KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 2155 2366    HET MEISJE DAT HAAR WOORD HIELD   BIBLIOTHEEK VAN DE PRINS HET MEISJE DAT HAAR WOORD HIELD §§||g DOOR ALICE HEATH HOSKEN N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „DE PRINS" VOORHEEN N. J. BOON, AMSTERDAM  KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK  BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS' Het meisje, dat haar woord hield DOOR ALICE HEATH HOSKEN. HOOFDSTUK I. „HIJ, DIE HET BLOED VAN EEN MAN VERGIET..." Mona Summers zat in de hal van de Toreador Club, waar zij den avond had doorgebracht. Gedurende het diner had zij gedanst en ook nog twee uur daarna. Haar partner heette Loyal Drew, een knappe, jonge, begaafde advocaat, die zeer ambitieus was. Door zijn groot verlangen vooruit te komen, wist hij bij wijze van spreken in twaalf uur evenveel werk te verrichten als een ander in vier en twintig uur zou hebben gedaan. Hij hield hartstochtelijk veel van Mona, en hoopte eens met haar te trouwen. Het meisje had een mooi en opvallend uiterlijk. De kleur van haar haar was zéér buitengewoon en geleek heel veel op die van herfstbladeren, waardoor een eenigszins roode tint loopt. Haar oogen waren donkerbruin, doch maakten bij kunstlicht een groenachtigen indruk. Hierbij bezat ze een marmerwitte huid, een klem rood mondje, waarom echter een trek lag, die maar al te'duidelijk bewees, dat het jonge meisje het in haar leven niet al te gemakkelijk had gehad. Mona was ruim vier en twintig jaar oud. Ze had- een klein opgewipt neusje en een laag voorhoofd, waarover haar roodbruin haar op zulk een wijze viel, dat het leek, alsof het volgens de laatste mode geknipt was. Mona was erg trotsch op haar haar, want ze begreep, dat dit een van de grootste aantrekkelijkheden van haar uiterlijk vormde. Wanneer ze dit niet had bezeten, zou ze zeer zeker niet half zoo knap zijn geweest en ook niet voortdurend zooveel bewonderende blikken op zich gevestigd hebben gezien. Dien avond kon het haar echter heel weinig schelen, hoe zij er Het meisje.  2 2 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". uitzag, daar zij geheel in de war was door hetgeen zij kort geleden had ondervonden... Door haar toedoen was namelijk een man ter dood veroordeeld geworden! En niettegenstaande zij vanaf haar zeventiende jaar geheel onafhankelijk was geweest en haar eigen brood had verdiend, voelde zij zich thans zoo eenzaam en verdrietig als een kind en had er een ontzettende behoefte aan in iemands armen te kunnen uithuilen. Er was echter niemand, want dien avond verlangde ze allerminst naar de troostwoorden van een man. Haar mooie moeder stierf toen ze twaalf jaar oud was, en ze had haar opvoeding genoten temidden van vreemden in een Belgische kloosterschool. Ze had dus niemand, tot 'wie ze zich wenden kon, en tegen wie ze zich kon aan vleien en doen, alsof zij nog een kind was. Het werd langzamerhand laat. De leden van de Club dansten in een zaaltje, dat zich aan de achterzijde van Oxford Street bevond. De bezoekers bestonden grootendeels uit typistes met hun vrienden, terwijl de aanwezigheid van eenige artiesten .de club een eenigszins bohémien uitzien gaven. In tegenstelling met de West-End Clubs werd het hier zelden laat, omdat de meeste leden den volgenden morgen weer hard aan het werk moesten. Op dit oogenblik bevonden zich weinig menschen in de hal, die een ongezelligen indruk maakte door de enkele stoelen en tafels, welke hierin geplaatst waren. De gasten verdwenen reeds geleidelijk, maar Mona Summers en Loyal Drew bleven nog steeds zitten. „Ik kan er vanavond eenvoudig niet toe komen naar huis te gaan," zei het meisje op zachten, nerveusen toon. „Ik durf niet alleen te zijn, want ik heb het gevoel of ik dan gek zal worden." „Dat is ziekelijk overdreven van je," zei de jonge man, terwijl hij haar teeder in de oogen keek. Hij had geprononceerde trekken, een flinke kin, dik bruin haar, een zeer wilskrachtigen mond en een alleraardigsten, innemenden glimlach. Zijn oogen hadden een helder blauwe kleur. Hij was groot en goed gebouwd, en maakte een krachtigen indruk. „Ik kan er niets aan dóen, of het ziekelijk is of niet," antwoordde het meisje, en in haar jonge stem klonk iets van irritatie. „Hoe zon jij je voelen, als je vanmiddag een man ter dood veroordeeld had ?" „Dat is bespottelijk, Mona! Natuurlijk kan ik me voorstellen, dat je je het ontzettend aantrekt, wat dan ook voor je pleit. Dit neemt echter niet weg, dat de man schuldig is. Hij heeft in koelen bloede een moord bedreven en verdient dus de galg ten volle."  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 3 „Oh, zeg dat toch niet..." Het meisje kromp ineen, alsof deze woorden haar een slag hadden toegebracht. Toen Drew naar haar wit gezichtje keek, kreeg hij plotseling het verlangen haar te kunnen beschermen. Hij wilde haar in zijn armen nemen en haar troosten. Hij begreep heel goed, wat zij doorgemaakt had. Al de feiten liet hij in gedachten even de revue passeeren. Mona Summers was de particuliere secretaresse van den heer James Addison, den welbekenden mijn-magnaat geweest. In den zomer werd Addison op een brutale manier op zijn kantoor in de stad vermoord door een jongen man, genaamd John Lovat, den zoon van zijn vjoegeren compagnon, die in de grootste armoede in ZuidAfrika gestorven was. Het was een moord, bedreven uit wraak, aangezien uitgelekt was, dat Lovat Sr. heel slecht behandeld was geworden door Addison. Vrienden van Lovat gingen nog verder, en beweerden zelfs, dat zijn compagnon hem bedrogen had, waardoor de man geruïneerd werd, wat indirect diens dood ten gevolge had gehad. lj?*ÉSi* Vanaf het begin had er heel weinig twijfel bestaan aan John Lovat's schuld. Verscheidene klerken hadden hem het kantoor zien binnengaan , en een van hen had hem zelfs naar het kantoor van den millionnair gebracht. Men had duidelijk verstaan, hoe er een woordenwisseling tusschen de beide mannen had plaats gevonden, terwijl het geluid van het noodlottige schot door het geheele gebouw weerklonken had. In de. verwarring, welke hierop ontstond, was het den moordenaar gelukt te ontsnappen en werd hij eerst eenige dagen later gearresteerd. Het bleek echter, dat de jonge man totaal den weg niet kende in de uitgebreide kantoren, en bovendien waren verscheidene bedienden niet heel erg zeker geweest in het vaststellen van zijn identiteit. De getuigenis, welke den doorslag gaf, was die van Mona Summers, want zij was in het privé-kantoor van den heer Addison geweest, toen John Lovat binnengelaten werd, terwijl zij nog eenige minuten in het vertrek had moeten blijven, om instructies van haar directeur te ontvangen. Hierdoor had zij ruimschoots gelegenheid gehad het uiterlijk van den jongen man op te nemen, en volgens haar bestond er niet de minste twijfel, of hij was de moordenaar. Drew was er innig van overtuigd, dat het geval volkomen duidelijk was, maar als man kon hij begrijpen, dat het meisje geheel overstuur raakte, toen het onderzoek verder was voortgezet, en alleen haar verklaring de veroordeeling van den man ten gevolge had.  4 BIBLIOTHEEK VAN „ÜË PRÏNS;i. Hij kon zich haar gevoelens des te meer indenken, omdat hij haar hartstochtelijk liefhad. Er lag een teedere uitdrukking in zijn blauwe oogen, toen deze op haar gezichtje rustten. „Mona, ik wil alles voor je doen," zeide hij fluisterend. „Dat weet ik, maar verwacht vanavond alsjeblieft niet te veel van mij." Ze glimlachte zwakjes — een lach, die een sterk contrast vormde met haar eenigszins bizar uiterlijk. Eenige oogenblikken heerschte er stilte. Mona wist, hoeveel Drew van haar hield en zij beantwoordde zijn liefde ook. Door haar aantrekkelijk voorkomen was het niet meer dan natuurlijk, dat heel veel mannen werk van haar hadden gemaakt. Tweemaal werd zij ten huwelijk gevraagd. Een van de twee aanbidders zou zelfs voor een meisje van haar stand een heel goede partij geweest zijn. Ze had zich echter tot geen van tweeën aangetrokken gevoeld. Loyal Drew was de eenige man, met wien ze wilde trouwen. Ze hield werkelijk van hem, al was dit dan ook op een kalme, rustige manier. Niettegenstaande ze vanaf haar zeventiende jaar alleen op de wereld had gestaan, had ze toch tot op zekere hoogte behoefte aan steun en" bescherming, hetgeen ze maar al te zeer bij Loyal vond. Zooals dit met de meeste vrouwen het geval is, bewonderde zij kracht. En in de moeilijke dagen, die achter haar lagen, had Drew hiervan overtuigende bewijzen gegeven. Niettemin bestond er nog geen definitieve afspraak tusschen hen om met elkaar te trouwen. Hij was arm en zijn groote liefde voor haar weerhield hem op een spoedig huwelijk aan te dringen. Hij kon haar slechts een heel eenvoudig bestaan aanbieden, en zij verdiende zelf vijf pond in de week. Hij wilde niet dat zij, wanneer ze eenmaal zijn vrouw geworden was, nog langer zou werken. In den laatsten tijd werden zijn omstandigheden evenwel veel gunstiger, zoodat ze waarschijnlijk niet meer lang behoefden te wachten. Hij was volkomen zeker van Mona, en wist dat hij zich als haar aanstaande echtgenoot kon beschouwen. Het was heèl rustig in de hal en Mona vond Drew's aanwezigheid zeer prettig, doch er kon toch geen vredig gevoel over het jonge meisje komen. „Loyal," zei ze plotseling, terwijl er een pijnlijke uitdrukking in haar oogen kwam, „veronderstel eens, dat hij onschuldig is?" „Mijn beste kind," antwoordde de jonge advocaat, „dat is natuurlijk uitgesloten. Uit alles blijkt zijn schuld maar al te duidelijk." „Maar tot het laatst toe bleef hij ontkennen," zei ze. „Doch hij kon in niets zijn onschuld bewijzen, noch een alibi  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 5 verstrekken. Het is zoo klaar als het maar kan. De jongen heeft natuurlijk voortdurend de jammerklachten van zijn vader moeten aanhooren en geloofde onomstootelijk, dat Addison de oorzaak van diens ongeluk was. Hij tobde er vreeselijk over, totdat hij er bijna gek van werd. Hij kwam uit Zuid-Afrika over, zocht Addison op, beschuldigde hem van alle mogelijke dingen, waardoor een twist ontstond, en, buiten zichzelf van woede, haalde de jonge Lovat een revolver tevoorschijn, en schoot hem neer. De jury heeft geen oogenblik getwijfeld, Mona." „Maar ik had hem misschien kunnen redden." „Op welke manier in 's hemelsnaam?" „Als ik gelogen had..." „Mijn beste kind, laten je zenuwen niet de overhand krijgen. Je hebt het eenige gedaan, wat je kon doen. Je bent er toch zeker van, dat hij de bewuste man was, is het niet?" • „Ja... ja." „Wat bleef er dan anders over?" „Maar vergeet niet, dat de anderen niet zoo beslist in hun verklaringen waren... de oude mijnheer Makepeace, Stanley Trent en juffrouw Donoghue. Ze veronderstelden wel, dat het dezelfde persoon was, maar durfden het niet positief beweren." „Maar jij wist het toch wèl, Mona?" „Ja... Ja." Dit laatste zei ze bijna op ongeduldigen toon. „Jij stond onder eede, en je mocht dus niets anders dan de volle waarheid zeggen." „Maar... het is een menschenleven! En ik vind het afschuwelijk, Loyal, en kan de gedachte maar niet verdrijven, dat die jonge man opgehangen wordt. En het is door mijn toedoen. Ik heb het gedaan. Ik heb de veroordeeling moeten aanhooren en ik weet nog niet, hoe ik het gerechtsgebouw verlaten heb zonder flauw te vallen. Oh, ik zie zijn gezicht nóg voor me." Ze drukte haar handen tegen haar oogen. Drew stond op en legde zijn sterken arm om haar schouder. „Mona, je moet je heusch zien te beheerschen," zei hij. „Je hebt slechts je plicht gedaan. Geen mensch ter wereld kan je van het tegendeel beschuldigen." Plotseling keek ze hem recht in de oogen en het leek, alsof zij eenigszins tot kalmte was gekomen. „Je hebt gelijk, Loyal," zei ze. „Ik stel me dwaas aan en mag niet op deze manier voortgaan. Ik moet je erg dankbaar zijn, want je bent heel lief voor me geweest. Als ik jou niet had gehad, zou ik zeer zeker niet hebben geweten wat te beginnen. Nu moet ik  6 echter naar huis en gaan slapen, anders ben ik morgen niet geschikt om te werken." Hij stond verbaasd over de vlugge wijze, waarop zij zich hersteld scheen te hebben. Hij merkte echter heel duidelijk, hoe ze öp was van vermoeidheid. Daarom riep hij een taxi aan, terwijl zij haar mantel omsloeg. Er hing zulk een zware mist, dat deze hun bijna den adem benam, toen ze pas buiten kwamen. Mona rilde in haar dun toiletje onder haar imitatie-bontmantel. Drew droeg haar half in de taxi, want ze konden zoo goed als geen hand voor hun oogen zien. Met de grootste moeite bereikten ze Mona's kamers in Sandringham Street, Westminster, en het was, alsof de mist daar zelfs nog dikker was dan in West-End. Het laatste gedeelte van den tocht had Mona geslapen. Ze wilde niet, dat Drew nog met haar mee naar boven ging. Ze bedankte hem met een moeden glimlach voor al zijn zorgen en liep de trappen op naar haar kamers. Hoewel de jonge man zich heel angstig over haar maakte, begreep hij toch, dat ze, zoodra ze op haar bed lag, onmiddellijk zou insluimeren. HOOFDSTUK II. IN DEN MIST. Ofschoon half dood van vermoeidheid, was Mona Summers toch, zoodra ze haar vertrek binnentrad, helderder wakker dan ooit te voren. Ze had het gevoel, alsof ze nooit meer in haar leven rust zou kunnen vinden. Haar oogen brandden als kolen vuren in haar hoofd. Haar hospita had aan Mona's apartementen, die zich in een eenigszins armoedige zijstraat van Westminster bevonden, een aparten ingang laten maken. Ze lagen op de bovenste verdieping van het huis. Dien avond was zij bang voor de groote eenzaamheid, welke haar daar wachtte. Ze bracht haar handen aan haar hoofd en vroeg zich af, of ze werkelijk op het punt stond krankzinnig te worden. En toch had zij, zooals Loyal Drew gezegd had, haar plicht gedaan... De man was een moordenaar, want hij had James Addison gedood. Niemand anders kon dit gedaan hebben, want hij was alleen met den directeur in de kamer geweest. Er bestond geen enkel bewijs, dat voor zijn onschuld kon pleiten. Dit alles bracht haar allerminst tot kalmte. Steeds bleef haar  7 voor oogen spelen de rol, die zij hierin gespeeld had, en dat zij hem den dood had ingestuurd... In gedachten zag zij hem voor zich staan. Hij was groot, krachtig gebouwd en zag er nog belachelijk jong uit. Toen ze haar getuigenis aflegde, had zij slechts éénmaal in zijn richting durven kijken, en op dat oogenblik hadden zijn oogen haar op zulk een manier aangezien, alsof hij haar wilde tarten het ergste te zeggen. Ze kon dat donker gebruinde gezicht met de grijze oogen niet vergeten. Wat moest hij hebben doorgemaakt, toen zijn laatste kans op levensbehoud verkeken bleek te zijn! Terwijl de rechter die vreeselijke zwarte pruik opzette, had zij het weer gewaagd een blik op den veroordeelde te werpen. En ze had bemerkt, dat hij er toen uitzag als een verschrikte jongen, maar zich onmiddellijk hersteld had. Bevend van angst en zenuwachtigheid draaide zij het licht in haar kamer op. Niettegenstaande alles om haar heen toen helder verlicht was, scheen het vertrek vol spookbeelden te zijn. Ze bezat een gezellige, kleine zitkamer welke uitzicht gaf op de zijstraat. Mona had ze heel aantrekkelijk en een weinig bizar gemaakt, zooals zij zelf was. De gordijnen hadden een donkerbruine kleur, terwijl de meubelen in een pauwblauwe tint waren gehouden. Ze waren weliswaar oud, doch verkeerden nog in een uitstekende conditie, daar het jonge meisje die zelf onderhield. Mona bleef rusteloos. Ze ontdeed zich van haar mantel, en daar ze rilde van de kou, liep ze naar haar slaapkamer en sloeg een wollen jumper om. Na een blik in den spiegel geworpen te hebben, schrok ze van haar uiterlijk. Koortsachtig wandelde zij de kamer op en neer. Die eenzame jonge man, die thans in zijn cel op zijn terechtstelling wachtte, drong zich voortdurend voor haar geest op. Zij had hem daar gebracht. De laatste woorden van den rechter klonken haar nog steeds in de ooren. Ze kon het niet langer uithouden en ze moest iets verzinnen, om haar gedachten wat af te leiden. Haar hospita was zoo vriendelijk geweest het avondblad op haar tafel te leggen. Ze nam de courant in haar handen, ging het feuilleton lezen en wilde daarna aan de damesrubriek beginnen. Het hielp echter niets. Ze vouwde het blad weer samen, zoodat het eerste blad zichtbaar werd, waarop een kleine ruimte was opengelaten voor het laatste nieuws. En daar zag zij iets staan, wat haar voor een kort oogenblik den adem benam... John Lovat was ontsnapt!... In den dichten mist had hij weten te ontkomen. Er was een ongeluk gebeurd met den  8 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". gevangeniswagen, toen hij van de gerechtszaal overgebracht werd naar zijn cel. Van de verwarring, die hierop ontstond, had hij gebruik weten te maken... Toen de courant gedrukt werd, was men er nog niet in geslaagd hem weer te pakken, maar de Justitie was ervan overtuigd, dat het slechts een kwestie van een paar uur zou zijn. Een onuitsprekelijk gevoel van dankbaarheid steeg in Mona's hart op. Ze hoopte hartstochtelijk, dat hij er in mocht slagen zich schuil te houden. Ze verkeerde in een ontzettenden toestand van opwinding. Naarmate de minuten verliepen, was het alsof de ontvluchting van John Lovat haar evenwel nog angstiger maakte. Het idee, dat hij thans als een beest zou worden opgejaagd, drong zich als een obsessie bij haar op. Hij zou door iedereen aan alle kanten in het nauw worden gebracht. Welke kans kon hij tegen de overmacht hebben ? Ze liep op het venster toe, opende dit en keek naar buiten. Ze zag niets anders dan een dichten, zwaren nevel. Ze zegende den mist, want deze zou hem wellicht in staat stellen onbemerkt te ontkomen. Het kon haar niets schelen, of hij schuldig of onschuldig mocht zijn: het voornaamste was, dat de verantwoordelijkheid thans van haar werd afgeschoven. Ze ging naar een kleinen corridor, en plaatste een ketel op het gasstel. Ze wilde thee zetten, hoewel zij hieraan niet de minste behoefte had, doch voelde ze, dat ze iets moest doen. Plotseling drong er een geluid tot haar door, wat haar ineen deed krimpen van angst. Het was het weerklinken van de voordeurbel. Deze werd zoo zachtjes overgetrokken, dat het leek, alsof degeen, die aanschelde bang was te veel leven te maken. In den toestand, waarin het jonge meisje verkeerde, leek het haar, alsof haar het bloed in de aderen stolde. Met kloppend hart stond ze daar, het theebusje nog in de hand houdend. Waarvoor ze eigenlijk bang was, wist ze zelf niet, doch ze durfde de deur niet te openen. Niettegenstaande het reeds over twaalven was, maakte dit haar niet ongerust, doch de gedachte, dat er een onbekende aan de andere zijde van de deur stond, deed haar rillen van vrees. Ze was heelemaal -alleen en dien dag was door haar toedoen een man ter dood veroordeeld. Het kwam haar voor, alsof ze als straf daarvoor nu zelf moest sterven van schrik. Toen ging opnieuw de bel over... nog zachter dan den eersten keer, doch duidelijk hoorbaar. Met een uiterste krachtsinspanning gelukte het haar zich te beheerschen. Ze zette het theebusje neer en opende de deur op een kiertje.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 9 Voor haar stond een groote, slanke man, wiens gezicht half door zijn jaskraag werd bedekt. Zijn zachte, vilten hoed was diep over zijn oogen getrokken. Zonder een woord te zeggen, legde hij zijn hand op haar schouders, duwde haar opzij, trad naar binnen en sloot de deur voorzichtig achter zich. Ze herkende hem onmiddellijk... en eigenaardig genoeg stond zij totaal niet verbaasd. Het was John Lovat, die dien middag op haar getuigenis ter dood veroordeeld werd. Ze kon niet denken, en ze probeerde ook niet na te gaan, hoe hij hier terecht was gekomen en uit te vinden of dit bij toeval of met opzet was geschied. Toen hij achter de deur stond, nam hij zijn hoed af, wreef met zijn zakdoek het zweet van zijn voorhoofd en zuchtte diep. „Goddank!" zei hij. Toen keek hij haar aan, en merkte impulsief op: „Goede hemel, wat ziet U bleek." Eindelijk vond Mona haar spraak terug. „Weet u, wie ik ben?" vroeg ze. „Natuurlijk." De grijze oogen in het gebruinde gelaat vertoonden nog steeds een uitdagende uitdrukking, en uit zijn geheele voorkomen sprak strijdlust. „U is juffrouw Summers, de secretaresse van James Addison. Op uw getuigenis werd ik veroordeeld. Ik ben John Lovat." „Dat weet ik, en u ontvluchtte. Ik heb dit zooeven in de courant gelezen." „Ja, dat is zoo en ik kom nu bij u. U moet me helpen, want ik weet niet, tot wie ik me anders zal wenden. De politie zit me op de hielen." „Waarom richt u zich juist tot mij, en hoe is U mijn adres te weten gekomen?" Deze vraag stelde ze werktuiglijk, en als in een droom. „Dat is gemakkelijk genoeg te verklaren," antwoordde hij. Zijn stem klonk heel aangenaam.' „Van het begin af aan heb ik me reeds tot u aangetrokken gevoeld en mijn advocaat heeft links en rechts naar u geïnformeerd. Ik vond het vreeselijk, dat een meisje als u voor zulk een kerel als Addison wilde werken." „Hij was volstrekt niet onaangenaam." „Laten we daarover nu niet praten. Ik ben hier en u moet zien, dat u me assisteert." „Dat kan ik niet doen." „Dan zult u me moeten verbergen, totdat ik zelf kans zie veilig en wel te ontkomen. De recherche zal het me aardig lastig maken." „Het kan gebeuren, dat de politie hier komt," zei Mona. „Dat vermoed ik niet, ik heb hen op een dwaalspoor gebracht Het meisje. 2  10 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". Ze zouden er niet over denken me hier te zoeken." Verwonderd keek ze hem aan. „U bedoelt, omdat ik tegen u getuigde?" Hij knikte. Hij zocht even steun tegen den muur en de vrouw in haar kwam boven. „U is doodmoe," zei ze. „En ik vermoed, dat u niets te eten heeft gehad." Hij kreeg een ontzettende hoestbui. „Het is die vervloekte mist. Ik ben er niet aan gewend, omdat ik eerst kort geleden uit Zuid-Afrika ben teruggekeerd." Ze wees op haar zitkamer. „Ga daar binnen. Ik zal u een kopje thee geven." Hij gehoorzaamde. Zijn hulpeloosheid wekte een groot gevoel van medelijden bij haar op. Medelijden met een moordenaar!... Nu ze hem vlak voor zich had zien staan, verdwenen al haar gewetensbezwaren. Hij kon niet anders dan schuldig zijn. Niettegenstaande zijn physieke zwakte was hij nog brutaal genoeg. Ze verachtte zichzelf hem beklaagd te hebben. Ze schonk hem een kop thee in en ontdekte nog een stuk koud vleesch in de provisiekast. Hij dronk gretig, maar wilde niets eten. Hij vroeg haar verlof te mogen rooken. Ze keek hem aan, en thans had elk gevoel van vrees haar verlaten. Kalm zat ze hem op te nemen. Hij had een heel knap voorkomen, doch er lag een pijnlijke'uitdrukking in zijn jonge oogen. In gedachten zag ze hem weer voor zich, zooals hij in de rechtszaal op het punt had gestaan neer te vallen, doch zich onmiddellijk beheerscht had. „Gelooft u, dat ik schuldig ben?" vroeg hij. „Natuurlijk. Waarom zou u het niet zijn? Heb ik u niet zelf in de kamer van mijnheer Addison gezien, en liet ik u niet alleen met hem achter ? Niemand anders bevond zich in het vertrek. Daarop hoorden wij een woordenwisseling en toen volgde het schot. Bij het binnenkomen van de kamer zagen wij den directeur stervend op den grond liggen, en u rende ons voorbij en ontsnapte." John Lovat zei niets, doch keek haar slechts aan. „U kunt niet bewijzen, dat u onschuldig is," ging ze voort. Ze sprak op heftigen toon, alsof zij boos was. „U deedt ook niet de minste poging u te verdedigen. Hoe kon ik in 's hemelsnaam anders handelen?" „Ik maak u geen verwijten, juffrouw Summers," antwoordde hij, terwijl er een jongensachtige klank in zijn stem lag, die haar eigenaardig trof. „Het eenige, wat ik u vraag," ging hij voort, „is mij te willen verbergen, totdat ik veilig en wel ontkomen kan,"  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. ii Ze was zich thans weer volkomen meester. Het was onverdraaglijk. Wat kon ze doen? ...En op dat oogenblik werd er weer aan de voordeur gebeld. Zwijgend keken ze elkaar aan, doch John Lovat scheen allerminst bang te zijn. Eerst thans drong het tot Mona door, dat hij in een wanhopigen toestand moest verkeeren. En niettegenstaande het zeer onlogisch was, kwam er weer een gevoel van medelijden bij haar boven. Ze had geen tijd haar gevoelens precies te analyseeren, maar in elk geval was het zoo. •Hij greep haar bij de schouders, en fluisterde in haar oor: „Ik wil me niet laten arresteeren. Begrijpt u dat?" Machteloos keek ze hem aan. Voor de tweede maal werd er gescheld, ditmaal lang en dringend. „Hoe kwam u in het huis," vroeg ze op onderdrukten toon. „De deur van den hoofdingang stond open," antwoordde hij kortaf. „Gewoonlijk is die toch op dit uur gesloten. Denkt u, dat de politie er nu is?" „Dat is mogelijk," antwoordde hij, en zijn stem klonk toonloos. „Wat is u van plan te doen?" Mona wist het zelf niet. Ze was er van overtuigd, dat het zijn vervolgers waren. Hier in haar kamer bevond zich de moordenaar van James Addison en die gedachte maakte haar woedend. Elk gevoel van medelijden had haar verlaten. En toen keek ze hem opnieuw aan, terwijl ze beiden in ademlooze spanning wachtten. Onwillekeurig vielen haar oogén op zijn hoofd, zijn schouders en krachtigen hals... en in haar verbeelding zag zij hierom reeds den strop van den beul. Ze wenkte hem, waarop hij haar volgde. Op hun teenen slopen ze naar het portaal, waar zich een grooté kast bevond, waarin ze haar eetwaren borg. Daarin bevond zich een raam, dat uitkwam op het dak. Dichte klimop slingerde zich hierom heen en bedekte verder het geheele huis. Zwijgend wees Mona hierop. Hij ging binnen en ze sloot de deur achter hem. Juist toen er voor den derden keer gebeld werd, bevond zij zich weer in den corridor. HOOFDSTUK III. HET OOGENBLIK EN... DE MAN. Mona opende de deur en stond van aangezicht tot aangezicht tegenover Loyal Drew. „Mona," zei hij. „Ik kón niet wegkomen en ben al dien tijd hier  12 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". in de buurt gebleven. Ik maakte me zoo ongerust over je, want je was niet in een toestand om alleen te kunnen zijn." „Ik voel me weer heel goed," zei ze werktuiglijk. De reactie was zoo groot, dat ze slechts een gevoel van verontwaardiging had, omdat hij nog zoo laat was komen oploopen. „Een oogenblikje gëleden zag ik je het venster nog openmaken," ging Drew voort. „Daar alle lichten nog brandden, maakte ik me ongerust. Laten we een eindje gaan loopen, als je niet slapen kunt, beste kind." Mona lachte. „Ik keek alleen maar uit het raam om te zien, of het nog mistte, Loyal," zei ze. „Zooals ik je al zei, mankeert mij niets meer." Ze was thans bijna kwaad op hem. Nu zij dien anderen jongen man in het huis had, leek Drew haar een vijand toe. Het was vreemd, dat de tegenwoordigheid van een moordenaar dergelijke emoties bij haar kon opwekken. „Je moet me vanavond wel heel dwaas gevonden hebben," ging ze vlug voort. „Het kan me nu niets meer schelen om alleen te zijn." Eensklaps flitste een vreeselijke gedachte door haar brein. Loyal zei, dat hij had opgemerkt, hoe ze het raam opende, maar dit deed ze voordat Lovat binnen was. Hij beweerde, dat hij al een poosje in de buurt had gedwaald. Was het mogelijk, dat hij den anderen man gezien had? Hoe eigenaardig het ook mocht zijn, de veiligheid van den moordenaar scheen op het oogenblik bij haar boven alles te gaan, niettegenstaande ze stond tegenover den man, dien ze liefhad. Opnieuw liet ze een lachje hooren. „Je moet me wel erg kinderachtig vinden, Loyal. Ik heb echter elk begrip van tijd verloren, want het lijkt mij een eeuwigheid geleden, sinds ik het raam opende." „En toch is er intusschen slechts een kwartier verloopen," antwoordde hij. „Nadat je het gesloten had, stond ik op het punt naar mijn flat terug te keeren, doch toen ik goed en wel op weg was, keerde ik eensklaps om, daar ik me verbeeldde, dat je me noodig kon hebben." Ze haalde thans opgeluchter adem... Hij had John Lovat dus niet het huis zien betreden... en al was dit wèl het geval geweest, dan had hij hem voor een van de andere bewoners van het pension kunnen aanzien. „Je bent heel lief voor me," mompelde ze. Ze was langzamerhand een paar passen teruggegaan en nu waren ze vlak voor de öfcur van haar kamers aangekomen. Zachtjes trok hij haar de zitkamer binnen.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 13 „Mijn kleine meisje," zei hij op teederen toon, „moet me nu beloven dadelijk naar bed te gaan, en nergens meer over te tobben. Mona, je weet, dat ik mijn leven voor je veil zou hebben," vervolgde' hij ernstig. „Ik zou graag willen, dat je aan al deze onzekerheid een einde maakte, door te zeggen, dat je, zoo gauw als alles geregeld kan worden, met me wilt trouwen." „Oh, Loyal." Er lag een bijna vernietigende blik in haar oogen. Hoe kon hij met een dergelijk voorstel op zulk een uur komen aanzetten. Ook hinderde het haar, dat zulk een vraag gesteld werd op het oogenblik, dat zij een anderen man in de gangkast had verborgen. „Ik weet wel, dat het onhandig van me is hierover te spreken, terwijl je nog heelemaal in de war bent," zei Drew, maar tegelijkertijd sloeg hij toch zijn armen om haar heen. Ze verzette zich niet, doch het haar hoofdje tegen zijn schouder rusten en haar lippen beantwoordden zijn kus. Niettegenstaande ze heel veel van hem hield, voelde ze toch diep in haar hart, dat ze hem niet kon opbiechten' wat er dien avond was geschied. Zonderling en onverklaarbaar was het, dat die jonge man met dat bronzen gezicht en de nog bijna kinderlijke uitdrukking in zijn lichtgrijze oogen haar als iemand uit een geheel andere wereld voorkwam. Intuïtief voelde ze, dat zelfs de man, die haar liefhad, de motieven niet zou kunnen begrijpen waarom zij John Lovat zich in de kast had laten verstoppen. Hoe zou ze zooiets van hem kunnen verwachten, waar alles haar zelf een raadsel. was ? ; „Je zult toch moeten toegeven, lieveling," ging hij voort, „dat je iemand noodig hebt om voor je te zorgen. Het is me nu duidelijk dat ik tot op zekere hoogte egoïstisch geweest ben. Ik heb je niet eer ten huwelijk willen vragen voordat ik je een behoorlijk tehuis met de noodige luxe kon geven. Dat is echter verkeerd geweest." Hij had zeer geprononceerde opinies, waarvan hij zelden afweek Wanneer hij eenmaal een besluit genomen had, kwam hij daarop slechts zeer sporadisch terug. „Mona, beloof me, dat je zoo gauw mogelijk met me zult trouwen... zelfs al moeten we ons een weinig behelpen." De vrouw in haar reageerde onmiddellijk en met een paar verlegen woorden stemde ze toe. En toen hij haar in zijn armen nam, en haar lippen kuste, vergat ze alles omtrent de aanwezigheid van dien ander. „Nu ben ik tevreden," zei Drew, terwijl hij haar losliet. „Ik zal weggaan; jij moet onmiddellijk naar bed en ik hoop, dat je van me zult droomen. Ik ben ervan overtuigd, dat ik zoodanig tot werken zal worden aangespoord, dat ik je gauw genoeg alles zal kunnen geven, wat je toekomt."  i4 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". Er lag een vochtige uitdrukking in Mona's oogen, want hetgeen hij zei, klonk bijna plechtig. Bij de deur gekomen, klemde hij haar nog eens in zijn armen en fluisterde haar toe: „Oh, mijn liefste, ik hoop dat de tijd heel, heel gauw zal gaan." Eerst toen ze op het portaal stonden, drong het tot het jonge meisje door dat ze hem bedroog. Hoewel deze gedachte als een dolksteek door haar hart ging, kon zij er toch niet toe besluiten hem het voorgevallene op te biechten. Eensklaps was het, alsof haar hart van angst ophield te kloppen. In den spiegel aan den wand zag ze, dat boven op de oude eikenhouten kist, die nog aan haar tante had toebehoord, naast Drew's vilten hoed... nog een andere lag, van ongeveer dezelfde kleur en vorm. Die behoorde natuurlijk aan John Lovat. Hij had dezen eveneens neergelegd toen hij binnenkwam; zijn goede manieren hadden hem zelfs in die oogenblikken niet in den steek gelaten. Toen Loyal zijn hoed hiernaast legde, was hij blijkbaar te opgewonden geweest, om hierop acht te slaan. . Zou het hem nfi opvallen? Mona hield onwillekeurig haar adem in en hoewel er slechts een paar seconden verliepen, leken deze haar jaren toe. Loyal Drew nam den verkeerden hoed op, bekeek dien en legde hem weer neer. Mona's knieën begonnen te trillen. Mona... wiens hoed is dat?" vroeg hij. „Hij is nat... doorweekt van den mist. Er is iemand hier geweest... Mona..." Niettegenstaande hij zijn stem volkomen in zijn macht had, was het heel duidelijk, dat hij veronderstelde bedrogen te zijn geworden door een vrouw van' wie hij zooiets allerminst verwacht had. Het meisje opende haar lippen, maar kon geen woord uitbrengen. , , . , „Mona!" Drew bekeek het hoofddeksel thans onderzoekend. „Wat betèekent dit? Wie is hier geweest? Groote goedheid, wie is nog hier? Je zei, dat je alleen was... je..." Ze stak haar hand uit, doch was nóg met in staat te spreken. Ze kon hem de waarheid niet vertellen en ze dacht er ook met over dit te doen Ze deed een wanhopige poging zich te herstellen, doch tevergeefs. Ze had in dien korten tijd veel te veel doorgemaakt en ze barstte in snikken los. Toen kwam alles er fluisterend uit: „Hij is het... de jonge man... John Lovat... hij ontvluchtte... kwam hier... Toen belde jij en... ik verborg hem..." Half bewusteloos viel ze in een stoel neer. Dit was de climax. Een paar korte vragen werden gesteld en Drew was van den heelen  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 15 toestand op de hoogte. Hij wendde zich naar de deur. Wankelend hep ze op hem toe en sloeg haar armen om hem heen. „Nee... nee, wat ga je doen?" „Doen?" antwoordde hij kortaf. „Hem opsluiten en dan de politie halen." „Nee, dat mag niet! Ik zou op het oogenblik niet méér kunnen verdragen. Hij is nog zoo jong... Laat hem gaan! De politie... wéér duizend vragen beantwoorden... Voor een tweeden keer tegen hem te moeten getuigen... en zijn veroordeeling op mijn geweten te hebben." Drew trachtte haar op bijna gestrengen toon te kalmeeren. „Lieveling, die man is een schurk. Hoe durft hij hier te komen en jou lastig te vallen! En je kunt toch aan moordenaars geen schuilplaats verleenen." „Loyal ik smeek je... bij onze liefde, en bij alles, wat je heilig is... laat hem ontsnappen." Vermoedende, dat zij over haar zenuwen heen was, nam hij tot diplomatie zijn toevlucht. „Maar ik moet hem in elk geval zien en met hem praten. Wijs me waar hij is." Toen hij de wanhopige uitdrukking van haar gezichtje zag, voegde hij er aan toe. „Ik beloof je, dat ik voor het oogenblik niets anders zal doen dan met hem spreken. Waar is hij ?" Ze wees op de kast... Drew opende de deur. Daarbinnen was alles in de diepste duisternis gehuld. Hij ging even achteruit en draaide het licht op. Mona liet een kreet hooren... De kast was leeg!... Op den grond lagen glasscherven en het raam boven in de zoldering was verbrijzeld John Lovat was vermoedelijk op eenige doozen van Mona gestapt, had de ruit ingeslagen, en moest op een waarlijk acrobatische wijze er in geslaagd zijn te ontkomen... HOOFDSTUK IV. TERWILLE VAN DE LIEFDE. „Hij is verdwenen!" riep Mona Summers uit. „Ja, dat is nogal duidelijk," antwoordde Loyal kalm, en op drogen toon. r 6 De ademhaling van het meisje kwam met horten en stootenze voelde zich onbeschrijfelijk opgelucht. Als bij tooverslag was ze zich thans weer volkomen meester. „Hij moet jou hebben hooren spreken," ging ze voort. „En misschien heeft hij je voor iemand van de politie aangezien."  iö BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „Hij moet een idioot zijn, om verondersteld te hebben zich in jouw kleine kamers te kunnen schuil houden. Maar in elk geval is het een goede athleet," voegde hij er met iets van bewondering aan toe. „Ik geloof zelfs, dat een kat moeite zou hebben gehad op die manier weg te komen. Wat is er aan den buitenkant?" „Heel dik klimop," zei ze. „En dat loopt tot boven aan het huis toe." „Dus hij kan gemakkelijk genoeg daarlangs den grond bereiken. Hij zal nu wel al lang en breed gevlogen zijn. Wat moeten we thans beginnen?" „Oh, laten we niets doen, Loyal." Mona lachte hysterisch, want plotseling was haar oude angst teruggekeerd. Veronderstel eens, dat John Lovat gepakt werd ? Nog altijd was het haar grootste verlangen hem voor de galg te behoeden. Ze liepen terug naar de zitkamer. „Mona, waarom heb je tegen me gelogen?" vroeg Drew. Uit zijn stem bleek maar al te duidelijk, dat hij diep gegriefd was. „Waarom heb ie me niet onmiddellijk alles gezegd?" „Ik weet het niet," antwoordde zij openhartig. „Ik was doodsbang en "wist niet, wat ik deed, daar ik de politie verwachtte." „Was jou dan bekend, dat hij ontvluchtte?" „Ja. Het stond in de courant. Natuurlijk heb jij het nog met gelezen, omdat je niet thuis bent geweest." • .... „Dus je wilde hem zelfs nog assisteeren ook?" zei hij op bitteren toon. „En alles voor mij geheim houden!" „Och, wees toch niet boos op me." De tranen stonden in haar oogen. „Ik was geheel in de war." „Wat heeft hij tegen je gezegd?" vroeg Drew iets vriendelijker. „Hij stond er op, dat ik hem zou verbergen, totdat hij weg kon komen. Hij vertelde me, dat de politie hem op de hielen zat. Er schijnt een ongeluk met den gevangeniswagen te zijn gebeurd en daarvan heeft hij geprofiteerd om er vandoor te gaan. Hij heeft waarschijnlijk uren en uren rondgezworven, voordat hij hier kwam. Zijn advocaat schijnt naar mij geïnformeerd te hebben, en zoodoende is hij mijn adres te weten gekomen." > „In elk geval ontbreekt het hem niet aan moed," moest Drew toegeven. „Daar hij Londen niet kent, zal hij in dezen dikken mist verschillende menschen den weg hebben gevraagd." „Loyal, geloof je, dat ze hem zullen pakken?" vroeg Mona. „Daaraan bestaat geen twijfel. Het is mijn plicht onmiddellijk naar het politiebureau te gaan." Smeekend hief ze haar gezichtje op.