Compleet in 24 afleveringen. Prijs per aflevering 45 Cts. 1fJ*^lL^s-NATuuR.EJv.DW |yN I lül*W? iïOALSZll THANS BESTAAN ^qffiiM 1 3 IM Siandaardv^erk %^voor el» i ^huisgezin. ^ '■S S ^ v i -s ^ wbndéren« j ^ zeiden uw tiuièkamer te | | v^lat^n. h si R F^|k GEÏLLUSTREERD MET ONGEVEER 1000 AF^EI|DINGS^ I E^nS ^ naar PHOTOGRAPHIEËN *4 3- ^ n \ | , _—v-X \& O VERZAMELD UIT ALLE DEELEN DER WERELD ÖfesS^B i %doors J h prachtig m gèl^ür|el|la^B o$ afievrering. ^ |f MUZIEK en ZANG in alle WERELD-Talen. 88^88888888888888888888888888888888888885 De ODEON-Gramophone in dienst der algemeene Beschaving. Uitgebreide keuze muziek, zang en instrumentale nummers. * De meest bekende nummers uit alle operettes steeds voorradig. „Dans-Series" in albums, gearrangeerd voor bals en soirées. Vervangen het beste orkest. ♦ in huislijken kring! „Cavaleria Rusticana", „Paljas", „Tannhauser", „Lohengrin", keurig in prachtalbums gearrangeerd. CATALOGI en PRIJSLIJSTEN onser GRAMOPHONES, merk ODEON en RENA en van onse wereldberoemde Gramophone-musiek-platen merk : Odeon - Jumbo - Fonotipia worden op aanvrage gaarne gratis en franco toegezonden. International Talking Machine Company M. STIBBE & Co.r Amsterdam, 322, Singel. HET EILAND PHILAE. Gezicht op het eiland Philae boven den Eersten Waterval, gedeeltelijk overstroomd Door het Nijlwater wordt omspoeld de groote Tempel van Isis en zijn Pylon; op eenigen afstand daarvan verheft zich de daklooze tempel gebouwd door keizer Augustus. HOOFDSTUK XIII. Het eiland Philae en zijn tempels bij den Eersten N'ijlwaterval. — Vanaf de kust van de Middellandsche Zee, op 32 gr. Noorderbreedte tot den Eersten Waterval, even boven Assoean, op 24 gr. Noorderbreedte, is de Nijl zonder eenige moeielijkheid bevaarbaar voor schepen van niet te grooten diepgang. Doch even boven het eiland Elephantine wordt de bedding van den Nijl smaller en baant deze zich bruisend een weg tusschen zwarte rotsen. De belangrijke beteekenis van den Eersten Waterval werd reeds door de eerste historisch bekende dynastieën ingezien, gedeeltelijk wegens de granietgroeven in de nabijheid, en Meren-ra, een Pharaoh uit de Zesde Dynastie, benoemde den Egyptenaar Una tot goeverneur van Zuid-Egypte met de opdracht vijf kanalen te graven bij den Eersten Waterval ten einde het verkeer per schip naar de bovenrivier te vergemakkelijken. Una, die tevoren een negerregiment in Nubië had opgericht om de Bedouinen terug te slaan, die bij de landengte van Suez een inval in Egypte beproefden, riep de hulp in van de hoofden der negerstammen boven den Eersten Waterval om het noodige hout te krijgen voor den bouw van vaartuigen voor het vervoer van het roode graniet uit de steengroeven boven den Eersten Waterval, dat gebruikt werd voor de oprichting der Pyramiden en andere monumenten in Beneden-Egypte. Men heeft berekend, dat ongeveer een duizendtal acacia's en albizzia's daarvoor noodig zijn geweest. Naar andere opvatting zoude echter de oevers van den Nijl tusschen Assoean en Khartoem op ergerlijke manier van boomen beroofd zijn door het onoordeelkundig uitroeien der bosschen, in het bijzonder door de bewoners van het oude Egypte. Het eiland Elephantine, vlak beneden den Eersten Waterval is vooral, lang vóór het optreden der Zesde Dynastie, een der belangrijkste punten geweest voor de aanraking der blanke Egyptenaren met de donkerkleurige stammen van Beneden-Nubië en de negers van Boven-Nubië. De oudEgyptische naam van Assoean beteekent vermoedelijk „markt." De naam van Elephantine, waarop een vermaarde Nilometer stond, was Abu, wat in het oud-Egyptisch beteekent „olifant", misschien wel omdat het in voor-historische tijden bezet is geworden door een Egyptisch geslacht, dat den olifant als symbool of „totem" had aanvaard. Maar uit de ruw in de rotsen langs den Nubischen Nijl ingekraste teekeningen blijkt duidelijk, dat olifanten zeer algemeen voorkwamen in deze streek vóór de bosschen langs de oevers waren uitgeroeid. Reeds in de dagen van de eerste historisch vaststaande dynastie — ongeveer 4000, volgens Flinders Petrie misschien wel 5000 jaar voor onze jaartelling — moet de invloed van Egypte zich naar het zuiden uitgestrekt hebben tot het eiland Philae en daar moet het een versterking gehad hebben op het eiland Elephantine. Die streek werd door de Egyptenaren „de Poort naar het Zuiden" geheeten en men vond er het punt van uitgang voor de karavanen die naar het zuiden, naar het negerland trokken. Toen de Eerste Waterval was veroverd De Wonderen der Wereld DE WONDEREN DER WERELD. en bevaarbaar was gemaakt, voeren Egyptische vaartuigen den Nijl op voorbij de stroomversnellingen van Bab el Kalabsheh tot den Tweeden Waterval, nabij Wadi Halfa, het werkelijke eindpunt van Egypte. Terwijl Elephantine het fort van het Egyptische rijk bij den Eersten Waterval was, was het eiland Philae de gewijde plek, het centrum der godsvereering op den drempel van Nubië. Hier werd, volgens de legende begraven de god-mensch Hesiri (Osiris) — de tot godheid verheven heerscher der Egyptenaren die de beschaving bracht aan de bewoners van het Nijldal. Hoewel Philae dus ongetwijfeld een gewichtige plaats inneemt in den godsdienst der oudste tijden, vindt men onder de bouwwerken die in stand gebleven zijn of later ontdekt, geen enkel overblijfsel, dat ouder is dan de vijfentwintigste Dynastie, d. i. ongeveer 670 jaar vóór onze jaartelling. Misschien echter zullen verdere onderzoekingen overblijfselen van andere tempels aan het licht brengen, die getuigen van de groote beteekenis, welke de oude Egyptenaren hechtten aan de plaats, waar Osiris eenmaal begraven werd. Op de mooie geel en roze getinte gra¬ niet blokken, welke opeengestapeld liggen in de bedding der rivier ten noorden van Philae, alsmede op het naburige eiland Knossos, vindt men reusachtige teekeningen, diep in het gesteente gehouwen, welke dagteekenen uit den tijd der Elfde Dynastie. Ook treft men op de rotsen aan een bericht betreffende het bezoek in ongeveer 1420 vóór onze jaartelling van Tehotimes IV. Het eiland Philae, 380 Meter lang en 130 Meter breed, ligt vlak bij den Eersten Waterval, ongeveer 3 Kiloometer boven den dam, die in de rivier is gebouwd. Dit groote waterstaatswerk om den Nijl boven den Eersten Waterval af te dammen, heeft heel wat Egyptische bouwwerken onder doen loopen en splitst jaarlijks tusschen December en April dit tempeleiland in drie eilandjes; gedurende het overige deel des jaars steekt geheel Philae boven het watervlak uit en is oogenschijnlijk volkomen onbeschadigd. Doch de palmen, die men op de afbeeldingen in deze bladziiden ziet. sterven voor het meerendeel af. Toen voor het eerst het plan werd opgeworpen van de afdamming boven den Eersten Waterval, zijn er heel wat dwaasheden ten beste gegeven omtrent de gevolgen, die voor Philae en de andere overblijfselen van oud-Egypte in beneden-Nubië zouden voortvloeien uit de stil ging van het water van den Nijl gedurende eén halfjaar. Indien de gebouwen op dit eiland en de meeste andere tusschen Philae en den Tweeden Waterval van hoogen ouderdom waren geweest, zou er misschien eenige reden geweest zijn voor de wetenschap om van de beschaving te eischen, dat zij af zou zien van haar voornemen om vijf millioen Egyptische landbouwers te helpen aan het noodige water, dat den bouwgrond van Boven- en Midden-Egypte belangrijk zou doen toenemen in uitgestrektheid. In werkelijkheid zijn intusschen de oudheden van Philae en de meeste van Beneden-Nubië betrekkelijk modern. Het oudste bouwwerk, dat men op Phüae heeft aangetroffen, is een altaar opgericht door Taparka, een vorst uit de Vijfentwintigste (Ethiopische) Dynastie. Ook vindt men er fragmenten van gebouwen dag- „PHARAOH'S BED." De kapel, die den dwazen bijnaam heeft gekregen van „Pharaoh's Bed", verheft zich ten zuid-oosten van den tempel van Isis op Philae. De afbeelding is genomen alvorens het opgestuwde Nijlwater den voet er van omspoelt. OP HET EILAND PHILAE. Deze afbeelding is genomen vóór het wassen van den Nijl. Men ziet er op de Zuilenhal, den grooten Pylon van den Tempel van Isis, en den Romeinschen tempel, bijgenaamd „Pharaoh's Bed**. 4 DE WONDEREN DER WERELD. teekenend uit den tijd van koning Aahmes II, ongeveer 550 vóór onze jaartelling. De oudste der nog aanwezige tempels is opgericht door een der laatste Pharaohs van Egypte, Nektaneb II, ongeveer 350 vóór Chr. Deze overblijfselen niet meegerekend, dagteekenen alle gebouwen van Phüae uit den tijd der Ptolomaeën, en de Romeinsche keizers, tot Diocletianus, wiens triomfboog geheel door het water wordt overspoeld, wanneer het Nijlwater wordt opgestuwd. Doch de belangrijkste er van worden niet aangetast doordat zij jaarlijks gedurende drie of vier maanden door het Nijlwater worden omgeven. Dit overwegende heeft het bestuur van Egypte den bouw van den stuwdam doorgezet, waardoor gedurende de winter- en lentemaanden het noodige water voor de besproeiing van het bouwland wordt opgezameld. Dit staat gelijk met een geschenk van millioenen jaarlijks aan Egypte en een belangrijke aanwas van de bevolking als natuurlijk gevolg van de verdeeling van dit opgegaarde water voor de besproeiing van een veel grooter deel van het woestijnland, dat daardoor voor veel meer landbouwers bewoonen ontginbaar wordt. Het mooiste bouwwerk van het eiland Phüae is ongetwijfeld de kleine tempel aan den oever der rivier, zoo dwazelijk „het Bed van Pharaoh", of „de kiosk" gedoopt. Deze hypaethrale (daklooze) tempel werd begonnen door Augustus en voltooid door Trajanus, zoodat het een der jongste „heidensche" tempels van Egypte is. De meest karakteristieke gebouwen van Philae zijn de Groote Pylon en de westelijke zuilengaanderij van den Isistempel. De Groote Pylon voerende tot het voorhof, werd begonnen door koning Nektaneb II en voltooid door de Ptolomaeën. De westelijke zuilengaanderij was hoofdzakelijk het werk der Romeinsche keizers Augustus, Tiberius en Claudius als heerschers van Egypte. Het voorhof en de tweede Pylon van dezen tempel dagteekenen waarschijnlijk uit den tijd van Ptolomaeus VI (Philometor), terwijl tot Ptolomaeus XIII (Neos Dionysos) er bouwwerken aan zijn toegevoegd. De oostelijke zijde van den tweeden Pylon is opgetrokken boven een blok graniet, dat er lag, waarvan de buitenkant is gepolijst en gemaakt tot een stele voor de afbeelding van Ptolomaeus VI en zijn gemalin, staande voor Osiris, Isis en Horos. Het onderschrift deelt mede dat een deel van het DE ISISTEMPEL OP HET EILAND PHILAE. De tweeden Pylon en de Tempelhof, met de stele, uit een enkel blok graniet gehouwen, en een deel der zuilengaanderij van het Geboortehuis. AFRIKA. 5 PHILAE OVERSTROOMD. Gezicht op den „dakloozen tempel" en den Isistempel op Philae, omspoeld door het opgestuwde Nijlwater in de maanden December—Mei. land aan den anderen oever van den Nijl nabij Assoean aan Isis is gewijd. De ruw ingehouwen afbeeldingen op deze helft van den Pylon stellen Ptolomaeus XIII voor, Horos en Hathor aanbiddend, en daarboven, in wat kleiner afmetingen, denzelfden vorst, zichzelven aan Horos, Isis en Osiris aanbiedende. Op de westelijke helft van den Pylon ziet men Ptolomaeus XIII, in verschillende grootten, op dezelfde wijze eer brengen aan de goden Horos en Unnefer en de godin Isis (Unnefer is een der namen van Osiris en beteekent ,,de goede God"). Het bouwwerk dat paalt aan de westelijke helft van den Pylon, is een deel van het Geboortehuis. Deze tempel dagteekent vermoedelijk, evenals de andere bijgebouwen van den tempel van Isis, uit den tijd van koning Nektaneb II, doch de verdere afwerking is geschied onder den zesden, den zevenden, en den dertienden Ptolomaeus en keizer Tiberius. Hoofdzakelijk is het heiligdom gewijd aan de vereering van de drie-eenheid Osiris, Isis en Horos (anders ook wel genoemd Unnefer, Hathor en Harpocrates) en de naam „Geboortehuis" is er aan gegeven omdat de geboorte van Horos-Harpocrates er op is afgebeeld. (Harpocrates is meer in het bijzonder de naam van Horos in zijn kinderjaren). De overdekte zuilengang heeft tien kolommen met mooi gebeeldhouwde kapiteelen en een goed bewaard gebleven dak, dat intusschen slechts de helft er van bedekt. In die gaanderij vindt men herinneringen aan den tweeden, den derden, en den negenden Ptolomaeus, bovendien Koptische afbeeldingen van Christus en inschriften van Koptische bisschoppen uit de zesde eeuw. De muren en zuilen zijn bedekt met opschriften en bas-reliefs, waarvan intusschen verscheidene werden vernietigd door de fanatieke Koptische Christenen in de anderhalve eeuw, die liggen tusschen de uitroeiing van den Isisdienst onder Justinianus en de verschijning van den Islam in het land. Hoewel Horos in zijne verschillende gedaanten de oudste der te Philae vereerde goden schijnt, kwam de dienst van Isis, de godin-moeder, steeds meer op den voorgrond en de vereering van Isis te Philae was zoo verbreid onder de rondzwervende stammen van Oostelijk Soedan, de Blemmues (Blemmyes) der Grieksch-Romeinsche schrijvers en de hedendaagsche Bisharin, dat zelfs als zij oorlog voerden met de Romeinen, zij doorgaans aanstuurden op wapenstilstanden om ter bedevaart te gaan naar den tempel van Philae. De aantrekkingskracht hiervan verdween eerst toen in de zesde eeuw het christendom zijn intrede deed en later weer doordat gansch het land tot den Islam werd bekeerd. De tempel van Isis, dien we hier afbeelden, werd geruimen tijd gedeeltelijk voor den christelijken godsdienst gebruikt. 6 DE WONDEREN DER WERELD. totdat in de twaalfde eeuw sultan Saladin zijn broeder met een legermacht naar Berteden-Nubië zond om de Christenen te verjagen en den Islam te doen zegevieren. De Katakomben van Alexandrië. — In de inleiding van dit werk zijn reeds de katakomben van Alexandrië genoemd als een der wereldwonderen uit vroeger dagen. De daarbij gevoegde afbeelding geeft een goeden indruk van den toegang tot deze uitgestrekte onderaardschen holen. Het grootste gedeelte van eigenlijk Egypte wordt gevormd door krijtrotsen uit de jongere secondaire vorming; dezelfde kalksteen wordt aangetroffen in gedeelten van Tripoli en Zuid-Tunis. In al die streken leent ze zich uitnemend voor bewerking door menschenhand en sinds de oudste tijden heeft die streek een onderkomen verschaft aan de menschen, hetzij in grotten, die door de inwerking van het water zijn ontstaan, of in uithollingen, die de menschenhand in het rotsgesteente maakte en waarvan de wanden onder de inwerking van de buitenlucht steenhard werden. Deze katakomben van Alexandrië waren ongetwijfeld aanvankelijk groote holen, die door de werking van onderaardsche bronnen waren ontstaan, doch reeds zeer vroeg werden zij bestemd voor onderaardsche woningen en schuilplaatsen in oorlogstijd, en m later eeuwen, in de dagen der Ptolomaeën en Romeinen, werden zij bestemd tot begraafplaatsen. Strabo, DE OVERDEKTE ZUILENGANG VAN DEN ISISTEMPEL OP PHILAE. die even voor Christus leefde, heeft een beschrijving gegeven van de uitgestrekte Doodentsad, die buiten Alexandrië's muren in het rotsgesteente was uitgegraven. De necropolis had een zeer symmetnschen vorm en omvatte zeven ruimten, uitgehouwen in het kalkgesteente met een breeden hoofdweg en zes zijwegen terwijl een zevende voerde naar de uiterste grafkamèr. In de katakomben, die de Christenen gebruikten, waren de muren beschilderd met tal van zinnebeelden van het Christendom en met de portretten van de dooden, die er begraven lagen. Nu zijn zij . verlaten, ten hoogste worden ze hier en daar als veestallen gebruikt. De Victoria-watervallen. - De Zambezi is de vierde rivier in grootte van Afrika, wordt enkel overtroffen door Nijl Congo en Niger. De Zambezi ontspringt op de hoogvlakten van Zmdwest MiddenAfrika op dezelfde bergketen waar de Congo ontstaat, met een zoo vage waterscheiding, dat het ongetwijfeld aan de meer of mindere kracht van den wind ligt of in sommige tijden des jaars de meren en moerassen hun teveel aan water afgeven aan den Kasai-Congo of aan den Zambezi. Men mag onderstellen dat weleer de Zambezi een uitgestrekt zoetwatermeer vormde in Zuid-Afnka, waarvan het DE KATAKOMBEN VAN ALEXANDRIË. Oorspronkelijk waren Alexandrie's Katakomben uitgestrekte grotten, ontstaan door de werking van onderaardsche waterbronnen. Later zijn zij tot begraafplaatsen ingericht. 8 DE WONDEREN DER WERELD laatste overblijfsel het Ngami-meer is. Toen ontsprong in het watergebied van den Congo nog een rivier, de Kafue, die naar het zuidoosten stroomde, en de wateren der meren van Zuidoost-Afrika naar den Indischen Oceaan voerde. Maar het groote Zuid-Afrikaansche meer baande zich een uitweg door den muur van graniet en basalt aan de oostzijde en de Zambezi vereenigde zich met den Kafue en voerde den watervoorraad van Midden Zuid-Afrika naar den Indischen Oceaan. De voornaamste rivier, waardoor de Zambezi wordt gevormd is de Liba. Deze vereenigt zich na een loop van ruim 300 Kilometer met den Kabompo, welken men haast met evenveel recht als de hoofdrivier kan beschouwen. De Liba neemt een aantal belangrijke zijrivieren op uit het westen, die ontspringen op de grenzen van de Portugeesche provincie Angola en het bergland Bihé. Onder den naam Liambai stroomt de Zambezi door het vruchtbare doch moerassige dal van Barotse, dat op Livingstone, den ontdekker van den Zambezi, den indruk maakte van de bedding van een voormalig meer. Bij den Gonye-waterval, de oorspronkelijke uitwatering van dit meer, wordt de rivier in nauwer bedding samengeperst en vanaf dit punt tot Sesheke wordt ze onbevaarbaar gemaakt door stroomversnellingen en watervallen. Beneden Sesheke vereenigt de ZambeziLiambai zich met den Chobe of Kwando. Ongeveer 160 Kilometer oostelijk van dit punt wordt de bedding van den Zambezi, die dan in zuidelijke richting stroomt en meer dan anderhalven kilometer breed is, plotseling afgebroken door een afgrond van 133 Meter diepte, een scheur in de basaltrotsen, die men ^^^^^ ^ ^^^i^ ^^'^ onmogelijk zou achten, indien het zijde van dezen afgrond ziet men Zambezi. vier of vij f hoogopstekende brokken rots, die dicht begroeid met boomen zijn. Tot op zekere hoogte verbreken zij de eenvormigheid van het tafereel van den val van de rivier over haar volle breedte. Bij den zuidelijken oever heeft men eerst een waterval van 12 Meter breedte, doch even hoog als de andere Victoria-watervallen. Dan komt het eilandje Boaruka en slechts een smal strookje water stort over de rots aan den voet er van. Daaraan grenst een groote waterval van meer dan 200 Meter breedte; een vooruitspringende rots scheidt dezen van een tweeden val van 110 Meter breedte, meer naar het oosten verheft zich het Garden-island of Tuin-eiland, dan komt een deel der rotsbedding van de rivier, hetwelk bij lagen stand van het water droog blijft, en daarop volgt een reeks van smalle watervallen, die bij hoogen waterstand echter één ontzaglijken waterval vormen, bijna 800 Meter breed. Een blik op DE VICTORIAWATERVALLEN. den voornaamste der watervallen van den AFRIKA. 9 Deze vallen, door eilandjes van elkander gescheiden, zijn intusschen de mooiste en zij hebben het gansche jaar door ongeveer denzelfden omvang. Zij splitsen zich in een reeks van vallen, die doen denken aan kometenstaarten en daar zij een groote hoeveelheid lucht meesleepen, stijgt die, in de diepte neerploffend, als stoom omhoog, vormt aldus de drie tot zes zuilen van damp, welke op 30 Kilometer af stands zichtbaar zijn en voor de inboorlingen aanleiding waren om de watervallen Mosi-oatunya, „de rook die brult" te noemen. Nadat de Zambezi aldus neergestort is in een diepte, die tweemaal hooger is dan die van den Niagara, vertoont de rivier nog meer wonderen. Gardenisland, ongeveer in het midden van den waterval gelegen, verdeelt dezen in twee vertakkingen tot op den bodem van de kolk, die kookt en bruist om een in de waterdamp half onzichtbare rotsmassa. Na dezen verlaten te hebben stroomt de rivier door een bedding, die bijna een rechten hoek met den val maakt, en niet meer dan 25 Meter breed is. Het is te begrijpen, dat de Zambezi, die aan het boveneind van den waterval meer dan anderhalven Kilometer breed was, bruist en kookt in zulk een enge bedding, welke echter niet meer dan een 120 Meter lang is. Dan maakt de rivier plotseling weer een kromming, vormt een waterval nog iets hooger dan de eerste, wendt zich eerst naar het westen, vervolgens naar het oosten en vormt aldus een landtong, ongeveer 900 Meter lang en 380 Meter breed aan de basis. Nogmaals maakt de rivier drie kronkelingen door diepe en enge kloven, daarop wordt de bedding wat breeder en geleidelijk herwint de stroom, dan in oostelijke richting zich voortspoedend, zijn rust en breedte. In de Mijn-districten van Dareheib, Oost-Egypte. — In de woestijn van OostEgypte, tusschen Nijl en Roode Zee, in het bijzonder in de Nubische Alpen, die zich 2000 Meter boven de zee verheffen, vindt men sporen van een uitgebreide mijn-ontginning. De Egyptenaren wisten niets af van petroleum, waarnaar nu met eenig uitzicht op slagen ijverig gezocht wordt, doch groeven naar goud, smaragd en corundum. Op plaatsen zooals Dareheib, DE VICTORIAWATERVALLEN. De voornaamste waterval van den Zambezi. De rivier, zich in de ontzaglijke diepte stortend, baant zich, onderaan links, een weg tusschen hooge rotswanden. 10 DE WONDEREN DER WERELD. v — ■ -^-,-T—, «^göffl Waar de ZaChte °PPervlakte dCT rÖtsen MSÉsÉÉ^^mÉü^Ê^m^'^^MWi'^mtJiM hm daartoe verleidde, eriften zii in¬ schriften, die in vaak hoogdravende bewoordingen verhaalden van de macht en de pracht der Pharaoh's, die deze mijn-expedities uitzonden, waarvan de werkkrachten doorgaans werden gevormd door krijgsgevangenen of slaven. ! De Wadi Allagi of Allake, in deze streek gelegen, is de uitgedroogde bedding van een voormalige groote rivier, met tal van zijrivieren, die het water van de westelijke helling der Nubische Alpen afvoerden. Tegenwoordig vindt men er zelfs ter nauwernood een poel stilstaand water, hoewel ongeveer om de zeven jaar een wolkbreuk losbarst boven de Nubische Alpen, waarop een bandjir naar den Nijl stroomt, die menschen en dieren medesleept. De menschen, die in de omgeving van Dareheib en elders in de Nubische woestijn wonen, zijn gedeeltelijk Arabieren, voor het meerendeel behooren zij tot het Hamitische ras, dat Noordelijk Oost-Afrika bewoont, en waartoe ook de Bisharin en andere stammen behooren. De dialecten van de meer noordelijke van deze afstammelingen van de Blemmyes zijn in sterke mate „ , . . vermengd met AraDiscn, uucn net. Een rotsblok in de bedding van den Zambesi, aan den voet van ° . •■■■„„ den waterval. Links ziet men nog iets van de damp, die onafge- algemeen karakter IS HamitlSch, en, broken opstijgt uit de kolk, waarin het water zich stort. wel wonderlijk, vertoonen zij in hun taal een overeenkomst met het Hottentotsch wat de suffixen betreft, een feit, dat vele jaren geleden reeds Lepsius heeft waargenomen. Vele namen van plaatsen en stammen in deze oostelijke woestijnen van Egypte eindigen op -ab of -b (Daraheib, Amerab, — de stam der Beni Amer — Melikab, Hamdab enz). Eenzelfde mannelijke suffix vindt men in het Hottentotsch. In de Oase van Siwah. — Een paar maal is er op gewezen, hoe het „blanke" element bij de oude Egyptenaren vermoedelijk in hoofdzaak is te danken aan de kolonisatie of overweldiging van Egypte door de Berbers of Libysche stammen van Noord-Afrika. „Libysch" is wellicht het meest passende woord om dit merkwaardige blanke ras aan te duiden, dat in de landen ten noorden der Middellandsche Zee „Iberisch" wordt geheeten. Het Libysche of Berberras is gedurende duizenden jaren het overheerschende volk geweest in Mauretanië, doch de onderstelling is geopperd, dat dit ras oorspronkelijk in Syrië woo nde, over het dal van den Nijl is getrokken, zijn volksplantingen tot Abyssinië heeft uitgezonden en heel Noord-Afrika heeft bezet alsmede een belangrijk deel van de Sahara. De taal der Libyers, daarbij ook thans nog begrepen de Oase van Siwah in West-Egypte zoowel als de Marokkaansche kust aan den Atlantischen Oceaan en den Boven-Niger bij Timboektoe, staat in nauwe betrekking tot het oud-Egyptisch, alsmede tot het Hamitische taaleigen der Ethiopiërs, Galla's en Somali, zelfs tot de Semitische taalfamilie van Syrië, Mesopotamië en Arabië. De voorvaderen der Egyptenaren, die het rijk der Pharaoh's stichtten, schijnen Hamiten geweest te zijn, verwant aan de Galla's en Somali, die van uit Arabië in de lage landen van Abyssinië vielen en vandaar naar het dal van den Nijl trokken. Hier vermengden DE VICTORIAWATERVALLEN. 12 DE WONDEREN DER WERELD. HET GRAF VAN EEN ARABISCHEN SHEIK IN DE WADI ALLAGI. Het op een huis gelijkende graf van een Arabischen Sheik in de buurt van Daraheib in Oost-Egypte bij de Nubische Alpen, zij zich met de Libyers en later ook met de Nubiërs en negers. Vele eeuwen achtereen voerden intusschen de Pharaoh's van Egypte oorlog met de Libyers in het westen, die zelfs nu en dan optraden als heerschers over het Egyptische land. In oude tijden hebben deze Libyers of Berbers bijzonder uitgemunt door bouwerken van in de zon gedroogde klei opgetrokken om een houten geraamte. Zij hebben nimmer steen weten te gebruiken, gelijk de Egyptenaren. en dan was het zelden iets beters dan het opstapelen van steenblokken op elkaar zonder cement of kalk. Doch met behulp van steen, klei en houten latten hebben zij in overoude tijden in de oasten van Noord Afrika versterkingen opgericht, die evenwel niet enkel dienden voor bescherming, doch hoofdzakelijk gebruikt werden voor opslag van koren. Het Standbeeld van Ramses II. — In de buurt van Memphis, nabij de oude Trap-Pyramide van Saqqara, reeds vroeger vermeld, ligt op den grond een reuzenbeeld van Ramses II — Ramses den Groote — waarover al is gesproken in verband met den Tempel van Karnak. Dit reusachtige beeld bij Saqqara was oorspronkelijk 15 Meter hoog en stond vermoedelijk rechtop bij den ingang van den reeds lang verdwenen tempel van Ptah, den Vulcanus der Egyptische mythologie. Het standbeeld is van witte kalksteen en ongetwijfeld een der schoonste voortbrengselen der Egyptische kunst. Gedurende de eeuwen, dat de Mohammedanen over Egypte heerschten. heeft dit zinnebeeld van Egypte's vroegere macht't grootste deel zijner beenen verloren. Turken en Egyptenaren hebben ze gebruikt om kalk te branden. Mohammed Ali of een andere Pacha van Egypte zou den kolossus aan de Engelsche regeering hebben aangeboden, doch, al ware dit het geval, zoo is nooit moeite gedaan om het beeld naar het Britsch Museum over te brengen. Is het verhaal inderdaad waar, dan blijft het toch onwaarschijnlijk, dat Engeland op dit oogenblik er nog aan zou denken het beeld weg te halen; veeleer ligt het voor de hand, dat de Engelsche regeering de gelden beschikbaar stelt om het beeld weer op zijn — vooraf gerestaureerde — beenen te helpen en het op te richten voor den thans tot puinhoop geworden tempel van den god Ptah, den beschermheer van de handwerkers en arbeiders. De Obelisk bij Heliopolis. Een der voornaamste steden van het Oude Egypte was de stad On of An, door de Grieken Heliopolis geheeten en 6 of 8 kilometer ten noord-oosten van het AFRIKA. 13 tegenwoordige Cairo gelegen. Gelijk de Grieksche benaming aanduidt, was het de stad van de zon, en er stond een groote Zonnetempel, die een middelpunt voor de beoefening der wetenschap, een sterrenwacht en een bedehuis tegelijk was. Hier werden met geduld de geheimenissen der sterrenkunde nagespeurd en hierheen kwamen na de vijfde eeuw vóór onze jaartelling Grieksche wijsgeeren om zich te verdiepen in de wijsheid der Egyptenaren. Heden ten dage rest van Heliopolis niet meer dan een enkele obelisk van ruim 23 Meter hoogte, welke enkel den naam draagt van Usertsen of Senusert I, een Pharaoh der Twaalfde Dynastie. \Zandstormen bij Khartoem. — Een der verschrikkelijkste natuurverschijnselen voor hen, die er getuige van zijn, is de „Simoom" of Simoen, de zandstorm der woestijn. Deze komt voor in de Sahara, de woestijnen van Libye ,Nubië en Midden-Arabië, doch dezelfde verschijnselen zijn waar te nemen in de woestijnstreken van Australië, Mongolië en Noord-Amerika. Gewoonlijk verheft zich in de warme wereldstreken een orkaan van ontzaglijke heftigheid, wanneer er regen op komst is en waar deze opsteekt in af nabij een woestijn, over een oppervlakte van zand of losse aarde, jaagt de wind de stof op tot wolken van honderden Meters hoogte, die den hemel verduisteren, alles bedekken met een laag zand of stof, zelfs karavans, steden en aanplantingen, ja, gansche streken bedelven, gelijk in vroeger eeuwen in Turkestan en Mongolië is gebeurd. Het eenige wat men kan doen, wanneer men zulk een zandstorm ziet naderen, is zijn rug er naar toe te keeren, zich voorover te buigen en het gelaat zoo goed mogelijk met de armen te beschutten. Soms neemt de zandstorm den vorm aan van een of meer draaiende zandkolommen, in Egyptisch Soedan „zobaa" geheeten, en door de Arabieren beschouwd als „jinns", geesten of duivels, die zich met ongelooflijke snelheid voortspoeden, dood en verderf brengend. De heete bronnen van Bmndvlei bij Worcester in Zuid- Afrika. — Na al de bovenstaande bijzonderheden omtrent het rotsige en geheimzinnige land van Egypte is het een verademing voor den geest om even te verwijlen in een koel en boschrijk land, dat in zeker opzicht als een nieuw land is te beschouwen en heel weinig geschiedenis heeft, ten minste geschreven geschiedenis. In dat opzicht is Zuid- Afrika, in het bijzonder Kaapkolonie, een zeer jong land, want de banden met de beschaving zijn eerst ontstaan, toen in 1486 Kaap de Goede Hoop werd ontdekt door den Portugeeschen zeevaarder Bartolomea Diaz, hoewel er eenige aanwijzingen bestaan, dat de Phoeniciërs in opdracht van Neku, een Pharaoh van de Zeven en twintigste Dynastie, in ongeveer 600 voor onze jaartelling de zuidpunt van Afrika omzeilden en door de Middellandsche Zee terugkeerden. Het meest zuidwestelijk deel van Kaap-kolonie, reeds vroeger in dit werk vermeld, heeft een eigen klimaat, regenval en flora. De nagenoeg parallel loopende bergketen strekken zich uit tot dicht bij Kaapstad, waar zij uitloopen op den Tafelberg. Toen het bestuur van Kaapkolonie het ülan ontwierp van , . , • DAREHEIB. een spoorweg naar het binnen- 1 ,. , . , , , , Dit Oud-Egyptische opschrift op een rotswand bij Dareheib getuigt land, heeft het heel wat hoofd- , , , ... , M ,. , A1 , . _ ■ 1 van de mijnwerken, in deze bij de Nubische Alpen gelegen streek door breken gekost een weg te vinden de Pharaoh's ondernomen. 14 DE WONDEREN DER WERELD. door dit kustgebergte. Door een zigzagloopende lijn worden de Olifantsbergen echter overgetrokken in noordelijke richting en de spoorweg vereenigt zich dan bij Worcester met de veel langere lijn, die vandaar loopt naar Mosselbaai, Port Elizabeth enz. De stad Worcester heeft een bevolking van ongeveer 8000 zielen en ligt in een vruchtbare, boschrijke streek, waar in den laatsten tijd zeer veel aan wijnbouw wordt gedaan. Het landschap in de omgeving van Worcester is voor Zuid-Afrika bijzonder boschrijk, en wordt doorsneden door tal van stroomen, die van de bergen komen. Een bijzonderheid, die van groot belang kan zijn voor de omgeving, zijn de heetwaterbronnen bij Brandvlei, op ongeveer 15 Kilometer afstands van Worcester nabij de Breede Rivier ge¬ legen. Dit heete water, dat in kokenden toestand uit den bodem ontspringt, is oorzaak van een zeer weelderigen plantengroei van haast tropisch karakter in de omgeving van den kom en in den laten herfst — de lente voor Kaapland — vertoonen zich duizenden witte aaronskelken in het struikgewas. De takken, die over het water hangen, zijn bezet door de hangende nesten van wevervogels, waarvan de schitterende kleuren zeer schoon tegen het groen der omgeving afsteken. Het water is te warm om er in te baden en honden, die er zich onvoorzichtig in wagen, branden zich deerlijk en sterven. Een Termietenheuvel bij Ikoko inhei Congoland. — Tot de oudste insectensoorten behooren volgens de dierkundigen de termieten of witte mieren. Intusschen zijn het volstrekt geen mieren doch insecten van veel ouder type, en ze behooren veeleer tot den groep der kevers, sprinkhanen enz. In den loop der tijden hebben zij echter, evenals de veel hooger in ontwikkeling staande bijen en mieren, de samenleving in kolonies aangenomen, en oppervlakkig gelijken die dan ook bijzonder op de organisaties der mieren en bijen. De termieten treft men tegenwoordig in bijna alle warme landen der wereld aan, van af de zuidkust der Middellandsche Zee tot ZuidAfrika, Australië en Zuid-Amerika. In vroeger tijden, vóór het ijstijdvak, dat aan het eind van het Tertiaire tijdperk heeft geheerscht, leefden termieten ook in Europa. Hun bestaan in de tropische landen trekt in het bijzonder de aandacht van den toerist door de betrekkelijk groote nesten, welke zij zich bouwen, met leem en houtkauwsel doorgaans als bouwmateriaal. Wellicht maken die mierenheuvels nergens een zoo sterk integreerend deel van het landschap uit als in tropisch Afrika. Het toppunt bereiken zij in het drogere deel van oostelijk Equatoriaal-Afrika tusschen Gallaland en Britsch Oost-Afrika. In de omgeving van het Baringomeer bereiken de termieten-heuvels b. v. een hoogte van bijna 10 Meter doch zij zijn bijzonder smal, doen denken aan opgestoken vingers. In Senegambië en het land van den Boven-Niger heeft zoo'n heuvel tal van spitsen, doch bereikt een omvang van een klein huis en doet vaak denken aan de een of andere fantastische kathedraal. Op de afbeelding die we hier geven, ziet men een DE OASE VAN SIWAH. Een Libysch dorp op de grenzen van Egypte (Oase van Siwah). Dergelijke leemen versterkingen vindt men over geheel Noord-Afrika, vanaf de grenzen der Libysche woestijn tot Marokko. In Siwah lag weleer de groote tempel van JupiterAmmon, door Alexander den Groote bezocht. STANDBEELD VAN RAMSES II. Het omgevallen standbeeld ligt bij Saqqara-Memphis op den westelijken oever van den Nijl, ten zuiden van de Pyramiden van Gizeh, ongeveer 23 kilometer van Cairo. 16 DE WONDEREN DER WERELD. DE OBELISK BIJ HELIOFOLIS. Deze obelisk is het eenige overblijfsel van de oude stad Heliopolis, welke ongeveer 8 Kilometer ten N. O. van Cairo was gelegen. Hij bestaat uit rood-graniet, 24 Meter hoog, en vermoedelijk opgericht door koning Usertsen I van de Twaalfde Dynastie. paar tangen aan den kop en kan daarmede onai mierenheuvel van middelmatigen omvang in het centrale Congogebied, en men kan opmerken, hoe de termieten zelf eenige palmtwijgen hebben geannexeerd. Deze insecten voeden zich bij voorkeur met dood hout of plantaardige stoffen zooals papier of matwerk. Ze schuwen schel licht en zonnehitte. Dientengevolge verlaten zij hunne nesten des nachts en overhuiven de wegen die zij volgen met een dun laagje aarde. Die overdekte paden leggen zij aan, terwijl zij zich op weg begeven naar de voorwerpen, welke zij tot hun prooi hebben uitgekozen en dan trekken zij heen en terug onder bedekking van het laagje klei. In tropisch Afrika ziet men herhaaldelijk een boomstam gesierd met dergelijke kronkellijnen van roode klei, die bij onderzoek blijken uit te loopen op eenig deel van den boom, dat afgestorven is. Bij de witte mieren hebben de mannetjes en de volkomen ontwikkelde wijfjes vleugels, doch de werkers en de soldaten — onvolkomen wijfjes — missen deze. Op sommige tijdstippen in het jaar, gewoonlijk verband houdende met den regenval na een tijdperk van droogte, verlaten de gevleugelde dieren, mannetjes zoowel als wijfjes, de heuvels om in de zonneschijn rond te vliegen en ten offer te vallen aan tallooze vijanden—den mensch inbegrepen. Termieten en sprinkhanen worden door bijna alle negervolken als een groote lekkernij beschouwd, zooiets als een koekje, en in de sprookjes der negers spelen ze die rol ook! Kort nadat zij de wijde wereld zijn ingegaan, doen deze insecten hun uiterste best om zich van hun vleugels te bevrijden; waarom, weet men nog niet precies. De vleugels zijn niet stevig aan het lichaam bevestigd en worden zeer gemakkelijk met behulp der pooten afgetrokken. Vele huisvrouwen in Afrika vinden na een regenbui tot haar ergernis die vleugels overal liggen waar de vliegende termieten zich hebben kunnen neerzetten. Elke mierenstaat houdt slechts één volkomen ontwikkeld wijfje aan, een insect met een zeer langwerpig lijf. Zoodra ze bevrucht is, wordt deze termieten-koningin ingemetseld in een cel, en haar achterlijf krijgt een ontzaglijken omvang wegens de tallooze hoeveelheid eieren, die het in zich bergt. De hommels of onvolkomen wijfjes vormen de nederige werkers en de strijdlustige soldaten. De mier-soldaat is gewapend met een groot ngename beten toebrengen. AFRIKA. 17 ©ogenschijnlijk leven de'witte mieren op voet van vréde met andere dieren zooals slangen en aardwormen. Een termieten-heuvel wordt b. v. gaarne door slangen als schuilplaats gebruikt, en zij leggen er haar eieren zelfs in. Doch ook hazelwormen en andere amphibieën bezoeken die heuvels, nestelen.er zich en voeden zich met termieten, daar zij ongevoelig zijn voor de aanvallen der soldaten, waarvan de tangen niet door hun huid kunnen dringen. De witte mieren zijn daarbij niet enkel voor de vogels een welkom voedsel, doch zij zijn ongetwijfeld oorzaak, dat er bepaalde mierenetende zoogdieren bestaan, zooals de eierleggende Echidna's in Nieuw-Guinea en Australië, de groote en kléine tandelooze Miereneters in Zuid-Amerika, de geschubde manises of pangolins in tropisch Afrika en Zuid-Azië en het Aardvarken (Orycteropus) dat thans enkel in tropisch Afrika voorkomt, doch weleer ook in Griekenland en KleinAzië werd aangetroffen. De 22 Meter hooge beeltenissen van Ramses II bij Aboe-Simbel. — De groote tempel van AboeSimbel ligt op den westelijken oever van den Nijl in Beneden-Nubië, ongeveer 65 Kilometer ten noorden van Wadi Halfa, op een plek, waar een omvangrijke zaridsteenmassa steil uit het water oprijst. EEN ZANDSTORM. Een momentopname van een naderenden zandstorm bij Khartoem in Egyptisch Soedan. De onderstelling is uitgesproken, dat daar weleer een stroomversnelling of andere bemoeielijking van het vaarwater is geweest, welke de aandacht van reizigers vestigde op deze steile, gladde rotswanden, die evenals zoo menig andere plek in Egypte tot het maken van opschriften uitlokte. Na de kunst deelachtig te zijn geworden om gedachten neer te schrijven door middel van afbeeldingen en teekens, schijnen de oude Egyptenaren er een even groot genot in gevonden te hebben om namen en medèdeelingen in te krassen, te houwen of te snijden op gladde rotsoppervlakten en ongetwijfeld ook op boomen, als een moderne plezierreiziger of toerist. Het oponthoud op dit punt van den Nubischen Nijl was aanleiding, dat men er tempels bouwde en ten slotte richtte de groote Ramses II er een prachtigen tempel op bij de toenmalige stad Abshek, welke ongeveer 1359 vóór onze jaartelling voltooid was. De vroegere tempels waren vermoedelijk gewijd aan de koe-godin Hathor, die de voornaamste godheid van de streek was. Doch de groote tempel, die Ramses II deed bouwen, werd opgedragen aan „de Zon aan den Gezichtseinder", — „Har-em-akhu", den Griekschen Harmachis. Een beeld van dezen god met een havikkop als hoofd verheft zich boven den ingang van den tempel en een ontdekkingsreiziger schrijft naar aanleiding De Wonderen der Wereld. 2* 18 DE WONDEREN DER WERELD. daarvan : „In de vroege morgenuren vallen de zonnestralen loodrecht op den ingang, zoodat het schijnt alsof het beeld de opgaande zon tegemoet treedt. Langs de kroonlijst boven den ingang is een reeks bavianen gebeeldhouwd, die in.aanbiddende houding zijn neergezeten, daar volgens de meening der oude Egyptenaren deze apen steeds den zonsopgang met luide kreten begroeten. Daar de tempel op het oosten is gelegen, dringt alleen bij zonsopgang het licht in het heiligdom zoodat de gansche tempel enkel voor het uur van zonsopgang dienst deed." Een ander reiziger heeft een duidelijke beschrijving gegeven van het indrukwekkende gezicht, als de ochtendzonnestralen doordringen in de diepten van den rotstempel: „in den vroegen morgen werden we gewekt om er getuige van te zijn, hoe het inwendige van den tempel verlicht werd door de stralen van de opkomende zon. In de diepste duisternis gingen we ongeveer 70 Meter ver den tempel in tot het heilige der heiligen. Plotseling week de duisternis en de schitterende zonnestralen drongen door den breeden ingang. Gedurende enkele oogenblikken was het gansche inwendige verlicht en we zagen de reeks van standbeelden aan beide zijden, de zoldering en de bovendrempels vertoonden hunne geschilderde versieringen. We zagen Ramses in zijn strijdwagen met zijn tammen leeuw er onder, vol moed zich stortend op de gehate Hittiten, en aan den anderen kant EEN ZANDSTORM. Nog een gezicht op een dier zandstormen, welke vruchtbare landstreken tot een woestenij maken. denzelfden heerscher, de zwarte zonen van Kush in de pan hakkend. En terwijl we vol bewondering staarden naar deze onthulde geheimenissen van het duister, steeg de zon hooger boven de kimmen en werd het weder donker om ons." De grootste bezienswaardigheid van den tempel zijn zeker de vier reusachtige zittende beelden, in het rotsgesteente uitgehouwen. Een dezer kolossen heeft hoofd en bovenlijf verloren, doch de andere zijn buitengewoon gaaf gebleven, beschadigd noch door den tijd noch door menschenhand, en vertoonen werkelijk schoone gezichten, die op verbazingwekkende schaal met buitengewone bedrevenheid zijn gebeeldhouwd. Tusschen ieder paar reuzenbeelden verheft zich een kleiner vrouwenbeeld en tusschen de beenen staat het nog kleinere beeld van een prinses of prins. De beenen dier reuzen zijn overdekt met opschriften, waarvan er verscheidene in het Grieksch zijn gesteld en dagteekenen uit de zesde eeuw vóór onze jaartelling. Zij werden ingekrast door Grieksche huurlingen in dienst van koning Psametik II. Ook vindt men er opschriften met Phoenicische letterteekens. Diamanten en diamantmijnen. — Indertijd heeft men geloofd, dat de Egyptenaren diamanten hebben gevonden in de bergen van Oost-Nubië en ze gebruikten als punten voor hun boren en voor de DE HEETWATER-BRONNEN VAN BRANDVLEI. De bronnen, die te midden van een weelderigen plantengroei ontspringen, liggen in de buurt van Breede Rivier, 16 Kilometer van Worcester verwijderd. 20 DE WONDEREN DER WERELD. tanden hunner zagen. Het staat echter nu vast, dat zij daarvoor vuursteen, corundum, amarilpoeder en obsidiaan gebruikten. Niettemin is diamant reeds in de hooge oudheid bekend en onze kennis er van gaat terug tot de Romeinsche keizers in het begin onzer jaartelling. Vele eeuwen vroeger werd diamant in Indië beschouwd als een juweel, en een stof harder dan iets ter wereld. Doch ook geloofde men, dat het dragen van diamanten ziekten afwendde en tegen vergiftiging behoedde. Tweeduizend jaar geleden werd de diamant in West-Azië en Griekenland gebruikt als een stift om edelgesteenten te graveeren, doch de diamant, die in Exodus wordt genoemd als een der steenen van het borstsieraad van den Hoogepriester is volgens sommige deskundigen een onjuiste vertaling van het woord „Yahalom". Diamant is intusschen niet meer de hardste stof der aarde. Het heeft daarbij een mededinger gekregen in het zwarte mineraal tantal, dat behoort tot dezelfde groep van stoffen als vanadium, arsenicum en bismuth. Diamanten werden het eerst ontdekt in het Dekkan-hoogland van Voor-Indië, een deel van het oude Gondwanaland, dat eenmaal een vastland vormde met Tropisch Afrika, Brazilië en Australië. De diamanten van Golconda vindt men intusschen haast niet meer, uitgezonderd natuurlijk in de prachtige juweelenschatten van de Indische vorsten en de kroonjuweelen der Europeesche heerschers. Na Dekkan werden diamanten gevonden en bewerkt in Brazilië. Dat was in de achttiende en negentiende eeuw en Braziliaansche diamanten behooren ongetwijfeld tot de mooiste der wereld. Wat later, ongeveer een twintig jaar geleden, werden diamanten ontdekt ten noorden van Brazilië in Britsch Guyana. Maar tegelijkertijd werden diamanten gevonden in Zuid-Afrika en dit heeft meer diamanten opgeleverd dan eenig ander deel der wereld. Later, zeer kort geleden eerst, heeft men diamanten van Brazihaansch karakter ontdekt m j_,iDene, ook op Borneo, in Australië, en Duitsch ZuidWest Afrika enz heeft men ze aangetroffen, zoodat deze kristalvorm van koolstof wel typeerend schijnt voor het uiteengevallen werelddeel Gondwana, dat zich uitstrekte langs en ten zuiden van den evenaar van Australië, over Indië, Ceylon, Madagaskar en Afrika naar Brazilië. Intusschen schijnt er ook een centrum van diamantrijkdom in de noordelijke streken der wereld te liggen, want men vindt kleine diamanten in Siberië, Rusland, Lapland en Noord-Amerika. Het diamantdelven bij Kimberley, dat begon met het uitgraven der lagen blauwe klei, is op den duur echt mijnwerk geworden en de mijnen dalen diep in de ingewanden der aarde door langs wat vermoedelijk in overoude tijden kraters van vuurspuwende bergen zijn geweest, welke thans met z.g. blauwe aarde zijn gevuld. Sommige dier mijngangen liggen meer dan 300 Meter onder het aardoppervlak. Ze worden electrisch verlicht en over het algemeen zijn de voorwaarden, waaronder te Kimberley in de mijnen wordt gewerkt, voor blanken zoowel als kleurlingen zeer gunstig. Zonderlinge rotsblokken in de Drakenbergen, — Een paar maal EEN TERMIETEN-HEUVEL BIJ IKOKO IN CONGOLAND. Dit wonderlijke bouwwerk van roode aarde is opgetrokken door de termieten, ten onrechte vaak witte mieren geheeten. AFRIKA. 21 hebben we reeds aangestipt, hoe de oude Egyptenaren bij hun beeldhouwwerk, het maken van sphinxen en Pharaoh-beelden in de rotsen, vaak gebruik hebben gemaakt van de toevallige gelijkenis met menschelijke gestalten. In de Drakenbergen in Zuid-Afrika, welke de hoogste toppen van ZuidAfrika, bijna 3800 Meter hoog, bezitten, treft men fantastische klippen en verweerde rotsen aan, welke van sommige punten uit gezien meer of minder sterke gelijkenis met dier of mensch vertoonen. Hier en daar lijkt zoo'n rotsblok op een leeuw. Op de af beelding van bladz. 410 ziet men een rots, de hoogste van alle, die bijzonder op wijlen President Kruger zou gelijken. Inderdaad valt duidelijk een gezicht met diepliggende oogen, een langen neus en een baard waar te nemen, maar het lijkt evenveel op Kruger als — laten we maar zeggen — op Cecil Rhodes. De Drakenbergen (Kwathlamba" noemen ze de Basuto's en Kaffers) zijn van vulkanischen oorsprong en dagteekenen uit de vroegste Permische formatie. Zij verheffen zich boven een zandsteenformatie uit de Juraperiode en vormen ongeveer de grens tusschen Basutoland, Natal en zuidwestelijk Transvaal, doch liggen goeddeels in Basutoland. Dit Afrikaansche Zwitserland is een der mooiste gedeelten van het zwarte werelddeel. Het bereikt een gemiddelde hoogte van 2000 Meter en is ongeveer zoo groot als Nederland. Alom strekken zich weelderige dalen uit, waardoor de rivieren als zilveren linten zich kronkelen, soms prachtige watervallen vormend, waarvan een, de Maletsunyane, meer dan 200 Meter hoog is. Boven deze vruchtbare dalen, graslanden en kloven, dicht begroeid door varenboomen, verheffen zich de bergen, de eene reeks na de andere, en de hoogste daarvan zijn bijna altijd met sneeuw bedekt. De Alpenflora van hët land is zeer schoon en heeft groote overeenkomst met die van den Tafelberg. Een belangrijk deel der wouden is in de laatste halve eeuw evenwel verwoest door de boschbranden der inboorlingen. Eveneens zijn de wilde dieren goeddeels uitgeroeid door de Basuto's, sedert het gebruik van schietgeweer bij deze algemeen is geworden. De krachtige Bantu-stam, die men er thans aantreft, was evenwel niet de oorspronkelijke bevolking van de Drakenbergen .Eeuwen achtereen huisvestten de holen en grotten dezer bergen de kleine, gele Boschjesmannen, wier afbeeldingen van wilde dieren op de rotswanden in de grotten zwijgende bewijzen zijn voor hun verblijf in die landstreek. De Basuto's woonden vroeger op de minder bergachn tige vlakte van den Oranje-Vrij staat. In het begin der negentiende eeuw werden zij vandaar verdreven door de in het land gevallen Zoeloe's onder Umsilikazi. De „trekkende" Boeren volgden hen op de hielen en behoedden de overblijfselen der Basuto-stammen voor geheelen ondergang. De Basuto's DE TEMPEL VAN ABOE SIMBEL. Het ruim 22 Meter hooge standbeeld van Ramses II voor den rotstempel van Aboe Simbel in Nubië. De Pharaoh is in zittende houding afgebeeld met de handen op de knieën rustende, gelijk het ceremonieel van Oud-Egypte een vorst voorschreef. Hij draagt een hooge dubbele kroon als zinnebeeld van zijn heerschappij over Boven- en Beneden-Egyptë, 22 DE WONDEREN DER WERELD. verjoegen weer de Boschjesmannen en namen bezit van hun bergland om van de natuurlijke verdedigingsmiddelen, die zij opleverden, gebruik te maken niet enkel tegen de Kaffer-Zoeloe's doch ook tegen den blanke, want het geslepen hoofd der Basuto's, Moshesh, zag weldra in, dat de blanke, hetzij Boer of Brit, eenmaal aan zijn volk het bergland zou benijden, dat hij tegen zijn zin aan de Basuto's had gelaten. Inderdaad is telkens in het laatst der negentiende eeuw getracht de Basuto's te onderwerpen en de hand te leggen op hun land, doch de heftige tegenstand, waarop men stiet, deed den blanke daarvan afzien. Of men evenwel op den duur die onafhankelijke positie van een negervolk te midden van een Engelsche kolonie zal kunnen blijven dulden, is nog zeer de vraag. De ruinen van Zimbabye. — Het nog steeds onopgeloste mysterie van ZuidAfrika is de oorsprong der bouwwerken van Zimbabye en het ras, dat ze bouwde. Het bericht van het bestaan van deze merkwaardige steenen versterkingen en de goudmijnen, die er mede verband hielden, werd het eerst naar Europa gebracht door de Portugeesche avonturiers in de zeventiende eeuw. Zij werden naar dergelijke punten gevoerd door Arabieren van de kust. Zij constateerden, dat het geheele binnenland van Zuid-Oost-Afrika, van den Zambezi tot den Limpopo onder de heerschappij stond van een machtigen negérkeizer, Monomotapa noemden zij hem (een verbastering van „Mwene mutapa", „Heer van de Mijn"). Doch de mijnwerken door de negers in die dagen ontgonnen, droegen een zeer primitief karakter en al die vroegere centra van een uitgebreide mijnindustrie schijnen toen reeds in verval verkeerd te hebben. Do woningen, die men er vond. waren hutten van klei en riet, of riet alleen, steunend tegen de verlaten overblijfselen van een ontwikkelde bouwkunst van een verdwenen menschenras. De eerste berichten omtrent deze bouwvallen bleven begraven in weinig DE TEMPEL VAN ABOE SIMBEL. bekende Portugeesche boeken, doch Zim- Het inwendige van den rotstempel van Aboe Simbel, waarin babye en andere steenen herinneringen men het heilige der heiligen ziet met de standbeelden op den j^t vroegere menschenras werden, achtererond De standbeelden links en recht stellen Ramses II voor, . acntergrono.. w sianu ongeveer 40 laar geleden, opnieuw ont- in de gedaante van Osiris en vooral het middelste beeld rechts uug^vvw ^ j ö r geeft de trekken van den koning duidelijk weder. dekt door Karl Mauch, een Duitschen ontdekkingsreiziger van welverdienden naam. Maar ook nu nog trok de ontdekking weinig aandacht, totdat deze streek voor de beschaving toegankelijk werd gemaakt door toedoen van Cecil Rhodes en de Chartered Company of South Africa. De Rhodesische pioniers vertelden zulke merkwaardige dingen van Zimbabye, dat wijlen Theodore Bent met zijn echtgenoote er heen trok om de naar hij meende vermoedelijke overblijfselen van oude Phoenicische beschaving nader te onderzoeken. Na hem heeft voornamelijk R. N. Hall zich bezig gehouden met het photografeeren en beschrijven van Zimbabye en dergelijke plaatsen. Behalve steile muren van zorgvuldig op elkaar gelegde steenen, bekroond met een versiering welke aan een vischgraat doet denken, vond men stevig gebouwde torens, groote monolithen, waaraan men eenigszins DE TEMPEL VAN ABOE SIMBEL. De oostelijke gevel van den grooten tempel van Aboe Simbel, gebouwd onder Ramses II, waarop drie van de vier reusachtige beelden en een gedeelte van het fries met apen daarboven. Deze dieren . werden in het bijzonder in velband met den opgang der zon vereerd en we zien ze hier afgebeeld starende naar de opkomende zon, de voorpooten in aanbiddende houding opgeheven. 24 DE WONDEREN DER WERELD . IN EEN DIAMANTMIJN BIJ KIMBERLEY. Een tunnel, ongeveer 350 Meter onder den grond in de groote mijn bij Kimberley, welke aan De Beers compagnie toebehoort. den vorm van een vogel had gegeven, steenen „phalli" en tal van inrichtingen voor het graven, beproeven en wegen van goud. Nergens vond men echter eenig opschrift, nergens zelfs eene teekening of eenig beeldhouwwerk op de rotsen, dat kon helpen bij de ontcijfering van de geschiedenis van deze doode steden van steen, die men overal in Zuid-Oost en Zuidelijk Centraal Afrika aantreft tusschen den Limpopo, den Zambezi en de Kalahari woestijn. Ook heeft men geen menschelijke overblijfselen van hoogen ouderdom onder deze bouwvallen gevonden, behalve van negers. En toch schreven de meeste onderzoekers van Zimbabye tot ongeveer 1905 den oorsprong dier bouwvallen toe aan een ras van niet-negers, vermoedelijk Arabieren van Zuid-Westelijk Arabië of Phoeniciërs of zelf oude Egyptenaren, die getrokken waren langs de kust van Zuid-Oost-Afrika, goud in de rivieren hadden ontdekt en een goudmijn-industrie in het leven hadden geroepen. Dergelijke onderstellingen inspireerden den Engelschen schrijver Rider Haggard tot zijn veelgelezen roman „Zij". Zimbabye wer2S karaat Te Amsterdam, op de fabriek der firma Asscher door den diamantslijper S. Koe geslepen, is hij gekloofd in negen stukken en een aantal kleinere fragmenten, alle van het zuiverste water. De blauwe aarde, waarin diamant wordt gevonden, is vermoedelijk van vulkanischen oorsprong het is een hard, blauw groen gesteente dat op een geringe diepte onder het aardoppervlak wordt aangetroffen. Er boven strekt zich een laag geelachtige leem van ongeveer i5 Meter dikte uit, daarboven is een laag kalksteen, en de buitenste laag is roode klei. NOORD-AMERIKA. HOOFDSTUK XVI. Naar GEORGE WHARTON JAMES. De Groote Canyon van Arizona. — Ontegenzeglijk is de Groote Canyon van de Coloradorivier, welke men in Arizona, een der westelijke staten, vindt, het merkwaardigste natuurverschijnsel in de Vereenigde Staten. Canyons of — gelijk het woord in het Spaansch gespeld wordt ■— canons, vindt men ook elders in de Vereenigde Staten, doch er is slechts één Groote Canyon en dat is die van de Colorado-rivier in Arizona. De meeste lezers maken zich van een canyon (letterlijk : „buis") de voorstelling als van twee steile rotsmuren, niet ver van elkaar verwijderd, die een diepe kloof omsluiten. MaarJ aan die omschrijving beantwoordt de Groote Canyon niet. Deze is in werkelijkheid een reeks van canyons boven elkaar, waarvan de een telkens een weinig wijder is dan die er onder, zoodat de bovenste lagen 20 Kilometer van elkaar verwijderd zijn. Men stelle zich de oevers van een rivier voor, 20 Kilometer van elkaar verwijderd, en de bovenkant der oevers 2000 tot 2700 Meter boven den waterspiegel — dat is de Groote Canyon. De Colorado-rivier stroomt door een trechtervormige kloof van graniet. Ze is ongeveer 70 tot 100 Meter breed, het graniet 15 tot 350 Meter hoog. Tusschen het graniet verheft zich een reeks van gestratifieerde gesteenten, de Algonkiaansche rotsen gedoopt. Oorspronkelijk waren de opeenvolgende lagen 3000 tot 4000 Meter dik, nu zijn zij afgesleten tot een dikte van nog geen 300 Meter, en de rotsen zijn zoover teruggeweken, dat een ruim plateau zich aan den voet er van uitstrekt. De bovenste laag is de kwartsachtige kalksteen uit de oudste steenkoolperiode. Wanneer "vve op den rand — men Aan die zich van kalksteen. DE GROOTE CANYON DER COLORADO-RIVIER. den voet dier reusachtige rotsformaties stroomt de Coloradorivier, met titanische kracht een weg gebaand heeft door het eeberete 64 DE WONDEREN DER WERELD. spreekt van „rand" en niet van „oever" van den Canyon — ten zuiden van de rivier staan, dan hebben we in den rug het prachtige hotel El Tovar, waarvan de bouw een kwart millioen dollars heeft gekost. Voor ons opent zich de ontzettende afgrond, waarin zelfs niets van een rivier is te bespeuren. Ze is geheel verborgen onder de rotsen. We staan beschermd door een halfcirkelvormigen rotsmuur, waarvan de uiteinden een paar kilometers van elkaar zijn verwijderd, terwijl zij ieder een halven kilometer vooruitspringen in den Canyon. De westelijke heet Maricopapunt, de oostelijke El-Tovar-punt. Wanneer we ons oog laten gaan langs de rotshellingen dier uitstekende punten, dan zien we bovenop de roomkleurige lagen kalksteen, ongeveer 200 Meter dik, daaronder volgt een even dikken laag bruinachtige zandsteen, dan een helling, waartegen schrale jeneverbessenstruiken groeien, en daarop weder een laag van een goede honderd Meter van donkerkleurige zandsteen. .Opnieuw breekt een talud de helling, en dan daalt de rotsmassa steil als een muur omlaag, zeker 300 Meter diep. Men noemt het „roode kalkrotsen" doch de steenmassa heeft in werkelijkheid een schoone gelige kleur en de roode oxydverbindingen der bovenliggende lagen, door de regens van vele eeuwen weggespoeld, hebben de buitenzijde van de kalksteen roodachtig getint. Aan den voet van dien steilen muur strekt zich drie of vier Kilometer ver een plateau uit naar het midden van den canyon, en van daar daalt de rotsmassa af tot de diepste diepten van de kloof, waardoor de rivier zich bruisend een weg baant naar zee. Doch deze nuchtere beschrijving geeft zelfs geen denkbeeld van de pracht dier woeste, indrukwekkende rotswereld. De zon werpt haar licht op de rijkgetinte rotsen zoodat zij glanzen in zoo ongeëvenaarde schittering als slechts de fantastische verhalen van de Duizend- en Een Nacht voor onze verbeelding tooveren. De tegenoverliggende rotsmuren zijn zeker 15 küometer Van ons verwijderd en de afgrond aan onze voeten, die ons daarvan scheidt, is zoo rijk aan grillige gesteenten, aan wonderlijke vormen, aan afwisseling van kleur, dat men geen woorden kan vinden om den indruk er van weer te geven. Maar boven alles wordt men geimpressioneerd door den reuzenmuur aan de overzijde en het woord „reusachtig" is te zwak om goed weer te geven het karakter van die massa van bijna 2000 Meter hoogte. Hoe vallen in het met de kolossen der oudheid tegenover deze wondere werken der eeuwen! 's Menschen taal schiet te kort om hiervan een indruk te geven. Hoe is deze grootsche Canyon ontstaan ? Gemeenlijk wordt aangenomen, dat de oorspronkelijk 4000 Meter groote laag van Algonkiaansch gesteente zich op de granieten onderlaag heeft DE ZUIL VAN POMPEJUS IN DEN GROOTEN CANYON. De zuil van Pompejus verheft zich op een rotsblok op den zuidelijken oever. Ze is wel een bewijs van het ontzagwekkende der krachten, die de reusachtige kloof hebben gemaakt en doet denken aan een verweerden reus, die den invloed van eeuwen heeft getrotseerd. DE GROOTE CANYON IN COLORADO. Terrasvormig verheffen de veelkleurige rotslagen zich boven de kloof, waardoor de rivier stroomt, die voor het oog van den reiziger, op een der hoogste punten staande, zich als een zilveren lint kronkelend een weg baant tusschen het gesteente. De Wonderen der Wereld. 5* 66 DE WONDEREN DER WERELD. GEZICHT OP NEW-YORK VAN UIT JERSEY. Een merkwaardig gezicht op de stad der wolkenkrabbers. De buitengewone duurte van den bouwgrond te New-York i. oorzaak van den bouw der wolkenkrabbers en inderdaad wordt er heel wat bouw.errem bespaard door de oprichting van deze reuzenpaleizen. neergezet kort nadat het eerste leven zich op aarde had vertoond. Daarop is een tijdperk gekomen, waarin deze afzettingen werden verminderd tot haar tegenwoordigen omvang van ten hoogste 2oo Meter. Daarop werden door zondvloeden of dergelijke ontzaglijke verschijnselen de steenlagen op allerlei wijzen verbrokkeld en verbrijzeld, zoodat zij geheel hun oorspronkelijk karakter verloren Lavastroomen overdekten sommige gedeelten en daarop gleed de gansche massa geleidelijk in de diepe bedding der oer-zee. Terwijl die wegzinking voortging gedurende vele eeuwen der voorhistorische tijden, werden ook latere lagen van gesteenten daarop afgezet, zoodat we niet enkel de lagen uit het vroegste steenkolentijdperk, doch ook gesteenten uit de Permische, de Trias en zelfs de Eocene periode daarop aantreffen. Daarop had een omkeering van het proces plaats. De aardkorst werd omhoog geheven en in die dagen ontstond de Colorado-rivier. Op de eerste toppen, die boven de zee uitstaken condenseerde zich het water en het vormde zich een eigen afwateringskanaal. De opheffing van den bodem hield aan, de beddingen der stroompjes werden dieper uitgevreten, aardbevingen, ontzaglijke natuurverschijnselen, onweer en regen brachten onophoudelijk wijziging in den toestand doch de rivier hield stand, wijzigde enkel nu en dan haar loop wegens een of andere plotselinge inzinking in de langzaam zich opwaarts bewegende rotsmassa's. Reuzenmassas van verweerd rotsgesteente, zand, modder enz. werden geworpen in de bedding der rivier door de ontzettende stormvloeden, die nu en dan het land teisterden, doch dit was voor de rivier slechts materiaal om haar bedding dieper in de rotsen uit te schuren. De Eocene lagen werden weggevoerd, evenals de lagen dagteekenend uit de Trias-, Jura- en Permische perioden, uitgezonderd enkele gedeelten, die op grooter afstand van den Canyon worden aangetroffen. Enkele malen stokte de rijzende beweging voor korter of langer tijd en dan tastte de rivier den voet der rotsen in de kloof, die zij zich had gemaakt, aan, maakte daardoor den Canyon breeder deed de plateau's ontstaan, welke wij er thans nog zien. Ten slotte was de moeitevolle arbeid voleindigd en toen de mensch op aarde verscheen, wachtte de Canyon op zijne ontdekking! Voorzoover men kan nagaan is de eerste blanke, die den Canyon aanschouwde, Cardenas geweest, een der luitenants van Francisco de Coronado, den fortuinzoeker die Spanje verliet in de verwachting Cortes en Pizarro op zij te streven in de verwerving van roem en rijkdom in het nieuwe land Maar in de Nieuwe Wereld keerde het lot zich tegen hem, en hij verwierf slechts kennis, die hem niet veel van nut was, en ongenade, zoodat hij als een gebroken man tengrave daalde. In 1540 vertrok hij uit Nieuw-Spanje met een moedige en lustige schare „Conquistadores , als NOORD-AMERI KA. 67 het land slechts zelden had gezien, tot verovering van het wijdvermaarde land der zeven steden van Cibola, dat Marcos de Niza had verkend en waar alom welvaart en rijkdom heerschten. Hij bereikte ten slotte de zeven steden van Zuni, ontdekte de ongeëvenaarde rotsstad Acoma en zond zijne luitenants uit voor verdere onderzoekingstochten. Cardenas trok in noordelijke richting naar een groote rivier, die door een Canyon stroomde (de Colorado-rivier) en Tavar naar de dorpen der Hopituh Shinumo („het volk des Vredes"), wier wonderlijke rotswoningen en godsdienstige plechtigheden, de Slangendans, nu nog de aandacht der ethnologen trekken. Cardenaz en zijn mannen bereikten den rand van den Canyon, „die zich meer dan drie of vier mijlen boven den stroom verhief"; en op levendige wijze beschrijft hij de pogingen van enkele zijner lieden om de rivier te bereiken. Zij klommen met ongelooflijke stoutmoedigheid langs de rotsen naar beneden, doch na drie of vier dagen van vermoeiende inspanning waren ze nog even ver van de rivier als te voren. Weinig of niets wist men echter van den Canyon tot 1869. Toen besloot majoor J. W. Powell, die even te voren was benoemd tot directeur van den geologischen dienst, welke hij geheel en al organiseerde, hem geheel door te trekken vanaf de Green River, in Wyoming, tot de monding, m de Golf van Californië. We dienen er eerst even op te wijzen, dat de Groote Canyon slechts een kl ein gedeelte uitmaakte van het gansche Canyon-stelsel der Colorado en haar zij-rivieren. De qualificatie „groot" is echter enkel gegeven aan het merkwaardigste gedeelte, dat in Arizona wordt aangetroffen, en waar de kloof het diepst, het breedst en het indrukwekkendst is. Dit deel is evenwel slechts 345 Kilometer lang. Met bijzonder daarvoor gebouwde booten verlieten Powell en zijn moedige makkers op 16 Mei 1869 Green River City. Drie maanden lang trotseerden zij de onbekende gevaren van stroomversnellingen, watervallen, draaikolken en steile, scherpkantige rotsen. Dagen en nachten achtereen waren zij doornat en rillende van koude. Soms ging de tocht zoo langzaam, dat zij op één dag slechts een paar kilometers aflegden, — waarbij zij hun gansche uitrusting enz. over de rotsen hadden te dragen — soms ook ging het zoo snel voorwaarts, dat ze 12 en 15 kilometer in een uur aflegden. Herhaaldelijk sloegen hun booten om en hepen zij gevaar in de woelende wateren te verdrinken. Drie malen werden hunne vaartuieen ernstiff beschadigd en ten slotte werd een HET „STRIJKIJZER-GEBOUW" TE NEW-YORK. er van met ZUlk een kracht tegen de Dit gebouw is zeer populair te New-York, zoowel door zijn rotsen gesmeten, dat het in Splinters ongew°nfn vorm «"<• ■door zjin praktische ligging voor kantoren. Oor- , TT , . , " spronkelijk werd het naar zijn eigenaar geheeten, doch de volksmond sloeg. Hunne levensmiddelen raakten dooPte het als „het strijkijzer". 6g DE WONDEREN DER WERELD. uitgeput en het weinige dat zij hadden, was door vocht beschadigd en bedorven, waartegen geen middel was te bedenken. Drie mannen der expeditie gaven het emdelyk op toen b.na het gevaarlijkste deel van den tocht achter den rug. was en men vergunde hun den Canyon te veriaten en te trachten de beschaafde wereld weder te bereiken. Arme kerels! Zn waren de lenigen die er het leven bij inschoten. Zij kwamen n.1. terecht in een kamp van een Indianenstam n Zuid-Utah, waarvan de squaws mishandeld waren door een troep op kwaad beluste mnnwerker in u « * Men hidd hen voor de „blanke ondieren en zij . -yr werden vermoord. Later heeft majoor Powell nog een expeditie door het land gemaakt en het verhaal daarvan is boeiender dan de mooiste romans, inans loopt ae 3diiw ^ spoorweg van Chicago naar Los Angeles en San Francisco op een afstand van ruim 100 Kilometer van den zuidelijken rand. Vanaf Williams, Arizona, loopt een zijlijn naar het El Tovarhotel vlak bij den Canyon en duizenden toeristen genieten daardoor jaarlijks van den aanblik van den ongeëvenaarden „stroom der Goden", welke voorzeker een der grootste natuurwonderen is, die de mensch ooit heeft aanschouwd. De wolkenkrabbers van New-York. — Wanneer 30 jaar geleden een mailboot de haven van New-York binnenstcomde, was het hoogste gebouw, dat de aandacht der reizigers trok, een huis prijkende met een advertentie van den druk reclame makenden zeepfabrikant B. T. Babbitt, waarin zijn vermaarde zeep tevens werd gefabriceerd. Tegenwoordig lijkt dat perceel zoo dwergachtig, dat men het nauwelijks terug kan vinden tusschen het woud van reuzengebouwen, dat zich hemelwaarts verheft, alsof de mensch van onzen tijd meende, dat hij zou kunnen tot stand brengen, wat den bouwers van den Toren van Babel niet gelukt is. Voor velen, die zich vreemd gevoelen tegenover moderne toestanden, zijn wolkenkrabbers bouwkundige vergissingen, leelijke dingen, bewijzen van achteruitgang. Wie aldus redeneert miskent intusschen den grondslag van de bouwkunst, dat zij n.1. moet beantwoorden aan de behoeften van het menschdom. Nuttigheid is de eerste eisch van schoonheid, en schoonheid zonder nut is schijn-schoonheid, waarvan de voosheid bij nader critisch onderzoek duidelijk aan den dag treedt. De wolkenkrabbers van New-York zijn het beste bewijs voor die stelling. Zij hebben er recht op erkend te worden als fraaie bouwwerken, omdat zij zich verwonderlijk juist aanpassen aan de dringende behoeften van het menschdom. Wat we ook mogen beweren omtrent de dwaasheid of de wijsheid van den mensch, samenhokkende in steden, ten einde de materieele belangen des levens te behartigen memand kan in twijfel verkeeren, dat dit, voorzoover we thans kunnen nagaan, het eenige middel daartoe is Naarmate het cijfer der bevolking stijgt, neemt ook de uitgestrektheid der woonplaatsen toe, totdat eindelijk de afstanden zoo groot worden, dat zij bezwaarlijk worden voor een spoedige afhandeling van die zaken, welke in persoon moeten worden afgewikkeld. Deswege moest een middel worden gevonden, om gewichtige belangen te behartigen in betrekkelijk beperkte omgeving HET GEBOUW DER SINGERMAATSCHAPPIJ. Aanvankelijk noemde het bouwtoezicht te New-York de plannen voor dit gebouw onuitvoerbaar. De architect bewees echter praktisch de uitvoerbaarheid er van en het is thans een der bezienswaardigheden van New-York. HET „METROPOLITAN BUILDING" TE NEW-YORK. De ontzagwekkende omvang en de verbazingwekkende hoogte maken dezen van wit marmer opgetrokken wolkenkrabber tot een der merkwaardigheden der wereldstad. De staalconstructie maakte slechts een dergelijken bouw mogelijk. De ontwikkeling tot op de huidige hoogte van den „elevator", zooals een Amerikaan doorgaans een „lift" of hijschtoestel noemt, en de wolkenkrabbers hebben dit mogelijk gemaakt. Een der oudste wolkenkrabbers is het Owing-gebouw te Chicago. Daarbij werd proefondervindelijk de voortreffelijkheid van staalbouw bewezen en in deze bouwwijze schuilde de oplossing van de gansche moeielijkheid. De wolkenkrabbers toch zijn in hoofdzaak slechts omhulsels van baksteen, marmer, terracotta enz. van een geraamte 'T PREEKSTOEL-TERRAS IN HET YELLOWSTONE-PARK. van staal, hetwelk eenzelfde . , .-in u u • karakter draagt als b. v. DeZe jachtig gevoimce ™ — * ™ de EiffeHoren of de groote bruggen over kloven en stroomen Het duurde niet lang of New-York nam deze nieuwe bouwwijze over en met verbazingwekkende snelheid verrezen de wolkenkrabbers, zoodat thans de reiziger, die van Jersey uit voor de eerste maal de" rivier oversteekt om naar New-York te stoomen, verwonderd staat over het woud van blanke gebouwen, dat aanwijst, waar het drukste gedeelte is van het centrum van Amerika s grootste handelsstad. Vóór i October 1909 waren er 51 van dergelijke torenhooge gebouwen verrezen. Het minst aantal verdiepingen telde Wanamaker's Store aan den Broadway, tusschen de \chtste en de Negende straat. Het heeft slechts 14 verdiepingen, doch de hoogte er van, 217 voet, 6 duim (bijna 73 Meter) is grooter dan van het Ansonia-hotel aan de 73ste en 74ste straat dat 16 verdiepingen telt en ruim 61 Meter hoog is. In het tijdperk van 1 October 1909 tot 1 December 1910 werd met het Gemeentelijk Bouwtoezicht onderhandeld over den bouw van 16 nieuwe reuzengevaarten met van 14 tot 42 verdiepingen en wisselend in hoogte tusschen 55 Meter en 208 Meter. Deze gebouwen waren op het oogenblik dat dit geschreven werd - April 1911 - alle in wording en zijn thans, bij de verschijning van dit werk, alle ook reeds kant en klaar. Het Strijkijzer-gebouw (The Flatiron-building). - De meest opmerkelijke van alle wolkenkrabbers te New-York is het z. g. Strijkijzergebouw, dat zich verheft op den zuidwestelijken hoek van Madison Square Garden op het snijpunt van de Vijfde Avenue, Broadway, en de Drie- en twintigste straat De Vijfde Avenue en Broadway loopen wel van noord naar zuid doch niet precies evenwijding en op dit punt vormen zij een X. De noordelijke helft van de X, dus een V, is een open ruimte, doch de zuidelijke helft, een omgekeerde V, behoorde aan een eigenaar, die besloot daar een hoog kantoorgebouw op te richten, dat door zijn eigenaardigen vorm zijn eigen reclame zou wezen. Dit is de wordingsgeschiedenis van het Strijkijzer-gebouw. Hoe wonderlijk ook van vorm is het thans een der meest in trek zijnde kantoorgebouwen van dit deel der stad. De scherpe hoek van'het gebouw is slechts enkele voeten breed en zelfs aan de Twintigste Straat, waar het zijn grootste breedte heeft, telt elke verdieping niet meer dan acht ramen. Het is twintig verdiepingen hoog en daar het geheel op zich zelf staat, lijkt het des te hooger, zooals he zich trotsch verheft boven de in bouwkundig opzicht lang niet onverdienstelijke doch zooveel 70 DE WONDEREN DER WERELD. JUPITER-TERRAS IN HET YELLOWSTONE-PARK. Deze uitgestrekte terrassen van kristalvormingen zijn ontstaan door den neerslag van minerale bronnen. De kleurenrijkdom er van is te danken aan tallooze mikroskopische plantjes, die er op groeien. lagere omgeving. De eigenaar van het gebouw, Fuller geheeten, doopte het met zijn eigen naam, maar de spraakmakende gemeente noemde het ,,'t Strijkijzer" en dit is thans zelfs de officieele benaming geworden. Het gebouw der Singer-Maatschappij. — Toen het ontwerp voor dit ontzagwekkende gebouw openbaar gemaakt werd, noemde men den bouwmeester een krankzinnige en algemeen werd de wensen uitgesproken, dat het stadsbestuur een grens zou stellen betreffende de hoogte der gebouwen en geen bouwvergunning zou geven aan de Singermaatschappij en haar aannemers. Doch bij breedvoerige bespreking toonde de bouwmeester de uitvoerbaarheid zijner plannen aan en hij kreeg vergunning om ze te verwezenlijken. Het hoofdgebouw is indrukwekkend van vorm, doch trotsch verheft zich daarboven, als een moderne minaret, de toren, nog 25 verdiepingen hooger, zoodat het gansche gebouw 41 verdiepingen telt en 210 Meter hoog boven de straat uitsteekt. Enkel in den toren zijn duizend kantoren, en even zooveel vindt men in het hoofdgebouw. Twee duizend kantoren 't is om van te duizelen, wanneer men bedenkt, welk stuk van den wereldhandel daar in dat enkele gebouw is onder dak gebracht! Het gezicht van den top van den toren moet gelijk zijn aan dat uit een ballon of een aeroplaan. Gansch New-York, met zijn voorsteden als Manhattan, Brooklijn, Queen's, The Bronx en Richmond ziet men als een plattegrond voor zich uitgestrekt. De trams en de stads- DE WONDEREN DER WERELD. spoorweg lijken op kinderspeelgoed, en de mannen en vrouwen op het gedierte, dat krioelt op een mierenhoop. Over de rivier, met haar op spinnewebben gelijkende bruggen — den grooteh Brooklijnbrug, de Manhattan —, Williams — en Queens-borobruggen — en haar vertakkingen, die de nijvere fabriekswijken omgeven, dwaalt het oog naar den Oceaan, gansch in de verte, of naar de heuvelen van Jersey en de Palissades en verder naar de moerassen van Jersey, naar Newark, Paterson, The Oranges enz. Als het stormt, gevoelt en ziet men duidelijk den toren zwiepen, doch gevaar is daaraan niet verbonden, want men kan ten vólle vertrouwen op de kracht van het stalen geraamte en degelijkheid der bekleeding en tot nog toe heeft het gebouw ten volle beantwoord aan de verwachtingen van den bouwmeester. „Metropolitan Life" gebouw. — Maar de baas van alle reuzengebouwen van New-Yoik is het „Metropolitan Life"-gebouw, niet DE VRIJHEIDS-MUTS IN YELLOWSTONE-PARK. ver van „het Strijkijzergebouw" Deze reusachtige hoop sintels van een uitgewerkten geyser ontleent gelegen aan de oostelijke Zijde zijn naam aan de overeenkomst met het hoofdeksel der Amerikaansche yan J^^iscn Square en aan de soldaten in 1774. Hoe hoog het gevaarte is, vdt eerst recht in het oog, twintigste Straat. Het wanneer men let op de kleinheid van den man, die er naast staat. 5 NOORD-AMERIKA. 73 hoofdgebouw beslaat de geheele oppervlakte omgrensd door Madison- en Vierde Avenue en de Drie en twintigste en Vier en twintigste Straat. Het telt elf verdiepingen en is 55 Meter hoog. De toren met zijn vijftig verdiepingen boven de straat bereikt een hoogte "van bijna 235 Meter. Elke gevel op een der Avenues uitkomende is 66 Meter en elke gevel aan een der straten 142 Meter breed. Het gansche gebouw is bekleed met glanzend wit marmer. De toren doet in zijn vorm denken aan de vermaarde Campanile van de San Marco kerk te Venetië, die dan ook als voorbeeld is genomen. Intusschen heeft men rekening gehouden met de verhoudingen van het hoofdgebouw. De toren is glad en zonder eenige versiering tot de negenentwintigste en dertigste verdiepingen. Daar zijn als versiering aangebracht uitstekende galerijen met loggia's in Ionischen stijl en sierlijke balusters. Daaronder, ter hoogte van de vijfentwintigste, zesentwintigste en zevenentwintigste verdiepingen prijkt aan elk der zijden een wijzerplaat met een middellijn van 9 Meter, met sierlijke orna¬ menten omkranst. Het gedeelte, waaraan de loggia is aangebracht, omvat de eenendertigste tot en met de vijfendertigste verdieping. Boven den omgang er van wijken de muren op een hoogte van 152 Meter achteruit en stijgen dan nog vier verdiepingen, aldus een plinth of basis vormend voor de kegelvormige punt, die bekroond wordt door een achthoekig torentje, waarvan de vergulde koepel plaats aanbiedt voor de achtenveertigste en negenenveertigste verdiepingen. De marmeren bekleeding eindigt bij de ramen van de achtenveertigste verdieping, van waar af de toren met een laag verguld koper is bedekt. Het prachtigste vergezicht heeft men van het balkon der vijftigste verdieping, 220 Meter boven den beganen grond. Hier kan men DE DUIVELSKEUKEN IN YELLOWSTONE-PARK. De minerale stoffen der warme bronnen zetten zich soms op zoo zonderlinge wijze af, dat zij holten en grotten vormen onder de terrassèn. Enkele dier holen, waarvan de Duivelskeuken de voornaamste is, kunnen van binnen bezichtigd worden. zijn blik laten gaan over de woningen van een zestiende deel der bevolking van de Ver¬ eenigde Staten. Het uiterste punt van het bouwwerk wordt gevormd door een reusachtige achthoekige electrische lantaren, met een middellijn van bijna 3 Meter, van waar krachtige stralenbundels kunnen worden uitgezonden. Deze toren onderscheidt zich van andere bouwwerken enkel door de grootte. De verhouding tusschen hoogte en breedte is als 1 : 8J, wat vrijwel overeenkomt met de verhoudingen van de Campanile te Venetië, en van een Dorische zuil. De toren is verder vier maal hooger dan het hoofdgebouw, zoodat de verhouding werkelijk zeer rationeel mag heeten. De Mammoth-bronnen in het Yellowstonefark. — Het Yellowstonepark is het grootste van de staatsparken der Vereenigde Staten. Het beslaat niet minder 8580 vierk. Kilometer, ongerekend het gereserveerde woud, dat er aan grenst. Het is een waar wonderland, eenig door zijn rijkdom aan bezienswaardigheden. Het werd het eerst in 1807 door een blanke gezien, doch tot 1870 wist men er bitter weinig van af. Toen maakte het bestuurhoofd van den nieuwen staat Montana, HET KAPITOOL TE WASHINGTON. Het Kapitool gebouwd op een uitgestrekt plein met mooie plantsoenen, is het belangrijkste gebouw van het landsbestuur der Vereenigde Staten Het Kap.tool, gebouwd op een ^ g^ ^ P^^ yan ^ hoofdgebouw versieren, zijn alle uit één stuk steen gehouwen. NOORD-AMERIKA. 75 H. D. Washburn, met een aantal burgers en een klein geleide ruiterij onder bevel van luitenant Doane, een onderzoekingstocht door de streek. Luitenant Doane bracht aan zijn oversten een verslag uit, dat van overwegenden invloed is geweest en het gevolg van deze expeditie is geworden, dat het Congres de landstreek tot een nationaal park verklaarde, waarvan gansch de bevolking kan genieten. Het is een land van geijsers, warme bronnen, watervallen, obsidiaan-rotsen, kleurige terrassen, bergen versteeningen, heuvels van puimsteen, bosschen, stroomen en een Canyon, even schilderachtig en kleurig als de Groote Canyon van Arizona indrukwekkend is. Binnen zijne omgrenzing vindt men met sneeuw bedekte bergen, die zich 4000 tot 5000 Meter hoog verheffen in het azuurblauw des hemels. Het park heeft een dal, niet minder dan 2000 Meter boven den zeespiegel, een duizendtal geijsers, 3600 bronnen en poelen, alsmede modderbronnen of verfpotten, gelijk men ze gewoonlijk heet. De warme Mammothbronnen spreken intusschen van al de rijkdommen van het Yellowstonepark het minst tot de fantasie: warm water is warm water, hetzij in de badkuip hetzij in het Yellowstonepark. Het eenige verschil is, dat het warme water in het Yellowstonepark in hooge mate met kalkstof is bezwangerd hoofdzakelijk koolzure kalk of waterstofverbindingen van kiezelzuur. Als dit water uit het inwendige der aarde opspringt, verdampt een deel er van en vormt weldra een neerslag van de organische stoffen, die het bevat. Daardoor ontstaan de poelen, meren, oevers, terrassen enz. van wonderbaren vorm, die men bij de Mammothbronnen kan bewonderen. De meerderheid hiervan vindt men op Terrace Mountain, waarop men het volle gezicht heeft van het hotel, dat in de nabijheid van het administratiegebouw van het park is gebouwd. Als Nationaal Park staat het onder het centrale bestuur en het beheer wordt gevoerd door officieren van het leger der Vereenigde Staten. Men vindt hier een met gras begroeid plein, waarvan de oostelijke zijde wordt ingenomen door de woningen der officieren en de barakken der soldaten. Aan de overzijde verheft zich de Terrace Mountain met zijn veelkleurige, rookende, wonderlijk gevormde terrassen. Aan de noordzijde is het hotel gebouwd. De voornaamste terrassen zijn het Jupiter-terras, het Preek stoelterras en het Cleopatraterras. Het laatstgenoemde is van den jongsten datum en het schitterendst- van kleur, het Preekstoelterras doet eenigszins denken aan een ouderwetschen preekstoel, het Jupiter-terras wordt echter het meest bezocht en beschreven. Tal van deze terrassen zijn bijzonder rijk aan kleuren en tinten. Toen men ze ontdekte, EEN DORP DER HOPI-INDIANEN IN ARIZONA. Een dorp der Hopi-Indianen verheft zich op het meest ontoegankelijke punt van een „mesa" of plateau. De muren zijn opgetrokken van klei, gepleisterd met een soort kalk en vervolgens gewit. 76 DE WONDEREN DER WERELD. schreef men dit toe aan de opgeloste minerale stoffen, welke in het water zweefden, doch nadere wetenschappelijke onderzoekingen hebben aan den dag gebracht, dat deze kleuren zijn te danken . aan microscopische plantjes, blauwgroene algen, die kunnen leven in water met een temperatuur van 185 gr. Fahrenheit. Zij komen in allerlei kleuren voor: rood, roze, geel groen, saffraankleurig, blauw bruin, oranje en violet, in allerlei tinten en schakeeringen. Voor de deskundigen geven die kleuren den warmtegraad nauwkeurig aan. A- Hoe vaker men deze terrassen bezoekt en hoe nauwkeuriger men nagaat de wonderen, die de natuur op dit gebied wrocht, des te meer geheimen ontdekt men, en zoo is het b v. typisch, dat men in denzelfden vijver verschillende kleuren ontdekt. Dit wijst op verschillende temperaturen, veroorzaakt doordat bronnen van verschillenden warmtegraad er in uit loopen, of wel doordat het water van eenzelfde bron heel spoedig van temperatuur verandert en de kleur afhangt van den afstand, waarop het water van de plaats, waarop het uit den bodem opborreltverwijdd ligt Dat deze vijvers en terrassen verwant zijn met de geijsers valt op te maken uit het feit, dat'dicht bij het Jupiter-terras staat de „Vrijheidsmuts", een steenklomp, die eemgszins doet denken aan de vroegere vrijheidsmuts der Amerikaansche opstandelingen in 1774. en weleer ongetwijfeld de schacht van een geijser was. De .Reuzendunn' in de. buurt, . _ . „ oorsprong. Hier en daar merkt men v open ruimten of kelders onder de terrassen en in verscheidene er van kan men afdalen. Zoo vindt men er „Cupido's kelder" en „de Duivelskeuken"; in deze laatste is zelfs een ladder geplaatst ten dienste van hen, die eens persoonlijk kennis willen maken met den kok van zijn helsche majesteit. Het kapitool te Washingt01tM _ Toen de Vereenigde Staten tegen Engeland opstonden en zich in 1776 onafhankelijk verklaarden, besloten de leiders der revolutie, dat de hoofdstad der nieuwe republiek ver verwijderd moest zijn van de groote centra van bevolking. Deswege werd op 16 Juli 1790 Washington gekozen als de zetel der regeering en een uitgestrekt gebied aangekocht ten dienste van den staat, hetwelk als district Columbia werd gedoopt. Dit district staat onder het bestuur van geen enkelen staat, doch van het centrale bestuur. De eigenlijke stad beslaat een oppervlakte van ongeveer 26 vierk. Kilometer en is in de tien laatste jaren verbazend gegroeid. In 1874 werd het bestuur EEN DORP DER HOPI-INDIANEN. Deze rotstrap, voerende naar het dorp, kon in oorlogstijd gemakkelijk worden verdedigd en werd daarom door de Hopi-Ind.anen gekozen als toegang tot hun dorp. NOORD-AMERIKA. opgedragen aan drie „commissioners" onder het oppergezag van het Congres. De bevolking bedraagt thans om en bij de vierhonderdduizend zielen. Het indrukwekkendste van de gebouwen bestemd voor de regeering der Vereenigde Staten is het Nationaal Kapitool. De lengte er van is 229 Meter, de diepte 42,6 M. en het beslaat een terrein van meer dan 15000 vierk. Meter. Een prachtig plantsoen, met breede wegen en ruime terrassen omgeeft het, terwijl aan de westzijde een park, „The Mali", is aangelegd, dat zich uitstrekt tot den Potomac, op ongeveer anderhalven kilometer afstands, terwijl een aantal fraaie beeldhouwwerken de keurig onderhouden grasperken versieren. Het middengebouw van het Kapitool is opgetrokken van Virginische zandsteen, witglanzend in den zonneschijn. Boven dit gedeelte prijkt de groote koepel van het paleis. Bekroond met het standbeeld der Vrijheid, verheft de koepel zich bijna honderd Meter boven de omgeving. Men kan langs een wenteltrap den koepel beklimmen, en het gezicht, dat men vandaar af heeft, loont wel de moeite van de bestijging. In dit middengedeelte vindt men de Rotonde, de zaal van het hooggerechtshof en de zaal der standbeelden. Tal van beeldhouwwerken zijn in deze laatste ruimte geplaatst en honderden kostbare schilderwerken versieren de wanden dier drie zalen. Twee massieve bronzen deuren, van een gewicht van tien ton, waarvan de versieringen herinneren aan de voornaamste gebeurtenissen uit Cohimbus' leven, geven toegang tot de oostelijke zijde van het gebouw. Zij hebben ruim 28000 Dollars of / 70.000 gekost. Aan beide zijden van dit hoofdgebouw grenzen ruime portieken. De vleugels van het middengebouw, waarin de Senaat en het Huis vergaderen, zijn opgetrokken van marmer van Massachusetts, en zijn van latere constructie dan het hoofdgebouw. De zuilen, die de dakbedekking dier vleugels en van de portieken van het hoofdgebouw dragen, zijn uit één stuk gehouwen. Een woning der Hopi- Indianen in Noordelijk Arizona. — Op niet meer dan een steenworpsafstand van het El Tovar hotel bij den Grooten Canyon staat een Indianenwoning, welke vrijwel een copie is van een huis van een HopiIndiaan in het dorp Oraibi. Hoewel het opgericht is met handelsbedoelingen in zooverre, dat het is een winkel voor den verkoop van Indiaansche curiositeiten, heeft het ongetwijfeld zekere opvoedkundige en ethnologische waarde. Wanneer men het electrisch licht, de stoomverwarming en andere moderne gemakken buiten rekening laat, is het een getrouwe copie, en biedt het aan hen, die zich niet den vermoeienden tocht kunnen veroorloven van meer dan 160 Kilometer door een zandwoestijn naar het district Tusayan, waar deze Indianen in hunne zonderlinge dorpen wonen, een goede gelegenheid om iets te leeren kennen van hun zeden en gewoonten. Want men vindt hier een aantal gezinnen der Hopi-Indianen en vertegenwoordigers der Navaho-stammen gevestigd, die zich bezig houden met het maken van manden, dekens, aardewerk, snuisterijen van kralen, zilverwerk en dergelijke. Het huis de Hopi-Indianen is dientengevolge een merkwaardig museum geworden en vele Europeesche musea van volken- DE DANS-ROTS DER HOPI-INDIANEN. De dans speelt een belangrijke rol in de godsdienstplechtigheden der Hopi-Indianen en deze rots, de „Dansrots gedoopt, staat in groote vereering bij hen. EEN WONING DER HOPI-INDIANEN. Deze woningen worden ontworpen en gebouwd uitsluitend door vrouwen De vrouwen zijn ook de eigenaressen er van. evenals van de gansche stoffeering. Zelfs is de oogst, zoodra deze bmnengehaald. eigendom der vrouwen. NOORD-AMERTKA. 79 kunde bevatten niet zoo talrijke en kostbare voorwerpen betreffende het huiselijk leven der Indianen als deze woning. Op een der illustraties ziet men op den voorgrond een groote, sierlijk gevormde „olla" van riet vervaardigd, waarvan het vlechtwerk zoo fijn is samengedrongen dat men haar als waterkan gebruikt. Evenwel hoe „echt" de Hopi-woning bij den Grooten Canyon ook moge wezen, blijft toch het eenige middel om de Hopi's te leeren kennen een bezoek aan hun eigen zonderlinge belangwekkende dorpen. Zij wonen in negen steden, waarvan er zeven zijn gebouwd op de bijna ontoegankelijke toppen van drie „mesa's" of rotsterrassen, die zich ruim 250 Meter boven de wöesitijnachtige vlakte verheffen. Op de meest oostelijke mesa liggen drie steden namelijk Tewa of Hano, Sichumavi en Walpi. De toegang tot elk dier plaatsen wordt gevormd door een steil en smal rotspad, waarvoor hier en daar zelfs treden in het rotsgesteente zijn uit gehouwen. De huizen van al die Hopi-dorpen zijn opgetrokken van brokken zandsteen, die verspreid liggen op den top der verweerde mesa's. De muren worden gemetseld met behulp van een modderbrij bepleisterd met een soort van kalk, „adobe" geheeten, en dan gewit. De bouwwijze is hoogst eenvoudig en primitief maar toch wel interessant. Het merkwaardigste er van is, dat de huizen worden ontworpen en gebouwd enkel en alleen door vrouwen. Schrijver dezes heeft het bijgewoond, hoe 36 vrouwen gezamenlijk in de weer waren bij den bouw eener woning. De mannen zaten in de nabijheid rustig en vreedzaam toe te kijken onder het rooken van cigaretten, terwijl de vrouwen werkten als opperlieden, kalkmengers, steendragers en metselaars. Het kostte hem niet weinig moeite om ze over te halen zich alle zesendertig door hem te laten fotografeeren en ieder harer kreeg tot belooning een lap katoen om een nieuwe japon te maken. Toen hij in zijn tent het katoen uitdeelde, sprak hij over het harde lot, waarover de vrouwen der blanken het zoo dikwijls hebben, dat zij hebben te zwoegen, terwijl haar luie mannen rustig toekijken en niets uitvoeren. Zeer ter snede stonden die Indische vrouwen mij te woord en vroegen mij of de vrouwen van ons blanken dan niet goed wijs waren. Ik ontkende dit natuurlijk heftig. „Maar," merkte toen de woordvoerdster op, „dat moet toch wel het geval zijn. Waarom zouden zij medelijden met ons hebben ? Dat hebben we niet noodig. De mannen hebben ook hun werk en zij verrichten het, zonder dat wij er ons in mengen of ze helpen. Dit echter is ons werk en we vragen noch behoeven hun hulp. Die Hierboven (zij duiden de goddelijke machten altoos zoo aan) hebben ons den arbeid en de kracht daarvoor gegeven, en zij die trachten zich er in te mengen dienen zich wel tweemaal te bedenken." De vrouwen zijn intusschen niet enkel de huizenbouwsters. Zij zijn er ook de eigenaressen van en, Wat nog meer beteekent, zoodra de oogst van mais, meloenen, uien, peper, perziken enz. door de mannen NOG EEN KIJKJE IN EEN HOPI-WONING. Wij vestigen in het bijzonder de aandacht op de manden, dekens en het aardewerk, welke de vrouwen vervaardigen en verkoopen. Het vlechtwerk dezer Indianen is zoo fijn, dat de manden, die we hier zien afgebeeld, geschikt zijn om er water in te bewaren. 