NEDERLANDSCHE STAATSWETTEN Editie Schuurman & Jordens N°. 81 TABAKSWET Wet van den 6denMei 1921, S. 712, gewijzigd bij de wet van 17 Februari 1922, S. 63 DOOR P. A. DE KLERCK Ontvanger der directe belastingen, enz. b g. te 's Gravenhage Z WOU .E —t W.E. J.TJEENK WILLINK -1922 |~0.6Q [ Voor mogelijke aanvullingen en wijzigingen zie men achter het. register. TABAKSWET Wet van den 6den Mei 1921, S. 712, gewijzigd bij de wet van 17 Februari 1922, S. 63 DOOR P. A. DE KLERCK Ontvanger der directe belastingen, enz. b. g. te 's=Gravenhag:e ZWOLLE — W. E. J. TJEENK WILLINK — 1922 — 3 — INHOUD. Tabakswet S. 1921, n°. 712, gewijzigd bij de wet van 17 Februari 1922, S. 63. Bladz. Hoofdstuk I. Grondslag en bedrag van den accijns. Wijze van he ffing. Artt. 1—13 . . 5 Hoofdstuk II. Bedrijfsvergunningen. Artt. 14—17 . . 27 Hoofdstuk III. Bijzondere bepalingen betreffende den kandel in ruwe tabak, halffabrikaten van tabak en tabaksurrogaten. Artt. 18—21 38 Hoofdstuk IV. Bijzondere bepalingen be- treffende de fabrikanten. Artt. 22—34. . 46 Hoofdstuk V. Entrepots. Artt. 35—39 62 Hoofdstuk VI. Bijzondere bepalingen betreffende den handel in tot verbruik bereide tabak. Artt. 40—47 67 Hoofdstuk VII. Algemeene bepalingen. Artt.'48—61 . . 79 Hoofdstuk VIII. Bepalingen van strafrechtelijken aard. Artt. 62—80 . . 88 Hoofdstuk IX. Overgangs- en slotbepalingen. Artt. 81—90 93 B IJ L A G E N. 21 Juli 1921, S. 1004, Besluit, tot vaststelling van den dag, waarop art. 81 der Tabakswet S. 1921, n°. 712 in wer- i king treedt 108 16 Maart 1922, S. 126. Besluit, tot uitvoering van enkele bepalingen van de Tabakswet, S. 1921, n°. 712 ... . 108 2] Aprü 1922, S. 200. Besluit, tot vaststelling van den dag, waarop de nog niet in werking getreden artikelen der Tabakswet, S. 1921, n°. 712 in werking treden 135 Alphabetisch register 136 — 4 — Zie omtrent de wet van 6 Mei 1921, S. 712: Bijl. Hand. 2° Kamer 1915/16, n». 219, 1—3 ; 1917/18, n°. 83, 1—3; 1919/20, n°. 20, 1—10 ; 1920/21, n°. 19, 1—9. Hand. 2" Kamer 1920/21, bladz. 1748—1753, 1756—1770, 1773—1785, 1840—1843, 1846— 1869. Bijl. Hand. le Kamer 1920/21, 127, 137 en 137a. Hand. le Kamer 1920/21, bladz. 868—882. en omtrent de wijzigingswet van 17 Februari 1922, S. 63: B^L Hand. 2« Kamer 1921/22, n°. 304, 1—9. Hand. 2e Kamer, 1921/22, bladz. 1329—1336. Bijl. Hand. 1 Kamer 1921/22, nos. 117 en 117a. Hand. \* Kamer 1921/22, bladz. 403. VERKORTINGEN: [nstr.wet. Resolutie van .den Minister van Financiën van 30 Maart 1922, n°. 120 (Verz. n°. 1749). Instructie ter uitvoering van de Tabakswet S. 1921, n°. 712, {Verz. n°. 1594), zooals die is gewijzigd bij de wet van 17 Febr. 1922, S. 63 (Verz. n°. 1746). ïstr.besluit. Resolutie van den Minister van Financiën van 30 Maart 1922, n°. 121 (Verz. n°. 1748). Instructie ter uitvoering van liet Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. 126 (Verz. n°. 1747). M. v. T. Memorie van Toelichting. M. v. A. Memorie van Antwoord. N. v. W. Nota van Wijzigingen» S. Staatsblad. j . Verz. Verzameling van voorschriften voor de ambtenaren der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. - 5 - Art. 1 WET van den 6den Mei 1921, S. 712, zooals deze is gewijzigd bij de wet van 17 Febr. 1922, S. 63, tot heffing van een tabaksaccijns.1 (TABAKSWET S. 1921, No. 712) Wu WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien, of hooren lezen, salut! doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de noodzakelijke versterking der inkomsten van 's Rijks schatkist, gewenscht is een accijns op tabak te heffen ; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze : HOOFDSTUK I. Grondslag en bedrag van den acoyjftft. Wijze van hefjmg. Art. 1. Onder den naam van „tabaksaccijns" wordt eene belasting geheven van de tot verbruik bereide tabak, waaronder zijn te verstaan : sigaren, sigaret- 1 Ingevolge art. 89 der wet van 6 Mei 1921, S. 712, kan deze wet worden aangehaald als „Tabakswet" met vermelding van het jaar en het nummer van het Staatsblad waarin zij is geplaatst. Alt. 1 — 6 — ten, rooktabak, pruimtabak en snuif, onverschillig of en in welke mate bij de vervaardiging surrogaten en hulpstoffen gebezigd zijn. Wat het stelsel betreft, aanvankelijk heeft ook de Minister zich afgevraagd of dit wel juist was gekozen en of niet aaneen invoerrecht op ruwe tabak de voorkeur moest worden gegeven. Kennisneming van de bezwaren die de groote meerderheid der door hem ingestelde commissie -tegen een verhoogd invoerrecht heeft doen gelden en op het voornaamste waarvan hieronder nog wordt teruggekomen heeft hem de overtuiging geschonken dat het gekozen stelsel inderdaad de voorkeur verdient. Natuurlijk brengt elke belasting, en zoo ook deze, hare bezwaren mede, bij de toepassing zullen instructies in milden geest hieraan zooveel mogelijk te gemoet komen. Het verbod van verkoop der fabrikaten in het pand waar zij worden vervaardigd of in een aangrenzend pand (artikel 40 van het gewijzigd ontwerp) zal echter onverzwakt gehandhaafd moeten worden, wil men de-deur niet wijd openzetten voor fraude. Werkeloosheid als gevolg der nieuwe wet is niet te vreezen, tenzij misschien als gevolg van de afschaffing der huisindustrie,; de Minister sluit zich aan bij hetgeen dienaangaande reeds is gezegd op bladz. 5 der Memorie van Antwoord. Voor zoover werkeloosheid door de afschaffing der huisindustrie mocht worden veroorzaakt zal daarvoor schadeloosstelling worden verleend. Dat de controle voor de Heinindustrie en de winkeliers evenals voor de middelbare bedrijven eenigen last zal geven, moge waar zijn 311 zal bij eiken vorm van heffing zich voordoen : dat veel last zou worden veroorzaakt schijnt niet vrij van overdrijving. Tegenover de meening dat het moeilijk zal zijn die contróle doeltreffend te doen zijn, kan worden opgemerkt dat geen ruwe tabak voor anderen verkrijgbaar zal zijn dan voor hen die in het bezit zijn eener bedrijfsvergunning en die dus aan de controle van het IVde hoofdstuk van het ontwerp zijn onderworpen ; clandestiene fabricage is dus vrijwel uitgesloten, terwijl de contróle op een juiste Art. 1 banderoleering door het publiek zal worden gesteund, daar dit zich bedrogen zal gevoelen indien dit een hoogeren prijs moet betalen dan de banderole aangeeft. Indien de groothandel en de grootindustrie een voorsprong krijgen op het middelbare en het kleinbedrijf, zal dit feit, dat thans reeds wordt waargenomen, niet aan de wet zijn te wijten; de verplichtingen die de wet oplegt, zijn niet zoo drukkend dat dit gevolg behoeft te worden gevreesd. Dat bijvoorbeeld de tabakskervers die een debiet hebben, hun bedrijf niet meer zouden kunnen uitoefenen, omdat zij verplicht worden hunne waren te verpakken alvorens die te verkoopen, in plaats van die zooals thans wel gebeurt uit te wegen, valt niet aan te nemen. Voor een fabrikant die den prijs wenscht te kennen waarvoor een winkelier zijn fabrikaat verkoopt, is het thans reeds zonder groote moeite mogelijk dien te weten te komen. De wet zal de gelegenheid hiertoe niet scheppen, doch alleen vergemakkelijken, en dat dit laatste de oprichting van winkels door fabrikanten ook maar eenigszins zou bevorderen, schijnt niet aannemelijk. De meening wordt in het Voorloopig Verslag uitgesproken, dat maatregelen tegen de kleinindustrie (bedoeld wordt hier blijkbaar de huisindustrie) bij afzonderlijke wet genomen moeten worden. In het algemeen is de Minister het hiermede eens. De heffing van een tabaksaccijns wordt echter niet voorgesteld wegens bijbedoelingen van socialen en hygiënischen aard, maar om der wille van de opbrengst. En nu de heffing volgens het stelsel der wet niet uitvoerbaar is zonder afschaffing der huisindustrie, moet daartoe wel in de belastingwet het noodige worden bepaald. Die afschaffing is een voordeel, zooals ieder zal toegeven die de misstanden kent waartoe de huisindustrie aanleiding geeft. Het is niet duidelijk waarom dit voordeel bij de beoordeeling van het ontwerp niet zou mogen medewegen. De controle op den verkoop van sigaren bij den winkelier, is als volgt geregeld. De winkelier die zelf geen sigaren anders dan in de origineele van al of niet verbroken zegels Art. 1 — 8 — voorziene verpakking mag voorhanden hebben 1, kan derhalve een kistje dat door den verkoop van losse sigaren is geledigd, niet bijvullen, doch moet het daartoe naar eene fabriek zenden waar men bereid is dit clandestien te doen. Ten emde dit herhaald gebruik van dezelfde gebanderoleerde verpakking te voorkomen, is voorgeschreven dat op straffe van boete, van ledig fust het zegel dadelijk moet worden vernietigd (afgescheurd), waarna het gebruik van dezelfde verpakking zonder hernieuwde banderoleering niet meer zonder gevaar voor bestraffing kan plaats hébben. De oneerlijke concurrentie zal bij aanneming van het ontwerp eerder worden gedrukt dan bevoordeeld. Want terwijl «en winkelier thans zonder schade een sigaar die hij voor 15 cents verkoopt, kan aanprijzen als een 20-centssigaar, zal h^j voortaan verplicht üijn over het verschil den accijns te voldoen. Het publiek zal naar verwacht mag worden, zieh door een duur belastingzegel om minderwaardige sigaren niet meer van de wijs laten brengen dan thans reeds door een mooi bandje. Ook in dit opzicht schijnt' het ontwerp ongevaarlijk. Het Voorloopig Verslag spreekt van 28,000 handelszaken waarover contróle moet worden uitgeoefend; het eerste Voorloopig Verslag raamde het aantal op 12,000 de bitanten, waaruit wel blijkt dat omtrent hét juiste aantal geen zekerheid bestaat. Intusschen kan worden verwacht, dat het toezicht al spoedig zal uitwijzen welke winkeliers de voorschriften nauwkeurig opvolgen en welke dit niet doen, zoodat een werkelijk actief toezicht slechts ten aanzien van een beperkt aantal zaken zal behoeven te worden gehouden en eene sterke uitbreiding van het aantal ambtenaren niet noodig zal zijn. Het is hier wellicht de plaats om op te merken, dat indien enkel een invoerrecht op ruwe tabak en eene belasting op sigaretten werden geheven, zooals van zekere zijde is voorgesteld, het aantal handelszaken waarop toezicht gehouden moet worden, even groot zou blijven, zoodat de kosten van toezicht in die beide stelsels niet veel zouden uiteenloopen. 1 Blijkens de later aangebrachte wijzigingen in de artt. 7 en 41 der wet is thans de verkoop en het voorhanden hebben van losse Stuksgewijs gezegelde sigaren wel teogelaten. 9 — Art. 1 Er is gevraagd naar'eene volledige beschrijving van hetgeej er met het artikel zoude moeten gebeuren van af den producent tot den consument. Dienaangaande kan worden medegedeeld dat aflevering van ruwe tabak uit entrepot of bij invoer uit het buitenland, alsook door handelaren, fabrikanten of tabaksverbouwers, voor zoover de tabak een binnenlandsche bestemming heeft, slechts mag geschieden aan handelaren, fabrikanten of tabaksverbouwers die in het bezit zijn van eene bedrijfsvergunning. ; Opslag en eventueele bewerking van deze tabak mag alleen plaats hebben in de localiteiten omschreven in die bedrijfsvergunning. De tabak kan zoodoende niet in handen geraken van clandestiene fabrikanten, wier bedrijf hierdoor onmogelijk wordt gemaakt. Aflevering van monsters aan makelaars zal op den tegenwoordigen voet kunnen blijven geschieden ; artikel 20 geeft waarborgen dat van deze bttpaling geen misbruik kan worden gemaakt. Een bedrijfsboekhouding zal het mogelijk maken toezicht te houden op de behoorlijke naleving der wet ten aanzien van de afleveringen van ruwe tabak ; bij vervoer zal uit de vergezellende documenten of geleibiljetten kunnen blijken of geen vervoer in strijd met de bepal'ngen der wet plaats heeft. Fabrikanten zijn tot het houden eener bedrijfsboekhouding verplicht, welke, zich uitstrekt tot de fabrikaten. Ten aanzien van sigaren is de fabrikant bovendien verplicht van het fabrieksnummer of het merk benevens den kleinhandelsprijs vooraf aangifte te doen. De winkelier is bevoegd de goederen in de gesloten, van banderoles voorzien.} verpakking waarin hij ze ontvangt, aan zrjn afnemers af te leveren. 1 Tot eenige boekhouding wordt hij niet verplicht. Wel moet in zijn winkel eene lijst zijn aangebracht die de bij hem verkrijgbare merken van sigaren vermeldt, met opgave van den prijs. Wenscht een kooper 1 Blijkens de later aangehaalde wijzigingen in de artt. 7 en 41 der wet is thans de verkoop en het voorhanden hebben van losse stuksgewijs gezegelde sigaren wel toegelaten. Art. 1 — 10 — de sigaren te zien alvorens zijne keuze te bepalen, dan staat het den winkelier vrij daartoe het zegel van een kistje te verbreken. Tegen het geven van uitbreiding aan het stelsel van bedrijfsvergunning wordt als bezwaar aangevoerd dat intrekking van de vergunning een onevenredig zware straf is. Dat dit stelsel bij deze aeeijnsheffing niet is te ontberen wordt terecht opgemerkt; de conclusie dat die heffing daarmede is veroordeeld, kan de Minister echter niet aanvaarden. Immers, het ligt voor de hand, dat waar de straf van intrekking der bedrijfsvergunning zwaar is, daarvan eene preventieve werking zal uitgaan. Aan den anderen kant kan men er van overtuigd zijn dat de toepassing niet lichtvaardig, doch met omzichtigheid zal geschieden. Artikel 17, dat de gevallen regelt waarin die intrekking kan geschieden, is facultatief en eischt bovendien dat de Commissie Bedoeld in artikel 53, tot intrekking adviseert, ïntrekking tegen den wensch van den houder zal dan ook wel tot zeer zeldzame gevallen beperkt blijven. (M. v. A. Ingez. bij brief van 11 Mei 1920, Gedr. St. 1919/20, 20.) — Grondslag en bedrag van den accijns. Wijze "van heffing. De wet wijst als belastingobject aan de tot verbruik bereide tabak. Dit heeft tengevolge, dat de handel in ruwe tabak in verschillende opzichten zijn vrijheid van beweging kan behouden. Wel moeten in het belang van het toezicht aan de handelaars in ruwe tabak enkele administratieve verplichtingen worden opgelegd, ter voorkoming dat ruwe tabak buiten de aan de ambtenaren der accijnzen bekende fabrieken wordt verwerkt, doch deze last is in Verhouding tot de contróle, die bij heffing van een accijns op de ruwe tabak op die grondstof zou moeten worden uitgeoefend, voor hen van weinig beteekenis. Als maatstaf voor de berekening van den accijns is aangenomen de kleinhandelsprijs, terwijl het bedrag van den accijns is bepaald óp 10 percent van dien prijs voor Sigaren, rooken pruimtabak en snuif en op 15 percent voor sigaretten. De accijns wordt geheven van de fabrikanten of van de importeurs en is eerst verschuldigd Art. 2 15! — sigaar naar spraakgebruik een sigaar wordt genoemd en ook wel als zoodanig verhandeld wordt (natte sigaren) en gesneden tabak voor' de vervaardiging van sigaretten als rooktabak' kan worden gebruikt, is ook van deze artikelen' de accijns verschuldigd. CigariHos (kleine sigaartjes met kop) en senoritas (rechte of nagenoeg rechte, kleine dunne sigaartjes zonder kop) zijn voor de toepassing der wet als sigaren aan te merken. Er komen in den handel naast de algemeen bekende, uit fijn gesneden tabak en eene papieren huls bestaande sigaretten ook sigaretten voor, die van een uit tabak gesneden omhulsel (dekblad) zijn voorzien, of zonder omhulsel alleen rij" geperst (geperste sigaretten). Bedoelde fabrikaten, die hun karakter als sigaret ontleenen aan de omstandigheid, dat zij uit fijn gesneden tabak (tabak, waarvan de snede hoogstens l3/4 niillimeter bedraagt) zijn samengesteld, zijn als sigaretten te belasten, tenzij de niet geperste sigaretten, behalve van een dekblad, ook van een omblad zijn voorzien. Fabrikaten, die uitsluitend uit surrogaten van tabak zijn vervaardigd, zijn niet aan den accijns onderworpen. Hulpstoffen bij de tabaksbereiding zijn bijv. sausen en aetheriscbe oliën. (§ 7, Instr.wet.) Art. 2. De accijns wordt berekend naar den kleinhandelsprijs, waaronder wordt verstaan de prijs in geld of geldswaarde, waarvoor de aan den accijns onderworpen artikelen, met inbegrip van de belasting en de kosten van verpakking, door kleinhandelaars worden afgeleverd. De bij verkoop toegestane kortingen en dergelijke prijsverminderingen blijven buiten aanmerking. Grondslag voor de berekening der belasting is het bedrag, dat de verbruiker voor tabaksgenot besteedt. In dit bedrag z^jn dus ook begrepen de kosten der verpakking, de accijns en het invoerrecht. Onder verpakking is hier te verstaan de verpakking voor den verkoop in het klein, dus niet de grove emballage, die • tsluitcnd voor de verzending dient. — 13 — Art. 2 De kleinhandelsprijs, waarnaar de accijns verschuldigd is, is derhalve in het algemeen de prijs, waarvoor de tabaksfabrikaten in winkels en soortgelijke inrichtingen rechtstreeks aan het publiek worden verkocht. De aangebrachte belastingzegels mogen geen lageren kleinhandelsprijs aangeven dan waarvoor' de verkoop geschiedt. Intusschen zou men kunnen trachten de belasting gedeeltelijk tc ontduiken, door een klein voorwerp bij de tabaksfabrikaten te' verpakken (bijv. een sigarettenpijpje in een doosje sigaretten), dat voorwerp voor een prijs, hooger dan zijne waarde Ui rekening te brengen en daartegenover de tabaksfabrikaten tegen verlaagden prijs af te staan. Vandaar, dat het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, 8. 126, (Verz. n°. 1747) in artikel 9 bepaalt, dat de verpakkingen geene andere voorwerpen mogen bevatten dan tabaksfabrikaten, tenzij de waarde dier voorwerpen in den kleinhandelsprijs van het geheel is begrepen. Het komt voor, dat bij aankoop van tabaksfabrikaten de kans geooden wordt Op hWi pnt-! vangen van premiën, bijv. boeken, geld, enz. Die kans heeft het karakter van eene korting en hare waarde moet dus in den kleinhandelsprijs zijn begrepen. Van den regel, dat de belasting berekend wordt naar de werkelijke uitgaven voor tabaksgenot, dient te worden afgeweken in die gevallen, waarin de verbruiker bij grootere hoeveelheden koopt en dientengevolge minder betaalt dan bij inkoop in het klein het geval zou zijn. Deze afwijking is noodig,' ecnerzijds in het belang van den tusschen- en kleinhandel, anderzijds ter voorkoming dat de rookers, die in staat zijn hunns inkoopen in het groot te doen, worden bevoordeeld boven anderen. Mitsdien blijven, volgens het tweede lid van artikel 2, bij verkoop toegestane kortingen en dergelijke prijsverminderingen buiten aanmerking. Bij verkoop tegen groothandelsprijs wordt de kleinhandelsprijs uit den groothandelsprijs afgeleid op de wijze als in artikel 3 is omschreven. Er 'zijn fabrikanten en groothandelaars, die hunne artikelen uitsluitend rechtstreeks aan de consumenten afleveren en fabrikanten die, 17 Art. 4 [groothandelaar, uitslaat uit zijne fabriek of .opslagplaats met bestemming om die zelf te gebruiken of wel om ze aan anderen kosteloos af te staan (bijv. monsters aan zijne afnemers), moeten mitsdien volgens de voorschriften, zijn verpakt en van belastingzegels zijn voorzien (zie ook § 32, lid 7). 1 Zij moeten geboekt worden in het bij artikel 31 der wet bedoelde register. Bij kosteloozen afstand aan fabrikanten, overeenkomstig artikel 29, eerste lid, litt.d, gelden echter de bepalingen van het derde lid van genoemd artikel en de daarop gegronde voorschriften. Voor tabaksfabrikaten, die niet kosteloos, doch bijv. tegen verminderden prijs worden afgestaan, geldt, naar gelang van omstandigheden, het bepaalde bij artikel 2, laatste lid, of bij artikel 3. Vele fabrikanten hebben de gewoonte wekelijks een zeker aantal sigaren (rookertjes), sigaretten of eene bepaalde hoeveelheid rookof pruimtabak kosteloos of tegen verminderden prijs aan hun personeel te verstrekken. Omdat het hier in den regel, althans voor zooveel sigaren aangaat, uitschot-artikelen betreft, kwam het den wetgever billijk voor den daarvoor verschuldigden accijns te doen berekenen naar een vasten minimalen kleinhandelsprijs. Voor de wijze, waarop de uitslag van de hierbedoelde artikelen is geregeld en voor de inning van den daarvoor verschuldigden accijns wordt verwezen naar het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. 126, (Verz. n°. 1747). Onder werklieden zijn voor de toepassing van dit artikel te verstaan alle personen, zoo' mannen als vrouwen, werkzaam in het bedrijf van den fabrikant. Het laatste lid van dit artikel ziet in de eerste plaats op invoer van tabaksfabrikaten door of ten behoeve van particulieren. Ofschoon het niet uitgesloten is te achten, dat de leverancier van de buitenlandsche tabaksfabrikaten kleinhandelaar is, neemt de wet aan, dat in oasu een kleinhandelsprijs niet bestaat of althans dat de verkoopprijs niet onveranderd alszoodanig kan dienen. Vandaar, dat de kleinhandelsprijs wordt afgeleid uit den loopenden prijs volgens de Waardewet 1906, S. 216, (Verz. 1906, n°. 113), door dezen te verhoogen met' '50 ten honderd. 1 Bedoelde paragraaf is vermeld opart. 29 hierna. Art. 5 — 18 — De ambtenaren kunnen aan de hand van de in artikel 59 der wet bedoelde lijsten nagaan of de invoerder al dan niet als wederverkooper is aan te merken. Zoo noodig wordt hiernaar een onderzoek ingesteld. Is hij, voor wien de zending bestemd is, in het bezit van eene bedrijfsvergunning als fabrikant of verkooper van tabaksfabrikaten, dan kan worden aangenomen, dat de ingevoerde partij voor den wederverkoop bestemd is. (§ 9, Instr. wet.) Art. 5. De accijns bedraagt 10 ten honderd van den kleinhandelsprijs, behalve van dien van sigaretten, waarvan de accijns 15 ten honderd bedraagt. De wijze van berekening van den in het eerste lid bedoelden accijns wordt bepaald bij algemeenen maatregel van bestuur, gehoord de commissie, bedoeld in art. 53. Dit artikel is aldus vastgesteld bij art. la, der wet van 17 Februari 1922, S. 63. — Doordien de heffing van den accijns door middel van zegels geschiedt, zal de toepassing van dit artikel voor de ambtenaren weinig bezwaren opleveren. Immers de af ronding, waarvan in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. 126, (Ver:. n°. 1747) sprake is, raakt in de eerste plaats dengene, die de zegels gebruikt. Deze zal er bij de vaststelling van den kleinhandelsprijs, al of niet in overleg- met den wederverkooper, op hebben te rekenen, dat, al zou eene sigaar in den kleinhandel per stuk voor bijv. 4% cent kunnen worden verkocht, de accijns daarvan niet 0.45, doch 0,5 cent bedraagt. Voor de hierbedoelde sigaar zal dan ook een zegel moeten worden gebruikt, waarop als kleinhandelsprijs 5 cent is vermeld. De verstrekking van zegels geschiedt1 bij tien vellen te gelijk, zoodat ook de toepassing van het laatste lid van artikel 1 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. 126, (Verz. n°. 1747) geen bezwaar zal opleveren. Mocht bij de toepassing van bedoeld artikel forceering noodig zijn, dan gelden voor onderdeden van hectogrammen de voorschriften van de resolutie van 9 Juni 1854, n°. 89 (Verz. — 19 — Art. 6 1854, n°. 67)1 en voor onderdeelen van centen die van de resolutie ,van 3 April 1906, n°. 7 (Verz. 1906, n°. 57). 2 — Het voorschrift van gemeld JConinklijk besluit geldt niet bij -toepassing van het tweede lid van artikel 4 der wet. Iemand, die voor persoonlijk gebruik 1.75 kilogram tabak invoert, waarvan de loopende prijs f 2.35 per kilogram bedraagt, betaalt aan invoerrecht met toepassing van artikel 8 der wet van 15 Augustus 1862, S. 170, (Verz. 1862, n°. 100)3 30 percent van f5 = f 1.50 en aan accijns 10 percent van f 7.50 = f 0.75. (§ 10, Instr.wet.) — 2" lid. Zie het onder de bijlagen opgenomen besluit van 16 Maart 1922, S. 126. Art. 6. De accijns is verschuldigd voor het binnenslands vervaardigde product door den fabrikant, voor het uit het buitenland ingevoerde door dengene die het ten invoer aangeeft en voor het uit entrepot in het vrije verkeer overgaande door den entrepositaris. De verhooging, bedoeld in artikel 45, tweede lid, is verschuldigd door den handelaar. Het voorschrift, dat de accijnc verschuldigd is voor het binnensland vervaardigde product door den fabrikant, belet niet, dat tabaksfabrikaten overeenkomstig artikel 29, litt b, c en d, kunnen worden uitgeslagen zonder dat de accijns daarvan is betaald. Bij uitslag naar entrepot gaat de verschuldigdheid van den accijns over op den entrepositaris; bij uit- * 'Hierbij is bepaald dat de breuk tot en met 25/100 wordt verwaarloosd, de breuk boven 25/100 tot en met 75/100 voor een- half wordt gerekend en de breuk boven de 75/100 tot één geheele gebracht zal worden. ' * Hierbij geldt dat breuken van een cent, indien zij 50/100 of minder bedragen, worden verwaarloosd en indien zij méér bedragen tot een geheelen cent worden opgevoerd. 3 Blijkens gemeld art. 8 worden bij het berekenen van het invoerrecht de onderdeelen van het kilogram of den gulden als een vol kilogram of gulden in rekening gebracht. Breuken van centen worden tot heele centen gebracht. Art. 7 - 20 slag naar eene andere fabriek voor de aldaar ingeslagen hoeveelheid op den ontbieder. Voorts maakt de bepaling van artikel 38 der wet het mogelijk, dat de accijns voor uit het buitenland ingevoerde sigaren en sigaretten door een ander dan den invoerder verschuldigd wordt. Bij invoer van tabaksfabrikaten met betaling van den accijns worden deze niet vrij gegeven dan nadat zij van de vereisehte zegels zijn voorzien. De invoerder vraagt die zegels pp de gewone wijze aan, door tusschenkomst van den ontvanger van het kantoor alwaar de goederen worden vrijgemaakt. Voor zoover de goederen echter door een reiziger anders dan voor wederverkoop worden medegevoerd, maakt de visiteerende ambtenaar voor de heffing zoowel van den accijns als van het invoerrecht gebruik van een bloc-note Tabaksaccijns n°. 10, waarvan de qüitantie, welke als zegel dient, na voldoening van het verschuldigde met kleefstof door zijn zorgen op de ver-, pakking der tabaksfabrikaten wordt aangebracht. Zijn meer verpakkingen aanwezig, dan wordt voor elke eene qüitantie uitgeschreven, zoodat alle verpakkingen gezegeld zijn. Nopens het gebruik van de hierbedoelde bloc-notes en de verantwoording van de daarin geboekte bedragen, gelden overigens de voorschriften van de resolutie van 6 Februari 1922, n°. 126 (Verz. n°. 1731). (§ 11, Instr.wet.) Art. 7. De accijns wordt voldaan door middel van zegels, die op de verpakking der aan den accijns onderworpen artikelen worden aangebracht. Sigaren kunnen ook stuksgewijs van een zegel worden voorzien. De zegels moeten worden aangebracht, voordat de tot verbruik bereide tabak uit de fabriek, uit entrepot of uit het buitenland in het vrije verkeer wordt gebracht. Zij bevatten de vermelding van het bedrag van den kleinhandelsprijs, waarover de accijns'is berekend. 21 - Art. 8 Oorspronkelijk ' luidde de tweede zin van het eerste lid : „Sigaren, bestemd om als monster té worden gebezigd door fabrikanten of. reizigers, kunnen ook stuksgewijs van een zegel worden voorzien". Een door den heer Deckers ingediend amendement strekkende om hiervoor te lezen : „Sigaren kunnen ook stuksgewijs van een zegel worden voorzien" werd tijdens de beraadslaging in de Tweede Kamer der Staten-Generaal door de Regeering overgenomen. — Blijkens dit artikel is voor de heffing van den accijns het zoogenaamde banderollestelsel gekozen. De keus om, voor zooveel sigaren betreft, öf de verpakking, öf elke sigaar van een zegel te voorzien, berust bij hem, die den accijns betaalt, voor zoover althans in sommige gevallen het stuksgewijs zegelen van sigaren niet» uitdrukkehjk is voorgeschreven. Voor andere tabaksfabrikaten mag het zegel uitsluitend op de verpakking worden aangebracht. De tabaksfabrikaten moeten op het tijdstip, waarop zij in het vrije verkeer worden gebracht, van zegels zijn voorzien. Eene uit het buitenland aangebrachte partij sigaren, die overeenkomstig artikel 38 der wet wordt opgeslagen in de daarbedoelde lokalen, komt door de betaling van het invoerrecht vóór den opslag der partij, voor de toepassing van dit artikel of van art. 9, eerste lid, niet in het vrije verkeer. ' Vermelding van.het bedrag van den kleinhandelsprijs op de zegels biedt het voordeel, dat daardoor een contróle van de verbruikers op de naleving der wet wordt mogelijk gemaakt. (§ 12, Instr.wet.) Art. 8. Bij algemeenen maatregel van bestuur worden door Ons bepalingen vastgesteld betreffende vorm en kleur der zegels, alsmede omtrent het verkrijgbaar stellen, het kleinste bedrag dat verkrijgbaar wordt gesteld, de wijze waarop de zegels worden gebruikt en voor herhaald gebruik ongeschikt gemaakt en de wijze waarop nog niet gebruikte of ver- — 23 — Art. 10 Om al deze redenen heeft de Minister gemeend het voorstel der Commissie van deskundigen te moeten overnemen. (M. v. T. Gedr. St. 1921/22, 304.) Art. 9. De aan den accijns onderworpen artikelen mogen uit de fabrieken, uit entrepot of uit het buitenland alleen in geheel gesloten verpakking in het vrije verkeer worden gebracht. Deze bepaling geldt niet voor sigaren die stuksgewijs van een zegel zijn voorzien. Bij algemeenen maatregel van bestuur worden door Ons bepalingen vastgesteld omtrent de wijze van verpakking, de grootte der toegelaten verpakking, alsmede omtrent de op de verpakking te Vermelden aanwijzingen. ' 2e lid. Zie het onder de bijlagen opgenomen besluit van 16 Maart 1922, S. 126. Art. 10. Voorwerpen die tot verpakking van tot verbruik bereide tabak gediend hebben en waarbij het zegel geheel op die voorwerpen is aangebracht, mogen niet aan fabrikanten of handelaars teruggegeven, noch door dezen aangenomen of opnieuw gebruikt worden. Deze bepaling geldt niet voor voorwerpen gediend hebbende tot verpakking van sigaren, mits de daarop aangebrachte zegels vooraf afdoende voor herhaald gebruik ongeschikt zijn gemaakt. De bepalingen van dit artikel hebben ten doel te voorkomen, dat accijns wordt ontdoken door verpakkingen met het daarop aangebrachte zegel, nadat de tabaksfabrikaten daaruit zijn verwijderd, weder te doen dienen voor het in het vrije verkeer brengen van zulke fabrikaten. Het artikel, dat reeds in het eerste ontwerp der wet voorkwam, heeft nog grooter beteekenis gekregen nu het den kleinhandelaar ingevolge artikel 42 der wet geoorloofd is niet- Art. 10 - 24 - stuksgewijs gezegelde sigaren in de geopende oorspronkelijke verpakking, indien deze ten minste 25 en niet meer dan 100 sigaren bevat, met verbroken' zegel ten verkoop aan te bieden, in voorraad te houden en te verkoopen. Immers, indien een winkelier, enz. van zijn klanten de ledige kistjes terugkoopt of kosteloos terugontvangt, kan hij die kistjes weder vullen met hem toegezonden losse onveraccijnsde sigaren of wel hij kan die kistjes opzenden aan den. fabrikant, van wien hij de sigaren betrekt, 'ten einde door dezen, gevuld met sigaren, weder te worden teruggezonden. Wel loopen in beide gevallen de betrokkenen kans, dat zij te eeniger tijd zullen worden bekeurd, doch uitgesloten is het niet te achten, dat dergelijke handelingen een tijd lang straffeloos worden verricht. De ambtenaren zullen dus nauwlettend moeten toezien, dat noch in winkels, noch in fabrieken ongevulde of gedeeltelijk gevulde verpakkingen voorkomen, voorzien van een verbroken of van een ongeschonden zegel. De wet beoogt, dat eens gebezigde verpakkingen niet ten tweeden male zullen worden gebezigd. Zij laat eene uitzondering toe voor verpakkingen van sigaren, op grond, dat het gebruik medebrengt, dat althans sigarenfcisi/es meer dan eens voor het verpakken van sigaren worden gebezigd. Ten einde echter ontduiking te voorkomen,, schrijft de wet voor, dat van gebruikte sigarenVerpakkingen het zegel afdoende voor herhaald gebruik ongeschikt moet zijn gemaakt, alvorens zij aan een fabrikant of handelaar mogen worden teruggegeven of door dezen, mogen worden aangenomen of opnieuw gebruikt. Het verbod van teruggeven geldt zoowel ten aanzien van den particulier als ten aanzien van den handelaar; het verbód van aannemen geldt zoowel voor den winkelier als voor den fabrikant of groothandelaar. Aangezien „teruggeven"; verboden is, komt het er niet op aan, of dit geschiedt om niet, of tegen betaling. De contróle maatregelen van dit artikel hebben nog eene uitbreiding ondergaan door de toevoeging van het slot van artikel 45 der wet van de clausule, luidende : „of ledige kist„jes voorhanden te hebben, waarvan het zegel - 25 ■ Art. 11 „niet voor herhaald gebruik is ongeschikt gemaakt." Deze woorden, die in het eerste ontwerp van wet riièt voorkwamen, zijn daarin opgenomen in verband met de bepalingen van het thans vervallen artikel 43. Nu de aangehaalde woorden in het slot van artikel 45 der wet bestendigd zijn gebleven, is ten aanzien van verkoopers van sigaren, wat betreft Katjes, waarvan het zegel niet voor hernaald gebruik is onbruikbaar gemaakt, niet alleen het teruggeven en het aannemen, doch ook het voorhanden hebben verboden. (§ 13, Instr.wet») "ijiJ^th 11. Aan fabrikanten wordt, onder zekerheidstelling, krediet voor den accijns verleend voor den tijd van zes maanden, ingaande met den dag, waarop de in artikel 7 bedoelde zegels aan hen zijn verstrekt. Deze bepaling is mede van toepassing ten aanzien van handelaars, die sigaren en sigaretten, met bestemming voor wederverkoop, uit het buitenland invoeren. Blijkens den tweeden volzin van dit artikel wordt ook aan handelaars, die met bestemming voor wederverkoop, sigaren en sigaretten uit het buitenland invoeren, krediet voor den accijns verleend. Voor rook- of pruimtabak en snuif geldt dit niet. Ook kan yan het buitenland ingevoerde rook- of pruimtabak of snuif niet overeenkomstig artikel 38 der wet worden opgeslagen in met entrepot gelijk te stellen lokalen. Wel opent de wet de gelegenheid tot verkoop van inlandsche tabaksfabrikaten aan handelaars zonder betaling van den accijns ; het eerste lid van art. 22 in verband met art. 29, letter d, geeft hiertoe den handelaar, indien .hij zich met het aanbrengen der zegels op de fabrikaten wil belasten, het middel aan de hand. Ook kunnen deze in particulier entrepot worden opgeslagen (zie artikel 35 der wet). De sigaren en sigaretten, bedoeld in den. tweeden volzin van dit artikel, moeten bestemd zijn voor den wederverkoop. Aangenomen mag worden, dat aan die voorwaarde is vol- Art. 12 — 26 — daan, indien de handelaar in het-bézit is van eene bedrijfsvergunning. Ook fabrikanten kunnen genot hebben van het krediet voor buitenlandsche sigaren en sigaretten, indien zij die in hunne fabriek inslaan. (§ 14, Instr.wet.) Art. 12. De accijns wordt niet geheven van de tot verbruik bereide tabak die onder ambtelijk toezicht wordt uitgevoerd. Onder de door Ons bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen voorwaarden wordt bij' uitvoer van tot verbruik bereide tabak, waarvan de accijiBs is betaald, teruggaaf van den betaalden accijns verleend. De uitvoer van tot verbruik bereide tabak, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, geschiedt op consent tot uitvoer (verg. art. 29 en het daarop aangeteekende). Vóór de afgifte van zóódanig conBent behoort zekerheid te worden gesteld voor den accijns, berekend naar den kleinhandelsprijs hier te lande. De uitvoer kan ook via entrepot geschieden. Het artikel is ook van toepassing op buitenlandsche sigaren en sigaretten, die na betaling van het invoerrecht zijn opgeslagen overeenkomstig artikel 38. De wederuitvoer van buitenlandsche tot verbruik bereide tabak, zonder dat daarvoor het invoerrecht is betaald, geschiedt op doorvoerdocument. Voor de uitvoering van het tweede lid van het artikel Wordt verwezen naar de artikelen 10 t/m 15 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. 126, {Verz. n°. 1747). (§ 15, Instr.wet.) — 2e lid. Zie het onder de bijlagen opgenomen besluit van 16 Maart 1922, S. * 126.'- f Art. 13. Bij algemeenen maatregel van bestuur kunnen door Ons, met afwijking van het bepaalde bij de artikelen 7 en 9, voorschriften worden gegeven nopens de wijze van heffing van den accijns voor de in artikel 4 bedoelde artikelen. Art. Ï5 — 32 - accijnzen ter beschikking van üMMt^idWMii vraagt. Voor de aanvraag is het gebruik van de hierbedoelde formulieren echter niet verplichtend. Zoodra eene aanvraag is ingeleverd, gaat de ontvanger na of zij de gegevens bevat, noodig voor het nemen van eene beslissing. Is dat het geval, dan stelt hij zoo noodig de aanvraag- ten . fine van: onderzoek in handen van de ambtenaren van den actieven dienst, waarvoor hij gebruikt kan maken van de tusschenkomst van zijnen ambtgenoot over de woonplaats van den aanvrager. Aanvragen, waarvoor niet het formulier Tabaksaccijns n°. 