'-ANDSCHÉ STAATSWETTEN. ehuurman & Jordens. N°. 44. BESLUIT |gjH tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten (REISBESLUIT 1916) met Modeldeclaratie en Bijlage ZEVENDE DRUK door Mr. Dr. J. Q STENFERT KROESE Advocaat en Procureur te Zwolle. ZWOLLE W. E. J. TJEENK WILLINK 0.30 Voor mogelijke aanvullingen en wijzigingen zie men achter het register.     BESLUIT^ tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten (REISBESLUIT 1916) met Modeldeclaratie en Bijlage ZEVENDE DRUK Mr. Dr. J. Q. STENFERT KROESE Advocaat en Procureur te Zwolle. ZWOLLE W. E. J. TjEENK WILLINK 1916  INHOUD. Rian? 29 Oetober 1915, S. 451. Besluit, tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten Modeldeclaratie . BIJLAGE. 26 Oetober 1910, S. 806. Besluit, houdende vaststelling van nieuwe regelen ten aanzien van de vergoeding wegens reis- en verblijfkosten, toe te kennen aan personen die hier te lande met dienstverrichtingen worden belast, waarvan de kosten gekweten worden uit de Koloniale geldmiddelen. ... 5  — 3 — Art. 1 BESLUIT van den 29sten Oetober 1915, S. 451, tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Overwegende, dat het wenschelijk is de bepalingen nopens de vergoeding van reis- en verblijfkosten, wegens reizen voor 's Rijks -dienst, te herzien; Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van den 22 Juni 1915, n°. 109, Generale Thesaurie; Den Raad van State gehoord (advies van den 17 Augustus 1915, n°. 41); Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Financiën van den 26 Oetober 1915, n°. 117, Generale Thesaurie; Hebben goedgevonden en verstaan: Met ingang van 1 Januari 1916 te bepalen als volgt: Art. 1. Vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van dienstreizen buiten de woonplaats, ten behoeve van het Rijk gedaan, wordt verleend naar de regelen van dit besluit. Waar in dit besluit sprake is van woonplaats, wordt daaronder verstaan de plaats (burgerlijke gemeente of het bij name bekend, afgezon¬ derd liggend, onderdeel dier gemeente), die den belanghebbende tot standplaats strekt of waar hij metterwoon gevestigd is ingeval hij eene bepaalde standplaats niet heeft. Of en waar de belanghebbende voor de toepassing van dit besluit eene bepaalde standplaats heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Daarbij geldt als regel, dat als standplaats wordt aangemerkt de plaats, waar de belanghebbende zijne gewone dienstverrichtingen moet uitoefenen. Ten aanzien van die lands1*  Art. 2 — 4 dienaren, welke slechts gedurende een zeer klein _.j.„it„ ™„ w. k».r tot, die uitoefening ver¬ plicht zijn en aan wie tot het wonen buiten i ^„„riT.wtsi vpsrlnf is verleend, wordt voor de reizen van uit de plaats waar zij metterwoon gevestigd zjm, deze plaats ai» wuuup™» j gemerkt. -r:- rp-~PT1 van burgerlijke en militaire lands j. „„ „.jon, TiRrsnnen in dienst van pubHekrechteüjke lichamen; gedurende den tijd dat zij met verlof buiten minne I vertoeven, wordt de tijdelijke verblijfplaats, I van uit welke de reis geschiedt, als woonplaats j aangemerkt. Het bepaalde in het vorig lid geldt niet: a. indien de werkzaamheden, tot welker I uitvoering de reis strekt, vóór den aanvang van j het verlof zijn opgedragen, tenzij bij die opdracht het bepaalde in het vorig lid van toepassing mocht zijn verklaard; 6. indien de reis wordt gedaan naar de woonplaats. In dit geval kunnen alleen dan de reiskosten in rekening worden gebracht, wanneer de belanghebbende weder naar de tijdelijke verblijfplaats terugkeert, terwijl de „j^-Mn—i„„ „wi,to wnWlon vereoed. wanneer verDiijin-uouc" qiwuuu -. ~ o hij in zijne declaratie de uitdrukkelijke ver¬ klaring aflegt, dat de kosten, weis-e irn. »• verblijf in zijne woonplaats zijn voortgevloeid, hetzelfde karakter dragen als de kosten verbonden aan het vertoeven op eene tijdelijke verblijfplaats. Bij reizen van anderen dan de in het derde lid bedoelde landsdienaren en personen, wordt de tijdelijke verblijfplaats, van uit welke de reis geschiedt, als woonplaats aangemerktJ wanneer het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur hiertoe termen aanwezig acht. 2. Voor de toepassing van dit besluit worden, de burgerlijke en militaire landsdienaren en andere personen, die tot eenige dienstverrichi „ ™™.T,Til!..ii.t.K ten behoeve van tmg uuiueix umuio „^™r het Rijk geroepen worden, verdeeld m de volgende vijf klassen: EERSTE KLASSE. De Ministers, Hoofden van de Departe- j inenten van algemeen bestuur.  5 — Art. 2 De vice-president en leden van den Raad van State. De president en leden van de Algemeene Rekenkamer. De directeur van het Kabinet der Koningin. De buitengewone gezanten en gevolmachtigde ministers. De president en leden der commissie voor het afnemen van examen voor diplomatieke betrekkingen. De president, vice-president, leden, procureur-generaal en advocaten-generaal van en bij den Hoogen Raad der Nederlanden. De president, leden, advocaat-fiskaal en plaatsvervangende advocaat-fiskaal van en bij het Hoog Militair Gerechtshof. De president en leden van den Hoogen Raad van Adel. De Commissarissen der Koningin in de provinciën. De curatoren van de Rnks-Universiteiten. De curatoren van de Technische Hoogeschool. De vlagofficieren en in rang daarmede gelijkgestelden bij de zeemacht. De generaals, luitenant-generaais en generaalmajoors bij de landmacht. De leden van den Raad van Defensie en hunne plaatsvervangers. l De curatoren van het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut. TWEEDE KLASSE. De griffiers van de beide Kamers der StatenGeneraal. De .bibliothecaris bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De secretarissen van den Raad van State en van de Algemeene Rekenkamer. De secretaris bij het Kabinet der Koningin. De secretarissen-generaal, directeuren-generaal, administrateurs, referendarissen en met deze ambtenaren in rang gelijkgestelden bij de Departementen, administratiën en colleges van algemeen bestuur en Verdere Rijksinstellingen. De ministers-residenten, Zaakgelastigden, gezantschapsraden, gezantschiips-secretarissen en gezantschaps-attachés.  Art. 2 6 De chef van het Kabinet van den Minister van Buitenlandsche Zaken. De consuls-generaal en consuls. De president en leden der commissiën belast met het afnemen van examens voor den consulairen dienst. De Rijkslandbouwconsulent te Londen. De afgevaardigde van Nederland in den Internationalen Gezondheidsraad te Constantinopel. De secretaris van den Hoogen Raad van Adel. De hoofddirecteur der Rijkwerkinrichtingen te Veenhuizen. De griffier en substituut-griffiers bij den Hoogen Raad der Nederlanden. De griffier van het Hoog Militair Gerechtshof. De presidenten, vice-presidenten, leden, procureurs-generaal, advocaten-generaal en griffiers van en bij de Gerechtshoven. De presidenten, vice-presidenten, leden en officieren van justitie, substituut-officieren van justitie en griffiers bij de ArrondissementsRechtbanken. De presidenten en plaatsvervangende presidenten der krijgsraden. De kantonrechters. De auditeurs-militair en de plaatsvervangende auditeurs-militair. De fiskaal en de fiskaal-plaatsvervangers bij den zeekrijgsraad. De directeuren van Rijkspolitie. De Rijksbouwmeester voor de Justitiegebouwen. De leden van de Kamers van Toezicht op de notarissen en de candidaat-notarissen. De leden van Gedeputeerde Staten van de provinciën. De griffiers der Staten van de provinciën. De mihtie-commissarissen- en zij, die hen vervangen. De voorzitters van de Militieraden en hunne plaatsvervangers. De leden en de buitengewone leden van den centralen gezondheidsraad, met inbegrip van de hoofdinspecteurs van de volksgezondheid, de inspecteurs van de volksgezondheid en de leden en den secretaris van het College van bijstand bedoeld in art. 35 der Woningwet. De directeur en de hoofden van de bacteriolo-  7 — Art. 2 gisch-biologische en Tan de chemisch-pharmaceutische afdeeling Tan het centraal laboratorium ten behoeTe Tan het Staatstoezicht op de Tolksgezondheid. De directeur Tan het Rijksbureau voordrinkwatervoorziening. De inspecteurs Toor het toezicht op de naleving Tan de Drankwet. De secretaris-generaal van het Permanent internationaal bureau der geneeskundige congressen. De inspecteurs Toor het Staatstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigengestichten. De geneesheeren-directeur Tan '8'Rijks krankzinnigengestichten. De directeur van het centraal bureau voor de statistiek. De leden en de secretaris Tan de Algemeene Armencommissie. De hoogleeraren aan de Rijks-UniTersiteiten. De directeur-geneesheer der klinieken Toor chirurgie, obstetrie en gynaecologie aan de Rijks-Universiteit te Utreoht. De hoogleeraren aan de Technische Hoogeschool en de deskundigen buiten de Technische Hoogeschool, bedoeld in art. 119 derHooger Onderwijswet. De inspecteur der Gymnasia. De inspecteurs van het middelbaar onderwijs. De inspecteurs van het lager onderwijs. De inspecteurs van de Lichamelijke opvoeding. De algemeene Rijksarchivaris. De bibliotheoaris van de Koninklijke bibliotheek. De 'leden van de commissie van toezicht van 's Rijks academie van beeldende kunsten. De hoogleeraren aan de Rijksacademie van beeldende kunsten. De leden van de commissie van toezicht van 's Rijks museum te Amsterdam. De hoofddirecteur van het Rijksmuseum te Amsterdam. , De architect voor de Rijksmuseumgebouwen. De Rflksbouwkundige bij het Departement van Binnenlandsche Zaken voor de gebouwen van onderwijs enz. De deskundigen, belast met het toezicht op  Art. 2 — 8 en het onderzoek van de gedenkteekenen van geschiedenis en kunst. De directeur van de Algemeene Landsdrukkerij. De leden van de commissie van toezicht op de Algemeene Landsdrukkerij. De inspecteur-generaal en de inspecteurs over het loodswezen, de betonning, bebakening en verachting. De directeur van scheepsbouw bij het Departement van Marine. De chef en de sous-chef der afdeeling hydrographie bij het Departement van Marine. De hoofdingenieurs, der Marine. De hoofdofficieren bij de zeemacht en in rang daarmede gelijkgestelden bij de zeemacht. De adviseur-verificateur van 's Rijks zeeinstrumenten. De scheikundige bij de Marine. De directeur van 's Rijkswerven, directeur van 's Rijkswerf te Willemsoord. De adjunct-directeur van 's Rijkswerven, directeur van 's Rijkswerf te Hellevoetsluis. De Koninklijke commissaris bij de Nederlandsche Bank. De agent van het Ministerie van Financiën te Amsterdam — directeur van de Grootboeken der Nationale Schuld. De muntmeester van 's Rijksmunt. De hoofddirecteur, hoofdinspecteurs, directeuren en inspecteurs der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De inspecteur der grondbelasting. De inspecteur van den waarborg en de belasting op de gouden en zilveren werken. De Rijksadvocaten en waarnemende Rijksadvocaten. De directeur van het Laboratorium van het Departement van Financiën. De hoofddirecteur van de registratie, de hypotheken en het kadaster. De directeuren en inspecteurs der registratie en domeinen. De voorzitter en leden van het bestuur der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen. De directeur der Staatsloterij. De inspecteurs van het kadaster. De ingenieurs-verificateurs van het kadaster en der domeinen.  — 9 — Art. 2 De voorzitter, leden en secretaris van den burgerlijken pensioenraad. De voorzitter, leden en secretaris van den militairen pensioenraad. De voorzitter, leden en secretaris van den pensioenraad voor de gemeenteambtenaren. De commissarissen en directeur van het weduwen- en weezenfonds voor burgerlijke ambtenaren. De commissarissen en directeur van het pensioenfonds voor de gemeenteambtenaren. De adviseur in zake arbeidsbemiddeling. De voorzitter van de commissie van uitvoering in zake de vergemakkelijking der voldoening aan de credietbehoefte van den kleinen middenstand als gevolg van de oorlogscrisis. iji f.til De kolonels, luitenant-kolonels en majoors en in rang daarmede gelijkgestelden bij de landmacht. De kolonels, luitenant-kolonels en majoors van het reserve-personeel der landmacht. De stations-commandanten. De directeuren der artillerie-inrichtingèn. De adjunct-directeur der artillerie-inrichtingen. De secretaris der artillerie-inrichtingen. De directeur der topographische inrichting. De onderdirecteur der topographische inrichting. De secretarissen toegevoegd aan den Raad van Defensie. De inspecteurs-generaal, de hoofdingenieursdirecteuren en de hoofdingenieurs van den Rijkswaterstaat. De leden voor Nederland van de Permanente Internationale commissie voor scheepvaartcongressen. De leden en plaatsvervangende leden voor Nederland van het Permanent Bureau tot voorbereiding der driejaarlijks te houden scheepvaartcongressen . De leden en plaatsvervangende leden voor Nederland van de Permanente Internationale commissie voor wegencongressen. De deskundige belast met het aan het Departement van Waterstaat geven van adviezen omtrent aangelegenheden op electrotechnisch gebied.  Art. 2 — 10 De toezichthebbenden op de onteigeningen ten behoeve van Rijkswerken. De commissaris voor Nederland bij decentrale commissie voor de Rijnvaart. De technische commissaris voor Rijnvaartaangelegenheden. De Rijksbouwmeesters. De voorzitter, leden en secretaris van den Raad van toezicht op de spoorwegdiensten. De hoofdingenieurs voor het stoomwezen en voor de electrische inrichtingen der spoorwegdiensten. De Rijkshoofdingenieurs voor de spoorwegen. De Rijkscommissaris bij de Maatschappij tot Exploitatie van* Staatsspoorwegen en bij de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij. De Rijkscommissaris voor de spoorwegen met beperkte snelheid. De hoofdinspecteurs bij den dienst der posterijen en telegrafie. De hoofdingenieur der telegrafie. De inspecteurs bij den dienst der posterijen en telegrafie. De voorzitter en leden van den Raad van toezicht op de Rijkspostspaarbank. De directeur der Rijkspostspaarbank. De onderdirecteur der Rijkspostspaarbank. De directeur van 's Rijksveeartsenijschool. De directeur van de Rijksserurninrichting. De hoofddirecteur van het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut. De voorzitter, de leden en de secretaris van het college voor de visscherijen. De hoofdinspecteur en de inspecteurs der visscherijen. De wetenschappelijke adviseur in visscherijzaken, tevens hoofd van het Rijksinstituut voor visscherijonderzoek. De wetenschappelijke adjunct-adviseur in visscherijzaken. De directeur-generaal van den arbeid. De hoofdinspecteurs van den arbeid. De inspecteurs van den arbeid der le klasse. De electro-technisch ingenieur bij de arbeidsinspectie. De medisch-adviseur bij de arbeidsinspectie. De voorzitter, leden, secretaris en hun plaatsvervangers van den Raad voor de Scheepvaart.  