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 17 F „Loyal ik bid je: doe het niet! Hij is verdwenen en misschien op het oogenblik al heel ver weg." „Ik kan de politie wellicht behulpzaam zijn." Er lag een strenge en bijna harde uitdrukking in zijn oogen. „Je moet toch begrijpen, dat ik mijn plicht heb te doen. Deze jonge man kan niet anders dan schadelijk voor de samenleving zijn. Hij is wellicht wanhopig en zal in staat zijn meerdere misdaden te plegen." Terwijl hij sprak, had Mona's gezicht een groote verandering ondergaan. Er vertoonde zich thans een heel besliste trek om haar mond. „Loyal, ik heb jou zooeven beloofd je vrouw te zullen worden," zei ze. „Ik smeek je thans aan mijn verzoek te voldoen. Het is het eerste, wat ik je nu vraag." „Ja praat, alsof je me condities gaat stellen," zei hij geërgerd. „Bedoel je daarmede, dat, indien ik de politie ervan in kennis stel, je niet mijn vrouw, wilt worden?" „Nee, dat zeg ik niet, Loyal. Ik verzoek, ja, smeek je dit slechts... terwille van je liefde voor mij." „Maar waarom, Mona? Wat heb jij met dien man te maken?" „Dat weet ik niet," antwoordde ze openhartig. „Ik denk dat het komt, omdat hij nog zoo jong is en er zoo bedroefd uitziet. En... oh, Loyal, misschien is het ook wel mijn egoïsme, want ik zou het eenvoudig niet kunnen verdragen, als hij opgehangen werd. Dat is de volle waarheid: ik vraag het alleen voor mezelf en niet voor hem. Ik zou me nooit meer gelukkig kunnen voelen en geen nacht meer slapen." Ze was in een stoel neergezonken en verborg haar gezicht in de handen. Drew liep onrustig de kamer op en neer. Wat zou hij wel niet willen doen om haar voor wanhoop te behoeden? Eindelijk liet hij een eigenaardig lachje hooren. „Het is goed, beste kind," zei hij. „Niettegenstaande ik voel, verkeerd te handelen, zal ik aan je verzoek gehoor geven. Ik wil je in geen enkel opzicht verdriet bezorgen. Bovendien is de man verdwenen, en zelfs al waarschuwde ik de politie, dan is het nog de vraag, of ze hem in handen zouden krijgen. Ik moet je evenwel eerlijk bekennen, dat ik volstrekt geen medelijden met hem heb." Mona keek op; er was weer een weinig kleur op haar wangen gekomen. „Dank je, Loyal, wat ben je goed voor me. Je geeft me dus je woord, dat je me niet verraden zult?" „Natuurlijk. Geloof je me zonder dat ook niet? Ik begrijp er niets van, doch in elk geval kun je van me op aan." Bij zichzelf Het meisje. 3  i8 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". dacht hij echter: wat kunnen vrouwen toch vol zwakheden en tegenstrijdigheden zijn... Het was langzamerhand heel laat geworden en Mona kon haast niet meer op haar beenen staan van vermoeienis. Nadat hij met haar had afgesproken den volgenden dag met haar te lunchen, nam Drew afscheid. Toen hij de deur uitging, viel zijn oog weer op John Lovat's hoed. Wat moest hij daarmee uitvoeren? „Ik zal hem morgenochtend verbranden," fluisterde Mona. „Nee, nee, ik kan dat ding hier niet laten," zei hij haastig. „Dat is te gevaarlijk, want je kunt nooit weten, wat er gebeurt. De politie mocht hem eens vólgen. Ik zal dat hoofddeksel met me meenemen. De mist is nog dikker geworden, en ik zal langs een omweg mijn flat zien te bereiken. Ik raak dien hoed onderweg wel kwijt." Hij stópte hem in zijn zak en na nogmaals van Mona afscheid te hebben genomen, liep hij op zijn teenen de trap af. HOOFDSTUK V. DE MOORDENAAR VOORTVLUCHTIG. Den volgenden morgen bemerkte Mona, dat de nevel was opgetrokken, en las zij in de courant dat John Lovat nog steeds voortvluchtig was. Ze slaakte een zucht van verlichting. Ze had dien nacht vrij goed geslapen en was nu beter in staat haar gevoelens te analyseeren. Hetgeen ze Loyal Drew verteld had, was volkomen waar: Lovat was nog zoo jong en ze zou het idee niet kunnen verdragen, zijn dood op haar geweten te hebben. Het verbaasde haar, tot de ontdekking te komen, dat niemand in het huis iets van de voetstappen van Lovat of Drew gehoord had, en dat evenmin het geluid van rinkelend glas tot de andere bewoners was doorgedrongen. Haar hospita sliep in het sousterrain, en de overige inwonenden bestonden uit een oude dame, die de etage beneden haar bewoonde, drie jongemannen, die tezamen de eerste verdieping gehuurd hadden (een van hen was een electro-technisch ingenieur en de andere twee waren broers die in een orkest van een der grootste hotels speelden). Ze wist, dat de ingenieur heel doof was, terwijl de twee musici wellicht pas waren thuisgekomen, toen John Lovat bij haar boven was. Ze stonden bekend als vaste slapers. Zooals gewoonlijk ging ze naar kantoor. Na den dood van den heer  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. J9 Addison hadden er daar groote veranderingen plaats gevonden. Zijn eenige zoon was een losbandige jonge man van vijf en twintig jaar, zoodat de verschillende chefs eigenlijk de zaak dreven. Op deze manier had Mona als het ware meer dan twaalf directeurs. Mijnheer Addison had haar altijd heel vriendelijk behandeld, en het was prettig geweest met hem te werken. Niettegenstaande ze altijd Van haar arbeid had gehouden, hoopte ze, dat haar huwelijk nu maar gauw zou plaats vinden, zoodat ze een eigen tehuis kon hebben. Ze gebruikte met Drew in een klein restaurant in de stad de lunch. Hij scheen weer in een uitstekend humeur te zijn, en samen zaten ze in een hoekje over alle mogelijke onderwerpen te praten. Ze had den middag vrij, daar er een belangrijke vergadering was, waarbij haar diensten niet vereischt werden. Het gesprek kwam weer op Lovat's ontsnapping, en hoewel Drew opgelucht scheen, was het toch duidelijk merkbaar, dat hij voor Lovat's spoedige weer in hechtenisneming begon te vreezen. „Het zou een wonder zijn, als ze hem niet te pakken krijgen," zei hij. „Voor zoover ik kan nagaan, klaarde in bijna alle wijken van de stad de nevel vroeg in den morgen op." „Niet in óns gedeelte," bracht zij in het midden. ,,En, Loyal, wat heb je met den hoed gedaan?" Dit laatste zei ze fluisterend. „Het lijkt me beter je dit niet te vertellen," antwoordde hij kalm, „Dat is te gevaarlijk, wanneer er iets gebeurt. Je kunt dan gerust zeggen van niets af te weten." Uit liefde voor het meisje omzeilde de jonge advocaat zélf de wet. Mona was diep geroerd door zijn toewijding, en terwijl ze hem met half vochtige oogen aankeek, deed zij aan zichzelf de belofte een goed echtgenoote voor hem te zullen worden. Ze begonnen over hun toekomst te praten. Drew drong op een spoedig huwelijk aan, maar Mona verklaarde dat ze niet eer dan binnen een maand met alles gereed kon zijn. Ze moest haar betrekking vier weken van tevoren opzeggen, en ze had nog heel wat achterstallig werk te doen. Drew had een afspraak met een collega betreffende een zaak, welke hij hoopte te mogen verdedigen. Ook moest hij dien middag uit dineeren, zoodat ze elkaar niet weer voor den volgenden dag zouden ontmoeten. Ze namen afscheid in Holborn, en nogmaals drukte hij haar met klem op het hart, dat, wanneer de politie soms iets mocht ontdekken, zij geen woord mocht loslaten. „Je weet dus van niets af," besloot hij. Mona nam een bus en stapte bij het Parlementsgebouw uit. Bij  20 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS" Westminster Abbey aangekomen, ontdekte ze een dichte menigte, die een trouwpartij stond gade te slaan. Daar het jonge meisje naar wat afleiding verlangde, voegde ze zich bij de toeschouwers, en slaagde er in een plaatsje in een der eerste rijen te bemachtigen, zoodat ze het bruidspaar, wanneer dit de kerk verliet, heel duidelijk kon zien. Een zeker gedeelte werd door de politie afgezet, en er heerschte een opgewonden stemming onder het publiek. Het was inderdaad een eigenaardig schouwspel. Mona keek als gekluisterd naar dien ouden bruidegom met sneeuwwit haar, wiens gezicht een waskleur had. Zijn gang was heel onzeker en hij leunde zwaar op een dikken stok. Aan zijn arm ging een van de mooiste vrouwen, die Mona ooit in haar leven gezien had. Ze was niet zoo heel jong meer, maar in elk geval verschilde ze sterk in leeftijd met haar bruidegom. Ze had goudblond haar en donkere oogen, waarin een tragische uitdrukking lag, een prachtige blanke huid, een verleidelijken mond... kortom, ze was een vrouw, waarvan de grootste bekoring uitging. Ze glimlachte tegen de menigte, die haar luide toejuichte. Hoewel haar gezicht Mona heel bekend voorkwam, had ze toch geen flauw idee, wie het was. Ze droeg een zilverwitte japon en een hermelijnen mantel. Ze stapte de auto in, terwijl haar bruidegom haar met moeite volgde. „Weet u ook, wie dat zijn?" vroeg Mona aan een dame naast haar. „Vroeger was zij Maud Barrison, de bekende actrice," luidde het antwoord, „en die oude heer is de Hertog van Lisburn. Hij is schatrijk, maar hij ziet er uit, alsof hij het haar niet lang meer lastig zal maken." Mona liep door en vroeg zich vaag af, waarom zij die mooie vrouw niet dadelijk herkend had, daar ze haar dikwijls had zien optreden. Later kocht zij een courant, en las een uitgebreid verslag omtrent het huwelijk. De bruidegom scheen verschillende landgoederen te bezitten in Engeland en Schotland: bovendien een paleis in Rome en nog een in Venetië. Hij werd door zijn ondergeschikten algemeen bemind, en scheen op de heele wereld geen enkelen vijand te bezitten. De drie en tachtig-jarige Hertog was reeds dertig jaar weduwnaar, en had mevrouw Barrison ontmoet ten huize van zijn oudsten zoon, den Markies van Dunderry, wiens echtgenoote een goede vriendin van de ex-actrice was. De wittebroodsweken zouden worden doorgebracht in het Zuiden van Italië: voor een paar dagen namen ze evenwel intrek in hun huis in Belgrave Square No. 407, teneinde tegenwoordig te kunnen zijn bij het huwelijk van den vijfden en  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 21 jongsten zoon van den Hertog, Lord Edward Lyconer, die met de bekende Amerikaansche schoonheid, Miss Ernestine Ancugna 'zou trouwen. Alhoewel Mona elk woord las, wat in de courant stond, vond ze geen enkel bericht betreffende John Lovat, den ontsnapten moordenaar. Dien avond begaf het jonge meisje zich naar Kensington, om bij Julie Wayne, die eveneens in betrekking was bij Addison & Co, te gaan eten. Mona was niet iemand om vlug vriendschap te sluiten, maar ze hield heel veel van Julie, en vond het prettig bij haar familie aan huis te komen. Ze bracht een gezelligen avond door, en vertrok niet te laat, daar zij een weinig last had van hoofdpijn. Het was een schitterende avond en de sterren stonden hoog aan den hemel. Ze besloot daarom naar Westminster terug te loopen, daar ze dat nare gevoel in haar hoofd wilde zien kwijt te raken. Kort daarop bevond ze zich in Belgrave Square en toen ze No. 407 passeerde, wierp zij onwillekeurig een blik op het huis en zag, dat de ramen helder verlicht waren. " Ze sloeg een zijstraat in naar Westminster en bemerkte, dat de achterzijde van het groote huis hierop uitkwam. Het gedeelte, dat zij nu voorbij ging was geheel met klimop bedekt, en omgeven door een vrij hoogen muur. Plotseling werd een kleine deur geopend, en daar ze slechts op een paar passen afstand hiervan verwijderd was, bleef het jonge meisje onwillekeurig stilstaan. Ze hoorde een mooie, zachte, eenigszins heesche stem spreken. Een man en een vrouw stonden op den drempel. De man had een zware overjas aan, en droeg een doek om zijn hals, terwijl zijn hoed diep over zijn oogen was getrokken. Mona interesseerde zich echter het meest voor de vrouw, want deze bleek de bekoorlijke bruid van dien middag te zijn. Ze droeg een donkere cape, en ze had een zwarten sluier over haar hoofd geslagen. Haar hand rustte op den arm van den man, en ze keek hem met een eigenaardige uitdrukking in haar mooie oogen aan. In haar blikken lag hardheid en tevens iets van angst. Ze praatte heel vlug, doch Mona kon niet verstaan, wat ze zei. Dit alles gebeurde in minder dan een seconde, maar het leek het meisje een eeuwigheid toe. De deur werd gesloten, en de man stond op straat. Op het oogenblik, dat hij besluiteloos om zich heen keek, passeerde Mona hem... Vlak bij haar bevond zich een lantaarn, en bij het licht daarvan kon ze zijn gezicht zien... Als aan den grond genageld bleef ze staan, want in hem herkende zij... John Lovat, op wiens donker gebronsd gelaat een wanhopige en wreede uitdrukking lag.  22 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". HOOFDSTUK VI. DE ONTMOETING IN DEN AVOND. Mona's oogen ontmoetten die van John Lovat, en onmiddellijk begreep ze, dat hij ook haar herkend had. Eerst maakte hij een beweging, alsof hij weg wilde loopen, scheen zich echter toen te bedenken en bleef stilstaan. Ze was half versuft, want ze had niet verwacht hem ooit meer te zullen zien... doch hem heel ver weg gewaand. En nu stond hij hier voor haar... en hij had zoo juist dat groote huis verlaten waar de nieuwe Hertogin van Lisborn, de mooie Maud Barrison, die dienzelfden dag getrouwd was, hem als een dief in deri pacht had uitgelaten. Op geen honderd pas afstand van hem verwijderd, konden er politieagenten zijn, die hem zochten. Om zijn eigen veiligheid scheen hij geen oogenblik te denken. „Wat doet u hier?" vroeg ze fluisterend. „Hoe durft u in Londen te blijven... is u dan waanzinnig geworden?" Met een teedere uitdrukking in zijn oogen keek hij haar aan. „Wat eigenaardig, dat ik u op deze wijze weer ontmoet." Hoewel hij gedempt sprak, klonk er volstrekt geen angst in zijn stem. „Is het een droom, of heeft het Noodlot het zoo gewild?" „Denkt u dan nergens aan?" ging ze onverstoord voort. „U wordt natuurlijk overal gezocht. En enkele minuten geleden heeft u dit huis Verlaten." Ze wees op den met klimop bedekten muur. „Weet u aan wie die woning toebehoort?" vroeg hij haastig. . „Ja, de Hertog van..." „Stil," klonk het op gebiedenden en bijna groven toon. Onmiddellijk veranderde hij echter en zei: „Is u me toch goedgezind, nietwaar?" „Ik weet niet, of dat wel het geval is," riep ze trotsch uit. „Ik ken u niet." „Gisterenavond heeft u mij toch een schuilplaats gegeven. Dat Was toch een vriendendienst." „Ik wist niet, wat ik anders moest doen, want ik was bang voor u. U heeft misbruik gemaakt van mijn zwakheid, want ik kon de gedachte niet verdragen van hetgeen ik ten opzichte van u gedaan had." „Ik oordeel alleen naar daden," ging hij voort. „U heeft me toen goed behandeld en ik verzoek u: wees ook thans mijn vriendin. Vraag me niet naar het huis, of de menschen, die er in wonen, noch wat ik daar deed. Vergeet alles, wat u gezien heeft." „Hoe kunt u hier kalm blijven staan praten?" vroeg ze, want haar  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 23 vrees had de overhand op haar gevoel van nieuwsgierigheid gekregen. „Ik ben bang, dat u gek is." „Ik geloof, dat ik voor het oogenblik veilig ben," antwoordde hij. „Ze hebben er geen flauw idee van, dat ik nog in Londen zit. Vanmorgen vroeg heb ik ze al op een dwaalspoor gebracht. Wilt u mij vertellen, wat er gebeurd is?" „Ik ben bang," zei ze huiverend. „Heeft u er iets op tegen een eindje met mij mee op te loopen? Ik geef u de verzekering, dat niemand mij hier thans zoekt, doch misschien is het onverstandig bij een lantaarnpaal te blijven staan praten. Ik twijfel er niet aan, of mijn signalement is overal bekend gemaakt." „Waar gaat u heen?" vroeg ze. „Waarheen u maar wilt." „Nee; gaat u maar in de richting, die u het beste oordeelt. Ik kan altijd gemakkelijk thuiskomen." Hij lieteen lach hooren, die half spottend, half vriendelijk klonk, het vroolijke scheen zelfs de overhand te krijgen. Ze liepen naast elkaar voort. „Vertel me, wat er gebeurd is," zei hij. „Kwam de politie?" „Nee, het was mijn aanstaande man. U hoorde hem toch bellen? Hoe is het u gelukt door het raam te ontkomen?" „Heel eenvoudig," antwoordde hij. „Ik ben een gymnast en wilde u niet in een onaangenaam parket brengen. Of u me gelooft of niet, het is de waarheid! Bovendien zat er veel klimop aan het huis, wat me een buitengewonen dienst bewees. Het was kinderspel voor mij naar beneden te komen. Verder had ik een klein stukje muur over te klimmen en door den mist was alles mij goedgezind. Dus het was uw verloofde, die u kwam bezoeken? Gaat u gauw trouwen?" „Ja," zei ze. „En heeft u hem iets van het voorval verteld?" „Ik moest dit wel doen, want hij ontdekte uw hoed in den corridor." De jonge man richtte zich hooger op. „Dwaas... vervloekte dwaas, die ik was. Dat was heel onaangenaam voor u, en ik heb u per slot van rekening toch nog een ondienst bewezen." „Nee," verzekerde zij hem. „Hij begreep het volkomen. Toen hij naar u ging zoeken, was u reeds verdwenen. Hij kon zich voorstellen, wat ik doorgemaakt had." ,,U zei zooeven, dat hij alles begrijpt en... hij is een man. Wilt u me zeggen, dat hij het goed vond, dat u een moordenaar verborg? Als dat zoo is, dan heeft u werkelijk iemand gevonden, die uw liefde volkomen verdient,"  24 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". Er lag een bitter ernstige klank in zijn stem, maar er was nog iets anders, dat haar vaag in de war bracht. Juist op dat oogenblik werden zware voetstappen gehoord en Mona kreeg het gevoel, alsof de keel haar werd toegenepen van angst. Een politieagent trad in de duisternis op hen toe en ze passeerden hem precies onder een lantaarn. Zonder iets te zeggen, liep hij hen voorbij en onwillekeurig ontsnapte het meisje een zucht, die veel geleek op een snik. Lovat legde zijn hand op haar arm. . „Tobt u maar nergens over, want ze zoeken mij hier heusch niet. Daar ben ik zeker van. Maar... vertel me nu verder van mijn hoed." „Mijn verloofde nam dien mee en ik weet niet, wat hij er mede gedaan heeft." „Wat bedoelt u?" „Ik zei u toch al, dat hij hem meenam. Hij had het plan hem weg te gooien. Hij woont vlak bij de rivier. Bovendien hing er die dichte nevel, waardoor alles onzichtbaar was." „Dus eigenlijk heb ik mijn veiligheid aan hem, zoowel als u te danken." „Ja, dat is zoo." „Aan een man, dien u liefheeft en met u gaat trouwen." In zijn stem lag een raadselachtige klank. Ze meende hieruit op te maken, dat hij bang was gearresteerd te worden. . ,,U hoeft niets te vreezen: ik heb u toch gezegd, dat hij alles begrijpt. Hij beloofde mij u nooit te zullen verraden." „Heeft hij dat gedaan? Dus... dus... het interesseert u een weinig, wat er met mij gebeurt?" „Dat spreekt vanzelf," zei ze verwijtend. „Ik zou geen rustig oogenblik meer hebben, als ik uw dood op mijn geweten had. U vergeet toch zeker niet dat mijn getuigenis üw veroordeeling ten gevolge heeft gehad, en sindsdien heb ik geen oogenblik vrede met mezelf." „Oh," mompelde Lovat. „Nu is het me duidelijk: om uwentwille heeft hij dat alleen beloofd. U is te... teergevoelig om een moordenaar aan de galg te brengen, en hij houdt van u." Er was iets in zijn stem, dat haar een rilling over haar leden joeg. Haar medelijden verdween even en in gedachten zag zij haar vroegeren directeur Addison badend in zijn bloed op den grond liggen. Doch daarna begon de jonge man weer te spreken en op zijn gezicht lag zulk een uitdrukking van grenzenlooze eenzaamheid, dat haar hart naar hem uitging en haar oogen zich met tranen Vulden. „Dank u," zei hij. „En... vaarwel! Morgen zal ik heel ver hier  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 25 vandaan zijn. En vergeet me alsjeblieft zoo gauw mogelijk, hoewel ik dat u niet zal kunnen doen. Moge u het geluk vinden, dat u toekomt." Zonder nog eenmaal om te kijken verdween hij in de duisternis. Een wanhopig gevoel van angst maakte zich van het jonge meisje meester, toen ze een anderen politieagent zag voorbij komen. Toen wendde ze zich om en liep terug naar haar flat, vechtend tegen de tranen, die zich evenwel niet tegen lieten houden... HOOFDSTUK VIL DE EERSTE PROEF. Nadat ze haar kamers in Westminster bereikt had, kwam het haar voor, alsof ze uit een droom ontwaakte. Het was even over tienen, en juffrouw Goodge, haar hospita, stond in den corridor op haar te wachten. Ze was een weduwe met een zoon, een achterlijken jongen van veertien jaar, die een bleek gezicht vol sproeten had, en van wien Mona niet kon houden, hoezeer zij er ook haar best voor deed. In veel opzichten was ze oud voor haar vier en twintig jaren, en ze hield over het algemeen heel veel van kinderen. Maar Bertie van juffrouw Goodge was een afschuwelijke jongen, en wélke cadeautjes ze soms ook voor hem meebracht, hij scheen nooit dankbaar te zijn. In tegenstelling met haar uiterlijk was haar hospita een vriendelijke, hartelijke vrouw. Haar man had haar in den steek gelaten en na zijn vertrek was haar gezondheid in de war geraakt. Ze had altijd last van een slechte spijsvertering, waarvan haar roode neus en waterige oogen een duidelijk bewijs gaven. Toen Mona eens ziek was geweest had zij haar liefderijk verpleegd. Bovendien bewees ze het meisje attenties in kleinigheden, zooals bijvoorbeeld het leenen van de courant, het wasschen van blouses, etc. „Oh, juffrouw Summers," zei ze met haar grappig, hoog stemmetje. „Ik wilde u graag even spreken. Het is over de buitendeur, die iemand opgengelaten schijnt te hebben. Het was dien avond, toen u naar de dansclub ging." Mona voelde, hoe er een rilling van angst door haar leden ging. Had iemand dan misschien geluiden gehoord? Zou juffrouw Goodge haar gaan uitvragen? Was de politie komen informeeren? Maar haar hospita vervolgde: „Is u het soms geweest, juffrouw? Het zou er niet zooveel op aankomen, als mijnheer Morax niet een zilveren cigarettenkoker had Het meisje. ^  26 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". vermist, en een veiligheidsscheermes niet uit zijn kamer was verdwenen. Hij heeft de recherche gewaarschuwd, iets wat'ik hem heb aangeraden. Wat denkt u dat hij durfde zeggen, juffrouw? Hij zinsspeelde er zoo half op, alsof mijn jongen het gedaan had. Het idee! Alsof ik me mijn heele leven niet heb afgezwoegd om dat kind fatsoenlijk groot te brengen...." „Ik hoop, dat het niet mijn schuld is, juffrouw Goodge," antwoordde het meisje eenigszins verlicht. „Was het niet op dien mistigen avond ? Mijnheer Drew heeft mij toen thuis gebracht." Ze wist natuurlijk heel goed, dat haar verloofde die opengelaten moest hebben, en dit waarschijnlijk gedaan had om niet te veel leven te maken. De gedachte alleen echter, dat Morax, die een der musici was, de politie er aan te pas zou laten komen, vervulde haar met angst. „Het is niet zoo erg, juffrouw, als u er in het vervolg maar aan wilt denken." „Dat zal ik zeer zeker," zei Mona. „Oh, tusschen twee haakjes, juffrouw Goodge" — ze deed alle mogelijke moeite heel gewoon te spreken — „ik heb een ongeluk boven gehad. De ruit van het raam in mijn kast is gebroken. Wilt u deze misschien voor mijn kosten laten repareeren?" ^ „Dat is heel eigenaardig/' riep haar hospita uit. „Die bovenruit. Hoe kan die breken, zou je zoo zeggen." „Dat weet ik niet, juffrouw Goodge," zei Mona. „Ik denk, dat een kat het gedaan heeft." „Heeft u heelemaal geen leven gehoord, juffrouw?" „Nee." Dit was volkomen waar. Misschien kwam dit, omdat het meisje zoo druk met haar aanstaanden man had zitten praten. Ze beloofde den volgenden dag een glazenmaker te laten komen, en Mona ging naar bed. Toen ze weer alleen was, kwam haar iedere bijzonderheid van haar ontmoeting met John Lovat weer voor den geest. Wat kon hij in 's hemelsnaam te maken hebben- met de Hertogin van Lisburn, of liever de beroemde actrice, mevrouw Barrison? Natuurlijk was het een geheime verhouding, want hij wilde er niet over praten, en verzocht haar zelfs het incident te vergeten. Iets dergelijks moest het zeer zeker zijn, want anders zou de Hertogin hem niet op den avond van haar huwelijk op zulk een manier ontmoet hebben. Hij had gezegd, dat hij den volgenden dag ver weg was, en ze hoopte, dat dit het geval mocht zijn. Ze zou altijd angstig blijven, .zoolang ze niet wist,'dat hij in veiligheid was. Ze werd ongeduldig om zichzelf, en probeerde niet meer aan hem  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 27 te denken. Het hielp echter allemaal niets. De ontzettende eenzaamheid en de gedachte, dat iedereen als het ware tegen hem was, vervulde haar met droefenis. Misschien zou hij ergens tijdelijk een schuilplaats vinden, om dan weer als een dier opgejaagd te worden. De gedachte aan haar verloofde hield haar daarna bezig. Moest ze hem vertellen, dat zij John Lovat gesproken had? Hiertoe gevoelde ze weinig neiging. Het drong heel duidelijk tot haar door, dat ze hem eigenlijk reeds van het begin af aan niets had willen zeggen, indien hij den hoed van den vluchteling niet gevonden had. Het was uiterst moeilijk een besluit te nemen. Ten slotte gaf ze het op en stapte met een verdrietig, hopeloos gevoel in bed. Steeds verrees er een visioen voor haar van een grooten, slanken man met een harde uitdrukking in zijn oogen... die de groote stad was ontvlucht ten einde de vrijheid te zoeken... deze misschien juist voor zijn oogen te zien verrijzen om dan gevangen te worden genomen. Van de terechtzitting wist ze, dat hij zes en twintig was en dus slechts twee jaar met haar verschilde, ofschoon zij zich dien avond veel en veel ouder voelde. Den volgenden morgen telefoneerde Drew haar naar het kantoor, dat hij dien dag niet met haar kon lunchen. Toen hij hoorde, dat zij om ongeveer vijf uur vrij zou zijn, spraken ze af, dat hij haar op dat uur op haar flat zou ontmoeten, om daarna een wandeling te gaan maken en ergens thee te drinken. Dit vond zij uitstekend, daar zij voelde, dat de frissche buitenlucht haar goed zou doen. Bovendien had zij dan den geheelen dag tijd om over een beslissing na te denken. De ontmoeting van den vorigen avond hield haar steeds bezig. Terwijl ze brieven typte, dansten voortdurend voor haar oogen de woorden: „John Lovat... De Hertogin van Lisburn... Belgrave Square." En hoe meer ze er over nadacht, hoe minder neiging ze kreeg er met Drew over te spreken, en hoe meer zij er van overtuigd werd, dat zij dit eigenlijk toch wèl moest doen. Toevalligerwijze werd zij op het laatste oogenblik opgehouden, zoodat het twintig minuten over vijven was, voordat ze haar kamers in Westminster bereikte. Ze vermoedde, dat Drew buiten op haar zou wachten, maar daar dit niet het geval was, ging ze naar binnen en ontmoette juffrouw Goodge in de gang. „Oh, juffrouw, mijnheer Drew is daar," zei ze haastig, 'terwijl ze met haar vinger wees naar de deur van de benedenkamer, die op het oogenblik niet verhuurd was. „Hij spreekt met een paar politieagenten en een detective van Scotland Yard. Ze kwamen om u, maar daar mijnheer Drew juist hier was, vertelde ik hun, dat hij met  28 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". U verloofd was, en schijnt hij hun de noodige inlichtingen te hebben gegeven." Mona's knieën knikten. De politie... een detective van Scotland Yard... moesten haar spreken. Ze liet een vreemd lachje hooren. „Lieve hemel, wat interessant, juffrouw Goodge!" slaagde zij er in uit te brengen. „Het kwam allemaal omdat ik een politieagent hier had om over de dingen te spreken, die mijnheer Morax vermiste," ging zij voort. „Ik was niet van plan zijn praatjes over mijn Bertie aan te hooren, daarom riep ik er een binnen en vertelde hem het geval. Hij stelde een onderzoek in, nadat hij een heel lang gesprek met mijnheer Morax had gehad. Hij heeft echter den sigarettenkoker en het scheermes niet gevonden, en als u mij vraagt, geloof ik niet, dat die dingen ooit verloren zijn geraakt. Hij vond evenwel iets anders, dat in verband staat met de moordzaak,waarbij u betrokken was. Daarom wachten ze op u en ik dacht dat het het beste was u dit eerst even te zeggen." Mona haalde heel diep adem. Ze kon nu niet langer aarzelen en moest naar binnen gaan. Ze wachtten op haar... Wat hadden ze gevonden en wat had Drew hun gezegd? Ze droeg een donkerbruin mantelkostuum met een wit kraagje, en een kleinen hoed van najaarsbladeren, waardoor de mooie tint van haar haar nog sterker uitkwam. Ze was doodsbleek en haar oogen deden aan groene steenen denken. Het eerste, wat zij opmerkte, toen ze de kamer betrad, was Loyal Drew's sterk gezicht. Hij stond op en trad haar glimlachend tegemoet. In zijn oogen lag een blik, waaruit ze duidelijk kon opmaken, dat ze niets behoefde te vreezen, want, wat er ook gebeurd mocht zijn, hij had zijn woord gehouden en John Lovat niet verraden. „Mona," zei hij, „deze heer heeft je eenige vragen te stellen met betrekking tot de Addison-moordzaak. Ik heb hem gezegd niet te veronderstellen, dat jij in staat was deze te beantwoorden. Ik stelde mezelf voor, en deelde mede, dat jij natuurlijk bereid zou zijn alle gewenschte inlichtingen te verstrekken. Het houdt verband met de ontvluchting van den moordenaar." Terwijl hij sprak, verzamelde ze weer moed en ze bewonderde zijn houding. De detective van Scotland Yard was een kort, dik, oudachtig mannetje. Ook hij was buigend opgestaan, toen zij binnen kwam, en met een paar woorden verklaarde hij haar de situatie. „Wilt u zoo goed zijn dit even te bekijken, en mij dan te zeggen, of u dit ooit vroeger gezien heeft ? Ik moet u verzoeken uw geheugen zooveel mogelijk te hulp te roepen."  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 29 Mona nam het voorwerp aan. Het was een bruinleeren portefeuille. Deze was geheel ledig, maar in de binnenzijde daarvan ontdekte zij iets, wat haar het bloed naar het hoofd deed stijgen. In gouden letters stond daar gedrukt: „John Lovat, Shrievegroot, Kaap-Kolonie." Ze beheerschte zich en gaf de portefeuille terug. Drew had haar voorbereid. „Ik heb deze nooit eer in mijn leven gezien," zei ze en ze sprak de volle waarheid. „Deze portefeuille," ging de detective voort, „behoort naar alle waarschijnlijkheid, zooals u zien kunt, aan den man, die James Addison vermoordde. Wellicht weet u, dat hij nog steeds voortvluchtig is. De agent Pearce heeft deze in den klimop tegen het huis aan gevonden. Wilt, u zoo goed zijn mij te zeggen, of u hiervoor op de een of andere wijze een verklaring kunt vinden?" HOOFDSTUK VIII. HET VENSTER DER DROOMEN. Mona keek Drew aan en ze had het gevoel, alsof ze in een val gelokt was. Hoe kon zij deze vraag beantwoorden, terwijl ze niet wist, wat hij reeds gezegd had? Als ze eenig teeken van angst gaf^ zou ze verloren zijn. Opnieuw kwam haar verloofde haar te hulp. „Ik heb den Inspecteur reeds verteld zeker te weten, dat jij deze portefeuille niet kent," zei hij opgeruimd. „Anders zou je er mij natuurlijk wel iets van hebben medegedeeld." „Nee, ik weet er totaal niets van af," antwoordde Mona. „Natuurlijk hebben juffrouw Summers en ik dikwijls over deze misdaad gesproken," vervolgde Drew. „Ik kan dus aannemen," ging de kleine dikke man voort, „dat u sinds zijn ontvluchting geenerlei communicatie met den moordenaar heeft gehad?" Mona opende haar mond, doch tot haar grooten schrik kon ze geen geluid voortbrengen. Drew barstte in zulk een luiden lach uit, dat de beide andere mannen verbaasd opkeken. „Ik vind het nogal komisch," zei hij verontschuldigend, „te bedenken, dat die man zich in verbinding zou stellen met de voornaamste getuige tegen hem." „Nee," zei Mona, die zich intusschen weer geheel hersteld had, Het meisje. ^  3o BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „ik heb geen communicatie met hem gehad. Verder heb ik niet het flauwste idee hoe die portefeuille kwam op de plaats,.waar ze gevonden werd." „Dank u," zei de Inspecteur. „De eenige gevolgtrekking, die wij kunnen maken is, dat de moordenaar een poging gedaan heeft u te spreken te krijgen, teneinde uw gevoel van medelijden op te wekken, doch dat hij hierin verhinderd werd. Daar u echter positief verklaart hem niet gezien te hebben, is het nutteloos u langer op te houden. Mijnheer Drew heeft ons gezegd, dat deze heele kwestie u erg heeft aangegrepen en het spijt me, dat ik u heb moeten lastig vallen." „Natuurlijk begrijp ik, dat u al het mogelijke heeft te doen," zei Mona, „om den voortvluchtige te vinden." Er kwam een gevoel van minachting voor zichzelf over haar. Stond ze hier niet met opzet te liegen, teneinde een moordenaar te sparen? En Loyal deed dit eveneens... uit liefde voor haar. Hoe goed en edel was hij. De Inspecteur van Politie scheen haar onomstootelijk te gelooven en geen oogenblik te veronderstellen, dat zij niet de waarheid sprak. En waarom deed zij dit alles? Waarom vertelde zij niet, dat ze John Lovat nog gisterenavond gezien had, toen hij het huis van den Hertog van Lisburn in Belgrave Square uitkwam? Ze kon het eenvoudig niet... er viel niets aan te veranderen. De motieven voor haar daad kon zij niet verklaren. De kleine Inspecteur stond op om te vertrekken. De agent was bij de deur blijven staan, en hield deze voor hem open, waarna de beide mannen verdwenen, gevolgd door Drew, die hen uitgeleide deed. Toen hij terugkwam, keek hij haar een oogenblik zwijgend aan. Er lag een ernstige uitdrukking op zijn gezicht. Nu was het de gelegenheid voor haar om hem mededeeling te doen van haar ontmoeting van den vorigen dag. Hij had recht- op die bekentenis. En toch stond ze daar sprakeloos. Ze zocht naar woorden om hem te vertellen, dat ze nog eerst kort geleden met den moordenaar over straat had geloopen, maar ze kon die niet vinden.... De oogenblikken verliepen. „Beste Mona," zei Loyal Drew, „ik hoop, dat er zich niet meer van dergelijke incidenten zullen voordoen. Wij zijn er nu gelukkig goed afgekomen, want je moet niet vergeten, dat wij thans indirect bij de zaak betrokken zijn. Ik kan me niet begrijpen, waarom die vervloekte kerel de portefeuille met zijn naam er in daar in het klimop heeft achtergelaten. De detective is nogal naïef om ons zoo onomstootelijk te gelooven."  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 31 „Oh, ik dank je, Loyal," mompelde ze beschaamd. Ze moest nu spreken, met haar bekentenis voor den dag komen. „Je bent zoo goed voor me," was alles wat zij wist uit te brengen. „Er valt nu niets aan te veranderen," zei hij eenigszins spijtig. „Ik heb dit mezelf op mijn hals gehaald, toen ik aan je smeekbede gehoor gaf. Ik wil het echter niet moeilijker voor je maken en laten wij daarom hopen, dat dit het eind van de geschiedenis is. Ik heb meer dan genoeg van dien misdadiger en ik hoop dat hij ontsnappen zal. Wanneer hij slim is geweest, kan hij op het oogenblik reeds mijlen ver weg zijn. Als hij geld genoeg bij zich had, heeft hij met een visschersbootje gauw genoeg het vasteland kunnen bereiken. Indien hij echter gedwongen is hier in Londen te blijven, zullen ze hem spoedig pakken." Nu moest ze toch spreken... en hem zeggen, dat zij den vorigen avond hem nog in Belgrave Square had gezien. Als zij dit niet deed, dan... „Je ziet er moe uit," zei haar verloofde terwijl hij zijn hand op haar schouder legde. „Is er soms weer iets nieuws gebeurd, liefste?" „Nee, Loyal." Met moeite kreeg zij deze woorden over haar lippen. Hij kuste haar en drukte haar vast tegen zich aan, terwijl hij haar wang streelde. „Kom, kindje, laten we ergens gaan thee drinken. Ik heb een verrassing voor je. Ik heb namelijk een alleraardigst flat ontdekt en dat moet je met me bezichtigen. Het is in Putney. Het kijkt uit op de rivier, boomen en een oude kerk. Er zijn maar drie kamers en die liggen op de bovenste verdieping. Ik geloof echter wel, dat ik het bekostigen kan. Wat zeg je er van? Ga je mee?" Hij kuste haar weer, en ze verborg haar gezicht met een snik aan zijn schouder. Nadat zij in een restaurant thee hadden gedronken, namen ze een bus naar Sloane Square en daarna een naar Putney. Het was een mooie najaarsavond, en het begon reeds half te schemeren. Het bezichtigen van het flat leek heel veel op een avontuur. Het was reeds geheel donker en het electrisch licht werkte nog niet. Ze strompelden door de leege kamers, moesten telkens lucifers aansteken en Drew lachte om Mona, die bijna over een ladder struikelde. „Is het flat werkelijk naar je zin?" vroeg hij ieder oogenblik. „Het is hier alleraardigst," antwoordde zij. „Als we morgen in het daglicht alles bekijken, kindje, zul je misschien de schaduwzijden ontdekken," zei Drew plagend. „Ik weet zeker, dat die er heelemaal niet zijn." Ze meende dit ten volle, want deze plaats oefende een eigenaardige  32 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". bekoring op haar uit. De drie kamers met het kleine keukentje, en het geïmproviseerde bad beteekenden — een tehuis — een tehuis en veiligheid. Ze verlangde er naar hierin te kunnen wonen ver van de drukke Londensche straten, Loyal's sokken stoppend en zijn eten voor hem kokend, 's Middags als hij dan thuis kwam zou hij haar alles vertellen van hetgeen er dien dag was voorgevallen. Ze wilde de zekerheid hebben, dat nooit meer iets vreemds of treurigs haar zou kunnen overkomen, want ze wist, dat haar zenuwen tot het uiterste gespannen waren. Verschillende malen had zij dien dag haar oogen gesloten en in gedachten mijnheer Addison weer voor zich op den grond zien liggen. „O, ja," zei ze op Drew's vraag, „voor den haard moesten er twee leunstoelen staan"... Wanneer ze Loyal altijd bij zich had, zou ze zich zooveel rustiger gevoelen. En ze wist, dat ze niets anders verlangde... Drew gaf den ouden portier een fooi, en drukte haar arm dicht tegen zich aan, toen ze samen - de trappen van het gebouw afliepen. „We zullen morgen nog eens gaan kijken," zei hij, „en als je het flat dan nog aardig vindt, kunnen wij het onmiddellijk huren. En dan... oh, lieveling... nog maar één maand en dan is het ons eigen huisje." Ze bloosde in de duisternis van den corridor... Een woning, zooals deze, met haar als zijn vrouw, ze wist, dat dit zijn eenig en hartstochtelijk verlangen was. En zij had hieraan óók behoefte, daarvan was zij overtuigd. Ze liepen even door het tuintje, dat het huis omringde. Drew vertelde haar, dat hij dien morgen in Putney had moeten zijn, en toevallig zijn oog op dit flat was gevallen. Het was zoo verrukkelijk reeds van uit de verte het licht achter hun ruiten te kunnen zien branden. Mona voelde zich heel teeder worden bij al deze ontboezemingen, en ze had zich nooit kunnen voorstellen, dat hij zich op zulk een poëtische wijze kon uiten. Het verlichte venster was een symbool voor haar... het symbool van veiligheid en vrede. Ze namen weer een bus terug, en gebruikten iets in een Italiaansch restaurant in Soho. Toen wandelden ze naar Westminster, waar Drew haar voor de deur van haar woning verliet... En dien nacht sliep ze zoo gerust als een kind. HOOFDSTUK IX. HET GEVAARLIJKE UUR. Gedurende de volgende dagen leefde Mona in een staat van aangename opwinding, en ze vergat John Lovat geheel en al. Al haar  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 33 gedachten gingen uit naar het kleine flat in Putney, want bij daglicht had zij het als het kon nog bekoorlijker gevonden. Het uitzicht op de rivier was schilderachtig. In het voorjaar en den zomer zouden ze altijd zien op groene boomen, terwijl de winter daar haar ook nooit te lang zou toeschijnen. En wanneer er roeiwedstrijden gehouden werden, zou ze alles kunnen gadeslaan. Zij en Drew gingen'er twee dagen achter elkaar gedurende lunchtijd heen. Het was zelfs een feit, dat ze volstrekt niet aan voedsel dachten, terwijl zij hun besprekingen hielden omtrent gordijnen, karpetten enz. Loyal was zoo opgetogen, dat hij aan een schooljongen deed denken. Gewoonlijk was hij in zijn optreden veel ouder dan een jonge man van negen en twintig jaar, doch hiervan was thans niets te bemerken. Tot voor twee jaar was hij de eenige steun geweest van een zieke moeder en een zusje, doch mevrouw Drew was gestorven en de dochter getrouwd, daarom was toen ook voor hèm de tijd aangebroken om aan een huwelijk te kunnen denken. In de zaak, waarmede hij thans bezig was, hadden zich verschillende onverwachte complicaties voorgedaan, waardoor deze affaire veel interessanter en lucratiever zou worden, dan hij in het begin verwacht had. Het ging om een betwist testament, waarbij niet alleen een buitengewoon hoog bedrag doch ook wellicht een misdaad betrokken was. Dus alles liep naar wensch... In de couranten stond geen nieuws omtrent John Loyat. De nasporingen bleken tot nu toe vruchteloos te zijn geweest. Slechts een enkele maal refereerde Drew aan hem, en zei met iets van opluchting in zijn stem, dat hij er vermoedelijk in geslaagd was het land te ontvluchten. Dit was op den dag toen hij het huurcontract voor het flat teekende, en Mona bedacht, dat een toilet van chiffon velvet over een zilveren onderkleed haar beter zou staan dan het effen wit van een trouwjapon. En toen ontving zij den volgenden morgen een bericht, dat van niemand anders dan John Lovat afkomstig kon zijn. Het kwam gewoon over de post, was getypt en de inhoud als volgt: „Ik kom u vragen een weldaad te doen. Er bestaat niemand anders op de wereld, aan wie ik het kan vragen. Zou u een oude vrouw die op sterven ligt, en geen enkelen vriend bezit, willen verzorgen? Kunt u morgenmiddag naar het station van South Norwood komen ? Om 2.10 vertrekt er een trein van Victoria Station. Daar aangekomen moet u onmiddellijk rechts afslaan, waarna u mij zult ontmoeten. Als u het niet met uw geweten overeen kunt brengen aan mijn Het meisje. "  34 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS" verzoek gevolg te geven, zal ik het begrijpen. Maar ik doe een beroep op uw vriendelijk hart ter wille van een oude, hulpelooze vrouw. Zelf kan ik haar niet helpen. J. L." Mona was een en al verbazing en geheel in de war. Dus John Lovat vertoefde toch nog in het land, en ze waren er niet in geslaagd hem te vinden. Dit feit op zichzelf verontrustte haar reeds genoeg. Dat hij echter bleef doorgaan de relatie met haar te onderhouden, was al te erg. Een oude vrouw, die op sterven lag en niemand op de wereld bezat... Deze omstandigheden voerde hij als excuus aan. Even vreesde ze zelfs, dat er bedrog in het spel was. Het leek haar niet onwaarschijnlijk, dat de detective van Scotland Yard haar toch verdacht en men thans een valstrik om haar heen spande. Niettegenstaande deze gedachten in haar opkwamen, geloofde ze dit in haar hart toch niet... Weer zag ze zijn verdrietig gezicht voor zich en herinnerde zij zich, dat hij haar zijn vriendin had genoemd. Hij beweerde, dat hij zich tot niemand anders kon wenden, en vroeg geen hulp voor zichzelf maar... voor een ander. Ze aarzelde, ze overwoog en argumenteerde met zichzelf. Door alles heen begreep ze echter, dat ze toch aan zijn oproep gehoor zou geven. Hij legde haar geen geheimhouding op. Geen oogenblik kwam het bij haar op er met Drew over te spreken; ze kon dit eenvoudig niet. Ze had eenmaal een zekere houding tegenover hem aangenomen en alles verzwegen, dus kon ze daarop nu niet meer terugkomen. Daar zij echter niet heel veel wilskracht bezat, zou ze waarschijnlijk, indien zich moeilijkheden hadden voorgedaan, geheel van besluit veranderd zijn. Toevalligerwijze vertelde Drew haar echter dien avond, toen ze hem zag, dat hij den volgenden dag naar Berkshire moest gaan voor zaken. De weg was dus veilig. Het was gemakkelijk genoeg voor haar den volgenden dag vrijaf van het kantoor te krijgen, daar Mona door iedereen op de vriendelijkste wijze werd behandeld. Op een stralenden najaarsmiddag bevond zij zichzelf aan Victoria Station, met een beklemd hart, doch voortgedreven door dezelfde onbekende kracht, die haar geheele houding ten opzichte van den misdadiger had geregeld. Ze kocht een middagblad en las dit in den trein, en al heel spoedig viel haar oog op een bericht, dat haar met den grootsten schrik vervulde.