NEDERLANDSCHE STAATSWETTEN Editie Schuurman & Jordens N° 28 3 VDEC '~ Bèsluiten en Beschikking betreffende. de Licliamelijke Opvoeding uitgegeven onder toezicht van Dr. J. DE LANGE Referendaris ter Gemeente-Secretarie van Utrecht* 0.30 Voor mogelijke aanvullingen en wijzigingen zit men achter het register. ^JsSv  KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 1374 1886   Besluiten en Beschikking BETREFFENDE DE LICHAMELIJKE OPVOEDING. Beslütt van den iden September 1922, n°. 129, Ned. Staatscourant n°. 184, tot regeling van de werkzaamheden van het algemeen college van advies voor de lichamelijke opvoeding.Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 1 September 1922, n°. 10866 n, afd. L.O.A. ; Hebben goedgevonden en verstaan : met ingang van 1 October 1922 de bij Ons beduit van 10 Januari 1918, n°. 82, voor het algemeen college van advies voor de lichamelijke opvoeding vastgestelde regeling zijner werkzaamheden in te trekken en opnieuw vast te stellen als volgt: I. Algemeene bepalingen. Art. 1; Het algemeen college van advies voor de lichamelijke opvoeding heeft zijn zetel te 's-Gravenhage. Het bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste vijftien leden, waarvan één als voorzitter en één als secretaris is aangewezen. Het college komt niet meer dan twee malen per jaar bijeen ter vergadering, tenzij krachtens be.lissing van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De inspecteurs van de lichamelijke opvoeding hebben recht van toegang tot de vergaderingen van het college. Zij worden, onder toezending van de agenda, tot bijwoning van elke vergadering uitgenoodigd. Zij hebben het recht aldaar aan de beraadslagingen deel te nemen en eene raadgevende stem uit te brengen, tenzij het college besluit de vergadering buiten hunne tegenwoordigheid voorc te zetten. Het college is bevoegd ook andere personen tot het bijwonen van vergaderingen en het uitbrengen van advies toe te laten.  6 2. De benoeming geschiedt voor den tijd van zes jaar. De helft der leden treedt om de drie jaar af, volgens een door Onzen voornoemden Minister vastgestelden rooster. De aftredenden zijn terstond herbenoembaar. Wie ter vervalling eener plaats buiten den bij den rooster bepaalden tijd opengevallen, tot lid benoemd is, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden. 3. De voorzitter en de secretaris vormen te zamen met een door het college aan te wijzen derde lid het dagelijksch bestuur. Het dagelijksch bestuur behandelt de loopende zaken met inachtneming van de door het college vastgestelde beginselen. Het dagelijksch bestuur doet van hetgeen het heeft verricht mededeeling in de eerstvolgende vergadering van het college. Brieven, van het college of het dagelijksch bestuur uitgaande, worden onderteekend door den voorzitter en den secretaris. 4. Voor de leiding der vergaderingen van het college wordt de voorzitter bij ontstentenis of tijdelijke verhindering vervangen door een door hét college aangewezen plaatsvervangenden voorzitter. Voor de werkzaamheden van het dagelijksch bestuur wordt de voorzitter of de secretaris bij ontstentenis of tijdelijke verhindering vervangen door het derde lid van dat bestuur. 5. De leden genieten vergoeding voor reisen verblijfkosten. De bureelkosten worden den secretaris vergoed op daartoe in te dienen declaratie. II. De taak van het college en de uitoefening daarvan. 6. Het college neemt in onderzoek vraagstukken op het -gebied der lichamelijke opvoeding in het algemeen en vestigt, onder mededeeling van de uitkomsten daarvan, de aandacht van Onzen voornoemden Minister op de middelen, welke aan het doel dier opvoeding bevorderlijk kunnen zijn. 7. Het college of het dagelijksch bestuur dient Onzen voornoemden Minister van bericht en raad in alle gevallen, waarin deze zulks vraagt.  8. Onze voornoemde Minister hoort het college omtrent alle maatregelen van algemeene strekking, welke hg zich voorstelt op het gebied der lichamelijke opvoeding te nemen. 9. Tot het verrichten van zijne werkzaamheden kan het college zich verdeelen in afdeelingen. 10. Voor zoover het noodig is ter vervulling van de in de artikelen 6 en 7 omschreven taak worden het college en het dageüjksch bestuur zooveel mogelijk in de gelegenheid gesteld tot het bezoeken van Rijksinrichtingen en van inrichtingen, welke met geldelijken steun van het Rijk in stand werden gehovden. Zoo noodig wordt daarvoor door het college of het dageüjksch bestuur de bemiddeling van Onzen voornoemden Minister ingeroepen. 11. Het college doet jaarlijks vóór 1 April aan Onzen voornoemden Minister verslag over zijne bevindingen en verrichtingen en over die van hèt dagelijksch bestuur in het afgeloopen jaar. 12. Het college Btelt een reglement van orde voor zijne werkzaamheden vast en brengt dit ter kennis van Onzen voornoemden Minister. 13. Zonder toestemming van Onzen voornoemdenMinister wordt aan de door het college of het dagelijksch bestuur behandelde zaken geen openbaarheid gegeven. III. Overgangsbepalingen. 14. Met ingang van 1 October 1922 wordt het college in zijne tegenwoordige samenstelling ontbonden en wordt het opnieuw samengesteld overeenkomstig dit besluit. De eerste aftreding volgens art. 2 heeft plaats op 1 October 1925. Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in de Nederlandsche Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemeene Rekenkamer. Het Loo, den 4den September 1922. WILHELMINA. De Mini-ster van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, j. Th. de Visser.  Besluit van den 6den October 1922, n°. 15, Ned. Staatscourant n°. 198, betreffende de lichaamsoefening. Wij WILHELMINA,' enz. Overwegende, dat herziening van Ons besluit van 25 Juli 1916, n». 44, betreffende de lichamelijke oefening van de mannelijke en vrouwelijke jeugd buiten de school, gewijzigd bij Onze besluiten van 5 Juli 1918, n°. 85, 5 April 1919, n°. 