GESCHRIFTEN VAN DE NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR ARMENZORG EN □ WELDADIGHEID TE AMSTERDAM * □ XXVII. RAPPORT van de commissie, door het dagelijksch bestuür benoemd om van advies te dienen over de vraag: BEHOOREN ER BIJZONDERE MAATREGELEN TE WORDEN GENOMEN, OM DE VERZORGING TE VERZEKEREN VAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN VAN ONVERMOGENDE ZIEKEN EN DIE VAN HUNNE HUISGEZINNEN? ZOO JA, WELKE? HAARLEM — H. D. TJEENK WILLINK & ZOON s Februari 1920 -  KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK in nu in mi minimum 2289 2803    GESCHRIFTEN VAN DE NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR ARMENZORG EN WELDADIGHEID TE AMSTERDAM  TYP. FIRMA RUIJGROK & CO. — HAARLEM  GESCHRIFTEN VAN DE NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR ARMENZORG EN □ . WELDADIGHEID TE AMSTERDAM □ van de commissie, door het daqelijksch bestuur benoemd om van advies te dienen over de vraag: BEHOOREN ER BIJZONDERE MAATREGELEN TE WORDEN GENOMEN, OM DE VERZORGING TE VERZEKEREN VAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN VAN ONVERMOGENDE ZIEKEN EN DIE VAN HUNNE HUISGEZINNEN? ZOO JA, WELKE? XXVII. RAPPORT HAARLEM — H. D. TJEENK WILLINK & ZOON té Februari 1920 -  KONINKLIJKE Blfil IfiTHFFK  INHOUD. Inleiding Blz. 8 De uitkomst der gehouden enquête , 14 Hulpverleening door de Burgerlijke Armbesturen .... „ 15 Conclusies „ 22 Maatschappelijk werk voor blinden en slechtzienden . . „22 Conclusies , 29 Maatschappelijk werk voor doofstommen „ 31 Conclusies • „ 36 Maatschappelijk werk voor dooven en slechthoorenden . „ 38 Conclusies • 43 Maatschappelijk werk voor gebrekkigen „ 44 Conclusies , 48 Maatschappelijk werk voor drankzuchtigen „ 49 Conclusies * 55 Maatschappelijk werk voor kraamvrouwen „ 57 Conclusies 64 Kraamvrouwen, verpleegd in inrichtingen „ 67 Conclusies tt 73 Maatschappelijk werk voor zuigelingen „ 75 Conclusies 79 Maatschappelijk werk voor zwakken en rustbehoevenden „ 82 Uitzending naar vacantiekolonies en naar gezinnen op het platte land ■ 83 Conclusies 90 Uitzending naar herstellingsoorden „ 98 Conclusies : 100 Maatschappelijk werk voor zenuwzieken „ 101 Conclusies 107 Maatschappelijk werk voor lijders aan vallende ziekte. . „ 109 Conclusies • . . . 114 Maatschappelijk werk voor zwakzinnigen en achterlijken „ 115 Conclusies . . • ]22 Maatschappelijk werk voor idioten en krankzinnigen . . „124 Maatschappelijk werk voor spraakgebrekkigen en stotteraars ] 27 Maatschappelijk werk voor leiders aan tuberculose ... „128 Provinciale, plaatselijke en andere vereenigingen zonder eigen sanatorium of hospitium 130  Conclusies „. »r , . . , „ Blz. 137 Verpleging van behoeftige lijders aan tuberculose in sanatoria en herstellingsoorden 140 Maatschappelijk werk voor lijders aan lupus ...... "142 Conclusies " 143 Maatschappelijk werk ten behoeve van lepra-patienten . " 144 Maatschappelijk werk ten behoeve van lijdei s aan geslachtsziekten Maatschappelijk werk voor lijders aan acute en chronische ziekten ^„ Conclusies , c„ „ 150 Maatschappelijk werk voor zieken verricht door wijkarbeid „ 151 Conclusies jgg Vereenigiogen en instellingen tot het verschaffen van hulp in het huishouden jyg Conclusies ^„ De arbeid der vereenigingen, die zich „Maatschappelijk werk voor zieken" ten doel stellen Ontstaan der Vereenigingen ... ig3 Organisatie -jgg Werkwijze . ^94 Cijfers over het laatste jaar 209 Conclusies 213 Algemeene Conclusies der gehouden enquête „ 216 Eenige beschouwingen waartoe de arbeid van de vereenigingen „Maatschappelijk werk voor zieken" aanleiding geven „ 220 Voorstellen ter verbetering van het maatschappelijk werk voor zieken 228 BIJLAGEN, 1. Schrijven aan besturen van instellingen, voor zieken werkzaam gjz_ 235 2. Vragen aan Burgerlijke Armbesturen 237 3. Vragen betreffende Doofstommen enz 240 4. Vragen betreffende Drankzuchtigen 244 5. Vragen betreffende Zwakken, Herstellenden enz. . . „ 247 6. Vragen betreffende Kraamvrouwen en Zuigelingen . „ '250 7. Vragen betreffende Zenuwzieken, Achterlijken enz. . „ 253 8. Vragen betreffende Tuberculose, Lupus enz „ 257 9. Vragen betreffende Wijkarbeid enz , 260 10. Vragen betreffende Hulp in de huishouding .... „ 264 11. Vragen betreflende Maatschappelijk werk voorZieken „ 266  Aan de Leden, Begunstigers en Vrienden van de Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid. In de tiende jaarlijksche algemeene vergadering van 6 Juli 1917, te Middelburg gehouden, diende Mevrouw M. O. Muller—Lulofs een voorstel in, strekkende om het Bestuur uit te noodigen door eene Commissie een onderzoek te doen instellen naar, en advies uit te brengen over, de opleiding voor het uitoefenen van het Maatschappelijk Ziekenhuis-werk. Zij had daartoe drie vragen opgesteld, die men terugvindt op bladz. 111 van Geschrift XXII. Het Dagelijksch Bestuur overwoog dit voorstel in zijne vergadering van 3 November 1917 en zag het nut van het voorgestelde in. Intusschen oordeelde hei, dat het te onderzoeken waagstuk objectiever behoorde te worden geformuleerd, en beschreef het als volgt: „ Behooren er bijzondere maatregelen te worden genomen, om de verzorging te verzekeren van de maatschappelijke belangen van onvermogende zieken en die van hunne huisgezinnen ? Zoo ja, weikef Eene uitnoodiging om deze Commissie te vormen werd door hel Dagelijksch Bestuur gericht tot: Mr. CHR. P. VAN EEGHEN, Voorzitter van het Genootschap Liefdadigheid Naar Vermogen, Bestuurslid van den Armenraad, te Amsterdam; Arts ff. F. FLEISCHER, Diaken der Doopsgezinde Gemeente, Lid van den Armenraad, te 's-Gravenhage; Dr. N. M. JOSEPHUS JITTA, Oud-Wethouder van het Armwezen, te Amsterdam, Voorzitter van den Centralen Gezondheidsi-aad, te Utrecht;  Mejuffrouw H. J. TER MEULEN, Hoofdzuster van het Maatschappelijk Werk in de Gemeente-ziekenhuizen, te Amsterdam; Mevrouw M. G. MULLER-LULOFS, Oud-Voorzitster ran de Vereeniging tot verbetering van armenzorg, te Utrecht, 'fSfe die allen de opdracht hebben aanvaard. Thans is rapport door deze Commissie over dit vraagstuk uitgebracht en hebben wij de eer het hierachter gedrukt aan U toe te zenden. Eene buitengewone vergadering zal in de laatste helft van de maand Februari worden uitgeschreven, ter behandeling van dit uiterst gewichtig onderwerp. HET DAGELIJKSCH BESTUUR: D. R. DE MA REE» VAN S WIN DEREN, Voorzitter. 87 Ubbo Emmiussingel, Groningen. A. FENTENER VAN VLISSINGEN, Onder- Voorzitter. 12 Juliana van Stolbergplein, 's-Gravenhage. J. G. BEUKERS, Penningmeester. 139 de Lairessesiraat, Amsterdam. A. W. VAN HOLTHE TOT ECHTEN. 64 Vaart N.Z., Assen. M. G. MULLER—LULOFS. 29 Emmalaan, Utrecht. DE WAARNEMENDE SECRETARESSE: J. A. VAN VERSCHUER. 27 Jansbuitensingel, Arnhem. Februari 1920.  Aan het Dagelijksch Bestuur van de Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid. De door Uw college d.d. 3 November 1917 benoemde Commissie tot het uitbrengen van advies over de vraag: „Behooren er bijzondere maatregelen te worden genomen om de verzorging te verzekeren van de maatschappelijke belangen van onvermogende zieken en die van hunne huisgezinnen? Zoo ja, welke?" heeft de eer U het volgende rapport aan te bieden. De Commissie voornoemd: Mb. Che. P. VAN EEGHEN, Voorzitter. M. G, MULLER—Lulofs. H. .]. TER MEULEN. De. N. M. JOSEPHUS J1TTA. Arts H. P. PLEISCHER, Rapporteur. 's GRAVENHAGE, 4 Februari 1920.   MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN EN HUNNE GEZINNEN.   Maatschappelijke hulp aan zieken en hunne gezinnen. Den 6en Juli 1917 werden in de jaarvergadering van de Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid twee prae-adviezen uitgebracht over „Maatschappelijk werk voor zieken", waartoe mejuffrouw H. J. ter Meulen, hoofdzuster voor Maatschappelijk Werk te Amsterdam en arts H. F. Fleischer, diaken der Doopsgezinde Gemeente te 's-Gravenhage, waren uitgenoodigd. *) De bespreking dezer beide prae-adviezen deed Mevrouw M. G. Muller—Lulofs aan het Bestuur der Vereeniging in overweging geven eene Commissie in te stellen die der Vereeniging van advies zoude dienen aangaande drie vragen door haar gesteld. Deze vragen luidden: 1. Is een opleiding voor het uitoefenen van 't Maatschappelijk Ziekenhuiswerk mogelijk, die èn aan de medische zijde èn aan de sociale zijde van het werk evenzeer recht laat wedervaren ? 2. Aan welke eischen zal zulk een opleiding moeten voldoen ? 3 Zou de School voor Maatschappelijk Werk te Amsterdam bereid zijn, die opleiding ter hand te nemen, en een diploma daarvoor beschikbaar te stellen ? **) Het Dagelijksch Bestuur overwoog of en in hoeverre aan den wensch van Mevrouw Muller—Lulofs kon worden tegemoet gekomen en besloot in zijn vergadering dd. 3 No- *) Zie Geschriften van de Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid no. XXI. **) Zie idem no. XXII.  8 maatschappelijke hulp aan zieken vember 1917 een Commissie als bovenbedoeld te benoemen. De opdracht dezer Commissie werd echter niet tot de drie vragen, door Mevrouw Muller—Lulofs gesteld, beperkt; een ruimere formuleering maakte een meer algemeen en objectief onderzoek mogelijk. Deze opdracht luidde: „Behooren er bijzondere maatregelen te worden genomen om de „verzorging te -verzekeren van de maatschappelijke belangen van „onvermogende zieken en die van hunne huisgezinnen f Zoo ja, welke'!" Uitgenoodigd in deze Commissie zitting te nemen werden: Mevrouw M. G. Muller—Lulofs te Utrecht, Mejuffrouw H. J. ter Meulen te Amsterdam, Dr. N. M. Josephus Jitta te Amsterdam, Mr. Chr. P. van Eeghen te Amsterdam en Arts H. F. Fleischer te 's-Gravenhage. Allen werden bereid bevonden aan het verzoek te voldoen. De Commissie werd den 10en Januari 1918 geïnstalleerd, en ving haar werkzaamheden aan met de aanwijzing van den heer Mr. Chr. P. van Eeghen tot haren Voorzitter en van den heer Arts H. F. Fleischer tot haren rapporteur. Al aanstonds bleek de wenschelijkheid een onderzoek in te stellen naar wat reeds in den lande aan maatschappelijk werk voor zieken en daarmede gelijkte stellen gebrekkigen gedaan wordt, eensdeels om langs dezen weg op de hoogte te komen van wat reeds door verschillende vereenigingen en instellingen op dit gebied werd bereikt, in hoeverre en op welke wijze aan de behoefte aan maatschappelijk werk reeds werd tegemoet gekomen, anderdeels om de leemten en tekortkomingen te leeren kennen, welke zoo mogelijk dienen te worden aangevuld en verbeterd. Te dien einde meende de Commissie zich te moeten wenden tot die vereenigingen en instellingen in den lande, welke langs georganiseerden weg zich met maatschappelijk werk voor zieken bezig houden, 't zij dit als eigenlijk doel van haar arbeid geschiedt, 't zij als indirect uitvloeisel van haar werk. Waar deze enquête zich moest uitstrekken over zeer onderscheidene en zeer uiteenloopende vereenigingen en instellingen, en een meerledig doel beoogde, bleek het noodzakelijk een aantal verschillende vragenlijsten te ontwerpen, en een  EN HUNNE GEZINNEN. 9 groot aantal vragen ter beantwoording daarin op te nemen. De Commissie was zich zeer wel bewust, dat de uitgebreidheid der vragenlijsten afbreuk zou doen èn aan het aantal lijsten dat ingevuld weder bij haar zou terugkomen, èn aan de waarde welke zij aan vele antwoorden zou kunnen hechten, maar heeft na rijp beraad en in volkomen eenstemmigheid toch gemeend de lijsten niet te kunnen inkorten, wilde zij haar doel bereiken. Het was haar toch minder te doen om in het werk van alle op elk onderdeel van maatschappelijk werk zich bewegende vereenigingen en instellingen een oppervlakkig inzicht te verkrijgen, welk resultaat van kortere lijsten had verwacht mogen worden, dan wel door de voornaamste vereenigingen en instellingen volledig te worden ingelicht. Wat verloren werd aan breedte mocht aan diepte gewonnen worden, wat aan het gestelde doel niet anders dan bevorderlijk kon zijn. ' Zonder vooruit te willen loopen op de resultaten der enquête, meent de Commissie toch reeds hier te mogen zeggen, dat deze haar verwachtingen niet heeft beschaamd. Vastgesteld werden een 10-tal vragenlijsten, en wel ter toezending aan: I. Burgerlijke Armbesturen; II. Vereenigingen en Instellingen, die zich ten doel stellen hulp te verleenen aan doofstommen, blinden en slechtzienden, dooven en slechthoorenden en gebrekkigen (medische hulp uitgezonderd); III. Vereenigingen, Consullatiebureaux, enz. die zich de zorg voor drankzuchtigen ten doel stellen, medische hulp uitgezonderd; IV. Vereenigingen en Inrichtingen, die zich hulp van kraamvrouwen en zuigelingen ten doel stellen; V. Vereenigingen en Inrichtingen, die zich ten doel stellen de hulp aan zwakken, herstellenden, rustbehoevenden (kinderen en volwassenen) (lijders aan tuberculose uitgezonderd); VI. Vereenigingen, die zich ten doel stellen de zorg voor zenuwzieken, stotteraars, spraakgebrekkigen, lijders aan vallende ziekte, achterlijken, zwakzinnigen, idioten, krankzinnigen (medische hulp uitgezonderd); VIL Vereenigingen, die zich de zorg voor behoeftige lijders aan tuberculose, lupus, lepra en geslachtsziekten en voor  10 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN acuut- en chronisch zieken ten doel stellen (medische hulp uitgezonderd); VIII: Instellingen voor Wijkarbeid en vereenigingen met een daaraan verwant doel; IX. Vereenigingen, die zich ten doel stellen het verschaffen' van „Hulp in de huishouding"; X. Vereenigingen die zich „maatschappelijk werk voor zieken" ten doel stellen. Waar het ondoenlijk scheen een juiste grens te trekken tusschen on- en minvermogendheid, werden de vragen zoo gesteld, dat ook de on vermogenden daarin begrepen waren. De Commissie meende ook de drankzuchtigen in haar onderzoek te moeten betrekken, daar drankzucht in zoo zeer vele — zoo niet alle — gevallen als een ziekelijke stoornis moet worden beschouwd en deze in zoo innig verband met tal van andere ziekelijke afwijkingen staat. Ook om redenen van practischen aard kon de drankzucht in dit rapport niet worden voorbijgegaan. Het opsporen van de in de tien genoemde categorieën te rangschikken vereenigingen en instellingen gaf der Commissie vele moeilijkheden. Dankbaar werd daarbij gebruik gemaakt van de voorlichting der Secretarissen der Armenraden, welke allen op verzoek der Commissie bereid waren opgave te doen van de in hun ressort werkzame vereenigingen en instellingen, voor zooverre deze voor de Commissie van belang konden zijn. Het is der Commissie een behoefte haar erkentelijkheid te betuigen voor de van de Secretarissen der Armenraden ondervonden medewerking. Voorts werden uit den „Gids voor Armenzorg en Maatschappelijken Steun in Nederland", het Vrouwenjaarboekje, het Geneeskundig jaarboekje en andere geschriften de noodige gegevens verzameld. De oproep, geplaatst in het Tijdschrift voor Armenzorg en Kinderbescherming, d.d. 15 Nov. 1919, waarbij Vereenigingen en organisaties, welke nog geen vragenlijst hadden ontvangen, werden uitgenoodigd zich tot den rapporteur der Commissie te wenden, moge ten bewijze strekken, dat getracht is zooveel mogelijk alle te bereiken. De Commissie vleit zich echter geen oogenblik met de ge-  EN HUNNE GEZINNEN. 11 dachte, dat haar dit gelukt zou zijn. Zij vreest zelfs vele te hebben vergeten, maar vertrouwt dat dit onopzettelijk verzuim haar zal worden vergeven. Zoo ver zij kan nagaan zijn alle grootere vereenigingen en instellingen door haar bereikt en werden van bijna, alle dezer antwoorden ontvangen. Allen, die zich de moeite getroost hebben, de uitvoerige vragenlijsten te beantwoorden, worde hier hartelijk dank voor hun steun gebracht. Deze dank aanvaarde ook in 't bijzonder de redacteur van het tijdschrift „Het Groene en het Witte Kruis", die de Secretarissen der Groene- en Witte kruisvereenigingen opwekte tot beantwoording der vragenlijsten, en de Secretaris-Penningmeester der Nederlandsche Centrale Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose voor de door hem verstrekte gegevens. Verzonden werden in totaal 1301 lijsten; ingevuld terug ontvangen werden in totaal 664 lijsten. Over de verschillende categorieën verdeeld bedroegen deze cijfers: Categorie ■ | I | II III | IV V | Vllvil VIII IX | X verzonden j 30 66 102 j 150 82 36 1300 500 25 10 terug ontvangen 28 44 30 99 41 27 149 216 20 10 Terug ontvangen werden, gelijk gezegd, 664 van de 1301 vragenlijsten, zijnde ruim 50%. De uitzending had plaats in 1918. In het voorjaar van 1919 werden opnieuw vragenlijsten toegezonden aan alle vereenigingen en instellingen, welke aan den eersten oproep geen gehoor hadden gegeven. Zonder deze herhaling zoude het aantal antwoorden belangrijk kleiner zijn geweest. Allereerst rees bij de Commissie de vraag, of deze 50 % antwoordende vereenigingen en instellingen voldoende gegevens opleverden teneinde betrouwbare antwoorden te verkrijgen op de vragen, welke de Commissie zich had gesteld. Zij toch wenschte te weten: 1°. wat in den lande aan maatschappelijk werk voor verschillende groepen van on- en minvermogende zieken reeds werd gedaan door vereenigingen en instellingen, welke zich  12 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN dit werk ten doel stelden of wel als indirect uitvloeisel van haar eigenlijken arbeid ter hand hadden genomen; 2°. op welke wijze deze instellingen en vereenigingen haar doel trachten te bereiken; 3°. in hoeverre deze instellingen en vereenigingen tevreden waren over de bereikte resultaten; en 4°. welke wenschen en verwachtingen zij voor het benaderen van haar doel hadden. De Commissie stelde zich voor uit deze wetenschap te kunnen concludeeren: 1°. of voldoende voor de maatschappelijke belangen van onen minvermogende zieken en die van hunne huisgezinnen werd gezorgd, om, zoo dit niet het geval mocht blijken te zijn: 2°. aan te toonen welke leemten en tekortkomingen behooren te worden aangevuld en verbeterd. Eindelijk achtte de Commissie zich geroepen maatregelen aan te geven, welke tot verbetering en aanvulling van het reeds bereikte zouden kunnen leiden. Nog eens zij er op gewezen, dat het onderzoek zich niet uitstrekte tot vereenigingen en instellingen, welke maatschappelijk werk voor zieken als geheel toevallige nevenbemoeienis van haar hoofdarbeid ter hand nemen, zonder daarvoor een bepaalde organisatie te bezitten. Derhalve werden geen inlichtingen gevraagd aan diaconieën, parochiale armbesturen en vereenigingen voor armverzorging, tenzij hulpverleening aan zieken uitdrukkelijk als een bepaald onderdeel van hun werk kon worden aangewezen. Noodzakelijkerwijze moest daarom het verkregen materiaal onvolledig blijven, een onvolledigheid, welke aan het gestelde doel echter geenszins afbreuk behoefde te doen. Volledigheid in deze zou onmogelijk verkregen hebben kunnen worden, maar werd ook niet noodig geacht. Afgezien hiervan, was het der Commissie ook niet te doen om het statistisch vastleggen van de totale hoeveelheid in den lande voor on- en minvermogende zieken verrichte maatschappelijk werk. Veel meer om het verkrijgen van inzicht in hetgeen door bepaaldelijk voor dat doel in het leven geroepen vereenigingen en instellingen bereikt wordt, langs welke wegen deze haar  EN HUNNE GEZINNEN. 13 doel benaderen, en wat zij zelf voor haar werk verder wenschen. Dit voor oogen houdend meende de Commissie met de ingekomen antwoorden aan het werk te kunnen gaan, was zij over de invulling der lijsten niet oiitevreden, al spreekt het van zelf, dat zij gaarne meer dan 50 % der verzonden vragenlijsten ingevuld had terug ontvangen. Bij de bespreking 'der verschillende categorieën van zieken zal hier en daar nader op dit voor de enquête belangrijke punt worden teruggekomen, en de waarde der verkregen gegevens aan het gestelde doel worden getoetst. In het algemeen kan worden vastgesteld, dat de verkregen gegevens voor het gestelde doel • voldoende zijn geweest. Niet alle vragen werden door de invullers begrepen, niet steeds had de beantwoording met voldoende nauwkeurigheid plaats, niet altijd muntte het antwoord uit door wel gewenschte uitvoerigheid. Deels moge dit geweten worden aan de uitgebreidheid der vragenüjsten, voor het grootste gedeelte zal de redactie der vragen daaraan wel schuld zijn.- Hoewel de Commissie zich beijverd heeft de vragen zoo duidelijk mogelijk te formul'eeren en aan de eindredactie der lijsten een geheele vergadering wijdde, kon zij toch niet verhinderen, dat door sommigen de bedoeling der vragen werd miskend en het gegeven antwoord nu en dan als onbruikbaar ter zijde moest worden gelegd. Met des te meer erkentelijkheid daarentegen mocht zij van verschillende vereenigingen en instellingen zeer uitvoerige en heldere antwoorden ontvangen, welke een scherp licht op een bepaald vraagpunt wierpen en der Commissie zeer belangrijke gegevens verschaften. De bewerking der beantwoorde vragenlijsten werd geheel in één hand gesteld. Deze bewerking heeft hierdoor wel is waar langer ged.uurd dan bij verdeeling van arbeid het geval had kunnen zijn, maar het voordeel werd verkregen, dat eenzelfde wijze van rangschikken en verwerken der gegevens gevolgd werd. Eerst nadat deze bewerking had plaats gehad zijn de lijsten groepsgewijze telkens ook door een der andere Commissieleden doorgewerkt, waarna de resultaten en opmer-  14 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN kingen, waartoe zij bij telkens twee Commissieleden hadden geleid, door de geheele Commissie werden herzien en vastgesteld. De uitkomst der gehouden enquête. Thans moge worden overgegaan tot een bespreking van de uitkomst der gehouden enquête. Achtereenvolgens zal worden vermeld welke gegevens de vragenlijsten opleverden en tot welke opmerkingen en conclusies deze gegevens aanleiding gaven. Het schijnt practisch deze gegevens, opmerkingen en conclusies te rangschikken in de volgorde reeds op blz. 9 voor de vragenlijsten aangegeven. Dienovereenkomstig zullen worden behandeld: I de Burgerlijke Armbesturen; IIa het maatschappelijk werk voor blinden en slecht zienden; Hb » „ „ „ doofstommen; Hc „ „ „ „ doovenen slechthoorenden; Hd „ „ „ „ gebrekkigen; Hl „ „ ; „ „ drankzuchtigen; IVa » n » „ kraamvrouwen; IVb „ „ | „ zuigelingen; V „ „ n n zwakken en rustbehoeven- den; VIa „ „ „ „ zenuwzieken; Vlb , 4"4 • B b lijders aan vallende ziekte; VIC „ „ „ „ zwakzinnigen en achter¬ lijken ; VId „ „ » » krankzinnigen en idioten; VIe „ „ „ » spraakgebrekkigen; VIla „ „ » » lijders aan tuberculose; Vïïb „ » ■ „ „ lupuslijders ; V1IC „ „ „ „ lijders aan lepra; VIId „ „ „ „ lijders aan geslachts¬ ziekten ; VIIe „ „ » „ acute enchronischezieken; VIII „ „ „ door de vereenigingen voor wijk¬ verpleging ;  EN HUNNE GEZINNEN. 15 IX. het maatschappelijk werk door de vereenigingen voor hulp in de huishouding; X. „ „ „ „ de vereenigingen voor maatschappelijk werk voor zieken. I Hulp verleening door de Burgerlijke Armbesturen. Door vriendelijke bemiddeling van den heer Directeur van het Burgerlijk Armbestuur te 's-Gravenhage ontving de Commissie een lijst van niet minder dan 30 Burgerlijke Armbesturen, aan welke een vragenlijst werd toegezonden. Van 28 dezer werd de lijst ingevuld terug ontvangen. Alle grootere steden zijn dan ook in de enquête vertegenwoordigd. •Antwoord kwam" binnen van: Alkmaar, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Beetsterzwaag, Breda, Delft, Dordrecht, Enschede, Goes, Gouda, 's-Gravenhage, Groningen, .Haarlem, Den Helder, 's-Hertogenbosch, Hilversum, Leeuwarden, Maastricht, Meppel, Middelburg, Nijmegen, Opsterland, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Zaandam. De vragen en de daarop ingekomen antwoorden, statistisch bewerkt, waren de volgende: Vragen, bestemd voor de Burgerlijke Armbesturen. (Onder het Burgerlijk Armbestuur wordt hier ook begrepen de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst). 1. Welke is de weistandsgrens, die wordt aangenomen voor verkrijging van vrije genees-, heel- en verloskundige hulp? Geen weistandsgrens: 23 gemeenten. Wel een , 5 n De in die 5 gemeenten aangenomen weistandsgrens wordt hier niet vermeld, daar de desbetreffende cijfers thans vrijwel waardeloos zijn en zonder twijfel belangrijk gewijzigd in verband met de veranderde levensomstandigheden. Verreweg de grootste meerderheid der Burgerlijke Armbesturen stelt geen weistandsgrens. De aanvragen worden'op zich zelf beoordeeld. 2. Welke is de weistandsgrens, die wordt aangenomen tot  16 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN verkrijging van kostelooze verpleging in een der ziekenhuizen van Uwe gemeente? Geen weistandsgrens: 22 gemeenten. Wel een „ 4 „ Niet beantwoord door : 2 „ . Hier geldt geheel het onder vraag 1 opgemerkte. 3. Ontvangen alle bedeelden door het Burgerlijk Armbestuur vrije genees-, heel- en verloskundige hulp en kostelooze verpleging in een der ziekenhuizen? Ja: in 28 gemeenten, tenzij op andere wijze daarin wordt voorzien, b.v. door lidmaatschap van een ziekenfonds. 4. Bestaat er een tarief voor minvermogenden voor opneming in de ziekenhuizen? Zoo ja, wilt U dat opgeven? Ja: 19 gemeenten. Afwisselend van f 0.25 tot f2.25 p. dag. Gemiddeld f 1.— p. dag. Neen: 7 gemeenten. Niet beantwoord: 2 gemeenten. 5. Welke voorwaarden zijn verbonden aan kostelooze opneming van krankzinnigen in gestichten? Voor deze opneming zorgt het Burgerlijk Armbestuur niet. 6. Wordt vanwege het Burgerlijk Armbestuur voorzien in de behoefte aan Sanatoriumverpleging van behoeftigen, b.v. van tuberculoselijders, lijders aan vallende ziekte, drankzuchtigen, zenuwlijders en dergelijken? tuberculose- I 1Sd?.rB *&n drank- zenuw- I vallende ... 1;J„ ■ lijders ziekte xuchtigen lijders Ja. 19 17 12 16 Neen. 9 11 16 12 In sommige gemeenten geschiedt de uitzending door en voor rekening van den gemeentelijken geneeskundigen dienst. Het verdient naar het oordeel der Commissie alle aanbeveling, dat door alle Burgerlijke Armbesturen dergelijke  EN HUNNE GEZINNEN. 17 uitzending ter hand worde genomen. In de verpleegkosten worde naar vermogen bijgedragen door den patiënt en diens familie, door particuliere vereenigingen, kerkelijke commissies, belangstellenden, enz. Uitzending door en voor rekening van de gemeentelijke geneeskundige diensten — na ingewonnen advies van het Burgerlijk Armbestuur of van den Armenraad — in die gemeenten waar zulke diensten bestaan, verdient de voorkeur. Overeenkomstig de bepalingen der Armenwet zal dan verrekening der gemaakte kosten met het Burgerlijk Armbestuur hebben te volgen. In deze en dergelijke gevallen zij de gemeentelijke geneeskundige dienst (of het Burgerlijk Armbestuur) zelf contractant met het sanatorium. 7. Zoo ja, neemt het Burgerlijk Armbestuur daartoe het initiatief en treedt het zelf als contractant met het sanatorium op met of zonder bijdragen van andere, armbesturen of van particulieren ? Burgerlijk Armbestuur zelf contractant: 13 gemeenten. „ „ niet „ „ : 9 „ Niet beantwoord : 6 „ 8. Worden door het Burgerlijk Armbestuur geheel voor eigen rekening in inrichtingen of gestichten geplaatst: idioten, zwakzinnigen, doofstommen, blinden of gebrekkigen? TJ. . Zwak- Doof- ui- j GebrekIdioten. " . , Blinden. , • zinmgen.. stommen. kigt-n. ' i | Ja 10 14 15 16 20 Neen 16 11 8 7 8 Onbeantwoord | 2 3 5 5 — Idioten worden ook door het Gemeentebestuur opgenomen in krankzinnigengestichten, wanneer zij gevaarlijk zijn te achten voor zich zelf en voor hun omgeving. Ook hier geldt volmaakt hetzelfde, wat. sub 6 is opgemerkt. De opname geschiede bij voorkeur door en voor 2  18 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN rekening van den gemeentelijken geneeskundigen dienst, welke als contractant optrede. Waar geen gemeentelijke geneeskundige dienst bestaat, trede het Burgerlijk Armbestuur op. Voor de als krankzinnig te beschouwen idioten en zwakzinnigen blijve de zorg voor de verpleging aan de gemeentebesturen overgelaten, die natuurlijk van den gemeentelijken geneeskundigen dienst kunnen gebruik maken. Overigens bepale zich de zorg voor deze behoeftigen niet tot het onderbrengen in inrichtingen of gestichten, er is meer arbeid voor hen te doen, waaraan het Burgerlijk Armbestuur in alle gemeenten een werkzaam aandeel hebbe te nemen. Men zie voor dit meerdere werk het onder de rubrieken: idioten, zwakzinnigen, doofstommen, blinden, enz. vermelde. 9. Wanneer verloskundige hulp wordt verstrekt, gaat die gepaard met het geven van versterkend voedsel of van kleeding, dekking of ligging? Ja : 15 gemeenten. Neen: 10 gemeenten. Alleen ligging: 1 gemeente. Alleen versterkende middelen: 1 gemeente. Alleen kleeding: 1 gemeente. 10. Wordt bij bevallingen wel eens voorzien in de behoefte aan een baker of andere hulp? Ja: 10 gemeenten. Neen: 18 gemeenten. 11. Worden door het Burgerlijk Armbestuur versterkend voedsel, kleeding, dekking en ligging verstrekt (uitgezonderd bij bevallingen)? I Versterkend Kleeding. I Dekkingen voedsel. 8 ligging. Ja I 20 17 37 ! ' ï Neen 6 5 5 Bij uitzondering . . | 2 6 6  EN HUNNE GEZINNEN. 19 12. Wordt een man, wiens vak voor zijn gezondheid niet deugt, in staat gesteld tot het aanleeren van een ander vak of ander werk voor hem gezocht? Ja: 10 gemeenten. Neen: 15 „ Niet beantwoord door 3 gemeenten. Deze behoefte wordt blijkbaar nog weinig gevoeld. Wellicht vestigen de geneeskundigen te zelden de aandacht op deze behoefte, althans 4 Burgerlijke Armbesturen verklaren, dat hen nimmer een aanvrage daartoe bereikte. 13. Wordt hulp in de huishouding of voor de wasch gegeven in gezinnen, waar de vrouw door ziekte verhinderd is zelve dit werk te doen? Ja: 12 gemeenten. Neen: 14 „ Bij uitzondering: 2 gemeenten. 14. Wordt gezorgd voor uitbesteding der kinderen of voor eene huishoudster in gezinnen, waar de vrouw tijdelijk in een ziekenhuis moet worden opgenomen of gestorven is? Ja: 21 gemeenten. Neen: 4 „ Bij uitzondering: 3 gemeenten. 15. Hoe wordt voorzien in de behoefte aan wijkverpleging? Hoe in die aan wijk-kraamverpleging? Wijkverpleging: door verpleegsters in gemeentedienst: 4 gemeenten, door gesubsidieerde partic. vereenigingen: 3 „ door contracten met partic. vereenigingen: 1 „ door particuliere vereenigingen 18 „ niet beantwoord door 2 „ Wijkkraamverpleging: door verpleegsters in gemeentedienst: . . 3 „ door contracten met partic. vereenigingen 1 n door particuliere vereenigingen • .... 5 „ niet in voorzien door 19 „  20 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN' ZIEKEN Blijkbaar wordt de behoefte aan deze hulp minder gevoeld dan aan wijk-ziekenverpleging. Dit is waarschijnlijk wel een gevolg van het feit, dat de nadeelen van het ontbreken van wijk-kraamvrouwverpleging niet aanstonds ! worden gezien Deze gevolgen mogen voor de kraamvrouwen niet van zoo ernstigen aard zijn, dit is zeer zeker wel het geval voor de zuigèlingen. 16. Worden verplegings-artikelen, instrumenten en ledikanten in bruikleen gegeven aan zieken? Ja: 9 gemeenten. Neen: 5 „ Door gesubsidieerde partic. vereenigingen: 2 gemeenten. Door partic. vereenigingen iq Niet beantwoord door 2 17. Worden kunstledematen, brillen, gehoor-apparaten, orthopaedisch schoeisel, enz. verstrekt? Ja: in 28 gemeenten. 18. Worden andere middelen dan de hierboven genoemde (er kan slechts een greep worden gedaan) door Uw Burgerlijk • Armbestuur of den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin behoeftige zieken en hunne huisgezinnen vaak verkeeren? Zoo ja, welke? Ja: financieele steun in 28 gemeenten. Bemiddeling met andere vereenigingen en organisaties1 gemeente. Verschaffing van betere woningen: 3 gemeenten. 19. Op welke wijze wordt de noodzakelijkheid voor en den vorm van het verleenen van steun aan zieken medisch gecontroleerd? Geschiedt dit in alle gevallen? Door den gemeente-geneeskundige: 19 gemeenten. Geen medische controle: 2 gemeenten. Niet beantwoord door: 7 gemeenten. 20. Op welke wijze wordt de -doeltreffendheid van aan zieken verleenden steun medisch nagegaan ? Door den gemeente-geneeskundige: 19 gemeenten.  EN HUNNE GEZINNEN. 21 21. Is U van oordeel, dat door Uw Armbestuur meer aan maatschappelijk werk voor on- en minvermogende zieken en hunne huisgezinnen zou kunnen worden gedaan dan thans geschiedt? Zoo ja, hoe zoudt U meen en, dat op de beste wijze in de bestaande leemten zou kunnen worden voorzien? Ja: 5 gemeenten. Neen: 13 Niet beantwoord door 10 gemeenten. Eenige antwoorden mogen hier worden afgedrukt: 1. Maatschappelijk werk voor behoeftige zieken verkeert nog in het beginstadium. Zeker is er meer te doen, maar de werkers moeten dan geroutineerd zijn en opgewassen tegen simulatie en aggravatie, opdat de luien en de bedelaars van beroep niet bovenal profiteeren. 2. Sinds 1 Juli 1918 heeft het Burgerlijk Armbestuur zijn armbezoekers opgedragen meer sociaal werk te gaan verrichten. Dit moet zoo hoog mogelijk worden opgevoerd. 3. Ja, er moet veel en veel meer voor deze menschen en hunne gezinnen worden gedaan. Hiervoor zijn noodig een uitstekend georganiseerde geneeskundige dienst en een uitstekend georganiseerde dienst voor wijkverpleging. 4. M.i. zou het werk uitgebreid kunnen en moeten worden. Dit zou kunnen geschieden door daarvoor speciaal voor dat doel geschoolde krachten — m.i. vrouwelijke — aan te stellen en te salarieeren van gemeentewege. 5. Uitbreiding van de maatschappelijke taak der geneeskundigen, belast met de armenpraktijk. Opleiding tot die taak. Aanstelling van geneeskundigen in geheel ambtelijke positie. Meerder contact der geneeskundigen met sociale instellingen. 22. Zou het geen overweging verdienen om van gemeentewege een of meerdere gesalarieerde personen aan te stellen, speciaal belast met het maatschappelijk werk voor zieken? Wel wenschelijk: 8 gemeenten. Niet noodig: 13 „ Niet beantwoord: 7  22 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Conclusie. De Commissie sluit zich geheel aan bij de overtuiging, dat het maatschappelijk werk voor zieken door de Burgerlijke Armbesturen krachtiger ter hand moet worden genomen en nu nog in het begin-stadium verkeert. Waaruit dit werk heeft te bestaan volgt uit hetgeen reeds onder de verschillende vragen is opgemerkt en zal onder de volgende rubrieken nog nader worden uiteengezet. Ha. Maatschappelijk werk voor blinden en slechtzienden. Terug ontvangen werden 25 ingevulde vragenlijsten, wat beteekent antwoord te hebben gekregen van bijna alle vereenigingen en instellingen, aan welke een lijst was toegezonden; slechts drie antwoorden bleven ontbreken. Hoewel de Commissie ook deze drie gaarne had ontvangen, werd het gemis daarvan minder gevoeld, waar haar werd toegezonden het Verslag van de Staatscommissie, ingesteld om te onderzoeken wat van Staatswege kan worden verricht tot verbetering van het lot van blinden en half blinden, welke vriendelijkheid van de Secretaresse dier Commissie zeer wordt gewaardeerd. De antwoorden gaven de volgende gegevens en leidden tot onderstaande conclusies en opmerkingen. 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging of instelling? Het schijnt niet noodig de namen der vereenigingen en instellingen te vermelden. 2. Indien Uwe instelling een internaat is, hoeveel kinderen kunt U plaatsen en hoevelen plaatst ge gemiddeld per jaar? 3. Op welken minimum-leeftijd worden ze opgenomen? 4. Op welken leeftijd ontslagen? 5. Hoeveel bedragen de verpleeggelden per verpleegde en per jaar? 6. Ontvangen de verpleegden in de inrichting ook schoolonderwijs?  EN HUNNE GEZINNEN. 23 7. Later vakonderwijs? Zoo ja, in welke vakken? 8. Zijn de verpleegden, wanneer ze de inrichting verlaten, in staat om in éigen onderhoud te voorzien? De vragen 2 tot en met 8, betrekking hebbend op de internaten, gaven de volgende tabel: NAAM: 3 P 1^ P P 1 I |lS 1 al 1» ~ t I s «§. vraas vraag vraag vraag vraag vraag vraag vraag 2 2,3 * 8 6 7 . 8 1. Vereeniging Werkverschaffing blinden te kosteAmsterdam 10 — — i00g Vr. 2. Gesticht voor volwas- onbe- t „„„ diksen blinden te A'dam. 60 — lOjaar paald f 200 neen ja ^ 3. St. Henricus-Gesticht onbe. deel. te Grave 120 6 5 „ ]d „ 250 ja ja te][flk V. en K. r 1 , 4. Instituut tot onderwijs aan blinden te Amsterdam ..... 100 10—15 9 „ lHjaar „ 200 ja ja neen K. 5. Vereeniging Werkverschaffing blinden te Rotterdam _ — — — „ 400 ja ■ ja neen 6. E. K. Blindengesticht „De Wijnberg" te Grave 80 — 4 „ — „180 ja ja neen K. 7. Ver. tot Chr. opvoeding voor blinde kinderen . . " Utrecht 10 ■ 5 „ £££ „ 500 ja ja. 8. Huis ter Heide te Zeist 40 3—5 4 „ 9 jaar „ 200 ja — — K. 9. Tehuis voor blinden te Wolfheze — — 18 „ — — — — — v. Vr. = vrouwen. V. = volwassenen. V. en K. = volwassenen en kinderen. K. = kinderen.  24 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Aantal plaatsen in 7 internaten: 420 blinden. Volwassenen 70 Kinderen 230 Volwassenen en kinderen .120 Te plaatsen per jaar in 3 internaten: 56 blinden. Volwassenen . . . — ■ Kinderen .50 Volwassenen en kinderen 6 Vakonderwijs wordt in de internaten gegeven in: Mandenmaken in inrichtingen no. 2, 3, 4, 7. Rietvlechten „ n „2, 4, 7. Stoelenmatten „ n „2, 3. Borstelwerk „ n „2, 3, 4, 5, 6. Pantoffel vlechten „ » „ 2, 4, 5, 7. Mattenvlechten „ „ „4, 5, 7. Piano-spel „ „ i 4, 7. Viool-spel „ „ » 4. Piano-stemmen „ „ » 4. Vrouwelijke handwerken „ „ „6. Sigarenmaken „. „ „ 6. 9. Is U bekend op hoeveel het aantal blinden in ons land wordt geschat? Volgens het rapport der Staatscommissie 2370 blinden en 1440 halfblinden; de opgaven zijn volgens dit rapport onvolledig. Voor Amsterdam zijn deze cijfers resp. . . . . . 423 en 86 „ Rotterdam „ „ „ „ 254 58 » 's-Gravenhage.» „ „ „ ..... 109 „ 70 „ Haarlem „ „ „ , 29 „ 25 „ Groningen „ , „ „ 18 „7 „ Utrecht „ n i „ ..... 56 „ 39 „ Arnhem „ „ M „ 34 8 10. Komen de meeste verpleegden vroeg genoeg in Uwe inrichting om nog met vrucht onderwezen te kunnen worden, of komen ze vaak te laat, b.v. om een vak grondig te kunnen leeren?  EN HUNNE GEZINNEN. 26 Drie antwoorden meenen van wel. Twee „ „ „ niet. Eén meent, dat dit van den leeftijd afhangt, waarop de blindheid optreedt. 19 beantwoorden de vraag niet. 11. Indien Uwe inrichting geen internaat is, verschaft zij werk aan blinden en slechtzienden? Zoo ja, aan hoevelen gemiddeld per jaar? 12. In de inrichting, in het huis van den patiënt, of elders? 13. Waaruit bestaat dat werk ? 14. Worden ze door U daartoe opgeleid? 15. Welke zijn de werkuren per dag en welk is het loon per week ? 16. Verschaft U werk aan mannen èn aan vrouwen? Zoo ja, aan hoeveel mannen en aan hoeveel vrouwen? 17.. Hoeveel mannen — hoeveel vrouwen — van dezen zijn gehuwd? De antwoorden op de vragen 11 tot en met 17, ingekomen van 7 instellingen, zijn saam te vatten in onderstaande tabel: Werk- Werk- I Het werk I Daartoe I Loon Man' Daar" verachaf- verschaf- waar be3taat uit opgeleid Werkuren per en van flng flng week Vr. gehuwd 11a 11b 12 18 U I 15a 156 16 17 I I Ja: 7 aut- Aan In huls 4 Stóelenmatten S Ja: 7 9—12 en Zie Ja: 7 woorden 366 p. jaar JjaUh_ Pantoffelwerk 5 1-4 Mer" g H tlng 8 Muziek 1 Bij druk 5-g Borstelwerk 4 werk °°k ö '' van 7—9 a § Mandenmaken 4 ■ P o £ en 4—6 n b |_. Brei- en naai- oio. 2S ' werk 6 8 unr Per Rietvlechten 3 o g g- 2 S SS ^ s Vuurmakers- 3 g S* o b maken 1 P: p -* Matten- g 'g vlechten 5 p Bosjes hout- p maken 1 i o b f  26 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Volgens het rapport der Staatscommissie kunnen bij lange na niet alle blinden, die zich voor plaatsing aanmelden, in de bestaande werkinrichtingen worden opgenomen. Bovendien is het totaal gemis aan eene werkinrichting in het Oosten en Noord-Oosten des lands oorzaak, dat vele blinden, die er voor in aanmerking zouden komen, van het voorrecht van plaatsing in een werkinrichting verstoken blijven. In Arnhem is een werkinrichting in voorbereiding. Er zijn in ons land acht werkinrichtingen voor blinden: 1. De werkinrichting van de Vereeniging tot werkverschaffing aan hulpbehoevende blinden te Amsterdam. 2. Het gesticht voor volwassen blinden te Amsterdam. 3. De werkinrichting voor hulpbehoevende blinden te Rotterdam. 4. De werkinrichting van de Vereeniging tot ondersteuningen zedelijke ontwikkeling van hulpbehoevende blinden te Utrecht. 5. De werkinrichting voor hulpbehoevende blinden te 's-Gravenhage. 6. De werkinrichting van de Vereeniging tot werkverschaffing aan Zeeuwsche blinden te Middelburg. 7. De werkinrichting, verbonden aan het St. Henricus: gesticht te Grave. 8. De werkinrichting, verbonden aan het gesticht de Wijnberg te Grave. Bovendien zijn er nog eenige vereenigingen, die zich met werkverschaffing buiten werkinrichtingen bezighouden. De loonen zijn gering. De maximum- en minimumloonen per week bedroegen volgens de Staatscommissie: in de werkinrichting te Amsterdam f 5.75 en f4.50 (voor vrouwen f4.— en f3.—) + ongeregelde duurtetoeslagen. Te Rotterdam f6.25 + f 1.— duurtetoeslag en f 2.50 + f 1.— duurtetoeslag. Te 's-Gravenhage f 8.— en f 7.50. Te Utrecht f 8.50 en f 4.—. Te Middelburg f 12.— en f 10.—. 18. Indien Uwe inrichting geen werkverschaffing beoogt, maar arbeidsbemiddeling, hoevelen hebben zich in 't laatste jaar bij U aangemeld, hoevelen zijn geplaatst? Op deze vraag kwamen geen antwoorden in. Eene vereeniging zegt een meisje aan werk te hebben geholpen.  EN HUNNE GEZINNEN. 27 J9. Gaat van Uwe vereeniging vakonderwijs uit? 20. Zoo ja, welke vakken worden onderwezen? 21. Hoevelen kunt U plaatsen? Zie hiervoor de gegevens op bldz. 23. Vakonderwijs wordt voorts financiëel door verschillende vereenigingen mogelijk gemaakt. 22. Gaat van Uwe vereeniging het verstrekken van lager onderwijs uit? 23. Zoo ja, hoeveel leerlingen telt Uwe school? 24. Welke zijn de voorwaarden van opneming? 25. Worden op Uwe school uitsluitend kinderen uit de stad Uwer inwoning opgenomen of komen ze ook van elders ? 26. Indien dit laatste het geval is, wie verleent hun huisvesting en door wien worden de verpleegkosten betaald? De vragen 22 tot en met 26 hebben betrekking op het verstrekken van lager onderwijs. Volgens het rapport der Staatscotnmissie zijn hier te lande ± 250 blinden en ± 250 half-blinden, tusschen de 7 en 19 Jaar. Gesteld, dat ongeveer de helft dezer laatste categorieën in de termen valt voor het volgen van blindenonderwijs, dan zouden 375 kinderen blindenonderwijs moeten ontvangen. In de thans bestaande instituten te Amsterdam, Grave en Huis ter Heide zijn ± 200 blinden tusschen 7 en 19 jaar opgenomen. De voorwaarden voor opneming zijn blindheid en voldoende vermogens om het onderwijs te volgen. Opgenomen worden kinderen uit het geheele land_ Huisvesting wordt verleend door de inrichtingen zelf, waarvoor de kosten worden betaald deels door de blinden, deels door familieleden, armbesturen, diaconieën en particuliere vereenigingen, deels ook gedragen worden door de inrichtingen zelf. 27. Wordt door U wel eens financiëele hulp verstrekt? Zoo ja, op welke wijze? Financiëele hulp wordt door verschillende vereenigingen verstrekt; 't zij in den vorm van wekelijksche ofjaarlijksche  28 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN bijdragen, 't zij als renteloos voorschot, 't zij als toeslag op loon. Ook bij ziekte wordt wel geldelijk gesteund. 28. Hoe overtuigt U zich van de onontbeerlijkheid der te bieden financiëele hulp? Deze overtuiging berust meestentijds op de gegevens, bij persoonlijk bezoek door bestuursleden der vereeniging verkregen. Twee antwoordende vereenigingen geven aan inlichtingen in te winnen bij de Armenraden. 29. Worden kunstledematen, apparaten, orthopaedisch schoeisel enz. door U verstrekt? 30. Kosteloos? Zoo neen, wie betaalt deze? De vraag hiernaar is blijkbaar gering, waar maar 2 vereenigingen mededeelen hiervoor wel eens gezorgd te hebben. 31. Tracht U door het verschaffen van brillen de belemmeringen uit den weg te ruimen, die slechtzienden bij hun verkeer met menschen en in hun werk ondervinden? 5 vereenigingen antwoorden hierop bevestigend. 32. Welke andere middelen worden door U aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin blinden, slechtzienden of hunne gezinnen ten gevolge van hun gebrek vaak verkeeren? Deze middelen bestaan nu eens in het verstrekken van extra wekelijksche uitkeeringen op bijzondere dagen, dan in steun aan eervol ontslagen kweekelingen der instituten, b.v. door toezending van gereedschap of materiaal, bekostiging van muzieklessen, verschaffing van een piano of naaimachine. Ook worden de kweekelingen wel naar vacantiekolonies gezonden. Ook wordt het volgen van onderwijs in de instituten mogelijk gemaakt. 33. Is U van oordeel, dat in ons land de zorg voor blinden en slechtzienden voldoende wordt behartigd? Zoo neen, op welke wijze zou naar Uw oordeel beter daarin kunnen worden voorzien ? Eenstemmig is het oordeel, dat de zorg voor blinden nog  EN HUNNE GEZINNEN. 29 zeer onvoldoende is. Ter verbetering hierin worden aanbevolen : financiëele steun van rijkswege aan instellingen en vereenigingen, wekelijksche toelagen van overheidswege aan behoeftige blinden, opneming der blinden in leerplichtwet en invaliditeitswet, goed lager onderwijs en vakonderwijs. 34. Zorgt gij voor Uwe verzorgden voor deskundig medisch toezicht en zoo noodig voor geneeskundige behandeling? Dit medisch toezicht beperkt zich tot de internaten, en tot enkele werkinrichtingen. Pllll 35. Wordt de noodzakelijkheid voor- en den vorm van het ver^eenen van hulp aan blinden en slechtzienden medisch gecontroleerd? Zoo ja, op welke wijze? 36. Wordt de doeltreffendheid . van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze? Dit geschiedt wel steeds door oogartsen. Conclusies. De gegevens betreffende de maatschappelijke hulp aan blinden en slechtzienden hebben der Commissie de overtuiging geschonken, dat in ons land nog zeer onvoldoende voor deze behoeftigen wordt gezorgd. Ondanks de groote belangstelling die blinden steeds hebben gewekt, is voor hen nog zeer veel te doen over gebleven. Niet alle blinde kinderen ontvangen voldoende lager onderwijs, na de schooljaren laat het vakonderwijs te wenschen over, eenmaal in de maatschappij verdienen zij als gevolg van hun gebrek te weinig loon om voor zichzelf te kunnen zorgen en een gezin te stichten. Oude en gebrekkige blinden worden door de overheid en de organen der armenverzorging niet in die mate gesteund als noodig is. W7il in dit alles verbetering worden gebracht, zoo dient naar het oordeel der Commissie te worden aangedrongen: 1°. op zoo spoedig mogelijke hulpverleening nadat het gebrek ontstaan is. Blinde en slechtziende kinderen moeten dat onderwijs kunnen ontvangen, dat voor hen geschikt is, en zullen hiertoe blindenscholen hebben te bezoeken, gevolgd door vak-  30. MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN onderwijs. Daar de blindenscholen in bepaalde centra gevonden zullen worden, zullen de ouders gedwongen moeten worden hun kinderen naar die scholen te zenden, waar zij zoo noodig als interne leerlingen moeten worden opgenomen. Leerplicht is voor hen noodzakelijk, zij het ook dat deze in de practijk veelal met instituutsdwang gelijk zal staan. Waar het onderwijs aan blinde en slechtziende kinderen ook op financiëele bezwaren kan afstuiten, zullen de particuliere organen der armenverzorging meer dan tot nu toe geschiedt moeten helpen om deze bezwaren uit den weg te ruimen, waar noodig, krachtig gesteund door steun van overheidswege. De gemeenten hebben in de kosten van opleiding tot nu Joe nog bijna niets bijgedragen. Ook het vakonderwijs worde verplichtend, zoodat het aantal leerjaren tot 12 zal moeten stijgen. Het vakonderwijs zal hebben te omvatten: stoelenmatten, rietvlechten, borstel maken, pantoffel vlechten, mandenmaken, vrouwelijke handwerken en huishoudelijke bezigheden, terwijl voor sommigen muziekonderwijs en dat in pianostemmen, eventueel in masseeren, gewenscht zal zijn, zoo ook dat in machineschrijven. 2°. op steun bij het zoeken naar werk; op steun bij het aanschaffen van gereedschap en materiaal; op toeslag voor verricht werk. Eenmaal de schooljaren voorbij zijnde, zullen de ex-kweekelingen in werkinrichtingen voor blinden en in particulieren arbeid hun brood moeten verdienen. De loonen zijn èn in de werkinrichtingen èn bij particuliere patroons voor hen laag. Gestreefd moet worden naar inkomen naar behoefte, mogelijk door het geven van een toeslag voor verricht werk. Deze toeslag zal van Staatswege moeten worden verstrekt, wil men de blinden met hun ziende collega's eenigszins gelijk stellen. De toeslag drage het karakter van loon voor arbeid, uit te keeren b.v. bij aflevering van het verrichte werk aan werkinrichtingen. De bestaande werkinrichtingen dienen verbeterd te worden en te komen onder scherper controle. Zij dragen het karakter van een gewone werkplaats en niet dat van een philantropische instelling. Zij moeten de materialen en het gereedschap leveren voor den arbeid benoodigd.  EN HUNNE GEZINNEN. 31 Vereenigingen welke, zonder een werkinrichting te bezitten, blinden doen werken, moeten door Staatssteun in staat gesteld worden hooger loon uit te keeren en materiaal en gereedschap te verschaffen. 3°. op krachtige hulp voor oude, gebrekkige en alleenstaande blinden. Deze worden ten deele in gemeentelijke, kerkelijke en particuliere inrichtingen verpleegd; volgens het rapport der Staatscommissie werden aldus verpleegd in Zuid-Holland 171, in Noord-Holland 68, in Utrecht 5, in Overijsel 9, in Gelderland 43, in Friesland 25, in Drenthe 7, in Limburg 5, in Zeeland 4, in Noord-Brabant 35, in Groningen 13, totaal 385 blinden. Zoo mogelijk worde bij dergelijke verzorging aangedrongen op opneming in speciale blindeninrichtingen. Hulp van Staatswege zal hiertoe veelal noodig zijn; het Rijk vuile aan wat gemeente, kerk en particulieren aan verpleeggelden te kort komen. Echter dient gewaakt te worden, dat blinden, die nog werken kunnen, niet in deze inrichtingen worden opgenomen. 4°. op goede opleiding van onderwijzend personeel in de blinden-scholen en internaten. 5°. op opneming van braille-boeken in openbare leeszalen en bibliotheken (zoowel vak- als ontspanningslectuur.) 6°. op het inroepen van de hulp van den Armenraad of van andere organen der armenverzorging tot het vaststellen der noodzakelijkheid van de te verstrekken financiëele hulp aan blinden, indien dit volgens de meening der vereenigingen en instellingen voor blinden onvermijdelijk is. 116. Maatschappelijk werk voor Doofstommen. Terug ontvangen werden 7 ingevulde vragenlijsten. De antwoorden leidden tot de volgende gegevens en conclusies en opmerkingen. 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging of instelling?  32 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Het schijnt niet noodig de namen der Vereenigingen en instellingen te vermelden. 2. Indien Uwe instelling een internaat is, hoeveel kinderen kunt U plaatsen en hoevelen plaatst ge gemiddeld per jaar? 3. Op welken minimum-leeftijd worden ze opgenomen? 4. Op welken leeftijd ontslagen? 5. Hoeveel bedragen de verpleeggelden per verpleegde en per jaar? 6. Ontvangen de verpleegden in de inrichting ook schoolonderwijs? 7. Later vakonderwijs? Zoo ja, in welke vakken? 8. Zijn de verpleegden, wanneer ze de inrichting verlaten, in staat om in eigen onderhoud te voorzien? De vragen 2—8, betrekking hebbend op de internaten, geven de volgende tabel: TJ ._ £ I g „ — C "3 £ "3 S^c. 3 oo &C.2, , :ë» :£» -s 1 a ï« 2.2/5 g-o s :g,.f «o. o£ A4g Lg?-§ NAAM 5 "b 2 S 8 Vraag 2 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5 Vraag 6 Vraag 7 Vraag 8 1. Instituut v. doofstommen te Groningen 180 18 7 jaar 16jaar f90,-* ja ja later wel 2. Instituut v. doofstommen te St.Michiels- -i ,. Gestel.... 300 22 6 Jaar 16jaar f250,- ja ja later romn wej 3. „Effatba" te i°nser Dordrecht. . onbe- 10 6 jaar 16 jaar f210,- ja ja later naald- soms wel jonger *) + f 105,— bij aankomst voor de uitrusting. Vakonderwijs wordt gegeven in: Jongens: schrijnwerken 1,3. Meisjes: handwerken, 1,2,3. kleermaken 1,2,3. 'strijken, 1,3. schoenmaken, 1,2,3. koken, 1. letterzetten 2, costuumnaaister, 3. drukken 2,3. huisnaaister, 3. mandenmaken 3.  EN HUNNE GEZINNEN. 33 9. Is U békend op hoeveel het aantal doofstommen in ons land wordt geschat? Geschat op 1 op 3000 inwoners. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek: 2305, maar dit cijfer heeft geen waarde (in 1909). 10. Komen de meeste verpleegden vroeg genoeg in Uwe inrichting om nog met vrucht onderwezen te kunnen worden, of komen ze vaak te laat, b.v. om een vak grondig te kunnen leeren ? Meestal vroeg genoeg, sommigen te laat, 2 antwoorden. Dikwijls te laat. 1 antwoord. 11. Indien Uwe inrichting geen internaat is, verschaft zij werk? Zoo ja, aan hoevelen gemiddeld per jaar? 12. In de* inrichting, in het huis van den patiënt, of elders? 13. Waaruit bestaat dat werk? 14. Worden ze door U daartoe opgeleid? 15. Welke zijn de werkuren per dag en welk is het loon per week? 16. Verschaft U werk aan mannen en aan vrouwen? Zoo ja, aan hoeveel mannen en aan hoeveel vrouwen? 17. Hoeveel mannen — hoeveel vrouwen — van deze zijn gehuwd ? De vragen 11 tot en met 17 zijn niet op doofstommen toepasselijk. Wel wordt door de inrichting voor Doofstommenonderwijs te Rotterdam meermalen' bemiddelend werk verkregen bij bazen in de stad. 18. Indien Uwe inrichting geen werkverschaffing beoogt, maar arbeidsbemiddeling, hoevelen hebben zich in.'t laatste jaar bij U aangemeld, hoevelen zijn geplaatst? Door de Inrichting voor Doofstommen-onderwijs te Rotterdam een vijftal. 