VOORBERICHT. De Maatschappij tot Nut van 't algemeen heeft honderd en meer jaren lang m de voorste gelederen gestaan van hen, die zich voor de opvoeding van het drie- tot zes-jange kind interesseerden. Practisch heeft zij in de eeuw, die achter ons ligt, met de oprichting van „bewaarscholen" belangrijk pionierswerk verricht, joch neemt onder de instellingen voor Volksontwikkeling, die ons land stelt de „bewaarschool" tot nu toe een al te bescheiden plaats in. Met vreugde constateeren wij daarom, dat de belangstelling voor de opvoeding van het kind voor den schoolplichtigen leeftijd alom is gerezen. Dat op dezen leeftijd reeds van opvoeden en niet slechts van „bewaren" moet WH gesproken, behoeft voor ingewijden reeds lang geen betoog meer en zelts de belangstellende leeken zijn met deze waarheid allengs vertrouwd. Steeds meer vereenigingen, steeds meer gemeentebesturen zien het vraagstuk onder oogen met de belangstelling, die het verdient en onze werkzame minister van onderwijs heeft een ontwerp van wet op het bewaarschoolonderwijs aangekondigd, dat zeker een geheel nieuwe periode zal inluiden. Rijksbelangstelling beteekent Rijkssteun. Rijkssteun beteekent opheffing van het algemeene peil dezer scholen. De al te bescheiden plaats waarvan we boven spraken zal kunnen worden verlaten. Tal van schoolbesturen - wij weten het uit dagelnksche ervaring - zien sinds jaren naar deze mogelijkheid reikhalzend uit. U, die poovere schooltjes! O, die poovere salarissen! O, die poovere voorbereiding 1 r Maar nu zal een nieuwe periode aanbreken. Betere salarissen zullen een betere en langere voorbereiding loonend maken. Betere gebouwen zullen aan de e.schen, d,e de kinderaard - niet het kind _ stelt, gaan beantwoorden. Moe weinig deden zij dit tot nu toe! Hoe gemakkelijk ware daarin reeds te voorzien geweest zonder meerdere kosten, had men bij den bouw een leidsman gehad, die z,ch in het eigenaardige probleem, dat deze scholen stellen, had verdiept. Het Nutsinstituut voor Volksontwikkeling heeft zich die vraag gesteld, en den FaDR u beafntwo°rden k°". heeft het gevonden in den persoon van Dr. C.. Bonebakker, referendaris van onderwijs der gemeente Utrecht. Deze heeft zich met volle liefde gegeven aan de studie van het bewaarschoolgebouw, zooals t is en zooals t zim kan en moet. Het resultaat van die studie en van de samenwerking met Utrechtsche en andere architecten wordt den lezer hier geboden Ki,k materiaal met een schat van gegevens en goede wenken. Voor gemeenten met groote beurzen en voor vereenigingen met kleine is hieruit te putten. Moge van dit boek, dat een overdruk is van verschillende artikelen verschenen ,n ons nieuwe tijdschrift „Volksontwikkeling"'), een reorganisatie" van onzen bewaarschoolbouw en tevens van den schoolbouw in 't algemeen uitgaan' De Nutscommissie voor Volkslectuur: PH. KOHNSTAMM, Voorzitter. J. HOVENS GRÉVE, Secretaris. ') Prijs per jaar f 10.—, fr. p. p. f 10.75.   is — behoudens een kleine schooltuinstrook — geheel zandterrein links een overdekte speelplaats of speelloods. § 2. Afmetingen. De hoogte van de lokalen en gangen . . 4.50 M. L, 'v/d vertrekken der onderwijzeressen 3.— M. „ v/d bijvertrekken a/d straatzijde: gelijkvloers 4.50 M. verdieping 2.70 M. Lengte vensterwand leslokalen 6.80 M. „ werkwand „ 6.15 M. „ vensterwand speellokalen 7.— M. lange wand „ 11.74M. Breedte gangen in 't midden 3.30 M. „ „ aan weerszijden 2.50 M. Fig. 2, blz. 7 en 10. Lengte speelloods 10.— M. Breedte „ 4.— M. Lengte speelplaats (inbegrepen de loods) . . 42.65 M. Breedte „ 14.— M. Oppervlak 597.10 M2. Lengte v/h hele schoolterrein 42.65 M. Breedte „ . „ „ 27.—M. Oppervlak „ „ 1151.55 M2. Oppervlak van de verdieping . . . . 554.45 M2. Totaal onoervlak 1706.— M2. Breedte „ .... Oppervlak Lengte v/h hele schoolterrein Breedte „ . „ „ Oppervlak „ „ Oppervlak van de verdieping Totaal oppervlak .... 6  zandspeelterrein, de overdekte speelplaats, de tekeningen op de gangen lokaalwanden, het kleurig venster van het trappenhuis. ) Een sterk sprekend simptoom is 't aantal speellokalen. De 2 klassen in de lokalen 1 en 2 hebben samen 1 speellokaal, dat is dus een op twee, tegen een op zes in de oudere Rotterdamse scholen. Ziezo, hier kunnen de kinderen evenveel dartelen als zitten. Maar de zaak is nog niet in orde: 1 van de 3 lokalen staat altijd leeg; welk 'n kostelike ruimte, die zooveel in eens gekost heeft aan terrein en bouw, en zooveel 's jaars kost aan onderhoud, verwarming en schoonmaak, blijft hier onbenut in een stad die ondanks de beproefde traditie van bewaarschool en kindertuin alle driejarigen aan gevaren van de straatopvoeding, het bewaarmens, de kokend-waterketel en de steile trap overlaat, en zelfs nog lang niet alle 4-jarigen die plaats behoeven, kan ontvangen. Dit bezwaar geldt niet voor de 2 klassen die elkaar in lokaal 3 en 't aangelegen speellokaal afwisselen: Wisselklassen. O die wisselklassen,- schrik van alle bewaarschool-onderwijzeressen. „Precies op tijd uitscheiden met je „les"2); als 't werk niet klaar is moet 't toch opgeruimd worden, de andere klas wacht al; niet eens tijd voor ventileren; 2 kapiteins op 1 schip" .... de dames zijn niet gauw uitgepraat met hun grieven. Deze zijn niet alle juist: een zindelik gehouden modern schoollokaal behoeft onder schooltijd geen luchtverversing met open ramen en deuren; maar de onderwijzeres moet zo wakker zijn voor de hygiëne, dat er geregeld ventilatie is; als zij niet stipt op haar tijd weet te passen, mist zij een onmisbare hoedanigheid, en met een mede-onderwijzeres samenwerken — zeker, dat is niet iets voor de oude school, elk molletje in zijn holletje, maar, fröbelonderwijzeres, de kindertuin is een levensgemeenschap. Zijt ge tegen samengebruik van 't leslokaal, waarom dan niet geprutteld tegen 't samengebruik van een speellokaal. Pas op, fröbelonderwijzeres, verpraat u nu niet weer alsof ge van de oude school waart, die zegt: „de gymnastiekles, nu ja." Is uw speeluur iets minder belangrijk, dan enig ander uur? „Geef aan mijn klasse een apart speel- èn een apart leslokaal," zult gij zeggen. Zo hebben uw amtgenoten in Wenen blijkbaar geredeneerd.3) Wat 'n ruimteverspilling, die de hoofdstad van het armgeoorloogde land zich nu wel berouwen zal. Neen, de hele kwestie is geen kwestie, zodra we in de oudste kindertuinen hebben rondgekeken. Een kindertuin begon met 1 groep van 3- tot 6-jarige kinderen. Die zaten op twee banken aam één tafel; de onderwijzeres ging aan 't hoofdeneind zitten op een krukje. Was 't troepje klaar met werken, dan werden tafel en banken aan de wand of in de gang gezet, en, zoals 't immers in elke kinderkamer gaat, de werkkamer was speelkamer geworden. Aldus Aug. Köhler, in „die Praxis des Kindergar- ') Wie de Amsterdamse openbare voorbereidende scholen kent, weet dat men er ook in de opvoeding der kinderen steeds meer tekenen van vernieuwing ziet. 2) We zijn niet in een kindertuin! 3) In Dr. K. Loos, Enzyclopaedisches Handbuch der Erziehungskunde, 2e Auflage, I S. 826, zijn de plattegrond en de gevel, als van een aristokraties herenhuis, afgebeeld. 18  bakken, kattebakken, vullisbakken, en ... . foei! Niet zulke grove taal! Laten we Lever de tuin voor onze kinderen eens leuk aanleggen. Een deel voor zaaien en kweken. Een verhard deel voor hoepelen, draven, stoeien en tollen. Een zandparadijs om te graven en te rollen. Maar 't is te vaak geen weer voor spelen onder de blote hemel. Het zandparadijs is soms weken lang te nat. Daarom moet er ook een prieeltje zijn voor t graven ') en een warande voor 't draven. Op fig. 18 ziet gij hoe de architect Rietbergen de tuin der fröbelschool aan de Croeselaan heeft ingericht; de huppelwarande ontbreekt er; op fig. 19 ziet ge de speelplaats van de fröbelschool in de Vosmaerstraat; daar ontbreekt de huppelwarande niet. Tuintjes en huisdierverblijven komen nog. Fig. 19, blz. 23. § 11. ^Werkvertrekken aan de speelplaatszijde. In de mooiste nieuwe bewaarschoolgebouwen te Amsterdam, s Gravenhage en Rotterdam liggen de vertrekken op 't Zuiden, de speelplaatsen daarvoor, 't Gevolg is of: als in Rotterdam, dat men buiten weinig of niet speelt, of, als in den Haag en Amsterdam, dat onder schooltijd 's winters te weinig geventileerd wordt, 's zomers de onderwijzeressen en kinderen zich nauweliks verstaanbaar kunnen maken. Stille, rustige stemming is onmogelik. In dit opzicht zijn deze gebouwen zeer onvolkomen. Wij zullen in hoofdstuk III en IV de nieuwe Utrechtse, als kleuterstehuizen gedachte fröbelschoolgebouwen beschrijven, en doen zien hoe dit bezwaar is overwonnen; wij bespreken dan voorts het reglement op de bouw der Utrechtse openbare fröbelscholen en zullen een blik slaan in de toekomst. ) „Speelloods" heet dat in de poëtiese taal der „school." Zie fig, 8. 23  III. Nieuwe kleuterstehuizen. § 1. De naam. In Mei 1915 heeft de Utrechtse gemeenteraad in beginsel besloten tot het afscheiden der voorbereidende klassen van de openbare lagere scholen en deze om te zetten in... . Er waren 2 gemeentelike bewaarscholen. Hoe zouden deze en de nieuwe scholen genoemd worden ? Tenslotte is 't geworden: fröbelscholen, fröbelonderwijs, met een kleine f. Terecht. Fröbel heeft aangetoond: dat de kleine-kinder- of bewaarschool, wier eerste doel was bewaren, behoort te zijn de plaats waar de kinderen in de gunstigste groeivoorwaarden verkeren; dat 't kind een zienlik en onzienlik wezen is, wiens alzijdige uitgroei te begunstigen het wezen is der opvoeding; dat het dageliks verkeer in de kindertuin voor de kleuters ook uit de welvarendste gezinnen een voorrecht is. Ziedaar de 3-voudige Fröbelse gedachte die wij kenschetsen met 't woord „fröbelen". Matjes vlechten en met de speelgaven werken is dus fröbelen alleen voorzover 't geschiedt in de geest van naleving van Fröbel's grondgedachte. Montessori is de meestbetekenende uitwerkster van deze gedachte; haar arbeid is fröbelen in de hoogste zin, 't is de reiniging der Fröbelzienswijze die door de school werd bezoedeld en vernuchterd; 't is de verdieping dier gedachte en haar natuurwetenschappelike verklaring en bevestiging. De Utrechtse term is dus niet een partijkiezen voor de ene en tegen de andere zienswijze, maar de erkenning dat wij, voorgelicht door beiden, van de kinderen zullen leren wat voor de ontwikkeling van de kinderen goed is; 't is de aanvaarding van de anti-boek-en-woordopvoeding, van de opvoeding door arbeid en vooral door 't wekken der innerlike krachten. Termen als „bewaarschool", „voorbereidende school" zijn niet meer te wettigen. De kindertuin moge een veilige plaats zijn voor kinderen van moeders die overdag buitenshuis, in de fabriek of de politiek, moeten arbeiden, maar bewaren is zijn doel niet; wel is 't bewaren een voordeel voor de praktijk van 't huiselik leven. Voorbereiden tot de lagere school is het doel evenmin. Men moet overigens maar naar de voorbereidende klassen zien, om te weten wat dat voorbereiden wil zeggen. Ons schoolwezen moet zich niet oriënteeren naar de oude school maar naar de nieuwe, zij moet fröbelen. Montessori, Ligthart, Kerschensteiner, Dalcroze zijn evenals Fröbel, fröbelaars ook voor de niet-meer-kleuters. Vreest men van 't woord fröbelschool misverstand, neem dan een nieuwe naam en zeg: kleuterstehuis. Daarmee mogen de Montessorianen ook ingenomen zijn, want 't is haar italiaans verdietst. >Vij moesten nu kleuterstehuizen gaan ontwerpen. De geestelike inhoud was gegeven. De vijand bekend. De richting aangewezen. Het eerste gebouw werd ontworpen door de architekt A. J. van Schaik te Utrecht. § 2. Openbare fröbelschool a/d Royaards v/d Hamkade. (Zie de figuren 11, 14, 16 en 20). Het gebouw is bestemd voor 6 klassen; men zie verder, het voor- 24  c. d. e. f. g- lage vensterkozijnen (fig. 11 en 20); openslaande buitendeuren in alle vertrekken; lage zoldering der werkvertrekken; « vorm der speellokalen; stoeltjes en tafeltjes (fig. 16). t gebouw van buiten. Fig. 22, blz. 28. § 3. Openbare fröbelschool in de Vosmaerstraat. (Zie de figuren 12, 19 en 21.) Architect S. F. Loeb f. Indeling van vertrekken en speelplaatsen: van de Directeur der Gemeentewerken Nieuwenhuis f. Het gebouw is bestemd voor een fröbelschool van 6 en een lagere school van 7 klassen, waarvan 5 op de verdieping. Men lette op de situatie, waarbij 't gedruis van de speelplaatsen in de werkvertrekken der fröbel- en de leslokalen der lagère school 27  INUTS COMMISSIE VOOR VOLKSLECTUUR H NUTSBOEKERIJ No. 8. HET KLEUTERS TEHUIS. HANDLEIDING BIJ HET BOUWEN VAN |||. „BEWAAR SCHOLEN DOOR DR. E. BONEBAKKER. * TSUITGEVERIJ TE Z ALTBOMMEL 1920. „PATRIA" - AMERSFOORT PRIJS f2.