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 35 „Wij vernemen, dat de politie een belangrijke aanwijzing heeft gevonden, die waarschijnlijk tot een spoedige gevangenneming van John Lovat, den moordenaar van den Heer James Addison, kan leiden. Men zal zich herinneren, dat hij eenige dagen geleden in den mist wist te ontkomen. De nasporingen strekken zich thans uit tot een district, waarin hij zich naar de vaste overtuiging der Justitie ophoudt. Zijn arrestatie zal nog slechts een kwestie van eenige uren zijn." Mona voelde zich heel verdrietig worden en ze stond op het punt naar huis terug te keeren. De gedachte, dat hij gevangen zou worden genomen op het oogenblik, waarop zij bij hem was, vervulde haar met schrik. En toch dwong die geheimzinnige macht haar voort te gaan. Ze kon hem wellicht waarschuwen... Misschien wist hij niet, dat ze hem op het spoor waren. Ze had nog steeds het hartstochtelijke verlangen, dat hij zou mogen ontvluchten. Te South Norwood aangekomen volgde ze zijn instructies op. Toen ze een paar honderd meter geloopen had, stak een groote slanke man den weg over, nam zijn hoed af en ging naast haar loopen. „U is dus gekomen ?" vroeg Lovat en er klonk groote dankbaarheid in zijn stem. „Wat is u toch goed!" Ze keek hem verbaasd aan, want hij had niet de minste poging gedaan zich te vermommen. Hij droeg geen das en had ook ditmaal zijn hoed niet diep over de oogen getrokken. Hij was mager en zag er bezorgd uit, doch er was geen spoor van vrees in zijn oogen te bekennen. Toen ze hem ontmoette, maakte een eigenaardig gevoel zich van haar meester. Het was als een lichamelijke pijn, doch deze scheen vermengd te zijn met een sensatie van vreugde, iets wat haar alles om zich heen deed vergeten... Er ging iets stralends van dezen jongen man uit. Misschien was dit door het avontuurlijke en gevaarlijke... „Weet u, dat ze u op het spoor zijn?" vroeg ze fluisterend. „Het staat hier in deze courant." Ze duwde hem het blad in de handen en keek hem aandachtig aan, terwijl hij het bericht las. „Het district, waarin ze me verwachten te vinden, is niet South Norwood," zei hij met een korten lach. „Is u bang?" „Nee." Dit was de waarheid. Ze voelde zich zoo roekeloos en overmoedig, als iemand die van plan is een wild paard te temmen. Ze vertelde hem het incident met de portefeuille. „Oh, wat is dat afschuwelijk," riep hij uit. „En de man met wien u gaat trouwen, helpt me nog steeds... terwille van u?" Ze deelde hem mede, wat Loyal gezegd had omtrent hun medeplichtigheid.  36 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „Dat is volkomen waar," antwoordde hij. „Ik breng u beiden in de grootste moeilijkheden. Wat moet u mij vervloeken. Ik geef u echter mijn eerewoord, dat u vandaag veilig bij mij is. Kijk eens." Ze hadden een hoek bereikt, en kwamen in een lange rechte straat, waardoor een tram reed en waar het heel druk was. Lovat bracht haar naar een wachtende taxi. > „Ik heb hem expres niet naar het station laten rijden," zei hij haastig. „Ik zal u nu brengen naar de woning van de oude dame en u daar achter laten. Ik zelf moet vanavond vertrekken, al mijn plannen zijn reeds gemaakt. Morgen heb ik Engeland verlaten, eh ik zal u daarna niet verder lastig vallen. Het wordt hoog tijd, dat ik verdwijn, want mijn signalement en vingerafdrukken zijn overal verspreid." Mona stapte de taxi binnen en het viel haar op, dat de chauffeur, die een man op leeftijd was, er heel slecht uitzag. „Vertel me eens iets van die oude dame," vroeg ze. Haar houding was nog eenigszins gedwongen, want het irriteerde haar, dat hij alles als vanzelfsprekend scheen te vinden. „Zij is de liefste oude vrouw van de heele wereld," zei hij. „21e ligt op haar sterfbed zonder iemand om zich heen, en dit. komt omdat ze van mij houdt en een trouwe ziel is. Ik zal het u..." j Op dat oogenblik keek Mona juist recht voor zich uit en zag, hoe de chauffeur een wanhopig gebaar tegen iemand maakte. Ze hadden nu een tamelijk stille straat bereikt, die aan beide kanten huizen en tuinen vertoonde. „Wat is er in 's hemelsnaam aan de hand ?" riep ze opgewonden uit. Plotseling stond de taxi met zulk een schok stil, dat ze er bijna uitgeworpen werden. Ze bemerkten, hoe een politieagent den weg overstak, op de taxi toesnelde en bijna op hetzelfde moment viel de chauffeur in zijn armen. John Lovat opende het deurtje en sprong er uit, gevolgd door Mona. De agent trachtte den chauffeur, die schijnbaar ernstig ziek was, te ondersteunen, maar het gewicht bleek te zwaar voor hem, zoodat Lovat hem behulpzaam moest zijn. Nauwelijks hadden ze hem zachtjes op den grond neergelegd of alle levensgeesten schenen hem verlaten te hebben. De politieagent blies op zijn fluitje, waarop vlug een collega verscheen, die een dokter ging zoeken. Tezamen met den eersten agent legde Lovat den dooden man in de taxi. Mona stond er bij en rilde en beefde van angst. De dienaar der wet haalde zijn notitieboekje voor den dag. „Ik zal uw naam en adres moeten noteeren," zei hij, „en ik vermoed,  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 37 dat ik u nog verder moet lastig vallen door u te verzoeken mee te gaan naar het politiebureau om daar een verklaring af te leggen, indien de man werkelijk dood is." Mona had het gevoel, alsof haar hart stilstond. Er kwam een nevel voor haar oogen; het leek haar, alsof ze zien, noch hooren kon, en ze moest tegen de taxi aanleunen om niet te vallen. Gelukkig kon de tragische toestand hiervoor voldoende verklaring geven, want het plotseling sterven van den chauffeur zou zelfs de zenuwen van een sterken man geschokt hebben. Deze zwakte duurde echter slechts heel kort. Spoedig slaagde zij er in zich te beheerschen en vanuit de verte drong de stem van John Lovat tot haar door, en ze verstond duidelijk, dat hij den agent valsche namen en adressen opgaf. „Ik ben James Lake," zei hij. „Ik woon Bramingham Lane, 35 Brixton en dit is mijn zuster, Mary Lake. Ze kwam vanmiddag uit Londen en ik ontmoette haar aan het station van South Norwood. Ik riép deze taxi in Clapham Junction aan, en we waren onderweg eenige kennissen te bezoeken. Is er nog meer, wat u weten wilt, agent ?" Dit alles werd met de grootste openhartigheid gezegd en klonk Mona vreeselijk in de ooren. Hoe kon hij met zulk een gemak dergelijke leugens vertellen? Maar wat moest hij eigenlijk anders doen? Hij kon toch moeilijk zeggen, dat hij John Lovat was, de man die door de politie gezocht werd. Ze durfde den agent ternauwernood aankijken, uit vrees dat zij iets van herkenning in zijn oogen zou ontdekken. De man schreef echter de valsche inlichtingen bedaard in zijn boekje op, noteerde het nummer van de taxi en maakte nog verder eenige aanteekeningen. Niettegenstaande het een heel rustige straat was, hadden verschillende menschen zich om hen heen verzameld. Toen kwam de tweede politieagent weer terug met een dokter, en deelde mede dat hij den geneeskundigen dienst had opgebeld, die een brancard zou sturen. De dokter was er de eerste oogenblikken nog niet zoo zeker van, dat de man dood was. Hij liet hem naar het dichtstbijzijnde huis brengen, tot grooten schrik van een oude dame, die de deur opende. Mona en John Lovat keken elkaar aan. De eerste politieagent bleef vlak aaast hen loopen. Even daarna riep zijn collega hem, waarop hij het huis binnenstapte, zoodat Mona en de jonge man alleen op het grintpad achterbleven. Lovat kwam dicht bij haar staan en niettegenstaande zij ternauwer-  38 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". nood zijn lippen zag bewegen, kon ze hetgeen hij zei toch duidelijk verstaan: „Wees niet bang, ik zal je er wel uitredden." Bang... Natuurlijk was zij- dat, en hoe kon zij in 's hemelsnaam uit deze moeilijkheden geraken ? Het zou onmogelijk zijn te weigeren mee naar het politiebureau te gaan. In doodsangst vroeg ze hem:-„Kun je nu intusschen niet wegloopen ?" „Ik denk er niet over dat te doen zonder jou," antwoordde hij. „Laat het maar geheel aan mij over en bereid je op alles voor. Tob niet." De eerste politieagent kwam uit de woning en zei: „De dokter heeft den dood geconstateerd. Hij zal hier op de ambulance wachten. Wanneer u en de jonge dame zoo goed zouden willen zijn even mee naar het politiebureau te gaan om een verklaring af te leggen voor den Inspecteur, dan hoef ik u niet langer op te houden." „Ik vermoed, dat hij een zwak hart had," veronderstelde Lovat. „Het is mij opgevallen hoe bleek hij er uitzag," zei Mona werktuiglijk. Als in een droom volgde zij de beide mannen, want alles kwam haar zoo onwezenlijk voor. „Het bureau is slechts tien minuten hier vandaan," zei de agent. Mona keek Lovat aan. In zijn oogen lag een uitdrukking van bewondering, waardoor ze weer moed kreeg en er in slaagde zich uiterlijk kalm te houden. Hoe rustig en onverschrokken gedroeg hij zich. Hoe kon hij bedaard meegaan naar het politiebureau en zelfs nog beminnelijk met den agent loopen praten, terwijl hij haar nog even van te voren gezegd had, dat zijn signalement thans overal bekend was? Zijzelf trilde van angst, haar ledematen voelden als loód en ze kon geen woord uitbrengen. Ze staken den weg over en kwamen in een straat, waarin zich onoogelijke huisjes en kleine winkeltjes bevonden. Daarna bereikten ze een breeden weg, waar huizen stonden, omringd door uitgestrekte tuinen. Niettegenstaande al haar misère kon Mona toch niet nalaten zich in gedachte af te vragen hoe groot de verbazing van den agent wel zou zijn wanneer hij plotseling ontdekte, dat John Lovat, de ontsnapte moordenaar daar naast hem liep. „Tusschen twee haakjes," vroeg de jonge man, „gelooft u dat wij bij het onderzoek ook aanwezig moeten zijn?" „Dat vermoed ik van wel, mijnheer," antwoordde de agent. „U moet niet vergeten, dat u beiden en Ik de eenige getuigen zijn." „Dat is heel vervelend," zei Lovat ontevreden. „Ik sta juist op  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 39 het punt naar het buitenland te vertrekken. Vertel me eens, agent, heb je onze namen en adressen juist genoteerd?" De agent haalde zijn zakboekje weer voor den dag en stond stil. Het kwam Mona op dat oogenblik voor, alsof de atmosfeer met electriciteit geladen was. Ze bemerkte, dat ze juist op een hoek waren, en dat zich rechts een zijstraat vol boomen bevond. De agent boog zijn hoofd over het zakboekje, en .het volgende moment viel hij als een blok op den grond, terwijl Lovat haar bij de hand greep, en zij zoo vlug hun beenen hen dragen konden den zijweg inrenden. Gelukkig was de weg zoo goed als verlaten en bevond zich heel in het begin daarvan een zijpad. Niemand trachtte hen tegen te houden. Mona was bijna geheel buiten adem, en ze had het gevoel, alsof haar hart barsten moest. Het duurde niet lang, of kreten drongen vanuit de verte tot hen door. Ze struikelde even, waarop Lovat hijgend uitbracht: „Om Gods wil, kom mee! Versta je me niet? Ze zitten ons op de hielen, en al de menschen die wij tegenkomen, zullen hun zeggen ons gezien te hebben. Probeer je nog even goed te houden." Ze beheerschte zich met geweld, en hij hield haar half met zijn eenen arm op, daar ze duizelig werd. Ze liepen de eene straat in, de andere straat uit, en tot hun geluk bleken deze alle vrijwel verlaten te zijn. Ten slotte, toen ze bijna geheel uitgeput was, verminderde hij zijn gang. „Wij zullen het er op wagen," zei hij. „Ik geloof dat ze thans' op een dwaalspoor zijn, zoodat wij niet meer zoo hebben te hollen." Hijgend stonden ze stil. Het zweet gutste langs zijn voorhoofd, niettegenstaande Mona ijskoud was. „Nu moeten we heel bedaard wandelen," zei Loval, toen hij zijn gewone stem weer herkregen had, „en zullen we teruggaan naar den. kant, waarvan wij kwamen." Hij stond even stil, en voegde er aan toe, terwijl hij een hoek omkeek: „Goede hemel, daarmede hebben we geboft." Mona volgde hem. Op onverklaarbare wijze waren ze weer voor het station van South Norwood gekomen. In hun vlucht schenen ze in een cirkel te hebben rondgeloopen. Het geluk was hun opnieuw, gunstig en vijf minuten daarna stoomde er een trein binnen voor Victoria Station. Lovat veegde zijn voorhoofd af, en keek het meisje aan. Niettegenstaande er nog een verdrietige uitdrukking in zijn oogen lag, straalden deze toch van trots. „Dat was op het kantje af," zei hij. „Hoe zult u me ooit kunnen vergeven? Maar geloof me, we zijn nu volkomen veilig. Waarom  40 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". kreeg die arme stakker het ook in zijn hoofd plotseling te sterven ? Dit is werkelijk het eenige district, waar ze niet naar me zouden zoeken. Denkt u, dat ik u anders hier had laten komen?" De eerste vraag, die Mona stelde, was typisch vrouwelijk... „Heeft u... heeft u den politieagent pijn gedaan?" Met een eenigszins zenuwachtig lachje antwoordde hij: „Ik heb hem in elk geval bewusteloos geslagen. Wat kon ik anders doen? Ik denk,'dat het wel een oogenblikje zal duren, voordat hij weer bijkomt. Misschien heeft iemand mij gezien en alarm gemaakt. Er bleef me echter geen keus over, want ik moest u in de eerste plaats in veiligheid zien te brengen." Plotseling, toen de trein zich in beweging zette, zei hij haastig: „Hoe laat is het, juffrouw Summers ?" Ze keek op haar armbandhorloge. „Vijf minuten over vieren." Hij vloog overeind, haalde een stukje papier en potlood tevoorschijn. „Dit is het adres van de oude dame. Wilt u probeeren iets voor haar te doen? Ik moet hier uitstappen. Nee, ik kan niet verder met u meegaan." „Maar ze zullen naar u zoeken," zei ze vol angst. „Dat kan ik niet helpen. Mijn eenige weg om te ontsnappen leidt door deze buurt. Dat is iets, wat ik u thans niet verklaren kan. Misschien later...» maar we zullen elkaar waarschijnlijk nooit meer ontmoeten. Vaarwel... God zegen je en wees goed voor mijn oude vriendin... de beste, die een man ooit had." De trein reed het station binnen. Zonder dat zij er een moment op voorbereid was, nam Lovat haar handen in de zijne en overdekte die met kussen. Ze begreep, welk een hartstochtelijk verdriet er in hem omging. „U is veilig," mompelde hij. „Tob niet over mij en... duizendmaal dank. Eens..." Hij had geen tijd om meer te zeggen, daar de trein stopte. Met een sprong was hij op het perron. Bewegingloos bleef het meisje voor zich uitstaren... Ze vergat geheel en al, dat hij een moordenaar was. Ze kon aan niets anders denken dan de oogen, die haar aangekeken hadden, alsof ze zeggen wilden, dat zij het eenige op de wereld was, waarom hij iets gaf. Onbewust had zij dien blik beantwoord... HOOFDSTUK X. „MEN KAN NIET MET LIEFDE SPELEN". Toen Mona thuiskwam was ze dood vermoeid en er was een dof gevoel in haar hoofd. Alles kwam haar als een.droom voor. Wanneer  HET MEISJE. DAT HAAR WOORD HIELD. 41 haar voeten en spieren niet zulk een pijn hadden gedaan, zou zij er aan getwijfeld hebben of het werkelijk gebeurd was. Het eenige, wat zij op het oogenblik hoopte, was, dat John Lovat veilig en wel ontkomen zou. Dien avond liet zij in haar gedachten hetgeen er des middags gebeurd was nog eens de revue passeeren... Het was reeds heel laat, voordat ze zich herinnerde, dat zij sinds haar haastige lunch dien dag niets meer gegeten had. Ze liep naar het keukentje en maakte eenige roereieren klaar. 's Nachts droomde ze driemaal, dat John Lovat gepakt was, en badend in het angstzweet werd zij wakker. Toen het tijd werd om op te staan, voelde ze zich als geradbraakt. Aan het ontbijt kon ze niets door haar keel krijgen, maar koortsachtig vloog ze de courant door: Geen woord kwam er in voor over John Lovat, doch wel stond er een verslag in over den tragischen dood van den chauffeur in South Norwood, en het raadselachtige optreden van de twee personen, die in de taxi hadden gezeten. Een jonge man, vergezeld van een meisje, had een politieagent een valsch adres opgegeven, hem daarna neergeslagen en ze hadden hierop met zijn tweeën het hazenpad gekozen. Tot haar groote voldoening bleek het Mona, dat niemand eenig verband zocht tusschen den jongen man en den ontsnapten moordenaar. Verondersteld werd, dat hij den agent bewusteloos had geslagen om aan een politieonderzoek te ontkomen. Er werd een heel vage beschrijving van hem gegeven, terwijl er over Mona werd gesproken als „een slanke, jonge vrouw in het zwart gekleed". Inderdaad had zij een donkerblauw pak gedragen en een donkerlila hoed. Den geheelen ochtend voelde zij zich ontzettend ongelukkig. Machinaal verrichtte zij haar werk; haar hoofd klopte, en alles leek haar even somber en ellendig toe. Eerst toen ze met Drew lunchte, drong het tot haar door, wat er eigenlijk met haar had plaats gevonden. Zoodra ze hem zag, begreep ze, dat zij niet van hem, doch van John Lovat, den ontsnapten moordenaar, hield. Dit was een ontzettende schok voor haar. Ze bekeek Drew thans met heel andere oogen, toen hij haar op zijn gewone zelfbewuste wijze vertelde, wat hij den vorigen dag gedaan had. Hij was een vreemde voor haar... Ze had hem nooit liefgehad: dit was haar nu heel duidelijk. Eerst vandaag begreep zij de volle beteekenis van het woord „liefde"... de vreugde, het verdriet, de toovermacht, die het leven als het ware tot een verrukkelijken droom kunnen maken. Loyal had dergelijke sensaties nooit bij haar opgewekt, hoewel zij vreesde ze wel bij hem geïnspireerd te hebben. Het meisje. 7  42 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". Door zijn krachtige persoonlijkheid had zij zich als het ware laten misleiden. De gevoelens van tevredenheid en veiligheid had zij voor liefde gehouden. Thans wist ze met hart en ziel een man lief te hebben, dien ze nooit zou terugzien. En hij hield ook van haar, daarvan was ze overtuigd. Bij het afscheid hadden zijn oogen haar zwijgend gezegd: „Ik houd van je... ik houd van je." Drew plaagde haar om haar stilzwijgen en bleekheid. Ze zei last van hoofdpijn te hebben, en hij praatte door over het kleine flat in Putney. Mona had een loodzwaar gevoel in haar hart. Gisteren had zij nog het plan gehad Drew alles van het avontuur te vertellen, daar zij meende dit verplicht te zijn. Maar vandaag kon ze het niet. Ze zou nooit meer met hem over John Lovat kunnen spreken, nu ze wist, wat er in haar omging. Wat zou ze doen ? Die kleine woning in Putney had niet de minste bekoring meer voor haar. Alles was gebeurd door haar groot verlangen naar veiligheid en haar behoefte om op iemand te kunnen steunen. Dit verlangen was sterk naar voren getreden, toen zij John Lovat door haar getuigenis indirect ter dood veroordeeld had. En nu hield ze van hem... van hem, een moordenaar! Hoe ongelukkig zou zij zich gevoelen in het flat in Putney. Ze zou oneindig veel gelukkiger zijn geweest, wanneer ze met Lovat mee had kunnen vluchten, al zou ze ook geen dak boven haar hoofd hebben en geen plaats om haar hoofd rustig neer te leggen... Ze kon zichzelf niet begrijpen. Al dien tijd had zij zichzelf bedrogen. Ze had geloofd, dat zij Loyal Drew liefhad, en ze had er naar verlangd zijn vrouw te worden. Alles kwam haar nu echter zoo gewoon en saai voor. Ze voelde de kussen van John Lovat nog op haar hand en zag de uitdrukking in zijn oogen. Toen dacht ze aan het rustige gevoel dat zij ten opzichte van Drew had. Hoe voorzichtig en kalm had zij de kosten van haar trouwjapon berekend, en hoe belangrijk had dit toilet haar toegeschenen. Op dit oogenblik echter kon zij zich heel goed voorstellen, hoe verrukkelijk ze het zou hebben gevonden met John Lovat in lompen gehuld te kunnen trouwen... Den daarop volgenden Zondag had Drew een conferentie met iemand, die uit Schotland zou overkomen, teneinde de belangrijke zaak te bespreken, die hij thans onder handen had. Drew zou haar dan om zeven uur 's avonds komen halen, waarna ze samen in Soho zouden soupeeren. Ze besloot in den morgen naar South Norwood te gaan om de oude vrouw te bezoeken, wier adres Lovat haar'gegeven had. Dit was de eerste gelegenheid welke zij hiervoor had kunnen  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 43 vinden. Ze brandde van verlangen iets voor hem te doen, en had hij haar niet gezegd, dat deze dame zijn beste vriendin was? In de courant las zij, hoe het onderzoek betreffende de kwestie van den chauffeur was afgeloopen en het verslag eindigde met een strenge veroordeeling van het eigenaardige optreden vari den heer en dame, die in de taxi hadden gezeten. Verder werd er in hetzelfde blad vermeld, dat het spoor van John Lovat, dat de recherche had gemeend te hebben gevonden, waardeloos bleek te zijn. Mona vond het adres, dat Lovat voor haar had opgeschreven, zonder de minste moeite. Een oude, vuil uitziende vrouw opende haar de deur. „Kan ik misschien juffrouw Werriett even spreken?" vroeg het jonge meisje. „Nee, dat zal niet gaan," klonk het korte antwoord, „want ze is dood." „O!" riep Mona verdrietig uit. „Wanneer is zij gestorven?" „Eergisterennacht. Ze hebben haar naar het lijkenhuis gebracht en ze wordt morgen begraven. Daarvoor was nog juist genoeg geld over. Is u een vriendin van haar?" ging de vrouw op eenigszins wantrouwenden toon voort. „Nee," zei Mona rustig. „Ik heb echter over haar hooren spreken en ik kwam hooren, of ik iets voor haar doen kon." Ze bedankte de vrouw en wendde zich om met een ontzettend gevoel van teleurstelling. Drew kwam veel vroeger, dan hij gezegd had. Het was nauwelijks zes uur en Mona zat in haar zitkamer te lezen. „Mona," zei hij, „daar de conferentie vroeger was afgeloopen, dan ik gedacht had, ben ik maar dadelijk naar jou gegaan. Ik had een ontzettend verlangen je te zien, daar ik vannacht een afschuwelijken droom heb gehad. Ik droomde namelijk, dat je niet meer van me hield, kindje... Lach me niet uit, liefste, want ik kan het niet helpen. Den heelen dag heb ik er aan moeten denken... Wees lief voor me, vrouwtje, en zeg me, dat je van me houdt." Hij drukte haar in zijn armen, en zijn blauwe oogen keken haar op zulk een hartstochtelijke wijze aan als een man doen kan, wanneer hij vreest het liefste wat hij op aarde bezit te zullen verliezen. Toen Mona haar hoofdje aan zijn schouder verborg, welde er een snik in haar op. Zooveel hield hij dus van haar, dat het hem reeds geheel van streek bracht, wanneer hij slechts droomde haar kwijt te raken... Wat moest zij beginnen?  44 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". HOOFDSTUK XI. HET LOT KOMT TUSSCHENBEIDE. De tijd vloog voorbij... zoo leek het Mona Summers althans en haar huwelijksdag naderde. Herhaaldelijk keek ze naar haar verlovingsring, die met diamanten was bezet, en meer dan eens zei ze tot zichzelf, dat zij dien behoorde terug te geven en Loyal Drew moest vertellen, dat ze hem niet liefhad en daarom ook niet met hem kon trouwen. Ze was ervan overtuigd, dat haar liefde voor John Lovat geen voorbijgaande bevlieging was-. Hij was geen oogenblik uit haar gedachten. Voortdurend verscheen zijn gebronsd gelaat met de treurige grijze oogen voor haar geest. Sinds de veroordeeling had zij hem slechts driemaal gezien: ze wist niets van hem af... alleen het feit, dat hij een moordenaar was. Haar hart behoorde hem echter toe, en dat zou altijd zoo blijven, ofschoon ze hem nooit meer in haar leven zou zien. Het tragische van alles was, dat Loyal Drew zoo hartstochtelijk veel van haar hield. Ze kon het niet over zich verkrijgen hem het verdriet aan te doen zich van hem los te maken. Er scheen geen geluk voor^haar te mogen bestaan, dacht ze bij zichzelf. Ze zou nooit bij John Lovat kunnen zijn, zonder hem'in den weg te staan en een voortdurend gevaar voor hem op te leveren. Het eenige, wat zij voor hem doen kon, was hopen, dat hij veilig en wel uit Engeland verdwenen was... Wat moest ze beginnen? Ze wenschte vurig haar belofte aan haar aanstaanden man na te komen. Hoe minder ze van hem hield, des te meer bewonderde zij hem. Eindelijk kwam ze tot de slotsom, dat ze zichzelf moest opofferen. Ze kon niet anders handelen... tenzij het Noodlot zich er in mengde, wat niet zeer waarschijnlijk was. Met een groot gevoel van verdriet in haar hart, doch een glimlachend gezichtje koos zij gordijnen en kleeden uit, en ze berispte Drew plagend over zijn verspilzucht om vier nieuwe toiletten voor haar te willen koopen. Drew maakte haar honderd keer per dag over haarzelf beschaamd door zijn teederheid en groote zorgen. Hij sprak nooit meer over John Lovat, en hij scheen deze geheele episode vergeten te zijn. Bovendien stond er niets meer over hem in de couranten. Hij had het aantal der ontsnapte misdadigers, dat veel grooter is, dan men vermoedt, met één vermeerderd. Toen, ïgeheel onverwacht, precies een week voor hun trouwen, kwam het Noodlot tusschenbeide.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 45 Het huwelijk moest minstens een maand uitgesteld worden. Drew was wanhopig, doch er viel niets aan te veranderen. Hij was genoodzaakt een reis naar Malta te maken. Het verrassend verloop, dat de zaak betreffende het betwiste testament had genomen, was zoodanig geweest, dat een oude, levende getuige gevonden werd, dien hij zoo spoedig mogelijk op dat eiland moest gaan bezoeken. Het was van het grootste belang, dat Drew hem zelf sprak, en daar de oude man niet vervoerd kon worden, stond Drew niets anders te doen dan zich naar hem te begeven. Verder leefde er nog een andere belangrijke getuige in Gibraltar, namelijk de dochter van een ouden huisknecht, die.Drew waarschijnlijk eveneens zou moeten zien. Zijn eigen onkosten zouden natuurlijk betaald worden, maar een man van zijn beperkte middelen kon niet bekostigen zijn jonge vrouw op een dergelijke dure re.is mee te nemen. Mona zag dat volkomen in. Op een avond spraken ze er over om voor zijn vertrek te trouwen, doch hiertegen bleken verschillende bezwaren te bestaan,- waarvan een der voornaamste was, dat het flat in Putnèy niet voor dien tijd gereed kon zijn, doch eerst twee weken na den oorspronkelijk vastgestelden huwelijksdag in gebruik kon worden genomen. „De tijd zal gauw genoeg voorbijgaan, Loyal," zei Mona. Ze kon het niet helpen, dat zij diep in haar hart blij was over dit uitstel. „Voordat je terugkomt zal ik alles in het flat in orde hebben gebracht." „En wij zullen ons tevreden moeten stellen met een huwelijksreis van slechts een paar dagen, liefste," antwoordde hij gretig. „Maar wanneer eindelijk deze moeilijke zaak achter den rug is, zullen wij in het voorjaar een paar heerlijke weken in Parijs doorbrengen." Zoo was het dus afgesproken. Ze zouden trouwen op den dag na Drew's terugkomst. Gedeeltelijk opgewonden over zijn belangrijke taak, gedeeltelijk heel verdrietig over het feit, dat hij Mona moest achterlaten, vertrok hij. Niettegenstaande hij erg terneergeslagen was, kon Mona, toen zij afscheid van Drew nam, zich toch niet verhelen, dat zij volstrekt niet verdrietig was. Met een bosje viooltjes in haar hand en in haar taschje een cheque voor twintig pond, die Drew haar had achtergelaten om nog wat voor het huisje te koopen, liep ze naar kantoor terug. Den volgenden dag gebeurde er iets heel eigenaardigs. Midden onder haar werk viel ze flauw, en het duurde geruimen tijd eer ze weer bijkwam. Een week moest ze thuisblijven, waarna de dokter haar mededeelde, dat zij minstens veertien dagen vacantie moest hemen om weer op krachten te komen. Hij zei, dat haar zenuwgestel Het meisje. $  46 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". een zwaren schok had gehad en zij zeer zeker niet beter zou worden, als ze in Londen bleef. Haar nieuwe directeuren Behandelden haar met de grootste vriendelijkheid en edelmoedigheid. Ze gaven haar als huwelijksgeschenk een •cheque van honderd pond, en de heer Graycote, die de plaats van haar vroegeren directeur had ingenomen, drong er op aan, dat zij bovendien nog een extra veertien dagen salaris zou accepteeren, opdat ze haar vacantie op hun kosten zou kunnen doorbrengen. Tot op zekere hoogte begreep men, dat haar zenuwtoestand inJioofdzaak te wijten was aan hetgeen zij in hun zaak had doorgemaakt. Toen ze terugkwam, verzocht men haar naar Brussel te willen gaan om de privé-correspondentie, welke de heer Addison daar op zijn kantoor indertijd had achtergelaten, door te lezen. Ze had dit toen ook zoo handig en accuraat in Londen gedaan, voegde hij er aan toe, zoodat, vooral ook omdat zij zoo uitstekend Fransch kende, het aan niemand beter kon worden toevertrouwd. De directeur van het Brusselsche kantoor en twee klerken zouden haar in alles assisteeren. Mona leek dit idee buitengewoon aantrekkelijk toe. Ze had vier heel gelukkige jaren doorgebracht in een kloosterschool niet ver buiten Brussel. In gedachten zag ze de helder verlichte avenues weer voor zich, het mooie bosch bij de voorsteden en het koninklijk paleis. En dit zou een veel grooter verandering voor haar zijn dan het bezoek aan Cornwall, wat zij zich eerst had voorgenomen. Van haar collega Julie Wayne had zij ëen adres gekregen van een pension in een klein visschersdorpje, gelegen in een schitterend kustlandschap. De dokter had gezegd, dat ze behoefte had aan opwekkende zeelucht. Volgens Julie's beschrijving was dit een ideaal plaatsje. Prachtige rotsen liepen tot ver in den Atlantischen Oceaan, en daarachter lagen verrukkelijke dennebosschen. Bovendien was het slechts een mijl verwijderd van een aardig stadje, zoodat men er zich volstrekt niet eenzaam behoefde te gevoelen. De hospita was een gezellige, hartelijke, oude vrouw, die haar gasten tracteerde op versche eieren en heerlijken room, en slechts zeer matige prijzen berekende. Op dat oogenblik was Mona echter te vermoeid om zich er druk over te maken, waarheen ze eigenlijk zou gaan. Het kwam haar voor, alsof het haar zelfs te veel was om na te denken. De vriendelijke behandeling der firmanten had haar aangenaam getroffen, evenals het draadlaoze telegram, dat zij in antwoord op het hare van Drew had gekregen. Ze schaamde zich er over, dat ze zoo weinig aan haar verloofde dacht.