KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 2289 4262      WETTEN EN VERORDENINGEN VAN NED.-H.DIË Uitgave Hekmeijer en Corporaal no. 20. VERORDENINGEN WEES- EN BOEDELKAMERS. instructie weeskamers? reglement boedelmeesteren; huishoudelijk reglement; kasbeheer; tarievenj samenstelling en bezoldiging; agenten; onbeheerde nalatenschappen; militaire nalatenschappen enz. MET REGISTER bewerkt door Mr. F. C. HEKMEIJER. G. KOLFF A  INHOUD. BI. Burgerlijk Wetboek, Boek I, Titel 15, Afdeeling 13. Over de weeskamers .... ... 1 Instructie voor de weeskamers (St. 1872 no. 166.) 3 Reglement Boedelmeesteren St. 1828 no. 46 29 Ord. v. 16 Aug 1873 St. no. 148 en 1885 no. 15 betreffende de opdracht van de functies van de boedelkamers en hare gecommiteerden aan de weeskamers en hare agenten. . 53 Huishoudelijk reglement (Bb. no. 5849) 56 Ord. v. 19Sept. 1897 St no. 231 houdende vereeniging tot eene massa der kassen der weeskamers en der boedelkamers en het beheer dier kassen. ' • . .... 81 Publicatie van 13 Oct. 1854, St. no. 79, houdende bepalingen betrefrende het beheerloon van wees- en boedelkamers 97 Ord. v. 11 April 1914, St. no. 345, tot vaststelling van een tarief van leges voor de weeskamers. . 100 Ord. v. 24 Maart 1875, St. no. 88. tot regeling van het getal, het ressort en de samenstelling der weeskamers 108 Gouv.'s besluit van 24 Dec. 1901, St. no. 479, houdende vaststelling der bezoldiging van het personeel enz. van de weeskamers 111 Gouv.'s besluit v. 9 Juni 1887 Bb. no. 4524, houdende voorschriften betreffende de benoeming het ontslag en de beëediging van agenten der weeskamers. 118  BI. Beschikking v.d Dir. v. just. van 18 Oct 1902 Bb. no. 5783, houdende regeling der formatie, ressorten, standplaatsen en bezoldigingen der agenten van de weeskamers . 132 Burgerlijk Wetboek Boek II, Titel XVIII Over onbeheerde nalatenschappen » .145 Inlandsen Reglement, art. 231 . 146 Gouv. 's besluit van 17 Juni 1905. St. no. 347, tot vaststelling eener regeling voor de nalatenschappen in beheer bij de wees- en boedelkamers . . 147 Ord. v. 2 Juli 1886, St. no. 131 betreffende nalatenschappen van schepelingen en passagiers van een op Europeesche wijze getuigd zeeschip 151 Ord. v. 25 Aug. 1904 St. no. 342, betreffende het beheer van nalatenschappen voor het corps Inlandsche schepelingen der zeemacht 154 St. 1910 no. 68, art. 24 betreffende nalatenschappen van Inl. schepelingen der Gouv.'s marine . 157 Ord. v. 27 November 1872 St. no. 208 houdende vaststelling van een reglement op het voorloopig beheer van militaire nalatenschappen 159 Register 180 Aanvulling, no. 1 (Art. 6 der Handleiding voor de agenten) . 184   Bij St. 1916 no. 325 is aan artikel 415 van het Burgerlijk Wetboek voor NederlandschIndië een nieuw lid toegevoegd, luidende: De aanwijzing van den vertegenwoordiger der Weeskamers in Nederland geschiedt door den Minister van Koloniën, die tevens de instructie van dien vertegenwoordiger vaststelt. Bijgewerkt tot St. 1916 no. 375 en Bb. no. 8460 De gevolgde spelling is die der officieele stukken.  Burgerlijk wetboek. I Burgerlijk Wetboek. Boek. I. Tit. 15, Afd. 13. Van de weeskamers. Art. 415. (St. 1902-222.) In hetregtsgebied van eiken raad van justitie zal eene weeskamer bestaan ), Evenwel is de Gouverneur Generaal bevoegd om het getal dier collegiën in de buitenbezittingen te beperken. 'Voor elke weeskamer worden op de plaatsen, waar dit noodig blijkt, agenten aangesteld. Art. 416- De instructie voor de weeskamers wordt, na raadpleging van het hooggeregtshof, door den Gouverneur-Generaal vastgesteld. Deze regelt de zamenstelling en inrigting van ieder derzelve, in overeenstemming met de voorschriften der nieuwe wetgeving. Art. 417. De weeskamers kunnen zich door een of meer harer leden, of wel door een harer agenten doen vervangen of vertegenwoordigen, in de gevallen waarin zij, als collegie. buiten het gebouw voor hare vergaderingen bestemd, moeten werkzaam zijn. 1) Volgens art. 132 R. O. hebben de raden van justitie, ieder in de uitgestrektheid van zijn rechtsgebied, het oppertoezicht over de weeskamers en voogdijen. 1  2 Burgerlijk wetboek. In de gevallen waarin de weeskamers moeten worden geraadpleegd, zullen zij steeds haar gevoelen, met redenen omkleed, in geschrifte uitbrengen. Art. 418. De weeskamers kunnen niet worden uitgesloten van de bemoeijenissen, welke haar bij de wettelijke bepalingen zijn opgedragen. Alle hiermede strijdige handelingen en bedingen zijn nietig en van onwaarde.  Instructie voor de weeskamers. 3 Ordonnantie van den Gouverneur-generaal van Nederlandsch-lndië van 5 Octo- ber 1872, St. No. 166, houdende vast- cieWnrr itnn nnnn I n rtrtt L-ti,> -unnr Ho weeskamers in Nederlandsch-lndië. IN NAAM DES KONINGS! DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-IND1Ë, Den Raad van Nederlandsch-lndiëgehoord! Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten I Dat Hij, in aanmerking nemende de noodzakelijkheid der vaststelling van een nieuwe instruktie voor de weeskamers in Nederlandsch-lndië : Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-lndië en op artikel 416 van het Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch-lndië. Heeft goedgevonden en verstaan: I. Met intrekking der algemeene instruktie voor de weeskamers in Nederlandsch-lndië, vastgesteld bij het besluit van Kommissarissen-Generaal van 23 October 1818 no. 40 (Staatsblad no. 72), en alle verdere strijdige bepalingen, vast te stellen de volgende  4 Instructie voor de weeskamers. instruktie voor de weeskamers in Nederlandsch-lndië. Instruktie voor de weeskamers in Nederlandsch-lndië. HOOFDSTUK I. Algemeene bepalingen. Art. 1. De weeskamers zijn kollegiën van Staatswege ingesteld, wier bemoeienissen bij deze instruktie en andere wettelijke bepalingen zijn geregeld. 1) Art. 2. Het getal, het ressort en de zamenstelling der weeskamers en alle daarmede in verband staande onderwerpen worden bij afzonderlijke verordeningen geregeld. Art. 3. De kosten der weeskamers komen ten laste, hare inkomsten ten bate, van den Staat Art. 4. (St. 1881-220, 1885-201.) Bloed- of aanverwanten tot den derden graad ingesloten, kunnen zonder dispensatie van den Gouverneur-Generaal niet te zamen zijn President, Vice-president, Leden, Sekretaris, Adjunct-Secretaris, Kassier en Boekhouder. Indien de zwagerschap na de benoeming ontstaat, kan hij, die haar heeft aangegaan, zijn ambt niet behouden zonder vergunning van den Gouverneur-Generaal. Art. 5.(St. 1881-220, 1885-201, 1886243.) Alvorens hunne bedieningen te aanvaarden, leggen de Presidenten, de Vicepresidenten, de Leden 2), de Sekretarissen, Adjunct-Secretarissen, de Kassiers, de 1) Volgens St. 1870 no. 42 behooren de wees- en boedelkamers tot den werkkring van het departement van justitie. Bij St. 1904 no. 485 zijn de weeskamers bevoegd verklaard tot het verzenden van regeeringstelegrammen. 2) volgens Bb. no. 1937 leggen ook de buitengewone leden dezen eed af.  Instructie voor de weeskamers. 5 Boekhouders, de agenten en de tijdelijk waarnemende agenten den volgenden eed af: Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk, noch onmiddellijk, onder welken naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen mijner aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd noch zal geven. Ik zweer (beloof), dat ik houw en getrouw zal zijn aan den Koning en den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië als des Konings vertegenwoordiger; dat ik geheim zal houden wat uit den aard der zaak en overeenkomstig de mij deswege gegeven bevelen geheim behoort te blijven; en eindelijk dat ik den mij aanbetrouwden post met al mijn vermogen overeenkomstig de bestaande of later uit te vaardigen wetten en instruktiën getrouw en ijverig zal waarnemen, zonder om lief of leed, vriend- of vijandschap, gunst of ongunst, of eenige andere reden daarvan af te wijken. Zoo waarlijk helpe mij God almagtig (dat verklaar en beloof ik). Art. 6. (St. 1 890 - 49) De Presidenten, Vice-Presidenten, Europeesche leden en Secretarissen der Weeskamers stellen vóór het aanvaarden hunner betrekking een geldelijken borgtocht, waarvan het bedrag wordt geregeld door den Gouverneur-Generaal. ') Art: 7. (St. 1881-220, 1885-201.) De Presidenten, Vice-presidenten, Leden, Sekretarissen, Adjunct-Secretarissen, Kassiers en Boekhouders der weeskamers mogen geen handel drijven, noch aandeel hebben in dien van anderen. Zij mogen niet zijn zaakgelastigden of gemagtigden, noch ook uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen van personen, die hun verder dan in den derden graad van bloed- of aanverwantschap bestaan. l)Deze verplichting is bij St. 1907 no. 510 opgeheven.  6 Instructie voor de weeskamers. Zij mogen ook, behoudens het bepaalde bij het tweede en derde lid van artikel 1469 en het vierde lid van artikel 1470 van het Burgerlijk Wetboek, door henzelven of door tusschenkomende personen geene zaken koopen of huren, die door hen of te hunnen overstaan, hetzij in het openbaar of onder 's hands, worden verkocht, verpacht of verhuurd. Zij mogen noch regtstreeks noch zijdelings eenige giften of geschenken aannemen van eenig persoon, met wien zij uithoofde hunner ambtsbetrekking eenige uitstaande zaken hebben of vermoedelijk krijgen zullen. De verbodsbepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn niet toepasselijk op de daarbij genoemde ambtenaren, wanneer zij slechts eene bezoldiging of toelage genieten, die de som van ƒ 1800 's jaars niet te boven gaat. Art. 8. Aan de beambten der weeskamers mogen geene beleeningen gedaan worden uit de bij die kollegiën berustende of onder hun beheer staande gelden. Zij mogen ook niet zijn borgen ten behoeve der kamers. ?9Wï.*8 Art. 9- Een iegelijk, die tot eene bediening bij eene weeskamer wordt benoemd en in eenige betrekking staat, welke strijdt met de bepalingen van de beide voorgaande artikelen, moet zich daarvan vóór het aanvaarden zijner bediening ontdoen. Art. 10. De Presidenten, Vice-presidenten en Leden der weeskamers mogen niet beraadslagen over, noch eenige werkzaamheid verrigten in eene zaak hen zeiven of hunne naastbestaanden in of binnen den derden graad van bloed- of aanverwantschap betreffende. Art. 11. (St. 1881 - 220.) De inkomsten der weeskamers bestaan uit:  Instructie voor de weeskamers. 7 a. het bij de wettelijke bepalingen vastgestelde beheerloon; b. leges, zijnde betalingen voor zekere verrigtingen, in de gevallen en tot het bedrag als afzonderlijk zal worden bepaald. De Secretarissen en Adjunct-Secretarissen zijn verpligt om bij het berekenen van leges het bedrag van het daarvoor verschuldigde, zoomede de zegel en andere regten in dorso van alle door hen afgegevene stukken afzonderlijk aan te teekenen óp straffe eener boete van ƒ 5. - tot ƒ25.voor ieder stuk, dat zonder zoodanige aanteekening is afgegeven en waarvoor niet te min leges ontvangen of gevorderd zijn. Art. 12. (St. 1881-220.) De weeskamers vergaderen minstens eenmaal in de week op eenen vastgestelden dag en buitengewoon zoo dikwijls dit noodig is. De President heeft het beleid der vergaderingen. Alle zaken worden afgedaan bij volstrekte meerderheid van stemmen, wanneer de vergadering uit een oneven getal stemgeregtigden bestaat. Wanneer die uit een even getal stemgeregtigden bestaat, wordt bij staking het besluit opgemaakt naar het gevoelen, waarbij de President zich gevoegd heeft. Geen besluit heeft kracht dan wanneer het in de vergadering, in tegenwoordigheid van ten minste drie Leden met inbegrip van den President, genomen is. Aan de stemming hebben alleen deel de Ier vergadering aanwezige Leden, die steeds verpligt zijn hunne stem uit te brengen. De besluiten worden door den President en den * Sekretaris onderteekend. Van het ter vergadering verhandelde wordt aanteekening gehouden door den Se-  8 Instructie voor de weeskamers. kretaris, die het daarvan opgemaakt procesverbaal (notulen) in de eerstvolgende vergadering ter resumtie aanbiedt en met den President en de Leden onderteekent. Ieder Lid is bevoegd te vorderen, dat het door hem geuit gevoelen in de notulen wordt opgenomen. Bij ontstentenis van het vereiécht getal Leden neemt de Sekretaris als Lid zitting. De President wordt in geval van afwezigheid, belet of ontstentenis, vervangen door den Vice-President en, bij gebreke van dezen, door het oudst benoemd. lid. Acht de weeskamer, bijaldien de ambten van President, Vice-president of Lid openvallen, of de bekleeders dier betrekkingen verhinderd worden hunne functiën te vervullen, eene onmiddellijke tijdelijke voorziening noodig, dan is te Batavia de Directeur van justitie, elders het hoofd \an gewestelijk bestuur of, in geval dit hoofd op een ander eiland is gevestigd, het hoofd van plaatselijk bestuur, bevoegd op voordragt der kamer, door opdragt van de tijdelijke waarneming van het ambt, in de dienst te voorzien. Van deze beschikking wordt onverwijld kennis gegeven aan den Gouverneur-Generaal. De President verdeelt de werkzaamheden onder de Leden en verdere ambtenaren en zorgt voor de geregelde en spoedige afdoening van zaken, voor het behoorlijk houden der boeken, en dat het archief in goede orde blijve. Art. 31-17. (Ingetrokken bij St.97-231.) Art. 18. (St. 1881 - 220, 1885 - 201, 191 1-1 14.) De Secretaris wordt, in geval van afwezigheid, belet of ontstentenis, vervangen door den Adjunct-secretaris. Bij gebreke, dan wel bij afwezigheid, belet of ontsten-  Instructie voor de weeskamers. 9 tenis van dezen, is de president bevoegd de tijdelijke waarneming van het secretariaat op te dragen aan een der andere ambtenaren der kamerDe overname en weder overgave van de kas door den vervanger geschieden ten overstaan van de commissie, bedoeld in het derde lid van artikel 15, welke van den staat der kas en van de gedane overdragt een proces verbaal opmaakt. brj belet or ontstentenis van den Boekhouder of van den kassier, draagt de President de tijdelijke waarneming van diens funktiën op aan een van de mindere beambten der kamer. Art. 19. In de laatste vergadering van elke maand wordt een der Leden benoemd tot kommissaris voor de loopende werkzaamheden van de volgende maand. Tot de verpligtingen van den kommissaris behoort om, des noodig bijgestaan door den Sekretaris, alle voorloopige voorzieningen te nemen omtrent onbeheerde nalatenschappen, voogdijen en kuratelen, welke aan de kamer worden opgedragen, totdat in het beheer door de definitieve benoeming van kommissarissen zal zijn voorzien. Bij het doen van boedelbeschrijvingen in de gevallen, waarin die onderhands kunnen worden opgemaakt, wordt de kommissaris steeds door den Sekretaris bijgestaan. ! Art. 20. De benoeming van kommissarissen geschiedt door den President volgens één of meer daarvan te houden roosters, van welke hij evenwel kan afwijken, indien hij zulks in bijzondere gevallen nuttig of noodig acht. De President, kan zich zeiven tot kommissaris ' benoemen, doch is daartoe slechts ■ dan verpligt, wanneer zulks noodig is om,.  10 Instructie voor de weeskamers. in geval van verhindering der Leden of van eene buitengewone ophooping van werkzaamheden, den geregelden gang van zaken te verzekeren Art. 21 en 22. (Ingetrokken bij St. 1897-231.) Art. 23. (St. 1891-21.) Het bij het vorig artikel bedoelde onderzoek maakt, evenmin als de goedkeuring van eenige rekening door de weeskamer zelve, inbreuk op het regt van belanghebbenden, om de rekening der weeskamers even als die van eiken anderen rekenpligtige te onderzoeken en, des geraden vindende, daartegen op te komen. De eisch moet tegen de weeskamer worden ingesteld. De Staat voldoet onverwijld aan het vonnis, maar heeft zijn verhaal op de schuldige of nalatige weeskamer-ambtenaren ). Art. 24. (Ingetrokken bij St. 1891-21.) Art. 25-31, 31a en 32. (Ingetrokken bij St. 1897-231) Art. 33. Behoudens het bepaalde bij . atikel 413 van het Burgerlijk Wetboek zijn • de weeskamers in de gevallen, waarin dat artikel op haar kan worden toegepast, op hare verantwoordelijkheid verpligt te waken, dat het slot van rekening, aan gewezen i minderjarigen verschuldigd, aan regthebben•den kunne worden uitgekeerd, uiterlijk zes maanden na het tijdstip, waarop de oorzaak 'van het bestaan der voogdij heeft opgehouden. Art. 34. (Ingetrokken bij St. 97 - 231.) Art. 35. (St. 1906—103.) Buiten de .gevallen, waarin de wettelijke bepalingen 'het verkrijgen van een rechterlik verlof -voorschrijven, alsmede die waarin de wet 1» Vgl. St 1904 Ne. 2+1 en 242.  Instructie voor de weeskamers. 1 T die colleges uitdrukkelijk bevoegd of verplicht verklaart, om in rechte op te treden zonder daarbij tevens melding te maken van het noodig zijn van eenige machtiging, mogen de Weeskamers geene rechtsvordering instellen, noch zich als gedaagde tegen een ingestelde rechtsvordering verweren of daarin berusten, dan wel zich ten aanzien van zoodanige rechtsvordering refereeren aan 's rechters oordeel, noch eindelijk eenig geschil onderwerpen aan scheidsmannen, zonder daartoe door den, Directeur van Justitie gemachtigd te zijn. ^.-k" Behoudens de gevallen, waarin de wettelijke bepalingen daartoe eene rechterlijke machtiging mochten vorderen, mogen zij geene dading aangaan zonder vergunning, van den Directeur van Justitie. Art. 36. Wanneer de weeskamers in de bij de wet voorziene gevallen door den Regter moeten worden gehoord, deelen zij, op daartoe bekomene schriftelijke uitnoodiging haar gevoelen, met redenen omkleed, schriftelijk aan den Regter mede. Art. 37. Geroepen wordende om gelijktijdig beheer of toezigt uit te oefenen ten behoeve van onderscheidene minderjarigen of andere personen, of ook van boedels, die tegenstrijdige belangen hebben,. nemen de weeskamers de striktste onpartijdigheid in acht en zorgen door aller belangen gelijkelijk te behartigen, dat niet de een ten koste van den andere bevoordeeld worde. Art. 38. De weeskamers kunnen vaste taxateurs benoemen, die, na door het Hoofd van het plaatselijk bestuur beëedigd te zijn, bevoegd zijn tot het doen van waardering in de bij artikel 390 van het Burgelijk Wetboek bedoelde en alle soortgelijke gevallen. De aanstelling van vaste taxateurs beneemt  12 Instructie voor de weeskamers. aan de weeskamers geenszins de bevoegdheid, om, indien zj dit nuttig of noodig mogten achten voor het doen van deze of gene schatting, afzonderlijke personen te benoemen en door het Hoofd van het plaatselijk bestuur te doen beeëdigen. De taxateurs regelen zich in de berekening hunner verdiensten naar de voor hen vastgestelde tarieven. ') Art. 39. Wanneer de weeskamers boeken en bescheiden willen onderzoeken, raadplegen, afsluiten of bijwerken, die niet in de Nederlandsche taal zijn gehouden of opgemaakt, kunnen zij zich daarbij door een of meer, op hare voordragt daartoe door den Raad van Justitie te benoemen deskundigen doen bijstaan en voorlichten. Art.40. (St. 1874-15, 1887-108, 1902264, 1905-412 en 1908-303 ) De weeskamers worden buiten de plaatsen, waar zij gevestigd zijn; vertegenwoordigd door hare agenten, die in alle gevallen, waarin de bemoerjenis der kamer vereischt wordt, onverwijld het noodige overeenkomstig de wet en deze instruktie verrigten en terstond van den staat der zaken en van hunne verrigtingen verslag geven aan de kamer. De formatie, ressorten, standplaatsen en bezoldigingen der agenten worden binnen de grenzen der daarvoor toegestane fondsen door den Directeur van Justitie geregeld. ) De agenten worden op voordracht van de Hoofden van gewestelijk bestuur benoemd en ontslagen door de Kamers en door deze colleges van eene vooraf door de Regeering goed te keuren handleiding voor hunne werkzaamheden voorzien. 3) 1) Zie hierover St. 1852 no. 59: 1837 no. 3, 1854 no. 2 zoomede Bb. no. 2847 en 3624. 2) Zie Bb. no. 5783 beneden. 3) Zie Bb. no. 3958 beneden.  Instructie voor de weeskamers. 13 De hoofden van gewestelijk bestuur zijn verpligt de agenten door het verleenen, des noodig en verlangd, van bijstand in staat te stellen, om zich van hunne verpligtingen te kwijten. In geval van afwezigheid, belet of ontstentenis Van een agent, is het Hoofd van plaatselijk bestuur bevoegd, door opdragt van de tijdelijke ' waarneming van het ambt in de dienst te voorzien. Indien in de gevallen, in het vorige lid bedoeld, de agent, voor meer dan eene afdeeling van een gewest is aangesteld, geschiedt de opdracht door het hoofd van gewestelijk bestuur. Art. 41. (St. 1891-21.) Telken halfjare doen de agenten rekening en verantwoording aan de weeskamer door tusschenkomst van het Hoofd van het plaatselijk bestuur, die de stukken, des noodig vergezeld van zijne aanmerkingen, aan de weeskamer zendt, bij welke zij onder een afzonderlijk hoofddeel verhandeld worden. Art. 42. De gelden, welke de agenten aan de weeskamers moeten verantwoorden, worden in 's lands kas gestort en door de weeskamers op stortingsbewijzen, geviseerd door het Hoofd van het plaatselijk bestuur uit de kas der hoofdplaats ontvangen. In gelijker voege kunnen de weeskamers onderling en aan hare agenten gelden overmaken op stortingsbewijzen, geviseerd door den Ontvanger van 's lands kas ter hoofdplaats 01 41 Art. 43. De weeskamers en hare agenten zijn verpligt elkander onderling alle verlangde inlichtingen te geven en, waar zulks noodig is, behulpzaam te zijn in de vervulling der op haar rustende verpligtingen, daaronder begrepen het uitzetten van gelden.  14 Instructie voor de weeskamers. HOOFDSTUK II. Van de kuratele over eene ongeborene vrucht. Art. 44. De vrouw, die de verklaring, bedoeld bij artikel 348 van het Burgerlijk Wetboek, voor de weeskamer wenscht af te leggen, kan daartoe niet meer worden toegelaten, zoodra er drie honderd dagen na den dood van haren man zijn verloopen. De weeskamer zal tot de bij dat artikel' bedoelde oproeping kunnen overgaan, hetzij uit eigen beweging, hetzij ten verzoeke van belanghebbenden. De oproeping kan niet meer plaats hebben, zoodra na het overlijden van den man drie honderd dagen verloopen zijn. Art. 45. Van de verklaring of erkenning van bestaande zwangerschap en de daaruit voortvloeijende aanvaarding der kuratele over de ongeboren vrucht, wordt door de weeskamer akte opgemaakt en kennis gegeven aan den Officier van justitie. Art. 46. Het beheer der weeskamer als kuratrice over eene ongeborene vrucht loopt over de goederen, die aan het kind zullen toebehooren, wanneer het levend ter wereld komt. Het bepaalt zich overeenkomstig het aangehaalde artikel 348 tot de volstrekt noodige en dringende verrigtingen. Bij het eindigen der kuratele doet de weeskamer rekening en verantwoording, aart wien zulks behoort. HOOFDSTUK III. Voorschriften betreffende de bemoeienissen der weeskamers bij voogdij en kuratele en bij de uitoefening der toeziende voogdij en toeziende kuratele. Art. 47. Overal, waar in het Burgerlijk  Instructie voor de weeskamers. 1 5 Wetboek sprake is van de bemoeijenissen ■der weeskamer ten aanzien van voogdij en toeziende voogdij, wordt bedoeld de weeskamer, binnen wier ressort het sterfhuis (artikel 23 van het Burgerlijk Wetboek) gelegen en dus de voogdij opengevallen is. Bijaldien uithoofde van plaatselijke redenen die bemoeijenissen meer gevoegelijk door eene andere weeskamer kunnen worden uitgeoefend, kan de hulp van deze, in den geest van artikel 43, door de bij het vorige lid bedoelde kamer worden ingeroepen, in het bijzonder ook ten aanzien van het toezigt, door haar als toeziende voog■desse te houden. Ingeval de gedelegeerde weeskamer bezwaar maakt de haar gedane opdragt aan te nemen, beslist de Gouverneur-Generaal. Het tweede en derde lid van dit artikel zijn ook toepasselijk ten aanzien van den werkkring der weeskamers bij kuratele. Art. 48. In het geval, voorzien bij artikel 127 van het Burgerlijk Wetboek, herinnert de weeskamer den langstlevende der echtgenooten schriftelijk aan de verpligting, •om binnen den aldaar bepaalden tijd eene boedelbeschrijving van de goederen der gemeenschap te doen opmaken. Art. 49. Van de beëediging der geregtelijk benoemde voogden, voorgeschreven bij artikel 362 van het Burgerlijk Wetboek, wordt eene acte opgemaakt en in afschrift aan den beëedigde uitgereikt. Indien de eedsaflegging heeft plaats gehad overeenkomstig artikel 21 der bepalingen op de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving, wordt het oorspronkelijk procesverbaal van beëediging door het Hoofd van het plaatselijk bestuur aan de weeskamer toegezonden, die een afschrift daarvan aan den beëedigde doet toekomen.  16 Instructie voor de weeskamers. Art. 50. De beëediging van boedelbeschrijvingen, voorgeschreven bij artikel 386 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 672 van het Reglement op de Burgerlijke Regtsvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoog-Geregtshof van Nederlandsch-lndië geschiedt in handen van de kommissarissen, die de weeskamer bij de boedelbeschrijving vertegenwoordigen. Van die beëediging wordt melding gemaakt aan den voet der akte. Art. 51. De weeskamers herinneren de voogden tijdig aan de verpligting. welke hun bij artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek is opgelegd. In de beoordeling van het beloop der zekerheid, welke dat artikel den voogden oplegt te stellen, slaan de weeskamers acht op de opbrengsten der bezittingen van den minderjarige, op den aard en de waarde zijner roerende goederen en op de verantwoordelijkheid, welke ten laste van den voogd uit het beheer van alles wat den. minderjarige toebehoort, zoude kunnen voortvloeijen. Zooveel in haar vermogen is, nemen zij ter bepaling van dat beloop ook die goederen, en regten in aanmerking, welker aard en invloed op de verantwoordelijkheid van den voogd nog niet juist en naauwkeurig: bekend zijn. Zij maken zich tot dat einde, zooveel de wet het veroorlooft en de bij artiket 335 van het Burgerlijk Wetboek gestelde termijn het toelaat, bekend met die goederen en regten, en stellen den voogd in de gelegenheid haar wat hem deswege bekend is of aannemelijk schijnt, mede te deelen en zqn gevoelen omtrent het beloop te uiten. Zoo mogelijk en noodig hooren zij ooit de bloedverwanten.  Instructie voor de weeskamers. 17 Art. 52. Wanneer later mogt blijken, dat de gestelde zekerheid merkelijk beneden het beloop van den boedel des minderjarige is gebleven, of ook de gegoedheid van dezen gedurende den loop der voogdij merkelijk is toegenomen, dragen de weeskamers, met inachtneming van het bepaalde bij het tweede lid van het vorige artikel en behoudens de voorschriften van artikel 335, 336, 337 en 338 van het Burgerlijk Wetboek, zorg, dat de zekerheid worde vergroot met eene door haar te bepalen som. Art- 53. Wanneer ten gevolge van het in gebreke blijven van den voogd, om aan zijne verplichting tot het stellen van genoegzame zekerheid te voldoen, door de weeskamer de bij artikel 336 van het Burger'ijk Wetboek bedoelde hypothekaire inschrijving is genomen, maakt zij den nalatigen voogd onverwijld daarmede bekend. Art. 54. (St. 1913 -665.) Bij de oproeping door de weeskamers van bloedverwanten of aangehuwden van eenen minderjarige, om in de bij de wet voorziene gevallen over diens belangen te worden geraadpleegd, worden de voorschriften opgevolgd van artikel 333 en 334 van dat wetboek Mitsdien worden slechts die bloedverwanten en aangehuwden geroepen, welke wonen in het gewest, binnen hetwelk de weeskamer gevestigd is. Wanneer de weeskamer het dienstig mogt achten de buiten het gewest woonachtige bloedverwanten en aangehuwden te raadplegen, geschiedt zulks, op schriftelijke uitnoodiging der kamer,' door het Hoofd van het plaatselijk bestuur hunner woonplaats, welke ambtenaar het deswege op te maken proces-verbaal aan de kamer doet toekomen.  