1 is gebruikt, worden door den ontvanger aan zoodanig formulier gehecht. Op de aanvragen wordt dadelijk bij binnenkomst aangeteekend de dagteekening van inlevering en het nummer van inschrijving in het register van aanvragen van bedrijfsvergunningen, waarvoor het materieel wordt opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder n°. 2. Elke aanvraag wordt gelegd in een omslagvel, opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder n°. 3, dienende voor de instructie der aanvraag en voor aanteekening van de daarop genomen beslissing. Van de genomen beslissing geeft de ontvanger den aanvrager bijj aangeteekendeh . dienstbrief kennis, door toezending van het formulier, opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder n°. 4. Voor de bedrijfsvergunning wordt ingesteld het materieel, opgenomen, in de serie Tabaksaccijns onder n°. 5. Zij verkrijgt dezelfde dagteekening als de beslissing waarbij zij is verleend. Zij wordt .niet aan den aanvrager uitgereikt, dan na betaling van het daarvoor verschuldigde vergunningsrecht ad f 5. De betaling van het recht wordt geboekt in het register, opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder n°. 6, waaruit den vergunning- ■! houder eene qüitantie wordt afgegeven. Het vergunningsrecht wordt als accijns verantwoord. Indien de aanvrager van eene afwijzende beschikking van den ontvanger in beroep komt bij de commissie van deskundigen voor den tabaksaccijns, stelt de voorzitter dier oommissie het beroepschrift zoo noodig in handen van dien ontvanger. Daarvoor wordt gebruik Art. 15 gemaakt van het omslagvel, opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder n°. 7. Bij de terugzending van het omslagvel aan genoemden voorzitter, legt de ontvanger de onder hem berustende op de aanvraag betrekking hebbende stukken over en licht hij, voor zooveel noodig, de gronden toe, waarop zijne afwijzende beschikking berust. Hij zendt het omslagvel Tabaksaccijns n°. 7 uiterlijk 14 dagen na ontvangst terug. Indien de commissie hét lioodig oordeelt den ontvanger of eenig ander ambtenaar ter zake te hooren, dan zal de daartoe opgèroepen ambtenaar aan die oproeping gevolg hebben te geven, indien niet bijzóndere dienstbelangen zulks beletten. De commissie van deskundigen deelt den aanvrager en den ontvanger hare beslissing mede door toezending van een formulier, opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder n°. 8. Indien de commissie beslist, dat eene gevraagde bedrijfsvergunning kan worden afgegeven, reikt de ontvanger den aanvragér die vergunning ten spoedigste uit, nadat deze, voor zoover het eene eerste vergunning geldt, het daarvoor verschuldigde recht ad f 5 heeft voldaan, tegen afgifte van eene qüitantie uit het bier voor bedoelde register. Na afdoening van de zaak, zendt de voorzitter der commissie van deskundigen de door den ontvanger overgelegde stukken aan dezen terug. De ontvanger legt het afschrift van de beslissing van de commissie van deskundigen in het omslagvel Tabaksaccijns n°. 3, waarbij het wordt bewaard. Voor de aanvragen tot Wijziging van eene Bedrijfsvergunning worden de voorafgaande voorschriften zooveel doenlijk gevolgd. Aanvragen ter bekoming van eene bedrijfsvergunning of tot wijziging van eene bedrljfSvergunning behooren niet te worden aangenomen, indien daarin voorkomende doorhalingen of overtöhrijvingen niet bij geparafeerd renvooi zijn goedgekeurd. Den ontvangers Wordt opgedragen belanghebbenden bij de invulling hunner aanvragen zooveel mogelijk behulpzaam te zijn of te doen zijn. Aangezien eene eens verleende bedrijfsvergunning, bij ongewijzigde locale omstandigheden niet of moeilijk kan worden ingetrokken, wordt den jntvangers aanbevolen er zich vóór het ver- S. & J. n. 81. 2 Art. 15 — 34 — leenen van eene vergunning degelijk; rekenschap van te geven, of daartegen geene wettelijke bezwaren bestaan. Voor hunne beslissingen in deze blijven zij verantwoordelijk. Op de wijste, door den ontvanger, in overlég, met den inspecteur der accijnzen te bepalen, gaan de ambtenaren van den actie ven dienst geregeld na, of in de gegevens, in de aanvragen opgenomen onder litt. 6, c en d, in het gebruik van lokalen of in de inrichting van fabrieken, blijkende uit de door fabrikanten overgelegde schetsteekeningen, of in de gemeenschap of belending van voor het bedrijf aangegeven panden of lokalen geene wijziging is gebracht. Blijkt bij dit onderzoek, dat er aanleiding bestaat tot het doen van een voorstel tot intrekking der bedrijfsvergunning, dan dient de ontvanger zulk een voorstel dadelijk in. (Zie het op art. 17 aangeteekende.) Afgifte van een nieuw formulier Tabaksaccijns n°. 5 komt nimmer te pas met betrekking tot eene bestaande bedrijfsvergunning. Behalve in de gevallen bedoeld in het zesde lid van dit artikel, of wanneer de aanvrager in zijne aanvrage niet de bijzonderheden vermeldt, die voor het nemen van eene beslissing gekend moeten worden, mag de ontvanger de afgifte van eene bedrijfsvergunning niet weigeren. Hij mag dat zelfs niet, ook al zou hij de meening zjjn toegedaan, dat de aanvrager geen bedrijf of beroep uitoefent, waarvoor eene bedrijfsvergunning wordt vereischt. De wet veronderstelt, dat voor de uitoefening van het bedrijf, waarvoor eene vergunning noodig is, eene lokaliteit in gebruik zal zijn. Gevallen zijn niettemin denkbaar, dat een beroep wordt uitgeoefend buiten eenige aan te geven lokaliteit, zoo bijvoorbeeld dat van een grossier in binnen- of buitenlandsche tabaksfabrikaten, die zelf geen bergplaats houdt of die als eenige bergplaats een entrepot bezigt, Het komt meermalen voor, dat hotelhouders aan hun personeel vergunnen voor eigen rekening sigaren en sigaretten aan de bezoekers hunner inrichting te verkoopen. Hoewel feitelijk de bedrijfsvergunning in dit geval zou moeten worden gesteld ten name van den eigenlijken verkooper, behoeft er, zoolang dit niet tot moeilijkheden leidt, geen bezwaar tegen — 35 - Art. 16 gemaakt te worden, indien de hotelhouder die zelf aanvraagt. Met het oog op het dikwijls wisselen van personeel zal dit zelfs hier en daar aanbeveling verdienen. Het vergunningsrecht is verschuldigd voor het jarig tijdvak, ingaande met de dagteekening der vergunning. Wijziging van eene vergunning, als bedoeld in het derde lid van artikel 16 der wet, brengt geene wijziging in aanvang en einde van zoodanig tijdvak*'1-'1-' In den loop der week, volgende op die, waarin het jarig tijdvak is aangevangen, zendt de ontvanger den houder eener bedrijfsvergunning eene aanmaning, als bedoeld in art. 17, sub 6, der wet. 'Hij maakt daartoe gebruik van het model Tabaksaccijns n°. 9; de aanmaning wordt uitgereikt door een ambtenaar der accijnzen. Van de uitreiking maakt de ontvanger melding in een met de pen te trekken register, onder opgave der dagteekening waarop zij plaats heeft gehad en van den naam van den ambtenaar die haar heeft verricht. Is het vergunningsrecht niet binnen eene maand na die dagteekening betaald, dan handelt de ontvanger zooals in het tweede lid van § 20 dezer instructie is aangegeven. ' Het opschrift „Tabaksvergunning", bedoeld in het laatste lid van art. 15, moet zondes eenige bijvoeging, in duidelijke letters, ter hoogte van minstens twee centimeter, zoodanig worden aangebracht, dat dit van af den openbaren weg goed zichtbaar en leesbaar is. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van olieverf of van plaatjes of bordjes, die stevig ter voorgeschreven plaatse worden bevestigd. (§ 18, Instr.wet.) Art. 16. De bedrijfsvergunning is persoonlijk en geldt alleen voor de daarin vermelde lokaliteit of lokaliteiten. Onze Minister van Financiën kan aan houders eener bedrijfsvergunning onder de door hem te stellen voorwaarden den verkoop van tot verbruik bereide tabak buiten die lokaliteit of lokaliteiten vergunnen, wat sigaren betreft echter alleen, voor zoover zij stuksgewijs van een zegel zijn voorzien. 1 Bedoelde paragraaf is vermeld op art. 17 hierna. Art. 16 — 86 — Bij overlijden van den vergunninghouder kan het bedrijf gedurende drie maanden door zijne weduwe of door de rechtverkrijgenden, zonder nadere wmgunning, worden voortgezet. In de omschrijving van de bijzonderheden, genoemd in artikel 15, tweede lid, onder d en e, kan op schriftelijk verzoek van den vergunninghouder, door den ontvanger wijziging worden gebracht. Op dit verzoek wordt binnen veertien dagen door den ontvanger beschikt, met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 23 en 40. Tegen de weigering van eene gevraagde wijziging kan de belanghebbende, binnen veertien dagen nadat de beschikking van den ontvanger hem is medegedeeld, in beroep komen bij de commissie, ingesteld bij artikel 53. De fabrikant, die wijziging wil brengen in hetgeen de volgens artikel 15 ingeleverde schetsteekening aanwijst, levert ten minste acht dagen te voren op denzelfden voet eene aanvullings-schetsteekening in. De tweede volzin van het eerste lid van dit artikel is aldus toegevoegd bij art. lc der wet van 17 Februari 1922, S. 63. Hierdoor is eene leemte aangevuld op het stuk van den verkoop van voor verbruik bereide tabak door venters en dergelijken. M: v. A., Gedr. St. 1921/22, 304. — De bepaling, dat de bedrijfsvergunning persoonlijk is, brengt mede, dat rfeij overgang van een bedrijf aan een ander, de verkrijger eene bedrijfsvergunning heeft aan te vragen. Eene uitzondering daarop wordt gemaakt door de bepaling van het tweede lid van artikel 16, in geval van overlijden van een vergunninghouder. De daar gestelde termijn van drie maanden geldt ook, indien deze gedeeltelijk valt buiten het jarig tijdvak waarvoor het vergunningsrecht is betaald. De nabestaanden Art. 22 — 46 — HOOFDSTUK IV. Bijzondere bepalingen betreffende de fabrikanten. Art. 22. Als fabrikant wordt voor de toepassing dezer wet aangemerkt ieder, die in zijn bedrijf tabak gebeel of gedeeltelijk tot verbruik bereidt, of geheel of gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak, vóórdat de accijns daarvan voldaan is, eene verdere bewerking of behandeling doet ondergaan. Als eene verdere behandeling wordt ook aangemerkt het aanbrengen van de in artikels bedoelde zegels. Als tot verbruik bereiden van „tabak wordt niet aangemerkt het, met daartoe verkregen vergunning van,Onzen Minister van Financiën, vervaardigen van sigaren in lokalen in gebruik voor de 'uitoefening van het bedrijf van makelaar in ruwe tabak te Amsterdam of Rotterdam, mits de aldus vervaardigde sigaren uitsluitend binnen die lokalen als monster worden gebruikt en de makelaar zich overigens gedraagt naar de door genoemden Minister te geven voorschriften. Deze vergunning kan te allen tijde worden ingetrokken. Bijzondere bepalingen betreffende de fabri' kanten. In het systeem eener banderollenbelasting is iedere fabriek, waarin tabak tot verbruik bereid wordt, een soort entrepot. Immers, voor de daarin vervaardigde sigaren, sigaretten, enz. is de accijns eerst verschuldigd op het oogenWik, dat de goederen de fabriek verlaten met bestemming voor binnenlandsch verbruik; onveraccijnsde fabrikaten kunnen onder toezicht van de administratie dér accijnzen worden uitgevoerd naar het buitenland of worden overgebracht naar eene andere fabriek of naar een entrepot. — 47 — Art. 22 De meest volledige contróle op de fabricage zou natuurlijk hierin bestaan, dat alle sigaren-, sigaretten- en tabaksfabrieken, evenals dit met de suikerfabrieken het geval is, onder onafgebroken bewaking van ambtenaren werden gesteld. Voor de tabaksindustrie is echter Wegens het groote aantal, dikwijls zeer kleine fabrieken, voortdurende bewaking onmogelijk toe te passen. Ook zonder voortdurende bewaking zal echter eene voldoende contróle z^''sttlï'aïï oefenen, mits de huisindustrie, die vooral in de sigarenfabricage welig tiert, wordt afgeschaft. Die huisindustrie, waarbij de arbeiders in hunne woning voor rekening van anderen sigaren maken, hetzij alleen des avonds na volbrachte dagtaak op eene fabriek, hetzij den geheelen dag, is moeilijk te controleeren. Met het oog daarop zijn in de wet (artikelen 23 en 24) aan de fabriekslokalen en aan het werken in die lokalen zekere eischen gesteld, die de strekking hebben de huisindustrie op den duur te doen verdwijnen. :3j27. Indien de fabrikant niet voldoet aan het bepaalde bij artikel 26 of artikel 31 kan Onze Minister van Financiën de fabriek onder onafgebroken bewaking van ambtenaren stellen. De kosten van deze bewaking komen,' tot een door Ons te bepalen bedrag, ten laste van den fabrikant. Art. 28 — 54 - Met het oog op de groote beteekenis, die jeen juiste kennis van hetgeen de fabriek verlaat, voor de richtige uitvoering der wet heeft, moet de belastmg-administratie niet afhankelijkafitt van de meerdere of mindere medewerking, die een fabrikant betoont ten opzichte van het bijhouden van de voorgeschreven boeldiouding doch moet de bevoegdheid bestaan de fabriek zoo noodig onder onafgebroken bewaking te stellen. Het behoeft wel geen betoog, dat hiertoe niet dan bij bepaalde noodzaak zal worden overgegaan. Toel. 2e Nota v. W. Gedr. St. 1919/20, 20. — Het bedrag en de maatstaf van de hierbedoelde kosten zullen nader bij algemeenen maatregel van bestuur worden vastgesteld. De invordering dier kosten geschiedt maandelijks, waarbij valt in het oog te houden dat het XXIVste hoofdstuk der Algemeene wet van 26 Augustus 1822, S. n°. 38 (7erz.n° 70', hier niet toepasselijk is, zoodat de zaak als eene gewone vordering in rechte moet worden aangebracht. Alvorens hiertoe over te gaan, plegen de ontvangers overleg met den rijksadvocaat. (§ 30, Instr.wet.) Art. 28. Alvorens sigaren te vervaardigen of in te slaan, geeft de fabrikant hiervan het fabrieksnummer of het merk benevens den kleinhandelsprijs op aan een door Onzen Minister van Financiën aan te wijzen ambtenaar. Wenscht hij hierin verandering te brengen, dan doet hij vooraf gelijke aangifte. Ten einde de juistheid der boekhouding van den fabrikant in geval van twijfel te kunnen controleeren, moet de mogelijkheid be taan ook diens voorraden te kunnen nagaan. Dit zal echter slechts kunnen geschieden indiëh de nummers of merken der onderscheiden soorten van sigaren bekend zijn. Het voorschrift sluit geheel aan bij de in fabrieken thans reeds gehruikelijke praktijk. Toel. 2« Nota v. W. Gedr. St. I9ti/20, 20. — Voor het nagaan der fabrieksboekhouding is de kennis der hier voorgeschreven opgaven noodzakelijk. Zij worden ingeleverd hij den inspecteur. (§ 31, Instr.wet.) — 55 — Art. 29 Art. 29. De fabrikant kan tot verbruik bereide tabak uit zijne fabriek uitslaan met bestemming : a. voor binnenlandscb verbruik ; b. tot uitvoer naar het buitenland ; c. tot opslag in entrepot; d. tot inslag in eene andere fabriek, waarvoor eene bedrijfsvergunning is verleend. Uitslag volgens lr. a is alleen toegelaten, indien de goederen overeenkomstig de voorschriften zijn verpakt en van de vereischte zegels voorzien, behoudens de krachtens artikel^ toegelaten uitzonderingen. Uitslag volgens lrs. 6, c en d geschiedt met inachtneming van de door Onzen Minister van Financiën te geven voorschriften, onder zekerheidstelling voor den accijns en bij hoeveelheden van ten minste 4 kilogram bruto. Dit minimum geldt niet voor monsters, waarvan het bruto gewicht niet meer bedraagt dan 1 kilogram. Uitslag op andere wijze dan bij dit artikel is toegelaten, is verboden. Uitslag van tot verbruik bereide tabak volgens litt. b van het eerste lid, geschiedt op consent tot uitvoer naar het model, dat als bijlage bij deze instructie is gevoegd. De daarvoor benoodigde formulieren worden door den fabrikant verstrekt. Omtrent de invulling, het daarvoor te bezigen papier en de verdere behandeling, worden de voorschriften der resolutie van 26 September 1906, n°.33 (Verz. 1906, n°. 139) opgevolgd. Voor de uit te voeren goederen moet ten behoeve van de handelsstatistiek tevens eene aangifte model I worden ingeleverd, die behandeld wordt als in § 64 der resolutie van 26 October 1921, n°. 153 (Verz. n°. 1666) voor de aldaar bedoelde aangiften is voorgeschreven. Uitslag volgens litt. c en d geschiedt op ver- Art. 29 — 56 — voerbiljet Accijnzen n°. 9, waarvan het duplicaat niet wordt ingevuld. De ontvanger stelt den termijn vast, na welken de zekerheid zal worden ingevorderd, zoo het vervoerbiljet inmiddels niet gezuiverd ten kantore der afgifte is teruggekomen ; hij vermeldt dien termijn in het document. Tenzij bijzondere omstandigheden dit onraadzaam maken, bepaalt hij dien. op zes weken. De aangifte ter bekoming van het vervoerbiljet vermeldt : o. den naam en het beroep van den afleveraar ; 6. het pand, waaruit de uitslag zal geschieden ; c. de soort, de hoeveelheid, de verpakking en den kleinhandelsprijs der tabaksfabrikaten, duidelijk gespecificeerd, zoodat de accijns daaruit is te berekenen ; d. het vervoermiddel; e. den naam en het beroep van den ontbieder ; /. het pand, waarin de inslag zal geschieden* met opgaaf van gemeente en kadastrale sectie en nummer. Indien bjj uitslag volgens litt. c de goederen bestemd zijn tot opslag in een entrepot voor buitenlandsche tabaksfabrikatenj b«l*9pren ten behoeve van de handelsstatistiek bij den opslag volgens § 71, lid 2 van Verz. n°. 1666 de noodige formulieren M te worden ingeleverd. Het bedrag van de zekerheid wordt bepaald op de w^jze bedoeld in artikel 52 der wet. Inen uitslag der goederen geschieden in bijzijn van ambtenaren der accijnzen, onder toepassing van plombeering, verzegeling, of bewaking. Ook voor den uitslag van monsters moeten de hiervoor bedoelde documenten worden gebezigd, indien althans de fabrikant niet verkiest daarvoor sigaren of andere tot verbruik bereide tabak te gebruiken, die overeenkomstig de voorschriften zijn verpakt en van zegels zijn voorzien. Nader zal worden overwogen of en in hoever de uitslag van monsters over eenkomstig litt. b, c en d kan worden vereenvoudigd. Voor den uitslag van tot verbruik bereide tabak naar eene bakkerij of soortgelijke inrichting, ten einde aldaar te worden gedroogd, 87 - Art. SI wordt verwezen naar de toelichtingen op artikel 14. De overeenkomstig artikel 11 der wet te stellen zekerheid kan ook dienen voor die, welke ingevolge dit artikel', wordt vereischt, indien zulks uit de akte voldoende blijkt. (§ 32, Instr.wet.) Art. 30. (Vervallen ingevolge art.l,d der wet van 17 Februari 1922, S. 63. x) Zie de derde aanteekening op art. 8. Art. 31. De fabrikant is verpltólrt overeenkomstig de door Onzen Minister van Financiën te geven voorschriften, in daartoe bestemde registers, aanteekening te houden van: o. de inslagen van ruwe tabak, gestripte tabak, stelen, afval, surrogaten en halffabrikaten van tabak ; b. de uitslagen van ruwe tabak, gestripte tabak, stelen, afval, surrogaten en halffabrikaten van tabak ; c. de inslagen van tot verbruik bereide tabak; d. de uitslagen van tot verbruik bereide tabak, met opgaaf, bij uitslag volgens artikel 29, lr. a, van den verkoopprijs en van den kleinhandelsprijs volgens de aangebrachte zegels. De boekingen in de registers geschieden dadelijk na den inslag en voor den uitslag der goederen. Bij de registers worden bewaard alle stukken die tot staving van de juistheid der inschrijvingen kunnen dienen. 1 Het artikel luidde : >De fabrikant is verplicht de van iedere soort bij hem aanwezige sigaren af te leveren naar de volgorde der serienummers van de zegels, die op de verpakking der sigaren zijn aangebracht, te beginnen met de laagste. Aflevering in strijd met het voorgaande is verboden, tenzij het sigaren betreft, als bedoeld aan het slot van het eerste lid van artikel 7.» Art. 31 — 58 — De fabrikant is verplicht den ambte" naren der accijnzen op aanvraag inzage der registers te verleenen en toe te laten, dat zij daarvan afschrift of uittreksel nemen. Hij is voorts verplicht om op eerste aanvraag inzage te verleenen van zijne koopmansboeken en van de daartoe betrekking hebbende bescheiden aan den inspecteur of ontvanger der accijnzen, welke die inzage verlangt of aan een door dezen aangewezen ambtenaar. Onze Minister van Financiën kan onder de door hem te stellen voorwaarden het gebruik van kaarten in de plaats van registers toestaan. ~' -VooT'het houden van aanteekeningen nopens in- en uitslagen van ruwe tabak, enz. overeenkomstig litt. cl en b van dit artikel moeten staten worden aangelegd, ingericht als is voorgeschreven in de toelichting op artikel 21. Van de in- en uitslagen van tot verbruik Dereide tabak moet aanteekening worden gehouden op staten, die de volgende kolommen bevatten. Wat de inslagen betreft: a. volgnummer der geleverde partij, b. naam en woonplaats van den verkooper, c soort van de tot verbruik bereide tabak {te weten: sigaren, sigaretten, rooktabak, pruimtabak of snuif), d. aantal colli, e. soort der colli, /. bruto-gewicht, g. aantal stuks voor sigaren en sigaretten en netto—gewicht voor rooktabak, pruimtabak en snuif, h. kleinhandelsprijs, voor zoover de tot Verbruik bereide tabak veraccijnsd wordt gekocht, i. tijdstip van ontvangst der partij. Wat de uitslagen betreft : o. volgnummer der afgeleverde partij, 6. naam en woonplaats van den kooper, c. soort van de tot verbruik bereide tabak (te weten: sigaren, sigaretten, rooktabak, pruimtabak of snuif), Art. 33 — 60 — tusschen de hoeveelheid fabrikaten die in verschillende fabrieken uit eenzelfde boeveelheid ruwe tabak wordt verkregen, dan zullen de inspecteurs hieraan bijzondere aandacht schenken. Van de bevoegdheid tot het nemen of doen nemen van inzage van koopmansboeken, maken zij slechts gebruik bij bepaalde noodzaak. Door het voorschrijven van een doelmatig toezicht doen zij frauduleuze uitslagen uit tabaksfabrieken tegengaan. Het gebruik van kaarten in de plaats van registers kan de inspecteur tot wederopzeggens toestaan onder voorwaarde, dat het kaarten stelsel zoodanig wordt ingericht, dat daaruit dezelfde gegevens zonder meerdere moeite dan door het raadplegen van registers kunnen worden geput, dat ter voorkoming van verwisseling alle kaarten vóór de ingebruikstelling van zijn naamteekeningstempel zijn voorzien, en dat het volle aantal van zulk een stempel voorziene kaarten, ook die, welke zijn volgeschreven, steeds op de eerste vordering aan den inspecteur of aan een door dezen aangewezen ambtenaar wordt vertoond. Bij het niet voldoen aan deze voorwaarden moet de vergunning worden ingetrokken. (§33, Instr.wet) Art. 32. Bij aflevering van sigaren, anders dan voor uitvoer, vermeldt de fabrikant in de factuur de hoeveelheid, den prijs en het merk der sigaren; een en ander voor ieder merk afzonderlijk. Deze verplichting bestaat mede voor fabrikanten bij aflevering aan eigen winkels, magazijnen of depóts, alsmede voor wederverkoopers, bij aflevering aan andere wederverkoopers of aan eigen filialen. Het eerste lid van dit artikel is aldus gewijzigd bij art. le der wet van 17 Februari 1922, S. 63. Hierdoor verviel de eisch tot vermelding van de serienummers der op de verpakking voorkomende zegels. Verg. de derde aant. op art. 8. — Dit artikel, dat in het oorspronkelijk wetsontwerp niet voorkwam, ',werd in het — 61 — Art. 34 gewijzigd ontwerp opgenomen speciaal met het oog op de verplichting der fabrikanten om in de facturen van sigaren, andere dan voor uitvoer bestemde, de serienummers der op de verpakking voorkomende zegels te vermelden. ' Het gewijzigd ontwerp bevatte bij de indiening aan de Staten-Generaal in het eerste lid nog een tweeden volzin, waardoor aan de fabrikanten de verplichting werd opgelegd om afschriften van de facturen in te zenden aan den daarvoor door den Minister aan te wijzen ambtenaar. Bedoelde tweede volzin werd door aanneming van een amendement uit het artikel gelicht, terwijl krachtens artikel 1 der wet V«n 17 Februari 1922, S. n°. 63, {Verz. n°. 1746) de woorden „alsmede de serienummers der op de verpakking voorkomende zegels" zijn vervallen. Speciaal door het vervallen van des fabrikants verplichting tot inlevering van afschriften der facturen, heeft het artikel een deel van zijn belang ingeboet. Niettemin is het voor•ÖhrifV van artikel 32 een nuttige aanvulling van de verplichtingen den fabrikant in- artikel 31 opgelegd, doordien het de controle op de inschrijvingen in de daarbedoelde registers verscherpt en tevens een grondslag biedt voor de beoordeeling of de koopmansboeken juist en in overeenstemming met de feiten worden gehouden. Onder prijs in dit artikel is te verstaan de verkoopprijs «n 1 niet de kleinhandelsprijs. <§ 34, Instr.wet.) Aft. 33. Het voorgaande artikel is niet van toepassing bij aflevering van sigaren als bedoeld aan het slot van het eerste lid van artikel 7. Art. 34. Onze Minister van Financiën is bevoegd aan den fabrikant^ die op zijne kosten zijne fabriek onder onafgebroken bewaking van ambtenaren doet stellen, ontheffing te verleenen van de verfifchting tot het houden der aanteekeningen bedoeld in artikel 31. '' Fabrikanten, die ten einde ontheven te worden van het houden der aanteekeningen 65 — Art. 38 De aandacht wordt er op gevestigd, dat de bepaling van het eerste lid van dit artikel [:' afwijkt van hetgeen nopens verpakken, enz. in entrepot is vastgesteld bij de artikelen 9 en 10 van het Koninklijk besluit van 7 November 1876, S. n°. 193 (Verz. n°. 281^* '' Doordien thans van alle tot verbruik bereide tabak een invoerrecht naar de waarde wordt geheven, heeft het tweede lid van dit artikel zijne beteekenis verloren. Wederuitvoer van buitenlandsche bereide tabak, waarvan het invoerrecht niet is betaald, geschiedt op transitopaspoort (model O). Uit de documenten, waarmede tot verbruik bereide tabak uit entrepot wordt uitgeslagen, moet voor zooveel noodig blijken, oï het geldt uitslag van buitenlandsche of van binnenlandsche tabak. Daarbij dient uit den aard der zaak rekening te worden gehouden met het bepaalde bij artikel 36 der wet. Het sorteeren, verpakken en van zegels voorzien van tabaksfabrikaten in entrepot stempelt den entrepositaris niet tot fabrikant in den j zin van artikel 22, eerste lid, laatsten zin der l wet. De uitslag van buitenlandsche tabaksfawikaten naar een ander entrepot van buitenlandsche tabaksfabrikaten geschiedt op model F, die van buitenlandsche tabaksfabrikaten naar een entrepot van binnenlandsche tabaksfabrikaten op modellen F en D, die van binnenï landsche tabaksfabrikaten naar een entrepot | voor binnenlandsche of buitenlandsche tabaksfabrikaten op een vervoerbiljet Accijnzen n°. 9 en casu quo model M, met inachtneming van hetgeen nopens de modellen D, F en M Iis voorgeschreven in Verz. n°. 1666. (§ 38, Instr.wet.) Art. 38. Aan fabrikanten en aan grootbandelaars kan door Onzen Minister van Financiën, onder de noodige voorzieningen, worden vergund om uit bet buiten: land ingevoerde sigaren en sigaretten zonder betaling van accijns in te slaan in de lokalen, omschreven in de hun verleende bedrijfsvergunning, in welk geval die sigaren en sigaretten voor de toe8. & J. n°. 81. 3 — 71 — Art. 43 !10'Het'ligt overigens niet in de bedoeling het dén bona-fide winkelier in dit opzicht'moeilijk të'Tnaken ; anders wordt de zaak, indien het vervoer geschiedt door of vanwege den winkelier, die zijnen voorraad of een grodt gedeelte daarvan met verbroken zegels voorhanden houdt. De aandacht zij er voorts nog op gevestigd] • dat de op den voet van artikel 42 voorhanden of ten verkoop aangeboden of verkocht wordende sigaren, zich moeten bevinden in de „oorspronkelijke" verpakking, dat is in de verpakking, waarin zij door den fabrikant werden, afgeleverd. Aangezien sigaren in den regel, nadat zij in de kistjes zijn gelegd, worden geperst, krijgen zij een min of meer hoekigen vorm. Indien nu vermoeden rijst dat een winkelier een kistje navult met onveraccijnsde sigaren, dan zal soms de vorm van de sigaar voor de ambtenaren eene aanwijzing kunnen zijn om op de handelingen van dien winkelier nauwkeurig'toezicht te houden. ■ oii Het verbreken van het zegel zal 'zoodanig moeten geschieden, dat de daarop voorkomende kleinhandelsprijs ongeschonden blijft. (§42, Instr.wet.) Art. 43. { Vervallen ingevolge art. ld der wet van 17 Februari 1922, S. 63. *) Zie de derde aant. op art. 8. — De bezwaren, uit de intrekking van artikel 43 voortvloeiende voor importeurs van uit Indische tabak vervaardigde sigaren, zijn den 'Minister door belanghebbenden medegedeeld. 1 Art. 43 der Tabakswet S. 1921, n°. 712, luidde : „Losse sigaren, die niet stuksgewijs zijn gezegeld, mogen door een kleinhandelaar ten getale van ten hoogste twintig stuks tegelijk worden afgeleverd, doch uitsluitend uit het kistje waarin zij oorspronkelijk waren verpakt en waarop het zegel is aangebracht dat van de af te leveren • soort het laagst voorhanden serienummer aanwijst. Voor de toepassing dezer bepaling en van artikel 30 worden van, ieder merk de sigaren, die in kistjes van denzelfden inhoud zijn verpakt en welke niet voorzien zijn van eene verschillende aanduiding- betreffende de kleur, als sigaren van eenzelfde soort beschouwd. Aflevering in strijd met de artikelen 41, 42 en 43 is verboden." Art. 43 —- 72 — Volgens de door dezen verstrekte inlichtingen bestaat de invoer van Indische tabaksfaolrj? katen voor een gedeelte uit zoogenaamde cigarülos en voor een ander deel uit gewone «garen. De cigarülos zouden kunnen worden ingevoerd in kleine pakjes, die van een zegel kunnen worden voorzien. Wanneer dat zoodanig zou kunnen geschieden, dat het publiek de sigaartjes althans gedeeltelijk zou kunnen bezichtigen, voordat tot den koop wordt besloten, dan zou dat volgens de gehoorde belanghebbenden geen bezwaar opleveren. De Miraster bereidt eene regeling voor, waardoor met den wensch van belanghebbenden rekening kan worden gehouden. Ten aanzien van gewone Indische sigaren staat de zaak andera. Belanghebbenden beweren, dat zij die sigaren bezwaarlijk in Indië stuksgewijs kunnen laten banderolleeren, omdat de kleinhandelsprijs daarvan eerst bier te lande kan Worden vastgesteld. Eenig ririoo sohjjnt hieraan inderdaad verbonden, doch afgescheiden van het feit dat dit risico niet groot kaai zjjn, verkeeren de importeure van Indische sigaren in dit opricht in hetzelfde geval als de importeurs van Havanaen andere buitenlandsche sigaren. De hoeveelheid verpakte sigaren, die fabrikanten hg het in werking treden der Tabakswet in voorraad hebben, zullen, indien stuksgewijze banderolleering om technische redenen' ondoenlijk mocht zijn, in van zegels voorziene verpakkingen in het vrije verkeer moeten worden gebraoht. Het ligt voor de hand, dat de fabrikanten nog vóér- het inwerkingtreden der wet voldoende gelegenheid zullen hebben die voorraden af te zetten. Bovendien behoort niet te worden vergeten, dat het bij de meeste fabrikanten gebruik is hunne voorraden op te slaan in zoogenaamd droog fust. Sigaren in droog fust moeten, voordat zij worden afgeleverd, worden omgepakt en het is zeer goed mogelijk sigaren droog te zegelen, hetgeen alleen een geringe vermeerdering van kosten medebrengt. Dat op den duur de intrekking van artikel 43 groot bezwaar zal opleveren, kan de Minister niet beamen. Immers de practijk zal spoedig de verhouding aangeven waarin er vraag be- Art. 47 — 78 — dient te worden voorzien in de mogelijkheid, dat een hoogere prijs wordt gemaakt. In dit geval zal de meer verschuldigde accijns moeten worden bijbetaald volgens de voorschriften, bedoeld in artikel 45, 2de lid der wet. p?Het tweede lid van artikel 47 voorziet in het geval, dat men onveraoeijnsde artikelen buiten eene fabriek of een entrepot in het openbaar mocht willen verkoopen. Daar niet met zekerheid is te zeggen welke bijzondere gevalletf'ticlt'bij deze wijze van verkoop zullen voordoen, is het treffen van de noodige voorzieningen tot verzekering van den accijns overgelaten aan den inspecteur der accijnzen. Deze voorzieningen zullen in de meeste gevallen hierin bestaan, dat zorg wordt gedragen, dat de verkochte goederen het verkooplokaal niet verlaten dan met inachtneming van dezelfde voorschriften als in artikel 29 zijn vastgesteld voor uitslag van tot verbruik bereide tabak uit eene fabriek. Is de kooper een fabrikant, dan zal bij de goederen onveraccjjnsd in zijne fabriek kunnen inslaan ; is hij kleinhandelaar, dan zal de accijns moeten worden voldaan in verband met den door hem vast te stellen Heinhandelsprijs, terwijl bij verkoop aan particulieren de accijns zoo noodig zal zijn te berekenen met inachtneming van het bepaalde bij artikel 3 der wet. In ieder geval moet van den verkooper de aangifte worden gevorderd die artikel 46 voorschrijft. Volgens het eerste lid van dit artikel is de prijs, die bij eene openbare verkooping, als in artikel 46 bedoeld, wordt verkregen, grondslag voor de heffing van den accijns, indien hij hooger is, dan die vermeld op de verpakking of op de sigaren. Onder prijs is hier tcC-W* staan de verkoopprijs zonder i bij voeging van lasten, die in den vorm van percenten van den verkoopprijs de koopsom verhoogen. Ook het te heffen registratierecht blijft ten deze buiten aanmerking. Bij het verleenen van eene vergunning overeenkomstig het tweede lid van dit artikel zal de inspecteur der accijnzen tevens hebben voor te schrijven met welk document het Vervoer der onveraccijnsde fabrikaten naar het verkooplokaal moet plaats hebben. (§ 46, Instr.wet.) 87 Art. 60 Financiën, wordt eene lijst van de volgens déze'wet verleende bedrijfsvergunningen tegen betaling der kosten verkrijgbaar gesteld. Van intrekking van bedrijfsvergunningen wordt door genoemden Minister mededeebng gedaan in de Staatscourant. Op den 20sten van iedere maand zendt de ontvanger aan den directeur eene opgave van de sedert de vorige inzending verleende of vervallen bedrijfsvergunningèn, of negatief bericht. De opgave geschiedt lexicographisoh, per gemeente, met de meeste nauwkeurigheid en vermeldt de verleende en de vervallen bedrijfsvergunningèn afzonderlijk in zoo duidelijk mogelijk schrift. De directeurs verzamelen die opgaven en zenden die uiterlijk den 27sten dier maand in aan de afdeeling Accijnzen van het Departement van Financiën, ten einde daaruit de in dit artikel voorgeschreven lijst samen te stellen. Voor de opgaven wordt het model Tabaksaccijns n°. 11 gebruikt. (§ 52, Instr; wet.) Art. 60. Sigarettenpapier mag hier te lande niet worden vervaardigd zonder Onze toestemming. Het hier te lande vervaardigde sigarettenpapier is onderworpen aan een accijns. Deze bedraagt : voor sigarettenpapier in den vorm van hulzen of in blaadjes van niet meer dan 25 c.M» f 1.50 per 1000 stuks; ■ voor sigarettenpapier in vellen of op rollen : f 0.60 per M«. De verdere bepahngen betreffende de heffing van dezen accijns worden door Ons bij algemeenen maatregel van bestuur vastgesteld. , Wij behouden Ons voor, bij algemeenen maatregel van bestuur, onder de noodige voorzieningen tegen misbruik, vrijdom te verleenen van den accijns voor sigaretten- Art. 61 — 88 — papier, dat hier te lande gebezigd wordt voor de vervaardiging van sigaretten in sigarettenfabrieken. Indien een fabrikant het voornemen mocht' te kennen gevea! sigarettenpapier te gaan vervaardigen, behoort hij op de bepaling van het eerste lid van dit artikel te worden gewezen. Voor de uitoefening van het toezicht kan^BQ® twijfel of eene papiersoort als sigarettenpapier is aan te merken, een monster aan het Departement worden opgezonden. (§ 53, Instr.wet) Art. 61. Voor de naleving van deze wet en van de krachtens deze wet uitgevaardigde algemeene maatregelen van bestuur door naamlooze vennootschappen en vereenigingen die rechtspersoonlijkheid bezitten, zijn aansprakelijk zij die de vennootschap of vereeniging in rechten vertegenwoordigen. HOOFDSTUK VIII. Bepalingen van strafrechtelijken aard. Art 62. Hij die de in artikel 7 dezer wet bedoelde zegels namaakt of vervalscht, met het oogmerk om ze als echt en onvervalscht te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf >van ten hoogste zes jaren. Artikelen 62—78. Ten aanzien van de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten en de verdere behandeling van de ter zake opgemaakte processen-verbaal — de transactie, de vervolging, alsmede de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraken ingesloten — gelden de bepalingen der Algemeene wet van 26 Augustus 1822, S. 38 (Verz. n°. 