80 DE WONDEREN DER WERELD. DE WASHINGTON ZUIL. De plaats voor dit gedenkteeken werd door Washington zeiven uitgekozen. Deze reusachtige witte zuil is bekroond met een punt van glinsterend en nimmer roestend aluminium. is binnengehaald, wordt deze eigendom van de vrouwen, zoodat de man voor geen stuiver mag verkoopen van den oogst, dien hijzelf heeft verzorgd, tenzij de vrouw er in toestemt. Het gedenkteeken voor Washington. — De grootste gedenkzuil der wereld is die welke de bevolking der Vereenigde Staten voor den „vader des vaderlands" en den eersten president heeft opgericht in de stad, welke naar hem is geheeten, de hoofdstad van de groote Amerikaansche Republiek. De zuil is 185 Meter hoog en men heeft zevenendertig jaar voor den bouw er van noodig gehad. De plaats er voor werd door president Washington zeiven gekozen. De eerste steen er voor werd gelegd in 1848, en de deksteen, een kegelvormig blok van Amerikaansch aluminium, werd in 1884 aangebracht. Het onderste gedeelte van het monument is opgetrokken van graniet uit NieuwEngeland, bekleed met gepolijst marmer. Het bovenste gedeelte is van zuiver wit marmer. De top wordt bereikt met behulp van een lift of een trap van negenhonderd treden. Men heeft niet ten onrechte gezegd, dat de waardigheid, de standvastigheid en de hoogheid van karakter van Washington zeer gelukkig is weergegeven door den grootschen eenvoud van die gedenkteeken. Het monument is de vrucht van een algemeene beweging ten gunste van een nationaal gedenkteeken voor Washington, welke nog voor zijn dood ontstond en reeds zoover gevorderd was, dat hij zelf nog kon mededeelen, waar hij het bij voorkeur verrezen zou willen hebben. Maar republikeinen zijn zeer vaak erg traag om de verdiensten te erkennen van de menschen, die zij het liefst wilden vereeren en eerst na de oplaaiing van patriotisme in het jaar van het eerste eeuwfeest van* Amerika's Bevrijding besloot het Congres, dat de zuil, waarvan de bouw reeds in 1848 was begonnen, zou voltooid worden. Aan eeneraal T. L. Casey, commandant der genietroepen, werd ten laatste opgedragen om de fundamenten te vergrooten en te versterken en hij bouwde deze om tot een solide steenmassa van 55 vierk. Meter. De deksteen die een oppervlakte van 7 vierkante Meter heeft, werd op 6 December 1884 geplaatst. De top er van wordt bekroond door een aluminium punt, die niet roest en dus altijd in het zonlicht schittert. NOORD-AMERIKA. 81 HOOFDSTUK XVII. Naar M. CLOUGHER. Mont Pelée. — Het zal nog wel heel wat jaren duren eer de menschen vergeten zijn de rüling, die door de beschaafde wereld ging toen in Mei 1902 de tijding van de uitbarsting van den Mont Pelée en het verlies van talrijke menschenlevens bekend werd. De berichten werden aanvankelijk niet geloofd, doch toen officieel de ramp was vastgesteld werden van alle kanten gelden ingezameld om de overlevenden van de ramp op Martinique te steunen. Blijkens wetenschappelijke onderzoekingen was de uitbarsting op Martinique niet zoo omvangrijk als die op het eveneens aan Frankrijk toebehoorende eiland St. Vincent, welke in dezelfde maand plaats vond. De oppervlakte, welke op Martinique door de vulkanische uitbarsting werd verwoest, was ongetwijfeld geringer, doch het ontzettende verlies aan menschenlevens te St. Pierre deed de ramp op Martinique, zooveel ernstiger schijnen. De stad toch, de belangrijkste handelsplaats van Martinique werd in een oogwenk met den grond gelijk gemaakt, verwoest ten gevolge van haar nabuurschap bij den vulkaan. Den vorigen dag was het druk in de straten met een menschenmassa, zaken doend en het leven genietend op de gebruikelijke wijze, den dag daarna werden dertig è. veertig duizend inwoners nagenoeg op hetzelfde oogenblik gedood — begraven onder puin en asch. In de eerste maanden des jaars had de vulkaan een meer dan gewone werkzaamheid aan den dag gelegd en op 1 en 3 Mei 1902 werden kleihe uitbarstingen waargenomen, welke enkele plantages vernielden. Op den 8sten Mei had de ontzettende uitbarsting plaats, die een tiende deel van het gansche eiland verwoestte. Dikke rookwolken stegen op, vergezeld van ontzaggelijke vuurmassa's, terwijl gesmolten lava en een aschregen neerdaalden op de stad en haar omgeving, menschen en huizen en schepen bedelvend, terwijl slechts één vaartuig er in slaagde te ontsnappen. En van hen die aan lava en aschregen wisten te ontkomen werden talloozen bedwelmd door den dikken kwalm van giftige dampen en daardoor verstikt. Naast een verhes van duizenden menschenlevens werd een stoffelijk verlies van bijna 50 millioen gulden geconstateerd. Het noordelijk deel der stad brandde tot den grond toe af en de verwoesting was zoo ontzettend, dat zij die later het tooneel van de ramp bezochten, niet konden onderkennen, waar de perceelen hadden gestaan. Reeds op 25 April waren zwaveldampen op St. Pierre neergeslagen en de dampkring was daarmede dermate bezwangerd, dat de dieren dood in de straat bleven liggen. Op den 2den Mei viel er zooveel asch, dat het verkeer er vrijwel door stilstond; niettemin zochten slechts weinige inwoners hun heil in de vlucht. In de dagen, die aan de groote ramp voorafgingen, stroomde een ware zondvloed uit den vulkaan en vernielde heel veel omliggende dorpen. Lava, asch en water bleven intusschen niet de eenige verwoestende natuurkrachten, want op den 5den Mei golfde een dikke sliklaag langs de hellingen van den berg en bedolf tal van dorpen. In den vroegen morgen van 8 Mei scheen de toestand niet erger dan op andere dagen, doch des morgens om 8 uur werden dikke rookwolken door den krater uitgestooten en twee minuten later was de stad verwoest en lagen de inwoners ontzield ter aarde. Op den 20sten Mei had een tweede uitbarsting plaats, die, naar men zegt, even heftig was als de eerste, doch de daardoor berokkende schade was gering, vergeleken bij die van de eerste uitbarsting. Mexico. — Eeuwen achtereen is de vroegere beschaving van Mexico een mysterie voor de onderzoekers geweest. Men heeft theorieën gebouwd, die een tijdlang geloofd werden en dan weer als onwaarschijnlijk of onaannemelijk werden ter zijde geschoven. Toen in de zestiende eeuw de Spanjaarden van de West-Indische eilanden uit het vastland binnendrongen, staarden zij vol De Wonderen der Wereld. EEN UITBARSTING VAN DEN MONT PELÉE. Deze afbeelding geeft een treffend gezicht op de indrukwekkende rookmassa, die uit den krater opstijgt DoXZf ^ltLL was de aanblik bij de verschrikkelijke uitbarst.ng van lava » vu^che asch. d,e de stad St. Pierre in enkele oogenblikken verwoestte en haar 30.000 mwoners deed omkomen. NOORD-AMERIKA. 83 DE BOUWVALLEN VAN MITLA. Dit is de zuidelijke onderaardsche gang van de noordelijke groep der bouwvallen. De zuil is een der weinige die is blijven staan. Deze monolithen zijn van ruw behouwen steen en dienden vermoedelijk tot steun van een ruw houten dak. verbazing naar de bouwvallen die zij vonden, — groote tempels met massieve zuilen, een aloude beschaving met een officieel landsbestuur, gerechtshoven, kunst en nijverheid van geen alledaagsch gehalte. Zij waren toen verbaasd, — wij zijn het nog. Men acht het nu het meest waarschijnlijk, dat de oude volken van Amerika op een of andere wijze in verbinding hebben gestaan met de Tataarsche volkstammen in Azië, wellicht eeuwen geleden, toen Azië en Amerika nog samenhingen. Humboldt en andere natuuronderzoekers hebben de zaak nauwkeurig nagegaan en b.v. ontdekt, dat de dierenriem, dien de Aziatische volken kennen, ook in Mexico in gebruik is geweest. Zoo zijn er vele andere punten van overeenkomst tusschen de opvattingen der bewoners van de beide vastlanden, welke tot de slotsom hebben geleid, dat ze in oude tijden met elkaar in verbinding hebben gestaan. De naam van Mexico voert ons reeds terug naar vroeger eeuwen, want hij is ontleend aan thans verdwenen stammen, die zich Mexica of Asteca noemden. Deze Azteken-Indianen trokken door het dal van Mexico van plaats naar plaats en vormden in ongeveer 1325 eene nederzetting, die in den loop der tijden gegroeid is tot de stad Mexico, de tegenwoordige hoofdstad des lands. De heerschappij der Azteken is betrekkelijk van jongen datum geweest, want lang voor hen waren er de Tolteken, vermaard voor hunne bedrevenheid als goud- en zilversmeden en hun teekenschrift. Aan dit volk hebben we vermoedelijk juist te danken een deel der mooie tempels en curieuse schrifturen, welke ook thans nog een bron van bewondering zijn. Waar zij hun wetenschap— vandaan hebben gehaald, valt niet na te gaan; dat verliest zich in den nacht der eeuwen. 84 DE WONDEREN DER WERELD. DE BOUWVALLEN VAN MI TLA. Twee afbeeldingen van den voorgevel van het Zuilenpaleis, den best bewaarden bouwval van M£,lnêit stadje vindt men de mooiste der bouwwerken uit de dagen der Tolteken in Mex.co. Wanneer nog heden t dage de Mexicanen spreken van „een Tolteke", willen zij daarmede een bekwaam bouwmeester aandu.den. NOORD AMERIKA. 85 Bijzonder belangwekkend is hun beeldschrift en men heeft wel eens beweerd, dat, indien de Spanjaarden niet in hun land waren gekomen, de schrijfkunst nogmaals door hen zou zijn uitgevonden, daar evenals de Egyptische hieroglyphen de plaats geruimd hebben voor phonetische teekens, die geschikt waren om te schrijven, ook dit beeldschrift zich tot gewoon schrift zou hebben ontwikkeld, dat de geleerden zouden hebben kunnen ontcijferen en dat een sleutel had kunnen worden voor het beeldschrift. Door middel van deze afbeeldingen heeft men slechts de namen van personen, plaatsen alsmede data kunnen ontcijferen. Op eenigen afstand van Oaxaca, in het zuiden van Mexico, iets ten zuiden van Vera Cruz ligt het dorp Mitla Hier treft men enkele der mooiste overblijfselen van Mexico's vroegere beschaving aan. Een bepaalde geschiedenis heeft die plaats intusschen niet. We weten zelfs niet wat aanleiding heeft gegeven tot den bouw van zulk een groote stad, of waarom zij zoo belangrijk is geweest. We moeten ons met onderstellingen tevredenstellen — wat een poover surrogaat is voor geschiedkundige nauwkeurigheid. Een belangrijk gedeelte van de oude plaats wordt in beslag genomen door het tegenwoordige dorp. Toch is nog veel van de oude bouwwerken in stand gebleven, vermoedelijk omdat ze op eenigen afstand van het stroompje zijn gelegen, dat, door het dal zich een weg banend, voor de latere bewoners aanleiding was om hunne met stroo gedekte hutten langs zijn oevers op te bouwen en de oude stad ongemoeid te laten. De eerbied voor het historische ging echter niet zoover, dat men niet enkele der oude bouwwerken afbrak, want de kerken, de markt en de voornaamste bouwwerken van de nieuwe stad zijn van steen opgetrokken en het is hoogst waarscriijnlijk, dat veel van de daarvoor benoodigde materialen werden weggehaald van de oude bouwvallen. De tot puin vervallen plaatsen zijn van minder omvang en minder beteekenis dan vele steden in Yucatan, doch de overblijfselen zijn beter bewaard gebleven, zoodat zij voor ons van veel grooter belang zijn. De versiering verschilt ten zeerste met die welke elders is waargenomen. Ze draagt herhaaldelijk een wiskundig karakter en dit is niet het geval met de overblijfselen van Monte Alban enz. De gebouwen staan telkens in groepen van vier, die een middenplein omgeven, vanwaar de verschillende vertrekken door kleine deuren zijn te bereiken. Men vindt er vijf blokken van dergelijke gebouwen. De muren zijn meestal meer dan i| Meter dik en zijn aan beide zijden bedekt met kalk of bewerkte steen. Zeer vaak is het inwendige der lange, smalle vertrekken versierd met mozaiekwerk en dit zijn doorgaans geometrische motieven. Men heeft verschillende onderstellingen geopperd omtrent den bouw der daken, doch het DE BOUWVALLEN VAN MITLA. Dit is een der gebeeldhouwde voorgalerijen van het Zuilenpaleis. Al het Toltekische beeldhouwwerk draagt een geometrisch karakter, doch nergens zoo sterk als te Mitla. Vermoedelijk is dit te danken aan het feit, dat de bouwmeesters hier de beschikking hadden over een geelachtige steensoort, welke gemakkelijk was te bewerken. HET NORRIS-BASSIN IN HET YELLOWSTONE-PARK. NOORD-AMERIKA. 87 wordt vrijwel aangenomen, dat zij van hout waren opgetrokken en rustten op houten palen. Dat was vermoedelijk ook de bestemming van de mooie zuilen, die men enkel te Mitla in het inwendige der woningen vindt. Men onderstelt, omdat zij in het midden van het vertrek staan, dat op het boveneind der zuilen balken rustten en dat dwars op deze middelste balkenlaag andere balken waren gelegd die naar de muren liepen. Van de drie of vier zalen, waarin oorspronkelijk dergelijke zuilen hebben gestaan, hebben slechts twee ze nog in ongeschonden toestand. Hiervan heeft er een zes, de andere slechts twee zuilen. De zuilen zijn ongeveer anderhalven meter diep in den bodem gedreven en verheffen zich bijna vier meter boven den grond. Zij waren zeer massief en hadden aan den voet dikwijls een doorsnede van een meter. Vermoedelijk is dergelijk degelijk bouwwerk te Mitla verrezen, omdat het gesteente in de omgeving zich er zoo goed toe leende, zeer duurzaam en toch gemakkelijk te bewerken was. De versiering der muren bestaat behalve uit beeldhouw- en mozaiekwerk, uit geschilderde voorstellingen. Zij zijn roodgekleurd op een grijzen achtergrond en stellen menschen en dieren voor, die zich goed aansluiten bij het algemeene karakter der versiering. De bouwvallen zijn vroeger nogal ernstig beschadigd, want volgens de in 1887 verschenen beschrijving er van hebben de Indianen heel wat kleine steenen er van weggehaald in de vaste overtuiging, dat zij op een goeden dag in goud zouden veranderd worden. Aan deze vernieling is intusschen een eind gemaakt en tegenwoordig doet men daartegenover zeer veel moeite om verschillende tempels te restaureeren en gedeelten weder op te bouwen, die door aardbevingen en andere oorzaken zijn verwoest. Bovendien wordt gewerkt aan de opsporing der graven en ruimten, die eeuwen achtereen onder puin begraven zijn geweest, zonder dat iemand dacht aan eenig nader onderzoek. Het Norris-bassin in het Yellowstone-park. — Den isten Maart 1872 zette de President der Vereenigde Staten zijn handteekening onder een wet, goedgekeurd door Senaat en Huis van Afgevaardigden, strekkende om het Yellowstone Park tot een nationale instelling te maken. De Niagara en het dal van den Yosemite waren reeds bekend als wonderen van Amerika, doch het thans welvermaarde park was nog door niemand doorzocht als door enkele jagers en prospectors, die naar goud speurden. George Catlin, die zijn gansche leven er aan wijdde om met pen en teekenstift de Indiaansche zeden en eigenaardigheden af te beelden, was een der eersten, bij wie de gedachte aan een nationaal park opkwam. Zijn wensch was, dat een groot gebied door de regeering zou worden voorbehouden ten dienste van Indianen en dieren, opdat zij, onaangetast door den invloed der beschaving, daar zouden kunnen vertoeven. Jaren verliepen, zijn zeshonderd teekeningen kregen een plaats in het Smithsonian Institute en eerst 40 jaar later, in 1872, werd zijn ideaal verwezenlijkt. De naam van het park (,,geelsteen-park") is een vertaling van het „Roche jaune" of' „Pierre Jaune", waarmede de Fransche pelsjagers de streek hadden gedoopt. Zij hadden veimoedelijk overgenomen den ouden Indiaanschen naam, die waarlijk niet zoo slecht was gekozen, daar de steenen wanden van dezen Canyon hel geel gekleurd zijn. Het park ligt in den noordwestelijken hoek van den staat Wyoming op de oostelijke helling van het Rotsgebergte. De geijsers, waarvoor het YelloWstone-park bijzonder vermaard is, vindt men hier in grooten getale. Vaak zijn de kegelvormige hoogten, die zich gevormd hebben om de mondingen van die bronnen, zeer schoon 88 DE WONDEREN DER WERELD. van vorm en men geeft er een slechts zeer onvolkomen beschrijving van, wanneer men ze. vergelijkt met rotsblokken, met de een of andere groente of sponzen. Vaak zijn zij van kiezelaarde, haast even hard als vuursteen. De wijze waarop een geijser werkt is niet onbelangwekkend. Eerst een periode van rust, dan doet zich een opborreling waarnemen, tot plotseling tachtig Meter hoog een zuil kokend water omhoog wordt gespoten. Wanneer die uitbarsting tot rust is gekomen, ontsnapt er doorgaans, eveneens tot aanzienlijke hoogte, een groote hoeveelheid stoom. De geijsers van het Yellowstonepark zijn in secties verdeeld, die bassins of gebied worden geheeten en zoo vindt men er het Norris-bassin, het Beneden- en Boven-bassin en elke daarvan heeft zijne eigenaardige aantrekkelijkheden voor toeristen zoowel als wetenschappelijke onderzoekers. Het Norrisbassin is tot op zekere hoogte minder aantrekkelijk dan de andere, doch daartegenover staat weer, dat het een der eerste gedeelten is van het park, die de toerist bij zijn tocht bezoekt. Zijn aandacht wordt getrokken zoowel door de geijsers als door de warme bronnen, waarvan het water, dat bijna tot het kookpunt is verhit, rijk getint is door de metaaldeelen, die in suspensie er in ronddwarrelen en die op den rand worden afgezet, waardoor deze een ongekende weelde van kleuren vertoonen, zoo overvloedig, dat de regenboog er bij verbleekt. Het Norris-bassin werd geheeten naar Philetus W. Norris, die in 1877 werd aangesteld tot beheerder van het park, en die de eerste der onderzoekers van zijn wonderen was, hoewel het vijf jaar tevoren, in 1872, was ontdekt door E. S. Topping en Dwight Woodruff. De grootste geijser van dit deel is de „Valentine", die ongeveer om het uur een zuil water van 30 ó. 35 Meter omhoog werpt. In accuraatheid wordt intusschen de Valentine verre overtroffen door den Constant, die geregeld om de drie minuten opspuit om na tien seconden weer tot rust te komen. Intusschen spuit hierbij het water niet hooger dan z\ Meter Op onze afbeeldingen betreffende dit deel van het park is deze geijzer duidelijk waar te nemen, evenals de „Zwarte Brommer", een geijser van stoom, dicht bij den grooten weg gelegen. Nog meer bekend dan de geijsers zijn de warme bronnen in het Bassin, zooals de „Arsenicumbron", de „Congresbron" en de „Parel", die ieder haar eigen karakter dragen. Het Beneden Bassin, in het Yellowstonepark, telt niet minder 700 warme bronnen en een twintigtal geijsers, waaronder de vermaarde Groote Fontein. Deze dringt intusschen wel wat sterk op den achtergrond den geijser, die gewoon „de Fontein" heet en welke toch inderdaad in alle opzichten onze aandacht waard is. Deze geijser springt ongeveer om de twee of vier uur in de hoogte en biedt dan een prachtig schouwspel aan doordat het water, met stoom vermengd, met een aantal stralen omhoog spuit, die elkander over en weer kruisen, zich in alle richtingen als waterveeren verspreiden, en hef licht in verschillende hoeken weerkaatsen. De rijkdom aan verschijnselen bij die opspuitingen heeft aan de „Fontein" terecht de faam bezorgd van de schoonste geijser van het park te zijn. Maar deze Fontein moge de mooiste wezen, de Groote Fontein is in ieder geval de indrukwekkendste der geijsers. Bovendien is hij van ongewone fnrmatip want aan de uit- Deze .verfpotten" of „modderblazen" zijn een groep van moddervul- ' mcT) kanen van verschillende kleur, en een krater van 14 Meter middellijn. monding er van Vindt men DE REUZENVERFPOTTEN IN HET YELLOWSTONE-PARK. NOORD-AMERTKA. 89 geen kegel of ophooging, doch enkel een grooten poel die, als de geijser niet werkt, het karakter vertoont van een vreedzame waterbron. De opspuiting die een hoogte van 35 Meter bereikt, heeft plaats bij snel op elkaar volgende schokken. Daarna keert het water opnieuw tot rust voor een tijd van acht tot twaalf uur. Dan is er weder voldoende kracht gegaard voor een nieuwe uitbarsting van de reuzenfontein, een wonder, door de natuur zelve geschapen. De Popocatepetl. — Ongeveer 22 Kilometer ten zuidoosten van de stad Mexico, bij Amecameca, verheft zich de vulkaan Popocatepetl, een der mooiste bergen van Mexico. De berg is 5420 Meter hoog en werd reeds spoedig na de ontdekking van Amerika bestegen. De krater heeft bijna een kilometer middellijn en heeft een groote diepte; hoe diep hij is, durven op het oogenblik de deskundigen intusschen niet zeggen. De naam „Popocatepetl" beteekent „rookende berg", voor onzen tijd haast een onjuiste naam, daar slechts zelden wordt gezien, dat er rook uit den krater opstijgt en sinds eeuwen geen uitbarsting heeft plaats gehad. De onderste hellingen van den berg zijn met dichte wouden bedekt, terwijl daartegenover DE POPOCATEPETL. De Popocatepetl, de indrukwekkende berg van Mexico, heeft een hoogte van 5420 Meter. Zijn naam beteekent: „rookende berg", hoewel de Popocatepetl reeds sinds vele jaren niet meer werkt. de top van den berg met eeuwige sneeuw is bedekt. Op verschillende plaatsen wordt de ijsbedekking afgewisseld door dikke zwavellagen. Wanneer de sneeuw gedeeltelijk smelt, stroomt het water langs de binnenwanden van den krater en vormt aldus een kratermeer. Aan de oostzijde van den berg ligt een uitgestrekte lavabedding, de „Malpoys" geheeten, welke een oppervlakte van bijna 10 vierk. kilometer bedekt. Dicht bij den Popocatepetl en ermede verbonden door een bergrug van 400 meter hoogte, verheft zich de Ixtaccihuatl, die maar weinig er mede in hoogte verschilt. Totem-palen der Indianen. — Noord-Amerika heeft heel wat minder bouwvallen en herinneringen aan vroegere eeuwen dan Europa en Azië. WeUicht is zulks daaraan toe te schrijven dat de overvloed van natuurwonderen de voortbrengselen van 's menschen hand op den achtergrond hebben gedrongen. Bergen, dalen, kloven en rivieren hebben de aandacht afgeleid van het leven der vroegere Indianen; Niettemin verdienen de betrekkelijk weinig in aantal zijnde 90 TOTEMPALEN VAN FORT WRANGELL. Een totem heeft bij de Indianenstammen een zelfde beteekenis als een wapen bij de Europeanen. DE WONDEREN DER WERELD. herinneringen aan vroeger tijden wel de aanaacni zens v»nin0 men mei aigcucciu vmui. j- -5^" ^ —o # uCH|,,; %$m-ii van den neuvel- die zich boven de stad ™ '4ÊÊ JnÊ 11 verheft, ligt het Huis der Dooden — het Kerkhof — en toch is het geen kerkhof, •T' Jli m1 I het is een Pantheon, een begrafenishuis. o«!m*i^iMr%»»^i:; ï 4%*' i-m'MM'iWi t^. _™ „;+„«i,«m ,„ ha ruwt* rotsmuren, de eene rij boven de andere, alle even groot en elke holte draagt . een nummer. Als mummies ingewikkeld, worden de lijken hier bijgezet en in registers geboekt volgens de nummers der holten. Een zekere bijdrage wordt jaarlijks geheven voor de zorg voor het lijk, doch indien na vijf jaar de betaling wordt gestaakt, wordt het gebeente uit de holte gehaald en geworpen op de hoop knekels in de catacomben onder de gangen. Een ander lijk neemt de plaats van het verwijderde gebeente in, krijgt zijn nummer, en niets herinnert meer aan het aardsch bestaan van den vroegeren „houder" van de holte. In , een vochtig klimaat zou een dergelijke wijze van omspringen met de dooden onmogelijk wezen. Doch hier, op deze groote hoogte, in een lucht zoo droog als een oven, zoo klaar als kristal en met buitengewone aseptische hoedanigheden, droogt het vleesch uit, wordt ten slotte stof, zonder dat eenige lijkenlucht, eenig spoor van bederf valt waar te nemen. Somwijlen vergaat een lijk niet tot een hoop onsamenhangend stof. De droogheid der athmosfeer mummifieert het en het sterfelijk omhulsel van den overledene krijgt het karakter van onsterflijkheid. In dit geval wordt het lijk niet bij het overige gebeente geworpen. Het wordt door een valdeur langs een wenteltrap naar den somberen gang beneden gebracht, waar het naast een griezelig heirleger van andere mummies tegen de muur wordt geplaatst om op het bazuingeschal van den oordeelsdag te wachten. Het is een afschuwelijke lijkententoonstelling, welke echter tal van bezoekers trekt, die er een tocht tegen dejieuvels op er gaarne voor over hebben. DE CATACOMBEN VAN GUANAJUATO. Zoolang jaarlijks een zekere bijdrage wordt betaald, worden ,e lijken, genummerd en geregistreerd, goed bewaard. Wanneer Ie betaling ophoudt, worden ze op een hoop beenderen en chedels in een kelder geworpen. DE TUIN DER GODEN, IN COLORADO. Men ziet hierop de trotsche „Torenspitsen". Deze rotsen vsn zandsteen zijn van 30 tot 90 Meter hoog. 110 DEV1WONDEREN DER WERELD. De Tuin der Goden in Colorado. — Colorado is een land van bergen, plateau's en parken, van een woeste natuur, waarvan wij bewoners van een vlak land eigenlijk geen begrip kunnen hebben. Een der gemakkelijkst bereikbare gedeelten van dit schilderachtige land is de Tuin der Goden, 8 Kilometer van Colorado Springs gelegen, en ongeveer 100 Kilometer van Denver verwijderd. Een uitstekende weg is gebaand over de mesa of hoogvlakte en na een tocht van ongeveer 6 Kilometer bereikt men Glen Eyrie, waar de bezoekers, over een particulier landgoed heen het terrein kunnen bereiken, waarop enkele zonderlinge zandsteenvormingen zijn te bezichtigen, welke, naar algemeene opvatting, reeds behooren tot den Tuin der Goden. De twee voornaamste rotsblokken zijn de Major Domo en de Cathedral Rock. De eerste is een grillig gevormd blok van bijna bloedroode zandsteen, 40 Meter hoog, waarvanhetbovenste deel eenigszins doet denken aan een hoofd met een erg barsche houding, welke de aanleiding is tot den naam. De rots heeft aan den voet slechts een middelhjn van een goede drie Meter. Anderhalven Kilometer verder ligt de schitterende Poort voor den Tuin. De zuilen, die de poort vormen, zijn ruim 110 Meter hoog en staan juist ver genoeg van DE TUIN DER GODEN, COLORADO. Deze „Toren van Babel*' een reusachtig rotsgevaarte, heeft een elkander om een rijweg er tusschen aan te leggen. Op het midden van den weg staat een pilaar van roode steen, 8 a 9 Meter hoog, die den weg splitst in een uit- en een ingang. Wanneer wij den tuin betreden, zien we aan den gezichteinder den statigen met sneeuw bekroonden top van den Pike's Peak, bijna 5000 Meter hoog, zich verheffend te midden van een landschap van roode zandsteen. De Tuin der Goden is een uitgestrektheid van meer dan 200 Hectaren, waar men talrijke zonderlinge of statige rotsformaties van roode of witte zandsteen aantreft. De kleuren dier rotsen verhoogen niet weinig den aanblik, en om een goeden indruk te krijgen moet men den Tuin bezoeken des morgens of des avonds, wanneer de steengevaarten lange schaduwen afwerpen en de verscheidenheid van tinten daardoor grooter wordt. Onmiddellijk na een regenbui zijn de kleuren ook sterker en het rood wordt zoo helder, dat als een kunstenaar het landschap met die tinten afbeeldde, men hem van overdrijving zou beschuldigen. Zoodra de bezoeker de Poort heeft betreden, bevindt hij zich in een betooverd landschap met allerlei schijnbaar onnatuurlijke of bovennatuurlijke vormen en figuren waardoor hij wordt overbluft. De weg kronkelt zich tusschen allerlei denkbare rotsvormingen van af de grootte van een keisteen tot reusachtige rotsklompen, van miniatuur nabootsingen van zeehonden, katten en maskers NOORD-AMERIKA. 111 tot kolossale diergestalten, die aan olifanten doen denken, aan reuzen, aan sphinxen, 30 Meter hoog, alles roerloos en zwijgend, in houdingen, die stof geven tot de fantastische onderstelling, dat zij door een bovennatuurlijke ramp plots versteend zijn. Trots de boomen die zich hier en daar verheffen, trots de bloemen, welke zich op enkele punten vertoonen, trots den rijkdom aan tinten van het gesteente drukt het landschap den bezoeker ter neer. Men kan bij het eerste gezicht den Tuin der Goden niet mooi of aantrekkelijk vinden. Men moet de schoonheid er van leeren, men moet er zich in thuis gevoelen, gelijk men zich een vreemde taal moet eigen maken om haar te kunnen waardeeren. Een der indrukwekkendste formaties zijn de „Cathedral Spires" (de torenspitsen), slanke hoog opstijgende rotspunten, 30 tot 80 Meter hoog, die zich uitnemend aansluiten bij den trotschen „Cathedral Rock" in de nabijheid er van gelegen Van een zelfde karakter, maar massiever en breeder is de „Toren van Babel". Deze is bijna 100 Meter hoog, en al zijn de toppen er van niet zoo spits als die van den „Cathedral Rock", zijn zij niet minder fantastisch en grillig. Ook de paddestoelvorm komt veel onder de formaties voor, soms zeer klein, doch er zijn ook paddestoelen van 2, 3, 4 en meer Meter middellijn. Nu eens doen zij denken aan chineesche punthoeden, dan weer aan parapluies en enkele zijn zoo groot, dat men er gemakkelijk een schuilplaats onder kan vinden. Voor vele bezoekers is het meest bezienswaardig de „Balanced Rock", de „Rots in evenwicht", een massief blok zoo groot als een huis rustend op een zeer smalle basis, een punt haast, alsof een kind het zou kunnen omduwen. Toch staat het blok muurvast en onwrikbaar sedert menschenoogen het voor de eerste maal zagen. Van sommige punten gezien, heeft de rots het profiel van een mensch, de oogen, neus en mond staan precies op hun plaats, alleen de kin is buiten alle verhouding lang en het voorhoofd is ook niet bijster menschelijk. Al deze grillige en wonderlijke rotsvormen zijn door de inwerking van regen, wind, zand, vorst en in de lucht voorkomende gassen ontstaan. Terwijl de geleidelijke verweering en verzanding van de omgevende rotsmassa onafgebroken plaats vond, werden de in stand gebleven massa's vrijgemaakt van de formatie, die ze omsloot, hetzij doordat zij beter tegen de invloeden van buiten werden beschermd dan de omgeving, hetzij omdat' zij uit duurzamer stof waren gevormd, steviger in elkaar zaten misschien, en dus ook krachtiger weerstand konden bieden aan de tand des tijds. Vermoedelijk heeft de wegspoelende kracht van het regenwater, langs de berghellingen wegvloeiend, bovendien een krachtigen stoot aan de vorming dier zonderlinge rotsgestalten gegeven, en zeker is het, dat water en wind machtige middelen zijn geweest om het waardèlooze materiaal uit deze werkplaats der natuur te verwijderen. Millioenen tonnen steengruis en zand zijn daardoor verplaatst deels aldus effenend het lager gelegen heuvelige terrein, deels de rivieren helpend de diepe kloven, ravijnen en canyons in den bodem „uit te schuren", welke DE NATUURLIJKE BRUG IN VIRGINIE. Deze brug gelegen in Rockbridge County, Virginië, heeft een spanning van ruim 30 Meter en wordt een der mooiste natuurverschijnselen der Vereenigde Staten geacht. „DE OUDE GETROUWE" IN HET YELLOWSTONEPARK. Om de zestig of drie en zestig minuten, dus haast met de regelmaat van een klok, springt „de Oude Getrouwe" omhoog. Vandaar ook zijn naam. Deskundigen hebben berekend, dat bij elke uitbarsting zeven millioen liter water omhoog wordt geworpen. De Wonderen der Wereld, 114 DE WONDEREN DER WERELD. aan Colorado en de aangrenzende staten een natuurschoon hebben gegeven, dat zonder wedergade op de wereld is. Het Boven Geyser-gebied in het Yellowstone Park - Voor het gemak heeft men het Yellowstone Park eenigszins willekeurig verdeeld in een Boven- Midden- en Laag Geyser-gebied, het Gibbon-verfpot-gebied enz. In het Boven-Geysergebied vindt men de belangrijkste geysers van het Park Het is het voornaamste aantrekkingspunt voor den toeiist en het meest bekende gedeelte van de gansche streek, want men vindt er niet minder dan 15 groote en talrijke kleinere geysers. De mooiste bronnen en geysers treft men aan in de buurt van de Firehole-rivier Het gebied is ongeveer driehoekig en wordt gevormd door de samenvloeiing van de groote en de kleme Firehole-rivier Over een oppervlakte van een vierkanten Kilometer aan beide oevers van de Groote Firehole-rivier liggen de grootste geysers. Wanneer deze in volle werking zijn, ziet men de rivier werkelijk wassen en de temperatuur van het water stijgt door de warme bronnen die er m loozen. Op een halven Kilometer afstands, b.v. van de „Ouden Getrouwe tot den Grooten Geyser, is het water dikwijls 7 graden Fahrenheit warmer dan elders. De bodem van het gebied is bijzonder rijk aan heuvels, bekroond door geysers en warme bronnen. Aan beide kanten verheffen zich bergen, 500 Meter hoog, met dicht begroeide hellingen, hoewel de naakte basaltrotsen hier en daar hoog boven de denneboomen uitsteken. Hoe ontstaat een geyser? Bunsen's theorie was. dat de geyser zijn eigen holte, zijn eigen ondergrondsche leiding maakt. Wanneer de bron niet gevormd wordt door alkalisch water, blijft deze een gewone warmwaterbron. Is ze wel alkalisch, dan blijft het kiezelzuur er in zweven, en wordt langs den rand van de bron afgezet. Zoo ontstaat geleidelijk een verhooging met doorgangsbuis. Gedurende langen tijd blijft een bron van dien aard koken doch zal niet met meer of minder heftigheid tot uitbarsting overgaan, daar de geregelde omloop zorgt voor een nagenoeg gelijkmatige temperatuur in elk deel van de buis. Doch naarmate de buis langer en de omloop meer bemoeilijkt wordt, neemt ook het veischil van temperatuur tusschen het water in het boven- en het ondergedeelte van de buis toe, totdat ten slotte beneden het kookpunt wordt bereikt, terwijl het water boven betrekkehjkerwijs koel is Dan ontstaat de uitbarsting, die zich gedurende een periode van vele jaren meer of minder vaak herhaalt Ten slotte houden, hetzij ten gevolge van een geleidelijke vermindering der onderaardsche warmte, hetzij wegens de toenemende lengte der buis, waardoor de vorming van stoom wordt tegengegaan, de uitbarstingen langzamerhand op. Belangwekkend is ook na te gaan, hoe de terrassen, heuveltoppen en schoorsteenen zijn ontstaan. Hoewel de wordingsgeschiedenis zich wijzigt naar de stof, die door het water in suspensie wordt gehouden, is het proces van langzame aangroeiing feitelijk overal hetzeltde. Staat men op een der terrassen, vanwaar men het gezicht heeft op de groote heetwater-bronnen, dan neemt men alras waar, dat het terras hoewel het zich honderd Meter hooger dan de omgeving verheft, geleidelijk is opgebouwd door den neerslag van het water, dat uit de heete bronnen ontwelt. Wanneer het water met de koudere lucht in aanraking komt, heeft een snelle DE PUNCHBOWL IN HET YELLOWSTONE PARK is een der mooiste geysers in het Boven-geysergebied. NOORD-AMERIKA 115 verdamping plaats. Deze doet de minerale stoffen, die in het water zijn opgelost, neerslaan, n.1. kiezelzuren, wat de geysers leveren, of kalksteen, die men in de bronnen aantreft. Eeuwen achtereen heeft dit verschijnsel plaats, de neerslagen namen elk jaar wat toe, hoe weinig ook, en men kan duidelijk waarnemen, hoe elk jaar een nieuw laagje is afgezet. Zoo kan men begrijpen, dat het Yellowstonepark nog steeds aan veranderingen onderhevig is. Zelfs de geysers veranderen meer dan eens. Na b.v. het Biscuit-gebied te hebben bezocht, waar hij den Juweelen-geyser en den Saffieren-Vijver kon bewonderen, gaat de toerist naar den Artemisia-geyser. Deze dagteekent eerst van 1886, terwijl twee jaar later, in 1888, de Excelsior, toen de grootste geyser ter wereld, bij een opspuiting, krachtiger dan anders, zijn krater vernielde en sedert nooit meer omhoog heeft gespoten. In de dagen van krachtige werking zou de Excelsior de Firehole in enkele minuten twee en een halven Meter hebben doen wassen door zijn uitstroomend water. De Saffieren-Vijver is de grootste bezienswaardigheid van het Biscuit-gebied. De naam duidt reeds aan, dat het is een vijver van mooi groenen tint. Op zijn minst daarmede gelijk staat de Morning Glory („de Morgenpracht"), een vijver, klaar en rustig, met mooie warmbruine oevers en diepblauw water. Doch ontegenzeggelijk is de grootste aantrekkelijkheid van het gansche park de Old Faithful-geyser („de oude Getrouwe"). Een der beschrijvers van het park laat zich als volgt er over uit: „elke andere geyser, des noods vijf andere geysers, zouden van de lijst kunnen geschrapt worden, doch niet „de oude Getrouwe". Er zijn er die krachtiger opspringen, andere hebben eigenaardiger vorm, doch „de oude Getrouwe" heeft dit voor boven alle andere, dat hij zoo regelmatig als een uurwerk opspuit. Het is in dit opzicht de volmaakste aller bekende geysers. Het was de eerste geyser, dien de onderzoeker weleer in deze streek ontdekte en doopte, en staande aan het begin van het gebied, waarbij hij is ingedeeld, heeft hij den goedgevonden naam van „Wachter van het Dal" gekregen. De opening van den geyser ligt in het midden van een langwerpigen heuvel van ongeveer 3 Meter hoogte, met een grondvlak van 50 bij 70 Meter, een top van 8 bij 18 Meter. De opening, die in een spleet van den rotsgrond is ontstaan, heeft een middellijn van ongeveer 2 Meter. Men kan zich moeielijk een denkbeeld maken van de ontzettende kracht van de werking van zoo'n geyser. Het daar ingericht kantoor van aardkunde heeft in 1878 een reeks van uitvoerige waarnemingen betreffende „den ouden Getrouwe" gedaan, en heeft berekend dat bij elke opspuiting gemiddeld 7 millioen liter water omhoog wordt geworpen, wat per dag uitmaakt een hoeveelheid van 150 millioen Liter. Een voldoende watervoorraad voor een stad van 300.000 inwoners! DE KRATER VAN DEN „OUDEN GETROUWE." De opening van dezen vermaarden geyser van het Yellowstone Park is omgeven door een dikke laag geyseriet, dat zich heeft afgezet bij de verdamping van het rijk met kiezelzuur bezwangerde watef. Graanschuur van de holbewoners der Siërra Madre in Mexico. — De primitieve mensch, die besluit zich ergens neder te zetten, begint haast allereerst met uit te zien naar middelen om zijn voedsel op veilige plaats te bewaren. We zouden tal van bladzijden kunnen wijden van een rijk met afbeeldingen afgewisselde beschrijving van de verschillende wijzen, waarop enkel 116 DE WONDEREN DER WERELD. de Indianen van Noord-Amerika hun voedsel bewaren, vanaf de Meala Hawa, of graanbewaarplaatsen in de rotsen van de holbewoners van Arizona tot de op palen gebouwde eikel-schuren in het dal van den Yosemite. De wonderlijkste dier bewaarplaatsen of schuren vindt men bij de rotswoningen in de Siërra Madre van Mexico. Toen Karl Lumholtz, de welbekende ontdekkingsreiziger en ethnoloog, deze Indianen ontdekte, nog steeds verblijfhoudende in de rotswoningen, die hunne voorvaderen hadden gebouwd, constateerde hij, dat er sinds een reeks van generaties weinig of geen verandering had plaats gevonden in hunne zeden en gewoonten. Hun voedsel bestond goeddeels uit de zaden van grassen, die zij in den oogsttijd verzamelden, in van vlechtwerk vervaardigde wannen, waardoor zij de zaden zeefden in groote draagmanden, welke zij in de linkerhand hielden, enkele eetbare wortels en iekels, alsmede mais, dat door de Amerikaansche inboorlingen met groote zorg wordt verbouwd. Er deden zich echter GRAANSCHUUR DER GROTBEWONERS DER SIËRRA MADRO, MEXICO. Om hun levensmiddelen, bestaande uit graszaden, eikels enz. te beschermen tegen roofdieren, bouwden de grotbewoners groote graanschuren. Die in Arizona en Colorado zijn in de rotsen uitgehold, doch de voorraadschuren in Mexico hebben den hier afgebeelden vorm, die doet denken aan een omgekeerde waterkruik. tijden van droogte voor, waardoor het voedsel schaarsch werd; bovendien werden zij soms dermate bedrongen door hunne vijanden, dat hun het binnenhalen van de oogst onmogelijk werd gemaakt. De wijze mannen van den stam gelastten daarom, dat een zeker deel van eiken oogst met het oog op dergelijke gebeurlijkheden zou worden opgestapeld in bewaarplaatsen. Hoe dit voedsel te beschermen tegen ratten, muizen, eekhoorns en dergelijke gedierte, was evenwel een moeielijk vraagstuk. De beste oplossing er van vond men in den bouw van graanreservoirs van steen en kalk, met slechts enkele nauwe openingen, die konden dicht gemaakt worden met steenbrokken, welke dan weer overpleisterd werden. Onze afbeelding laat ons duidelijk den vorm van zulk een „korenschuur" zien. Die vorm is zeer eigenaardig doch ook zeer praktisch. De gave der Indianen om dezelfde vormen geschikt te maken voor verschillende doeleinden, valt hier duidelijk in het oog. Men ziet, dat dit vier meter hooge reservoir den vorm heeft van een olla of waterkruik, die men heeft omgekeerd en waaraan men den gewenschten omvang heeft gegeven. NOORD-AMERIKA. 117 HOOFDSTUK XVIII. Naar GEO. WH ART ON JAMES. De Canyon De Chelly. — Op de grenzen van Arizona en Nieuw Mexico ligt een landstreek vermaard om haar schoonheid zoowel als om haar belangwekkende herinneringen aan oer-ouden tijd. In de dagen, dat de regeering der Vereenigde Staten haar „Leger van het Westen" uitzond tot onderwerping van Californië, in 1846, en later, toen de goudzoekers in 1849 het onbekende westen introkken, drongen vage geruchten omtrent wonderbaarlijke rotssteden uit het oosten door. Doch daar de Canyon, waar deze bouwvallen werden gevonden, lag in het hartje van het land der Navaho-Indianen en deze hoogst vijandig gezind waren tegenover de blanken, was een nader onderzoek volstrekt onmogelijk. Intusschen werd het noodzakelijk om een expeditie uit te zenden ten einde de Navaho's te onderwerpen. Tot bevelhebber van het expeditiecorps werd aangewezen luitenant J. H. Simpson en aan het rapport van dezen schranderen, knappen officier dankt de wereld goeddeels haar eerste nauwkeurige kennis van die merkwaardige puinhoopen van vroegere Indianen-dorpen. De naam „De Chelly" doet denken aan een of anderen Franschman; hij is echter enkel het gevolg van een vergissing bij de noteering van den naam in de taal der Navaho's : Tsé-gi. De streek, waarin de Canyon De Chelly ligt, is een tafelland, waarvan het meest opmerkelijke karakter is een massieve zandsteen-formatie van helder roode kleur, waarin de mooiste Canyons worden gevonden, die ooit het sterfelijk oog des menschen aanschouwde. Deze Canyons zijn de Groote Canyon der Colorado-rivier, de Canyon De CheUy, de Canyon del Muerto en de steile rotsspitsen van San Juan. De Canyons De Chelly en del Muerto loopen, de eerste naar het Noordoosten, de andere nagenoeg pal Noord. Van de De Chelly loopt een andere Canyon, de Monument Canyon gedoopt. Wanneer men weet, dat in deze drie Canyons niet minder dan 128 verschillende rotswoningen, die in puin zijn gevallen, worden aangetroffen en dat vele er van uit een aantal vertrekken bestaan, kan men zich wel voorstellen, dat weleer een gansche bevolking daar woon- DE CANYON DE CHELLY. De rotswanden van dezen Canyon zijn aanvankelijk slechts 8 k 10 Meter hoog, doch stijgen geleidelijk tot ruim 260 Meter, op het punt, waar hij samenkomt met den Monument Canyon. 118 DE WONDEREN DER WERELD. plaats heeft gevonden. Want men moet met vergeten, dat deze rotswoningen enkel toevluchtsoorden waren voor een volk van herders, dat werd vervolgd en geplaagd door oorlogszuchtige nomadenstammen. Aan het begin zijn de rotswanden van den Canyon De Chelly slechts 6 tot 10 Meter hoog, loodrecht afdalend tot een bedding van los wit zand, volkomen vrij van eenigen oeverrand of puin. Vijf Kilometer verder sluit er zich bij aan de Del Muerto Canyon maar de opening er van is zoo eng, lijkt op een slop en zou best over 't hoofd kunnen worden gezien. Hier zijn de oeverwanden al' meer dan 70 Meter hoog, doch de stijging is hoogst geleidelijk geschied. Op de plek, waar de Monument Canyon samentreft met De Chelly, ruim 20 KUometer verder, hebben de wanden een hoogte van 270 Meter, doch het onderste derde gedeelte glooit met zachte helling tot de bedding der rivier. De bouwvallen van den Canyon De Chelly — De vermaardheid van deze Canyons is echter vooral te danken aan de bouwvallen der rotswoningen, waarin eenmaal Indianen huisden en ROTSWONINGEN IN DEN CANYON DEL MUERTO. Del Muerto is een vertakking van de De Chelly. Deze bouwvallen in de Mummiegrot, waren bijzonder gebouwd met het oog op den afweer van vijanden. Zij verheffen zich op een aanz.enl.jke hoogte en men heeft van daar een wijd uitzicht. waar ook vele een laatste rustplaats hebben gevonden binnen de muren, die zij zeiven hadden helpen bouwen. — Aan de monding van den Canyon bestaat de geheele strook grond, die aan de rivier grenst uit niets als zand. Een weinig hoogerop liggen kleine uitgestrektheden alluviaal en vruchtbaar land, hoofdzakelijk in inbuigingen der rotswanden en slechts wemig hooger dan het oppervlak van de rivier. Doch verder op worden deze strooken veel breeder en nemen vaak het karakter van terrassen aan, die een meter of drie zich boven den spiegel der rivier verheffen. Bi] Casa Blanca, 12 Kilometer verder, is het land, dat de oevers vormt, uitstekend. Vijf Kilometer verder naderen de rotswanden den stroom weder dichter, de strooken alluvialen grond worden steeds smaller om ten slotte geheel te verdwijnen. Deze strooken vruchtbaar land verschaften aan de rotsbewoners de NOORD AMERIKA. 119 EEN GRAFPUT DER NAVAKO*S IN DEN CANYON DEL MUERTO. Deze grafputten, waarvan we hier een der besl bewaarde afbeelden, werden gebouwd door een later geslacht dan de oorspronkelijke holbewoners. Men vindt er nog honderden van dien aard en zij hebben den naam Canyon del Muerto (de Canyon des Doods) aan de streek gegeven. voornaamste middelen van levensonderhoud, en terwijl zij aanvankelijk slechts een toevlucht zochten in de bijna ontoegankelijke rotsen zorgden ze er toch niet minder voor, dat zij zich vestigden in de nabijheid van den bodem, waarop zij hun graan konden uitzaaien. Wonderlijk is het intusschen wel, dat deze oude landbouwers geen enkel bewijs hebben achtergelaten, dat zij zorgden voor een behoorlijke besproeiing. Het zou echter ook praktisch onmogelijk zijn geweest in den Canyon del Muerto wegens het eigenaardige karakter van de rivier, die in den regentijd door de bedding vloeit. Dat men zich in de rotsen een woning maakte, was enkel om zich beter te kunnen beschermen tegen rondzwervende vijandelijke volksstammen. Enkele bouwvallen vindt men op het terrein langs de rivier, in de nabijheid van de gedeelten bouwland, andere, van een ander type, liggen op open en onverdedigbare punten, nog andere, als dorpen opeengehoopt, zijn hoofdzakelijk voor verdediging ingericht, terwijl eindelijk een vierde soort niets meer is dan uitstekende rotspunten of schuilplaatsen, waarheen de landbouwers konden vluchten ingeval zij werden overvallen. Een der belangrijkste en schilderachtigste bouwvallen in het z.g. Casa Blanca (Witte Huis). De bouwval bestaat uit twee gedeelten, het laagste wordt gevormd door een reeks van vertrekken op het effen terrein aan den voet van den rotsmuur en een bovenste gedeelte, dat veel kleiner is, was ingebouwd in een holte boven het laagste gedeelte, waarvan het ongeveer 12 Meter verwijderd was. Het blijkt uit verschillende bijzonderheden, dat de laagstgelegen woning vier verdiepingen hoog was en dus met de dakbedekking reikte tot het bovenste gedeelte, zoodat de beide woningen samen één geheel vormden. De laagste woning beslaat een oppervlakte van 50 bij 20 Meter en men vindt nog duidelijk de overblijfselen van vijfenveertig vertrekken, en een ronde kiva of statiezaal. Aan de oostzijde zijn enkele der in stand gebleven muren 4 en 5 Meter hoog. Uit de bijzonderheid, dat in de lager gelegen bouwvallen aangetroffen worden enkele inge- 120 DE WONDEREN DER WERELD. bouwde muren en ook de resten van een bijzondere bouwwijze, bij de Mexicanen als „jacal" bekend, is de meening opgeworpen, dat, nadat men de bouwvallen had verlaten, gedurende eenigen tijd, wellicht in de 17de eeuw, een ander volk dan het oorspronkelijke, er heeft vertoefd. Van deze puinhoopen, ongetwijfeld oorspronkelijk als versterkingen gebouwd, wordt de mooiste aangetroffen in den Canyon del Muerto, en staat bekend als de ruïne met het Mummie-hol. De bouwval ligt in het bovenste gedeelte van den Canyon en men heeft er een uitgestrekt vergezicht over het landschap. Het voornaamste bouwwerk van het oostelijk deel is de „kiva", langs welks muren inwendig een steenen bank loopt. Daarboven is de wand op decoratieve wijze beschilderd blijkbaar hoofdzakelijk met de be¬ doeling om de bijeengekomen priesters te wijzen op de vier windstreken. Nog in onzen tijd is het bij tal van plechtigheden bij de Pueblo Indianen volstrekt onvermijdelijk voor een goede leiding van de godsdienstoefening, dat op zekere oogenblikken offeranden en dergelijke gebracht worden aan de machten, die over de verschillende windstreken heerschen. Vandaar dat het noodzakelijk is precies aan te geven, waar zij zijn gelegen. De puinhoopen zijn geruimen tijd door de Navaho's gebruikt als begraafplaatsen; vermoedelijk is daaraan de naam te danken, waarbij zij veelal bekend zijn. Bij het bouwen van vele rotswoningen heeft pien de muren eenvoudig opgetrokken op puin, rotsblokken enz. zonder zelfs te pogen het terrein behoorlijk in orde te brengen. Deze bijzonderheid is evenals de primitieve manier van bouwen zeer duidelijk waar te nemen, hoewel men daaruit toch niet moet afleiden, dat al het werk op dergelijke onverschillige manier is geschied. Een deel van het metselwerk is inderdaad zeer te prijzen, hoewel het materiaal niet al te best was. Een streven naar regelmaat en zoo mogelijk decoratief effect valt op te maken uit het gebruik van lagen van ongeveer gelijke dikte, afgewisseld door lagen van kleine steenbrokken. Op een onzer afbeeldingen ziet men een grafput der Navaho's, welke men tusschen de bouwvallen heeft ontdekt. Men treft er eenige honderden van dien aard aan, vandaar waarschijnlijk de benaming „Canyon del Muerto", de Canyon der dooden. Deze grafputten zijn doorgaans gemaakt in een hoek of tegen een muur van een rotswoning, soms ook tegen de rots zelve of ook wel geheel vrij van de omgeving. Het metselwerk is steeds erg primitief, altijd slechter dan de omgeving en zit erg los in elkaar DE AGASSIZ-ZUIL IN HET DAL VAN DEN YOSEMITE. Geheeten naar den beroemden natuuronderzoeker heeft dit ontzaglijke rotsblok van graniet een hoogte van bijna 30 Meter. De basis is dermate verweerd, dat het blok schijnbaar dreigt te vallen, doch de voet is nog zoo stevig en massief, dat de invloed van weer en wind zeker eeuwen lang kan weerstaan worden. DE WATERVAL VAN DEN YOSEMITE. De val heeft aan den bovensten rand een breedte van slechts 18 Meter en valt in drie „sprongen" ruim 850 Meter omlaag. In den voorzomer is de val-het rijkst aan water. 122 DE WONDEREN DER WERELD. Het Dal van de Yosemite. — In 1850 is dit dal door de blanken ontdekt en het is ongetwijfeld een der schilderachtigste landschappen der wereld. De naam wordt uitgesproken met den klemtoon op de derde lettergreep van achteren en is een verbastering van het Indiaansche woord „Yo-hami-te", dat beteekent „de vernieler" — een dichterlijke aanduiding van den grauwen beer, den aartsvijand van de Indianen van dit deel van Amerika. In vroeger dagen werden tal van deze gevaarlijke dieren gevonden langs de oevers der rivier en in het omringende gebergte. Eerst sinds enkele jaren is de spoorweg van het Yosemite-dal in exploitatie, loopende van de hoofdlijn van den Zuidelijken Pacific-spoorweg, vanaf Merced tot El Portal, op de noordelijke grens van de Yosemite-reservatie. Vandaar loopt een weg langs de schoonste punten van het dal een twintigtal Kilometers ver, en geen oogenblik wordt de toerist, die dit uitstapje maakt, teleurgesteld; zelfs de stoutste verwachtingen worden overtroffen. De bodem van het dal is bedekt met in dichten bladerdos prijkend geboomte, waartusschen door men hier en daar den zilveren glans van de Merced-rivier kan waarnemen. Aan de rechterzijde stort de Bruidsluier-val, blank en doorschijnend, zich over den rand van granietrotsen omlaag. Bij eersten aanblik lijkt hij zoo klein en fijn, zoo indrukwekkend is de grootschheid der omgeving. De ligging is dusdanig, dat doorgaans de wind er vlak op speelt en, blazend tusschen den val en de rotsen, jaagt hij het water uiteen tot een sluier zoo dun als gaas, doet het in de stralen der zon schitteren met alle kleuren van den regenboog en omgeeft de smette looze blankheid van het schuimende water met een 'rand van diamanten. Maar als de toerist dichter bij komt, geraakt hij enkel onder den indruk van de ontzaglijke watermassa. De Indianen noemen den waterval „Poho-no", den Geest van den boozen Wind". In het gedaver van het vallende water hooren zij Po-ho-no's stem, en in het schuim zien zij zijn gedaante, alsmede de schimmen der maagden en jagers, die hij in den val gelokt heeft op het glibberige mos boven aan den val en met zich ten doode heett medegesleept. _ Een der indrukwekkendste rotsgevaarten aan den ingang van het dal is El Lapitan. Ve Indianen noemen den rotsheuvel „Totokonula", het Groote Hoofd of den Grooten Kapitein van DE HANGENDE ROTS, GLETSCHERPUNT. Deze rots ligt, 'aan de zuidzijde van het dal, en men heeftri van daar een prachtig gezicht tot de ververwijderde met sneeuw bedekte Siërra Nevada. NOORD-AFRIKA. 123 het Dal". Het is een massief granietblok zonder breuk of scheur en indien het naar omlaag kantelde zou het een oppervlakte van 64 Hectaren bedekken. Het is een rots, die aan Gibraltar doet denken, een voorbeeld van massieve hechtheid. In de onmiddellijke nabijheid liggen de drie rotstoppen' „de Drie Gebroeders", door de Indianen met den dichterlijker naam „Pom-pom-pa-sus" (de Bergen die haasje-over springen) gedoopt. In het midden van het dal ligt de grootste bron van aantrekkelijkheid, de groote Yosemite-vallen. In het voorjaar, wanneer het water zijn hoogste peil bereikt, is het de hoogste waterval der wereld, met een ongeëvenaarde watermassa. Het is een bruisende stroom van 12 Meter breedte, die een val van 540 Meter maakt, dan verder omlaag gaat in een reeks van vallen ter hoogte van 200 Meter tot den ondersten val, die een hoogte heeft van 135 Meter. Mijlen ver is het gedaver en gebulder van den val te hooren, en wanneer men aan dachtig waarneemt, kan men gevoelen, hoe de bodem van het dal trilt door de dreuning van den val. Ongetwijfeld is de val oorspronkelijk niet minder dan 1000 Meter hoog geweest doch te eeniger tijd is er een breuk in den hoogen rotsmuur gekomen en heeft deze de tegenwoordige gedaante gekregen. In den winter biedt de waterval nog schooner aanblik dan in het voorjaar. De gansche omgeving is dan getooid in maagdelijk wit en het schuim, dat van den val opspuit, bedekt zelfs de sneeuw met een laagje ijs, en een zuil van massief ijs, misschien wel 200 Meter hoog, verheft zich aan den voet van den bovensten val, terwijl ijskegels, zes maal langer dan die van de Niagara-vallen. van den rotswand afhangen. Tegenover de Yosemite-vallen vei heft zich „de Schildwacht" met zijn* eigenaardigen kegelvormigen fop, die 1400 Meter boven de omgeving Mntsteekt. Een weinig verder dan dit reusachtige rotsblok vertoont de zuidelijke bergwand een typisch uitsteeksel, dat Glacier Point (het Gletscher-uitsteeksel) wordt geheeten. Nergens elders is de rotsmuur zoo kaal en steil en aan den voet staande blikt men langs een rotswand van meer dan 1000 Meter hoogte. De vlag, welke soms over den rand er van wappert, is zes Meter lang, doch lijkt op zulk een afstand op niet veel meer dan een dameszakdoekje. Het is een der meest bezochte uitzichtspunten en ijzeren leuningen maken het mogelijk om, als men niet aan duizelingen onderhevig is, een blik naar beneden te slaan. Het punt is zeer gemakkelijk te bereiken te paard of op een muilezel langs een der beide zigzagsgewijs aangelegde paden, waarvan een loopt langs Union Point, 790 Meter boven de rivier. Onder dat punt verheft'zich de Agassiz-zuil, een rotsblok naar den grooten natuuronderzoeker geheeten. Het is een indrukwekkende granieten zuil, bijna 30 Meter hoog, doch het voetstuk ervan is dermate verweerd, dat het op het punt schijnt te bezwijken, zoodat de massa naar beneden zou storten. Intusschen is het zoo stevig, dat het nog eeuwen achtereen den tand des tijds kan trotseeren. DE VRIJHEIDSMUTS, IN HET DAL VAN DEN YOSEMITE. • Op den achtergrond verrijst de indrukwekkende granietmassa, bekend onder den naam „De Vrijheidsmuts , terwijl op den voorgrond de Vernal- en de Nevada-vallen. omlaag klateren in een boschrijke omgeving van ongewoon schilderachtige schoonheid. 124 DE WONDEREN DER WERELD. De „Koningspoorten" (Royal Arches) liggen dicht bij den ingang van het dal, in den grooten steil oprijzenden rotsmuur, waarvan de noordelijke koepel het hoogste punt vormt. De poorten zijn inhammen in den granieten wand, ontstaan door de inwerking van de vorst. Het gesteente is hier n.1. laagsgewijs gevormd, gelijk b. v. een ui, en de poorten zijn de afgebrokkelde kanten van deze lagen. De Washington Zuil vormt den hoek van den muur op dit punt — een toren die als 't ware afsluit den massieven rotsmuur aan den ingang van het dal. Hooger dan deze verheft zich evenwel de groote Zuidelijke Koepel, het hoogste punt van de gansche streek, niet minder dan 3000 Meter boven de zee en bijna 1800 Meter boven het dal. De ontzagwekkende voorwand verheft zich kaal en steil 600 Meter omhoog, de zuidwestzijde doet denken aan een grooten helm, en is zoo ongenaakbaar steil, dat zelfs de stoutmoedigste klimmer vergeefs daaraan zijn krachten spilt. De Indianen noemen den berg „Tissavac", of ,,de Godin van het dal." Maar het dal van de Yosemite heeft nog meer wonderen, want op onze schreden terug- keerend tot de plek waar wij de Tanaya Creek passeerden, slaan we de zuidelijke kloof in en volgen het schoone paardenpad. Het voert ons langs de bruisende Mercedrivier, langs „de Gelukkige Eilanden", door een woesten Canyon en langs torenhooge rotsmuren. De Panoramarots verheft zich 1400 Meter boven de rivier, nagenoeg loodrecht, en is de hoogste rotswand van de geheele streek. Van dit punt heeft men het gezicht op de Vernalvallen, waar de rivier, een breedte van bijna 30 Meter beslaande, een waterval van 120 Meter vormt. Schuim en waterdamp worden door den wind als rook naar alle zijden verspreid en al wat in den omtrek groeit, boom en plant, gras en mos en varens blijft onder die onafgebroken begieting mooi groen. Een goeden Kilometer verder liggen de Nevadavallen, waar dezelfde rivier een sprong maakt van bijna 240 Meter. De val wordt enkel door een massief rotsblok gebroken, doch de aanblik van de bruisende massa wordt er des te grootscher door. Op den achtergrond verheft zich de granietmassa van „de Groote Vrijheidsmuts", meer dan 600 Meter hoog, daarachter de berg Broderick en ter zijde daarvan de Zuidelijke koepel. De Reuzenboomen van Californië. — Alle groote dichters der wereld hebben de boomen en bosschen van hun vaderland bezongen tot vreugde van hunne landgenooten, de Engelschen, Duitschers en Nederlanders hunne reuzen-eiken, de bewoners van Noorwegen hunne trotsche pijnboomen, de Australiërs hun eucalyptus, de ZuidAmerikanen hun mahonieboomen, de Japanners hun bamboe. Maar wat betreft omvang, hoogte en ouderdom moet alles wijken voor de „Sequoia Gigantea", de reuzenboomen van Californië. Er zijn twee variëteiten van deze boomen, en men treft ze nergens elders ter wereld aan, elk ervan heeft haar eigenaardige kenmerken, die ze duidelijk van elkander doen'onderscheiden. De echte reuzenboom is de „Gigantea". Men vindt dezen enkel op de westelijke hellingen van de Siërra Nevada, doorgaans niet lager dan 1350 M. en zelden hooger dan 2600 Meter boven den zeespiegel. MAR1POSA: HET WOUD DER REUZENBOOMEN. De hierop afgebeelde reuzenboom is het mooiste exemplaar der „Sequoia Gigantea '. Hij maakt deel uit van het Mariposa-woud en heeft een omtrek van bijna 30 Meter. „Lincoln" en „Washington." „Wawona." DE GROOTE BOOMEN VAN HET MARIPOSAWOUD IN CALIFORNIË, 126 DE WONDEREN DER WERELD. De kleinere variëteit is de „Sequoia Sempervirens" of altijd groen Brazielhout. Deze vindt men steeds in de nabijheid van de kust. Hij groeit slechts in een zevental districten doch nooit verder dan 30 tot 50 Kilometer van de zee. Een der redenen voor zijri naam — en zijn broeder, de „Sequoia Gigantea" vertoont dezelfde eigenaardigheid — is dat hij deerlijk door vuur kan geteisterd worden, zoodat elke tak er ernstig door is beschadigd, neen, zoodat er oogenschijnlijk geen stuk aan goed is gebleven, doch dat de bast zoo dik en ondoordringbaar blijkt, dat in een paar jaar nieuwe scheuten opgroeien en de schijnbaar doode boom als het ware een nieuw leven begint. De naam „Sequoia" is te danken aan Sequoyah, een Cherokees van gemengd bloed, meer bekend bij zijn Engelschen naam George Guess. Men vermoedt, dat hij ongeveer 1770 geboren is te Will's Valley, in het noordoosten van Alabama, in die dagen door de Cherokeezen bewoond. Het was een man van groote bekwaamheid, dacht onder meer een alphabet voor zijn stam- MARIPOSABOSCH IN CALIFORNIË. „De gevallen Vorst", zooals deze boom is gedoopt, is een der grootste van de reuzenboomen in dit woud. Men raamt zijn ouderdom op ongeveer 8000 jaren. genooten uit en leerde ze het te gebruiken. Toen zijn stam over den Mississippi werd gedrongen, vergezelde hij zijn volk en overleed in 1843 in Nieuw-Mexico. Behalve de acht of negen Gigantea-bosschen, die door alle toeristen bezichtigd worden, zijn het gemakkelijkst bereikbaar de Mariposa en de Calaveras bosschen. Aan het eerste wordt veelal een bezoek gebracht in verband met een uitstapje naar het Dal van den Yosemite, wat dit tochtje met een dag verlengt. De interessantste van alle boomen is ontegenzeggelijk de „Grizzly Giant" — een alleenstaande boom van hoogen ouderdom. Statig en recht stijgt hij omhoog, tot op groote hoogte zonder een enkelen zijtak, daarna ontspruiten er een aantal naar links en rechts, waarvan sommige meer dan twee Meter middellijn hebben. De boom heeft een omtrek van 32 Meter aan den voet en op een hoogte van 3 Meter nog 21 Meter. De middellijn aan den voet bedraagt 10 Meter, op 3 Meter hoogte nog 7 Meter. Omtrent den leeftijd dier reuzenboomen hebben de deskundigen opzienbarende ontdekkingen gedaan. We beschouwen de Pyramiden en den Sphinx als de oudste gedenkteekenen, doch lang vóór de Pharaohs leefden, die deze wonderwerken bouwden, groeiden die reuzenboomen en hadden reeds zekeren wasdom bereikt. Geen enkel bouwwerk van den mensch heeft denzelfden NOORD-AMERIKA. 127 DE BERG HOOD IN OREGON. De berg Hood is de noordelijkste punt in Oregon van de Cascade-Keten. Aan den voet er van ligt een an onmeetbare diepte, waarvan het heldere water door den Canyon der Sandy-Rivier wordt beschermd tegen de instrooming van het slijkerige water der gletscherbeeken. ouderdom als deze boomen en enkele daarvan moeten zeven of zelfs achtduizend jaar oud zijn. Het Calaveras-bosch was langen tijd het meest in trek, en in de reisbeschrijvingen, die vreemdelingen hebben in het licht gegeven, wordt het meestal beschreven en geroemd. Inderdaad is daar een verzameling der meest indrukwekkende woudreuzen bijeen en de wijze, om hunne grootte goed te doen gevoelen, is ook wel geschikt om indruk te maken. Het bosch telt tien boomen met een middellijn van 10 Meter en meer dan zeventig die wel niet zoo groot zijn doch in ieder geval nog een middellijn van 5 Meter hebben. Een der belangwekkendste 'exemplaren is de omgevallen „Vader van het woud". Hij heeft een omtrek van bijna 40 Meter aan den voet, en ruim 100 Meter is de stam lang tot de plaats waar hij afbrak door den val tegen een anderen boom. Daar heeft hij nog een middelhjn van 5£ Meter en afgaande op de gemiddelde lengte van de andere boomen, moet deze eerbiedwaardige reus zeker 150 Meter hoog zijn geweest. De boom is inwendig hol, vermoedelijk ten gevolge van een brand, over een uitgestrektheid van 60 Meter, en de daardoor gevormde gang is groot genoeg om aan een ruiter op een behoorlijk paard doorgang te verleenen. Aan den voet van den boom ontspringt een bron frisch" water. Twee groepen „Sequoia Sempervirens" trekken vooral druk bezoek, Een is een klein bosch, aan een particulier toebehoorend, gelegen bij Santa Cruz aan den Southern Pacinc-spoorweg, voor welks bezoek een kleine toegangsprijs wordt gevraagd. De andere is het „Staatspark" aldus geheeten omdat het enkele jaren geleden door den staat Californië is aangekocht, ten einde een groot aantal dier boomen voor vernieling te bewaren. Het ligt ongeveer 30 Kilometer van Boulder Creek, een stadje in de buurt van Santa Cruz, en staat onder toezicht van het staatsboschbeheer. dat zich echter laat voorlichten door de „Sempervirens Club", die indertijd in het leven is geroepen ter wille van den aankoop en de bescherming van het bosch. 128 DE WONDEREN DER WERELD. De berg Hood in Oregon verheft zich 3720 Meter boven den zeespiegel, en maakt deel uit van een groep van bergspitsen, die van uit Portland het best is waar te nemen. Men ziet er achtereenvolgens den St. Helens-berg, de Drie Gezusters, den Jeffersonberg en den Adamsberg terwijl op 200 Kilometer afetands de Tacoma Ramier zich verheft. De berg Hood is de meest noordelijke top in Oregon van de Cascade-bergketen. Deze keten, welke de geologen algemeen beschouwen als een voortzetting van de Siërra Nevada van Californië, is een uitgestrekt vulkanisch taf eiland, gemiddeld 2000 Meter hoog, waarboven zich tal van bergspitsen verheffen tot een hoogte van 3000 tot 3800 Meter boven de zee. Het verdeelt Oregon en Washington in twee gedeelten en de oostelijke en westelijke verschillen grootelijks in klimaat, hebben dus ook gansch verschillenden landbouw .De berg wordt bereikt door een tocht van ongeveer 70 Kilometer vanaf Hood River-station en men vindt in die streek gedeelten, welke den stoutmoedigsten Alpinist doen watertanden. Gletschers, kloven en moraines worden op den berg Hood aangetroffen, doch moeten nog onderzocht en in kaart gebracht worden, zijn zelfs goeddeels nog door geen menschenvoet betreden. De Duivels-glijbaan in den Weber- Canyon, Utah. — De Union Pacific-spoorweg, loopende van Omaha via Ogden, waar hij zich vereenigt met den Southern Pacific (weleer Central Pacific geheeten), naar San Francisco, doorsnijdt een hoogst schilderachtige streek. Na over eenige honderden Kilometers door de buffelvlakten te hebben gereden, klimt hij op tegen het Rotsgebergte, stijgt tot de kam en daalt dan weder tot de plateau's van Colorado en Utah. Deze plateau's zijn hier en daar doorsneden door hoogste schilderachtige en dichtbegroeide Canyons, waarvan een der belangwekkendste is de Weber Canyon. Het is een uitlooper van den Echo Canyon, een fantastisch stuk natuur, met steile rotswanden, die elkander angstig dicht naderen en met rotsformaties van de meest grillige lijnen. Een der eigenaardigste formaties is ongetwijfeld de Duivelsglijbaan, gévormd door twee evenwijdig loopende dijken of randen van zandsteen, op ongeveer 10 Meter afstands van elkaar gelegen, en loopende tegen den steilen zuidelijken wand van den Canyon over een afstand van 500- tot 600 Meter. De benaming is ietwat fantastisch, doch de vorm geeft er wel aanleiding toe, daar het lijkt alsof een of ander voorhistorisch wezen de formatie had gebruikt als een passage van de rotsen omhoog naar de vlakte in de laagte. De Oude Man der Bergen, Franconia Notch, Witte Bergen, New- Hampshire. — Voor dat het Rotsgebergte en de Siërra Nevada toegankelijk waren voor de toeristen, waren de Witte Bergen en New Hampshire de meest bezochte van alle Amerikaansche natuurwonderen. Reeds jaren geleden bracht in de zomermaanden een spoorweg passagiers naar den top van den Washingtonberg (2200 Meter). Drie wel te onderscheiden bergpassen leveren toegang tot enkele dalen en die passen zijn bekend onder den naam „Notches" of bergspleten. De oostelijkste dezer passen is de Franconia Notch, waardoor de Pemigewasset stroomt. Een der bergen die aan dezen Notch paalt is de Kanonberg, aldus geheeten naar aanleiding van een rotsgroep op den top, welke op een afstand sprekend op een reusachtig kanon gelijkt. DE WEBER CANYON IN UTAH. m De Duivelsglijbaan in dezen Canyon wordt gevormd door twee evenwijdig loopende rotsmuren van zandsteen, die tegen den zuidelijken wand van den Canyon liggen en een hoogte van 650 Meter bereiken. NOORD-AMERIKA. 129 Tegen dezen berg, 400 a 500 Meter hoog boven den weg, doch nog verre beneden den top, teekent zich af een reusachtig steenen profiel, de „Oude Man der Bergen", dat zoo treffend gelijkt op een menschelijk gelaat, dat de Amerikaansche romanschrijver Hawthonie in zijne „Twice-told Tales" er niet enkel een levendige beschrijving van heeft gegeven, doch het met een legende heeft opgesierd. Hij beschrijft het als volgt: „Het leek alsof een ontzagwekkende reus of titan zijn eigen beeltenis boven den afgrond had gebeeldhouwd. Duidehjk zagen we het groote voorhoofd, zeker honderd voet hoog, den neus met zijn buitengewoon ontwikkelden rug en de dikke, vooruitspringende üppen, die, als zij hadden kunnen spreken, de klanken hadden doen daveren van het eene eind van het dal tot het andere." Thomas Starr King teekent hierbij intusschen aan: „we moeten de afmetingen der beschrijving, die de auteur hier geeft ietwat meer in overeenstemming met de waarheid brengen. Het gansche profiel is tachtig voet hoog, en van de drie afzonderlijke rotsmassa's, die het profiel vormen, levert het eene het voorhoofd, het tweede den neus en de bovenlip, het derde de kin. Het gunstigste oogenblik om het profiel te kunnen onderkennen is ongeveer 's middags vier uur, üefst op een mooien zomerdag". De Mammouth-grot in Kentucky. — Reeds meer dan een eeuw is de Mammouthgrot in Kentucky een der wonderen van de wereid. In Edmonson County, waar deze grot wordt aangetroffen, vindt men intusschen nog een vijfhonderd welbekende en weidoorzochte grotten. De oorzaak hiervan is te zoeken in het feit, dat de bodem van deze streek is bedekt met een homogene laag kalksteen uit de jongste steenkolenperiode, eeniee honderden meters dik. zonder andere formaties er tusschen. Over een ^ QUDE MAN D£R BERGEN „ uitgestrektheid van een paar honderd fc , , , . . , .... _ . . Deze zonderlinge rotsformatie in de Witte tsergen is door Kilometers Stroomen er slechts drie den Amerikaanschen schrijver Hawthorne vereeuwigd in zijne rivieren, de Wolin, Green en Barre, en „Twice-told Tales." tusschen die rivieren loopt het regenwater door onderaardsche kanalen weg, vormt een zonderling complex van ondergrondsche holen. Door spleten en scheuren druppelt dit naar de onderaardsche stroomen, waarvan een, de Green, ongeveer 120 Meter onder het aardoppervlak ligt Van die 120 Meter bestaat een laag van 25 Meter uit zandsteen, de rest is kalkrots en in die kalkrotsen vindt men de grotten en holen. Elke spleet of scheur bevordert de vorming van onderaardsche kanalen en holen eu deze hebben een gezamenlijke uitgestrektheid van duizenden mijlen, terwijl er wie weet nog hoeveel duizenden onontdekt en ondoorzocht zijn. Maar het water baant zich niet enkel nieuwe wegen doch bouwt tevens op. Door de kalksteen omlaag siepelend wordt het verzadigd van kalkstof, die het elders weer afzet in den vorm van stalactieten en stalagmieten van allerlei vorm. In de bovenste kalksteenlaag vindt men mede veel ijzerpyriet, en door de inwerking van vocht en lucht daarop en op de kalk wordt zwavelzure kalk of gips gevormd en de gipskristallen sieren de wanden der bovenste en droogste gedeelten van De Wonderen der Wereld. 9* 130 DË WONDEREN DER WERELD. DE ECHORIVIER IN DE MAMMOUTHGROT. Deze rivier stroomt door de vermaarde Mammouthgrot van Kentucky en omtrent den loop er van verkeert men nog in volstrekte onzekerheid omdat men nog in geenen deele op de hoogte is van de uitgestrektheid van het complex van gangen en holen, waaruit de grot bestaat. de grot met schoone, fantastische vormen van schitterende blankheid. Die gips-yersieringen hangen dan tegen de rots aan als ij zei of rijp aan de boomen. Een zeer ongewonen, maar schoonen aanblik vertoont de sterrenkamer, een hal, 25 Meter breed, 20 Meter hoog en 160 Meter lang. De steile wanden er van zijn n. 1. bekleed met zwart gips, met duizenden witte punten bespikkeld. Door statige gangen en ruimten bereikt men vandaar de Hoofdstad, aldus geheeten wegens de talrijke rotsblokken, die aan bouwvallen doen denken en ook wegens den ruimen koepel, waar de Indianen gewoon waren te vergaderen in de tijden, dat zij nog geen bleekgezichten kenden. Deze ontzaglijke koepel heeft in eene richting een middellijn van 160 Meter, in de andere ruim 90 Meter en hij is zeker 30 tot 40 Meter hoog. Niet ver daarvan verwijderd ligt de Vuursteengrot, waarvan de wanden bezet zijn door brokken en strepen vuursteen. De Indianen haalden hier weleer hun vuursteen vandaan, daar het in vochtigen toestand veel beter vonken gaf dan het droge vuursteen, dat aan de buitenlucht was blootgesteld geweest. De Mammouth-koepel is de- grootste hal in deze grot; hij is 140 Meter lang, 50 Meter hoog en ongeveer even breed. Albasten draperieën sieren de wanden, wisselend 111 grootte vanaf een pijpensteel tot een boomstam, terwijl hier en daar fijne franje er afhangt. Zes ontzaglijke zuilen 24 Meter hoog en 8 Meter in middellijn schragen den koepel aan een der zijden. Met hunne groeven en kapiteelen doen zij denken aan een of anderen statigen Egyptischen tempel. De witte kalksteen is hier afgezet met barnsteenkleurige stalagmieten en gordijnen van dezelfde stof. De bodem is bedekt met stalagmieten, die door de roode en zwarte tinten van geoxydeerde metalen aan een soort mozaiek doen denken. De meeste gangen zijn breed en indrukwekkend door hunne hoogte, doch er is een kronkelende, enge, door het water uitgevreten gang, die over een afstand van 100 Meter zeker acht NOORD-AMERIKA. 131 maal van richting verandert. De breedte van die gang is niet meer dan een halven Meter, en vandaar de naam: „de Plaag der Dikkerds", doch men bereikt daardoor „de groote Verademing" („The great Reliëf"). Van hier komen wij in een der grootste gangen van de grot, de Rivierzaal gedoopt, die een aantal Kilometers lang is en inet haar vertakkingen voert naar de wonderschoone ondergrondsche meren en stroomen. Voortschrijdend onder de overhangende rotsgesteenten langs de Doode Zee, terwijl de gids zijn toortslicht doet schijnen op de grillige rotsformaties der omgeving, kunnen we maar steeds niet de watervlakte onder ons onderscheiden, waarin een waterval, dicht in de nabijheid, zich klaterend nederstort. We passeeren een door de natuur gevormde brug van een 100 Meter lengte over de rivier de Styx, en na het Lethe-meer te zijn voorbijgegaan bereiken we de Groote Laan, een gang 30 Meter hoog en 4000 Meter lang, die ons naar de Echo-rivier brengt. We stappen nu in platbooms-schuiten, die ieder ongeveer 20 personen kunnen bevatten, lichten worden bevestigd aan voor- en achtersteven en we dobberen onder het zwarte rotsgewelf op het donkere water naar een voor ons onzichtbaar doel. Plotseling verzoekt de gids stilte. Hij heft zijn zwaren riem op, slaat daarmede met kracht op het water, en het is alsof er plots een ontzettend onweer losbarst. Van alle kanten davert het geluid op ons aan om zich dan weer te verwijderen en ver, ver weg te sterven. Deze onderaardsche rivier is de verblijfplaats van de visch zonder oogen en de blinde kreeft. Ze zijn beide kleurloos, hebben intusschen onder de huid een buitengewoon gevoelig weefsel, dat dezelfde diensten bewijst als het gezicht. De grot is buitengewoon rijk aan allerlei merkwaardigheden, die we echter in deze enkele regelen niet alle kunnen vermelden. Een der opmerkeniKste eigenaaraigneaen worat eenter vaak waargenomen aan het. eind van het bezoek. Wanneer men n. 1. in de buitenlucht terugkeert, schijnt deze zoo zwaar, zoo verpest met dampen te zijn, vergeleken met de zuivere lucht van de grot, dat velen gedurende korten tijd naar hun adem snakken en telkens weer naar de grot terugkeeren, vóór zij weder gewend zijn aan de gewone atmosfeer. Dit is voor sommigen wel een der aantrekkelijkheden van een bezoek aan de grot; de lucht in de grot toch blijkt zoo zuiver en opwekkend, dat men er mijlen ver in kan wandelen zonder vermoeienis te gevoelen. Acoma. — De Acoma's hebben wel een buitengewoon schilderachtige plek voor hun vestiging gekozen. Hun dorp verheft zich op een wonderlijk „penyol," een rotseiland, eenzaam in een zee van zand in plaats van water, in de woestenij, ruim 30 Kilometer ten zuiden van Laguna. In welken tijd zij derwaarts zijn getrokken, is onmogelijk te zeggen; in ieder geval was het in een tijd, dat men zich moest kunnen verweren. Daarom kozen zij deze plaats, omdat zij daar slechts te bereiken waren langs een kronkelend voetpad, dat voor een belangrijk deel tegen de helling van de rots oploopt. Volgens de overlevering kwamen de Acoma's uit het verre Noorden DE ZUILEN VAN HERCULES IN DE MAMMOUTHGROT. Een der reuzenstalactieten der grot. 132 DE WONDEREN DER WERELD. en het eerste dorp dat zij süchtten heette Kashka-chuti. Hier verbleven zij vele jaren totdat het opdringen van vijandige stammen hen voortdreef in zuidelijke richting naar Washpashuka, waar zij bleven totdat zij opnieuw verjaagd werden naar het zuiden en ze naar Kuchyta trokken. Waar die plaatsen lagen, weet echter zelfs nu niet de wijste man van hun stam. Ten slotte bereikten ze intusschen de streek, welke zij thans nog bewonen. Zij zijn thans verspreid over geheel Nieuw-Mexico, ook over een gedeelte van Arizona, doch nergens zijn zij oorspronkelijker gebleven dan in de streek ten noorden en ten zuiden van Laguna. Toen de zwervende voorvaderen der Acoma's in dit land kwamen, bouwden zij de muren van Tsiama bij het begin van een Canyon, door de Spanjaarden later den Canyada de la Cruz geheeten. Doch ook hier bleven zij niet lang. Een gunstiger plek vonden zij op Tapitsiama, een groote meza, vanwaar men zijn blik kan laten wijden over het Acoma-dal. Toen werd er evenwel nog eenmaal verhuisd, en dat was naar Katzimo, de indrukwekkende rots, waarvan zij door hunne godheden echter onverbiddelijk werden verdreven. Deze maakten een beklirnming der rotsen zelfs onmogelijk waarop zij de menschenkinderen verder met rust lieten. De mesa vindt men op den weg van Laguna naar Acoma. Ze ligt in een dal van veelkleurig rotsgesteente en verheft zich daarboven, los en vrij van de omgeving. Hoog steekt ze uit boven de kleine spitsen en rotspunten aan haar voet, en de zijkanten zijn door weer en wind verweerd en gespleten zoodat zij vrijwel onbegaanbaar zijn. Er voerde slechts één pad naar den top, en een deel van dat pad liep over een steil gedeelte van de rots, dat door de inwerking van wind en regen in den loop der tijden van de hoofdmassa was losgeraakt. Toen eens de geheele bevolking, uitgezonderd drie zieke vrouwen en twee of drie knapen om haar te bewaken, het dorp hadden verlaten ten einde den akker te bearbeiden, brak een zware storm los en maakte weldra van den penyol letterlijk een eiland. Het water kwam voor de hebben de juistheid hiervan bewezen. NOORD-AMERIKA. 133 EEN NATUURLIJKE BRUG MET TORENS IN ACOMA tweede maal opzetten en spoelde al het zand weg, dat het rotspuin bijeenhield. Dit rolde nu omlaag en het was nu den Acoma's onmogelijk hunne vroegere woonplaats weer te bereiken. Zij ontdekten dit eerst bij hunne thuiskomst en sedert was de plek voor hen vervloekt. Want niet enkel konden ze er niet bijkomen, doch de ongelukkige vrouwen en knapen konden de plaats niet verlaten en stierven tenslotte den hongerdood. Acoma ligt ongeveer 5 Kilometer van de Betooverde Mesa en de tocht derwaarts is inderdaad een ongewoon genot. Eens heeft schrijver dezes met een aantal vrienden pater George J. Jaullard, den pastoor der Acoma's, die drie of viermaal per jaar ze bezocht, op een reis naar hen vergezeld. Aan den voét van het bergpad werden onze paarden van tuig en zadel ontdaan en weggebracht door enkele Acoma's. Onze Indiaansche vrienden gingen ons voor en weldra zagen we, hoe ze een recht oprijzende rots beklommen als vliegen tegen een wand. We ontdekten spoedig, dat wij ze moesten volgen, doch men had alles zoo voor elkaar gekregen, dat er steeds een behulpzame hand kon worden geboden op moeilijke punten. Aanvankelijk werd het pad gevormd door een reeks treden, in de rots gehouwen, en boomstronken, totdat we in het hartje van de kloof waren. Vandaar af moesten we onze vingers en voeten in kleine gaten in de rots wringen, om staande te blijven, en over een afstand van 3^4 Meter hadden we ons tegen een werkelijk gladden wand op te werken. We werden echter zoo handig en met zoo groote zekerheid geholpen, dat we allen den top bereikten met slechts wat hartkloppingen en een paar diepe zuchten. Daarop betraden we een rotstunnel en toen we deze waren doorgegaan, waren we boven op de mesa gekomen, hadden Acoma bereikt. :> Het oppervlak van dit tafelland is 28 Hectaren en het verheft zich bijna 120 Meter boven de omringende woestenij. De rotswanden prijken met tallooze wonderlijke rotsvormen, fantastische, grove, topzware gestalten van grillige gedaante. Smalle kloven, ravijnen, afgronden bergen in zich zonderlinge rotsgevaarten en enkele er van zijn overbrugd door natuurlijke bruggen van zoo massieven bouw, dat menschenwerk op dit gebied er bij in het niet valt. Evenals andere Indianenstammen doen de Acoma's druk aan godsdienstige dansen. Vele dier dansen zijn een zonderlinge mengeling van hunne oude heidensche ceremoniën — natuurgodsdienst — en de leer, hun door de christenzendelingen gebracht. We laten hier een beschrijving van een dier plechtigheden volgen. 134 DE WONDEREN DER WERELD. Aan het hoofd van de processie vertoonde zich een wonderlijke gestalte. Het was een man op een soort van carnavalspaard, voorstellende St. Jacobus den schutsheilige van Spanje, een figuur, die zeer vaak voorkomt bij de ceremoniën van Indianen van Nieuw-Mexico. Nog zonderlinger dan St. Jacobus was een lange Mexicaan, als cowboy gekleed, een groot accordeon hanteerend da hij met ernst en ijver bespeelde. Naast hem liep een andere Mexicaan, blijkbaar de hoofdleider der processie, het teeken zijner waardigheid was een gevaarlijk uitziende zweep, die hij telkens flink deed klappen. Achter een groote schare Mexicaansche bezoekers schreed een kolossale Acoma-Indiaan, het processie-kruis dragend, daarop de gouverneur en zijn ambtenaren, gevolgd door den priester in zijn kerkelijk gewaad. Achter hem, gezeten in een huisje, doel vervaardigd en door de dragers hoog boven hun hoofden getorst, het houten standbeeld 6 van St. Stephanus, weggenomen van zijn plaats tegenover het altaar. Boven het beeld werd een troonhemel gedragen en er achter volgde een koor, terwijl de stoet werd besloten door de gansche bevolking, mannen, vrouwen en kinderen. De processie trok statig heen en weer door alle straten van den pueblo. In een der hoofdstraten was een kleine „ramada" of hut gebouwd, waarin 't beeld van St. Stephanus werd geplaatst bij een soort van primitief altaar, dat tevoren was in orde gemaakt. Nadat men het beeld gebracht had naar de kapel, waar het dien dag verbleef, werd de processie ontbonden. Gedurende de rest van den morgen kwamen alle vrome leden van den stam, mannen zoowel als vrouwen, bidden in de kleine kapel. Ieder hunner bracht een offerande mede, brood, geroosterd meel, kleeren, aardewerk, graan, meloenen, edelgesteenten, enz. en dat alles werd aan den voet van het altaar nedergelegd. Na het middaguur vingen de dansen aan en er was geen uitlegging noodig om te zien, dat deze een overblijfsel waren van de oude heidensche gebruiken, waarop de meer beschaafde ceremoniën waren geënt, en zij duurden tot zonsondergang. Rotswoningen in Nieuw-Mexico. - Evenals in de Mesa Verde en den Canyon De Chelly vindt men op het Jemez-plateau in Nieuw-Mexico groote uitgestrektheden met overblijfselen van een voorhistorische beschaving. Die naam wordt gegeven aan een streek m het noorden van Nieuw-Mexico, op den westelijken oever van den Rio Grande del Norte^ Ze strekt zich uit van een punt ten westen van Santa Fé naar de Colorado-lijn, een afstand van goed 140 Kilometer. Ten westen wordt het plateau begrensd door den Rio Puerco en de grootste breedte is ongeveer 100 Kilometer. HET BERGPAD VAN ACOMA. Gezicht uit de tunnel op de uitgestrekte zandwoestijn, die de rotsmassa van Acoma omgeeft. NOORD-AMERIKA. 135 Een belangrijk deel van het Jemez-plateau is het Pajarito-plateau geheeten en de belangwekkendste ruïnes van de nederzettingen zijn bekend onder den naam Puyé. Deze bestonden uit een grooten pueblo op den top van de Puyé Mesa en een uitgestrekt rotsdorp. De pueblo, een buitengewoon groot vierkant, had slechts een toegang, aan de oostelijke zijde, dicht bij den zuidoostelijken hoek. De vier zijden waren zoo bijeengebouwd, dat zij feitelijk een samenhangend bouwwerk vormden. In sommige gedeelten er van vindt men de sporen van andere bewoners nadat zij reeds eenmaal verlaten waren. Deuren en ramen, die weleer gebruikt waren, had men met metselwerk dichtgemaakt en overpleisterd. De laatste vloer is gelegd op een laag puin van een halven meter, die niet is weggeruimd toen men er weder introk. Het rotsdorp Puyé was zeer uitgestrekt. De Puyé Mesa, in welks holen de woningen waren ingericht, is een massa grijsgele tufsteen, ongeveer anderhalven Kilometer lang en van 30 tot 240 Meter breed. Deze tufsteen is in den loop der eeuwen deerlijk verweerd door wind en regen, zoodat ze zich bijzonder leende voor de rotswoningen, die kenmerkend zijn voor deze voorhistorische nederzettingen. De zuidelijke wand van de rots is letterlijk doorzeefd met woningen. Een halverwege uitstekende rand splitst de rotsmassa in twee gedeelten. Op sommige punten heeft het lagere gedeelte drie reeksen van woningen boven elkander, waarvan de onderste vaak lager ligt dan de voet van de rots. De woningen boven de afscheiding liggen minder dicht opeen, doch verheffen zich eveneens in drie reeksen boven elkander. De woningen zelf zijn in drie soorten te verdeelen. Vooreerst uitgegraven holwoningen, dan holwoningen met open ruimten aan de voorzijde, ten derde steenen woningen, een tot drie verdiepingen hoog, van een terras voorzien, en aanleunend tegen den rotswand. Bij een eersten aanblik krijgt men den indruk alsof graafdieren zich in het onderste gedeelte holen hadden gemaakt in den voet van de rots, terwijl hooger op allerlei vogels zich genesteld zouden hebben. Wie Puyé aan een nader onderzoek onderwerpt, komt echter tot de verwonderlijke ont- DE GROTWONINGEN IN HET PAJARITOFARK. De gansche bevolking van een dorp heeft hier onderdak gehad en naar alle waarschijnlijkheid is de geheele, omtrek met dergelijke dorpen bedekt geweest. 136 DE WONDEREN DER WERELD. DE TUFSTEEN VERSIERINGEN IN HET PAJAR1TOPARK. Dicht bij de grotwoningen in het Pajaritopark vindt men nog eenig beeldhouwwerk van de primitieve bevolking dier streek. Het is „het Heiligdom van Matach", versierd met twee in steen gehouwen leeuwen. Hierboven geven we echter een afbeelding van de versieringen op de tufsteenen wanden der grotten aangebracht. dekking, dat hij slechts een enkele groep woningen voor zich heeft, dat al die groepen door paden met elkaar in verbinding stonden, en dat het oorspronkelijk was een complex van Indianendorpen, bewoond door een zeer talrijke bevolking. Men loopt er over rotspaden, die op sommige punten dermate zijn uitgesleten, dat men begrijpt, dat duizenden en nog eens duizenden voetstappen ze hebben betreden sinds ze werden aangelegd. Op de mesa zijn ook de overblijfselen van een oud reservoir gevonden. Het is langwerpig van vorm, ongeveer 25 Meter breed en 45 Meter lang. De omwalling is van aarde en steenen opgetrokken, doch daar geen enkele bron er het water voor kan geleverd hebben, is het reservoir blijkbaar alleen gebruikt voor het verzamelen van het regenwater, dat een goot of slootje er in deed vloeien. In de nabijheid ligt een irrigatiekanaal met vertakkingen, bestemd om het water van de mesa te brengen naar de akkers ten zuiden en ten oosten van het dorp. Dit is echter ongetwijfeld van jonger dagteekening, en men vermoedt, dat het eerst aangelegd is nadat de Spanjaarden zich nabij den Rio Grande hadden gevestigd. De Grand Canyon in het Yellowstonepark. — We hebben reeds enkele der wonderen van het Yellowstonepark vermeld, doch lest komt best. Want hoe indrukwekkend de geysers ook mogen zijn, zij spreken bij lange na niet dermate tot de verbeelding als de Canyon, met zijn bonten rijkdom aan tinten, zijn indrukwekkende vormen en zijn bruisende rivier. Talloos zijn de beschrijvingen, die van den Grand Canyon en zijn watervallen zijn gegeven doch we meenen niet beter te doen dan het volgende aan te halen uit de studie van dr. W. Hoyt over dit natuurwonder: „De grootschheid van dit natuurtafereel heeft haar eigen karakter. Aan beide zijden verheffen zich trotsche spitsen van gebeeldhouwde rotssteen. Waar de rots NOORD-AMERIKA. 137 een weg open laat voor de rivier worden hare wateren die een breedte van tweehonderd voet besloegen, tusschen de Boven- en de Beneden-vallen samengeperst tot een stroombreedte van honderd voet. De rots waarover het water den sprong omlaag doet, ligt volkomen waterpas. Het schijnt wel alsof het water aan den rand even aarzelt, doch dan doet het een sprong ineens van meer dan driehonderd voet in de diepte, blijft bijeen als zilverglanzende massa water en schuim. Onze oogen dwalen intusschen telkens van den val, hoe grootsch en indrukwekkend hij moge zijn, naar d*3 prachtvolle omgeving, naar den wonderschoonen, overbluffenden Canyon zelf, waarin de riviei zich stort, en waardoor zij zich een weg baant, ineenkrimpend tot een schuimend waterlint, in de duizelingwekkende diepte der kloof. Bovendien wordt men geboeid en betooverd door de pracht en veelheid van tinten. Het zijn geen simpele grijze en sombere diepten en DE GROTWONINGEN VAN PUYE. De Puyé Mesa ligt in de Pajaritoafdeeling van het Jemez Plateau van Nieuw Mexico. De rotsen, waarin de woningen zijn gelegen, zijn van geelgrijze tufsteen, een steensoort, die zeer gemakkelijk is te bewerken en daardoor buitengewoon geschikt voor de inrichting van dergelijke woningen. hoogten met toppen en spitsen van kleurloos rotsgesteente, doch gansch het landschap schittert van kleur. Het lijkt alsof regenbogen uit den hemel op aarde zijn gevallen en zich als kleurige banieren daarop hebben nedergelegd, alsof de meest ongeëvenaarde zonsondergang, dien men ooit zag, tot steen is geworden in dat indrukwekkende berglandschap." Het Yellowstonepark telt nog vele andere bezienswaardigheden; een daarvan zijn b. v. de prachtige Obsidiaan-rotsen of muren van vulkanisch glas. De rotsen verheffen zich op den oostelijken oever van het Bevermeer als bazaltzuilen omhoog, en zijn vermoedelijk zonder 'wedergade in de wereld. Zij zijn van 50 tot 90 Meter hoog en men vindt ze over een uitgestrektheid van een 350 Meter, hoewel men op enkele punten langs het meer toch nog wel formaties van denzelfden aard aantreft bij het Meer der Wouden, een eind verder gelegen. Dit vulkanische glas glinstert als git, doch is geheel ondoorschijnend. Hier DE GROOTE CANYON VAN HET YELLOWSTONEPARK. Het is geen grijs en grauw rotsgesteente, waartusschen de bruisende rivier zich een weg baant, maar de gansche kloof is ongelooflijk rijk aan helle tinten, alsof een schitterende zonsondergang alles had overgoten met zijn weelde aan glanzen en verven. NOORD-AMERIKA. 