11 — Art. 2 De hoofdinspecteur en de inspecteurs voor de scheepvaart. De inspecteur van het ijkwezen. De hoofdingenieur der mijnen. De hoofdingenieur voor het stoomwezen. De ingenieur-directeur der Rijksopsporing van delfstoffen. De voorzitter, de leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van den Mijnraad. De leden en plaatsvervangende leden van den Raad van beroep, bedoeld bij het Mijnreglement 1906. De leden van den Octrooiraad. De directeur van het bureau voor den industrieelen eigendom. De inspecteurs van het landbouwonderwijs. De inspecteurs van den landbouw. De inspecteur in algemeenen dienst bij den landbouw. De directeur en de adviseur van het Rijksbureau tot onderzoek van handelswaren. De inspecteurs van den veeartsenijkundigen dienst. De inspecteurs der domeinen. De directeur van de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De directeur van het Instituut voor Landbouwwerktuigen, verbonden aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De directeur van het Instituut voor veredeling van landbouwgewassen, verbonden aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De inspecteur der Staatsbosschen en -ontgmningen. Dé Rijkszuivelinspecteur. De directeur van het Phytopathologisch Instituut. De nijverheidsconsulenten. De Regeeringscommissaris bij de te Amsterdam gevestigde Naamlooze Vennootschap „Koninklijke Hollandsche Lloyd". Aiipö'f De Gevolmachtigde volgens artikel X van het Zalmtractaat. De Regeeringsgevolmachtigde bij de maatschappij „De Schelde" en Regeeringscommissaris bn de gemeente VUssingen. De commandant van het korps geleiders van ontplofbare stoffen.  Art. 2 — 12 — De leden der commissie van keuring voor het Departement van Koloniën te Amsterdam. De directeur en de ingenieurs der lste klasse van het technisch bureau aan het Departement van Koloniën. De voorzitters, leden en secretarissen der bij eene Wet, een Koninklijk besluit of eene Ministerieele beschikking ingestelde commissiën, alsmede hunne plaatsvervangers en de aan die commissiën toegevoegde deskundigen, voor zoover niet door Ons, hetzij in dit besluit, hetzij in nader op de voordracht van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur te nemen besluiten, die commissiën als zoodanig, al dan niet met inbegrip van hare voorzitters, de secretarissen of de deskundigen in eene lagere klasse worden gerangschikt. DERDE KLASSE A. De commiezen-griffier der beide Kamers der Staten-Generaal. De commiezen van Staat. De directeur en de onderdirecteur van de stenografische inrichting van de beide Kamers der Staten-Generaal. De directeur van de taehygraphische inrichting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De hoofdcommiezen en daarmede in rang gelijkgestelden bij de Departementen, administratiën en colleges van algemeen bestuur en verdere Rijksinstellingen alsmede bij de provinciale griffiën. De vice-consuls, adspirant-vice-consuls en candidaat consulaire ambtenaren. De directeuren der kanselarijen van- en kanseliers aan gezantschappen en consulaten. De ambtenaren en candidaat-ambtenaren bij de tolkendiensten bij gezantschappen en consulaten. De secretarissen van de Voogdijraden. De secretaris van het Centraal college voor de reclasseering. De substituut-griffiers bij do Gerechtshoven en rechtbanken. De griffiers, substituut-griffiers en ambtenaren van het Openbaar Ministerie bij de kantongerechten. De commies ter griffie van het Hoog Militair Gerechtshof.  13 — Art. 2 De districts-commandanten tevens Inspecteurs der Rijksveldwacht. De adjunct-rijksbouwmeesters voor de justitiegebouwen. De directeuren der gevangenissen lste klasse en van de tuchtscholen en de Rijksopvoedingsgestichten. De directrices van de tuchtscholen en de Rijksopvoedingsgestichten. De geestelijken en godsdienstleeraren in de gevangenissen, Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen), tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De burgerlijke geneesheeren en apothekers bij de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen) en de burgerlijke geneesheeren bij de tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De hoofdcommissarissen en commissarissen van politie. De leden der Militieraden en hunne plaatsvervangers. De deskundigen door den centralen gezondheidsraad tot bijwoning van bijeenkomsten van den raad uitgenoodigd en de deskundigen door den voorzitter van eene sub-commissie van den centralen gezondheidsraad tot bijwoning van vergaderingen van die sub-commissie uitgenoodigd. De ingenieurs en de geoloog bij het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening. De geneesheeren bij 's Rijks krankzinnigengestichten. De burgerlijke genees-, heel- en vroedkundigen voor 's Rijks dienst in commissie gesteld. 1 De geneesheer-directeur van de Rijkskweekschool voor vroedvrouwen te Rotterdam. De leeraren bij de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen. De secretaris bij het Permanent internationaal bureau der geneeskundige congressen. De secretarissen van de Colleges van curatoren der Rijksuniversiteiten. De secretaris van het college van curatoren der Technische Hoogeschool. De lectoren bij de Rijks-universiteiten. De bibliothecarissen bij de Rijks-universiteiten. De lectoren bij de Technische hoogeschool.  Art 2 — 14 De bibliothecaris bij de Technische hoogeschool. . De directeuren van de Rijks hoogere burgerscholen. De leeraren der Rijks hoogere burgerscholen. De directeur van de Rgksrietvlechtschool. De directeur van de Rijksschool voor leerlooiers en schoenmakers, met daaraan verbonden proefstation voor de lederindustrie. De directeuren en directrices van de Rijkskweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen. De districts-schoolopzieners. De arrondissements-schoolopzieners. De adjunct-Rijksbouwkundigen voor de gebouwen van onderwijs, enz. De Rijksarchivarissen en de hoofdcommiezen bij 's Rijks archieven. De directeur van het Nederlandsch instituut voor geschiedkundig en Kunsthistorisch onderzoek te Rome. De secretaris van het Nederlandsch Historisch Instituut te Rome. De bewaarder van het paviljoen Welgelegen te Haarlem. De directeur en onderdirecteur bij het bureau van de commissie voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën. De onder-bibliothecarissen bij de Koninklijke Bibliotheek. De Rijksarchitect voor de monumenten van geschiedenis en kunst. De directeuren, beheerders en onder-directeuren van de Rijksmusea, kabinetten, verzamelingen en monumenten. De directeur van de Rijksnormaalschool voor teekenonderwij zers. De leeraren aan de Rijksnormaalschool voor teekenonderwijzers. De directeur van de Rijksschool voor kunstnijverheid. De leeraren en leeraressen aan de Rijksschool voor kunstnijverheid. De deskundigen bij het eindexamen der Rijksnormaalschool voor teekenonderwijzers en der Rijksschool voor kunstnijverheid. De deskundigen, belast met het toezicht op en de verbetering van het teekenonderwijs.  15 — Art. 2 De leden van de commissie van toezicht op de te houden spreekcursussen. De leden van de commissie van toezicht op de met Rijkssubsidie te houden cursussen in handenarbeid. De kaartgraveur, hoofd van het bureau gravure bij het Departement van Marine. De ingenieur bij den dienst van het loodswezen. De bouwkundige bij het loodswezen. De ingenieurs en adjunct-ingenieurs bij de Marine. De luitenants ter zee der lste; 2de en 3de klasse en de in rang daarmede gelijkgestelden bij de zeemacht en de Koninklijke Marine-reserve ; de adelborsten der lste klasse en de buitengewone adelborsten bij de Koninklijke Marine-reserve. De electrotechnisch ingenieur bij de MarineDe electro-technicus der Marine. De commiezen van aanneming der Marine. De ingenieur der verlichting. De adjunct-ingenieurs bij den dienst van het loodswezen. Het hoofd van het internaat voor adspirantadelborsten bij de zeemacht. Dé burgerleeraren bij het Koninklijk Instituut voor de Marine en bij de Marine-Machinistenschöol. De burgerapothekers bij de zeemacht. De Rijksbetaalmeesters. De eerste scheikundige, chef der afdeeline contröle bij 's Rijks munt. De stempelsnijder bij 's Rijks munt. De leden der commissiën van aanslag voor de inkomstenbelastingi De secretaris van den raad van beroep voor de invoerrechten. De leden der commissiën van beoordeeling in zake de heffing van invoerrecht naar de waarde der goederen. De controleurs der grondbelasting. De ontvangers-entreposeur en de ontvangers der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen aan kantoren der lste en 2de klasse. De controleurs, essaieurs en de ontvangers van den waarborg en de belasting op de gouden en zilveren werken. De scheikundigen bij het laboratorium van het Departement van Financiën te Amsterdam. "  Art. 2 — 16 De bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen. De ontvangers van de registratie, de successie en de domeinen aan kantoren met een pensioensgrondslag van f3000 of meer. De ontvangers van het buitengewoon zegel. De landmeters van het kadaster en der domeinen met een pensioensgrondslag van ƒ3000 of meer. De ingenieurs der domeinen. De verificateur van werkloozenkassen en werkloozenfondsen in verband met de noodregeling in zake werkloozenverzekering. De leden, de buitengewone leden en de secretaris van de algemeene commissie en van de commissie van uitvoering in zake de vergemakkelijking der voldoening aan de credietbehoefte van den kleinen middenstand als gevolg van de oorlogscrisis. De kapiteins en in rang daarmede gelijkgestelden bij de landmacht. De kapiteins van het reserve-personeel der landmacht. De luitenants en in rang daarmede gelijkgestelden bij de landmacht. De luitenants van het reservepersoneel der landmacht. De bedrijfschefs, de administrateur en de technoloog bij de artiUerie-inrichtingen. De keurmeesters bij de centrale magazijnen van kleeding en uitrusting. De burgerleeraren bij de Hoogere Krijgsschool, bij de Koninklijke Militaire Academie, bij de Cadettenschool en bij den Hoofdcursus. De correctoren bij de topographische inrichting. De magazijnmeesters bij de centrale magazijnen van militaire kleeding en uitrusting. De tijdelijke civiele ingenieurs ressorteerende onder het Departement van Oorlog. De ingenieurs van den Rijkswaterstaat alsmede de tijdehjke ingenieurs bij den algemeenen dienst van den Rijkswaterstaat. De havenmeesters bij de groote kanalen en zeehavens. De administrateur bij de visschershaven te IJmuiden. De halchef bij de visschershaven te IJmuiden. De adjunct-Rijksbouwmeesters.  17 - _ Art. 2 De Rijksingenieurs voor de spoorwegen. De tijdelijke en adjunot-ingenieurs bij den Raad van toezicht op de spoorwegdiensten. De ingenieurs en adjunot-ingenieurs voor het Stoomwezen der spoorwegdiensten. De ingenieurs en adjunot-ingenieurs voor dé eleetrische inrichtingen der spoorwegdiensten. De trjdelijk-ingenieur bij de voorbereiding van de werken voor den aanleg van spoorwegvei' bindingen met de havens West bij Amsterdam, \ de aansluiting van den spoorweg Amsterdam—• Haarlem aan die verbindingen en den aanleg i van een rangeerterrein met bijkomende werken nabij Duivendrecht. De geneeskundige inspecteurs der spoorwegdiensten. De districts-inspecteurs der spoorwegdiensten. [ De inspecteurs in algemeenen dienst voor de spoorwegen. De adjunct-Rqkscommissaris bij de MaatI schappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen i en bij de Höllandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij. De controleur-magazijnmeester bij de posterijen en telegrafie. De adjunct-inspecteurs bij den dienst der posterijen en telegrafie. De directeuren der spoorwegpostkantoren. De directeuren der postkantoren te Amsterdam, Rotterdam en 's Gravenhage. De directeuren van postkantoren van de lste I tot en met de 4de klasse. De directeuren der telegraafkantoren te Amsterdam, Rotterdam en 's Gravenhage. De directeuren van telegraafkantoren van de lste tot en met de 3de klasse. De directeuren van vereenigde post- en telegraafkantoren, waarvan één der beide dienstvakken is gerangschikt in de 5de klasse of Lhooger. De directeuren van post-, telegraaf- en vereenigde post- en telegraafkantoren, van hun fcbeheer ontheven en met andere werkzaamheden «ij den post- en telegraafdienst belast, voor zooveel hun kantoor op het tijdstip van ontheffing van dat beheer behoorde tot één der kantoren, hiervoor vermeld. De adjunct-directeuren bij den dienst der posterijen en telegrafie. S & J. n«. 