ÜPENLUCHTSCHOLEN RAPPORT. SAMENGESTELD DOOR —« R. HOOGLAND |Ji jjj SEKRETARIS VAN HET BUREAU VOOR KINDERBESCHERMING CBOND VAN NED. ONDERWIJZERS) B 23 PRIJS F 0.60 UITGAVE VAN HET BUREAU VOOR KINDERBESCHERMING HEERENGRACHT 66 - AMSTERDAM mm 8 OPENLUCHTSCHOLEN *j RAPPORT, SAMENGESTELD DOOR R. HOOGLAND SEKRETARIS VAN HET BUREAU VOOR KINDERBESCHERMING (BOND VAN NED. ONDERWIJZERS) PRIJS F 0.50 UITGAVE VAN HET BUREAU VOOR KINDERBESCHERMING HEERENGRACHT 56 — - AMSTERDAM INLEIDING. // is an economie waste to educate children and then permit them to die of somepreventable infection bef ore they have reachcd the period of maturity and productivity. Neil S. MacDonald: D. Paed. In bijna alle landen van de zogenaamd „beschaafde" wereld, speciaal in die, wier bevolking geleden heeft onder de verschrikkingen van de oorlog, worden in de laatste tijd ernstige pogingen aangewend om het komende geslacht zowel lichamelik als geestelik zoveel rr.ogelik weerbaar te maken in dn grote strijd om het bestaan. Een van de middelen, die hiertoe worden aangegrepen, is de oprichting en uitbreiding van het instituut openluchtscholen. Het voorbeeld van Charlottenburg, waar in 1904 door het gemeentebestuur de eerste openluchtschooi werd opgericht, heeft in vele landen navolging gevonden. En reeds vóór het uitbreken van de wereldoorlog waren behalve in Duitsland openluchtscholen opgericht in Engeland, Schotland, Ierland, België, Frankrijk, Zwitserland, Italië, Spanje, Oostenrijk, Hongarije, Rusland, Denemarken, Zweden, Amerika en Australië. Ook Nederland had een openluchtschooi. En tans? Wanneer we de periodieken en geschriften op onderwijs- en medies gebied uit binnen- en buitenland nagaan, dan treft het ons, dat óveral en telkens weer geschreven en gesproken wordt over openluchtscholen, en dat hun aantal gestadig toeneemt. Internationaal wordt in de laatste jaren samenwerking gezocht, om de oprichting van deze nuttige instituten te bevorderen. We wijzen in dit verband in de eerste plaats op de oprichting van een Internationaal Bureau voor Openluchtscholen, dat in Zwitserland gevestigd is, — in de tweede plaats op een Internationaal Kongres voor Openluchtscholen, in 1922 te Parijs gehouden, — en in de derde plaats op het feit, dat op het eerstvolgend Kongres van het „Office International de la Protection de 1'Enfance" te Brussel het openluchtschoolwezen behandeld zal worden. We achten het van belang, ook in ons land meer belangstelling voor 3 deze zaak te wekken. We menen daarom goed te doen, de artikelenreeks, door ons geschreven in „De Bode", Orgaan van de Bond van Nederlandsche Onderwijzers, in de loop van 1921 en begin 1922, enigszins omgewerkt en uitgebreid in brochurevorm uit te geven, ten einde ieder, die belang stelt in deze zaak, in de gelegenheid te stellen, nader kennis te nemen van doel en wezen van onderwijs in de open lucht, welk groot volksbelang er mee gemoeid is en welke stappen in binnen- en buitenland in dezen reeds zijn gedaan. Van harte hopen we, dat dit rapport er het zijne toe moge bijdragen, dat een krachtige propaganda worde gevoerd tot oprichting van openluchtscholen en -klassen voor het lichamelik zwakke kind, en dat de autoriteiten tot het inzicht mogen komen, dat de instelling van dit instituut eerder een financiële besparing dan een financiëel verlies is, omdat een gezonde jeugd een gezond geslacht zal vormen. 4 ■BBH HET DOEL VAN ONDERWIJS IN DE OPEN LUCHT EN HOE MEN DAT DOEL TRACHT TE BEREIKEN. Bij de oprichting van de eerste openluchtschooi in Charlottenburg ging uien uit van de gedachte, dat niet alleen voor ge e s t e 1 i k minderwaardigen afzonderlike scholen moesten worden opgericht, maar dat ook het 1 i c h a m e 1 i k minderwaardige kind in zo gunstig mogelike omstandigheden diende te worden gebracht. In de voordracht voor de oprichting van die school lezen we: „In onze gemeentescholen treffen we een niet gering aantal leerlingen aan, wier gezondheidstoestand het dringend nodig maakt, dat ze niet gelijk met de andere leerlingen onderwijs ontvangen. Voor hen is de lucht in een schoollokaal, waarin 50 of meer kinderen een gehele schooltijd onafgebroken verkeren, zeer schadelik, zijn de pauzen te kort en is het ingespannen bezig zijn gedurende 4 of 5 uren te groot, om het onderwijs aandachtig te kunnen volgen. Het zijn voornamelik de leerlingen, die met ernstige chroniese ziekten belast zijn, zoals tuberkulose, hartziekten, bloedarmoede en scrofulose, kinderen dus, die niet ziek genoeg zijn om in een ziekenhuis opgenomen te worden, maar die toch te zwak zijn, om de gezonde kinderen bij te houden. Het verblijf in een dicht bezette klas brengt de gezondheid van dergelijke kinderen in gevaar, zodat hun gezondheidstoestand verslechtert. Deze kinderen van de andere af te scheiden, ze onder zo gunstig mogelike omstandigheden gezamenlik in de vrije lucht te onderrichten, is zowel in het belang der zieke kinderen zelf als in dat der gezonde kinderen, zowel in het belang van de school als in dat van de ouders." Het doel van de oprichting van deze eerste openluchtschooi is hiermee duidelik aangegeven, — en ditzelfde doel heeft steeds voor ogen gestaan bij de oprichting van openluchtscholen elders. Het spreekt vanzelf, dat de wijze, waarop men dit doel tracht te bereiken, verschillend kan zijn en dat er dus verschillende soorten van openluchtscholen zijn, terwijl ook de inrichting van scholen van dezelfde soort even zo verschillend is, omdat met zovéél faktoren rekening gehouden moet worden. Er zijn externaten, d. z. inrichtingen, die de kinderen alleen overdag opnemen, — en er zijn internaten, d. z. inrichtingen, waar de kinderen ook 's nachts verblijven, 't zij omdat hun gezondheidstoestand een verblijf in een 5 andere omgeving noodzakelik maakt, 't zij omdat men van oordeel is, dat het kind voortdurend in de meest gunstige omstandigheden moet verkeren. Voorts zijn er scholen, die alleen gedurende de zomermaanden geopend zijn, terwijl weer andere gedurende het gehele jaar kinderen opnemen. Ook de plaats is verschillend. Men sticht openluchtscholen b u i t e n de stad, in de duinen, in een bos, op de hei, op een fort, of wel men richt een boot in voor openluchtschooi en vaart daarmee buiten de stad de rivier op of naar een meer, — of wel men richt openluchtscholen op in de stad, in parken, op open terreinen, of op de daken van bestaande scholen of andere openbare gebouwen. Soms ook bepaalt men er zich toe, de klassen zoveel mogelik op de speelplaats te zetten of bestaande schoollokalen zó in te richten, dat de frisse lucht vrijelik kan toestromen. Maar' hoe> of waar men ze ook inricht, steeds wordt het grote doel voor ogen gehouden, de kinderen zoveel mogelik te doen profiteren van de frisse lucht en de genezende zon, en ze voorts door doelmatige voeding en behoorlike rusttijden hun gezondheid te doen herwinnen. 6 OPENLUCHTSCHOLEN IN NEDERLAND. Tans een overzicht over het openluchtschoolwezen in ons eigen land en van de plannen, in sommige gemeenten aanhangig. 's-Gravenhage. De openluchtschooi: „De eerste Nederlandsche Buitenschool" te 'sGravenhage is een stichting van de Vereniging: „Herstellingsoord: De eerstf Nederlandsche Buitenschool", tot 1917 genaamd: ,,'s-Gravenhaagsche StadsGezondheidskolonie". Deze Vereniging bestaat sedert 1908 en ontstond op haar beurt weer uit een komitee, dat zich sedert 1905 bezighield met de verpleging van kinderen in een soort openluchtschooi. Het zou zeer interessant zijn, de ontwikkelingsgeschiedenis van deze openluchtschooi mee te delen. Met taaie volharding heeft het Bestuur, waarvan zijn wakkere sekretaresse Jonkvrouwe H. J. van Panthaleon van Eek ongetwijfeld voor een groot deel de leiding had, gestreden voor uitbreiding en vervolmaking van de openluchtschooi. De ruimte laat ons evenwel niet toe, deze ontwikkelingsgeschiedenis in al haar onderdelen na te gaan en we zullen ons daarom beperken tot een overzicht van de Haagse Openluchtschooi in z'n tegenwoordige vorm. Een enkele maal evenwel zullen we ons de vrijheid veroorloven, een greep in de „geschiedenis" te doen. De openluchtschooi van het „Herstellingsoord: De Eerste Nederlandsche Buitenschool", te 's-Gravenhage is gelegen in de duinen, in de onmiddellike nabijheid van Den Haag. De Vereniging heeft de tegenwoordige terreinen bij raadsbesluit van 29 Julie 1912 in bruikleen ontvangen van de gemeente cn daarop haar gebouwen en lighallen doen verrijzen. Het terrein is vooraf door en voor rekening van de gemeente geëgaliseerd, van gas- en waterleiding voorzien en met bomen en heesters beplant. „De ligging van het terrein is buitengewoon goed", lezen we in het jaarverslag over 1913. „Overal vindt men plekjes, waar men door hoge duinen beschut is voor de winden. De zon kan overal doordringen en dit is zeker wel het grootste voordeel van die plekjes, want juist de zon moet de genezing aanbrengende (aktor zijn." In het heuvelachtige terrein zijn vier schoolruimten aangebracht, 7 zódanig, dat onderwijzer en leerlingen tegen alle winden beschut zijn. Deze inrichting beantwoordt in alle opzichten aan het doel. Als speelterrein doet dienst een groot stuk terrein, grenzende aan dat der inrichting, in bruikleen afgestaan door net Departement van Justitie. Een gedeelte van dit terrein is ontgonnen en dient voor de aanleg van tuintjes voor een twintigtal kinderen. De gebouwen zijn zo eenvoudig en sober als maar mogelik is. Dat kan Een zomerles aan de Haagse Openluchtschooi. ook wel niet anders, waar het gemeentebestuur het terrein slechts in bruikleen heeft afgestaan. Ondanks de soberheid en de eenvoud evenwel maakt het geheel toch een vrolike en prettige indruk. Er zijn vier afzonderlike gebouwen, n.1. een barak, een schoolgebouw, een overdekte hal en een lighal. In de barak is een direktiekamer, een keuken, een bad- en kleedkamer en een speelzaal; bovendien bevinden zich hier twee kamers voor de koncierge. In het schoolgebouw .zijn twee lokalen, ieder voor 12 a 14 leerlingen. De overdekte hal doet dienst als eet- en speelzaal, terwijl de lighal ruimte biedt voor 50 ligstoelen, waarop de kinderen iedere dag rusten. Of de gebouwen in alle opzichten aan de eisen voldoen? Neen. In het jaarverslag over 1919 lezen we o.a.: „Zo dringend is een flink stenen gebouw nodig. Maar zo lang de gemeente niet kan vastleggen, dat het terrein voor dat doeleinde gebezigd kan blijven en dat er voor uitbreiding een stuk grond 8 aan toegevoegd kan worden, daar kan met bouwen niet begonnen worden. Wel heeft het Bestuur reeds een plan voor de te bouwen inrichting klaar, wel heeft Haarlem al van dit koncept inzage gehad, maar voor ons blijven de plannen nog in de lucht zweven." Aan het hoofd van de inrichting staat een direktrice, n.1. Jonkvrouwc H. J. van Panthaleon van Eek, aan wie de leiding zowel van de schoolafdeling als van de verplegingsafdeling is opgedragen. Voorts zijn er aan Een winterleg aan de Haagse Openluchtschooi. verbonden: een adjunkt-direktrice, een helpster en twee helpsters voor het baden der kinderen. Het medies toezicht is opgedragen aan Dr. R. P. van de Kasteele, kinderarts te 's-Gravenhage, die drie malen per week de inrichting bezoekt en voorts zoveel nodig de kinderen aan een geneeskundig onderzoek onderwerpt. Voor de gewone huiselike bezigheden en voor het toebereiden van het eten zorgen een huisbewaarder en zijn vrouw, daarin bijgestaan door een paar werkvrouwen. Voor het geven van onderwijs zijn aan de inrichting verbonden een hoofd, een onderwijzer, een onderwijzeres, een onderwijzeres voor de handwerken en een voor de gymnastiek. Op dit terrein, in deze gebouwen en onder leiding van dit personeel 9 worden tans geregeld het gehele jaar door een aantal pre-tuberkulose Haagse kinderen verpleegd en onderwezen. Oorspronkelik, bij de oprichting, geschiedde de verpleging slechts voor 3 weken, in 1907 voor 4, van 1908 tot 1910 voor 5 