18 Instructie voor de weeskamers. Het tweede en derde lid zijn mede van toepassing wanneer de Weeskamer ook buiten de uitdrukkelijk in de wet voorziene gevallen het noodig acht bloedverwanten of aangehuwden van een minderjarige dan wel andere personen over diens belangen te hooren of te doen hooren. Bij de oproeping wordt het onderwerp der bespreking vermeld. Art. 55. Wanneer zich het geval voordoet, omschreven bij artikel 359 en het eerste lid van artikel 360 van het Burgerlijk Wetboek, voorziet de weeskamer, als bij het tweede lid van laatstgenoemd artikel met de voorloopige waarneming der voogdij belast, des noodig, voorloopig in de huisvesting en de verzorging van den minderjarige, overeenkomstig diens stand en middelen; terwijl zij ten aanzien van de goederen van den minderjarige al die daden van beheer verrigt, welke geen uitstel gedoogen. Zoodra de benoemde voegd, in voldoening aan het bepaalde bij het tweede lid van artikel 362 van het Burgerlijk Wetboek, in verband met artikel 21 van de bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving, den eed in handen van de weeskamer of voor het Hoofd van het bestuur zijner woonplaats heeft afgelegd, draagt deze hem de tijdelijk door haar waargenomene voogdij over, onder overgave van eene summiere rekening en verantwoording van haar beheer. Art. 56- De voorschriften, vervat in het laatste lid van artikel 55, worden mede opgevolgd, in het geval.-dat door eenen voogd, die aanvankelijk weigerachtig is geweest of in gebreke is gebleven zijne betrekking uit te oefenen, later de voogdij wordt aanvaard. Art. 56a. (St. 1906-98; ingetrokken bij  Instructie voor de weeskamers. 19 St. 1907-529.) Art. 57. Bij opneming van een minderjarige in eenig gesticht van weldadigheid, wordt daarvan door de regenten van dat gesticht schriftelijk kennis gegeven aan de weeskamer, onder overlegging van een staat der goederen van den minderjarige of met berigt, dat hij geene goederen heeft. Indien den minderjarige gedurende zijn verblijf in het gesticht goederen opkomen, hetzij door schenking, hetzij door erfopvolging, of krachtens uiterste wilsbeschikking, wordt zulks met overlegging van eenen staat dier goederen aan de weeskamer medegedeeld. Bij het eindigen der voogdij over minderjarigen, die eenige goederen bezitten, zenden de regenten van het gesticht de aan den regthebbende te doene rekening en verantwoording vooraf aan de weeskamer. Deze deelt de aanmerkingen, welke bij haar daarop mogten vallen, schriftelijk mede aan de regenten en aan den regthebbende ; terwijl zij, sporen van in het beheer gepleegde ontrouw ontdekkende, daarvan kennis geeft aan den Officier van justitie. Art. 58- De weeskamers houden een register aan van alle minderjarigen, over welke zij de toeziende voogdij uitoefenen. Dit register, waarbij een alphabetische bladwijzer gevoegd wordt, behelst het navolgende : de namen, de voornamen, den dag van geboorte der minderjarigen, de plaats der geboorte en der inschrijving in de registers van den burgerlijken stand; of deze wettige dan wel natuurlijke kinderen zijn en in het laatste geval, of zij al dan niet wettelijk door hunne ouders of door één hunner zijn erkend; op hoedanige wijze in de voogdij is  20 Instructie voor de weeskamers. voorzien, met vermelding van de namen, voornamen en woonplaatsen der voogden en van den dag, waarop dezen de voogdij nebben aanvaard; onder bijvoeging, voor zooveel de door den Raad van Justitie benoemde voogden betreft, van den dag waarop zij beëedigd zijn; ten aanzien van alle voogden zonder onderscheid, wanneer en op hoedanige wijze door hen is voldaan aan hunne verpligting tot het stellen van zekerheid, of, indien deze niet gesteld is, de maatregelen, welke dien ten gevolge met opzigt tot de uitoefening van het beheer genomen zijn; hoeveel het vermogen der minderjarigen bij den aanvang der voogdij bedroeg en de slotsommen der jaarlijks, ingevolge art. 372 van het Burgerlijk Wetboek door de weeskamers ingenomen rekeningen en verantwoordingen ; de veranderingen, welke, ten gevolge van het overlijden, ontzetten of zich verschoonen van voogden, in de waarneming der voogdij hebben plaats gehad; het eindigen der voogdij ten gevolge van het huwelijk, de meerderjarigheid of het overlijden van den minderjarige. Art. 59. Jaarlijks na ultimo April, doch vóór 10 Julij, benoemen de Raden van Justitie, als belast met het oppertoezigt over de weeskamers en de voogdijen, kommissarissen uit hun midden, die na zich het bij artikel 58 omschreven register te hebben doen voorleggen, onderzoeken of de wettelijke bepalingen aangaande de voogdijen behoorlijk worden nageleefd. Dit onderzoek heeft plaats in het lokaal van den Raad van Justitie. De weeskamers moeten op de eerste aanvrage van de benoemde kommissarissen het bedoelde register daar ter plaatse beschikbaar stellen.  instructie voor de weeskamers. '2*1 De kommissarissen moeten het registër uiterlijk binnen tien dagen aan dé weeskamer terugzenden. Zij doen van hunne bevinding binnen eene maand na de terugzending van het register verslag aan den Raad van Justitie, die zijne aanmerkingen op de handelingen der weeskamer schriftelijk aan den Direkteur van Justitie inzendt. Art. 60. De voorschriften van dit hoofdstuk gelden mede ten aanzien der kuratele, voor zoover ze in verband staan tot bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, die op dat onderwerp mede toepasselijk zijn. Art.60a. (St. 1913 - 655.) Hij, die in zaken van minderjarige dan wel onder curateele gestelde of te stellen personen, door de Weeskamer of op hare uitnoodiging door het Hoofd van plaatselijk bestuur opgeroepen, zonder voldoende redenen van verschooning noch in persoon, noch door de tusschenkomst van eenen bijzonderen gevolmachtigde verschijnt, wordt gestraft met eene gelboete van ten hoogste één honderd gulden. HOOFDSTUK IV. Voorschriften aangaande het beheer van goederen van afwezigen. Art. 61. Het bepaalde bij het tweede, derde en vierde lid van artikel 64 is mede toepasselijk in geval van opdragt aan de weeskamer van het beheer van goederen van afwezigen, bedoeld in den XVIIIden titel van het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek. HOOFDSTUK V. Voorschriften aangaande uiterste willen. Art. 62- De weeskamers brengen, met inachtneming, voor zooveel den besloten  22 Instructie voor de weeskamers. of geheimen uitersten wil en dien bedoeld bij artikel 937 van het Burgerlijk Wetboek betreft, van het bepaalde bij artikel 942 van dat wetboek, de akten van uitersten wil naar volgorde over in een daartoe bestemd register en doen ze binnen veertien dagen na de ontvangst aan hen, die ze ter registratie hebben aangeboden, weder toe komen met de daarop gestelde aanteekening van gedane registratie. De afschriften van uiterste willen, welke ingevolge artikel 41 van de bepalingen op de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving door de Notarissen aan de weeskamer worden ingezonden, moeten jaarlijks n eenen bundel vereenigd worden. Art. 63. Indien eene ter weeskamer geregistreerde akte van uitersten wil beschikkingen behelst, waarbij eenige openbare instelling of gesticht geacht kan worden belang te hebben, geeft zij daarvan ten spoedigste schriftelijk kennis aan de bestuurders van zoodanige instelling of gesticht. HOOFDSTUK VI. Voorschriften aangaande onbeheerde nalatenschappen. Art. 64. Zoodra de weeskamer kennis krijgt van het openvallen eener nalatenschap, op welke niemand aanspraak maakt, of die door de bekende erfgenamen wordt verworpen, begeeft een van de Leden, vergezeld van den Sekretaris, zich naar het sterfhuis, ten einde aldaar naar bevind van zaken het noodige te verrigten. Indien de weeskamer de verzegeling noodig acht, wordt daartoe op hare vordering, overeenkomstig de bepalingen van het reglement op de burgerlijke regtsvordering voor de Raden van Justitie en het Hoog Geregts-  Instructie voor de weeskamers. 23 hof van Nederlandsch-lndië, overgegaan door den met het doen van verzegelingen belasten ambtenaar. De boedelbeschrijving, zoo wel na als zonder plaats gehad hebbende verzegeling, kan onder 's hands door de weeskamer worden opgemaakt. De akte van boedelbeschrijving wordt zoo spoedig mogelijk met alle verdere tot de nalatenschap betrekkelijke bescheiden, gelden en geldswaarde hebbende papieren ter weeskamer overgebragt. Art. 65. In geval de nalatenschap van geenen grooten omvang is, wordt het doorgaand beheer er van door den President opgedragen aan het Lid, hetwelk ingevolge artikel 19 met de loopende werkzaamheden der maand belast is. De kommissarissen brengen de nalatenschap tot effenheid en zijn daarenboven belast met de nakoming der verordeningen betrekkelijk het doen van aangiften voor de regten van successie en overgang het beeedigen daarvan.(J%. fff/- 47/ 2// Art. 66. De roerende goederen worden verkocht, wanneer zij aan bederf onderhevig of niet gevoegelijk op de wijze bepaald bij artikel 25 dezer instruktie in natura bewaard kunnen blijven, gelijk mede, wanneer en voor zooveel zulks tot vereffening van den boedel noodig is; de onroerende goederen alleen in het laatste geval of wanneer het belang van den boedel zulks vordert. De verkoop geschiedt volgens het voorschrift van artikel 698 van het reglement op de burgerlijke regtsvordering voor de Raden van Justitie en het Hoog Geregtshof Nederlandsch-lndië. Art. 67. De oproeping der schuldeischers, voorgeschreven bij artikel 1036 in verband met artikel I 130 van het Burgerlijk Wetboek,  24 Instructie voor de weeskamers. heeft plaats binnen drie maanden na den dag, waarop het beheer der nalatenschap op de weeskamer is overgegaan. Zij geschiedt tegen eenen bekwamen termijn, welke door de weeskamer bepaald wordt, naar gelang van den vermoedelijken afstand van de woon- of verblijfplaatsen der belanghebbenden en met inachtneming der ter zake betrekkelijke bepalingen van de procesorde. Art. 68. Indien de nalatenschap ontoereikend is om alle schuldeischers te voldoen, wordt hare opbrengst onder hen verdeeld, overeenkomstig de voorschriften van het Burgerlijk Wetboek omtrent den voorrang tusschen schuldeischers. De weeskamer legt den door haar op te maken staat van verdeeling gedurende eenen in het officieel nieuwsblad bekend te maken termijn, ten haren kantore ter inzage van de belanghebbenden neder. Indien binnen een maand na het verstrijken van dien termijn geen verzet tegen den staat van verdeeling heeft plaats gehad, heeft de uitdeeling dienovereenkomstig plaats. In geval van verzet, verwijst de weeskamer de belanghebbenden naar den bevoegden Regter, ten einde door dezen op verzoek van den opposant of anderen meest gereeden belanghebbende tot de rangregeling worde overgegaan. Art. 69. De weeskamer komt voor de belangen der afwezige schuldeischers of legatarissen op, overeenkomstig de voorschriften van artikel 463 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. Art. 70. Ten aanzien van de vereffening van nalatenschappen van niet in Nederlandschlndië te huis behoorende, doch aldaar aan boord van Nederlandsche schepen overleden schepelingen en passagiers, worden de bestaande of nader vast te stellen voor-  Instructie voor cle weeskamers. 25 schriften opgevolgd. Art. 71 en 72. (vervallen krachtens St. 1881 -2|fty.) Art. 73. (St. 1881-220.) De weeskamers doen jaarlijks onder overlegging der betrekkelijke verifikatoire bescheiden aan de Algemeene Rekenkamer slotrekening van het beheer, dat zij over de onbeheerde nalatenschappen, na wier openvalling drie jaren zijn verloopen, zonder dat zich erfgenamen hebben opgedaan gevoerd hebben. Art. 74.Wanneer die slotrekening door de Algemeene Rekenkamer is goedgekeurd en op den daartoe strekkenden eisch het land door den Regter bij voorraad in het bezit der nagelatene goederen gesteld is (welke in bezitstelling kosteloos geschiedt), geven de weeskamers, op daartoe door den Directeur van Justitie gedane uitnoodiging, de nagelaten goederen aan den lande over en brengen ze, voor zoover zij uit gereede penningen bestaan, bij 's lands kas over. HOOFDSTUK VII. Voorschriften aangaande faillissement, den staal van kennelijk onvermogen en geregtelijken boedelafstand. Art. 75. (St. 1906-348.) In de vergadering bedoeld in artikel 19 wijst de Weeskamer de leden aan die in de faillissementen, waarvan zij de volgende maand de in artikel 13 derde lid der Faillissementsverordèning bedoelde kennisgeving zal ontvangen, de tot de in artikel 89 bedoelde maatregelen en in ontvangstnemingen de verzegeling, zoo die noodig wordt geoordeeld, de boedelbeschrijving, de oproeping der schuldeischers en de bijwoning van hunne bijeenkomsten en die der verga-  26 Instructie voor de weeskamers. deringen met de Commissie uit de schuldeischers (waarin zij tevens voorzitten en de pen voeren), zoomede de tot het dagelijksch beheer des boedels betrekkelijke werkzaamheden zullen verrichten. De President der Weeskamer is bevoegd om, met afwijking van de gedane aanwijzing in het vorig lid bedoeld, wegens bijzondere redenen voor een bepaald faillissement zich zelf of een ander lid der Kamer als Lid-Commissaris aan te wijzen. Na ontvangst der in het eerste lid bedoelde kennisgeving of, zoo noodig, na de benoeming in het tweede lid bedoeld, deelt de Weeskamer aan den Rechter-Commissaris in het faillissement schriftelijk mede, welk lid der Kamer als lid-commissaris in het faillissement zal optreden. Art. 76. (St. 1906 • 348.) In geval de Regter-kommissaris, naar aanleiding van het bepaalde bij artikel 91 der Faillissementsverordening heeft toegestaan, dat de boedelbeschrijving plaats hebbe bij onderhandsche akte, wordt deze in duplo opgemaakt. Het eene dubbel wordt overeenkomstig gemeld artikel ter griffie van den Raad van Justitie nedergelegd, het andere blijft onder de weeskamer berusten. Art. 77. (St. 1906 - 348.) De weeskamer is met bewilliging van den Regter-kommissaris, bevoegd, om voor rekening van den boedel des gefailieerden bewaarplaatsen in te huren voor de tot den boedel behoorende goederen, en daarover bewaarders aan te stellen, totdat met de schuldeischers een akkoord zal getroffen zijn, of, bij gebreke daarvan, de goederen ten gevolge van insolventie des boedels verkocht worden. Art. 78- (St. 1906-348.) De opbrengst van de verkoopingen, die krachtens de artikelen 98 en 168 der Faillissementsverorde-  Instructie voor de weeskamers. 27 ning plaats hadden, benevens de gereede penningenen alle ontvangstenten behoeve van den boedel, worden in de kas van de weeskamer gestort en de rekening van den gefailleerde wordt daarvoor te goed-geschreven. Art. 79. (Vervallen krachtens St. 1906348.) HOOFDSTUK VIII. Voorschriften aangaande het doen van rekening en verantwoording. (St. 1886 - 243.) Art. 79ö. (St 1886-243.) De voorschrif¬ ten van den vijfden Titel (van het doen van rekening en verantwoording) van het Derde Boek van het Reglement op de burgerlijke rechtsvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoog-Gerechtshof van Nederlandsch-lndië zijn van toepassing op de weeskamets. Art. 80. (St. 1881-220.) Indien de weeskamer, tot het doen van rekening en verantwoording veroordeeld, in gebreke blijft om op den bepaalden dag te verschijnen of om rekening te doen, kunnen, indien zulks geeischt is, de eigendommen van den Staat in beslag genomen en verkocht worden tot zoodanig bedrag als bij het vonnis bepaald wordt, en zulks met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 72 en 73 der comptabiliteitswet (Staatsblad 1864 N°. 106), en alles behoudens verhaal van den Staat op de nalatige ambtenaren der weeskamer. Art. 81. De in de nader te omschrijven gevallen door militaire kommissarissen ten aanzien van onbeheerde militaire nalaten¬ schappen te nemen voorzieningen worden door afzonderlijke bepalingen geregeld. Art. 82- (Vervallen krachtens St. 1881220.)  28 Instructie voor de weeskamers. Overgangsbepaling. Art. 83. Het 'getal, het ressort en de zamenstelling der weeskamers en alle daarmede in verband staande onderwerpen worden op den bestaanden voet gehandhaafd tot dat daarin bij de afzonderlijke verordeningen, bedoeld bij artikel 2, nader zal zijn voorzien, II Deze ordonnantie treedt in werking op 1 Julij 1-873. • En opdat enz. Gelast enz Gedaan te Buitenzorg, den 5den Oktober 1872. LOUDON. De Algemeene Secretaris, LEVYSSOHN NORMAN. Uitgegeven den 25den Oktober 1872. De Algemeene Secretaris, LEVYSSOHN NORMAN.  Reglement Boedelmeesteren. 29 Besluit van den Commissaris-Generaal over Nederlandsch-lndië van 31 Mei 1828 no. 30, St. no. 46. houdende vaststelling van een reglement voor het collegie van boedelmeesteren te Batavia. De Commissaris Generaal over Nederlandsch-lndië; Gelezen eene missive van den Luitenant Gouverneur Generaal, d.d. 20 dezer, no 931, enz. Gezien, enz Heeft goedgevonden en verstaan: Eerstelijk. Ter vervanging van de thans voor hetzelve bestaande instructie, te arresteren, zoo als geschiedt bij deze, het navolgende Reglement voor het Collegie van Boedelmeesteren te Batavia. Art. 1. en 2. [Vervallen ingevolge St. 1873- 148en 1885-15.) Art. 3. Het collegie van Boedelmeesteren is bestemd, om alle vacante en onbeheerde boedels en nalatenschappen van overledenen Inlanders, Mooren, Arabieren, Chinezen en andere onchristenen, voor zoo verre die niet klaarblijkelijk insolvent zijn, en waar het collegie niet door het bestaan van een testament of acte condicilair en de benoeming van aanwezige boedel-  30 Reglement Boedelmeesteren. redderaars, executeuren of voogden is uitgesloten, ten behoeve der belanghebbenden te administreren en te benificeren; alsmede tot het aanvaarden der voogdijen over minderjarigen, bij. zoodanige vacante en onbeheerde boedels en nalatenschappen belanghebbende, voor zoo verre die zich in lndië bevinden; wordende onder zulke boedels ook begrepen de zoodanige, waarin de testamentaire of codicilaire administrateur, executeur of voogd zal zijn overleden, of naar elders vertrokken, zonder eenen vervanger bij behoorlijke acte te hebben benoemd, wanneer de principale aanstelling is geschied, met verleende qualificatie en magt van substitutie en surrogatie. In boedels, waar vermoedelijk wel een testament of acte codicilair bestaat, zonder dat zoodanige acte van uiterste wil gevonden wordt of voorhanden zij, is het collegie van Boedelmeesteren gehouden, de administratie te aanvaarden en die te vervolgen, tot dat van de acte van aanstelling behoorlijk blijke. ') Art. 4. In geval een Chinees of ander onchristen persoon komt te overlijden, zullen de executeuren of aanverwanten van den overledene verpligt zijn, daarvan dadelijk aan het collegie aangifte te doen, en bijaldien er geen executeuren of naastbestaanden mogten zijn, zal deze aangifte door de naaste buren moeten geschieden. Voor het verleenen van het bewijs dezer aangifte en consent tot het begraven van een lijk, zal aan boedelmeesteren betaald worden een halve gulden of 50 cents 2); zullende, bq nalatigheid van het doen dier aangifte, de schade daaruit voortvloeiende zijn voor rekening van diegenen, waaraan dit verzuim is toe te schrijven, en V.Zit St. 1845 no. lójbeneden bl 52. 2) Volgens St. 1915 no. 272 wordt dit bewijs kosteloos verleend.  Reglement Boedelmeesteren. 31 bovendien door dezelve verbeurd worden eene boete van f 50. Voor zoo verre de Ommelanden betreft, zal deze aangifte gedaan worden aan de Schouten en, opverre afgelegen plaatsen, aan de Hoofden der kampongs, welke hieraan bij opvolging rapport zullen maken aan den Assistent - resident, of zoodanig ander ambtenaar als in den vervolge in deszelfs plaats zal treden; zullende deze niet alleen gehouden zijn, boedelmeesteren van zoodanige, aangifte kennis te geven, maar tevens de noodige zorg voor den boedel doen dragen. Dadelijk na de erlanging van deze kennisgave, zal de Secretaris, of bij ziekte van denzelveq, een der leden, zich naar het sterfhuis begeven, en vragen of er in den boedel eene acte van uitersten wil bestaat, waarbij executeuren of boedelredderaars, zich ter plaatse van het sterfhuis bevindende, zijn aangesteld, vermogende hij ook, wanneer hij tot antwoord krijgt, dat er zoodanige acte bestaat, de inzage van dezelve verzoeken. Van het ontvangen antwoord en van zijne bevinding zal hij onverwijld den President rapport maken, en wanneer dan blijkt, dat of in het geheel niet in voege voorschreven, nopens de administratie en beheering des boedels is voorzien, dan wel dienaangaande eenigen twijfel overblijft, zal de President geregtigd en verpligt zijn, dadelijk dusdanige nalatenschap door den Secretaris, ten overstaan van twee leden Commissarissen te doen verzegelen, en hetgeen niet verzegeld kan worden te inventariseren, en daarvan te doen opmaken behoorlijk procesverbaal, zorgende inmiddels voor de begraving op eene wijze, aan den staat des boedels geëvenredigd.  32 Reglement Boedelmeesteren. Art. 5. Een behoorlijk onderzoek, of het collegie tot het beheer van dusdanigen boedel geregtigd of verpligt zij, zal hierop moeten volgen. In het eerste geval houdt hetzelve den boedel aan, anders geeft het dien over aan de gestelde of wettige erfgenamen, executeuren of boedelredderaars, en ingeval van desolaat of insolvent bevinding, vervoegt zich het collegie tot den competenten regter, bij schriftelijk verzoek, en met overlegging van verificatoir bewijs, om authorisatie op de Desolate-boedelkamer of Sequester tot het aanvaarden des boedels, ten einde denzelven ten behoeve der belanghebbenden te administreren, en doet zich, bij overgave des boedels, daarvan geven behoorlijke acte van transport. ')• Bij de overgave van eenen boedel als insolvent aan de Desolate-boedelkamer of Sequester, zullen boedelmeesteren genieten de helft der provisiepenningen, terwijl de wederhelft ten behoeve der tweede administratie zal komen. De wettige erfgenamen, executeuren en boedelredderaars, eenen boedel aanvaard hebbende, zonder kennisgave van het overlijden, bij wien dezelve is nagelaten, zoo als bij art. 4 geordonneerd is, zullen verbeuren eene boete van ƒ 100. Art. 6. Wanneer over de beslissing op het onderzoek van het voorgaande artikel verschil mogt ontstaan, zal de Landraad daarin de plano beslissen, onder zoodanige bepalingen, als dienaangaande bij hetfteglement op de regtspleging voor den Landraad zijn vastgesteld, en behoudens de vrijheid, om 1) Bij St. 1828 no. 40 was het beheer en de administratie van desolate of verlaten boedels te Batavia opgedragen aan een sequester of curator ad lites, terwijl bij St. 1840 no.6 de werkzaamheden aan het ambt van sequester te Batavia verbonden aan de weeskamer aldaar zijn overgegaan.  Reglement Boedelmeesteren. 33 in alle gevallen in hooger beroep voor den Raad van justitie te gaan, om aldaar in gelijker voege beslissing te erlangen. Art. 7. Het collegie eenen boedel aanvaardende, zal gehouden en verpligt zijn, onverwijld door middel van de Courant oproeping van debiteuren en crediteuren van gemelden boedel te doen, om zich binnen drie maanden na het overlijden van dengenen, wiens boedel geadministreerd wordt te melden. Voorts zullen de in een boedel benoemde Commissarissen met den Secretaris alles, wat tot denzelven behoort, naauwkeurig inventariseren, hieronder bijzonder begrijpende de schuldboeken, effecten, obligatiën en andere papieren, en zij zullen bij deze inventarisatie roepen twee der naaste magen of bekende vrienden van den overledene. De inventaris zal dadelijk gesloten en geteekend worden door de Commissarissen, den Secretaris en die van de vrienden, welke over de inventarisatie zijn geroepen, zoo mede door degenen, welke aanwijzing van het goed hebben gedaan. Tot de goede bewaring en zorge, dat de boedel op geenerhande wijze worde verminderd of benadeeld, zullen Commissarissen de meest geschikte maatregelen nemen en des noodig eenen bewaarder in den boedel kunnen stellen. Art. 8. Zoodra de inventarisatie is afgeloopen, zullen Commissarissen daarvan verslag doen aan het Collegie, hetwelk, naar gelang van zaken, aan Commissarissen autorisatie zal geven tot den publieken verkoop der goederen. Goederen aan bederf of vermindering onderhevig, zoo wel als lijfeigenen, mitsgaders paarden of ander vee, zullen op voordragt van Commissarissen, op autorisatie van den 3  34 Reglement Boedelmeesteren. President, dadelijk in het openbaar kunnen worden verkocht. Art. 9. De in eenen boedel gestelde Commissarissen zijn met den Secretaris gehouden, denzelven, even gelijk particuliere executeuren, tot den einde toe te beheeren en te benificeren, en, na de inventarisatie nog iets ontdekkende, daarvan naderen inventaris te maken, onder approbatie van het collegie, hetzelve van alle buitengewone toevallen kennis te geven, daarop deszelfs beslissing vragende. Zij worden beschouwd als de representanten in dusdanigen boedel, vorderen alle uitstaande schulden in, en vereffenen den boedel naar behooren. Art. 10- Commissarissen kunnen echter nimmer eenige gelden ontvangen. Dezelve worden op de gewone wijze bij den Secretaris gestort, welke gehouden is, daarvan iedere week aan Commissarissen schriftelijk kennis te geven, ten einde zij dit op de rekening des boedels zouden kunnen aanteekenen. Art. 11. Indien in eenigen boedel worden gevonden schuldboeken, is de Boekhouder van het collegie gehouden, die onder het toezigt van Commissarissen af te sluiten, des noodig in een ander boek over te dragen en van de hem opgegevene posten ten behoeve van dusdanigen boedel, behoorlijk boek te houden. Art. 12. (St 1911-586.) Uiterlijk zes maanden na het overlijden, zullen Commissarissen, met den Secretaris, aan het collegie indienen een behoorlijk verslag over de beheering van den geheelen boedel, en hetzelve vergezeld doen gaan van de boedelrekening en andere dienende stukken; de posten, welke alsdan nog loopende zullen zijn, zullen . op de boedelrekening voor memorie voortloopen, en Commissa-  Reglement Boedelmeesteren. 