No. 2T2 Prijs f 1.50 EEN GESLAAGDE „GENERALE" f Vroolijk spel voor de jeugd ■ in 3 bedrijven (het tweede in 2 tafereelen) door Steph. van Cuijh. EIDEB m ut li lyyyusiMDiK Een geslaagde „Generale'' Vroolijk spel voor de jeugd in 3 bedrijven (het tweede in 2 tafereelen) door Steph. van Cuijk. GERARD NIEÖLEN'S TOONEELFONDS „PIETER LANGEND1JK". HAARLEM. AUTEURSRECHT! Amateurs mogen dit spel éénmaal opvoeren na^ aankoop en betaling van 8 boekjes a f 1,50 per exOpvoering met minder boekjes, met geleende, gekregen, gehuurde of overgenomen exemplaren (ook al zgn deze nog niet voor opvoering gebruikt) isr in alle omstandigheden verboden. De kwitantie,, ofwel het giro- of postwissel-strookje, geldt als bewijs voor eerste opvoering. Een afzonderlijk opvoerbewjjs is dan niet noodig. Het recht voor de eerste opvoering vervalt, indien het stuk een jaarna aankoop der boekjes niet is opgevoerd. Opvoering met onbetaalde boekjes is verboden en dusstrafbaar. Voor elke her-opvoering, onverschillig waar en? onder welke omstandigheden, is een auteursrecht van f 7,50 verschuldigd, uiterlijk 4 dagen vóór deher-opvoering te voldoen aan het Int. Bureau voorAuteursrechten „Holland" te Alkmaar (adres: I.B.V.A. „Holland", Alkmaar) Na gebleken overtreding, met alle gevolgen, kan ons fonds in géén, geval bemiddelend optreden. GERABD NIELEN'S TOONEELFONDS „PIETER LANGENDIJK" - HAABLEM Basselaersplein 35 - Telefoon 16704 - Gko 78332 PERSONEN: -JAN ) KEES f broers, leeftijd varieert van 14—16 iaar WIM j HENK' \ KO ( vrienden-logé's van ongeveer THEO ) gelpG TEUN, leerling-tuinman. EDDY ) neven van Jan, Kees en Wim, 'TEDDY' 16 è 17 jaar. KAPPERSBEDIENDE. De handeling speelt zich af in de villa der ouders van Jan, Kees en Wim. Alle bedreven in de huiskamer. Achtergrond tuindeuren, links deur naar trappenhuis, rechts naar de eetkamer. EERSTE BEDRIJF Het is midden-zomer. Die kamer is versierd met eenige slingers van, groen of van gekleurd papier. De jongens zijn bijeen voor de generale repetitie van een tooneelstukje, dat ze zullen spelen, ter eere van Jans, dedienstbode, die haar zilveren dienst-jubileum viert- KAPPER — JAN — HENK — KO — THEO. (De kapper is steeds doende met opzetten van pruiken en afwerken van de grime. (De grime i& natuurlijk al van tevoren aangebracht). Jam, en Theo zijn al gekleed in de costüums voor de repetitie. Jan draagt een zwarte jurk, 'n wit schortje ter grootte van een flinke zakdoek, schoentjes met hooge hakken. Hij heeft 'n pruik op, waarin een reepje wit borduursel (mutsje). Theo draagt een helgroene rok en 'n vuuroode jumper, waarover een hardblauw schort, lichte kousen en roodbruine schoenen. Jan is juist door den kapper afgewerkt en staat op. Algemeene kreten van bewondering en bijval: „Keurig" - „Schitterend" - Emorm" „Knal".) Jan (loopt met snelle trippelpasjes rond): Hoe vinden jullie me zoo? Wie zal durven beweren, dat: ie ooit zóo'n kamerkatje heeft gezien! (staat voor de kapspiegel te draaien) Allemenschen, wat sta 'k er fijn op! Jammer, dat 't maar voor 'n uurtje is~ 5. Theo (gaat op de kapstoel zitten): En monren ■wéér voor 'n uurtje. tuigen t ja;n= J5 morgen op 't feest van onze ffoeie Jans! 25-jang jubilé „eens getrouwen dienstbo- Henk (rilt): Vreesehjk! Ko: O, hjj zegt gerust: „het gebroken hart eens meisjes of zooiets; dat is nou eenmaal 'n hobbv van Jan. J Theo (wordt reeds door de kapper bewerkt)Als ie ons tooneelstuk d'r maar niet mee verpest! Jan: Niks hoor! Dan bljjf ik wel in de plooi. /bewondert zich nog steeds) K o: Ken je je rol wel goed? Jan: Wat 'n vraag! We hebben pas zeven en zestig keer gerepeteerd! Ik ken 'm wel droomen, Ko: Ik zal je 's effe 'n examen afnemen. Jan: Begin maar waar je wil! Ko: Ik heb m'n piccolo-costuum nog wel niet -an, maar dat moet je d'r maar bedenken, (spreekt Jaant? man%erJ ComPliment van mevrouw, Jan: Wacht effe! Laat me eerst even de houding aannemen, die by deze scène past. la&hV De h°uding "eens luien kamerkats"! (ge- Jan (gaat in zeer luie houding in een stoel zitten): Ja, daar gaat ie. =6 Ko (toon als eerder): Complimenten van mevrouw, Jaantje en of je nu oogenblikkelijk de ontbijtboel komt afnemen. Mevrouw is woedend! Jan (bootst zoo goed mogelijk hooge vrouwestem na): Ze kan en mag zoo woedend zyn als ze zelf wil: ik kom niet! Ko: Maar kindlief, dan zal mevrouw je moeten ontslaan! Jan: Moet je zoo'n aap hooren! Kindlief! Zoo'n piccolo, zoo'n duvelstoejager, durft me daar „kindlief" te zeggen tegen 't eerste kamermeisje. K o: Daar gaat 't nu niet over. Kom je, of kom je niet? Jan: Ik kom niet. Ik staak. K o: Jy óók al? De chauffeur en de kok en de werkvrouw zitten óók al met hun armen over elkaar in de keuken! Theo: Niet waar! De werkvrouw zit bij de kapper! (gelach) K o: Hè nee, laat dat nou. Jan: Je moet ons niet storen, tweedehandsch werkster? Ga verder, Ko. Ko: Jij moet verder gaan. Jan: O, ja. (in z'n ról) Natuurlijk, jongen! 