19. Gaat van Uwe vereeniging vakonderwijs uit ? 20. Zoo ja, welke vakken worden onderwzen? 21. Hoevelen kunt U plaatsen?  34 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Vakonderwijs gaat uit van 1° het Instituut voor Doofstommen te Groningen: schrijnwerken, kleermaken en schoenmaken. Voor andere vakken plaatsing gezocht in de stad. Allen, die het noodig hebben kunnen geplaatst worden; en 2° het Instituut voor Doofstommen te St. Michiels Gestel: letterzetten en drukken, schoenmaken en kleermaken. Allen, die het noodig hebben kunnen geplaatst worden. 22. Gaat van Uwe vereeniging het verstrekken van lager Onderwijs uit? jj^^-iËiri 23. Zoo ja, hoeveel leerlingen telt Uwe school? 24. Welke zijn de voorwaarden van opneming? 25. Worden op Uwe school uitsluitend kinderen uit de stad Uwer inwoning opgenomen of komen ze ook van elders? 26. Indien dit laatste het geval is, wie verleent hun huisvesting en door wien worden de verpleegkosten betaald? Lager "3 &S Voor- Kinderen „ , , : Huisvesting onder- B^S waarden uit het Verpleegkosten verleend Xaam wiis van- geheele betaald door door «A A M wys ï n opneming land uul" Vrg.22 Vrg.23 Vraag 24 Vraag 25 Vraag 26 1 Instituut voor Doof- j Ja 177 I Doof of ge- Uitgeheele Dikwijls betaald Internaat stommen te breken, die land, ook door B. A. en en ook' bij Groningen opleiding uit Indië. kerkelijk arm- particu- als voor bestuur. lieren, doofstom- . S-/'**^' men noodig maken. 2. Instituut voor Doof- Ja 200 Idem Idem Idem en door Internaat, stommen te St. Mi- Instituut. chiels Gestel. 3. Vereeniging voor Ja S'i Idem Idem Idem en door Pleegouders Doofstommen-Onder- fonds v.doofst. wijs te Amsterdam. kinderen. 4. Inrichting voor Doof- Ja 180 Idem Idem Idem en door Ouders en stommen-Onderwijs inrichtingen pleegouders te Rotterdam. 5. Effatha te Dordrecht. Ja 60 Idem Idem Idem Internaat.  EN HUNNE GEZINNEN. 35 27. Wordt door U wel eens financiëele hulp verstrekt? Zoo ja, op welke wijze ? Ja: door 6 vereenigingen. Neen: door 1 „ Geldelijke bijdragen aan oud-leerlingen: 1 vereeniging. Vrijstelling van schoolgelden: 3 vereenigingen. Vrijstelling van verpleegkosten : 3 vereenigingen. 28. Hoe overtuigt U zich van de onontbeerlijkheid der te bieden financiëele hulp? Dit geschiedt door informaties bij armenraden, particulieren, enz. 29. Worden kunstledematen, apparaten, orthopaedisch schoeisel enz. door U verstrekt? 30. Kosteloos? Zoo neen, wie betaalt déze? Dit geschiedt door een tweetal vereenigingen, kosteloos. 31. Tracht U door het verschaffen van gehoorapparaten de belemmeringen uit den weg te ruimen, die doofstommen bij hun verkeer met menschen en in hun werk ondervinden? Gehoorapparaten worden niet verschaft, daar alle leerlingen liplezen leeren. 32. Welke andere middelen worden door U aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin doofstommen of hunne gezinnen ten gevolge van hun gebrek vaak verkeeren? Oud-leerlingen worden gesteund uit verschillende fondsen, b.v. voor aanschaffing van gereedschap. Ook moreele steun wordt geboden. Overigens schijnt hulp voor normale doofstommen (d. w. z. die niet lijden aan bijzondere lichamelijke gebreken of geestesstoornissen) zelden noodig te zijn. De nietnormalen blijven vaak het geheele leven in de inrichting. 33. Is U van oordeel, dat in ons land de zorg voor doofstommen, voldoende wordt behartigd? Zoo neen, op welke wijze zou naar Uw oordeel beter daarin kunnen worden voorzien?  38 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Eenstemmig is het oordeel, dat nog onvoldoende gezorgd wordt. Noodig wordt geacht: Wettelijke regeling van het doofstommen-onderwijs. Invoering van leerplicht voor doofstommen. Opname in inrichtingen op 4—5 jarigen leeftijd. Herhalingsonderwijs. Subsidieering inrichtingen door Rijk, Provincie en Gemeente. Meerder toezicht op ontslagen leerlingen. Betere vakopleiding. Betere opleiding onderwijzend personeel. »$»>»'.". Opneming van doofstommen, die niet in eigen onderhoud kunnen voorzien. 34. Zorgt gij voor Uwe verzorgden voor deskundig medisch toezicht en zoo noodig voor geneeskundige behandeling? Deskundig medisch toezicht is overal verzekerd. 35. Wordt de noodzakelijkheid voor- en den vorm van het verleenen van hulp aan doofstommen, medisch gecontroleerd ? Zoo ja, op welke wijze? 87. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja op welke wijze? In de instituten te Amsterdam, Dordrecht en Rotterdam worden de kinderen kort na de opname door een specialist onderzocht. Conclusies. De gegevens betreffende de maatschappelijke hulp aan doofstommen hebben der Commissie de overtuiging geschonken, dat in ons land reeds vrij veel voor dezen wordt gedaan. Financiëele bezwaren eensdeels en gebrek aan inzicht in het groote belang van goed onderwijs anderdeels zijn echter oorzaak, dat nog vele doofstommen niet die hulp deelachtig worden, die ze zoo zeer behoeven.  EN HUNNE GEZINNEN. 37 Kinderen behooren reeds op jongen leeftijd in scholen voor doofstommen te worden opgenomen, liefst reeds op 4—5 jarigen leeftijd. Het gemiddeld verblijf aldaar dure 10 jaar. Behalve lager onderwijs en herhalingsonderwijs hebben doofstommen vakonderwijs noodig. Vakonderwijs kan gegeven worden in de scholen en internaten, of wel in de werkplaatsen of in vakscholen. Ten einde de doofstommen zoo vroeg mogelijk te wennen aan den omgang met niet-doofstommen, moet aan het vakonderwijs in vakscholen de voorkeur worden gegeven. Zijn zij na het verlaten der vakschool geholpen aan gereedschap en materiaal, zoo kunnen zij in eigen onderhoud voorzien en hebben zelden verderen steun noodig, tenzij dan dat zij ook in andere opzichten, lichamelijk of geestelijk, gebrekkig zijn, De Commissie meent, dat bovenal voor goed onderwijs, toegankelijk voor alle doofstomme kinderen, gezorgd moet worden. Aangedrongen moet worden: 1°. op leerplicht voor doofstomme kinderen, Deze leerplicht sluit in zich dwang tot opzending naar speciale scholen, waar zij zoo noodig als interne leerlingen worden opgenomen, en lager onderwijs en herhalingsonderwijs ontvangen. De particuliere organen der armenverzorging zullen meer dan tot nu toe moeten helpen om de financiëele bezwaren, welke de opneming in den weg staan, te overwinnen; krachtige steun van overheidswege zal in vele gevallen onmisbaar zijn. Ook het vakonderwijs worde voor hen verplichtend, zoodat het aantal leerjaren tot 10 zal moeten stijgen. Het vakonderwijs zal hebben te bestaan uit schrijnwerken, kleermaken of schoenmaken, letterzetten of drukken voor de jongens, uit leeren naaien, strijken en koken voor de meisjes. 2°. op hulp bij het zoeken naar geschikt werk. Op steun bij het aanschaffen van gereedschap en materiaal. 3°. op ruime subsidiëering van overheidswege van internaten en scholen voor doofstommen, of wettelijke regeling van vergoeding van de verpleegkosten. 4°. op meerder toezicht op ontslagen leerlingen, door het  38 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN onderhouden van correspondentie, het doen controleeren door deskundigen en door te zorgen voor goede gelegenheid voor ontwikkeling en ontspanning (sport). 5°. op goede opleiding van onderwijzend personeel. 6°. op inroeping van de hulp van den Armenraad of van andere organen der armenverzorging tot het vaststellen deinoodzakelijkheid van te verstrekken financiëele hulp aan doofstommen, indien dit volgens de meening der vereenigingen en instellingen voor doofstommen onvermijdelijk is. He. Maatschappelijk werk voor Dooven en Slechthoorendcn. 5 beantwoorde vragenlijsten werden ontvangen; uitgezonden waren 7 lijsten. Deze antwoorden leidden tot de volgende gegevens, conclusies en opmerkingen. 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging of instelling? De namen der vereenigingen kunnen achterwege blijven. 2. Indien Uwe instelling een internaat is, hoeveel kinderen kunt U plaatsen en hoevelen plaatst ge gemiddeld per jaar? 3. Op welken minimum-leeftijd worden ze opgenomen? 4. Op welken leeftijd ontslagen? 5. Hoeveel bedragen de verpleeggelden per verpleegde en per jaar ? 6. Ontvangen de verpleegden in de inrichting ook school- ' der wijs? 7. Later vakonderwijs? Zoo ja, in welke vakken? 8. Zijn de verpleegden, wanneer ze de inrichting verlaten, in staat om in eigen onderhoud te voorzien? Uit de antwoorden blijkt, dat voor dooven en slechthooreuden nog geen internaat bestaat. In 's-Gravenhage is een internaat in voorbereiding, waaruit volgt, dat de behoefte daaraan gevoeld wordt. Wel heeft de Vereeniging tot bevor-  EN HUNNE GEZINNEN. 39 dering van de belangen van slechthoorenden een landhuis te Lunteren voor rustbehoevenden. De verpleegkosten bedragen ƒ 2.^ tot ƒ 3.— per dag. 9. Is U bekend op hoeveel het aantal geheel dooven in ons land wordt geschat? Dit aantal is niet bekend, waarom reeds gevraagd is bij de volgende volkstelling een onderzoek daarnaar in te stellen. Onderzoek van schoolkinderen gaf tot resultaat: 1/3 % der schoolbevolking doof en slechthoorend, zoodat het aantal in ons land op ± 20.000 geschat wordt. In Amsterdam zijn 141 candidaten voor de school voor slechthoorenden, van wie 61 geplaatst werden. 10. Komen de meeste verpleegden vroeg genoeg in Uwe inrichting om nog met vrucht onderwezen te kunnen worden, of komen ze vaak te laat, b.v. om een vak grondig te kunnen leeren? Op deze vraag kwamen geen antwoorden in. 11. Indien Uwe inrichting geen internaat is, verschaft zij werk aan dooven of slechthoorenden? Zoo ja, aan hoevelen gemiddeld per jaar? 12. In de inrichting, in het huis van den patiënt of elders ? 13. Waaruit bestaat dat werk? 14. Worden ze door U daartoe opgeleid? 15. Welke zijn de werkuren per dag en welk is het loon per week? 16. Verschaft U werk 'aan mannen èn aan vrouwen? Zoo ja, aan hoeveel mannen en aan hoeveel vrouwen? 17. Hoeveel mannen — hoeveel vrouwen — van deze zijn gehuwd ? In eenige afdeelingen der Vereeniging tot bevordering van de belangen der slechthoorenden bestaan Commissies tot werkverschaffing. Deze hebben tot nu toe slechts weinige aanvragen behandeld. Werkinrichtingen zijn er niet, het werk wordt verricht overal waar men het den doove kan en wil geven,  40 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN en bestaat uit handenarbeid vooral. Het werk hangt overigens • van den graad der doofheid en van de intellectueele ontwikkeling af, en wordt zoo gekozen, dat de belanghebbende niet met het publiek in aanraking behoeft te komen. Werkverschaffing aan mannen en vrouwen. De Vereeniging tot bevordering der belangen van slechthoorenden heeft een kweekerij te Lunteren. Opleiding in tuinbouwarbeid is in voorbereiding. 18. " Indien Uwe inrichting geen werkverschaffing beoogt, maar arbeidsbemiddeling, hoevelen hebben zich in 't laatste jaar bij U aangemeld, hoevelen zijn geplaatst? Arbeidsbemiddeling heeft door sommige afdeelingen plaats. Slechts enkelen worden langs dezen weg aan werk geholpen. 19. Gaat van Uwe vereeniging vakonderwijs uit? 20. Zoo ja, welke vakken worden onderwezen? 21. Hoevelen kunt U plaatsen? Vakonderwijs voor dooven en slechthoorenden bestaat niet. Er is door de Vereeniging tot bevordering der belangen van slechthoorenden een Commissie ingesteld om demogelijkheid van vakonderwijs voor doove kinderen te onderzoeken. Opleiding in tuinbouwarbeid is in voorbereiding. 22. Gaat van Uwe vereeniging het verstrekken van lager onderwijs uit? 23. Zoo ja, hoeveel leerlingen telt Uwe school? 24. Welke zijn de voorwaarden van opneming? 25. Worden op Uwe school uitsluitend kinderen uit de stad Uwer inwoning opgenomen of komen ze ook van elders? 26. Indien dit laatste het geval is, wie verleent hun huisvesting en door wien worden de verpleegkosten betaald? Lager onderwijs wordt gegeven door de Vereeniging „School voor Slechthoorenden" te Amsterdam en door de Vereeniging „School voor Slechthoorende kinderen" te 's-Gravenhage. De Haagsche school werd Januari '19 overgenomen door de Gemeente. Plannen zijn in voorbereiding tot oprichting van een 'school voor slechthoorenden voorde drie Noordelijke Provinciën.  EN HUNNE GEZINNEN. 41 J)e Amsterdamsche school heeft 61 leerlingen, de Haagsche 90. De leeftijd der leerlingen is van 5—14 jaar, de schoolgelden zijn gelijk aan die op scholen voor normale kinderen. Opneming geschiedt van kinderen uit het geheele land. Huisvesting door ouders en pleegouders, de verpleegkosten worden betaald door de ouders, zoo noodig met steun van armbesturen en particulieren. De afdeelingen van de Vereeniging tot Bevordering der Belangen van Slechthoorenden laten ook onderwijs geven aan volwassenen en kinderen: gewoon lager onderwijs en lipleeslessen. 27. Wordt door U wel eens financiëele hulp verstrekt? Zoo ja, op welke wijze? Dit geschiedt wel, b.v. in den vorm van schoolgelden, het verschaffen van leermiddelen en het bekostigen van speciaal vak-onderricht. De afdeeling Amsterdam heeft een Commissie voor Maatschappelijk werk ingesteld, die zoo noodig ook financieelen steun (vooral als voorschot) beoogt te geven. 28. Hoe overtuigt U zich van de onontbeerlijkheid der te bieden financiëele hulp? Dit geschiedt door informaties bij Armenraden, Vereenigingen, Armbesturen en door persoonlijk onderzoek van bestuursleden. 29. Worden kunstledematen, apparaten, orthopaedisch schoeisel enz. door U verstrekt? 30. Kosteloos? Zoo neen, wie betaalt deze? 31. Tracht' U door het verschaffen van gehoorapparaten de belemmeringen uit den weg te ruimen, die slechthoorenden bij hun verkeer met menschen en in|hun werk ondervinden? Gehoorapparaten worden wel verstrekt, zoo noodig gratis. Vooral door onderwijs in liplezen worden de belemmeringen bij het verkeer met menschen uit den weg geruimd. 32. Welke andere middelen worden door U aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin dooven en slechthoorenden of hunne gezinnen ten gevolge van hun gebrek vaak verkeeren?  42 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Een maandblad wordt uitgegeven en bijeenkomsten worden gehouden om den moed en de opgewektheid te verlevendigen en daardoor de arbeidsgeschiktheid te verhoogen. In Amsterdam is een begin (van steun aan gezinnen, die door doofheid van den kostwinner verarmd zijn. 33. Is U van oordeel, dat in ons land de zorg voor dooven, en slechthoorenden voldoende wordt behartigd? Zoo neen, op welke wijze zou naar Uw oordeel beter daarin kunnen worden voorzien? Algemeen klagen de Vereenigingen over onvoldoende zorg. Noodig worden geacht: een enquête naar het aantal dooven en slechthoorenden en hun levensomstandigheden; oprichting van nog 1 of 2 scholen; het stichten van een internaat; afschaffing van den keuringseisch met betrekking tot de gehoorscherpte voor Rijks:, Provincie- en Gemeentedienst, voor zooverre deze diensten door dooven en slechthoorenden goed te vervullen zijn; vakonderwijs en onderwijs in lippenlezen ook aan volwassenen; stichting van een tehuis voor alleenstaande -oude en -gebrekkige dooven; meerdere zorg voor ontwikkeling en ontspanning. 34. Zorgt gij voor Uwe verzorgden voor deskundig medisch toezicht en zoo noodig voor geneeskundige behandeling? 35. Wordt de noodzakelijkheid voor- en den vorm van het verleenen van hulp aan dooven of slechthoorenden medisch gecontroleerd? Zoo ja, op welke wijze? In de scholen voor slechthoorenden is deskundig geneeskundig toezicht, en worden de kinderen zoo noodig en met toestemming der ouders behandeld. 36. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze? Wel in de scholen en ook bij het voorschrijven en verschaffen van gehoorapparaten.  EN HUNNE GEZINNEN. 43 Conclusies. De enquête met betrekking tot de dooven en slechthoorenden, heeft de Commissie geleerd, dat de maatschappelijke zorg voor dezen nog zeer onvoldoende is. Noodig zijn: 1°. Goed onderwijs. Dit wordt gevonden in Amsterdam en in Den Haag, terwijl in enkele plaatsen cursussen worden gegeven. Oprichting van nog 1 of 2 scholen is noodzakelijk te achten; minstens één der scholen zal tevens als internaat moeten worden ingericht. Krachtige financiëele steun van Overheidswege en van armbesturen en particuliere vereenigingen zal opneming in het internaat mogelijk moeten maken. Het onderwijs omvatte ook het vakonderwijs, dat thans noch voor kinderen noch voor volwassenen — op later leeftijd doof geworden — gevonden wordt. Dit vakonderwijs vinde bij voorkeur plaats in de werkplaatsen, het volgen daarvan worde door financieelen steun van overheidswege, van particulieren en armbesturen ook voor behoeftigen mogelijk. Leerplicht voor dooven en slechthoorenden, ook voor het vakonderwijs, worde ingesteld; 2°. arbeidsbemiddeling. De bestaande vereenigingen voor dooven en slechthoorenden, armbesturen en vereenigingen voor maatschappelijk werk dringen bij daarvoor in aanmerking komenden op het gebruik maken van deze arbeidsbemiddeling krachtig aan; 3°. afschaffing van den keuringseisch, wat betreft de gehoorscherpte, voor openbare betrekkingen, worde overwogen, waar de. vervulling van deze betrekkingen ook door dooven en slechthoorenden mogelijk wordt geacht; 4°. een inrichting voor het onderbrengen van oude-, gebrekkige- en alleenstaande dooven; 5°. meer afdoende steun aan gezinnen, welke door doofheid van den kostwinner tot armoede vervallen of dreigen té vervallen; 6°. verschaffing van materiaal en gereedschap, noodig voor het uitoefenen van voor dooven geschikten arbeid; 7°. bevordering van ontwikkeling en ontspanning;  44 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 8°. een enquête naar het aantal dooven en slechthoorenden en naar hun levensomstandigheden. 9°. het inroepen van de hulp van den Armenraad of van andere organen van armenverzorging tot het vaststellen der noodzakelijkheid van aan dooven en slechthoorenden te verstrekken financiëele hulp, indien dit volgens de meening der vereenigingen en instellingen voor dooven en slechthoorenden onvermijdelijk is. Hd. Maatschappelijk werk voor Gebrekkigen. Terugontvangen werden 7 vragenlijsten: alle grootere vereenigingen hebben antwoorden ingezonden. Deze antwoorden verschaften de volgende gegevens en gaven aanleiding tot onderstaande conclusies en opmerkingen: 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging of instelling? De namen der vereenigingen en instellingen kunnen naar het oordeel der Commissie achterwege blijven. 2. Indien Uwe instelling een internaat is, hoeveel kinderen kunt U plaatsen en hoevelen plaatst ge gemiddeld per jaar? 3. Op welken minimum-leeftijd worden ze opgenomen? 4. Op welken leeftijd ontslagen? 5. Hoeveel bedragen de verpleeggeldeii per verpleegde en per jaar ? 6. Ontvangen de verpleegden in de inrichting ook schoolonderwijs? 7. Later vakonderwijs? Zoo ja, in welke vakken? 8. Zijn de verpleegden, wanneer ze de inrichting verlaten, in staat om in eigen onderhoud te voorzien?  EN HUNSTE GEZINNEN. 46 SS I* SS2, ö * g g | | g Ib° Naam van het *£ TL& §'3e §> £. "3.S" a 3 S°ü internaat Ia, a * f 1 ;>M£ 1/1 g ^ "J?§ S * ° o ° * > ""■= Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vrang Vraag Vraag Vraag 2 2 3 4 5 6 7 7 8 1. Johanna- als ze ge- mattenI- i .• „ . schikt zijn maken stichting te voor . manden- velen Arnhem 37 — 3 jaar betrekking f 350 - ja ja maken wel handelsonderrichthandwerkenhuishondwerk 2. Adriaan- ^r?0*" stichting te z rj6t.1 Botterdam 40 50 0 jaar 21 jaar f300.- ju ju vlechten ju handelsonderricht 3. Cornelia- naaien ,. ... cartonnagesticntmg te als ze ge. koste- . wérk velen Beetsterzwaag 38 — 4 jaar schikt zijn loos ja ja boekbinden wel huisarbeid Er zijn derhalve 3 internaten met totaal 115 kinderen. 9. Is U bekend op hoeveel het aantal gebrekkigen in ons land wordt geschat? Een schatting gewaagt van 7500 kinderen; hiervan zouden een 6000 behandeling, 4000 opneming in een inrichting noodig hebben. 10. Konen de meeste verpleegden vroeg genoeg in Uwe inrichting om nog met vrucht onderwezen te kunnen worden, of komen ze vaak te laat, b. v. om een vak grondig te kunnen leeren? De Johanna-stichting antwoordt: meestal vroeg genoeg. De Adriaan- en de Cornelia-stichting antwoorden: vaak te laat voor behandeling, vroeg genoeg voor onderricht. 11. Indien Uwe vereeniging geen internaat is, verschaft zij werk aan gebrekkigen? Zoo ja, aan hoevelen gemiddeld per jaar? 12. In de inrichting, in het huis van den patiënt, of elders ? 13. Waaruit bestaat, dat werk? 14. Worden ze door U daartoe opgeleid?  46 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 15. Welke zijn de werkuren per dag en welk is het loon per week? 16. Verschaft U werk aan mannen èn aan vrouwen? Zoo ja, aan hoeveel mannen en aan hoeveel vrouwen? 17. Hoeveel mannen — hoeveel vrouwen — van deze zijn gehuwd? Van werkverschaffing aan gebrekkigen blijkt uit de antwoorden niets. 18. Indien Uwe inrichting geen werkverschaffing beoogt, maar arbeidsbemiddeling, hoevelen hebben zich in 't laatste jaar bij U aangemeld, hoevelen zijn geplaatst? Van arbeidsbemiddeling blijkt uit de antwoorden niets.' 19. Gaat van Uwe vereeniging vakonderwijs uit? 20. Zoo ja, welke vakken worden onderwezen? 21. Hoevelen kunt U plaatsen? Vakonderwijs wordt gegeven in de Johanna stichting en in de Adriaan stichting, waar oék enkele externe leerlingen zijn opgenomen. In de Cornelia stichting alleen les in handenarbeid. Onderwezen worden: mattenmaken, mandenmaken, warmoezierderij en handelswetenschappen aan de jongens, huishoudwerk en handwerken aan de meisjes. 22. Gaat van Uwe vereeniging het verstrekken van lager onderwijs uit? 23. Zoo ja, hoeveel leerlingen telt Uwe school? 24. Welke zijn de voorwaarden van opneming? 25. Worden op Uwe school uitsluitend kinderen uit de stad Uwer inwoning opgenomen of komen ze ook van elders? 26. Indien dit laatste het geval is, wie verleent hun huisvesting en door wien worden de verpleegkosten betaald? Lager onderwijs wordt uitsluitend gegeven in de internaten; in de Adriaan-stichting ook aan eenige externen.  EN HUNNE GEZINNEN. 47 27. Wordt door U wel eens financiëele hulp verstrekt? Zoo ja, op welke wijze? Dit geschiedt wel door de „Ellendige- en andere gevoegde broederschappen" te Nijmegen-, welke maandelijksche ondersteuningen verstrekken aan behoeftigen met lichaamsgebreken. 28. Hoe overtuigt U zich van .de onontbeerlijkheid der te bieden financiëele hulp? Deze onontbeerlijkheid blijkt uit informaties ingewonnen bij den Armenraad en bij Armbesturen. 29. Worden kunstledematen, apparaten, orthopaedisch schoeisel enz. door U verstrekt? 30. Kosteloos? Zoo neen, wie betaalt deze? 31. Tracht U door het verschaffen van apparaten de belemmeringen uit den weg te ruimen, die gebrekkigen bij hun verkeer met menschen en in hun werk ondervinden? Verschaffing van apparaten geschiedt door alle op dit gebied werkzame vereenigingen. De Cornelia-stichting uitsluitend aan haur in de inrichting verzorgde patiënten. De verstrekking geschiedt kosteloos door de Cornelia-stichting, en tot een maximum bedrag van f 30.— door de Johanna-stichting. De verpleegden der Adriaan-stichting moeten zeifin de kosten voorzien. De Nederlandsche Vereeniging tot het verstrekken van kunstledematen „De Stuers" draagt de helft der kosten bij. 32. Welke, andere middelen worden door U aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin gebrekkigen of hunne gezinnen ten gevolge van hun gebrek vaak verkeeren? Van andere middelen blijkt uit de ontvangen antwoorden niets. 33. Is U van oordeel, dat in ons land de zorg voor gebrekkigen voldoende wordt behartigd? Zoo neen, bp welke wijze zou naar Uw oordeel beter daarin kunnen worden voorzien? Alle antwoorden zijn in deze éénstemmig: er wordt onvoldoende gezorgd voor gebrekkigen. Noodig worden geacht: uitbreiding der bestaande tehuizen,  48 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN stichting van nieuwe tehuizen, krachtige steun van overheidswege om de opneming in de inrichtingen mogelijk te doen worden. 34. Zorgt gij voor Uwe verzorgden voor deskundig medisch toezicht en zoo noodig voor geneeskundige behandeling? 35. Wordt de noodzakelijkheid voor- en den vorm van het verleenen van hulp aan gebrekkigen medisch gecontroleerd? Zoo ja, op welke wijze? 36. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze? In de internaten is deskundig medisch toezicht en zoo noodig geneeskundige behandeling. Door de Nederlandsche Vereeniging tot het verstrekken van kunstledematen „De Stuers" wordt medisch toezicht op de ondersteunden uitgeoefend, en worden noodzakelijkheid en doeltreffendheid van den steun medisch vastgesteld. Conclusies. De enquête met betrekking tot de maatschappelijke zorg voor gebrekkigen leert, dat deze zorg nog ten eenenmale onvoldoende is. De drie bestaande internaten bieden plaats aan 115 gebrekkige kinderen, waar naar schatting een 4000 behoefte aan dergelijke opneming hebben. Noodig zijn daarom: 1° meerdere inrichtingen en uitbreiding der bestaande. In die inrichtingen worde voor goed onderwijs, inclusief vakonderwijs gezorgd. Wil he't mogelijk zijn, dat de kinderen in die internaten worden opgenomen, zoo zal van overheidswege krachtig gesteund moeten worden, om te voorzien in de verpleegkosten. In de groote steden kan in de internaten ook aan externe leerlingen de gelegenheid voor het volgen van lager- en vakonderwijs worden geboden. Opneming geschiede zoo spoedig mogelijk nadat het gebrek ontstaan is. Leerplicht voor gebrekkigen, ook voor het vakonderwijs, worde ingesteld.  en hunne gezinnen. 49 2°. Daarnaast is arbeidsbemiddeling voor de gebrekkigen noodzakelijk. 3°. Die gebrekkigen, welke niet in hun onderhoud kunnen voorzien, moeten door meerderen financiëelen steun van armbesturen, diaconieën en particuliere vereenigingen voor armoe'de worden behoed. 4°. Voor het vaststellen der noodzakelijkheid van aan gebrekkigen te verleenen financiëele hulp, indien dit volgens de meening der instellingen en vereenigingen voor gebrekkigen onvermijdelijk is, worde de hulp van den Armenraad of van andere organen van armenzorg ingeroepen. ELL Maatschappelijk werk toot Drankzuchtigen. Uitgezonden werden 102 vragenlijsten aan vereenigingen en instellingen tot drankbestrijding." Onder deze vereenigingen en instellingen waren er vele, welke meer een propagandistisch karakter dragen, het drankgebruik bestrijden, zonder zich meer in het bijzonder aan het tegengaan van de drankzucht te wijden. Deze verrichten dan ook geen maatschappelijk werk voor zieken en legden hoogstwaarschijnlijk om die reden de ontvangen vragenlijst terzijde, als hebbende geen betrekking op het door haar ondernomen werk. Aan deze omstandigheid althans schrijft de Commissie het toe, dat niet meer dan 30 lijsten beantwoord terugkwamen. Onder deze 30 zijn de voornaamste vereenigingen en instellingen welke de drankzucht bestrijden vertegenwoordigd, zoodat ook met dit betrekkelijk klein aantal antwoorden het doel wel benaderd werd. De bewerking dezer 30 lijsten gaf tot de volgende gegevens, conclusies en opmerkingen aanleiding. 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging of instelling? De namen der vereenigingen en instellingen kunnen naar het oordeel der Commissie achterwege blijven. 2. Heeft Uwe vereeniging een herstellingsoord? 3. Zoo ja, waar? Voor mannen of voor vrouwen, of voor beiden ? 4  50 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 4. Hoeveel verpleegden kunt U opnemen? En hoevelen plaatst ge gemiddeld per jaar? 5. Hoeveel bedragen de verpleegkosten per verpleegde en per jaar? 6. Wordt vakonderwijs gegeven? Zoo ja, in welke vakken? 7. Hoeveel verpleegden worden gemiddeld jaarlijks ontslagen ? 8. Hoe groot is het gemiddeld percentage der genezenontslagenen ? 9. Vindt de ontslagene over 't geheel spoedig weer voldoende werk om in eigen onderhoud of in dat van zijn (haar) gezin te voorzien? Er zijn in ons land voor behoeftige drankzuchtigen vier herstellingsoorden. De vragen 2 tot en met 9 hebben op deze herstellingsoorden betrekking en gaven de vólgende gegevens, tabellarisch gerangschikt. -»".*-; t s>' | US 0 s 0 gf Naam van het || | || ||| Vak" Onderwezen ||| ||| fl* herstelllngs- Plaats go ^ §7? £ %~Z onder- vakken 5 * £ ö g~ a°* oord 8 8 « £& Si* WijS f* |M1 -1 » •< " > Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag 2 Vraag 8 3 4 4 5 ,3 g 7 8 9 1. Hoog- Eelde. m. 30 36 f 325.- Ja Timmeren 36 50% Ja Hullen. Tuinbouw Houtsnijden Stenografie 2. St. Ger- Heer. m. 45 38 „330.- Neen — 66% Ja lachus. 3. 'tHietveld. Beek- m. 13 — „400.- Neen — — — berg' n. Vele 4. Uniehuis. Be^k- v. 18 12 „ 300.- Ja Naaien — goede Ja bergen. Herstellen jesul- " taten. Totaal kunnen in deze vier/ herstellingsoorden worden opgenomen 88 mannen en 18 vrouwen, en per jaar worden in drie dezer opgenomen 74 mannen en 12 vrouwen. Het sanatorium 't Hietveld te Beekbergen is nog te kort werkzaam, om alle verlangde gegevens te kunnen verstrekken.  EN HUNNE GEZINNEN. 51 10. Op welke wijze wordt het gezin gesteund gedurende de afwezigheid van den (de) patiënt-kostwinner (-winster)? Het herstellingsoord „St. Gerlachus" antwoordt hierop: de correspondeerende leden stellen zich in verbinding met armbesturen en liefdadige vereenigingen en geven raad en moreelen steun. Verder blijkt bij de andere drie herstellingsoorden niets van dezen steun. 11. Indien Uwe vereeniging geen herstellingsoord heeft, op welke wijze wordt door U getracht den (de) drankzuchtige van zijn (haar) kwaal te genezen? Dit wordt getracht door: huisbezoek 10 antwoorden, opwekken tot het lid worden van een drankweer-vereeniging 6 „ geestelijken steun 6 „ een consultatiebureau 10 „ te zorgen voor een goede ontspanning in een drank vrij lokaal 5 „ patronaatstelling 3 „ verschaffing van lectuur 2 „ jeugd-organisaties 4 „ het verschaffen van ander werk met minder gevaar voor drankmisbruik 1 „ den invloed van het godsdienstig leven 1 „ stoffelijken steun 2 „ reddingsbrigades 2 „ plaatsing in een herstellingsoord 2 „ reclasseeringswerk 1 „ ontwikkeling en ontspanning 1 „ 12. Strekt Uwe hulp zich ook uit tot het gezin van den (de) drankzuchtige? Deze vraag werd bevestigend beantwoord door 15 vereenigingen ; door 1 met „bij uitzondering", door 5 ontkennend. 13. Wordt door U wel financiëele steun verleend, hetzij aan het gezin, hetzij aan den patiënt, b v. als voorschot voor handel, pf voor kwijting van schuld enz.?  52 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Deze vraag werd bevestigend door 8, ontkennend door 13 vereenigingen beantwoord. De financiëele steun strekte tot: het geven van een voorschot tot het drijven van handel. (3 antw.). het aankoopen van gereedschappen. (1 antw.). het aanschaffen van kleedingstukken (1 antw.). het lossen van panden (1 antw.). het betalen van herbergschulden (1 antw.). en het in staat stellen werk te vinden na verlaten van het herstellingsoord (1 antw.). 14.. Op welke wijzè overtuigt U zich van de noodzakelijkheid der te bieden financiëele hulp? Door het inwinnen van informatiën bij Armenraden (3 antw.). Armbesturen (1 antw.), patroons (1 antw.), door huisbezoek (6 antw.) en jjp andere wijze. 15. Worden door U ook pogingen aangewend om de kinderen van drankzuchtigen te bewaren voor de kwaal hunner ouders ? Op deze vraag kwamen 20 bevestigende antwoorden in; 2 antwoordden ontkennend. De pogingen bestaan wel steeds in het winnen voor het lidmaatschap van drankbestrijdersvereenigingen, kinderbonden en jeugdorganisaties, ook in het doen volgen van anti-alkohol onderwijs en door de kinderen 's Zondags bezig te houden. 16. Wordt door ü op eenigerlei wijze (niet uitsluitend financieel) tegemoet gekomen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin het gezin tengevolge van de drankzucht van man of vrouw vaak verkeert? Deze vraag werd door 16 vereenigingen bevestigend, door 3 ontkennend beantwoord. Het geschiedt door: het helpen aan geschikt werk (7 antw.) het bemiddelend optreden bij patroons in gevallen van dreigend ontslag (1 antw.). het plaatsen in een ander milieu (1 antw.). het aanwenden van pogingen tot het doen vellen van een milder rechterlijk vonnis (1 antw.).  EN HUNNE GEZINNEN. 53 bemiddelend optreden bij vereenigingen voor armenzorg (1 antw.) en het in contact brengen met andere steunende vereenigingen (2 antw.). het in contact brengen met predikanten, geestelijken en wijkzusters, (1 antw.). het doen van mededeelingen omtrent bezochte personen aan den Armenraad (1 antw.). het zoeken naar een andere woning (1 antw.). reclasseeringswerk (2 antw.). een reddingsbrigade (1 antw.). het helpen van de vrouw bij haar huiselijk werk (1 antw.). het bieden van moreelen steun en raad (1 antw.) en het opnemen in een drankvrij gezin (1 antw.). 17. Zorgt gij voor Uwe verzorgden voor deskundig medisch toezicht en zoo noodig voor geneeskundige behandeling? Deze vraag werd wat deskundig medisch toezicht betreft bevestigend beantwoord door 11 vereenigingen (consultatiebureaux en herstellingsoorden) en wat geneeskundige behandeling betreft door de herstellingsoorden. 18. Wordt de noodzakelijkheid voor- en den vorm van het verleenen van hulp medisch gecontroleerd? Zoo ja, op welke wijze? 19. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze? Dit geschiedt door de consultatie-bureaux en door de herstellingsoorden. Er zijn in ons land 18 consultatie-bureaux. 20. Is aan Uwe inrichting of aan Uw Consultatie-bureau een patronaat verbonden? Zoo ja, hoe werkt dit, en uit welke maatschappelijke klasse worden de patroons en patronessen gerecruteerd ? Patronaten werden gevonden bij 16 van de 30 antwoordende vereenigingen. rDe patroons" en „patronessen" worden gekozen uit alle maatschappelijke standen door 8 vereenigingen, uit den werkmansstand door 4 vereenigingen, uit den burger- en z.g. hoogeren stand door 1 vereeniging, en zooveel mogelijk uit dezelfde klasse als waartoe de drankzuchtigen behoor en.  54 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN De districtsloge Leiden van de Neutrale onafhankelijke orde der Goede Tempelieren klaagt over gebrekkige resultaten tengevolge van gebrek aan geschikte krachten om als patroon en patrones op te treden. De overige antwoordende vereenigingen zijn over de resultaten wel tevreden. De patroons en patronessen krijgen als regel hun opdrachten van de Consul tatie-bureaux, en trachten door persoonlijken omgang, huisbezoek, ontwikkeling en ontspanning in alkoholvrije lokalen de verzorgden bij te staan. De patroons en patronessen zijn zelf geheelonthouder. 21. Is U van oordeel, dat de zorg voor drankzuchtigen in ons land op voldoende wijze wordt behartigd? Zoo neen, welke middelen zouden naar Uw meening moeten worden aangewend om daarin verbetering te brengen? Eénsteminig wordt deze vraag door alle 30 vereenigingen ontkennend beantwoord, en velerlei zijn de middelen, welke worden aanbevolen om verbetering te brengen. Deze middelen zijn terug te brengen tot: Streng gehandhaafd drankverbod over het geheele land. De invoering van plaatselijke keuze. Het algeheel verbod van alkoholfabricage. Het verbod van verkoop van alkohol aan erkende drankzuchtigen. Het verbod van verkoop van alkohol aan uit herstellingsoorden hersteld ontslagenen en aan personen, wegens dronkenschap veroordeeld. De oprichting van z.g. droge kroegen. De oprichting van drankvrije kosthuizen voor ongehuwde arbeiders. Krachtige financiëele en moreele steun van overheidswege. De oprichting van asyls voor drankzuchtigen aan wier herstel gewanhoopt wordt. De oprichting van meerdere kleine herstellingsoorden. De oprichting van meer consultatiebureaux. De onder-curateele stelling wegens drankzucht. Verplichte opname van ernstige drankzuchtigen in sanatoria en asyls.  EN HUNNE GEZINNEN. 55 Gratis verpleging in sanatoria en asyls, mogelijk door krachtigen steun van overheidswege. Invoering eener goede ziekteverzekeringswet, waarin drankzucht als ziekte erkend wordt. Mededeeling aan de consultatiebureaux van wetsovertredingen door drankzuchtigen, voordat het vonnis wordt uitgesproken, opdat door tusschenkomst van de consultatiebureaux voorwaardelijke veroordeeling of lichtere straf worde verkregen, en dit bureau invloed op den wetsovertreder verkrijge. Het verkrijgen van inniger samenwerking tusschen de consultatiebureaux onderling. Het leggen van nauwer contact tusschen de drankbestrijdersvereenigingen en de organen der armenverzorging. Het leggen van meer organisatorisch verband tusschen de consultatiebureaux en de organisaties, die zich met de verpleging van drankzuchtigen belasten. Onder-patronaatstelling van iederen ex-patient van een herstellingsoord. De patroon kome in stand, godsdienst en levensbeschouwing zooveel mogelijk met den ex-patient overeen en hebbe het vermogen hem te leiden. Het houden van congressen tot het bespreken van verschillende punten. Het verstrekken van voorlichting betreffende de behandeling van drankzuchtigen aan de organen der armenverzorging. Conclusies. Met betrekking tot de maatschappelijke hulp aan behoeftige drankzuchtigen is de Commissie door de enquête tot de overtuiging gekomen, dat voor deze categorie van zieken nog zeer onvoldoende wordt gezorgd. De sferijjd tegen de drankzucht wordt bovenal gevoerd door tal van particuliere vereenigingen, reddingsbrigades, patronaten, consultatiebureaux en herstellingsoorden. Het zijn in de eerste plaats de loges der neutrale onafhankelijke orde der goede tempelieren, welke maatschappelijk werk verrichten en goede resultaten kunnen boeken.  56 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Samenwerkend met de consultatiebureaux en de vereenigingen voor reclasseering trachten zij door moreelen steun tot geheelonthouding op te wekken. ' 1. Het is noodig en plicht, dat de organen der armenverzorging alkoholisten, voor de gezinnen van wie hulp bij hen wordt ingeroepen, naar de consultatiebureaux verwijzen, of bij gebreke daarvan naar de geheel-onthouders-vereenigingen, en hun hulp althans ten deele afhankelijk stellen van het gevolg geven aan die verwijzing. 2. Het is noodig zooveel mogelijk drankzuchtigen op te nemen in herstellingsoorden. Nauwer contact tusschen de drankbestrijding en de armenverzorging is daartoe onmisbaar. De drankbestrijdings-organen moeten voor de kosten der uitzending zorgen, zoo noodig, gesubsidieerd door Rijk en Gemeenten. De armenverzorging strekke haar bemoeiingen uit tot de instandhouding van het gezin gedurende de afwezigheid van den kostwinner, en trede in verbinding met de consultatiebureaux, jeugdorganisaties of drankbestrijding ter plaatse. 3. Voor ontslagen drankzuchtigen uit de herstellingsoorden worde overal het patronaat ingevoerd. 4. Oprichting van meer herstellingsoorden is noodzakelijk. 5. Voor vermoedelijk ongeneeselijke alkoholisten worden zoo noodig door den Staat asyls opgericht, ten einde ze uit de maatschappij te verwijderen. 6. Onder-curateele-stelling uitsluitend op grond van alkoholisme worde mogelijk gemaakt. Door den curator kan dan plaatsing in een inrichting voor drankzuchtigen worden geëischt. 7. De Staat steune krachtig het oprichten van herstellingsoorden en steune moreel en financieel de consultatiebureaux en het reclasseeringswerk onder drankzuchtigen. 8. In de herstellingsoorden worde door vakonderwijs als anderszins veel meer aangestuurd op de mogelijkheid van een verhoogd productie-vermogen van den patiënt bij zijn terugkeer in de maatschappij. Dit is van groote psychologische beteekenis. 9. Het is wenschelijk, dat de consultatiebureaux en andere drankbestrijdingsinstellingen opgave van wetsovertreding door drankzuchtigen ontvangen, voordat zij terechtstaan, ten einde  EN HUNNE GEZINNEN. 57 indien dit in het belang van den patiënt mocht worden geacht, voorwaardelijke veroordeeling te bepleiten, bij welke voorwaardelijke veroordeeling o.a. als voorwaarde door den rechter de opneming in een herstellingsoord kan worden gesteld. 10. Het is wenschelijk, dat door consultatiebureaux en andere drankbestrijdingsinstellingen zoo weinig mogelijk aan drankzuchtigen en hunne gezinnen financiëele steun worde verleend. Voor het vaststellen der noodzakelijkheid van de te verstrekken financiëele en stoffelijke hulp, indien dit volgens de meening der instellingen voor drankbestrijding onvermijdelijk is, worde de hulp van den Armenraad of van andere organen van armenzorg ingeroepen. IVa. Maatschappelijk werk voor Kraamvrouwen. Ten einde gegevens te verkrijgen over hetgeen in ons land aan maatschappelijk werk wordt gedaan voor behoeltige kraamvrouwen en zuigelingen, werden uitgezonden 150 vragenlijsten. Beantwoord terugontvangen werden 99 lijsten. Van deze 99 lijsten hadden 89 betrekking op kraamvrouwen en 10 op zuigelingen. Bepale de Commissie zich in dit hoofdstuk tot de kraamvrouwen. Maatschappelijk werk voor behoeftige kraamvrouwen kan gevoegelijk onderscheiden worden in dat, welk zich de hulpverleening ten doel stelt aan kraamvrouwen in de eigen of eene particuliere woning, en dat wélk zich uitstrekt tot kraamvrouwen, voor wie opneming in een inrichting noodig i-i. De laatst genoemde kraamvrouwen zijn veelal ongehuwde moeders, welke in tehuizen moeten worden verzorgd. Allereerst zal nagegaan worden, wat de enquête leerde omtrent de hulpverleening aan de eerstgenoemde kraamvrouwen, (77 antwoorden), daarna zullen de kraamvrouwen in tlhuizen worden besproken (12 antwoorden).  58 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Het onderzoek naar het maatschappelijk werk voor behoeftige Kraamvrouwen, niet verpleegd in een inrichting leverde de volgende gegevens op en gaf de commissie aanleiding de onderstaande conclusie op te stellen. 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging of Instelling? Antwoorden werden ontvangen van 77 vereenigingen, de namen van deze behoeven geen vermelding. 2. Wordt door Uwe vereeniging of instelling verloskundige hulp aan kraamvrouwen verleend? Deze vraag werd door 7 vereenigingen bevestigend beantwoord, door 70 ontkennend. Bevestigend door de vier studenten-vereenigingen te Amsterdam, Groningen, Leiden en Utrecht, door- 2 vereenigingen „Moederlijke liefdadigheid", welke laatste deze hulp echter alleen bij uitzondering verleenen en door de afdeeling Middelburg van de Vereeniging: Onderlinge Vrouwenbescherming. 3. Welke zijn de voorwaarden tot het verkrijgen van deze hulp? Voor de studentenvereenigingen te Amsterdam, Groningen en Utrecht: geholpen worden door de stadsvroedvrouw; te Leiden: ingeschreven zijn in de registers van de verloskundige polikliniek van het Academisch ziekenhuis. Voor de vereenigingen „Moederlijke liefdadigheid": geboorte van het derde en volgende kind, ouders gehuwd. Voor de afdeeling Middelburg van de Vereeniging: Onderlinge Vrouwenbescherming: armoede, geen groot zedelijk verval. Ongehuwde of verlaten vrouw. Bij le kind; bij uitzondering bij 2e kind. 4. Worden ook ongehuwde moeders door U geholpen ? Zoo ja, ook wanneer zij eventueel zwanger zijn van het 2e, 3e, 4e enz. kind? Deze vraag bevestigend beantwoord door de studenten-vereenigingen en door de afdeeling Middelburg van de Vereeni-  EN HUNNE GEZINNEN. 59 ging: Onderlinge Vrouwenbescherming (de laatste helpt bij uitzondering bij het 2e kind). Van de overige antwoordende vereenigingen (welke geen verloskundige hulp verschaffen) antwoorden bevestigend: 8 vereenigingen, ontkennend: 64 vereenigingen. 5. Hebt ge een inrichting, waarin ongehuwde moeders met haar kind worden opgenomen? Zoo ja, hoeveel patiënten kunt U opnemen en neemt U gemiddeld jaarlijks op? 6. Welke zijn de voorwaarden voor de opneming? 7. Wat wordt door U gedaan om de ongehuwde moeders, wannéér ze hersteld zijn, weer in de maatschappij te brengen ? Deze vragen hebben betrekking op de 2e categorie: kraamvrouwen verpleegd in tehuizen, en worden daarom later besproken. 8. Wordt aan kraamvrouwen in eigen huis versterkend voedsel uitgereikt? Vóór èn na of uitsluitend na de bevalling? 9. Waaruit bestaat dit voedsel? 10. Voor hoe lang wordt het verstrekt? 11. Wordt ook voorzien in de behoefte aan een luiermand voor het kind en aan kleeding, dekking en ligging voor de moeder? Deze vragen gaven de volgende gegevens, tabellarisch gerangschikt; antwoorden van 77 vereenigingen. Versterkend Versterkend T^d gedurende hlefte^aTn'een Mer- voedsel uitge- voedsel nitge- Uitgereikt welke net voedsel man(j voor net j^d reikt vóór de reikt na de werden: verstrekt en aau Hee^ins ,jek- bevalling door: bevalling door: wordt king en ligging'voor de moeder door: Vraag 8 Vraag 8 Vraag 9 Vraag 10 Vraag 11 17 vereen. (15 vereen. melk .... 60 v. 1 week . . 18 v. voor moeder en kind , , , eieren .... 35 y. 2 weken . 16 v. 56 vereenigingen Noch voor, noch na de be- alleen TOOr klnd valling door 12 vereenig. vleesch ... 20 v. » „ 12 v, 6 vereenigingen middagmaal 16 v. 4 „ .12 v, yQQY geen van beiden aoepvleesch . 10 v. 6 „ . 3 v. 15 vereenigingen kruidenierswaren zoolang noodig 20 v. 4 vereenigingen brood .... 10 v. vruchten . . . 2 v. kaas 2 v.  60 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 12. Wordt ook financiëele steun verleend? Zoo ja, in welke omstandigheden? Financiëele steun verleend door 20 vereenigingen, 57 beantwoordden deze vraag ontkennend. Hulp wordt verleend voor hulp in het huishouden (10 v.), hulp voor de wasch (6 v.), wanneer de moeder nog niet voldoende kan verdienen (2 v.) en ter tegemoetkoming in de kosten van de bevalling (3 v.) en tot uitbesteding van het kind (2 v.). 13. Hoeveel bedraagt die steun, en voor hoe lang wordt het geld gegeven? Voor hulp in het huishouden: 14 dagen f 5.— tot f 10.— in eens. Voor hulp voor de wasch: 14 dagen — — ondersteuning moeder: 3 maanden f 3.— p. week. daarna nog 3 maanden , 1.— „ „ uitbesteding kind: f 2.50 p. week tot f 3.50 p. week gedurende eerste 4 of 6 weken, daarna nog 0.50 per week, zoo noodig eenige jaren lang. Voor tegemoetkoming kosten bevalling: in eens f 25.—. „ versterkend voedsel éénmaal f 1.— tot f 2.50. 14. Op welke wijze overtuigt U zich van de noodzakelijk, heid der te bieden hulp? Meestal wordt de hulp verstrekt na aanvrage van den geneesheer of van de vroedvrouw. Informatiën worden ingewonnen door huisbezoek van bestuursleden, en soms ook wel*— maar in de meeste vereenigingen niet — door navraag bij Armenraden, armbesturen, en andere organen der armenzorg. 15. Is (zijn) aan Uwe vereeniging een of meer wijkzuster(s), wijkkraamverzorgsters), of wijkbaker(s) verbonden, die de kraamvrouw hulp verleent(en) en tevens de borstvoeding bevorderden)? Zoo ja, hoeveel bezoeken worden aan iedere kraamvrouw en hoeveel per jaar gebracht? Deze vraag werd bevestigend beantwoord door 10 vereenigingen, ontkennend door 67 vereenigingen. Deze 10 vereenigingen werken met kraamvrouwverpleegsters, kraamver-  KN HUNNE GEZINNEN. 61 zorgsters en leerling-kraamverzorgsters, met het doel zoowel de kraamvrouwen hulp te verleenen, als bovenal ter bevordering van de borstvoeding. Gebracht worden per kraamvrouw 20—30 bezoeken, meestal gedurende 10 14 dagen, soms de eerste dagen na de bevalling 3 bezoeken per dag. Per jaar. worden gebracht: door de Vereeniging te Amsterdam; 46774 bezoeken. „ „ „ „ 's-Gravenhage 12750 „ „ ■„ h - Eindhoven 4316 waaruit valt af te leiden, dat per jaar geholpen werden : te Amsterdam ± 2300 kraamvrouwen. „ 's-Gravenhage „ 490 „ „ Haarlem „ 291 „ „ Eindhoven ,160 De overige vereenigingen geven de aantallen niet op: Niet te vergeten is, dat ook door vereenigingen voor wijkarbeid kraamvrouwverpleging geschiedt, waaromtrent gegevens in de rubriek „Wijkarbeid" te vinden zijn. 16. Welke zijn de voorwaarden tot het verkiijgen van deze hulp ? Deze voorwaarden loopen uiteen. Zoo vermeldt de Vereeniging „ Amsterdamsche kraam verzorging", dat ieder die zich aanmeldt geholpen kan worden; de vereeniging „tot behartiging der belangen van hulpbehoevende kraamvrouwen te 's-Gravenhage", dat informaties omtrent den financieelen toestand van het gezin worden ingewonnen bij den Armenraad en zoo mogelijk eenige vergoeding wordt gevraagd; ditzelfde geschiedt te Haarlem (het totaal der vergoedingen bedroeg te Haarlem in 1918 van 161 vrouwen f 518.—, gemiddeld dus ruim f 3.20 per persoon), te Eindhoven (waar de kraamvrouwen zich zelf in klassen rangschikken, de 5e klasse is kosteloos, de 4e klasse betaalt in eens f 2.50) en te Bussum (waar eveneens de kraamvrouwen zich zelf in klassen rangschikken en f 3.50 of f 1.50 betalen); te Leeuwarden betalen de kraamvrouwen f 1.—, f 2.50 of f 4.— naargelang van den welstand; Dordrecht stelt geen voorwaarden, Zaandam heeft tot eisch afwezigheid van een baker.  62 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 17. Op welke wijze wordt het werk van de wijkzuster(s), wijkkraamverzorgster(s) en wijkbaker(s) medisch gecontroleerd ? Deze controle geschiedt veelal door de vroedvrouwen. In Amsterdam en 's Gravenhage, voor zooverre het patiënten van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst betreft, door de geneeskundigen van dien dienst. 18. Wordt in geval van kunstmatige voeding ook voedsel voor de zuigelingen verstrekt? 5 vereenigingen beantwoorden deze vraag bevestigend. 19. Zoo ja, wie schrijft dan de voeding voor? En wie controleert verder de voeding? Voorschriften omtrent de kunstmatige voeding worden gegeven en controle hierop geschiedt door den behandelenden geneeskundige. 20. Wordt het voedsel kosteloos of tegen betaling gegeven? De verstrekking van het voedsel is kosteloos. 21. Wordt voor een baker of hulp in de huishouding gezorgd ? Zorg voor een baker of hulp in de huishouding geschiedt door 16 antwoordende vereenigingen, van welke 9 echter verklaren, dat dit alleen in bijzondere gevallen en bij uitzondering plaats heeft. De overige 61 antwoorden zijn ontkennend. 22. Indien Uwe vereeniging voor hulp van een baker of kraamverzorgster zorgt, waar hebben deze hulpen haar voor het werk noodige kennis opgedaan? In 's-Gravenhage ontvangen de leerling-kraamverzorgsters een opleiding van 12 maanden; gedurende 6—9 maanden zijn zij werkzaam in de Kraamvrouwenkliniek, den overigen tijd in de wijken onder leiding van kraamvrouwen verpleegsters. Theoretische avondlessen worden gegeven in kraamverzorging, ziekenverpleging, eerste hulp bij ongelukken en verbandleer door drie geneeskundigen. Na het volgen van dezen cursus en afgelegd examen ontvangen zij een diploma, en worden of verbonden aan de Vereeniging tot behartiging  EN HUNNE GEZINNEN. 63 der belangen van hulpbehoevende kraamvrouwen aldaar, óf gaan in particuliere verpleging. Te Haarlem en Amsterdam worden kraamverzorgsters opgeleid op vrijwel overeenkomstige wijze. Te Leeuwarden hebben de kraamverzorgsters een theoretischen cursus gevolgd en onder deskundig toezicht minstens 20 kraamvrouwen en kinderen geholpen. Na aan bepaalde eischen te hebben voldaan ontvangen ze een diploma. Te Haarlem worden buitendien kraamverzorgsters opgeleid, welke gedurende 12 maanden theoretische- en practische lessen ontvangen en in dien tijd 9 maanden in de wijk werkzaam zijn. De leiding berust bij een vroedvrouw. In vele plaatsen werken de vereenigingen met hulpen, die geen of nagenoeg geen — althans geen voldoende — opleiding genoten hebben. 23. Worden door U wel eens pogingen aangewend, om de aanstaande moeder in de laatste maanden der zwangerschap en gedurende de maanden waarin zij haar zuigeling voedt, door financiëele hulp of op andere wijze in slaat te stellen zich van alle werk buitenshuis te kunnen onthouden? Deze vraag wordt bevestigend beantwoord door een 2-tal vereenigingen; de Vereeniging 's-Gravenhaagsche Wijkverpleging geeft aan wel eens pogingen in die richting te hebben aangewend, zondere nadere aanwijzing; de SubCommissie der Vereeniging voor Centrale Armenzorg „Moederhulp" te Baarn antwoordt eveneens bevestigend zonder nadere uitlegging, er alleen aan toevoegend, dat dit in Baarn zelden noodig is. 24. Welke andere middelen dan de hierboven genoemde worden door U aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin aanstaande of reeds verloste kraamvrouwen en haar gezin vaak verkeeren ? 2 antwoorden kwamen op deze vraag binnen. De verdere middelen bestonden in die twee vereenigingen in bemiddelend optreden bij de organen van armenzorg en bij andere instellingen. 25. Is U van oordeel, dat over het geheel nog veel in dit  64 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN opzicht zou kunnen worden gedaan, wat thans niet geschiedt? Zoo ja, hoe zoudt U meenen, dat op de beste wijze in de bestaande leemten zou kunnen worden voorzien? Een dertigtal vereenigingen beantwoorden deze vraag. Zij allen spreken het oordeel uit, dat nog veel voor behoeftige kraamvrouwen zou kunnen worden gedaan, wat thans uit gebrek aan geld achterwege moet blijven. Eenige antwoorden mogen hier volgen: 1. Er is nog héél veel te doen; er heerschen hier ongelooflijke toestanden, vandaar het hooge sterfte-cijfer onder de zuigelingen. 2. De verpleging laat alles te wenschen over; toch worden hiervan geen medische nadeelen gezien. Het beste zou zijn wijk-kraamverpleging door geschoolde kraamverpleegsters. Het zwaartepunt ligt in de verzorging van den zuigeling en in bevordering van de borstvoeding. 