35 rissen gehouden wezen, daarover iedere zes maanden nader verslag en rekening te doen. Na den geheelen afloop der administratie van een boedel of voor zoover die provisioneel te bewerkstelligen is, zuilen de gelden, meerderjarige en aanwezige erfgenamen aankomende, aan hen worden uitbetaald, het aandeel der minderjarige erfgenamen ter winning van renten bij de Kamer blijven berusten, en bij ontstentenis of afwezigheid van wettige erfgenamen het rendement van den boedel na aftrek der ongelden in's Landskas worden overgebracht' zullende de Boedelmeesteren van zoodanige boedels afzonderlijke en permanente registers aanhouden. Art. 13. Aan het collegie wordt de bevoegdheid gelaten, om ten allen tijde, naar bevind van zaken, boedels welke insufficent mogten worden bevonden, in voege, zoo als bij art. 5 is gezegd, op autorisatie van den regter, als insolvent aan de Desolate-boedelkamer, of aan den Sequester over te geven, ten einde door dien te laten administreren en benificeren, zonder dat het collegie voor de late aangifte verantwoordelijk zal zijn, of voor de meerdere schulden dan baten kan worden aangesproken, mits die verachtering des boedels niet aan nalatigheid of verzuim van het collegie te wijten zij, zijnde hetzelve in zoodanig geval in regten aansprakelijk tot vergoeding, behoudens haar verhaal op diengenen van hetzelve collegie, door wiens nalatigheid zulks is geschied. Art. 14. Doodschulden en de zoodanige, welke klaarblijkelijk preferent zijn, zullen op voordragt van Commissarissen en op last van het collegie kunnen worden betaald; van al deze uitbetalingen geeft de Secretaris  36 Reglement Boedelmeesteren. kennis aan Commissarissen, even als dit bij art. 10 nopens de ontvangsten is bepaald. Art. 15. Elk en een ieder, die krachtens eene acte van uitersten wil geroepen en daargesteld is, om eenen boedel of eene nalatenschap te redderen en te administreren, is gehouden, binnen de eerstvolgende veertien dagen, na het overlijden des testateurs, dezelve acte, van welken aard die ook zijn moge, aan het collegie van Boedelmeesteren over te leggen, ten einde die, zoo als dezelve is, aldaar kan worden geregistreerd, zonder onderscheid, of het eene opene dan wel eene geslotene acte is; zullende tevens, in geval behalve de acte, waarbij de executeur of boedelredderaar is benoemd, een gesloten testament gevonden werd, zoodanige executeur of boedelredderaar gehouden zijn, binnen den tijd van veertien dagen te compareren voor Commissarissen van het collegie, ten einde te exiberen de geslotene acte van uitersten wil, van de sluiting en superscriptie dadelijk in tegenwoordigheid der comparanten, bij acte van Opening aanteekening te laten nemen, voorts al hetzelve te lezen en wijders dezelve aete bij het collegie te laten blijven, om geregistreerd en daarna geheellijk terug ontvangen te worden; verblijvende het alsdan aan het collegie, om te handelen, zoo als hetzelve volgens deszelfs instructie zal blijken bevoegd en verpligt te zijn; zij die in gebreke blijven, om de overgifte van eenige acte van uitersten wil binnen den vastgestelden tijd te bewerkstelligen, vervallen in eene boete van ƒ 25 tot ƒ 100 ter discretie des regters, naar den stand en de gelegenheid van den nalatige te bepalen. En zal het collegie bevoegd en gehou-  Reglement Boedelmeesteren. 37 den zijn, zoodanige nalatigen op hunne kosten door deszelfs Bode te doen annuncieren, dat zij vervallen zijn in de boete van ƒ 25 tot ƒ 100, mitsgaders hun insinueren en sommeren, om uiterlijk binnen de eerstkomende acht dagen, na de gedane annunciatie, insinuatie en sommatie, als nog de aanwezige acte behoorlijk bij het collegie te komen overleggen, op straffe, dat daarna, zonder verder uitstel, tegen hen in regten zal worden geprocedeerd, achtervolgens de deswege bij art. 6 dezer Instructie gemaakte bepalingen, zoo tot condemnatie in de geincurreerde boete, ter discretie des regters, als ook om de acte van uitersten wil binnen eenen bepaalden tijd bij het collegie over te brengen en dezelve condemnatie naar scherpheid van regten aan zich te zien executeren, zullende van zoodanige condemnatie geen hooger beroep worden toegelaten. De overgelegde acten van uitersten wil, zullen bij het college binnen veertien dagen geregistreerd worden, om daarna terug gegeven te worden met eene daarop gestelde aanteekening, wegens het overbrengen en registreren, onder de handteekening van den Secretaris. In geval tevens mogt komen te blijken, dat door eenigen executeur, boedelredderaar, voogd, dan wel erfgenaam, ten aanzien van het bestaan eener acte van uitersten wil, valciteit mogt -ijn gepleegd, zal de zaak worden ove-gegeven aan den Advocaat Fiskaal, om daarin naar bevind van zaken te handelen. Art. 16. Op plaatsen buiten de hoofdplaats gelegen, alwaar deze belangen door bemiddeling van de autoriteit worden waargenomen, zullen de acten van uitersten wil niet kopijelijk, maar zoo als die in de boedels gevonden worden, aan het collegie vermeld, ter registratie opgezonden worden,  38 Reglement Boedelmeesteren. onder dien verstande echter, dat voor zoo ver die acten onder de hand gepasseerd, of wel daaraan onderhandsche codicilaire dispositiën geannexeerd zijn, waarvan de minuten niet zijn berustende ten protocolle van den plaatselijken Notaris of beambtschrijver, de Resident of zoodanig ander ambtenaar, als in den vervolge in deszelfs plaats zal treden, gehouden zal zijn, om, alvorens de opzending van de oorspronkelijk gevondene acten te laten gevolg nemen, daarvan door den plaatselijken Notaris of beambtschrijver in tegenwoordigheid van getuigen te doen nemen een authentiek afschrift, om in zijn protocol te blijven geinsereerd. Art. 17. Het collegie eenen boedel administrerende, is gehouden, van alle acten van uitersten wil volledige afschriften te geven aan den Collecteur van de collaterale successie, dien het aangaat, en extracten aan de publieke autoriteiten of pieuse gestichten, die bij eenig testament mogten zijn gebenificeerd. Art. 18. In boedels, waarvan de langstlevende der echtgenooten, dan wel anderen tot erfgenaam en boedelredderaars geïnstitueerd zijn, en waar zich tevens medeerfgenamen voor de legitime portie bevinden, hetzij dezelve hier aanwezig, dan wel uitlandig zijn, en van derzelver vooroverlijden niet is gebleken, zal binnen zes maanden na het overlijden, de langstlevende der ouders of andere boedelhouders aan het collegie moeten doen bewijze van de legitime aan de voornoemde erfgenamen aangekomen, waartoe almede zullen geroepen worden een of twee der naast aanwezige magen van den overledene. Het bewijs door het collegie goedgekeurd zijnde, zal de legitime of erfportie  Reglement Boedelmeesteren. 39 der minderjarigen bij het collegie worden overgebragt, of zal hetzelve kunnen vorderen voldoende hypotheek of borgtogt voor de overbrenging der gelden en effecten bij het collegie, uiterlijk binnen drie maanden na de goedkeuring der rekening '). Art. 19. De ingeleverde rekeningen zullen, ter examinatie, worden gesteld in handen van twee Commissarissen, welke die zullen nazien en van hun onderzoek verslag doen; bij accoordbevinding zullen de rekeningen aan de rendanten worden terug gegeven, met eene daaronder door den Secretaris gestelde aanteekening wegens het accoord bevinden. Art. 20. In geval de boedel niet toereikt en dus geen bewijs kan worden gedaan, zal hiervan aan het collegie ten genoege moeten blijken door het overleveren van eenen boedelstaat en bijvoeging der verificatoire bewijzen, des noods ten overstaan van de aanwezige naaste magen, in tegenwoordigheid der rendanten, bij het collegie te debatteren, met dien verstande tevens, dat zoodanige staat en inventaris, ook binnen den bepaalden tijd, moet worden aangeboden Art. 21. Bij nalatigheid of verzuim van het voorgeschrevene bij art. 18, zal de nalatige vervallen in eene boete van ƒ 25 tot ƒ 100, mitsgaders tegen hem tot voldoening zijner verpligtingen geprocedeerd worden, zoo als art. 6 en 1 5 is voorgeschreven. Art. 22. Ten einde het collegie in staat te stellen, hierop behoorlijk te kunnen letten, zal het rliouden, behoorlijke registers van al de overledenen, waarbij zal worden aangeteekend: a. De naam en toenaam. 1) Zie St 1845 no. 15 beneden W. ÜB.  40 Reglement Boedelmeesteren. b. De geboorteplaats of natie, waartoe behoorende. c. De ouderdom, of vermoedelijke ouderdom. d. De qualiteit of het beroep. e. De dag en plaats van het overlijden. ƒ.' De naam van den executeur of boedelredderaar. g. Of er onmondigen zijn. h. Of er rekening en bewijs moet worden gedaan- • i. Wanneer aan het een en ander voldaan is. Zullende in dit boek almede opgeteekend worden de op zee, of andere plaatsen, overledene personen, welke alhier woonachtig zijn, en waaraan de naastbestaanden gehouden zijn, op poene als voren bij art. 21 omschreven. Art. 23. Bijaldien het collegie de gelden van minderjarigen onder de ouders of voogden, in voege als in art. 18 vermeld, laat verblijven, zullen de weduwen of weduwenaren, tot een tweede huwelijk overgaande, alvorens tot die tweede echtverbindtenis toegelaten te kunnen worden, van het collegie een certificaat moeten obtineren, dat zij de zaken, hunne voorkinderen betreffende, behoorlijk bij hetzelve vereffend hebben. Art. 24. Boedelmeesteren in een boedel komende, alwaar onmondige kinderen zijn, zullen zij dezelve onmondigen bestellen ten huize en onder het dagelij ksche toezigt van zoodanigen persoon, als met goedvinden van des overledenen maagschap, daartoe geschikt geoordeeld wordt, ten einde de pupillen alzoo bekwamelijk te doen opvoeden en onderwijzen, tegen betaling van hetgeen daarvoor uit de renten van de fondsen der pupillen wordt toegestaafh, alles  Reglement Boedelmeesteren. 41 onverminderd de verantwoording van zoodanigen persoon aan het collegie, mitsgaders de verpligting voor het collegie, om steeds te waken, dat door zoodanigen persoon aan het oogmerk voldaan of anders de pupil hem ontnomen worde, met vrijheid tevens aan het collegie om het toezigt over de papillen te verdeelen onder de leden, aan welke ieder afzonderlijk het bijzondere toezigt over dezelve en hunne belangen wordt opgedragen, met verpligting, om telkens daarvan aan het collegie rapport te doen. Wanneer de renten der fondsen der boedels niet toereiken, om de kinderen daaruit te onderhouden en geene geschikte personen te bewegen zijn, de voogdij uit liefde op zich te nemen, zal het collegie de vrijheid hebben, om uit het fonds van het collegie een billijk loon' voor de op voeding toe te staan en wel voor de jongens tot hun 14de en voor de meisjes tot haar 16de jaar. Art. 25a. (St. 1903-193.) Het College is gehouden om de belangen der minderjarigen waar te nemen, wanneer deze belangen met die van den voogd in strijd zijn. Art. 25. Het collegie is belast met het algemeene toezigt over alle particuliere voogden en administrateuren, met volle bevoegdheid en verpligting om, waar dezelve zich verdacht maken wegens kwade directie en administratie, hen in regten te kunnen betrekken, ten einde zij uit de voogdij of administratie gesteld worden en dezelve, hetzij aan het collegie, dan wel aan andere personen, kan worden opgedragen, naar mate zulks het meest oirbaar voor de geadministreerden zal geacht worden. Art. 26. Boedelmeesteren vergaderen gewoonlijk eenmaal per week, op eenen bij  42 Reglement Boedelmeesteren. elk hunner vastgestelden dag, en buitengewoon, 700 dikwijls als noodig is. Alle zaken worden behandeld en afgedaan bij meerderheid van stemmen, Bij het staken derzelve maakt de President het besluit op* naar het gevoelen, waarbij hij zich heeft gevoegd De President verdeelt de werkzaamheden, en zorgt vooral voor de geregelde en spoedige afdoening van zaken, voor het houden der boeken, en dat het archief in behoorlijke orde blijve; hij heeft onder zich het groot zegel van het collegie en geeft dit voor iedere verzegeling aan Commissarissen af, die gehouden zijn hetzelve, den eigen dag na gebruik, weder aan den President terug te bezorgen- Art. 27 t/m 33. (Ingetrokken bij St. 1897231.) Art. 34. Voor iedere maand worden tijdig twee Commissarissen benoemd, om de in die maand voorkomende boedels en verdere handelingen te beheeren; zullende deze commissie over al de leden, gelijkelijk en bij beurten worden verdeeld; de President heeft echter vrijheid om, onder approbatie van het collegie, in bijzondere gevallen, hier van af te wijken, en den eenen of anderen boedel op te dragen aan een of twee leden, niet zijnde Commissarissen van de maand, gelijk ook hem de bevoegdheid wordt gegeven, om in boedels, beneden de ƒ 1,000, slechts één Commissaris te benoemen; het Europesche lid is even zoo zeer gehouden als de andere leden, om deze en alle andere Commissiën uit te voeren. Art. 35 t/m 37. (Ingetrokken bij St. 1897 - 231) Art. 38. De rekenkamer zal ten laste van boedels geene uitgaven in rekening lijden, dan dezulke, welke algemeen door execu-  Reglement Boedelmeesteren. 43 teuren kunnen worden opgebragt, en voor uitgaven uit de fondsen van het collegie geene andere, dan waartoe hetzelve door den Gouverneur Generaal in Rade, algemeen of speciaal, is geauthoriseerd. Art. 39. De examinatie door de rekenkamer, evenmin: als de examinatie door het collegie zelve, van eenige rekeningen gedaan, kan eenigermate inbreuk maken op het regt, aan een ieder competerende, om de rekeningen van het collegie, even als van iederen executeur of voogd te onderzoeken, en die des geraden vindende, te debatteren. Art. 40 en 4l. (Ingetrokken bij St. 1897231.> Art. 42. Aan geene der beambten van het collegie zullen eenige beleeningen mogen gedaan, noch aan denzelven een debetpost worden gegeven; zij kunnen ook ten behoeve van het collegie geene borgen zijn. Art. 43 en 44. (Ingetrokken bij St 1897231.) thfü Art. 45. (St. 1897-231.) Het beheer van der pupillen middelen en goederen geschiedt door het collegie; aan hetzelve wordt echter vrijheid gelaten, om voor de administratie van vaste goederen, welke onverkocht- moeten blijven, eenen aanhaar verantwoordelijken administrateur te benoemen. Art. 46. Ingetrokken bij St. 1897-231.) Art.47. Lijfeigenen, die. de overledene bij zijn leven of uitersten wil niet vrijgegeven heeft, of waarover hij niet anders gedisponeerd heeft, zullen ten profijte zoo van de crediteuren als erfgenamen verkocht worden, ten ware met toestemming van boedelmeesteren mogt worden goedgevonden, eenige slaven ten dienste van de weezen aan te houden, die alsdan zullen getaxeerd worden, en tegen de waarde in  44 Reglement Boedelmeesteren. de boedelrekening worden opgebragt. Art. 48. Echter zal het vrijgeven der lijfeigenen, zoo wel bij testament als onder.de levenden geen kracht of effect hebben, wanneer de vrijgever zich zeiven daardoor insolvent maakt; zullende in zoodanige gevallen dezelve geen vrijdom bekomen, maar ten voordeele der crediteuren verkocht worden, ten ware de crediteuren onderling goedvonden, zoodanige slaven of slavinnen van den overledene hun vrijdom te laten genieten. Art. 49. Omtrent boedels, welke na de bereddering bevonden worden niet genoegzaam te zijn, om alle crediteuren te voldoen, zullen Boedelmeesteren, na alvorens dezelve tot liquiditeit gebragt te hebben, de vrijheid hebben de crediteuren op te roepen, aan hen staat en inventaris over te leggen en voorstellen om gezamenlijk eene schikking te maken, om den boedel ponds ponds gewijs te verdeelen, doch in geval zulks met de crediteuren niet gevonden mogt kunnen worden, zullen Boedelmeesteren verpligt zijn, het saldo des boedels, na aftrek van de ongelden op de bereddering gevallen, aan den Sequester over te geven, mits daarbij observerende het voorgeschrevene bq art. 5 dezer Instructie Art. 50. Wanneer boedels, welke bij de aanvaarding voor suffisent aangezien zijn, doch na de verkooping en bereddering insolvent bevonden worden, zal daarmede in voege als even, gehandeld en dezelve overgegeven worden. Art. 51. In zeiver voege zal gehandeld worden met boedels, die eerst insolvent geoordeeld en zoodanig aan den Sequester overgegeven zijn, doch naderhand solvent bevonden mogten worden, zullende door gemelden Sequester alsdan dadelijk aan Boedelmeesteren kennis gegeven, en de gemelde boedels aan hen wederom terug gegeven, en  Reglement Boedelmeesteren. 45 in geval de verkooping der goederen reeds geschied mogt zijn, het zuivere provenu daarvan met en benevens al de geincasseerde gelden, effecten,boeken, enz , wederom gecedeerd en aan het collegie van Boedelmeesteren overgegeven worden. Art. 52. De erfenissen van onmondige pupillen, welke bij dit collegie geadministreerd worden, zullen voor zoo verre de manspersonen betreft, tot hun een en twintigste jaar, en de vrouwspersonen tot hun vijf en twintigste jaar onder opzigt van Boedelmeesteren blijven, gelijk aldaar mede komen zal al hetgeen de voorschreven personen bij versterf, testament, legaten, ofte anders aankomen of te beurt vallen zal, ten ware door hen met toestemming van Boedelmeesteren vroeger een huwelijk mogt worden aangegaan, wanneer aan hen de htm compe' terende erf portie zal worden uitgereikt; hetzelfde zal plaats vinden en opgevolgd worden bij voogden en administrateurs der penningen van onmondige kinderen ; zullende, wanneer aan Boedelmeesteren gebleken is, dat aan het voorschreven voldaan is, alsdan de bij art. 18 geordonneerde securiteit komen te cesseren, en dezelve aan hen gerodeerd'terug gegeven worden. Art. 53. (St. 1896-188). De boedelkamer of de voogd, indien deze het beheer over het vermogen van den minderjarige voert, mag te diens behoeve geen geld opnemen, noch diens onroerende goederen vervreemden of verpanden, noch diens effecten schuldvorderingen en actiën verkoopen of overdragen, zonder daartoe door den landraad, binnen welks ressort de boedelkamer of de voogd gevestigd is, gemachtigd te zijn. De machtiging wordt door den landraad niet verleend, dan uit hoofde eener vol-  46 Reglement Boedelmeesteren. strekte noodzakelijkheid of van een klaarblijkelijk voordeel, zoomede, indien de machtiging door den voogd wordt verzocht; nadat de boedelkamer is geraadpleegd. 'De landraad is bevoegd om vooraf, zoo noodig, een of meer der bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, te hooren of op te roepen, dan wel door het betrokken Hoofd van - plaatselijk bestuur te doen hooren of oproepen, welke ambtenaar het deswege op te maken proces-verbaal aan den landraad zal doen toekomen. In het geval, bedoeld bij artikel 53c, is het verhoor of de oproeping van zoo mogelijk vier van de in Nederlandsch-Indie woonachtige, meerderjarige bloedverwanten en aangehuwden verplicht. Art. 53a. In geval van verkoop van onroerende goederen zal bij het verzoek om machtiging moeten worden overgelegd een' staat van al de goederen van den minderjarige, en opgave moeten worden gedaan van de zoodanige, welker vervreemding in het belang des minderjarigen gewenscht wordt. Art. 53b. De verkoop moet geschieden in het openbaar, ten overstaan van de boedelkamer door middel van een bevoegden ambte naar, en volgens de plaatselijke gebruiken. Art. 53c. De landraad is bevoegd om, in buitengewone gevallen, en wanneer het belang van den minderjarige zulks vordert, verlof te verleenen tot den onderhandschen verkoop van een onroerend goed. Dat verlof zal echter niet worden toegestaan, dan op een met redenen bekleed verzoek van de boedelkamer of van den voogd, indien deze het beheer over het vermogen van den minderjarige voert, en met eenparig goedvinden van de gehoorde bloedverwanten of aangehuwden van den min-  Reglement Boedelmeesteren. 47 derjarige, zoomede, indien het verzoek door den voogd wordt gedaan, van de boedelkamer. Art. 53d. De formaliteiten, bij artikel 53 voorgeschreven, zijn niet toepasselijk, wanneer bij een vonnis of verzoek van een der mede-eigenaars van een onverdeeld stuk goed, de verkoop bevolen mocht zijn, behoudens echter dat die verkoop steeds in het openbaar zal moeten geschieden. Art. 53e, Indien de landraad, naar aanleiding van artikel 53, verlof verleent tot den verkoop van effecten, aan den minderjarige toebehoorende, kan hij tevens bepalen dat die verkoop onder de hand geschiede, mits de effecten van dien aard zijn dat hun waarde, op den dag des verkoops, door gewone prijscouranten, of soortgelijke in Nederlandsch-lndië gebruikelijke opgaven, kan worden aangetoond. Art. 54. Alle pretentiën op boedels, onder het dadelijke beheer van het collegie vallende, moeten worden opgegeven binnen drie maanden na het overlijden, op poene dat wie in dezen in gebreke zal blijven, zoo daartegen geene gewigtige redenen zijn, bij voorbeeld uitlandigheid van den crediteur als anderszins, van zijn regt, actie en pretentie zal zijn en blijven verstoken, wanneer van zoodanige late opgave en aanmaning tot betaling geen voldoende oorzaak kan worden bijgebragt. Art. 55. Degenen, welke gelden bij het collegie te goed hebben, zullen die altijd kunnen vorderen in klinkende munt of wel in actiën op de Javasche Bank; zullende het collegie daarnaar ten allen tijde maatregelen moeten nemen. Art. 56. Wanneer een boedel bij het collegie komt, zullen de huisgenooten of diegenen, welke in den boedel zijn of geweest mogten zijn, al de goederen en wat ver-  48 Reglement Boedelmeesteren. der tot' den boedel is behoorende, te goeder trouw op-, aan-, en overgeven, met vrijheid en volle bevoegdheid voor het collegie, om, waar het ter zake van twijfeling vermeent zich niet te kunnen vergenoegen met de presentatie van den eed voor de getrouwe op- en overgave van al het tot den boedel behoorende, bij den regter. te vorderen, dat degenen, die op-, aan- en overgave hebben gedaan, op de meest plegtige wijze, zoo het Chinezen zijn, in den tempel of klenting en Mahomedanen aan het zoogenaamde Heilige graf buiten den boom, dan wel in de Inlandsche masigiets, ten bijwezen van gecommitteerden uit het collegie, zullen zweren dat zij die op-, aan- en overgave hebben gedaan naar hunne beste weten en ter goede trouw, en dat zij voorts aannemen om, zoo zij nader iets ontdekken mogten, hetwelk hun blijken zal tot den boedel te behooren, hetzelve onverwijld en opregtelijk alsnog te zullen op-, aan-, en overgeven, alles onverminderd de bevoegdheid der Officieren van Justitie, om, waar het blijken mag, dat vroeger of later eenige misdaad te dezen aanzien is gepleegd, tegen de beschuldigden het regt der Hooge Overheid waar te nemen. Art. 57. Commissarissen in eenen boedel vacerende, zullen aan de huisgenooten moeten laten hunne kleederen tot dagelijksch gebruik behoorende, zoomede zoo lang zij in het sterfhuis wonen, het noodige huisraad en onderhoud : zullende voorts deswege door het collegie in billijkheid worden gedisponeerd. Art. 58.( St. 1906-103.) Buiten de gevallen in dit reglement nader omschreven en die, waarin de wettelijke bepalingen het verkrijgen van een rechterlijk verlof voorschrij ven, alsmede die waarin de wet het coller  Reglement Boedelmeesteren. 49 ge uitdrukkelijk bevoegd of verplicht verklaart om in rechte op te treden zonder daarbij 'tevens melding te maken van het noodig zijn van eenige machtiging, mag het geen rechtsvordering instellen, noch zich als gedaagde tegen eene ingestelde rechtsvordering instellen verweren of daarin berusten dan wel zich ten aanzien van zoodanige rechtsvordering refereeren aan 's rechters oordeel, noch eindelijk eenig geschil onderwerpen aan scheidsmannen zonder daartoe door den Directeur van Justitie gemachtigd te zijn. Behoudens de gevallen, waarin de we ttelij ke bepalingen daartoe eene rechterlijke machtiging mochten vorderen, mag het geene dading aangaan zonder vergunning van den Directeur van Justitie. Art. 59. (Vervallen ten gevolge Van St. 1898-280.) Art. 60. (Ingetrokken bij St. 1906-103.) Art. 61. (Ingetrokken bij St. 1891-21.;') Art. 62. Op plaatsen buiten Batavia, edoch in deze afdeeling gelegen, zullen de Residenten, achtervolgens de bepalingen van het Gouvernement, gestatueerd bij Besluit van 26 September 1827, no. 1, alle sterfboedels, die door ontstentenis van meerderjarige erfgenamen, vallen onder het beheer van het collegie van Boedelmeesteren ten overstaan van Gecommitteerden, te gelde doen maken, het provenu daarvan in 's Land kas deponeren, en daarvan onder mededeeling van de erfgenamen en de aangegeven pretentiën, aan President en leden kennis geven, welke dan naar bevind van zaken, en overeenkomstig deze hunne instructie, zullen handelen. Boedelmeesteren, van het overlijden van een Chinees ofte ander onchristen in eene der residentiën, waarover hunne administratie 1) Vgl. St. 1904 no. 241 en 242. 4  50 Reglement Boedelmeesteren. zich uitstrekt, kennisgave erlangd hebbende, zullen uiterlijk binnen twee maanden na het overlijden van zoodanig persoon, de geordonneerde kennisgave van den plaatselijken Resident ofte authoriteit vorderen, en deze niet erlangende, daarvan gehouden zijn, op hunne eigen verantwoordelijkheid, aan het Gouvernement rapport te maken. Art. 63. Die om eenige zaken voor Boedelmeesteren ontboden wordt, zal gehouden zijn te compareren, op verbeurte voor de eerste reis van f 25, voor de tweede reis f 50 en voor de derde reis zullen dusdanige personen aan den regter worden overgegeven, die daarin zal beslissen naar bevind van zaken. Art. 64. (Ingetrokken bij St. 1911 -586.) Art. 65. (Veroallen krachtens St. 1907510.) Art. 66. De President, Vice-president, Leden, Secretaris en Boekhouder, zullen direct noch indirect, eenige giften, gaven of geschenken aannemen of te door iemand van hunne familie, huisgezin of bedienden doen aannemen van de zoodanigen, met welke zij uit hoofde hunner ambtsbetrekkingen eenige uitstaande zaken hebben, of waarschiinlük knieën zuilen- Art. 67. De geldboeten, bij deze in- j structie bepaald, door onvermogen niet kun- I nende betaald worden, zullen dezelve tegen I de schuldigen en gecondemneerden worden j veranderd in andere straffen, achtervolgens j de uitsDraak door den Landraad te doen. I Art. 68. President, Leden, Secretaris en j Boekhouder, leggen bij de aanvaarding hunr j ner bedieningen, overeenkomstig derzelverespectivelrjk geloof, den eed af, zoo als is voorgeschreven bij Besluit van den Commissaris | Generaal, d. d. 10 December 1827, no. 66. I  Reglement Boedelmeesteren. 51 Ten tweede. (St. 1911-586.) Hetzelve reglement van toepassing te verklaren op al de bezittingen van Neèrlandsch Indië, voor zoo ver namelijke de plaatselijke omstandigheden de opvolging der daarbij gemaakte bepalingen zullen gedoogen. Ten derde. (Ingetrokken bij St. 1911 -586.) Ten vierde. Enz. Ten vijfde. (Ingetrokken bij St. 1911-586 ) Ten zesde, Enz. Afschrift dezes zal worden verleend aan den Luitenant Gouverneur Generaal, ten fine van executie; zullende de inhoud, met uitzondering van art. 4 en 6, in het Staatsblad, alsmede in de Javasche Courant, worden geinsereerd. Buitenzorg, 31 Mei 1828. Ld. Burggraaf Du bus degisignies Volgens St. 1904 no. 485 is het Collegie van boedelmeesteren bevoegd tot het zenden van regeeringstetegmmmen. Besluit van den Vice-President van den Raad, waarnemenden Gouverneur Generaal van Nederlandsch Indië van den 28sten Mei 1845 no. 1, St. no 15, houdende maatregelen van voorzorg om de middelen van minderjarige of afwezige erfgenamen in onchristenboedels voor verlies te behoeden. Gelet, enz. Den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eersteli/k. Met explicatie van art 3 en met  52 Reglement Boedelmeesteren. ampliatie van art. 18 van het reglement voor het kollegie van boedelmeesteren te Batavia, gearresteerd bij art. 1 van het besluit van den 31sten Mei 1828 no. 30 (Staatsblad no. 46) en bij art. 2 van dat besluit van toepassing verklaard op al de bezittingen van Nederlandsen Indië, voorzoover namelijk de plaatselijke omstandigheden de opvolging der daarbij gemaakte bepalingen zullen gedoogen, te bepalen, dat alle executeuren van testamenten, voogden, bewindvoerders of administrateurs over de bezittingen en middelen van minderjarige onchristenen, behoorende tot de natiën op welke gemeld reglement van toepassing is, zonder onderscheid, zullen Verpligt zijn tot het doen van bewijs aan de kollegien van boedelmeesteren, van de onder hen als zoodanig berustende gelden, goederen of bezittingen, van welken aard ook, den minderjarigen aankomende, zoomede tot de overbrenging van dezelve bij het betrokken kollegie, dan wel tot het stellen van behoorlijken borgtogt of geven van hypotheek voor dezelve, ter keuze en naar genoegen van dat kollegie, een of ander binnen de daarvoor bij het gemeld art. 18 vastgestelde termijnen. Ten tweede: Enz. Afschrift, enz. Accordeert met het register der besluiten van den Vice-President van den Raad, waarnemenden Gouverneur-Generaal van Nederlandsen indië ; De Algemeene Secretaris, C. VISSCHER,  Boedelmeesteren en Weeskamers. 