44, 7' dr. 2  Art. 2 18 De ingenieurs en adspirant-ingenieurs der telegrafie. De chef van den teohnischen dienst der radiotelegrafie. De door den raad van toezicht op de Rijkspostspaarbank aangewezen deskundigen, belast met het onderzoek naar de soliditeit van fondsen, welke voor aankoop tot belegging in aanmerking komen. De leeraren en de bibliothecaris aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De afdeelingchefs bij de instituten, verbonden aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De leeraren en prosectoren aan 's Rijks-veeartsenijschool. De directeur der Middelbare Landbouwschool te Groningen en de Middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De directrice aan de Rijkslandbouwhuishoudschool. De Rijksland- en Rijkrtuinbouwleeraren. De Rijkslandbouwingenieurs. De leeraren aan de middelbare landbouwschool te Groningen. De leeraren aan de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De directeur der Rjjkszuivelschool. De leeraren aan de Rijkszuivelschool te Bolsward. De directeur der Rijksland- en Rijkstuinbouwwinterscholen. De directeur van het Rijkshengstveulendepót te Bergen op Zoom. De districtsveeartsen. De plaatsvervangende districtsveeartsen. De geëxamineerde veeartsen. De onderdirecteur der Rnlaiserununriohting. De bacteriologen aan de Rijkaseraminrichting. De rentmeesters der domeinen. De houtvesters bij het Staatsboschbeheer. De directeur van het Rjkszuivelstation. De scheikundigen aan het Rijkszuivelstation. De Rijkszuivelconsulenten. De Rijksveeteeltconsulenten. De inspecteurs bij den. Phytopathologischen dienst. De directeuren van de Rijkalandbouwproef-  19 Art. 2 stations en van het proefstation voor zaadcontrole. De afdeelingehefs aan de Rijkslandbouwproefstations en het proefstation voor zaadcontröle. " De directeuren bij het; Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch instituut. De ingenieur bg het Nijverheidslaboratorium. De ijkers, chefs van dienst, der maten en gewichten. De ingenieurs bij den Octrooiraad. De juridische ambtenaren bij den Octrooiraad. De chef van den administratieven dienst en de chef van het bureel „aanvragen" bij het bureau voor den industrieelen eigendom. De ingenieur en adjunct-ingenieur der mijnen. De districtsgeoloog bij de Rijksopsporing van delfstoffen. De afdeelingchef bij het Rijksbureau tot onderzoek van handelswaren. De inspecteur voor de Rijnvaart. De adjunct-inspecteur der visscherijen. De consulent voor de schelpdierenteelt. De technoloog bij den voorlichtingsdienst ten behoeve van den rubberhandel en de rubbernijverheid. De scheikundig-ingenieur bij de arbeidsinspectie. De geneeskundige bij de arbeidsinspectie. De inspecteurs van den arbeid der 2de klasse. De adjunct-inspecteurs van den arbeid. De inspectrices en adjunct-inspectrices van den arbeid. De ingenieurs en adspirant-ingenieurs voor het stoomwezen. De voorzitter van de plaatselijke commissie bedoeld bij art. 86 der Ongevallenwet 1901. De ingenieurs van de 2de en van de 3de klasse, alsmede de technische ambtenaren der lste klasse en de tijdelijke ingenieurs bij het technisch bureau aan het Departement van Koloniën. DERDE KLASSE B. De stenografen. De commiezen en adjunct-commiezen en in rang daarmede gelijkgestelden bij de Departementen, administratiën en colleges van alge2*  Art. 2 20 meen bestuur en verdere Rijksinstellingen alsmede bij de provinciale griffiën. De surnumerairs bij de verschillende administratiën, ressorteerende onder de Departementen van algemeen bestuur, voor zoover voor sommige hunner geen andere klassen zijn aangewezen. De agenten van de voogdijraden. De plaatsvervangende secretarissen van de voogdijraden. De Rijksagenten voor gezinsverpleging. De directeuren en directrices der gevangenissen 2e, 3e en 4e klasse en van dè Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen) en de adjunct-directeuren van de RijksopvoedingS* gestichten. De godsdienstonderwijzers in de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen hg de gevangenissen, Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen), tuchtscholen en Rflksopvoedingsgesticktan. • De Rijksagenten voor voorwaardelijk ontslag. De hoofdopzichters over de justitiegebouwen. De hoofdcommiezen ter direetie bij de Rijksopvoedingsgestichten. De secretarissen der Militieraden en zij die hen vervangen. De burgemeesters, wethouders, leden der gemeenteraden en secretarissen der gemeenten, alsmede de burgerlijke geneeskundigen wegens reizen ter zake van de militie. De secretarissen van de keuringsraden en zij, die hen vervangen. De plaatselijke autoriteiten, wegens reizen ter zake van de inspectie van de grenzen des Rijks. De assistenten van het centraal laboratorium ten behoeve van het Staatstoezicht op de volksgezondheid. De adjunct-ingenieurs bij het. Rijksbureau voor drinkwatervoorziening. De boekhouder bij 's Rijkskrankzinnigengesticht te Medemblik. De assistent-verloskundigen aan de' Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen. De adjunct-inspecteurs voor het toezicht op de naleving van de Drankwet.  — 21 — Art. 2 De assistenten bij het onderwijs aan de RijksUniversiteiten. De conservatoren en de observatoren bij de Rijksuniversiteiten. De prosectoren hg de Rijks-Universiteiten. De hortulanussen bij de Rijks-Universiteiten. De assistenten bij het onderwijs aan de Technische hoogeschool. De conservatoren bij de Technische hoogeschool. De ambtenaar van administratie bij de Technische hoogeschool. De leeraren aan de Rijksrietvlechtschool. De leeraren aan de Rijksschool voor leerlooiers en schoenmakers met daaraan verbonden proefstation voor de lederindustrie. De onderwijzers en onderwijzeressen aan de Rijkskweekscholen voor onderwijzers én onderwijzeressen zoomede de hoofden, onderwijzers en onderwijzeressen der daaraan verbonden leerscholen. De hoofden, onderwijzers en onderwijzeressen der Rijks lagere scholen in de Koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid. De districtsbouwkundigen belast met het toezicht op de gebouwen van onderwijs, enz. De hoofdopzichters voor den' technischen dienst der gebouwen ressorteerende onder het Departement van Binnenlandsehe Zaken. De architect-teekenaars bij de Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving van de Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. De architect-teekenaar voor de monumenten van geschiedenis en kunst. De adjunct-secretaris bij de Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving van de Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. De commiezen en adjunct-commiezen.» bij "s Rijks archieven. De wetenschappelijke assistenten en de administrateur bij de Koninklijke bibliotheek. De hoofdopzichter met den personeelen titel van chef van het dienstpersoneel van het Rijksmuseum te Amsterdam. De conservators en administrateurs van de  Ari. 2 — 22 Rijksmusea, kabinetten, verzamelingen en monumenten. De onder-directeur van de Algemeene Landsdrukkerij. De algemeene bedrijfschef bij de Algemeene Landsdrukkerij. De adjunct-scheikundige bij de Marine. De adjunct-verificateur van 's Rijks zeeinstrumenten. De administrateur van de marine-bakkerij. De lste technische ambtenaren bij het bureau Gravure bij het Departement van Marine. De hydrographische teekenaars bij de afdeeling Hydrographie van het Departement van Marine. Het hoofd van het teekenbureau voor scheepsbouw bij het Departement van Marine. De commissarissen der loodsen. De ontvangers der loodsgelden. De lste teekenaar, toegevoegd aan den inspecteur van den Marinestoomvaartdienst. De chef der afdeeling Muntfabricage bij 's Rijks Munt. De chef van administratie bij 's Rijks Munt. De scheikundige der fabricage bij 's Rijks Munt. De inspecteur bij de afdeeling Controle bij 's Rijks Munt. De door de commissiën van beoordeeling in zake de heffing van invoerrecht naar de waarde der goederen en de door den raad van beroep voor de invoerrechten geraadpleegde deskundigen. De experts voor de invoerrechten. De adjunct-inspecteurs der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De controleurs der invoerrechten en accijnzen. De adjunct-controleurs der grondbelasting. De ontvangers der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen, voor zoover zij bij dit besluit niet in klasse 3 A zijn gerangschikt. De hoofdcommiezen en commiezen ter directie der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De adjunct-controleurs van den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken. De ontvangers van de registratie, de successie en de domeinen, met een pensioensgrondslag van minder dan / 3000.  — 23 — Art. 2 De controleurs van het buitengewoon zegel. De commiezen ter directie van de registratie en domeinen. De boekhouder en de oommies van trekking aan de directie der Staatsloterij. De secretaris-penningmeester van het bestuur, alsmede de hoofdopziener en de technische opziener der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen. De bacteriologisch onderzoeker bij het bestuur der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen. De hoofdopzieners en adjunct-hoofdopzieners der domeinen. De landmeters van het kadaster en der domeinen met een pensioensgrondslag Van minder dan f 3000. De bibliothecarissen bij de Koninklijke Militaire Academie en bij de overige inrichtingen van militair onderwijs. De opzichters van den Rijkswaterstaat der lste klasse. De boekhouder bij de visschershaven te IJmuiden. De hoofdopzieners bij de Rijkselectriciteitswerken. De hoofdopziener bij Rijksbemalmgsinrichtingen en Rijksstoompontveren. De hoofdopzichters bij de landsgebouwen. De technische ambtenaren lste klasse bij den Raad van toezicht op de spoorwegdiensten. De directeuren van postkantoren van de 5e tot en met de 8e klasse. De directeuren van telegraafkantoren van de 4e tot en met de 8e klasse. De directeuren van vereenigde post- en telegraafkantoren, waarvan elk der beide dienstvakken is gerangschikt in de 6e klasse of lager. De directeuren-brievengaarder van Rijkstelegraaf- en hulppostkantoren. De directeuren van post-, telegraaf- of vereenigde post- en telegraafkantoren, van hun beheer ontheven en met andere werkzaamheden bij den post- en telegraafdienst belast, voor zooveel hun kantoor op het tijdstip van ontheffing van dat beheer behoorde tot één der kantoren, hiervoren in deze rubriek vermeld. De hoofdcommiezen en commiezen bij den dienst der posterijen en telegrafie. De technische ambtenaar voor keuring van Rijks-telegraaf- en telefoonmaterieel.  Art. 2 — 21 De opzichters der telegrafie. De magazijnchef bij den telegraafdienst. De hoofdambtenaren van administratie aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De hoofdassistenten bij de instituten verbonden aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De assistenten aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De leeraren aan de middelbare landbouwschool te Groningen en de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De assistenten aan de middelbare landbouwschool te Groningen en de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De leeraren aan de Rijkslandbguwhuishoudschool. De leeraren aan de Rijksland- en tuinbouwwintersc holen. De leeraren aan de Rijkszuivelscholen. De assistenten aan het Rijkszuivelstation. De hoofd assistenten en assistenten aan de Rijkslandbouwproefstations en aan het proefstation voor zaadcontröle. De assistenten aan de RijksveeartsenijschooL, De conservator van 's Rijksveeartsenijschool. De assistenten aan de Rijksseruminrichting. De landbouwkundige aan de Rijksseruminrichting. De Rijkskeurmeesters. De gouvernementskeurmeesters. De adjunct-RijkszuiveUnspecteurs. De technische hoofdassistenten en de assistenten bij den Octrooiraad. De assitenten bij het bureau voor de fabrieksen handelsmerken bij het bureau voor den industrieelen eigendom. De bibliothecaris bij den Octrooiraad. De kassier bij het bureau voor den industrieelen eigendom. De adjunct-directeur bij het Koninküjk Nederlandsch Meteorologisch Instituut. De secretaris en de assistenten bij het KoninkUjk Nederlandsch Meteorologisch instituut. De ijkers en adjunct-ijkers der maten en gewichten. De assistenten bij het Rijksinstituut voor het onderzoek der zee.  25 — Art. 2 De assistenten bij het Rijksinstituut voor visscherijonderzoek. De adjunct-houtvesters bij het Staatsboschbeheer. De hoofdassistent en de assistenten bij. het Rijksbureau tot onderzoek van handelswaren. De bureauambtenaren bij het Staatstoezicht op de mijnen. De experts bij de scheepvaartinspectie met standplaats Amsterdam en Rotterdam. De ambtenaar bij den administratieven dienst der visscherij-inspectie. De ambtenaar belast met het bewerken van verslagen en de visscherijstatistiek bij de visscherij -inspectie. De onderinspecteurs der visscherijen met eene bezoldiging (jaarwedde en toelage) van ƒ 1800 en daarboven. De assistenten bij den voorhchtingsdienst ten behoeve van den rubberhandel en de rubbernjjverheid. De assistent-scheikundige bij het Proefstation voor de Lederindustrie. De administratieve ambtenaren der lste klasse bij de arbeidsinspectie. De technische ambtenaren der 2de klasse en de tijdelijke technische ambtenaren bij het technisch bureau aan het Departement van Koloniën. De voorzitters, leden en secretarissen van exameneommissiën alsmede hunne plaatsvervangers en aan die commissiën. toegevoegde deskundigen, voor zoover niet de commissiën als zoodanig of wel de voorzitters, de secretarissen of de deskundigen als zoodanig bij dit besluit in eene hoogere klasse zijn gerangschikt of door Ons in nader op de. voordracht van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur te nemen besluiten in de 2de klasse of de 3de klasse A worden gerangschikt. VIERDE KLASSE A. De klerken bij de Departementen, administratiën en colleges van algemeen bestuur en verdere Rijksinstellingen alsmede bij de provinciale grifnën voor zoover zij niet in eene andere klasse zijn of worden gerangschikt. De directeuren van de gevangenissen 5de  Art. 2 — 26 en 6de klasse alsmede de adjunct-directeuren en. adjunct-directrices van de gevangenissen. De commiezen bij de gevangenissen, Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen) en Rijksopvoedingsgestichten. De meesterknechts bij den arbeid in de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De commiezen bij de tuchtscholen. De commiezen ter directie bij de Rijksopvoedingsgestichten. De hoofdopzichter van den arbeid in de Rijksopvoedingsgestichten. De werkmeesters en werkmeesteressen bij de tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten.-- De onderwijzers en onderwijzeressen bij de tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De candidaat-opvoedende ambtenaren en de opvoedende ambtenaren bij de Rijksopvoedingsgestichten. De Rijksklerken van de le klasse ter griffie en ten parkette. De Rijksveldwachters-reohercheurs. De opzichters der lste en 2de klasse en de tijdelijke opzichters bij de Justitiegebouwen. De opzichters benevens het bureau-personeel bij het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening. De meesterknechten ter Algemeene Landsdrukkerij. De inspecteurs van politie wegens reizen ter zake van de inspectie van de grenzen des Rijks. De commiezen en verdere bureau-geëmployeerden bij de gemeentebesturen en de inspecteurs van politie wegens reizen ter zake van de militie. De huismeester, de adjunct-directrice, de hbofdverplegers en hoofdverpleegsters bij 's Rijks krankzinnigengestichten. De meesteressen-vroedvrouw, de huismeesteressen, de hoofdonderwijzers, de hoofdonderwijzeressen, de hoofdverpleegsters en de administrateurs bij de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen. De teekenaars bij de Rijks-Universiteiten. De praeparateurs en praeparatrices bij de Rijks-Universiteiten. De opzichters en de ambtenaren van administratie bij den technischen dienst der gebou-  — 27 — Art. 2 wen, ressorteerende onder het Departement van Binnenlandsche Zaken. De bouwkundig teekenaar bij de Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving van de Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. De assistenten, de amanuenses en de adjunctamanuenses bij de Koninklijke bibliotheek. De assistenten bij 's Rijksmuseum te Amsterdam. De assistenten bij het Koninklijk munt- en penningkabinet. De opzichters-teekenaars voor de gedenkteekenen van vaderlandsche geschiedenis en kunst. De 2de technische ambtenaren bij het bureau Gravure bij het Departement van Marine. De teekenaar bij het bureau Artillerie bij het Departement van Marine. De teekenaar bij het bureau Torpedodienst bij het Departement van Marine. De adjunct-commissarissen der loodsen. De bureelambtenaren bij het loodswezen. De ambtenaren voor opnemingswerkzaamheden ten behoeve van loodswezen, betonning en verlichting. De opzichters voor den algemeenen dienst van loodswezen, betonning en verlichting. De opzichters bij de kustverlichting. De machinist bij 's Rijks verlichting. De hoofdmachinisten, machinisten en adjunct-machinisten bij den Marine-stoomvaartdienst en de in rang daarmede gelijkgestelden bij de Marine-reserve. De burgeronderwijzers bij opleidingen van de zeemacht. De studenten voor den militairen geneeskundigen dienst. De adelborsten bij het Koninklijk instituut voor de Marine. De adspirant-administrateurs voor de Marine. De adspirant-machinisten bij de Marine. De teekenaars bij de afdeeling Hydrographie bij het Departement van Marine. De verificateurs, adspirant- en kommiezenverificateurs, de hoof dkommiczen en de assistenten der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen.  