3. Er is nog héél veel te doen. Moedercurssussen en gediplomeerde enquêtrices zijn noodig. 4. Financiëele steun van overheidswege is voor de vereenigingen noodzakelijk. 5. Centralisatie van alle particuliere kraamvróuw-vereenigingen tot één groote vereeniging met aangestelde bezoldigde huisbezoeksters, wordt voor een groote stad noodig geacht. 6. In alle gemeenten moeten kraamverzorgsters worden aangesteld. Conclusies. Met betrekking tot het maatschappelijk werk voor behoeftige kraamvrouwen is de Commissie door de enquête tot de overtuiging gekomen, dat ook voor deze categorie nog onvoldoende in ons land wordt gezorgd. De hulpverleening heeft nog bijna uitsluitend door particuliere vereenigingen en instellingen plaats; wel genieten sommige dezer vereenigingen en instellingen gemeentelijke subsidie, en wordt in een enkele gemeente bij contract de verzorging door particuliere vereenigingen van patiënten van den Gemeentelijken GeneeskundigenvDienst geregeld, maar voor  EN HUNNE GEZINNEN. 65 het overige wordt de zorg voor behoeftige kraamvrouwen aan het particulier initiatief overgelaten, als gold het hier niet belangen voor de volkskracht en de volkswelvaart van de allergrootste beteekenis. Dit particuliere initiatief heeft, voor zooverre de Commissie kan nagaan, geleid tot oprichting van een 150-tal vereenigingen tot steun aau kraamvrouwen; hoogstwaarschijnlijk is het aantal grooter. Haar hulp komt bijna alleen neer op het uitreiken van kleedingstukken voor kraamvrouw en kind en van versterkend voedsel ten behoeve van de moeder, en richten zij zich zoo goed als geheel met een philantropisch karakter tot het behoeftige gezin. Vandaar, dat zij niet zorgen voor verloskundige hulp, zich bepalen tot de gehuwde vrouwen, en zij zich met deskundige verpleging van kraamvrouw en kind nog maar zeer weinig inlaten, ja zelfs het verschaffen van bakerhulp en van hulp in de huishouding tot de bemoeienis van slechts enkele vereenigingen behoort. Pogingen om door financiëele hulp de aanstaande moeders in de laatste maanden der zwangerschap en gedurende do maanden, waarin zij haar zuigelingen voeden, in staat te stellen zich van alle werk te kunnen onthouden, althans buitenshuis, worden zoo goed als niet aangewend. Hygiënische belangen- worden door de bestaande vereenigingen niet gediend; slechts een tiental werken met kraamverzorgsters en kraamvrouw verpleegsters, en trachten evenals een klein aantal Groene en Witte Kruis vereenigingen en wijkverplegingen dit doen, aan de behoefte aan deskundige verzorging te gemoet te komen. Een betrekkelijk zeer klein gedeelte van de behoeftige kraamvrouwen wordt dientengevolge behoorlijk verpleegd, en al mogen de medische nadeelen van dit tekort aan zorg voor de meesten niet gemakkelijk zijn vast te stellen, gepaard hiermede gaat ook een gebrek aan zorg voor de zuigelingen, waarvan de nadeelen niet hoog genoeg kunnen worden aangeslagen. De zuigelingenzorg beginne reeds vóór de geboorte, maar vooral in de eerste levensweken van den jonggeborene is zij van zoo bijzonder groote waarde. Goede verzorging van de kraamvrouw beteekent daarom tevens krachtige bevordering van de levens- en gezondheidsbelangen van het kind. 5  66 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 1. De bestaande vereenigingen voor behoeftige kraamvrouwen moeten derhalve gereorganiseerd worden en meer dan totnutoe het geval is komen te staan op hygiënischen grondslag. 2. Gezorgd moet worden, dat aanstaande moeders gedurende de laatste weken van haar zwangerschap en gedurende de eerste zes maanden na haar bevalling buitenshuis geen werk behoeven te verrichten om in haar onderhoud en in dat van haar gezin te voorzien. In dit verband moge het passen krachtig aan te dringen op moederschapsverzekering. 3. Tijdens de eerste 14 dagen .na de bevalling moeten ook de behoeftige kraamvrouwen en hare kinderen deskundig verzorgd worden. Deze verzorging kan bereikt worden door wijk-kraamverpleging. Wijk-kraamverpleging geschiede door gediplomeerde kraamvrouwverpleegsters en door goed opgeleide gediplomeerde kraamverzorgsters. 4. Behoeftige kraamvrouwen moeten door voldoende verstrekking van versterkend voedsel in staat gesteld worden spoedig haar krachten te herwinnen en haar kinderen borstvoeding te geven. Dit versterkend voedsel worde verstrekt zoo lang de geneeskundige het noodig acht. 5. Er worde in de hulpverleening aan behoeftige kraamvrouwen buiten de tehuizen geen verschil gemaakt tusschen gehuwde en ongehuwde kraamvrouwen. 6. Tijdens de eerste vier weken na de bevalling worde zoo noodig voor hulp in het huishouden (inclus. de wasch) gezorgd . 7. Door voldoenden steun van Rijk en Gemeente worde het aan vereenigingen tot behartiging der belangen van behoeftige kraamvrouwen mogelijk gemaakt alle hulp te verleenen welke noodzakelijk is. 8. Meerdere samenwerking is noodig van vereenigingen tot behartiging der belangen van behoeftige kraamvrouwen onderling en met Armenraden, organen van armenzorg, vereenigingen tot hulp in het huishouden, wijk ver plegingen en Gemeentelijke Geneeskundige Diensten.  EN HUNNE GEZINNEN. 67 9. Voor het vaststellen der noodzakelijkheid van te verstrekken financiëele en stoffelijke hulp aan behoeftige kraamvrouwen, worde de hulp van den Armenraad of van andere organen van armenzorg ingeroepen. 10. Doeltreffende opleiding van kraamverzorgsters worde door financieelen steun van overheidswege gemakkelijker gemaakt. Kraamvrouwen, verpleegd in inrichtingen. Kraamvrouwen en aanstaande moeders worden om verschillende redenen in inrichtingen en tehuizen opgenomen. Meestentijds is het motief voor de opneming van medischen aard, en worden zij dan in ziekenhuizen, kraamvrouwen-klinieken en vroedvrouwenscholen ondergebracht. In een minder groot aantal gevallen geven de huiselijke omstandigheden de indicatie voor de opneming; de thans alom heerschende woningnood met de daaruit voortvloeiende overbevolking van dikwijls kleine woningen, doet de vraag naar verpleging in een inrichting toenemen. Ook voor deze categorie van kraamvrouwen zijn de reeds genoemde inrichtingen de aangewezen plaatsen. Beide groepen van moeders zullen als regel al spoedig na de bevalling met haar kinderen naar de eigen woning kunnen terugkeeren. Anders is dit voor de derde categorie: de ongehuwde aanstaande moeders en moeders, wier levensomstandigheden veelal van dien aard zijn, dat opneming voor veel langeren tijd in een inrichting gebiedende eisch is, omdat zij in de eigen omgeving geen of onvoldoende verpleging vinden en naast de hulp bij bevalling moreelen en stoffelijken steun behoeven', welke maanden — soms jaren lang — dient te worden voortgezet. De gehouden enquête naar deze en dergelijke inrichtingen en vereenigingen tot steun van behoeftige kraamvrouwen in tehuizen en klinieken leerde het volgende: Behalve in ziekenhuizen worden behoeftige kraamvrouwen opgenomen in de 4 universiteits kraamvrouw klinieken te Amsterdam, Leiden, Groningen en Utrecht, in de kraam-  68 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN vrouwklinieken verbonden aan de vroedvrouwenscholen te Amsterdam, Rotterdam en Heerlen, in de particuliere kraamvrouwenkliniek te 's Gravenhage, en in een aantal tehuizen voor ongehuwde- en verwaarloosde moeders en a.s. moeders. Er zijn, voor zooverre de Commissie kon nagaan 12 tehuizen, n.1. van de 1. Vereeniging tot redding van gevallenen „Beth Palet," te Amsterdam. 2. Vereeniging „Tehuis Annette" te Amsterdam. 3. Vereeniging „Hulp voor onbehuisden" te Amsterdam. 4. Zita-vereeniging te Leiden met inrichting „StMargarita van Cortonastichting" te Leiden. 5. Stichting „Henriëtte Tehuis" te Leiden. 6. Vereeniging „Onderlinge Vrouwenbescherming,, afdeeling Rotterdam, met tehuis te Rotterdam. 7. Leger des Heils, met moederhuis te Rotterdam. 8. Nederl. Vrouwenbond tot verhooging van het zedelijk bewustzijn (afdeeling Utrecht), met tehuis te Utrecht. 9. Vereeniging tot oprichting en instandhouding van het „Magdalenahuis" te Zetten met inrichting te Zetten. 10. „St. Anna stichting" te 's-Gravenhage, uitgaande van R. K. Centrale Vereeniging ter bescherming van meisjes, afdeeling 's-Gravenhage. 11. „St. Anna-vereeniging" te Utrecht. 12. Stads-evangelisatie „Jeruël" te Rotterdam met tehuis te Rotterdam. Terugontvangen werden 12 ingevulde vragenlijsten. Uit deze lijsten werden de volgende gegevens verzameld: 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging of instelling"? Deze vraag vindt in het bovenstaande voldoende beantwoording. 2. Wordt door Uwe vereeniging of instelling verloskundige hulp aan kraamvrouwen verleend? 3. Welke zijn de voorwaarden tothet verkrijgen van deze hulp ? Verloskundige hulp wordt verleend in de kraamvrouwklinieken (Academische, die der vroedvrouwscholen en particuliere) door St. Margarita van Cortona-stichting te Leiden,  EN HUNNE GEZINNEN. 69 door de St. Anna-stichting te 's-Gravenhage en door het Magdalena-huis te Zetten, totaal in 11 inrichtingen (behalve ook natuurlijk in vele ziekenhuizen). Voor de academisch- en vroedvrouwenschool-klinieken zijn geen voorwaarden opgegeven; de kliniek te 's-Gravenhage neemt kosteloos op patiënten van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst en vraagt van de overigen minstens f35.— voor een verblijf van 10 dagen, alles inbegrepen. De St. Annastichting te 's-Gravenhage neemt op bij de eerste zwangerschap, ongehuwden. De St. Margarita van Cortona-stichting te Leiden neemt op ongehuwden, katholiek, met redelijke hoop tot moreele verbetering. Het Magdalena-huis te Zetten vraagt een entree-geld van f 25.— en verpleeggeld van f 2.50 per week voor de moeder en f 1.— per week voor het kind. 4. Worden ook ongehuwde moeders door Ugeholpen? Zoo ja, ook wanneer zij eventueel zwanger zijn van het 2e, 3e, 4e enz. kind? Ongehuwde moeders worden in alle genoemde inrichtingen opgenomen, veelal ook wanneer zij zwanger zijn van het 2e, 3«, 4e enz. kind. Het moederhuis van het Leger des Heils neemt bij uitzondering op bij 2e zwangerschap, wanneer de le maal geen verzorging in zijn inrichting was voorafgegaan. Het Henriëtte-tehuis te Leiden helpt wanneer ze bevallen zijn van liet le kind. De bevalling heeft plaats in de Universiteitskliniek. De Kweekschool te Heerlen helpt bij uitzondering bij herhaalde zwangerschap. „Beth Palet" alleen bij le zwangerschap. De Vereeniging „Onderlinge Vrouwenbescherming" te Rotterdam bij uitzondering bij herhaalde zwangerschap. Het Magdalena-huis te Zetten uitsluitend vöor de eerste bevalling. 5. Hebt ge een inrichting, waarin ongehuwde moeders met haar kind worden opgenomen? Zoo ja, hoeveel patiënten kunt U opnemen en neemt U gemiddeld jaarlijks op? 6. Welke zijn de voorwaarden voor de opneming? 7. Wat wordt door U gedaan om de ongehuwde moeders, wanneer ze hersteld zijn, weer in de maatschappij te brengen ?  De antwoorden van vragen 5 tot en met 7 geven de volgende gegevens, tabellarisch gerangschikt. 3« a.| Worden na herstel weer in NAAM DER INRICHTING §| gTJ Voorwaarden voor de opneming: de maatschappij gebracht, tot opname der ongehuwde <» oft Daartoe wordt: moeders met haar kinderen *t,lBIïfoe,der . ,7 _ K is Kinderen Vraag 6 Vraag 7 Vraag 5 " I 1 1 Beth Palet Amsterdam . M' K' M' K' Eerste kind, overigens van goeden naam en gedr. Kinderen blijven tot hun derdejaar. 12 30 19 50 Vrijw. opname. Verbl. minstens 6 mnd. na bevall. 2 Tehuis Annette, A'dam . . 10 24 40 50 Bewijs van gezondh., uitrusting voor de moeder. Werk gezocht, kind gehouden tot Bij borstvoeding 3 mnd. na de bevall. Verpleegg. het 1 jaar oud is. f5,— p. week voor de moeder en f4,— p.week voor het kind, moeder en kind f 6,— p. week. 3 Hulp voor onbehuisden, 12 - - - Geen voorwaarden, verpleegtijd minstens 6 mnd. Werk gez. het kind kan langer blijven 1 Amsterdam of er wordt een tehuis voor gezocht. 4. st. Margarita van Cortona- 12 12 40 40 Kath., gezond, redelijke hoop op moreele verbet. Werk gezocht, financiëele hulp en stichting, Leiden Verpleegg. tooi moeder en kind f 1,25 per dag. contróle. 5. Hehriëtte-tehuis, Leiden .66 Verpleging gratis. Werk gez., goed tehuis v. moeder en kind gez. zoo noodig v.kleeren voorz. 6. Ver. Onderl. Vrouwenbe- - , Li scherming, Rotterdam 6 12 12 30 Goed gedr., geen hulp v. naaste fam., 9 mnd. verbl. Werk gezocht. 7 Legendes Heils, Rotterdam 30 22 50 a 60 Opn. 2 mnd. voor de bevalling en minstens 6 mnd. Betrekking gez. vrije tijd jian in de na de bevalling, lste kind, bij uitz. 2de kind. inrichting worden doorgebracht. 8. Ned.Vrouwenbond, Utrecht 9 — — — 9. Magdalenahuis, Zetten .. 28 — 45 — Eerste kind, verbl. minstens 6 mnd. entrée f25,—. Werk gezocht, tehuis voor het kind Verpleeggeld f2,50 p. week voor de moeder en gezocht, f 1,— per week voor het kind. 10. St. Anna-stichting, 's-Hage 70 150 50 — Eerste kind, verdere zwangersch. bij uitzondering. Werk gezocht en contróle. 11. St. Anna-vereen., Utrecht 6 6 — — 12. Jeruel, Rotterdam .... — — — — 18. Kweekschool, Heerlen . . 251— 150 — Bijdragen naar vermogen. Overgedr. aan Ver. t.besch.v. meisjes  EN HUNNE GEZINNEN. 71 De vragen 8 tot en met 11 hebben op deze categorie geen betrekking. 12. Wordt ook financiëele steun verleend? Zoo ja, in welke omstandigheden ? 13. Hoeveel bedraagt die steun, en voor hoe lang wordt het geld gegeven? 14. Op welke wijze overtuigt U zich van de noodzakelijkheid der te bieden hulp? Financiëele hulp wordt verstrekt door de Vereen. Onderlinge Vrouwenbescherming te Rotterdam, wanneer de moeder niet door het Burgerlijk. Armbestuur geholpen wordt ƒ 2.50—ƒ 3.50 per week gedurende de eerste 6 weken. Daarna gaat de ongehuwde aan het werk. Is het kind uitbesteed, dan steunt de Vereeniging soms nog eenige jaren. Dit geschiedt ook door andere afdeelingen van de Vereen. Onderlinge Vrouwenbescherming. Beth Palet steunt financieel wanneer het kind niet meer in de inrichting is en de moeder niet geheel in eigen onderhoud kan voorzien. Informaties worden ingewonnen bij de Zedenpolitie en door persoonlijk onderzoek. De vragen 15 tot en met 22 hebben op deze categorie geen betrekking. 23. Worden door U wel eens pogingen aangewend, om de aanstaande moeder in de laatste maanden der zwangerschap en gedurende de maanden waarin zij haar zuigeling voedt, door financiëele hulp of op andere wijze in staat te stellen zich van alle werk buitenshuis te kunnen onthouden? Deze vraag vindt in het bovenstaande voldoende beantwoording. Zie de antwoorden op de vragen, 6, 7 en 12. Hier volgt een tabel met betrekking tot den duur van het verblijf in de tehuizen.  72 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Na de bevalling Naam van bet Vóór de ' ■ tehuis' bevalling: Voor de moeder Voor het kind minstens: minstens: 1. Beth Palet, A'dam.. 3 maanden 6 maanden 6 mnd., z. nood. tot 3e jaar. 2. Tehuis Annette „ onbepaald onbepaald onbepaald. 3. Hulp voor onbehuis- onbepaald gemidd. 3—6 mnd gemiddeld 3—6 den, Amsterdam. maanden. 4. St. Margarita van onbepaald onbepaald onbepaald Oortona-Stichting. 5. Henriëtte-Tehuis. na de bevalling onbepaald onbepaald. 6. Ver. onderl. Vrouwen- zoo kort mogel. hoogstens 6 mnd. 6—9 maanden. besch., Botterdam. 7. Leger des Heils, 2 maanden 6 maanden 6 maanden. Botterdam. 8. Ned. Vrouwenbond, zoo kort mogel. hoogstens 6 mnd. 6 maanden. Utrecht, 9. Magdalena-huis, onbepaald 6 maanden 6 maanden. Zetten 10. St. Anna-Stichting, 3 maanden tot 5e jaar. 's-Gravenhagè. 11. St. Anna-Stichting, onbepaald onbepaald onbepaald. Utrecht. 12. Jeruël, Botterdam. — — 13. Kweekschool,Heerlen — — — 24. Welke andere middelen dan de hierboven genoemde worden door U aangewend óm tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin aanstaandeof reeds verloste kraamvrouwen en haar gezin vaak verkeeren? Op deze vraag kwamen eenige antwoorden binnen. Het Henriëtte tehuis dringt aan op openen van het onderzoek naar het vaderschap, en tracht de band tusschen moeder en kind zooveel mogelijk te versterken. De Kweekschool te Heerlen opende een Consultatie-bureau voor zuigelingenzorg en treedt bemiddelend op bij andere vereenigingen. De Vereeniging : Onderlinge Vrouwenbescherming tracht moreel te steunen door het bezoeken van ouders en familieleden, wier oordeel veelal verzacht moet worden, en door soms uren lange gesprekken met de moedeloozen. En ook wordt  EN HUNNE GEZINNEN. 73 financieel gesteund door het laten verrichten van naaiwerk aan huis. 25. Is U van oordeel, dat over het geheel nog veel in dit opzicht zou kunnen worden gedaan, wat thans niet geschiedt ? Zoo ja, hoe zoudt U rneenen, dat op de beste wijze in de bestaande leemten zou kunnen worden voorzien? Een vijftal antwoorden werden hierop ontvangen. Noodig worden geacht: subsidies van Rijk en Gemeente aan de bestaande inrichtingen en tehuizen. Sneller en strenger verloop van 't onderzoek naar het vaderschap. Hulp van Burgerlijke Armbesturen aan de ongehuwde moeder wanneer de vader niet kan of niet wil betalen. Goede kosthuizen tot onderbrenging van de ongehuwde moeders en van hare kinderen. Meerdere tehuizen voor moeders en aanstaande moeders. Conclusies. De Commissie meent uit de enquête te mogen besluiten, dat voor behoeftige kraamvrouwen, welke niet in de eigen woning hare bevalling kunnen afwachten, ,in ons land nog onvoldoende gezorgd wordt. De gelegenheid tot verpleging in de ziekenhuizen is zeer beperkt, zoodat meestentijds alleen op strenge medische indicatiën opneming aldaar volgt. Bij onvoldoende woningverhoudingen of afwezigheid van den man is het dikwijls zeer bezwaarlijk ziekenhuisverpleging te verkrijgen, tenzij de patiënte in een der kraamvrouwenklinieken kan worden opgenomen, gelijk te Amsterdam, Leiden, Groningen, Utrecht, Rotterdam, Heerlen in voldoende mate, te 's Gravenhage in vrij voldoende mate mogelijk is. Overal elders laat deze zorg te wenschen over. Ongehuwde kraamvrouwen kunnen in een der 19 bestaande inrichtingen hare bevalling door maken, en worden korter of langer tijd tevoren opgenomen. Na de bevalling vinden sommigen in een 13 tal inrichtingen een tehuis, doorgaans voor eenige maanden, en wordt bij het verlaten van het tehuis voor een  74 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN passende omgeving voor het kind en voor werk voor de moeder gezorgd. De particuliere kraamvrouwklinieken en de tehuizen leiden veelal door gebrekkige geldmiddelen een moeielijk bestaan en hebben dringend krachtigen financieëlen steun noodig. Dan toch zouden niet alleen meer kraamvrouwen kunnen worden opgenomen, maar zouden deze inrichtingen meer dan nu het geval is, maatschappelijk werk voor deze categorie van behoeftigen kunnen verrichten, maatschappelijk werk, dat de ongehuwde moeders en hare kinderen zoo zeer behoeven. 1. Meerdere inrichtingen tot opneming van kraamvrouwen, welke thuis haar bevalling niet kunnen afwachten, behooren te worden opgericht. 2. Noodig zijn meerdere tehuizen voor ongehuwde moeders en moeders, wier levensomstandigheden verandering van milieu eischen. Opneming 2 a 3 maanden vóór de bevalling en verblijf tot minstens 6 maanden na de bevalling moet mogelijk gemaakt worden. Zoo noodig moeten de kinderen langer in de tehuizen kunnen blijven. Voor het verlaten van het tehuis, worde voor passend werk voor de moeders gezorgd, en zoo noodig voor een goed kosthuis voor de kinderen, 3. In de inrichtingen en tehuizen worde voor goede geneeskundige hulp en voor deskundige verpleging gezorgd. 4. Krachtige steun van overheidswege make de stichting van nieuwe inrichtingen en tehuizen, alsmede het verrichten van maatschappelijk werk voor ongehuwde moeders en hare kinderen door deze mogelijk. 5. Ongehuwde moeders, welke nog niet voldoende in het onderhoud van zichzelf en van hare kinderen kunnen voorzien, behooren krachtig geholpen te worden door de organen der armenverzorging. 6. Voor ongehuwde moeders ware het gewenscht, dat de vaderschapsactie vlugger behandeld werd. 7. Voor het vaststellen der noodzakelijkheid van te verstrekken financiëele en stoffelijke hulp aan behoeftige kraamvrouwen worde de hulp van den Armenraad of van andere organen van armenzorg ingeroepen.  EM HUNNE GEZINNEN. IV6. Maatschappelijk werk voor Zuigelingen. De zuigelingenzorg, voor onze volkskracht van zoo bijzonder groote beteekenis, werd in de enquête alleen betrokken, voor zooverre deze zorg gericht is op het voorkomen van ziekte. Deze zorg staat in ons land in het teeken van de belangstelling. De Nederlandsche bond tot bescherming van zuigelingen tracht de levensvoorwaarden van den zuigeling te verbeteren 1° door het vormen van een band tusschen de verschillende vereenigingen, stichtingen en personen, welke in ons land voor verbetering van die levensvoorwaarden werkzaam zijn, 2° door het - oprichten van afdeelingen, die zich daadwerkelijk met zuigelingenbescherming bezig houden en 3° door onderlinge samenwerking, overleg en bespreking van maatregelen, welke ter zake kunnen dienen. Tot dien bond zijn meer dan 50 vereenigingen toegetreden en een groot aantal gezondheids-commissies. Dank zij het streven van den Bond is de overtuiging, dat een goed georganiseerde zuigelingenbescherming ook in ons land noodzakelijk is, meer algemeen geworden; geschriften zijn verspreid, consultatiebureaux opgericht, moedercursussen gehouden. Behalve door den Bond en de plaatselijke vereenigingen daarbij aangesloten, wordt de zuigehngenbescherming ook ter hand genomen door de Groene en Witte Kruis vereenigingen en door het Nationaal reizend museum voor ouders en opvoeders. Door de Commissie werden vragenlijsten toegezonden alleen aan die vereenigingen, welke zich uitsluitend met de bescherming van zuigelingen bezig houden; in het geheel waren haar 20 zulke vereenigingen bekend, n.1. die te Amsterdam, Arnhem, Bergen op Zoom, Breda (2 vereen.), Deventer, 's Gravenhage (4 vereen.), Haarlem, Helmond, Hilversum, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Steenbergen, Tilburg en Utrecht. Geen vragenlijsten werden toegezonden aan die vereenigingen, welke ten deele op het gebied der Zuigelingenbescherming werkzaam zijn, n.1. de kinderziekenhuizen en kinderbewaarplaatsen, Evenmin werden de kosthuizen van zuigelingen in het onder- 75  76 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN zoek opgenomen. Ook de zuigelingenklinieken, als hebbende meer betrekking op de geneeskundige behandeling van zieke zuigelingen werden bij de uitzending der lijsten overgeslagenTotaal werden 20 vragenlijsten verzonden; terug ontvangen 12 ingevulde lijsten. De antwoorden gaven de Commissie de volgende gegevens: L Hoe is de naam Uwer vereeniging of instelling? . De namen der antwoordende vereenigingen kunnen gevoegelijk worden weggelaten. De vragen 2 tot en met 7 behoeven voor de zuigelingenbescherming geen beantwoording, en werden in de voorafgaande 2 rubrieken besproken. 8. Wordt aan kraamvrouwen in eigen huis versterkend voedsel uitgereikt? Vóór èn na of uitsluitend na de bevalling? De Rotterdamsche Vereeniging tot bescherming van zuigelingen, vermeldt, dat na de bevalling wel versterkend voedsel aan de moeders wordt verstrekt, wanneer door gebrekkige voeding de borstvoeding dreigt te mislukken; de Breda-sche vereeniging doet dit vóór en na, de bevalling aan zoogende moeders; de Amsterdamsche vereeniging alleen na de bevalling. De overige vereenigingen antwoorden ontkennend. 9. Waaruit bestaat dit voedsel? 10. Voor hoelang wordt het verstrekt? Het voedsel bestaat uit melk, die te Amsterdam 4 maanden gegeven wordt (in normale tijden langer), te Breda voor onbepaalden tijd. Te Rotterdam wordt melk of karnemelk uitgereikt, zoolang de toestand van den zuigeling dit wenschelijk maakt. 11. Wordt ook voorzien in de behoefte aan een luiermand voor het kind en aan kleeding, dekking en ligging voor de moeder? De Rotterdamsche vereeniging leent een trommel uit voor 3 a 4 weken met luiers, lakens, sluitlakens en hemd en nachthemd voor de moeder. Breda doet dit eveneens in enkele gevallen. Amsterdam verstrekt wiegen en luiergoed tegen billijken prijs, niet kosteloos.  EN HUNNE GEZINNEN. 77 12. Wordt ook financiëele steun verleend? Zoo ja, in welke • omstandigheden ? 13. Hoeveel bedraagt die steun, en voor hoe lang wordt het geld gegeven? 14 Op welke wijze overtuigt U zich van de noodzakelijkheid der te bieden hulp? Deze vragen werden door geen enkele vereeniging bevestigend beantwoord. . 15. Is (zijn) aan Uwe vereeniging een of meer wijkzuster(s) wij kkr aam verzorgster (s), of wijkbaker(s) verbonden, die de kraamvrouw hulp verleent (verleenen) en tevens de borstvoeding bevordert (bevorderen)? Zoo ja, hoeveel bezoeken worden aan iedere kraamvrouw en hoeveel per jaar gebracht? Vele vereenigingen hebben gediplomeerde verpleegsters en huisbezoeksters, welke de zuigelingen bezoeken, de borstvoeding bevorderen en nagaan of de op het Consultatiebureau gegeven wenken worden opgevolgd. Het aantal bezoeken bedroeg b.v. te Amsterdam 1117, te Haarlem 1500, te Utrecht 6060 per jaar. 16. Welke zijn de voorwaarden tot het verkrijgen van deze hulp? Als voorwaarde wordt bijna door alle vereenigingen gesteld het ingeschreven zijn van den zuigeling op het Consultatiebureau. Overigens wordt alle hulp gratis gegeven. 17. Op welke wijze wordt het werk van de wijkzuster(s), wij kkr aam verzorgster (s) en wijkbaker(s) medisch gecontroleerd ? De contróle geschiedt op het consultatiebureau door de zitting houdende artsen. 18. Wordt in geval van kunstmatige voeding ook voedsel voor de zuigelingen verstrekt? 19. Zoo ja, wie schrijft dan de voeding voor? En wie controleert verder de voeding? 20. Wordt het voedsel kosteloos of tegen betaling gegeven ? Dit geschiedt door de meeste vereenigingen: Hilversum en  78 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Iföjmegen beantwoorden de vraag ontkennend. De voeding wordt door de artsen van de consultatiebureaux voorgeschreven. Als regel moet voor het voedsel wat betaald worden, bij uitzondering wordt het kosteloos verstrekt. 21. Wordt voor een baker of hulp in de huishouding gezorgd ? Dit geschiedt door geen enkele vereeniging. 22. ' Indien Uwe vereeniging voor hulp van een baker of kraamverzorgster zorgt, waar hebben deze hulpen haar voor liet werk noodige kennis opgedaan? De huisbezoeksters zijn als regel verpleegsters. Ook wordt wel van andere helpsters gebruik gemaakt, die daartoe eenige opleiding hebben ontvangen. 23. Worden door U wel eens pogingen aangewend, om de aanstaande moeder in de laatste maanden der zwangerschap en gedurende de maanden waarin zij haar zuigeling voedt, door financiëele hulp of op andere wijze in staat te stellen zich van alle werk buitenshuis te kunnen onthouden? Dit wordt door geen vereeniging gedaan, hoewel de wenschelijkheid wel wordt ingezien. Financiëele bezwaren beletten het. 24. Welke andere middelen dan de hierboven genoemde worden door U aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin aanstaandeof reeds verloste kraamvrouwen en haar gezin vaak verkeeren? * Amsterdam treedt bemiddelend op bij andere vereenigingen. 24. Is U van oordeel, dat over het geheel nog veel in dit opzicht zou kunnen worden gedaan, wat thans niet geschiedt ? Zoo ja, hoe zoudt U meenen, dat op de beste wijze in de bestaande leemten zou kunnen worden voorzien? Algemeen is het oordeel, dat de zuigelingenzorg nog in haar eerste begin verkeert. Oprichting van meerdere plaatselijke vereenigingen en consultatiebureaux, welke ook behoeftige kraamvrouwen steunen financieël en met versterkend voedsel, verspreiding van kennis omtrent een goede zuigelingenverzorging, moedercursussen, fabriekscrêches en ge-  EN HUNNE GEZINNEN. 79 legenheid tot zoogen voor arbeidsters in fabrieken, scherper toezicht op uitbestede kinderen, hygiënisch-ingerichte zuigelingen toevluchten, kraamverzekering, worden noodig geacht. Eenige antwoorden mogen hier worden medegedeeld: 1. In de bestaande leemten zou kunnen worden voorzien door algemeene economische maatregelen: goed vakonderwijs; neutrale coöperatie, waardoor de arbeiders zelf in staat zijn fondsen op te richten, waaruit zij in moeielijke omstandigheden kunnen putten. 2. Op daartoe in aanmerking komende scholen moet als verplicht leervak worden ingevoerd: onderwijs over voeding en verzorging van den pas geboren zuigeling. 3. Gezorgd moet worden voor betere aansluiting van kraambescherming en zuigelingenbescherming. Vereenigingen, die kraambescherming en zuigelingenbescherming beoefenen uitsluitend als philantropie moeten verdwijnen of gereorganiseerd worden zoo, dat ze trachten het kraambed te doen verloopen onder de meest gunstige omstandigheden. 4. Noodig is krachtige financiëele steun van overheidswege. 5. Meer zou kunnen bereikt worden door aanstelling van bezoeksters (niet bepaald gediplomeerde verpleegsters), die op de hoogte zijn van maatschappelijke toestanden en in staat om voor te lichten in maatschappelijke nooden en contact te zoeken met personen en instituten, tot hulp in staat. Conclusies. De enquête met betrekking tot den maatschappelijken steun aan zuigelingen heeft der Commissie de overtuiging geschonken, dat ook dit werk nog in zijn beginstadium verkeert. Nog maar betrekkelijk weinig vereenigingen bewegen zich op dit gebied, en deze weinige kunnen door gebrek aan voldoende geldmiddelen te weinig tot stand brengen. Een 20-tal vereenigingen voor zuigelingenbescherming met een 20-tal consultatiebureaux verkennen het eigenlijke werk. Veel blijft te wenschen over, wil , het doel: belangrijke vermindering der nog veel te groote zuigelingensterfte worden bereikt.  80 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 1. De zuigelingenzorg moest niet los worden gemaakt van de kraamvrouw-verzorging, maar moest reeds allerwegen beginnen vóór de bevalling en tijdens het kraambed worden voortgezet. Uit de kraamvrouw-verzorging vloeie de zuigelingenbescherming voort. Inniger samenwerking tusschen de vereenigingen voor kraamvrouwbescherming en die voor zuigelingenzorg is noodzakelijk. De zuigelingenzorg moet een onderdeel, zij het misschien het belangrijkste van de kraam vrouwbescherming zijn, wat niet behoeft te verhinderen, dat verschillende categorieën van personen beide onderdeelen practisch uitvoeren. De kraamvrouw-verpleegsters en verzorgsters zijn gedurende de eerste 14 dagen na de geboorte, werkend volgens de voorschriften van de geneeskundigen en de vroedvrouwen, de aangewezen personen om de borstvoeding op gang te brengen en de zich daartegen voordoende bezwaren uit den weg te ruimen Zij moeten de moeders door bemiddelend optreden bij de organen der armenverzorging in staat te stellen zich voldoende te voeden en die hulp te verkrijgen, welke in verband met haar eersten moederplicht noodig is. Dit bevordert niet alleen de borstvoeding, maar oefent ook een goeden moreelen invloed uit, en geeft de moeders het noodige vertrouwen in de wenken der verpleegsters en verzorgsters en wekt voor deze sympathie. Haar advies: zich verder geregeld onder contróle van den huisdokter of van het Consultatiebureau te stellen en daarmede reeds in de 3e week te beginnen, heeft dan grooter kans te worden opgevolgd. De moeders zoeken uit eigen beweging den huisdokter of het Consultatiebureau dikwijls te laat op. 2. In iedere gemeente van eenige beteekenis moeten vereenigingen tot bescherming van zuigelingen en Consultatiebureaux worden opgericht. De huisbezoeksters der Consultatiebureaux dienen voor haar taak grondig te worden opgeleid. 3. De Consultatiebureaux en de vereenigingen voor zuigelingenbescherming behooren zoo noodig krachtig van Rijksen Gemeentewege te worden gesteund. De overheid zorge voor eenheid in de wijze van verzorging door deze vereenigingen en bureaux. 4. De Consultatiebureax zijn alleen onmisbaar voor die  EN HUNNE GEZINNEN. 81 groepen van zuigelingen, welke geen voldoende verzorging van hun huisartsen deelachtig kunnen worden. De huisartsen in de eerste plaats zijn geroepen ook de zuigelingen bij te staan en moeten in hun studiejaren aan de Universiteiten beter voor hun taak als zuigelingenarts worden voorbereid dan tot nu toe het geval is, geweest en zich de kennis eigen maken welke voor de bescherming van zuigelingen noodig is. 5. Het is gewenscht, dat zoogende moeders zoodanig worden geholpen, dat zij gedurende den zoogtijd geen werk buitenshuis behoeven te verrichten, om in haar onderhoud en in dat van haar gezin te kunnen voorzien. Moederschapsverzekering kan in deze veel mogelijk maken, en dient daarom te worden bevorderd. 6. Zoogende vrouwen, buitenshujs werkzaam, moeten inde gelegenheid gesteld worden haar kinderen geregeld te voeden en te verzorgen. Oprichting van crèches in de nabijheid der fabrieken of van fabriekscrêches is voor arbeidsters in fabrieken noodig. 7. In de crèches en kindertoevluchten moeten de verzorging en het toezicht zoodanig worden geregeld, dat aan hooge hygiënische eischen wordt voldaan. 8. Wanneer zoogende vrouwen in inrichtingen (ziekenhuizen, sanatoria, krankzinnigengestichten, enz.) worden opgenomen, dienen ook haar zuigelingen daar te worden ondergebracht. Is dit niet mogelijk en kunnen de zuigelingen thuis geen voldoende verzorging vinden, zoo moeten zij opgenomen worden in toevluchten of kosthuizen. De toevluchten en kost- • huizen moeten onder scherpe medische contróle worden gesteld, en aan hooge hygiënische eischen beantwoorden. 9. Behoeftige zoogende vrouwen moeten zoodanig worden gesteund, dat zij onder zoo gunstig mogelijke levensvoorwaarden haar zuigelingen kunnen verzorgen. Behoeftige zuigelingen moeten eveneens zoodanig worden geholpen, dat zij voldoende verpleging kunnen verkrijgen, de organen der armenzorg behooren zich van financieëlen steun te onthouden tot het onderbrengen in toevluchten en kosthuizen, wanneer deze toevluchten en kosthuizen niet onder deskundige medische contróle staan.  82 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 10. Voor het vaststellen der noodzakelijkheid van aan behoeftige zuigelingen te verstrekken geldelijken en stoffelijken steun, worde de hulp van den Armenraad of van andere organen der armenverzorging ingeroepen. V. Maatschappelijk werk voor Zwakken en Rustbehoe venden. Ten behoeve van zwakken en rustbeboevenden wordt in ons land door een groot aantal vereenigingen maatschappelijk werk verricht. Dit werk bestaat voor vele zwakken en rustbeboevenden uit de verstrekking van versterkend voedsel en het bieden van financieëlen steun, ten einde het tekort aan inkomen aan te vullen, dat uit het rust nemen veelal voortvloeit, en om de meerdere uitgaven te bestrijden die de hoogere voedingseischen medebrengen. Deze hulpverleening onderscheidt zich niet van die, welke bij elke acute- en chronische ziekte noodig kan zijn en geeft geen bemoeienis van bijzonderen aard; derhalve wordt zij bij het hoofdstuk handelende over het maatschappelijk werk bij acute en chronische ziekten nader besproken en hier buiten beschouwing gelaten. Onder dit hoofdstuk valt die zorg, welke meer speciaal voor zwakken en herstellenden en rustbehoevenden noodig is, aan haar bepaalde en bijzondere eischen stelt en daarom ook op bijzondere wijze moet worden verleend. Als regel zal voor het herstel van deze categorie van patiënten verplaatsing uit het milieu van den zieke naar een geheel andere omgeving noodzakelijk zijn. Hieraan hebben behoefte allereerst de zwakke kinderen, 't zij dat zij hun krachten nog niet geheel hebben teruggekregen na het doormaken van een ernstige ongesteldheid, 't zij dat zij door onvoldoende voeding, gebrek aan frisscbe lucht en aan beweging bloedarm en slap zijn geworden, en in hun onhygiënische woningen de voorwaarden missen tot hun herstel. Maar al te gemakkelijk worden deze een prooi van de tuberculose. Verblijf van eenige weken in een omgeving, die beter aan de eischen der hygiëne beantwoordt, is dikwijls in staat hun de noodige krachten terug te geven.  EN HUNNE GEZINNEN. 83 Zulke kinderen vinden die omgeving bij uitzending naar vacantiekolonies en naar gezinnen op het platte land. Andere kinderen daarentegen zijn zoodanig verzwakt of misschien reeds werkelijk ziek, dat langer verblijf in een meer rustbrengend tehuis noodig wordt, zij moeten worden opgenomen in herstellingsoorden; daarheen worden ook die volwassenen verwezen welke een rustkuur moeten volgen en in de eigen woning daartoe geen voldoende gelegenheid kunnen vinden, 't zij dat daar de rust ontbreekt of het gemis aan een behoorlijke behuizing het resultaat van het rusten in gevaar zou brengen. Tweeërlei moeten daarom onderscheiden worden: de opneming van kinderen in vacantiekolonies en in gezinnen op het platteland, en de verpleging in herstellingsoorden. Uitzending naar vacantiekolonies en naar gezinnen op het platteland. Verzonden werden in het geheel (inclus. die naar de herstellingsoorden) 82 vragenlijsten. Terugontvangen werden 41 antwoorden, n.1. 21 betrekking hebbend op vacantiekolonies en 20 op herstellingsoorden. De vacantiekolonies zijn in aantal en in beteekenis zeer toegenomen door de oprichting van het Centraal-Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies. Dit Genootschap legde een band tusschen bestaande vereenigingen, nam het werk der propaganda krachtig ter hand, stichtte afdeelingen en richtte groote koloniehuizen op. Naast het Genootschap zijn een aantal kleinere vereenigingen op dit terrein werkzaam, en worden kinderen uitgezonden naar gezinnen op het platteland. Hier volge een overzicht van de in ons land bestaande vereenigingen en instellingen, welke over een kolonie-huis beschikken. (Instellingen, die behalve kinderen ook volwassenen verplegen zijn in deze tabel niet opgenomen, evenmin de koloniehuizeh voor langdurig verblijf, die meer thuis behooren onder de herstellingsoorden en onder dat hoofd zullen besproken worden al is de grens niet steeds gemakkelijk te trekken.)  84 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Naam van de Instelling met Koloniehuis. Koloniehuis gevestigd Vraag 1. 1. Centraal Genootschap voor Kinder- Zwartendijk te Egmond aan Zee. herstellings-envacantie-kolonies,met Kerdijk „ „ 'Mpi-m » 171 afdeelingen en 6 kolonie-huizen. Zeehuis „ „ „ „ 24 Afdeelingen van Groene-en Witte- Rivierhuis „ „ „ „ Kruis-vereenigingen zijn met afdee- Huis Heelsum te Heelsum. lingen gelijk gesteld. Emma Kinderhuis te Wijk aan Zee. 2. Vereeniging „Voor jong Nederland" te Amsterdam. Bergen aan Zee. 3. Deutsche Feriënkolonie te Amsterdam Bergen aan Zee. 4. Leger des Heils te Amsterdam. Berg en Dal. 5. St. Jacobusgesticht te Eersel. Eersel 6. R.K. Vacantiekolonie. Egmond aan Zee. 7. Ver. voor Vegetar. Kindergezondheids- -'-irS?! kolonies te 's Gravenhage. Geen vaste plaats. 8 R.K. Vacantiekolonie te Heerlen. Heerle (Wouw N.B ) 9. Vereeniging „Naar Buiten" te Utrecht. Lunteren. 10 Vereeniging voor Christel. Vacantiekolonies te Utrecht. „Onze Woning" te Nunspeet. 11 Israelietische Gezondheidskolonie te Rotterdam (2 koloniehuizen). Oudenbosch en Ginneken. 12. R.K. Vacantiekolonie St Egbert. Schiermonnikoog. 13 Vereen, voor Gezondheidskoloniën te „Kinderoord" te Sonsbeek (Arnhem), Botterdam (3 koloniehuizen). Ulvenhout en Oostvoorne. 14 Ver voor Kindérgezondheidskolonies te Schiedam. „Groot Dennenlust" te Voorthuizen. 15 Ver. voor Kindérgezondheidskolonies . te Delft. .Groot Dennenhout" te Voorthuizen. 16. Haarlemsch Kinderhuis. Zandvoort. 17. Afdeeling 's Gravenhage van het Centraal Genootschap. Leur (N.B ) 18. Vereeniging voor Gezondheidskolonies Grijsoord bij Arnhem. 19. Vereeniging voor Vacantiekolonies te Zandvoort. Amsterdam (2 koloniehuizen). Den Dolder. 20. Vereeniging voor Vacantiekolonies te Dordrecht. Leur. 21 Vereeniging voor Vacantiekolonies te - ,»T D x Gouda. „Zonneheuvel", Hoeven (N.B.) 22 Vereeniging voor Gezondheidskolonies te Utrecht. Bosch en Duin. 23. Coöperatieve Vereeniging tot bevordering van de stoffelijke belangen van het spoorwegpersoneel „Voor Allen". Vacantiekolonie. 24 Oud- Katholieke Gezondheidskolonie. „De Stompert", Soesterberg. 25. Israëlietische Vacantiekolonie te Amsterdam. Wijk aan Zee. 26. Nederlandsche Centrale Commissie tot Didam en uitzending van kinderen naar gezinnen. Egmond aan den Hoet.  EN HUNNE GEZINNEN. 85 Aantal Aant. op- Duur Voorwaarden voor de beschikt), genomen van het Verpleeggeld. plaatsen per jaar. verblijf. opneming. Vraag 4. Vraag 5. Vraag 6. Vraag 7. Vraag 3. ls0 923 4 weken f 35.— p. 4 w. leeftijd 6—15 jaar, gevaccineerd, niet 90 487 4 „ 35.— „ 4 „ bedlegerig, niet lijdende aan epilep- 50 265 4 „ -35— „ 4 „ sie,chorea nachtwandelen, besmet- 75 401 4 „ 35.— „ 4 „ telijke ziekten, niet blind of doof- 60 — — stom of zwakzinnig of idioot of 60 — — — krankzinnig. 34 180 4 „ f 2 — p. week 7—12 jaar, niet ziekelijk. • — 4 „ -0.50-fl.50p.d. zeer zwakke kinderen, bg voorkeur van Duitsche afkomst. 12 — 6 „ gratis jongens en meisjes van 6—12 jaar. — 4 „ f 1.— p. dag zwakke R.K. kinderen v. 6—12 jaar. 80 600 4 „ 35.— p 4 w. schoolleeftijd, zwak, niet ziek. — 4—6, f 1.25 p. dag 6—13 jaar, R.K. 34 170 4 n - 8.— „ week leerlingen Vrijzinnige Zondagscholen meisjes 7-13 jaar, jongens 7-11 jaar. 20 70 5 „ 1.25 „ dag 7—13 jaar, niet lijdende aan een besmettelijke ziekte. 24 70 4 , kosteloos boven 6 jaar. 80 300 onbepaald f50.— p. 4 w. R K. kinderen van 4—12 jaar. — 4 weken - 1.30-f 1.75 p.d. ( 9—13 jaar. — 4 „ gratis 9—13 jaar, uitsluitend voor Rotterd. — 4 „ kosteloos 6—12 jaar, uitsluitend voor Schiedam. 44' 262 4 „ n. draagkracht 8—13 jaar, uitsluitend voor Delft. — 4 „ kosteloos meisjes 6—15 jaar, jongens 6—13 jaar, voor Haarlem. 25 175 4 „ gratis leeftijd 6—14 jaar, overigens als bij Centraal Genootschap. 2.> 125 4 „ „ attest geneesheer. 60 I g^Q 4 „ „ 1 8—12 jaar, niet lijdende aan be- 30 1 4 „ „ | smettelijke ziekten. I 25 - 4 32 32 4 „ :-?'$Z'-.i 45 315 4 „ f 1.— p. dag 9—13 jaar en f 1.— per dag betalen. 3' 9ti 4 „ 1% jaarsalaris van den vader kinderen van leden en niet ziek. 34 80 5 „ gratis — voor kinderen uit Amsterdam.  86 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN De ingekomen antwoorden gaven de volgende gegevens: 1. Hoe is de naam Uwer Vereeniging of Instelling? De namen behoeven geen vermelding. 2. Heeft Uwe vereeniging een herstellingsoord of vacantiekolonie, of openlucht- of buitenschool? 3. Welke zijn de voorwaarden voor opneming? 4. Hoeveel patiënten of kinderen kunt U opnemen? 5. Hoeveel neemt U gemiddeld per jaar op? 6. Hoelang duurt het gemiddeld verblijf? 7. Hoeveel bedraagt het verpleeggeld per dag? De vragen 2 tot en met 7 vinden beantwoording in de achterstaande tabel. 8. Door wien wordt het verpleeggeld in den regel betaald ? De verpleeggelden worden bij de meeste vereenigingen gedragen door de vereeniging zelve, bij het Centraal genootschap door de afdeelingen, waarvan sommige de ouders iets laten bijdragen. 9. Zorgt gij voor Uwe patiënten en kinderen voor deskundig medisch toezicht en zoo noodig voor geneeskundige behandeling ? Dit geschiedt zoover kan worden nagegaan, door alle vereenigingen, welke een koloniehuis bezitten. 10. Hebt U den indruk, dat vele patiënten, die in Uwe inrichting worden verpleegd, meer kans op genezing zouden gehad hebben, wanneer ze vroeger gekomen waren? Deze vraag wordt door 7 vereenigingen beantwoord, van welke 4 bevestigend, 3 ontkennend. Het Centraal genootschap sprak zich helaas over deze vraag, niet uit. In sommige antwoorden wordt aangedrongen op langer en herhaald verblijf in de kolonie. 11. Ontvangen de kinderen in Uwe inrichting ook schoolonderwijs?  EN HUNNE GEZINNEN. 87 Het verblijf in de koloniën is van'te korten duur om daar schoolonderwijs in te voeren. 12. Meent U, dat de slechte economische omstandigheden, waarin Uwe patiënten verkeeren, dikwijls een rol spelen in het ontstaan der ziekte, en vaak de oorzaak zijn van vertraagde genezing? Deze vraag bevestigend beantwoord door 13 vereenigingen. Ook het Centraal Genootschap antwoordt bevestigend. 13. Moet bij rustbehoevenden meestal de oorzaak worden gezocht in overspanning van zenuwen of uitputting tengevolge van te zwaren arbeid te midden van bezwarende omstandigheden ? Deze vraag heeft geen betrekking op de vacantiekolonies. 14. Welke andere oorzaken liggen aan de behoefte aan rust en verblijf buiten ten grondslag? Als andere oorzaken worden genoemd ondervoeding, voorafgegane acute ziekte, gebrek aan rust en ongeregeld leven thuis 15. Is U tevreden over de resultaten, die ge bereikt? 16. Blijft meestal het herstel aanhouden, wanneer de patiënt naar huis is teruggekeerd? 17. Komen dikwijls dezelfde patiënten terug? 17 vereenigingen zijn over de resultaten tevreden, 1 ten deele. Het herstel blijft aanhouden volgens 11 vereenigingen, gaat spoedig verloren naar het oordeel van 2 vereenigingen. Te zelden komen dezelfde patiënten terug. Bij sommige vereenigingen gaan die kinderen voor, welke reeds eerder in de kolonie geweest zijn. Bij andere vereenigingen gaan juist degenen voor, die nog niet vroeger werden opgenomen. De meeste antwoordende vereenigingen dringen aan op herhaalde opname om blijvend resultaat te verzekeren. ' 18. Meent U, dat door dagverpleging in de onmiddelijke nabijheid der stad hetzelfde of bijna hetzelfde resultaat zou kunnen worden verkregen? Zoo neen, welke zijn Uwe bezwaren tegen dagverpleging? 2 antwoorden zijn bevestigend, 10 ontkennend. Bij dagverpleging verkeeren de kinderen veelal een groot deel van  88 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN den dag onder ongunstige omstandigheden (slechte woningen en slechte slaapgelegenheden). 19. Wanneer Uwe vereeniging geen herstellingsoord heeft, verstrekt U versterkend voedsel? 20. Welke patiënten komen voor Uwe hulp in aanmerking? 21. Waaruit bestaat het voedsel? 22. Hoe lang wordt het verstrekt? 23. Hoeveel gevallen hebt ge per jaar? Versterkend voedsel wordt door sommige vereenigingen verstrekt, wanneer de kinderen weer uit de kolonie thuis zijn gekomen; de meeste vereenigingen doen dit niet. Het voedsel bestaat uit melk, gedurende eenige weken of maanden. Het aantal kinderen dat op deze wijze gesteund wordt bedraagt per vereeniging 10—12. 24. Door wie worden de gevallen aangebracht? De huisartsen, schoolartsen, onderwijzers en bestuursleden brengen de kinderen aan. 25. Op welke andere wijzen dan de hierbovengenoemde tracht ge zwakken, herstellenden, rustbehoevenden te hulp te komen? Dit geschiedt op geen andere wijze. 26. Wordt, door U ook financiëele hulp geboden? 27. Op welke wijze overtuigt U zich van de noodzakelijkheid daarvan? Finantieele hulp wordt niet geboden; wel wordt door de meeste vereenigingen bemiddelend opgetreden tot het in gereedheid brengen van de uitrusting. Een enkele maal werd een bril verstrekt. Informaties door bestuursleden en bij Armenraden werden enkele malen ingewonnen. 28. Wordt de noodzakelijkheid voor en de vorm van het verleenen van hulp (in welken vorm ook) medisch gecontroleerd? Zoo ja, op welke wijze? 29. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze?  EN HUNNE GEZINNEN. 89 De- noodzakelijkheid voor en de vorm van het verleenen van hulp worden medisch nagegaan door de huisartsen en schoolartsen. Attesten dezer geneeskundigen worden door bijna alle vereenigingen geëischt. In sommige vereenigingen worden de kinderen voor de uitzending uitgezocht door controleeren de artsen der vereenigingen, welke daarbij gebruik maken van meegebrachte medische attesten van huis- en schoolartsen. In de kolonie worden meestal de kinderen door den koloniearts gezien, ook om tot noodig geacht langer verblijf te kunnen adviseeren. Sommige vereenigingen keuren de kinderen ook na terugkeer uit de kolonie, om de resultaten vast te stellen, hernieuwde uitzending te bevorderen of melk te verstrekken. 30. Welke niet hierboven genoemde pogingen worden door U aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin zwakken, herstellenden, rustbehoevenden met hun gezinnen vaak verkeeren? Deze vraag geeft geen enkele vereeniging aanleiding andere pogingen te vermelden. 31. Is U van oordeel, dat in ons land de zorg voor zwakken, herstellenden, rustbehoevenden voldoende wordt behartigd, of meent U, dat door nauwlettender en uitgebreider zorg èn voor de patiënten zeiven èn wat betreft de verbetering van den economischen toestand, waarin ze verkeeren, vele chronische ziekten zouden kunnen worden voorkomen? 32. Zoo ja, door welke middelen zou daarin verbetering kunnen worden gebracht? Bijna alle vereenigingen achten de zorg voor zwakke en herstellende kinderen te gering. Als middelen daarin verbetering te brengen .worden aanbevolen: ruimere steun van overheidswege, of geheele overname door het Rijk van de vacantiekolonies; verbetering van het ziekenfondswezen; het heffen van een philantropische belasting; oprichting van meer koloniehuizen voor kleine groepen van kinderen ; goed georganiseerde wijkverplegingen en goed georganiseerde Gemeentelijke Geneeskundige Diensten; opwekking van het particulier initiatief.  90 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Conclusies. De enquête met betrekking tot het uitzenden van zwakke en herstellende kinderen naar vacantiekolonies heeft de Commissie geleerd, dat dit werk de volle belangstelling geniet van vele vereenigingen in den lande. Niet minder dan 171 afdeelingen van het Centraal Genootschap, en 24 Groene en Witte Kruis vereenigingen zijn bij dat Genootschap aangesloten. Daarnaast wordt nog door vele andere vereenigingen de uitzending bevorderd, en wordt door de Nederlandsche Centrale Commissie tot uitzending van kinderen naar gezinnen op het platteland in gelijke richting gearbeid. Wat de laatste wijze van verzorging betreft, meent de Commissie haar oordeel te moeten opschorten; nog te kort wordt deze toegepast om reeds nu de resultaten te kunnen vaststellen, al is zij overtuigd, dat vele zwakken en herstellenden op die manier geholpen kunnen worden. Moeilijk schijnt het bij dit systeem voldoende contróle te kunnen uitoefenen op kinderen en pleegouders, en het gevaar is niet denkbeeldig, dat de dikwijls onvoldoende woonverhoudingen en slaapgelegenheden op het platteland afbreuk zullen doen aan het succes der uitzending. Ook zal het voorkomen van besmettelijke ziekten bij leden van de gezinnen, welke kinderen in verzorging opnemen, niet steeds gemakkelijk zijn vast te stellen en gevaar voor ziek worden van het toch reeds zwakke kind opleveren. De voor- en nadeelen zullen zorgvuldig moeten worden afgewogen. Hoe deze beoordeeling ook in de toekomst moge uitvallen, vast staat wel, dat op het oogenblik nog te weinig zwakke kinderen naar een vacantiekolonie óf naar het platteland kunnen worden uitgezonden. Het aantal, dat door de controleerende artsen voor uitzending wordt aanbevolen, is wel in alle grootere gemeenten belangrijk grooter dan het aantal beschikbare plaatsen. Hierbij worde niet uit het oog verloren, dat de vacantiekolonies als regel eerst de kinderen in den schoolplichtigen leeftijd opnemen, d.w.z. op een zoodanigen leeftijd, dat zij reeds jaren lang onder dikwijls hoogst ongunstige levensomstandigheden hebben verkeerd, en zich bij velen reeds ernstige ziekteverschijnselen hebben ontwikkeld.  EN HUNNE GEZINNEN. 91 Het werk voor de zwakken en rustbehoevenden moet bovenal gericht zijn op het voorkomen van deze symptomen, op krachtiger maken van het weerstandsvermogen tegen tal van ziektekiemen. Jongere kinderen moeten daarom eveneens geholpen worden, ja, de Commissie meent te mogen zeggen, dat het werk zoo spoedig mogelijk na de zuigeling-periode behoort te beginnen. Uitzending naar buiten is voor kinderen van 1—6 jaar niet door te voeren. Deze moeten zoo veel als tot het bereiken van het doel mogelijk is in het gezin blijven, althans dagelijks in het eigen gezin terug kunnen keeren. Door verschillende vereenigingen wordt in deze richting gearbeid en haar werk verdient naar het oordeel der Commissie meer waardeering en meer navolging dan tot nu toe gevonden wordt. Bedoeld worden de dagverplegingen, waar zwakke, bloédarme, rhachitische en praetuberculeuse jonge kinderen overdag worden opgenomen en die hulp vinden, welke zij het meest van noode hebben. Verblijf van 's morgens 9 tot 's avonds 6 uur in een hygiënische omgeving, met ruime gelegenheid tot het inademen van zuivere lucht, aan zee of in een bosch of een tuin, 's winters in een goed geventileerd en verwarmd vertrek, met passende voeding, gelegenheid tot baden, tot zoo noodig medische behandeling en lichaamsbeweging en spel, is in staat zulke zwakken en herstellenden nieuwe krachten te geven, te wapenen tegen op dezen leeftijd zoo frequente besmettelijke ziekten en moet de mortaliteit en morbiliteit verminderen, 's Avonds keeren zij in de eigen woning terug. Hoewel toegegeven moet worden, dat daar ongunstige omstandigheden hen wachten en vooral de slaapgelegenheid een deel van het gewonnene te niet kan doen, zijn toch naar het oordeel van deskundigen de resultaten bemoedigend en prikkelend om meer in deze richting te ondernemen. 1°. Vacantiekolonies voor de schoolplichtige-, dagverblijven voor de jongere kinderen kunnen belangrijk bijdragen tot verhooging van de levenskracht. 