53 Ordonnantie van 16 Augustus 1873 no. St. no. 148, houdende opdracht van de functiën van de boedelkamers en hare gecommitteerden aan de weeskamers en hare agenten, met uitzondering van die te Batavia. IN NAAM DES KONINGS! DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIË. Den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord: Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten: Dat Hij, wenschende te voorzien in de opdracht der functiën van de boedelkamers en hare gekommitteerden aan de weeskamers en hare agenten, zoomede in de vaststelling van het personeel, hetwelk aan de weeskamers in Nederlandsch-lndië, met uitzondering van die te Bataoia, behoort te worden toegevoegd, om haar in Staat te stellen de functiën der boedelkamers te kunnen verrichten. Lettende op de art. 20, 29, 31 en 33 van het reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-lndië; Heeft goedgevonden en verstaan: Art. 1. (St. 1895-99.) Met uitzondering van de weeskamer te Batavia, worden de functiën van de boedelkamers en van hare gecommitteerden opgedragen aan de weeskamers en hare agenten in Nederlandschlndië. De agenten der weeskamer te Batavia  54 Boedelmeesteren en Weeskamer. vervullen, ieder binnen zijn ressort, de functiën van gecommitteerden van het college van boedelmeesteren aldaar zonder daarvoor eenige beiooning te genieten. Art. 2. Ten einde de wees- en boedelkamers in Nederlandsch-lndië in staat te stellen aan de opdracht in art. 1. gevolg te geven, wordt aan die Collegien toegevoegd: aan de wees- en boedelkamer te Samarang. Twee chinesche leden enz. Art. 3, enz. En opdat enz. Gelast enz. Gedaan te Buitenzorg, den 16den Augustus 1873. L O U D O N. De Algemeene Sekretaris, LEVYSSOHN NORMAN. Uitgegeven den 22sten Augustus 1873. De Algemeene Sekretaris, LEVYSSOHN NORMAN. Ordonnantie van 27 Januari 1885, no. 15, houdende 1°. Opdracht van de functiën van het College van Boedelmeesteren te Batavia aan de Weeskamer aldaar, 2°. Tijdelijke uitbreiding van het personeel der Weeskamer. IN NAAM DES KONINGS! DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIÊ, Den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord;  Boedelmeesteren en Weeskamer. 55 Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Saluut! doet te weten: Dat Hij, het wenschelijk achtende de functiën van het College van Boedelmeesteren te Batavia op te dragen aan de Weeskamer aldaar en het personeel dier kamer tijdelijk uit te breiden ten einde haar in staat te stellen die functiën behoorlijk te verrichten; Lettende op de artt. 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-lndië en op art. 2 der Instructie der Weeskamers (Staatsblad 1872 no. 166); Heeft goedgevonden en verstaan : Met wijziging en aanvulling der ordonnantiën van 16 Augustus 1873 (Staatsblad no. 148) en 24 Maart 1875 (Staatsblad no. 88) te bepalen als volgt: Arr. 1. De functiën van het College van Boedelmeesteren te Batavia worden opgedragen aan de Weeskamer aldaar. Art. 2. enz. Art. 3. enz. En opdat enz. Gelast enz. Gedaan te Buitenzorg, den 27 Januari 1885. O. VAN REES. De 'Algemeene Secretaris, BERGSMA. Uitgegeven den negen en twintigsten Januari 1885De Algemeene Secretaris, BERGSMA.  56 Huishoudelijk reglement. Qouv. 's besluit van 30 Maart 1903 no. 14, Bb. no. 5849, houdende vaststelling eener huishoudelijke regeling of dienstreglement voor de Wees- en Boedelkamers. VAN DEN ALGEMEENEN GANG VAN ZAKEN. Art. 1. De President, Leden, Secretaris, Boekhouder alsmede het verder personeel brengen hunne den dienst betreffende mededeelingen schriftelijk voor. De agendaris zorgt voor de agendeering daarvan. Art. 2. De agenda is in dier voege ingericht dat zij tevens dienst doet als notulen der vergadering. Zij wordt voor Weeskamer, voor Boedelkamer en voor het Sequestraat (faillissementen) afzonderlijk aangehouden en bevat den korten inhoud der ingekomen stukken met vermelding der beslissing ter zake genomen, van den datum van afdoening en het nummer van latere stukken, waarbij het vorige is gevoegd. Voor zaken, waaivan- de kennisneming door het minder personeel niet wenschelijk wordt geacht en waarin door de Kamer een beslissing behoort te worden genomen, wordt een aparte geheime agenda tevens notulen door den Secretaris aangehouden en bewaard, terwijl bij. den President berust een door hem aangehouden geheime  Huishoudelijk reglement. 57 agenda met het daarbij behoorend geheim archief van zaken, die door hem zeiven worden behandeld. Art. 3. De geagendeerde stukken worden afgegeven aan de daartoe, hetzij volgens rooster hetzij volgens aanwijzing van den President, aangewezen Leden-Commissarissen, en ingeval er nog geen Lid is aangewezen, aan den President, die op het stuk of op een daarom heen geslagen omslagvel hunne consideratiën en advies stellen en daarna verder aan hunne mede-leden en ten slotte aan den President doen toekomen, die daarop mede van hunne beschouwingen en advies doen blijken; daarna gaan de stukken naar den agendaris terug, die van het gevoelen der meerderheid der Leden aanteekening houdt in de agenda en ze verder doet toekomen aan den Secretaris, die het noodige verricht voor de opmaking van het besluit der Kamer. De agendaris vestigt in het bijzonder de aandacht van den Secretaris op stukken, waarop door President en Leden niet eenstemmig is geadviseerd. De Secretaris brengt in dat geval die stukken in de eerstvolgende vergadering ter tafel, tenzij wegens het spoed vereischende van de zaak zijns inziens hierop niet kan worden gewacht, in welk geval hij den President om nadere instructiën verzoekt, die naar bevind van zaken de Leden al of niet ter beslissing zal bijeenroepen. De Secretaris zal ook zonder daarop geattendeerd te worden hiervoor moeten zorgen. Na rondlezing worden de periodieken en andere stukken, welke geen verdere behandeling vereischen, in de betrekkelijke registers opgenomen en daarna gedeponeerd. Art. 4. De Leden, Secretaris, Boekhouder alsmede het verder personeel vol-  58 Huishoudelijk reglement. doen aan de hun gedane opdrachten zoo spoedig mogelijk. Art. 5. Ten einde de besluiten der Kamer uitvoering te doen erlangen, zorgt de Secretaris dat zij, na door hem te zijn geresumeerd, den President ter arresteering worden voorgelegd. . Art. 6. De President arresteert de besluiten der Kamer na zich te hebben vergewist dat daarin geen fouten zijn of andere leemten voorkomen. Hij en de Secretaris teekenen de brieven der Kamer, terwijl de uit te reiken extracten uit de beschikkingen en afschriften daarvan voor conform met de minuten alleen door den Secretaris worden geteekend. De Secretaris ziet toe dat de te verzenden stukken behoorlijk worden geëxpedieerd Art. 7. Alvorens een ordonnantie (van betaling) te teekenen, overtuigt de President zich dat zij overeenkomstig het besluit der Kamer is opgemaakt en dat zij richtig in het register van te doene uitgaven vermeld staat, van welk een en ander hij op het besluit en in het vorengenoemd register doet blijken. Hij zorgt er voor dat in het bedrag der ordonnantiën (van betaling) geen abuizen voorkomen. Art. 8. In het begin van elke maand zal het Lid-Commissaris der voorgaande en bij ontstentenis van dezen het Lid-Commissaris van de loopende maand met den Boekhouder de kas en het kasboek van den Secretaris verifieeren en onderzoeken of de verschillende posten over de laatstverloopen maand ook in de boeken der boekhouding „Rekening kleine kas" zijn verhandeld. Bij deze verificatie zal tevens nauwkeurig worden onderzocht of alle volgens registers ontvangen huurpenningen, leges en andere  Huishoudelijk reglement. 59 gelden bij kas zijn ingenomen en of de verhandeling en overschrijving der verschillende posten in het kasboek en in de boeken naar behooren hebben plaats gehad. Van hunne bevinding wordt aan de Kamer een procesverbaal ingediend, terwijl zij bovendien bij accoordbevinding daarvan blijk geven door onderteekening van het kasboek. Art. 9. De opneming van perceelen van minderjarigen, wier vermogen bij de Kamer in beheer is en van perceelen, die tot zekerheid strekken voor het beheer van voogden over het vermogen hunner pupillen 'geschiedt om de twee jaren en die van perceelen in eigendom aan de Kamer toebehoorende tegelijkertijd met de bij Kamer verbonden huizen. Van een en ander wordt afzonderlijk proces-verbaal in duplo aan de Kamer ingediend. Een expeditie van bedoelde processenverbaal wordt vóór den I en October van hetzelfde jaar met een staat voorzien van de beschouwingen der Kamer, aan den Directeur van Justitie door tusschenkomst van de Algemeene Rekenkamer gezonden. Art. 10. Op plaatsen waar deskundige bijstand aan agenten bij de opneming van landerijen en huizen welke, hetzij bij de Kamer verbonden zijn, hetzij vallen onder het voorgaand artikel, niet mogelijk is, moet aan het Hoofd van Plaatselijk Bestuur worden verzocht op de rapporten ^an agenten te vermelden de bedenkingen, waartoe het rapport hem aanleiding geeft dan wel dat daartegen bij hem geen bedenkingen bestaan. Art. 11. De gewone bureautijd vangt aan des morgens te 8 en eindigt des namiddags te 3 ure. De President is echter bevoegd om, zoo het dienstbelang zulks eischt  60 Huishoudelijk reglement. of toelaat, daarin verandering te brengen. VAN DEN PRESIDENT. Art. 12. De President zorgt voor den goeden gang van zaken in het algemeen. Hij heeft het algemeen toezicht op het personeel en de werkzaamheden. De sleutels van de brandkast en c. qvan de brandkamer bevinden zich onder zijne berusting. Hij is verplicht te waken dat aan de voor de Wees- en Boedelkamers geldende wettelijke bepalingen en andere voorschriften, instructiën en reglementen stipt de hand wordt gehouden en toe te zien dat alle registers behoorlijk worden aangehouden, Art. 13. Hij doet zich minstens eenmaal 's maands de agenda voorleggen, ten einde na te gaan welke agendanummers openstaan en waarom de stukken nog niet zijn afgedaan. Art. 14. De President ziet toe dat de kasboeken bi rijds aan de Hoofden van gewestelijk bestuur ter folieering en parafeering worden gezonden en zorgt voor de behoorlijke bewaring van het kasboek der groote kas en van de registers: a. van eigendommen en geldswaardige papieren, b. van toegestane beleeningen, c. van preciosa, d. van borgtochten. e van waarborghypotheken. Art. 15. In de eerste dagen van elk kwartaal doet de President in diens tegenwoordigheid door een commissie bestaande uit het Lid-Commissaris der maand en den Secretaris een onderzoek instellen naar den staat der zegels bedoeld in de 2e alinea van art. 10 van Stbl. 1897 no. 231. Van dit onderzoek wordt proces-verbaal  Huishoudelijk reglement. 61 opgemaakt en aanteekening gehouden in de notulen. Art. 16. Bij aanvragen van beleeningen op perceelen ter plaatse waar de Kamer gevestigd is, wijst de President een of meer leden aan om het perceel op te nemen en te waardeeren en terzake verslag uit te brengen. Ten einde den gelduitzet bevorderlijk te zijn zal de beslissing op dergelijke verzoeken zooveel mogelijk binnen acht dagen moeten worden genomen. . Ten aanzien van andere beleeningsaanvragen, zal het College omtrent de waarde der perceelen rechtstreeks inlichtingen kunnen inwinnen van het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur. Art. 17. Wordt een aangevraagde beleening toegestaan, dan wijst de President een der Leden aan om de Kamer bij het passeeren der hypotheekakte te vertegenwoordigen. Art. 18. De President zal minstens eens in de maand inzage nemen van de registers van voogdijen en van afwezigen en onder curateele gestelden en nauwkeurig toezien op de naleving van de artike len37l,372, 374, en 465 B. W. Hij zorgt er voor dat eventueel daarin begane fouten of verzuimen worden hersteld. Art. 19. De President doet onderzoeken of de door voogden of curators gestelde personeele borgtochten voldoende zekerheid • opleveren en rapporteert in het 4e kwartaal van elk jaar den uitslag daarvan bij staat aan den Directeur van Justitie. Art. 20. (Bb. 7511.) De President zorgt dat in den loop der maand Januari van elk jaar de gedurende het afgeloopen jaar aan den Lande toekomende beheerloonen en leges in 's Lands kas worden gestort  62 Huishoudelijk reglement. en dat van het saldo der rekening. Hij zorgt insgelijks dat alle gelden van welken aard ook welke aan derden moeten worden uitgekeerd, maar niet door de rechthebbenden zijn opgevraagd, met uitzondering van de saldo's van onbeheerde nalatenschappen en van de boedels van afwezigen in den loop der maand Januari van elk beheerjaar in 's Lands kas worden overgestort, na gedurende drie jaren onder het hoofd „Onafgehaalde gelden" aangehouden te zijn. Art. 21. De President dient onder ultimo van elk jaar conduitestaten der ambtenaren— uitgezonderd van de leden — aan den Directeur van Justitie in. Hij zorgt voor de tijdige indiening van de mutatiestaten van aangehouden roerende en onroerende goederen, effecten, enz. waarbij behoort te worden gevoegd een nominatieve opgave van gedurende het afgeloopen jaar ontvangen renten, dividenden en huurpenningen, met bekendstelling van hetgeen gedaan is voor de invordering van nog te ontvangen gelden. Voorts zorgt hij dat het jaarverslag der Kamer uiterlijk op 1 Februari van het jaar, volgende op dat waarover verslag wordt uitgebracht, wordt ingediend vergezeld van staten betrekkelijk de statistieke gegevens van faillissementen. VAN DE LEDEN. Art. 22. Zoodra het Lid-Commissaris kennis krijgt van het openvallen van een sterfboedel, die onbeheerd is overeenkomstig artikel i 126 B. W. of waarbij minderjarigen betrokken zijn, die niet door een voogd of voogdes vertegenwoordigd zijn, gaat hij bijgestaan door den secretaris of diens adjunct zoo spoedig mogelijk over tot het  Huishoudelijk regiement. 63 maken van een boedelbeschrijving met vermelding zoowel van de gevonden contanten, preciosa, geldswaardige of familiepapieren als van de roerende en onroerende goederen en van de verpondingswaardë der Iaatsten. De taxatie van de roerende goederen geschiedt gelijktijdig door een door het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur beëedigden taxateur. Na de boedelbeschrijving zorgt het LidCommissaris dat de aanwijzers der goederen in zijne handen den eed afleggen dat zij niets verduisterd hebben noch gezien hebben noch weten dat iets verduisterd is. Indien het Lid-Commissaris het noodig acht, kan hij de goederen onder bewaking stellen', zoo mogelijk kosteloos en anders op de minst kostbare wijze. Het pro ces-verbaal van boedelbeschrijving wordt behalve door het Lid-Commissaris ook door den taxateur, de beëedigde aanwijzers, den aangestelden bewaarder en den priester of Chineeschen officier, die bij de beëediging heeft geassisteerd, onderteekend. Het Lid-Commissaris is verplicht in elken boedel een door hem onderteekenden of geparafeerden staat op te maken van alle papieren van waarde en preciosa, welke worden aangehouden en alle mutatiën daaromtrent aan te teekenen en te waarmerken, welke staat door hem aan de boedelbeschrijving wordt vastgehecht. Hij dient het proces-verbaal aan de Kamer in met voorstel wat verder moet worden gedaan. Bij het openvallen van een sterfboedel waarbij minderjarigen betrokken zijn, die door een voogd of voogdes vertegenwoordigd zijn, waakt het Lid-Commissaris er voor dat de boedel spoedig door den voogd of de voogdes wordt geïnventariseerd.  64 Huishoudelijk reglement. Art. 23. Bij overlijden van een der echtgenooten met achterlating van minderjarige kinderen herinnert het Lid-Commissaris namens de Weeskamer den overgebleven echtgenoot, die van rechtswege de voogdij uitoef ent, schriftelijk aan de verplichtingen omschreven in de artikelen 335, 401 in verband met de artt. -1033 en 1036 B. W. en ziet toe dat daaraan wordt voldaan en de boedel daarna tot scheiding en deeling wordt gebracht. Het Lid-Commissaris herinnert voorts de weduwe aan de haar bij art. 132 B. W. verleende bevoegdheid en aan den bij art. 133 B. W. voor de uitoefening daarvan vastgestelden termijn. Ook wijst hij de weduwe op het bij art. 348 B. W. bepaalde. Art. 24. Ingeval de Weeskamer krachtens art. 360 B. W. het voorloopig beheer over de goederen van minderjarigen voerende, gegrond vermoeden heeft dat de benoemde voogd niet in staat zal zijn voor zijn beheer de noodige zekerheid te geven, zoo kan zij het beheer aanhouden tot dat dit haar definitief door den rechter zal zijn opgedragen. In dit en alle overige gevallen, waarin de Wees- of Boedelkamer beheer voert over een nog onafgewikkelden boedel, zorgt het betrokken Lid-Commissaris voor de verdere afwikkeling daarvan met inachtneming van art. 1036 B. W. Art. 25. Het betrokken Lid-Commissaris ziet toe dat de agenten hunne in de handleiding voor agenten vervatte algemeene instructie .en eventueel de speciale instructie's der Kamer stiptelijk nakomen; het voorziet den agenten, waar zulks noodig is, van bijzondere instructie's en waakt voor de toezending der gelden en papieren welke tot boedels behooren, die bij de  Huishoudelijk reglement. 65 Kamer in beheer zijn of zullen worden gebracht. Art. 26. Het Lid-Commissaris waakt er voor dat de agenten zoo spoedig mogelijk aan de Kamer indienen: a. de door hen of te hunnen overstaan opgemaakte boedelbeschrijvingen, b. een extract uit het proces-verbaal van op hun verzoek gehouden publieke verkoopingen, c opgaven van ingevorderde gelden, met gelijktijdige overmaking dier gelden. Art. 27. Het Lid-Commissaris draagt zorg voor de behoorlijke berekening van leges en beheerloonen en ziet toe dat deze behoorlijk worden ingevorderd. Art. 28. (Bb. no. 601 7.) Is aan de Kamer een bode verbonden, aan wien het toezicht op de boedelgoederen wordt opgedragen, dan moeten die goederen zoodanig worden beschreven, dat ze niet onopgemerkt verwisseld kunnen worden en overtuigt zich het Lid-Commissaris vóór den verkoop dat geene goederen verruild zijn. Edelgesteenten en dergelijke kostbaarheden worden echter tot op den dag der verkooping door den President zelf nadat de ken teekenen daarvan behoorlijk omschreven zijn, in bewaring genomen, en indien zich daartoe personen aanmelden, in zijne tegenwoordigheid ter bezichtiging gegeven. Art. 29. De Leden zorgen voor de behoorlijke afwikkeling der door hen te behandelen boedels en voor de goede bewaring der geldswaardige- en familiepapieren. Zij leggen ieder voor zooveel het zijn commissariaat betreft, in de eerste vergadering van elke maand een opgaaf over : a. van de bij de Kamer nog in behandeling zijnde boedel? met vermelding van den datum van inbeheerneming, van de nog 5  66 Huishoudelijk reglement. te doene oproepingen, aankondigingen en verkoopingen, van de ter zake nog in te dienen memoriën van aangifte voor het successierecht, zoomede van de nog te doene overschrijvingen van onroerende goederen en van de bij artikel 392 B. W. bedoelde certificaten der Nationale schuld en schuldbrieven ; b. van de pupillen wier vermogen bij de Kamer in doorgaand beheer is en behalve de gewone renten ook nog andere inkomsten afwerpt, zooals huurpenningen, dividenden en dergelijken, met vermelding van den datum waarop de pupil meerderjarig zal worden, van de op hun voorstel door de Kamer gedane opdrachten aan den Secretaris 'en aan de agenten tot invordering van gelden, zoomede aan den Boekhouder voor zooveel betreft verrichtingen op de boekhouding betrekking hebbende; c. van alle onafgedane zaken en aanschrijvingen zoomede van binnen bepaalde termijnen in te dienen stukken. Art. 30. In zake faillissementen zorgt het aangewezen Lid-Commissaris voor de onmiddellijke aankondiging vat» het faillissement, gaat daama over tot de opmaking van de boedelbeschrijving en zorgt te zijner tijd voor de indiening aan den Reehter-commissaris van de balans en de lijsten van debiteuren en crediteuren. Verder is hij belast met alle werkzaamheden betrekkelijk het dagehjksch beheer en de vereffening der boedels overeenkomstig de bepalingen opgenomen in den IIIden en VIIden titel van het lilde boek van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering, den VIIIsten titel van het Iste boek en de IIde, IIIde, IVde en Vde afdeeling van den Isten titel van het lllde boek van het Wetboek van Koophandel, daaronder  Huishoudelijk reglement. 67 begrepen de aflegging van rekening en verantwoording ten overstaan van den Rechtercommissaris. Art. 31. De Leden zijn, ieder voor zooveel zijn commissariaat betreft, verplicht voorstellen in te dienen en te waken voor de inning van renten, dividenden, huurpenningen en pretentiën en het registreeren daarvan, de overschrijving van effecten en andere papieren van waarde en van zakelijke rechten, het tijdig indienen van memoriën van aangifte voor het successierecht, het tijdig betalen van belastingen en assurantiën, zoomede het tijdig doen van aangifte en het nemen en prolongeeren daarvan, het richtig opmaken van verdeelingstaten en zorgen er overigens voor dat alles wat bovendien aan of door den boedel verschuldigd is, ten behoorlijke tijde wordt ingevorderd en betaald. Art. 32. Het Lid belast met het toezicht op de aan de Wees- en Boedelkamer in eigendom toebehoorende perceelen, zorgt dat de perceelen zoo goed mogelijk worden onder houden. Bij te doene reparatiën of vernieuwingen zal het met het toezicht belast Lid met de uitvoering van uitstel gedoogende werkzaamheden Wachten tot combinatie mogelijk is met verrichtingen aan andere perceelen, ten einde zoo doende een goedkooper aannemingssom te verkrijgen of bij uitvoering in eigen beheer de voor het eene werk overgehouden materialen voor het andere werk te doen gebruiken. De administratierekeningen der perceelen worden door het Lid-Commissaris maandelijks nagezien. Hij ziet toe dat de verponding- en assurantiepremie geregeld worden betaald en dat de huurpenningen, ook die betreffende perceelen gelegen buiten  68 Huishoudelijk reglement. de plaats waar de Wees- en Boedelkamer gevestigd is, geregeld worden ingevorderd. Art. 33. Het Lid, aangewezen om bij het toestaan van eene beleening de Kamer bij het passeeren der hypotheekakte te vertegenwoordigen, houdt zich ten aanzien van de in die akte op te nemen bedingen aan het bestaande of nader vast te stellen model. Art. 34. Alle titels en papieren betreffende den eigendom van boedels bij de Kamer in beheer, de akten van hypotheken, hypothecaire inschrijvingen en borgtochten, worden, alvorens in de brandkast, waarvan de sleutel in bewaring is bij den President, te worden opgeborgen, door het Lid-Commissaris geëxamineerd; daarvan doet hij blijken uit een aanteekening aan den voet der akte. Bij het eindigen van elke voogdij worden de akten der waarborg-hypotheken en der borgtochten, bij die voogdij, behoorende, aan den meerderjarig geworden pupil of zoo er .meer zijn, aan een door alle belanghebbenden tot de in ontvangstneming speciaal gemachtigden persoon overgegeven. Art. 35. Bij verkoop van een bij de Weesen Boedelkamer verbonden perceel, ook in geval die verkoop door een anderen belanghebbende geschiedt en bij verkoopingen van aan boedels of minderjarigen toebehoorende goederen, zal de Kamer vertegenwoordigd worden ter plaatse waar het College is gevestigd door respectievelijk het Lid-Commissaris der maand of het Lid-Commissaris des boedels en elders door den betrokken agent. Zij zullen ten opzichte van het medebieden op de beleende panden zich stipt gedragen naar de hun door de Kamer ter zake gegeven instructiën.  Huishoudelijk reglement. 69 Art. 36. (vervallen bij Bb. no. 7511.) Van den Secretaris. Art. 37. Het personeel der afdeeling secretarie, archief en expeditie zoomede de kassier zijn rechtstreeks aan den Secretaris ondergeschikt. Hij houdt van dat personeel een presentielijst aan. Art. 38 De Secretaris is belast met de ontvangst van alle pakketten, zoowel gewone als aangeteekende, en opent die met Uitzondering van de geheime en eigenhandige pakketten, welke persoonlijk door den President worden geopend. Hij teekent op de stukken den datum van ontvangst aan en geeft ze, nadat de President daarvan inzage heeft genomen, af aan den agendaris ter opneming in de agenda, die, welke contanten of geldswaardige papieren bevatten, eerst nadat registratie door den Boekhouder heeft plaats gehad en de contanten door den Secretaris bij kasboek zijn verhandeld, terwijl van elke geboekte ontvangst op de betrekkelijke stukken, met verwijzing naar het folio van het kasboek, aanteekening wordt gehouden. Hij zorgt voorts voor de realiseering der postwissels, stortingsbewijzen, ordonnantiën van betaling, mandaten en c.q. venduacceptatiën. Art. 39. De Secretaris zorgt voor de behoorlijke uitwerking der stukken overeenkomstig de dispositie van de meerderheid der Kamer en voor de uitvoering van alle hem gedane opdrachten, betreffende plaatsing van advertentiën, oproepingen, invordering1 van huurpenningen, renten en aflossingen van uitgezette kapitalen, zoomede van boedelschulden, leges, beheerloonen  70 Huishoudelijk reglement. en in het algemeen van alles wat aan de Kamer verschuldigd is. In de eerste vergadering der maand wordt overgelegd een staat van de personen, die achterlijk zijn in de aan de Kamer verschuldigde betaling. Art. 40. De Secretaris is belast met het toezicht op en de aan- en bijhouding van de in art. 14 genoemde en de volgende registers: Weeskamer. Register voogdijen. Bijregister van pupillen, die in gestichten zijn opgenomen. Register testamenten. Sterfregister (Europeanen, civiele personen). „ (Europeesche militairen). Register faillissementen en in staat van kennelijk onvermogen verklaarde personen. Register van familiepapieren. „ „ agenten. „ „ inventaris-goederen. „ „ boekwerken van de bi¬ bliotheek. Boedelkamer. Register testamenten. „ van voogdijen. „ „ overlijden en van minderjarige vreemde Oosterlingen (civiele personen) die vermogen hebben. „ | nalatenschappen van Inlandsche militairen. „ „ door Hoofden van plaatselijk bestuur ingediende opgaven van overleden Vreemde Oosterlingen. „ „ door de Kamer uitgereikte huwelijksconsenten. „ „ door de Kamer uitgereikte be-  Huishoudelijk reglement. 71 grafenisconsenten, waarvoor betaald wordt. Wees- en Boedelkamer. Register van afwezigen en onder curateele gestelden. „ „ aan de Kamer ingediende vorderingen of boedels bij haar in beheer. ■ „ assurantie s. Register tot controle van te betalen verponding. „ van door notarissen ingediende opgaven van verleden testamenten. iï „ te innen huurpenningen en van leges. „ n te innen beheerloonen. Art. 41. De van de agenten ontvangen opgaven van sterfgevallen onder Europeanen en Vreemde Oosterlingen moeten door den Secretaris worden vergeleken met die welke door de ambtenaren van den Burgerlijken Stand of door de Hoofden of wijkmeesters der verschillende natiën onder de Vreemde Oosterlingen aan de Weesen Boedelkamer worden ingediend. Voorts houdt de Secretaris controle op de tijdige indiening aan de Kamer van uittreksels uit het rekeningcourantboek ') van agenten. Art. 42. De Secretaris zorgt dat maandelijks uit de voogdijregisters een staat getrokken en aan den President ingediend wordt van pupillen, die in de eerstvolgende maand meerderjarig zullen worden, met vermelding van het al dan niet hebben van eenig vermogen en c. q. waaruit het vermogen bestaat en waar dit in beheer is en tegen welke zekerheid. 11 Van een kasboek is geen sprake, omdat de agenten geen kasgeld behoeven.  