PRIKKEL-IDYLLEN III In- deze Serie zijn verschenen: L DE ALLERLAATSTE AVONTUREN VAN SIR SHERLOCK HOLMES. II. CRIMINEEL ALLERLEI. — De Wilsons. — Nick Carter. — De Gentleman-inbrekers. — Raffles en Arsène Lupin. — Het geheim van de ronde kamer. — Buffalo Bill, de held van het wilde Westen. HL NELLA, DE NOODHULP, of het slachtoffer van Misdaad en Bedrog. Volksroman. IV. ROBERTO EN EWALDA of Roo verhoofdman en Haremdame. Familieroman. V HOF-ONTHULLINGEN door een Kamenier. VI. GIDS VOOR PADVINDERS. (Indianenverhaal). VII. HET GEHEIM VAN DEN IDIOOT. Tooneelspel a Grand Spectacle. VIII. HAMLIT. Filmdrama. Dit even spannend als leerrijk verhaal, schijnt speciaal geschreven, ten einde een afdoend antwoord te geven aan hen, die aan den veredelenden invloed des volksromans twijfelen! m. l 2 Hoe levendig schildert het de zielesmart, waar een bekoorlijk burgermeisje aan blootstaat, te laat inziende, de speelbal te zijn geweest, van iemand met eerlooze bedoelingen! NELLA, DE SCHOONE NOODHULP, onze heldin, vertoeft als zoodanig op het kasteel Zwartburg, maakt daar kennis met den graaf, wordt door de mooie praatjes van dezen man van hoogen afkomst, doch verdorven gemoed, om den tuin geleid, ziet, zich vervolgens verdacht van een afgrijselijke misdaad en slechts ternauwernood aan een smadelijken dood ontrukt! "Wie leeft niet mede met het lijden dezer VROUW UIT DE VOLKSKLASSE! zoo snood bejegend door een EERLOOS EDELMAN!! welke laatste misdaad op misdaad stapelt, zich over lijken een weg banend naar een onmetelijk fortuin, gelukkig evenwel met de gerechtigheid op de hielen? Aangezien Nella's eerroover e.a. voor geen misdrijf, hoe verregaand ook, terugdeinzen, wordt voor de grootst mogelijke verscheidenheid van hoogst dramatische voorvallen ingestaan! Niet eerder zult gij als weldenkend mensch dit boek dan ook terzijde leggen, dan nadat gij alle bijzonderheden omtrent Nella's schokkenden levenswandel hebt leeren kennen! HOOFDSTUK $ De gevloekte! „Verlaat mijn huis, schandvlek, die gij zijt!" „Maar stiefvader, ik ben heusch geen eerlooze!" riep het „Verlaat onmiddellijk dit huis!'' schoone meisje, dat wij op deze ruwe wijze hoorden toespreken. „Wegens omstandigheden was ik gedwongen te zwijgen, hoe ongeloofelijk en geheimzinnig dit ook klinkt! 4 Luister! De graaf van Zwarfburg is mijn echtgenoot!" „Praatjes!" luidde het onmenschelijke antwoord. „Ga! Ik vervloek je! Wat sta je daar nog?" Het was maar al te duidelijk, de ongevoelige man tot feitelijkheden wilde overgaan! Nella besloot te vluchten! „Ach, ik ga al! Maar weet, ik onschuldig hen!" Slechts half gekleed, ijlde de ongelukkige voort in het duister van den nacht! .... Nella vertrokken zijnde, haalde haar stiefvader echter arglistig knipoogend een papier te voorschijn. „Ziezoo, gevloekte !" sprak hij, „met u althans zal ik den schat, dien ik, door de aanwijzingen, in dit door mij ontdekt pampier vervat, stellig vinden zal, nu niet behoeven te deelen!" Maar de snoodaard bemerkte het woeste gelaat niet, dat hem door het venster bespiedde! HOOFDSTUK II. Dakloos! Nella had middelerwijl de geheime trap bestegen en stond vóór den graaf van Zwartburg. „Geliefde, wettige echtgenoot, hier ben ik!" riep zij teeder. Maar wat was dat ? De graaf stiet haar van zich! „Neen maar, onnoozel halsje, heb je nu werkelijk gedacht, ik de dochter van een aanspreker en een besteedster zoo maar tot gravin van Zwartburg zou verheffen? Raad eens, wie ons trouwde? Mijn barbier, als 5 geestelijke verkleed! Dat valt je niet mee! Maar kom, alles is in orde, mijn kamerdienaar Leendert zal je terstond huwen, en graag ook, om reden ik je een aardigen „Ha, geld voor liefde, schaamtelooze!" bruidschat geef. Open thuis maar eens, op je gemak, deze enveloppe met inhoud!" Het kwam Nella voor, alsof de grond onder haar voeten wegzonk! 