70). De voorschriften nopens de behandeling van contentieuze zaken wegens invoerrechten en accijnzen zijn ten deze toepasselijk. (§ 54, Instr.wet.) - 89 Art 67 Art. 63. Hij die opzettelijk valsche, vwvalschte, gebruikte of wederrechtelijk vervaardigde zegels gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen het Rijk in Europa invoert ah> waren die zegels echt en onvervalscht, ongebruikt of niet wederrechtelijk verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Art. 64. Hij die opzettelijk gebruikte zegels verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert of binnen het Rijk in Europa invoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Art. 65. Hij die naar aanleiding van de artikelen 21, 31 en 39 opzettelijk een valsch of vervalscht boek of eene valsche of vervalschte kaart of kaarten ter inzage aanbiedt of opzettelijk een valsch of vervalscht uittreksel uit zijne boeken of kaarten verstrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Art. 66. Hij die opzettelijk de bij artikel 58 opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft .met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden. Hij aan wiens schuld schending van de geheimhouding te wijten is, wordt gestraft met hechtenis Van ten hoogste drie 'maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Geene vervolging wordt ingesteld dan op klachte van hem te wiens aanzien de geheimhouding is geschonden. Art. 67. Hij die een bedrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel 14 uitoefent — 95 — Art. 88 'De ontvangers houden aanteekening van de ibij hén ingeleverde aangiften in een met de pen te trekken register, aanwijzende een nummer van orde, naam en woonplaats van den aangever en de totale hoeveelheid van de aangegeven tabak. Het volgnummer van inschrij- i ving wordt op de aangifte vermeld. Zij leveren, de aangiften in bij den inspecteur, onder opgaaf van naam en woonplaats van de personen, bij wie naar hunne meening eene contróle op de ingeleverde aangifte zou kunnen worden ingesteld. Indien de ontvanger van oordeel is, dat personen, tot aangifte overeenkomstig dit artikel verplicht, die aangifte hebben nagelaten, geeft hij den inspecteur mede daarvan kennis onder opgaaf van bijzonderheden, die er toe kunnen leiden de verzwegen voorraden op te sporen. De inspecteur laat de noodige opnemingen doen, waarbij hij de aandacht vestigt op het laatste . Hor van artikel 50 der wet. ■ Vermits de voorraad ruwe tabak moet worden afgeleverd aan een handelaar of fabrikant in het bezit van eene bedrijfsvergunning, en de aangever volgens dit artikel niet gerechtigd is tot afgifte van een geleibiljet als bedoeld in artikel 50, zal het vervoer moeten plaats hebben op een door den verkrijger der tabak afgegeven geleibiljet. De ambtenaren van den actieven dienst zullen zich proefsgewijze hebben te overtuigen of de aangevers volgens dit artikel aan het voorschrift van het derde lid de hand houden. Het artikel heeft uitsluitend ten doel te be-: letten, dat voorraden ruwe tabak, welke bij de invoering der wet voorhanden zijn, buiten voorkennis der administratie met frauduleuze bedoelingen aan clandestine fabrieken worden afgeleverd, of door fabrikanten buiten de boekhouding, voorgeschreven in art. 31, worden gehouden. (§ 56, Instr.wet.) Art. 83. Ieder die, elders dan in entrer pot of in een pand waarin het bedrijf vèttt' ■ .fabrikant wordt uitgeoefend, voor zich zelf of voor een ander, bij het in werking treden der wet, tot verbruik bereide tabak ten verhoop in voorraad neett ot na net Art. 83 — 96 — in werking treden der wet tot verbruik bereide tabak, die voor dat tijdstip bier te lande is verzonden, ten verkoop ontvangt, is gehouden daarvan uiterlijk op den eerstvolgenden werkdag, tegen gedagteekend ontvangbewijs, eene schriftelijke aangifte in te leveren bij den ontvanger der accijnzen, onder wiens kantoor de tabak in voorraad was of ingeslagen is. De aangifte moet onderteekend zijn en opgaaf bevatten van : a. naam en woonplaats van den aangever ; b. de soort en de hoeveelheid der voorhanden tabak, gesplitst naar merken, nummers of qualiteiten ; c. den kleinhandelsprijs, afzonderlijk voor elk merk, elk nummer of elke qualiteit; d. de nauwkeurige aanwijzing van de plaats waar de tabak in voorraad was of ingeslagen is. Hij die volgens dit artikel tot aangifte gehouden zijne verplichting niet of niet volledig nakomt, of eene onjuiste opgaaf doet, wordt gestraft met geldboete van ten minste honderd en ten hoogste duizend gulden. Ook voor de aangifte volgens dit artikel heeft de wet geen model voorgeschreven, zoodat elke onderteekende aangifte, die de volgens de wet vereischte gegevens bevat, aangenomen moet worden. De ontvangers kunnen echter ter beschikking van de aangevers stellen één of meer formulieren voor het doen van aangiften van tot verbruik bereide tabak, waarvan1 hét materieel kan worden aangevraagd onder de benaming : aangifte volgens artikel 83 Tabakswet. Van de ingeleverde aangifte wordt aantéekening gehouden in een met de pen te trekken register, aanwijzende een nummer van orde, 97 — Art. 84 de .bijzonderheden, bedoeld onder litt. a, b en c van het tweede lid van het artikel, het accijnsbedrag, dat volgens de aangifte verschuldigd . is, en dagteekening en nummer van de qüitantie ■fljfjtyet register n°. 7 (accijnzen), blijkens welke de verschuldigde accijns is betaald. Het volgnummer van inschrijving wordt op de aangift' vermeld. De voorschriften in de vorige paragraaf gegeven ten aanzien van de inlevering der aangiften bg den inspecteur ert de in verband daarmede in te stellen controle, gelden ook voor de toepassing van dit artikel, met dien verstande, dat, waar het hier artikelen betreft, aan den accijns onderworpen, de contróle zooveel mogelijk moet worden uitgestrekt tot allen, van wie vermoed wordt, dat zij geen of slechts onvolledig aangifte hebben gedaan. Volgers artikel 83 moet zoowel de winkelier als ieder ander, die bij het in werking treden der wet tot verbruik bereide tabak ten verkoop in voorraad heeft buiten een entrepot of een fabriek, daarvan aangifte doen. Nu komt het voor, dat winkeliers voor hunne klanten de door dezen gekochte sigaren bewaren, ten einde die bij gedeelten af te leveren, telkens wanneer een klant zijn verlangen daartoe kenbaar maakt. Daar de winkelier deze sigaren niet ten verkoop^ in voorraad heeft, behoeft hij die niet in zijne aangifte volgens artikel 83 te begrijpen. Zijn belang brengt echter mede, dat hij bjj1 het doen van aangifte van het bestaan dezer voorraden uitdrukkelijk melding maakt, en den ambtenaren, die zulks verlangen, uit zijne boeken de juistheid van dip vermelding bewijst. In dat geval bestaat er geen bezwaar tegen, dat het eerste lid van artikel 85 wordt toegepast ook op de hierbedoelde verkochte voorraden, alhoewel zij buiten de aangifte volgens artikel 83 vallen. Na verloop van drie maanden zullen ook de hierbedoelde tabaksfabrikaten niet mogen worden afgeleverd dan op de wijze, voorgeschreven bij de artikelen 41 en 42 der wet. (§ 57, Instr.wet.) Art. 84. Voor de tot verbttiik bereide tabak, waarvan volgens het vorige artikel S. & J. n°. 81. 4 Art. 85 — 98 — aangifte moet worden gedaan, is de accijns, berekend volgens artikel 5, verschuldigd door hem, die tot aangifte gehouden is. Deze accijns moet binnen drie maanden na het in werking treden der wet worden betaald ten kantore voor de inlevering der aangifte aangewezen. Indien de accijns na verloop van den termijn, in dit artikel genoemd, niet is voldaan, dan wordt voor de invordering zoo noodig gebruik gemaakt van het recht van parate executie, bedoeld in het 24ste hoofdstuk der Algemeene Wet van 26 Augustus 1822, S. 38 (Verz. n°. 70). <§ 58, Instr.wet.) Art. 85. Gedurende drie maanden na bet in werking treden der wet is het bepaalde bij artikel 41 niet van toepassing «p tot verbruik bereide tabak, waarvoor aannemelijk kan worden gemaakt, dat daarvan volgens artikel 83 aangifte is gedaan. Onze Minister van Financiën is bevoegd in bijzondere gevallen, onder de noodige voorzieningen, verlenging van dezen termijn toe te staan. Aan hen, die de in artikel 83 bedoelde aangifte in duplo inleveren, reikt de ontvanger desverlangd een gewaarmerkt :afschrift dier aangifte uit. Dit afschrift kan den belanghebbende van nut zijn, indien hij na het in werking treden der wet wordt geroepen om aannemelijk te maken, dat de bij hem voothanden voorraad is aangegeven. Het is echter duidelijk, dat bedoeld afschrift alleen niet steeds de overtuiging zal kunnen vestigen, dat de in een verkooplokaal aangetroffen voorraden, ook al worden zjjdoor die aangifte volkomen gedekt, overeenkomstig' dit artikel zijn aangegeven. Immers, indien 'aan die aangifte zoodanige bewijskracht werd toegekend, zou het den fraudeerenden winkelier, die kans ziet zijne door den verkoop verminderde 99 Ari. 85 voorraden telkens aan te vullen met nietaangegeven tabaksfabrikaten, gemakkelijk worden gemaakt. Het is dan ook wenschelijk, dat hun, die eene 'aangifte hebben ingeleverd, wordt aanbevolen gedurende den termijn in dit artikel bedoeld, nauwkeurig aanteekening te houden van hetgeen zij eiken dag van den aangegeven voorraad verkoopen, opdat zij desgevorderd aan de hand van de aangifte, de bedoelde aanteekeningen en o. q. hunne boeken, aannemelijk kunnen maken, dat de bij hen aangetroffen voorraden overeenkomstig artikel 88 zijn aangegeven. Het is gebleken, dat verschillende winkeliers er de voorkeur aan zouden hebben gegeven, indien zij dadelijk na de invoering der wet verplicht waren geworden gezegelde tabaksfabrikaten te verkoopen. Zooals de wet luidt, ondervinden zij het als een bezwaar drie maanden na de invoering der wet een bedrag aan accijns te moeten betalen, dat zij bij kleine gedeelten van hunne afnemers invorderen of in het geheel niet op de koopers kunnen of willen verhalen. Dergeljjken winkeliers zou kunnen worden geraden zich in verbinding te stellen met hunne leveranciers, opdat deze de door hen geleverde voorraden even vóór de invoering der wet tijdelijk in de fabriek terugnemen, ten einde die dadelijk na die invoering, van zegels voorzien, terug te zenden. Het is ook reeds bekend, dat er fabrikanten zijn, die den winkeliers den accijns zullen teruggeven, die ingevolge dit artikel voor de van hen betrokken voorraden moet worden betaald. Met toestemming van den winkelier bestaat er geen bezwaar tegen, dat de ontvangers deze fabrikanten inlichtingen verstrekken nopens den inhoud van de door eerstgenoemden ingeleverde aangifte, voor zoover die op de door dien fabrikant geleverde : artikelen betrekking heeft. Het is overigens niet onwaarschijnlijk, dat er onder de talrijke tot aangifte verplichte neringdoenden verschillenden zijn, die zullen trachten een min of meer belangrijk bedrag aan accijns te ontduiken ten nadeele ook van hunne meer eerlijke beroepsgenooteh. Om die reden wordt het raadzaam geacht dat van af Art. 88a — 104 — Onze Minister yan Financiën kan aan het jverleenen van de ontheffing nog andere voorwaarden verbih9 dezer wet, eene verleende ontheffing in te trekken. Eene ingetrokken ontheffing kan niet opnieuw worden verleend. , . Dit artikel is aldus ingevoegd bij art. 2 der wet van 17 Februari 1922, S. 63. — Dit artikel is in de Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) ingelascht, ten einde te gemoet te komen aan de bezwaren van een groot aantal kleinfabrikanten, die zich bij de invoering van den tabaksaccijns niet kunnen aanpassen aan de bepalingen van artikel 23, tweede lid, en artikel 40 der wet. Voor de beslissing of eene ontheffing op grond van dit artikel kan worden verleend, moet vast staan, dat in het lokaal, waarvoor die ontheffing zal gelden, bereids op 1 Januari 1921 het bedrijf van kleinhandelaar of dat van fabrikant werd uitgeoefend. Echter is de mogelijkheid onder oogen gezien, dat een kleinfabrikant of een kleinfabrikant-winkelier door van zijn wil onafhankelijke omstandigheden zijn pand moet verlaten, bijvoorbeeld doordat hem de huur is opgezegd. Indien in zoodanig geval voor het op 1 Januari 1921 in gebruik zijnde lokaal ontheffing was verleend, kan die ontheffing voor het na dien datum in gebruik genomen lokaal worden overwogen. Aangezien dezelfde regel ook moet gelden voor verwisseling van lokalen, die vóór het inwerkingtreden der wet heeft plaats gehad, stelt de wet de mogelijkheid, dat eene ontheffing had kunnen worden verleend, gelijk met eene verleende ontheffing. Uit het artikel blijkt duidelijk, dat geen ontheffing kan worden verleend van het bepaalde bij artikel 23, eerste lid der wet. Een kleinfabrikant die in zijne woning een lokaal in gebruik heeft als werkplaats, waarvan de vrije luchtruimte kleiner dan 40 M3. is, kan dus niet op grond van het onderwerpelijke artikel in — 109 - Den Raad van State gehoord (advies van 7 Maart 1922, n°. 22); Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 13 Maart 1922, B°. 107, Accijnzen ; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen : Aft- 1. Voor de berekening van den accijns wordt de kleinhandelsprijs naar boven afgerond : a. voor sigaren tot f 10, f 15, f 20, f 25, f 30, f 35, f 40, f 50, f 60, f 70, f 80, f 90, f 100, f 120, f 140, f 150, f 160, f 180, f 200, f 250, f 300, f 350, f 400 en verder tot veelvouden van f 100 per 1000 stuks ; b. voor sigaretten tot f 5, f 10, f 15, f 20, f 25, f 30, f 35, f 40, f 45, f 50, f 60, f 70, f 80, f 90, f 100 en verder tot veelvouden van f 25 per 1000 stuks ; c. voor rooktabak, pruimtabak en snuif tot f0.40, f0.80, fl.00, f 1.20, f 1.40, f 1.60, f 1.80, f2.00, f 2.20, f 2.40, f 2.60, f 2.80, f 3.00, f 3.20, f 3.60, f4.00, f 4.50, f 5.00, f 5.50, f 6.00 en verder tot veelvouden van f 1 per kilogram. Voor hoeveelheden van minder dan 1000 stuks of 1 kilogram wordt de accijns naar evenredigheid berekend. Vergelgk § 10 der Instructie ter uitvoering der wet (resolutie van 30 Maart 1922, n°. 120, Verz. n°. 1749). (§ 1, Instr.besluit.) Bedoelde paragraaf is opgenomen onder art. 5 der Tabakswet S. 1921, n°. 712 hiervoréia. '"' 2. De zegels, bedoeld in artikel 8 der aangehaalde wet, worden onderscheiden in de volgende soorten : a. zegels, bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van sigaren in kistjes met ruglint of seharniersluiting ; 6. zegels, bestemd om te worden aangebracht op andere verpakkingen van sigaren dan sub o bedoeld; c. zegels, bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren ; d. zegels, bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van sigaretten ; e. zegels, bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van rooktabak, pruimtabak en snuif in andere dan de sub / bedoelde puntzakken en zoogenaamde suikerzakken; — 110 — ƒ. zegels, bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van rooktabak, pruimtabak en snuif in puntzakken en zoogenaamde suikerzakken ; g. zegels, bestemd om te worden aangebracht op tabaksfabrikaten bij invoer uit het buitenland door anderen dan wederverkoopers ; h. zegels, bestemd om te worden aangebracht in het geval, bedoeld in artikel 22 van dit besluit; i. zegels, bestemd om' te' worden aangebracht in gevallen, waarin hiervoor niet is voorzien. De zegels hebben den vorm van een rechthoek ; hunne beeldgrootte bedraagt voor de zegels sub : o. 4 X 12 of 4 X 20 centimeter; 6. 1,3 X 25 centimeter; c. 0,8 x 7,2 centimeter; d. 1 x 21 centimeter; e. 2 x 40 centimeter of 2 x 23 centimeter ; /. 4 x 12 centimeter. De zegels sub a, b, d, e, / vertoonen 3 vakken, bestemd voor de vermelding van hoeveelheid (nettogewicht of aantal stuks) en soort van het tabaksfabrikaat, van den naam van den fabrikant of van den importeur, die de zegels van de administratie der accijnzen betrekt en van den kleinhandelsprijs. De zegels sub c vertoonen één middenvak, bestemd voor de vermelding van den kleinhandelsprijs ; op de rugzijde dier zegels wordt de naam van dén fabrikant of van den importeur 1 vermeld. Onder de voorwaarden, door Onzen Minister van Financiën te stellen, kan de naam van den fabrikant of van den importeur worden vervangen door een fabrieks- of handelsmerk of door een met de administratie der accijnzen overeengekomen nummer. De zegels worden afgeleverd zonder vermelding van den naam van fabrikant of importeur en zonder vermelding van het hiervoorbedoelde fabrieks- of handelsmerk of nummer. Deze bijzonderheden worden door hem, die de zegels betrekt, daarop in duidelijken druk of gestempeld aangebracht. Het beeld der zegels bestaat uit een geometrisch gevormd versieringsmotief, waarin twee- ui - of meermalen de Nederlandsche leeuw is aangebracht. Behalve op de zegels sub e hiervoren bedoeld, komt op elk zegel minstens tweemaal het woord „Nederland" voor. De zegels, behalve die sub c bedoeld, worden gedrukt als volgt, te weten : een ondergrond in lichtbruin, een overdruk in blauw voor sigaren, in lila voor sigaretten, in roodbruin voor rooktabak, pruimtabak, en snuif, een opdruk, vermeldende soort van het tabaksfabrikaat, hoeveelheid en kleinhandelsprijs, voor sigaren en sigaretten in rood en voor rooktabak, pruimtabak en snuif in zwart. De zegels sub c worden gedrukt in twee kleuren, te weten een ondergrond in lichtbruin eö een (overdruk met kleinhandelsprijs in blauw. Bij het ontwerpen van de in dit artikel omschreven zegels is zooveel mogelijk rekening gehouden met de eischen van de practrjk. Om die reden zijn voor sigarenverpakkingen 2 soorten zegels vervaardigd, waarvan de eene dient voor de gewone sigarenkistjes, betzij van hout, hetzij van beplakt karton, indien het deksel van de laatste althans met ruglint aan het kistje bevestigd is, de andere voor alle andere verpakkingen. De eerste soort van die zegels wordt in twee grootten verkrijgbaar gesteld, met de bedoeling die van de- afmetingen 4x12 centimeter te doen aanwenden voor sigarenkistjes van 25 en 50 stuks, die van de afmetingen 4 x 20 centimeter voor kistjes van 100 en zoo noodig van 250 stuks. De kortste van de hierbedoelde zegels kunnen ook gebezigd worden voor verpakkingen van 10 sigaren in kistjes met ruglint of scharniorsluiting. Ook voor de zegels, bedoeld in litt. e van dit artikel, worden twee grootten beschikbaar gesteld ; de zegels van 2 x 40 centimeter dienen voor verpakkingen van % kilogram en 2% hectogram, die van 2 x 23 centimeter voor verpakkingen van 1 en % hectogram. In het algemeen bestaat er geen bezwaar tegen den fabrikanten en importeurs eenige vrijheid te laten met betrekking tot de soort van zegels, die zij wenschen te gebruiken. Het komt er in hoofdzaak slechts op aan, dat de gebezigde zegels de gewone openingsplaatsen der verpakkingen zoodanig afsluiten, dat deze zonder schending van het zegel niet kunnen worden geopend zonder dat dit zichtbare sporen achterlaat. Er moet echter tegen worden gewaakt, dat bijv. zegels voor rook- of pruimtabak worden gebezigd voor sigaren, enz., welk verkeerd gebruik dadelnk in het oog moet vallen, omdat de soort van het tabaksfabrikaat, waarvoor de zegels bestemd zijn, daarop is gedrukt. Alleen de zegels voor het stuksgewijs zegelen 112 van sigaren vertoonen geene aanduiding nopens hunne bestemming; de vorm en afmetingen dier zegels wijzen er echter op, dat deze voor andere doeleinden ongeschikt zijn. Alle zegels, ook de laatstbedoelde, de zoogenaamde „sigarenringen", vertoonen twee gedeelten. Het eene gedeelte is bestemd voor vermelding in de daarvoor bestemde vakken van de bijzonderheden, bedoeld in het derde lid van dit artikel ; het andere gedeelte heeft het karakter van een lint. De stukken van het lint, die zich aan weerszijden van de vakken bevinden, geven het zegel met inbegrip van die vakken eene zoodanige lengte, dat verpakkingen van normale grootte daarmede op afdoende wijze zijn te sluiten. Is het zegel te lang, dan bestaat er geen bezwaar tegen, dat een gedeelte van het lint wordt afgesneden, voordat het door den fabrikant op de verpakking wordt aangebracht. Het is echter verboden het zegel zoodanig te versnijden, dat de in het derde lid van dit artikel bedoelde bijzonderheden daarop niet meer voorkomen. Onder de zegels neemt dat bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren eene bijzondere plaats in. Het is, zooals ook verder uit dit besluit blijkt, bestemd om een nauwsluitenden ring om de sigaar te vormen en daar zijne bestemming vaststaat, behoeft het slechts den kleinhandelsprijs te vermelden en eene aanwijzing te geven nopens den fabrikant of den importeur, die het heeft aangebracht. De lengte van het zegel, 7.2 centimeter, is voldoende voor een dikke sigaar; moet het om een zeer dunne sigaar worden gelegü, dan zal het zeker te lang zijn. Het zegel kan dan worden ingekort, mits de fabrikant slechts zorg draagt, dat het gedeelte, vermeldende den kleinhandelsprijs en de plaats aan de rugzijde, waarop hij zijn naam, fabrieks- of handelsmerk of het met de administratie overeen te komen nummer heeft aangebracht, ongeschonden blijft. In het algemeen is het wel wenschelijk, dat de fabrikanten de hierbedoelde zegels, indien deze te lang zijn» mkorten. Immers doen zij dit niet, dan zou het zegel een dubbele ring om de sigaar kunnen vormen en zou een herhaald gebruik daarvan niet uitgesloten zijn. De ambtenaren behooren indachtig zijn, dat het ringen van sigaren voor verschillende fabrikanten, die tot nog toe geen sierringen op hun fabrikaat aanbrachten, moeilijkheden zal medebrengen. Aan den eisch, dat bet bijzonder kenmerk van den fabrikant (te weten : naam, fabrieks- of handelsmerk of nummer) aan de rugzijde van den om de sigaar gelegden ring duidelijk zichtbaar moet zijn, behoeft dan ook in de eerste maanden na de invoering ^der, wet niet zoo streng de hand te worden gehouden, dat aanmerking zou moeten worden gemaakt op een ring, waarop een dier gegevens gedeeltelijk overplakt is, in het bijzonder niet, indien de geringe omtrek van de sigaar zoodanige overplakking verklaarbaar maakt. Den fa- 113 [ biikant behoort echter te worden aanbevolen I bnfed^tfaedcelde kenmerk zooveel mogelijk in het midden van den ring te plaatsen, dat is 1 dus op dat gedeelte, waarop aan de voorzijde de kleinhandelsprijs voorkomt. De bepaling, dat een met de administratie der accijnzen overeen te komen nummer als bijsonder kenmerk op de zegels kan worden |> aangebracht, is in het besluit opgenomen t>p advies van fabrikanten' en winkeliers, die het niet dienstig oordeelen, dat de koopers der rookartikelen uit het zegel den naam van den producent leeren kennen. Aangezien voori komen moet worden, dat twee fabrikanten hetzelfde nummer gebruiken, zal de fabrikant I (of importeur) het ongezegeld -veszoek teT veiv I krijging van een nummer aan den Minister moeten richten. Er bestaat geen bezwaar I tegen verstrekking van meer dan een nummer i aan denzelfdén fabrikant. Voorloopig zal | echter in den regel het gebruik van meer dan ■ 3 nummers' niet worden toegestaan. Nadat i de wet eenigen tijd gewerkt heeft, zal eene li lijst der verstrekte nummers aan de ambtenaren worden uitgereikt. Het bezigen van een fabrieks- of handelsmerk op de zegels en op de verpakkingen (zie artikel 9 van het besluit) in plaats van den naam van den fabrikant of importeur, kan den belangI hebbende worden toegestaan aoor den inspecteur der accijnzen over het kantoor, waar de aanvragen tej; bekoming van zegels moeten ! worden, ingeleverd. De inspecteur vordert daarbij de overlegging van afdrukken van dat merk, die hij doet toekomen aan zijne ambt- I genooten over de gemeenten waarheen de fabrikant zijn producten hoofdzakelijk aflevert en waarvan hij ook enkele exemplaren aan het Departement, afdeeling Accijnzen, inzendt. Alleen die fabrieks- en handelsmerken kunnen worden toegelaten die wettig gedeponeerd zijn. Fabrikanten, enz. die zoodanig merk niet be- II ritten, zullen öf hun naam öf een nummer als hiervoorbedoeld op de zegels en de verpakkingen moeten aanbrengen. (§ 2, Instr.besluit.) 3. De zegels worden voor fabrikanten en importeurs verkrijgbaar gesteld bij den Controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns te Haarlem iZfl worden aangevraagd en afgeleverd door | bemiddeling van den ontvanger der accijnzen, in wiens dienstkring de fabriek gelegen is, waaruit de tabaksfabrikaten voor binnenlandsch verbrui* zullen worden uitgeslagen, en voor zooveel buitenlandsche tabaksfabrikaten betreft, door bemiddeling van den ontvanger der accijnzen, te wiens kantore de accijns wordt betaald. De bemiddeling van den ontvanger — 114 — bij de aflevering b«jft achterwege, indien uit j de aanvraag tot verstrekking van zegels blijkt, dat deze te Haarlem door een gemachtigde van den aanvrager rechtstreeks van den in het eerste, lid genoemden controleur in ontvangst genomen zullen worden. Voor de aanvraag van zegels voor den tabaksaccijns wordt ingesteld het materieel: serie Tabaksaccijns n°. 15, voor de aanvraag van zegels voor sigaren; • serie Tabaksaccijns n°. 16, voor de aanvraag van zegels voor sigaretten, en serie Tabaksaccijns n°. 17, voor de aanvraag van zegels voor rooktabak,, (pruimtabak en snuif. Ten behoeve van fabrikanten en importeurs die zegels wenschen aan te vragen, «orden de hiervoorbedoeld» formulieren kosteloos ver-! krijgbaar gesteld ten kantore van de ontvangers der accijnzen. (§ 3, Instr.besluit!) —' Bij de ontvangst van eene aanvraag tot verstrekking van zegels gaat de ontvanger na, of deze naar behooren is ingevuld. Blijkt dat niet het geval te zijn, dan geeft h^'dé aanvraag ter verbetering terug, onder opgaaf van zijif' «pmerkingen. Wijzigingen in de aanvraag worden door den aanvragèr'Btj renvooi goedgekeurd. Van de inlevering der aanvraag wordt een bewijs afgegeven, waarvan het materieel wordt opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder n°. 18. (§ 4, Instr.besluit;) 1 — De ontvanger boekt de aanvragen in een register van aanvragen van zegels, opgenomen in de serie Tabaksaccijns, onder n°. 19. Alvorens die aanvragen door te zenden aan den Controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns te Haarlem (verder in deze instructie controleur genoemd), hetgeen zooveel mogelijk nog op den dag der inlevering behoort te geschieden, gaat hij na, of de te zijnen kantore gestelde zekerheid voldoende is voor hetgeen door den aanvrager bereids verschuldigd is en in verband met de aanvraag verschuldigd zal worden. Is dat niet het geval, dan vordert hij zoo noodig afzonderlijke zekerheid. Indien de aanvrager geen krediet voor den accijns geniet, is de ontvanger bevoegd ter verzekering van de betaling van hetgeen ingevolge de aanvraag verschuldigd kan worden, zekerheid te vorderen. • Die zekerheid moet gevorderd worden indien de'zegels worden afgeleverd aan den gemachtigde van den aanvrager te Haarlem. (§ 5, Instr. besluit.) — Na ontvangst van eene aanvraag gaat de controleur zoo spoedig mogelijk over tot de verzending van de aangevraagde zegels. 'Hn verzendt die zegels, al naarmate de aanvraag luidt, hetzij aan den ontvanger der accijnzen, door wiens tusschenkomst de aanvraag werd ingezonden, hetzij aan den te Haarlem geveistigden gemachtigde van den aanvrager. — 115 — :"IhJIhet: eerste'' geval zendt hij genoemden ontvanger: a. eene kennisgeving, dat en wannéér de bestelde zegels zijn afgezonden, onder opgaaf van hét nummer, waaronder de aanvraag door den ontvanger in het register Tabaksaccijns n°. 19 is geboekt, den naam van den aanvrager, het aantal colli waarin de zegels zijn verpakt, de daarop voorkomende merken en nummers, de toegepaste verzegeling en de wijze van vervoer ; 6. een borderel van verzending met daaraan gehechte qüitantie en duplicaat-quitantie voor ontvangst, waarvan het materieel wordt opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder nummer 20, 20a, en 206. De sub a en 6 vermelde stukken worden door den controleur ieder afzonderlijk verzonden en worden dus niet bij de zegels verpakt. Indien de zegels worden afgeleverd aan den te Haarlem gevéstigden gemachtigde van den aanvrager, geschiedt zulks tegen afgifte van ontvangbewijs op het daarvoor door den controleur op te maken borderel. Na ontvangst van dat bewijs zendt de controleur het borderel met daaraan gehechte qüitantie en duplicaat-quitantie toe aan den ontvanger door wiens tusschenkomst de aanvraag werd ingezonden. (§' 6, Instr.besluit.) — Na ontvangst van de zegels geeft*de ontvanger aaarvan zoo spoedig mogelijk kennis aan den aanvrager door toezending van een ka-artformulier, waarvan het materjeel wordt opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder nummer 21, waarin deze wordt uitgenoodigd de zegels uiterlijk den eerst volgenden werkdag ten kantore in ontvangst te komen nemen. Bij het in ontvangst nemen heeft de aanvrager het recht de zegels te vergelijken met het borderel van verzending. Laat hij zoodanige vergelijking na, dan is zoowel de controleur als de administratie der accijnzen ontheven van elke aansprakelijkheid voor nader bevonden vermissen of verschillen. Wenscht de aanvrager de zegels wel te vergelijken met het borderel, dan verschaft de ontvanger hem daarvoor te zijnen kantore gelegenheid. 1 jfiöï zulks in het kantoor niet geschieden, dan worden de pakken of kisten, waarin de zegels zich bevinden, door de zorg van den aanvrager onder ambtelijk toezicht overgebracht naar het pand, waar deze die wenscht op te slaan en heeft aldaar de vergelijking plaats. Blijkt bij de vergelijking ten kantore van den ontvanger of in het pand van den aanvrager van verschillen tusschen het borderel en de zegels, dan wordt daarvan in het eerste geval door den ontvanger en in het tweede geval door de aanwezige ambtenaren een relaas opgemaakt, dat na medeonderteekening door den aanvrager door den ontvanger'ten'spoedigste wordt ingezonden aan den controleur. - 116 - Zijn bij de vergelijking der zegels'mMwhet borderel geen verschillen bevonden óf^ heeft vergelijking- niet plaats gehad, dan teëkent de aanvrager op het borderel het daarop voorkomend ontvangbewijs af. Gelijke afteekening heeft plaats bij ontdekking van verschillen, voor de aanwezige zegels, indien deze door den aanvrager in ontvangst worden genomen. (§ 7, Instr.besluit.) — Indien bij de ontvangst van Zegels ten kantore van den ontvanger blijkt, dat de op de emballage aangebrachte, verzegeling is geschonden of dat, zonder schending van de verzegeling, de emballage zoodanig is beschadigd, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de inhoud der colli gedeeltelijk is ontvreemd, dan maakt genoemde ambtenaar van die bevinding melding op het stuk of in het register, waarin hij ten behoeve van den vervoerder voor ontvangst teekent. Hij noodigt in zoodanig geval den vervoerder of hem, die namens den vervoerder de colli aflevert, uit, om zijnerzijds kennis te nemen van den toestand, waarin zich de colli bevinden. Hij opent die colli ten spoedigste, vergelekt,de bevonden zegels met het borderel en maakt bij bevinding van verschillen een relaas op, dat hij dadelijk inzendt aan den controleur. Van alle bijzonderheden die kunnen strekken tot opsporing van de vermiste zegels, doet de ontvanger in een afzonderlijk schrijven mededeeling aan den controleur. Indien het onderzoek aanleiding geeft tot het vermoeden van diefstal of verduistering van zegels, wordt de zaak ten spoedigste in handen van de justitie gesteld. (§ 8, Instr. besluit.) — De in § 6 bedoelde aan het borderel gehechte qüitantie en duplicaat-quitantie worden teruggezonden aan den controleur, die zijnerzijds de duplicaat-quitantie toezendt aan den inspecteur der accijnzen, tot wiens inspectie het betrokken ontvangkantoor behoort. Het borderel zelf blijft bewaard bij het register van aanvragen van zegels (Tabaksaccijns n°. 19) en dient als bewijsstuk voor de juistheid der debiteering op de kredietrekening of van de plaats gehad hebbende betaling van den accijns. De duplicaat-quitantie strekt den inspecteur . als hulpmiddel bij de kantoorvenficatie. (§ 9, Instr.besluit.) — Indien de ontvanger binnen 5 dagen na ontvangst van de kennisgeving, bedoeld in Ut. a van § 6, de daarin geadviseerde colli nog niet. heeft ontvangen, geeft hij daarvan telegrafisch kennis aan den controleur, die dadelijk een onderzoek naar de vermiste colfinfistelt. Bij dat onderzoek verleenen ambtenaren der accijnzen op verzoek van den controleur hunne medewerking. (§ 10, Instr.heslwtjL — Indien overeenkomstig artikel 8 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 192S?fSJ1126, niet gebruikte, onbeschadigde zegels worden ingeleverd, ter inruiling tegen zegels -santandere - 117 waarden, zorgt de aanvrager voor toezending van de in te leveren zegels aan den controleur. Zijn de zegels overeenkomstig het tweede lid van genoemd artikel 8 vernietigd, dan wordt het daarin bedoelde afschrift van het relaas van vernietiging of onbruikbaarmaking door den ontvanger bij de aanvraag doorgezonden. Bij de toezending van het borderel van verzending aan den ontvanger, overeenkomstig § 6 hiervoor, teekent. de controleur op dat stuk en op de daaraan gehechte qüitantie en du. plicaat-quitantie de waarde aan der hem ter verwisseling toegezonden zegels of de waarde der vernietigde of onbruikbaar gemaakte zegels, zooals die uit het hem toegezonden relaas blijkt. De aldus op het borderel van verzending en daaraan gehechte quitantiën aangeteekende waarde, wordt ter berekening van hetgeen door den aanvrager verschuldigd is, van de waarde der toegezonden zegels afgetrokken. (§ 11, Instr.besluit.) — Op machtiging van den Minister kan aan hen, die zegels hebben aangevraagd, welke zij wegens staking van het bedrijf of om andere buitengewone redenen niet kunnen gebruiken, teruggaaf van het betaalde of afschrijving van het daarvoor verschuldigde bedrag worden verleendBij het verleenen van zoodanige machtiging worden de voorwaarden vastgesteld, onder welke teruggaaf of afschrijving kan worden verleend. (§ 12, Instr.besluit.) 