't Heele personeel staakt. We eischen hooger loon en een mensonwaardige behandeling. Ko: Mensonwaardige beha... o, dan staak ik mee! Jan: Ik weet niet of het partijbestuur ook kinderen als lid aanneemt. 7 Ko: Kinderen! Zeg es even, brutale kamerkat... Theo: Schei maar uit, hoor! Jullie kennen je rol op 'n prikkie. K o: Hè... nou kwam juist dat fyne rijtje scheldwoorden. Jan: Strop, hè? Zeg lui, 't is toch eigenlijk wel leuk, dat onze oma net vandaag 'n beetje ziek is geworden. Henk: Staat je netjes. Anderen: Nou! J a n: 't Is jullie oma toch niet? Ze is alleen maar van Kees, Wim en myn persoontje. Trouwens, wij kennen die ziekte-gevalletjes al langer hoor! Zoo eens in de drie maanden komt 'r 'n telefoontje, dat oma ernstig van plan is om dood te gaan, maar dat heeft ze nou met elkaar al 'n keer of zeven verteld. Henk: Jullie zijn 'r dus aan gewend. Jan: Wel ja, jö. Ik vind 't nou 'n leuk toevalletje, dat ze 't gisterenavond óók weer voelde aankomen. Ik mag 't wel, je zoo'n 24 uur lang „landzonder-regeering" voelen, vooral nou met die repetitie. Ken je de blommetjes nog es fyn buiten zetten! Ko: Je vergeet even, ventje, dat de tuinman met assistentie van Jans de regeering zoolang waarneemt. Jan: O, dat geeft niks. Jans, als zjjnde het feestvarken, hebben we naar 'n zieke vriendin gestuurd met 'n mand vol lekkers. 8 Henk: Die schijnt dus te begrijpen, dat ze zich, één dag vóór d'r jubilé zoo weinig mogelnk moet laten zien. Jan: Reken maar! Eo: En de tuinman! Jan: O, die is zoo koest als wat. Veel te bljj, dat Teun mag meedoen in ons tooneelstuk. Henk: Ik snap 't wel! D)e drie gebroeders voelen zich vandaag zoo vrij, alsof er geen ouderüjk gezag bestond. Ko: Jongens, kjjk Theo d'r es uit zien! Om te brullen! (luid gelach als Theo van de stoel opstaat) Jan: Precies de bazin van een oliebollentheater! (gelach) Kapper (tot Theo): Is 't zóó naar genoegen! Theo: Enorm! (gaat met de handen in de zijde staa/ru) „Azze wy geen hooger loon krjjgen, scheie we d'r uit, mefrau. Denk u, dat we ons nog. langer laten uitzuigen door zoo'n mefrau van de kouwe grond", (applaus) Henk: Kapper, krqg ik óók zoo'n opknapoertje! K o: Ik wil óók wel 'n beetje in de verf gezet worden. Kapper: Ik heb alleen nog de rol van ouwe dienstbode op m'n lijstje staan. Stemmen: Ja, da's Kees! Jan: Die komt zoo meteen wel. Kapper: Voor de overige rollen is alleen wat 9 tooneelkleur noodig en die heb ik al de medespelenden al gegeven. K/o: Jammer! Henk: Doodzonde! Ken ik jouw rol niet overnemen, Theo! Theo: Zou je willen, (deftig) Bovendien ben ik al heelemaal ingesteld op de vertolking van de werkvrouw. Henk (óók deftig): O, jae, da's waer, zeg. Ik ben eigenlijk wel blij, dat ik voor m'n koksrol geen snor of baard noodig heb, want da's zoo'n rot... eh... pgevoel. Jan: Nou, óf 't, jö! Henk: Heb ik laatst met 't feest van den rector van genoten! Ko: Maar dat was noodig! Hoe kan je nou 'n rol van rooverhoofdman spelen met zoo'n kinderachtig melkmuiltje als jij hebt! (gelach) Henk: Als je niet oppast, rjjg ik je an m'n koksmes! (voetstappen) Jan: Daar heb je Wim en Kees met de rest van de rommel. WIM — KEES (van links) (Wim draagt 'n stapeltje kleeren, n.l. een chauffeurspak voor zichzelf, een kokstenue voor Henk en een piccolo-pakje voor Ko. Kees heeft de dienstbode-jurk al aan; hij draagt 'n flink wit schort en heeft de muts in de hand. Ze worden met gejuich en gelach ontvangen) 10 Kees: Hallo! Wim: Hier Henk, dit is voor jou... en dat is voor Kb! Kees (kijkend naar Jan en Theo): Wat zien jullie d'r geweldig uit, jongens! Wim: Om te stelen! Dat wordt morgen vast 'n succesnummer. Theo: Vandaag al! Jan: Ik bhjf de heele dag zoo rondloopen. Laat je je pruik opzetten, Kees? Kees (niet onvriendelijk): Daar hoef jij me niet aan te herinneren, baasje! Jan: Nou ja, maar ik wil graag opschieten. (Wim, Henk en Ko zijn inmiddels reeds begonnen met de meegebrachte kleeren, over hum andere plunje heen, aan te trekken. Bij hun costuums zijn natuurlijk ook de passende hoofddeksels en voor Wim 'n paar beenkappen) Kees: Op mij zullen jullie niet behoeven te wachten, hoor! (de kapper behandelt hem vlug en zet ook de muts op) Henk: Jongens, hoe vinden jullie m'n muts? (zetstn hooge koksmuts op) Jammer dat ie zoo klein is uitgevallen! K o: Wat 'n gevaarte! Jan: 't Lykt wel 'n schoorsteen! Wim (spottend): 'n Witte schoorsteen? Ko: Moet je daar mijn prutspetje by zien. (zet H op) 11 Henk: Jö, dat mot niet zoo stjjf rechtop op je kop staan! Jan: Nee, zoo'n petje moet ergens aan 