Art. 2 — '28 De assistent en de analisten bij het Laboratorium van het Departement van Financiën. De Rijksklerken der lste klasse der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De personen in dienst gesteld voor het houden van toezicht op ten behoeve van het Departement van Financiën uit te voeren werken. De deskundigen, bedoeld in art. 50, § 2 der Wet van 16 April 1896 (Staatsblad n°. 72). De commiezen, aide-essaieurs en plaatsbekleedende ontvangers van den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken. De magazijnmeester van het algemeen zegelkantoor. De Rijksklerken van de lste klasse bij de administratie der registratie. De boekhouders van het kadaster. De adspirant-landmeters van het kadaster. De teekenaars van het kadaster. De opzieners bij de ontmanteling der opgeheven vestingen. De opzieners en tijdelijke opzieners der domeinen. • De opzieners-teekenaar der domeinen. De opzichter in algemeenen dienst voor de voormalige vestinggronden. De teekenaars ten behoeve van het domeinbestuur. De Rijksklerk ten kantore van den secretarispenningmeester van het bestuur der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen. ■ De controleurs der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen. De opzieners der visscherijen op. de Zeeuwsche stroomen. De adjunct-commies en de klerken aan de directie der Staatsloterij. De opzichters bij 's Rijks Munt. De controleurs bij de afdeeling Controle bij 's Rijks munt. De adjunct-bedrijfsehef, de adjunct-administrateurs, de eerste-opzichters, de opzichters, de eerste-machinist, de bureelambtenaren lste klasse, de eerste-teekenaar werkzaam bij een der artillerie-inrichtingen. De cadetten bij de Koninklijke Militaire Academie. De cadetten der cadettenschool. De leerlingen van den hoofdcursus.  29 Art. 2 De buitengewone opzichters van fortificatiën. De opzichters-bureélambtenaar der Genie en die bij de bureaux van de commandanten in de vei-dedigingsstellingen en liniën. De tijdelijke opzichters, de tijdelijke teekenaars en tijdelijke opzichters-teekenaars der Genie. De assistent-magazijnmeesters, de bureelambtenaren lste klasse bij de centrale magazijnen van müitaire kleeding en uitrusting en bij 's Rijks magazijn van geneesmiddelen. De adjudanten-onderofficier en onderofficieren van hoogeren rang alsmede de daarmede in rang gelijkgestelde onderofficieren der landmacht en bij de reserve van de landmacht. De administrateurs der verplegingsinrichtingen. De bureelambtenaren lste klasse bij 's Rijks magazijn van geneesmiddelen. De hoofdwerktuigkundigen bij de Luchtvaartafdeeling. De hoofdmachinist bij eene militaire inrichting tot drinkwatervoorziening. De opzichters 2de, 3de en 4de klasse, de adjunct-opzichters en buitengewone opzichters bij den Rijkswaterstaat. De tijdelijke hoofdopzichters, opzichters, teekenaars en schrijvers-teekenaar bij den aanleg van Rijkswaterstaatswerken. De ambtenaren bij den algemeenen dienst van den Rijkswaterstaat. De bureelambtenaren van den Rijkswaterstaat. De havenmeesters, met uitzondering van die bij de Marine en bij de groote kanalen en zeehavens. De hoofdmachinisten bij Rijksstoomgemalen en electrische centralen. De opzieners bij de Rijkselectriciteitswerken. De opzichters-electricien en de hoofdmachinisten-electricien bij de Rijkselectriciteitswerken. De opziener bij het stoompontveer over het Noordzeekanaal te Velsen. De sluismeesters en hulpsluismeesters. De voogd van Rottum. De opzichters en buitengewone opzichters bij de Landsgebouwen. De technische ambtenaren 2de klasse bij den Raad van toezicht op de spoorwegdiensten.  Art. 2 — 30 De opzichters in algemeenen dienst voor de spoorwegen. De tijdelijk-opzichter bij de voorbereiding van de werken voor den aanleg van spoorwegverbindingen met de havens West bij Amsterdam, de aansluiting van den spoorweg Amsterdam— Haarlem aan die verbindingen en den aanleg van een rangeerterrein met bijkomende werken nabij Duivendrecht. De surnumerairs bij den dienst der posterijen en telegrafie. De telegrafisten. De klerken van de lste klasse bij den dienst der posterijen en telegrafie. De bureelambtenaren der posterijen en telegrafie met eene jaarwedde van ƒ 900 en daarboven. De buitengewoon geëmployeerden bij den Rijks telegraaf dienst, wier maximum-jaarwedde /1500 of meer bedraagt. De boekhouders bij den dienst der posterijen en telegrafie. De adspirant-opzichters en chefs-instrumentmaker der telegrafie. De werkmeester bij de herstellingswerkplaats der telegrafie. De magazijnchef bij de directie van de Rijkspostspaarbank. De boekhouder, de conservator en de lithograaf-teekenaar aan de Rijksseruminrichting. De conservatrice en de ambtenaar van administratie bij de Rijks hoogere land-, tuinen boschbouwschool. De boekhouders bij de instituten, verbonden aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De adsph-ant-Rijksland- en tuinbouwleeraren. De adspirant-Rijkslandbouwingenieur. De ambtenaren van administratie bij de middelbare landbouwschool te Groningen en de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De onderwijzers bjj de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De opperstalbaas bij het Rijkshengstveulendepöt. De ambtenaar aan het instituut voor Phytopathologie.  31 — Art. 2 De controleurs bij den phytopathologischen dienst. De hoofdopziener en de opzieners bij 's Rijksveeartsenijschool. De hoefsmidbaas, tevens onderwijzer in praetisch hoefbeslag bij 's Rijksveeartsenijschool. De veeopzichters. De hulpkeurmeesters. De boschwachters en tijdelijke ambtenaren bij het Staatsboschbeheer. De Rijksklerken op de kantoren der rentmeesters en op het bureau van den inspecteur der Staatsbosschen en ontginningen. De analisten, adjuncten, boekhouders en controleurs bij de Rijkslandbouwproefstations en bij het proefstation voor zaadcontróle. . De Rijkszuivelvisiteurs. De controleurs aan het Rijkszuivelstation te Leiden. De boekhouders bij het Rijkszuivelstation. De assistenten bij den dienst der Rijkszuivelconsulenten. De adjunct-secretaris, instrumentmaker, rekenaars, klerken en observatoren bij het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut. De bureelambtenaar bij den mijnraad. De opzichters der mijnen. De hoofdopzichters en de opzichters bij de Rijksopsporing van delfstoffen. De administratieve ambtenaar bij de visscherijinspectie. De onderinspecteurs der visscherijen met eene bezoldiging (jaarwedde en toelage) van minder dan / 1800. De laboranten en amanuenses van het Rijksbureau tot onderzoek van handelswaren. De laboranten bij het Proefstation voor de lederindustrie. De analist bij den voorUchtingsdienst ten behoeve van den rubberhandel en de rubbernijverheid. De experts bij de scheepvaartinspectie met uitzondering van die met standplaats Amsterdam en Rotterdam. De administratieve ambtenaren bij het bureau voor den industrieelen eigendom. De opzichters van den arbeid. De administratieve ambtenaren der 2de klasse bij de arbeidsinspectie.  Art. 2 — 32 — De opzichters voor het stoomwezen. De bureelambtenaar bij het stoomwezen. De pakhuismeester, de eerste pakhuisopzichter, de pakhuisopzichters, de werkopzichters en de assistenten bij de keuringen bij het Koloniaal Etablissement te Amsterdam. VIERDE KLASSE B. De schrijvers bij de Departementen, administratiën en colleges van algemeen bestuur en verdere Rijksinstellingen alsmede bij de Provinciale griffiën. De cipiers van de gevangenissen 7de klasse. De onderwijzers en onderwijzeressen, de geagreëerde onderwijzers en geagreëerde onderwijzeressen bij de gevangenissen en de, Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De schrijvers bij de gevangenissen, Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen), tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De bedienden bij den arbeid in de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De opzichters der 3de klasse bij de justitiegebouwen. De Rijksklerken der 2de klasse ter griffie en ten parkette. De klerk bij den dienst der justitiegebouwen. De expediteurs bij de Nederlandsche Staatscourant en het Staatsblad. De amanuenses bij het centraal laboratorium voor het Staatstoezicht op de volksgezondheid. De machinisten bij 's Rijkskrankzinnigengestichten. De machinisten bij 's Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen. De amanuenses bij de Rijksinrichtingen voor hooger en voor middelbaar onderwijs. De machinist bij 's Rijks archief te 's Gravenhage. De amanuenses bij 's Rijksarchieven. De amanuenses bij 's Rijks normaalschool voor teekenonderwijzers en bij 's Rijksschool voor kunstnijverheid. De beambten bij 's Rijks academie van beeldende kunsten. De machinist bij het Departement van Binnenlandsche Zaken. - :  33 — Art. 2 De klerken bij het Koninklijk penningkabinet. De tijdelijke opziphters bij werken voor de Marine, het loodswezen enz. De instrumentmaker bij de verificatie van 's Rijks zeeinstrumenten. De amanuensis bij de verificatie van 's Rijks zeeinstrumenten. De amanuensis bij het Koninklijk Instituut voor de Marine. De deurwaarders der directe belastingen. De kommies-ontvangers der direote belastingen, invoerrechten en accijnzen. De kommiezen lste en 2de klasse en de kommiezen te water lste klasse der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De Rijksklerken der 2de klasse der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De Rijksklerken van de 2de klasse bij de administratie der registratie. De onderopzieners der domeinen. De machinisten bij de visscherij politie op de Zeeuwsche Stroomen. De waardsman voor de gronden van de Bérgsche Maas (Nieuwe Maasmond). Alle onderofficieren der landmacht in de rangen van sergeant-majoor en sergeant of daarmede gelijkgestelden; de administrateurs der verplegingsinriohtangen, in rang met vorenstaanden gelijkgesteld, de opzichter eener militaire bakkerij ; de opzichters en meestérwerklieden bij de centrale magazijnen van kleeding en uitrusting; de opzichter en de machinist bij 's Rijks magazijn van geneesmiddelen, de verplegers en verpleegsters bij de militaire hospitalen. De bureelambtenaren 2de klasse bij 's Rijks magazijn van geneesmiddelen. De beheerder van het materieel, tevens belast met de werkzaamheden van schrijver bij de Normaalschietschool. De machinisten, de keurders, de amanuenses, de bureelambtenaren 2de klasse, de teekenaars, de buitengewone werklieden, de werklieden belast met den dienst van hulpopzichter en hulpkeurder, werkzaam bij een der artillerieinrichtingen alsmede de meestér-geweermakers bij de wapendepots. De meestér-schoenmaker en de meester- S. & J. n». 44, 7» dr. 3  Art. 2 — 34 zadelmaker bij het centraal-magazijn van militaire kleeding en uitrusting te Amsterdam. De bureelambtenaren 2de klasse bij de centrale magazijnen van militaire kleeding en uitrusting en bij 's Rijks magazijn van geneesmiddelen. De amanuenses bij de Koninklijke Militaire Academie en bij de Hoogere Krijgsschool. De schrijvers bij den aanleg van Rijkswaterstaatswerken. De onderhavenmeesters met uitzondering van die bij de Marine. De dokmeester, afslagers, havenklerken en bureelambtenaren bij de visschershaven te IJmuiden. De macMnisten, hulpmachinisten en machinisten-stokers bij Rijksstoomgemalen, bij electrische centralen, op Rijksstoomponten en directievaartuigen. De electriciens, electriciens-monteurs, electrioiens-hulpmachinisten, maclnnisten-electriciens en monteurs. De gezagvoerders, stuurlieden, stuurliedenroergangers en motorschippers op Rijksdirectievaartuigen. De gezagvoerders-pontwachters. De klerken van de 2de klasse bij den dienst der posterijen en telegrafie. De bureelambtenaren der posterijen en telegrafie met eene jaarwedde tot / 900. De buitengewoon geëmployeerden bij den Rijkstelegraafdienst, wier maximum-jaarwedde minder dan ƒ 1500 bedraagt. De telefonisten. De hulptelegrafisten. De hulptelefonisten. De kantoorbedienden bij den dienst der posterijen en telegrafie. De brievengaarders. De adsistenten. De conducteurs der brievenmalen. De hoofdbestellers, magazijnopziohters, hulpboekhoüders, machinisten en teekenaars bij den dienst der posterijen en telegrafie. De assistent-chefs-instrumentmaker, monteurs en lijnwachters der telegrafie.' De machinist bij de Directie van de Rijkspostspaarbank.  35 — Art. 2 De beambten aan de Rijks- hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De beambten aan de Rijksveeartsenijschool. De beambten aan de middelbare landbouwschool te Groningen en de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De beambten aan de Rijkszuivelschool. De beambten aan de Rijksland- en tuinbouw winterscholen. De onderstalbaas bij het Rijkshengstveulendepöt. De amanuenses bij de Rijkslandbouwproefstations en het proefstation voor zaadoontróle. De schrijvers bij de Rijkslandbouwproefstations en het proefstation voor zaadcontróle. De schrijvers bij het Rijkszuivelstation. De amanuenses bij het Rijkszuivelstation. Dé amanuenses bij het Rijksinstituut voor het vis'scherijonderzoek. De klerken bij het Staatstoezicht op de mijnen. De hulpopzichters bij de Rijksopsporing van delfstoffen. De amanuenses bij de Rijksopsporing van delfstoffen. De amanuenses-schrij ver bij de Rijksopsporing van delfstoffen. De opperkeurmeester van de gekaakte haring. De adspirant-adjunct-inspecteur der visscherijen. De opzieners der visscherijen andere dan die voor de Zeeuwsche stroomen. De klerk-rekenaar en de amanuenses bij het Rijksinstituut voor visscherijonderzoek. De controleurs van den arbeid. De tijdelijke controleurs van den havenarbeid. De administratieve ambtenaren der 3de klasse bij de arbeidsinspectie. VIJFDE KLASSE. De kamerbewaarders, conciërges, portiers. boden en alle verdere mindere beambten, be¬ dienden en werklieden bij de Departementen, Administratiën en Colleges van algemeen bestuur, bij de Gerechten en verdere Rijksinstellingen alsmede bij de Provinciale griffiën. De Rijksklerken der 3e klasse ter griffie en ten . parkette. 