2°. In deze inrichtingen moeten de kinderen zoo jong mogelijk worden opgenomen en zoo noodig langen tijd worden verzorgd. 3°. De kinderen, die naar deze inrichtingen gezonden moeten  92 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN worden, behooren zorgvuldig te worden uitgezocht door daarvoor bepaaldelijk aangewezen geneeskundigen. Deze geneeskundigen winnen tevoren inlichtingen in bij de huis- en schoolartsen. 4°. De inrichtingen moeten onder voortdurend medisch toezicht staan; in het bijzonder zal én door medici én door daarvoor aangestelde deskundige controleuses echerp toezicht moeten worden uitgeoefend op de gezinnen, waarheen zwakken en herstellenden worden verwezen. Gelet dient te worden op de slaapplaatsen, ventilatie, voeding, het niet geëxploiteerd worden van de kinderen, reinheid en besmettingsgevaar, daaronder ook begrepen moreele besmetting. 5°. In de inrichtingen voor jonge kinderen geschiede de medische verzorging (baden, verbinden, wondbehandeling, enz.) door verpleegsters. Dergelijke dagver plegingen worden daarom bij voorkeur vastgekoppeld aan inrichtingen voor wijkverpleging of aan ziekenhuizen. 6°. Voor uitzending naar vacantiekolonies moeten die kinderen het eerst in aanmerking komen, welke reeds vroeger in dagverplegingen of kolonies zijn geweest. 7°. Na ontslag uit de dagverplegingen of terugkeer van de kinderen uit vacantiekolonies of verblijf op het platteland is geneeskundige contróle gedurende eenige maanden noodig. Deze contróle geschiede bij voorkeur door den huisarts. 8°. Er moeten veel meer kinderen worden opgenomen dan tot nu toe mogelijk is. De overheid steune derhalve deze uitzending krachtig, en vuile aan wat aan de door particulieren, ziekenfondsen, coöperatieve vereenigingen enz. bijeengebrachte gelden ontbreekt, om in de behoefte aan goed ingerichte gelegenheden voor opneming van kinderen te voorzien. 9°. Het is gewenscht de ouders der op te nemen kinderen naar vermogen — zij het in vele gevallen ook weinig — in de verpleegkosten te doen bijdragen. 10°. Finantieële steun en hulp tot het in gereedheid brengen van de uitrusting, moeten niet verstrekt worden door de uitzendende vereeniging of instelling, maar door de organen der armenverzorging en in geen geval zonder dat omtrent de noodzakelijkheid van het verleenen van steun de hulp van  EN HUNNE GBZlNNEN. 93 den Armenraad of van andere organen der armenverzorging is ingeroepen. De mogelijkheid worde in zulke gevallen overwogen kleedingstukken in bruikleen te verstrekken. Medewerking van den- Armenraad of van andere organen der armenverzorging worde ook ingeroepen tot het vaststellen van de bijdragen welke door de ouders voor de verpleging gegeven moeten worden. Boschscholen (zooals de Eerste Nederlandsche Buitenschool te 's Gravenhage) zijn te beschouwen als dagverblijven met gelegenheid tot het ontvangen van onderwijs, en worden niet afzonderlijk besproken. Alleen zij vermeld, dat in deze dagverblijven oudere kinderen — immers in den schoolplichtigen leeftijd — worden, opgenomen. Het is trouwens geenszins de bedoeling van de Commissie de dagverblijven te doen bevolken door uitsluitend jonge kinderen, ook kinderen in de schooljaren kunnen daar de gewenschte gezondheid en levenskracht terugwinnen, al moet voor deze aan vacantiekolonies de voorkeur worden gegeven. Uitzending naar herstellingsoorden. Zwakken en herstellenden, welke gedurende langeren tijd in een inrichting moeten worden opgenomen, geen bepaalde verpleging in een ziekenhuis noodig hebben, doch voor wie zoo mogelijk verblijf buiten de eigen omgeving gewenschtis, en kinderen, die te zwak zijn om in een vacantiekolonie het kolonieleven te kunnen meemaken, worden ondergebracht in herstellingsoorden. Bekend werden der Commissie Voor On- en minvermogenden 32 vereenigingen en instellingen met een herstellingsoord. Onderstaande tabel geeft omtrent deze herstellingsoorden eenige gegevens. De verpleeggelden, den laatsten tijd in vele inrichtingen belangrijk verhoogd, geven waarschijnlijk niet meer den juisten toestand van het oogenblik weer. Deze reserve geldt trouwens voor alle prijs-opgaven.  94 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN EN HUNNE GEZINNEN. 95 . , Naam van het Gevestigd Herstellingsoord VOORWAARDEN te Vraag 1 Vraag 3 Scheveningen. „De Sophia Stichting" Kinderen van 3—16 jaar. Hilversum. „Heideheuvel" Jongens van 8—10 jaar, meisjes en vrouwen vanaf 8 jaar. Laren. „Bosch en Heide" Mannen boven 12 jaar. Zandvoort. Badhuis Mannen en vrouwen. Nicolaasga. „Wilhelmina-Oord" Vrouwen en meisjes. Egmond a. Zee. „Hendrika-Stichting" Vrouwen boven 5 jaar, jongens van 6 tot 12 jaar. Laag-Soeren. Badinrichting Mannen. Doorn. „Landszegen'-' 'Mannen. Renkum. Villa „Laura" Vrouwen en meisjes. Loosduinen. „Zeehospitium" Meisjes v. 4-13 jaar, jongens v. 4-11 jaar. Driebergen. „Klein Loo" Vrouwen 25—60 jaar. Assen. Busthuis „Rehoboth" Verpleegsters, onderwijzeressen of damef werkzaam op kantoor of atelier. Dieren. „Bust een weinig" Meisjes en vrouwen van 14—60 jaar. Driebergen. „Vredestein" Mannen en vrouwen. Soestdijk. Gerharda Sebilla Ver- Mannen en vrouwen. hoeven-Stichting Hilversum. • „Hebron" Vrouwen. Huizen. „Erica" Kinderen. Zeist „Rusthof" Vrouwen van 15—25 jaar. Zeist. „Bethanie" Jongens van 4—10 jaar, meisjes van 4— 14 jaar. Nunspeet. „Moria" Ongehuwde vrouwen. Soest. Kinderherstellingsoord Kinderen. Maarseveen. „Huize Vechtoever" Verpleegsters Witte Kr. en Emma-kinderOosterbeek. Villa „Buitenrust" Leden Bond v. Ziekenverpl. [ziekenh. Soest. „Huize Boschlust" ] Zusters Ned. Herv. Diaconessenhuis, Amsterdam. Werkhoven. Sanator.,.de Leemkolk" Zenuw- en krankzinnigenverpleegsters. Amsterdam. „Wilhelmina-huis" Krankzinnigenverpleegsters. Nijmegen. „Huize Villandry" Spoorwegpersoneel, leden vereeniging. Vorden. „Huize Decanye" Spoorwegpersoneel, leden vereeniging. Lunteren. Herstellingsoord Onderwijzers en hunne huisgenooten. Voorthuizen. „Azareel" Leden Vereen.Tramwegpers., Botterdam. Amersfoort. „Het Treeker Bergje" Kinderen van de Mij. Zandbergen. Nunspeet. Koloniehuis Weezenkas Kinderen van 6—15 jaar. Bergen aan Zee Herstellingsoord van , het Burger-Weeshuis Jongens en meisjes uit de verschillende te Amsterdam. instellingen van het Burg. Armbestuur. ■glS IgSs Gemiddelde Verpleeggeld VOOR OPNEMING ||j ^e" P- dag. ja O . Vraag 3 Vraag 1 Vraag S | Vraag 6 Vraag 7 I Prae-Tuberculeus. — _ onbepaald f 1.25 Niet bedlegerig, niet lijd. aan besmett. 65-70 '850-400 4—6 weken f 1.50 v. N -Holl. ziekte, tuberculose of zielsziekten. f 1.80 daarbuiten. Niet bedlegerig, geen epilepsie, geen — — 4—6 w. f 1.25 N.-H. + 20% tuberculose. f 1.50d.buit.+ 20% Niet lijdende aan besmettel, ziekten. — — — f 1.50 of f 1.25 Niet lijdende aan besmettel, ziekten — — tot 6 w. f2.— geen tuberculose en geen zielsziekten. Niet bedleg., geen zielsziekte, geen epi- 100 450 5 w. f 1.10 lepsie, met lijdende aan open tuberculose of besmettelijke ziekten. — — — — onbepaald f 1.— Geen zenuwpatiënten, geen tubercul. 7 40 6 w. f 1.25 geen oudere dames. Geen besmettel, ziekte, geen tubercul. — — 4 w. f 1.50 Niet bedlegerig. Protestant. * tot 6 w. f 1.75 k f 2.— Protestant. — — onbepaald f 6.50 p. w. Medisch attest. 30 85 8 w.—6mnd. f 3.'— of minder. Niet bedlegerig, niet ziek. Protestant. — — onbepaald f 2.— a f 2.25 . Niet bedlegerig, geen tubercul., geen — — onbepaald f 2.— a f 2.50 besmettelijke ziekte. Gereformeerd. : Niet bedlegerig. — — onbepaald f 1.50 a f 2.50 Niet bedlegerig. 50 — 3 a 4 w. f 1.— a f 1.25 Geen tuberc. en geen besmet, ziekte. 50 180 4 & 6 w. f 1.50 + f 0.25 Niet bedlegerig, niet lijdende aan on- 90 200 4 k 5 w. f 1.25 + f 0.25 geneeslijke- of besmettelijke ziekte. Niet bedlegerig en niet zenuwziek. 40 — — f 2.— a f 2.50 Ziek, zwak en prae-tuberculeus. — — onbepaald f 5.— p. week | Niet bedl- g., niet lijd. aan open tuberc. — — 6 w. f 1.25 f2.— Een beperkt aantal vrouwen, die in 15 — 6 w. f 1. eigen onderhoud voorz. en vrouwen — — onbepaald gene en meisjes die beh. aan rust hebben. — 2 w. f 0.50—f 1.— — — — — — gene I Lidmaatschap vereen'ging. 31 150 6 w. gene j Niet bedleg. of hulpbehoev., niet lijd. 25 100 6 w. 3 weken gene, aan besmett. ziekte, yeen tubercul. daarna f 1. J Niet bedlegerig, niet lijdend aan be- — — onbepaald f 2.— smettel. ziekte, geen krankzinnigen. — — — — 6 w. of langer 3 maanden gene, daarna f 0.25. Zwakke en prae-tubercul. kinderen. 30 56 onbepaald f 1.— tot f 1.50 Gevaccin. Niet bedleg., niet lijdend aan 42 122 onbepaald f 1.50 p. dag + fl.- epilepsie,. chorea, nachtwandelen, toeslag p. maand. besmettelijke ziekte. — — 60 — 6 weken —  96 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Uitgezonden werden vragenlijsten aan alle vereenigingen en instellingen, welke zwakken en herstellenden in herstellingsoorden verplegen en de Commissie bekend waren. Terugontvangen werden 19 vragenlijeten. Deze gaven de Commissie de volgende gegevens en leidden tot eenigë conclusies en opmerkingen. 1. Hoe is de naam Uwer Vereening of Instelling? De namen der herstellingsoorden zijn in bovenstaande tabel vermeld. Voorts zijn op dit terrein nog werkzaam: 1. De Vereeniging „Reisbelasting" met een aantal afdeelingen in verschillende gemeenten, en 2. het Marie- Jungius-fonds te 's-Gravenhage. De Vereeniging „Reisbelasting" zendt uit kostwinners en in het algemeen minvermogenden van 14—60 jaar, niet lijdende aan tuberculose en niet aan epilepsie of krankzinnigheid. Het Marie Jungius-fonds te 's-Gravenhage steunt minvermogende werkende vrouwen, welke niet op andere wijze geholpen worden. 2. Heeft Uwe vereeniging een herstellingsoord? 3. Welke zijn de voorwaarden voor opneming? 4. Hoeveel patiënten of kinderen kunt U opnemen? 5. Hoeveel neemt U gemiddeld per jaar op? 6. Hoelang duurt het gemiddeld verblijf ? 7. Hoeveel bedraagt het verpleeggeld per dag? De vragen 2—7 vinden in bovenstaande tabel voldoende beantwoording. 8. Door wien wordt het verpleeggeld in den regel betaald? De verpleeggelden worden meestal betaald door vereenigingen, soms door patiënten zelf of door particulieren en vereenigingen en besturen voor armenzorg. 9. Zorgt gij voor Uwe patiënten en kinderen voor deskundig medisch toezicht en zoo noodig voor geneeskundige behandeling? Deze vraag wordt door 13 vereenigingen bevestigend, door 1 ontkennend beantwoord. De Vereeniging „Reisbelasting" zorgt niet voor deskundig medisch toezicht of geneeskundige  EN HUNNE GEZINNEN 97 behandeling. In vele inrichtingen wordt alleen dan een medicus geroepen, als dit noodig schijnt. Meestentijds is er derhalve wel medisch toezicht, maar niet in alle is hierin voorzien. 10. Hebt U den indruk, dat vele patiënten, die in Uwe inrichting worden verpleegd, meer kans op genezing zouden gehad hebben, wanneer ze vroeger gekomen waren? Deze vraag wordt bevestigend beantwoord door 3 vereenigingen, ontkennend door 4, terwijl 2 vereenigingen meenen dat dit wel soms, maar niet dikwijls het geval is. 11. Ontvangen de kinderen in Uwe inrichting ook schoolonderwijs ? Dit is, voor zoover de Commissie kon nagaan, in geen der herstellingsoorden het geval. 12. Meent U, dat de slechte economische omstandigheden, waarin Uwe patiënten verkeeren, dikwijls een rol spelen in het ontstaan der ziekte, en vaak de oorzaak zijn van vertraagde genezing? 13. Moet bij rustbehoevenden meestal de oorzaak worden gezocht in overspanning van zenuwen of uitputting tengevolge van te zwaren arbeid temidden van bezwarende omstandigheden ? Vraag 12 wordt bevestigend beantwoord door 7 vereenigingen, ontkennend door 2. Vraag 13 bevestigend beantwoord door 8, ontkennend door 3 vereenigingen. 14. Welke andere oorzaken liggen aan de behoefte aan rust en verblijf buiten ten grondslag? Als andere oorzaken worden genoemd: Doorstane ziekte, lichamelijke verwaarloozing in de jeugd, onbekendheid met de eischen der hygiëne, aangeboren lichamelijke minderwaardigheid, bij kinderen ook afmattende schoolarbeid. 15. Is U tevreden over de resultaten, die ge bereikt? 7  98 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 16. Blijft meestal het herstel aanhouden, wanneer de patiënt naar huis is teruggekeerd? 17. Komen dikwijls dezelfde patiënten terug? 15 vereenigingen zijn over de bereikte resultaten tevreden, 1 niet. Het herstel blijft doorgaans aanhouden, volgens 9, dikwijls volgens 2 en niet volgens 3 vereenigingen. Dikwijls komen dezelfde patiënten terug bij 11 vereenigingen, en dan juist worden schitterende resultaten gezien. 18. Meent U, dat door dagverpleging in de onmiddellijke nabijheid der stad hetzelfde of bijna hetzelfde resultaat zou kunnen worden verkregen? Zoo neen, welke zijn Uwe bezwaren tegen dagverpleging? Dagverpleging vindt in de antwoorden geen waardeering. De bezwaren daartegen zijn bij de meeste antwoordende vereenigingen het 's avonds terugkeeren in de eigen omgeving en daar weer deelen in de dagelijksche zorgen van het gezin, dan ook het vermoeiende heen en weer trekken, en de ongunstige invloed van de drukte, het lawaai en de stof van een groote stad. 19. Wanneer Uwe vereeniging geen herstellingsoord heeft, verstrekt U versterkend voedsel? 20. Welke patiënten komen voor Uwe hulp in aanmerking? 21. Waaruit bestaat het voedsel? 22. Hoe lang wordt het verstrekt? 23. Hóéveel gevallen hebt ge per jaar? Door enkele vereenigingen wordt versterkend voedsel verstrekt aan die patiënten die na verblijf in het herstellingsoord thuis nakuren; in deze gevallen wordt voor onbepaalden tijd melk verschaft. 24. Door wie worden de gevallen aangebracht? De gevallen worden aangebracht door eigen aangiite, en door geneeskundigen, wijkzusters en belangstellenden. 25. Op welke andere wijzen dan de hierboven genoemde  EN HUNNE GEZINNEN. 99 tracht ge zwakken, herstellenden, rustbehoevenden te hulp te komen? Eén vereeniging, de Maatschappij „Zandbergen", geeft een andere wijze aan, waarop ze hulp verleent, n.1. door het gezin tijdelijk van de kinderen af te helpen, als de moeder door zwakte tijdelijk niet in staat is haar werk te doen. De kinderen komen dan tegen vergoeding logeeren in de inrichting. 26. Wordt door U ook financiëele hulp geboden? Financiëele steun wordt wel bij uitzondering door enkele vereenigingen gegeven. 27. Op welke wijze overtuigt U zich van de noodzakelijkheid daarvan? Informatiën worden ingewonnen bij den Armenraad, de organen der armenzorg en bij particulieren. 28. Wordt de noodzakelijkheid voor en de vorm van het verleenen van hulp (in welken vorm ook) medisch gecontroleerd? Zoo ja, op welke wijze? 29. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze? Medische contróle is voor het meerendeel der herstellingsoorden eisch voor opneming; verlangd wordt een medisch attest volgens vastgesteld model. Enkele vereenigingen hebben een eigen controleerend geneeskundige. Het resultaat van het verblijf in het herstellingsoord wordt zelden medisch nagegaan, tenzij de patiënt zich bij zijn huisarts aanmeldt. Van de vereeniging gaat deze contróle niet uit. 30. Welke niet hierboven genoemde pogingen worden door U aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin zwakken, herstellenden, rustbehoevenden met hun gezinnen vaak verkeeren ? Geen andere, dan de reeds als antwoord op vraag 25 door de Maatschappij „Zandbergen" aangegeven wijze van de door haar verleende hulp. 31. Is U van oordeel, dat in ons land de zorg voor zwakken,  100 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN herstellenden, rustbehoevenden voldoende wordt behartigd, of meent U, dat door nauwlettender en uitgebreider zorg èn voor de patiënten zeiven èn wat betreft de verbetering van den economischen toestand, waarin ze verkeeren, vele chronische ziekten zouden kunnen worden voorkomen ? 32. Zoo ja, door welke middelen zou daarin verbetering kunnen worden gebracht? Deze zorg wordt door alle antwoordende vereenigingen en instellingen onvoldoende geacht. Noodig geacht worden: Meerdere herstellingsoorden. Verbetering van den economischen toestand van de gezinnen en krachtige steun van overheidswege om voldoende herstellingsoorden op te richten en te exploiteeren. Conclusies. De enquête leerde, dat in ons land een klein aantal herstellingsoorden voor behoeftige zwakken.en herstellenden bestaan, opgericht ten deele door philantropische vereenigingen, ten deele door vakvereenigingen. Door enkele vereenigingen wordt de verpleging in die herstellingsoorden door financieëlen steun gemakkelijker gemaakt. Voortdurend echter hebben die herstellingsoorden te kampen met plaatsgebrek, waaruit volgt, dat veel te weinig herstellingsoorden in de behoefte aan verpleging voorzien. De Commissie meent de volgende conclusies te mogen opstellen : 1°. De oprichting van meerdere herstellingsoorden is noodzakelijk. Streng medisch toezicht op behandeling en deskundige verpleging in die herstellingsoorden.behooren aanwezig te zijn. De stichting van goed en naar de eischen des tijds ingerichte herstellingsoorden worde mogelijk gemaakt door krachtigen steun van overheidswege, door de bemoeienis van vakvereenigingen en door onderlinge verzekering. 2°. Indien eenigszins mogelijk worde door de verpleegden in de verpleegkosten bijgedragen. Vereenigingen tot financiëe-  EN HUNNE GEZINNEN. 101 len steun, armbesturen en particulieren vullen het ontbrekende aan, opdat ieder die aan zoodanige verpleging behoefte heeft, deze bekomen kan. , B§ langdurige afwezigheid van den zieke uit de eigen omgeving moet door financieel en steun van armbesturen, particulieren, enz. gelegenheid verschaft worden tot het bezoeken van den zieke door de leden van het gezin, mits naar het oordeel van den behandelenden geneeskundige zulk bezoek niet nadeelig is. 3°. De noodzakelijkheid tot het verleenen van financiëelen en van stoffelijken steun worde door de hulp van den Armenraad of van andere organen der armenzorg vastgesteld. 4°. Verbetering van den economischen toestand, de zorg voor meer hygiënische woningen en de verschaffing van een goede geneeskundige behandeling aan de on- en minvermogenden zijn noodig om ook in de eigen woning aan de behoeften van zwakken en rustbehoevenden tegemoet te komen, het blijvend worden van zwakte toestanden te voorkomen en het resultaat van verblijf in een herstellingsoord te bestendigen. 5°. Chronisch zwakke mannen en arbeidende vrouwen moeten aan hun passend werk worden geholpen. Eventueel hieruit voortvloeiende vermindering van inkomen worde zoo noodig aangevuld door toeslag op loon voor verrichten arbeid. Chronisch zwakke huisvrouwen moeten in haar huishoudelijke bezigheden worden geholpen en haar werk b.v. door reorganisatie van het huishouden, hulp bij de wasch en bij de voedselbereiding worden verlicht. Vla. Maatschappelijk werk voor zenuwzieken. Tot het verkrijgen van gegevens omtrent het maatschappelijk werk voor on- en minvermogende zenuwzieken, moesten aan een aantal zeer verschillende vereenigingen en instellingen vragenlijsten worden toegezonden. Zenuwzieken toch zijn in vele groepen te verdoelen, voor  102 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN iedere groep is bepaald en alleen voor die groep geschikt maatschappelijk werk noodig. Achtereenvolgens zullen besproken worden: 1. de zenuwzieken in het algemeen, welke onder geen der volgende groepen gerekend kunnen worden, 2. de lijders aan vallende ziekte, 3. de zwakzinnigen en achterlijken, 4. de krankzinnigen en idioten, en 5. de spraakgebrek ki gen en stotteraars. Voor al deze groepen van zenuwzieken zijn twee vereenigingen in ons land maatschappelijk werkzaam, te weten de Vereeniging „Maatschappelijk werk bij zenuwlijden en krankzinnigheid", gevestigd te Utrecht en de „Wilhelmina-vereeniging" te 's Gravenhage. Deze beide vereenigingen verdienen een voorafgaande bespreking. De Vereeniging „Maatschappelijk werk bij zenuwlijden en krankzinnigheid", stelt zich ten doel als centrale vereeniging ter behartiging van de maatschappelijke belangen van zenuwlijders en krankzinnigen zedelijken, en zoo mogelijk ook stoffelijken steun te verleenen, wanneer de natuurlijke verzorgers niet bij machte zijn die belangen voldoende te behartigen. Zij strekt hare zorgen uit zoowel over de patiënten, die in een inrichting worden verpleegd, als over hen, die daar niet of niet meer verpleegd worden. Haar arbeid draagt een aanvullend karakter. Zij tracht haar doel te bereiken door a. het stichten en in stand houden van een centraal bureau, tot het verstrekken van inlichtingen en adviezen; b. het bevorderen van steun zoo noodig. aan de natuurlijke verzorgers bij de verpleging van hunne patiënten; c. tijdig te zorgen voor deskundige behandeling en verpleging in een doelmatige omgeving in gevallen van snelverloopend zenuwlijden of acute geestesstoornis; d. het bestrijden van hetgeen het herstel belemmert of tot wederinstorting aanleiding zou kunnen geven; e. het zoeken naar een werkkring voor hen, wier terugkeer in de maatschappij zonder steun bezwaarlijk gaat en /. zoo noodig gezinsverpleging mogelijk te maken. De „Wilhelmina-vereeniging" heeft tot doel de verbetering en verheffing der verpleging van zielszieken; en verleent stoffelijken en zedelijken steun bij maatregelen in het belang der zielszieken. Bedoeld worden vooral tijdige verpleging in in-  EN HUNNE GEZINNEN. 103 richtingen of andere doeltreffende omgeving, en bevordering van de maatschappelijke belangen vooral tegen het einde der verpleging. De vereeniging treedt bij voorkeur aanvullend op ten aanzien van den arbeid van andere instellingen en vereenigingen. Behalve deze beide vereenigingen zijn nog voor zenuwlijders werkzaam de Vereeniging tot Christelijke verzorging van zenuwlijders, het fonds tot ondersteuning van on- en minvermogende zenuwlijders en een viertal sanatoria voor zenuw^ lijders. Uitgezonden werden voor alle groepen van zenuwpatiënten 36 vragenlijsten, terug ontvangen werden 27 ingevulde lijsten en wel: 4 met inlichtingen over zenuwzieken, 4 over lijders aan vallende ziekte, 13 over idioten, zwakzinnigen en achterlijken, 5 over krankzinnigen en 1 over spraakgebrekkigen. De antwoorden met betrekking tot zenuwzieken leverden de volgende gegevens op: 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging? De namen der Vereenigingen in het belang van behoeftige zenuwlijders zijn hierboven vermeld. 2. Heeft Uwe vereeniging een gesticht, verplegingsinrichting of school? 3. Hoeveel patiënten (leerlingen) kunnen er worden opgenomen ? • 4. Hoeveel neemt U er gemiddeld jaarlijks op? 5. Hoeveel bedragen de verpleeg-(school)gelden per dag en per patiënt, of per kwartaal en per leerling? 6. -Door wien worden meestal de verpleeg-(school)gelden betaald? 7. Welke zijn de voorwaarden voor de opneming? 8. Hoe groot is het percentage der genezen ontslagenen ? 9. Wordt na ontslag op geenerlei wijze toezicht op den patiënt (leerling) gehouden? De vragen 2 tot en met 9 vinden beantwoording in de volgende tabel.  SANATORIA VOOR ZENUWLIJDERS. 3 J S -al4 Bedrag der Verpleeg- || | f g, öevestiSd Naam der Vereeniging Sgf | .1 d verpleeg- Selden Voorwaarden voor «g| j* gelden betaald de opnemmg | f| f g ja o door: g & Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag 2 Vraag 2 3 4 Vraag 5 Vraag 6 Vraag 7 8 9 Zeist Christelijk Sanatorium 100 — f 1,60 — — — neen voor zenuwlijders per dag Dongen „Overdonk", '— — f 360,— — Roomsen-Kathol. Niet — neen Sanatorium voor per jaar opgen. worden krank- zenuwlijders zinnigen, drankzuchti¬ gen en alleen mannen KsjJ|-J worden opgenomen. Oegstgeest „Rhijngeest", 80—90 ± 200 f 2,— patiënten. Geneeskundig attest. 20 a neen Sanatorium voor per dag 20 door het Voor mannen en 30% zenuwlijders Rijk _ vrouwen. (onderwij sbelangen) Boekei „Huize Padua" 80 — f300—f400 Roomsch-Katholieke — neen afd. per jaar mannen, voor rustbehoevende zenuwlijders 104 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN  BK HUNNE GEZINNEN. 105 10. Heeft Uwe vereeniging een patronaat? 11. Betrekt dit patronaat ook het gezin binnen den kring zijner bemoeiingen? 12. Op welke wijze is dit patronaat georganiseerd? Geen dezer vereenigingen heeft een patronaat. De vragen 13 tot en met 16 hebben op deze groep geen betrekking. 17. Welke kan de oorzaak zijn van de toenemende zenuwziekten onder de on- en minvermogenden? Eén antwoord wordt op deze vraag ontvangen, luidende: is de toename er wel? Of is ze slechts schijnbaar, omdat er van zenuwzieken meer notitie genomen wordt? 18. Zou door verbetering van maatschappelijke toestanden daarin verbetering te brengen zijn? 19. Wordt door U wel getracht ook in deze richting werkzaam te zijn? Op vraag 18 kwam één antwoord in, hetwelk de invloed van verbetering van maatschappelijke toestanden op het aantal zenuwzieken in twijfel trekt. Naar verbetering dezer toestanden wordt door geen der antwoordende vereenigingen getracht. 20. Wordt wel financiëele steun aan 't gezin verstrekt, zoolang de patiënt in eene inrichting is opgenomen? 21. Hoe oyertuigt U zich van de noodzakelijkheid der te bieden hulp? Financiëele steun wordt niet verleend aan het gezin. 22. Moeten patiënten, door den nood gedrongen, niet meestal te vroeg de inrichting verlaten, alvorens geheel genezen te zijn? Alle antwoorden zijn eenstemmig in hun betuiging dat dit in vele gevallen zoo is. 23. Wat leert Uwe ervaring omtrent slechte woonverhoudingen, tuberculose, geslachtsziekten en alkoholisme als oorzaken van zenuwziekten?  106 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Geantwoord wordt op deze vraag: Zenuwlijders komen vaak tot alkoholisme. Tuberculose en zenuwlijden wassen op denzelfden bodem. Geslachtsziekten geven wel aanleiding tot zenuwlijden. Geslachtsziekte en alkoholisme zijn als ongunstige omstandigheden te beschouwen. 24. Leert Uwe ervaring, dat de on- en de minvermogende vrouw over het geheel te zeer overladen is met werk, vooral wanneer ze ook buitenshuis werkt, en dat daardoor overspanning optreedt? 2 antwoorden kwamen hierop in; deze verklaren, dat dit wel eens, maar niet dikwijls het geval is. 25. Wordt door U op eenigerlei wijze tegemoet gekomen aan de moeilijke omstandigheden, vooral wat betreft hunne maatschappelijke nooden, waarin zenuwzieken dikwijls verkeeren ? Door het fonds voor on- en minvermogende zenuwlijders worden wel patiënten geholpen aan versterkend voedsel in huis en aan verpleging in een inrichting. Dit fonds beschikt over ± f 2000.— 's jaars. 26. Is U van oordeel, dat de zorg voor de hierboven genoemden in ons land voldoende wordt behartigd? Zoo niet, zoudt U dan middelen willen aangeven, die zouden moeten worden aangewend om daarin verbetering te brengen? Het oordeel op de antwoordende vragenlijsten luidt, dat onvoldoende voor zenuwzieken in ons land wordt gezorgd. Zij geven geen middelen aan ter verbetering; hier worde verwezen naar het bovenvermelde omtrent de vereenigingen „Maatschappelijk werk bij zenuwlijden en krankzinnigheid" en „de Wilhelmina-vereeniging". 27. Worden, alvorens door Uwe vereeniging hulp wordt geboden, de noodzakelijkheid voor en de vorm der te verleenen hulp medisch gecontroleerd? Zoo ja, op welke wijze? Dit geschiedt door de zenuwartsen der sanatoria, aan wie uitvoerige medische inlichtingen worden toegezonden.  EN HUNNE GEZINNEN. 107 De vragen 28 en 29 hebben geen betrekking op deze groep. 30. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze? Door het fonds voor on- en minvermogende zenuwlijders worden de resultaten van den verleenden steun medisch nagegaan. Hoe, wordt niet vermeld. 31. Staat Uw gesticht of inrichting onder medisch toezicht en zorgt gij, zoo noodig, voor geneeskundige behandeling van Uwe verpleegden? Deze vraag wordt door alle vereenigingen bevestigend beantwoord. Ook het fonds voor on- en minvermogende zenuwlijders laat zijn ondersteunden kosteloos behandelen. Conclusies. Het is de Commissie uit de gehouden enquête gebleken, dat er in ons land voor on- en minvermogende zenuwlijders onvoldoende gezorgd wordt. Er zijn niet meer dan 4 sanatoria en een drietal vereenigingen tot steun. De oprichting van de Vereeniging „Maatschappelijk werk bij zenuwlijden en krankzinnigheid" en van de „Wilhelmina-vereeniging" bewijst voldoende, dat de behoefte aan meer maatschappelijk werk voor die categorie van zieken gevoeld wordt. Het aantal zenuwlijders, dat in de sanatoria kan worden opgenomen is veel te klein, plaatsgebrek dwingt telkens weer tot afwijzing der aanvragen; is er gelegenheid tot opneming, zoo valt het de on- en minvermogenden veelal uiterst moeielijk de benoodigde verpleeggelden bijeen te brengen; te spoedige verlating van het sanatorium voordat voldoende arbeidsgeschiktheid werd herkregen is daarvan het gevolg met onvoldoend resultaat en groote kans op recidief. Wel worden vele zenuwpatiënten ook in de gewone ziekenhuizen verpleegd, maar deze categorie van patiënten heeft misschien meer dan eenige andere verplaatsing uit de eigen omgeving van noode, en vindt in het ziekenhuis der woonplaats veelal  108 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN moeielijker en eerst na langeren tijd genezing dan in het sanatorium het geval zou zijn geweest. Ja niet zelden blijft het herstel uit en wordt het acute lijden chronisch doordat niet spoedig genoeg verpleging in een doelmatige omgeving mogelijk was. Eenmaal weer thuis uit ziekenhuis of sanatorium is voor velen moreele en stoffelijke steun onmisbaar bij het zoeken van een werkkring. Spoedige terugkeer tot hun vroeger beroep, dan wel verandering van werk — gedacht wordt vooral aan landarbeid — zal voor vele patiënten noodig zijn, en moet dus worden bevorderd. Tijdens de ziekte van den kostwinner behoort het gezin financieel en moreel gesteund te worden. In al deze en dergelijke hulp wordt nog onvoldoende voorzien. De Commissie meent de volgende stellingen te moeten opstellen: 1°. Oprichting van meerdere sanatoria voor lijders aan zenuwziekten is noodzakelijk. De inrichting moet aan strenge hygiënsche eischen voldoen, en alles opleveren wat tot herstel en tot zoo spoedig mogelijke hervatting van den arbeid kan bijdragen. Gelegenheid tot genezing door de methode van geschikten arbeid zal aanwezig moeten zijn. Deze oprichting moet mogelijk gemaakt worden door krachtigen steun van overheidswege, door de bemoeienis van vakvereenigingen, en door onderlinge verzekering. 2°. Indien eenigszins mogelijk worde door de zieken in de verpleegkosten bijgedragen. Vereenigingen tot financiëelen steun, armbesturen en particulieren vullen het ontbrekende aan, opdat ieder die aan zoodanige verpleging behoefte heeft, deze bekomen kan. 3°. Na terugkeer van den zieke in de eigen woning moet hulp worden verleend tot het vinden van passenden arbeid. Zoo noodig moet gelegenheid verschaft worden zich in een ander — meer geschikt — vak te bekwamen. 4°. Tijdens de afwezigheid van den kostwinner en zoolang nog geen voldoend inkomen uit passenden arbeid wordt verkregen, moet het gezin door vereenigingen tot financiëelen steun, armbesturen en particulieren voldoende gesteund worden om niet tot armoede te vervallen.  EN HUNNE GEZINNEN. 109 5°. Tijdens de ziekte van de huisvrouw moet door het verschaffen van hulp in het huishouden, of door opneming van de kinderen in goede tehuizen hulp wordén verleend. 6°. Tijdens de afwezigheid van den zieke uit de eigen omgeving moet door financiëelen steun van de organen der armenzorg, particulieren, enz. gelegenheid worden verschaft tot het bezoeken van den zieke door de leden van het gezin, voor. zooverre dit bezoek naar het oordeel van den behandelenden geneeskundige niet schadelijk voor den patiënt wordt geacht. 7°. Chronisch zenuwzieke mannen en arbeidende vrouwen moeten, wanneer zij niet door passenden' arbeid in de behoeften van hun gezin kunnen voorzien, zoo noodig gesteund worden door toeslag op loon voor verrichten arbeid. 8°. Chronisch zenuwzieke huisvrouwen moeten in haar huishoudelijke bezigheden worden geholpen en haar werk — b.v. door reorganisatie van het huishouden, hulp bij de wasch en bij de voedselbereiding — worden verlicht. 9°. De noodzakelijkheid tot het verleenen van financiëelen en stoffelijken steun worde door de hulp van den Armenraad of van andere organen der armenzorg vastgesteld. Vlo. Maatschappelijk werk voor lijders aan vallende ziekte. Waar in dit rapport van lijders aan vallende ziekte gesproken wordt, worden epileptici bedoeld, en de lijders aan hysterie buiten beschouwing gelaten. Voor epileptici zijn in ons land een 5 tal vereenigingen werkzaam. De Nederlandsche Vereeniging tegen vallende ziekte heeft in een aantal plaatsen afdeelingen en poliklinieken en een ziekenhuis te Amsterdam. De Nederlandsche afdeeling van den internationalen bond tegen vallende ziekte heeft eveneens een polikliniek te Amsterdam en aldaar gelegenheid tot klinische behandeling. De Christe-  110 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN lijke vereeniging voor de verpleging van lijders aan vallende ziekte heeft twee inrichtingen ter opneming te Haarlem en Heemstede. De Vereeniging „Het Josephgesticht" te Heerlen heeft twee gestichten te Heel en Panheel. Eindelijk tracht de Vereeniging „De macht van het kleine" door financiëelen steun de verpleging in de gestichten der Christelijke vereeniging mogelijk te maken. Een 5 tal vragenlijsten werden verzonden; beantwoord terug ontvangen werden 3 lijsten. Deze lijsten gaven nog de volgende gegevens en leidden tot onderstaande conclusies. 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging? Deze vraag vindt in het bovenstaande reeds beantwoording. 2. Heeft Uwe vereeniging een gesticht, verplegingsinrichting of school? 3. Hoeveel patiënten (leerlingen) kunnen er worden opgenomen ? 4. Hoeveel neemt U er gemiddeld jaarlijks op? 5. Hoeveel bedragen de verpleeg-(school-)gelden per dag en per patiënt of per kwartaal en per leerling? 6. Door wien worden meestal de verpleeg-(school-)gelden betaald? 7. Welke zijn de voorwaarden voor de opneming? 8. Hoe groot is het percentage der genezen ontslagenen? .9. Wordt na ontslag op eenigerlei wijze toezicht op den patiënt (leerling) gehouden? Deze vragen vinden beantwoording in nevenstaande tabel.  Inrichtingen tot opneming van epilectici. Aantal . an.t.^1 Verpleeg- a a • Gevestigd Naam van de inrichting be£eik" ""opge- VerPleeK" «elden Voorwaarden |&£ Toezicht te plaatsen n°men gelden door- voor opneming g| na ontslag r patiënten UUI' C5 g — Vraag I en Vraag 2. Vraag 2. Vraag 4. Vraag 5. Vraag 6. Vraag 7, Vr.8. Vraag 9. Amsterdam Gasthuis, Overtoom 368 28 ±130 fl.50p. dag de patiënten mannen en vrou- 50% op de poli- « en door de wen (med.attest) kliniekenen ^ gemeente door huisbe- W Amsterdam zoek. S Haarlem Bethesda-Sarepta — f390.—p.j. de patiënten, vrouwen _ u„ . , ,, „ particulieren (med. attest) o Heemstede Meer en Bosch _ f 390._ p.j. steunende mannen - » vereenigin- (med. attest) 5 gen en arm- ^ besturen B Heel St. Joseph-gesticht 90 - f265 - p.j. de patiënten, R.-K. mannen - t» v i 0l . . , particulieren Panheel St. Anna-gesticht 75. - f210.-p.j. steunende R.-K. vrouwen - - vereenigingen en armbesturen Amsterdam Afd.in St.Joseph-kliniek 10-14 20 a 30 f 2.25 p. dag de patiënten, mannen en vrou- 30% op de polien m kliniek Rotteval particulieren wen (med.attest) .kliniekenen en raad aan de i-' I CPmeenlen | huicgen. £  112 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 10. Heeft Uwe vereeniging een patronaat? 11. Betrekt dit patronaat ook het gezin binnen den kring zijner bemoeiingen? 12. Op welke wijze is dit patronaat georganiseerd ? Patronaten zijn ingesteld door de Nederlandsche vereeniging tegen vallende ziekte in eenige afdeelingen. Ook het gezin wordt in den kring der bemoeiingen betrokken. Huisbezoek wordt gedaan en contróle uitgeoefend op den voorgeschreven leefregel. In Rotterdam geschiedt dit door een verpleegster. De Nederlandsche afdeeling van den Internationalen Bond heeft nog geen patronaat, maar er bestaan plannen tot instelling daarvan. 13. Is U bekend op hoeveel het aantal lijders aan vallende ziekte, in ons land wordt geschat? Volgens de onderzoekingen, gedurende 1912 en 1914 verricht op verschillende plaatsen van ons land op initiatief van de Nederlandsche afdeeling van den Internationalen Bond, wordt het aantal epileptici geschat op 1 onder 250 a 350 personen. Voor het geheele land zou dat dus zijn ± 20.000. In Rotterdam wordt het aantal geschat op ± 1100. De vragen 14 tot en met 19 hebben op epileptici geen betrekking. 20. Wordt wel financiëele steun aan 't gezin verstrekt, zoolang de patiënt in eene inrichting is opgenomen? 21. Hoe overtuigt U zich van de noodzakelijkheid der te bieden hulp? Financiëele steun aan het gezin wordt niet verstrekt. • 22. Moeten patiënten, door den nood gedrongen, niet meestal te vroeg de inrichting verlaten, alvorens geheel genezen te zijn? Deze vraag wordt door alle vereenigingen voor epileptici bevestigend beantwoord. De vragen 23 en 24 hebben op lijders aan vallende ziekte niet in 't bijzonder betrekking. 25. Wordt door U op eenigerlei wijze tegemoet gekomen aan de moeilijke omstandigheden, vooral wat betreft hunne  EN HUNNE GEZINNEN. 113 maatschappelijke nooden, waarin lijders aan vallende ziekte dikwijls verkeeren? Dit geschiedt door sommige afdeelingen van de Nederlandsche Vereeniging tegen vallende ziekte en door de Nederlandsche afdeeling van den Internationalen bond tegen vallende ziekte, door gebrek aan geldmiddelen echter in zeer beperkte mate. 26. Is U van oordeel, dat de zorg voor de hierboven genoemden in ons land voldoende wordt behartigd? Zoo niet, zoudt U dan middelen willen aangeven, die zouden moeten worden aangewend om daarin verbetering te brengen? Van alle vereenigingen kwam hierop een ontkennend antwoord. Noodig wordt geacht: het oprichten van goed toegeruste neurologische klinieken. Voor een stad als Rotterdam wordt een inrichting voor observatie en behandeling der epiliptici noodig geacht. Er moet voorts een gelegenheid worden geschapen waarheen uit deze inrichting de anti-maatschappelijke lijders en de ongeneeslijken kunnen worden verwezen. - 27. Worden, alvorens door Uwe vereeniging hulp wordt geboden, de noodzakelijkheid voor en de vorm der te verleenen hulp medisch gecontroleerd? Zoo ja, op welke wijze? Dit geschiedt door de specialisten der vereeniging, welke ook de doeltreffendheid van den verleenden steun van medisch standpunt nagaan. De vragen 28 en 29 behoeven geen bijzondere beantwoording. De vraag 30 vindt deze reeds in het antwoord op vraag 27. 31. Staat Uw gesticht of inrichting onder medisch toezicht en zorgt gij, zoo noodig, voor geneeskundige behandeling van Uwe verpleegden? Voor medisch toezicht en voor deskundige behandeling wordt in alle gestichten voor epileptici gezorgd. 8  114 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Conclusies. De enquête naar de in ons land geboden maatschappelijke hulp aan behoeftige lijders aan vallende ziekte heeft geleerd, dat voor deze categorie nog te weinig wordt gedaan. De oorzaak van dit tekort moet vooral in gebrek aan geldmiddelen gezocht worden. De bestaande vereenigingen kunnen zich uit dien hoofde niet voldoende ontwikkelen en moeten zich te veel in haar arbeid beperken. Ongetwijfeld zullen de veréenigingen „Maatschappelijk werk bij zenuwlijden en krankzinnigheid" en de „ Wilhelmina-V ereeniging" de noodige hulpverleening bevorderen en deze meer mogelijk maken. De Commissie meent het volgende te moeten vaststellen: 1. Er zijn in ons land meer inrichtingen ter observatie, behandeling en verzorging van behoeftige lijders aan vallende ziekte dringend noodig. Anti-maatschappelijke en ongeneeslijke epileptici moeten, voor zooverre ze in de eigen omgeving niet kunnen blijven, in een inrichting worden ondergebracht. De inrichtingen behooren te beantwoorden aan strenge hygiënische eischen en moeten onder medisch toezicht staan. Voor gèneeskundige behandeling der patiënten moet worden gezorgd. Krachtige steun van overheidswege make de stichting en exploitatie mogelijk, zóó dat ook behoeftige lijders kunnen worden opgenomen. 2. Alle behoeftige lijders aan vallende ziekte, voor wie ter observatie en behandeling en ter bescherming tegen een ongunstige omgeving opneming noodig wordt geacht, moeten door steun van de organen der armenverzorging van vereenigingen en particuleren hiertoe in de gelegenheid worden gesteld. Naar vermogen worde door de patiënten in de verpleegkosten bijgedragen. Tijdens hun afwezigheid moet het gezin van den kostwinner door de organen der armenverzorging, door particulieren en vereenigingen zoodanig worden gesteund, dat het voor armoede bewaard blijft. Bij afwezigheid van de huismoeder moeten de kinderen in goede tehuizen worden ondergebracht. 3°. Na ontslag uit de inrichting moeten de lijders aan val-  EN HUNNE GEZINNEN. 115 lende ziekte met raad en daad worden bijgestaan', moet gezorgd worden voor medische contróle, passend werk worden gezocht, indien noodig het leeren van een. ander vak worden bevorderd, hulp in de huishouding worden geboden, en financiëele steun worden gegeven, zoolang deze noodig is 40 Tijdens de afwezigheid van den lijder uit de eigen omgeving moet door financiëelen steun gelegenheid worden verschaft tot het bezoeken van den zieke door de leden van het gezin, voor zooverre tegen dit bezoek bij den behandelenden geneeskundige geen bezwaar bestaat. 5°. De noodzakelijkheid tot het verleenen van financieëlen en stoffelijken steun worde door de hulp van den Armenraad of van andere organen der armenzorg vastgesteld. .VIc. Maatschappelijk werk voor zwakzinnigen en achterlijken. Aan een bespreking van hetgeen aan maatschappelijk werk in ons land voor behoeftige zwakzinnigen en achterlijken gedaan wordt, moge de opmerking voorafgaan, dat de begrippen achterlijkheid, zwakzinnigheid en idiotie onderling niet altijd scherp gescheiden kunnen worden, maar deze toestanden allengs in elkander kunnen overgaan. Tusschen den geestelijk en moreel normale en den krankzinnige bestaan tal van overgangen en tusschenstadia, welke een groepsgewijze indeeling schier onmogelijk maken. Het kwam der Commissie practisch voor de idioten te bespreken met de krankzinnigen en de achterlijken en zwakzinnigen samen te behandelen. Voor de behoeftige zwakzinnigen en achterlijken zijn in ons land, voor zooverre de Commissie kon nagaan, een tiental vereenigingen werkzaam, n.1.: 1. de Centrale vereeniging ter behartiging van de belangen van zwakzinnigen in Nederland, gevestigd te Amsterdam, met een aantal plaatselijke afdeelingen. 2. de Vereeniging tot stichting van Christelijke inrichtingen voor verpleging van zwakzinnigen, gevestigd te Amsterdam, met paviljoens te Rekken.  116 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 3. de Vereeniging tot het verzorgen, opvoeden en onderwijzen van zwakzinnige kinderen, gevestigd te Utrecht, met de Jan Pieter Heije stichting te Oosterbeek. 4. de Vereeniging tot instandhouding van het geneeskundig opvoedingsgesticht voor zwakzinnige en achterlijke kinderen, gevestigd te 's-Gravenhage, met inrichting te 's-Gravenhage. 5. de Vereeniging tot opvoeding en verpleging van idiote en achterlijke kinderen, gevestigd te Utrecht, met inrichtingen „Groot Emaus", „'s Heerenloo" en „Lozenoord" te Ermelo. 6. de Centrale vereeniging voor gezondheidskolonies voor zwakzinnigen, gevestigd te Utrecht, met koloniehuis bij Ede, met daarbij aangesloten 7. het Dr. W. G. Huet-fonds te Haarlem. 8. de Vereeniging van onderwijzers en artsen, werkzaam aan inrichtingen voor onderwijs aan achterlijke en zenuwzwakke kinderen, gevestigd te Amsterdam. 9. de vereeniging „Zorg voor het achterlijke kind", gevestigd te 's-Gravenhage. 10. ten slotte heeft de gemeente Leiden in eigendom de afdeeling „Voorgeest" te Oegstgeest bij Leiden, bestemd voor de opvoeding en verzorging van zwakzinnigen uit de provincie Zuid-Holland, en zijn er door de zorg van enkele gemeentebesturen en vereenigingen nog scholen voor achterlijken opgericht, o. a. te 's-Gravenhage, Amsterdam, Alkmaar, Almelo, Rotterdam, Hilversum, Utrecht, Groningen, Haarlem, Arnhem, Leiden, Dordrecht, Maastricht, Deventer en Schiedam. Amsterdam heeft 5 scholen met ± 600 leerlingen. Terugontvangen werden 12 ingevulde vragenlijsten. De gegevens door de Commissie verkregen blijken uit de volgende antwoorden. 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging ? Deze vraag vindt in het hierboven vermelde reeds voldoende beantwoording. 2. Heeft Uwe vereeniging een gesticht, verplegingsinrichting of school? 3. Hoeveel patiënten (leerlingen) kunnen er worden opgenomen ? 4. Hoeveel neemt U er gemiddeld jaarlijks op?  EN HUNNE GEZINNBNv 117 5. Hoeveel bedragen de verpleeg-(school)gelden per dag en per patiënt, of per kwartaal en per leerling? 6. Door wien worden meestal de verpleeg-(school)gelden betaald ? 7. Welke zijn de voorwaarden voor de opneming? 8. Hoe groot is het percentage der genezen ontslageneD? 9. Wordt na ontslag op eenigerlei wijze toezicht op den patiënt (leerling) gehouden? De antwoorden op de vragen 2 tot en met 9 vinden beantwoording in de volgende tabel. (Zie pag. 118). 10. Heeft Uwe vereeniging een patronaat? De afdeeling Amsterdam van de Centrale Vereeniging tot behartiging van de belangen van zwakzinnigen heeft een patronaat" ingesteld; zoo ook de vereeniging „Zorg voor het achterlijke kind" te 's-Gravenhage. De patroons van de laatste zijn meestal onderwijzers, die eenigermate toezicht houden op de leerlingen, die de school voor achterlijken doorloopen hebben. Overigens is bij de andere vereenigingen niets van een patronaat gebleken. De afdeeling Arnhem van de Centrale Vereeniging meldt, dat er nog geen behoefte aan gevoeld wordt, maar dat patronaat zal ingevoerd worden, als de behoefte er aan komt. 11. Betrekt dit patronaat ook het gezin binnen den kring zijner bemoeiingen? Hiervan blijkt niets. 12. Op welke wijze is dit patronaat georganiseerd? De onderwijzers van de school voor achterlijken te 's-Gravenhage blijven in contact met den oud-leerling en geven hem raad. In Amsterdam wordt het patronaat uitgeoefend door leden van de afdeeling. 13. Is U bekend op hoeveel het aantal achterlijken en zwakzinnigen in ons land wordt geschat? Onder de schoolbevolking is li/2a 2 % achterlijk volgens de  INRICHTINGEN VOOR ACHTERLIJKEN EN ZWAKZINNIGEN. Naam « J S & I Bedrag VerPlee«' Oordeel over Toezicht Gevestigd ■ ^ ^ ï-^Sg der gelden Voorwaarden voor ^ ^ ^ Opmerkingen te: 03 Lh ® Gevestigd 5 ï °a Mï« Verpleeggeld S^'S) soS 8 te: 5 « ■» ï -S !s 2 betaald door: Sn, c a~ * O CO «"O S> ö B*'t5 «! c w ' O j» S g Vraag Vraag Vraag 0-1 Vraag 2 s ! * 5 Vraag 6 Vraag 7 Vraag 8 Arnhem 25 45 f 1,— patiënten 6 mnd. 40% p. d. werkgevers burgerl. armbest. armenzorg particulieren Haarlem * 20 35 niets — 6 „ 50 „ Nijmegen 18 18 f 1,32 gemeente f 0,50 6 „ 50 „ patiënt f0,25 vereen, de rest Kampen 8 6 „ 0,25 patiënten en armbesturen — — Schiedam 10 10 niets — 6 „ Hillegom 24 40 „ — 5 „ — Vlaardingen 6 6 „ — 6 „ . 20 „ Hilversum 60 15 „ 3 _ Gouda 5 5 — 's-Gravenhage 30 30 „ — 6 „ — Harlingen 6 6 „ — Alkmaar 12 15 „ — 25 „ Watergraafsmeer 2 2 — — 4 „ . Winkel 2 2 — 6 — Dordrecht 35 35' „ — 6 „ Bodegraven 20 15 — — 12 „ Deventer 20 60 fl,40 ziekenfonds 4 „ — armbestuur patiënt  132 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 9. Is u bekend op hoeveel het aantal lijders aan tuberculose in ons land wordt geschat? Dit aantal wordt door één vereeniging geschat op 30.000. 10. Gebeurt het dikwijls, dat patiënten te laat in uwe inrichting komen, zoodat de kans op genezing daardoor gering wordt ? Bevestigend wordt deze vraag beantwoord door 5 vereenigingen. 11. Zorgt gij, zoo noodig, voor geneeskundige behandeling voor uwe verpleegden? Dit geschiedt in 8 dagverplegingen van de bovenvermelde 17. 12. Heeft uwe vereeniging een consultatiebureau? Er zijn in ons land 46 consultatiebureaux. Van de 121 antwoordende vereenigingen hebben 36 een consultatiebureau. 13. Zijn aan uwe vereeniging voor het eigenlijke practische werk huisbezoeksters (enquêtrices) verbonden? 14. Zijn deze verpleegsters (gediplomeerd) of niet? 15. Indien zij gediplomeerde verpleegsters zijn, hebben zij dan een afzónderlijke opleiding genoten, om zich speciaal voor het maatschappelijk werk voor zieken voor te bereiden? 16. Zoo zij geen gediplomeerde verpleegsters zijn, ontvingen zij dan eenige opleiding om zich speciaal voor het maatschappelijk werk voor zieken voor te bereiden? Huisbezoek wordt in ons land uitgeoefend in 46 vereenigingen met een consultatiebureau door 82 gediplomeerde en 8 ongediplomeerde huisbezoeksters, en door 203 vereenigingen zonder een consultatiebureau door 165 gediplomeerde en 63 ongediplomeerde huisbezoeksters. Voor de 121 antwoordende vereenigingen zijn de getallen: huisbezoek wordt uitgeoefend in 114 vereenigingen door 68 gediplomeerde- en door 46 ongediplomeerde verpleegsters. De ongediplomeerde verpleegsters bezitten het diploma als huisbezoeksters in 41 Vereenigingen, geen zoodanig diploma in 5 vereenigingen.  EN HUNNE GEZINNEN. 133 De gediplomeerde verpleegsters hebben tevens het diploma als huisbezoekster in 46 vereenigingen, en missen het laatste in 22 vereenigingen. 17. Wanneer het vak, dat patiënten uitoefenen, hun genezing in den weg staat, worden dan wel pogingen aangewend, door u zelf of door uwe bemiddeling, om ander werk voor hen te zoeken of hen voor een ander vak te laten bekwamen? Deze vraag wordt beantwoord door 56 vereenigingen bevestigend, door 65 vereenigingen ontkennend. 18. Indien .uwe vereeniging geen consultatiebureau heeft, op welke wijze tracht ge uw doel te bereiken? Door voorlichting bij huisbezoek. „ verschaffing van verplegingsartikelen. „ verstrekking van versterkend voedsel. „ verschaffing van hulp in het huishouden. „ steun bij sanatorium verpleging. „ zorg voor ontsmetting. „ verschaffing van ligtenten. „ tegemoetkoming in de huishuur. „ hulp bij de wasch. „ uitzending naar vacantiekolonies. „ woningverbetering. „ propaganda, en verspreiding van lectuur. „ financiëelen steun. 19. Wordt het gezin wel eens financieel gesteund? 20. Hoe overtuigt u zich van de noodzakelijkheid van den te bieden financiëelen steun ? Financieële steun wordt verstrekt door 40 antwoordende vereenigingen van de 121. De noodzakelijkheid daartoe bleek uit inlichtingen van de behandelde geneeskundigen (10 maal), uit inlichtingen van de huisbezoekster (14 maal), uit informaties bij den Armenraad en bij armbesturen (10 maal). 21. Wordt versterkend voedsel verschaft? 22. Waaruit bestaat dit?  134 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAS ZIEKEN 23. Vóór hoe langen tijd wordt dit gemiddeld gegeven? 24. Hoeveel gezinnen komen daarvoor gemiddeld jaarlijks in aanmerking? Vérsterkend voedsel wordt in de 121 antwoordende vereenigingen verstrekt door 57 vereenigingen, bestaande in melk (50 vereen.), vleesch (18 vereen.), eieren (18 vereen.), havermout (8 vereen.), warme maaltijden (8 vereen.), erwten en boonen (6 vereen.), spek (5 vereen.), grutterswaren (3 vereen.), soep (4 vereen.), vruchten (1 vereen.) en wijn (1 vereen.). De verstrekking was onbepaald lang bij 30 vereen, eenige maanden bij 17 vereen., 6 weken bij 5 vereen, en 4 weken bij 3 vereen. Het aantal gesteunde gezinnen wordt opgegeven door 33 vereenigingen, met een totaal van 936 gezinnen. 25. Worden wel kleeding, dekking, ligging verstrekt? Kleeding, dekking en ligging werden verstrekt in 75 vereenigingen (van de 121 vereen.). 26. Wordt wel hulp in de huishouding of dergelijke gegeven? Dit geschiedt in 59 vereenigingen wel, in 62 vereenigingen van de 121 niet. 27. Wordt, indien noodig, gezorgd voor kostelooze ontsmetting ? Dit geschiedt wel in 106 vereeningen en niet in 15 van de 121. 28. Indien de woning van patiënten schadelijk is voor hunne gezondheid wordt voor hen gepoogd tot verbetering der woning te komen of wel eens een andere woning gezocht of bijslag in de huur voor het betrekken van een betere woning gegeven? Bevestigend wordt deze vraag beantwoord door 110 en ontkennend door 11 vereenigingen van de 121. 29. Welke andere middelen, dan de hierboven genoemde worden door u aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin lijders aan tuberculose vaak verkeeren?  EN HUNNE GEZINNEN. 135 • Genoemd wórden nog: het bieden van inoreeeien steun, liet bemiddelend optreden tot het verkrijgen van hulp van particulieren, het opnemen van kinderen in kinderbewaarplaatsen en het bemiddelend optreden bij armbesturen en vereenigingen. 30. Worden door u de noodzakelijkheid voor en de vorm van het verleenen van hulp (in welken vorm ook) medisch gecontroleerd? Zoo ja, op welke wijze? Meestentijds vindt dit plaats door de behandelende geneeskundigen en door de artsen van de consultatiebureaux. In zeer enkele gevallen wordt geen medische contróle uitgeoefend. 31. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze? Ook de doeltreffendheid wordt öf door de behandelende geneeskundigen óf door de consultatiebureaux gecontroleerd. 