'n puntje van je kruin hangen. Zoo! (geeft 'r 'n tik tegen) Wim: Ja, zóó is ie goeie! Aan zoo'n chauffeurspakkie is niet veel zwierigs, hè? Kees: Je hebt hemel en aarde bewogen om die rol te krijgen. Wim: Ik klaag niet, ik klaag niet! Zie 'k er nog al kranig uit? Henk (geeft Ko 'n duw van verstandhouding) z .Eigenlijk mankeert 'r wat an, Wim. Wim: Wat dan? Henk: Zien jullie 't niet, jongens? K o: Ja, ik zie wat je bedoelt, of liever: ik zie 't niét! D'r hoort 'n flinke knevel hg! (lol; stemmen? ja, ja, 'h snor moet je hebben, Wim!) Wim: Laat jjj voor mijn part je heele snoet vol snorren plakken, als ik maar niet hoef! (luid ge-* lach; Wim moet al gekapt zijn. Hij heeft 'n roode pruik en bijpassende wenkbrauwen) Ja, ik had al lang in de gaten, dat jullie me op de kast wouen jagen. Henk: Je zat 'r al op, joggie! Wim: Niks hoor! Kees: Ziezoo, ik ben klaar! (Kapper pakt in} Jan: Precies onze Jans! Kees: Goed, of niet? 12 Stemmen: Reuze! Enorm! Knal! Kees: Nou jongens, nou gaan we serieus repeteeren. Geen gelach of gepraat tijdens de repetities en wie de hoel in de war schopt gaat de laan uit. Denk er om: morgen is het de groote dag van de opvoering, ten overstaan van de burgemeester, de notaris, de dokter en 'n groote- schaar notabelen van ons dorp. Er hangt dus veel van deze repetitie ■af. (haalt 'n papier te voorschijn) Moeten jullie luisteren, ik heb 'n soort programma opgesteld. Feestprogramma ter eere van het zilveren jubilé van Jans van Galen. Opvoering van het bhjspel, .getiteld: „Het personeel staakt", ten tooneele gebracht door de navolgende beroerd... eh... beroemdheden: (gejoel en dan geroep: stilte) Jan, in de rol van Jaantje, het kamermeisje. (Jan buigt) Wim, in de rol van Willems, de chauffeur. (Wim buigt) Henk, in de rol van Henri, de kok. (Henk buigt) Kb, in de rol van piccolo. (Ko buigt) Theo, ïn de rol van Theodora, de werkvrouw. (Theo buigt) Kees, in de rol van Kee, de keukenmeid. Jan: Nou, buig dan! (Kees doet 't) Kees: Hoe vinden jullie 't? Stemmen: Keurig! Mooi! Heük: Geef je dat aan Jans? Kees: Dit niet. Ik sehrjjf 't vanavond over op 'n prachtig vel vol zilveren bloemen! Jan: Wat zal die Jans 'n oogen opzetten! Wim: Nou, óf ze! Kees: Maar nou beginnen we. Vooruit, allemaal van 't tooneel af! 13 Jan: Mot je hèm hoor en: tooneel! (gelach) Kees: Stilte! Geen insubordinatie asjeblieft! Kapper (lachend): Ik geloof dat ik nu wel kan gaan. Kees: Tot morgen dan, kapper en wel bedanktKapper: Past u goed op de pruiken. Kees: Dat komt in orde. Kapper: Dag jongelui, (groeten; af langs middendeur) Kees: Nou jongens, gaan jullie nou in de eetkamer, (wijst een hoek van de kamer aan) Dit is ons tooneel, dat weten jullie. (verzet nog even vlug 'n paar stoelen) Ik ben óp, dus... Jan: Dus gaan wg af! (gelach) Ko: Hou die gewaagde opmerkingen voor je, Jantje. Krees: Toe, duvelen jullie nou op en laat iedereen goed op z'n wachtwoord letten, (de optocht verdwijnt langs de zijdeur rechts. Kees gaat z'n rot spelen, doet alsof hij enkele meubelen afwrijft en zegt daarbij) Schandelik, zooas de lui je hier behandelen. Van de vroege morgen tot de late avond sjouwen, altijd voor d'r lui klaar staan en nóg stank voor dank. TEUN. (komt op langs hoofdingang; ziet Kees op z'n. rug en zegt): Teun: Hé, Jans, ben je toch thuis! Ik dacht dat je weg was. D'r zyn hier 'n paar jongeheertjes.. 14 die... (Kees draait zich om) Hè? D... dat is Jans niet. Kees (met vrouwestem): Nee, maar wie dan wel? Teun: Ik... ik weet niet, (ineens herkent hij Kees) Nee maar, verr... (slikt „verrek" half in) • Nou zie 'k 't pas goed, 't is Kees! Kees: Hy is goed, hè? Teun: 't Is prachtig! Jan (op door zijdeur): Nou, hoe zit 't, hooren we nog wat? Teun: Daar heb je warempel Jan! Hy is reuze! Jan: Kom je ook mee repeteeren? Teun: Ik zou best willen, maar ik denk niet, dat ik weg kan. Misschien strakkies, mjjn rolletje komt toch pas an 't end. Jullie zien 'r piekfijn uit, hoor. Wat zal dat inslaan. Kees: Alle joden, goed dat jullie 't er over hebben, ik heb vergeten je op 't feestprogramma te vermelden. Teun: O, dat hoeft niet. Kees: Wis en waarachtig hoeft dat wel I Ik zal'r vanavond om denken. Maar wat zei je nou eigenlijk, zijn er twee jongeheertjes? Teun: Ja, ze zeggen dat ze van de familie zijn.. Ze zjjn^op "o fietstocht en komme uit den Haag. Zevertelden zooiets van 'n kapotte fiets en dat dereparatie ïxrd tot vanavond laat of morgenvroeg: ian duren. IS Kees: En nou willen ze zeker hier bhjven. Es kijken... uit den Haag? Jan: Dan moeten 't Eddy en Teddy zjjn van oom Richard en tante Constance. Kjees: Zou 't heusch? Ja, we hebben geen andere familie in den Haag. Ik ken die knullen amper. Jan: En ik alleen van hoor en zeggen. Kees: Ik