3*  Art. 2 — 36 — De Rijksveldwachters. De provoosten-geweldige. De bewaarders, bewaarsters, zaalopzichters en zaalopzichteressen bij de gevangenissen* en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De geagreëerde schrijvers bij de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De verdere mindere beambten bij de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De huismeesters bij de Rijksopvoedingsgestichten. De tuinlieden-portiers, beambten in algemeenen dienst, koks en assistent-koks bij de tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De vrouwelijke beambten voor den huishoudelijken dienst (dienstboden) bij de tuchtscholen voor jongens. . De vrouwelijke beambten in algemeenen en voor den huishoudelijken dienst bij de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht voor meisjes. De gemeente-boden, veldwachters, agenten van politie en verdere lagere beambten bij de gemeentebesturen wegens reizen ter zake van de militie en van de Landweer. De beambten bij de Rijks-Quarantaine en Ontsmettingsdienst. De verplegers, verpleegsters, leerling-verplegers, leerling-verpleegsters, adspirant-verplegers, adspirant-verpleegsters, en bedienden bij de Rijkskrankzinnigengestichten. De conciërge, hoofdassistent en assistenten bij het Koninklijk Kabinet van schilderijen te 's Gravenhage. De oppassers, opzichters en custoden bij 's Rijks musea, kabinetten en verzamelingen. De klerken en klerken-binders bij 's Rijks archieven. De mouleurs bij de Rijkscommissie voor de vervaardiging en ruiling van reproductiën van kunstvoorwerpen. De licht wachters bij 's Rijks kust verlichting. De leerling-machinisten bij de Marine-reserve. De monteurs, instrumentmakers, stokers en matrozen bij 's Rijks verlichting.  37 — Art. 2 De assistent-deurwaarders der directe belastingen. De kommiezen 3de klasse en de kommiezen te water 2de klasse der directie belastingen, invoerrechten en accijnzen. De hulpkommiezen en hulpkommiezen op daggeld en de vaste knechts bij de administratie der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De Rijksklerken der 3de klasse der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De Rijksklerken van de 3de klasse bij de administratie der registratie. De stempelaars aan de zegelkantoren. De schippers en schippersknechts bij de visscherijpolitie op de Zeeuwsche stroomen. Alle jaarwedde genietende militairen der landmacht in den rang van korporaal of in den stand van soldaat of daarmede gelijkges telden. De portier bij de centrale magazijnen van Meeding en uitrusting. De portier bij 's Rijks magazijn van geneesmiddelen. De lijnwerkers bij het regiment genietroepen. De portiers, magazijnknëchts en bedienden bij de artillerieinrichtingen en bij de magazijnen ressorteerende onder het Departement van Oorlog. De machinisten, stokers en bedienden bij eene militaire inrichting tot drinkwatervoorziening. De wachters en ttjdelijke wachters ressorteerende onder *het Departement van Oorlog. De corveéers in de kazernen. De machineknechts bn dè Rijksstoomgemalen, bij elcctrische centralen, op Rijksstoomponten en -óUrectievaartuigen. De arbeiders bij de Rijkswaterstaatswerken. De bakenmeesters. De sluiswachters. De sluisknechts. De brugwachters. De brugknechts. De pontwachters. De pontknechts. De duinwachters. De dijkwachters. De lichtwachters. De schippers en schippersknechts.  Art. 3 — 38 — De stokers. De dekknechts. De stokers-dekknechts. De Rijkswachthouders. De smeden-bankwerkers. De kanaalwachters. De havenknechts. De haven-, hal- en dokknechts, smedenmachinedrijvers en havenbeambten, belast met het politietoezicht, bij de visschershaven te IJmuiden. De schrijvers, conciërges, portiers, zaalwachters, stokers, kantoorknechts, bestellers en jongelingen bij den dienst der posterijen en telegrafie. De postboden. De instrumentmakers en vaste werklieden der telegrafie. De kweekelingen en vaste arbeiders bij het beheer der Staatsbosschen. De stalknechts bij het Rijkshengstveulendepöt te Bergen op Zoom. De bedienden bij het jjkwezen. De vaste en tijdelijke geleiders van transporten ontplofbare stoffen. De bedienden bij het Rijksinstituut voor het visscherijonderzoek. De schipper, knecht, stuurman en machinist van de bij de visscherijinspectie in dienst zijnde vaartuigen. De bedienden bij het Rijksinstituut voor visscherijonderzoek. Rangschikking van andere dan de hierboven genoemde burgerlijke en pailitadre landsdienaren geschiedt door Ons op de voordracht van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur, met medewerking van Onzen Minister van Financiën, indien de voordracht niet van dezen uitgaat. 3. Oepensionneerden alsmede burgerbjke en militaire landsdienaren op wachtgeld of nonactiviteit zijn gerangschikt in de klasse, waartoe de betrekking behoort, die zij het laatst hebben bekleed of waarin zij het laatst dienst gedaan hebben. Het bepaalde in het vorig lid is niet van toepassing wanneer de daarbedoelde personen reizen in eene betrekking of functie, welke in eene der bij artikel 2 genoemde klassen is gerangschikt.  39 — Art. 7 4. Personen, geene bezoldiging uit 's Rijks schatkist trekkende en niet opgenoemd onder een der klassen van artikel 2, zijn gerangschikt in de 3de klasse A. Wij behouden Ons evenwel voor personen als evenbedoeld in ieder bijzonder geval, op de voordracht van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur, in eene hoogere klasse te rangschikken. De hoofden der Departementen van algemeen bestuur zijn bevoegd personen als in het eerste üd bedoeld in ieder bijzonder geval te rangschikken in eene lagere klasse dan de 3de klasse A. 5. Dienstdoende ambtenaren of officieren, aan wie een hoogere rang is toegekend dan die van de betrekking naar welke zij zjjn bezoldigd of aan wie een personeele titel of titulaire rang is verleend, mogen de vergoeding wegens reisen verblijfkosten niet berekenen naar den maatstaf van dien hoogeren rang of titel. 6. Die meer dan ééne betrekking bekleedt of eene betrekking tijdelijk waarneemt, geniet de vergoeding wegens reis- en verblijfkosten naar de klasse van het tarief waarin de betrekking is gerangschikt, waarin hij gereisd heeft. Onder de uitdrukking „betrekking" wordt in dit artikel verstaan iedere functie welke in een der bij artikel 2 genoemde klassen is gerangschikt. Wij behouden Ons voor, op de voordracht van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur, afwijking van het bepaalde in dit artikel toe te staan ten behoeve van voorzitters van commissiën. ■ 7. De reizen behooren te worden gedaan op de voor het Rijk minst kostbare wijze tenzij bijzondere omstandigheden naar het oordeel van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of van de door dezen daartoe aangewezen autoriteit zich daartegen verzetten. Wanneer reizigers tusschentijds van uit hunne woonplaats heen en weer hebben gereisd, ten gevolge waarvan de uitgaven hooger zijn gewórden dan bij onafgebroken verblijf buiten de woonplaats het geval zou zjjn geweest, worden die hoogere kosten alleen dan vergoed indien het heen en weer reizen met het oog op 's Rijks belang door het Hoofd van het betrok-  Art. 8 — 40 ken Departement van algemeen bestuur of de door dezen daartoe aangewezen autoriteit werd toegestaan of nader wordt goedgekeurd. Voor zoover, met het oog op de werkzaamheden, tusschentijdsche terugkeer naar de woonplaats redelijkerwijze mag verwacht worden en in 's Rijks geldelijk belang is, worden hoogere kosten, veroorzaakt door onafgebroken verblijf buiten de woonplaats, alleen dan vergoed indien dit verblijf met het oog op 's Rijks belang door het Hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de door dezen daartoe aangewezen autoriteit werd toegestaan of nader wordt goedgekeurd. . De reizen worden in den regel gedaan met openbare middelen van vervoer. Afwijkingen van dezen regel kunnen worden toegestaan of goedgekeurd door het hoofd.van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de door dezen daartoe aangewezen autoriteit. ■ 8. Behoudens het bepaalde in de artikelen 7, 9, 10 en 12, wordt als vergoeding voor reiskosten niet meer in rekening gebracht dan : 1°. de verschuldigde en betaalde vracht voor het vervoer — daaronder begrepen de kosten verbonden aan het bezigen van een slaapwagen in den spoortrein en voor zooveel noodig van eene slaaphut aan boord van schepen — van: a. den reiziger; b. de medegenomen reisbenoodigdheden ingeval buiten de woonplaats is overnacht; c. dienstbenoodigdheden ingevolge algemeenen of bijzonderen last medegenomen ; 2°. de verschuldigde en betaalde tol-, brug-, veer- en overvaartgelden; 3°. eene overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 berekende vergoeding wegens het gebruik van eigen vervoermiddelen. 9. Reizigers, behoorende tot de eerste klasse, tot de tweede klasse en tot de derde klasse A, mogen wegens het vervoer van hun persoon met een openbaar middel van vervoer in rekening brengen de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats der eerste klasse. Reizigers, behoorende tot de derde klasse B en tot de vierde klasse A, mogen wegens het vervoer van hun persoon in rekening brengen : o. voor reizen per spoortrein, de versohui-  41 — Art. 9 digde en betaalde vracht voor eene plaats in een rijtuig der tweede klasse tenzij de reis in spoedeischende gevallen gedaan is met een trein, waarin dergelijke rijtuigen niet zijn, in welk geval de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats in een rijtuig der eerste klasse kan in rekening gebracht worden ; b. voor reizen per stoomboot, stoomtram of ander openbaar middel van vervoer, niet vallende onder letter a, de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats der eerste klasse. Reizigers, behoorende tot de vierde klasse B en tot de vijfde klasse, mogen wegens het vervoer van hun persoon niet 'meer in rekening brengen dan : a. voor reizen per spoortrein, de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats in een rijtuig der derde klasse, tenzij de reis, in spoedeischende gevallen, gedaan is met een trein, waarin dergelijke rijtuigen niet zijn,' in welk geval de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats in een rijtuig der daarop volgende, hoogere klasse in rekening mag gebracht worden; b. voor reizen per stoomboot, stoomtram of ander openbaar middel van vervoer, niet vallende onder letter a, de vracht voor eene plaats der tweede klasse, tenzij er slechts ééne klasse is. Echter kunnen reizigers als in het tweede en derde lid van dit artikel bedoeld, in geval zij de reizen gezamenlijk moeten doen met personen, die in een hoogere klasse van artikel 2 zijn gerangschikt, ten aanzien van de vergoeding wegens reiskosten, met de laatstbedoelden worden gelijkgesteld, wanneer het hoofd van het betrokken Departement van algemeene bestuur zulks met het oog op de te verrichten werkzaamheden toestaat of nader goedkeurt. Wij behouden Ons voor te bepalen, dat eene of meer bepaalde groepen van commiezen bij een der Departementen van algemeen bestuur, uit hoofde van den bijzonderen aard der door hen te verrichten werkzaamheden, wegens het vervoer van hun persoon met een openbaar middel van vervoer in rekening mogen brengen de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats der eerste klasse, mits de reizen zijn  Art. 10 - 42 geschied tot het verrichten van de evenbedoelde werkzaamheden. 10. Abonnementen en andere speciale biljetten, tot het doen van een onbeperkt aantal reizen gedurende eenig tijdvak recht gevende, worden van 's Rijkswege verstrekt. Bij gebruik van een, niet van 's Rijkswege verstrekt, biljet als in het eerste lid bedoeld, kan eene vergoeding in rekening gebracht worden^ welke overeenkomt met 2/3 gedeelten van de vergoeding, welke, bij gebruik van een kilometerboekje, overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid, in rekening zou gebracht kunnen worden of, bijaldien en voor zoover het gebruik van kilometerboekjes voor de betrokken reis niet mogelijk is, van de vergoeding volgens het gewone tarief voor het betrokken middel van vervoer. Bij gebruik van eene vrijkaart mag geene vergoeding aan het Rijk in rekening gebracht worden. Reizigers, die in het bezit zijn van eene vrijkaart, zijn verplicht bij dienstreizen daarvan gebruik te maken. Bij gebruik van een kilometerboekje of van een ander speciaal biljet, tot het doen van een beperkt aantal reizen recht gevende, kan vergoeding in rekening gebracht worden naar evenredigheid van den, voor dat boekje of biljet betaalden, prijs. Door of van wege het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur kan aan reizigers, als in dit besluit bedoeld, de verplichting worden opgelegd tot het aanschaffen van een boekje of biljet als in het vorig lid omschreven. De schade, welke door den reiziger, buiten diens schuld, uit hoofde van het nakomen van evenbedoelde verplichting, wordt geleden, wordt door het Rijk vergoed. 11. In gevallen als bedoeld sub 3 van artikel 8 mag ten hoogste worden in rekening gebracht: 19. wegens het gebruik van eigen rijwiel: 3 cents per af gelegden kilometer ; 2°. wegens het gebruik van eigen motorrijwiel : 6 cents per afgelegden kilometer; 3°. wegens het gebruik van eigen automobiel : 20 cents per afgelegden kilometer; 4°. wegens het gebruik van eigen rijtuig onderscheidenlijk met één en met twee paarden  43 — Art. 12 / 1 en / 1.50 voor elk uur dat het rijtuig voor den dienst ter beschikking van den reiziger moet zijn; 5°. wegens het gebruik van eigen rijpaard / 0.75 voor elk uur dat het paard voor den dienst ter beschikking van den reiziger moet zijn. Gedeelten van een kilometer gelden voor eenen geheelen kilometer; gedeelten van een uur worden als een vol uur aangemerkt. Echter mag voor reizen met eigen middelen van vervoer gedaan, als vergoeding voor reisen verblijf kosten, niet meer in rekening gebracht worden dan het bedrag waarop, bij gebruik van openbare middelen van vervoer, aanspraak zou zijn verkregen. Wij behouden Ons voor den in dit artikel vastgestelden maatstaf voor vergoedingen, wegens het gebruik van eigen vervoermiddelen in rekening te brengen, op de voordracht van Onzen Minister van Financiën, naar gelang van de omstandigheden, te wijzigen en aan te vullen. 