WETTEN EN VERORDENINGEN VAN NED.-INDIË. Uitgave Hekmeijer en Corporaal.— No. 8. REGELING VAN DE GEVOLGEN DER VERKLARING IN STAAT VAN OORLOG OF BELEG VAN HET GEBIED VAN NEDERLANDSCH-INDIË OF EEN GE¬ DEELTE DAARVAN EN DE REGELING VAN HET VRIJWILLIG AUTOMOBIELKORPS OP JAVA EN MADOERA zoomede de bepalingen betreffende de keuring en registratie van paarden, automobielen en motorrijwielen BEWERKT DOOR Mr. F. C. HEKMEIJER. O. KOLFF & Co., BATAVIA—WELTEVREDEN. 19 14.  KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK  INHOUD. Blz. Besluit van den GouverneurGeneraal van Nederlandsch-Indië van 21 September 1904 no. 46, Staatsblad no. 372, tot regeling van de gevolgen der verklaring in staat van oorlog of in staat van beleg van het gebied van Nederlandsch-Indië of een gedeelte daarvan 1 Besluit van den GouverneurGeneraal van Nederlandsch-Indië van 21 September 1904 no 47, Staatsblad no. 373, tot overdracht op het militair gezag in de buitenbezittingen van de bevoegdheid om in geval van oorlog of opstand, indien de gemeenschap met den zetel der Regeering is verbroken, zoo noodig het gebied, waarover bedoeld gezag zich uitstrekt, gedeeltelijk in staat van oorlog of beleg te verklaren. . . 21 Ordonnantie van 21 Maart 1906, Staatsblad no. 189, houdende regeling van de keuring en registratie van paarden.. . . 24 Ordonnantie van 11 Januari 1913, Staatsblad no. 48, houdende regeling van het vrijwillig automobielkorps op Java en Madoera. 29 Ordonnantie van 11 Januari 1913, Staatsblad no. 49, houdende regeling der keuring en registratie van automobielen en motorrij- . wielen 40   Besluit van den GouverneurGeneraal van Nederlandsch-Indië van 21 September 1904 no. 46, Staatsblad no. 372, tot regeling van de gevolgen der verklaring in staat van oorlog of in staat van beleg van het gebied van Nederlandsch-Indië of een gedeelte daarvan. Gelet: I. enz. II. op artikel 43 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië, waarvan de eerste twee alinea's luiden: „Ingeval van oorlog of opstand, neemt de Gouverneur-Generaal de maatregelen, die hij in het belang van het Rijk en van Nederlandsch-Indië noodzakelijk acht, ook de zoodanige waartoe anders 'sKonings magtiging vereischt wordt. Bepaaldelijk heeft hij alsdan de magt om Nederlandsch-Indië, geheel of gedeeltelijk, in staat van oorlog of beleg te verklaren, wetten en bepalingen van dit reglement te schorsen en autoriteiten tijdelijk op te heffen". 1  2 Gelezen enz.; Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Vast te stellen de aan dit besluit gehechte „Regeling van de „gevolgen der verklaring in staat van .oorlog of in staat van beleg van het „gebied van Nederlandsch-Indië of een „gedeelte daarvan". Ten tweede: enz.; Afschrift enz. Ter ordonnantie van den GouverneurGeneraal van Nederlandsch-Indië: De Algemeene Secretaris, C B. NEDERBURGH. Uitgegeven den acht en twintigsten September 1904. De Algemeene Secretaris, C. B. NEDERBURGH. REGELING van de gevolgen der verklaring in staat van oorlog of in staat van beleg van het gebied van Nederlandsch-Indië of een gedeelte daarvan. HOOFDSTUK I. Van den staat van oorlog. Artikel 1. (1) In staat van oorlog zijn de artikelen van dit hoofdstuk van toepassing op het grondgebied, aangeduid in het besluit of de beschikking, waarbij de staat van oorlog is verklaard. (2) Wanneer de staat van oorlog wordt opgeheven, houden de ingevol-  3 ge de bepalingen van dit hoofdstuk door het militair gezag genomen maatregelen van rechtswege op te gelden. Artikel 2. Alle burgerlijke landsdienaren zijn verplicht naar vermogen aan de militaire autoriteiten de van hen verlangde inlichtingen te verschaffen. Artikel 3. (1) Door het