VAN SLAAF TOT EVANGELIST 3====== „PETRUS KAFIAR". ===== ' Uitgave van het ZendingsbureaÏT PRIJS ƒ 0,20   Pan Slaaf tot Evangelist. „PETRUS KAFIAR". (NAVERTELD).   Het is een verblijdend verschijnsel, dat thans reeds een derde druk noodig is van het boekje over PETRUS KAFIAR. tiet werd opgesteld door Br. F. J. F. VAN HAS^SEtT, en bijzonder gunstig ontvangen. Toch scheen het Wenschelijk het bij den tweeden druk een weinig om te werken, en op verzoek van het Hoofdbestuur der U Z V heeft Br. J. L. D. VAN DER ROEST zich daarmede belast. Oók in zijn nieuwen vorm ging het vlot van de hand, en dit geeft ons vrijmoedigheid thans een derde uitgave, die van de tweede niet verschilt, het licht te doen zien. Dat een oplage van 3000 exemplaren in nog geen twee jaren tijds is uitverkocht pleit voldoende voor den inkoudoen ontslaat mij van alle verdere aanbeveling. Ongetwijfeld zal men met genoegen van den inhoud kermis nemen. Moge het werkje, onder den zegen des Heer en, er toe bijdragen, dat de liefde en het gebed voor de zending vermeerdere. J. W. GUNNING. April 1915.  INHOUD. Bladz. Hoofdstuk L Een 'bezoek aan Depok en hoe men daar komt 5 „ II. De school en hare leerlingen 11 „ III. Petrus vertelt van zijn geboorteland en zijn familie 14 „ IV. Petrus' Vader wordt ziek en sterft — en wat een Papoea denkt én doet bij ziekte en dood 18 „ V. De rouw over een doode en wat daarmede in verband staat 20 „ VI. Petrus geroofd en slaaf 23 „ VII. Wanneer Petrus het eerst van den Heere Jezus hoorde en hoe hij te Mansinam kwam 26 „ VIII. Petrus bij David in huis 28 „ IX. Het verblijf van Petrus te Mansinam tot züb vertrek naar Depok 31 „ X. Petrus terug op Mansinam 35 „ XI. Petrus als helper onder de Arfakkers en zijn bezoek aan Biak .38 „ XII. Een zeeroof 45 „ XIII. Hoe de Biakkers om 't Evangelie vroegen 48 „ XIV. Petrus onder ziin eigen volk 51 „ XV. Petrus als Evangelist 53   Javaansche Klontong.  HOOFDSTUK I. Een bezoek aan Depok en hoe men daar komt Wij verplaatsen ons in 'gedachten op een Zaterdagmorgen naar een der beide grootste handelssteden van ons Vaderland, aan de Handelskade te Amsterdam, of aan de Loydhaven te Rotterdam. Op een der" stoomschepen, die geregeld tusschen Nederland en Nederlandsen OostIndië varen, hebben wij plaats genomen. Ontzettende drukte heerscht aan den wal en aan boord yan het schip. De laatste goederen worden geladen. Een bonte menigte menschen verdringt zich op en nabij het schip. Verscheiden passagiers wordt door vrienden en familieleden uitgeleide gedaan. De laatste handdrukken worden gewisseld; menige traan wordt gelaten ÖJ het afscheid van geliefde betrekkingen. Eindelijk is het oogenblik daar. Het bevel tot vertrek is gegeven. De kabels worden losgemaakt; de loopplank weggenomen; de machine zet zich in beweging en van lieverlede wordt de afstand tusschen den wal en het schip grooter. Langzaam en statig begint de stoomer zijn reis naar de verre gewesten. Zoolang men kan wuift men elkander toe, maar spoedig is het schip uit het gezicht en met de beste wenschen voor de vertrekkenden spoeden zich de familie en vrienden huiêwaants. Ons eerste werk aan boord is kennismaken 'met onze  6 medepassagiers, en valt die kenismakrng mede, dan is de kans groot, dat het leven gedurende de reis zeer gezellig wezen zal. Het getal dergenen, die hier gedurende de reis ..tehuis" zijn, is grooter dan het zielental van menig dorpje. De schepen zijn prachtig Ingericht. In de groote eetzalen verzamelen zich de passagiers om op vastgestelde uren de maaltijden te gebruiken. In de vele kleine kamertjes, die men „hutten" noemt, vinden zij des nachts de rust. Aan dek van het schip vermaken zij zich met menig spel of gezellig praatje. Een piano geeft gelegenheid tot muziek en een bibliotheek verschaft lectuur. Van Amsterdam of Rotterdam gaat de reis over de Noordzee naar Engeland. Van Engeland langs de kust van Frankrijk, Portugal en Spanje; door de gevreesde golf van Biscaja, waar het 'dikwijls erg kan stormen; door de straat van Gibraltar, dus langs Afrika en Europa. Verder door de Middellandsche Zee naar Marseille of Genua; langs Italië en door de straat Messina. Van uit de verte ziet men de stad van dien naam, die voor enkele jaren, door vreeselijke aardbevingen werd verwoest en nu weder voor een deel is opgebouwd. Voortgaande komt men te Port Said, gelegen aan den ingang van het Suezkanaal. Gewoonlijk nemen de schepen hier kolen in en dan moeten de passagiers van boord, zoodat wij gelegenheid hebben iets van de stad te zien. Velerlei talen worden hier gesproken, want menschen uit alle landen treft men er aan. Deze stad is geheel anders gebouwd dan de steden in ons vaderland. De Huizen met. hunne platte daken zien er over het algemeen niet helder en vriendelijk uit. Trouwens gij krijgt dadelijk den indruk; dat, hoe men Port Said ook noemen wil, men zeker niet zeggen zal, dat de plaats een toonbeeld is van orde en netheid.  De mannen met hunne tulbanden (hoofddoeken), de vrouwen met de lange sluiers voor het gelaat, toonen U, dat zij Arabieten zijnt. Hiér en daar vindt gij ze, ate de bewoners der woonwagens ten onzent, langs- den weg liggen. Wat een drukte in de meestal vuile straten. 'Wat geroezemoes onder de menigte. Vele winkels hebben uitgebouwde stalletjes voor het huis, waar men de verschillende dingen koopen kan. Het is in één woord een verbazende drukte en het eerste oogenblik staat gij versuft te kijken. 'Ezels- en kameelendrijvers loop en op