32. Is u van oordeel, dat in ons land de zorg voor bovengenoemde zieken, vooral wat betreft hun materieele nooden, voldoende wordt behartigd. Zoo niet, welke zijn de leemten, en op Welke wijze zou daarin kunnen en moeten worden voorzien? Op deze vraag kwamen vele antwoorden, volgens welke de zorg voor behoeftige lijders aan tuberculose nog onvoldoende is. Eenige antwoorden worden hier vermeld: De financiën der plaatselijke vereenigingen zijn ontoereikend om te voorzien in een goede verpleging in ligtenten, lighallen en in de eigen woning. Uitzending naar sanatoria wordt zeer bemoeilijkt, omdat de armbesturen voor de hooge kosten terugdeinzen. Grooter Rijkssubsidie is noodzakelijk en ook vooral verbetering van de volkshuisvesting. De patiënten moeten hun werk door gebrek aan inkomsten te vroeg hervatten; er is voor hen moeielijk en te weinig financieële steun te vinden; opneming in sanatoria is te zelden mogelijk; openstelling van goedkoopere sanatoria is noodig; ook meerdere uitzending naar vacantiekolonies, en voorziening in den woningnood. Noodig is bevordering van de hygiëne onder het volk, onderwijs in gezondheidsleer op de lagere en  136 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN middelbare scholen. Staatsuitkeering wordt noodig geacht voor chronisch-zieken. Gewenscht wordt centralisatie van de hulp voor behoeftige lijders aan tuberculose. njp0\ Met groote erkentelijkheid ontvingen de medische leden van de commissie een zeer uitvoerig antwoord van de vereeniging te Nijmegen; de voornaamste punten hiervan verdienen vermelding. Van het grootste belang worden geacht: 1°. het tijdig herkennen van de ziekte. Het beduidt een aanzienlijk financiëel verlies, dat eerst bij manifeste tuberculose met de bestrijding begonnen wordt. Dit worde bevorderd door onderwijs in de hygiëne aan a.s. onderwijzers en leerlingen der hoogste klasse van de lagere school, door actieve schoolartsen, en door waakzaamheid van werkgevers en arbeidsinspecteurs. 2°. zorg voor lijders aan prae-tuberculose. Extra-voeding, meerdere rusturen, halve werkdagen, uitzending naar vacantiekolonies en herstellingsoorden zijn hiertoe noodzakelijk en moeten door financiëelen steun mogelijk gemaakt worden. 3°. zorg voor lijders aan beginnende tuberculose. Zorgvuldig medisch onderzoek, het voorkomen van armoede en zorg door geldelijke hulp, hulp in de huishouding, bevordering van een goede huiselijke verzorging moeten de behandeling in dit stadium mogelijk maken. Rustkuren thuis en opneming in sanatoria moeten bevorderd worden, opdat niet langer dan goed is worde doorgewerkt en de ziekte verheimelijkt. Het bouwen van meer hygiënisch ingerichte woningen, vooral van de slaapkamers, komt aan het voorkomen der ziekte en aan de huiselijke verpleging der lijders ten goede. Goed georganiseerde vakvereenigingen kunnen de opneming in sanatoria bevorderen door hun leden te laten contribueeren in sanaloriumfondsen. (Berekend wordt op 10.000 leden jaarlijks het opnemen van 100 patiënten gedurende ieder 9 maanden ad. f 2.— per-dag = f 54000.— kosten = per jaar en per lid contributie voor het Sanatoriumfonds van f 5.40 = ± 10 cents per week.) 4°. zorg voor ernstiger lijders aan tuberculose. Zij kunnen verpleegd worden thuis onder de noodige voorzorgen of in  EN HUNNE GEZINNEN1. 137 ziekenhuizen; deze verpleging moet mogelijk gemaakt worden door maatschappelijk werk. De geachte schrijver van dit antwoord meent, dat het grootste deel der tuberculose patiënten in ons land te gronde gaat door gebrek aan kundige medische behandeling in het begin der ziekte, welk gebrek voor een groot deel zijn oorzaak vindt in de materiëele nooden en maatschappelijke moeilijkheden van de patiënten, waarin onvoldoende door maatschappelijk werk wordt tegemoet gekomen. Conclusies. Het onderzoek naar de bestrijding der tuberculose heeft der Commissie geleerd, dat deze onder leiding van de Nederlandsche Centrale vereeniging in ons land geschiedt door 11 provinciale vereenigingen en 302 plaatselijke vereenigingen (onder welke 214 Groene- en Witte kruis vereenigingen). Deze trachten haar doel te bereiken: 1. door het werk der consultatiebureaux (46), 2. door huisbezoek, door enquêtrices en wijkverpleegsters, bij minstens 249 vereenigingen, 3. door het verschaffen van gelegenheid voor dagverpleging bij minstens 23 vereenigingen, 4. door het bevorderen van de huiselijke verpleging, en door het verstrekken van hulpmiddelen tot vermindering van het besmettingsgevaar, 5. door de uitzending van patiënten naar sanatoria, herstellingsoorden, vacantiekolonies en gezinnen op het platteland, 6. door verbetering van de woonverhoudingen, 7. door het verleenen van hulp in de huishouding, 8. door het verstrekken van versterkend voedsel, 9. door bemiddelend optreden bij werkgevers en bij vereenigingen en instellingen voor armenverzorging. Het huisbezoek geschiedt in de meeste vereenigingen door gediplomeerdeverpleegsters, van wie velen in het bezit zijn van het diploma van enquêtrice; slechts enkele vereenigingen maken gebruik van krachten, welke noch voor het verplegen van zieken, noch voor het maatschappelijk werk een bijzondere opleiding hebben genoten. Versterkende middelen, kleeding, dekking  138 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN ligging, en hulp in de huishouding wérden door niet meer dan door 50°/0 der vereenigingen verstrekt. Het mogelijk maken van sanatorium-verpleging gelukt de vereenigingen nog maar in betrekkelijk weinige gevallen ; ter voorkoming van tuberculose bij het kind geschiedt door de vereenigingen nog weinig, tenzij deze het gevolg is van sputumprophyllaxe en de verbetering van de huiselijke verhoudingen. Niet meer dan 50 % van het aantal gezinnen, dat daaraan behoefte hebben, wordt door de vereenigingen bereikt. De verzorging der lijders aan tuberculose geschiedt in ons land derhalve nog onvoldoende, al kan, dank zij vooral het hooge bedrag der Rijkssubsidie, reeds veel worden bereikt. Veel blijft in het bijzonder nog te doen over voor vereenigingen van armenverzorging, burgerlijke armbesturen, diaconieën, enz.: a. tot het voorkomen van tuberculose bij het kind, 6. tot het voorkomen en latent blijven van tuberculose bij volwassenen, c. tot het herstel van lijders aan. manifeste tuberculose, ci. tot verbetering van de maatschappelijke omstandigheden, waaronder de lijders aan tuberculose in hun eigen woning verkeeren. De Commissie meent de volgende maatregelen te moeten aanbevelen: ci. tot het voorkomen van tuberculose bij het kind. 1. Goede zuigelingenzorg (zie het vermelde in de hoofdstukken : maatschappelijk werk voor kraamvrouwen en zuigelingen). 2. Zorg voor de verpleging van kleine kinderen in dagverplegingen (zie het vermelde in het hoofdstuk: maatschappelijk werk voor zwakken en rustbehoevenden). 3. Meerdere uitzending naar vacantiekolonies en herstellingsoorden (zie het vermelde in het hoofdstuk: maatschappelijk werk voor zwakken en rustbehoevenden) en buitenscholen. 4. Meerdere verstrekking van versterkend voedsel, kleeding, dekking en ligging. 5. Bemiddelend optreden bij de beroepskeuze. b. tot het voorkomen en latent blijven van tuberculose bij volwassenen: 1. Meerdere zorg voor volwassen zwakken en herstellenden  EN HUNNE GEZINNEN. 139 (zie. het vermelde in het hoofdstuk: maatschappelijk werk voor zwakken en herstellenden). 2. Zorg voor woningverbetering (toeslag in huur, steun bij verhuizing, bemiddelend optreden bij woningdiensten, het mogelijk maken van reparaties en verbeteringen). 3. Bemiddelend optreden bij bet zoeken naar passenden arbeid, en door het mogelijk maken van het ontvangen van vakonderwijs zoo noodig bij verandering van werkkring. 4. Bemiddelend optreden bij en het mogelijk maken van het genezen van drankzuchtigen en lijders aan geslachtziekten (zie het vermelde in de desbetreffende hoofdstukken). 5. Meerdere verstrekking van versterkend voedsel, ligging, dekking en kleeding aan on- en minvermogenden. 6. Het verstrekken van financieëlen steun tot het voorkomen van verarming van gezinnen, waarin de kostwinner zijn werk moet verminderen of opgeven. 7. Het verschaffen van hulp in de huishouding. c. tot het herstel van lijders aan manifeste tuberculose: 1. Krachtiger subsidie van Overheidswege aan sanatoria voor tuberculose, uitbreiding van het aantal sanatoria door Rijkssteun. 2. Meerdere uitzending van lijders aan beginnende tuberculose naar lighallen, sanatoria en ziekenhuizen. 3. Financieële steun aan de gezinnen tijdens de afwezigheid van den kostwinner. 4 Financieële steun aan de gezinnen tot het bezoeken van den in een sanatorium opgenomen patiënt door de leden van het gezin, voor zooverre tegen dit bezoeken door den behandelende» geneeskundige geen bezwaar wordt gemaakt. 5. Overbrenging van de kinderen in geschikte tehuizen wanneer de huismoeder in een sanatorium, ziekenhuis of lighal is opgenomen. 6. Verbetering der huiselijke ziekenverpleging (zie onder d.). d. tot verbetering van de maatschappelijke omstandigheden: waaronder de lijders aan tuberculose in hun eigen woning verkeeren: 1. Zorg voor woningverbetering, toeslag in huur, financieële hulp bij verhuizing, bemiddelend optreden bij woningdiensten. Zoo noodig verschaffing van gemeentewoningen aan gezinnen waarin lijders aan tuberculose voorkomen.  140 MAATSCHAPPELIJKS HULP AAN ZIEKEN. 2. Meerdere verstrekking, van financiëelen steun bij ziekte van den kostwinner ten einde het gezin te bewaren voor verarming. 3. Meerdere verstrekking van versterkend voedsel, kleeding, dekking en ligging, verplegingsartikelen en ontsmettingsmiddelen. 4. Meerdere verschaffing van hulp in de huishouding en bij de wasch, het onderbrengen van kinderen in goede tehuizen voor den dag. 5. Bevordering van wijkverpleging en van huisbezoek door geschoolde krachten. 6. Indien de toestand van den patiënt dit mogelijk maakt, het ontvangen van onderwijs in de eigen woning. Krachtig moet worden aangedrongen op de noodzakelijkheid geen financiëele of stoffelijke steun te verleenen zonder dat de noodzakelijkheid daartoe door den Armenraad of door andere organen van de armenverzorging is vastgesteld. Bij al deze genoemde maatregelen moet de leiding en het toezicht bij zoo min mogelijk personen berusten, bij voorkeur bij den bebandelenden geneeskundige of bij een anderen arts zoo de huisarts dit goedkeurt. Onder diens voortdurend toezicht en met diens medeweten en goedkeuring moeten alle maatregelen genomen worden, opdat de verantwoordelijkheid ten volle bij één deskundig persoon blijve berusten. Verpleging van behoeftige lijders aan tuberculose in sanatoria en herstellingsoorden. Voor on- en minvermogenden zijn een achttal sanatoria voor volwassenen en een viertal voor kinderen. Het aantal bedden in de sanatoria voor volwassenen bedraagt 800, waarin 2211 lijders, en in de sanatoria-voor kinderen 275, waarin 813 patiënten in 1919 verpleegd werden. Voorts zijn er nog eenige herstellingsoorden, waarin lijders aan tuberculose worden opgenomen, terwijl ook het Nederl. Sanatorium te Davo's zijn deuren voor behoeftige lijders aan tuberculose openstelt. Nevenstaande tabel geeft omtrent deze inrichtingen eenige gegevens:  Tabel betreffende de verpleging van tuberculose-lijders in sanatoria en herstellingsoorden. Sc Sn031 -ö s % £ l-** Plaats waar Naam ^"5 £ "§ S S ^ S?S £/§ « h » 2§is gevestigd van de inrichting §ig g § g u 2 g2 2 3 & ||°| Opmerkingen > 'O -1 Vraag 2 Vraag 2 Vraag 8 Vraag 4 Vraag 5 Vraag 6 Vraag 7 Vraag fi Beekbergen Sanatorium 70 172 2,70 patiënten 145 dgn — Alleen v. vr. uit A'dam en Den Haag. Davos Nederl. Sanatorium 63 62 2,85 vereen., 223 „ — ■ Steun mógelijk v.daartoe best. vereen'. Groesbeek Dekkerswald 140 395 1,95, particul. 121 „ 80,6 Voor vereen, prijsreductie mogelijk. Harderwijk Sonnevanck 110 268 2,— en 160 „ 71,8 Steun mogelijk uit suppletiefoLds. Heiendoorn Volks-Sanatorium 156 491 3 - armbest. 172 „ 77,8 Prijsreductie mogelijk. Joure Herema-State 64 137 1,80 170 „ 70,5 Friezen hebben voorrang. Laren Hoog Laren 86 332 2,25 100 „ 70,5 Amsterdammers hebben voorrang. Putten EersteNed. Sanator. 34 378 2 70 — ( Dennenhof 18 mannen ( Erica 16 vrouwen. Itenkum Oranje Nassau's oord 103 410 2,70 • 126 „ 74.2 Steun mogelijk uit het Emmafonds. Katwijk a. Z. Zee-hospitum 160 — 2— 155 „ 92 V. kinderen van 4—15 jaar. Kinderen uit Z.-Holland hebben de voorkeur. Eersel St. Jacobus-gesticht 20 214 125 ■_ -u Voor R.K. patiënten Blarikum Kinder-Sanatorium 70 30 1,50 104 „ 88 Voor kinderen van 4—15 jaar. Am¬ sterdammers genieten de voorkeur. Doorn Haagsch Kinder-San. 25 — 2,13 181 „ 90 Voor kinderen uit 's-Gravenhage. Nunspeet Kol.-huis Weezenkas 42 — 1,50 — ' „. van 6 15 jaar. O.-Kapelle Zeehospitum Zonnev. 16 — 1,— 3 12 Scheveningen Sophia-stichting 159 1,25 154 89 " 3—16 " Soest Kinder-Herst.-oord — 0,71' —" — Voor kinderen. Zandvoort Olara-stichting 64 - 2,— Voor Israëlitische kinderen van 3—12 jaar, onverm. kosteloos opgenomen. Breedevoort St.-B.ernardus-gesticht 20 — 1,50 _ _ . Voor R.K. patiënten. Si-Oedenrode St.-Oda-gesticht 32 — 1,50 — — I | -•- -• • I Met betrekking tot het bedrag der verpleeggeld*n is voorzichtigheid noodig, daar deze belangrijk verhoogd kunnen zijn als gevolg van de tijdsomstandigheden.  142 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN De 'beantwoorde vragenlijsten geven, behalve de in de tabel verwerkte gegevens, overigens tot geen bijzondere opmerkingen aanleiding. In „de Eerste Nederlandsche buitenschool" is gelegenheid tot dagverpleging voor 's-Gravenhaagsche kinderen met beginnende tuberculose met gelegenheid voor het ontvangen van onderwijs. 50 patiënten, kinderen in den schoolplichtigen leeftijd, lijdende aan beginnende tuberculose (geen open longtuberculosë) kunnen worden opgenomen. Jaarlijks worden ongeveer 50 kinderen geplaatst. 25 blijven gedurende het geheele jaar, 25 alleen gedurende de zomermaanden. Het verpleeggeld bedraagt 15 cents per dag voor de. ouders; door vereenigingen kunnen kinderen worden geplaatst ad f 8.— per maand. De kinderen staan onder medisch toezicht en ontvangen lager-onderwijs. VII6. Maatschappelijk werk voor lijders aan Inpas. Daar de behandeling van lupuslijders bijzondere eischen stelt, moeten de voor hen te nemen maatregelen afzonderlijk besproken worden. In ons land zijn een aantal vereenigingen en instellingen op dit terrein werkzaam, n.1.: 1. de Nederlandsche vereeniging tot hulp aan lupuslijders. 2. de Nederlandsche vereeniging tot bestrijding van lupus met inrichting te Rotterdam en landhuis te Rhoon. 3. de Vereeniging voor huisvesting van en hulp aan lupuslijders te Heerenveen met tehuis ,,Violetta" te Heerenveen. 4. de Vereeniging ter ondersteuning van lupuslijders in de drie Noordelijke provinciën. en 5. de Vereeniging tot steun aan on- en minvermogende Utrechtsche lupuslijders. Uitgezonden werden vragenlijsten aan deze vereenigingen, van welke er 3 beantwoord werden terugontvangen. Uit de verkregen' gegevens blijkt, dat de door deze vereenigingen verleende hulp bestaat in:  EN HUNNE GEZINNEN. 143 a. het verleenen van financiëelen steun aan lupuslijders. b. het opnemen in Finsen-instituten van lupuslijders. c. het beschikbaar stellen van Finsen-lampen aan inrichtingen. d. het verstrekken van versterkend voedsel, en e. het zoeken naar geschikten arbeid voor lupuslijders., i In 1918 werden geholpen door de Nederl. Vereeniging tot hulp aan lupuslijders 119 patiënten Ver. tot steun aan Utrechtsche lupuslijders 3 „ Ver. tot steun in de 3 Noordelijke Prov. ? Ver. tot huisvesting te Heerenveen 20 „ en door de Nederl. Ver. tot bestrijding van lupus 200 „ Te Heerenveen is plaats voor 36 patiënten in het tehuis „Violetta". De kosten van huisvesting bedragen f 4.20 p. week. Zoo mogelijk wordt tegen gereduceerden prijs of kosteloos huisvesting verleend. Te Rotterdam is gelegenheid tot opneming in de inrichting van de „Nederl. Vereeniging tot hulp aan lupuslijders". Voor kost en inwoning wordt f 1.— p. dag geëischt, voor bestraling f 1.— per keer. Reductie op de verpleegkosten en kostelooze behandeling met verblijf is mogelijk. In het landhuis te Rhoon van dezelfde vereeniging is eveneens gelegenheid tot opneming, en wel van kinderen met lupus. De verpleegkosten bedragen f 4.— p. week, waarop reductie kan worden toegestaan. Behalve in deze inrichtingen is ook in verschillende ziekenhuizen gelegenheid tot behandeling. Opneming in die ziekenhuizen is echter uitzondering, poliklinische behandeling regel. Conclusies. Hoewel in ons land wel maatschappelijk werk voor lupuspatienten gedaan wordt, te Rotterdam, Rhoon, Heerenveen en in eenige ziekenhuizen lupusbehandeling mogelijk is en in de eerste drie plaatsen ook voor opneming gelegenheid bestaat, moet toch naar het oordeel der Commissie dit werk onvoldoende worden genoemd. Voor behoeftige lupuspatienten  144 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN bestaat te weinig gelegenheid tot opneming of onderbrenging in een gezin. Eenige maatregelen worden daarom door de Commissie noodig geoordeeld: 1°. er behoort, door financiëelen steun van Overheidswege, meerdere gelegenheid te bestaan tot behandeling en opneming van lupuspatienten. 2°. tijdens de afwezigheid ter behandeling van den kostwinner, moet het gezin door de organen der armenverzorging, vereenigingen en particulieren, zoo krachtig financieel gesteund worden, dat het gezin voor armoede bewaard blijft. Zoo noodig moeten de kinderen bij afwezigheid van dé huismoeder in geschikte tehuizen worden ondergebracht. 3°. Bij poliklinische lupusbehandeling moeten de patiënten zoo noodig financieel gesteund worden ter tegemoetkoming in de reis- en verblijfkosten en ter vergoeding van tijdverlies ten einde het geregeld bezoek van de polikliniek mogelijk te maken en te verzekeren. 4°. Ondersteuning van financieëlen en stoffelijken aard worde niet verleend dan nadat door de hulp van den Armenraad of van andere organen der armenverzorging de noodzakelijkheid daartoe is vastgesteld. VIIc. Maatschappelijk werk ten behoeve van lepra-patienten. Lepra-lijders komen in ons land tot een niet nader bekend aantal, voor, die wel uit de koloniën afkomstig zullen zijn. Hun aantal wordt geschat op 100, doch waarschijnlijk zijn er meer. Voor hen is in ons land de Nederlandsche Vereeniging tot bestrijding der melaatschheid (lepra) met het tehuis „Landgoed Heideberk" te Heerde. Van deze vereeniging werd door de Commissie een beantwoorde vragenlijst terug ontvangen. Uit de gegevens blijkt, dat in het tehuis plaats is voor 16 patiënten; dat opgenomen zijn 4 oud-kolonialen, voor wie in de verpleegkosten door het Ministerie van Koloniën wordt bijgedragen. In de inrichting  EN HUNNE GEZINNEN. 145 staan de verpleegden onder medische contróle. De vereeniging bepaalt zich in haar hulp tot de opgenomenen. Daar verdere gegevens omtrent de melaatschen in ons land ontbreken en het niet bekend is onder welke levensomstandigheden deze buiten de inrichting verkeeren, kan de Commissie niet nader uitmaken wat ter tegemoetkoming in hun zorgen aan maatschappelijk werk zou kunnen geschieden. VILi. Maatschappelijk werk ten behoeve van lijders aan geslachtsziekten. De bestrijding der geslachtsziekten geschiedt in ons land door de Nederlandsche Vereeniging tot bestrijding der geslachtsziekten. Deze vereeniging heeft de oprichting van een aantal consultatie-bureaux bevorderd en maakt propaganda voor de bestrijding door het uitgeven van geschriften en het doen houden van populaire lezingen. De werkzaamheden dezer vereeniging zijn nog niet in volle ontplooiing. Ter tegemoetkoming in de maatschappelijke nooden van behoeftige lijders aan geslachtsziekten wordt, voor zoover de Commissie gebleken is, door deze vereeniging niets meer gedaan dan uit de bovenvermelde werkzaamheden kan volgen. Toch is juist voor deze categorie van behoeftigen zeer veel maatschappelijk werk te verrichten, en klemt de noodzakelijkheid daartoe te meer, waar deze ziekten uit maatschappelijk, economisch en sociaal oogpunt van de grootste beteekenis zijn. De lijder aan een geslachtsziekte immers is niet alleen en niet in de voornaamste plaats een zieke in wiens eigen belang spoedig een algeheele genezing moet worden nagestreefd, hij is bovenal een voortdurend gevaar voor zijn omgeving en voor zijn nageslacht. Deze beteekenis van den geslachtszieke wordt nog te zeer onderschat, gebrek aan inzicht is wel de hoofdoorzaak, dat het maatschappelijk werk voor deze zieken nog zoo goed als geheel ontbreekt. Wel bestaan in de groote steden poliklinieken 10  146 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN ter behandeling en ziekenhuizen met venerische afdeelingen ter klini-ohe verzorging van deze categorie van lijders, maar overigens wordt nog zoo goed als niets voor hen gedaan. De geslachtszieken op het platteland en zeer velen ook in de centra van het land vinden voor een belangrijk gedeelte onvoldoende behandeling, geen genezing en blijven bronnen van besmetting met alle daaraan verbonden gevaren: nieuwe ziektegevallen, verlies aan arbeidsvermogen, kosten van behandeling, kosten van loonderving, vermindering van het aantal geboorten, ziekelijke vrouwen, ziekelijke en gedegenereerde kinderen, vermindering van weerstandsvermogen, waaruit groot economisch en sociaal verlies ontstaat. Het is voor de maatschappij van het allergrootste belang, dat lijders aan geslachtsziekten zoo spoedig mogelijk na het ontstaan dier ziekten goed worden behandeld en onder behandeling blijven tot algeheele genezing is verkregen. Daarnaast moet met alle geoorloofde middelen gestreefd worden naar voorkoming van geslachtsziekten. • Hiertoe is naar het gevoelen van de Commissie noodig: 1. verspreiding van kennis omtrent de beteekenis der geslachtsziekten. 2. spoedige herkenning der lijders aan geslachtsziekten. 3. doeltreffende behandeling van deze lijders, en 4. bestrijding van de oorzaken van geslachtsziekten. De bestrijding van de oorzaken valt grootendeels samen met de bestrijding der prostitutie en dit maatschappelijk werk — hoe belangrijk ook voor het voorkomen van ziekte — valt buiten het terrein waarop dit rapport zich heeft te bewegen. De Commissie kan op dit punt derhalve niet ingaan; blijven over ter bespreking de 3 eerstgenoemde punten. De verspreiding van kennis geschiedt door de Nederl. vereeniging, boven genoemd, en door andere vereenigingen. Voor dit- rapport valle de aandacht op de behandeling en de herkenning van de geslachtszieken. 1. Hiertoe moeten meerdere consultatiebureaux, maar bovenal beter ingerichte gelegenheden voor poliklinische behandeling worden opgericht. Wil dit in voldoende mate geschieden, zoo zal krachtige steun van Overheidswege noodzakelijk zijn:  ÈN HUNNE GEZINNEN. 147 Goed ingerichte poliklinieken en ziekenhuizen voor deze patiënten in de steden en ook op het platteland in verschillende centra zijn dringend noodig. De behandeling geschiede door specialisten, bijgestaan door deskundige verpleegsters en verplegers. De Consultatiebureaux, eveneens in deze plaatsen te stichten, zullen tot spoediger herkenning en spoediger onder behandeling komen belangrijk kunnen bijdragen en de kans op overbrenging der ziekte verminderen. 2. Zoo noodig worde langs wettelijken weg de verplichting tot onder-behandeling-stelling en tot onder-behandeling-blijving mogelijk gemaakt. 3. De behoeftige lijders behooren in de kosten ter verpleging en behandeling naar vermogen bij te dragen. Krachtige steun van Overheidswege, van vereenigingen, ziekenfondsen en particulieren maken de opneming in ziekenhuizen en de behandeling op poliklinieken mógelijk voor allen, die daaraan behoefte hebben. 4. Bij afwezigheid van den kostwinner moet het gezin krachtig financiëel worden gesteund om het gezin voor armoede te bewaren en te spoedige afbreking van de behandeling te voorkomen. 5. Bij loonderving door tijdverlies als gevolg van de poliklinische behandeling worde dit verlies zoo noodig aangevuld. 6. Bij afwezigheid vanN de huisvrouw moeten de kinderen zoo noodig in goede tehuizen worden ondergebracht. 7. Bij ziekte der huisvrouw worde hulp in de huishouding verstrekt. 8. Bij aanwezigheid van geslachtszieken in de woning, worde voor voldoende ontsmetting van goederen gezorgd. 9. Voor kinderen lijdende aan geslachtsziekten moeten bijzondere herstellingsoorden en vacantiekolonies worden opgericht. 10. Geen financieële of stoffelijke hulp worde geboden, wanneer niet door den Armenraad of door de andere organen der armenverzorging de noodzakelijkheid daartoe is vastgesteld. 11. Door den wetgever worde overwogen in hoeverre aangifte van het waarnemen van gevallen van geslachtsziekten voor de geneeskundigen verplichtend moet worden gesteld, en in hoeverre het noodig is, dat personen lijdende aan ge-  148 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN slachtsziekten met straf bedreigd worden, wanneer zij, wetende dat zij besmettelijk zijn, anderen in gevaar brengen. 12. De wetgever make het mogelijk lijders aan geslachtsziekten op te sporen, zoo noodig hen tijdelijk onschadelijk te maken en geve hiertoe de middelen aan. Vlle. Maatschappelijk werk voor lijders aan acnte en chronische ziekten. In dit hoofdstuk zal het maatschappelijk werk voor behoeftige lijders aan acute en chronische ziekten besproken worden, voor zooverre het voor alle daaraan lijdenden noodig is en derhalve niet door het aanwezig zijn van een bepaalde afwijking of ziekte van bijzonderen aard behoort te zijn. Het laatste vond reeds eerder bespreking in de hoofdstukken handelende over zwakken en rustbehoevenden, lijders aan zenuwziekten, tuberculose, lupus, lepra en geslachtsziekten. Tot hulpverleening aan behoeftige lijders aan acute en chronische ziekten bestaan in ons land een groot aantal vereenigingen. Voor zooverre betreft de hulp te verleenen door vereenigingen en instellingen voor wijkverpleging en door die voor hulp in de huishouding wordt naar de volgende hoofdstukken verwezen. Hier worden vermeld de vereenigingen, zich uitsluitend ten doel stellend het verstrekken van versterkend voedsel, van financiëelen steun en de uitleening van verplegingsartikelen, en ook wel behulpzaam zijn bij het zoeken naar passend werk bij. acute en chronische ziekten. Behalve tal van kleinere plaatselijke vereenigingen, zijn in dezen zin werkzaam de Groene en Witte Kruisvereenigingen, voor zooverre zij niet door het instellen van wijkverpleging tot de later te bespreken vereenigingen voor wijkverpleging gerekend kunnen worden. De eerst bedoelde kleinere vereenigingen zijn van zuiver philantropischen aard en verschaffen versterkend voedsel (melk, eieren, vleesch, soep, grutterswaren, middagmalen) op aanvrage van den behandelenden geneeskundige. Enkele malen wordt ook financieële steun geboden en de behulpzame  EN HUNNE GEZINNEN. 149 hand gereikt bij het zoeken naar passend werk. Door huisbezoek van dames-bestuursleden aan de gezinnen wordt de band met den zieke en diens gezin geknoopt en ookmoreele -invloed op dezen uitgeoefend. Hoewel door deze vereenigingen zeer te waardeeren maatschappelijk werk wordt verricht, is toch in de meeste gevallen de geboden steun geheel ontoereikend; doorgaans bestaat de steun in betrekkelijk kleine porties voedsel, korten tijd geboden, soms ook in kleine giften in geld, en wordt geen rekening gehouden nóch met de door den geneeskundige voorgeschreven hoeveelheden, nóch met den door hem noodig geachten duur der verstrekking. Behalve op de aanvrage van den medicus, wordt door de vereeniging gelet op den door de hüisbezoeksters verkregen indruk van het gezin en wordt te weinig de hulp van den Armenraad of van andere organen der armenverzorging tot vaststelling van de noodzakelijkheid der steunverleening ingeroepen. De Groene- en Witte-kruis vereenigingen zonder wijkverpleging zijn ten deelè coöperatieve, ten deele philantropische vereenigingen. Ten behoeve har er leden, en door de contributie harer leden daartoe in staat gesteld, maar ook voor behoeftige niet-leden en door middel van subsidies, hebben zij verzamelingen vorplegingsartikelen aangelegd in goed onderhouden en goed beheerde magazijnen, waaruit op voorschrift van den behandelenden geneeskundige artikelen in bruikleen worden gegeven, welke na ontsmetting en reiniging, weer in het magazijn terugkeeren. Sommige dezer vereenigingen verschaffen ook wel versterkend voedsel en geven financiëelen steun ter uitzending naar vacantiekolonies en ziekenhuizen, maken een enkele maal doorloopende verpleging mogelijk in de eigen woning, bevorderen ontsmetting en zorgen voor deskundig ziekentransport naar ziekenhuizen. De verspreiding van populaire hygiënische geschriften, het doen houden van lezingen over hygiënische onderwerpen, het doen geven van moedercursussen, cursussen in eerste hulp bij ongelukken en ziekenverpleging dragen bij tot verbetering van de volksgezondheid. Deze vereenigingen bloeien vooral op het platteland en voorts in enkele steden. Er zijn thans 793 Groene- en Wittekruis ver-  150 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN eenigingen, van welke ± 285 wijkverpleging hebben ingesteld en derhalve ± 508 onder dit hoofdstuk vallen. Bijna al deze vereenigingen zijn vereenigd in de Algemeene Nederlandsche Vereeniging „Het Groene Kruis" en in een elftal Provinciale vereenigingen. Het maatschappelijk werk voor behoeftige zieken en hunne gezinnen wordt door al deze vereenigingen nog onvoldoende ter hand genomen, deels uit gebrek aan geldmiddelen, deels, en dit geldt vooral voor de Groene- en Wittekruis-vereenigingen, omdat dit werk niet of nog zeer ten deele tot haar werkprogram behoort. Conclusies. Voor behoeftige lijders aan acute- en chronische ziekten wordt in ons land nog onvoldoende gezorgd. Dit kan alleen dan anders worden, wanneer voor allen die daaraan behoefte hebben gezorgd wordt voor: 1. .voldoende verschaffing van door den medicus voorgeschreven versterkend voedsel in den vorm en zoo lang dit door hem noodig geacht wordt. 2. voldoende verstrekking van kleeding, dekking en ligging. 3. opneming in een ziekenhuis wanneer dit in verband met den aard van de ziekte en van de huiselijke omstandigheden noodzakelijk wordt geacht. 4. doeltreffend ziekentransport naar en van ziekenhuizen, woningen en inrichtingen. 5. verschaffing van noodig geachte kunstledematen, brillen, gehoorapparaten, orthopaedisch schoeisel, buikbanden, breukbanden, enz. 6. reiniging en ontsmetting van voorwerpen en woningen. 7. verschaffing van doorloopende verpleging in de eigen woning. 8. verstrekking van financiëelen steun. a. bij ziekte van den kostwinner en dientengevolge loonderving. b. ter bestrijding van de meerdere uitgaven bij ziekte. c. ter tegemoetkoming in loonderving door de huisvrouw of van een ander gezinslid, tengevolge van ziekte van een  EN HUNNE GEZINNEN. 151 der huisgenooten verhinderd te werken om in het onderhoud van het gezin te voorzien. d. ter tegemoetkoming in reis- en verblijfkosten bij het bezoeken van een ziek gezinslid door een der gezinsleden, wanneer dit bezoek wenschelijk of althans niet schadelijk wordt geacht door den behandelenden geneeskundige. 9. hulp in de huishouding en bij de wasch bij ziekte deihuisvrouw. 10. opneming in goede tehuizen van de kinderen wanneer de huismoeder buiten de eigen woning wordt verpleegd. 11. hulpverleening bij het 'zoeken naar passenden arbeid en bij het aanleeren van een ander vak. 12. verschaffing van een meer geschikte woning en verbetering der woning, met zoo noodig bijslag in de huur en tegemoetkoming in de reparatie- en verhuiskosten. 13. wegneming zoo mogelijk van alles wat den zieke zorg geeft, wanneer deze zijn genezing tegenhoudt. Moreele steun en bemiddelend optreden zullen hiertoe in vele gevallen noodig zijn. Financiëele en stoffelijke hulp worde alleen en in zooverre verleend als de noodzakelijkheid daartoe door medewerking van den Armenraad of van de andere organen der armenverzorging is vastgesteld. Voor dit alles zal veel geld noodig zijn, dat door de overheid, vereenigingen, ziekenfondsen, onderlinge verzekering, armbesturen en particulieren moet worden opgebracht. VIII. Maatschappelijk werk voor zieken verricht door Wijkarbeid. Er zijn, voor zooverre de Commissie bekend is, in ons land 565 vereenigingen van welke wijkverpleging uitgaat, en wel kerkelijke vereenigingen, particuliere vereenigingen (tezamen 280) en Groene- en Witte Kruis vereenigingen (tezamen 285). Uitgezonden werden 500 vragenlijsten, terug ontvangen werden daarvan 216; alzoo maar 43 %. De commissie betreurt het zeer, dat geen grooter aantal binnenkwam, maar  152 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN meent, dat de gegevens welke van de 216 lijsten verzameld konden worden een goede voorstelling van den wijkarbeid in ons land geven, en is er van overtuigd dat een veel grooter aantal beantwoorde lijsten deze voorstelling niet noemenswaard zouden hebben kunnen wijzigen. Van kerkelijke vereenigingen kwamen binnen 68 lijsten, van particuliere vereenigingen 53 en van Groene en Wittekruis vereenigingen 95. Deze lijsten verstrekten de volgende gegevens: 1. Hoe is de naam Uwer instelling of vereeniging? De namen kunnen hier gevoegelijk achterwege blijven. 2. Wordt door u in de behoefte aan wijkverpleging voorzien ? In de behoefte aan wijkverpleging wordt voorzien door 565 vereenigingen. Van de 216 antwoordende vereenigingen hebben 212 wijkverpleging ingesteld, n.1. ,65 kerkelijke, 50 particuliere, 95 Groene- en Witte kruis vereenigingen en 2 gemeentebesturen . 3. Is een wijkdiacones of wijkverpleegster aangesteld? Gediplomeerd? Werkzaam in de 212 wijkverplegingen zijn: diaconessen in 52 vereenigingen, n.1. gediplomeerde in 32 en niet-gediplomeerde in 20 vereenigingen. wijkverpleegsters in 160 vereenigingen, n.1. gediplomeerde in 152 en ongediplomeerde in 8 vereenigingen. Uitgedrukt in procentcijfers: diaconessen in 25 %, waarvan gediplomeerde in 61 % en niet-gediplomeerde in 39 %; wijkverpleegsters in 75 %, waarvan gediplomeerde in 95 % en niet-gediplomeerde in 5 %. 4 Welke was haar opleiding, indien niet gediplomeerd? De niet gediplomeerde krachten, ontvingen haar opleiding in ziekenhuizen, diaconessenhuizen, vroedvrouwenscholen en in zenuwinrichtingen. Eén ontving gansch geen opleiding. 5. Van welke organisatie gaat uw arbeid uit? In deze 212 wijkverplegingen gaat de organisatie uit van:  EN HUNNE GEZINNEN. 153 het Groene Kruis: 83, het Witte Kruis: 11, het Wit-Gele Kruis: 1, particuliere vereenigingen: .49, het Nut van 't Algemeen: 1, de Gemeente: 2, de Diaconie der Gereformeerde Kerk: 1, den Kerkeraad eener Hervormde Gemeente: 8, de Diaconie eener Hervormde Gemeente: 3, kerkelijke wijkvereenigingen der Hervormde Gemeente: 26, het Zeeuwsche Hervormd Diaconessen werk: 1. de Gezinsverpleging in verschillende classis der Hervormde Gemeente: 4, den Nederlandschen Protestantenbond: 5, Roomsch Katholieke vereenigingen: 10, de Luthersche Diaconessen inrichting: 3, een Doopsgezinde Gemeente: 2. 6. Welk salaris heeft uwe wijkverpleegster (diacones)? De op deze vraag ingekomen antwoorden hebben thans een zeer betrekkelijke waarde, daar wel alle salarissen de laatste maanden belangrijk verhoogd zullen zijn. Daarom blijven de opgaven achterwege. 7. Hoe is haar werk geregeld? Deze vraag wordt door het meerendeel der antwoordende vereenigingen onvoldoende beantwoord. Sommige meenen, dat de verpleegster steeds gereed moet staan, anderen dat de regeling moet worden overgelaten aan de verpjèegster, velen geven de werktijden op, meestal van 8—12,30 en van 2—5 en van 7—8. 8. Meent u dat door uw wijkarbeid op afdoende wijze in de behoefte aan wijkverpleging wordt voorzien, of zou meerdere hulp gewenscht zijn? Deze vraag wordt beantwoord door 200 vereeenigingen en wel door 44 particuliere, 61 kerkelijke en 95 kruisverenigingen. Deze meenen dat afdoende voorzien wordt in de behoefte  154 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN aan wijkverpleging door 33 partic. 43 kerkelijke en 71 kruisverenigingen. Tevreden is derhalve 73°/0. Meerdere hulp wordt gewenscht geacht door 11 particuliere, 18 kerkelijke en 24 kruisvereenigingen. Ontevreden is derhalve 27%. 9. Zoo ja, op welke wijze zou die te bereiken zijn? De ontevredenen klagen over gebrek aan geldmiddelen, gebrek aan beschikbare verpleegsters, gebrek aan belangstelling bij de behandelende geneeskundigen en over het niet verzorgd worden van de kraamvrouwen. Hierin zou derhalve voorzien moeten worden. 10. Worden verplegingsartikelen in bruikleen gegeven? 11. Moet daarvoor iets worden betaald? Verplegingsartikelen worden door bijna alle vereenigingen in bruikleen gegeven, n.1. door alle kruisvereenigingen en door de meeste kerkelijke en particuliere vereenigingen. Vergoeding wordt hiervoor niet gevraagd; bij de kruisvereenigingen hebben de leden recht op de verplegingsartikelen, behoeftige niet-leden ontvangen ze gratis; bij de kerkelijke en particuliere vereenigingen geschiedt de uitleening voor onvermogendèn gratis, van de vermogenden wordt steeds vergoeding naar draagkracht verwacht door vrijwillige giften. Deze giften blijven echter dikwijls achterwege. 12. Wordt kleeding en ligging en dekking verstrekt? Ledikanten en ligstoelen worden tot de verplegingsartikelen gerekend. Kleeding, ligging en dekking wordt verstrekt door: 25 particuliere, 42 kerkelijke en 35 kruisvereenigingen. Niet verstrekt door 25 particuliere, 23 kerkelijke en 60 kruisvereenigingen. 13. Versterkend voedsel? Versterkend voedsel wordt verstrekt door: 25 particuliere, 40 kerkelijke en 29 kruisvereenigingen en niet verstrekt door resp. 25, 25 en 66 vereenigingen. 14. Zoo ja, waaruit bestaat dit?  EN HUNNE GEZINNEN. 155 Dit bestaat uit: '>'-f-ih-K- melk 86 vereenigingen eieren 49 „ warme maaltijden 18 „ soep 9 „ vleesch 13 „ grutterswaren 6 „ kaas 1 _ wijn 2 „ 15. Wordt het voor een vooraf bepaalden tijd gegeven of zoolang de medicus het noodig acht? 16. Indien het voor een vooraf bepaalden tijd gegeven wordt, voor hoe lang? De duur bedraagt: van 2—4 weken bij 3 vereenigingen hoogstens 4 „ „ 5 „ 6 „ „ 3 „ „ 2 maanden „ 4 „ 3. „ „4 onbepaald lang , 75 „ 17. Wordt ook voorzien in de behoefte van wijkkraamverzorging? Zoo ja, op welke wijze? Ontving de verpleegster of verzorgster hiertoe een bijzondere opleiding? Dit punt vindt beantwoording in onderstaande gegevens : Parti- Ker- Kruis- T f , culier kelijk ver. 10taal Wel voorzien in wijkkraamverzorging. . . 15 13 30 58 Niet „ „ ... 35 52 65 152 Hulp bij voeding van den zuigeling ... 1 — — ' i De verzorging geschiedt door: Gediplomeerde kraamvrouwverpleegsters . 6 12 19 37 Gediplomeerde kraamverzorgsters 2 2 4 Ongediplom. voor kraamvrouwverzorging .7 1 9 17 Opgeleide baker 1 _ 1  156 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Hoewel uit deze gegevens afgeleid zou kunnen worden, dat een betrekkelijk groot aantal vereenigingen, 58 van de 210 in wijkkraamverzorging voorziet, moet niet vergeten worden, dat in vele dë vraag bevestigend beantwoordende vereenigingen kraamvrouwen alleen in bijzondere gevallen door de ook zieken helpende wijkverpleegsters geholpen worden. In enkele gemeenten wordt door daartoe speciaal aangewezen verpleegsters en verzorgsters voor de kraamvrouwen en de zuigelingen gezorgd, b.v. te Rotterdam door de Vereeniging „Het Groene Kruis", te 's-Gravenhage door de 's-Gravenhaagsche Wijkverpleging voor een deel der door den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst verzorgde kraamvrouwen. In hoevele wijkverplegingen de kraamvrouw- en zuigelingenverzorging op de laatstgenoemde wijze geschiedt, kan de Commissie uit de ontvangen antwoorden niet afleiden. 18. Worden ook patiënten (kinderen) in dagverpleging opgenomen of naar buitep gezonden ? 19. Zoo ja, hoeveel patiënten (kinderen) kunnen worden opgenomen of naar buiten gezonden? 20. Hoeveel neemt U er gemiddeld jaarlijks op, en voor hoe langen tijd gemiddeld? Dagverpleging vindt in een aantal vereenigingen voor wijkverpleging plaats. Hieromtrent geeft de nevenstaande tabel eenige gegevens; vermoedelijk zijn er meer gelegenheden voor dagverpleging, dan de Commissie heeft kunnen vaststellen. Uitzending naar vacantiekolonies vindt eveneens door verschillende wijkvereenigingen plaats: de uit de lijsten ontvangen gegevens zijn verwerkt in de op pag. 158 staande tabel. Hier moge worden herinnerd (zie hoofdstuk: „Hulp voor zwakken en rustbehoevenden), dat 24 Groene en Witte Kruis vereenigingen „gelijkgestelde" afdeelingen zijn van het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies.  EN HUNNE GEZINNEN. L57 Dagverplegingen, uitgaande van wijk vereenigingen. 55 S .5 | S .§ ■§ '6 € Gevestigd te: §2l' Sg7 23^ | ja o O > > vraag 18 vraag 19 vraag 20 vraag 20 vraag 21 I I ' a. door partieul. vereenigingen 1. Soheveningen 13 20 — — 2. Doesburg 5 10 4 weken — 3. Doetinchem 5 — — 4. 's-Gravenhage 9 20 21/grnnd. _ 5. Brummen 2 2 — — 6. Steen wijk 3 — — — 7. Assen 8 18 2i/s „ f0.75p.d. 8. Scherpenzeel 4 — — — 9. Huizen 11 — — — 6. door kerkelijke vereenigingen 1. 's-Gravenhage 12 24 6 „ — 2. 's-Gravenhage 70 130 4 3. 's-Gravenhage 48 80 4 „ — 4. 's-Gravenhage 20 78 2- „ — 5. 's-Gravenhage 8 8 — — c. door hruis-vereenigingen 1. Dokkum 10 6 — 2. Harlingen 6 4 6 „ 3. Rij ssen — — — 4. Breda — — 5. Vlissingen — — — — 6. Delft 14 —  158 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Uitzending naar Vacantiekolonies door Wijk vereenigingen. Gevestigd te: Vraag 18 g Aantal jj| beschikbare plaatsen co g Aantal * opgenomen ^ per jaar o a Gemiddelde » duur van ^ het verblijf -5—: Vergoeding Vraag 21 a. door 'particuliere vereenigingen 1. Bussum — 2 2. Lochem — 10 — 3. Heerenveen — 34 weken 4. 's-Gravenhage — 3 6 mnd naar bui" jr tt- ' ténschool 5. Vianen 1 4 weken 6. 's-Gravenhage — 5 6 mnd. naar bui" 1 t}„„*„i „ ténschool 7. Boxtel 10 4 weken 6. door kerkelijke vereenigingen 1. 's-Hertogenbosch — eenige 2. Botterdam — 100 4 3. 's-Gravenhage — 4 4 4. Soest — 44 5. Haarlem 20 20 4—6 6. Amsterdam — onbep. 7. Arnhem — 3 4 g 8. Haarlem — 2 4 6 c. door kruisvereenigingen 1. Capelle 4 4a6 „ 2. Bijsoord — 44 3. Workum — 44 4. Nieuwolda — 14' 5. Hardinxveld — 2 4 6. Eist _ 44" 7. Voorschoten — 8. Baflo — 6 4 9. Oude Pekela — _ _" 10. Sliedrecht — 11. Leek _ 12. Wolfaartsdijk _ 1 _ 13. Beeuwijk — 14. Gennep 20 10 v 15. Watergraafsmeer I 4  EN HUNNE GEZINNEN. 159 21. Wordt voor de door u verstrekte hulp eenige vergoeding gevraagd? Zoo ja, wilt u het tarief mededeelen? Door particuliere vereenigingen worden meestal onvermogenden gratis geholpen of tegen een geringe vergoeding: b.v. 1 bezoek daags: f 0,05—f0,20 of f0.05—f0.25. 2 bezoeken „ f 0,075—f 0,30 of f 0,075—f 0,75. Bij een wijkverpleging ingesteld door een arbeidersvereniging bedraagt de contributie: 2 % van het loon per jaar. Door kerkelijke vereenigingen worden onvermogenden gratis geholpen, anderen tegen een vrijwillige bijdrage. Door de Groene- en Witte Kruis vereenigingen wordt van de leden een jaarlijksche contributie geëischt, in de meeste vereenigingen van f 1.— per jaar per gezin als minimum. Onvermogenden worden gratis geholpen. Eén vereeniging heeft een tarief n.1. 1 bezoek daags f 0,10—f 1,— \ 2 bezoeken „ f 0,15—f 1,75 ( De leden betalen 20 % 3 „ „ f 0,25—f2,50 ^ mlnder- 22. Hoe komen de gevallen, waarin hulp noodig is, tot uwe kennis? Dit geschiedt meestentijds door aanvrage, van de geneeskundigen-; soms melden de patiënten zich uit eigen beweging aan of de predikant vraagt hulp. In zeer enkele gevallen gaat de aanvrage uit van armbesturen en vereenigingen voor weldadigheid. 23. Geeft ge aan verpleging aan huis, indien mogelijk, of aan verpleging in een ziekenhuis de voorkeur? En waarom? Deze vraag geeft de volgende antwoorden: de voorkeur wordt gegeven aan verpleging aan huis: door 9 particuliere, 15 kerkelijke en 21 kruisvereenigingen; en aan verpleging in een ziekenhuis: door 6 particuliere, 8 kerkelijke en 11 kruisvereenigingen. De overige vereenigingen beantwoorden de vraag niet. De antwoorden werden als volgt gemotiveerd: Voorkeur wordt gegeven aan verpleging aan huis, omdat de patiënt in eigen omgeving zich behagelijker voelt, het huis de meest aangewezen plaats is, de verpleging aan huis  160 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN het meest gewaardeerd, de verpleging aan huis het goedkoopst is, daarbij het gezinsleven niet verstoord wordt; omdat het gezin niet noodeloos uit elkaar gerukt mag worden, het ziekenhuis onrust geeft aan het gezin en aan den patiënt, de eigen kring de zorg voor den zieken huisgenoot behoort te dragen, het gezinsleven samen leert dragen en de zegen die door leed wordt gegeven gemeenschappelijk doet ondervinden. Voorkeur wordt gegeven aan verpleging in een ziekenhuis omdat: thuis niet die hulp te geven is als in een ziekenhuis, de verpleging in het ziekenhuis meer hygiënisch is en de voeding daar beter is, de woningen en de huisgezinnen niet geschikt zijn voor de verpleging van een zieke. 24. Bestaat in de gemeente uwer inwoning de neiging om meer dan tot heden, indien eenigszins mogelijk, de patiënten in eigen huis te doen verplegen, of wordt meer gedreven in de richting van ziekenhuisverpleging? 25. Zijn u de motieven voor het een of voor het ander bekend? Hierop ontvangen 57 antwoorden : 21 neiging tot ziekenhuisverpleging, 36 neiging tot verpleging aan huis. Onder de 21: 4 van particuliere, 10 van kerkelijke en 7 van kruisvereenigingen. Onder de 36: 10 van particuliere, 15 van kerkelijke en 11 van kruisvereenigingen. Voor lijders aan besmettelijke ziekten en voor patiënten voor wie bijzondere observatie en behandeling (operaties) noodig zijn, wordt algemeen de voorkeur gegeven aan verpleging in het ziekenhuis. De motieven voor verpleging aan huis zijn: het conservatisme van de bevolking, de vrees voor het ziekenhuis, traditie, de gehechtheid aan de eigen omgeving, de afschrik van het onbekende, de geldquaestie, het drijven van het gemeentebestuur in die richting, het plaatsgebrek in de ziekenhuizen, en financiëele en moreele overwegingen. De motieven voor verpleging in een ziekenhuis zijn: beter inzicht in de voordeelen van het ziekenhuis, gebrek  EN HUNNE GEZINNEN. 161 aan lust tot opoffering en aan kennis, de slechte woningtoestanden, het ontoereikende van de hulp in huis, gemakzucht, en vrees voor zorg en leed. 26. Wanneer in de gemeente uwer inwoning ook van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst wijkverpleging uitgaat, hoe is uw beider terrein afgebakend? In maar weinig plaatsen wordt door den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst in wijkverpleging voorzien: dit is o.a. te Amsterdam, Groningen, Utrecht en Zaandam het geval, waar de wijkverpleging voor de gemeentepatiënten van dien dienst uitgaat, en in's-Gravenhage, waar de gemeente contracten daartoe met particuliere vereenigingen voor wijkverpleging gesloten, heeft. Waar dit het geval is, is beider terrein scherp afgebakend maar bestaat vriendschappelijke samenwerking met andere wijkverplegingen. 27. Strekken uwe bemoeiingen zich ook uit tot het gezin van den (de) zieke? Dit is het geval bij 101 vereenigingen, n.1. bij 29 particuliere, 37 kerkelijke en 35 kruis-vereenigingen en dit geschiedt niet door 109 vereenigingen, n.1. 28 particuliere, 26 kerkelijke en 55 kruis-vereenigingén. 28. Wordt door u wel financiëele hulp gegeven? Financiëele hulp wordt van de 210 antwoordende vereenigingen geboden door 41 vereenigingen, n.1. door 11 particuliere, 22 kerkelijke en 8 kruis-vereenigingen. Geen financiëele hulp wordt gegeven door 169 vereenigingen, n.1 door 39 particuliere, 43 kerkelijke en 87 kruis-vereenigingen. 29. Hoe overtuigt U zich van de noodzakelijkheid der te bieden hulp? Deze overtuiging wordt verkregen door: persoonlijk onderzoek van bestuursleden.'. 28-antwoorden. door onderzoek van de verpleegster 12 door verklaringen van den geneeskundige 20 door verklaringen van den geestelijke.... 2 door informaties bij den Armenraad en bij andere organen der armenverzorging. 16 „ 11  162 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Tezamen werden door 41 vereenigingen antwoorden op deze vraag ingezonden; vele daarvan trachten de informaties in te winnen langs meerdere wegen. 30. Oefent ge ook in de gezinnen zoogenaamd „maatschappelijk werk" uit, behalve het geven van financiëelen steun? „Maatschappelijk werk" wordt uitgeoefend door 39 van de 210 antwoordende vereenigingen, en wel door 12 particuliere, 18 kerkelijke en 9 kruisvereenigingen. Behalve dit „maatschappelijk werk" behoort de tuberculose-bestrijding tot den arbeid van vele vereenigingen. De Commissie kon niet uitmaken in hoeveel wijkverplegingen dit het geval is, maar zeker is dat onder de 214 Groene- en Witte kruis- en de 35 particuliere en kerkelijke vereenigingen, welke als „gelijkgestelde" afdeelingen van de Ned. Centrale vereeniging tot bestrijding der tuberculose bekend zijn, vele vereenigingen voor wijkverpleging gevonden worden. Hulp in de huishouding wordt voorts in plm. 10 Groeneen Witte kruis vereenigingen en in plm. 4 particuliere vereenigingen verstrekt. 31. Zoo ja, waarin bestaat dit? Het maatschappelijk werk in de 39 vereenigingen verricht wordt nader door enkele dezer aangegeven als: hulp bij het zoeken naar passenden arbeid: 14 vereenigingen. het bevorderen van huisvlijt: 1 vereeniging. het verbeteren van woningen: 2 vereenigingen. het geven van raad en voorlichting: 7 vereenigingen. uitzending van drankzuchtigen naar sanatoria: 1 vereeniging. zorg voor het gezin bij afwezigheid van den kostwinner: 1 vereeniging. het geven van voorschotten: 1 vereeniging. het lossen van panden: 1 vereeniging. het zorgen voor naaiwerk: 2 vereenigingen. bemiddelend optreden bij andere vereenigingen: vele vereenigingen. 32. Wanneer een patiënt uit Uw wijk uit het ziekenhuis is ontslagen, belast ge U dan met het toezicht op de uitvoering der medische voorschriften (z. g. „nazorg")?  EN HUNNE GEZINNEN. 163 Deze vraag wordt bevestigend beantwoord door 126 vereenigingen, n.1. door 31 particuliere, 42 kerkelijke en 53 kruisvereenigingen. Ontkennend door 84 vereenigingen, n.1. door 19 particuliere, 23 kerkelijke en 42 kruis-vereenigingen. 33. Op welke wijze wordt u op de hoogte gebracht van de voorschriften der ziekenhuisdoctoren ? Dit geschiedt veelal per meegebrachten brief uit het ziekenhuis aan den behandelenden geneeskundige ter plaatse, die de wijkverpleging inlicht. (56 vereenigingen), of door schriftelijke aanvrage door den ziekenhuisarts rechtstreeks aan de wijkverpleging (20 vereenigingen) of door aanvrage van de patiënten zelf (3 vereenigingen). 34. Welke medicus oefent verder controle uit op uw werk? Contróle op het werk der wijkverpleging geschiedt door de geneeskundigen van de Gemeentelijke Geneeskundige Diensten, voor zooverre gemeentepatiënten behandeld worden, en door de behandelende geneeskundigen in het algemeen. In kleinere plaatsen met weinig artsen, welke als regel bestuursleden of adviseerende leden van de vereenigingen zijn, is deze contróle vanzelf sprekend. In grootere plaatsen is'de contróle als regel zeer oppervlakkig," behalve in die vereenigingen welke met bepaalde geneeskundigen voortdurend samenwerken, tengevolge waarvan herhaalde besprekingen met hen gehouden worden en de contróle door die geneeskundigen daaruit onwillekeurig voortvloeit. Een 15-tal vereenigingen vermelden, dat op haar werk geen medische contróle gehouden wordt. 35. Wordt naar uwe meening door de bestaande wijkverpleging voldoende in de behoefte aan „nazorg", als in vraag 32 bedoeld, van ontslagen ziekenhuispatiënten voorzien, of is u van oordeel, dat daaraan veel ontbreekt, en een speciaal voor dat werk ingerichte nieuwe organisatie noodzakelijk is? Door de bestaande wijkverplegingen wordt voldoende in de behoefte aan „nazorg" van ontslagen ziekenhuispatiënten voorzien naar het oordeel van 73 vereenigingen, en wel van 22 particuliere, 19 kerkelijke en 32 kruis-vereenigingen.  164 MAATSCHAPPELIJKE HULP AA» ZIEKEN Niet tevreden daarover echter zijn 27 vereenigingen, en wel 5 particuliere, 11 kerkelijke en 11 kruis-vereenigingen. Een nieuwe organisatie echter wordt door 20 van deze ontevredenen ongewenscht geacht (3 particuliere, 3 kerkelijke en 14 kruisvereenigingen), van de overige achten 4 een nieuwe organisatie noodzakelijk. Eenige opmerkingen bij de antwoorden gevoegd, verdienen vermelding : 1. De vraag naar „nazorg" is niet zeer groot. 2. 't Komt vooral aan op personen, die tijd en tact bezitten om de bestaande organisaties te gebruiken en tot elkaar te brengen. 3. Er is gebrek aan samenwerking tusschen de geneesheeren en de wijkverpleging. 4. Meer samenwerking is noodig, geen nieuwe organisatie. 5. In de nieuwe organisatie hebbe de wijkverpleegster grooten invloed. 36. Leert uwe ervaring, dat de wijkverpleegster, behalve haar verplegingswerk, over den noodigen tijd beschikt om een verstandige armenzorg uit te oefenen in de gezinnen die zij bezoekt? Deze vraag vindt bevestigende beantwoording bij 58 vereenigingen, n.1. bij 16 particuliere, 13 kerkelijke en 29 kruisvereenigingen. Ontkennend antwoord werd ontvangen van 75 vereenigingen, te weten 19 particuliere, 24 kerkelijke en 32 kruis-vereenigingen. 