43, 31 Maart 1920, n°. 42, en 12 Mei 1922,' n°. 71, wenschelijk is ; Op de voordracht van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 4 October 1922, n°. 9386, Afdeeling L.O.A. ; Hebben goedgevonden en verstaan : vast te stellen de navolgende bepalingen, welke zullen uitmaken het Besluit betreffende de lichaamsoefening. Art. i. Van Rijkswege wordt bevorderd, dat in elke gemeente bij voldoende vraag naar lichamelijke oefening van jeugdige personen boven den leerplichtigen leeftijd, ter beoordeeling van Onzen Minister met de uitvoering van dit besluit belast, daarvoor de gelegenheid wordt gegeven onder inachtneming van de navolgende bepalingen. 2. De in artikel 1 bedoelde jeugdige personen mogen in den regel den leeftijd van 20 jaren niet hebben bereikt en niet behooren tot de leerlingen eener inrichting van onderwijs, in. welker leerplan de lichaamsoefening is opgenomen. 3. Het onderwijs wordt aan mannelijke en aan vrouwelijke leerlingen afzonderlijk gegeven. In de stichting of de beschikbaarstelling en in de inrichting van terreinen en lokalen wordt zooveel mogelijk door de gemeenten dan wel door gemeentelijke commissies of vereenigingen als bedoeld in artikel 7 voorzien. Daarbij kan van Rijkswege steun of medewerking worden verleend naar regelen, door Onzen voornoemden Minister vast te stellen. 5. 1. Bevoegd tot het geven van onderwijs aan mannelijke jongelieden als bedoeld in dit besluit zijn mannen, in het bezit van : a. de akte van bekwaamheid voor middelbaar of iager ouderwijs in gymnastiek of lichamelijke oefening ;  9 b. het getuigschrift, bedoeld in artikel 6, onder a, en c. het getuigschrift, bedoeld in artikel 6, onder c, voorzoover betreft het onderwijs in sportoefeningen aan jongens van 17 jaar en ?, ouder. 2. Bevoegd tot het geven van onderwijs aan vrouwelijke jongelieden als bedoeld in dit besluit, zijn : o. mannen en vrouwen, in het bezit van de akte van bekwaamheid voor middelbaar of lager onderwijs in gymnastiek of lichamelijke M oefening; 6. vrouwen, in het bezit van het getuig| schrift, bedoeld in artikel 6, onder b, en c. vrouwen, in het bezit van het getuigschrift, bedoeld in artikel 6, onder ji, voorzoover betreft het onderwijs in sportoefeningen i aan meisjes van 17 jaar en ouder. 3. Het onderwijs aan de vrouwelijke leerlingen wordt bij voorkeur opgedragen aan vrouwen. 6. 1. Van Rijkswege worden getuigschriften ■ ingesteld : a. als leider in lichaamsoefening voor manneI lijke jongelieden boven den leerplichtigen leeftijd ; b. als leidster in lichaamsoefening voor vrouwelijke jongelieden boven den leerplichti- WÉ gen leeftijd ; c. als sportleider voor mannelijke jongelieS| den van 17 jaar en ouder ; d. als sportleidster voor vrouwelijke jongem lieden van 17 jaar en ouder. 2. De regeling van en de programma's voor de examens ter verkrijging van deze getuig- l| schriften worden vastgesteld door Onzen voorli noemden Minister, die jaarlijks eene of meer I commissies tot het afnemen van deze examens H benoemt. 3. Bij deze regeling worden voor de verkrijI ging der getuigschriften, bedoeld in het eerste K lid, onder a en b, eischen van paedagogische ge- ■ schiktheid gesteld. 7. 1. Cursussen tot opleiding van eandida| ten voor de in artikel 6 vermelde examens • worden geleid onder verantwoordelijkheid van W va.n eene rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigma of van eene door een gemeentebestuur  10 ingestelde commissie voor lichamelijke opvoeding, welke vereeniging of commissie aan door Onzen voornoemden Minister vast te stellen eischen voldoet. 2. In de kosten van deze cursussen wordt, indien hunne inrichting voldoet aan door Onzen voornoemden Minister vast te stellen eischen, naar den volgenden maatstaf door het Rijk bijgedragen. 3. De vereeniging of commissie ontvangt : o. voor een cursus tot opleiding voor de getuigschriften, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder o of 6, die ten tijde, waarop de in het tweede lid van dat artikel bedoelde examens aanvangen, ten minste een jaa. heeft geduurd, eene vergoeding van f 150 per jaar benevens eene premie van f 25 voor iederen deelnemer, die met goed gevolg het examen voor een dezer getuigschriften heeft afgelegd, en 6. voor een cursus tot opleiding voor de getuigschriften, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c of d, die ten tijde, waarop de in het tweede lid van dat artikel bedoelde examens aanvangen, ten minste een jaar heeft geduurd, eene vergoeding van f 75 per jaar benevens eene premie van f 12.50 voor iederen deelnemer, die met goed gevolg het examen voor een dezer getuigschriften heeft afgelegd. 4. Wanneer de cursus gelijktijdig door mannelijke en vrouwelijke leerlingen wordt bezocht, worden de jaarlijksche vergoedingen, bedoeld in het derde lid, onder o en 6, respectievelijk tot f 200 en f 100 verhoogd. 5. Wie achtereenvolgens aan meer dan één oursus werd opgeleid, wordt geacht deelnemer te zijn van den oursus, dien hij vóór het examen, waarbij het getuigschrift is behaald, laatstelijk gedurende ten minste vier maanden geregeld heeft gevolgd. 6. Bovendien kan aan eene vereeniging of commissie, als bedoeld in het eerste lid, steun of medewerking worden verleend overeenkomstig artikel 4. 8. De belooning dergenen, die onderwijs geven aan de in artikel 7 bedoelde cursussen, mag niet minder bedragen dan f 2.50 per lesuur voor de cursussen, bedoeld in het derde lid, onder o, en dan f 1.50 per lesuur voor de cursussen, bedoeld in het derde lid, onder 6, van dat artikel.  11 9. 1. Cursussen in lichaamsoefening voor jongelieden boven den leerplichtigen leeftijd worden gegeven onder verantwoordelijkheid van eene vereeniging of van eene commissie, als bedoeld in het eerste lid van artikel 7. 2. In de kosten van deze cursussen wordt, indien hunne inrichting voldoet aan door Onzen voornoemden Minister vast te stellen eischen, naar den volgenden maatstaf door het Rijk bijgedragen. 