6 „Ha!" riep ze uit. „Geld voor liefde, schaamtelooze! Welnu, ik ga, maar in den dood ... !" De enveloppe, ongeopend, rolde voor zijn voeten! Met fieren tred verliet Nella het vertrek. Nauwelijks had Nella evenwel de deur achter zich gesloten, of wij zien een valschen grimlach verschijnen op het gelaat van haar gewetenloozen verleider!" „Tot zoover gaat alles boven verwachting!" sprak de graaf „Hoogstwaarschijnlijk zal Nella nu aanstonds de hand aan zich zelf slaan! De omstreken van Zwartburg zijn immers terecht befaamd wegens hun rivier, hun vijver, en hun afgrond!" HOOFDSTUK III. Het hart eener moeder! Nella's - moeder, juffrouw Muller, was ondertusschen thuis gekomen, en stond deze begrijpelijkerwijze geheel ontzet over het gebeurde! „O wee!" riep zij uit. „De graaf, die een ellendige is, heeft Nella beslist reeds verstooten, en is zij, op weg om zich te dooden!" De deur uitsnellende, kwam haar een knappe jonge man, Otto Pieters, die Nella in stilte liefhad en dit gesprek had afgeluisterd, tegen! „Gij de riviër, ik den afgrond en den vijver!" riep deze haastig, en snelde voort. Jj$&| Nella's keuze is op de rivier gevallen! 7 Daar klinkt een welbekende stem : „Niet verder, Nella! De graaf moet en zal u huwen! Hond moed, Nella! Wacht mij bij den eikenboom!" HOOFDSTUK IV. Een adellijk boosihcht! ■ :>'*">m De wreedaardige grijnslach was nog niet volkomen Een schurkachtig plan kwam bij den graaf op. van Graaf Victor van Zwartburg's gelaat geweken, toen opeens Nella's moeder vöör hem stond! 8 „Goeden avond, graaf van Zwartburg!" sprak deze. Nella was beslist reeds dood! De graaf haastte zich nu, aan zijn gelaatstrekken een uitdrukking van geveinsde deelneming te geven. „Wat is er vrouwtje?" zei hij. „Of wacht eens! Nella is toch niet onverhoopt in den afgrond gestort?" «Neen, graaf!" „Of wellicht in den vijver?' „Ook niet, graaf!" „Dan misschien in de rivier?' „Evenmin, graaf!". „O, des te beter!" zeide de graaf, zijn teleurstelling verbergend. „Maar waaraan heb ik in dat geval uw bezoek te danken?" „Graaf van Zwartburg, mijn boodschap betreft uw titel en eigendommen!" De graaf verbleekte! Was zijn geheim in gevaar?! „Hier op mijn boezem bewaar ik papieren", vervolgde juffrouw Muller, „waaruit blijkt, mijnheer uw stiefbroeder Otto leeft, en hij niemand anders is als O. Pieters, Heerenstraat 25, alhier." Een vloek ontsnapte aan de, thans aschgrauwe, lippen van den graaf! «Vertel het hem alsjeblieft niet!" riep hij vervolgens uit. Een schurkachtig plan kwam terstond bij hem op, terwijl de grijnslach, waarmee wij reeds kennis maakten, wederom optrad, doch slechts op dat gedeelte van zijn gelaat, dat voor Nella's moeder onzichtbaar was. „Wel, wel, vrouwtje," sprak hij met gehuichelde vriendelijkheid „Op uw buste, alzoo? Ja hoor eens, dan is er niets aan te doen, en moet mijn huwelijk met Nella feitelijk ook maar direct in orde komen." 9 „Graaf van Zwartburg!" sprak Nella's moeder verrast. „Dat is braaf van u!" „Geen dank, vrouwtje! Gij hebt de papieren bij u, niet waar?" „Om u te dienen, graaf van Zwartburg!" Een gestalte in een donkeren mantel gehuld. Mooi zoo, ga dan Nella maar halen, moedertje! Wacht, ik zal u even bijlichten. De trap is steil, hoor, opgepast!" De oude juffrouw, erg in haar nopjes, bemerkte niet, een in een wijden mantel gehulde gestalte, den dolk in de hand, haar als een schaduw volgde! 10 Eensklaps echter stiet zij een kreet uit! Men had haar doorstoken ! „O heden," kermde zij, „ik ben doodelijk gewond, geloof ik!" Inderdaad stortte zij neder, nog vöör zij haar moordenaar had herkend! HOOFDSTUK V. Onschuldig verdacht! „Nu vlug gezocht!" mompelde de graaf, want hij was het! Daar waren de papieren! „De overledene heeft de waarheid gesproken!" juichte hij halfluid. Doch plotseling werd hij gegrepen! „Vlucht, vrouwenmoordenaar! Gij zijt herkend! Verlaat dit land.... en beter uw leven!" fluisterde men. Tevens werden de papieren hem ontrukt. „Geef terug!" hijgde hij. „De documenten zijn strikt persoonlijk!" Maar de vreemdeling, was reeds voort! Doch zie! De onbekende was met een kreet van wanhoop verdwenen, alsof de aarde hem verzwolgen had! Het gelaat van den graaf nam den grijnslach weer aan! ,,Goed zoo, afgrond!' sprak de ellendeling. Maar stil Daar naderde iemand! Hij verschool zich in het struikgewas. Nella was intusschen ongerust geworden, waar moe dan 11 toch bleef!.... Goede genade, daar lag deze, en wel met een gapende, bloedende wonde! „Moeder! moeder!" ving zij aan, terwijl zij den dolk Die trotsche Nella heeft haar moer vermoord! uit de lillende wonde beurde. Doch wie kwam haar daar storen in de eerste ure van rouw? „Kijk eens aan!" riep Leendert, de bovengenoemde kamerdienaar, die Nella haatte, daar zij hem had afgewezen, en juist voorbq kwam, uit: „Daar heeft Nella, die trotsche nuf, haar eigen moer vermoord! 