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 47 HOOFDSTUK XII. DE ONTMOETING AAN ZEE. Vijf dagen na haar aankomst te St. Gwatkins, zooals het visschersdorpje heette, voelde Mona zich zoo goed en krachtig, dat zij op een ochtend reeds voor het ontbijt een wandeling ging maken. De zeelucht had haar zeer versterkt. Ze stond vroeg op en ging vroeg naar bed. Den geheelen dag zwierf zij door de duinen en klom over de rotsen. Tegen donker kwam ze thuis, gebruikte dan een uitgebreide thee, las, speelde piano of maakte een blouse voor zichzelf. Het weer was volmaakt mooi. Haar hospita verzekerde haar, dat zij nog nimmer zulk een maand November had meegemaakt. Dien nacht scheen het echter een weinig gevroren te hebben, en Mona liep vlug door, genietend van de frissche morgenlucht. Er lag een zacht rose kleur op haar wangen, en een schitterende glans in haar bruin-groene oogen. Haar mooi figuurtje gestoken in een bruin wollen mantelpak, spoedde ze zich vlug over het strand. Ze kon zich niet voorstellen, dat zij werkelijk ziek was geweest. De dokter had gelijk gehad: het eenige, waaraan ze behoefte scheen te hebben, was verandering. Hi^r was niets dat haar herinnerde aan de vreeselijke dagen, die achter haar lagen. In dit dorpje at, dronk en sliep ze en werd weer volkomen sterk. Ze kwam op een punt aan, waar de weg een sterke kromming vertoonde, en naar het stadje Blethgroe leidde, dat op circa een mijl afstand lag. Een hooge muur omsloot een wondermooien tuin, welke, tot bijna aan de zee toeliep. Ze zag wuivende palmen en andere sub-tropische planten en ontdekte zelfs November-rozen en geraniums, welke over de omheining groeiden. Deze herinnerde haar aan de lustoorden aan de Middellandsche Zee, waarover ze veel gelezen had. Het huis was vanaf den weg niet zichtbaar. Mona was dikwijls van plan geweest te informeeren, wie de eigenaar van dit buiten was, doch had het telkens weer vergeten. Ze bemerkte een groot ijzeren hek, waarnaast een klein pad voor voetgangers was. Toen Mona het hek bereikte, zag zij een man het pad voor de voetgangers afloopen. Dichterbij gekomen, bleef ze doodsbleek en bevend stilstaan, en staarde naar de naderende figuur, alsof zij een geestverschijning zag... Het was John Lovat, gekleed in een sportkostuum. De jonge man maakte een gezonden indruk, hoewel de bedroefde uitdrukking in zijn oogen nog niet verdwenen was. Het ontging haar niet, dat, toen hij haar ontdekte, zijn gezicht plotseling opklaarde. Hulpeloos, als-aan den grond genageld, stond ze daar.  4§ „Wat een toeval, juffrouw Summers," riep hij uit. „Het is een eigenaardige speling van het lot, nietwaar?" De woorden klonken betrekkelijk conventioneel, doch er was een trilling in zijn stem, welke haar van geluk vervulde. Een gevoel van vrees kreeg echter onmiddellijk daarop de overhand. „Wat doet u hier?" vroeg ze zenuwachtig. „Kon u het.land niet verlaten? U zei toch dit van plan te zijn?" „Ik ontdekte, dat de havens te sterk bewaakt werden, en ik ben veel veiliger hier." „Maar wat doet u?" „Ik heb een betrekking als chauffeur." „Hier... in dit huis?" Ze wees op het hek. „Nee, in een garage in de stad." „Maar dat is krankzinnigheid, want ze zullen u ontdekken." „Oh, nee, nog niet," zei hij nonchalant. „Ik verzeker u, dat ik voor het oogenblik veilig ben, want ik heb met iedereen vriendschap gesloten. Men veronderstelt, dat ik niet erg sterk ben... wat last van mijn longen heb... en dat ik deze betrekking slechts genomen heb, teneinde in dit verrukkelijk klimaat te kunnen zijn." „Zij zullen echter gauw genoeg ontdekken, dat u geen beroepschauffeur is." „Oh, dat zal wel losloopen, want verschillende lui in die branche zijn niet bepaald vakmenschen. Dat feit zal geen verdenking op mij vestigen. Maar vertelt u mij eens, juffrouw Summers, welke gunstige wind heeft u hierheen doen waaien?" Ze deelde hem in een paar woorden mede wat er gebeurd was, en het licht, dat er in zijn oogen verscheen, toen ze sprak over haar uitgesteld huwelijk, deed een rilling van geluk door haar heengaan. Opnieuw viel het haar op, hoe jongensachtig hij er nog kon uitzien, wanneer de melancholieke uitdrukking van zijn gezicht plaats maakte voor een van vroolijkheid. „Wat moet u het land aan mij hebben," zei hij. „Alles is rnijn schuld. Ik ben indirect de oorzaak van uw ziekte. Door mijn toedoen heeft u zooveel verdriet gehad. U hadt zich over mij volstrekt niet ongerust behoeven te maken..." Toen vertelde ze hem van zijn oude vriendin in South Norwood, die ze was gaan opzoeken, doch waar zij te laat was gekomen om haar nog te kunnen helpen. „Oh, is zij gestorven?" zei hij zachtjes en weer kwam er een harde trek om zijn' mond. „Misschien is het beter zoo, juffrouw Summers. Terwille van mij heeft zij zich buiten de maatschappij gesteld. Zij is mijn oude kinderjuffrouw. Zij gaf mij een schuilplaats,  49 toen ik uit uw huis ontsnapte. Dien nacht vatte ze kou, toen ze op straat op mij liep te wachten. Zoodra ik uit de gevangenis ontvluchtte, telegrafeerde ik haar, dat zij mij ieder oogenblik kon verwachten.' Die arme oude vrouw." De tranen sprongen in Mona's oogen, en ze begreep het ontzettende verdriet, dat er thans in hem moest omgaan. Ze kon echter haar angstgevoel niet onderdrukken. „Ik kan het idee niet verdragen, dat u hier is," zei ze. „Ze zullen -u vinden, dat weet u zelf ook wel. Loyal zei, dat het slechts een kwestie van tijd was." „Ik geloof niet, dat ze een enkelen leidraad hebben," antwoordde hij. „De laatste was volkomen valsch, wat ik toen al onmiddellijk begreep. Toe, tobt u nu niet over mij, want dat vind ik vreeselijk. U is hierheen gekomen voor uw gezondheid. Ik heb u al genoeg last bezorgd. Ik zal u uit den weg blijven, zoodat u in niets aan dien afschuwelijken tijd wordt herinnerd. Er is ook totaal geen reden, - waarom we elkaar nog zouden ontmoeten." Toen ze elkaar aankeken, voelde Mona, hoe het warme bloed haar naar de wangen steeg en ze wendde zich om. „Het is beter, dat u nu weggaat, want men mag u niet met mij .zien. Wat is het eigenaardig, dat u juist zoo vroeg op pad was. Vindt u het hier niet schitterend? Je kunt uren en uren loopen, zonder een sterveling tegen te komen, en soms wanneer ik met mijn auto ver de hei inga, verbeeld ik me, dat ik weer in Zuid-Afrika ben. Gaat u nu maar weer terug, juffrouw Summers en als u mij in het stadje tegenkomt, kunt u doen, alsof u me nooit gezien heeft De garage is vlak tegenover de Methodistenkerk, en ik sta hier bekend onder den naam van Frank Luce. Het is beter, dat ik u dit even zeg." Het sprak vanzelf, dat ze hem onmiddellijk gehoorzaamde, want ze had geen oogenblik langer bij hem kunnen blijven, daar haar hart te yol was. Ze sloegen ieder een andere richting in en toen ze een keer omkeek, zag ze zijn jongensachtig figuur scherp tegen het blauw van den hemel afsteken. In den loop der volgende dagen kwamen haar twee dingen ter oore. Ze vroeg haar hospita aan wien het huis met den mooien tuin toebehoorde. Het was van den Hertog van Lisburn. De oude vrouw vertelde haar, dat het een sprookjespaleis geleek, doch dat het buiten vanaf den weg niet zichtbaar was. Ze vertelde haar ook van het tweede huwelijk van den hertog met een actrice. Het was bekend, dat de hertog, voordat hij op de huwelijksreis ging, longontsteking had gekregen en dat hij op het oogenblik in Londen vertoefde, terwijl de hertogin „Het huis der Palmen", zoo  5° BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". heette het kasteel, bewoonde. Tegen den winter zou alles in orde gebracht worden voor de komst van haar echtgenoot. Men beweerde, dat zij heel mooi was. Mona herinnerde zich plotseling de kleine deur in den muur van het huis van den hertog in Belgrave Square, de mooie* hertogin en John Lovat. Welke verhouding bestond er tusschen hen? Was hij haar hierheen gevolgd of zij hem? Dien avond ging ze naar bed en ze verachtte zichzelf omdat ze telkens moest schreien, doch toch voelde zij zich in-gelukkig dat. hij slechts op een mijl afstand van haar verwijderd woonde. Den volgenden morgen ging ze in het stadje fruit koopen, en een kleine auto, die heel veel op een taxi leek, reed over de hobbelige straten. John Lovat zat aan het stuur en binnenin ontdekte het jonge meisje de hertogin van Lisburn. Het bekoorlijke gelaat was half bedekt door een licht grijzen sluier, en in de donkere oogen lag nog dezelfde tragische uitdrukking. De winkelierster vertelde haar, wie de dame was. „Ze heeft haar eigen auto niet meegebracht," zei ze, „doch heeft er een gehuurd. De jonge man aan het stuur, die in de garage aan den overkant werkt, heeft verleden week twee menschen gered. Den eersten keer een jongen en de tweede maal een ouden man, die vanaf een der rotsen in zee was gevallen. De jongen zocht naar eieren en de oude man was een ontsnapte zenuwpatiënt. Men beweert, dat zijn eigen leven door zijn reddingspogingen in gevaar werd gebracht. Hij is een vreemdeling hier, maar iedereen mag hem." Met kloppend hart luisterde Mona toe, en zoo verstrooid was zij, dat de winkelierster haar het wisselgeld achterna moest brengen. Dien avond riep ze al haar gezond verstand te hulp. Toen ze alleen zat in het heldere zitkamertje, versierd met plaatjes uit den Bijbel, streed zij tegen haar wilde, avontuurlijke verlangens en trachtte zij zichzelf er toe te brengen datgene te doen, wat haar plicht was. John" Lovat was hier dicht bij haar. Ze had hem lief. Hij was een moordenaar, en zij was verloofd met den besten man, die er op de wereld kon bestaan. Hij vertrouwde haar ten volle, en had zich met buitengewone edelmoedigheid tegenover haar gedragen. Er bleef haar slechts één enkel ding over... weg te gaan. Langzaam en geheel tegen haar zin begon ze haar koffer te pakken. Morgenochtend zou ze het een of andere excuus verzinnen en haar hospita mededeelen, dat ze onverwacht weggeroepen was geworden.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 51 HOOFDSTUK XIII. DE DROOM, DIE NOOIT WAARHEID KON WORDEN. Doch het mocht zoo niet zijn. Ze zou niet zoö gemakkelijk uit dat warnet ontkomen. Den volgenden morgen had Mona een jontzettende maagpijn. Het meisje zou om den toestand hebben kunnen lachen, als zij zich niet zoo ellendig had gevoeld. Haar vriendelijke hospita liep haar den heelen dag na met citroensap, en eindigde ten slotte met de bewering, dat de room Mona niet goed moest zijn bekomen. „Sommige menschen hebben er last van," ging de goede ziel voort. „En, u weet zelf wel, dat u er nog al dol op is." Op dit oogenblik verwenschte Mona dezen echter. Tegen den middag stond ze op en ging in een grooten stoel zitten. Ze had haar hospita nog niet gezegd, dat ze van plan was heen te gaan. Natuurlijk moest zij dit doen, zoodra ze wat beter was. De vreeselijke krampen en hoofdpijn waren geleidelijk gezakt. Morgen zou ze waarschijnlijk aan haar voornemen gevolg kunnen geven en naar een ander dorpje in Cornwal vertrekken. Ze had niet meer zooveel geld over en ze was nog verre van sterk. Haar vaste besluit was evenwel in elk geval hier vandaan te gaan. Ze ging een eindje loopen en onwillekeurig richtte zij haar schreden naar den mooien tuin bij de zee. Het was heel warm en ze voelde zich zoo loom, dat ze behoefte kreeg op een der rotsen te gaan zitten. Toen ze de steenen trappen afsteeg, kwam ze een dame tegen, in wie zij onmiddellijk de hertogin van Lisburne herkende. Ze hijgde een weinig, toen zij den top bereikte, en Mona vond, dat zij er heel slecht uitzag. Ze droeg een cape van bont en een grooten zwarten hoed, waarover een sluier viel. De groote tragische oogen rustten even nieuwsgierig op Mona's gezichtje. Eensklaps sprak de vrouw met het heesche, aantrekkelijke geluid haar aan. „Vindt u het niet een prachtigen avond ? Ik heb juist een wandeling langs het strand gemaakt. Logeert u hier? Er zijn op het oogenblik heel weinig menschen. Ik ben hier vroeger nooit geweest en ik ben gewoonweg verliefd geworden op deze streek." Ze sprak op vriendelijken, nónchalanten toon, waaraan men duidelijk de vroegere actrice kon herkennen. Ze gedroeg zich, alsof ze Mona haar heele leven gekend had. Het jonge meisje had nooit een bekoorlijker glimlach gezien, en ze bezat een paar volmaakt  52 BIBLIOTHEEK VAN „DE PkiNS". mooie handen. Ze droeg geen handschoenen, en haar vingers waren met ringen overdekt. „Ik ben eenigszins ongesteld geweest," antwoordde Mona. „Dit is een uitstekend oord om weer op orde te komen. Logeert u in het stadje?" „Nee, in St. Gwatkins bij juffrouw Caister." „Dat is het dorpje waar al die visschers wonen. Mijn huis ligt precies om den hoek." Ze wees naar den hoogen muur. „Ik hoop, dat u het mij niet kwalijk neemt," zei Mona, die zich heel onhandig voelde door het eenigszins vrije optreden van de oudere vrouw. „Maar ik vraag me af, wie u toch eigenlijk is. Op uw huwelijksdag heb ik u uit de kerk zien komen." „Oh, ja? Wat is het grappig, dat u me nu weer ontmoet. Vindt u het niet zielig, dat mijn arme oude echtgenoot ziek in de stad ligt en niet op reis kan gaan? En hij verlangt altijd zoo naar het Zuiden. Ik ben hier vast heengegaan, om er voor te zorgen, dat het huis in orde gebracht wordt, zoodat hij binnen een paar weken kan overkomen. Het is hier gewoonweg schitterend en het doet je aan de Riviera denken. Ik heb nooit in mijn leven een mooieren tuin gezien. Ik zou graag willen, dat u dien eens op een dag kwam bewonderen." Ze glimlachte weer, keek het meisje over haar schouder aan en voegde er aan toe: „Ik hoop dat we elkaar dikwijls zullen ontmoeten. Het is zoo prettig hier plotseling geheel onverwacht een aardig jong meisje aan te treffen." Mona gaf het een of andere beleefde antwoord. De hertogin had haar niet naar haar naam gevraagd, en ze was zelf te verlegen om haar dien te zeggen. Ze kwam geheel onder de bekoring van dat mooie gezicht en de innemende stem. Er lag echter een uitdrukking in de groote donkere oogen, welke haar eenigszins vreemd aandeed. Deze maakte een rusteloozen, nerveuzen en zelfs eenigszins angstigen indruk. Het leek alsof de mooie vrouw zich van het een of ander niet zeker voelde, en zichzelf voortdurend vragen stelde. Nog meer verbaasde Mona zich over haar vermoedelijke verhouding met John Lovat, den ontsnapten moordenaar. Toen ze weer haar pension bereikte, schoot haar eensklaps iets te binnen, waaraan ze tot nu toe niet gedacht had. Zij zelf had eerst kort geleden een vreeselijken schok gehad... en de veronderstelling kwam eensklaps bij haar boven, dat een dergelijk iets met de hertogin van Lisburn ook het geval moest zijn geweest. Misschien voelde de oudere vrouw zich ongelukkig omdat ze plotseling van actrice hertogin was geworden... of wellicht had John Lovat er ook iets mede te maken. In elk geval geleek het er heel veel op, alsof de  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 53 hertogin een gedaanteverwisseling had moeten ondergaan, die veel te laat in haar leven was gekomen, om zich hierin nog gemakkelijk te kunnen schikken. " Den volgenden dag vertrok Mona niet, daar zij er niet den minsten zin in had. Ze voelde zich nog verre van goed en was heel terneer geslagen. Drew had haar adres en hij zou haar natuurlijk naar dit pension schrijven, bovendien was het buitengewoon onaangenaam een motief te moeten verzinnen, waarom ze weer in een ander huis haar intrek had genomen... Dit zou leugens en nog meerdere leugens met zich meebrengen. Daarenboven kon ze Lovat toch ook vermijden en was het niet noodig zich in het stadje te vertoonen. Hij was in betrekking, dus zou dikwijls genoeg afwezig moeten zijn. Alleen vond zij de gedachte vreeselijk, dat haar het een of andere uur iets ter oore zou kunnen komen omtrent zijn arrestatie. Hij had evenwel beweerd, dat hij voor het oogenblik volkomen veilig was. Ze kon zich dan ook inderdaad niet voorstellen, dat hij zich zoo vrij en onbezorgd zou gedragen, wanneer er werkelijk gevaar bestond. En er was nog iets anders... iets, wat ze zichzelf niet durfde bekennen. Het was verrukkelijk dicht bij hem in de buurt te kunnen zijn. Dien middag maakte ze een lange wandeling door de duinen. Toen ze geruimen tijd in gepeins verzonken had voortgeloopen, kwam zij plotseling tot de ontdekking niet meer te weten welken weg zij naar St. Gwatkins terug moest nemen. De schemering begon langzamerhand reeds te vallen en daarom liep ze haastig door. Eindelijk bereikte zij een hoofdweg, waar een wegwijzer was aangebracht met vier namen van dorpjes er op, welke zij zich niet herinneren kon ooit te voren te hebben hooren noemen. Het zou weldra geheel donker zijn en Mona begreep, dat ze heel ver van St. Gwatkins verwijderd was, ofschoon ze niet het flauwste idee had in welke richting zij zich moest begeven. Ze volgde den weg en sloeg op goed geluk af een zijpad in, toen ze eensklaps het geluid van een automobiel achter zich hoorde. „Wat is er aan de hand?" vroeg iemand. Ze liet een zenuwachtig lachje hooren, toen ze John Lovat uit den wagen zag stappen. Ze was angstig en oververmoeid, en de tranen stroomden langs haar bekoorlijk gezichtje. Voordat ze het zelf wist, lag zij in zijn armen. „Liefste... liefste..." zei hij op teederen, troostenden toon, „toe, schrei niet. Je bent veilig... Ik ben bij je, God, wat ben ik dankbaar dat ik juist voorbij kwam. Wat scheelt je ? En hoe kom je hier mijlen ver van de bewoonde wereld verwijderd?" Het meisje, g  54 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". Door haar snikken heen vertelde ze hem alles. Ze verweerde zich totaal -niet, toen hij haar lippen, oogen en haar kuste. „Ik houd van je... ik houd van je," zei hij. „Oh! hoe komt het, dat ik je nu in mijn armen heb ? Ik zou van geluk kunnen sterven." Hoewel het jonge meisje er precies zoo over scheen te denken, deed ze niettemin even later pogingen zich uit zijn armen los te maken. „Ik mag het niet," fluisterde ze. „Heb je dan alles vergeten?" „Nee, maar ik heb je lief en jij houdt ook van mij. Beken het nu, lieveling!" Ze kon het niet helpen. Zijn stem klonk zoo smeekend en dringend, en zijn oogen glinsterden vol hartstocht in de vallende duisternis. „Ik houd van je," stamelde ze, doch eensklaps ging ze op eenigen afstand van hem staand „Het Lot heeft je tot mij gezonden," zei hij. „Hoe zou je anders hier komen? Ik smeek je: zeg me nog eens, dat je me liefhebt." „Ik mag het niet... ik mag het niet," riep ze angstig uit. „Je moet het, want je kunt dit gevoel niet zoo maar van je afschudden." Hij lachte triomfantelijk. „Luister, liefste, want nu je bij me bent, en ik ook van jouw liefde overtuigd ben, wil ik je iets vertellen, wat ik gezworen heb hooit aan iemand te zullen bekennen... Ik ben geen moordenaar. Heb je ooit gedacht, dat ik dit wel was? Ik ben heel bang, dat je dit inderdaad veronderstelde. Hoe kon dat ook eigenlijk anders? Laat ik je dit even zeggen: ik zweer je, bij mijn eer en voor God, dat ik James Addison niet vermoord heb." Het kwam Mona voor, alsof de grond onder haar voeten verdween... Natuurlijk, natuurlijk was hij geen moordenaar. Hoe had zij zooiets ooit durven veronderstellen? Nee... anders had ze hem toch niet zoo liefgehad... De oogenblikken gingen voorbij... momenten, die eeuwigheden geleken, terwijl in de thans dichte duisternis deze twee jonge menschen elkaar in de oogen zagen. „Geloof je me?"^vroeg Lovat. „Ja... ja... ja!" „Liefste, ik kon het niet nalaten je mijn liefde te bekennen. Wat is het wonderheerlijk, dat je me gelooft, terwijl alles tegen me is." „Zul je je onschuld bewijzen?" fluisterde ze hem toe. Bij deze vraag keerde plotseling de oude strenge blik in zijn oogen terug, en het was, alsof de schitterende gelukkige glans daaruit als bij tooverslag verdween. Dit was weer het gezicht, dat haar sinds dien dag van de terechtzitting vervolgd had... „Nee," zei hij vastberaden. ,,Dat zal ik nooit doen. Dat is onmogelijk."  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 55 „Je beschermt iemand... Jij moet lijden om de misdaad, die een ander begaan heeft." Hij nam haar beide handjes in de zijne en drukte deze heel vast. „Je moet me vertrouwen," zei hij, „omdat je me liefhebt. Méér kan ik je niet vertellen... Ik had je dit geheim eigenlijk heelemaal niet mogen toevertrouwen, doch ik kon het eenvoudig niet helpen. Het was voor mij niet om uit te houdèn je in mijn armen te hebben, je te kussen, terwijl jij in de veronderstelling verkeerde, dat ik iemand vermoord had. Mijn onschuld kan echter nimmer aan het licht komen. Mijn heele verdere leven zal ik een uitgestootene zijn, en wanneer ze me gevangen nemen, zal ik de straf ondergaan. Ik geloof echter niet, dat ze me ooit levend te pakken zullen krijgen. Ik 'zal spoedig een gelegenheid vinden naar het andere einde van de wereld te gaan." p Angstig viel ze hem in de rede. „Ga je weg? Oh, nee... nee. Wat moet Ik dan beginnen?" Hij keek haar aan en in zijn oogen lag een uitdrukking van droefenis en berouw. „Ik ben een afschuwelijke, zelfzuchtige bruut," zei hij. „Ik had je nooit mogen bekennen dat ik je liefhad, het was schandelijk zwak van mij. Toen ik je echter hier midden in de duinen zag en je zoo bedroefd was... oh, Mona, dat was te veel voor mij. Vergeef me... toe vergeef me, liefste!" „Maar wat zal ik doen?" vroeg ze opnieuw op hulpeloozen toon. „Er valt niets te veranderen," zei hij en het kwam haar voor alsof zijn stem vaster klonk bij ieder woord, dat hij sprak. „Je moet... dit... vergeten." „Ik houd van je... dit heb ik je bekend en hoe kun je nu van mij verwachten, dat ik zal vergeten?" Ze sprak als een kind en ze was heelemaal in de war, nu ze voor het eerst de volle beteekenis van het woord ,liefde' had leeren kennen. „Je zult zelf gauw genoeg het krankzinnige er van inzien. Beschouw dit alles slechts als een droom... liefste, maak het niet te moeilijk voor mij. Ik kan je niets aanbieden, en mijn heele volgende leven zal ik me schuil moeten houden. Je staat op het punt met een goeden man te trouwen, die je liefheeft. Je zult gelukkig en veilig zijn. Tracht mij uit je gedachten te verbannen. Het lijkt me op het oogenblik bijna wreed toe, dat het Noodlot ons zoo tezamen bracht, maar ik heb je door te spreken dit groote onrecht aangedaan. Kom nu mee, want we moeten teruggaan. Binnen enkele minuten zal het stikdonker zijn; Ik zal de lantaarns van de auto even aansteken en je heel gauw naar St. Gwatkins terugbrengen."  56 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS" Gehoorzaam stapte Mona in den wagen. Het leek het jonge meisje niet langer dan enkele minuten toe, voordat ze voor haar pension halt hielden. Hij stapte de auto uit en nam zijn pet af. „Zeg niets anders tegen je hospita dan dat de chauffeur van de garage je toevallig voorbijreed en je naar huis heeft gebracht," fluisterde hij haar toe. „Het is beter, dat je doet, alsof je me heelemaal niet kent. En wat ik je verteld heb, is voor jou alleen bestemd. Dat begrijp je, is het niet?" „Je bedoelt... dat je niet schuldig bent?" bracht ze haperend uit. „Buiten jou zal niemand dit ooit te weten komen." „Mag ik het ook niet aan... mijnheer Drew zeggen?" „Onder geen beding." Zijn stem klonk haar hard en wreed in de ooren. „Vergeet niet, dat dit alles... slechts een droom was. Goedennacht!" HOOFDSTUK XIV. TWEE MANNEN EN EEN MEISJE. Sinds dien bewusten middag waren er ongeveer drie weken verloopen en Mona had John Lovat niet meer gezien. Hij verkeerde in een angstige spanning omdat hij gehoord had, dat het jonge meisje ernstig ziek was en niet, zooals zij van plan was geweest, het pension veertien dagen na haar aankomst zou kunnen verlaten, doch genoodzaakt was er langer verblijf te houden. Ze scheen echter thans aan de betere hand te zijn. Hij wist niet, op welke wijze hij zich met haar in verbinding kon stellen, en in zijn hart begreep hij ook heel goed, dat, hoe graag hij het ook wilde, hij hiertoe niet het recht had. Intusschen had de jonge man het heel druk gehad. De oude hertog was overgebracht naar „Het Huis der Palmen", en herstelde daar heel langzaam van een ernstige longontsteking. Hij had zijn auto medegebracht, welke echter plotseling belangrijke reparaties moest ondergaan, zoodat Lovat eigenlijk in dienst was bij de hertogin, die ziqh buitengewoon populair had gemaakt \ti den omtrek. Den dag na Kerstmis bevond Lovat zich in Plymouth. Hij had een artist, een inboorling van Nieuw-Zeeland, die voor zijn vaca.yie een ouden vuurtoren aan de kust had gehuurd, daarheen gebracht, omdat deze van die plaats de boot wilde nemen, om zich voor zes maanden naar zijn geboorte-eiland te begeven. Daar Lovat onderweg een mankement aan den wagen had gekregen, hetwelk hij niet in staat was zelf voldoende te repareeren, had hij zijn klant tot aan de  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 57 haven kunnen brengen, doch telefoneerde van daar aan den eigenaar van de garage in "Blethgroe, dat hij genoodzaakt zou zijn een dag langer in Plymouth te blijven om den wagen in orde te laten maken. De eigenaar telegrafeerde terug, dat hij wellicht in Falmouth of Penzance iemand zou kunnen vinden, dien hij op den terugweg mee kon nemen, zoodat die dag niet geheel verknoeid hoefde te zijn. Na veel heen en weer gepraat gelukte het Lovat van den reparateur gedaan te krijgen, dat de auto dienzelfden dag nog gereed zou zijn. In de garage aangekomen, ontdekte hij daar een slanken jongen man met blauwe oogen, die met den reparateur in gesprek was. Hij droeg een ulster, en naast hem op den grond stond een vrij groote koffer en een city-bag. „Deze heer moet toevallig jouw richting uit," zei de reparateur tot Lovat. „Voor zoover ik weet ligt het dorpje St. Gwatkins niet ver van Blethgroe, is het wel?" Lovat keek den heer tegenover zich eenigszins verbaasd aan, want hij kon zich niet voorstellen, wat iemand in dat kleine gehucht moest doen. „Caister Cottage, St. Gwatkins," legde de jonge man uit. „Komt u werkelijk daar vandaan? Dat zou heel prettig zijn. Ik ben juist hier aangekomen, en wil daar zoo gauw mogelijk heen. Ik hoor, dat u den prijs iets zult reduceeren, omdat u toch die richting uit moet. Hoeveel zult u mij voor dezen tocht in rekening brengen?" Het gold hier een afstand van circa zeventig mijl. Lovat noemde het bedrag, waarmede de vreemdeling accoord ging. Hij scheen erg veel haast te hebben en niettegenstaande het zes uur in den avond was, wilde hij onmiddellijk vertrekken. Lovat was geheel voorbereid. Wanneer er onderweg geen oponthoud was, zouden ze binnen drie uur het dorpje bereikt hebben. Hij begon de auto met de grootste nauwkeurigheid na te zien, terwijl de jonge man er zijn bagage in plaatste. „Ik ben blij u toevallig ontmoet te hebben," zei hij met een vriendelijken glimlach tot Lovat. John mocht hem onmiddellijk, want er lag iets openhartigs over het geheele wezen van den vreemdeling. „Wilt u zoo vlug rijden als slechts doenlijk is ? U moet namelijk weten, dat mijn aanstaande vrouw in dat dorpje verblijf houdt. Zij is erg ziek geweest, en ik was in het buitenland. Ik wilde graag zoo spoedig mogelijk bij haar zijn. Het is Kerstmis en zij is geheel alleen." „Ja, mijnheer," zei John Lovat. „Ik begrijp het volkomen. Ik zal u daar zoo vlug brengen, als de wagen slechts loopen wil." Plotseling drong de volle waarheid tot hem door... Caister Cottage  BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". dat was het pension, waar Mona Summers logeerde... Hier voor hem stond de man, met wien zij verloofd was en het was zijn plicht hem te brengen naar het huis, waarin het jonge meisje verblijf hield. HOOFDSTUK XV. MAN TEGENOVER MAN. De auto hield zich schitterend en Lovat stuurde den wagen als het ware werktuiglijk. In het heldere maanlicht teekende de weg zich scherp voor hem af. Er was iets van vorst in de lucht en het was bladstil. Niettegenstaande het een koude avond was, scheen de chauffeur hiervan niet den minsten last te hebben. Met iedere volgende mijl, die ze aflegden, werd de toestand Lovat hoe langer hoe duidelijker. Hier in deze auto zat de aanstaande man van Mona Summers, aan wien hij evengoed als aan haar zijn veiligheid dankte. Wat zou Drew er wel niet van zeggen, als hij alles wist? Hij zat in den wagen en werd met den grootsten spoed gereden naar het jonge meisje, dat hij liefhad, en de man die aan het stuur zat, had dezelfde vrouw zoo lief als hij zichzelf niet in staat had geacht ooit in zijn leven een vrouw te kunnen beminnen. En zij hield ook van hem, den ontsnapten moordenaar, en den man, dien ze ging trouwen, had zij niet lief. De droom van drie weken geleden was de grootste werkelijkheid in zijn leven geworden... toen hij Mona Summers midden in de duinen vond en zij hem haar liefde bekende. Hij had haar in zijn armen gehouden en haar onder de diepste geheimhouding verteld, dat hij niet, zooals zij veronderstelde, een moordenaar was. Na dien tijd had hij geleefd op de herinnering van haar stem, haar oogen,"en de uitdrukking van liefde, die er in gelegen had. ' Meer kon hij niet verwachten: hiermede moest hij zich voor het vervolg tevreden stellen. Ze hadden elkaar gevonden om onmiddellijk daarop weer te moeten scheiden... ze waren als het ware voor elkaar geschapen, doch zouden nooit bij elkander kunnen zijn. Nu wist hij, dat hij van af het eerste oogenblik waarop hij haar gezien had, reeds Van haar hield. Zelfs toen ze in de rechtzaal stond en tegen hem getuigde was dit gevoel reeds bij hem opgekomen. Vaag vermoedde hij, dat het met haar precies zoo gegaan was. Maar ze moest trouwen met dien vriendelijk uitzienden man, die achter hem in de auto zat. Hij hield van haar op zijn manier. Niemand zou haar echter kunnen liefhebben zooals hij, John, dat deed_ Dat  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 59 was onmogelijk... En het zou al heel eigenaardig zijn om haar van dit gevoel een bewijs te geven, door haar te verzoeken zijn leven van banneling met hem te deelen, dat elk oogenblik kon eindigen in gevangenneming, waardoor een onuitsprekelijke schande over haar hoofd zou worden gebracht. Hij was er van overtuigd dat, als hij het haar vroeg, zij zeer zeker met hem mee zou gaan. Hij wist dit en de gedachte daaraan vervulde hem van geluk. Hij kwam tot zichzelf toen Loyal Drew uit het venster leunde en uitriep: „Zeg eens, ik wil graag zoo gauw mogelijk op mijn plaats van bestemming komen, maar rijd niet een beetje tè hard?" Toen John een scherpen hoek omreed en de wagen zich voor een kort oogenblik slechts op twee wielen voortbewoog, drong het eensklaps tot hem door, dat zijn vaart even snel en rusteloos was geweest als de gedachten, die zijn brein doorkruist hadden. Hoewel deze zich bezighielden met zijn passagier, had hij den inzittende zelf toch geheel-en al vergeten. Het overige gedeelte van den weg werd met een gematigde snelheid afgelegd. Het was ongeveer tien uur, toen John voor Caister Cottage stilhield. Het huisje, dat alleen stond, was toch betrekkelijk dicht gelegen bij de kleine, schilderachtige visscherswoningen, die alle helder wit in het maanlicht uitkwamen. Drew steeg uit en verzocht den chauffeur te wachten. Vijf minuten daarna kwam hij weer terug en zei met een vriendelijken glimlach: „Ik moet je nu verzoeken me naar een hotel te brengen. De jonge dame in kwestie slaapt en ik wil haar niet storen. Ze is heel ziek geweest, doch gelukkig is zij volgens haar hospita geheel aan de betere hand. Kun je me een goed hotel recommandeeren, want ik ben een vreemdeling hier." Lovat bracht hem naar „Het wapen van Mount Meniel" in het kleine stadje, dat bekend stond om de keurige inrichting en het goede eten. Drew besprak een kamer, terwijl zijn bagage afgeladen werd. Even later kwam Drew weer naar buiten en zei tot Lovat: „Je bent zeker erg koud? Kom binnen en gebruik iets. Je hebt me een grooten dienst bewezen, want de hotelier zegt, dat, wanneer ik per trein was gekomen, ik eerst morgenmiddag hier had kunnen zijn." Lovat mompelde iets omtrent den wagen in de garage, maar Drew bleef aandringen. De jonge man wist geen ander excuus tot weigering te vinden en volgde Drew naar binnen. Ze betraden de gelagkamer, waar een helder vuurtje brandde.  6o BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". Drew stelde voor, warme melk te gebruiken met een weinig whisky er in, waarin Lovat toestemde. Drew scheen echter het koudste te zijn en kroop dicht bij het vuur, terwijl hij den chauffeur niet aankeek, alhoewel hij hem plaagde over zijn te hard rijden. „Dóe je dit voor pleizier?" vroeg hij. „Natuurlijk niet," antwoordde Lovat. „Waarom vraagt u dat, mijnheer?" „Je bent geen beroeps-chauffeur, dat ontdekte ik reeds onmiddellijk in de garage te Plymouth." De warme melk werd binnengebracht, waarop Drew zijn glas ophief, Lovat aankeek en zei: „Ik dank je nog wel." Hij nam een lange teug en zette toen zijn glas weer neer. Lovat deed hetzelfde. Hij stond juist onder de lamp, zoodat zijn jong gebruind gelaat met de eigenaardige melancholieke uitdrukking in de grijze oogen... een gezicht, dat men na het eenmaal gezien te hebben niet zoo gemakkelijk vergeet... duidelijk zichtbaar was. Loyal Drew keek hem lang en onderzoekend aan. De vriendelijke glimlach, welke er om zijn mond lag, verdween en hij stapte op den jongen man toe. „Goede hemel!" zeide hij. „Jij bent John Lovat! Ontken het maar niet. Ik ben den geheelen dag, toen jij verhoord werd, in de rechtszaal geweest. Bovendien heb ik in den laatsten tijd genoeg portretten van je gezien. In Plymouth reeds dacht ik, dat je iets bekends over je hadt. Dit verwachtte ik echter heelemaal niet. Weet je wie ik ben? Mijn naam is Drew. Ik ga trouwen met het meisje, dat je verborg op den avond van je ontvluchting in Londen. ' „Ik vermoedde wie u was," zeide John Lovat, terwijl er een uitdrukking van vastberadenheid in zijn oogen kwam, welke hem veel ouder deed lijken dan hij inderdaad was. „Maar wat doe je hier?" vroeg Drew hem met een strengen, woedenden blik aankijkend. „Wil je me vertellen, dat je wist, dat juffrouw Summers hier was? Waar haal je de schaamtelooze brutaliteit vandaan hierheen te komen?" Hoewel Lovat trilde van drift, slaagde hij er toch in zich te beheerschen, want hij wist dat die man Mona liefhad en met haar zou gaan trouwen. . ■ „Ik kwam lang voordat juffrouw Summers hier haar intrek nam, antwoordde hij. „Ik kan me uw woede levendig voorstellen, mijnheer Drew, maar ik geef u de plechtige verzekering, dat het louter toeval was." ■ „Wat voer je hier dan uit?"  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 61 „Ik vrees dat ik u op deze vraag geen antwoord kan geven." . „Heb je juffrouw Summers gezien?" „Drie weken geleden, en mijn verbazing was even groot als de hare." „Heb je haar na dien tijd niet meer ontmoet?" vroeg Drew met een wantrouwenden blik. „Nee." „Dus sinds den avond van je ontvluchting had je haar niet meer gezien, voordat je haar hier onverwacht tegenkwam." „Nee." Lovat aarzelde niet. Hij voelde intuïtief, dat Mona haar minnaar niets verteld had van dat eigenaardige voorval in South Norwood, toen hij haar mee naar zijn stervende kindermeid had willen nemen en de chauffeur onderweg was doodgebleven. „Ik dacht, dat het kleine beetje fatsoen, wat je nog over mocht hebben, je verboden zou hebben hier ïn deze omgeving verblijf te houden," ging Drew voort. Als advocaat ontleedde hij den jongen man thans geheel en al en scheen overal iets schuldigs te ontdekken. Hij had een heel sterk vermoeden, dat hij in de buurt van Mona was om te trachten nog verdere hulp van haar te krijgen. Lovat bloosde fel onder zijn verachtelijken toon. „Ik kan het niet helpen, mijnheer Drew," antwoordde hij evenwel rustig. „Ik moet hier blijven... althans voor eenigen tijd." „Je hebt zeker gehoord, dat ik juffrouw Summers beloofde de politie geen inlichtingen omtrent je te verstrekken." „Ja, en daarvoor ben' ik u groote dankbaarheid verschuldigd." ' „Dat is volstrekt niet noodig. Ik deed dit alleen terwille van mijn aanstaande vrouw. Ze is overdreven teergevoelig. Ze heeft het stellige idee dat je door haar getuigenis veroordeeld werd, en ze beweert nooit meer een rustig oogenblik te zullen hebben wanneer je gestraft zou worden. Ik kan allerminst haar opvattingen deelen, daar ik een man en bovendien een advocaat ben. Juffrouw Summers heeft niets anders dan haar plicht gedaan. Ik voldeed echter aan haar verzoek, omdat..." er kwam een teedere klank in zijn stem, „omdat zij me heel dierbaar is. Ik moet je echter eerlijk bekennen, dat ik iets dergelijks niet verwacht had." Er kwam een ontzettend gevoel van schaamte over Lovat. Als Drew eens wist, dat hij.Mona liefhad en ook zij van hem hield... dat hij het jonge meisje in zijn armen had gehouden, en ze elkaar gekust hadden. Oh, indien hij zich slechts weer openlijk voor alle menschen kon vertoonen met Mona aan zijn zijde. In plaats hiervan beloog hij een man, die hoewel hard, toch goed was en die Mona alles in het leven kon aanbieden. „Ik heb een kans gekregen nafr het andere einde van de wereld Het meisje. 10  62 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". te gaan," zei hij. „Maar nu nog niet... Wanneer ik eenmaal daar ben, zal ik veilig zijn." „Het interesseert me absoluut niet, waarheen je je begeeft," antwoordde Drew, die zich begon te irriteeren over Lovat's houding, welke hem hinderlijk onverschillig voorkwam. „In elk geval moet je maken, dat je hier vandaan komt." „Het spijt me, doch dat kan niet." „Dat is belachelijk. Ik zeg je, dat dit zal gebeuren en ik geef je niet langer dan een week tijd daarvoor. Ik heb gehoord, dat juffrouw Summers de eerste veertien dagen nog niet vervoerd mag worden, en ik verkies niet dat je in deze omgeving blijft. Ik heb mijn aanstaande vrouw mijn woord gegeven, dat ik je niet verraden zou. Maar dit is te erg. Begrijp nu heel goed, dat, wanneer je vandaag over een week niet verdwenen bent, ik de politie van je schuilplaats op de hoogte zal brengen." Hij lachte minachtend. „Ze moeten een troep idioten bij elkaar zijn om deze zelf niet ontdekt te hebben. Ik veronderstel, dat je foto zelfs hier in het politiebureau hangt." Lovat antwoordde hierop niet, want hij had zichzelf thans volkomen in bedwang. Misschien was dit het geval, omdat de jonge man triomfantelijk bij zichzelf bedacht, dat het hart van het meisje, dat Drew liefhad, hem toebehoorde. Langzaam verliet hij het vertrek. HOOFDSTUK XVI. DE TERUGKEER. De schok van Drew's plotselinge aankomst bracht een bloedstroom naar Mona's wangen. Tevens ontwikkelde zij door dit feit zoo ontzettend veel energie, dat deze gemakkelijk voor herkregen gezondheid had kunnen worden aangezien. In werkelijkheid echter was het niets anders dan zenuwachtigheid, het koortsachtige verlangen om Drew weer zoo spoedig mogelijk uit St. Gwatkins te krijgen. Ze had nooit verwacht, dat hij hierheen zou komen, en de gedachte alleen reeds aan de beide mannen in hetzelfde stadje, was een kwelling voor haar. D rew gedroeg zich heel openhartig tegenover haar. Hij vertelde haar, dat John Lovat hem in zijn auto vanaf Plymouth ■ naar haar pension reed en dat hij hem herkend had daar hij hem eenmaal gedurende de terechtzitting had gezien en ook de gepubliceerde portretten. Hij deelde haar mede, dat hij hem een week tijd had gegeven om het stadje te verlaten. „Ik moet onmiddellijk weer naar Londen terugkeeren," zei hij en er lag een bittere klank in sjjn stem. Inplaats van een paar  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 63 prettige dagen met Mona te kunnen doorbrengen, stond hij thans plotseling voor deze onaangename situatie. Hij haatte den stuggen misdadiger, dien hij overal scheen te ontmoeten en die zijn geluk op alle mogelijke manieren scheen te verstoren. „Het blijkt uit alles heel duidelijk, dat je nog niet in staat bent tot reizen, lieveling. De dokter heeft mij dit vanmorgen gezegd. Ik heb een paar zeer gewichtige zaken af te handelen, naar aanleiding van mijn bezoek aan Malta. Het zal een van de belangrijkste processen worden, welke er in jaren geweest zijn. Vermoedelijk maak ik hierdoor naam. Ik moet echter zorgen binnen een week hier weer terug te zijn om te controleeren of die kerel inderdaad verdwenen is. Ik betreur het ontzettend, dat ik je indertijd beloofd heb hem niet te zullen verraden. Ik kan het idee niet verdragen, dat hij hier vlak bij jou in de buurt woont. En wat kan ik er aan doen ? Ik moest wel toegevend zijn me't het oog op mijn belofte. Als hij echter na verloop van dien tijd niet weg is, moet ik hem aangeven. Het spijt me heel erg, liefste, doch er is niets anders aan te doen. Het is heel dom van mij me op die wijze gebonden te hebben." Mona zei niets, doch haar hart begon te kloppen van angst. Wat zou er gebeuren als Lovat niet kon wegkomen? Ze moest er voor zorgen, dat Loyal zijn woord hield, evenals zij dit deed. Ze zou hem trouwen, ofschoon ze wist, dat ze niet van hem hield. Ze moest hem de volle waarheid bekennen. Alles was beter... dan John Lovat gevangen te laten nemen. „Waarom kan hij dit stadje niet verlaten?" vroeg Drew haar plotseling. „Dat weet ik niet," antwoordde ze, en haar groote liefde gaf haar kracht zich kalm te houden. „Ik weet er niets van, Loyal, totaal niets." „Hij vertelde me, dat hij je drie weken geleden bij toeval ontmoette." „Ja. Het was vlak voordat ik weer ziek werd. Ik stond... heel verbaasd." „Heeft hij je niets van zichzelf verteld?" „Niets." „En heb je hem ook nergens naar gevraagd?" Hoewel hij dit zelf niet vermoedde, klonk er opnieuw een bittere klank in zijn stem. „Bedoel je hiermede, dat je geen belangstelling meer voor hem voelt ?" „Oh, Loyal," antwoordde zij. „Ik denk er nog precies zoo over als in het begin en ik zou het vreeselijk vinden, als hij gevarigen werd genomen. Ik kan die gedachte eenvoudig niet verdragen." Ze zag thans zóó bleek, dat bezorgdheid plaats maakte voor zijn  64 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". gevoel van boosheid. Ze verklaarde hem echter, dat ze veel beter was dan enkele dagen geleden. v Hij nam haar mee om een wandeling te maken, want het was een prachtige morgen. De koude van den vorigen avond was geheel en al verdwenen. Ze sloegen een oostelijke richting in naar „Het Huis der Palmen" en den prachtigen tuin daarvan. De zee geleek op een diep donkerblauw meer en de zon kleurde alles in een gulden gloed. Het was zoo warm, dat Drew zijn hoed afnam. Ze bereikten de muren van het bewuste huis, en waren juist van plan terug te gaan, toen ze een bekoorlijke, eenigszins heesche stem achter zich hoorden zeggen: „Ik vraag me af, waarom de menschen toch naar de Riviera gaan? Dus u is weer een weinig hersteld, juffrouw Summers? Dat doet me pleizier." Het was de hertogin van Lisburn, zooals gewoonlijk in het wit gekleed, terwijl zij een grooten, slappen hoed droeg. Mona stelde Drew voor. „De hertogin is zoo vriendelijk voor mij geweest. Ze heeft prachtige bloemen en fruit aan mij gestuurd." „Het was zoo jammer, dat uw meisje te bed moest blijven," zei de mooie vrouw tot Drew. „Wij hebben elkaar toevallig op een dag ontmoet en ik verzocht haar toen mij eens te komen bezoeken. Mijn arme oude man voelt zich nog heel naar en dikwijls ben ik heel eenzaam. Wilt u beiden niet een kijkje in mijn tuin komen nemen?" Ze volgden haar langs het pad voor de voetgangers naar binnen, en het kwam hun voor, alsof ze het Paradijs betraden. Zoo beschut was het daar dat men het idee kreeg, niettegenstaande de brandende zonnestralen van een voorjaarsdag te genieten. Overal stonden struiken in bloei, die zich weerkaatsten in het helle licht. Dichte monnikskappen groeiden in de boschjes en verderop ontdekten ze een pad vol sneeuwklokjes, zoo mooi als de Melkweg aan een Septemberhemel. De hertogin wandelde met hen den geheelen tuin door, en toen ze afscheid van haar namen gaf zij Mona een grootenjbouquet bloemen mee. „Voor de kleine bruid," zei ze met een allerliefsten glimlach. Zoodra ze buiten heï hek waren, zei Drew tot Mona: „Wat zou die schelen?" „Schelen?" herhaalde het meisje. „Ja, zij maakt den indruk iets wanhopigs ondervonden te hebben. Kun je dat niet zien, Mona? Het is, alsof ze voortdurend in angst verkeert, want haar zenuwen zijn tot het uiterste gespannen."  