37. Is u van oordeel, dat over het algemeen de wijkverpleegsters de noodige geschiktheid hebben voor het uitoefenen eener goede armenverzorging? Bevestigénde beantwoording door 35 vereenigingen, n.1. 3 particuliere, 9 kerkelijke en 20 kruis-vereenigingen. Ontkennende beantwoording door 53 vereenigingen, n.1.11 particuliere, 12 kerkelijke en 30 kruis-vereenigingen. Een tiental vereenigingen zijn van oordeel, dat dit in het algemeen niet is uit te maken, maar geheel afhangt van de persoonlijkheid van de wijkverpleegster; 2 vereenigingen ver-  EN HUNNE GEZINNEN. 165 melden daarbij haar meening, dat in het algemeen de diaconessen daartoe wel de noodige geschiktheid bezitten. Eenige opmerkingen bij de antwoorden gevoegd verdienen vermelding: 1. Of de wijkverpleging of de armenverzorging zullen bij een combinatie in het gedrang komen. 2. In het begin zal het niet gaan, maar de practijk, het hart en het verstand zullen den weg wel doen vinden. Als aanvulling ware het volgen van de school voor maatschappelijk werk gewenscht. 3. De practijk leert wel veel, maar toch is het volgen van een cursus of practische opleiding in een groote instelling van weldadigheid noodig. 4. De verpleegsters kennen het leven niet en gaan op het terrein der armenzorg dan liefhebberen. 5. Het werk der wijkverplegingen zal er, althans ten platte lande door de groote afstanden onder lijden. Lijdt het werk er niet onder, dan gaat het ten koste van de verpleegster. 6. De wijkverpleegsters wenschen dit zelf niet. 38. Zoo ja, op welke wijze hebben zij de noodige kennis daartoe opgedaan? De antwoorden op deze vraag luiden: door het volgen van cursussen over armenverzorging 8 vereen. „ leiding.van meer ervarenen, 2 vereenigingen. „ eigen ondervinding, 36 „ „ het volgen van een cursus voor maatschappelijk werk, 4 vereenigingen. door de opleiding in het diaconessenhuis, 1 vereen. „ geregeld armenbezoek, 1 vereen. „ samenwerking met de verschillende bestaande instellingen van liefdadigheid, 1 vereen. door besprekingen in wijkbestuursvergaderingen, 1 vereen. 39. Komt de combinatie van wijkverpleegster en armverzorgster in ééne persoon u gewenscht voor? Welke overwegingen bepalen uw antwoord? ll'»^ Bevestigende beantwoording op deze vraag van 51 vereenigingen, n.1. 13 particuliere, 20 kerkelijke en 18  166 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN kruisvereenigingen. Ontkennende beantwoording van 64 vereenigingen, n.1. 18 particuliere, 19 kerkelijke en 27 kruisvereenigingen. 5 vereenigingen meenen, dat dit geheel afhangt van de persoonlijkheid van de wijkverpleegster, 5 beantwoorden de vraag bevestigend, uitsluitend voor de kleinere plaatsen. De motiveering der antwoorden luidt: a. door particuliere vereenigingen: Pro. 1. het is verkeerd, dat één gezin door meerdere personen bezocht wordt (1 antw.) 2. de wijkzuster kent over het algemeen het gezin en de familie-omstandigheden (3 antw.) 3. De verpleegster heeft overal toegang. (1 antw.) Contra. 1. Men kan geen twee dingen tegelijk goed doen. (1 antw.) 2. Het gevaar bestaat, dat de invloed van het eigenlijke werk wordt verzwakt. (1 antw.) 3. Verdeeling van arbeid is steeds gewenscht. (1 antw.) 4. De verpleegster heeft geen tijd daartoe. (1 antw.) 5. De verpleegster staat hooger en vrijer, als ze zich niet met armenzorg inlaat. (1 antw.) 6. De positie der wijkverpleegster is aangenamer, wanneer ze alleen zieken, ouden en bedlegerigen helpt, en zich niet met de huiselijke toestanden bemoeit. 7. Armenzorg is een te speciaal en te veel omvattend werk. (1 antw.) b. door kerkelijke vereenigingen: Pro. 1. De wijkverpleegster heeft het vertrouwen en kent de menschen (9 antw.) 2. De wijkverpleegster, komt uit den aard van haar werk met de verschillende nooden in aanraking. (1 antw.) 3. Er is wel samenwerking noodig met bestaande vereenigingen voor armenverzorging. (1 antw.) Contra: 1. De wijkverpleegster heeft daartoe geen tijd. (1 antw.) 2. Er bestaat vrees voor onvoldoende objectiviteit bij de wijkzusters. (2 antw.) 3. Het gevaar bestaat, dat dan de patiënten de wijkver-  EN HUNNE GEZINNEN. 167 pleegsters zien komen vooral om den financiëelen steun. Haar werk wordt er door verlaagd. (1 antw.) 4. Het is wel gewenscht, maar niet te volbrengen. Wil men beide goed doen, dan kan dit onmogelijk door één persoon. (1 antw.) 5. Voor kleine plaatsen is het wel gewenscht en uitvoerbaar. Voor groote plaatsen niet, omdat de armenzorg aldaar een nauwgezet onderzoek noodzakelijk maakt, waardoor tusschen zieke en verpleegster allicht een ongewenscbte verhouding zou kunnen ontstaan. (1 antw.) c. door Kruis-vereenigingen: Pro: 1. Ja, mits een strenge opleiding gegeven wordt. (1 antw.) 2. Ja, omdat ze door haar werk met de stoffelijke nooden der menschen in aanraking komen. (2 antw.) 3. De practijk heeft mij de meest gunstige resultaten doen zien. (1 antw.). 4. Ja, want dan behoeft zich geen tweede in de zaken der behoeftige zieken te mengen (1 antw.). Contra: 1. De wijkverpleegsters bepalen zich alleen tot d*e verpleging en worden niet geroepen ter wille van bedeeling (1 antw.). 2. De wijkverpleegster heeft hiertoe geen tijd. (1 antw.). 3. De verpleegster komt hierdoor in een scheeve verhouding. (1 antw.). 4. 't Zal leiden tot simulatie. (1 antw.). 5. Armenzorg ligt niet op den weg van bet Groene Kruis. (1 antw.). 6. Armenzorg en ziekenzorg kunnen in plaatsen met een gemengde bevolking nooit samengaan. (1 antw.). 7. De wijkverpleegster kome om haar eigen zelfs wil en niet met giften en gaven. Maar de wijkverpleegster ontvange wel een opleiding, die haar inzicht geeft in de problemen der armenverzorging. (1 antw.). llfii 8. 'k Zou het voor de wijkverpleging zeer noodlottig vinden, als de zuster als Controleuse moest optreden. (1 antw.) 40. Indien uwe instelling of vereeniging alleen zieken be-  168 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN zoekt of versterkend voedsel uitreikt, hoeveel gevallen worden per jaar door u behandeld ? Vele vereenigingen hebben deze vraag beantwoord. De getallen aan huisbezoeken, verrichtingen op de spreekuren, aantallen verstrekte eieren, liters melk, hoeveelheden kruidenierswaren, brandstoffen, enz. behoeven naar het oordeel der Commissie in het rapport geen vermelding. 41. En tracht ge ook nog door andere middelen uw doel te bereiken? Andere middelen zijn nog: 1 tuberculose bestrijding in 35 particuliere en kerkelijke vereenigingen en in 214 Groene- en Witte Kruis Vereenigingen. 2. het houden van cursussen aan aanstaande jonge moeders en aan moeders. 3. het doen houden van hygiënische lezingen en het verspreiden van hygiënische lectuur, 4. het houden van cursussen in eerste hulp bij ongelukken, 5. het houden van cursussen in ziekenverpleging, 6. het zorgen voor doeltreffend ziekentransport, • 7. het doen geschieden van ontsmettingen, 8. het bevorderen van volks- en schoolbaden, en 9. het zorgen voor verschaffing van hulp in de huishouding en bij de wasch. Conclusies. De enquête heeft der Commissie geleerd, dat er in ons land door 565 vereenigingen in wijkarbeid voorzien wordt. Dit groote aantal, bovenal door den hoog te waardeeren arbeid van de Groene-kruisveieenigingen bereikt, moge al tot dankbaarheid stemmen, toch mag niet uit het oog worden verloren, dat nog in minstens 500 gemeenten en combinaties van kleine gemeenten in de toch ook daar gevoelde behoefte aan wijkwerk niet wordt voorzien, en dus ook in dit opzicht voor de daar aanwezige zieken onvoldoende wordt gezorgd. De bestaande wijkverplegingen bezitten voor het grootste  EN HUNNE GEZINNEN. 169 deel gediplomeerde verpleegsters en diaconessen, terwijl de niet-gediplomeerde krachten toch een opleiding, meestentijds in diaconesseninrichtingen, ontvingen. Ze voorzien naar eigen inzicht voor verreweg het meerendeel voldoende in de behoefle aan wijkverpleging; een vierde ongeveer klaagt over onvoldoendheid der te leveren hulp, 't zij dat gebrek aan geldmiddelen, dan wel aan verpleegsters, haar aanbod qualitatief en quantitatief moeten doen blijven beneden de gevoelde vraag. Enkele vereenigingen meenen, dat wijkkraamvrouwenverpleging aan haar werk behoorde te worden toegevoegd. Anderen klagen over gebrek aan medewerking van de zijde der huisartsen, een klacht, die bovenal voor de groote steden vernomen wordt, waar nog maar al te veel patiënten verstoken blijven van de hulp der wijkverpleging, omdat de huisarts zich niet de moeite geeft die in te roepen. De hulp, die bijna alle wijkverplegingen kunnen verstrekken is tweeledig. Gezorgd wordt voor zusterhulp en voor verplegingsartikelen; beide, deelen zijn onafscheidelijk verbonden, en het is dan ook onbegrijpelijk hoe goed werk door de verpleegsters kan worden verricht, wanneer het aantal en de verscheidenheid der verplegingsartikelen te wenschen overlaat. Dit nu is in vele wijkverplegingen het geval; de plattelandsgemeenten bezitten doorgaans goed ingerichte en rijk voorziene magazijnen van verplegingsartikelen, de wijkvereenigingen van vele groote steden daarentegen beschikken veelal over een zeer matigen voorraad allereenvoudigste artikelen, misschien wel als gevolg van de neiging der fondsdoctoren naar verpleging in de ziekenhuizen, als waaruit althans ten deele de weinige vraag naar artikelen verklaard moet worden. De enquête leerde, dat zelfs enkele particuliere en kerkelijke vereenigingen in het geheel geen verplegingsartikelen uitleenen, een gemis dat door de verpleegsters zelve allermeest moet worden betreurd, tenzij op andere wijze daarin wordt voorzien, b.v. door de aanwezigheid van een magazijn van het Groene- of Witte kruis, waaruit zij kunnen putten. In de behoefte aan kleeding, ligging en dekking wordt slechts door ongeveer de helft der wijkverplegingen voorzien; in die  170 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN aan versterkend voedsel eveneens door ongeveer de helft. Dat niet door een veel grooter aantal wijk vereenigingen hieraan wordt tegemoet gekomen, zal wel zijn oorzaak vinden in het bestaan ter plaatse van andere vereenigingen of kerkbesturen, die het tekort aan deze hulp aanvullen. Het moet echter betwijfeld worden of inderdaad de verstrekking van voedsel, van kleeding, ligging en dekking wel in die mate en voor zoo langen tijd plaats heeft, als ter spoedige en algeheele genezing van den lijder noodzakelijk geacht moet worden. Wij kkraamverpleging wordt in het meerendeel der gemeenten nog niet in voldoende mate aangetroffen. In bijzondere gevallen wordt wel als regel door de wijkverpleegster voor de kraamvrouw en voor het kind gezorgd, maar van een systematische hulpverleening aan alle kraamvrouwen en kinderen die daaraan behoefte hebben en van een zich daarbij aansluitende zuigelingenbescherming is nog maar in zeer weinige gemeenten sprake. Dagverpleging en uitzending naar vacantiekolonies behooren evenmin tot het werk van verreweg de meeste wijkvereenigingen. Wel hebben vele vereenigingen door het beschikbaar stellen van ligtentjes de mogelijkheid tot verblijf in de buitenlucht verwezenlijkt, voor vele patiënten is echter deze wijze van handelen onvoldoende. De meeste wijkverplegingen strekken haar zorgen niet uit over het geheele gezin van den patiënt; verleenen geen financiëelen steun en verrichten aan maatschappelijk werk niet meer dan het in den engen zin van het woord verplegen van den zieke. Hulp in het huishouden en bij de wasch, hulp bij het zoeken naar passenden arbeid, hulp bij het aanleeren van een ander vak, hulp tot het verkrijgen van een andere meer hygiënische woning of tot verbetering van een bestaande woning worden slechts zelden geboden. Alleen waar het de bestrijding der tuberculose geldt wordt getracht door huisbezoek, woningverbetering, uitzending naar sanatoria, verstrekking van voedsel en ligging in deze behoeften te voorzien. Hoe dankbaar de arbeid der wijk vereeniging ook moge stemmen, en met hoeveel toewijding, lust en liefde door vele voortreffelijke krachten dit werk ook worde verricht, aan de  EN HUNNE GEZINNEN 171 bestaande behoefte wordt niet voldoende voldaan, niet in de vele plaatsen waar nog geen wijkverpleging mogelijk is gemaakt en evenmin in de vele plaatsen waar de zegen der wijkverpleging gevonden wordt. Om hieraan tegemoet te komen zal nog in ± 500 gemeenten of combinaties van gemeenten wijkverpleging moeten worden ingesteld en zullen vele bestaande wijkverplegingen moeten worden uitgebreid en hervormd. Naar het oordeel der Commissie is het noodig, dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan, wil de wijkverpleging inderdaad in de behoefte voorzien. 1. Wijkverpleging moet in ons land mogelijk gemaakt worden voor alle zieken, welke' daaraan behoefte hebben. Lijders aan besmettelijke ziekten moeten bij voorkeur in barakken verpleegd worden. Waar dit onmogelijk is moet ook voor hen de hulp van de wijkverpleging mogelijk zijn. 2. De verpleging moet geschieden door gediplomeerde verpleegsters en diaconessen. 3. De wijkverpleging moet zich zoowel over de zieken als ook over de kraamvrouwen en zuigelingen uitstrekken. 4. De wijkverpleegsters moeten alleen aan die patiënten verplegingshulp verleenen, voor wie deze hulp door een medicus werd gevraagd, bijzondere en spoedeischende gevallen daargelaten. 5. Voor het werk der verpleging is de verpleegster uitsluitend verantwoording schuldig aan de geneeskundigen, niet aan niet-medische bestuursleden van de vereeniging voor wijkarbeid. 6. Het werk der verpleging worde mogelijk gemaakt door: a. het beschikbaar stellen van alle verplegingsartikelen welke tot genezing of verlichting van lijden of gemak van den zieke kunnen bijdragen. Deze artikelen moeten na elk gebruik zorgvuldig worden gereinigd en zoo noodig ontsmet, b. het verstrekken van versterkend voedsel in die hoeveelheden als door den behandelenden geneeskundige wordt noodig geacht en voor zoo langen duur als onvermijdelijk is tot het doen voorzien in die behoefte door andere vereenigingen en armbesturen en particulieren.  172 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN c. het uitleenen van ledikanten met bijbehoorend beddegoed, dat na ieder gebruik behoort te worden gereinigd en zoo noodig ontsmet. d. het zorgen voor een goed gevulde linnenkast, waaruit in spoedeischende gevallen het benoodigde kan worden genomen en kan worden gegeven of uitgeleend, totdat op andere wijze in de behoefte aan kleeding is voorzien. e. het beschikken over een goed ingerichte gelegenheid tot poliklinische hulp door de verpleegster, waarin een bad niet mag ontbreken. 7. Aan de wijkvereeniging worde verbonden een goed ingerichte gelegenheid tot dagverpleging voor kinderen en volwassenen. De verzorging der patiënten in deze dagverplegingen geschiede onder medisch toezicht door gediplomeerde verpleegsters of diaconessen en door onder deze werkende niet-gediplomeerde krachten. 8. De lichamelijke „nazorg" voor ontslagen ziekenhuispatiënten moet meer dan tot nu toe door de wijkverplegingen worden uitgeoefend. 9. Voor de door de wijkvereenigingen verleende hulp moet naar vermogen door de patiënten iets worden betaald. 10. Of en in hoeverre en onder welke omstandigheden de hulp van de wijkverpleging zich ook moet uitstrekken tot het gezin en zoogenaamd „maatschappelijk werk" moet worden beoefend, wordt in een der volgende hoofdstukken afzonderlijk besproken, waarnaar verwezen wordt. 11. Financieële of stoffelijke hulp, anders dan de hierboven onder 6 genoemde, moet niet verleend wórden alvorens de noodzakelijkheid hiertoe door de hulp van den Armenraad of van andere organen der armenverzorging is vastgesteld. 12. Krachtige financiëele steun van' Overheidswege make de oprichting en instandhouding van wijkvereenigingen mogelijk. Deze steun worde verleend op zoodanige voorwaarden, dat de voldoening aan de bovengenoemde eischen gewaarborgd wordt. 13. Maatregelen moeten worden getroffen om te voorzien in de stijgende behoefte aan gediplomeerde wijkverpleegsters. Hiertoe worde de opleiding veibeterd, worde een aanvullings-  EN HUNNE GEZINNEN. 173 examen ter verkrijging van een diploma voor wijkverpleging ingesteld, zoo dat de a.s. wijkverpleegsters gedwongen worden zich op de hoogte te stellen van „maatschappelijk werk" (tuberculose-bestrijding, zuigelingenbescherming, elementaire kennis van maatschappelijke toestanden, beteekenis der geslachtsziekten, enz.) 14. De maatschappelijke positie der wijkverpleegsters moet verbeterd worden (herziening der salarissen, vacanties, werktijden, verzekeringen voor ouderdom, invaliditeit, bij ziekte en ongelukken). IX. Vereenigingen en instellingen tot het verschaffen van „Hulp in het huishouden". Er zijn in ons land, zoover de Commissie heeft kunnen nagaan, voor on- en minvermogende zieken 21 vereenigingen en instellingen tot het verleenen van „Hulp in het huishouden", terwijl voorts een aantal Groene- en WitteKruis-vereenigingen en eenige vereenigingen tot ondersteuning van behoeftige Kraamvrouwen en voor wijkarbeid in sommige gevallen hulp in het huishouden verschaffen. Uitgezonden werden aan deze vereenigingen 25 vragenlijsten, beantwoord terugontvangen werden hiervan 20 lijsten. Deze leverden de volgende gegevens op. 1. Hoe is de naam uwer vereeniging? De namen der antwoordende vereenigingen behoeven geen vermelding. 2. Wordt door uwe vereeniging voorzien in de behoefte aan hulp in de huishouding uitsluitend bij ziekte of ook bij bevallingen ? Uitsluitend bij ziekte wordt hulp verleend door 7 vereenigingen, uitsluitend bij bevallingen door 2 en in beidegeval-  174 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN len door 9 vereenigingen; 2 vereenigingen geven alleen hulp bij aanwezigheid van een dienstbode en vallen derhalve buiten de bedoeling van dit rapport. 3. Welke zijn de voorwaarden tot het verkrijgen van deze hulp? De voorwaarden zijn verschillend voor de verschillende vereenigingen b.v. te Arnhem : aanvrage van den medicus of van de verpleegster en in staat om een deel van de hulp zelf te betalen. te Maastricht Alkmaar 's Gravenhage / Haarlem > nulPDehoeven(ïheid en aanvrage Rotterdam £ van den medicus. Hilversum Zutphen .. / te Deventer: fatsoenlijk arbeidersgezin, waarvan de vrouw ziek is, krijgt hulp op aanvrage van den medicus. te Hengelo: lidmaatschap gedurende minstens 10 maanden bij bevalling, 3 maanden bij ziekte. te Dordrecht: bijdrage van fl.— per week. te Enschede: lidmaatschap gedurende minstens een jaar bij bevalling, 3 maanden bij ziekte. 4. Wordt de hulp voor een bepaalden tijd verstrekt of zoo lang als de zieke de hulp noodig heeft? De hulp wordt verstrekt te: Maastricht: uitsluitend bij bevalling of abortus: 9 dagen, bij kraambeen: 6 weken hoogstens. Enschede: hoogstens 3 weken. Haarlem: hoogstens 6 weken. Dordrecht: hoogstens 2x8 weken, behalve in buitengewone omstandigheden. Hengelo: hoogstens 3 weken. Deventer: hoogstens 3 maanden, met uitzonderingen. Zutphen: hoogstens 6 weken, zoo noodig later nog eens 6 weken.  EN HUNNE GEZINNEN. 175 's-Gravenhage (St. Juliana Congregratie) zóólang het mogelijk is. Hilversum: zoolang als noodig is, mits de tijd afzienbaar is. Amsterdam: hoogstens 3 maanden, met uitzonderingen. Utrecht: bij acute ziekte zoolang als noodig is, bij chronische ziekte tijdelijk, tot andere hulp gevonden is. Rotterdam: 6 weken en zoo noodig nog eens 6 weken. 's-Gravenhage: („Hulp in het huishouden"): zoolang als noodig is, behalve als ziekte chronisch is. Alkmaar: hoogstens 6 weken met uitzonderingen. Maastricht: zoolang de hulp noodig is. Arnhem: hoogstens 4 weken met uitzonderingen. 5. Wordt de hulp gegeven uitsluitend aan de leden der vereeniging, of ook aan niet-leden? Het meerendeel der antwoordende vereenigingen melden^ dat ook niet-leden geholpen worden, maar dat de leden voorgaan. Drie vereenigingen, n.1. Hengelo, Maastricht en Enschede helpen alleen de leden. Niet-leden worden wel aan een huisverzoigster geholpen, maar voor eigen rekening. 6. Hoe hoog is de jaarlijksche of wekelijksche contributie der leden? De contributie bedraagt te: 's-Gravenhage (Hulp in het Huishouden) 7 cents per week voor ziektehulp of bakerhulp; 12 cent per week voor ziekteen bakerhulp. Maastricht: contributie Groene Kruis minimum f 0,60 per jaar.Zutphen: minimum 25 cents per jaar. Enschede: contributie Groene Kruis minimum f 1,25 per jaar en f0,20 per dag als hulp gegeven wordt. f^WSI Hengelo: 6 cents per week. 7. Betalen niet-leden eenige vergoeding voor de hulp of ontvangen zij deze ook in bepaalde gevallen gratis? Bijdrage worden gevraagd te: 's-Gravenhage (Hulp in het Huishouden): naar vermogen. Zutphen: naar vermogen.  176 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Hilversum: haar vermogen. 's-Gravenhage {St. Juliana Congregatie): als het mogelijk is, dit geschiedt echter zelden. Amsterdam (R. K. Ver. Hulp in de Huishouding): aangedrongen wordt op bijdrage naar vermogen. Gemiddeld brengt dit ± 25 °/Q van de uitgaven op. Deventer: elk gezin betaalt minstens '/s van wat de hulp in dat gezin aan de vereeniging kost. Dordrecht: ƒ1.— per week. Arnhem: naar vermogen. Rotterdam : ƒ 1.— per week minstens voor de eerste 6 weken, ƒ 1.50 per week voor de tweede 6 weken. 8. Belasten de hulpen zich ook met de verpleging van de zieken, event. van de kraamvrouwen? Zoo ja, waar hebben zij de voor dit werk noodige kennis opgedaan? Dit is het geval te 's-Gravenhage (Hulp in het Huishouden), ten deele te Enschedé, te 's-Gravenhage (St. Juliana Congregatie) (onder leiding van gediplomeerde verpleegsters), en te Maastricht. Die te 's-Gravenhage (Hulp in het Huishouden) volgen een cursus door een dokter gegeven. 9. Wordt aan zieken of kraamvrouwen versterkend voedsel uitgereikt? Versterkend voedsel wordt verstrekt te Maastricht en ook wel eens door de St. Juliana Congregatie te 's-Gravenhage. .10. Zoo ja, waaruit bestaat dit voedsel en voor hoe lang wordt het verstrekt? Te Maastricht uit melk en eieren, zoolang het noodig is, te 's-Gravenhage uit warme maaltijden. 11. Wordt ook voorzien in de behoefte aan kleeding, dekking en ligging, event. in de behoefte aan een luiermand? In de behoefte aan kleeding, dekking en ligging wordt wel bij uitzondering voorzien door de St. Juliana Congregatie te 's-Gravenhage.  EN HUNNE GEZINNEN. 177 12. Wordt ook in sommige gevallen financieële steun verleend? Zoo ja, hoe overtuigt U zich van de noodzakelijkheid van den te bieden finantieelen steun? Financieële steun wordt verleend te Alkmaar tot het verkrijgen van hulp in de huishouding, wanneer de vereeniging hierin niet kan voorzien. De noodzakelijkheid daarvan wordt vastgesteld door den Armenraad. Te Maastricht geschiedt dit zijdelings om totale verarming te voorkomen; kleine rentelooze voorschotten worden gegeven cm gemaakte schulden te betalen. 13. Wordt ook gezorgd voor het doen van de wasch? Dit geschiedt door alle vereenigingen behalve door die te Dordrecht. De St. Juliana Congregatie te 's-Gravenhage, de R. K. Ver. „Hulp in de Huishouding" te Amsterdam, de vereeniging te Haarlem en de vereeniging te Amsterdam vermelden, dat dit ten huize der patiënten door de hulpen geschiedt. Te Rotterdam wordt hiertoe f 0.25 per week door het gezin vergoed. 14. Worden door Uwe vereeniging nog andere middelen dan de hierboven genoemde aangewend, om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin on- en minvermogende zieken en kraamvrouwen en hun gezin vaak verkeeren? Als andere middelen worden genoemd: 1. Bemiddelend optreden bij andere vereenigingen en armbesturen. 2. Het geven van moeder- en bakercursussen. (Enschedé). 3. Het geven van huishoud- en kooklessen. (Maastricht). 4. Kinderen worden overdag opgenomen van 7.30 v.m. tot 7.30 n.m. ad ƒ0.15 per dag; n.1. kinderen van enkele weken tot 14 jaar oud. Als de kinderen worden opgenomen, krijgt het gezin geen werkvrouw. (Deventer). De vragen 15, 16 en 17 behoeven geen beantwoording, daar bleek, dat inrichtingen tot het opnemen van zieken en 12  178 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN kraamvrouwen, wier verpleging in eigen woning niet mogelijk is, in ons land niet worden aangetroffen. 18. In hoeveel gevallen wordt door U per jaar voor hulp in de huishouding en voor hulp bij de' wasch gezorgd? De antwoorden op deze vraag zijn te vinden in onderstaande tabel: | Hulp in de huishouding Hulp bij de wasch: Aantal I Aantal Aantal Aantal gezinnen dagen. gezinoen. waschri. Arnhem j 59 — — — Enschedé j 45 494 ' j — — Zutphen 30 500 — — Maastricht (R. K. Ver.). | 50 — — _ Maastricht. (Groene Kruis) I 150 — — > n u f\r u , 250 ziekte \ . 70 -1855 s-Gravenhage (Ver. Hulp i ) ! 11111 in het Huishouden) ... ( 187 bevall. ' — — Amsterdam (Ver. Huisverzorging) 724 16058 — — Rotterdam 180 — — — Hengelo 100 — — 's Gravenhage (St. Juliana Congregatie) 100 — — — Amsterdam (R. K. Ver.) . 600 — — — Alkmaar 56 555 — 22!> Deventer 40 — — — Dordrecht 72 3143 — — Haarlem. 200 260 Conclusies. De enquête heeft de Commissie tot de overtuiging geleid, dat er in ons land nog maar zeer gebrekkig in de behoefte aan hulp in de huishouding bij ziekte der huisvrouw wordt voorzien. In het bijzonder wordt nog zoo goed als niet gezorgd voor hulp in de huishouding bij de bevalling en de eerste twee weken daarna. Er bestaat groot gebrek aan uniformiteit van handelen in de verschillende vereenigingen. De een verpleegt, de ander  EN HUNNE GEZINNKN. 179 niet; de een helpt kraamvrouwen, de ander niet; deze verstrekt hulp aan leden, de ander juist aan niet-leden, een derde aan leden en niet-leden. In de huisverzorging, zooals die in ons land wordt toegepast, ontbreekt iedere leidende gedachte. De Commissie meent dat de volgende maatregelen noodzakelijk zijn om de verleening van hulp in de huishouding bij ziekte en bevalling der huisvrouw aan de behoefte te doen beantwoorden. 1. In elke gemeente worde de huisverzorging bij ziekte en bij bevalling der huisvrouw mogelijk gemaakt, voor alle gezinnen die daaraan behoefte hebben; 't zij door oprichting tot dit doel van goed georganiseerde vereenigingen, 't zij doordat dit werk door andere vereenigingen en organisaties worde ter hand genomen. Bestaande vereenigingen voor huisverzorging moeten naar vaste regelen worden hervormd. De oprichting en de instandhouding van goede organisaties voor huisverzorging worde door krachtigen steun van Overheidswege mogelijk gemaakt. 2. Zoo veel mogelijk worde het stelsel van verzekering toegepast, ten einde de hulp in de huishouding bij ziekte en bij bevalling der huisvrouw te garandeeren. Voor onvermogenden zorge de gemeente of verzekeren zich diaconieën en armbesturen en particuliere vereenigingen van armenzorg. 3. Bij hulp aan niet-leden worde naar draagkracht van het te helpen gezin een vergoeding gevraagd. 4. Het is af te keuren, dat bij vele vereenigingen een bepaling voorkomt, waarbij de hulp zich niet aanpast bij den duur der ziekte, maar reeds vooraf de duur der hulpverleening wordt bepaald (varieerend van 3 weken tot 3 maanden. Eén vereeniging werkt wegens geldgebrek maar gedurende de wintermaanden). 5. Het is af te keuren, dat de hulpen (helpsters) zich .ook belasten met het verplegen van zieken en kraamvrouwen, tenzij op geen andere wijze in die verpleging kan worden voorzien. Mocht dit laatste het geval zijn op sommige plaatsen, dan zorgen de vereenigingen zooveel mogelijk voor de opleiding dier hulpen (helpsters) om althans op de best mogelijke wijze in de behoefte aan verzorging te voorzien.  180 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 6. De hulp worde uitsluitend verleend op verzoek — althans met medeweten — van den behandelenden geneeskundige of vroedvrouw, en worde niet gegeven in gevallen, waarin het voor den zieke zelf of voor diens gezin noodzakelijk is, dat opneming in een ziekenhuis plaats heeft, en deze opneming door die hulpverleening zou worden vertraagd of geweigerd. 7. Hulp in het huishouden wordt door de verschillende vereenigingen uitsluitend verstrekt als de huisvrouw in het gezin aanwezig is. Het zou gewenscht zijn de huisverzorging ook uit te strekken tot hulp in de huishouding en bij de kinderen in gevallen, waarin de vrouw in 't ziekenhuis moet worden opgenomen of zij, om welke reden dan ook (niet uitsluitend voor ziekte) in haar gezin niet aanwezig is, en dan ook intern. 8. Rechtstreeksche verstrekking van voedsel, kleeding, dekking, ligging, luiermandsgoed en van financiëelen steun worde door de vereenigingen voor huisverzorging niet verleend, tenzij in noodgevallen en dan totdat op andere wijze in de behoefte daaraan is voorzien, of gebleken is dat de behoefte daaraan niet bestaat. Indien materieele hulp noodzakelijk is worde altijd door bemiddeling de hulp van diaconieën, armbesturen of uitsluitend voor speciale hulp aangewezen vereenigingen ingeroepen. Meer dan tot heden geschiedt strekke de vereeniging voor huisverzorging haar hulp uit tot de behandeling der wasch en 't herstellen en nieuw-maken van kleeren en huishoudgoed. 9. Mocht de vereeniging voor huisverzorging des ondanks toch ook materieelen steun willen verleenen, zoo ga zij hiertoe niet over alvorens de noodzakelijkheid hiertoe door de hulp van den Armenraad of van andere organen der armenverzorging is vastgesteld. X. De arbeid der Vereenigingen, die zich „Maatschappelijk werk voor zieken" ten doel stellen. Behalve de vereenigingen en instellingen, welke haar hulp in het bijzonder voor een speciale groep van zieken bestemmen of zich een bepaalde wijze van hulpverleening ten doel  EN HUNNE GEZINNEN.- 181 stellen, zijn er in ons land nog een aantal vereenigingen opgericht, die zich met het verrichten van „maatschappelijk werk" voor alle categorieën van zieken bezig houden. Blijkbaar is de behoefte aan hulpverleening het eerst en het meest gevoeld voor bepaalde groepen van zieken; de nood der blinden, der doofstommen, der zwakzinnigen, enz., heeft eerder tot verstand en hart gesproken en tot daden van steun geleid, dan de noodzakelijkheid den behoeftigen zieke in het algemeen te helpen en zijn zorgen te verlichten. Evenzoo is de behoefte aan het verleenen van een bepaalde wijze van hulpverleening (verpleging, hulp in de huishouding, verstrekking van voedsel) gevoeld en is getracht in die behoefte te voorzien, lang voordat van het verschaffen van maatschappelijken steun in het algemeen iets werd bespeurd. Het gevolg hiervan is, dat in den lande zeer vele specieele vereenigingen en instellingen zijn tot stand gekomen, welke ieder een deel van de hulpverschaffing zich tot taak hebben gekozen. Voör een bepaalden behoeftigen zieke zal bij een of meerdere dezer vereenigingen moeten worden aangeklopt. In het laatste geval zal naar samenwerking tusschen de aangezochte vereenigingen moeten worden gestreefd. Nadat de geneeskundige zijn genezingsplan heeft vastgesteld, waartoe hij menigmaal de voorlichting van een met maatschappelijke omstandigheden en verhoudingen meer bekende niet zal kunnen ontberen, zal hij hebben na te gaan langs welke wegen dit plan kan worden uitgevoerd en zal bij hiervoor en voör de tenuitvoerlegging daarvan wederom de hulp van den maatschappelijken specialist niet kunnen missen. Zoo althans moet, naar het gevoelen der Commissie de medicus handelen, wil niet de ziekte maar de zieke, niet het geval, maar de mensch door zijn bemiddeling spoedig en geheel tot genezing worden gebracht, of althans zijn lijden worden verzacht. Medewerking en advies zal hij in vele gevallen hiertoe dringend van noode hebben. De behoefte aan deze samenwerking en aan dit advies is het eerst gevoeld voor die zieken, welke in een ziekenhuis waren opgenomen. De ziekenhuisartsen en de verpleegsters voelden de bestaande leemte, en de oprichting van vereenigingen voor maatschappelijk werk in de ziekenhuizen was daar-  182 tAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN van het gevolg. Eerst later gingen uit het kamp der huisartsen stemmen op, dat ook zij voor hun — buiten de ziekenhuizen verzorgde — patiënten, zulk maatschappelijk werk behoefden. Een aantal vereenigingen voor „maatschappelijk werk" zijn in ons land in den genoemden zin werkzaam. De Coinmissie leerde bij haar enquête een 10-tal dergelijke vereenigingen en instellingen kennen, aan welke vragenlijsten werden toegezonden. Deze vereenigingen en instellingen zijn: 1. de Vereeniging „Maatschappelijk werk in de Gemeentelijke Ziekenhuizen" te Amsterdam. 2. de Vereeniging „ Maatschappelijk werk in het O. L. Vrouwen gasthuis" te Amsterdam. 3. de Vereeniging „Maatschappelijk werk in het Nederl. Israelietisch ziekenhuis" te Amsterdam. 4. de Vereeniging „Maatschappelijk werk in de ziekenhuizen" te Leiden. 5. de Vereeniging „Maatschappelijke zorg voor zieken" te Haarlem. 6. de Vereeniging „Maatschappelijk werk in de ziekenhuizen" te Groningen 7. de Vereeniging „Maatschappelijk werk in de ziekenhuizen" te 's-Gravenhage. 8. de Vereeniging „Maatschappelijk Ziekenhuiswerk" te Arnhem. 9. de Vereeniging „Maatschappelijk werk in het Wilhelmina-ziekenhuis" te Nijmegen. 10. de Vereeniging tot verbetering van armenzorg, afdeeling „Sociale Hulp aan Zieken" te Utrecht. Aan de genoemde 10 vereenigingen werden vragenlijsten toegezonden. Behalve in deze ziekenhuizen wordt nog in enkele andere eveneens maatschappelijk werk voor zieken verricht, o. a. in het Diacouessenhuis „Bronovo" te 's-Gravenhage. Antwoorden werden van alle vereenigingen ontvangen. De beantwoorde 10 vragenlijsten verschaften der Commissie de volgende gegevens:  EN HUNNE GEZINNEN. 183 Ontstaan der Yereenigingen. 1. Welke zijn de motieven, die U het werk hebben doen aanvatten ? De op deze vraag gegeven antwoorden luiden: 1. Het medische werk behoeft aanvulling van het maatschappelijk werk. 2. De groote noodzakelijkheid van het werk. 3. Hét ontbreken van dergelijke hulp voor zieken. 4. Het gevoel van broederschap. 5. De gevoelde behoefte na kennismaking met het bestaan van dergelijk werk elders (Amerikaansche, Duitsche litteratuur; Zr. ter Meulen; Zr. Havelaar in 't Diaconessenhuis alhier). 6. Doordat de noodzakelijkheid gebleken was. ' f$$pf 7. De overtuiging, dat geestelijke rust voor patiënten een belangrijke factor is voor herstel, en menschen uit de volksklasse daar vooral zeer veel behoefte aan hebben. 8. De vaste overtuiging, dat slechte maatschappelijke toestanden dikwijls oorzaak zijn van veel lichamelijk lijden. 9. Het vinden van een leemte, daar niemand de maatschappelijke belangen der 3e klas patiënten behartigde. 10. De overtuiging, op ervaring gegrond, dat er zooveel physieke, maatschappelijke en moreele ellende zou kunnen worden voorkomen, wanneer de medische hulp, aan hulpbehoevende zieken, tevens gepaard ging met maatschappelijken steun in zoover die in staat is om de belemmeringen op te heffen, die een even spoedige als duurzame genezing in den weg staan. 2. Door wie is Uwe vereeniging opgericht? En wanneer? 1. 1 September 1913 begonnen door Zuster H. J. ter Meulen. 31 Maart 1916 is een vereeniging opgericht. 2. 4 Juni 1918 door een commissie. 3. 17 April 1918 door belangstellenden. 4. 16 December 1915 door eenige leden van de „Orde van de Ster in het Oosten", aangevuld door anderen. 5. 28 Juni 1917 door belangstellenden op initiatief van medici.  184 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 6. 1918 door belangstellenden. \*'fwL 7. 14 November 1914 door belangstellenden. 8. 1 Januari 1918. 9. 1 Januari 1918 begonnen op verzoek van de Directrice. 10. 1 April 1915 door de Vereeniging tot verbetering van armenzorg. 3. Is Uw werk eene aanvulling en een onderdeel der ziekenverpleging of eene aanvulling en een onderdeel der armenzorg, of misschien beide? Of staat het geheel op zich zelf? 1. Beide. 2. Der armenzorg. 3. Beide. 4. Staat geheel op zich zelf, het komt armenzorg meer nabij. 5. Staat op zich zelf, het komt ziekenverpleging meer nabij. Het bedoelt geen armenzorg te zijn, tenzij „preventieve armenzorg'1. 6. Staat op zich zelf, maar in voortdurende samenwerking met de ziekenhuizen. 7. Beide. 8. Staat geheel op zich zelf. 9. Aanvulling van ziekenverpleging. 10. Een aanvulling en een onderdeel der armenverzorging. Wij geven hieraan de voorkeur,. omdat onze ervaring ons heeft geleerd, dat de steun, die gegeven moet worden om het boven aangegeven doel te bereiken, voor het grootste deel bestaat in economische hulp, die zeker op meer oordeelkundige wijze kan worden verstrekt door deskundigen op het gebied der armenverzorging dan door die op het gebied der ziekenverpleging, te meer, omdat in de z.g.n. nazorg van ontslagen ziekenhuispatiënten door de wijkverpleging kan en o.i. moet wórden voorzien. 4. Waarom geeft gij aan het een of aan het ander de voorkeur ? 1. Niet beantwoord. 2. Omdat de armenzorg deze uitbreiding noodig heeft. 3. Niet beantwoord. 4. Voor de ziekenverpleging wordt in de ziekenhuizen voldoende gezorgd.  EN HUNNE GEZINNEN. 185 5. Beperking van werkkring is, althans in een groote plaats, gewenscht. Als aanvulling van zorg voor zieken wordt aan de werkkrachten bijzondere eischen gesteld. 6. Het motief is geweest: betere verzorging van de zieken. Bemoeiing met armenzorg lag niet in de bedoeling. 7. Niet beantwoord. 8. De vereeniging moet niet beschouwd worden als een liefdadige instelling als armenzorg. 9. Niet beantwoord. 10. Zie antwoord op vraag 3. 5. Wordt ten Uwent in de wijkverpleging voorzien: a. door de Gemeente, uitgaande van den Gemeentelijken Geneeskundigen dienst? b. door eenige diaconie? c. door eenige R. C. instelling? d. door eenige Israëlietische instelling? e. door wijkvereenigingen? ƒ. door andere dan de bovengenoemde instellingen? 1. a. ja. I b. ja. I c. ja. I -d. ja. e. ja. ƒ. ja. 2. ja. ja. ja. ja. ja. ja. 3. ja. ja. ja. i ja. ja. ja. 4. neen. ja. ja. neen. ja. neen 5. neen. ja. ja. neen. ja. neen. 6. ja. ja. ja- I neen. ja. neen, 7. ja. ja. ja. neen. ja. neen wel indirect. 8. neen. ja. | ja. neen. ja. ja, 9. neen. neen. ja. neen. ja. ja 10. ja. ja. ja. neen. ja. J ja, 6. Is U van meening, dat Uw werk evengoed door wijkverpleging zou kunnen ter hand genomen worden? 7. Zoo neen, waarom niet? 8. Zoo ja, is U van oordeel, dat de wijkverpleging alsdan reorganisatie zou behoeven? Indien zulks 't geval is, op welke wijze?  186 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 1. Neen. Omdat èn de wijkverpleging èn het maatschappelijk werk half zouden gedaan worden. 2. Neen. Wijkverpleging en maatschappelijk werk zijn twee wei-onderscheiden, hoewel innig samenhangende werken, die alleen in geval van nood in één hand mogen zijn. 3. Niet beantwoord. 4. Neen. Omdat het werk van de Vereeniging zuiver maatschappelijk is. 5. Neen. Het werk eischt volle werkkracht (althans in grootere plaatsen). In kleine plaatsen moge verbinding met wijkverpleging mogelijk zijn; „reorganisatie" lijkt wat te gewichtig. .Hoofdzaak is, dat artsen en besturen en de wijkzuster begrip hebben van maatschappelijke nooden. 6. Neen. Met de patiënten in de ziekenhuizen heeft de wijkverpleging geen bemoeiingen. 7. Neen. Wij houden ons niet met ziekenverpleging als zoodanig op. 8. Neen. Het verbeteren van maatschappelijke toestanden en het verzorgen der zieken in de wijken vereischt alles op zich zelf zooveel zorg en tijd, zoodat het door tijdsgebrek moeielijk gaat beide belangen door een en denzelfden persoon te doen behartigen. Daarbij komt nog als voornaamste reden te noemen, dat al hadden de verschillende wijkzusters wel den tijd beschikbaar om de zieken in de ziekenhuizen te bezoeken en zoodoende met hunne zorgen bekend te geraken, het zeer te bezien zoude zijn of de verschillende geneesheerendirecteuren het op prijs zouden stellen, dat de patiënten door zoovelen in de ziekenhuizen bezocht zouden worden. Voor rustige verpleging zoude zulks niet bevorderlijk zijn. Ook dient een nauwe band gevormd te worden tusschen de bezoeksters van maatschappelijk ziekehhuiswerk en de zusters. Hoe grooter het aantal bezoeksters hoe moeilijker die band zal ontstaan. Reorganisatie der wijkverpleging zou zeker gewenscht zijn wanneer bereikt kon worden dat wijkverpleegsters en bezoeksters van de vereeniging voor maatschappelijk werk hand  EN HUNNE GEZINNEN. 187 aan hand in goede verstandhouding in hetzelfde gezin haar werk zouden kunnen volbrengen. 9. Meent van niet, maar heeft geen vast oordeel nog. De verpleegsters zouden geen tijd hebben, om dit dikwijls tijdroovend werk te doen, dat slechts zelden iets met verpleging te maken heeft. 10. Neen. 1°. omdat de wijkverpleegster daarvoor de opleiding mist; 2° omdat zij, wil ze haar eigenlijk werk als wijkverpleegster goed verrichten, daarvoor den tijd niet heeft; 3°. omdat het te betreuren zou zijn wanneer het eigenlijke werk der wijkverpleegster, waaronder ook te rekenen de nazorg van ontslagen ziekenhuis-patiënten, zou lijden onder de toevoeging van maatschappelijk werk waarvoor zij niet berekend is. En de wijkverpleging èn het maatschappelijk werk voor zieken zou daardoor worden geschaad. 9. Zou uitsluitend door de wijkverpleging ten Uwent kunnen worden voorzien in de behoefte aan toezicht op de uitvoering der medische voorschriften aan uit een ziekenhuis ontslagen patiënten (z.g. „nazorg"?) 10. Zoo neen, waarom niet? 11. Zoo ja, meent U dan, dat desalniettemin de behoefte aan „maatschappelijk werk voor zieken" zou blijven bestaan ? 1. Neen. Omdat een wijkverpleegster zich in hoofdzaak uitsluitend aan de verpleging moet wijden (althans in de groote steden). Antwoord op vraag 11: Ja. 2. Het is aanbevelenswaard, dat ook de zuster voor maatschappelijk werk zich met deze gevallen bemoeit. De zuster voor maatschappelijk werk kent reteds de ontslagen patiënten en vindt bij het nabezoek gelegenheid daar ook maatschappelijk werk te verrichten.. 3. Niet beantwoord. 4. Ja, aangezien het werk zich uitstrekt tot alle voorkomende „nazorgen", o.a. het verschaffen van kleeren, het zoeken naar een tehuis, het zoeken naar een betrekking, het inroepen van medewerking van een geheel-onthouders vereeniging enz., enz. 5. Misschien bij zeer beperkten werkkring als in deze vraag ligt. De taak der „maatschappelijke zorg voor zieken" is  188 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN echter veel meer dan toezicht op uitvoering der medische voorschriften. Men zou het werk zoo kunnen verdeelen: De wijkverpleegster verpleegt en verricht nazorg. De maatschappelijke zuster doet de rest. Deze verdeeling is echter ongewenscht Het antwoord op vraag 11 : stellig. 6. Neen. 7. Waarschijnlijk wel. Het antwoord op vraag 11: ja. 8. Daar onze vereeniging slechts een half jaar bestaat, en de z.g. „nazorg" nog niet in haar programma heeft opgenomen, kan hierover door ons nog geen meening worden uitgesproken. 9. De diaconessen hebben het nu al zeer druk; misschien dat de verpleegster van den Protestantenbond er tijd voor zou hebben. Het antwoord op vraag 11: ik meen van wel. 10. Zeer zeker. Het antwoord op vraag 11: Zeker. Maatschappelijk werk voor zieken kon ook omvatten nazorg voor ontslagen ziekenhuispatiënten, (dit hangt van locale omstanigheden, vooral van den toestand, waarin de wijkverpleging verkeert, af); maar moet altijd omvatten maatschappelijken steun, niet slechts financiëele hulp, maar steun op elke wijze, die dienen kan tot bereiking van het gestelde doel. En voor het bieden van dezen steun ontbreekt het der wijkverpleegster aan kennis en tijd. Organisatie. 1. Indien Uw werk zich in eene afzonderlijke, van eenige andere bestaande organisatie onafhankelijke vereeniging heeft vastgelegd, heeft deze rechtspersoonlijkheid? 1- Ja. 6. Ja. 2. Nog niet. 7. Ja. 3. Ja. 8. Ja. 4. Ja. 9. Neen. 5. Ja. 10. Ja.  EN HUNNE GEZINNEN. 189 2. Omvatten Uwe bemoeiingen alleen on- of ook minvermogenden ? 1. Alleen gasthuispatiënten. 6. Beide. 2. Beide. 7. Beide. 3. Beide. 8. Soms minvermogenden. 4. Beide. 9. Beide. 5. Beide. 10. Beide. 3. Is Uwe vereeniging ingeschreven op de lijst van de instellingen van weldadigheid volgens art. 3 der Armenwet? 1. Ja. 6. Ja. 2. Nog niet. 7. Ja. 3. Nog niet. 8. Neen. 4. Ja. 9. Neen. 5. Ja. 10. Ja. 4 Uit hoeveel leden bestaat Uw bestuur? 1. 7 leden. 6. 7 leden. . 2. 9 7. 3 | 3. 9 „ 8. 9 „ 4. 3 „ 9. 3 „ 5. 7 „ = dagelijksch Be- 10. Commissie van 3 leden stuur, een commissie daaruit + een adviseerend lid. houdt de bijeenkomsten met de verpleegsters. Raad van Bestuur: + 30 leden. 5. Op welke wijze is het samengesteld: a. hoeveel leden hebben daarin zitting krachtens hunne bemoeiingen met de ziekenverpleging? b. hoeveel leden hebben daarin zitting krachtens hunne bemoeiingen met de armenverzorging? 1. 2 leden, aangewezen door de Commissie uit het Burgerlijk Armbestuur voor de Gasthuizen, de 2 directeuren gemeenteziekenhuizen,en de verpleegster voor maatschappelijk werk. 2 leden krachtens bemoeiingen met de armenverzorging. 2. Niet beantwoord. 3. 4 leden, waaronder de geneesheer-directeur, aangewezen door het Armbestuur, en 5 leden, gekozen door de algemeene  190 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN vergadering uit een voordracht van 5 dubbeltallen door het Bestuur. 4. Het Bestuur van 3 leden, waaraan toegevoegd de werkende leden. 5. 6 vertegenwoordigers van ziekenhuizen en wel 3 artsen, 1 adjunct-directrice, 1 directeur van het Diaconessenhuis en 1 regent van het Gasthuis. 1 arts, buiten de ziekenhuizen staande. Alle bestuursleden hebben belangstelling voor ziekenverpleging en armenzorg. 6. 3 geneeskundigen. 2 verpleegsters. 1 secretaris v. d. Armenraad. 1 belangstellend particulier. 7. De voorzitter, krachtens bemoeiing met de ziekenverpleging. Geen enkele krachtens bemoeiing met de armenverzorging. 8. Nog geen doctoren in het Bestuur; de nog onvervulde plaatsen zullen den doctoren worden aangeboden. 2 leden omdat zij bemoeiing met armenzorg hebben. 9. 1. De directrice van het ziekenhuis. 1. De directeur der tuchtschool. ï. oud-diaken. 10. 2: le de Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst (adviseerend lid). 2e een bestuurslid van de Tuberculose-vereeniging. 2: le de Secretaris van den Armenraad. 2e een bestuurslid van Armenzorg. 6. Welke functies hebben de verschillende bestuursleden? 1. Voorzitter, Vice-Voorzitter, Penningmeester, le Secretaresse, tevens zuster voor Maatschappelijk werk, 2e Secretaresse. 2. De gewone bestuursfuncties. 3. Voorzitter, Vice-voorzitter, le en 2e Secretaris, le en 2e Penningmeester, 3 zonder bepaalde functie. 4. Presidente, Secretaris, Penningmeester; de werkende leden bezoeken de ziekenhuizen. 5. Voorzitter, Secretaris, Penningmeester.  EN HUNNE GEZINNEN. 191 6. Voorzitter, Secretaris en Penningmeester ; het dagelijksch toezicht is opgedragen aan een commissie van toezicht, waarin ook niet-bestuursleden zitting hebben. 7. Voorzitter, Secretaris en Penningmeester. 8. Van elk ziekenhuis één afgevaardigde in het Bestuur, eveneens één van elke gezindte. 9. Niet beantwoord. 10. De Commissie als zoodanig geeft leiding aan en oefent contróle uit op het werk der assistente. 7. Op welke wijze komt Uwe vereeniging in het bezit van het benoodigde geld? 8. Heeft zij subsidie? Zoo ja, van waar en hoeveel? 1. Contributies van leden, donateurs. ƒ 3000.— gemeentesubsidie. 2. Contributies van leden, bijdrage O. L. 'Vrouwe-gasthuis. bijdrage R. K. armbestuur. nog geen subsidie. 3. Giften, contributies, legaten. kost en inwoning voor de zuster van het Ned. Israël. Armbestuur, geen subsidie. 4. Contributies en schenkingen, geen subsidie. 5. Bijdragen van ziekenhuizen. Bijdragen van leden (ook instellingen, vereenigingen). Rente bijeengebracht kapitaal. Geen subsidie. 6. Contributies en rente kapitaal. Subsidie ad ƒ 900.— van het Academisch ziekenhuis. 7. Contributies en giften. Geen subsidie 8. Contributies en giften. Geen subsidie. Wil gemeentesubsidie aanvragen. 9. Giften. Geen .subsidie.  192 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 10. De financiën der Commissie geheel gescheiden van die van de Vereeniging. Deze worden verkregen door 1°. vaste donateurs, 2°. bedelen, 3° door een maandelijksche opgave in het Maandblad van „Armenzorg" van de voornaamste gevallen, waarvoor geld noodig is. 9. Is het eigenlijke practische werk opgedragen aan één persoon of aan meerdere personen? 10. Is of zijn deze verpleegster(s) (gediplomeerd) of niet? 1. Aan meerdere. Allen gediplomeerde verpleegsters. 2. Aan 1 persoon. Gediplomeerd verpleegster. 3. Aan 1 persoon. Gediplomeerd verpleegster. 4. Aan meerdere. Geen verpleegsters. 5. Aan meerdere. Drie gediplomeerde verpleegsters. 6. Aan 1 persoon. Gediplomeerd verpleegster. 7. Aan meerdere. Geen verpleegster. 8. Aan 2 personen. Eén gediplomeerd verpleegster. Eén geen verpleegster. 9. Aan 1 persoon. Geen verpleegster. 10. Aan 1 persoon. Geen verpleegster. 11. Indien zij gediplomeerd verpleegster 4^, he^n zij dan eene afzonderlijke opleiding genoten, om zich speciaal voor het maatschappelijk werk voor zieken voor te bereiden? 1. De meesten zijn zusters met veeljarige practijk, die cursus gevolgd hebben op de School voor maatschappelijk werk (en elk jaar weer volgen), volksuniversiteit, enz. 2. Ja. 3. In de leer geweest bij Zr. ter Meulen, en zal verschillende cursussen volgen. 5. Voorbereiding ten deele aan de School voor maatschappelijk werk, bij het Maatschappelijk Ziekenhuiswerk aldaar en in het eigen werk. 6. Ja. 8. Zich op de hoogte gesteld van alle plaatselijke instellingen van weldadigheid, hulpbetoon en kerkelijke instellingen.  EN HUNNE GEZINNEN. 193 Door het bijwonen van lezingen en eenige maanden praetisch werk in het Gemeente-Ziekenhuis. 12. Zoo zij geen gediplomeerd verpleegster ^ 0°°v^gfn zij dan eenige opleiding om zich speciaal voor het maatschappelijk werk voor zieken voor te bereiden? 4. Neen. 7. Neen. 8. Zie antwoord op vraag 11. 9. Cursus gevolgd voor wijkverpleegsters aan de School voor maatschappelijk werk en gehospiteerd bij „Liefdadigheid Naar Vermogen", „Huisverzorging", „Werkverschaffing" en mee uitgetrokken met een woninginspectrice. 10. Neen, maar zij heeft streng verbod zich met niets te bemoeien wat de ziekenverpleging betreft. Te Utrecht wordt in de wijkverpleging op uitstekende wijze voorzien. Beider werk wordt streng gescheiden gehouden om moeilijkheden te voorkomen, hetgeen goed gelukt. 13- onSL de personen' die biJ u het eigenlijke practische werk verricht(en) salaris ? Zoo ja, hoeveel ? 1. x) Na een proeftijd ƒ 1000. \- f 100.— toeslag per jaar. 2. Ja. ƒ 1200.—. 3. ƒ 800.— per jaar, met verhooging tot raai. f 1100.— kost en inwoning. 4. Neen. 5. ƒ 1300.— per jaar; bij ziekte eventueel '/i jaar vol salaris, daarna '/i jaar half salaris. 6. ƒ 1400.— per jaar. 7. Geen salaris. 8. Nog niet, het ligt wel in de bedoeling te salarieeren. 9. Geen salaris. 10. ƒ 800.—, ƒ 1000.— en opgenomen in 't pensioenfonds voor het personeel der Vereenigingen. *) Van sommige vereenigingen zijn belangrijke salarisverhoogingen voor de werksters bekend; ook de niet bekende zullen wel tot verhooging zijn overgegaan. 13  194 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 14. Indien zij bijgestaan door helpsters, hebben ook deze salaris? Zoo ja, hoeveel? Of worden vrijwilligers aangesteld? 7. Bijgestaan door vrijwilligers. De overige vereenigingen hebben géén helpsters of vrijwilligers. 15. Indien dit laatste het geval is, vanwaar recruteert TJ deze? 7. Door geschikte personen te vragen werkend lid te worden. 16. Welke werktijden ^ de die het werk verricht(en) ? 17. Welken vacantietijd deze .ï™L? J nebben personen (16) 1. 9—12'/i en 2'/2—6. (17) 4 weken vacantie. 2. Niet vastgesteld. Niet vastgesteld. 3. Niet vastgesteld. Niet vastgesteld. 4. 9—6. 4 weken. 5. 9—12 en 2—5 a 6. 4 weken. 6. Niet vastgesteld. 4 weken. 7. Niet vastgesteld. Geen vacantie. 8. 9—12 en 2—5. Niet vastgesteld. 9. Niet vastgesteld. Niet vastgesteld. 10." 9—12 en 2—5. 4 weken. wordt Werkwijze. 1. Wilt U eene omschrijving geven van het doel Uwervereeniging ? 1. Patiënten van en uit de gemeente-ziekenhuizen te Amsterdam te dienen met voorlichting, raad en hulp in den. meest uitgebreiden zin, alleen met die beperking, dat voortdurende onderstand is uitgesloten. 2. Niet beantwoord. 3. Trachten de nooden der arme en minvermogende zieken,, opgenomen in de ziekenhuizen, te lenigen of te verzachten. 4. Als bij 1. 5. Zieken en gebrekkigen van en uit de Ziekenhuizen en. de huiszittenden te dienen met .voorlichting, raad en hulp ia den meest uitgebreiden zin.  EN HUNNE GEZINNEN. 195 6. Patiënten in de Ziekenhuizen en zij die daaruit zijn ontslagen, te dienen met voorlichting, raad en hulp in den meest uitgebreiden zin, alleen met deze beperking, dat nooit voortdurende onderstand zal worden verleend. 7. Trachten de nooden der armen en minvermogende zieken, opgenomen in de ziekenhuizen hier ter stede, te lenigen of te verzachten, opdat zij beter profijt kunnen trekken van de behandeling ter hunner genezing. 8. Patiënten in de ziekenhuizen te dienen met voorlichting, raad en hulp. 9. Behartiging der belangen der 3e klasse-patiënten. 10. a. Het voorkomen van ziekten (vooral ook chronische) door op den juisten tijd aangebrachte maatschappelijke hulp. 6. Het uit den weg ruimen van belemmeringen, die een even spoedige als duurzame genezing in den weg staan. c. Aanvulling der medische hulp door he;t mogelijk maken van een in alle opzichten doeltreffende therapie. 2. Op welke wijze tracht gij dit te bereiken? 