12 „Welzoo," vervolgde hij, „ik was niet goed genoeg voor u, nietwaar moordenares? Met des te meer welgevallen zal ik u aan den beul overleveren! Kom maar eens mee!" HOOFDSTUK VI. De verdwijning van het lijk! Grinnikend had de lakei Nella weggesleurd! De graaf kwam uit zijn schuilhoek te voorschijn. Alles ging naar wensch! Plotseling kwam een vreemde gedachte bij hem op! Als juffrouw Muller eens niet heelemaal dood was! De haren rezen hem te berge! Wat te doen? De kamerdienaar had den dolk meegenomen ! Daar viel zijn oog op den afgrond! Met den grijnslach, dien de lezer al meer heeft opgemerkt, sleepte hij het lichaam daarheen, en wierp het erin! „Ziedaar, oude!" sprak hij. „Met u is het geheim der familie van Zwartburg begraven. Ha-ha!" Nog lang herhaalde de echo zijn schorren lach! De politie echter, een uur later komende, zij vond in het bosch slechts een plas bloed! Een automobiel, deelnemende aan den wedstrijd Berlijn —Rome, passeerde juist in het dal. Nella's moeder welke inderdaad nog leefde, kwam boven op de kap terecht en bleef haar rok daar vasthaken. Den volgenden 13 morgen vond de chauffeur haar, en bracht de onbekende naar een hospitaal te Parijs, want daar was hij inmiddels aangekomen ! HOOFDSTUK VH. DE GESTOORDE BRUILOFT! Terwijl de onschuldige Nella in den donkeren kerker zuchtte, vierde men in het slot Zwartburg vroolijk feest! Morgen immers zou de graaf in het huwelijk treden met de schatrijke Louise van Goldstein! Een der bruidsmeisjes, de schoone Flora C, een Italiaansche, had den graaf echter, met den gloed van haar schitterende oogen, weten te betooveren! Daar bracht men dezen een kaartje, dat een heer hem dringend wenschte te spreken. De graaf las: Zuiveraar van gebouwen. j Discretie verzekerd! De oogen van den graaf fonkelden van woede. Wat moest zoo iemand, op dezen dag, in zijn hoogadellijk slot? Hij wilde juist order geven, den onbeschaamde de deur te wijzen. Doch opeens ver bleekte hij! ^Pieters F'.... Waar had hij dien naam toch meer vernomen? De graaf vond in zijn kamer een onbekende. „Victor van Zwartburg!" begon deze op flinken toon. „Mijn ware naam is Otto van Zwartburg. Ik ben uw 14 stiefbroeder, de rechtmatige erfgenaam van dit slot en aanhoorigheden !" Deze onaangename verrassing deed een schorren kreet aan Victor's mond ontsnappen! Otto vervolgde bedaard: „Mijn linkerbinnenzak bevat het overtuigend bewijs!" „Ikjben de rechtmatige erfgenaam " „Ach," vervolgde hij diepbewogen. „Ziedaar ongetwijfeld het portret mijns vaders! Edele vader! Bitter heeft men indertijd u bedrogen! Nog staat gif mij voor den geest, hoewel fïartfw, terwijl gif mij paardje liet rijden op uw knie! Brave, doch behoeftige lieden, het echtpaar Pieters, onbewust van mijn hooge geboorte, voedden mij 15 op, nadat de heks, die hier meestentijds „gekke Martha" wordt genoemd, mij in mijn prüle jeugd, op aanstichting mijner booze stiefmoeder had gestolen en te vondeling had gelegd! Ik leerde vlijtig, bezocht kosteloos de handelsschool, die ik niet zonder goede cijfers voor mfln talen, en diploma enkel en dubbel boekhouden verliet!" Hij liet zijn tranen den vrijen loop. Toen vervolgde hij, zich tot zijn stiefbroeder, wendende: „Ontaarde edelman, gij hebt bovendien een moord begaan, waarvoor een onschuldig burgermeisje, Nella Sanders genaamd, komende week wordt gehangen! Vervolgens deedt gij het lijk spoorloos verdwijnen! Ik was het, die n de papieren ontnam en heb ik ze gelezen ook! Want zooals gij ziet, ben ik uit den afgrond gered, en wel door een wonder!" Wat!" riep de graaf woedend, „wonderen ook al! Ja, wie kan daar nu tegen op!" „Vergiffenis en vlucht zijn u nog een kwartierlang toegestaan!" vervolgde zijn stiefbroeder, „maar eerst teekent gij deze bekentenis!" „Nooit!" brulde de booswicht, zich als een wild dier op Otto willende werpen! „En de galg dan? vroeg de zuiveraar kalm, een revolver vertoonend. Hoewel schuimbekkend, teekende de graaf nu! Maar wat was dat? Plotseling hoorden zij een ontzettenden gil! HOOFDSTUK VUL DE VERGIFTIGDE TAART. „De graaf van Zwartburg blijft lang weg", zeide Flora C. tot hare gezellin, welke niemand anders was als de bruid l 16 „Wat zullen wij doen, om den tijd te verdrijven ?" vroeg deze geeuwend. Haar oog viel op de bruidstaart, die voor den vol- „Jij eerst, om reden je de bruid bent." genden dag gereed stond. Nieuwsgierigheid en snoepzucht hielden de overhand. „Laat