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 65 „Dat... dat is mij niet opgevallen," zei Mona. „Ik kan me ook niet voorstellen, wat dit is, tenzij zij zich ongerust maakt over de ziekte van haar echtgenoot." Eensklaps zag zij echter in gedachten John Lovat dien eersten morgen, dat ze elkaar hier ontmoet hadden, uit het hek komen. Toen herinnerde ze zich de mooie hertogin in zijn auto te hebben gezien. Hierop liet ze alles nog eens de revue passeeren wat zij dien bewusten avond in Belgrave Square waargenomen had. Drew moest dienzelfden dag nog vertrekken. Toen hij Mona kuste en haar zijn liefste vrouwtje noemde, en iets in haar oor fluisterde over het kleine flat in Putney, kon ze zich nauwelijks goed houden. Hij sprak niet meer over Lóvat. Daarvoor was hij veel te fijngevoelig, dacht ze bij zichzelf. Alles wat hij te zeggen had, was met haar behandeld geworden. Hij wantrouwde haar in geen enkel opzicht. Het eenige, wat hem hinderde, was het feit, dat slechts het toeval Lovat hier gebracht had. Drie dagen verstreken er. Ze voelde zich heel oud, maar ze kon geen rust vinden. De dokter schreef haar volledige rust voor. Ze vertelde hem echter, dat het weer veel te mooi was om in huis te blijven. Den vierden dag begreep ze, dat ze John Lovat moest zien, daar ze het niet langer kon uithouden. Nog slechts drie dagen en dan zou Loyal weer terugkomen. Ze wandelde het stadje in en liep voorbij de garage. Daar was hij niet, doch toen ze terugliep kwam ze hem vlak voor „Het Huis der Palmen" tegen. Toen hij haar zag, liet hij den wagen onmiddellijk stilstaan en kwam op haar toe. „Ik heb slechts een oogenblikje," zei hij haastig. „Ik moet iemand van den trein in Perrinworth halen." „Ik moet je spreken," antwoordde zij. „Wat ik gehoord heb, maakt me krankzinnig." „Het is beter van niet," zei hij bedroefd. „We moeten niet over ons zelf praten." „Het gaat niet om mij, maar om jou. Ik wil weten, wat je van plan bent te doen." „Waar kan ik je zien?" vroeg hij. Er kwam zulk een stralende uitdrukking in zijn oogen, dat haar hart van geluk bonsde. Niettemin voelde ze zich wanhopig, en het eenige wat haar duidelijk voor oogen stond was, dat ze hem moest zien weg te krijgen, voordat Loyal terug kwam. Niets anders dan dat was voor haar op de wereld van belang. In haar bezorgdheid voor hem werd zij roekeloos, en was ze zelfs van plan met hem mee te gaan, als hij hierdoor veilig kon ontkomen.  66 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „Kom vanavond op Caister Cottage," zei ze. „Je kunt een boodzchap overbrengen van de hertogin, waar niemand iets achter zal soeken. Ze is zoo vriendelijk geweest. Ik reken in elk geval op je." Nauwelijks was de auto uit het zicht of het drong tot Mona door, dat het krankzinnig van haar was geweest Lovat te verzoeken aan haar pension te komen. Haar hospita wist, dat hij de chauffeur was, die de hertogin van Lisburn van tijd tot tijd reed. Iedereen in de buurt kende hem als den jongen man die twee menschenlevens had gered en die niet gewenscht had dat hiervan eenige ophef werd gemaakt. Er werd bijna evenveel belangstelling gekoesterd vóór Frank Luce, zooals hij zich noemde, als voor het romantische „Huis der Palmen", met zijn decoratieve bewoners, de oude hertog, die langzamerhand herstelde en zijn mooie, beroemde vrouw met de gouden stem en het geelblonde haar. Het was niet uitgesloten, dat haar hospita aan Loyal Drew ging vertellen, dat de jonge chauffeur met een boodschap van de hertogin bij haar was gekomen. Zij zou het als een groot compliment en een aardige attentie aan zijn verloofde beschouwen. Nee, ze moest hem niet naar het huisje laten komen, en toch wilde ze hem zien. Hoe ze ook piekerde, ze zag geen uitweg. Daarenboven had de dokter haar ten strengste verboden niet meer na donker uit te gaan. Er bleef haar dus zoo heel weinig tijd over. Niet in staat tot rusten, liep ze het strand op en neer, totdat haar hospita haar voor het middageten waarschuwde. Eindelijk kreeg ze een idee. Toen ze klaar was met eten, trok zij haar mantel aan, zette haar hoed op en nam een bibliotheek-boek mede, dat zij in Blethgroe wilde gaan omruilen. Deze boekwinkel van Langyer was slechts een paar huizen van de garage verwijderd. Ze hoopte, dat ze Lovat toevallig zou ontmoeten, waarna ze van hem kon hooren, wat hij wilde doen. Een paar woorden dat was alles wat ze van hem hoefde hooren. Ze moest hem waarschuwen weg te zijn, voordat Drew terugkeerde. Niemand in Blethgroe zou het vreemd vinden hen samen te zien praten. Het was bekend, dat hij Drew vanaf Plymouth hierheen had gereden, daar men in dit stadje altijd alles van elkaar afwist. 18^ Het. geluk was haar echter goedgezind en voordat ze het stadje bereikte, kwam ze Lovat tegen. Het was juist bij het eerste witte huisje, dat geheel met klimop was omgroeid. Links liep een nieuw aangelegde weg door de hei, welke naar het station leidde. Er kwam een verheugde glans in Lovat's oogen. „Dit is al te heerlijk," zei hij, „want ik verlangde zoo naar je. Ik begreep dat het niet verstandig zou zijn als ik vanavond naar  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 67 het pension kwam. Er is* altijd een groote risico aan verbonden. Drew zou het niet goed vinden." „Ik hoopte je te zullen zien," antwoordde Mona en er was een bijna gevaarlijk-gelukkige uitdrukking op haar gezichtje gekomen. „Ook ik dacht hetzelfde over je bezoek aan het huisje, maar ik moet even met je praten." „Ik ga naar het station om een trein na te kijken," zei hij. „Morgen is het Nieuwjaar en dan komen er eenige wijzigingen in de uren van vertrek." „En twee dagen daarna komt Loyal terug," antwoordde zij zachtjes. „Dan ben jij nog hier." „Wil je zoover met me mee loopen?" vroeg hij; „We zullen waarschijnlijk niemand tegenkomen." „Wat ben je van plan?" vroeg ze, tóen ze naast elkaar gingen. „Ik maak me ongerust." „Ik ben bang, dat ik niets zal kunnen doen," antwoordde hij. „Ik mag hier nog niet vandaan. Het is onmogelijk. Ik wilde dat ik het je kon uitleggen, maar dat kan niet." „Maar je moet weggaan!" riep ze opgewonden uit. „Loyal zal doen, wat hij gezegd heeft, en ik vrees dat ik het hem niet kan beletten. Hij is al zoo goed geweest." „Ja, hij heeft meer gedaan dan menschelijkerwijze van hem verwacht kon worden," bracht Lovat in het midden. „Zie je, zooiets kun je van een man verwachten, die van een vrouw zooals jij bent, houdt. Oh, maar ik heb mezelf gezworen niet meer van liefde tegen je te spreken. Mona, dat mag ik niet en dat durf ik niet." „Hij zal echter zijn woord houden," ging ze voort. „Oh, je moet weggaan. Zul je dat doen... als... als ik met je meega?" Met een hoogroode kleur liep ze voort. „Mijn liefste." Deze woorden ontsnapten hem als een zacht gekreun. „Breng me niet in de verleiding. Ik mag niet weg... ik kan niet. Nee, nee, ik zal niet toestaan, dat jij je leven verwoest. Het is alles een droom geweest. Je moet met Drew trouwen. Hij is een goede man, en zal je gelukkig maken. En bovendien heb je hem je woord gegeven." „Dat weet ik. Maar als hij zijn woord aan mij breekt, waarom zffj ik dan mijn belofte houden? Hij heeft me plechtig beloofd, dat hij je niet zou verraden." „Dat weet ik, maar het was te vreeselijk voor hem mij hier te vinden. En dat kan ik me levendig indenken, Mona. Hij houdt van je en is trotsch op je; Daarom kan hij het idee niet verdragen, dat ik in deze plaats vertoef. Volgens hem ben ik niet geschikt dezelfde  68 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". lucht als jij in te ademen. Daaraan heeft hij gelijk, lieveling, zelfs al ben ik geen moordenaar. Het was heel edelmoedig van hem mij een week uitstel te geven, doch dit baat mij niets." Er lag een angstige uitdrukking in haar oogen, toen ze hem aankeek. „Wat is dan je voornemen? Wil je blijven en toelaten, dat ze je bij de politie aangeven?" „Nee," antwoordde hij bedaard. Ze was bijna öp van vermoeidheid en angst. „Bedoel je, dat je jezelf van kant gaat maken? Ik weet het: eens heb je me gezegd, dat ze je nooit levend in handen zouden krijgen. Oh, dat idee zou ik niet kunnen verdragen, want dan kan ik zélf niet langer blijven leven." „Lieveling, maak je niet zoo van streek," zei hij op teederen toon. „Het is toch heel goed mogelijk, dat al kan ik niet weg komen, ik er in slaag me dusdanig te verschuilen, dat hij me niet vindt. Je moet me vertrouwen: meer kan ik niet zeggen. Ik wil niet sterven, zoolang jij nog leeft. Hoewel het niet waarschijnlijk is, zal ik toch misschien eens in staat zijn iets voor je te kunnen doen. En die hoop alleen al maakt het de moeite waard te blijven bestaan." Plotseling rijpte er een plan in Mona's hersenen. Hetgeen hij gezegd had omtrent de verandering der treinen had dit wellicht geïnspireerd. Ze had nog twee dagen den tijd. „Ik weet, wat ik doen zal," zei ze koortsachtig. „Ik ga dadelijk naar Londen... morgenochtend, vanavond als het nog kan. Ik zal mijn best doen te verhinderen, dat Loyal hierheen komt. Alleen omdat Ik er ben, wil hij hebben, dat je weggaat." „Nee," antwoordde Lovat haastig, terwijl hij haar arm omvatte. „Je kunt niet reizen, want je bent zoo zwak, dat je beeft als een riet. Je schijnt geen greintje kracht meer in je lichaam over te hebben. De lange reis zou je weer ziek maken." Ze wilde echter niet naar hem luisteren, want ze had eenmaal een besluit genomen. Het was alles zoo eenvoudig en waarom had zij er niet eer aan gedacht? Loyal zou niet verder aan Lovat denken, als zij zelf weer eenmaal in Londen was. Wanneer hij dat wenschte, konden ze dadelijk trouwen. Zij zou haar woord gestand doen en hij moest het zijne houden. De gedachte, dat zij het in haar handen had zijn veiligheid te verzekeren, gaf haar nieuwe kracht. Haar oogen schitterden en de kleur kwam weer op haar wangen. Als hij haar niet tegengehouden had, zou zij de trappen naar het station zijn opgerend. Ze bereikten het gebouwtje, waarvoor twee oude cabs met nog oudere paarden er voor, wachtten.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 69 Ze gingen naar het loket en vroegen de noodige inlichtingen. De stationschef behandelde Lovat op een vriendelijke, respectvolle wijze. Hij was de oudere broer van den jongen, wiens leven Lovat gered had. Mona ontdekte, dat zij dien avond niet meer vertrekken kon, zonder heel lang in Exeter te moeten wachten. Daarom besloot zij den volgenden morgen met den trein van tien uur af te reizen, die aansluiting gaf op den expres. Even later vertelde de stationschef hun, dat er eenige kisten waren aangekomen voor de hertogin van Lisburn en Lovat ging deze bezichtigen, terwijl Mona, uitgeput van vermoeienis, op het perron bleef wachten. Juist op dat oogenblik werd er een trein gesignaleerd, en kon zij den rook reeds vanuit de verte (zien. Hij kwam naderbij en had bijna het station bereikt, voordat Lovat terugkeerde. „Dat is een nieuw lokaaltje, dat ingelascht werd en aansluiting geeft op den expres die te Truro stopt," legde hij uit. „Zullen wij er even op wachten en er naar kijken? Morgen ben je niet meer hier en zal ik je vermoedelijk nooit terug zien. Ik vind het vreeselijk, wat je gaat doen, want je bent heelemaal niet geschikt om nu te' reizen. En ik zal niets meer om mijn verdere leven geven." „Noch ik," zei het meisje zachtjes. Op dat oogenblik zag ze zoo bleek, dat hij onwillekeurig zijn arm beschermend om haar schouders legde. De trein stond stil en slechts een paar passagiers stapten uit... Plotseling liet Mona een kreet van schrik hooren en schudde Lovat's arm van zich af. Daarna bleef ze als aan den grond genageld recht voor zich uitstaren. Lovat volgde haar blik... Een man met een city-bag in de hand stapte uit een tweede klasse coupé vlak tegenover hen... Het was Loyal Drew. HOOFDSTUK XVII. DE LIEFDE, DIE DOODT. Op hetzelfde oogenblik, dat zij hem zagen, ontdekte hij hen. Hij zag een dios op ïvionas witte wangen verschijnen, terwijl haar geheele wezen van liefde scheen te stralen. Dit alles bemerkte hij noewe haar oogen bij het zien van hem plotseling een angstige uitdrukking hadden gekregen. En eensklaps drong het tot hem door, dat zij er nimmer zoo had uitgezien in zijn gezelschap. Hij had altijd haar gezichtje bewonderd omdat het behoorde aan de vrouw, die hij liefhad, maar nog nimmer Het meisje.  70 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". had hij haar zoo overweldigend mooi gevonden als thans. Bekoorlijk en... tragisch, een ziel die in den greep van het Noodlot was. Langzaam ging hij op haar toe; er lag een harde, cynische uitdrukking om zijn mond en het leek alsof hij jaren ouder was geworden. „Je verwachtte me niet," vroeg hij, zich tot het meisje richtend. „Nee," stamelde zij, want de klank van zijn stem deed haar rillen van vrees. Hij keek Lovat aan en zei: „Dus jij bent nog niet weg?" „Nee," antwoordde de jonge man kortaf. „Met jou zal ik later wel afrekenen. Kom Mona, ga mee," zei Drew. Ze had wel onder den grond willen zinken, toen zij den vernietigenden blik zag, dien hij Lovat gaf, en de harde wijze hoorde, waarop hij hem toesprak. Ze volgde hem het station uit, terwijl hij een van de cabs aanriep. ' Lovat kwam hem achterna. „Mijnheer Drew," zei hij zachtjes, „juffrouw Summers is nog erg zWak. Ze kan feitelijk nog niet goed loopen en daarom moet ze heel goed verzorgd worden." Mona onderscheidde duidelijk de trilling, die er in dat geluid klonk. Hij leefde als het ware in een hel, omdat hij zelf niet in de gelegenheid was voor haar te zorgen. Drew gaf geen antwoord, hielp Mona in het rijtuig en zei den koetsier naar Caister Cottage te rijden. Ze liet zich in een hoek neervallen, en gedurende den geheelen rit tot St. Gwatkins sprak Drew geen woord. Onbeweeglijk zat hij naast haar, en ze schrok van zijn streng en koud profiel. Steeds nog zwijgend, was hij haar behulpzaam bij het uitstappen. Toen, in de huiskamer van de hospita, waar bijbelteksten aan den muur hingen en eenvoudige matten op den grond lagen, keken ze elkaar in de oogen. „Wat beteekent dit alles?" vroeg Drew. Ze trachtte zijn vraag te ontwijken, want de waarheid zou hem te veel pijn veroorzaken. „Ik was aan het station, Loyal, om naar de treinen te informeeren, want ik wilde morgenochtend naar Londen teruggaan, daar ik me weer heel goed voel." „Daar zie je anders niet naar uit," zei hij hard. „En heb je Lovat bij toeval ontmoet?" ,Ja," zei ze geheel naar waarheid. „Tracht me niet voor den gek te houden," zei hij pp sarcastische wijze. „Denk je, dat ik geen oogen in mijn hoofd heb. Je bent verliefd op dien man. Ik heb toch zelf gezien, hoe jullie daar stonden.  het meisje, dat haar woord hield. 7i Dit was duidelijk zoowel op jouw als op zijn gezicht te lezen. Je hebt me al dien tijd bedrogen." „Nee, oh nee Loyal," stamelde ze. „Ontken je soms, dat je van John Lovat houdt?" vroeg hij. En hierop lachte hij op zulk een wreede, grove manier, dat ze op een oogenblik alles vergat en zelfs niet aan Lovat's veiligheid dacht. Ze vertelde hem de waarheid. „Ik ontken het niet, Loyal." „Dus je geeft niets om mij... je hebt dat nooit gedaan?" „Waarschijnlijk niet," zei ze lusteloos. „Heb je je dat dan verbeeld?" „Ja, heusch, ik geloofde het werkelijk. Je bent zoo goed geweest." „Zoo goed, dat je een moordenaar boven mij verkiest!" Dit was te veel voor-haar en ze viel achterover in een stoel. Ze kon hem niet zeggen, dat Lovat onschuldig was, want dit had hij haar verboden. Bovendien zou hij haar niet gelooven. In de stemming, waarin hij thans verkeerde, zou hij alles als leugen beschouwen. Niettemin was zij blij hem de waarheid gezegd te hebben, want ze voelde, dat zij het bedrog niet langer had kunnen volhouden. Vroeg of laat zou hij toch ontdekt hebben, dat zij niets om hem gaf «n haar hart steeds was bij den man, die in de wereld zou worden opgejaagd als een wild beest... Eenige minuten liep Drew de kamer op en neer. Toen ging hij voor het raam staan met zijn rug naar haar toegewend, terwijl hij verstrooid al de blaadjes uit de geraniums van haar hospita plukte. „Ik kwam vandaag reeds terug," zei hij, „omdat ik niet langer van je weg kon blijven. Ik verbeeldde me, dat je je eenzaam en ziek zou gevoelen en ontzettend ging tobben. Ik wist echter niet, wat er in werkelijkheid in je omging en ik had niet terug moeten komen. Ik heb het buitengewoon druk in mijn zaken, maar ik had zelfs de risico willen loopen alles te verknoeien... om bij jou te kunnen zijn. En ik ontdekte je op het perron zoo goed als in de armen van den moordenaar van Addison... Alle menschen konden jullie zien en iedereen had je voor geliefden gehouden." Zijn stem klonk hol en monotoon. Dit was erger dan zijn woede en hatelijkheden, omdat hieruit maar al te duidelijk sprak hoe hij leed. Was zij dit alles waard, vroeg ze zich af. „Ik was van plan naar Londen te gaan," zei ze. „En ik ben bereid je nu te vergezellen, Loyal. Ik voel me heel goed en als je het wilt vertrekken we onmiddellijk." „Wil je met me meegaan?"  72 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „En met me trouwen?" Ér klonk een snik in haar stem... „Als je me nog hebben wilt," zei ze bijna onverstaanbaar. Met een ruk wendde hij zich om en ze zag, hoe een sterke emotie zich van hem meester maakte. Hij stak zijn armen naar haar uit, en het was alsof hij haar naar zich toe wilde trekken. Toen ging hij langzaam terug en zijn armen vielen langs zijn zijden neer. „Nee, Mona," zei hij. Thans had hij zijn stem volkomen in zijn macht, en de doffe uitdrukking, die er in zijn oogen lag, kon zoowel aan woede als droefenis worden toegeschreven. Hij maakte den indruk, alsof hij in een standbeeld veranderd was. „Nee, ik wil onder die voorwaarden niet met je trouwen. Tenminste nu niet. We zullen wachten. Ik zou nooit een vrouw aan mij kunnen binden, die aan mij niet gebonden wenschte te zijn. Misschien zul je eens inzien, dat je gevoel ten opzichte van Lovat slechts een voorbijgaande bevlieging was. En dan trouwen wij. Ik zal altijd van je blijven houden, want ik ben niet een man, die verandert. Ik zal wachten, totdat je me zegt, dat je je vergist hebt en van mij, en niet van John Lovat houdt. Ik kan een verontschuldiging voor je vinden, want de omstandigheden van dezen jongen man zijn vreemd en romantisch. Hij is aantrekkelijk, dat valt niet te ontkennen, en jij verbeeldt je zijn leven gered te hebben..." Hij voegde er niet aan toe: „het leven van een misdadiger," doch ze begreep dat hij dit in zijn hart zei. Daar zij geen antwoord kon geven, ging hij voort: „Ik weet zeker, dat je nu nog niet sterk genoeg bent om naar Londen te kunnen reizen en dat wil ik ook niet. Je moet hier blijven, totdat je wat bettfr bent, en ik zal ook niet weggaan voordat de week, welke ik John Lovat gegeven heb, verstreken is. Wanneer hij dan nog niet vertrokken is, zal ik doen wat ik gezegd heb. Is hij daarentegen verdwenen en we hooren niets meer van hem, dan zal ik mijn woord tegenover jou houden, hoewel ik het niet verplicht ben." Ze keek hem aan en er lag een vreemde, starende blik in haar oogen. „Ik haat mezelf," zei ze, „omdat ikjezooveel verdriethebaangedaan." „Je kon het niet helpen," zei hij vriendelijker. „Je bent niet sterk, Mona, en die man heeft met je gevoelens gespeeld. Daarom moet ik hier blijven om je tegen jezelf te beschermen. Die man is zoowel een dief als een moordenaar. Hij heeft de liefde van een meisje aan een eerlijk man ontstolen. Dit heeft hij met open oogen gedaan, wetende dat hij een uitgestootene was en dat hij zijn leven verschuldigd was aan een weekhartige vrouw en een dwaas, die alles zou doen om dat meisje te sparen."  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 73 Ze had haar hoofdje in de handen verborgen en haar diepe wanhoop scheen hem nog woedender te maken. „Het is vandaag Donderdag," zei hij ruw. „Zondag is zijn tijd om. Wanneer hij dan nog niet vertrokken is, zal ik de politie waarschuwen. Als hij het waagt je in dien tusschentijd te zien, of als je zwak genoeg bent hem dit toe te staan, zal ik onmiddellijk als ik dit ontdek naar het hoofdbureau gaan. In een kleine plaats als deze. zal het je niet gemakkelijk vallen hem te ontmoeten, zonder dat ik het weet. Het is bespottelijk van mij om te wachten tot Zondag, maar terwille van mijn oude belofte aan jou zal ik mijn woord houden." Gehéél buiten zichzelf verliet hij de kamer. De rest van den middag liep Drew doelloos rond en hij keerde eerst toen het geheel donker was, terug. Hij had in „Het Wapen van Mount Meniel" een kamer besproken, maar hij kreeg plotseling het verlangen Mona weer terug te zien. Misschien was hij wel te hard tegenover haar opgetreden, want ze was heel ziek geweest. Ze had zoo ontzettend veel geleden den laatsten tijd. Van Blethgroe volgde hij den weg langs „Het Huis der Palmen". Voor het hek stond een auto. De koplichten brandden en wierpen een gelen gloed over den weg. Drew liep aan den overkant van den weg en zag, dat de wagen leeg was. Juist toen hij wilde oversteken onderscheidde hij voetstappen en het geluid van stemmen. Onwillekeurig bleef hij staan en zag hoe twee menschen door het hek kwamen. Hij hoorde een eenigszins heesch geluid, dat aan niemand anders dan de hertogin van Lisburn kon toebehooren. „Lieveling," klonk het met trillende stem. „Lieveling, wat moet ik doen?" Een mannenstem antwoordde en Drew herkende deze onmiddellijk. Hij keek door de open ruiten van den wagen en zag John Lovat met zijn pet achter op zijn hoofd aan de andere zijde staan. De hertogin van Lisburn hield hij in zijn armen en ze verborg haar hoofd snikkend tegen zijn schouder. In dit moment lag er een leelijke uitdrukking in Loyal Drew's oogen, elk menschelijk gevoel was er uit verdwenen. Het was een meedoogenloos, wreed gezicht... Dus John Lovat scheen er zijn werk van te maken zoowel te moorden, als harten fe stelen. Niet tevreden met het feit, dat hij  74 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". Mona tot ontrouw gebracht had, flirtte hij in de duisternis met de hertogin van Lisburn... haar chauffeur hield haar in zijn armen fluisterde haar teedere woordjes toe, terwijl die oude dwaas van een echtgenoot van haar aan zijn bed gekluisterd lag in „Het Huis der Palmen . HOOFDSTUK XVIII. DE TEERLING IS GEWORPEN. Drew vertelde aan Mona geen woord van hetgeen hij gezien had Het zou toch mets helpen, want het meisje was eenvoudig tot over haar ooren op Lovat verliefd. Dit feit kon geen enkele verandering ten opzichte van haar gevoelens voor den jongen man teweegbrengen Ze zou natuurlijk een excuus vinden voor Lovat en alle schuld" op de hertogin schuiven. Ze brachten een ellendigen avond door. Hij had het vaste besluit gevormd, thans met langer zijn gevoel van medelijden te laten spreken Wanneer John Lovat Zondagmorgen nog in Blethgroe was, zou hij de politie onmiddellijk mededeelen, welke ongewenschte gast door hen geherbergd werd. Dit laatste bewijs van Lovat's grenzenlooze brutaliteit deed hem bijna zijn woord breken door niet reeds dadelijk de recherche van alles op de hoogte te stellen. Mona was zoo ontzettend zwak, dat het haar bijna te veel was een woord te zeggen... Bovendien lag er nu zulk een breede golf tusschen haar en Loyal. Ze verweet zich telkens niet zeker van haar gevoelens tegenover hem te zijn geweest. Hoe had zij een kalme genegenheid kunnen aanzien voor liefde? lederen keer wanneer ze aan Lovat dacht, voer er een rilling van geluk door haar heen niettegenstaande het gevaar, de onzekerheid en den vreeselijken 'angst dat hij gevangen zou worden genomen. Hoewel de hospita heerlijke thee bracht met versche cake, deden ze deze geen van beiden eer aan. Drew vertrok vroeg. Heel lang hield hij Mona's handje in de zijne, doch hij trachtte niet haar te kussen. Ze was hem hiervoor heel dankbaar, en toch voelde zij iets van verdriet dat die sterke arm, waardoor zij zich altijd zoo veilig had geweten, niet meer om haar schouder zou rusten. De tijd kroop om. Dien Zaterdagmiddag was het volmaakt mooi weer. De hemel zag stralend blauw en de golven deden aan zilver denken. Drew stond er op, dat Mona wat met hem zou gaan wandelen.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 75 Ze voelde zich nu weer veel sterker. Ze begaven zich naar Blethgroe. Toen ze den tuin van de hertogin passeerden, maakten de palmboomen een eigenaardig geluid, dat haar een angstig voorteeken toeleek. In High Street ontmoetten ze John Lovat in zijn chauffeursuniform. Het was juist vlak voor de garage, waar ze Drew kenden. Ze stonden recht tegenover elkaar: Lovat groette met een ernstig gebaar, terwijl Drew ternauwernood knikte. Mona wierp den jongen man een smeekenden blik toe. Oh, waarom was hij nog steeds hier? Dacht hij dan totaal niet aan zijn eigen veiligheid? Ze begreep, dat het nooit zijn bedoeling was geweest zich levend te laten pakken. In haar zwakken toestand kon zij het angstige idee, dat hij zelfmoord zou plegen niet van zich afzetten. Om welke reden moest hij in 's hemelsnaam hier blijven vertoeven, terwijl hij wist dat Drew de politie den volgenden dag zou waarschuwen? In welke mysterieuse verhouding stond hij tot de hertogin van Lisburn? Mona haatte die mooie vrouw bijna, daar zij in zeker opzicht aansprakelijk was voor Lovat's krankzinnig optreden. Toen ze hem voorbijging, kwam het haar voor, alsof dit de laatste maal was, dat zij hem levend zag. Haar hart klopte zóó wild van verlangen naar hem, dat ze vreesde, dat andere menschen het moesten hooren. Ze haatte Drew in die momenten en ze kon niets tegen hem zeggen. In „Het Wapen van Mount Meniel" gebruikten zij het middagmaal. Nauwelijks waren ze aan tafel gezeten, of hij zei: „Je hebt zeker wel gemerkt, dat Lovat hier nog steeds is." Dit was voor het eerst sinds zijn terugkomst dat hij dien naam uitsprak. Ze mompelde iets onverstaanbaars terug. „Het spijt me heel erg... terwille van jou," vervolgde hij. „Ik kan er echter niets aan doen. Zijn houding is een openlijke uitdaging." „Zal niets je zacht kunnen stemmen?" vroeg ze smeekend. „Ik vrees van niet, want ik moet mijn plicht vervullen. Ik voel me toch al schuldig genoeg. Het zou een mooie boel worden, als iedereen maar precies deed, wat hij zelf wilde. Men zal het mij ontzettend verwijten als de waarheid aan het licht komt en ik verdien dat ook ten volle. Ik had niet zulk een belachelijke dwaas moeten zijn." Ze sloot haar oogen toen zij de bitterheid hoorde, die er in zijn stem klonk. Hij liet haar een glas champagne drinken en gedurende het verdere gedeelte van het diner was hij een en al vriendelijkheid. Niettegenstaande ze heel goed bemerkte hoeveel consideratie hij met haar gebruikte, deed zijn optreden haar toch denken aan een kannibaal,  76 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". die vriendelijke woorden spreekt, terwijl hij zijn mes aan het scherpen is. In een cab bracht hij haar naar St. Gwatkin terug en nam zwijgend afscheid van haar. Zondagmorgen om tien uur, zag Drew John Lovat „Het Wapen van Mount Meniel" passeeren. Hij was gekleed in zijn chauffeursuniform, en vervolgde kalm zijn weg. Drew ontbeet, begaf zich toen regelrecht naar het politiebureau en vroeg den Inspecteur te spreken. Daar deze zich even verwijderd had, ontstond er eenig oponthoud! Drew's verhaal viel als een bom in een kerk. De drie politieagenten scholden zichzelf voor alle mogelijke dingen uit, want ze kenden allen Lovat heel goed van gezicht. Ze liepen naar buiten en bleven naar zijn photografie staan kijken, terwijl ze voortdurend vloeken uitstieten... Wanneer ze den moordenaar van James Addison hadden kunnen aanbrengen, zou hun zeker promotie gewacht hebben. In enkele opzichten was Drew's inlichting juist, doch aan de andere zijde ook weer vaag. Hij had volstrekt niet de bedoeling er Mona in te betrekken. Hij had Lovat herkend, dat was alles wat er te zeggen viel. Wanneer de politie evenwel verdere informaties moest hebben, konden ze zich wenden tot zijn verloofde, juffrouw Summers, die bij de terechtzitting had getuigd en die thans in St. Gwatkin logeerde. Hij wachtte op het bureau toen een politieagent naar de garage werd gestuurd. Deze keerde kort daarop terug met de tijding dat Frank Luce, zooals hij zich noemde, ongeveer een uur geleden uitgegaan was. Hij was niet met de auto vertrokken en den eigenaar was niet bekend, waarheen hij zich had begeven. Hij had een dag vrij. Hierop werd de dienaar der wet naar zijn huisje gestuurd, terwijl een ander het stadje moest afzoeken. De eerste verscheen weer na tien minuten, en de laatste na een half uur. Geen van tweeën hadden ze de bewuste persoon kunnen vinden. Drew die op dit oogenblik aan niets anders dan zijn plicht en het zuiver zakelijke gedeelte dacht, kreeg plotseling een idee. Toen hij Lovat gezien had, liep de jonge man in High Street, dus was hij vermoedelijk onderweg naar St. Gwatkin. „Het Huis der Palmen" doemde voor zijn geest op, en weer zag hij de hertogin van Lisburn voor zich, haar hoofd rustend op Lovat's schouder, terwijl ze hem „mijn lieveling" noemde en snikkend vroeg, wat zij moest doen.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 77 Vlug stelde hij iets aan den Inspecteur voor, die na eenige aarzeling besloot dit ten uitvoer te brengen., Alleen ^ing Drew door High Street in de richting van St. Gwatkin. De inspecteur en een agent volgden hem vijf minuten daarna. Twee mannen werden op fietsen uitgestuurd om langs het strand te patrouilleeren, ingeval Lovat ontdekt werd en mocht probeeren over den muur te ontsnappen. Bij „Het Huis der Palmen" verzamelden ze zich. Drew begaf zich door het kleine hek, terwijl de agent wachtte. De •inspecteur had hem een fluitje overhandigd, waarop geblazen moest worden wanneer hij wenschte, dat ze naar het huis zouden komen. Hij kende' de hertogin en besloot zich te houden alsof hij een gewoon bezoek bij haar kwam afleggen. Hij zou verzoeken bij haar toegelaten te worden en het gesprek brengen op het feit dat zij den ontsnapten moordenaar in het geheim had ontmoet. Wellicht zou hiermede iets bereikt worden: in elk geval was het meer dan de moeite waard dit te probeeren. Zonder twijfel zou ze Lovat's schuilplaats bekend maken wanneer haar het vuur heel na aan de schenen werd gelegd. Niettegenstaande zijn genomen besluit, schaamde Drew zich in zijn hart toch eenigszins over zichzelf. Hij had Mona beloofd Lovat niet te zullen verraden. Hij werd echter als het ware door zijn haat en kwellende jaloezie tot dit alles gedreven. Diep in zijn binnenste begreep hij, dat hij het jonge meisje thans heelemaal zou verliezen. Zou ze hem ooit kunnen vergeven dat hij zichzelf zoo yerlaagd had door zelfs persoonlijk aan zijn opsporing mede te helpen? Bij het huis aangekomen, werden zijn vermoedens bevestigd. Hij stond er vlak tegenover, toen een man in de verte over het grasveld rende en regelrecht op het kasteel toeging. Drew herkende Lovat onmiddellijk. Hij droeg nog zijn chauffeurs-uniform. Onwillekeurig stond hij even stil. Lovat had zich de marmeren trappen op gespoed en trad door de veranda naar binnen. Drew moest even tijd hebben om na te denken. Toen liep hij uiterst voorzichtig voort, zooveel mogelijk het grasveld betredend, teneinde het geluid van voetstappen te vermijden. Behoedzaam sloop hij op de veranda toe, waardoor Lovat kort te voren verdwenen was... Deze was gesloten. Weer bleef hij even peinzend voor zich uitkijken en begaf zich hierop naar de politieagenten. „Hij is in het huis," vertelde hij hen. „Wat zijn jullie van plan te doen?" De inspecteur deed zenuwachtig en scheen er heel weinig voor Het meisje. 12  7» BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". te voelen het buiten onaangediend binnen te gaan. De hertog van Lisburn stond bekend als een machtige persoonlijkheid en het was een verre van prettig baantje om hem te vertellen, dat zijn vrouw een moordenaar herbergde. Tenslotte besloot Drew te doen, wat hij zich oorspronkelijk had voorgenomen. Hij liep naar den ingang van het huis en belde aan. TBsSsii Zoodra hij een teeken gaf, moesten de agenten hem volgen. Tot zijn verbazing opende de hertogin zelf de deur. Ze zag er wondermooi uit in een wijnkleurig toilet, afgezet met bont. Er lag een angstige uitdrukking in haar oogen en ze scheen in een ^eer • opgewonden toestand te verkeeren. Niettemin schonk ze hem haar verleidelijksten glimlach. „Oh, het is de gelukkige aanstaande bruidegom!" riep ze uit, terwijl ze hem haar hand toestak. „Weet u, dat ik totaal uw naam vergeten ben? Komt u mij een boodschap van uw meisje brengen? Ik ben blij, dat u me eens opzoekt, want ik hoop dat u me van dienst kunt zijn. Kom binnen." „Ik kom met een minder prettige boodschap voor u," antwoordde Drew op ernstigen toon. „Het is misschien beter, dat ik onmiddellijk met de deur in huis val. Eenige oogenblikken geleden zag ik een jongen man, die zichzelf Frank Luce noemt, zich door de veranda van uw huis begeven. Hij heeft hier al een poos gewoond, vermomd als chauffeur. In werkelijkheid is hij echter John Lovat, de man die eenige maanden geleden James Addison op zijn kantoor vermoordde, en wien het gelukte gedurende een zwaren mist te ontsnappen." De mooie vrouw keek hem vol verbazing aan. Zooals ze daar thans in het volle morgenlicht stond kon men maar al te duidelijk zien, dat ze verre van jong was. Het kwam Drew voor alsof er als bij tooverslag rimpeltjes om de mooie oogen en den bloedrooden mond waren verschenen. „Wat bedoelt u?" vroeg ze. „Een chauffeur... is dat de jonge man van Grimm's garage?" „Ja, en den laatsten tijd heeft hij u heel veel gereden, hertogin." „En u beweert, dat hij een moordenaar is? Wat een afschuwelijk verhaal... Ik vrees echter, dat u zich vergist, want hij maakte altijd zulk een keurigen indruk." „Toevallig weet ik, dat u hem zeer intiem kent," ging Drew op gestrengen toon voort. „Ik heb zelf gezien, hoe u hem omhelsde en hoorde hem door "u bij de teederste namen noemen. Ik wil volkomen openhartig tegenover u zijn... De man in kwestie bevindt zich in dit huis en hij is een misdadiger. De politie staat buiten voor het hek te wachten."  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 79 Het was thans zijn beurt, verwonderd te staan over hetgeen zij antwoordde. Er kwam een uitdrukking van verlichting in haar oogen. „Is de politie hier? Oh, daar ben ik blij om, want ik had er juist om willen zenden. Wilt u zoo goed zijn de menschen binnen te roepen?" Eensklaps herinnerde Drew zich, dat de hertogin van Lisburn eens de beroemde tooneelspeelster Maud Barrison was geweest, dus was het niet meer dan natuurlijk dat ze thans goed acteerde. „U geeft dus toe, dat John Lovat zich hier in uw woning bevindt?" vroeg hij. „John Lovat?" herhaalde ze. „Over wien praat u toch? Natuurlijk is hij niet hier. Wat zou hij in 's hemelsnaam bij mij moeten uitvoeren?" Dit laatste zei ze ongeduldig. „Ik heb hem met mijn eigen oogen gezien, en kan u de kamer aanwijzen waarin hij is verdwenen." „Ik weet er totaal niets van," zei ze op nonchalanten toon. „Maar wees zoo goed, mijnheer Drew, en roep de politie. Er is mij een prachtig paarlsnoer ontstolen." Drew floot en binnen enkele oogenblikken verscheen de inspecteur en een agent. „Mevrouw ontkent, dat Lovat zich in haar huis bevindt," zei Drew. „Er zal thans permissie gevraagd moeten worden een huiszoeking te houden." „Natuurlijk kan dit geschieden," riep de hertogin uit. „Maar niet naar een ontsnapten moordenaar... Het gaat hier om een van de kostbaarste snoeren van de heele wereld, en het is spoorloos verdwenen." De inspecteur, een eenigszins dom uitziende man van middelbaren leeftijd scheen geïntimideerd te zijn, zoodat Drew begreep, dat hij de leiding in handen moest nemen. „Hertogin, ik heb de politie medegedeeld dat John Lovat zich in dit huis ophoudt en dat u hem verborgen houdt. Ik heb hem, zooals ik reeds zei, met mijn eigen oogen zien binnengaan." „Mijn beste man, wat u vertelt is gewoonweg absurd," antwoordde ze met stijgend ongeduld. „Hebt u er iets tegen het huis te laten doorzoeken?" vroeg de inspecteur thans heel onderdanig. „Absoluut niet," antwoordde ze. „Ik zou zelfs willen, dat dit zoo spoedig mogelijk plaats vond, zoodat u uw aandacht aan mijn vermiste paarlen kunt wijden." „Mag ik even de kamer aanwijzen, waarin ik Lovat zag verdwijnen ?" vroeg Drew.  8o BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „Dat spreekt vanzelf en ik zal u daarheen vergezellen. Toen u aanschelde, bevond ik me toevallig in den corridor. Al de bedienden, schijnen volkomen van streek te zijn door den diefstal van mijn kostbaarheden. Ik wil niet hebben, dat zij gefouilleerd worden, doch waarschijnlijk zal dit toch moeten geschieden. Ik ontdekte de verdwijning van de paarlen eerst een half uur geleden en ik ben vreeselijk in de war. Ik weet ternauwernood, wat ik doe." Ze liepen rondom het huis. De inspecteur liet een agent posteeren voor de veranda, die vlak boven de marmeren trappen lag. Hierop ging de hertogin hen weer voor naar binnen en bracht hen door een groote zonnige hal, die versierd was met bloemen en palmen, naar de kamer die uitkwam op het balkon. Deze was klaarblijkelijk haar boudoir en er bevond zich niemand. „Toen Lovat hier binnen ging, was het raam open," zei Drew grimmig. Hij bleef wachten, terwijl de mannen het huis doorzochten. Hij was ervan overtuigd, dat Lovat door de hertogin verborgen was, en dat de heele geschiedenis met de paarlen eenvoudig verzonnen werd om tijd te winnen. Zij keerde vóór de politieagenten terug. „Ze zijn klaar," zei ze. „En natuurlijk hebben ze niemand gevonden. Nu bevinden ze zich in de dienstboden-af deeling. Is het niet afschuwelijk, dat ik mijn paarlen kwijt ben?" Drew keek haar recht in haar mooie oogen. „John Lovat bevindt zich ergens hier in dit huis, hertogin," zei hij. „Hoe kan dat, mijn beste man? Ze hebben zelfs het vertrek van mijn armen, ouden echtgenoot onderste boven gehaald. De pleegzuster was aardig kwaad." De agenten kwamen terug. De inspecteur die blijkbaar geïrriteerd was, deelde Drew mede, dat hij zich schijnbaar vergist had. De hertogin verzocht hun ook eens in den tuin te gaan kijken met het oog op haar paarlen. Terwijl ze dit deden nam zij Drew mee naar het terras, vanwaar men een schitterend uitzicht had over de baai van St. Gwatkin en tevens in de verte Blethgroe kon zien liggen. Dicht bij het laatste plaatsje lag een groot jacht voor anker. De hertogin.vestigde zijn aandacht hierop. „Dat is de boot van mijn man," zei ze. „Vindt u het geen prachtstuk? Wij hebben het hier laten komen, hopende dat hij zich weldra goed genoeg zou voelen een zeereisje te kunnen maken. Ik vrees echter dat dit den eersten tijd wel niet het geval zal zijn, en daarom vertrekt het jacht vandaag weer. Wij hebben de boot aan vrienden uitgeleend."  