72 Huishoudelijk reglement. Art. 43. De kas moet dagelijks — uitgezonderd die dagen, waarop de Landsbureaux gesloten zijn — van 9 — 1 uur geopend zijn tot het doen van ontvangsten en betalingen. Art. 44. De Secretaris houdt het kasboek bij. Schriftdelging daarin is verboden; doorhalingen en bijvoegingen in dat kasboek worden door hem geparafeerd. Art. 45. Alvorens overeenkomstig artikel 7 van Staatsblad 1897 no. 231 kwijting te verleenen voor de Kamer, overtuigt de Secretaris zich van de juistheid der betaling. Geen vreemde, valsche, vervalschte, in waarde verminderde, verminkte of geschonden muntspeciën mogen in betaling worden aangenomen. Art. 46. Bij het doen van betalingen verzekert de Secretaris zich dat de voor de ontvangst op de origineele en duplicaat bewijsstukken van uitgaaf gestelde handteekening die is van den rechthebbende. Aan hen, die hunne handteekening niet kunnen stellen, wordt, tenzij een authentieke akte van kwijting mocht worden afgegeven, de betaling niet anders gedaan dan in tegenwoordigheid van twee tot het onder eede afleggen van getuigenis bekwame bij den Secretaris bekende personen die het bewijsstuk der betaling onderteekenen. Wanneer hij die ontvangen moet, is een Inlander of met dezen gelijkgestelde, wordt bij twijfel diens identiteit gestaafd door het Hoofd zijner natie of door twee bij den Secretaris bekende personen, bekwaam om onder eede getuigenis der waarheid af te leggen, die mede het stuk teekenen. ■ Erfgenamen, rechtverkrijgenden, gemachtigden of anderè vertegenwoordigers van schuldeischers moetén in de kwitantiën de  Huishoudelijk reglement. 73 bescheiden vermelden waaruit zij hun recht ontleenen. De Secretaris kan vorderen dat hem die bescheiden worden vertoond en des geraden achtende, ook dat zij worden overgelegd. De gequiteerde origineele ordonnantiën (van betaling) blijven bij de Ka mer berusten. Het bepaalde bij dit en het voorgaand artikel is o0k op de agenten toepasselijk. Art. 47. De Secretaris rapporteert na verhandeling in het kasboek aan de Kamer alle ontvangsten en van de uitgaven alleen die, welke gedaan zijn ten behoeve van de andere Wees- en Boedelkamers, en zulks om de betrokken Kamers voor de verhandeling in hare boeken onmiddellijk daarvan kennis te geven. Hij houdt aan een staat van kleine uitgaven (maandstaat). In dezen staat, welke eens in de maand aan de Kamer wordt ingediend, worden opgebracht de advertentiekosten transportkosten, commissie-en taxatieloonen, zegelkosten en dergelijken, waarvan de dadelijke betaling in het belang der boedels noodzakelijk wordt geacht. Het totaal bedrag van dezen staat wordt maandelijks den Secretaris krachtens besluit bij ordonnantie (van betaling) gerestitueerd, terwijl een copie van den staat wordt gehecht aan de duplicaat ordonnantie (van betaling ). Art. 48. Waar nevens den Secretaris een adjunct-Secretaris en een Kassier bescheiden zijn,kan een gedeelte der werkzaamheden van den Secretaris aan den adjunct Secretaris en den Kassier worden opgedragen. De over te dragen werkzaamheden wor  74 Huishoudelijk reglement. den speciaal vermeld in een door den President te nemen besluit. Art. 49. De ■Secretaris zorgt: a. voor de behoorlijke en juiste opmaking van den staat der traktementen van het personeel, welke staat door den President en door den Secretaris wordt geteekend; b. voor de uitbetaling der traktementen van het personeel, nadat het betrekkelijk betalingstuk van den ordonnateur of hulpordonnateur zal zijn ontvangen en bij 's Lands kas verzilvÉWw^ Art. 50. De Secretaris heeft het beheer over de schrijfbehoeftenfondsen.' Hij is belast met de aanschaffing van de schrijfbehoeften en houdt aanteekening van hetgeen ter zake door hem is uitgegeven. VAN DEN BOEKHOUDER. Art. 51. De Boekhouder heeft het direct toezicht op het personeel bij de afdeeling boekhouding. Hij houdt van dat personeel een presentielijst aan. Art. 52. De Boekhouder brengt, waar noodig, over elk stuk dat hij ontvangt rapport uit of doet voorstellen, welke door President en'leden worden beoordeeld en voert de hem van wege de Kamer gedane opdrachten uit. Hij is verplicht alle door den President, de Leden of den Secretaris verlangde gegevens, betreffende den stand van rekeningen in de boeken voorkomende, te verstrekken. Art. 53. De Boekhouder zorgt voor de aan» en bijhouding van het kasboek der groote kas, de journalen, de grootboeken, de bijboeken, de memorialen en van alle andere tot zijne afdeeling behoorende registers en staten, als: Wees- en Boedelkamer. Register van ontvangsten.  Huishoudelijk reglement. 75 Register van uitgaven. „ „ uit te keeren renten. „ „ verschuldigde renten en aflossingen van beleeningen. )} | af- en teruggeschreven vorderingen tot effenstelling van rekeningen. „ „ aanschrijvingen betreffende de boekhouding, waarop door den Boekhouder steeds het oog moet worden gehouden; verder van een boek van periodieke betalingen, waarin worden tytkiHi:' aangeteekend alle opdrachten der Kamer om te zijner tijd ordonnantiën (van betaling) op te maken, hetzij / maandelijks, kwartaalsgewijze of halfjaarlijks voor uitkeeringen aan voogden of verzorgers van onderstandsgelden of voorloopige renten. Art. 54. (Bb. no. 7511). Het grootboek van de Wees- en Boedelkamer moet de volgende hoofden van rekening bevatten: Groote kas, Kleine kas, , , met bijboe- Liviele nalatenschappen, . . , , king van elke Militaire nalatenschappen, ( , . . v ■ \ .,, administratie tvapitalen van pupillen, . . . j afzonderlijk. Boedels van onder curateele gestelden, Boedels van afwezigen, Failliete en desolate boedels. Beleening-rekening, Kosten van beleeningen, Rekening van interest, Rekening van te veel of te min gevali-  76 Huishoudelijk reglement. deerde renten, Rekening met de Wees- en Boedelkamer te , Kosten wegens betalingen in Nederland, Beheerloon, Leges, Onafgehaalde gelden. Overwinsten van bijzonderen aard, Administratie-rekening van aangekochte perceelen, Grootboek Nationale schuld, Rentelooze kapitalen. Diverse ontvangsten en uitgaven, Legaat van der Liefde '), Reservefonds. Balans. Veranderingen of bijvoegingen in de bij dit artikel vastgestelde hoofden van rekening kunnen door den Directeur van Justitie in overleg met de Algemeene Rekenkamer worden aanbevolen. Art. 55. Het register van af- en teruggeschreven vorderingen tot effenstelling van rekeningen wordt door den Boekhouder in 1 de eerste vergadering van de maanden I Januari en Juli van elk jaar voorgebracht. Art. 56. Aan het hoofd der in de boeken voorkomende rekeningen van civiele- en j militaire nalatenschappen, afwezigen, onder j curateele gestelden en failliete boedels moet 1 de reden van inbeheerneming (ten aanzien j van Europeanen: artikel 360 B. W., ten j opzichte van Vreemde Oosterlingen: de aan- 1 vaarding voor erfgenamen en met betrek- I king tot onbeheerde nalatenschappen: art. j 1127 B. W. dan wel vonnis van den Raad j van Justitie of Landraad) worden vermeld, I ten aanzien van eerstgenoemde twee reke- ] ningen tevens de data van openvalling, van 1) Dit hoofd bestaat alleen in de boeken van de I Weeskamer'te Batavia.  Huishoudelijk reglement. 77 liquidatie en van op staat brenging en aan het hoofd van rekeningen van pupillen, behalve de datum van geboorte, ook de naam van den voogd en zoo deze geen vader is maar denzelfden naam draagt als de pupil, de graad van bloedverwantschap, waarin hij tot den pupil staat. Art. 57. De boekhouder zorgt: a. voor de behoorlijke opmaking en tijdige indiening: Ie. van boedelrekeningen, 2e. van de door de Kamer aan de meerderjarig geworden pupillen te doene rekening en verantwoording, 3e. van slotrekeningen betreffende onbeheerde boedels, 4e. van de staten van nalatenschappen die bij het Ministerie van Koloniën kunnen worden opgevraagd en ontvangen (Staatsblad 1898 no. 63), 5e. van de sumiere rekeningen en verantwoordingen bedoeld bij artikel 465 B. W. 6e van de jaarlijksche verantwoordingen en andere-, jaar- kwartaal- en maandstaten (proefbalansen, rekeningencourant, jaarrekeningen enz.) 7e. van de boedelsgewijze aantooning, den rentestaat en andere voor de vaststelling van het jaarlijksch rentecijfer benoodigde gegevens, 8e. van een staat van over het verloopen jaar toegevallen beheerloonen en geïnde leges, b. voor het behoorlijk examineeren der rekeningen met agenten en met de verschillende Wees- en Boedelkamers en voor het berekenen van verschuldigde beheerloonen, leges, renten op beleeningen enz. De Boekhouder dient voorts na afloop  78 Huishoudelijk reglement. van het beheer der Kamer wanneer eenrer kening nadeelig saldo aanwijst ten spoedigste daarvan mededeeling te doen, ten einde het noodige te kunnen verrichten tot effen' stelling en dient verder halfjaarlijks in: een opgaaf van de beleeningschuldigen, die achterlijk zijn in de betaling van renten of bedongen aflossingen over het afgeloopen semester; een opgaaf alleen van de pupillen der Kamer die bij de Kamer gelden in beheer hebben en meerderjarig zullen worden, met vermelding van het bedrag van ieders gelddelijk vermogen, moetende deze opgaaf in de eerste vergadering van iedere maand worden voorgebracht. Art. 58. De rekeningen van pupillen worden door den Boekhouder alleen, die van de andere boedels door den Boekhouder en het Lid onderteekend. Voor de juistheid van de pupillenrekening zorgt de Boekhouder, voor die van de overige genoemde rekeningen wat betreft de kasposten de Boekhouder en wat aangaat de overige posten het Lid-Commissaris. Art. 59. De Boekhouder zorgt voor de opmaking in duplo van de ordonnantiën (van betaling). De gequiteerde duplicaatordonnantiën (van betaling) behooren bij de verantwoording, die aan de Algemeene Rekenkamer wordt opgezonden. Art. 60. Na vaststelling van het rentecijfer berekent de Boekhouder de renten en doet de noodige voorstellen tot uitbetaling. Art. 61. Waar nevens den Boekhouder een Adjunctboekhouder of een Commiesboekhouder bescheiden is, kan een gedeelte der werkzaamheden van den Boekhouder aan den Adjunctboekhoudet of den  Huishoudelijk reglement. 79 Commiesboekhouder worden overgedragen. De over te dragen werkzaamheden worden speciaal vermeld in een door den President te nemen besluit. VAN DE VERGADERINGEN. Art. 62. De vergaderingen worden bijgewoond, behalve door President, Europeesche Leden en Secretaris, zoo noodig ook "door de Chineeschen en Inlandsche Leden en het buitengewoon Lid, den ambtenaar voor Chineesche zaken. Aan de stemming nemen deel President en Europeesche Leden, in boedelkamerzaken ook de Chineesche en Inlandse heLeden, terwijl het buitengewoon Lid slechts voorlicht en van advies dient. De Leden Stemmen naar rang van ouderdom van dienst en de President het laatst Buiten de gevallen bedoeld bij art. 10 der Weeskamerinstructie mag noch de President, noch eenig Lid bij aanwezigheid zich van stemmen onthouden. Art. 63. De notulen worden in de eerstvolgende vergadering geresumeerd en, na goedkeuring, door den President en de Leden — (daaronder begrepen de Chineesche en Inlandsche Leden en het buitengewone Lid) voor zoover zij de vergadering hebben bijgewoond en bij de resumtie tegenwoordig zijn —, zoomede door den Secretaris onderteekend. De President en de Leden, die wel bij de vergadering doch niet bij de resumtie der notulen zijn tegenwoordig geweest, kunnen in een volgende vergadering hunne bedenkingen tegen het genotuleerde inbrengen. Die bedenkingen worden in de notulen der vergadering, waarin ze zijn ingebracht, opgenomen. Een verwijzing naar die bedenkingen  80 Huishoudelijk reglement. wordt opgenomen in de notulen, waarop zij betrekking hebben. Art.64. Het door den Boekhouder in de eerste vergadering van de maanden Januari en Juli van elk jaar over te leggen register van af- en teruggeschreven vorderingen tot effenstelling van rekeningen wordt nagezien. De verjaarde posten worden doorgehaald, terwijl ten aanzien van de andere posten zoodanige maatregelen worden genomen als in verband met veranderde omstandigheden van den debiteur tot geheele of gedeeltelijke aanzuivering der vorderingen zou kunnen leiden. Art. 65. In de laatste vergadering van de maand December van elk jaar wijst de President het Lid aan dat in het volgend jaar belast wordt met het toezicht op de aan de Wees- en Boedelkamer in eigendom toebehoorende, ter hoofdplaats gelegen perceelen. Bij overplaatsing, ontslag overlijden enz. van het aangewezen Lid, wijst ook hij diens vervanger aan. SLOTARTIKEL. Alle verdere huishoudelijke aangelegenheden, waarin bij dit reglement niet is voorzien, worden door het College in het meeste belang van den dienst geregeld.  Kasbeheer. 81 Ordonnantie van 19 September 1897 St. no. 231, houdende vereeniging totééne massa van de kassen der Weeskamers en der Boedelkamers en beheer dier kassen. IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIË. Den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord ; Allen, die deze zullen zien of hooren lezen Saluut! doet te Weten: Dat Hij, in aanmerking nemende de noodzakelijkheid om in de voorschriften met opzicht tot de bewaring van waarden, de belegging van gelden, den renteplicht, de vaststelling van het rentecijfer en de boekhouding der Wees- en Boedelkamers zooveel mogelijk eenheid te brengen; Lettende op de artt. 20, 27 29, 31 en 33 •van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indiè; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Met intrekking van: a. de artt. 27 t/m 33, 35 t/m 37, 40, 41, 43, 44, de 2e en de 3e alinea van art- 46 van het reglement voor het college van Boedelmeesteren te Batavia, vastgesteld bij art. 1 van het be-  82 Kasbeheer. sluit van den Kommissaris Generaal van | 31 Mei 1828 no. 30 (Staatsblad no. : 46) en bij art. 2 van dat besluit op ] de andere Boedelkamers van toepas- 1 sing verklaard, zooals het is gewijzigd I en aangevuld bij de besluiten van 7 I Januari 1852 no. 1 (Staatsblad no. 4) I en 30 October 1881'no. 2 (Staatsblad l J it r»_ 1 no. Li. i ), ue oraonnanue van z. j uccember 1887 (Staatsblad no. 247) en het besluit van 1 Juni 1891 no. 1 Staatsblad no. 137) en b. de artt. 13 t/m 17, 21, 22, 25 t/m 31, 31a, 32 en 34 der Instructie voor de Weeskamers in NederlandsenIndië (Staatsblad 1872 no. 166), zooals zij is gewijzigd bij de ordonnantiën van 30 October 1881 (Staatsblad no. 220) en 16 Augustus 1894 (Staatsblad no. 175); zoomede van alle verdere met de onderwerpelijke verordening strijdige voorschriften, te bepalen: Art. 1. (St. 191 1 - 586.) De gelden in beheer bij de Weeskamer te Batavia, als zoodanig en als belast met de functiën van het college van Boedelmeesteren aldaar te zamen, evenals die in beheer bij een Weesen Boedelkamer te zamen vormen, bij elk dier colleges ééne kas en ééne administratie. Art. 2. (St. 1914-346.) De inkomsten der Wees- en Boedelkamers bestaan uit: a. het bij de wettelijke bepalingen vastgestelde beheerloon; b: leges, zijnde betalingen voor zekere verrichtingen in de gevallen en tot het bedrag als afzonderlijk is of zal worden bepaald; De Secretarissen en Adjunct-Secretarissen zijn verplicht om bij het berekenen van leges het bedrag Van het daarvoor  Kasbeheer. 83 verschuldigde, zoomede de zegel- en andere rechten in dorso van alle door hen afgegeven stukken afzonderlijk aan te teekenen op straffe eener boete van ƒ 5.— tot ƒ 25.— voor ieder stuk, dat zonder zoodanige aanteekening is afgegeven en waarvoor niet te min leges ontvangen of gevorderd zijn. Art. 3. De groote geldkas der Wees- en Boedelkamer staat onder beheer der Kamer. Die kas is voorzien van drie verschillende sloten, waarvan de sleutels berusten, één bij .den President en één bij elk der oudste twee Leden in benoeming. Ieder zoodanig sleutelbewaarder is hoofdelijk voor alle tekortkomsten in de groote kas verantwoordelijk. Zij moeten gezamenlijk bij iedere opening en sluiting tegenwoordig zijn en mogen hunnen sleutel nimmer aan een ander afgeven. Ingeval van ziekte of van andere wettige verhindering zullen zij hunnen sleutel verzegeld bij de Kamer kunnen en op aanvrage der Kamer moeten inzenden, waarna de Kamer, zoo spoedig mogelijk, en in elk geval alvorens eenige gelden in de groote kas opgenomen of daaruit betaald worden, overgaat tot de opneming van de in de groote kas aanwezige waarden. Van deze opneming wordt proces-verbaal opgemaakt. Art. 4. In de groote kas wordt een boek bewaard, waarin alle ontvangsten en uitgaven moeten worden aangeteekend. Bij het sluiten wordt het door al de sleutelbewaarders en door den Boekhouder geteekend, waarna deze laatste de posten in het contra-grootkasboek inneemt. Art. 5. De kleine kas staat onder het beheer van den Secretaris, die verantwoordelijk is voor alle bevonden minderheden.  84 Kasbeheer. De Secretaris legt in etke vergadering een staat dier kas over. De Kamer bepaalt dan, bij een met redenen omkleed besluit, hoeveel van het saldo in de groote kas overgebracht of met welk bedrag dat saldo aangevuld moet worden. In geen geval mag in de kleine kas meer worden gelaten dan ƒ 8000 — (acht duizend galden. Het kasboek kan op last van den President, zoo dikwijls hij dit noodig acht, en moet maandelijks door eene commissie, bestaande uit een of twee Leden bijgestaan door den Boekhouder, worden geverifieerd; het saldo wordt dan opgenomen. Indien de rekening in orde wordt bevonden, wordt het kasboek door de commissie en den Boekhouder afgeteekend. De commissie doet in de eerstvolgende vergadering verslag van hare bevinding. Art. 6. Alle betalingen geschieden door den Secretaris, bijgestaan waar deze bescheiden is, door den kassier, op ordonnantiën van den President gegrond op de besluiten der Kamer welke daarbij moeten worden aangehaald, De ordonnantiën worden door den Boekhouder in duplo opgemaakt en voor de betaling geregistreerd. Art. 7. De ontvangst van alle gelden geschiedt mede door den Secretaris, bijgestaan waar deze bescheiden is, door den kassier; de kwitantiën moeten vooraf door den Boekhouder voor de registratie en vergelijking worden geteekend. Art. 8. (St. 1900-96, 1905-458, 1911 319.) (1) De bij de Wees- en Boedelkamers beleende landgoederen worden om de drie jaren nauwkeurig opgenomen, indien de hypotheek meer dan een derde bedraagt  Kasbeheer. 85 van de waarde van het goed, berekend op de wijze in het derde, vierde, vijfde en zesde lid van artikel 12 bepaald, anders om .de vijf jaren. (2) De afzonderlijk verbonden huizen worden elk jaar nauwkeurig opgenomen, indien de hypotheek meer dan de helft bedraagt van de waarde van het huis, berekend op de in het vorig lid bedoelde wijze, om de drie jaren, indien zij de helft of minder doch meer dan een derde, en om de vijf jaren, indien zij een derde of minder bedraagt. (3) De uit de opneming voortvloeiende kosten komen voor rekening van de Weesen Boedelkamers, tenzij anders is overeengekomen. (4) De opneming geschiedt: a. binnen het gewest, waarin de Wees- en Boedelkamer gevestigd is, door eene commissie van twee harer leden, door haar in de laatste gewone vergadering in de maand Juni te benoemen; zullende die commissie, zoo de Kamer dit noodig oordeelt, worden bijgestaan door een door de Kamer aan te wijzen en te beëedigen deskundige en van hare bevinding schriftelijk verslag aan de Kamer uitbrengen, zoo noodig vergezeld van voorstellen; b. buiten het gewest, waarin de Weesen Boedelkamer gevestigd is, maar binnen haar ressort, door hare agenten of gecommitteerden, die zich door een door het Hoofd van plaatselijk bestuur aangewezen en beêedigd deskundige kunnen doen bijstaan en schrif- - telijk van hunne bevinding verslag doen; c. buiten haar ressort op een door haar aan de Wees- en Boedelkamer, bin-  86 Kasbeheer. nen wier ressort de goederen gelegen zijn, te richten verzoek, door eene Commissie uit of door de agenten of gecommitteerden van die Kamer, welke het verslag van de bevinding aan de betrokken Kamer toezendt. (5) De in het vorig lid bedoelde verslagen worden in duplo ingediend. Vóór den 1en October van hetzelfde jaar wordt eene expeditie van die verslagen door de Wees- en Boedelkamers, voorzien van hare beschouwingen, gezonden aan den Directeur van Justitie door tusschenkomst van de Algemeene Rekenkamer. (6) De Directeur van Justitie is bevoegd, om bijzondere redenen machtiging te verleenen om de opneming der vastigheden, bedoeld onder letter b en c van het vierde lid van dit artikel, dan wel eene buitengewone opneming van die perceelen te doen plaats hebben door eene commissie van twee leden der Kamer, door haar zelve daartoe aan te wijzen. De bepaling in de tweede alinea onder letter a van het vierde lid is op deze commissie van toepassing. Art. 9. De boeken der Wees- en Boedelkamers worden in duplo en volgens de zoogenaamde Italiaansche methode gehouden, en afgesloten onder den laatsten December van ieder jaar. Een stel dier boeken wordt binnen den termijn, daartoe na overleg met den Directeur van Justitie door de Algemeene Rekenkamer vast te stellen, aan dat college toegezonden, om aldaar onderzocht en verder in bewaring te worden gehouden. Onder ultimo van iedere maand wordt bij elke Wees- en Boedelkamer in duplo een proefbalans uit het grootboek opgemaakt, en een exemplaar daarvan vóór de helft der volgende maand aan den Directeur van  Kasbeheer. 87 Justitie gezonden. Art. 10. Alle titels en papieren benevens de onverkocht geblevene voorwerpen van waarde, behoorende tot boedels welke door de Wees- en Boedelkamers worden beheerd, worden in daartoe bestemde registers nauwkeurig vermeld en ten kantore der Wees- en Boedelkamer in een goed gesloten ijzeren brandkast bewaard. De edelgesteenten en dergelijke kostbaarheden worden, met opgave van hun kenteekenen en waarde behoorlijk omschreven en daarna verzegeld; een strookje perkament, houdende vermelding van den naam des eigenaars, wordt er door middel van een zegel aan vastgehecht. De Secretaris is met de opmaking der registers en de verzegeling belast. De registers worden door hem met den Commissaris van de maand geteekend. Het verzegelen, registreeren en inpakken van bedoelde kostbaarheden geschiedt in volle vergadering. De sleutel der brandkast berust onder den President. Art. u. (1902-240, 1909-429, 1910600, 1915-519.) De Wees- en Boedelkamers mogen de gelden onder haar administratie tot onderscheidene boedels behoorende niet afzonderlijk beleggen maar moeten die, als tot dezelfde massa of kas behoorende of daarin gestort, op haar eigen naam uitzetten op een der wijzen bij het tweede lid van artikel 391 van het Burgerlijk Wetboek bepaald, met dien verstande dat voor belegging ook in aanmerking kunnen komen schuldbrieven aan toonder ten laste van Nederlandsch-lndië alsmede schuldbrieven van gewesten of gedeelten van gewesten met eigen geldmiddelen in Nederlandsch-lndië.  88 Kasbeheer. De gelden, welke niet op de in de vorige alinea bedoelde wijze kunnen worden uitgezet en niet dadelijk benoodigd zijn, kunnen geheel of gedeeltelijk bij een of meer van de door den Directeur van Justitie aan te wijzen bankinstellingen of bij hare agentschappen in giro-deposito gegeven worden. Zij zijn verplicht hetgeen van de inkomsten harer pupillen na aftrek der verteering overschiet in de massa te brengen, zoodra het batig slot het vierde gedeelte der gewone inkomsten van den minderjarige te boven gaat. De verplichting tot massale uitzetting bestaat niet ten aanzien van die gelden welke bij de overneming door de Wees- en Boedelkamers reeds waren uitgezet en — hetzij vermoedelijk zoo kort onder beheer dier Kamers zullen blijven — hetzij zoo voordeelig zijn geplaatst dat het blijkbaar schadelijk zou zijn, die los te maken en in de massa te brengen. De Wees- en Boedelkamers beoordeelen of een dier gevallen aanwezig is. De in massa uitgezette gelden zijn voor rekening van de gezamenlijke geadministreerden. De gelden, die overeenkomstig het bepaalde bij de vierde alinea van dit artikel afzonderlijk zijn uitgezet, zijn voor rekening der geadministreerden aan wie zïi toebehooren. Art. 12. (St. 1900-96.) (1) De Weesen Boedelkamers houden zich bij het uitzetten der gelden aan de volgende voorschriften. (2) Geene gelden worden uitgezet op: a. rechten van opstal, hetzij de gebouwen behooren tot eene al dan niet met het Gouvernement in contract staande onderneming, hetzij ze dienen tot de uit-  Kasbeheer. 89 oefening van eenig ander bedrijf of beroep, dan wel alleen als woningen worden gebezigd; b. établissementen van landbouw, staande op particulieren grond, maar waarvan de bouwgronden niet zijn het eigendom van hen, aan wie de établissementen toebehooren. (3) De bepaling van de onbezwaarde waarde der goederen, waarop de hypotheek wordt verleend, is geheel overgelaten aan het beleid van de Wees- en Boedelkamers, die daarbij met de meest mogelijke omzichtigheid te werk gaan. (4) Zij letten daarbij op den laatsten openbaren verkoopprijs, op de verkoopwaarde tijdens de beleeningsaanvrage, op den aanslag in de verponding en zoo noodig op de taxatie van twee deskundigen, zonder evenwel op een en ander onvoorwaardelijk af te gaan. (5) In geen geval mag de beleening meer bedragen dan twee derde gedeelten der verpondingswaarde of, indien de taxatiewaarde lager is dan de verpondingswaarde, dan twee derde gedeelten der taxatiewaarde, behoudens vermeerdering met twee derde gedeelten van de door hoogstens twee door de Wees- en Boedelkamers aan te wijzen deskundigen geschatte hoogere waarde, welke het perceel na den laatsten aanslag in de verponding kan hebben verkregen, door bijbouwing of belangrijke herstelling aan het gebouwde. (6) Op vaste goederen, welke nog niet in de verponding zijn aangeslagen, mag de beleening niet meer bedragen dan tweederde gedeelten van de waarde, waarop zij door hoogstens twee door de Wees- en Boedelkamers aan te wijzen deskundigen zijn geschat.  90 Kasbeheer. (7) In de voor de beleeningen op te maken schuldbrieven wordt bedongen: a. dat, bij gebreke van behoorlijke voldoening der hoofdsom (waaronder ook te verstaan de hierna te vermelden aflossingen), of van de betaling der verschuldigde renten, de Wees- en Boedelkamer onherroepelijk zal zijn gemachtigd het verbonden perceel in het openbaar te doen verkoopen, ten einde uit de opbrengst te verhalen zoowel de hoofdsom, als de renten en de kosten ; b. dat, indien het bij een nieuwen aanslag in de verponding mocht blijken, dat de vóór dien aanslag geleende som op eenig goed meer bedraagt dan twee derde gedeelten der nieuwe verpondingswaarde de geldleener zich verbindt dat meerdere af te lossen in zoodanige termijnen als de Wees- en Boedelkamer ter verzekering van hare belangen zal noodig achten; c. dat, indien bij een periodieke opneming van het verbonden perceel de waarde hiervan sedert het toestaan der beleening in bedenkelijke mate blijkt te zijn gedaald, de geldleener zich verbindt tot aflossing van zoodanig gedeelte en in zoodanige termijnen als de Wees- en Boedelkamer ter verzekering van hare belangen zal noodig achten; en, wat betreft de beleeningen bedoeld in de vorige alinea, ook: d. dat de geldleener zich verbindt hetgeen bij een aanslag in de verponding meer mocht blijken te zijn geleend dan twee derde gedeelten van de verpondingswaarde af te lossen, in zoodanige termijnen als de Wees- en Boedelkamer ter verzekering van hare belangen zal  Kasbeheer. 91 noodig achten. ') Art. 13. (St. 1909 - 502.) Bij het uitzetten van gelden op hypotheek wordt het aan de zorg der Wees- en Boedelkamers oyergelaten om in het belang der geadministreerden de hoogste renten en voordeeligste voorwaarden te bedingen en steeds uitdrukkelijk als voorwaarde te stellen, dat de renten zonder eenige aanmaning ten kantore der Wees- en Boedelkamers moeten worden betaald op den laatsten Juni en den laatsten December van elk jaar. De Wees- en Boedelkamers zijn verplicht, om aan hen, die achterlijk zijn in de voldoening van de rente, beleeningen op te zeggen en, zoo noodig tegen hen een rechtsvordering , tot aflossing van kapitaal en voldoening van renten in te stellen, tenzij het in het belang van de geadministreerden wenschelijk wordt geacht eenig uitstel van betaling te geven. Art. 14. (St. 1905-346, 1914-346.) Alleen over de kapitalen, welke door de Wees- en Boedelkamers ten behoeve harer geadministreerden moeten worden uitgezet en vijf en twintig gulden of meer bedragen, wordt rente te goed gedaan, berekend over ronde sommen en wel over de veelvouden van tien gulden. 