F" "LANDSCHE STAATSWETTEN. & «huurman & Jordens. N°. 14. 32 fer w E T \."an den 7den April 1869, S. 57, zooals deze wet nader is gewijzigd BÈTRFFFENDE DE MATEN, GEWIGTEN EN WEEGWERKTUIGEN MET BESLUITEN TER UITVOERING, ENZ. TIENDE DRUK door Mr. Dr. J. H. W. VERZIJL Referendaris eer Gemeente-Secretarie van Utrecht. ZWOLLE - W. E. J. TJEENK WILLINK - 1919 I Aio I Terk°ogd I a4° I met 10% Voor mogelijke aanvullingen en wijzigingen zie men achter het register. y% WET van den 7den April 1869, S. 57, looals die is gewijzigd bi] de wetten van 27 Mei 1869, S. 88, 19 Juni 1871, S. 82, 31 December 1872, S. 160 en 161, 8 Juli 187*. S. 96, 28 December 1879, S. 249, 30 December 1880, 3. 254, 30 December 1881, S. 253, 15 April 1886, S. 84, en 2 Mei 1897, S. 122, BETREFFENDE DE MATEN, GE WIGTEN EN WEEGWERKTUIGEN aanteekeningen, bijlagen en alphabetisch TIENDE DRUK door Mr. Dr. J. H. W. VERZIJL Referendaris ter Gemeentesecretarie van Utrecht. Z WO L L E W. E. J. TJEENK WILLINK 1919 VERKORTINGEN: C. 'V. 'Lutteiibqrg's Chronologische Verzameling. N. J. Nedtrlcaidsche Jurisprudentie. S. Staatsblad. W. Weekblad van het Recht. I-N H O U D. Bladz. Hoofdstuk l. Van de maten, gewigten ", en weegwerktuigen. Artt. 1—13 . -. V ^j» Hoofdstuk li. Van den ijk der -maten, gewigten en weegwerktuigen. Artt. 14—21. 18 Hoofdstuk III. Van liet toezigt. Artt. 22—27. 21 Hoofdstuk IV. Strafbepalingen. Artt. 28—36. 24 Hoofdstuk V. Overgangsbepalingen. Artt, 37^-44. 28 BIJLAGEN. 8 April 1869. I Missives van den Minister 8 Mei 1869. ( van Binnenlandsche Zaken, oVer het bezigen van systematische benamingen voor maten en gewigten-. . ;". j 3.1 9 November 1869, S. 167. Besluit, hou¬ dende vaststelling van de stempelmerken en het afkeüringsmerk voor de maten, gewigten 'en weegwerktuigen. (Zooals dit besluit is gewijzigd bij die van 15 October 1873, S. 137 en 30 October 1908, S. 332.) ....... 33 27 December 1869, S. 209. Besluit, hou- ., dende vaststelling van het formulier van den ambtseed voor de ijkers en adjunct-ijkers der maten, gewigten en weegwerktuigen ......... 34 27 Januari 1870. Circulaire van den Minister van Justitie, betreffende het gebruik van systematische namen voor de maten en gewigten in notarieele akten ._' . 35 18 November 1870, S. 17# Besluit, waarbij - de wet van 7 April 1869, S. 67, Bladz. alsmede de Koninklijke besluiten van 16'October 1869, S. 159 en 160 en 9 November 1869, S. 167, toepasselijk worden verklaard op het gewigt voor geneesmiddelen, droogerijen en chemicaliën. (Zooals dit besluit is gewijzigd bij besluit van 5 Maart 1871, S. 10.) . .'. . , . . 36" 11 Juli 1871, S. 76. Besluit, houdende nadere regeling van het examen voor ijker of adjunct-ijker der maten en gewigten. (Zooals dit besluit is gewijzigd bij dat van 24 November 1875, S. 207.) 38 5 Juli 1872. Circulaire van den Minister van Justitie, houdende toelichting ter uitvoering van het le lid van art. 34 der wet, ten aanzien van verbeurdverklaarde en vernietigde maten, gewigten en meet- en weegwerktuigen ... 41 5 Februari 1873, S. 28. Besluit, tot vast-, stelling van het formulier van den eed, door den inspecteur van het ijkwezen bij de aanvaarding van zijne betrekking af te leggen ........ 43 3 October 1887, S. 168. Besluit, tot aanwijzing van de Nederlandsche standaarden der maten en gewichten en tot regeling van hunne bewaring.... 44 15 November 1907. Beschikking van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, houdende de Instructie voor den dienst van het personeel van het IJkwezen. (Zooals deze beschikking gewijzigd is bij die van 30 'April 1909, 2 Juni 1914, 26 Februari 1915, 19 November 1917 en 15 October 1918.) . . 46 6 November 1912, S. 341. Besluit, tot vaststelling Van een Reglement op de maten en gewichten. (Zooals dit besluit is gewijzigd en aangevuld-bij de besluiten van 2 September 1914, S. 441, 29 Januari 1915, S. 30 en 15 Juni 1917, S. 467, en mei vermelding van het het besluit van 3 Mei 1917, S. 383, tot het tijdelijk toelaten van afwijkingen van dit Reglement.) .......... 64 6 November 1912, S. 342. Besluit, betreffende het justeeren van de gewich- — 5 — Bladz. ten. (Zooals dit besluit is gewijzigd bij dat van 1 Augustus 1914, S. 342.). . 90 6 November 1912, S. 343. Besluit, houdende bepalingen nopens de vrijstelling der milligramgewichten van de stempeling, bedoeld in artikel 15 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57). 91 15 October 1913, S. 391. Besluit, tot vaststelling van een Reglement op den ijk van gasmeters. . 92 8 November 1913. Beschikking van den . Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, tot vaststelling van eene Instructie ter uitvoering van het reglement op den $k van gasmeters, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 15 October 1913, S. 391. (Zooate die beschikking is gewijzigd bij beschikking van 24 October 1918 ........ 