139 en daar loopen er echter roode of gele strepen door. In den loop der tijden zijn er groote blokken van afgevallen, die een steile, onoverkomelijke barricade vormden op den weg naar de heete bronnen aan den kant van het Bevermeer. Men heeft er echter een rijweg overheen gemaakt, vermoedelijk wel den eenigen weg ter wereld met glazen plaveisel Botte Cabin Quarry, Wyoming. — Wyoming heeft zekere vermaardheid verworven door drie onderling zeer verschillende soorten van groeven, welke veertig jaar geleden feitelijk nog onbekend waren. Het zijn vooreerst de groeven bij Sherman, op de hoogste punten van den Union Pacific-spoorweg, waar men duizendtallen van fossiele visschen heeft opgedolven. Deze lagen omsloten door leem, dat steenhard was geworden en de visch heeft daardoor het karakter gekregen van zorgvuldig bewerkte bas-reliefs. Er zijn zeer groote exemplaren onder, doch alle zijn belangwekkend en kostbaar. Reeds duizenden van die voorhistorische overblijfselen zijn aan den dag gebracht. De palaeóntologen hebben in de tweede plaats EEN DENDRIT1SCH FOSSIEL IN HET uitgestrekte beddingen ontdekt met de YELLOWSTONEPARK. beenderen van reusachtige dieren uit de H°e de k«chten der natuur hebben samengewerkt tot de , i • t •• -i i i vorming van dit wonder valt slechts te vermoeden, doch dat geen oudstë geologische tijdperken, Wonderen Uit bezoeker van het Yellowstonepark verzuimt dezen reusachtigen de dagen toen reusachtige VOgels de lucht fossielen boomstam te bezichtigen, kan men wel begrijpen. doorkliefden, mammouths de wouden doorkruisten en afzichtelijke monsters, half reptiel en half visch of vogel, rondploeterden in de moerassen en op de modderachtige oevers van voorhistorische meren en binnenzeeën. In den laatsten tijd eindelijk heeft men uitgestrekte groeven ontdekt, waar voorhistorische volken quartziet en jaspis vonden die zij gebruikten voor de vervaardiging van werktuigen en wapens. Enkele dier groeven zijn zeer uitgestrekt en sinds men met de ontginning er van is begonnen, zijn er zeker duizenden tonnen van uitgegraven. Ook vindt men bijna overal in Wyoming doch meer bijzonder in het oostelijk gedeelte steenen kringen. Men weet nu, dat zij aanduiden de plaatsen, waar weleer de Indianen hunne van huiden gemaakte wigwams bouwden; de steenen dienden om de huiden vast te houden, nadat zij aan de middenpaal waren bevestigd. De Zwartvoet-Indianen van Montana gebruiken nog altijd steenen voor hetzelfde doel. De groeven worden aangetroffen in de uitloopers van de Rawhide Mountains in oostelijk Wyoming in groote strooken mesozoisch gesteente, die in den loop der tijden sterk verweerd zijn. In deze lagen, hoofdzakelijk uit het krijttijdperk, liggen beddingen veelkleurig quartziet, jaspis, vuursteen en mosagaat. Bij Lighton Creek, een dertig Kilometer ten westen van de Rawhide Mountains, ligt een uitgestrekte groeve nabij den top van een steilen heuvel, ongeveer 160 Meter boven de omringende vlakte. De helling is bedekt met brokken rots, door den invloed van weer en wind van de hoofdmassa losgeraakt. Bij den top, waar het quartziet aan den dag was gekomen, is de werkman uit voorhistorische tijden aan den arbeid getogen. Hij heeft gebruik gemaakt van de omstandigheid, dat de rots daar een scherpen hoek maakte, 140 DE WONDEREN DER WERELD. waardoor het- uithouwen van het rotsgesteente betrekkelijk gemakkelijk ging. terwijl hij de richting volgde van de door de natuur gemaakte spleten, die in den loop der jaren meer of minder waren verwijd door de uitzettende kracht van bevroren water, dat scheuren deed ontstaan, groot genoeg om er steenen wiggen in te slaan. Een groot aantal steensplinters liggen in en om de groeve verspreid. Langs de helling zijn de grootere steenbrokken samengebracht tot kleine ronde putten, waarin het afgewerkte puin werd samengebracht. Over de gansche omgeving liggen verder verspreid honderden wagonladingen van ruwbehakte steenblokken, die reeds eenigermate den vorm hebben van de voorwerpen, welke er uit vervaardigd moesten worden. Op eenigen afstand van de groeve, op den _top van den heuvel, liggen een aantal rotsblokken, waaromheen tallooze steensplinters zijn verspreid, die duidelijk aanwijzen, dat de voorhistorische werkman de blokken als zetel en aambeeld heeft gebruikt, terwijl hij aan zijn werktuigen den gewenschten vorm gaf. In de buurt van die werkplaatsen heeft men tal van mooie punten van pijlen en speren, krabbers, boren, priemen enz. en op de hoopen puin steenen hamers, die erg gehavend dus veel gebruikt waren, gevonden. Op de vlakte aan den voet van den heuvel langs de rivier liggen de steenkringen, die we hiervoren beschreven en welke aanduiden, dat daar weleer een uitgestrekt dorp was gevestigd. In 1906 heeft een expeditie van de universiteit van Newbraska de streek doorzocht en o.a. twee weken doorgebracht in de buurt der groeven. Zij bracht meer dan twee duizend voorwerpen uit het steentijdperk bijeen, gerangschikt in zeven stadiën van bewerking, vanaf het ruwe rotsblok tot het voltooide rotsblok. Bij de bekkmming van een bijna ongenaakbare rots ontdekten de leden der expeditie een curieuse figuur, tegen de helling gelegd. Het was een reusachtige voorstelling van een mensch, gemaakt van steenbrokken. Het was bijna 20 Meter lang en bijna 3 Meter breed en bij het eerste gezicht deed het aan een steenen muur denken. De brokken waren uit de omgeving bijeengezocht en men had ze met groote zorg gekozen en geschikt om de gelijkenis zoo goed mogelijk te doen zijn. EEN VINDPLAATS VAN FOSSIELEN. In Wyoming heeft men drie soorten van dergelijke vindplaatsen waargenomen. Het hoogst liggen de gesteenten met fossiele visschen, lager de vindplaatsen van mammouthbeenderen, en nog lager heeft men uitgestrekte werkplaatsen ontdekt, waar de voorhistorische mensch zich vuursteenen wapens en werktuigen vervaardigde, NOORD-AMERIKA. 141 MAMMOUTHBEENDEREN. Deze reusachtige Mammouthbeenderen zijn opgedolven in een streek van Wyoming, welke zeldzaam rijk is aan voorwereldlijke overblijfselen. Begraafplaatsen in de boomen, Alert-Baai, Britsch- Columbia. — Dikke boeken zou men kunnen schrijven over de begrafenisplechtigheden bij de verschillende menschenrassen. In Alaska vindt men evenveel wijzen van behandeling der dooden als volksstammen. De Alents b. v. trekken hunnen dooden alle gebruikehjke kleeren aan en bedekken het gelaat met een masker. Daarop worden zij neergelegd in booten of speciaal er voor gemaakte wiegen, die opgeheschen worden aan hooge palen. Hunne bedoeling schijnt daarbij te zijn het lijk zoo ver mogelijk van den bodem verwijderd te houden. De Eskimo's daarentegen buigen het lijk in tweeën, leggen het in een kist, die geplaatst wordt op vier in den grond gestoken palen. De kist is zeer dikwijls beschilderd met afbeeldingen van vogels, visschen of andere dieren, ongetwijfeld den totem van den overledene. Soms wordt het lijk in huiden gewikkeld, vervolgens op een verhevenheid geplaatst en overdekt met planken of boomstammen om het voor wilde dieren te beschermen. De Thlinkets verbranden hunne dooden, en deponeeren de asch in een bus of doos, welke ongeveer gelijkt op die welke de Eskimo's gebruiken, en bouwen daarvoor een dergelijke stellage als deze. De Chippewayers, die behooren tot de groote familie der Tinneh's, begraven hunne dooden nooit, doch laten de lijken liggen ten prooi van de wilde dieren en de roofvogels. De Atma's van de Koper-rivier verbranden de lijken en vergaderen de asch in een versche rendierhuid, die zij in een kist leggen, welke zij plaatsen op palen of in een boom. In een der kleinere zeestraten, even beneden Koningin Charlotte-sond, liggen twee eilanden, Cormorant en Malcolm. Het eerste heeft een kleine baai, de Alert Baai, waaraan een kleine stam der groote familie van de Haida's woont. Het is gebruik bij de Alert Baai-Indianen om, wanneer een lid van hun stam overlijdt, zijn lijk te verbranden, de beenderen en de asch bijeen te brengen in doozen, manden of bootjes, of ze te pakken in matten van boomschors en ze vervolgens te plaatsen op stellagfes of in boomen, waar zij dan voor goed blijven liggen. Daar de Wootka's dicht bij de Haida's van die streek wonen, en de beide stammen dikwijls met elkander in aanraking kernen, neemt men ook eikaars gebruiken over, mede wat betreft de behandeling der dooden. In plaats van den doode te begraven wikkelen echter de Wootka's dezen zorgvuldig in een mat van schors van cederboomen en leggen ze in een boom. Beide wijien van „begraven" vindt men bij de Alert baai. LIJKENBEWAARPLAATS IN BOOMEN. Oke Indianenstam heeft eigen gebruiken ten opzichte van de behandeling van dooden. De Indianen van de Alert Baai in British Columbia, welke behooren tot den stam der Haida's. hebben de gewoonte hunne dooden te verbranden en de kist of doos met de asch te plaatsen op een verhevenheid of ergens m een hoogen boom. NOORD-AMERIKA. 143 Grotwoningen in den Noten-Canyon bij Flagstaff in Arizona. — Flagstaff is een stadje, verscholen in het bergland van noordelijk Arizona en men vindt in den omtrek heel wat wonderen der natuur. Het gebergte is een der gewijde bergen van de Navaho-Indianen. Op ongeveer 15 Kilometer van de stad, te midden van bazaltrotsen, ligt een interessante reeks grotwoningen van de Indianen. Het zijn over het algemeen tamelijk uitgestrekte holen van onregelmatigen vorm in de lagen lava op den top van enkele kleine vulkanen ten oosten en ten zuiden van dë voornaamste keten. Zij zijn vrij talrijk, en in de omgeving er van heeft men veel aardewerk gevonden alsmede ettelijke gebroken „me-ta-tes" of molensteenen, die blijkbaar veel dienst hebben bewezen. Vijftien Kilometer verder in zuidoostelijke richting ligt de Noten-Canyon, een dier diepe kloven in het tafelland, welke het land van den Grooten Canyon karakteriseeren. Het is een buitengewoon steil pad, dat voert naar de grotwoningen van dien Canyon. De woningen zelf hgger op smalle richels of klippen van het gebergte en zijn alle van hetzelfde type. Het onderste DE ROTSWONINGEN IN DEN NOTENCANYON. gedeelte van de dikke rotslaag, dat zachter is dan het boven gedeelte, is door den invloed van weer en wind tot een diepte van 3 of 4 Meter in den rotswand ingevreten. Deze natuurlijke holten schijnen uitstekend geschikt geweest te zijn voor de Indianen, die ze wilden gebruiken. Aan de voorzijde trokken zij muren op, rechthoekig daarop werden tusschenmuren gebouwd, de grot zelf leverde vloer en gewelf en aldus waren de woningen in een oogwenk gebouwd. Men vindt in den Canyon tal van dergelijke woningen en te Flagstaff vertoont men den toerist een groote hoeveelheid aardewerk, pijlpunten, vuursteenen hamers, bijlen, enz., die men in deze grotwoningen heeft ontdekt. Yucatan. — Het krioelt in Mexico, Guatemala en Honduras van oude tot puin vervallen steden van Centraal Amerika. Die bouwvallen treft men aan zoowel op de door de tropische zon geblakerde hoogvlakten als verscholen in de dichte, vochtige oerwouden. De fraaiste bouwvallen vindt men in het weinig bekende schiereiland Yucatan, den oostelijksten staat der Mexicaansche republiek. Bij de komst der Spanjaarden werden vele bewoond door den stam der Maya's, waarvan de nakomelingen nog steeds toeven in het land hunner voorvaderen. Hoe het er 144 DE WONDEREN DER WERELD. geschapen stond met de bouw-, beeldhouw- schrijf- en schilderkunst in de dagen van de verovering van Mexico is onbekend, want al wat aan de Maya's herinnerde, werd in die dagendoor de Spaansche priesters aan de vlammen prijsgegeven. De eer van Amerika's vroegere beschaving te hebben ontdekt komt toe aan Hernandez de Cordoba, die in 1517 een landing deed op de noordkust van Yucatan. Hij werd intusschen tot terugtocht gedwongen, haast onmiddellijk na zijn landing, en de daaropvolgende landing had eerst tien jaar later plaats, toen Cortez aan een zijner volgelingen, Francisco de Montejo, de verovering opdroeg. Na heftigen strijd was Francisco de Montejo de eerste Europeaan, die Chichen Itza, de sterkste en mooiste stad der Maya's binnendrong. Bij de keuze der plaats, waar zij een stad wilden stichten, gaf bij de Maya's de aanwezigheid van voldoende water den doorslag. De weeke kalksteenformatie van den bodem van Yucatan heeft de eigenaardigheid om het regenwater op te slorpen haast onmiddellijk nadat het is gevallen. Dientengevolge vindt men er geen rivieren, en water wordt slechts aangetroffen in enorme door de natuur gevormde vergaarbakken of bronnen. Zoo vindt men er twee te Chichen Itza, en een deel van den naam der plaats is daaraan te danken. . Chichen beteekent n.1. „monding der bronnen", terwijl het Itza, daarbij gevoegd, duidt op het feit, dat de stad de woonplaats was van den oppersten „cacique" of hoofd van Yucatan, die dezen naam droeg. Daar de bronnen van Chichen tot de grootste van Yucatan behoorden en volop water leverden, werd het de grootste en uit een bouwkundig oogpunt mooiste stad der Maya's. De stad bestaat "thans uit een groep van zes steenen gebouwen, die meer of minder onbeschadigd zijn gebleven, en de overblijfselen van tal van andere steenen bouwwerken, in verschillende stadia van verval. Alle deskundigen zijn het er over eens, dat deze gebouwen waren de BOUWVALLEN IN YUCATAN. Het Paleis, Sayil. in Yucatan is een reusachtig gebouw met een voorgevel van 90 Meter en een diepte van 60 Meter. Het is een der weinige bouwwerken van drie verdiepingen der Maya s, en telt niet minder dan 87 vertrekken. NOORD-AMERIKA. 146 paleizen van hoofden en bestuurders van de stad, tempels voor de goden der Maya's en woningen voor de priesters. De verblijven der armere bevolking waren hutten met palmbladen gedekt, die reeds lang zijn verdwenen, doch die waarschijnlijk waren gebouwd op dezelfde wijze als de hutten der huidige inboorlingen. Het statigste bouwwerk heet thans „El Castülo", het kasteel. Het is, zooals men op de illustratie kan zien, een afgeknotte pyramide met muren van massieve steenbrokken, en door een gebouw bekroond. Een denkbeeld van de grootte der pyramide krijgt men door de vergelijking met het omgevende geboomte. Van af de basis tot den top is het bouwwerk ruim 30 Meter hoog, terwijl het ongeveer 60 Meter lang en even zoo breed is. De vier zijden zijn ieder naar een der windstreken gericht en aan elke daarvan vindt men een reusachtige trap, die naar den top voert. De hoofdingang ligt aan de noordzijde tegenover de heilige „cenote", waaromtrent straks iets naders. De poort, die nu gedeeltelijk is ingevallen, vertoont nog altijd de sporen van vroegere grootheid. Ze is ongeveer zeven Meter breed en de bovendrempel werd gedragen door twee zuilen, waarvan de vorm aan slangen doet denken, terwijl de voet werd gevormd door de enorme, wijd opengesperde bekken van deze kruipende dieren, waarvan de nu ledige oogholten weleer ingenomen waren door oogen van gepolijst git. Het gebouw was een tempel en binnen de poort lag het heilige der heiligen van de Maya's, dat enkel gebruikt werd voor de hoogste plechtigheden. Of de gruwelijke offerfeesten, die weleer op de pyramiden van Mexico ter eere van den oorlogsgod en de zonnegodheid plaats vonden, ook in dezen tempel zijn gevierd, is onbekend, doch het lijkt niet onwaarschijiilijk,, dat de breedplatte koppen der slangen op het platform der pyramide voor andere doeleinden bestemd warén dan om enkel als versiering te dienen. Wanneer evenals in Mexico in Yucatan menschenoffers zijn gebracht, dan was het op de breede slangekoppen, dat de Mayapriesters het nog kloppende hart rukten uit de borst der slachtoffers, terwijl daarna het lijk, waaruit nauwelijks het leven was gevloden, langs de helling der pyramide omlaag werd geworpen ten einde door de honderden geloovigen, die aan den voet van het gebouw stonden geschaard, te worden verslonden. Van de noordzijde van El Castülo voert een boschweg, die nog de sporen vertoont- van plaveisel, tot een der somberste vijvers der wereld. Het is een der bronnen of „cenotes", waaraan Chichen zijn naam ontleende. Het is een ontzaglijk ronde kom, met een middellijn van 60 Meter en de wanden, 30 Meter hoog, dalen loodrecht tot den leemen bodem. Wie op den kant staat en, zich voor alle veiligheid aan een tak vasthoudend, in de diepte kijkt, begrijpt waarom de oude Maya's in die duistere diepte hun regengod zagen. In een bericht, in 1579 uit Yucatan naar Madrid gezonden, wordt beschreven de plechtigheid van het werpen van jeugdige Pe Wonderen der Wereld. 10* BOUWVALLEN IN YUCATAN. Op het eiland Cancun in het Yucatankanaal is deze kolossale kop gevonden. Hij behoorde tot een reuzenfiguur, die boven den ingang van een grotgebouw was geplaatst. 146 DE WONDEREN DER WERELD. menschenoffers in de „cenote", ten einde den toorn van den regengod in dagen van droogte te bezweren doch gedurende eeuwen was er geen gelegenheid om de juistheid van dit verhaal te controleeren. In 1906 begon men met het schoonmaken van den bodem van de „cenote" en in dit jaar heeft men een groote hoeveelheid schedels en beenderen opgehaald. Bij nader onderzoek is zonder uitzondering gebleken, dat deze overblijfselen waren van jonge meisjes, waardoor de waarheid van het oude Spaansche verhaal ten volle is bevestigd. Ten zuidwesten van het bouwwerk ligt een wonderlijke bouwval, thans „het Tennisveld geheeten In de richting noord-zuid loopen evenwijdig met elkaar twee muren, 8 Meter hoog, i0j dik en ongeveer 90 lang, terwijl zij 40 Meter van elkaar verwijderd zijn. Dit ommuurde plem werd gebruikt voor het balspel, waarop de oude Maya's zeer verzot waren. Het werd in ploegen gespeeld waarvan het doel was een bal van caoutchouc te werpen in een opening 111 een steenen BOUWVALLEN IN YUCATAN. Fragment van een muur te Mayapan, een oude stad ongeveer 50 jKilometer ten zuiden van Merida, de tegenwoordige hoofdstad van Yucatan. De versiering is niet gebeeldhouwd, doch bestaat uit tegen den muur aangebracht pleisterwerk. schijf aangebracht tegen den muur aan den overkant. Een dier steenen schijven, met niet meer dan 1,30 M. middellijn en een holte van ongeveer 40 Centimeter, wordt er nog steeds aangetroffen'. De Spaansche geschiedschrijver verhaalt, dat als de bal door een ploeg in de holte was gegooid, deze het recht had op al de kleeren van de toeschouwers, die op den rand van den muur stonden. Aan beide einden van de speelplaats staan de overblijfselen van een kleinen tempel en bij den oostelijken muur verheft zich een bouwwerk, de Tempel der Tijgers geheeten, welke naam is ontleend aan een rijk gebeeldhouwd fries, dat een afbeelding van deze dieren te zien . geeft. Op de binnenwanden van dit gebouw treft men de merkwaardigste teekeningen der Maya's aan, die men tot nog toe heeft gevondem Zij schilderen tafereelen uit het dagelijkse* leven der Maya's af uit den tijd vóór de Spanjaarden verschenen, en zijn groen, rood, blauw en geel geverfd. De teekeningen zijn grof en zonder verhoudingen, doch men leert er veel uit omtrent het leven der vroegere inwoners van Chichen, BOUWVALLEN IN YUCATAN. Een der belangrijkste bouwvallen in Uxmal is „Het Maagdenhuis". Hier waren vermoedelijk de jonge meisjes gehuisvest,- die -bestemd waren voor den tempeldienst, totdat de tijd was gekomen om ze in de „cenote te werpen. 148 DE WONDEREN DER WERELD. BOUWVALLEN IN YUCATAN. Ten zuiden van El Castillo staat een zeer vervallen bouwwerk, „de Wenteltrap" geheeten, wegens de bochtige trap, die naar boven voert. Het is een torenvormig gebouw, opgetrokken op twee boven elkaar liggende terrassen. Het hoogste punt van het gebouw verheft zich 20 Meter boven den beganen grond en oorspronkelijk was er een soort van observatorium gevestigd, dat vermoedelijk diende voor de beoefening der sterrenkunde en wellicht verband hield met de vereering van zon en sterren. Vlak bij „de Wenteltrap" ligt een gebouw, dat een karakteristiek staal geeft van de bouwkunst der Maya's. Het heet de „Casa de las Monjas". („Het Nonnenhuis"), vermoedelijk omdat het was . opgericht als verblijfplaats voor de jonge maagden, waaraan bijzondere diensten in de tempels waren opgedragen en die hoogstwaarschijnlijk het einde van haar leven vonden in de „cenote". Hoewel zeker meer dan vier eeuwen oud, verkeert het nog in tamelijk goeden toestand. Dit is een pyramidevormige tempel, thans „El Ca.tillo" geheeten, De Overige gebouwen, die men welke deel uitmaakt van de voormalige stad Chichen Itza in Yucatan. n0g te Chichen Itza aantreft, zijn de Ahad-zib („Huis van het geheimzinnige schrift") die zijn naam ontleent aan een reeks vanJMaya-hieroglyphen boven den ingang, de Chichanchob („Roode Huis") naar aanleiding van de opmerkelijke misschien zinnebeeldige versieringen der binnenwanden, welke gelijken op een roodgekleurde hand, die men, zonderling genoeg, ook hier en daar in Azië aantreft, en een klein gebouw bij de Casa de las Monjas". Buiten Yucatan strekte de Maya beschaving zich uit tot Tabasco, waar Palenca, een van de grootste der oude steden, ontdekt werd gedurende de verovering; tot Capan en Quirigua, op de grenzen van Guatemala en Honduras, die zich onderscheiden van andere bouwval-groepen door het voorkomen van zuilen uit één steen bestaand, in hoogte wisselend van drie tot vijf meter en alle aan vier kanten gebeeldhouwd. Onze afbeelding toont de doorwrochte wijze waarop de teekening op deze monumenten werd uitgevoerd. Het is verbazend als men denkt, dat zulk werk werd volbracht zonder de hulp van metalen werktuigen, maar het is te betreuren, dat de kunst van beeldhouwen, schilderen en de kennis van hun teeken-schrift voor altijd voor de Maya's verloren is gegaan. MIDDEN- EN ZUID-AMERIKA. HOOFDSTUK XIX. Door LE WIS SP EN CE. De Poas-Krater. — De berg Los Votas, of, zooals hij weieens genoemd wordt, de Poas-Krater, is één uit de groote keten van vulkanen, die zich uit de zee verheffen en die de ruggegraat vormen van de op de landengte gelegen staten van Midden-Amerika. Hij is acht duizend zes honderd en vijfenzeventig Eng. voet hoog. De groep der Costa Rica vulkanen, waartoe de Poas behoort, was eens geheel afgescheiden van de noordelijker groep en de inzinking die tusschen hen bestondMliet eene verbinding van de Stille Zuidzee en de Caraïbische Zee toe, welke, zoo DE POAS-KRATER. Poas is een der meest bekende ,,modder-vulkanen" van Midden-Amerika. De afbeelding stelt voor den kokenden en borrelenden stroom van modder en lava op het punt van uitbarsting. zij tot op den huidigen dag was blijven bestaan, naar alle waarschijnlijkheid het graven van het Panama-kanaal overbodig zou hebben gemaakt. Op de hellingen van enkele der Costa Rica bergen worden inderdaad hier en daar afzettingen van versteende zeedieren en planten gevonden. De afscheiding tusschen de twee zeeën vulde zich echter langzamerhand op met asch van de omliggende vulkanen en met lava en andere uitgeworpen stoffen, die geleidelijk vast werden door het bezinksel van de stroomende wateren. De Poas kijkt om zoo te zeggen uit over de stad San José, de hoofdstad van Costa Rica. 150 DE WONDEREN DER WERELD. Het Panama-Kanaal. - Het graven van een kanaal door de landengte van Panama ten dienste van de scheepvaart tusschen den Atiantischen Oceaan en de Stille Zuidzee mag met alle recht beschouwd worden als een van de reusachtigste ondernemingen, die ooit door de menschheid aangevat zijn Vóór dat men het eens was geworden over de tegenwoordige ligging, had men niet minder dan negentien andere plannen overwogen, en ten minste ééne groote en tragische poging was reeds gedaan om deze smalle landengte, welke den handel van het Vvesten afscheidt van de markten van het Oosten, door te graven. Zooals de gang van zaken nu is, zal de datum waarop het Kanaal voor den wereldhandel geopend wordt, waarschijnlijk i Januari 1915 zijn; maar daar kolonel Goethals, de eerste ingenieur, wijselijk een jaar voorbehouden heeft voor het geval zich onverwachte ongelukken, zooals bijv. : grondverschuivingen voordoen, is het mogelijk, dat wanneer zoo . iets niet gebeurt, het Kanaal reeds in 1914 bevaarbaar zal zijn. Op het oogenblik zijn in de handelswereld aller oogen op den voortgang van den bouw van het Kanaal gericht. Hier is een leger van veertig duizend werklieden samengebracht en de grootste verzameling machinerieën'die ooit bij elkaar is gebracht om een enkel werk te volvoeren Wanneer het Kanaal voltooid is, zal het groot genoeg wezen om de grootste schepen die al gebouwd zijn of nog gebouwd worden door te laten. Door middel van dezen waterweg zal de afstand over zee van New-York naar San Francisco vijf duizend Eng. mijl verkort worden en die van Liverpool naar de Amerikaansche havens in het Westen met twee duizend zes honderd mijl Japan en Australië zullen daardoor dichter bij New-York, dan bij Londen of Hamburg komen. De aanleg van het Kanaal was oorspronkelijk een droom van de Fransche regeering. De Lesseps de begaafde ingenieur, die met zooveel succes den aanleg van het Suez-kanaal tot een einde had gebracht was met de leiding belast. Wij behoeven hier nu niet nader in te gaan op de omstandigheden die fhet in duigen vallen van dit plan veroorzaakten. Gedurende een half menschengeslacht lagen de machinerieën, welke bij de Fransche onderneming gebruikt werden, te verroesten tusschen Panama en San Pablo, als eene droeve herinnering aan het falen van een machtig volk Toen namen de Vereenigde Staten van \merika de zaak ter hand en vormden een organisatie-stelsel zooals volgens bekwame vakmannen er in de geschiedenis van groote ondernemingen geen tweede valt aan te wijzen. NA veel over en weer gepraat, of sluizen de voorkeur verdienden, of een op gehjk peil met de zee liggend kanaal, besloot men eindehjk in 1904 tot het eerste en werd het werk aangevangen. Zes sluizen, allen aan elkaar gelijk, zullen op de daarvoor geschikte punten gebouwd DE CULEBRA-DOORGRAVING, PANAMA-KANAAL. Een kijkje te Bas Obispo. 152 DE WONDEREN DER WERELD. worden, n.1. drie te Gatun, een te Pedro Miguel en twee te Miraflores. De geheele lengte zal zes-en-veertig Eng. mijl zijn, de diepte veertig voet. Hiervan gaan negen-en-dertig mijl door heuvelland, waarvan de grond door zeventig excavatoren verplaatst wordt met een snelheid van ongeveer zeventig duizend kubieke Meter per acht-uren-werkdag. De geraamde kosten van machinerieën en bouw bedragen alleen £ 59.553.200, en de geheele uitgave, waarbij inbegrepen de koopprijs van den grond, £ 75.040,200 Op het oogenblik is de eerste indruk, dien de toeschouwer krijgt, die van een geruischlooze, het-nooit-opgevende werkzaamheid en van een streng doorgevoerde inrichting. De uitgravingen van af den Atlantischen Oceaan en vanaf de Stille Zuidzee naar het Kanaal toe zijn inderdaad reeds over verscheidene mijlen voltooid en groote baggermachines van nieuwerwetschen bouw werken zonder ophouden dag en nacht door om het Kanaal uittediepen. In het bijzonder wordt men getroffen door de volkomen afwezigheid van menschenarbeid in de streek van het Kanaal zelf. Hier wordt alles bewerkstelligd door de reuzenaimen van nieuwerwetsche machines. In de sluizen bij Miraflores, bij de groote doorgraving te Culebra en bij de'dijk en sluizen te Gatun is het, dat het grootste deel van de veertig duizend arbeiders geplaatst is. Een paar menschen maar ziet men bijvoorbeeld aan het werk bij de reusachtige steenblokken, welke de muren van de sluizen moeten vormen, die in staat zullen zijn om schepen te herbergen van duizend voet lengte en honderd voet breedte. De ontzettend groote hoeveelheid rotsblokken en aarde, die uitgegraven is, wordt met wagens per spoor weggevoerd om gebruikt te worden voor den bouw van de groote dijken en waterkeeringen en om de omgevende moerassen op te hoogen. De onder-verdeeling van het werk is op de meest handige manier geregeld en de verschillende afdeelingen werken met eene geleidelijkheid, die voorzeker den toeschouwer als iets merkwaardigs moet treffen. De moeilijkheden, welke de bouwmeesters op verschillende punten hebben ondervonden, kunnen alleen met het woord „reusachtig" beschreven worden. De Chagres rivier was een van deze. Zij heeft een totaal stroomgebied van dertien honderd en twintig mijl en daar zij bij hoogen waterstand groote hoeveelheden modder en rotsblokken meesleept, vormde zij een bijna onoverkomelijke hindernis om een kanaal door haar bedding te leggen. Dan doet zich over een afstand van negen mijl ,weer een andere hindernis voor, bijna even groot, n.1. de beroemde Culebra-doorgraving. Over dezen afstand konden de rotsen, die zeer zacht waren, gemakkelijk verwijderd worden, maar daar ze gelegen waren boven beddingen van slijk, ontstonden tallooze grondverschuivingen, waartegen niets te doen is — één CULEBRA-DOORGRAVING. FANAMA. Bergwerken bij Contractor's Heuvel. MIDDEN- EN ZUID-AMERIKA. 153 bijv. de Cutcharaca was eene grondverschuiving van een hal ven mijl lengte met eene oppervlakte van honderd en negen duizend vierkanten meter en bevatte ongèifeer twintig duizend kubieken meter grond! Deze massa verschoof in 1907 met een snelheid van veertien voet in den tijd van vier-en-twintig uur. Dergelijke ontzettende moeilijkheden schenen den Amerikaanschen bouwmeesters echter geenszins onoverkomelijk toe. Voor den bouw van een grooten dijk te Gatun en een kleineren te Pedro Miguel op een afstand van twee en dertig Eng. mijl, zetten zij de geheele Chagres vallei tot eene hoogte van acht-en-vijftig voet boven den zeespiegel onder water en veranderden op die manier een bruisenden stroom in een kalm meer, dat eene uitgestrektheid heeft van honderd^ vier en zestig vierkante Eng. mijl. De landverschuivingen, die ontstonden bij de Culebra-doorgraving, zijn zoo gering mogelijk gemaakt door den weg acht en vijftig voet hooger te leggen en op den bodem drie honderd voet breed te maken, zoodat het verwijderen van de losse aarde gemakkelijk kan plaats hebben. De Gatundijk stelde de onvermoeibare bouwmeesters, die deze reusachtige onderneming aangepakt hadden, voor een ander ernstig vraagstuk. Men bevond, dat het terrein, hetwelk ervoor bestemd was, zóó'n zachten ondergrond vormde, dat het onmogelijk zulk een zwaar gewicht kon dragen als de groote dijk zou geven. Bovendien was het materiaal, dat voorhanden was om den dijk te maken, niet van dien aard, als men wel zou wenschen, daar het uit mul zand en klei bestond Aan deze moeilijkheid werd te gefnoet gekomen door aan den dijk eên zóó uitgestrekte basis te geven, dat de stevigheid er door verzekerd wérd; en zijne afmetingen zijn boven den spiegel van de zee niet minder dan negentien honderd voet met een glooiend zijvlak van ongeveer een op tien. Zijne eigenlijke hoogte bedraagt slechts honderd vijftig voet en zijne breedte negen duizend voet. De roep, die er onder de ingenieurs der Vereenigde Staten uitging, dat het onmogeHjk was een dijk te Gatun te leggen, was zoo sterk, dat de ondernemers van het Kanaal „om gevoelsredenen" hem veel breeder en van veel geringere glooiing hebben gemaakt dan noodig was. Aan het eene einde van dezen dijk zijn de Gatun-sluizen ■— drie liften, wier gezamenlijke hoogte vijf en tachtig voet is. Een van deze zal gebruikt worden voor schepen, die naar het Noorden en de beide anderen voor schepen, die naar het Zuiden gaan. Bij het andere eind van den dijk is een uitlaat, drie honderd voet breed, waardoor het teveel aan water van het meer ontlast kan worden. Aan 't boveneind hiervan zal eene reeks sluizen aangebracht worden, welke bij hoogwater geopend kunnen worden om de waterhoogte van het meer te regelen. Zij kunnen het water tot een bedrag van honderd en veertig duizend kubieke voet per seconde laten uitvloeien. [Aan het Zuidelijk einde van het Gatun-meer is een dubbele sluis, bij het Miraflores-meer twee^sluizen.J en op dit laatste punt zal op dezelfde wijze een uitlaat gebouwd worden. Voor het geheele plan van het kanaal was jarenlange studie van uitstekende ingenieurs noodig, en 154 DE WONDEREN DER WERELD. het wordt nu algemeen erkend, als het beste ontwerp, waartoe men ooit had kunnen komen. Niet alleen had'den de ondernemers van dit reuzenwerk te strijden met de grenzenlooze hinderpalen die de natuur hun in den weg legde, maar zij hadden bovendien het vraagstuk van verschillende tropische ziekten onder de oogen te zien. Het terrein, waardoor het Kanaal gelegd werd, was in den waren zin des woords een broeinest van malaria en gele koorts. Het klimaat van de landengte was gunstig voor de gevreesde koorts-overbrengende muskiet, en men moest alles in 't werk stellen om deze kwalen uit te roeien. Dit werd bewerkstelligd door lederen poel van stilstaand water, waarin hun larven zich zouden kunnen ophoopen, af te leiden en te vernietigen, enieder moeras of poel, binnen een zekeren omtrek van menschelijke bewoning, met petroleum te begieten. De afzondering der koortslijders werd eveneens streng doorgevoerd. Dank zij deze voorzorgen bedraagt het sterftecijfer onder de arbeiders aan het werk bij het Kanaal slechts 11,95 per duizend, een cijfer, dat gunstig mag genoemd worden vergeleken bij die van de meeste Europeesche' steden. Ziekenhuizen eh woningtoestanden zijn zoo volmaakt mogelijk ingericht. Inderdaad, de basis van het geheele plan, tot in zijn kleinste bijzonderheden, is „doeltreffendheid" Onlangs nog zijn plannen van groote havens aan de uiteinden van den waterweg aan den Atlantischen Oceaan en de Stille Zuidzee goedgekeurd en onmiddellijk heeft men dit werk onder handen genomen Te Colon moeten vijf dokken komen, welke tien van de grootste schepen zullen kunnen bevatten en de Royal Mail Steam Packet Company heeft met het oog op de toekomst hier eveneens een groot stuk grond aangekocht. Aan de Golf van Panama echter wordt de grootste werkzaamheid ontwikkeld, daar men van plan is daar de groote transito-haven van het Kanaal te bouwen. De dokken moeten daar voor hun zwaaiplaats alleen, een oppervlakte hebben van 1.020.000 vierkante Meter Men heeft uitgerekend, dat de doorvaart door het Kanaal op z'n minst tien uur zal duren, daar de schepen niet onder eigen kracht den waterweg in en uit zuüen mogen varen. De Vulkaan Cotopaxi. - Men heeft den vulkaan Cotopaxi in Ecuador wel eens „het ideaal van een vulkaan" genoemd. Zijn vorm is bijzonder symmetrisch en hij is voortdurend m werking. In de geschiedenis van Ecuador komen vele van zijne uitbarstingen voor. De vlammen uit den Cotopaxi deden hun licht schijnen op het eerste gevecht in dat land tusschen Roodhuiden en Blanken. Deze kolos van zes duizend voet hoog, biedt het bijzondere schouwspel aan van een berg, waarvan de Oostzijde d cht met sneeuw is bedekt, terwijl de Westzijde geheel naakt is. Dit merkwaardig verschijnsel is te danken aan de Atlantische passaatwinden, welke hun vocht op de westelijke helling doen neerslaan. Hoewel altijd in werking heeft de Cotopaxi met langere tusschenpoozen de meest verschrikkelijke rampen veroorzaakt. In 1877 werd uit zijn diepten een ware zondvloed van kokend water met groote rotsblokken en steenen op de vlakten beneden uitgestort, die alle menschelijke woningen wegvaagde en alles wat hem in den weg stond met den grond gelijkmaakte. De uitbarsting geleek op een reusachtige zuil van asch, die de vulkaan over een afstand van li , u.„ u„f t«„«.i in de Zand- en Rotsmassa is uitge- ongeveer drie mijl van zich} afslingerde, graven, kan men duidelijk op deze afbeelding zien. Dit deel van het terwjji sp0ren ervan Zelfs tot aan de kust kanaalheeftaandeVereenigdeStatenmeergeldgekostenaandemge- Zuidzee te vinden Waren, riieurs meer zorg berokkend dan deeenof andere oorlogop kiemen voet. DE CULEBRA-DOORGRAVING. het omgevende land verwoest. De Cotopaxi verheft zich zes duizend Eng. voet hoog en zijn krater heeft een middellijn vandrie en twintig honderd Eng. voet van Noord naar Zuid en zestien honderd vijftig Eng. voet van Oost naar West. Vele reizigers hebben sedert de bestijging van Reiss in 1872 den vulkaan beklommen, en Whymper bracht een geheelen nacht op den uitersten rand van den krater door om de physiologische werking van de ijlheid der lucht op het menschelijk lichaam te leeren kennen. Nu en dan werpt de Cotopaxi heele rotsblokken over een grooten afstand uit. Kolonel Church verhaalt van een van deze reusachtige brokken. „Ik zag een enkel rotsblok, wegende misschien ongeveer veertig ton, dat over een afstand van twintig mijl door den Cotopaxi moet zijn weggeslingerd. Bij eene volgende gelegenheid merkte ik op, dat sommige van de pieken van de Andes magnetische aantrekkingskracht voor elkaar moeten hebben, want terwijl ik over het Quinto Plateau reed, zag ik twee onweersbuien, die tegelijkertijd opstaken en waarvan de een ontstond rond den top van den Chimborazzo, terwijl de andere op een afstand van vijftig Eng. mijl den top van den Cotopaxi omgaf. Zwarter en dichter werden de dreigende wolken, totdat hun geschut het vuur opende en echo na echo ratelde langs de keten van de Andes. De twee vertoornde vorsten hadden elkaar tot een tweegevecht uitgedaagd. Plotseling schoot de Chimborazzo door den electrisch hooggespannen dampkring een sissende bliksemstraal recht op den Cotopaxi af, welke op zijn beurt er een naar den Chimborazzo slingerde. Toen gedurende wel twintig minuten, schoten zij onder ontzettend en onophoudelijk gedonder hun welgerichte bliksemflitsen op elkaar af totdat de onweerswolken uit elkaar dreven en de vrede weer glimlachte over hun grootsche eenzaamheid." De Inca-bouwvallen van Peru, te Cuzco. — Verspreid over de westelijke helling van de keten der Peruviaansche Andes liggen de overblijfselen van bouwkunst eener beschaving, die beschouwd moet worden als een der merkwaardigste, afkomstig van het oorspronkelijke Amerikaansche ras. Gedurende vele eeuwen had de menschheid in deze streek zich stap voor stap ontwikkeld tot de hoogte, waarop zij door de Spanjaarden bij hun inval in 1534 ontdekt werden en vele van de overblijfselen der bouwkunst welke nog in Peru bestaan, zijn nog veel ouder 156 DE WONDEREN DER WERELD. dan de stichting der Inca-dynastie, die bij de komst van Pizarro bloeide. Bouwvallen, opgetrokken uit reusachtige blokken steen en dikwijls beschreven als cyclopisch, behooren zonder twijfel tot een tijdperk van ontwikkeling in Peru, waarvan we zelfs bij overlevering geen kennis hebben. Deze komt men over de geheele uitgestrektheid van het land tegen en zij zijn bekend als de overblijfselen van het megaliethische (grootsteenige) tijdperk. Overleveringen verhalen, dat, toen de stichters van de Peruviaansche beschaving het eiland Titicaca verlieten, de zonnegod hun een gouden tak in bewaring gaf, welke in de aarde wortel zou schieten op de plaats, waar zij bestemd waren te wonen en een middelpunt van verhchting voor het menschenras te stichten. Dit wonder gebeurde te Cuzco, later de hoofdstad van de Incaheerschappij. Gelegen op eene hoogte van meer dan elf duizend Eng. voet boven de oppervlakte der zee verhief de oude stad zich trotsch op een rij van kunstmatige terrassen, gemaakt van ontzaglijke hoeveelheden aarde, welke bij elkaar gehouden werden door cyclopische muren, opgebouwd uit buitengewoon harde rotsblokken van grooten omvang, die met moeite gesleept zijn uit de steengroeven van Anduhaylillas, over een afstand van twee en twintig Eng. mijl. De Peruvianen bezaten geen trekdieren en de blokken moeten uit de steengroeve naar het plateau van Cuzco zijn getrokken door groote troepen werklieden. Deskundigen op dat gebied verklaren, dat alle moderne metselwerk minderwaardig is vergeleken bij wat wij aan de bouwwerken van Cuzco zien. De groote rotsblokken werden eerst' zorgvuldig vierkant gehouwen en daarna saamgevoegd door middel van een gat, een bij anderhalf Eng. voet in doorsnede, waarin een tap van ongeveer dezelfde grootte, welke uit het bovenste blok gehouwen was, nauwkeurig paste. Er was geen kalk noodig om de muren bij elkaar te houden, want hun zwaarte was zoo groot, dat hun soortelijk gewicht de rol van cement overnam. Boven alles stak het machtige Sacsahuaman of vestingwerk uit, gebouwd op een hooge rots, die de twee rivieren de Huatenay en de Rodadero van elkaar scheidt. Van de zijde der stad kon men het niet bereiken en de eenige toegang was een klein voetpad uitgehouwen in de rots zelf, die over de oevers der Rodadero heen hangt. De gezamenlijke lengte van de HUIS VAN DE ZONNEMAAGD TE CUZCO, DAT ENKELE STEENEN MET TWAALF HOEKEN HEEFT. De „Cyclopische" aard der Inca'sche bouwkunst komt goed uit op deze afbeelding, die aantoont hoe de steenen in elkaar werden gepast. De groote steen ongeveer in het midden der afbeelding heeft niet minder dan twaalf verschillende hoeken. GEZICHT OP CUZCO. Cuzco, de oude hoofdstad der Inca's van Peru, is beroemd om de bouwkundige overblijfselen van het geslacht, dat eens Peru uit zijn paleizen regeerde. 158 DE WONDEREN DER WERELD. wallen, die het omsluiten, is achttien honderd [Eng. voet, verdeeld over drie groote ringen, en de bolwerken, met hun in- en uitspringende hoeken, gelijken op die van eene nieuwerwetsche Vesting.- Voor een leger, niet voorzien van geschut, was het volkomen onneembaar en de Spanjaarden vroeger geloofden vast, dat de Peruvianen bij den bouw ervan geholpen waren door den duivel zelf. Drie poorten gaven toegang tot de buitenste ommanteling en ontzaglijke steenblokken werden steeds klaar gehouden om deze bij het eerste teeken van gevaar te sluiten. In een ronden toren in het midden van de citadel waren de schatten der Inca's geborgen, en het was van dezen toren, dat de laatste afstammeling van dat ongelukkige geslacht zich nederstortte na het mislukken van den laatsten opstand der inboorlingen tegen de Spaansche veroveraars, waarbij Juan Pizarro het leven verloor. De heuvel dicht bij dit reusachtige fort, waarvan het inwendige nu niets meer dan een puinhoop is, is bedekt met rijk gebeeldhouwde granietblokken, die klaarblijkelijk als zitplaatsen hebben gediend, en lange gaanderijen, versierd met afloopende terrassen en afgewisseld met gebeeldhouwde nissen, loopen rond om de hellingen. DE VESTING CUZCO. Een der bastions die de aloude vesting Cuzco nagenoeg onneembaar maakten. De Tempel van de Zon, nu veranderd in een Dominikaansch klooster, was gelegen op een heuvel, tachtig Eng. voet boven de rivier de Huatenay, en kon bereikt worden door een reeks van de heerlijkste hangende tuinen vol van de meest wonderlijke voorwerpen uit gedegen zilver en goud gemaakt. Zelfs de tuingereedschappen — schoffels, spaden en houweelen — waren van zwaar zilver. Deze feiten worden bevestigd door tallooze ooggetuigen, onder wie Pedro Pizarro zelf, en latere historieschrijvers hebben geen reden gevonden om hun beschrijvingen ook maar eenigszins voor onwaar te houden. Modellen naar dieren en insecten, van goud en zilver, versierden de uitgestrekte tuinen en zoo schitterend was de omgeving, dat deze geheele wijk bekend stond als de Coricancha of de Gouden Stad. De tempel ligt aan een zijde van een uitgestrekten hof, genaamd Intipampa of het Zonneveld. Men zegt, dat de binnen- en buitenmuren gekleed waren met goudblad en als bewijs hiervan verklaart de beroemde Peruviaansche oudheidkundige Squier, dat hij zelf in verschillende huizen van Cuzco goudblad gezien heeft dat afgenomen was van de schitterende muren van den Tempel der Zon. Hij zegt, dat het de dikte had van papier Het uiterhjk van dezen beroemden tempel gaf meer den indruk van massiefheid dan wel van bevalligheid, en de reusachtige zuilen uit één steen gemaakt, die den ingang schraagden, herinneren ons eenigermate aan den Egyptischen bouwstijl. Het inwendige was rijk versierd met MIDDEN- EN ZUID-AMERIKA. 159 gouden platen, en op eene passende verhevenheid was een groote plaat van hetzelfde kostbare metaal aangebracht, waarop de trekken van de godheid stonden afgebeeld, aan wie deze tempel was gewijd. Dit was zoo geplaatst, dat de stralen der opkomende zon er juist op vielen en het in een stroom van schitterend licht baadden. Het flikkeren van de honderden kostbare steenen, waarmede volgens een ooggetuige het oppervlak was versierd, maakte zijn glans bijna ondraaglijk voor de oogen, en de geest van geheimzinnige pracht werd nog verhoogd . door de aanwezigheid van de schitterend uitgedoste mummies der doode Inca's, die rond dit verblindende voorwerp geplaatst waren. Het dak was gemaakt van uitgezochte houtsoorten, maaT was slechts bedekt met maïs stroo. Het gereedschap in dezen tempel was alles van de kostbaarste metalen. Twaalf groote zilveren vazen bevatten het heilige graan en zelfs de buizen, die den watertoevoer door den grond heen geleidden, waren van zilver. Het schitterende altaarstuk, dat den Zonnegod voorstelde viel als buit in handen van zekeren. Mancio Serra de Leguicano, een roekeloozen dobbelaar, die het met één enkele worp van de dobbelsteenen verloor. De muren van de Aclahuasi cf het Huis van de Maagden der Zon staan nog in de nabijheid, over eene lengte van .zeven honderd vijftig Eng. voet. Hier waren de dochters der Inca's gedurende vele jaren aan eene strenge discipline onderworpen. Door de geheele stad Cuzco strekken zich lange muren van steen uit, gehouwen op eene wijze en samengepast met eene nauwkeurigheid, ongeëvenaard door eenig bouwwerk in Europa of Azië. Vele van deze zijn gebruikt om er de steenen uit te halen waarmee moderner gebouwen zijn opgericht, maar een groot aantal er van vormt den ondergrond, waarop latere woningen zijn verrezen, en het is niets ongewoons een woonhuis te zien. waarvan de benedenverdieping bestaat uit de oorspronkelijke steenen Incamuren, waar de ruw gemetselde en bepleisterde muren van een moderne Peruviaansche woning bovenop zijn gezet. Het middelpunt van de oorspronkelijke stad was de Huacapata of Groote Marktplaats, nu voor een gedeelte in beslag genomen door de moderne pla3a, waarvan de meeste hoofdstraten uitstralen, Cuzco was evenals Rome op een reeks heuvels gebouwd, zoodat de vroegere bouwmeesters genoodzaakt waren de hellingen tot een horizontaal vlak terug te brengen en terrassen te vormen, waarop hun gebouwen konden rusten. Deze terrassen waren begrensd door muren van het „cyclopische" type, d, w. z. gebouwd uit steenen van onregelmatigen vorm, maar die alle met de grootste nauwkeurigheid in elkaar pasten. Qm de eentonigheid van deze lange rijen bouwwerk te onderbreken, brachten de Peruviaansche DE VESTING CUZCO. Wat het meest opvalt, wanneer men de zware muren van Cucco aanschouwt, is de handigheid, waarmede de oude Peruvianen die muren hebben gebouwd, terwijl zij toch over geen enkele machinerie beschikten om dergelijk zwaar materiaal te vervoeren en te hanteeren. 160 DE WONDEREN DER WERELD. bouwmeesters op regelmatige afstanden nissen aan, niet ongelijk in vorm aan de" Egyptische zuilenpoorten — d. w. z. bovenaan smaller dan aan den voet. De nauwkeurigheid waarmede al deze steenen in elkaar passen is boven allen lof verheven. Vele dergenen, die het terras van het paleis van Rocca schragen, wegen elk verscheidene tonnen en zijn zoo hard als graniet. En toch zijn ze zoo nauwkeurig onderling bevestigd, dat, zooals men zegt, zelfs het lemmet van een pennemes er niet tusschen gestoken kan worden. Een van deze, de beroemde „Steen met de twaalf hoeken" grenst met elk van . zijn twaalf kanten aan een anderen steen, waarop hij nauwkeurig past. In al deze stevige muren is volstrekt geen cement, daar de steenen door de wonderlijke nauwkeurigheid, waarmee hun oppervlakken op elkaar passen, te zamen worden gehouden. .Sommige deskundigen meenen, dat de Peruviaansche bouwkunst, wat afwerking betreft, ongeëvenaard is op de geheele aarde en dat zelfs de fijnste naald niet gestoken zou kunnen worden tusschen de steenen, waaruit enkele der muren van Cuzco zijn samensteld. Het algemeene plan van de oude Peruviaansche woning was dat van een rij gebouwen om een hof heen gelegen, waarop het meerendeel van de vertrekken uitkwam. Vele van deze waren zeer groot en een geschiedschrijver van het land zelf geeft eene beschrijving van enkele, waarvan de overblijfselen nog bestaan om zijn verhaal te staven, die groot genoeg zouden zijn om zestig ruiters te bevatten met genoeg ruimte om zich met hun lansen te oefenen. DeHuacapata of Groote Plaats was aan drie kanten ongeveer door groote openbare gebouwen, omgeven welke dienden tot schuilplaats van de inwoners bij slecht weder, en waarvan elk groot genoeg was om verscheidene duizenden menschen te herbergen. De Aclahuasi of het Klooster der Zonnemaagden bestaat nog voort in het klooster van Santa Catalina. In dit gebouw woonden die maagden, welke afgezonderd waren voor den dienst van den Zonnegod en uit wier midden de bruiden der Inca's werden gekozen. Indien één van deze meisjes betrapt werd in een liefdesgeschiedenis, stond er onmiddellijk de dood op en de jongeling, die op dergelijke onbezonnen wijze de heiligheid van het klooster, had verstoord, werd eveneens veroordeeld tot den vreeselijken dood van gestort te worden van de overhangende rotsen van „De Poort des Doods". Maar de wraak der priesters was hier nog niet mee geëindigd, want het dorp zelf, waar zulk een misdadiger vandaan kwam, werd met den grond gelijk gemaakt als zijnde een broeinest, waar dergelijke verachtelijke personen uit zouden kunnen voortkomen. Dit kloostergebouw is zeven honderd en vijftig Eng. voet lang, bij ongeveer twintig tot vijf- en twintig Eng. voet hoog en zijn metselwerk en architectonische afwerking gelijken volkomen op die van den Zonnetempel. De bestaande muren vertoonen geen ingang of opening, i Een zeer fraai overblijfsel der Inca bouwkunst is de muur gelegen aan het plein, dat Pampa Maroni heet. Hier en daar is hij in zijne lengte, die drie honderd en tachtig voet bedraagt, HET INCA-PALEIS TE CUZCO. Hoe wonderlijk nauwkeurig de Inca s hunne woningen bouwden kan men hier duidelijk waarnemen. Er is geen kalk gebruikt voor den bouw der muren ; toch liggen de steenen zoo precies op elkaar, dat er tusschen de reeten geen stok zou zijn te wringen. Photoohrom Co.. Ltd. DE NIAGARA WATERVALLEN IN DEN WINTER. De Hoefijzer-vallen, van den Canadeescben oever gezien, als de winter den ontzaglijken stroom in zijn boeien heeft geslagen en den val heeft omgetooverd tot een massieve ijsmassa, die rots en boom bedekt. MIDDEN- EN ZUID-AMERIKA. 161 gebroken door moderne doorgangen en de voegen ervan zijn zoo glad, dat, indien de steenen plat op den grond lagen, men ze nauwelijks zou kunnen zien. In de straat van San Agustin loopt een deel van dezen muur over eene lengte van acht honderd Eng. voet, maar wordt hier en daar onderbroken door nieuwerwetsche gebouwen. Zij vormde den Noord-Oostkant van de paleizen der Yupanqui Inca's. Dicht bij de overblijfselen van het paleis der Inca Rocca waren de Yachahuasi, of scholen, gesticht door den heerscher van dien naam. Het waren eenvoudige, onversierde kweekscholen en voerden naar de terrassen van het kleine riviertje Rodadero. Hier onderwezen de amantes, of wijzen, aan het kinderlijk verstand de taal der quipus, of der geknoopte koorden, de verhalen van goden en helden, muziek, de bouwkunde van het land en de sterrenkunde. In de nabijheid van Cuzco, en voornamelijk dichtbij den Rodadero Heuvel, een verhevenheid meer dan een halve Eng. mijl in omtrek en ten minste 80 Eng. voet hoog, liggen verscheidene merkwaardige terrassen. Hier kan men de reusachtige Piedra Causada, of den Vermoeiden Steen zien, van welken de geschiedschrijver van het land Garcilasso verhaalt, dat er twintig duizend menschen noodig waren om hem te verwrikken, en dat hij, omrollende, dne honderd werklieden in zijn val doodde. Dit verhaal is één van de velen uit de vrij leugenachtige „geschiedenis'' van den schrijver. De steen we?gt waarschijnlijk meer dan duizend ton en kon zeker nooit door mensctrnkracht bewogen worden. In den bovenkant zijn zitplaatsen gehouwen, waterreservoirs, nissen en trappen, waarvan het wel altijd een mysterie zal blijven met welk doel zij zoo moeitevol vervaardigd zijn. De Rodadero Heuvel zelf was tot bovenaan toe in terrassen aangelegd, en het midden met zijn diepe voor, of ingezonken pad, was een geliefkoosde plaats van samenkomst voor de Inca jeugd, die elkaar door deze inzinking najoeg op feesttijden en vrije dagen. De meeste dezer steenen echter, die tegenover den heuvel lagen, zijn naar de stad gebracht om voor moderne bouwwerken te dienen. Maar op den top zijn een aantal breede steenen zetels gehouwen in den rotsgrond, die boven elkaar oprijzen met de nauwkeurigheid van de banken in een Romeinsch amphitheater. Deze zijn bekend als de zetel van den Inca, en de overlevering vertelt, dat de drie Inca's, gedurende wier regeering de machtige vesting van Sacsalmaman werd gebouwd, naar deze in den rotsigen heuvelkant gehouwen tronen kwamen, daar ze van dit geschikte punt in staat waren den bouw van het groote vestingwerk, dat langzamerhand tegen den berg aan de overzijde verrees te aanschouwen eh na te gaan. RUSTPLAATSEN VOOR DE DOODEN TE LIMA, PERU. Deze begraafplaats der oude Peruvianen werd ontdekt tijdens den bouw van een spoorweg tusschen Ancon en Lima. De Wonderen der Wereld. 11* 162 DE WONDEREN DER WERELD. De rotsen over het geheele plateau, dat zich boven het fort van Sacsalmaman uitstrekt, zijn in myriaden van vormen gehouwen. Zetels en rustbanken in steen ■— waarvan sommige ware divans — nissen, trappen, kommen om regenwater op te vangen, zijn in overvloedigen getale aanwezig, met de nauwkeurigheid en juistheid van een beeldhouwer gehouwen. Het ziet er uit alsof deze cyclopen-steenhouwers, met hun kracht, nog onverflauwd na de voltooiing van de groote bergcitadel, aan het uitspatten waren geslagen, het uitspatten in hun kunst, en zich hadden te buiten gegaan in de uitvoering van tallooze werken, die een leger van geoefende Europeesche handwerkslieden, toegerust met de beste en modernste werktuigen, zouden hebben afgeschrikt. Er zijn sporen van vele kleine altaren over deze uitgestrektheid, die waarschijnlijk gediend hebben als orakels. Rustplaatsen voor de dooden te Lima. — Terwijl men bezig was aan een spoorweg te Ancon in Peru, om die stad te verbinden met de hoofdstad Lima, bracht het doorgraven in de zandheuvels Deze wonderbaarlijke laan van palmboomen, die over de . . - , ... _ , ... , , . , een oude begraafplaats te voorschijn; 200 Eng. voet hoog zijn, 18 zonder wederga in de wereld en o r J is misschien het merkwaardigste wat men in de Braziliaansche van gTOOte uitgestrektheid en groot be- Republiek zien kan. lang, waarvandaan men een enorm aantal voorwerpen heeft verkregen, die veel licht hebben geworpen op de antiquiteiten van het land en de levensgewoonten der oude Peruvianen. Ze behelzen voorbeelden van weefkunst, steenbakkerij, gereedschappen, werktuigen en wapenen, en waren alle bij de dooden neergelegd. Dank zij het droge klimaat werden ze in uitstekenden toestand weergevonden. Hierbij vond men vele gebalsemde lijken in zakkenlinnen gewikkeld, waarvan één bundel meermalen meer dan één lijk bevatte, tot zelfs een heele familie toe, terwijl een ruwe voorstelling van een menschelijk hoofd boven het pak uitkwam, dat meestal samengeperst was tot iets wat een menschelijke gedaante geleek. Binnen deze windsels werden verschillende gereedschappen ontdekt, die den dooden werden meegegeven met de bedoeling, dat zij hun van nut zouden kunnen zijn in hun toekomstig leven. De Palmen-Laan in Rio. — De beroemde Laan van Palmboomen in den Kruidtuin te Botafogo, een voorstad van Rio de Janeiro, de hoofdstad van Brazilië, ligt in een beschutten hoek van de bergen aan den .voet van Corcovado, en is op deze wijze tegen winden uit alle richtingen beschermd — een noodzakelijke bestaansvoorwaarde voor zulke hooge boomen in Rio, waar de winden somtijds zeer onstuimig zijn. De laan is ruim twee honderd voet hoog, en de boomen staan zoo in 't gelid, dat wanneer men eenige meters van het einde afstaat, de eerste boom de geheele rij van zeventig of meer, die na hem volgen, bedekt. Deze wondervolle laan is ongetwijfeld zonder wederga waar ook op de wereld. De prachtvolle dreef strekt zich van den hoofdingang van den tuin uit over een afstand van bijna een halve mijl. Zij bestaat uit honderd vijftig palmen van de soort, die onveranderlijk DE PALMEN-LAAN TE RIO DE JANEIRO. 164 de Wonderen der wereld. in Brazilië wordt aangeduid als „real" of koninklijk, en alle zijn van gelijke hoogte. Het is juist deze verwonderlijke eenvormigheid, die de laan tot zulk een wonder van boomcultuur maakt. Zij wordt rechthoekig gekruist door de zoogenaamde „Allee van Palmen", die zich bijna twee duizend Eng. voet uitstrekt, en honderd twee en veertig boomen telt van een gemiddelde hoogte van vijf en zeventig Eng. voet. De tropische glans, die over de omgeving ligt, wordt nergens overtroffen en het luchtige spel van talrijke fonteinen en springbronnen neutraliseert voor een groot deel de vochtige hitte, die door de nabijheid van zuidelijken plantengroei in zulk een massa ontstaat. Helaas dat deze prachtvolle tuin, het merkwaardigste park op tuinbouwkundig gebied in de wereld, in werkelijkheid over het hoofd gezien wordt door de inwoners van Rio, die de drukke straten der stad en de aantrekkelijkheden van boulevard en café's schijnen te verkiezen boven dit statige park, tot welks verrijking de zeldzaamste schatten der natuur uit alle landen bijeen zijn gezocht. De „Inca-Brug" in de Andes. De Rumichaca boog, nog algemeen bekend als de „Brug der Inca's", hoewel de Inca's niets te maken hebben gehad met den bouw, is een merkwaardigheid der natuur en overspant den. bruisenden stroom van de rivier Carchi, welke naam is gegeven aan den bovenloop van de Guaitara, die ontspringt op de Pastovoleano in Columbia en voor een deel de politieke grens vormt tusschen Columbia en Ecuador Er bestaat een dergelijke boog, ook een gril der natuur, op den weg van Santiago naar Mendoza, in Chili, en merkwaardig genoeg is die ook bekend onder den naam van „Inca-Brug". De weg waarin hij voorkomt, was waarschijnlijk een weg naar één der nederzettingen, door de Peruviaansche Inca's gemaakt, die gebruik maakten van dit merkwaardig verschijnsel door hun weg over deze door de natuur gevormde viaduct te leggen. De naam „Chaca" beteekent „brug" in de Quichua taal. Aan den voet van den nabijgelegen vulkaan van Cumbal stroomt de Rio Blanco, die door een rij trachiet-rotsen (trachiet is een wheldergrijs vulkanisch gesteente) loopt, waarvan de Rumichaca een deel is. De brug gaat over den weg tuschén Ipiales, in Columbia, naar Tulcan, in Ecuador, en wordt sinds vele menschenleeftijden door het volk van de streek in verband gebracht met de Peruviaansche Inca's. De rivier stroomt snel er onder door met een diepte van een negentig voet. De trachietische rotsgrond waaruit de brug bestaat, is een mengsel van kalkachtig bezinksel en vulkanische overblijfselen,- waarvan het eerstgenoemde bestanddeel een zeer hard cement vormt. Bij de „Brug" is een heel huis ontdekt, gebouwd uit blokken van dit kalkachtig cement, in de zon gedroogd, maar de historie ervan is onbekend. In de nabijheid wordt de beroemde „licamancha" gevonden, een witte koolverbinding, die zeer in vraag is voor het zetten van gebroken beenderen. Inca-Ruinen, Ollantay-Tampu. — De groote Inca vesting van Ollantay-Tampu, ongeveer vijf en veertig Eng. mijlen ten Noorden van Cuzco gelegen, werd gebouwd om de Vallei van de Yucay te beschermen tegen de invallen der woeste Chinchos-Indianen, die woonden in de ondoordringbare wouden, bevloeid door de Amazone en haar zijrivieren. De kolossale muren, die voor het grootste deel gebouwd zijn van rood porphyr en een gemiddelde hoogte hebben van vijf en twintig Eng. voet, maken dat dit oude fort de vergelijking kan doorstaan met de machtigste gebouwen der oudheid in de Oude Wereld. Squier heeft Ollantay-Tampu vergeleken bij de kasteelen aan den Rijn. De vergelijking gaat slechts in zoover op, dat de Peruviaansche vesting, evenals de meer schilderachtige vestingen van Duitschland, op een duizelingwekkende hoogte is gelegen, die aan één kant overhangt over een diepe en snelstroomende rivier. Machtige muren verheffen zich zigzagsgewijze van punt naar punt, van hoek naar hoek, op een reusachtige steile rots, en schijnen meer het werk van een modernen meester in de kunst van versterking, dan de cyclopenarbeid der tallooze menigten van donkerhuidige zwoegers, die het fort lang geleden op bevel van hun als godheid vereerden heerscher, den Inca, hebben opgericht. De eigenlijke vesting is een lang, laag gebouw van twee verdiepingen, met kijkgaten en torens. Hierboven verrijzen de muren van een andere vesting, of liever buitenwerk, en op punten er boven en beneden, op iedere mogelijke verheffing, zijn ronde steenen torens geplaatst van verschillende grootte, die alle van vele geschutpoorten voorzien zijn, zoodat een zware pijlenregen den naderenden vijand kon tegemoet gezonden worden. Dit uitstekende buitenwerk omvat een rij van terrassen die om hun bij zonderen en reusachtigen bouw wereldberoemd MIDDEN- EN ZUID-AMERIKA. 165 zijn. De weg daarheen leidt door een oude poort, gemaakt voor een valpoort. Aan den éénen kant kan men de terrassen bereiken door trappen, en aan den anderen kant door een opgaand terrein van een halve Eng. mijl lengte, waarover de reusachtige steenen, waaruit de vesting bestaat, gesleept werden door zweetende troepen werklui uit overwonnen wingewesten. Vele van de kolossale steenen, gebruikt bij den bouw der vesting, liggen nog op dezen weg, achtergelaten misschien, wegens scheuren of ongeschiktheid van anderen aard. Dit terrein wordt op afstanden bewaakt door vierkante steenen gebouwen, als blokhuizen, een wordt geschraagd door een steenen kade, die naar binnen overbuigt en meer dan zestig Eng. voet hoog is. De eerste verdedigingslijn gaat langs den bergkant zigzagsgewijze van punt tot punt, tot zij aan een rots komt die loodrecht duizend Eng. voet naar beneden gaat. Deze muur van ongeveer vijf en twintig Eng. voet hoogte is gebouwd uit onbewerkte steen, die aan iedere zijde gecement is, en aan den binnenkant voorzien van een plank waarop de verdedigers konden staan. Binnen dezen muur is een saamgegroeide massa van doorééngevallen gebouwen, doorgangen, losse OLLANTAY-TAMPU. Deze afbeelding geeft een goed denkbeeld van de massieve blokken, die gebruikt werden bij den bouw der vesting Ollantay-Tampu. De steenen werden zeer nauwkeurig gevoegd en door hun eigen zwaarte bijeengehouden. blokken porphyr, uitgestrekte terrassen, en verscheidene mooie trappengangen, waarvoor al de steen, een zeven mijl weg, uit groeven werd gehaald, van een plaats die meer dan drieduizend Eng. voet boven de vallei lag, en de steile hellingen moest worden opgesleept door louter menschen-kracht. Een aantal der steenen, die hier en daar verstrooid liggen, zijn in vorm gehouwen en klaar voor het gebruik, en vele zijn van gaten voorzien en gelascht om ze zoo aan de anderen te kunnen vastmaken. Sommige van deze blokken hebben een lengte van twintig Eng. voet bij een breedte van vijf en een diepte van vier voet, en zijn volkomen vierkant en prachtig gepolijst, en de voegen waar ze samenkomen, zijn nauwelijks zichtbaar. Zes van deze machtige blokken, die als door Titanen uit de groeven schijnen gehaald, ondersteunen een terras, waar ze schuin tegenaan gezet zijn. Hun oppervlakte is niet mooi gepolijst en sommigen zijn zelfs niet zuiver gehouwen, wat aantoont dat het werk van polijsten nooit klaar is gekomen en waarschijnlijk in der haast is achtergelaten. Maar de grootste der monolithische wonderen, die 166 DE WONDEREN DER WERELD. OLLANTAY-TAMPU. Een blik "op de zware muren van de. muurvesting, Ollantay Tampu. Ollantay heeft te laten zien, zijn de „Vermoeide Steenen", enorme blokken, die op het naar het fort 'oploopende terrein liggen alsof zij achtergelaten waren door de metselaars, die het onmogelijk vonden om zulke monsterachtige vrachten den heuvel op te trekken. Eén dezer steenen is een en twintig Eng. voet en vijf Eng. duim lang bij vijftien voet breed, en ligt gedeeltelijk in den grond, waarin hij door zijn eigen zwaarte gezonken moet zijn. De schilderachtige pracht van het uitzicht van af de hoogten van Ollantay is onovertroffen. Terras na terras gaat naar beneden tot onder aan den bruisenden stroom, elk een tuin op zich zelf, en zoo effen als vlak land. Tegenover de helling, waarop de vesting gebouwd is, rijzen de kale sombere bergen in plechtige majesteit op, den onstuimigen stroom beneden doende zwellen met hun met sneeuw gevoede beekjes. Wanneer men het dal afkijkt, wordt ons het gezicht op de groene terrassen ontnomen door den sneeuwtoppigen indrukwekkenden berg Chicon, en in de onmiddellijke nabijheid staat de berg van Pinculluna of „Heuvel der Fluiten", één massa van gebroken rotssteen, ettelijke duizenden Eng. voeten hoog, zwart tegen de lucht. Tegen zijn hellingen liggen verscheiden gebouwen, waarvan sommige haast ontoegankeüjk lijken. Van deze is misschien de merkwaardigste de „School der Maagden", een nonnenklooster waar de Peruviaansche maagden, uitgekozen voor heilige diensten, in afzondering woonden. De school bestaat uit vijf lange gebouwen, het eene boven het andere, ieder op een afzonderlijk terras. Op een rand, die loodrecht bijna duizend Eng. voet naar beneden gaat, staat de Horca del Hombre, een klein gebouw, waarvan de deur uitziet op den duizelingwekkenden afgrond beneden. Van dit grimmige portaal werden mannelijke misdadigers afgeslingerd ter boeting van hun misdaden. Op een rand, hooger op, staan de gevangenissen, waar de ongelukkige boosdoeners hun oordeel afwachtten. Een afgrond in de berghelling scheidt deze gebouwen van de Horca de Mujir, waarvan vrouwelijke misdadigers werden geworpen, en waar die maagden der zon, van wie het bewezen was dat ze haren geloften ontrouw waren geweest, op de rotsen, duizend voet onder, werden geslingerd. MIDDEN- EN ZUID-AMERIKA. 167 In Ollantay-Tampu zelf is de Manay-Racay of „Hof van Requesten" in bijna volkomen staat overgebleven, evenals nog één Inca-gebouw van twee verdiepingen hoog. Het is gebouwd van groote steenen in cement gelegd, en was oorspronkelijk zoowel van binnen als van buiten gepleisterd. Een muur in het midden loopt van poort tot poort en verdeelt het in twee vertrekken van gelijke afmetingen. Er was van binnen uit geen toegang naar de bovenverdieping maar één van de poorten heeft twee ingangen, één voor de beneden- en één voor de bovenhelft van het gebouw, waar men waarschijnlijk met ladders bij kon klimmen. De oude stad was met groote nauwkeurigheid en regelmatigheid ontworpen, de straten volgen de richting van de rivier en hadden een gemiddelde breedte van ongeveer veertien Eng. voet. Iedere rij huizen was door een hoogen muur omgeven, en twee binnenplaatsen in 't midden en nog drie kleinere, maakten de ruimte van het inwendige uit, maar slechts één deur gaf toegang tot het geheel. De overlevering weet te vertellen dat de hoofdman van Ollantay-Tampu, Ollantay, aan wien de Inca zijn dochter Curi-Coyllur (- Vreugdester) had geweigerd, een opstand begon en het tien jaren tegen de koninklijke macht uithield. Door een krijgslist verrast, werd hij gevangen genomen en naar de hoofdstad Cuzco gebracht, maar de hem vijandige Inca was gestorven en zijn opvolger, getroffen door de droevige geschiedenis van den gevangene, stelde hem in vrijheid, en gaf hem Curi-Coyllur, die gedurende al dezen tijd in het Klooster der Maagden opgesloten was geweest, tot vrouw. Zoo luidt het verhaal gelijk het verteld wordt in het groote Inca drama van „Ollantay", het meest volmaakte voorbeeld van oorspronkelijke Amerikaansche tooneelkunst dat tot ons gekomen is. De Andes. — De uitgestrekte keten van het Andesgebergte is zeer juist beschreven als „de ruggegraat van het Zuid-Amenkaatische Vastland" Het vormt de regelmatigste rij van bergen op den aardbol, en sommige hunner pieken behooren tot de hoogste. Van het zuidelijkste punt van het 'and tot aan Tacna, in Peru, loupen de Andes bijna vlak noord-zuid, en van al Tacna tot aan de landengte van Panama beschrijven ze een ruimen halven cirkel. Over hun geheele lengte houden zij zich trouw bij de kustlijn en zoo regelmatig volgt hun loop de kust, dat de Spanjaarden deze rij bergen den naam van Cordillera of „touw" hebben gegeven om de regelmatigheid aan te duiden waarmee ze één lijn met de kust vormen. Van uit zee ziet deze groote barrière er u;t als een uitgestrekte muur, hier en daar gekroond door trotsche torens, waar men maar een enkel piek van ongewone hoogte uit de omgevende bergen opwaarts ziet steken. Deze muur-achtige indruk is te danken aan de groote eenvormigheid van de keten, die gemiddeld veertien duizend Eng. voet hoog is. Ook de geologische gesteldheid der Andes is zóó gelijk, dat proeven van rotssteen, uit ver van elkaar gelegen punten bijeengebracht, bij onderzoek dezelfde kenmerken bleken te vertoonen. Van deze verwonderlijk symmetrische bergketen is de hoogste top de Aconcagua (23,080 Eng. voet), tenzij de aanspraken van de Sorata, in Bolivia, op een hoogte van 23,500 Eng. voet erkend worden Andere reuzen van deze keten zijn de Illimani, 22,500 Eng. voet, de Tupungato, 22,000 Eng. voet en Chimborazo, 20,498 Eng. voet. Te beginnen bij het noordelijkste punt van Zuid-Amerika splitsen de Colombische Andes zich in drie verschillende takken — de Oostelijke, Midden- en Westelijke Cordilleras. Van de eerstgenoemde is de Siërra de Summa Paz, of „Berg van den Hoogsten Vrede" (14,146 Eng. voet) de merkwaardigste, daar hij dezen naam in werkelijkheid te danken heeft aan de serene pracht van zijn voorkomen en omgeving. De Midden-Cordillera in Columbia heeft een vulkanisch karakter, en één van zijn hooge bergen, de Pasto (14,000 Eng. voet) zendt uit zijn enormen krater een overvloedigen stroom doortrokken van vitriool. Een tweede vulkaan van deze keten is de Puracé (16,000 Eng. voet), van wiens hellingen de rivier Pasambria of „Azijn-rivier", een stroom vol van zwavel- en andere zuren, twee honderd zestig voet diep in een nauwe bergpas stort. De Tolima, de voornaamste top uit deze bijketen (18,400 Eng. voet) is geen werkende vulkaan maar verscheidene kleinere kegels hebben zich sedert kort op zijn hellingen gevormd. De twee toppige Yarumal (7,470 en 7,230 Eng. voet) sluit de rij. De Westelijke Cordillera in Columbia is ook bekend onder den naam van de Choco-keten, naar den naam van den Indischen stam, die vroeger onder zijn schaduwen woonde. Aan zijn voet stroomt de Rivier Canea, in „IN HET HARTJE DER ANDES". Gezicht van Oroya naar beneden in de kloof, waar dè rivier de Rimac doorstroomt. MIDDEN- EN ZUID-AMERIKA. 169 een rotsige vallei van vele duizenden voeten diep. Op de hellingen van de Cerro Torra (12,600 Eng. voet) heeft men goud gevonden. Binnen de grenzen van Peru verbreeden de Andes zich tot een uitgestrekte hoogvlakte, die zich in het Boliviaansch gebied verspreidt en in uitgestrektheid en hoogte het groote plateau van Tibet evenaart. Het Peruviaansch gedeelte echter vindt zijn grootste verheffing in de statige toppen van de Cordillera Negra en de Cordillera Nevada, waarvan de eerste een gemiddelde hoogte van 16000, de laatste van 18000 Eng. voet heeft. De hoogste top van het Nevada-gebergte is de machtige tweetoppige Huascan, die zich tot een hoogte van 22000 Eng. voet verheft. De aan de Alpen herinnerende grootschheid van het natuurtafereel dat de naburige Cerro de Pasco ons biedt, is bijna overweldigend door zijn strenge pracht. Een ware chaos van onregelmatige bergtoppen doet zich aan het oog voor, de sneeuwbedekte toppen zien er uit als reuzengolven met schuim betopt. De verhevenheid van dit grootsche ontoegankelijke landschap is bijna schrik aanjagend in zijn sombere en ontzaglijke majesteit. In de landen die aan den voet dezer bergen liggen, is een bijzondere verscheidenheid van natuurtafreelen te bewonderen. Dit is opgemerkt door E. G. Squier, die met betrekking tot deze vreemde afwisseling zegt: „Woestijnen zoo dor en afstootend als die van de Sahara wisselen af met valleien zoo weelderig als die van Italië. Statige bergen, met eeuwige sneeuw bekroond, heffen hun ongelijke helüngen hoog boven sombere zwarte paramos of hoogvlakten, die zelf nog hooger liggen dan de toppen der Alleghanies. Rivieren die hun oorsprong nemen tusschen de smeltende sneeuw, storten zich door diepe rotsachtige bergkloven in den Atlantischen Oceaan, of kronkelen zich met zachten loop tusschen de majestueuze Andes om den stroom der Amazone te doen zwellen". Midden in deze statige eenzame oorden geloofden de oude Peruvianen uit den Inca-tijd dat hun Dondergod woonde. Onder de dichte wolken die over de bergtoppen hingen, konden zij zijn roode ledematen snel zien bewegen, en zijn reuzenstem kon gehoord worden in goddelijken toorn. En zelfs heden ten dage storten nog de Peruviaansche heuvelbewoners plengoffers van oorspronkelijken aard in de bergvijvers boven de sneeuwlijn om het gevreesde wezen te verzoenen, dat bovenop de toppen woont. Voor diens heiligen vogel, den condor, die in deze woestenijen voorkomt, hebben zij een bijgeloovige vereering. Deze vogel is een soort gier, en kop en vorm daarvan kan men op de voorwerpen zien gegrift, die uit oude Peruviaansche graven zijn te voorschijn gekomen. Hij was een van de voornaamste symbolen onder de koninklijke Inca-insignes en zijn beeltenis is op de groote monolithische (uit één steen bestaande) poort in Tiahuanaco gehouwen. Op Chilisch grondgebied begint de Cordillera zijn indrukwekkenden loop van drie duizend Eng. mijlen naar de Straat van Magellaan, en hier heeft men de hoogste toppen, de grootste uitgebluschte vulkanen en de ontzagwekkendste gletschers te zoeken. Hier liggen de Aconcagua, en de tot nog toe onveroverde Cerro del Mercedario, die nooit nog den voet van den ontdekker heeft geduld. Op zulke hoogten als waartoe de toppen dezer uitgebluschte vulkanen reiken — gemiddeld bijna 23000 voet — is een langdurig verblijf onmogelijk, en de gevreesde „gruna", of bergziekte, dreigt den reiziger die roekeloos genoeg is om de beklimming dezer duizelingwekkende hoogten te beproeven. Op zulk een hoogte is elke beweging verschrikkelijk moeilijk en de snelheid van voortbeweging valt, volgens de opgave van een reiziger, op ongeveer 91 c.M. per minuut te schatten. Vele van de Chili-Andes zijn nog niet in kaart gebracht. Honderden mijlen van deze bergen zijn onbetreden en onbekend, en vele statige toppen van over de twintig duizend Eng. voet hoog zijn nooit gemeten, noch zelfs door geleerden bezocht. De Fitz-Gerald-expeditie zag bijv. van af den top van den Tupungato een grooten brandenden berg, waarvan absoluut niets bekend was. Het komt ons vreemd voor, in deze dagen van verkenning, dat er een enkele Meter van de aardoppervlakte onbekend zou blijven; en het kan niet iang duren of deze afgezonderde toppen zullen zich aan den alles-veroverenden voet des menschen moeten overgeven. De Ventana. — De Siërra Ventana, of Venster-bergketen, ten zuiden van de monding der la Plata rivier in Argentinië, ontleent zijn naam aan een openmg in het bovengedeelte van de keten, die vier Meters bre*id en tien hoog is en bekroond wordt door een overspanning van twaalf Meter dik. De opening is twintig Meter lang. Het is het waarschijnhjkst, dat dit buiten- 170 DE WONDEREN DER WERELD. gewone natuurverschijnsel verooizaakt is door wat genoemd wordt atmosferische verweeiing, een proces waardoor alle bergen langzamerhand door toedoen van atmospherische werking in hoogte afnemen, en bij ditzelfde proces zouden de zachtere deelen van den grond of rots langzaam maar zeker moeten verteerd worden door den invloed van wind en regen. Het Ventanagebergte heeft immer aan zeer veel weersgesteldheden blootgestaan en moet eens töt de hoogste bergen op den aardbol gehoord hebben. De tegenwoordige gemiddelde hoogte van drie duizend acht honderd voet toont aan hoe ver het verweeiingsproces gegaan is. De keten is op een afstand van zestig mijlen noord-noordoost van Bahia Blanca gelegen en is gelijkloopend met het Tandil Gebergte. Hij werd in 1892 onderzocht door Hauthal en . deze bevestigde de meening van Reclus aangaande den buitengewonen ouderdom dezer bergen. De mogelijkheid bestaat dat het „venster" of de opening, die zulk een opvallend kenmerk aan deze keten geeft, is veroorzaakt door een hevige werking uit den ijstijd dateerend, waarbij het ijs een tunnel door den top van den eenen kant naar den anderen maakte, en het gat vormde dat zijn naam geeft aan het gebergte en dat daar staat als een wonder, eenig in de geschiedenis der geologie. De Schommelende Steen in het Tandilgebergte. In het Tandilgebergte ten zuiden van de rivier la Plata in Argentinië, ligt de beroemde schommelende steen, verreweg het grootste exemplaar ter wereld van dit soort, met zijn gewicht van zevenhonderd ton. Hij bestaat uit graniet en is honderd en dertig kubieke Meter in omvang. Hij heeft den vorm van een paraboloïde, vier Meter hoog en vijf Meter in doorsnede bij de basis. De steen wiegelt op een rotspunt eronder, dat precies in een holte van den steen; zelf past. De inwerking der elementen gedurende tallooze eeuwen is er in geslaagd de zachtere deelen van den steen weg te vreten, zoodat alleen de hardere kern is overgebleven. De steen ligt zoo volkomen in evenwicht, dat hij hevig heen en weer geschommeld kan worden zonder eenige vrees van vallen. Hoewel de Tandilsteen zoo mooi in evenwicht is dat men er een noot onder zou kunnen kraken, ligt hij toch zoo onwrikbaar vast, dat hij door geen toom van duizend paarden, die ervoor gespannen mochten zijn, zou kunnen vertrokken worden. Dezelfde soort steen waarvan deze een „staaltje" is, wordt gebruikt voor het plaveien der straten in Buenos Aires, waar het gemeentebestuur, voordat de Tandil steengroeven geopend waren, genoodzaakt was een vijfhonderd ton plavei-steen uit Genua in te voeren. (Op 't oogenblik dat we dit schrijven, komt intusschen ons het gerucht ter oore, dat de steen door een of andere oorzaak is omgeslagen). DE VENTANA. De Ventana of het venster is een bijzonderheid in het gebergte dat dien naam draagt. De bergtop is uitgehold door den invloed der elementen op de zachte rotssteen. 172 DE WONDEREN DER WERELD. Het Inca-fort van Pissac. — Voor de behoorlijke bescherming van hun keizerrijk en hun cultuur vonden de Inca's het noodig om uitgebreide vestingwerken op te richten op die punten waar zij door barbaarsche volken werden bedreigd, even goed als de Romeinen er toe gedreven werden de muren van Antoninus en Hadrianus te bouwen om zich tegen de invallen der Pieten en Scotten te beschermen, of de beschaafde Chineezen om hun Grooten Muur te bouwen tegen de woeste Tartaren-invallen. Eén van de verwonderlijkste dezer bergvestingen is die van Pissac, die den ingang tot het dal van Yucay beheerscht. Van den achtergrond der sneeuwbedekte Andesbergen springt een ovaal voorgebergte vooruit van ongeveer drie Eng. mijl lang en van zijn hoogste punt gemeten bijna vierduizend Eng. voet hoog. De natuur van dit vooruitspringende land is bijzonder wild en woest, en groote loodrechte rotsen verrijzen hier en daar van zijn oppervlakte, afgewisseld door vlakke ruimten en zachte hellingen. Slechts op drie punten is de berg te beklimmen. Er is echter vanaf de nabijliggende stad een schilderachtige trap gemaakt, zoo maar in de rots uitgehouwen, die buigt en kronkelt langs duizelingwekkende afgronden en vooruitspringende rotsblokken, waai op torens waren opgericht vanwaar het garnizoen de invallers met een regen van steenen kon begroeten. Wanneer men de beklimming naar de hoogere hellingen achter den rug heeft, komt men aanl een aantal kunstmatige terrassen, die een groote vaardigheid en een fijn gevoel voor regelmaat verraden. Ze loopen door tot aan den uitersten rand der steile afgronden beneden, en zijn te beklimmen met trappen, waarlangs nauwe goten zijn aangelegd om de waterbakken van water te voorzien ten gebruike der verdedigers in de beneden liggende vesting. Als een tweede verdedigingslijn is ieder mogelijk gaatje, waardoor men zou kunnen binnen komen, van borstweringen en steile wallen voorzien, op een wijze die allen toegang onmogelijk maakt; en ronde torens met kanteelen bekroond bewaken iederen pas. Wat de tempelgebouwen betreft, het meest origineele en merkwaardigste ziet men in de Inti-huatana of inrichting waar de Inca Peruvianen in staat waren de seizoen-perioden van het jaar MIDDEN- EN ZUID-AMERIKA. 173 DE INCAVESTING VAN PISSAC. De doolhof van versterkingen binnen den omringenden muur is buitengewoon nauwkeurig en uitvoerig aangelegd. Ieder mogelijk gaatje waardoor men binnen zou kunnen komen, is van borstwerigen en steile muren voorzien op een wijze die eiken toegang onmogelijk maakt, en ronde torens, met kanteelen bekroond, bewaken iederen pas. na te gaan. De naam beteekent „Plaats waar de zon in het halster ligt" of „is vastgebonden." De gebouwen, die de Inti-huatana omgeven, zijn bijna alle langwerpig van vorm en gelijk aan elkaar in oppervlakte en bouw. Dat het woningen of tempels waren voor de priesterklasse is zeker. Van het punt waarop ze liggen kan de groote middentop van de vesting bereikt worden. Het steile en duizelingwekkende pad gaat langs rotsen van een duizend voet hoog, en het is niet mogelijk dat twee man naast elkaar loopen Een vierhonderd Eng. ellen de rotshelling op, wordt het kunstmatige rotspad of de straatweg wat breeder, en een aantal trappen leidt over honderdvijftig voet naar een kleinen toren, die als een vogel op een hoog roofvogelnest ligt. Voorbij den toren, die het beheerscht, is het pad in de rots uitgehold, zoodat slechts één persoon tegelijk kan voorbijgaan en dan nog wei laag bukkend Slechts op deze wijze is de oostelijke top van de vesting te bereiken, die met veel minder zorg is versterkt. Bovenop den top is een stuk land van misschien een kwart morgen groot, gelijk gemaakt en omgeven door gehouwen steenen, en dat op een hoogte van vier duizend twee honderd en vijftig Eng. voet boven het dal! Van dit punt werden signaal vuren aangestoken om de inwoners van Cuzco, de hoofdstad der Inca's, te waarschuwen voor de nadering van barbaarsche stammen aan den oostkant. In het ravijn achter de vesting en tusschen de hoogte waarop zij. gebouwd is en den uitlooper van het Andesgebergte zijn talrijke nissen en spleten, waarin de verdedigers van de vesting sliepen. Ze strekken zich over meer dan een mijl uit en de plaats staat bekend als Tantana Marca „de afgrond der weeklachten". Die naam ware heden ten dage wel toepasselijk op de leege vesting zelf, dat machtig monument van een verdwenen doch niet vergeten keizerrijk. EUROPA. HOOFDSTUK XX. Dn St. Gothard. — Een van de grootste ingenieurswerken, die ooit ondernomen zijn, was het aanleggen van den St. Gothard-spoorweg tusschen Zwitserland en Italië. Het is niet de lengte, die hem zoo beteekenisvol maakt, - in een rechte lijn zou de totale afstand tusschen het meer van Luzern en Airola niet meer dan vijftig mijl zijn — maar de moeilijkheden, die te overkomen waren in het banen van een doorgang door bergkloven, in het overgaan van rivieren en het bouwen van tunnels, die de wonderbaarlijkste mollegangen zijn, ooit ter wereld gezien. Schrijver dezes herinnert zich hoe hij voor het eerst reisde van Luzern naar Lugano. Tegenover hem in den D-wagen zat een oude heer gewapend met een compas, een aneioide-barometer en een thermometer. Het was een studie in gelaatskunde, om den glans van voldoening op het gezicht van den ouden man na te gaan, toen in een tunnel het compas heen en weer zwenkte van zuid naar oost, naar noord, naar west en weer naar zuid, en de aneroide-barometer steeg van twee duizend tot drie duizend voet, en de thermometer klom van vijf en vijftig tot vijf en zestig graden Fahrenheit. Maar in de groote tunnel bereikte de opgewondenheid op des geleerden reizigers gelaat haar toppunt. Gedurende de achttien minuten, die we noodig hadden om de negen en een halven mijl af te leggen, had mijn overbuurman ruim gelegenheid om zijn oogen aan zijn instrumenten te verlustigen. Het compas beschreef een boog van links naar rechts, gevolgd door een anderen van rechts naar links, want de tunnel is aangelegd in een 8-vorm; de thermometer wees drie en zeventig graden Fahrenheit aan en de aneroide-barcmeter steeg gestadig tot drie duizend zeven honderd en acht en zestig Eng. voet boven de zee, begon toen te dalen totdat, toen wij uit deze tunnel kwamen, op één na de grootste ter wereld, de naald in de nabijheid van drieduizend voet bleef staan. Want het is een merkwaardig feit, dat het hoogste punt op de lijn bereikt wordt in het hartje van de groote tunnel, van welk punt de lijn daalt in beide richtingen naar Göschenen in het noorden en Airola in het zuiden. Tot voor weinig jaren was de St. Gothard de grootste tunnel in de wereld, maar deze eer is nu gekomen aan den Simplon, die vijfduizend drie honderd en zestig Eng. ellen langer is. De Simplon is echter in een rechte lijn aangelegd; op een gegeven oogenblik is hij zeven duizend voet onder de kruin van de bergen, door wier basis hij zijn weg baant, en de thermometer stijgt tot negentig graden, wat zelfs op een heeten zomerdag als een hooge temperatuur wordt be schouwd in de schaduw. Overigens, de mededinger van den St. Gothard behoeft niet gevreesd te worden, wat schoonheid betreft en in het snelle overgaan van het eene natuurtafereel naai het andere, staat de oudere lijn alleen onder de spoorwegen van Europa. De St. Gothard is een ware studie van bochten en spiralen — drie zulke tunnels zijn er op de noordelijke en vier op de zuidelijke helling! In 't geheel zijn er tachtig tunnels, te zamen over acht en twintig en een halve Eng mijl, en er zijn drie honderd en vier en twintig bruggen van een spanning van over de twee en dertig voet. Het wildste landschap ligt noordelijk van Göschenen, waar de lijn met meer of minder succes den bruisenden Reus poogt te volgen op zijn weg naar het meer van Luzern. Maar indrukwekkender is de neerdaling aan den kant van Tessino of Italiaansch-Zwitserland. Want plotseling komen de winden van het zuiden en de zuidelijke zonneschijn den reiziger te gemoet, terwijl de trein langzaam, als een slang met vele kronkelingen voortkruipende, zijn weg door de vruchtbare vlakten slingert, die door Piemont en Lombardije naar de Eeuwige stad en de koesterende warmte van de Golf van Napels leiden. Wat de bergketen DE ST. GOTHARD TUNNEL. Een foto kan alleen den ingang van de tunnel laten zien, die tot de grootste ingenieurswerken behoort, welke ooit zijn ondernomen. Het is een doolhof van kronkelingen en spiralen, en op een punt vormt de lijn de krullen van het cijfer 8. 176 DE WONDEREN DER WERELD. DE GROT VAN LOURDES. Zestig jaar geleden was het dorp Lourdes feitelijk onbekend, maar het is heden een genadeoord geworden voor de Roomsch-Katholieken, daar honderdduizenden pelgrims jaarlijks naar de wonderdadige bron toekomen. van den St. Gothard betreft, slechts vluchtig kan men er uit den trein iets van zien, en toch behoort hij tot een der vele schilderachtige groepen van massief met sneeuw bedekt graniet, waar Zwitserland om bekend is. Een pas leidt over den top van een bergrug tusschen twee hoogere pieken, en een rijweg verbindt het noorden met het zuiden. Een beroemd hospitium heeit op het hoogste punt van den pas gestaan, maar het is onlangs totaal door een brand verwoest en is nu weer herbouwd op een bescheidener en moderner schaal. De spoorweg heeft natuurlijk de plaats van den verkeersweg ingenomen waarom de St. Gothardpas bekend was, en heden ten dage zijn de touristen, die dezen weg komen om het uitzicht te genieten en een blik van uit de hoogte te werpen op de spoorlijnen beneden hen, slechts schaarsch in aantal. De Grot van Lourdes. — Op een bekoorlijke plek, genesteld tusschen de noordelijke uitloopers van de Pyreneeën, en niet ver verwijderd van Pau, ligt het Kasteel van Lourdes met het dorp van denzelfden naam aan zijn voet, en daartegenover op een schiereiland, gevormd door een plotselinge wending in den loop der rivier de Gave de Tau, rijst de Calvarienberg langzamerhand tot een statige hoogte. Zestig jaar geleden was het dorp feitelijk onbekend. Maar er gebeurde iets vreemds. Aan een zekere Bernadette Soubirous, een kind van veertien jaren, verscheen in 1848 de Heilige Maagd, in het wit gekleed en een blauwen sluier dragend in een grot, gelegen aan den voet van de Massobielle-rotsen en zij sprak tot haar en zeide dat, als op die plaats eene kerk werd opgericht, de wateren die zij uit de grot deed opborrelen genezende kracht zouden krijgen en dat duizenden gebrekkigen van verre zouden komen en van hun kwalen worden genezen. Bernadette vertelde aan den dorpsgeestelijke wat zij had gezien en gehoord, en trok zich later in een klooster terug, waar zij een en twintig jaar later stierf. Ondertusschen had het verhaal van het wonder zich verspreid; de gegeven onderrichtingen werden uitgevoerd zooals EUROPA. 177 het kleine meisje ze ontvangen had en in immer grooter getale begonnen lijders er heen te komen. Geloof is in vele gevallen — zooals dokters plegen te zeggen — een machtig geneesmiddel, en het is daarom niet te verwonderen, dat sommige kreupele en zieke pelgrims na het baden in de wateren der wondergrot hun krukken neerwierpen en wegwandelden. De faam van het dorp is bij den dag toegenomen, totdat heden ten dage Lourdes zonder weerga daar staat in de tegenwoordige geschiedenis der Roomsch Katholieke Kerk. Het is een modern Santiago di Compostella, met dat verschil dat, terwijl de tccht naar Galicië in de Middeleeuwen zoowel moeielijk als gevaarlijk was, een goedgeregelde dienst van speciale treinen de pelgrims snel naar de Grot van Lourdes brengt, en in "zulken getale, dat, van den i5en Augustus tot den i5en September van elk jaar, niet minder dan honderd duizend bezoekers haar de grot komen. Daaronder zijn natuurlijk ook een deel toeristen, die de schoonheden der Pyreneeën komen bewonderen. De nieuwe brug overgaande verdringen de geloovigen pelgrims elkaar aan den voet van de grot, zij bidden voor het beeld der Heilige Maagd, brengen hun dankoffers, waarmee de basilica tegen de helling van den heuvel bedekt is, de zieken baden zich in de ijskoude wateren der bron — die niet langer open ligt, maar ommuurd is, terwijl het kristalheldere water door kranen in een bassin geleid wordt — en bidden dat er een eind moge komen aan hun lijden. Wat een verwarde massa van volken en rassen ziet men onder de pelgrims op de Esplanade en langs de rijen winkels waar snuisterijen en herinneringen te koop zijn! En welk een ellende ! Zelfs Jerusalem in den Paaschtijd wekt geen dieper medelijden op, noch is de cacophonische rijkdom van klanken en talen, die men er hoort, er grooter. De Grot zelf heeft als zoodanig zeer weinig aantrekkelijks de grotten van Bétharram, twee mijlen verder, zijn grooter en grootscher. Zij is vijftien voet diep bij vijftien voet breed, gelijk aan velen in de buurt waar vóór-historische overblijfselen opgedolven zijn. Op een vooruitspringende rots er boven staat het beeld der Heilige Maagd in een wit gewaad en blauwen sluier. De Basilica, die op den heuvel boven de grot is opgericht, werd in 1876 ingewijd en niet minder dan vijf en dertig grootwaardigheidsbekleeders der Kerk waren aanwezig, waarvan aan 't hoofd stonden de Kardinaal-Aartsbisschop van Parijs en de pauselijke gezant, die in een plechtig oogenblik het beeld van Onze Vrouwe van Lourdes kroonde. Het Alhambra. — De krachtige poëzie van een romantisch Oostersch ras heeft Spanje in een gewaad van schoonheid gehuld, dat het steeds nog omgeeft, in spijt van vele wissel- jjgpw';-- — -^3»5J>-~~ ■ ......... ...... ...... 