militair gezag worden, na overleg met het betrokken burgerlijk gezag, zoo noodig nieuwe reglementen en keuren van politie vastgesteld en bestaande gewijzigd of geschorst. (2) De daartoe strekkende besluiten of beschikkingen zijn van kracht onmiddellijk nadat zij zijn afgekondigd op de wijze door het militair gezag te bepalen en worden zoo spoedig mogelijk medegedeeld aan de autoriteit, onmiddellijk staande boven dengene, die het burgerlijk gezag, in de lste alinea bedoeld, uitoefent, tenzij laatstbedoelde het Hoofd van gewestelijk bestuur is. (3) De schutterijen, de hulptroepen en in het algemeen alle gewapende korpsen, niet tot het leger behoorende, binnen het in staat van oorlog verklaard gebied, worden mobiel verklaard en komen onder de rechtstreeksche bevelen van het militair gezag, dat gehouden zal zijn de bepalingen in de reglementen dier korpsen in acht te nemen. (4) Op deze korpsen zijn alsdan het reglement van krijgstucht en het crimineel wetboek voor het krijgsvolk te lande van toepassing. (St. 1913 no. 629). Artikel 4. (1) Het militair gezag stelt, na overleg met het betrokken burgerlijk gezag, zoo noodig de maat-  4 regelen vast, welke genomen moeten worden om te voorzien in het onderhoud der inwoners en de behoeften der bezetting. (2) Het militair gezag is bevoegd, indien het ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde maatregelen noodzakelijk is, elke plaats, zelfs tegen den wil van den rechthebbende, te betreden of van zijnentwege, op vertoon van een schriftelijken daartoe strekkenden algemeenen of bijzonderen last, te doen betreden en aldaar nasporing of huiszoeking te doen of te laten doen. (3) Tot nasporing in eene woning en tot huiszoeking wordt zoodanige last alleen verstrekt aan een officier, die zich, zoo noodig, door militairen van lageren rang kan doen vergezellen. (4) De met de nasporing en huiszoeking belaste persoon is gehouden van zijne bevindingen proces-verbaal op te maken en dit in te leveren bij het militair gezag. Artikel 5. Het militair gezag stelt, na overleg met het betrokken burgerlijk gezag, zoo noodig de regelen vast, nopens de hulp die de ingezetenen in de militaire werkzaamheden zullen hebben te verleenen. Artikel 6. (1) Het militair gezag regelt of wijzigt, na overleg met het betrokken burgerlijk gezag, zoo noodig den dienst der politie en der brandweer. (2) Het stelt desvereischt eene geheime politie in, om de handelingen van verdachte personen na te gaan en de pogingen tot verstandhouding met den vijand of het vormen van samenspanningen tijdig op te sporen en tegen te gaan. Artikel- 7. (1) Ingeval van oproerige beweging, van samenscholing of an-  5 dere stoornis der openbare orde is het militair gezag bevoegd alle bevelen, die het ter handhaving der orde noodig acht, te geven. (2) Het laat tot maatregelen van geweld niet overgaan dan na het doen der vereischte waarschuwingen. (3) Het militair gezag is bevoegd om, indien het in zoodanigen toestand noodig is, algemeene voorschriften van politie voor de inwoners uit te vaardigen en onverwijld af te kondigen. (4) De politie en de brandweer treden dan onder de bevelen van dat gezag. (5) Het militair gezag is niet verplicht te voldoen aan oproepingen van de militaire macht door de gewestelijke bestuurshoofden ingevolge artikel 5 van Staatsblad 1817 No. 1. Artikel 8. Het militair gezag is bevoegd alles te doen wegruimen, wat aan de behoorlijke verdediging in den weg staat. Daarvoor wordt schadeloosstelling verleend, tenzij anders is bepaald, of het tegendeel overeengekomen is. Artikel 8a. Het militair gezag is in het belang der verdediging bevoegd te bevelen dat terreinen of terreinvoorwerpen