weken, met dien verstande, dat kinderen, voor wie een langere verpleging nodig was, twee of meer verpleegtijden bleven. In 1911 werd een totale wijziging gebracht in de manier van verpleging, door de zorgvuldig uitgezochte kinderen ten getale van 34 ('t vorige jaar 3 groepen van 34 elk gedurende slechts vijf weken) vijf zomermaanden te verplegen. Zo bleef de toestand tot 1916, toen voor het eerst begonnen werd met de winferverF leging en de school dus zomer en winter geopend was. De proef werd begonnen met 10 meisjes van 10 tot 13 jaar en slaagde uitstekend. En zo is dan de eerste openluchtschooi in ons land er ene geworden met zomer- en winterverpleging, waar 's zomers 54, 's winters 34 Haagse volkskinderen genezing kunnen vinden. Dit is een klein getal en het spreekt dan ook vanzelf, dat het aantal kandidaten veel groter is dan het aantal beschikbare plaatsen. Uitbreiding van de inrichting zou dan ook zeer noodzakelik zijn, maar het Bestuur is financieel niet bij machte dit te doen. Ruimere subsidie van Rijk of Gemeente is dan ook dringend noodzakelik. Het Bestuur stelt zich op het standpunt, dat allereerst de armste kinderen geholpen moeten worden: de patiëntjes worden dan ook uitsluitend geleverd door de volkscholen, openbare en biezondere. Uit de talrijke kandidaten, die telken jaf e weer worden opgegeven, kunnen er door de weinige plaatsruimte slechts enkelen worden uitgezocht. In aanmerking komen: a. kinderen met duidelik aantoonbare tuberkuleuze afwijkingen, b. tuberkuleus besmette kinderen, zonder duidelik aantoonbare afwijkingen, die in slechte algemene toestand verkeren, c. nog niet besmette kinderen, die leven in tuberkuleuze milieus en die in slechte algemene toestand verkeren. We hebben zo-even gezegd, dat de openluchtschooi als het ware uit twee afdelingen bestaat, n.1. een verplegings-afdeling en een school-afdeling. „Onder alle omstandigheden," schrijft Dr. van de Kasteele in het Tijdschrift voor Ziekenverpleging van 1 Mei 1920, „gaat de eerste voor. En dit is een strikte eis voor een goede organisatie. De direktrice staat aan het hoofd van de inrichting en als zodanig ook aan het hoofd van de schoolafdeling. Daardoor wordt voorkomen, dat de schoolbelangen op het eerste plan komen, welk gevaar dreigt, omdat de onderwijzer — zeer begrijpelik — de kinderen graag in z'n klasse ziet en b.v. niet graag ziet, dat zij ekstra rusturen hebben. Om nu moeilikheden te voorkomen, beslist de direktrice, natuurlik op medies advies. Bovendien heeft deze splitsing het hele grote voordeel, dat de kinderen op vrije middagen en in de schoolvakanties toch op de buitenschool blijven komen en daar natuurlik de hele dag vrij zijn." Ook uit de dagverdeling blijkt, dat de verpleging op het eerste plan staat, zoals blijkt uit het volgende staatje: 10 8.00 Aankomst 8.15—9.00 Ontbijt 9.00—9.45 Les 9.45—9.55 Pauze 9.55—10.35 Les 10.35—10.45 Pauze 10.45—11.25 Les 11.25—11.35 Pauze 11.35—12.10 Les. Om 10.30 en 3 uur wordt een glas Zoals het staatje doet zien, komen trekken eerst tegen 6 uur. De hele dag en gedurende al die tijd vertoeven ze 12.10—1.00 Middagmaal 1.00—3.00 Rusten 3.00—3.45 Les 3.45—5.00 Spel en ontspanning 5.00—5.45 Avondbrood 5.45 Vertrek. melk verstrekt. de kinderen reeds om 8 uur en verdus brengen ze in de inrichting door zoveel mogelik in de open lucht of Melk drinken in de overdekte hal. in de overdekte hallen, winter en zomer. En alles wordt gedaan, om het kind zoveel mogelik te doen profiteren van het verblijf in de buitenschool, zoals blijkt uit het volgende: Twee malen per week worden de kinderen gebaad, terwijl bovendien 's zomers bij gunstig weer gebruik wordt gemaakt van de zeebaden. Iedere morgen bij aankomst moeten de kinderen hun tanden poetsen, ieder met z'n eigen borstel natuurlik. Ook worden de gebitten in het voorjaar geïnspekteerd en indien nodig, behandeld door de welwillende bemoeiingen van de Haagse Tandheelkundige vereniging. Drie malen per dag worden gedurende vijf minuten ademhalingsoefenin- 11 gen gehouden. De gymnastieklessen worden gegeven in de open lucht, op blote voeten en slechts gekleed in tricot broek en trui. Ten einde de kontrole op de voorschriften, gegeven door de arts, te vergemakkeliken, draagt ieder kind een insigne, van verschillende kleur, al naardat het naar hartelust mag spelen of slechts aan licht spel mag doen, alle lessen volgt ot van sommige of alle is vrijgesteld, ekstra moet rusten of niet. Vermelden we nog, dat het Bestuur er naar streeft, de kinderen zo jong mogelik opgenomen te krijgen en ze zo lang mogelik te houden. Vandaar dan ook, dat een beduidend aantal kinderen gedurende de gehele kursus, dus van het zesde tot het dertiende jaar, blijft. En de geneeskundige resultaten? Wie mocht twijfelen, leze de geneeskundige verslagen van de doktoren Pigeaud (die tot 1916 het geneeskundig toezicht uitoefende en krachtig heeft meegeholpen aan de opbloei van de openluchtschooi) en Dr. van de Kasteele, welke verslagen opgenomen zijn in de jaarverslagen, 't Is te veel om op te' nemen. Vermelden we alleen wat Dr. van de Kasteele schrijft in een van de mededelingen: „In het algemeen zijn de resultaten zeer goed. De gewichtstoename bedraagt gemiddeld 2 K.G. voor de zomerverpleging en 2,3 K.G. voor de winterverpleging. De lengtetoename bedraagt gemiddeld 3 cM. per zomerkursus. De hoeveelheid hemoglobine vermeerdert bij alle kinderen, zodat na een verblijf van zes maanden het persentage bij allen 80 pCt. bedraagt, in de meeste gevallen zelfs meer dan 85 pCt." We zullen zo vrij zijn in dit overzicht in te lassen een uitspraak van Dr. van de Kasteele over de noodzakelikheid van een internaat. Deze uitspraak komt ons van zo buitengewoon groot belang voor, dat we haar niet kunnen laten gaan. We herhalen: in dit overzicht hoort ze strikt genomen niet tuis, maar waar we deze brochure schrijven ter wille van de propaganda, en de inrichting van de Haagse Openluchtschooi zeer zeker kan dienen als model voor nieuwe, op te richten openluchtscholen, daar menen we bedoelde uitspraak van de arts van de Haagse school, de man van de ondervinding, te moeten opnemen. Dr. van de Kasteele dan zegt: „In de eerste plaats is voor de kinderen met uitgesproken longafwijkingen het dageliks heen en weer trekken te vermoeiend. In de tweede plaats is het duidelik, dat de resultaten in het algemeen minder bevredigend zijn voor kinderen, die, tuisgekomen, leven in een tuberkuleus milieu, waar ze steeds blootgesteld staan aan een nieuwe besmetting, — dan voor hen, die dat gevaar niet lopen. In de derde plaats kunnen lichte ongesteldheden de kinderen zonder noodzaak tamelik lange tijd tuis houden, terwijl de verzorging daar nog wel eens wat te wensen overlaat. En in de vierde plaats zijn de levensomstandigheden tuis dikwijls zeer ongunstig. Men moet wel bedenken, dat bijna alle kinderen uit tuberkuleuse gezinnen komen en zeer dikwijls de vader of de moeder gestorven is of zich in een sanatorium bevindt. 12 Vandaar de gebiedende noodzakelikheid, dat in een openluchtschooi gelegenheid zij voor ongeveer een derde gedeelte van het aantal kinderen, er ook 's nachts te verblijven." Vermelden we voorts nog, dat gedurende drie achtereenvolgende jaren na het verlaten der inrichting de kinderen eens per jaar door Dr. van de Kasteele worden onderzocht. En wat wordt er gedaan voor de verstandelike opvoeding? Daarvoor zorgt natuurlik in de eerste plaats de school. De lighal. De school telt 6 klassen, waarvan 1 en 2, 3 en 4, 5 en 6 gekombineerd zijn onder één leerkracht. Gedurende de zomer en de winter van het jaar 1922 was het aantal leerlingen als volgt over de verschillende leerjaren verdeeld: Zomer Winter 9 8 leerlingen in klasse I 13 7 II 12 7 „ „ „ III 6 4 IV 5 4 V 6 5 „ VI Van 1 Januarie tot 31 Desember 1922 werden 46 pCt. van de lessen 13 buiten gegeven, — de rest in de lokalen, met de ramen wijd open, ook 's winters. In 1921, 1920, 1919, 1918 en 1917 bedroeg het aantal buitenlessen respektievelik 52 pCt., 48 pCt., 46,5 pCt., 50 pCt. en 89 pCt. Ook in de wintermaanden wordt zoveel mogelik les gegeven in de buitenlucht. Gehuld in warme jassen en gewikkeld in wollen dekens, een bivacmuts op en polsmoffen aan, zitten onderwijzers en leerlingen in de beschutte duinpannen, die tot klasse ingericht zijn. In het leerplan zijn de volgende vakken opgenomen: lezen, schrijven, rekenen, nederlandse taal, vaderlandse geschiedenis, aardrijkskunde, natuurkennis (zaakonderwijs), zingen, tekenen en nuttige handwerken. 't Aantal lesuren per week bedraagt 22, het minimum aantal, dat ge geven moet worden om rijkssubsidie te ontvangen. 's Woensdags- en Zaterdagsmiddags is er geen school. De vakanties zijn als volgt: 10 dagen met Kerstmis, 10 dagen met Pasen, van 16 tot en met 30 Julie, van 1 tot en met 14 Oktober. Bovendien wordt geen les gegeven op de algemeen erkende Zon- en feestdagen. Op de schoolvakantiedagen bezoeken de kinderen wèl het Herstellingsoord. Doordat er slechts twee schoollokalen zijn, worden klasse 1 en 2 bij slecht weer ondergebracht in de gesloten speelzaal van het Hoofdgebouw. De vrije uren worden doorgebracht met wandelen, tuinarbeid, kartonarbeid en spelen. En dè resultaten op onderwijsgebied? De vorderingen der leerlingen, die niet vaak door ziekte verhinderd zijn de lessen te bezoeken, kunnen bijna alle voldoende geacht worden. De kinderen, die de inrichting verlaten en nog in de schoolleeftijd vallen, kunnen over het algemeen weer geplaatst worden in het leerjaar, waarin ze horen. Andere kinderen gaan naar vervolgklassen, ambachtscholen, tuinbouwscholen, vakscholen voor meisjes e. d., of het Bestuur zoekt een betrekking in overeenstemming met hun gezondheid en hun keuze. Hoe worden nu toch met minder lesuren goede resultaten bereikt? Dat komt, zegt het hoofd van de Openluchtschooi in Den Haag, in zijn verslag over 1922 door: le. Kleine klassen. De onderwijzer kan van ieder kind afzonderlik werk maken en heeft gelegenheid een leerling, die door ziekte verzuimd heeft, bij te werken. 2e. De lessen duren slechts 40 minuten. Men kan van de leerlingen eisen, dat zij deze korte tijd ingespannen bezig zijn. 14 3e. Na elke les 10 minuten pauze. De kinderen komen steeds fris en opgeruimd in de les. 4e. Lessen zoveel mogelik buiten. Een frisse lucht, die tot werken prikkelt. Geen bedompt schoollokaal. Leiden. In de loop van 1921 stelde een Leids industrieel zijn villa „Duinlust" met bijbehorende gronden ter beschikking van de afdeling Leiden van de Vereniging voor Sociale Kinderhygiëne, die er overeenkomstig de wens "an de gever met medewerking van de Leidse Gemeentelike Geneeskundige Dienst een openluchtscnool stichtte. Behalve de dienstvertrekken bevat deze mooie villa twee ruime schoollokalen, een lokaal voor handenarbeid, een badkamer met acht douches, een eetkamer en twee recreatie-zaaltjes. Het terrein, dat ongeveer IK H.A. groot is, is voor het grootste deel beplant met dennenbos en kreupelhout. In dit terrein bevindt zich een natuürlike duinpan, die zich door z'n beschutting uitstekend leent tot het geven van onderwijs. Op het terrein zijn twee lighallen gebouwd, een voor jongens en een voor meisjes, die beide met het front naar het Zuiden zijn geplaatst en waarin de kinderen iedere middag rusten. Verder biedt het terrein plekjes te over voor spel en vermaak. Aan het hoofd van de inrichting staat een Direktrice, die met behulp van een meid-huishoudster en verder dienstpersoneel voor de algemene leiding zorgt, terwijl twee onderwijskrachten zorgen voor de geestelike ontwikkeling der kinderen en een arts over het lichamelik welzijn der kleinen waakt. De Leidse Buitenschool, die in Junie 1922 geopend werd, is een openluchtschooi met uitsluitend dagverpleging en gedurende het gehele jaar geopend. Ze neemt kinderen op van 6 tot 12-jarige leeftijd uit Leiden en omliggende gemeenten, die gevaar lopen, slachtoffers te worden van de tuberkulose. De duur der verpleging is minstens 6 maanden, doch kan, als de geneesheer dat nodig acht, verlengd worden. De Vereniging tracht haar doel te bereiken door: le. een geregelde dagindeling, 2e. goede voeding, 3e. hygiëniese verpleging, 4e. middagrust, 5e. zonbehandeling, 6e. zoveel mogelik onderwijs in de open lucht. De dagverdeling is als volgt: Vertrek per tram van Leiden 's winters 8.25, 's zomers 8.05. Aankomst te Katwijk respektievelik 8.50 en 8.25. 