—     b y A HET KLEUTERSTEHUIS. HANDLEIDING BIJ HET BOUWEN VAN „BEWAAR -SCHOLEN DOOR DR. E. BONEBAKKER. NUTSUITGEVERIJ TE ZALTBOMMEL 1920.  Baut das Haus zum frohen Kindergarten." FR. FRÖBEL 1844 Scholen mogen geen gevangenissen zijn." L. DE PAEUW 1918.  Plaats voor 42 kinderen per klasse, te zamen, in 8 klassen, 336kinderen. Beschikbare ruimte per kind , 6.07 M2. „ „ „ „ op 't speelterrein .... 1.77 M2. § 3. Beschrijving van gebouw en erf. De voorgevel heeft evenals 't hele gebouw het sober-waardige karakter van de soliede moderne school (fig. 2.) Fig. 3, blz. 7 en 30. Binnenkomende staat men tegenover de keurig bewerkte gangkachel, met wandversiering daarboven (fig. 3.) De gang is tot op lambrizeringshoogte versierd, krijgt licht uit 't trappenhuis en door venstertjes in de deuren der schoollokalen en bijvertrekken. 7  Fig. 4, blz. 8 en 30. De trap is overstroomd met getint licht dat door 't grote trapvenster invalt (fig. 4.) . De onderzijde van 't glas in de vensters der lokalen is 1.25 M. boven de vlqer. De lokalen zijn sober versierd, waarvan een proeve op fig. 5, dat een speellokaalwand te zien geeft. In de leslokalen de welbekende keurige meubelen der Amsterdamse gemeentescholen uit de schoolmeubelenwerkplaats die eveneens verdient algemeen bekend te zijn. De kinderen zitten twee aan twee in banken met horizontaal tafelblad (fig. 6, van een andere Amsterdamse school; let ook op 't venster). Wat een grote zandspeelplaats voor kinderen waard is doet fig. 7 (eveneens van een andere school) zien aan ieder die 't niet mocht weten van een zomerdagje aan t zeestrand. Van een speelloods geeft fig. 8 een indruk; die dient voor buitenspelen bij regenweer. 8 Fig. 5, blz. 8 en 30.  II. Beoordeling van het gebouw. S 1. Een woord vooraf. Spreekt ergens een schoolgebouw duideliker van lo. het verlangen der overheid om aan de schooljeugd zoveel ten koste te leggen .als maar verlangd mocht worden om haar 't beste te geven, 2o. het verlangen van de architect om aan de bedoeling van zijn bouwheren op waardige wijze te voldoen ? Echt mooi werk. Fig. 6, blz. 8 en 16. Nu kom ik tot de aanwijzing der gebreken. Moge men mij wel begrijpen: indien ik in het werk dit en dat afkeur, 't is niet op de toon van „hoe dom", maar op een toon van „kranig, en nu zien hoe Fig. 7, blz. 8. we 't in 't vervolg nog beter maken". Ieder ernstig werker zal mij begrijpen; wat er goeds is in ons werk hebben we te danken aan onze rusteloze, zorgvuldig afkeurende kritiek. 9  I. Een hedendaags bewaarschoolgebouw. § 1. Plattegrond. Een der laatste proeven van naar 't beste strevende bewaarschoolarchitectuur is het gebouw der school voor openbaar voorbereidend onderwijs Letter Z in de twede Boerhaavestraat te Amsterdam, architect de heer A. R. Hulshoff. De opdracht was een gebouw dat 8 klassen kon herbergen. Op de plattegrond, figuur l, kan men de indeling zien van de ruimte gelijkvloers; die der 1ste verdieping is nagenoeg volkomen daaraan gelijk. FJg. I, blz. 5. In elk der lokalen 1 en 2 is een klasse gevestigd; deze 2 klassen gebruiken om beurten het links gelegen speellokaal. In lokaal 3 zijn 2 klassen gevestigd, waarvan zich steeds 1 in het rechts gelegen speellokaal bevindt. Dus beneden 4 klassen, boven 4 klassen, samen 8, in 10 lokalen. De lokalen zien alle op de speelplaats uit, ZuidOostelik, de speellokalen ook op de straat, Noord-Westelik. Tussen lokaal 1 en 2 het vertrek der hoofdonderwijzeres, daarboven de kamer der andere onderwijzeressen. Aan de andere kant van de gang links en rechts van de ingang een W.C.-vertrek voor de jongens en een voor de meisjes; rechts van dat der meisjes een handenwasvertrek, verder brandstoffenbergplaats, keukentje enz. De speelplaats 5  § 2. De kindertuin. Fröbel heeft de mooie gedachte uitgesproken dat onze kleuters als planten zijn, die wij gelegenheid geven te groeien en te bloeien in de hof: „kindertuin" is zijn onsterfelik dichterwoord, dat' in duitse, romaanse en angelsaksiese landen als woord altans ingang mocht vinden, in Nederland helaas niet. „Kleutershuis" is de naam die Fig. 8, blz. 8 en 23. Montessori koos. Kindertuin of kleuterstehuis nu is ons beste moderne bewaarschoolgebouw niet. AVant t is geen tehuis, geen lustoord; 't is een school, een gesticht, met lokalen, hoog, hol; een omheinde enclave buiten 't „volle leven", geen kind kijkt er in noch uit. Denk U eens een vreemdeling; in zijn vaderland spreken alle scholen de taal van Fröbel, als fig. 9. Hij reist per vliegtuig, bij Amsterdam raakt de schroef onklaar, een noodlanding op 't open bouwterrein naast 't station ^Weesperpoort. In zijn reisjournaal tekent hij aan: „gedaald nabij een spoorstation, voor een bankgebouw. Zie figuur 2 nog eens, nu als niets wetende, aan, vooral 't midden stuk. Is de vlieg- Fig. 9, blz. 10, ontleend aan „das man een slecht opmerker? Een tuin; Schulhaus", jrg. 1918. in 't midden een oranjerie, waar men bij guur weer de tedere planten bergt; 't is er zomers-warm, er is licht van alle kanten; ze mogen naar buiten kijken door de naar alle zijden openslaande glasdeuren; in de lente: naar buiten, in en uit. 10  f § 3. Zoldering-hoogte. Een palmenkas is heel hoog, b.v. 20 M., een bloemenkas (in 't midden) weinig meer dan manshoog. Een zaal voor hoge heren, de Mozeszaal, is heel hoog, zo hoog als hun amtshoogheid; een schoollokaal — een lokaal, zo goed als schaftlokalen en vergaderlokalen — is zo hoog als lokalen nu eenmaal zijn, maar de hoogte van de oranjerie in kindertuinen wordt ° p ■" - kj 10 W A » © 3* © 3* © 2 © S © Nederland en België Frankrijk en Griekenland Hessen fc i g Oostenrijk . B Hongarije Baden en Noorwegen Bei- | < Pruisen K. o 3 n Waadt I - -• p Lübeck 3 Bern (stad) . f-<^ Bremen „ a- Denemarken J l Bern (dorpen) B £. Engeland g » Luzern en Schwvz E Zwitserland I' Freiburg | Hamburg |- Utrechts fröbelscboolbouwreglement 1919 *' ' d Fig. 10, blz. 12; voorgeschreven hoogte van schoollokalen. bepaald door de groei- en bloeibehoeften van de kinderen. Die behoefte is dat de ruimte gezellig zij, gemakkelik en egaal verwarmbaar, dat de lucht snel ververst kan worden, en dat men er gemakkelik spreekt. Maakt men 't kindervertrek hoog als een lokaal, „tenminste 4.50 M." zoals 't K. B. van 25 Juni 1912, S. 192, nopens scholenbouw, voorschrijft, dan is 't vertrek moeilik en niet egaal te verwarmen; zolang men bezig is 't op temperatuur te brengen is er trekking 11  langs de vloer en vertikaal, en zitten de xj2 M. hoge kinderen in 't onderste 9 geweest van de schoolgezondheidsleer , schrijft de Paeuw (en ik kopieer hem maar eens een keer of wat omdat hij zoo smakelik schrijft wat wij te Utrecht zonder van hem te weten gedaan hebben). Geen wonder: een school Fig. 12, blz. H 28 en 31, openb. fr. school Vosmaerstr., Utrecht, arch. S. F. Loeb. waarin men leest uit boeken en schrijft in boeken, een letters-kijkschool, daar valt te praktizeren over de hygiëne van 't oog. Maar in een kleutershuis lezen en schrijven ze niet'); laat 't licht gerust van links en rechts invallen. „Een bekwaam inspecteur-generaal — de beste man ter wereld — heeft zijn leven besteed aan 't doen toemetselen van vensters in al de klassen, die haar licht van rechts en van links kregen. En toch zag het er zoo vroolijk uit in die klassen omdat licht en lucht er overvloedig binnenstroomden. Het is ongeloofelijk wat een geld men verspild heeft om aan dien wetenschappelijken gril te voldoen". Gaat nu eens zien nieuwe scholen met vensters ook aan de gangzijde: lagere scholen van Jhr. Op ten Noort te Enschedé (een daarvan nagebouwd te Bilthoven), M. U. L. O.-school ) En in vernieuwde scholen voor oudere kinderen zal vrij wat minder gelezen en geschreven worden dan in de oude. 14  van Ir. Mulock Houwer te Groningen aan de Coehoornsingel, L S van wnlen Ir Loeb te Utrecht aan de Mecklenburglaan, fröbelschool van architect Rietbergen te Utrecht aan de Croeselaan (fig. 13) Ik vestig de aandacht op nog enkele voordelen: valt licht van 2 kanten in dan kan de vensterhoogte en daarmee de vertrekhoogte geringer znn (dit bevordert dus de verlaging der zolderinghoogte). Kan men op een gegeven terrein de vertrekken niet op 't Zuilen *; W/. °^erPen< dan krijgt men van de gang die dus naar t Zuiden hg£ t mdde zonachtige licht, al is het dan niet uit de eerste hand. Dat mist men in de mooie Amsterdamse bewaarschool, die, ondanks t trappenhuis, te donker is en te gestichtachtig FiS. 13, blz. 15 en 28 vlg., openb. fr. s., Croeselaan. Utrecht. § 6. De banken. G^JL™0*** ODZe ^'r? ni6t in gevangenissen doen ontaarden." Gevangenissen, waar de brits vastgetimmerd is. lJie bonken van banken, bf zo zwaar dat ze niet van hun plaats gescEdloi t)kie KUnZe" Cn anderC bank^ if in de vloer gescnroeta, zoals Amerikaanse. vaktrÏZ™" hCeft ,Z 6611 ver?ordeling over uitgesproken die velen SS^geweest-^ Vt>0r ^ kleuters is ^ de eerste Mej. Henriquez Pimentel in de Sarphatistraat te Amsterdam mei Brouwer in een vertrek van de Nutsbewaarschool te Gangen' waren haar voor met stoeltjes en tafeltjes. Maar de NedeXndse ') Of je moet ze op 6 één cents penhouders verrollen. 16  bewaarschool wilde er ook na Montessori's vonnis nog niet aan: getuige o.a. de Amsterdamse bewaarschool. De bewaarschool heeft zich ten onzent aan 't Kunze-type vastgehecht, met deze concessie aan de onschoolse bezigheden van de kleuters, dat het tafelblad der lessenaar horizontaal is gemaakt'. Maar dit heeft er 't schools karakter niet van verzacht. (Zie nogmaals fig. 6). Gelijk in 't hele schoolgebouw — en de school zelve — leeft ook in de zitplaatsen nog altijd de middeleeuwse school, wat duidelik blijkt bij vergelijking van een authentieke afbeelding van een 'monnik die schrijft met een plaatje van een schooljongen in zijn model-bank in een schoolmeubel-katalogus. §7. De speellokalen. Een bewaarschool-speellokaal is langwerpig, lengte en breedte verhouden zich ongeveer als in gymnastieklokalen. Deze moeten langwerpig zijn, b.v. voor touwtrekken, oefeningen aan ringen en trapeze. W elhu, zal mesjeu geredeneerd hebben: wat het gymnastieklokaal is voor de lagere school, dat is het speellokaal in de bewaarschool. Heel duidelik spreekt deze opvatting in dat oudere Rotterdamse bewaarschooltyp'e van 3 leerlokalen elk voor 2 klassen, met in 't geheel 1 niet groot speellokaal. Hier kan elke klasse om beurten heen, ten hoogste '/e van de hele schooltijd, dus b.v. ij2 uurtje per dag, of 2 maal per week een uur. Zo gaat't immers in de school.1) De school. Daar zit men, als van ouds, de kleine mensjes. De school heeft nooit begrepen dat zij voor heel andere wezens, dat zij voor kinderen was. Dus een gymnastieklokaal voor 't spelen; de vensterbanken zijn hoog, de vorm is langwerpig, het dient voor gemeenschappelik gebruik van meer dan 1 klasse. De langwerpige vorm is ondoelmatig: 't lokaal is voor kringspelletjes te smal, bijna de helft blijft ongebruikt. Gaat maar kijken; de kring staat in 't midden; de kinderen die er om heenlopen, om te pakken of om niet gepakt te worden, hebben altijd moeite om tussen de kring en de lange wanden door te komen. Zijn er kinderen „af", die dan op de banken langs de wand gaan zitten en, met de beentjes spiebelend, toekijken, dan is er veel gevaar dat de dravende kinderen over die beentjes vallen. Dus te weinig ruimte. Terwijl aan weerskanten van de kring naar de smalle wanden toe, een grote ruimte ongebruikt blijft. Het speellokaal moet dus rond of vierkant zijn; de lengte van de straal van cirkel of ingeschreven cirkel wordt bepaald door de grootte van de kring ener voltallige klasse. Een straal van 4.50 M. is voor 't speellokaal van een klasse van 40 kinderen ruim voldoende. De breedte van 't speellokaal in 't Amsterdamse gebouw, 7 M., is dus 2 M. te kort; de vierkante afmeting van 't lokaal is 82.18 M2., d.i. zelfs nog iets meer dan nodig is, n.1. 