moeten blijven in den staat, waarin zij zijn, alsmede alle gewenschte maatregelen te nemen om de wegruiming of verandering van terreinen en terreinvoorwerpen te verhinderen. (St. 1905 no. 275). Artikel 9 (1) Het militair gezag is bevoegd wegen, wateren, terreinenen gebouwen, zoo noodig met de daarin aanwezige werktuigen, bij of door wien, en onder welken titel ook, in gebruik of bezeten, in gebruik te nemen, wanneer dit voor de uitoefening  6 van den militairen diepst noodzakelijk is. Zoodra het gebruik niet meer noodig is, wordt het gebruikte door het militair gezag weder ter beschikking van de rechthebbenden gesteld. (2) De wederbeschikbaarstelling wordt door het militair gezag ter algemeene kennis gebracht. Voor het gebruik wordt schadeloosstelling verleend, tenzij anders is bepaald of het tegendeel overeengekomen is- (3) Het militair gezag is verder bevoegd, voor rekening van den Lande, het gebruikte terug te brengen in den toestand, waarin het zich voor de ingebruikneming bevond; bij de bepaling van het bedrag der schadeloosstelling wordt daarmede rekening gehouden. Artikel 10. (1) Tot het erlangen van schadeloosstelling op grond van de artikelen 8 en 9 moet de belanghebbende eene aanvrage indienen aan het Departement van Oorlog en wel, voor zooveel betreft het geval, bedoeld in artikel 8, binnen twee maanden nadat de staat van oorlog of van beleg is opgeheven en in het geval, bedoeld Ifl artikel 9, binnen twee maanden na de dagteekening van de in dat artikel bedoelde kennisgeving. (2) Binnen twee maanden nadat die aanvrage bij het Departement van Oorlog is ontvangen, biedt dit aan den belanghebbende eene bepaalde som als schadeloosstelling aan. (3) Is binnen 4 maanden na het verzenden door den belanghebbende van de aanvrage om schadeloosstelling geen aanbod door hem ontvangen, of acht hij de aangeboden schadeloosstelling niet voldoende, dan kaa hij het geschil op de gewone wijze bij den burgerlijken rechter aanbrengen.  7 (4) Door het militair gezag kan, bijaldien dit wordt verlangd, op de schadeloosstelling voorschot worden verstrekt tot een bedrag van hoogstens de helft der door of van wege dit gezag getaxeerde som, in geen geval echter meer dan ƒ 5000 voor eiken belanghebbende. Artikel 11. (1) Het militair gezag is bevoegd te verbieden het door middel van de drukpers of op andere wijze bekend maken van berichten en opmerkingen betreffende militaire maatregelen, in het in staat van oorlog verklaarde grondgebied genomen. (2) Dit verbod, wordt bekend gemaakt op de wijze, door het militair gezag te bepalen. Artikel 12. (1) In plaatsen waarmede alle gemeenschap ten gevolge van oorlog of opstand is afgesneden, kunnen de uiterste willen door niet-militairen gemaakt worden voor elk Europeesch openbaar ambtenaar en eiken officier, die ten minste den rang van luitenant heeft, in tegenwoordigheid van twee getuigen. (2) Op deze uiterste willen zijn toepasselijk de bepalingen van de artikelen 949, 950 alinea 1 en 953 van het Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch-Indië. (3) In plaatsen, als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, kunnen de daarbij vermelde personen beschikken bij een onderhandsch stuk, mits hetzelve geheel door de hand des erf laters zij geschreven, gedagteekend en onderteekend. (4) Op zoodanigen uitersten wil zijn toepasselijk de artikelen 952 en 953 van het Burgerlijk Wetboek van Nederlandsch-Indië.  