geloof, da'k es met vader en moeder by hun ben geweest toen 'k n jaar of vgf was;toen vond ik 't 'n paar engerds. Teun: 't Zyn nou óók nog geen aardige knullen om zoo te zien. Ze deeë zoo uit de hoogte. Die •eene zee: „Zag tuinman, ga ons eens bg de familie aandienen". Kjees (lacht): En wat zei jij? T e u n: Ik zee dat mevrouw en meneer niet thuis waren en da'k wel es zou gaan kijken of ik iemand kon vinden. Kees: Je hebt dus nog niet gezegd dat wij thuis zijn? Teun: Nee, nee... dat heb ik niet gezegd. Kees: Dan kunnen we die lastposten misschien nog afpoeieren. Jan: Maar vader en moeder hebben gezegd, dat we „eventueele" — hm! — bezoekers netjes moesten ontvangen. Kees: Ja, maar of dat nou op hun slaat.... Zeg, Jan, licht jij de jongens even in. Vertel ze maar waarom de repetitie even uitgesteld wordt. 16 Jan: Oké! (gaat weg door zijdeur) Kees: Nóu, dan moeten ze maar even binnenkomen, maar ik heb geen zin, om m'n ware gedaante aan te nemen, de repetitie is me meer waard dan dat stél neven. Teun: Je legt 't hun even uit, waarom je d'r zoo vreemd uitziet. Kees: Ja, vooruit maar. (Eddy en Teddy worden zichtbaar. Het zijn 'n paar echte fatten, m stijve sportpakken gekleed. Ze hebben zeer „gemaakte" manieren en spreken geaffecteerd. Ze hebben ieder een fiets-bagage-tasch bij zich) EDDY — TEDDY. Eddy (nog niet binnen): Die dienstbode is blijkbaar al even boersch en onbeleefd als de tuinknecht, (komen binnen) Teddy: Zag, dienstbode, is het hier gebruikelijk de bezoekers in de tuin te laten wachten? (Stilte; Kees overweegt blijkbaar hoe hij hierop zal reageeren. Hoewel niet onbeschoft, bekijkt Teun het tweetal met het medelijden — bijna minachting —' dat een gebruinde, gezonde buitenjongen heeft voor een paar bleékneuzige stadsheertjes) Eddy: Ze sclüjnt met stomheid geslagen. (gooit z'n bagage in 'n hoek) Teddy: Zag, meid, kun je geen antwoord geven? (doei als Eddy) Kees: By ons is het geen gewoonte het personeel met „dienstbode" of „meid" aan te spreken. Eea geslaagde „Generale" 17 Zooals u weet is de familie niet thuis, dus begrijpt u wel, dat uw bezoek ons even in verlegenheid bracht. Eddy: Zoo... eh... juist ja... We hebben pech met een van onze fietsen, anders zouden we wel onmiddellijk verder gaan. Teddy: Precies. We hebben nu juist niet zoo'n geweldige belangstelling voor onze... eh... „landelijke" familieleden. Kees: Dat kan ik begrijpen van menschen uit het deftige Haagje, maar daar mevrouw en meneer er op staan, dat bezoekers, óók al is de familie afwezig, op de bij ons gebruikelijke gastvrije manier worden ontvangen, kunt u vandaag hier blijven. Dat u werkelijk van de familie bent zal ik dan maar op uw zeggen gelooven. Eddy (spottend): Wel bedankt voor het geschonken vertrouwen. Teddy: Ja, ik dank je ook, zag! Eddy: Wat ik verder zeggen wou, dienstb... eh... hoe moet ik je eigenlijk noemen! Kees: O, ze noemen me hier gewoon Kee. (Teum heeft lol) Eddy: Goed. Nu, Kee, zou je ons dan even ergens kunnen brengen waar we ons wat kunnen restaureer en! Kees: Bedoelt u: 'n beetje opknappen! Eddy: Ja, dat bedoel ik, zag. Kees: O, dan begrijp ik u. Teun, jy bent hier toch, wil jij de jongeheeren effe naar de groote logeerkamer brengen! 18 Teun: Ja hoor! Loop me maar achterna. Eddy: Zeg es even...! K] e e s: Denk er om Teun, wij blijven altijd beleefd. Teddy: Ik heb toch liever niet, dat je ons met. „jongeheéren" aanduidt. Kees: Zegt u dan maar hoe u 't hebben wil. Eddy: Mnn naam is... eh... Eddy — meneer Eddy. Teddy: En ik ben meneer Teddy. (Teun moet een proestlach onderdrukken) Kees: Teun! Ejddy (tot Teddy): Je kunt met geld toch geen „standing" koopen, hè? Teddy: Dat is me nog nooit zoo duidehjk geweest. Maar komaan, voor één dagje... Kees: Wijs de heeren Eddy en Teddy nu even de weg, Teun. (opent de zijdeur tegenover de eetkamer) Teun: Wilt u maar volgent (loopt al weg) Kees: Wijs ook even de badkamer. Eddy: Hemel, hebben jullie 'n badkamer! Teddy: Ik dacht niet dat je die in zoo'n negorij* zou aantreffen. Teun /'w de deuropening): O, ze benne hier erg voor de vooruitgang. D'r zyn hier al menschen diehun tanden poetsen en hun haar kammen! (af) 1* Eddy en Teddy (vólgen Teun, luid en aanstellerig lachend om de laatste gesegden). Eddy: Kostelijk! Teddy: Dat moet ik in m'n dagboek aanteeke.nen! (beiden af) Kees: Da's nou mijn bedoeling ook, kwasten! We zullen daar es 'n kostelijke mop mee beleven. (gooit de deur van de eetkamer open en fluit op z'n vingers) Jongens! Kom es bier! (Jan, Wim, Theo, Henk en K\o komen op) Jongens, de repetitie .gaat niet door! Stemmen: Hè? Wat? Waarom niet? Kees: We doen iets, wat veel beter is: we gaan vandaag al 'n tooneelstuk spelen! Stemmen: Voor wie? Zoo ineens maar? Welk tooneelstuk? Hees: Hoe 't stuk wordt, zal van de omstandigheden afhangen, maar als 't 'n beetje wil, krijgen jullie allemaal 'n flinke rol. Theo: Leg ons dat es uit, Kees. Stemmen: Ja, vertel op! We zijn nieuwsgierig! Kees: Jan heeft jullie zeker al iets van het bezoek verteld, niet? Theo: Ja. Hy' zei dat 'r 'n paar reuze-kwasten -zgn komen opdagen, (gelach) Wim: Zig'n 't heusch Eddy en Teddy? Kees: Ja, hoor! 