1) Bij besluit van den Gouverneur - Generaal van Nederlandsch-lndië van 2 November 1905 no. 27, St. no. 549 is goedgevonden en verstaan: Met wijziging in zoover van de besluiten van 18 December 1863 no. 12 (Staatsblad no. 180) en van 8 Maart 1865 no. 19 (Staatsblad no. 24), aan de Weeskamer te Batavia, ook als zoodanig belast met de funcSien van het College van Boedelmeesteren aldaar, aande overige Wees- en Boedelkamers in Nederlandschlndië, aan enz. de bevoegdheid te verleenen om bij verkoopingen als in dte besluiten bedoeld op te bieden tot bet beloop der beleende som, vermeerderd met alle op het oogenwik van den verkoop nog achterstallige renten en met de kosten voor zoover volgens de hypotheekakte de hypotheek ook tot zekerheid van die renten en kosten gesteld is.  92 Kasbeheer. De rente gaat in met het kwartaal, volgende op dat, waarin de gelden feitelijk onder beheer zijn gekomen en eindigt: wat de tot onbeheerde nalatenschappen behoorende kapitalen betreft, met den laatsten dag van het kwartaal, voorafgaande aan de bekendmaking in de Javasche Courant van de verevening dier boedels door de Wees- en Boedelkamers ; wat andere kapitalen betreft, met den laatsten dag van het kwartaal, voorafgaande aan de uitkeering, met dien verstande dat over de kapitalen van meerderjarig geworden pupillen,N wanneer het slot van rekening aan dezen verschuldigd kan worden gedaan, de rente niet verder wordt uitgekeerd dan tot den laatsten dag van het kwartaal, voorafgaande aan de verstrijking van den termijn van één jaar, nadat de oorzaak van het beheer heeft opgehouden. , Art. 15. Het rentecijfer, dat over het afgeloopen jaar, over de door de Weesen Boedelkamer op eigen naam uitgezette gelden zal worden te goed gedaan, wordt vóór of op ultimo Mei van het daaropvolgend jaar door den Gouverneur-Generaal op voorstel van den Directeur van Justitie vastgesteld, ') Om tot die vaststelling te geraken, zendt iedere Wees- en Boedelkamer in de maand Januari van elk jaar aan den Directeur van Justitie een staat, inhoudende: a. een boedelsgewijze aantooning van al de kapitalen en verder ontvangen gelden gedurende het voorgaande jaar door haar beheerd of in beheer genomen, waarover volgens het voor' gaand artikel rente moet worden vergoed, zoomede van den duur van dat 1) Over de jaren 1910 t/m 1913 bedroeg dit 4 1/2 % over het jaar 1914 5%, over het jaar 1915 6 %.  Kasbeheer. 93 beheer, uitgedrukt in kwartalen; b. een opgave van het gezamenlijk bedrag der rente gedurende het beheerjaar met de massaal uitgezette gelden gekweekt; c. een opgave van het gezamenlijk bedrag der kosten gedurende het beheerjaar met opzicht tot de in massa uitgezette gelden gemaakt. De Staatsuitgaven, zijnde de kosten van personeel en lokaliteit en van bureau- en lokaalbehoeften, zijn daaronder niet begrepen; d. een opgave der verliezen, zoo deze geleden zijn, onder mededeeling der redenen, waaraan deze verliezen zijn toe te schrijven. Uit deze staten, waarbij mede wordt in aanmerking genomen het overschot, bedoeld bij het laatste lid van art. 16, wordt ten spoedigste door den Directeur van Justitie een algemeene staat opgemaakt, aanwijzende het bedrag der gelden over welke rente moet worden tegoed gedaan dat gedurende elk kwartaal onder beheer is geweest, het bedrag der gedurende het geheele jaar gemaakte rente, het bedrag der kosten, welke niet komen voor rekening van den lande en de geleden verliezen, welke komen ten laste der gezamenlijke geadministreerden. Als verlies wordt beschouwd de vermindering die het uitgezette kapitaal ondergaat, doordien de uitgeleende som niet ten volle kan worden verhaald of doordien een aangekocht onroerend goed bij lateren verkoop minder opbrengt dan de kosten van aankoop en verbetering. De Gouverneur-Generaal beslist ten laste van welk jaar de verliezen komen, met inachtneming van het beginsel dat het ver-  94 Kasbeheer. lies wordt gebracht ten laste van het jaar waarin de verkoop van het verbonden goed tot verhaal der schuld of de verkoop van het aangekochte goed plaats heeft, ten ware er gegronde verwachting bestaat, dat verhaal op den persoon van den schuldenaar of de borgen zal plaats hebben. In mindering van de geleden verliezen wordt gebracht hetgeen een aangekocht onroerend goed bij lateren verkoop meer opbrengt dan de kosten van aankoop en verbetering. Gaat de meerdere opbrengst de in het jaar van den verkoop geleden verliezen te boven, of zijn er in dat jaar geen verliezen geleden, dan wordt het bedrag der in dat jaar gekweekte renten verhoogd. De Directeur berekent uit deze gegevens welk rentecijfer kan worden te goed gedaan en stelt, onder overlegging 'van den verzamelstaat en de staten van de verschillende Wees- en Boedelkamers, den Gouverneur-Generaal voor het cijfer vast te stellen. Van deze vaststelling, wordt door den Directeur met gelijktijdige bekendmaking van den verzamelstaat aan belanghebbenden mededeeling gedaan door middel van het officieel nieuwsblad. Art. 16. Zoodra het rentecijfeèi is vastgesteld, berekent de Directeur van Justitie of, en zoo ja hoeveel elke Wees- en Boedelkamer voor restitutie van de gezamenlijke kosten door de Kamer betaald voor het gezamenlijk aandeel der door haar beheerde boedels, in het zuiver bedrag der geheele gekweekte rentemassa en voor het bedrag der verliezen, welke ten laste van de massa behooren te komen, meer toekomt dan het bruto bedrag der gekweekte renten, en zendt aan haar voor dit meer-  Kasbeheer. 95 der bedrag een ordonnantie van betaling, bij de betrokken lands kas te verhandelen onder het hoofd ,,Rekening der Weesen Boedelkamers''. Blijkt het bruto bedrag der gekweekte rente hooger te zijn dan het der Kamer toekomend bedrag, dan wordt door genoemden Departementschef aan den betrokken ontvanger van 's lands kas opgedragen dat meerdere bedrag in te vorderen. Bovendien wordt na verkregen machtiging der Regeering, uitgereikt eene ordonnantie van betaling voor het bedrag der geleden verliezen, welke niet ten laste van de geadministreerden behooren te komen. Indien het totaal der gekweekte renten meer bedraagt dan dat der uitbetaalde renten, wordt het overschot als bate opgebracht bij de berekening van het rentecijfer van het volgend jaar. Art. 17. (1902-240.) De eigenaars der kapitalen, bedoeld bij de vierde alinea van artikel 11, deelen niet mede in de uit de massa gekweekte renten, doch ontvangen de renten, welke hunne kapitalen hebben opgebracht. De laatste zinsnede van art. 14 is op die renten niet toepasselijk. Art. 18. In geval zulks door geadmi. nistreerden mocht verlangd of in hun belang onvermijdelijk bevonden worden, kan gedurende het jaar van beheer, in afwachting van de vaststelling van het rentecijfer ten volgenden jare, door de Wees- en Boedelkamers eene voorloopige uitkeering van renten worden gedaan tot een bedrag van drie ten honderd 's jaars en zulks kwartaalsgewijze, halfjaarlijks of over het geheele beheerjaar in eens, ter keuze van belanghebbenden of ter beoordeeling van de Kamer.  96 Kasbeheer. Het verschil tusschen het aan een geadministreerde voorloopig toegelegd bedrag en dat, t welk na de vaststelling van het I rentecijfer blijkt hem toe te komen, wordt, 1 indien het verschil in zijn voordeel is, hem onverwijld uitgekeerd, en zoo het in zijn nadeel is met zijn aandeel in de renten I over het loopend beheer jaar verrekend of zoo dit niet mogelijk is van hem teruggevorderd. Art. 19. Van de den geadministreerden ! toekomende renten wordt het der Kamer j toekomend beheerloon afgetrokken. In het eerste kwartaal van elk jaar zenden de Wees- en Boedelkamers aan den Directeur van Justitie een staat van de door I haar over het verloopen jaar toegevallen I beheedoonen en geinde leges. Het bedrag wordt in 's Lands kas gestort ten bate van den lande. Art. 20. Waar in deze ordonnantie I wordt gesproken van Wees- en Boedel- I kamers wordt daaronder mede verstaan de Weeskamer te Batavia, als zoodanig en als belast met de functiën van het College I van Boedelmeesteren aldaar. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt I in werking op den eersten Januari 1898. En opdat enz. Gelast enz. Gedaan te Buitenzorg, den 19den September 1897. VAN DER WIJCK. De Algemeene Secretaris, A. D. H. HERINGA. Uitgegeven den vier en twintigsten September 1897. De Algemeene Secretaris, A. D. H. HERINGA. si  Leges, beheerloon. 97 Publicatie van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië van 13 October 1854, St. no. 79, houdende bepalingen betreffende het beheerloon van Wees- en Boedelkamers in Nederlandsch-lndië. ') VAN WEG-E EN IN NAAM DES KONINGS. DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-IND1Ë, Den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut; doel te weten: dat Hij na het hooggeregtshof van Nederlandsch-lndië te hebben gehoord, heeft goedgevonden en verstaan : Eerstelijk: Krachtens art. 466 van het Burgerlijk Wetboek en 37 van de Algemeene bepalingen van wetgeving. onder nadere goedkeuring des Konings, art. 411 en 466 van het Burgerlijk Wetboek, art. 849 van het wetboek van Koophandel, art. 22 en 23 van de bepalingen omtrent de invoering van en den overgang tot de I nieuwe wetgeving, en alle verdere bepalingen, buiten die wettelijke verordeningen, zoodanig te wijzigen of uit te leggen, f 1) Voor de Koninklijke goedkeuring zie St. 1856 no. 63. 7  98 Leges, beheerloon. dat de weeskamers en boedelkamers in Nederlandsch-lndië, het kollegie van boedelmeesteren en het sequestraat te Batavia, zoowel de agenten als de gekommitteerden van die kollegien, als de éénige belooning voorhet van den eersten Januari] 1855 gevoerd beheer, slechts zullen mogen genieen: ') Art. 1. Een en een half ten honderd over alle gelden, welke bij of na den aanvang van het beheer worden gevonden of overgenomen. Art. 2. Een en een half ten honderd over de waarde van alle roerende en onroerende goederen, effekten en geldswaardige papieren, welke bij of na den aanvang van het beheer worden gevonden of overgenomen, voor zooverre die voor de regthebbenden worden aangehouden " Art. 3. (St 1914-346.) Drie ten honderd over het zuiver bedrag van de bij of na den aanvang van het beheer gevonden of overgenomen wordende effecten en geldswaardige papieren, voorzoover die ingevorderd worden, in welk geval de bij artikel 2 omschreven berekening niet zal plaats vinden of zal worden herroepen, zullende bovendien de agenten, wier tusschenkomst door de kamers wordt ingeroepen voor het minnelijk incasseeren van vorderingen, daarvoor een, over het ingevorderd bedrag van elke vordering te berekenen, commissieloon genieten van: 10 /o over bedragen van ƒ 500. — en minder, of over de eerste f 500. —, zoo het bedrag hooger is; 5 °/o over het gedeelte dat ƒ 500. —, 1) Voor het beheerloon in failliete boedels, zie Art. 69 der Failiissementsverordening, zooals dat luidt krachtens St. 1915 no. 380. Volgens Bb. no. 4244 behoort ook voor het beheer van boedels van afwezigen en onbeheerde nalatenschappen beheerloon In rekening te worden gebracht.  Leges,' beheerloon. 99 doch niet ƒ 50.000.— te boven gaat; 2H % over het gedeelte dat ƒ 50.000.—, doch niet ƒ 100.000. — te boven gaat; 1% over het gedeelte dat ƒ 100.000.— te boven gaat. Art. 4. Drie ten honderd over het zuiver bedrag van de bij of na den aanvang van het beheer gevonden of overgenomen wordende effekten en geldswaardige papieren, voor zooverre die ingevorderd worden; in welk geval de bij art. 2 omschrevene berekening geene plaats zal vinden of zal worden herroepen. Art. 5. Drie ten honderd over alle inkomsten, welke na het aangevangen beheer ontvangen worden. stiw>"'viifc$ö||i Art. 6. (St. 1914 - 346.) Twee ten honderd < van alle uitgaven, welke gedurende het beheer gedaan worden, uitgezonderd die terzake van leges door de weeskamers overeenkomi stig het voor haar vastgesteld tarief berekend. Art. 7. (St. 1898-280, 1902-7, 1914346.) Het beheerloon wordt berekend over heele tientallen van guldens met verwaarloozing van overschietende gedeelten, die minder dan ƒ10. — bedragen, terwijl geen beheerloon wordt in rekening gebracht aan boedels, insolvente uitgezonderd, waarvan de baten, ongerekend de lasten, minder bedragen dan ƒ 100. — Ten tweede, enz. En opdat enz. Gelast enz. Gegeven te Buitenzorg, den 13den Oktober 1854. DUYMAER VAN TWIST. Ter ordonnantie van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië. De fungd. Algemeene Secretaris, DE WAAL,  100 Leges, beheerloon. Ordonnantie van 11 April 1914, St. no. 345, houdende wijziging van de bepalingen betreffende de door de Weeskamers te heffen leges. IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIË. Den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Allen, die deze zullen zien óf hooren lezen, Saluut! doet te weten : Dat Hij, wijziging willende brengen in de bepalingen betreffende de door de Weeskamers te heffen leges; Lettende op de artikelen 21, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-lndië; Heeft goedgevonden en verstaan; Art. 1. De ordonnantie van 15 October 1898 (Staatsblad no. 280), zooals die sedert is aangevuld en gewijzigd, wordt ingetrokken. Art. 2. Het bij de in het voorgaand artikel bedoelde ordonnantie vastgesteld „Tarief van leges voor de Weeskamers in Nederlandsch-lndië" wordt vervangen door het bij deze ordonnantie behoorend gelijknamig tarief. Art. 3. De Weeskamers berekenen bij de uitoefening der functiën van College van Boedelmeesteren of Boedelkamer, onverschillig of de werkzaamheden worden verricht door bij haar bescheiden ambtenaren dan wel door hare agenten in hunne hoedanigheid van gecommitteerden, de leges in het in artikel 2 vermeld tarief bepaald, met uitzondering van die, bedoeld in de paragrafen 6, 7, 8, en 15.  Legès, beheerloon. tot Art. 4. De everiredige leges, vastgesteld in de paragrafen 10 tot en met 14 van het tarief.wordèn berekend over heele tientallen van guldeps met verwaarloozing van overschietende gedeelten die minder dan tien gulden bedragen. Waar in genoemde paragrafen gesproken wordt van berekening der leges over het eindbedrag of het saldo, wordt daaronder verstaan het eindbedrag of het saldo, vóórdat de daarbij bedoelde leges in rekening zijn gebracht. Art. 5. Geen leges worden in rekening gebracht voor werkzaamheden ten behoeve van boedels—failliete en insolvente uitgezonderd—waarvan de baten, ongerekend de lasten, minder bedragen dan ƒ 100. - (één honderd gulden). Eveneens worden geen leges in rekening gebracht voor werkzaamheden ten behoeve van personen, die onvermogend zijn. Het onvermogen van personen, die niet door de Weeskamer worden vertegenwoordigd, moet blijken uit een certificaat afgegeven door het hoofd van plaatselijk bestuur hunner woonplaats. Art. 6. Deze ordonnantie treedt in werking op 1 Mei 1914. En opdat enz Gelast enz. Gedaan te Tjipanas, den 11den April 1914. 1DENBURG De lste Gouvernements Secretaris, E. MORESCO. Uitgegeven den achttienden April 1914. De 1 Gouvernements Secretaris, E. MORESCO. (Besluit van den Gouverneur-Generaal van 11 April 1914 no. 7).  102 Leges, beheerloon. TARIEF van leges voor de Weeskamers in Nederlandsch-lndië. De Weeskamers berekenen, onverschillig of de werkzaamheden door bij haar bescheiden ambtenaren dan wel door hare agenten worden verricht, de volgende leges: § 1. Voor vacatiën buiten het gebouw, waarin het college gevestigd is, of, wanneer het werkzaamheden betreft door de agenten als zoodanig verricht wordende, buiten het gebouw waar deze gewoon zijn kantoor te houden: voor een vacatie van twee uren of minder ƒ6.- voor elk volgend uur of overblijvend gedeelte daarvan ƒ3.—, met dien verstande dat niet meer dan ƒ 20. - voor één dag mag worden berekend. § 2. Voor een beschikking op een rekest om inlichtingen of om uitkeering van gelden ƒ I.—. § 3. Voor een afschrift of uittreksel van een geschrift, dat op verzoek wordt uitgereikt aan bijzondere personen, aan landsdienaren in hun persoonlijk belang of aan colleges niet op openbaar gezag ingesteld, per bladzijde gewoon papier inhoudende twintig regels, elk van twaalf lettergrepen of gedeelte daarvan ƒ 1.— met dien verstande dat dit bedrag voor de laatste bladzijde ook verschuldigd is indien zij ten minste vijf regels van gemelden inhoud bevat. § 4. Voor het zoeken in het archief van stukken, waarvan geen afschriften of uittreksels worden gevraagd: wanneer het jaar, waarop de stukken betrekking hebben, is aangewezen ƒ 1.—  Leges, beheerloon. 103 wanneer geen of meer dan één jaar is aangegeven voor het eerste jaar, waarover het onderzoek heeft geloopen ƒ I.— en bovendien voor elk ander jaar ƒ0.50 tot een maximum van ƒ 10.—. Het zoeken in het archief naar stukken welke nog geen jaar oud zijn geschiedt kosteloos. § 5. Voor het verleenen van toestemming tot het aangaan van een huwelijk ƒ 10.— daaronder begrepen het beschikken omtrent het ontwerp der huwelrjksche voorwaarden zoo dit bij het verzoek om toestemming is gevoegd. § 6. Voor eene schriftelijke oproeping van bloedverwanten of aangehuwden van een minderjarige om in bij wettelijke bepaling voorziene gevallen over diens belangen te worden geraadpleegd, per brief ƒ 1. — . § 7. Voor het afnemen aan een voogd van den eed voorgeschreven bij artikel 362 van het Burgerlijk Wetboek, daaronder begrepen het opmaken der akte van beëediging in duplo en het uitreiken van een afschrift dier akte aan den beëedigde ƒ3.— . § 8. Voor het opmaken eener akte van verklaring of erkenning van bestaande zwangerschap, als bedoeld bij artikel 45 der instructie voor de Weeskamers in N ederlandsch-Indië (Staatsblad 1872 no. 166), de kennisgeving aan den Officier van Justitie inbegrepen, ƒ3.—. § 9. Voor het registreeren van een uitersten wil, daaronder begrepen het stellen daarop van de aanteekening der gedane registratie en het doen van de vereischte schriftelijke kennisgevingen, ƒ5.— , of, wanneer de acte meer dan 6 bladzijden bevat, ƒ 10.—. § 10. Voor verrichtingen of bemoeiingen ter zake van:  104 Leges, beheerloon. a. akten van boedelbeschrijving'. 1 °/0 over de baten, ongerekend de lasten der akte; b. akten van boedelscheiding dan wel de rekening en verantwoording bedoeld bij artikel 1036 van het Burgerlijk Wetboek in de gevallen waar deze in plaats van een akte van boedelscheiding als grondslag voor de verdeling van den boedel wordt gebezigd: \°/o van het te verdeden bedrag; c. verhuring of verpachting: 1 °/0 van de huur of pachtsom voor den geheelen, voorafbepaalden dan wel stilzwijgend verlengden huurtijd; d. de Opmaking of de medewerking tot de opmaking eener notarieele of onderhandsche akte betreffende eenige andere handeling of overeenkomst: 1 °/o van de waarde van het voorwerp der handeling of overeenkomst, of indien die waarde uit de akte niet blijkt. / 10.-; een en ander met inbegrip van de vacatiegelden bedoeld in § 1. Hetgeen van deze bedragen aan deelgerechtigden of rechthebbenden, wier belangen niet door de Weeskamers worden waargenomen, of die niet door de Weeskamers worden vertegenwoordigd, toekomt, wordt, vóórdat de berekening der leges plaats heeft, afgetrokken. § 11. Voor het doen van rekening en verantwoording bij het eindigen van eenig geldelijk beheer in zake: 1. failliete en insolvente boedels: over de baten der boedels in de rekening en verantwoording vermeld, 2. de overige boedels: H% over het saldo der rekening en verantwoording, § 12. Voor het onderzoek van elke  Leges, beheerloon. 105 rekening en verantwoording door een aan de Weeskamer rekenplichtige bij het College ingediend: K°/0 te berekenen over het saldo der rekening. § 13. Voor het opmaken van den staat bedoeld bij artikel 93 van de Faillissementsverordening of van den staat van verdeeling' in insolvente boedels zoomede voor het opmaken van de uitdeelingslrjst bedoeld bij artikel 175 dier verordening: l°/0 berekend respectievelijk over de baten van den staat en over de onder de crediteuren te verdeden som. § 14. Voor het treffen van dadingen, akkoorden en schikkingen, bedoeld bij artikel 100 der Faillissementsverordening: ™°/0. te berekenen over het totaal der betrekkelijke vorderingen. § 15. Voor een door de Faillissementsverordening voorgeschreven oproeping per brief, ƒ l.-. § 16. Voor het opmaken van een bij wettelijke bepaling bevolen aankondiging, /2.-. Behoort bij de ordonnantie van I 1 April 1914 (Staatsblad no. 345:) Mij bekend: De lste Gouvernements Secretaris, E. MORESCO. Missive Gouvernements Secretaris van 9 December 1902, Bb. no. 5863 betreffende het heffen van beheerloon door de weeskamers. De Regeering! heeft beslist dat door de Weeskamers die als voogd overeen minderjarige optreden, alleen dan beheerloon in rekening mag worden gebracht, wanneer die colleges het beheer over het vermogen van  106 Leges, beheerloon. dien minderjarige in zijn vollen omvang j uitoefenen, en dus niet, wanneer zij slechts j op den voet van artikel 55 der Instructie voor de Weeskamers in de waarneming van eenige voogdij voorzien. Circulaire van den Directeur van Justitie 1 van 27 September 1906, Bb. no. 6620, betreffende de heffing van leges door de j Weeskamers in geval van door in Nederland woonachtige, door tusschen- I komst van het Ministerie van Koloniën I gevraagde inlichtingen. Aan de Weeskamers in Nederlandsch- I Indië (met uitzondering van Soera- I baja). No. 8269. Batavia, den 27sten September 1906. Door een der Zuster-Colleges is onder mijn aandacht gebracht dat vaak verzoeken waarbij door in Nederland woonachtige personen om inlichtingen, door eene Weeskamer te verstrekken, gevraagd wordt omtrent de nalatenschap van een hier te lande overleden persoon, bij het Ministerie van I Koloniën worden ingediend en door tus- I schenkomst van dat Ministerie aan mijn I Departement worden toegezonden met verzoek die inlichtingen te verstrekken, zoodat I alsdan niet de leges gevorderd kunnen I worden, die de Weeskamer ingevolge het tarief in Staatsblad 1898 No. 280 zou berekend hebben, wanneer belanghebbenden zich om inlichtingen als vorenbedoeld rechtstreeks tot de betrokken Weeskamers gewend hadden. De Regeering heeft deze opmerking ter  Leges, beheerloon. 107 kennisse van den Minister van Koloniën gebracht. (') Van dezen Staatsman is thans het bericht ontvangen dat z. i. in gevallen als in den aanhef dezes bedoeld, de Weeskamers w è 1 dezelfde leges kunnen vorderen, die haar toekomen wanneer dergelijke verzoeken rechtstreeks tot haar worden gericht. Het Departement van Koloniën zendt dan nl. niet als Regeering, maar als gemachtigde vandeWeeskamers die verzoeken door en brengt in deze zelfde hoédanigheid de inlichtingen aan de verzoekers over. Uwe Kamer gelieve in den vervolge hiermede rekening te Willen houden. De Directeur van Justitie, voor den Directeur/ de wd. Secretaris, P. J. GÉBEL. (1) Besluit 29 Juni 1906 No. 14.  108 Samenstelling en bezoldiging. Ordonnantie van 24 Maart 1875, St. no. 88, tot regeling van het getal, het ressort en de samenstelling van de weeskamers. IN NAAM DES KONINGS! DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIE, Den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord: Atten, die deze zullen zien of hooren lezen, Salutl doet te Weten: Dat Hj, wenschende gevolg te geven aan het voorschrift van art. 2 der Instruktie voor de Weeskamers in Nederlandsch-lndie, opgenomen in Staatsblad 1872 no. 166; Lettende op de art. 20, 29, 31 en 33 van het reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-lndie; Heeft goedgevonden en verstaan: Met intrekking der algemeene verordeningen, waarbij regelingen zijn vastgesteld omtrent de hoegrootheid en bezoldiging van het personeel, worden het getal, het ressort en de zamenstelling van de Weeskamers in Nederlandsch-lndie vastgesteld als volgt: , Art. L (St. 1897-293 ) In het rechtsgebied van den Raad van Justitie te Bataoia is  Samenstelling en bezoldiging. 109 de Weeskamer gevestigd te Batavia en zamengesteld uit: 1 president, 4 Europeesche leden. (vgl. St. 1885 no. 15).') 3 Chineesche leden, van welke één geene bezoldiging zal genieten, doch gedurende den tijd, dat hij als zoodanig werkzaam is den titel zal dragen van kapitein zijner natie, (vgl. St. 1885 no. 15 en 1892 no. 243.) 2 Inlandsche leden, (vgl. St. 1885 no. 15) 1 secretaris, en 1 adjunct-secretaris, i Art. 2. (St. 1881 -26.) In het rechtsgebied van den raad van justitie te Semarang is de weeskamer gevestigd te Semarang en te zamengesteld uit: 1 president, 3 Europeesche leden, 1 secretaris, 1 adjunct-secretaris. Bij St. 1873 no. 148 waren aan deze weeskamer met Het oog op de opdracht aan dat college van de functiën der boedelkamer reeds toegevoegd: twee Chineesche leden twee, sedert St. 1892 no. 64 één Inlandsch lid. Art. 3. (St. 1899-240, 1903-46. 1913-174). In het regtsgebied van den Raad van Justitie te Soerabaija is de Weeskamer gevestigd te Soerabaija en te zamengesteld uit: 1 president,, 4 Europeesche leden, 1 sekretaris, 1 adjunkt-sekretaris, 1) Het buitengewoon lid is vervallen bij St. 1916 no. 377.  I t O Samenstelling en bezoldiging Bij St. 1873 no. 148 waren aan deze Weeskamer met hel oog op de opdracht aan dit college van de functiën van de boedelkamer reeds toegevoegd: 1 Chineesch liden 1 Irdandsch lid. Art. 4. In het regtsgebied van den Raad van Justitie te Padang is de Weeskamer gevestigd te Padang en te zamengesteld uit: 1 president, 2 Europeesche leden, 1 secretaris. Bij St. 1873 no. 148 waren aan deze weeskamer met het oog op de opdracht aan dat college van de functiën van de boedelkamer reeds toegevoegd: n / Chineesch lid en 1 Inlandsch lid. Art. 5. (St. 1877-76. 1882-74). In het regtsgebied van de Raden van Justitie te Makassar en Ternate ') is de Weeskamer gevestigd te Makasser en samengesteld uit: 1 president, 2 Europeesche leden, 1 secretaris. Bij St. 1873 no. 148 was aan deze weeskamer met het oog op de opdracht aan dit college van de functiën van de boedelkamer reeds toegevoegd: 1 Chineesch lid, terwijl bij St. 1882 no. 74 nog een Inlandsch daaraan is toegevoegd. Art. 6. (St. 1882-74, 1907-480). In het rechtsgebied van den raad van justitie te Medan is de weeskamer gevestigd te Medan en samengesteld uit: 1 president, 2 Europeesche leden, 1) Na de opheffing van den raad van justitie te Ternate schijnt dit artikel niet veranderd te zijn.  Samenstelling en bezoldiging. 