12. Beizen naar een plaats (burgerlijke gemeente of het bij name bekend, afgezonderd liggend, onderdeel eener gemeente), op geen verderen afstand dan van 3 kilometers buiten de woonplaats, geven geen aanspraak op vergoeding van kosten wegens het vervoer van den persoon des reizigers, behalve wanneer op denzelfden dag twee of meer reizen zijn gedaan en de werkelijk afgelegde afstand, met inbe grip van de terugreis of -reizen, meer dan 6 kilometers bedraagt of wanneer de reizen zijn gedaan met een openbaar middel van vervoer. Wegens vervoer van den persoon des reizigers binnen de bebouwde kom van de woonplaats worden geene reiskosten vergoed. Deze bepaling geldt niet ten opzichte van het vervoer hetwelk binnen de bebouwde kom geschiedt met het openbaar middel van vervoer waarmede, tot het ondernemen van de réis, de woonplaats wordt verlaten of wel, bij het einde van de reis, in de woonplaats wordt teruggekeerd. Wegens vervoer van den persoon des reizigers binnen de bebouwde kom van eene andere plaats dan de woonplaats mag uitsluitend de vracht voor de gebezigde openbare middelen van vervoer worden in rekening gebracht, mits dat gebruik door 's Rijks belang wordt gevorderd.  Art. 13 — 44 Ten behoeve van personen, reizende in- een kwaliteit, aan welke geenerlei bezoldiging of belooning uit 's Rijks schatkist verbonden is, kan door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur afwijking van het bepaalde in dit artikel worden toegestaan of goedgekeurd. 13. Bij de toepassing van de artikelen 11 en 12, lste lid, geschiedt de berekening van het aantal afgelegde kilometers met gebruikmaking van den, bij het Koninklijk besluit van 4 Maart 1862 (Staatsblad n°. 27) vastgestelden of nader door Ons vast te stellen afstandswijzer. Indien in eenig geval de afstand tusschen de twee plaatsen niet op den evenbedoelden afstandswijzer is aangegeven, wordt die afstand bepaald door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de door dezen'daartoe aangewezen autoriteit. Indien door den belanghebbende het bewijs wordt geleverd, dat het overeenkomstig het vorige lid berekende aantal kilometers belangrijk kleiner is dan dat der werkelijk afgelegde kilometers, kan, wanneer dit met het oog op 's Rijks belang wenschelijk is te achten, door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of door dezen daartoe aangewezen autoriteit worden bepaald, dat de vergoeding over het laatstbedoelde aantal kilometers zal berekend worden. 14. De vergoeding wegens verblijfkosten bedraagt per etmaal: voor de le klasse ƒ 9.— „ „2e „ 7.— „ „ 3e „ ,. 6.— „ „4e „ „ 5.— „ „ 5e , 3.50 Voor gedeelten van een etmaal bedraagt de vergoeding : voor de le klasse. . . . ƒ 0.38 per uur' „2e ii ,■: -.';;.---„ 0.30 „ „ „3e „ . . . . „ 0.25 „ „ „ „ 4e ., .... „ 0.21 „ „ „ „5e , ,0.15 „ „ met dien verstande, dat de aldus berekende vergoeding in geen geval meer zal mogen bedragen dan de voor de betrokken klasse vastgestelde vergoeding per etmaal.  45 — Art. 16 Gedeelten van een uur worden als een vol uur aangemerkt. De hoof den van de Departementen van algemeen bestuur zijn bevoegd, voor reizen naar, in en uit het buitenland gedaan, de in dit artikel vastgestelde vergoeding in bijzondere gevallen of voor bepaalde klassen van personen met ten hoogste de helft te verhoogen. 15. Voor de berekening van de vergoeding wegens verblijfkosten wordt als begin eener reis aangemerkt: ff. wanneer de reis wordt aanvaard met een openbaar middel van vervoer en het station van vertrek ligt binnen of in de onmiddellijke nabijheid van de bebouwde kom, het tijdstip waarop dat vervoermiddel volgens de officieele dienstregeling vertrekt; 6. in alle andere gevallen, het tijdstip waarop tot het aanvaarden van de reis de woning moet worden verlaten. Op overeenkomstige wijze wordt het tijdstip bepaald, waarop eene reis geaoht wordt te zijn geëindigd, met dien verstande, dat, wanneer bij het einde van de reis het openbaar vervoermiddel met vertraging in de woonplaats aankomt, het uur van aankomst als tijdstip van terugkeer wordt beschouwd, mits van die vertraging door den belanghebbende bewijs worde overgelegd. In gevallen, waarin de reis niet in de woonplaats wordt beëindigd, wordt dit tijdstip bepaald door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de door dezen daartoe aangewezen autoriteit. Met afwijking in zooverre van het bepaalde in de_ vorige twee leden, worden twee of meer reizen als ééne reis aangemerkt, wanneer kennelijk slechts aan eene voortgezette reis moet worden gedacht ter beslissing van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of van de door dezen daartoe aangewezen autoriteit. 16. Vergoeding wegens verblijfkosten wordt niet geleden : a. wanneer de reis niet langer heeft geduurd dan vier uren, behoudens ingeval het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de daartoe door dezen aangewezen autoriteit, in verband met het gedeelte van den dag dat voor de reis moest worden bestemd,  Art. 17 — 46 termen voor vergoeding op den voet van artikel 14 aanwezig acht; b. wanneer de belanghebbende reeds in eene bezoldigde betrekking of met genot van verblijfkosten uit anderen hoofde geaoht moet worden ter bestemder plaatse aanwezig te zijn. 17. Vergoeding wegens verblijfkosten wordt slechts voor 2/3 gedeelten verleend : a. over elk etmaal of — ingeval vergoeding voor een gedeelte van een etmaal in rekening wordt gebracht — over het gedeelte van een etmaal, tijdens hetwelk öf het nachtverblijf moest gehouden worden in een door of vanwege het Rijk beschikbaar gestelde gelegenheid (gebouw of vaartuig, tent, enz.) öf op 's Rijks kosten van eene bijzondere slaapgelegenheid in een vervoermiddel is gebruik gemaakt. b. over het tijdvak dat de belanghebbende meer dan 30 achtereenvolgende etmalen verblijf op dezelfde plaats buiten zijne woonplaats heeft gehouden; Voor de toepassing van het in dit artikel onder 6 bepaalde, wordt het verblijf op dezelfde plaats geacht niet te zijn onderbroken: 1°. wanneer de belanghebbende zich gedurende niet langer dan drie achtereenvolgende etmalen buiten die plaats heeft opgehouden; 2°. wanneer, niettegenstaande de belanghebbende zich langer achtereen dan gedurende drie etmalen buiten die plaats heeft opgehouden, het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur termen aanwezig acht om het verblijf als niet onderbroken aan te merken. Bij reizen naar, in en uit het buitenland gedaan, wordt over het tijdvak, gedurende hetwelk de reiziger noch voor nachtverblijf noch voor voeding kosten behoeft te betalen, doordat die kosten in de door hem betaalde vracht zijn begrepen, per etmaal wegens verblijfkosten vergoed: voor de le klasse ƒ 4.50 „2e „ „ 3.50 „ „3e „ , 2.50 • „ „4e „ „ 1^75 „ „ 5e „ . . ...... 1.25 Voor gedeelten van een etmaal wordt de zooeven bedoelde vergoeding naar evenredigheid verminderd. 18. De hoofden der Departementen van  47 — Art. 21 algemeen bestuur zijn bevoegd de vergoeding wegens verblijfkosten te verminderen: a. voor bepaalde klassen van personen; b. voor bijzondere personen, wanneer, in verband met de door de belanghebbenden te bezoeken plaatsen of den duur der reis, een lager bedrag dan bij dit besluit is vastgesteld, geacht wordt voldoende te zijn. 19. Wij behouden Ons voor in bijzondere gevallen of voor bepaalde klassen van personen de vergoeding wegens reis- en verblijfkosten voor reizen naar, in en uit het buitenland gedaan, bij afzonderlijke besluiten te regelen. 20. Vergoeding wegens reis- en verblijfkosten wordt alleen genoten voor reizen, die krachtens eene wet, een Koninklijk besluit, eene instructie, eene doorloopende machtiging of op last van eene hoogere autoriteit zijn gedaan of door deze worden goedgekeurd. De hoofden van de Departementen van algemeen bestuur, de vice-president van den Raad van State, de voorzitter der Algemeene Reken¬ kamer en de Directeur van Ons Kabinet genieten vergoeding voor reizen op eigen gezag gedaan. Vergoeding voor reizen naar, in en uit het buitenland wordt alleen genoten ingeval de reizen zijn gedaan, voor zooveel betreft de in het vorig lid bedoelde personen, met Onze toestemming of nadere goedkeuring en voor zooveel de overige personen betreft, met toestemming of nadere goedkeuring van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur. 21. De declaratiën wegens reis- en verblijfkosten vermelden: a. dag en uur waarop iedere reis is aangevangen en geëindigd. Moeten de verblijfkosten overeenkomstig artikel 17 worden berekend, dan worden de bijzonderheden, welke voor die berekening noodig zijn, in de declaratie vermeld. Ingeval de reis langer heeft geduurd dan uit hoofde van de voor 's Rijksdienst te verrichten werkzaamheden noodzakelijk was, wordt het tijdvak van dien langeren duur in de declaratie vermeld ; 6. de gevolgde route, met duidelijke aan- n»~'ë v<*" ue verscnmende middelen van ver-  Art. 22 — 4S c. de kwaliteit waarin gereisd is en de klasse van het tarief, waarnaar wordt gedeclareerd; d. de verklaring, dat de reis is geschied voor 's Rijks dienst en dat de declarant gedurende het tijdvak, waarover de verblijfkosten in rekening zijn gebracht, werkehjk tot het doen van de gedeclareerde reis. of reizen,' van zijne woonplaats afwezig was en heeft moeten zijn of wel, in verband met het bepaalde in artikel 7, 2de lid, van dit besluit afwezig zou geweest moeten zijn in geval van onafgebroken verblijf als in die bepaling bedoeld; c. de verklaring, dat de bedragen, volgens de declaratie uitgegeven wegens reiskosten, de vracht van goederen en andere bijkomende kosten hieronder begrepen, niet hooger zijn dan hetgeen ter zake werkelijk is betaald. Is voor de reis van een speciaal biljet gebruik gemaakt, dan wordt hiervan, met omschrijving van het biljet, melding gemaakt; ƒ. de verwijzing naar de wet, het Koninklijk besluit, de instructie, de doorloopende machtiging of bijzondere lastgeving krachtens welke gereisd is ; g. of een voorschot overeenkomstig artikel 27 genoten is en, zoo ja, het bedrag van dat Voorschot. Door Onzen Minister van Financiën worden de modellen van de declaratiën wegens reis- en verblijfkosten vastgesteld. Het model is als bijlage hierna opgenomen. 22. Bij de declaratiën worden overgelegd de lastgevingen, waar die bestaan, zoomede dë kwitantiën wegens betaalde en in rekening gebrachte kosten van bijzondere vervoermiddelen. Indien de reis is gedaan op mondelingen last, moet hiervan blijken door eene op de declaratie te stellen verklaring van hem, die den last gaf. Is zij geschied zonder last, doch later goedgekeurd, dan moet van die goedkeuring blijken door eene, door de bevoegde autoriteit op de declaratie te stellen, verklaring. Uit eene door de bevoegde autoriteit op de declaratie te stellen verklaring moet bhjken, dat de reizen en het verblijf, waarvoor wordt gedeclareerd, in het belang van 's Rijks dienst hebben plaats gehad,  49 — Art. 24 Het doel der reis moet in de lastgeving tot reizen of in de nadere, overeenkomstig het tweede lid gestelde, verklaring vermeld worden, . tenzij de zaak geheimhouding vordert. In de gevallen, waarin is afgeweken van de in artikel 7 gestelde regelen, alsmede in de gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, of waarin is gebruik gemaakt van de in de artikelen 1, laatste lid, 9, voorlaatste lid, 12, laatste lid, 14, laatste lid, 15, laatste lid en 16 Sub a gegeven bevoegdheid, wordt door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of — voor zoover zoodanige aanwijzing bij dit besluit is toegestaan — door de daartoe door dezen aangewezen autoriteit eene verklaring hieromtrent afgegeven. Op wijzigingen in de declaratie, ten gevolge waarvan de door den reiziger gedeclareerde bedragen zijn verhoogd, wordt geen acht geslagen, tenzij uit de declaratie blijkt, dat die wijzigingen door den declarant zijn goedgekeurd. 23. De declaratiën van de voorzitters, leden en secretarissen van commissiën, alsmede van hunne plaatsvervangers en van de aan die commissiën toegevoegde deskundigen, zijn steeds, onverschilüg of de declarant al of niet van Rijkswege bezoldigd wordt, onderworpen aan het onderzoek en de goedkeuring van het hoofd van het Departement van algemeen bestuur, waaronder de commissie ressorteert. Die declaratiën vereischen overigens tot staving van hare deugdelijkheid geen ander bewijs dan, wat de voorzitters betreft, eene verklaring van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur en wat de overige, in het vorig lid bedoelde, personen aangaat, eene verklaring van den voorzitter der commissie, dat de reis en het verblijf, waarvoor wordt gedeclareerd, in het belang van 's Rijks dienst hebben plaats gehad. 24. Wij behouden Ons voor om, in overeenstemming met de Algemeene Rekenkamer, personen of categorieën van personen aan te wijzen, voor welke eene verklaring van de bevoegde autoriteit, dat de reis en het verblijf, waarvoor wordt gedeclareerd, in het belang van 's Rijks dienst hebben plaats gehad, niet behoeft te worden afgegeven. S. & J. n°. 44, 7e dr. 4  Art. 25 — 50 25. De hoofden der Departementen van algemeen bestuur verminderen het bedrag der ingediende declaratiën wanneer het tijdvak, waarvoor vergoeding wegens verblijfkosten in rekening gebracht wordt, te groot voorkomt voor de werkzaamheden die te verrichten waren of wanneer de noodige spaarzaamheid door de declaranten niet is in acht genomen. 26. Ter vervanging van de bij dit besluit geregelde vergoeding voor reis- en verblijfkosten kan door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur aan. personen, wier werkkring zich over meer dan ééne plaats uitstrekt, eene vaste som als afkoop of abonnement worden toegekend. Elk abonnement moet na een tijdsverloop van ten hoogste vijf jaren opnieuw worden geregeld. De bij het in werking treden van dit besluit bestaande afkoopen of abonnementen blijven voorloopig van kracht, doch niet langer dan tot op den eersten dag van het tweede kwartaal volgende op den datum van dat in werking treden. 27. Door de hoofden der Departementen van algemeen bestuur kunnen voorschotten worden toegekend op rekening van de voor reis- en verblijfkosten te deelareeren bedragen. Deze voorschotten mogen niet meer bedragen dan twee derden van het totaalbedrag, hetwelk naar schatting ter zake van de reis, of, indien het voor meer dan ééne reis strekt, ter zake van de gedurende ten hoogste ééne maand te doene reizen, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, in rekening gebracht zal mogen worden. Het voorschot kan tot ten hoogste zeven achtsten van het zooeven in de eerste plaats bedoelde totaalbedrag worden toegekend in de gevallen, waarin door den betrokkene eene buitenlandsche reis van langen duur moet worden gedaan. Aan hen, die ingevolge dit artikel voorschot hebben genoten, kan een nieuw voorschot niet worden verstrekt alvorens eene declaratie ter verrekening van het laatstontvangen voorschot is ingediend. 