178 DE WONDEREN DER WERELD. valligheden. Verlatenheid en verwoesting hebben het uitgeput, maar vele van de juweelen, waarmee de Mooren — om een algemeenen term te gebruiken — het hebben begiftigd gedurende hun verblijf in het land der oranjebloesems en olijfboomen, schitteren nog in zijn tiara, en van deze juweelen is er geen in schittering en pracht te vergelijken bij het Alhambra. Het is de „Cullinan" van zijn koninklijke schatten, de laatste en de hoogste uiting eener wonderbaarlijke kunstbeweging die, haar oorsprong vindende in een witte tent op den oever van een meertje in de oase, door Egypte, Sicilië en Marocco heenging om ten slotte in Andalusië tot een climax te komen van' een weelde van licht en kleur. De Saraceensche kunst heeft geen volkomener voorbeeld van ingewikkelde handwerkskunst en rijke fantasie voortgebracht dan de ruime hallen met hun sprookjesachtige schoonheid en verbleekte kleuren, die de heuvelhelling bekronen boven Granada, de laatste stad der Mooren. • Het uiterlijk van het Alhambra is in volkomen tegenstelling met het innerlijk; het ziet er streng, onherbergzaam en massief uit. Eenmaal binnen de muren, krijgt men een gansch anderen HET MIRTEN-HOF. ALHAMBRA. Zoo genoemd naar de mirten, die aan den kant van het waterbassin geplant zijn, dat zich over de geheele lengte van het hof uitstrekt. indruk de grootste luchtigheid paart zich aan een bontheid van duizenden kleuren, waarin het rood en het blauw de overhand hebben tegen een achtergrond van zuiver wit. Sprookjesachtige zuüen en kolommen met dunne bogen, zoo fijn als kantwerk, schijnen de muren eerder naar boven te heffen dan ze te ondersteunen, terwijl men er door heen verrassende vergezichten heeft op stileenzame hallen en binnenpleinen, de een al prachtiger versierd dan de ander. Op het hoogtepunt van zijn faam, juist voor den val van Granada in 1492, moet het een grootsch lustslot geweest zijn, waarvan de weinige overblijfselen, wel de; meest doorwrochte van hun soort, slechts een tiende deel zijn van de vele rijke vertrekken die het Roode Kasteel bevatte, toen Boabdil, de laatste koning van Granada „niet in staat te verdedigen als een man wat hij beweende als een vrouw" genoodzaakt was naar Afrika over te steken. Te dien tijde schitterden klaterende waterfonteinen in den zonneschijn en werden afgewisseld door palmen en oranjeboomen, geplant in de hoven, die met hun teere colonnades* en bonte kleuren waren als een doorééngegroeide massa van zeldzame bloemen, terwijl onder de bogen in rustige hoeken de Saracencn HET LEEUWENHOF. ALHAMBRA. Het effect van de slanke zuilen, die nu eens afzonderlijk, dan weer in groepen van twee of drie staan, is van een uitgelezen gratie in de verblindende afwisseling van zonneschijn en schaduw. 180 DE WONDEREN DER WERELD. DE HAL DER GEZANTEN. ALHAMBRA. Deze hal was de troonzaal der Sultans van Granada. Zijn versiering in stucco en geglazuurde tegels was aow rijk; goud was de overheerschende tint. in witte gewaden op rijke oostersche tapijten te rusten lagen, hun lippen met koele dranken lavend, en in den harem de favoriete in dat wonderschoonste der vertrekken, genaamd de Lindaraja, zat starende over een oranjeboschje in de vruchtbare vlakten van de vega. Heden zijn de meeste fonteinen uitgedroogd en de kleuren beginnen te verbleeken. Het geluid van luide voetstappen wordt op het plaveisel gehoord in plaats van de sandalen van eertijds. Maar zelfs nu nog zijn de hallen eenig schoon. Met een weinig zorg en geld te besteden aan zijn onderhoud onder een zuinig beheer, zouden de stuccoversieringen — voor het grootste deel bestaande uit wonderschoone druipsteen en een muur- en boogschildering van groote verscheidenheid — nog jarenlang in stand gehouden kunnen worden. Van de weinig overgebleven haUen en binnenpleinen ligt de volmaakste in onderdeelen en in uitvoering in dat gedeelte van het gebouw dat men bereikt van uit den „Leeuwenhof", en dat bekend is als de Hal der Twee Zusters. Een rijk bewerkte koepel overwelft de middenfontein en zijn ronde omtrek zet zich tot op de hoogte van het oog voort in groote stukken druipsteen die naar beneden hangen als regenboogkleurige raten, druipende van honig. De decoratiemotieven op de muren zijn hier rijker dan elders, de gekleurde tegels levendiger, het filigrain-stucco-werk met nog meer variatie en de Arabische inscripties, die overal talrijk zijnzijn poëtischer en van een nog sierlijker handwerkskunst. Ongetwijfeld was dit de centrale hal van de bijzondere vertrekken des Sultans. Hier zat hij met zijne vrouwen, of, als hij beziggehouden werd door een gesprek met vreemdelingen, dan konden de „zachtoogige gazellen" van zijn harem hetzij naar beneden kijken van achter een traliewerk op de fijnbewerkte bovengalerij, of anders in eenig ander vertrek vertoeven achter het zware gordijn — nu niet langer aanwezig — dat de Lindaraja verborg voor de onbescheiden blikken van den bezoeker. Honderd vier en twintig zuilen omgeven den beroemden Leeuwenhof, die, evenals de meeste nog bestaande overblijfsels van het Alhambra, dagteekent uit het einde van de veertiende eeuw. De hof, een langwerpig vierkant van honderd zestien Eng. voet bij zes en zestig voet, is naar de conventioneele leeuwen van de middenfontein genoemd. Het aanwenden van dieren en EUROPA. 181 menschelijke wezens voor versieringsmotieven wordt door rechtzinnige Muzelmannen beschouwd als verboden door den Koran, maar in het Alhambra komen deze motieven herhaaldelijk voor, wat aantoont dat christelijke invloed een zekere vrijheid had gebracht ten opzichte van ten minste één der voorschriften van den Islam. Het filigrain-werk in den Leeuwenhof is minder rijk aan fantasie dan dat in de Hal der Twee Zusters, maar het effect der luchtige zuilen, nu eens afzonderlijk staande, dan weer in groepen van twee of drie, waar zij de twee koepelvormige portico's ondersteunen, die uit de colonnade naar voren treden, ieder aan een kant van den hof, is van een overweldigende en verbijsterende schoonheid. Een tweede hof, dat nog bestaat, is dat van de Mirten of van den Vischvijver. Over de heele lengte ligt een waterkom, gekoesterd door den „zonneschijn, en aan weerszijden beplant met een rij van groene mirten; aan het eene einde verrijst een gebouw van twee verdiepingen, door de traditioneele zuilen geschraagd, met een over de geheele breedte loopend balcon van buitengewone sierlijkheid. Het andere einde, dat aan weerskanten rijk met tegels versierde nissen heeft, leidt naar de Hal der Gezanten, vijf en zeventig Eng. voet bij zeven en dertig voet groot, en voorzien van een gracieuzen koepel van beschilderd lorkenhout. Zooals het geval is in de Hal der Twee Zusters, zoo is ook hier de koepel als in een koker gesloten door een vierkanten sterken toren, die van buiten gezien geen aanduiding geeft van de buitengewone broosheid en schoonheid van het inwendige. Het hoekige effect van den muur is vermeden door hangende stalactieten in de hoeken. Acht horizontale banden van stucco of pleisterwerk loopen rond de hal, gevolgd door een rijke versiering van glazuur-tegels, die van den grond tot op de hoogte van het oog reiken. Deze hal was de troonzaal der Sultans van Granada en goud was de overheerschehde kleur. Hier geschiedde het dat in 1492 de laatste treurige raadsvergadering van het koninkrijk werd gehouden en eenige uren later Granada werd overgegeven aan den Spaanschen overwinnaar. Zoo ging het vlekkelooze Alhambra in de handen van den overwinnenden vijand over, die onmiddellijk een gedeelte verwoestte om een nog onafgemaakt paleis te bouwen en het andere deel, na het te hebben geplunderd, verliet om een langzamen dood te laten sterven. Het Hypogeum, Malta. — Ofschoon de ,,nuraghi"-overblijfselen in Sardinië de elders gevondene verre overtreffen, is toch het belangrijkste monument dat tot de Neolithische (latere steen-) periode behoort — naaf veronderstelling veler geleerden drie duizend jaar vóór het begin der geschiedenis dagteekenend — het kolossale Hypogeum van Malta, bestaande uit een rij onregelmatige monolithische onderaardsche en in elkander loopende vertrekken. Het werd in 1902 door een werkman ontdekt, die aan 't graven was naar een regenput, en een jaar later verklaarde de regeering het voor publiek eigendom en werden de uitgravingen begonnen. Een deel van het Hypogeum stond onder water, dat eerst verwijderd moest worden. Ook puin vulde vele der kamers, want in den loop der HET GERECHTSHOF. ALHAMBRA. 182 DE WONDEREN DER WERELD. eeuwen was de toegangs-schacht gebruikt als een gemakkelijke bergplaats voor vuilnis, totdat het vol was, vergeten werd en een huis erop gebouwd. De ontdekking van 1902 geschiedde aan den tegenoverliggenden kant, en men bereikte een vertrek dat verscheidene Meters onder de aardoppervlakte lag, zoodat men, voordat de uitgravingen op een systematische wijze konden ondernomen en de werkelijke ingang aangewezen en vrij gemaakt kon worden, er een trap heen moest maken. Het uitgegraven en vrij gemaakte deel van deze verbazingwekkende reeks van galerijen en vertrekken beslaat een oppervlakte van omtrent een vier en vijftig duizend voet. De werkelijke ingang ligt op den top van een heuvel, en vanaf deze plek strekt het Hypogeum in 't algemeen zich naar het Noorden, Westen en Zuiden in den vorm van een waa er uit. De grond waaronder net zich uitstrekt, is bekend als Hal-Saflieni en ligt juist buiten het rechtsgebied van het dorp Casa Paula, en onder een van deze twee namen is het monument bekend: De grootte der kamers wisselt aanmerkelijk, de grootste is een en twintig bij vijftien voet met een hoogte van i vijf voet; de kleinste nauwelijks een Meter in zijn afmetingen. Ook de vorm van deze kamers verschilt al even veel als de grootte ; van een onregelmatigen omtrek zoo maar uitgehouwen, tot dien van een hal ven cirkel toe. Opmerkelijk is ook de onregelmatigheid der vloeren, want feitelijk zijn er geen twee kamers op dezelfde hoogte gelegen. Soms zijn er trappen van de eene kamer naar de andere in de rots gehouwen, dan weer moet men z:ch 'aten vallen met of zonder zelfs een enkele breede trede om den val te breken, Er zijn twee verdiepingen ontdekt, aan elkaar verbonden door een aantal treden, die onder het dalen zich verbreeden, de eerste MIRADOR DE LINDARAJA. ALHAMBRA. trede zes voet, de elfde en laatste negen voet lang. De merkwaardigste kenmerken van het Hypogeum zijn de deuren, de plafonds en de dikten der muren, die op sommige plaatsen tusschen twee aangrenzende kamers bijna zoo dun als een ouwel zijn uitgehouwen Sommige plafonds waren rood geverfd; in één geval schijnen de kleurvlekken, die nog te zien zijn, erop te wijzen dat de heele kamer geverfd was, maar in het binnenste en tegelijkertijd meest volmaakte gedeelte van het monument is de verf met meer kunst aangebracht, in den vorm van keurig krulwerk met ronde plekken. De deuren wekken echter de grootste bewondering op. Zooals de afbeeldingen laten zien, kunnen de meeste deuren aanspraak maken op posten en bovendrempels (kalven) uit de vaste rots gehouwen, terwijl een gang in de onderste verdieping zich zelfs in een dubbele versiering van dezen aard mag verheugen. Maar de afbeelding, die het allerbinnenste vertrek voorstelt, is het merkwaardigste, want in deze kamer heeft men kunst HET HYPOGEUM TE MALTA. Niet alleen was dit onderaardsche wonderhol in den grond gegraven, maar de plafonds van enkele dezer kamera waren versierd met krulwerk in rooden verf. Bovenstaande illustratie toont de beste voorbeelden van deze versiering. 184 DE WONDEREN DER WERELD. willen aanbrengen. De binnenste posten en de deurkalf zijn er ingevoegd, -of alleen als versierings-motieven of anders om de deuropening nauwer te maken. De buitenste deur-kalf heeft een versiering in den vorm van een ronde groef van Tboven en van onderen, die er op deze wijze de hoekige kanten aan ontnemen, terwijl de deur geflankeerd wordt door twee nissen. Bovendien is er eenig streven naar schoonheid bereikt in het halfcirkelvormige plafond. Op een andere plaat wordt de voorstelling gegeven van een gewelfden boog in het plafond, die eindigt in een uit één steen bestaande pilaar op zij van een galerij; en op nog een andere illustratie zien we een deur. waar boven de HET HYPOGEUM TE MALTA. , , . . . .. . . kalf drie spleten zijn gemaakt Deze kolossale rij van onderaardsche monolithische vertrekken werd in 1902 .... , ... ... ' , o • ij 11 j u u- van verschillende wiidte — ontdekt door een werkman. Sommige geleerden stellen den bouw hiervan op een drieduizend jaar voor het begin der geschiedenis. toch Wel niet ter Wille Van de verluchting, omdat als dit zoo was, men dit meermalen in het Hypogeum zou moeten vinden. En eindelijjk is er in een andere kamer de vloer weggehakt rond een middengat, dat ongetwijfeld diende als een waterbak in verband met den een of anderen godsdienstigen ritus. Nu rijst de vraag: waartoe was dit Hypogeum zoo maar in de rots gehouwen ? Het antwoord der archaeologen luidt, dat het moest dienen als een groot knekelhuis om de beenderen in te bewaren nadat zij gedroogd en verbleekt waren in de open lucht. Menschen-beenderen, zoowel in heelen staat als in stukken of tot stof vergaan, zijn de overblijfselen die in overgrooten getale in de kamers zijn gevonden. Er wordt verondersteld, dat dit knekelhuis de algemeene begraafplaats was voor de inwoners van het geheele eiland. De theorie dat de beenderen in drogen toestand in de kamers waren gelegd werd geopperd, nadat men het waarscMjnlijk aantal geraamten had berekend, dat de beenderen en overblijfselen, m één der kamers gevonden, vertegenwoordigden; dit werd bevonden ongeveer twee honderd te zijn, terwijl er in werkelijkheid maar plaats voor twaalf lijken kon geweest zijn in het vertrek. Aan den anderen kant moet het ontbreken van voldoende verluchting en van sporen, hetzij van voedsel of van asch, noodzakelijk tot de gevolgtrekking leiden, dat het Hypogeum geen woonplaats was. Bovendien schijnt de ontdekking van bijzondere discussen, ballen en andere vreemde gereedschappen er op te wijzen dat ze bij de een of andere godsdienstige plechtigheid gebruikt werden. Onder andere gevonden voorwerpen, die een flauwe aanduiding geven van de gewoonten der bouwers, mogen genoemd worden de beenderen van kippen, honden en varkens, aardewerk van ornamenteelen aard (niet voor huishoudelijk gebruik)-, versierd met veeren, schubben en andere motieven, en rood op zwart geschilderd, waaronder een bord versierd met de afbeelding van een gevlekt dier met hoorns en een langen staart; en als het laatste maar met het geringste, verscheidene kleine beeldjes, waarvan één, in albast, de figuur is van een naakte vrouw, ongetwijfeld het oudste Venusbeeld dat bestaat. Niets van brons of zelfs van vuursteen werd in het Hypogeum ontdekt, dat uitgehouwen is in een witte kalkachtige rots. Hoe de werklieden te werk gingen, is niet bekend; maar HET HYPOGEUM TE MALTA. Een der verstgevorderde uitgravingen. Men lette op het gewelf van de kapel en de monolithische zuil naast de trappengang. 186 DE WONDEREN DER WERELD. uit gaten, die in het onafgemaakte gedeelte van het knekelhuis in de rots geboord zijn, wordt afgeleid dat de methode van werken bestond in het gaten boren in de oppervlakte van een rots en dan die te verwijden door middel van vuursteenen beitels en steenen hamers — waarvan er eenige in het Hypogeum zijn gevonden. De opgravingen zijn volstrekt nog niet voltooid, noch heeft men beenderen en schedels aan een meting onderworpen. Naar de gevonden Venus te oordeelen echter, was het haar van den stam kort en krullend, en de menschen eer dik dan mager. Deze kenmerken toonen aan dat er een groote verwantschap bestaat tusschen de bouwers van het knekelhuis en de latere bewoners van Malta, wier bronzen beeldjes men gevonden heeft te Hagiar Kim. Honderden jaren moeten tusschen deze twee bevolkingen gelegen hebben, want er kan nauwelijks aan getwijfeld worden dat het Hypogeum te Hal-Saflieni tot het latere steentijdperk en niet tot' het bronzen tijdperk behoort. HET HYPOGEUM TE MALTA. De archaeologen meenen dat deze rij van uitgravingen was gemaakt om te dienen als een knekelhuis voor het bewaren der beenderen die gedroogd en verbleekt waren boven den grond. Gibraltar. — Zelfs in de dagen, toen de krijgskunde als wetenschap nog in haar jonge jaren was, werkte de rots van Gilbraltar, die tot een hoogte van veertien honderd Eng. voet loodrecht uit de golven der Middellandsche Zee oprijst, op de verbeelding der Ouden, die hem te zamen met zijn makker Gebel Musa op de kust van Afrika de zuilen van Hercules noemden. Maar in alle andere opzichten lieten zij den eenzamen reus aan zijn overpeinzingen over, en gunden het aan de stichters van een nieuw keizerrijk, de Arabieren, om de eersten te zijn die zijn strategische waarde erkenden. Als Mooren staken zij in 711 de Straat van Gibraltar over, gaven de rots den naam van ,,Gebel-el-Tarik" of den Berg van Tarik, hun aanvoerder, richtten een kasteel op, dat er nog staat en de Golf overziet, en veroverden het geheele schiereiland. Negenhonderd jaar later werd de laatste Moor uit Spanje verbannen en hij verliet het land waar hij het was binnengekomen, in de Golf van Gibraltar. Van dat oogenblik af was de toekomst van de Penón, zooals de Spanjaarden deze bezetting noemen, verzekerd. Het werd door Karei V versterkt en ging EUROPA. 187 ten tijde van het verval van het Spaansche Rijk in Engelsche handen over. Napoleon trachtte zich meester er van te maken, toen hij bezig was zijn keizerrijk te grondvesten, en op een kleinen afstand werd de slag bij Trafalgar door Engeland gewonnen. In één opzicht is daarom de rots eenig; het is de sleutel niet alleen van de Middellandsche Zee, maar ook, en meer in 't algemeen, van het meesterschap op zee. Met de woorden van Thackeray is hij „het ware beeld van een enormen leeuw, tusschen de Atlantische en de Middellandsche Zee gehurkt, en daar neergezet om den doorgang' voor zijn Britsche meesteres te bewaken." „Gib" wordt gezegd onneembaar te zijn, een bewering die nog altijd moet bewezen worden. Een Duitsche militaire autoriteit werd eens om zijn zienswijze gevraagd. „Het is hol" was het lakonieke antwoord. Daar is voorzeker eenige waarheid in deze uitspraak, want sedert de Rots in Engelsch bezit is geweest, hebben zij haar voor een groot deel vol gebouwd met galerijen die zich van beneden naar boven rond de noord- en de oost-kanten winden. Van deze galerijen, waarvan slechts de benedenste aan de bezoekers wordt getoond zijn platformen in de rots gehouwen en hier gluren geschutpoorten over de Middellandsche Zee en over de nauwe landtong, die, zoo plat als eert bülardtafel, de vesting met het vasteland verbindt. De positie van het moderne geschut behoort natuurlijk tot de meest jaloersch bewaarde geheimen van het Oorlogsdepartement, en slechts zeer weinige menschen bestaan er, die met de verschrikkelijke geheimen van Sugar Loaf Hill (Suikerbrood-Heuvel) en Highest Point (Hoogste Punt) bekend zijn. Van den stads-kant in het Westen, waar een met gras begroeide helling den loodrechten stand der klippen aan de Oostzijde vervangt, kan men een onregelmatige heining van draad zich zien uitstrekken. Het ziet er onschuldig genoeg uit evenals de heuvel erboven met zijn weinige nieuwsgierige wilde apen — de een gen die er in Europa zijn, — zijn patrijzen en konijnen. Maar desniettegenstaande zou in geval van nood die heuvelhelling kogels en granaten kunnen spuwen op een wijze die de stoutste vijand m nder aangenaam zou vinden. De Golf van Gibraltar of van Algeciras is een schoone watervlakte met de bergen van Spanje als achtergrond, maar de eenige bedrijvige handelsplaats ligt op de hoogte van de vestingstad, die in terrassen tusschen de zee en de rotsen ligt, waar de uitsluitend Engelsche inwoners zich afgescheiden houden van het Levantijnsche vasteland en van den omgang met de Mooren die in hun witte kappen overkomen van Tanger. En ofschoon de stad belangwekkend is voor hen die nooit een Oostersche menigte hebben gezien en bijgevolg de naar het Oosten bestemde stoomboot voor ^een uur aan wal verlaten, de werkelijke schoonheid van Gibraltar ligt in zijn Alameda of park — een schitterend groene plek van weelderigen plantengroei, die zich van de drukke straten naar het Zuiden uitstrekt in de richting van Punta di Europa. De Spanjaarden zelf zijn GIBRALTAR. Een (gezicht op deze Zuil van Hercules, zooals hij er van af den weg naar Spanje uitziet. DE NAUWE PAS VAN DE GUADALHORCE BIJ MALAGA. De grootsche natuur en geschiedkundige romantiek hebben de Siërra van Malaga beroemd gemaakt. Hier baant zich de Guadalhorce een weg tusschen de steile rotsen, vele honderden Eng. voeten hoog, naar de vruchtbare velden van Malaga. EUROPA. 189 genoodzaakt toe te geven dat het door niets op het schiereiland in schoonheid overtroffen wordt. Want op een kale rots van drie mijl lang en een halve mijl breed is niet alleen een der eerste vestingen ter wereld gebouwd en een belangrijke handel naar de Golf gebracht, maar men heeft het zoover weten te brengen van een tropischen tuin op een ongunstigen bodem te kweeken. De Siërra van Malaga. — De romantische hoekjes van Spanje, waar de wilde natuur in nauwe bergpassen, canyons en holen de nadering van den mensch verbiedt, zijn even talrijk als bergtoppen in de Alpen, en een van deze vele schilderachtige plekken is de Malagapas op den weg van Cordova naar de zeehavenstad. Degenen, die bekend zijn met de geschiedenis van den val van Granada, één der meest ontroerende nederlagen die in alle eeuwen geboekt zijn, zullen zich de roekelooze dwaasheid herinneren van den Conde de Ureïia en de heldhaftige standvastigheid van Don Alphonso de Aguilar, wiens beide veldtochten noodlottig eindigden .voor de Castiliaansche wapenen in de Serrana van Malaga. Zij zullen zich ook de heldendaden herinneren van dien stoutmoedigen Moorschen held, el Zagala, die van zijn alcazar in Malaga, in eigen persoon zijn expedities aanvoerde in het land van den vijand, nu eens naar 't Oosten in de richting van Alpujarra, dan naar 't Noorden in de richting van Cordova of naar 't Westen voorbij Ronda in het veld van Gibraltar. Dat waren de goede oude dagen van strijd toen de in 't nauwgebrachte Mooren voor 't laatst zich schrap zetten om de onafhankehjkheid van hun koninkrijk van Granada te verdedigen, en het was in de passen of Puertos van het Malagagebergte, een keten van woeste pieken, afgewisseld door met rotsblokken en boomen bezaaide valleien en diepe bergpassen, waar de rivieren, opgezweept tot schuim zoo wit als melk, zich hals over kop naar het Zuiden storten, dat de laatste heldhaftige schermutselingen tusschen Christen en Muzelman plaats hadden. Legenden en romances, de eerste vol dapperheid en moed, de laatste zuidelijke passie ademend, hebben deze ongastvrije landstreek met gedichten omweven, die nauwelijks hun gelijke in de literatuur hebben. Andere bergachtige streken mogen grootscher en majestueuzer zijn en zich kunnen beroemen op ontzagwekkende wonderen, op ruwe chaotische schoonheid en gedichten, waar de geur van oranjebloesem in geweven is, maar waarheid en verdichting hebben zoo volkomen te zamen gewerkt om de siërra van Malaga beroemd te maken, dat alle poëtische schoonheid van Spanje geconcentreerd is en blijft hangen in de chaotische pracht van deze woeste bergketen. Zij die hun Washington Irving kennen — toovenaar met de pen, al was hij een fantastisch droomer — en met den trein naar het Zuiden door de Siërra reizen van af Bobadilla die verschrikkelijkste van alle onbelangwekkende treinreizen, zullen den invloed der streek over zich voelen komen naarmate de trein langs steile hellingen kruipt, over de bruisende rivier de Guadalhorce gaat, die honderden voeten onder de gewelfde brug stroomt, haar weg door middel van een tunnel door een berg breekt en eindelijk deze schilderachtige dalen en maagdelijke passen verlaat voor de velden van Malaga, beplant met suikerriet en wijnstokken, door oranjeboomen overschaduwd. De overgang uit den chaos van den strijd der natuur tusschen rotsen en klippen naar de lachende boomgaarden aan de kust, met hier en daar mocie kijkjes op de Middellandsche Zee, die in de verte schittert, verrast den reiziger plotseling en hij kan zich de bekoring begrijpen, die het schoone en afwisselende Andalusie voor zijne Muzelmansche overwinnaars moet hebben gehad. De Siërra, die Malaga omgeeft in den vorm van een reusachtig amphitheater, dringt de provincie van Granada aan den Oostkant binnen, en slechts langs enkele passen kunnen de bewoners van de ééne stad verbinding hebben met die van de andere. De verschijning van den spoorweg heeft een weg gebaand naar het noordelijke district, en stoutmoedige bergbekhmmers zijn begonnen om de toppen en canyons te onderzoeken. Verscheidene holen zijn gevonden, waarvan sommige op de aanwezigheid van vóórhistorische menschen wijzen, andere versteend zijn met prachtige hangende druipsteen. In het Westen, waar de bergen hun naam veranderen in dien van „Siërra de Ronda," kan men de meest grootsche brokken landschap te zien krijgen, voornamelijk in de onmiddellijke nabijheid van Ronda, waar de Taag bruist en kookt aan den voet van een hooge rechtstandige klip, en zijn weg naar de zee door de harde rots heenboort. 190 DE WONDEREN DER WERELD. DE KATHEDRAAL TE CORDOVA. Deze Moskee is de grootste Kathedraal der Muzelmannen ter wereld en is een prachtexemplaar van de religieuse houwkunst van het volk. De Kathedraal te Cordova. — „Cordova zal een tweede Mekka zijn, zeide Abderrahman; de stichter van het Westersche Kalifaat. Hij behoorde, tot de familie der Omayaden en was op de wonderbaarlijkste wijze ontsnapt aan de uitmoording van zijn verwanten te Damascus. Hij was naar Cordova gekomen en binnen weinige jaren had hij zich meester gemaakt van de stad en werd de eerste der Kalifen van de"Omayaden. Dat geschiedde in de achtste eeuw. Tweehonderd jaar later, vóór de verovering van Engeland door de Normandiers, was Cordova de macht'gste stad in Spanje, een van de rijkste in Europa, een zetel van geleerdheid en beschaving, en in het bezit van de grootste moskee of Mooren-kathedraal ter wereld. Nog twee hónderd jaar later, en de vlag van Kastilië wapperde van het kasteel en het kruis verdrong de Halve Maan in de moskee, die gewoonlijk bekend staat als de „Mezquita". Thans vegeteert de eertijds bloeiende stad in de schaduw van de bewonderenswaardigste monumenten van godsdienstige Muzelmansche bouwkunde, die nog bestaan. De moskee is nu veranderd in een kathedraal, maar de geest wil haar liever zien zooals ze toen stond, toen Cordova. zijn miHioen inwoners had (als wij de Arabische kroniekschrijY,ers mogen gelooven) en marmeren baden ten dienste stonden voor arm zoowel als rijk. In het centrum van de stad stond de reusachtige moskee, waaide muezzin van af een minaret, die niet langer bestaat, tot het gebed opriep. Kale muren vormden een uitgestrekten vesting-achtigen rechthoekigen hof van vijf hónderd en zeventig Eng. voet lang bij vier honderd en vijf en twintig voet breed, in grootte bijna de oppervlakte van den St. Pieter in Rome nabijkomende. Eenmaal binnen de muren, hoe veranderde dan het gezicht ! De Hof der Oranjeboomen, omgeven door eeri arcade waar men schaduw kon vinden, besloeg een derde van de oppervlakte der moskee, en was beplant met oranjeboomen in achttien rijen, die negentien bladerrijke doorgangen vormden, aan het einde waarvan een deur naar de moskee voerde. Koele waterfonteinen voor de ritueele reiniging schitterden in den zonneschijn. Maar de indruk van een eindeloozen boomgaard van groene lanen werd nog verhoogd door de bijzondere architectuur der moskee. Wanneer men door één der lanen van den Hof der Oranjeboomen heen keek èn door de open deur der moskee, j&an scheen de laan zich tot in het oneindige te verlengen. In plaats EUROPA. 191 van werkelijke boomen verrezen zuilenschachten in het gedempte licht der mezquita en werden bekroond door bogen in ijzerhoef-vorm van rood en goud. Brandende lampen hingen in festoenen, als zoo vele oranjeappels, door welke samenvoeging een ongeëvenaarde indruk van een oneindige groene lijn verkregen werd. Ongelukkiglijk is de bedoeling, die hieraan ten grondslag lag, geheel ontaard. De deuren, die naar het gebouw leidden zijn geblindeerd, en een koor is opgericht juist in het centrum van het bouwwerk, waarvoor drie honderd en vijftig der zuilen zijn weggenomen en ongeveer achthonderd vijftig zijn overgebleven om den doolhof der doorgangen te vormen waarvan er negentien in de lengte en negen en twintig in de dwarste loopen. Eén dezer doorgangen, die van den Hof der Oranjeboomen door het gebouw heen naar het uiterste eindpunt voert, was het voornaamste „schip" en liep oorspronkelijk, vóór de toevoegingen van kalief Al-Mansur in de tiende eeuw door het centrum van de moskee. Aan zijn verste einde stond het heilige der heiligen, de „mihrab" of 't.bid-altaar met het gezicht naar Mekka, waar de regeerende Kalief zijn bidstoel had. Deze kleine hoek staat er nog heden ten dage en is ongetwijfeld een van de wonderen der Oude Wereld, waarvoor duizenden menschen naar Cordova reizen. Zij zullen mogelijk zonder een woord onder de dubbele boven elkaar geplaatste bogen doorgaan, die op kapiteelen van een oneindige verscheidenheid in teekening rusten, maar wanneer zij bij den mihrab komen en de gids houdt een aangestoken kaars op (die tusschen twee haakjes een spoor van roet achter zich laat) om de schitterend glanzende doorzichtige mozaïek te laten ziert, die den heelen muur langs loopt, dan moet een uitroep van verbazing hun ontglippen. Want nergens anders ter wereld is zulk een volmaakt voorbeeld van des Byzantijnschen mozaiek werker's kunst te vinden. Ongelukkig voor het schiereiland was dit als een kleurige regenboog schitterende samenstel van zeer kleine motieven niet het werk der eigen bewoners, maar her werd door den keizer van Constantinopel gezonden als een geschenk aan den machtigsten potentaat van het Westen, den Kalief van Cordova. Dit waren de dagen van glorie, de dagen die de Mooren in Marocco en de Arabieren in Arabië zich met rechtmatigen trots herinneren. Spreek tot een beschaafden Muzelman in één van de cafés te Cairo over Spanje, en zijn oogen zullen schitteren van genoegen en zijn lippen zullen zachtjes murmelen „Kurduva". Het Alhambra komt bij hem in de tweede plaats en'het noemen van de Giralda te Sevilla zal nauwelijks een glimlach op zijn gelaat brengen. Maar Cordova — ha, dat is een andere zaak ! De Omayaden, een zuiver Arabische familie, onbesmet door het bloed van de Berbers uit het Atlasgebergte, heerschten in de geliefde stad aan den Guadalquivir en de Omayaden waren een grootsche en glorierijke familie, geboren om te heerschen als geen tweede geslacht. Terwijl het overige Spanje, lang vóór het ont¬ staan van die centra van beschaving als ei ai + i ;„ 00r, Kol EEN INGANG IN DE KATHEDRAAL TE CORDOVA. Salamanca en Alcantala waren, m een hal- Deze prachtig versierde boog van één der altaren in de ven staat van wddheid rondtastte, wasm j^^. is het volmaakgte voorbeeid van de kunst van den Cordova het machtigste centrum ter Byzantijnschen mozaiekwerker in doorschijnend mozaiek. 192 DE WONDEREN DER WERELD. wereld van den Islam gevestigd. Mekka was de Heilige Stad maar Cordova was de politieke matlii en de zetel der wetenschap. Aan de Omayaden, waarvan de eerste als een tot den bedelstaf gebrachte banneling uit Arabië vluchtte, was deze wonderbaarlijke opkomst te danken van een plaats, die totnogtoe een onbeteekenende satelliet van Sevilla was geweest, en zij waren de scheppers van Cordova's welvaart en van zijn beteekenis als een zetel van geleerdheid. In 't algemeen koesteren wij de meening, dat de Arabieren in Andalusië een onverdraagzame fanatieke bende waren, die altijd maar de Halve Maan verheven en het zwaard uit de scheede trokken in den strijd tegen de Christenen. Dit is een dwaling. Cordova was in werkelijkheid een middelpunt van kunsten en wetenschappen en studenten kwamen van verre landen om te studeeren aan de voeten van Arabische geleerden, AndalusischeJoden en Muzaraben of Christenen, die onder Arabisch bestuur leefden. Averrhoës, de Andalusische Arabier, die het eerst de studie der Grieksche klassieken in Europa invoerde, onderwees in Cordova en stichtte een school van philosophie, waaruit in een lateren tijd de renaissance der wetenschap zou geboren worden. Ongelukkig mocht de geboorte hiervan niet in Spanje plaats hebben, want op het tijdstip dat Europa rijp was voor het humanisme, was Cordova's ster verbleekt en hadden Bologna in Italië, de Sorbonne te Parijs en in mindere mate Salamanca in Kastilië aan den Islam deze leeringen ontrukt, die de Islam het eerste had verkondigd. En als er nog meer bewijzen noodig zijn voor de verdraagzaamheid der Arabieren in Andalusië, laat mij er dan aan mogen herinneren, dal er, naast de Oostersche beschaving van Cordova een sterke Joodsche beweging groeide, die haar sporen heeft achtergelaten niet alleen in de geschiedenis van dit ras, maar even goed in de literatuur en kunst van Spanje. Want vele dezer Cordovaansche Joden schreven hunne gedichten in de Spaansche taal. Later werden de Joden verbannen en zij verspreidden zich naar de vier hoeken van den aardbol. Velen van hen vestigden zich in West-Europa, zooals ook op een later tijdstip een groot aantal van diegenen die uit Portugal verjaagd waren, deed, maar de meerderheid verhuisde naar Salonica, toen evenals nu onder de Halve Maan van Turkije, zette daar hun Spaansche levenswijs voort en doet dit tot op heden nog. Het is een vaststaand feit dat de Spaansche Jood een factor is in den Levant en het doet zonderling aan om in een straat ergens in het naburige Oosten iemand tegen het lijf te loopen van dit ras, die het Spaansch van de veertiende eeuw spreekt en de rabbis van Cordova en de dichters van Andalusië kan aanhalen. Tegenwoordig is er nauwelijks een schijntje meer van de groote stad terug te vinden in de stoffige, loome in de zon bakkende plaats aan den uitgedroogden Guadalquivir. De Mezquita staat er DE KATHEDRAAL TE CORDOVA. Het gewijde bid-altaar of Mihrab. De groote schoonheid van dezen campanil a of klokkentoren ligt niet in zijn eigenaardige helling (een gevolg van verzakking van den grond en niet, zooals vroeger geloofd werd, een vinding van den architect), maar in de prachtige zuilengalerijen, die elkander in onafgebroken rijen tot bovenaan den toren opvolgen. Het carrara-marmer, waarvan zij opgetrokken zijn, heeft een doorschijnendheid, die het doet schitteren in het helle zonlicht. In de volle middagzon is het als glinsterend kristal, doch overstroomd door de pracht van den italiaanschen avondstond neemt het al den rijkdom van kleuren en tinten van den hemel aan. TORGHATTEN IN NOORWEGEN. Dit wonderlijk geboorde gat, ontstaan door het indringen van smeltende gletschers die ten slotte, op elkander stieten in hevigen strijd en op die wijze als een drilboor op de rots werkten, is zoo mooi gevormd dat het er uitziet als een door een machinalen beitel gemaakte tunnel. De Wonderen Der Wereldt 13* 194 DE WONDEREN DER WERELD. evenals de oude huizen en vriendelijke „patios" of binnenpleinen, begroeid met bloemen, anjelieren en nardus waartusschen het scharlaken roode rokje van een vroolijk meisje schittert, of waar men vluchtig een Christen gelaat ziet, dat meer van het Oosten dan van het Westen heeft en ons doet denken aan de een of andere Oostersche schoonheid, die we ontmoet hebben met een sluier zoo dun dat zij haar trekken toch verraadde. Anders heeft de stad ons niets te bieden Haar stierenperk is zooals die in Sevilla en Valencia zijn; haar voornaamste plein is omgeven door winkels en cafés, waar ze voortdurend domino zitten te spelen met als eenige afwisseling het roüen van een sigaret tusschen met tabak bevlekte vingers. Maar over de rivier in de Siërra van Cordova, kijken broeders en monniken neer op de stad van de Gevallenen en prijzen ongetwijfeld den dag, waarop de Halve Maan verbleekte en met haar het leven van het tweede Mekka. Het zijn anachoreeten, de monniken die m ruwe en eenzame cellen wonen te midden der vredige heuvelen tusschen palmen en opuntia's. Zij herinneren ons met hunne gewoonten aan de dagen, die voorbij zijn, op dezelfde wijze als Cordova dat doet, sombere figuren in bruin, die uit één van Zurbaban's voortreffelijke schilderijen gestapt zijn en hun gezichten hebben diezelfde uitdrukking van vroomheid met strengheid gemengd, dié aan de Katholieke kerk mannen heeft gegeven als Ximenez en vrouwen als de Heilige Theresa. Torghaüen — Als kolossale slangen van helder zeewater kronkelen de fjorden van Noorwegen zich mijlen ver het land in en bieden het oog de schilderachtigste landschappen ter wereld Somtijds wordt het fjord tusschen loodrechte rotsen zoo nauw, dat het juist een toeristenboot kan doorlaten, en dan verbreedt het zich weer plotseling tot een binnenmeer, omzoomd door weiden en diep-groene pijnboombosschen. Hooger in 't Noorden komen gletschers en sneeuwvelden bijna tot aan den rand van het water en de natuur is er kaal behalve waar enkele weinige taaie planten worstelen om in 't leven te blijven. Volgens de geologen werden deze ingewikkelde fjorden gevormd door de verschuiving van ijs in het IJstijdperk, Een massa van ijs spreidde zich van Rusland over de Oostzee en Zweden tot de valleien van Noorwegen uif een tweede massa kwam van den Atlantischen Oceaan af naar het Oosten en het was in deze fjorden die toen hoog gelegen valleien waren, dat de twee bevroren golven tegen elkander streden bodem en strand wegwerkende totdat, toen het ijs smolt, de valleien waren verdwenen en de fjorden er voor in de plaats waren gekomen. Maar reusachtige rotsen en pieken die de wrijving van de gletschers hadden weerstaan, waren overgebleven hetzij aan den rand van het fjord of als eilanden los van de kust. Er zijn op zijn minst honderd en vijftig duizend van deze eilanden, sommige ervan over de drie duizend Eng. voet hoog, en hun grillige vormen zijn met de minst aantrekkelijke factor in het woeste panorama van land, door zee gebroken De meest beroemde is de Torghatten, ongeveer vijf Eng. mijlen ten Noorden van het Bindalsfjord in Nordland Zijn vorm is, zooals door zijn naam wordt aangeduid, die van een Noorschen markthoed, die op het water drijft en een hoogte heeft van over de achthonderd Eng. voet. Wat hem echter zijn uniek karakter geeft is een door de natuur gevormde tunnel, die er gedurende den Ijstijd doorheen geboord is. Daar deze tunnel vier honderd Eng. voet boven de oppervlakte der zee ligt kan men zich eenig denkbeeld vormen in welk een mate de bodem was weggewerkt. In werkelijkheid is dit vreemde gat een loodrechte reuzen-ketel waarin steen, ijs en water gekarnd en snel rondgedraaid werden totdat ze de rots in hun dolle arctische worsteling hadden doorboord en een uitweg hadden gemaakt voor de ongeduldig opdringende massa's achter hen. Zij holden de tunnel op zulk een volmaakte wijze uit, dat het er bijna uitziet alsof hij door menschenhanden was gemaakt. Aan den Oostkant is zij slechts vier en zestig Eng. voet hoog, maar ze stijgt tot twee honderd en vijftig voet aan den Westkant. Zij is over de vijf honderd Eng. voet lang de muren zijn bijna loodrecht en de bodem is bedekt met de overblijfselen van eeuwen en met datgene, wat in de laatste worsteling achterbleef juist vóór golven en ijs aftrokken Wanneer de beschouwer er van den Westelijken kant doorheenkijkt, wordt hij beloond door een eigenaardig omlijst panorama van blauw water, onregelmatige kust en hoekige eilanden met misschien een zonderlinge Noorsche visschersbooL die rustig haar weg naar het Zuiden voortzet. DE AARDZUILEN VAN ENSEIGNE. Gezicht op de aarden Pyramiden en de tunnel die door haar vestingachtige muren gegraven is om een toegang te maken tot den weg die van Vex naar Arriola leidt. 1% DE WONDEREN DER WERELD. De Aard-Zuilen in de Alpen. — Er is niets vreemds of onverklaarbaars in de vorming van aarden zuilen of pyramiden, zooals zij beurtelings genoemd worden. Granietblokken, die van een steilen rots op een kleigrond vallen, liefst moraine, worden bedolven wanneer de regen de oppervlakte van hun nieuwe rustplaats zachter maakt. Opéénvolgende stormen wasschen de klei weg, die de basis van de rotsblokken omgeeft, en laten nu een kegelvormige schacht van drogen grond na, waarop zij rusten. Deze schacht groeit in hoogte, naarmate de klei er omheen door opvolgende regenbuien weggespoeld wordt en zoolang zij haar natuurlijke „parapluie" heeft om droog te blijven, zoolang is er weinig vrees voor dat zij breekt. De regen komt neer op de zijkanten tot binnen een voet van den top en langzamerhand wordt de schacht hoe langer hoe tengerder, aldoor haar uiterlijke gedaante veranderende, naarmate nieuwe kanalen en groeven door het stroomende regenwater in hare zijden ontstaan. Ten slotte breekt de dag aan waarop de granieten ,,muts" zijn evenwicht verliest, de dunne schacht breekt en in een ravijn valt. Van dat oogenblik af is de zuil ten doode opgeschreven, want zonder den vulkanischen top om haar tegen de ongenade der wolken te beschermen, moet zij spoedig verdwijnen. De Alpen bezitten vele van deze aard-zuilen, die bezig zijn zich te vormen. Men kan ze misschien één of een halven voet hoog, in bijna iedere ijs-moraine aantreffen. Hun eventueele hoogte in toekomstige eeuwen zal afhangen van de diepte van den kleigrond zoowel als van de hechtheid van den granieten top. Doch door de ondiepheid van de kleibedding zullen deze Alpenzuilen nooit in grootte kunnen wedijveren met hun Amerikaansche neven in de reusachtige canyons van het Westen. In alle andere opzichten zullen ze echter gelijk zijn, en de Alpen bevatten heden vele voltooide specimina van deze geologische wonderverschijningen, waarvan de meest bekende diegene zijn, die in Zwitserland in het Canton van Wallis liggen. Andere zijn in Botzen, in Tirol, terwijl Savoye op zijn „pyramides des fées" te Saint-Gervais?'kan[ pralen. Onze afbeeldingen toonen aardzuilen in het Dal d Herens (Wallis), bijzonder opmerkelijk in één opzicht n.1. in de wijze waarop zij een met batterijen en torens voorzienen muur vormen, waardoor men een tunnel heeft moeten graven om een toegang te maken tot den weg die van Vex in het Rhonedal leidt naar Ariolla aan den voet van zijn gletscher. Ongelukkig is de meerderheid dezer pyramiden onverbiddelijk ten doode gedoemd daar ze hun granieten kappen hebben verloren, en ze nemen van jaar tot jaar zichtbaar in hoogte af. Ten slotte zal de tunnel met haar sterke rptsmuren alleen blijven staan, als een aanwijzing waar eens de zuilen haar trotsche hoofden op de tellingen van een berg opstaken, met den Pic d'Arzinal achter en de rivier d'Hérens honderden voeten beneden hen, terwijl ze aan den overkant keken op de velden,' boomgaarden en hutten van het Zwitsersche boerenland als stippels gelegen, op den kant van een heuvel die door de verre Becs de Bosson bekroond wordt, DE LANDENGTE VAN COR1NTHE. De Romeinen waren het eerste volk dat op het denkbeeld kwam en ermee begon, een kanaal te maken, een werk dat niet voltooid werd voor 1893, en zelfs nu moet nog veel arbeid verricht woiden om het geheel bevaarbaar te maken, EUROPA. 197 De Landengte van Corintke. — De Romeinen waren de eersten, die den aanleg van een kanaal hebben geprobeerd door de vier Eng. mijlen breede landengte van Corinthe, om daardoor den Piraeus (of Athene) twee honderd Eng. mijlen dichter bij de Adriatische Zee te brengen en het hellende vlak of overhaal, door de Grieken voor hun schepen gebruikt, te kunnen missen. Het plan werd echter nooit ten uitvoer gebracht, totdat in 1881 een maatschappij voor dit doel gevormd werd en twaalf jaar later haar opdracht voltooide. Ten gevolge van de onbeduidende breedte en diepte van het kanaal, zeventig Eng. voet bij zes en twintig, en van zijn gevaarlijke stroomingen wordt deze kunstmatige waterweg in 't algemeen slechts door schepen van het land zelf gebruikt, doch er is nu een nieuwe maatschappij gevormd om het kanaal te verbreeden en dieper te maken en aan ieder uiteinde golfbrekers op te richten. Een mijl van het Oost-einde af ligt een spoorbrug voor de lijn Athene-Corinthe over het kanaal en vele veerbooten varen op verschillende punten over. Evenwijdig eraan maar op eenigen afstand naar het Zuiden zijn de overblijfselen van den ouden versterkten Isthmischen muur en een kwart mijl ten Zuiden van het Oostelijk einde liggen de weinige ruïnen van het Praecinctum van Poseidon, met de sporen van een tempel van den Zeegod, en van de plaats waar de Isthmische spelen, die alleen bij de Olympische spelen achterstaan, om de twee jaar door de Atheners gehouden werden. HOOFDSTUK XXI. Door CHARLES WHITE. Athene. — Athene staat vóóraan onder de machtige steden der wereld, niet wegens haar grootte, want ze zou slechts een onbelangrijk deel van sommige machtige stadsgevaarten van heden vormen, noch wegens haar ligging, want hierin kan ze evenmin met de groote moderne havens wedijveren, die door hare gunstige ligging den handel der wereld tot zich trekken. Maar haar beroemdheid berust op haar oude glorie, want hier was de geboorteplaats der beschaving die de geheele hedendaagsche wereld regeert. Hier groeide de beschaving op en werd groot, aan ons de overblijfselen van hare triomfantelijke pracht ter bewondering nalatende. Daarom moet de pelgrim heden wel ver reizen voor hij voorwerpen kan vinden, die zijn eerbied meer waard en meer verheven zijn in hun majestueuze bouwvalligheid, dan deze oude stad kan toonen. Zoodra Athene bereikt is, zoekt het oog onmiddellijk naar haar prachtvolle bekrooning der Acropolis, en het behoeft niet lang in onzekerheid te dwalen, want deze prachtige steilte van blauwgrijze kalkrots, die loodrecht zich meer dan twee honderd voet boven de Attische vlakte verheft, is een baken dat men niet licht over het hoofd zal zien, en als bij instinct gaan wij er op af. Dit was de citadel, die in tijden van nood de toevlucht werd voor de bewoners der stad, die aan den voet van de rots was ontstaan. Op deze plaats vestigden de oude koningen van Athene hun macht of verloren die, en later werd bij deze heilige vesting met goed gevolg stand gehouden tegen de voorttrekkende Perzen. De beste overblijfselen van de oudste groote muren zijn aan den Noord- en Zuid-oostkant van de Acropolis, hoewel ook een machtig stuk te zien is beneden de bastion van Nikê Apteros. Deze muren zijn gevormd van reusachtige blokken steen, de een op den ander gehoopt en dan te zamen gehouden door de invoeging van kleine stukjes, die als wiggen dienen, en uit denzelfden tijd dagteekenen de uit de rots gehouwen trappen aan den Noordkant, waarvan degeen die meer naar het midden ligt, verondersteld wordt een toegang te zijn geweest voor de Perzen. Dit waren de werken van een volk, dat wij niet kennen, zelfs niet bij overlevering. Maar wij kunnen ook sporen van bewoning in deze stad zien van een ander ras, dat hier leefde, lang voordat de Grieken die Athene tot één der grootste machten der wereld zouden maken, de stad in bezit namen. Ze hebben de sporen van hun bewoning achtergelaten in het machtige Pelargicon, een. dubbelen muur van versterkingen rond de geheele Acropolis en niet op het vooruitspringende deel van de rots maar op de vlakte er beneden gebouwd, terwijl de binnenste linie voorzeker dicht langs den omtrek van de citadel liep. Dat is alles wat wij van de Pelasgi weten; zij werden weg- HET PARTHENON TE ATHENE. De ruïnen van dezen tempel, opgericht ter eere van Athene Promache, staan verlaten tusschen de brok8tuklren van wat eens de glorie van Athene was. Toch verleent de ligging een karakter van tragische pracht aan dit volmaakte monument uit de Gouden Eeuw van Griekenland. gevaagd en de krachtige stam der Grieken nam hun stad en gebruikte hunne bolwerken. Maar nu zijn we op de grenzen der geschiedenis gekomen; wij kunnen de kleine maatschappij zien groeien. Van een horde van barbaren wordt ze een beschaafde staat. Vaaggenoemde koningen doemen op en maken plaats voor de negen archonten, die de stad regeerden. De naam dezer menschen is beroemd geworden door den grooten Solon, die den titel van archont had, en misschien de grootste wetgever was, die de wereld ooit gehad heeft. Op zijn ouden dag echter zag hij het stelsel, dat hij met zooveel moeite tot volmaaktheid had gebracht, door een reactie opgeheven en Pisistratus in bezit komen van de rots-vesting, die de sleutel van Athene was, om de heerschappij van een „tyran" aan te nemen. De Acropolis onderging een schitterende hervorming gedurende het leven van Pisistratus en zijn zonen. Paleizen en grootsche gebouwen werden op deze verheven plaats opgetrokken. Een marmeren tempel — het oude Hekatonpedon — werd ter eere van Athene opgericht en beneden in de stad werd de tempel van den Olympischen Zeus begonnen. Maar de regeering van den tyran en zijn zonen duurde niet lang, en in 500 vóór Chr. werd het democratische bewind door Kleisthenes hersteld, de Acropolis werd van haar kort tevoren verworven koninklijke praal beroofd en werd nog eens de citadel en het heiligdom van de snel-toenemende gemeenschap. Nu echter stonden de oorlogen met de Perzen voor de deur, toen het de taak der Atheners was de vaderlandsliefde bij de Grieksche staten op te wekken en onder Miltiades den tegenstand te leiden tegen een overmachtigen vijand, en ofschoon de slag bij Marathon gewonnen werd, moesten zij duur voor hun weerstand betalen. Hun vesting werd door den vijand genomen, de heiligdommen verbrand en de tempels en bolwerken met den grond gelijk gemaakt. Was Themistocles niet opgestaan om zijn landgenooten te leiden en hun vaderlandsliefde, die hun al zoo duur gekost had, aan te wakkeren, dan zou de groote stad, wier ruïnen wij heden zoo vereeren, nooit gebouwd zijn. Maar zijn toewijding en genie werden ruimschoots beloond, want na den slag van Plataeae in 479 vóór Chr. zag Perzië zich verplicht de grenzen van zijn koninkrijk achter de oevers van den Euphraat terug te trekken en Griekenland was vrij om zijn verwoeste steden weer op te bouwen. De eerste onder deze steden was Athene en onmiddellijk, nadat het gevaar voor een nederlaag voorbij was, herstelden de Atheners hun citadel, en hun vrouwen en kinderen, zegt men, moesten bij het DE ACROPOLIS TE ATHENE. Op den voorgrond ziet men de overblijfselen van den tempel van den Olympischen Zeus en op den top van de met een muur omgeven rots de marmeren zuilengang van het bekende Parthenon. 200 DE WONDEREN DER WERELD. werk helpen. Themistokles zelf nam het opzicht over het herbouwen der muren en de overblijfselen van deze prachtige bouwwerken kan men het best zien aan den Noordkant van de Acropolis, waarbij het merkwaardige van hun handwerkskunst ligt in het verschillende materiaal dat ze voor hun bouw gebruikten. Al de fragmenten van den ouden muur, van beelden en offertafels, werden weer opnieuw gebruikt en — wat het belangwekkendste van alles is — nog heden zijn er de voetstukken der zuilen van het oude Parthenon zichtbaar, hier en daar wat bijgehakt om in hun nieuwe positie te passen. Deze zijn gemakkelijk te onderscheiden, want ze vormen een doorloopende rij in de Noordelijke grondslagen der muren van Themistokles. Maar het genie van den grooten archont vond nóg grooter werk dan er lag in de versterkingen van de Acropolis. Hij kwam tot het inzicht dat Athene, wilde het in welvaart en rijkdom toenemen, een veilige haven moest hebben voor den handel, die de bron van dien rijkdom was. Alleen de Piraeus bood een geschikte havenplaats voor schepen aan en daarom vatte hij het denkbeeld op om deze haven voor Athene te verzekeren door een rij versterkingen, die hij onmiddellijk begon aan te leggen. Gebouwd van dicht en sterk op elkaar sluitende blokken waren ze ongeveer tien Eng. voet dik en meer dan 60 voet hoog, verder beschermd door er naast staande torens. Deze vestingwerken van den Piraeus werden aan de Acropolis verbonden door een tweetal lange muren. Het is niet zeker of er twee of drie evenwijdige versterkingen geweest zijn maar, dat daargelaten, was het een prachtig plan, met een bekwaamheid uitgevoerd die het tot het wonder der volgende eeuwen gemaakt heeft, ofschoon de overblijfselen, die heden nog zijn te zien, slechts gering zijn. Athene was nu op het toppunt van zijn glorie en uit de vijfde eeuw voor Christus dagteekenen de voornaamste zijner beroemde monumenten, terwijl aan Themistokles, Cimon en Perikles de eer toekomt van Athene te hebben verrijkt met zijn schoonste gebouwen. Onder deze zijn het Parthenon, het Erechtheum, de Propylaeen en de tempel van Nike Apteros. Alvorens tot een volledige beschrijving van het Parthenon te komen, is het noodzakelijk een oogenblik bij den bouw van een Griekschen tempel stil te staan. Stel dat wij van den Oostkant binnentreden en dan eenige trappen opgaan, waarvan de bovenste genoemd wordt de stylobaat. Van de stylobaat verrijzen de zuilen die een architraaf ondersteunen, dan een fries en kroonlijst en eindelijk een frontispice of gevel. We zullen tusschen deze zuilen door rechtstreeks naar het Westen wandelen en in een paar passen bereiken we een tweede rij zuilen of pilasters die het hoofdgebouw schragen. Hierdoor gaande zullen we komen in de pronaos of de vestibule van HET ERECHTHEUM TE ATHENE. Gezicht op de beroemde Portiek der Maagden, zoo genaamd naar de kolossale caryatiden die het platte steenen dak schraagden. DE PROPYLAEEN IE ATHENE. De Romeinen bouwden de prachtige marmeren trap, die over den ouden toegang tot de eigenlijke Propylaeën gemaakt is,- maar de Dorische zuilen, die op de stylobaat staan, vormen een deel van de oorspronkelijke poort, een der belangrijkste gewijde bouwwerken van het Oude Athene. 202 DE WONDEREN DER WERELD. den tempel. Een andere deur aan de Westzijde brengt ons in de naos, het belangrijkste deel van den tempel, want hier stond het standbeeld van den god, aan wien de tempel was gewijd. De naos en pronaos worden dikwijls gezamenlijk de cella genoemd. Van de naos komt men in een andere ruimte, den opisthodomos, die een rechthoekig vertrek was en beschouwd werd als het heiligste deel van het gebouw. Slechts zij, die zich aan den dienst der godheid gewijd hadden, mochten hier binnentreden en dikwijls was het 't tooneel voor godsdienstige plechtigheden, waaraan het gewone volk, dat in de cella daarbuiten wachtte, verboden was deel te némen. Van de heiligheid der plaats werd een nuttig gebruik gemaakt door hen, die het meest belang bij den tempel hadden, want hier lag de rijkdom van opgehoogde dankoffers opgestapeld, die instroomden van de vereerders aan ieder speciaal altaar. Inderdaad, evenals in Delphi de heilige schrijn van het orakel gebruikt werd als een safe deposit voor den rijkdom van bijzondere personen, zoo werd ook de opisthodomos van een Griekschen tempel een staats-stapelplaats waar zelfs de roofzuchtigste der roovers niet met geweld durfden binnen te treden. Ten slotte voerde HET THESEUM TE ATHENE. Dit is de best bewaarde Grieksche tempel die nu nog bestaat, en ofschoon niet zoo uitvoerig bewerkt als het Parthenon of zoo versierd als het Erechtheum, maken zijn kolossale afmetingen het gebouw tot een merkwaardig gedenkteeken van het Oude Athene. de opisthodomos door een deur in het midden weer uit naar de eerste rij zuilen, die het dak ondersteunden en vandaar naar die, welke aan den rand van de stylobaat stonden, vanwaar men langs trappen weer naar den openbaren weg afdaalde. Het Parthenon is het prachtigste gebouw uit de Gouden Eeuw van Griekenland, dat is het tijdperk van het archontschap van Perikles. Reeds twee tempels waren verrezen en gevallen op de plaats van de tegenwoordige bouwvallen, maar de zuilen die we nu zien, werden opgericht na de Perzische oorlogen, toen de invallende vijanden teruggeslagen waren en de overwinning schitterde op het schild van Athene Promache. Het was natuurlijk, dat de meest trotsche tempel van heel Griekenland gewijd werd aan de godin, die gemaakt had dat haar vijanden terug gedreven werden. Zoo ontwierpen Iktinos en Kallikrates de plannen voor het Parthenon, terwijl Phidias voor de teekeningen zorgde en zelf enkele der ornamenten beeldhouwde. Zoo groot was de toewijding, bij dit bouwwerk betoond, dat dit prachtvolle gebouw van Pentelisch marmer, in het jaar 447 vóór Chr. begonnen, op het Panatheensch Feest van 438 vóór Chr. gewijd werd aan de vereering der maagdelijke godheid door de oprichting van haar standbeeld in de cella. Uit de HET ODEON VAN ^HERODES TE ATHENE. Gebouwd door een rijken Athener, Herodes Atticus van Marathon, ter eere van lijn vrouw Regiila, ligt dit prachtvolle Odeon of theater op de vlakte aan den voet van de Zuidzijde der Acropolis. 204 DE WONDEREN DER WERELD. gegevens van oude schrijvers en de overblijfselen van het gebouw, die we nog heden kunnen zien, kunnen we den juisten vorm ervan bepalen. Opgetrokken op een onderbouw (die noodzakelijk was door de ongelijkheid van den bodem) was de marmeren basis met drie treden opgaande. Op de bovenste stond de buitenste omlijsting van zuilen, van achter en van voren acht op een rij, aan de zijkanten zeventien op een rij. De algemeene hoogte der zuilen is vier en dertig en een halve Eng. voet en ze zijn samengesteld uit twaalf deelen of trommels, van marmer. De groeven (canellures) die een bepaald kenmerk der Dorische zuilen uitmaken, zijn twintig in getal. Deze zuilen vormen de meest treffende trekken van het Parthenon, en de indruk van kracht en gratie, dien ze bij ons opwekken, gecombineerd met den tintenrijkdom dien de ouderdom ze geeft en die aan alle marmer een verhoogde glorie bijzet, doet ons denken aan een ruïne niet slechts van een Griekschen tempel, maar eerder van een kolonnade door de goden zelf gebouwd. Toch kan dit volmaaktste voorbeeld van Dorische bouwkunst zich op nog andere pracht beroemen, die haar gelijke niet op de geheele wereld vindt. Daar is de wonder schoone fries die met de architraaf op de acht en veertig kolommen rust, waarvan hier boven melding is gemaakt, en de prachtvolle frontispice of gevel, die den driehoek van steenwerk vormt onmiddellijk boven de architraaf aan de Oost- en Westzijde van het gebouw, waarvan de overblijfselen van oude Grieksche beelden, die het tympanum, of ledige gedeelte van het frontispice, versierden, tot de meest beroemde voortbrengselen behooren uit de archaïsche periode der Grieksche beeldhouwkunst. Zoover als we kunnen uitmaken, stelt het tafereel dat op den Westelijken gevel gebeeldhouwd is, de overwinnende Athene voor, die met haar schild den naderenden wagen van Poseidon op de vlucht gedreven heeft, terwijl op den Oostkant de geboorte van Athene wordt voorgesteld, volgens de legende geheel gewapend uit het hoofd van Zeus komende, met de vergezellende godheden van het goede voorteeken, ofschoon het beeldhouwwerk zoo beschadigd is, dat de voorstelling niet geheel duidelijk is. Waarschijnlijk hadden beide beeldhouwwerken een beteekenis in verband met de mythische stichting en historischen groei van Athene. Het is gemakkelijk aan te nemen dat Poseidon de Perzen moet voorstellen, die even tevoren waren verslagen, terwijl in de godheid de Grieksche staat was gesymboliseerd. Er moet ook melding gemaakt worden van den zoöphoros of fries, die den buitenmuur van de cella versierde op een hoogte van negen en dertig Eng. voet boven den grond. De cella was de groote binnenruimte of eigenlijke tempel, waarvoor de marmeren zuilen de omgevende kolonnade vormden en de fries was dus onder de schaduw van het dak van den tempel met al het licht van beneden erop vallende. Dit zagen de Grieken in en ze beeldhouwden de fries dientengevolge in bas-relief, zoodat geen groote donkere schaduwen het ornament zouden ontsieren; alles moest behandeld worden met het gedempte licht dat deze zeer verzorgde bas-reliefs bescheen. Hierop waren tooneelen afgebeeld uit de feesten ter eere der godheid gehouden. Wanneer men zich voorstelt dat het geheel van zeldzaam wit Pentelisch marmer is met het beeldhouwwerk in reliëf op achtergronden van blauwr en rood, terwijl hier en daar op gedeelten van het gebouw decoratieve kransen van geslagen goud hingen, wanneer men zich dan nog voorstelt de krachtige Grieksche zon vallende op de grijze Acropolis met haar grauwgrijzen top, dan wordt het geestelijk oog verrukt door die voorstellingen en het oordeel der beschaafden verklaart eenstemmig dat dit werkelijk een wonder der wereld was. Had Athene alleen het Parthenon bezeten, het zou een beroemde stad geweest zijn, maar het is driewerf bevoorrecht onder de steden, want het heeft nog andere schatten. Op den afstand van nog geen steenworp ten Noorden van het Parthenon ligt het Erechtheum of tempel van Erechtheus, dat misschien zelfs nog heiliger was dan het grootschere gebouw, want veilig geborgen in de cella was het simpele kleine houten beeldje van Athene Polias of de beschermvrouw Athene, en hier bovendien was de heilige bron van zout water, dat opborrelde toen Poseidon met zijn drietand op de rots sloeg. Ook mogen wij de heilige mythe van Athene niet vergeten die, toen de stad verbrand was door de Perzen, den volgenden dag een grooten tak van een el lang liet uitschieten om daardoor de ontmoedigde Atheners tot nieuwe daden aan te zetten, welke ten slotte met de ovenvinning werden bekroond. Daarom was het natuurlijk, dat een prachtig gedenkteeken deze heilige plek zou aanwijzen en 'zoo werd op de plaats van den ouden tempel, die in 480 vóór Chr. verwoest was, de meest volmaakte Ionische tempel opgericht. Zoo verlangend EUROPA. 205 waren de Grieken om de plek te heiligen met een gedenkteeken aan de goden, dat onmiddeUijk na den Vrede van Nikias het bouwwerk werd begonnen, maar de Peloponnesische oorlog kwam tusschenbeide, zoodat het niet voltooid werd voor 407 vóór Chr. Ofschoon de bouwmotieven van den tempel Ionisch zijn, had het plan niet den voorgeschreven vorm, want in plaats van een portico aan het Westeinde waren er twee vierkante vleugels, die een transept vormden en die het bouwwerk tot iets alleenstaands maken. De beroemdste vleugel is die aan den zuidkant — de Portico der Maagden — zoo genaamd naar de zes caryatiden, die op een verhooging staan en de fries en kroonlijst schragen. Op hare hoofden dragen zij manden die op een vernuftige wijze zoo gemaakt zijn dat ze kapiteelen vormen. Het dak was plat, want drie van de vier steenen platen waaruit het samengesteld was, zijn nog op hun plaats aanwezig. Deze portiek is een monument van verheven kunst, die uit¬ drukking verleent aan de schoonheid van den menschelijken vorm en de hoogheid van gedachte die de menschelijke geest kan bereiken. Hier dicbtbij ten noorden van het noordelijke portaal is een zeer oude trap ontdekt, zoo in de rots gehouwen, waarlangs verondersteld wordt dat de Perzen in de Acropolis zijn gekomen. Hij stond ook in verband met de geheime plechtigheden voor de heilige maagden, die aan het Erechtheum verbonden waren. De Propylaeen zijn het laatste grootsche monument der Acropolis; ze waren de staatsietoegang tot de rotshoogte. Het is het belangrijkste niet-gewijde werk van het oude Athene en bestond uit een middenpoort en twee vleugels. Door het Oostelijk portaal binnentredende gaan wij drie machtige treden op, we schrijden tusschen een rij van zes Dorische zuilen, dan door een gang omgeven met zuilen — of liever waar de gang moest zijn, want de zes Ionische zuilen waaruit ze bestond, zijn gevallen en slechts hun plaats kan men nog nagaan. Nu bereiken we de eigenlijke Propylaeen, die van stevig metselwerk zijn, met vijf poorten die eens zware bronzen deuren hadden, en doorgaande, komen wij aan het Westelijk portaal dat, evenals het Oostelijke, met zes Dorische zuilen versierd is. Op twee van deze rust nog de steen die de architraaf vormde, en zijn enorme omvang zoowel als de grootte der gebroken overblijfselen die overal rond verspreid liggen, toonen de volmaaktheid der ingemeurskunst, die deze steenblokken op hun plaats kon brengen en het grootsche bouwwerk kon voltooien. Onze ruimte verbiedt een uitvoerige beschrijving te geven van dit „schitterend juweel aan den voorkant van de prachtige rotskroon der Atheensche Acropolis" maar we moeten er toch op wijzen dat er twee portico's waren aan den noord- en zuidkant van het Westelijke hoofdportaal. De noordelijke was aangewezen voor het brengen van dankoffers. De Propylaeen waren ook met een prachtig dak bedekt, dat DE TEMPEL VAN NIKE APTEROS TE ATHENE. Deze mooie kleine tempel, op een bastion van den muur van Cimon gebouwd aan den Zuid-Westkant der Acropolis, is speciaal bekend om zijn prachtige fries, waarvan vier paneelen door Lord Elgin naar Engeland zijn gebracht en door terra-cotta duplicaten zijn vervangen. 206 DE WONDEREN DER WERELD. tot 1650 ongeschonden ïs gebleven, maar toen door de Turken verwoest is. Het was zeer rijk en zorgvuldig bewerkt en de gebeeldhouwde paneelen of metopen waren met gouden sterren op een blauwen grond versierd. We kunnen de Acropolis niet verlaten zonder den bekoorlijken kleinen tempel van de Over winnende Athene te vermelden, verkeerdelijk genoemd de Vleugellooze Victorie, of Nike Apteros. Hij is op een bastion gebouwd, dat ten tijde der bouwwerken van Cimon aangelegd is, en is vooral beroemd om zijn fries, dat voor het grootste deel bewaard is gebleven, ofschoon het zeer geleden heeft door de wisselvalligheden van oorlog en tijd, terwijl vier paneelen een goede plaats in het Britsch-Museum hebben gevonden door Lord Elgin daarheen gebracht, en terracotta duplicaten de gapingen vullen, die door de wegneming van de origineelen veroorzaakt zijn. Daar alle hoofden der gebeeldhouwde figuren ontbreken, is het moeilijk het karakter van het fries te onderscheiden, maar ongetwijfeld is een verheerlijking der overwinnende godin met de gebruikelijke dankoffers te harer eere het onderwerp voor den beeldhouwer geweest. Verspreid en bedorven als deze nobele fragmenten zijn, zijn ze zelfs nu nog in staat om dezen kleinen tempel, die geheel van Pentelisch marmer is gebouwd, een schoonheid te verleenen, die in waardigheid en soberheid nergens evenaard wordt. Van de Acropolis afdalende tot de vlakte beneden moeten wij niet nalaten het Theseum te bezoeken, want hier staat de best bewaarde tempel van geheel het oude Griekenland. Hij is niet zoo stijlvol ontworpen als het Parthenon noch zoo versierd als het Erechtheum, maar zijn kolossale omvang en de zes en dertig marmeren zuilen, die de stylobaat omgeven, vormen te zamen een zeer indrukwekkend bouwwerk. Slechts de metopen op den Oostkant van het fries zijn gebeeldhouwd, maar het gemis van versiering wordt niet gevoeld, eerder verhoogt de afwezigheid ervan de statige pracht en legt getuigenis af voor de macht van den godsdienst, die tot het bouwen van den grootschen tempel inspireerde. Het is de moeite waard hier op te merken, dat de zuilen evenals bij alle Grieksche architectuur, niet in één rechte schacht gevormd zijn. Elk heeft een geringe zwelling of entasis in het midden, en dit geeft voor het oog het effect van een loodrechte lijn. Feitelijk is er nauwelijks één lijn in het heele samenstel van een Grieksch bouwwerk recht, alle zijn met voordacht gebogen. Zoo zijn bijvoorbeeld de marmeren treden, die naar de stylobaat van het Parthenon voeren, gebogen, de kroonlijsten, die de driehoekige gevels omgeven, zijn ook gebogen, en elke zuil buigt eventjes naar binnen om een tegenwicht tegen de horizontale drukking van het dak te maken. Elke bouwstijl heeft zijn eigen methode om aan deze moeilijkheid te gemoet te- komen : de zwaarte van het dak van een Gothisch gebouw is zoo berekend, dat ze neerkomt op de draagbogen die zulk een onderscheidend kenmerk van deze bouwwerken zijn, en de dom daarentegen van een Byzantijnsch gebouw heeft de zwaarte rusten op den boog dien hij vormt, maar nergens hebben wetenschap en kunst zulk een volkomenheid bereikt, dat zij te zamen zulk een harmonisch en bruikbaar monument hebben gevormd als een Grieksche tempel. Eén mysterie echter blijft nog op te lossen. Hoe werd een Grieksche tempel verlicht ? Er is weinig hierover bekend, want niet genoeg bouwvallen zijn overgebleven om ons bij de oplossing van dit vraagstuk te helpen. Het is echter waarschijnlijk dat het eenige licht, dat in het heiligdom binnendrong van de machtige deuropeningen kwam, en dat in de verdere verlichting voorzien werd door de lampen, die altijd voor de standbeelden der goden brandden. Er is ook geen reden waarom dit niet het antwoord op de vraag zou zijn. Het is heel wel mogelijk, dat deze lampen voldoende licht gaven aan de verzamelde vromen, want, zoover als wij weten, werden diensten zooals wij dat onder dien naam verstaan, nooit in den tempel gehouden. Offeranden en godsdienstige processies hadden buiten plaats en slechts kleine groepen smeekelingen vonden den weg naar binnen. Voor dezen zullen de schaars verlichte hallen der goden, contrasteerend met het schitterende licht, dat de buitenwereld overstroomde, de majesteit en het mysterie, dat hun geloof omgaf, grooter hebben gemaakt en hun zinnen zullen door de gouden schemering en de flauwe wierookdampen geprikkeld zijn tot vreemde diepten van godsdienstig vuur. Maar nu moeten we ons spoeden naar het Olympeum of den Tempel van den Olympischen Zeus. Oorspronkelijk ontworpen door den tyran Pisistratus werd het plan niet ten uitvoer gebracht vóór den tijd van Antiochus (174 v. Chr.) en zijn bouwmeester Cossutius, maar de dood verhinderde den koning van Syrië om het werk te voltooien en langen tijd bleet de EUROPA. 207 tempel onvoltooid, totdat Hadrianus (130 n. Chr.) den bouw ten einde bracht. Maar het kolossale bouwwerk was voorbestemd om weer verwoest te worden, ofschoon de juiste oorzaak dezer verwoesting onbekend is. Al wat we weten is, dat er nu vijftien groote Corinthische zuilen voor ons overgebleven zijn, zes en vijftig en een halve Eng. voet hoog, waarvan er één door een storm is omgewaaid in 1852. De proporties van het gebouw zijn typisch voor een Romeinsche nederzetting, want de Romeinen waren een volk dat het scherpe oordeel en de fijne artistieke eigenschappen der Grieken miste; zij verheugden zich meer in machtige gebouwen en beschouwden dus den enormen tempel, dien ze te Athene hadden opgericht, met trots. Het was ook Hadrianus, die de poort oprichtte, welke de oude Grieksche stad van het nieuwe gedeelte, dat onder zijn regeering ontstond, scheidde en het doel ervan schijnt te zijn geweest om de grenzen der twee steden te bepalen, want op den eenen kant luidde een Grieksch opschrift: „Dit is Athene, de oude stad van Theseus" en aan den anderen kant stond : „Dit is de stad van Hadrianus en niet van Theseus." Aan het eind der Eolusstraat staat een achthoekige marmeren toren. Hij wordt de Toren der Winden genoemd en is door Andronicus van Kyrrhos opgericht, om er een geschikte plaats voor een waterklok, een zonnewijzer en een weerhaan te maken. De clepsydra (waterklok) is verdwenen en zoo ook de weerhaan, ofschoon de lijnen der zonnewijzers die op de acht zijden stonden ingegrift, nog te zien zijn. Deze acht kanten staan naar de voornaamste streken van het kompas, die op het fries, dat rond den top van het gebouw loopt, voorgesteld zijn door reliëfs van de windgoden der verschillende hoeken: Boreas, Kaekias, Apeliotes, Euros, Notos, Lips, Zephyros en Skiron zijn daar allen vertegenwoordigd, maar het beeldhouwwerk is niet mooi. Een achthoekige pyramide vormt het dak, waarop de weerhaan stond — een triton op een hoorn blazende. Wij hebben reeds melding gemaakt van de cyclopische muren, die Athene omgaven in den tijd, die aan het begin der werkelijke historie voorafging, en we moeten tot dit tijdperk terug- keeren om de holen te bespreken, die op sommige plaatsen van het oudere Athene gevonden worden. Eén van deze wordt „de Gevangenis van Socrates" genoemd en is gelegen op het Noord-Oosten van den heuvel Philopappos ongeveer een kwart Eng. mijl ten Zuidwesten van de Acropolis. Al wat er te zien is als wij de houten poort door zijn, zijn drie ruimten zoo uit de rots gehouwen. De middelste dezer is ledig maar in de ruimte links kan men aanwijzingen van een sarcophaag op den grond zien. Dit wijst op het gebruik dezer holten als begraafplaatsen van een vergeten volk uit het Myceensche tijdperk. Hoe de legende ontstond dat dit de gevangenis van den Griekschen wijsgeer is geweest, is met geen mogelijkheid na te gaan, want de Atheners beschouwden deze holen als heiligdommen en er is geen reden te gelooven dat zij voor eenig profaan doel werden gebruikt. Ongetwijfeld behoort de Gevangenis van Socrates tot dezelfde peri. ode van bouwkunst als de holen yan Pan en Apollo in de Acropolis. DE GEVANGENIS VAN SOCRATES TE ATHENE. De overlevering verhaalt, dat de Grieksche wijsgeer in de holen woonde, die zijn naam dragen, maar volgens het oordeel van archeeologen zijn het eerder grafgewelven van een volk uit het Myceensche tijdperk. 208 DE WONDEREN DÉR WERELD. Gebouwd op de vlakte beneden den zuid-oostelijken hoek van de Acropolis ligt het Theater van Dionysms, misschien beter bekend als het Theater van Bacchus. Voor den reiziger, die er van boven op neer kijkt, nemen de figuren, die de drama's van Griekenland bevolken, leven aan en bezetten als het ware het ledige tooneel en de in puin gevallen toeschouwersruimte, want deze halve cirkel was eens het middelpunt van het dramatische leven in Griekenland. Hier vanaf klonken de statige woorden van Aeschylus en de geestige dialogen van Menander den Atheenschen schouwburgbezoeker in de ooren en eens was er een tijd, dat de nu verlaten banken bedekt waren door de plooien der witte chitoons en der dunne peploi, wier dragers door den hartstocht eener groote tragedie werden meegesleept of in een vroolijk lachen uitbarstten bij de lustige zetten van den satirieken Aristophanes. Het tooneel en 't orkest van het nu bestaande theater zijn echter zeker Romeinsch werk, want het eerste is versierd met bas-reliefs uit den tijd van Nero, maar niettegenstaande dat is de toeschouwersruimte Grieksch en de steenen banken die den in steeds wijder kringen opstijgenden halfcirkel vormen, zijn altijd op hun plaats gebleven. Op de eerste rij waren de zetels van marmer, ze waren aan de priesters van Dionysos voorbehouden, terwijl andere herkend kunnen worden als tronen voor de keizers van Rome. Volgens de gebruikelijke bouwwijze van Grieksche theaters was het gebouw van boven open. Laten we vóór Athene te verlaten op onze schreden teruggaan naar het Erechtheum, opdat we een algemeenen indruk van de edele stad mogen krijgen. In 't noorden, tien mijlen weg, verrijst de berg Pentelicus, welks groeven al het marmer hebben verstrekt, dat bij de bouwwerken van Athene gebruikt is. In het noordwesten is de Parnassus, de voornaamste top van de bergketen die door noordwestelijk Attica loopt en op de zee stuit als de Corydalus. Er tegenover ligt het „uit de zee geboren" Salamis, de schouwplaats der gedenkwaardige nederlaag van de groote vloot van Xerxes. Naar het zuiden scheiden lage heuvels ons van de zee en de vlakte waar uit ze oprijzen is stoffig en droog. Een kleurige band breekt echter den brainen en grijzen achtergrond, zich slingerend van den Pentelicus tot den Parnassus. Het is het donkere groen van de olijfaanplantingen, die de vlakte van den Cephissus vullen, en dichter bij het zuidwesten is de berg Hymettus, waar in de lente duizenden bloemen de hellingen bedekken en honig verschaffen aan de van ouds beroemde bijen. Wanneer het oog dichter bij huis verwijlt, rust het met welbehagen op de schoone gebouwen van het moderne Athene, op de tuinen, de paleizen en bovenal op het sneeuwwitte Stadium, maar ten slotte wendt het zich tot de overblijfselen der pracht, den kleinen tempel van Nike en de grootsche Propylaeen. Zij zijn de kroon en de glorie van heel Griekenland en de waardigheid der machtige bouwvallen, verbonden als zij is met het tragische van verloren grootheid, geeft aan het van nature schoone tafereel een bij zonderen en weergaloozen nimbus. „De aarde heeft niet iets, dat schooner is, te toonen." Tiryns. — Tusschen Nauplia en Argos in het westen van den Peloponnesus ligt Tiryns, een klein dorp, volkomen ontbloot van belang behalve om zijn buitengewone cyclopische overblijfselen; toch zijn deze voldoende om een rechtmatige aanspraak op onze belangstelling te doen gelden. Want, alleen met uitzondering van Mycene, geven zij de meest volledige voorstelling van de bouwwerken, die van het vóórhistorische ras afkomstig zijn. Ten gevolge der vroegere onderzoekingen van Mycene's praehistorische hoofdstad is aan de werken uit dit tijdperk de naam van deze plaats gegeven en aan archaeologen is dit tijdperk bekend als het Myceensche tijdperk. In Tiryns kan men de overblijfselen van een geheel Myceensch paleis vinden, die zoodanig zijn dat ze niet alleen de bewondering der moderne toeristen, maar ook der ouden opwekten, want Pausanias vergelijkt in zijn „Periegesis" Tiryns met de Pyramiden en de opvatting van den tegenwoordigen tijd ondersteunt zijn vergelijking. De muren der stad worden „cyclopisch" genoemd wegens een Grieksche legende, die vertelt dat Cyclopen (niet de Cycloop) van Lycea naar koning Praetus van Argos kwamen en de reuzenvesting van Tiryns bouwden. Voorzeker is Tiryns ouder dan Mycene, maar zulk een legendarisch verhaal kan men niet als een betrouwbare mededeeling omtrent de stichting van de stad opvatten. De in 1884—1885 verrichte opgravingen maken het nu mogelijk het paleis te bezichtigen. De hoofdpoort is door een toren versterkt en voert naar ËÜRÖFA. een binnengang, waardoor mén" na ttog een poort voorbijgegaan te zijn, in een uitgestrekt propylaeum komt. Dit leidt naar een binnenhof, door een zuilengang omgeven, waardoor het 't aanzien van een middeleeuwsch klooster krijgt. In dit hof is rechts van den ingang een altaar en een offerput. Aan den zuidkant doorloopende komen we aan vertrekken (thalamoi) waarschijnlijk voor de hofbeambten, en onder deze is een badkamer te zien met een hellenden vloer, die maakt dat het water door een pijp in den muur kan weg loopen. Door deze kamers komen wij in de groote eetzaal, of megaron, die stellig het kostbaarst bewerkte deel van het paleis is. Een ingesneden patroon van gebogen lijnen, zooals op de vroegere Myceensche vazen te. zien is, versiert den vloer, terwijl de stucco muren gedecoreerd zijn met zeer effectvolle patronen van krulwerk en vogels. Misschien is de kostbaarste ontdekking, hier gedaan, wel een deel van een fries, gebeeldhouwd in wit alabaster en ingelegd met blauwe geglazuurde steenen. De plaat toont ons den gang in de cyclopische muren in de rotscitadel. De lengte dezer galerij is vijf en zeventig Eng. voet, en rechts zijn vijf ruwe bogen, gevormd door de steenen zóó op te stapelen dat de één op den ander trapsgewijze vooruitspringt, zooals ook het dak van de galerij is gemaakt. Deze steenen, die met een hamer zijn bewerkt en uit ruwe steen zijn gehouwen, zijn vaak zeer groot en worden door kleinere stukken van hetzelfde materiaal bij elkaar gehouden, want kalk is niet gebruikt, ofschoon het niet onwaarschijnlijk is dat een laag stucco erop gelegd werd om aan de galerij een meer afgewerkt aanzien te geven. DE GALERIJ DER CITADEL TE TIRYNS. Tiryns, gelegen in het Oosten van den Peloponnesus, is één van de schoonste steden die in het Myceensche tijdperk gebouwd zijn. De cyclopische muren, hier afgebeeld, zijn samengesteld uit enorme met den hamer bewerkte steenen en vormen een gewelfde galerij. De Rotsen van Foniainebleau. Zestig Kilometer van Parijs, ligt een rustige doch volstrekt geen kleine stad, beroemd om haar prachtig paleis, door Gilles le Breton en Pierre Chambiges op bevel van Lodewijk VII van Frankrijk gebouwd. Dit is het beroemde kasteel van Fontainebleau, waar Frans I zijn gevaarlijken mededinger, Karei V van Duitschland, ontving en waar, driehonderd jaar later, de groote Napoleon bij voorkeur zijn hof hield. Van hier uit werd de scheiding met de ongelukkige Josephine openbaar gemaakt, en van hier uit deed niet veel jaren later Napoleon zelf afstand — in waarheid gescheiden van zijn troon en zijn volk. Maar behalve een paleis heeft Fontainebleau een bosch, het mooiste in Frankrijk, zich uitstrekkend over een afstand van twee en veertig duizend vijf honderd morgen met een omtrek van vijftig mijlen en rijk aan prachtige boomen en grootsche natuurtafereelen. Merkwaardiger echter, al zijn ze niet zoo mooi, zijn de beroemde zandsteenformaties die men hier overvloedig vindt. Zij liggen een drie mijlen van Fontainebleau, en om ze te bezichtigen moeten we de Route de Paris volgen, dan den zijweg naar de Route de Melly nemen, links een voetpad inslaan, en dan zullen we spoedig deze merkwaardige staaltjes van uitholling aantreffen. Ze zijn door de natuur uit de grijze zandsteen gebeeldhouwd en er is weinig verbeeldingskracht voor noodig om voor deze vreemde monoliethen namen te bedenken. Hiér is er één die er geheel als een olifant uitziet — dat wil De Wonderen der Wereld. H* 210 DË WONDËRËN DËR WËRËLD. zeggen, als we een klein beetje toegefelijk zijn voor de regels der proportie, en daar ligt, als uit het kreupelhout gekropen, een reusachtige schildpad. Dan valt er weer een vreemde vorm en nog één ons in het oog — maar we zullen hier de illustraties voor zich zelf laten spreken. De St. Paul's Kathedraal te Londen. — De St. Paul's Kathedraal wordt het beste omschreven als het meest nationale kerkgebouw van het Britsche Rijk, en wanneer men een oogenblik denkt aan den grooten tempel, staande op een hoogte die de stad overziet, een symbool van het groote hart eener natie, waaruit de aderen van het nationale leven vloeien en waarnaar ze weer terugkeeren — erkent men gemakkelijk de waarheid dezer omschrijving. Reeds gedurende twee eeuwen heeft het nobele gebouw van Sir Christopher Wren in kalme majesteit zich verheven boven de bedrijvige menschheid, die er aan alle kanten omheen krioelt. De smarten en de vreugden der natie zijn er over heen gegaan, geslachten, die een spel des tijds zijn, zijn weg gevaagd, maar de St. Paul's waakt nog altijd over de groote stad, nog even majestueus, nog even onveranderd, behalve dat misschien, terwijl het eene jaar na het andere voorbijgaat, nieuwe herinneringen zich aan den nationalen tempel vasthechten, evenals een beetje van 's werelds 'vuile stoffen op de grijze steenen muren is achtergebleven. Drie kerken hebben op de plaats van de tegenwoordige Kathedraal gestaan. De eerste was die, gesticht door koning Ethelbert in 610 n. Chr., de tweede was een Normandisch Gothisch gebouw om de vroegere kerk, die door het vuur verwoest was, te vervangen, en toen ook deze in 1666 éen prooi der vlammen werd, werd aan Sir Christopher Wren opgedragen de tegenwoordige Kathedraal te bouwen, die niet voltooid was vóór 1711. De architect had met vele moeielijkheden te kampen voor hij zijn groote taak volbrengen kon. Twee plannen werden voorgelegd, die de bouwcommissie afkeurde, en zelfs het derde, dat ten slotte werd aangenomen, moest vele veranderingen ondergaan, en verder nog werd Wren gedwarsboomd in het bouwmateriaal, dat een onwetende commissie hem dwong te gebruiken. Een der dingen die hem bijzonder hinderde was het aanbrengen der zware hekken uit gegoten ijzer, die nu het gebouw omgeven, inplaats van het sierlijke gesmeede ijzerwerk dat hij wenschte op te richten. Een tweede ergernis was de beschildering van den koepel, terwijl zijn wenschen waren, dat de grootschheid ervan nog versterkt zou worden door de juweelachtige schittering van mozaieken. Desniettegenstaande is het bouwwerk een voorbeeld van moderne architectuur, den man waardig die het ontwierp en bovendien is het dóór en dóór typisch voor de natie, in wier midden het staat. Het is kolossaal en, al is het misschien wat zwaar, zelfs welsprekend van kracht. Fijnheid van omtrekken en een valsch vertoon van pracht hebben moeten wijken voor de meer solide deugden van geschiktheid en volkomenheid van uitvoering, want ofschoon gebouwd naar een goede Romaansche wijze, was toch Sir Christopher Wren niet bekend met het Romaansche bouwsysteem, en hebben we een gebouw dat niet alleen er uit ziet als of, maar werkelijk gebouwd is uit steen, van binnen en van buiten. De bogen, kroonlijsten, gewelven en alle muuroppervlakten en snijwerk zijn van steen.... De bouwkundige hoofdlijnen zijn uit solide bewerkte steen en vormen een integreerend deel van het gebouw. Bovendien prijzen mannen van gezag op dit gebied de groote eenheid in dit meesterwerk, die ongetwijfeld te. danken is aan het feit dat het geheel gedurende het leven van den bouwmeester voltooid werd, en dat de uitvoering van begin tot eind onder opzicht stond van één opzichter — twëe hoofdpunten bij het uitvoeren van een groote onderneming. De benedenverdieping van het gebouw is Corinthisch, het bovenstuk van meer samengestelde orde, met een dubbele portiek aan den Oostkant geflankeerd door twee klokketorens. De koepel verrijst van den romp der kerk, de dom staat op een onderbouw van Attischen stijl, omgeven door een balustrade, die op een zuilengang van samengestelde orde rust. Hij is met zijn lantaren bekroond door een verguld koperen bal en een kruis. Naar het Noorden en Westen onder den dom strekt zich de kruisvleugel uit, die aan beide kanten eindigt in een ronde portiek die door Corinthische zuilen geschraagd wordt. De lengte der Kathedraal is vier honderd zestig Eng. voet en haar hoogte drie honderd en vijf en zestig van den grond af. Veel kostbaar werk siert het inwendige, ofschoon nog heden ten dage het mozaïek, DE ROTSEN VAN FONTAINEBLEAU. Deze merkwaardige zandsteenformaties zijn te vinden in het machtige woud, dat bij een der meest beroemde kasteelen van Frankrijk behoort, 212 DE WONDËRÈN DER WËRÈLD. dat het uitgebreide gewelf van den romp der kerk versiert, onvoltooid is. De koorbanken, door Grinling Gibbons gebeeldhouwd, zijn prachtige voorbeelden van het werk van dezen beroemden kunstenaar, en hebten over de dertien duizend pond gekost, terwijl de sierlijke ijzeren hekken in de Kathedraal het werk zijn van den beroemden Tijou. Vele mannen die de natie trotsch was te mogen eeren, liggen in de schaduw van den grooten, dom, maar geen had grooter aanspraak op een begrafenis hier dan hij van wien er boven de portiek van den Noordelijken kruisvleugel staat geschreven: „Lector, si monumentum requiris, circumspice." De Soljatara te Pozzuoli. — De bewoner van Napels is bizonder bevoorrecht, wanneer hij de levensgeschiedenis van een vulkaan wil bestudeeren, want aan den éénen kant verrijst de machtige gedaante van den Vesuvius, den ontzagwekkenden Titan, altijd in een staat van onrust, met het onverbiddelijk vuur aan zijn levensaderen knagend, en aan den anderen kant, ongeveer een mijl ver, in de buurt van een klein dorp Pozzuoli genaamd, is een uitgestrekte krater van een verdwijnenden vulkaan die zijn gevaarlijkheid slechts door korte uitbarstingen van zwavelachtigen stoom verraadt. Het is belangwekkend om over dezen krater te wandelen langs de paden van gelig-witte pottebakkersklei, die door de heete doordringende zwavel uitgebleekt is, en de bloemen, hooge heideplanten en blauwe gentiaan, te zien verspreid over een dik karpet van kleine witte sterren, die aan alle kanten ontluiken. Maar wanneer men het diepere gedeelte van den krater nadert, ontbreken de bewijzen niet voor de hitte die diep onder den grond op de loer ligt, want de planten worden schaarscher en de kleigrond heeter en heeter, tot ten slotte de korst slechts negen duim dik is, en de warmte onder de voeten te hevig om aangenaam te zijn. Nu treft men gapingen in de effen oppervlakte — kleine ronde gaten, waarin de aarde voortdurend kookt en borrelt, wolken heeten stoom uitlatende, die vaak het gezicht op het kleine meer benemen. Verderop zijn eenige los op elkaar gestapelde kalkrotsen, en laat nu de gids eens een toorts nemen en die over de oneffen oppervlakte doen strijken. Bijna onmiddellijk rijst er dan een dikke wolk stoom op, heet en verstikkend; uit elke spleet en zelfs van de hooger gelegen kraterhelling barst het te voorschijn. Dit is op zich zelf al een voldoende waarschuwing dat de gevaarlijke omtrek slechts schijnbaar in rust is en zelfs de meest zorgelooze toeschouwer is gedwongen te erkennen, dat een vulkanische uitbarsting ook nu nog plaats kan hebben in deze uiterlijk uitgebluschten vulkanischen gordel. Als hij verder bewijs mocht verlangen, laat hem dan een weg trachten te vinden naar de holen aan den Noordkant van den krater; hij zal niet in staat zijn tot hun innerlijke diepte in te gaan, want voor hij maar een eind is voortgekropen, zal hij tot den terugtocht gedwongen worden door den verschroeienden stoom en de verstikkende zwaveldampen. Dit, moet hij in 't oog houden, is op een plaats, die in historische tijden om geen bijzondere uitbarsting noch om eenige oorzaak voor een aanmerkelijke ramp bekend is, en hij zal toegeven dat de Solfatara te Pozzuoli een vreemd wonder is in deze wondervolle streek van vulkanische werkingen. ■ Venetië. — In de beroemde versregels: „Eens hield zij 't schitterend Oosten als in leengoed, en was de veiligheid voor 't West" maakte de dichter Wordsworth een toespeling op de wonderlijke geschiedenis van den kleinen Italiaanschen staat, die, als een zwaan in de blauwe wateren der Adriatische Zee nestelend, eens een ongeëvenaarde positie in de geschiedenis van Europa bekleedde. Wanneer we in 't ruwe het tijdperk van haar triomfantelijke overheersching stellen vanaf het dogeschap van Orseolo den Prachtlievende, kunnen we zeggen dat Venetië de meesteres was der heerlijkheden van het Oosten en der rijkdommen van het Westen van dien tijd af totdat de noodlottige regeering van Giovanni Cornaro, en den vernietigenden Vrede van Passarowitz in 1718 haar de laatste overblijfselen van haar zelfvertrouwen ontnam en zij „the loose and wanton realm of Modern Europe" („de loss' en wulpsche staat van 't nieuw Europa") werd. Haar bijzondere ligging was gunstig voor de republiek Venetië; zij was de landingsplaats voor alle Oostersche kooplieden, en in haar havens werden de rijke balen en kostbare schatten gelost, die afkomstig waren van de karavanen in Arabië, de bazaars in Constantinopel, en de vruchtbare valleien der Nijl ten tijde der Saracenen. Van hare kusten liepen de schepen van stapel, die de kruisvaarders naar het land van den Soldan brachten, en op hare piazza's en kaden vennengde zich de bloem van Christelijke DE ST. PAUL'S KATHEDRAAL TE LONDEN. Gezicht op den Westelijken voorgevel met zijn twee klokketorens van [af Ludgate HilL DE SOLFATARA TE POZZUOLI. Bij dit kleine dorp, aan den kant van Napels die van den Vesuvius afligt, kan men een grooten krater van een stervenden vulkaan bezoeken. Op één plaats getuigen kleine borrelende poelen, die hoeveelheden van zwavelzuren rook uitlaten, zijn verborgen werkzaamheid. EUROPA. 