[UITGAVE FEDERATIE R. K. VEREEN1G1NGEN VOOR VOLKSZANG WATIONALE /ANfiRIINDFI I ROOMSCH MEl»FPlAflnl JE8STE BUNDEL.   DE LEEUWERK^ UITGAVE FEDERATIE R. K. VEREENIG1NGEN VOOR VOLKSZANG NATIONALE ZANGBUNDEL VOOR ROOMSCH NEDERLAND EERSTE BUNDEL TWEEDE DRUK EXPLOITANTE VAN ALLE UITGAVEN DER FEDERATIE R. K. VEREENIGINQEN VOOR VOLKSZANG N. V. DE R. K. BOEKCENTRALE - AMSTERDAM   7 De Centrale Commissie Kan. J. A. S. VAN SCHAIK, President van het Seminarie te Culemborg, Voorzitter JAC. DE JONG, Musicus te Haarlem, Ondervoorzitter WILLEM GALESLOOT Cornz., Redacteur van „Het Centrum" te Utrecht le Secretaris. L. L, MERTENS, Onderwijzer te Heijthuizen, Heibloem, 2e Secretaris M. J. H. DENTENEER, Hoofdcommies-Redacteur ter Gemeente-Secretarie te Tilburg Penningmeester. H. BERGMAN, Voorzitter der Leo-Vereeniging te Utrecht C F. J. M. DE MEULDER, Pastoor te Yerseke M. L. VAN GEMERT, Voorzitter der R. K. Vereeniging van Hoofden van R K Scholen in het Bisdom Haarlem. A. HANSEN, Prof. van het Seminarie te St. Michiels-Gestel A. BARON, Hoofd der O. School te Hintham. Mr. A. C. B. Arts, Ginniken. A. C. VERRIJT, Onderwijzer te Etten N-Br Jhr. Mr. CH. RUIJS DE BEERENBROUCK, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te Maastricht. J. PRUYMBOOM, Weert. Leden. I  8 1. Volkslied J. W. VAN DALFSEN J. M. WILMS 1. Wien Neerlandsc h bloed door da - dren vloeit, Wien t nart klopt fier en 2. Be - scherm o God, be - waak den grond,Waar - op onz' a - dem 3. Dring* luid van uit ons feest-ge druisch, De beêuwhe-mel vrij, Wie voor zijn volk van lief - de gloeit, Ver - heff' den zang als gaat, De plek waar on-ze wieg op stond, Wel- licht ons sterf-uur in; Blij v'met ons oud O - ran - je-huis, Het volk steeds één ge- wjj, Hij roem'met al - len wel - ge-zind, Den on - ver-breek bren slaat. Wij smee-ken van uw Va -der-hand Met blij-den kin - derzinl Ja, ook, in tij - den droef en bang,Weer-klink'aan al - len  9 band, Die Neêr-land en O - - ran-je bindt, Vor - vin*. Be - houd voor'tlie - ve Va -der-land, Voor kant. ,Be -waarde Ko - nin- - gin - ne lang, En tn ïa ' d?r ■ land' Vor " stin en Va - der - land. ' £ VI v° " S'n ' Pnl, Voor ,and en Ko - nï" - gin. the-ve Va - der - land. En 'tlie-ve Va-der-landt"  10 2. Wilhelmus Marnix vam St. Aldegonde Vrii vlue 1. Wil - hel-mus van Nas - Sou-we Ben ick van Duyt schen 2. Mijn schild en de be - trou-wen,Sijt gtiij, o Godt, mijn bloet, Den der - lant ghe - trou-we, Blijf ick tot in den Heer! Op IJ so wil ick bou-wen, Ver-laet my nim-mer dootl Een prin-ce van O - ran-jen Ben ick vrij on-ver-veert; Den meer! Dat ick doch vroom mag blijven, U die-naert'al-Ier stont, Die  11 Co - ninck van His - pan - jen Heb ick al - tijt ghe - eert ty - ran - ny ver - drij - ven, Die mij mijn hert door- wont.  24 9. Een liedje van Hollandsche jongens 1. Een jon-gen van 2. Een Hol-landsche 3. Een Hol-landsche Holland, van echt Hollandsen bloed, Heeft durf in zijn vuis-ten bij ion-gen, met Hol-landschen zin, Die dut bij den pap-pot van jon-gen vindt Hol-land het best, Al vaart ie naar Oost en al  25 al wat ie doet, En gaat ie ter land of vaart ie ter moe-der niet in: Die trekt er op uit zoo ver ie maar vaart ie naar West, Zoo rijk en zoo groot is geen land ter mee, Zijn Hol - landsche vuis-ten die neemt ie er mee man' , Want ach-ter een pap-pot Jaar wordt je geen man', waard ■ Of Hol - land,ons Hol-land, blijft meer toch hem waard t  26 10. Wij leven vrij Zeer opgewekt 1. Wii le - yen yru, wij ie - ven blij, op Neêr-lands dier-bren 2. Ja dier-baaris ons 't va-der-land door elk van ons be - 3. Zoo Ie - ven we~al-tijd vrij en blij, op Neêr-lands dier-bren grond; ont - worsteld aan de sla-ver-nij, zijn wij door eendracht mind: groot is al-tijd het klei-ne land, waar't hei-lig recht zijn grond; door trouw aan ei -gen wet- ten vrij, praalt Neêrland in der Igiuui en vn], nier auiat ae grond geen dwing-lan - dij, waar stan - daard plant en lief - de met een hech - ten band, Vorvol - k ren rij en 't Va- der - land blijft groot en vrij, tot  27 vrij - heid eeu - wen stond, waar vrij - heid eeu - wen stonrf stin en volk ver - bindt, vor - stin en volk ver - btadt swereldsa - vond-stond, tot 'swe-relds a - vond -SoJa". J. van Burg Maestoso risoluto 11. Oranje boven! G. schellekens rail. Maestoso risoluto 1. O - ran - je bo-ven 2. Ge- groet ge-liefd O 3. Mocht gij o Moe-der 4. Wij zwe - ren ons met 'tfier CTP-clar-ht Plot .«ll L.ii . ? , . . ' vuj-iieiu aan ae ran - je kind. Door heel het volk zoo nog lang zijn Wat Gij reeds waart als du - ren eed. Aan U ge-trouw in  28 d'Eed-le loot, Die aan den kloe-ken stam ont-sproot Tot zan - gen niet, Wij stem - men saam met 'tvreug-de lied Van Ma - jes - teit, En 't kind- je bij U in - ge - leid, 't O hou en trouw, Aan 't vaan- del rood en wit en blauw, In  29  12. Ons Vorstenhuis VOLKSFEESTLIED A. J. Baks Ant. Tierolff 30  31  40 16. üeldersch Volkslied H. Th. Colenbrander :fj Krachtig en opgewekt. J. A. Kwast ƒ Uitgave van Joh. C. M. van Mastrigt, Arnhem. Prijs met pianobegeleiding 0.25 ets. Zangstem 2 ets., bij 50 én 100 exemplaren l'/a en 1 ct.  41 p.c-«n wa-ier - stroo-men, zijn uw rijk-dom en uw macht Ze-een par-ken, veld en wei-de,'t Beekje kronk'lend door het dal 't Bon-te zon in voor-spoed stra-len, Langs uw schoonenheu-vel - rand Op uw spreiaena langs hun zoomen, Waar ons wei-vaart te - gen - lacht Ze-een kleed der brui - ne hei-de, 't Meldt uw glo-rie bo - ven - al 't Bonfe beem-den, in uw da -len, Heer-lijk, gast-vrij Gel- der - land, Op uw -6- .1 . 1 1 L^J •. *■ ffisJ  42 17. Ons Brabant bovenal NOORDBRABANTS VOLKSLIED Louis van Haaren Maestoso schal - len Door stad en dorp en veld; Een bo - gen Op meer of berg of dal, Maar vaa - dren; Trots storm on-wrik-baar stond, Waar voe - ren, Ons hart blijft voor u slaan; Wat al. G. Schellekens  43 ! u xrdat^Jdin bree-de gal - men, Den lof van Bra-bant toch Noordbrabant zijn uw gou - wen, Op aard ons't liefst van tdier-baarVorsten-huis O - ran - je, Steeds trouw en lief-de an - drelan-denons ook ge - ven, Gij zijt en blijft voor« ji # i k. — «^"ï _i. memt: Noord-bra - bant, zie uw trou-we zo - - nen Zij ' ^ ,,aat ons uw ste"den en uw dor - - pen' Ver - vondt; Waar een - voud, ar-beid,plichtsbe - trach - ting Als aan. Ons ee - nig dierbaar, ei - gen Bra - - bant, Wat Ju - Wen o - ver-al Het lied van hul - de en ver - scho-len us-schen 't groen, Uw beek-jes, veld enboschen li" re j?