3. De vereeniging of commissie ontvangt: a. voor een cursus van 7 of 8 maanden eene bijdrage van f 120, en b. voor een cursus van 12 maanden eene bijdrage van f 160. 4. Bovendien kan aan zulk eene vereeniging of commissie steun of medewerking worden verleend overeenkomstig artikel 4. 10. De belooning dergenen, die onderwijs geven aan de in artikel 9 bedoelde cursussen, mag niet minder bedragen dan : o. f2 per lesuur voor hen, die in het bezit zijn van de akte van bekwaamheid voor middelbaar of lager onderwijs in gymnastiek of lichamelijke oefening, of het getuigschrift bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a' of b ; en 6. f 1 per lesuur voor een sportleider of eene sportleidster. 11. 1. Bij het eindigen van een cursus in lichaamsoefening wordt door den leider of de leidster aan eiken leerling, die regelmatig den cursus heeft gevolgd, eene verklaring van regelmatige deelneming uitgereikt. Op deze verklaring wordt tevens eene aanteekening omtrent de vorderingen van den leerling vermeld. De vorm dezer verklaring en de voorwaarden, waaronder zij wordt uitgereiKt, woraen aoor Onzen voornoemden Minister geregeld. 2. Bovendien wordt van Rijkswege ingesteld eene verklaring van lichamelijke geoefendheid. Deze verklaring wordt uitgereikt aan jongelieden van 18 jaar en ouder, die ten minste gedurende drie jaren regelmatig onderwijs in lichaamsoefening hebben ontvangen of ten minste drie maal regelmatig een cursus als bedoeld in artikel 9, derde lid, onder o, hebben gevolgd en aan te stellen eischen van geoefendheid voldoen. De regeling van het onderzoek naar deze geoefendheid en van de voorwaarden,  waaronder de verklaring wordt Uiigfieikt benevens de vorm der verklaring worden door, Onzen voornoemden Minister vastgesteld. 3. De door Onzen voornoemden Minister aan te wijzen kosten van het onderzoek komen ten laste van het Rijk. 12. 1. Het toezicht op de cursussen tot opleiding van candidaten voor de in artikel 6 vermelde examens en op de cursussen in lichaamsoefening, als bedoeld in de artikelen 7 en 9 van dit besluit, wordt uitgeoefend door de inspecteurs van de lichamelijke opvoeding. 2. Vereenigingen en oommissies, als bedoeld in het eerste lid van artikel 7 zijn voor de leiding van hare cursussen aan hen verantwoordelijkheid verschuldigd. 3- De inspecteurs kunnen in de uitoefening van het toezicht worden bijgestaan door daartoe door Onzen voornoemden Minister telkens voor drie jaar aan te wijzen personen, die daarvoor vergoeding van reis- en verblijfkosten genieten, benevens eene toelage tot een door Onzen voornoemden Minister vast te stellen bedrag. Hunne instructie wordt door Onzen voornoemden Minister vastgesteld. 4. De inspecteurs verleenen hunne medewerking en geven voorlichting bij alles, wat met de cursussen verband houdt en bevorderen de totstandkoming daarvan. 5. Jaarlijks in de eerste helft van Februari brengen zij een beredeneerd verslag omtrent de cursussen aan Onzen voornoemden Minister uit. 13. Over algemeene regelingen, vast te stellen op grond van de bepalingen van dit besluit, wordt advies ingewonnen van het Algemeen College van Advies voor de Lichamelijke Opvoeding, ingesteld bij Ons besluit van 4 September 1922, n°. 129. 14. In afwijking van het bepaalde in artikel 9 kan de in het derde lid van dat artikel onder 6 bedoelde bijdrage verleend worden aan de in 1922 aanvangende cursussen, ook indien zij korter dan 12 maanden duren. 15. 1. Getuigschriften, als bedoeld in artikel 5 van Ons besluit van 25 Juli 191 fi, n°. 44, zijn gelijkgesteld met de getuigschriften, bedoeld in artikei 6, onder o of 6. 2. Diploma's van lichamelijke geoefendheid,  uitgereikt op grond van het in het eerste lid uitgereikt op grond van het in het eerste lid genoemde besluit, zijn gelijkgesteld met de f verklaringen van lichamelijke geoefendheid, ; bedoeld in artikel 11. tweede lid. - 16. 1. Dit besluit treedt in werking op 1 November 1922. 2. Met gelijken datum vervalt Ons besluit van 25 Juli 1916, n°. 44, met dien verstande evenwel, dat het bepaalde in artikel 3 van dat fbesluit wordt toegepast ten aanzien van hen, die in 1923 met goed gevolg het examen afleggen jvoor een der getuigschriften, vermeld in artikel 6 van Ons tegenwoordig besluit. Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemeene Rekenkamer. Het Loo, den 6den October 1922. WILHELMLNA. De Minister van Onderwijs, rKunsten en Wetenschappen, Beschikking van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van den lOden October 1922, n°. 12486, afd. L.O.A., betreffende de lichaamsoefening. De Minister van Onderwijs, Kunsten en - Wetenschappen heeft goedgevonden : tot uitvoering van het Koninklijk Besluit van 6 October 1922, n°. 15 (Besluit betreffende de lichaamsoefening), vast te stellen H« ngenrte bepalingen, welke zullen uitmaken de Beschikking betreffende de lichaamsoefening. TITEL I. Algemeene bepalingen. Art, 1. 1. Waar in deze beschikking wordt gesproken van „Minister" is daaronder te verstaan „Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ". I 2. Waar in deze beschikking wordt gesproken van „Inspecteur" is daaronder te verstaan «Inspecteur van de lichamelijke opvoeding". 13. Waar in deze beschikking wordt gesproken van „het Besluit" ia daaronder te verstaan "het ^luit betreffende de lichaamsoefening". vo  16 schikking bepaalde, geschiedt'de verdere regeling van de examens en van de werkzaamheden der examencommissie door den voorzitter. 9. De voorzitter stelt de Inspecteurs, ieder voor zooveel zijn ambtsgebied betreft, in kennis met de namen, voornamen en woonplaatsen dergenen, die bij de gehouden examens het getuigschrift hebben verworven en opgeleid zijn aan een opleidingscursus binnen bedoeld ambtsgebied. Hij voegt daarbij de overgelegde verklaringen, bedoeld in artikel 10, laatste lid, die op deze geslaagden betrekking hebben. TITEL III. Van de opleidingscursussen. 