8 Artikel 13. (1) Al naarmate de gemeenschap van een in staat van oorlog verklaard gebied is afgesneden met den zetel van het Hoog Militair Gerechtshof dan wel met dien van den bevoegden krijgsraad, zonder dat het te voorzien is dat die gemeenschap zal zijn hersteld binnen acht dagen nadat eene zaak in staat van wijzen verkeert, zullen zoo noodig, ter beoordeeling van het militair gezag — naar gelang van omstandigheden—: hetzij de vonnissen van den krijgsraad kunnen worden gepronuntiëerd en ten uitvoer gelegd, nadat daarop fiat executie is verleend door den Commandeerenden officier in de militaire afdeeling of het gewest, waarin de zetel van den krijgsraad is gelegen, zonder dat deze vonnissen te voren aan het Hoog Militair Gerechtshof ter approbatie zijn gezonden; hetzij temporaire krijgsraden benoemd worden, op welke het bepaalde in de artikelen 282 tot en met 294 van de Rechtspleging bij de Landmacht mutatis mutandis toepasselijk zal zijn, behoudens dat het aantal leden van zoodanige krijgsraden, zoo noodig tot drie kan worden teruggebracht, terwijl wanneer het aantal ter plaatse aanwezige officieren drie of minder bedraagt, de betrokken Militaire Commandant zal optreden als president en officiercommissaris, en met dien verstande dat de bevoegdheden, bij die artikelen toegekend aan den Commandeerenden generaal of officier, worden opgedragen aan den betrokken Militairen Af deelingscommandant of Gewestelijken Militairen Commandant en, zoo de gemeenschap met dezen is afgesneden, aan dengene, die het militair gezag uitoefent.  9 (2) Zoolang het gebied in staat van oorlog verkeert blijven de ingestelde temporaire krijgsraden bevoegd, ook al mocht de gemeenschap met den bevoegden krijgsraad worden hersteld. (3) In behandeling genomen zaken, welker afdoening door de opheffing van den staat van oorlog niet meer door de temporaire krijgsraden kan plaats hebben, worden op nieuw door de dan bevoegde krijgsraden onderzocht en daarna berecht. (4) De tenuitvoerlegging van de in dit artikel bedoelde vonnissen van den bestaanden krijgsraad of van de temporaire krijgsraden, houdende veroordeelingen tot andere straffen dan de doodstraf, geschiedt zoo spoedig mogelijk, blijvende het den veroordeelde vrij na de tenuitvoerlegging een verzoek om gratie in te dienen. Bij veroordeelingen tot de doodstraf wordt de Gouverneur-Generaal in de gelegenheid gesteld tot uitoefening van het recht van gratie, tenzij de dadelijke uitvoering gebiedend noodzakelijk is, ter beoordeeling van het militair gezag, na overleg met het Hoofd van gewestelijk bestuur, of zoo de gemeenschap met dezen is afgesneden, met het hoogste burgerlijk gezag ter plaatse. Van zijne beslissing geeft het militair gezag zoo spoedig mogelijk kennis aan den Gouverneur-Generaal. Artikel 14. (1) In die gedeelten van het grondgebied, welke in staat van oorlog zijn verklaard, vervalt het recht van beroep, revisie en cassatie in burgerlijke strafzaken, wanneer de bij de wet aangewezen burgerlijke rechter van beroep, revisie en cassatie niet in staat is daarvan kennis te nemen.  10 (2) Wanneer in een gedeelte van het grondgebied, dat in staat van oorlog is verklaard, een strafbaar feit berecht moet worden, en de bevoegde burgerlijke strafrechter niet in staat is van de zaak kennis te nemen, wordt over dat feit in hoogste instantie recht gesproken door den in bedoeld gedeelte gevestigden of temporair ingestelden krijgsraad- (3) De executie van de in burgerlijke strafzaken gewezen vonnissen, houdende veroordeeling tot andere straffen dan de doodstraf, geschiedt zoo spoedig mogelijk, blijvende het den veroordeelde vrij na de tenuitvoerlegging een verzoek om gratie in te dienen. Bij veroordeelfngen tot de doodstraf wordt de Gouverneur-Generaal in de gelegenheid gesteld tot uitoefening van het recht van gratie, tenzij de dadelijke uitvoering gebiedend noodzakelijk is, ter beoordeeling van het militair gezag, na