96 — 6 — Bij art. 59 der Staatsregeling van 27 Maart 1798 was bepaald: „Alle maten en gewigten worden, door de gansche republiek, zoo spoedig doenlijk, naar eene zekere onveranderlijke grootheid, tiendeelig gelijk gemaakt." Men raadplege: de missive van het uitvoerend bewind, van 23 April 1801, over de wijze van uitvoering van art. 59, Dagverhaal der Handelingen van de nationale vergadering, deel 13, bladz. 698. De deliberatiën over dit belangrijk onderwerp zijn le vinden Dagverhaal 13' deel, bladz. 625. Bij de bovenvermelde missive waren gevoegd : a. Hel besluit van het nationaal instituut van wetenschappen en kunsten in Frankrijk, van 18 Messidor, 7e jaar, waarbij is bepaald, dat het rapport van den heer van Swindbn, over het bepalen der „gronden van het nieuwe stelsel van maten, voorgelezen in de opene zitting van 15 Messidor, 7° jaar, zal worden gedrukt, Dagverhaal 13e deel, bladz. 707 ; b. Het rapport of de korte opgaven der verrichtingen tot het vinden der gronden van het nieuwe stelsel van maten, voorgelezen in de openbare zitting van het instituut van wetenschappen en kunsten te Parijs, den 15 Messidor, 1" jaar (3 Juli 1799), door J. H. van S winden, Dagverhaal 13e deel, bladz. 702— 713; c. Aanspraak, in naam van het nationaal instituut van kunsten en wetenschappen, gehouden voor de balie der beide raden van het wetgevend lichaam in Frankrijk, bij gelegenJieid van de overgave der standaards van de lengtemaat en van hel gewicht (genaamd Mètre fin Kilogramme) in de zitting van 4 Messidor, 7e jaar (22 Juni 1799), Lagverhaal deel 13, bladz. 713—716, met het antwoord op die aanspraak en het proces-verbaal van overgave der standaards in het archief van den Staat, Dagverhaal 13e deel, bladz. 736—738 ; d. Verslagen naam van de klasse der mathematische wetenschappen op den 29 Prairial, 7C jaar (19 Juni 1799), gedaan aan het nationaal instituut van kunsten en wetenschappen, over de meting der middaglijn van Frankrijk en de uitkomsten, welke daaruit getrokken .zijn, om het nieuwe stelsel van malen te bepalen, Dagverhaal 13e deel, bladz. 716—736. Onder de vroegere meest belangrijke verordeningen, betreffende de maten en gewichten, Besluit van 1 Februari 1809, Sc. 41, tot invoering van een algemeen stelsel van maten en gewichten in het Koninkrijk Holland ; die onder het Fransch bestuur alhier ingevoerd; die van 21 Augustus 1816, S. 34, bepalende het eenvormig stelsel van maten en géwichten ; die van 29 Maart 1817, S. 15, houdende vaststelling van de namen der nieuwe maten en gewichten en van hunne ^veelvouden en onderdeden ; die over het medicinaal gewicht van 30 November 1817, S. 31; die van 6 Maart 1819, S. 8, ter invoering van het stelsel van maten engewichten overeenkomstig de bepalingen der wet van 21 Augustus 1816, S. 34 ; die van 8 Juni 1819, S. 37, omtrent de gedaante, stof en samenstelling der nieuwe gewichten, hunne veelvouden en onderdeelen ; die van 25 Juli 1819, S. 40, omtrent de gedaante, stof en samenstelling der Nederlandsche ellen', hare veelvouden en onderdeelen ; die van 21 October 1819, S. 51, over de inhoudsmaten en van de . maat van het brandhout ; die van 21 October 1819, S. 52, over de inrichting van het medicinaal gewicht; die van 18 December 1819, S. 57, over de maten voor granen enz. (onder anderen ook over kwartmudden) ; die van 11 December 1823, S. 51, enz. enz. Het wetsontwerp werd der 2e Kamer van de Staten-Generaal aangeboden bij Kon. boodschap van 7 October 1868. (Bijl. Hand. 2e Kamer 1868/69, bladz. 191.) Het voorloopig verslag der commissie van rapporteurs van 18 December 1868 is te vinden in Bijl. Hand. 1868/69, bladz. 759. De memorie van beantwoording van 19 Januari 1869 met gewijzigd ontwerp in Bijl. Hand. 1868/69, bladz. 814. ' ^WM Eindverslag dér commissie en voorgestelde amendementen: Bijl. Hand. 1868/69, bladz. 919. De beraadslaging in de Tweede Kamer der Staten-Generaal had plaats op 15, 16 en 17 Februari 1869. (Hand. 2" Kamer 1868/69, bladz. 777, 793 en 809.) Het ontwerp werd met 60 tegen 2 stemmen aangenomen. Het aangenomen ontwerp kwam bij dele Kamer der Staten-Generaal in, in de zitting van 30 Maart 1869. (Hand. 1868/69, bladz. 195.) Het verslag der commissie van rapporteurs van 3 April 1869. (Als voren bladz. 214.) De beraadslaging had plaats op 5 April 1869. (Handel, bladz. 207.) Het ontwerp werd met algemeene stemmen aangenomen. Oorspronkelijk was met de uitvoering dezer wet en de daaruit voortvloeiende besluiten belast de Minister van Binnenlandsche Zaken. Bij besluit van 6 November 1877, S. 194 en de wet van 19 December 1877, S. 285, werd daarvoor aangewezen: de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid en bij het bij besluit van 17 Februari 1906, S. 35, gewijzigd besluit van 7 September 1905, S. 264 en dat van 25 Juni 1906, S. 135, zoomede bij de wet van 28 April 1906, S. 100, de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, Op grond hiervan is overal waar in de wet en in de besluiten sprake was van : Minister van Binnenlandsche Zaken, daarvoor — voor zooveel noodig — in de plaats gesteld; Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel. — 9 — Art. 1 WET van den 7den April 1869, S. 57, BSTKEFFENDE DE Maten, Gewigten en Weegwerktuigen. Zooals deze laatstelijk is gewijzigd bij de . wet van 2 Mei 1897, S. 122. Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, GrootHertog van Luxemburg, enz., enz., enz. - Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten : Alzoo Wij in .overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de wet en de wettelijke verordeningen betreffende het eenvormig stelsel vam maten en gewigten door eene nieuwe wet te vervangen, alsmede voorschriften omtrent de weegwerktuigen bij de wet te geven ; \~ Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze,: • HOOFDSTUK I. van De maten, gewigten en weegwerktuigen. Art. 1. De voorwerpen, in het jaar 1799 onder de namen van Mètre en Kilogramme in de Staatsarchieven van Art. 2 — 10 —- Frankrijk nedergelegd, zijn de grondslagen der maten en gewigten. De eenheid van maat is de afstand tusschen de middelpunten der eindvlakken van voornoemden Mètre bij de temperatuur van smeltend ijs. De eenheid van gewigt is het gewigt van voornoemd Kilogramme in het luchtledige. Art. 2. Kopijen der voorwerpen, vermeld in art. 1, berusten als standaarden der maten en gewigten ónder Onzen Minister van Landbouw, ' Nijverheid en. Handel. Zij worden bewaard ter plaatse en op de wijze door Ons te bepalen. Zij worden met het Rijkszegel verzegeld, en tot hunne ontzegeling wordt Onze toestemming vereischt. Ons besluit dienaangaande bepaalt de voorzorgen, daarbij, en bij de wederverzegeling in acht te nemen. Bij besluit van 3 October 1887, S. 168, zijn de Nederlandsche standaarden der maten en gewichten aangewezen en is hunne bewaring geregeld. Dat besluit is onder de bijlagen opgenomen. Art. 3. De maten en gewigten, die bij uitsluiting in het Rijk mogen worden gebezigd, zijn : NAMEN. WAARDEN. a. Lengtematen. Myriameter . . . JlO kilometers, 10,000 me| ters, 10 mijlen of 10,000 el Kilometer of mijl .1000 nieters of 1000 el. Hektometer 100 meters of 100 el. Dekameter of roede.j 10 meters of 10 el. METER of el. . :lgrondslag der maten. Decimeter of palm.|0,l meter of 0,1 el. Centimeter of duim. 0,01 meter of 0,01 el. Millimeter of Btreep.jo.OOl meter of 0.001 el. — 11 — Art. 3 NAMEN. WAARDEN. b. Vlaktematen. Hektare of bunder.'lOO aren, 10,000 vierkante meters, 100 vierkanteroeden of 10,000vierkante el. ARE of vierkante 100 vierkante meters of roede. „ . .. . 100 vierkante el. Centiare of vier- 0,01 are, vierkante meter of k nte el . . . .' 0,01 vierkante roede. c Ruimtematen. Dekastere lx . . .1 lOsteren, 10 kubieke meters, I 10 wissen of 10 kubieke el. STÈRE of wisse . kubieke meter of kubieke el. Decistere .. . . . . 0,1 stère, 0,1 kubieke meter I of 0,1 kubieke el. " d. Inhoudsmaten. Kiloliter : .. \'.[10 hektöliters, 1000 liters, ' 10 vat, 10 mud, 1000 kan of 1000 kop. Hektoliter, vet. of 100 liters, 100 kan of 100 mud . . . r . ". kop. Dekaliter of söhepel.jlO liters, 10 kan of 10 kop. LITER, kan of kop. kubieke decimeter of feu- j bieke palm. Deciliter of maatje.|0,l liter, 0,1 kan of 0,1 kop. Centïïiter of vinger-!0,01 liter, 0,01 kan of 0,01 hoed . . . .1 kop. Myriagram '. . 10 kilogrammen. 10,000 . ! I grammen of 10 pond. KILOGRAM of grondslag der gewigten. pond . . . . t . Hektoe ram of ons . 0,1 kilogram, 100 grammen ,^ of 0,1 pond. Dekagram of lood J0,01 kilogram, 10 grammen ?.- J of 0,01 pond. GRAM of wigtje }.':0,001 kilogram of 0,001 Decigram fes • ' :,0,1 gram of 0,1 wigtje. Centigram . ■. . 3 . 0,01 gram of 0,01 wigtje. Milligram .. . - .: 0,001 gram of 0,001 wigtje. De namen en waarden der lengtematen kunnen, met bijvoeging van het woord vierkante, als vlaktematen, en met Art. 4 — 12 — bijvoeging van het woord kubiek^ als ruimte- of inhoudsmaten Jgebezigd worden. Het gebruik van de scheepston als inhoudsmaat van binnenvaartuigen en van zeeschepen, bedoeld bij de wetten van 22 April 1852 {Staatsblad n°. 6J) en van 14 Julij 1855 (Staatsblad n°.;105), blijft geoorloofd. Bij de wet van 7 April 1911, S. 113, is het volgende bepaald: Art. 1. Met afwijking van de artikelen 3,. 7, 8, 9 en 10 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), betreffende de maten, gewichten en weegwerktuigen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 Mei 1897 (Staatsblad n°. 122), mag om het gewicht aan te duiden van parels, diamanten en edelgesteenten, de benaming „metriek karaat" worden gebezigd voor een gewicht van 0,2 gram. 2. Het bezigen van die benaming om een ander gewicht aan te duiden, is verboden. 3. Overtreding van het bepaalde in het vorige artikel wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste tien gulden. 