't Is wel lang geleden, maar ik -herkende ze toch direct. Ze zijn nóg erger dan ik me had durven voorstellen. 20 Wim: Maar ze hebben jou natuurlijk niet herkend. Kees: Natuurlijk niet. Ze houden me zelfs voor de dienstbode! (lol) Theoi Is 't heusch? Hoe is 't mogelijk1? Ik geef toe, de grimeering, de kleeding en zoo... 't is allemaal heel goed, best zelfs, maar dat ze niet ziendat 't namaak is, vind ik toch heel sterk. Kees: Jy vergeet, dat die twee geen secondeaan bedrog denken! Stemmen: Ja, dat is zoo! Ko: Daar moet je rekening mee houwe, Theo! Theo: Toegegeven. Maar stel ons nu verder opde hoogte van je lugubere voornemens. Kees: Goed. Komt allen dicht om my heen! Dit mag slechts gefluisterd worden. Nu luistert allen goed, dit is een samenzwering! (leuk tooneeltje van dicht bij elkaar gestoken koppen) Jan: Ik ben nog nooit „lid eens samenzwerings" geweest! {onderdrukt gelach) Kees: Stilte! Wy zullen onze beide bezoekers uit het Haagje niet alleen één valsche dienstbode voorzetten, maar een heel legertje van valsch personeel! Stemmen: Fyn! Heerlijk! Kees: Dit is de mooiste vorm van generale repetitie, want degene die zichzelf en daardoor ons allen, door onvolmaakt comediespel verraadt... Stemmen: Foei! Foei! (gelach) 21 Kees: Stilte!... die zal gestraft worden met... Jan (heel zacht): De kogel... Kees: Stilte!... die zal gestraft worden met «een boete van honderd... K o (zacht): ... stokslagen. Kees: Stilte! ...met een boete van honderd ci.garetten! Allen: Hoera! Kees: Stilte! Wjj zullen onze gasten in dit vertrek installeeren en van hun gedrag en houding -zal het afhangen of ze volgens de regels van het huis, dat is goed, óf slecht bediend zullen worden. Tbor elke beleediging van onze ouders, ons zelf, of de huisehjke toestanden, krijgen ze 'n stevige pil terug. Jan: Het zal me 'n waar genoegen zijn, die -apen eens heerlijk te judassen! Kees: Stilte! Ik geloof, dat ze al terugkomen. Allemaal weer terug naar de eetkamer! Ik zal hen weer ontvangen. Theo: Zou je niet ineens het heele personeel aan hun voorstellen? Kees: Lykt me te gewaagd... nee, nee, dan loopt 't teveel in de gaten. Laat ons het bedrog lepel na lepel toedienen! Ja, ze zijn 't! Vlug! (ze stuiven weg; Kees gaat staan bij 'de achteringang, ■zoodat E. en T. hem niet direct opmerken) EDDY — TEDDY. Eddy: 't Is mn" werkehjk 'n raadsel hoe die vulgaire lui aan zulk 'n smaakvol ingericht huis ïomen. 22 Teddy: Nu ja, dat er geld zit wist ik wel. Ze zijn rijk geworden door 'n handel in (trekt vies gezicht) varkensvoeder, kunstmest en dergelijke dingen. Eddy: Bah, maak me niet onpasselijk, zag. Wat je daar zei wist ik wel zoo ongeveer, maar met geld koop je toch geen goede smaak. Teddy: Maar je kunt er wel 'n first class firma voor woninginrichting mee betalen. Eddy: Ja, dat zal 't zijn. Teddy: Ze zijn vreeseüjk ordinair, heb ik paps meerdere malen hooren zeggen. Eddy: Ik vraag me af, hoe wij eigenlijk aan dergelijke familieleden komen. Teddy: Ach, in elke aristocratische familie vind je wel eens 'n gedegenereerde tak, zag! Kees (komt naar voren; doet monter): Ziezoo, waarmee kan ik de heeren nou es van dienst zijn? Eddy (schrikt): Hallo, hé, was jij daar, zag? Kees: Ik was even in de tuin, meneer Eddy. Teddy: Tja... van dienst zijn, zeg je? Misschien heb je wel iets voor ons te eten, wat? Eddy: Dat is, dunkt me, een al te optimistische veronderstelling, Teddy. Ze zullen zich hier waarschijnlijk voeden met spijzen die wij gewoonlijk voor onze honden laten bereiden. Teddy: Ja, wat hèb je al zoo, zag? Kees: Dat moet ik eerst aan de kok vragen. Eddy: Hè? 'n Kok!! Hebben jullie hiér 'n kok? 23 O, ik snap 't. 't Is natuurlijk 'n stalknecht, die toevallig die functie in militairen dienst heeft vervuld, (beiden lachen luid blatend om dese mop) Kjees: Dat zou u kunnen afwachten. Eddy: Nou, laat dat wonder dan maar es hier komen, zag. Teddy: Zeg, Kee, wat beteekenen eigenlijk die prullen die hier in de kamer zijn opgehangen? Eddy: Ja, daar heb ik me óók al over verbaasd. Kees: DSat is 'n versiering ter eere van een jubilé, dat morgen gevierd wordt. Teddy: Werkehjk 'n grandioze versiering! Wat is dat voor 'n jubilé? Kees: Och... dat zeg ik liever niet. (doet verlegen) E dd y: O, ik snap 't al, zag! 't Is natuurlijk ter eere van haarzelf. Teddy: Is dat zoo? Kees: Ja... ik ben hier 25 jaar... 