10. 1. Eene Vereeniging of Commissie moet, alvorens voor eene vergoeding als in artikel 7 van het besluit bedoeld in aanmerking te kunnen komen, door den Minister tot de inrichting van een opleidingscursus worden toegelaten. Deze toelating kan slechts verleend worden aan Vereenigingen en Commissies, die aannemelijk maken, dat zij de bevordering der algemeene lichamelijke oefening ten doel hebben, den cursus op voldoende wijze zullen inrichten en behoudens met toestemming van den Minister geen personen met het onderwijs zullen belasten, die niet in het bezit zijn van eene bevoegdheid voor het geven van middelbaar onderwijs. Uiterlijk één maand voor den aanvang van den cursus wordt de toelating aangevraagd bij •schriftelijk verzoek, vergezeld van een werkplan met begrooting in te dienen bij den. Minister. 2. Het cursusjaar vangt aan op 1 Juli. 3. Uitzicht op de vergoedingen en premie's, bedoeld in het derde lid van artikel 7 van het Besluit, wordt na toelating verkregen door toezending aan den Minister van eene volledig ingevulde opgaaf, overeenkomstig bijlage 3 of 3o van deze beschikking, binnen één maand na den aanvang van elk nieuw cursusjaar. Afschrift van deze opgaaf wordt tegelijkertijd toegezonden aan den Inspecteur. 4. Van vertrek van leerlingen, van toelating van nieuwe leerlingen, van tijdelijke of blijvende wijziging in de opgegeven lesdagen en lesuren of in het onderwijzend personeel, van het tijdelijk of blijvend gebruikmaken van eene  17 andere oefengelegenheid dan in de opgaaf is vermeld, zoomede van tijdelijke onderbreking of staking van den cursus wordt zoo mogelijk vooraf, in ieder geval binnen zeven dagen, kennis gegeven aan den Inspecteur benevens aan den persoon, krachtens artikel 12 van het Besluit met het toezicht belast. 5. Uitzicht op steun of medewerking, als bedoeld in het laatste lid van artikel 7 van het Besluit, kan verkregen worden door toezending aan den Minister van een met redenen omkleed verzoek. Op dit verzoek wordt binnen drie maanden na de ontvangst beschikt met inachtneming van de hierna in titel VI volgende bepalingen. 6. Bene Vereeniging of Commissie, in aanmerking wenschende te komen voor premie's, als bedoeld in het derde lid van artikel 7 van het Besluit, voorziet de personen, die aan een door haar opgerichten cursus zijn opgeleid en aan het examen wenschen deel te nemen, van eene verklaring, ingericht overeenkomstig de bij deze beschikking gevoegde bijlagen 4 en 4o. Deze verklaring moet bij aanmelding voor het examen worden overgelegd. 11. Vóór 16 September zendt de Vereeniging of Commissie aan den Inspecteur een behoorlijk toegelicht verzoek om toekenning van de vergoedingen en premie's, bedoeld in artikel 10, waarop zij aanspraak meent te hebben. 12. 1. In de maand October zenden de Inspecteurs, ieder voor zooveel zijn ambtsgebied betreft, aan den Minister eene voordracht omtrent de toekenning aan de Vereenigingen en Commissies van de vergoedingen en premie's, bedoeld in de beide vorige artikelen. 2. Bij deze voordracht worden overgelegd de in artikel 9 bedoelde kennisgeving en de daarbij behoorende verklaringen en voorts alle bescheiden, die kunnen dienen ter beoordeeling van de aanspraken der belanghebbenden. 3. De bij de voordracht overgelegde stukken worden na gemaakt gebruik voor zoover noodig aan de Inspecteurs teruggezonden. S, & J n°. 28.  TITEL VI. Van den steun en de medewerking voor het verkrijgen en inrichten van terreinen en lokalen. 21. Steun of medewerking voor het verkrijgen en inrichten van terreinen en lokalen ten behoeve van opléidings- en oefeningscursussen als bedoeld in artikel 4 van het Besluit kan slechts verleend worden aan Gemeenten, Vereenigingen en Commissies, die daartoe zonder dezen steun of deze medewerking niet bij machte zijn. 22. Tot het verkrijgen van dezen steun of die medewerking wendt de Gemeente, Vereeniging of Commissie zich tot den Minister bij behoorlijk toegelicht schriftelijk verzoek. 28. Medewerking wordt verleend door : a. rechtstreeksche beschikbaarstelling voor bepaalde uren en onder voorwaarden als noodig zullen blijken van lokalen en terreinen, die aan het Rijk toebehooren of over welker gebruik het Rijk zeggingschap kan doen gelden; 6. bevordering van de beschikbaarstelling van aan anderen toebehoorende terreinen en lokalen, voorzoover het Rijk daarop invloed kan uitoefenen. 24. 1. Steun wordt verleend door het toekennen van een subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van : a. stichting en inrichting van terreinen ; b. het huren van terreinen en van lokalen, voorzoover deze huur uitsluitend strekt ten behoeve van de opléidings- en oefeningscursussen. 2. De steun kan verleend worden als bijdrage in eens of als uitkeering per jaar. 25. Het subsidie wordt toegekend tot een bedrag, dat in den regel blijft beneden veertig ten honderd van het totaal der werkelijke kosten. 26. Het plan voor de inrichting van een terrein met opstal, als bedoeld in artikel 24, eerste lid onder o, zoomede de huurovereenkomst als bedoeld in artikel 24, eerste lid onder b, behoeven de goedkeuring van den Minister. 27. 1. Aan de toekenning van het subsidie bedoeld in artikel 24, eerste lid onder o, worden de navolgende voorwaarden verbonden. 2. De Vereeniging of Commissie stelt des-  verlangd het terrein, voorzoover zij het niet op die dagen en uren voor de van haar zelf uitgaande opléidings- en oefeningscursussen noodig heeft, kosteloos beschikbaar : a. voor andere dan de van haar uitgaande opléidings- en oefeningscursussen op ten hoogste drie van de eerste vijf werkdagen der week van 5 tot 9 uur 's namiddags en b. voor inrichtingen van onderwijs ter plaatse op ten hoogste de eerste vijf werkdagen der week tot 4 uur 's namiddags. 