1 I | 1 secretaris. Bij St. 1907 no. 480 zijn met wijziging van St. 1873 no. 148 aan de weeskamer te Medan nog toegevoegd: 1 Chineesch lid. en 1 Inlandsch lid. Art. 8. (Vervallen bij St. 1877-76), Art. 9. Enz. En opdat enz Gelast enz. Gedaan te Batavia, den 24sten Maart 1875. LOUDON. De Algemeene Secretaris, LEVYSSOHN NORMAN. Uitgegeven den lsten April 1875. De Algemeene Secretaris, LEVYSSOHN NORMAN Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië van 24 December 1901 no. 9, St. no. 479, houdende vaststelling der bezoldiging van het personeel en der overige uitgaven, aan de Weeskamer te Batavia, ook als zoodanig belast met de functiën van het College van Boedelmeesteren aldaar, en aan de Wees- en Boedelkamers te Semarang, Soerabaja, Padang en Makasser verbonden, zoomede overbrenging van het archief enz. Herl ezen enz.; De Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstehjk: Met intrekking en ter vervanging der besluiten van 12 Juli 1899  112 Samenstelling en bezoldiging. no. 1 (Staatsblad no. 209), 6 December 1899 no. 36 (Staatsblad no. 310), 14 Augustus 1901 no. 8 (Staatsblad no. 296) en 5 October 1901 no. 12 (Staatsblad no. 364) te bepalen: De bezoldiging van het personeel en de overige uitgaven, aan de Weeskamer te Batavia, ook als zoodanig belast met de functiën van College van Boedelmeesteren aldaar, en aan de Wees- en Boedelkamers te Semarang, Soerabaja, Padang en Makasser verbonden, worden met ingang van 1 Januari 1902 vastgesteld als volgt: ') a. Voor de Weeskamer te Batavia, ook als zoodanig belast met de functiën van het College van Boedelmeesteren aldaar: 1 president . . . . *s jaars ƒ 12000 4 Europeesche leden op ƒ 7200 's jaars ieder ƒ 28800 2 Chineesche leden op / 600 's jaars ieder met dien verstande dat de titularis, die voor 12 Juli 1898 als bezoldigd tijdelijk Chineesch lid is opgetreden, de hem toegekende bezoldiging van ƒ 1200 's jaars behoudt ook nu hfl 'definitief is benoemd. 2 Inlandsche leden op ƒ 600 's jaars ieder ƒ '200 1 secretaris (St. 1903-268). | 7200 1 adjühct-secretaris n 5400 1 boekhouder 6000 1 adjtfü* boekhouder (St. 1905-189) ƒ 2400 1 kassier (St. 1915-674) op eene bezoldiging van ƒ 150,-'8 maands met zes driejaarlrjksche verhoogingen elk van ƒ25 - 's maands ƒ J 800 1 Chineesch lid, met bepaling dat hij geen 1) In verband met het voornemen der Regeering om de bezoldiging van eenige fonctionnarissen te verhoogen zijn bij de begrooting voor 1916 ten aanzien van dezen reeds höegere bedragen toegestaan,  Samenstelling en bezoldiging. 113 bezoldiging zal genieten, doch gedurende den tijd, dat hij als zoodanig werkzaam is, den titel zal dragen van kapitein zijner natie (St. 1899-293) .... 2 eerste commiezen (St. 1915-674) ƒ7200 3 tweede commiezen op ƒ 2640 s jaars ieder (St. 1908-244, 1911-205) ƒ 7920 2 derde commiezen op ƒ 1800 's jaars ieder. (St. 1905-189,1909-447. 1911-205) ƒ 3600 1 archivaris op eene bezoldiging van ƒ 150.- 's maands met zes driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 25,- 's maands (St. 1915-674) ƒ 1800 1 expediteur op eene bezoldiging van ƒ 120.— 's maands met 'vier driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 20,- 's maands (St. 1915-674) ƒ 1440 klerken en minder personeel als mede schrijfloonen (St. 1915-438) . ƒ 25434 bureel- en lokaalbehoeften (St. 1915674) ƒ 1860 b. Voor de Wees- en Boedelkamer te Semarang. 1 president (St. 1903-46) . ƒ. 9600 3 Europeesche leden op ƒ. 6000 's jaars ieder. ..... ... . . . ƒ 18000 2 Chineesche leden op ƒ 480 's jaars ieder met dien verstande dat de titularissen die voor 12 Juli 1898 zijn opgetreden, de hun toegekende bezoldiging van ƒ 840 's jaars behouden. 1 Inlandsch lid. .... . . . . ƒ 480 1 secretaris (St. 1903-46) . „ 6000 1 adjunct-secretaris . . . . . „ 3600 1 boekhouder (St. 1903-46) . „ 4800 1 commies-boekhouder . . . „ 2400 1 kassier (St. 191 5-674) op eene bezoldiging van ƒ 150.— 's maands met zes driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 25,— 's maands . . . . / 1800 1 Chineesch lid, . met bepaling dat hij 8  114 Samenstelling en bezoldiging. geen bezoldiging zal genieten, doch gedurende den tijd, dat hij als zoodanig werkzaam is, den titel zal dragen van kapitein zijner natie. ' ' ' 1 eerste commies (St. 1915-674) ƒ 3600 2 tweede commiezen op ƒ 2640 's jaars ieder ƒ 5280 3 derde commiezen op ƒ 1800 's jaars ieder (St. 1914-112) ƒ 5400 1 archivaris tevens expediteur op eene bezoldiging van ƒ 150, — 's maands met zes driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 25.— 's maands (St. 1915 -674). . . / 1800 klerken en minder personeel alsmede schrijfloonen (St. 1915-438) . . ƒ9500 bureel- en lokaalbehoeften (St. 1915674) . ƒ 1690 c. Voor de Wees- en Boedelkamer te Soerabaja. I president (St 1903-46) . . ƒ12000 4 Europeesche leden ƒ 6000 's jaars ieder (St. 1903-46, 1913-174) ƒ 24000 1 Chineesch lid op ƒ480 's jaars „ 480 1 inlandsch lid „ 480 1 secretaris (St. 1903-46) . i „ 6000 I adjunct-secretaris 3600 1 boekhouder (St 1903-46) . „ 4800 1 commies boekhouder . . . 2640 1 kassier (St. 1915-674) op eene bezoldiging van ƒ 150,- 's maands met zes driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ25,'s maands ....ƒ) 800 1 eerste commies (St. 1915-674) „ 3600 2 tweede commiezen op ƒ 2640 's jaars ieder ƒ 5280 2 derde commiezen op ƒ 1800 's jaars ieder (St 1905-189) ƒ 3600 1 archivaris op eene bezoldiging van ƒ■ 1 50,-'s maands met zes driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 25,- 's maands (St. 1915-674) ƒ 1800  Samenstelling en bezoldiging. 1 1 5 1 expediteur op eene bezoldiging van f 120 '8 maands met vier driejaarlijksche verhöogingen elk van ƒ20,- 's maands (St. 1915-674) ƒ 1440 klerken en minder personeel als mede schrijfloonen (St. 1915-438) .ƒ21000 bureel- en lokaalbehoeften (£t. 1915674) ƒ 1500 d. Voor de Wees- en Boedelkamer te Padang. 1 president. ƒ7200 met dien verstande dat de titularis! die vóór 12 Juli 1898 is opgetreden, de hem toegekende bezoldiging van ƒ 8400 's jaars behoudt. 2 Europeesche leden op ƒ4800 '8 jaars ieder ƒ 9600 1 Chineesch lid „480 1 Inlandsch lid „480 1 secretaris ... . . . . „ 4800 1 boekhouder (St. 1905-189). „3000 klerken en minder personeel, alsmede schrijfloonen .... . . . . „ 4000 bureel- en lokaalbehoeften „ 480 e. Voor de Wees- en Boedelkamer te Makasser. 1 president ƒ7200 2 Europeesche leden op ƒ 4800 's jaars ieder ƒ 9600 1 Chineesch lid „480 1 Inlandsch lid „480 met dien verstande dat de titularis, die vóór 12 Juli 1898 is opgetreden, de hem toegekende bezoldiging van ƒ 600 's jaars behoudt. 1 secretaris. „ 4800 1 boekhouder (St. 1905-189) . „ 3000 1 derde commies . . . . . „ 1800 klerken en minder personeel, alsmede schrijfloonen (St. 1915-281) . . . „4800 bureel- en lokaalbehoeften ■ . „ 480  116 Samenstelling en bezoldiging. Ten tweede: enz. Afschrift enz. %&mi'éi Ter ordonnantie van den Gouverneur*p* de onderteekening van den Agent (rt „ van den schatter. (s) „ „ van de overige tegenwoordig geweest zijnde personen. (t) dit alleen voor hel geval de. beëediging met medewerking van een Panghoeloe plaats vindt  s . £ £ d ONTVANGSTEN. g P UITGAVEN. § Q co O g 'Jan. 1 Per contanten gevonden in Januari 1 Aan een zegel van f 4-akte boedelbeschrijvingA. Abrahams. < 2.40 den boedel van A. Abrahams. .'.--*? f 100.— „ 10 „ Pieters voor een doodkist A. Abrahams „ 35.— „ „ „ idem gevonden in den boedel van B. Barthoio- „ 3 „ een zegel van f 10.— akte van boedelbeschrijving B. meus „ 340.50 Bartholomeus 12.:- Febr. 10 „ van Johannes in voldoening van schuld boedel „ 15 „ Pieters voor een doodkist B. Bartholomeus „ 35.— A. Abrahams „ 140.— 20 van Nicolaas als even. . „ 150.— , „ „ Zacharias voor 't afleggen van het lijk A. Abraham s . , 10.— „ „ „ id. id. B. Bartholomeus 10.— Febr. 10 . het vendukantoor voor bekkenslag vendutie boedel A. Abrahams „ 3.— „ „ „ idem voor zegel en leges vendu-extract boedel idem . „ 8.40 „ „ „ Willems taxatieloon boedel idem „ 7.30 „ 20 , vendukantoor bekkenslag boedel B. Bartholomeus. . „ 3.— „ nu idem zegel en leges vendu-extract boedel idem . . . , 9.60 "° Behoort bij art. 13, lo. der Handleiding bedoel bij art. 3 van het besluit van 5 October 1872 no. I. > OQ r» S' 8" (3 tv)  MODEL-REKENING-COURANT-BOEK. Folio 2. Rekeningcourant boedel A. ABRAHAMS overleden op 31 December. £ ONTVANGSTEN. g DATUM. UITGAVEN. g SS s q oa , _ lan. 1 Per contanten in den boedel , .„ ... ^ a , u gevonden ... f 100.— Januari i Aan een zegel van f 2.— voor de akte van boedel be- Febr. 10 „ van Johannes in voldoe- _ schrijving ... ... • > 1 2-40 ning van schuld . . . „140.— „ 10 „ Pieters voor een doodkist 20 .. van Nicolaas idem 150.— „ 15 „ Zacharias voor het afleggen van het lijk „ 10.— Febr. 10 * „ het vendukantoor voor bekkenslag vendutie . . „ 3.— „ „ „ idem voor zegel en leges vendu-extract 8.40 „ „ „ Willems taxatieloon „ 7.50 O > rt 3 O a  Rekening-courant boedel B. BARTHOLOMEUS overleden op 2 Januari. Ê? ONTVANGSTEN g DATUM. UITGAVEN. 5 Q 1 1 S 1 | | jan. 3 Per contanten in den boedel gevonden f340.50 Januari 3 Aan een zegel van f 10.—voor de akte van boedel- 15 beschrijving f 12.— „ „ „ Pieters voor een doodkist ,35.— Febr. 20 ., Zacharias voor het afleggen van het lijk ... . „ 10.— „ „ „ het vendukantoor voor bekkenslag vendutie . .. „ 3.— „ idem voor zegel en leges vendu-extract 9.60 Behoort bij art. 13, 2o der Handleiding bedoeld bij art. 3 van het besluit 5 October 1872 no. 1. > art n a ff p  132 Agenten. Beschikking van den Directeur van Justitie van den I8en October 1902 No. 9163, Bb. No. 5783, houdende regeling der formatie, ressorten, standplaatsen en bezoldigingen der agenten van genoemde kamers. De Directeur oan Justitie: Wenschende uitvoering te geven aan de hem bij de ordonnantie van 1 Juli 1902 (Staatsblad No. 264) gedane opdracht; ') Heeft besloten: Te bepalen dat de formatie, ressorten, standplaatsen en bezoldigingen der agenten van de Weeskamer te Batavia, ook als zoodanig belast met de functiën van het College van Boedelmeesteren aldaar, en van de Wees- en Boedelkamers te Semarang, Soerabaja, Padang en Makassar, met ingang van 1 Juli 1902, zijn geregeld als volgt: Voor de Weeskamer te Batavia, ook als' zoodanig belast met de functiën van het college van Boedelmeesteren aldaar. 's jaars. 1 agent voor de residentie Bantam (standplaats Serang) (Bb. no 7255. 8007) . . . . ƒ 900. 1 agent voor de afdeeling Meester-Cornelis (standplaats Meester-Cornelis) (Bb. no 8007). „ 1200. 1 agent voor de afdeeling Buitenzorg (standplaats Buitenzorg), (Bb no. 8007) „ 1800. 1 agent voor de afdeeling Tangerang (standplaats Tangerang). 1) Zie art. 40 der Instructie.  Agenten. 133 s jaars. (Bb. no 8007) ƒ 900 1 agent voor de afdeeling Krawang, met uitzondering van de Pamanoekan- en Tjiasem-landen (standplaats Poerwakarta). (Bb. no. 8007) „ 900. 1 agent voor de Pamanoekanen Tjiasemlanden (standplaats Soebang) (Bb. no. 8007) . . . „ 300. 1 agent voor de afdeeling Bandoeng (standplaats Bandoeng). (Bb. no. 8007) ,1800. 1 agent voor de afdeeling Soekaboemi (standplaats Soekaboemi). (Bb no. 8007) . . . . „ 1200. 1 agent voor de afdeeling Tjiandjoer (standplaats Tjiandjoer). (Bb. no. 8007) „ 420. 1 agent voor de afdeeling Soekapoera 'standplaats Tasikmalaja) (Bb. no. 8007) „ 240. 1 agent voor de afdeeling Soemedang (standplaats Soemedang). (Bb. no. 8007) 241. 1 agent voor de afdeeling Limbangan (standplaats Garoet). (Bb. no 8007) 420. 1 agent voor de afdeeling Cheribon, met uitzondering van de contróle-afdeeling Koeningan (standplaats Cheribon). (Bb. 6650,8007). „ 1500. 1 agent voor de afdeeling Madjalengka (standplaats Madjalengka) (Bb. no 8007) .' , 300. 1 agent voor de afdeeling Galoeh (standplaats Tjiamis) (Bb. no. 8007) 300. 1 agent voor de controle afdeeling Koeningan (standplaats Koe¬ ningan) (Bb. no. 6650,8007). . „ 300.  134 Agenten. 8 jaars. 1 agent voor de afdeeling Indramajoe standplaats Indramajoe) (Bb. no. 8007 ) ƒ 420. 1 agent voor de residentie Lampongsche districten (standplaats Telok-Betoeng) (Bb. no. 8007). ., 420. 1 agent voor de residentie Palembang, met uitzondering van de afdeeling Palembangsche Bovenlanden (standplaats Palembang) (Bb. no.s 6682 en 8425) ...» 900. 1 agent voor de afdeeling Palembangsche Bovenlanden (standplaats Moeara Enim)(Bb. nos 6682, 8130 en 8425j „ 240. 1 agent voor het rijk Djambi (standplaats Djambi) (B,b. no 8005) „ 240. 1 agent voor de residentie Banka en Onderhoorigheden (standplaats Pangkalpinang (Bb. 2963, 8007) „ 420. I agent voor de assistent-residentie Billiton (standplaats Tandjong Pandan) (Bb. no. 8007) . „ 420. 1 agent voor de residentie Westerafdeeling van Borneo met uitzondering van de afdeeling Singkawang (standplaats Pontianak) . „ 240. 1 agent voor de afdeeling Singkawang (standplaats Singkawang) ,, 240. Voor de Wees- en boedelkamer te Semarang, 1 agent voor de afdeeling Sala- tiga (standplaats Salatiga) ... ƒ 900. 1 agent voor de afdeeling Kendal, met uitzondering van het district Selokaton (standplaats Kendal) „ 300. 1 agent voor het district Selo-  Agenten. 135 's jaars. katon (standplaats Soekoredjo). . ƒ 24Ü. 1 agent voor de afdeeling Demak (standplaats Demak) . . . „ 240. 1 agent voor de afdeeling Grobogan (standplaats Poerwodadi) . „ 300. 1 agent voor de afdeeling Japara (standplaats Japara) „ 300. 1 agent voor de afdeeling Pati (standplaats Pati) „ 400. 1 agent voor de afdeeling Koedoes (standplaats Koedoes) , . . „ 300. 1 agent voor de residentie Soerakarta, met uitzondering van de afdeelingen Klaten en Bojolali (standplaats Soerakarta) . ... . „ 900. 1 agent voor de afdeeling Klaten (standplaats Klaten) . • • „ 300. 1 agent voor de afdeeling Bojolali (standplaats Bojolali „ 300. 1 agent voor de residentie Djokdjakarta (standplaats Djokdjakarta). „ 900. 1 agent voor de afdeeling Magelang (standplaats Magelang) . . „ 600. 1 agent voor de afdeeling Temanggoeng (standplaats Temanggoeng) „ 300. 1 agent voor de afdeeling Poerworedjo (standplaats Poerworedjo). ,, 300. 1 agent voor de afdeeling Keboemen (standplaats Keboemen) . „ 300. 1 agent voor de afdeeling Wonosobo (standplaats Wonosobo) . „ 300. 1 agent voor de afdeeling Rembang (standplaats Rembang) . . „ 360. 1 agent voor de afdeeling Blora (standplaats Blora) „ 240. 1 agent voor de afdeeling Toeban (standplaats Toeban) . „ 300. 1 agent voor de afdeeling Bodjonegoro (standplaats Bodjonegoro) „ 300.  136 Agenten. 3 jaars. 1 agent voor de afdeelingen Pekalongan en Batang (standplaats Pekalongan) (Bb. no. 7032). . . ƒ 750. 1 agent voor de afdeeling Tegal (standplaats Tegal)(Bb. 7032) „ 600. 1 agent voor de afdeeling Brebes (standplaats Brebes). . . . „ 250 1 agent voor de afdeeling Pemalang (standplaats Pemalang). • „ 200. 1 agent voor de afdeeling Banjoemas (standplaats Banjoemas ) ... 300. 1 agent voor de afdeeling Tjilatjap (standplaats Tjilatjap) (Bb. no. 7589) 600. 1 agent voor de afdeeling Poerbolinggo (standplaats Poerbolinggo) „ 300, 1 agent voor de afdeeling Bandjarnegara (standplaats Bandjarnegara) . . . . 300. 1 agent voor de afdeeling Poerwokerto (standplaats Poerwokerto) „ 240. 1 agent voor de afdeelingen Madioen, Ponorogo en Magetan (standplaats Madioen) . „ 540. 1 agent voor de afdeeling Ngawi (standplaats Ngawi) » 300. 1 agent voor de afdeeling Patjitan (standplaats Patjitan). . . • „ 300. Voor de Wees- en Boedelkamer te Soerabaja. 1 agent voor de afdeeling Grisee, uitgezonderd de contróle-afdeeling Bawean (standplaats Grisee). (Bb. no. 6467) ƒ 360 1 agent voor de controle-afdeeIing Bawean (standplaats Sangkapoera) » — 1 agent voor de afdeeling Mo-  Agenten. 137 8 jaars. djokerto (standplaats Modjokerto). ƒ300. I agent voor de afdeeling Djombang (standplaats Djombang). . „ 300 1 agent voor de afdeeling Lamongan (standplaats Lamongan) . . „ 200. 1 agent voor de afdeeling Sidoardjo (standplaats Sidoardjo). . „ 300. 1 agent voor de afdeeling Pasoeroean (standplaats Pasoeroean) (Bb. no. 6467) „ 720») 1 agent voor de afdeeling Malang (standplaats Malang) . . . „ 6002) 1 agent voor de afdeeling Bangil (standplaats Bangil) „ 300. 1 agent voor de afdeeling Probolinggo (standplaats Probolinggo) „ 400. 1 agent voor de afdeeling Kraksaan (standplaats Kraksaan). . . „ 300. I agent voor de afdeeling Loemadjang (standplaats Loemadjang) „ 300. 1 agent voor de controle afdeeling Bondowoso der residentie Besoeki (standplaats Bondowoso) (Bb. no. 6467, 8426; „ 360. 1 agent voor de contróle-afdeeling Besoeki (standplaats Besoeki) (Bb. ) , „ 360. 1 agent voor de afdeeling Panaroekan (standplaats Sitoebondo) „ 300. 1 agent voor de afdeeling Djember (standplaats Djember). . . „ 300. 1 agent voor de afdeeling Banjoewangi (standplaats Banjoewangi) „ 300. 1 agent voor de afdeeling Kediri (standplaats Kediri) (Bb. nos 6467, 8005) 720. 1 agent voor de afdeeling Toeloengagoeng en Trenggalek (stand- 1) Ten rechte f 540. 1) Ten rechte f 720.  138 Agenten. 's jaars. plaats Toeloengagoeng) .... ƒ 300. 1 agent voor de afdeeling Blitar (standplaats Blitar) „ 300. 1 agent voor de afdeeling Berbek (standplaats Ngandjoek) . . „ 300. 1 agent voor de afdeeling Pamekasan (standplaats Pamekasan). „ 300. 1 agent voor de afdeeling Bangkalan (standplaats Bangkalan) . . „ 300. 1 agent voor de afdeeling Soe- menep (standplaats Soemenep) ■ „ 400. 1 agent voor de afdeeling Sampang (standplaats Sampang) . . „ 300. 1 agent voor de afdeeling Boeleleng. (standplaats Singaradja) (Bb. no. 7389). . *. • • • • „ 300. \ agent voor de afdeeling ZuidBal i (standplaats Denpasar) (Bb. nos 7252. 7389) 200. 1 agent voor de afdeeling Djembrana (standplaats Negara). . • „ 200. 1 agent voor de onderafdeeling West-Lombok (standplaats Mata- ram) » 200. 1 agent voor de onderafdeeling Midden-Lombok (standplaats Praja) „ — 1 agent voor de onderafdeeling Oost-Lombok (standplaats Selong) „ 200. 1 agent voor de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, met uitzondering van de afdeeling Koetei en de Noord-Ooskust van Borneo (standplaats Bandjer- masin) (Bb. no.6467) „ 480. 1 agent voor de afdeeling Koe- neo (standplaats Samarinda). . . „ 200. Voor de Wees- en Boedelkamer te Padang. 1 agent voor de afdeeling Si-  Agenten. 139 8 jaars. bolga en Batang Toroe districten (standplaats Sibolga)Bb.no. 7363) ƒ 300.— 1 agent voor de afdeeling Natal en Batang Natal (standplaats Natal) Bb. no. 7363) . . . • , 180.— 1 agent voor de afdeeling Padang Sidempoean (standplaats Padang Sidempoean) (Bb. no. 7363) | 240— 1 agent voor de afdeeling Bataklanden met uitzondering van de onderafdeeling Baroes (standplaats Taroetoeng (Bb. no. 7363) „ 180.— 1 agent voor de onderafdeeling Baroes van de afdeeling Bataklanden (standplaats Baroes (Bb. no. 7363) „ 240.— 1 agent voor de tijdelijke afdeeling Nias (standplaats Goenoengsitoli) (Bb. no. 7363) 240.— I agent voor de afdeelingen Benkoelen en Seloema van de residentie Benkoelen en voor de onderafdeelingen Lais en Mokko Mokko van de tijdelijke afdeeling Lebong (standplaats Benkoelen) (Bb. no. 7363) . . „ 360.— 1 agent voor de tijdelijke afdeeling Lebong met uitzondering van de onder-afdeelingen Lais en Mokko Mokko (standplaats Moeara Aman) (Bb. no 7363). . ., 240 — 1 agent voorde tijdelijke afdeelingen Kroë en Manna van de residentie Benkoelen (standplaats Kroë)(Bb. no 7363) 180 — [ 1 agent voor de afdeeling Painan (standplaats Painan) (Bb. no.8131) ƒ 240— 1 agent voor de onderafdee-  140 Agenten. '8 jaars. ling Pariaman van de afdeeling Batipoeh en Pariaman (standplaats Pariaman) (Bb.no. 8131) * 180.— 1 agent voor de onderafdeeling Padang-Pandjang van de afdeeling Batipoeh en Pariaman (standplaats Padang-Pandjang) (Bb.no. 8131) . • • • • „ 180.- 1 agent voor de onderafdeeling Batoe-eilanden van de afdeeling Padang (standplaats Poelau Tello)(Bb. no.8131). . . „ 240.— 1 agent voor de afdeeling Agam (standplaats Fort de Koek) (Bb. no. 8131) • • „ 240 — 1 agent voor de afdeeling L koto (standplaats Pajokoemboeh) (Bb. no. 8131) , 240.— 1 agent voor de afdeeling 1 anah Datar (standplaats Sawah Loento) (Bb. no. 8131) . . . „ 240. 1 agent voor de afdeeling Solok (standplaatsSolok)(Bb.no.8131) „ 180. 1 agent voor de afdeeling Loeboek Si Kaping (standplaats Loeboek Si Kaping) (Bb. 8131) „ 180. Voor de Wees- en Boedelkamer te Makasser. ¥i. /-»_ derhoorigheden: I agent voor de onderafdeeling Maros en Pangkadjene der afdeeling Makasser (standplaats Maros) (Bb. no. 8425). . . . , 240.- 1 agent voor de onderafdeelingen Sindjai en Boeloekoemba der afdeeling Bonthain (standplaats Sindjai) » 240.—  Agenten. 141 8 jaars. 1 agent voor de onderafdeelingen Bonthain en Djeneponto der afdeeling Bonthain (standplaats Bonthain) (Bb. no. 8425) ƒ 240.— 1 agent voor de onderafdeeling Saleier der afdeeling Bonthain (standplaats Saleier) (Bb. no. 8425). , . . , „ 200.— 1 agent voor de afdeeling Paré-Paré (standplaats ParéParé) (Bb. no. 7253 en 8425) „ 240.— 1 agent voor de afdeeling Boni (standplaats Pampanoea) Bb, nos 7253 en 8425 .... „ 240.- 1 agent voor de afdeeling Loewoe (standplaats Palopo) (Bb. nos 7253, 8425) . . . . „ 240.— In de residentie Menado: 1 agent voor de onderafdeeling Menado der afdeeling Menado (standplaats Menado) (Bb no, 8425 „1200 — 1 agent voor de onderafdeeling Amoerang der afdeeling Menado (standplaats Amoerang) Bb no 8425) 200.— 1 agent voor de onderafdeeling Tondano der afdeeling Menado (standplaats Tondano) Bb no. 8425) 200 — I agent voor de landschappen Kandhar-Taroena, Taboekan en Manganitoe van de onderafdeeling Sangieilanden der afdeeling Menado (standplaats Taroena) (Bb no. 8425) „ 200 — 1 agent voor de afdeeling Midden-Celebes (standplaats Dong- gala) (Bb. no 8425) • ■ • . „ 200— 1 agent voor de onderafdee-  142 Agenten. 8 jaars lingen Gorontalo en Boalemo der afdeeling Gorontalo (standplaats Gorontalo (Bb. no 8425 „ 560.— 1 agent voor de onderafdeeling Bwool der afdeeling Gorontalo (standplaats Paleleb) (Bb. no. 8425) , 240.— In de residentie Amboina : 1 agent voor de onderafdeelingen Amboina en Boeroe der afdeeling Amboina (standplaats Amboina) (Bb. no. 7137,8425 „ 900.— 1 agent voor de onderafdeeling Banda der afdeeling Amboina (standplaats Banda Neira) (Bb. no. 8425). „ 1800.— 1 agent voor de onderafdeelingen Saparoea en Amahei der afdeelingen Amboina en Ceram (standplaats (Saparoea) (Bb no. 8425) ,. 200.— 1 agent voor de afdeeling Keieilanden (standplaats Toeal) (Bb. no 8425 • „ 200.— 1 agent voor de afdeeling Zuid-Nieuw-Guinea (standplaats Merauke) (Bb. no. 6650,7137, 8425) 200.— 1 agent voor de afdeeling Aroe-eilanden (standplaats Dobo (Bb no 7742, 8425) . . . „ 200.— In de residentie Ternate en onderhoorigheden. 1 agent voor de afdeeling Ternate (standplaats Ternate) (Bb. no. 7254. 8425) , 700 — 1 agent- voor de afdeeling Batjan (standplaats Batjan) (Bb. no. 8425 , 200.— In de residentie Timor en On-  Agenten. 143 8 jaars. derhoorigheden : 1 agent voor de residentie Timor en Onderhoorigheden, met uitzondering der afdeeling Flores en van de onderafdeelingen Bima en Soembawa der afdeeling Soembawa (standplaats Koepang) (nos Bb. 7137. 7545, 8425) . ƒ 700.— 1 agent voor de afdeeling Flores (standplaats Endeh) (Bb. no. 8425) „ 200.— 1 agent voor de onderafdeeling Bima der afdeeling Soembawa standplaats Bima; Bb. nos 7137, 8425) 200.— 1 agent voor de onderafdeeling Soembawa (standplaats Soembawa Besar) (Bb nos 7137, 7545, 8425). jj 200.— Voor de Wees- en Boedelkamer te Medan: 1 agent voor de residentie Riouw en Onderhoorigheden, met uitzondering van de afdeeling Indragiri (standplaats Tandjong Pinang) (Bb. 6845) ƒ400 1 agent voor de afdeeling Indragiri (standplaats Indragiri') (Bb. no. 6845) „150 1 agent voor de afdeeling Beng kalis (standplaats Bengkalis (Bb. no.6845 200 1 agent voor het Gouvernement Atjèh en Onderhoorigheden (standplaats Koeta Radja) (Bb. no. 6845). „ 500 1 agent voor de onderafdeelingen Poelo Raja, Meulabóh, Tapa Toean en Singkel der Afdeeling Onderhoorigheden van Atjèh en 1) Lees Rengat.  144 Agenten. 8 jaars. voot de Alaslanden (standplaats Meulaböh (Bb. no. 6845) . . ƒ 250.— 1 agent voor de onderafdeeling Pedië, Lhöe Seumawè, Idi en Bajeuên der afdeeling Onderhoorigheden van Atjèh alsmede voor het Meer gebied en de Dörötstreek en Gajo Loeös (standplaats Lhöe Seumawè) (Bb. no 6845) , 300.- 1 agent voor de afdeeling Langkat (standplaats Bindjei) (Bb.no. 7033. en 7388). . . „ 1200. 1 agent voor de afdeeling Serdang (standplaats Loeboekpakam) (Bb no. 7033 en 7388. . . . „ 1200. 1 agent voor de afdeeling Padang en Badagei en de onderafdeeling Simeloengoen der afdeeling Simeloengoen en Karolanden (standplaats Tebingtinggi) (Bb. 7833 7388) , 1200. 1 agent voor de afdeeling Asahan, (standplaats Tandjong Balei) (Bb no. 7033 en 7388). „ 720.— I agent voor de afdeeling, Oostkust van Atjeh (standplaats Langsa) (Bb. 8005) „ 360.— 1 agent (tijd) voor de onderafdeeling Batoebara der afdeeling Asahan (standplaats Laboehanroekoe) Bb.no..) . . ,, 240.— 1 agent (rijd) voor de afdeeling Laboehan-batoe der afdeeling Asahan (standplaats Laboehan-bilik) (Bb no. ..)... . 240.—  Onbeheerde nalatenschappen. 145 BURGERLIJK WETBOEK. Boek II, Titel XVUI. Van onbeheerde nalatenschappen. Art; 1126. Wanneer, bij het openvallen eener nalatenschap, zich niemand opdoet die daarop aanspraak maakt, of wanneer de bekende erfgenamen dezelve verwerpen, 'wordt de nalatenschap als onbeheerd beschouwd. Art. 1127. De weeskamer is van regtswege belast met het beheer over elke onbeheerde nalatenschap, in haar ressort opengevallen, onverschillig of die nalatenschap solvent of insolvent is. Zij is verpligt om, bij de aanvaarding van zoodanig beheer, daarvan schriftelijk kennis te geven aan het openbaar ministerie bij den raad van justitie. In geval van verschil over het al of niet onbeheerd zijn eener nalatenschap, zal die raad hetzelve op verzoek van belanghebbenden of op voordragt van het openbaar ministerie, na dat de weeskamer zal zijn geraadpleegd, buiten vorm van geding beslissen. Art. 1128. De weeskamer is verpligt om, na voorafgegane verzegeling, wanneer zij die mogt noodig achten een boedelbeschrijving op te maken, en de nalatenschap 10  146 Onbeheerde nalatenschappen. beheeren en tot effenheid te brengen. ') 1 Zij is verpligt om door oproepingen in I openbare nieuwspapieren, of andere doel- 1 matige middelen, de erfgenamen op te sporen. I Zij moet in regten optreden ten aan- I zien der regtsvorderingen die tegen de na- I latenschap zijn aangevangen, en alle regten I die den overledene toebehoorden uitoefe- ' nen en voortzetten, en doet rekening van haar beheer aan wien zulks 'behoort. Art. 1129. Indien zich, na verloop van drie jaren, te rekenen van het openvallen der nalatenschap, geen erfgenaam opdoet, zal de slotrekening moeten worden gedaan I aan den lande, hetwelk bevoegd zal zijn I om zich bij voorraad in het bezit der nagelaten goederen te doen stellen. Art. 1130. De bepalingen, voorkomende 1 in artikel 466, mitsgaders in de artikelen | 1036, 1037, 1038, 1039 en 1041 zijn \ toepasselijk op het bewind over onbeheer- I de nalatenschappen Inlandsch reglement. Art. 231. Wanneer iemand vermist wordt, of zijne woonplaats verlaten heeft, zonder orde te hebben gesteld op het beheer van zijne goederen, is ieder beambte van policie verpligt, en elk belanghebbende bevoegd om daarvan dadelijk kennis te geven aan den president van den landraad, die alsdan gehouden zal zijn zich onmiddellijk, vergezeld van den aangever, naar de woning van den vermiste of afwezige te begeven, en door verzegeling of andere gepaste maatregelen te zorgen, dat aan den onbeheerd gebleven boedel niets kunne onttrokken worden. 1) De processen-verbaal van den openbaren verkoop van tot onbeheerde nalatenschappen behoorende goederen ?zijn volgens Bb. no. 8264 VU, van zegel.  