1. Niet beantwoord. 2. Door het aanstellen van een of meer gediplomeerde verpleegsters, die in den zin, uitgedrukt in vraag 1, werkzaam zijn. 3. Door a. het bezoeken van de zieken in de ziekenhuizen; 6. het zich in verbinding stellen met plaatselijke vereenigingen ; c. het inroepen van particuliere of publieke liefdadigheid ; d. het in bijzondere gevallen helpen van den zieke met geld. 4. Door het in verbinding treden met die instellingen, die in een speciaal geval kunnen helpen. 5. Niet beantwoord. 6. Door opsporing van de gevallen. 7. Door in contact te komen met hen, die hulp noodig hebben en uit den weg te ruimen waar zij over tobben. 8. Een schakel te 'vormen tusschen de zieken in de ziekenhuizen en de verschillende instellingen, die hulp kunnen verleenen. 9. Door zooveel mogelijk trait-d'union te zijn tusschen hen en bestaande vereenigingen en bij gebrek daarvan zelf in de behoefte trachten te voorzien.  196 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 10. Op de meest verschillende wijzen naar aanleiding van het geval. 3. Waarin bestaat de hulp, die Uwe vereeniging biedt? 1. Te veel om op te noemen. 2. Niet beantwoord. 3. Niet beantwoord. 4. Niet beantwoord. 5. Het geven van raad en steun, het wijzen van den weg tot „selfhelp", indien noodig stoffelijke en geldelijke hulp. 6. Niet in 'tkort te zeggen. 7. Raadgevingen, wegwijzen naar andere vereenigingen en het verstrekken van geldelijken steun. 8. Bemiddelende hulp in hoofdzaak. 9. Bemiddeling. Stoffelijke hulp, of advies. 10. Geen wijze van hulp is uitgesloten, die het doel maar bereiken doet en die ligt binnen het bereik onzer krachten. 4. Kunt U misschien in rubrieken opgeven de gevallen, waarvoor Uwe hulp wordt ingeroepen? Of indien dit bezwaren mocht opleveren, zoudt U dan de gevallen van het laatste jaar gespecificeerd willen opgeven? (Bij de beantwoording dezer vraag worde ook verwezen naar de verdeeling op blz. 5 vraag 11.) 1. Neen. Ze kunnen onmogelijk in rubrieken worden gerangschikt. De verscheidenheid is daartoe veel te groot en van te uiteenloopenden aard. 2. Niet beantwoord. 3. j 4. ! 5. „ „ 6. » » 7. Kleeding, verstrekken van huisraad, ligging, hulp in de huishouding, kinderen onder dak brengen, verstrekken van financiëelen steun. 8. Wordt later vermeld: cijfers vraag 11. 9. Niet beantwoord. 10. Wordt later vermeld: cijfers vraag 11. 5. Verleent ü Uwe hulp uitsluitend aan ontslagen ziekenhuispatiënten, of ook aan anderen?  EN HUNNE GEZINNEN. 197 1. Hulp wordt verleend vóór de opname, tijdens het verblijf en na ontslag. 2. In bijzondere gevallen ook aan anderen. 3. Ook aan anderen. 4. Vóór de opname, tijdens het verblijf en na ontslag. 5. Ook aan anderen. Er is een afdeeling voor huiszittende zieken. Geregeld contact met vereenigingen voor slechthoorenden, blinden, achterlijken, gebrekkigen. 6. Uitsluitend aan ziekenhuispatiënten. 7. Uitsluitend aan ziekenhuispatiënten. Bij ontslag volgt nog drie weken nazorg. 8. Uitsluitend aan ziekenhuispatiënten. 9. Uitsluitend aan ziekenhuispatiënten. 10. Ook aan anderen. 6. Hoe komen de gevallen, waarin Uwe hulp noodig is, tot Uwe kennis? 1. Door persoonlijk contact met de patiënten en op aanvraag van doktoren en hoofdverpleegsters. Ook van buiten de ziekenhuizen. 2. Door de doktoren, hoofdverpleegsters, patiënten en familieleden van de patiënten. 3. Door de bezoekers in het ziekenhuis, door eigen aanmelding en door aanvrage van doktoren en particulieren. 4. De zuster bezoekt de patiënten in de ziekenhuizen en voor een deel wordt onze hulp ingeroepen. 5. Door de ziekenhuizen (verpleging, artsen, besturen), door artsen uit de stad, door particulieren en ook door arbeidersverenigingen. 6. Door onderzoek in de ziekenhuizen. 7. Door bezoek aan het ziekenhuis en aanvragen van uit het ziekenhuis. 8. Door bezoek aan de zieken in de ziekenhuizen. 9. Door de directrice, die wekelijks de gevallen opneemt en verder door eigen wekelijksch bezoek op de zalen bij alle patiënten. 10. Door doktoren, wijkverpleegsters, armbesturen, ziekenhuizen, particulieren en door eigen aanmelding.  198 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 7. Op welke wijze werkt gij samen met de ziekenhuizen? 1. 't Werk geschiedt in de ziekenhuizen. 2. Behandelen de gevallen, die in het O. L. Vrouwe gasthuis voorkomen. 3. Door verband met de doktoren der verschillende afdeelingen en de hoofdverpleegsters. 4. Door bezoek van de patiënten in de ziekenhuizen. 5. De verpleegsters houden dagelijks spreekuur in de ziekenhuizen. 6. Door geregeld bezoek in de ziekenhuizen. 7. Door bezoek aan de ziekenhuizen. 8. Door bezoek aan de ziekenhuizen: in het Gem. ziekenhuis geregeld, in de overige ziekenhuizen alleen wanneer hulp gevraagd wordt. 9. Door wekelijksch bezoek op alle zalen bij alle patiënten en door contact met de directrice. 10. Iedere week worden de nieuw aangekomen patiënten in het stedelijk ziekenhuis bezocht. 8. Op welke wijze werkt gij samen met de doktoren? 1. De doktoren, die de aanvrage doen, ontvangen mondeling of schriftelijk verslag van de resultaten. 2. De doktoren brengen gevallen aan en geven inlichtingen. 3. Niet beantwoord. 4. „ 5. De gevallen worden steeds door de zuster met den behandelenden arts besproken. 6. Advies wordt gevraagd aan de doktoren. 7. Niet beantwoord. 8. Samenwerking met doktoren in de wijken heeft zoo goed als niet plaats, als zijnde niet noodig, daar „de nazorg" door ons niet wordt uitgeoefend. 9. De directrice van het ziekenhuis bespreekt de gevallen met de doktoren. 10. Er is geregeld contact van onze assistente met de doktoren omtrent ieder geval op zich zelf. 9. Op welke wijze oefent de medicus contróle uit in de gezinnen, waarin U optreedt?  EN HUNNE GEZINNEN. 199 1. Niet beantwoord. 2. Tot nu toe geen contróle. 3. Niet beantwoord. 4. Dit hangt af van het geval en soms is de contróle niet noodig. 5. Als huisarts en als arts op de polikliniek. . 6. Niet beantwoord. 7. „ 8. * 9. Zoo noodig wordt verslag uitgebracht aan de directrice, waarop zoo noodig verwijzing naar den dokter volgt. 10. Er is geen georganiseerde medische contróle, omdat het werk zich niet op het terrein der ziekenverpleging beweegt. 10. Wijdt ge U alleen aan de „nazorg" van ontslagen ziekenhuispatiënten ? 1. Neen, ook hulp vóór en tijdens verbijf in het ziekenhuis. 2. Neen, ook andere hulp. 3. Ja. 4. Ook andere hulp. 5. „ „ „ 6- „ „ 7. Niet beantwoord. 8- 9- „ 10. Niet aan de „nazorg", maar uitsluitend aan verbetering van den maatschappelijken toestand. 11. Indien ge U ook aan den maatschappelijken toestand van 't gezin laat gelegen liggen, welke is Uwe verhouding tot den Armenraad en tot de instellingen van weldadigheid? 1. Zoo noodig wordt de hulp van den Armenraad en van andere instellingen van weldadigheid "ingeroepen. Zoo veel mogelijk wordt „bemiddelend" gewerkt. 2. Bemiddelend wordt opgetreden en zoo noodig hulp aan deze instellingen gevraagd. 3. De vereeniging is lid van den Armenraad. Getracht wordt een schakel te vormen met de verschillende instellingen van weldadigheid.  200 MAATSCHAPPELIJKE HOLP AAN ZIEKEN 4. Bemiddelend wordt opgetreden. '5. Gestreefd wordt naar samenwerking. 6. Advies en hulp worden dikwijls ingeroepen. 7. Advies gevraagd en gevallen overgedragen. 8. Van alle gezinnen, die geholpen moeten worden, wordt advies gevraagd aan den Armenraad. Hulp wordt gevraagd aan de instellingen van weldadigheid. 9. Voor ieder geval een rapport van den Armenraad gevraagd. Hulp wordt gevraagd aan de instellingen van weldadigheid. 10. De Secretaris van den Armenraad is lid der Commissie. Met de andere instellingen van weldadigheid bestaat de meest aangename verhouding. Wij meenen, dat de strenge afbakening van het terrein tot deze aangename samenwerking zeer heeft bijgedragen. 12. Treedt Uwe vereeniging uitsluitend bemiddelend op, of verstrekt zij ook materieelen steun? 1. Wij geven soms materieelen steun, totdat een persoon of instelling gevonden is, die onze taak overneemt. 2. Materieelen steun alleen weinig en tijdelijk. 3. Ook materieelen steun. 4. Indien noodig, ook met steun. 5. Zoo noodig, ook materieelen steun. 6. Bemiddelend, indien geldelijke steun noodig is, worden de noodige financiën door de zuster ingezameld. 7. In hoofdzaak bemiddelend. Materieele steun is echter onvermijdelijk. 8. Wanneer nergens hulp te verkrijgen is, geeft de vereeniging materieelen steun. In hoofdzaak bemiddelend optreden. 9. Beide. •10. En bemiddelend èn steunend; maar geen verstrekking van onderstand. 13. Zoo ja, voor welke doeleinden? 1. Voor allerlei doeleinden. 2. Reisgeld, huur, versterkend voedsel, kleeren, huisraad, enz. 3. Zoolang het verband met instellingen van weldadigheid niet is gelegd. Ingeval er geen andere weg gevonden kan worden. 4. Voor allerlei doeleinden.  EN HUNNE GEZINNEN. 201 5. Voor allerlei doeleinden. 6. Voor allerlei doeleinden. 7. Om de inkomsten te vermeerderen, onderdak te geven aan zuigelingen, kleeren te koopen, reiskosten te betalen, enz. 8. Meestal voor kleeding en voedsel, soms voor versterkend voedsel. 9. Zie antwoord onder cijfers: vraag 11. 10. Betaling van huur, hulp in de huishouding, ondergoed, beddegoed, sanatorium-verpleging, uitzending naar buiten, gehoor- of andere apparaten, tijdelijk onderdak voor kinderen, enz. Nooit wordt geld aan het gezin zelf verstrekt. 14. Hoe is Uwe verhouding tot de plaatselijke vereeniging tot bestrijding der tuberculose? 1. Patiënten, die ontslagen worden en lijdende zijn aan tuberculose, worden naar die vereeniging verwezen. 2. Idem als 1. 3. Idem als 1. 4. Geen samenwerking noodig geweest nog. 5. Geregeld contact. Bijeenkomsten van enquêtrices dier vereeniging met onze zusters. 6. Bestaat niet. 7. Niet beantwoord. 8. Idem als 1. 9. Goed. .Steeds met die vereeniging overleg voor tuberculose-patiënten. 10. Best. Zie ook het antwoord op vraag 15. 15. Indien patiënten uitgezonden moeten worden naar sanatoria, brengt Uwe vereeniging dan het geld bijeen? En door wie geschiedt dan de uitzending? Hoe zijn dergelijke zaken bij U geregeld? 1. Neen. Dit geschiedt door gasthuisgelden of bemiddelende hulp van personen of instellingen. 2. Neen. Dit geschiedt door den Gem. Geneesk. Dienst, door vereenigingen of particulieren. 3. -Voor dit doel wordt afzonderlijk geld bijeengebracht. 4. Blijven zooveel mogelijk bemiddelend. 5. Idem als 4.  202 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 6. Ja, van particulieren, werkgevers, armbesturen, enz. De uitzending geschiedt van uit het ziekenhuis. 7. Niet beantwoord. 8. Bemiddelend optreden; maar traehten wel het geld bijeen te brengen. 9. Door bestaande vereenigingen wordt voor dit doel steeds geld gegeven. 10. De Commissie zorgt voor het bijeenbrengen van het geld en voor de uitzending. Allereerst wordt overleg gepleegd met de tuberculosevereeniging en het advies van den medicus dier vereeniging ingewonnen, omtrent de genezingskans. Deze vereeniging geeft steun, zoo ook particulieren en ook uit onze vaste fondsen wordt een bijdrage geschonken. 16. Bestaat niet het gevaar, dat alle vereenigingen, die patiënten naar sanatoria uitzenden of kinderen naar vacantiekolonies, enz., wat al te veel op de gemakkelijk te verkrijgen hulp van Uwe vereeniging zullen gaan rekenen en dientengevolge zelf in dit opzicht minder actief zullen gaan worden ? 1. Neen. 2. Wij werken alleen bemiddelend. 3. Iedere vereeniging doet wat ze kan. 4. Alleen bemiddelend optreden zooveel mogelijk. 5. Neen. 6. Neen. 7. Neen. 8. Hierover door ons nog geen oordeel uit te spreken. 9. Neen. 10. Zeker, het gevaar bestaat. Maar de kas van de Commissie is niet zoo goed voorzien, om een eenigszins verslappenden invloed op de energie van andere instellingen te kunnen uitoefenen. 17- Kui^n de plïrïS die m U het eigenlijke practische werk verricht(en), handelen naar eigen goeddunken? Zoo neen, op welke wijze br^°^ zij verslag uit van hare werkzaamheden ? 1= ziJ een instructie? 1. In gewone gevallen ja. In speciale gevallen wordt eerst  EN HUNNE GEZINNEN. 203 het oordeel van de hoofdzuster der vereeniging gevraagd. Hetzij mondeling, later altijd schriftelijk. 2. Zij heeft een instructie in den vorm van een reglement. 3. Wekelijks wordt een vergadering gehouden van alle werkende leden, waarop ieder lid verslag uitbrengt en voorgelicht wordt d oor de gehouden besprekingen. 4. Zij krijgt een instructie, brengt zoo noodig verslag uit en bespreekt de gevallen met den geneesheer-directeur. 5. Neen. Steeds overleg met verpleging, bestuur, artsen van ziekenhuizen en met anderen bij een geval betrokkenen. Geregeld rapport in een maandelijksche vergadering met de centrale commissie. 6. Ja, onder toezicht van de Commissie van toezicht en het Bestuur. 7. Ja, er wordt verslag uitgebracht op de maandelijksche vergadering. 8. De bezoeksters treden zelfstandig op, zoo noodig in overleg met het dagelijksch bestuur. Geen instructie. 9. Ja, maar er wordt verslag uitgebracht. Geen instructie. 10. Onze assistente kan niets doen zonder medeweten van de Commissie. Zij brengt verslag van hare bevindingen uit op daartoe ontworpen rapport-formulieren. Een instructie regelt haar werkzaamheden. 18. Wordt van ieder geval schriftelijk rapport opgemaakt? En wordt alles geregistreerd wat men van de gezinnen ervaart? 1. Ja, bijna alle. 2. Ja. Ja. 3. Ja. , 4. Ja. Ja. 5. Ja. Van ieder geval een dossier en resumé op kaartregister. 6. Ja. 7. Ja. Niets geregistreerd, rapport is voldoende. 8. De bezoekster brengt in een register verslag uit van den toestand van het gezin, van de gezochte samenwerking en van het bereikte resultaat.  204 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 9. Van ieder geval wordt schriftelijk rapport opgemaakt met alle bescheiden erbij. Registreeren is niet noodig. 10. Van ieder geval wordt schriftelijk rapport met advies uitgebracht. Het gezin wordt in een kaartregister ingeschreven en verdere bijzonderheden geregistreerd. 19. Aan wien wordt rapport uitgebracht? 1. Aan de hoofdzuster der vereeniging. 2. Aan het Bestuur. 3. Aan het Bestuur. 4. Zoo noodig aan den Geneesheer-Directeur. 5. Aan de Centrale Commissie. 0. Aan het Bestuur. 7. Aan de Secretaresse. 8. Aan de Secretaresse. 9. Aan de Directrice en aan 2 andere leden. 10. Aan de Commissie. 20. Wie beslist over de aanvraag? 1. De verpleegster der vereeniging zelve, in speciale gevallen na overleg met de hoofdzuster der vereeniging. 2. De verpleegster der vereeniging. 3. Het Bestuur benevens werkende leden. 4. De Geneesheer-Directeur. 5. Bij verschil van meening beslist de Commissie uit het betreffende ziekenhuis, eventueel de Centrale Commissie. 6. De verpleegster der' vereeniging. 7. Wanneer het financiëelen steun betreft boven ƒ 5.— de voorzitter en penningmeesteresse. 8. De bezoekster, zoo noodig in samenwerking met de Secretaresse of het Dagelijksch Bestuur. 9. De Directrice en de verpleegster der vereeniging. 10. De Commissie. 21. Wordt, alvorens materieele steun wordt verstrekt, geïnformeerd naar de financieële draagkracht van het gezin, waarvoor Uwe hulp wordt ingeroepen? Zoo ja, door wie en op welke wijze? 1. Ja, steeds. Door de zuster, na persoonlijk onderzoek. 2. Ja, door de zuster op allerlei wijzen.  EN HUNNE GEZINNEN. 205 3. Ja, door de leden zelf in eenvoudige gevallen. In moeilijke gevallen door een ambtenaar van de Mü van Weldadigheid. 4. Ja, door de zuster. 5. Ja, door de zuster, eventueel hulp gevraagd bij den Armenraad. 6. Ja, door de zuster en bij den Armenraad. 7. Ja, door de helpster en bij den Armenraad en andere organen der armenverzorging. 8. Ja, bij den Armenraad. 9. Ja, bij den Armenraad en bij particulieren. 10. Ja, altijd. Soms door de assistente zelve, ook bij den Armenraad. 22. Wordt zooveel mogelijk gezorgd,. dat het betrokken gezin zelf bijdraagt in de onkosten van de hulp, die het behoeft? Deze vraag wordt door alle vereenigingen bevestigend beantwoord. 23. Beweegt Uw arbeid zich ook op het terrein der zuigelingen -verzorging ? 1. Ja. 2. Ja. 3. De zorg voor zuigelingen van ongehuwde moeders wordt overgedragen aan de stichting „Henriëtte-Tehuis". 4. Zoo noodig ja. 5. Neen, maar wel samenwerking met bestaande vereenigingen. 6. Ja. 7. Ja, b.v. in het zoeken van pleegmoeders. 8. Ja, alleen bemiddelend. 9. Ontslagen kraamvrouwen worden bezocht. Zoo noodig worden zij verwezen naar het Consultatiebureau voor zuigelingen. 10. Neen. Daarvoor zorgt de Bond tot bescherming van zuigelingen. 24. Wordt door Uwe vereeniging wel eens werk verricht, waarvoor speciaal andere instellingen met een zelfde doel bestaan ? 1. Alleen bemiddelend in den regel. 2. Zoo min mogelijk. 3. Ja, zoo noodig.  206 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 4. Neen. 5. Neen. 6. Ja. 7. Neen. 8. Alleen bemiddelend. 9. Zoo min mogelijk. 10. Zoo min mogelijk. 25. Worden door TJ ook wel versterkende middelen gegeven, of voorschotten, of panden uit de bank van leening gelost, enz.? 1. Een enkele keer. 2. Soms wel. 3. Ja. 4. Nog niet voorgekomen. 5. Tot nu toe niet. 6. Steeds bemiddelend. 7. Geen versterkende middelen. Wel worden voorschotten gegeven, panden gelost, huur betaald, enz. 8. Versterkende middelen als niemand anders het doet. Nooit voorschotten of pandlossing, dan alleen bemiddelend. 9. Dat komt wel voor. 10. Versterkende middelen hoogst zelden. Voorschotten of pandlossing nooit. 26. Zoo ja, welke is de reden, dat U in dergelijke gevallen niet uitsluitend bemiddelend optreedt, maar aan eigen hulpverleening de voorkeur geeft? 1. Te veel redenen om op te noemen. 2. Omdat de vereenigingen meestal niet terstond helpen. 3. Als andere vereenigingen geen termen kunnen vinden tot hulp. 4. — 4. — 5. — 6. — 7. Omdat directe hulp dan dringend noodig geoordeeld wordt. 8. — 9. We zijn wel genoodzaakt zelf wat te doen wanneer andere vereenigingen niets of te weinig doen. 10. Wanneer andere vereenigingen niet kunnen of willen  EN HUNNE GEZINNEN. 207 helpen en wij van de noodzakelijkheid der te bieden hulp overtuigd zijn. 27. Indien U (zooals we veronderstellen) van oordeel zijt, dat er in de maatschappelijke hulp voor behoeftige zieken groote leemten bestaan, zijn door U wel eens pogingen aangewend om autoriteiten daarop te wijzen? Of meent ge, dat zulks niet op den weg uwer vereeniging ligt? 1'. Ja, menigmaal. 2. Nog niet, maar het ligt wel op onzen weg. 3. Ja, door het initiatief onzer vereeniging is opgericht de vereeniging „Hulp in het Huishouden". 4. — 5. — 6. — 7. — 8. — 9. — 10. Ja, het ligt op onzen weg. Er zijn wel eens met succes pogingen daartoe gedaan door ons. 28. Staat gij ook in verbinding met medische studenten of met aspirant-wijkverpleegsters? 29. Zoo ja, op welke wijze? Alle vereenigingen beantwoorden de vraag 28 ontkennend. 30. Hoe is uwe administratie ingericht? En wie houdt deze? 1. Kaartsysteem. De hoofdzuster der vereeniging. 2. Doelmatig. De zuster der vereeniging. 3. Iedere werkster houdt aanteekening van haar eigen gevallen. De Secretaris voert de algemeene administratie. 4. De zuster houdt de administratie. 5. De zusters zeiven doen dit onder toezicht van de Centrale Commissie. 6. Kaartsysteem. De zuster der vereeniging. 7. De Secretaresse houdt de administratie. 8. De hoofd-administratie berust bij de Secretaresse. Elke bezoekster heeft haar eigen administratie, en brengt verslag uit aan de bezoekster, die aan het hoofd van het maatschappelijk werk staat in het ziekenhuis waar zij werkt. De laatste doet  208 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN van hare geheele administratie rekening en verantwoording aan het Dagelijksch Bestuur. 9. De administratie is tot een minimum beperkt en wordt gehouden door de bezoekster. Ze bestaat uit: correspondentie, uitgaven en inkomsten noteeren, rapporten opmaken en dagboek houden. 10. De administratie wordt gehouden door de assistente. Er is: 1. Een journaal, waarin alle aanvragen naar chronologische volgorde worden opgeteekend. 2. Een algemeen kaartregister. 3. Een boek, waarin aanteekening wordt gehouden van de behandeling van ieder geval. 4. Soennecken's mappen, waarin de losse papieren. 5. Een kasboek. 31. Meent ge, dat de wijze, waarop Uwe vereeniging werkt, aan het doel beantwoordt? Of hebt ge ten aanzien van „maatschappelijk werk voor zieken" wenschen, die ge misschien niet aanstonds tot uitvoering kunt brengen, maar in welker richting Uwe vereeniging toch werken wil? Zoo ja, zoudt ge willen zeggen, op welke wijze U Uwe vereeniging zoudt wenschen en meenen te moeten inrichten, indien U geheel vrij waart en geenerlei belemmeringen, van welken aard ook, U dat beletten? 1. Ja, ten deele. Gebrek aan kantoorruimte en aan meerdere werkkrachten door gebrek aan geld maken, dat de dienst niet georganiseerd kan worden, gelijk hij moest zijn. 2. Wel wenschen, maar het is niet in het kort te zeggen. 3. De vereeniging zou in financiëelen zin veel ruimer willen en moeten werken. 4. — 5. Ja. 6. Zeer vele wenschen, niet in het kort te vermelden. 7. We hebben den weg nog niet gevonden om de gevallen, die voor ons werk in aanmerking komen, te bereiken. 8. Er is reeds veel bereikt. Voor vele gezinnen is blijvend moreele steun noodig. Zulke gezinnen zouden we een patrones willen geven; hierover wordt onderhandeld met eenige dames.  EN HUNNE GEZINNEN. 209 9. Een betere armenzorg en een huisverzorging zijn noodig. Ook ontbreken tehuizen voor schoolgaande kinderen. 10. Het uitnemend groot gewicht van het maatschappelijk werk voor zieken moest meer worden ingezien, dan zouden veel meer aanvragen tot ons komen, en ons meer geld toestroomen, o. a. ook subsidie van de gemeente, omdat dit werk bij uitstek is een gemeente-belang. Cijfers over het laatste jaar. 1. Hoeveel inkomen had Uwe vereeniging? 1. Niet opgegeven. % „ 3. + ƒ 400.— + ƒ 200.— voor bepaalde doeleinden. 4. Niet opgegeven. 5. + ƒ 4700.— 6. ƒ1936.69 + ƒ1200.— toevallige baten. 7. ƒ 999.55. 8. ƒ 1100.— 9. ƒ 275.— 10. ƒ 5115.85. 2. Hoeveel uitgaven: a. voor verstrekte hulp? b. voor de administratie, salarissen inbegrepen? a. b. 1. Niet opgegeven. Niet opgegeven. 2. , „ 3. ƒ 450.— — 4. Niet opgegeven. „ „ .5. ƒ190.—. f400.— (door aanschaffing ab- norm. hoog). 6. ƒ 1200.—. ƒ 1375.— 7. 729.76. ƒ213.38. 8. ƒ 30.— (half jaar). — 9. ƒ154.— ƒ31.— 10. ƒ 3135,48. ƒ641.595. 3. Hoeveel leden telt Uwe vereeniging? 1. 180 contribuanten. 3. 125 leden. 2. Niet opgegeven. 4. Niet opgegeven. 14  210 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN 5. 450 leden. 8. 144 leden. 6. 240 leden. 9. Niet opgegeven. 7. 105 donateurs. 10. 135 donateurs 4. Hoeveel gevallen werden aangebracht door: a. den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst? b. doktoren van ziekenfondsen ? c. andere doktoren? d. de ziekenhuizen? e. wijkverpleegsters? ƒ. de vereeniging tot bestrijding der tuberculose? g. andere vereenigingen? h. het R. C. armbestuur? i. diaconieën: « Ned. Herv. ? [i Geref. ? / Chr. Geref.? 8 Evang. Luthersche? t Hersteld Evang. Luthersche? C Doopsgezinde? g Remonstr. Geref.? £ Apostolisch? j. Israelietische armbestuur? k. zelfaanmelding? I. particulieren? I 1 2 3 4 5 6 | 7 8 9 10 b. — — - — 15 — — — — 13 c. — I — — — — 8 - — i — d. — — — — 138 89 alle alle alle 29 f. _ __ _ 5 - - - 1 3 g. — - — - 13 — - — - a i. — — — — — — — — — 1 j. - — [ — I — f - - - - - I - k. — — | — — 10 3 _ 9 l. — — — — 16 15 - — — 10 vakvereeniging | j 1  EN HUNNE GEZINNEN. 211 5. Hoeveel gevallen werden terstond door U geweigerd, als liggende niet op Uwen weg? 1. Niet opgegeven. 6. Geen. 2. „ „ 7. Geen. 3. Sommige. 8. Meermalen 4. Niet opgegeven. 9. Vijf gevallen. 5. Herhaaldelijk. 10. Zeven _ 6. Hoeveel gevallen werden door U behandeld? 7. In hoeveel gevallen heeft Uw arbeid doel getroffen? 8. In hoeveel gevallen zijt ge niet geslaagd? 9. In hoeveel gevallen trad Uwe vereeniging zuiver bemiddelend op? Vraag 6 Vraag 7 Vraag 8 Vraag 9 I I 1 2282 *) — _ 3 1000 meestal enkele klein gedeelte 5 207 meestal enkele nooit zuiver 6 115 — 8 130 7 92 91 1 47 8 64 meestal 3 bijna altijd 9 22 18 2 9 10 165 99 59 39 niet of slechts ten deele 10. In hoeveel gevallen werd gevraagd: a. sanatorium-verpleging wegens tuberculose? 6. sanatorium-verpleging wegens drankzucht? c. gestichtsbehandeling voor idioten? d. gestichtsbehandeling voor lijders aan vallende ziekte? e. gestichtsbehandeling voor blinden? ƒ. gestichtsbehandeling voor hulpbehoevenden uit anderen hoofde?  212 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN g. verpleging van volwassenen buiten (uitgezonderd lijders aan tuberculose)? h. verpleging van kinderen buiten (uitgezonderd lijders aan tuberculose) ? i. hulp in de huishouding voor dag en nacht? „ „ „ „ voor een gedeelte van den dag? „ „ „ „ alleen voor de wasch? j. andere woning? k. versterkend voedsel ? I. kleeding? m. ligging? ïi. onderdak voor volwassenen? • o. onderdak voor kinderen? p. kunstledematen? q. geh oor-apparaten ? r. invaliden-wagentje? a. financieële hulp? t. aanleeren van een nieuw vak? u. ander werk? v. ziekenverplegingsartikelen ? (Zie tabel pag. 213.) 12. Voor welke gevallen, behalve bovenstaande, werd Uwe hulp nog ingeroepen? En hoeveel keer? 4. Geeft op: Onderdak voor ongehuwde moeders 14 keer. 5. Geeft op: nog 23 maal. 10. Geeft op: boeken voor zelfstudie voor zieken jongen 1 maal; bemiddeling 39; informaties, uitkeeren van geld, adviezen 6 maal. De antwoorden op de vragen betreffende het „Maatschappelijk werk voor Zieken" zijn uitvoeriger weergegeven dan die der andere vragenlijsten, omdat dit werk nog betrekkelijk zeer jong is, in slechts weinige gemeenten is ingesteld, en het derhalve van belang kan zijn in dit rapport nauwkeurig te kunnen nagaan, hoe de vereenigingen „Maatschappelijk werk voor zieken" zijn georganiseerd, hoe haar werkwijze is en welke resultaten door haar worden bereikt. De Commissie vond in deze gegevens aanleiding tot het opstellen van de volgende conclusies:  EN HUNNE GEZINNEN. 213 l|2|3|4|6|6|7|8|9|l0 a j — — _ : 1 I — j 3 I — I — I — 20 ƒ ; — I — - 4 f ^ 7 1 - ! - | - 2 2 - - - 1 2 M6 2 j - - 1 1 A - — - lp 7 - i - 2 11 i — I — - 14 33 6 15 I 4 — 26 3 — I — — 5 1 8 — I 5 3 2 k j — — — 10 5 4 — 13 5 3 l — — — 12 15 15 4 — 3 6 rn __|_ 4 4 2 2 ' — | 1 2 n — — 6 1 5 27 10 1 4 17 0 — — — I 14 ' 27 14 j 7 3 9 p — _ _ 2 7 — !l — — 1 q - \ — j — — | 2 — — I - - ; '8 s — I — — 20 12 20 I 6 — 7 — t - I - - - I 28 2 1 - ~ ~ u — — — 5* 26 5 3 — 2 v — — ———— \ 1 1— 1 — voorberei- 12 ding opname in een ziekenhuis. Zorg voor 2 3 onderwijs aan zieke kinderen. Conclusies. 1. Door een aantal vereenigingen in ons land wordt met grooten ijver en toewijding „maatschappelijk werk voor zieken" als eigenlijk doel van haar werk verricht. Bij dezen arbeid  214 MAATSCHAPPELIJKE HÜLP AAN ZIEKEN treft nog een zoeken en tasten naar den rechten weg, vandaar veel verschil in opvatting omtrent het eigenlijke doel en de zeer verschillende werkwijzen. Sommige dezer vereenigingen beschouwen dit werk als een aanvulling der ziekenverpleging (Nijmegen), andere daarentegen meer als een aanvulling der armenzorg (Utrecht, Amsterdam (O. L. Vrouwe-gasthuis)), weer anderen zien daarin beide aanvullingen (Amsterdam (Gemeenteziekenhuizen en Israëlietisch ziekenhuis) en 's-Gravenhage), nog andere eindelijk deelen mede, dat dit werk geheel op zich zelf staat (Leiden, Groningen, Haarlem en Arnhem), zij het ook dat het meer de armenzorg (Leiden) dan wel de ziekenverpleging (Haarlem en Groningen) nabij komt. Blijkbaar wordt door de verschillende vereenigingen zeer verschillend over den aard van het werk gedacht. 2. Alle vereenigingen zijn het er over eens, dat althans in de grootere gemeenten het maatschappelijk werk voor zieken niet even goed door de wijkverpleging ter hand zou kunnen worden genomen. 3. In de behoefte aan z.g. „nazorg" voor uit een ziekenhuis ontslagen patiënten zou naar het oordeel van Amsterdam (Gem,-ziekenhuizen en O. L. Vrouwe-gasthuis), Groningen en Nijmegen de wijkverpleging niet kunnen voorzien; Leiden, Haarlem, 's-Gravenhage en Utrecht meenen daarentegen, dat dit zeer wel zou kunnen geschieden, maar dat desalniettemin de behoefte aan „maatschappelijk werk" zou blijven bestaan. 4. Het meerendeel der vereenigingen werken alleen voor ziekenhuispatiënten (Amsterdam, Gemeente-ziekenhuizen en Israëlietisch ziekenhuis), Leiden, Groningen, 's-Gravenhage, Arnhem en Nijmegen. De vereenigingen te Haarlem en Utrecht daarentegen zorgen ook voor de huiszittende patiënten *). 5. Het eigenlijke practische werk is bij de meeste vereenigingen opgedragen aan gediplomeerde verpleegsters en aan onder deze werkende andere hulpen; te Leiden, 's-Gravenhage, Nijmegen en Utrecht daarentegen zijn geen verpleegsters *) Sinds 1 September 1919 wordt te Amsterdam ook voor de huiszittende patiënten van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst maatschappelijk werk verricht.  EN HUNNE GEZINNEN. 215 werkzaam. De verpleegsters hebben zich alle voor het maatschappelijk werk voorbereid; de niet-verpleegstershadden geen voorbereiding voor de verzorging van zieken, behalve in Nijmegen. Te Utrecht is het de assistente dan ook streng verboden zich met iets te bemoeien wat de ziekenverpleging betreft. 6. Bijna uitsluitend wordt door de vereenigingen bemiddelende hulp geboden. Alleen in spoedeischende gevallen en wanneer op geen andere wijze de hulp gevonden kan worden, die noodig geacht wordt, helpt de vereeniging financieel en stoffelijk uit eigen middelep. 7. De gevallen waarin hulp noodig schijnt komen tot haar kennis door bezoek aan de patiënten op de zalen van de ziekenhuizen, door besprekingen met de doktoren en met de hoofdverpleegsters en ook wel doordat particulieren haar hulp inroepen. 8. De medische contróle wordt gehouden door den directeur en door de artsen in de ziekenhuizen. Na het ontslag uit de ziekenhuizen nog wel door deze, wanneer de patiënten op de poliklinieken komen. Van medische contróle voor de huiszittenden blijkt weinig, tenzij de huisartsen zich er bijzonder voor interesseeren. Utrecht vermeldt uitdrukkelijk, dat er geen georganiseerde contróle wordt uitgeoefend, omdat het werk zich niet op het terrein der ziekenverpleging beweegt. 9. De medewerking van den Armenraad en van' andere instellingen van weldadigheid wordt door alle vereenigingen zoo noodig, door sommige voor alle gevallen, ingeroepen. 10. Alle vereenigingen klagen over gebrek aan belangstelling, zich uitende in den vorm van gebrek aan ter beschikking gestelde gelden, en bij sommige ook in den vorm van gebrek aan aanvragen om hulp, terwijl toch zoo zeer velen hulp behoeven.  ALGEMEENE CONCLUSIES DER GEHOUDEN ENQUÊTE. Nu de afzonderlijke onderdeden der enquête zijn toegelicht en besproken, mogen hier eenige algemeene beschouwingen, waartoe de enquête der Commissie aanleiding geeft, volgen. Het onderzoek heeft geleerd, dat in ons land met groote offers van tijd, kracht en geld en met zeer veel kennis en lofwaardigen ijver reeds bijzonder veel voor behoeftige zieken en hunne huisgezinnen tot stand is gebracht. De behoefte aan zulken arbeid is blijkbaar reeds lang door velen gevoeld en heeft hen opgewekt tot het doen van hoogst belangrijk werk. Dankbaar moge dit als eerste en verheugende conclusie worden vastgesteld. Dit neemt niet weg, dat de Commissie zeer sterk den indruk heeft gekregen, dat de hulpverleening aan on- en minvermogende zieken en hunne huisgezinnen nog zeer onvolledig is, ja, dat zij zich zelfs niet los kan maken van het gevoelen, dat we nog .pas aan het begin staan van dezen arbeid. Een betrekkelijk gering aantal behoeftigen valt een behandeling ten deel, die alle middelen aanwendt tot een spoedig, volledig en duurzaam herstel. Er wordt veel gedaan, maar in de verste verte niet genoeg. Het werk der bestaande vereenigingen en instellingen kan in geenen deele aan de behoefte voldoen, zelfs niet aan de behoefte voor zooverre deze uit de aanvragen om hulp onmiddellijk blijkt. Met recht mag echter wel worden aangenomen, dat de bestaande behoefte veel en veel grooter is, dan uit het aantal hulpvragenden zou kunnen worden besloten. De omstandigheid, dat vele  EN HUNNE GEZINNEN. 217 aanvragen moeten worden afgewezen, de moeilijkheden en bezwaren, die toch onvermijdelijk aan het vragen van steun verbonden zijn en moeten worden overwonnen alvorens de behoefte aan hulp der vereeniging of instelling blijkt, maken huiverig dien steun te 'verzoeken en verleiden geneeskundigen, patiënten en belangstellenden maar al te gemakkelijk in een bestaanden onvoldoenden toestand te berusten. Zonder twijfel zal de vraag stijgen naarmate de gelegenheid geholpen te kunnen worden grooter wordt. De uitzending van zieken, drankzuchtigen, rustbehoevenden en herstellenden naar sanatoria of van kinderen naar vacantiekolonies, bosch-scholen en herstellingsoorden vindt bij lange na niet plaats naar evenredigheid van de behoefte, die er aan bestaat. De zorg voor blinden, halfblinden, dooven, doofstommen, slechthoorenden, zenuwzieken, idioten, zwakzinnigen, achterlijken, epileptici, krankzinnigen, gebrekkigen, enz., beantwoordt niet aan de eischen, die daaraan èn van medisch èn van sociaal standpunt kunnen en moeten worden gesteld. Alle vereenigingen en instellingen deelen mede de noodzakelijkheid van uitbreiding hunner bemoeiingen te gevoelen, maar hierin te worden tegengehouden door gebrek aan geldmiddelen ! Bovenal ontbreekt het aan maatschappelijk voorbehoedend werk, n.1. aan pogingen om door maatregelen van economischen en maatschappelijken aard ziekten te voorkomen, of indien ziekte reeds is ingetreden, te verhinderen dat uit het acute stadium het chronische ontstaat, en sociale belemmeringen uit den weg te ruimen, die een spoedig, volledig en duurzaam herstel tegenhouden. Zonder dit maatschappelijk voorbehoedend werk, dat als een onontbeerlijke aanvulling der ziekenzorg moet worden beschouwd, zal deze steeds zeer onvolkomen blijven. Het maatschappelijk werk voor behoeftige zieken en hunne huisgezinnen verkeert nog in het begin-stadium. De Commissie meent, dat dit hoofdzakelijk voortvloeit uit tweeërlei omstandigheid: a. uit gebrek aan inzicht in de be-  218 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN teekenis van het maatschappelijk werk voor zieken; b. uit gebrek aan organisatie. Gebrek aan inzicht is oorzaak, dat veel niet geschiedt, wat een spoedige, volledige en duurzame genezing zou kunnen bevorderen. Het feit, dat medische' behandeling en goede verpleging alleen niet voldoende zijn, maar dat deze moeten samengaan met maatregelen van economischen en maatschappelijken aard om een zoo goed mogelijk resultaat te bereiken, begint zich eerst flauw tot een wei-gevestigde overtuiging te vormen. En toch berust in de samenwerking van deze drie factoren: een goede medische behandeling, uitstekende verpleging in ziekenhuis of gezin, èn het nemen van economische en maatschappelijke maatregelen ten einde het milieu en de omstandigheden, waarin de zieke verkeert, zoo gunstig mogelijk voor zijn genezing te maken, — het welslagen van alle pogingen tot behoud en bevordering van onze volksgezondheid. Daarnaast gebrek aan organisatie. Veel wat totnutoe op het gebied van maatschappelijk werk voor behoeftige zieken en hunne gezinnen is tot stand gebracht, lijdt aan gebrek aan een welomlijnd, goed omschreven doel en dientengevolge aan een stevige organisatie overeenkomstig dat doel. Op geen plaats van eenige beteekenis in ons land mag deze hoogst belangrijke arbeid ontbreken, omdat de ziekenzorg nooit haar doel — de verbetering der volksgezondheid en daardoor de verhooging der volkskracht — zal bereiken zonder de onmisbare aanvulling van het maatschappelijk werk voor behoeftige zieken en hunne huisgezinnen. Het maatschappelijk werk voor behoeftige zieken en hunne huisgezinnen wordt in ons land nog in geenen deele naar de bestaande behoefte en naar het groote belang van dit werk verricht. Wel mag met grond worden verwacht dat de tot stand gekomen reorganisatie van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid en de spoedig in te voeren ziektewet met de te verwachten, nu nog in voorbereiding zijnde, aanvulling dier wet het maatschappelijk werk voor zieken krachtig zullen bevorderen.  EN HUNNE GEZINNEN. 219 Gesteld voor de vraag: „Behooren er bijzondere maatregelen te worden genomen om de verzorging te verzekeren van de maatschappelijke belangen van onvermogende zieken en die van hun huisgezinnen?" meent de. Commissie eenstemmig daarop een bevestigend antwoord te moeten geven. Noch voor de behoeftige zieken, noch voor hunne huisgezinnen wordt in ons land naar behooren gezorgd. Het is noodzakelijk, dat maatregelen worden beraamd welke hierin verbetering kunnen brengen. De leemten, die in het werk voor behoeftige zieken bestaan, de gebreken, die het aankleven en de eischen waaraan het naar het eenstemmig oordeel van de Commissie moet voldoen, vinden in de voorafgaande hoofdstukken voldoende beschouwing, het is niet noodig deze nogmaals hier op te sommen. De . Burgerlijke Armbesturen hebben deze leemten en gebreken door hun aanvullend werk niet doen verdwijnen. De bestaande vereenigingen voor maatschappelijk werk voor behoeftige zieken zoeken en tasten nog naar den rechten weg, zij verschillen daardoor in opvatting omtrent het eigenlijke doel van haar werk en volgen zeer verschillende werkwijzen. Mag men wachten totdat zij tot eenstemmigheid zijn gekomen, en van de weinige plaatsen waar zij nu gevonden worden zich in aantal hebben uitgebreid over het geheele land? Of is het niet veel meer geboden, reeds nu zoo mogelijk aan het werk dezer vereenigingen leiding te geven en te trachten de eischen te formuleeren waaraan het werk en de vereenigingen hebben te voldoen, wil door haar arbeid inderdaad op de beste wijze in de bestaande behoefte worden voorzien? De Commissie is overtuigd, dat dit laatste inderdaad geschieden moet, al ontveinst zij zich geenszins, dat het zeer moeielijk zal zijn reeds nu den besten weg aan te wijzen en tot eenstemmigheid in de eischen te komen. De Commissie beeft getracht de verschillende daarbij ter sprake komende punten onder de oogen te zien, welk pogen tot de volgende beschouwingen heeft aanleiding gegeven.  220 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN Eenige beschouwingen, waartoe de arbeid van de vereenigingen „Maatschappelijk werk yoor zieken" aanleiding geven. Bij het ontwerpen der vragenlijsten bestemd voor de vereenigingen, die zich „maatschappelijk werk voor zieken" ten doel stellen, maar vooral bij het kennis nemen van de op die lijsten ontvangen antwoorden, deden zich bij de Commissie een aantal vragen voor, waarop gepoogd is antwoorden te vinden, die tot voorlichting en leiding van dergelijke vereenigingen kunnen dienen. Deze vragen zijn de volgende: ï; Moet het „maatschappelijk werk" ten goede komen uitsluitend aan de ziekenhuis-patiënten of tevens aan huiszittende zieken? 2. Kan dit „maatschappelijk werk" niet evengoed door de wijkverpleging worden verricht? 3. Moet het werk worden verricht door gediplomeerde verpleegsters of door maatschappelijke werksters? 4. Moet het „maatschappelijk werk" uitgaan van de ziekenverpleging of van de armenverzorging, of moet het een afzonderlijke organisatie vormen? 5. Op welke wijze moet het „maatschappelijk werk" in kennis komen van de gevallen, die daarvoor in de termen vallen ? 6. Moet het „maatschappelijk werk" ter hand worden genomen door de Gemeente of door particulieren? 7. Hoe moeten de noodige gelden worden verkregen? 8. Is medische contróle op het „maatschappelijk werk" noodig en zoo ja, hoe kan'deze worden verkregen? 1. Moet het „maatschappelijk werk" ten goede komen uitsluitend aan de ziekenhuis-patiënten of tevens aan huiszittende zieken f De Commissie is van oordeel, dat dit werk ten goede moet komen aan alle behoeftige zieken, die daaraan behoefte hebben. Het werk onder de ziekenhuis-patiënten staat nog te veel op den voorgrond, als gevolg hiervan, dat de behoefte in de  EN HUNNE GEZINNEN. 221 ziekenhuizen het meest is gevoeld, en daarom van de ziekenhuizen is uitgegaan. Ook onder de huiszittende zieken is een enorm arbeidsveld, dat nog grootendeels braak ligt. Deze worden van uit de ziekenhuizen niet bereikt. Daarom worde het werk voortaan niet meer genoemd „Maatschappelijk ziekenhuiswerk", maar „Maatschappelijk werk voor zieken" of „Sociale hulp voor zieken". 2. Kan dit maatschappelijk werk voor zieken niet evengoed door de wijkverpleging worden verricht ? De Commissie is er van overtuigd, dat deze vraag voor de grootere gemeenten ontkennend moet worden beantwoord. In de eerste plaats zouden dan de patiënten in de ziekenhuizen niet worden bereikt; 2°. zouden de wijkverpleegsters zeiven geen tijd hebben om ' zich aan dat werk naast haar eigenlijk verplegend werk te wijden met die belangstelling en volle kracht welke voor het welslagen daarvan onmisbaar zijn; verdeeling van arbeid zou voor de wijkverpleegsters noodzakelijk worden; 3°. mist de wijkverpleegster de voor het maatschappelijk werk noodige opleiding en kennis; 4°. ligt het maatschappelijk werk niet op haar gebied, waartoe uitsluitend verpleging en „nazorg" gerekend moeten worden. In de kleinere gemeenten zou het maatschappelijk werk om practische redenen door de wijkverpleging kunnen worden ter hand genomen, mits de wijkverpleegster daartoe over den noodigen tijd beschikt, de daarvoor noodige geschiktheid en de voor dit speciale werk noodige kennis, door bijzondere opleiding verkregen bezit. In die kleinere plaatsen, waar het aantal gevallen minder groot en het verkrijgen vari de onmisbare informaties gemakkelijker is, zal het werk met minder opoffering van tijd en kracht mogelijk zijn. Wellicht zou het werk geheel of voor een goed deel kunnen worden verricht door -een der verpleegsters van het eventueel aanwezige kleine ziekenhuis, indien deze althans aan de voor de wijkverpleegster genoemde eischen beantwoordt. 3. Moet het werk worden verricht door gediplomeerde verpleegsters of door maatschappelijke werksters ? Bedoeld wordt in deze vraag het eigenlijke practische werk. Tweeërlei zou hier kunnèn worden gedacht. Of het geschiedt  222 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN door gediplomeerde verpleegsters, welke voor het doen van maatschappelijk werk een bijzondere opleiding gehad hebben. Of het wordt gedaan door krachten, opgeleid tot het doen van maatschappelijk werk, welke daarnaast ook een bijzondere aanvullende studie gemaakt hebben met het oog op het werk voor de zieken. Een derde mogelijkheid meent de Commissie al dadelijk streng te moeten afkeuren, n.1. het overlaten van het werk aan vrijwillige krachten, helpsters en particulieren, die noch kennis van verplegen, noch van maatschappelijken arbeid hebben. Het maatschappelijk werk voor zieken toch vereischt: a. kennis van verplegen; b. kennis van maatschappelijk werk. a. Kennis van verplegen, niet in dien engeren zin, dat het in staat zijn tot het bieden van verpleegstershulp een onvoorwaardelijke eisch zou zijn — immers èn in de wijkverpleging èn in de nazorg, voor zooverre deze verpleegstershulp bedoelt, voorziet de wijkverpleging — maar wel zoo opgevat, dat noodig zijn inzicht in het wezen van ziekte, in de oorzaken en de verschijnselen van ziekte, in het verplegen, ook bovenal echter kennis van de gezondheidsleer, gelijk deze bij de verpleegster worden verondersteld. ö. Kennis van maatschappelijk werk, inzicht in de sociale omstandigheden, kennis van het woningvraagstuk, kinderverzorging, armenzorg, en wat verder tot de sociale vorming behoort. Het ontbreken van een dezer twee reeds stempelt de hulp tot ongeschikt voor het hier bedoelde werk. Derhalve moest de Commissie zich uitspreken over de vraag of het voor het eigenlijke practische werk gewenscht, zoo niet noodzakelijk geacht moet worden, dat het geschiedt door gediplomeerde verpleegsters met aanvullend diploma voor maatschappelijk werk, of door sociale werksters met aanvullend diploma voor ziekenverpleging. Daarbij moest de Commissie natuurlijk blijven binnen de grenzen van het practisch bereikbare. De meest ideale werkster zou wel wezen de gediplomeerde verpleegster in het bezit van het diploma van de School voor maatschappelijk werk te Amsterdam én practisch geschoold in de armenverzorging. Maar hiertoe ware een opleiding van 6 jaar noodzakelijk,  EN HUNNE GEZINNEN. 223 en al is de Oommissie er van overtuigd, dat de beschikking over zoo voorbereide krachten niet tot de vrome wenschen behoeft te behooren en wel zonder twijfel sommigen zich zoo grondige maar ook zeer langdurige opleiding zullen getroosten, er zullen in den lande, wil het maatschappelijk werk voor behoeftige zieken zich ontwikkelen zoo, dat voor alle daaraan behoefte hebbenden zulke hulp te verkrijgen is, meer, veel meer maatschappelijke werksters moeten zijn dan met zoo hoogen eisch met recht verwacht mogen worden. Deze eisch is ook niet noodzakelijk. De Commissie meent, dat volstaan kan worden met krachten, welke naast het diploma voor ziekenverpleging in het bezit zijn van een getuigschrift waaruit blijkt, dat zij zich door het volgen van cursussen over maatschappelijk werk én door practische voorbereiding voor haar taak hebben bekwaamd. Cursussen zouden mogelijk gemaakt kunnen worden tot dit doel aan de School voor maatschappelijk werk te Amsterdam. Practische voorbereiding ware te vinden door het b.v. zekeren tijd werkzaam gesteld worden bij vereenigingen voor maatschappelijk werk, beter nog bij groote vereenigingen voor armenzorg of Burgerlijke Armbesturen in de groote gemeenten. Of het daarnaast mogelijk zou zijn voor haar, die het diploma van de School voor maatschappelijk werk te Amsterdam hebben behaald een kort durende en toch voldoende opleiding in ziekenverpleging te verzekeren, meent een meerderheid der Commissie te moeten betwijfelen. Gesteld al dat een opleiding van b.v. een jaar in een ziekenhuis voldoende kennis in ziekenverpleging zou kunnen bijbrengen, zoo zoude een dergelijke opleiding in een ziekenhuis moeilijk kunnen worden verkregen. Het doen volgen van theoretische lessen — waartoe een cursus ware.op te richten — zou een uiterst gebrekkige en geheel onvoldoende opleiding geven. Een minderheid der Commissie meent echter, dat een voldoende opleiding te bereiken ware, door aan het volgen van een jaar lang durende theoretische lessen in ziekenverpleging te verbinden het gedurende dien tijd werkzaam zijn aan een goed ingerichte instelling voor wijkverpleging. Een meerderheid der Commissie meent derhalve voor de  224 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN practische werksters te moeten eischen: het diploma ziekenverpleging, het gedurende een jaar volgen van theoretische lessen aan de School voor maatschappelijk werk én het deel nemen aan het practische werk bij een groote instelling werkzaam op het gebied van armenzorg. Een minderheid der Commissie zou behalve de aldus opgeleiden, ook haar als practische werksters willen toelaten, die in het bezit zijn van het diploma van de School voor maatschappelijk werk te Amsterdam, gedurende een jaar theoretische lessen in ziekenverpleging hebben gevolgd en deel hebben genomen aan het practische werk bij een goed ingerichte instelling voor wijkverpleging. De Commissie heeft gegronde hoop, dat met deze eischen een voldoend aantal krachten ter beschikking zullen komen, ook al breidt het werk zich — wat zij hartelijk hoopt — over het geheele land uit. 4. Moet liet maatschappelijk werk uitgaan van de ziekenverpleging of van de armenverzor'ging, of moet het een afzonderlijke organisatie vormen? Het komt de Commissie noodzakelijk voor, dat de beide doeleinden: hulp aan zieken èn maatschappelijk werk overal en altijd moeten worden nagestreefd, opdat èn de medische èn de sociale belangen der patiënten voldoende behartiging vinden. Daarom moet het niet uitsluitend van de ziekenverpleging (ziekenhuizen) uitgaan en ook niet uitsluitend van de armenverzorging, opdat niet onwillekeurig een van beide in het gedrang kome. Een afzonderlijke organisatie, waarin beide gelijkelijk vertegenwoordigd zijn, komt der Commissie dan ook het meeste gewenscht voor. Is het werk verbonden aan de ziekenverpleging, dan zal het gevaar groot zijn, dat het accent te veel op de verpleging wordt gelegd, waardoor de sociale kant van het werk kans loopt te worden verwaarloosd. Is het werk verbonden aan de armenverzorging, dan zal het accent te veel worden gelegd op den socialen kant van het werk en allicht de verpleging worden geschaad. Bovendien mag het bezwaar niet worden onderschat, dat bij de laatst genoemde methode zal worden ondervonden, dat vele on- eh minvermogende patiënten tegenzin hebben om  EN HUNNE GEZINNEN. 225 zich met armenzorg in verbinding te stellen of van deze zijde geholpen te worden. 5. Op welke wijze moet het maatschappelijk werk in kennis komen van de gevallen, die daarvoor in de termen vallen? Het maatschappelijk werk zal kennis verkrijgen van de gevallen, die daarvoor in de termen vallen, op verschillende wijzen. Onderscheid zal moeten worden gemaakt tusschen de patiënten, die reeds in een ziekenhuis zijn opgenomen of daaruit pas zijn ontslagen, en de huiszittende patiënten. De eerste categorie van patiënten worden verzorgd door de doktoren en de verpleegsters van de ziekenhuizen. Het is naar het oordeel der Commissie gewenscht, dat de aanvragen om hulp van deze patiënten komen: a. van of namens den Directeur van het ziekenhuis waarin de patiënt verpleegd wordt, aan wien zij door de behandelende doktoren en door de verpleegsters (via hoofdverpleegsters en directrice) worden opgegeven, b. van de patiënten zeiven, c. van belangstellenden in het lot van den patiënt. In de laatstgenoemde beide gevallen zal den Directeur van het ziekenhuis, c.q. de doktoren, de directrice, de hoofdzusters en de verpleegsters inlichtingen moeten worden gevraagd. Geregeld bezoek aan de ziekenhuizen is hiervoor noodig op door den Directeur vastgestelde dagen en uren, en bezoek aan de patiënten op de zalen. De tweede categorie van patiënten worden verzorgd door de huisartsen, de specialisten, de schoolartsen, de wijkverpleegsters, schoolzusters, en de huisbezoeksters van de vereenigingen voor tuberculose-bestrijding en zuigelingenbescherming. Deze, als ook de patiënten zelf en de in hun lot belangstellenden zullen de aanvragen moeten doen. In de laatstgenoemde beide gevallen zal aan den huisarts of den specialist, c. q. ook aan de wijkverpleging, de vereeniging voor tuberculosebestrijding of voor zuigelingenbescherming inlichtingen moeten worden gevraagd. 6. Moet het „maatschappelijk werk voor zieken" ter hand worden genomen door de Gemeente of door particulieren.? In de groote steden bestaat de neiging dit werk te doen 15  226 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN uitgaan van de Gemeente. Dit is begrijpelijk, omdat de geneeskundige armenzorg veel behoefte aan dit werk heeft en het voor den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst en voor het Burgerlijk Armbestuur in de groote steden gemakkelijker is zelf direct de beschikking te hebben over degene, die het maatschappelijk werk practisch verricht, dan min of meer afhankelijk te zijn en zich tot zekere hoogte te moeten onderwerpen aan het inzicht van de vereeniging voor maatschappelijk werk. Kan het werk uitgaan van het particulier initiatief, zoo verdient dit, naar het oordeel der Commissie, de voorkeur. Echter zal dit in alle — althans de meeste — gemeenten moeilijk zijn te verwezenlijken zonder krachtigen steun van de Gemeente, en zal daardoor de Gemeente medezeggenschap verkrijgen en het werken der vereeniging aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Is het particulier initiatief niet -in staat een krachtige organisatie in het leven te roepen, zoo kan het maatschappelijk werk voor zieken worden mogelijk gemaakt door de instelling van een particuliere Commissie, te benoemen door den Gemeenteraad, in welke Commissie behalve vertegenwoordigers van het Burgerlijk, Armbestuur en van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst ook vertegenwoordigers van de ziekenhuizen en van de groote vereenigingen op medisch en sociaal gebied werkzaam, zitting hebben. 7. Hoe moeten de noodige gelden worden verkregen, wanneer het particulier initiatief liet werk ter hand heeft genomen f De noodige gelden zullen moeten worden verkregen: a. Door bijdragen van particulieren. 6. Door subsidie van de Gemeente. Het maatschappelijk werk toch is een zeer groot gemeentebelang, omdat daardoor zeer veel ziekten en invaliditeit worden voorkomen, dus het productie-vermogen der behoeftigen op peil wordt gehouden. Daarom steune de Gemeente dit werk met ruime bijdragen. De vraag werd ook besproken door de Commissie in hoeverre door verzekering het verkrijgen van maatschappelijke hulp gegarandeerd kan worden. De arbeiders zouden zich tegen een geringe weekpremie kunnen verzekeren ten einde in geval van ziekte de noodige hulp deelachtig te worden.  EN HUNNE GEZINNEN. 