3. Zij is overigens vrij in het gebruik van het in het vorig lid bedoelde terrein, mits de daarop te houden spelen, oefeningen en uitvoeringen, voorzoover ze op Zon- en algemeen erkende Christelijke feestdagen plaats hebben, niet vroeger aanvangen dan te 1 uur 's namiddags 4. Gelijke bepalingen gelden voor de Gemeente, voor zoover zij het terrein niet op de bedoelde dagen en uren voor hare onderwijsinrichtingen noodig heeft. 5. De mate, waarin binnen de in het tweede lid vermelde grenzen van het terrein gebruik zal worden gemaakt, wordt bepaald door den Inspecteur in overleg met de Gemeente, Vereeniging of Commissie, die het terrein bezit of beheert. De aanwijzing van de in dat lid onder 6 bedoelde inrichtingen van onderwijs geschiedt door den Inspecteur in overleg met de betrokken autoriteit. 6. Aanspraak op het subsidie wordt verkregen in het jaar, waarin het terrein voltooid in gebruik wordt genomen. Het terrein wordt geacht in gebruik genomen te zijn op den dag, waarop het door den Inspecteur is goedgekeurd, 7. De Gemeente, Vereeniging of Commissie is gehouden het terrein en den opstal zoodanig te onderhouden, dat het een en ander voortdurend aan het doel beantwoordt. Indien naar het oordeel van den beheerder van het terrein en van den Inspecteur de algemeene toestand van het terrein of het behoorlijk onderhoud daarvan vordert, dat het gebruik tijdelijk wordt .verminderd of gestaakt, wordt dit in verband met het bepaalde in het vijfde lid geregeld in gemeen overleg tusschen den beheerder en den Inspecteur. 8. Ingeval naar de meening van den Minister  24 het onderhoud van terrein en opstal te wenschen overlaat, kan het Rijk de zorg daarvoor overnemen. Gtaat het Rijk hiertoe over, dan beschikt het gedurende alle in het tweede lid genoemde dagen en uren benevens op de Zaterdagen tot 4 uur 's namiddags over het terrein. 9. Indien het overleg, bedeeld in het vijfde en in het zevende lid, niet tot overeenstemming leidt, bestaat beroep bij het Algemeen College van Advies voor de Lichamelijke Opvoeding. 10. Het terrein mag niet dan met toestemming van den Minister aan zijne bestemming worden onttrokken. Deze toestemming wordt in den regel alleen dan verleend, wanneer ter vervanging van het bedoelde terrein ten genoegen van den Minister een ander terrein beschikbaar wordt gesteld. 11. Bij ontbinding, vervallenverklaring of opheffing der Vereeniging of Commissie wordt het subsidie, dat door het Rijk als bijdrage in eens is verleend, beschouwd als te zijn een schuld van de Vereeniging of Commissie aan den Staat en treedt deze ten aanzien daarvan op als concurrent-schuldeischer in de eigendommen der Vereeniging of Commissie. TITEL Vn. Slot- en overgangsbepalingen. 28. 1. Afdrukken van het Besluit en van deze Beschikking worden vanwege het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen verstrekt aan de Inspecteurs, die daarover beschikken in het belang van den dienst. 2. Formulieren van de aan deze Beschikking toegevoegde bijlagen worden eveneens aan de Inspecteurs verstrekt voor zoover de dienst dit vordert. 29. Aan het onderzoek, bedoeld in artikel 19, kunnen zich voor de eerste maal ook onderwerpen leerlingen van de groepen, bedoeld in artikel 4 van het Koninklijk besluit van 25 Juli 1916, n°. 44, mits zij ten genoegen van den Inspecteur aahtoonen, dat zij ten minste die jaar regelmatig de oefeningen hebben gevolgd en ook overigens aan de gestelde eischen voldoen, en voor de beide volgende malen ook leerlingen, die een gedeelte van hun oefentijd hebben doorgebracht bij de evenbedoelde groe-  31 Bijlage 3a. OPGAAF van 1 omtrent den cursus tot opleiding van candidaten voor het Getuigschrift als sportleider voigens het sportleidster besluit betreffende de lichaamsoefening te geven in de gemeente onder leiding o bezitter - bezitster Staat als Bijlage 3.  32 Bijlage 4. Verklaring. De 1 gevestigd 2 verklaart hiermede 3 die wenscht deel te nemen aan het eerstvolgend examen voor het Getuigschrift als leider (leidster) in lichaamsoefening, gedurende de laatste maanden voor dat examen, eregeld te hebben doen opleiden aan een cursus in de gemeente _. , opgegeven overeenkomstig artikel 10 der beschikking betreffende de lichaamsoefening. , den 19 De 'Voorzitter : 4 De Secretaris : -. N.B. Deze verklaring moet bij de in te zenden stukken door den candidaat (de candidate) worden overgelegd aan den voorzitter van de examencommissie. 1 Naam van de Vereeniging of de Commissie. 2 Volledig adres van genoemde organisatie. * Naam en voornamen van den candidaat (de candidate). 4 Handteekening van voorzitter en secretaris. Bijlage 4a. Verklaring. De 1 ...... gevestigd 2 , verklaart hiermede 3 .. die wenscht deel te nemen aan het eerstvolgend examen voor het Getuigschrift als sportleider (ster), gedurende de laatste maanden voor dat examen geregeld te hebben doen opleiden aan een cursus in de gemeente opgegeven overeenkomstig artikel 10 der beschikking betreffende de lichaamsoefening. , den 19 De Voorzitter: De Secretaris: N.B. Deze verklaring moet bij de in te zenden stukken door den candidaat (de candidate) worden overgelegd aan den voorzitter van de examencommissie. 1 Naam van de Vereeniging of de Commissie. 1 Volledig adres van genoemde organisatie. • Naam en voornamen van den candidaat (de candidate). * Handteeken. van Voorzitter en Secretaris.  33 Bijlage 5. Opgaaf Ltrent de door de1 per leiding van * kitter(ster) van ! Maart sir April 19 . 4 in de gemeente November opnieuw pr de eerste maal Kling volgens het 'ening. . te openen , . , * f-3— 4 cursus in lichaams- geopenden Besluit betreffende de lichaams- S olgumaer. - - ÜD! g ts\ 2 3 3 ! 2 \o !>1 pH i Gelegen-1 Dagen heia, jen uren. waar waarop 5 6 3 I 4 de oefeningen plaats vinden. Aanteekeningen. 