9.00—9.25 ontbijt 9.30—11.45 les. 15 12.00—12.45 middagmaal. 1.00—2.30 rust 2.45—4.45 les 5.00—5.25 avondeten 5.30 vertrek. Aankomst te Leiden 5.58. De voeding. Het ontbijt is een aanvullend ontbijt. De kinderen moeten nX, voor zij naar Katwijk gaan, twee boterhammen met een kopje slappe thee gebruikt 16 hebben. In de inrichting krijgen ze bij aankomst 14 Ki volle melk en een boterham met natuurboter. Het middagmaal bestaat uit eenvoudige, degelike volksvoeding, als: aardappelen, vlees en groente, bruine bonen met spek, groente- of erwtensoep, met zoveel mogelik fruit als nagerecht. Na de rust krijgen de kinderen een beker karnemelk. Het avondeten bestaat uit pl.m. 14 L. volle melk met boterhammen zoveel als de kinderen lusten, minstens twee, waarvan een met jam, koek, kaas, enz. 17 De hygiëniese verzorging. Voor iedere maaltijd wassen de kinderen hun handen en poetsen dage-1 liks hun tanden. Tweemaal per week krijgen zij een douchebad (warm) en worden hun nagels en haren verzorgd. De kinderen wordt geleerd zichzelf te wassen en af te drogen, zodat zij, als zij uit het Herstellingsoord ontsla- I gen zijn, zichzelf kunnen helpen. Ook wordt er zoveel mogelik' op aangedrongen, dat zij zelf hun haren en nagels verzorgen. Ieder kind heeft zijn eigen nummer, dat voorkomt op alles wat zij gebruiken, als dekens, ruststoelen, tandenborstels, servetzakjes, handdoekenJ washandschoenen, enz. Rust en zonbehandeling. Na het eten gaan de kinderen rusten in de lighallen (een voor de jon-1 gens en een voor de meisjes), die beide met het front naar het Zuiden zijn I geplaatst. Tijdens de rust moeten de kinderen trachten zoveel mogelik te slapen; er mag dan niet gesproken worden. Des winters worden de kinderen warm in hun deken gepakt, doch des zomers wordt er tijdens de rust een zonnekuur gedaan. Het zonnen wordt stelselmatig gewend; na enkele weken liggen de kinderen gedurende de gehele rusttijd zo goed als geheel ontkleed in de zon. De bereikte resultaten zijn zeer bevredigend. Het onderwijs wordt door de twee onderwijskrachten zoveel mogelik buiten gegeven. In de zomer dragen de kinderen ter beschutting tegen de felle zonnestralen een breedgerande hoed, terwijl ze in de winter warm worden ingepakt in een wollen deken, een bivac-muts op het hoofd krijgen en wollen wanten met halve vingers aantrekken. Bij ongunstig weer wordt binnen les gegeven. De temperatuur in de schoolvertrekken wordt niet hoger opgevoerd dan tot 55 graden. Het onderwijs is gewoon lager onderwijs en is als zodanig erkend en gesubsidiëerd. '.u's^f' Biezonderheden. Een maal per week komt de geneesheer, die aan de inrichting verbon- I den is, de kinderen onderzoeken en aanwijzingen geven omtrent de behan- I deling. Een maal per maand worden de kinderen gewogen en gemeten. Bij verzuim wordt door de huisbezoeksters der Vereniging tot bestfl|| ding der tuberkulose een onderzoek naar de reden ingesteld. Alle gezinnen, waaruit kinderen op de Buitenschool zijn, staan onder I kontróle der Vereniging tot bestrijding der tuberkulose. Gedurende de schoolvakanties gaat de kuur in het Herstellingsoord 18 door. De kinderen mogen dan naar hartelust in de duinen en aan het strand spelen. Voor de vakanties is reservepersoneel nodig, daar dan de onderwijzers vakantie hebben. Over het algemeen is het schoolverzuim zeer gering en ondervinden de kinderen geen nadelige gevolgen van het heen en weer reizen. De tot heden bereikte resultaten zijn volgens de geneesheer zeer bevredigend. Dordrecht. De Dordtse openluchtschooi is ontstaan uit de sinds 1898 bestaande Gezondheidskolonie. In September 1919 richtte het Bestuur van deze vereniging een adres aan de Raad, waarbij het aan de gemeente Dordrecht voor de maanden November 1919 tot April 1920 haar koloniehuis te EttenLeur (bij Breda) in bruikleen aanbood, teneinde daar voor een 24-tal kinderen een proef te nemen met een openluchtschooi. De voorwaarden, waarop de vereniging haar gebouw voor genoemd doel aanbood, waren de volgende: De vereniging zou voor haar rekening de veranderingen aanbrengen, die nodig waren om het gebouw voor winterverblijf geschikt te maken, terwijl ze tevens voor personeel zou zorgen. De gemeente zou de kinderen aanwijzen en de kosten, verbonden aan het verblijf, moeten vergoeden en tevens de kosten dragen van de tijdelike vervanging van de Dordtse onderwijzer, die met de leiding van de „bestendige schoolkolonie" belast zou worden. Burgemeester en Wethouders van Dordrecht brachten 24 Oktober 1919 preadvies op dit adres uit en stelden als proef voor één jaar het volgende voor: le. De openluchtschooi wordt door de vereniging geëksploiteerd, terwijl daarin ten hoogste 24 kinderen zullen mogen worden opgenomen, 2e. in de kosten, welke de vereniging te dezen aanzien moet maken, draagt de gemeente ƒ 100 per kind bij, 3e. op de aanstelling van een onderwijzer behoeft de vereniging de goedkeuring van B. en W., 4e. de aanwijzing van de kinderen geschiedt na verklaring der schoolartsen, dat het verblijf voor het kind gewenst is. In de zitting van 28 Oktober 1919 werd dit voorstel na gehouden diskussie zonder hoofdelike stemming aangenomen. Zo werd in November 1919, op zeer bescheiden schaal, de eerste openluchtschooi met dag- en nachtverpleging in ons land geopend. De duur der kolonies is zes weken, met dien verstande, dat de kinderen, voor wie de koloniedokter het nodig oordeelt, meerdere kuren doormaken. 19 F De inrichting ligt te midden van de bossen. Het gebouw bevat een ruime eetzaal, een waszaal, slaapzalen en een badkamer met douche§. De leiding berust bij een onderwijzer en diens vrouw, bijgestaan door twee dienstboden. Een arts bezoekt op geregelde tijden de inrichting en behandelt de kinderen, voor wie dat nodig is. Er wordt alleen in de morgenuren onderwijs gegeven, onderbroken door een half uur spelen. Bij gunstig weer wordt les gegeven in het bos, bij slecht weer in een gesloten serre, 's Middags van half 2 tot 3 uur rusten de kinderen, bij goed weer in de bossen, anders in bed. De rest van de tijd wordt ^ zoveel mogelik buiten doorgebracht. De resultaten zijn over het algemeen zeer bevredigend. Voorts is er nog een openluchtschooltje in Nunspeet. Aan de kinderen, die door het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vakantiekolonies naar het koloniehuis Boschhuis in Nunspeet worden gezonden, het koloniehuis, dat bestemd is voor kinderen, die een langdurige verpleging nodig hebben, wordt n.1. ook onderwijs gegeven. Als schoollokaal doet dienst een houten barak, die aan twee zijden geheel geopend kan worden, aan de Zuidzijde door openslaande ramen, aan de Oostkant door schuifdeuren. Zowel 's winters als 's zomers zijn ramen en deuren zoveel mogelik geopend, zodat de frisse buitenlucht vrijelik kan binnenstromen, terwijl 's winters in de meest verwijderde hoek een kachel brandt. Nu zijn er nog wel enkele inrichtingen voor zieke kinderen, waar ook onderwijs in de open lucht wordt gegeven, zoals b.v. in het Rotterdams Zeehospitium te Katwijk aan Zee en in dat te Oost-Kapelle, in het R.-K. Herstellingsoord voor prae-tuberkuleuse kinderen te Venlo, in dat der R.-K. Vereniging „Het Groene Kruis" te Brunssum en op het lighalterrein der Amersfoortse afdeling van de Vereniging tot bestrijding der tuberkulose. maar we menen, dat deze inrichtingen buiten het terrein van het openluchtschoolwezen vallen, zoals dat in het algemeen wordt opgevat. Volledigheidshalve evenwel maken we er melding van. Amsterdam. In de Januarie-vergadering 1917 van het Geneeskundig Schooltoezicht werd naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van de Wethouder voor het Onderwijs aan drie schoolartsen, n.1. de Heren Deyll, Hamelberg en Lubsen opgedragen, de vraag te bestuderen, of stichting van een openluchtschooi voor Amsterdam wenselik moest worden geacht, en zo ja, hoe men deze moest inrichten. In Julie 1917 was deze kommissie met haar werk gereed. (Zie Gemeenteblad 1918, afdeling 1, bijlage A). 20 Het rapport bestaat uit twee delen: een beschrijvend overzicht en een krities overzicht, met eigen voorstellen. Het beschrijvend gedeelte geeft een overzicht van de inrichtingen in andere landen. v''%;'- Het krities overzicht met de eigen voorstellen komt ons zo belangrijk voor, dat we er de voornaamste gedeelten uit overnemen. Allereerst wordt door de kommissie van drie de vraag behandeld, welke kinderen voor openluchtschool-onderwijs in aanmerking komen. Ze zeggen hierover: „De groep kinderen, die voor de openluchtschooi in aanmerking komt, behoort tot de gewone schoolbevolking van de lagera scholen. Ieder, die met de school in aanraking komt, weet, dat met name in de steden, onder de leerlingen een belangrijk aantal lichamelik zwakken zijn, Zij vormen een tussengroep tussen de zieke aan de ene, en de normale aan de andere kant. Niet altijd is de grens hier scherp te trekken. Daarover en over de verdere indeling van deze kinderen zou men van een geneeskundig standpunt misschien heel wat kunnen zeggen, dat hier ter plaats»; gevoegelik achterwege kan blijven. Wij kunnen volstaan met te vermelden, dat hier bedoeld zijn de spoedig vermoeiden, de «tenger gebouwden, de zware rhachitici, de bleekzuchtigen, diegenen, die telkens wegens ziekte de school verzuimen, diegenen, die aan telkens terugkerende oog- of lymphklieraandoeningen lijden, de pre- en licht-tuberkuleuzen, sommige gevallen van echte chirurgiese tuberkulose. Een groot deel van deze kinderen wordt in de verslagen van het Geneeskundig Schooltoezicht te dezer stede onder het hoofd d e b i 1 i t a s samengevat, een enigszins algemene term, waaronder men vele van deze lichamelik zwakken kan samenbrengen. Het prosentcijfer van debililtas onder de schoolbevolking geeft dus een aanduiding van het aantal kinderen, waar het hier om gaat. Op 19406 onderzochte kinderen van de Amsterdamse lagere scholen (volkscholen en U.L.O.-scholen dooreen genomen) werden in 1915 totaal 861 gevallen van debilitas waargenomen, of 4,4 pCt. van alle kinderen. Dit cijfer geeft intussen toch niet meer dan een aanduiding. — Kan men enerzijds veilig aannemen, dat nagenoeg elk geval van debilitas voordeel zou hebben van openluchtschool-verzorging, anderzijds zijn er behalve deze gevallen nog verscheidene andere, die eveneens in aanmerking komen. In Boston acht men bijna 5 pCt. van de schoolkinderen aangewezen voor openluchtscholen. Ayres (Yearbook 1915, blz. 226) spreekt van 3 tot 5 pCt. van alle kinderen op stadscholen. Neufert en Bendix noemen 4 pCt. op gezag Van de schoolartsen te Charlottenburg, Newman geeft een belangrijk hoger cijfer voor Engeland, n.1. 