't is 'n aardigheidje. .. E d d y: Ik heb nog maar zelden zoo'n primitieve, boersche versiering gezien. Teddy: Ja, kolossale prullenboel! Kee: We letten hier meer op de goeie bedoeling. Teddy: Ja, ja, laat nu die kok maar komen. (Kees af) Eddy: Ik ben nieuwsgierig naar dat eten! 24 Teddy: Ik snap niet wat dat ordinaire volk met 'n kok moet doen. Eddy: O, dat zie je veel by 'n parvenu. Die lui willen alles hebben, wat ze bn' menschen van onze stand zien. Teddy: De ouwe mocht willen, dat hij 'r 'n kok op na kon houden. E d d y (zuchtend): Wy zijn helaas aristocraten zonder vermogen. KO (komt vlug en parmantig op) K'o: Zeg, d'r is 'n boodschap van de rijwielhersteller Jorissen en... Eddy: Hè? Wie ben jij? K o: Ik ben Ko, de piccolo, oftewel manusje van alles. Teddy: Ben jij hier by de familie in dienst? Ko: Natuurlyk! Wat 'n idiote vraag, (de handen in de zakken) Teddy: Zeg es even... K o: Ik kóm juist om wat te zeggen, maar je laat 'n mensch niet behoorlijk aan 't woord komen. Teddy: Wjj zyn niet gewend om zoo brutaal te worden aangesproken en stellig niet door een der jongste en onbelangrijkste bedienden! K o: Nogal logisch. By dat kale zoodje van jullie hebben ze natuurlyk geen piccolo, (mompelt in zichzelf) Ziezoo, dat heb je alvast in ruil voor „ordinair", „vulgair" en „parvenu"! 25 Eddy (na eenige oogenblikken van zwijgende ergernis): Wil je wel es zwijgen! Ik zal me beklagen by je patroon! K o: Mijn 'n zorg! De baas komt morgen pas terug en dan zyn jullie al lang opgehoepeld. Eddy: Ga oogenblikkelyk weg!. Kjo: En ik heb nog niet eens m'n boodschap gedaan. De fietsenmaker wil vyf piek voorschot hebben. Teddy: Voorschot? Waarop? Waarvoor? Kjo: Voor z'n werk, natuurlyk. Hy' moet 'n heel nieuw frame uit de stad laten halen en dat kost tien piek. Teddy: Tien, wat? Ko: Tien piek, pop, pietermannen, pegels! E;ddy: Hy bedoelt natuurlyk guldens. Ko: Ja, zoo kan je 't óók noemen. Teddy: Ik geloof 'r niets van! Kjo: Ik sta jullie niet voor te liegen. Eddy: Ik verbied je nog langer hier te blyven en ons zoo brutaal toe te spreken. K or Dus de fiets dan maar niet laten maken? My' best, hoor! (wil heengaan) Teddy: Wachten! (Ko loopt door) Eh... piccolo. .. wacht nog es even. K o: O, dat klinkt al vriendelyker. Asjeblieft kan er zeker niet op overschieten. 26 Teddy: Is die man werkelijk aan de deur? Ko: Ga kijken, als je 't niet gelooft. Of wil ik 'm hier laten komen? Teddy: Nee, nee, nee, laat maar. (zacht tot E.) Hoe moeten we daar mee aan, zag. Tien gulden... 't is geen kleinigheid. (Ko luistert ingespannen) Eddy: Tja... hoeveel heb jy' nog? Teddy: Nog 'n gulden of zes. Eddy: Ik ook. Teddy: We kunnen toch niet met twee gulden reisgeld verder gaan. Eddy: We zullen die ouwe om aanvulling moeten schrijven. Teddy: Ja, dan zul je wat hooren! Eddy: Toch zal 't moeten. We schrijven 'm natuurlijk dat we pech gehad hebben. Teddy: Dat brengt hèm geen geld in kas. KJ o (luid protserig): As jullie van je pappie niet genoeg mee gekregen hebben, kan je van m" wel 'n tientje leenen, hoor! Eddy: Ohbesch... Teddy (direct er boven op; sissend): Stil! (tot Ko, zoo onbevangen mogelijk) Ja, zeg, dat is 'n idee. Betaal die man dan eerst maar z'n vyf pop... of geef hem het heele bedrag maar ineens, dan is dat afgedaan. We kunnen natuurlyk onderweg geld opnemen en restitueeren je dan het voorschot. Vind je ook niet, Eddy? Eddy: Ja, laat die jongen 't maar even voor- 27 schieten. Hg krijgt 't dan van ons of van papa wel terug. Kjo: O, ik krijg 't wel van m'n baas, hoor! Die hoeft niet op 'n tientje te Irijken! Als ik dat niet wist, deed ik 't niet eens! (wegloopend) Zoo'n stelletje kale opscheppers is meestal nog niet goed voor 'n dubbeltje! (af) Eddy: Die jongen is vreeselijk! Je had je niet zóó moeten vernederen. Teddy: En dan ons vacantie-reisje onderbreken! Ik vind 't juist 'n prachtoplossing, die parvenu's er voor te laten opdraaien. Eddy: Eigenhjk heb je wel gelijk. Waarvoor hebben ze anders hun geld. HENK (met alle airs van een volleerden hok) s Henk (heeft 'n blaadje met enkele notities bij zich): Tot uw dienst, heeren. Eddy: O, de kok. Kom je ons een menu voorstellen! Henk: Ja, heeren. Ik veronderstel, dat u zoo gauw mogelyk iets wilt gebruiken. Teddy: Ja, de fietstocht heeft ons wel hongerig gemaakt. Henk: Ja, de moeilijkheid is natuurlijk, dat de lunchtijd al voorbij is en het nog te vroeg is voor het diner. Daarom heb ik geprobeerd uit de voorradige ingrédiënten een licht dejeuner-dinatoir samen te stellen, dat binnen 'n kwartiertje kan worden opgediend. 