1°. Adres van den Secretaris: 2°. Van de leerl. zijn: 13 jaar. 14 jaar. 15 jaar. 16 jaar. 17 jaar. 18 jaar. 19 jaar. ouder dan 19 jaar. 3°. Tijden der vacanties: De Voorzitter: De Secretaris : Aan den Inspecteur van de lichamelijke opvoeding in de inspectie te * Naam van de Vereeniging of de Commissie. Waam, voornamen en adres van de(n) leider(ster). ■ Bevoegdheid van de(n) leider(ster). t Door te halen wat niet van toepassing is. k tT116 " bedrag der C0Iltributie of de vermèldini S. & J. n°. 28. 3  Bijlage 5a. omtrent de door de 1 34 Opgaaf onder leiding van 2 bezittel (ster) van * _ Maart 4 .4 in de gemeente . Op 1 April November — j 1———r * j— 4 sportcnraua volgem voor de eerste maal geopenden r B het Besluit betreffende de lichaamsoefening. Cursus ö Volg- g i -j [Gelegenheid, O CD g o 3 eö B O L* 93 Dagen en uren waarop 6 plaats vinden. Aanteekeuingen. 1°. Adres va* den Secretaris 2°. Van de j leerl. zijn!: 17 jaan 18 jaan 19 jaan ouder j dan 19 jaar 3°. Tijden de vacanti es. • . den 19 De Voorzitter : De Secretaris : ... .. Aan den Inspecteur van de lichamelijke opvoed;ng in de _ ...... inspectie te 2 Naam, voornamen en adres van de(n) ïeider(ster). - j 3 Bevoegdheid van defnl leider(ster). 4 Tl^n. t« Kalan mat niat Tin tnennsSinff IS. s In te vullen het bedrag der contributie of de vee melding „kosteloos .  35 Bijlage 6. Verklaring van Ouders of Voogden. De ondergeteekende 1 wonende 2 geeft toestemming aan -^n— dóchter 3 papil .. geboren den * .. ™ regelmatig deel te nemen aan den cursus in lichaamsoefening — te sportcursus kosteloos tegen betaling van f per maand. .., den 19 ■ (Handteekening.) 1 Naam en voorletters van vader, moeder of voogd. 2 Adres. 3 Naam en voornamen van zoon, dochter of pupil. 4 Datum en jaar van geboorte. 6 Door te halen wat niet van toepassing is. Bijlage 7. Verklaring van regelmatige deelneming. Ondergeteekende 1 . leider(ster) van den onrsn3 S lichaamsoefening sportcursus te2 ..;...„• ; ; verklaart dat de l^^La leerlinge '. van .... . tct ....... het onderwijs aan dien cursus getrouw heeft gevolgd. ■■ • , den 19 (Handteekening.) Aanteekening omtrent de vorderingen van de(n) leerling(e) : Gezien : 4 Naam en voorletters van leider of leidster. 2 Nauwkeurige aanduiding van den cursus: nummer, naam, plaats enz. Naam en voornamen van deln\ leeHino/„\ umiurecMiuM» van aengene, cue met het toezicht is belast.  36 Bijlage 8. INSTRUCTIE voor de personen bedoeld in artikel 12 van het besluit betreffende de lichaamsoefening. De personen bedoeld in artikel 12, derde lid, van het Besluit ontvangen van den Inspecteur opgaaf van de cursussen, welke onder hun toezicht worden gesteld. Zij zijn belast met het onderzoek naar de vorderingen der leerlingen van deze cursussen. Naar nieuw opgerichte cursussen stellen zij zoo spoedig' mogelijk na den aanvang een onderzoek in. Verder worden de cursussen nog tweemaal door hen gedurende den oefentijd bezocht. Desgewenscht. geeft de Inspecteur aanwijzingen omtrent het onderzoek. Van hunne bevindingen houden zij nauwkeurig aanteekening en brengen daarvan dadelijk en anders binnen een maand na het eindigen van de cursussen verslag uit aan den Inspecteur zoo noodig in den vorm van bijlage 9, desgewenscht vergezeld van voorstellen. Zoo noodig geven zij aanwijzingen inzake het onderwijs aan de cursussen. Zij verleenen desgewenscht hunne medewerking bij de oprichting en de inrichting van cursussen. Zij geven voorlichting aan besturen van Vereenigingen en Commissies en aan leiders(sters) van cursussen. Zij bevorderen onder leiding van den Inspecteur een doeltreffende tenuitvoerlegging van het besluit en de beschikking en zijn den Inspecteur behulpzaam bij de daaruit voortvloeiende werkzaamheden. Tenminste éénmaal per jaar vergaderen zij onder leiding van den Inspecteur, die hen daartoe samenroept, ter bespreking van de belangen der cursussen en dergenen, die met het onderwijs aan de cursussen zijn belast. Hunne declaraties over het afgeloopen kalenderjaar zenden zij aan den Minister toe in het begin van Januari d. a. v. '  Bijlage 9. VERSLAG nopens liet onderzoek naar den toestand der opleidingscursussen en der cursussen in lichaamsoefening in de hierna vermelde gemeenten der provincie ; ' ; _ S „ rio+o o o Bevinding omtrent de vorde- •vr -, 5 Se. Namen en voorletters -u»*» waarop ringen der leerlingen „ , Namen der ||g ^ de lei(J een onder- nietDe 8 ° f 86 ' , .. Nf»<\ I ^ gemeenten. j ^ der cursussen geZden. | gffi doende goed- ^jzonderheden. | teekenmgen. . ; - > den Handteekening van dengene, die Aan met het onderzoek belast is geweest: den Inspecteur van de lichamelijke opvoeding in de :. inspectie te ......i  38 - Bijlage 10. Opgaaf van Candidaten voor de verklaring van lichamelijke geoefendheid. Provincie Gemeente 11 Cursus 1 l ;> .11 Schoolklasse 1 . ..3 Van bovenvermelde(n) wenschen de navolg gende vrouwe^i" leerlinSen * deel te nemen aan het iai de Paaschvacantie te I „ 1 J te houden onderzoek ter verkrijging van eene verklaring van lichamelijke geoefendheid, bedoeld in het tweede lid' van art. 11 van het besluit betreffende de lichaamsoefening. H L, ö Heeft deelgenomen aan d jtv • ■ 1 \ I "eDOO"'e" bet onderwijs S 8 I j§ ai § i plaats, jaar in lichaamsoefening 3 0;=r I $ §, - S | g|en datum ; _ „ p J< | |-g t> N £ j te van j tot W 3 j ^ 1 I 2 1 3 1 4 15,6 7 8 i i I 1 1 i 1 I | I i , den 19 (Onderteekening)' 1 Nauwkeurige vermelding, hetzij van den Cursus en de' Vereeniging of de Commissie, onder welke deze cursus ressorteert, hetzij van de klasse en de onderwijsinrichting, waaraan de candidaat als leerling verbonden is ; door te ] halen wat niet van toepassing is. 2 Mannelijke en vrouwelijke candidaten op afzonderlijke lijsten te vermelden ; door te halen, wat niet van toepas-1 sing is. 3 Kolom 4 : Naam van de plaats(en) en (of) de inrich- : ting(en) en, waar de candidaat aan het onderwijs in ! lichaamsoefening deelnam. N.B. Uit het vermelde in de kolommen 4—6 moe'] tiijkek, dat de candidaat ten minste gedurende drie jaar regelmatig onderwijs in lichaamsoefening heep genoten; de verklaringen, de welke dit bevestigen — bedoeld in het tweede en zesde lid van art. 19 van de Beschikking betreffende j de lichaamsoefening — worden naast deze opgaaf over\\ gelegd. * Vermelding van het (de) veldspel(en), waarin de can- j didaat geoefend is en waarin hij (zij) bij voorkeur proeve van geoefendheid wil afleggen. 