**prenk geldt, Waar broe -der - band het volk om - ook ge-beu-ren zal, Ons Bra - bant, waar wij le - ven -ft-ftj , ■ > I I I I II I—, £ '  44 knocht - - heid: Ons Bra - bant bo - ven - - al. hei - - - de, Niets kan ons meer vol - - doen. stren - - - geit, Waar geen par - - tij - haat knelt, ster - - - ven, Ons Bra - bant bo - ven - - al. op 1 Wol nou ris bruwze in sie-de, In bouns-je throch ues ie - ren oer-macht, need in sé be -' trit-sen, Oer-41 - de lje - a we Frysrce frjemd,bleauby'tSldfolkyn ea-re, Synnam-me~intael syn fry-e folk, fen diz-ze al- de nam-me, Waes jim-mer op dy al-ders Geestdriftig. 18. Frysk Folksliet*) Dr. E. Halbertsma  45 ™ 5L.-7 °P Ia] fj°n ^it baes-te lan fen^T sta Svitwaerddy faes te, tay-e banfor- Ireat! R^w • dWej; fWet' ^«HsljiichtJii trousyn Sreat! Bljuw i - wich fen dv ori.™ h0 ™ brit sen r»^-™ la" fo1 in lae - re ?J E"6 ' f6" £an hJ'ar lan for stem me i thwangfen hwa eak, stie it stam-me, len grien, len kraef - tich bloey-end  46  47 Overgenomen uii het „Liederboek van Groot-Nederland». 19. Limburg mijn Vaderland G. Krekelbero „ In matig Marschtempo HENRI TlJSSEN 2 w«ï L ^rons/roen e»" ken-hout, 't nach-te - gaal-tje zingt- I & hC bree;de st">om der Maas, sta - tig Inwaarts vloeit- 4 w«r ad,er.ya ^r^n sch0°-ne taal klinkt met hel -dre kracht- 4. Waar aan'toud O - ran-ie-huis 'i vnik hiati uL "ie r„racht' 't volk blijft hou en kracht; trouw,  55 Guido Gezelle Opgewekt, mf 1. Ik voe-Ie~als-dat mijn tong her-leeft, vi - va; om 2. De locht is als een groot kas - teel, vi - va: be - 3. De vruch-ten rij-pen goed en schoon,vi - va; na 4. Ma - ri - a's. kin-dren al - te - maal. vi - va- t»n uai mijn nert weer blijdschap heeft, vi - va: het is Ma - woond door vo - gels vlug-ge~en veel, vi - va: de wol-ken lan - gen ar - beid valt de loon, vi - va;' wij wer-ken doen ge - lijk de nach-te - gaal, vi - va: van'smorgens niet n - a, zui - vre Maagd, die bo - ven - al mij wel be hg -gen als een baan, be-dekt met dui - zend ro - zen geern, wij zin - gen klaar, want blij zijn is een deugd voorvroeg, al voorden dag, her-haalt hij voor die 'thóo-ren 24. Viva Maria J. A. S. VAN SCHAIK  56 5. Wees wellekom, Gods Engel zoet, viva, die onze Moeder hebt gegroet, viva: en die ons daaglijks, menigmaal, doet zeggen, in uw eigen taal: Ave Maria! 6. Lofweerde Maged, onbevlekt, viva, tot mijn uw milde hand uitstrekt, viva; bevrijd ons al, zoo kleen als groot, van helsch gespuis en kwade dood! Viva Maria!  57 25. Ons zegene duizend malen A. M. I. I. BlNNEWIERTZ a a ,j wihkiz Anton Ponten   59 Englen liet zingen ter wei! bo-ren voor ons in een stal! o ^a ' 1* mild en mach_ Ver - eert Di God en o y»er " eed was en ver ■10 -ren- mn voet-stap en min ó. Ma - n - a mild en mach-tip- Ik bid II en weer¬ mensen. Weest Moeder mi in - dach-üg, Die mi te bee-tren hart. Langs on-be- gaan- de spo -ren, Vol boos - heiden vol ziet. Uw schoo-ne naam in - dach-tio-. Mi ar . me ^r,^,,. 26. Marialiedje  60 wensen. Ik heb min schoo-ne da - gen, Ver - roek-loosd en ver i smart. Bi nach-ten en bi da - gen, Ver - zucht ik langs den niet. De straf-fen wil ik dra-gen, Van 't geen ik heb mis- daen ï baen > En kom o Moe-der kla-gen, Bi U voor-taan. daen j 27. O Jesu Guido Gezelle Qedragen Toon Hansen 1. O Je - su, vol ge - na - den,Wie zal't, wie zal't mij 2. Uw vleesch, uw bloed, uw le - ven, U zei - ven mij ge - 3. Mij-ne~ar-moe wilt ver- rij - ken, O Je - su, en niet  61 ra - - den Het-gene ik zeg-gen moet? 'kEn weet van veel ee ge- - yen, Dat hebt gij. heelen al: 'kEn weet noch wat'tU KJ] - - ken, Als naar Uw ei - gen goed, U zei - ven wil ik " a' den SenL zin n,et-noch de re ■ den, Och help mij, le su weerd .s, Noch wat van mij be - geerd is, Noch wat ik ge-vën e - - ven Aan U, wat kan ik ge - ven, Als U, o Je-su _« L I i I i zoet. och help mij, Je - su zoet. zal. Noch wat ik ge - ven zal zoet. Als U, o Je - su zoet.  62 28. Maria die zoude naar Bethlehem gaan 1. JVia - Tl - a UIC iUU - UC lldCI ucunc - ncui gaui, '\>-'« 2. Het ha-geld', het sneeuwde, het maek-te kwaed weêr, De 3. Ma - ri - a die zei: „ik ben - der zoo moê, Laet A V.r Wi-mon oon moi . nier mr - rlpr OP - Craan Tot II'1 a - vond voor den noe-ne Sint Jo - sephzoud' al rijm lag op de da-ken; Sint Jo - seph te-gen Ma - ons een wei - nig rus-ten. Laet ons een wei - nig aen een boe - re schu-re, Waer Hee - re Je-susge - k. k mei naei gaeu \jm naci s*^ o^.u^ lv ri - - - a sprak: „Ma - ri - - - a, wat zul - len wy ver - - der gaen, Aen een hui- - - ze-ken zul - len wy bo- - - ren werd, En daer slo- - - ten noch ven - sters noch Bewerkt door M. J. B.  66 30. De Herderkens lagen bij nachte II. De her - der-kens la - gen bij nach - - - te, *.e Ze hiel - den vol trou-we de wach - - - te; Ze la - gen bij nacht in het veld. . d hadden hun schaapjes ge - teld. Daar hoo-ren zij de En-ge-len * U I , i l l zin - - gen, Hun lie - de - ren vloei-end en klaar; De Vertellend  67 ner-aers naar betn - ie - hem gin - - - gen; 'tLiep Z Toen zij er te Bethlehem kwamen, Daar schoten drie stralen dooreen: Een straal van omhoog zij vernamen, Een straal uit het kribje beneén; Toen vlamde er een straal uit hun oogen, En viel op het Kindeke teer; Zij stonden tot schreiens bewogen, En knielden bij Jesus neer. 3. Maria, die bloosde van weelde, Van ootmoed en lieflijke vreugd; De goede Sint Joseph, hij streelde Het Kindje, der menschen geneugt De herders bevalen te weiden Hun schaapkens aan de engelenschaar: Wij kunnen van 't kribje niet scheiden, Wij wachten het nieuwe jaar. t Och Kindje, och Kindje, dat heden, In 't needrige stalletje kwaamt; Ach laat ons uw paden betreden, Want gij hebt de wereld beschaamd. Gij komt om -de wereld te winnen, Den machtigsten vijand te slaan: . De kracht uwer liefde van binnen, Kan wereld, noch hel weerstaan.  