215 ridderschap en van Europeeschen geest met de meest verüchte handelaars van Azië, Afrika en Spanje. Met den ruilhandel van goederen kwam ook de ruilhandel van geleerdheid, beschaving en politieke denkbeelden, zoodat in den schoot van deze beheerscher der zeeën niet alleen de rijkdommen regenden, waarmee ze haar paleizen bouwde, maar ook de verlichting, die menschen van geest en genie voortbrengt. Venetië trok al de krachtigste van zulke mannen tot zich, die, zoekende om 'hun hooge idealen in vorm uit te drukken, hand en oog oefenden om de uitingen der ziel weer te geven en die door middel van kostbare metalen of marmer, zeldzame houtsoorten of teedere kleurstoffen zulke meesterwerken schiepen, dat hare paleizen en kerken prijken in een schitterenden luister, die de trots was der burgers en de vreugde is van alle tijden. Onder de voornaamste harer schatten moet het Dogepaleis geteld worden — „een stuk van rijke en fantastische kleuren, zoo liefelijk een droom als ooit de verbeelding vervulde". De geschiedkundige epiek en de wijding der poëzie hebben de fouten in de architectuur verzacht, die aangewezen kunnen worden door diegenen die het. meest bevoegd zijn over het uiterlijk van het Hertogelijk Paleis te oordeelen; maar de pracht van binnen en de nobele kunst daar tentoongespreid zijn nooit in twijfel getrokken, en wanneer men door de schoone Porta della Carta, rijk met beeldhouwwerk versierd, naar den Grooten Hof gaat met zijn prachtige bronzen fontein en dwars erover naar den Reuzen VENETIË. Een algemeene aanblik op deze schcone stad, die als het „nest van een zeevogel" in een lagune van de Adriatische Zee ligt. Trap kijkt, een opeenstapeling van uitgezochte marmers, beeldhouwwerk en inlegwerk, die naar de twee groote beelden van Mars en Venus leidt, dan is men reeds de bezwaren der critici omtrent de gebreken van het gebouw vergeten. Maar andere meesterwerken verlangen onze aandacht. Links van de loggia, die langs den Reuzentrap bereikt wordt, is de beroemde Sala d'Oro van Jacopo Sansovino, één klomp marmer en goud, waarvan het plafond met arabesken en bas-reliefs versierd is, die zoo delicaat zijn dat zij eerder het werk van feeënhanden dan het meesterwerk van een kunstenaar uit de zestiende eeuw konden wezen. Daar is ook de Sala del Maggior Consiglio, of Zaal van den Grooten Raad, die in 1310 na Chr. begonnen en in 1334 voltooid werd, doch door het noodlot was voorbestemd om twee eeuwen later door het vuur te worden verwoest om ten slotte als een phoenix uit de vlammen te verrijzen tot een staat van nog grooter pracht — want hier vindt men enkele der meest beroemde schilderingen ter wereld, met name het Paradijs van Tintoretto, dat den heelen Oostelijkeh muur in beslag neemt. Rond de hal loopt ook de beroemde fries, die de portretten van zes en zeventig dogen bevat, ontsierd door een vlek op den rol van eervolle namen. De plaats die ingenomen behoorde te worden door het portret van Marino* is met zwart bedekt en draagt het inschrift: „Hic est locus Marini Falethri decapitati pro criminibus" (Dit is de plaats van Marino Falieri, die om zijn misdrijven onthoofd werd). Marino was namelijk Doge van Venetië, maar geërgerd door de 216 DE WONDEREN DER WERELD. HET DOGEPALEIS TE VENETIË. Er zijn weinig gebouwen, wier. uiterlijk treffender is of die rijkelijker versierd zijn dan het Dogepaleis aan den rand van de Piazza dei Leoni. Bovendien heeft de geschiedenis aan dit bouwwerk een romantische en wijdsche vermaardheid gegeven. onvoldoende bestraffing van een snoever, die zijn vrouw had beleedigd, gebruikte hij zijn hooge positie om een samenzwering tegen den staat op 'touw te zetten. Zijn schuld werd ontdekt en hij moest met zijn hoofd ervoor boeten. Deze Raadszaal werd door de edelen gebruikt, wier namen geschreven stonden in het Libro d'Oro (het Gulden Boek) en die .de voornaamste macht in de staatsvergaderingen vormden. Maar laten wij niet langer stilstaan zelfs bij zoo'n schoone verzamelplaats van schatten als dit paleis is. Venetië heeft andere misschien nog merkwaardiger gebouwen en in 't bijzonder dient de Kathedraal van St. Marco hier vermeld te worden. Geen Europeesche kerk kan zich met haar vergelijken in hare schoonheid die de schoonheid, van een kleinood is; andere mogen met haar wedijveren in architecturale eigenschappen of in grootte, maar de San Marco maakt geen aanspraken op zulke hoedanigheden. Beroof haar van haar versieringen en al wat overblijft, is een gewoon gebouw in Byzantijnschen stijl, met de gebruikelijke aanwending van narthex vooraan een voorgevel met vijf poorten en de romp van het gebouw in den vorm van een Grieksch kruis, waar het middenvak een dom schraagt en waarop een koepel midden uit alle vier punten van het kruis oprijst; maar voeg er de dubbele rij zuilen bij, die den voorgevel versieren, elk gebeeldhouwd met een overvloed, die meer is dan kunst, eerder een uiting van goddelijke inspiratie, voeg er de rijke schoonheid van het materiaal bij waaruit ze zijn gebeiteld — Grieksch marmer, porphyr, groen marmer, jaspis — voeg er de prachtige mozaïeken bij, die de hoeken en het inwendige versieren, en een oppervlakte van vijf en veertig duizend vierkante Eng. voet met het rijkste beeldhouwwerk bedekken dat de wereld maar kent; .voeg ook nog de nobele groep van bronzen paarden erbij — „hun gulden halstuig schitterend in de zon" — die boven de middenportiek staat, en voeg ten slotte erbij de bronzen, de beeldhouwwerken, de altaars, de graven, de reliquiëenkasten, de candelabres, ieder van welke een wonder van fijne kunst en rijke overvloedigheid is. En dan, als men dit alles te zamen neemt, laat men zich dan, zoo het mogelijk is, een heiligdom voorstellen dat volmaakter, weeldiger of heerlijker is. Maar de romantiek der historie heeft het schoone bouwwerk met herinneringen geheiligd, want hierheen werd het lichaam van den heilige, die zijn naam aan de kerk gegeven heeft, door de Venetianen EUROPA. 217 gebracht van zijn rustplaats te Alexandrië, dat geplunderd was door den heerscher van die provincie. De eerste kerk van St. Marcus werd in 976 verwoest tegelijk met het gebeente van den heilige, en onmiddellijk werd met het bouwen van de tegenwoordige kerk op de zelfde plaats begonnen. De nieuwe San Marco werd in 1085 gewijd. Van dien tijd af lijkt het alsof elke doge eenig aandenken aan zijn dogeschap heeft achtergelaten door iets tot de versiering van de kerk bij te dragen; zoo zijn bijv. in het atrium de graven van drie dogen en een gemalin van een doge; rechts van den ingang is de Zeno kapel, die diens groote bronzen graftombe bevat. In het baptisterium wordt het altaar gevormd door een kolössalen granieten steen, waarop verondersteld wordt dat Christus heeft gerust en die van Tyrus is meegebracht door Domenico Michiel. Hier is ook de prachtige tombe van den doge Andrea Dandolo, den geschiedkundige. Voor het hoogaltaar prijken de kaarsenkronen die door den doge Christoforo Moro zijn gegeven, en, als de voornaamste van de schatten der kerk, is daar het altaarfront van gedegen goud — de heerlijke Pala d'Oro, waaraan vele dogen zoowel hun belangstelling als hun rijkdommen hebben gewijd. De versiering der kerk berust niet alleen op deze giften. Daar is het Byzantijnsche koorhek om het koor van het schip te scheiden, dat van boven met marmeren beelden is versierd, gemaakt door Jacobello en Pietro Paolo delle Massegne; in het koor zijn enkele bronzen reliëfs van Sansovino, die ook dé prachtige deur der sacristie bewerkte. De drie Westelijke deuren zijn van brons, met figuren van zilver ingelegd, en de middelste alleen is verdeeld in acht en veertig vakken. Ten slotte is er nog de schatkamer, een wonderbaarlijke bergplaats van zeldzame en kostbare ornamenten; hierin bevinden zich ook het reliquiëenkastje, dat een gedeelte van het werkelijke kruis van Keizerin Irene bevat, twee kaarsenkronen toegeschreven aan Benvenuto Cellini, een gouden roos door Paus Gregorius aan de gemalin van een doge gegeven, behalve nog een overvloed van vazen van onyx of alabast, één zelfs van turkoois en vele schoone stukken van emailwerk. Een van de treffendste sieraden der kerk is haar wonderschoon plaveisel, dat bestaat uit marmer ingelegd als marquetterie werk en dat „vermicolato" genoemd wordt. Het is een werk getuigend van hooge vaardigheid en schoonheidszin, de teekening heeft een nergens overtroffen rijkheid in kleur en patroon, en evenals het leven van den staat in Venetië onafscheidelijk verbonden was met het leven van de kerk, zoo zijn de politieke gebeurtenissen en allegorieën, slaande op de staatsbetrekkingen der Republiek, in de figuren aangebracht. Venetië is beroemd om zijn waterwegen, daar kanalen de voornaamste verkeerswegen der stad vormen. Het voornaamste is het „Groote Kanaal", het Corso van Venetië, altijd vol met gondels en nu, door reisbureaux, vol stoombootjes, die het artistieke oog echter moet trachten over het hoofd te zien, opdat de volle schoonheid van de stad tot haar recht moge komen. 218 DE WONDEREN DER WERELD. Er zijn nog één of twee andere merkwaardige punten te bezichtigen eer we Venetië verlaten. Daar is de Piazza van San Marco, het middelpunt van het zakenverkeer en de vermakelijkheden der stad. Het • voornaamste sieraad is hier de Campanile, waaraan in 902 begonnen werd, maar die gedurende zes honderd jaar onvoltooid bleef, totdat in 1510 de mooie kleine loggia van de klokkeruimte en het verheven pyramidevormige dak door Maestro Buono gebouwd werden om het gebouw te voltooien. Ongelukkig stortte deze schoone toren in 1902 in, maar onder het zorgvuldige opzicht van het Italiaansche Gouvernement is het oude materiaal te zamen gevoegd en thans mag Venetië zich weer verheffen op zijn Campanile. Maar wie zou de Piazza of de Campanile kunnen noemen zonder melding te maken van de duiven van San Marco, de schoonste, de stoutmoedigste en meest geliefde van heel het gevederde volkje? Hun stamouders worden verondersteld de boodschappen van den „blinden ouden Dandolo" naar het volk te Venetië te hebben overgebracht, toen hij aan het beleg van Constantinopel meedeed; heden teeren de afstammelingen op hun voorvaderlijken roem en de genegenheid der bevolking. DE SAN MARCO VAN BINNEN. VENETIË. De versiering van dit prachtig interieur bestaat voornamelijk uit mozaïekwerk, dat in rijkheid en glans wel op juweelenwerk lijkt. Wonderschoone beeldhouwkunst en bronzen, door meesters en handwerkslieden gemaakt, verhoogen nog de pracht ervan. Met kanalen in plaats van straten moet Venetië op zijn bruggen kunnen steunen voor een veilige verbinding tusschen de vele gedeelten der stad. Er is daar ook geen gebrek aan, schoon slechts twee ervan beroemd zijn. Dat zijn de Rialto en de Brug der Zuchten. De eerste is misschien de mooiste, ofschoon volstrekt geen oude brug. In 1691 gebouwd onder het dogeschap van Pasquale Cicogna nam zij de plaats in van de oude ophaalbrug, die door Shakespeare voor het tooneel van Shylock's winkel was gekozen, ter wille van haar bekendheid als de marktplaats der wereld. Ook nu nog staan er winkels op de tegenwoordige brug, aan eiken afhellenden kant en in het midden gescheiden door een boog. Er zijn drie doorgangen over de brug; die in het midden tusschen de winkels en één aan iederen kant langs de marmeren balustrade. Van de andere brug — de Brug der Zuchten — behoeft hier weinig gezegd te worden. Het is de „pathetische zwendel" die de onnoodige aandoeningen van sentimenteele menschen heeft opgewekt. DE PIAZZA VAN SAN MARCO TE VENETIË. Op dit plein komen de Venetianen vooral 's avonds bijeen, wat een zeer vroolijk en afwisselend schouwspel oplevert. Op den achtergrond staat de San Marco met het Doge-Paleis rechts en dichter bij den toeschouwer de Campanile, die in 1902 ineenstortte, maar spoedig weer geheel herbouwd en in 1912 opnieuwd ingewijd is. 220 DE WONDEREN DER WERELD. DE RIALTO TE VENETIË. Het meest bekende zakencentrum in Venetië. Shylock, de Jood, had zijn winkel op deze brug, ofschoon een overdekt bouwwerk van 1691 de brug uit Shakespeare s dagen heeft vervangen. Zij was door denzelfden architect gebouwd, die de gevangenissen en de Rialto Brug ontwierp, en is van veel te laten datum om door één der ongelukkige politieke veroordeelden der Venetiaansche geschiedenis ooit te zijn betreden. Pompei is een doode stad, maar desniettegenstaande is het een stad levend van belangrijkheid, want hier is de verwoesting meteen de bewaring geweest en de asch die in vurige massa's op de ten doode gedoemde burgers viel, heeft zich beschermend getoond voor hun woningen, hun lares en penaten, door ze tegen den verwoestenden tand des tijds te beschermen, totdat het werk des opgravers ze aarl de vergetelheid zou ontrukken. Maar het feit dat de reiziger door Pompei in een doode stad rondgaat laat zich spoedig voelen. De sombere eentonigheid der stilte hangt over alles en wanneer men wat onkruid en wat mos, dat tusschen de steenen en muren groeit, en hier en daar een gerestaureerden villatuin uitzondert, kan het oog op geen verkwikkend plekje groen in deze groote woestijn van grijze muren rusten. Eens ging het anders toe in Pompei'. In den tijd van Nero was het de mode-plaats voor den welvarenden Romeinschen koopman. De heerlijke warmte en de weelde der zeebaden trok hier de wereldsche menigte aan, zoodat de stad bloeide naarmate haar faam verdei verspreid werd, en ,rijke menschen bouwden er hun villa's terwijl sommigen, zooals Phaedrus (aan de nakomelingschap bekend door zijn „Fabels") deze stad kozen om zich aan het persoonlijke oog des keizers te onttrekken. Toch moet men niet meenen, dat deze plek aan Rome's keizers onbekend was. Claudius had een landhuis in de nabijheid en hier bracht Augustus een bezoek aan Cicero in zijn schoone villa. Als een natuurlijk gevolg hiervan werden de schoonheden van Pompeï door de dichters des tijds bezongen, maar ook menschen van groote reputatie hebben getuigd van hare vermaarde liefelijkheid. Seneca vertelt, dat Pompeï beroemd was om „zijn rozen, wijnen en vermakelij kheden." De begunstiging van de meer welgestelde klassen bracht noodzakelijk met zich de oprichting van publieke gebouwen voor godsdienstige en wereldlijke vermaken, winkels voor den verkoop van verschillende goederen en de gebruikelijke menigte van huisbedienden. Bakkerijen, waschhuizen, wijnhuizen, smederijen en pottebakkerijen zijn er alle te vinden, terwijl de dure winkels, die het Forum omgaven, waarschijnlijk gehuurd waren door juweliers, geldwisselaars en de welvarend- EUROPA. 221 ste handelslieden der stad. Er zijn ook theaters, éen groot en éen veel kleiner, dat een dak bezat, een wijze om zich tegen het weer te beschermen, die niet gewoon was bij de Romeinen voor hun plaatsen van vermaak; verder is er op een kleinen afstand van de tegenwoordige grenzen der opgegraven stad het amphitheater. Het was wel te verwachten, dat men Pompeï zoo wel uitgerust zou vinden wat de gelegenheden voor het publieke vermaak betreft, want men moet niet vergeten dat de Romeinen een vermaaklievend volk waren en hier woonden degenen, die zoowel tijd als geld konden besteden aan voorstellingen van gladiatoren en de minder bloedige genoegens van comedies en tragedies. Maar juist de eeiste soort voorstellingen bracht het volk in verrukking en veel geld werd aan de opleiding dezer mannen besteed. De kazernes voor de gladiatoren in deze stad zijn groot en goed gebouwd, met een groot grasveld in het midden van het plein, waaromheen de stucco zuilen van de portiek verrijzen, die, voor een derde van onder rood geschilderd, het dak schragen, dat over de talrijke vertrekken van het gebouw — eetzaal, wachthuis, keuken, stallen, oliemolen — is gebouwd. Het amphitheater was groot, kon wel twintig duizend menschen bergen, en wat van bijzondei belang is als een bewijs van den smaak dezer menschen, het was gebouwd en in gebiuik lang vóór het Colosseum te Rome voltooid was; maar de belangstelling in deze gladiatorenvoorstellingen overschreed soms de grenzen van het decorum en bij gelegenheid van een opstootje werd Nero's rechtmatig ongenoegen opgewekt en dit had het gevolg dat zulke vermakehjkheden voor een tijdperk van tien jaren in Pompeï werden verboden. Dit verklaart het geringe aantal van gladiatorenbenoodigdheden, die bij de opgravingen gevonden zijn en het ontbreken van de gebruikelijke apparaten voor deze voorstellingen, die gewoonlijk onder het tooneel van een amphitheater gevonden worden. In 63 na Chr. kreeg Pompeï voor het eerst een waarschuwing van de vulkanische storingen, die haar ondergang zouden bewerken. Een verschrikkelijke aardbeving deed de stad in haar grondvesten schudden en verwoestte, zooals wij van Tacitus vernemen, het grootste deel harer huizen. De verwoesting in het volgend jaar door een nog heviger aardbeving was nog grooter, en ofschoon men onmiddellijk aan het herstellen begon en geleidelijk een nieuwe stad uit de oude puinhoopen verrees, DE BRUG DER ZUCHTEN, Was Pompeï nog Onvoltooid en Ongelukkig voor de romantiek ia deze brug gebouwd lang nadat , , _ . Venetië zijne politieke tegenstanders gevangen zette. Intusschen is het een het Forum nog vol met een massa goed 8tuk kat-Renaiewnce werk. 222 DE WONDEREN DER WERELD. bouwmateriaal, bestemd om de réparatiën te voltooien, toen de uitbarsting van den Vesuvrus op den 23sten November in het jaar 79 de stad voor eeuwig ten doode doemde en de erop volgende overstrooming van lava, te zamen met de asch, die de ruïnen geheel en al bedekte, benam alle hoop om deze stad van villa's en rozen en wijn weer op te bouwen. De beste beschrijving van de noodlottige uitbarsting kan men lezen in de beroemde brieven van Plinius den jongere, aan Tacitus geschreven om hem den dood van zijn oom, Plinius den natuurkundige, mede te deelen. De schrijver was zelf ooggetuige van de ramp, en zijn krachtige taal geeft zulk een fijne woordschildering, dat eenige passages uit den tweeden brief hier wel op hun plaats zijn : „Het was toen de eerste ure, maar het licht was nog flauw en bleek. Alle gebouwen in de omgeving werden geschud .... De zee liep terug, klaarblijkelijk door den schok der aardbeving teruggedreven, in elk geval was de kust veel breeder en een groot aantal zeedieren lagen hoog en droog op het strand. Wij konden nu een zwarte dreigende wolk zien, uiteengedreven door een vuurmassa, die haar met snelle zigzaglijnen doorkliefde, en toen de wolk zich opende, liet zij lange strepen vuur achter zich als zigzag bliksemstralen, alleen veel grooter. Spoedig daarna kwam de wolk neer en overdekte de zee ... . en een regen van asch begon te vallen (nog maar een klein buitje voorloopig); toen viel de duisternis over alles. Ten POMPEÏ. Een algemeen gezicht op Pompeï zooals het onder de schaduw van zijn verwoester, den Vesuvius, ligt. laatste ging de duisternis in een mist of rook over, spoedig kwam het daglicht te voorschijn en eindelijk de zon, die er loodkleurig uitzag en als door een eclips verduisterd. Alles was veranderd, toen wij met halfverblinde oogen de wereld aanzagen. De asch had alles als met een tapijt van sneeuw bedekt." Het geringe aantal geraamten, dat bij de opgravingen gevonden is, doet vermoeden, dat de meeste inwoners erin geslaagd zijn te vluchten, en er zijn bewijzen voor, dat de burgers de plaats des onheils weer opzochten en hun eigendommen en dingen van waarde meenamen, die ze maar met mogelijkheid uit de aschhoopen konden opgraven; maar voor een groot deel was er geen hoop op terugkrijgen meer, want stortregens warm water stroomden na de uitbarstingen neer en zetten de fijne asch in vulkanische modder om, wat het terugkrijgen der onderliggende voorwerpen volkomen onmogelijk maakte. Wat meer zegt, door zijn eigen gewicht drong die asch door in scheuren en spleten en maakte, al hard wordend, een afgietsel van het voorwerp, dat zij omsloot en door middel hiervan zijn vele belangrijke ontdekkingen gedaan, die ons helpen HET FORUM TE POMPEÏ. Het Forum was de publieke vergaderplaats der stad. Het was versierd met tempels zooals die van Jupiter, op den achtergrond rechts van het pad gezien, en die van Apollo links op den voorgrond. Rechts zijn waarschijnlijk de voetstukken van ruiterstandbeelden, die een goed denkbeeld van het „opus retjcurBturrr" der Romeinen geven. 224 DE WONDEREN DER WERELD. EEN WIJNHUIS IN POMPEI. Let op de toonbank ingelegd met verschillend marmer. verband te brengen in de kennis die vroegere onderzoekingen hadden opgeleverd, om een tamelijk juist beeld van het lever, in Pompeï te krijgen. De vormen van lijken zijn op deze wijze bewaard gebleven, zoodat wij zelfs kunnen zien, hoe de ongelukkige slachtoffers der ramp hun dood te gemoet gingen. We kunnen ze zien liggen op hun gelaat, met hun hoofd dicht tegen den grond gedrukt, opdat zij misschien aan verstikking mochten ontkomen in de dichte en verhitte atmosfeer. Ook al het houtwerk van de huizen bezweek eerst onder het gewicht der asch en rotte naderhand weg, zoodat niets wat betreft deuren en andere houten deelen van Romeinsche bouwkunst bekend zou geweest zijn, als deze afgietsels van asch er niet waren geweesl. Zooals het nu is, kunnen we met tamelijk groote nauwkeurigheid het gevondene herstellen. Dit is gedaan met het Huis der Vettii, één van de mooiste villa's in heel Pompeï, die ook één van de best bewaarde is, zoodat alleen het houtwerk voor het dak en de herstelling der dakpannen (die naar het oude model gemaakt zijn) noodig waren om den bezoeker in staat te stellen een juisten indruk van het peristyl van een Romeinsch huis te krijgen. De tuin is aangelegd in overeenstemming met de kennis die men van de bier gevonden fresco's had verkregen. Maar vóór wij verder gaan, is het raadzaam zich een juiste voorstelling van den bouw eener villa te vormen. Hetzij zij onbeteekenend of zoo uitgebreid en vorstelijk is als het Huis van den Faun, de algemeene karaktertrekken zijn dezelfde. De oorspronkelijke woning, van het Latijnsche ras was een simpel gebouw, met een breede deur om het licht in- en een opening in het dak om den rook uit te laten. Dit was het atrium. Naar het midden van de ruimte toe was de haard en de waterput, en aan den kant tegenover de deur was het bed van de primitieve eigenaars. Langzamerhand werden er verbeteringen aangebracht. Het was noodzakelijk om in het ongemak te voorzien, dat de regen binnen kon komen, zoodat de langwerpige opening in het dak een langwerpigen bak in den bodem onder zich kreeg; deze heetten het compluvium van boven en het impluvium beneden. De waterput bleef, waar hij eerst was, maar de haard zelf werd naar een kant verplaatst evenals de tafel voor de maaltijden. Toen werd de muur tegenover den hoofdingang afgebroken; rechts en links werden vleugels aan het gebouw toegevoegd, die ais slaapkamers dienden. Het atrium leidde nu naar het tablium, de plaats voor maaltijden bestemd. Dit keek uit op den tuin, die al ras aan alle kanten door een overdekte kolonnade omgeven werd, waarvan de zuilen, die het dak droegen, telkens een open ruimte voor bloemen lieten. Dit was het peristyl. Na een tijd werden de muren, die den buitenkant der kolonnade vormden, uitgebouwd tot kamers en werden eerst slaapkamers om later herschapen te worden in vertrekken met verschillende doeleinden, als bibliotheek, eetzaal, terwijl aan den kant tegenover den hoofdingang een groote EEN BAKKERSWINKEL TE POMPEI. Links is de oven, en in het midden zijn de molensteenen, waarin Pompeiaanaehe arbeiders iets hrbben gegrift, EUROPA. 225 kamer als salon werd ingericht. Achter deze kwam de moestuin. Sommige der later gebouwde huizen hadden een tweede verdieping rond het peristyl gebouwd met een dubbele zuilengang én enkele trappen die naar één kant van deze kamers, die altijd slaapkamers waren, voerden. Wanneer, zooals het geval is met het Huis van den Faun, het gebouw meer kamers vereischte dan waarin de oorspronkelijke villa kon voorzien, werd een tweede rij kamers aangebracht om de eerste aan te vullen. Dit stelsel van bouwen was aan de behoeften der dagen van Pompaf aangepast. De wegen waren te smal, te vol met voorbijgangers en karren, en vaak met vuilnis en waterafvoer, dan dat een gezicht daarop wenschelijk was. Alle belangstelling was daarom op het inwendige van een villa samengetrokken. Koud weer was het zelden, zoodat de bouwmeester zich niet voor de kunstmatige verwarming der kamers behoefde druk te maken. Daar werd, als het noodig was, in voorzien door komforen met kolen. De groote vereischte was bescherming tegen de hitte der zon, maar bovendien licht en lucht, en de stijl van het Pompeïaansche huis voldeed naar verhouding, aan deze eischen. Maar er was één punt, waarin de Pompeïanen hun moederstad Rome overtroffen : dat was de versiering der binnenhuizen. Alweer biedt ons het Huis der Vettii de beste gelegenheid om hierover te oordeelen. Elk vertrek is weelderig versierd; één, dat misschien de bibliotheek was, heeft paneelen in zwart met een licht en fantastisch ornament van medaillons, kettingen, snoeren kralen, in veelkleurig reliëf tegen den zwarten achtergrond aangebracht. Het groote vertrek rechts van het peristyl is met paneelen van het beroemde Pompeïaansche rood versierd, omrand met zwart en met ingezette paneelen die met bevallige figuren beschilderd zijn. Het is noodzakelijk deze decoraties te zien om zich de schitterende kleuren te kunnen voorstellen, die, wat eens een vroolijk opgetuigde stad was, hebben versierd. Want schilderwerk vindt men overal, zelfs op de zuilen van den tempel van Isis. Een enkel woord over dezen schoohen kleinen tempel van Isis. Hier wordt de gereede geneigdheid van den Romein om de goden van vreemde landen in zijn mythologie op te nemen DE TEMPEL VAN APOLLO. Deze groote tempel is van Griekschen oorsprong. Door den Comphalos of kegelvormigen steen in den voorhof van den tempel opgericht kon men uitmaken, dat deze aan Apollo was gewijd. Rond den tempel stonden beelden van andere goden en godinnen. De Wonderen der Wereld. 15* 226 DE WONDEREN DER WERELD. zeer overtuigend bewaarheid. De vereering van Isis was gedurende de latere dagen van Rome een mode-cuU us, en dat deze vereering dus in Pompeï populair was, is duidelijk genoeg. Overal zijn dingen te vinden, die op de Egyptische godheid wijzen, zelfs kleine altaren kan men in bijzondere huizen aantreffen, daar neergezet om de offers van het huishouden in ontvangst te nemen. Maar de best bewaarde tempel in Pompeï is die van Apollo, die tot het eerste bouwtijdperk behoort en opgetrokken is in den vorm van een langwerpig vierkant, omgeven door een zuilengang. Aan het boveneinde dezer ruimte ligt de eigenlijke tempel (de cella), op een hooge basis of podium staande, dat met een trap bereikt wordt, waarvoor een offer-altaar staat. De zuilen, die de portiek schragen, zijn Ionische zuilen, die later met stucco overdekt werden om Corinthische zuilen na te bootsen, maar deze bedekking is eraf gevallen en de oorspronkelijke bouworde is aan den dag gekomen. Zes standbeelden van andere godheden waren in dezen hof geplaatst, waarvan een van de schoone Aphrodite was. De vloer der cella was van zwart, wit en groen mozaïek met een rand van rood en wit marmer. De vereering van Apollo is HET AMPHITHEATER TE POMPEÏ. De meerderheid der Pompeianen was een niets te doen hebbende, vermaaklievende klasse van menschen. Zij hadden een school voor gladiatoren te hunner ontspanning. Bij een zekere gelegenheid ontstond een twist in dit amphitheater, waarbij zoovelen werden gedood dat Nero de gladiatoren-voorstellingen in de stad verbood. ook niet beperkt tot den tempel, die hem ter eere gewijd is. In zijn verschillende hoedanigheden als den zeegod, den god der eensgezindheid, den gever van orakels, kan men hem vereerd vinden in bijzondere heiligdommen en fresco's. Maar hij is zonder eenigen twijfel de Grieksche Apollo en zijn eeredienst moet door de Grieksche kolonie in Pompeï zijn ingevoerd. Op deze wijze kunnen wij een volkomen bewijs ervan vinden, hoe de Pompeianen zich aan vreemde godsdiensten aanpasten; wij hebben den cultus van den Egyptischen godsdienst gezien, en hier vinden we dien van Griekenland. Laten wij ons nu tot het dagelijksch leven der stad wenden en eerst de straten bezichtigen. Nauw zijn ze stellig, maar wel geplaveid, terwijl aan een gemakkelijke gelegenheid om den weg over te steken gedacht is door het plaatsen van steenen, meestal drie, op gelijke hoogte met den trottoirband, over zekere gedeelten van den weg. Deze steenen zijn zoo gelegd dat zij niet bij het passeeren der wagenwielen in den weg liggen. Hoezeer de straten door het drukke verkeer versleten zijn, kan men nagaan aan de diepe wagensporen in het kalksteenen plaveisel en aan weerskanten der oversteeksteenen. Op de hoeken der voornaamste straten, zooals de Straat der DE VIA DELLA FORTUNA TE POMPEÏ. De plaat geeft een uitstekende voorstelling van een straat in Pompeï; het is een der hoofdstraten van meer dan gewone breedte. Let op de versleten overstap-steenen op den voorgrond en de fontein met het versierde bovenstuk. 228 HET HUIS DER VETTII TE POMPEI. Deze villa is genaamd naar enkele signetringen van vrijgelatenen, in het peristyl gevonden. De illustratie toont het atrium met het compluvium of de opening in het dak en het impluvium in den vloer om het water van boven op te vangen. Fontein, waren steenen waterbakken met een gebeeldhouwd bovenstuk waar de waterkraan in zat. In hoe een groote behoefte der burgers zij voorzagen, getuigt de gepolijste groef waarin de linkerhand rustte, wanneer de dorstige zich boog om water te drinken. De watervoorraad werd in de stad gebracht door een waterleiding van Nola, en al het te veel aan water, dat uit de spuitende kraan in den bak vloeide, werd door een overstroomingspijp in de straat geleid, die weer haar afvoer naar de riolen buiten de stad had. Dat de straten dikwijls druk waren en somtijds vol luidruchtigheid, blijkt uit de bordjes, die de eigenaars van de buitenmuren aan hun huizen hadden gehangen. Er is er één, die den luidruchtigen jongens verbiedt bij elkaar te blijven staan op den hoek van een weg, die naar de Vicolo di Mercurio leidt. Onder de winkels komen de bakkerijen en de herbergen het meest voor, daar de keukeninrichting, zelfs in de rijkst gemeubelde huizen, zoo beperkt was, dat de verkoop van gekookt voedsel, en voornamelijk van brooden, een niet onaanzienüjken tak van handel vormde. Het wijnhuis was het publieke toevluchtsoord. Ze waren grooter dan de meeste Pompeiaansche winkels, en van een fresco en uit de satiren van Martialis kunnen wij ons den stampvollen „bar" voorstellen met de klanten op bankjes rond de tafel gezeten, terwijl sommigen misschien aan 't dobbelen waren; Grieksche wijn was voornamelijk in de gunst bij den voornamen Pompeiaan. j Deze stad was de plaats van een vermaaklievende samenleving, en de volgende aanhaling uit W. M. Mackenzie's boek over deze ruïnen geeft het tafreel met bewonderenswaardige realiteit weer: „Wagens en karren, met los aangespannen muilezels of paarden, hotsten en klotsten over het versleten plaveisel en in de diepe wagensporen; straatverkoopers boden en prezen hun brica-brac of hun vruchten en bloemen aan; dragers en pakezels met klinkende bellen zochten hun, weg door 't drukke verkeer, hier en daar een zijweg naar hun bestemming inslaande; burgers haastten en drongen langs de nauwe voetpaden, vol vuur en levendigheid, langs vroolijk versierde muurvlakken of keken naar de winkelgevels, waar ze met hun mouwen langs de waren streken. Stoomwolkjes uit de keukeninrichtingen en de geuren van het eten vermengden zich met de minder aangename EUROPA. 229 uitwasemingen van den afval en het water in de goot. Belangstellenden stonden stil om een publiek „album" te lezen met de laatste politieke mededeeling, of met advertenties van winkels, of huizen te huur of voorwerpen gestolen; anderen bogen zich op een hoek om van de klaterende straal eener fontein te drinken, of trachtten langs de oversteek-steenen aan den overzijde te komen of slikten gauw een heete of koude opwekking aan een open bar, of wierpen hun kap over het hoofd en doken in een luidruchtige taveerne om in twijfelachtig gezelschap wijn te drinken of te dobbelen.... De nacht valt snel in het Zuiden, en brengt een helder schitterende maan of sterren met het gefonkel van edelsteenen op fluweel; de winkels zijn gesloten, de huizen dicht als een gevangenis, de straten) in schaduw of geheele duisternis; de zenuwachtige voetganger vindt zijn weg bij een flakkerende toorts of een hoornen lantaren, of, als hij rijk is, bij de fakkels van zijn slaven.... het rumoer van den dag keert terug in luide en ongeregelde vlagen en de Pompëïaan, die als Macerior vroeg naar bed is gegaan, wentelt zich op zijn onrustig leger en neemt zich voor dat hij den volgenden morgen op het naastbij zijnde „album" een persoonlijk verzoek zal schrijven aan den aedilis om aan deze roovers van zijn slaap eenige paal en perk te stellen." Daar is een gedeelte van de stad, waar de drukte en het rumoer plaats maakten voor kalmte, maar er was niets sombers in die stilte, want voor melancholie was geen plaats in den Latijnschen geest, en zeker niet in den Pompeiaanschen: zoodat de Straat der Graven verre was yan een wildernis van doode menschen-beenderen. De gewoonlijke vorm van het graf ,was de cippus, die de plaats van de begraven urn vermeldde. Een kanaaltje van tegels stelde de urn in verbinding met een opening, door een steen gesloten en een weinig met aarde bedekt, zoodat, wanneer er plengoffers aan de dooden werden gebracht, de wijn of olie direct op de urn kon vloeien. De Straat der Graven beteekende voor deze stad wat de Appische Weg voor Rome was. Ze is niet de eenige straat buiten de muren, die aan de herinnering der dooden is gewijd. De straten die van de Poorten van Stabiae, Nuceria of Nola voeren, hebben alle graven, maar de weg, die naar Herculanum leidde, was in dit opzicht de belangrijkste van alle. HET HUIS DER VETTII TE POMPEÏ. Het gerestaureerde peristyl met de omgevende portiek. Zelfs de planten die hier groeien zijn gekozen, omdat men wist dat ze in Pompeiaansche tuinen gekweekt werden. 230 DE WONDEREN DER WERELD. De Fingal's Grot. — Het eiland Staffa, op de hoogte van de kust van Argyll liggende, is beroemd om de Fingal's Grot, een wonderbaarlijke geologische vorming, verwant en zeker in verband staande met den „Reuzendam" (Giant's Causeway) in Ierland. Aan weerskanten van den ingang staan zuilen of pilaren, die een boog ondersteunen. Deze pilaren zijn het, die, ons aan de basaltrots-vormingen van den Reuzendam herinnerende, het eiland zijn naam hebben gegeven, want Staffa beteekent in het Noorsch „pilaar". Ze zijn zes en zestig Eng. voet hoog en twee en veertig voet van elkaar af, en zijn zoo volmaakt van vorm, alsof de menschenhand en niet de werking van het water ze had gebeiteld en afgerond. De lengte van de eigenlijke grot is twee honderd en zeven en twintig Eng. voet, en de vloer wordt gevormd door het water, dat van de zee er in komt en flikkerende, veelkleurige lichtjes werpt op de overhellende zuilen, op de witte kalkachtige stalactieten, die het dak vormen, en op de zuilen-muren van dit spookachtige hol. Het klotsen der zee tegen den voet der klippen weerklinkt met een muzikalen klank, die bij hevigen wind of storm tot een donderend geluid aanzwelt. onderste deelen der Ionische zuilen zijn met het beroemde Pompeiaansche stucco van een diep roode kleur bedekt, terwijl de bovenste deelen zijn versierd met onregelmatige cannellures. De Vesuvius. — Ten Oosten van Napels ligt de Vesuvius. Hij teekent zich scherp af tegen den horizon en is het meest in 't oog vallende baken voor den bewoner der stad, waarboven hij zich dreigend schijnt te verheffen als een wraakgierig noodlot, geduldig wachtende op het voorbeschikte tijdstip waarop hij de fiolen van zijn toorn over haar uit zal storten en de tallooze witte villa's zal verpletteren, die in menigte op de rotsachtige hellingen liggen vanaf de kust der baai tot aan den St. Elmo. Het is de grootte van den berg, die hem zoo dichtbij doet lijken, want in werkelijkheid is hij ongeveer zes en een halve Eng. mijl van de stad verwijderd. Toch is de afstand niet zoo groot dat de mogelijkheid van gevaar voor een uitbarsting uitgesloten zou zijn, vooral daar de heele streek, waarin de stad ligt, bekend staat als zeer vulkanisch. In vroegere tijden was het gevaar zeer dreigend. Er zijn stroomen lava van den berg gevloeid, die, als hun loop in de richting van Napels was geweest, tot bijna aan den buitenkant der stad zouden zijn gekomen, en er bestaat altijd een zeker gevaar voor de massa's rood-heete asch en slakken, die met een uitbarsting gepaard gaan. 232 DE WONDEREN DER WERELD. Men veronderstelt, dat de tegenwoordige berg, die in de Campanische vlakte verrijst, slechts de kern, of de binnenste kegel is van een veel ouderen vulkaan, die een buitengewoon groote oppervlakte besloeg en waarvan de Monte Somma, een weinig ten Noordwesten van den Vesuvius en ervan gescheiden door den Atrio del Cavallo, het eenig overgebleven deel is. Indien deze kringvormige hoogte zich rond den geheelen gordel van den Vesuvius voortzette, zou dat den omtrek van den ouden berg vormen, terwijl het dal van den Atrio del Cavallo, dat nu sikkelvormig is, zich zou uitbreiden tot een reusachtigen krater, die zachtjes zou afdalen tot een reuzenopening, waar de kegel van den tegenwoordigen Vesuvius zich nu verheft. Uit deze veronderstelling volgt, dat eens, lang voor de geschiedenis der menschheid, een verschrikkelijke uitbarsting moet hebben plaats gehad, die naar alle waarschijnhjkheid de instorting der oorspronkelijke hoogte van den eersten berg heeft veroorzaakt, en dat, naarmate de tijd voortschreed, een opeenvolging van kleinere uitbarstingen den grondstof opwierp, die geleidelijk een kleineren berg en een nieuwen kegel heeft doen ontstaan. Dan volgde een lange periode van rust, die tot ver in de historische tijden voortduurde en aanleiding gaf om te gelooven, dat de vulkanische krachten van den berg dood of aan 't uitsterven waren. De eerste, die den oorsprong van den vulkaan ernstig naging, is Strabo, die ten tijde van keizer Augustus (ongeveer 70 v. Chr. tot 24 na Chr.) leefde, en die in zijn waardevol historiewerk verklaart, dat de Vesuvius ontstaan is door de werking van uitbarstingen. Desniettegenstaande waren- in zijn tijd en nog vele jaren later de berghellingen bedekt met vruchtbare wijngaarden, die een bloeiende wijnnijverheid in het leven riepen, ofschoon dit product meer beroemd was om zijn hoeveelheid dan om zijn hoedanigheid. In 79 n. Chr. zou het volk, dat deze streek bewoonde, op ruwe wijze worden wakkergeschrikt uit zijn denkbeeldige veiligheid, ofschoon herhaaldelijk waarschuwingen van het gevaar, dat hen dreigde vernomen waren, reeds vanaf het jaar 63 na Chr., toen de plaats tot in haar grondvesten geschud werd en aardschokken bij verschillende volgende gelegenheden de eerste waarschuwingen bevestigden. Toch was het land niet voorbereid op de eerste beruchte uitbarsting die van een ontstellende kracht was. Plinius heeft, zooals boven in het artikel over Pompeï vermeld is, in zijn brieven aan Tacitus een zeer realistisch verslag van het voorgevallene nagelaten, maar misschien is zijn beschrijving van de verschijning van den rookkegel wel van het meeste belang voor ons. „Op den 24sten Augustus, bijna in de zevende ure, wees mijn moeder hem (Plinius den oude) op een wolk, van ongewonen vorm en omvang. Op een afstand was het voor de toeschouwers moeielijk om met zekerheid te zeggen van welken berg de wolk opsteeg (later is het vastgesteld dat het die was, die als Vesuvius bekend staat), terwijl zij in vorm niet geheel ongelijk was DE FINGAL'S GROT. Deze beroemde grot op de kust van het kleine eiland Staffa, nabij de Westkust van Schotland, bestaat uit' dezelfde vreemde rotszuilen, diè in den Reuzendam zijn te vinden. NAPELS. Een gezicht op Napels met den Vesuvius in de verte, die het Oosteinde van de schoone baai beheerscht. Let op de rookwolk die den top overschaduwt en door den damp uit den werkenden vulkaan veroorzaakt wordt. 234 DE WONDEREN DER WERELD. aan een machtigen boom, vooral een pijnboom, want er was een reusachtig lange stam aan, die, nadat hij heel hoog was opgestegen, zich in vele takken verdeelde. Ik geloof dat de wolk door een jagenden rukwind werd opgedreven, die bij zijn verdwijnen haar zonder steun achterliet, of anders smolt de formatie, door haar eigen gewicht vernietigd, weg en verspreidde zich wijd en zijd. Soms was de wolk wit, soms zwart en met vlekken, wegens de aarde en de asch, waarmee zij bezwangerd was." Vele malen na dien is deze vreemde verschijning van een pijnboom opgemerkt bij de uitbarstingen. Ze wordt veroorzaakt door de zeer kleine aschdeeltjes, die samengehouden worden in den damp, welke met hevige kracht uit de opening van den berg gedreven wordt. Wanneer de drijvende kracht van dien damp vermindert en de massa den zwaarderen druk van de koele lucht ontmoet, verspreidt hij zich wijd en zijd, over vele mijlen, alles met een dikke laag asch bedekkende. Bij de uitbarstingen van 472 n. Chr. en 1906 wordt meegedeeld, dat deze asch zelfs in Constantinopel is neergevallen. Er is gewoonlijk nog een vreemd verschijnsel gedurende zulk een uitbarsting te zien. Vlammen schijnen uit den top van den brandenden berg uit te breken. Dit is verklaard geworden als somtijds veroorzaakt door electriciteit, die zich vaak met groote kracht ontlaadt, en ook wel als niets anders dan de weerschijn van de gloeiende massa, die in de diepten van den krater kookt, op deh damp, die boven den vulkaan hangt. Niet alleen asch en damp worden uitgeworpen, maar ook grootere klompen van gesmolten stoffen; hiervan zijn de grootste bekend als „bommen" en de kleinere als „scoriae". Zij zijn dikwijls samengesteld uit minerale stoffen gemengd met lava, en zijn soms vol kristallen, die door de groote hitte, waaraan de stof heeft blootgestaan, zijn ontstaan. Maar het meest gevreesd van alle gevolgen eener uitbarsting zijn wel de lavastroomen, die in een verwoestenden vloed uit den krater storten of, als de druk zeer groot is, uit de gaten, die op zij van den krater ontstaan. De snelheid, waarmee deze lavastroomen zich over den bodem verspreiden, is zeer verschillend daar dat zeer veel van de hevigheid der uitbarsting afhangt. In 1872 brak er een stroom uit EEN LAVASTROOM VAN DEN VESUVIUS. De druk op de verkoelde lava door den immer toenemenden heeten stroom die uit de kraters vloeide, maakte er gebroken massa's van zooals men op de illustratie ziet. De duisternis en bet wazige effect worden door het vallen van fijne vulkanische asch veroorzaakt. EUROPA. 235 den Vesuvius los, die het dal ten Zuiden van den Sterrewachtheuvel overdekte met een gemiddelde snelheid van vier mijlen per uur; maar vele stroomen bereiken op verre na niet die snelheid van beweging, die vermindert, naarmate de lava afkoelt en den voortgang van den warnieren stroom tegenhoudt. Juist deze belemmering: heeft de opéénhooping van lava ten gevolge, vaak tot een aanzienlijke hoogte, en doet de golvingen ontstaan in den klomp van gestolten grijze steen. De verwoesting door zulke uitbarstingen teweeggebracht is, zooals men zich wel kan voorstellen, verschrikkelijk; niets kan den aanrollenden vloed tegenhouden, voordat zijn eigen kracht tot stilstand is gekomen en de loop van zoo'n stroom kan men nagaan door de volkomen verlatenheid der streek. Wanneer men per trein van Napels naar Pompeï reist, zijn de bewijzen van de schade, door de laatste groote uitbarsting in 1906 aangericht, maar al te duidelijk. Op een oogenblik loopt de lijn door boschjes van citroen- en oranjeboomen, die in de lente zwaar beladen zijn met vruchten. Ook wijngaarden bedekken den grond en geen duim gronds of hij DE KRATER VAN DEN VESUVIUS. Een mooi gezicht op de „Kaken des Doods". De hellende kant van den krater bestaat uit fijne asch, die bij iederen voetstap wegzinkt en een zeer onzekeren steun voor den voet geeft. getuigt van de verbazende vruchtbaarheid van den bodem — maar plotseling houden de boomgaarden op, het diepe groen van het weelderig gebladerte wordt door woeste rotsteenen, vele voeten hoog op elkaar, vervangen. Geen sprietje gras, geen twijg, geen spoor van bewoning is zichtbaar, het heele land is bedekt door het sombere grijsbruin van den lavastroom. Die is nu koel, maar woest en verlaten. Jaren moeten voorbijgaan voor er zich eenig teeken van plantengroei kan vertoonen. De harde korst moet door de regens bespoeld en door de buitenlucht verweerd worden, totdat hij een lichten zwarten grond zal vormen. Wanneer die toestand is bereikt, kunnen er weer wijn en vruchten geteeld worden en overvloedig zal de belooning van den landbouwer zijn, want geen bodem brengt zulk een vruchtbaren oogst op als de vulkanische; maar, zooals het nu gesteld is, hebben enkele dagen het werk van vele jaren verwoest en de kleine eigenaars, die op de opbrengst van het land hadden gerekend om in hun onderhoud te kunnen voorzien, tot armoede gebracht. De loop der stroomen is duidelijk zichtbaar, daar de plantengroei zich tot aan den uitersten rand van den lavabodem uitstrekt. 236 DE WONDEREN DER WERELD. HOOFDSTUK XXII. Door CHARLES RU DY. Het Alcazar te Sevilla. — De Moorsche overheersching in Spanje is op meer wijzen van invloed geweest op het nationale karakter der Spanjaarden dan gewoonlijk wordt erkend. In de kunst zou deze invloed zelfs na den val van Granada overheerschènd zijn geweest, als niet de Italiaansche Renaissance — wat Spanje zelf aangaat een volkomen onechte en onsympathieke beweging — het land had overstelpt en de groeiende vaderlandsche kunst feitelijk had gedood. Deze laatste was een mengsel van Oostersche en Christelijke kunst, maar toch oorspronkehjk genoeg om zelf een naam te verdienen, Mudejar, van „mude-jares", de Muzelmannen die onder de Christelijke overheersching leefden. Gedurende de jaren van de herovering van Spanje uit de handen der Mooren bloeide deze bijzondere kunst op, hier een volmaakt voorbeeld van muurdecoratie (Sahagun), daar een versierden kapel (Kathedraal van Toledo) achterlatende, totdat zij een ongeëvenaarden graad van voortreffelijkheid bereikte in het Alcazar van Sevilla, waarvan de bouw door vele eeuwen heen loopt en dat nu als één der paleizen van de Koninklijke familie gebruikt wordt. Peter de Wreede, de eerste der Christelijke vorsten, die zijn hoofdstad naar Sevilla verlegde, deed het paleis verrijzen op de plaats van een Romeinsch praetorium en een Moorsche citadel — vandaar de naam „alcazar", die kasteel beteekent. De koning was in dien tijd nog doodelijk verliefd op de schoone Maria de Padilla, en het was om haar genoegen te doen dat hij de schoone terreinen op den oever der Guadalquivir met oranjeboomen en palmen liet beplanten. Volgende vorsten hebben den tuin vergroot en verfraaid, totdat het heden de trots van Spanje is, en onder andere aantrekkelijkheden een doolhof bezit en „burladores", of verrassende fonteinen (bedriegertjes), die onverwachts den onwelkomen bezoeker een koude douche geven — wat niet onaangenaam is op een heeten zomerdag in Sevilla. In de tuinen is verder te zien het bad van Padilla, waar zij haar ochtend-onderdompeling pleegde te nemen en waar, .zooals de kronieken ons vertellen, de hovelingen na het bad bijeenkwamen en, om de gunst van den heerscher en zijn vriendin te winnen, het bad leeg dronken. Zooals van zélf spreekt, is het Alcazar vol van de herinneringen uit de dagen HET ALCAZAR TE SEVILLA. Een gezicht op een der hoogpoorten van uit de Zaal der Gezanten naar den gang toe. HET ALCAZAR TE SEVILLA. De Zaal der Gezanten, die de troonzaal van Peter den Wreede was, is even prachtig als die in het Alhambra. Hier werd de huwelijksplechtigheid van Karei V, den machtigsten van Spanje's vorsten, gevierd onder buitengewone praal en in een omgeving, eenig in haar soort. 238 DE WONDEREN DER WERELD. van Peter den Wreede : hier vermoordde hij zijn broeder Fadrique, en daar Abu Said van Granada — den laatste ter wille van een robijn, dien hij later aan den Zwarte Prins gaf en die nu tot de kroonjuweelen van Engeland behoort. Naast de deur kan men de hoofden van vier rechters zien, die de despoot wegens verkeerde rechtspraak liet onthoofden. De kamer van den vorst is op de tweede verdieping van het paleis, terwijl Padilla's apartementen, grenzende aan de Hal der Gezanten, gelijkvloers zijn. Van de straat af gezien lijkt het paleis meer op een middeleeuwsch kasteel dan op een sprookjes-woning tusschen oranjeboomen,, maar gezien van uit den tuin maakt het een geheel verschillenden indruk. Het ver vooruitstekende dak van het lage gebouw schijnt een fries op te houden van hangende stalactieten, en deze geven weer op hun beurt het aanzien aan een rij van ajimez vensters, met hun boog in een dubbelen hoefijzervorm die door slanke pilaren van het zuiverste wit gedragen wordt. Van binnen wordt het spel van schaduw en licht, van goud, dat is als zonlicht, en van een blauw, zoo doorschijnend als de hemel van het Zuiden is, vermengd met groen, dat het gebladerte voorstelt. Daarom komt de bezoeker van uit het park, dat het paleis omgeeft, als 't ware in een tweeden tuin, even prachtig en bijna even natuurlijk. Dat is karakteristiek voor de kunst der Arabieren; hun interieurs zijn niet somber, hun moskees zijn niet in schaduw begraven zooals onze groote Gothische gebouwen. Van uit nauwe, kromme kronkelende straatjes, die vuil en onaantrekkelijk zijn, treedt de meester .de sombere deur van zijn huis binnen en komt dan in een patio of hof vol bloemen, waaruit hij zijn vertrekken betreedt, die hem de schitterende kleuren van een oasis in de Sahara levendig voor den geest brengen, terwijl de fontein op het marmer of op de mozaiek-tegels klatert met de muziek aan klaatrend water eigen. Wij worden ons deze eigenaardigheid bewust,, wanneer we door de kamers en hallen der benedenverdieping van het Alcazar te Sevilla wandelen, en, terwijl we den rijken koepel van de Hal der Gezanten, de pracht van gebeeldhouwde en beschilderde plafonds -— „artesonados" worden ze genoemd — bewonderen, zoowel als de zuilen in den Hof der Maagden, de glazuren tegels in de vertrekken van Karei V, of de vreemde figuren op het Plein der Poppen, kunnen wij niet nalaten ons te verbazen over het genie, dat zulk een gebouw schiep, eenig en alleen in zijn soort, waar alles koel is en alles toch in zonlicht gebaad. En wanneer een scheiding moet gemaakt worden tusschen de kunst der Arabieren, zooals die in het Alhambra is belichaamd, en de Mudéjar kunstbeweging, waarvan het Alcazar het volmaakste type is, zal men aan den éénen kant zien een conventioneelen vorm — eeuwig wisselend, wel is HET ALCAZAR TE SEVILLA. Ofschoon minder zuiver van stijl dan de Hof der Maagden, kan de Hof der Poppen zich toch op een rondloopende fries van nieuwe teekening beroemen. Het is een welkome verandering in het gewone stalactiet motief; aan den anderen kant is het gezicht door de deuren heen naar de apartementen van Padilla uitsluitend Oostersch. EUROPA. 239 waar, in geometrische figuren, maar niettemin conventioneel — en aan den anderen kant een eenigszins gelijke opvatting, maar vrij van de academische axioma's die op den Koran gebaseerd zijn, en vrij om rond te dolen, onbelemmerd gelijk de woestijnwind, volgens de persoonlijke varbeelding van den kunstenaar-schepper. Nooit heeft men grooter vrijheid in de kunst gekend dan in de bloeiende dagen der Mudéjar, en juist deze vrijheid, te zamen met Karei de Vijfde's buitensporige hef de voor alles wat maar Italiaansch was en haat voor al het Spaansche* moet beschouwd worden als de oorspronkelijke oorzaak van haar vroegtijdigen dood. Mont St. Michel. — De Romaansche landen hebben abdijen, kloosters en priorijen bij de vleet, en het meerendeel daarvan is gelegen in liefelijke streken, nu eens vreedzaam verborgen tusschen boom- en wijngaarden, dan weer stout verrijzende op één of andere trotsche hoogte. Mont Saint-Michel behoort tot de laatste, en, om eens een vergelijking te maken, kan in 't MONT ST. MICHEL. Dit eiland diende als een der voornaamste vestingforten van de orde der riddermonniken, die in de dertiende eeuw verrezen. Hier werd de Orde van St. Michel in 1469 door Lodewijk XI gesticht en de vergaderplaats der orde was in de prachtige Zaal der Ridders. voorbijgaan gezegd worden, dat het zeer gelijkt op St. Michael's Mount, op de hoogte van Penzance, in Cornwall. De laatste was in werkelijkheid een priorklooster door een Normandischen prior van dien naam bestuurd, in wiens handen het na den inval van Willem van Normandië kwam. Misschien is er meer dan een louter toeval in de gelijkheid van beide graniet eilanden en in de identiteit hunner namen; ongetwijfeld werd de een of andere Benedictijner monnik, die het Normandische leger vergezelde, aan zijn vesting-abdij op de hoogte der Noordwestelijke kust van Frankrijk herinnerd, toen hij dit rotseiland zag en het van den vorst voor zijn orde verkreeg. Wij weten dat de Normandische abdij een goed deel ontving van den buit van den Veroveraar en Mont St. Michael was hoogstwaarschijnhjk één van de kleinere giften. Toen Hendrik V aan de vreemde orden de priorkloosters in Engeland ontnam, verloor St. Michael's Mount het grootste deel van zijn gewijde beteekenis, daar er meer belang gehecht werd aan het kasteel dan aan de kapel van St. Michel. Daarentegen nam de Fransche abdij in macht en aanzien toe. In 1469 stelde Lodewijk XI de orde van St. Michel in, en in de Groote Ridderzaal kwamen de ridders jaarlijks le zamen. In de zeventiende en achttiende eeuw werd de geweldige 240 DE WONDEREN DER WERELD. toren door de monarchen gebruikt om politieke misdadigers in op te sluiten; in de negentiende eeuw werd de abdij na een brand gerestaureerd en ze is nu het eigendom van de Commissie van Historische Monumenten. Het eiland, waarop de abdij staat, is zes mijlen ten Noorden van Pontorson gelegen in het departement van de Manche. Het is een hooge klomp graniet, met een basis van drie duizend Eng. voet in omtrek, honderd vijf en zestig voet hoog, en een mijl van de kust af, waarmee het door een dam verbonden is, De eigenlijk gezegde vesting-abdij staat op het steilste gedeelte met de gevels op het Noorden en Westen, terwijl de hellingen aan de andere kanten met huizen bezet zijn. Een sterke muur, met schietgaten en torens, een bijna eenig voorbeeld van rhilitaire architectuur uit de dertiende eeuw, omgeeft de gebouwen, en bezit maar één poort, waardoor de eenige straat loopt, waarop het eiland zich kan beroemen. Aan het boveneinde der straat staat de portiek van het kasteel, dat, gelijk het meerendeel der gebouwen, die de abdij vormen, drie verdiepingen hoog is. De vloer der kerk, die op het hoogste punt van het eiland staat, ligt op gelijke hoogte met de derde verdieping der omliggende gebouwen. Dit geeft een ongewonen aanblik van sombere en massale kracht — een effect, dat nog verhoogd wordt door de uiterste strengheid der architectuur, die van den zuiversten Normandisch-Gothischen stijl is. Het mooiste deel van het geheel is het klooster, met zijn dubbele rij zuilen, die puntbogen dragen met fijne bloemenversieringen in de tusschenruimten gebeeldhouwd; terwijl het meest romantische vertrek de Zaal der Ridders is waar de ridderschap zich trotsch bewoog bij het geklinklank van sporen en maliënkolders. Capri. — Wanneer de bezoeker van Napels DE NATUURLIJKE BOOG TE CAPRI. Een prachtig staaltje van de bouwkunst der Natuur, in het rotsige landschap van Capri. ver de diepblauwe wateren der baai heenkijkt, zal hij drie eilanden aan den wijden horizon zien. In het Westen vallen Procida en Ischia het eerst in het oog, want het laatstgenoemde is een eiland van een zekere grootte; dan rechtstreeks naar het Zuiden ligt Capri met zijn schilderachtigen omtrek in den blauwen gezichteinder vervagend en een verstrooide groep witte villa's tusschen de hooge rotsklompen genesteld. Want Capri wordt gevormd door twee bergen, waarvan de hoogste, Mount Solaro, aan den Oostkant ligt, recht uit de zee oprijzend tot een hoogte van bijna twee duizend Eng. voet. Het geheele eiland bestaat uit Appennijnsche kalkrots, wat bewijst dat het eens met het vasteland verbónden is' geweest, en een deel heeft uitgemaakt van het schiereiland van Sorrento. Deze rotsen zijn de grootste merkwaardigheid van Capri, en hun unieke schoonheid verdient onder Europa's natuurwonderen vermeld te worden. Misschien is van alle grotten, die de zee in de basis van het eiland heeft uitgehold, de Blauwe Grot het meest bekend. Het is moeilijk om er in te komen, want dé opening is nauwelijks drie voet hoog; maar wanneer de reiziger eenmaal er binnen is, en aan het flauwe licht gewoon, dan bevindt hij zich in een betooverd hol. Alles rondom is blauw — blauw van verschillende tinten en kleuren, van het zachte Mauw van een duivenwiek 242 DE WONDEREN DER WERELD. tot de rijke diepte van lapis lazuli. De kalkrotsen er boven zijn grijsblauw, de holten, die men aan het eind van de grot kan zien, zijn indigo. Maar het grootste wonder van alles is de zee die de grot vult. Het is niet langer zee, maar een meer van gesmolten metaal, waarvan elke golf een schitterenden weerschijn heeft, die er het uiterlijk van een dikken maar vloeibaren stroom aan geeft. Tegelijkertijd is het een samenvloeiing van wisselende tinten met zeldzame en schoone kleuren, die niet te beschrijven zijn. Het eenige, waarmee men het vergelijken kan, is de lucht bij zonsondergang, waar het diepe blauw in een wonderlijk groen zoo subtiel overgaat, dat het onmogelijk is om iedere afzonderlijke kleur te bepalen. Stel u zulk een lucht voor in een staat van onrust, zilveren lichtpijlen uitschietende, terwijl rimpel na rimpel in de duisternis van het hol vloeit. Zoo zien de wateren, die de grot vullen, er uit. Er zijn altijd jongens die in de diepere uithoeken baden, een van hen duikt. Zoo gauw hij in het water is gedompeld, is hij van zilver geworden, al zijn ledematen zijn van schitterend, gepolijst zilver. De betoovering van de grot is op hem gevallen en hij is niet langer een mensch, maar een zilveren meermin die in de feeën-plas ronddartelt. De Matterhorn. ■— Alle sneeuwtoppen, die eeuwig op de valleien en stroomen van Zwitserland neerkijken, op te noemen, zou een onbegonnen taak zijn, maar één der vele uit te kiezen en de schoonheid en bekoring er van te beschrijven, is een werk van levensvreugde, niet alleen voor den stoeren bergbeklimmer, die de steile rotsen in de zomermaanden beklimt en zijn ondervindingen op een winteravond weer opnieuw beleeft, maar ook voor den toevalligen toerist en in hooger mate voor den bewoner der Alpenweiden. Als de voorrang aan den een of anderen top gegeven moet worden, dan voorzeker heeft de trotsche Matterhorn, die bijna met verachting op het cosmopolitische Zermatt neerkijkt, aanspraken, welke weinigen zullen durven betwisten. Het is een trotsche massa van kwarts en gletscher, een natuur-pyramide, een reuzen kegel; met zijn trotsche vormen doet hij ons denken aan een feudalen baron, gekweld door menschenverachtenden trots. Steenen en rotsen rollen langs zijn kanten, belust op een slachtoffer; lawinen glijden neer langs zijn hellingen en tuimelen met een luiden plof, die mijlen ver gehoord wordt, over een gapenden afgrond; tusschen den Matterhorn en Zermatt ligt de Leichenbretter, letterlijk „planken om de dooden op te dragen" en achter hem, aan den kant van Italië, strekt zich de Linceuil uit, of het doodenlaken. Voorzeker een onheilspellende berg, die vrees aanjaagt, en de indruk van ontzag wordt nog versterkt, wanneer men een bezoek aan het kleine kerkhof op de grens van het dorp brengt; hier liggen eenige slachtoffers van den berg begraven, waarvan drie Engelschen en een gids onder de eersten zijn. Zij behoorden tot Mr. Whymper's gezelschap, dat zes en veertig jaar geleden in Juli den top van den Matterhorn bereikte, de eersten die den maagdelijken top hebben beklómmen. Maar slechts drie keerden naar Zermatt terug; de anderen, Lord Francis Douglas, de predikant C, Hudson en Mr, Hadlow, vielen te zamen met den gids Michel Croz vierduizend voet in een DE MATTERHORN. EUROPA. 243 afgrond, en zouden de drie overlevenden met zich mee getrokken hebben, als niet het touw, dat hen verbond, door den scherpen kant van een rots afgesneden was. De Matterhorn is niet de hoogste top in de streek, waar hij staat. Zijn veertien duizend zeven honderd twee en tachtig Eng. voet worden gemakkelijk door den Dufour-spits van den Monte Rosa en door den Dom van den Mischabelhörner overtroffen. Desniettegenstaande is hij de „clou", het groote punt van aantrekking van Zermatt. Dit dankt hij aan zijn indrukwëkkenden vorm en zijn stoute omtrekken. Als laatste en edelste spruit van een uitlooper of keten die langzamerhand naar de vlakten van Italië naar het Zuiden afhelt, staat hij daar alleen, schijnbaar verdiept in zijn eigen grootheid en omvang, nauwelijks een blik over hebbende voor de bevroren sneeuwvelden aan zijn voeten. Prachtig ziet hij er uit van af de hoogte van den Gornergrat die men van Zermatt met een tandradbaan bereikt, maar het beste gezicht op den eenzamen reus krijgt men misschien vanaf enkele punten in het dicht begroeide Zmuttal. Hier vormen groene boomen het middenplan en als een heerscher over hen glinstert daar de Matterhorn — of Mont Cervin als de Franschen hem in navolging hunner voorvaderen heeten — en geen andere berg of piek verrijst in de lucht om iets aan zijn pracht af te doen. Bij zonsondergang echter, wanneer de sneeuw met een warmen gloed op zijn ruwe hellingen bloost en een rozig-vermiljoen over rotsen en klippen spreidt, is deze kolossale kegel eenig onder de bergen, daar het Alpenglühen hem een kroon geeft die geen bergspits meer waard is te dragen dan hij. Constantinopel. — De hoofdstad van het Ottomaansche Rijk — Stamboel voor de Turken en Constantinopel voor de Christenen — is een van de schoonst gelegen steden ter wereld. Tot voor kort, dat wil zeggen, vóór de omverwerping der Hamidische dynastie, lag de stad eenigszins buiten de bewoonde wereld, maar de nieuwe regeering heeft het verkeer van Turkije met de overige beschaafde landen zeer verbeterd, en heden ten dage zijn de vuile straten der oude stad gedurende het seizoen vol met toeristen, die verlangend zijn wat van de wonderen der Verheven Porte te leeren kennen. Maar men kan met recht beweren, dat negen tienden van de bekoorlijkheid der AJA SOPHIA TE CONSTANTINOPEL. Deze vermaalde kerk is het meest grootsche voorbeeld van Byzantijnsche architectuur en werd in de eerste helft der zesde eeuw gebouwd. Het belangrijkste deel ervan is de koepel, die 107 Eng. voet in doorsnede en 182 voet hoog is. 244 DE WONDEREN DER WERELD. stad gelegen zijn in de omgeving, zonder welke zij niet de parel der Middellandsche Zee zóu zijn. Er is waarschijnlijk geen zeehaven, noch in de Oude noch in de Nieuwe Wereld, die bij aankomst schooner is dan zij, en het eerste gezicht op het hedendaagsch Byzantium, zooals men dat krijgt van af de boot die de Zee van Marmora opvaart, is om nooit te vergeten. Men heeft er het intens blauwe water der Middellandsche Zee en het intenge blauw der lucht. Een groen prieel met paleizen en minaretten, die van verre tusschen de boomen van een bijna exotische weelderigheid door schitteren, schijnt voor de boeg van het stoomschip uit de zee op te rijzen. Dan komt het schip den Bosporus in, met Azië vertegenwoordigd door Scutari, waar de Duitschers het eindstation van den Anatolischen spoorweg hebben opgericht, en Europa al van verre zichtbaar door het paleis van den Sultan in het uitgestrekte park. Vooraan liggen de Europeesche kwartieren tegen de met bosch begroeide heuvelhelling van Pera aan, als het ware uit de handelsdokken van Galata oprijzende, die meer op een Italiaansche haven gelijken dan op een deel van het rijk, dat de Halve Maan en niet het 'Kruis tot zinnebeeld heeft. Er was een tijd, dat Constantinopel, de hoofdstad van het groote Romeinsche Keizerrijk van Constantijn, christelijk was en geen Muzelman er een voet op Europeeschen grond gezet had. Toen was de Aja Sophia het belangrijkste bouwwerk van het Christendom op godsdienstig gebied: heden is zij een moskee, en de Koran staat in den mihrab, die naar het Zuidoosten, in de richting van Mekka, is gelegen. Achter Constantinopel en het van Pera en Galata afscheidende, ligt de Gouden Hoorn met zijn twee bruggen, die dezen Westelijken arm van den Bosporus overspannen. Voorbij de tweede brug liggen de scheepsdokken; tusschen de eerste en de tweede brug in en nog een eind in den Bosporus doorloopende liggen de handelsdokken. Dit is te zamen met de bazaars het drukste gedeelte der hoofdstad en heeft een zeer eigenaardig karakter, dat te danken is aan de buiten- T mran*cnl,» Mnvplman- is zelf» heden ten dage het Hippodioom de treffendste ruïne gcwunc v 5 van het oude Constantinopel. De dichtstbijzijnde obelisk werd sche, Christen- en Joden-typen van mannen van On (Heliopolis) gebracht, terwijl men gelooft dat het en vrouwen, nu eens Opvallend Aziatisch, lot van het Ottomaansche Rijk in verband staat met de ^ ^ ^ Europeesch - uiterhjk. Het instandhouding van de andere. . ■■ verleden van Constantinopel vult een der welsprekendste bladzijden in de geschiedenis van de groote volksverhuizing van Aziatische volken gedurende de eerste tien eeuwen onzer jaartelling. Zijn strategische ligging was zoodanig dat bij de invallen uit het Oosten elke veldtocht allereerst op de verovering dezer stad gericht was, en nadat de Gothen en de Hunnen telkens weer van de muren waren teruggedreven, nam de Halve Maan in Klein-Azië toe en de Ottomanen waren de standaarddragers. Op het tijdstip, dat de eerste vloot der Muzelmannen in de Zee van Marmora verscheen, had de stad haar toppunt van macht en roem bereikt onder keizer Justinianus. De kunsten bloeiden — de rijke Byzantijnsche kunst, die tot een kortstondig bestaan was gedoemd, maar die desmettegenstaande de kracht had een machtigen invloed op de Christelijke en Muzelmansche kunst Uit te oefenen en, door een wereldwonder als de Aja Sophia te bouwen, die kerk als een model HET HIFPODROOM TE CONSTANTINOPEL. lorspronkelijk een circus met marmeren zetels rondom. DE AJA SOPHIA TE CONSTANTINOPEL. Er zijn weinige interieurs prachtiger dan dat van de Aja Sophia. Er zijn marmeren zuilen van Ephesus en anderen uit den Tempel der Zon te Baalbek De prachtvolle koepel is met weergaloos schoon mozaiek ingelegd dat op juweelen gelijkt. Helaas, schijnt het verval er van te dreigen. 246 DE WONDEREN DER WERELD. voor moskees zag aangenomen en als een schepping van sierkunst, welke door de Christenkerken in het geheele Oosten zou worden nagebootst. De Aja Sophia is eenig. Zelfs wanneer men de pracht van haar kleurige marmers kon wegdenken — groene zuilen van den tempel te Ephesus en roode van den tempel der Zon te Baaibek — en de golvende bochten in den mozaïekvloer, de schitterende piacht van gouden en mozaïek versieringen, dan zelfs zou het gebouw de aandacht van den oppervlakkigen beschouwer tot zich trekken. Weliswaar kan het van buiten nauwelijks aanspraak maken op indrukwekkendheid: het is te plomp, maar dit wordt veroorzaakt door de minaretten die een latere Muzelmansche toevoeging zijn en de ongelukkige strepen rood, die horizontaal rond het gebouw loopen. Maar zelfs hier kan men van buiten het ééne overheerschende motief opmerken, het vraagstuk, dat de architect zocht op te lossen, toen hij zijn kerk bouwde, die nu in een moskee veranderd is, en dat is: de aanpassing van den cirkel aan het vierkant, de bekroning van een kubiek door een bolvormig lichaam, die tegelijkertijd het vierkant van zijn hoekigheid berooft door middel van concha's die weer bekroond worden door halve koepels, of media 'naranjas (halve sinaasappelen), zooals ze gewoonüjk met hun Spaanschen naam genoemd worden, want in Spanje bereikte de herhaaldelijke aanwending van dit motief de hoogste volmaaktheid. Wat het inwendige der Aja Sophia betreft, de verheven koepel vormt een hoofdbestanddeel zooals geen andsr gebouw in de wereld bezit. Het is het eenige kenmerk, dat levendig in 't oog valt, dat verpletterend werkt en dat men zich nog herinnert wanneer andere onderdeelen, hetzij van versiering of bouw, reeds verbleekt zijn. Mozaiek, marmer en goud zijn bijna uitsluitend ter versiering van het inwendige gebruikt, en reusachtige schilden met Arabische opschriften die op bepaalde afstanden in het fries geplaatst zijn, toonen aan dat na gestreden en den vreemden indringer weerstaan te hebben van de zevende tot de vijftiende eeuw, de Christenen gedwongen waren om zich over te geven en dat hun wonderschoone keik, dagteekenend uit de zesde eeuw, in de handen van den overwinnenden Muzelman viel. Overigens heeft het oorspronkelijk karakter van het gebouw weinig verandering ondergaan. In plaats van het altaar naar het Oosten, wijst de Mihrab naar Mekka in het Zuidoosten, wat ten gevolge heeft dat de kleeden diagonaal over de vloer loopen en een vreemd effect geven. Vele der mozaïeken, die menschelijke figuren voorstelden, zijn gewit, maar deze onwaardige bedekking is langzamerhand aan het afslijten en legt den schitterenden ondergrond bloot. Behalve de moskee van Aja Sophia heeft Stamboel nog vele gebouwen en monumenten uit de dagen van den genialen keizer Justinianus aan te wijzen. Een nu half afg brande zuil herdenkt een van zijne overwinningen. Zij staat alleen, een eenzame pilaar, tien minuten loopen van de Aja Sophia af en dichtbij, aan het verste einde van een plein, kijken elf schachten gekruist met ijzeren staven neer in den reuzen regenbak van de duizend en drie zuilen uit den tijd van Justinianus. Deze zuilen, waarvan vele inschriften en monograms dragen, zijn heden ten dage half in den grond begraven, want de regenbak is in eeuwen niet gebruikt en is dientengevolge zoo droog als een stofhoop. Stamboel, dat niet overvloedig van water voorzien wordt, bezit veel van deze regenbakken, waarvan er een zich tot onder den Westelijken vleugel van de Aja Sophia uitstrekt. De Dom van Keulen. — Keulen en München, beide katholieke steden, zijn altijd het centrum der Duitsche kunst geweest, en al heeft Keulen zijn voorrang in dit opzicht verloren, het kan zich toch op de merkwaardigste Gothische kathedraal van Duitschland beroemen en op een der schoonste exemplaren in dezen stijl, die er op de wereld bestaan. Ofschoon gebouwd volgens de oorspronkelijke teekeningen, door den bouwmeester in de dertiende eeuw gemaakt, was het gebouw, behalve een paar kapellen, het koor en een deel van het middenschip, niet voltooid tot in de negentiende eeuw. Het plan om haar te voltooien dagteekent van 1842, en het duurde veertig jaar om het werk te voleindigen, dat meer dan twaalf millioen gulden kostte, waarvan een gedeelte door de legeering werd gegeven, een gedeelte door middel van een loterij werd verkregen en de rest door het publiek werd bijgedragen. Het gebouw is van een indrukwekkenden omvang en hoogte, met een rijkdom van draagbogen en torens, en rijk versierd met kroonlijsten in lofwerk. Met den Westelijken voorgevel heeft men de oorspronkelijke teekeningen nauwkeurig DE DOM TE KEULEN. Ofschoon de oorspronkelijke teekeningen voor de kathedraal in de dertiende eeuw gemaakt zijn, werd het gebouw niet voltooid voor in het laatst der negentiende eeuw. Het is een prachtig stuk Gothische architectuur en de ramen van beschilderd glas uit de dertiende eeuw in het koor zijn wereldberoemd. 248 DE WONDEREN DER WERELD. gevolgd en hij laat ons op de meest consequente wijze vroege Gothiek zien. Hetzelfde kan van de torens gezegd worden — die boven het kruis is driehonderd zeven envijftig Eng. voel, en de Westelijke torens zijn vijfhonderd vijftien voet hoog. Laatstgenoemden hebben een vierkante basis en een achthoekig bovenstuk, dat door een sierlijke spits bekroond wordt. De groote klok, een van de grootste in Duitschland, is gemaakt van het geschut dat in 1870— 1871 op de Franschen is buitgemaakt. Het inwendige van den Dom is waardig en plechtig, zooals het den geest, al is het niet altijd de werkelijkheid van een Gothisch gebouw past. Het middenschip heeft aan iederen kant twee zijbeuken, en de kruisvleugel één zijbeuk; eerstgenoemde is vijfhonderd en zeventig Eng. voet, de laatste twee honderd en twee en tachtig voet lang. Uit een bouwkundig oogpunt is het koor bijna een herhaling van het Dit is de grootste gletscher in de Alpen en bedekt het koor te Amiens, maar door de volmaaktdal tusschen den Aletschhorn en den Tieschhorn over een heid van enkele kleinere bijzonderheden afstand van ongeveer twaalf Eng. mijlen. zoowel als door de verheven harmonie van het geheel zijn de kenners geneigd om dit boven het groote Fransche meesterwerk te verkiezen. Maar op zijn beschilderde ramen kan de Keulsche Dom met recht trotsch zijn, en wanneer de herinnering aan andere bijzonderheden verbleekt is, liggen de rijke, rijpe kleuren van de dertiende-eeuwsche vensters, onschatbaar daar ze inderdaad eenig zijn, nog versch in het geheugen. Wij vergeten de Kapel van de Drie Koningen met zijn gebeenten van twijfelachtige echtheid, zelfs het oude plan van den Dom zooals het lang geleden door een bouwmeester gemaakt is, en het Dombild, door Meester Steffen (Löchner) in donkere ldeuren geschilderd — een schilderij door Dürer geprezen — maar we kunnen nooit de vijf beschilderde ramen van het koor vergeten, die uit het begin der zestiende eeuw dagteekenen, noch die boven het triforium die nog ouder en rijper zijn, als wijn, die jaren lang in een donkeren kelder heeft gelegen. De Aletsch-Gletscher, — Er bestaat misschien geen tak van sport — met uitzondering van het vliegen en skiloopen — die zulk een opwekkend gevoel geeft als het berg beklimmen. De moeielijke klim over rotsen gevolgd door een tocht over de verblindend witte sneeuw van een gletscher; de gevaarlijke, katachtige tocht langs een rand boven een afgrond en het passeeren van een spleet over een smalle brug van ijs; de worsteling langs een al nauwer wordend pad en dan ■— de top, het heerlijke uitzicht over duizenden sneeuwbedekte toppen en ijsvelden, in de verte van een grijzig wit, dichtbij schitterende, wanneer de zon haar stralen in de maagdelijke schotsen weerkaatst; terwijl mijlen beneden in de dalen meren in groene weiden liggen, hutten en huizen spelde-knoppen lijken en dorpen niet meer zijn dan kleine hoopjes zand, in zeldzame ordeloosheid verspreid door een of anderen zorgéloozen genius. Geen wonder dat bergachtige streken, zooals Zwitserland en meer in 't bijzonder het Berner Oberland, jaarlijks duizenden bezoekers tot zich trekken, die hetzij als ervaren klimmers de moeielijke toppen opzoeken of als amateurs zichzelve tevreden stellen met een gemakkelijk bergtochtje om beloond te worden door een uitzicht, misschien minder uitgestrekt maar niet minder prachtvol dan wat door hun moediger mededingers genoten wordt. Voor den kalmen toerist is bijvoorbeeld de Eggishorn (negenduizend zes honderd en vijf en twintig Eng. voet) geschikt, het hoogste punt van den rug, die den Rhóne van den grooten Aletsch-gletscher scheidt; voor de meer ervarenen de stoute Aletsch-horn (dertien- HET THEATER TE ORANGE. Dit Romeinsche gebouw dagteekent uit den tijd van Hadrianus. Het tooneel was, in tegenstelling met de gewoonte, overdekt en het dak werd aan den kant tegenover de toeschouwers door zuilen geschraagd; deze overblijfsels zijn daarom eenig en betrekkelijk ook goed bewaard. 250 DE WONDEREN DER WERELD. duizend zevenhonderd en twintig Eng. voet), de tweede onder de toppen der Berner-Alpen, waarvan de Finsteraarhorn de eerste is met een hoogte van veertienduizend vijf en twintig Eng. voet. De gemakkelijke beklimming van den Eggishorn valt niet te verachten. Het uitzicht aan den Noordkant, met den Aletschhorn, die ver boven het landschap verrijst en zijn vele gletschers rechts en links met de grootste overvloedigheid uitstrooit, is zoo mooi als een bergklimmer maar kan wenschen. Aan zijn voeten golft de reusachtige gletscher — Grosser Aletschgletscher tegen en rond den berg, waaraan hij zijn naam ontleent, en die daar met trots zijn sneeuwwit gewaad staat te bewonderen, terwijl hij den Central Gletscher van zich af laat glijden met twee zijtakken, die slechts de buitengewone hoogte van hun heer en meester nog sterker doen uitkomen. Er zijn bergen, die als de Jungfrau ons treffen door hun massalen vorm; andere als de Matterhorn ontkomen aan elke vergelijking, terwijl de Aletschhorn als een slimme vrouw gebruik maakt van zijn omgeving om eigen schoonheid te vergrooten. Ieder naar zijn smaak. De laatstgenoemde berg, omgeven door een zee van gletschers en bevroren watervallen, die hun gelijke niet hebben in de heele wereld wat schoonheid betreft, terwijl hij bovendien tot de grootste onder de Alpen behoort, werd het eerst beklommen in 1859 door Mr. F. F. Tucket, een Engelschman. Het is gesn gemakkelijke tocht, eerder een harde noot om te kraken, maar het uitzicht van den top beloont ruim alle moeiten en gevaren. Vanaf den Eggishorn, waar men het beste gezicht op den Aletsch en zijn omgeving kan verkrijgen, komt de bergtoerist na een eindje langs de Oostelijke helling te zijn afgedaald, aan de donkergroene Marjelen See, somtijds prachtig gekleurd door drijvende blokken ijs, die de stralende zon weerkaatsen. Een pad leidt over den rug naar den Grooten Aletschgletscher, die als een reuzenslang tegen een dal opkronkelt tusschen den Aletschhorn links en den Tieschhorn en den Faulberg rechts in een eerst Oostelijke en dan Noordelijke richting. Tegenover den Faulberg voegt de Grosser Alet«chfirn, of sneeuwveld, zich bij hem, die aan den noordkant rond den Aletschhorn loopt en op die wijze er in slaagt om dezen berg als 't ware van de overige wereld te isoleeren door middel van een bevroren vlakte. Orange. — Nimes, Arles en Orange, de drie Franco-Romaansche steden in de Midi kunnen zich elk beroemen op monumenten eenig in hun soort uit de dagen der Romeinsche Keizers. Vooraan onder deze monumenten staan het Amphitheater te Nimes, en de triumfboog en het theater te Orange. Deze boog is niet alleen de grootste in Frankrijk, maar de derde in omvang en aanzien in Europa. Hij is twee-en-zeventig Eng. voet hoog bij negen-en-zestig voet wijd en zes-en-twintig voet diep. Hij bestaat uit drie bogen die te zamen met de kroonlijst door Corinthische zuilen gedragen worden. Opmerkelijk is de verscheidenheid en sierlijkheid van het gebeeldhouwde ornament, dat aan drie kanten nog zichtbaar is, daar de vierde zijde aanmerkelijk geleden heeft sinds de wedêroprichting van dit monument in de eerste eeuw onzer jaartelling. Maar heeft de boog zijn gelijken, niet zoo het openlucht-theater, dat het volmaakste is wat nog op dit gebied bestaat. Het is bovendien in zijn wezen gehéél Romeinsch met nauwelijks een spoor van Griekschen invloed, zooals bijvoorbeeld te zien is in de Toscaansche zuilen die nog staan. Het theater te Arles is daarentegen typisch Grieksch, zoodat de leergierige op zijn gemak de schoonheden van elke bouworde kan vergelijken zonder dat hij de streek behoeft te verlaten waarin ze beide gelegen zijn. Het theater te Orange uit den tijd van Hadrianus bezit nog, schoon in vervallen staat, de gevel tegenover de trappen van het amphitheater, die zijn uitgehouwen in een heuvelhelling, waar heden ten dage een verguld beeld van de Heilige Maagd op staat. De gevel, honderd en een-en-twintig Eng. voet hoog bij driehonderd en veertig voet lang en dertien voet diep, vormt den achtergrond voor het tooneel, dat een dak had en aan den buitenkant door een rij van zuilen geschraagd werd. Er loopen vijf poorten voor den uit- en ingang der acteurs van het tooneel naar het gebouw; drie dezer poorten worden heden nog gebruikt, want verscheidene stukken zijn in de laatste jaren in dit oude Romeinsche openlucht-theater opgevoerd. De middenpoort is grooter dan de andere en werd de Koninklijke Poort genoemd; slechts de voornaamste tooneelspeler mocht er gebruik van maken en in een nis er boven stond het beeld van keizer Hadrianus. Het bovenste deel van den gevel wordt gevormd door een dubbele rij draagsteenen, die over een rij blinde bogen uitstaken, en voorzien waren met gaten om stokken door te steken, waaraan het EUROPA. 251 velum of linnen scherm werd vastgemaakt, dat het amphitheater overdekte en dat aan palen die boven de hoogste trappen in den bodem gestoken waren, werd bevestigd. Ofschoon het gebouw gedeeltelijk gerestaureerd is, kan er nog veel gedaan worden om het nog meer te doen gelijken op wat het eens was, en de overheden, die het reeds tot een nationaal theater hebben verklaard, kunnen zich bij hun herstellingswerk laten leiden door een bestaande schets van het gebouw, die door een Italiaanschen reiziger gemaakt is, voordat het in de achttiende eeuw gedeeltelijk werd verwoest. Paestum. — Er zijn weinig tafreelen die meer indruk maken dan het schouwspel, dat de Grieksche tempels te Paestum opleveren. Eens lag een bloeiende stad aan deze schoone baai van de Campanische kust. Hier hadden, volgens Strabo, de avontuurlijke Grieken een kolonie gesticht ongeveer 600 vóór Chr., haar naar hun zeegod Poseidon noemende, en een tijd lang moet deze nieuwe stad Poseidonia buitenmate hebben gebloeid. Toen werden de prachtige tempels gebouwd die tegenwoordig de roem der stad zijn, maar zij mocht zich niet lang in haar pracht verheugen; reeds vroeg viel ze in de handen der Lucaniërs eh later na' den dood van Pyrrhus kwam ze onder Romeinsch bestuur en kreeg een nieuwen toevloed van kolonisten, die de kolonie van Paestum stichtten. Spoedig werd het berucht wegens zijn koortsachtig klimaat, om welke oorzaak het al gauw verlaten werd en waarschijnlijk hebben we aan diezelfde oorzaak het uitstekende behoud der Grieksche gebouwen te danken — de schoonste voorbeelden buiten Griekenland. De tempel van Neptunus is de grootste, mooiste en best bewaarde van de drie statige bouwvallen. Hij is honderd zeven en negentig Eng. voet lang en tachtig breed. Zes en dertig zware Dorische zuilen rijzen van de stylobaat, zes aan ieder einde, en veertien aan beide kanten; hun verhoudingen zijn zeer schoon, tegelijk een indruk van macht en schoonheid van omtrek gevende. Zij loopen naar den top smaller uit, maar zooals bij al het Grieksche bouwwerk het geval is, bestaan ze niet uit volkomen rechte lijnen, daar iedere zuil een zwelling of entasis heeft rond het midden, die van dichtbij te zien is, maar op een afstand zoo'n effect heeft, dat de schoone verhoudingen van elke zuil er scherper door uitkomen. Het bouwmateriaal bestaat uit een soort van kalksteen, DE TEMPEL VAN NEPTUNUS TE PAESTUM. Deze tempel is een der schoonste voorbeelden van Grieksche architectuur, en volgt in belangrijkheid op dien van Athene. Hij is van een soort kalksteen gebouwd en was vroeger bedekt met stucco, dat nu er afgevallen is en de nobele zuilen in al haar gouden schoonheid laat zien. 252 DE WONDEREN DER WERELD. dat eertijds met stucco bedekt was; niet zulk een stof als men tegenwoordig gewoonlijk stucco noemt maar een materiaal dat, wanneer het gepolijst wordt, gladder en witter was dan pleister, wat aan het gebouw het voorkomen van marmer gaf. Deze stucco is er nu afgevallen, maar de naakte blokken kalksteen hebben in den loop der tijden een eigenaardige schoonheid verkregen. De zon en het klimaat hebben er op ingewerkt, zoodat ze een rijke amberkleur hebben aangenomen. Het geheel is zeer liefelijk, want het maakt den indruk alsof de zonnestralen gedurende eeuwen in den steen waren gezonken en daar gevangen gehouden zijn, zoodat het gebouw een deel van de omgevende natuur is geworden, een schepping der heldere Italiaansche zon, een tempel voor natuuraanbidders, die als een reus uit den omgevenden weelderigen plantengroei oprijst met het diepe blauw van de Golf van Salerno in de verte en het diepe blauw van de lucht erboven. Wanneer de reiziger vanaf een gunstige plaats op een verlaten terras deze drie grootsche eenzame bouwvallen eenigszins van een afstand bekijkt, dan bestaat er geen natuurtafereel „more touching in its majesty" dan wdt zich daar aan h m voordoet. Tarragona. — Op een heuvel, die steil uit de Middellandsche Zee oprijst, ligt tusschen Barcelona en Valencia de oude stad Tarragona, eens de hoofdstad van het Romeinsche Keizerrijk van Hispania, en heden slechts een schaduw van wat het placht te zijn. Beroemd zijn nog steeds de wijngaarden, die in de dagen der Romeinsche keizers een drank opleverden, welke met graagte werd gedronken, en heden nog steeds wijnen vooitbrengen, waarvan de uitvoer tot de stapelindustne van den omtrek behoort. Doch nog steeds worden de toeristen aangetrokken door de kathedraal, één der schoonste exemplaren van uitvoerige Spaansche Gothiek, terwijl haar aaitsbisschop is de tweede in de kerkelijke hiërarchie van Spanje. Van de oude Romeinsche monumenten zijn er slechts weinige overgebleven om van de welvaart der stad in den Keizertijd te getuigen, en zeer waaischijnlijk zou Tarragona niet onder de wonderen der wereld meetellen, als er niet de Cyclopische Muur was die niét alleen tot de weinige vóói-Romeinsche overblijfselen op het schiereiland behoort maar ook een der raadselen van het verleden is, die nog op een oplossing wachten. Deze muren zijn van een buitengewone sterkte en afmetingen en omgeven den heuvel nog aan drie kanten, daar de vierde kant, die op de nieuwe stad met haar breede straten en lanen uitkijkt, is afgebroken. Ongelukkigerwijze kan men nauwelijks de hoogte der oude muren nagaan, want toen de Romeinen in de dagen van Scipio naar Tarragona kwamen, hebben zij de reusachtige ongehouwen blokken van de Cyclopische Muren gebruikt als de grondsteenen voor den muur, zooals hij heden ten dage nog staat. Het merkwaardigste van den Cyclopischen Muur is de grootte der steenblokken. Sommige zijn zoo groot en zwaar, dat vijftig span ossen ze niet zouden kunnen optrekken tegen een helling die met één voet op duizend klimt. Hoe waren ze dan op hun plaats gebracht en waar zijn ze vandaan gekomen? Want er is noch eenig aanwijzing voor een steengroeve in de nabijheid noch zijn de blokken gehouwen. Bovendien hebben we geen bewijzen, dat de bouwers het gebruik van ijzer kenden, en het valt zelfs te betwijfelen of zij het gebruikten. Om de verbazing door dit werk, dat duidelijk aan een reuzengeslacht doet denken, opgewekt nog te vergrooten, staat er nog een poort zooals zij honderden jaren vóór onze jaartelling geweest is. Zij heeft een diepte van bijna zeven Eng. ellen, wat de dikte der muren doet zien. De opening zelf is anderhalve Eng. el wijd bij twee en een halve el hoog. De stijlen zijn elk gevormd door een blok, en de bovendrempel is niet anders als nog een blok, dat op de stijlen rust en vijf Eng. ellen van de eene zijde naar de andere meet. Hoe werd deze klomp steen op zijn plaats gebracht ? De bouwers wisten niets van mortier of kalk en vulden de spleten tusschen hun blokken met kleinere steenen. Aan den noord-oostkant staat een toren, waarvan de onderbouw — vier steenen in een vierkant — Cyclopisch is, terwijl op een anderen toren het gelaat eener vrouw is gebeeldhouwd, wier aanspraak op schoonheid berust op een dik rond gezicht, dikke lippen en een platten neus. De heele lengte van den muur bedraagt ongeveer twee Eng. mijlen en de hoogte wisselt af tusschen tien en drie en dertig Eng. voet. Om een goed gezicht op den vóór-Romeinschen ronden muur, die de stad omgeeft, te krijgen, is het raadzaam om er van buiten langs te loopen langs een voor dit doel gemaakt pad. Slechts wanneer men zich deze moeite geeft, kan men zich een denkbeeld vormen van de reusachtige grootte en zwaarte van elk afzonderlijk blok steen. DE CYCLOPISCHE MUREN TE TARRAGONA. Op zekere punten bereiken deze muren een hoogte van drie en dertig Eng. voet. Alleen de laagste reeks van enorme ruwgehouwen blokken dagteekent uit den voorhistorischen tijd. De bovenste lagen werden waarschijnlijk onder het bestuur der Scipio's gebouwd en later in den tijd van Caesar Augustus, 254 DE WONDEREN DER WERELD. HOOFDSTUK XXIII. Door DOUGLAS SLADEN. Wereldlijk Rome. — Rome, de Eeuwige Stad, kon even goed genoemd worden de Stad der Eeuwige Verandering. In de laatste twee jaren heeft ze genoeg veranderingen ondergaan voor twee eeuwen. Heele stukken zijn opgebroken om oude monumenten te bevrijden van de uitwassen die hun nobele afmetingen verborgen. Vele groote moderne gebouwen zijn opgericht, waar onder het nieuwe Capitool, het schoonste gebouw in klassieken stijl sinds de Sint Pieter in opdracht van de machtige hoogepriesters der Renaissance verrees. Het staat op de plaats van den Tempel van Juno Moneta, de oude Schatkamer van Rome, die aan de Munt haar naam gaf, en is het reusachtige gedenkteeken voor het ééne Italië, met het mooigedachte enorm groote ruiterstandbeeld van Victor Emanuel, dat zoo groot is, dat er een diner binnen in gegeven is, als het voornaamste kenmerk. Men kan het nieuwe Capitool zien, wanneer men op de vlakke Piazza del Popoio staat, juist in de groote Noorder Poort van Rome, die een mijl er van af HET FORUM TE ROME is — het Corso, de voornaamste Gezicht in vogelvlucht over het groote centrum van Romeinsch leven. straat Van Rome loopt Van daar In de verte is het Colosseum terwijl dichter bij den toeschouwer de naar het Capitool en bij eiken Triomfboog van Hadrianus ligt. Hiervandaan kan men de Via Sacra volgen, dezen k£m het totdat zij op den voorgrond van de illustratie, tusschen de Basilica Julia r , . . (rechts) en een rij zuilen (links) doorgaat, waarvan de voornaamste de zien. Het IS gebouwd van Wit zuil van Phocas is, midden op de illustratie. Bresciaansch marmer zich ver¬ heffend boven het schoonste bordes ter wereld, dat een geheele zijde van de Groote Piazza de Venezia beslaat. Het heeft den vorm van een ouden tempel in een reusachtigen halven cirkel om de lijn van den heuvel te volgen en is een der machtigste gebouwen der moderne tijden. Terwijl men met dit gebouw bezig was, Het het gouvernement over den afstand van een mijl leehjke en onaanzienlijke huizen tusschen den Palatinus, den Caelius en de Baden van Caracalla opruimen, om aan die bouwvallen een DE TRIOMFBOOG VAN SEPTIMIUS SEVERUS. De aandacht van den bezoeker van het Forum valt het eerst op dezen boog. Hij is geheel van marmer, en werd ter eere van den Keizer en zijn zoons Gaeta en Caracalla opgericht. Men lette op het oude Romeinsche plaveisel Van de Via Sacra, 256 DE WONDEREN DER WERELD. DE TEMPELS VAN SATURNUS EN VAN VESPASIANUS Van af de vroegste tijden was de Tempel van Saturnus, waarvan nog acht zuilen staan, de bewaarplaats der staatsschatten. De Tempel van Vespasianus is bijzonder bekend om zijn schoone zuilen. passende omgeving van gras en boomen te geven, liet ook de uitwassen verwijderen, die de oude lijnen van de uitgestrekte gebouwen der keizers verborgen, het machtige graf van Hadrianus, nu het Kasteel van Sant Angelo genaamd en de Baden van Keizer Diocletianus. Tegelijkertijd maakten ze kolossale inrichtingen voor de tentoonstelling van 1911, waarvan enkele, zooals het groote paleis der Schoone Kunsten en de Zoölogische Tuin, waar de wilde dieien opgesloten zijn in hun natuurlijke omgeving in plaats van hokken, van blijvenden, terwijl andere, zooals de nagemaakte middeleeuwsche gebouwen op den Campus Martius, van tijdelijken aard zijn. Rome is niet rijk aan Byzantijnsch werk, behalve de mozaïeken in haar kerken, en het heeft niet veel Romaansch behalve een oude herberg, die er stond, toen Bonifacius VIII het jaar 1300 tot het eerste Jubileum maakte voor de pelgrims. Van de gothische architectuur is er niet veel overgebleven behalve het grootsche oude paleis, genaamd de Torre dell' Anguillara en enkele huizen in Trastevere, en aan dezen kant van den Tiber het Palazzetto Mattei, een paar bogen in de oude Aracoeli kerk, enkele vensters in verouderde paleizen en de onechte S. Maria sopra Minerva. Noch is het bijzonder rijk aan werken der echte Renaissance, ofschoon het Palazzo en het Palazetto Farnese, de Villa Farnesina, de Villa Madama en de Villa Medici waardigheid en seirlijkheid bezitten, en er eenige bekende Renaissance kerken zijn als de S. Maria del Popoio, rijk voorzien van schilderwerk en beeldhouwwerken der groote meesters, de Sant' Agostmo, Santa Maria della Pace en San Salvatore in Lauro (klooster). Rome munt uit in twee soorten van kerken, de Middeleeuwsche en de Laat-Renaissance kerken Sommige zijn niet anders als oude Romeinsche gebouwen in kerken veranderd, zooals de volmaakste harer vele tempels, n.1. die welke sinds den tijd van Augustus in de geheele literatuur bekend is als de ronde Tempel van Vesta, een naam waarvan het door de moderne DE MATTERHORN. Er zijn weinig alpentoppen zoo algemeen bekend en zoo gemakkelijk te herkennen als deze trotsche massa van gneis en gletschers, die, zich verheffende tot een hoogte van 4482 Meter, daar staat als een wachter over de Zermatt Vallei. EUROPA. 