4. De zegels worden verkrijgbaar gesteld in pakken, elk inhoudende 10 bladen met zegels van dezelfde soort en dezelfde accijns waarde ; gedeelten van pakken worden niet afgeleverd. Van de zegels, bedoeld in artikel 2, onder litt. o, zijn op één blad 20 zegels, ter grootte van 4 X 12 centimeter of 10 zegels, ter grootte van 4 x 20 centimeter gedrukt. Van de zegels, bedoeld in artikel 2, onder litt. b, e, d en f zijn op één blad respectievelijk 15, 75, 60 .en 20 zegels gedrukt. Van de zegels, bedoeld in artikel 2, onder litt. e, zijn op één blad 30 zegels, ter grootte van 2 X 40 oentimeter, of ter grootte van 2 x 23 oentimeter gedrukt. Het kleinste bedrag dat verkrijgbaar wordt gesteld, wordt gevonden door dia aCCflnswaarde van elk zegel te vermenigvuldigen met het tienvoud van het aantal zegels, dat voor elke soort op een blad is gedrukt. Indien overeenkomstig den tweeden volzin van het tweede lid van het vorig, artikel de zegels te Haarlem in ontvangst worden ge- - 119 — Alle zegels moeten zoodanig worden aangebracht, dat de daarop voorkomende aanwijzingen betreffende aard van het tabaksfabrikaat, de hoeveelheid, den kleinhandelsprijs en de1 in het vorig lid bedoelde bijzonderheden duidelijk leesbaar blijven, wat den kleinhandelsprijs betreft, ook indien de verpakking op de daarvoor bestemde plaats of plaatsen is geopend. De ambtenaren zullen bij hunne controle in de fabrieken letten op de nauwkeurige naleving van artikel 5 van het' besluit en den fabrikant, die de zegels niet doeltreffend aanbrengt, er op wqzen, dat zijne fabrikaten al» niet gezegeld kunnen of zullen worden, aangemerkt (zie art. 8, tweede lid der wet). Met inachtneming van het-vorenstaande is overigen» de fabrikant vrg in de wijze waarop hij de verpakkingen van zegel wil >tsoorzien. Ten aanzien van sigarettendoosjes met deksel, kan het zegel over de lengte of de breedte van het. doosje worden aangebracht; het kan zelfs op de zijwanden van het doosje worden geplakt,: op de plaats waar de rand van deksel en doos tegen elkaar sluiten. Vierkante pakjes tabak kunnen over de voorzijde of over den zijkant van het pakje gebanderolleerd worden. Schuifdoosjes met sigaren of sigaretten moeten zoodanig worden gebanderolleerd, dat uitschuiven niet' mogelijk is zonder verbreking van het zegel. Het is echter geen vereisehte, dat het zegel geheel om de verpakking heensluit. Bij het: hwrvoorbedoeld schuifdoosje is het voldoende, dat het zegel over het bovenvlak en de schuifbare zijvlakken reikt en de beide uiteinden daarvan op het grondvlak worden vastgekleefd. Bij vierkante pakjes tabak, die» van boven en van onderen geopend kunnen worden, behoeft het zegel niet anders dan op het grondvlak, het bovenvlak en een der andere zijden te zijn vastgekleefd. Opgemerkt wordt nog, dat het zegel een geheel moet zijn en dus niet uit aaneengeplakte stukken mag bestaan, waardoor' immers gelegenheid zou worden geboden om bereids gebruikte en van de verpakkingen geweekte zegels ongestraft een tweede maal te bezigen. Noch de Tabakswet, noch het onderwerpen jnk besluit voorziefjiin het geval, dat zegels bij het aanbrengen worden beschadigd. Nu schijnt beschadiging geenszins uitgesloten te zijn bij het gebruik van machines voor het aanbrengen van de zegels. Indien een fabrikant kan aantoonen, dat door het haperen van de banderolleermachine zegels werden beschadigd, dan kan een door hem gedaan verzoek, om die voor gave exemplaren te mogen inruilen, worden overwogen. Het is dan echter noodig, dat de fabrikant de ambtenaren van den actieven dienst, waaronder de fabriek ressor- — 120 — teert, waarschuwt, opdat deze zich kunnen overtuigen, dat de beschadiging inderdé^S door het niet feilloos werken van de machine is veroorzaakt. De bijzondere voorttffhriften nopens net gebruik van zegels op de verpakkingen van cigarillos en senoritas die in bundeltjes of open kokertjes in het vrije verkeer worden gebracht, beoogen den kleinhandelaar gelegenheid te bieden den aard van het fabrikaat door den kooper te doen beoordeelen zonder schending van het zegel. Indien bijv. een bundeltje senoritas óver het midden wordt voorzien van een dichtgeplakt smal papieren bandje, dat het bundeltje al of niet met behulp van een koordje stevig omsluit, zoodat het bandje zonder scheuring niet van de sigaartjes kan worden verwijderd, dan bestaat er geen bezwaar tflgen dat het zegel op het bandje wordt gekleefd. Zijn de senoritas of cigarülos ver* pakt in kleine kokertjes, zoodanig dat het kokertje de bovenste helft van de sigaartjes onbedekt laat, dan kan een papieren strookje gaande over het vuureinde van de sigaartjes aan het kokertje* worden vastgekleefd en het zegel op dai strookje en de smalle zijden van het kokertje worden gekleefd, indien daardoor wordt verhinderd, dat de sigaartje»-'™* tot kokertje worden verwijderd zonder..rerwijdering van de papierstrook met het zegel. Het springt in het oog, dat ook andere wijzen, om de'•hierbedoelde sigaartjes te verpakken, niet uitgesloten zijn te achten. Fata» kanten die eene andere verpakking dan hiervoor omschreven in den handel wenschen te brengen, moet worden aanbevolen een daartoe strekkend verzoek met een op de door ton bedoelde wijze gezegeld .monsterpakje aan het Departement van Financiën, afdeeling Accijnzen, in te zenden. (§ 14, Instr.besluit.) 6. Onze Minister van Financiën bepaalt met betrekking tot de zegels, bedoeld onder litt. g, h en i van artikel 2, den vorm, het beeld, de beeldgrootte, de waarde, de kleur, de wijze van verkrijgbaarstelling en aflevering, het kleinste bedrag dat wordt verkrijgbaar gesteld, alsmede de wijze, waarop de zegels worden gebruikt. Voor de zegels, bedoeld onder litt. g van artikel 2 wordt verwezen naar § 11 van de Instructie ter uitvoering van de Tabakswet (Verz. n°. 1749) en naar het bij die instructie vastgestelde model, serie Tabaksaccijns n°. 10. De zegels bedoeld onder letter h. zullen in hoofdzaak gelijk zijn aan die, welke voor het betrokken fabrikaat naar de onderscheidingen van artikel 2 van dit besluit mogen worden gebezigd, met dien verstande, dat daarop het woord „toeslagzegel" zal worden gedrukt en dat het niet noodig is, dat de naaiW.'het fa- — 121 — brieks- i of handelsmerk of het nummer van hem, die de zegels betrekt, daarop wordt aangebracht. (§ 15, Instr. besinSB^*-1 7. De zegels, zich bevindende op voorwerpen, gediend hebbende voor de verpakking van sigaren, worden voor herhaald gebruik ongeschikt gemaakt door het gedeelte, waarop de kleinhandelsprijs is vermeld, te verwijderen. Voor de beteekenis van dit artikel ter wering van fraude wordt verwezen naar § 13 der Instructie, ter uitvoering van de Tabakswet (Verz. n° 1749). (§ 16, Instr.besluit.) 8. Niet gebruikte of verkeerd aangebrachte, doch onbeschadigde zegels, kunnen tegen zegels van andere waarde worden ingeruild door toezending dier zegels aan den Controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns te Haarlem, en het vermelden van soort, aantal en waarde dier zegels in de aanvraag, waarbij de benoodigde zegels worden besteld. i .Voor zoover de ter inruiling bestemde zegels niet zonder beschadiging van de verpakkingen of van de sigaren zijn te verwijderen, kunnen zij met machtiging van den ontvanger, door wiens tusschenkomst de aanvraag voor zegels wordt ingezonden, onder ambtelijk toezicht worden vernietigd of onbruikbaar gemaakt en wordt bij de .aanvraag een gewaarmerkt afschrift van het ambtelijk relaas van vernietiging overgelegd. Bij de bepaling van het accijnsbedrag, dat voor de aangevraagde zegels verschuldigd is, wordt de aoeijnswaarde der ter inwisseling ingezonden of der onder ambtelijk toezicht vernietigde of onbruikbaar gemaakte zegels in aftrek gebracht. — Zie de aantt. op art. 3 hiervoren. 9. De verpakking, bedoeld in artikel 9 der aangehaalde wet, geschiedt voor sigaren en sigaretten in hout, blik, celluloid, glas, gelatine, karton, papier of tinfoelie, voor rook- en gekorven pruimtabak in rechthoekige papieren zakken, in pakjes, in puntzakken of in blik, voor pruimtabak in rollen of stangen, in kistjes, papieren zakken of kartonnen doozen en voor snuif in papieren of andere zakjes of in pakjes. De verpakking moet den inhoud geheel omgeven en zoodanig zjjirihgericht, dat zij. — 122 — niet anders dan op één of ten hoogste twee daarvoor bestemde en duidelijk kenbare plaatsen zonder beschadiging kan worden geopend. Het is verboden verpakkingen te bezigen, die kennelijk, anders dan op een daarvoor bestemde plaats, geopend zijn geweest. Van de bepalingen van het tweede lid van dit artikel wordt uitzondering toegelaten ten aanzien van de verpakkingen van cigarillos en senoritas, die overeenkomstig nadere door Onzen voornoemden Minister te geven voorschriften zoodanig zijn ingelicht, dat de inhoud zonder schending van het aangebrachte zegel daaruit niet kan worden verwijderd, zonder eenig voor de verpakking dienend materiaal weg te nemen of te beschadigen. Ifiet stuksgewijs gezegelde sigaren in kistjes met ruglint of scharniersluiting mogen worden verpakt, indien de kleinhandelsprijs per 1000 stuks bedraagt: niet meer dan f 80 : in kistjes van 250, 100, .50, 25 stuks ; f 90 of f 100 : in kistjes van 100, 50, 25 stuks ; f 120, f 140, f 150, f 160 en f 180 : in kistjes van 100, 50, 25, 10 stuks; f 200 of meer : in kistjes' Van 50, 25, 10 stuks. 'Ntet stuksgewijs gezegelde sigaren in andere verpakkingen dan in kistjes met ruglint 61 scharniersluiting, mogen worden verpakt bij 25, 20, 10 en 5 stuks; sigaretten mogen worden verpakt bij 100, 50, 25, 20 en 10 stuks ; rooktabak en gekorven pruimtabak in rechthoekige papieren zakken, in pakjes of in blik mag worden verpakt bij hoeveelheden van •0,5, 0,25, 0,1 en 0,05 kilogram nettogewicht; rooktabak en gekorven pruimtabak in puntzakken en zoogenaamde suikerzakken bij hoeveelheden van 0,5, ,0,25, 0,1 en 0,05 kilogram nettogewicht; pruimtabak in rollen en stangen bij hoeveelheden van 5, 2y2, 1 en 0,5 kilogram nettogewicht ; snuif bij hoeveelheden van 0,1 en 0.05 kilo;gram nettogewicht. Rook- en pruimtabak mag uit het buitenland worden ingevoerd in verpakkingen, waarvan het nettogewioht afwijkt van hetgeen hiervoor is bepaald, mits die verpakkingen 123 - worden- voorzien van zegels, aanduidende het nettogewicht naar boven afgerond volgens de hiervoor gemaakte onderscheidingen. Op alle verpakkingen moet de aard van het tabaksfabrikaat (sigaren, sigaretten, rooktabak, pruimtabak of snuif), de hoeveelheid (voor sigaren en sigaretten het aantal stuks, voor rooktabak, pruimtabak en snuif het nettogewicht), de naam van den fabrikant of importeur of diens fabrieks- of handelsmerk of het in artikel 2, 5de lid, bedoelde nummer, en voor sigaren het merk, waaronder het in den handel wordt gebracht, voorkomen in duidelijke letters en cijfers ter hoogte van ten minste 5 millimeter. Deze aanduidingen moeten zichtbaar zijn, zonder dat de verpakking gedeeltelijk behoeft te worden verwijderd. De verpakkingen voor tabaksfabrikaten mogen geen andere voorwerpen dan deze fabrikaten bevatten, tenzij de waarde dier voorwerpen in den kleinhandelsprijs is begrepen. 10. Uitvoer van tot verbruik bereide tabak onder teruggaaf van den accijns geschiedt op consent tot uitvoer. Eene aangifte ter bekoming van zoodanig consent, waarvan het model door Onzen Minister van Financiën wordt vastgesteld, wordt door den aangever in tweevoud ingeleverd ten kantore van den ontvanger der accijnzen, waaronder de gemeente behoort, alwaar de uit te voeren goederen op den voet van het volgend artikel ter verificatie worden aangeboden. De aangifte behelst behalve naam en woonplaats van den afzender der goederen en van den geadresseerde, hoeveelheid, soort en kleinhandelsprijs der uit te voeren tabaksfabrikaten, voor elke soort en eiken kleinhandelsprijs afzonderlijk, onder opgaaf tevens van het aantal der verpakkingen van elke soort en eiken kleinhandelsprijs. Uit de aangifte moet voorts blijken voor welk accijnsbedrag aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt. De aangiften worden overigens ingevuld overeenkomstig de aanwijzingen op het model. Artt. 10 tjm 14. Voor den uitvoer van tot verbruik bereide tabak onder teruggaaf van den accijns wordt het consent' gebezigd waar- — 124 — van het model als bijlage I bij deze instructie is ingevoegd- 1 De aangifte in tweevoud moet worden gedrukt op stevig papier, zoodanig dat zoowel voor de aangifte als voor het dubbel een formaat wordt gebezigd van 22 x 28 centimeter. De aangifte en de dubbel-aangifte worden door den belanghebbende met inkt ingevuld zonder eenige overschrijving of schrjïtdelging. Op beide moeten de getallen, aanwijzende de hoeveelheid der tabaksfabrikaten, de verpakkingen en het bedrag van den accijns waarvoor aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt, in leflterbehrift worden uitgedrukt. Veranderingen moeten door den belanghebbende bij onderteekend renvooi worden goedgekeurd, terwijl de ontvanger dit, ten blijke der erkenning moet parafeeren. Overigens behandelt de ontvanger de hierbedoelde aangiften zooals bij de § § 4 tot en met 7 der resolutie van 26 September 1906, n°. 33 (Verz. 1906, n° 139) is voorgeschreven. (§ 17, Instr.besluit.) — Aangezien het hier in hoofdzaak uitvoer van kleine partijen door 'kleinhandelaren betreft, is de regeling zoo eenvoudig mogelijk gemaakt. Er bestond dan ook geen aanleiding ten aanzien van den hierbedoelden uitvoer onder teruggaaf van den accijns vast te houden aan het bepaalde bij artikel 69 der Algemeene wet van 26 Augustus 1822, S. n". 38 (Verz. n°. 70). Om dezelfde reden is de teruggaaf van accijns, die op hetzelfde consent kan worden verleend tot f 20 beperkt, hetgeen bovend'en het voordeel heeft, dat de administratie niet genoodzaakt kan worden belangrijke bedragen aan accijns,terug te geven, dien zij wegens het door den producent van de uitgevoerde tabaksfabrikaten genoten krediet nog niet heeft ontvangen. (§ 18, Instr.besluit.) — Het komt nog al eens voor, dat kleinhandelaren sigaren en ook wel sigaretten en tabak hebben te verzenden aan hunne klanten in Nederlandsen-Indië en dat die zendingen in blik moeten worden verpakt ter wering van vocht - gedurende de zeereis. In die gevallen zal het dus noodig zijn, dat de .verificatie geschiedt op het oogenblik dat het blik dichtgesoldeerd wordt, hetzij zulks plaats heeft in het pand van den kleinhandelaar, hetzij bij een blikslager. Voor zoover de dienst het toelaat, wordt van de ambtenaren verwacht, dat zij in dit opzicht den kleinhandelaar hunne medewerking verleenen in dien zin, dat zij zich zoo mogelijk op een bepaald tijdstip beschikbaar stellen om de verificatie te verrichten. Overigens zullen belanghebbenden er op moeten worden gewoze ï, dat ook van ben medewerking wordt verwacht, zoadat de met'de verificatie belaste ambtenaar niet wordt opgehouden in de verrichting van zijne ambtstaak. Klein- 1 Het model is als laatste bijlage hierna opgenomen. L ^LsbH — 125 — handelaren die geregeld exporteeren, zou kunnen worden aanbevolen hunne bestellingen te doen uitvoeren door de betrokken fabrikanten, waardoor hun de omslag verbonaen aan het lichten van documenten wordt bespaard. Tenzij de verificatie geschiedt ten huize van den kleinhandelaar of aan de door den inspecteur der accijnzen daarvoor aangewezen plaats (kommiezenwacht, woning van den dienstgeleider, enz.) moet de belanghebbende daarvoor de kosten van toezicht betalen, zooals die zijn vastgesteld bij het Koninklijk besluit van 23 October 1907, S. 277 (Verz. n°. 281), gewijzigd, bij artikel 4 van dat van 9 September 1919, S. 561 (Verz. n°. 1152). (§ 19, Instr.besluit.) — Verzending van postpakketten naar het buitenland geschiedt in zoogenaamde gesloten zendingen die slechts op enkele postkantoren, te weten Amsterdam, Botterdam, 's Gravenhage, Arnhem, Hillegom, Lisse, Zevenaar, Roosendaal, Maastricht en Oldenzaal worden samengesteld. Op genoemde plaatsen zal dus de tweede verificatie moeten plaats hebben bedeeld in artikel 12 van het besluit, zoodat die plaatsen als laatste kantoren zijn aan te merken. De inspecteurs zullen er de directeuren van genoemde kantoren op 'hebben te wijzen dat zij ambtenaren der invoerrechten in de gelegenheid moeten stellen de postpakketten met tabaksfabrikaten die met teruggaaf van accijns warden uitgevoerd, te verifieeren. Na verrichte verificatie, die in den regel kan bestaan in het controleeren van de bij de eerste verificatie aangebrachte verzegeling, teekenen de ambtenaren het consent voor uitvoer af en zorgen zij voor terugzending van dit document op den voet der gewijzigde resolutie van 12 Maart 1908, n°. 32 (Verz. 1908, n°. 38) naar het kantoor van afgifte. (§ 20, Instr.besluit.) — Uit het voorafgaande blijkt, dat tabaksfabrikaten die onder teruggaaf van den accijns naar het buitenland worden uitgevoerd, blijven voorzien van de zegels die de betaling van den accijns aantoonen. Daardoor wordt de mogelijkheid tot misbruik geopend. Immers een kleinhandelaar in de grensstreken, die voortdurend sigaren of andere tabaksfabrikaten naar het buitenland uitvoert en kans ziet die sigaren van het aangrenzende buitenlandsche kantoor naar Nederland te doen smokkelen, zou daardoor telkens accijns ontduiken. Om die' reden is in artikel 13 van het besluit bepaald, dat de ontvanger de teruggaaf van den accijns afhankelijk kan maken van de overlegging van een bewijs dat de goederen in het land van bestemming ten invoer zijn aangegeven. Het is duidelijk dat de ontvanger van die bevoegdheid geen gebruik moet maken dan in gevallen waarin inderdaad de hièrbedoeldé fraude wordt gevreesd en dat de eisch tot. overlegging van zoodanig bewijs achterwege moet blijven, indien vaststaat dat - 126 — de tabaksfabrikaten verzonden worden naar ] andere dan de dicht bij de grens gelegen buitenlandsche plaatsen. (§ 21, Instr.besluit.) — Teruggaaf van accijns zal dikwijls moéten worden verleend door ontvangers, te wier ] kantoor geen accijns verantwoord wordt.. Indien aftrek op ontvangsten wegens tabaksaccijns niet mogelijk is, houden de ontvangers de desbetreffende quitantiën van belanghebbenden als waarde in kas tot het bej,in van de maand, volgende op die, waarin de uitbetaling ' heeft plaats gehad. Daarna zenden zij de quitantiën toe aan hunne ambtgenooten over een kantoor waar de teruggaaf kan worden verevend door aftrek op het middel. Als zoodanige kantoren worden aangewezen voor de ontvangers in de provincies Groning-n, Friesland, Drenthe, Overijsel en Noordholland het kantoor der accijnzen te Amsterdam, voor die in de provincies Gelderland, Utrecht en Zuidholland het kantoor der accijnzen te Rotterdam, voor die in de provincies Zeeland, Noordbrabant en Limburg, het kantoor der directe belastingen, | enz. te Eindhoven. Het voorafgaande moet voorloopig ook worden opgevolgd, indien door eenig ontvanger b.v. teruggaaf moet worden verleend voor uitgevoerde sigaretten en op zijn kantoor alleen accijns voor sigaren of rooktabak, enz. is verantwoord. Indien, hetgeen niet waarschijnlijk is, de hiervoor bedoelde | ontvangers te Amsterdam, Rotterdam en Bind- j hoven de teruggaven niet kunnen verevenen . door aftrek op de ontvangsten, houden zij de van hun ambtgenooten ontvangen quitantiën voorloopig als waarde in kas. Is te verwachten, dat zulks ook niet in de maand December kan plaats hebben, dan vragen zij nopens het kantoor alwaar die verevening moet geschieden, inlichtingen aan het Departement (afdeeljng Comptabiliteit), dat terzake de noodige instructies zal verstrekken. (§ 22, Instr.besluit.) 11. De goederen worden ter verificatie aangeboden op eene plaats, waar ambtenaren der accijnzen gevestigd zijn. Deze stellen het bedrag vast, waarop naar hunne bevinding aanspraak op teruggaaf bestaat, verzegelen de colli en geven het consent tot uitvoer daarna aan den persoon, die de goederen ter. verificatie heeft aangeboden terug. De uitvoer mag alleen plaats hebben met de pakketpost. Zie de aantt. op art. 10. 12. De ambtenaren der invoerrechten op het laatste kantoor overtuigen zich of de verzegeling van goederen, waarvoor een consent tot uitvoer wordt aangeboden, ongeschonden . is. Zij kunnen de uit te voeren goederen1' op-1- 127 — nieuw verineeren en stellen, bij bevinding van een verschil ,jnet de eerste verificatie, hunneri zijds ' bet bedrag vast, waarop aanspraak op teruggaaf bestaat. Bij bevinding van zoodanig verschil bestaat aanspraak op teruggaaf voor het accijnsbedrag, dat bij de laatste verificatie ambtelijk is vastgesteld. Zie de aantt. op art. 10. 13. Teruggaaf op den voet van de artikelen 10 en 11 kan slechts plaats hebben, indien de betaalde accijns voor de goederen in eene aangifte begrepen, ten minste één en niet meer dan twintig gulden bedraagt. Zij wordt verleend door den ontvanger te wiens kantore de aangifte is ingeleverd, nadat het consent, voor uitvoer afgeteekend, te zijnen kantore is teruggekomen. Genoemde ontvanger, kan de teruggaai j afhankelijk maken van de inlevering te zijnen kantore van een bewijs, dat de goederen in het land van bestem-ming- ten invoer zijn aangegeven. Zie de aantt. op art. 10. 14. Het is verboden in de aangiften het bedrag van den accijns, waarop aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt, hooger op te geven dan in overeenstemming is met soort, hoeveelheid en kleinhandelsprijs der bij de eerste verificatie bevonden goederen. Verschillen in minder van niet meer dan één ten honderd worden niet als overtreding beschouwd. Zie de aantt. op art. 10. 15. Onze Minister van Financiën ^is gemachtigd vereenvoudigde voorschriften te geven ten aanzien van de teruggaaf van den. accijns v oor tabaksfabrikaten, die in zeehavens worden afgeleverd aan de opvarenden van zeeschepen, ten einde met die schepen te worden uitgevoerd en ten aanzien van tabaksfabrikaten die door reizigers als passagiersgoed worden uitgevoerd. I Voor tabaksfabrikaten, waarvan de accijns is betaald en die in zeehavens worden afgeleverd aan de opvarenden van zeeschepen, wordt teruggaaf van accijns verleend op schriftelijke aanvraag van den leverancier dier goederen, indien deze ten genoege van den fihspecteur; in wiens inspectie de inlading gei schiedt>, . aantoont, dat deze inderdaad met - 128 — een zeeschip, zijn uitgevoerd. De goederen moeten daartoe dadelijk, nadat zij aan boord gebracht zijn, onder verzegeling worden gebracht, die ongeschonden moet blijven, totdat het zeeschip het Rijk heeft verlaten. De inspecteur machtigt den ontvanger der accijnzen ^6p^*5jïSè standplaats tot teruggaaf van den accijns, nadat hem gebleken is, dat de uitvoer heeft plaats gehad. Teruggaaf van accijns wordt verleend tegen door den leverancier op de aanvraag te stellen qüitantie. Met deze qüitantie wordt zoo noodig gehandeld, zooals in de vorige paragraaf is voorgeschreven ten aanzien van net daar bedoelde gelijksoortige stuk. Geen teruggaaf wordt verleend voor accijnsbedragen beneden één gulden. De hiervoor genoemde inspecteur stelt te dezer zake de verdere voorschriften vast, waarnaar de ambtenaren der invoerrechten en belanghebbenden zich hebben te gedragen. De inspecteur schrijft daarbij voor, dat de zegels, waaruit de betaling van den accijns blijkt, worden vernietigd. 1 Teruggaaf van accijns voor van zegel voorziene tabaksfabrikaten, die door reizigers als passagiersgoed worden uitgevoerd, wordt desgevraagd verleend op schriftelijke verklaring van den chef van den visitatiepost, waaronder het grenskantoor behoort, waarlangs het passagiersgoed wordt uitgevoerd. De teruggaaf wordt niet verleend, indien het accijnsbedrag voor de uitgevoerde tabaksfabrikaten betaald, minder dan één gulden bedraagt. De teruggaaf wordt verleend door den ontvanger der invoerrechten tegen door den belanghebbende op de verklaring te stellen qüitantie. Met bedoelde verklaring en qüitantie wordt gehandeld als in de vorige paragraaf ten aanzien van de daarbedoelde quitantiën is voorgeschreven. De chef van den visitatiepost zorgt, alvorens hij eene verklaring als bovenbedoeld afgeeft, dat de zegels waaruit van de betaling van den accijns blijkt, worden verwijderd of onbruikbaar gemaakt. (§ 23, Instr.besluit.) 16. De fabrikant, die kosteloos of tegen verminderden prijs aan zijne werklieden Sigaren, sigaretten, rook- of pruimtabak afstaat en tot de in den tweeden volzin van het eerste lid van artikel 4 der Tabakswet (Staatsblatt' 1921, n°. 712) genoemde hoeveelheden den accijns voor die tabaksfabrikaten wenscht te voldoen naar den in dat artikel vastgestelden 'kleinhandelsprijs, levert bij den ontvanger der accijnzen onder wiens kantoor de fabriek is gelegen, eene gedagteekende en onderteekende lijst in duplo in, houdende opgaaf van de namen en woonplaatsen van alle werklieden, te wier aanzien hij van deze bevoegdheid gebruik — 129 — wenscht te maken, en van de soort van tabaks .,fabrikaat, die zal worden verstrekt. «b^ttMj in de lijst eene afwijkende hoeveelheid wordt opgegeven, wordt aangenomen, dat aan eiken werkman de in het aangehaald wetsartikel genoemde maximale hoeveelheid wordt verstrekt. De fabrikant, die wijziging wenscht te brengen in hetgeen in de lijst voorkomt, levert ten minste twee dagen voordat de eerste uitslag van tabaksfabrikaten naar den gewijzigden toestand zal plaats hebben, ten kantore van den ontvanger eene aanvullingsaangifte in. Op verlangen van den ontvanger is de fabrikant verplicht eene nieuwe lijst in duplo in te leveren, waarin met de plaats gehad hebbende wijzigingen rekening is gehouden. Het ligt in de bedoeling, dat de ontvangers slechts dan van de in het laatste lid vaa*artikel 16 van het besluit bedoeMeilievoegdheid ■gebruik- zullen maken als het raadplegen van de primitieve lijst, door het indienen van talrijke aanvullmgsfijsten of door het groot aantal wijzigingen, die daarop zijn aangebracht, ernstig wordt bemoeilijkt. Het is duidelijk, dat bij het inleveren van eene vernieuwde ■ lijst het aan den fabrikant afgegeven exemplaar der vorige lijst moet worden ingetrokken. Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid van artikel 17, kan worden opgedragen aan de .afljbtejBjaren van den actieven dienst. Voor de contróle op de juistheid der lijst zal gewoonlijk gebruik kunnen worden gemaakt van de staten en lijsten, die de fabrikanten in verband met de arboids- en veiligheidswetgeving enz. moeten bijhouden. De accijns,;, die ingevolge het eerste lid van artikel 19 van het besluit wordt voldaan, wordt verantwoord in het register Accijnzen n°. 7, waaruit den belanghebbende, voor zoover dé overmaking niet per bank- of .postgiro geschiedt, eene qüitantie wordt afgegeven. (§ 24, Instr.besluit.) 17. De ontvanger onderzoekt of de op de lijst of aanvullingslijst voorkomende personen in het bedrijf van den fabrikant werkzaam zijn, en haalt voor zoover zulks niet het geval is, de namen der betrokkenen door. Hij geeft één exemplaar der lijst aan den fabrikant terug, na daarop eene gewaarmerkte aanteekening te hebben gesteld nopens dag en uur waarop, en den uitgang der fabriek waarlangs de uitslag van de hierbedoelde tabaksfabrikaten zal moeten geschieden. Nopens S. & J. ii». 81. 5 - 130 - een en ander pleegt de ontvanger overleg •Met den fabrikant. De fabrikant draagt zorg, dat de hiervoorbedoelde lijst te allen rijde ter beschikking wordt gehouden van de ambtenaren der accijnzen, die haar willen raadplegen. Zie de aant. op art. 16. 18. Elke werkman mag slechts eenmaal per week de hoeveelheid en soort van het tabaksfabrikaat uitslaan, waarop hij blükens de door den ontvanger gewaarmerkte lijst over een wekelijksch tijdvak aanspraak kan maken. De bepalingen van artikel 9 van dit besluit betreffende de verpakking, zijn niet van toepassing op tabaksfabrikaten, die ingevolge het vorig lid worden uitgeslagen. Zie de aant. op art. 16. 19. De accijns van hetgeen volgens de door den ontvanger gewaarmerkte lijst over eene maand verschuldigd is of geacht wordt verschuldigd te zijn, wordt binnen de eerste tien dagen van de daaropvolgende maand tegen qüitantie ten kantore van den ontvanger betaald. Indien de ingevolge artikel 11 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) door den fabrikant gestelde zekerheid niet tevens geldt voor hetgeen hij overeenkomstig het vorig lid verschuldigd kan worden, kan de ontvanger voor dat bedrag afzonderlijke zekerheid vorderen. Zie de aant. op art. 16. 20. Tot verbruik bereide tabak, die zonder inachtneming van hetgeen hiervoor in de artikelen 16, 17 en 18 is voorgeschreven, uit eene fabriek wordtunitgeslagen, wordt geacht niet door den fabrikant kosteloos of tegen verminderden prijs aan zijne werklieden te zijn afgestaan. 21. Als pruimtabak, waarop het bepaalde bij artikel 41, eerste lid, der wet niet van toepassing is, wordt aangewezen pruimtabak in rollen en in stangen, in voorraad bij kleinhandelaren, mits elke rol of stang voorzien is van een daaromheen geplakt of een zich daarin bevindend strookje papier, aanwijzende den naam en de woonplaats van den fabrikant, door wien het artikel is vervaardigd, en mits de hoeveelheid, welke niet voorzien van zegels — 131 — •n in niet gesloten verpakking tegelijkertijd in voorraad wordt gehouden, niet meer bedraagt dan 5 kilogram. Onze Minister van Financiën kan vrijstelling verleenen van de voorwaarde betreffende het in het vorig lid bedoelde strookje voor door hem aan te wijzen soorten van sterk gesausde pruimtabak, voor zoover hij, in wiens localiteit die pruimtabaksoorten in voorraad worden gehouden, naam en woonplaats van den fabrikant, door wien het artikel is vervaardigd, ten genoegen van den inspecteur der accijnzen bekend maakt. Pruimtabak in rollen en in stangen wordt hier te lande door een betrekkelijkihlein aantal fabrikanten vervaardigd en slechts door enkele importeur* ingevoerd. De rollen en stangen wordtin door de fabrikanten bij het gewicht aan de kleinhandelaren afgeleverd, die ze op hun beurt per stuk aan het publiek verkoopen. Zoodra die rollen of stangen slechts eenigszins gesausd zijn, (er bestaan ook nagenoeg ongesausde rollen), leenen zij zich moeilijk voor stuksgewijze verpakking en nog minder voor banderolleering. Immers de saus uit de rollen zou de op de zegels voorkomende bijzonderheden nopens gewicht en kleinhandelsprijs spoedig onleesbaar maken. Om die reden is in het algemeen voor pruimtabak in rollen en in stangen bepaald, dat de vwkoop door kleinhandelaren mag geschieden zonder dat die tabaksfabrikaten van zegels zijn voorzien, mits zich in of om elke rol of stang een strookje papier bevindt, aanduidende den naam en de woonplaats van den fabrikant en mits de hoeveelheid die onverpakt en ongebanderolleerd tegelijk voorhanden is>. niet meer dan 5 K.G. bedraagt. Men heeft gemeend in de aanwijzing van den fabrikant in elke rol of stang een voldoenden waarborg te vinden tegen het plegen van fraude. Immers uit de fabrieken kunnen de hierbedoelde rollen of stangen met bestemming voor het vrije verkeer slechts worden uitgeslagen in van zegels voorziehe verpakkingen, zoodat, indien de ambtenaren nu en dan de voorraden van deze fabrikaten in de winkels controleeren aan de hand van facturen, die de winkeliers meestal wel bereid zullen zijn te vertoonen, ■ omdat zij anders het vermoeden wekken, dat zij onveraccnnsde artikelen verkoopen, door de ambtenaren ter plaatse van aflevering onderzocht kan worden, of de facturen overeenstemmen met de-door den fabrikant gehouden aanteekeningen nopens uitslagen en de daarmede correspondeerende bescheiden. De inspecteurs zien toe, dat aldus wordt gehandeld. Ten aanzien van sterk gesausde pruimta — 132 — bakken, dip speciaal in de provincie himbn¥é worden verkocht en die in den kleinhandel worden afgeleverd uit potten, waarin de rolletjes onder saus bewaard worden, moet nog een stap verder worden gegaan. In de hierbedoelde pruimtabaksoort kan een strookje, als in dit artikel bedoeld, niet worden aangebracht, omdat het door de saus zou worden aangetast. Men heeft gemeend ernstige misbruiken ten aanzien van het hierbedoelde aitikel te kunnen voorkomen door den kleinhandelaar de verplichting op te leggen naam en woonplaats van den fabrikant te noemen. Aan de hand van de factoren, die te dien einde van den kleinhandelaar kunnen gevorderd worden, zal een onderzoek naar de herkomst van het fabrikaat op de wijze, als in het vorig lid van deze paragraaf bedoeld, kunnen worden ingesteld. Fabrikanten, die sterk gesausde pruimtabaksoorten, als in dit lid bedoeld, in den handel brengen, kunnen zich,''ter bekoming van de vrijstelling, als bedoeld in bet 2de lid van artikel 21 van het besluit, tot den Minister wenden. (§ 25, Instr.besluit.) 22. Indien overeenkomstig artikel 45, tweede lid, der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) tabaksfabrikaten voor eenen hoogeren prijs dan dien vermeld op de ingevolge artikel 7 dier wet aangebrachte zegels, zullen worden verkocht, geeft de kleinhandelaar daarvan schriftelijk kennis aan den ontvanger der accijnzen, in wiens ambtsgebied de verkoop zal geschieden, onder opgaaf van den aard van het tabaksfabrikaat, het aantal der verschillende verpakkingen, voor eiken kleinhandelsprijs afzonderlijk, en voor stuksgewijs gezegelde sigaren het aantal dier sigaren, voor eiken kleinhandelsprijs afzonderlijk. In de aanvraag wordt voorts opgegeven voor welken kleinhandelsprijs de versohillende daarin vermelde soorten zullen wórden verkocht. De ontvanger berekent het bedrag, dat de aanvrager voor de hierbedoelde toeslagzegels verschuldigd is, vordert zoo noodig zekerheid voor het verschuldigde en vraagt die zegels ambtshalve aan bij den Controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns te Haarlem. Zij worden tegen betaling van den accijns aan den aanvrager afgeleverd en door dezen gebruikt op de wijze overeenkomstig artikel 6 van dit besluit te bepalen. Het geval voorzien in dit artikel zal zich voordoen, indien voor een bepaald tabaksfa- — 188 — brjkaat, b.v. een zeker merk sigaren, door den fabrikant een hoogere prns wordt bedongen, waarmede eene verhooging van den kleinhandelsprijs gepaard gaat en de kleinhandelaar voor den bg hem voorhanden voorraad die prijsverhooging reeds wenscht toe te passen. Ten aanzien van gezegelde verpakkingen zal de uitvoering van het artikel tot weinig moeilijkheden leiden. Immers op de verpakkingen kan een toeslagbanderpHe worden aangebracht, Be toepassing wordt moeilijker, waar het geldt stuksgewijs gezegelde sigaren. Toch zullen ook deze, waar dit slechts eenigszins mogelijk is, van een toeslagzegel moeten worden voorzien. Het valt niet te ontkennen, dat het aanbrengen van die zegels voor eene ongeoefende hand moeilijkheden medebrengt. Den kleinhandelaar zou daarom kunnen worden aanbevolen zijnen voorraad van stuksgewijze gezegelde sigaren, die hij voor hoogeren prijs wenscht te verkoopen, terug te zenden aan zijnen leverancier en dezen te verzoeken de sigaren van zegels, aangevende den verhoogden kleinhandelsprijs, te voorzien. De- ooro spronkelijk aangebrachte zegels zullen dan in de fabriek onder ambtelijk toezicht kunnen worden vernietigd, waarna het afschrift van het relaas van Vernietiging kan dienen op de vrjjWs »te i*» artikel 8 van het besluit wordt bepaald. Slechts in die gevallen, waarin de hiervoor geschetste werkwijze niet is te volgen, zal de Minister bereid worden gevonden, ten aanzien van het gebruik vas» tpflslagzegels voor sigaren, die stuksgewijze gebanderolleerd zijn, bijzondere voorzieningen te treffen. (§ 26, Instr.besluit.) 23. Dit besluit treedt tegelijk in werking met artikel 1 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n». 712). Bedoeld artikel is in werking getreden met ingang van den lsten Juni 1922. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 16den Maart 1922. WILHELMINA. De Minister van Financiën, db Geer. (üitgeg. 23 Maart 1922.)- - 134 — MODEL, bedoeld bij § 17 Instr.besluit : AANGIFTE ter bekoming van een consent tot uitvoer voor met teruggaaf van den accijns uit te voeren tabaksfabrikaten. ACCIJNZEN. De ondergeteekende u g«-t atiinr-, verzoekt een consent tot uitvoer voor de bieronder omschreven tabaksfabrikaten, uit te slaan uit het pand : n° om te worden uitgevoerd per pakketpost naar aan het adres van *£i£S te j^li^s, hoeveel- Aantal verpakkm- Kleinhan- i soort, gen en grootte delsprgs per heid. 1 der verpakkingen, verpakking. Aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt tot een bedrag van : Te. , den 19 Op bovenstaande aangifte is afgegeven consent-tot uitvoer n° : , dd° ,..„:.i..U. 19 DUBBEL-AANGIFTE ter bekoming van een consent tot uitvoer voor met teruggaaf van den accijns uit te voeren tabaksfabrikaten. ACCIJNZEN. De ondergeteekende ......,..._,.„ verzoekt een consent tot uitvoer voor de hieronder omschreven tabaksfabrikaten, uit te slaan uit het pmid r) m . i ■ bbfiiiaEL.., om te worden uitgevoerd per pakketpost naar . aan het adres van te ..'L,.r.. hoeveel- j Aantal verpakkili'l'Kloinhan. 800ET. gen en grootte der delsprijs per heid. verpakkingen. | verpakking. _ . Aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt tot een bedrag van \tgiv , ^ Te , den w 19 N° _ Kantoor . _.. De ontvanger der accijnzen van bovenvermeld kantoor verleent dit consent tot uitvoer voor de in bovenstaande aangifte omschreven goederen. De Ontvanger, 135 — EERSTE VERIFICATIE. Bij verificatie is bevonden, dat tn^T» en dat aanspraak bestaat op teruggaaf ten bedrage van „. u looden De colli zijn verzegeld met ^ ^ n° Te , den 19 De Ambtenaren, VERIFICATIE VOOR UITVOER. Bjj uitvoer is bevonden, dat .!.;.'.„......... . 5J2 de goederen „u.... de gebezigde zegels of de toegepaste plombeering .„ zijn en dat aanspraak bestaat op teruggaaf ten bedrage van Te ..... den .•:„.::.. De Ambtenaren, Behoort bij Resolutie van den Minister van Financiën van 30 Maart 1922, tt«. 121 (Verz. n°. 1748). Zie § 17 Instr.besluit, vermeld onder art. 10 van het onder de bijlagen opgenomen besluit van 16 Maart 1922, S. M6 (Verz. n°. 1747). Besluit van den 21sten April 1922, S. 200, tot vaststelling van den dag waarop de nog niet in werking getreden artikelen der Tabakswet (Staatsblad\J921, n° 712) in werking treden. Wij WILHELMINA, enz. to Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van 18 April 1922, n°. 64, Accijnzen ; Gezien art,. 90 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712); Geiet op Ons besluit van 21 Juli 1921 (Staatsblad n». 1004); Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen : Benig artikel. De nog niet in werking getreden artikelen der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) treden in werking met ingang van den eersten Juni Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst. 