ons eens proeven", sprak de listige Italiaansche, die zulks had voorzien, „Jij eerst, om reden je de bruid bent!" 17 Maar de voorvinger van Louise van Goldstein was reeds in de noodlottige taart verdwenen.... De graaf en zijn metgezel kwamen juist bijtijds om haar in haar laatste stuiptrekkingen te zien wegkrimpen! De Italiaanscbe had reeds het hazenpad gekozen! „Dat is een streep door mijn rekening...." Dit was een streep door de rekening van den graaf! „Nog één dag," sprak hij bij zich zelf, „en Louise zou mijn gemalin zijn geweest. Ik had dan over haar vermogen kunnen beschikken en zou ik haar dood welkom hebben geheeten! De verraderlijke Italiaansche heeft de afgesproken misdaad te vroeg volvoerd, wegens de juweelen! Zij had mij dus niet lief!.... Maar stil eens!" m. 2 18 Otto hield zich vruchteloos bezig, de levensgeesten der vergiftigde bruid op te wekken. Hij had met dit doel zijn jas uitgetrokken! „Het was immers de linkerbinnenzak!" fluisterde Victor bij zich zelf, terwijl de ons bekende grijnslach weder opdoemde ! Weldra had hij zich van de papieren meester gemaak! Nu nog de bekentenis! In een oogwenk was hij in zijn kamer terug! Maar hier trad hem een andere hinderpaal in den weg! De bekentenis was verdwenen! HOOFDSTUK IX. Brand! Maar wat hoorde hij daar? De alarmklok luidde! „Brand!" klonk het! Geen nood — hij was hoog verzekerd ! Plotseling viel het oog van den graaf op een beeldschoonen knaap, die handen-wringend rondliep, als in doodsangst! Deze knaap, stiet evenwel slechts onverstaanbare klanken uit! Het was Wilhelm, de neef en erfgenaam der zooeven vermoorde bruid. Deze knaap, van aristocratischen afkomst, en schatrijk, was thans echter opeens, door den schrik, stom geworden! Een helsch plan rijpte bij den onverlaat, wiens trekken wederom den bewusten grijnslach deden aanschouwen. 19 Hij greep het kind bij de schouders, stiet hem in een kamer, en sloot die af. „Ziezoo, stomme!" lachte hij, „gij zult mij Louise's vermogen niet afhandig maken! De luiken zijn van buiten gesloten. Om hulp roepen kunt gij niet, en zult gij dus ongemerkt en ellendig moeten verbranden! Ha ha ha!" Zijn wreede lach weergalmde door het slot, hij drukte op een veer, een geheime deur sprong open, en weldra vlood hij voort.... door donkere lanen. Doch opeens bevond hij zich in den ijzeren greep, van een onbekende, van verwilderd voorkomen! „Hierheen, graaf van Zwartburg?' klonk het op een toon, die geen tegenspraak duldde! „Volg mij, graaf van Zwartburg." HOOFDSTUK X. De stomme getuige! Otto had eveneens het brandalarm vernomen. Daar de bruid bij geen enkele methode van kunstmatige ademhaling baat vond, ging hij tot de vlucht over. De rook sloeg hem alom tegen! 20 Maar wie luidde daar de electrische schel? Nogmaals werd gescheld, luider en langer! In die kamer bevond zich beslist een levend wezen! Met alle macht, stiet hij tegen de deur. Eindelijk bezweek deze. De stomme knaap, half verstikt, was juist, den vinger op de schelknop, in zwijm gevallen! Het teedere kind irf de armen te nemen en dwars door den rook heen het park te bereiken, wat het werk van een oogenblik. Maar wat was dat? Een omhelzing, tusschen een man en een vrouw, zag zich spookachtig door de vlammen verlicht! „Dit is geen schouwspel voor u!" riep hij den juist tot bewustzijn gekomen jongen knaap toe en trok dezen mee! Doch dit berustte op een misverstand, want daar opeens viel een schot, en de vrouw stortte neder! Hij trad op de doode toe! „Dit is de Italiaansche, nu zelf het slachtoffer van een onbekenden moordenaar, die reeds in allerijl wegvlucht!" riep hij uit, dezen laatste een schot nazendende. Daar voelde hij een hand op zijn schouder! Deze was van de politie! Te vergeefs bezwoer Otto, het rookende pistool in de hand, zijn .onschuld! De stomme stiet welgemeende, doch onverstaanbare klanken uit! Met aandoening stopte Otto hem tot afscheid een boek toe. Bij het licht der vlammen las de stomme den titel. Het was „Eerste hulp bij ongelukken!" de vrouw stortte neder dood! 22 HOOFDSTUK XI. De heks van het Zwarte Woud! De geheimzinnige metgezel van den graaf geleidde dezen naar een bouwvallige hut, in staat van verregaande vervuiling, strekkende tot verblijf aan een afzichtelijk oud wijf, dat het beroep van waarzegster uitoefende. De druppels aan haar spichtigen neus, de vele wratten op het gelaat, de