227 Hoe mooi dit beginsel van zelfhulp ook wezen moge, om tweeërlei redenen kan het bij het maatschappelijk werk voor zieken niet toegepast worden: 1°. omdat verzekering aan het lichaam, waarbij verzekerd wordt, de plicht tot uitkeering oplegt en het maatschappelijk werk eventueel hulpverleening moet kunnen weigeren; 2°. omdat de hulp, die geboden wordt, te Verscheiden van aard is ; het werk omvat zoowel uitzending naar sanatoria en hulp in de huishouding, als het werk zoeken voor een half genezen lijder aan tuberculose en het onderwijs van een kind in een ziekenhuis. Wat eigenlijk het begrip „maatschappelijk werk" omvat, is niet te omschrijven. Telkens zullen er nieuwe rubrieken aan worden toegevoegd. De vraag welke economische en maatschappelijke hulp nu eigenlijk behoort tot de hulp, waarvoor men zich verzekerd heeft, zou telkens opnieuw conflict uitlokken. 8. Is medische contróle op het maatschappelijk werk noodig en zoo ja, hoe kan deze worden verkregen f De Commissie is van oordeel, dat in de meeste gevallen waarin maatschappelijk werk wordt aangevraagd, medisch advies onmisbaar is. Deze aanvragen zullen toch in verreweg de meerderheid der gevallen gericht zijn op het mogelijk maken van maatregelen, welke tot genezing of betere verzorging van zieken door den behandelenden geneeskundige worden noodig geacht, waarin althans die geneeskundige gekend moet worden. Het spreekt wel van zelf, dat daarnaast ook aanvragen zullen binnenkomen, welke geen medische bemoeienis behoeven, b.v. het helpen van een gezin door-het inlossen van panden en andere aanvragen. Maar niet alleen de te bieden hulp zal veelal medische controle noodig hebben, ook de doeltreffendheid daarvan zal moeten worden nagegaan, het resultaat worden gecontroleerd om zoo noodig verandering in de te nemen maatregelen te brengen. De contróle zal voor de patiënten, opgenomen in de ziekenhuizen, geen moeielijkheden opleveren; de directeuren en doktoren dezer inrichtingen zullen daartoe bereid worden gevonden. Moeielijker is het de noodige contróle te verkrijgen voor de  en hunne gezinnen. 231 9. Wanneer het medisch advies is ingekomen, moet onderzocht worden in hoever de economische omstandigheden van het gezin toelaten, dat het zelf geheel of ten deele de te nemen maatregelen bekostigt. 10. Wanneer het gezin in het geheel niet of maar ten deele hiertoe in -staat is, treedt de Vereeniging of Commissie Maatschappelijk werk voor zieken voor zooveel mogelijk bemiddelend op, d. w. z. zet alle vereenigingen met een speciaal doel, die daarvoor in de termen mochten vallen, aan het werk om het gewenschte resulaat te bereiken. Eerst in laatste instantie brengt de vereeniging of commissie zelve geheel of ten deele het benoodigde geld bijeen. 11. De geneeskundigen, sub 8 genoemd, controleeren de wijze waarop de door hen gegeven adviezen worden uitgevoerd en de resultaten daardoor verkregen. 12. Van alle gevallen moet rekening en verantwoording worden gedaan aan het Bestuur of aan de Commissie die de leiding en het toezicht heeft. 13. Alle gevallen moeten worden geregistreerd. 14. Het werk der veréenigingen en commissies moet door ruime bijdragen van de Gemeenten worden mogelijk gemaakt. De Commissie meent met het uitbrengen van dit rapport aan de haar verstrekte opdracht te te hebben voldaan, en spreekt den wensch uit, dat de Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid in dit rapport aanleiding moge vinden het nemen van de door de Commissie noodig geachte maatregelen te willen bevorderen. 's-Gravenhage, 4 Februari 1920. Mr. CHR. P. VAN EEGHEN. M. G. MULLER—LULOFS. H. J. TER MEULEN. Dr. N. M. JOSEPHUS JITTA. Arts H. F. FLEISCHER.   B IJ L A G E N. 1. Schrijven, gericht tot de Besturen van verschillende Vereenigingen en Instellingen, voor zieken werkzaam. 2. Vragenlijst, gericht tot de Burgerlijke Armbesturen. 3. Vragenlijst, gericht tot de Vereenigingen en Instellingen, . die zich ten doel stellen hulp te verleenen aan Doofstommen, Blinden en Slechtzienden, Dooven en Slechthoorenden, en Gebrekkigen (medische hulp uitgezonderd). 4. Vragenlijst, gericht tot de Vereenigingen, Consultatiebureaux, enz., die zich de zorg voor Drankzuchtigen ten doel stellen (medische hulp uitgezonderd). 5. Vragenlijst, gericht tot de Vereenigingen (inrichtingen), die zich ten doel stellen de hulp aan Zwakken, Herstellenden, Rustbehoevenden (Kinderen en Volwassenen) (lijders aan tuberculose uitgezonderd). 6. Vragenlijst, gericht tot de Vereenigingen en Inrichtingen, die zich hulp aan Kraamvrouwen en Zuigelingen ten doel stellen. 7. Vragenlijst, gericht tot de Vereenigingen, die zich ten doel stellen de zorg voor Zenuwzieken, Stotteraars, Spraakgebrekkigen, lijders aan Vallende Ziekte, Achterlijken, Zwakzinnigen, Idioten, Krankzinnigen (medische hulp uitgezonderd). 8. Vragenlijst, gericht tot de Vereenigingen, die zich de zorg voor behoeftige lijders aan Tuberculose, Lupus, Lepra en Geslachtsziekten, en voor Acuut- en Chronisch-Zieken ten doel stellen (medische hulp uitgezonderd).  234 BIJLAGEN. 9. Vragenlijst, gericht tot de Vereenigingen, die zich Wijkarbeid ten doel stellen en tot de Vereenigingen met een daaraan verwant doel. 10. Vragenlijst, gericht tot de Vereenigingen, die zich het verschaffen van „Hulp in de Huishouding" ten doel stellen. 11. Vragenlijst, gericht tot de Vereenigingen, die zich „Maatschappelijk werk voor Zieken" ten doel stellen.  Bijlage 1. Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid. COMMISSIE IN ZAKE MAATREGELEN TER VERZEKERING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN VAN ONVERMOGENDE ZIEKEN EN DIE VAN HÜNNE HUISGEZINNEN. SECRETARIAAT: VAN DIBMENSTRAAT 161 - 's-GRAVENHAGE. 's-Gravenhage, Augustus 1918. L. S. De Commissie, benoemd door de Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid tot het uitbrengen van advies over de vraag: „Behooren er bijzondere maatregelen te worden genomen om de verzorging te verzekeren van de maatschappelijke belangen van onvermogende zieken en die van hunne huisgezinnen", neemt beleefd de vrijheid Uw welwillende aandacht te vragen voor het volgende: De Commissie heeft gemeend haar werk te moeten aanvangen met het instellen van een onderzoek naar wat reeds in den lande aan maatschappelijk werk voor zieken gedaan wordt, en op welke wijze verschillende vereenigingen en instellingen, 't zij als eigenlijk doel van haar werk, 't zij als indirect uitvloeisel van haar arbeid, maatschappelijk werk voor zieken verrichten. Tot dit doel'heeft zij verschillende vragenlijsten ontworpen, te zenden aan: 1. Vereenigingen, die zich „maatschappelijk werk voor zieken" ten doel stellen; 2. Burgerlijke Armbesturen; 3. Vereenigingen en Instellingen, die zich ten doel stellen hulp te verleenen aan doofstommen, blinden en slechtzienden, dooven en slechthoorenden en gebrekkigen (medische hulp uitgezonderd); 4. Vereenigingen, Consultatiebureaux, enz., die zich de zorg voor drankzuchtigen ten doel stellen (medische hulp uitgezonderd) ;  236 5. Vereenigingen en Inrichtingen, die zich hulp aan kraamvrouwen en zuigelingen ten doel stellen; 6. Vereenigingen en Inrichtingen, die zich ten doel stellen de hulp aan zwakken, herstellenden, rustbehoevenden (kinderen en volwassenen) (lijders aan tuberculose uitgezonderd) ; 7. Vereenigingen, die zich ten doel stellen de zorg voor zenuwzieken, stotteraars, spraakgebrekkigen, lijders aan vallende ziekte, achterlijken, zwakzinnigen, idioten, krankzinnigen (medische hulp uitgezonderd); 8. Instellingen voor Wijkarbeid en vereenigingen met een daaraan verwant doel; 9. Vereenigingen, die zich de zorg voor behoeftige lijders aan tuberculose, lupus, lepra en geslachtsziekten en voor acuut- en chronisch zieken ten doel stellen (medische hulp uitgezonderd); 10. Vereenigingen, die zich ten doel stellen het verschaffen van „Hulp in de huishouding". Een beroep doende op Uw welwillende en onmisbare medewerking, neemt zij beleefd de vrijheid ook U een vragenlijst toe te zenden, met dringend verzoek deze wel te willen invullen. Ook toezending van statuten, reglementen, enz., Uwer vereeniging of instelling zal ten zeerste op prijs worden gesteld. U bij voorbaat vriendelijk dankend voor de te nemen moeite en dè ingevulde vragenlijst gaarne spoedig tegemoetziende, Hoogachtend, de Commissie voornoemd: Mr. Chr. P. van Eeghen, Voorzitter. M. G. Mtjller-Lulofs. H. J. ter Meulen. Dr. N. M. Josephus Jitta. Arts H. F. Fleischer, Rapporteur.  ijlage 2. tNederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid. COMMISSIE IN ZAKE MAATREGELEN TER VERZEKERING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN VAN ONVERMOGENDE ZIEKEN EN DIE VAN HUNNE HUISGEZINNEN. SECRETARIAAT: VAN DIEMENSTRAAT 161 — 's-GBAVEHHAQE. Vragen uitsluitend bestemd voor de BURGERLIJKE ARKBESTUBEN '). 1. Welke is de weistandsgrens, die wordt aangenomen voor verkrijging van vrije genees-, heel- en verloskundige hulp? 2. Welke is de weistandsgrens, die wordt aangenomen tot verkrijging van kostelooze verpleging in een der ziekenhuizen van Uwe gemeente? 3. Ontvangen alle bedeelden door het Burgerlijk Armbestuur vrije genees-, heelen verloskundige hulp en kostelooze verpleging in een der ziekenhuizen? 4. Bestaat er een tarief voor minvermogenden voor opneming in de ziekenhuizen? Zoo ja, wilt U dat opgeven? 5. Welke voorwaarden zijn verbonden aan kostelooze opneming van krankzinnigen in gestichten? 6. Wordt van wege het Burgerlijk Armbestuur voorzien in de behoefte aan i Sanatoriumverpleging van behoeftigen, b.v. van tuberculoselijders, lijders aan vallende ziekte, drankzuchtigen, zenuwlijders en dergelijken? 7. Zoo ja, neemthetBurgerlijk Armbestuur 1 daartoe het initiatief en treedt het zelf als contractant met het sanatorium op met of zonder bijdragen van andere $ft$?S armbesturen of van particulieren? 8. Worden door het BurgerlijkArmbestuur geheel voor eigen rekening in inrichtingen of gestichten geplaatst: idioten, zwakzinnigen, doofstommen, blinden of gebrekkigen ? • i) Onder het Burgerlijk Armbestuur wordt hier ook begrepen de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst.  9. Wanneer verloskundige hulp wordt verstrekt, gaat die gepaard met het geven van versterkend voedsel of van kleeding, dekking of ligging? 10. Wordt bij bevallingen wel eens voorzien in de behoefte aan een baker of andere hulp ? 11. Worden door het Burgerlijk Armbe- ! st uur versterkend voedsel, kleeding, dekking en ligging verstrekt aan zieken (uitgezonderd bij bevallingen)? 12. Wordt een man, wiens vak voor zijn I gezondheid niet deugt, in staat gesteld tot het aanleeren van een ander vak of ander werk voor hem gezocht? 13. Wordt hulp in de huishouding of voor j de wasch gegeven in gezinnen, waar I de vrouw door ziekte verhinderd is zelf dit werk te doen? 14. Wordt gezorgd voor uitbesteding deikinderen of voor eene huishoudster in gezinnen, waar de vrouw tijdelijk in ■ een ziekenhuis moet worden opgeno- f men of gestorven is? 15. Hoe wordt voorzien in de behoefte aan I wijkverpleging? Hoe in die aan wijk-kraamverpleging? 16. Worden verplegings-artikelen, instrumenten en ledikanten in bruikleen gegeven aan zieken? 17. Worden kunstledematen, brillen, ge- I hoorapparaten, orthopaedisch schoeisel, enz., verstrekt? 18. Worden andere middelen dan de hierboven genoemde (er kan slechts een ] greep worden gedaan) door Uw Burgerlijk Armbestuur of den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst aange- \ wend om tegemoet te komen aan de I moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin behoeftige zieken en hunne huisgezinnen vaak verkeeren? Zoo ja, welke?  19. Op welke wijze wordt de noodzakelijk- i heid voor en den vorm van het verleenen van steun aan zieken medisch gecontroleerd? Geschiedt dit in alle gevallen ? 20. Op welke wijze wordt de doeltrellend- I heid van aan zieken verleenden steun medisch nagegaan? 21. Is TJ van oordeel, dat door Uw Arm- I bestuur meer aan maatschappelijk werk voor on- 'en minvermogende zieken en hunne huisgezinnen zou kunnen wor- | den gedaan dan thans geschiedt? Zoo j ja, hoe zoudt U meenen, dat op de beste wijze in de bestaande leemten zou kunnen worden voorzien? 22. Zou het geen overweging verdienen om van gemeentewege een of meerdere gesalarieerde personen aan te stellen, speciaal belast met het maatschappelijk werk voor zieken ? Deze vragen beantwoord door: (Naam): X Adres): (Daiüm): _  Bijlage 3. Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid. COMMISSIE IN ZAKE MAATREGELEN TER VERZEKERING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN VAN ONVERMOGENDE ZIEKEN EN DIE VAN HUNNE HUISGEZINNEN. secretariaat: tas diemekstraat 161 — 'soravenhaoe. Vragen uitsluitend bestemd yoor Vereenigingen en Instellingen, die zich ten doel stellen hulp te Terleenen aan DOOFSTOMMEN, BLINDEN en SLECHTZIENDEN, DOOVEN en SLECHTHOORENDEN, en GEBREKKIGEN (medische hulp uitgezonderd). 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging of instelling ? 2. Indien Uwe instelling een internaat is, hoeveel kinderen kunt U plaatsen en hoevelen plaatstge gemiddeld perjaar? 3. Op welken minimum-leeftijd worden ze opgenomen ? 4. Op welken leeftijd ontslagen ? 5. Hoeveel bedragen de verpleeggelden per verpleegde en per jaar? 6. Ontvangen de verpleegden in de inrichting ook schoolonderwijs? 7. Later vakonderwijs? Zoo ja, in welke ! vakken ? 8. Zijn de verpleegden, wanneer ze de inrichting verlaten, in staat om in eigen onderhoud te voorzien? 9. Is U bekend op hoeveel het aantal doofstommen, blinden en geheel dooven in ons land wordt geschat? 10. Komen de meeste verpleegden vroeg genoeg in Uwe inrichting om nog met vrucht onderwezen te kunnen worden, of komen ze vaak te laat, b.v. om een vak grondig te kunnen leeren? 11. Indien Uwe inrichting geen internaat is, verschaft zij werk aan blinden, slechtzienden, dooven, slechthoorenden of gebrekkigen ? Zoo ja, aan hoevelen gemiddeld per jaar?  , * 12. In de inrichting, in het huis van den patiënt, of elders? 13. Waaruit bestaat dat werk? 14. Worden ze door U daartoe opgeleid? 15. Welke zijn de werkuren per dag en welk is het loon per week? 16. Verschaft U werk aan mannen èn aan vrouwen? Zoo ja, aan hoeveel mannen en aan hoeveel vrouwen?' 17. Hoeveel mannen — hoeveel vrouwen — van deze zijn gehuwd? 18. Indien Uwe inrichting geen werkverschaffing beoogt, maar arbeidsbemiddeling, hoevelen hebben zich in 't laatste jaar bij U aangemeld, hoevelen zijn geplaatst? 19. Gaat van Uwe vereeniging vakonderwijs uit? 'fPfiffi1} 20. Zoo ja, welke vakken worden onderwezen ? 21. Hoevelen kunt U plaatsen? 22. Gaat van Uwe vereeniging het ver- I strekken van lager onderwijs uit? 23. Zoo ja, hoeveel leerlingen telt Uwe school? 24. Welke zijn de voorwaarden van opneming? 25. Worden op Uwe school uitsluitend kinderen uit de stad Uwer inwoning' opgenomen of komen ze ook van elders? 26. Indien dit laatste het geval is, wie verleent hun huisvesting en door wien worden de verpleegkosten betaald? 27. Wordt door U wel eens financieële | hulp verstrekt? Zoo ja, op welke wijze? | 16  28. Hoe overtuigt U zich van de onontbeerlijkheid der te bieden financieële hulp? 29. Worden kunstledematen, apparaten, orthopaedisch schoeisel, enz., door U verstrekt ? 30. Kosteloos? Zoo neen, wie betaalt deze? 31. Tracht U door het verschaffen van brillen of gehoorapparaten de belemmeringen uit den weg te ruimen, die slechtzienden en slechthoorenden bij hun verkeer met menschen en in hun werk ondervinden? 32. Welke andere middelen worden door U aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin doofstommen, blinden, slechtzienden, dooven, slecht hoorenden en gebrekkigen of hunne gezinnen ten gevolge van hun gebrek vaak verkeeren? " \ " 33. Is U van oordeel, dat in ons land de zorg voor doofstommen, blinden, slechtzienden, dooven, slechthoorenden en gebrekkigen voldoende wordt behartigd? Zoo neen, op welke wijze zou naar Uw oordeel beter daarin kunnen worden voorzien? 34. Zorgt gij voor Uwe verzorgden voor deskundig medisch toezicht en zoo noodig voor geneeskundige behandeling? 35. Wordt de noodzakelijkheid voor- en den vorm van het verleenen van hulp aan -doofstommen, blinden, slechtzienden, dooven, slechthoorenden of gebrekkigen medisch gecontroleerd? Zoo ja, j op welke wijze?  36. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze? Deze vragen beantwoord door: (Naam):. (Adres):.. (Datum):  Bijlage 4. Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid. COMMISSIE IN ZAKE MAATREGELEN TER VERZEKERING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN VAN ONVERMOGENDE ZIEKEN EN DIE VAN HUNNE HUI8GEZINNEN. SECRETARIAAT : TAN DIEMENSTRAAT 161 — 'S-ORAYENHAGE. Vragen uitsluitend bestemd voor Vereenigingen, Consultatiebureaux, enz., die zich 4e zorg voor DRANKZUCHTIGEN' ten doel stellen (medische hulp uitgezonderd.) 1. ' Hoe is de naam Uwer vereeniging of instelling ? 2. Heeft Uwe vereeniging een herstellingsoord ? 3. Zoo ja, waar? Voor mannen of voor vrouwen, of voor beiden? 4. Hoeveel verpleegden kunt U opnemen? En hoe velen plaatst ge gemiddeld per jaar? 5. Hoeveel bedragen de verpleegkosten per verpleegde en per jaar? 6. Wordt vakonderwijs gegeven ? Zoo ja, in welke vakken. 7. Hoeveel verpleegden worden gemiddeld jaarlijks ontslagen. 8. Hoe groot is het gemiddeld percentage der grenezen-ontslagenen ? 9. Vindt de ontslagene over 't geheel spoedig weer voldoende werk om in eigen onderhoud of in dat van gezin te voorzien? 10. Op welke wijze wordt het gezin gesteund gedurende de afwezigheid van .._ . . .winner 0 patiënt-kostwingter? | 11. Indien Uwe vereeniging geen herstel- | lingsoord heeft, op welke wijze wordt I door U getracht dankzuchtige l van kwaal te genezen? naar °  12. Strekt Uwe hulp zich ook uit tot het gezin van ^ drankzuchtige? 13. Wordt door U wel financieële steun ver- I leend, hetzij aan het gezin, hetzij aan den patiënt, b.v. als voorschot voor handel, of voor kwijting van schuld, enz. ? 14. Op welke wijze overtuigt U zich van de noodzakelijkheid der te bieden financieële hulp ? 15. Worden door U ook pogingen aangewend om de kinderen van drankzuchtigen te bewaren voor de kwaal hunner ouders? 16. Wordt door U op eenigerlei wijze (niet uitsluitend financieel) tegemoet gekomen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin het gezin tengevolge van de drankzucht van man of vrouw vaak verkeert? - 17. Zorgt gjj voor Uwe verzorgden voor deskundig medisch toezicht en zoo noodig voor geneeskundige behandeling? 18. Wordt de noodzakelijkheid voor- en I den vorm van het verleenen van hulp medisch gecontroleerd? Zoo ja, op welke wijze? 19. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze? 20. Is aan Uwe inrichting of aan Uw I Consultatiebureau een patronaat ver- I bonden ? Zoo ja, hoe werkt dit, en uit welke j maatschappelijke klasse worden de I patroons en patronessen gerecruteerd ? |  21. Is U van oordeel, dat de zorg voor drankzuchtigen in ons land op voldoende wijze wordt behartigd ? ■ Zoo neen, welke middelen zouden naar Uwe meening moeten worden aangewend om daarin verbetering te brengen? Deze vragen beantwoord door: (Naam): (Adres):.: (Datum): &  Bijlage 5. Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid. COMMISSIE IK ZAKE MAATREGELEN TER VERZEKERING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN VAN ONVERMOGENDE ZIEKEN EN DIE VAN HUNNE HUISGEZINNEN. SECRETARIAAT : VAX DIEMENSTRAAT 161 — 'S-QRAVENHAGE. Vragen, uitsluitend bestemd voor vereenigingen (inrichtingen), die zich ten doel stellen de hulp aan ZWAKKEN, HERSTELLENDEN, RUSTBEHOEVENDEN (KINDEREN EN VOLWASSENEN) (LIJDERS AAN TUBERCULOSE UITGEZONDERD). 1. Hoe is.de naam Uwer Vereeniging of Instelling ? 2. Heeft Uwe vereeniging een herstellingsoord of vacantiekolonie, of openlucht- of buitenschool ? 3. Welke zijn de voorwaarden voor op- ' li-U neming ? 4. Hóéveel patiënten of kinderen kunt U opnemen ? 5. Hoeveel neemt U gemiddeld per jaar op ? 6. Hoe lang duurt het gemiddeld verblijf ? 7. Hoeveel bedraagt het verpleeggeld per dag? 8. Door wien wordt het verpleeggeld in den regel betaald ? 9. Zorgt gij voor Uwe patiënten en kinderen voor deskundig medisch toezicht en zoo noodig voor geneeskundige behandeling ? 10. Hebt U den indruk, dat vele patiënten, die in Uwe inrichting worden verpleegd, meer kans op genezing zouden gehad hebben, wanneer ze vroeger gekomen waren ? 11. Ontvangen de kinderen in Uwe inrichting ook schoolonderwijs ?  12. Meent U, dat de slechte economische omstandigheden, waarin Uwe patiënten verkéeren, dikwijls een rol spelen in het ontstaan der ziekte, en vaak de oorzaak zijn van vertraagde ge- , nezing ? 13. Moet bij rustbehoevenden meestal de oorzaak worden gezocht in overspan- ll -'-S ning van zenuwen of uitputting ten- ! gevolge van te zwaren arbeid temidden van bezwarende omstandigheden ? 14. Welke andere oorzaken liggen aan de behoefte aan rust en ver-blijf buiten ten grondslag ? 15. Is U tevreden over de resultaten, die ge bereikt? 16. Blijft meestal het herstel aanhouden, wanneer de patiënt naar huis is teruggekeerd? 17. Komen dikwijls dezelfde patiënten '" terug ? 18. Meent U, dat door dagverpleging in de onmiddellijke nabijheid der stad hetzelfde of bijna hetzelfde resultaat zou kunnen worden verkregen ? Zoo neen, welk zijn Uwe bezwaren tegen dagverpleging ? 19. Wanneer Uwe vereeniging geen heistellingsooord heeft, verstrekt U ver- I sterkend voedsel? 20. Welke patiënten komen voor Uwe hulp in aanmerking? 21. Waaruit bestaat het voedsel? 22. Hoe lang wordt het verstrekt? 23. Hoeveel gevallen hebt ge per jaar ? 24. Door wie worden de gevallen aange- uWHrinÖ'ltl bracht ?  25. Op welke andere wijzen dan de hierboven genoemde tracht ge zwakken, j herstellenden, rustbehoevenden te hulp te komen ? 26. Wordt door U ook financieële hulp I geboden ? 27. Op welke wijze overtuigt U zich van de noodzakelijkheid daarvan? I- 28. Wordt de noodzakelijkheid voor en de vorm van het verleenen van hulp (in welken vorm pok) medisch gecontroleerd ? Zoo ja, op welke wijze? . 29. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan ? Zoo ja, op welke wijze ? 30. Welke niet hierboven genoemde pogingen worden door U aangewend om J tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin zwakken, herstellenden, rustbehoevenden met bun gezinnen vaak ; verkeeren ? Ac$óifC 31. Is U van oordeel, dat in ons land de zorg voor zwakken, herstellenden, rustbehoevenden voldoende wordt behartigd, of meent U, dat door nauwlettender en uitgebreider zorg èn voor de patiënten zeiven èn wat betreft de verbetering van den economischen toestand, waarin ze verkeeren, vele chronische ziekten zouden kunnen worden voorkomen ? 32. Zoo ja, door welke middelen zou daarin verbetering kunnen worden j gebracht ? Deze vragen beantwoord door: (Naam): (Adres) : (Datum):  Bijlage 6. Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid. COMMISSIE IN ZAKE MAATREGELEN TER VERZEKERING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN VAN ONVERMOGENDE ZIEKEN EN DIE VAN HUNNE HUISGEZINNEN. secretariaat: tan diemenstkaat 161 — 's-gravenhage. Vragen uitsluitend bestemd voor Vereenigingen en Inrichtingen, die zich hulp aan KRAAMVBOUWEN en ZUIGELINGEN ten doel stellen. 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging of instelling? 2. Wordt door Uwe vereeniging of instel- I ling verloskundige hulp aan kraamvrouwen verleend? 3. Welke zijn de voorwaarden tot het I verkrijgen van deze hulp? 4. Worden ook ongehuwde moeders door U geholpen? Zoo ja ook wanneer zij eventueel zwanger zijn van het 2e, 3e, 4e, enz., kind. 5. Hebt ge een inrichting, waarin de ongehuwde moeders met haar kind worden opgenomen? Zoo ja, hoeveel patiënten kunt U opnemen en neemt U gemid- i deld jaarlijks op? 6. Welke zijn de voorwaarden voor de opneming? 7. Wat wordt door U gedaan om ongehuwde moeders, wanneer ze hersteld' zijn, weer in de maatschappij te ! brengen ? 8. Wordt aan kraamvrouwen in eigen huis versterkend voedsel uitgereikt? Vóór èn na of uitsluitend na de bevalling? |- 9. Waaruit bestaat dit voedsel? 10. Voor hoe lang wordt het verstrekt? 11. Wordt ook voorzien in de behoefte aan een luiermand voor het kind en aan : kleeding, dekking en ligging voor de moeder?  42. Wordt ook financieële steun verleend ? | Zoo ja, in welke omstandigheden? 13. Hoeveel bedraagt die steun, en voor hoe lang wordt het geld gegeven? 14. Op welke wijze overtuigt U zich van de noodzakelijkheid der te bieden hulp? 45. Is (zijn) aan Uwe vereeniging een of meer wijkzuster(s), wijkkraamverzorg- ; ster(s), of wijkbaker(s) verbonden, die de kraamvrouw hulp vei leent r verleenen i tevens de borstvoeding bevor■» ■- 16. Kunnen de meeste idioten, zwakzinnigen, achterlijken zoover gebracht worden, dat ze althans voor een deel in eigen onderhoud kunnen voorzien? 17. Welke kan de oorzaak zijn van de toenemende zenuwziekten onder de on- en minvermogenden? 18. Zou door verbetering van maatschappelijke toestanden daarin verbetering te brengen zijn? 19. Wordt door U wel getracht ook in deze richting werkzaam te zijn? 20. Wordt wel financieële steun aan 't gezin verstrekt, zoolang de patiënt in eene inrichting is opgenomen? 2-1. Hoe overtuigt U zich van de noodzakelijkheid der te bieden hulp? 22. Moeten patiënten, door den nood gedrongen, niet meestal te vroeg de inrichting verlaten, alvorens' geheel genezen te zijn? 23. Wat leert Uwe ervaring omtrent slechte woonverhoudingen, tuberculose, geslachtsziekten en alkoholisme als oorzaken van zenuwziekten?  24. Leert Uwe ervaring, dat de on- en de minvermogende vrouw over bet geheel te zeer overladen is met werk, vooral wanneer ze ook buitenshuis i werkt, en dat daardoor overspanning optreedt? 25. Wordt door U op eenigerlei wijze tegemoet gekomen aan de moeilijke omstandigheden, vooral wat betreft hunne maatschappelijke nooden, waarin krankzinnigen, idioten, zwakzinnigen, 'lijders aan vallende ziekte, stotteraars, spraakgebrekkigen en zenuwzieken dikwijls verkeeren? 26. Is U van oordeel, dat de zorg voor de hierboven genoemden in ons land , voldoende wordt behartigd ? Zoo niet, zoudt U dan middelen willen aangeven, die zonden moeten worden aangewend om daarin verbetering te brengen ? 27. Worden, alvorens door Uwe vereeniging hulp wordt geboden, de nood- : zakelijkheid voor en de vorm der te verleenen hulp medisch gecontroleerd ? j Zoo ja, op welke wijze? , 28. Door wie wordt in 't bijzonder bepaald of bij de patiënten (kinderen) van achterlijkheid, dan wel van idiotie sprake is, en of ze in staat zijn eenig onderwijs te genieten? 29. Zoo Uwe vereeniging een school heeft, is daaraan ook een school verpleegster verbonden ? 30. Wordt de doeltreffendheid van den verleenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze ?  31. Staat Uw gesticht, inrichting of school onder medisch toezicht en zorgt gij, zoo noodig, voor geneeskundige behandeling van Uwe verpleegden? Deze vragen - beantwoord door: è4}J,S^ - (Naam): - ....... :.. (Adreê): (Datum): ...  Bijlage 8. Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid. COMMISSIE IN ZAKE MAATREGELEN TER TERZEKERING TAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN TAN ONTERMOGENDE ZIEKEN EN DIE TAN HUNNE HUISGEZINNEN. SECRETARIAAT : TAK DIEMENSTRAAT 161 — 'S-GRAVENHAGE. Vragen uitsluitend bestemd voor Vereenigingen, die zich de zorg voor behoeftige lijders aan TUBERCULOSE, LUPUS, LEPRA en GESLACHTSZIEKTEN en voor ACUUT- en CHRONISCH ZIEKEN ten doel stellen (medische hulp uitgezonderd). 1. Hoe is de naam Uwer vereeniging? 2. Heeft Uwe vereeniging een Sanatorium ? Of gelegenheid voor dagverpleging? Of een open tuchtschool (buitenschool) ? 3. Zoo ja, hoeveel verpleegden kunt U opnemen ? 4. Hoeveel neemt U gemiddeld per jaar op ? 5. Hoeveel bedragen de verpleegkosten per dag en per patiënt ? 6. Door wien worden de verpleeggelden in den regel betaald ? 7. Hoe lang is gemiddeld de duur der verpleging ? 8. Hoe groot is het percentage der genezen ontslagenen? 9 Is U bekend op hoeveel het aantal lijders aan tuberculose, lupus, lepra en geslachtsziekten resp. in ons land wordt geschat ? 10. Gebeurt het dikwijls, dat patiënten te laat in Uwe inrichting komen, zoodat de kans op genezing daardoor gering wordt? 11. Zorgt gij, zoo noodig, voor geneeskun- I dige behandeling van Uwe verpleegden? 12. Heeft Uwe vereeniging een consultatiebureau ? 17  13. Zijn aan Uwe vereeniging voor het eigenlijke practische werk huisbezoeksters (enquétrices) verbonden? 14. Zijn deze verpleegsters (gediplomeerd) of niet ? 45. Indien zij gediplomeerde verpleegsters zijn, hebben zij dan eene afzonderlijke opleiding genoten, om zich speciaal voor het maatschappelijk werk voor zieken voor te bereiden? 16. Zoo zij geen gediplomeerd verpleegsters zijn, ontvingen zij dan eenige opleiding om zich speciaal voor het maatschappelijk werk voor zieken voor te bereiden ? 17. Wanneer het vak, dat patiënten uitoefenen, hun genezing in den weg ^ va?? staat, worden dan wel pogingen aangewend, door U zelf of door Uwe bemiddeling, om ander werk voor hen te zoeken of hen voor een ander vak te laten bekwamen ? 18. Indien Uwe vereeniging geen sanatotorium, school of consultatiebureau heeft, op welke wijze tracht ge Uw doel te bereiken ? 19. Wordt het gezin wel eens financieel gesteund ? 20. Hoe overtuigt U zich van de noodzakelijkheid van den te bieden financiëelen steun ? 21. Wordt versterkend voedsel verschaft ? 22. Waaruit bestaat dit? 23. Voor hoe langen tijd wordt dit gemiddeld gegeven ? 24. Hoeveel gezinnen komen daarvoor gemiddeld jaarlijks in aanmerking ? 25. Worden wel kleèding, dekking, ligging verstrekt ?  26. Wordt wel hulp in de huishouding of dergelijke gegeven ? 27. Wordt, indien noodig, gezorgd voor kostelooze ontsmetting ? 28. Indien de woning van patiënten schadelijk is voor hunne gezondheid, wordt voor hen gepoogd tot verbetering der woning te komen of wel eens een andere woning gezocht of bijslag in de huur voor het betrekken van een betere woning gegeven ? 29. Welke andere middelen, dan de hierboven genoemde, worden door U aangewend om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin lijders aan tuberculose, lupus, lepra en geslachtsziekten, en acuut- en chronisch-zieken vaak verkeeren ? 30. Worden door U de nood zakelijkheid I voor en de vorm van het verleenen van hulp (in welken vorm ook) medisch gecontroleerd ? Zoo ja, op welke wijze ? 31. Wordt de doeltreffendheid van den •veileenden steun medisch nagegaan? Zoo ja, op welke wijze ? 32. Is U van oordeel, dat in ons land de zorg voor bovengenoemde zieken, vooral wat betreft hun materieele nooden, voldoende wordt behartigd ? Zoo niet, welke zijn de leemten, en op welke wijze zou daarin kunnen en moeten worden voorzien ? Deze vragen beantwoord door: (Naam): (Adres): — ^ (Datum):  Bijlage 9. Nederlandsche Vereeniging yoor Armenzorg en Weldadigheid. COMMISSIE IN ZAKE MAATREGELEN TER TERZEKERING TAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN TAN ONTERMOGENDE ZIEKEN EN DIE TAN HUNNE HUISGEZINNEN. SECRETARIAAT: TAK DIEMENSTRAAT 161 — 'S-GRAVENHAGE. Vragen uitsluitend bestemd voor WIJKARBEID en vereenigingen met een daaraan verwant doel. 1. Hoe is de naam Uwer instelling of vereeniging? 2. Wordt door U in de behoefte aan wijkverpleging voorzien ? 3. Is een wijkdiacones of wijkverpleegster aangesteld? Gediplomeerd? 4. Welke was hare opleiding, indien niet gediplomeerd? 5., Van welke organisatie gaat Uw arbeid uit? 6. Welk salaris heeft Uwe wijkverpleegster (diacones)? 7. Höe is haar werk geregeld? 8. Meent U, dat door Uw wijkarbeid op afdoende wijze in de behoefte aan -wijkverpleging wórdt voorzien, of zou meerdere hulp gewenscht zijn? 9. Zoo ja, op welke wijze zóu die te bereiken zijn? 10. Worden verplegingsartikelen in bruikleen gegeven? 11. Moet daarvoor iets worden betaald? | 12. Wordt kleeding en ligging en dekking verstrekt ? 13. Versterkend voedsel? 14. Zoo ja, waaruit bestaat dit?  '15. Wordt het voor een vooraf bepaalden tijd gegeven of zoolang de medicus het noodig acht? «"«V-lfo 16. Indien het voor een vooraf bepaalden tijd gegeven wordt, voor hoe lang? 17. Wordt ook voorzien in de behoefte aan wijkkraamverzorging? Zoo ja, op I welke wijze? Ontving de verpleegster i of verzorgster hiertoe een bijzondere j opleiding ? 18. Worden ook patiënten (kinderen) in dagverpleging opgenomen of naar buiten gezonden? 19. Zoo ja, hoeveel patiënten (kinderen) kunnen worden opgenomen of naar buiten gezonden? 20. Hoeveel neemt U er gemiddeld jaar- | lijks op, en voor hoe langen tijd gemiddeld? 21. Wordt voor de door U verstrekte hulp eenige vergoeding gevraagd? Zoo ja, wilt U het tarief mededeelen? 22. Hoe komen de gevallen, waarin hulp noodig is, tot Uwe kennis? 23. Geeft ge aan verpleging aan huis, indien mogelijk, of aan verpleging in een ziekenhuis de voorkeur? En waarom ? 24. Bestaat in de gemeente Uwer inwoning de neiging om meer dan tot heden, indien eenigszins mogelijk, de patiënten in eigen huis te doen verplegen, of wordt meer gedreven in de richting van ziekenhuisverpleging ? 25. Zijn U de motieven voor biet een of voor het ander bekend?  26. Wanneer in de. gemeente Uwer inwoning ook van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst wijkverpleging uitgaat, hoe is Uw beider terrein afgebakend ? 27. Strekken Uwe bemoeiingen zich ook uit tot het gezin van den (de) zieke? 28. Wordt door U wel financiëele hulp gegeven ? 29. Hoe overtuigt U zich van de nood- I zakelijkheid der te bieden hulp? 30. Oefent ge ook in de gezinnen zooge- I naamd ,,maatschappelijk werk" uit, behalve het geven van financiëelen steun ? 31. Zoo ja, waarin bestaat dit? 32. Wanneer een patiënt uit Uw wijk uit I het ziekenhuis is ontslagen, belast ge U dan met bet toezicht op de uitvoering der medische voorschriften (z.g. „nazorg")? 33. Op welke wijze wordt U op de hoogte gebracht van de voorschriften der ziekenhuisdoctoren ? 34. Welke medicus oefent verder contróle uit op Uw werk? 35. Wordt naar Uwe meening door de bestaande wijkverpleging voldoende in de behoefte aan „nazorg", als in vraag >«4v?)ï. 32 bedoeld, van ontslagen ziekenhuispatiënten voorzien, of is U van oordeel, dat daaraan veel ontbreekt, en een speciaal voor dat werk ingerichte nieuwe organisatie noodzakelijk is? 36. Leert Uwe ervaring, dat de wijkverpleegster, behalve haar verplegingswerk, over den noodigen tijd beschikt om een verstandige armenzorg uit te oefenen in de gezinnen die zij bezoekt? |  37. Is U van oordeel, dat over het algemeen de wijkverpleegsters de noodige geschiktheid hebben voor het uitoefenen eener goede armenverzorging? 38. -Zoo ja, op welke wijze hebben zij de noodige kennis daartoe opgedaan? 39. Komt de combinatie van wijkverpleegster en armverzorgster in ééne persoon U gewenscht voor? Welke overwegingen bepalen Uw antwoord ? 40. Indien Uwe instelling of vereeniging alleen zieken bezoekt of versterkend voedsel uitreikt, hoeveel gevallen worden per jaar door U behandeld? 41. En tracht ge ook nog door andere middelen Uw doel te bereiken? Deze vragen beantwoord door: (Naam): (Adres): (Datum):  Bijlage 10. Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid. COMMISSIE IN ZAKE MAATREGELEN TER VERZEKERING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN VAN ONVERMOGENDE ZIEKEN EN DIE VAN HUNNE HUISGEZINNEN. secretariaat: tas diemenstraat 161 — 's-qravenhage. Vragen uitsluitend bestemd Toor vereenigingen, die zich ten doel stellen het verschaffen Tan „HULP IN DE HUISHOUDING". '1. Hoe is de naam Uwer vereeniging? 2. Wordt door Uwe vereeniging voorzien \ in de behoefte aan hulp in de huishouding uitsluitend bij ziekte of ook bij bevallingen? 3. Welke zijn de voorwaarden tot het verkrijgen van deze hulp? 4. Wordt de hulp voor een bepaalden tijd verstrekt of zoo lang als de ^ieke de j hulp noodig heeft? 5. Wordt de hulp gegeven nitsluitend aan de leden der vereeniging, of ook aan niet-leden? 6. Hoe hoog is de jaarlijksche of weke- I lijksche contributie der leden? 7. Betalen niet-leden eenige vergoeding voor de hulp of ontvangen zij deze I ook in bepaalde gevallen gratis? 8. Belasten de hulpen zich ook met de I verpleging van de zieken, event. van de kraamvrouwen? Zoo ja, waar hebben zij de voor dit werk noodige kennis opgedaan? 9. Wordt aan zieken of kraamvrouwen I versterkend voedsel uitgereikt? 10. Zoo ja, waaruit bestaat dit voedsel en voor hoe lang wordt het verstrekt? I 11. Wordt ook voorzien in de behoefte aan kleeding, dekking en ligging, event. in de behoefte aan een luiermand?  12. Wordt ook in sommige gevallen financieële steun verleend? Zoo ja, hoe overtuigt U zich van de noodzakelijkheid van den te bieden financiëelen steun ? 13. Wordt ook gezorgd voor het doen van I de wasch? 14. Worden door Uwe vereeniging nog andere middelen dan de hierboven genoemde aangewend, om tegemoet te komen aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden, waarin on- en minvermogende zieken en kraamvrouwen en hun gezin vaak verkeeren? 15. Bezit Uwe vereeniging ook gelegenheid voor opneming in doorloopende verpleging van zieken en kraamvrouwen, wier verpleging in eigen woning niet mogelijk is? 16. Zoo ja, hoeveel patiënten kunt U opnemen en neemt U gemiddeld jaarlijks op? 17. Welke zijn de voorwaarden voor de opneming? 18. In hoeveel gevallen wordt door U per jaar voor hulp in de huishouding en voor hulp bij de wasch gezorgd? Deze vragen beantwoord door: (Naam): (Adres): : ' (Datum): : ,  Bijlage 11. Nederlandsche Vereeniging yoor Armenzorg en Weldadigheid. COMMISSIE IN ZAKE MAATREGELEN TER VERZEKERING TAN DE MAATSCHAPPELIJKE BELANGEN TAN ONTERMOGENDE ZIEKEN EN DIE TAN HUNNE HUISGEZINNEN. SECRETARIAAT : TAK DIEMENSTRAAT 161 — 's-GRAVENHAGE. Vragen uitsluitend bestemd voor de Vereenigingen, die zich „MAATSCHAPPELIJK WERK VOOR ZIEKEN" ten doel stellen. V Ontstaan der Vereeniging. 1. Welke zijn de motieven, die U het werk hebben doen aanvatten ? 2. Door wie is Uwe vereeniging opgericht? En wanneer? 3. Is Uw werk eene aanvalling en een onderdeel der ziekenverpleging of eene ; aanvullingen een onderdeel der armen- ! zorg, of misschien beide? Of staat het geheel op zich zelf? 4. Waarom geeft gij aan het een of aan het ander de voorkeur? 5. Wordt ten Uwent in de wijkverpleging voorzien? a. door de Gemeente, uitgaande van den Gemeentelijken Geneeskundigen dienst? 6. door eenige diaconie? c. door eenige R. C. instelling? d. door eenige Israëlietischeinstelling? I e. door wijkvereenigingen ? f. door andere dan de bovengenoemde instellingen ? 6. Is U van meening, dat Uw werk evengoed door de wijkverpleging zou | kunnen ter hand genomen worden? 7. Zoo neen, waarom niet? 8. Zoo ja, is U van oordeel, dat de wijkverpleging alsdan reorganisatie zou behoeven? Indien zulks 't geval is, op welke wijze?  9. Zou uitsluitend door de wijkverpleging ten Uwent kunnen worden voor- i zien in de behoefte aan toezicht op de uitvoering der medische voorschriften aan uit een ziekenhuis ontslagen patiënten (z.g. „nazorg")? 'i'S^'h 10. Zoo neen, waarom niet? 11. Zoo ja, meent U dan, dat desalniettemin de behoefte aan „maatschappelijk werk voor zieken" zou blijven bestaan ? Organisatie. 1. .Indien Uw werk zich in eene afzonderlijke, van eenige andere bestaande organisatie onafhankelijke vereeniging heeft vastgelegd, heeft deze rechts- i persoonlijkheid? ') 2. Omvatten Uwe bemoeiingen alleen | on- of ook minvermogenden? 3. Is Uwe vereeniging ingeschreven op I de lijst van de instellingen van weldadigheid volgens artikel 3 der Armenwet ? 4 Uit hoeveel leden bestaat Uw bestuur? *>p*#g 5. Op welke wijze is het samengesteld: ci. hoeveel leden hebben daarin zitting krachtens hunne bemoeiingen met de ziekenverpleging? 6. hoeveel leden hebben daarin zitting krachtens hunne bemoeiingen met de armenverzorging? 6 Welke functies hebben de verschillende I bestuursleden ? 7. Op welke wijze komt Uwe vereeniging in het bezit van het benoodjgde geld? 8. Heeft zij subsidie? Zoo ja, vanwaar en hoeveel ? >) Toezending Uwer statuten zal zeer aangenaam zijn.  9. Is het eigenlijke practische werk opgedragen aan één persoon of aan meerdere personen? 10. Is of zijn deze verpleegster(s) (gediplomeerd) of niet ? 11. Indien zij gediplomeerd verpleegster(s) is heeft ... „ , zijn' hebben Z1J rtan eene donderlijke opleiding genoten, om zich speciaal voor het maatschappelijk werk voor zieken voor te bereiden ? 12. Zoo zij geen gediplomeerd verpleegster is ontving ... . , ... zijn ontvingen z« dan eemSe opleuhng om zich speciaal voor het maatschappelijk werk voor zieken voor te bereiden ? j 43. Ontvangt d persoon di mj tj het | Ontvangen personen J eigenlijke practische werk verricht(en), salaris ? Zoo ja, hoeveel ? 14. Indien zij word* bijgestaan door J worden J& I helpsters, hebben ook deze salaris ? Zoo ja, hoeveel ? Of worden vrijwilli- I gers aangesteld ? 15. Indien dit laatste het geval is, vanwaar recruteert U deze ? 16. Welke werktijden . hf" de Persoon , •> hebben personen' die het werk verricht(en) ? 17. Welken vacantietijd deze persoon „ personen Werkwijze. 1. Wilt U eene omschrijving geven van het doel Uwer vereeniging ? 2. Op welke wijze tracht gij dit te be- I reiken ?  3. Waarin bestaat de hulp, die Uwe. vereeniging biedt ? 4. Kunt U misschien in rubrieken opgeven de gevallen, waarvoor Uwe hulp wordt ingeroepen ? Of indien dit bezwaren mocht opleveren, zoudt U dan de gevallen van het laatste jaar gespecificeerd willen opgeven ? (Bij de beantwoording dezer vraag worde verwezen naar de verdee- ] ling op blz. 5 vraag 11.) 5. Verleent U Uwe hulp uitsluitend aan ontslagen ziekenhuispatiënten, of ook aan anderen? 6. Hoe komen de gevallen, waarin Uwe hulp noodig is, tot Uwe kennis ? .7. Op welke wijze Werkt gij samen met I de ziekenhuizen ? 8. Op welke wijze werkt gij samen met de doktoren ? 9. Op welke wijze oefent de medicus contróle uit in de gezinnen, waarin U optreedt ? 10. Wijdt ge U alleen aan de „nazorg" van ontslagen ziekenhuispatiënten? 11. Indien ge U ook aan den maatschappelijken toestand van 't gezin laat gelegen liggen, welke is Uwé verhouding tot den armenraad en tot de instellingen van weldadigheid ? 12. Treedt Uwe vereeniging uitsluitend bemiddelend op, of verstrekt zij ook materieelen steun ? 13. Zoo ja, voor welke doeleinden? 14. Hoe is Uwe verhouding tot de plaatselijke vereeniging tot bestrijding der tuberculose ?  15. Indien patiënten uitgezonden moeten worden naar sanatoria, brengt Uwe vereeniging dan het geld bijeen? En door wie geschiedt dan de uitzending? Hoe zijn dergelijke zaken bij U geregeld ? 16. Bestaat niet het gevaar, dat alle vereenigingen, die patiënten naar sanatoria uitzenden of kinderen naar ! vacantiekolonies, enz., wat al te veel op de gemakkelijk te verkrijgen hulp van Uwe vereeniging zullen gaan rekenen en dientengevolge zelf in dit opzicht minder actief zullen gaan worden ? Kuïen ** personen' di« W^eTT eigenlijke practische werk verricht(en), handelen naar eigen goeddunken ? Zoo neen, op welke wijze DrenSt z;i ' v J brengen J verslag uit van hare werkzaamheden ? Heeft .. ,. „ Hebben Z1J een «Mtroctie? «) 18. Wordt van ieder geval schriftelijk rapport opgemaakt? En wordt alles geregistreerd wat men van de gezinnen ervaart ? 19. Aan wien wordt rapport uitgebracht ? 20. Wie beslist over de aanvraag? 21. Wordt, alvorens materieele steun wordt verstrekt, geïnformeerd naar de financieële draagkracht van het gezin, waarvoor Uwe hulp wordtingeroepen? Zoo ja, door wie en op welke wijze ? 22. Wordt zooveel mogelijk gezorgd, dat het betrokken gezin zelf bijdraagt in de onkosten van de hulp, die het behoeft ? 23. Beweegt Uw arbeid zich ook op het terrein der zuigelingen-verzorging?. *) Toezending dezer instructie zal worden op prijs gesteld.  24. Wordt door Uwe vereeniging wel eens werk verricht, waarvoor speciaal andere instellingen niet een zelfde doel bestaan ? 25. Worden door U ook wel versterkende middelen gegeven, of voorschotten, of panden uit de bank van leening gelost, enz.? 26. Zoo ja, welke is de reden, dat U in dergelijke gevallen niet uitsluitend bemiddelend optreedt, maar aan eigen hulpverleening de voorkeur geeft? 27. Indien U (zooals we veronderstellen) van oordeel zijt, dat er in de maatschappelijke hulp voor behoeftige zieken groote leemten bestaan '), zijn door U wel eens pogingen aangewend om autoriteiten daarop te wijzen? Of meent ge, dat zulks niet op den weg Uwer vereeniging ligt? 28. Staat gij ook in verbinding met medische studenten of met aspirant-wijkverpleegsters ? 29. Zoo ja, op welke wijze? 30. Hoe is Uwe administratie ingericht? En wie houdt deze? 31. Meent ge, dat de wijze, waarop Uwe vereeniging werkt, aan het doel be-' antwoordt? Of hebt ge ten aanzien van „maatschappelij k werk voor zieken" wenschen, die ge misschien niet aanstonds tot uitvoering kunt brengen, maar in welker richting Uwe vereeniging toch werken wil? Zoo ja, zoudt ge willen zeggen, op welke wijze U Uwe vereeniging zoudt wenschen en meenen te moeten inrichten, indien U geheel vrij waart en geenerlei belemmeringen, van welken aard ook, U dat beletten? ') Om iets te noemen: slechte woningtoestanden, onvoldoende zorg voor een bepaalde categorie van zieken, enz., enz.  Cijfers over het laatste jaar. 1. Hoeveel inkomen had Uwe vereeniging? 2. Hoeveel uitgaven: a. voor verstrekte hulp? b. voor de administratie, salarissen inbegrepen? 3. Hoeveel leden telt Uwe vereeniging? 4. Hoeveel gevallen werden aangebracht door: a. den gemeentelijken geneeskundigen dienst ? b. doktoren van ziekenfondsen? c. andere doktoren? d. de ziekenhuizen ? e. wijkverpleegsters? .ƒ. de vereeniging tot bestrijding der . tuberculose ? gr. andere vereenigingen? h. het R. C. armbestuur? i. diaconieën: a Ned. Herv.? fi Geref. ? Y Chr. Geref.? & Evang. Luthersche ? * Hersteld Evang. Luthersche? £ Doopsgezinde? ï Remonstr. Geref.? i Apostolisch? j. Israëlietische armbestuur? k. zelfaanmelding ? I. particulieren? 5. Hoeveel gevallen werden terstond door U geweigerd, als liggende niet op Uwen weg? 6. Hoeveel gevallen werden dóór U behandeld ? 7. In hoeveel gevallen heeft Uw arbeid doel getroffen? 8. In hoeveel gevallen zijt ge niet geslaagd ?  9. In hoeveel gevallen trad Uwe vereeniging zuiver bemiddelend op ? 10. In hoeveel gevallen werd gevraagd: a. sanatorium-verpleging wegens tuberculose ? b. sanatorium-verpleging wegensdrank- zucht? c. gestichtsbehandeling voor idioten? d. gestichUbehandeling voor lijders aan vallende ziekte ? e. gestichtsbehandeling voor blinden? f. gestichtsbehandeling voor hulpbehoevenden uit anderen hoofde? gr. verpleging van volwassenen buiten (uitgezonderd lijders aan tuberculose)? • h. verpleging van kinderen buiten (uitgezonderd lijders aan tuberculose)? i. hulp in de huishouding voor dag en nacht? hulp in de huishouding voor een gedeelte van den dag? hulp in de huishouding alleen voor de wasch ? j. andere woning? k. versterkend voedsel ? I. kleeding? m. ligging? n. onderdak voor volwassenen? o. onderdak voor kinderen? p. kunstledematen? q. gehoor-apparaten ? r. invalidenwagentje? s. financieële hulp? t. aanleeren van een nieuw vak? u. ander werk? v. ziekenverpleging=artikelen ? 11. "Voor welke gevallen, behalve boven- I staande, werd Uwe hulp nog ingeroepen? En hoeveel keer? Deze vragen beantwoord door (Is aam): (Adres): (Datum): 18    f    MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN huiszittende patiënten; hiertoe zal het gewenscht zijn medische adviseurs aan de vereeniging voor maatschappelijk werk voor zieken te verbinden. Gaat het werk uit van de Gemeente, dan is de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst het aangewezen lichaam hiertoe, van welk het overleg met de huisartsen, de geneeskundigen van de vereenigingen tot bestrijding der tuberculose en zuigelingenbescherming en die der poliklinieken kan uitgaan. Voorstellen ter verbetering van het maatschappelijk werk voor zieken. Na deze meer algemeene beschouwingen kan de Commissie overgaan tot het beramen van de maatregelen, welke de verzorging kunnen verzekeren van de maatschappelijke belangen van behoeftige zieken en die van hunne huisgezinnen, en derhalve trachten de tweede haar gestelde vraag te beantwoorden. Maatschappelijk werk voor behoeftige zieken en voor hunne huisgezinnen is dringend noodig en moet allen die het behoeven kunnen bereiken. Het werk moet echter niet alleen gedaan worden, het moet ook geschieden op de best mogelijke wijze. De belangen waarom het hier gaat zijn te groot, dan dat niet alles zou in 't werk worden gesteld om leiding in deze te geven aan de organisatie-plannen van particulieren en gemeenten. Maatschappelijk werk dus voor alle behoeftigen, in alle gemeenten van ons land, en dit werk zoo goed mogelijk volgens een vast plan, ingericht naar vaste lijnen, gelijk deze reeds thans kunnen worden getrokken en door vérdere studie van dit vraagstuk zullen worden aangewezen. Het practische werk, dat plaatselijk zal gedaan worden, zal leemten en gebreken in de maatschappelijke verzorging van behoeftige zieken aanwijzen in de plaats zelf, maar daarnaast ook in het geheele land. De gemeenten zullen door het particulier initiatief en door de zorg van de gemeentebesturen, op aandrang van de plaatselijke organisaties voor het maatschappelijk werk, trachten in de leemten en gebreken te 228  EN HUNNE GEZINNEN. 229 voorzien, maar ook voor het geheele land zullen door de Nederlandsche vereenigingen en door de overheid maatregelen moeten worden genomen. Plaatselijke- en algemeene belangen beide zullen moeten worden behartigd. Uniformiteit in het maatschappelijk werk voor behoeftige zieken zal voor het geheele-land moeten worden nagestreefd, met lichte nuances voor een bepaalde gemeente, noodzakelijk ten gevolge van locale omstandigheden. . De Commissie meent, dat dit doel het beste kan worden gediend door: het in het leven roepen van een Nederlandsche vereeniging voor het verrichten van maatschappelijk werk voor zieken. Deze Nederlandsche vereeniging is bedoeld als een zelfstandig lichaam, waarvan plaatselijke vereenigingen voor maatschappelijk werk voor zieken, andere vereenigingen werkzaam op sociaal-medisch gebied, vereenigingen voor armenverzorging en particulieren lid kunnen zijn en welke ook afdeelingen van plaatselijken aard kan oprichten.. Deze vereeniging stelle zich ten doel: de bevordering van het maatschappelijk werk voor zieken. Zij trachte haar doel te bereiken: a. door een band te vormen tusschen de verschillende vereenigingen, stichtingen en personen, welke in ons land voor zieken werkzaam zijn; b. door de oprichting van vereenigingen en commissies te bevorderen, die zich daadwerkelijk met het maatschappelijk werk voor zieken bezig houden; en c. door onderlinge samenwerking, overleg en bespreking van maatregelen, welke ter zake kunnen dienen. Zij neme het geheele arbeidsveld in studie, en diene allen die daaraan behoefte hebben van advies en raad. Met betrekking tot de afdeelingen en de plaatselijke vereenigingen en commissies voor het maatschappelijk werk voor zieken meent de Commissie de volgende eischen te moeten vaststellen: 1. De afdeelingen van de Nederlandsche Vereeniging vormen afzonderlijke, op zichzelf staande organisaties, vereenigingen en commissies, „Maatschappelijk werk voor zieken" genaamd,  230 MAATSCHAPPELIJKE HULP AAN ZIEKEN met een Bestuur, waarin èn de geneeskunde, èn de ziekenverpleging èn de armenverzorging hare vertegenwoordiging vindt. 2. Het werk omvatte de behoeftige patiënten in de ziekenhuizen en de huiszittende zieken, zoowel on- als minvermogenden. 3. Onder toezicht en leiding 'van het Bestuur of van een Commissie uit het Bestuur werken één of meer werksters voor maatschappelijk werk voor zieken. 4. Deze werksters moeten opgeleid zijn èn in de ziekenverpleging èn in maatschappelijk werk, gelijk de daarvoor te stellen eischen hierboven werden besproken. 5. De Nederlandsche vereeniging bevordere deze opleiding, b.v. door het geven of doen geven van cursussen, door het volgen van deze cursussen mogelijk te maken en door het uitgeven van diploma's. Omtrent deze opleiding worde door de Nederlandsche vereeniging overleg gepleegd met de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, den Nederlandschen Bond voor ziekenverpleging, Nosokomos, de Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid, de vereenigingen voor maatschappelijk werk voor zieken en de School voor maatschappelijk werk, ten einde een program van minimum-eischen voor deze opleidingvast te stellen. 6. De werksters moeten worden bezoldigd. 7. De gevallen waarin hulp moet worden geboden, worden aangebracht door: de ziekenhuizen, de doktoren van den Gemeentëlijken Geneeskundigen Dienst, de doktoren van de ziekenfondsen, de schoolartsen, de wijkverpleegsters, de vereenigingen op medisch-sociaal gebied werkzaam, de armbesturen, vereenigingen en instellingen voor armenzorg, particulieren en door eigen aanmelding. Het Hoofdbestuur der Nederlandsche Vereeniging bevordere de aanbrenging van gevallen door het verspreiden van vlugschriften over het werk, waarin doel en onmisbaarheid duidelijk worden uiteengezet. 8. In de meeste en daarvoor in aanmerking komende gevallen worde het advies van den behandelenden geneeskundige gevraagd omtrent de maatregelen die genomen moeten worden, eventueel onder nadere controle van daartoe aangewezen geneeskundigen.