4. Het feit bij deze wet strafbaar gesteld, wordt beschouwd als overtreding. — alinea 1. Deze alinea is aldus gewijzigd bij de wet van 27 Mei 1869, S. 88. — Waar feitelijk vaststaat, dat de zoogenaamde „roede", in een exploit vermeld, niet is de „are of vierkante roede", is ook terecht beslist, dat in dat exploit eene andere benaming van maat is gebezigd dan de geoorloofde. (Arrest van den Hoogen Raad van 24 October 1902, W. 7816.) — alinea 2. Zie over het gebruik der benamingen, de missives van 8 April 1869, 8 Mei 1869 en 27 Januari 1870, onder de bijlagen opgenomen. — alinea 3. De wet van 22 April 1852, S. 61, is vervallen bij art. 60 der wet van 2 October 1893, S. 149 en die van 14 Juli 1855, S. 105, is gewijzigd bij de wetten van 3 Juni 1875, S. 101 en 28 December 1879, S. 250. Art. 4. Van de maten en gewigten — 13 — Art. 7 worden geene andere dan halve, geheele en de bij algemeenen, maatregel van bestuur aan te wijzen veelvouden vervaardigd. Ook mogen gewigten van vijf en twintig kilogrammen (25 pond) worden vervaardigd. Dit artikel is aldus gewijzigd bij de wet van 2 Mei 1897, S. 122. Art. 5. Meetwerktuigen, strekkende om eene verbruikte hoeveelheid, bij de maat verkocht, aan te wijzen, zijn aan de voorschriften omtrent de maten onderworpen. De afzonderlijke bepalingen, omtrent gasmeters in deze wet voorkomende, kunnen op die meetwerktuigen geheel of gedeeltelijk, door Ons van toepassing worden verklaard. Art. 6. Voorwerpen, zoo als drinkglazen of bekers, waarin dranken tot onmiddellijk verbruik verstrekt worden, alsmede voorwerpen, zoo als kruiken, flesschen of karaffen en vaatwerk, waarin dranken of vloeistoffen zoowel tot onmiddellijk ah? tot later verbruik verstrekt wordeiij ;zijn niet als maten aan te merken, tenzij de inhoud daarop uitgedrukt is. Art. 7. Het is verboden aan alle openbare besturen en collegien om in stukken, door of van wege die besturen en collegien of hunne ambtenaren opgemaakt, andere benamingen van maten en gewigten uit te drukken, dan die in art. 3 genoemd. Gelijk verbod geschiedt aan alle regters,' scheidsmannen, deskundigen, notarissen, procureurs, griffiers, deurwaarders, secretarissen en alle andere Art. 8 — 14 — ambtenaren, bevoegd om akten en pro.-, cessen-verbaal op te maken en exploiten te doen. Hét is verboden in verzoekschriften aan regterlijke autoriteiten het onderwerp van het verzoek in vreemde of afgeschafte maat of gewigt uit te drukken, behalve wanneer het verzoek goederen betreft, die zich in vreemde landen be- . vinden, naar vreemde landen bestemd zijn of van daar moeten worden geleverd, of koopwaren in de omschrijving van het laatste lid van art. 10 vallende. Zie de eerste aanteekening op ait. 3. — Hoeden beteekent altijd vierkante roeden. (Arrest van den Hoogen Raad ™u 14 October 1870, W. 3261.) — Be notaris, die in eene akte van verkoop van onroerend goed de vlaktemaat, bij de vermelding van roeden en ellen, niet aanduidt door het woord vierkante, heeft de wet niet overtreden. (Arrest van den Hoogen Raad van 16 Juni 1871, W. 3355, C. V.) — De aansprakelijkheid van een deurwaarder voor het gebruik van andere namen voor maten en gewichten dan in de betreffende wet zijn aangewezen, is niet beperkt tot dat gedeelte van het exploit, waarin hij zelfstandig handelt, maar strekt zich uit tot het geheele exploit. (Arrest van den Hoogen Raad van 25 October 1901, W. 7669.) Anders arrondissements-rechtbank Rotterdam 10 December 1917, Ned. Jur. 1918, bladz. 912. ' —- Is een overeenkomst tusschen partijen in voelen aangegaan, dan wordt de rechtsverhouding van partijen door deze maat be-" heerscht, welke ook de gevolgen van overtreding van de wet voor de betrokkenen zijn. (Arrondissements-rechtbank Amsterdam 1 Juli 1918, Ned. Jur. 1919, bladz. 58.) Art. 8. Önderhandsche geschriften, waarin het onderwerp der verbindtenis alleen in vreemde of afgeschafte maat of gewigt is uitgedrukt, worden niet — 16 — Art. 9 geregistreerd dan tegen betaling eener geldboete van / 10 buiten het verschuldigd registratieregt. Van deze bepaling zijn uitgezonderd : Besloten en olographische testamenten en alle stukken buiten 's lands opgemaakt of goederen betreffende, die zich in vreemde landen bevinden, naar vreemde landen bestemd zijn of van daar moeten worden geleverd, of koopwaren in de omschrijving van het laatste lid van art. 10 vallende, alsmede stukken vóór het in werking treden dezer wet opgemaakt. ... De akten, in ae vorige zinsnede genoemd, mogen ook ten opzigte van -de vreemde of oude benamingen worden aangehaald en vermeld in later opgemaakte openbare, en onderhandsche akten, onverminderd de verpligting tot het bezigen der benamingen in art. 3 genoemd bij de handeling, door die later opgemaakte akten geconstateerd. Zie de eerste aanteekening op art. 3. ;— Dit artikel is dóór art. 3 der wet van 15 April 1886, S. 64, niét van kracht beroofd, zoodat het door de Ontvangers der registratie enz. behoort te worden toegepast. (Missives van den Minister van Financiën van 8 Januari 1902, n°. 13 en 17 Januari 1902, n°. 