68 31. Maria heeft het boek der profecijen beschouwd 1. Ma - ri - a heeft het boek der pro - fe - cij - en be-schouwd, En daar 2. En toen Ma - ri - a bid-dend in haar ka - mer-ken zat, Kwam een 3. En zie, de Pro-fe-cij - en zijn in 't Kind-jen ver-vuld, In den heeft zij uit ge - le - - zen, Hoe dat er een Ko - ningge En - gel bij haar ne - - der: „Godgroet u, God groetu, Ma-' Ko - ning, ons ge - bo - - ren. Ma - ri - a, Ma - ri - a, o bo - ren zou - de zijn Uit een zui - ver maag - de - lijn, Wiens ri - a maag- de - lijn! U - wer is het Kin - de - kijn, Wiens Moeder maag- de - lijn, Glo-rie zij uw Kin - de - kijn, Wiens  69 naam zou Je-sus zijn, In de - - ze Kerst-da - - - gen naam zal Je-sus zijn, Gij Vol van ge - na - - - de!" naam zal Je-sus ^zijn, In de - - ze Kerst-da - - - gen zeer terughouden. Overgenomen uit het „Liederboek van Groot-Nederland".  70 Vereenigingsliederen 32. Patronaatslied E. H. KAMS H. Tijssen baan. Hef op deez' stan-daard voor ons oog, De jong'lingsschap treedt kracht Aan't standaards voet vindt'tblij-de altoos, En een-heid hul-pe~en in, Be - hoed ons steeds voor elk ge-vaar, Slechts deugd zij ons ge 't Licht Onz' oo - gen blij - ven frank en fier, En staag op u ge vuur, Bij haar staat pal, als broe-ders saam, Tot in uw ster-vens  71 aan. wij groe-ten u, wij vol - gen u, In lief-de~u toe-ge - macht Hoe sa - tan ook zijn la - gen legt, Hoe vleesch en we - reld win, Staan wij ge-schaard aan u - wen voet, Dan duch- ten wij geen richt Uw kleu-ren-pracht drukt zin- rijk uit De hoop der zwak-ke uur, Ver-raad, ver-zaak, ver - laat haar niet De yaan van'tPa-tro- wijd. Gij blijft ons vei - lig tee - ken nu in strijdt Die on - der de - ze va - nen vecht Hij kwaad: En elk - een roemt zich vol van moed, Trouw jeugd, Uw beelf-nis spreekt tot 't har-te luid, A - - naat, Blijf trouw haar, wat ook 't le - ven biedt Zoo s le - vens har - den strijd. Gij blijft ons vei - lig fe " ge " viert al - - tijd. Die on - der de - ze id van *tPa-tro- - naat. En elk - een roemt zich oy - sius ster-ke deugd. Uw beelt'-nis spreekt tot lang uw har - te slaat. Blijf trouw haar, wat ook  72 tee - ken nu in 's le - vens har - den strijd, va - ne vecht, Hij ze - ge - viert al - - tijd. vol van moed, Trouw " lid van 't Pa - tro - - naat. 't har- te luid, A - - - loy - sius' ster - ke deugd, 't le - ven biedt, Zoo lang uw har - te siaaf. ..-—! = :—< r-^. > 33. Lied van Sobriëtas 1. Ons blau-we vaan-del draagt het Kruis van o - ver-win-ning 2. Komt broe-ders, zus-ters in de rij! De knus-tocht maakt ons, 3. Wat ons van de-zen dui-vel redt, Dat is ont-hou-ding in ons huis, Om ie - ders kruis te dra - gen. Dat al - - len vrij Van zor - gen en ge - - va - ren. Be - - en ge - bed, Zoo leert de Heer der Hee - ren, Vol - - . > Refrein. Goed declameeren en » f steeds aanyritenen nouatvanaeuj-denüods vij-an-den af! 1 Dat het de har-tender vij-an-den raakt! ƒ WiIt u tenstrij-de nu i -&-—I . r*i , l _-J_i j  76 blij -.de be-rei-den, Vecht nu voor God om den wor - den-den dag.  81 saam een vnend-schaps-band. Luid weer - klin - ken on - ze een - heid van ons recht! Mo - ge niets den band ver- yreug- de te al-len tijd. Treur en ju - bel met ons tuig ten eeuw-gen dag, On - trouw woon-de nooit in r™ p" itc 1C "l uen werK - mans-stand! Luid weer- bre - ken Die ons aan ons vaan - del hecht Mo - ge •Tu " de ï" des le _ vens wor -stel -strijd. Treuren t har- te Van hen die 'k ooit om mij zag. On - trouw r-fl-i—i J l_ JTj I • 1 h i p— • ...... ™. w-w ian - Scn;ce-re zij aen werk-mans - stand! niets den band ver - bre - ken Die ons aan ons vaan-del hecht ju - bel met ons me - de In des le - vens wor- stel -strijd woon-de nooit in 'thar- te Van hen die'kooit om mij zag 6  82 37. Katholiek-Sociale Actie a. Baron 1. Daar klonk eens uit Ro - me een 2. En Kerk - vorst en Pries- ter en 3. De land - bouwen d'ar-beid,de 4. De rots is ons sterk- te, de 1 n t. _ .—i fe-—IS.—J fe fe i fe_ ■ . , 6 ■ x 8 """" «j" man, Kuia en vrouw, Zij toon - den den pau - sen als drank - weer, het spoor, Zij ga - ven ter - stond aan die Pe - tras ons hoofd, Aan ons dus de ze - ge, door ,o.i> J fv—!—i h. I k—i—i—J fe— strij - - ders met klem: Ver - ee - - nigd in al - - tijd zich trouw: Wij zijn Ka - tho - roep - - stem ge - hoor. De han - - del, de Chris- - tus be - loofd. De we - - reld wor- /-\ ƒ Frisch W. van Besouwen  89 40. Zangerslied j. V. D. KOEST UZN. CORN. A. GALESLOOT 1. Hoo-ger zelfs dan de~a-de- - la - ren, I 8va *, 2- Broe-ders vast aan - een ge - - slo- ten, J_ . ^' ^D dan vrien-den kunst-ge - - noo-ten, z-we-ven aan den He - mei - boog, Stijgt bij 'trui-schen Oaanwe voor-waarts op de baan, Met hen, die als Hijschtde bonds-vlag hoog in top, On - ver - moeid en  90 van de sna - ren On - ze ju - bel - zang om - hoog, kunst-ge - noo - ten Moe - dig ons ter zij - de staan, on - ver - dro - ten lm - mer hoo - ger, hoo- ger op. Klinkt het krach-tig, fier en vrij, Luid en vroo - lijk Al wat kunst is schoon en goed, Geest en hart ver - Aan de kunst uw hart ge - wijd, Ze - gen wacht ons ..... ^ I h rein en blij, Mimet net neei ae we - icm heft en voedt, Volg ons na of ga ons na den strijd, Op dat schoon en roem - rijk A  91 door: „Le - ve Neêr-lands zan - gers - koorl"*) voor: „Le - ve Neêr-lands zan - gers - koorl" spoor: „Le - ve Neêr-lands zan - gers - koorl" Klinkt het heel de we - reld door: „Le - - ve Volg ons na of ga ons voor: „Le - - ve Op dat schoon en roem-rijk spoor: „Le - - ve , . 11 I k ^ l—i INeêr - lands zan - gers - koor!" Neêr - lands zan - gers - koorl" . . . ', f ' ' ' *) „Leve Neêrlands Zangerskoor" kan naar goedvinden gewijzigd worden met naam van plaats ot vereeniging, en is zoo voor elke vereeniging, geschikt als bondslied.  