81 M2. — De oude school weet wel hoe 't moet — in een bewaarschool! Maar weg met de bewaarschoolgedachte; een kindertuin, een kleuterstehuis zal 't zijn. En daarvan moet de school afblijven. Fig. 14 geeft een wand van een zuiver vierkant speelvertrek, de .banken in nissen; de kachel moet ook in de nis staan. (Architect: A. J. van Schalk.) ) De praktijk is tans wel beter, en zo weinig beter als de lokaliteit gedoogt, maar de bedoeling is duidelik' te lezen uit de situatie. 16  § 8. Wisselklassen. Het boek van Rijkens dat ik noemde, een gedenkstuk van zuivere kinderliefde en helder inzicht in de natuurlike groeivoorwaarden van kleuters, betekende — zonder dat de nederige en liefelike schrijver zich van iets anders dan een zachte kritiek bewust was — een vernietigend vonnis over de oude, de stijve, de afgesloten school. Rijkens gewaagt niet met één woord van Fröbel, die ruim 5 jaar vroeger de eerste kindertuin had gesticht. En toch was hij niet onbekend met het bewaarschoolwezen in Duitsland en Frankrijk (blz. 18), en toch was hij zijn innige geestverwant. Geen wonder, hij kende Pestalozzi uit zijn geschriften. (Zie b.v. blz. 224). De oude school Fig. H blz. 16 en 24—6, op. fr. sch. R. v. d. Hamkade. heeft zich niets van de landgenoot aangetrokken: zijn boek heeft ze ongelezen bijgezet irr musea. Zo zijn onze manieren tegen betweters. De aanval van Fröbel was bedenkeliker! een buitenlander! en met stellige hervormingsplannen van de school zelve. De school heeft ook Fröbel klein gekregen. Zie maar naar de nieuwste Amsterdamse bewaarschool. Was 't maar een bewaarschool naar de geest van Oberlin, van Rijkens. Neen: een „voorbereidende school": let wel een school die voor de school klaar maakt; die leert stilzitten, die leert nazeggen, die leert allemaal-evenknap, allemaal-even-gauw-zijn (of langzaam), die leert niet-voor-jebeurt-praten, en zo meer. Heel langzaam en heel onvolledig nam Fröbel's geest revanche. Haanstra heeft dat voor de kleuters bewerkt, Ligthart') met nog veel minder resultaat voor de lagere school. Simptomen daarvan zien wij ook in het Amsterdamse bewaarschoolgebouw: de schooltuin, het ') Wij moeten Klaas de Vries, Vrij, Swart e.a. daarbij niet vergeten. 17  tens , III, S. 224, (van de 3e druk; de eerste druk is van 1875; Köhler was direkteur van een der eerste kweekscholen voor Kindergartnerinnen, en had daarbij een kindertuin, gesticht in 1859). „Maar 't is beter als de kindertuin de beschikking heeft over 2 ruimten, en de kleinste als werk-, de grootste als bewegingsvertrek gebruikt. De kindertuin van 2 klassen gebruikt de beide vertrekken zo, dat de ene klasse in het ene, de andere in het 2de vertrek vertoeft en elkaar afwisselen. Dan spelen de 2 klassen allicht een ogenblikje samen. Men heeft dan maar 1 stel tafels en banken nodig, de meubels behoeven niet telkens van en op hun plaats gezet te worden, en de 2 klassen komen van zelf nu en dan een poosje bij elkaar. Kindertuinen van 3 klassen hebben 3 vertrekken nodig, 1 voor arbeid, 1 Fig. 15, bk. 19. voor spelletjes in de kring, 1 voor vinger- en balspel en voor 't vertellen." Van gebouw en erf voor een kindertuin van 3 klassen heeft Fröbel zelf een uitvoerige tekening nagelaten; zij is gepubliceerd door mevrouw von Marenholtz—Bülow in haar „Handbuch der Fröbelschen Erziehungslehre", II S. 150 (Kassei 1887). (fig. 15.) Let wel op: Fröbel heeft zich van 't langwerpige speelvertrek nog niet los kunnen denken. De geest van de oude school is als de Boze zelf, „hij loert, hij loert om in te varen". De besten onder ons ontkomen aan hem niet. ') Laat ons dus èn waakzaam èn nederig zijn, gij allen die de schoolvernieuwing met Uw ziel begeert. Fröbel heeft een verbeterde bank, een kamerachtige tafel, beide los, ook onderling los, en dit laatste is een overwinning van de grootste betekenis; maar tafel en bank in zoveel stukken te verdelen als er kinderen zijn, d. i. tafeltjes en stoeltjes maken, tot dat laatste stapje is hij niet gekomen. En 't lag toch voor de hand. Ons geslacht heeft 't ') Fröbel bleef in meer opzichten achter bij zijn leer; deze is daarom niet minder waard; maar om die reden vooral geen dogmatiese fröbelarij! Wij moeten in zijn geest hem na-arbeiden. 19  laatste stapje gedaan, en wij weten al bij ervaring dat 't gebruik van stoeltjes en tafeltjes mogelik is. W^elnu, konstrueer lichte en stevige meubeltjes, geef elke klasse haar eigen vertrek, maak de vertrekken groot genoeg voor een spelende klasse, en laat 't meubilair op zij gezet worden — naar de oudste kindertuinpraktijk; door de kinderen zelf — naar Montessori s praktijk (waarvan zij de opvoedkundige betekenis overtuigend heeft aangetoond). Daarmee zijn de kwesties van wisselklassen en leegstaande vertrekken opgelost. Op fig. 16 en 28 ziet men dat 't met stoeltjes en tafeltjes en zonder ongelukken best gaat. 2) § 9. Handen wassen en privaten. In het Amsterdamse gebouw ziet men 2 vertrekken voor 't „naar elders ' gaan, 1 voor de jongens, 1 voor de meisjes; men treft ze al Fig. 16, blz. 20 en 27. in eerder gestichte bewaarscholen der hoofdstad aan. Voor de lagere school is terecht voorgeschreven, dat elk privaat zich-in een afzonderlik hokje bevindt. In de bewaarscholen, ook in nieuwe en veelszins modern opgevatte gebouwen vindt men die hokjes. Wie is het rein gebleven grote kind, de onafhankelike uitdenker, die begrepen heeft dat kinderen van nog geen 6 gerust samen in één vertrek hun „drukkertje" kunnen doen. Zaten wij 's avonds bij ons> thuis in de ') Van dit vertrek is op fig. 11 't buitenaanzicht gebleven. 2) In de school voor lager handelsonderwijs te Utrecht zit elke leerling op een gewone losstaande stoel met brede, platte armleuningen, aan een lichte losstaande lessenaar, 't Gaat perfekt met honderden leerlingen van 13—18 jaar, overdag en 's avonds. 20  kinderkamer, broertjes en zusjes nog wel, ook niet in onze hansopjes elk voor zijn bedje even op 't potje? En wat is dat prakties: 6 jongens, 6 meisjes tegelijk, wat krijgt elk gauw een beurt, in een minuut of 6 is een hele klasse klaar. Geen kwestie van dat lang in de rij staan voor de „plee", wat men in de meeste bewaarscholen ziet. En dan is er nog een handenwasvertrek, daar ka/i er ook een heel troepje tegelijk terecht. Nu is de mooie vinding nog te verbeteren. De kinderen behoren na 't gebruik van privaat of urinoir hun handjes te wassen, dat moet een wet zijn. Daarom is 't goed, dat óf de waskommen zich jn het „druk vertrek bevinden of dat zij dit laatste door het wasvertrek alleen kunnen verlaten; 't laatste is •• voor vlug afdoen van deze aangelegenheid 't best. Verder kan 't vertrek geheel als vertrek worden opgevat: veel licht en lucht, vrolike kleuren, leuke platen aan de wand. § 10. De speelplaats, speelloods, zandbak. De Amsterdamse bewaarschoolspeelplaatsen zijn „heerlike zandwoestijnen". Maar ook niets dan dat. Vergun mij een bijdrage tot de geschiedenis van het zand in de kleuterschool.1) Voor zover ik heb kunnen nagaan is de vrij diep uitgegraven en met duinzand gevulde speelplaats exclusief Nederlands. Ik vind er mets van in de geschiedenis der volken, die veel voor hun kleuters hebben gedaan: Duitsers, Oostenrijkers, Zwitsers, Italianen, Fransen, Belgen, Engelsen, Amerikanen. Ook niet in recente publicaties van beide laatstgenoemde volken, die ik onder de ogen krijgen kon. Fröbel, die zooveel werk maakte van zijn tuin, komt niet verder dan een kleine zandhoop. Köhler noemt 't zand niet. Bij mevrouw von Marenholtz, 35 jaar geleden (Handbuch I p. 114) vind ik een zinnetje; in de tuin, zegt zij, moet een zandhoop zijn voor de jongste (N.B.) kinderen. Van MUnchen zag ik bakjes voor't maken van taartjes. Dr. Coronel, in zijn belangrijk boek over verleden, heden en toekomst der bewaarschool 2), geefteen tabellaries overzicht van de toestand der speelplaatsen enz. in 29 Amsterdamse bewaarscholen, (blz. 164 vlg.) In de kolom „aanleg" lees ik 3 maal „zandgrond, onbeplant", driemaal „deels zandgrond, onbeplant". Op blz. ) Zie ook de Cock en Teirlinck, Kinderspel en -lust VII 194. z) Amsterdam 1864. 21  161 blijkt dat daaronder is te verstaan: „met duinzand bestrooide grond". Onder de vereisten voor aan te leggen speelplaatsen rekent hij dat een gedeelte met een laag zand bedekt moet zijn, waarop enige eenvoudige toestellen voor gymnastiese oefeningen (blz. 316). Fig. 17 geeft het ontwerp der speelplaats naar 't ideaal van Rijkens, die voor Fröbels tekening weinig onderdoet. Op blz. 91 schrijft hij dat de speelplaats „van een laag zand voorzien en onder de gymnastische werktuigen bovenal zacht moet wezen; kinderen wentelen zich gaarne in zand en dit is zeer gezond, waarom men daarmede niet te karig moet zijn." Zou in de door hem vermelde Noorder- Fig. 18, blz. 23. bewaarschool in Groningen (waar hij woonde) toen nog niet een der speelvertrekken als zand-speelterrein zijn ingericht? Of diende ook dit alleen voor 't rondwentelen der kleinsten en had men nog niet ontdekt dat de dikke zandlaag een eerste-rangs speel- en oefenmiddel voor lichaam en geest is van alle kinderen? Men kan 't in de specifiek Groningse zandspeellokalen der gemeentebewaarscholen dageliks zien. De Amsterdamse zandwoestijnen, van hoeveel waarde ook, staan wel ver achter bij de speelplaatsen waarvan Fröbel en Rijkens ons de ontwerpen hebben nagelaten, ook de „zandbakken", houten kasten van een of meer d.M. hoog met zand gevuld, soms kleine vakjes, als in vele oude bewaarscholen, soms van dezelfde afmetingen als de vloer van speellokalen, z.a. op de speelplaatsen*van nieuwe bewaarscholen der gemeente 's-Gravenhage; „zandbakken", waarmee wij dan bedoelen k i n d e rbakken. "Wij spraken van kindertuinen. In tuinen kweken wij bloemen. Wij planten ze in bedjes; moederlik klinkt dat woord: bloemenbed. Onze kinderen zouden we in bakken doen? Er zijn messenbakken, dien- 22  afgaande indachtig, de plattegrond, fig. 20. De werkvertrekken liggen op 't Z. O., de speellokalen op 't N. W. A. Af metingen. Hoogte van de werkvertrekken 3.75 M. „ speellokalen . . . 3 M. tot 5.50 M. (open kap). Fig. 20, blz. 25. Lengte vensterwand werkvertrekken I werkwand „ Lengte en breedte speellokalen . . Breedte gangen , 9.~ M. 7.— M. 9— M. 3.— M. 25  Lengte speelplaats (inbegrepen de loods)') 45.— M. Breedte „ „ „ 11.60M. Oppervlak 522.— M2. Lengte voortuin 29.55 M. Breedte „ 3— M. Oppervlak 88.65 M2. Totaal oppervlak voortuin en speelplaats 610.66 M . Totaal oppervlak van het hele schoolterrein . . 1438.50 M2. Plaats voor 6 X 36 = 216 kinderen. Beschikbare ruimte per kind .... 6.66 M2. „ „ in voortuin en speelplaats . . 2.83 M2.2) Fig. 21, blx. 27. B. Restanten van de oude schoolgedachte/ a. aparte speellokalen; b. hoge kap van die lokalen; c. licht van 1 kant, daardoor tevens donkere gang; d. speelloods. C. Vorderingen van de nieuwe schoolgedachte. a. de W. O- en handenwaskamers (let op, dat zij van de gang nog niet door een deur afgescheiden zijn) ; ') Op de plattegrond is die niet getekend; hij beslaat de N.O. hoek van de speelplaats, de dwarsgang komt er op uit. 2) Hierbij bedenke men dat alle kinderen tegelijk nooit buiten zijn. 26  niet kan hinderen, (fig. 21). De werkvertrekken van de fröbelschool liggen op 't Z.W\, de speellokalen op 't N.W\ A. Afmetingen van de fröbelschool. Hoogte van de werkvertrekken . . ... 4.50 M. „ „ „ speellokalen ... 5 M. tot 7.— M. (open kap) Lengte vensterwand werkvertrekken . . . 8.— M. „ werkwand „ ... 5.90 M. '). „ speellokalen 8.50 M. Breedte „ 8.15 M. gangen 2.05 M. en 2.30 M. Lengte speelplaats (inbegrepen speelpriëlen en huppelwarande) 32.— M. Breedte idem 16.— M. Oppervlak 512.—M2. Lengte voortuin .- . 34.65 M. Breedte „ 3.