104.) — Dit artikel is sindsdien uitdrukkelijk gehandhaafd bij den slotzin van het eerste lid van art. 103 der Registratiewet 1917. Art. 9. Voor ieder koopmansboek of uittreksel uit een koopmansboek, waarin het onderwerp der verbindtenis alleen in vreemde of afgeschafte maat of gewigt is uitgedrukt en dat niet valt in de uitzondering van het tweede lid van art. 8> is eene geldboete van ƒ 10 verschul- Art. 10 —16 — digd, wanneer het in regten wordt overgelegd of in een regtsgeding wordt gebruikt. Zie de eerste aanteekening op art. 3. Art. 10. In aankondigingen betrekkelijk onroerende goederen of van koopwaren, die bij de maat of bij het gewigt worden verkogt, hetzij in dagbladen, aanplakbiljetten of op andere wijze, daaronder begrepen de etiketten aan de koopwaren zelve gehegt of daarbij aanwezig, moéten de maten en gewigten, vermeld in art. 3, worden genoemd. Dit voorschrift is niet toepasselijk op buiten 's lands gelegen goederen, noch op koopwaren, die naar het buitenland zijn bestemd of die bij de maat worden verkogt in den toestand waarin zij uit het buitenland zijn ingevoerd, mits zij onaangebroken en niet overgepakt zijn. Deze goederen kunnen naar de buitenlandsche maat verkogt worden. Zie de eerste aanteekening op art. 3. — Aankondiging op aan rollen manufacturen gehechte etiketten van den prijs dier koopwaar voor veelvouden van ellen, bij de wet erkende maat, is niet in strijd met de duidelijke letter van dit artikel. (Arrest van den Hoogen Raad van 24 Januari 1871, W. 3302.) '— Het feit van het in een 'dagblad bekend maken van eene openbare verkooping, met verwijzing, voor zooveel betreft de te verkoopen koopwaren, naar voor ieder verkrijgbare notitieboekjes, in welke boekjes de maten op andere wijze worden aangeduid dan in art. 3 is voorgesohreven, levert op eene overtreding van art. 10. (Arrest van den Hoogen Raad van 24 Februari 1879, W. 4355, C. V.) Art. 11. Het bezitten of voorhanden hebben van niet met deze wet of met Onze — 17 — Art. 12 ter uitvoering daarvan genomen besluiten overeenkomstige maten, gewigten, weegwerktuigen en gasmeters, op plaatsen, bestemd of gebruikt tot het verkoopen, inkoopen, afleveren of in ontvang nemen van waren, of waar die voorwerpen tot grondslag van heffingen of andere ontvangsten strekken, is verboden. Dit verbod is niet van toepassing op plaatsen, waar maten, gewigten, weegwerktuigen en gasmeters vervaardigd of hersteld worden. Dit art.» ia aldus nader vastgesteld, bij de wet van 8 Juli 1,874, S. 96. — De koopman, die in eene particuliere woning, bij den verkoop zijner goederen aan de bewoners daarvan, een stok als lengtemaat gebruikt, welke niet met den wettigen meter overeenkomt en ongeijkt is, is niet strafbaar. (Arrest van den Hoogen Baad van 13 Januari 1879, W. 4340.) —■ Eene niet voor het publiek toegankelijke plaats kan niet zijn eene plaats bestemd of gebruikt tot het afleveren van waren in den zin van art. 11. (Arrest van den Hoogen Raad van 2 Juni 1902, W. 7788.) — Noch in de wet van 7 April 1869, S. 57, noch in eenig daarop steunend Koninklijk besluit wordt te kennen gegeven, wat onder een wettelijk weegwerktuig moet worden verstaan. De wet van 4 Juni 1878, S. 85, die in deze leemte voorzag, is vervallen door do wet van 11 Juli 1882, S, 91, waardoor ook vervallen zyn de daarop steunende Koninklijke besluiten. De IJkwet verbiedt niet, dat weegwerktuigen worden gebruikt zonder _gébruikmaking van wettelijke gewichten, dóch alleen om, indien, bij het wegen gewichten worden gebruikt, daarvoor andere te nemen, dan in de wet zijn genoemd. (Arrest van den Hoogen Raad van 24 Februari 1913, W. 9471, Ned. Jur. bladz. 710.) Art. 12. Op de maten en gewigten is hun wettelijke naam of waarde uitgedrukt. Op de weegwerktuigen is de zwaarte S. & J. n°. 14, 10» dr. 2 ' Art. 13 — 18 — der grootste belading, waarvoor "zij bestemd zijn, uitgedrukt. Op de gasmeters is het grootste verbruik per uur, dat zij bestemd zijn aan te wijzen, uitgedrukt. Een algemeene maatregel van inwendig bestuur regelt de overige voorwaarden, waaraan maten, gewigten, weegwerktuigen-en gasmeters moeten voldoen,1 benevens de geoorloofde afwijkingen. Het laatste lid is aldus nader vastgesteld bij de wet van 19 Juni 1871, S. 62. — Een en ander is laatstelijk geregeld en vastgesteld bij de besluiten van 6 November 1912, S. 341 en 15 October 1913, S. 391. Deze besluiten, waarvan het eerstgenoemde nader gewijzigd is, zijn onder de bijlagen opgenomen. -— Zie ook de laatste aant. op art. 11. Art. 13. Door Ons worden, voor zooveel noodig, bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur voorschriften vastgesteld omtrent de wijze van meten en wegen, met betrekking tot de koopwaren, waarin handel gedreven wordt. HOOFDSTUK II. VAN DEN IJK DER MATEN, GEWIGTEN EN WEEGWERKTUIGEN. Art. 14. De ijk bestaat in het waarmerken of stempelen, na verificatie, der daaraan :pnderworpen voorwerpen. De ijk heeft geen plaats op voorwerpen niet voldoende aan de vereischten in art. 12 bedoeld. Art. 15. Alvorens ten verkoop