5 Voor de Vereeniging of de Commissie, welke de opgaaf verstrekt, teekenen de Voorzitter en de Secretaris,! voor een Onderwijsinrichting de Directeur of het Hoofd dier inrichting. Aan den Inspecteur van de lichamelijke opvoeding in de inspectie te  Bijlage 10a. Onderzoek van Candidaten voor de verklaring van lichamelijke geoefendheid. Provincie Plaats, waar het onderzoek is gehouden.. i/ai/um (aaiaj van net onderzoek ....4...;,. xmsx nouaende gegevens en aanteekenmgen betreffende de candidaten f die aan bet onderzoek hebben deelgenomen. Volgnummer. Namen en voornamen. Geboorte¬ plaats, jdatum. jaar. 3 4 5 Namen van de plaatsen de cursussen waar pf onder wijsinrioh- I tingen, waaraan de in kolom 2 vermelde candidaten geoefend zijn. 6 7 Aanteekening van den uitslag van het onderzoek ten aanzien van de in de kolom 2 vermelde candidaten. 2 Niet opgekomen. De verklaring verworven. niet jverworven. w co 10 1 Mannelijke en vrouwelijke candidaten op afzonderlijke lijsten te vermelden • door te halen wat niet van toepassing is. • Met een schuin streepje (/) in de —etreffende kolom aan te geven. Aan de nlnspecteur van-de lichamelijke opvoeding in de inspectie te • den 19 De Commissie belast met het onderzoek , Voorzitter. ■ , Secretaris.  L L - o- w g- g- _____ , f: ËL . .1 Vrije oef eningen. j li o a ~ l Gereedschapsoef. | f I Rekoefeningen. "I | g 8- 0 H Rmgoefeningen. . fl "tf S* ft I Ladderoefeningen. ^ g § I °" | Brngoefeningen. | p p> § cn g, I [JKlimoefeningen. I J g ö § „ I Evenwichtoefen. h o* g I ILoopen 5 minuten.1 g ff q 1| SneUoop 100 M. - S | § ~| i Speerwerpen. § B g - Kogelatooten. . |I ^ Loopen 2 minuten. tj* g- 3 1 f" | SneUoop 60 M. ^ § ■ " ; _ | Worp Korfbal. ö 1 S " ' | Worp Kastiebal. |" g_ a. 1 ~ Hoogtespr. 1.20M. TT 8 e Vertesprong 4 M. O g' g, " 1L Polsstok hoog. ^ g 09 § 1 _ 00 Polsstok ver. M l t==J g1 §• Hoogtespr. 1 M. g " * —• 1 [ Vertesprong 3 M. | -3 o | [ bedrevenheid sa- | <4 § §■ S ï? 1 . II co men steil, deelen m 3. g- fS °, 8* II groote spelen. O g ff g- g* I i—< 1 Veldspel naar _ ^ S -~ sj 5' « ° keuze. ö "■• «1^1 1 ^Zwemmen. |R| g- $ g j | 2. _ o O : a a ' y g fa, : I I 5 F' ' S - cd : : i II b, a, B" S ■, i i • 1 Kolom 2 moet dezelfde namen bevatten in dezelfde volgorde als kolom 2 van de bijbehoorende lijst model 10a. 2 De waardeering wordt uitgedrukt door de aanduiding „voldoende" of „onvoldoende". (Zie de aanteekening in bijlage 11.) Aan den Inspecteur van de lichamelijke opvoeding in de inspectie te .'. , , den 19 De Commissie belast met het onderzoek: ; , Voorzitter. - Secretaris.  42 Bijlage 11. EISCHEN voor de verklaring van Lichamelijke Geoefendheid. Mannelijke Candidaten. 1. Een Vrije- of Gereedschapsoefening. Eén regelmatig samengestelde vierdeelige oefening. Uitgesloten zijn: groolere dan % draaien om de lengteas; standen op één been met horizontale romphoudingen (horizontale ^weefhoudingen); diep buigen op één been met het andere been zij- of voorwaarts gestrekt; doorhurken en kringspreiden in den ligsteun. De oefening wordt eerst éénmaal naar links en éénmaal naar rechts met onderbreking uitgevoerd en daarna in maat en tempo herhaald. Gereedschapsoefening (stok- of staafoefening gecombineerd met een vrije oefening). Samenstelling : als de vrije oefening. Uitgesloten zijn de vormen: overstappen, polsdraaien (wanneer het onmiddellijk links en rechts na elkaar moet geschieden). De uitvoering der gereedschapsoefening als de vrije oefening. 2. Eén Bek- of Bingenoefening. Bek (hoofdhoogte) één oefening samengesteld uit ten minste drie der navolgende vormen : — borstlings omtrekken (draaien o.d. breedteas) tot streksteun; — uit streksteun been overheffen; — zitsteun, draaien tot streksteun borstlings ; — borstlings of ruggelings draaien uit treksteun tot gebogen omgekeerden hang (vouwhang) of knieopzwaai ; — Dorst (wend) afsprong. Bingen (spronghoogte) — uit strekhang tot buighang, met matige slingering der beenen tot gebogen en gestrekten omgekeerden hang ; — in buighang been- en armoefeningen; — uit strekhang met beenen-slingeren tot gebogen en tot gestrekten omgekeerden hang; — het gestrekte lichaam voorwaarts laten dalen tot buighang. Bingen (zwaai) — 3 x aanloopen en in den zwaai overgaan van strek- tot buighang ;  43 — 3 x aanloopen en in den zwaai overgaan van strekhang tot gebogen omgekeerden hang (vouwhang); — afspringen aan het einde van den achterzwaai. EISCHEN voor de verklaring van Lichamelijke Geoefendheid. Vrottwelijke Candidaten. 1. Eén Vrije- of Gereedschapsoefening. Vrije Oefening. Samenstelling beperking en uitvoering als voor mannelijke leerlingen aangegeven. Gereedschapsoefening, (stokoef ening gecombineerd met een vrije oefening). Samenstelling, beperking en uitvoering als voor mannelijke leerlingen aangegeven, daarenboven zijn uitgesloten oefeningen in het slaan en stooten: 2. Eén Ringen- of Ladderoefening. Hingen (zwaaioefening). Keuze uit onderstaande vormen : — 3 X aanloopen en met afstoot in den zwaai overgaan van strek- tot buighang ; — 3 x aanloopen en met of zonder afstoot draaien om de lengteas in den zwaai. Ladders. 1 (Horizontale). Keuze uit onderstaande vormen : — in strekhang al of niet zwaaiend voortbewegen zonder of met draaien om de lengteas. (Uitgesloten zijn de oefeningen met zwaaien vóór- en achterwaarts.) 2 (Schuine). Id. — in strekhang stijgen aan de stijlen met matig zwaaien, dalen zonder zwaaien; — in strekhang stijgen aan de stijlen, de voeten op een sport plaatsen, de armen buigen en dalen. Eischen voor de verklaring van Licliamelijke Geoefendheid. (Vervolg.) Mannelijke Candidaten. 