28. Dit besluit is niet van toepassing op : a. de ambtenaren en beambten van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen, met uitzonde.» ring van den hoofddirecteur van die gestichten  51 — Art. 31 6. personen, opgeroepen tot herkenning van veroordeelden; c. de officieren van de zeemacht, die met eene van wege het Rijk verstrekte gelegenheid zich naar het buitenland begeven of vandaar terugkeeren; d. militairen der zeemacht beneden den rang van officier, uitgezonderd het machinekamerpersoneel, de mindere geëmployeerden en werklieden bij 's Rijks werven en maritieme inrichtingen en het lagere personeel bij het loodswezen ; e. de wakers bij den dienst der belastingen ; /. de deurwaarders bij den dienst der belastingen in de gevallen waarin door hen reizen zijn gedaan als bedoeld in art. 47 der wet van 18 April 1874 (Staatsblad n° 66); g. alle militairen niet in het genót van jaarwedden ; h. het personeel van de Staatsmijnen in Limburg alsmede particulieren, die ten behoeve van de Staatsmijnen reizen. Voor zoover dit besluit niet van toepassing is op reizen door de in dit artikel bedoelde personen gedaan, wordt de vergoeding voor reis- en verblijfkosten wegens die reizen genoten naar de regelen bij het in werking treden van dit besluit bestaande of nader door Ons vast te stellen. 29. Dit besluit is niet van toepassing op reizen welke verandering van woonplaats ten doel hebben. 30. Het Koninklijk besluit van 5 Januari 1884 (Staatsblad n°. 4) en alle besluiten, waarbij dat besluit is aangevuld of gewijzigd, worden door de tegenwoordige bepahngen vervangen. 31. De vergoeding voor reis- en verblijfkosten, wegens reizen aangevangen vóór den dag waarop dit besluit in werking treedt, wordt berekend volgens de vóór dat in werking treden geldende bepahngen. Wegens reizen, waarbij gebruik is gemaakt van een, vóór den in het vorig lid bedoelden dag aangeschaft, speciaal biljet, als bedoeld in artikel 10 van dit besluit, wordt de betrekking, waarin gereisd is, voor zooveel betreft de vergoeding ter zake van het vervoer van den persoon des reizigers, gerekend te zijn gerangschikt in de klasse, waarin die betrekking vóór 4*  Art. 32 52 het in werking treden van dit besluit gerangschikt was. Voor de toepassing van deze bepaling worden de 3de en de 4de klasse van artikel 2 van het in artikel 30 genoemde besluit gelijkgesteld met onderscheidenlijk klasse 3A en klasse 4 A van artikel 2 van Ons onderhavig besluit. 32. Dit besluit kan worden aangehaald onder den titel van „Reisbesluit 1916". Onze Ministers zijn, ieder voor zooveel hem aangaat, belast met de uitvoering van oit besluit, dat in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 29sten Oetober 1915. WILHELMINA. De Minister van Financiën, Tbettb. (Uitgeg. 10 Nov. 1915.)  MODELDECLARATIE.  Model A. DECLARATIE van (1) DIENST 19 (2) Standplaats van den (31 betaalmeester lij wien wegens hem toekomende vergoeding voor reis- en verblijfkosten als f41 de betaling verlangd w"' naar de klasse van het tarief, vastgesteld bij het Reisbesluit 1916. wordt.- Aanvang Einde GEREISD • ■ 15 ~ 3 li"' I "3 ! Wordt in rekening ~ 2 der reis: der reis: ■ g g. |fc ^"S I'S/3 || gebracht voor: * » —i~— o « « van naar (6) g g -* -Jjo? "ïi '»S s '1 Sc» S • • 5 • -i "S h IS -<= e "S,o«.-«s _o oS o^-So--^: .m SSiStiSSSI O ,ï 5 g^£ i a £ I £ a M * £ 1 *>i Q ■*[ » Q ► « «■ « | °_ _ < £ j ^ g.g_ g-S-Sj |_g ] I j | | j" I J I ' _| pi j- ' ' |_1 1 Totaal 1 etmalen a / = ƒ ƒ „ ! uren è, „ 0. = „ Totaal verblijfkosten „ Over te brengen ƒ Zie voor de noten ommezijde,  Overgebracht . . ƒ Af: wegens voorschot (Beschikking van ) . . „ Blijft . . ƒ De ondergeteekende verklaart vorenstaande declaratie te zijn deugdelijk en onvergolden tot een bedrag van Voorts verklaart hij, dat de reizen zijn geschied voor 's Kijks dienst, dat hij gedurende het tijdvak, waarover de verblijfkosten in rekening zijn gebracht, werkelijk tot het doen van de gedeclareerde reis of reizen, van zijne woonplaats afwezig was en heeft moeten zijn of wel, in verband met het bepaalde in artikel 7, 2de lid, van het Reisbesluit afwezig zou geweest moeten zijn in geval van onafgebroken verblijf als in die bepaling bedoeld en eindelijk dat wegens reiskosten, de vraclit van goederen en andere bijkomende kosten hieronder begrepen, niet meer in rekening is gebracht dan lietgeen daarvoor werkelijk betaald is of overeenkomstig de bepalingen van het Reisbesluit in rekening mag gebracht worden (9) den 19.. Met den meesten nadruk wordt er op gewezen, dat het, ter voorkoming van moeilijkheden, noodig is, dat declaranten niet door hen eigenhandig opgemaakte declaratiën eerst onderteekenen wanneer de inhoud nauwkeurig door hen is nagegaan en accoord bevonden. (10) De ondergeteekende verklaart, dat de reizen en het verblijf, waarvoor wordt gedeclareerd, hebben plaats gehad ten dienste van en dat , den 19.. NOTA. De declaratie moét in tweevoud worden ingezonden, waarvan een exemplaar op gezegeld papier indien het  57 gedeclareerde bedrag hooger is dan ƒ 10.—. Declaratiën, die alleen reiskosten betreffen, kunnen vrij van zegel worden ingediend. Wanneer eene rei» geschied is volgens schriftelijken last moet die lastgeving in originalie worden overgéltgd. '• (1) Naam en voorletters. (2) Rang. (31 Woonplaats in den zin van artikel 1 van het Reisbesluit, (iy Betrekking of functie, waarin gereisd is. (5) In deze kolom alleen te vermelden het aantal uren, welke niet begrepen zijn in de, in de vorige kolom vermelde etmalen; gedeelten van een uur worden als een vol uur aangemerkt. (6) Als plaatsen, waarheen gereisd is, alléén die plaatsen te vermelden waar men zich voor dienstverrichtingen moest ophouden. (7) Wanneer gebruik is gemaakt van een eigen middel van vervoer, moet hiervan melding worden gemaakt. Ingeval bijzondere — geen eigen — vervoermiddelen gebruikt zijn, de kwitantie over te leggen, die van zegel moet zijn voorzien, als zij meer dan ƒ 10.— bedraagt. (8) Deze kolom slechts in' te vullen wanneer van een speciaal biljet (vrijkaart, abonnement, kilometerboekje e. d.) is gebruik gemaakt. (9) Hieraan kunnen zoodanige mededeelingen worden toegevoegd als de reiziger ter verduidelijking van zijne declaratie wenschelijk acht. Speciaal zal hier eventueel zijn te vermelden of en, zoo ja, over welk tijdvak artikel 17 van het Reisbesluit moet worden toegepast, of de vergoeding wegens verblijfkosten is verhoogd dan wel verlaagd en, indien de reis langer heeft geduurd dan voor 's Rijks dienst noodzakelijk ware geweest, het tijdvak van dien langeren duur. (10) Déze verklaring in te vullen door de bevoegde autoriteit, die tot de reizen last gaf of de reizen goedkeurde.  — 58 — BIJLAGE. BESLUIT van den 'lesten Oetober 1910, S. 306, houdende vaststelling van nieuwe regelen ten aanzien van de vergoeding wegens reis- en verblijfkosten, toe te kennen aan personen die hier te lande met dienstverrichtingen worden belast, waarvan de kosten gekweten worden uit de Koloniale geldmiddelen. Wij WILHELMINA, enz. Overwegende, dat het wenschelijk is de regelen ten aanzien van de vergoeding wegens reis- en verblijfkosten, toe te kennen aan personen, die hier te lande met dienstverrichtingen worden belast, waarvan de kosten gekweten worden uit de koloniale geldmiddelen, nader te wijzigen, en die regelen gelijktijdig opnieuw vast te stellen; Gezien het Koninklijk besluit van 31 Januari 1884 {Staatsblad n°. 25), zooals dit sedert is gewijzigd, laatstelijk bij Ons besluit van 30 Maart 1910 {Staatsblad n°. 92) ; Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën van 4 Mei 1910, Afd. D. n°. 55; Den Baad van State gehoord (advies van 21 Juni 1910, n°. 27); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 21 Oetober 1910, Afd. D, n». 9; Hebben goedgevonden en verstaan: met intrekking van het Koninklijk besluit van 31 Januari 1884 (Staatsblad n°. 25), laatstelijk gewijzigd bij Ons besluit van 30 Maart 1910 (Staatsblad n«. 92), te bepalen : Art. 1. Personen, die hier te lande belast worden met dienstverrichtingen, waarvan de kosten uit de koloniale geldmiddelen gekweten worden, en zich tengevolge daarvan, buiten hunne woon- of standplaats moeten begeven, genieten vergoeding wegens reis- en verblijfkosten naar de regelen voor den dienst hier te lande vastgesteld bij het Koninklijk besluit van 5 Januari 1884 (Staatsblad n°. 4),  59 - met de daarin sedert gemaakte of nader te maken wijzigingen. 2. In de klassen, bedoeld bij artikel 2 van het in het voorgaande artikel aangehaalde Koninklijk besluit, zooals dat artikel luidt ingevolge het Koninklijk besluit van 24 Februari 1898 (Staatsblad n°. 66), worden gerangschikt de volgende betrekkingen, hier te lande ten laste van de koloniale geldmiddelen ingesteld, In de tweede klasse: De presidenten, leden en secretarissen van door Onzen Minister van Koloniën benoemde commissiën tot het afnemen van examens voor den Indischen dienst of van examens van hen die voor bijdragen van Staatswege voor hunne opleiding voor den Indischen dienst in aanmerking wenschen te komen. In de derde klasse: De persoon, die belast is met het toezicht op de inlading buiten Amsterdam, van de goederen uitgezonden wordende voor den dienst in Nederlandseh-Indië, zoomede met de zorg voor bemanning en uitrusting van vaartuigen die hier te lande zijn gebouwd, doch in de Koloniën moeten dienst doen. In de vierde klasse: De assistenten bij de keuringen bij het Koloniaal Etablissement te Amsterdam. In de vijfde klasse: De werklieden bij het Koloniaal Etablissement te Amsterdam. 3. Tijdelijk in Europa vertoevende en gepensionneerde koloniale landsdienaren, die in den kolonialen dienst eene betrekking bekleed hebben, welke ook in den Nederlandschen Staatsdienst voorkomt, en mitsdien in een der in artikel 2 van het Koninklijk besluit van 5 Januari 1884 (Staatsblad n°. 4), zooals dat artikel' luidt ingevolge het Koninklijk besluit van 24 Februari 1898 (Staatsblad n°. 56) genoemde vijf klassen is gerangschikt, worden geacht in dezelfde klasse gerangschikt te zijn als hunne ambt- of ranggenooten in Nederland. Koloniale ambten die in den Nederlandschen Staatsdienst niet bestaan, worden naar gelang van behoefte, door Ons, op voordracht van Onzen Minister van Koloniën, in een der bovenbedoelde vijf klassen gerangschikt.  60 4. Gepensionneerde koloniale landsdienaren, die een der hier te lande ten laste van de koloniale geldmiddelen ingestelde of nader in te stellen betrekkingen bekleeden, óf die in Nederlandschen Staatsdienst zijn geplaatst, genieten de reis- en verblijfkosten, die bepaald zijn voor de door hen vervuld wordende betrekking, en niet die, welke bepaald zijn voor de betrekking of den rang, waarin zij zijn' gepensionneerd. 5. In afwijking van het bepaalde bii artikel 1 is de laatste alinea van artikel 18 der daarbij bedoelde regelen niet toepasselijk op tijdelijk in Europa vertoevende of gepensionneerde koloniale landsdienaren, met uitzondering wat deze laatsten betreft, van die bedoeld in artikel 4 van dit besluit, noch op voor den kolonialen dienst bestemde personen ter zake van dienstverrichtingen, die hun door Onzen Minister van Koloniën worden opgedragen. Ook kan deze te hunnen aanzien in bijzondere gevallen, de vergoeding voor verblijfkosten buitenslands tot een bedrag vaststellen van ten hoogste 50 % boven hetgeen in het bij bedoelde regelen vastgestelde tarief is bepaald. 6. Dit besluit treedt in werking op den tweeden dag na de dagteekening van het Staatsblad en de Staatscourant waarin het besluit is geplaatst. Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onzen Minister van Financiën, den Raad van State en de Algemeene Rekenkamer en dat in de Neda-landscJie Staatscourant en gelijktijdig in het Staatsblad zal worden geplaatst. Het Loo, den 26sten Oetober 1910. WILHELMLNA. De Minister van Koloniën, db Waal Malbpijt. (Uitgeg. 11 Nov. 1910.)  S.&J. N«. 44. 7" druk. EERSTE AANVULLING vax het BESLUIT tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten (REISBESLUIT 1916). Besluit van den 29sten Februari 1916, S. 92, houdende vaststelling van nieuwe regelen ten aanzien van de vergoeding wegens reisen verblijfkosten, toe te kennen aan personen, die hier te lande ter uitvoering van eene opdracht in het belang van den dienst, waarvan de kosten uit de koloniale geldmiddelen worden gekweten, zich buiten hunne woonplaats moeten begeven. Wij WILHELMUS! A, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën van 26 .Januari 1916, Afdeeling D, n». 69 ; Den Raad van State gehoord (advies van 15 Februari 1916, n°. 40) ; Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 26 Februari 1916, Afdeeling D, n°. 76 ; Hebben goedgevonden en verstaan : met intrekking van Ons besluit van 26 Oetober 1910 (Staatsblad n". 306) te bepalen • Art. 1. Personen, die hier te lande ter uitvoering van eene opdracht in het belang van den dienst, waarvan de kosten uit de koloniale geldmiddelen worden gekweten, zich buiten hunne woonplaats moeten begeven, genieten vergoeding wegens reis- en verblijfkosten naar de regelen, voor den dienst hier te lande vastgesteld bij het Reisbesluit 1916 (Staatsblad 1915, n». 451). 2. (1) Tijdelijk in Europa vertoevende en gepensionneerde koloniale landsdienaren, die in den kolonialen dienst een ambt bekleeden of laatstelijk bekleed hebben, hetwelk ook in den Nederlandschen Staatsdienst voorkomt, worden  62 voor de toepassing van dit besluit gerangschikt in dezelfde klasse, als hunne ambt- of ranggen ooten in Nederland. (2) Koloniale ambten zoomede hier te lande ten laste van de koloniale geldmiddelen inge stelde betrekkingen, worden, indien zij in den JSIederlandschen Staatsdienst niet bestaan, naar gelang van behoefte door Ons gerangschikt in eene der klassen, bedoeld bij artikel 2 van het Reisbesluit 1916. 3. Voor den kolonialen dienst bestemde personen worden voor toepassing van dit besluit gerangschikt naar het voor hen bestemde ambt. 4. Gepensioneerde koloniale landsdienaren, die eene der hier te lande ten laste van de koloniale geldmiddelen ingestelde of nader in te stellen betrekkingen bekleeden, of die in Nederlandschen Staatsdienst zijn geplaatst, genieten de vergoeding wegens reis- en verblijfkosten, die bepaald is voor de door hen vervuld wordende betrekking, en niet die, welke bepaald is voor de betrekking of den rang, waarin zij zijn gepensionneerd. 