Onbeheerde nalatenschappen. T47 Het van die verrigting op te maken proces-verbaal zal door den president worden overgelegd in de eerstkomende zitting van den landraad, welke regtbank het beheer des boedels, indien het blijkt dat daarin moet worden voorzien, tijdelijk zal opdragen aan boedelmeesteren, of zoodanig ander collegie als daartoe is of zal worden bevoegd verklaard. Indien het eenen boedel geldt, waarover, volgens de daaromtrent bestaande verordeningen.door de bedoelde collegien geen beheer kan worden uitgeoefend, zal daarin op zoodanige wijze worden voorzien, als geacht zal worden ten meesten voordeele van de belanghebbenden te zullen strekken. Bij verhindering van den president zullen de verrigtingen bij het eerste lid van dit artikel omschreven kunnen geschieden door den griffier bij den landraad, of ieder ander daartoe door den president te magtigen beambte, die, binnen vier en twintig uren na derzelver afloop, het door hem daarvan opgemaakt proces-verbaal aan den president zal overhandigen. Gouv.'s besluit van 17 Juni 1905 no. 54, St. no. 347, tot vaststelling eener Regeling voor de nalatenschappen, in beheer zoowel bij de Wees- als bij de Boedelkamers. Herl ezen enz.; Gelet op artikel 14 der ordonnantie van 19 September 1897 (Staatsblad no. 231), zooals dat is aangevuld bij de ordonnantie van heden (Staatsblad no. 346); Den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met intrekking van de arti-  148 Onbeheerde nalatenschappen. .kelen 1 en 2 van het besluit van 8 Februari 1898 no. 18 (Staatsblad no. 63), vast te stellen de volgende regeling voor de nalatenschappen, in beheer zoowel bij de Wees- als bij de Boedelkamers: § I. Van de onbeheerde nalatenschappen, in beheer bij de Wees- en Boedelkamers, worden door de Weeskamer te Batavia, staten opgemaakt, ingericht naar het aan dit besluit gehecht mode 1 A, B of C, al naarmate zij afkomstig zijn van of- • hcieren, onderofficieren en verdere manschappen der Landmacht in Nederlandschlndië, van niet-militaire Europeanen en daarmede gelijkgestelden of van niet-militaire Inlanders en met inlanders gelijkgestelden. Op den staat A worden tevens gebracht de namen van militairen, die óf niets óf slechts familiepapieren dan wel andere voorwerpen zonder handelswaarde hebben nagelaten. Voor de samenstelling van deze verzamelstateh worden onder ultimo van elke maand door de overige Wees- en Boedelkamers, ieder voor zoover haar ressort betreft, gelqke staten opgemaakt en zoo spoedig mogelijk uiterlijk binnen veertien dagen aan de Weeskamer te Batavia opgezonden. § 2. Geen andere nalatenschappen worden op de staten A, B en C vermeld dan die verevend zijn en wel in het tijdvak onmiddellijk voorafgaande aan de opmaking van den betrekkelijken staat. Wordt een vroeger verevende opgegeven dan wordt de reden der vertraging vermeld, terwijl bij vermelding meer dan éénmaal van eene nalatenschap, naar de vroegere opgave met aanhaling van datum en nummer dier opgave en van de Javasche Courant, waarbij zij behoort, moet worden verwezen. Elke nalatenschap wordt vermeld met het zuiver saldo, hetwelk aan de rechrheb-  Onbeheerde nalatenschappen. 149 benden kan worden uitbetaald. Van het aanwezen van familie- of andere papieren of onverkocht gebleven voorwerpen wordt in de kolom „Aanmerkingen" van den betrekkelijken staat gewag gemaakt. Valt er geen nalatenschap op te geven en vallen er, wat den staat A betreft, ook geen namen van militairen op te geven als bij § I, tweede zinsnede, dan wordt een nihilstaat ingediend en op den eerstvolgenden staat vermeld dat de vorige een nihilstaat was, § 3. De Weeskamer te Batavia zendt binnen vier weken na ommekomst van elk kwartaal één exemplaar van elk der staten A, B en C aan den Directeur der Landsdrukkerij ter openbaarmaking zoo spoedig mogelijk in de Javasche Courant. Na die openbaarmaking zendt zij ten spoedigste aan den Gouverneur-Generaal drie gedrukte exemplaren van elk der staten A en B, waarvan twee zijn bestemd voor het Departement van Koloniën ter openbaarmaking in de Nederlandsche Staatscourant. § 4. Bij de opmaking en openbaarmaking wordt de meeste nauwkeurigheid, volledigheid en stiptheid betracht. § 5. De saldo's der nalatenschappen alsmede de nagelaten familiepapieren en onverkocht gebleven voorwerpen, bij de Weesen Boedelkamers in beheer, zullen bij het bekend worden van de daarop rechthebbenden aan hen kunnen worden uitgekeerd, hetzij hier te lande door de betrokken Wees- en Boedelkamer, hetzij in Nederland door tusschenkomst van het Departement van Koloniën. § 6. Nadat door het Departement van Koloniën aangaande het uit te betalen saldo eener nalatenschap in beheer bij een der Wees- en Boedelkamers aan den Gouverneur- Generaal nadere inlichtingen is ge-  150 Onbeheerde nalatenschappen. vraagd en die inlichting is verstrekt, mag door de betrokken Weeskamer geen uitkeering meer plaats hebben. Bij het verstrekken der bedoelde nadere inlichting worden tevens de in den betrokken boedel eventueel aangetroffen familie- of andere papieren evenals de onverkocht gebleven voorwerpen aangeboden. De Wees-en Boedelkamer of de agent van zulk een kamer, die een pakket, zoodanige papieren of voorwerpen inhoudende, ontvangt, is gehouden zich van den inhoud van dat pakket te vergewissen en dit daarna verzegeld door te zenden. §. 7. Onder „Wees- en Boedelkamers wordt in de voorgaande bepaljngen ook begrepen de Weeskamer te Batavia, als belast met de functiën van het College van Boedelmeesteren. Ten tweede: Met intrekking van alle daarmade strijdige voorschriften, te bepalen dat over de kapitalen aanwezig in de in artikel 1 van dit besluit bedoelde nalatenschappen, voor zoover zij ƒ 25 (vijf en twintig gulden) of meer bedragen, rente wordt te goed gedaan tot en met het kwartaal voorafgaande aan dat, waarin zij op den staat A, B of C worden opgegeven. De rente wordt berekend over ronde sommen en wel over de veelvouden van den gulden. Ten derde: Dit besluit treedt in werking op 1 Januari 1906. Afschrift enz Ter ordonnantie van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië: 1 De Algemeene Secretaris, VAN REES. Uitgegeven den zes en twintigsten Juni 1905. De Algemeene Secretaris, VAN REES.  Onbeheerde nalatenschapp en. LETTER A No. STAAT VAN NALATENSCHAPPEN, afkomstig van officieren onderofficieren en verdere manschappen der Landmacht in Nederlandsch-lndië, in beheer en verevend in de laatste drie maanden bij de Weeskamers in Nederlandsch-lndië. o»i Vertrokken 5P uit Nederland Overleden Testament L£ " r ^ . Naam en 5 e "P 5 voornamen •= > > :=" 5 S des Naam en •§ -o 73 ü So E erflaters te rfpn voornamen «xjïa iS ?, .S g ematers. te den dgr ^ den & te den S met 2. & | ouders 115 g c S S3 I E .s I g £ 1 1 3 4 5 « I 7 1 8 9 1 10 U 12 13 |ul 15 Weeskamer te Batavia. ^ ^ Weeskamer te Semarang. Weeskamer te Soerabaja. ■ 'j ' ^ ^ Weeskamer te Padang. | ■ | Weeskamer te Makasser. Accordeert, voor zooveel de Samengesteld uit de^dooTboven^ Weeskamer te Batav.a betreft, met genoemde Kamers opgemaakte stauc DoeKen. ten De boekhouder, Batavia, den |90 De Weeskamer: President. Ter ordonnantie van dezelve, . De Secretaris, blaBdet°rt347)artikel ' ^ ^ ^ 17 J«"i'905 no 54 (Staats- Mij bekend: De Algemeene Secretaris, VAN REES.   Onbeheerde nalatenschappen. LETTER B No. STAAT VAN NALATENSCHAPPEN afkomstig van (niet militaire) Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen, in beheer en verevend in de laatste drie maanden bij de Weeskamers in Nederlandsch-lndië. 3 „ , I Aangekomen „ 5? 5 Geboren Ö erflaters, te den v«>™J»en *- den § te den g met j "g ftS c ouders .o J3 n 5 S 3 ' Pt ' '1 « ; Hl « ca n < 1 2 3 4 5 6 7 81 9 10 ll[ 12 j 13 14| 15 Weeskamer te Batavia. Weeskamer te Semarang. Weeskamer te Soerabaja. Weeskamer te Padang. | I I ^ Weeskamer te Makasser. Accordeert, voor zooveel de Wees- Samengesteld uit de door bovenkamer te Batavia betreft, met de genoemde Kamers opgemaakte boeken. staten. De boekhouder, Batavia, den 190 De Weeskamer: President. Ter ordonnantie van dezelve, ___ De Secretaris, Behoort bij artikel I van het besluit van 17 Juni 1905 no. 54 (Staatsblad no. 347), Mij bekend: De Algemeene Secretaris, VAN REES.   Onbeheerde nalatenschappen. LETTER C No. STAAT VAN NALATENSCHAPPEN afkomstig van (niet militaire) Inlanders en met Inlanders gelijkgestelden, in beheer en verevend in de laatste drie maanden bij de Wees- en Boe- delkamers in Nederlandsch-lndië. « /^„u Aangekomen 5P | Geboren mNed.-indië Overleden Testament | n Namen en o. ^ l-? £ • •o voornamen £ = g 5" S c des % q, cx M | erf,ater- te den deSersil^ 2 * den 8 met | 1 | I « " £ £ 8 ö | z e « ~ § ll 1 ' 3 I 4 5 I 6 7 1 7[ 9 10 Tl 12 13 14 1^ Weeskamer te Batavia, „als belast met de functiën van het ^ ^ College van Boedelmeesteren aldaar", | | | Boedelkamer te Seniarang ^ j Boedelkamer te Soerabaja. ! I ! ! I M I i i ii i i i i i j j 11 | | Boedelkamer te Padang. j | j j II . j I I || ^ ^ Boedelkamer te Makasser. ^ ^ ^ T^cTordeert, voor zooveel de Wees-^San^ngesteld^dTde"^ boeken * ' ^ «enoemde Kamers opgemaakte Ken- staten De boekhouder, Batavia, den ]90 De Weeskamer: President. Ter ordonnantie van dezelve, De Secretaris, biaden0o°r34^ "** ' ^ <7Juni I905no 54 (Staats- Mij bekend: De Algemeene Secretaris, ' VAN REES.   Nalatenschappen v. schepelingen enz. 151 Ordonnantie van 2 Juli 1886, St. no. 131, tot vaststelling van regelen volgens welke, na het eindigen der reis van een op Europeesche wijze getuigd zeeschip, moet worden gehandeld met hetgeen door gedurende de reis overleden, achtergebleven of vermiste schepelingen en passagiers aan boord is na-of achtergelaten, ingeval de erfgenamen of rechthebbenden niet dadelijk zijn te vinden. IN NAAM DES KONINGS! DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIË, Den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Saluut! doet te weten: Dat Hij, het wenschelijk achtende regelen vast te stellen, volgens welke, na het eindigen der reis van een op Europeesche wijze getuigd zeeschip, moet worden gehandeld met hetgeen door gedurende de reis overleden, achtergebleven of vermiste schepelingen en passagiers aan boord is naof achtergelaten, wanneer de erfgenamen of rechthebbenden niet dadelijk zijn te vinden : Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Re geering van Nederlandsch-lndië en op art. 445 van het Wetboek van Koophandel voor Nederlandsch-lndië; Heeft goedgevonden en verstaan: Art. I. Onmiddelijk na het eindigen der reis van een op Europeesche wijze getuigd zeeschip brengt de schipper, eigenaar of boekhouder de aan boord na- of achterge-  152 Nalatenschappen v. schepelingen enz. laten goederen en gelden en verdiende gages der gedurende de reis overleden, achtergebleven of vermiste schepelingen, wanneer de erfgenamen of rechthebbenden niet dadelijk zijn te vinden, over bij de Wees- of Boedelkamer, in welker ressort de overleden, achtergebleven of vermiste sehepeling zijne laatste woonplaats heeft gehad, en wanneer hij zijne laatste woonplaats niet in Nederlandsch-lndië heeft gehad, of, zulks wel het geval zijnde, die woonplaats niet bekend is, bij de Wees- of Boedelkamer, in welker ressort de reis eindigt. Het bovenstaande is mede van toepassing ten aanzien van de goederen en gelden, aan boord na- of achtergelaten door geduende de reis overleden, achtergebleven of vermiste passagiers. Art. 2. Is de schepeling of passagier overleden, zoo wordt, ten aanzien van zijne ingevolge het vorig artikel overgebrachte goederen en gelden, door de Weesof Boedelkamer gehandeld, overeenkomstig de in hare instructie gegeven voorschriften aangaande onbeheerde nalatenschappen, voor zoover die kunnen worden toegepast. Art. 3. is de schepeling of passagier achtergebleven of vermist, zoo wordt daarvan, wanneer hij in Nederlandsch-lndië zijne bekende laatste woonplaars heeft gehad en onderworpen was aan de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek omtrent afwezigheid, door de Weeskamer mededeeling gedaan aan het openbaar Ministerie van den Raad van Justitie, dat de vordering doet, bedoeld bij art. 463 van het genoemd Wetboek. De Wees- of Boedelkamer is van rechtswege belast met het beheer der ingevolge artikel 1 overgebrachte goederen en gelden van den achtergebleven of vermisten sche-  Nalatenschappen v. schepelingen enz. 153 peling of passagier, wanneer deze zijne laatste woonplaats niet in Nederlandschlndië heeft gehad, of, zulks wel het geval zijnde, die woonplaats niet bekend is, of wanneer hij in Nederlandsch-lndie zijne laatste woonplaats heeft gehad, doch niet onderworpen was aan de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek omtrent afwezigheid. Zij houdt zich bij dit beheer aan de regelen, volgens welke het beheer der goederen van afwezigen geschiedt, voor zoover die kunnen worden toegepast. Art. 4. De Havenmeester, te wiens overstaan de overleden, achtergebleven of vermiste schepeling is gemonsterd, doet aan de Wees- of Boedelkamer op hare aanvraag een dien schepeling betreffend uittreksel uit de monsterrol toekomen. Art. 5. Indien de overleden, achtergebleven of vermiste schepeling of passagier een vreemdeling is, deelt de Wees- of Boedelkamer aan den consulairen ambtenaar van het land, waartoe hij behoort, mede dat de door hem na- of achtergebleven goederen en gelden door haar worden beheerd. En opdat enz. Gelast enz. Gedaan te Buitenzorg, den 2den Juli 1886, O. VAN REES. De Algemeene Secretaris, BERGSMA. Uitgegeven den zevenden Juli 1886. De Algemeene Secretaris, BERGSMA.  I 54 Nalatensch. v. Inl. schep. d. zeemacht. Ordonnantie van 25 Augustus 1904, St. no. 342, houdende voorschriften betreffende het beheer der nalatenschappen voor het korps Inlandsche schepelingen der Zeemacht in Nederlandsch Indie. IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIË, Den Raad van Nederlandsch Indië gehoord: Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Saluut! doet te weten: Dat Hij, in verband met de ordonnantie van heden (Staatsblad no. 340) tot vaststelling eener nieuwe Regeling van het korps Inlandsche schepelingen der Zeemacht in Nederlandsch-lndië ') met intrekking der tot dusver terzake bestaande voorschriften, het noodzakelijk achtende met betrekking tot de 'voormelde schepelingen nieuwe voorschriften vast te stellen aangaande het beheer der nalatenschappen; Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-lndië; Heeft goedgevonden en verstaan: I Vast te stellen de navolgende: VOORSCHRIFTEN betreffende het beheer der nalatenschappen voor het korps Inlandsche schepelingen der Zeemacht in Nederlandsch-lndië. Art. 1. Bij overlijden, vermissing of desertie van een Inlandschen schepeling, worden de na- of achtergelaten goederen onmiddellijk verzameld, geinventariseerd en 1) Bij de vervanging dezer regeling door die van St. 1915 no. 556 zijn de voorschriften van St 1904 no. 342 bij St. 1915 no. 557 voorloopig gehandhaafd.  Nalatensch. v. Int. schep. d. zeemacht. 155 met 's Rijks zegel verzegeld, geborgen, zonder dat daarvan onder eenig voorwendsel hoegenaamd, iets aan anderen mag worden afgegeven. Hiervan worden uitgezonderd de kleedingstukken en kooigoederen, toebehoord hebbende aan schepelingen die aan eene besmettelijke ziekte zijn overleden., welke om die reden behooren te w<*rden vernietigd. Art. 2. Niet vroeger dan een maand na den dag van vermissing of desertie, doch binnen twee maanden na dien dag of binnen twee maanden na het overlijden van een Inlandschen schepeling worden de door dezen achter- of nagelaten goederen, met uitzondering van de in het volgende artikel genoemde zaken, publiek voor den mast tegen gereed geld verkocht aan de meestbiedenden, buiten tusschenkomst van het vendukantoor. Bij terugkomst van een vermisten of gedeserteerden schepeling worden de achtergelaten goederen aan hem teruggegeven, indien deze nog niet verkocht zijn. Art. 3. Van den in het vorige artikel bedoelden verkoop zijn uitgezonderd de goederen, waarover de overledene bij geschrift mocht hebben beschikt, bewerkt goud en zilver, eereteekenen, kleinoodiënjuweelen, papieren en alle voorwerpen, waarvan bekend is dat zj door den betrokken schepeling voor zijne betrekkingen bestemd waren of zelfs die, waarvan door den officier van administratie van den bodem, waarop de schepeling diende, wordt geoordeeld dat zij den betrekkingen aangenaam kunnen zijn. Art. 4. De rekening van een overleden schepeling met den lande wordt aan het Departement der Marine geverifieerd, Wanneer het schip tot welks rolle de overleden schepeling behoorde, te Batavia  156 Nalatensch. v. Inl. schep. d. zeemacht. vertoeft, wordt het voordeelig saldo van den boedel met de eventueel onverkocht gebleven goederen door den officier van administratie van dien bodem overgebracht bij de Wees-en Boedelkamer aldaar. Bevindt het schip zich elders dan te Batavia, dan wordt het voordeelig saldo van den boedel door den officier van administratie gestort in 's Landskas, onder het hoofd: „Mutatie van gelden" en het stortingsbewijs met de eventueel onverkocht gebleven goederen vrachtvrij en op de minst kostbare wijze — zoo mogelijk per rijksgelegenheid — opgezonden aan het Departement der Marine te Batavia, dat voor de verdere overbrenging bij de Wees- en Boedelkamer aldaar zorg draagt. De kosten van verzending komen ten laste van den boedel. In beide gevallen geschiedt de overbrenging bij genoemd college onder vermelding van naam, qualiteit, geboorteplaats, namen der ouders, laatste domicilium, dag en plaats van indiensttreden' en overlijden van den schepeling, teneinde door dat college volgens de slotbepaling van artikel 12 van het Reglement voor het college van Boedelmeesteren te Batavia (Staatsblad 1828 no. 46) te worden behandeld. Art. 5. De opbrengst der achtergelaten goederen van gedeserteerde schepelingen, zoomede de c. q. nog onuitbetaalde soldijen komen ten voordeele van den Lande, behoudens het in het volgend artikel bedoelde geval Art. 6. Bij terugkeer van een gedeserteerden, of op andere wijze vermisten schepeling wordt zijne rekening geopend met het saldo, waarmede die bij desertie of vermissing is afgesloten. II. Deze ordonnantie treedt in werking op 1 Januari 1905.  Nalat. v. Inl. schep. d. Gouv.'s marine. 157 En opdat enz. Gelast enz. Gedaan te Buitenzorg, den 25sten Augustus 1904. W. ROOSEBOOM. De Algemeene Secretaris, C.B. NEDERBURGH. Uitgegeven den zesden September 1904. De Algemeene Secretaris, C B. NEDERBURGH Reglement voor het korps Inlandsche schepelingen der Qouvernements-Marine. (St. 1910 no. 68). Art. 24. De na- of achtergelaten goederenvan overledene, gedeserteerde of vermiste Inlandsche schepelingen der Gouvernements Marine met uitzondering van die, bedoeld in het 2e lid van dit artikel, worden dadelijk aan boord geïnventariseerd, verzegeld en in bewaring genomen, zonder dat daarvan, onder eenig voorwendsel hoegenaamd, iets aan anderen mag worden afgegeven. De kleedingstukken, toebehoord hebbende aan schepelingen die aan boord aan besmettelijke ziekten zijn overleden worden vernietigd. De in het 1e lid van dit artikel bedoelde goederen van overledenen worden zoo mogelijk binnen acht dagen - en van deserteurs of vermisten zoo mogelijk binnen tien dagen nadat één maand na de desertie of vermissing verloopen is, voor den mast, buiten tusschenkomst van hetvendudeparte-  158 Nalat, v. Inl. schep. d. Gouv.'s marine. ment, aan de meestbieden den tegen gereed geld verkocht. Van dezen verkoop wordt opgemaakt eene verkooprekening in enkelvoud, welke met de overige bescheiden betreffende den betrokken schepeling aan het Departement der Marine in Nederlandsch-lndië wordt 'ingezonden. Nadat de rekening van den overledene met den Lande aldaar naar behooren is vereffend, wordt het eventueel voordeelig saldo door de zorg van het Departement overgebracht bij de Wees- en Boedelkamer te Batavia, onder vermelding van naam, kwaliteit, registernummer, geboorteplaats, namen der ouders, laatste domicilie, dag en plaats van het overlijden en .tijdstip en plaats van indiensttreding van den overledene. De opbrengst der achtergelaten goederen van deserteurs, zoomede de c. q. nog onuitbetaalde gages, komen ten voordeele van den Lande. Met de goederen van wegens wangedrag ontslagen schepelingen, die nog schuld aan den Lande hebben nadat de hun onuitbetaald gebleven gage geheel zal zijn ingehouden, wordt tot aanzuivering van de schuld voor zoover noodig gehandeld als voor de goederen van deserteurs is voorgeschreven, met dien verstande dat hun in elk geval een katoenen hemd, dito broek en een hoofddoek wordt gelaten.  Militaire nalatenschappen. 159 Ordonnantie van 27 November 1872 St. no 208, houdende vaststelling van een reglement op het voorloopig beheer van militaire nalatenschappen. IN NAAM DES KONINGS! DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIË Den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Allen, die deze zullen of hooren lezen, Salut! doet te weten: Dat Hij, de noodzakelijkheid in aanmerking nemende der vaststelling van een nieuw reglement op het voorloopig beheer van militaire nalatenschappen; Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-lndië: Heeft goedgevonden en verstaan: Krachtens magtiging des Konings, met intrekking van het reglement op de bereddering en verantwoording der nalatenschappen van overleden militairen in Indië, gearresteerd bij het besluit van Kommissarissen-Generaal over Nederlandsch-lndië van 6 Juni 1817 no. 10 (Staatsblad no. 36), en alle verdere strijdige bepalingen, vast ■te stellen het hieronder volgend reglement  160 Militaire nalatenschappen. op het voorloopig beheer van militaire nalatenschappen. REGLEMENT op het voorloopig beheer van militaire nalatenschappen in Nederlandsch-lndie. Algemeene bepaling. Art. 1. Bij overlijden van Europesche en met dezen gelijkgestelde militairen, behoorende tot het leger in Nederlandschlndië, wordt ten opzichte hunner nalatenschappen gehandeld, zooals in dit reglement is bepaald. Het reglement is mede van toepassing; a op de voorloopige bewaring der goederen van wegens desertie afgevoerde of op andere wijze vermiste militairen, en b. op de nalatenschappen van Europesche of met dezen gelijkgestelde burgerpersonen, die, tot den dienst van het leger gebruikt wordende of het leger volgende, in tijd van oorlog te velde of in eene belegerde plaats overlijden A. Van het benoemen van kommissarissen. Art. 2. Indien een militair, bedoeld in art. één, is overleden, zonder dat erfgenamen, uitvoerders van de uiterste wilsbeschikkingen of andere regthebbenden ter plaatse aanwezig zijn en op den boedel aanspraak maken, worden ter plaatse van het overlijden, zoomede in het garnizoen, waar de overledene goederen heeft achtergelaten, twee kommissarissen benoemd, om voor de nalatenschappen zorg te dragen in voege als hieronder is voorgeschreven. Biialdien het overliiden heeft Dlaats are- >  Militaire nalatenschappen. 161 had gedurende een zeereis aan boord van een partikulier vaartuig, van een vaartuig der Gouvernements-marine of van een oorlogsbodem, worden ter plaatse van aankomst kommissarissen benoemd, ten einde het verder beheer van den schipper of de aan boord benoemde Commissarissen over te nemen. Indien de kommissarissen of één hunner verhinderd worden als zoodanig te fungeeren, wordt in hunne vervanging onmiddelijk voorzien door de autoriteit, die hen heeft benoemd. Art. 3. Kommissarissen worden zooveel mogelijk naar toerbeurt gekozen uit het korps of dienstvak, waartoe de overledene behoorde. Een der Kommissarissen is steeds een officier en de andere een militair van gelijken of daaraan naastbij komenden rang als de overledene. Art. 4. Kommissarissen worden benoemd door den korps- of dienstchef, ter plaatse, waar de benoeming moet geschieden, aanwezig, en indien de overledene voor memorie werd gevoerd, door den plaatselijken chef van de dienst, waartoe hij behoort. Indien geen korpskommandant of chef van den dienst ter plaatse aanwezig is, worden kommissarissen benoemd door den plaatselijken militairen kommandant. Art. 5. Waar geen der autoriteiten, in art. 4 vermeld, aanwezig is, benoemt de hoogste burgerlijke autoriteit ter plaatse een burgerlijk persoon tot kommissaris, aan wien een onderofficier of minder militair als mede-kommissaris wordt toegevoegd. Op plaatsen, waar slechts één officier aanwezig en deze tevens met het burgerlijk gezag belast is, treedt bij diens overlijden de onmiddelijk in rang op hem vol- II  162 Militaire nalatenschappen. gende militair als kommissaris in den hoe del op, die zich voorloopig, totdat de vervanger van den overledene zal zijn aangekomen, een ander militair van het garnizoen als mede - kommissaris toevoegt. Bij aankomst van dien vervanger treedt deze als mede - kommissaris op. Art. 6. Indien zich ter plaatse van het overlijden geen militairen bevinden, wordt de nalatenschap onverwijld als onbeheerd aanvaard door de Weeskamer, onder wier ressort de nalatenschap is opengevallen. B. Van de verrichtingen van kommissarissen. Art. 7. Kommissarissen zijn verplicht om, na voorafgegaan yerzegeling, wanneer zij die mogten noodig achten, een boedelbeschrijving op te maken en de goederen voorloopig te bewaren en daarmede te handelen zooals verder bij dit reglement is bepaald. Art. 8. Wanneer zich regthebbenden op de nalatenschap aanmelden, geven kommissarissen in den boedel dezen terstond aan die rechthebbenden over, tegen een bewijs van ontvangst in duplo. Kommissarissen zenden het origineel van dit bewijs aan de autoriteit, die hen heeft benoemd, ter nederlegging in haar archief. Art. 9. Wanneer de erfgenamen bekend zijn, geven kommissarissen onverwijld kennis van het overlijden: a. wanneer de erfgenamen meerderjarig zijn, aan hen zeiven: b. wanneer zij minderjarig zijn en nog niet in de voogdij is voorzien, aan de betrokken weeskamer, onder toezending van de akte van overlijden, mitsgaders van de geboorteakten van  Militaire nalatenschappen. 163 de kinderen, voor zoover zij die hebben kunnen bekomen; c. wanneer zij minderjarig zijn en een voogd hebben, aan dezen en aan de weeskamer, welke de toeziende voogdij uitoefent. Art. 10. Wanneer de overledene geen bekende erfgenamen heeft of dezen zich niet in Nederlandsch-lndië bevinden, of ■wel wanneer bekende in Nederlandsch-lndië aanwezige erfgenamen binnen een hun door kommissarissen in billijkheid te stellen termijn van ten hoogste vier maanden zich niet als regthebbenden op de nalatenschap aanmelden, of eindelijk wanneer, zooals bij voorbeeld te velde, op expeditie, • enz., geen mogelijkheid bestaat tot behoorlijke bewaring der nagelaten gelden en goederen, handelen kommissarissen overeenkomstig de art. 1 1 tot en. met 19. Evenzoo handelen zij met opzigt tot de goederen van wegens desertie of op andere wijze vermiste militairen. Art. 11. Kommissarissen doen zich door de administrateurs van het korps of garnizoen of door den onderintendant der militaire administratie, bij wien de overledene in betaling was, onderrigten of de overledene schulden aan den lande heeft. Zij ontvangen van hen, na aftrek dier schulden, de aan den boedel nog toekomende gelden wegens traktement, fouragegelden, enz. Zij doen zich wijders door genoemde administrateurs ter hand stellen eene opgave der schulden, waarvoor korting op het traktement van den overledene bevolen, maar nog niet of slechts gedeeltelijk bewerkstelligd is. Art. 12. (St. 1874-147.) Kommissarissen zijn gehouden de roerende goederen, in den boedel aanwezig, voorzoover deze  164 Militaire nalatenschappen- niet bewaard behoeven te worden, in het openbaar aan de meestbiedenden te doen verkoopen. ') Van dien verkoop zijn uitgezonderd effecten, obligatien en andere geldswaardige papieren. Indien verkoop door middel van het vendudepartement niet wel mogelijk of wegens het gering bedrag der boedels in verhouding tot de te maken kosten niet wenschelijk is, zal de verkoop buiten tusschenkomst van het vendukantoor aan de meestbiedenden tegen contant geld mogen geschieden, mits vooraf aan dezen verkoop zooveel mogelijk openbaarheid worde gegeven. Art. 13. Kommissarissen gemeten geen beheerloon. De kosten, door het voorloopig beheer veroorzaakt komen ten laste van den boedel. Art. 14. Kommissarissen houden nauwkeurig aanteekening van alle ontvangsten en uitgaven. Art. 15.