— M. Oppervlak 103.95 M2. Totaal oppervlak voor- en speeltuin 615.95 M2. Totaal oppervlak van het hele fröbelschoolterrein 1311.5 M2. Plaats voor 6 X 36 = 216 kinderen. Beschikbare ruimte per kind 6.07 M2. „ „ voortuin en speelplaats . 2.86 M.2. B. Restanten van de oude schoolgedachte. a. aparte speellokalen ; b. hoge kap daarvan; c. hoge zoldering der werkvertrekken2); d. licht van 1 kant; e. hoge vensterkozijnen. C. Vorderingen van de nieuwe schoolgedachte. a. W.C- en handenwaskamers met gangdeuren; b. openslaande buitendeuren in alle vertrekken; c. vorm der speellokalen; d. stoeltjes en tafeltjes; e. huppelwarande; f. zandpriëlen, met getint licht door kathedraalglasruiten ; g. verdeling van de speelplaats in schooltuin, verhard- en zandspeelterrein. § 4. Openbare fröbelschool in de Croeselaan. (Zie de fig. 13, 18, 22, 23 en 24). Architect M. Rietbergen, Utrecht. Het gebouw is bestemd voor 3 klassen en staat met een lagere school voor 8 klassen op één terrein. Gedruis van de speelterreinen als in § 3 (fig. 22). ) Deze afmeting bleek in de praktijk wel -wat te klein. z) Dit laatste doordat de fröbelschool moest samendoen met de lagere school; 't kind moet zich altijd naar de grote mensen schikken. Mesjeu „is de beste man ter wereld , maar hij begrijpt niets van de kleuters. . . . 4.50 M. 5 M. tot 7.— M. (open kap) . . . 8.—M. . . . 5.90 M. '). . . . 8.50 M. . . . 8.15 M. en 2.30 M. 28  A. Afmetingen van de fröbelschool: Hoogte van de werkvertrekken en 't speellokaal 4:50 M. Lengte vensterwand werkvertrekken .... 7.50 M. „ werkwand 8. M „ speellokaal (zonder de uitbouw met de verhoogde vloer) 8.90 M Breedte speellokaal 8 M Oppervlak speeltuin . . • 595 jyp Fig. 23, tlz. 30. Totaal oppervlak van het hele schoolterrein ... 865 — M2 n L-rraats VOOr 3 X 36 = 108 kinderen. ' " ' ■" Beschikbare ruimte per kind . Q » m de speeltuin 4 g8 M2. B. Restanten van de oude schoolgedachte. a. apart speellokaal; b. hoge zoldering van de vertrekken1). l) Kind en Mesjeu als voren. 29  C. Vorderingen van de nieuwe schoolgedachte. a. W.C.- en handenwashamers, met gangdeuren; b. knus hoekje in 't speellokaal, (fig. 23); c. stoeltjes en tafeltjes, (fig. 13); d. zandpriëel (fig. 19); e. verdeling van de speelplaats in verhard en zandspeelterrein; - f. licht van 2 kanten in de werkkamers; g. gekleurd glasmozaïek boven de warandedeuren en in de vensters van 't knus hoekje;-'1' h. • tekeningen op kinderhoogte (fig. 23 en 24). D. Aantekeningen bij f-h. Vaststond dat de speelplaatsen naar 't Zuiden moesten liggen en dat het speelplaatsgedruis in de leslokalen en arbeidsvertrekken niet mocht storen, dat geen lokalen en vertrekken zonloos zouden zijn. In de 2 vorige gebouwen liggen de speellokalen Noordwestelik. Om er zon in te krijgen is in de kap van elk dezer speelzalen, die door een oude schoolgedachte nog hoog zou zijn, aan de Zuid-Oostzijde een venster aangebracht. Zo werd daar iets van de morgenzonneschijn gewaarborgd. Maar 't rezultaat viel niet mee. Bovendien: aan de Croeselaan gold't twee werkkamers ; wij moesten dus alle Fig. 24, blz. ^30. gedachte aan een hoge, holle kap uitsluiten; die kamers konden niet aan de Zuid-, d.i. de speelplaatszijde liggen, en evenmin aan de Noord- of straatzijde. Toen hebben wij de gedachte aan de hoge vensters in de kap ontwikkeld : de gang werd als een glaswarande ontworpen met grote openslaande deuren naar buiten, en, aan de zijde der vertrekken, met grote schuifdeuren, tot onderaan toe voorzien van kleine vensterruiten. Was er binnen stilte nodig, dan zouden alle warandedeuren gesloten worden en konden de kinderen buiten naar hartelust dartelen; 't zonnetje zou toch inschijnen en met zacht weer zouden de vensters aan de Noordzijde openstaan. En van twee zijden licht, volop licht (zie de schaduwen van de meubelpootjes op fig. 13). Omdat er geen plaats voor een voortuin aan de openbare weg kon worden uitgespaard, moesten de straatvensters met 't oog op de eigenaardigheden van 't pubhek op meer dan manshoogte boven de grond blijven. Toch werd 't kozijn tot op -kinderhoogte naar beneden gebracht en opgelost in een bank; tusschen deze en 't venster: tekeningen. Dit was een nieuw vindinkje. De tekeningen in de gang en de speellokalen van het mooie Amsterdamse bewaarschoolgebouw, de figuurtjes boven in 't trapvenster (fig. 3, 4 en 5), zouden uitmuntend zijn, als ze maar op kinderhoogte waren. 30  Ook Loeb met zijn kinderhart heeft dit aanvankelijk niet ingezien (zie de fries op fig. 12). De architect Rietbergen heeft dit gevonden. — Terloops de opmerking dat ook kinderprenten als de zijne aan de wand misschien geheel moeten achterwege blijven of vervangen door mozaïekfiguren. Immers, aardiger dan dat de tekeningen ingemetseld worden door de architect is dat de onderwijzeressen ze maken en de kinderen 't werk langzaam zien .vorderen. Hier en daar heeft 't personeel van bewaarscholen verdienstelike muurtekeningen gemaakt. De architect zou zich dan in elke kamer kunnen bepalen tot een passe-partoutlijst van 35 X 47 c.M., waarin, naar de schone raad van Montessori, een meesterwerk der schilderkunst plaats vindt. Zij noemt de Madonna della Sedia van Rafaël (Pitti); er zijn meer kunstwerken, geschikt om op de kinderen een indruk te maken van iets hogers dan gewone lieve platen: ik noem de Madonna in de Grot van da Vinei (Louvre), Christophorus van Memlinc (Brugge, Akademie), de Heilige Familie van Rembrandt (Kassei), de maaltijd der engelen bij Abraham van Aert de Gelder (Boymans). Grote mensen weten dat dit alleen kost is voor grote-mensen. Kunsthistorie is dan ook een vak voor de hoogste klasse der middelbare meisjesschool en de universiteit. Maar echte grote-mensen verstaan de eenvoudige schoonheid niet van de kinderen die alle grote Meesters geweest zijn, en zijn te oppervlakkig om de onbewuste diepzinnigheid te verstaan van al wat kind is. Echte grote-mensen maken of kopen behangselpapier voor kinderkamers, volgetekend met opzettelik-onbeholpen prentjes, echt-nagemaakt kinderwerk, ') een even ernstige zonde aan 't kind, dat nog door oefening uit zijn onbeholpenheid groeien moet, als 't nabootsen van kromme kindertaal, 't Koddig nadoen "van de dwaze gebaren van krankzinnigen zou tegenwoordig algemeen afgekeurd worden. Maar, Mama, hoe dikwijls brabbelt U niet Uw eigen boy na? Doe als de Fransen die de gebrekkige zinnen van buitenlanders verbeterd herhalen. Het onvolkomene groeit in de sfeer van 't volkomen voorbeeld zijn bestemming tegemoet. Rietbergen heeft gekleurd glasmozaïek in de vensters laten zetten. Een land met toonloos, grijs licht op meer dan de helft van al de dagen; een volk dat eeuwen lang op Zondagmorgen gebeden en gezongen heeft in de flonkergloed van gebrande glasvensters, een zo bevoorrecht volk in een zo misdeeld land, mag zijn kleuters de bonte kleuren niet onthouden van 't ogenblik af dat 't zich in hun zielsbehoeften heeft ingedacht. Staring heeft 10 jaar aaneen, als kind, als knaap elke' Zondagmorgen in de kleurrijke wonderwerken van de Crabeths gekeken; Huet schrijft voor een deel daaraan zijn kunstzin, de oudvaderlandse wending van zijn geest, zijn sympathie met 't romantisme toe. Huet heeft goed begrepen wat Fröbel en Montessori ons zo nadrukkelik leren: de indrukken ook der prilste jeugd stemmen de kinderen der mensen voor 't hele leven op een bepaalde toon. Zie dus toe op de indrukken waaraan ge Uw kinderen overgeeft. Mesjeu en de stadstimmerman vonden een gewitte muur en houtwerk in de kleur van de grauwste Novembermisten ) Blz. 150, 14e jaargang van: de Vrouw en haar huis. 31  goed genoeg voor de kinderen. Zij mochten anders afgeleid worden! Maar wij, wij gaan in de leer bij Veldhuis en de Crabeths. §5. Aan de tweesprong. Zal ons schoolleven eindelik eens gezond worden, emancipeer 't van Mesjeu. Wij hebben doen zien hoe moeizaam de strijd is ook van de bestgezinden om zich los te maken van de denkgewoonten, de verfgewoonten, de bouwgewoonten, in één woord, van de dorre gewoonten-pedagogiek van Mesjeu. De Minister van Onderwijs, op blz. 14 van de memorie van toelichting op het wetsontwerp — L.O. van 26 April 1919, verklaart zich tegen een afzonderlik toezicht op dc bewaarscholen. „Juist omdat er verband en continuiteit in het onderwijs moet zijn dat de bewaarschooljaren en de eerste jaren der lagere school omvat, is het noodig dat ook het eerste onder het gewone schooltoezicht worde gesteld". Ik bezweer U, Excellentie, „het gewone schooltoezicht", waar wij 't aan 't werk zagen, ook en vooral als 't de woorden van de vernieuwde school sprak, zijn daad was zelden anders dan naar 't administratief gelezen wetsartikel; waar wij 't bij of op 't gebied van de kleutersschblen zagen komen, daar was zijn hart bij de wet en de superieuren. Arme kleuters in voorbereidende klassen, verjaagde kleuters uit fleurige bewaarschoolklassen. In de bewaarschool, hoeveel ze ook door de lagere school geleden heeft, hoezeer de poëtiese gevoelens en de frisse gedachten onder de school-adem zijn verschrompeld, in de bewaarschool spruit nieuw leven aan alle kanten uit, zie maar eens naar de nieuwe gebouwen: ze staan niet in Utrecht alleen, men vindt er in Friesland en de Achterhoek. De wereld dorst naar levensvernieuwing. „Scholen mogen geen gevangenissen zijn", zegt de Paeuw. En de wintertuinen waar de nieuwe zaden ontkiemen, zullen we moeten uitleveren aan cipiers ? Moeder bracht onlangs haar jongen voor 't eerst naar de grote school. „Juffrouw, hier istie, U zult 'm misschien wat anders vinden dan de andere kinderen, hij is buitengewoon impulsief". — „O Mevrouw, da's niks, dat hebben we er hier zo uit". — Mocht Moeder niet schreiend heengaan van die stokbewaarder-in-rokken ? Ja, als het lagere-school-wezen was wat het moest zijn, dan zouden wij met de uitspraak van de Minister instemmen. Maar als 't ooit nog eens gezond zal worden, laat dan de bewaarschool haar gelukkig begonnen herleving. Tussen deze en de ambachtsschool geplaatst, moet de andere ten slotte 6m; dan moet ze bovendien aan de handenarbeid, moet ze aan 't lijntekenen, moet ze aan de natuurwaarneming, moet ze aan de moedertaal. En dan gaan alle aanschouwingsplaten, met Zwier en Jansma, en de natuurkennis-lees-leer-boekjes, en de schooltaalboekjes naar de afdeling „folterkamer" van de historiese afdeling in een af ander schoolmuseum. Mochten allen die de onderwijsvernieuwing voorstaan, de verenigingen voor handenarbeid, vereenvoudiging van examens en onderwijs, Pallas-Athene, schoonheid in onderwijs en opvoeding, de bond van fröbel-onderwijzeressen, de Montessori-vereeniging en zo vele meer, wel begrijpen dat zij met de onderwijsvernieuwing aan de tweesprong 32  staan: hier een Mei-tuin met duiventil: „ Kommt laszt uns unsern Kindern leben" staat er boven de ingang; en daar ? „Wie binnentreedt zal niets meer nopen mogen". In donkre kleur zag ik die woorden aan De bovenlijst van ene poort geschreven. 'kZei: „Meester, dat is hard om te verstaan". 53  IV. Kleuterstehuizen der naaste toekomst. § 1. Drie types. De drie fröbelscholen van het vorige hoofdstuk zijn niets dan Fig. 26, blz. 36 vl( 34  proeven, niet alleen van een verbeterd kleuterstekuis, maar tevens van grondige schoolbouwvernieuwing in 't algemeen. Een stap verder geven fig. 25 en 26 te zien. Deze bevatten de plattegronden voor 3 wijzigingen van één type. In dit type is met de overleden gemeente-architect S. F. Loeb voortgewerkt op de vinding m III, § 4 onder D beschreven, van het vertrek dat van 2 kanten licht krijgt; alleen is de warande tevens als deel der vertrekken gedacht. De werkvertrekken zijn, met het bijbehorend warande-deel speelkamers. De afzönderlike speellokalen zijn vervallen, wij zijn terug m de alleroudste Fröbelse kindertuinkamer1), verbeterd. 