stoppelbaard, en de brandewijn-lucht, die zij verspreidde, alles droeg bij om de sporen van vroegere schoonheid bijna geheel uit te wisschen. Deze heks omhelsde den onbekende hartelijk, en wilde zij den graaf toen op dezelfde wijze welkom heeten. Deze echter knoopte verschrikt zijn jas dicht! „Wel foei!" krijschte de afschuwelijke oude: „Herkent mijn Vic zijn voedster niet meer?" „Hoe nu!" riep de graaf „gekke Martha?" „Zoo noemen ze mij", bromde de kol. „Maar ik ben zoo gek niet, als ik er uit zie!" „Graaf van Zwartburg!" sprak nu zijn zoogbroeder met donderende stem. „Gij zijt in onze macht! Wijkennen het geheim uwer geboorte, ook dragen wij kennis van den moord op Nella's moeder!" De fijne mijnheer moest zich nu wel de liefkoozingen der smerige oude laten welgevallen. Na afloop daarvan deed deze zich nog eens aan den brandewijn te goed, en vervolgde: &ËÊÊ „Luister nu! Ik ben bekend met het geheim van den schat, in het park van Zwartburg begraven! Het pampier, dat de doodbidder Muller, Nella's vader, op last van den graaf, uw vader, bewaarde, om het ter hand te stellen aan zijn zoon Otto, als deze gevonden werd, is 23 terecht en bevat nauwkeurige aanwijzingen, maar wij kunnen die niet lezen, wat een hard gelag is !" Haar afzichtelijk gelaat was het n.1. geweest dat Nella's De heks wilde den graaf omhelzen, maar deze week terug.... stiefvader, in ons eerste hoofdstuk, door het raam had bespied! „Bravo!" riep de graaf uit. „"Waar is het papier?" „Volg ons!" sprak het onoogelijke tweetal geheimzinnig. . 24 HOOFDSTUK XH. Dief en diefjesmaat! Nella's stiefvader, zat met het bewuste papier in de hand, want juist dezen nacht had hij besloten, den schat op te graven! „Goeden avond, buurman!" sprak de zoogbroeder van den graaf, onverhoeds binnentredend. „Zoo verdiept in Het drietal vertrok. de lectuur? Ik ben ook een echte leesgraag! Is het misschien gepermitteerd?" Op deze sluwe wijze wilde hij den ouden vrek het papier ontfutselen. „Afblijven!" sprak deze echter, achterdochtig. Een ijzeren vuist kneep hem den strot dicht — hij hijgde naar adem .... maar moest ten slotte den geest geven'. De zoogbroeder van den graaf had hem geworgd! Het papier verkregen, vluchtte het drietal! 25 HOOFDSTUK XIII. KWALIJK VERKREGEN GOED, GEDIJT NIET! Een verdacht gezelschap houdt zich in „De Groote Slok", de herberg, die aan den ouden Arie Klapmuts behoort, onledig met het kaartspel! Zie, daar is Leendert, de lakei van den graaf van Zwartburg! Opeens echter ontstaat ruzie. Voor dat de aanwezigen, allen in min of meer kennelijken staat, goed [Het gevecht in „De Groote, Slok". weten, wat er gebeurt, is de kamerdienaar met een flesch naar het hoofd geraakt, de onbekend blijvende moordenaar evenwel voortvluchtig! Van wege de pianola, heeft Jeanne, de dochter des huizes, niets van den twist bemerkt, voor het te laat is. Ijlings snelt zij toe en brengt den zwaar gewonden man 26 te bed. Daar rollen vele juweelen, benevens een papier over den vloer Nauwelijks heeft Jeanne dit papier gelezen, of een kreet ontsnapt haar borst! Het is de bekentenis van den graaf! Haar vriendin, Nella Sanders is onschuldig! „Ik vermoedde dit," mompelt het brave meisje „Maar hoe Nella te redden? Vader is niet thuis. Ik kan niet uit en den stervende alleen laten!" •'3§p§§ Doch waarom deinst zij terug? Op den drempel is een afzichtelijk, dwergachtig man verschenen! HOOFDSTUK XIV. DE VERBORGEN SCHAT! Over de puinhoopen der ruïne van Zwartburg, slopen drie gedaanten! Eén daarvan droeg een spade. „Hier is het!" sprak hij en begon te graven. Plotseling slaakten alle drie gelijktijdig een vreugdekreet ! Een zak vol goud en edelgesteenten was er uit gekomen. „Mooi!" zei nu de graaf van Zwartburg, want één dezer gedaanten was de zijne. „Ik dank u. Gij kunt gaan!" „Wat is dat!" riep zijn zoogbroeder uit. „Gelijk op deelen, zeg ik!" Maar de bovengenoemde grijnslach, was wederom zichtbaar geworden. De graaf hield de spade gereed. Één doffe slag — zijn zoogbroeder was niet meer! 27 Naar de heks omziende, was deze echter met den schat verdwenen! De graaf hield de spade gereed. 