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 81 Drew probeerde een logische gevolgtrekking te maken. Hij had positief gezien, dat John Lovat het huis binnenging, en nu was hij er niet meer te vinden. Waar bevond hij zich thans ? Werd de politie voor den gek gehouden ? Het eenige wat hem overbleef was zich in verbinding te stellen met Scotland Yard. Hij wilde nu beslist, dat John Lovat gevangen zou worden genomen. Hoe dichter hij in het net van mysterie verward raakte, hoe vaster zijn besluit werd. John Lovat was gevaarlijk voor de samenleving. Eiken dag bleek dit duidelijker. In het geheim hielp men hem de wet te ontduiken. Het was dus zijn plicht er voor te zorgen, dat hij geen verder onheil kon stichten. Eenigszins verstrooid antwoordde hij op hetgeen de hertogin zei. Ze wendde zich om en ging toen de kamer weer binnen. Ze stond stil en boog zich over een vaas bloemen. Hij liep een paar passen voort en keek toen toevallig om. De hertogin stond weer op het terras en hij zag hoe ze met haar hand wuifde. . Met een ruk wendde hij zich om daar hij niet wilde dat ze ontdekken zou, wat hij gezien had. Wat beteekende dat signaal? Wien gold dit teeken ? Onwillekeurig keek hij door een venster, doch het eenige wat hij ontdekte was de eindelooze blauwe watervlakte. De hertogin verzocht hem bij haar te blijven 'lunchen, welke invitatie hij gretig accepteerde. Hoe langer hij in dit huis bleef, hoe meer kans hij kreeg iets van dit mysterie te kunnen oplossen. Geheel alleen zat Mona dien dag in angstige spanning. Ze verliet haar kamers niet. Ze bleef in een grooten stoel zitten en wachtte totdat Drew haar dat vreeselijke bericht zou komen brengen. Of zou het mogelijk zijn, dat Lovat had kunnen ontkomen? Eén ding stond haar echter heel duidelijk voor oogen, namelijk het feit, dat de man, dien zij liefhad, voor eeuwig uit haar leven verdwenen Was. Drew verscheen echter niet, en Mona liet haar eten bijna onaangeroerd staan. Ze wilde geen thee gebruiken. Langzamerhand was de duisternis reeds ingevallen. Zooals zij daar in dat kleine vertrek zat, had zij het gevoel alsof ze heelemaal alleen op de wereld was.. Ten laatste kon ze het niet langer uithouden. Ze kleedde zich aan en sloeg den weg naar Blethgroe in. Toen ze het hek van „Het Huis der Palmen" bereikt had, liep een man op haar toe... Naderbij gekomen, bleek het Loyal Drew te zijn. In het bleeke licht van een lantaarn kwam zijn uiterlijk haar heel eigenaardig voor en ze bemerkte, dat hij wasbleek zag.  82 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". Zijn oogen waren half gesloten en hij liep te waggelen als een dronken man. HOOFDSTUK XIX. DE PRIJS, DIE BETAALD WERD. Mona liet een kreet van verbazing hooren. „Loyal!" Ze legde haar hand op zijn arm. Voor een kort oogenblik dacht ze werkelijk, dat hij dronken was. Zijn mond stond half open en met wezenlooze blikken zag hij haar aan. „Wat is er in ■'s hemelsnaam aan de hand?" vroeg ze. „Ben je ziek ?" Tengevolge van den schrik verloor ze haar geduld en voegde er aan toe: „Tracht je te beheerschen, Loyal. Kijk me niet op zulk een afschuwelijke manier aan." Hij zag er zoo bespottelijk uit, dat zij hem onwillekeurig in de schaduw trok. Hij moest echter weer stilstaan, haalde met diepe teugen de frissche avondlucht in, en ze voelde meer dan dat ze het zag, hoe hij langzamerhand tot bezinning kwam. Eindelijk zei hij op een eigenaardigen gesmoorden toon: „Mona, neem me mee naar je kamers, want je moet me helpen. Ik voel me zoo 'zwak, dat ik niet alleen kan loopen. Ik moet water... water... hebben." „Praat niet, Loyal," zei ze haastig. „Laten we zoo gauw mogelijk naar het pension gaan." Toen ze St.' Gwatkin bereikt hadden, scheen hij veel beter te zijn. Hij ledigde vi^r groote glazen water achter elkaar, als een man' die bijna sterft van dorst. Geleidelijk kwam er weer wat kleur op zijn wangen terug. Hij geeuwde verschillende keeren en rekte zich uit als iemand, die uit eën diepen slaap ontwaakt. „Ze hebben me een verdoovend middel toegediend," zei hij. „Het is nog een bof, dat ik levend dat vervloekte huis ontkomen ben." „Welk huis?" . „„Het Huis der Palmen". Jouw mooie hertogin heeft me een narcotisch middel ingegeven. Ik weet niet of ze van plan was me te vermoorden of niet." „Oh, Loyal, ik begrijp er niets-van." Hij vertelde haar wat er dien morgen had plaats gevonden en gaf haar een heel verslag over het feit dat hij John Lovat het buiten had zien binnengaan en hoe de politie het huis vruchteloos had doorzocht. „Ik ben er vast van overtuigd, dat zij hem ergens schuil houdt," zei hij, „en dat heele verhaal van die paarlen verzonnen heeft om  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 83 de recherche op een dwaalspoor te brengen. Ik zou er een eed op willen doen dat ik hem met mijn eigen oogen gezien heb. Toch was hij nergens te ontdekken. Die vrouw is verliefd op Lovat, Mona. Dat is nu de man waarvoor je mij aan den dijk hebt gezet... niet alleen is hij een moordenaar, maar ook nog een individu, dat met getrouwde vrouwen flirt om geld van ze los te kunnen krijgen." Daarop vertelde hij haar tegelijk op minachtenden toon wat hij dien bewusten avond bij „Het Huis der Palmen" had gezien. Mona stond bij het venster met haar rug naar hem toegewend en ze beefde van schaamte. Ze wist zelf niet of ze Drew geloofde of niet. Het was vreeselijk dergelijke afschuwelijke dingen te moeten hooren zeggen over den man, die het beste en sterkste in haar had wakker geroepen. En het ergste van alles was dat ze hem niet kon verdedigen. „Ze heeft hem verstopt en laten ontvluchten... daar ben ik zeker van," ging Drew voort. Hij scheen nu weer geheel en al in orde te zijn. „De hemel mag weten hoe ze het gedaan kreeg. Of het is ook mogelijk, dat de agenten het huis niet voldoende doorzocht hebben. Natuurlijk zijn ze doodsbenauwd verkeerde gevolgtrekkingen te maken, want de hertog van Lisburn schijnt bijna even belangrijk te zijn als de koning-van Engeland. De hertogin nam me mee op het terras en ik zag heel duidelijk, dat ze naar iemand wuifde, toen ze vermoedde, dat ik op. een gegeven oogenblik niet keek. Het moet tegen iemand geweest zijn, die juist het landgoed had verlaten, omdat de politie toen nog druk bezig was met zoeken. Aan den anderen kant moeten wij echter niet vergeten dat ze op en top een actrice is en misschien geprobeerd heeft me om den tuin te leiden. Voor zoover ik kon nagaan was er geen mensch te zien. Het jacht van den hertog lag in de haven, maar daarop kan Lovat toch onmogelijk geweest zijn. De boot bevond zich aan de andere zijde en het moet minstens een half uur geduurd hebben voordat Lovat die kon hebben bereikt, en ik had hem nog geen kwartier van te voren gezien." Mona wendde zich om en keek hem smeekend aan. Ze voelde heel goed dat het Drew's bedoeling was haar alle mogelijke dingen te vertellen waardoor hij haar jaloezie kon opwekken en hierdoor verwachtte haar idee ten opzichte van Lovat te doen veranderen. „Loyal," zei ze zachtjes, „hetgeen je gewild hebt, is nu gebeurd. Lovat is niet hier, doch weer verdwenen. Je hebt beloofd niets te zullen doen als het, hem gelukte te ontkomen." „Maar dat is niet het geval... Hij moet hier in de buurt nog ergens verborgen zitten." „Komt dat per slot van rekening niet op hetzelfde neer?" drong  «4 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". zij aan en ze slaagde er zelfs in een glimlach tevoorschijn te roepen. „Hij is hier niet, zoodat jij en ik naar Londen kunnen terugkeeren. Ik hen nu heusch weer voldoende aangesterkt. Loyal, ik wil liefst zoo gauw mogelijk weggaan. Zoodra ik ontdekte, dat Lovat in de buurt woonde had ik al terug willen keeren. Dit moet je gelooven. Ik kon echter niet helpen, dat ik weer ziek werd. Kunnen we niet weggaan en alles vergeten?" ^&$Ê „Niet na hetgeen er vanmiddag gebeurd is," antwoordde hij en er was een onverbiddelijke klank in zijn stem. „Het spijt me, Mona, jij moogt naar Londen gaan als je wilt, doch ik zal deze zaak nader onderzoeken. De vrouw heeft me iets verdoovends ingegeven, en het kan wel in haar bedoeling hebben gelegen me te vermoorden. Nadat de politie vertrokken was, verzocht ze mij met haar te willen lunchen. Ik nam die uitnoodiging aan, omdat ik het een en ander wilde ontdekken.- Ze gedroeg zich allercharmantst," voegde hij er cynisch aan toe, „dat moet ik toegeven. Daar ik echter niet verwachtte, dat zij een misdadigster was, at en dronk ik rustig, terwijl het gesprek zich hoofdzakelijk om jou concentreerde. Ik weet me niet te herinneren, wat er gebeurde, doch ik veronderstel, dat ik mijn bewustzijn verloor door iets wat zij mij in het eten of den wijn had toegediend. Tien minuten voordat ik jou ontmoette, kwam ik weer tot mezelf en ik had het gevoel, alsof mijn laatste uur aangebroken was." „Oh, Loyal," zei Mona verdrietig. „Ik begrijp al die mysterieuse dingen niet." Ze voelde zich allerellendigst, want te oordeelen naar hetgeen zij gezien had, moest ze Drew wel gelooven. Wist zij zelf niet, dat er een vreemde verhouding bestond tusschen de hertogin en den man, dien ze liefhad ? Ze had echter slechts even haar oogen te sluiten en zich in gedachten weer in Lovat's armen te voelen... en dan kon ze eenvoudig niet aan hem twijfelen. Ze was doodmoe. Het eenige wat zij dien avond verlangde was, dat Drew maar zoo gauw mogelijk heen zou gaan. „Je hebt het slot van de gesdhiedenis nog niet gehoord," zei Drew met een hard lachje. „Toen ik weer bijkwam, was de hertogin nog in de kamer. Alles op tafel stond nog precies als kort te voren, zoodat blijkbaar geen enkele bediende was binnengekomen. Ik lag in een leunstoel en ze was bezig iets aan het buffet in te schenken. Ik weet nog niet waar ik de kracht vandaan haalde om haar openlijk te durven beschuldigen, dat ze me iets verdoovends had toegediend. Ze werd woedend en beweerde, dat ik te veel gedronken had. Dit was de reden, zei ze waarom ze expres de bedienden uit de kamer had gehouden. Ze deed alsof ze erg opgewonden was en het wijnglas,  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. «5 dat zij in haar hand hield met het een of ander vocht er in viel in het vuur. Ik voelde me zoo ziek, dat mijn eenig verlangen was weg te kunnen gaan. Je hebt zelf gezien, hoe ik er uitzag toen je me ontmoette. Natuurlijk is alles heel duidelijk, want dit werd alleen gedaan om Lovat gelegenheid te geven zich uit de voeten te maken." „Loyal, hij is nu in elk geval weg," zei het meisje smeekend. „Wil je niet met me meegaan en alles trachten te vergeten? Wij hoeven hier nooit meer terug te komen. Je hebt gezegd, dat je je belofte zou houden, als hij verdween." „Zeer tegen mijn zin heb ik dat gedaan, Mona, doch nu is alles veranderd. Ik ben ellendig zwak geweest omdat ik zooveel van je houd en heb mezelf op één lijn gesteld met misdadigers. En wat heb ik er mee bereikt ? Vandaag had het me bijvoorbeeld mijn leven kunnen kosten." „Oh, Loyal, je hebt je schitterend gedragen." Haar oogen glinsterden, want ze verdedigde nu den man, dien ze liefhad. „En je probeert mij over te halen mijn plicht als fatsoenlijk burger te verzaken," ging hij voort, doch niettegenstaande zijn stem koel klonk, was er een opgewonden uitdrukking in zijn oogen. „En in ruil daarvoor bied je me... jezelf aan." „Ik heb je vroeger al gezegd, dat wanneer je me nog wilt hebben, ik bereid ben met je te trouwen." „Om dien man te redden." Hij liet een bitteren lach hooren. „Jullie vrouwen zijn toch eigenaardige wezens." „Ik zal mijn woord houden, als jij het jouwe gestand doet," zei ze op bijna plechtigen toon. „Dat zijn drogredenen, en dat weet je ook heel goed," zei hij grof. „Ik dacht dat ik sterk genoeg was je vriendelijk aanbod af te slaan, doch ik kom tot tle ontdekking, dat dit niet het geval is. Uitstekend, ik neem je voorwaarden nu aan, Mona. Morgenochtend vertrekken wij en zullen deze misdadigersbende aan zichzelf overlaten. Als de politie een beetje handig is, zal zij John Lovat wel vinden. Bovendien heb ik alles gedaan wat ik kon. We zullen zoo gauw mogelijk trouwen en ik hoop van' harte dat je spoedig je dwaasheid zult vergeten." Hij nam haar in zijn armen en kuste haar op een vreemde, hartstochtelijke wijze, waarin iets van haat lag. Toen liet hij haar plotseling" los, mompelde dat hij naar het hotel terugging en haar in den morgen zou komen halen om naar het station te gaan. Ze hoorde hoe zijn voetstappen zich verwijderden over het grindpad. Het hekje viel met een slag dicht... Ze ging op haar knieën voor het vuur liggen en verborg haar gezichtje in de handen. In gedachten nam ze afscheid van de liefde Het meisje. 13  86 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". die bijna op hetzelfde oogenblik dat zij deze vond, voor haar onbereikbaar was gebleken. HOOFDSTUK XX. DE VERRASSING. Het was heel vreemd voor Mona weer terug te zijn in haar kleine kamers op de bovenste verdieping van het huis in Sandringham Streef, Westminster, en de geluiden van het volle stadsleven om zich heen te hooren. Het leek haar bijna onmogelijk, dat zij slechts een maand was weg geweest, daar het haar een half menschenleven had toegeschenen. Hier zag ze juffrouw Goodge, haar hospita, weer voor zich, wier oogen nog even waterig als vroeger waren, terwijl haar neus bloedrood zag. En daar liep Bertie, haar zoontje, weer rond even mopperend en humeurig als altijd. Ook moest ze denken aan het kleine flat in Putney, die zij in het begin zoo poëtisch en aantrekkelijk had gevonden. Alles was nog hetzelfde als vroeger. Het zou thans niet lang meer duren of ze ging met Drew dat flat betrekken. Hij deed wat hij beloofd had, dus moest zij ook haar woord houden. Met behulp van een werkvrouw, gerecommandeerd door haar hospita, bracht ze het huisje in orde. Het flat begon er allergezelligst uit te zien. Een dag voor het huwelijk zou Mona's boeltje daarheen gebracht worden. Ze konden geen huwelijksreis maken, want Drew werd te veel in beslag genomen door zijn werk, dat hij al reeds verwaarloosd had door de mysterieuse gebeurtenissen in Blethgroe. Het beroemde proces zou de volgende maand beginnen, en kon weken duren. Wanneer dit achter den rug was zou hij enkele dagen vacantie nemen. Mona kon niet nalaten haar verloofde te bewonderen. Zijn sterk, wilskrachtig karakter was er in geslaagd het eigenaardige gevoel van haat dat over haar kwam, toen hij haar weer in zijn armen nam, te overwinnen. Hij was weer de oude Loyal, vol vriendelijkheid en consideratie, een trouwe, alhoewel niet demonstratieve minnaar, op wien ze kon steunen als op een rots; Wanneer ze slechts door al zijn teederheid die groote liefde had kunnen vergeten, welke in haar even was gekomen. Ze was echter te eerlijk om te doen alsof ze heel veel van Drew hield, ze toonde hem haar dankbaarheid en liet hem duidelijk merken, dat ze haar best deed. Blijkbaar was hij tevreden, ging iederen avond naar het üat kijken en berispte haar omdat ze te veel gewerkt had. Deze physieke inspanning was echter haar redding. Het was op-  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 87 vallend, hoe haar oude gezondheid weer geheel en al was teruggekeerd. Niemand zóu in haar de zwakke invalide van December herkend hebben. En ze was zonder twijfel mooier dan ooit te voren, want haar type werd door de tragische uitdrukking in haar oogen nog interessanter. Er lag een uitdrukking van vervoering in die prachtige grijs-groene oogen. Op een dag zei haar vriéndin Julia Wayne tot haar: „Sinds je ziekte, Mona, is er iets met je gebeurd. Je bent weliswaar altijd aantrekkelijk geweest, maar er is nu een mysterieus waas over je gekomen. Er kan bij oogenblikken zulk een uitdrukking in je oogen liggen, dat ik een onverklaarbaar verlangen krijg te schreien." Twee avonden voor den huwelijksdag kwam Drew zijn meisje van het flat afhalen om met hem te gaan dineeren. Ze was nog druk bezig met kussenovertrekken, waarmede haar vriendin haar geholpen had. Julia en haar moeder zouden bij de huwelijksplechtigheid tegenwoordig zijn, en nooit te voren had het meisje zich zoo eenzaam op de wereld gevoeld. Verder zou alleen Drew's getuige tegenwoordig zijn, en zou het een heel kalme ceremonie zijn. „Er staat nieuws in de courant over „Het Huis der Palmen" vertelde Drew aan Mona. „Het betreft twee berichten, die de moeite waard zijn. De hertog is dood en de paarlen van de hertogin zijn weer gevonden. Het blijkt achteraf, dat deze inderdaad gestolen werden, en wel door de verpleegster. Ze had een volledige bekentenis afgelegd. Het schijnt een heel domme vrouw te zijn, die in moeilijkheden geraakt is en het snoer heeft trachten te verkoopen in Truro nog al liefst. Het is een heel verhaal, maar de politie schijnt tevreden te zijn. Het lijk van den hertog is naar Londen overgebracht en zal in de kerk van het kasteel Lisburn in Kent, begraven worden." Mona zag in gedachten de tengere, zwakke gestalte van den hertog voor zich, zooals hij er op zijn huwelijksdag had uitgezien. „Arme, oude man," zei ze werktuiglijk bij zichzelf. „Zijn weduwe zal zich zonder twijfel gauw genoeg troosten," bracht Drew in het midden. Zijn stem klonk onaangenaam en Mona voelde hoe een blos haar naar het gezicht steeg. Sinds ze Blethgroe verlaten hadden, was dit de eerste maal, dat hij weer aan Lovat refereerde. Het volgende oogenblik had hij er berouw over en nam met een verontschuldigend gebaar haar hand in de zijne. „Lieveling, ik ben een bruut. Het was niet mijn plan je onaangenaam te zijn. Vergeef me. Laat me alleen dit eene nog zeggen, dat ik werkelijk hoop, dat hij veilig en wel in het buitenland zit." „Oh, dank je wel, Loyal," mompelde ze. „Je bent zoo goed." Hij nam haar in zijn armen en keek haar hartstochtelijk in de oogen.  88 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „Mona, denk je dat je gelukkig met me zult worden?" Ze rilde zenuwachtig. Ze kon niet tegen hem liegen. Ze sloeg haar oogen neer en zei niets. „Of beter gezegd, ben je van plan je best daarvoor te doen?" verbeterde hij. „Ja," fluisterde zij gretig. „Ik hoop het je in alle opzichten naar den zin te maken." Hij liet haar los. Ze wendde zich af, terneergeslagen als een kind, dat weet in het ongelijk te zijn. Hoe weinig had zij hem aan te bieden in ruil voor al zijn goedheid... Ze wenschte in haar hart, dat zij een ander soort meisje was, dat kon huichelen, zijn kussen beantwoorden en zichzelf wijs maken, dat zij inderdaad gelukkig was. Drew begon nu over de vordering van het proces te spreken en samen gingen ze dineeren. Ze spraken echter heel weinig tegen elkaar. Dezelfde gedachte moest in hen beiden hebben omgegaan: over .twee dagen zouden ze in hun flat eten en als man en vrouw tegenover elkaar aan tafel zitten. Dit vooruitzicht vervulde den man van geluk, terwijl het het meisje weemoedig maakte. Geen van beiden voelden zich gelukkig en verwachtten ook vermoedelijk niet dit ooit te zullen worden. Tot haar groote verbazing ontving Mona den volgenden dag een briefje van de hertogin van Lisburn. Het was geschreven vanuit het groote huis in Belgrave Square. Ze verzocht haar om zes uur in den middag bij haar te komen. Mona verlangde ontzettend er naar toe te gaan. Iemand te spreken die Lovat kende, hierdoor zou zij als het ware een stukje van den hemel te zien krijgen. Misschien zou ze bericht omtrent hem krijgen. Wellicht had de hertogin iets vermoed, en zou ze haar uit medelijden vertellen, dat hij in veiligheid was. Waarom zou ze haar anders onder deze omstandigheden, zoo kort na den dood van haar man willen spreken. Ze moest er-een heel gegronde reden voor hebben. Hoe kon ze echter gaan, want ze durfde er Drew niets van vertellen. Ze had het niet kunnen verdragen dit onderwerp te moeten aanroeren slechts enkele uren voor haar huwelijk. Bovendien zou hij haar natuurlijk verbieden aan een dergelijken oproep gehoor te geven. Het was dan ook een geheel onverwachte uitkomst, toen zij dien ochtend door middel van een boodschappenjongen een briefje van Drew ontving. Drew schreef haar onmogelijk met haar te kunnen lunchen, daar hij een conferentie had omtrent het proces, waarmede waarschijnlijk de geheele middag gemoeid zou zijn.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 89 Ze zouden dien avond niet met eikaar dineeren, daar Drew, zooals dit de gewoonte was, een afscheidsfuif aan zijn vrienden gaf. Mona zou bij de familie Wayne eten. Het gevolg hiervan was dat ze elkaar niet eerder zouden zien dan den volgenden morgen in de kerk. Mona beantwoordde de beide brieven en liet ze bezorgen. Tot kwart voor zes verkeerde zij in een koortsachtige opwinding. Toen begaf ze zich naar Belgrave Square, welk plein zich niet ver van Sandringham Street bevond. Dien dag was ze niet naar het kleine flat gegaan. Ze zou bij de Waynes logeeren, en zich daar den volgenden ochtend voor de plechtigheid kleeden. Haar boeltje was reeds overgebracht, alleen een enkele koffer moest nog van haar pension vervoerd worden. Ze voelde zich heel eigenaardig, want ze kon zich niet verhelen, dat het een opluchting was, dat Drew per slot van rekening niet kwam. Nadat ze het groote huis bereikt had, ontdekte ze dat alle blinden waren neergelaten. De deur werd haar geopend door een ouden huisknecht, dien Mona dikwijls boodschappen in Blethgroe had zien doen. Hij vroeg haar naam en geleidde haar op plechtige wijze naar een kamer, waar de luiken op een kiertje geopend waren. Hier kwam de hertogin haar tegemoet, en het viel Mona op welk een romantische, mooie verschijning zij was in het slepende zwarte gewaad. „Mijn beste kind," zei ze. „Welkom! Vraag me niets, alles zal binnen een paar minuten uitgelegd worden. Ga maar met me mee." Ze ging haar voor door twee ineenloopende kamers, waarna ze een kleiner vertrek bereikten, dat geheel vol boeken stond. Hier waren de blinden open, en toen ze binnentraden, zag Mona... John Lovat met zijn rug naar het vuur gekeerd staan. HOOFDSTUK XXI. HET UUR VAN LIEFDE EN SMART. Mona kon geen woord uitbrengen. Zij en Lovat keken elkaar aan: dat was alles. Hij kwam op haar toe en ze reikten 'elkaar niet de hand. Hun oogen zeiden reeds genoeg. De hertogin nam het meisje bij den arm en zei: „Beste kind, John heeft me alles van je verteld... ik hoop, dat je hier niets op tegen zult hebben. En ik wilde graag, dat je hem nog eens zou zien. Hij is hier voor het oogenblik veilig. Ik wil hebben, dat je de waarheid zult weten, omdat hij me verteld heeft, dat jullie elkaar liefhebben. Je zult je wel verbaasd hebben over mijn houding  9o BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". ten opzichte van hem, doch er is nog zooveel, wat je niet begrijpen kunt. Ik wilde je uitleggen, dat John mijn zoon is." Mona stond als aan den grond genageld. Wat was dit een vreeselijke schok, en toch hoe eenvoudig bleek alles te zijn. Waarom was de gedachte daaraan nooit bij haar opgekomen ? Natuurlijk had zij nooit geloofd dat Lovat, zooals Drew volhield, met de hertogin flirtte. Maar ze had nooit kunnen vermoeden wat ze thans te hooren kreeg. „Nu begrijp je misschien, waarom ik chauffeur in Blethgroe was," ging de jonge man voort, terwijl er een teedere glimlach om zijn lippen verscheen. „En nu is het je ook duidelijk, waarom Drew mij in het „Huis der Palmen" zag. Ik wist, dat mijn moeder me zou verbergen." „En hiermede is ook verklaard," ging de hertogin voort, „waarom ik mijn jongen hielp door mijnheer Drew iets in zijn koffie te geven. Oh, kind, het speet me zoo, want ik vond het zoo laag van me. Doch ik moest tijd winnen, om John weg te kunnen krijgen. Ik was zoo bang, dat mijnheer, omdat hij zelf advocaat is, de noodige conclusies zóu trekken. Er loopt een ondergrondsche gang van het huis naar de zee, welke uitkomt op een boothuisje. Het eindpunt is een halve mijl van het huis af gelegen en ligt dicht bij Blethgroe in de richting van Gwatkin. John doorliep deze gang, terwijl de politieagenten in het huis zochten, en toen zij hun naspori'ngen in den tuin voortzetten, zat hij al veilig en wel in de boot, die hem naar het jacht bracht. Wanneer Drew hiervan een flauw vermoeden had gehad, zou hij de recherche weer van voren af aan hebben laten beginnen. Ziezoo, nu heb ik mijn bekentenis gedaan, en zal ik jullie alleen laten. John is volkomen veilig hier. Het lichaam van den hertog wordt over zee hierheen gebracht, daar dit een familietraditie is. De oudste zoon is de eenige persoon, aan wie het veroorloofd is het lijk te vergezellen. Ik ben hier gekomen om de noodige voorbereidselen te treffen." Ze wendde zich om, doch voordat zij de deur bereikt had, zei Mona voor het eerst: „Morgen ga ik trouwen." De hertogin stond stil, draaide zich om en nam het jonge meisje in haar armen. „Arm, arm kind," fluisterde ze. „John heeft het me verteld. Je hebt je woord gegeven." „Ja, Loyal houdt het zijne ook," zei ze met toonlooze stem. „Hij is uit zichzelf uit Blethgroe weggegaan. Hij..." ze keek Lovat verdrietig aan „...kon dien dag niet gevonden worden. Drew zal geen  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 91 verdere stappen doen." Terwille van haar trots moest zij hem natuurlijk verdedigen. De hertogin kuste haar teeder op de beide wangen. „Je bent een dapper meisje," zei ze. „Oh, wat is er toch ontzettend veel verdriet op de wereld. Als jullie tweeën elkaar maar eerder ontmoet hadden... En als mijn arme jongen slechts niet van alle kanten opgejaagd werd." Toen duwde ze Mona even van zich af, keek het jonge meisje strak in de oogen en vroeg: „Geloof je, dat hij onschuldig is?" „Ik weet, dat hij dit is," antwoordde Mona. „Hij heeft 't mij gezegd." De hertogin maakte een wanhopig gebaar met haar handen en verliet toen de kamer. Wederom keken de twee jonge menschen elkaar aan. „Mijn moeder wilde, dat wij elkander nog eens zouden ontmoeten," zei hij ernstig. „Het is heel lief van haar, maar ik weet niet, of het wel goed is, mijn liefste. Morgen ga je trouwen... Dus het is een afscheid voor eeuwig." Ze barstte eensklaps in tranen uit. „Ik kan het niet, ik kan het niet," snikte ze. „Oh, hoe zal ik het verdragen? Ik geloof, dat ik liever sterf." „Nee, lieveling, nee," zei hij teeder. „Drew is een goede man, en hij zal uitstekend voor je zorgen. Met mij zou je geen leven hebben, want ik moet onmiddellijk het land verlaten. Alles is reeds geregeld." „Oh, maar kun je dan veilig ontkomen?" vroeg ze angstig. „Zonder eenig gevaar, liefste. Het lijk van den hertog wordt met het jacht tot Folkestone gebracht, en vandaar verder vervoerd naar het kasteel van Lisburn. Binnen een paar dagen komt de boot aan, en zal ik in Folkestone zijn, vermomd als een matroos. Ik zal met dit schip naar het andere deel van de wereld vertrekken, Er is slechts één persoon aan boord, die weet wie ik ben... een oude, vertrouwde knecht van mijn moeder." „Oh, Goddank, dat je eindelijk veilig zult zijn." „Als jij slechts met mij mee kon gaan, liefste," zuchtte hij. Ze keek hem met wanhopige oogen aan. Hij zag doodsbleek en deed de grootste moeite zich kalm te houden. Hij moest kracht voor twee hebben. Het zou schandelijk zijn, misbruik te maken van haar liefde voor hem. „Mona, was je niet verbaasd te hooren, dat de hertogin mijn moeder is? Hadt je zooiets vermoed?" „Geen oogenblik," antwoordde ze. „Natuurlijk begreep ik sinds dien avond, waarop ik je uit het huis heb zien komen, dat er iets tusschen jullie moest bestaan."  92 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „Het is heel logisch. Ik kon het je niet zeggen, maar mijn moeder stond er op dat je het zou weten. Ze is zoo flink en dapper, en bezit meer moed dan tien mannen bij elkaar. Als ik haar niet gehad had, zou ik den rrioed al lang opgegeven hebben." „Ik dacht dat mevrouw Lovat... ik bedoel je moeder... dood was," zei Mona verbaasd. . .* g& „Dat veronderstelt iedereen. Je moet dan weten dat, toen mijn vader bedrogen en bestolen was door James Addison, die tusschen twee haakjes tienmaal verdiend heeft vermoord te worden... hij ongesteld werd en mijn moeder moest, gaan werken. Wij verlieten de stad, waarin we tot nu toe gewoond hadden en zij ging aan het tooneel. Ze had zooveel succes, dat ze voldoende geld verdiende om naar Europa te kunnen gaan, waar zij nog mooiere engagementen kreeg. Herhaalde malen vroeg ze mijn vader over te komen om in haar voorspoed te deelen. Hij weigerde dit echter en kreeg zelfs een soort afkeer van haar. Deze verandering moet geweten worden aan zijn zenuwtoestand, want zij was de goedheid in persoon. Tenslotte vertelde hij overal, dat zij dood was. Vergeet niet, dat hij, toen hij stierf, zoo goed als krankzinnig was. En dat verkoos zij ook voor de wereld te blijven. Eerst na zijn overlijden werd zij werkelijk beroemd. Ze veranderde haar naam en werd bekend als Maud Barrison, totdat zij in het huwelijk trad met den ouden hertog. Dat het mijn moeder goed ging, verandert echter niets aan het feit, dat Addison indirect de oorzaak van den ondergang en dood van mijn vader is geweest. En als ik hem vermoord had, zou hij zijn verdiende loon hebben gekregen." Mona rilde. . „Oh, laten we niet over dergelijke dingen praten," fluisterde ze. „Er rest ons nog maar zulk een korte tijd en ik moet dadelijk weg. Men verwacht mij in Kensington voor het diner. Ik heb namelijk mijn kamers opgezegd, en slaap vannacht bij kennissen van mij." „En morgen'zul je mevrouw Drew zijn," zei hij. Zijn stem klonk bijna koud: maar in zijn oogen lag zulk een onuitsprekelijk verdrietige uitdrukking, dat er een steek door haar hart ging. Hij nam haar in zijn armen en kuste haar, en gedurende enkele oogenbükken waren ze alles om zich heen vergeten en dachten ze aan niets anders dan hun liefde. „Mijn allerliefste, je moet gaan," mompelde hij bijna onverstaanbaar. „Wij kunnen het geen van beiden langer verdragen. Ik zal moeder gaan halen, en ik hoop, dat je haar nu en dan eens zult komen bezoeken. Ze is zoo lief en goed, Mona. De menschen zeggen heel leelijke dingen van haar, doch ze heeft den ouden hertog werkelijk  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 93 niet om zijn geld getrouwd. Ze deed het hoofdzakelijk om hierdoor in staat te zijn mij en een ander te helpen. Wees goed voor haar, Mona. Mijn lieveling, voor eeuwig vaarwel." Toen de hertogin de kamer binnentrad, zag het meisje haar slechts door een nevel van tranen. „Arme, arme kinderen," zei ze zachtjes. „Wat kan het leven wreed zijn. Er schijnt volstrekt geen hoop meer te zijn en nergens is een lichtpunt. Mona, moet je morgen met dien man trouwen?" „Ja," zei Mona, „want ik heb mijn woord gegeven." „Ze moet haar belofte houden," zei John. De hertogin kuste het meisje teeder en zei niets meer. Ze wendde zich even af, toen de blikken van de twee jonge menschen elkaar voor het laatst ontmoetten. HOOFDSTUK XXII. TE ELFDER URE. Drew had zijn kamers niet opgezegd, maar had twee daarvan aan een vriend van hem verhuurd, terwijl hij een kleine kamer met een paar flinke kasten als kantoor behield. Daar zou hij den laatsten nacht van zijn vrijgezellenleven doorbrengen. In het sousterrain woonde een oude man met zijn dochter, die met hun tweeën het geheele gebouw schoon hielden. Drew had in die woning gedurende anderhalf jaar gewoond, en werd er door iedereen bemind. Den volgenden morgen stond Mona op en voelde zich allerellendigst, na den geheelen nacht slapeloos te hebben doorgebracht. Ze schreef dit toe aan het feit, dat zij in een vreemd huis overnachtte, maar diep in haar binnenste wist zij beter. Ze keek uit het venster, en zag dat er een fijne motregen neerviel. Ze maakte zichzelf wijs, dat dit een gelukkig voorteeken was. Haar huwelijksdag... Oh, als zij Loyal maar waard kon zijn, en in staat was hem gelukkig te maken. Mocht ze slechts vergeten... Haar ontbijt werd boven gebracht, doch ze kon geen stukje naar binnen krijgen. Kort daarop klopte Julie aan haar deur en toen ze binnengelaten werd, riep ze verschrikt uit: „Mona, wat scheelt je? Je ziet er uit als een geest." „Ik heb heel slecht geslapen," antwoordde Mona. „Arm kind," zei Julie. „Ik kan me voorstellen, dat je opgewonden bent. Bovendien heb ik moeder al dikwijls verteld, dat dit bed een van de hardste is, waarop ik ooit gelegen heb. De kinderen verlangen er.al naar je in je bruidstoilet te zien." Het meisje. j.  BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS" De plechtigheid zou tegen twaalf uur plaats hebben in de kerk St. Martin op Trafalgar Square, en de jonge dominee was een vriend van Drew. Mona sloeg een ochtendjapon om en had een vertrouwelijk gesprek met haar vriendin. Ze spraken over hun vriendschap, het kantoor, den prettigen tijd, dien ze samen daar doorgebracht hadden en lachten om een zekeren Dick Kemble, die erg verliefd op Julie was, doch van wien het meisje niets wilde weten. Ze spraken over alle mogelijke onderwerpen onder de zon, doch de naam van Loyal Drew werd niet genoemd. Toen brak de tijd aan, dat Mona zich moest kleeden. Julie was in extase over de eenvoudige, chique bruidsjapon. Het onderkleed was van wit fluweel, waarover een zilver-tullen overkleed viel. Om haar middel droeg ze een gevlochten zilveren koord, aan het eind waarvan zich een toefje oranjebloesem bevond. Ze droeg zilver-schoentjes en -kousen. Julie maakte Mona's haar op en borstelde het zoo lang, totdat al de koperkleurige tinten glansden. „Dat is zoo eigenaardig van jouw verschijning, Mona," zei haar vriendin, terwijl ze haar vol satisfactie bekeek. „Je ziet er heel anders uit dan de overige meisjes, en je moest eigenlijk nooit juweelen dragen, lieveling. Ik weet dat je ze niet bezit, maar zelfs als mijnheer Drew schatrijk mocht worden, laat je niet verleiden je hiermede te tooien." Onder vroolijk gelach en gebabbel gingen de minuten voorbij. Mona bekeek zichzelf in den spiegel en kwam tot de ontdekking, dat zij er in haar heele jonge leven nooit zoo bekoorlijk had uitgezien. Haar wagen waren marmerwit: haar oogen schitterden en haar lippen waren vuurrood. Óver haar geheele wezen lag een melancholisch waas. De deur werd geopend en mevrouw Wayne, die er doodsbleek en verschrikt uitzag, trad binnen. „Mona, daar is een meisje van mijnheer Drew's kamers. Ze zegt dat zij de dochter van den conciërge is. Ze is ontzettend overstuur en beweert, dat mijnheer Drew nergens te vinden is. Zooals gewoonlijk gingen ze vanmorgen naar zijn, kamers, .doch vonden deze ledig. Ze vermoedden dat hij erg laat thuis was gekomen, zich niet te bed had begeven en een wandeling was gaan maken. Het meisje legde de kleeren uit, die hij op zijn trouwdag zou dragen en ging een bloem voor zijn knoopsgat halen. Toen was hij nog niet teruggekeerd. Het is nu tijd voor jou kind, om naar de kerk te gaan. Het meisje is in een taxi hierheen gekomen om jou alles omtrent het oponthoud te vertellen. Zal ik haar boven laten komen? Het lijkt me beter, dat  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 95 je even met haar spreekt en als ik jou was zou ik met haar naar zijn kamers rijden." Geagiteerd verdween de oude vrouw weer. Mona keek Julie met een eigenaardigen glimlach aan. ,,Ja," zei Julie haastig, „dat lijkt mij ook het beste, want hij zal nu wel thuis zijn gekomen. Je kunt daar wachten om hem tijd te laten naar de kerk te gaan. Ik zal mijn hoed opzetten en moeder waarschuwen, dat zij zich ook klaar maakt." Het was een onaangename positie: en het was zeer zeker allesbehalve waardig, dat een bruid op zoek moest gaan naar haar bruidegom. Doch alles was beter dan in de kerk te moeten wachten. Er bleef bovendien nog maar weinig tijd over. Het meisje, dat de tijding had gebracht, was geheel in de war. Ze bleek een aardige, intelligente jonge vrouw te zijn. Ze vertelde, dat mijnheer Drew altijd zoo punctueel was en alles als het ware systematisch deed. Daarom begreep zij er niets van, dat hij nu afwezig was. Haar vader had haar hierheen gezonden, want hij vond dat juffrouw Summers in de eerste plaats op de hoogte moest worden gebracht, wanneer er eventueel een ongeluk had plaats gevonden. De auto, die Drew besteld had, stond reeds voor zijn deur te wachten. De drie dames gingen binnenin zitten, terwijl het meisje naast den chauffeur plaats nam. Er heerschte een pijnlijke, gedwongen stilte... Mevrouw Wayne had over Mona's bruidstoilet een shawl geslagen, zoodat zij er niet in het oog vallend uitzag. Het bruidje speelde zenuwachtig met haar lange handschoenen. Julie keek uit het venster, terwijl mevrouw Wayne nu en dan de stilte verbrak door te beweren, dat zij het eenige gedaan hadden, wat te doen stond. Ze bereikten het huis en de auto stond stil. De dochter van den conciërge zei dat ze vlug naar boven zou loopen, om te zien, of mijnheer Drew er was. Ze keerde terug met een ontkennende mededeeling... Het was nu kwart voor twaalf. „Ik weet niet wat te beginnen," zei Mona nerveus. „Ik maak me bang, want er moet iets gebeurd zijn. Ik denk dat ik maar naar huis terug zal gaan en deze japon uittrekken." 'K^ty. Het gezonde verstand van mevrouw Wayne zegevierde. „Stap uit en ga even naar boven naar de kamer van mijnheer Drew," drong ze aan. „Geef hem nog een weinig tijd. Het is natuurlijk zeer eigenaardig, doch alles zal straks wel verklaard worden." Mona nam haar sleep op en ging haastig naar binnen, gevolgd door de'anderen. De portier verkeerde in een vreeselijk opgewonden toestand.  