't Woord „wisselklassen" is een historiese term geworden; en Dr. Montessori zal zich hier misschien ook thuis voelen. De 3 types zijn bestemd voorterreinen van verschillende vorm, 'teerste voor een breed en niet diep erf: Moeder staat met de armen wijd open; t tweede voor een hoekterrein: Moeder brengt de armen wat meer naar voren; 't derde voor een erf dat links en rechts tussen tuinen en voor en achter aan de openbare wegen ligt: Moeder omhelst haar schatten. § 2. Beschrijving van 't gebouw volgens 't derde plan. Het gebouw bestaat uit een middengedeelte, waarvan de lengte Uost-West gericht is, en uit 2 zijvleugels, wier lengteassen NoordZuid zijn gericht. In het midden van de middenvleugel is de toegang met al de ruimten voor de leidmg der school en 't gemeenschappelik gebruik der kinderen. Vandaar uit verspreiden zich allen vóór schooltijd, daar komen allen na schooltijd weer samen. Binnentredende door de voordeur heeft men links en rechts de kamers van de hoofdonderwijzeres en de andere onderwijzeressenmen betreedt de hal, waarin aan weerszijden nissen zijn voor de overkleren en hoofddeksels van de kinderen. Voorbij de kledernissen aan de ene zijde het keukentje, aan de andere het privaat der onderwijzeressen en het leermiddelenmagazijn. L)e hal wordt aan de achterzijde begrensd door het vertrek voor W. L/. en handenwassen. In de hal valt licht: van boven door een lantaarn en voorts door niet-grote vensters in de voorwand boven de sanitaire installatie eu boven de voordeur en de kamertjes der onderwijzeressen; verder door de voordeur, door de toegangsdeuren tot de warandes — waarover aanstonds - en door de glazen wand van 't handenwasvertrëk. j 71.1 °°sten van de hal ligt is 't spiegelbeeld van 't westelik deel. Wn beschrijven dit laatste. Door een dubbele glazen deur die links en rechts over 180° opendraait betreden wij de binnenwarande. Links komen we uit deze 7^on de, d°°r e*n dubbele glasdeur, naar buiten opendraaiend over 1ÖU , in de open bmtengalerij of huppelwarande — waarover aanstonds; rechts door een dubbele glasdeur, waarvan elke vleugel uit 4harmonika-achtig wegschuifbare delen bestaat, in de le kinderkamer. Aan ') Zie hiervoor blz. 18 vlg. 35  de Noordzijde: openslaande vensters, aan de westzijde een kachelnis en 2 in de wand uitgespaarde kasten. De binnenwarande in de lengte doorgaande komen wij, door eenzelfde deur als die naar de hal, in de ^^estelike zijvestibule — waarover aanstonds. De glasdeur aan de zijde der buitengalerij is tot op 1 M. hoogte van houten panelen voorzien. De warandedeuren die tot de kindervertrekken toegang geven zijn geheel uit kleine ruiten samengesteld. De warande krijgt licht door de buitendeuren en over de buitengalerij heen van boven door niet-grote vensters. De vloeren van de warandes en kinderkamers zijn gelijk, omdat warande en kamer telkens als één geheel worden gebruikt. Voor de vloer zijn t meest aan te bevelen houten blokken in asfalt gebed: hygiënies en duurzaam, hoewel duurder dan gewone vloeren van Amerikaans-grenen schroten. Uit de binnenwarande zijn wij in de zijvestibule gekomen. De beide zijvestibules dienen als toegangen voor de achter de school Fig 27, blz. 35—39. wonende kinderen. Deze vestibules kunnen elk door een kachel verwarmd worden. Uit de westelike vestibule komen wij zuidwaarts weer door een glasdeur in een binnenwarande, geheel gelijk aan de vorige. Deze bevindt zich voor twee kinderkamers, gelijk aan de reeds beschrevene. Tussen deze 2 kamers verminderen de kasten van het Noordelike vertrek de gehorigheid. Langs de binnenwarandes loopt de met plavuizen bevloerde open galerij aan 3 zijden om de middentuin. Aan 't einde van de warande komt men door een houten deur in een open zandpaviljoen, gelegen tussen de bergplaatsen voor brandstoffen en die voor tuinspeelgoed en tuingereedschap. De middentuin ligt 3 treden lager dan 't gebouw. In 't midden een duiventil, daaromheen zitbankjes voor de kinderen. Deze naar 't Zuiden openliggende tuin wordt verdeeld in vele tuintjes en doorsneden van Z.-N. door 't toegangs-, 't dwarspad, 2 diagonale paden, geplaveid met grote knobbelige kiezelstenen als in een oud-Broek-inWaterlandse doolhoftuin. Vóór de middentuin en de zandspeelplaatsen de grote speelplaats, 36  50 M. breed langs de straat, 10 M. diep van de straat af. Aan de W.-, Z.- en O.-zijde een dubbele haag, de buitenste van eglantier, wier fijne en dichte doorntwijgen een degelike en sierlike afsluiting vormen; de binnenste een ligusterhaag; tussen de twee, niet zichtbaar, prikkeldraad. In 't midden van de haag een hek. De kinderkamers en binnenwarandes zijn zo gedacht, dat elk vertrek door 't openschuiven der harmonikadeuren met 't bijbehorend deel der warande kan worden vergroot tot een vierkant speelvertrek. Is 't zacht weer, dan schuift men' de harmonikadeuren op zij, zet de buitendeuren der warande open : uit de kamer zien de kinderen in de tuin. Zijn buiten veel kinderen met praten of zingen aan 't werk, en behoeft men binnen stilte, dan gaan de buitenwarande- en de harmonikadeuren dicht, we zetten de vensters aan de andere kant open, en hebben 't bij open ramen stil. Bij t aan- en uitgaan van de school zijn de dwarsdeuren in de binnenwarandes open; dan zijn deze gangen. Bij feestjes communiceren alle kamers, warandes en de tuin. Is 't regenachtig maar niet guur weer, dan kunnen de kinderen in de open huppelwarande draven, hoepelen, tollen, knikkeren. De zon schijnt door de buitenwarande en door de venstertjes daarboven in alle vertrekken binnen, en bovendien dqor de buitenvensters, 's morgens in die van de Oostelike vleugel, s middags in die van de AVestehke. Bij winderig weer sluiten we de dwarsdeuren om de tocht te weren ; bij mooi weer gaat alles open, zodat de school, zo midden in zijn tuin, een oranjerie lijkt, een tuinhuis ; tuinhuis en tuin zullen in dubbele betekenis „Kindertuin" zijn. Aan alle zijden ligt de school vrij, aan alle zijden ziet ze er vriendelik uit, de kindervilla; de duiven fladderen van 3 zijden aan, en trippen in de til, en eruit (fig. 27). § 3. Afmetingen (type 2, volgens een uitgewerkt plan). Hoogte der kindervertrekken 3.20 M. Lengte langs de vensterwand ^$.75 M. „ langs de vensterloze wand ') . . . 7..— M. Breedte binnenwarande 2.50 M. „ huppelwarande . . . . -. . . 2.00 M. Lengte schooltuin . . . 11.50M. Breedte „ 17.50 M. Lengte speelplaats 68..— M. Breedte „ 7.50 M. tot 10.— M. Oppervlak schooltuin en speelplaats (inbegrepen huppelwarande en zandpriëlen) 8-(5.50 M2. Totaal oppervlak 1669.75 M2. Plaats voor 6 X 36 = 216 kinderen. Beschikbare ruimte per kind , 7.73 M2. „ „ in schooltuin en speelplaats . . 3.91 JM2. ') 't Begrip werkwand kan vervallen. Plaats in elke kamer een groot, licht hanteerbaar bord voor de onderwijzeres, en zorg dat ze 't overal kan ophangen. Dan is elke wand werkwand. En plaats in elke kamer ook enige kinderbordjes die op kinderhoogte aan alle wanden kunnen hangen. Dan is ook voor hen elke wand werkwand. Sfrfv'jH» 37  Men ga nu zelf na hoeveel er rest van de oude schoolgedachte, en hoeveel vorderingen de nieuwe heeft gemaakt. Maar dat men ons wel versta; indien men deze ontwerpen goedkeurt, ze zijn niet een laatste woord, neen een éérste van onderwijsvernieuwing, geïllustreerd in een gebouw. §4. Enige getallen. Bij de tegenwoordige stand der bouwprijzen zal naar een gedetailleerde berekening de uitvoering van type 2 komen te staan op f152.000. Indien de lokaalhoogte, naar oude gewoonte, op 4.50 M. (d.i. 1.30 hoger) werd gesteld, zou dit meer vorderen f23.500 of 15.5 °/0. Indien wij hadden vastgehouden aan de afzonderlike speellokalen en, naar t verlangen der onderwijzeressen '), aan 1 speellokaal plus 2 leslokalen voor 2 klassen; indien voorts afzonderlike gangen waren behouden, zou de begrootingssom f217.500 of 43.3 °/0 meer bedragen hebben. Er zijn2) 464402 drie- tot zesjarige kleuters in ons land; stel dat er in 10 jaar voor de helft van hen nieuwe kleuterstehuizen moeten zijn, dan kost dat3) aan scholenbouw (ongerekend de bouwgrond) in die 10 jaar: f234.010.300 volgens de oude, • -163.150.600 volgens de nieuwe schoolgedachte; dus minder: f 70.859.700 of 33,3 %. Het normaal rantsoen aan zwarte brandstof is voor een school van 9 lokalen, dus voor een zesklassige bewaarschool met 3 aparte speellokalen: 248,58 H.L. 4). Voor 1075 zesklassige bewaarscholen is dat 267.223,5 H.L. (a 75 K.G.) of 20041,76 ton. Dit kost volgens de prijs van nu, nl. f3,68 p. H.L.: f983.382,48. Voor 1075 bewaarscholen zonder aparte speellokalen zijn de besparingscijfers het derde deel daarvan, n.1.: 89.074,5 H.L. of 6680,5 ton en f327.794,16. De kosten van aanmaakturven, vuurmakers en schoonmaak bedragen voor 9 lokalen per jaar f 685,835 (volgens de prijzèn van 1918). Voor 1075 scholen van 9 lokalen is dat per jaar: f 736.950.—; wij krijgen dan als totaal voor verwarming en schoonmaak f 1.720.332.—. Voor 1075 scholen zonder aparte speellokalen is de bespaarde som per jaar wegens verwarming en schoonmaak het derde deel daarvan, n.1.: f573.444.-. ') Met uitzondering van de Utrechtse, in overleg met wie en met wier volle instemming de 3 types ontworpen zijn. 2) Op 31 December 1917. 3) Wij rekenen 6X36 = 216 kinderen per gebouw; voor 464402 : 2 = 232201 kinderen zijn dan nodig 1075 gebouwen. 4) Aldus berekend. Het rantsoen 1918/1919 voor de 600 kachels van gemeentescholen te Utrecht is 12430 eenheden; dit bedraagt 3U van 't normaal verbruik; dus bijtellen 4143 eenheden, wordt: 16573 eenheden, d.i. per kachel 27.62 eenheden, d. i. per 9 kachels 248,58 eenheden. In normale tijden stookte men in de scholen veel gascokes, waarvan 2 H.L. één eenheid zijn. Om 't tegendeel te doen van overdrijven, neem ik aan, dat alle eenheden in anthraciet, dus in evenzovele hectoliters geleverd zijn. 38  Deze cijfers zijn berekend bij een lokaalhoogte van 4.5 M.; de Utrechtse geringere hoogte van 3.20 M., d.i. ± s/7 van de gebruikelike, geeft veel meer besparing dan 2/7, maar wij houden ons aan dit te lage getal. Alleen de geringere lokaalhoogte zou dus in 1075 bewaarscholen met 9 lokalen een brandstoffenbesparing verzekeren van niet minder dan 5.726,22 ton of f280.966,42. De geringere lokaalhoogte geeft in 1075 scholen met 6 lokalen een besparing van 3817,1 ton of f 187.310,94. De gehele besparing aan verwarming en schoonmaak wegens het doen vervallen van 3 speel- op 6 leslokalen en de geringere lokaalhoogte bedraagt dus per jaar voor 1075 scholen f760.754,94 of f3,27 per kind. Ziehier één voorbeeld dat goed onderwijs niet altijd een kwestie is van geld uitgeven, maar dat verbetering van 't onderwijs en vermindering van de kosten hand aan hand kunnen gaan. Geld is er in ons land genoeg aan 't onderwijs uitgegeven — en verspild. — Xe veel geld verspild. En te weinig kennis besteed. Toen wij met de fröbelschoolbouw begonnen, wisten alle deskundigen 't beter: „wisselklassen, ba, een beetje geld meer, als 't toch goed is voor de kinderen!" Inderdaad, geen wisselklassen maar ook geen leegstaande lokalen, veel geld minder uitgeven, terwijl de kinderen 't veel beter hebben, zo staat de zaak. Maar daar wisten de deskundigen niets van. De onderwijzers, heet 't tegenwoordig, moeten uitmaken hoe 't onderwijs zal zijn. Maar bestudeert dan Uw zaken, onderwijzers. Daarvoor is echter voorlichting nodig. En die ontbreekt. Is 't bovenstaande nog niet genoeg om te overtuigen van de noodzakelikheid van een instituut voor volksopleiding? De scholenbouwresultaten, in dit opstel beschreven, zijn verkregen bij terloopse bestudering in ongunstige omstandigheden. Zet eens een groep bekwame mensen in gunstige omstandigheden aan 't werk op elk gebied der volksopleiding. Als 't Rijk er zijn voordeel niet inziet, heeft dan geen vermogend man daar 't geld voor over? Het Nutsinstituut voor Volksontwikkeling zou in die richting belangrijk werk kunnen doen, gelijk het door verschillende dergelijke „foundations" in Amerika wordt gedaan. § 5. Een bouwreglement voor fröbelscholen. Toen het Gemeentebestuur van Utrecht tot de subsidiëring van bijzondere fröbelscholen besloten had, moesten de voorwaarden worden vastgesteld, waaraan de te subsidiëren scholen zouden hebben te voldoen, ook ten aanzien van de gebouwen. Er moest dus een bouwreglement gemaakt worden. De 3 types van § 1 waren nog in wording en wij wisten in onze proefperiode nog niets met zekerheid over de eisen van 't goede gebouw-en-erf. „Stel dan minimum-eisen," mocht men zeggen, „evenals 't rijk; wil een schoolbestuur daar dan boven gaan . . ." Maar juist die minimum-eisen van 't rijk zijn somtijds de oorzaak van noodlottige onderwijs-maxima. Denk maar aan de minimum-eisen voor subsidiëring van m. u. 1. o.