10 pCt, De belangrijke verschillen in deze cijfers behoeven niet alleen een gevolg van plaatselik verschillende toestanden te zijn, maar komen ook voort uit het feit, dat, gelijk boven werd opgemerkt, de grenzen van deze kindergroep natuurlik niet scherp zijn. Dr. Deyll heeft voor 870 kinderen op volkscholen, Dr. Hamelberg voor 21 1688 kinderen, nog eens opzettelik nagegaan, hoevele daarvan naar hun mening voor opname op openluchtscholen geschikt waren. De eerste vond totaal 9,4 pCt., de tweede 8,7 pCt. in aanmerking komen; aanzienlik hoger bedragen dan het cijfer voor debilitas. Het betrof hier grotendeels anaemiën en zwakte, voorts rustige tuberkuleuse afwijkingen, slappe kinderen uit tuberkuleuse gezinnen, rhachitis, enkele asthmatiforme afwijkingen, reconvalescenten na acute ziekte, zenuwziekte en hartaandoening. Voor Amsterdam zullen wij dus zeker met 5—10 pCt. lichamelik zwakken onder de bevolking der lagere scholen moeten rekening houden." Als tweede punt behandelt de kommissie de voordelen en kenmerken van de openluchtschooi. Nadat ze eerst gewezen hebben op het nuttige werk van de vakantie-kolonies, die door een kort verblijf in een gezonde omgeving op het zwakke kind een zeer heilzame invloed kunnen uitoefenen, wijzen ze er op, dat echter zeer vaak daarmee voor het zwakke kind geen voldoend blijvend resultaat wordt bereikt. „De openluchtschooi," vervolgt de kommissie van drie dan, „volgt een geheel andere methode. Zij grondt zich op de resultaten van de langdurige rust- en ligkuren bij tufcerkulose, die leerden, hoe door juist voorgeschreven en afgepaste leefwijze in de buitenlucht een vroeger ongedachte verbetering van de algemene lichamelike toestand verkrijgbaar was en plaatselike processen tot genezing waren te brengen. — Met dezelfde middelen kan men de debiele schoolkinderen helpen, maar dan is, zoals Neufert en Bendix zeer juist inzagen, schoolonderwijs wegens de lange duur van de behandeling noodzakelik. Zo zijn de bos- of openluchtscholen gekenmerkt door een verbinding van nauwkeurig, geneeskundig geregelde leefwijze en schoolonderricht. Dit eigenaardig karakter wordt noch door de naam „bosschool", noch door die van „openluchtschooi" voldoende tot uitdrukking gebracht. Beter geschiedt dit door de volgende algemene eisen, waaraan volgens Dr. Newman deze inrichtingen moeten voldoen, en die wij daarom hier uit het Engelse rapport voor 1912 citeren. Genoemd worden daar: 1° frisse lucht en zonlicht; Inderdaad is in de laatste jaren de geneeskrachtige invloed van frisse lucht, maar vooral van het licht, steeds duideliker geworden. 2° juiste en voldoende voeding; De slecht gevoede en debiele kinderen hebben regelmatig gegeven voldoende, geschikte, voedzame spijs nodig. 3° rust; Vastgehouden moet worden aan de regel, dat IK a 2 uur op het midden van de dag in liggende houding wordt doorgebracht. 4° hygiëniese levenswijze; Reinheid en lichaamsoefening moeten worden onderwezen en in prak- 22 tijk gebracht; baden, tandenverzorging, droge, warme kleding, ademhalingsoefeningen, lichamelike opvoeding. 5° individuele aandacht; Aan elk kind behoort zowel geestelik als lichamelik meer aandacht te worden geschonken, dan in de gewone school mogelik is. 6° geneeskundig toezicht; Elk kind behoort in de openluchtschooi onder geregelde geneeskundige kontröle te zijn. 7° biezondere opvoedkundige methoden. Het onderwijs kan in de openluchtschooi meer zaak-onderwijs zijn, meer handenarbeid, meer de individuele uiting van de neiging van het kind om te handelen en iets te maken. Lichamelike oefening, natuurstudie, tuinarbeid, handenarbeid, kan men bevorderen. Uit dit alles blijkt, dat de vakantiekolonies met openluchtscholen niet kunnen worden vergeleken. De openluchtschooi staat op een veel breder basis en stelt zich aanmerkelik hoger opgaven. Wij kunnen als algemene indruk weergeven, dat in de literatuur zeer gunstig over de resultaten van deze scholen wordt bericht. Zij zijn dus inderdaad gebleken voor de afdoende verbetering ■ van het debiele schoolkind van het grootste belang te zijn." Als derde punt gaat de kommissie na, of de biezondere verzorging van het „zwakke" schoolkind als een taak van de school beschouwd kan worden. Ze zegt hiervan: „Voordat we er toe overgaan, de verschillende soorten van openluchtschooi krities te bespreken, moet misschien een ogenblik de vraag onder het oog worden gezien, of het een taak van de school kan zijn, aan haar lichamelik zwakke leerlingen een biezondere verzorging te geven. Het is klaar, en we zullen er straks nader op moeten ingaan, dat de bedoelde verzorging een belangrijke verhoging van de totale onderwijskosten meebrengt. Is, zo kan men vragen, de school inderdaad geroepen, tot deze arbeid van min of meer geneeskundige aard? Wanneer de school bevordert de stichting van biezondere inrichtingen voor geestelik achterliken, dan kan men dit uit een oogpunt van algemeen schoolbelang verdedigen, op grond van het feit, dat geestelik minderwaardige leerlingen vaak het algemene klasseonderwijs door hun aanwezigheid storen. — Deze overweging geldt bij de lichamelik debiele leerlingen niet. Deze zullen de algemene gang van het onderricht in de klasse maar zeer zelden storen. Komt echter bij hen het onderwijs wel tot zijn volle recht? Zullen zij niet door vaker verzuimen, door spoediger vermoeidheid, door lichamelik onwel-zijn minder goed in staat zijn het onderwijs te volgen? — Wij weten zeer wel, dat deze vraag niet zo eenvoudig te beantwoorden is, als oppervlakkig lijkt: dat schoolbegaafdheid en lichamelike zwakte gepaard kunnen gaan. Maar stellig wordt ook niet zelden het 23 resultaat van het onderwijs ten gevolge van slechte lichamelike toestand benadeeld, en wij menen dan ook in het algemeen genomen, te kunnen zeggen, dat het gegeven onderricht des" te meer vrucht zal dragen, naarmate de leerlingen, ook lichamelik, beter gesteld zijn. Beschouwt men de taak van de school van een iets ruimer standpunt en meent men, dat het de school niet onverschillig mag zijn, wat in het later leven van de leerlingen terecht komt, dan mag zij zeker niet onverschillig blijven bij lichamelike zwakte der kinderen in de schooljaren. Het is vooral onder invloed van de nieuwe beschouwingen over de tuberkulose, dat de geneeskundigen het grote belang zijn gaan inzien van de verzorging van het zwakke kind, voor zijn gehele latere leven. Sinds men gegronde redenen heeft, om aan te nemen, dat de progrediënte tuberkulose op volwassen leeftijd ontstaat uit latente tuberkulose van de kinderjaren, is van alle zijden als een van de krachtigste middelen tot bestrijding van de tuberkulose gewezen op maatregelen, die de weerstandskracht van het zwakke kind verbeteren. Zwaktetoestanden in de jeugd zijn vaak uitingen van latente tuberkulose. Grijpt men bij deze in, dan zal kunnen gelukken, wat bij later voortschrijdende tuberkulose niet meer mogelik is. — En wat voor tuberkulose geldt, kan men in zekere zin ook voor andere zwaktetoestanden volLouden. Geen twijfel, of alles wat men ter verbetering van de lichamelike toestand van het debiele kind doet, komt aan de volwassen mens ten goede. Daarom hebben zulke inrichtingen als openluchtscholen een eminent prophylactiese betekenis, — en kan men zonder overdrijving zeggen, dat zij het algemeen peil van de volksgezondheid belangrijk zullen helpen verhogen. Heeft de school er dus belang bij, niet slechts knappe schoolkinderen, maar ook krachtige mensen te kweken, dan zal ze niet mogen nalaten, tot de stichting van openluchtscholen mee te werken. De school heeft trouwens, ook in Amsterdam, reeds stappen gezet op soortgelijke weg, toen ze heeft geholpen aan de inrichting van spraakkursussen voor stotteraars, orthopaediese kursussen voor leerlingen met houdingsafwijkingen, dovenscholen voor doven. Eindelik heeft men ten opzichte van de debiele kinderen nog deze eenvoudige reden voor schoolbemoeiing, dat hun herstel of, wil men, hun lichamelike versterking, zoveel tijd kost, dat men ze gedurende deze periode ongaarne zonder onderwijs laat. Zo kan men in elk geval de hulp van de school niet missen, en het is in een zaak van zo grote algemene betekenis niet anders dan toe te juichen, als het initiatief van de school zelf uitgaat. Een andere vraag is, of, gezien de arbeidsverdeling der organen ener grote gemeente als Amsterdam, de openluchtscholen geheel en al als inrichtingen van onderwijs kunnen worden beheerd, dan wel of hier samenwerking, in het biezonder van de Geneeskundige Dienst zal moeten worden gezocht. Uit het gehele voorafgaande deel van ons rapport zal duidelik zijn, dat naar onze mening het antwoord op deze vraag bevestigend moet luiden. 24 Wij menen echter, dat deze samenwerking zeer gemakkelik en op eenvoudige wijze zal gevonden kunnen worden, en zullen op dit punt- hier ter plaatse niet verder ingaan." De andere punten, door de kommissie van drie onder de ogen gezien, komen ons niet van belang voor voor dit rapport. In het najaar van 1922 is in Amsterdam opgericht de „Vereniging voor Openluchtscholen", die zich ten doel stelt, propaganda te voeren tot het verkrijgen van inrichtingen voor onderwijs en verpleging voor zwakke kinderen en zo nodig het stichten en beheren van deze inrichtingen. Zij tracht dit doel te bereiken, door in de allereerste plaats er bij het gemeentebestuur op aan te dringen, over te gaan tot instelling in voldoend aantal van openluchtklassen en -scholen en zo nodig, zelf deze instituten in het leven te roepen. De Vereniging voert een krachtige propaganda in deze richting, o. a. door het doen houden van lezingen op ouderavonden over openluchtscholen. Groningen. In het voorjaar van 1917 werd in Groningen een vereniging gevormd, met het doel om te komen tot stichting van een openluchtschooi. Voorzitter van deze vereniging was de heer J. E. Scholten, en sekretaris de heer Dr. A. van Voorthuysen. Het bestuur stelde zich voor, de bouwkosten uit vrijwillige bijdragen bijeen te brengen en de exploitatiekosten te dekken uit de kontributies der leden, vermeerderd met subsidies van de Gemeente en het Rijk. Deze pogingen leden schipbreuk door te weinig partikuliere steun. Met het kollege van B. en W. .is daarna onderhandeld over het aandeel, dat de gemeente voor z'n rekening zou nemen. Besloten werd, dat de vereniging de zaak ter hand zou nemen met steun van de gemeente. Tans wordt onderhandeld over een geschikt terrein. Utrecht. In Oktober 1918 is door Dr. J. Carstens een voordracht gehouden vooi de Kommissie van Toezicht op het Lager Onderwijs over openluchtscholen. Naar aanleiding van deze voordracht richtte de kommissie een schrijven aan B. en W., waarin ze aandrong op de oprichting van zulk een school. We lezen in dit schrijven o.a.: „Is de Kommissie al van mening, dat de taak van de Gemeente is de Openluchtschooi op te richten en in stand te houden, zij acht het daarom niet buitengesloten, dat het beheer daarvan ten dele — voor zover dit niet betrekking heeft op het onderwijs, de aanstelling der leerkrachten en het geneeskundig toezicht — worde overgelaten aan een bestaande of op te richten vereniging; zij denkt b.v. aan de „Vereniging 25 voor gezondheidskolonies voor Utrechtsche kinderen", van wier ervaring en goede hulp dankbaar partij getrokken zou kunnen worden. Verder meent de Kommissie de wenselikheid te mogen uitspreken, dat de Openluchtschooi ononderbroken, ook 's winters, haar nuttig werk moge verrichten. Voornamelik omdat eerst in dat geval werkelik de meest gunstige resultaten verwacht mogen worden; bovendien, omdat het waarschijnlik alleen bij een doorlopende kursus mogelik is vaste en geoefende onderwijskrachten aan de school te verbinden. In 1922 is door de bestuursleden Dr. de Haan en W. K. D. Lustig een rapport1) uitgebracht „in zake de stichting van een Openlucht- of Boschschool in Bosch en Duin." Voorgesteld wordt, de bestaande gezondheidskolonie met steun van de gemeente om te zetten in een openluchtschooi. Arnhem. In 1919 is te Arnhem na een inleiding van Dr. Lans een vereniging gesticht, die zich ten doel stelt de oprichting van een openluchtschooi. Het jaarverslag over 1920 van deze vereniging vermeldt, dat het Bestuur pogingen in het werk heeft gesteld om van de gemeente de beschikking te krijgen over een terrein met gebouwen. Nog steeds is het Bestuur der Vereniging met het Gemeentebestuur over deze zaak in onderhandeling; een definitief antwoord is nog niet van het Gemeentebestuur ontvangen. *** Haarlem. In de raadsvergadering van 25 November 1919 werd besloten, B. en W. op te dragen preadvies uit te brengen over een voorstel Nagtzaam c.s., inzake de oprichting van een