28 HOOFDSTUK XV. DE gebochelde! De dwerg, dien Jeanne Klapmuts op den drempel ontmoette, was in „De Groote Slok" geen onbekende. Goed van vertrouwen, vroeg zij hem raad. „Geef mij het papier!" zei Jozef, de gebochelde, „ik ken den rechter particulier, en zal het hem brengen. Ik ga toch naar de stad!" Bij zich zelf sprak hij echter: „Pas op, Nella! Ditmaal zult gij niet langer weigeren, mijn vrouw te worden! Reeds lang heb ik het oog gevestigd op uwe weelderige lokken! Gij zult een doeltreffende reclame zijn voor het haarmiddel, dat ik verkoop, Bobol genaamd." Kort na zijn vertrek werd een hard, scherp geluid vernomen, op straat. HOOFDSTUK XVI. De heks in den vijver! Bij den vijver zit een beeldschoone knaap, en leest. Menige traan valt op zijn lectuur. Geen wonder! Het is „Eerste hulp bij ongelukken", hem door zijn nieuwen vriend onder zoo droevige omstandigheden vereerd. „"Waar is de heks? Vlug geantwoord!" Het was de graaf van Zwartburg, die aldus sprak, want deze achtervolgde de heks, terwille van den schat! De arme stomme vermocht niet te spreken! Hierdoor herkende de graaf hem echter! „Ha, zijt gij het, ellendige stomme? Leeft gij nog? Daar dan!" 29 Met den grijnslach, ons niet langer vreemd, had de booswicht den knaap in den vijver geworpen en was voortgesneld! Maar Wilhelm was de zwemkunst meester en bereikte De heks in den vijver. den oever. Wat dreef daar? Vol afgrijzen wendde hij het hoofd af! Het was het lijk der heks, die, slecht ter been zijnde, aldaar den dood had gevonden! Hij onderdrukte zijn weerzin, droeg haar op den kant, en ving aan het zooeven in het hem geschonken boek geleerde toe te passen. Een voetstap, hem maar al te bekend, kondigde echter de terugkomst van den graaf aan! Wat te doen? Daar viel zijn oog op een zeer groot reclame-bord 30 voor Kleinborg's Jongeheerenkleeding. Tijd om daarachter te kruipen, was er echter niet! Fluks plaatste hij zich ervoor, naast de beide andere, daarop afgebeelde knapen van zijn leeftijd! De graaf bemerkte de list niet! De dwerg bekeek de reclameborden Juist wilde deze het lijk der heks onderzoeken, toen hij op zijn beurt schrikte van een voetstap. Zijn kwaad geweten maakte, hij ook zocht naar een plaats om zich te verbergen. Goddank, daar was een schuilplaats! Een groot reclame- 31 bord prees de deugden van het tandpoeder Qedoel aan. Met wijd-opengesperden mond plaatste de graaf zich er achter, en keek er over heen, terwijl de oude grijnslach, doch thans met het oog op het gevaar, wederom zijn intrede deed, want de graaf, bezat een gebit, een beter inborst waardig. De persoon, die naderde, was de dwerg. Deze, die, zooals wij weten, veel belang stelde in reclame, bekeek met groote bewondering de borden. In zijn verdieptheid deed hij een pas achteruit, en viel in den vijver! Deze echter niet diep zijnde en kunnende zwemmen, wist hij zich te redden. Uit het riet had hij iets opgenomen, dat blonk. Het was de door de heks losgelaten schat, waarmee hij zich ijlings uit de voeten maakte, door den graaf tevergeefs gevolgd! De stomme knaap kwam nu ook voor den dag, en hervatte zijn menschlievende taak, echter vruchteloos! De kunstmatige ademhaling mocht niet baten. 32 HOOFDSTUK XVII. De laatste nacht eener ter dood veroordeelde! Men kan zich gemakkelijk voorstellen, hoe het Nella te moede was, in den somberen kerker, wetende, den volgenden dag ter dood gebracht te zullen worden! „Ach!" zuchtte zij, „hoe ik ook mijn onschuld vol- „Ik zal u redden, maar dan moet gij mij huwen...." hield, het baatte mij niets! De strik, dien mijn vijanden voor mij gespannen hebben, verplettert mij!" Op dit oogenblik werd de* kerkerdeur geopend. Ach, wie kwam de ongelukkige, op dit plechtig uur, nog bezoeken ? Het was Jozef, de afzichtelijke dwerg! Hij had echter zijn beste pak aan en zag er bijzonder opgewekt uit, 33 hetgeen de lezer van ons vorig hoofdstuk niets verwondert. „Nella!" zeide deze, „het ziet er leelijk voor uuit! Uw galg is juist gereed gekomen! Maar ik zal u redden!" „Hoe?" riep het arme meisje ontroerd. „Dat is mijn zaak. Gij hebt mij slechts te huwen. Ik heb een goed-beklante, steeds in bloei toenemende drogisterij, waar de Zwartburger Gaper uithangt. Men woont in de achterkamer, die wel wat donker, maar heel geriefelijk is. Wij zullen behoorlijk ons broodje hebben. Meer kunt gij, in uwe omstandigheden, toch niet verwachten! Ik veronderstel, gij een goede burgerpot kunt koken? Voor het ruwe werk eens per week een vrouw. Lacht u dit niet toe?" Van het haarmiddel sprak de sluwe dwerg niet. „Dat komt wel terecht," dacht hij, „als wij goed en wel getrouwd