-scholen; die hebben 't uitbreiden en oppervlakkig maken bevorderd van 't onderwijs dat voor de rijpere jeugd integendeel beperkt en grondiger moest zijn. Minimum-eisen voor lokaalhoogte, voor aantal lokalen, terwijl beperking integendeel nodig was! Hoe dit zij, er is een bouwreglement 39  gemaakt, waarin met de intussen gereedgekomen ontwerpen der 3 types rekening kon worden gehouden. Maar 't bedoelt niet aan die types te binden, integendeel wil t vrijheid laten voor nieuwe, betere types. Het reglement werd door Burgemeester en ^Vethouders 10 Januari 1919 vastgesteld. Een school i— aldus de grondgedachte ;— is niet gevestigd in een gebouw, al of niet met een bijbehorend- stuk grond, maar op een terrein, op zekere wijze deels bebouwd, deels aangelegd; t gebouw met zijn vertrekken voor werk en spel, voor W\ C. en handenwassen, zijn klederbergplaatsen, gangen en trappen, zijn buitendeurwarande, zijn zandpriëlen, zijn erf, zijn meubelen en oefenmateriaal '), dit alles vormt één organies geheel; de onderdelen behoren in verband met elkaar te worden ontworpen en uitgevoerd. De kinderen werken en spelen in en buitenshuis, vooral veel buiten; 't komt er dus op aan dat ze in en buitenshuis ruimte, licht en lucht.hebben. Hoe die ruimte verdeeld moet worden over vertrekken, gangen, erf, dit zij aan zich wellicht nog ontwikkelende inzichten overgelaten; is elk bouwplan, aan de goedkeuring van B. en W. onderworpen, dan kan 't op elke behoefte getoetst worden, zonder dat er tal van maximum- of minimum-maten zijn voorgeschreven die misschien aan het uitvoeren van belangrijke nieuwe denkbeelden, openluchtscholen b.v., in de weg zouden staan. Er werd daarom geen ruimtegrens gesteld dan die van minstens 5 M.2 voor elke leerlingplaats in de school. Het gebouw moet liefst vrij staan en zo gelegen zijn dat 't zonlicht bepaaldelik de werk- en speelvertrekken — bij voorkeur 's morgens — kan bereiken. De regel behoort te zijn dat een vertrek op 't Z.-Vv'., Z. of Z.-O. daarvan gelegen erf uitkomt en dat bij zacht weer vensters en buitendeuren onder schooltijd kunnen openstaan; kan 't zo niet geschikt worden en moet een vertrek aan de straat komen te liggen, dan behoort 't daarvan gescheiden te zijn door een omheinde tuinstrook, zodat deuren en vensters open kunnen staan zonder dat men van de straat gehinderd wordt. Met 't oog op de voortschrijdende techniek, die op 't gebied van verwarming, verlichting en luchtverversing telkens met verrassingen kan komen, werd besloten geen regels te stellen, maar bij elk bouwplan een gedetailleerd ontwerp voor deze onderdelen te verlangen. Voor de dagelikse schoolpraktijk is de oordeelkundige plaatsing van drinkfonteintjes, kranen voor besproeiïng van zandspeelplaats, schooltuintjes en ten dienste van de werkvrouw noodzakelik. Het woord schoollokaal is vervangen door werk- en (of) speelvertrek; in een kleutersschool wordt gewerkt of gespeeld. Als minimum vertrekhoogte is gesteld 3.20 M.; de maximum-afstand tussen de vloer en' de onderste rij vensterruiten is 0.75 M. De vloeren moeten zo gekonstrueerd zijn, dat 't bij stoeien en draven niet hol klinkt; 't gedruis van in 't gebouw of op de speelplaats stoeiende en zingende kinderen moet klassen die in stilte bezig zijn, niet kunnen storen. De deuren moeten over 180° naar buiten opendraaien, tenzij 't schuif- of harmonika-deuren zijn; ze mogen, zoo zij op de voortuin of de speelplaats uitkomen, direkt toegang geven tot de buitenlucht. ') „leermiddelen" heet dat in de oude school. 40  Alle deurknoppen moeten eenvoudig zijn, en goed draaien; ook de ventilatiemekaniek, de kinderen moeten ermee om kunnen gaan. Er moet gelegenheid zijn om planten in de vensterkozijnen te zetten, dus tevens zo laag, dat de kinderen erbij kunnen. In elk vertrek een kast vopr de leermiddelen, waar de kinderen zelf bij kunnen. De minimumbreedte der gangen is 2 M.; als de kleren er hangen 2.50 M.; hoogte: 2.50 M. De kleren moeten bij voorkeur opgehangen worden in zijnissen van de gangen of in kleedkamers; voor elk kind moet een kapstok zijn ter kinderhoogte; onderlinge afstand der kapstokken ten minste 0.22 M.; geen 2 rijen boven elkaar; elke kapstok door een voor de kinderen te herkennen figuurtje te onderscheiden. Trappen moeten aan de onderzijde brandvrij zijn; zij mogen met de vloer geen groter hoek maken dan van 40 0 ; maximum hoogte der optrede: 0.16 M. Breedte van enkele trappen ten minste 1.50 M., van dubbele trappen, bij voorkeur met een leuning in 't midden, 2.20 M. Trappen van meer dan 3.50 M. hoog, moeten door een bordes onderbroken zijn. De leuningen op kinderhoogte. Gloóïingen in plaats van trappen — als in stationstunnels en 't Rotterdamse raadhuis — zijn toegelaten, voor elke 3 werk- of speelvertrekken op de bovenverdieping ten minste 1 trap, voor elke 6 tenminste een dubbele trap. Voor elke 6 of minder klassen bevindt zich op dezelfde verdieping een vertrek dat tenminste 6 privaten voor meisjes en 4 privaten met 2 urinoirs voor jongens bevat; alle met waterspoeling. De closetpotten mogen niet hoger dan 0.28 M. boven de vloer komen, zij moeten zo klein zijn, dat de kinderen er niet in kunnen zakken. Voorts is ruime gelegenheid voor handenwassen een postulaat. De lokaliteit moet groot genoeg zijn om een klasse van 36 kinderen in 3 partijen te helpen. Hot aantal privaten en urinoirs moet dus niet — als in een lagere school — berekend worden naar 't aantal kinderen dat in de school kan plaats vinden, maar naar 't maximum aantal kinderen in een klasse. De klassen gaan na elkaar volgens rooster „naar elders". Stijgt 't aantal klassen boven de 6, dan is een 2de privaten- en wasvertrek nodig. De tuin moet behalve uit de vertrekken ook uit de gang bereikbaar zijn. Voor de toegangen uit de tuin zijn flinke roosters nodig. In 't gebouw moeten 'matten in verdiepte vloergedeelten zijn, maar daaronder mogen geen vergaarbakken voor 't vuil zijn. De speelplaats moet gedeeltelik overdekt, gedeeltelik niet overdekt zijn; wenselik is overdekte gemeenschap tussen't gebouw en 't overdekte gedeelte. Een gedeelte van de tuin zij voor schooltuintjes, een ander deel als zandspeelplaats ingericht, met een zandlaag ter dikte van ten minste 0.60 M., voor een deel geplaveid. Grint wordt algemeen afgekeurd; grasgrond is in ons land te drassig; 't beste is een vloer van plavuizen of van platgelegde klinkers, liefst met kalk tussen de voegen, mits 't vlak voldoende helt naar een of meer putten voor 't doen afvloeien van hemelwater. De tuin moet behoorlik omheind zijn; is hij niet aan de openbare weg gelegen, dan zij er een nooduitgang daarheen; hij moet zooveel mogelik zijn droog, zonnig, niet tochtig, gedeeltelik met bomen en struiken beplant. In elke tuin een ruime bergkast voor 't speelmateriaal. Een speelplaats, op een bovenverdieping ingericht, moet voorzien zijn van een afrastering die ten minste 1.60 M. hoog is. Voorzover er nog geen stoeltjes en tafeltjes 41  maar banken zijn, mag elke bank dienen voor niet meer dan 2 kinderen en moet voor de afmeting der banken rekening gehouden worden met de verschillen in grootte der kinderen. De zitbreedte van een bank is voor elk kind tenminste 0.45 M.; de overdwars genomen afmeting van 't zitblad bedraagt ten minste 0.24 M.; elke bank heeft een horizontaal tafelblad, waarvan de overdwars genomen afmeting 0.30 M. bedraagt; de afstand tussen tafelblad en zitblad moet zo zijn, dat, indien 't kind rechtop zit, de voorarmen ongedwongen op 't tafelblad kunnen rusten; de bank moet van een lendenleaning voorzien zijn. De meubelen moeten zoveel mogelik glad, stofvrij en gemakkelik afwasbaar, de kanten en hoeken afgerond zijn. Maar de banken zijn veroordeeld. Dus voor een nieuwe school bestelt men stoeltjes en tafeltjes '). Zorg voor armleuningen aan de stoeltjes, kinderarmpjes zijn zwaar voor de romp, en daar rust al zo'n zware kinderbol op. Wij laten de maten voor 4derlei grootte volgen. De maten zijn: (in c.M.) . zitting- gehele leuning- .. .1 stoeltje. hoogte hoQgte hoogte. dlePte- tafeltje, bladhoogte. Ti i i i li No. A. | 20 49.1 41.5 25.4 No. A. 42 No. B. 22.7 53.3 45.5 26.6 No. B. 45.5 No. C. | 26 58.1 49.7 27.9 No. C. 49.8 No. D. 1 30.2, 63.6 54.2 29.3 No. D. 55 U l j | ■ De leer- en' speelmiddelen moeten gemakkelik gereinigd kunnen worden. Van binnen en van buiten moet 't gebouw vrolik opgeschilderd zijn. § 6. Praktiese wenken. Vergeet niet 1°) een flinke bergruimte, b.v. op de zolder, waar de inventaris der vertrekken kan geborgen worden tijdens de schoonmaak ; 2°) een keuken 2), voorzien van stookplaats? komfoor, flinke gootsteen, aanrecht, wijde afvoerpijp, kasten voor allerlei gerei, en handdoekenrek ; 3°) een brandstoffenbergplaats, van buiten bereikbaar voor de sjouwer, van binnen voor de werkvrouw, ingericht voor zwarte brandstof en voor aanmaakturf, en groot genoeg voor een halve ') Op fig. 28, blz. 43 ziet men (in de openbare hulpfröbelschool in de Grasstraat té Utrecht) o.a. de o.i. bestgeslaagde stoeltjes en tafeltjes. 2) Waar het dienstmeisje kleefstof kookt, melk warmt, leien reinigt, enz. 42  wintervoorraad, ') met een meetlat, waarop 't aantal ingestorte, gladgestreken hektoliters is af te lezen, en een silo-uitlaat; 4°) een kraan boven een in de gangvloer gemetselde gootsteen, ten behoeve van de werkvrouw, en goede gelegenheid voor 't afvloeien van t schrobwater ; 5°) een toonkast voor 't bewaren van werkstukken der kinderen. V. Techniese commissie voor scholenbouw. Het Utrechtse fröbelschoolgebouw is de vrucht van geduldig, vertrouwelik overleg, even onverzettelik als inschikkelik, tussen schoolman, schoolarts en schoolarchitect. Aanvankelik geschiedde dit occasioneel. Fig. 28, blz. 20 en 4,2. Sinds een paar jaar is er een techniese commissie voor scholenbouw en bijbehorende terreinen. Zij bestaat uit de hoofdambtenaar voor 't onderwijs, de chef van de gemeentelike geneeskundige dienst en de directeur van gemeentewerken. De architect, van wie een plan in bespreking komt, wordt uitgenodigd om daaraan deel te nemen. De bouw en inrichting der fröbelscholen is geschied na of in overleg met de vergadering van fröbelschoofden. Elke grotere gemeente zou zulk een commissie moeten instellen; voor kleinere gemeenten zou b.v. de Vereniging van Nederlandse gemeenten moeten zorgen. Een groot gemis — als op elk gebied van onderwijsbeheer en organisatie ~ is een bekwame rijksvoorhchtingsdienst. Die zou, sinds 1900 b.v., iets ') Want de hoofdonderwijzeres moet niet 10 maal in een winter uit haar werk gehaald worden om de brand te ontvangen. 43  hebben tot stand kunnen brengen: in schoonheid, doelmatigheid, kostenbesparing. Sinds bijna een jaar is er een staatscommissie voor schoolbouw-aangelegenheden; krijgt die klaargemaakte plannen te beoordelen ? Dat zou immers fout zijn. Neen, de schoolman geeft de geestelike inhoud, de architect ontwerpt daarnaar een plan, zo ontwikkelt zich onder overleg 't gebouw-project. ^Vat men bereiken kan, daarvan geeft de geschiedenis van 't Utrechtse fröbelschoolgebouw, dat temidden van heel veel andere bezigheden, tussen de druppeltjes door is bewerkt, een denkbeeld. Die staatscommissie nu is een goed begin. Haar instrument zij een rijksschoolbouw-instituut, waarmee zij intiem samenwerkt; deze instelling moet alles wat op de bouw en inrichting van gebouwen en terreinen voor de volksopleiding betrekking heeft, krities bestuderen en richtsnoeren uitgeven ten gerieve van gemeente- en schoolbesturen, 't schoolbouw-instituut zij een onderdeel van 't volksopleidings-instituut, dat behoort te werken in de geest van het Bureau of Kducation in ^iVashington dat uitnemende handleidingen * over onderwijs en opvoedingsvraagstukken uitgeeft. Wiir men de onderwijszaak ook aanvat, 't is schier alles cliché of proberen; grondige hervorming zij leus en daad. Nu of nooit. VI. Drie kleine kleuterstehuizen. § 1. Eenvoudig, sober, schoon. Een kleuterstehuis voor 6 kindertroepjes •—■ of, in de taal der school: „klassen" ,— wordt naar de bouwprijzen van nu, volgens nauwkeurige berekening, op f152.000 begroot. Grote gemeenten met hun onuitputtelike inkomsten en grenzenloos krediet, nietwaar, kunnen zich dat veroorloven, 't Rijk, waarvan wij verwachten dat het de bouw van kleuterstehuizen krachtig met subsidie zal bevorderen, is financiëel ook heel sterk; zo sterk als de krachtkomiek in't variëteiten-theater. Dat weet ieder die belasting betaalt. Maar kleine gemeenten en schoolbesturen, hoe zullen die aan de middeleif komen, nodig voor tehuizen waarin de prijs voor elke kleuterplaats alleen aan bouwkosten 15^°6°0 = f 703.