28 Eddy: Da's 'n zeer goed idee. Laat maar es hooren. Henk: Als voorgerecht zou ik u een zalm-salade met mayonaise willen voorstellen. Teddy: Best zeg, heel goed. (E. en T. laten duidelijk hun verbazing en tevredenheid blijken) Henk: Daarna 'n bordje heldere tomatensoep. Eddy: Uitstekend. Henk: Voor tusschengerecht kunt u keus maken uit coteletten van ossetong of 'n garnalenragout. Teddy: Hm... n-ja... wat denk jy, Eddy? Eddy: Ik stel voor de garnalenragout te kiezen. Teddy: Ja, goed, dat dan maar. Henk: Voor 'n zwaar vleesch-gerecht is de tyd van de dag ongeschikt, maar misschien zou u met 7n paar gebraden kuikens kunnen volstaan. Eddy (welwillend): Ja... ja, dat kan wel, zag. Henk: Ik zal daar dan 'n peren-compote bjj laten opdienen. Voor dessert zal u moeten volstaan met 'n ommelet en fruit. Is dat zoo naar uw genoegen? Teddy: Ja, ja, uitstekend, zag. Ik moet eerlijk toegeven, dat ik hier niet zoo'n goed geoutilleerde keuken verwacht had. Henk: O, 't spijt me, dat ik niets beters kan voorzetten, maar de onverwachte opdracht... Teddy: O, geen excuses, zag! 't Is meer dan we verwacht hadden. 29 Eddy: 't Is zelfs bijna in de stijl die we gewend zyn. Henk: Ik zal zoo spoedig mogelijk m'n maatregelen nemen, (buigt) Heeren. (af) Eddy: Hoe vind je zooiets? Teddy (proest): Die stijl, die we gewend zijn was heel goed, steen-goed zelfs. Eddy: Waarom zou je die lui niet in die waan laten? JAN (op met blad, waarop benoodigdheden om de tafel te dekken) Jan: Die Kee lijkt wel gek! Op thee-tijd n diner opdienen! Bespottelijk! Denkt zeker, dat ik niks anders te doen heb. (met woeste gebaren taf ellaken uitklappen en neerleggen) En al die flauwe poespas 1 Voor 'n paar jongens! Waanzin! E d d y: Zeg, meisje, wil je je gemak wel es houden in 't bijzyn van de gasten! Jan: Gasten? Pfff! Zoo'n paar snotneuzen, die nog nooit iemand gezien heeft! Teddy: Ik verzoek je niet op die manier over ons te spreken. Jan: Myn 'n zorg! Verzoek maar, hoor! Moet je warempel nog 't goeie servies voor uithalen! En dat allemaal met zoo'n razènde kiespijn! En Jaantje kan maar dienen en alles afwasschen voor „lau"! Als 't nou nog 'n paar gasten waren dio flink afschoven, was 't nog wat, maar zoon stelletje kale jakhalzen! 30 Eddy: Zeg meid, wat verbeeld jij je wel? Denk je dat je hier maar kan zeggen wat je wil? Jan: Wie zal me dat beletten? (grijpt naar haar wamg) Heeregrutten, daar heb je weer zoo'n judaskneep! Teddy: We zullen 'n klacht over je indienen bij je patroon! Jan: Ha! Over de piccolo óók al, hè? Moet je de „kapsones" meemaken van zoo'n stelletje uilskuikens! Edd^: Meid!! Je hoéft ons niet te bedienen. Ik zal wel aan Kee vragen, of zij 't wil doen. Jan: Ach kom, maak met nüjn nou de kachel niet an! Teddy: Wat? Jan: Meneer of mevrouw zullen daar klachten gaan afwachten van 'n paar kinderen! Om je 'n kacheltje te lachen! Au! Daar krijg ik weer zoo'n steek van m'n kop tot an m'n teenen! Nou, ga 't maar aan Kee vragen, hoor! Je kan door de tuin in de keuken komen; daar is ze. (af) Teddy: Bat personeel hier. is verschrikkelijk slecht gedresseerd. Eddy: Afgrijselijk! Teddy: Echte boerenkaffers, hoor! Kom, we gaan naar de dienstbode; ik wil die kamerkat niet meer zien! Eddy: Ja, ik ga mee. (samen af in de tuin. Stem Eddy: „Kijk, daar loopt ze in de tuin! Kee! Kee! Luister es even, zag!") 31 JAN — WIM — HENK — KO — THEO. (komen joelend op. Ze hebben geweldig plezier en kijken 't tweetal in de tuin, na) Jan: Ja, Kees wacht hun af, hoor! Wim: Wat 'n stel gekken! Henk: Echte vlegels. Ko: Ongenietbare opscheppers! Theo (tot Henk): Ik lachte me 'n hoedje, toen ju' dat menu stond op te lepelen. Je deed 't eenig! Jan: Net echt! K o: Hoe kwam je toch zoo gauw aan al die namen van lekker eten? Henk: Met Kees samen even gauw uit 'n kookboek overgeschreven! (gejoel) Stil! Laat ze 't niet hooren! Theo: Maar Jan en Ko waren óók goed op dreef, zeg! Jan: Je moet geen „zeg" zeggen, maar „zag" zagen! (pret) Henk: Ja, dat was ook dik in orde. Wim: Ik zou alleen wel es willen weten of ik nog 'n rol krijg. Theo: En ik dan? Ik heb óók alleen nog maar voor spek en boonen meegedaan. Henk: Maar jullie hebt 'r toch óók de lol van gehad, (toestemming) En ze moeten immers de 32 heele dag blijven, er komt voor jullie óók nog wel 1n gelegenheid, hoor! Jan (vlug naar de Puin-ingang): Zeg, we vergeten bijna op te letten. Ze komen terug! Ze komen terug! Henk: Weg, jongens! (de bende stuift weer de eetkamer binnen) EDDY — TEDDY. Eddy: Met die Kee is gelukkig te redeneeren. Teddy: Ja, die is nogal fatsoenlijk. Ze schijnt alleen over de rest weinig of niets te zeggen te hebben. KEES (komt op met een schaal, waarop een soort gerecht, dat geheel met een witte pap (mayonaise) bedekt is. Aan de tuindeuren ziet men successievelijk op voorzichtige en geruischlooze wijze de hoofden der anderen — ook van Teun — verschijnen) Kees: Alstublieft, heeren. (Eddy en Teddy zetten zich aan tafel en bedienen zich vlug. Kees gaat op eenige afstand staan) Eddy: Smakelijk, zag. Teddy: Insgelijks, zag. (proeven ongeveer tegelijk) Eddy: Bah! Wat is dat voor rommel? Teddy: Afschuwelijk! (rommelt even met een lepel in de schaal) Maar dat zijn niets dan gewone, kouwe aardappelen! Een geslaagde „Generale" 33 Kees (ormoozel): Hadt u dan iets anders bedoeld? Eddy: Dat is werkelijk ergerlijk! Teddy: 'n Schandelijke behandeling! (Aan de tuindeuren een onderdrukte proestlach. Eddy en Teddy kijken ietwat aarzelend om. Als bij tooverslag zijn de hoofden verdwenen). 