's-Gravenhage, den 21sten April 1922. WILHELMINA. De Minister van Financiën, de Geek. (Uitgeg. 27 April 1922.) — 138 — ALPHABETISCH REGISTER.' Tabakswet S. 1921, n°. 712, gewijzigd bij de wet van 17 Februari 1922, S. 63. (De cijfers duiden de artikelen der wet aan.) Aansprakelijkheid van ' rechtsvertegenwoordigers van naaml. vennootschappen en rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen. 61. Aanvraag. Inhoud — eener bedrijfsvergunning. 15. Beschikking door Ontvanger. 15. Aanvullings-8chetsteekening. 16. Accijns. Grondslag en bedrag van den —, Wijze van heffing. 1—13. „ Heffing tabaks— 1. „ Berekening naar den kleinhandelsprijs. 2y „ Berekening — bij invoer. 4. „ Berekening — voor artikelen die de fabrikant of groothandelaar zelf verbruikt of kosteloos afstaat. 4. „ van sigaren of sigaretten, enz. door fabrikanten aan hun werklieden afgestaan. 4. „ Bedrag. 5. „ Wijze van berekening. 5. „ Door wie verschuldigd. 6. 45. ' „ Voldoening — door middel van zegels. 7. „ Voldoening van den — door middel van zegels. 7. „ Krediet aan fabrikanten. 11. „ Geen heffing van — bij uitvoer. 12. „ Teruggaaf bij uitvoer. 12. „ Voorschriften wijze van heffing — voor de artikelen in art. 4 genoemd. Afwijking der — 13. Adviezen van de Commissie van deskundigen.55. Afleiding van den kleinhandelprijs in sommige gevallen. 3. 137 Aflevering m geheel gesloten verpakking. 9. „ van sigaren aan andere wederverkoopers of aan eigen filialen door wederverkoopers. 32. 33. „ van sigaren aan eigen winkels, magazijnen of depóts door;fabrikanten. 32,33. „ van aan accijns onderworpen artikelen. 41. Agenten. Het afstaan; van monsters ruwe tabak, enz. (art. 18) aan —. Afstand hiervan aan anderen. 20. , Algemeene bepalingen. 48—61. Bedrijf. Voortzetting ,r— in geval van'.overlijden. 16. I Bedrijfsarbeid in fabriekslokalen. 24. [ Bedrijfslokalen. Fabrikant. 23. Bedrijfsvergunning. Aanvraag eener — 15. „ Voor in éénzelfde bedrijf gebezigde lokaliteiten in dezelfde gemeente is slechts één — vereischtY»lJ& ,De . „ Waarvoor een afzonderlijke — wordt vereischt. 15. „ Verschuldigd bedrag voor de — 15. „ Wanneer deze eerst van kracht wordt. 15. „ Weigering. Beroep. Inhoud. 15. » De — is persoonlijk. 16. „ Wijziging van bijzonderheden. 16. „ Intrekking. 17. „ Weigering. 17. i Bedrijfsvergunningen. 14—17. „ Lijst van verleende —. Kosteloos verkrijgbaar. 59. „ Mededeeling intrekking — 59. i Bepalingen. Algemeene — 48—61. „ van strafrechtelijken aard. 62—80. Bewaking. Onafgebroken — eener fabriek 27. I Commissionairs. Het afstaan van monsters ruwe tabak, enz. (art. 18) aan —. Afstand hiervan aan anderen. 20. Commissie van deskundigen voor den tabaksaccijns. 53. „ Eedsaflegging. 54. „ adviseert en doet voorstellen. 56. . „ Besluiten. 56. „ Reglement van orde. Vergoedingen. Secretaris. 57. Entrepot. Van als — in gebruik zijnde kw kalen behoeft geen opgaaf te geschieden 15. 1„ Opslag van tot verbruik bereide tabak in particulier — 35. 138 - Entrepot. Particulier—.Gelijktijdige opslag van binnen- en buitenlandsch fabrikaat. 36. „ Sorteering, verpakking en het voorzien van zegels. 37. Entrepots. 35—39. Fabrikanten. Krediet accijns. 11. „ Overlegging schetsteekening fabriek 15. „ Aflevering van de in art. 18 bedoelde goederen. 20. „ Bijzondere bepalingen betreffende de — • 22—34. „ Wie als zoodanig worden aangemerkt. 22. „ Werklokalen. Vnjje luchtruimte. Be drijfslokalen. Toegang. Gemeenschap. 231 „ Opslag ruwe tabak, enz. in lokaliteiten vermeld in de bedrijfsvergunning. 25. „ Verplichting tot afscheiding hunner fabriek van andere panden, enz. en afsluiting deuren, vensters, enz. 26. „ Onafgebroken bewaking der fabriek door ambtenaren. 27. „ Kennisgeving aan ambtenaren alvorens sigaren te vervaardigen of in te slaan 28. „ Uitslag van tot verbruik bereide' tabak uit fabriek. Bestemming. Voorschriften 29. „ Aanteekening in registers van in- en uitslagen. Bewaring dier registers. Uittreksels. Inzage. Gebruik van kaarten. 31. „ Verplichting tot het ' verleenen van inzage van de koopmansboeken met bescheiden. 31. „ Inhoud der factuur bij aflevering van sigaren, anders dan voor uitvoer. 32. 33. Factuur, inhoud der — van fabrikanten b$j aflevering van sigaren anders dan voor uitvoer. 32. 33. Gebruikswijze van zegels. 8. Geheimhouding. 58. Geldboeten. Wanbetaling. 78. Halffabrikaten van tabak. Bijzondere bepalingen betreffende den handel in ruwe tabak, — en tabaksurrogaten- 18—21. Handel in tot verbruik bereide tabak. Bijzondere bepalingen betreffende den — 40—47. Handelaars. Krediet accijns voor ingevoerd* sigaren en sigaretten. 11. 139 - Handelaars in ruwe tabak. Wie als zoodanig worden aangemerkt. 18. „ Aflevering HtWin art. 18 bedoelde goederen. 20. „ Waar — de in art. 18 vermelde goederen in voorraad mogen hebben of behandelen. 19. „ Inslag uit buitenland. 20. „ Boekhouding betreffende geleverde én door hen afgeleverde ruwe tabak, enz. Uittreksels. Inzage. 21. W| Heffing tabaksaccijns. 1. Inruiling van zegels. 8. Intrekking eener bedrijfsvergunning op verzoek en op advies van deskundigen voor den tabaksaccijns. 17. Invoer van aan den accijns onderworpen a*-' tikelen, niet voor wederverkoop bestemd. Berekening accijns. 4. Inwerkingtreding der wet. 90. Kleinhandelaars. Verkoop, enz. en aflevering van niet stuksgewijs gezegelde sigaren. 42. „ in het bezit eener bedrijfsvergunning houden een lijst aangevende de verkrijgbare merken van sigaren met vermelding van den prijs. 44. Kleinhandelsprijs. Berekening van den accijns naar den — 2. „ Begrip. 2. „ Afleiding van den — in sommige gevallen. 3. Kleur der zegels. 8. Koopmansboeken van fabrikanten. Verplichting tot het verleenen van inzage. 31. Kortingen en prijsverminderingen. Bij verkoop van aan den accijns onderworpen artikelen toegestane —i 2. Krediet, accijns aan fabrikanten. 11. Legitimatiekaarten. 51. Ledige kistjes. Verbod aan verkoopers van sigaren tot het voorhanden hebben van — waarvan het zegel niet voor herhaald gebruik is ongeschikt gemaakt. 45. Lijst te houden door kleinhandelaars. 44. Makelaars. Het afstaan van monstert ruwe tabak, enz. (art. 18) aan —. Afstand hiervan aan anderen. 20. 140 - Makelaars in ruwe tabak te Amsterdam of te Rotterdam. Het met vergunning vervaardigen van sigaren dienende als monster in hun bedrijfslokaliteiten 22. Monsters van in art. 18 bedoelde goederen. Verstrekking van — aan agenten, commissionairs of makelaars. 20. „ Het afstaan hiervan aan anderen 20. Onbruikbaarmaking van zegels. 8. Ontheffing. Verleening van — van art. 23, 2e lid en van art. 40 der wet. 88a. Ontvanger beschikt op de aanvraag voor bedrijfsvergunning. 15. Opschrift „Tabaksvergunning". 15. Opsporing van overtredingen dezer wet. 79. Overgangs- en slotbepalingen. 81—90. Overlijden van den vergunninghouder. ] 6. Pruimtabak. 1. Prijs. Verkoop, enz. tot hoogeren — dan dien vermeld op de zegels. 45. Qualificatie der strafbare feiten. 78. Registers te houden door fabrikanten. 31. Rooktabak. 1. Ruwe tabak. Handelaar in —. Wie als zoodanig wordt aangemerkt. 18. „ Bnzondere bepalingen betreffende den handel in —, halffabrikaten van tabak en tabaksurrogaten. 18—21. Schetsteekening door fabrikanten over te leggen. 15. „ Wijziging. Inlevering eener aanvuilings- schetsteekening. 16. Sigaren kunnen ook stuksgewijs van een zegel worden voorzien. 7. , „ Stuksgewijs gezegelde — behoeven niet in geheel gesloten verpakking te worden afgeleverd. 9. „ Verbod teruggaaf of opnieuw gebruik van tot verpakking van — gediend hebbende voorwerpen. — Uitzondering. 10. „ Vervaardigen of inslag van — door fabrikanten. Kennisgeving vooraf aan ambtenaren. 28. „ Aflevering door fabrikanten aan eigen winkels, magazijnen of depots. 32. 33. „ Alsvoren door wederverkoopers »;m andere wederverkoopers of aan eigen filialen. 32. 33. 141 Sigaren. Verkoop in gesloten verpakking (art. 9), tenzij stuksgewijze gezegeld. 41. „ Niet stuksgewijs gezegelde — in de geopende oorspronkelijke verpakking met verbroken zegel. Verkoop, enz. door een kleinhandelaar. Aflevering aldus met niet meer dan één kistje tegelijk.42. „ Verkoopers van —. Verbod tot in voorraad hebben van gebruikte zegels of ledige kistjes voorhanden te hebben, waarvan het zegel niet voor herhaald gebruik is ongeschikt gemaakt. 45. Sigaren en sigaretten. Aflevering rechtstreeks aan anderen dan wederverkoopers. Afleiding kleinhandelsprijs. 3. „ Krediet accijns voor ingevoerde — aan handelaars. 11. „ Inslag van ingevoerde — in de lokalen, vermeld in de aan fabrikanten en groothandelaars verleende bedrijfsvergunning. Gelijkstelling met geëntreposeerde — 38. Sigarettenpapier. Vervaardiging h. 1.1. alleen met toestemming. 60. „ Accijnsheffing. Vrijdom accijns. 60. Snuif. 1. Strafbepalingen. 62—76. Surrogaten van tabak. 1. Tabak. Tot verbruik bereide —. Wat hieronder te verstaan. 1. „ Het tot verbruik bereiden van — anders dan in bedrijf, 'waarvoor bedrijfsvergunning is verleend, is verboden. 14. Tabaksverbouwers. Aflevering van de in art. 18 bedoelde goederen. 20. Tabaksvergunning. Opschrift. 15. Tabak, ruwe. Bijzondere bepalingen betreffende den handel in —.halffabrikaten van tabak en tabaksurrogaten. 18—21. Te koop aanbieden van aan accijns' onderworpen'artikelen. 41. Teruggaaf accijns hij uitvoer. 12. Toegang. Recht van — tot alle winkels, magazijnen, werkplaatsen, enz. 48. Uitslag van tot verbruik bereide tabak door fabrikanten uit de fabriek 29. Uitvoer van tot verbruik bereide tabak. 12. Uitvoer naar huitenslands van de in art. 18 bedoelde goederen. 20. 142 - Verbod. Het tot verbruik bereiden van tabak anders dan in bedrijf, waarvoor bedrijfsvergunning is verleend. 14. „ tot inslag der in art. 18 vermelde goederen aan anderen dan handelaars in ruwe tabak en fabrikanten in het bezit eener i bedrijfsvergunning. 20. Vergunningsrecht. Bedrag van het — per jaar. 15. Verpakking. Wijze van —. Grootte der toegelaten —. Aanwijzingen op de — te vermelden. 9. „ van tot verbruik bereide tabak gediend hebbende waarop het zegel is aangebracht. Verbod teruggaal aan fabrikanten of handelaren, noch aangenomen of opnieuw gebruikt. 10. „ Uitsondering. 10. Verklaring ontbieder van de in art. 18 bedoelde goederen.. 20. Verkoop buiten de aangegeven lokaljteit door houders eener bedrijfsvergunning J6. Verkoop in het klein. Wat hieronder wordt verstaan. Bepalingen betreffende de lokalen. 40. Verkoop in het vrije verkeer. Voorzien van de vereischte zegels en sigaren in verzegelde verpakking, tenzij deze laatste stuksgewijze gezegeld. 41. „ „ Uitzondering voor bepaalde soorten , pruimtabak en voor snuif. 41. Verkooping als bedoeld in art. 55 der Registratiewet 1917 van aan accijns onderworpen artikelen. Verplichting verkooper. Aangifte. 46. „ Beding hoogere prijs dan die vermeld op de aangebrachte zegels 47. Verkoopprijs van sigaren en cigaretten. Afleiding van den kleinhandelprijs uit den — b\j aflevering door fabrikanten en groothandelaal s aan anderen dan wederverkoopera. 3. Verkrijgbaarstelling van zegels. 8. Vervoer..; Document of geleibiljet. Opschrift verpakking. Verplichting vervoerder.) 50. „ Uitzondering bij aflevering volgens art. 41 of van tabak die iemand kennelijk voor eigen gebruik met zich voert. 51. 143 1'Vervoer. Bij afgifte van een vergunning tot lossing of vervoer van tot verbruik bereide tabak, waarvan de accijns niet is betaald, zekerheid te stellen. 52. Visitatierecht van ambtenaren der accijnzen. 49. Voorraad. Ten verkoop in — honden van aan accijns onderworpen artikelen. 41. „ bij het inwerking treden der wet. Ruwe tabak. 82. „ Alvorens tot verbruik bereide tabak. 83. 84. Voortzetting bedrijf na het in werking treden der wet. Aanvraag bedrijfsvergunning. 81. Vorm der zegels. 8. Weigering bedrijfsvergunning. 17. Werklokalen. Fabrikant. 23. Zegels. Voldoening van den accijns door middel van — 7. „ Aanbrengen van — op de verpakking der aan den accijns onderworpen artikelen. 7. „ Sigaren kunnen ook stuksgewijs van een zegel worden voorzien 7. „ Wanneer deze moeten worden aangebracht. 7. „ Wat deze aanwijzen. 7. „ Vorm en kleur. Verkrijgbaarstelling. 8. „ Gebruikswijze. Onbruikbaarmaking. Inruiling. 8. „ Gebruikte —. Verbod tot het in voorraad hebben van — aan verkoopers van sigaren. 46. „ Namaken of vervalschen van — 62. Zekerheidstelling. 11. 62. 88a. S. * J. N°. 81. EERSTE AANVULLING DER TABAKSWET. Wet van den 20ste» December 1924, S. 556 tot verhooging van den accijns op tabak. Zie betreffende deze wet: Bijl. Hand. 2e Kamer 1923/24, n°. 364, 1—5. id. id. 2e Kamer 1924/25, n°. 72, 1—4. Hand. 2" Kamer 1924/25, blz. 396—409. id. le Kamer 1924/25, blz. 99,100, 157-162. WlJ WILHELMINA, enz. . . doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het, met het oog op de versterking der inkomsten van 's Rijks schatkist, noodig is den accijns op tabak te verhoogen ; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State, enz. Art. 1. Artikel 5, eerste lid, der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712), gewijzigd krachtens artikel 1, litt. a, der wet van 17 Februari 1922 (Staatsblad n°. 63), wordt gelezen als volgt: De accijns bedraagt voor sigaren 10 ten honderd, voor rook- en pruimtabak en snuif 15 ten honderd en voor sigaretten 25 ten honderd van den kleinhandelsprijs. 2. Van de tot verbruik bereide tabak, die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet in het vrije verkeer is gebracht, is de overeenkomstig artikel 1 dezer wet te berekenen meerdere accijns verschuldigd door en wordt hij nagevorderd van hem, die de tabak ten verkoop in voorraad heeft, voor zoover partijen betreft, die niet binnen drie maanden na vorenbedoeld tijdstip zijn afgeleverd aan niet-wederverkoopers of op den voet van artikel 12, tweede lid, der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) zijn uitgevoerd. Ieder, die elders dan in entrepot of in een pand, waarin het bedrijf van fabrikant wordt uitgeoefend, voor zichzelf of voor een ander, na verloop van drie maanden na het in werking treden dezer wet, nog tot verbruik bereide tabak ten verkoop in voorraad heeft, waarvoor de overeenkomstig artikel 1 dezer wet verschuldigde accijns niet ten volle is voldaan, is gehouden daarvan uiterlijk op den eerstvolgenden werkdag, tegen gedagteekend ontvangbewijs, eene schriftelijke aangifte in te leveren bij den ontvanger der accijnzen, onder wiens kantoor de tabak in voorraad is. De aangifte moet onderteekend zijn en opgaaf bevatten van: a. naam en woonplaats van den aangever ; b. de soort en hoeveelheid der voorhanden tabak, gesplitst naar verpakkingen, merken, nummers of qualiteiten ; c. den kleinhandelsprijs volgens de aangebrachte accijnszegels, afzonderlijk voor elke verpakking, elk merk, elk nummer of elke qualiteit; d. den kleinhandelsprijs, waarvoor de tabak zal worden verkocht, afzonderlijk voor elke verpakking, elk merk, elk nummer of elke qualiteit; — 146 — e. de nauwkeurige aanwijzing van de plaats waar de tabak in voorraad is. Hij die volgens dit artikel tot aangifte gehouden, zijne verplichting niet of niet volledig nakomt of eene onjuiste opgaaf doet, wordt gestraft met eene geldboete van ten minste honderd en ten hoogste duizend gulden. 3. Van de tot verbruik bereide tabak, waarvan volgens het vorig artikel aangifte moet worden gedaan, moet de na te vorderen accijns, telkens voor een vierde, worden betaald op den laat sten werkdag van de vierde, vijfde, zesde en zevende maand na het in werking treden dezer wet, ten kantore voor de inlevering der aangifte aangewezen. 4. Onze Minister van Financiën stelt, gehoord de Commissie van deskundigen, oedoeld in artikel 53 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712), de noodige voorschriften vast ter uitvoering van de voorgaande twee artikelen. 5. Onze Minister van Financiën bepaalt voor zooveel noodig de wijze, waarop met betrekking tot de tot verbruik bereide tabak, die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet, voorzien van zegels, in voorraad is in fabrieken, entrepots of bergplaatsen bedoeld in artikel 38 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712), bij uitslag met bestemming voor het vrije verkeer zal moeten worden aangetoond, dat de overeenkomstig artikel 1 dezer wet daarvoor verschuldigde accijns is betaald. Indien de fabrikant of entrepositaris in gebreke blijft dit op de voorgeschreven wijze aan te toonen, wordt de tot verbruik bereide tabak voor de toepassing van de artikelen 29, tweede lid, 37, derde lid en 70 der hiervoor aangehaalde wet aangemerkt als niet van de vereischte zegels te zijn voorzien. Onze voornoemde Minister kan voorschrijven dat de tot verbruik bereide tabak, die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde lokaliteiten in voorraad is op de door hem te bepalen wijze moet worden aangegeven en tevens, dat op genoemd tijdstip fabrikanten en groothandelaars de brj hen voorhanden, niet gebruikte zegels moeten inleveren, ten einde tegen andere zegels te worden ingeruild. Overtreding van de voorschriften, uitgevaardigd ter uitvoering van artikel 4 en het niet of niet volledig voldoen aan de verplichting tot aangifte van voorraden of tot inlevering van zegels, als bedoeld in het vorig lid van dit artikel, wordt gestraft met eene boete ten laste van hem, die in verzuim is, van ten minste vijf en twintig en ten hoogste duizend gulden, onverminderd de inbeslagneming en verbeurdverklaring van de zegels, waarvan de voorgeschreven inlevering is nagelaten. 6. Artikel 11 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) wordt gelezen als volgt: Aan fabrikanten wordt, onder zekerheidstelling, krediet voor den accyns verleend mmi — 147 — tot den eersten werkdag der zevende maand, volgende op die, waarin de in artikel 7 bedoelde zegels door hen zijn aangevraagd. Deze bepaling is mede van toepassing ten aanzien van handelaars, die sigaren en sigaretten, met bestemming voor wederverkoop, uit het buitenland invoeren. Onze Minister van Financiën is bevoegd onder door hem te stellen voorwaarden aan fabrikanten ook zonder zekerheidstelling krediet voor den accijns te verleenen uiterlijk tot den eersten werkdag der derde maand, volgende op die, waarin de in artikel 7 bedoelde zegels door hen zijn aangevraagd. 7. De bepalingen van de artikelen 48, 61, 77, 78, 79 en 80 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) gelden ook voor de uitvoering van deze wet en van de daarop gegronde voorschriften. 8. Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip. >) Lasten en bevelen, enz. Gegeven te 's-Gravenhage, den 20sten December 1924. WILHELMINA. De Minister van Financiën, H. Colijn. (Uitgeg. 23 Dec. 1924.) Beslutt van den 20sten December 1924, 8. 667, tot wijziging van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922 (Staatsblad n». 126) tot uitvoering van enkele bepalingen van de Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712). Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van 20 November 1924, n°. 157, Accijnzen; Gezien artikel 1 der wet van 20 December 1924 (Staatsblad n°. 556); Herzien Ons besluit van 16 Maart 1922 (Staatsblad n°. 126); Den Raad van State gehoord (advies van 2 December 1924, n°. 35); Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 19 December 1924, n°. 153, Accijnzen; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen: Art. 1. Ons voormeld besluit van 16 Maart 1922 wordt gewijzigd als volgt: o. In artikel 1, eerste lid, wordt onder litt. b tusschen f 10 en f 15 ingelascht: f 12,50. 6. Aan artikel 2 worden de volgende twee nieuwe leden toegevoegd: Met wijziging van hetgeen ter zake in het achtste lid van dit artikel is bepaald, worden de zegels, die ter voldoening van den ingevolge de wet van 20 December 1924 (Staatsblad n°. 556) verhoogden accijns worden verstrekt, gedrukt met een overdruk in roodbruin voor sigaretten 1 Bij besluit van 20 December 1924, S. 567 is het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet vastgesteld op 1 Januari 1925. — 148 — en in groen voor rooktabak, pruimtabak en snuif. Ten einde echter de voorhanden zegelvoorraden te benutten, zullen, gedurende den door Onzen Minister van Financiën te bepalen tijd, die voor de zegels van verschillende soorten of waarden verschillend kan zijn, de thans verkrijgbaar gestelde zegels worden uitgegeven, nadat deze zijn bedrukt met een tweeden ondergrond in blauw en bovendien zijn voorzien van een lijnenopdruk in groen, bestaande uit vier lijnen op zegels voor sigaretten en uit zes Innen op die voor rooktabak, pruimtabak en snuif. c. Artikel 3, tweede lid, wordt vervangen door het volgende: Zij worden aangevraagd door bemiddeling van den ontvanger der accijnzen, in wiens dienstkring de fabriek is gelegen, waaruit de tabaksfabrikaten voor binnenlandsch verbruik zullen worden uitgeslagen, en voor zooveel buitenlandsche tabaksfabrikaten betreft, door bemiddeling van den ontvanger der accijnzen, te wiens kantore de accijns wordt betaald. Indien niet overeenkomstig artikel 11 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712), gewijzigd bij artikel 6 der wet van 20 December 1924 (Staatsblad n°. 556) krediet voor den accijns wordt verleend, wordt deze bij de aanvraag der zegels voldaan. De zegels worden door den in het eerste lid genoemden controleur rechtstreeks aan den aanvrager toegezonden, tenzij uit de aanvraag tot verstrekking der zegels blijkt, dat deze te Haarlem door een gemachtigde van den aanvrager van dien controleur in ontvangst genomen zullen worden. d. Het eerste lid van artikel 4 wordt vervangen door het volgende : De zegels worden niet verkrijgbaar gesteld dan bij hoeveelheden van minstens 10 bladen van dezelfde soort en dezelfde acoijnswaarde. Eohter kunnen met machtiging van den inspecteur der accijnzen, in wiens dienstkring de inlevering der aanvraag geschiedt, zegels bij minder dan 10 bladen worden verstrekt. Het vijfde lid van dat artikel wordt gelezen : Het kleinste bedrag, dat verkrijgbaar wordt gesteld, wordt,behoudens ingevallen, dat de slotzin van het eerste lid van dit artikel toepassing vindt, gevonden door de acoijnswaarde van elk zegel te vermenigvuldigen met het tienvoud van het aantal zegels, dat voor elke soort op een blad is gedrukt. In het zesde lid van dat artikel worden de woorden „den tweeden volzin van het tweede lid" vervangen door : het slot. e. Artikel 8 wordt gelezen als volgt: — 149 — Ter inruiling van niet gebruikte, onbeschadigde zegels tegen zegels van andere waarde, Worden eerstbedoelde zegels toegezonden aan den controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns te Haarlem, .onder opgaaf van soort, aantal en waarde dier zegels. De controleur geeft daarvoor een bewijs af, waarin het accijnsbedrag der ontvangen zegels wordt vermeld en dat overgelegd wordt bij de aanvraag, waarin zegels worden besteld. Bij de bepaling van het accijnsbedrag, dat voor de aangevraagde zegels verschuldigd is, wordt de accijnswaarde der ter inruiling ontvangen zegels in aftrek gebracht. Voor zoover ter inruiling bestemde zegels op verpakkingen of om sigaren zijn aangebracht, kunnen zij met machtiging van den ontvanger, bij wien belanghebbende zijne zegels moet aanvragen, onder ambtelijk toezicht worden vernietigd of onbruikbaar gemaakt. Zoodra de voor den ruil benoodigde zegels zijn aangevraagd, schrijft de ontvanger de accijns waai de van de vernietigde of onbruikbaar gemaakte zegels zoo mogelijk op de kredietrekening van den aanvrager af of keert ... >hö deze waarde tegen kwitantie aan hem uit. Onze Minister van Financiën kan voorschrijven, dat bij inruiling van zegels op. de hiervoor bedoelde wijzen door den belanghebbende boven de eventueel verschuldigde kosten van ambtelijk toezicht, een bedrag zal worden betaald, ter goedmaking van de voor het Rijk uit de inruiling voortspruitende kosten. /. In het eerste lid van artikel 9 wordt achter „puntzakken" eene komma geplaatst en daarna ingelascht: in glas. Hetgeen in het zesde lid van genoemd artikel is bepaald ten aanzien van de verpakkingen van sigaretten wordt vervangen door het volgende : Sigaretten mogen worden verpakt bij 100, 50, 25, 20 en 10 stuks en in de door Onzen Minister van Financiën aan te wijzen kleinhandelsprijzen, ook bij 5 stuks. g. Aan het eerste lid van artikel 19 wordt de volgende zin toegevoegd: Onze Minister van Financiën kan ter vereenvoudiging der administratie ten aanzien van het voor de betaling vast. gestelde tijdstip voorschriften geven, dié van het vorenstaande afwijken. h. Het derde lid van artikel 22 wordt vervangen door het volgende : De ontvanger vordert het bedrag in, dat de aanvrager voor de hierbedoelde toeslagzegels verschuldigd is en vraagt die ambtshalve aan bij den controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns te Haarlem, die ze recht- — 160 — streeks aan den aanvrager adevert. Deze gebruikt die zegels op de wijze overeenkomstig artikel 6 van dit besluit tf> bepalen. 2. De wet van 20 December 1924 (Staatsblad n°. 556) en d*t besluit treden beiden in werking met ingang van 1 Januari 1926. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad tan State. 's-Gravenhage, den 20sten December 1924. WILHELMINA. De Minister van Financiën, H. Colun. (Uitgeg. 23 Dec. 1924.) Beschikking van den Minister van Financiën van 23 December 1924, betreffende de uitvoering van de wet van 20 December 1924, S. 66«. (Ned. Stct. no. 250). De Minister van Financiën, Gezien de artikelen 2 tot en met 6 der wet van 20 December 1924 (Staatsblad n°. 566) ; ■■' • Gelet op het advies van de Commissie van deskundigen voor den tabaksaccijns dd. 10 December 1924, n°. 90; Heeft goedgevonden en verstaan : De navolgende bepalingen door opneming in de Nederlandsche Staatsvourant ter kennis van belanghebbenden te brengen : § 1. Voor de aangifte, bedoeld in art. 2 der wet van 20 December 1924 (Staatsblad n°. 566), moet gebruikt worden het van Rijkswege vastgestelde formulier, dat kosteloos aan de kantoren van de Ontvangers der accijnzen verkrijgbaar wordt gesteld. j 2. De Ontvanger, te wiens kantore de in de vorige paragraaf bedoelde aangifte wordt ingeleverd, verstrekt den aangever uiterlijk op den vijftienden werkdag na dien der inlevering een aantal navorderingzegels, dat overeenkomt met het getal der in die aangifte vermelde verpakkingen. Die zegels worden door den aangever ten kantore van voornoemden Ontvanger tegen gedafeteekend bewijs in ontvangst genomen. De navorderingzegels voor sigarettenverpakkingen worden gedrukt in roodbruine kleur, die voor rooktabak, pruimtabak en snuif in groene kleur. Elk zegel, ter beeldgrootte van 28% X 21% millimeter, vertoont het Rijkswapen, waarover gedrukt zijn de woorden : NAVORDERING TABAKSACCIJNS. Sigaretten of gekorven tabak. Wet van 20 December 1924 (Staatsblad n°. 556). Binnen twintig dagen na de inlevering der in het eerste lid bedoelde aangifte moeten de daarin vermelde verpakkingen, voor zoover zjj alsdan nog ten verkoop voorhanden zijn, van een navorderingzegel zijn voorzien, dat zoodanig op de vei pakking moet zijn vastgekleefd, dat het zonder beschadiging van het zegel UI - of van de verpakking daarvan niet is te verwöderen.Het is verboden : een navorderingzegel te bezigen voor een niet in de aangifte vermelde verpakking; na verloop van den hiervoorbedoelden termijn van twintig dagen ten verkoop voorhanden te hebben aangegeven verpakkingen, niet voorzien van een navorderingzegel of waarop het navorderingzegel niet zoodanig is vastgekleefd, dat het daarvan zonder beschadiging van zegel of verpakking niet kan worden verwijderd. | 3. Voor de tot verbruik bereide tabak, bedoeld in den eersten volzin van artikel 5 van de aangehaalde wet, moet de betaling van den volgens artikel 1 dier wet verschuldigden verhoogden accijns worden aangetoond door het gebruik van zegels als bedoeld in artikel 1, Btt. 6, van het Koninklijk besluit van 20 December 1924 (Staatsblad n°. 667). De op de verpakkingen voorkomende onverbroken en onbeschadigde zegels, waaruit de betaling van den niet verhoogden accijns blijkt, kunnen op verzoek van den fabrikant, enz. onder ambtelijk toezicht, met verrekening der acoijnswaarde dier zegels, worden vernietigd of onbruikbaar gemaakt. Voor het te houden toezicht worden kosten niet in rekening gebracht. § 4. Aangifte van voorraden van tot vervji Dereide tahak overeenkomstig het tweede bd van artikel 6 van voormelde wet wordt alleen gevorderd van tabaks- en sigarettenfabrikanten, werkende onder de bepalingen van artikel 88 of artikel 88a der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) en behoudens bevoegdheid van den betrokken Inspecteur der accijnzen bepaalde fabrikanten van de verplichting tot inlevering eener aangifte vrij te stellen. De aangifte vermeldt voor de nog niet verpakte rook- en pruimtabak en snuif het nettogewicht in kilogrammen, voor de nog niet verpakte sigaretten het aantal stuks en voor de verpakte fabrikaten van deze soorten het aantal, den inhoud (netto-gewicht of aantal stuks) en den kleinhandelsprijs der verschillende verpakkingen. De aangifte moet worden ingeleverd ten kantore van den Ontvanger der accijnzen, waaronder de fabriek ressorteert, op den dag van het in werking treden der hiervoor aangehaalde wet. De inlevering van de op het tijdstip der invoering dier wet bij fabrikanten en groothandelaars voorhanden niet gebruikte zegels voor rook-pruimtabak en snuif en sigaretten betreft uitsluitend de zegels, uitgegeven ter voMciening van den niet verhoogden accijns. _ De inlevering moet geschieden door franco inzending dier zegels aan den Controleur op het zegel voor den tabaksaccijns te Haarlem, uiterlnk op den eersten werkdag na het ii» werking treden der aangehaalde wet. Bij de zegels moet een inventaris worden ge- S. & J. No. 81. DERDE AANVULLING der TABAKSWET. Wet van den ZQsten December 1925, S. 533, tot verlenging van den termijn, genoemd in artikel 88a der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712), zooals dat artikel is gewijzigd bij het eenig artikel der wet van 30 December 1924 (Staatsblad n°. 588). Zie betreffende deze wet: Bijl. Hand. 2" Kamer 1925/1926, n°. 171 : 1—7. Handelingen 2e Kamer 1925/1926, blz. 256. Hand. I" Kamer 1925/1926, blz. 51, 65—66, 78—79. Wij WILHELMINA, enz. . . doen te weten : Alzoo Wfl in overweging genomen hebben, [ dat het wenschelijk is den termijn, genoemd in artikel 88a der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712), nogmaals te verlengen; Zoo is het, dat Wij, den Baad van State, enz Eenig artikel. In artikel 88a der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712), zooals dat artikel is gewijzigd bij het eenig artikel der wet van 30 December 1924 (Staatsblad n°. 588), wordt „1926" gewijzigd in „1927". Lasten en bevelen, enz. Gegeven te 's-Gravenhage, den 30sten December 1926. WILHELMINA. De Minister van Financiën, H. Colijn. (Uitgeg. 11 Jan. 1926.) Beschikking van den Minister van Financiën (Ned. Stct. 1925, n°. 76), betreffende het venten met tabaksfabrikaten.) De Minister van Financiën; Gelet op artikel 16, eerste lid, der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712, Verzameling n°. 1594), zooals dat artikel is aangevuld bij artikel 1, litt. c, der wet van 17 Februari 1922 (Staatsblad n°. 63, Verzameling n°. 1746); Heeft goedgevonden en verstaan: ter kennis van de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen te brengen, dat met ingang van 1 Juni 1925 ter uitvoering van de aangehaalde wetsartikelen de volgende bepalingen zullen gelden: § 1. De houder van eene bedrijfsvergunning, die tot verbruik bereide tabak buiten de localiteit, waarvoor de vergunning geldt, wenscht te verkoopen, wendt zich met eene onderteckende aanvraag tot den ontvanger der accijnzen, — 15Ö — door wien de bedrijfsvergunning is verleend, onder opgaaf van de volgende gegevens: a. naam, voorrnaam, beroep, woonplaats met vermelding van straat en nummer en, indien voor den opslag van tabaksfabrikaten eene andere loealiteit dan de woning in gebruik is, aanduiding dier loealiteit door hare plaatselijke omschrijving; b. dagteekening en nummer der verleende bedrijfsvergunning; c. omschrijving van de wijze, waarop het beroep buiten de loealiteit, waarvoor de bedrijfsvergunning geldt, zal worden uitgeoefend, en of de aanvrager zich te dien aanzien wenscht te beperken tot een kring met een straal van ten hoogste 25 kilometer om zijne woonplaats, dan wel dit wenscht uit te oefenen over net geheele land; d. naam, voornaam en woonplaats van dengene of degenen, die in dienst van en voor rekening van den houder der bedrijfsvergunning door dezen met de uitoefening van het bedrijf op de in litt. e omschreven wijze zullen worden belast; e. dagteekening der aanvraag. § 2. Ter zake van de onder litt. c van § 1 bedoelde uitoefening van het beroep wordt onderscheiden tusschen: a. het venten met tabaksfabrikaten per kar, rijwiel, mand, mars, enz.; 6. den verkoop van tabaksfabrikaten op markten of kermissen uit eene kraam of stal of andere tijdelijke inrichting. § 3. De vergunning wordt verleend door den ontvanger, door wien aan aanvrager de bedrijfsvergunning werd afgegeven. In het geval, bedoeld in § 2, litt. a, hiervoor, kan de vergunning worden verleend, hetzij voor het geheele land, hetzij voor een kring, met een straal van ten hoogste 25 kilometer om de woonplaats van den aanvrager gelegen. Indien eene vergunning voor het geheele land wordt gevraagd, is aanvrager verplicht bij zijne aanvraag een goed gelijkend, onopgeplakt portret over te leggen, ter grootte van 5 bij 4 centimeter, weergevende zjjn borstbeeld. Wordt het beroep voor zijne rekening uitgeoefend door één of meer personen in zijn dienst, dan geldt de verplichting tot overlegging van een portret voor de hierbedoelde personen. De verplichting tot overlegging van een portret geldt eveneens bij aanvraag van eene vergunning, als bedoeld bij § 2, litt. 6, hiervoor, tenzij de verkoop beperkt blijft tot markten, enz., gehouden in de woonplaats van den aanvrager, of in plaatsen, gelegen binnen een kring van 25 kilometer daaromheen, en aanvrager de vergunning persoonlijk gebruikt. Voor de vergunning wordt gebezigd het formulier, dat bij deze beschikking wordt gearresteerd en waarvan het materieel wordt opgenomen in de Serie Tabaksaccijns, onder nummer 21. — 157 — § 4. De vergunning is geldig voor het jarig tijdvak, waarvoor het vergunningsrecht ie voldaan, of voor dat gedeelte van dat tijdvak, dat bij de verleening der vergunning nog niet is verstreken. Zij moet mitsdien elk jaar worden vernieuwd. Ten einde belanghebbenden in de gelegenheid te stellen voor de vernieuwing der vergunning het noodige te verrichten, behoeven ambtenaren van den actieven dienst op bet bezigen van eene vergunning met verloopen geldigheidsduur gedurende 14 dagen na afloop van een jarig 'tijdvak geen aanmerking te maken. De persoon, bevoegd van eene vergunning gebruik te maken, is verplicht zijne handteekening op de vergunning te plaatsen, alvorens hg' daarvan gebruik maakt. Kan hjj niet schrijven, dan plaatst hij daarop zijn handmerk. in tegenwoordigheid van den ontvanger, die êe vergunning afgeeft en die deze handeling door zijne handteekening waarmerkt. De houder* is voorts verplicht in de uitoefening van zijn beroep de vergunning op eerste aanvraag van de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen te vertoonen en zijne handteekening of handmerk opnieuw te plaatsen, indien dezen zich wenschen te overtuigen, dat hij tot gebruik der vergunning bevoegd is. § 5. Vergunningen als hierbedoeld zijn niet geldig voor verkoop van tabaksfabrikaten hit kiosken en andere soortgelijke inrichtingen, die, al dan niet verplaatsbaar, zich doorgaans op dezelfde plaats bevinden; zullende deze voor de toepassing van het negende lid van art. 15 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) als eene afzonderlijke loealiteit moeten worden aangemerkt. Zij zijn evenmin geldig voor den verkoop, al dan niet uit stands, in tentoonstellingsgebouwen, op tentoonstellingsterreinen en op bazaars. De ontvangers zijn echter gemachtigd aan houders van bedrijfsvergunningen Mnnen de gemeente, waar de tentoonstelling of de bazaar wordt gehouden, toestemming te verleenen tot den tijdelijken verkoop van tabaksfabrikaten in en op de hierbedoelde gebouwen en terreinen en mitsdien buiten de loealiteit, waarvoor de bedrijfsvergunning geldt. § 6. Vergunningen, als bedoeld zijn in § 2 eh'm het slot van de vorige paragraaf, worden slechts verleend, voor zoover belanghebbende over het loopend belastingjaar het vergunningsrecht heeft betaald. Zfi kunnen binnen haar geldigheidsduur door den Minister van Financiën worden ingetrokken: a. indien hij, aan wien zij is verleend, d»arvan door onbevoegden gebruik laat maken ; b. indien hij, aan wien zij is verleend of degene, die daarvan in zijn dienst en voor zijne rekening gebruik maakt, zich niet houdt aan de voorwaarden, waaronder «ij is verleend; — 158 — c. indien hij, aan wien de vergunning is verleend, zich schuldig maakt aan overtreding van de wettelijke bepalingen in zake den tabaksaccijns. § 7. Vergunningen, als bedoeld zijn in deze beschikking, zijn slechts geldig, voor zoover verordeningen van den gemeentelijken wetgever zich niet tegen de uitoefening van het beroep op de in de vergunning bedoelde, wijze verzetten en zoolang de houder der vergunning of degene, die deze namens hem gebruikt, zich ter zake van de uitoefening van het beroep overeenkomstig den inhoud dier verordeningen gedraagt. § 8. Eene vergunning voor een volgend belastingjaar wordt slechts afgegeven na inlevering van die voor eene vorige periode verstrekt, tenzij belanghebbende mocht aannemehjk maken, dat die inlevering niet kan geschieden, doordien de afgegeven vergunning of vergunningen in het ongereede zijn geraakt. Duplicaten van vergunningen worden door de ontvangers op aanvraag van belanghebbenden slechts afgegeven, nadat dezen aannemelijk hebben gemaakt, dat het oorspronkelijk afgegeven stuk of de oorspronkelijk afgegeven stukken zijn verloren gegaan of vernietigd. § 9. De ontvanger is bevoegd eene vergunning, als in deze beschikking bedoeld is, te weigeren, indien hij gegrond vermoeden heeft, dat door de afgifte daarvan de belangen van 's Rijks schatkist in gevaar worden gebracht. Zoodanig vermoeden kan rusten op het feit, dat de aanvrager ? gedurende het tijdperk, waarvoor eene vroeger verleende vergunning gold, zich twee- of meermalen aan eene overtreding van de Tabakswet heeft sohuldig gemaakt, geweigerd heeft zich aan eene visitatie te onderwerpen, dan wel zijne vergunning door een onbevoegde heeft laten gebruiken. Van zijne weigering doet de ontvanger den aanvrager schriftelijk mededeeling. Van de weigering van eene vergunning staat beroep open op den Minister. . De inspecteurs dragen zorg, dat feiten als biervoor zijn vermeld, geconstateerd buiten de woonplaats van dengene, aan wien eene vergunning, als in deze beschikking bedoeld, werd verleend, ter kennis van den betrokken ontvanger worden gebracht. Een in den lopp van een jaarlijksch tijdperk door den Minister ingetrokken vergunning wordt zonder machtiging van den Minister niet door eene nieuwe vervangen. § 10. Aan hen, op wier aanvraag om bedrijfsvergunning als fabrikant of kleinhandelaar nog niet is beschikt, omdat zioh alsnog wettelijke bezwaren tegen afgifte van eene bedrijfsvergunning verzetten, kan eene vergunning, als in deze resolutie bedoeld, indien daartegen uit anderen hoofde geen bedenkingen bestaan, worden verleend, zonder dat betaling van het vergunningsrecht heeft plaats gehad. 