— bedraagt? Trouwens, al zou voor zekere bouwheren de kostprijs bijzaak zijn, uit maatschappelik oogpunt is 't afkeurenswaardig, zo grote kapitalen — men. herleze de cijfers van hoofdstuk IV, § 4 ■— in schoolgebouwen vastteleggen, terwijl de hele wereld door massaverwoestingen, door massa-werkstakingen en in 't bijzonder door de grootste massawerkstaking die oorlog heet, deerlik verarmd is. Uit deze overweging is 't aller taak, vooral ook van de rijksten, grote soberheid in acht te nemen en elke mogelike geld- of materiaal-bezuiniging op te zoeken. Dit is allermeest nodig voor schoolgebouwen. Zeker, die moeten alles' geven wat voor veelzijdige ontwikkeling bevorderlik is, maar juist daarom de les onzer dagen leren, de les van eenvoud en matiging, een les van sprekende stenen, die een indruk geeft. Die indruk moet het opgroeiende geslacht na de eeuw van verspilling eerst, van vernieling daarna, in de eeuw van herstel meenemen uit het schoolgebouw. De overheid intussen vervult eerst dan haar taak van volks- 44  opvoeding-door-bouwkunst geheel, indien zij al haar bouwwerken in deze geest doet uitvoeren. Dat is tevens estetiese volksopvoeding. Want het artistiekste urinoirtje van f 5000.—, .de kunstrijkste Vijzelbrugleuning van f60.000—, zij zijn daarom niet esteties, omdat zij met in harmonie zijn met onze tijd, die arbeiden moet naar de leus: werk en spaar. — En de bouwkunstenaars ? Wilt ge die aan de kant laten staan? Integendeel, juist de kunstenaars vinden hier de schoonste taak. Laten zij maar bij de verarmde oude ziener van de Rozengracht in de leer gaan, die met loslating van vroegere praal, zich de onsterfelikheid verzekert door zijn edelste kunst: eenvoudig, sober, schoon. Meer dan ooit hebben wij Rembrandt nodig „als Erzieher". In het vierde hoofdstuk is aangetoond dat ingrijpende verbetering van het schoolgebouw met ingrijpende materiaalbesparing kan samengaan, en, nu wij voor een grote behoefte aan nieuwe schoolgebouwen staan, kleutersscholen, scholen voor de rijpere jeugd, volkshogescholen, voor een nieuwe schoolbouwperiode, hopen wij dat de Regering met de geest der door ons in praktijk gebrachte maatregelen een nieuw Koninklik Besluit nopens schoolbouw moge bezielen. Zouden gemeenten, schoolbesturen en architecten haar daarop niet bij adressen verzoeken? En dan moet de scholenbouw onder centrale voorlichting volgens standaardtypen, in de uitvoering gevariëerd naar de eisen van steden en landschappen, aangevat worden, evenzeer voor materiëel als voor esteties gewin. In het Hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van het Algemeen gaan blijkbaar dezelfde overwegingen om. In verband met het voornemen, om de kleutersopvoeding te helpen uitbreiden en verbeteren, kwam de Algemene Secretaris tot mij met de vraag of ik een drietal architecten wilde opwekken om elk een goed mooi kleutersschoolontwerp te maken voor drie kindergroepen, veel lager in prijs dan de in mijn vorig opstel beschreven gebouwen, ■ die toch al de taal van eenvoud en besparing spreken. Hij noemde f20.000. Gaarne gaf ik aan het voorstel gevolg. Ik heb met meer dan drie architecten samengewerkt; de keus was dus moeilik. Ik richtte mijn verzoeken ten slotte tot: !°' Rietbergen te Utrecht, de architect van het kleuters¬ paradijsje in de Croeselaan, 2°. ƒ. W. Janzen te Leerdam, van wie ik het zinrijk en vernuftig ontwerp van een kleine Montessori-school leerde kennen, 3°. het architecten- en ingenieurs-adviesbureau „T. A. B. R. O. S." van Ir. D. Roosenburg, b.i., Jhr. A. H. op ten Noort en Ir. L. S. P. Schetter, c.i., te 's-Gravenhage en Utrecht. De laatste keuze stond bij voorbaat vast door de herinnering aan mijn onvergetelike bouwvriend S. F. Loeb, die zich in de laatste jaren van zijn kort leven voortontwikkeld heeft in samenwerking met twee leden dezer kombinatie, en onder leiding van een hunner, die te h.nscnedé een geheel eigen schpolbouwtaal gesproken heeft. Aan elk werd dezelfde opgave voorgelegd: ontwerp een kleuterstehuis van 3 kamers, goed in de zin der Utrechtse fröbelscholen en zo mogelik niet duurder dan f20.000 (ongerekend de prijs van de grond). Ditmaal hebben architecten en ik geen overleg gepleegd, ik 45  beperk er mij hier toe, hun ontwerpen, zonder in kritiek te treden, te publiceren en volgens de ontvangen mededelingen toetelichten. De plannen zijn en. blijven het eigendom elk van zijn auteur. Een gemeente- of schoolbestuur, dat een der ontwerpen wenst te doen uitvoeren, versta zich met de eigenaar.  Om een gelijkmatige beoordeling van de begrotingscijfers mogelik te maken, heb ik elk gevraagd om opgave van de kubieke ombouwde ruimte van 't gebouw, en de kosten voor: 't gebouw, de beplanting en af heining, 't meubilair, honorarium en toezicht enz., onvoorzien. De post voor beplanting en afheining is zeer afhankelik van plaatselike omstandigheden. Aangenomen wordt dat 't terrein goede bouwgrond is, vlak, even hoog als de weg, zonder houtgewas op de bouwplaats; dat er riolering, gas-, kabel- en waterleiding voor het terrein is. Bij de beoordeling der begrootingscijfers bedenke men dat het grote raamoppervlak veel geld kost. Maar hierop is weinig te bezuinigen zonder de vermindering der opvoedkundige waarde van t gebouw. Voor een meer grondige beoordeling van de opgegeven sommen vrage men de gespecificeerde begroting van elk ontwerp aan de architect. § 2. Het ontwerp van T. A. B. R. O. S. (fig. 29). Wij laten dit ontwerp vooropgaan omdat het zich nauwer dan de beide andere aansluit aan de drie types die in het Ille Hoofdstuk zijn beschreven. Het gebouwtje wordt verondersteld te liggen op een Noordwaarts gerichte terreinhoek, evenals dus het winkelhaaktype, ™; n> j.,mg,anS met hal> klederbergplaats, kamers van 't personeel, W s, dit alles vult ook hier de Noordpunt, ópdat de kindervertrekken aan de zonzijde kunnen geplaatst worden. Hadden nu de ontwerpers aan de ene zijde twee vertrekken en aan de andere een geplaatst dat zou n simpele overneming geweest zijn, die echter een manke indruk had gemaakt. Zij plaatsten, als in genoemd type, ter linkeren ook ter rechterzijde van het centrale deel een kindervertrek, en het derde in de door deze twee gevormde Zuidwaarts gerichte hoek. Uoor deze vinding ontstond uit de winkelhaak een in vier gelijke vierkanten verdeeld vierkant. Binnenkomend door het voorportaal betreedt men de hal, die van boven licht krijgt. De hal is vierkant, links en rechts worden de bovenkleertjes opgehangen. Van de ingang af ziet men langs de diagonaal door t gebouwtje heen tot in de Zuidpunt in 't Zuidwaarts gelegen vertrek. Uit de hal komt men in een kleine, vierkante, precies in t midden gelegen ruimte, die naar drie zijden door glasdeuren toegang geeft tot de drie vertrekken. Van hieruit overziet men 't hele huisje en, door de buitenvensters, de tuin. Terwijl in de drie types het licht in de vertrekken invalt door twee tegenover elkaar staande wanden, geschiedt het hier door twee rechthoekig op elkaar geplaatste wanden en wel onderscheidenlik door de Noord-Oostelike en de ZuidOostehke, de Zu,d-Oostelike en de Zuid-Westelike, de Zuid-Westeiike en de Noord-Westehke wand. De twee Oostelik en Westelik gelegen vertrekken hebben elk één op de tuin uitkomende wand, het Zmdehk vertrek twee. De glasdeur en vensterwanden van dé tonzijde zijn van de vroeger besproken ontwerpen bekend, zo ook de lage vensters in de hoogte, die direkt licht over de afdekking van het warandedeel m de vertrekken toelaten. Men ziet dat er 36 Sr11 ? ïïn.Cn V¥en; de stoelt*es en tafelt?es !™n op allerlei wnzen geschikt worden. In dit bezuinigingsprojekt is het warandedeel geheel één geworden 47  met 't vertrek. Dit kan in zo ver zonder bezwaar omdat de corridorfunctie der warande hier, bij de groepering der vertrekken om he toegangskwadraatje heen, niet nodig is. Kan men t bekostigen dan] blijft de plaatsing van schuifdeuren tussen de warande en t vertrek zeil aanbevelenswaardig voor de geluidswering van de tumzijde. - Aan de N W. en N.O. zijde ligt 't gebouwtje een paar Meter achter de rooilijn tot bescherming van de school tegen mogelike onbescheidenheid van 't pubhek; een koniferenbeplanting of een groene haag zal een vriendehke aanblik geven. De warande-afdekking steekt als luifel een eindje over de tuin uit: het aldus overdekt tuingedeelte is de huppelgalerij van de vroeger besproken types vereenvoudigd. In de Zuidpunt is aan de buitenzijde een beschut hoekje uitgespaard voor een drinkfontein in het midden van de tuin. De tuin wordt deels geplaveid, deels als zandwoestijntje aangelegd, er zijn twee randen van schooltuintjes. De Oosthoek van 't terrein wordt door een zandpriëel ingenomen. Heesters en bomen aan de tuinrand. Een bloeiende haag omsluit 't geheel. Besparing van buitenmuren is verkregen doordat de omtrek van 't gebouwtje 20 »/„ korter is dan 't geval zou geweest zijn indien 't derde vertrek links of rechts evenwijdig aan de rooilijn geplaatst ware; hiermede hangt samen dat 't huisje beter verwarmbaar zal zijn. Besparing van kubieke inhoud is verkregen doordat het toegangskwadraat 70 c.M. lager gehouden is dan de yertrekkei^ Deze ruimte is men licht geneigd hoger dan de vertrekken te maken. Naar die tegengestelde opvatting is de architect Janzen te werk gegaan m zijn vijlhoekprojekt, hierna in § 4 beschreven, waarbij de ontwerper van een geheel ander uitgangspunt tot een opmerkelike overeenkomst in groepering der ruimten is gekomen. Hij beoogt in het centrale gedeelte ruime ruimtewerking, T. A. B. R. O. S. kleine ruimtewerking . . . voor de kleinen immers, 't Is te hopen dat elk zijn plan uit te voeren krijgt, opdat men een zuivere vergelijking kan maken tussen de verkieshkheid - voor de kinderen - van de ene opvatting boven de andere. In het voorhalgedeelte zijn links en rechts van de toegang de toiletten geplaatst, en tussen deze en de kindervertrekken twee kamertjes voor 't personeel. In deze kleine school is één genoeg De ruimte voor het andere kan dan, z. a. trouwens de ontwerpers ook bedoelen, voor het onmisbare keukentje worden bestemd. Voor dit gebouw zijn de voorschriften van t Utrechts frobelschoolbouwreglement gevolgd. Globale begrooting: Kubieke ombouwde ruimte . . 1425 M. 't Gebouw f 28.500.- Beplanting en afheining enz. . „ 1.000.— Meubilair » 3.000.— Onvoorzien » 500. Honorarium, toezicht enz 3.500.— Totaal f 36.500.De hoogte der vertrekken zou van 3.20 M. tot 3 M, die der warande van 2.50 M. tot 2.25 M. kunnen worden verminderd. Dit zou de kosten ongeveer f 1000 lager doen worden. 