96 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „Mijnheer Drew is heelemaal niet op zijn bed geweest," deelde hij mede. „Willen de dames zoo goed zijn naar boven te gaan?" Ze bestegen de trappen en Mona zag lijkbleek. Drew's kamer was heel groot en had drie ramen aan den voorkant. Op eenige planken lagen pijpen, doozen tabak en andere kleinigheden. Op den schoorsteenmantel bevonden zich twee oude Italiaansche vazen en een fotografie van Mona in een zilveren lijst. In een hoek van het vertrek zagen ze het onbeslapen bed, waarop zijn zwart trouwpak klaar lag. Op de tafel uitgespreid op een wit kleed lagen verschillende borstels en scheergereedschap. Mona stond sprakeloos in het midden van de kamer. „Ik weet zeker, dat mijnheer Drew gisterenavond is thuisgekomen," zei de portier tot mevrouw Wayne. „Hij was alleen, en het was even na middernacht. Ik hield juist in den kelder een jacht op kakkerlakken, en hoorde toen mijnheer Drew naar boven gaan. Ik ken de voetstappen van eiken bewoner van het huis." „Niemand anders heeft dus hier geslapen?" vroeg Julie. „Nee, juffrouw, de heer, die de andere twee kamers huurde, heeft hierin nog niet zijn intrek genomen. Alles moet eerst schoongemaakt worden." Ze keker, elkander hulpeloos aan, doch vermeden een blik op de bruid +rJ werpen, die als een standbeeld in een hoek van het vertrek sto.ua. Touii kv up de dochter van den portier de kamer weer binnen- loopen. lllïÈl ,,/ad ," zei ze, „ik herinner me Zk j jr'st... ik weet niet, of het er iet: mtde te maken kan hebben... maar mijnl.eer Drew heeft .gisleren iemand hij zich gehad. Het was ingevet ~es uur, en hij was al gekleed om uit dineeren te gaan." „Hoe zag die bezoeker er uit?" vroeg Mona, die thans voor het eerst sprak. „Het was een dame, juffrouw. Ik kan niet veel van haar zeggen, omdat haar gezicht door een sluier was bedekt." Ook het meisje keek de bruid niet aan, toen ze met haar sprak. „Is zij lang gebleven?" „Ongeveer een half uur, juffrouw. Ik was juist naar boven, toen mijnheer Drew haar uitliet. Ik... ik meende, dat er een eigenaardige uitdrukking op haar gezicht lag." Toen zei Mona tot mevrouw Wayne: „Ik zal liever niet langer blijven wachten. Het zal heel weinig nut hebben. Wilt u met mij meerijden naar de kerk, opdat daar alles kan worden medegedeeld?"  97 Natuurlijk, beste kind," zei de kleine vriendelijke vrouw. Plotseling vieï haar oog op een telefoontoestel op het tafeltje. „Mona, ken jij een van de heeren, met wie mijnheer Drew gisterenavond gedineerd heeft?" • . . „Ik heb mijnheer Hillingham wel eens ontmoet," zei het meisje. „Ik wist, dat hij ook uitgenoodigd was." „Dan zal ik hem opbellen, voordat wij naar de kerk gaan. Tusschen twee haakjes: zou fe>',de getuige zijn?" Nee... een zekere Claude Grand, een verre neef van Loyal. Hij werd ook voor het diner uitgenoodigd. Maar ik heb hem nooit gezien. Hij woont in Edinburgh en is eerst gisteren in Londen aangekomen. , Ik veronderstel, dat hij nu in de kerk is. Het verbaast me, dat hij"mijnheer Drew niet is komen afhalen. Ik geloof toch maar dat het het beste is mijnheer Hillingham eerst op te bellen. Hij moet een van de laatste menschen zijn, die hem gezien hebben. Ze kreeg onmiddellijk aansluiting. De anderen hoorden haar vragen wanneer mijnheer Hillingham, Loyal Drew voor het laatst gezien had Eensklaps verscheen er een angstige uitdrukking op haar gezicht en haar hand beefde heel sterk. „Dank u wel," stamelde ze, terwijl ze den haak weer op het toestel legde. Mijnheer Drew heeft heelemaal niet met zijn vrienden gedineerd zei'ze. „Op het laatste oogenblik zond hij een telegram, waarin stond dat hij plotseling voor dringende zaken was weggeroepen." HOOFDSTUK XXIII. DE GEHEIME KAMER. De daarop volgende week verkeerde Mona in een wanhopigangstigen toestand. Er was totaal geen nieuws gekomen omtrent Loyal Drew. Hij was verdwenen, zonder het minste spoor achter te laten. Het bleek, dat vanaf het oogenblik, waarop de portiersdochter hem de mysterieuse bezoekster had zien uitlaten, niemand meer iets van hem bemerkt had. De portier had zijn voetstappen gehoord, daarvan was de man overtuigd. Hij had er op kunnen zweren, dat mijnheer Drew even na middernacht was thuisgekomen, niettegenstaande het thans bekend was, dat hij niet van zijn laatste vrijgezellen-diner was gekomen. Hij had zich vermoedelijk verkleed. Hij droeg zonder twijfel zijn evening-dress, omdat de dochter een ander pak op een stoel had zien liggen. Ze had altijd voor zijn kleeren gezorgd en voor zoover zij kon nagaan, vermoedde ze, dat hij zich dien bewusten nacht verkleed had in een donkerblauw kostuum. Zijn overjas en een zachte vilten  98 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". hoed ontbraken eveneens. Mona had den heer Hillingham en eveneens Claude Grant, die als getuige had moeten fungeeren, gesproken, en de laatste vertelde haar, dat Drew hem speciaal verzocht had hem in de kerk te ontmoeten. Den vorigen dag had hij met hem geluncht, waarna Drew 's middags een belangrijke conferentie zou hebben. Hillingham deelde haar mede, dat het telegram uit Londen was verzonden en niet eer het Café' de 1'Union bereikt had, voordat alle gasten reeds voor het diner bijeen waren. Ze waren toen begonnen in de hoop, dat hij nog een paar uur later zou verschijnen. Hij had de noodige inlichtingen ingewonnen en was tot de ontdekking gekomen, dat zijn mysterieuse verdwijning in geen geval verband kon houden met het belangrijke proces, dat hij onder handen had. Indien Mona niet de herinnering had gehad aan die geheimzinnige geschiedenis, waarbij Drew en zij te Blethgroe betrokken waren, dan zou ze zich allerbespottelijkst hebben gevoeld. Haar positie was inderdaad verre van aangenaam... een bruid die bij het altaar in den steek werd gelaten. Ze maakte zich echter de grootste zorgen omtrent Drew's persoonlijke veiligheid. In haar hart was zij er van overtuigd, dat Lovat, noch de hertogin hem eenig kwaad zouden doen, maar konden er nog niet andere menschen zijn, van wier bestaan zij totaal niets afwist? Lovat was onschuldig aan den dood van James Addison, doch wie was dan de moordenaar? Het was toch volstrekt niet Onmogelijk dat iemand, die oordeelde dat Drew te veel van de heele geschiedenis afwist, hem uit den weg had willen ruimen ? Hier zat ze nu alleen met haar vreeselijken angst. Ze had haar kamers opgezegd en wat moest ze met het flat in Putney beginnen? Ze bezat zoo goed als geen geld meer. Mevrouw Wayne stond er op, dat ze voorloopig bij hen zou blijven logeeren. „Mijnheer Drew kan niet zoo lang meer wegblijven, mijn beste kind," zei ze. „Hij zal je wel berichten, waar hij op het oogenblik vertoeft. Julia en de kinderen zullen het heerlijk vinden, als je tijdelijk je intrek bij ons neemt." Intusschen was er een week verstreken en ze had nog niets gehoord. „Ik moet er iets op zien te vinden om van het flat af te komen," zei Mona tot mevrouw Wayne. „Ik kan de huur daarvan onmogelijk betalen en de meubels zijn in huur-koop aangeschaft. U moet niet vergeten, dat ik nooit veel heb kunnen opsparen, daar mijn kleeren altijd tamelijk veel geld kostten. Loyal stond er op, dat ik altijd keurig voor den dag kwam." Mevrouw Wayne bleef er op aandringen, dat het jonge meisje  99 zou blijven en de huur van het flat werd voor drie maanden voldaan. Met den meubelfabrikant was vermoedelijk wel een regeling te treffen, want hij zou den toestand volkomen begrijpen. Bijna iederen dag maakte Mona een pelgrimstocht naar Putney, luchtte de kamers-en nam overal stof af. Ze beantwoordde de sympathieke, nieuwsgierige vragen van den portier en zijn vrouw en ze had het idee, dat al de bewoners uit de buurt druk de afwezigheid van haar bruidegom bespraken. Ongeveer veertien dagen na Drew's verdwijning verzocht zij Julie aan de firma Addison & Co te willen vragen, of zij wellicht weer bij hen in betrekking kon komen. Het antwoord was heel hartelijk en edelmoedig. Tegen haar oude salaris kon ze onmiddellijk weer in dienst treden. De firma stelde het op bijzonderen prijs haar weer terug te hebben en hoopte, dat zij later haar vroegere plan zou ten uitvoer brengen door op het kantoor in Brussel de privé papieren van den vermoorden directeur door te zien. Mona was blij weer haar vroegere werk te kunnen hervatten. Iedereen was zoo vriendelijk voor haar en men beweerde, dat zij er nooit in haar leven beter had uitgezien. Het was heel eigenaardig, doch het was een feit, dat het meisje zich den laatsten tijd gezonder voelde dan voorheen. Ze was ook geleidelijk weer iets kalmer geworden. Mona was thans als privé-secretaresse aangewezen voor een der directeuren, en toen ze den eersten keer het kantoor binnentrad waar zij zoo lang met James Addison had gewerkt, voer er een rilling door haar leden. Het viel haar op, dat er een nieuw karpet op den grond lag en in gedachten zag ze James Addison daar nog bloedend terneer liggen... Als een visioen verscheen daarop Lovat voor haar geest en kwam het haar voor alsof hij weer het vertrek binnentrad. Ze herinnerde zich welk een koude, strenge uitdrukking er in zijn grijze oogen had gelegen. Wat was het vreemd, dat ze hem thans zoo met hart en ziel liefhad... Op een dag, terwijl ze druk met haar typewriter bezig was, stond mijnheer Dunton, de tegenwoordige directeur op, en toen hij bij een zeker gedeelte van deri muur was gekomen, zei hij eensklaps: „Weet u wel, juffrouw Summers, dat wij kort geleden een buitengewoon interessante ontdekking hebben gedaan? Ik ben ongeveer twintig jaar in de firma geweest, doch heb van het bestaan daarvan nimmer iets geweten. Kijkt u eens." Met zijn hand gleed hij achter een boekenkast, totdat hij een verborgen veer geraakt had, waarna de kast met paneelen en al van elkaar week en zooveel ruimte overliet, dat er met gemak iemand door kon.  ico BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS" „Oh, mijnheer Dunton!" riep Mona uit. „Dat is een geheime kamer." sffij^vï „Niet alleen dat, juffrouw Summers, doch er bevindt zich ook een geheime trap, welke langs de achterzijde van het gebouw loopt en op het plein uitkomt. Niemand heeft ooit iets hiervan vermoed, zelfs Jones, de oude nachtportier, die hier vijf en dertig jaar is, had er geen flauw idee van. De deur, welke op het plein uitkomt) opent op dezelfde mysterieuse wijze als deze boekenkast." „Hoe interessant," zei Mona. Het pleintje aan de achterzijde van het huis kwam uit in een zijstraat, Clive Street geheeten, van welk steegje zij heel dikwijls gebruik had gemaakt, wanneer ze ging lunchen. • „Ik denk dat mijnheer Addison van het bestaan hiervan volkomen op de hoogte was," ging de directeur voort. „Gaat u eens mee om de kamer te bekijken, juffrouw Summers." Mona stond op en volgde hem door de nauwe ruimte. Ze bevond zich in een klein, langwerpig vertrek, waarin een divan en twee lederen stoelen stonden. De muren waren geheel van eikenhout en er lag een dik karpet op den grond. Op de tafel waren eenige gebonden boeken en ook zag zij een karaf met twee glazen. Het geheel deed veel denken aan de wachtkamer van een dokter. „Wat vreemd!" riep Mona uit. „Werd de kamer in dezen zelfden toestand gevonden?" „Ja, er is niets aan veranderd. De waterkaraf was half leeg en men kon duidelijk bemerken, dat er uit het glas was gedronken. Wellicht heeft mijnheer Addison dit vertrek zoo laten inrichten, want hij was iemand, die niet bepaald mededeelzaam was. Dat weet u zelf ook wel, juffrouw Summers. Misschien wilde hij enkele menschen privé spreken en liet hen dan zelf door Clive Court binnen. Het is jammer dat wij van de aanwezigheid hiervan niets afwisten, toen de moord werd gepleegd." „Ja," zei Mona, die plotseling een vreeselijken schok kreeg. Hier was een verklaring... of althans bestond de mogelijkheid daarvan. Ze wist dat Loyal onschuldig was aan den dood van James Addison. Niettemin getuigden vele dingen tegen hem, daar iedereen wist, dat hij zich met Addison alleen in het kantoor bevond, toen het schot afging... Deze geheime kamer maakte echter een ontzettend verschil in de situatie. Iemand moest zich daar verborgen hebben, zonder dat dit Lovat bekend was. Die persoon was natuurlijk de moordenaar geweest... Er bevond zich dus iemand anders in het vertrek, toen Addison vermoord werd. Het kostte haar de grootste inspanning om te luisteren naar hetgeen mijnheer Dunton verder zei. Haar gedachten concentreerden zich  HET MEISJE, JDAT HAAR WOORD HIELD. 101 thans slechts om één enkel punt. Wat 'zou dit haar echter helpen, zei ze even later wanhopig tot zichzelf, daar Lovat toch geweigerd had zich'te verdedigen. Hij moest iemand beschermen... Het geluid van de telefoon liet zich hooren en de heer Dunton spoedde zich heen, Mona alleen in de kamer achterlatend. Het meisje keek met groote, verbaasde oogen om zich heen. Ze had bemerkt, dat de geheime kamer geen vensters had, daar Dunton bij hun binnentreden onmiddellijk het electrisch licht had opgedraaid. Een vreemd gevoel van opwinding maakte zich van haar meester. Ze begreep, dat in deze kamer de persoon aanwezig moest zijn geweest, die wist, dat John Lovat onschuldig was. Natuurlijk had deze on^ bekende het geheim van de verborgen deur geweten, en was hierdoor weer ontsnapt toen het schot was afgegaan, waardoor Lovat als de dader werd aangewezen. Toevallig liet ze op dat oogenblik haar zakdoek vallen, en toen zij zich bukte om dezen op te rapen, voelde ze iets hards onder het karpet in een der hoeken. Half onbewust sloeg ze het kleed op en ontdekte een kleine glinsterende revolver... Als in een droom hoorde zij mijnheer Dunton in de andere kamer het telefonisch gesprek afbreken. Er bleef haar niet veel tijd tot handelen over. Gedreven door een onverklaarbaar impulsief gevoel verborg zij het wapen in een zakje van haar wollen japon. Toen de directeur weer binnentrad, was zij druk bezig met het. snuiten van haar neus. Hierop wees hij haar de geheime trap, welke op het plein uitkwam, en toonde haar tevens het mechaniek van de deur in den muur. Alles kwam haar als een droom voor; ze had een dof gevoel in haar hoofd, en was heel blij, toen het tijd voor haar werd om te gaan lunchen. Dien middag had zij het ontzettend druk met het gereedmaken van de Indische mail, zoodat haar heel weinig tijd tot denken overbleef. Julie Wayne lag met een zware verkoudheid te bed. Mona liep naar Kensington en bij iederen stap, dien ze deed, voelde zij het vuurwapen in haar zak. Ze kon zich niet begrijpen, wat haar er toe gedreven had dit op te nemen en te verbergen. Wat moest zij er mede beginnen ? De revolver was vermoedelijk door den moordenaar achtergelaten. Het wapen was nimmer gevonden, en men had daarom verondersteld, dat Lovat dit had weggeworpen. Het moest hetzelfde zijn, waarmede James Addison gedood werd. Wat stond haar te doen? Ze durfde niemand in haar vertrouwen nemen. Als ze Lovat slechts kon zien om hem alles van die geheime kamer te vertellen. Dan zou ze hem smeeken zijn onschuld te gaan bewijzen... Ze verlangde er zelfs hartstochtelijk naar Loyal Drew Het meisje. 15  102 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". te spreken... den sterken, wilskrachtigen Loyal... Ze moest hem dan van al die vreemde dingen op de hoogte brengen, waardoor Lovat weer in zijn eer hersteld kon worden. Zij was echter geheel alleen, en had niemand, tot wien zij zich kon wenden. Bevend van angst begon zij de revolver te bekijken. Het was een mooi klein wapentje, en er waren geen bijzondere kenteekenen aan. Ze verborg het in haar tasch, daar zij niet wist wat er mee te beginnen. In elk geval kón ze het niet bij de Waynes laten. Ze durfde de revolver niet in de rivier te werpen, omdat het wellicht eens Lovat's onschuld zou kunnen bewijzen. Het was haar thans heel duidelijk, dat zij niet langer bij de Waynes kon blijven. Ze waardeerde hun vriendelijkheid en hartelijkheid ten zeerste, maar ze wilde liever zooveel mogelijk alleen zijn. HOOFDSTUK XXIV. STEMMEN IN DEN NACHT. Mona keerde weer terug naar haar oude kamers in Sandringham Street. Weliswaar waren deze heel kaal, zonder haar meubelen, maar tot op zekere hoogte hadden deze altijd een tehuis voor haar gevormd, en ze vond het heel prettig er weer in terug te zijn. Hier had zij John Lovat voor het eerst alleen gezien en hier'was de groote liefde geboren," die zooveel geluk en verdriet in haar leven had gebrafht. Misschien zou John haar eens noodig kunnen hebben. Hij zou dan naar deze kamers gaan, waar hij haar kon vinden. Op zekeren dag ontving Mona een briefje van de hertogin, waarbij deze haar verzocht haar te willen bezoeken. „Beste kind," zei ze, toen ze zich alleen in het boudoir bevonden. „Hoe dikwijls heb ik niet aan je moeten denken. Het was een groote schok voor mij," toen mij het bericht van de verdwijning van je verloofde ter oore kwam. Als je echter zooveel van John houdt, als je indertijd beweerde, moet het een opluchting voor je zijn geweest. Ik hoop echter van harte, dat hem niets is overkomen. Natuurlijk is het heel hard voor hem, maar je moet niet vergeten, dat ik John's moeder ben en het heel prettig voor me zou zijn, wanneer mijn jongen nog eens gelukkig zou kunnen worden met het meisje van zijn keuze." „Oh, dat zal nooit gebeuren," riep Mona verdrietig uit. „Ik geef toe, dat het er niet veel op lijkt, maar er hebben heusch eigenaardiger dingen in het leven plaats gevonden. Als je echter je  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 103 vertrouwen irf mijn zoon blijft behouden, kan alles wellicht nog terecht komen." „Hertogin... is hij veilig?" vroeg Mona met trillende lippen. „Voor zoover ik weet, is dit het geval. Ik kan je echter niet vertellen, waar hij zich bevindt." „Is hij er in geslaagd op het jacht te ontkomen?" „Ik kan het je niet zeggen, beste kind." En toen eensklaps kregen Mona's zenuwen de overhand op haar. Snikkend vertelde ze Lovat's moeder alles omtrent de geheime kamer achter het kantoor van James Addison, en de revolver, die zij had gevonden. Het was verbazingwekkend welk effect deze mededeeling op de hertogin had. Ze werd doodsbleek, en er lag een wilde, angstige uitdrukking in haar oogen. Op schorren toon vroeg ze: „Groote God, kind, waar is die revolver?" „Ik heb die veilig en wel opgeborgen," zei Mona. „Ik kan me nog niet voorstellen, wat mij er toe bewoog deze op te rapen. Het was krankzinnigheid! Oh, weet u er misschien ook iets van af?" „Je moet mij het wapen geven," ging de hertogin op koortsachtige wijze voort. „Je moet het mij onmiddellijk brengen." „Maar... wat...?" „Die revolver behoort aan mij toe." „Aan u!" Mona kon haar ooren niet gelooven. „Ik moet het 'onmiddellijk hier hebben," ging de hertogin voort, •„want het wapen is van mij. Stel me geen vragen, daar ik die toch niet beantwoorden kan. Ik verzoek je me volmaakt te vertrouwen. Het eenige, wat jou kan interesseeren, is dit: Mijn jongen is onschuldig. Dit is iets, wat hij je trouwens zélf verteld heeft. Het vuurwapen is evenwel van mij en ik moet het onmiddellijk hebben." „Ik heb het in het flat te Putney," legde Mona uit. „Ik wilde het niet in mijn kamers bewaren. De politie is daar vroeger al geweest en ze kunnen er waarschijnlijk weer terugkomen. Ik heb de revolver dus weggesloten in mijn bureautje. Alles wat mij toebehoort, komt echter terug, daar ik het flat natuurlijk niet kan aanhouden." „Ga de revolver alsjeblieft onmiddellijk voor mij halen. Breng ze me vanavond nog hier." Mona kwam geheel onder den invloed van den sterken wil van de oudere vrouw. Ze was half verdoofd door de verdere complicaties, welke zich thans voordeden, en het leek haar alsoi alles een heel tragisch einde zou nemen. Ze stemde toe en verliet bijna onmiddellijk daarop het huis. ■ Het was toen omstreeks zeven uur. Ze ging terug naar haar kamers  BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". in Sandringham Street om te eten, hoewel ze volstrekt geen trek had. De hertogin deelde haar mede, dat zij den geheelen avond thuis zou zijn. Met een paar bedienden was zij de eenige, die in het huis verblijf hield. De nieuwe hertog was met zijn vrouw en familie in het Zuiden van Frankrijk. Ze hadden haar aangeboden, totdat zij terugkwamen in het huis te blijven wonen. De jonge hertogin hield heel veel van haar. „Kom zoo gauw mpgelijk terug," had de hertogin tot Mona gezegd. „Ik zal geen oogenblik rust kennen, voordat ik de revolver weer in mijn bezit heb." Op haar kamers aangekomen, werd Mona echter onverwacht opgehouden. Daar trof ze Julie Wayne aan, die een brief in haar hand hield. Hierin werd haar medegedeeld, dat haar moeder, die eenige dagen uit logeeren was gegaan, ernstig ongesteld was geworden. „Ik moet dadelijk naar haar toe, Mona," zei ze. „Ze verlangt naar me. Ze is altijd zoo dapper, maar je weet dat ze nooit erg sterk is geweest. Wil je deze boodschap morgen voor mij aan.het kantoor overbrengen? Ik zal hoogstens een paar dagen wegblijven." „Natuurlijk wil ik dat doen," antwoordde Mona hartelijk. ,.Je werk kun je gerust aan mij overlaten, want ik zal daarvoor wel tijd zien te vinden." Ze bleef nog even bij Julie om haar wat te troosten, en dwong het meisje iets te eten. Het resultaat was, dat het reeds negen uur sloeg, voordat ze het flat bereikte. Toen ze het station van den underground uitstapte en de brug overliep, zag ze tot haar groote verbazing dat de kleine ramen van haar flat verlicht waren... Dat kon toch niet... dat was onmogelijk! Ze was er zeker van, dat ze den laatsten keer alle lichten uitgedaan had. Het was nu al drie dagen geleden dat zij er een onderhoud had gehad met den meubelfabrikant. Weliswaar was zij eerst na donker vertrokken, doch ze wist positief zeker alle lampen uitgedraaid te hebben. Wat kon dat beteekenen ? De conciërge had geen sleutel in zijn bezit. Met kloppend hart liep ze de trappen op. Er was niemand te bekennen. Ze wist, dat de conciërge en zijn vrouw bijna iederen avond uitgingen, wat heel goed kon, aangezien er geen lift in het gebouw was en er dus niet veel voor hen te doen viel. Hijgend stond ze boven aan de trap. Ze stak haar sleutel in het slot, maar ze kon dezen niet omdraaien. De deur ging niet open. Iemand moest zich dus in het flat bevinden en den grendel voor de deur geschoven hebben. Ze hief haar hand reeds op om aan de bel te trekken, doch liet die weer vallen, want op hetzelfde • oogenblik  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. onderscheidde ze twee stemmen... Het waren die van mannen en er werd luid gesproken. Trillend van angst bleef ze luisteren. Ja... een van hen moest Loyal Drew zijn, en het scheen alsof hij iemand bedreigde. Mona verzamelde al haar moed en schelde. Plotseling verstomden de stemmen achter de deur. Zij hield haar adem in en hoorde voetstappen naderen. Het drong tot haar door dat iemand over de gang naar een der andere vertrekken liep. Niemand opende echter. Ze wist niet wat te beginnen, want zij was er van overtuigd ae stem van Loyal Drew gehoord te hebben, V Hij was boos en twistte met een anderen man. Eensklaps dacht ze aan Lovat. Had Loyal hem hierheen gelokt teneinde hem aan de politie over te leveren ? Had hij de laatste paar weken slechts comedie gespeeld ? Verging hij nog steeds van jaloezie en had hij een ontzettend gevoel van haat ten opzichte van haar en Lovat ? Hier in het kleine flat kon hij precies doen, wat hij wilde, en behoefde hij niet te vreezen, dat iemand hem zou storen. Weer belde ze, en in haar overspannen toestand kwam dit geluid haar heel hard en schel voor. Doodsche stilte heerschte er in het flat, en Mona werd ontzettend zenuwachtig. Ze wilde roepen, doch kon geen woord over haar lippen krijgen. Toen werd ze plotseling kalm en keerde haar tegenwoordigheid van geest terug. Er was een dienstboden-ingang aan de achterzijde van het gebouw, welken men kon bereiken door een netwerk van ijzeren trappen. Ze wendde zich om en liep naar beneden, want ze moest en zou weten, wat er in de kamers plaats vond. Na eenige malen gestruikeld te zijn, bereikte ze de achterzijde van het flat, en ze wist bijna zeker, dat deze deur niet op slot zou zijn. Ze had gelijk. Ze opende déze en stond in de stikdonkere keuken. Ingespannen bleef ze luisteren, doch onderscheidde niets meer. Onder de deur was echter een strook licht zichtbaar. Op haar teenen sloop ze verder. Onhoorbaar draaide zij de kruk om en opende, steeds angstig luisterend, de deur. „Uitstekend," verstond ze, „we zullen eens zien, wie er het eerste komt." Ze was zoo innig dankbaar, dat het Lovat's stem niet was, dat ze voor de rest volmaakt onverschillig bleef. Het geluid van haastig zich verwijderende voetstappen klonk tot haar door, waarop een doodsche stilte volgde. Mona begaf zich naar de gang en het volgende  io6 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". oogenblik stond zij van aangezicht tot aangezicht tegenover... Loyal Drew. Hij zag zoo bleek als een doek: er lag een vreemde schittering in zijn oogen, terwijl zijn lippen trilden van opwinding. Het eerste oogenblik leek het haar, alsof haar binnenkomst hem doodelijk verschrikte, want hij bleef stokstijf staan en keek haar met een wilde uitdrukking in zijn oogen aan. Toen vroeg hij op een eigenaardigen en zwakken toon: „Mona... Hoe ben je hier binnen gekomen?" ffigSpi Ze vertelde hem dit en voegde er aan toe: „Heb je me dan niet hooren schellen, Loyal? Ik schelde tweemaal en maakte een vreeselijk leven." „Waarom ben je hier?" ging hij dof voort. „Ik kwam kijken, of alles in orde was," zei ze. „Dit is iets wat ik heel dikwijls doe, en ik ontdekte vanaf de brug een licht in de zitkamer. Toen ik voor de deur stond, onderscheidde ik het geluid van stemmen, en ik wist dat één daarvan aan jou moest toebehooren. Ik kon met mijn sleutel niet binnenkomen, omdat de deur aan de binnenzijde gegrendeld was. Ik wist dat de portier geen sleutel in zijn bezit had. Natuurlijk dacht ik niet zoo gauw aan jou." „Ja, ik had er wel een," zei Drew en hij scheen geleidelijk te herstellen. „Wat beteekent dit alles, Loyal?" vroeg ze hem. „Waarom verdween je plotseling, en waarom ben je hier in het geheim teruggekeerd? Waarom schreef je me nooit? Weet je wel, dat ik mij •geheel had gekleed voor ons huwelijk. Waaraan heb ik het verdiend, dat je me zulk een belachelijk figuur liet slaan? Als je niet met me wilde trouwen, waarom heb je dat dan niet gezegd?" Drew keek haar aan en in zijn oogen, lag een wanhopige en verdrietige uitdrukking. „Ik kan je niet alles verklaren, Mona," zei hij. „Je zult vertrouwen in mij moeten stellen. Op den avond voor ons huwelijk werd ik eensklaps voor zaken weggeroepen, en kon ik niet wachten, totdat de ceremonie achter den rug zou zijn. Het gold een kwestie van het grootste belang. Bovendien was het onmogelijk je een verklaring van mijn optreden te geven. Daarom nam ik mijn toevlucht tot het eenige middel... uitstel van het huwelijk en een waas van mysterie." Hij glimlachte weemoedig. „Ik veronderstelde niet, dat door deze feiten je hart breken zou, want ik wist heel goed, dat je me niet liefhadt." „Oh, Loyal, het is niet fair dit te zeggen." „Misschien..." Hij had nu zijn volle zelfbeheersching weer terug.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 107 „Het is heel slecht van mij je iets te verwijten, wat je volstrekt niet kunt helpen. Je hebt alles gedaan wat slechts mogelijk was, Mona en ik ben je heel dankbaar. Het spijt me erg, dat ik je in al deze geheimzinnige dingen heb moeten betrekken. Het eenige wat in mijn macht staat, is je een verklaring te geven, waarom ik hedenavond hiér ben. Het staat in geenerlei verband met de zaak, waarvoor ik zoo plotseling werd weggeroepen. Het heeft betrekking op mijn proces. Ik ben in het geheim te werk moeten gaan, omdat ik te vechten heb tegen een machtige combinatie, welke over heel veel -geld beschikt en hemel en aarde beweegt den verderen voortgang van zaken te verhinderen. De man, die zooeven hier was, is een van hun werktuigen..! een groote schurk. Hij heeft zijn best gedaan getuigen om te koopen en ging zelfs zoo ver, een ouden knecht, die jarenlang in de familie van mijn cliënt gediend heeft, tweeduizend pond aan te bieden als hij een valschen eed wilde afleggen. Daarom heb ik den man hier ontboden en hem precies verteld hoe ik over hem dacht. Het voornaamste bewijsstuk is een geboorte-acte en ik ben er van overtuigd, dat deze werd nagemaakt. Het zal niet lang duren, of ik kan dit bewijzen. Het proces komt de volgende week voor, dus, beste kind, zul je je kunnen begrijpen, dat alles voor mij van het grootste belang is en ik in het geheim te werk heb moeten gaan." „Dit alles is mij duidelijk," zei Mona heel langzaam. „Het geeft evenwel nog geen verklaring van je gedrag ten opzichte van mij." „Hierover kan ik me op het oogenblik niet uitlaten," antwoordde hij. „Je moet me vertrouwen." j „En wanneer moet nu ons huwelijk-plaats vinden, Loyal?" Er kwam een ernstige doch onrustige uitdrukking op zijn gezicht. „Wil je voor eenigen tijd alles laten, zooals het is," verzocht hij. „Ik weet dat dit geen bevredigend antwoord is, doch ik kan niets meer zeggen." „Zooals je wilt," zei ze eenigszins koud. „Per slot van rekening," voegde hij er op bitteren toon aan toe, „voor jou, Mona, is het slechts een kwestie om je belofte na te komen. Dat weet ik maar al te goed." Even boog zij het hoofd onder zijn beschuldiging en toen begon ze Op zakelijken toon over het flat en de meubels te praten. „Morgen worden de meubels hier vandaan gehaald, en mijn eigen boeltje wordt naar mijn kamers teruggebracht." Tot haar groote verbazing maakte hij geen tegenwerpingen. „Als alles goed gaat, geef je er wellicht de voorkeur aan ergens anders te wonen," zei hij. „Als alles goed gaat!"... Wat bedoelde hij hiermede. Er lag iets  BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". geheimzinnigs over hem, wat volstrekt niet paste bij den kalmen, vastberaden Loyal Drew van vroeger. Dien avond zou men bijna gezegd hebben, dat hij terneergeslagen en gebroken was, omdat hij een wil ontmoet had, die sterker was dan de zijne. „De leveranciers zullen er niet onder lijden," ging hij voort. „Als ik dit proces win, is mijn fortuin gemaakt." „Weten je cliënten en je vrienden, dat je hier bent?" vroeg Mona verbaasd. „Ze weten, dat ik druk bezig ben," antwoordde hij werktuiglijk. Hierop deelde hij haar mede, dat hij het flat het eerst zou verlaten. Hij vertelde haar niet, waar hij verblijf hield, doch sprak met haar af haar twee dagen later op hetzelfde uur in de woning te ontmoeten. Hij kon alleen in den avond komen, als de portier en zijn vrouw afwezig waren. Hij nam haar hand in de zijne, en keek haar lang en ernstig in de oogen. Hij sprak geen woord en zij voelde zich eenigszins verlegen. Er. lag een uitdrukking van onuitsprekelijk verdriet over zijn gelaat. Toen hij haar verlaten had, voelde zij zich heel nietig en onwaardig; de gedachte evenwel, dat hij haar toch eens weer aan haar belofte zou houden om met hem te trouwen, vervulde haar thans zelfs van angst. Ze maakte haar bureautje open, nam de revolver er uit en deed deze in haar zak. Hierop draaide zij het licht uit en spoedde zich naar Belgrave Square, waar zij de hertogin van Lisburn het wapen overhandigde. Vol spanning wachtte de mooie vrouw op haar in haar boudoir en, zooals ze daar voor Mona stond in haar rouwgewaad, leek zij als het ware de incarnatie van de smart. „Dank je wel, lief kind," fluisterde ze. „Je weet niet, wat je voor me gedaan hebt, maar eens zul je je belooning ontvangen." HOOFDSTUK XXV. MONA KRIJGT EEN SCHOK EN DROOMT. Mona was precies op het afgesproken uur op de plaats van samenkomst met Drew. Niettemin liet hij haar meer dan een half uur wachten. Toen hij verscheen, zag hij er doodvermoeid uit, en uit zijn geheele houding was maar al te duidelijk merkbaar, dat hij een zwaren strijd gevoerd had, doch het onderspit had moeten delven. Het bleek echter later dat deze teleurstelling geen verband hield met zijn proces.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 109 „Mona," zei hij onmiddellijk. „Ik kan je iets vertellen, wat je ten zeerste verheugen zal. Het is heel eigenaardig op welke wijze ik dit alles ontdekte. Ik moest eenige inlichtingen hebben bij Scotland Yard en kwam te weten, dat John Lovat inderdaad onschuldig is." Mona kreeg het gevoel, alsof alles om haar heen begon te draaien. Het kwam haar voor alsof ze Drew slechts door een waas zag... Dus eindelijk was zijn onschuld aan het licht gekomen. „Ze hebben een geheime kamer gevonden achter het kantoor van Addison," ging Drew voort. „Deze stond in verbinding met zijn privé-vertrek. Men is er achter gekomen, dat een vrouw daarin geweest is, daar ze een courant hebben ontdekt van den datum, waarop hij vermoord werd en tevens een dameshandschoen, hetgeen een maar al te duidelijk bewijs oplevert." Mona rilde bij de gedachte aan de revolver, welke zij de hertogin ter hand had gesteld. „Men heeft de eigenares van den handschoen opgespoord, en deze bleek... de hertogin van Lisburn te zijn." „Oh!" riep Mona verschrikt uit. „Men veronderstelt, dat Addison de hertogin het hof maakte," zei Drew, „en daarna schijnt hij zich verloofd te hebben met een andere vrouw. Ze heeft hem natuurlijk uit wraak gedood." „Mijnheer Addison was verloofd met een weduwe... een oude vriendin van hem," zei Mona werktuiglijk. Ze moest toch iéts zeggen. Dus dit was de verklaring... John Lovat had dit alles gedaan om zijn moeder te sparen. Nu begreep ze waarom hij zichzelf niet wilde verdedigen en zich nooit levend gevangen zou laten nemen. De justitie was er achter gekomen, en ze veronderstelde niet, dat de hertogin of Lovat hiervan reeds iets afwisten. Daarom had de hertogin de revolver terug willen hebben. Zonder twijfel was zij in de geheime kamer gekomen, en langs den verborgen uitgang ontsnapt, Nu was echter alles bekend geraakt. „Hoe vreeselijk," zei ze hardop. „Maar zij is een afschuwelijke vrouw," merkte Drew op. „Ze heeft den eenen man na den anderen in haar netten verstrikt. Ternauwernood is de arme Addison dood of zij trouwt met den ouden hertog .van Lisburn..En nu hij gestorven is..." In gedachten hoorde Mona, John Lovat weer zeggen: „Wees vriendelijk voor mijn moeder, Mona, want zij is zoo goed." Zou hij zooiets gezegd hebben, wanneer hij van alles op de hoogte was? En toch had hij de schuld van zijn moeder op zich genomen. Waarschijnlijk was hij indertijd naar Addison gegaan met een tweeledig doel: ten eerste, om den man ter verantwoording te roepen, die zijn Het meisje. 16  110 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". vader geruïneerd had en ten tweede, omdat diezelfde persoon zijn moeder bedrogen had. Een chaos van gedachten doorkruiste Mona's brein. Als Drew maar weg wilde gaan... Hij scheen echter nog meer te moeten vertellen en wel over zichzelf. Binnen drie dagen zou hij zich weer in het openbaar vertoonen. Aan den portier en zijn dochter zou hij verklaren, dat hij vanaf zijn verdwijning steeds nog in verbinding had gestaan met Mona, en dat het huwelijk binnen korten tijd zou plaats hebben. • Mona vond alles goed, wat hij zei. Ze was te trotsch om hem naar verdere bijzonderheden omtrent.hun trouwen te vragen. Het verwonderde haar eenigszins, dat hij hierover niet uit zichzelf begon, want ze was er van overtuigd, dat hij nog evenveel van haar hield. Dit was maar al te duidelijk merkbaar. Voordat hij heenging, deelde hij haar iets mede, wat haar in staat stelde een blik in zijn ziel te slaan. „Alles is nu nog al duidelijk, vind je niet? Lovat heeft alle blaam op zichzelf geschoven. De hertogin bevond zich in de geheime kamer en schoot Addison neer. Lovat gaf haar intusschen de gelegenheid te ontsnappen... omdat hij verliefd op haar was. Ik kan er geen andere verklaring voor vinden." Mona zweeg, maar er kwam een onweerstaanbaar verlangen bij haar boven om uit te roepen, dat John de zoon van de hertogin was... Dit mocht zij echter niet doen, want het was niet haar geheim. Alles in haar kwam echter in opstand dat hij zoo'verkeerd beoordeeld moest worden. „Ik veronderstel," zei Drew langzaam, en er was een bittere klank in zijn stem, „dat je heel blij bent, dat Lovat tenminste niet van moord beschuldigd kan worden." „Ik wist dat al lang," antwoordde zij onmiddellijk hierop. „Hoe ben je daar achter gekomen?" „Omdat hij het me zelf gezegd heeft." Drew stond bij de deur en bleef haar strak aankijken. „Dit antwoord is voldoende voor mij," zei hij, en het was alsof hij alleen tot zichzelf sprak. Ze begreep hem volstrekt niet/ „Antwoord... op wat?" vroeg zij. ,,Op de groote vraag," zei hij. Mona liep regelrecht naar het huis van de hertogin, doch kreeg hier te hooren, dat zij uit was. De bediende vertelde haar, te vermoeden, dat mevrouw een dag naar buiten was, om een vriendin te bezoeken en daarna een maand zou verblijven in „Het Huis der Palmen" te St. Gwatkin.  