257 kritiek beroofd is, de Tempel van Fortuna Virilis, een elegante rechthoek, het uitgestrekte ronde Pantheon, dat een gedeelte van de Baden van Agrippa uitmaakte, de uitgestrekte ronde San Stefano Rotondo, die een vleescbmarkt was, en de achthoekige S. Costanza die het graf was van de dochter van Constantijn den Groote. Ei zijn er nog meer in grafkelders zooals die van San Clemente en St. Nicola in Carcere. Onder de Laat-Renaissance kerken staat de St. Pieter verre vooraan als de grootste van alle kerken der Klassieke Herleving. Er zijn andere kolossale klassieke kerken in Rome; ze hebben noch de majesteit noch de bekoring noch de zuiverheid van den stijl van St. Pieter. Dit is slechts een zeer korte opsomming van de architectuur, die Rome onsterfelijk maakt. Alles te zamen genomen moet men in Rome tot de oude Romeinsche gebouwen en de basilica door deze geïnspireerd, teruggaan om in verrukking te geraken. Nergens is er zulk een rijkdom van muren en poorten en torens, van zuilen, die zich als spitse torens verheffen en tot hare toppen met bas-reliefs bedekt zijn, van gebeeldhouwde bogen, van tempels met zuilportalen, van huizen van edelen, voor ons in den boezem der aarde bewaard, van waterleidingen die er als wonderwerken uitzien — dit alles teruggaande tot de dagen toen één man, met het purper bekleed op den Palatinus, een god op aarde was, en als keizer werd erkend. En tusschen al de grootheid van het oude Rome, die heden in de stad is bewaard gebleven, staan daar kolossale massa's van architectuur als bergen uit een vlakte oprijzende — het Forum, het Colosseum, de Palatinus en de Baden door Caracaha en Diocletianus gebouwd om voor een heele stad te dienen. Tiberius had een hartstochtelijke behoefte aan afzondei ing en zijn opvolgers leefden in voortdurende vrees van vermoord te worden, dus maakten zij door den Palatinus wonderlijke onderaardsche gangen, sommige van groote diepte en enorme lengte. De cryptoporticus, die nog overblijfselen van de mozaïekvloeren heeft en eens bedekt was met heerlijke stucco bas-reliefs, 258 DE WONDEREN DER WERELD. was het tooneel van den moord op Caligula, die juist de uitvoerigste voorzorgen tegen vermoording had genomen. Deze porticus liep recht door den Palatinus van het Forum naar den Circus Maximus. De monumenten van den Palatinus hebben zeer ernstig geleden. Het is. moeielijk uit te maken wat vele van hen waren, maar een, dat in elk geval van groote uitgestrektheid was, is zeer duidelijk aan te duiden als het Stadium van Domitianus. De sporen van een renbaan zijn over ongeveer een kwart mijl te zien, en het bewaart de traditie van het oude Stadium beter dan alle ruïnen die overgebleven zijn. Op den achtergrond staat de beroemde palmboom van den Palatinus dicht bij de kerk van St. Bonaventura. Links boven ligt de Villa Mills, die nu in een toestand van afbraak verkeert, daar zij boven op een paleis van Augustus staat, dat op zijn beurt weer op het paleis van Hortensius was gebouwd. De Belvedère van het Paleis van Augustus op den Palatinus is zeer schilderachtig en maakte HET COLOSSEUM VAN BINNEN. Al de marmeren zetels die deze groote toeschouwersruimte vulden, zijn op verschillende tijden weggenomen om als bouwmateriaal voor vele van Rome's paleizen te dienen. Het opgegraven deel der arena laat de hokken voor de wilde dieren zien, die onder de arena gelegen waren. natuurlijk geen deel van het paleis uit. De aangrenzende tuin behoort tot de Villa Mills, en werd eenige eeuwen geleden gemaakt door groote hoeveelheden aarde op een deel van het Paleis van Augustus te storten; dus kan men hier gewichtige vondsten verwachten. De afbraak der Villa Mills is gestaakt na de ontdekking, dat aanzienlijke deelen van het paleis in hare muren zijn gemetseld. Het Pantheon is, zelfs al was het nooit een tempel van alle goden, toch een der edelste overblijfselen in Rome. Het werd gebouwd als een onderdeel van zijn baden door den grooten en wijzen Agrippa, den schoonzoon van Augustus, wiens overwinningen het keizerrijk wonnen voor Caesar's diplomatischen neef. Het is een groot, rond gebouw, met een opening in het dak, zooals de meeste oude theaters, behalve dat er niets boven is om ze te bedekken bij koud of nat weer. Volgens de legende was het eens de tempel van alle goden, en daaronder rekende men ook den God der Christenen. Nu is het de Westminster Abbey van het Vereenigde Itaüë, waarin slechts de koningen mogen begraven worden. Maar Victor Emanuel II en Humbert I liggen in EUROPA. 25§ HET COLOSSEUM. Een gezicht op de reusachtige afmetingen van het gebouw, dat ovaal is, 205 Eng. el bij 170 Eng. el. De muren hebben gaten op de plaats waar de ijzeren staven zijn weggenomen om elders te worden gebruikt, want ijzer was moeielijk verkrijgbaar in de Middeleeuwen. goed gezelschap, want Raphael is daar begraven naast Maria Bibbiena, de nicht van den kardinaal, wiens vrouw zij zou geworden zijn. Uiterlijk is het Pantheon een groot, rond baksteenen gebouw, gerestaureerd in den tijd van Hadrianus, bekroond door den koepel, die de dombouwers der vijftiende eeuw inspireerde tot de schoonheid welke in Brunelleschi's Dom te Florence (Santa Maria del Fiore) en in den Dom van de St. Pieter is terug te vinden. Maar het edelste stuk ervan is de reusachtige portico, die weinig heeft geleden en nog den naam draagt van Marcus Agrippa, den zoon van Consul Lucius, die het gebouwd heeft. Het staat in het hartje van Rome; de Piazza van het Pantheon behoort tot de typische plaatsen, die de bezoeker gaat zien. De Basiliek van Constantijn is een waardig gebouw om na het Pantheon te noemen, daar Michel Angelo's denkbeeld voor de nieuwe St. Pieter was om den koepel van het Pantheon bovenop de basiliek van Constantinus te zetten. Het is een prachtige massa van oude roode baksteen door Maxentius gebouwd, den dapperen doch verslagen mededinger van den mooipratenden en weifelenden Constantijn, die gedeeltelijk zijn keizerrijk te danken had aan zijn verbond met de Christenen, de oppositie van zijn tijd. De groote bogen, die de illustratie toont, zijn bijna honderd Eng. voet hoog en honderd wijd. Het plafond is van cement en weegt duizenden tonnen. Op den voorgevel zijn enkele van de schoonste soorten van het oude purperen Egyptische porphyr aangebracht, die in Rome te vinden zijn. Zij staat aan het Oosteinde van het Forum, naast de kerk van de meest populaire heilige van Rome, de zachte St. Francesca Romana, op de plaats van den grooten tempel van Venus in Rome, die in zijn tijd de schoonste van alle tempels der keizerlijke stad was. Het Forum Romanum is, met uitzondering van den grooten Tempel van Karnak in Egypte, de meest bewonderingwekkende massa van ruïnen in de Westersche wereld, en het heeft een belangrijkheid die Karnak niet bezit, want Egypte was nooit rechtstreeks bij het Westen betrokken, en het Forum was de werkplaats van Rome, waarin wetten en beschaving, zooals we ze heden ten dage hebben, gesmeed werden. Het Forum io niet alleen bewonderenswaard, maar 26Ö DE WONDEREN DER WERELD. ook wonderlijk schoon, vooral tegen den avond, wanneer de gloed der zon, die achter den Palatinus ondergaat, in bovenaardschen glans op het Colosseum straalt en den Triomfboog van Titus en het heele oostelijke deel van deze historische vallei verlicht. Want het Forum is een dal, liggende tusschen den Palatinus, het Capitool, een zijstuk van het Quirinaal en den Esquilinus; de plaats waar de Romeinen en de Etrusciërs en de Sabijnen naar toe konden komen van achter hun versterkingen op hun eigen heuvels om hun inkoopen te doen en aan de goden te offeren. Het bevat nog voorname overblijfselen van de rechtsgebouwen door Aemilius Paulus en Julius Caesar gebouwd, van het Paleis der Vestaalsche Maagden, de Fontein van Juturna, de overblijfselen van de Tempels der Twaalf Goden, Satumus, Vespasianus, Pax, Castor en Pollux, Antonius en Faustina, Julius Caesar, Vesta en Romulus Augustulus, en ligt naast de Tempels van Augustus en Jupiter Stator, en het Senaatsgebouw van Diocletianus alsmede het Archief der Republiek. Het was van af de vroegste tijden de marktplaats en de voornaamste plaats voor de tempels. Maar tot den tijd van Julius Caesar strekte het zich ongeveer zoover uit als de drie zuilen van den Tempel van Castor en Pollux, op de illustratie te zien. Hij voegde er het oostelijk deel aan toe, dat eindigt met den triomfboog van Titus, en waarop het Paleis der Vestaalsche Maagden, het verblijf van den Pontifex Maximus, verschillende rijen winkels, en de oude gevangenis, die tot de tijden der Republiek teruggaat, en nu weer uitgegraven wordt, stonden. Aan het verste einde der illustratie ligt het Colosseum, waarvoor de drie bogen van de Basilica van Constantijn staan, verder de kleine ronde tempel van Romulus Augustulus, de grootsche steenmassa van den tempel van Antoninüs en Faustina, die binnen kort bevrijd zal zijn van de kerk die erin ligt. Daarvóór liggen de overblijfselen van de Basiüca van Aemilius Paulus, en op den voorgrond de Triomfboog van Septimus Severus. Rechts vooraan op de illustratie is de Basilica van Julius Caesar; daarachter liggen achtereenvolgens de drie zuilen van den Tempel van Castor en Pollux, de Fontein van Juturna, het Paleis der Vestalinnen DE TRIOMFBOOG VAN KONSTANTIJN. De meest bewerkte der drie triomfbogen van het oude Rome. Stukken van een vroegeren boog zijn erin gebouwd. Hij werd gedurende de tiende eeuvr in een kasteel veranderd en behoorde later aan de berucht» familie der Frangipani. EUROPA. 261 en rechts op den achtergrond de Triomfboog van Titus. Rechts boven den Tempel van Castor tot aan den Triomfboog van Titus verheft zich de heuvel Palatinus, één van de prachtigste verzamelplaatsen van ruïnen in Rome, van voren ingesloten door donkere ilexboomen en aan de achterzijde bedekt met rozen. Een groot deel van zijn top wordt door de paleizen der Caesars bedekt met de geringe overblijfselen van enkele tempels, de citadel van Romulus en het huis van de moeder van Germanicus. Dit huis is buitengewoon belangwekkend, daar het zoo goed bewaard is.en tot den tijd behoort, toen Christus op aarde vertoefde. Zoowel het Forum als de Palatinus hebben, zooals wel natuurlijk is, een overvloed van schilderachtige legenden en geschiedenis. Bij de Fontein van Juturna, met een schoon wit marmeren terras in de dagen der Keizers voorzien, gaven bijv. Castor en Pollux hun melkwitte rossen te drinken na den slag aan het meer Regillus. Een laagte in het Forum wijst de plek aan, waar Marcus Curtius in volle wapenrusting op zijn strijdros in de kloof sprong, die zich sluiten zou als Rome's grootste schat er ingeworpen werd. Het binnenste van een tempel met een laurierbosch je erin staat juist achter de plaats, waar Marcus Antonius de bekende rede hield bij het lijk van Caesar. Bij het altaar van de Godin der Droogte, voor de Basilica Aemilia, doodde Virginius zijn dochter om haar van den machtigen Appius Claudius te redden, en bij den Triomfboog van Septimius Severus was de Comitia, waar de oude Romeinen hun wetten maakten. Op den Palatinu- is hel hol van de Wolvin, die Romulus en Remus zoogde, en de onderaardsche gang, waarin Rome's bloedigste keizer zijn leven verloor, terwijl in de ruïnen van de Gerechtsschool verderop de beruchte steen werd gevonden, waar de karikatuur van Christus, DE TRIOMFBOOG VAN TITUS. Een schoon voorbeeld van Romeinsche bouwkunde. Binnen in den boog zijn bas-reliefs die de triomftocht voorstellen welke na den val van Jerusalem werd gehouden met de trofeeën van toonbrood en van den zevenarmigen gouden kandelaar, die in triomf werden meegedragen. aan het kruis met een ezelskop, gegrift was. Hiervoor bestaat een eigenaardige verklaring. De Joden stelden den ezel zoo hoog als een watervinder in de woestijn, dat de Romeinen meenden, dat zij hem aanbaden, en omdat Jezus een Jood was, maakte een jongen als toespeling hierop deze karikatuur en gaf den gekruisigden Heiland een ezelshoofd. Het Forum en de Palatinus zijn onvoorwaardelijk de belangwekkendste deelen van oud Rome. De Tempel van Vespasianus is van geen bijzonder belang; het is niets meer dan een mooi stuk architectuur, niet zeer volmaakt. De tempel met lage zuilen erachter is de Tempel der 262 DE WONDEREN DER WERELD. r- —^ — :— -7-- - — ■ - ~ " • ----- ' - v' iftBI'-r. ■ DE WATERLEIDING VAN CLAUDIUS. Rome werd door middel van deze soort reusachtige waterleidingen van water voorzien. Die van Claudius was 42 mijl lang. en bracht [het water uit de buurt van Subiaco, later werd een tweede, de Anio Novus. er boven op gebouwd. Twaalf Goden, waarvan de restauratie door Pius IX het belangwekkendste is. Daarentegen is de groote Tempel van Saturnus niet alleen een der schoonste overgebleven gebouwen van oude Romeinsche architectuur in Rome, maar hij is van zeer veel belang, omdat zijn gewelven, die slechts gedeeltelijk bloot zijn gelegd, de schatkamer der Republiek waren; voor dezen tempel liggen ook de overblijfselen van den gouden mijlsteen. Het gras rond zijn zuilen is in de lente vol van irissen en later van diepgetinte Siciliaansche goudsbloemen. De Via Sacra, waarlangs de Consul aan het hoofd van zijn legers het Kapitool besteeg, wanneer hem een triomftocht was toegestaan, loopt vlak onder den Tempel van Saturnus, welks zuilen uit één steen bestaan. De helling rechts op de illustratie leidt naar het Kapitool; op den Capitolinus zijn geen andere oude gebouwen behalve het Tabularium, dat overgebleven is omdat het aan de gemeente is gegeven en de twee musea door Michelangelo ontworpen, de oude Aracoeli kerk en het reusachtige nieuwe Kapitool dat als een gedenkteeken voor het Vereenigde Italië is opgericht. De Triomfboog van Septimius Severus is het eerste waarop het oog der meeste bezoekers van het Forum valt. Het beeldhouwwerk behoort niet tot het beste in Rome, maar heeft het voordeel van duidelijk en wei-bewaard te zijn. Het gebouw, dat men door den boog ziet, is het oude Senaatshuis van Rome, het laatst herbouwd door Diocletianus; maar het is tegenwoordig bewoond door Spaansche monniken, en de crypt, die vele overblijfselen bevat van het oude Senaatshuis, waarvan de gevel bijna onveranderd is, is afgesloten. De Volksvergadering werd juist er tegenover gehouden. De Triomfboog van Titus is een der minst versierde en toch meest sierlijke van Rome's poorten. Zijn zilverachtige vorm bij zonsondergang of bij maanlicht is opvallend schoon, maar hij dankt EUROPA. 263 zijn beroemdheid aan de vooretelling der heilige emblemen van het jodendom door Titus voor zijn triomftocht naar Rome gebracht, die na vele wisselvalligheden, na bijv. naar Carthago heen en terug te zijn gesleept, ten slotte uit het oog verloren zijn in de duistere eeuwen, die op het verval van Rome's macht volgden. De poort staat op een zeer passende plaats, want Titus bouwde het Colosseum met behulp der gevangenen in de Joodsche oorlogen. Links er van liggen de prachtige tuinen van den Palatinus, en ervoor vindt men brokstukken van de kolossale zuilen van den Tempel van Venus. Op ongeveer denzelfden afstand van het Colosseum als de Triomfboog van Titus ligt die van Constantijn, een der volmaaktste en meest versierde van de groote eerepoorten die uit den keizertijd in Rome zijn overgebleven. De schoonheden ervan zijn van uiteenloopenden aard, daar Constantijn het materiaal gebruikte van een vroegeren boog, die van een veel hoogere kunst getuigt dan het nieuwe deel, dat Constantijn's werklieden schiepen. De Via Sacra liep er onder door en is kort geleden door uitgravingen blootgelegd. Het reusachtige standbeeld van Nero, dat aan het Colosseum zijn naam heeft gegeven, stond in den hoek van de poort en het Colosseum. Het Colosseum werd gebouwd op de plaats van het Meer van het Gouden Huis van Nero, die het plan had gemaakt zulk een groot gebouw te maken, dat het den Palatinus en den Esquilinus tot één heuvel zou vereenigen. Het Colosseum, door de Romeinen het Flaviaansche Amphitheater genoemd, werd door Vespasianus en Titus opgericht en is een der prachtigste gebouwen ter wereld. Verscheidene van de grootste gebouwen in Rome zijn gebouwd met steenen. van het Colosseum geroofd en toch is de helft ervan nog ongeschonden. Wat bloederige histories betreft is het niet zoo belangwekkend als de oude traditie ons wel zou willen doen gelooven, want de ergste martelingen der Christenen hadden niet plaats in het Colosseum, maar in den Circus Maximus en den Circus dicht bij de St. Pieter. Toch placht intusschen keizer Commodus de arena te bezoeken en daar één van zijn onderdanen te doen dooden om de overigen te vermaken. De groote illustratie geeft de beste afbeelding, behalve dat het niet het minst geschonden deel toont, want hierin kan men zien, waar de steenen werden afge- DE CRYPTOPORT1EK VAN TIBERIUS, OP DEN PALATINUS. Deze overdekte gang was onder een vischvijver doorgegraven, waardoor het vocht het stucco ornament heeft beschadigd. Hij leidde tot een open gang naar het Keizerlijk Paleis. 264 DE WONDEREN DER WERELD- nomen voor de andere gebouwen en achter het Colosseum verrijst de grootsche massa van het Lateraan, dat met zijn standbeelden helder tegen de lucht uit staat, terwijl zich vooraan een der overgebleven apses (halfkoepelvormige sissen) van den grooten Tempel van Venus in Rome verheft, en rechts de laatste uitloopers van den Caelius liggen, die nu den Tuin der Passionisten-Orde uitmaakt, maar zooals sommigen veronderstellen, gebruikt werd voor het Vivarium, waar de wilde beesten voor de gladiatorenspelen in gehouden werden. De afmetingen van het Colosseum zijn reusachtig. Het is gebouwd van de witte Romeinsche kalksteen, die bijna zoo mooi is als marmer; en het ovaal meet tweehonderd en vijf Eng. el bij honderd zeventig. De nog bewaard gebleven gedeelten der muren zijn honderd en zeven en vijftig voet hoog, en deze geheele reusachtige ellips werd met een zeil bedekt, aan masten vastgemaakt, waarvoor de openingen nog over zijn. Van binnen is het Colosseum zeer interessant '^en zeer leelijk. De helft van de arena is uitgegraven om de hokken te laten zien, • ~ waar de wilde dieren in gehouden werden, de groeven voor de liften, waarin zij naar boven werden geheschen en dergelijke. De toeschouwersplaats is van haar zetels beroofd om als bouwmateriaal te dienen voor de verschillende paleizen te Rome. Niet één marmeren zetel is op zijn plaats gebleven, maar de gids weet u toch welsprekend te vertellen waar de zetels van den Keizer en die voor de Vestaalsche Maagden en de Senatoren plachten te staan. Het inwendige toont nog sporen van verschillende kapellen, die in de ruïne gemaakt waren, maar geelt niet veel aanwijzing omtrent de dagen, toen het een kasteel van de Frangipani was. Het uitzicht van bovenaf is buitengewoon mooi, een van de mooiste in Rome. In de goede oude dagen van Pius IX, was het Colosseum één massa van de prachtvolste bloemen, die men zich maar verbeelden kan. Ze zijn met een te strenge hand uitgeroeid; het Colosseum ziet er nu uit, alsof het geschrobd en glad gewreven was voor een bezoek van den Duitschen Keizer. Ik kan mij goed herinneren, hoe de overheden van Taormina de wilde bloemen uit het Theater lieten wegruimen voor deze drukkende eer. Er huizen vele uilen in het Colosseum, maar bij maanlichte nachten kan men hun geschreeuw niet hooren wegens het drukke bezoek van Amerikanen. De arena van het Colosseum is dag en nacht open, en is een van de weinige plaatsen met vrijen toegang in Rome. Het Colosseum kon tusschen de vijftig en tachtig duizend menschen herbergen en het werd geopend met gladiatorenspelen, die honderd dagen duurden. De Romeinen begroeven hun dooden aan weerskanten van de voornaamste wegen, die uit de stad leidden. Verreweg de oudste en belangrijkste weg van Rome was de Via Appia, die van de Zuidelijke poort liep, zoodat langs haar zijden de geliefkoosde begraafplaats was. Een zeer groot aantal graven staan er nog — geen van alle ongeschonden, maar enkele ervan aanzienlijk en belangwekkend. Het meest opvallende van alle, wegens de enorme grootte, is het graf van Caecilia Metella. Het was gemaakt voor de vrouw van den jongeren Crassus, zoon van den Triumvir, die De DE TEMPEL VAN VESTA. onder dezen, niet voldoende gewettigden naam bekende mooie kleine tempel is een der best bewaarde overblijfselen van het oude Rome. Hij is geheel van maimer gebouwd, een materie die de schoonheid van de twintig Corinthische zuilen nog verhoogt. EUROPA. 265 de rijkste Romein van zijn tijd was. In de dertiende eeuw veranderden de Gaetani het ineen versterking. Dicht erbij ligt de mooie circus van Maxentius. De rit langs de graven der Via Appia is de geliefkoosde rit der toeristen in Rome. De Catacomben van den Heiligen Calixtus, die het meest bezocht worden, liggen op dezen weg, één en een kwart Eng. mijl van de stadspoorten. De graven van den Appischen Weg zijn een baken op de Romeinsche „golf" terreinen, die tusschen de graven en de Claudische Waterleiding buiten in de Campagna liggen. De graven van den Latijnschen Weg, den volgenden grooten weg naar het Oosten, zijn veel interessanter, twee ervan ten minste, dan die op de Via Appia. Ze zijn meer in Etruscischén stijl en hebben een kapel of een pJechtigheidskamei van boven en grafkelders eronder. Deze bezitten de beste stucco basreliefs die ergens nabij Rome nog op hun plaats gelaten zijn. Dit gedeelte der Campagna wekt teleurstelling, wanneer wij onze verwachting op wilde bloemen hebben gesteld. De waterleiding van Claudius is een der DE BELVEDÈRE OP DEN PALATINUS. De illustratie boven geeft een gezicht op Rome's beroemde Straat der Dooden, met het groote graf van Metella links. De illustratie eronder is een mooie plek in de tuinen van het Huis van Augustus. DE VIA APPIA. schoonste overblijfselen van het oude Rome. Zij is van een groote hoogte, is prachtig gemetseld en reusachtig lang, en in de lente is de bodem overal met viooltjes bedekt. Rome werd door een aantal van dergelijke groote waterleidingen van water voorzien, die uit de Campagna tot in de stad liepen om de wateren van de Anio en andere naburige rivieren naar Rome te leiden. Sommige worden nog gebruikt en geven zeer zuiver water. Tegen zonsondergang leveren de groote zwarte geraamten van deze oude aquaducten die zich dwars door de Campagna uitstrekken, een wonderlijk indrukwekkend schouwspel op. De Aquaduct van Claudius, door den Keizer van dien naam in 52 na Chr. aangelegd, was twee en veertig Eng. mijl lang en een tweede, de Anio Novus, werd er boven op gebouwd. Het huis der Vestaalsche Maagden is meer interessant dan schoon, hoewel, als het zomer wordt, de Chineesche rozen rond de vijvers met hun vlammend roode bloemen de kaalheid ervan verminderen. De vertrekken der Maagden zijn niet genoeg meer in volkomen staat om veel opheldering aan den gewonen bezoeker te geven, maar de gebouwen zijn zeer uitgestrekt en veisierd met enkele standbeelden, die er in gevonden zijn. De plaats eener Vestaalsche Maagd — dat wil zeggen, één der zes priesteressen die het altaar van Vesta bewaakten, de Godin 266 DE WONDEREN DER WERELD. van het Heilige Vuur — was het hoogste waarnaar een Romeinsche vrouw kon streven. Maar het bracht volkomen afstand van het huwelijk mee, en als één op onkuischheid betrapt werd, werd zij levend begraven. Zulk eene werd in de vorige eeuw op het gebied der Britschè Ambassade opgegraven, en waarschijnlijk is hier dus haar terechtstellingsplaatst geweest. De voornaamste factor in den Romeinschen godsdienst was het brandend houden van het heilige vuur in den Tempel van Vesta op het Forum. Ongelukkigerwijze is er niets van den tempel over behalve de onbehouwen steenen kern — een massa kalk, een ruwe massa van ronden vorm. Het kleine altaar ernaast, een hoek met één enkele zuil, behoort niet tot den Tempel van Vesta, en had er waarschijnlijk niets mee te maken. Het schijnt er neergezet te zijn voor het gemak van fotografen. De tweede zoogenaamde Tempel van Vesta, door de geleerden aan Hercules Boarius toegeschreven, den God der Ossenmarkt, staat op de oude Ossenmarkt bij de Bocca de Verita — het steenen gelaat, dat in de handen van leugenaars bijt. Het is een van de mooiste gebouwen in Rome niettegenstaande het dak. Bronzen namaaksels in 't klein worden in elke galanteriewinkel als inktpotten verkocht. De zuil van Trajanus op het Forum is, evenals de zuil der Antonijnen op de Piazza Colonna, geheel bedekt met bas-reliefs tot aan het voetstuk van het standbee!d van een Heilige dat er wel eenigszins eigenaardig bovenop geplaatst is. De bas-reliefs stellen Trajanus' beroemden Dacischen veldtocht voor. Een paar jaar geleden werd zijn graf eronder ontdekt, maar het bevatte niets. Ik heb het gezien en ben tot op den top der zuil geweest langs den gemakkelijken trap binnenin. Het ingezonken terrein, waarin de zuil staat, is nu overgelaten aan zieke honden en katten zonder eigenaars; het vormt slechts een deel van de uitgestrekte Ulpia Basilica en Ulpia Bibliotheca. Deze schoone witte zuil is een van de bakens in Rome. DE ZUIL VAN TRAJANUS. Het Vaticaan. — Om een soortgelijk gebouw te zien als het Vaticaan met zijn duizenden vertrekken (verschillend geschat op dertien duizend tot zeven-en-twintig duizend, afhangende van het type van vertrek) en zijn duizenden inwoners, waarvan de allerhoogste het hoofd van een wereldgodsdienst is, moet men naar Azië gaan. Europa heeft niets, wat DE ROTONDA. Misschien is dit prachtige gebouw beter bekend als het Pantheon, een naam die beteekent „gewijd aan alle goden". De stichting dagteekent uit den tijd van Augustus; het licht valt door een ronde opening in den koepel, die eens met verguldbronzen platen bedekt was, maar die werden door Constantinus II naar Constantinopel overgebracht. 268 DE WONDEREN DER WERELD. hiermee te vergelijken is, hoewel het Louvre een werkelijk nog grooter oppervlakte gronds beslaat en het klooster op den berg Athos meer inwoners heeft. Hier woont de bejaarde Paus zelf; hier wonen voor het grootste deel de Kardinalen van zijn hof, de Kardinalen, die aan het hoofd van groote instellingen staan; hier woont voor het grootste deel het overige Pauselijke Hof, die de zaken van het Vaticaan als het centrum van den katholieken godsdienst behandelen, en een legioen van lagere geestelijken en bedienden, die noodig zijn voor het onderhoud van het Pauselijke Hof en zijn schatten. Want men moet niet vergeten, dat het Vaticaan een uitdrukking is voor twee geheel verschillende dingen Daar is het Vaticaan, dat het Pauselijke Hof bevat en de pauselijke macht vertegenwoordigt evenals de Verheven Porte het Turksche Rijk; en daar is het Vaticaan dat de meest grootsche rij van museums is in de heele wereld. De Paus woont in een van de minst gunstige deelen van zijn paleis. Het kan waar en niet waar zijn dat hij in een klein kamertje met het uitzicht op het Zuiden woonde in den heeten zomer van 1911; het zou er des winters heel goed zijn. In elk geval zijn de Pauselijke apartementen in het blok, dat door Sixtus V gebouwd is boven den rechterkant van den zuilengang, op de illustratie te zien. Raphaels Loggie loopen rond het aangrenzende open vierkant, de beroemde bronzen deur is aan het linkereinde der rechtsche colonnade. De Sixtijnsche Kapel verheft haar dak tusschen het Vaticaan en de St. Pieter. Vroeger trad men de Sixtijnsche Kapel binnen door de bronzen deur en langs Algardi's trap; nu moet men de geheele achterzijde van de St. Pieter omgaan en door de Galerij van beeldhouwwerken. De bronzen deur geeft de beste gelegenheid om den pedel te spreken, wiens wachtkamer juist daar achter is. De tuinen van het Vaticaan, die men, wanneer men naar den ingang der Galerij van Beeldwerken gaat, aan zijn linkerhand heeft, zijn zeer uitgestrekt en bevatten een stuk van den Leoninischen muur en het Observatorium. een fac-simile van de Grot van Lourdes en verschillende boschjes klassieke tuinen en fonteinen. Ze zijn aangelegd op de bastions van den stadsmuur en zijn daarom zeer verheven en indrukwekkend. Het bekoorlijkst is het zomerpaviljoen van Paus Pius IV, waarop nu de vloek der malaria rust. De Vaticanus was nooit bij de Zeven Heuvels inbegrepen, ofschoon hij genoemd werd Mons Vaticanus. In de klassieke tijden was hij bekend om zijn slechten wijn en zijn slechte lucht. Op den vlakken grond eronder had de groote Lucius Quintius Cincinnatus een boerderij van vier morgen lands, die de Prata Quinctia genoemd werd en de streek heeft den naam van Prata tot op heden behouden. Cincinnatus met zijn golvende haren was am 't ploegen toen de boden hem als dictator begroetten. De Vaticanus had zijn belangrijkheid te danken aan den Circus, die Caligula op de Via Cornelia oprichtte bijna op de plek waar nu de St. Pieter staat. Nero vond er een groot genoegen in om de Christenen hier te martelen en een van hen was de heilige Petrus, dien HET KASTEEL VAN SAN ANGELO. Oorspronkelijk door Hadrianus in 136 n. Chr. opgericht als een graf voor hem zelf en zijn erfgenamen, werd dit prachtig monument, eens met een laag marmer bedekt, later in een vesting veranderd en heeft vele belegeringen doorstaan in de troebele tijden die het beleefd heeft. EUROPA 269 Nero deed kruisigen. Daar de Romeinen altijd de dooden langs een weg, die uit de stad voerde, begroeven, werd Petrus op de Via Cornelia begraven, wat de plaats aangaf, waar het Christendom zou wortel schieten. De plek waar hij ter dood gebracht werd, ligt tusschen de St. Pieter en de Sacristie, daar, waar de obelisk, die nu op de Piazza der St. Pieter staat, vroeger placht te staan. Constantijn de Groote bouwde één van zijn zes basilieken over het graf, maar Paus Symmachus (498—514) wordt algemeen als de stichter van het Vaticaansche Paleis beschouwd. De twee groote Pausen, Innocentius III en Nicolaas III, vergrootten het Paleis zeer, en daar het buiten de stad lag op een zeer ruim terrein, nam het steeds in grootte toe totdat, ongeveer duizend jaar na Paus Symmachus, Nicolaas V de stichter der Vaticaansche Bibliotheek en een HET VATICAAN. der voornaamste grondleggers van Het paleis der Pausen in vogelvlucht. Het is het grootste paleis de Renaissance der Grieksche Weten- 7«eld- be"laat een op?"rla,kt„ van dert7,? een halve m°rgen lands en bevat ongeveer 1000 hallen en vertrekken. schap, het denkbeeld opvatte om het Vaticaan tot het Paleis der Pausen te maken — een paleis dat een stad zou zijn en de schoonste boekerij ter wereld zou bevatten, wat deze op het gebied van handschriften werkelijk nog is. De herinnering aan Nicolaas V is bewaard in de mooie kleine kapel, die Fra Angelico in opdracht van hem met fresco's voorzag. Niet tevreden met den Vaticanus tot den heuvel der paleizen te hebben gemaakt, vatte hij Alberti's denkbeeld op om het verheven en eerbiedwaardige maar wankelende gebouw van de oude St. Pieter af te breken in plaats van het te herbouwen, en hij was daarom in zekere mate de vader van de nieuwe St. Pieter. Maar het tegenwoordige gebouw heeft weinig aan hem te danken. De laatste helft der vijftiende eeuw was het begin van een groote bouwperiode op den Vaticanus, want Sixtus IV (1471—1484) liet zijn Sixtijnsche Kapel bouwen; en Innocentius VIII (1484— 1492) het schoone Casino in de Tuinen van het Vaticaan, dat nu een deel van de Galerij der Beeldhouwwerken vormt; Alexander VI (1492—1503) bouwde de beroemde Borgia-vertrekken, door Pinturicchio met fresco's voorzien, en Julius II (1503—1513) het Bramante de Cortile van de Belvedère bouwen, die twaalfhonderd Eng. voet lang is, om het paviljoen van Innocentius aan het paleis te verbinden, en de enorm-groote Cörtile van San Damasco, waarvoor de loggie naar de teekeningen van Raphael met fresco's werden versierd. Leo X maakte Raphael tot bouwmeester van de St. Pieter; Pius IV, de Medici Paus, die geen werkelijke Medici was, (!55g—!565( bouwde het prachtige paviljoen in de tuinen van het Vaticaan, en Sixtus V (1585—1590) bouwde, hoewel hij slechts vijf jaren regeerde, den grooten vleugel van den Hof van San Damasco, die sinds dien altijd de verblijfplaats der Pausen is geweest. Pius VI, Pius VII en Clemens XIV voegden bijzonder veel aan de Galerij van Beeldhouwkunst toe. Leo XIII verwijderde de boeken uit de Borgia Apartementen en bouwde een nieuwe bibliotheek onder de groote hal van de Vaticaansche Bibliotheek (de beroemde Leoninische Bibliotheek,, 270 DE WONDEREN DER WERELD. die nu al de gedrukte boeken bevat. En dit is in het kort de geschiedenis van den bouw van het Vaticaan. Een bijzondere beschrijving van de Pauselijke heerschappij zou hier niet op haar plaats zijn. De Galerij van Beeldhouwwerken is zonder weerga. Zij bevat schoonere oude standbeelden dan alle andere musea op de wereld te zamen. Want de keizers en hovelingen van het oude Rome hadden, dank zij de schattingen van veroverde landen die in hun geldkisten vloeiden, een onmetelijken rijkdom en besteedden dien mild aan de versiering^van hun tuinen en paleizen, met een collectiefnaam villa's genoemd, met copieën door de beste Grieksche kunstenaars van hun tijd, naar de meest beroemde meesterstukken der gouden eeuw van Grieksche Beeldhouwkunst. En de Pausen verzamelden die kunstwerken in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw, toen deze schatten voornamelijk ontdekt werden. Hier zijn de Apollo van het Belvedère, de Laocoon, de Discuswerper van Myron, de Genius van het Vaticaan, Apollo door de Muzen omringd, de Venus van Cnidus, Apollo, die een hagedis doodt, de Ariadne en de Meleager, en heerlijke standbeelden naar bekende personen zooals dat van den jongen Augustus. Hier zijn wonderschoone standbeelden van wilde dieren, in iets wat naar hun natuurlijke kleur zweemt gereproduceerd door het gebruik van onschatbare gekleurde marmers, en weergalooze oude Romeinsche marmeren meubelen, vazen, friezen, candelabres enzoovoort, bewaard in de Galerij der Candelabra en op nog andere plaatsen. Naast deze galerij ligt die, welke Raphaels tapijten bevat, de wonderschoone serie die door Vlaamsche kunstenaars voor Leo X geweven is naar de kartons van de „Wonderbare Vischvangst" enz., welke in Engeland worden aangetroffen. Er zijn duizenden antieke standbeelden in het Vaticaan, en een Ongeëvenaarde verzameling van oude inscripties. Van nauwelijks minder waarde voor de studie van oude kunst is het beroemde Etrüscisch Museum van het Vaticaan, dat, behalve de wonderbaarlijke gouden sieraden der Cerveteri Graven, een wonderschoone verzameüng bevat van Etrüscisch bronzen huisraad, uit andere graven afkomstig, beeldhouwwerk en schilderijen en de schitterendste verzameling ter wereld van Grieksche vazen en potten, waarvan de meeste op het Etruscische kerkhof zijn gevonden, op het landgoed van Prins Bonaparte, dat de oude Etruscische stad der Volei omvat. Het is niet zoo vreemd als het wel klinkt, dat de wereld haar voornaamste kennis van Grieksche vazen dankt aan een Etruscische begraafplaats. Want de Etrusciër vulde, evenals de Egyptenaar, zijn graven met de huishoudelijke dingen veor het gebruik der dooden, waaraan zij in hun leven gewoon waren, en de Etrusciër was zelf geen kunstenaar. Hij wilde liever het mooie aardewerk van den Ceramicus te Athene invoeren. Aan deze vazen danken wij veel van onze kennis van het leven der oude Grieken. Het Egyptisch Museum van het Vaticaan is niet te vergelijken met het DE BIBLIOTHEEK IN HET VATICAAN. Deze bibliotheek, in 1540 door Paus Nicolaas V gesticht, is nu een schatkamer van kostbare handschriften ten getale van meer dan 34000. Bovendien bevat zij honderdduizenden gedrukte boekdeelen. HET PLAFOND DER SIXTIJNSCHE KAPEL. Een der meesterstukken van Michelangelo, die, in Mei 1508 er aan beginnende, vier jaar noodig had ter voltooiing. Om den indruk van grootschheid nog te verhoogen heeft de kunstenaar door de macht van zijn perspectief een galerij van brons en marmer bedacht, die de middenpaneelen van het plafond steunt. 272 DE WONDEREN DER WERELD. Etruscische, omdat, ofschoon de Egyptische godsdienst zoo populair was in het keizerlijk Rome, er niet vele Egyptische tempels en mausolea waren op Italiaanschen bodem, en de verzameling in het Vaticaan bestaat bijna geheel uit voorwerpen in Italië gevonden.. De voorwerpen, in de Catacomben en te Ostia gevonden, zijn in het Christelijke en Wereldlijke Museum van de Vaticaan-Bibliotheek. De schilderijen-galerij van het Vaticaan bevat, vergeleken met de groote galerijen van Florence of Milaan, slechts-weinig schilderijen, hoewel enkele ervan, zooals de „Transfiguratie", tot de prachtigste schilderijen ter wereld behooren. Aan deze schilderij deed Raphael zijn laatsten toets in de ruime zaal op den hoek van de Borgo tegenover het Palazzo Giraud, waar hij den adem Uitblies. Deze schilderij droegen de Romeinen mee in de begrafenis-processie van den man, van wien het spreekwoord mocht gelden „dien de goden liefhebben, sterft jong." Raphael, het type der schoonheid van den Italiaanschen jongeling, die zijn onsterfelijke jeugd tot aan zijn sterfdag behield. Zelfs wanneer we deze schilderij en de „Madonna van Foligno" meerekenen, door Raphael voor het liefelijke klooster van Gravinnen geschilderd in de stad, die nog steeds tot de meest onbedorven stukjes Middeleeuwen behoort, moet deze pinacotheek toch geheel onderdoen voor de Sixtijnsche Kapel en Raphael's Stanze. Raphael's Loggie, bijgenaamd „Raphael's Bijbel", waren door hem ontworpen, maar zijn hand is niet zeer zichtbaar in de uitvoering. Men geniet meer van de stucco's van, Giovanni da Udine, die, evenals zijn meester en medeleerlingen, de betooverde grot van het Gouden Huis van Nero was binnengetreden toen de Pompeïaansche fresco's daarin juist aan 't licht gekomen waren. Wanneer gij door de Bibliotheek van het Vaticaan geleid wordt, is het eerste wat u opvalt, de bijna totale afwezigheid van boeken. De reden hiervan is, dat, wanneer men niet een toegangsbewijs als studeerende heeft, men niet tot dat deel der Bibliotheek wordt toegelaten, dat de gedrukte boeken bevat. Slechts een rij musea wordt u getoond. De boeken worden in de verdieping eronder bewaard, in de nieuwe Leoninische Bibliotheek'. Dit fijn beschilderde vertrek, met fresco's in navolging van de Pompeïaansche versieringen voorzién, die de leerlingen van Raphael zooveel gebruikten na de ontdekking der Baden van Titus bevat niet anders dan de beroemdste handschriften en de geschenken van tal van vorsten aan verschillende pausen, meest zeer groot, helder blauw of helder groen porselein, met het portret van den Paus of den vorst in een vignette;. De voornaamste Fransche en Duitsche fabrieken wedijverden met elkaar in het voortbrengen dezer tours-de-force. De handschriften zijn daarentegen bijzonder belangwekkend. Er is geen tweede zoodanige verzameling van klassieke handschriften in de wereld, en enkele middeleeuwsche handschriften zijn van het grootste belang en zeer schoon. Hier is de palimpsest van de „Republica" van Cicero, hier is de Dante met zijn miniaturen door Giulio Clovio; hier is het geschreven deel van Hendrik VIII's liefdesbrieven aan Anne Boleyn. Hier is een gedrukt boek van Hendrik VIII's Assertio Septem Sacramentorum" tegen Maarten Luther. Hij schreef het niet, hij zette er slechts zijn handteekening onder en werd beloond met den titel „Verdediger van het Geloof", het geloof dat hij kort daarna weggooide als een ouden brief. Hier is het onechte gebed van Maarten Luther. Hier is de beroemde Urbino Bijbel, die aan den Groothertog Frederik van Montefeltro behoorde, en een manuscript van Dante in het schoone handschrift van Boccaccio, die het teekende „Johan van Certaldo." Het Christelijk Museum, dat bij de Bibliotheek behoort, bevat menschenhaar en andere voorwerpen afkomstig uit de Catacomben. Het Wereldlijk Museum heeft de beroemde Nozze Aldobrandini, de beste van alle antieke fresco's. De Sixtijnsche Kapel wekt verschillende aandoeningen op bij den pelgrim der kunst. Hier voltooide Michelangelo bijna al het schilderwerk, dat van hem is overgebleven, en de grootste beeldhouwer der christehjke jaartelling wedijverde hier met het meest grootsche werk van den grootsten schilder. Zijn „Laatste Oordeel" heeft, sedert sommige van de naaktfiguren door Daniele da Volterra aangekleed zijn, het oog van den kunstenaar noodig om het te kunnan waardeeren. Het verbijstert alleen maar het oog van den Phihstijn, maar het plafond is boven alle critiek verheven. Hier staat de Bijbel in schilderingen herschreven op de ruime vlakken, met figuren van de allergrootste majesteit en gezichten wier mtdrukkingsvolheid de wanhoop van andere kunstenaars opwekt. Zijn portretten, zijn sibyllen, en sommige der tooneelen uit de vijf boeken van Mozes beteekenen voor de schilder- ÊÜROPA 293 kunst wat de fries van het Parthenon voor de beeldhouwkunst beteekent. Aan eiken kant van deze kapel zijn zes groote fresco's door de grootste van de werkelijke pre-Raphalëiten — Perugino, Pinturicchio, Ghirlandaio, Botticelli, Cosimo Rosselli, en Luca Signorelli, — waarvan enkele stukken tot het beste behooren • wat deze meesters hebben gemaakt. Leo X droeg Raphael op om voor den bekleeden muur eronder zijn onsterfelijke tapijten te maken. Tot zoo ver heeft men hier niets dan een toon van verrukking gehoord, maar het vooroordeel tegen Michelangelo's „Laatste Oordeel" zal er niet op verminderen door het feit, dat om het te plaatsen, de ramen in den altaarmuur en de mooie vijftiendeeeuwsche fresco's die hen omgeven, moesten worden opgeofferd. De Kapel van Nicolaas V, genaamd de Kapel van San Lorenzo, is een der meesterstukken van Fra Angelicc, die zich nergens meer menschelijk of meer vooruitstrevend voor zijn tijd toonde, ofschoon zijn fresco's hier zich in 't geheel niet zoo mooi laten reproduceeren op vergulde prentbrief¬ kaarten als zijn Paradiso. De Paolijnsche Kapel heeft twee berookte fresco's van Michelangelo, de Sala Regia werd, in opdracht van een Paus uit dien tijd, versierd met de voorstelling van den St. Bartholomeusnacht, die even hoog hangt als „de Slag van Lepanto," het tweede voornaamste onderwerp der versieringen van deze hal, maar dat die overwinning tamelijk in 't duister zet. De Sala Ducale is louter barok, voornamelijk in zijn middenboog. DE ST. PIETER TE ROME. De grootste en indrukwekkendste kathedraal ter wereld. Zij beheerscht de groote Piazza, die haar naam draagt, en verkleint den indruk van den machtigen obelisk, die door Caligula van Heliopolis naar Rome is gebracht. De St. Pieter te Rome. — Wanneer de St. Pieter gebleven was, zooals zij oorspronkelijk was ontworpen, zonder de leelijke en er niet bijbehoorende bovenverdieping boven het portaal, dan zou zij het schoonste gebouw in haar soort geweest zijn. Maar nu is de koepel half verborgen en de schoonheid van het portaal verloren. Het op één na laatste venster in het bovenstuk behoort tot de Leoninische Kapel, waar de heiligverklaringen uitgesproken worden. Hiervandaan placht dc Paus het volk na zijn verkiezing te zegenen. De achterkant van de St. Pieter is zeer schoon en indrukwekkend. Het gezicht van af den dom der St. Pieter toont de kolonnaden, waarmee Bernim de Piazza omgeven heeft, in haar volle schoonheid; in het midden staat de obelisk (waarvan de overbrenging naar haar tegenwoordige plaats aan Bordighera het recht heeft gegeven om de palmen voor den Palmzondag te mogen leveren), rechts en links zijn de beroemde fonteinen. Het voornaamste gebouw op den achtergrond, dat in donker reliëf tegen de groote witte massa der Gerechtshoven en den De Wonderen der Wereld, 10 274 DE WONDEREN DER WERELD. brug over den Tiber uitstaat, is het kasteel van San Angelo. Dit is een der meest beroemde gebouwen van het oude Rome. Opgericht als graf voor Hadrianus, bevatte het eens ook het gebeente van Marcus Aurelius, den beroemden philosoof, wiens „Overpeinzingen" nog steeds in tal van boekerijen worden aangetroffen. Het is een groote ronde massa van witte steen, omgeven en bekroond door middeleeuwsche versterkingen, en het bezat een lift reeds in de dagen van Leo X. Het bezit enkele der bekoorlijkste fresco's van Rome, door de leerlingen van Raphael uitgevoerd. De Bronzen Engel bovenop gedenkt de verschijning van een engel, die plaats had tijdens een processie door Paus Gregorius den Groote gehouden, om van den hemel het einde af te smeeken van de pest, die toen de stad teisterde. De Dom der St. Pieter is de hoogste ter wereld en de bekkmming, die tot aan het dak in een lift geschieden kan, duurt van 's morgens acht tot elf uur; men kan tot vlak in den koperen bal komen, die onder het kruis bovenop het dak hangt, en er is een blijvende inrichting voor illuminatie met hellichtende lampen aangebracht. Het gezicht van hieraf is niet zooveel mooier dan van het dak, maar de bekhmming is zeer belangwekkend. Het inwendige der St. Pieter is vol majesteit niettegenstaande de schitterende versiering met kleurrijk marmer. Het denkbeeld, dat er aan ten grondslag ligt, is grootsch, zij heeft de wijdheid, de groote bogen, de edele steunstukken der grootste Baden en Gerechtsgebouwen uit den Keizertijd. De woorden van Michelangelo, dat hij om de St. Pieter te maken den dom van het Pantheon bovenop de groote bogen der Basilica van Constantijn op het Forum zou willen zetten, zijn reeds vermeld. De koepel is een veel grooter triomf voor de bouwkunst dan die van het Pantheon; de groote bogen die hem schragen, de rijk met gezonken paneelen voorziene cylindervormige gewelven van het schip en koor, door Bramante vol- DE DOM DER ST. PIETER TE ROME. tooid' ziJn bijzonder mooi. De loggia door Bernini er aan toegevoegd en de reusDe voornaamste trots der St. Pieter is haar koepel, die , . , . , t-, . , , . ... , , , , u.. . achtige tabernakel, waarvoor Bernini, het door Michelangelo werd ontworpen. Hij is I io voet in ° middellijn, wat hem iets kleiner maakt dan die van brons van het Pantheon gebruikte, zijn het Pantheon. echte stukken barok. Maar voor het grootste deel is het inwendige zoo kolossaal, dat het leeg is, en zoo leeg dat het de grootschheid van een verre wijdte verkrijgt. Het standbeeld van den Heiligen Petrus wordt aan de zesde eeuw toegeschreven. De knielende figuur van Pius VI in de Confessio voor den afgesloten ingang van het Graf van Petrus zinspeelt op het meest pathetische voorval in de geschiedenis der Pausen. Napoleon bracht hem naar Frankrijk, waar hij stierf als een soort gevangene en een gewoon burger, in het kleine stadje Valence, alwaar zijn dood in de stadsarchieven geregistreerd is als van „een zekeren Jean Braschi, die het ambt van Pontifice bekleedde." De Engelschen interesseeren zich het meest voor Canova's monument voor de laatste drie Stuarts — Jacobus III, den „Old Pretender" (= Oude Pretendent), Karei Eduard den „Young Pretender," en Hendrik, Kardinaal van York — opgericht door George IV. De Crypt van de St. Pieter is zoowel door wat zij bevat als door de gevoelens die zij opweek een der meest treffende dingen in Rome. Het is alles wat er van de basilica is overgebleven, dit EUROPA. 275 door Constantijn den Groote aan den Paus was geschonken, en zij heeft nog het plaveisel bewaard dat door zoovele kerkvorsten en monarchen is betreden. Dat dit plaveisel bewaard is gebleven, is te danken aan het feit dat de bouwmeester meende dat het de beste grondslag voor de nieuwe kerk zou zijn. Hij overwelfde het met lage gewelven van een buitengewone sterkte, en daaronder zijn verschillende voorwerpen van het hoogste belang bewaard of verzameld. Hier zijn de pleister sarcophagen, die eerder op walvisschen gelijken, waarin de Stuarts werkelijk begraven zijn, zooals kransen van witte rozen van de vereerders van het geslacht der Stuarts nog getuigen. Hier wijst een ruwe steen het graf van Mathilda aan, de Gravin van Toscane, Hier zijn alle graven der Pausen, die zijn overgebleven na de vernieling der oude basiliek. Hier is Bonifacius VIII, de Groote Oude Man van Anagni. De dertiende eeuw heeft geen mooier rustend beeld gemaakt dan het zijne. Dicht erbij is de oude sarcophaag die de beenderen van Nicolaas Breakspear bevat, den eenigen Engelschen Paus; en de beeltenis is bewaard, boven een onregelmatig opschrift, van Paul II, den Venetiaanschen Paus. Hij liet een reusachtig gedenkteeken met schoone paneelen versieren door Mino da Fiesole en het grootste deel ervan is bewaard gebleven, en in de muren van de Crypt gebouwd. Het beeldhouwwerk van Matteo PoUainolo, dat het martelaarschap van Petrus en Paulus voorstelt, en rond het hoogaltaar der Oude St. Pieter liep, is hier geheel en al bewaard, maar alles wordt op den achtergrond gedrongen door het Graf van Petrus. Van het graf zelf kan men niets zien. Het ligt hermetisch gesloten onder een altaar, dat door twee niet zeer oude noch indrukwekkende vóórkapellen bereikt wordt. Maar onder het altaar ligt nog, met zware baksteenen omgeven, het graf van den Apostel. Rechttegenover de deur van het graf van Petrus is de schoonste Christelijke sarcophaag in Rome, het eenige oude graf in de St. Pieter dat nog de beenderen bevat die er ter ruste zijn gelegd. Het is het graf van Junius Bassus, prefect van Rome, die Christen werd in het jaar van zijn ambtsbekleeding, vijftien eeuwen geleden. DE PIAZZA VAN ST. PIETER. Het is moeilijk zich een denkbeeld te vormen van de uitgestrektheid van dit plein. Men krijgt hiervan eenig denkbeeld als men ze vergelijkt met de grootte der rijtuigen die in de schaduw van den obelisk staan. De colonnades, die het plein aan twee zijden insluiten, bestaan uit 284 in dubbele rijen geplaatste pilaren. 276 DE WONDEREN DER WERELD. HOOFDSTUK XXIV. De Etna - De Etna, dien de Sicilianen in de gewone omgangstaal altijd Mongibello noemen, is de voornaamste vulkaan van Europa. Hij is tienduizend zevenhonderd en twee voet hoog en meer dan honderd Eng. mijl in omtrek. Men kan hem van het hoogland boven Pa rn zien, aan den anderen kant van het eiland. Hij is een veel mooiere berg dan de Vesuvius nu "tzij men naar de langzaam stijgende helling aan den kant van Taormma o de steüe helhng naar de zee aan den kant van Syracuse kijkt, van welke zijde gezien hu veel gehjkt op den Fujiyama, den grooten vulkaan van^ Japam ^ ^ Het bekendste gezicht erop is over het van aUe vruchtbaarheid, ofschoon hij anen beschouwen hem niet als een vijand, maar ais ue regalen Catania heeft verwoest. De eerste groote uitbarsting, waarvan melding gemaakt worTwas in 396 v66r Chr., en de hevigste was in x669, waarbij vijftienduizend inwoners van Ca- ^"arlteristieke kenmerken van den Etna zijn ■ ■ i„ ,„om>r. overheen eaan- een verbazend lange tijd moet er voorbijgaan de spoorweg en de provinciale wegen overneen gaan, , ecu t, voordat er iets od deze zwarte siërra's en afgronden wil groeien. mL ,1 and iv Nelso» een landgoed van buitengewone vmeh.baarhe.d wdde geven, ga, hThem h", Ln.e landgoed op de bedingen van den Etna. de eenige piaa.s tn Ennapa «, , • ., tv, -ptn- huiteneewoon rijk aan wilde bloemen, vooral irissen een woud is van oranjeboomen. De Ktna is ouitengewuu j ta tenten E,»a, ^ n,en - tijd om hem te bestijgen is in ae maanlichte nachten van Juli. Men begint van Nicolosi ot Randazzo. Nicolosi is het dichtste bij, maar Randazzo is een schoone middeleeuwsche stad. De Etna heeft nog kort geleden een uitbarsting gehad, en in 1892 een nieuwen zijkrater gemaakt. De ergste uitbarstingen waren die van 396. 126 en 122 vóór Chr. en 1169, 1329, 1537 en 1669 na Chr. In 1444 viel de kegel in den krater. Van 1603 tot 1680 was hij bijna voortdurend in werking. In 1843 vernietigde hij bijna de stad Bronte. Maar de grootste uitbarsting der negentiende eeuw was in 1852, hoewel in 1865 de uitbarsting meer dan zes maanden duurde. In twee dagen rolde de roodheete lavastroom veertien Kilometer voort. Er is een observatorium op den Etna ongeveer negenduizend Eng. voet boven de zee. De valleien op den Etna zijn zoo diep, dat steden als Randazzo, hoewel hoog den berg opliggend, geheel buiten het gevaarlijke gebied liggen; de inwoners kunnen in volkomen veiligheid den lavastroom DE ETNA. doQr het dal zien stroomen als door De Sicilianen beschouwen hem niet als een vijand, maar als een g00t. de bron van alle vruchtbaarheid, ofschoon hij meermalen Catania steden Van den Etna, heeft weggevaagd. DE ETNA. Gezicht op den vulkaan. In het midden der plaat kan men het Observatorium zien, en men kan een goed denkbeeld krijgen van de groote stroomen lava, waardoor de berg bekend is. 278 DE WONDEREN DER WERELD. NOTRE DAME DE PARIS. Deze Kathedraal is een prachtig voorbeeld van Gothische architectuur. Zij is op de Ile de la Cité gelegen, een eiland dat het centrum van het oude Parijs was. Randazzo, Aderno, Paterno en nog een paar andere liggen aan den Circum-Etnea-Spoorweg, die rond den berg loopt van Catania naar Giarre-Riposto. De Etna heeft drie zónen — de bebouwde of „Piedimontana" tot op vierduizend Eng. voet hoogte, een der vruchtbaarste streken ter wereld met een zeer gelijkmatig klimaat, die de Campus /Etnaeus der ouden was. De tweede zone, of „Boschiva" loopt van vierduizend tot zesduizend voet — dit is het boschgebied. De derde „Deserta" of „Scoperta", die op sommige plaatsen eeuwige sneeuw heeft, ka 1 nauwelijks eenig dierlijk wezen herbergen en zeer weinige planten behalve boommos en distels. De afbeeldingen toonen het Observatorium, en de beroemde Valle del Bore, die een der onrustigste gedeelten van den berg is. Virgilius was blijkbaar op de hoogte van de verschijnselen der uitbarstingen van den Etna, wat hij in de Aeneis doet uitkomen. Maniace, het kasteel van de familie Nelson, is een heel eind van Bronte, dat aan het hertogdom zijn naam geeft. Het staat dicht bij de plek waar George Maniaces en Harald Hardrada hun beroemde overwinning op de Saracenen behaalden. Dit deel van Sicilië is berucht om zijn roovers, het eenige onveilige district in het heele Oostelijk deel van het eiland. Notre Dame de Paris. — De Kathedraal der Notre Dame de Paris is het meesterstuk der bouwkunde in deze vroolijke stad. Het is een prachtig voorbeeld van vroeg Gothisch werk. De „Ile de la Cité," waarop zij ligt, is het oudste eiland van Parijs, welks historie hier begint in de dagen van Romeinsche overmacht. Lutetia Parisiorum bleef in beteekenis toenemen na den val van Rome en breidde zich eerst langs den eenen en toen langs den anderen oever der rivier uit. Maar daar de snelle loop der rivier, die het eiland omgaf, de prachtigste verdediging was gedurende al de eeuwen, die aan de uitvinding van het buskruit en de moderne oorlogswapenen voorafgingen, werden de voornaamste gebouwen van Parijs, het Koninklijke Paleis, de Kathedraal en het klooster van Notre Dame of het huis der domheeren, die de Universiteit regeerden, alle hier binnen deze nauwe grenzen gebouwd. EUROPA. 279 De oorspronkelijke kerk op deze plaats dagteekent uit de vierde eeuw; de eerste steen der tegenwoor. dige Kathedraal werd in 1163 door Paus Alexander III gelegd, die toen een vluchteling in Frankrijk was. Zij bestaat uit een schip met dubbele vleugels van vierhonderd Eng. voet lengte, en de vleugels worden om het koor heen voortgezet, een zeer vroeg voorbeeld van dezen stijl van bouwen, die in de Gothische kerken van later datum zoo gewoon was. Het gewelf boven het schip is honderd tien Eng. voet hoog, en de breedte van schip en vleugels te zamen is honderd en zes en vijftig voet. De ronde zuilen, die het dak van het schip dragen, zijn een kenmerk, in 't bijzonder aan de Notre Dame de Paris eigen. De waardigheid en schoonheid van het effect, dat de Kathedraal als een geheel teweegbrengt heeft op dezelfde wijze geleden als bijna alle groote kerken waaromheen een moderne stad verrezen is. Ze waren door de oorspronkelijke bouwers bedoeld om een afgezondei de plaats in te nemen, in massale waardigheid boven omgevende weiden en tuinen uit te steken of in strengen trots de lage, kleine huizen, door de menschen bewoond, te beheerschen. Maar het steeds groeiende aantal der burgers en hun toenemende welvaart heeft in Parijs evenals in andere steden het gevo'g gehad, dat de Ile de ia Cité met hooge huizen en gebouwen bezet werd, waarvan de groote torens en tinnen der Kathedraal zich te vergeefs trachtten af te scheiden. En wat het Uchtelijk zware effect van het geheel nog wat meer doet uitkomen, de hooge torenspitsen, die volgens het oorspronkelijke plan op eiken toren zouden verrijzen, zijn nooit gebouwd. De voltooiing van het schip en den voorgevel, het schoonste deel der Kathedraal, was het vroegste voorbeeld van dezen bij zonderen stijl van versiering en een aantal latere Fransche kerken hebben dit model gevolgd. Vele der figuren, waarmee zij versierd was, werden tijdens de Revolutie verwoest, maar sommige zijn nog over, en er bestaat een wonderschoon stuk van dertiende eeuwsche beeldhouwkunst in de frontispice; de engel die de spijkers vasthoudt op deze groep is gelukkig aan de vernieling ontsnapt. De vreemde koppen aan de daklijsten („chimères") en balustraden zijn opmerkelijke stukken werk. De torens zijn twee en vijftig Eng. voet hoog; en in den Zuidelijken toren hangt een der grootste klokken, die bestaat, bekend als de Bourdon de Notre Dame. Hij weegt twaalf en een halve ton. De buitenzijde van het koor is bekend om de slanke draagbogen, die een effect van gratie en lichtheid teweegbrengen. Ze zijn op dichterlijke wijze vergeleken bij „Knielende engelen met halfuitgespreide vleugels." De Gothische fontein is modern werk, door Vigoureux ontworpen in 1845. Binnen in de Kathedraal bij den ingang Van het koor staat „Notre Dame de Paris", een middeleeuwsch beeld der Heilige Maagd, het werk uit het begin der vijftiende eeuw, dat altijd in diepe vereering is gehouden door de vromen. Enkele beroemde reliquieën zijn hier geborgen; ze bevatten de Doornenkroon, een spijker van het Kruis, en een fragment van het Ware Kruis, die door Lodewijk den Heilige na de Kruistochten in 1239 uit Palestina meegebracht zijn. De Sainte Chapelle, nu binnen de muren van het Palais de Justice ingesloten, werd gebouwd om deze heilige reliquieën te bewaren. Op het koorhek zijn drie en twintig tafreelen uit het leven van Christus in steenrelief; ze zijn het werk van twee mannen — oom en neef — tusschen de jaren 1319—1351. Ze zijn opmerkelijk wegens hun schoonheid en waardigheid van opvatting en het zijn zeer schoone voorbeelden van Gothisch beeldhouwwerk. Mont Blanc. — De Mont Blanc is de kolos onder de bergen van Europa. De suprematie van zijn vijftien duizend zeven honderd en tachtig voet graniet staat nog altijd onaangevochten. En in tegenstelling met de reuzen der Himalaya en der Andes, wier paden slechts door enkele onverschrokkenen zijn betreden en die voor de meesten van ons niet anders als namen zijn, is de reus der Zwitsersche Alpen haast een bakende vriend. Wij, die zijn witte ijsdek van zoovele punten bezien hebben, die zijn rotspaden hebben betreden en voorzichtig over zijn gletscherstroomen hebben geloopen, kunnen ons nauwelijks voorstellen, zelfs wanneer we niet ernstig beproefd hebben zijn hoogere toppen te bekkmmen, dat het nog zoovele jaren niet geleden is dat de beklimming een even gewichtige onderneming was als heden de beklimming van Mount Everest. Zoover als de 280 DE WONDEREN DER WERELD. historie vermeldt, was de eerste klimmer, die den hoogsten top bereikte, de gids Jacques Balmat in 1786. Later in hetzelfde jaar bracht hij Dr. Paccard naar den top, en het volgend jaar werd de berg beklommen door de Saussure, den beroemden natuurkundige. De weg, door deze en volgende beklimmers gedurende eenige jaren gevolgd was niet dezelfde als nu bijna dageüjks het heele zomer-seizoen door genomen wordt. Behalve den eigenlijken top zijn er vele kleinere toppen, die nog moeielijker te beklimmen zijn, maar die geleidelijk voor de bestorming zijn geweken, naarmate de jaren verliepen en ervaren klimmers hun gapende afgronden hebben getrotseerd. Hieronder zijn de Aiguille Verte, de Dru en de Blaitière, de Aiguilles des Charmoz en de Jardin. De Aiguilles Rouges zijn een woeste natuur van tinnen, rotsmuren en toppen; vele der lagere punten worden in den zomer door troepen toeristen bezocht. Vanaf den Col de Brévent aan het Zuidwestelijk einde der Aiguilles heeft men een onovertroffen gezicht op den top van den Mont Blanc, die zijn trotsch hoofd in de wolken opsteekt, terwijl de zwarte stukken rots hoekige scheuren maken in den schoonen sneeuwmantel, die over zijn schouders hangt. Van de Flégère heeft men een zeer schoon DE MER DE GLACÉ. Deze gletscher behoort tot de meestbekende der Alpen. Hij gaat door den Col du Géant, en zijne groote ijsmassa vormt de bron voor de rivier de Arve. gezicht op dé Mer de Glacé, met de Aiguille Verte er boven uitstekend. Maar de nabijzijnde tinnen der Aiguilles Rouges maken van dit punt uit gezien den grooten top van den Mont Blanc kleiner. De ijsstroomen, die hun langzamen kronkelenden weg langs de diep uitgeholde hellingen van dan berg hebben gebaand, zijn buitengewoon belangwekkend. De Glacier des Bossons en de Glacier des Bois, beter bekend als de Mer de Glacé, zijn de grootste en best toegankelijke onder deze. De Col du Géant is een prachtige pas, die door het hartje van de Mont Blanc-keten leidt en hierlangs kronkelt de groote ijsrivier met haar spleten die gloeien als saphieren en zijn gepolijste oppervlakte, die als een zilveren schild in de zon schittert. Van onder uit zijn ijsholen baant de rivier de Arve haar weg en stroomt door het Dal van Chamounix. Van deze kleine plaats op de Noordelijke helling van de keten wordt de beklimming der hooge toppen aangevangen. In dit dal was in de twaalfde eeuw een Benedictijnsche priorij gebouwd, maar die was tot de achttiende eeuw slechts weinig bekend voordat de Engelsche reizigers Windham en Pococke en de Zwitsersche natuurkundige de Saussure haar ontdekten en haar natuurlijke schoonheden wijd verkondigden. Mycenae. — De ruïnen van Mycenae in Argolis bezitten een bijzonder belang voor allen, die zich in de romantische geschiedenissen van het verleden vermeien. Hier vinden we bewijzen van DE MONT BLANC. De Mont Blanc is de kolos onder de bergen van Europa. Met haar top van 4810 Meter is deze granieten massa de hoogste berg van ons werelddeel. 282 DE WONDEREN DER WERELD. een voorhistorische beschaving, wier welvaart, macht en pracht wedijvert met die der groote Oostersche dynastieën en die zelfs overtreft. En de geschiedenis dezer wonderbare wereldmacht lag onvermoed verborgen onder het stof der eeuwen, of kwam slechts te voorschijn in losse brokstukken, hier en daar ontdekt, welker beteekenis niet op waarde geschat werd, vóór de uitgravingen van Professor Schliemann van 1874—76 de geheimen der Myceensche stad blootlegden. Het verhaal van zijn zoeken naar de stad en het graf van Agamemnon, en de wonderlijke ontdekkingen die er opvolgden, is een roman om te lezen. Het feit dat Dr. Schliemann ons de werkelijke beschavingstoestand, die in de verzen der Ilias beschreven wordt, heeft geopenbaard en ons in staat heeft gesteld het dagelij ksche leven der helden in bijzonderheden herop te bouwen, heeft ons ten zeerste aan hem verplicht. Hij heeft bovendien een tot nog toe opengebleven bladzijde in de geschiedenis der menschheid gevuld. De geschiedschrijver Pausanias bracht tot ons de overleve¬ ring der legende, dat het graf van Agamemnon te vinden was in Mycenae, waar hij ook door de verraderlijke Clytemnestra en haar minnaar ^Egisthus vermoord werd. En hetzij Agamemnon een werkelijk levende koning was of een held der verbeelding, hetzij de prachtige graven op de Acropolis te Mycenae voor de dynastie der Atriden waren gedolven of voor een ander geslacht, waarvan we nog minder weten, hun groote beteekenis blijft hetzelfde. Het centrum eener oude beschaving, die een hoogen staat van volkomenheid en van artistieke uitdrukking heeft bereikt, is nu ontdekt. Haar hoofdkwartieren lagen in Mycenae in de vlakte van Argolis, wier voornaamste zeehaven Tiryns was op negen Eng. mijl afstand, en wier zustersteden waren Hissarlik (het Troje van Dr. Schliemann) en Knossus op Creta; haar gebied strekte zich bijna even ver uit als dat van de' Grieksche beschaving, die na haar kwam. Het is een merkwaardig feit dat de nabijheid der Aegeïsche Zee met haar mengsel van zee en land (de Grieksche Archipel) altijd de bakermat van rassen is geweest, die, zeer hoog ontwikkeld, artistieke vermogens hadden boven het gemiddelde van hun tijd. Mycenae bestond uit een ommuurde citadel binnen een ommuurde stad. Deze muren zijn van cyclopisch metselwerk, groote gehouwen blokken, vierkant, veelhoekig en driehoekig, prachtig in elkaar passende om een massieven verdedigingsmuur te vormen, tusschen de dertien en dertig Eng. voet hoog. Behalve een kleine deur of uitvalpoort in den noordelijken muur is er slechts één poort in dezen ondoordringbaren muur, bekend als de Leeuwenpoort. De driehoekige platte steen die den grooten kalf bekroont, is gebeeldhouwd met een heraldische afbeelding van twee klimmende leeuwen of leeuwinnen, nu zonder kop, die een zuil ondersteunen. Deze voorstelling DE LEEUWENPOORT TE MYCENAE. Deze primitieve leeuwen, die den ingang naar de voorhistorische Acropolis bewaken, zijn het oudste beeldhouwwerk, dat bestaat. De beschaving, die dit interessante werk voortbracht, moet bestaan hebben in de 17e of 16e eeuw vóór Chr. EUROPA. 28:-! bracht de onderzoekers er het eerst toe om de beschaving van Mycenae met de oude Phrygische in verband te brengen. Dit is een der verstverspreide Arische voorstellingen; de boom, of zuil, tusschen twee dieren, of, in later tijd, twee menschelijke figuren, bestaat door alle eeuwen heen, en wordt zelfs heden nog gevonden op Oostersche tapijten en weefkunst, ofschoon de oorspronkelijke beteekenis ervan vergeten is. Mycenae gaf, evenals menig andere bedolven schatkamer, haar geheimen van uit hare graven. Vóór Dr. Schliemann zijn opgravingen begon, waren verscheidene bouwvallen in de lagere stad opgegraven, die aantoonden dat de methode van begraven, daar in zwang, eigenaardig en bijzonder is geweest. Maar hij zocht op de Acropolis zelf naar de graven van Agamemnon en zijn huis. In 1876 ontdekte hij graven, vijf in aantal, waarbij later een zesde kwam, binnen de agora, of plaats van samenkomst, waar, volgens Homerus, de oude mannen der stad plachten bijeen te komen en op gepolijste steenen in een halven cirkel te zitten. Daar is in Mycenae de cirkel van steenen een dubbele kring recht opstaande platte fteenen ongeveer vijf en tachtig voet in middellijn, waarop andere steenen weder geplaatst zijn om een zetel te vormen. De graven zijn uit de rots gehouwen, en zoowel mannelijke als vrouwelijke geraamten zijn er in ontdekt. Zij werden met ongeëvenaarde pracht en een massa gouden sieraden voor hun begrafenis uitgedost. Gouden gezichtmaskers, diademen en ornamenten werden bij hen gevonden, en zelfs dunne platen goud waren over de lijkwaden van het lijk gelegd, terwijl gouden en zilveren bekers en schalen werden neergezet voor het gebruik der gestorvenen, wanneer ze in een andere wereld banquetteerden. Dit waren de graven van monarchen, die over een volk heerschten, dat ver gevorderd was in de kunsten der beschaving. De kunstenaars van Mycenae hadden niet alleen aardewerk om te beschilderen, zij sneden en graveerden in ivoor, been, harde en zachte steen en hout, en zij bewerkten metaal, goud, zilver, lood, koper en brons. Als in koning Salomo's dagen was zilver veel minder in gebruik dan goud. Voor hun beeldjes was brons het meest gebruikte materiaal, de twee overheerschende typen zijn een vrouwelijke figuur met een gespleten rok met strooken en het haar in vlechten als de Assyriërs, terwijl de mannelijke figuren naakt zijn op een lendedoek na. De gezichtstypen op schilder- en beeldhouwwerk zijn beslist niet-Aziatisch, en gelijken meer op de moderne heuvelbewoners van Creta of Albaneezen, en de weinige ontdekte schedels stemmen hiermee overeen. Men meent dat het hoogtepunt dezer groote beschaving samenvalt met de achttiende Dynastie van de Pharao's in Egypte, die gewoonlijk gesteld wordt tusschen de zeventiende en de zestiende eeuw vóór Chr. De groote verscheidenheid en veranderingen die in den loop der Myceensche kunst vallen op te merken, wijzen er op dat zij gedurende een aanzienlijke periode bloeide, waarschijnlijk op zijn minst van de achttiende tot dè vijftiende eeuw vóór Chr. Het verwonderlijke behoud dezer graven en gebouwen — want de bouw van het paleis en de woonhuizen kan nauwkeurig worden nagegaan — is te danken aan het feit dat de stad plotseling geheel verlaten werd. De mannen van Argos, langen tijd de verwoede mededingers der Mycaeners, vielen hen in 487 vóór Chr. aan en ofschoon de massieve muren alle aanvallen weerstonden, dwong de hongersnood de verdedigers tot overgave. Zij zochten een toevlucht in verschillende staten en lieten hun stad aan de goede bewaring van het stof en het vuil der eeuwen over. Aan den val van een gedeelte der citadel, die de nu ontdekte koninklijke graven diep bedolf, is hun merkwaardige gaafheid te danken. En geen latere volken hebben zich ooit van deze oude versterking meester gemaakt om haar volgens hun eigen plan te herbouwen. De Jungfrau. — Op een hoogte van vier duizend honderd zeven en zestig meter boven de zee dringt de Witte Maagd, die in het Duitsch de Jungfrau genoemd wordt met hare verkenners de Piek van Zilver (Silberhorn) en de Piek van Sneeuw (Schneehorn) door de blauwste ether heen of, wenschend zich te omhullen, werpt zij een dikken sluier van wolken om haar hoofd. Niet zoo hoog als haar naast bijzijnde buurman, de Finster aar hor n, is zij toch veel meer bekend, als het ware het symbool van bergbeklimming, de banier der Alpen, in den vreemde ontplooid, om den toerist naar de groene Alpendalen, naar de sneeuwvelden en het opspringende schuim der watervallen te trekken. Voor den Zwitser heeft de Jungfrau bovendien een symbolische beteekenis. Volgens de overlevering legden drie mannen den eed op den Rütli af, zij worden gewoonlijk voorgesteld als staande in een bergvallei bij het Meer van Luzern onder een sterrenlucht, den dood 284 DE WONDEREN DER WERELD. zwerend aan den Oostenrijkschen tiran en vrijheid voor hun vaderland. Hun linkerhanden zijn ineengeklemd, hun rechterarm is uitgestrekt met drie vingers naarboven, zooals de eed werd afgelegd. De Jungfrau, de Mönch en de Eiger, onafscheidelijke makkers in rots en ijs gehouwen, zijn het symbool dezer drie opgestoken vingers, dezer drie mannen, die, naar men veronderstelt, den val van Gessier hebben bewerkt en de daarop volgende onafhankelijkheid van Zwitserland. De beklimming der Jungfrau is, hoewel niet gemakkelijk en vermoeiend, niet gevaarlijk van den oostkant af. Juist honderd jaar geleden werd ze voor het eerst bestegen door twee Zwitsers __ gidsen kan men ze nauwelijks noemen, want in die dagen waren bergtoeristen even zeldzaam als sneeuw in de woestijn. Binnen de volgende veertig jaren, tot 1851 toe, werd ze slechts vier malen beklommen, en eerst veertien jaar later slaagden twee Engelschen, Sir Young en Rev. H. B. George, erin om den top van het Westen, van Interlaken af, te bereiken. Heden zijn de bergtochten op de Jungfrau in den zomertijd veelvuldig, maar wegens den aanleg der spoorlijn hebben de stoutmoedigste bergklimmers, geërgerd over wat zij als de ontheiliging van hun sportveld beschouwen, het verder gezocht om een onbedorven grootschheid en eenzaamheid te vinden, die niet door de fluit eener locomotief verstoord wordt. Deze locomotief, door electrische kracht voortbewogen en tot het tandrad-stelsel behoorend, gaat met zijn treinlading reizigers van den Kleinen Scheidegg rond den Eiger tot achter den Mönch en komt op een kolossale hoogte op de Westelijke helling der Jungfrau te voorschijn. De lijn werd in 1896 begonnen en in 1905 werd het Eismeer Station geopend, maar degeen die het plan het eerst had opgevat, een financier in Zürich, mocht de voltooiing ervan niet beleven. Het Eismeer Station ligt op een afstand van ongeveer vier Eng. mijlen van den Kleinen Scheidegg, en drie en een halve mijl van het voorgenomen eindpunt, tweehonderd en veertig voet van den top van den berg, die men, als men wil, zal kunnen bereiken met een lift. Men kan het nut van het heele plan in twijfel trekken en de luide klachten der natuurliefhebbers gerechtvaardigd vinden, maar in elk geval is de Jungfrau-spoorweg te beschouwen als een der verbazingwekkendste ingenieurswerken dezer eeuw. Ook kan men niet zeggen, dat hij de schoonheid van den berg vermindert voor de oogen van diegenen, die nooit zijn reusachtige massaalheid dichterbij gezien hebben dan van Interlaken, Wengern alp of den Kleinen Scheidegg. Bovendien komt zijn schoonheid op zulke afstanden het meest uit, daar de bergklimmer eenmaal op de hellingen gekomen, niet enkel de rotsen en 't ijs kan bewonderen, maar het uitzicht, dat hij over de omgevende landen en over de zee van in den zonneschijn glinsterende sneeuwtoppen krijgt. DE JUNGFRAU. Op een afstand komt de schoonheid van dezen berg het leest uit, wanneer men de gletschers langs zijne breede hellingen 1. de dalen ver beneden kan zien neerdalen. Amiens. — De dertiende eeuwsche Gothiek heeft geen nobeler gebouw ons geschonken dan de Kathedraal te Amiens, die in 't algemeen door de kunstbeoefenaars als een der bouwkundige juweelen van Frankrijk beschouwd wordt. Onze illustratie toont den Westelijken voorgevel, maar het gebouw is van binnen niet minder treffend schoon en het karakteristieke, dat, wat men zich DE KATHEDRAAL VAN AMIENS. Ruskin heeft in zijne beschrijving der Kathedraal het gezegde van Viollet-le-Duc aangehaald, die het gebouw als het Parthenon der Gothische architectuur beschreef — rein, ontzagwekkend, onaantastbaar. 286 DE WONDEREN DER WERELD. HET AMPHITHEATER TE NIMES. Het inwendige van dit Amphitheater is beter dan van eenig ander in goeden staat gebleven, het Colosseum te Rome niet uitgezonderd. Het is opgetrokken van massieve steenblokken, door geen kalk bijeengevoegd. In ouden tijd was de geheele arena met een zeil overdekt. herinnert, wanneer de details zijn vergeten, is het middenschip, honderd veertig Eng, voet hoog — een hoogte die nog indrukwekkender gemaakt wordt door de lage zij-vleugels, de stoutheid der zuilen en de algemeene soberheid der Gothische architectuur. De plaats, waar de transept en het schip elkaar kruisen, wordt door een slanke spits bekroond. Het koor met fraai gebeeldhouwde stoelen en een hek uit lateren tijd, wordt van de apsis met hare kapellen gescheiden door een open ruimte. Zijkapellen begrenzen bovendien de vleugels die parallel met het dwarsschip loopen. De heele lengte der kerk is vierhonderd negen en zestig Eng. voet, en de breedte is bij het dwarsschip tweehonderd zestien voet. De Westelijke voorgevel is één rijkdom van beeldhouwwerk in Gothischen stijl. De drie portalen zijn met beelden van heiligen gesierd en de volmaakte preciesheid en zorgvuldigheid, die Ruskin zoo na aan het hart lagen, komen hier bij elke bijzonderheid, hetzij ornamenteel of bouwkunstig, aan den dag. Het middenportaal wordt door een mooi dertiende-eeuwsch beeld van den Heiland bekroond. De tweede en derde bovenstukken zijn gevormd door twee rondloopende galerijen, waarvan de onderste bestaat uit spitsboog-ramen en de bovenste twee en twintig nissen bevat met beelden der koningen van Judea. De vierde verdieping is opmerkelijk wegens een fraai rond venster, dat eerder aan den Romaanschen dan aan den Gothischen stijl doet denken, wat misschien aan den vierkanten lijst, die erom heen loopt, ligt. De twee vierkantige torens zonder spitsen, die den voorgevel bekronen, zijn halverwege met elkaar verbonden door een dubbele galerij van teere en fijne bouwkunst met het mooiste spitsboogwerk. Nimes. — Gelegen in het midden van Nimes, tegenover het Lyceum, staat het grootste aantrekkingspunt dezer stad, een der best bewaarde Romeinsche arena's, die er bestaan, dagteekenend uit het laatste deel der eerste eeuw. De arena in Arles, ook in het Zuiden van Frankrijk, is grooter, maar zij is lang niet in zulk een goeden staat overgebleven als die te Nimes. De buitenmuur van het ellipsvormige gebouw is vier honderd veertig Eng. voet over zijn grootste lengte EUROPA. 287 en drie honderd zes en dertig Eng. voet over zijn grootste breedte. De eigenlijke arena is slechts twee honderd zeven en twintig Eng. voet. bij honderd zes en twintig — groot genoeg echter om een man, die erin staat, tot een mier te maken voor den toeschouwer, die op de bovenste rij zit. De arena is door een houten muur of barricade omgeven, zooals men op de illustratie zien kan. Deze is van moderne bouw en dient in een stierengevecht (want het Zuiden van Frankrijk deelt Spanje's liefde voor deze sport, en deze oude Romeinsche arena heeft de daden van enkele der beroemdste matadors gezien) als een wal, waarachter de torero's kunnen vluchten als zij te dicht bestookt worden door het woedende dier. De zetels zijn verdeeld in vijf en dertig rijen van vier boven elkander. Volgens Romeinsche gewoonte werd de bovenste rij voorbehouden van hooge personages, de tweede voor de ridders, de derde voor de plebeiers, en de vierde voor de slaven. Er kunnen vier en twintig duizend toeschouwers zitten die de arena in en uit kunnen gaan door honderd en vier en twintig uitgangen. Vier poorten, ieder aan een as der ellips, leiden in de arena, waarvan de hoofdpoort, die aan den Noordwestkant is, tegenover het Lyceum ligt. Van buiten gezien bestaat het gebouw uit twee verdiepingen, ieder van zestig bogen of vensters; de lagere bogen hebben aan weerskanten vierkante steunbeeren of pilaren, en de bovenste hebben Dorische zuilen. Een vlieringachtig bovenstuk bestaat uit honderd en twintig vooruitstekende steenen of consoles, met gaten erin, waaraan het velarium of het zeil over de arena werd bevestigd. Daar in de dagen der Romeinen ook zeegevechten werden voorgesteld, werd het regenwater door een vernuftig gevonden helling der zetels opgevangen in reservoirs en dan gebruikt om de arena onder water te zetten. Opmerkelijk is de dikte der muren, de afstand van de laagste rij zitplaatsen tot aan den buitenkant van het gebouw is honderd en tien Eng. voet, de hoogte daarentegen van de zoldering tot aan den vloer zeventig voet. Axenstrasse. — Het romantische meer van Luzern, dat met zijn diepgroene wateren de hoogten der Rigi, Pilatus en Uri Rothstock weerspiegelt, heeft geen schilderachtiger hoekje dan HET AMPHITHEATER TE NIMES. Vier en twintig duizend menschen konden op de omgevende banken een plaats vinden en 124 uitgangen waren er gemaakt. De vijf en dertig reeksen zetels waren over vier rijen boven elkaar verdeeld, de eerste voor hooge personages, de tweede voor ridders, de derde voor plebeiers, de vierde voor slaven. 288 DE WONDEREN DER WERELD. de zuidpunt der Urner See, langs wier Oostelijke kust het Zwitsersche Gouvernement in 1863 de wijd vermaarde Axenstrasse heeft aangelegd, die van Brunnen naar Flüelen leidt en niet alleen een aantrekkelijkheid voor den toerist maar een strategischen weg vormt, welke de toegang van uit het Zuiden beheerscht. Deze weg is uit de rots gehouwen en bestaat uit een rij tunnels en galerijen, nu eens op bijna gelijke hoogte met het meer, dan weer honderden voeten erboven. Er naast, eronder of erboven vervolgt de St. Gothard lijri zijn gestadigen weg en met het doel om dezen slagader van den handel tusschen het Noorden en het Zuiden te bewaken was de Axenstrasse oorspronkelijk aangelegd. Het einde van den weg aan den kant van Flüelen levert het wildste en meest indrukwekkende schouwspel op, zooals hij daar door den Uri Rothstock en den gletscher omgeven wordt. Hier is ook de Axen, een grootsche rotsmassa, die steil en loodrecht tot een hoogte van meer dan drie duizend Eng. voet uit het meer oprijst en door de langste tunnel op deze baan, op den hoek van Axenseck, juist voorbij Tellsplatte doorboord wordt. De Tellsplatte is een rots omgeven door boomen en over het meer hangende, die in het volksgeloof de plaat aanwijst, waar Wilhelm Teil, de Zwitsersche nationale held, uit de boot ontsnapte, waarin hij gevangen naar Altdorf werd gebracht. Een kapel, uit de veertiende eeuw dagteekenend, verrijst op deze plek en is jaarlijks op Vrijdag na Hemelvaartsdag het tooneel van een groot feest van Zwitsersche boeren, die er in vroohjk versierde booten heen komen. De illustratie toont een schilderachtige afbeelding van den weg, Zuidelijk van Tellsplatte, naar Flüelen toe. Het Escuriaal. — Het achtste wereldwonder — volgens den Castiliaan tenminste — is het leelijke sombere klooster en koninklijk mausoleum van het Escuriaal, dertig Eng. mijl ten Noordwesten van Madrid en drieduizend vierhonderd twee en dertig Eng. voet boven de zee gelegen in de onherbergzame bergen; die Oud- en Nieuw-Castilië scheiden. Ruwe en onvruchtbare heuveltoppen, in den zomer uitgedroogd door de zon en in den winter kaal geveegd door loeiende, koude stormen, omgeven het reusachtige klooster aan drie kanten, terwijl de vierde zijde. een vrij uitzicht heeft naar het Zuidoosten, in de richting van de onmetelijke vlakten van Midden Spanje. Waarlijk een passende plaats voor het Pantheon van Spanje's heerschers ! Philips II, berucht door zijn strijd tegen de hervorming, koos deze verlaten plek, in overeenstemming met zijn ascetisch karakter, en hij gaf het gebouw, dat gedurende zijn leven werd opgericht, in beheer aan de monniken van St. Hieronymus, die toen tot de vroomste van Spanje behoorden. Hij liet zijn eigen graf bouwen en zag toe, hoe de beeldhouwer zijn knielende gelijkenis weergaf. Zoodra een deel van het gebouw, waaraan nauwelijks was begonnen, bewoonbaar was, verhuisde hij hierheen en in het strengste ascetisme liever in een cel dan in een koningskamer levende, stierf hij in zijn bidkamer rechts van het Hoogaltaar. Het laatste deel van zijn leven was voornamelijk besteed aan het bouwen van dit Real Monasterio de San Lorenzo del Escorial, en hoezeer de geschiedenis ook zijn DE AXENSTRASSE. Deze uit de rots gehouwen weg, die een reeks tunnels vormt, werd in 1863 door het Zwitsersche Gouvernement gebouwd. Hij leidt van Brunnen naar Flüelen en is van aanzienlijk strategisch belang, daar hij de nadering van uit het Zuiden beheerscht. Photochrom Co., Ltd. ALHAMBRA. Het wonderschoone mozaïekwerk en de versieringen met geglazuurde tegels verhoogen ten zeerste de bekoorlijkheid van dit schoonste aller Moorsche paleizen. De hier afgebeelde versieringen in de Sala de las Camas zijn schitterende voorbeelden van Moorsche kunst. Ongeveer 30 mijl van Madrid richtte Philips II dit prachtige kloosterpaleis op, dat de grafgewelven der koningen van Spanje bevat. Het is een enorm gebouw met, zooals de overlevering luidt, zestien binnenpleinen, veeitig altaars, en gangen die honderd Eng. mijlen beslaan. Het gezicht is genomen van den heuvel, waarop Philips II naar het bouwen placht te zitten kijken. 290 DE WONDEREN DER WERELD. daden afkeurt, de nakomelingschap heeft het aan dit mengsel van ziekelijkheid en ware grootheid van karakter te danken, dat een der merkwaardigste gebouwen voor de wereld is ontstaan en voor de Renaissance-bouwkunst een der volmaakste kerken. Het Escuriaal beslaat, in den vorm van een parallelogram, zeven honderd vier en veertig Eng. voet bij vijfhonderd en tachtig voet, een oppervlakte van vierhonderd duizend vierkante Eng. voet, die door een zeer hoogen muur omgeven wordt. St. Laurentius is de heilige aan wiens nagedachtenis dit klooster in 1586 werd gewijd, drie en twintig jaar nadat de eerste steen gelegd was, en de reden dat het aan Laurentius werd gewijd, is te vinden in den slag van St. Quentin, toen de koning, die zich verplicht had gezien een klooster van den heiligen Laurentius af te breken, de gelofte aflegde dat, als hij overwon, hij voor den heilige het prachtigste klooster in de geheele wereld zou bouwen. En hij bouwde het in den vorm van een rooster, DE GLETSCHERTUIN TE LUZERN. tcr herinnering aan het martelaar¬ schap van den heiligen patroon, en onder het hoogaltaar der kerk het hij een pompeus versierde achthoekige crypt maken, die als mausoleum voor de koningen en hun vrouwen zou dienen. De eerste, die hierin neergelegd werd, was zijn vader, keizer Karei V, en naast zijn graf was een open plaats gelaten met het volgende opschrift in het Spaansch: „Als iemand der afstammelingen van Karei V hem in grootheid van daden overtreft, laat hem in deze nis begraven worden; alle anderen hebben zich eerbiedig op een afstand te houden." De nis >s nog steeds ledig. De ontzaglijke grootte van het Escuriaal is zeer indrukwekkend, vooral gezien, zooals op onze illustratie, van de Sella de Don Felipe, of „Philips zetel," een terras gehouwen in een der heuvels die het overzien, waar de vorst de gewoonte had op een rustbed neer te liggen en de bouwers aan het werk te zien, terwijl hij intusschen zijn ingenieurs raadpleegde, orders aan zijn generaals gaf, en met vreemde gezanten beraadslaagde. De blauwe leien en looden dakpannen van bet dak günsteren op mijlen afstand, een waar doolhof van vensters zijn er in de gebouwen die den koepel der kerk omgeven — er zijn niet minder dan twaalf duizend ramen en deuren in het Escuriaal, vijf en negentig mijlen gang en meer dan zevenduizend heilige reliquieën. Binnen in het klooster is de architecturale strengheid van den Dorischen stijl ongetwijfeld eenig in de wereld, en deze strengheid is nog grooter in de kerk, waar fresco's en bloedroode versieringen van jaspis pracht, maar geen alledaagschheid, aan het geheel bijzetten. De Gletschertuin. — De werking van gletschers op rots en steen kan men nergens op een meer schilderachtige wijze zien dan in den Gletschertuin van Luzern. Deze alleenstaande overblijfselen van een oorspronkelijken gletscher werden in 1872 in de buurt der beroemde Kursaal van deze Zwitsersche badplaats ontdekt en vormen sinds dien een der voornaamste aantrekkelijk- EUROPA. 2$i heden der stad. De tuinen liggen links van het I .eeuwenmonument, waarover Carlyle zoo welsprekend heeft gesproken, en bevatten een reeks van twee en dertig miniatuur „reuzen ketels" cok „gletscher molens" genoemd. Zij gelijken bij het eerste gezicht op granieten kopjes, van verschillende diepte en grootte, de grootste is acht en twintig Eng. voet in doorsnede, de kleinste vijf. Zij hebben hetzelfde verschil in diepte, de diepste bereikt negen en twintig Eng. voet. Sommige dezer gletschermolens zijn in volmaakten staat en vertoonen nog den kogelvormigen granieten bol die, door de borrelende wateren in de rondte gedraaid, den kop in de rotssteen hebben uitgehold, die door de langzame schurende werking van het ijs was glad gemaakt. Behalve deze gletschermolens bevat de tuin fossielen uit voorhistorischen tijd, en een groote verscheidenheid van Alpenbloemen — het geheel omgeven door groene boomen en een park-achtig kamp waar gemzen en herten in loopen. Overblijfselen van een paalwoning zijn ook op deze gronden te zien, maar die zijn door de overheden hierheen overgebracht van uit een der Jura meren in het Westen van Zwitserland. De Latomiae of Steengroeven te Syracuse. — Een voornaam punt, dat men omtrent Sicilië niet moet vergeten, is dat het, te zamen met enkele nederzettingen op de kust van Italië, het grootste deel van Griekenland uitmaakte. De Grieken zelf spraken van Magna Graecia. In het eigenlijke Griekenland maakte de ondernemingslust der Atheners dat de Ionische Grieken de grootste plaats in de Grieksche geschiedenis innemen, die ook grootendeels in het Ionisch dialect werd geschreven. In Magna Graecia was het Dorische ras overheerschend, wat te danken was aan den ondernemingslust van Syracuse. Syracuse was de grootste en rijkste aller Grieksche steden. Het was de eerste Europeesche stad die een millioen inwoners had. De prachtige gebouwen die op de Temenos of het gebied der goden stonden tusschen de vijf kwartieren van de stad en haar vestingen in, waarvan nog een prachtig kasteel over is, waren van steen gebouwd die uit de Latomiae gehaald werd. Bijna geheel Sicilië is bedekt met een rotsvloer, die beneden hol is, wat de wonderbaarlijke katacomben en onderaardsche steden verklaart. Rondom Syracuse is deze vloer dun, en de steenhouwers waren er gauw door heen, zoodat de uitgestrekte holen eronder bloot kwamen, wier rotsachtige zijden een onuitputtehjken voorraad van prachtige bouwsteen opleverden. Heden ten dage zijn de bodems ervan overdekt met weelderig kreupelhout, voor zoover ze niet begroeid zijn met oranjeboschjes en olijf- en amandeltuinen. Twee hunner zijn beroemd in de geschiedenis. De Latomia dei Cappuccini, die verreweg de grootste is, | werd als gevangenis gebruikt voor de twee Atheensche legers die bij het beleg van Syracuse gevangen genomen waren. De Latomia del Paradiso, die in grootte op „„, . , a. A , .. b ; DE GRIEKSCHE STEENGROEVEN IN SYRACUSE. deze volgt, bevat de buitengewone grot, Ai* 1™+ rv„_ tv: • j 1, Hiervandaan kwam al de steen waarmee het oude Syracuse die het Dor van Dionysius genoemd wordt. . , , . . j • v • —:n: J ° is gebouwd — de eerste stad in huropa met een millioen De bodem dezer grot was volgens de over- inwoners. DE STEENGROEVEN BIJ SYRACUSE. Pe-n omt in de Latomia del Parad iso. In deze steengroeve vindt men Dionysius" werd geheeten, omdat, naar men beweert, de befaamde tyran daar heeft afgeluisterd de gefluisterde geheimen van zijne gevangenen, in de grot opgesloten. het hol, dat „het Oor van EUROPA. 293 levering de gevangenis, waarin de tyran Dionysius zijn slachtoffers opsloot. Bovenop is een heel kleine galerij van buiten af toegankehjk maar van binnen uit onzichtbaar, waarin de tyran naar de gesprekken zijner gevangenen zat te luisteren. Toen het nog in goeden staat was, kon hij bijna een gefluister hooren; nu maakt een geluidsacrobaat echo's en orgelgeluiden voor U, die gij wel over eenige mijlen afstand zoudt kunnen hooren. De schoonste der steengroeven is de Latomia de Santa Venere (de Godin der Liefde met de een of andere minder bekende heilige in verband gebracht) en de droppelende bron hier heet het Bad van Venus. Deze steengroeve is de rijkste van alle in tropischen plantengroei en heeft haar rotsen vol met nissen, die eens de marmeren gedenkteekenen der Romeinsche dooden bevatten. De andere twee Latomiae zijn onbelang¬ rijk, ofschoon de Latomia del Filosofo haar naam ontleent aan een daarin opgesloten letterkundige, die zoo dwaas was om over de dichterlijke pogingen van zijn souverein en meester te lachen. De Koning der Klokken. — Eén der beroemdste onder de groote klokken, die er bestaan, is „de Tsaar der Klokken" op haar voetstuk aan den voet van den IvanVéliky toren in het Kr'emlin te Moscou. Onze afbeelding geeft een goed denkbeeld van haar omvang; de hoogte is van den bovensten rand tot aan het ondereinde zestien Eng. voet, en haar grootste omtrek is acht en vijftig Eng. voet, zoodat gemakkelijk twintig man naast elkaar binnen in op het voetstuk zouden kunnen staan. Zij weegt in 't geheel twee honderd ton, het gebroken stuk alleen weegt reeds tien ton! De Koning der Klokken is nooit gebruikt. De klok werd in 1735 besteld en twee jaar later, toen zij nog in den vorm zat, verwoestte een brand de werkplaatsen van den aannemer, met het gevolg dat de klok gebroken was. Ten gevolge hiervan liet men haar in den grond zitten, en een tweede kleinere werd gemaakt, die in de plaats der bedoelde klok in den Ivan-Véhky toren kwam te hangen. Maar honderd jaar later werd de oorspronkelijke klok opgegraven en op een voetstuk van stevig metselwerk gezet, en een aardbol met kruis werd er boven opgezet, zooals de illustratie toont. De artistieke verdiensten van de versieringen waren een reden voor deze opgraving want de buitenkant is met allegorische bas-reliefs versierd, die Tsaar Ivan en de Tsaritza Anna Ivanovna voorstellen, door cherubijnen omgeven zoowel als door figuren die Jezus en de heilige Petrus, Paulus en Johannes weergeven. Een medaillon inschrift met den Russischen adelaar erboven bedekt den gebroken kant, en ofschoon dus de klok stom was geboren en nooit vanaf de hoogte DE KERK VAN ST. BASILIUS TE, MOSKOU. de Verschrikkelijke heeft deze kerk doen bouwen. Men zegt, dat hij het gebouw zoo prachtig vond, dat hij den bouwmeester de oogen liet uitsteken om te voorkomen, dat deze nog een dergelijk kunstwerk zou ontwerpen. 