48  § 3 Het Ontwerp-Rietbergen (fig. 30) is als een buitenhuis voor dorpskinderen op zandgrond gedacht; dit karakter komt vooral uit in de kap die al op 0.50 M. hoogte boven de begane grond begint rustende op een fundering en een trasraam van mondklinkers. Tussen de staande benen van de kap en de doorlopende binnenstijlen zijn bimsplaten van 5 c.M. dikte gedacht, die doorgaan tot 't plafond De wanden der lokalen zijn dus. rechtstandig. De kap is afgedekt met onbrandbaar riet of met asfaltpapier en bestrooid met pannengruis. Wij betreden het gebouw door de vooruitspringende vestibule of hal, waarin links drie kledernissen, rechts 't privaat en fonteintje der onderwijzeressen en 2 vertrekken voor W. Cs en handenwassen van de meisjes en van de jongens, onderling door een lage wand gescheiden Voor een klein onderwijzeressen-vertrek zal bij uitvoering wel een plaats gevonden worden. Wij komen uit de hal in de binnenwarande, die langs de drie vertrekken loopt en op de bekende wijze door hamonikadeuren van deze zijn gescheiden. Uit de warande voor de 2 buitenste lokalen komt men door openslaande deuren op de geplaveide speelplaats, die links en rechts van de uitbouw met een luifel is overdekt Op de doorsnede rechts ziet men de kasten en 't bord van een vertrek dat zeker zo smaakvol van vorm en kleur is gedacht als wij 't van t gebouwtje in de Croeselaan kennen. Aan de Noordzijde ontvangt elk vertrek hcht u,t een drievoudig venster. De kchtkozijnen zijn te lood in de kap geplaatst en vormen meteen bij de onderdorpels een bloem bakrand m aansluiting met de goot. Staan wij op de weg, dan zien wij, iets lager, de zandspeelplaats, voor en op zij. De warande gaat aan de beide zijden open naar Q\zai!°'. ?ft voor deze uitgangen door de 2 zijluifels overdekt is. Schooltuintjes sluiten t erf aan weerskanten af. Het geplaveide speelterrein is weer hoger dan 't zandniveau. Het geheel is |edacht in frisse kleuren. Ook dit ontwerp neemt de voorschriften van 't Utrechts fröbelschool-bouwreglement in acht. ue kosten worden als volgt begroot: Kubieke ombouwde ruimte t Gebouw Beplanting en afheining . Meubilair Honorarium, toezicht enz On voorzien.... Totaal J. W JanL1"^^!^)6 ^f"** ^ den ****** v^Lr^V* Ü& au d,t andere' met °P«ttelike inachtneming IZJi A Y^ï r fr«bels^oolbouwreglement gemaakt, men ziet echte? aanstonds dat de Utrechtse genesis aan de ontwerper bekend is. weks nhX T ^ dC ^S^^ ^ het ontwerp te kort, welks plattegrond een deel is van een regelmatige vijfhoek. De vloer . 1185M.3 . f 20.313,35 . „ 150 . „ 2.895 • „ 1.800.— . „ 500.— f25.658,35 49   Fig. 31, Ontwerp Janzen, blz. 49 vlg. 51  van elk kindervertrek is op zijn beurt weer een regelmatige vijfhoek. De architect deed mij opmerken dat vijfhoekige bouwwerken alleen in Nederland bekend zijn, en wel van oudsher; de hooibergen bedoelt hij. Wie heeft zich daar ooit rekenschap van gegeven? Er zijn enkele driehoekige, meer vierhoekige, sommige zeshoekige, maar meest vijfhoekige hooibergen. Ter toelichting der tekening het volgende. Er zijn ten aanzien van de uiterlike aanblik twee hoofdgedachten: de ingang is klein en knus, de achterzijde zonnig, open en radiaal uitstralend. Fig. 32, Ontwerp Janzen, blz. 49 vlg. Aan de Zuidzijde gaat om het gebouw heen een huppelwarande, die men in de winter met glas zou kunnen dichten. De deuren, die van elk lokaal tot deze warande toegang geven, zijn op de tekening als draaideuren voorgesteld; schuifdeuren, hoewél technies meer bezwaarlik, zijn te verkiezen. Fig. 33, Ontwerp Janzen, blz. 49 vlg. Door glasdeuren is de huppelwarande in drieën verdeeld, waardoor beschutte windvrije hoeken verkregen worden. De overdekking van de gang geeft tevens het grote voordeel dat bij hoger zonnestand dan 45° (in de zomermiddaguren dus) het zonlicht niet direkt in het vertrek valt, waardoor dus geen gordijnen nodig zijn met het daardoor veroorzaakt lichtverlies, terwijl overmatige warmte gekeerd wordt. De boyenramen maken goede afvoer van bedorven lucht mo- 62  gelik; verder zijn de kozijnen zo te konstrueren dat over 't hele raamopperylak ventilatie mogelik is. Voor winterventilatie is een speciale inrichting gedacht, waardoor voortdurend warme verse lucht toegevoerd wordt. De kindervertrekken zijn 3.5 M. hoog; de inhoud is per leerling ± 2.85 M3. Verder zij gewezen op de zeer gunstige verhouding van vloer- tot lichtoppervlak, zonder dat dit tot buitensporige raamafmetingen heeft geleid, op de groepeering van de tafeltjes en stoeltjes, zoodat ieder kind van links licht krijgt. In de schuifdeuren heeft de ontwerper zich multiplexpanelen gedacht (desnoods draaibaar) die als schoolbord dienen. Eenvoudige iepenhouten geverniste meubels. De wanden, voorzover nog vrijkomend, zijn tot ± 1 M. hoogte met bruine tegels -bekleed, en daarboven met specie b.v. in warm geel geschuurd. Aan de wand, in lijst, een goede reproductie van een kunstwerk. Iets hoger een fries van motiefjes uit het planten- of dierenleven. Overigens is in de binnen- en buitenarchitecteur naar de meest mogelike eenvoud gestreefd. Alleen bij de ingang, boven de kozijnen enig beeldhouwwerk of bouwaardewerk: een moeder omhelsd door haar kind, als simbbol van de hefde; een man op rijper leeftijd, als simbool van de wijsheid. Als zinspreuk die de ouderen steunt, mag boven de deur gebéiteld worden Jan Ligtharts woord: „de hele opvoeding is een kwestie van hefde, geduld en wijsheid." Aan de materiële behoeften wordt passend, aan de ideële ruim voldaan. Een uiteenzetting van alle biezonderheden die tot de gegeven oplossing hebben geleid zou te ver voeren. Hier volgen nog enige opmerkingen. Ook in dit ontwerp is de vestibule als centrale ruimte gedachtgeen tochtportaal met tochtdeuren die te lastig zijn bij 't aan- en uitgaan van de school en dan toch met een haakje worden opengezet. Een vestibule is een k 1 ederbewaarplaats; die kleren worden dus niet weggeborgen. Door de verwijding naar achteren wordt goede ruimtewerking verkregen en, door ramen via 't toilet aan de kant waar de wind niet op staat, frisse lucht. De vestibule met de toiletten kan door een kachel verwarmd worden. Is deze ruimte matig verwarmd dan vormt zij een goede overgang tussen de buitenlucht en de vertrekken. In de vestibule bevindt zich nog de losse trap naar de zolder voor kolensjouwer en werkvrouw; de trap wordt weggeborgen in de kast. Verder is er een privaat voor 't personeel, een kast voor 't gereedschap der schoonmaakster. Als de onderwijzeres in de toiletten toeziet op de circulerende kinderen, heeft zij ook nog 't oog op de vestibule waar een deel der kinderen 3p of na hun beurt wachten. Maar dit toezicht is in de goede kleuterschool der toekomst weinig nodig. Uit ieder vertrek is bijna elke plaats in de hele school te overzien, de architect denkt „aan een zeer goed onderlegde leidster, bijgestaan door enige helpsters, naar het wetsontwerp-de Visser", beter acht hij evenwel drie volwaardige onderwijzeressen. De overdekte galerij krijgt een asfalt-tegelvloer tot vermindering van t geraas van wagentjes; zon vloer is gemakkelik schoon te houden; de kinderen zullen niet licht struikelen, en, als zij vallen zich met erg bezeren. Hout is goedkoper als asfalt, maar mist er' 53  de betere eigenschappen van. De indeling van 't erf is uit de tekening duidehk: een zand-, een verharde- en een grasspeelheerlikheid. Werktuintjes, harde paden eromheen, zodat men er ook bij nat weer bij kan, de stoeiplaats er dichtbij, de kinderen wennen daardoor vanzelf aan zorg voor en ontzien van de perkjes. Vrij uitzicht op't erf vanuit de school, volle zon. Bomen aan de Zuidzijde voor schaduw op 't grasveld, in een groepje bij elkaar, voor 't stuivertje wisselen. Een paar rijen heesters van allerlei soort. Bloemen langs de straat. Bloembakken op de borstwering van de serre op 0.50 M. hoogte. De ligging van 't gebouw is gedacht op 't Zuiden, maar verdraagt door de biezondere vorm grote draaiing. In een villa-kolonie kiezen we rietbedekking; in een arbeiders- of kleine-luidenwnk pannen. De hele afwerking in overeenstemming met de omgeving. De volledige rekening zou voor Leerdam als volgt zijn: kubieke ombouwde ruimte 1320 M3. 't Gebouw f 23.500.- Beplanting en af heining . . .. „ 1.000.— Meubilair 2.500.— Honorarium, toezicht enz 2.500.— Onvoorzien ....'.•„ 500.— Totaal f 30.000.— VIL Slotwoord. Wij zijn aan 't eind van ons kleutersschoolbouwverhaal. Evenals de kleutersschoolbouw moet het werkplan, het werk- en speelgoed, moet bovenal de opleiding der onderwijzeressen en ten slotte ook het toezicht aan een algehele omvorming worden onderworpen, even diepgaande als onze proeven van verbeterde schoolbouw. — Ons schoolbouwverhaal is een theoretiese en praktiese studie van pedagogiese bouwkunde, een staaltje van gemeentelik beheer over de volksontwikkeling, een proeve van prakties idealisme. Dit eind is niet 't laatste woord op dit gebied; is er in 't voorgaande iets goeds, dan is 't toch niet meer dan de eerste uitstameling van een nieuw schoolbouwevangelie, een eerste woord bovendien van gemeentehke onderwijs-autonomie. Zal het — door 't oude fatum der opvoedkunde — verloren gaan zoals zo veel moois in de geschiedenis der opvoedkunde door de onaandoenlikheid van Mesjeu verloren gegaan is? Weer eens hebben vogelen op hoge twijgjes boven de kindertuin een meuw lied gezongen. Vergeefs? omdat hij er niet naar luistert? Hij kent immers zijn pedagogiek en zijn Koninklik Besluit, en heeft van vogels niets te leren. Alweer vergeefs? Utrecht, Augustus—November 1919. 54  INHOUD. Blz. Voorbericht '• 3 I. Een hedendaags bewaarschoolgebouw. § 1. Plattegrond 5 § 2. Afmetingen 6 § 3. Beschrijving van gebouw en erf 7 II. Beoordeling van het gebouw. § j. Een woord vooraf 9 § 2. De kindertuin 10 § 3. Zolderinghoogte 11 § 4. Lage vensterbanken, openslaande buitendeuren . ... 12 § 5. Licht van twee zijden . '. 14 § 6. De banken 15 § 7. De speellokalen 16 § 8. Wisselklassen 17 § 9.' Handenwassen en privaten . 20 § 10. De speelplaats, speelloods, zandbak 21 § 11. ^Werkvertrekken aan de speelplaatszijde 23 III. Nieuwe kleuterstehuizen. § 1. De naam f 24 § 2. Openbare fröbelschool aan de Royaards van de Hamkade . 24 § 3. Openbare fröbelschool in de Vosmaerstraat 27 § 4. Openbare fröbelschool in de Croeselaan 28 § 5. Aan de tweesprong 32 IV. Kleuterstehuizen der naaste toekomst. § 1. Drie types 34 § 2. Beschrijving van 't gebouw volgens 't derde plan 35 § 3. Afmetingen 37 § 4. Enige getallen ; 38 § 5. Een bouwreglement voor fröbelscholen 39 S 6. Praktiese wenken 42 V. Techniese Commissie voor scholenbouw 43 VI. Drie kleine kleuterstehuizen. § 1. Eenvoudig, sober, schoon . . . . . . 44 § 2. Het ontwerp van T. A. B. R. O. S. . . * 47 § 3. Het ontwerp Rietbergen 49 § 4. De regelmatige vijfhoek, ontwerp Janzen. 49 VII. Slotwoord 54  LIJST DER ILLUSTRATIES. blz. Fig. 1. Plattegrond van een Amsterdams bewaarschoolgebouw .... 5 „ 2- Voorgevel \ g 3. Kachel in de gang met kabouterfries f , . P, , 7 „ 4. Kleurig trapvenster } Van hetzelfde gebouw . g n 5. Speellokaalwand met poesjesfries j 8 „ 6. Leslokaal in een soortgelijk gebouw 9 „ 7. Zandspeelplaats van idem 9 8. Speelloods van idem .10 „ 20. Plattegrond der openbare fröbelschool aan de Royaards van den Hamkade te Utrecht .25 „ 11. Zijgevel ) 13 „ 14. Speellokaal > van hetzelfde gebouw 17 * 16. Arbeidsvertrek / ... 20 „ 21. Plattegrond van de openbare lagere en fröbelscholen aan de Vosmaer- en Lindostraten te Utrecht ' . . . 26 „ 12. Arbeidsvertrek ) van hetzelfde . 14 „ 19. Speelplaats met huppelgalerij en zandpriëel. ) gebouw . 23 „ 22. Plattegrond van de openbare lagere en fröbelscholen in de Croeselaan te Utrecht .27 „ 23. Knus hoekje in het speellokaal \ 29 „ 13. Arbeidsvertrek / van hetzelfde . . 15 „ 24. Tekeningen op kinderhoogte in dat vertrek f gebouw . . 30 „ 18. Speelplaats en zandpriëel 1 _ 22 „ 28. Arbeidsvertrek in het houten hulpfröbelschoolgebouw in de Grasstraat te Utrecht, met meubels en speelgoed .... 43 „ 25. Type 1 en 2 ) voor toekomstige zesklassige kleuters- .... 33 „ 26. Type 3 ) tehuizen, met dwarsdoorsnede -34 „ 27. Vooraanzicht der maquette van type 3 36 „ 29. Ontwerp T.A.B.R.O.S. voor een 3-klassig kleuterstehuis ... 46 „ 30. Ontwerp Rietbergen ) , t;n 71 xx r\ L t i a's voren ou „ ól—óo. Untwerp Janzen ) 51-2 „ 15. Fröbels plattegrond voor een „Kindergarten" . . 19 „ 17. Rijk èns plattegrond en voorgevel voor een bewaarschool 21 9, Een hedendaagse Kindergarten met tuin in Zuid-Duitsland . . 10 „ 10. Grafiese voorstelling van de voorgeschreven schoollokaalhoogte in 24 staten en steden | J