openluchtschooi. Het preadvies werd 24 Junie 1920 uitgebracht: de meerderheid van het kollege stelde voor, met het oog op de kosten, het voorstel Nagtzaam niet aan te nemen, — een minderheid evenwel was voor oprichting, altans van één buitenschool. In de vergadering van 14 Julie 1920 werd besloten, een openluchtschooi op te richten en B. en W. te verzoeken voorstellen tot uitvoering bij de raad in te dienen. Rotterdam. In de loop van 1920 werd door de Heer en Mevrouw Stolk een grool buitenhuis met park aan het gemeentebestuur aangeboden, om in te richten voor een te stichten openluchtschooi. In verband met de gevoerde raadsdebatten naar aanleiding van dit aanbod hebben de Heer en Mevr. Stolk hun aanbod teruggenomen. _i) Dit rapport is voor een groot gedeelte ontleend aan de artikelenreeks van het Bureau voor Kinderbescherming in „De Bode", orgaan van da Bond van Ned. Onderwijzers, zonder dat deze bron vermeld is. 26 OPENLUCHTSCHOLEN ÏN HET BUITENLAND. DUITSLAND. „De moderne openluchtschoolbeweging is langs een omweg ontstaan uit maatregelen ter bestrijding van de tuberkulose", zegt Prof. Bürgerstein in een artikel over Freiluftschulen in het Zeitschrift für Kinderschutz und Jugendfürsorge. En zo is het inderdaad. De „Tageserholungsstatte" toch, de dagsanatoria voor longlijders, zoals wij die tans in Amsterdam en andere gemeenten van ons land ook kennen, hebben het ontstaan gegeven aan de openluchtscholen. In 't kort komt de geschiedenis hier op neer. In 1900 werd bij Berlijn de eerste Tageserholungsstatte voor arbe'ders opgericht: daar konden tuberkuleuse arbeiders in de vrije lucht en met doelmatige levenswijze de dag doorbrengen. Het volgende jaar werden dergelijke dagsanatoria opgericht voor vrouwen. Aan de gehuwde vrouwen werd toegestaan, de met-schoolplichtige kinderen mee te nemen. In de vakanties mochten ook de schoolplichtige kinderen worden meegenomen. In 1902 ging men over tot de oprichting van aparte Erholungsstatten voor kinderen. Al spoedig voelde men het grote bezwaar, dat de kinderen gedurende de verpleegtijd geen onderwijs ontvingen en dus op school achterbleven. Dit trok ook de aandacht van de onderwijsautoriteiten en als gevolg hiervan werd overwogen, of het niet mogelik was, onderwijs te geven aan de kinderen in de Erholungsstatten. Charlottenburg, een voorstad van Berlijn, was de eerste gemeente, die op aansporing van Stadtschulrat Dr. Neufert en de kinderarts Dr. Bendix deze gedachte omzette in een daad, door in 1904 een openluchtschooi te stichten in het Grünewald. De overwegingen, die tot de oprichting hadden geleid, hebben we reeds aangegeven in de inleiding. De Charlottenburger Waldschule is gelegen op een heuvelachtig terrein in het Grünewald in de onmiddellike nabijheid der stad. De gebouwen bestaan uit: 1 twee schoolbarakken, samen bevattende vijf schoollokalen en twee kleinere vertrekken, een voor het hoofd en een voor het personeel; 2. een naar het Zuiden geopende lighal; 3. een verplegingsbarak, bevattende twee grotere en drie kleinere vertrekken. De beide eerste dienen voor woonvertrek voor een verpleegster 27 en voor keuken, — de drie kleinere voor woon- en slaapruimte van het keukenpersoneel; 4. een gebouwtje met was- en badinrichting. Vóór de barakken staan twee eettenten, terwijl hier en daar ondei hoge bomen banken en zitjes zijn opgeslagen, waar de kinderen in hun vrije tijd kunnen gaan zitten. Aan het hoofd van de huishouding staat een gediplomeerde verpleegster, die in haar werkzaamheden bijgestaan wordt door een kookvrouw en een paar dienstmeisjes. Oorspronkelik werden 120 kinderen opgenomen; later werd dit aantal opgevoerd tot 260. De inrichting was in de eerste jaren alleen gedurende de zomermaanden geopend, de latere jaren van Pasen tot Kerstmis, terwijl sedert 1921 de school het gehele jaar geopend is. Het aantal leerkrachten, dat oorspronkelik vier bedroeg, was voor de oorlog gegroeid tot negen. De indeling der lessen is zodanig, dat met het be perkt aantal klasseruimten kan worden volstaan. De dagverdeling is ongeveer dezelfde als aan onze Haagse Openluchtschool, Het geneeskundig toezicht is opgedragen aan een arts, die dagelikse kontrole uitoefent. Zowel de pedagogiese als de mediese resultaten zijn gedurende al de jaren zeer bevredigend geweest. • In 1910 richtte de gemeente Charlottenburg ook nog een openluchtschool op voor leerlingen van middelbare scholen. Deze inrichting, waaraan 6 leerkrachten zijn verbonden, biedt plaats aan 120 kinderen, jongens en meisjes. Zo was de toestand tot voor de oorlog. En tans? We hebben ons om inlichtingen gewend tot de Direktie van de school en ontvingen op ons verzoek een zeer uitvoerig schrijven, d.d. 15 November 1923, waaraan we het volgende ontlenen: „Naar aanleiding van uw vriendelik verzoek om inlichtingen betreffende de ontwikkeling van de Charlottenburger Openluchtschooi deel ik u mee, dat de inrichting wel is waar nog bestaat, maar evenals alle Duitse instellingen van weldadigheid zeer te lijden heeft onder de nationale nood der tijden. Gedurende de oorlog was de openluchtschooi gesloten. In het voorjaar van 1919 werd ze weer voor het zomerhalfjaar geopend met 260 zwakke, scrofulose, hartlijdende en zenuwachtige kinderen, die te ellendig waren, cm het onderwijs aan de gewone lagere scholen te volgen. Ondanks de door de tijdsomstandigheden gebrekkige verpleging zijn met deze kinderen gunstige resultaten bereikt. De gewichtstoename bedroeg gemiddeld twee pond 28 per kind, terwijl de algemene lichaamstoestand veel verbeterde. Het onderwijst gegeven volgens de methode van de arbeidschool, deed de kinderen ongeveer gelijk in ontwikkeling blijven met die van de gewone scholen. De ontzettende woningnood na de oorlog maakte het dringend noodzakelik, dat de kinderen na hun verblijf in de frisse lucht gedurende de ganse dag, niet 's avonds weer terugkeerden in de overbevolkte grotestads-oroletariërswoningen, maar overnachten konden in de openluchtschooi zelf. Ofschoon de Rijksregering en het Gemeentebestuur geen gelden ter beschikking konden stellen, is het ons toch gelukt, voor vijftig kinderen een gelegenheid te scheppen om te overnachten. Uit lazaretbedden en oorlogsdraagbaren werden door leerlingen en onderwijzers met medewerking van de vaders der leerlingen, die daartoe in staat waren, slaapgelegenheden getimmerd. Uit partikuliere bijdragen werden dekens en lakens aangeschaft en spoedig sliepen de zeer zwakke en zeer slecht en ongezond wonende kinderen in de luchtige barakken. Voor deze kinderen was tans de Waldschule een Waldheim geworden, waar ze de gehele week vertoefden en alleen de Zondag in de familiekring doorbrachten. Ten einde de lichamelike opvoeding meer tot z'n recht' te doen komen, werd door enkele leden van de ouderkommissies, met medewerking van cnderwijzers en leerlingen, een 48 M3 groot bassin van beton gemaakt, waarin de kinderen na de luchtbaden en de ademhalingsgymnastiek een fris bad kunnen nemen. De tuinbouw werd uitgebreid en produktiever gemaakt, terwijl ook een aanvang werd gemaakt met het houden van bijen en hoenders. Gedurende de lessen in handenarbeid werden met het oog op de ontzettend hoge kosten alle noodzakelike herstellingen aan schoolmeubelen en ligstoelen door onderwijzers en leerlingen zelf uitgevoerd. Gedurende de jaren 1921 en 1922 bleef de school voor het eerst ook 's winters geopend. Ook dit jaar zal de school gedurende de winter kinderen verplegen, want de nood onder de Berlijnse kinderen schreit ten hemel: onze 14-jarige jongens en meisjes zien er uit als 12-jarigen en de ondervoeding wordt nog steeds groter. Opnieuw hebben we dan ook 50 zeer zwakke kinderen uitgezocht om ze door de winter heen te helpen, ofschoon de verpleging steeds groter moeilikheden baart. Want ofschoon de ouders, die daartoe in staat zijn, de verpleegkosten, die tans 600 milliarden per week bedragen, zelf betalen, zijn er ook vele kinderen van werklozen, van oorlogsweduwen en verlaten moeders, die niet in staat zijn, dit grote bedrag op te brengen. En alles is zo duur: brood b.v. kost 770 milliard, een pond margarine 950 milliard. Wij leven slechts van aardappelen, brood, margarine en meelspijzen. Vlees hebben de kinderen al sedert drie weken niet gehad. Boter hebben sommige kinderen nog nooit geproefd, groenten zijn schrikbarend duur en fruit is een onbereikbaar iets. Ondanks deze onvoldoende voeding voelen de kinderen zich hier gelukkig en weten nauweliks, wat ze 29 ontberen, want tuis is het ook allerdroevigst gesteld. De aanwezigheid van kinderen van beide geslachten (er zijn jongens en meisjes tot 12 a 14 jaar) heeft tot heden geen aanleiding gegeven tot moeilikheden. Aanleg en neiging op geestelik en lichamelik gebied zijn bij jongens en meisjes zo verschillend, dat ze elkaar van weerskanten bij de verschillende arbeid niet hinderen, terwijl ze gedurende de gymnastiek en bij het uitvoeren van volksdansen in volkomen harmonie samenwerken. Gedurende de zomer staan de kinderen onder geregeld toezicht van de aan de inrichting verbonden arts; 's winters worden ze eenmaal per maand door een arts van de gemeentelike dienst ter bestrijding van de tuberkulose onderzocht. Ook de openluchtschooi voor leerlingen van middelbare scholen is weer geopend en heeft de afgelopen winter voor het eerst een proef genomen met winterverpleging; de resultaten waren gunstig," Verder bestaan nog openluchtscholen in: I „ . , I Aantal I Duur van Hoe lang Gemeente Uesticnt kinderen de kuur geopend? München-Gladbach .... ?8 Mei 1906 120 3 a 4 mnd, zomerhalfjaar Solingen-Burg ? 50 3 mnd. zomerhalfjaar Elberfeld 17 Julie 1907 100 IK a 3 mnd Dortmund Junie 1908 300 3 mnd. ,zomerhalfjaar Lubeck 4 Mei 1908 60 5 mnd. zomerhalfjaar Ziegenhals 20 3 a 4 wkn. zomerhalfjaar Mildstadt 1909 15 5 mnd. zomerhalfjaar Holzapfelkreuth (bij München) 1909 80 Rückersdorf (bij Nürnberg) 1907 Fürth in Bayern 1911 41 Stetzsch (bij Dresden) ... 30 a 40 Glauchau 1910 34 4 mnd. zomer Gieszen 1909 M , Aken 120 6 weken 'Apr.-Oktober Cassel ......... zomerhalfjaar Griesheim-Main 1914 Saarbrücken 1 Julie 1914 50 Chemnitz éehele Ja^r Hamburg (Bergedorf) .... 1914 50 2 a 3 mnd. Rostock 1920 240 6 weken zomer Munster I 1922 I 60 I 1 gehele jaar Wij willen geenszins beweren, dat dit overzicht volledig is, — maar toch geloven we, de volledigheid vrij dicht te benaderen. Tot 1914 is het overzicht volledig. Na 1914 zullen er weinig nieuwe scholen bijgekomen zijn: in de laatste jaargangen van de onderwijsbladen en de hygiëniese tijdschriften vonden we tenminste nagenoeg niets. In Schulgesundheitspflege van 1921 wordt bericht over een Waldschule in Rostock, gehuisvest in de vroegere renbaantribune in de nabijheid der 30 stad. In deze openluchtschooi werden in 1921 tweemaal 120 kinderen gedurende 6 weken opgenomen, en wel 90 schoolkinderen en 30 kleintjes. De schoolkinderen kwamen te voet (,,der hohen Fahrkosten wegen") de kleintjes met de tram. De kinderen kwamen om 9 uur en vertrokken weer om half 6. Ze ontbeten 's ochtends tuis; voor hun twaalfuurtje moesten ze zelf 5 stukken droog brood meenemen. Verder moesten ze zorgen voor: een handdoek, een metalen bord en beker, een lepel, een stroohoed, een paar kousen en zo mogelik een paar schoenen en een mantel of jas. Voor het onderwijs van de 90 grote kinderen zorgden vier leerkrachten, — terwijl twee dames belast waren met het toezicht op de 30 kleintjes. De resultaten voor wat betreft de lichamelike toestand waren zeer goed: algemene gewichtstoename, verbetering van de algemene lichaamstoestand en groter eetlust. Ook de onderwijsresultaten waren voldoende: de kinderen waren bijgebleven en konden na de kuur het onderwijs met beter resultaat volgen. ENGELAND. De eerste openluchtschooi in Engeland werd in 1907 gesticht door de London County Council in Bostall Wood, bij Londen, als gevolg van een bezoek van de gemeentelike autoriteiten van Londen aan de Charlottenburger Waldschule. Het eerste jaar werden daar honderd zwakke kinderen gedurende de zomermaanden verpleegd, met dezelfde dagverdeling als in Charlottenburg, behalve dat drie maaltijden werden verschaft in plaats van vijf. Het sukses van de proef was zo groot, dat in het volgende jaar drie scholen werden geopend op partikuliere landgoederen bij Londen, en wel een in Forest HUI, een in Upper Holloway en een in Shooter's HUI. De vertrekken der oudé herenhuizen werden met geringe kosten omgebouwd in keukens, eetzalen, badkamers en rekreatiezaaltjes, terwijl verplaatsbare houten barakken, die aan één kant geheel open waren, dienst deden als schoollokalen en bij ongunstig weer als zodanig werden gebruikt. Bij ieder gebouw was een behoorlik stuk grond, met bomen beplant, waar gelegenheid te over was om te spelen en waar bij gunstig weer les werd gegeven. Ook werd op dat terrein na de middagmaaltijd twee uren gerust op ligstoelen, zo nodig onder een wollen deken. Behalve deze deken beschikte ieder kind over een soort wollen jas en een paar klompen. De scholen waren geopend van 1 Junie tot 31 Oktober. De kinderen kwamen 's morgens om 9 uur in de inrichting en verlieten die weer om 7 uur 's avonds. Eén middag in de week was er gelegenheid voor ouders en belangstellenden, om de inrichting te bezoeken. Op andere tijden werd niemand zonder biezondere vergunning toegelaten. 