5. Voor reizen, gedaan tusschen 1 Januari 1916 en den dag van inwerkingtreding van dit besluit, waarvoor nog geen vergoeding van reis- en verblijfkosten heeft plaats gehad, worden de bepalingen van dit besluit toegepast. 6. Dit besluit treedt in werking op den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad en van de Staatscourant, waarin het geplaatst is. Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onzen Minister van Financiën, den Raad van State en de Algemeene Rekenkamer, en dat gelijktijdig In het Staatsblad en in de NederJandsche Staatscourant zal worden geplaatst. 's-Gravenhage, den 29sten Februari 1916. WILHELMINA. De Minister van Koloniën, Th. B. Pi,eyte (üitgeg. 11 Maart 1916.)  S. & J. N°. 44. 7° druk. TWEEDE AANVULLING van het BESLUIT tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten (REISBESLUIT 1916). Besluit van den 23sten Januari 1917, S. 194, tot wijziging en aanvulling van het Beisbesluit 1916 (Staatsblad n°. 451). Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van den 22 December 1916, n°. 96, Generale Thesaurie; Den Raad van State ffehoord fadvira van den 16 Januari 1917, n°. 33); Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Financiën van den 19 Januari 1917, n°. 148 Generale Thesaurie; Hebben goedgevonden en verstaan : Te rekenen van 1 Januari 1917 te bepalen als volgt: Art. 1. In artikel 2 van Ons besluit van 29 Oetober 1915 (Staatsblad n° 451), I. (onder de derde klasse B) a. wordt gelezen in plaats van „De burgemeesters, wethouders, leden der gemeenteraden en secretarissen der gemeenten, alsmede de burgerlijke geneeskundigen wegens reizen ter zake van de militie." het volgende : „De burgemeesters, wethouders, leden der gemeenteraden en secretarissen der gemeenten, alsmede de burgerlijke geneeskundigen wegens reizen ter zake van de militie, van de landweer en van den landstorm." ; b. wordt gelezen in plaats van „De secretarispenningmeester van het bestuur, alsmede de hoofdopziener en de technische opziener der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen." het volgende: „De secretaris-penningmeester van het bestuur der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen." ; c. vervallen de woorden en leesteekens : „De leeraren aan de middelbare landbouwschool te Groningen en de middelbare koloniale landbouwschool te Deventer." en „De leeraren aan de RijkszuivelschooLV II. (onder de vierde klasse A) vervallen do woorden en leesteekens: „De bureelambtenaren lste klasse bij 's Rijks magazijn van geneesmiddelen." en „De hoofd-  — 64 — werktuigkundigen bij de Luchtvaatrafdeeling." III. (onder de vierde klasse B) vervallen de woorden en het leesteeken: „De bureelambtenaren 2de klasse bij 'f Rijks magazijn van geneesmiddelen. '' IV. (onder de vijfde klasse) wordt gelezen in plaats van „De gemeente-boden, veldwachters, agenten van politie en verdere lagere beambten bij de gemeentebesturen wegens reizen ter zake van de militie en van de Landweer." het volgende : „De gemeente-boden, veldwachters, agenten van politie en verdere lagere beambten bij de gemeentebesturen wegens reizen ter zake van de militie, van de landweer en van den landstorm." Art. 2. In artikel 2 van Ons voormeld besluit wordt onder de derde klasse B de laatste alinea gelezen als volgt: „De voorzitters, leden en secretarissen van examencommisriën alsmede hunne plaatsvervangers en aan de commissiën toegevoegde deskundigen, voor zoover niet de commissiën als zoodanig of wel de voorzitters, de secretarissen of de deskundigen als zoodanig bij dit besluit in eene hoogere klasse zijn gerangschikt of door Ons in de 2de klasse of de 3de klasse A worden gerangschikt op de voordracht van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur, met medewerking van Onzen Minister van Financiën, indien de voordracht niet van dezen uitgaat." 3. Aan artikel 5 van Ons voormeld besluit wordt een tweede lid toegevoegd, luidende : „Met afwijking van het in het vorige lid bepaalde hebben landsdienaren, aan wie een personeele titel is verleend en die tevens de hoogere bezoldiging genieten, verbonden aan de door dien titel aangeduide betrekking, aanspraak op vergoeding van reis- en verblijfkosten naar de klasse van het tarief, waarin die betrekking is gerangschikt." 4. Artikel 14 van Ons voormeld besluit wordt gelezen als volgt : „De vergoeding wegens verblijfkosten bedraagt per etmaal: voor de le klasse f 9-— . „ „ 2° 8.— 3« „ -7.— 46 5.25 ;; "5" ; Voor de berel ening van de vergoeding over een gedeelte van een etmaal wordt dit verdeeld in een daggedeelte van 18 uren, hetwelk aanvangt des voormiddags te 6 ure, en een nachtgedeelte van 6 uren, hetwelk aanvangt des nachts te 12 ure; de vergoeding bedraagt: in het in het dagge- nachtgedeelte, deelte. voor do 1" klasse per uur f 0,34 f 0.50 2e , „ 0.30 0.45 " " 3e " „ 0.26 0.40 " " 4e " . „ 0.20 0.28 " 5e " ,. „ 0.15 0.22  - 65 — Voor de vaststelling van het aantal uren, waarover de vergoeding moet'worden berekend, wordt het bij art. 15 bedoelde tijdstip van aanvang of van einde der reis, zoo noodig, geaoht samen te vallen '/, met den aanvang van het volgens de tijdrekening loopende uur, indien het aantal minuten op genoemd tijdstip in dat uur verstréken', 30 of minder bedraagt; b. met het einde van het volgens de tijdrekening loopende uur, indien dat aantal minuten meer dan-30 bedraagt. De hoofden van de Departementen van algemeen bestuur zijn bevoegd, voor reizen naar, in en uit het buitenland gedaan, de in dit artikel vastgestelde vergoeding in bijzondere gevallen of voor bepaalde klassen van personen met ten hoogste de helft te verhoogen.' 5. Van artikel 15 van Ons voormeld besluit wordt de aanhef gelezen als volgt: „Als tijdstip van aanvang eener reis wordt aangemerkt:' 6. In artikel 16 van Ons voormeld besluit worden onder letter a de woorden : „wanneer de reis niet langer heeft geduurd dan vier uren" vervangen door de woorden: „wanneer het volgens artikel 14, derde lid, vastgestelde aantal uren minder dan vier bedraagt' . 7. Tusschen de artikelen 16 en 17 van Ons voormeld besluit wordt ingelascht een nieuw artikel lëbis, luidende als vlogt: „Met afwijking van het bepaalde in artikel 14 bedraagt de vergoeding wegens verblijfkosten over elk etmaal, tijdens hetwelk öf het nachtverblijf moest gehouden worden in een door of vanwege het Rijk beschikbaar gestelde gelegenheid (gebouw of vaartuig, tent, enz.) of op 's Rijks kosten van eene bijzondere slaapgelegenheid in een vervoermiddel is gebruik gemaakt: voor de 1° klasse f 6.— „ „2e „ 5.30 „ „ 3e 4.60 „ „4e „ 3.50 „ „ 5e 2.60 Voor gedeelten van een etmaal wordt de bij het eerste lid bedoelde vergoeding naar evenredigheid verminderd, met dien verstande dat gedeelten van een uur als een vol uur worden aangemerkt." 8. Het eerste lid en de aanhef van het tweede lid van artikel 17 van Ons voormeld besluit worden gelezen als. volgt: „Vergoeding wegens verblijfkosten wordt slechts voor */3 gedeelten verleend over het tijdvak dat de belanghebbende meer dan 30 achtereenvolgende etmalen verblijf op dezelfde plaats buiten zijne woonplaats heeft gehouden. Voor de toepassing van het in het vorige lid bepaalde wordt het verblijf op dezelfde plaats geacht niet te zijn onderbroken :" 9. In artikel 21 van Ons voormeld besluit wordt gelezén : 1. het eerste lid onder letter a : „de tijd-  — 66 — stippen waarop iedere reis is aangevangen en geëindigd." 2. het eerste lid onder letter d: „de verklaring, dat de reis is geschied voor 's Rijks dienst en dat de declarant gedurende het tijdvak, tusschen de, ingevolge letter a in de declaratie vermelde, tijdstippen begrepen, werkelijk tot het doen van de gedeclareerde reis of reizen van zijne woonplaats afwezig was en heeft moeten zijn of wel, in verband met het bepaalde in artikel 7, tweede lid, afwezig zou geweest moeten zijn ingeval van onafgebroken verblijf als in die bepaling bedoeld:" 10. De vergoeding voor reis- en verblijfkosten wegens reizen aangevangen vóór 1 Januari 1917, wordt berekend vólgens de vóór dien datum geldende bepalingen. Onze Ministers zijn, ieder voor zooveel hem aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 23sten Januari 1917. WILHELMINA. Th Minister van Financiën, Ant. van Gijn. (Uitgeg. 30 Jan. 1917.)  S. &J.N°. 44. 7« druk. DERDE AANVULLING van het BESLUIT tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten (REISBESLUIT 1916). Besluit van den 18de» Mei 1917, S. 401, tot nadere regeling van de vergoeding wegens het gebruik van eigen motorrijwiel en eigen automobiel bij reizen, ten behoeve van het Kijk gedaan. Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van 12 Mei 1917, n°. 105, Generale Thesaurie; Overwegende dat de hooge stand der prijzen verhooging van de vergoedingen wegens het gebruik van eigen motorrijwiel of automobiel, zooals die vergoedingen zijn vastgesteld bij artikel 11, eerste lid, onder 2°. en 3°., van het Reisbesluit 1916, noodzakelijk maakt ; Gelet op artikel 11, laatste lid, van voornoemd besluit; Hebben goedgevonden en verstaan : te bepalen als volgt: Eenig artikel. De vergoedingen, vastgesteld bij artikel 11, eerste lid, onder 2°. en 3°. van het Reisbesluit 1916 worden, te rekenen van 1 Mei 1917, nader bepaald op onderscheidenlijk 9 cents en 30 cents per afgelegden Kilometer. Onze Ministers zijn, ieder voor zooveel'hem aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst. 's-Gravenhage, den 18den Mei 1917. WILHELMINA. De Minister van Financiën, Tretjb. (Uitgeg. 2 Juni 1917.)   S. & J. No. 44. 7° druk. VIERDE AANVULLING ' fS van hit BESLUIT tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten (REISBESLUIT 1916). Bksluit van den Iden Juli 1917, S. 484, tot nadere regeling van de vergoeding wegens het gebruik van eigen rijwiel bij reizen, ten behoeve van het Rijk gedaan. Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van financiën van 3 Juli 1917, n°. 163, Generale Thesaurie; Overwegende, dat de hooge stand der prijzen verhooging van de vergoeding wegens het gebruik van eigen rijwiel, zooals die vergoeding is vastgesteld bij artikel 11, eerste lid, onder 1°, van het Reisbesluit 1916, noodzakelijk maakt ; Gelet op artikel 11, laatste lid, van voornoemd besluit; Hebben goedgevonden en verstaan : te bepalen als volgt: Eenig artikel. De vergoeding, vastgesteld bij artikel 11, eerste lid, onder 1° van het Reisbesluit 1916 wordt, te rekenen van 1 Juli 1917, nader bepaald op 5 cents per afgelegden kilometer. Onze Ministers zijn, ieder voor zooveel hem aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst, 's- Gravenhage, den 7den Juli 1917. WILHELMINA. De Minister van Financien, Tkeub. . (Uitgeg. 14 Juli 1917.)   44. ö. & J. N°. 9K 7« druk. ZESDE AANVULLING van het BESLUIT tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten (REISBESLUIT 1916). Bksldit ia»» den Uten Juni 1918, S. 306, tot nadere wijziging van het Reisbesluit 1916, laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van den 16den November 1917 (Staatsblad no. 644). Wu WILHELMINA, knz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van den 8sten Mei 1918, n°. 99, Generale Thesaurie ; Overwegende, dat, in verband met de stijging der prijzen als gevolg van de buitengewone omstandigheden, eene nadere voorziening ten aanzien van de vergoeding wegens verblijfkosten ter zake van reizen in 's Rijks dienst noodzakelijk is; Den Raad van State gehoord (advies van den 21sten Mei 1918, n°. 34: Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van den 27sten Mei 1918, n°. 211, Generale Thesaurie ; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen als volgt: Art. 1. Te rekenen van 1 Januari 1918, totdat ten deze door Ons nader zal worden beschikt, worden met het oog op de tegenwoordige buitengewone omstandigheden de bedragen der vergoedingen voor verblijfkosten, zooals deze zijn vastgesteld bij Ons besluit van 23 Januari 1917 (Staatsblad n°. 194), be¬ paald als volgt: a. per etmaal : voor de lste klasse per etmaal. . . . f 12.— „ „ 2de „ „ „ 11.— „ „ 3de „ „ „ . . . . „ 10 — „ „ 4de „ „ , , 8.— „ „ 6de „ „ „ 6.76  72 6. per uur : voor de lste klasse „ 2de „ „ „ 8de „ .. » 4de „ „ „ 6de ', in het daggedeelte . f 0.46 . „ 0.42 . „ 0.38 . „ 0.32 . „ 0.27 in het nachtgedeelte f 0.62 „ 0.57 „ 0.52 „ 0.37 j „ 0.31 Voorts worden de in art. 16Sts van voor-:] meld besluit bedoelde vergoedingen vastgesteld op de volgende bedragen : voor de lste klasse per etmaal f 8.30 „ „ 2de „ „ „ „ 7.60 „ „ 3de „ „ „ „ 6.85 „ „ 4de „ „ , , 5.80 „ „ 5de „ „ , 4.90 2. De vergoeding voor reis- en verblijfkosten j Wegens reizen aangevangen vóór 1 Januari 1918, wordt berekend volgens de vóór dien datum geldende bepalingen. Onze Ministers zijn, ieder voor zooveel hem " aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit, dat gelijktijdig in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Baad van State, 's Gravenhage, den Isten Juni 1918. WILHELMINA. De Minister van Finaniën, Tkkub. (.Uitgeg. 5 Juni 1918.)  S.&J. N°.44. 7«druk. ZEVENDE AANVULLING van het BESLUIT tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten. (REISBESLUIT 1916.) Besluit van den 3den Mei 1919. S. 254. tot nadere regeling van de vergoeding wegens het gebruik van eigen automobiel bij reizen, ten behoeve van het Rijk gedaan. Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën, van 29 Aprü 1919 n°. 134, Generale Thesaurie; OverweffenHfi rln.f. r)« Inaninilin *Ln„A der benzineprijzen verhooging van de vergoeding wegens het gebruik van eigen automobiel, zooals die vergoeding is vastgesteld laatstelijk bij Ons besluit van den 16 November 1917 (Staatsblad n°. 644) voor het tijdvak van 1 Juli 1918 tot 1 Januari 1919 noodzakelijk maakt; Gelet op artikel 11, laatste lid, van het Reisbesluit 1916 ; Hebben goedgevonden en verstaan : te bepalen als volgt: Eenig artikel. De vergoeding wegens het gebruik van eigen automobiel, laatstelijk vastgesteld bij Ons besluit van den 16 November 1917 (Staatsblad n°. 644), wordt, voor het tijdvak van 1 Juli 1918 tot 1 Januari 1919, nader bepaald op ,75 cents per afgelegden kilometer. Onze Ministers zijn, ieder voor zooveel hem aangaat, belast met de uitvoering van dit bésluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst. 's-Gravenhage, den 3den Mei 1919. WILHELMINA. De Minister van Financiën, de Vbies. (üitgeg. 14 Mei 1919.)