92 41. Bondslied van den R. K. Middelstand h. F. van Maarseveen Corn. A. Galesloot h » j = 104-  93  94 u - - we kracht; Wat de va - d'ren ooit ver-moch-ten, vol - le baan; Sluit dan, man- nen, sluit de ran - gen, kloek en fier; On - ze Bond zal ze - ge -pra - len Ligt ook in der zo - nen macht! Ligt ook in aer zo - nen Om uw hoog ge - he - ven vaan! Om uw hoog ge - - he - ven On-der Ro - me's strijd-ba-nier! On - der Ro-me's striid-ba -  95 dal Segno H. M., Pr. 42. Hou d'arbeid hoog! Albert Mosmans 1. Hou d'ar-beid hoog! Hou 'twerk in eer! Hoe 2. Hou d'ar-beid hoog! Hou 'twerkin eer!Hoe 3. Hou d'ar-beid hoog! Hou 'twerkin eer! En < n-t-iL—i .  102 taai - e sla - ven - ban-den. 2. Hoe zult ge u een weg Door zoe - delt u -we zin-nen? 4. Hoe moet ge voor uw kind Be - 't glas hebt weg-ge - smeten? 6. Sta op, gij vrij Roomsch volk, Dat mf l 't moei - lijk le - ven vech - ten, Gij kin - - de - ren van schaamd staan en ver - le - - gen, Uw kind, dat door u draagt in u - we han - den Uw ei - - gen wel en God, Gij kin - de - ren van God. Als leeft, Uw kind dat door u leeft En wee, Uw ei - gen wel en wee; Sta •  103 gij u zelf be-spot En wordt der drankzucht knechten? dat ge uw drankzucht geeft, Als erf-deel op zijn we-genl op (Verscheurd in twee Zijn u - we sla-ven-ban-den! :>•.>._ ' > S 3 46. Mannen, hou vol! h Man-nen hou vol; Wij wil-len heel de we - reld Ver2. God spreekt tot ons! Hij wa - pent zijn sol - da - ten, Wij wer-ven voorden he - mei als een buit. Wij moe- ten Zij - ne vij - an - den ver - slaan: O r-fl—,—,—i— i  104 Ihoo - ren ve - - - - le stem - men ons be - ko - ren, Wij God, o ze - - - - gen on - ze men-schen-han- dén, Wij luis-te - - - ren al - leen naar één ge - luid. zul -len gaan, voer Gij Uw le - ger aan.  105 47. Werkmanslied  106  107 48. Lied voor den Jongensbond H Fdmamm Cl ^ ^  108  113  114 51. Communie-lied  115  116  117  118  124 56. Klein Vogelijn  125  126 57. Hou zee*)  127 58. De vroolijke Jongen  145  146 67 Soldaatjes  147  148 68. Schommelliedje L. de Meulemeester  149 69. Ons Lied AAN DE „VARENDE ZANGERS" OPGEDRAGEN Mr. H. w. van der Meij en M. J. Hofland los. Reckehs zan-ger, die trekt door het land, Een zwer-ver langs vel - den en zan-ger, van lust en van leed, Ik deel in de vreugden-en zan-ger, die zingt voor mijn land, Of an - d'renal sma-len en  150  151  152 70. Als 't Klokje klingelt Mr. H. W. van der Meij Jos. Reckers i ,. Allegretto  153  154 Oüido Gezelle Zl. „Ach! Anton Ponten „AAN DEN HEER WILLEM GALESLOOT"  176 Luimige Liederen 81. Twee Voerlui  177 ^ p heel gauw 12  178 82. Boerenvreugde Niet te vlug. (EEN OUD BOERENLIEDEKE) mf L. Dobbelsteen  179  180 83. Schoenlappertje DEN VARENDEN ZANGERS, DEN HEERÈN WILLEM GALESLOOT EN G. A. GüOSSENS, UiT ACHTING OPGEDRAGEN Louis Verberne Jac. de Jong  198 t  199 91. Mieke Pruimemond P' A' S'^y »-KAE^ * „ ^ Geeraard van de Vêluw . j. Los en guitig vertellend  200  201  202 92. 'k Heb mijn wagen volgeladen  203 93. 't Looze Visschertje „ . Schalks voor te draeen Bewerkt door W. P.  204  205 94. Het Lied van den Smid  206 een weinig terughouden. In tijdmaat. *  207 95. Van twee Koningskinderen  208 ") Quene = vrouw. *) viHjnich vel = leelijke heks.  209 Overgenomen uit het „Liederboek van Groot-Nederland".  210 96. Meizang Dr. Felix Rutten jac. de jonq  211 Ped. \> *  212 97. 't Liedeke van den Schilder Emiel Hullebroeck Herman Broeckaert Matig  213  214  215 , Met blondere toestemming van den uitgever, overgenomen uit de Vijfde reeks van Zes Liederen, & 2.50 per reeks.  221  222 ERRATA Waar in een lijvig boek als dit, zelfs bij de meest zorgvuldige correctie, nog fouten kunnen blijven staan, wordt de(n) begeleider(ster) vriendelijk verzocht de eventueel nog voorkomende fouten zelf te verbeteren.  De N. V. de R. K. Boek-Centrale Keizersgracht 62-64 - Amsterdam Telefoon N 3639-9431 levert Muziek-, Boek-«»Plaatwerken op elk gebied  Van de LEEUWERKi is verschenen: Eerste Bundel. Tekst met Melodie ƒ 0.75 Piano met Zang, Tweede Druk . „ 3.00 TweedeBundel.Tekst met Melodie ,, 0.75 Piano met Zang . „ 3.00 School I Tekst met Melodie „ 0.75 Piano met Zang . „ 3.00 Tekstboekje. . . „ 0.25 wê$ wüm iüü pui Püic ppi IÉ1$ lili WMi WM>. WtÊi WÊ). WêÊ  INHOUD VADERLANDSCHE LIEDEREN No. Blz. 1. Volkslied 8 2. Wilhelmus 10 3. Al is ons landje nog zoo klein 12 4. Mijn Nederland 14 5. Vlaggelied. .• 16 6. Een liedje van de zee . . 18 ' 7. De Zilvervloot 19 8. Te land en ter zee.... 22 9. Een liedje van Hollandsche , jongens 24 10. Wij leven vrij 26 11. Oranje boven 27 12. Ons vorstenhuis 30 13. Vrij Nederland 33 14. Elk heeft een plekje op aarde 35 15. Kinderen van de Zee... 37 GEWESTELIJKE LIEDEREN 16. Geldersch Volkslied ... 40 17. Ons Brabant bovenal ... 42 18. Frysk Volksliet 44 19. Limburg mijn Vaderland. . 47 GODSDIENSTIGE EN STICHTELIJKE LIEDEREN 20. Aan U, o Koning der Eeuwen 49 21. Jesus en Sint Janneken . . 50 22. Jesu allerliefste Kind ... 52 23. Gebenedijd zijt gij. . . . 54 24. Viva Maria. 55 25. Ons zegene duizend malen 57 26. Marialiedje 59 27. O, Jesu. . 60 28. Maria die zoude naar Bethlehem gaan 62 29. Ik hoor trompetten klinken 64 30. De herderkens lagen bij nachte 66 31. Maria heeft het boek derprofecyen beschouwd .... 68 VEREENIGINGSLIEDEREN No. Blz. 32. Patronaatslied 70 33. Lied van Sobriëtas ... 72 34. Vaandellied 74 35. Soldateneed 77 36. Vaandellied voor werklieden 79 v 37. Kath. Sociale Actie ... 82 38. Roomsche Blijdschap. . 84 39. Voetballied 87 40. Zangerslied 89 41. Bondslied voor den R. K. Middenstand 92 42. Hou d'arbeid hoog ... 95 43. Mijn Insigne 97 44. Strijdlied voor propagandaclubs 99 45. Sta op lol 46. Mannen hoü vol ... . 103 47. Werkmanslied 105 48. Lied voor den Jongensbond 107 49. Lied voor den Meisjesbond 109 GELEGENHEIDS- EN GEZELSCHAPSLIEDEREN 50. Op een priesterfeest. . .111 51. Communielied (Welkom zijt gij') 114 52. Communiéliedje voor kinderen (O, kunt gij 't geluk beseffen?) H6 53. Aan zusje of broertje, op den dag der eerste H. Communie 119 54. Kinderlied op den verjaarjaardag der Koningin . . 121 55. Prinsesselied 123 56. Klein Vogelijn 124 57. Hou zee 126 58. De vroolijke jongen . . . 127 59. Naar huis 130 60. Smedenlied 133 61. In de lucht ....... 