31 De kosten bedroegen gedurende het jaar 1908 per leerling ongeveer 300 gulden, d. i. viermaal zoveel als de kosten per leerling van de gewone scholen (resp. 24 £, 11 s, 8 d en 6 £, 11 s, 4 d). De geneeskundige resultaten waren zeer gunstig. Bij de Lager-Onderwijswet van 1899 zijn biezondere bepalingen vastgesteld omtrent de opvoeding van lichamelik en geestelik defekte kinderen („Special Schools"). Er is n.1. bepaald, dat scholen voor genoemde defekte kinderen onder zekere voorwaarden door het Ministerie van Onderwijs kunnen worden gesubsidiëerd. Behalve deze subsidie als „Special School" kunnen openluchtscholen ook nog gesubsidiëerd worden door het Ministerie van Openbare Gezondheid voor de mediese behandeling. Dank zij bovengenoemde subsidies en dank zij de uitstekende resultaten, die met de eerste scholen waren bereikt, heeft de openluchtschoolbeweging in Engeland zich snel ontwikkeld. Behalve tal van dagscholen (Day OpenAir Schools) zoals bovengenoemde, vindt men er vele internaten (Residential Open-Air Schools), terwijl ook het geven van onderwijs in Openluchtklassen en op speelplaatsen of ih parken een grote vlucht heeft genomen. Zelfs worden, en zeer terecht, openluchtscholen opgericht voor gezonde kinderen, terwijl proeven genomen worden met typen van schoolkonstruksies, die het mogelik maken, van alle lokalen openluchtklassen te maken. Over een en ander vinden we in de jaarverslagen van de Chief Medical Officer of the Board of Education of London belangrijke gegevens. Nieuwere dan die van 1920 staan jammer genoeg niet tot onze beschikking, omdat de jaarverslagen over 1921 en 1922 veel beknopter zijn samengesteld en geen overzicht geven van de aantallen scholen in die jaren. Van ieder soort der scholen of klassen volge hier een overzicht. DAGOPENLUCHTSCHOLEN. O ö richt Leeftijd Aantal be- Aantal . der schikbare geplaatste ,n kinderen plaatsen kinderen t. Londen, Birley House 1908 7-16 110 104 2. Londen, Shooter's Hill 1908 ! 7-16 100 " 117 i. Halifax, Bermerside 1908 6—13 100 101 4. Bradford, Thackley ...... 1908 1 5-15 190 244 5. Sheffield, Whiteley Wood ... 1909 i 6—13 100 98 6. Norwich, Colman Road .... 1911 7-15 I 100 107 7. Birmingham, Uffculme 1911 6-16 120 128 S. York, Fulford Field 1913 I 5-16 90 29 9. Kettering 1913 i 7-14 45 4« 10. Lincoln '913 6-15 40 52 11. Bristol, Knowle 1913 6-14 90 08 12. Aberdare, Park Lane 1914 7-14 75 00 13. Nottingham, Arboretum .... 1916 5—15 90 \lo 14. Cambridge ' 1916 I 7-14 ! 30 36 32 Opgericht Leeftijd Aantal be- Aantal der schikbare geplaatste ln kinderen plaatsen kinderen 15. Salford 1916 7-14 60 68 16. Worcester, Fort Royal Park . . . 1917 6—13 15 15 17. Lines, Lindsey, Louth 1918 5—14 30 24 18. Tynemouth, Spring Gardens ... 1918 7—11 40 43 19 Plymouth, Little Efford .... 1918 8—15 100 • 109 20. Burnley, Bank Hall 1918 6—14 140 41 21. Barking Town, Vicarage 1919 7—14 65 67 22. Preston, Moor Park 1919 9—14 80 79 23. Sheffield, Springvale House ... 1919 7—15 90 99 24 Walsall, Reedswood Park ... 1920 6—14 30 48 25. Todmorden, Ferney Lee ... . 1920 6—15 40 39 26. Eastbourne 1920 5—15 50 57 27. London, Stowey House .... 1920 7—16 200 120 28 Torquay 1920 6-12 65 31 29. Plymouth, Mount Tamar .... 1920 8—15 100 56 30. Bristol, St. George Park . . . 1921 6—12 20 I — Het verslag over 1922 vermeldt, dat er in dat jaar 37 dag-openluchtscholen waren, plaats biedende aan 2820 kinderen. Noot. School no. 2, Londen, Shooter's Hill is eigenlik de in 1907 opgerichte school in Bostall Wood, die in 1908 verplaatst werd naar Shooter's Hill, omdat het terrein en de gebouwen daar beter waren. DAG- EN NACHTOPENLUCHTSCHOLEN. r> „ -„ui ' Leeftiid Aantal be- Aantal Upgencht I , ' , .. , i , , der schikbare i geplaatste ln kinderen plaatsen kindere-n L 1. Halifax, Bermerside .... ... .1 .1911 7—14 30 30 2. Liverpool, Roby, Bowring House . 1913 5—15 50 50 3. Essex, Clacton on Sea .... 1913 8—13 100 35 4 Worcestershire, West Malvern. . 1914 6—14 112 16 5. Liverpool, Greenbank Lane ... 1914 2—16 50 52 6. Surrey, Pyrford, St. Nickolas Home 1914 2—16 100 73 7. Manchester, Mobberley .... 1916 6—16 75 73 8. Kent, Kearsney 1916 5-15 20 19 9. Manchester, Alice Briggs Council School 1916 7—15 50 50 10. Oldham, Castleshaw Council School 1916 6—12 23 21 11. Woithing, Brooklands Home . . . 1916 8—15 20 20 12. Southport, Bradstock Lockett School 1917 2—15 50 41 13. Conventry, Corley Camp Council School 1918 7—14 16 16 14. Lancashire, Prestwich School . . 1918 5-13 21 18 15. Sussex, Seaford, Hamilton House. 1918 5—15 30 26 16. Willesden, Stonebridge Park. . . 1919 5—16 22 21 17. London County Council, Bushey Park 1919 9—'5 300 146 18. Stoke-on-Trent, Hanchurch Coun¬ cil School 1919 I 6—13 30 . 27 19. Essex, Leyton 1920 4—14 24 15 20. London County Council, Margate, I Wanstead House 1920 9—14 64 59 21 Oxfordshire, Headington .... 1920 6—16 42 29 22. Herts, Barnet 1921 2—13 20 20 23. Cheshire, Delamere I 1921 16— 9 40 33 De Residential Open-Air Schools of Recovery zijn bestemd voor zwakke en pretuberkulose kinderen; de verpleegtijd wisselt van drie maanden tot een jaar. OPENLUCHTKLASSELOKALEN. Gedurende 1920 is het aantal openluchtklassen belangrijk toegenomen. Men vindt ze o.a. in: Bootle, Carmarthenshire, Chatham, Carlisle, Derbyshire, Londen, Monmouth, Northamptonshire, Pembrokeshire, South Shields, Stoke-on-Trent, Swansea, York, en Yorks (North Riding). Een uitstekend ingerichte school met openlucht-klasselokalen vindt men in Tenby. In zijn verslag over 1920 zegt de Chief Medical Officer over openluchtklassen: „Such classrooms should be provided in all new schools, and as opportunity offers when remodelling or extension of existing premises occurs." KLASSEN OP SPEELPLAATSEN EN IN OPENBARE PARKEN OF OP OPEN TERREINEN. Deze klassen zijn niet alleen bestemd voor zwakke kinderen, maar ook voor normale kinderen. In 1909 werd in Londen voor het cïrst een proef genomen met het geven van dit soort openlucht-onderwijs. In 1920 telde Londen alleen 94 dergelijke klassen en wel 30 voor zwakke kinderen en 64 voor normale kinderen, Voorts wordt nog in een 40-tal andere gemeenten onderwijs gegeven op speelplaatsen of in parken. Over deze klassen schrijft ons Dr. James Kerr, de leider van het schoolartsenwezen in Londen: „The playground-classes are of but scanty use and a hindrance to the development of the open air schools as them do not usually provide for the daily rest as for daily meals. (Indeed for poor children the heat demand retards growth.)" En verder antwoordt hij ons op onze vraag, of de schoolbanken en andere schoolmeubelen voor deze klassen iedere dag opnieuw gebracht en gehaald worden, of dat een andere regeling is getroffen, het volgende: „Seats en desks are used as little as possible, and as a rule are under covered sheds, where they can remain." FRANKRIJK. De eerste Franse Openluchtschooi werd in 1907 door het gemeentebestuur van Lyon geopend te Vernay, op 8 K.M. afstand van de stad. Zij is geopend van 1 Mei tot 1 Oktober en biedt plaats aan 50 kinderen, die er twee en een halve maand doorbrengen, zodat iedere zomer 2 groepen kunnen worden verpleegd. 34 Gedurende drie uren per dag wordt onderwijs gegeven, zoveel mogelik in de buitenlucht, terwijl 's middags twee uren wordt gerust. De algemene lichaamstoestand wordt, mede als gevolg van de vermeerdering der eetlust, spoedig beter. De gewichtstoename varieert van IK tot 5 kilo. Ongeveer de helft der kinderen verlaat de inrichting genezen, terwijl de gezondheidstoestand der andere helft aanmerkelik verbetert. Een tweede internaat is gevestigd te Montigny-sur-Loing (Forêt de Fontainebleau), en bestemd voor kinderen van Parijse scholen. Er zijn verschil' lende paviljoens, waar de kinderen naar leeftijd en sekse worden ondergebracht. Aan de lichamelike verzorging wordt veel gedaan. Het onderwijs wordt zoveel mogelik in de buitenlucht gegeven. Voor de kinderen uit het 20ste arrondissement van Parijs is een openluchtschool-internaat opgericht te Manche. La Caisse des Ecoles (een wettelik ingesteld lichaam, dat de belangen den openbare scholen behartigt), van het 16e arrondissement te Parijs heeft in 1910 een openluchtschooi geopend te Vésinet. Aan een schrijven van de Inspekteur van het Lager Onderwijs te Parijs ontlenen we het volgende: De school is gelegen op 17 K.M. afstand van Parijs, in een mooi park. De gebouwen bestaan o.a. uit: een eetzaal, twee slaapzalen, een keuken, vier schoollokalen, kleedkamers, een badzaal, enz. De school is een internaat en biedt plaats aan 80 kinderen, jongens en meisjes, van 8 tot 12 jaar. De school is gewoonlik geopend van 15 Mei tot 15 Oktober. De minimum-verpleegtijd bedraagt 5 weken. Blijkt evenwel na medies onderzoek, dat verlenging der kuur gewenst is, dan geschiedt zulks. In de praktijk blijft ongeveer de helft der kinderen gedurende de gehele zomer. Gedurende diie uren per dag wordt onderwijs gegeven, en wel twee uren 's morgens en één uur 's middags, — zoveel mogelik in de open lucht. Deze schoolkas bezit ook nog een openluchtschooi te Verrières bij St. Etienne. Voorts bezit Parijs sedert 1918 nog een openluchtschool-internaat te Fontaine-Bouillant, bij Chartres. De school, die alleen pré-tuberkuleuze meisjes van 4 tot 13 jaar opneemt, is winter en zomer geopend en biedt plaats aan 45 kinderen. Bij de toelating moeten de ouders zich verbinden de kinderen niet op te zullen eisen, vóórdat de kuur, naar het oordeel van de kontrolerende arts, is afgelopen. In de kosten, die ongeveer 5K franc per dag bedragen, dragen de.ouders in de mate van hun krachten bij. (40 a 60 francs per maand of minder). Behalve dat de tijd zoveel mogelik doorgebracht wordt in de buitenlucht of in vertrekken, waarvan de ramen voortdurend wijd openstaan, tracht men ook de kinderen te versterken door baden, zonnebaden, gymnastiek (gekleed in zwembroek) zang in de open lucht, enz. 35 De voeding is eenvoudig en degelik. De meisjes zijn behulpzaam in de huishoudelike bezigheden: vaten wassen, verstellen, enz. Gedurende drie uren per dag wordt onderwijs gegeven. De resultaten zijn buitengewoon bevredigend. Algemene toename in gewicht, verwijding van de borstkas, verbetering van de algemene lichaamstoestand, meerdere opgewektheid. En de rapporteur voegt hieraan toe: Als de kinderen tuiskomen, zijn ze doordrongen van het noodzakelike van frisse lucht en onbewust zijn ze propagandisten voor hygiëniese maatregelen in hun omgeving. De Parijse openluchtschooi te Plessis-Robinson (bij Sceaux), die 26 Junie 1919 geopend werd, is eveneens een internaat en het gehele jaar geopend. De inrichting, die in een mooie omgeving is gelegen, bestaat uit twee gebouwen, die ieder plaats bieden aan 50 a 60 kinderen, — en uit nog tien barakken, afgestaan door het Amerikaanse Rode Kruis, die samen 100 kinderen kunnen bevatten. In totaal kunnen er dus ongeveer 210 kinderen worden verpleegd. De minimum-verpleegtijd is vier maanden, waarna de kinderen opnieuw worden onderzocht en het verblijf, indien nodig, wordt verlengd. De kinderen ontvangen gedurende twee uren per dag onderwijs in de open lucht. In de kosten, die ongeveer. 