HET MEISJE, DAT'HAAR WOORD HIELD. ilt Mona beloofde terug te komen, daar zij de hertogin dringend wilde spreken. Ze moest haar waarschuwen voor het gevaar, waarin zij verkeerde. De hertogin zou natuurlijk nog niet weten, dat de justitie haar van den moord op Addison verdacht. Er moest natuurlijk meer ontdekt zijn, want Scotland Yard zóu haar niet alleen laten vervolgen op een bericht in de courant en het ontdekken van een handschoen. DreW had niet gezegd, dat haar arrestatie elk oogenblik verwacht kon worden. Ze moest dus op de hoogte gebracht worden, daar zij zich vermoedelijk geheel veilig voelde, wetende dat haar zoon alle schuld op zich genomen had. Dien nacht had Mona een vreeselijken droom. Badend in het koude zweet werd zij wakker en ze beefde van het hoofd tot de voeten. In haar slaap had zij John Lovat op het schavot gezien, waaromheen een woedende menigte verzameld stond, die alle mogelijke moeite deed den beul mede te deelen, dat Lovat onschuldig was. Ze vocht zich een weg door de menschenmassa heen en half verstikt werd zij wakker. Tengevolge van dit droombeeld was zij op van de zenuwen. Om zeven uur kleedde zij zich haastig aan, en spoedde zich naar Belgrave Square, teneinde te hooren, of er bericht van de hertogin was gekomen. De oude bediende vertelde haar, dat mevrouw den vorigen avond niet teruggekeerd was, doch zich regelrecht naar Surrey had begeven, waar zij een nacht zou vertoeven, om daarna door te gaan naar Cornwall. Met een vreeselijk gevoel van angst liep Mona de straat door. Plotseling bemerkte ze, dat er een auto vlak naast haar stopte, waarin zij tot haar groote verbazing John Lovat zag. Hij droeg weer zijn chauffeurs-uniform. Verschrikt keek ze naar links en rechts doch de straat was geheel verlaten. „Ik zoek je moeder," zei ze. „Ik heb vreeselijk nieuws voor haar." Ér kwam een harde trek om Lovat's mönd. „Wil je niet even instappen en een eindje met me meerijden?" vroeg hij. „Ik ben op weg naar Cornwall, en zal de geheele route per auto afleggen, daar dit veiliger is." „Maar ik dacht dat je goed en wel weg was," zei ze. „Ik ben hier even veilig als overal elders. Ga je mee?" „Ik moet om tien uur op kantoor zijn," zei ze. „Het is nu pas bij achten," antwoordde hij vlug. „Je kunt met me meerijden tot even buiten de stad, waar je in een bus naar Londen kunt terugkeeren. Als je soms wat te laat bent, zal er altijd nog  112 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS'*. gelegenheid zijn te telefoneeren. Ik weet hier in die "ellendige stad geen plekje te vinden, waar we rustig kunnen praten." Zwijgend nam ze naast hem plaats. Mona was zoo nerveus, dat ze niets van de volle schoonheid der natuur om zich heen zag. Nadat ze ongeveer een uur gereden hadden,, hield Lovat stil dicht- bij een bosch. „Ik zal de auto hier laten," zei hij, terwijl hij haar zoo-jongensachtig gelukkig aankeek, dat haar hart van vreugde opsprong. „Laten we een eindje gaan wandelen," vervolgde hij. „Het is hier zoo mooi. Vlak bij is een boerderij waar we melk kunnen drinken, en een kwart mijl verder bevindt zich een dorpje, waar je een bus kunt nemen naar Londen. Laat me nu je slecht nieuws eens hooren... Den laatsten tijd verneem ik niet veel anders. Ik wil echter enkele oogenblikken alles vergeten en slechts genieten van jouw aanwezigheid." HOOFDSTUK XXVI. IN HET BOSCH. Mona deelde Lovat mede, wat Drew haar verteld had. Hij behield dezelfde kalme en bijna onverschillige houding zooals hij tot nu toe steeds gedaan had wanneer over de tragedie werd gesproken. Zwijgend liep hij naast haar en geleidelijk kwam de oude, droevige uitdrukking weer in zijn oogen terug. „Waar is de hertogin?" vroeg Mona. „Oh, John, is ze veilig? Kun je haar niet onmiddellijk vinden?" „Morgen is zij in Cornwall," antwoordde hij. „Mona, jij gelooft natuurlijk niets van dit bespottelijke verhaal, is het wel?" „Ik weet het niet, ik tast geheel in het duister. Het eenige, waarvan ik overtuigd ben en dat jk al zoo lang geweten heb, is het feit, dat jij onschuldig bent." „Maar mijn moeder heeft ook den moord niet bedreven," zei hij met nadruk. „Zij is er evenmin aansprakelijk voor als ik, lieveling." Mona vertelde hem thans van de revolver, waarop hij een heel bedenkelijk gezicht trok. „En jij hebt haar dit wapen teruggegeven?" vroeg hij. „Ze zei mij dat dit haar toebehoorde en ze stond er op het terug te hebben." „Niettegenstaande de revolver, handschoen en het courantenbericht is zij onschuldig," zei Lovat. „Na zijn verblijf in Zuid-Afrika heeft mijn moeder James Addison nooit meer gezien. Dat moet je gelooven, Mona. Ik ga onmiddellijk per trein naar Cornwall en laat de auto  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 113 in Londen. Het is van het grootste belang, dat mijn moeder zoo gauw mogelijk uit Engeland verdwijnt. Gelukkig is het jacht weer beschikbaar." „Maar John, kan haar onschuld dan niet bewezen worden?" „Evenmin als ik dit indertijd kon doen, liefste. Ik zal jou naar Londen terug brengen, den eersten den besten trein nemen en zien, .wat ik doen kan. Dus Drew is teruggekomen?" vroeg hij even later. „Wat eigenaardig, dat hij juist den detective moest spreken, die de zaak in handen heeft. Weet je wel, lieveling, dat niettegenstaande hij me haat, hij mij toch heel veel diensten bewezen heeft ? Ik wensch hem het beste toe in zijn proces. Wanneer ga je nu trouwen?" vroeg hij somber. „Dat weet ik niet," antwoordde ze, „niet voordat hij met dit belangrijke werk klaar is." Eensklaps vroeg hij: „Mona, wensch je soms wel niet eens dat wij elkaar nooit ontmoet hadden?" „Nee... oh, nee," stamelde ze. „Maar je gaat toch met Drew trouwen?" „Ik heb mijn woord gegeven." „Misschien zal hij je van je belofte ontslaan. Wanneer hij weet, dat ik onschuldig ben, zal zijn houding geheel veranderen. Ik mag echter zoo niet praten, want op het oogenblik ben ik nog een uitgestootene. Drew is een goed mensch en je zult later gelukkig met hem worden." „Ik geloof niet, dat hij mij mijn woord terug zal geven," zei ze droevig. „Op het oogenblik gedraagt hij zich echter heel mysterieus en hij was zoo wanhopig, dat het me lijkt, alsof er iets verkeerd is gegaan. Misschien neemt dat proces zijn geheele wezen in beslag." „We moeten nu terugkeeren naar Londen," zei Lovat. „Dus dit is ons afscheid?" zei ze met trillende stem. „Ik vrees van wel, lieveling. Ik dank God, dat ik je nog eens gezien heb, want den vorigen keer dacht ik je nooit meer te zullen ontmoeten." Lovat nam haar in zijn armen, alsof hij haar nimmer meer los wilde laten. Dit afscheid was wreeder dan de dood, want ditmaal bestond er weinig hoop meer. Hij kon haar niet in het vooruitzicht stellen, dat hij ooit weer terug zou komen. Ze streed tegen haar verdriet, doch begreep dat zij hem in geen enkel opzicht in den weg mocht staan. Bij de auto aangekomen, ontdekten ze tot hun grooten schrik een inspecteur in uniform, een paar politieagenten en twee mannen in civiel.  li4 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". De inspecteur begon: „U is John Lovat, nietwaar? U werd beschuldigd van den moord op James Addison en ter dood veroordeeld. Daarna is u ontvlucht en heeft zich tot nu toe schuil kunnen houden. Ik verzoek u beleefd kalm met mij mede te gaan." ■'■'ïK98 Lovat vertrok geen spier van zijn gelaat. „Dus u heeft mij eindelijk ontdekt," zei hij. „Ik moet bekennen, dat u er lang over gedaan heeft. Waarschijnlijk heeft iemand mij verraden." „U werd ontdekt door den rechercheur, die u indertijd arresteerde," zei de inspecteur, die vol belangstelling en met iets van bewondering in zijn blikken in het knappe, jonge gezicht keek. „U reedt met deze auto in Londen, en hij ontdekte dat de wagen uit de garage Van de hertogin van Lisburn kwam. Dat is alles. Hij zag u vanmorgen uitrijden en deze jonge dame ontmoeten. Toevallig trof hij mij eën paar minuten later aan, en ik ben u in een andere auto gevolgd. Hij had het te druk om zelf te gaan. Wilt u zoo goed zijn in te stappen, dan zal een van de agenten de auto besturen." „U verlangt toch zeker niet, dat deze jonge dame ons ook vergezelt?" vroeg Lovat. „Het zou buitengewoon onaangenaam voor haar zijn." De inspecteur aarzelde even. „Nee, dat is niet noodig, indien de dame alleen maar zoo goed wil zijn mij haar naam en adres op te geven." Mona deed dit en de inspecteur bood haar een plaats in de politieauto aan, als zij naar Londen wilde terugkeeren. Ze accepteerde dit, aangezien ze nog een weinig bij Lovat kon blijven. Toen hij in de limousine stapte, keek hij haar aan. Hetgeen hij met zijn oogen zei, was even duidelijk als wanneer hij werkelijk gesproken had. „Ga naar mijn moeder in Cornwall en vertel haar alles. Ik geloof niet, dat deze mannen iets weten van de geheime kamer en den handschoen. Zie zoo gauw mogelijk bij haar te komen." Mona knikte bijna onmerkbaar met het hoofd, want ze begreep hem. Heel gauw waren ze weer in Londen terug. De politie-auto stopte voor Marble Arch, en de bestuurder vroeg heel beleefd aan Mona of ze hier wilde uitstappen. Kort daarop stond ze op het trottoir, deed eenige schreden achteruit en liet de limousine passeeren. Op hetzelfde moment keek Lovat op en hun oogen ontmoetten elkaar. Mona glimlachte tegen hem en het was een opgewekt lachje vol vertrouwen en liefde en tevens een afscheidsgroet.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. HOOFDSTUK XXVII. EEN VRIEND IN NOOD. \ De volgende twee uur bracht Mona in een koortsachtige opwinding door. Vanaf het oogenblik, dat zij dien blik met Lovat gewisseld had, aarzelde zij niet. Al haar energie was geconcentreerd op één enkel punt... namelijk de hertogin van Lisburn te vinden en haar te waarschuwen voor het gevaar, dat haar dreigde. Het was duidelijk, dat de inspecteur, die Lovat opnieuw had gearresteerd, niet op de hoogte was van de nieuwe verwikkelingen, welke zich hadden voorgedaan. Zoodra hij opnieuw verhoord werd, zou natuurlijk alles uitkomen. Hierop moest natuurlijk de inhechtenisneming van de hertogin volgen. Geen oogenblik twijfelde Mona aan de waarheid van Drew's woorden. Zij had hem nog nimmer op een leugen betrapt. Ze ging terug naar Westminster en belde haar kantoor op. Ze simuleerde ziekte, waarop haar onmiddellijk werd geantwoord, dat zij natuurlijk thuis moest blijven. Juffrouw Wayne was terug en kon al het werk verrichten. De bediende die haar te woord stond, stelde zelfs voor, dat zij een week vacantie zou nemen. Het was opvallend, hoe vriendelijk zij altijd voor haar waren. Tot op heden kon zij zich nog niet voorstellen, dat Addison zoo slecht was, dat hij een dergelijk eind verdiend had, zelfs al was haar dit medegedeeld door den man, van wien zij hartstochtelijk veel hield. Ze nam al het geld mee, dat zij beschikbaar had en reed in een taxi naar Paddington Station om daar met den eerstvolgénden trein naar St. Gwatkin te vertrekken. Ze kreeg aansluiting in Exeter, waar zij den nacht moest doorbrengen, zoodat ze den volgenden morgen vroeg Blethgroe kon bereiken. Ze deed de reis als in een droom; deze leek haar eindeloos toe en toch was deze volbracht, voordat ze eigenlijk begonnen was. Aan één stuk door zat zij te tobben over den man, dien ze liefhad en die thans in de gevangenis was, terwijl zijn moeder elk oogenblik gearresteerd kon worden. Over dit alles lag zulk een dichte sluier van mysterie, dat deze bijna ondoordringbaar geleek. Toen ze te Exeter aankwam, was de geheele stad in een dichten mist gehuld, doch den volgenden dag bij haar vertrek was het een stralende ochtend. Tegen den middag bereikte ze Blethgroe, huurde een van de oude cabs aan het station en liet zich naar „Het Huis der Palmen" rijden.  n6 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". De hertogin was nog niet aangekomen, doch werd den volgenden dag verwacht. Een bédiende stond haar te woord, die ze nog nooit te voren gezien had. Het was een vrouw met staalgrijs haaf, die Tiaar allesbehalve vriendelijk ontving. Mona deelde mede, dat zij den volgenden dag terug zou komen en begaf zich naar Caister Cottage. Haar vroegere hospita was zeer verheugd haar weer te zien en gedroeg zich zoo opgetogen, dat zij zelfs de zwakke motieven, die Mona voor haar onverwachte terugkomst opgaf, zonder eenige verdere vragen accepteerde. Kort daarop haastte zij zich naar de keuken en begon haar beroemde pasteitjes voor het meisje klaar te maken. Mona deed haar uiterste best om iets te gebruiken, doch het kwam haar voor, alsof haar keel dichtgeschroefd was. Ze zou nooit meer een rustig oogenblik hebben, want zelfs al slaagden Lovat en zijn moeder er in te ontkomen, dan nog zou ze voortdurend in angst zitten, dat ze weer ontdekt werden. Wat was toch dit mysterieuse feit, dat hun stilzwijgendheid had opgelegd? Wat kon het zijn, dat hen alles beter liet verdragen dan de waarheid op te biechten? Wat verborgen ze en wie beschermden zij? De bediende had haar verteld, dat de hertogin onmogelijk voor vijf uur zou kunnen arriveeren, doch reeds tegen vier uur kon Mona het niet langer uithouden en begaf zich naar „Het Huis der Palmen". Voor het hek bleef ze plotseling stilstaan en een kreet van verrassing en schrik ontsnapte haar. Loyal Drew kwam met groote stappen op haar toe. Er lag een vriendelijke uitdrukking in zijn oogen, toen hij haar zijn beide handen toestak. „Mona, beste kind, ik dacht wel, dat ik je hier zou ontmoeten. Ik las in de couranten, dat Lovat weer gevat is, en ik begreep, dat je de hertogin zou trachten te waarschuwen. Daarom ben ik hierheen gekomen om te zien, of ik je van dienst kon zijn." „Oh, Loyal, wat is dat goed van je." „Ik vermoedde wel, dat zij zich naar „Het Huis der Palmen" zou begeven," ging hij voort. „Zij zal wel spoedig in arrest gesteld worden. Ik heb gehoord, dat er flagrante bewijzen in haar nadeel zijn." „Dat kan ik niet gelooven, Loyal," zei Mona. „Het zal toch wel moeten, beste kind. Er is een getuige komen opdagen, die een vrouw door de geheime deur van Addison's kantoor heeft zien komen. Weer een ander heeft ditzelfde feit verscheidene malen zien gebeuren, terwijl een ontslagen employé der firma zweert, dat Addison meer dan eens door een dame in de geheime kamer werd bezocht.. De toestand is duidelijk genoeg, want hij scheen  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 117 beloofd te hebben met haar te zullen trouwen. Haar reden om dit misdrijf te begaan is veel logischer dan het motief van Lovat kan zijn geweest. Vermoedelijk heeft hij aldoor haar schuld op zich genomen." Mona kon zich thans niet langer beheerschen en nep uit: „Loyal, je weet niet waarover je spreekt. John Lovat is de zoon van de hertogin! En ze zijn beiden onschuldig. Ik wist dit al heel lang. Zij beschermen iemand anders!" Drew keek haar eenige oogenblikken stom van verbazing aan. „Lovat de zoon van de hertogin?" zei hij ten laatste, alsof eindelijk de "beteekenis van die woorden tot hem doordrong. Kort daarop riep hij op scherpen toon uit: „Nu begrijp ik de zaak. Je zegt, dat ze beiden onschuldig zijn... Het lijkt mij echter veel aannemelijker, dat zij alle twee schuld hebben. Natuurlijk hebben ze niet tezamen Addison doodgeschoten, maar ze kunnen medeplichtigen zijn geweest." „Nee, Loyal, nee. Ik weet zeker, dat dit niet het geval is." „We zullen eens afwachten. Mona, ik maak me echter het meeste bezorgd over jou. Ik kan je hier niet alleen laten, zoodat jij in de zaak betrokken wordt. Ik wilde graag, dat je je er verder niet mee inliet. Ik moet' morgen naar Londen terugkeeren, want het werk waarover ik je gesproken heb, is voltooid, en ik heb de bewijzen, die noodig waren in handen. Ik geloof dat ik zeggen mag een geslaagd man te zijn en dat heb ik allemaal te danken aan dat beetje spionnenwerk, dat ik verricht heb. Het proces begint Maandag, en je moet met mij naar de stad terugkeeren." „Je bent heel vriendelijk, Loyal," zei het meisj'e op doffen toon. „Ik. apprecieer je hartelijkheid werkelijk. Zoodra ik de hertogin gesproken en gewaarschuwd heb, zal ik naar Londen gaan. Ze wordt vandaag terug verwacht. Vertel me eens... waarom verdenkt de politie haar nu van de misdaad?" „Tengevolge van het vinden van den handschoen en het bericht in de courant van Addison's aanstaand huwelijk. Verder is argwaan opgewekt door het ontdekken van de geheime kamer en de bezoeken van de onbekende vrouw. Hierop doorgaande heeft men een huiszoeking in Belgrave Square gedaan en daar de revolver gevonden, waarmede Addison werd doodgeschoten. Deze is het eigendom van de hertogin. Op een plaatje stond haar vroegèren tooneelnaam gegraveerd... Maud Barrison. Er bestaat geenerlei twijfel, dat met dit wapen de moord werd gepleegd, want de kogel, die gevonden werd past er precies in. Dit zijn meer dan overtuigende bewijzen. De hertogin was niet in het huis aanwezig en niemand weet, waar zij zich bevindt. Ik vermoedde echter, dat zij hierheen gekomen was." Het meisje. 17  «8 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „En heb je dit aan de recherche medegedeeld, Loyal?" „Ter wille van jou kon ik dat niet doen," zei hij. „Ik was zoo bang, dat men je hier ontdekken zou, en je daardoor weer in alles gemengd zou worden. Ze zullen haar wel gauw op het spoor zijn. Als zij, zooals jij veronderstelt, vanmiddag aankomt, en je hebt haar gewaarschuwd, wil je dan met me mee naar Londen gaan?" „Loyal, waarom wensch je dat toch?" vroeg ze. „Je weet nog niet alles. Ik was bij John Lovat, toen hij opnieuw gearresteerd werd. Hij bevond zich op weg hierheen en ik ben een eindje met hem meegereden. Ik moest hem spreken om hem dit feit te vertellen omtrent zijn moeder. Toen heeft hij mij medegedeeld, dat zij onschuldig was." „Sinds wanneer weet je, dat zij zijn moeder is, Mona?" „Ik kreeg dit te hooren den avond voor ons huwelijk... toen jij verdween." Er heerschte eenigen tijd stilte, waarop Drew aarzelend vroeg: „Mona, houd je nog steeds van John Lovat?" Óm te voorkomen dat hij zou zien, wat er in haar omging, wendde zij haar gezichtje even af. „Mijn beste kind," ging hij voort, „je hebt me altijd de waarheid gezegd. Wees dus niet bang." „Ja," zei ze kalm. „Ik dank je voor je openhartigheid. Dat is veel beter." Zijn toon was een en al vriendelijkheid, en weer voelde zij den grooten troost, dien zijn aanwezigheid haar had kunnen geven. Zijn goedheid was een vreeselijk verwijt voor haar. Feitelijk had zij hem niet openhartig behandeldj want ze had Lovat verschillende keeren gezien en hem hiervan niets verteld. Ze had in zijn armen gelegen en zijn kussen beantwoord. Ze zou haar woord houden, maar kon zij dit alles goedmaken tegenover Loyal Drew, die haar zoo liefhad? „En ben je niettegenstaande dat nog bereid met mij te trouwen, Mona?" ging hij voort. „Natuurlijk," zei ze. „Het is een heel groote opoffering voor je." „Ik heb het je beloofd," antwoordde zij. „En jij bent zoo goed geweest." Nog zei hij, niettegenstaande haar groote verbazing, geen woord over hun huwelijk. Het eenige, wat hij op ernstigen toon opmerkte, was: „Ik zal alles in het werk stellen om je gelukkig te maken." Ze was ervan overtuigd, dat hij niets definitiefs wilde doen, voordat het proces geheel achter den rug was. Wederom probeerde Drew haar terug te houden van „Het Huis  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 119 der Palmen". Hij was er zelf nog even te voren geweest om inlichtingen te krijgen. De hertogin was nog niet aangekomen, en de trein zou niet voor kwart voor vijf arriveeren. Ze zouden nog eens teruggaan. Ze wandelden naar Caister Cottage en Mona voelde zich de groote liefde van een dergelijken man niet waardig. De hospita verwelkomde Drew eenigszins gereserveerd. Haar broer was een politieagent en ze namen het hem waarschijnlijk hoogst kwalijk, dat vermoedelijk door zijn toedoen de misdadiger Frank Luce uit „Het Huis der Palmen" had kunnen ontsnappen. Nauwelijks hadden ze de kleine zitkamer betreden, of een auto stopte voor het huis. Ze hoorden een geagiteerde stem spreken en de hertogin van Lisburn, haar mooie oogen rood van het schreien, verscheen op den drempel. „Oh, gelukkig dat ik je zie!" riep ze uit. „Ik ben juist aangekomen, en ze vertelden me, dat je bij me geweest was." Plotseling vielen haar blikken op Drew, waarop ze zweeg. „U kunt mijnheer Drew als uw vriend beschouwen, hertogin," zei Mona. „Den hemel zij dank, want ik heb er een noodig," klonk het gebroken antwoord. „Weet je, dat mijn jongen opnieuw gevangen werd genomen?" vroeg ze aan Mona. , Ja," zei het meisje. „En er is nog meer gebeurd. Ik kwam hierheen om u dat te vertellen en u te waarschuwen." Met een paar woorden deelde zij haar alles mede, en eindigde met het verhaal van het vinden der revolver in het huis in Belgrave Square. Dit maakte zulk een diepen indruk op de hertogin, dat zij de eerste oogenblikken niets wist te zeggen. Daarna fluisterde zij: „Bedoel je daarmede, dat ik achtervolgd word?" „Dat gebeurt zeer zeker," zei Drew. „Het zal voor de politie niet moeilijk zijn uw verblijfplaats te vinden." „Nee, natuurlijk niet," mompelde ze. „Ik heb daarvan geen geheim gemaakt. Ik had er geen idee van, dat ze op zulk een verborgen wijze te werk zouden gaan. Wat zijn ze wreed... En het ergste van alles is, dat ik hier moet blijven." Deze laatste woorden zei ze tot zichzelf vol hartstochtelijke overtuiging. „Maar u zult weggaan!" riep Mona angstig uit. „U moogt zich toch niet laten arresteeren. Gelukkig, dat ik bijtijds ben gekomen." De hertogin keek het meisje met haar innemenden glimlach aan. „Mijn lieve kind, hoe kan ik je ooit mijn dank betuigen." Toen kwamen er plotseling tranen in haar oogen, en terwijl zij die wegveegde, nam zij Drew met een doordringenden blik van het hoofd  120 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". i„„f tv'lrlp trachten uit te vinden, wat er in a^SÏ-ïte biS SS*, d», d«e „o„w op h« ben geheel alleen. Wilt u me helpen? HOOFDSTUK XXVIII. HET MYSTERIE WORDT OPGELOST. Het was Mona, die Loyal Drew er toe Xch* bede van de hertogm gehoor te g^^^nd genoeg waren, enkele gebroken woorden,^ ^^ff^lS^J vragen'. ^'SLT^^lT^ ^toestemde uit ni£ïS^.*ft "^e dwatt°dCehnertogTzefd eeï tijd geval ging hy dadehjk me, wan de hertogin ^ ^ ^g te verhezen was. ^.^^^^Hetg^n Mona te doen stond, was dagen mede Sf^^^^L^^^^gen. Voor zooverre te probeeren de politie op ee,nn~ePr^ein%75?ew zich zoo gauW ïaSftft SÜÏKn ze gingen, kon niet worden medegedeeld. mnme iacht in de haven, e„?e ^SatofS „S.ÈjïaSoS „„den ^ev», inspannen om het jacht te• bereiken yoor ^ Op een gegeven oogenblik liep ze naar bmte^en g ^oorboren. hek staan. Met haar oogen trachtte zij de .*«*ern En toen plotseling, zag• „j in debuurt van de ^'^.!w«n » » veiligheid? WaS ^ voor haar  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 121 • bestemd ? Waarschijnlijker leek het Mona, dat dit een waarschuwing gold voor „Het Huis der Palmen". Wederom verliep er een uur, en de klok had thans tien slagen laten hooren. Mona kon er niet toe komen naar bed te gaan. Ze had zoo goed als niets gegeten. Eindelijk nam zij een boek in haar handen en was juist van plan te gaan lezen, toen ze op het grintpad bekende voetstappen onderscheidde. Ze sprong op... en het bleek Loyal te zijn, die terugkwam. Zij opende de deur voor hem. In het licht der lamp zag zij, dat er een ernstige en eenigszins verschrikte uitdrukking op zijn gezicht lag. „Ben je niet weggegaan?" vroeg ze ademloos. „Wat is er gebeurd? De politie?" Hij schudde zijn hoofd. „Die is nog niet komen opdagen. De hertogin verzoekt jou naar het huis te komen, daar zij niet wil hebben, dat je alleen hier zit." „Maar blijf je daar den heelen nacht?" „Zij wil dat hebben." „Wat beteekent dit alles?" „Dat kan ik je nog niet vertellen. Om je de waarheid te zeggen, begrijp ik het zelf nog niet. Ga je mee?" „Natuurlijk." Mona krabbelde een briefje aan haar hospita en legde dit op de tafel. Toen trok zij haar mantel aan en zette haar hoed op. Drew deed de lamp uit en samen verlieten ze het huisje. Mona had geleerd te zwijgen en zij stelde geen verdere vragen. Toen ze „Het Huis der Palmen" bereikten, opende de grijze, onvriendelijk uitziende vrouw hen de deur. Drew geleidde Mona regelrecht naar de helder verlichte bibliotheek. Een groot vuur brandde in den open haard. De kamer was leeg. het meisje nam plaats bij het vuur en Drew liep op en neer. Eenige minuten later trad de hertogin binnen. Ze stapte op Mona toe, kuste haar en zei op bewogen toon: „Ik vind het prettig je hier te hebben, kind. Doe je mantel en hoed af. Ik kan je nog niet alles uitleggen. Ga kalm zitten en je kunt er van verzekerd zijn, dat je in dit moeilijke uur een groote steun voor mij bent." Ze wendde zich tot Drew: „Bijna bewusteloos," zei ze. „Het eind zal wel spoedig volgen." De onvriendelijke dienstbode kwam binnen met een zilveren blad, waarop sandwiches, cake, karaffen en glazen. „Gebruik iets, Mona," zei de hertogin. „Het zal je goed doen. We zullen waarschijnlijk nog uren moeten wachten, want we weten niet, wat er gebeuren kan. Drinkt u ook wat, mijnheer Drew, daar u hieraan ook behoefte zult hebben. Wat had ik moeten beginnen zonder u beiden? Ik ben u heel dankbaar voor alles." Het meisje. 18  122 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". Drew schonk zichzelf iets in en bood Mona een sandwich aan. Op hetzelfde oogenblik weerklonken er stemmen in de hal. De hertogin drukte haar handen tegen het hart. „De politie," fluisterde ze. „Waren ze maar een uur later gekomen, dan zou alles voorbij zijn geweest. We moeten ze bezig zien te houden, tot het eind is genaderd." Mona was zoodanig overstuur, dat het haar voorkwam alsof alles om haar heen draaide. De deur werd geopend en de dienstbode kondigde op toonlooze stem aan: „Eenige heeren van Scotland Yard, mevrouw." De hertogin ging met een vagen glimlach naar voren en Mona had haar nog rlimmer zoo bewonderd, want ze had een houding als een koningin. Op de meest natuurlijke wijze verwelkomde zij de detectives en noodigde hen uit binnen te komen. Er waren twee inspecteurs uit Londen; een van hen, Simpkins genaamd, had John Lovat het eerst gearresteerd, de andere inspecteur Garrett, was belast geweest met het onderzoek van de geheime kamer. Ze werden vergezeld door den inspecteur van Blethgroe, die er heel schaapachtig uitzag en zichzelf vermoedelijk aan het andere einde van den aardbodem wenschte. Inspecteur Simpkins nam het woord: „Ik heb bevel u in hechtenis te nemen, hertogin," zei hij op beleefden toon. „U wordt beschuldigd van moord op James Addison in samenspanning met John Lovat. U moet weten, dat alles wat u van nu af aan zult zeggen, slechts als getuigenis tegen u kan dienen." „Ik heb niets daartegen in te brengen," antwoordde de hertogin. „U moet uw plicht doen, heeren. Wilt u hebben, dat ik onmiddellijk met u meega? In elk geval zult u toch iets gebruiken, want u heeft een langen tocht achter den rug. Mag ik u vriendelijk verzoeken plaats te nemen?" „Ik ben bang, dat wij hier zullen moeten overnachten," zei de inspecteur Simpkins. „Er is geen trein vóór morgenochtend, waarmede wij met u naar Londen kunnen vertrekken." Mona zat de hertogin met half geopenden mond van verbazing gade te slaan. De mooie vrouw gedroeg zich alsof zij als het ware naar ontvangdag had. Tezamen met Drew bediende zij de mannen der wet, die aten en dronken alsof ze uitgehongerd waren. Mona en Drew moesten hun namen opgeven. Inspecteur Simpkins nam Mona onderzoekend op, doch accepteerde zonder tegenspraak haar verklaring, dat zij een vriendin van de hertogin was. Daarna verzocht hij de hertogin even onder vier oogen te mogen spreken, en verliet met haar de kamer.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 123 Toen Drew de deur voor hen opende, werd op de trap een schelle stem gehoord, gevolgd door heftige protestwoorden van de oude dienstbode. De hertogin stiet een kreet van schrik uit, en viel bijna tegen den muur aan, toen een jonge vrouw de kamer binnenrende. Deze was in nachtgewaad en had een met wit bont afgezette peignoir om haar schouders geslagen. Hoewel zij doodsbleek zag en geheel uitgeteerd was, kon men op haar gezicht nog duidelijk sporen van vroegere schoonheid bemerken. Ze scheen zich slechts met de grootste moeite staande te houden. „Is de politie hier," riep ze luid uit. „Ik moet die spreken. Heeren ik wil, voordat het te laat is, vertellen, dat ik James Addison heb' vermoord. Ik ben Amy Lovat... en de hertogin van Lisburn is mijn moeder. Eerst kort geleden is de waarheid mij ter oore gekomen Mijn moeder en... deze heer" — ze wees op Drew — „bespraken alles zoo juist in mijn kamer. Ze dachten, dat ik bewusteloos was, maar ik heb woord voor woord verstaan. Hierdoor ontdekte ik, dat mijn broer John van de misdaad beschuldigd werd... en dat zé dit thans mijn moeder doen... U schijnt reeds gekomen te zijn om haar gevangen te nemen. Maar ik heb James Addison doodgeschoten Ik... en niemand anders. Ze hebben de schande op hun schouders genomen om mij te redden, daar ik ziek was en niet lang meer kon blijven leven..." Eensklaps hield zij op en snakte naar adem. Drew had zijn tegenwoordigheid van geest weer herkregen en liep op naar toe. Inspecteur Simpkins ondersteunde haar aan de andere zijde. De hertogin was buiten zichzelf van schrik. „Geloof haar toch niet... zij is krankzinnig. Ziet u zelf niet, hoe ziek zij is? Geloof geen woord van wat ze zegt." „Ik zweer het voor God... en ik zal ter verantwoording geroepen worden. Ik zweer... dat ik James Addison vermoordde" De schrille stem maakte in de stilte, die slechts verbroken werd door het kreunen der hertogin, een vreeselijken indruk Inspecteur Simpkins keek zijn collega's vol verbazing aan Het meisje, dat zichzelf Amy Lovat genoemd had, ging op koortsachtigen toon voort: „Laat een van u beiden mijn bekentenis opschrijven... Gauw ik zal alles vertellen. ' „Luister niet naar haar," riep de hertogin wanhopig uit. , Kunt u dan met zien, dat zij krankzinnig en... stervende is? Het is een kwelling haar te laten spreken..." Eensklaps sprak de inspecteur op kalmen toon-  124 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „Hertogin, de jonge dame lijkt mij volkomen bij haar verstand te zijn. Ik vrees dat wij onzen plicht moeten doen en haar aanhooren." Drew deed zijn best de hertogin te kalmeeren, want haar zenuwen hadden thans de overhand op haar gekregen. Mona ging naar haar toe en sloeg haar armen om haar heen. Toen Amy Lovat, gesteund door de inspecteurs, de kamer had verlaten, sprong de hertogin op en liep hen achterna. Mona bleef alleen achter met den inspecteur van Blethgroe, die, niet goed wetende wat te doen, besluiteloos voor de deur stond. Kort daarop werd hij weggeroepen. Het meisje was te versuft om goed te kunnen nadenken. Onwillekeurig rees er een gebed in haar op, dat alles nog goed mocht afloopen. Het leek haar uren toe, voordat iemand weer verscheen. Toen trad Drew binnen en hij zag er heel bleek en ernstig uit. „Arme ziel!" zei hij. „Alles is voorbij... Ze is dood." „Oh, Loyal, hoe vreeselijk! Was ze werkelijk krankzinnig?" Nee... dat wil zeggen, ze was het, maar voordat ze stierf schijnt zij "haar verstand terug gekregen te hebben. Het is een tragische geschiedenis en de hertogin heeft mij gevraagd je alles mede te deelen, aangezien zij hier zelf niet toe in staat is. De politie is vertrokken en morgen kan Lovat weer hier terug zijn... een vrij man." Mona zei niets, doch een groot gevoel van geluk had zich van haar meester gemaakt. „Amy Lovat kwam kort na haar moeder naar Engeland," ging Drew bedaard voort. „Ze was een zeer gevoelig, buitengewoon nerveus meisje, met een sterk gevoel van onafhankelijkheid. Ze weigerde met haar moeder samen te wonen, daar ze voortdurend met elkaar overhoop lagen. Daarna probeerde zij op verschillende manieren haar eigen brood te verdienen, zonder zich bij één ding te kunnen bepalen. Korten tijd was zij aan het tooneel verbonden, en daar maakte zij kennis met James Addison, die financieel geïnteresseerd was bij verschillende theaters. Hij maakte haar het hof en beloofde zelfs met haar te zullen trouwen. Ongelukkigerwijze geloofde ze hem." Even hield Drew op en er kwam een uitdrukking van medelijden in zijn oogen. „Ze had er geen flauw idee van, dat hij de man was, die haar vader geruïneerd had. Gedurende dien tijd was zij op een kloosterschool in Rhodesia geweest, want ze had zich thuis nimmer gelukkig gevoeld. „Toen kwam Lovat naar Engeland. Met de grootste verontwaardiging had hij uit de nagelaten brieven en papieren van zijn vader gelezen op welk èen schandelijke wijze Addison hem behandeld had.  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 125 Door een toeval ontdekte hij tevens in welke verhouding zijn zuster tot dien man stond. Ze verkeerde in behoeftige omstandigheden en scheen niet te weten, wie Addison inderdaad was. Hij bracht zijn moeder van alles op de hoogte en vertelde haar, dat hij het plan had den man te gaan bezoeken en hem een aframmeling te geven. Op dien dag, voor het eerst sinds maanden, kwam Amy Lovat haar moeder bezoeken. Snikkend biechtte zij haar moeder alles op. 's Morgens had zij een aankondiging in de courant gelezen betreffende het aanstaande huwelijk van James Addison. Mevrouw Barrison... zooals zij toen nog heette... gooide onbewust nog olie op het vuur, door het meisje mede te deelen, dat Addison de man was, die haar vader geruïneerd had. Kort daarop verliet de hertogin het flat en bleef het meisje alleen achter. Ze vond haar moeders revolver en nam tegelijk een paar van haar handschoenen mee. Ze moest toen blijkbaar zoo goed als ontoerekenbaar zijn geweest, wat uit haar eigen woorden valt op te maken. „Toevallig was haar broer juist in het privé-kantoor gelaten, toen zij door den geheimen ingang binnenkwam. Ze vond de beide mannen tezamen, beschuldigde Addison er van haar leven vernietigd te hebben, schoot op hem en het was haar bedoeling ook zichzelf van kant te maken. Haar broer duwde haar echter in de geheime kamer terug, zei haar zoo spoedig mogelijk te ontvluchten. De revolver moest ze verbergen en wachten totdat hij bij haar kwam om te zeggen, wat er verder te doen was. Het instinct voor zelfbehoud kreeg de overhand en zij gehoorzaamde hem. Wat daarna gebeurde is je bekend. In haar opgewondenheid liet zij zonder twijfel de revolver vallen, evenals de couranten en den handschoen van de hertogin. „Er blijft verder weinig te vertellen over. Haar moeder vond haar op haar kamer in hevige ijlkoortsen. Ze wist niets van hetgeen zich had afgespeeld, maar nam haar mee naar haar eigen woning en verpleegde haar met behulp van de oude vrouw, die je hier gezien hebt. Na dien tijd heeft zij altijd het meisje verzorgd. „Nadat Lovat ontsnapt was, ging hij naar zijn moeder... als ik me niet vergis, was het op haar huwelijksdag... en vertelde haar, wat er had plaats gevonden. De ziekte van den hertog bleek een zegen te zijn. Amy Lovat werd hierheen gebracht, toen zij vervoerd kon worden. Ze waren van plan, zoodra het meisje voldoende hersteld was, haar met het jacht van den hertog naar Amerika te brengen. Beiden, moeder en zoon, dachten aan niets anders dan haar veiligheid. Lovat offerde zichzelf op en de hertogin had op haar beurt hetzelfde willen doen. Natuurlijk kon niemand haar dochter verdenken daar heel weinig menschen iets van haar bestaan afwisten. Het meisje. 19  126 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS". „Toen de handschoen van de hertogin en de courant waren ger vonden, en de getuige verscheen met zijn verhaal over de vele vrouwen, die Addison bezochten, besloot de hertogin zoo gauw het maar mogelijk was haar dochter op een veilige plaats te brengen. Daarna zou zij zich bij de politie aanmelden en zich er zoo goed mogelijk zien uit te redden. Zij, noch Lovat, konden de gedachte verdragen, dat een half waanzinnig en wreed door het lot behandeld meisje in de gevangenis terecht kwam. Daarom had de hertogin mijn hulp vanavond noodig. Haar plan was dat wij het meisje door de geheime gang naar het jacht zouden brengen. Ze was echter te ziek om vervoerd te kunnen worden, en het zou eenvoudig onverantwoordelijk zijn geweest. Het was maar al te duidelijk merkbaar, dat zij stervende was. Wij meenden, dat zij in bewusteloozen toestand lag, maar ze schijnt alles verstaan te hebben, wat er gesproken werd. De rest is je bekend. Ze heeft een bekentenis afgelegd en is bijna onmiddellijk daarop gestorven." Mona had geen woord gezegd, want een gevoel van eindelooze dankbaarheid had zich van haar meester gemaakt. Al het andere verzonk in het niet bij de gedachte, dat Lovat onschuldig, en haar vertrouwen in hem volkomen gerechtvaardigd was. Niet alleen had hij de misdaad niet begaan, doch hoe edel en heldhaftig was het van hem geweest om dit arme meisje te redden, dat zulke vreeselijke dingen in haar leven had ondervonden. Eindelijk kon zij Addison in zijn ware gedaante zien en hoewel hij dood was, kon ze hem nauwelijks vergeven. „Dus je hadt toch gelijk, Mona," zei Drew langzaam. „Lovat is onschuldig en in alle opzichten je liefde waard." Er heerschte stilte: het was thans niet het oogenblik om over deze dingen te praten. Drew zei, dat de hertogin gaarne wilde, dat Mona nog wat bij haar bleef. Een kamer was reeds voor haar in gereedheid gebracht. Hijzelf zou niet naar bed gaan, doch in de bibliotheek blijven lezen tot het aanbreken van den dag. Hij hield haar hand vast in de zijne, toen zij hem goedennacht wenschte en naar boven ging. Ze vermoedde, dat hij haar zwijgend herinnerde aan haar belofte jegens hem. HOOFDSTUK XXIX. ZONSOPGANG AAN ZEE. De begrafenis was voorbij en het leven ging weer zijn gewonen gang. De hertogin zou voor eenige maanden op reis gaan. In de couranten stond slechts een heel klein bericht omtrent het opge-  HET MEISJE, DAT HAAR WOORD HIELD. 127 helderde mysterie betreffende den moord op James Addison De autoriteiten hadden zich op een zeer barmhartige wijze ten opzichte .van de arme Amy Lovat gedragen. Mona had den laatsten nacht doorgebracht in Caister Cottage terwijl Drew in „Het Wapen van Meniel" had geslapen. Het groote proces zou den volgenden dag beginnen. i< Voor het aanbreken van den dag was zij reeds op. Ze zou dien ochtend met de hertogin naar Londen vertrekken. Drew ging veel vroeger heen. 6 Toen ze op het strand liep, zag zij hem op zich toekomen. Hij zag er heel bleek en moe uit. „Ik kwam afscheid van je nemen, Mona," zei hij. Ze dwong zich iets terug te zeggen. ..Waarom^praat je heelemaal niet meer over ons huwelijk, Loyal?" „Omdat dit nooit zal plaats vinden," antwoordde hij. „Wil je me niet aan mijn woord houden?" „Dat kan ik niet doen," zei hij, „want het Noodlot is tusschenbeiden gekomen. De vrouw, die mij kwam bezoeken op den avond voor ons huwelijk, was mijn echtgenoote, Mona. Ik trouwde met haar toen ik niet veel meer dan een jongen was. Het bleek een vreeseliike vergissing te zijn en ze ging naar Amerika, waar zij zich van mij het scheiden. Wij hadden elkaar daar ontmoet, toen ik verslaggever van een courant was. Ik meende, dat de scheiding ook voor Engeland wettig zou zijn, maar dien dag kwam ze mij mededeelen, dat dit niet het geval is. Wij zijn dus nog man en vrouw. Ik kan dus niet met je trouwen, Mona, zelfs al zou je dit zelf willen." Ze wist niets te antwoorden. „Ik ga m weg," vervolgde hij. „Probeer niet te hard over mij te denken, Mona Ik heb je al mijn liefde gegeven, en ik doe mijn uiterste best eerlijk te wenschen, dat je gelukkig wordt. Op mi n terugweg zal ik bij „Het Huis der Palmen" aangaan en ook aan ul med,:deelen...wat ik jou zoo juist gezegd heb. Blijf jij hier wachten, Mona; hij zal wel bij je komen/' In zijn oogen lag zulk een verdrietige uitdrukking, dat zij haar picht moest afwenden. Zonder haar zelfs de hand te drukken Keerde hij zich om. ' Het was een kille ochtend en Mona rilde, terwijl zij wachtte Ze was al es om zich heen vergeten en scheen in een soort droomtoestand te verkeeren. Haastige voetstappen werden er achter haar gehoord. Het volgende oogenblik stond Lovat naast haar en voelde zij zijn armen om zich neen. Zachtjes hoorde zij hem zeggen:  128 BIBLIOTHEEK VAN „DE PRINS" „Lieveling, is het werkelijk waar? Ben je vrij?" „Ja," fluisterde zij. „Dus je bent van mij... voor eeuwig... mijn meisje, mijn liefde, mijn vrouwtje." Over de zee werd de zon als een groote, gouden bol zichtbaar... Een nieuwe dag was aangebroken, en samen bleven zij het wonderschoone schouwspel der natuur gadeslaan. EINDE.