1 11 - Art. i op het tijdstip waarop de tot verbruik bereide tabak uit de fabriek, uit entrepot of uit het buitenland in het vrije verkeer wordt gebracht. De belasting wordt voldaan door middel van zegels, die de fabrikant en voor zooveel sigaren en sigaretten betreft, ook de importeur op krediet van de administratie der accijnzen kan betrekken. Die zegels moeten op de verpakking der aan den acoijns ondarworpen artikelen worden aangebracht zoodanig, dat het openen der verpakking zonder verbreking van het zegel, welke overigens in de gevallen bedoeld ia artikel 42 der wet is toegelaten (verg. § 6 dezer instructie), niet mogelijk is zonder merkbare sporen achter te laten. In verband hiermede moeten aan de verpakking bepaalde eischen worden gesteld. De omschrijving van die eischen, alsmede van de bepalingen betreffende den vorm, het gebruik, enz. der zegels geschiedt bij algemeenen maatregel van bestuur, waardoor het mogelijk is de voorschriften dienaangaande steeds zooveel doenlijk aan te passen aan de eischen van handel en industrie. Uit artikel 7 der wet blijkt, dat sigaren ook stuksgewijs van zegels kunnen worden voorzien. Als regel geldt, dat sigaretten, rook- en pruimtabak en snuif in het vrije verkeer alleen mogen1 worden verkocht, te koop aangeboden, in voorraad gehouden of afgeleverd in de voorgeschreven gesloten verpakking en voorzien van ongeschonden zegels. Op dit voorschrift en op dat, blijkens hetwelk de verkoop niet mag plaats hebben voor een hoogeren prijs dan dien vermeld op de aangebrachte zegels, tenzij vooraf de meer verschuldigde accijns, op de wijze bij algemeenen maatregel van bestuur bepaald, is betaald, berust voor een groot deel de controle op de naleving van de wet. De bepaling, dat sigaren stuksgewijs van zegels kunnen worden voorzien, is in de wet opgenomen, ten einde den gebruikelijken lossen verkoop mogelijk te doen blijven. (§ 1 Insta, wet.) — Onder tot verbruik bereide tabak verstaat de wet alle tabak, die naar het spraakgebruik als een sigaaf, een sigaret, als rooktabak, pruimtabak of als snuif is aan te merken. Aangezien eene niet of niet geheel gedroogde An. 3 — 14 — naast wederverkoopers, ook particulieren bedienen. De wet veronderstelt in zoodanige gevallen, dat de prijs, waarvoor de consument koopt, niet is de kleinhandelsprijs, omdat een element in dien prijs, te weten de winst en de bedrijfsonkosten van den wederverkooper, ontbreekt. Tenzij dus de afleveraar aantoont, dat hij inderdaad de tabaksfabrikaten aflevert tegen den daarvoor gangbaren kleinhandelsprijs, zal deze op den voet in artikel 3 bepaald, uit den verkoopprijs moeten worden afgeleid. Of de aflevering al dan niet aan een wederverkooper geschiedt, zal kunnen worden beoordeeld aan de hand van de in artikel 59 der wet bedoelde lijsten. (§ 8, Instr.wet.) Art. 3. Voor sigaren en sigaretten, die door fabrikanten en groothandelaars rechtstreeks aan anderen dan wederverkoopers worden geleverd, wordt, indien er geen kleinhandelsprijs bestaat, de Meinhandelsprijs afgeleid uit den verkoopprijs volgens onderstaande tabellen: Bedrag van den verkoopprijs Kleinhandelsper 1000 stuks met inbegrip prijs per van den accijns. 1000 stuks. a. voor sigaren : Niet meer dan f 18.—| f 20 — Meer dan en niet meer dan f 18.— „ 22.50 „ 22.50 „ 27.— „ 27.— „ 36.—) „ 36.— „ 45.—| „ 45.— „ 54.—I „ 54.— „ 63.— „ 63.— „ 72.— m 72.— „ 81.— „ 81.— „ 90.— „ 90.— „ 99.— „ 99.— „ 108.— , 108.— „ 117.— , 117.— * 126.— 25.— 30.— 40.— 50.— 60.— 70.— 80.— 90.— 100.— 110.— 120.— 130.— 140.— — 15 — Art 3 Bedrag van den verkoopprijs Kleinhandelsper 1000 stuks met inbegrip prijs per van den accrjnï:^ 1000 stuks. Meer dan en niet meer danl f 126.— f 135.— f 150.— „ 135.— „ 144.— „ 160.— „ 144.— „ 153.—I „ 170.— „ 153.— „ 162.— , 180.— , 162.— „ 180.— „ 200.— „ 180.— „ 225.— „ 250.— „ 225.— „ 270.— „ 300.— „ 270.— „ 360.— „ 400.— „ 360.— „ 450.— " „ 500.— „ 450.— „ 540.—] „ 600.— „ 540.— „ 630.— „ 700.— „ 630.— „ 720.— „ 800.— „ 720.— ■ „ 810.—I „ 900.— „ 810.— „ 900.—j „1000.— „ 900.— ' de verkoop- prijs verhoogd b. voor sigaretten: j ^derd" Niet meer dan f 4.50 j „ 5. Meer dan en niet meer dan 4.50 „ 6.75 ;> 7.50 6:75 „ 9.— I io._ 9.— „ 13.50 " 15._ 13.50 „ 18.— I 20.— 18.— „ 22.50Ï " 25.— 22.50 „ 27.— I 30.— 27.- „ 36.- | 40.- 36.— „ 45.-4 f 50.— 45.— „ 54.—! -h 60.— 54.— „ 63.— )( 70.— 63.- „ 72.- " 80.- 72.- „ 81.- n 90.- 81.- „ 90.- „ 100._ 90.— de verkoop¬ met 20 ten honderd Art. 4 — 16 — Voor andere tot verbruik bereide tabak, die door fabrikanten en grootbandelaars rechtstreeks aan anderen dan wederverkoopers wordt geleverd, wordt, indien er geen kleinhandelsprijs bestaat, als kleinhandelsprijs aangemerkt de verkoopprijs met inbegrip van den accijns, verhoogd met 30 ten honderd. Bij aflevering op den. in dit artikel bedoelden voet, wordt een kleinhandelsprijs voor de geleverde goederen geacht niet te bestaan, zoolang niet van het tegendeel blijkt. Zie § 8 Instr.wet, opgenomen onder art. 2 Art. 4. Voor artikelen, die de fabrikant of groothandelaar zelf verbruikt of kosteloos afstaat, wordt de accijns berekend naar den kleinhandelsprijs van soortgelijke artikelen. Voor sigaren, voor sigaretten en voor rook- of pruimtabak, die door fabrikanten kosteloos of tegen verminderden prijs aan hunne werklieden worden afgestaan, tot een maximum van 25 sigaren, 100 sigaretten of % kilogram tabak per week en per werkman, wordt echter als kleinhandelsprijs aangenomen f 10 per 1000 stuks voor sigaren, f 5 per 1000 stuks voor sigaretten en f 0.40 per kilogram voor tabak. Bij invoer van aan den accijns onderworpen artikelen, waarvan niet blijkt dat zij voor wederverkoop bestemd zijn, wordt de accijns berekend over de waarde volgens den loopenden prijs hier te lande verhoogd met 50 ten honderd. Het voornemen bestaat niet, voor de heffing van den accijns van de tabaksfabrikaten, bedoeld in den eersten volzin van dit artikel, op grond van het bepaalds bij artikel 13 der wet, Bijzondere voorschriften te geven. De sigaren, sigaretten, enz., die de fabrikant of Art. 8 - 22 — keerd aangebrachte doch onbeschadigde zegels, tegen zegels van andere waarden kunnen worden ingeruild. Zegels die niet op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht worden als niet aangebracht beachouwd. Zie het onder de bijlagen opgenomen besluit van 16 Maart 1922, S. 126. — Oorspronkelijk was een derde lid opgenomen, luidende : „De zegels, bestemd om op de verpakking van sigaren te worden aangebracht, zijn voorzien van een serienummer", hetwelk ingevolge art. 16 der wet van 17 Februari 1922, S. 63 is vervallen. — De Commissie van deskundigen voor den Tabaksaccijns heeft, gebruik makende van hare bevoegdheid bedoeld in artikel 55 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712), den Minister voorgesteld artikel 43 dier wet nog vóór hare mwerldngtreding in te trekken. Zij grondt dat voorstel op hare overtuiging, dat de verkoop van losse sigaren uit met zegel voorziene verpakkingen een bron van fraude zal opleveren, terwijl dergelijke verkoop, na aanneming van het amendement van den heer Deckers op artikel 7 der wet waardoor het stuksgewijs zegelen van sigaren is mogelijk gemaakt, niet meer noodig is te achten. Uit het voorstel van genoemde Commissie spruit nog een ander voordeel voort, aangezien, bij verbod van lossen verkoop van niet. stuksgewijze gezegelde sigaren, niet meer behoeft te worden vastgehouden aan den eisch van het aanbrengen van serienummers op de zegels bestemd voor de verpakking van sigaren. Het is reeds gebleken dat het drukken van serienummers op bedoelde zegels voor verschillende goed ingerichte drukkerijen belangrijke bezwaren medebrengt en dat enkele drukkerijen die in staat z^jn dit werk uit te voeren, daarvoor niet onbelangrijke kosten in rekening brengen. Doch ook voor de administratie der accijnzen wordt de contróle op de verstrekking en het gebruik van zegels vereenvoudigd, indien in de voor de uitvoering der wet te geven voorschriften geen rekening meer behoeft te worden gehouden met die nummers. ■ 27 - Alt. 14 "''iiYpoiï de uitvoering van dit artikel wordt verwezen naar de artikelen, 16 t/m 20 van het Koninldijk besluit van 16 Maart 1922, S. 126, (Verz. n°. 1747). (§ 16, Instr.wet.) Bedoeld besluit is onder de bijlagen opgenomen. HOOFDSTUK II. Bedrijf svergunningen. -Kwijt»' 14. Ieder die, in welken vorm ook, handel drijft in ruwe tabak, bewerkte tabaksbladeren, stelen en afval van tabak, voor de tabaksbeisejwling bestemde surrogaten, halffabrikaten en fabrikaten van tabak, alsmede ieder die in zijn bedrijf tabak geheel of gedeeltelijk tot verbruik bereidt, of tot verbruik bereide tabak voor den verkoop in het klein verpakt, moet in het bezit zijn van een bedrrjfs»» vergunning. Het tot verbruik bereiden van tabak anders dan in de uitoefening van een -bedrijf, waarvoor eene vergunning als bedoeld in dit artikel is verleend, is verboden. Bedrijfgvergunningen. Ten einde eene goede contróle te kunnen uitoefenen, is het noodig, dat de administratie der accijnzen een overzicht heeft van den tabakshandel en de tabaksindustrie in hunnen vollen omvang. Mitsdien -schrijft de wet in artikel 14 voor, dat de daar genoemde personen in het bezit moeten zijn van eene bedrijfsvergunning. Deze vergunning kan op aanvraag aan iederen belanghebbende worden verleend door den ontvanger der accijnzen, voor zooveel fabrikanten en kleinhandelaren betreft echter alleen, indien de voor het bedrijf te bezigen lokaliteiten aan bepaalde, in het belang van het toezicht gestelde eischen voldoen. Wat de tabaksverbouwers betreft wordt verwezen naar de §§ 171 en 23 2 van deze instructie, terwijl, wat de overgangsbepalingen aangaat, 1 Zie de tweede aant. hierna. 2 Deze paragraaf is vermeld op art. 20 hierna.. Art 14 — 28 — de aandacht op de desbetreffende .artikelen wordt, gevestigd. (§ 2, Instr.wet.) .,, — Volgens dit artikel moet ieder, die, in welken vorm ook, handel drijft in ruwe tabak, enz., en ieder, die in zijn bedrijf tabak geheel of gedeeltelijk tot verbruik bereidt, enz., in het bezit zijn van eene bedrijfsvergunning. Men drijft handel in ruwe tabak of in tabaksfabrikaten, indien men die goederen koopt met het doel die weder te verkoopen. Aangezien een tabaksverbouwer in den regel alleen eigen geteelde tabak verkoopt, kan hij niet gezegd worden handel te drijven in tabak. Wel wordt bij handelaar, indien hij ook inlandsche rof buitenlandsche tabak inkoopt. Oorspronkelijk werden in dit artikel de tabaks ver bouwers met name genoemd als beboorende tot hen, die eene tabaksvergunning noodig hebben Door een aangenomen amendement werden zij echter uit het artikel geschrapt. Uit het vierde lid van artikel 20 blijkt, dat de wet den makelaar en den commissionair slechts onder bepaalde omstandigheden als handelaar wenscht aangemerkt te zien. Doen •zich die omstandigheden niet voor, dan hebben dus de hierbedoelde personen geene bedrijfsvergunning noodig. Indien zij niettemin eene bedrijfsvergunning aanvragen, behoeven de ontvangers tegen de afgifte daarvan geen bezwaar te maken. Veemen zijn evenmin aan te merken als handelaren in ruwe tabak. Zij belasten zich in den regel slechts met den opslag en de bewaring van tabak voor anderen, al of niet onder het genot van fictief entrepot. Intusschen bestaat ook geen bezwaar tegen afgifte van eene bedrijfsvergunning als handelaar aan ■de besturen van zich daarvoor aanmeldende veemen, waardoor deze in staat gesteld worden tot afgifte van geleibiljetten als bedoeld in artikel 50 der wet. Reizigers in ruwe tabak, die voor rekening van hun patroon, hetzij tegen eene vaste bezoldiging, hetzij tegen eene vaste bezoldiging en provisie, hetzij uitsluitend tegen provisie orders op tabak opnemen, zijn geen handelaren in den zin der wet. Ook aan hen kan . echter eene bedrijfsvergunning als handelaar worden afgegeven, indien zij die aanvragen. — 29 — Art. 14 ■ 1 Evenmin bestaat bezwaar tegen afgifte van eene bedrijfsvergunning aan directies van tabaksmaatschappijen, die uitsluitend hare uit het buitenland aangevoerde oogsten hier te lande aan de markt brengen, al kunnen zij naar streng recht niet gezegd worden handel te drijven in ruwe tabak. Een buitenlander, die hier te lande in veilingen ruwe tabak koopt en die daarna uitvoert, respectievelijk doorvoert, behoeft voor de toepassing van het onderwerpelijk artikel niet als handelaar te worden aangemerkt, tenzij hij dit mocht verlangen. Onder hen, die in hun bedrijf tabak geheel of gedeeltelijk tot verbruik bereiden, vallen niet de tabakbewerkers (strippers, sigarenmakers, sorteerders, enz.), die voor rekening van een patroon, hetzij in diens fabriek, hetzij in een bij hen in gebruik zijnd lokaal, ruwe grondstof geheel of gedeeltelijk tot fabrikaat verwerken. Immers, zij : deen zulks niet in hun bedrijf, doch in het bedrijf van hun patroon. Daaruit volgt, dat een sigarenfabrikant, die sigaren in huisarbeid laat maken, de daarvoor door zijne werklieden gebezigde lokaliteiten zal hebben op te geven in de aanvraag, bedoeld in artikel 15 der wet, en dat alleen dan voor de daarin vermelde lokaliteiten eene bedrijfsvergunning mag worden afgegeven, indien zij aan de eischen der wet voldoen. Wat hiervoor gezegd is met betrekking tot de lokaliteiten van den huisarbeider, geldt ook voor eene bakkerij of andere inrichting, waar sigaren voor rekening van sigarenfabrikanten worden gedroogd. Wel zal als regel tusschen den fabrikant en den bakker geen dienstverband bestaan als tusschen een patroon en zijnen arbeider, doch het schijnt moeilijk verdedigbaar een bakker, die, hetzij om niet, hetzij tegen eene vergoeding, zijne inrichting beschikbaar stelt om voor rekening van anderen sigaren te doen drogen en daarbij de instructies volgt, die hem door den sigarenfabrikant worden gegeven, aan te merken als iemand, die in zijn bedrijf tabak geheel of gedeeltelijk tot verbruik bareidt. Het verbod van het tweede lid van dit artikel 'bedoelt niét toepassing te erlangen ten aanzien van een particulier, die voor eigen gebruik sigaretten maakt. (§ 17, Instr.wet.) Art. 15 — 30 - Art. 15. Hij, dfé7 eene bedrijfsvergunning als bedoeld in bet vorige artikel verlangt, richt eene daartoe strekkende schriftelijke, onderteekende aanvraag aan den ontvanger der accijnzen, onder wiens kantoor het bedrijf zal worden uitgeoefend. Deze aanvrage houdt in eene opgaaf van : a. plaats en dagteekening der aanvraag ; b. naam en woonplaats van den aanvrager of naam en zetel van de vennootschap of vereeniging; c. den aard van het bedrijf; d. de ligging der lokaliteit of lokaliteiten, zooals kantoren, fabrieken; verkoopplaatsen, opslagplaatsen, die voor de uitoefening van het bedrijf zullen worden gebezigd, met vermelding van gemeente, straat, wijk, enz. en nummer — en van de kadastrale ornsöhrijving; e. voor zooveel fabrieken betreft, de ligging en de bestemming der verschillende werkplaatsen en andere vertrekken. Van als entrepot in gebruik zijnde lokalen, behoeft geen opgaaf te worden gedaan. Fabrikanten leggen bij de aanvraag over eene gewaarmerkte schetsteekening in tweevoud, op eene schaal van ten minste een op honderd, aanduidende de uit- en inwendige inrichting der fabriek. Op de aanvraag wordt binnen veertien ' dagen door den ontvanger beschikt. De bedrijfsvergunning wordt, behoudens het bepaalde in het derde lid van artikel 17, niet geweigerd, tenzij zij wordt gevraagd voor eene lokaliteit ' of : - 31 — Art. 15 voor lokaliteiten, waarop de artikelen 23 of 40 toepasselijk zijn, maar die niet aan de bepalingen van die artikelen voldoen. Tegen de weigering eener bedrijfsvergunning kan de belanghebbende, binnen veertien dagen nadat de beschikking van den ontvanger hem is medegedeeld, in beroep komen bij de commissie, ingesteld bij artikel 53. In de bedrijfsvergunning wordt opgenomen de vermelding van de bijzonderheden, genoemd in het tweede lid van dit artikel onder b, c, d en e. Voor op zich zelf staande lokaUteiten, waarin aan den accijns onderworpen artikelen in het klein worden verkocht, wordt eene afzonderlijke bedrijfsvergunning vereischt. Voor het overige worden de in dezelfde gemeente voor de uitoefening van eenzelfde bedrijf gebezigde lokaliteiten, in ééne bedrijfsvergunning begrepen. Voor de bedrijfsvergunning is verschuldigd een vergunningsrecht ten bedrage van f 5 per jaar. ifiöj wordt niet van kracht, zoolang de eerste betaling van het vergunningsrecht niet heeft plaats gehad. Boven of naast iederen aan den openbaren weg uitkomenden ingang van eene lokaliteit, waarvoor eene bedrijfsvergunning is verleend, moet door den houder der vergunning, overeenkomstig de door Onzen Minister van Financiën te geven voorschriften, een opschrift worden aangebracht, vermeldende het woord : „Tabaksvergunning''. Voor de aanvraag van bedrijfsvergunningen is het materieel Tabaksaccijns n°. 1 ingesteld. Exemplaren daarvan stellen de ontvangers der Art. 17 van een overleden vergunninghouder moeten door de ambtenaren worden gewezen op de gevolgen die het nalaten van het tijdig aanvragen eener nieuwe vergunning voor hen zou kunnen hebben. (§ 19, Instr.wet.) Art. 17. Eene verleende bedrijfsvergunning wordt op verzoek van den belanghebbende ingetrokken door of van wege Onzen Minister van Financiën. Zij kan door Onzen Minister van Financiën, op daartoe strekkend advies der commissie, bedoeld in artikel 53, worden ingetrokken: a. indien daarvan gedurende een jaar of langer geen gebruik is gemaakt; b. indien de houder na ontvangen aanmaning langer dan één maand in verzuim blijft met de betaling van het vergunningsrecht ; c. indien ten aanzien van de lokaliteit of de lokaliteiten, waarvoor zij, is verleend, niet meer wordt voldaan aan de bepalingen van de artikelen 23 en 40 ; d. indien een veroordeeling van den houder wegens herhaalde overtreding dezer wet onherroepelijk is geworden of daaraan door den veroordeelde vrijwillig is voldaan. Aan dengene wiens bedrijfsvergunning is ingetrokken op een der gronden genoemd in het tweede lid onder letter d, alsmede aan zijne echtgenoote en aan de verdere bij hem inwonende personen kan eene bedrijfsvergunning worden geweigerd gedurende ten hoogste; vijf jaar nadat de omstandigheid die tot de intrekking aanleiding gaf, zich heeft voorgedaan. De intrekking van bedrijfsvergunningen op verzoek van den belanghebbende geschiedt van- Art. 18 — 38 — wege den Minister van Financiën door den ontvanger der accijnzen. Voorstellen tot het al of niet toepassen van het tweede lid van dit artikel worden door de ontvangers langs den hiërarchischen weg aan het Departement ingezonden, met uitzondering van de gevallen, bedoeld in litt. d, diè door de directeurs onverwijld aanhangig worden g*n maakt onder bijvoeging voor zooveel noodig van de adviezen van de onder hunne bevelen geplaatste ambtenaren. Van intrekking van eene bedrijfsvergunning wordt melding gemaakt in de daarvoor bestemde kolommen van het register Tabaksaccijns n°. 2, onder korte vermelding van de reden der intrekking. De ontvangers waken er voor, dat niet door verzuim of misleiding bedrijfsvergunningen worden afgegeven aan personen, aan wie zoodanige vergunning gedurende ten hoogste vijf jaar kan worden geweigerd. Zijn zij van oordeel, dat ondanks het bestaan van de in het laatste lid bedoelde omstandigheden eene vergunning zou kunnen worden afgegeven, dan onderwerpen zij de zaak langs den hiërarchischen weg aan de beslissing van den Minister. (§ 20, Instr.wet.) HOOFDSTUK III. Bijzondere bepalingen betreffende den handel in ruwe tabak, halffabrikaten van tabak en tabaksurrogaten. Art 18. Als handelaar in ruwe tabak wordt voor de toepassing dezer wet aangemerkt ieder die handel drijft in ruwe tabak, bewerkte tabaksbladeren, stelen en afval van tabak en in halffabrikaten of surrogaten, bestemd tot vervaardiging van sigaren of andere tot verbruik bereide tabak. — 39 — Art. 1 Bepalingen, betreffende den handel in ruwe tabak. In hoofdstuk III van de wet zijn bepalingen opgenomen betreffende den handel in ruwe tabak, die de strekking hebben te voorkomen, dat de grondstoffen voor tabaksfabrikaten elders dan in aan de administratie békende fabrieken tot verbruik worden bereid, met de bedoeling die fabrikaten zonder betaling van den accijns in consumptie te brengén. Speciaal wordt hier de aandacht gevestigd op de bepalingen van de artikelen 20 en 21 der wet. De in het laatste artikel bedoelde boekhouding en de voor net vervoer van ruwe tabak te bezigen documenten en geleibiljetten, zullen de ambtenaren in staat stellen tot het uitoefenen van eene behoorlijke contróle. (§ 3, Instr. wet.) — Blijkens dit artikel wordt als handelaar in ruwe tabak aangemerkt hij, die handel drijft in grondstoffen voor de vervaardiging van aan den accijns onderworpen artikelen. Als grondstof is n'et aan te merken de fijn gesneden sigarettentabak, die door winkeliers in van zegel voorziene verpakkingen wordt afgeleverd aan particulieren, die daarvan voor eigen gebruik sigaretten vervaardigen1; Als surrogaten voor de vervaardiging van sigaren of andere tot verbruik bereide tabak worden onder meer wel gebezigd bladeren van kersensoorten, altheaebladeren, lavendel, thijm, lischwortelpoeder, valeriaanwortel. De bestemming dier goederen bepaalt of de handelaar als handelaar in ruwe tabak moet worden aangemerkt. (§ 21, Instr. wet.) Art. 19. Handelaars in ruwe tabak mogen de in artikel 18 vermelde goederen buiten entrepot alleen in de lokabteiten, vermeld in de bun verleende bedrijfsvergunning, in voorraad bebben of behandelen. Het komt voor, dat handelaren tabak laten strippen buiten de lokaliteiten waarin zij hun handelsbedrijf uitoefenen. Indien dit strippen in loondienst geschiedt, dan heeft hij, die dat werk opdraagt, eene vergunning noodig als handelaar en als fabrikant (zie artikel 22 der Art. 20 — 40 — wet). In de bedrijfsvergunning behooren dan de lokalen waarin het strippen geschiedt, als werklokalen te worden opgenomen en deze moeten voldoen aan de voorschriften van. artikel 23 der wet. (§ 22, Instr. wet.) Art. 20. Alleen handelaars in ruwe tabak en fabrikanten, die in het bezit zijn van eene bedrijfsvergunning, kunnen de in artikel 18 bedoelde goederen rechtr streeks of over entrepot uit het buitenland inslaan. Aan anderen dan de hierbedoelde handelaren en fabrikanten is de inslag der in artikel 18 bedoelde goederen verboden. Bij de aangifte tot invoer of tot uitslag uit entrepot wordt desgevorderd eene verklaring van den ontbieder overgelegd, dat de goederen voor hem bestemd zijn ; deze verklaring moet door den ontvanger, onder wiens kantoor het pand van- inslag is gelegen, voor gezien geteekend zijn. Tabaksverbouwers, handelaars in ruwe tabak en fabrikanten mogen de in artikel 18 bedoelde goederen alleen afleveren : a. met bestemming tot inslag door tabaksverbouwers, handelaars in ruwe tabak en fabrikanten, die in het bezit zijn van eene bedrijfsvergunning; b. met bestemming tot uitvoer naar het buitenland. De verzending naar het buitenland geschiedt met inachtneming van de door Onzen Minister van Financiën in het belang van het toezicht te geven voorschriften. Het verstrekken van monsters aan agenten, commissionairs, of makelaars is geoorloofd. Indien deze personen de monsters aan anderen afstaan, zijn Üj-' onderworpen aan de bepalingen, die 41 - Art. 20 gelden voor handelaars in ruwe tabak, en zijn zij een accijns van f 1 per kilogram verschuldigd voor de tabak, die blijkens de in het volgend artikel bedoelde boeken, in eenig jaar boven het door Onzen!'Minister van Financiën op voorstel der in artikel 53 bedoelde commissie bepaalde verhoudingscijfer, van de door hen ingeslagen hoeveelheid bij minder dan 100 kilogram tegelijk is afgeleverd. Het bedrag van hetgeen uit hoofde van het vorig lid verschuldigd is, wordt in de maand Januari van ieder jaar, of, bij staking van het bedrijf, binnen eene maand daarna, door den door Onzen Minister van Financiën aan te wijzen ambtenaar vastgesteld, en den agent, commissionair of makelaar schriftelijk medegedeeld. De accijns is invorderbaar eene maand na den dag dier mededeeling. Acht de belanghebbende zich bezwaard, dan staat hem gedurende die maand beroep open op de in artikel' 53 bedoelde commissie en blijft het verschuldigde buiten invordering tot de uitspraak der commissie den belanghebbende is medegedeeld. De uitspraak der commissie is ten deze beslissend. Uit het buitenland inslaan heeft hier de beteekenis van inslaan in een pakhuis of fabriek in het vrije verkeer. Een expediteur kan dus ook zonder bedrijfsvergunning goederen als hierbedoeld invoeren en in entrepot opslaan. De bepalingen van dit artikel, zijn noodig om eene volledig aaneensluitende contróle op de ruwe tabak te verkrijgen ter verzekering, dat zij niet tot clandestine fabricage wordt gebezigd. Eene verklaring van den ontbieder als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, be- Art. 20 — 42 — hoeft niet gebiedend te worden voorgeschreven, omdat de ontbieder in den regel hekend zal zijn. Alleen bij twijfel omtrent de bestemming kan het nut hebben overlegging van eene verklaring te vorderen. Voor de naleving van het tweede lid, litt. o; zal raadpleging van de in artikel 69 bedoelde lijst in den regel voldoende zijn. Overigens zal het aan-fabrikanten en handelaars, die nog niet in de lijst voorkomen, gemakkelijk vallen hij het doen eener bestelling het bewijs te leveren, dat zij in het bezit zijn van eene bedrijfsvergunning. Bij aflevering van tabak met bestemming tot uitvoer naar buitenslands, maakt de handelaar de aangifte tot uitvoer uit het vrije verkeer (model I) in duplo op, na in het hoofd van het voor dubbel dienend exemplaar de aanduiding S te hebben doorgehaald, en draagt hij zorg, dat het duplicaat voor uitvoer afge teekend hem wordt teruggezonden. Hij bewaart dit bij zijn in artikel 21 bedoelde boekhouding. Tabaksverbouwers, die eigengeteelde tabak willen verzenden zonder tusschenkomst van een handelaar of fabrikant, zullen, ten einde de bevoegdheid te verkrijgen zelf geleibiljetten af te geven, zich moeten voorzien van eene bedrijfsvergunning als handelaar. De bevoegdheid vfn de handelaars om aan makelaars, agenten, enz. monsters te verstrekken, wordt in geen enkel opzicht beperkt. Het is echter regel, dat laatstbedoelde personen de overbodig geworden monsters vóór eigen rekening verkoopen en het is duidelijk, dat alsdan de aflevering alleen mag geschieden onder dezelfde voorwaarden als die, welke voor de handelaars gelden. Die monsters moeten dan naar hoeveelheid en aard en onder opgaaf van naam en woonplaats van hem, die de monsters ontvangt^ worden ingeschreven in de in artikel 21 deiwet bedoelde registers. Uit artikel 51 der wet blijkt, dat aan tabaksverbouwers als zoodanig geene legitimatiékaalt kan worden verstrekt. Ook hiér geldt 'dus;; dat indien zij persoonlijk monsters ruwe tabak wenschen te vervoeren, zij 'ter bekoming eener legitimatiekaart eene bedrijfsvergunning als handelaar zullen moeten bezitten!'J°v 43 Art. 20 De wet is in het vierde lid van artikel 20 jjijfgegaan van het denkbeeld, dat agenten, commissionairs of makelaars de hun verstrekte monsters, voor zoover zij niet gebruikt worden om daarvan aan koopers van ruwe tabak kleinere monsters te geven, niet mogen afstaan bij kleinere partijen dan van 100 kilogram te gelijk, zulks ten einde te beletten, dat kleine overblijvende partijtjes tabak in handkoffers of op andere niet in het oog loopende, wijze hun weg vinden naar clandestine fabriekjes, zonder dat daarvan uit de boeken blijkt. Het eigenbelang der makelaars, enz. brengt thans mede, dat zij toezien op hetgeen er met de overblijvende tabak,,gebeurt. Immers, uit de aanteekeningen gehouden in de registers, bedoeld in artikel 21, kan blijken, hoeveel tabak, enz. elke agent, enz. die overblijvende monsters aan anderen afstaat, in een jarig tijdvak heeft ingeslagen en hoeveel hjjj bij minstens 100 kilogram te gelijk heeft afgeleverd; uit die aanteekeningen, in onderling verband beschouwd, kan dus worden opgemaakt, welk accijnsbedrag in verband met het door den Minister bepaalde verhoudingscijfer,,dat voorloopig op 15 percent Wordt bepaald, verschuldigd is. De bedoeling van het voorafgaande moge mét een voorbeeld worden toegelicht. Stel, dat een makelaar in een jarig tijdvak blijkens de boekingen in hèt in artikel 21 bedoelde register 1000 kilogram ruwe tabak heeft ingeslagen en dat ook uit de boekhouding van hen, die de monsters hebben verstrekt, blijkt, dat de makelaar die hóeveelheid tabak heeft betrokken. Bij een verhoudingscijfer van 15 percent heeft de makelaar van 150 kilogram geen verantwoording te doen. Stel nu verder, dat hij in het geheel bij partijen van 100 kilogram of meer 800 kilogram heeft afgeleverd. Deze hoeveelheden moeten geboekt zijn in het register, bedoeld in artikel 21 en daarvoor moeten geleibiljetten overeenkomstig artikel 50 zijn afgegeven. Van de alsnog overblijvende 50 kilo gram. heeft dan de makelaar den accijns te..voldoen overeenkomstig het vijfde lid van artikel 20. Als de daar bedoelde ambtenaar wordt de ontvanger der accijnzen aangewezen. De ontvanger verantwoordt den accijns in een register van .quitantiën Accijnzen n°. 7 : de Art. 21 — 44 — bescheiden waaruit het verschuldigd bedrag blijkt, bewaart hij bij dat register en zendt die daarnevens ter verificatie in. De inspecteur draagt er zorg voor, dat den ontvanger tijdig de noodige gegevens ter uitvoering van het voorgaande ten dienste staan (verg. het slot van § 24 dezer Instructie). (§ 23, Instr.wet.