7 K franc per dag bedragen, wordt door de ouders naar hun vermogen bijgedragen; deze bijdrage wisselt tussen de 15 en 75 francs per maand. Een zeer uitgebreide beschrijving vindt men in een rapport door de doktoren Sellier en Rousselle, in opdracht van „L'Office public d'hygiène sociale" in 1920 uitgebracht aan „Le conseil général de la Seine." In 1920 werd op 5 K.M. afstand van Saint-Brieuc een openluchtschooi internaat aan zee geopend. De school is gedurende vijf zomermaanden geopend en verpleegt de kinderen twee en een halve maand, zodat iedere zomer twee groepen kunnen worden opgenomen. Behalve de genoemde internaten te Vernay, Montigny sur Loing, Manche, Vésinet, Verrières, Fontaine-Bouillant, Plessis-Robinson en SaintBrieuc bezit Frankrijk nog enige eksternaten, die alle dateren van de laatste jaren. In 1920 n.1. zijn openluchtscholen-eksternaten gesticht in het XXe arrondissement (Boulevard Mortier) en XVIIe arrondissement (Boulevard Bessières), in 1921 nog in het XHIe, XlVe en XVe arrondissement (Boulevard Victor en Boulevard Jourdan). Deze openluchtscholen werden alle met zeer primitieve middelen ingericht: het gold ook slechts een proefneming. Intussen, de resultaten van deze proefnemingen zijn zo schitterend, dat we de verwachting durven uitspreken, dat niet alleen de genomen proefnemingen zullen worden voortge- 36 zet, maar dat ook in andere Parijse arrondissementen soortgelijke openluchtscholen zullen worden opgericht. De inrichting en de werkwijze van al deze scholen komt vrijwel op hetzelfde neer. Het komt ons daarom voldoende voor, over één der scholen, — en we nemen daartoe de eerst opgerichte, — enige mededelingen te doen over 1920. De dag-openluchtschool in het 20ste arrondissement dan werd op initiatief van het „Office public d'hygiëne sociale" met medewerking van het Departement voor Onderwijs, de gemeente Parijs en de Caisse des écoles van het 20ste arrondissement in 1920 opgericht op de Boulevard Mortier. De gebouwen bestaan uit twee tenten met houten vloer en een houten barak. De tenten, waarvan één zijde geheel opgetrokken kan worden, worden alleen gebruikt bij slecht weer, 't zij om er te verblijven, 't zij om er onderwijs te geven. De houten barak dient voor keuken. Het personeel bestaat uit een onderwijzer en een onderwijzeres, een oppasser en een keukenmeisje. Het medies toezicht is opgedragen aan de bekende Parijse schoolarts Dr. Dufestel. In het eerste jaar werd een proef genomen met 60 kinderen uit de volksbuurten, n.1. 30 jongens en 30 meisjes van 8 tot 11 jaar, die aangewezen waren door de schoolartsen. Gedurende 2 a 3 uren per dag werd onderwijs gegeven; de rest van de tijd werd besteed aan gymnastiek, spel en rust. Twee malen per week werden de kinderen gebaad in een naburig schoolbad. De school was geopend van 6 Julie tot 30 September 1920. Ondanks deze korte verpleegtijd werden uitstekende resultaten bereikt: de algemene lichaamstoestand was bij allen zonder uitzondering beter geworden, de eetlust was groter geworden en de opgewektheid toegenomen. Dr. Dufestel deelt over de resultaten nog de volgende bizonderheden mee: „De gewichtstoename bedroeg bij de jongens gemiddeld 1,600 Kilogram. Als men in aanmerking neemt, dat volgens Quételet de gewichtstoename op deze leeftijd 1,700 Kilogram per jaar bedraagt, dan kan men dus zeggen, dat deze kinderen in drie maanden bereikt hebben, wat anders in normale omstandigheden pas bereikt wordt in een jaar. Bij de meisjes was de gemiddelde gewichtstoename 2,160 Kilogram. Merkwaardig is ongetwijfeld de lengtetoename. Bij de jongens was Ai minimumtoename 3 cM., de maksimumtoename 14 cM. Eén groeide 14 cM., één 11 cM., zeven 10 cM., drie 9 cM., drie 7 cM., enz: Het gemiddelde bedroeg 7 cM. Wanneer men in aanmerking neemt, dat de gemiddelde lengtetoename op deze leeftijd jaarliks 5,3 cM. bedraagt, dan is het resultaat zeker schitterend. 37 Nog merkwaardiger is de lengte-toename bij de meisjes. Die varieert tussen 7 en 15 cM. Eén meisje groeide 15 cM., één 13 cM., drie 11 cM., acht 10 cM. 't Gemiddelde bedroeg 10 cM. Dat de toename bij de meisjes groter is dan bij de jongens, vindt vermoedelik z'n oorzaak in het feit, dat bij de meisjes een grotere achterstand was, doordat ze meer binnenshuis verkeren; ze moeten tuis blijven om op de kleine broertjes en zusjes te passen of om moeder te helpen. Naar onze mening zou het noodzakelik zijn, dat overal waar het maar enigszins mogelik is, op forten en in parken openluchtklassen werden opgericht van April tot half Oktober." Is het wonder, dat de doktoren Sellier en Rousselle in hun „Rapport au Conseil général de la Seine" met deze en dergelijke resultaten voor ogen, schrijven: „L'école externat en plein air conviendrait en réalité a tous les enfants des écoles. C'est l'école de 1'avenir." Behalve bovengenoemde openluchtscholen, die op het internaat te Vernay na uitsluitend bestemd zijn voor Parijse schoolkinderen, bestaan in Frankrijk nog openluchtscholen te Mülhausen, Nimes en Nancy, terwijl in Bordeaux en Le Havre de oprichting in voorbereiding is. BELGIË. Tot voor enkele jaren had België geen eigenlike openluchtscholen. Wèl waren" er enkele vakantie-kolonies, waarin onderwijs werd gegeven. Onder deze vakantie-kolonies nam en neemt nog steeds de „Bestendige Schoolkolonie te Heide Calmpthout" van Diesterswegs Hulpkas, een stichting van de Antwerpse onderwijzers, een bizondere plaats in en staat ontegenzeggelik zeer dicht bij de openluchtscholen. In deze kolonie, waar voor de oorlog de verpleegtijd 9 maanden bedroeg, wordt onderwijs gegeven volgens een door een kommissie ontworpen leerprogramma. Bij de samenstelling van dit leerprogramma is er door de kommissie rekening mee gehouden, dat Diesterwegs schoolvilla is een herstellingsoord en dat dus het onderwijs ondergeschikt is aan de lichamelike opvoeding. Het leerprogramma is dan ook zeer beperkt en bedoelt alleen het onderhouden van de opgedane kennis. Het onderwijs wordt zoveel mogelik gegeven in de buitenlucht, nu eens op de speelplaats, dan weer op de ruime vlakte, die de villa omgeeft, of wel in het bos. Is het weer ongunstig, dan wordt school gehouden in de daarvoor bestemde lokalen. Gedurende de oorlog is het regelmatig openluchtonderwijs in de schoolvilla geschorst moeten worden, daar wegens gebrek aan leerkrachten het personeel niet geheel uit onderwijzers (essen) bestond. Sinds 1919 zijn weer 3 onderwijzers en 3 onderwijzeressen in dienst, zodat weer regelmatig het programma kan gevolgd worden. 38 Na de instelling van het „Nationaal Werk voor Kinderwelzijn" bij de wet van 5 September 1919 heeft het vakantie-koloniewezen zich in België zeer sterk uitgebreid, doordat de Staat deze instellingen in ruime mate ging subsidiëren. Tans telt België meer dan 50 vakantie-kolonies, die plaats bieden aan bijna 6000 kinderen. In een gedeelte van deze vakantie-kolonies wordt onderwijs gegeven in de open lucht. Openluchtscholen evenwel zijn het niet, maar volledigheidshalve maken we er melding van. Feitelike openluchtscholen heeft België slechts een drietal. In de eerste plaats noemen we: „L'Ecole Alexandre de Craene", te Uytkerke-Blankenberghe, een stichting van de gemeente Schaerbeek, een voorstad van Brussel. Deze school, die gevestigd is in een voormalig hotel, werd 15 Oktober 1919 geopend. Ze telt 5 klassen en neemt zowel jongens als meisjes op van de gewone lagere scholen (14 in getal) van de gemeente Schaerbeek. De school is gedurende het gehele jaar geopend. Bij de school behoort een boerderij, die gedeeltelik voorziet in de behoeften van het internaat. Tevens helpen dc grotere kinderen mee aan het verzorgen der dieren en verrichten ze lichte tuinarbeid. „Het doel, welke men hier heeft beoogd," lezen we in een brochure van het gemeentebestuur aan de Ouders, „is volkomen en schitterend bereikt, want de gezondheidsdienst bestatigt merkwaardige verbeteringen in den lichaamsstaat der kinderen, die tot deze zeekuur toegelaten worden." Door de katholieke Vereniging „Le Mont Thabor" te Brussel werden 15 September 1922 twee openluchtscholen geopend en wel te Alsemberg (voor meisjes) en te Ter Banck bij Leuven (voor jongens). De scholen zijn internaten en nemen kinderen op van 3—14 jaar. ln een propaganda-brochure van de Vereniging lezen we: „De gestichten van Alsemberg en Ter Banck zijn echte scholen, aangenomen door de Staat en de Gemeenten: gediplomeerde onderwijzeressen geven er volledige leergangen en de scholen worden door de Staat geïnspekteerd. De schoollokalen vormen enkel het kleinste deel van deze zo welgelegen gebouwen, ingericht als speel- en woonplaats voor veel kinderen, die zullen genezen, vermits ze kunnen leven, spelen en leren in volle lucht." AMERIKA. In de Verenigde Staten van Noord-Amerika heeft het onderwijs in oe open lucht, evenals in Engeland, een grote vlucht genomen. Sedert de oprichting van de eerste openluchtschooi in de stad Providence (Rhode Island) 39 in 1908 heeft het aantal zich snel uitgebreid, zodat tans in de meeste grote i.teden op allerlei wijze openluchtschool-onderwijs wordt gegeven, We achten het niet nodig, nog verder door te gaan met het beschrijven Het eskimopakje. van de inrichting en de werkwijze van enige dezer scholen, omdat de verschillende typen in het Verre Westen in hoofdzaak volkomen gelijk zijn aan de verschillende soorten in Europa, 40 We zullen ons daarom in hoofdzaak oeperken tot het geven van een overzicht van het openluchtschoolwezen in de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Evenals in Europa worden in Amerika zowel openluchtschool-internaten buiten de stad gesticht als openluchtscholen en -klassen (externaten) i n de stad. De openluchtscholen buiten de stad, de internaten dus, nemen zwakke kinderen op voor minstens drie maanden. De gebouwen zijn ruim en fris, de slaapzalen hebben winter en zomer de ramen wijd open. Een dakschool in Chicago. Alles is er op berekend, de kinderen zoveel mogelik te doen profiteren van de frisse lucht. Overdag vertoeven de kinderen meest in de vrije lucht, waar ook het onderwijs, drie a vier uren per dag, gegeven wordt, als het weer het enigszins toelaat. Is het weer slecht, dan wordt onderwijs gegeven in een overdekte ruimte, waarvan de oost- en zuidzijde geopend zijn of spelen de kinderen in deze ,„hangars". Het medies toezicht is opgedragen aan een arts, die de instelling eens per week bezoekt; voor het dagelikse toezicht zorgt een verpleegster. De kinderen worden iedere week gewogen. Het gebit wordt zorgvuldig nagezien en zo nodig behandeld. Drie malen per dag, na iedere maaltijd, moeten de kinderen de tanden poetsen. 