34 TWEEDE BEDRIJF Eerste tafereel Tooneel als in I. Het is avond, de tuindeuren afgesloten en de gordijnen dichtgeschoven. Dit bedrijf is verdeeld in 2 tafereelen. Eddy en Teddy bevinden zich in de kamer ea vervelen zich gruwelijk. EDDY — TEDDY E d d y (staat na eenige oogenblikken op enstampvoet. Hij gaat tusschenS de gordijnen door naar buiten gluren): Wat 'n vervloekte pech, dat we door dat vreeselijke weer gedwongen worden te büjven. Teddy: Je kunt 't niet erger vinden dan ik, zag. Ik zou óók 't liefst oogenblikkehjk die heele onbeschofte bende de rug hebben toegekeerd. Foei, wat 'n behandeling. Eddy: Ik zal de ouwe 'n brief laten schrijven, die op pooten staat, hoor! Ze zullen d'r van lusteny die kinkels. Teddy: Maar wat moeten we nu? Eddy: Ik weet 't niet! 't Is op 't oogenblik droog, maar je kan aan de lucht ^vel zien, dat ernog meer regen moet komen. Bovendien kunnen we toch niet in 't holle van de nacht door die negorijen gaan fietsen! Er is nergens verlichting, of 3S in ieder geval zóó beroerd, dat je 'r toch niets aan hebt. Teddy: Ik heb 'r geen bezwaar tegen hier te overnachten, de logeerkamers zijn heel goed, maar ik vind 't vreeseHjk zooiets aan dat plebs te moeten vragen. Eddy: Er zal toch niets anders opzitten. Ik zal 't aan Kee vragen, die is tenminste nog 'n beetje menschelijk. Teddy: Welnee, comedie! Ik geloof, dat ze innerlijk net zooveel plezier heeft in die plagerijen -als de rest. Eddy: 't Zal toch moeten. We kunnen hier eenvoudig niet meer vandaan. Ik bel om Kee. (belt) Teddy: Zag, heb jij nog 'n broodje voor me? Eddy: Wat 'n vraag! Je weet evengoed als ik, «dat die bakker niet meer dan vier broodjes in voorraad had en die hebben we opgegeten. Teddy: Ik heb nog zoo'n honger. Eddy: Waag 't niet om eten te vragen, hoor! Je hebt toch hoop ik nog eergevoel? Teddy: Natuurlijk, maar óók honger. Eddy: Je moet tot morgenochtend vasten, er zit niets anders op. KEES Kees: Hebt u me noodig? Teddy fop hooge toon): Ja! We wenschen hier te overnachten! 36 Kees: Overnachten? Hier big ven? Teddy: Ja. Ik spreek toch geen Spaansch! Nade afschuwelijke behandeling, die we hier als leden, van de familie — en ik mag wel zeggen: de meest vooraanstaande leden dier familie — hebben moeten ondervinden, zouden we 't liefst oogenblikkelijjk zijn vertrokken, om hier nooit meer terug te keeren, zoo 't noodweer ons dat niet had belet. In plaats van het tot een eer te rekenen, dat wy, die de aristocratische tak van de familie vertegenwoordigen, ons wilden vernederen door hier eenigeuren gastvrijheid te vragen, zijn we hier behandeld als 'n paar vagebonden. Kees: Het personeel hier bestaat uit eenvoudige jorf... eh... menschen, die hebben zoo hun. eigen... eh... hoe zal ik 't zeggen.. opvattingen over stand en deftigheid. I}ddy: Zéér zonderlinge opvattingen. Kees: Mogelijk. Teddy: Kort en goed: nood breekt wet. Je zult ons moeten logeeren. Kees: Dan zal ik 't toch eerst aan Jaantje moeten vragen; ik kan haar niet gebieden een logeerkamer in orde te brengen, (roept aan de deur) Jaantje! (de uitgang „tju" lang aangehouden en met hoog stemgeluid) Eddy: Moet dat spook er zich persé mee bemoeien? Kees: Het spook gaat nu eenmaal over de kamers en ik over de keuken. Als ik mevrouw zelf was kon ik 't haar gelasten, maar ik ben niet meer dan Kee de keukenmeid. 37f JAN Jan: Ja, wat is er? Ik wou net met 'n stuk of ■zeven asperientjes naar bed gaan, want ik verga nog van de kiespijn. Ik dacht eigenlijk, dat die jongens al lang de kuiten hadden genomen. Eddy: Meid! Teddy (sist): Stil! Jan: En wat is er nou feitelijk an de hand? Kess: De heeren wenschen hier te overnachten. Jan: Hè? Zjjn ze nou 'n haartje besuikerd? Heb jrj hun soms op dat idee gebracht? Kees: Ik heb alleen... Jan: Nee maar, dat noem ik nou toch heusch „de gril eens dwazen dienstbodes". Denk je, dat ik -zin heb om voor dat stelletje lampedansers bedden te gaan opmaken? Alleen 't idee is al om te brullen! (brult) Au! Au! Au! Daar gaat weer zoo'n gemeene scheut door me kop heen! Teddy: Zou ik mejuffrouw het kamermeisje