134  No. Blz. 62. Thuis 136 63. Mijn dorpje 138 64. Levensmoed. . . . . ■ 140 65. De kleinste 142 ERNSTIGE LIEDEREN EN LIEDEREN VAN GEMENGDEN INHOUD 66. Hemelhuis 144 67. Soldaatjes . . • 146 68. Schommelliedje 148 69. Ons lied 149 70. Als 't klokje klingelt. . . 152 71. Ach 154 72. Op Kerstdag 155 73. 't Gelukskind , . • . . 157 74. Opgepast 160 75. Pietje bedroefd. . . . . 162 76. De Roomsche zanger. . . 165 77. Vraag 168 78. Slaap zacht, mijn hartedief. 170 79. Heideliedje 172 80. „Het Piknikje" (Wiegelied). 173 LUIMIGE LIEDEREN 81. Twee voerlui 176 82. Boerenvreugde 178 No. Blz. 83. Schoenlappertje .... 180 84. Huzarenlied 182 85. Klompendans 184 LIEDJES VAN MINNE 86. De verhuizende meid . . 186 87. Hij die geen liedje zingen kan 189 88. Hans en Trieneke (dansdeun tje 192 89. De strik ....... 195 90. Pier de mandenmaker . . 197 91. Mieke pruimemond . . . 199 92. 'k Heb mijn wagen volgeladen . . . • 202 93. 't Looze visschertje. . . 203 94. Het lied van den smid . 205 95. Van twee Koningskinderen 207 96. Meizang • ■ 210 97. 't Liedeke van den schilder 212 98. Een nieuw lied van een meisje en een schipper . 216 99. Lied van den molenaar 218 100. De Dahlia 220  AAN HET HOOGWAARDIG EPISCOPAAT VAN NEDERLAND DOOR DE CENTRALE COMMISSIE VAN DE FEDERATIE DER R. K. VEREENIGINGEN VOOR DEN VOLKSZANG EERBIEDIG OPGEDRAGEN  MUZIEKDRUKKER!) ,,'T KASTEEL VAN AEMSTEL", N. Z. VOORBURGWAL 69-73, AMST.  „Met voldoening kennis genomen hebbende van de werkzaamheid der „R. K. VEREENIGING VOOR DEN VOLKSZANG" „bidden Wij van harte Gods zegen over de Vereeniging „en haren arbeid af." Utrecht, den 12den November 1912. De Aartsbisschop van Utrecht, f H. VAN DE WETERING.  CENTRALE COMMISSIE van de FEDERATIE DER HOOFDBESTUREN VAN DE R. K. VEREENIGINGEN VOOR VOLKSZANG IN HET AARTSBISDOM UTRECHT EN DE BISDOMMEN HAARLEM, 's-HERTOGENBOSCH, BREDA EN ROERMOND. Zoo is dan onze nieuwe bundel gereed om te gaan door ons Vaderland. Van Oostergrens naar Westerstrand, van 't hooge Zuiden naar het vlakke Noorden. Te gaan, om te brengen het goede, gezonde Roomsche lied in stad en dorp, in huisgezin en werkplaats. Te gaan om te brengen levensblijheid en levensvreugd, gezondheid van hart en frischheid van geest. Ieder: jong en oud, rijk en arm kan dezen schatten deelachtig worden. Voor niemand zijn ze onbereikbaar. Zingt slechts. Zingt alleen, zingt met anderen, zingt in huis en buiten, zingt bij rust en arbeid, zingt als ge neerslachtig zijt, zingt als ge vroolijk zijt, zingt altijd. Doet dat en gij zult de wondere kracht van het lied leeren kennen. Dat is kracht voor den arbeid, balsem voor het gemoed, opwekking tot den strijd. Dezen liederbundel bieden wij ons Nederlandsche volk aan. Het Roomsche Nederlandsche volk in onze Federatie vereenigd op de eerste plaats. TER INLEIDING. Ik ben de drager van 't Hollandsche Lied, Ik breng het in huizen en zalen. (v. d. Mem).  5 Daarnaast aan al onze andere landgenooten. Zij ook zullen er van hun gading in vinden. Er was een tijd, waarin ons volkslied bloeide in wonderschoone poëzie, toen het bad in devoten zin tot den Schepper, toen het uitschalde in het forsche rhythme van strijd en vreugdezangen, toen het raakte en hekelde in ondeugenden spot en lachte in pittige geestigheid. In die dagen toen het goede volkslied door onze dreven weerklonk, was ons volk heilig doordrongen van zijn kracht, was het een groot en krachtig volk, vol geloof en godsdienstzin, een" volk tevreden en vol levensblijheid, een volk, dat den huiselijken haard als het hoogste goed beschouwde, een volk geestig en frisch. Verwijfdheid, ziekelijkheid, pessimisme, slapheid van wil en durf, helaas te veel voorkomend bij ons hedendaagsch geslacht, moeten verdwijnen, moeten verdwijnen mede door deze, onze liederen'. 't Opwekkend lied heeft wondre krachten 't Is voor de ziel verkwikkend brood. Dat sterkt tot daden en kloeke gedachten Vrijt ons voor angst en nood. (J. D. C. van Dokkum). Geen onbereikbaar ideaal. Als allen willen, als allen meehelpen, als allen met ons propagandist zijn, dan zullen de oude kracht, de oude godsdienstzin, het door niets geschokte Godsvertrouwen, de oude geest en stoerheid weer terugkeeren. Zoo worde Oud-Hollandsche nieuwe tijd, Met blije liederen ingewijd. Moge met Gods hulp ons streven en Werken rijke vruchten dragen. Moge onze nationale zangbundel voor Roomsen Nederland wekken: Liefde voor Kerk en Staat, Liefde voor Vorstin en Vaderland. Zoo worde ons streven een werk tot heil en glorie van onze H. Kerk.  6 Zoo worde ons streven een werk tot heil en glorie van ons dierbaar Vaderland. Dan is hier op zijn plaats een woord van oprechten en hartelijken dank aan allen, dichters en componisten die ons geheel belangeloos hun werk afstonden en ons gaarne ten dienste waren in onze mooie beweging. Onzen dank voor alle hulp en medewerking. Blijft ze ons geven. Vol optimisme zenden wij onzen nieuwen bundel de wereld in. Vol optimisme, omdat we vertrouwen op Gods zegen en op aller steun en medewerking. Moge 't zoo zijn. UTRECHT, Meimaand 1914. Namens de Federatie van de Hoofdbesturen der R. KVereenigingen voor Volkszang in het Aartsbisdom Utrecht en de Bisdommen Haarlem, 's-Hertogebosch, Breda en Roermond. WILLEM GALESLOOT Cornz. Ie Secretaris.  