aangeboden of in den handel gebragt të worden, ondergaan de maten, gewigten, weegwerktuigen en gasmeters eene verificatie en eene stempeling. Deze bewerkingen worden voor bovengenoemde en voor reeds in gebruik — 19 — Art. 16 zijnde maten, gewigten, weegwerktuigen en gasmeters herhaald : a. op door Ons vast te stellen tijden, waarbij aan Gedeputeerde Staten der onderscheidene provinciën door Ons wordt opgedragen het tijdstip voor elke gemeente te bepalen ; b. alvorens de voorwerpen te gebruiken, na herstellingen, die eenen veranderden inhoud of onjuiste aanwijzingen ten gevolge kunnen hebben, alsmede na herstellingen, die „schending van stempelmerken veroorzaken ; c. op verzoek der belanghebbenden ten allen tijde. Het voorschrift in litt. a-Van dit artikel is niet van toepassing op de gasmeters. Het tweede lid van dit art. is aldus nader vastgesteld bij de wet van: 8 Juli 1874, S. 96. — Nadat bij de wet van 4 Juni 1878, S. 85, o.a. was bepaald, dat van de weegwerktuigen alleen de enkelvormige gelijkarmige balans en de bascule of brugbalans, waarvan de verhouding der hefboomsarmen is als 1 : 10, aan de verificatie en stempeling, in dit artikel bedoeld, zijn onderworpen,' is die wet bij de wet van 11 Juli 1882, S. 91, ingetrokken en tevens de ijk der weegwerktuigen, in art. 15 bedoeld, afgeschaft. — Zie ook de laatste aant. op art. 11. — Voordat de termijn van herijk van maten en gewichten is verstreken, is het volgens art. 11 Vereisehte stempelmerk alternatief, hetzij het nieuwe merk, hetzij dat van het vorige jaar; maar het ontbreken van beide merken op maten en gewichten, VQorzoover deze vallen in de omschrijving van art. 11, is strafbaar ingevolge art. 29, aanhef en n°. 1. (Arrest van den Hoogen Raad van' 24 Juni 1907, W. 8579.) — Zie voor de regeling van den herijk der maten en gewichten in 1918 en 1919 het besluit van 8 October 1917, S. 599. Art. 16. Door Ons wordt bepaald, 2* Art. 17 — 2o — welke maten, gewigten, weegwerktuigeïï: en gasmeters wegens hunne zamenstel-' ling of afmetingen, van de eerste of hérhaalde stempeling volgens artikel 15, alsmede van een of meer der voorschriften van artikel 12 vrijgesteld zijn. Dit art. is aldus nader vastgesteld bij de wet van 19 Juni 1871, S. 62. — Laatstelijk bepaald bij besluit van 6 November 1912, S. 343, onder de bijlagen opgenomen. Art. 17. De ijk en de herijk geschieden kosteloos. Dit art. is aldus nader vastgesteld. bij de wet van 8 Juli 1874, S. 96. Art. 18. (Vervallen bij de wet van 8 Juli 1874, S. 96.) Art. 19. De gasverkooper zoowel als de gasverbruiker kunnen ten allen tijde vorderen, dat de gasmeter, waarvan laatstgenoemde zich bedient, onderzocht worde. Van deze bevoegdheid kan geen afstand worden gedaan bij overeenkomst. Al de kosten van dit onderzoek komen ten laste van den aanvrager. Geldt het onderzoek een te voren niet geijktèn gasmeter, dan zijn de kosten ten laste des eigenaars. Art. 20. De stempelmerken worden door Ons vastgesteld. Maten, gewigten, weegwerktuigen en gasmeters, bij den herijk, bedoeld in de artikelen 15 en 19, niet aan de voorschriften voldoende, worden van een door Ons vast te stellen afkeuringsmerk voorzien. Het tweede lid is aldus nader vastgesteld bij de wet van 8 Juli 1874, S. 96. — Het bedoelde merk is vastgesteld bij be- Art. 23 sluit van 9 November 1869, S. 167,.gewijzigd bij de besluiten van 15 October 1873, S. 137 en 30 October 1908, S. 332, onder de bijlagen opgenomen- Art. 21. Gewigten bij den herijk, bedoeld in het tweede lid van artikel -15, niet meer dan een door Ons vast te stellen verschil van het wettelijk gewigt opleverende, kunnen, op verzoek der belanghebbenden, tegen eene door Ons bij algemeenen maatregel van inwendig ■bestuur vast te stellen- vergelding, door de ambtenaren, met den ijk belast, worden gejusteerd. De in dit artikel bedoelde vergoeding is laatstelijk vastgesteld bij besluit van 6 November 1912, S. 342, gewijzigd bij besluit van 1 Augustus 1914, S. 342, onder de bijlagen opgenomen. HOOFDSTUK III. VAN HET TOEZIGT. Art. 22. De ijk der maten, gewigten, weegwerktuigen en gasmeters is opgedragen aan ijkers en adjunct-ijkers. Zij worden door Ons benoemd en ontslagen. Zij mogen geen handel drijven in maten, gewigten, weegwèrktuigen en gasmeters, noch in goederen, die bij de maat of het gewigt verkocht worden. Dit verbod is ook van toepassing op de inwonende leden van hun gezin. Zij bekleeden geene ambten of bedieningen dan met Onze toestemming. Dit art. is aldus nader vastgesteld bij de wet van 19 Juni 1871, S. 62. Art. 23. Om tot ijker benoembaar te zijn wordt den leeftijd van twintig jaren en voor adjunct-ijker die van achttien jaren vereischt. Ari. 24 — 22 — Niemand wordt tot ijker of adjunctijker benoemd dan na te hebben voldaan aan een in het openbaar afgelegd examen, dat door Ons bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur wordt geDe bepaling omtrent het examen is niet van toepassing op de bij het in