3. Eén Brugoefening. Een oefening samengesteld uit ten minste drie der navolgende vormen : — zwaaien in streksteun tot zit of tot stand (ook met 1/t draai); — zwaaien in streksteun tot ligsteun en oefeningen daarin;  44 zwaaien in streksteun met beenoverheffen en 1jt of Va draai; — zwaaien in bovenarmenhang tot zit vóór de handen, gevolgd door draaien; — zitwisselen met draaien en tusschenzwaai; — af-, uit- en oversprongen. 4. E4n oefening in het Klimmen. Klimtouw. Met gebruikmaking der beenen (schoolslag) 4 Meter klimmen. Het dalen geschiedt eveneens met klimslag. Aanvangshoudintj : in voorvoetenstand (teenenstand) het touw vastgrijpen met de armen omhoog gestrekt. 5. la. Loopen: 5 minuten 1 terkeuzevan b. SneUoop: 100 Meter J den candidaat. binnen 14 seconden. ) 2. Speerwerpen : 20 Meter (beste hand). 3. Kogelstooten : 5 K.G. met de linker- en rechterhand; samen 12 Meter. Het loopen onder la geschiedt met gewone paslengte en ir het gewone tempo. Voor sneUoop, speerwerpen en kogelstooten gelden de gebruikelijke bepalingen. 6. la. Hoogtesproug : 1 te_ keuze van 1.20 Meter | den examinator, b. Vertesprong : 4 Meter 1 2a. Polsstokhoogtesprong : i 1.70 Meter id b. Polsstokvertesprong: | 5 Meter ' (Bij het springen wordt geen plank gebruikt.) 7. Bedrevenheid in de samensteUende deelen der groote partijspelen. 8. Bedrevenheid in een bepaald veldspel, naar keuze van den candidaat. Gelegenheid tot het loonen dezer bedrevenheid wordt zoo mogelijk verschaft. Daartoe worden zooveel doenlijk de candidaten, die hetzelfde veldspel hebben gekozen, tot groepen gecombineerd. 9. Bedrevenheid in het zwemmen strekt tot aanbeveling. Eischen voor de verklaring van Lichamelijke Geoefendheid. (Vervolg.) Vrotjwelijice Candidaten. 3. Een Brugoefening. Een oefening samengesteld uit de volgende vormen: — zitten en rompbewegingen ,  45 — zitwisselen met en zonder tusschenzwaaj of draai; — ligsteun en oefeningen daarin; — zwaaien in streksteun ; — af-, uit- en oversprongen. 4. Eén Evenwichtsoefening. Evenwichtslat (plat en niet te smal): — voortbewegen over de lat (de voet schuift op een paslengte vooruit) — voortbewegen over de lat na het plaatsen van den voet, telkens hielenheffen en neerplaatsen ; — voortbewegen over de lat na het plaatsen van den voet, knieheffen, beenstrekken en plaatsen. 5. la. Loopen: 2 minuten i , , „ „ r „„ „, . f ter keuzs van b. SneUoop: 60 Meter) , ,., , , t de candidaat. binnen 10 seconden ' 2a. Worp met den korfbal ; links en rechts samenO 2 Meter b. Worp.met den kastiebal 25 Meter. 6. 1. Hoogtesprong: 1 Meter. 2. Vertesprong : 3 Meter. (Springen met aanloop zonder springplank.) 7. Bedrevenheid in de samenstellende deelen der groote partijspelen (voor zoover gebruikelijk voor vrouwelijke leerlingen). 8. Bedrevenheid in een bepaald veldspel, naar keuze van de candidaat. Gelegenheid tot het toonen dezer bedrevenheid wordt zoo mogelijk verschaft. Daartoe worden zooveel doenlijk de candidaten, die hetzelfde veldspel hebben gekozen, tot groepen gecombineerd. 9. Bedrevenheid in het zwemmen strekt tot aanbeveling. Aanteekeningen. De waardeering van alle onderdeelen van het programma geschiedt met „voldoende" of „onvoldoende". Voor toekenning van het praedicaat „voldoende" wordt een behoorlijke uitvoering der opgegeven oefening verlangd. De oefeningen onder I tot V van het programma, zoowel voor mannelijke als voor vrouwelijke candidaten, mogen desgewenscht één- ter keuze van de candidaat.  46 maal, die onder V en VI (het loopen uitgezonderd) desgewenscht twee maal worden overgedaan. In dat geval wordt alleen gerekend met de beste uitvoering der oefening. Om voor een getuigschrift in aanmerking te komen moet de candidaat voor ten minste 5 van de onderdeden van het programma het praedicaat „voldoende" hebben behaald. Bijlage 12. Verklaring van lichamelijke geoefendheid (volgens het tweede lid van art. 11 van het K. B. betreffende de lichaamsoefening). De Commissie voor het onderzoek te _ , provincie ....... verklaart, dat „ ,,,.,;. 3 a 3 5 a a S * a bo 2 •Ivf 13 "o Gelegen¬ heid, waar Dagen en uren, waarop het onderricht zal worden gegeven. 5 ! 6 Ingeval de cursus gemengd is. Dagen en uren, waarop het onderricht zal worden gegeven. Gezamenlijk aan de deelnemers en leelneemsters 7 Afzonderlek aan de laan de deel- deelnemers. neemsters. 8 I 9 Aanteekeningen. 10 1. Naam en adres van den Secretaris : 2. Adres van de(n)leider(ster) van den cursus : 1 Naam van de Vereeniging of de Commissie. . a Naam en voornamen van de(n)gene, die met de leiding van den cursus is belast. .... ...„„,..„! A~ l.™,orrrlh0,d N,M ram hut-üMu wijk IIJIJJ i BB i-.ll 1s.1ik 1,11 k I Uk. , den 19 De Voorzitter : Do geo^taris    z.9 Besluiten en Beschikking betreffende de Lichamelijke Opvoeding uitgegeven onder toezicht van Dr. J. DE LANGE Referendaris ter Gemeente-Secretarie van Utrecht ZWOLLE — W. E. J. TJEENK WILLINK — 1922  INHOUD. Bladz. 4 September 1922, n». 129, Ned. Staatscourant n°. 184. Besluit tot regeling van de werkzaamheden van het algemeen college van advies voor de lichamelijke opvoeding 5 6 October 1922, n°. 15, Ned. Staatscourant n°. 198. Besluit betreffende de lichaamsoefening 8 10 October 1922, n°. 12486, afd. L.O.A., Ned. Staatscourant n°. 198. Beschikking van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen betreffende de lichaamsoefening . 13 Titel I. Algemeene bepalingen. Art. 1 13 *ï II. Van het examen voor de getuigschriften als leider in lichaamsoefening en als spoïtleider. Artt. 2—9 . 14 III. Van de opleidingscursussen. Artt. 10—12 16 IV. Van de oefeningscursussen. Artt. 13—16 18 V. Van het onderzoek der oefeningscursussen en van de verklaringen van lichamelijke geoefendheid. Artt. 17—20 20 VI. Van den steun en de medewerking voor het verkrijgen en inrichten van terreinen en lokalen. Artt, 21—27 22 „ VII. Slot- en overgangsbepalingen Artt. 28—30 24 Bijlagen 1—12 25