12 3. Al is ons landje nog zoo klein Hol - land zijn, En al is ons land - je nog zoo klein, Toch Hol - land zijn, En al is ons land-je nog zoo klein, Toch Hol - land zijn, En ai is ons land - je nog zoo klein, Toch Hol - land zijn, En al is ons land - je nog zoo klein, Toch gin - ne zijn, En al is ons prinsesje nog zoo klein, Ze zal 't ons Hol - land zijn. zal 't ons Hol - land zijn. zal het roem- rijk zijn. zal het roem- rijk zijn. zal Ko-nin - gin - ne zijn. Geen Pruis zal 'tan-nexGeen Franschman 't bin- nen Gij vindt in zijn his ■ De da - den zul -len Ja, eens moog'zeonsre ■  13 ee - - ren, Geen sa - bel hier re - gee - - ren I O - to -" rieen'?on0S m'Un-dren of ver" *Sk- - WO - ' £ «ne - ni - ge v c - to - - rie! O - tlee - ren, De vreem den zul - len 'tee - - «in gee- - ren, En Neer-landsroem ver - rr.ee- - ren' O - - • • ,1*. ,,lcr we-zen zal, u - ran-je bo - ven- M i ran-je s tdie re - gee-ren zal O - ran-je bo - ven-al ran-jeis tdie hier we-zen zal O - ran-je bo - ven ran-je s tdie re - gee-ren zal, O - ran-je bo - vw-al ran-jeis 'tdie hier we-zenzal O - ran- I bo - ven-aH  14 p. louwerse Matig- mf RlCHARD hol 1. Waarde blan-ke top der dui-nen, scnit-tert in aen zon-ne- 2. Waar het lachend groen der heu-veis,'t kleed der stil-le heide om- 3. Blijf ge-ze-gend, landder Va-d'ren, ma-ke u eendracht sterk en gloed, En de Noord-zee vriendlijk brui-send, Neerlands smalle kust bezoomt, Waar langs rijk be - la - den vel-den, Rijn of Maas of Schelde groot; Blij-ve 't volk der ko-nin - gin-ne Houw en trouw in nood en groet, Juich ik aan het vlak - ke strand, juich ik stroomt, Klinkt mijn lied op ou - den trant, klinkt mijn dood! Doe zoo ie - der 't woord ge - - stand, doe zoo 4. Miin Nederland Richard Hol  15  16 5. Vlaggelied*) Plechtig en vurig Wilh. Smits t> Gij schit-tren - de kleu-ren van Ne - der-lands vlag, Wat 2. Of is niet dat blauw in zijn smet-loo-ze pracht Der 3. Waai uit dan, o vlag, zij de tolk on-zer beê, Om ■ v— wap-pert gij fier langs den vloed; Hoe klopt ons het har - te van trouw on-zer va-dren ge - wijd, Of tuigt niet dat rood van hun trouw en om vroomheid en moed. De we - reld ont'zie u op vreugd en ont-zag wan-neer het uw ba - nep be-groet, Ont ■ man - lij - ke kracht En moed in zoo me -ni - gen strijd. Of gol - venen reê; Maar daal-det gij ooit op den vloed, Wij *) Opgenomen met toestemming van de firma Gebr. Belifante, Uitgevers, 's-Oravenhage  17 plooi u, waai uit nu bij nacht en bij dag Gii wijst met die blank-heid zoo rein en zoo zacht Or> hef-fen uw wit uit de schui - men-de zee ' En blijft ons het tee-ken, o hei-li-gevlag,Vantrouwenvanvroomheid,van vroomheid, die ze gen van Gode verwacht, Den ze-gendie eeu-wig die voeren naar't blauw Van den hemel u mee, Al kleurt zich, al kleurt zich uw vroomheid en moed. Van trouw en van vroomheid en moed eeu-wig ge-dijt, Den ze - gen die eeu - wig ge - dijt rood met ons bloed, Al kleurt zich uw rood met ons bloed  18 6. Een liedje van de Zee Zeer opgewekt. Adr. Valerius 1. Wie gaat met ons meê o - ver zee? Houd het roer recht! 2. Bij de hand, bij de hand voor het land! Houd het roer recht! 3. Een hoe-zee,een hoe-zee voorde zee! Houd het roer recht! Frisch blaast de wind hier langs de reê, Blijft ge thuis in 'tnestmetde Zoo klinkt het luid van al - len kant, Voor u uit het oog en omJon - gens van Holland, roept het meê! Hier is 't veld, is 't veld voor den rest, Houd het roer recht! Ons lijkt de zee het al - Ier hoog, Houd het roer recht! Dat u geen storm ver-ras-sen held, Houd het roer recht! Hier toont de man wat hij  19 best! Wie wat wor-den wil wei dip *it «,«, v.\~~ geldt! On - der t zeemansbuis daar is moed iwg thuis, In zijn ' Ke uit, Hem wacht rij - ke buit £L " JS?1 tSwe,mm.fnd Paard Voor geen hel ver-vaard. vuist ligt heel zijn lot, Hij vreest niets dan God 7. De Zilvervloot 4. Kwam er nu nog een - maal zoo'n g - ve"- Jen tJSE*' f°  20 Zil - ve - ren Vloot van Span je? Die had er veel Spaansche ion - ge - tjes van O - ran - je, Kom klim 'reis aan dit en voch ten ze niet als leeu-wen, Ze sloe-gen de Span-jêrs zou je-lui nog zoo klop-pen? Of zoudtgij u vei - lig voch-ten ze niet als zou je - lui nog zoo mat-ten aanboord En ap - pel - tjes van O - ran - jei net dat Spaansche boord En rol me die matten van Span-je ! Piet duch tig teschand.Tot in Span-je klonk hun schreeuwen, Piet en bui-ten schoot, Maar stil in je hang-mat stop-pen? Het Hein, Piet Hein, Piet Hein zijn naam is klein, Zijn Hein, Piet Hein, Piet Hein zijn naam is klein, Zijn Hein, Piet Hein, Piet Hein zijn naam is klein, Zijn Neêr-lands bloed, dat bloed heeft nog wel moedl Al  21 Overgenomen met toestemming van de firma Gebr. Belinfante, Uitgevers, ■s-Gravenhage  22 J P. Heije 8. Te Land en ter Zee J. J- VlOTTA  23  32 zeer breed  33 13. Vrij Nederland Peerke den Belg elbert franssen Flink en opgewekt. 3  34  35 14. Elk heeft een plekje op aarde Opgewekt S. Kroon  36  37 15. Kinderen van de Zee Fr. Martialis Vreeswijk o.f.m. Charles de Meulder  38 Keet vers  39  48 O - ver't malsche ko - ren-veld 't lied des leeuw riks klinkt; Weeldrig sap - pig veld ge - was kost-lijk groeit en bloeit; Waar men kloek en fier van aard vreem de praal ver - acht; Met ons roemrijk Ne - der land, één in vreugden rouw; Waar de hoorn des her - ders schalt, langs der beek - jes boord: Bloemen gaarden beemd en bosch, o - verheer-lijk gloort: Ei - gen ze - den ei - gen schoon,'t hart des volks be - koort: Trouw aan plichten trouw aan God, heerscht van Zuid tot Noord:  49 20. Aan U, o Koning der Eeuwen*) te «• v- ** -ziekhande,  50 21. Jezus en Sint Janneken Bewerkt door M. J. B Kinderlijk schertsend. Vertellend. 1. Lest - mael op ee - - nen zo - - mer-schen 2. Hun wit-te vet-te voet - jens die wa - - ren 3. De Moe - der maek - te op staen - den 4. Na ta - - fel dank - ten zij On - - zen dag, Hoort wat dat ik be - - val - ligs zag, Van bloot, Hun lip - kens waren als ko- rael zoo rood; Die voet, Van sui - ker en melk een pap - pe-ken zoet, Daer Heer, En vie - len op hun knie- kens neêr, Ma- -fc n | _ _ | Eb r r , | - - _ -, Je-sus en Sint Jan-ne-ken, Zij speel - den met een lammeken, AI zoete vet - te pa-ter-kens, Die za - ten daer bij de waterkens; Het zaten toen die papbaerdekensl Daer a- - ten die slab-baerdekens! Zij ri - a gaf hun een krui-se-ken, Daertoe een sui-ker hui-se-ken, En  51 in dat groen ge - kla-verd land, Met een zon-ne-ken dat scheen al zoo heet, Zy de - denmal- wa - ren zoo vro - - lijk en zoo blij, Geen ko-nings ban- zong hen stil -le-kens in den slaep, En naer het van-;>i-"u-ici-i|cii ni nun nana. kaer in 't melks - ken be - scheed, ket en heeft er bij. stal-le - ken znn uincr tta* Overgenomen uit het .Liederboek van Groot-Nederland".  