294 DE WONDEREN DER WERELD. van den naburigen IvanVéliky toren heeft geklonken, wanneer er een nieuwe Tsaar pp den troon aller Russen kwam, toch heeft zij haar geschiedenis en maakt misschien meer indruk op den toeschouwer dan wanneer zij op haar verheven plaats tusschen hemel en aarde had gehangen. Het Kremlin. — „Boven Moscou het Kremlin; boven het Kremlin de Hemel" zegt een Russisch spreekwoord en geen verdere woorden zijn noodig om de belangrijkheid dezer citadel in het hartje van Moscou te beschrijven, gelegen op een uitgestrekten heuvel ten Noorden der rivier de Moskwa. Het is het zinnebeeld van de geestelijke en wereldlijke macht der Tsaars — een opéénhooping van kloosters en paleizen (de eerste behoorend tot de rijkste der wereld) van kerken en kathedraals, van torens en spitsen, en het geheel omgeven door een muur van zestig Eng. voet Deze klok, hoewel de groot?te klok der wereld, is nooit opgehangen, want hoog. De klokken van den zij kreeg een krak onder het gieten en vormt nu een kapel. Zij is 19 Eng. Ivan-Véfiky toren in het voet hoog. 60 voet rond den rand en weegt 198 ton. Kremlin zijn de eerste die het nieuws verkondigen, dat een tsaar den troon zijner vaderen. heeft bestegen; in de vrouwen- en mannenkloosters houden de prinsen en prinsessen der koninklijke familie zich \$an de wereld afgezonderd, en hier ligt ook het sterfelijke overschot der voorouders van den tegenwoordigen heerscher. Het gezicht van den top van den Ivan-Véliky toren is als een Oostersche droom van buitengewone pracht. Onze afbeelding toont den Spaskiia toren, die den hoofdingang naar het Kremlin vanaf het Krasnaia Plein bekroont. Dit gebouw van honderd tachtig voet hoog, genaamd „van den Heiland", is de beroemdste toren in Moscou, waarvan het onderste gedeelte in 1491 gebouwd is door den Milaneeschen bouwmeester P. Solari. Honderd dertig jaar later werd den Engelschen bouwmeester Holloway opgedragen om het bovenstuk van den toren te bouwen, wat hij . deed in Gothischen stijl. De klokketoren zelf dagteekent uit de achttiende eeuw en is Russisch. Aan eiken kant van den ingang is een kleine kapel eerder op een schildwachthuisje gelijkend dan op een plaats van godsdienstige vereering, en boven den ingang geeft een beeld van den Heiland „het palladium van het Kremlin" zijn naam aan den toren. Het werd in 1685 uit Smolensk naar Moscou gebracht, en op bevel van Tsaar Alexis werd aan het voetstuk een lamp aan een ketting gehangen. Bovendien werd erbij bevolen dat ieder, die onder de lamp doorging, eerbiedig zijn hoed zou afnemen — een bevel DE GROOTE KLOK TE MOSCOU. HET KREMLIN TE MOSCOU. Dit is het groote vesting-heiligdom van Rusland. Vele kathedralen, kloosters en paleizen, de groote klok en de Ivan-Vélikytoren liggen binnen de Kremlinmuren die met achttien torens bekroond en van vijf poorten voorzien zijn. 2% DE WONDEREN DER WERELD. dat, onder bedreiging des doods, opgevolgd werd en nu een gewoonte is geworden, waaraan alle vaderlandslievende Russen 'zich hebben onderworpen. De Krater-Meren van Noord-Duitschland. — Ofschoon wij weten dat in de wordingsgeschiedenis der aarde NoordEuropa evengoed zijn deel van werkende vulkanen gehad heeft als de Zuidelijke streken, kunnen wij ons dit heden slechts moeielijk voorstellen. Want zij hebben zoo lang gesluimerd en de tijd en de natuur hebben deze vulkanische bergen zoo van hun verschrikkingen beroofd door de steile lavapunten af te ronden en ze met groen te bedekken en door de kraters met aarde of water te vullen, dat er weinig is overgebleven wat met hun vroegere hevige uitbarstingen in verband kan worden gebracht. En toch komt, wanneer we door de streken reizen, waar sporen van vulkanische werking veelvuldig voorkomen, onwillekeurig de gedachte bij ons op, dat het toch niet heelemaal onmogelijk zou zijn, dat eens deze schoorsteenen, waardoor de hitte der aarde een DE POORT DES VERLOSSERS IN HET KREMLIN. uitweg vond, nogmaals in werking zouden jl . , , kunnen treden. Deze werd in 1491 onder de regeenng van Iwan den . Groote door Pietro Solari uit Milaan gebouwd. Zij geniet Men krijgt dien indruk sterk m Noordbijzondere vereering van het Russische volk wegens het Duitschland, Waar Vele uitgebluschte Vul- beroemde beeld, met goud omlijst, boven den ingang. kanen nQg. hun ^ejgen^e kenmerken hebben behouden. De vulkanen van het Eifeldistrict, die in dit artikel worden behandeld, hebben dezelfde eigenaardigheid als de uitgebrande vulkanen van Auvergne en Noord-Italië — d. w. z. hun kraters zijn gevuld met water, zoodat ze de schoone vijvers vormen, die als kratermeeren bekend staan. Zij die belangstellen in vulkanen, wetenschappelijk of op andere wijze, mogen het district der Vorder Eifel niet voorbijzien, dat, ruim genomen, tusschen Coblenz en Andernach aan den Rijn ligt. De boschrijke schoonheid van het landschap kan nauwelijks overtroffen worden, terwijl sporen van vroegere vulkanische uitbarstingen in scherp contrast daarmee in het oog vallen; lava ligt in massa's opgehoopt of in stroomen verspreid die men mijlen lang aan eiken kant kan volgen. Huizen en wegen zijn ervan gemaakt en het is duidelijk, dat, toen de hevigste stuiptrekkingen der natuur plaats hadden, de Eifelstreek een warm hoekje was. De vulkanen, wier kraters nu meren zijn geworden, zijn negen in aantal. De grootste is Pulvermaar, dichtbij het dorp Gillenfeld en niet ver van de Moezel. Zijn onverwachte verscWjning midden in een desolaat vlak land (want de zijden der vulkaan zijn weggesleten) maakt een grooten indruk. De omgeving van pijnboomen, die zich somber in het beweginglooze water weerspiegelen, omsluit het meer met een betooverden cirkel. Het is negentig morgen groot, drie honderd Eng. voet diep en twee en een halve mijl in omtrek. Rond van vorm ligt het duizend drie honderd en vijftig Eng. voet boven den zeespiegel, en zijn naam, Stofmeer, dankt het aan de zwarte vulkanische stof langs de oevers. Er is iets zoo neerdrukkends in de doodsche stilte die over het tafereel hangt, in zijn verlatenheid en de herinnering aan de geweldige krachten die de bedding van het meer uitholden, maakt dat men zich tegelijkertijd gevoelt aangetrokken en toch afgestooten. DE UITGEDOOFDE VULKANEN IN DUITSCHLAND. Het Pulvermaar. DE UITGEDOOFDE VULKANEN IN DUITSCHLAND. Het Weinfelderma?.r. Het dorp en kasteel liggen onder aan het meer, slechts de kerk staat verder op. 298 DE WONDEREN DER WERELD. Twee kleine vijvers vullen kraters, die eens een deel van denzelfden brandenden berg gevormd hebben. De onheilspellendste aller Eifelkraters ligt bij Mander scheid, eén der schoonste punten uit de streek. Aan een kant strekt het landschap zich uit over een open vlakte, waar de vulkanische heuvel de Mosenberg ligt. Hij is duizend zeven honderd en vijftig voet hoog, een klomp van basalt, die in eens uit de vlakte opstijgt, en zelfs de onvermoeide hand der natuur is er niet in geslaagd de kale wanden met een sprietje groen te bekleeden, ofschoon de vulkaan al sedert onheughjke tijden uitgedoofd is. In de trotsche dagen zijner jeugd had hij vier krateis en de lava rotsen zijn vijftig Eng. voet hoog. Het kratermeer ligt op een van zijn toplooze kegels die, kaal en eenzaam oprijzende, misschien de meest karakteristieke vulkaan van den Eifel is. De verschrikkelijke kaalheid, de benauwende roerloosheid van het sombere water, de verwrongen lavarotsen schijnen de plek af te snijden van al wat liefelijk en vroolijk is in het leven. Men keert zich met een huivering af om een zucht van verlichting te slaken, wanneer men de eenvoudige dorpshuisjes met hunne roode daken in de verte ziet. Een geweldige lavastroom is bijna een mijl ver uit den zuidkrater van den Mosenberg, gevloeid en DE UITGEDOOFDE VULKANEN VAN DUITSCHLAND. De sporen van een lavastroom bij Horngraben. heeft een dal gevuld, waarin de wateren van de Kleine Kyll zich op hun beurt weer rustig een lava-bedding? hebben gegraven. Bij Horngraben hoopte de lava zich op in rechtstandige steile rotsen van twee honderd Eng. voet hoog, gelijkende op die van den „Giant's Causeway" in Ierland. Een ander groot kratermeer dicht bij is het Meerfeldmaar, maar de tijd heeft de hellende zijden gelijk gemaakt en nu lijkt het op een gewoon maar zeer schoon meer, dat het bekoorlijke landschap rondom weerspiegelt. Twee kleinere" vijvers leveren turf op. Bij Daun kan men nog drie dezer merkwaardige krater mer en zien. Ze liggen dichtbij elkander en vullen inderdaad drie kraters van een enormen vulkaan. Ze zijn vooral merkwaardig doordat zij hoewel vlak bij elkander, toch op verschillende hoogte liggen. Het kleinste, genaamd Gmündenemaar, dat duizend driehonderd en zestig Eng. voet boven den zeespiegel ligt, is het schoonste dezer meren. Het ligt in een boschrijke kom, die eens een krater was, met een mooien hoogen achtergrond, over een oppervlakte van achttien morgen, en is twee honderd Eng. voet diep. Hier zijn geen zichtbare lavarotsen, alles is onder een weelderigen plantengroei, die in den vulkanischen bodem gedijt, verborgen. Aan den steilsten kant van den ouden vulkaan ligt het Weinfeldermaar met een oppervlakte van veertig morgen en een diepte van driehonderd dertig Eng. voet. Vervult het meer van Mander- DE UITGEDOOFDE VULKANEN IN DUITSCHLAND. Schalkenmeerenmaar, het eenige vulkanische meer in den Eifel met een natuurlijke loozing. 300 DE WONDEREN DER WERELD. DE UITGEDOOFDE VULKANEN VAN DUITSCHLAND. De Mosenberg-vulkaan bij Manderscheid in den Eifel. scheid met angst, dit stemt tot somberheid. Stil, doodstil, zonder zelfs één vogelstem om de betoovering te verbreken, zonder een boschje of boom dat van leven spreekt, strekt het zich daar alleen op een heuvel uit, het ware beeld van een levenden dood. Slechts een klein kerkje staat aan den oever. Er is geen huis te zien, waar de kerkgangers moeten vandaan komen noch een ruïne om van het verleden te vertellen van het kleine dorpje, dat, naar men zegt, eens rond het nu eenzame bedehuis gebouwd was. Een plaatselijke legende verklaart de verschijning van het meer op een romantische wijze: een bloeiende gemeente leefde eens in den vulkanischen krater, zooals de volkrijke dorpen op de hellingen van den Vesuvius liggen. Deze gemeente was, naar het schijn., meer dan gewoon slecht en werd, volgens het verhaal, met goddelijke straf bedreigd. Toen de heer van het kasteel eens op een dag met een page uitreed en zich omkeerde om nog eens een trotschen blik op zijn landerijen en huis te werpen, zag hij tot zijn verbazing niets als een watervlakte achter hem liggen Terugkeerende vonden ze alleen de kerk en een kind, dat in de wieg op den kerkdrempel aangespoeld was. Dit meer ligt van het Schalkenmeerenmaar slechts door een dijk gescheiden, niet breeder dan een weg, en het is interessant te hooren, dat de inwoners van het dorp met danzelfden langen naam als het meer, hun dooden naar de eenzame kerk bij Weinfeldermaar voor den lijkdienst brengen. Langs den smallen dijk en de steile helling op moet in weer en wind de kist gedragen worden. Schalkenmeerenmaar, het grootste der drie Daunmeeren, ligt in den oudsten der Eifelkraters, en is het eenige meer, waar het water eenig spoor heeft van een natuurlijken afvoer. Het riviertje de Alf, dat bij Bullay in de Moezel valt, stroomt er vandaan. Aan alle zijden bewoond ziet dit meer er minder verlaten uit dan zijn buurman, aan den Oostkant lijkt het, alsof het begint op te drogen. Het zwarte vulkaanzand der omgevende heuvels levert materiaal op voor het vervaardigen van dakpannen. Ten Noorden van de kleine stad Daun, die door stroomen lava, sintels en andere vulkanische overblijfselen omgeven is, ligt het kleine kratermeer van Ulfenermaar, dat een oppervlakte van dertien morgen beslaat en waaraan een kasteel-ruïne ligt. EUROPA. 301 De Laacher See, die de grootste dezer merkwaardige meren is, is strikt genomen volstrekt geen kratermeer, want, terwijl in de andere gevallen een deel van den kegel bleef om het water als in een kom te houden, is hierin de heele berg verdwenen en een klein meer in de plaats gekomen, dat, door bosschen omgeven, vijf mijl in omtrek en ij mijl in doorsnede en naar men zegt, onpeilbaar is. Hier was klaarblijkelijk het middelpunt der vulkanische werkzaamheid in den Vorder Eifel. De berg had vijf kraters, en niet minder dan veertig stroomen lava kunnen in de buurt geteld worden. De schilderachtigheid der Laacher See wordt nog zeer verhoogd door de schoone Benedictijner Abdij aan zijn oevers. Bij het bezichtigen der illustraties moet men in aanmerking nemen, dat ze noodzakelijk vanaf een hoogte moesten genomen worden, wat de hoogte der kraterhellingen zeer verkleint. Forth Bridge. — De spoorwegbrug op de lijn van Edinburgh naar Aberdeen over de Firth of Forth van Linlithgowshire naar het graafschap Fife is zeker een der beroemdste ingenieurswerken der negentiende eeuw, en werd door den heer EiffeL den stichter van den toren van dien naam, verklaard voor het machtigste bouwwerk ter wereld. Er werd zeven jaar aan gebouwd (18S3—90) onder de ingenieurs Sir John Fowler en Sir Benjamin Baker, en de kosten bedragen drie millioen pond sterling. Deze reuzenbrug, tweeduizend zevenhonderd en zes en vijftig Eng. el lang. is van het cantileverstelsel. Het woord cantilever is een ingenieursterm, waarvan het grondbeginsel is het gestadige evenwicht, waarbij het eigengewicht meehelpt om het steviger in stand te houden. De drie cantilevers rusten op reusachtige kisten die in het water liggen, en wogen toen zij met beton gevuld waren, vijftien duizend ton. De grootste diepte waarop deze caissons in het water liggen, is negentig Eng. voet beneden hoogwaterpeil. De hoogte van elke cantilever is drie honderd vijf en zeventig Eng. voet — met andere woorden zoo hoog als enkele der beroemdste kerktorens in Europa. De plaats, gekozen voor den bouw van de brug, is^tegenover Inchgarvie, een eiland in de Forth, dat van eiken oever door een waterstroom van tweehonderveertig Eng. voet diep DE FORTH BRUG IN SCHOTLAND. Deze brug over de Firth of Forth die Linhthgowshire met het graafschap Fife verbindt, is voor het „grootste bouwwerk ter wereld" verklaard. De bouw duurde zeven jaren en kostte £ 3.000.000. 302 DE WONDEREN DER WERELD. gescheiden wordt. De moeielijkheid was nu om deze wateren te overspannen zoo hoog dat de scheepvaart niet belemmerd werd. Men begon met een cantilever op het eiland op te richten waardoor er nog de twee andere overbleven, die zoo dicht mogelijk bij de oevers moesten staan. Van den midden cantilever moesten nu twee reusachtige spanningen gemaakt worden, een naar het Noorden en een naar het Zuiden om de drie cantilevers te verbinden. De verbazingwekkende lengte dezer hoofdspanningen is niet minder dan zeventienhonderd Eng. voet, wat het record slaat voor bruggen van dit type. Afgescheiden nog van de stoutheid der onderneming en de uitvoering er van is de Forth Bridge ook eenig voor de methode die gebruikt is om de caissons te laten zinken, welk werk vele geleerden en ingenieurs van Europa en Amerika heeft getrokken om het pneumatische proces te bestudeeren, dat hier in toepassing is gebracht. Bij den bouw der peilers en spanningen werden niet minder dan veertig mijl buizen gebruikt en het totale gewicht van het gebruikte metaal komt ongeveer op vijftig duizend ton. De rails loopen op een hoogte van honderd vier en vijftig Eng. voet boven hoogwaterpeil — met andere woorden zoo hoog als de Albert Hall in Londen. Carnac. — Bretagne, de bakermat der Kelten in Frankrijk, is rijker aan Druïdische over- CARNAC. Deze „alignements" zijn de omvangrijkste Druïden-overblijfselen der wereld. Men raamt, dat er weleer 15000 menhirs of Druïdische monolithen zijn geweest. blijfselen dan eenig ander land ter wereld. Van de zestien honderd menhirs, die nog in Frankrijk bestaan, zijn er meer dan achthonderd in Bretagne te vinden, en het grootrte deel hiervan zijn de „alignements" rond het dorpje Carnac, negen Eng. mijl ten Zuiden van Auray, dat aan de lijn van Quimper naar Nantes ligt. Men heeft berekend, dat de menhirs die oorspronkelijk in dit district hebben gestaan, vijftien duizend in aantal moeten geweest zijn, ofschoon er heden nog geen zeshonderd over zijn, staande of liggende. Het gebied omvat de vijf alignements Ménec, Kermario, Kerlescant, Erdeven en St. Barbe en strekt zich uit tot Locmariaquer aan de Morbihan, waar de grootste bekende menhir ligt, zeven en zestig Eng. voet lang; onlangs is hij helaas gebroken. De aard dezer „alignements" (linies) is tot nog toe, ofschoon door den Engelschman Mr. Miln grondig bestudeerd, een punt van discussie. De menhirs werden voor graven gebruikt, maar ook, naar men gelooft, als verdedigingswerken. Het heele district rondom Carnac moet door een Keltischen stam zijn bewoond geweest en in Bessenno, een halve mijl naar het Noordoosten, hebben de Romeinen een versterkt kamp gebouwd. Sommige menhirs werden na de Romeinsche bezetting opgericht. Onder de „alignements" zijn vele dolmens gevonden, die hierin van de trilithons zooals CARNAC. De beteekenis dezer menhirs is nog een betwistbaar punt, maar men meent dat ze door de Keltische stammen zijn opgericht met het dubbele doel om het graf van een hoofdman aan te duiden en om als verdedigingslijn te dienen. Enkele dezer menhirs dateeren na de Romeinsche bezetting. 304 DE WONDEREN DER WERELD. in Stonehenge verschillen, dat zij uit groepen menhirs zijn samengesteld, door één of meer deksteenen bekroond. Deze dolmens liggen gewoonlijk boven op een cairn of carn, (vandaar Carnac) of heuveltje dat een doodenkamer bevat. De bekendste van deze is Mont St. Michel, de eenige heuvel in de buurt, waar nu een kapel op staat, waar vandaan men een prachtig gezicht heeft over het laagliggende, vlakke en mysterieuze land. De drie „alignements" van Ménec (plaats der steenen) Kermaric (plaats der dooden) en Kerlescant (plaats van verbranding) kan men van den top van dezen veertig voet hoogen heuvel gemakkelijk volgen, waarvan het bovenste deel door de Druïden zoo was gemaakt dat het een geheime kamer kon bevatten. St. Petersburg. — De hoofdstad aller Russen is de jongste Europeesche hoofdstad, door Peter den Groote aan 't eind der zeventiende eeuw gesticht. De stad is zoo jong als Moskou oud is, en in Het paleis is voornamelijk merkwaardig om zijn uitgestrekt- ^ ichten de stad ^ de heid, met een voorgevel van 455 voet aan het enorme plein waar 20.000 man troepen gemakkelijk kunnen excerceeren. Midden Neva, daar Waar ZIJ aan de Golf Van in staat de rose granieten zuil, die voor Alexander I is opgericht Finland grenst, de meest majestueuze en en de grootste monolith is, die er bestaat. koninklijke stad ter wereld Voornamelijk een woonplaats voor het ambtenaarsgild, de wereld van weelde en vermaak, zijn de breede avenues vroohjk van licht en gelach, en paleizen staan langs de boulevards en de Neva, die gedurende vijf maanden van het jaar bevroren is. De prachtigste dezer paleizen is dat van den Tsaar, bekend als het Winterpaleis, en gelegen aan het breedste deel der rivier. Het sierlijke Paleisplein ligt aan den landkant er voor en in het midden staat het gedenkteeken ter eere van Alexander I opgericht, waarvan de rose granieten zuil het merkwaardigste is, de grootste monolith die tot op heden bestaat, zeven en veertig voet hoog. Het gebouw zelf is rechthoekig en vijf en vijftig Eng. voet lang bij driehonderd tachtig voet breed en honderd twintig voet hoog; het is rossig bruin van kleur en het ijzeren dak heeft een roodachtige tint. Het werd in 1731 door de Tsaritza Anna Joannowna begonnen, maar werd honderd jaar later bijna geheel verwoest en moest opgebouwd worden voor een som van vijf en twintig millioen roebels. Verfijnde elegance is het hoofdkarakter van het Winterpaleis, vanaf de grootsche Gezantentrap tot de Nikolaashal of balzaal toe met haar zestien groote vensters die op de Neva uitzien, van af de roodfluweelen Troonzaal met haar zilveren versieringen tot de Romanoff Galerij met haar portretten en oorlogsschilderstukken. In de schatkamer worden de regalia van het Vorstenhuis bewaard, waaronder de Orlofdiamant als de mooiste onder de kostbaarheden gezet is in den keizerlijken schepter, en verondersteld wordt de bijbehoorende steen van den Koh-inoor geweest te zijn. Beide diamanten vormden volgens de legende de oogen van een leeuw te Delhi, en een ervan, de Orlof, werd door een Sepoy gestolen en aan een kapitein verkocht voor vier en twintig duizend gulden. De Kerk van Jezus' Opstanding te Petersburg. In Memoriam Alexander II. — Dit prachtige gebouw is op de plaats opgericht waar de Tsaar bijgenaamd „de Bevrijder", doodelijk gewond door een bende EUROPA. 305 moordenaars, neerviel. De kerk werd in 1883 onder de regeering van Alexander III begonnen en in 1907 in het dertiende jaar der regeering van Nicolaas II ingewijd. Zij is in den ouden Moscovitischen stijl der kathedraal van St. Basilius den Zalige gebouwd, maar op oneindig veel grootscher en schooner schaal ten koste van verscheidene millioenen roebels. Er is waarschijnlijk niets hieraan gelijk op de wereld. Van buiten is de kerk een indrukwekkende massa graniet en gekleurde baksteen met groote vergulde en geëmailleerde koepels. Van binnen is het één groote schatkamer en een wonderbaarlijk kunstwerk. In geen gebouw ter wereld heeft men gepoogd zulke groote oppervlakten met mozaïekwerk te bedekken, waarmee het geheele inwendige is versierd vanaf de plinten van groen marmer tot op een hoogte van honderd zeven en veertig voet onder den voornaamsten koepel. Italië en Griekenland heeft men doorzocht voor zeldzame en mooie marmers in verschillende kleuren, de steengroeven van den Oerai hebben jaspis geleverd en onyx en lapis lazuli in groote hoeveelheden. De deuren der iconostase zijn van gedegen zilver. De beelden zijn versierd met schoone paarlen en met kostbare juweelen overdekt. Te midden van al deze pracht ligt onder een prachtige baldakijn of troonhemel van gepolijste jaspis, prachtig bewerkt, een klein stuk van gewone straatsteenen en een fragment van een gewoon ijzeren hek. Enkele der steenen zijn door het geweld van den bommenaanslag waardoor Alexander II gedood werd en juist op deze plek neerviel, stuk geslagen. Dit ruwe stukje gewone straat, onaangeroerd gelaten te midden van zulke schitterende pracht, werkt sterk op de verbeelding. De eerste bom, naar het keizerlijk rijtuig geworpen, miste zijn doel, maar wondde een kozak van het escorte doodelijk. De Keizer had slechts door te rijdïn om zijn paleis in veiligheid te bereiken, maar in spijt van alle smeekbeden stond hij er op om zijn rijtuig te verlaten en naar zijn getrouwen kozak om te zien, toen de tweede bom sprong met het doodelijk effect. Zoo onzelfzuchtig kwam de Keizer om, die de slavernij afschafte, die den Balkan van het wreede juk der Turken bevrijdde, en die op het punt was zijn volk een grondwet te geven, toen hij door nihilisten vermoord werd. Met waarheid kan men zeggen, dat het gedenkteeken voor keizer Alexander II een grooten en menschlievenden vorst waardig is. De Kerk der Opstanding wordt na zonsondergang schitterend met electrisch licht verlicht en het schouwspel, dat een avonddienst oplevert, wanneer de priesters in hun gouden gewaden bij de muziek van een geoefend koor van schoone stemmen den dienst verrichten, is zeer belangwekkend. Westminster Abdij. — Londen bezit de twee vermaardste kerken in Engeland — de een gewijd aan Petrus, de ander aan Paulus. De naam van laatstgenoemden heilige staat in nauw verband met de groote Kathedraal die op den top van den heuvel verrijst, welke zich boven de gansche stad verheft, maar dat de Abdijkerk aan den apostel Petrus werd gewijd, is niet zoo algemeen bekend. De groote Westminster Abdij staat aan de rivier in het laagliggende land dat eens bekend was De Wonderen der Wereld. Dit DE WESTMINSTER-ABDIJ TE LONDEN, is misschien de heiligste plek van Engeland, want deze prachtige tempel is innig verhonden met zijn geschiedenis, en velen zijner beroemde vorsten en geöerdste zonen liggen hier begraven. De abdij is bovendien een prachtig stuk vroeg Engelsche architectuur. 20» DE KAPEL VAN HENDRIK VII IN DE WESTMINSTER-ABDIJ. Van oudsher heet deze kapel bij de Engelschen een wonder der wereld. Hendrik VII bouwde de kapel, en hij en zijn opvolgers vonden er hun laatste rustplaats. Mooi zijn vooral de waaiervormige versieringen aan het dakgewelf. EUROPA. 307 als Thorney Eiland, het Verscln"ikkehjke Eiland, een woeste plek moerasgrond en kreupelhout, en door iedereen geschuwd behalve door de wilde dieren, die de verschrikkingen der eenzaamheid zochten. De overlevering alleen geeft de vroegste mededeelingen over de Abdijkerk en schrijft de stichting toe aan koning Lucius (178 na Chr.), die hier een Christelijken tempel bouwde op de plek van een aan Apollo gewijden tempel; maar een later verhaal schrijft deze eerste kerk toe aan koning Sebert der Oost-Saksen, die omtrent 604 door den heiligen Augustinus bekeerd werd. Een graf, dat verondersteld wordt zijn graf te zijn, kan men nog zien juist buiten de wandelplaats. De overlevering heeft aan de geschiedenis der wijding een bijzonder schoone legende verbonden Op een stormachtigen Zondagnacht was Edric, een visscher, bezig zijn netten in den Theems uit te werpen, toen een vreemdeling hem vroeg om hem over de rivier te zetten. Hij deed dit en toen zijn passagier was verder gegaan, zag hij hem den weg naar de nieuwe kerk inslaan. Tosn werd de hemel met licht vervuld en aan den verbaasden blik des visschers vertoonde zich een ladder waarlangs engelen met brandende toortsen liepen. Toen de vreemdeling terugkeerde, vertelde hij hem dat hij Petrus was. de sleutelbewaarder des Hemels, die zelf de kerk had gewijd, welke te. zijner eere was opgericht. Maar Eduard de Belijder was het, die het eerst die kerk begon te bouwen, die haars gelijke niet in het geheele koninkrijk van Engeland zou hebben. Hij besteedde veel geld aan den bouw en bestuurde het werk van den abdij bouw met grooten ijver, maar toen hij stierf, reeds in het jaar 1066, waren slechts het koor en de kruisvleugels der nieuwe kerk gewijd. Toen verflauwde de ijver, en niet voor de regeering van Hendrik III werd het bouwen hervat. „Hervai." is echter nauwelijks het juiste woord, want Hendrik brak het vorige gebouw af en stichtte een kerk die meer in den geest van zijn eigen tijd was Hendrik's bedoeling was ongetwijfeld om te wedijveren met het werk der groote Fransche kathedralen zooals Beauvais of Chartres, of het misschien te overtreffen, maar men had rekening te houden met de nationale eigenaardigheden der Engelschen en de stijl der architectuur was ten slotte vroeg-Engelsch, dat is een soort van strenggehouden Gothiek, en deze is zeer schoon. De versiering komt slechts in de tweede plaats bij het plan van het gebouw, waar alles ondergeschikt is aan de schoonheid van lijn en indrukwekkende verhevenheid. Maar het duurde een langen tijd voor het gebouw gereed was; het grootste deel van het schip werd onder de regeering van Hendrik V gebouwd en slechts tegen het einde van de regeering van Hendrik VII naderde de Abdij, zooals we haar kennen, hare voltooiing. Aan dezen koning komt de eer toe der schoone stichting, die zijn naam draagt. Hij ontwierp de kapel van Hendrik VII opdat zij de koninklijke asch, die zij moest bergen, waardig ware. En haar zeer waardig is zij inderdaad! Gebouwd op de plaats van de Vrouwekapel van Hendrik III, die neergehaald werd om voor dit kunst-bouwwerk plaats te maken, verkreeg zij wegens haar schoonheid en de knappe wijze waarop zij met werken van brons, marmer en gesneden hout versierd is, den welverdienden naam van „Het Wonder der Wereld". De fijne Gothische waaierversieringen van het dak zijn van een ongeëvenaarde schoonheid en pracht, en de groote bronzen toegangspoorten kunnen in bekwaamheid van ontwerp en uitvoering niet overtroffen worden. Er kan hier slechts heel in 't kort melding gemaakt worden van het schip der Westminster Abdij met zijn triforium galerij, die een der schoonste deelen dezer schoone kerk is, van het sacrarium met zijn wonderschoonen mozaïekvloer, de St. Edward's Kapel, ook bekend als de kapel der koningen, de omgang, den kruisgangen — niets mag men hier onopgemerkt voorbijgaan, want alles EEN IJSSTALACTIET IN DE GROTTEN VAN DOBSINA. DE IJSGROTTEN VAN DOBSINA. Dobsina of Dobschau is een dorpje in het Hongaarsche Ertsgebergte, vermaard om zijn buitengewone ijsgrotten, de grootste van Europa, die een oppervlakte van 4644 vierkante meter beslaan. EUROPA. 309 is dit heerlijke gebouw, waarvan het een deel uitmaakt, waardig. De Westminster Abdij getuigt van de liefde en den ijver van vele Engelsche generaties. Bovenal maakt de bouw den indruk van zorgvuldigen opzet met inachtneming van bijzonderheden, en van een vereering voor het verleden en trots voor het heden. Dobsina. — Dobsina, een onbeteekenend mijnbouwstadje in het Hongaarsche Ertsgebergte, honderd vijftig mijl ten Noorden van Buda-Pest, werd ongeveer in de zeventiger jaren der vorige eeuw plotseling beroemd, toen een mijningenieur in de aangrenzende vallei van Straczene de grootste ijsgrot van Europa ontdekte, die een ijsvoorraad van meer dan zes millioen kubieke voet bevatte. Dat was veertig jaar geleden, heden is het dorp groot geteekend op de kaart en in de buurt der grot is een gezondheids — en ontspanningsoord met eerste klasse-hotels verrezen, en de toeristen verlaten Dobschau (of Dobsina) met zijn ijzer, kobalt en nikkel mijnen, en haasten zich noordwaarts door het wilde romantische Straczinedal naar de grot, waarvan men den toegang langs een weg van pijnboomen op een hoogte van meer dan tweeduizend Eng. voet bereikt. Gedurende de zomermaanden wordt de grot met electriciteit verlicht en het effect van het kunstlicht dat tusschen de weerspiegelende stalactieten schemert of de ijsmuren van een kristallijne zuiverheid beschijnt, is een droom van betooverende schoonheid. De oppervlakte der grot is duizend vierkante Eng. el, waarvan achtduizend el met ijsformaties van verschillenden vorm bedekt zijn. Wanneer men de ijsgrot binnentreedt, komt men in de eerste hal, genaamd de IJssalon, elf GEZICHT OP DE MUREN VAN CARCASSONNE. Eng. el hoog bij honderd twintig lang en vijf en dertig tot zestig breed. De gemiddelde temperatuur is — 3° C, ofschoon in den zomer, wanneer de temperatuur buiten twee en twintig graden Celsius aanwijst, wel de thermometer binnen tot boven het vriespunt stijgt. In den winter daarentegen, wanneer de buitentemperatuur soms tot — 250 Co. valt, wijst de thermometer in de grot op denzelfden dag slechts — 8° C. Gedurende de heetste maanden van het jaar smelt de oppervlakte van het ijs in de grot lichtelijk, en de vloer is soms met water bedekt, dat echter in den volgenden winter bevriest. Ten gevolge hiervan verkeeren de ijsstalactieten en zuilen, die van het plafond dat gedeeltelijk met ijs bedekt en gedeeltelijk kaal is, naar beneden tot op den vloer hangen, in een staat van voortdurende verandering, maar dit doet in geen geval aan hun schoonheid schade. Van de bovenhal, met een oppervlakte van ± vijfduizend vierkante Eng. el, leiden honderd vijf en veertig in het ijs uitgehouwen treden door een ijsgang naar de benedenhal van tweehonderd Eng. el lang, aan 't einde waarvan een vijf en twintig el hooge muur van doorschijnend ijs verrijst. Het gezicht op dezen reusachtigen bevroren salon wordt door drie reuzen-zuilen gebroken, ieder met een doorsnede afwisselend tusschen twee en vier Eng. el. Heuvels en hoogten van kristallijn ijs, stalactieten schitterend met den glans van duizend edelsteenen, muren van een blauwe doorzichtigheid en sneeuw-witte bogen van bevroren droppels zijn de wonderverschijnselen dezer wonderbaarlijke grot in de Hongaarsche bergen. Carcassonne. — De geschiedenis van deze oude stad gaat tot zeer vroege tijden terug. Er was een stad van eenige beteekenis hier ten tijde van Caesar's inval in Gallië. Geheel in het 310 DE WONDEREN DER WERELD. Zuiden gelegen neemt het een heerschende positie in op beide oevers der rivier de Ande. De oude stad is op een heuvel gebouwd en door een dubbele rij wallen omgeven, met torens uit de dertiende eeuw, die er nog het aanzien van een middeleeuwsche vesting aan geven. Het kasteel dagteekent uit de elfde en twaalfde eeuw. De zoogenaamde „nieuwe stad" dagteekent uit de dertiende eeuw. In 1262 stond de stad op tegen het koninklijk gezag, een daad van onafhankelijkheid, die Philip Augustus met gestrenge hand onderdrukte. Bij den val der stad werden de voornaamste inwoners verdreven, maar kregen later verlof om in het district te blijven en zij vestigden zich op den anderen, linker oever der rivier. Dit gedeelte der stad werd in de veertiende eeuw versterkt, het grondwerk kan men nog zien. Carcassonne heeft een opzienbarende geschiedenis. Het was een vesting der Wesfgothen en werd tegen de herhaalde aanvallen der Franken met succes verdedigd. Maar in 724 gelukte het den Saracenen om hen te verdrijven, en zij namen nu de stad in bezit. Zij werden weer op hun beurt verslagen en verjaagd door Karei Martel. Van de negende eeuw af waren de . graven van Carcassonne onafhankelijke vorsten, maar in de dertiende eeuw bewerkte de regeerende Graaf Raymond Roger, die de zaak der Albigenzen aanhing, daardoor den val van zijn huis. Simon van Montfort bracht zijn kruisvaarders in 1209 voor de poorten van Carcassonne en Graaf Raymond was gedwongen zich over te geven. Hij stierf in gevangenschap. De Kathedraal van St. Nazaire in de oude stad is voornamelijk werk uit de elfde eeuw. De kerken van Provence zijn bekend om de spitse cylindergewelven van hun schip, maar de schoonste van alle staat te Carcassonne en dateert van 1090. Er zijn ook enkele prachtig gekleurde ramen. ' Pisa. — Pisa is een der merkwaardigste steden van Italië, ja zelfs van heel Europa. Niet alleen kan zij zich heden beroemen op een groep belangrijke architectuur, -die eenig is wat pracht en de meer technische hoedanigheden van stijl aangaat, maar ze heeft een geschiedenis waar ze met recht trotsch op mag zijn. De naam Pisa staat met groote letters in de rollen der geschiedenis geschreven als een kleine maar trotsche republiek, sterk door de dapperheid en flinkheid en onverschrokkenheid harer burgers, die haar onafhankehjkheid durfden hooghouden, en zelfs in troebele tijden in handelsvoorspoed en rijkdom toenam tot zij een schoone en edele stad was geworden op de oevers der Arno tusschen de Toscaansche heuvelen, een stad die koningen gaarne wilden eeren, met een kathedraal die waardig gekeurd werd om van de kroning van een Paus te kunnen getuigen. Het was Pisa, dat den voortgang der Saracenen tegen hield, toen zij dreigden Europa te overstroomen en het was Pisa, dat de keizers van galeien en matrozen voorzag om de Kruisvaarders naar het NOG EEN GEZICHT OP DE MUREN VAN CARCASSONNE. EUROPA. 311 Heilige Land over te brengen. Niet alleen kon het de groote legers naar het Oosten vervoeren die Jerusalem van de ongeloovigen wilden bevrijden, maar zijn naam staat op één lijn met Venetië en Genua en bij de grootste onderneming, werd een zijner bisschoppen Daimbert, Patriarch van Jerusalem. Zulke beroemde tijden kunnen niet voorbij gaan zonder hun merk na te laten op de steden, die ze doorleefden, en wanneer wij heden de gebouwen in oogenschouw nemen, die nog over zijn, worden wij noodzakelijk herinnerd aan dit glorierijke verleden, want het is dat verleden, dat de marmeren zuilen en gebeeldhouwde witte steenen heeft doen verrijzen en den heerlijken bouw heeft gewijd, evenals de Italiaansche zon in de materie van het marmer is gedrongen, zoodat het niet langer wit en dood, maar gloeiend en crème-goud is. De Kathedraal van Pisa, waar de Campanile een deel van is, ligt zoo dat hare geheele schoonheid den beschouwer bij den eersten blik in 't oog valt. De straten der oude stad zijn rustig eh grijs en nauw, met groote schaduwen over den weg en hooge huizen aan weerskanten, en de Via Solferino is in 't geheel geen breede straat, zoodat men slechts, wanneer men aan 't eind ervan komt, eenig gezicht op de groote Piazza krijgt. Maar men loope snel de straat ten einde en den eersten indruk zal men niet licht vergeten! Het zonlicht stroomt over de groote Piazza in verblindend contrast met de schaduwen der toegangswegen. Dik groen gras bedekt de geheele uitgestrekte vlakte (een zeldzaam gezicht in Italië, waar de meeste kathedralen en schoone kérken verborgen liggen in de vuilste gedeelten der vervallen steden) en daar staan de vier groote gebouwen van Pisa, de Duomc of Kathedraal, de Campanile of Scheeve Toren, de Campo Santo en het Baptisterium, alles van CARCASSONNE. " De oude stad is het volmaaktste voorbeeld dat bestaat van een Middeleeuwsche vestingstad. Zij heeft een dubbele rij versterkingen met vijftig ronde torens en wordt door een citadel beheerscht. De buitenste wallen strekken zich uit over 1600 Eng. el. 312 DE WONDEREN DER WERELD. HET BAPTISTERIUM EN DE KATHEDRAAL MET DE SCHEEVE TOREN TE PISA. Al deze gebouwen zijn van het zuiverste Carrara-marmer, wat de schoonheid der Lombardisch-Gothische architectuur op het allervolmaakst doet uitkomen. het marmer uit de naburige groeven, dat wereldberoemd is om zijn blankheid. Maar deze gebouwen zijn oud en des te schooner naarmate de jaren erover heen gegaan zijn, ze zijn zulk een deel der omgeving geworden, dat zij uit louter zonlicht schijnen gebouwd. De Duomo is van reusachtige afmetingen en, van buiten ten minste, zeer schoon van lijn. Zij is in den vorm van een Latijnsch kruis gebouwd, het schip is drie honderd en twaalf Eng. voet lang en eindigt aan den Oostkant in een veelhoekig koor; de kruisvleugels zijn zeer lang (drie honderd zeven en twintig Eng. voet) en hun omvang is zoo groot dat zij zijbeuken hebben. Waar de vier armen van het kruis samenkomen staat een ellipsvormige koepel, rondom versierd met een rij fijne marmeren bogen. Maar het voornaamste van het gebouw is de uitwendige versiering. Die bestaat uit bogen kolonnaden die het geheele gebouw omgeven. Een eind van den grond af zijn deze bogen van een aanzienlijke grootte en ver uit elkaar, maar op de tweede verdieping nemen ze in grootte af, wat werkelijk de fijnheid van teekening nog verhoogt. De Scheeve Toren is op dezelfde wijze versierd, maar hier staan de booggalerijen verder van den romp van het gebouw af en komen daardoor meer uit. Aan de Kathedraal komen deze arcaden het schoonst uit aan den westelijken gevel en rond de apsis. Aan den voorgevel zijn acht en vijftig pilaren, die in rijen boven elkaar staan tot aan het dak toe. Hun schoonheid wordt verder nog verhoogd door de groote bronzen deuren, die, ofschoon zij niet met het beroemde bronswerk te Florence kunnen wedijveren, toch op zich zelf zeer schoon zijn. Zij nemen de plaats in van veel oudere deuren welk in 1596 bij een brand verwoest, werden, en zijn het werk van Giovanni di Bológna, want, hoé ver de Pisanen het ook in de kunst van beeldhouwen hadden gebracht^ 'zij waren tegen de kunstenaars der groote Italiaansche beschavingscentra in 't schilderen en metaalwerken niet opgewassen. In de beeldhouwkunst staan de twee namen voorop van Nicolo Pisano en Giovanni Pisano, zijn zoon. Als een herinnering aan de grootheid van den vader staat daar de zeshoekige kansel, terwijl Giovanni door het spreekgestoelte in de Kathedraal in onze herinnering blijft. Het zijn beide meesterstukken en ze zijn naar hetzelfde plan gemaakt, maar ze verschillen aanmerkelijk in stijl en wijze van uitvoering, daar het werk van Nicolo een stevig- EUROPA. heid en waardigheid toont, die in het werk van zijn zoon plaats maakt voor teederheid en zachtheid van lijn en het verschillende temperament der twee mannen doet uitkomen, die beiden beïnvloed waren door de denkbeelden der verschillende tijdperken, waarin zij leefden. Misschien is de grootere verfijndheid van Giovanni's werk aan den invloed van Giotto te danken, den volgeling van St. Franciscus van Assisi, en zoo middellijk aan den invloed van diens leermg. Het Baptisterium, hierboven genoemd, is bijzonder schoon, rond van vorm, gedekt door een merkwaardigen eenigszins Oosterschen koepel, die door een rij Gothische bogen op de opstaande muren steunt. Beeldhouwkunst en zeldzame marmersoorten, op kunstige wijze dooreen gewerkt, verhoogen den rijkdom der versiering. Binnen in is een kring van marmeren zuilen, die het heiligdom omsluiten en een tweeden kring van pilaren dragen, die op hun beurt weer het dak schragen. Elk dezer kapiteelen is versierd. Er is bovendien een prachtig achthoekig doopvont, dat op een platform boven den vloer staat. Het is versierd met fijn mozaïek en werd door Guido Bigarelli da Como in 1246 gebeeldhouwd. De Toren van Pisa is te zeer bekend om veel beschrijving noodig te hebben. Haar neiging tot scheef staan is, zooals Dickens in zijn „Reizen door Italië" schrijft, „zoo hevig als de vurigste toerist maar wenschen kan." De juiste oorzaak voor deze scheefheid is gedurende eeuwen een punt van verschillende veronderstellingen geweest, maar de gezaghebbenden op dit gebied zijn het er nu over eens, dat het te wijten is aan den onvasten grondslag waarop de toren werd gebouwd. Om deze reden zagen de bouwers zich verplicht de onvastheid van den grond te verhelpen, maar ze waren niet in staat het gebouw weer recht overeind te zetten. Een groot voordeel zou in later jaren dit nadeel opleveren. De groote Galileo, die eenigen tijd in Pisa woonde, werd door den Scheeven Toren in staat gesteld zijn proefnemingen betreffende de zwaartekracht te nemen. De Catacomben der Cappuccini te Palermo. — Dit is een der curiositeiten van Sicilië, oneindig veel belangwekkender dan de Catacombe der Cappuccini te Rome, omdat in deze reine luchtige niet-ruikende gewelven men de beteekenis der Cappuccini mummies kan begrijpen. De Admiraal DE DUOMO TE PISA. Dit zeer schoone gebouw, in Toscaansch-Romaanschen stijl is van het witte marmer gebouwd, dat uit de naburige groeven is gehaald. De plaat hier toont den mooien voorgevel met zijn acht en vijftig zuiltjes. De groote bronzen westelijke deuren werden door Giovanni da Bologna gesmeed. 314 DE WONDEREN DER WERELD. van Aragon bracht hier naar Palermo een scheepslading aarde van Palestina voor de Capucijner monniken mee. De lichamen der rijken werden in de heilige aarde begraven tot zij verdroogd waren, en werden er dan uitgenomen om plaats te maken voor andere. Zij werden gekleed in hun staatsiegewaden, die ze bij hun leven hadden gedragen, hun armen en beenen werden flink omwonden met touwen, gedeeltelijk als een houding van deemoed, maar ook zonder twijfel om de lichamen stijf en in positie te houden; en zooals zij tegen de kanten van het gewelf een paar eeuwen geleden werden opgezet, zoo kan men ze nu zien, zeer goed bewaard. Sommigen werden in kisten gelegd, in plaats van tegen den muur geplaatst te worden, en het deksel dier kisten is gewoonlijk in glas. Deze wijze van begraven is niet meer geoorloofd, te Palermo, maar deze doodengalerij levert een wonderlijk schouwspel op voor een toerist, die een dag onbezet heeft. DE CATACOMBEN DER CAPPUCCINI TE PALERMO. Deze wijze van begraven werd ingesteld om aan de lijken der rijken gelegenheid te geven in de heilige aarde uit Palestina te worden neergelegd. Wanneer de lichamen waren verdroogd, werden ze er uitgenomen om plaats te maken voor andere en weggeborgen zooals men op de illustratie ziet. Het Klooster van Monreale. — Het Arabisch-Normandische klooster te Monreale op Sicilië dingt met de tempels van Girgenti en Segesta en het theater van Taormina naar de kroon der schoonheid. Het is het grootste klooster van Italië, omgeven door tweehonderd paar slanke zuilen, waarvan vele met kapiteelen zijn voorzien, die op onvergelijkelijk schoone wijze met voorstellingen uit legenden zijn gebeeldhouwd. In één hoek staat een Moorsche fontein, wier schoonheid alle beschrijving te boven gaat. Het klooster heeft een mollig grasveld, met anemonen en orchideeën bezaaid. De kathedraal erachter bezit zeventig duizend vierkante Eng. voet aan mozaïek uit de twaalfde eeuw, dat tot het schoonste der wereld behoort, en het gezicht van den achterkant over de oranjeboschjes van de Concho d'Oro is het rijkste van geheel Sicilië. Messina, de stad der aardbeving. — Messina is een stad, waaraan de toerist nooit de noodige aandacht besteed heeft en nu is het te laat. Het was zoo de mode om te zeggen, dat, wanneer de bezoeker van Sicilië Taormina, Palermo, Syracuse en Girgenti had gezien, hij dan alles IHET KLOOSTER TE MONREALE. Dit in Arabisch-Normanclischen stijl opgetrokken klooster is het grootste van Italië en een der mooiste voorbeelden van Christelijke bouwkunst, - ~"m 316 DE WONDEREN DER WERELD. had gezien wat hij moest, tenzij hij er den tempel van Segesta nog bij bezichtigen wou. Catania en Messina kon men wel overslaan, ofschoon Catania, als hij het geweten had, de beste stad was om curiositeiten te koopen en Messina yoor den kunstenaar nauwelijks zijn meerdere op het eiland had. Messina bestond voor de aardbeving uit ongeveer vier lange straten die langs de heuvels hepen met zeer steile hellingen, die „de bergstroom van St. Francesco enz. genoemd werden en van de heuveltoppen naar de zee afdaalden. De laagste der lange straten vormde de kade der sikkelvormige haven, en daaraan dan verrees de beroemde Palazzata of halve maan van paleizen, drie verdiepingen hoog, versierd met zuilen als een klassieke tempel — vanaf de haven gezien de mooiste straat ter wereld. Hierboven lagen de twee voorname moderne straten, die een paar der schoonste oude kerken omsloten — de heerlijke Kathedraal, de Grieksche Kerk, de kleine Byzantijnsche kerk, die op den Tempel van Neptunus was gebouwd, en de ruïne der Siciliaansch-Gothische kerk der Duitsche ridders. Boven deze lag de Straat der Kloosters, bij iederen kunstenaar in eere, want zij was vol vijftiendeeeuwsche poorten die bij deze kloosters „Het Juweel van Sicilië". Misschien de volmaakste verzameling hadden behoord en rijk aan tuinen, van mozaïek in de wereld. De muren : zijn met de zeldzaamste Erhoven buiten het museum stond het marmers ingelegd en de bogen worden geschraagd door prachtige r. r ., . ,,. r Gothisch klooster van S. Gregorio, van zuilen van cipollien en portier. onder tot boven gespleten door twee vorige aardbevingen, gezonden om te waarschuwen voor de ramp die volgen zou. Vanaf het terras van S. Gregorio of de reusachtige wallen van Koning Roger's Kasteel had men uitzichten van ongeëvenaarde schoonheid over bergen met kasteelen erop, en de blauwe zeestraat met zijn visschersbooten en de woeste bergen van Calabrië in de verte. De aardbeving verwoestte Messina tot zelfs de richting der straten was uitgewischt, en niemand kon zeggen waar de Straat der Kloosters stond of deze of die „Stroom", Halve huizen werden neergeworpen, en heten de meubelen zien in de andere helft alsof zij daar op rijen planken stonden, in andere huizen vielen de daken door iedere verdieping heen tot in de kelders, de muren ongeschonden latende en de bewoners verpletterend bij hoopen. Niets weerstond den schok behalve de oude gebouwen, die de groote aardbeving van 1782 hadden weerstaan, ^en nog oudere, zooals stukken der Kathedraal, deelen van den voorgevel van de Palazzata, en het standbeeld van Neptunus, den god der aardbevingen, dat absoluut ongeschonden is gebleven, ofschoon het er altijd topzwaar heeft uitgezien. Geen stuk was gebroken van de beroemde majolica kruiden-vazen bijna vier honderd jaar geleden voor het Hospitaal van Messina gemaakt in de werkplaatsen van Urbino. De platen stellen den achterkant der Palazzata en een der in tweeën gespleten huizen voor. DE CAPPELLA PALATINA. EUROPA. 3.17 /Jsland. — Dit kale en verlaten eiland, met zijn negen en dertig duizend tweehonderd v ierkante Eng. mijl vulkanische rots, ligt op de grens van den Noordpoolcirkel, ongeveer vijfhonderd mijl ten Noorden van Schotland en zes honderd ten Westen van Noorwegen. Het is driehonderd mijl lang en over het breedste deel twee honderd breed. De geheele geologische vor ming is vulkanisch, en hierin ligt het belangrijkste voor den onderzoeker. Ten tijde der schrikkelijke beroeringen van een wereld-inwording naar boven geworpen, steken de kale rotsen hun naakte kruinen in de heldere lucht van het verre Noorden, wier kille zuiverheid zulk een groot contrast vormt met de rustelooze onderaardsche vuren die den vrede van dit kale land met verschillende tusschenpoozen nog Een gezicht op „de Stad der Aardbeving" na de ramp. verstoren. Op een ondergrond van palagoniet kalksteen verrijzen uitgestrekte plateau's van basalt en bergen van trachiet en andere vulkanische stoffen. Op IJsland en de naburige Faröer ligt de lava in regelmatige gehjkloopende terrassen, wier lijnen men mijlen ver nagaan kan. Het eerste gezicht op de Faröer is zeer indrukwekkend. Men kan de richtingen der oude lavastroomen van het eene eiland naar het andere nagaan en zien hoe de kracht der Atlantische golven, die op deze onherbergzame kust beuken, de verbinding, welke tusschen de eilanden bestond, verbroken heeft. Daar zijn de koepelvormige massa van den Lille Dimon (kleinen Diamant), de loodrechte rotsmuren van Skuo en wanneer men het fjord, dat naar de zeehaven van Trangisvaag leidt, op het eiland Sudero, binnenvaart, heeft men een prachtig gezicht op rots en berg. Deze bergen zijn wonderlijke specimina van stukken basalt, de lavastroomen kan men mijlen vei in bijna horizontale lijnen nagaan. Hier zijn ook de wolkeneffecten bijzonder schoon; de warme zeelucht der Atlantische Zee wordt op deze grimmige, grauwe khppen vastgehouden en verdicht en strijkt langs hun oppervlakten in krans" n en veeren van bleeken damp. IJsland is rijk aan schatten voor den geoloog. Hier kan hij het werk van ijs en weersgesteldheid zien. Vulkanische vuren en de uitvretende kracht van het water hebben te zamen een eenig landschap gevormd van een vreesaanjagende grootschheid. Tot ijs geworden lava., draderige lava, lava die met gras begroeid en vruchtbaar is, lava op hoopen, waar geen levende plant een plaatsje kan vinden, kan men hier vinden, evenals vulkanische openingen, spleten en kegels, groote uitgeholde rotsblokken en steenen die in onmogelijke posities ergens boven op hangen, en geysers en warme bronnen, altijd in werking. De Hekla is zijn grootste vuurspuwende berg, op 't oogenblik slapend als een uitgeput monster, maar niet te vertrouwen niettegenstaande al zijn jaren van rust. Er worden achttien uitbarstingen vermeld, de laatste midden in de vorige eeuw, maar de tusschenpoozen zijn zeer verschillend van vijf tot wel zeventig jaar. Zijn hoogte, die ongeveer vijfduizend Eng. voet is, verandert met elke uitbarsting; somtijds is zijn bovenkegel volkomen weggevaagd en dan weer heeft hij zich opnieuw opgebouwd uit het materiaal, dat uit zijne MESSINA. vurige diepte opgeworpen werd. De meeste De ruïnen van de beroemde Palazzata. bergen van IJsland zijn vulkanisch, niet minder MESSINA. 318. DE WONDEREN^ DER WERELD. dan vijf en twintig zijn er in den loop der geschiedenis, die een tijdperk van duizend jaar beslaat, werkzaam geweest. De hevigste uitbarsting die vermeld wordt, was in 1783, in het Noordwesten van den Vatnajökull. Twee groote lavastroomen, de een vijftig en de ander veertig Eng. mijl lang en een honderd voet diep, bedekten ongeveer vierhonderd vierkante mij] van het best bebouwde deel van het eiland, en men zegt dat ze een zesde der bewoners en de helft der levensmiddelen hebben verwoest. De geysers van IJsland zijn beroemd om hun voortdurende werking, de grootste werking te Geysir, maar de schoonste misschien te Hveravellir. Dit is als een aanblik op een tooverland. Na door een akeligheid van zandwoestenij en ruwe moraine gegaan te zijn met snelstroomende rivieren en moeilijk beklimbare heuvels, komt men op een grasland, doorsneden door terrassen van sintels, waar een rij warme bronnen met azuurblauw water ontspringt en in natuurlijke kommen wordt opgevangen, wat een zeer schilderachtig effect maakt. De kleine geysers springen bij zeer korte tusschenpoozen, kokend water drie of vier voet hoog de lucht inwerpend. DE UITGEDOOFDE KRATERS VAN IJSLAND. Heel IJsland is door vulkanische krachten ontstaan en in den geschiedkundigen tijd zijn er niet minder dan. 25 werkende vulkanen ontstaan. De uitgedoofde vulkanen van het eiland zijn zeer talrijk. Te Geysir vindt men groote ziedende poelen, waar men op""de brooze sintels, die rond den kom liggen, staan kan en diep binnenin het zeer blauwe water kan kijken. De groote geyser heeft een doorsnede van ongeveer honderd Eng. voet en zijn trechter is zestien voet boven de oppervlakte. De kring van sintels rond den krater ligt tien of vijftien voet boven den beganen grond. Hij springt gewoonlijk eens in de vier en twintig uur, met een dof gebrom en onderaardsch gerommel, waarna een zeer hooge zuil kokend water met kracht in de lucht gespoten wordt ter hoogte van een zeventig of tachtig Eng. voet. Stroom na stroom spuit op om als regen neer te komen en de naar boven gespoten massa's te ontmoeten, terwijl deze wonderfontein omgeven wordt door rollende wolken sissenden stoom. Na twee of drie minuten houdt het leven op, het water zinkt neer in den trechter en alles is weer stil. Mooie specimina van lavagrotten zijn in Surtshellir te zien, die een merkwaardige reeks holen heeft, waarschijnhjk oorspronkelijk ontstaan door een groote bobbelvorming in den lavastroom. Zrjdrukking moet het dak naar boven hebben gewerkt en de zoo gevormde grotten werden toen vergroot en verdiept door de uitholling van water, daar een onderaardsche rivier tot betrekkelijk DE HEKLA. 320 DE WONDEREN DER WERELD. DE GEYSERS OP IJSLAND. IJsland is in het bijzonder vermaard om zijne geysers. De grootste is, zooals de naam reeds aanduidt, de Groote Geyser, met een middellijn van 35 Meter, die eenmaal per etmaal omhoog springt. kort geleden door deze holen stroomde. Zij heeft nu blijkbaar een lager bedding voor zichzelf gemaakt en deze grotten droog gelaten. Zij liggen dicht bij den grooten, met ijs bedekten Eyriksjökull, een der hoogste bergen op IJsland, en er zijn sneeuwhoopen het heele jaar door in deze grotten. De Belfroet te Brugge. — De Belfroet te Brugge is een Gothische toren, dagteekenend uit de zestiende eeuw. Het effect van zijn hoogte (ruina tachtig meter) wordt nog verhoogd door het bescheiden uiterlijk van het lage gebouw waarmee hij verbonden is. De Hallen, een schilderachtige veertiende eeuwsche marktruimte, werden gebouwd om de lakenkooplieden te Brugge te huizen. In de middeleeuwen was de stad het groote handelscentrum van Europa. De wereldhandel ging over hare markten. Zij was een stapelplaats der Hanze in de dertiende eeuw, en had bovendien den voornaamsten ruilhandel in wol en laken met Engeland. Dit verklaart de aanwezigheid van het gebouw, opgericht om de waardige middeleeuwsche lakenkooplieden te herbergen. Maar de handel van Europa gaat nu langs andere kanalen, de handelaars van Genua en Venetië hebben sedert lang opgehouden om hier hun producten uit Italië en het Oosten voor die van Noord-Europa te ruilen, en de gemeentezaken van Brugge worden nu in de oude hal der lakenfabrikanten behandeld. De andere vleugel van het gebouw is nog een markt voor vleesch, zooals in de dagen van Brugge's voorspoed, toen de Graven van Vlaanderen hier hun voornaamste verblijfplaats hadden. Haar bloei bereikte in de vijftiende eeuw zijn hoogtepunt, toen de Hertogen van Bourgondië hier hun hof hielden en de groote Belfroet is een monument uit deze schitterende dagen. Hij bevat een stel der mooiste klokken van Europa. Zij laten zich niet karig hooren. Elk kwartier spelen ze, door het toren werk in beweging gebracht, en drie dagen in de week worden zij midden op den dag door de hand bespeeld. De machinerieën die dezen reusachtigen beiaard doen spelen, kan men dichtbij den top van den toren in een ruime kamer zien. Merkwaardig is vooral de koperen trommel van 2000 kilogram, die als de cylinder van een muziekdoos den beiaard doet spelen. Monte Rosa — De meest vermaarde en best gekende toppen van de Alpen zijn de Mont Blanc en de Monte Rosa. Dit deel van de Zwitsersche Alpen is steeds als het belangrijkste beschouwd niet enkel wegens de ongeëvenaarde hoogte, doch ook wegens hunne ligging op de grens tusschen Zwitserland en Italië, beheerschen zij een buitengewoon belangrijke streek. Van uit de gansche vlakte van Boven-Italië, van Turijn tot Milaan en zelfs zuidehjker op de hellingen der Apennijnen is de Monte Rosa met zijn omgeving van hooge bergtoppen zichtbaar aan den horizon. Photochrom Co., Lid VENETIË. Het Sint Markus-plein te Venetië is des avonds de verzamelplaats voor de gansche bevolking, die verpoozing zoekt. Op den achtergrond verheft zich de kathedraal van Sint Markus, rechts daarvan het paleis der doges, terwijl de vermaarde Campanile of klokketoren ver boven de omgeving uitsteekt. EUROPA. 321 En ook van af alle toppen in het westen van Zwitserland komt de Monte Rosa aan den oostelijken hemel het meest uit ofschoon aan dien kant de omtrekken van den Mont Blanc grcotscher indruk maken. Van dat deel van de hoofdketen, dat den Mont Combin met den Monte Rosa verbindt, zijn de spitsen die zich in noordelijke richting uitstrekken, maar weinig lager dan de ongeëvenaarde bergreuzen, waarvan zij de satellieten zijn. De bergreeksen, die in Zuidelijke en Oostelijke richting naar Italië loopen, zijn minder hoog en ook minder ruw. De eerste maal, dat de berg bestegen werd, was in 1855 door een gezelschap Engelschen met gidsen. Hoewel de hoogte van den voornaamsten top 4638 Metei bedraagt, gaat de bestijging zonder buitengewone moeielijkheden of gevaren gepaard. De tocht, ondernomen van uit het Riffelhaus, het beste punt van uitgang, neemt niet meer dan een tiental uren in beslag. Van uit Zermatt duurt de beklimming langer. De Gornergletscher, een der voornaamste ijsstroomen, die langs de hellingen van den Monte Rosa loopen, is een gletscher van buitengewone pracht. De Kathedraal te Milaan. De Kathedraal dezer groote metropolis van het noorden van Italië is eenig onder de kathedralen van Europa. De alle moeielijkheden trotseerende geest, die dit uit gestrekte woud van spitsen en punten en hoog op de tinnen staande heiligen schiep, brengt onze fantasie in eerbiedige bewondering. Want het heele gebouw is van uitgestrekte afmetingen en het schittert van buiten van elk mogelijk ornament dat maar voor de verdere versiering van de rechtlijnige loodrechte Gothiek kon uitgedacht worden. Maar de lezer moet zich de gewone kenmerken der Gothische architectuur uit het hoofd zetten, als hij eenig juist denkbeeld Wil krijgen van het uiterlijk van den Dom van Milaan. Hier staat hij voor den modernen Italiaanschen uitbloei van dezen karakteristiek noordelijken stijl. Laat hij zich een bruidstaart voorstellen met al de uitvoerige fantasieën der suiker-kunstenaars, de witte tinnen die op elk mogelijk punt oprijzen, en ieder een aantal overhemelde nissen voor witte beelden hebben, en de doorstoken steunsels, die de buitenwerken van het gebouw verbinden met de romp, die zelf weer uitvoerig met open werk voorzien ELEUSIS. Deze ruines bij Lefsina, een dorpje niet ver van Athene, zijn alles wat is overgebleven van den beroemden tempel eenmaal aan Ceres of Demeter de godin van den landbouw, gewijd. Alle Grieken kwamen naar deze meest geheiligde plek. De groote hal der Inwijding wordt als een der meesterwerken uit den tijd van Pericles beschouwd. De Wonderen der Wereld, 21* 322 DE WONDEREN DËR WERELD. is. Hij verbeelde zich ook een groep slanke tinnen die op het punt verrijzen waar de vier vleugels van het grootsche gebouw te zamen komen, en een hoogte bereiken, die de teere spitsen door hun eigen gewicht dreigt te vernietigen, en ten slotte een laatste tinne die tot in de wolken doordringt. Zulk een voorstelling geeft geen onjuist denkbeeld van de groote kathedraal, behalve dat het materiaal hier fijn marmer is en het reusachtige gebouw, opgetrokken in den vorm van een Latijnsch kruis, heeft een lengte van twee honderd twee en vijftig voet. Niettegenstaande de overladen versiering boeit toch deze groote witte tempel het oog door zijnbuitengewone schoonheid en dwingt bewondering af. Het is een verbijsterende taak om een uitvoerige studie te maken van het beeldhouwwerk te beginnen met de zes duizend beelden en de verschillende „chimères" (waterspuwers van een dakgoot), waarmee het gebouw overvloedig voorzien is, maar het binnenste vormt een vreemd contrast met de uiterlijke gedaante. Hier is alles simpele Gothiek, wat een indruk schept van macht, van uitgestrekte ruimte, en hier zijn verheven zijbeuken en glanzende lichten, die in de duistere hoeken der kapellen günsteren. Het effect van den overgang van de verwarrende ingewikkeldheid van het uiterlijke naar het stille, wijdende licht en de statige grootschheid van binnen is werkelijk overweldigend. Het tegenwoordige gebouw staat op de plaats van twee oudere kerken en werd in 1386 begonnen in opdracht van Gian Galeazzo Visconti, den grooten Hertog van Milaan, maar het bleef gedurende eeuwen onvoltooid, totdat Napoleon I het zoo lang begonnen werk in 1805 voltooide.' Op de St. Pieter na te Rome is dit de grootste kerk ter wereld. Het belangwekkendste stuk van buiten is de westelijke gevel, die uit de zestiende eeuw dag¬ teekent en Italiaansch werk is. Hier staat de opdracht aan de Heilige Maagd gebeeldhouwd en de schoone moderne bronzen deuren doen het marmeren kantwerk der versieringen nog meer uitkomen. In de crypt-achtige kapel onder het midden-altaar is het graf van San Carlo Borromeo, den heiligen patroon van Milaan, die werkelijk de hooge eer, door de kerk hem bewezen, waard was. Dit graf is buitengewoon kostbaar, van zilver en kristal gemaakt, en bevat het rijk gekleede lichaam van den heilige in zijn bisschopsdracht met prachtige juweelen. De sacristie bevat ook vele waardevolle kelken enz. waaronder een ciborium (hostiekastje) van Benvenuto Cellini en bovendien vele zwaar met juweelen bezette kleederen. EEN BASALTSPLEET OP DE FAROER. Een der diepe spleten door de zee gemaakt, die zich bergenhoog opgehoopte lava heeft gebaand. een weg door ËÜRÓPA. 323 Eleusis. - In het kleine dorp Lefsina, op een korten afstand van Athene, kan men de bouwvallen van den beroemden Tempel van Demeter, aan de wereld bekend als de Tempel van Eleusis, zien. En hier hebben de Grieken de legende dezer godin laten spelen, die de schoonste en roerendste geschiedenis in hun geheele mythologie is. In dezen .tempel werden de groote Eleusinische Mysteriën gehouden. Het verhaal der ontvoering van Cora door Pluto, den Koning der Onderwereld, en de wanhoop van hare moeder Demeter, die den Olympus verliet om haar verdwenen kind te zoeken, is te wel bekend om hier nog eens herhaald te moeten worden. Ook dat op Zeus' bevel Cora verlof kreeg om een deel van het jaar, den lentetijd, bij haar moeder op aarde door te brengen, op voorwaarde dat zij dan gehoorzaam naar haren heer terugkeerde in de duistere holen der onderwereld. Voor de Grieken was, zooals Decharme zoo schoon heeft gezegd, ,,de natuur vol hartstochtelijke en levende krachten, vol goddelijke gedaanten, gevoelig voor vreugde en smart, en de verschillende phasen van het plantenleven werden in hun oogen de wonderlijke bedrijven van een drama, dat tegelijk goddelijk en menschelijk was." Zoo zien we op eens de bedoeling dezer roerende legende. „Zij ontstond bij het zien van het wonderverschijnsel van het plantenleven, van den rouw der natuur gedurende den winter, gevolgd door de nieuwe geboorte der lente. De jaarlijksche nederdaling van Cora in de onderwereld en haar terugkeer tot het licht was het symbool van het zaad dat op de aarde valt en in haar ingewanden verdwijnt, en het herleven en bloeien in de lente; het verdriet van Demeter, beroofd van haar kind, stelt voor de verlatenheid en kaalheid op aarde gedurende den winter. Bij deze physieke opmerkingen kwamen spoedig zedelijke denkbeelden van een verhevener soort; het leven en de dood der menschen, en zelfs de raadselen van de bestemming der menschheid werden met de wisselvalligheden der aarde in verband gebracht, met het leven en den dood der natuur. Spoedig overheerschte de gedachte aan het toekomstig leven de treffende geschiedenis der tragedie van Demeter en Cora en deze combinatie riep de Mysteriën van Eleusis m het leven." (Ch. Diehl). De geheele geschiedenis van Demeter's rondzwervingen kan men lezen in de schoone Hymne aan Demeter, die ongeveer een eeuw geleden in een bibliotheek te Moskou ontdekt werd, waarvan de schrijver blijkbaar een der ingewijden was. Hij maakt het verheven doel der Mysteriën duidelijk en besluit zijn hymne met de merkwaardige woorden : „Gelukkig te midden der aardbewoners is hij, die deze Mysteriën heeft aanschouwd, maar hij die niet is ingewijd en geen deel in deze riten heeft, heeft nooit hetzelfde lot, zelfs wanneer de dood hem in de duisternis der onderwereld heeft doen afdalen," DE BELFROET TE BRUGGE. Staande op een gebouw „de Hallen" genaamd (niet het stadhuis, maar een marktplaats voor laken en vleesch) bezit deze toren de schoonste klokken van Europa. Er zijn er 49 in aantal, terwijl de toren zelf 80 Meter hoog is. '324 DE WONDEREN DER WERELD Ongelukkig heeft het strenge gebod, dat aan allen, die Eleusis bezochten en getuigen waren van alle of een deel der heilige Mysteriën, of die de heilige gebouwen zagen, was opgelegd, om niet te spreken over wat zij hadden gezien, ons geen geschreven beschrijvingen nagelaten om het tegenwoordig onderzoek te steunen. Zelfs Pausanias zwijgt over dit punt. Niet voor 1882 begon de Atheensche Archaeologische Vereeniging de ernstige opgravingen van Eleusis. Hun werk stelt ons nu in staat om het plan der gebouwen na te gaan en ons een tamelijk juist denkbeeld te vormen van de feesten gehouden ter eere der godin en van de organisatie harer priesters. Vele schoone voorwerpen van kunst zijn in de ruïnen ontdekt. Maar van het meer beteekenende en meer intieme deel der vereering van de binnen den tempel gehouden, voor slechts weinigen bestemde mysteriën, die bestonden naast de openbare aanbidding der godin, weten wij helaas zeer weinig. „Ze schijnen", zegt Rehan, „het werkelijk ernstige deel van den godsdienst der oude tijden te hebben gevormd, en ze oefenden een sterke aantrekking en een aanmerkelijken zedelijken invloed uit over de vrome zielen dier dagen." Het belangrijkste gebouw te Eleusis, dat tot nog toe is opgegraven, is de groote Hal der Inwijding, in de vijfde eeuw voor Chr. onder het toezicht van Ictinus ■ gebouwd. In tegenstelling met den gewonen Griekschen tempel heeft hij geen pronaos noch een cella. Hij werd als een der meesterwerken uit het tijdperk van Pericles beschouwd, was twee honderd drie en twintig Eng. voet lang bij honderd negen en zeventig breed. Vier rijen zuilen, aan elkaar evenwijdig loopende, verdeelden de binnenruimte, welke schikking den toeschouwers moet hebben verhinderd de Mysteriën in hun geheel te zien. Er waren acht rijen van steenen zetels rond de Hal, in staat om drie duizend menschen te bergen. Een koepeldak werd later door Xenocles gebouwd met een opening in het midden om licht te geven. Geen zuilen versierden den gevel, totdat Philon, de architect, in den tijd van Demetrius van Phalerum, er een pronaos met twaalf zuilen bijbouwde. De tempel stond op een groote afgeschoten plek. Straatsburg. — De stad Straatsburg, de hoofdstad en de zetel van het gouvernement der tweelingprovinciën Elzas en Lotharingen, biedt zeer tréffende en eigenaardige contrasten. Geen stad in geheel Duitschland, behalve Berlijn, kan zoovele mooie nieuwe gebouwen aanwijzen als de nieuwe stad, die na het bombardement van 1870 op breeden schaal herbouwd werd, maar in de oude stad gaat men door nauwe, onregelmatige straten, waar de hooge, oude Duitsche puntdaken het zonlicht uitsluiten en de zuivere Gothiek MONTE ROSA. Gezicht op den Rimpfishorn vanaf den Allalihoin. Van den reusachtigen omvang van den berg en de uitgestrektheid der sneeuwvelden krijgt men slechts een flauw denkbeeld door de aanschouwing van de dwergachtige figuren der bergbeklimmers op den voorgrond, ■ MONTE ROSA.' De groote berggroep van den Monte Rosa maakt deel uit van de Penninische Hoogalpen. De hoogste top is de Dufourspitze, die een hoogte van 4638 meter bereikt. 326 DE WONDEREN DER WERELD. van den Munstertoren in de lucht verrijst, zooals zij het vier eeuwen lang gedaan heeft. Hier is het eigenaardige eener middeleeuwsche stad volkomen bewaard gebleven. De Kathedraal zelf is het product van vier eeuwen van ernstig werk. Een deel der crypt dagteekent van 1015. In het veelhoekig deel van het koor is de overgang van den Romaansche stijl naar de Gothiek duidelijk te zien. En de zuivere Gothiek van het mooie schip is het werk van 1275 en volgende jaren. De westelijke gevel is versierd met een bijzonder scherm van dubbel Gothisch ornamentwerk, dat een wonder-rijk effect maakt. Het origineele plan is te danken aan Erwin von Steinbach, ± 1315, maar de bovenbouw is net werx van een anueie hand en is eenigszins verschillend. Het ingewikkelde open werk der spits gelijkt op kant tegen de lucht; het dagteekent uit 1435. Het geheele gebouw is rijk aan gebeeldhouwde versieringen. Een merkwaardigheid binnen in de kerk is een astronomische klok, in 1838 gemaakt, waarin een deel van de beroemde klok, door Dasypodius in 1571 gebouwd, verwerkt is. In Straatsburg deed Napoleon III zijn eerste niet geslaagde poging om de groote macht, gewonnen en verloren door den stichter zijner dynastie, voor zich te herwinnen. En de stad zal altijd merkwaardig zijn wegens het dramatische beleg van 1870, toen na zeven weken het garnizoen van zeventien duizend man zich aan de Duitsche belegeraars overgaf en de nationaliteit der provincies van toen af werd veranderd. Stromboli. — De vulkaan van Stromboli is de natuurlijke vuurtoren der Middellandsche Zee. Zijn groote afgeknotte kegel rijst uit de zee op tot een hoogte van drieduizend. Eng. voet. Hij ligt op de Liparische Een tooverachtigen aanblik levert het dak van den dom te Milaan op Eilanden, Ongeveer twintig ±.ng. met zijn tallooze marmeren spitsen en zijn even tallooze marmeren beelden. mijl ten noordoosten Van Lipari zelf. Hij is van bijzonder belang voor den geleerde als de eenige vulkaan in .Europa, die in een voortdurenden staat van werkzaamheid is. En wat veel tot zijn waarde in dit opzicht bijdraagt, is de ligging van den krater, die opzij en eenigszins beneden den top van den kegel gelegen is. Het is eigenlijk een parasitische krater 'of gat, dat de voortdurende werking der onderaardsche vuren door den muur van den oorspronkelijken kegel gemaakt heeft. Zoo kan de onderzoeker, op een verheven punt er boven gezeten, uren lang de veranderingen en werkingen, die diep beneden in den mond van den krater plaats hebben, nagaan. Zulke onderzoekingen, in 1788 door Spallanzani ondernomen, waren van grooten invloed voor de wetenschap der vulkaankunde en leverden eenige der treffendste en DE DOM TE MILAAN. DE DOM TE MILAAN. De naam van den grooten Napoleon is onafscheidelijk met dit nobele bouwwerk verbonden, want in 1805 beval hij, dat het voltooid moe* worden na een tijdperk van uitstel, dat bijna vier en halve eeuw geduurd had. Het gebouw is geheel van wit marmer, en de zurlen hebben nissen, die beelden van meer dan 6000 heiligen overhuiven. DE WONDEREN DER WERELD. belangrijkste gegevens op, waarop de moderne wetenschap steunt. Voor het eerst wordt Stromboli vermeld in de vierde eeuw vóór Chr., toen werkzaam evenals nu. Dus was het vóór dezen tijd, dat de bodem van den Oceaan los gewoeld en de massa's vulkanische asch en rots naar boven werden geworpen, die den grooten berg hebben gevormd zooals we hem nu zien. De Liparische Eilanden vertoonen verscheidene centra van uitbarsting, die uit verschillende tijdperken dagteekenen Mr. JohstoneLavis, de geleerde, die veel studie aan de vulkanen van Zuid-Italië gewijd heeft, heeft de omstandigheden der geboorte van den berg op de volgende wijze voorgesteld : ,,Eens op een keer, mogelijk gedurende een doodelijke stilte, begon een verschrikkelijke strijd tusschen water en vuur. Men moet zich een reusachtige zuil van water voorstellen, die als door een hevige torpedo-uitbarsting oprijst, vergezeld door wolken damp en brokken rots, die het daglicht afsluiten. Aan de oppervlakte der zee rolden zwarte, onregelmatige golven, met puimsteenrots, zeeplanten en doode visch overdekt, naar de kust. 's Nachts maakten groote rookzuilen verlicht door bliksemschichten en massa's gloeiende steenen den indruk als van reuzenvlammen, die uit een verschrikkelijken brand oplaaien. De geweldige zuil van stof, rotsblokken en lava stapelde zich op elkaar en boven de zee uit, en vormde een eiland waarvan de lava bleef afstroomen." Meer dan de helft van Stromboli's ronde massa ligt onder zee, rustende op den bodem van den Oceaan. Een merkwaardige helling, bekend als de Sciarra del Fuoco, leidt van den krater tot aan den oever der zee. Van deze helling af rollen de steenen, rotsblokken en lava, die de krater uitspuwt. Maar er zijn altijd vele werkende gaten, uitwegen, en kleine kegels, waaruit regens van lava-brokken worden geworpen. DE KATHEDRAAL TE STRAATSBURG, kathedraal, in de elfde en twaalfde eeuw gebouwd, is Deze een der verhevenste voorbeelden van Gothiek. SI Westelijke torens werd voltooid. Hfj is van open i 142 Meter hoog. ichts een der ïetselwerk en Versailles. — In 1624 werd in het bosch van Versailles een jachthuis gebouwd voor Lodewijk XIII. Het massieve vierkant van berg- en baksteen bleef bewaard en werd verwerkt in de Cour Royal, de hoofdhof van het groote paleis, dat op dezelfde plaats voor Lodewijk XIV Werd gebouwd. Zij, die de liefelijke tuinen rond het paleis moesten aanleggen, hebben ten volle partij getrokken van de natuurhjke schoonheid dezer bosschen, en het geheel blijft voor het volk het ideaal van wat een koninkhjk paleis en de tuinen daarbij moeten zijn. Het werd de verblijfplaats van het DE STROMBOLI. De Stromboli is de natuurlijke vuurtoren der Middellandsche Zee; hij ligt op een der Liparische Eilanden en verheft zich 921 Meter boven de zee • ht, rs de eemge vulkaan van Europa dre voortdurend in werking is. met zijn krater op zijde en eenigszins beneden den top van den kegel HET PALEIS TE VERSAILLES. DE FONTEINEN TE VERSAILLES. Dit bezienswaardige paleis werd door den grooten Lodewijk XIV gebouwd ; het kon 1000 bewoners herbergen en de gezamenlijke kosten van het gebouw en den aanleg der tuinen zijn volgens het zeggen 500 millioen francs geweest. De hier afgebeelde fontein is de zoogenaamde „Latona Fontein." EUROPA. 331 geheele hof van Lodewijk XIV en de zetel van het Gouvernement. Het kon een duizend bewoners herbergen, en de gezamenlijke kosten van het gebouw en den aanleg der tuinen wordt op bijna 500 millioen francs geschat. Het onderhoud moet in zijn groote dagen over de twee millioen francs per jaar gekost hebben. Binnen in het paleis voelt men de grootste belangstelling voor die vertrekken, waarmee de ongelukkige gemalin van Lodewijk XVI in bijzonder verband staat. Deze liggen op de eerste verdieping. Langs de geheele breedte van het hoofdgebouw loopt de beroemde Galerie des Glacés, uitziende op de schoone terrassen van den tuin met zijn zeventien groote vensters. Tegenover de ramen staan de groote Venetiaansche spiegels, waaraan de Galerie haar naam ontleent, in gebeeldhouwde en vergulde lijsten. Hier hadden al de koninklijke audiënties plaats. Aan een kant ervan is L'Oeil-de-Boeuf met zijn ovaal raam, waar de hovelingen op de bevelen van den vorst plachten te wachten. Aan de andere zijde hiervan liggen de appartementen der Koningin, de slaapkamer van Marie Antoinette, haar salon en de Salie des Gardes, die op den noodlottigen 6en October 1789 door het volk van Parijs, met de „dames des Halles" aan het hoofd, overstroomd werd. Daaraan grenzende zijn de streng eenvoudige kleine „cabinets" waarin Madame de Maintenon woonde, en van waaruit zij het hart regeerde en het geweten leidde van den grooten Lodewijk XIV. HOOFDSTUK XXV. Brussel, het Paleis van Justitie. — Gelijk de Fujijama, de vermaarde vuurspuwende berg van Japan, in het gansche eilandenrijk ten oosten van China is te zien, zoo is het Paleis van Justitie te Brussel in de geheele Belgische hoofdstad zichtbaar. Het reusachtige gebouw, het grootste gerechtsgebouw van Europa, is n. 1. verrezen op een heuvel, de hoogste plek der hoofdstad, en door zijn omvang en hoogte beheerscht het de omgeving mijlen ver in den omtrek. Het Paleis van Justitie is gebouwd naar de plannen van den bouwmeester Poelaert, die de voltooiing er van evenwel niet heeft mogen beleven. In 1866 werd de eerste steen er van gelegd, en eerst 15 October 1883 had de plechtige inwijding plaats. Het heeft dus 17 jaar geduurd eer de bouwten einde was. Toch mag men niet beweren, dat er bij getreuzeld is. Immers het monument heeft een oppervlakte van 25000 vierk. Meter, terwijl b. v. het Londensche Gerechtshof slechts 15000 vierk. M. beslaat, de dom van St. Peter te Rome 22000 vierk. Meter. Het indrukwekkende gebouw is in Gr ieksch-Romeinschen stijl opgetrokken en vooral de voorgevel, liggende HET PALEIS VAN JUSTITIE TE BRUSSEL. aan de Regentie- ^et Pa'e'8 van Justitie te Brussel is het grootste gerechtsgebouw van Europa en door zijn monumentale vormen een der indrukwekkendste bouwwerken van den straat, boeit het „ieUweren tijd. DE WONDEREN DER WERELD. oog door zijn majestueuse lijnen, zijn dubbele rij van Dorische zuilen, zijn prachtige peristijlen en zijn bewonderenswaardige portiek. Hoog boven het Paleis verheft zich een met een koepel gedekte toren als de bekroning van het geheel, omgeven door een viertal reusachtige bronzen beelden, voorstellende de Macht, de Gerechtigheid, de Goedertierenheid en de Wet. Het gebouw met zijn 27 groote audiëntie- of vergaderzalen en zijn 245 kleinere zalen en vertrekken, verleent onderdak aan alle takken van rechtspraak, te Brussel gevestigd: den Hoogen Raad, het Gerechtshof, de Rechtbank, het militair Gerechtshof, den Krijgsraad, de Handelsrechtbank, den Schuttersraad, het Kantongerecht en den Arbeidersraad. De grootste zaal is die der „Verloren Schreden" (la Salie des Pas Perdus), een reusachtige hal, vanwaar de gangen en trappen naar de andere gedeelten van het gebouw voeren. De indrukwekkende ruimte met haar mooien mozaïekvloer en breede omgangen wordt overwelfd door den hoog zich in de lucht verheffenden koepel, die door vier massieve zuilen wordt geschraagd. HET STADHUIS TE LEUVEN. Het stadhuis te Leuven is een bewonderenswaardig bouwwerk van sierlijken Gothischen bouwstijl, niet enkel schoon van lijnen doch ook uitmuntend door het artistieke karakter der onderdeden. Het Stadhuis te Leuven. — Het middelpunt van het rustige Leuven wordt door de Groote Markt gevormd en het sieraad van dit plein is tevens de grootste aantrekkelijkheid der stad, EUROPA. 333 alsmede een der schoonste bouwwerken van België. Het is het vermaarde raadhuis, een wonderwerk van Laat-Gothiek, mooier dan de raadhuizen van Brugge, Brussel, Gent en Oudenaarde. Al komen zij in stijl en bouwwijze veel overeen, zoo overtreft toch het oude stadhuis van Leuven de andere bouwwerken uit Vlaanderens bloeitijd door de sierlijkheid der details zoowel als door de harmonie van het geheel. Het prachtige gebouw is het werk van Matthijs van Layens, stadsarchitect, en werd in 1447 begonnen, in 1463 voltooid. Van 1829 tot 1841 onderging het een uitvoerige restauratie, doch nadat in 1890 de bliksem den westelijken gevel deerlijk had beschadigd, heeft men het weder onderhanden genomen om er den alouden luister geheel aan terug te geven. Het Raadhuis is een vierhoekig gebouw, waarvan drie gevels geheel vrijstaan, in drie verdiepingen opgetrokken. Het zeer hooge dak telt vier rijen van kleine dakvensters; in de penanten van de voorgevelramen heeft de bouwmeester 282 overhuifde dubbele nissen aangebracht, rijk met beeldhouwwerk getooid. In 1848 is men begonnen met daar beelden in te plaatsen, vervaardigd door Geefs, Poyenbroeck en anderen. Boven elk der zijgevels verheffen zich drie achthoekige torens, omgeven door gebeeldhouwde omgangen, en bekroond door bevallige spitsen. 't Inwendige van het Raadhuis evenaart het uiterlijk niet in schoonheid. Het zijn grootendeels moderne vertrekken, met enkele schilderijen van oude meesters; het mooist zijn de groote voorhal gelijkstraats en de groote gothische zaal, die op de eerste verdieping nagenoeg den geheelen voorgevel beslaat. Verder vindt men er een klein museum van , , . DE ONZE LIEVE VROUWE-KERK TE ANTWERPEN, oudheden en het uitgebreide archief der Niet minder dan 123 Meter verheft zich de slanke torenspits van deze kathedraal boven de omgeving. Wie den moed en de kracht heeft haar te bestijgen geniet een QUO.e Staa. eenig vergezicht met Brussel, Breda en Vlissingen aan den gezichteinder. 334 DE WONDEREN DER WERELD. De onze lieve Vrouwe-Kerk te Antwerpen. —• Mag Leuven prat gaan op zijn kostbaar Raadhuis, Antwerpen mag trotsch zijn op het bezit van de grootste en schoonste Gothische kerk van Noord- en Zuid-Nederland. De onze lieve Vrouwe-kerk of kathedraal van Antwerpen verrijst aan een der drukste pleinen der bedrijvige handelsstad, de Groenplaats. Aan dat plein liggen een aantal aanzienlijke bouwwerken, doch de blikken van den toerist worden in de eerste plaats getrokken door het groote gebouw met zijn ten hemel rijzenden toren aan de noordzijde gelegen. Het is de Dom van Antwerpen, de basilica, gegroeid als 't ware in een tijd van meer dan twee eeuwen tot de grootste kathedraal van Zuid-Nederland. Het is een bouwwerk in den vorm van een 'kruis, 117 Meter lang en 68 Meter breed. In 1352 werd er mede begonnen onder leiding van Jan Appelmans; zijn zoon Peter volgde hem op, diens werk werd weer overgenomen door Jan Tac, daarna door meester Everaert, en onder leiding van laatstgenoemde, die in 1449 zijn taak aanvaardde, werd niet alleen voltooid de bouw van het koor met omgang en zijkapellen, maar ook de sacristieën en de toren tot de eerste galerij. Het werd echter eerst 1592 vóór de spits op den hoogen toren kon worden geplaatst, nadat men reeds een eeuw tevoren besloten had den anderen toren maar niet hooger op te trekken. Na dien tijd heeft de dom nog heel wat wijzigingen ondergaan, is hij zoowel door beeldenstormers als door Fransche revolutionnairen deerlijk beschadigd, doch in de 19de eeuw is met groote zorg aan een behoorlijke restauratie van het grootsche bouwwerk gearbeid. Het inwendige van de kerk is buitengewoon rijk aan kunstwerken van allerlei aard, vooral Rubens, de grootmeester der Zuid-Nederlandsche schilders, is door een aantal prachtwerken vertegenwoordigd, doch ook NoordNederlandsche kunstenaars zijn er door belangwekkende schilderijen vertegenwoordigd. Wel opmerkelijk is het crucifix van J. Conthals (1636) boven het hoofdportaal. Het is n 1. gegoten van het brons, dat te voren gebruikt was voor een standbeeld, hetwelk Alva voor zichzelven had laten maken „ex aere captivo," uit door hem veroverd ge¬ schut, doch dat in 1577 door het Antwerpsche volk was vernield. De toren, welke zich aan de noordzijde van den dom verheft, is 123 Meter hoog; een heele klim om er boven op te komen; 622 treden vóór men den tweeden omgang bereikt. Maar als men het zoover gebracht heeft, kan men Vlissingen, Bergen op Zoom; Breda en Brussel zien liggen en een dergelijk schouwspel is toch ook wèl de moeite waard. 's Gravensteen te Gent is een der meest opmerkelijke bouwwerken dagteekenend uit de Middeleeuwen. Vermoedelijk is dit fort of kasteel reeds in de negende eeuw gebouwd als verblijfplaats voor de heeren van Vlaanderen. Later is het de residentie geworden van den door Philips den Goede ingestelden Raad van Vlaanderen. Het gebouw, in de wandeling ook „de Oudeburg" geheeten, werd in 1800 gedegradeerd tot een katoenspinnerij, doch in 1887 kocht het stadsbestuur het terug en sedert is het belangrijk gerestaureerd. Het is thans een der bezienswaardigheden van Gent en geen bezoeker van die stad verzuimt een kijkje te nemen in zijn uitgestrekte zalen, zijn onderaardsche gangen, zijn gevangenissen en vanaf het platte dak van het hoofdgebouw een blik. te gU^an over de stad, , . 'S GRAVENSTEEN TE GENT. Het aloude verblijf der graven van Vlaanderen, dagteekenend uit de negende eeuw is, na een kundige restauratie een der bezienswaardigheden van Gent. Opmerkelijk is het Romaansche karakter van het omvangrijke bouwwerk. EUROPA. 335 DE MARKT TE BRUSSEL. De Markt te Brussel. — Het middelpunt van België's hoofdstad wordt gevormd door een plein, dat zelfs door den toerist, die maar één dag te Brussel vertoeft wordt bezichtigd en ... . bewonderd. Niet om de drukte van het marktgevoel, — die is niet grooter dan in de meeste andere groote steden •—, doch om de merkwaardige omgeving van het plein. Want een reeks van hoogst belangwekkende gebouwen verrijzen aan deze greenten- en bloemenmarkt. Het voornaamste is het aloude Raadhuis, weder een prachtvoorbeeld van Nederlandsche Gothiek, bewonderenswaardig zoowel om zijn mooie verhoudingen als zijne sierlijke onderdeden. Het gebouw, met een gevellengte van 60 M. en een diepte van 50 Meter, waarvan de vier vleugels een binnenhof omgeven, werd in 1402 door Jac. van Thienen begonnen, doch eerst 1454 was door Jan van Ruysbroek de bijna 90 Meter hooge toren voltooid. Bij het bombardement van Brussel in 1695 door de Franschen werd een deel van het gebouw deerlijk beschadigd, doch reeds in 1706 werd de restauratie er van ter hand genomen. Maar voor de tweede maal, in 1793, werd door de Fransche sansculotten schade aan het monumentale bouwwerk berokkend, en vooral de beeldhouwwerken, die den voorgevel sierden, moesten het ontgelden. Maar gelukkig is in de negentiende eeuw opnieuw de restauratie ter hand genomen en thans zijn alle sporen van beschadiging verdwenen. Hoog in de lucht troont de aartsengel Michaël, schutspatroon der stad op de spits van den toren, en in de talrijke nissen aan den voorgevel prijken de standbeelden van de hertogen van Brabant en andere figuren uit de geschiedenis. Tegenover het in al zijn grootte toch zoo beva-Uige gebouw verheft zich „het Broodhuis" weleer verblijfplaats van hooge personen, waar in 1568 Egmont en Hoorn hun laatste dagen doorbrachten, thans het gemeentemuseum van Brussel. Het is een bouwwerk van de weelderige Gothiek der 16de eeuw, in 1873—96 totaal gerestaureerd naar de oorspronkelijke plannen. Doch belangwekkender dan 4it is de reeks van, mede gerestaureerde, Güdehuizen, die zich aan de zijden van het plein verheffen, HET KASTEEL WALZ1N. EUROPA. 337 Ze doet eenigszins denken aan een tooneeldecor, die verzameling van rijk met goud en zinnebeelden versierde perceelen, welke links en rechts het stadhuis flankeeren, doch ze verschillen daarmede toch in zooverre, dat zij bewoonbaar zijn, al hebben zij niet meer dezelfde bestemming als waarvoor zij weleer zijn gebouwd. Op onze afbeelding ziet men, van links naar rechts, de Gildehuizen der kramers, der schippers, der handboogschutters, der timmerlieden, der drukkers en der broodzetting. DE GROT VAN HAN. Het kasteel Walzin. — De toerist, die een reis door België maakt, gaat, als hij Brussel en Antwerpen heeft leeren kennen, west- of oostwaaits. Zoekt hij zijn troost in het westen, dan zijn de karakteristieke steden van Vlaanderen de aantrekkingspunten, in het oosten is het de natuur der Ardennen, die hem aantrekt. Inderdaad behooren de Belgische Ardennen tot het schilderachtigste deel van West-Europa. Prachtige bosschen, indrukwekkende rctsformaties, heerlijke vergezichten en vruchtbare landerijen wisselen elkander af. Maar den grootsten indruk krijgt de reiziger toch van de imposant steile rotshellingen, en met belangstelling ziet men, in den trein van Namen via Dinant naar Rochefort gezeten, hoe de weg zich kronkelt door de dalen, eerst van den Maas, vervolgens van de grillige Lesse, totdat men plots hoog in de lucht, als een arendsnest tronend op een rotsklip, een grijzig kasteel ontwaart, dat zijn tinnen en torens schijnbaar uitdagend boven den afgrond opsteekt. Dat is het kasteel Walzin, een koningswoning, doch tegenwoordig in bezit van een particulier, die echter met groote voorliefde zorgt voor de instandhouding van zijn bezit. Daarlangs stoomend komt men weldra in het rijk der onderaardsche wonderen van West-Europa, het complex van de grotten van Han. De Grot van Han. — Dit doolhof van onderaardsche gangen en holen is in den loop van eeuwen in het gebergte uitgevreten door het riviertje de Lesse, en thans een der bezienswaardigheden van de Belgische Ardennen. Wie dit natuurwonder gaat bezichtigen, gevoelt zich wellicht gehinderd door de stelselmatige exploitatie er van. Een tram brengt de bezoekers van Rochefort er heen, men neemt een toegangsbiljet, zooals men een kaartje neemt voor een bioscooptheater, de voor den tocht afgebakende weg is met gloeilampjes verlicht, in het diepste van 's aardrijks ingewanden staat een champagne-buffet op de bezoekers te wachten, kortom men gevoelt zich „geëxploiteerd." Maar dit neemt niet weg, dat men zich het uitstapje zelve niet berouwt, want de kronkelende gangen en de hooge, geheimzinnige ruimten met hunne rijke stalactietvormingen zijn hoogst belangwekkend. Het boeiendst is echter het laatste gedeelte. De kudde bezoekers staat dan voor een zwart, door geen golfje berimpeld watervlak. Aan den kant liggen eenige groote platboomsvaartuigen, de bezoekers worden daarin geladen en bij het schijnsel van een paar fakkels wordt van wal gestoken. De Wonderen der Wereld. 22* 338 DE WONDEREN DER WERELD. Even een eng oögenblik, wanneer men bemerkt, dat de booten zoo dicht op het meer liggen, dat, wanneer er eenige golfslag ware, men, ongetwijfeld water zou scheppen. De gemoedsrust wordt er niet beter op, wanneer de fakkels gedoofd worden. Het is hardstikkedonker — • doch neen, heel in de verte ziet men iets dat lijkt op een lantaren met een blauw glas. Langzamerhand wordt dat grooter en lichter, doch aleer men goed tot het bewustzijn komt, dat dit de opening is van de grot, waardoor men weer in de vrije lucht zal komen, krijgt men nog een laatste schokkende sensatie; plots davert een knal door de ruimte en de echo's der rotsholen doen dien knal aangroeien tot een donderend gedaver, dat rommelend en loeiend verdwijnt, weer schijnt terug te komen, ten slotte al grommende heel in de verte wegsterft. Dan wordt met sneller slag naar den uitgang geroeid en met kloppend hart en knippende oogen treedt men weder in de vrije natuur, begroet met vreugde het zonlicht, het groene gras, de vroolijke bloemen alsof de onderaardsche tocht niet twee uur doch twee dagen had geduurd.... De Grot van Han is intusschen, van de stoffelijke zijde bekeken, geen kwaad zaakje ! Dooreengenomen wordt ze door 700.000 personen 's jaars bezocht en ieder hunner heeft daarvoor 8 francs te offeren ! HOOFDSTUK VI. Amsterdam. Het Koninklijk Paleis. — Ongeveer elk land heeft zijn „Achtste Wonder" en Nederland maakt daarop geen uitzondering. Het heeft intusschen dien bijnaam geschonken aan een werk van menschenhand, dat ten volle aanspraak mag maken op de grootste bewondering. Het Koninklijk Paleis, dat aan den Dam der hoofdstad verrijst, is inderdaad een meesterwerk van bouwkunst, in het midden der zeventiende eeuw door den bouwmeester Jacob van Campen gesticht'rten dienste van het stedelijk bestuur van Amsterdam. Begonnen onmiddellijk na den vrede van Munster werd het groote en grootsche gebouw in 1655 voltooid en toen door het stadsbestuur in gebruik genomen. Anderhalve eeuw. heeft de magistraat er . gezeteld, totdat in 1808 het gebouw door koning Lodewijk Napoleon werd betrokken. Sedert is het'koninklijk paleis gebléven. Ter wille van de gewijzigde bestemming is hef inwendig eenigszins verbouwd, doch uiterlijk heeft het geen wijziging ondergaan. In den laatsten tijd is een beweging gaande om het Paleis weer in handen van het gemeentebestuur te brengen, teneinde er weder het stadhuis te vestigen, doch, op deze zeer ingewikkeldequaestie hier niet verder ingaande, HET KONINKLIJK PALEIS TE AMSTERDAM. volstaan we met EUROPA. 