werking treden dezer wet in dienst zijnde arrondissements-ijkers. Dit art. is aldus nader vastgesteld bij de wet van 19 Juni 1871, S. 62. — alinea 2. Geregeld bij besluit van 11 Juli 1871, S. 76, gewijzigd bij besluit van 24 November 1875, S. 207, onder de bijlagen opgenomen. Art. 24. Het toezigt op den ijk der maten, gewigten, weeg- en meetwerktuigen is opgedragen aan een inspecteur, die even als de ijkers en adjunctijkers zijne bediening uitoefent volgens de daartoe door Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel te geven voorschriften. Het 2de, 3de, 4de en 5de lid van art. 22 dezer wet zijn op den inspecteur van toepassing. Deze inspecteur heeft gelijke verpligting en bevoegdheid als die, welke bij artt. 26 en 27 van deze wet aan de ijkers opgelegd en toegekend is. Dit art. is aldus nader vastgesteld bij de wet van 31 December 1872, S. 161. — alinea 1. Deze voorschriften zijn gegeven' bij beschikking van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 15 November 1907, gewijzigd bij de beschikkingen van 30 April 1909, 2 Juni 1914 26 Februari 1915, 19 November 1917 en 15 October 1918, en onder de bijlagen opgenomen. Art. 25. De inspecteur, ijkers en ad- — 23 — Art. 27 jun'ct-ijkers worden bij het aanvaarden hunner bediening volgens een door Ons vast te stellen formulier beëedigd door de regtbank van het arrondissement, waarin hunne standplaats gelegen is. Dit art. is aldus nader vastgesteld bij de wet van 31 December 1872, S. 161. — Het formulier voor den eed is vastgesteld bij de besluiten van 27 December 1869, S. 209 en 5 Februari 1873, S. 28, onder de bijlagen opgenomen. Art. 26. De ambtenaren van Rijks- en gemeente-politie zijn belast met het opsporen van de overtredingen dezer wet en der verordeningen omtrent de maten, gewigten en meet- en weegwerktuigen. De ijkers en de adjunct-ijkers, de ambtenpren in dienst bij de administratie der in- en uitgaande regten en accijnsen, alsmede die der registratie zijn verpligu om van de overtreding dezer wet of der verordeningen omtrent de maten, gewigten en meet- en weegwerktuigen, welke zij in de uitoefening hunner bediening ontdekken, proces: verbaal op te maken. ,-. Art. 27. De plaatsen, bedoeld in het eerste lid van art. 11, zijn, zelfs ondanks den wil der bewoners en gebruikers, aan de visitatie der ambtenaren, vermeld in art. 26, eerste lid, en van de ijkers en adjunct-ijkers Onderworpen gedurende den tijd, dat zij voor het publiek geopend zijn. Gebouwen, niet voor het publiek toegankelijk, zijn alleen des daags aan deze visitatie onderworpen. Indien voor den toegang tot de plaatsen, bedoeld in het tweede lid. het bin- Art. a8 — 24 — ' nentreden van tot woning dienende gebouwen of gedeelten van gebouwen vereischt wordt, geschiedt dit binnentreden door voormelde ambtenaren op schriftelijken last der ijkers of adjunctijkers en in tegenwoordigheid van het hoofd, of van een door dezen aangewezen lid van het gemeentebestuur of wel van een commissaris van politie. Van dit binnentreden en van de redenen, die daartoe geleid hebben, wordt door hem, die krachtens bovenstaande bepaling daarbij tegenwoordig is geweest, binnen tweemaal vier en twintig uren proces-verbaal opgemaakt en aan dengeen, wiens woning is binnengetreden, in afschrift medegedeeld. De dag wordt met betrekking tot de bepaling in het tweede lid gerekend gedurende de maanden April tot en met September van zes uur des morgens tot negen uur des avonds, en gedurende de overige maanden des jaars van zeven uur des morgens tot zeven uur des avonds te loopen. Het tweede lid van dit art. is aldus nader vastgesteld bij de wet van 8 Juli 1874, S. 96. HOOFDSTUK IV. STRAFBEPALINGEN. Art. 28. Met eene geldboete van vijftig cents tot vijftig gulden of hechtenis van een dag tot zeven dagen, wordt; gestraft : 1°. het gebruiken, bézitten of voorhanden hebben van valsche maten, gewigten, meet- of weegwerktuigen op de plaatsen, vermeld in het eerste lid van art. 11, onverminderd de zwaardere straffen, toepasselijk wanneer bedriege- ' — 25 — / Art. 29 lijke benadeeling door middel van die voorwerpen heeft plaats gehad ; -2°, (Vervallen.) De aanhef van dit artikel is aldus gewijzigd bij art. 10, n°. 22, "der wet van 15 April 1886, S. 64 en voorts in overeenstemming gebracht met art. 11 dier wet. Een oorspronkelijk n°. 2 van het artikel is bij genoemde wet niet gehandhaafd, omdat in de strafbepaling is voorzien bij art. 184 van het Wetboek van Strafrecht. Art. 29. Met eene geldboete van vijftig cents tot - twintig gulden wordt gestraft : 1°. het gebruiken, bezitten of voorhanden hebben van andere dan wettelijke maten, gewigten, weegwerktuigen en gasmeters op de plaatsen, vermeld in het eerste lid van art. 11; 2°. het hebben van bijzondere merkteekenen op de maten met het doel om bij andere dan wettelijke maten te verkoopen ; 3°. het gebruiken, bezitten of voorhanden hebben op de plaatsen, vermeld in het eerste lid van art. 11,'van maten, gewigten, meet- of weégwerktuigen, voorzien van het afkeuringsmerk, vermeld in het tweede lid van art. 20, of niet voorzien van de vereischte stempelmerkèn. Het vermelde onder 1°. is aldus nader vastgesteld bij de wet van 8 Juli 1874, S. 96. De artt. 29 tot 35 zijn gehandhaafd bij art. .10, n°. 