52 22. Jesu, allerliefste Kind Guido Gezelle Lodewijk de Vocht „ u Gemoedelijk. liet-ste kind, van uw moe - der teer be-mind, Je - su, die in Je-su zoet, die ons al ver - blij - den doet met uwschoo-nen mensch te zaam, weze~ons gif-te u aan- ge - naam, schoon zij zon - der m  53 ™a' "^",,c ■ aen en ver-hoor ons kin - der-taal! moet gij we - zen al zoo-veel ik prij - zen matl laat ons er - ven dat wij gaan ter reci.- te r -z],? Kunuge-tre-oen naar be-ne-den en ver-hoor ons kin-der-taal! hoog ge-pre-zen moet gij we-zen al zoo-veel & Mtf-zVnrnl^! als wij ster-ven laat ons er - ven dat wij gaan ter ?ecWer-™jT  54 23. Gebenedijd zijt Gij Guido Gezelle j. A. S. van Schaik Devoot maar niet sleepend - u. 3 K 3 K wien of waar dat 'tzij, eer - bie - dig aan te schouwen; o zon-de~en schul-den vrij, o on - be - vlek-te~al-lee - ne; o zon-de~en sla - 'ver-nij en laat ons niet her - val - len, o Moe - der maak ons blij, na dit, in 't an - der le - ven, o Moe- - der Maagd, die Je - - zus draagt: eer - bie-dig aan te schouwen Moe - - der Maagd, die Je - - zus draagt: o on - be-vlek-te"al-lee-ne! Moe - - der Maagd, die Je - - zus draagt: en laat ons niet her-val-lenl Moe - - der Maagd, die Je - - zus draagt: na dit, in 'tan-der le-ven!  63 maken?" I n Jr° " seP£z4°ud' «1 met haer gSen" Om rasten" w Jo " seph te-gen Ma - ri - -a sprak: ,Ma - deuren' wl h S een wei - nig ver - der gaen, Aen een deu-ren. WaerHee - re Je-sus ge - bo - ren werd, En daer 7" - icisuiapie nou-aen! ri - a, wat zul-len wij ma-ken?" hui- ze-ken zul-len wij rus-ten." slo - ten noch ven-sters noch deu-ren. Overgenomen uit het .Liederboek van Groot-Nederland".  64 29. Ik hoor Trompetten klinken Dirk Rafael Camphuizen Jac. J. Ruygrok Iblin- - ken, En nie-rnand is met mij. Het hart klopt door 'tbe lan - - den, Heeft on - der Zijn ge - bod; Van God die 'swe-relds -  65 nau - wen Dies laat ik diep be - schroomd 't Ge-zicht'tge-berg-téaan hch - ten Heeft on - der zijn ge - bied En die 't wei-eer al schou - wen Of daar geen hulp van koomt sfich - ten Dat 's menschen oo - ge ziet. 5  77 35. Soldateneed *)  78 eed; Zij ble - ven Land en Ko - ning trouw, Ge - tooit, Nu ook voor U met lief - de en trouw, Als *■ ... -•A i s trouw in lief en leed. Bij Wa - ter - loo, aan 't moet de vaan ont - plooid, Ja, kom her - nieu-wen Schel-de~en Maas, Aan In - dië's woe-ste strand, - Hield wij den eed, Vol moeden één van zin: ,Wij  79 Neêr-lands dap-p're krij - ger steeds, Dien du - ren eed ge - stand Hield zwe-ren trouw tot in den dood, A^n Neêrlands Ko^injn Wij I «™«» «ajj-pre khi - ger steeds, Uien du-ren eed o/e - stand zwe-ren trouw tot in den dood,' Aan Neér-lanos Ko?nin-gS 36. Vaandellied voor Werklieden 1. noognet vaan - del op ge- 2. Een-dracht was de spreuk der 3. Wees ge - groet o een-heidsi 0 ft Flink- 4- Moet het rouw - floers u be-  80 vaa - dren, Ook door een - dracht zijn wij sterk 't Zelf-de tee - ken! Hef om - hoog u vrij en fier! Blijf de dek- ken, Moet gij treu - rend voor ons gaan, Toonu i I i zin - Deeia van ons stre - - ven z-ij nn on - zen Knng gebloed stroomt in on - ze aa - d'ren En God ze - gent ook ons wa - re vriend-schap kwee - ken Ee-dle trou- we bonds-ba al - tijd zon-der vlek - - ken Trou-we~en eer-lij-ke"een-heids- / ik i h \ : r-^. , k. i \ plant! Om die vaan in dich-te ran - - gen Houdt ons werk. On - ze vaan is ons het tee - - ken On - zer nier! Wees een mid - del - punt van vre - - de En van vaan. Ga ons voorin vreugden smar- - te En ge- . .. .1  83 <-uiiio - - iua ue wc - - reia ner - steid, Te hek en ons vaan is het kruis! Weer - staat - - kun-de, volks- - zangen school. 't Strijdt de een - maal in Chris - - tus her - steld. Ten / f\ i I N K k. h I N weer te - gen sa - - tan en 't hel - sche ge - weid galm - de hun kreet uit pa - leis en uit kluis >,x nu ver " ee - - nigdop 'tzelf - de pa - rooi.' spijt van den sa - - tan en 't hel - sche ge - weid  84 38. Roomsche Blijdschap Woorden en muziek van Dr. L. j. Sicking ziel en har - te, Roomschen dat zijn wij met woord en met daad. glanst ons le - ven, Wij zijn van a - del en christ'-lij - ken stam. vreugd ge-schon-ken In Je - sus na- me der aard' toe-ge - zeid, Roomschen wat onspoed of leed ons tar - te Roomschen tot een-maal het Moes-ten we~in strijd of in lij - den sne - ven, Nie-mand die ons ooit die Mo-ge~ook de vij - and in lief-de~ont-von-ken, Word' hij een vriend in den  85 ster-vens-uur slaat. Room-schen in huis, Roomsch ook daar bui - ten blijd-schap ont-nam. Fier-heidin 'toog, blij - heid van bin - nen, hei-li - gen strijd, Je -sus de vreugd, blijd-schap der vol - ken', acnamenwe ons mm-merd'eer-vol-le keus; Laf-heid noch vrees zal de Voe - ren wij krijg met veree -nigd ge - weid, Fier in het strij - den en 't Ruische steeds bree - der 't we-reld-ruim door, Eens ga uw kruis als 't ver¬ lip - pen ons slui - - ten; Room-schen dat zijn wij, dat blij - de bij 'twin - nen; Je - sus de ze - ge van schijnt op de wol - - ken Ons Room-sche strij - ders in ... j l i 1  86 is on - ze leus, Laf - heid noch vrees zal de ouds - her voor-speld 1 Fier in het strij - - den en vreugd-ju - bel voor, Eens ga uw kruis als 'tver¬ lip - pen ons slui-ten; Roomschen dat zijn wij, dat is de leus. blij - de bij 'twin-nen, Je - sus de ze-ge van ouds voorspeld I schijnt op de wol-ken Ons Room-schestrij-ders in ju - bel voor.  87 39. Voetballied A. Baron 1. i voei-Dai- spei is on - ze vreug-ae 2. 't Kleurt je wan-gen, sterkt je Ion - gen, 3.. Dro - ge knul-len staan te kij - ken, 4. Vij - andsGoal dat is ons stre - ven, no jo noi no jo nol mets aat ooit ons meer ver - heug-de, Ho jo ho! Ho jo ho! Geertje flin-ken eet - lust, jon - gen, Ho jo ho! Ho jo ho! Met ge-zich-ten net als lij -ken, Ho jo ho! Ho jo ho! Daar-in moet de bal ge -dre-ven, no jo noi no jo ho! Na - dat wij. ons taak vol - brach-ten Ho jo ho! Ho jo ho! School,kan-toor, fa - briek en werk-plaats Ho jo ho! Ho jo ho! Kloe - ke geesten rap - pe le -den Ho jo hol Ho jo ho! Komt hij ons in 't ga-ren strij-ken, . „ >. i Pittig en opgewekt mf Solo M. J. Oqier  88 Aan ons pucn-ien is voi-aaan. z.ijn aan ook ons eerst ge-aacn-ien, Zijn voor-waaral dofge-noeg; Wij ver-kie-zen met ons club-maats Zijn de vrucht van 't voetbalspel. Wordt je~eensop je teen ge-tre -den, Dan nog rap -per hem weer na. Wel ver-lie -zen, nooit be-zwij-ken, kjui naai i vuci-uai - veiu ic gaan. nu ju nui nu ju hui O - pen lucht en niet de kroeg. Ho jo ho! Ho jo ho! Dat ge - neest van zei - lef wel. Ho jo ho! Ho jo ho! Straks voor ons een luid hoe-ra! Ho jo ho! Ho jo ho!  96 't zweet ook gut - sen mag; Veel lie - ver paar - le~een zwaar het soms ook viel. Hoe 't wer- ken ook de noem 'tgeen sla-ven - juk! Wat Chris- tus uit -koos • u Ik drup - pel meer, uan aai u nei ver - wiji vei-icci. vcikracht ver-teer, 't Geeft rap - pe le - den, en nog meer:'tGeeft on - ze Heer, En pre - dik-te door daad en leer, Brengt lo - ren weereen dag! Ver - lo - ren weereen dag! veer-kracht aan de ziel! 