339 de verklaxing, dat de kans op verwezenlijking van dien wensch van sommigen op dit oogenblik niet bijster groot schijnt. " Het massieve bouwwerk, in laat-Hollandschen Renaissancestijl opgetrokken, moet om en bij de acht millioen gulden gekost hebben. Het rust op 13659 palen en is 80 Meter lang, 63 Meter diep en 33 Meter hoog, terwijl de klokketoren, met een carillon van Hemonyklokken, zich 51 Meter boven den grond verheft. Met zijne strenge klassieke vormen en zijn schoone verhoudingen maakt het gebouw een zeer verheffenden indruk. De hoofdingang aan den voorgevel wordt door zeven boogpoorten gevormd, een zinspeling, volgens de overlevering, op de Zeven Nederlandsche Gewesten. Op de vier sluithoeken van het dak, waarop zich achttien met bloemslingers omkranste schoorsteenen verheffen, prijkt de door vier adelaars gedragen keizerlijke kroon. Het recht om die boven haar wapen te voeren werd aan de stad door Maximiliaan van Bourgondië verleend. De voor- en achtergevel dragen ieder een driehoekige kap met reliefgroepen, gebeeldhouwd door Quellinus en anderen. Zij verheerlijken zinnebeeldig de macht der aloude koopstad. In de groep aan RIJKSMUSEUM TE AMSTERDAM. den voorgevel prijkt de Amsterdamsche stedemaagd, met de keizerlijke kroon op het hoofd, een olijftak in de rechter-, een op de knie rustend wapenschild in de linkerhand houdende. Op de lijst van deze kap staan drie, ongeveer 4 Meter hooge, metalen beelden, die Vrede, de Voorzienigheid en de Rechtvaardigheid voorstellende. In den achtergevel wordt de handel symbolisch aanschouwelijk gemaakt. Daarboven vertoont zich de wereldbol-torsende Atlas, geflankeerd door de Waakzaamheid en de Matigheid. We zullen geen uitvoerige beschrijving geven van de reeks van staatsiezalen, rijk gesierd met beeldgroepen van Quelhnus en zijn medewerkers, doch wel mag met een enkel woord melding gemaakt worden van de Burgerzaal, een feesthal, zoo ruim en hoog als slechts weinig andere. In vroeger dagen, toen men nog geen café's en lunchrooms kende, was deze zaal de gewone plaats van samenkomst van lieden, die elkander wilden ontmoeten, terwijl de kinderen er, vooral des Zondags, „het kleine sterretje" gingen zoeken. In den marmeren vloer n.1. is ingelegd een hemelglobe, en ter wederzijde een halfrond van den aardbol, waarin de kusten door gekleurde lijnen, en de middagcirkel, de zonneweg, de evennachtslijn enz. door koperen lijnen werden aan- 340 DE WONDEREN DER WERELD. KASTEEL HAERZUIJLEN. gegeven. Sinds de ruimte echter, nadat het gebouw koninklijk paleis is geworden, tot danszaal is ingericht, is het marmer met een houten bekleeding bedekt, waarover een zwaar Deventer tapijt is gespreid. De zaal is 30 Meter hoog, 36 Meter lang en 18 Meter breed en een der bijzonderheden is, dat geen zuil het hooge dak schraagt. Behalve met een rijkdom aan zinnebeeldige versieringen is de ruimte op wel eigenaardige wijze getooid met een menigte vlaggen door onze voorvaderen veroverd op hunne vijanden : de Engelschen, Franschen, Portugeezen en Russen, terwijl daartusschen prijken Oostersche vanen en veldteekenen, op Indische vorsten en opstandelingen buitgemaakt. Rijksmuseum te Amsterdam. — De kunst van bouwen heeft hier te lande na den tijd van Jacob van Campen geen groote ontplooiing verkregen tot de laatste helft der negentiende eeuw. Toen heeft zij nieuwe vlucht genomen en vooral wat in de laatste kwart eeuw is verrezen, zal EUROPA. 341 allicht den nazaat tot grooter bewondering prikkelen dan hen, die van de stichting getuigen zijn geweest. Met name denken we hierbij aan het Centraalstation en het Rijksmuseum te Amsterdam, twee scheppingen van dr. P. J. H. Cuypers, waaromtrent heel wat kritische noten gekraakt zijn, en die evenwel thans vrij algemeen erkend worden als sieraden der hoofdstad. In het bijzonder is zulks het geval met het Rijksmuseum, dat in de dagen zijner voltooiing van sommige zijden uitgemaakt is voor een gemoderniseerd kloos+er, een vervormd kerkgebouw en wat al niet meer. Dat kwam vermoedelijk omdat men in die dagen zich niet vertrouwd gevoelde met den Hollandschen Renaissancestijl uit het begin der zestiende eeuw, dus uit de dagen, toen de Hervorming nog geen paal en perk had gesteld aan de uiterlijke praal en de overdadige versiering van openbare gebouwen. Het van baksteen opgetrokken museum beslaat met zijn bijgebouwen een oppervlakte van ongeveer 12000 vierkante Meter. Het hoofdgebouw wordt gevormd door twee vierkante vleugels, verbonden door een breede middengalerij. Links en rechts van die middengalerij verheffen zich twee torens, waarvan een voorzien is van een klokkespel met hamerslaande poppen, terwijl daartusschen zich het beeld van een gevleugelde Zegegodin verheft. Onder die galerij löopt een door rit breed en massief, gesteund door stevige pijlers. De linker, oostelijke, vleugel is, in het algemeen genomen, aan de geschiedenis gewijd, de andere aan de beeldende kunst, terwijl de middengalerij tot eerezaal is ingericht, waardoor men de later bijgebouwde ruimte bereikt, welke aan Neder¬ lands grootmeester Rembrandt, aan zijn „Nachtwacht" en zijn „Staalmeesters" in de eerste plaats, is gewijd. Het is hier de plaats niet voor een beschrijving van de rijkverzorgde versiering van het grootsche gebouw, dat een ongeëvenaarde kostbare verzameling kunstschatten in zich bergt. Volstaan we met de verzekering, dat het kostelijke bouwwerk een sieraad voor Amsterdam is, waarop gansche Nederland trotsch mag wezen. Kasteel Haerzuijlen. — De grijze bouwmeester Cuypers heeft ons land met nog meer monumentale gebouwen verrijkt en vooral mogen we niet onvermeld laten den zeer opmerkelijken wederopbouw van het slot Haerzuijlen in de provincie Utrecht. Het oude stamslot van het geslacht Van Zuylen is door hem op verzoek van onzen te Parijs woonachtigen landgenoot baron van Zuylen van Nijevelt herbouwd en GEZICHT OP HET KASTEEL HAERZUIJLEN. 342 DE WONDEREN DER WERELD. men kan waarlijk spreken van een „verrijzen als een phoenix uit zijn asch," want met architectonische pracht is het in gothischen stijl opgetrokken. Uitwendig is het met zijn torens en wallen een kasteel, dat voor onze voorvaderen uit den riddertijd een ideaal zou geweest zijn, inwendig is het een paleis, gelijk de hierbij afgebeelde groote hal in het kasteel doet zien. Tulpenvelden. — Wanneer het voorjaar in het land komt, trekt een deel van Holland zijn feestkleedij aan. Dan tooit zich gansch de streek achter de duinen van af Beverwijk tot Leiden met de bonte kleuren van narcis, hyacint en tulp en wordt het oog van den bezoeker geboeid door de in bonte afwisseling elkaar opvolgende reeksen van blauwe, gele, roode en witte bloemenvelden van soms zeer groote uitgestrektheid. Dat zijn de wijdvermaarde bollenvelden, een bron van welvaart voor de bewoners dier streek, die door deze bloemkweekerij de bollen winnen, welke TULPENVELDEN IN BLOEI. als een zeer gewild handelsartikel bij duizenden worden uitgevoerd, tot zelfs in het hartje van Amerika, 't Is wel eigenaardig, dat die uit het verre oosten stammende bloemen zoo bij uitnemendheid aarden in den met zand vermengden alluvialen grond achter onze duinen, dat tot nog toe nergens de cultuur op groote schaal er van is kunnen slagen. Maar ongetwijfeld is de oorzaak daarvan ook te zoeken in de bedrevenheid en ervaring der kweekers, die onvermoeid hunne zorgen er aan wijden, nu reeds bijna drie eeuwen lang, waardoor zij een grooten voorsprong hebben op allen, die hen trachten na te volgen. Het is dus bij hen precies gesteld als met de Amsterdamsche diamantbewerkers, die evenmin de concurrentie van elders ernstig behoeven te vreezen. Van de beteekenis van onze bollencultuür krijgt men eenig denkbeeld door de wetenschap dat jaarlijks tusschen de 17 en 18 millioen kilogram bloembollen door Nederland worden uitgevoerd, waarvan naar Duitschland 4$ millioen, naar Engeland ruim 5 millioen en naar de Vereenigde Staten 3 niillioen. j .... EUROPA. HET NOORDZEEKANAAL MET DE DRAAIBRUG BIJ VELZEN. Hei Noordzee-kanaal. — De onbekende stichter van Amsterdam heeft vermoedelijk nooit er aan gedacht om van de stad een belangrijke haven voor het overzeesche verkeer te maken. Anders had hij wel een andere plaats gekozen als de», kust van het ondiepe Y, door een bodemverheffing bij Pampu van de niet zeer diepe Zuiderzee gescheiden .Toen de zeevaart gedreven werd met behulp van de notendoppen, waarmede onze koene voorvaders hun stoutste tochten naar het barre noorden en het verre oosten ondernamen, werd dit bezwaar niet al te erg gevoeld. Met behulp van scheepskameelen werden de rijkbevrachte koopvaarders over het Pampu gelicht en konden dan de Amsterdamsche haven binnenvallen. Toen dit te bezwaarlijk werd, groef men in het begin der negentiende eeuw het Noord-Hollandsche kanaal dat, 54 Kilometer lang, loopt van Amsterdam naar den Helder en inderdaad een prachtwerk van waterbouwkunde mag heeten, wanneer men bedenkt, dat het bij Buiksloot 3 Meter beneden den zeespiegel ligt. Maar weldra voldeed dit met de toenemende grootte en diepgang der schepen niet meer aan de behoefte, en, vooral op aanstichting van wijlen prof. S. Vissering, werd in 1865—1876 het Noordzeekanaal gegraven, nadat men eerst het Y had drooggelegd. Dwars door veen en duinen baande men zich over 25 Kilometer eèn weg naar Zee. Het kanaal heeft, de latere uitdiepingen inbegrepen, ongeveer 50 millioen gulden gekost, doch aan het Noordzeekanaal, dat met zijn breedte van 60 tot 100 Meter, en zijn diepte van 9 Meter vaart verschaft aan stoomers van de grootste soort, heeft Amsterdam te danken, dat het handelsstad is gebleven en niet afgezakt is tot den rang van een der doode steden aan de Zuiderzee. Jammer, dat terwille van het spoorwegverkeer tusschen het noorden der provincie en het overige deel van het land twee bruggen over het kanaal moeten liggen. Daar heeft men vroeger heel wat getob mede gehad, omdat de scheepvaart oponthoud en erger ondervond bij deze bruggen, doch sinds eenige jaren liggen bij Velsen en bij de Hem reusachtige draaibruggen, zoo uitnemend bewerktuigd, dat ze in een oogwenk open- of dichtdraaien en een door vaartwijdte bieden, welke ruim voldoende is voor de grootste mailstoomers, die op Amsterdam varen. De Nieuwe Waterweg. — Wel niet zoo ongunstig als Amsterdam ligt Rotterdam toch ook niet op de beste plek om zeehaven van beteekenis te worden. Dat het daartoe toch is opgegroeid, dat de tweede koopstad van Nederland is geworden een der eerste doorvoerhavens van Europa's vastland, dankt het in de eerste plaats aan het prachtkanaal, dat van 1866 tot 1890 van Rotterdam DE INGANG VAN DEN NIEUWEN WATERWEG. EUROPA. 345 naar Hoek-van-Holland is gegraven en de stad in directe verbinding met de Noordzee brengt. Het kanaal, bevaarbaar voor de grootste zeekasteelen, is een der drukste waterwegen der wereld en alle maatregelen zijn getroffen om het zoo veilig mogelijk te doen zijn. Dat het bij den ingang spoken kan, wanneer de stormgod zich in al zijn kracht doet gevoelen, heeft men o.a. enkele jaren geleden kunnen bemerken bij de stranding van de „Berlin", een der Harwich-booten, op de Noorderpier, waarbij zoo vele slachtoffers het leven hebben verloren. Sedert zijn, op aandrang in het bijzonder van Prins Hendrik der Nederlanden de reddingsmiddelen op de pier belangrijk beter ingericht, doch dat menschenwerk toch niet tegen de natuur is opgewassen, kan men opmaken uit het feit, dat de Septemberstorm van 1911 aan de reddingstorens enz. belangrijke schade heeft toegebracht, die echter afdoende hersteld is. Betondijken langs de Zeeuwsche kust. — Niet voor niets voert Zeeland de zinspreuk „Luctor et Emergo", ik houd, al worstelend, het hoofd boven water. Want het is een onvermoeide strijd, die daar gevoerd wordt tegen de zee, die steeds wil herwinnen, wat haar met moeite is ont- DUINBESCHERM1NG DOOR GEWAPEND BETON. woekerd. Gelukkig vindt de mensch in zijn worsteling met het water steun in een der producten der zee, de duinen, die door de golven zelf zijn opgeworpen. Maar het onbetrouwbare element is er telkens op uit om eigen werk weder te vernielen' en wanneer de mensch niet de noodige voorzorgsmaatregelen nam om die duinen tegen wind en water te beschermen, dan ware de ellende niet te overzien. Een krachtig wapen tegen het geweld van het wapen is door den ingenieur De Muralt gevonden in het gewapend beton. De hedendaagsche bouwkunde doet wonderen met gewapend beton. Ze legt er riolen mee, maakt er kelders van, bouwt er huizen mede, trekt er torens mede op en de ingenieur De Muralt legt er dijken mede aan. De tijd moet nog leeren, of het gewapende beton inderdaad bestand is tegen de inwerking van het zeewater en evenals bij andere bouwwerken op den duur in hardheid en weerstandsvermogen toeneemt. Is dit inderdaad het geval, dan is de vinding van den heer De Muralt van buitengewone beteekenis voor de waterbouwkunde en heeft hij recht op waardeering niet enkel binnen onze grenzen. Spoorwegbrug bij den Moerdijk. — De groote spoorwegbrug bij den Moerdijk is een der schoonste triomfen van onze spoorwegingenieurs. Zoo goed als men de geschriften moet beoordeelen naar den DE SPOORWEGBRUG BIJ DEN MOERDIJK. EUROPA. 347 DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK TE 's GRAVENHAGE. tijd van hun ontstaan, moet men bij dc waardeering van een bouwwerk niet uit het oog verliezen, wanneer het is ondernomen. Toen in 1868 onze ingenieurs besloten het Hollandsch Diep, de zeearm, die in 1421 door den St. Elizabethsvloed was ontstaan, te overbruggen, stonden zij voor een reeks van moeielijke vraagstukken. De haast elegante staalconstructies, waarvan de Eiffeltoren een der karakteristieke voorbeelden is, waren nog niet bekend, aan caissonarbeid, die thans bij dergelijke werken stelselmatig wordt toegepast, dacht men niet en dientengevolge waren de moeilijkheden veel grooter dan die waarvoor onze hedendaagsche waterbouwkundigen staan. Maar daarom was de zegepraal ook zooveel schooner. Drie jaren heeft het grootsche werk geduurd. Het Hollandsch Diep heeft daar een breedte van 2640 Meter; men begon met aan beide oevers steenen dammen uit te bouwen, waardoor de te overbruggen watervlakte tot 1432 Meter werd ingekort. In het water, waarvan de minste diepte 16 tot 19 Meter bedroeg, werden met behulp van omvangrijke bazaltstortingen massieve pijlers gebouwd en daarop kwamen 14 bogen, ieder van 100 Meter spanning, te liggen. Welk een gevoel van triomf moet de harten der bouwmeesters vervuld hebben, toen voor de eerste maal een trein over die ontzaglijke brug midden tusschen het woelende water van het Hollandsch Diep stoomde — het gevoel, dat men het schijnbaar onmogelijke had weten tot stand te brengen, een werk had volbracht, dat de wetenschap der waterbouwkunde tot eere strekte en dat, gelijk sedert de ervaring heeft geleerd, aan den voorspoed van het vaderland in belangrijke mate is ten goede gekomen. Wanneer men van moderne wonderen spreekt, dan mag de thans reeds 40 jaren bestaande brug bij den Moerdijk niet vergeten worden. De koninklijke Bibliotheek te 's-Gmvenhage is de grootste boekerij van ons vaderland. Zij dankt haar ontstaan aan de Fransche omwenteling. Toen het oude was weggevaagd, de Gecommitteerde Staten van Noord-Holland waren opgeheven en de Prins-stadhouder naar Engeland was uitgeweken, werden de bibliotheken van deze beiden vereenigd en ondergebracht in een ongeveer 1735 opgericht gebouw. Daar is de verzameling gebleven, trots de verschillende bestuurverwisselingen, en geleidelijk uitgebreid, zoodat ze thans meer dan 500.000 banden telt. Jaarlijks neemt echter dit getal toe, niet enkel door aankoop doch ook doordat een exemplaar van al de voor de 348 DE WONDEREN DER WERELD. verkrijging van het auteursrecht ingezonden boekwerken door het departement van Justitie er aan wordt afgestaan. De bibliotheek is rijk aan handschriften, ongeveer 2000, miniaturen, incunabelen, waarvan de mooiste te zamen uitgestald zijn in een der benedenzalen, en trekt natuurlijk druk bezoek van boekenliefhebbers en geleerden. Maar voor de gewone inwoners der residentie is de Koninklijke Bibliotheek een inrichting, waar men zich op de hoogte houdt van de moderne literatuur. Met groote vrijgevigheid staat de instelling voor een ieder open en gaarne wordt daarvan gebruik gemaakt. Er is welhaast geen officieele bibliotheek ter wereld, waarvan zoo druk gebruik wordt gemaakt als van de Bibliotheca Regia te 's-Gravenhage. Het gebouw verleent ook huisvesting aan het Penningkabinet, een buitengewoon rijke verzameling van munten, medailles en gesneden steenen, welke staatseigendom en steeds voor een ieder vrij te bezichtigen zijn. De St. Bavokerk te Haarlem. —- Het grootste en statigste gebouw van Noord-Hollands hoofdstad is de Groote of St. Bavokerk. Hoewel aan de Ned. Herv. Kerk behoorende, draagt zij in den volksmond nog veelal den naam van den heilige, wien de Katholieken haar wijdden, terwijl deze sinds kort weer een nieuwe St. Bavokerk bezitten. De oude St. Bavokerk dagteekent uit het einde der veertiende eeuw; de bouwmeester is onbekend, doch de man verstond zijn kunst wel, want de kerk is een imposant gebouw. Het is een basilica, 140 Meter lang en ongewoon hoog, bekroond met een 80 M. hoogen toren, die eerst in 1519 was voltooid. Inwendig treft de kerk door de grootschheid harer lijnen en soberheid harer versieringen, doch de aandacht van den bezoeker wordt vooral getrokken door het reusachtige orgel, door den vermaarden orgelbouwer Chr. Muller in 1735 vervaardigd. Het is eenmaal het grootste orgel van Europa geweest en behoort ook nu nog tot de mooiste. Het heeft drie klavieren en 5000 pijpen en wie het door den kortelings afgetreden organist Ezerman heeft hooren bespelen, zal niet spoedig den machtigen klank van het koninklijke instrument vergeten. De toren heeft een eigenaardig klokkenspel, gevormd door de „Damiaatjes" de klokken, die de Haarlemmers evenals een aancal scheepjes, welke aan het kerkgewelf hangen, bij de verovering van Damiate zouden hebben buitgemaakt. Dat dit niet met de waarheid overeenstemt, hebben DE ST. ïBAVOKERK TE HAARLEM. EUROPA 349 p — : —— — —— ' ~T DUINLANDSCHAP BIJ DE NOORDZEE. de deskundigen reeds lang uitgemaakt, maar niettemin zijn de echte Haarlemmers trotsch op hunne Damiaatjes en hooren zij met welgevallen naar het geklingel er van, dat op- geregelde tijdstippen plaats vindt. Duinlandschap bij de Noordzee. — Wanneer de duinen er niet waren, bestond Holland ook niet. Die ontzaglijke zandmassa's tusschen de 10 en 60 Meter hoog, in den loop der eeuwen door de zee zelve opgeworpen als borstwering tegen eigen geweld, beschermen het laag gelegen achterland op ongeëvenaarde wijze tegen overstrooming, en het is een zaak van levensbehoud 350 DE WONDEREN DER WERELD. voor ons vaderland te zorgen, dat de duinen ongerept blijven, dat ze, waar ze te dicht de zee naderen desnoods tegen het gebeuk der golven worden beschermd, dat zij behoorlijk begroeid zijn, opdat de wind ze niet langzamerhand doet verstuiven. Niet altijd is daarvoor menschenhand noodig. Er zijn duingedeelten, die een weelde van plantengroei ten toon spreiden, dat het voor een natuurvriend een genot is er door te dwalen en, als hij plantenkenner is, te bewonderen, welk een verscheidenheid van planten moeder natuur daar samen heeft gebracht. Die dichtbegroeide duinen vindt men vooral bij Beverwijk en bij Noordwijk; in de buurt van Bergen alsmede bij Domburg zijn zij zelfs met opgaand hout begroeid. En daartegenover staan duinstreken, welke met helmplanten moeten bezet worden om het rulle en mulle zand aan zijn plaats te binden. De afbeelding, welke we hier geven, is een kijkje op een der mooie duinplekjes bij Noordwijk aan Zee. Daar groeien braam- en bremstruiken, daar vindt men duinviooltjes en wilde rozen, en daar is het heerlijk liggen, gekoesterd door het zonnetje, of omstoeid door den frisschen zeewind. Centraalstation te Amsterdam. — Een der idealen van een thans overleden directeur der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen was, dat zijn onderneming een station zou hebben aan de haven van Amsterdam. Of die wensch de aanleiding is geweest tot de aanplemping HET CENTRAALSTATION TE AMSTERDAM. van de drie eilanden in het Y voor de hoofdstad, op het middelste waarvan het Centraalstation is verrezen, weten we niet, dat daarmede het ideaal verwezenlijkt is, dient, niettemin eikend. En daarbij mag gezegd worden, dat al is door de aanplemping dier eilanden de schoonheid van Amsterdam als stad ernstig benadeeld, de bouw van het Centraalstation haar als vergoeding een monumentale stichting heeft bezorgd. Want het station, een schepping, evenals het Rijksmuseum, van dr. P. J. H. Cuypers, is uit een bouwkundig oogpunt hoogst belangwekkend. Het is betrekkelijkerwijs gesproken niet moeielijk om, als men te beschikken heeft over voldoende ruimte, een station te bouwen, waarover de wereld spreekt. Vooral een z.g. kopstation, een station, waar alle spoorbanen als het ware doodloopen, vanwaar ook alle treinen vertrekken, is gemakkelijk grootsch en monumentaal te ontwerpen. Dat was hier echter niet mogelijk, het station moest, ook met het oog op de zeer beperkte ruimte, het karakter van „eilandstation" krijgen met zooveel perrons als de plaats toeliet en met een groot voorgebouw, ruimte biedend voor een uitgebreide administratie. De gevellengte van dat gebouw moest onvermijdelijk een buitengewone uitgestrektheid erlangen, doch nu moet men eens opmerken, met hoeveel smaak Cuypers het gevaar van eentonigheid, aan zoo'n lengte ve-bonden, heeft weten te voorkomen. Voor anderen bouwmeesters om een voorbeeld aan te nemen ! Dat het station op den duur toch niet groot genoeg is voor den dienst, mag men zeker den bouwmeester niet verwijten, het toenemend verkeer is er schuld aan. Hem EUROPA. 351 DE „HALVE-MAEN." komt wel de eer toe voor een smaakvolle versiering gezorgd te hebben. Rijk gebouwd draagt de groote voorhal inderdaad het grootsteedsche karakter, aan zulk een station te stellen. Keurig zijn de zalen voor de ontvangst van vorstelijke personen ingericht, van fijn gevoel voor kleur en lijn spreekt ook de inrichting der zeer ruime wachtzalen. „De Halve Maen." — De Hudson-Fultonfeesten, met zooveel praal in 1909 door de Vereenigde Staten gevierd, zullen ongetwijfeld nog niet uit de herinnering zijn weggevaagd, al leven wij 20ste eeuwers ook nog zoo snel en zijn de indrukken van het dagelijksch gebeuren dientengevolge minder diep Een der belangwekkendste nummers dier glansrijke feesten is ongetwijfeld geweest de verschijning van „de Halve Maen," de reproductie van het notedopje, waarmede de zeevaarder Henry Hudson drie eeuwen te voren in dienst der Hollanders den Atlantischen Oceaan overvoer en de naar hem geheeten rivier ontdekte, waaraan later Nieuw-Amsterdam, het huidige New-York, werd gesticht. Het was een hulde door Nederland aan Amerika gebracht, die echter tevens een hulde in zich sloot aan de voor niets terugdeinzende onverschrokkenheid der zeerobben, die zich aan dit huikje toevertrouwden om naar onbekende landen te stevenen. Het scheepke werd, als deklast, op een der moderne zeekasteelen gesjord, naar de Nieuwe Wereld overgebracht en eerst daar heeft het 't ruime sop mogen kiezen. Men heeft het bewonderd, den kunstigen bouw geprezen, 352 DE WONDEREN DER WERELD. maar we gelooven, dat men het meest verbaasd heeft gestaan, dat ooit dergelijke vaartuigen, te klein eigenlijk om een behoorlijk onderdak te verschaffen aan de opvarenden, niet alleen in gebruik zijn geweest, doch voldoende zeewaardig werden geacht voor de stoutmoedige ontdekkingstochten, welke onze voorvaderen hebben ondernomen. En toch valt daar niet aan te twijfelen. Een reusachtige baggermolen. — De scheepsbouw is in Nederland steeds een belangrijke tak van nijverheid gebleven en we zijn op verschillend gebied daarvan specialiteit gebleven. Zoo in den bouw van baggermolens. Sinds het onderhoud der groote handelshavens een voorwerp is van de aanhoudende zorg der verschillende regeeringen, is de aandacht vooral gewijd aan het behoorlijk op diepte houden er van en het eenige middel daartoe in het uitbaggeren. Elke Nederlander kent baggermachines, maar wat wij in onze grachten en binnenwateren aan baggermachines zien is kinderwerk, vergeleken bij de inrichtingen noodig om een groote haven op diepte te houden. Een dergelijke zeebaggermachine moet zeewaardig wezen en het geheim om die gevaarten te bouwen schijnt bij de Nederlanders te berusten, evenals de vaardigheid om ze naar. de plaats van bestemming te brengen. De baggermolen, welke onze lezers hier afgebeeld vinden, is een zeewaardige Hopper-Emmerbaggermolen, enkele jaren geleden op de werf „Gusto" te Schiedam voor de Italiaansche regeering gebouwd. Graanelevators. — Van de beteekenis van de haven van Rotterdam hebben onze lezers reeds enkele bladzijden te voren iets kunnen lezen. De toenemende groei van het verkeer maakt echter noodig, dat de arbeid van het lossen en laden zooveel mogelijk bespoedigd wordt. Tijd is geld, is de grondslag van het moderne handelsverkeer en elk middel, dat den havenarbeid kan bespoedigen wordt met graagte door belanghebbenden aanvaard, vooral wanneer daarmede tevens een besparing, van werkkrachten wordt verkregen. Dit is wel zeer bijzonder het geval met de graanelevators, welke hier te lande het eerst in de Rotterdamsche haven hunne intrede hebben gedaan. Het is, ook voor hen, die van den vrij ingewikkelden bouw der machines begrip hebben., een wonder om te zien, hoe het graan uit het ruim van het op stroom liggende schip opgezogen en weer uitgeworpen wordt in de binnenschepen of lichters, die het verder moeten brengen. Het. is te begrijpen, dat aanvankelijk de havenwerkers zich verzetten tegen deze machines, welke hun het dagelijksch brood dreigden te ontnemen. Maar tegen vooruitgang valt niet te strijden en evenals indertijd de vrachtrijders en diligence-bestuurders verdrongen zijn door de spoorwegen, zoo zullen de werklieden wier krachten door elevators overbodig zijn geworden, elders arbeid moeten zoeken. Gelukkig is de organisatie van het maatschappelijk leven niet zoo star, dat dit onmogelijk zou zijn — de beschavings-geschiedenis leert dit voldoende. EEN REUSACHTIGE BAGGERMOLEN, DE KERK DER OPSTANDING VAN CHRISTUS. Deze prachtige kerk van den nieuweren tijd. gebouwd in Oud-Moscovitischen stijl, is gesticht op de plaats waar Alexander II werd vermoord. Zij is als 't ware een reusachtige schatkamer van zeldzaam en kostbaar mozaïek en het duurde 24 jaren, voordat ze voltooid was. europa: 353 Rotswoningen in het Geuldal. — Ook Nederland heeft zijn rotswoningen. De eenige provincie, waar deze mogelijk zijn, is natuurlijk Limburg, wijl men enkel daar rotsformaties aantreft. De mergel, waaruit die rotsen bestaan, is een zacht gesteente, dat in den loop der eeuwen op verschillende punten door natuurinvloeden meer of minder diepe uithollingen heeft gekregen. De diepste is de Valkenburger grot nabij het schilderachtige dorp Valkenburg; de uitgestrektheid hiervan is intusschen goeddeels aan menschenhand te danken, doordat reeds sinds den tijd der Romeinen de grot als mergelgroeve is uitgebaat. Ieder die weieens als toerist het schilderachtige Zuid-Limburg heeft bezocht, heeft er een kijkje genomen, doch heeft vermoedelijk er ook wel een uurtje wandelen voor over gehad om een blik te werpen op de eigenaardige woningen in de rotsholten bij Geulen. Voor den Hollander, die in eigen omgeving geen rotsen of bergen kent, zien die half onder de steenklompen schuilgaande behuizingen er niet bijzonder aantrekkelijk uit, doch de Zuid-Limburger, die er zijn penaten heeft opgeslagen, gevoett'^er zich behaaglijk in. Hij is er goed beschermd tegen de guurheid van het wsder en des zomers is het lekker koel in de diepte der rotswoning. De Wonderen der Wereld., 23* 354 DE WONDEREN DER WERELD. ROTSWONINGEN IN HET GEULDAL. Het Raadhuis te Middelburg.— Een monument van bouwkunst van den eersten rang is ongetwijfeld het statige Raadhuis, dat zich aan de Markt van Zeelands hoofdstad verheft. Het is een bouwwerk van Laat-Gothiek, waarvoor Ant. Keldermans de plannen maakte. De 55 Meter hooge toren werd in het begin der zestiende eeuw voltooid, de zijgevel in de Lange Noordstraat eerst aan het einde der achttiende eeuw! In het begin dezer eeuw heeft men het door den tand des tijds niet geheel onaangetast gelaten gebouw gerestaureerd. De rijkversierde voorgevel, die kort na den toren voltooid was, prijkt met 25 standbeelden van graven en gravinnen van Holland en Zeeland. Inwendig is het' Raadhuis voorzeker ook een bezoek waard. In het bijzonder de „Vierschaar" op de eerste verdieping, met zijn prachtige houtbetimmering uit de 16de eeuw, en de „oudheidskamer" met portretten van het zeeheldengeslacht Evertsen, en verschillende historische merkwaardigheden. Het opmerkelijkst daarvan is het in 1253 door graaf Willem II van Holland en Zeeland aan Middelburg verleende privilege. Polderlandschap. — We hebben 'onlangs met een Franschman, die voor de eerste maal onze grenzen had overschreden, in den trein gezeten en we hebben toen genoten van zijn bewondering, niet enkel voor het Hollandsche landschap doch nog meer voor de wijze, waarop Holland zijn land ontwoekerd heeft aan zijn grootsten vijand, die tevens zijn goede vriend is : het water. We stoomden door de malsche dreven van Holland en hij keek met belangstelling, hoe een hooge breede dijk, hooger dan onze spoorbaan, de scheiding vormde tusschen twee waterwegen, die onderling belangrijk verschilden in peil. Hij vroeg ons een verklaring er van en we trachtten zoo goed als het ging, hem een verklaring te geven van onze poldertoestanden, hoe het land, dat hij aan de eene zijde zag, weleer een watervlak was geweest, dat omdijkt en daarop leeggemalen was, hoe het water, dat er zich door regenval of door opwelling uit den bodem vertoont, wanneer het te hoog stijgt, weggepompt HET RAADHUIS TE MIDDELBURG. POLDERLANDSCHAP. 356 DE WONDEREN DER WERELD. GEBOUW DER EERSTE KAMER. of uitgeslagen wordt naar het hooger gelegen kanaal en hoe de dijk tot taak heeft het polderland tegen overstrooming te beschermen. Het was werkelijk een genot om op te merken, hoe de man een en al verbazing was over de onvermoeide zorg der Nederlanders om te voorkomen, dat Gods water al te vrijelijk over Gods land zou loopen en hoe die verbazing tot bewondering oversloeg, toen we hem vertelden van de drooglegging van het Haarlemmermeer, de inpoldering van het Y, de grootsche, helaas nog wat te veel in de lucht hangende plannen ten opzichte van de Zuiderzee. Hij vond de Hollanders knapper lui dan de oude Egyptenaren en knapper zelfs dan de ingenieurs die de Alpen doortunnelen en wilde veel meer weten dan wij hem, in den trein zittende, konden vertellen. Maar dat de man met een onbegrensde bewondering voor ons werkelijk ook zeer merkwaardige polderland huiswaarts is getogen, daarvan zijn we overtuigd. De zetel der Nederlandsche Volksvertegenwoordiging. — Evenals in de Republiek der Vereenigde Staten zetelen de Regeering en de Volksvertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden niet in de hoofdstad des lands. Doch terwijl in Noord-Amerika opzettelijk Washington is aangewezen als het centrum van het landsbestuur, heeft het residentieschap van 's Gravenhage een historischen grondslag. De graven van Holland hadden in het boschrijke landschap reeds in oude tijden een jachtpaviljoen en in de dertiende eeuw verplaatsten zij hun zetel van Haarlem, de aloude hoofdstad van het graafschap, naar 's Gravenhage. Maar om in een stad te wonen moet een vorst een behoorlijke residentie hebben en graaf Willem II, de Roomsch-koning, liet zich daarom een burcht bouwen in zijn „Haghe," welke door zijn zoon Floris V werd vergroot, en die sinds 1291 de vaste woning werd van de Hollandsche graven. Van de latere stadhouders was Prins Maurits de eerste, die het intusschen op allerlei wijzen verbouwde en uitgebreide paleis als residentie betrok. Wel opmerkelijk, intusschen, dat in de dagen van weleer, toen een plaats, om stad te zijn, daartoe expresselijk verheven moest worden, Den Haag die eer niet deelachtig is geworden. De naijver der andere Hollandsche steden hield dit tegen en zoo bleef, toen Holland op het hoogtepunt van zijn glorie stond, de zetel van het landsbestuur in een dorp gevestigd, zij het dan ook het grootste dorp van Europa. Eerst koning Lodewijk Napoleon verhief 's Gravenhage tot den rang van stad. Het feitelijke middelpunt van die stad wordt gevormd door het complex van gebouwen, waarvan EUROPA. 357 de oude burcht van graaf Willem II het begin is geweest, het Binnenhof. Een vorstelijke residentie is het niet meer, want een deel der ruimte wordt door het ministerie van Binnenlandsche Zaken in beslag genomen, andere gedeelten zijn ingericht voor de Kamers der Staten-Generaal. Beide zijn gehuisvest in betrekkelijk jonge bijgebouwen. De mooiste ruimte is bestemd voor de Eerste Kamer. De voorgevel munt niet uit door eenigen bijzonderen bouwstijl, doch de vergaderzaal vertoont de versieringswij ze der zeventiende eeuw, veel schilder- en lofwerk, veel verguldsel en als geheel een indruk van weelderigen rijkdom makend. In die zaal zetelden weleer de Staten van Holland, thans vergadert er de Eerste Kamer, doch terwijl het vroegere regeeringscollege het buiten het publiek om deed, zijn de zittingen van de Eerste Kamer openbaar. Dientengevolge is in de zaal een tribune gebouwd, die aan den indruk van het geheel schade brengt, omdat zij doet denken aan een parapluie-bak in een boudoir. Grooter maar heel wat minder rijk van uiterlijk is de vergaderzaal der Tweede Kamer aan de overzijde van het Binnenhof gelegen. De bouw dier zaal is nog werk geweest van prins Willem V. Hij bestemde haar tot balzaal, doch de Volksvertegenwoordiging legde er beslag op en zetelt er bijna nu een eeuw. Daarmede zouden we niet willen beweren, dat ze er naar haar genoegen is gehuisvest. Trots allerlei verbeteringen en verbouwingen is het geen vergaderzaal den Afgevaardigen des volks waardig. Dat dit reeds lang gevoeld wordt, leert wel het feit, dat een halve eeuw geleden een wet is tot stand gekomen gelastende de stichting van een nieuw gebouw voor de Staten-Generaal, doch de dingen zijn zoo raar geloopen, dat daarvoor nog de eerste spade in den grond moet worden gestoken. Thans zijn er andere verbouwingsplannen en wanneer deze, waarop wel kans bestaat, worden ten uitvoer gebracht, zal in ieder geval de Tweede Kamer over een betere vergaderzaal kunnen beschikken dan tot nog toe het geval is. In één opzicht is daaraan intusschen reeds te gemoet gekomen. Als weleer de beide kamers der Staten-Generaal in plechtige vereenigde zitting bijeenkwamen, diende daarvoor de zaal der Tweede Kamer. Men heeft echter enkele jaren geleden de Ridderzaal, nog dagteekenend uit de dagen van Floris V, gerestaureerd, en deze smaakvolle en statige ruimte wordt thans gebruikt voor dergelijke officieele plechtigheden. Het Vredespaleis. —■ We mogen van Den Haag geen afscheid nemen zonder met een enkel woord melding gemaakt te hebben van een zeer merkwaardig gebouw, waarvan de opening binnen GEBOUW DER TWEEDE KAMER. HET VREDESPALEIS. EUROPA. 359 DE RIDDERZAAL OP HET BINNENHOF. enkele maanden mag te gemoet gezien worden. We bedoelen het Vredespaleis, een schenking van den idealistischen millionnair Carnegie, die daarmede een centrum heeft willen stichten voor de vredesbeweging, welke te 's Gravenhage in het bijzonder tot uiting is gekomen. Immers in de Nederlandsche residentie hebben de beide Vredesconferenties, van 1899 en van 1907, plaats gevonden, en het eerste gevolg er van is geweest de vestiging van het Internationale Hof van Arbitrage, waarvoor het Vredespaleis een waardige zetel belooft te worden. Na de uitschrijving van een prijsvraag is de bouw van het monumentale werk, ontworpen door den Franschen bouwmeester Cordonnier, aangevangen en wanneei het volgend jaar de Derde Vredesconferentie samenkomt, zal het paleis, gesierd en verrijkt met geschenken van tal van mogendheden, gereed zijn om de vertegenwoordigers van alle beschaafde landen der wereld op waardige wijze te ontvangen. Het Vredespaleis is een stichting, waarop 's Gravenhage trotsch mag wezen, doch welke aan de gansche hedendaagsche maatschappij tot eere verstrekt als een zichtbaar teeken van de menschlievende beginselen, die zich op steeds krachtiger wijze baan breken. AANVULLINGEN. De Kaaba en Mohammeds graf te Mekka. — Het wonderlijke gebouw, dat Mekka heeft gemaakt tot een pelgrimsoord, is een der oudste, zoo niet het oudste heiligdom der gansche wereld. Want lang vóór Mohammed leefde, en gedurende al den tijd, dat men haar bestaan kan nagaan was Mekka een heilige stad, een gewijde plaats voor al de bewoners van Arabië. Toen de Profeet opstond en zijn nieuwen godsdienst stichtte, behoefde hij aan de plaats zijner geboorte geen nieuwe wijding te geven, doch mocht de heiligheid, die de stad reeds omgaf tot eigen doel aanwenden. Aldus ook handelende nam hij de Kaaba (den cubus), het middenpunt van het oude heidensche geloof der Arabieren van die streek, onder zijne bescherming. Hij verwoestte de afgodsbeelden, doch handhaafde veel der godsdienstige gebruiken en behield in het bijzonder in eere den ouden zwarten steenen fetisch, welke het kostbaarste bezit was van de stad. Volgens de traditie, vijanden uit Mekka is geroofd en toen gedurende twee en twintig jaren weg is geweest. Ook is het brok steen eens door vuur beschadigd en daardoor gebarsten, zoodat nu een zilveren beslag hem bijeen moet houden. Doch de heiligheid er van is ongeëvenaard voor den geloovigen bedevaartganger, die overtuigd er van is, dat Abraham den steen ontving uit de handen van den aartsengel Gabriël. Abraham zou ook, met Ismaëls medewerking, den Kaaba gebouwd hebben, door welke legende aan dit overblijfsel uit heidenschen tijd een orthodox karakter wordt gegeven. De cubus heeft in den loop der tijden ook een belangrijke transformatie ondergaan. Jaarlijks wordt hij omhangen door een omhulsel van rijk gesierd brocaat, terwijl het inwendige voortdurend opgeluisterd wordt met marmeren, gouden en zilveren versierselen, die een wonderlijk contrast vormen met de ruwe steenen muren, welke den cubus vormen. De groote steenen fetisch, de Kaaba geheeten, dagteekent uit veel vroeger tijden dan de Islam, doch staat in hooge eere doordat de Profeet de heiligheid er van heeft uitgesproken. In een hoek van het Moskee-plein ligt het graf van Mohammed. DE KAABA EN MOHAMMED'S GRAF. aan welker juistheid men niet behoeft te twijfelen, heeft de Kaaba zijn oorspronkelijken vorm behouden, hoewel hij natuurlijk ettelijke malen herbouwd is moeten worden. Men beschrijft hem als een cubus, waarvan elke zijde ongeveer 14 Meter lang is, opgetrokken van steen en zonder een enkele opening. Omtrert dit laatste bestaat intusschen eenige twijfel, daar enkelen beweren, dat er wel degelijk ramen zijn aangebracht. Aan den zuidoostelijken hoek is ingemetseld de vermaarde steen, welke door eiken bedevaartganger gekust wordt. De geschiedenis der Mohammedanen verhaalt, hoe de steen eenmaal door AANVULLINGEN. 361 In de moskee-wijk, waar de Kaaba staat, vindt men ook het graf van Mohammed. De Profeet overleed in_ de woning zijner gunsteling, Ayesha, waarvan de hoofdingang uitzag op den voorhof van den tempel. Toen er een gedachtenwisseling ontstond over de vraag, waar hij begraven zou worden, verklaarde zijn opvolger, Aboe Bekr, dat hij uit Mohammeds mond zelf had gehoord de verklaring, dat een profeet moest begraven worden waar hij den laatsten adem had uitgeblazen. Dientengevolge werd de woning van Ayesha de laatste rustplaats van den stichter van den Islam. Hier werden later ook aan den schoot der aarde toevertrouwd de stoffelijke overblijfselen van Aboe Bekr en den Khalief Omar. Zonder den Kaaba, den zwarten steen, en de reuk van heiligheid, waarin de stad is gekomen doordat de Profeet er begraven is, zou Mekka al sinds lange tijden niet meer genoemd worden. Want de bedevaartgangers vormen de bron van levensonderhoud voor de bewoners van deze door bergen omsloten, haast ontoegankelijke stad, die als handelsplaats absoluut niets meer beteekent sinds karavanen niet meer de voornaamste hulpmiddelen voor het transportverkeer zijn. Pogingen dm te ramen het aantal bedevaartgangers, dat MESHED. Dit is de heiligste plek van Perzië, want hier ligt begraven Imam-Reza, de achtste der twaalf Imams, die de Shiiten haast even hoog vereeren als Mohammed zelf. De moskee is een zeer indrukwekkend gebouw. De koepel boven het marmeren graf van den Imam is geheel verguld. jaarlijks de schreden naar Mekka richt, hebben de meest uiteenloopende cijfers opgeleverd. Doch men heeft met vrij groote zekerheid vastgesteld, dat jaarlijks zeventig duizend pelgrims aan de voornaamste havens of stations voor Mekka aankomen, zoodat men wel mag aannemen, dat het geheele aantal ongetwijfeld als belangrijk grooter mag worden beschouwd. Meshed, de heilige stad van Perzië. —■ Meshed, de hoofdstad van de Perzische provincie Khorasan, heeft een geschiedenis zeer rijk aan gebeurtenissen, hoofdzakelijk ten gevolge van de ligging nabij de grenzen, waardoor het in het bijzonder bloot stond aan de gewelddadigheden van in het land vallende vijanden. Intusschen heeft Meshed zijn vermaardheid niet te danken aan deze omstandigheid, evenmin als aan het feit, dat het een hoofdstraat heeft van bijna drie Kilometer lengte —■ iets ongehoords voor een Oostersche straat —• doch aan de bijzonderheid, dat er begraven 362 DE WONDEREN DER WERELD. HETy PALEIS VAN CTESIPHON. Er zijn slechts weinige overblijfselen van de machtige dynastie der Sassaniden, doch de bouwvallen van het paleis, dat de grootste der vorsten Chosroës 1 deed bouwen, getuigt nog van den luister van zijn heerschappij. ligt de Imam Reza, de achtste der twaalf Imams of profeten, welke de secte der Shiïten haast even hoog vereeren als Mohammed zeiven. De profeet werd te Meshed begraven in de negende eeuw na Christus. Volgens een verhaal stierf hij ten gevolge van vergift, hem toegediend door den ijverzuchtigen Khalief Mamoen, zoon van Haroen-al-Rasched. De naam Meshed of Mashad beteekent „Plaats van getuigenis" of van martelaarschap. Maar de oprichting van het graf in een centrum van bedevaarten was voor een deel een politieke daad. Toen de leer der Shiïten de algemeen erkende godsdienst in Perzië was geworden, zeven eeuwen na den dood van den Imam Reza, werden zijn grafstede en de moskee in de nabijheid er van, gesticht door de vrouw van Shah Roekh, den zoon van den grooten Timur, bestemd om de plaats van Mekka in te nemen voor de Shiïtische wereld, daar de Turken meester waren van het gebied, waar men de graven vond van de altijd nog heiliger Ali en Husein. Jaarlijks moeten meer dan honderdduizend pelgrims naar Meshed trekken en men stelt het in hooge eer om in de stad begraven te worden, wat ten gevolge heeft, dat men er tallooze kerkhoven vindt. De heilige plek ligt achter een vierhoekig gebouw, honderdvijftig schreden lang en breed, met reeksen van kapellen langs de noordelijke, zuidelijke en westelijke gevels. In elk der gevels is een reusachtige poort aangebracht, die van den westelijken gevel is de belangrijkste. Daarboven verheft zich de plaats, vanwaar de muezzin de geloovigen tot het gebed oproept en een eind verder verheft zich een minaret van 40 Meter hoogte. Een reiziger, die de moskee bezocht in de tweede helft der vorige eeuw, heeft verklaard, dat de minaret van buitengewone schoonheid is, dank zij haar sierlijk gebeeldhouwd kapiteel en den slanken top daarboven, terwijl de zuil zelf verguld is. In het midden van den oostelijken gevel van het vierhoekige gebouw geven, verhaalt hij, twee reusachtige poorten toegang tot het inwendige der moskee, en daar vindt men de marmeren graftombe van den Imam, afgezet met zilveren randen en versierd met gouden knoppen. De koepel er boven is geheel met verguldsel bedekt en aan beide kanten verheft zich een vergulde minaret. Zooals ook met andere Mohammedaansche heiligdommen het geval is, is het voor ongeloovigen feitelijk onmogelijk om dicht genoeg er bij te komen om een behoorlijken indruk te krijgen van de schoonheid van de vereerde plek. AANVULLINGEN. 363 De bouwvallen van Ctesiphon. — Men vindt thans slechts enkele schaarsche overblijfselen van de machtige stad Ctesiphon, gesticht op den oostelijken oever van de Tigris, eenmaal den residentie der Sassaniden, die Perzië wisten op te voeren tot een rijk, dat zelfs aan de Romeinsche keizers ontzag inboezemden, en dat eerst in 637 het onderspit moest delven voor de dweepzieke Musuimannen. Het weinige, dat er nog van over is, blijft altijd nog een indrukwekkend bouwwerk, een bouwval, die herinnert aan grootsche dagen en wel spreekt van diep verval. Het nog staande gebleven fragment van het paleis der Sassaniden is bekend. onder den naam „TakhtiKhesra of „Troon van Chosroes", naar Chosroes I, den machtigen koning, die tot één stad vereenigde het Ctesiphon zijner voorgangers, de oude Grieksche hoofdstad Seleucia, aan de overzijde van den Tigris en een nieuwe nederzetting, door hem gesticht en bevolkt met de inwoners van het veroverde Antiochië in Syrië. Chosroes had nog een paleis, „het Wifte Paleis", op ongeveer anderhalven kilometer van het hier vermelde gelegen, doch dit is reeds duizend jaar geleden geheel verdwenen. De bouwval, welke wij hier afbeelden, bestaat uit een enorm gewelf, dat eenmaal een zaal overspande en den oostelijken muur van een der beide zijvleugels. Het gewelf heeft een breedte van dertig Meter, wordt in .het midden door geen zuil of pijler gesteund en staat niettemin sinds veertien eeuwen nog overeind. Volgens het verhaal van een Arabisch geschiedschrijver hebben de Mohammedanen, toen zij Ctesiphon plunderden, onder meer buit gemaakt een gordijn, karpet of voorhang, niet minder dan zeventig ellen lang en zestig breed, dat hing voor het open oostelijk einde van de overwelfde zaal, en versierd was met goud- en zilverdraad en edelgesteente, die te zamen een afbeelding van een tuin te zien gaven. Indien dit verhaal waarheid bevat, is dus de oostelijke zijde van de hal nooit dcor een muur afgesloten geweest, doch enkel door het gordijn, dat op- of neergelaten kon worden om het zonnelicht door te laten of af te sluiten. „Kaal en hoog", aldus schrijft miss G. Lowthian Bell in hare beschrijving van de bouwvallen, „rijst de muur van den rechter vleugel omhoog boven de vlakte der omgevende woestijn. De muur vlakte is spaarzaam versierd met enkele nissen en daarin aangebrachte zuilen, wat in Azië de gebruikelijke wijze van versiering van muren is. Volgens de legende was cle muur eenmaal gansch en al overdekt met kostbare metalen. Overbodig is het te verzekeren, dat van deze metalen thans geen spoor meer over is." Basreliëf van de Poort van Isthar. Babyion. — Een der belangrijkste ont¬ dekkingen bij de opgravingen die door de jDuitsche expeditie op de plaats waar HET PALEIS VAN CTESIPHON. eenmaal ; Babyion heeft gestaan, in de Van het paleis zijn slechts in stand gebleven de reusachtige , . .. .... gewelfde hal en een deel van den oostelijken vleugel, hier afgebeeld. laatste twaalf jaar zijn verricht, is ge- ^oora, de w met een spanning van 30 Meter zonder eenige zuil weest de „Post van Ishtar", gelijk men 0f ander steunsel, is een wonder van bouwkunst. 364 DE WONDEREN DER WERELD. den bouwval heeft gedoopt. Langs den oostelijken muur van het reusachtige paleis van Nebuchadnezar liep een breede processieweg voor godsdienstige plechtigheden en derg. Op één punt wordt die weg nauwer en daar was een poort met twee doorgangen opgericht tusschen het paleis en den tempel van Ishtar. Deze poort is, volgens een reiziger, die onlangs de opgravingen bezocht, het prachtigste fragment, dat is overgebleven van Nebuchadnezar's bouwwerken, en de torens van baksteen, welke de Duitsche archaeologen geheel hebben blootgelegd, indrukwekkende massa's van prachtig metselwerk. Deze torens zijn aan alle zijden afwisselend versierd met rijen stieren en draken, die bij wijze van reliëf op de baksteen zijn aangebracht. De krachtige gestalten der stieren, die met sierlijk gebogen nek voorwaarts schrijden, vormen een eigenaardige tegenstelling met de sluipende gestalten der draken, doch de beide groepen zijn te zamen eene lijfwacht, de poort van goden en koningen waardig." Elk der baksteenen, waarmede de torens zijn opgetrokken, draagt den EEN BASRELIËF VAN DE POORT VAN ISHTAR. De poort van Ishtar is het prachtigste overblijfsel van Nebuchadnezar's reusachtige bouwwerken. De steenen, waarmede de muren zijn opgetrokken, zijn bedekt met een glazuur, waarvan de samenstelling thans een raadsel is. naam van den grooten bouwmeester Nebuchadnezar, die ze deed verrijzen en evenzoo is het gesteld met de gebakken tegels, welke de muren omlijsten die zich langs de beide zijden van den ganschen Heiligen Weg verheffen. Op deze tegels is een processie van leeuwen afgebeeld, doch van het glazuur waarmede zij zijn opgebracht, is het geheim geheel verloren. Wanneer de opgraving van Babyion geheel voltooid zal wezen, zullen we ongetwijfeld heel wat meer wetén omtrent de geheimen der oudheid, doch iets grootschers op artistiek gebied dan deze basreliëfs van de poort van Ishtar en den Heiligen Weg zal men er ongetwijfeld niet aantreffen. Paasch-eiland en zijn steenen kolossen. —• Deze eenzame voorpost van oostelijk Polynesië, meer dan 3200 Kilometer van de Zuid-Amerikaansche kust gelegen, heeft den naam Paascheiland te danken aan den Hollandschen zeevaarder Roggeveen, die het eiland in 1722 op Paschen ontdekte. De inboorlingen noemden het weleer „Te Pito o te Henua" — den navel der aarde of het middelpunt. EEN STEENEN KOLOS OP T PAASCH-EILAND. De beteekenis dier steenen gevaarten, waarvan enkele 25 Meter hoog zijn, is een raadsel. De legende zegt, dat een reuzengeslacht ze heeft gemaakt. In ieder geval toonen de gelaatstrekken dier beelden geen overeenkomst met die der tegenwoordige bewoners, maar doen zij denken aan een reeds lang uitgestorven ras van wreede, onbeschaafde wezens. 366 DE WONDEREN DER WERELD. van den hemel of landstreek. De Polynesiërs duiden het aan als Rapa-Nui — het groote Rapa —• een tegenstelling met Oparo of Rapa-Iti —• het kleine Rapa —■ een eiland met wonderlijke oude versterkingen, dat ongeveer 3000 Kilometers westelijker ligt. j; Het woord „Rapa" beteekent in de Polynesische talen uithakken of graven met eenig gereedschap. In het Rarotongansch b. v. beduidt „Rapa i * te tiki" het uithouwen van een beeld. Het is een zeer goed gekozen naam voor dit eenzame eiland met zijn honderden monsterachtige beelden, ruw uitgehouwen in het trachietgesteente, waarvan enkele rechtop staan, andere tegen den grond liggen in de steengroeve, vele met zorg geheel zijn afgewerkt, weer andere bijna niet meer dan aangeduid, zoodat men den indruk krijgt alsof een dood en verderf brengende epidemie of een ontzettende natuurramp, plotseling als een bliksemstraal de bewoners had overvallen te midden van hunnen titanen-arbeid. Toen de Polynesische Vikings Hotu-Matua en Tuku-Io, met hun oorlogsvloot van Oparo vertrokken en ongeveer zes eeuwen geleden landden in de Anakenabaai, troffen zij daar als bewo¬ ners aan de nakomelingen van een reuzengeslacht, dat zij aanduidden als de „Taringa Roroa" of „de lang-ooren", wegens het bij hen heerschende gebruik om kunstmatig hunne oorlellen tot buitengewonen omvang uit te rekken. Hotu-Matua en zijne Maorikrijgers roeiden deze cyclopen uit na een langdurigen, verwoestenden krijg. Enkele der vrouwen werden gespaard en schijnen een aantal legenden uit oer-oude tijden, alsmede de verklaring van de zinnebeeldige beeldhouwwerken en oude hieroglyphen overgeleverd te hebben aan enkele oude mannen der schaarsche bevolking, welke men nog op het eiland aantreft. Peruviaansche slaven-halers sleepten ongeveer 1860 de meeste inboorlingen Van het eiland en toen het huis Brander in 1878 het Paasch-eiland kocht om er een veefokkerij op te richten, werd bijna de helft der nog overgebleven eilanders overgebracht naar het district Faaa op Tahiti en naar Niu-Maru, een dorp op Mo'orea, waar men ze nu nog aantreft. De Chileerische regeering heeft thans het eiland in bezit gekregen en men vindt er nog slechts 300 inboorlingen, die in den omtrek van Hanga-Roa zijn gevestigd. De steenen beelden, „Moai" geheeten, zijn meer dan vijfhonderd en vijftig in aantal en hebben afwisselend een hoogte van een trotschen kolos van 25 Meter tot een dwergbeeldje van amper DE STEENEN KOLOSSEN OP HET PAASCH-EILAND. Deze figuren zijn vermoedelijk de oudste beeldhouwwerken der wereld. Men vindt ze in grooten getale uitgehouwen in het grijzige trachiet van dit eenzame eiland. AANVULLINGEN. 367 een Meter, van top tot teen gemeten. Het meerendeel vindt men bij Rano Roraha en Otu-Iti in den noord-oostelijken hoek van het eiland. Het zijn meestal rompen, niet verder dan tot de heupen gebeeldhouwd in het grijzige trachiet. Vele er van verheffen zich op groote massieve, naar zee gekeerde platvormen 60 tot 100 Meter lang. Enkele er van zijn versierd met kronen van roode tufsteen, gehouwen uit de wanden van den krater van „Te Rano Kau" — het meer der kronen. Een paar dier ruwe kronen hebben meer dan 3 Meter middellijn. De gelaatstrekken van deze beelden zijn hoekig, norsch en forsch, met een uitdrukking van bedreiging zoowel als van minachting. De lippen zijn dun en op elkaar geklemd, de bovenlip is zeer kort, de benedenlip op zonderlinge wijze opgetrokken. De ooren hebben lange uitgerekte lellen; de gezichten hebben zeer duidelijk een niet-Polynesisch karakter .Deze ruwe, terugstootende beelden behooren tot een zeer vroeg tijdperk, het Praediluvische. Men lette vooral op de uitdagende en dreigende uitdrukking, den grijnzenden satanischen trots, de breede, positieve wilsuitdrukking van de gezichten dezer steenen reuzen, ieder, evenals de Cycloop in Homerus' Odyssee „een schepsel van monsterachtig, onmenschelijk en godloos karakter." De Tempel der Eendracht te Girgenti. — Deze tempel is inderdaad bezienswaardiger dan die van Segesta, omdat het inwendige nog vrijwel in stand is gebleven — beter bewaard zeker dan van eiken anderen Griekschen tempel uitgezonderd de tempel van Theseus te Athene. In de middeleeuwen werd het bouwwerk nog gebruikt als een kerk, gewijd aan St. Gregorius. V-^Vxaaar Ook de tempel van Juno verkeert nog in goeden staat en het fragment van den tempel van Castor en Pollux is van onovertroffen schilderachtigheid. Deze tempels van Girgenti zijn alle prachtig gelegen. Zij verheffen zich op een rotsplateau halfweg de stad en de zee en de steen, waarmede zij zijn opgetrokken, heeft een prachtige gouden tint gekregen. Girgenti heette in den ouden tijd Acragas of Agrigentum doch de oude Grieken gaven er den bijnaam aan van „de schitterende stad." Evenals Selinunte werd het in het eind der vijfde eeuw voor onze jaartelling door de Carthagers verwoest en de bouwvallen er van trokken slechts weinig de aandacht tot in het laatst der vorige eeuw. De puinhoopen en graven hebben bij de nasporingen in dien tijd een verbazende hoeveelheid terra-cotta beelden uit de vijfde eeuw vóór Chr. opgeleverd, die echter niet zoo sierlijk zijn als de bekende Tanagra-beeldjes. De Tempel van Segesta. —■ Van de veertig Grieksche tempels, die men nog in meer of minder goed bewaarden toestand op Sicilië aantreft, zijn de Tempel van Segesta en die bij Girgenti het best geconserveerd, wanneer men buiten rekening laat den tempel van Athena te Syracuse, welke nagenoeg geheel ingebouwd is in de kathedraal dier stad. De tempel maakt bij eersten aanblik nog den ' _.. „„,,„„ ,% , . , . A , ö , DE TEMPEL VAN CASTOR EN POLLUX, indruk van het minst geleden te hebben door , , , , , . , , , De tempels van het oude Acragas stonden op een den tand des tijds, doch het is slechts een rotgterra8 tu88chen de 8tad en de zee. Zij deden aan Omhulsel, waarvan het inwendige nooit voltooid Girgenti den bijnaam van „de schitterende stad" geven. AANVULLINGEN. 369 is ' geworden. In tegenstelling met de meeste tempels ligt deze in het binnenland, hoog op een berg. Voor een bezoek er aan laat een reisbureau op Sicilië speciale treinen van uit Palermo loopen. Dit is dan ook het eenige middel om den tempel op één dag heen en terug te bezoeken, waarbij dan tevens een kijkje kan worden genomen te Calalafimi, waar Garibali een zijner meest bekende zegepralen behaalde. Te Segesta vindt men ook nog een mooi GriekschRomeinsch theater met een gezicht op den tempel. Selinunte, het Babyion van Sicilië. —i Buiten rekening gelaten de ontzettende verwoestingen, door de aardbeving te Messina aangericht, levert Selinunte het verbazingwekkendste schouwspel op van een tot een puinhoop gemaakte stad. Want de Carthagers en de aardbevingen hebben de derde stad van Sicilië zoo vreeselijk geteisterd, dat ze niet meer is dan een uitgestrekte vlakte bedekt met ineengestorte muren en omgevallen zuilen. Twee der tempels zijn blijkbaar gevallen door de schokken van aard- DE PUINHOOPEN VAN SELINUNTE. Indien de Carthagers en de aardbevingen deze prachtige bouwvallen niet hadden verwoest, zou Selinunte den grootsten Griekschen tempel der wereld bezitten. De nog staande gebleven brokken van zuilen geven nog bevingen, want de ZUilen er van wel een indruk van de reusachtige verhoudingen van het verdwenen gebouw. liggen naast elkaar zoo weinig beschadigd en zoo precies op een rij, dat, als het in een Amerikaansche stad ware gebeurd, ze binnen een maand weder opgericht zouden zijn. Want de steenen zijn inderdaad gevallen alsof een reuzenhand ze had neergelegd. Een der tempels van Selinunte was eenmaal de grootste Grieksche tempel der wereld. De tempel, welke men op onze illustratie ziet, is nog het best bewaard gebleven; de groeven der zuilen zijn zoo groot, dat een mensch er in kan staan. Selinunte heeft wijders een tamelijk onbeschadigde citadel en een straat met Grieksche huizen, een soort van deerlijk gehavend Grieksch Pompeï. In het voorjaar strekt zich tusschen dezen tempel een weelderig tapijt van wilde bloemen uit, dat het land, waar volgens de legende eenmaal Proserpina leefde in al zijn schoonheid doet kennen. De werkende vulkanen, in Equatoriaal Afrika., rs Toen, ruim een halve eeuw geleden, de groote ontdekkingsreiziger Speke de binnenlanden van Afrika doorzocht ten einde de bronnen van den Nijl op te sporen, en daarbij een belangrijke onderzoekingstocht maakte in het land ten westen van Victoria Nyanza, nam hij aan den westelijken gezichteinder den top van. een vulkaan waar, waaruit de rook ten hemel steeg. Dit was de vuurspuwende berg,. die nu bekend staat als de Muhavuru; Speke maakte enkele aanteekeningen omtrent den berg in zijn boek, doch men schonk Pe Wonderen der Wereld. ' 21* 370 DE WONDEREN'DER WERELD. weinig aandacht aan zijn mededeelingen betreffende den in werking zijnden vulkaan, ofschoon deze berustte op de verhalen der inboorlingen, die de streek aanduidden als Umufumbiro — doorgaans verkort tot Mfumbiro, wat beteekent „keuken" of „kookhuis". Ook de ontdekkings-reiziger Stanley kon, toen hij in 1876, zonder het te weten, langs de zuidelijke hellingen van den Ruuvenzori trok bij zijn expeditie naar den zuidelijken uithoek van het Edward-meer, een blik werpen op dezen vulkaan. Doch eerst toen graaf Van Götzen, een uitnemend Duitsch ontdekkingsreiziger, in 1894 deze streek doorreisde, werden eerst de Mfumbiro of Virunga-vulkanen onderzocht op zoo uitvoerige wijze, dat men ze op de kaart van Afrika kon brengen. Sedert zijn zij bezocht door verschillende Engelschen en Duitsche reizigers, maar eerst in 1907—-1908 zijn zij het doel geweest van een wetenschappelijke expeditie onder leiding van graaf Adolf Friedrich van Mecklenburg. Dit vulkanische gebergte is blijkbaar van jongen datum en het gevolg van een merkwaardige wijziging HOLEN VAN GESTOLTEN LAVA IN DE MFUMBIRO-STREEK. Mfumbiro is de naam gegeven aan de streek tusschen het Edward-meer en het Kivu-meer. Ontzaglijke lavastroomen hebben bij het afkoelen kloven en holen gevormd, welke den inboorlingen tot woning dienen. van den aardschors, waardoor de bodem werd opgeheven, en het Rift-dal werd verspèrd, waardoor eenmaal het Tanganyika-meer met den Albertinischen Nijl in verbinding stond, een toestand, die naar Livingstone instinctmatig gevoelde, weleer moet hebben bestaan. Tegenwoordig doet intusschen het kleine Kivu-meer, gelegen in dat Rift-dal, zijn water afvloeien naar het Tanganyikameer en dit geeft bij tusschenpoozen — men zou haast zeggen met tegenzin — zijn te overvloedig water af aan den Congo. De keten van vulkanische bergen, welke hier is afgebeeld, wordt gevormd door twee groepen, omgeven door een uitgestrekt lavagebied, waarvan de lava op enkele plekken nog in gloeienden toestand verkeert. De westelijke groep ligt ten noorden van het Kivu-meer en telt twee werkende vulkanen, den Kirunga-cha-Gonga, ongeveer 4000 Meter hoog, en den Kirunga Namlagira, ruim 3500 Meter hoog, die 18 Kilometer verder in noordelijke richting is gelegen. De omgeving van de acht rook uitwerpende vulkanen wordt niet uitsluitend gevormd door zwartgeblakerde lava, oud of jong, of enkele losse aanplantingen van bananen of graanvelden DE VULKAAN KIRUNGA-NAMLAGIRA. Gelegen in Duitsch Oost-Afrika bereikt deze berg een hoogte van 3500 Meter en is een der zeven groote vulkanen van de Mfumbiro-groep. DE WERKENDE KRATER VAN NAMLAGIRA. Des nachts verlichten in rooden gloed stralende zuilen van rook en gloeiende asch den omtrek ven dezen berg tot op grooten afstand. 372 DE WONDEREN DER WERELD. HET INWENDIGE VAN DEN KRATER VAN DEN KIRUNGA CHA-GONGA. Deze krater is naar den ontdekkingsreiziger graaf Götzen geheeten. Zeer opmerkelijk is de effen oppervlakte van den kraterbodem, effen met uitzondering van de beide aan elkaar grenzende kloven, door de natuur als 't ware in den bodem uitgehold. De grond is doorgaans te heet om te worden betreden, en op enkele punten ziet men er rook uit opstijgen. Wanneer de grond niet in den jongsten tijd overstroomd is geworden door lavastroomen, vindt men er wouden, waarvan de weelderigheid in Afrika slechts zelden wordt overtroffen. In de hoogere streken, boven de 2500 Meter, wordt het bosch gevormd door ontzaglijke iepen (Podocarpus), reusachtige bamboe-stoelen en onder andere boomen een van de plantenfamilie der Sapotaceeën, Sideroxylon adolfi-frederici. Dit is daarom vermeldenswaard, omdat de soort ook een nauw eraan verwant familielid heeft in Marokko, n. 1. den Argan-boom op de hellingen van den Hoogen Atlas. Beneden de 2500 Meter krijgt het woud een meer tropisch karakter, men vindt er varenboomen en parasitische orchideeën. Boven de drieduizend Meter treft men er intusschen, trots het zeer koele klimaat, groote anthropoide apen aan, die zich ophouden in allerlei geboomte, doch speciaal zich aangetrokken gevoelen door de hierboven genoemde boomen. Deze apen, behoorende tot de gruillaen chimpanzee-families, zijn in het bijzonder verzot op de jonge bamboe-spruiten. Volgens hertog Adolf Fredrich van Mecklenburg, die een uitstekende beschrijving heeft gegeven van deze streek, leven deze apen in groepen of gezinnen en heerscht er, betrekkelijk, vrede tusschen hen, zoolang iedere groep zich houdt aan het eigen bosch, doch als de grenzen worden overschreden, breekt de strijd los. Onder de groepen zelf heerscht ook doorgaans rust. Alleen bij het ontwaken en als het kinderen-bedtijd is, wordt er deerlijk gekrijscht en geblaft, waaruit men zou kunnen opmaken, dat de familieverhoudingen toch niet al te best zijn. In de meeste reisbeschrijvingen wordt melding gemaakt van zeven vulkanen, ongerekend de haast tallooze kleine kraters, die men moeielijk ieder als een zelfstandigen bergtop kan beschouwen. In werkelijkheid zijn het er evenwel acht: de Namlagira en de Nina-Gongo in het westen, de Mikeno, Visoke en Karisimbi in het midden, en de Sabinyo, Mgalunga en Muhavuru in het oosten De oostelijke groep heeft de hoogste toppen, waarvan sommige bijzonder steil en ongenaakbaar zijn. De hoogste van alle is de Karisimbi, die zich ruim 5000 Meter boven den zeespiegel AANVULLINGEN. 373 verheft. De meeste toppen der hooge bergen zijn gedurende het grootste deel des jaars met sneeuw bedekt. Zeer opmerkelijk is de afbeelding van den krater van den Kirunga-cha-Gongo, geheeten naaiden onlangs overleden ontdekkingsreiziger graaf von Götzen En groot deel van de streek is door lava-uitstroomingen tot een woestenij geworden, doch de holen en spleten in de gestolte lava, massa's worden bewoond door een onbeschaafde Bantoe-stam, welke bestuurd wordt door hoofdenblijkbaar van Egyptische afkomst of behoorend tot de stam der Galla's. Een bliksemstraal te Bopoto in Noord-Congo. — Equatoriaal Afrika wordt meestal tweemaal per jaar geplaagd door allerhevigst noodweer: onweer wind en regen. De ergste dezer tornado's — gelijk de Portugeezen ze noemen — doet zich voor in het tijdperk dat aan het regenseizoen voorafgaat. De lucht is dan vervuld met electriciteit, nadat een periode van groote droogte alle vocht uit de atmosfeer heeft doen verdwijnen, den bodem heeft doen versteenen. Zelden of nooit breken dergelijke tornado's los in de morgenuren, doorgaans in den namiddag tegen 4 uur, of anders in het holst van den nacht. Zoowel bewoners als reizigers van Midden-Afrika hebben ze liever overdag dan 's nachts met het oog op eenig ongeval, dat altijd veel ernstiger lijkt, wanneer het in het hardstikken donker plaats heeft. Schrijver dezer regelen, die dergelijk noodweer heeft medegemaakt aan den Boven-Congo, in Uganda, Liberia en Oost-Afrika, heeft zich daarbij op allerlei wijzen met den dood bedreigd gezien. Daar is vooreerst de orkaan, die huis of tent kan verwoesten en den bewoner bedelven onder de overblijfselen. Dan de bliksemschicht, die ergens in moet slaan, en zoo het niet'den persoon van den met ontzetting vervulden bewoner is, dan kan het 't dak of de palen zijn van de woning, welke daarop in vlammen opgaat. Talrijk zijn de Europeesche gebouwen, kerken, hospitalen, schuren en scholen, die door 't hemelvuur in Equatoriaal Afrika zijn verwoest. Ontkomt men nog aan die gevaren, dan dreigt de plasregen, een stuk water, dat uit den hemel valt. Is men op het oogenblik, dat de storm losbarst buitenshuis, zoo dreigt men ten verdrinken, want er is evenwel^ water als lucht in de atmosfeer. Of wel de regenval kan uw woning wegspoelen, door het dak dringen en alles verwoesten. En eindelijk kan de periode van kille vochtigheid, welke ten slotte volgt, u koorts of longontsteking bezorgen. Al die verschrikkingen komen natuurlijk niet dagelijks voor; dan zou er ook geen sprake kunnen zijn van eene exploitatie van Equatoriaal Afrika door Europeanen. Doch de gedachte aan de mogelijk¬ heid er van heeft schrijver dezes EEN BLIKSEMSTRAAL IN NOORD-CONGO. altijd verhinderd ten volle te ge- Deze fotografie werd te Bopoto in Noordelijk Congo genomen bij een nieten van den SChOOnen aanblik ontzettend onweder, dat alom dood en verderf bracht. 374 DE WONDEREN DER WERELD. van een felle bliksemstraal, als waarvan we hier een afbeelding geven. Bopoto, waar de fotografie werd genomen, enkele jaren geleden, is het Upoto uit Stanley's beschrijving van zijn reis langs den Congo, een der talrijke plaatsen, waar hij dacht door kannibalen aangevallen te zijn. De bedoeling van het ruwe volkje, dat hem overviel, was natuurlijk de vreemdelingen van hunne bezittingen te berooven, doch het zou er geen been in gezien hebben om hem, zijn luitenant Frank Pocock, en hunne zwarte dragers, van de Suaheli-stam, op te eten. Sedert een twintigtal jaren intusschen hebben de Baptisten een groot zendingsstation te Bopoto, en de bevolking is thans voor een belangrijk deel Christen geworden, zelfs vindt men er vele ontwikkelde handwerklieden onder. Bopoto was vaak het uitgangspunt voor de ontdekkingstochten van wijlen George Grenfell, die zooveel heeft bijgedragen tot de kennis van den geografischen toestand van het Congoland. DE HOOFDINGANG VAN DEN TEMPEL VAN EDFU. Het dak van de groote hal van den tempel met een opening in het midden ten einde het daglicht door te laten, is bewaard gebleven. Het wordt geschraagd door achttien zuilen met kapiteelen van onderling verschillende versieringen. Tot voor korten tijd was de tempel geheel onder puin bedolven en hij is daardoor buitengewoon goed bewaard gebleven. De tempel van Edfu in Boven-Egypte. —• Edfu ligt op den westelijken oever van den Nijl, ongeveer halfweg tusschen Thebe-Karnak in het noorden en Assouan ver in het zuiden. De legende duidt het aan als een plaats, waar in de voorhistorische oer-tijden een groote strijd is gestreden tusschen de aanhangers van den god Horos en de volgelingen van den verderfbrengenden god Set. De strijders van Set schijnen een volksstam geweest te zijn, welke gevestigd was in het Nijldal vóór dat de Egyptenaren der dynastieën er zich vestigden; wellicht zijn het negroiden of kolonisten uit Libye geweest. Doch, evenals ook thans nog vele andere stammen in Centraal- en Zuid-Afrika, koesterden zij een bijzondere vereering voor den krokodil, welke tot op zekere hoogte werd verheven tot hun totem, of het heilige zinnebeeld van hun stam, en geleidelijk zich ontwikkelde tot een godheid, identiek met duisternis en boosheid. Set is de godheid, heerscher van de volksstam, welke den grooten god-mensch vermoordde. Deze laatste is vermoedelijk de een of PYLON VAN DEN TEMPEL VAN EDFU. het aangezicht der goden en godinnen zijn vijanden vernietigt. 376 DE WONDEREN DER WERELD. ander tot godheid verheven blanke geweest, die in het land van Egypte verscheen, vaardig in ongekende kunsten en bedrijven, en die omkwam bij een opstand van reactionnaire inboorhngen De volgelingen van Horos waren havik-aanbidders, d. w. z. zij hadden als hun totem aanvaard een of ander grootoogig soort havik, die onbevreesd in de zon kon kijken, want de vereering van Horos werd weldra een deel der zonaanbidding, en identiek met de vereering van ,,de zon aan den gezichteinder." De volgelingen van Set waren ongetwijfeld de voorgangers van hen, die Har, of Horos, vereerden, en vermoedelijk kenden ze een soort van palaeolithische beschaving, welke het gebruik van zeer primitieve steenen werktuigen kende. Toen werkelijk gebeurtenissen voor de latere bewoners het karakter van een mythe of legende hadden gekregen, namen de ^Egyptenaren aan, dat Horos was de broeder van Set, hoewel door de omstandigheden er toegebracht om elkanders aartsvijanden te zijn en bij Edfu bonden de volgelingen van den krokodil en van den havik in overoude tijden een heftigen strijd aan, wellicht samenvallende met de opkomst van de eerste dynastie, die ongeveer 7000 jaar geleden zich de heerschappij verzekerde over een vereenigd Egypte. Onder de derde dynastie werd te Edfu een tempel opgericht, in bouwwijze overeenkomende met de tempels te Memphis en toegewijd aan den havik, Har of Horos. In den loop der tijden, in het bijzonder na de verdrijving der Hyksos en onder de voorspoed brengende heerschappij der Achttiende en der Negentiende Dynastie werd de godin Hathor in plechtigen tocht van Dendera naar Edfu gebracht en daar als echtgenoote met Horos vereenigd. Maar, redeneerde men, uit een huwelijk worden kinderen geboren en dientengevolge ontstond in de dagen der Ptolomaeën te • Edfu een der vele drie-eenheden van Egypte, welke gevormd werd door Horos, Hathor en hunnen zoon Hor-Sem-Teu, of Hor-sma-Tawi, =b „Horos, vereeniger der beide landen." Duizenden jaren geleden, in het begin van de periode der dynastieën, toen Boven- en Beneden-Egypte onder de heerschappij van één vorst kwamen, was Edfu reeds een welvarende stad met een hoogstaande beschaving. Het had DE ZUIL VAN POMPEJUS BIJ ALEXANDRIË. Deze enorme zuil is een monolith, — een enkel massief rotsbrok — en vermoedelijk oorspronkelijk een obelisk der oude Egyptenaren, later met een kapiteel bekroond. Het is het hoogste bouwwerk van het hedendaagsche Alexandrië en niet minder dan 40 Meter hoog. AANVULLINGEN. 377 niet enkel het begin van een gemeenteraad, doch een burgerlijk bestuurder, dien men een burgemeester zou kunnen noemen en een rechter, dien men vrederechter of zoo iets zou kunnen heeten. Reeds in dien oerouden tijd - ruim 7000 jaar geleden - stond goud'in hooge waarde en door een of andere oorzaak werd Edfu een „goudstad," goud ontvangende uit Nubië en dit in bewaring houdend. De schatting, aan den heerschappij voerenden Pharaoh verschuldigd, bestond dan ook behalve uit runderen, uit ettelijke ponden goud. Doch de tempels van Edfu stonden in de kwade reuk van vele menschenoffers te hebben geeischt, welke reputatie ze tot in de dagen der Romeinen behielden. Want gedurende ongeveer vijftig eeuwen werden er menschen, voorstellende den verslagen god Set, geofferd op het altaar van den overwinnenden havik-god Horos. De zuil van Pompejus. - Alexandrië, gesticht nadat Egypte's dagen van roem en glorie reeds tot het verleden behoorden, bezit zeer weinig overblijfselen uit de dagen der Pharaoh's, doch des te meer uit den tijd der Ptolmaeische renaissance van de Egyptische kunst, uit de dagen der Romeinsche heerschappij alsmede overblijfselen uit oud-christelijken tijd. Wellicht is het merkwaardigste monument uit oude tijden de zuil van Pompejus, welke intusschen in ververwijderd of geen verband staat tot den vermaarden Romeinschen veldheer van dien naam. Deze indrukwekkende zuil is een massief blok graniet uit Assouan, vermoedelijk gemaakt van een Egyptischen obelisk van grooten omvang door hem rond te maken en te versieren met een kapiteel in Grieksche stijl. Oorspronkelijk stond de zuil in het midden van het Serapeion, waarvan amper enkele sporen zijn overgebleven. De opgravingen van dr. Botti hebben echter blootgelegd groote onderaardsche gangen bij den voet van de zuil, waarin de mysteriën van den stier-mensch Serapis werden gevierd. Doch wel opmerkelijk: de zuil van Pompejus rust op grondvesten, welke gevormd worden door de overblijfselen van een granieten tempel uit den tijd van Seti I, dat is ongeveer 1300 vóór Chr. Men kan daaruit de gevolgtrekking maken, dat Alexander eenvoudig een nieuwe stad stichtte op een plek, waar te voren de Egyptische Pharaohs in de volheid van hun macht troonden. Die oude DE ROMEINSCHE AQUADUCT BIJ TUNIS. Van de aquaduct zijn slechts nog gedeelten over, doch weleer strekte deze waterleiding zich uit van het Zaghwan-gebergte tot Carthago, een afstand van bijna 75 Kilometer. 378 DE WONDEREN DER WERELD. DE GROOTE TEMPEL VAN HATSHOPSITU BIJ THEBE. Deze witte tempel aan den voet van steil oprijzende rotsen is gehouwen uit het kalkgesteente in drie boven elkander liggende terrassen. De muren achter de zuilenrijen zijn bedekt met mooi gebeeldhouwde en rijk gekleurde bas-reliefs. tempel is verwoest om een grondslag te vormen voor een Romeinsche zuil, die zelf blijkbaar een vervorming was van een Egyptischen obelisk van 40 a 50 eeuwen her dagteekenend. De Romeinsche Aquaduct bij Tunis. —. Deze waterleiding vormt een karakteristiek onderdeel van het landschap in den omtrek van Tunis en wie een uitstapje maakt, is er zeker van herhaaldelijk gedeelten te zullen passeeren van dit wonderwerk, dat oorspronkelijk meer dan 75 K.M. lang was. De Romeinen hebben den aquaduct aangelegd om het water van het Zaghwan-gebergte naar Carthago te brengen. De overblijfselen in de onmiddellijke nabijheid van Tunis heeten bij de bevolking „de Spaansche waterleiding" omdat de Spanjaarden in de zestiende eeuw gedurende de 35 jaren, dat zij over Tunis heerschten, den aquaduct is zooverre herstelden, dat hij gedeeltelijk te gebruiken was. De tempel van Hatshopsitu bij Thebe. — De groote tempel van Der-al-Bahri ligt ten westen van Thebe, aan den voet van de steile kalkrotsen, die aan de Thebaansche vlakte grenzen. Deze ruime tempel werd uit het gesteente uitgehouwen op last van de vroeger reeds vermelde wondere koningin Hatshopsitu, die hem wijdde aan den roem van haar vader, haar moeder en ... . haar zelve. Afbeeldingen van Hatshopsitu ziet men op de wanden. Zij leeren ons haar kennen als een knappe vrouw met ietwat Semitisch type. Onder de andere afbeeldingen is een zonderling portret van Prinses Khebt-nefern, een naakt meisje met een zorgvuldig opgemaakt kapsel, halsketen, armbanden en een lotusbloem in de rechter hand. Hei: was een zuster van koningin Hatshopsitu welke op jeugdigen leeftijd was gestorven. De tempel, nog vrijwel wit van kleur, is in drie terrassen in het gebergte uitgehouwen en gesierd met zuilenrijen in ongeveer Dorischen stijl, waardoor het vaak geuit vermoeden wordt versterkt, dat de Dorische stijl van Egyptische herkomst zou wezen. De Congres-bibliotheek te Washington. — Men noemt het monumentale bouwwerk, hier afgebeeld de Congresbibliotheek, doch feitelijk is het de staatsboekerij van de Republiek der Vereenigde Staten. Het ligt in de nabijheid van het Kapitool ten dienste van den president, de senaatsleden, DE CONGRESBIBLIOTHEEK TE WASHINGTON. 380 DE WONDEREN DER WERELD. de afgevaardigden, de rechters en ambtenaren, doch ook van eiken Amerikaanschen burger, die behoefte gevoelt gebruik te maken van de uitgebreide boekerij ter wille van zijn onderzoekingen op eenig gebied van wetenschap, dat de belangstelling van het menschdom vraagt. De nieuwe bibliotheek werd in 1897 voltooid. Het is een indrukwekkend bouwwerk, opgericht op de oostelijke heuvels van Washington tegenover den oostelijken gevel van het Kapitool en bekroond door een vergulden koepel, waarvan de hoogte ongeveer een derde is van het Washingtonmonumenti Alleen de St. Izaakskerk in Rusland heeft grooter vergulden koepel. Het boekenpaleis is opgetrokken van graniet en de fundamenten zijn even stevig als de rots, waarop zij rusten. De architecten hebben bij den bouw meer gestreefd naar statigheid en nuttig¬ heid dan naar uiterlijke sierlijkheid, hoewel toch mag erkend worden, dat op het stuk van versieringen deze boekerij verre uitmunt boven de oudere bibliotheken van het Kapitool. Generaal Casey, de staatsarchitect, die met zijne medewerkers den bouw ontwierp, had natuurlijk er rekening mede te houden, dat de bibliotheek het karakter moest blijven behouden van een bijgebouw te zijn van het Kapitool, zoodat het er één van stijl mee moest zijn. De hoofdingang wordt gevormd door drie hoogpoorten, toegang gevend tot een ruime voorhal, gesierd met glanzend gepolijst marmer. Twee marmeren trappen voeren naar de bovenverdiepingen links en rechts; zij zijn voorzien van leuningen, versierd met hoogrelief beeldhouwwerk, voorstellende een reeks van cherubijnen, die wetenschap, kunst, nijverheid enz. symbolizeeren. Tegenover de ingangen en tusschen de beide marmeren trappen voert een indrukwekkend portaal van wit marmer als een triomfboog naar de rotonde, waarvan de gelijkgrondsche verdieping tot leeszaal is ingericht. Deze rotonde is feitelijk het middenpunt van het gebouw; ze is ten noorden en ten zuiden geflankeerd door DE POOL-ZON twee za^en' °-^e ^der uitgestrekte boeken- r, rekken van ijzer en marmer bevatten, Deze .totografie geeft zeer duidelijk weer den glanzenden .... halo, welke onder sommige omstandigheden de zon omgeeft. neëen Verdiepingen hoog en ruimte biedend Vooral werd deze waargenomen als de zon zich verheft^boven elk VOOr een millioen deelen. De ramen een mistlaag of wolkenbank. dezer boekenzalen zien uit op vier groote binnenplaatsen, welke omsloten worden door de buitenmuren van het gebouw en een breede gang, waarop de dienstafdeelingen, de kleinere studeerkamers enz. uitkomen, omgeeft het gansche gebouw, dat werkelijk een der sierlijkste bouwwerken van gansch Amerika mag heeten. De Poolzon. — Wij allen hebben gehoord van den Pool-dag en de lange Pool-nachten, doch meestal denkt men, dat de zon, wanneer zij onafgebroken boven den gezichteinder staat, er evenzoo uitziet als bij ons. Dat is echter een groote vergissing. Allerlei magnetische, electrische en metereologische omstandigheden hebben invloed op de athmosfeer der aarde, zoodat het uiterlijk DE MUURSCHILDERINGEN, VAN HET GRAF VAN SETI I. Seti I, uit de Negentiende Dynastie, was de vader of voorganger van den grooten Ramses II. Seti heeft niet alleen veel zelf gebouwd, doch ook met groote vereering de bouwwerken zijner voorgangers doen restaureeren. 382 DE WONDEREN DER WERELD. DE KONINGSGRAVEN BIJ THEBE. Aan den westelijken oever van den Nijl, tegenover Luxor en Karnak ligt de uitgestrekte doodenstad van het oude Thebe. Hier vindt men de Kolossen van Memnon, het Ramesseum, Medinet Habu, Dèr-al-Bahri en andere graftempels en gedenkteekens, en daarachter liggen de kalkrotsen, waarin tallooze holen zijn gegraven als laatste* rustplaats voor Egypte's koningen. van de zon daardoor belangrijk gewijzigd kan worden. Als de thermometer daalt van twintig tot veertig, vijftig en zelfs zestig graden onder nul en er mist hangt of er dicht sneeuw valt of dikke wolken langs den hemel drijven of wel opmerkelijke electrische verschijnselen plaats grijpen, kan men het uiterhjk van de zon beter verbeelden dan beschrijven. Ziehier wat kapitein Cagni, een der tochtgenooten van den hertog der Abruzzen op zijn expeditie naar de Noordpool (Juni 1899— September 1900) schreef : „Woensdagavond n April 1900, om vier uur, werd het een oogenblik helder aan den hemel, en de zon vertoonde zich met een prachtigen haloblauw, groen, geel en rooden een bij-halogroen, geel en rood." Op Maandag 2 April meldde een ander deel der expeditie het volgende : op den middag trokken we bij volstrekt kalm weder verder. Een dikke mist omgaf ons, zoodat we niet ver om ons heen konden zien. De sneeuwbui van gisteren heeft ons spoor geheel eh al doen verdwijnen en een zachte sneeuwlaag gespreid, waarin onze sleden wegzinken. Om drie uur trekt Lde mist op en voor een oogenblik vertoont zich de zon omgeven door een breeden en schitterend stralenden halo met een lichtend gedeelte aan het boveneind." 10 April: om één uur vertoont zich de dagvorstin, omgeven door een halo, zoo mooi als ik nog nooit heb gezien. Het is een kring van licht, stralend in alle kleuren van het prisma, gesplitst door een horizontale afscheiding en vergezeld van twee bijzonnen zoodat het is alsof we drie zonnen tegelijkertijd zien, terwijl aan het boveneind een helder lichtende streep valt waar te nemen." De graven van de koningen van Egypte. — De graven der koningen van Egypte moet men wel' onderscheiden van de tempels aan hunne nagedachtenis gewijd, waarin zij werden vereerd hetzij als goden of als manifestaties van goden of enkel in herinnering aan hunne daden. Deze graven liggen in een dal der kalksteenheuvels achter den grooten tempel van Dèr-al-Bahri en de vlakte van Thebe. De hier begraven Pharaohs zijn de vorsten uit de Achttiende, de Negentiende en de Twintigste Dynastie. De graven zijn op verschillende hoogten in den rotswand uitgehouwen. AANVULLINGEN. 383 Soms werden in de oudste tijden de Pharaohs met de grootste geheimzinnigheid begraven en ongetwijfeld zijn de monumenten, welke opgericht zijn boven de plek, waar het stoffelijk overschot aan de aarde zou zijn toevertrouwd, zeer ver verwijderd van de plaats, waar de mummie is begraven. Het was gebruik om juweelen en andere kostbaarheden te begraven met de lijken van de koningen en van die enkele koninginnen of ministers, waaraan toegestaan was hun laatste rustplaats te vinden in het gewijde gedeelte. Zoodra de teraardbestelling had plaats gehad, werd de toegang tot het graf doorgaans verstopt met brokken steen en men onderstelt, dat.de mannen, die voor de begrafenis zorg hadden te dragen door de zwaarste eeden werden verplicht de plaats van het graf te verzwijgen. Misschien werden zelfs de slaven, die daarvoor gebruikt werden, na afloop van het werk van kant gemaakt. Daardoor kon het gebeuren, dat de ligging van een graf zoozeer in het vergeetboek was geraakt, dat een of andere latere Pharaoh, zijn eigen grafkelder latende aanleggen, stiet op de laatste rustplaats van een zijner voorgangers, die misschien slechts enkele jaren geleden hem in den dood was voorgegaan. Soms werd ook een bron geboord vlak bij het graf, niet enkel ten einde het water uit den grond te halen en daardoor de droogheid van den bodem te bevorderen, doch ook om gr af schenders, zoekende naar kostbaarheden, op een dwaalspoor te brengen. In den loop der tijden werden of wel minder kostbare dingen aan de schoot der aarde toevertrouwd, of wel verminderde het gevaar, dat de graven werden opengebroken. Dientengevolge werden de laatste rustplaatsen der vorsten minder angstvallig verstopt en de voorhal voor het eigenlijke graf dikwijls prachtig versierd met muurschilderingen, gehjk men ziet in het graf van Seti I, een Pharaoh uit de Negentiende Dynastie, en vader van Ramses II Belzoni ontdekte ongeveer in 1817 den toegang tot het graf van Seti. In de gewelfde grafkamer trof hij de ledige doodkist aan, waarvan het deksel in stukken was geslagen. Het was gemaakt van het mooiste Egyptische albast, drie Meter lang, bijna twee Meter breed en geheel overdekt met hieroglyphen aan de binnenzijde zoowel als aan den buitenkant; zij waren in de steen gegraveerd en opgevuld met een soort blauwe emailverf. Het is thans in een der Londensche musea ondergebracht. In ongeveer 1850 ontdekten een paar Arabieren echter op den bodem van een diepe put, voerend naar een tunnel in het rotsgesteente, meer dan vijftig mummies van Egyptische Pharaoh's, die daar verborgen hadden gelegen sedert meer dan 1000 jaar vóór onze jaartelling; blijkbaar waren zij door de priesters, die de zorg voor de begraafplaatsen op zich hadden genomen, in tijden van onrust of oproer daarheen gebracht. Op elke mummie was duidelijk de naam vermeld en de volgorde was nauwkeurig in acht genomen, zoodat men in gunstiger tijden ieder weder naar zijn eigen graf kon terugbrengen. Intusschen liggen zij thans alle in het museum te Cairo, en daaronder is ook de mummie van Seti, die in 1292 vóór onze jaartelling overleed. EEN KRATERMEER IN OREGON. Dit meer ligt op een der toppen van het Cascade-gebergte en wordt gevormd door den krater van een uitgedoofden vulkaan. Het is meer dan 700 Meter diep en opmerkelijk is vooral de diepblauwe kleur van het water. 384 DE WONDEREN DER WERELD. Een Krater-meer. — In den krater van een uitgedoofden vulkaan in het National Park van Oregon heeft zich een meer gevormd, dat een der bezienswaardigheden mag heeten van het Cascade-gebergte. Het meer is omsloten door een steilen rotswand, waarvan de hoogte wisselt tusschen 150 en 750 Meter en slechts op enkele punten wordt deze door een smalle kloof onderbroken. Het heeft een breedte van ruim 8 Kilometer, en is meer dan 700 Meter diep. Geen wonder, dat men beweert, dat het het diepste zoetwatermeer is van Noord-Amerika. Het ligt meer dan 2000 Meter boven den zeespiegel en heeft een mooie, diepblauwe kleur. De Koraalriffen der Bermuda-eilanden. — De koraalriffen der Bermuda-eilanden zijn zoo belangwekkend omdat zij verder van den equator verwijderd liggen dan elke andere koraalvorming van betrekkelijk jongen datum. De hoeveelheid koraal in den Atlantischen Oceaan is klein, vergeleken bij die in den Grooten Oceaan, waar koraalvormingen de tallooze eilanden omgeven, die over de uitgestrekte watervlakte verspreid liggen. De Bermuda's worden gevormd door een groot aantal eilanden, maar slechts negen zijn bewoond, daar de groote meerderheid enkel koraalriffen zijn waarvan een klein gedeelte zich boven het zeevlak verheft. Hoewel de formatie dus een rotsachtig karakter draagt, zijn de eilanden bedekt met een laag, die geschikt is voor plantengroei. Waar die laag ontbreekt is de bodem met koraalzand bedekt. De gezamenlijke oppervlakte van de eilanden is zoo klein, dat zij te zamen niet meer dan een twintig Engelsche mijlen beslaan. Zij rusten op een berg op den bodem van den oceaan, waarvan de top niet boven de oppervlakte der zee uitsteekt. De koraalvorming is tegen de hellingen van den berg opgegroeid zoolang totdat zij boven water kwam en aldus eilanden vormde. Het meerendeel heeft een ringvormig karakter met lagunen in het midden; en zij bestaan uit bruin koraalzand en witte kalksteen, omgeven door een voortdurend nog in wording zijnd koraal-rif. De kleine zeediertjes hechten zich aan de rotsen vast en onttrekken kalk aan het water. Dit vormt hun skelet en als zij dood gaan, hechten andere zich er aan vast, sterven en zoo gaat het steeds voort. Aldus zijn de Bermuda-eilanden langzamerhand ■ als 't ware gegroeid in den Atlantischen Oceaan. DE KORAALVORMING DER BERMUDA-EILANDEN. De gansche Bermuda-groep is door de koraaldiertjes opgebouwd. De rotsen behooren tot de „orgelpijp-formatie" en elke „pijp" is de vrucht van den levensarbeid van duizenden haast onzichtbare diertjes. INHOUD. EERSTE DEEL. Bladz. INLEIDING. . ... • • • '"*» • • "fe%%! !—XVI AZIË . "M . . .;|; 'Jï" 1-250 HOOFDSTUK I. Naar Perceval Landon . • 1—32 , II. . ."^p^p^^, 33-64 III. 1 B. C. Putnam Weale. . ' & 65-97 IV. | Alan H. Burgoyne .J|. . . /"^J^^S^^ 98-129 V. „ Philip R. Sergeant .... ,'4^Sf^^S:<'' 130-161 VI. 5 Philip W. Sergeant ' .< . 0' . 163 -208 VII. „ Perceval Landon . •. 209—240 VIII. I J. Thomson. '• f?}--T^'r'' 241-250 AUSTRALIË . . ff. tf^M >?? I • -^IffiSÊ'S^S' 251-344 HOOFDSTUK IX. g F. Lambert. *J^% *. • • *|| 251—266 X. / ' ' :: /V;' . . ''.v.".. . V; ':■ . jy 266-289 XI. 1 L. Alien Baker ^^'^ £*^^^<' 290-344 AFRIKA • . M. ' . j H'. . ■ '^'^^ÊSSÊ'iS^^t 345—384 HOOFDSTUK XII. „ Sir Harry Johnston . r . • • M';' 345-384 TWEEDE DEEL. AFRIKA (vervolg) . • J^*'^*^ Nj^ • -'|^^.f* 9"}^^' ■ 1—62 HOOFDSTUK XIII. • V ^ • 1-28 XIV. Naar Sir Harry Johnston . 29-48 XV. „ „ ■„ I . • • p. • 49-62 NOORD-AMERIKA . .■ pf. .3 V> • • 63-148 HOOFDSTUK XVI. „ George Wharton James 63-80 XVII. , M. Clougher 'J|5; • M 81—116 „ XVIII. „ George Wharton James 117—148 MIDDEN-en ZUID-AMERIKA & ^4-^ 149-173 HOOFDSTUKXIX. Naar Lewis Spence • • • • ff. • • • 149—173 EUROPA 'M ff' 174-359 HOOFDSTUK XX llr*l^ ■ 174-197 XXI. | Charles White |fl 197-235 XXII. , Charles Rudy JJd .f| 236-253 XXIII. 2 Douglas Sladen . . . . M . . 254-275 XXIV. . : . Kf[ & • ' 276-331 XXV. • *Ê ' •'II ■ 'M. ■ • . 331—338 XXVI. . • m "m ■ ■ •« 338-359 AANVULLINGEN .... 360-384