41 öm beurten helpen de kinderen mee de huishouding doen: ze dekken de tafels, ze helpen mee afwassen en verrichten nog enkele andere lichte huishoudelike bezigheden. De kinderen verlaten de openluchtschooi niet, voor ze hersteld zijn en hun normale gewicht hebben. Teneinde het resultaat van de kuur zo groot mogelik te doen zijn, bezoekt een zuster (visitihg nurse) na de terugkeer van de leerling het gezin van de patiënt en geeft daar de nodige wenken. Gedurende enige maanden blijft dit toezicht uitgeoefend. De openluchtscholen-internaten buiten de stad, zegt men in Amerika, hebben, hoe groot hun voordelen voor het kind ook mogen zijn, ontegenzeggelik grote praktiese nadelen. Ze zijn n.1. vrij kostbaar, zodat het moeilik Een openlucht-klasselokaal in Chicago. gaat een zeer groot aantal kinderen er van te doen profiteren. Bovendien scheiden ze het kind van zijn ouders. Men zendt er dan ook alleen de zwakste kinderen heen. Teneinde nu aan deze bezwaren tegemoet te komen, en wel in de eerste plaats aan het kostenbezwaar, zoekt men in Amerika, en speciaal in NewYork, al sedert jaren de oplossing in de eerste plaats door het geven van dagschoolonderwijs en wel op drie verschillende' wijzen, n.1. a. door het inrichten van buiten gebruik gestelde schepen tot openluchtscholen, b. door oprichting van centrale dag-openluchtscholen en c. door het verbinden van openluchtklassen aan gewone scholen. 42 a. De hospitaalscholen. Kinderen, die in vrij ernstige graad tuberkuleus zijn, en wier ouders er bezwaar tegen hebben, dat hun kinderen naar een openluchtschool-internaat gaan, worden op schepen verpleegd. Deze schepen, die speciaal voor het doel, waarvoor ze bestemd zijn, ingericht zijn, halen de kinderen 's morgens op van de Hudsonkade, varen er mee naar de baai van New-York en brengen ze 's avonds weer terug. Een belangrijk deel van de dag rusten de kinderen op ligstoelen of in bed. Alleen 's nachts en van Zaterdag tot Maandag zijn de kinderen tuis. Ten einde de goede hygiëniese gewoonten ook .ngang te doen vinden bij de ouders, mogen de moeders om beurten één dag in de week de reis meemaken. Rusten op een dak in Chicago. Het onderwijs is tot een minimum beperkt, maar wordt toch niet geheel verwaarloosd. De eerste ferry-boat werd in New-York in 1908 in gebruik genomen, lans bezit deze stad er zes, ieder plaats biedende aan ongeveer 300 kinderen. b en c. De centrale openluchtscholen en de openluchtklassen. In verschillende Amerikaanse steden worden op onderscheidene plaatsen in de stad, in parken en op onbebouwde terreinen, houten gebouwen geplaatst, die dienst moeten doen als openluchtscholen. Dergelijke terreinen zijn evenwel zeldzaam en hebben daardoor het nadeel, dat vele kinderen 43 iedere dag vrij grote afstanden moeten afleggen, wat zeer zeker voor deze kinderen te vermoeiend is. Om nu aan deze bezwaren tegemoet te komen, begon men met aan enkele gewone scholen een of meer lokalen in te richten voor openluchtklassen, door een der muren uit te breken en te vervangen door ramen, die van de zolder tot de vloer lopen, en die gemakkelik geopend kunnen worden. Deze proef beviel zo goed, dat b.v. in New-York tans in iedere school een openlucht-klasselokaal moet zijn aangebracht. De inrichting van de lokalen brengt zo goed als geen kosten mee. Behalve de gewone schoolmeubelen vindt men er ligstoelen, zoals die op de grote stoomschepen gebruikt worden. De kinderen vouwen ze zelf op en Rusten in het bos. bergen ze zelf weg. Evenzo zorgen ze zelf om beurten voor het halen, afwassen en wegbergen van het vaatwerk, dat nodig is voor de kleine maaltijden. Welke kinderen plaatst men in deze openluchtscholen en -klassen? In de eerste plaats de kinderen, die als hersteld uit de hospitaalscholen worden ontslagen, de hersteld tuberkuleusen dus. Verder wijzen de schoolartsen daarvoor aan: de prétuberkuleusen, kinderen die lijden aan bloedarmoede, aan ondervoeding, de spoedig vermoeiden, zenuwachtige kinderen (geen lijders aan Sint Vitusdans), kinderen, die voortdurend verkouden zijn, hartlijdertjes, voor wie de gewone school te vermoeiend is, enz. Zelfs zendt 44 men er als voorzorgsmaatregel kinderen heen, die, ofschoon zelf nog niet tuberkuleus, uit een tuberkuleus milieu komen. En ten slotte kunnen normale kinderen onderwijs ontvangen in een openlucht-klasselokaal. Niet al deze kinderen worden evenwel in een en dezelfde klasse ondergebracht. New-York b.v. heeft drie typen van openluchtklassen: 1. voor tuberkulose kinderen, 2. voor zwakke, bloedarme kinderen, 3. voor normale kinderen. Een openluchtschool-lokaal. In 1918 telde New-York 13 openluchtklassen voor tuberkulose kinderen, 65 openluchtklassen voor zwakke kinderen en meer dan 250 openluchtklassen voor normale kinderen, Het aantal kinderen per leerkracht van groep 1 en groep 2 is gesteld op 25. Deze kinderen worden geheel volgens het gewone openluchtschoolï egime verpleegd. Ze verblijven de gehele dag in de school, rusten er 's middags en worden er gevoed. Bij koud weer krijgen ze een warme wollen muts op het hoofd en steken zich verder in een zak van dikke stof, die op de 45 ermen en benen zeer eenvoudig door drukknopen gesloten wordt, terwijl ze onder hun voeten een warmwaterstoof krijgen. Verder maken ze nu en dan lichaamsoefeningen en krijgen meerdere malen warme spijzen, warme melk of soep, om de temperatuur te kunnen weerstaan. Voor de derde groep geldt het gewone aantal leerlingen per onderwijskracht, zoals dat is op de gewone lagere scholen. Ook wordt aan deze kinderen geen voeding verschaft, rusten ze niet en worden ze niet ekstra Een school op het dak. gekleed, zoals die der beide eerste groepen. Alleen houden ze bij lage temperatuur hun jassen en mantels aan en petten en mutsen op. De organisatie van de openluchtscholen en -klassen geschiedt door het Ministerie van Onderwijs en het Ministerie van Hygiëne samen. Soms wordt samenwerking gezocht met partikuliere organisaties. Zo bevindt zich b.v. op de daken van de fabrieken van Vanderbilt te New-York sedert 15 jaar een openluchtschooi met 10 klassen voor de kinderen van de naburige openbare scholen. De gebouwen werden ingericht door de Vanderbilt's, die ook zorgen i oor de verstrekking van warme maaltijden. Het onderwijzend personeel, de zusters en de dokters worden bekostigd door de Gemeente. 46 En hoe staat het met de onderwijsresulaten? Het klinkt misschien paradoxaal, maar de vorderingen van deze kinderen, die 4 in plaats van 5 uren onderwijs ontvangen en dan nog wel onder minder gunstige omstandigheden, daar de onderwijzers kinderen van verschillende graad van ontwikkeling in hun klasse hebben, zijn gemiddeld groter dan die van de kinderen, die de gewone school bezoeken. Aanvankelik was het moeilik onderwijzers te krijgen, die onderwijs Een dakschool van nabij. wilden geven aan deze inrichtingen. Het gemeentebestuur was verplicht, een toelage van 100 dollars te verstrekken om de beschikking te krijgen over voldoende leerkrachten. Tans evenwel is dat anders. Ondanks het feit, dat geen toelage meer wordt verstrekt, bieden zich meer leerkrachten aan dan nodig zijn. We zouden ons rapport nog verder kunnen uitbreiden door mededelingen te doen over het openluchtschoolwezen in andere landen en werelddelen dan de behandelde. We menen evenwel, dat dit niet nodig is, omdat we o. i. voldaan hebben aan het ons gestelde doel: materiaal verstrekken voor te voeren akties tot oprichting van openluchtscholen in ons land. 47 SAMENVATTING. Het instituut openluchtscholen vindt z'n oorsprong in Duitsland, heeft zich in betrekkelik weinig jaren over de gehele wereld verbreid en is speciaal in Engeland en de Verenigde Staten van Noord-Amerika snel tot ontwikkeling gekomen. De principes, waarvan men uitging bij de oprichting van de eerste openluchtschooi in Charlottenburg, namelik: het geven van onderwijs onder zo gunstig mogelike hygiëniese omstandigheden, het verblijven in de inrichting gedurende de gehele dag, het verstrekken van doelmatige voeding en een rusttijd in de middaguren zijn tot heden steeds b 1 ij v e n gelden bij de oprichting van de openluchtscholen. Er zijn internaten en externaten. De internaten zijn buiten de stad gelegen en beschikken steeds over een terrein van voldoende grootte, waar het onderwijs gegeven kan worden en waar de kinderen kunnen spelen en rusten. De gebouwen bestaan uit dienst-gebouwen, klasselokalen en een of meer lighutten. De dienstgebouwen bevatten minstens: een keuken, een eetzaal, slaapzalen, een badkamer, een onderzoekkamer voor dokter en zuster, een woon- en slaapvertrek voor de zuster en een woning voor de koncierge. De klasselokalen zijn zó gelegen en ingericht, dat ze een maksimum toevoer van zon, licht en lucht mogelik maken. Het personeel bestaat uit onderwijzers(essen), een zuster, een arts, een koncierge, keuken- en dienstpersoneel, waarvan de koncierge en de zuster inwonend zijn. Het aantal leerlingen per onderwijskracht is in 't algemeen niet hoger dan 25, zodat aan iedere leerling voldoende individuele aandacht kan worden geschonken. 48 De externaten zijn gelegen öf buiten, öf in de stad. De externaten b u i t e n de stad zijn zoveel mogelik in de onmiddellike nabijheid gelegen en in ieder geval gemakkelik per spoor, tram of boot te bereiken, zodat te grote vermoeienis' als gevolg van het heen en weer reizen wordt voorkomen. De gebouwen, het terrein en het personeel zijn gelijk aan die bij de internaten, behalve dat er geen slaapzalen zijn en dat de zuster in het algemeen niet inwonend is. Met deze externaten zijn gelijk te stellen de ferry-boats. De externaten i n de stad zijn öf centrale openluchtscholen met dienstvertrekken en lighutten, öf eenvoudig openlucht-klasselokalen, verbonden aan gewone scholen. Deze centrale externaten worden gebouwd op gunstige plaatsen in de stad: in parken, op open terreinen of op de daken van openbare gebouwen. Bij het openlucht-klasselokaal-systeem wordt het voedsel in een centrale inrichting bereid en van daar uit gedistribueerd. Het klasse-lokaal doet bij dit systeem tevens dienst als lighut. De mediese resultaten zijn zeer gunstig. De onderwijsresulaten zijn zódanig, dat de ontwikkeling der kinderen in 't algemeen gelijke tred houdt met die van de leerlingen der gewone scholen. 49 INHOUD. Blz. Inleiding 3 Het doel van onderwijs in de open lucht en hoe men dat doel tracht te bereiken Openluchtscholen in Nederland 7 's-Gravenhage T 15 Leiden 19 Dordrecht 20 Amsterdam ~ . . „ 25 Groningen Utrecht 25 Arnhem 26 Haarlem Rotterdam 26 97 Openluchtscholen in het Buitenland *f Duitsland 27 Engeland 31 Frankrijk België 38 ■ Amerika 3^ Samenvatting ^ 50 Het Bureau voor Kinderbescherming, dat 1 April 1917 werd opgericht, is een instelling van de „Bond van Nederlandsche Onderwijzers". Het doel van het Bureau is het vormen van een centraal instituut, dat gegevens en inlichtingen verschaft op het gebied van Kinderbescherming. Het Bureau tracht dit doel te bereiken door het verzamelen en ordenen van bedoelde gegevens uit binnen- en buitenland en door het samenstellen van rapporten en geschriften. De gegevens en inlichtingen worden kosteloos verstrekt. Alleen de portkosten moeten worden vergoed. De bibliotheek bevat tans bijna 900 nummers. Bovendien is het Bureau geabonneerd op een 50-tal periodieken en geschriften. Voorts zijn aanwezig: jaarverslagen, statuten en huishoudelike reglementen, verordeningen, instrukties en krantenknipsels. 51 Uitgaven van het Bureau voor Kinderbescherming Rapport Kindervoeding en -kleding (1918) 67 bladz. . . . Prijs ƒ 0.25 Volledig overzicht van de Gemeenten, waar voeding en kleding verstrekt wordt, met opgave, van iedere Gemeente afzonderlik, de wijze van verstrekking, de kosten, enz. Financiële tabellen. Rapport Roken door. kinderen (1918) Uitverkocht. Rapport Schoolbaden (1919) 62 bladz. 4 platte gronden en 11 foto's . . . Prijs ƒ0.90 Uitverkocht. Rapport Schoolartsen en Schoolverpleegsters (1921) 124 bladz. . . . Prijs ƒ 1.50 Inleiding. Volledig overzicht in Nederland. Overzicht van de regeling in andere landen. De taak van de Schoolarts. De organisatie. Kosten. Het standpunt van de konfessionelen. Schoolverpleegsters. Rapport Openluchtscholen (1924) 52 bladz. - 14 illustratie's - Prijs / 0.60 Katologus van de Bibliotheek (1919) Prijs ƒ 0.40 Bestellingen uitsluitend te richten tot het Bureau voor Kinder- • bescherming, Heerengracht 56, Amsterdam. Toezending geschiedt alleen na ontvangst van het bedrag. 52