'tGeeft veerkracht aan de ziel! ons geen on - ge-luk! Brengt ons geen on - ge - luk!  97 G. I. H. Hendriks mf tier en mannelijk 43. Mijn Insigne Joh. P. H. Winnubst 1. ïk draag het vrij, ik draag het blij, het 2. Ik draag het vrij, ik draag het frank, spijt Diau - we eer - - me - taal, het bracht mij uit den spot en haat en smaad, 'k be - lijd mijn o - ver - giu*n-:>ien smja ae groot-ste ze - ge - praal; het tui -ging vrij in vrij -e man- nen-daad; en tl .1 ■ .. I i  98 xr 1 ■ p—i flon-kert in zijn een -voud fier, dat kruis van kracht en pracht, 't hervan mijn wil-len vast en sterk, zij mijn In - sig - ne tolk, 't zij haalt mij daag'lijks'twonderwoord; .Hetkruis ver-win-ning bracht!" 't tee-ken van de man'-lijk-heid van 'tNe - der-landsche volk!  99 44. Strijdlied (voor Propagandaclubs, Jongelingsvereenigingen) L. P. A. van Thiel, O. P. Willem Galesloot Mot *,„.,r 1. Hoe - zee! Hoe-zee! Om - hoog de vaan! Hoe- 2. Hoe - zee! Hoe-zee! Om-hoog devaanlHoe- 3. Hoe-zee! Hoe-zeel Om-hoog devaanlHoe- /ïs a zee! ue geestdrift - vlammen slaan De jon-ge har-ten uit Hoe zee! Met de -zen standaard gaan We^op ze-ge -pra-ïen uit Hoezee! Stormtopde schendersaan, Van Christus'ko-nings-bruidl Hoe. „ A. Ifi i Ni i i i zee! Ten oor - log on - -vervaard! Hoe-zee voor Je - sus' zee! Naar't slagveld heen - ge-spoed, Met room - schen moed in zee! Het slag-veld staat In brand; Hoe-zee! houdt bij uw a aa  100 Rijk op aardl Zijn vaan - del is ons 't le - ven waard, Om 'troom - sche bloed; Hoe te^al-len kant de worst'-ling woedt, Om strijd - vaanstand! Zij moet op 'svij-ands burcht ge-plant! Om- ■ i hoog de vaan! Voor - uit! Om - hoog de vaan I Voor - uit! hoog de vaan 1 Voor - uit! Om - hoog de vaan I Voor - uit! hoog de vaan! Voor - uit! Om - hoog de vaan! Voor - uit! I Al A  101 45. Sta op!*) Aan het Limburgsen Kruisverb. bij gelegenheid van het R.K. Congres tegen het Bieralcoholisme. Mevr. Alb. Steenhoff Smulders Henri Tussen 1. Sta op, mijn Roomsche volk, Dat draagt in u - we 3. Hoe kunt ge 't goed en 't schoon En 't wa - re hier be ^5. En in den oor-deels-dag, Hoe zult ge u ver- min nen, Wan-neer uw ei - gen hand Wan- me ten Te zeg-gen aan uw God, Te 8 9 o ~ « ~ ei - gen wel en wee. Sta opl en scheur in twee De neer uw ei - gen hand Be - ne - velt uw ver - stand, Be zeg-gen aan uw God, Dat gij uw za - lig lot Voor  109 H. Ermann, S. J OnPftimphf 49. Lied voor den Meisjesbond C van Genk  110  111 Gelegenheids- en Gezelschapsliederen 50. Op een Priesterfeest N. N. Plechtig. J = 80. J. A. S. van Schaik  112 mf crescendo  119  120  121 54. Kinderlied op den Verjaardag der Koningin  122  123 55. Prinsesselied  128  129 5. En word ik groot en krijg ik zorgen En moog'lijk kommer en verdriet, 'k Zoek steun en troost op eiken morgen, Bij God den Heer en bij mijn lied; •) Dit lied is ook geschikt voor meisjes, maar als eerste couplet moeten ze dan zingen Ik ben een jong en jolig meisje En ken gelukkig geen verdriet. Ik hoor zoo graag een aardig wijsje En zing daarom een vroolijk lied: 9  130 59. Naar Huis MARSCHMAAT  131  132  133 Gomarius Mes Krachtig. 60. Smedenlied *) L. Dobbelsteen  134 *) Overgenomen met toestemming van den dichter den heer Gomarius Mes.  135  136 62. Thuis *) Dr J. P. Heije Iac. I. ruygrok  137 *) Gedicht overgenomen met toestemming van de uitgevers Gebr. Belinfante, den Haag.  138 Dr. F. Rutten 63. Mijn Dorpje joh. WiNNuesT Eenvoudig.  139  140 64. Levensmoed  141  142  143  144 Ernstige Liederen en Liederen van gemengden inhoud 66. Hemel-huis René de Clercq Emiel Hullebroek  155  156  157 H. W. v. d. Meij w. P. H. Iansen 73. 't Gelukskind  158  159  160 74. Opgepast Bern. H. j. Smit  161 vijf- tig rijk noch machtig 'k Vrees dat geal uw le - vens-tijd, Wel zult la -ter u be-rou-wen. Wie zijn tijd voor-bij laat gaan,Blijft ais 11  162 Dr. J. P. Heye 75. Pietje bedroefd *) Dr. J. P. Heye B. van der Velde In den volkstoon J = 104.  163 kijk je luik, Als zat een kik-ker in je buik, Alszat een vleermuis maaktme raar;'k Wou, dat jij uit de we - reldwaar'.Gijvindthethiertoch lie - ve Piet! Och, als ge 't le-ven recht be - ziet, Dan is het toch zoo die be-zat, Uw voorhoofd wierd van rimpels glad;'kWeddatgeschikint in je pruik; Cou - - ra - - gie, man! ik schrok er al - les naar; Cou - - ra - - gie, man! ik schrok er erg nog niet; Cou - - ra - - gie, man! ik schrok er le - ven hadt; Cou - - ra - - gie dan! Pro - beer het  164  165 76. De Roomsche Zanger  166  167  68 77. Vraag H. W. v. d. Meij jos. Reckers  169  170 78. Slaap zacht, mijn hartedief  171  172 79. Heideliedje Joh. Winnubst  173 80. „Het Piknikje" (WIEGELIED)  174  175  181  182 84-51.' Huzarenlied Voor KEES, ANNIE en WIM Uit de «Varende Zanger" Dr. Felix Rutten Willem Galesloot Cz.  183  184 85. Klompendans H. W. v. d. Meij K. Hamm  185  186 Liedjes van Minne 86. De verhuizende Meid  187  188  189 87. Hij die geen Liedje zingen kan  190  191  192 88. Hans en Trieneke H. W. v. d. Meij (DANSDEUNTJE) Jos. ReckeR8  193  194  195 89. De Strik  196  197 90. Pier de Mandenmaker  216 98. Een nieuw lied van een meisje en a. c. w. Staring ^en Schipper j. worp mf Niet snel  217  218 99. Lied van den Molenaar G. W. LOVENDAAL J. WORP Niet te snel  219  220 100. De Dahlia Lambrecht Lambrechts Emiel Hullebroeck Vrooliik en guitig mf