^ Art. 21. Handelaars in ruwe tabak zijn verplicht om overeenkomstig de voorschriften van Onzen Minister van Financiën boek te houden van de aan hen geleverde, en van de door hen afgeleverde hoeveelheden ruwe tabak (de andere in artikel 18 genoemde goederen daaronder begrepen) en aan den door Onzen voornoemden Minister aan te w#zètij ambtenaar uittreksels uit hunne boeken, vermeldende de afgeleverde hoeveelheden en de namen en woonplaatsen der ontbieders te verstrekken, m 7iy ,fljij))| voorts verplicht om op eerste aanvraag inzage te verleenen van bovenbedoelde boeken en van de daartoe betrekking hebbende bescheiden aan den. inspecteur of ontvanger der accijnzen, welke die inzage verlangt of aan een door dezen aangewezen ambtenaar. De handelaars in ruwe tabak kunnen de in dit artikel bedoelde boekhouding naar eigen keuze inrichten, mits zij zorg dragen, dat dé boekingen van aan hen geleverde en van de door hen afgeleverde tabak staatsgewijs worden opgenomen in hetzelfde boet. Deze staten moeten, wat de ontvangen tabak betreft, dé volgende kolommen bevatten : o. volgnummer der partij, 6. naam van den verkooper, c. soort van de tabak naar handelsgebruik (bijv. Sumatra, Java, inlandsche), d. aantal colli, e. soort der colli, /. bruto-gewicht, — 45 — Art. 21 gr. netto-gewicht, h. tijdstip van levering der partij ; en wat de afgeleverde tabak aangaat: a. volgnummer der afgeleverde partij, b. naam van den kooper, c. soort van de tabak naar handelsgebruik, d. aantal colli, e. soort der colli, /. bruto-gewicht, gr. netto-gewicht, h. tijdstip van aflevering der partij. Indien door buitengewone omstandigheden eene ingeschreven partij geheel of gedeeltelijk verloren gaat, behoort de handelaar daarvan onverwijld kennis te geven aan den inspecteur der accijnzen, opdat zoo noodig kan worden nagegaan of de kennisgevteg naar waarheid is gedaan, in welk geval de afboekingen van de tabak daarmede in overeenstemming worden gebracht. De afsluiting van de hierbedoelde staten kan plaats hebben op het oogenblik, dat de handelaar zijne gewone koopmansboeken afsluit. Worden bij die gelegenheid vermissen geconstateerd door indroging of door andere redenen, dan geeft de handelaar daarvan kennis aan genoemden inspecteur en kunnen met diens goedvinden de noodige afschrijvingen worden verricht. De dienovereenkomstig vastgestelde voorraden worden als eerste posten op staten voor het volgend jarig tijdvak ingeschreven. Indien geen koopmansboeken worden gehouden of deze niet op vastgestelde tijdstippen worden afgesloten, heeft de afsluiting van de vorenbedoelde staten, met inachtneming van het vorenstaande, plaats op den laatsten werkdag van het kalenderjaar. Als ambtenaar, aan wien de in dit artikel bedoelde uittreksels uit de boeken moeten worden verstrekt, wordt aangewezen meergenoemde inspecteur. De uittreksels worden verstrekt telkens wanneer deze dit verlangt en binnen den door hem te bepalen termijn. (§ 24, Instr.wet.) — 51 — Art, 24 t Het artikel heeft blijkens den aanhef betrekking op de lokalen, waarin het bedrijf van fabrikant wordt uitgeoefend en dus niet alleen op de werklokalen. De bedoeling van het eerste lid is het tegengaan van huisarbeid en in dien zin is het eerste lid te beschouwen als eene aanvulling van het bij artikel 23 bepaalde. Intusschen is het handelen in strijd met artikel 24 geen reden om eene bedrijfsvergunning te weigeren, doch wordt overtreding van hetgeen daar is voorgeschreven, gestraft naar artikel 71; Dat de lokalen niet voor andere doeleinden mogen worden gebruikt of besohikbaar gesteld dan in de bedrijfsvergunning zijn omschreven, heeft in hoofdzaak ten doel te voorkomen, dat, zonder medeweten van de administratie, bijv. in een als sigarenfabriek aangegeven lokaal ook rooktabak zou worden gemaakt, of dat een sigarenwinkel zou worden gebezigd als kerverij. Indien iemand echter de lokalen van eene sigarenfabriek wenscht te .bezigen als magazijn voor den opslag van bijv. koffie en thee, dan kan daartegen geen bezwaar worden gemaakt, indien dit doel in de aanvraag ter bekoming van eene bedrijfsvergunning is aangegeven. Het woord „bedrijfsarbeid" in het tweede lid van dit artikel heeft eene ruime beteekenis. Daaronder wordt begrepen alles wat tot de uitoefening van het bedrijf behoort ; in eene sigarenfabriek dus behalve het eigenlijke fabriceeren van de sigaren, ook het sorteeren, verpakken en banderolleeren. Doch ook administratieve werkzaamheden ten behoeve van het bedrijf, zijn als bedrijfsarbeid aan te merken. Voor het Israëlietische en voor enkele Christelijke kerkgenootschappen geldt als wekelijksche rustdag de Zaterdag. Voor Israëlieten gaat die; rustdag in des Vrijdags kort vóór zonsondergang en hij eindigt des Zaterdags met zonsondergang. De inspecteur, die overeenkomstig het derde lid van genoemd artikel afwijking van het bij het tweede lid bepaalde meent te moeten toestaan, wendt zich, alvorens ter zake te beslissen, tot het betrokken districtshoofd van de arbeidsinspectie, tenzij hem wordt aangetoond, dat van bedoelde inspectie bereids eene vergunning is verkregen als met het oog op — 59 — Art. 31 d. aantal colli, êt soort der colli, /. bruto-gewicht, g. aantal stuks voor sigaren en sigaretten en netto—gewicht voor rooktabak, pruimtabak en snuif, k. bij uitslag volgens artikel 29, litt. re der wet, de verkoopprijs en de kleinhandelsprijs volgens de aangebrachte zegels, i. bij uitslag volgens litt. 6, c en d van dat artikel, soort, dagteekening en nummer van het document, waarop de uitslag zal geschieden. Bij de staten bewaart de fabrikant afschriften of doordrukken van de door hem overeenkomstig artikel 50 afgegeven geleibiljetten. De bepalingen van het onderwerpelijk artikel beoogen niet eene contróle op de productie. Van zoodanige contróle moet worden afgezien, omdat er geene vaste verhouding bestaat tusschen het gewicht van de ruwe tabak en dat van de daaruit verkregen fabrikaten. De practijk leert, dat de hoeveelheid sigaren en andere tabaksfabrikaten, die uit eene bepaalde hoeveelheid ruwe tabak wordt verkregen, belangrijk verschilt, naarmate van de qualiteit van de tabak, de bekwaamheid van den werkman en de eischen, die aan het fabrikaat worden gesteld. Intusschen kunnen de hierbedoelde staten in onderling verband toch wel richtsnoer zijn voor de beoordeeling van de vraag, of er in eene fabriek verkeerde praktijken worden toegepast, met andere woorden, of belangrijke partijen voor verbruik binnenslands worden uitgeslagen zonder betaling van den accijns. Immers, naarmate de ambtenaren der accijnzen door hun toezicht op en in de fabrieken meer en meer op de hoogte komen van den aard van de daarin uitgeoefende bedrijven, zullen zij in groote lijnen de verhouding leeren kennen, die er bestaat tusschen eene bepaalde hoeveelheid tabak van een bekende qualiteit en het gemiddelde gewicht van de daaruit te verkrijgen fabrikaten. Als een vingerwijzing kan ten deze dienen, dat uit 100 K.G. ruwe tabak ten minste 75 K.G. sigaren worden verkregen. In vele fabrieken zal dat percentage tot 80 kunnen worden opgevoerd. Indien blijkt van het bestaan van afwijkingen Art. 35 — 62 — als bedoeld in artikel 31, hunne fabrieken onder onafgebroken bewaking van ambtenaren wenschen te doen stellen, kunnen zich met een desbetreffend verzoek tot den Minister' van Financiën wenden. In het gewijzigd wetsontwerp waren de verplichtingen, die voor den fabrikant uit artikel 31 voortsproten, van meer ingrijpenden aard. Immers aanteekening moest worden gehouden van voorraden en van de producten, die uit de grondstoffen worden verkregen. Verondersteld mag worden, dat de eenvoudige aanteekeningen, die thans ingevolge artikel 31 moeten worden gehouden en die in goed geordende fabrieken zeer gemakkelijk uit de gewone hedrijfsboekhouding kunnen worden overgenomen, voor slechts weinige fabrikanten aanleiding zullen zijn om toepassing van artikel 34 te vragen. De voor de bewaking te vorderen kosten zullen verband houden met de inrichting der fabriek. Indien eene fabriek verschillende in- en uitgangen heeft, die gedurende den werktijd geopend moeten blijven, zal de bewaking aan meer dan één ambtenaar moeten worden opgedragen. Daarentegen behoeft eene fabriek na afloop van de gewone werkzaamheden niet te worden bewaakt en kan met ambulant toezicht door de ambtenaren van den post worden volstaan, indien althans geen vermoeden bestaat, dat van de afwezigheid van den ambtenaar gebruik zal worden gemaakt tot uitslag van fabrikaten uit de fabriek. In verband met het bovenstaande zullen de ten laste van den fabrikant komende kosten van bewaking voor elk geval afzonderlijk worden vastgesteld (verg. ook art. 27). (§ 35, Instr.wet.) HOOFDSTUK V. Entrepots. Art. 35. In de door Onzen Minister van Financiën aan te wijzen gemeenten kan tot verbruik bereide tabak, ingevoerd uit het buitenland of afgeleverd door fabrikanten volgens artikel 29, eerste lid, — 63 — Art. 35 lr. c, worden opgeslagen in particulier entrepot. Entrepots. Ten einde den tusschenhandel in onverpakte en onveraecijnsde fabrikaten mogelijk te maken, zijn in bet vijfde hoofdstuk der wet bepalingen opgenomen betreffende den opslag in entrepot van tot verbruik bereide tabak, zoowel van binnenlandsoh als van buitenlandsch fabrikaat, en betreffende den inslag van geïmporteerde sigaren en sigaretten zonder betaling van den accijns in de lokalen van fabrikanten en groothandelaars. (§ 5, Instr.wet.) — Het vijfde hoofdstuk handelt uitsluitend over tot verbruik bereide tabak. Ten aanzien van ruwe tabak brengt de Tabakswet geen wijziging in de voorschriften betreffende entreposeering ; ruwe tabak is geen accijnsgoed al valt het vervoer daarvan onder de bepalingen van art. 50 der wet, en al bevat het derde hoofdstuk ook bijzondere bepalingen betreffende den handel in deze. waar. Blijkens dit artikel worden de gemeenten, waar particulier entrepot gevestigd kan worden voor tot verbruik bereide tabak, aangewezen door den Minister van Financiën. In zooverre wordt door deze bepaling afgeweken van het ten aanzien van particuliere entrepots thans geldend beginsel, dat zij kunnen worden opgericht in alle gemeenten, waar een algemeen of publiek entrepot bestaat. Ter uitvoering van dit artikel worden als gemeenten waar particulier entrepot kan worden gevestigd, aangewezen: Amsterdam, Dordrecht, Harlingen, Botterdam en Vlissingen. Indien in andere gemeenten behoefte aan particulier entrepot voor tot verbruik bereide binnenlandsohe of buitenlandsche tabak mocht ontstaan, kunnen de directeurs voorstellen tot aanwijzing van die gemeenten doen. De aandacht van belanghebbenden behoort echter gevestigd te worden op de bepalingen van artikel 38 der wet, waardoor ten aanzien van uit het buitenland ingevoerde sigaren en sigaretten hun eigen lokalen tot op zekere hoogte met entrepot worden gelijkgesteld. De opslag van buitenlandsche tabaksfabri- Art. 36 — 64 — haten in particulier entrepot geschiedt op model F of model H, naar de onderscheiding dienaangaande gemaakt in Verz. n°. 1666. '^.fq, Instr.wet.) Art. 36. Gelijktijdige opslag van bin^ nen- en buitenlandsch fabrikaat in particulier entrepot of in dezelfde bergplaats van een algemeen of publiek entrepot kan alleen plaats hebben, wanneer öf van het buitenlandsch fabrikaat vóóraf het invoerrecht wordt voldaan, öf al het aanwezige met betrekking tot het invoerrecht wordt aangemerkt als buitenlandsch fabrikaat. Bepalingen van gelijksoortige strekking als dé bij dit artikel vastgestelde, komen voor in de artikelen 3, § 2 der wet van 1 Mei 1863 S. 47 (Verz. n°. 612) en in artikel 6 der wet van 7 Juli 1865, S. 80 (Verz. n°. 612). Wenscht een entrepositaris binnenlandsch fabrikaat in entrepot op te slaan naast buitenlandsch fabrikaat waarvan het invoerwckt nog niet is voldaan, dan kan de entreposeur hem dit vergunnen, mits de eerste schriftelijk verklaart er genoegen mede te nemen, dat al het aanwezige met betrekking tot het invoerrecht als buitenlandsch fabrikaat wordt aangemerkt. (§ 37, Instr.wet.) Art. 37. De entrepositaris kan de in entrepot opgeslagen, tot verbruik bereide tabak sorteeren, verpakken en van zegels voorzien. Indien verpakking heeft plaats gehad, wordt bij den uitslag van naar het gewicht belaste artikelen het invoerrecht berekend over het netto gewicht, op kosten van den entrepositaris op te nemen. Op den uitslag van tot verbruik bereide tabak uit entrepot is het bepaalde bij artikel 29 van toepassing. Art. 39 — 66 — passing dezer wet met geëntreposeerde worden gelijk gesteld. Fabrikanten en groothandelaars, die eene vergunning op den voet van dit artikel weiischen, kunnen een daartoe strekkend verzoek aan den Minister indienen. Blijkens de woorden van het artikel, kunnen alleen sigaren en sigaretten zonder betaling van den accijns worden ingeslagen, waaruit volgt, dat het invoerrecht dadelijk bij den invoer of bij uitslag uit entrepot moet worden betaald. Als algemeene voorwaarden bij het verleenen van eene vergunning zullen worden voorgeschreven het vervoer van de sigaren en sigaretten op volgbrief naar de lokalen van opslag, minima voor de inslagen en zoo noodig het stellen van zekerheid voor den accijns. Aangezien de op den voet van dit artikel opgeslagen sigaren en sigaretten voor de toepassing van de Tabakswet worden gelijkgesteld met geëntreposeerde goederen, kan aflevering plaats hebben overeenkomstig de onderscheidingen van artikel 29 der wet. Uitvoer uit de hierbedoelde lokalen naar het buitenland geschiedt op consent tot uitvoer, opslag in entrepot of inslag in eene andere fabriek op vervoerbiljet. Uitslag met bestemming tot inslag in de lokalen van een groothandelaar is slechts toegelaten, voor zoover de ontbieder als fabrikant is te beschouwen. Overeenkomstig artikel 37 der wet kunnen de opgeslagen sigaren en sigaretten worden gesorteerd, verpakt en van zegels voorzien. Het voorzien van zegels stempelt den groothandelaar tot fabrikant (verg. art. 22, eerste lid, tweede volzin). In dat geval moeten zijn panden o.a. voldoen aan de eischen van artikel 23 der wet. Voor de toepassing der Statistiekwet en der wet op het Statistiekrecht1 worden de hierbedoelde sigaren en sigaretten niet als geëntreposeerd beschouwd. (§ 39, Instr.wet.) Aft. 39. Ten aanzien van hen, die tot verbruik bereide tabak in entrepot opslaan, en ten aanzien van groothande- 1 Deze wet is onder n°. 56 opgenomen in de Editie Schuurman en Jordens. — 67 — Art 40 laars, aan wie eene vergunning als bedoeld in het vorige artikel is verleend, zijn de bepalingen van de artikelen 28 en 31 van toepassing, die van artikel 28 echter slechts voor zoover zij ook sigaren inslaan. Dit artikel is aldus gewijzigd bij art. 1 / der wet van 17 .Februari 1922, S. 63. HOOFDSTUK VI. Bijzondere bepalingen betreffende den handel in tot verbruik bereide tabak. Art. 40. De lokalen, waarin aan den accijns onderworpen artikelen in het klein worden verkocht, mogen zich niet bevinden in, noch gemeenschap hebben met, of grenzen aan een pand, waarin het bedrijf van fabrikant wordt uitgeoefend. Onder verkoop in het klein wordt ■ verstaan verkoop aan anderen dan wederverkoopers. Bijzondere bepalingen betreffende den handel in tot verbruik bereide tabak. De bepalingen van bet zesde hoofdstuk betreffen in hoofdzaak den kleinhandel in tot verbruik bereide tabak. In het laatste lid van paragraaf 1 dezer instructie zijn bereids de voornaamste bepalingen vermeld, die den kleinverkoop van tabaksfabrikaten beheerschen. Hier kan dus worden volstaan met eene verwijzing naar artikel 42 der wet, dat voor den kleinhandelaar de gelegenheid schept om bepaalde sigarenverpakkingen te openen met verbreking van het zegel, ten einde den kooper in de gelegenheid te stellen de kleur der sigaren te beoordeelen. Tegen lossen verkoop uit zulke kistjes moeten de ambtenaren met gestrengheid waken, waartoe het gewijzigd art. 72 de gelegenheid schept. Artikel 43 der wet, dat de bevoegdheid gaf om sigaren tot ten hoogste 20 stuks 'tte gelijk uit de aldus geopende kistjes af te leveren, is bij artikel 1 der wet van 17 Februari 1922, S. 63, {Verz. n°. 1746) ingetrokken, om- At. 41 — 68 — dat gevreesd werd, dat die bevoegdheid aanleiding zou geven tot fraude, terwijl zij ,0a,. noodig was geworden nadat gedurende de mondelinge debatten in de Tweede Kamer der Staten-Generaal de gelegenheid tot het verkoopen van stuksgewijs gezegelde sigaren, welke ook in het oorspronkelijke wetsont-wt]* voorkwam, daarin opnieuw was gebracht. (§ 6, Instr.wet.) — Voor de toepassing van dit artikel zijn de artikelen 87 en 88 der Tabakswet en artikel2 der wet van 17 Februari 1922, S.63, (Verz. n°. 1746) met de daarop gegeven instructies te raadplegen. Hoewel hier niet, evenals in art. 23, van middellijke en onmiddellijke gemeenschap wordt gesproken, kan het bestaan van gemeenschap tooh worden aangenomen, indien die door middel van een bij den kleinhandelaar of den fabrikant in gebruik zijnd tusschengelegen lokaal tot stand komt. Ware niet bedoeld ook middellijke gemeenschap uit te sluiten, dan zou het voldoende ■ zijn geweest, het verbod uit te spreken, van het grenzen aan een pand, waarin het bedrijf van fabrikant wordt uitgeoefend. (§ 40, Instr.wet.) — Zie art. 880 nopens ontheffing! van het bepaalde bij dit artikel. Art. 41. De aan den accijnsonderworpen artikelen mogen in het vrije verkeer alleen worden verkocht, te koop aangeboden, afgeleverd of ten verkoop in voorraad gehouden, voorzien van de vereischte, overeenkomstig artikel 7 aangebrachte, ongeschonden zegels en, tenzij het stuksgewijze gezegelde sigaren betreft, in de bij artikel 9 bedoelde gesloten verpakking. Wij behouden Ons voor, bij algemeenen maatregel van bestuur, onder de noodige voorzieningen, hierop uitzondering toe te laten voor bepaalde soorten pruimtabak en voor snuif, u Het eerste lid van dit artikel levert een van de krachtigste middelen tot het tegengaan van — 69 — Art. 42 fraude; aan de uitvoering moet stipt de hand worden gehouden. Tot toelichting van het tweede lid diene, dat sommige soorten van pruimtabak zich moeilijk leenen tot Verpakking voor den verkoop in het klein en tot het daarop aanbrengen van-zegels. Zoo wórdt b.v. uit Amerika ingevoerd een soort pruimtabak, Cavendish genaamd, die tot blokken geperst, verpakt wordt in kisten. Zoolang de kist gesloten blijft, behouden die blokken hun vorm, doch is de kist geopend, dan zetten zij belangrijk uit. Werden nu die blokken ieder afzonderlijk verpakt en van een zegel voorzien, dan zou dit laatste 'bij de uitzetting scheuren en zou de winkelier, die de Cavendish in voorraad had, dientengevolge in overtreding zijn. Het is daarom noodig voor Cavendish de zegels te doen aanbrengen op de kisten en lossen verkoop' uit die kisten toe te laten. Verwezen wordt naar artikel 21 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. 126 (Ver»"ri°: 1747). (§ 41, Instr.wet.) — 2e lid. Zie het onder de bijlagen opgenomen besluit van 16 Maart 1922, S. 126. Art. 42. Met afwijking van het vorig artikel, mogen niet stuksgewijs gezegelde sigaren in de geopende oorspronkelijke verpakking, indien deze ten minste 25 en niet meer dan 100 sigaren bevat, door een kleinhandelaar met de overeenkomstig artikel 7 aangebrachte doch verbroken zegels, ten verkoop aangeboden, in voorraad gehouden en verkohct worden ; zij mogen voorts door dezen aldus worden afgeleverd, mits met niet meer dan een kistje tegelijk, gevuld met sigaren tot het daarop aangegeven aantal. Handekngen in strijd met de artikelen 41 en 42 zijn vearboden. Het tweede lid is aldus toegevoegd bij art. 1; der wet van 17 Februari 1922, S. 63. — Dit artikel en het thans vervallen artikel Art. 42 — 70 — 43 werden oorspronkelijk in de wet opgenomen om den lossen verkoop van niet stuksgewijs gezegelde sigaren uit van zegels voorziene kistjes mogelijk te maken. Ofschoon de losse verkoop van ongezegelde sigaren niet meer geoorloofd is, hebben de kleinhandelaars niettemin de' bevoegdheid behouden om de zegels, zich .bevindende op verpakkingen van ten minste 25 en niet meer dan 100 sigaren, te verbreken. Daardoor wordt den verkooper de mogelijkheid geboden de kleur der sigaren door den klant te doen beoordeelen. Het staat hem zelfs naar de letter der wet vrij alle hierbedoelde verpakkingen met verbroken zegels voorhanden te hebben. Het is duidelijk, dat de onderwerpelijke bepaling aanleiding kan geven tot ontduiking van den accijns. Indien praktijken worden toegepast als waarvan sprake is in .§ 13 dezer instructie, dan kan het Rijk hierdoor aanmerkelijke schade worden berokkend. Wel bestaat, de mogelijkheid, dat bij dergelijke handelingen eene overtreding wordt geconstateerd van de bepalingen der artikelen 10, 29 en 45 der wet, doch afdoende ter beteugeling van de hierbedoelde fraude schijnen die bepalingen niet. Het toezicht van de ambtenaren zal dan ook bijzonder gericht moeten zijn op de winkeliers, die er een gewoonte van maken hunne voorraden voorhanden te hebben in kistjes met verbroken zegels. Niet dat er bezwaar bestaat, dat een winkelier ten behoeve van een klant een of meer kistjes opent, doch zoodra het gebruik van de bij dit artikel gegeven bevoegdheid de eischen van de practijk te boven gaat, bestaat er voor de ambtenaren aanleiding op de handelingen van dien winkelier strenger toe te zien. Eene verpakking, waarvan het zegel verbroken is, kan niet meer als gebanderolleerd worden beschouwd. De winkelier mag nu volgens het slot van het artikel wel één geheel gevuld kistje met verbroken zegel afleveren, d. w. z. hij mag het wel in zijnen winkel overgeven aan den kooper, maar vervoerd mag het slechts worden door dien koorier zelf, krachtens het slot van artikel 51, eerste lidv der wet; immers, een winkelier, die een kistje sigaren bezorgt of doet bezorgen aan een klant, kan niet gezegd worden tabak voor eigen gebruik met zich te voeren. — 73 - Art. 45 staat naar stuksgewijs gezegelde sigaren en naar op de verpakking gezegelde sigaren. Door van de eerste naar verhouding iets meer voorhanden te houden dan van de tweede, zal een winkelier in staat zijn steeds aan de vraag van het publiek naar losse sigaren of naar volle kistjes te voldoen. Ditzelfde geldt voor de aflevering door een fabrikant aan winkeliersWel is waar zullen dan de meerdere kosten van het zegelen van sigaren per stuk voor een klein deel van den voorraad achteraf kunnen blijken onnoodig te zijn gemaakt, doch dit bezwaar weegt blijkbaar weinig, waar reeds nu een aantal fabrikanten zelfs voornemens zijn aigaren uitsluitend stuksgewijs gezegeld af te leveren. Een terugkomen op het stuksgewijs zegelen zou dan ook bij tal van fabrikanten bezwaar ontmoeten, ook omdat zjj wel weten dat deze wijze van heffing hen het beste zal beschermen tegen de oneerlijke mededinging van fraudeerende fabrikanten. M. v. A. G edr. St. 1921/22, 304. Art. 44. De kleinhandelaar brengt zoodra hij in het bezit geraakt eener bedrijfsvergunning, op voor de koopers duidelijk leesbare wijze in zijne inrichting eene lijst aan, aangevende de bij hem verkrijgbare merken van sigaren, met vermelding van den prijs. Veranderingen in de merken en prijzen worden in die lijst onverwijld door hem aangeteekend. De in dit artikel bedoelde lijst moet in het verkooplokaal zoodanig worden geplaatst, dat merken en prijzen der verkrijgbare sigaren voor de koopers duidelijk leesbaar zjjn. Dit brengt mede, dat de lijst onder het bereik van de koopers moet zijn, zonder dat de kleinhandelaar daarvoor zijne tusschenkomst behoeft te verleenen. (§ 43, Instr.wet.) Art. 45. De aan den accijns onderworpen artikelen mogen niet worden verkocht, te koop aangeboden of afgeleverd voor een hoogeren prijs dan dien, Art. 46 — 74 — vermeld op de overeenkomstig artikel; 7 aangebrachte zegels. Indien verkoop voor een hoogeren prijs zal plaats hebben, moet vóóraf de meer-verschuldigde accijns worden voldaan overeenkomstig de door Ons bij algemeenen maatregel van bestuur te geven voorschriften. Het is aan verkoopers van sigaren verboden gebruikte zegels in voorraad te hebben, of ledige kistjes voorhanden te hebben, waarvan het zegel niet voor herhaald gebruik is ongeschikt gemaakt. Vérkoop tegen een lageren prijs dan dien op de zegels vermeld, is niet verboden. Voor de toepassing van het tweede lid van dit artikel wordt verwezen naar artikel 22 van het •Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. 126 {Verz. n°. 1747). Voor de beteekenis van de laatste alinea ,van dit artikel wordt verwezen naar de toelichting op artikel 10. (§ 44, Instr.wet.) Bedoeld besluit is onder de bijlagen opgenomen. Art. 46. Van het houden eener verkooping als bedoeld in artikel 55 der Registratiewet 1917, 1 van aan den accijns onderworpen artikelen, moet door den verkooper ten minste drie dagen te voren schriftelijk aangifte worden gedaan bij den inspecteur der accijnzen, in wiens inspectie de verkooping zal plaats hebben. Hij, die deze aangifte heeft gedaan, is verplicht de ambtenaren der accijnzen op hunne eerste aanvrage toe te . laten tot het bezichtigen van de ten verkoop bestemde artikelen. De aïnb- ', tenaren zijn bevoegd van de ten verkoop bestemde artikelen monsters te nemen» 1 Deze wet is onder n°. 83 opgenomen in de Editie Schuurman en Jordens. — 75 — Art. 46 i De aangifte wordt ingericht overeenkomstig artikel 56 der Registratiewet 1917. De bepalingen van hoofdstuk II, § 3, der Registratiewet 1917 zijn toepasselijk, met dien verstande, dat door de aangifte overeenkomstig het eerste lid vervalt de verplichting tot aangifte, gesteld in het eerste lid van artikel 56 dier wet. Herhaaldelijk komt het voor, dat sigaren, sigaretten en tabak, tengevolge van faillissement, wegens beschadiging of om andere redenen in het openbaar aan den meestbiedende worden verkocht. Door het voorschrift, dat van iedere te houden openbare verkooping vóóraf aangifte is te doen, hebben de ambtenaren der accijnzen gelegenheid zich te overtuigen of met betrekking tot de te verkoopen artikelen de voorschriften der wet worden nageleefd. Indien eene aangifte als waarvan' hier sprake is, bij een ontvanger der accijnzen mocht worden ingeleverd, 'zendt deze die terstond door aan den inspecteur dien het aangaat. Te gelijker tijd geeft hij de ambtenaren van den actieven dienst kennis van de plaats waar de verkoop zal worden gehouden. Van de ingekomen aangifte zendt de inspecteur een gewaarmerkt afschrift aan den ontvanger der registratie binnen den kring van wiens kantoor de verkooping gehouden wordt en die met het toezicht op het houden van openbare verkoopirigen van roerende zaken belast is. Met dit toezicht is belast, ten aanzien van die verkdopingen door een notaris gehouden, de ontvanger van het kantoor van registratie voor de notarieele akten, en ten aanzien van alle andere verkoopingen, de ontvanger van het kantoor der registratie voor akten van deurwaarders en onderhandsche akten De verzending geschiedt zoo tijdig, dat dit afschrift dien ambtenaar ten minste vier en twintig uur vóór de verkooping bereikt. § 3 van het Ilde hoofdstuk der Registratiewet 1917, 1 waarnaar het artikel verwijst, is 1 Deze wet is onder n°. 83 opgenomen in de editie Schuurman en Jordens. Art. 46 — 76 — als bijlage achter deze instructie opgenomen. De ambtenaar, die eene aangifte als hierbedoeld in ontvangst neemt, wijst den aangever nadrukkelijk op zijne verplichtingen, voortvloeiende zoowel uit de Tabakswet als uit voormelde Registratiewet, en licht hem ter zake voor zooveel noodig in. De wetgever is in artikel 46 blijkbaar uitgegaan van de gedachte, dat het in hoofdzaak de voorraden van kleinhandelaars zouden zijn die, om welke reden'dan ook, publiek-worden verkocht. Die voorraden zuilen dan op het oogenblik, dat zij in het openbaar ten verkoop worden aangeboden, voorzien zijn van zegels in overeenstemming met den kleinhandelspiajg, waarvoor de merken voor het publiek verkrijgbaar worden gesteld. Wordt de voorraad sigaren van een fabrikant in publieke veiling verkocht, dan zullen deze, behoudens toepassing van artikel 47, tweede lid der wet vóór den verkoop moeten worden voorzien van de zegels, overeenkomende met den prijs, waarvoor de sigaren in den kleinhandel aan het publiek worden afgeleverd. Ten einde dit te controleeren, is den ambtenaren de bevoegdheid gegeven tot het nemen van monsters ; hiervan behoort echter slechts een spaarzaam gebruik te worden gemaakt. De monsters behooren later san den belanghebbende te worden teruggegeven. Hetgeen in artikel 42 is gezegd met betrekking tot den verkoop en de aflevering van niet stuksgewijs gezegelde sigaren in verpakkingen met verbroken zegels, geldt niet ten aanzien van de hierbedoelde openbare verkoopingen. Echter kan de inspecteur der accijnzen, indien uit de ingeleverde aangifte blijkt, dat de verkoop gehouden wordt voor rekening van een kleinhandelaar, -toestaan, dat sigaren in verpakkingen. av»n ten minste 25 en niet meer dan 100 stuks met verbroken zegels worden te koop aangeboden en verkocht. Omtrent de aflevering geldt dan het op artikel 42 aangeteekende. Opgemerkt wordt nog, dat de openbare ambtenaar, te wiens overstaan de verkooping wordt gehouden, niet verplicht is ter, zake van dien verkoop eene bedrijfsvergunning' aan? te vragen. Art. 47 ■jii^Hij: die last geeft tot bet houden, van de verkooping of voor wiens rekening zij geschiedt, zal in den regel wel in het bezit zijn van eene hdtfidrijfsvergunning als fabrikant, handelaar of winkelier ; zoo niet, dan behoort hij, behoudens bij executorialen verkoop, die vergunning tijdig aan te vragen. Aan de bepalingen van het artikel moet nauwlettend de hand worden gehouden; met name behoort, indien tengevolge van de te late aangifte, de ontvanger der registratie niet ten minste 24 uur te voren met den voorgenomen verkoop is in kennis gesteld, den aangever te worder medegedeeld, dat procesverbaal van bekeuring tegen hem zal worden ingesteld indien de verkooping binnen dien termijn doorgaat. Aan die mededeeling behoort steeds gevolg te worden gegeven. (§ 45, Iastr.wet.) Art. 47. Indien bij een verkooping als bedoeld in artikel 46, van aan den accijns onderworpen artikelen, een hoogere prijs wordt bedongen dan die, vermeld op de daarop aangebrachte zegels, mogen de goederen niet ter beschikking van de koopers worden gesteld, alvorens hij, die tot de in het vorige artikel bedoelde aangifte gehouden was, den meer verschuldigden accijns heeft voldaan overeenkomstig de in artikel 45, tweede lid, bedoelde voorschriften. De inspecteur der accijnzen kan, onder de noodige voorzieningen tot verzekering van den accijns, toestaan, dat artikelen waarvan de accijns nog niet is betaald, uit eene fabriek of uit een entrepot worden overgebracht naar een verkooplokaal om aldaar publiek te worden verkocht. . Ofschoon het niet waarschijnlijk is, dat in het openbaar verkochte sigaren, sigaretten, enz. meer zullen opbrengen dan de kleinhandelsprijs volgens de aangebrachte zegels bedraagt, — 79 — Art. 48 HOOFDSTUK VII. Algemeene befalingen. Art. 48. De ambtenaren der accijnzen bebben toegang tot alle winkels, magazijnen, werkplaatsen en andere lokaliteiten of ruimten in gebruik bij tabaksverbouwers .of bij personen aan wie eene bedrijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 is uitgereikt, alsmede tot de verdere lokalen, waarvan bekend is of redelijkerwijze vermoed kan worden, dat er overtreding van eenige bepaling dezer wet plaats'vindt. Zij zijn bevoegd te onderzoeken of in die winkels en verdere lokalen of ruimten tabak aanwezig is. Wordt hun de toegang belet of geweigerd, dan verschaffen- zij zich dien desnoods met behulp van den sterken arm. Lokalen die uitsluitend tot woning dienen, of die alleen door eene woning, uitsluitend hiertoe dienende, toegankelijk zijn, treden zij tegen den wil van den bewoner niet binnen dan op vertoon van eene bijzondere lastgeving van den burgemeester of van den kantonrechter, tenzij eenig voorwerp aan het onderzoek der ambtenaren mocht worden onttrokken en zij dit in die lokalen zien overbrengen. De lastgeving zal niet worden geweigerd dan met opgaaf van redenen. De verantwoordelijkheid voor de gevolgen der visitatie blijft steeds voor de ambtenaren die haar verrichten. Van het binnentreden maken zij procesverbaal op, dat binnen tweemaal 24 uren aan den bewoner ■ in afschrift wordt medegedeeld-. Éfe^rfi Art. 49 — 80 — De bevoegdheid, den ambtenaren der accijnzen bij dit artikel gegeven, strekt in de eerste plaats om hen in staat te stellen in de lokalen, waarvoor eene bedrijfsvergunning is afgegeven, hunne ambtswerkzaamheden te verrichten en voorts om na te gaan of eene overtreding van eenige bepaling der wet plaats heeft op andere plaatsen, waarvan zulks bekend is of redelijkerwijze vermoed kan worden. In het proces-verbaal, bedoeld aan het slot van het artikel, maken zij melding van de redenen waarop hun vermoeden gegrond was, dat eene overtreding der wet plaats vond. Voorts onderwerpt het artikel de lokalen van tabaksverbouwers aan de visitatie De bevoegdheid om te onderzoeken of in de iD het artikel bedoelde lokalen tabak aanwezig is, brengt mede het recht om de voorraden tabak in fabrieken, bergplaatsen en winkels op te nemen. De lastgeving van den burgemeester of kantonrechter moet onder opgaaf van redenen schriftelijk worden aangevraagd door een verificateur, ontvanger of hooger ambtenaar. (§ 47, Instr.wet.) Art. 49. De ambtenaren deritêèSJozen zijn bevoegd personen te visiteeren die een pand, waarin het bedrijf van fabrikant wordt uitgeoefend, verlaten en die 'Bij*, verdenken tabak, onversènillig in welken vorm, met zioh te voeren. Van de bevoegdheid tot lijfsvisitatie moet met behoedzaamheid worden gebruik gemaakt. Zn is voornamelijk gegeven ten einde fraude door werklieden, al of niet gepaard met diefsifl- teSen te gaan, en behoort niet zonder ernstige vermoedens op andere personen te worden toegepast. Lijfsvisitatie van vrouwen behoort door visiteuses te worden verricht ; waar noodig; doen de inspecteurs langs den ambtelijken weg het voorstel tot het aanwijzen eener te goeder naam en faam bekende vrouw als visiteuse. (§ 48, Instr.wet.) Art. 50. Ongebanderolleerde tabak mag, onverschillig in welken vorm, niet — 81 — Art. 50 andeTs worden Vervoerd dan met een door Onzen Minister van Financiën voorgeschreven document in de gevallen bedoeld in artikel 29, sub b, c en d of met een geleibiljet, afgegeven door een handelaar in ruwe tabak of fabrikant, die in het bezit is eener bedrijfsvergunning. Dit geleibiljet, waarvoor alleen mag worden gebezigd het daartoe van rijkswege te verstrekken formulier, houdt in het bruto en het netto gewicht voor iedere soort der goederen afzonderlijk, de wijze van verpakking, het aantal colli en de merken, den naam van afleveraar en ontbieder, het middel van vervoer, de dagteekening der afgifte en aanwijzing van de tijdstippen binnen welke het vervoer moet plaats hebben; de hiervoor gegeven tijdruimte mag niet grooter zijn dan in redelijkheid is benoodigd. Uit een opschrift op de verpakking, waarin tabak, onverschillig in welken vorm, wordt vervoerd, moet duidelijk blijken dat daarin tabak is vervat, tenzij de tabak is verpakt in de balen of pakken, waarin die uit ^b»t buitenland is aangevoerd. De vervoerder van tabak is verplicht op de eerste aanvrage van een der in artikel 79 bedoelde personen een geldig document te vertoonen of een aan de voorschriften van dit artikel'voldoend geleibiljet, waarvan de'tijd voor het vervoer der goederen toegestaan nog niet is verstreken. Blijkens dit artikel moet tabak die niet v n zegels is voorzien, bij vervoer gedekt zijn. ''Bit voorschrift is algemeen en geldt dus zoowel voor ruwe als voor tot verbruik bereide tabak. Sigaren die zich bevinden in eene verpakking, Art. 51 — 82 — waarvan het zegel is verbroken, zijn ten deze als ongebanderolleerd te beschouwen. Het geleibiljet, waarvan hier sprake is, wordt opgenomen in de serie Tabaksaccijns, onder n° 13. Het wordt door de ontvangers aangevraagd en kosteloos verstrekt, uitsluitend aan handelaars in ruwe tabak of fabrikanten, die in het bezit zijn eener bedrijfsvergunning,' ten einde het hun mogelijk te maken ruwe of gestripte tabak naar hun pakhuizen te doen vervoeren of die van daar te 'verzenden. Een handelaar of fabrikant die tabak koopt van een tabaksverbouwer, zal dus zelf het geleibiljet moeten afgeven waarmede die tabak wordt verzonden, tenzij de tabaksverbouwer iri het bezit is van eene bedrijfsvergunning als handelaar. Indien een handelaar of fabrikant misbruik zou maken van de hem bij dit artikel gegeven bevoegdheid tot afgifte van geleibiljetten, door in strijd met het tweede lid van artikel 20, fuwe tabak of de verdere in artikel 18 bedoelde goederen af te leveren aan anderen dan handelaars of fabrikanten, die in het bezit zijn van eene bedrijfsvergunning, behoort hij deswege te worden bekeurd, en behoort c.q. een voorstel te worden gedaan tot toepassing van artikel 17, tweede lid, sub d, der wet. Vervoer van tot verbruik bereide tabak met een geleibiljet is niet toelaatbaar. In zoodanig geval moet getracht worden wegéns de daaraan voorafgegane overtreding van artikel 20, laatste lid, of artikel 41, bekeuring in te stellen. (§ 49, Instr.wet.) Art. 51. De bepalingen van het vorig artikel gelden niet ten opzichte van het vervoer van tabak, die overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 41, laatste lid, is afgeleverd of van tabak die iemand, onverschillig in welken vorm, kennelijk voor eigen gebruik met zich voert. Zij gelden evenmin voor het vervoer van monsters ruwe tabak door de in artikel 20 bedoelde handelaren, fabrikanten, agenten, conrmissionairs en ma- 83 - Art. 51 keiaars of hunne bedienden, mits deze voorzien zijn van eene legitimatiekaart ïÉBi.ihieronder wordt, bedoeld, niet ouder dan twaalf maanden na hare dagteekening en zij die kaart vertoonen op de eerste aanvrage van een der in artikel 79 bedoelde personen. De legitimatiekaarten worden op schriftelijke aanvrage van den handelaar, fabrikant, agent, commissionair of makelaar afgegeven door den ontvanger der accijnzen onder wiens kantootuJaiJ zijn bedrrji uitoefent. Dit artikel is aldus gewijzigd bij art. lh der wet van 17 Februari 1922, S. 63. — Indien een fabrikant of diens vertegenwoordiger met eene monstercollectie van tot verbruik bereid» tabak, onvoorzien van de vereischte zegels, wenscht te reizen, kan hem daartoe op den voet van artikel 29, letter d, ($ 32 dezer instructie) een vervoerbiljet worden afgegeven tot uitslag en wederinslag der goederen in de fabriek. Voor elk. collo, wordt een afzonderlijk vervoerbiljet vereischt. Alsdan kan' worden toegestaan dat de colli onverzegeld blijven, zoodat de monsters door de koopers kunnen worden bezichtigd. Deze bepaling geldt niet voor sigaren, aangezien deze kunnen worden vertoond aan de koopers, indien zij stuksgewijs van een zegel zijn voorzien. Aan buitenlandsche handelsreizigers kunnen tot gelijk'einde transitopaspoorten worden afgegeven, overeenkomstig de resoluties van 30 Augustus 1865, n°. 180 (Verz. 1865, n°. 75) en 17 Januari 1868, n°. 17 (Verz. 1868 n°. 7). In- en uitslag van monsters, vergezeld van de hierbedoeldq documenten, in of uit fabrieken, kan geschieden buiten voorkennis van ambtenaren, f In geval van misbruik van deze bepaling wordt de zaak aan den Minister gerapporteerd. ,.De legitimatiekaarten zijn opgenomen onder het rijkamaterieel (Tabaksaccijns n°. 