zijn." Vol ontzetting deinsde Nella terug! Wee, wee!" riep zij uit, „dit moet beslist een booze droom zijn!" „Kun je niet fatsoenlijk ja of neen zeggen?" gromde de krat es. Toen de ellendeling echter de gevangenis verliet, greep een jonge man hem bij den kraag. HOOFDSTUK XVffl. Het loon der ontucht! De graaf van Zwartburg leidde een dubbel leven! In de stad woonde zijn minnares, Bébé geheeten, en tevens gezelschapsdame bij Wilhelm, den neef zijner bruid, m. 3 34 Deze zocht hij op.... maar wat was dat? De stomme knaap, als uit het graf herrezen, trad binnen. „Ha!" riep hij uit, „hebt gij dan duizend levens, stom schepsel?" Zijn dolk kwam te voorschijn! „Spaar dit kind, graaf van Zwartburg!" De minnares, van medelijden vervuld, wierp zich op de knieën. „Spaar dit kind, graaf van Zwartburg!" riep zij uit. „Ik vraag het u als een bijzondere gunst!" „Ha!" knarsetande de boosdoener, „wilt gij mij dwarsboomen, zedeloos vrouwspersoon! Ziedaar dan!" 35 Hij begroef zijn dolk diep in hare borst. Haar bloed, purperrood en warm, bespatte de aanwezigen. „Aldus zult gij mij niet verraden ook!" mompelde hij, de grijnslach, valscher dan ooit, zich van zijn trekken meester makende. Bébé zonk stervend ter aarde. Begroef zijn dolk in hare borst. „Helaas," zuchtte zij, „is dit niet mijn verdiende loon?" Dit zeggende, blies zij den laatsten adem uit. De graaf aanschouwde haar doodstrijd met tijgerachtigen wellust, terwijl hij mët welriekend vlekkenwater de bloedspatten op zijn kleeren verwijderde. 36 „Gij werd mij toch te lastig ook, daar ik een nieuw en schitterend huwelijk op het oog heb En thans, stomme, is het uwe beurt!" vervolgde de ellendeling, wien het moorden thans een tweede natuur geworden was! HOOFDSTUK XDTC. Een rechtschapen aschman! Het harde geluid, dat Jeanne's oor trof, deed haar oog schitteren! Geen wonder! Het was de ratel van Bertus, een jong aschman, tevens haar verloofde. Zij wierp zich aan zijn borst en vertelde hem alles. „Ach mijn Jeanne!" riep de aschman ontsteld, „wat hebt gij gedaan? De dwerg is een slecht mensch! Ik ken hem!" Weg was hij ! De invloed van Jeanne op den stervenden heereknecht was hoogst heilzaam! Berouwvol ving hij aan, haar een volledige bekentenis te dicteer en, als moordenaar der Italiaans che! Ach, daar werd in de gelagkamer voortdurend „volk" geroepen! De klanten moesten bediend worden. Het schrandere meisje wist raad! De waard bezat een „Recorder". Zij zette deze bij den stervende, na er een nieuwe plaat in te hebben aangebracht. De stervende lakei vol- 37 tooide zijn bekentenis nn op deze wijze, en blies vervolgens den laatsten adem uit. Nauwelijks was dit geschied, of weer trad iemand „De Groote Slok" binnen. De eed op het sterfbed. HOOFDSTUK XX. De zelfmoordenaar! De dwerg zich bij den kraag voelende grijpen, begon zijn booze geweten te spreken. „Laat mij los!" riep hij uit. „Ik ben onschuldig! Ik heb Leendert, den lakei, heelemaal niet vermoord!" 38 „Schurk!" zeide Bertus, want deze was het, „aldus verraadt gij uzelf! Volg mij naar het bureau!" Maar de dwerg haalde bliksem-snel een fleschje uit den zak, en dronk het in één teug leeg! Het was zijn haarwater, „Bobol" genaamd. Greep den dwerg bij den kraag.... „Ongelukkige!" riep Bertus ontsteld. „Wat bezielt u? Er staat duidelijk op „Uitwendig"." Maar de dwerg had den geest reeds gegeven. „Enfin!" zei .de aschman bedaard, „nu behoeft men den beul niet lastig te vallen!" 39 HOOFDSTUK XXI. MOORD VoÓR, MOORD NA! Duidelijk bleek het den graaf, de ééne misdaad de andere uitlokt! Ternauwernood had hij de keel van den stomme gegrepen, toen de keukenmeid, welke orders voor het menu had willen inwinnen, binnentrad. Voor deze van haar schrik bekomen was, had graaf Victor haar doorstoken. De werkster, kwam een oogenblik later om haar instructies, maar deze, zoowel als de kamenier, het loopmeisje en het knechtje zagen zich, dadelijk bij het binnentreden, aan den stapel lijken toevoegen! -Het gezin was thans, (met uitzondering van den stommen knaap) uitgemoord; want ook Bébé's luid keffende schoothondjes ontgingen het bloedbad evenmin! Maar nog was de bloeddorst van den graaf niet gestild ! Met helsch welgevallen in zijn weerzinwekkenden grijnslach, bezag hij, in een elegante houding op de sofa rustend, zijn slachtoffers, daarbij geen oogenblik den knaap loslatend. Juist toen hij eindelijk besloot, zijn beulswerk te voltooien, hoorde hij met schrik een hard, scherp geraas op straat. "Wat was dat? Indien de werkster, die daar echter zielloos lag uitgestrekt, nog maar tot het rijk der levenden behoord had, zou zij hem zonder dralen hebben verteld, het de ratel was van Bertus, den wijd en zijd met eere bekenden aschman! 