overleg met het Hoofd van gewestelijk bestuur, of zoo de gemeenschap met dezen is afgesneden, met het hoogste burgerlijk gezag ter plaatse. Van zijne beslissing geeft het militair gezag zoo spoedig mogelijk kennis aan den Gouverneur-Generaal. HOOFDSTUK II. Van den staat van beleg. Artikel 15. De bepalingen van hoofdstuk I gelden ook voor den staat Van beleg, voor zoover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald. Artikel 16. In staat van beleg zijn de artikelen van dit hoofdstuk van toepassing op het grondgebied, aangeduid in het besluit of de beschik-  11 king, waarbij de staat van beleg is verklaard. Artikel 17. (1) De burgerlijke landsdienaren zijn verplicht te gehoorzamen aan de bevelen van het militair gezag, dat echter zooveel het dit mogelijk acht, het bestuur en beheer onder zijn oppergezag aan de burgerlijkeautoritei ten zal overlaten. (2) De rechten en bevoegdheden, aan het burgerlijk bestuur toegekend bij Staatsblad 1817 no. 1, vervallen of gaan over op het militair gezag; de verplichtingen van het militair gezag jegens burgerlijke autoriteiten, in dat Staatsblad vermeld, vervallen. Artikel 18. (1) Door het militair gezag worden, zoo noodig, nieuwe reglementen en keuren van politie vastgesteld en bestaande gewijzigd of geschorst. (2) De daartoe strekkende besluiten of beschikkingen zijn van kracht onmiddellijk nadat zij zijn afgekondigd op de wijze, door het militair gezag te bepalen, en worden zoo spoedig mogelijk medegedeeld aan het betrokken burgerlijk gezag, alsmede aan de autoriteit, onmiddellijk staande boven dengene, die dat gezag uitoefent, tenzij laatstgenoemde is het Hoofd van gewestelijk bestuur. Artikel 19. Het militair gezag is bevoegd den toegang tot, het verkeer binnen en het verlaten van het in staat van beleg verklaarde grondgebied te regelen overeenkomstig de eischen der algemeene veiligheid. Artikel 20. (1) Openbare godsdienstoefeningen blijven geoorloofd behoudens het bepaalde bij artikel 120 van het Regeerings Reglement en met dien  12 verstande, dat het verlof, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, wordt verleend door het militair gezag. (2) Openbare vergaderingen van bijzondere personen, openbare bijeenkomsten of optochten, hetzij in de open lucht, hetzij in gebouwen of besloten plaatsen worden niet gehouden dan met schriftelijke vergunning van het militair gezag. De aanvrage daartoe moet schriftelijk worden gedaan. (3) Deze bepaling geldt mede ten aanzien van bijeenkomsten om zich in den wapenhandel te oefenen, zoomede in het algemeen ten aanzien van vergaderingen en bijeenkomsten, waartoe het publiek, hetzij met, hetzij zonder betaling van geld voorwaardelijk of onvoorwaardelijk toegang heeft (4) Aan de vergunningen kunnen voorwaarden worden verbonden. Artikel 21. Elke vergadering, bijeenkomst of optocht, als bedoeld in artikel 20, gaat op de door of namens het militair gezag gedane vordering terstond uiteen. Artikel. 22 Het militair gezag is bevoegd schouwburgen, sociëteiten, koffiehuizen, tapperijen en andere lokalen, bectemd tot gezellig verkeer, opiumkitten, alsmede fabrieken en werkplaatsen in het belang der openbare orde of veiligheid voor korteren of langeren tijd te sluiten of te doen sluiten. Artikel 23. (1) Het militair gezag is bevoegd de bepalingen op het dragen van wapenen zoodanig te wijzigen of daaromtrent zoodanige nieuwe voorschriften uit te vaardigen, als in het belang der openbare veiligheid noodig wordt geacht en te bevelen, dat de inwoners de in hun bezit zijnde wa-  13 penen en ammunitie op de daartoe aan te wijzén plaatsen inleveren. (2) Voor het geval de ingeleverde wapenen en ammunitie niet aan de rechthebbenden