14). § 50, Instr.wet.) Art. 52 — 84 — Art. 52. Bij de afgifte van eeoe^atr gunning tot lossing of tot vervoer van tot verbruik bereide tabak, waarvan de accijns niet is betaald, wordt bet bedrag van de te stellen zekerheid voor den accijns bepaald door den ontvanger, die met de afgifte van de vergunning belast is, volgens opgaaf van dengene, die haar aanvraagt. Komt het opgegeven bedrag den ontvanger niet voldoende voor, dan kan hij een hooger bedrag vaststellen. Het aldus bepaalde bedrag wordt in de vergunning vermeld en strekt tot grondslag voor de berekening van het verschuldigde, indien wegens het niet gezuiverd of niet volledig gezuiverd terugkomen van de vergunning ten kantore van afgifte, invordering van accijns moet plaats hebben. Met de vergunning tot lossing of tot vervoer heeft dit artikel het daarvoor af te geven dóenment op het oog. Daar de accijns berekend wordt naar den kleinhandelsprijs, is het onmogelijk, zoolang die prijs nog niét is vastgesteld, het juiste bedrag van den accijns te bepalen Om die reden wordt het bepalen van het bedrag der zekerheid, die bij de afgifte van documenten moet worden gesteld, overgelaten aan den ontvanger, die daarbij als regel rekening zal houden met de opgaven van dengene, die het document aanvraagt. Dikwijls zullen in tusschen de overeenkomstig artikel 28 verstrekte opgaven hier licht kunnen verschaffen. Alleen indien herhaaldelijk dooumenten niet worden gezuiverd, bestaat er voor den ontvanger aanleiding om van de opgaaf van den afzender der goederen af te wijken. De aandacht wordt gevestigd op het - voorschrift, dat het bedrag der gestelde zekerheid in de documenten moet worden vermeld. Indien de formulieren voor documenten voor die vermelding geene aanwijzing bevatten, moet de ontvanger er op bedacht zgu het bedrag — 86 — Art. 54 der zekerheid niettemin op die documenten aan te teekenen. (§ 51, Instr.wet.) Art. 53. Er wordt eene commissie van deskundigen voor den tabaks■■ accijns ingesteld, bestaande uit zeven leden, waarvan één door Ons en de overige door den Minister van Financiën worden benoemd. Het door Ons benoemde lid is tevens voorzitter. Voor ieder lid wordt op dezelfde wij*» een iplaatsvervanger aangewezen. Om de twee jaren treedt een gedeelte der leden af volgens rooster door de commissie op te maken. De aftredenden znn; lierbenoembaar. Onze voornoemde Minister kan een lid dat door bem is benoemd ook tusschentijds bij een met redenen omkleed besluit ontslaan. De commissie kiest uit afaforiten haar midden een secretaris. Op verzoek van de commissie"-'- kan Onze Minister van Financiën een ambtenaar aanwijzen om den secretaris bij te staan. Art. 54. De voorzitter;'rijn plaatsvervanger en de leden der commissie leggen, alvorens hun ambt te aanvaarden, ten overstaan van Onzen Commissaris in de provincie waarin hunne woonplaats is gelegen, den eed of de belofte afy dat rij het naar plicht en geweten, nauwgezet en onpartijdig zullen waarnemen. Van deze handeling wordt proces-verbaal opgemaakt. Wegens het afleggen van den eed of de belofte en het opmaken van het procesverbaal zijn geen kosten verschuldigd. In geval van herbenoeming wordt geen nieuwe eed of belofte gevorderd. Art. 55 — 86 - Art. -55. Op uitnoodiging van On^fc? Minister van Financiën brengt de 'co'rff- ' missie van deskundigen advies" uit omtrent aangelegenbeden betreöende de uitvoering dézer wet. De commissie is bevoegd uit eigen beweging voorstellen betreffende de uitvoering der wet aan dien Minister te doen. Art. 56. Tot het nemen van een besluit wordt de tegenwoordigheid van ten minste vier leden vereischt. De besluiten der commissie worden met meerderheid van stemmen genomen. Wordt geen meerderheid verkregen, dan beslist de stem van den voorzitter; ' . Aan de behandeling van zaken, waarbij een lid der commissie betrokken is, neemt dat lid geen deel. Art. 57. Een reglement van orde voor de commissie wordt door Ons vastgestelde De vergoedingen aan den voorzitter, zijn plaatsvervanger en de leden der oommissie toe te kennen, zoowel wegens reis- en verblijfkosten als wegens andere te maken kosten worden door Ons geregeld. Aan den secretaris kan door Ons eene bewoning worden toegekend. Art. 58. Het is een ieder verboden hetgeen hem in zijn ambt of betrekking, bij de-uitvoering dezer wet of in verband daarmede, nopens de zaken of werkzaamheden van een andei• blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan noodig is voor de uitoefening van dat ambt of die betrekking, voor de toepassing van eenig wetsvoorschrift of voor de invordering van eenige aan den lande verschuldigde belasting. Art. 59. Door Onzen Minister Van Art. 68 — 90 — zonder in het bezit te zijn van de daarvoor vereischte bedrijfsvergunning, hij die tabak tot verbruik bereidt 'anders dan in de uitoefening van een bedrijf, waarvoor eene bedrijfsvergunning is verleend, alsmede hij, die hier te lande sigarettenpapier Vervaardigt, zonder Onze toestemming, wordt gestraft met geldboete van ten minste honderd en ten hoogste duizend gulden. Indien bewezen is, dat ontduiking van accijns heeft plaats gehad, kan, in plaats van geldboete, gevangenisstraf van ten hoogste één jaar worden opgelegd. Art. 68. Overtreding van artikel'loslaatste lid, artikel 16, laatste lid, de artikelen 19, 25, 28 of 44 wordt gestraft met eene geldboete van ten minste vijftig en ten hoogste driehonderd gulden. Art. 69. Inslag of aflevering van de in artikel 18 bedoelde goederen in strijd mét de bepalingen van artikel 20, eerste of tweede lid, wordt gestraft met eene geldboete van ten minste honderd en ten hoogste duizend gulden, ten laste van hem in wiens pand de inslag geschiedt of van dengene die de goederen aflevert. Dit artikel is aldus gewijzigd bij art. li der wet van 17 Februari 1922, S. 63. Art. 70. Uitslag van tot verbruik bereide tabak in strijd met de bepalingen van artikel 29 of artikel 37; derde lid, wordt gestraft met eene geldboete van ten minste honderd en ten hoogste duizend gulden ten laste van den fabrikant of entrepositaris. Art. 71. Overtreding van artikel 24 wordt gestraft met eene geldboete van ten — 91 — Art. 77 minste vijf en twintig en ten hoogste driehonderd gulden ten laste van den fabrikant. ika«J)b\'72. Overtreding van de artikelen 10, 42, tweede lid, 45 en 47, eerste lidj wordt gestraft met eene geldboete van ten minste honderd en ten hoogste duizend gulden. Dit artikel is aldus gewijzigd bij art. 1/ der wet van 17 Februari 1922, S. 63. Art. 73. Overtreding van de artikelen 21, 31, 32 en 46 wordt gestraft met eene geldboete van ten minste honderd en ten hoogste duizend gulden. Art. 74. Hij die niet of niet volledig voldoet aan de voorschriften van artikel 50, wordt gestraft met eene geldboete van ten minste vijftig en ten hoogste driehonderd gulden. Art. 75. Overtreding van de voorschriften der ingevolge deze wet uitgevaardigde algemeene maatregelen van bestuur, wordt, voor zoover niet vallende onder eene andere strafbepaling, gestraft met eene geldboete van ten minste vijftig en ten hoogste duizend gulden. Art. 76. Bij veroordeeling op grond van de artikelen 62, 63, 64, 67, 68, 69, 70, 72 en 75 worden de voorwerpen of goederen, waarmede of ten aanzien waarvan het strafbaar feit is gepleegd, verbeurd verklaard. Art. 77. De ambtenaren der accijnzen en de verdere met de opsporing van overtredingen dezer wet belaste ambtenaren zijn bevoegd de uitlevering te vorderen van al hetgeen redelijkerwijze vermoed kan worden gediend te hebben of bestemd te zijn geweest tot het plegen Art. 78 — 92 — eener overtreding van deze wet en in beslag te nemen al wat dienen kan tot bewijs der overtreding. Art. 78. De feiten, strafbaar volgens de bepalingen dezer wet, worden beschouwd als miscürijven, behalve voor de toepassing van de artt. 57 en 58 van het Wetboek van Strafrecht, in de plaats waarvan wordt toegepast, hetgeen in art. 62, eersttflid, van dat wetboek voor overtredingen is bepaald. De straffen van gevangenis en vervangende hechtenis mogen, bij samenloop van deze feiten, gezamenlijk den tijd van één jaar en vier maanden niet te boven gaan. De inzake van invoerrechten en accijnzen geldende bepalingen voor het geval van wanbetaling van geldboeten, zijn ook bij de toepassing van deze wet van kracht. Art. 79. Met het opsporen van overtredingen van deze wet en van de ingevolge deze wet: Uitgevaardigde algemeene maatregelen van bestuur zijn, behalve de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen, belast de bij artikel 8, nos. 1—4 en 6 van het Wetboek Van Strafvordering aangewezen personen. Blijkens dit artikel zijn onder meer ook de rijksveldwachters en de onderofficieren der Koninklijke Maré chaussee bevoegd tot het opsporen van ov ertredingen der Tabakswet. In gevallen, waarin bij de uitvoering der wet verzet mocht worden gevreesd, zullen de inspecteurs bij het inroepen van assistentie hierop kunnen wnzen. (§ 55, Instr.wet.) Art. 80. Indien door eene naamlooze vennootschap of eene rechtspersoonlpftij heid bezittende vereeniging een strafbaar — 93 — Art. 32 feit is gepleegd en deswege gevangenisstraf wordt opgelegd, wordt die gevangenisstraf uitgesproken tegen dengene, die volgens artikel 61 aansprakelijk is, en tegen andere bestuurders of tegen commissarissen van wie blijkt, dat het mis! drijf* toet hun medeweten is gepleegd. HOOFDSTUK IX. Overgangs- en slotbepalingen. Art. 81. Ieder die een bedrijf uitt oefent waarvoor volgens artikel 14 eene [jbedrijfsvergunning wordt vereischt en die dit bedrijf na het in werking treden der wet wenscht voort te zetten, is gehouden binnen ééne maand na het in werking treden van dit artikel de in artikel 15 bedoelde aanvraag in te dienen. Op deze aanvraag wordt zoo spoedig mogelijk overeenkomstig de bepalingen dezer wet beschikt. Is bij het in werking treden der wet nog geene beschikking genomen, of in ■geval van beroep, nog niet op het beroep beschikt, dan mag met de uitoefening van het bedrijf zonder bedrijfsvergunning worden voortgegaan, totdat de beslissing op de aanvraag onherroepelijk is gel worden. Ingevolge besluit van 21 Juli 1921, S. 1004 is art. 81 der Tabakswet, S. 1921, n°. 712, in ; werking getreden den 4den Augustus 1921. Art. 82. Ieder, die bij het in werking treden der wet voor zich zelf of voor een ander, elders dan in entrepot, ruwe tabak in zijn bezit heeft, of na het in werking treden der wet ruwe tabak, die Art. 82 — 94 — vóór dat tijdstip hier te lande is verzonden, in zijn bezit verkrijgt en niet binnen-dan termijn, genoemd in het eerste lid-van j bet vorig artikel, de in artikel 15 bedoelde aanvraag heeft ingediend, is verplicht daarvan uiterlijk op den eérstvolgenden werkdag, tegen gedagteekend ontvangbewijs, eene schriftelijke aangifte in te leveren bij den ontvanger der accijnzen, onder wiens kantoor de tabak in voorraad was of ingeslagen is. De aangifte moet onderteekend zijn en opgaaf bevatten van : a. naam en woonplaats van den aangever ; b. de soort en de hoeveelheid der voorhanden tabak, gesplitst naar merken, nummers of qualiteiten ; c. de nauwkeurige aanwijzing van de plaats waar de tabak in voorraad was of ingeslagen is. Hij is gehouden zich van zijn voorraad binnen drie maanden na den dag der aangifte te ontdoen door aflevering aan een handelaar of fabrikant, die in het bezit is eener bedrijfsvergunning. Hij die, volgens dit artikel tot aangifte gehouden, zijne verplichtingen niet of niet volledig nakomt of eene onjuiste opgaaf doet, wordt gestraft met geldboete van ten minste honderd en ten hoogste duizend gulden. Voor de aangifte, bedoeld in dit artikel, is bij de wet geen model vastgesteld. Elke onderteekende aangifte, die de volgens de wet vereisohte gegevens bevat, moet dus worden aangenomen. De ontvangers en de ambtenaren van den actieven dienst zullen desgevraagd de belanghebbenden zooveel mogelijk moeten voorlichten. 'ïirtlÉT- Art. 86 — 100 — de invoering der wet eene gestadige contröU? wordt uitgeoefend op de hierbedoelde personen, ten einde die ontduikingen zooveel mogelijk te fnuiken. (§ 59, Instr.wet.) Art. 86. Het bepaalde bij artikel 23, derde lid, is niet van toepassing op lokalen, waarin op 1 Januari 1921 bet bedrijf van fabrikant werd uitgeoefend. Beide artikelen bestendigen een bestaanden, uit een oogpunt van contróle minder wenschelijken toestand, omdat het niet mogelijk is, met het oog op de hooge kosten, de verplaatsing van tal van bestaande fabrieken en winkelzaken door te zetten ; zij laten echter niet toe, dat in een aan een fabriek grenzend lokaal een kleinhandel in tabaksfabrikaten wordt geopend, noch ook, dat grenzend aan een winkel een nieuwe fabriek wordt geëxploiteerd. In het eerste artikel wordt het recht van den fabrikant vastgelegd, in het tweede dat van den kleinhandelaar. De slotwoorden van artikel 87 „mits enz." waren noodig met het oog op den tekst van artikel 40 der wet. Onder „gemeenschap" is in artikel 87 zoowel middellijke als onmiddellijke gemeenschap te verstaan. (§ 60, Instr.wet.) Art. 87. Het bepaalde bij artikel 40 is niet van toepassing op lokalen, waarin op 1 Januari 1921 artikelen als door deze wet aan den accijns worden onderworpen, in bet klein werden verkocht en die op dat tijdstip grensden aan een pand, waarin bet bedrijf van fabrikant wordt uitgeoefend, mits die lokalen niet tevens zich bevinden in of gemeenschap hebben met zoodanig pand. Zie § 60, Instr.wet vermeld onder art. 86. Art. 88. Het bepaalde bij artikel 40 is mede niet van toepassing op löfcïfen'^1 waarin op 1 Januari 1921 artikelen als door deze wet aan den accijns worden — 101 — Art. 88 oMerworpen, in het klein werden verkocht en die op dat tijdstip zich bevonden in of gemeenschap hadden met een pand, waarin het bedrijf van tabaksfabrikant wordt uitgeoefend, mits: 1°. de ingang der lokalen zich bevindt aan den openbaren weg ;. 2°. de gemeenschap tusschen het verkooplokaal en de fabriek ten genoegen van den inspecteur der accijnzen wordt weggenomen; 3°. de sigaren alleen stuksgewijs gezegeld worden verkocht, te koop aangeboden, afgeleverd of ten verkoop in voorraad worden gehouden. De toegelaten uitzondering vervalt, zoodra de fabriek door verbouwing wordt vergroot. Dit artikel is aldus gewijzigd bij art. Ik der wet van 17 Februari 1922, S. 63. — De vraag of de wet toelaat eene tabaks• vergunning te verleenen voor het maken van sigaren en het kerven van tabak in ééne en dezelfde werkplaats, moet toestemmend worden beantwoord, behoudens dan in het geval van art. 88, waarin dit (niet is toegelaten. M. v. A. Gedr. St. 1921/22, 304. — In tegenstelling met artikel 87 is het blijkens dit artikel geoorloofd, dat een op 1 Januari 1921 bestaande winkel zich bevindt in of gemeenschap heeft met een pand, waarin het bedrijf van tabaksfabrikant wordt uitgeoefend. Aan het woord „tabaksfabrikant" is de beteekenis te hechten van fabrikant van rooktabak, pruimtabak en snuif, zoodat de bepaling niet geldt, indien in de fabriek, zij het dan ook bijkomstig, sigaren of sigaretten worden vervaardigd. De wijziging, OW' ast artikel heeft ondergaan door artikel 1, litt. k van de wet van 17 Februari 1922, S. 63 (Verz. n°. 1746), heeft slechts de strekking, in den winkel ook verkoop van van elders betrokken sigaren en sigaretten mogelijk l te maken. Onder de voorwaarden, waaronder de uit- Art. 880 — 102 — zondering van toepassing is, vermeldt het artikel sub 2, het wegnemen van de gemeenschap tusschen verkooplokaal en fabriek ten genoegen van den inspecteur. De bedoeling van die voorwaarde is de mogelijkheid uit te sluiten, dat rook- of pruimtabak en snuif uit de fabriek (kerverij) zou kunnen worden overgebracht naar het verkooplokaal (winkel), zonder dat zulks van af den openbaren weg zou kunnen worden waargenomen. Indien dus het voorlokaal van een pand als hierbedoeld als winkel dient en een daarachter gelegen lokaal als kerverjj in gebruik is, zal de tusschen die lokalen bestaande middellijke of onmiddellijke gemeenschap zoodanig moeten worden weggenomen, dat de gekorven tabak alleen „buitenom" in den winkel kan worden gebracht. Het wegnemen der gemeenschap, die bijv. door een deur tusschen de twee lokalen teweeggebracht wordt, kan bestaan in het vervangen van die deur door metselwerk of door een houten beschot, doch ook door het afdoende afsluiten van die deur. Indien belanghebbende niet in staat of bereid is de gemeenschap weg te nemen, dan kan hjj, indien die bepaling voor hem geldt, een verzoek doen tot toepassing van artikel 88a der wet, waardoor hij tot 1 Januari 1986,' mits voldoende aan de ingevolge dat artikel te stellen voorwaarden, in de gelegenheid wordt gesteld tot voortzetting van het bedrijf. De ambtenaren der accijnzen zullen zich door een geregeld toezicht moeten overtuigen, of de weggenomen gemeenschap niet heimelijk hersteld is en of op grond van het laatste lid 1 van het artikel de uitzondering niet moet ver- ] vallen. (§ 61, Instr.wet.) Art. 88a. Onze Minister van Financiën j is bevoegd, gehoord de Commissie bedoeld in artikel 53 dezer wet, uiterlijk tot 1 Januari 1925 ontheffing te verleenen van het bepaalde bij artikel 23, 2de lid, en artikel 40 dezer wet, voor zoover lokalen betreft, waarin op 1 Januari 1921 het bedrijf van kleinhandelaar of met niet meer. dan 4 personen dat van fabrikant 103 — Art. 88a in aan den accijns onderworpen artikelen wérd uitgeoefend en voor zoolang het getal van de in de fabriek werkzame personen niet boven gemeld getal wordt uitgebreid. Bij verhuizing van een be-Ürijf, gevestigd in lokalen, waarvoor de hiervoijflïfcedoelde ontheffing is of had kunnen zijn verleend, naar andere lokalen, wordt dat bedrijf voor de toepassing van dit artikel geacht op 1 Januari 1921 reeds in laatstbedoelde lokalen gevestigd te zijn geweest. Indien die ontheffing betreft het bestaan, middellijk of onmiddellijk, van gemeenschap van lokalen waarin het bedrijf van fabrikant wordt uitgeoefend met eene woning, dan kan daarbij worden bepaald, dat voor de toepassing van de artikelen 29 en 49 dezer wet, die woning geacht wordt een deel uit te maken der fabriek. De ontheffing wordt niet verleend dan onder voorwaarde dat: a. de belanghebbende bij de bedrijfsvergunning ten behoeve van het Rijk eene waarborgsom stort van f 100, die zonder eenige rechterlijke tusschenkomst verbeurd is bij intrekking der vergunning wegens het niet voldoen aan de daarbij gestelde voorwaarden of bij onherroepelijke veroordeeling van den houder der bedrijfsvergunning wegens overtreding dezer wet; b. bij het bestaan van gemeenschap tusschen een lokaal, waarin sigaren in het klein worden verkocht, en eene fabriek, die sigaren alleen stuksgewijs gezegeld worden verkocht, te koop aangeboden, afgeleverd of ten verkoop in voorraad worden gehouden. — 105 — Art. 88a staat worden gesteld zijn bedrijf te blijven uitoefenen. Dezelfde gevolgtrekking zou moeten worden gemaakt ten aanzien van hen, die, aanvankelijk in dit geval verkeerende, sedert 1 Januari 1921 zijn verhuisd naar een ander pand en daar een werklokaal in gebruik hebben, dut wél aan de eischen van artikel 23, eerste lid, der wet voldoet. Het is echter bereids gebleken, dat verschillende kleinfabrikanten in het bij hen in gebruik zijnde pand hunne werkplaats hebben overgebracht van een te klein lokaal naar een, dat aan de eischen van artikel 23, eerste lid, voldoet (bijv. van een kleine woonkamer naar een ruimeren zolder) en dat anderen er door verhuizing in geslaagd zijn zich de beschikking over een werklokaal met voldoende vrije luchtruimte te verzekeren. In zoodanige gevallen kan worden aangenomen dat laatstbedoelde lokalen bereids op 1 Januari 1921 als bedrijfslókalèn werden gebezigd. De wet komt verder alleen de zoogenaamde kleinfabrikanten te gemoet, waaronder ten deze zijn te verstaan zij, die op 1 Januari 1921 met niet meer dan 4 personen het bedrijf van fabrikant uitoefenden. Onder die 4 personen zijn de fabrikant en eventueel ook de leden van diens gezin, die in het bedrijf werkzaam zijn, te begrijpen. De ontheffing vervalt, indien het aantal in 'het bedrijf werkzaam zijnde personen tot 5 of meer wordt uitgebreid. Indien echter een kleinfabrikant in hetzelfde pand ook het bedrijf van kleinhandelaar uitoefent en één of meer leden van diens gezin of een daarvoor in dienst genomen persoon uitsluitend werkzaamheden in verband met den verkoop verrichten, behooren die personen voor de be? oordeeling van het getal, dat in het bedrijf van den fabrikant wordt gebezigd, niet te worden medegeteld. De bepal ing van het tweede lid is in het artikel opgenomen, ten einde frauduleuze praktijken te voorkomen. Bestond die bepaling niet, dan zou immers de fabrikant bü uitslag van niet gezegelde tabaksfabrikaten uit het pand kunnen beweren, dat die niet uit de fabriek, doch uit zijne woning 'werden-uitgeslagen. I»n der'voorwaarden, die aan elke ontheffing zal worden verbonden zal deze zijn, dat de hel anghebbende de ambtenaren voor het in- Art. 89 — 106 — stellen van een onderzoek, als bedoeld in artikel 50 der wet, ook in zijne woning zal hebben toe te laten, zonder dat deze de formaliteiten^" bedoeld in het laatste lid van genoemd artikel, in acht zullen hebben te nemen. De verdere voorwaarden die bij het verleenen van eene •iontheffing zullen worden gesteld, zullen den ambtenaren, voor zooveel noodig, nader worden medegedeeld. De met name in de wet genoemde voorwaarden, schijnen overigens geen verdere toelichting te behoeven. De gestorte waarborgsom wordt geboekt in het register Comptabiliteit n°. 6, waaruit belanghebbende eene qüitantie wordt afgegeven. Moet eene waarborgsom, wijl zij verbeurd is, aan het Rijk worden verantwoord, dan wordt zij uit vorenbedoeld register overgebracht in het journaal Comptabiliteit n°. 8 voor buitengewone ontvangsten en in den staat Comptabiliteit n°. 10 vermeld onder het hoofd „Ontvangsten van allerlei aard (wegens accijnzen)". Indien tegen een houder van eene bedrijfsvergunning, aan wien eene ontheffing, als in dit artikel bedoeld, is verleend, eene bekeuring is ingesteld, moet uit de memorie van toelichting van die omstandigheid blijken. Nadat de veroordeeling van den vergunninghouder onherroepelijk is geworden, geeft de directeur opdracht tot verantwoording van de gestorte waarborgsom. (§ 62, Instr.wet.) — Zie mede § 4 Instr.wet, vermeld op art. 22 hiervoren. Art. 89. Deze wet kan worden aan- I gehaald als „Tabakswet" met vermelding van het jaar en het nummer van het Staatsblad waarin zij is geplaatst. Art. 90. De artikelen 53—57 dezer wet treden in werking met den dag volgende op dien van hare afkondiging. 1 De overige artikelen treden in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip, dat voor artikel 81 ten minste twee maanden vroeger wordt gesteld dan voor de andere artikelen. Ingevolge dit artikel zijn de artikelen 53 tot 57 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712, - 107 - Art. 89 Vtrz. n°. 1594) op 1 Juni 1921 in werking getreden en artikel 81 dier wet, blijkens Koninklijk besluit van 21 Juli 1921, S. 1004 (Verz. n°. 1620) op 4 Augustus 1921. (Zie § 63, i Instr.wet.) — De nog niet in werking getreden artikelen der Tabakswet, S. 1921, n°. 712 treden blijkens besluit van 21 April 10221% 1260, in werking met ingang van den lsten Juni 1922. Lasten en bevelen, dat deze in bet i Staatsblad zal worden geplaatst, én 'dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie [ zulks aangaat, aan de nauwkeurige i uitvoering de hand zuilen houden. Gegeven te 's-Gravenhage, den 6den Mei 1921. WILHELMINA. De Minister van Financiën, de Vries. (Vitgeg. 31 Mei 1921.) — 108 — B IJ L A G E N. Besluit van den 21sten Juli 1921, S. 1004, tot vaststelling van den dag waarop artikel 81 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) in werking treedt. Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van 18 Juli 1921, n°. 137, Accijnzen ; Gezien artikel 90 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) ; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen : Eenig artikel. Artikel 81 der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) treedt in werking met ingang van den 4den Augustus 1921. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst. Het Loo, den 21sten Juli 1921. WILHELMINA. De Minister van Financiën, de vetes. (üitgeg. 26 Juli 1921.) Besluit van den 16de» Maart 1922, S. 126, betreffende uitvoering van enkele bepalingen van de Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712). Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van 14 Februari 1922, n°. 153, Accijnzen; . Gezien de artikelen 5, 8, 9, 12, 13, 41 en 45 der wet van 6 Mei 1921 (Staatsblad n°. 712), gewijzigd bij de wet van 17 Februari 1922 ^Staatsblad n°. 63); 118 - nomen, geschiedt de aflevering in bladen, bevattende voor de zegels in artikel 2, onder litt. o (4 X 12 centimeter) 60, a (4 X 20 centimeter), 30, 6. 30, c. 300, d. 180, e. (2 X 40 centimeter), 60, e (2 X 23 centimeter) 90 en f. 80 stuks en worden niet minder dan 10 bladen met zegels van dezelfde soort en dezelfde accijnswaarde tegelijk afgeleverd. "■ Het ligt in de bedoeling voor de verzending van de zegels aan de ontvangers der accijnzen gebruik te maken van de post. De pakken zullen als dienststukken worden verzonden. Indien de zegels door een gemachtigde van den aanvrager te Haarlem in ontvangst worden genomen, behoeft versnijding der bladen, die vtW'/het vervoer per póst onvermijdelijk is, Biet plaats te hebben. Vandaar, dat bij aflevering te Haarlem de bladen een grooter aantal zegels bevatten, dan wanneer voor de aflevering wordt gebruik gemaakt van de post. (§ 13, Instr.besluit.) 5. De zegels worden gebruikt ! o. voor zooveel betreft die bestemd om op de verpakkingen van tabaksfabrikaten te worden aangebracht, door de zegels met kleefstof geheel op de verpakking te bevestigen, zoodanig, dat de verpakking op de voor opening bestemde plaats of plaatsen niet kan worden geopend zonder dat het zegel wordt gescheurd of doorgesneden ; b. voor zooveel betreft die, bestemd om stuksgewijs om sigaren te worden aangebracht, door het zegel op een afstand van ten minste een derde der lengte van de sigaar, van het vuureinde en het kopeinde gemeten, om de sigaar te leggen en de uiteinden van het zegel met kleefstof zoodanig aaneen te hechten, dat het een nauw sluitenden ring vormt. Onze Minister van Financiën .wordt gemachtigd tot het geven van bijzondere voorschriften nopens het gebruik van zegels op de verpakkingen van cigarülos en senoritas, die in bundeltjes of open kokertjes in het vrije verkeer worden gebracht. " Alvorens de zegels op de hiervoor aangegeven wijze mogen Worden gebruikt, moet op de daarvoor bestemde plaats de naam van den fabrikant of importeur of hetgeen daarvoor inge volge het vijfde lid van artikel 2 in de plaats treedt, worden gedrukt of met onuitwischbaren inkt worden gestempeld. — 152 — voogd, De Verpakking moet zoodanig geschieden | dat beschadiging der zegels wordt voorkomen, i Na controleering der ingezonden zegels wordt 1 de accijnswaarde der onbeschadigd ontvangen g' zegels met hetgeen wegens ter ruiling aange-i vraagde andere zegels verschuldigd is, verrekend. § 5. Fabrikanten, die overeenkomstig het I tweede lid van artikel 6 der aangehaalde wet I krediet voor den tabaksaccijns wenschen te genieten, wenden zich ter zake tot den Ont- I vanger der accijnzen, bij wien hunne aanvraag I om zegels moet worden ingeleverd. De Ontvanger is gemachtigd het krediet] zonder zekerheidstelling te verleenen tot het j door hem te bepalen bedrag, dat niet hooger mag zijn dan de accijnswaarde der zegels door den aanvrager gemiddeld per maand over 1924 j betrokken. De kredietgenietende moet zich tegenover den J ontvanger schriftelijk verbinden op de door dien I ambtenaar te bepalen wijze aanteekening tel houden van de op krediet betrokken zegels enl van de dagelijks gebruikte zegels. Het is hem verboden op krediet betrokken zegels ongebruikt te vervreemden. Het krediet geldt tot, den dag, waarop een nieuwe aanvraag oml zegels wordt gedaan, en vervalt in elk geval op den eersten werkdag der derde maand volgende! op die, waarin de zegels zijn aangevraagd. Het krediet vervalt eveneens bij het niet. nakomen der voorwaarden en bepalingen,' waaronder het is verleend, indien de krediet-j genietende in staat van faillissement verkeertM of wel zijne betalingen moet schorsen. De Ontvanger is bevoegd een aangevraagd! krediet te weigeren. Van de beslissing van den Ontvanger staat 1 beroep open op den Inspecteur. 's Gravenhage, 23 December 1924. Voor den Minister, De Secretaris-Generaal, db Vries., W kt van 30 December 1924, 8.658, tot verlengi ng van den termijn genoemd in artikel 88a der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712). 1 Zie betreffende deze wet: Bijl. Hand. 2e Kamer 1924/25, N°. 199, 1—«J, Hand. 2" Kamer 1924/25, blz. 1020, 1021. id.le Kamer 1924/25, blz. 174,182,191,1921, Wu WTLHELMINA, enz. . . doen te wetenjl Alzoo Wij in overweging genomen hebben! dat het wenschelijk is den termijn genoemd in artikel 88a der Tabakswet (Staatsblad 19211 n°. 712) te verlengen ; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State, enz] j Menig artikel. In artikel 88a der Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712) wordt „1925" gewijzigd in „1926*1' Lasten en bevelen, enz. Gegeven ten Faleize het Loo, den 30stéj i December 1924. WILHELMINA. De Minister van Financiën, H. ColijnI (üilgey. 5 Jan. 19251 8. & J. N°. 81. TWEEDE AANVULLING der TABAKSWET. Wet van 29 Juni 1925, 8. 308, tot invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. (Wet van 15 Januari 1921, S. 14, gewijzigd bij de wetten van 29 Juni 1926, 8. 308 en 314, en in haar gewijzigden en aangevulden tekst nader bekend gemaakt in S. 1925, A*. 343). Zie omtrent deze wet: Bijl. Hand. 2e Kamer 1923/1924, n°. 187, 1—3; 1924/1926, n°. 71, 1—4. Hand. id. 1924/1925, bladz. 2073—2079. Hand. le Kamer 1924/1925, bladz. 848, 972, 981—982, 1049. Wu WILHELMINA, enz. .. doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, ïlat volgens de slotbepaling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering het in werking treden van dat Wetboek nader bij de wet wordt geregeld ; Zoo ia het, dat Wij, den Raad van State, enz. INVOERINGSWET STRAFVORDERING. TITEL I. Enz. TITEL III. Afschaffing of wijziging van bestaande wetten. Art. 116. Enz. 207. In de Tabakswet (Staatsblad 1921, n°. 712), gelijk die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 30 December. 1924 (Staatsblad n°. 688), worden in artikel 79 de woorden : „artikel 8, nos. 1—4 en 6 van het Wetboek van Strafvordering" vervangen door: „artikel 141, nos. 1 en 3—6, van het Wetboek van Strafvordering"'. 208. Enz. TITEL V. Overgangs- en slotbepalingen. 226. Enz. 227. Deze wet treedt in werking op een lioor Ons te bepalen tijdstip, enz.1 Lasten en bevelen, enz. Gegeven te Zermatt, den 29sten Juni 1925. WILHELMINA. De Minister van Justitie, Heemskerk. (Uitgeg. 29 Juli 1925.) 1 Het tijdstip van inwerkingtreden is, tegelijk met dat van het (nieuwe) Wetboek van Strafvordering, bij besluit van 4 Deoember 1925, (Staatsblad n°. 465), bepaald op 1 Januari 1926. — ISO — Do aldus afgegeven vergunningen hebben een geldigheidsduur tot wederopzeggens, doch in geen geval langer dan een jaar na hare dagteekening. § 11. De ontvangers houden in een met de ppn té trekken register aanteekening van hetgeen op het aanvragen en verleenen van vergunningen, als in deze beschikking bedoeld, betrekking heeft. Het register bevat de volgende kolommen : a. doorloopend volgnummer; b. naam, voornaam en woonplaats van den aanvrager; d. aard van het beroep, waarvoor de vergunning wordt gevraagd, naar de onderscheidingen van § 1, litt. c, en § 2j d. naam, voornaam en woonplaats van hem of hen, die voor rekening van den aanvrager van de vergunning gebruik zullen maken ; e. dagteekening van afgifte der vergunning of waarop de weigering den aanvrager is medegedeeld : /. tijdperk, waarvoor de vergunning geldt; g. datum en nummer de* resolutie, waarbij eene vergunning tusschentijds wordt ingetrokken ; h. korte vermelding van de reden desiiBk trekking, voor zoover die uit de resolutie blijkt; ». bijzondere aanteekeningen. De laatste kolom kan worden gebruikt voor de Vermelding van afgegeven duplicaten; toot de vermelding van de namen van personen, als bedoeld in litt. d, bij wijziging van vertegenwoordigers ; voor aanteekening van de beslissing van den Minister in geval van beroep, enz. Het register wordt doorloopend gehouden tot het volgeschreven is en in het jaar, volgende op dat, waarin de laatste daarin omschreven vergunning hare geldigheid heeft verloren, met de gewone schrifturen van het kantoor ter vernietiging ingezonden. De vervallen en ingetrokken vergunningen, voor zoover die uitgeleverd worden, kunnen door den ontvanger worden vernietigd, zoodra vaststaat dat daartegen geen bezwaren bestaan. § 12. De portretten, bedoeld in § 3, worden door den ontvanger in de daarvoor bestemde -ruimte van het formulier Tabaksaccijns n°. 21 1 vastgekleefd. Een afdruk van den kantoorstempel wordt op het formulier zoodanig aangebracht, dat die gedeeltelijk op het portret, gedeeltelijk op het formulier zichtbaar is. De op ingeleverde of ingetrokken vergunningen gekleefde portretten, waarop de afdruk van den kantoorstempel gedeeltelijk voorkomt, mogen aan belanghebbenden niet worden teruggegeven, dan na verwijdering van dat gedeelte, waarop die afdruk is aangebracht. Recht op teruggaaf van voor eene vergunning gebruikte portretten hebben de belanghebbenden niet. — 160 — J 13. In afwachting van de beslissing van den Minister op voorstellen tot intrekking van vergunningen, hebben de ambtenaren, in geval van ernstige overtreding, het recht die stukken tijdelijk in bewaring te nemen. Zij geven van die inbewaringneming dadelijk kennis aan den ontvanger der accijnzen over de gemeente, waarin zulks geschiedt, of, indien aldaar eene inspectie gevestigd is, aan den inspecteur ; de ambtenaar,1 die de kennisgeving ontvangt, beslist over het al dan nf efcteruggeven van het stuk aan den belanghebbende. In gevallen, waarin eene vergunning tijdelijk op den biervoor bedoelden voet is ingehouden, wordt het voorstel tot intrekking der vergunningen ten spoedigste aan het Departement aanhangig gemaakt. § 14. Met ingang van 1 Juni 1825 vervallen alle administratieve voorschriften ter uitvoering van de in den aanhef dezer vermelde wetsartikelen gegeven. De op grond dier voorschriften verleende zoogenaamde vent- en markt vergunningen blijven geldig tot 14 dagen na den dag, waarop de houder zijn vergunningsrecht schuldig wordt. Indien eene vent- of marktvergunning volgens de bestaande regeling om redenen, als bedoeld in § 10, is afgegeven zonder betaling van het vergunningsrecht, moeten deze vergunningen uiterlijk op 1 Juli e.k. door vergunningen, afgegeven volgens de onderwerpelijke voorschriften, worden vervangen. Bij het afgeven van vergunningen overeenkomstig deze resolutie moeten die, volgens vroegere bepalingen verleend, worden uitgeleverd, tenzij belanghebbende aannemelijk kan maken, dat deze in het Ongereede zijn geraakt. § IS. Het materieel Tabaksaccijns n°. 21, noodig voor het tijdvak van 1 Juni e.k. tot einde 1926, moet tusschentijds uiterlijk op 1 Mei e.k. worden aangevraagd. Eondsohruvjsn van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw van 6 October 1925, rrVi6235, Afd. B. B. aan Hoeren Burgemeesters betreffende: vent- en marktvergunningen van tabaksfabrikaten. (Bijv. Stbl. 1925, n». 2*8,).";.! In de Nederlandsche Staatscourant van 21 April 1925, n°. 76, is opgenomen eene beschikking van den Minister van Financiën betreffende bet venten met tafaksfabrikaten. Met verwijzing naar den inhoud dier beschikking heb ik dc eer U mede te deelen, dat het, blijkens bij den Minister van Financiën ingekomen ambtelijke berichten, voorkomt, dat de plaatselijke autoriteiten vergunning verleenen tot het venten met tabaksfabrikaten in hare gemeente, zonder zich te hebben overtuigd of — 161 — de aanvrager wel eene vergunning heeft als in bovenbedoelde beschikking omschreven. In verband hiermede, moge ik U, ter voldoening aan het daartoe strekkend verzoek van genoemden Minister, voor zooveel noodig uitnoodigen Uwerzijds geenë vergunning tot het venten met tabaksfabrikaten af te geven of te doen afgeven, dan nadat is gebleken, dat de aanvrager in het bezit is van eene geldige veigunning door een Ontvanger der accijnzen verstrekt. De Min. van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, Voor den Minister, De Secretaris Generaal, j. B. Kan.