40 In een elegante houding op de sofa rustende, liet de graaf met wellust het oog over zijn slachtoffers gaan. hoofdstuk xxh. Het spoor van den misdadiger!" De persoon, die „De Groote Slok" binnentrad, was ditmaal Arie Klapmuts, de waard zelf. Jeanne bracht hem op de hoogte. „Hoe!" riep hij uit, „zoekt men den graaf van Zwartburg? Met eigen oogen zag ik dezen binnengaan Paleisstraat 12, waar zijn minnares, zooals zijn liefhebberijknecht, de zoo juist overleden Leendert, ons vaak vertelde, woont! Ik begeef mij thans met de gramofoon naar de politie! Gij zijt een braaf meisje!" 41 HOOFDSTUK XXIII. Bij den commissaris! De commissaris hoorde het verhaal van Arie Klapmuts met verbazing aan. De gramofoon werd aan den gang gebracht, maar was niet geheel in orde. Daar klonk het, afwisselend zang en recitatief: „Kobussie Kobussie bij dezen zweer ik kijk je nog ereens om voor ik sterf dat ik alle mooie meisjes kijken je na de Italiaansche om haar juweejen te bemachtigen wees toch niet zoo dom heb vermoord Kobussie Kobussie ik heb berouw kijk je nog ereens om brrrrrrrr..." De bekentenis van den stervende. HOOFDSTUK XXIV. Ontsnapt ! De graaf had den armen knaap nog bij de keel gevat! Opeens hoorde hij, nu binnenshuis, weer het vreemde geraas! 42 Het was Bertus, oaze vullisman, die, geen gehoor krijgende, het huis was binnengedrongen. Wanhopig zag de aterling om zich heen! Doodsangst greep den knaap wederom.... deed onder het chicqne, witte, met diamanten knoopjes bezaaide, overhemd, zijn zwarte ziel sidderen! Ha, wat was dat ? Een verborgen deur sprong open, toen hij toevallig er tegen lennde! Daardoor verdween de graaf, den knaap meesleurend, en snelde voort, alsof alle duivelen hem op de hielen zaten! 43 Na eenigen tijd achtte de boosdoener zich veilig, en besloot, zijn misdadig voornemen alsnog te volvoeren! HOOFDSTUK XXV. Aan den rand van het schavot! Het was het uur der terechtstelling! De rampzalige Nella besteeg de trappen!... Zij was er! -Daar klonk een hard, scherp, doordringend rumoer, boven het gegons der menigte uit! Dit geluid kwam menige huisvrouw, daar aanwezig, bekend voor. Geen wonder! Het was de ratel van Bertus, den aschman! HOOFDSTUK XXVI. Gerechtigheid ! Reeds raakte het mes de borst van den stomme! Daar klonk wederom een ratelend geluid! Graaf Victor van Zwartburg stortte neder. Het hemelvuur had zijn verdorven hart doorboord! Hij was niet meer! De schrik had den stomme de spraak teruggegeven. „Graaf Victor van Zwartburg 1" sprak hij diep ontroerd. „Ziehier een passend einde voor zulk een onmensch als gij!" 44 Het hemelvuur had graaf Victor's verdorven hart doorboord. HOOFDSTUK XXVII. Gered! Juist had de beul den strop bevestigd aan den lelieblanken hals der onschuldig veroordeelde .... Daar schrikte hij op van het geluid van Bertus' ratel! Wat zag hij? Op de kar van den aschman hadden, behalve deze nog twee personen plaats genomen. De ééne was graaf Otto van Zwartburg! 45 Maar niemand kon zijn oogen gelooven, toen hij de andere passagier aanschouwde! „Leve Nella, het slachtoffer van misdaad en bedrog I" riepen allen. Het was Nella's moeder, geheel hersteld, en juist teruggekomen! „Halt!" riep graaf Otto met luider stem. „De onschuld der veroordeelde is glansrijk bewezen!" 46 En weldra klonk het uit duizend kelen: „Leve Nella, het slachtoffer van misdaad en bedrog!" Maar waar was de schat? Men doorzocht de drogisterij, niets werd gevonden, totdat Bertus bij het schoonmaken van den „Zwartburger Gaper" achter in zijn keel, een kapitaal aan goud De spaarpot van den dwerg. en papier vond, want deze geheel hol zijnde, had de listige dwerg den schat verstopt! Het huwelijk van den nieuwen graaf met Nella Sanders had kort daarop plaats.. Juffrouw Muller, thans weduwe, nam haar intrek bij hare kinderen. Op denzelfden dag werd Bertus, de nieuwe rentmeester van Zwartburg, in den echt verbonden met niemand anders als Jeanne, uit „De Groote Slok". De vroolijkste gast echter op de dubbele bruiloft, was Wilhelm, de gewezen stomme!