worden teruggegeven, of niet in den toestand, waarin zij bij de inlevering verkeerden, zal daarvoor schadeloosstelling worden verleend. (3) Het voorschrift van artikel 10 is ten deze van toepassing, met dien verstande, dat de aanvrage tot het erlangen der schadeloosstelling aan het Departement van Oorlog moet worden ingediend binnen twee maanden, nadat de staat van beleg is opgeheven. Artikel 24. Het militair gezag is bevoegd, in geval van noodzakelijkheid, met afwijking van de ter zake bestaande bepalingen, voorschriften te geven omtrent het begraven of verbranden van lijken. Artikel 25. Het militair gezag is bevoegd, aan personen, wier aanwezigheid voor de rust en algemeene veiligheid wordt geacht gevaarlijk te zijn, het verblijf binnen het in staat van beleg verklaarde grondgebied of gedeelten daarvan te ontzeggen en dezen daaruit te verwijderen of, indien de mogelijkheid daartoe niet bestaat, hen in bewaring te stéllenArtikel 26. Het militair gezag is bevoegd, aan niet-militairen, die voor de verdediging nuttig werkzaam kunnen zijn, het verlaten van het in staat van beleg verklaarde grondgebied te verbieden en te verhinderen, alsmede het wegvoeren van paarden, vee, wagens, vaartuigen, levensmiddelen en andere voorwerpen van bedoeld grondgebied te bevelen, te bewerkstelligen of te beletten. Artikel 27. (1). Het militair gezag is  14 bevoegd, indien het belang der defensie dit noodzakelijk doet zijn, nietmilitairen op te roepen, om deel uit te maken van de militaire macht en als zoodanig hulp en medewerking te verkenen, hetzij tot bewaring der rust of tot deelneming aan de werkdadige verdediging, tot het verrichten van die militaire werkzaamheden, welke door hen kunnen geschieden. (2) Zij zijn alsdan aan de militaire rechtsmacht onderworpen. Artikel 28. (1) Het militair gezag is bevoegd bepalingen vast te stellen omtrent het drukken, uitgeven, verspreiden, aanplakken of in den handel brengen van geschriften of teekeningen, of dit geheel te verbieden. (2) Dit besluit wordt bekend gemaakt op de wijze, door het militair gezag te bepalen. Artikel 29. Het militair gezag erlangt de beschikking over de inrichtingen der posterij, telegraphie en telephonie en is bevoegd de bepalingen omtrent den post-, telegraaf- en telephoondienst zoodanig te wijzigen, als in het militair belang noodig wordt geacht. Het militair gezag is mede bevoegd in beslag te nemen en te openen elk stuk, aan de post of andere instelling van vervoer, dan wel aan den telegraaf- of den telephoondienst toevertrouwd, en daarvan inzage te nemen. Artikel 30. (1) Het militair gezag is bevoegd, des vereischt, elke plaats, zelfs tegen den wil van den rechthebbende, te betreden of van zijnentwege, op vertoon van een schriftelijken, daartoe strekkenden algemeenen of bijzonderen last, te doen betreden en aldaar nasporing of huiszoeking te doen of te laten doen.  15 (2) Tot nasporing in eene woning en tot huiszoeking wordt zoodanige last zoo spoedig mogelijk alleen verstrekt aan een officier, die zich, zoo noodig, door militairen van lageren rang kan doen vergezellen. (3) De met de nasporing en huiszoeking belaste persoon is gehouden van zijne bevindingen proces-verbaal op te maken en dit in te leveren bij het militair gezag. Artikel 31. (1) In de gedeelten van het grondgebied, welke in staat van beleg zijn verklaard, bestaan een of meer temporaire krijgsraden, tenzij de rechtspraak over de bezettingstroepen aldaar kan worden opgedragen aan de krijgsraden te velde, die benoemd zijn bij de troepen te velde, welke in die gedeelten van het grondgebied optreden. (2) Op die temporaire krijgsraden zijn van toepassing de bepalingen van den 4