22, der wet van 15 April 1886, S. 64, met wijziging evenwel in art. 34 van de woorden: „constateren eener overtreding of van een zwaarder misdrijf" in : „constateren van een strafbaar feil." Overigens zijn deze artikelen/voor zooveel vereischt, in overeenstemming gebracht met de bepaling van art. 11 der genoemde wet. Art. 30 — 26 — Art. 30. Op de overtreding van art. 7 dezer wet door notarissen isj art, 37 der wet van 9 Julij 1842 (Slaatsblad vfi: 20) van toepassing. Geschiedt die overtreding door andere ambtenaren, dan worden deze gestraft met eene geldboete van ten hoogste tien gulden voor elke overtreding. Van deze overtredingen neemt, óp de vervolging van het openbaar ministerie, de burgerlijke regter kennis, overeenkomstig art. 854 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering. Secretarissen van openbare besturen en griffiers van regts- en andere collegien zijn alleen in de gevallen in dit artikel bedoeld boetpligtig, wanneer zij tot het opmaken van de in overtreding zijnde stukken hebben medegewerkt. In andere gevallen, waarin het verbod van art. 7 zonder medewerking van secretaris of griffier is overtreden door hoofden, voorzitters of leden van besturen of door regters, zijn deze zelve uitsluitend aansprakelijk. Evenzeer . zijn aansprakelijk voor de overtreding van art. 7 alle onderteekenaren, deskundigen, scheidsmannen, procureurs, deurwaarders en alle andere ambtenaren in dat artikel bedoeld. Zie de aant. op art. 29. Art. 31. Met eene geldboete van vijftig cents tot tien gulden wordt gestraft: het gebruik van maten, gewigten, meet- of weegwerktuigen op de plaatsen, vermeld in het eerste lid van art. 11, in strijd met het voorschrift in art. 15, litt. b. De geldboete kan tot honderd gulden — 27 — Art. 34 gaan, wanneer gebruik gemaakt wordt van' een gasmeter, in strijd met het voorschrift in art. 15, litt. b. Zie de aant. op art. .29. . Art. 32. Met eene geldboete van vijftig cents tot vijf gulden wordt gestraft: het doen van aankondigingen in strijd met het voorschrift van art. 10. Zie de aant. op art. 29! Art. 33. Het voorhanden hebben of het gebruik van ieder voorwerp, alsmede iedere aankondiging in/haar geheel, waardoor de straffen in artt. 28—32toepasselijk worden, maakt eene overtreding uit. Er kunnen echter niet meer dan tien geldboeten voor gelijktijdig'gepleegde overtredingen worden uitgesproken. Zie de aant. op art. 29. Art. 34. Valsche en andere dan wettelijke maten, gewigten en meet- en weegwerktuigen worden bij het ontdekken of constateren van een strafbaar feit, waartoe zij mogten gediend hebben, in beslag genomen, en in geval van veroordeeling verbeurd verklaard en vernietigd ; zelfs bij een vonnis van' vrijspraak of ontslag van regtsvervolging kan de verbeurdverklaring en vernietiging bevolen worden. Maten, gewigten en meet- en weegwerktuigen, van het afkeuringsmerk, vermeld in het tweede lid van art. 20, of niet van de vereischtestempelmerken voorzien, worden in beslag genomen en in geval van veroordeeling verbeurd verklaard. • Alinea 1. Zie de circulaire van den Minister van Justitie van 5 Juli 1872, 'onder de bijlagen opgenomen. — Zie ook de aant. op art. 29. Art. 35 — 28 — Art. 35. Wanneer voorwerpen, bedoeld, in art. 6, eenen valsehen inhoud aanwijzen, worden zij met valsche maten gelijk gesteld. Zie de aant. op art. 29. Art. 36. (Vervallen.) Dit artikel is, als bevattende toepassing van verzachtende omstandigheden, met de invoering van het Wetboek van Strafrecht vervallen. HOOFDSTUK V. OVERGANGSBEPALINGEN. Art. 37. Nieuwe weegwerktuigen en; weegwerktuigen, vallende in de termen van art. 156 en c, van deze wet, zijn, te rekenen van 1 Januarij 1874, aan den ijk onderworpen. De weegwerktuigen, op 31 Deeember 1872 in gebruik, zijn tot 1 Juli 1882 vrijgesteld van den ijk. tf«||| Dit artikel, gewijzigd bij de wet van 19 Juni 1871, S. 62, is aldus nader vastgesteld bij de wet van 31 December 1872, S. 160. Het artikel werd daarna gewijzigd bij de wetten van 28 December 1879, S. 249, 30 December 1880, S. 254 en 30 December 1881, S. 253. Zie voorts de tweede aanteekening op art. 15. Art. 38. Nieuwe gasmeters en gasmeters, vallende in de termen van art. ' 156 en c van deze wet, zijn, te rekenen van 1 Januarij 1876, aan den ijk onder-1^ worpen. De gasmeters, in gebruik gedurende . het tijdperk van de afkondiging dezer wet tot 1 Januarij 1876, zijn tot 1 Juli 1882 vrijgesteld van den ijk, mits vóór 1 Januarij 1876 voorzien van een door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken vast te stellen bijzonder merk, — 29 — Art. 42 ter aanduiding dat deze overgangsbepaling daarop van toepassing is. Dit artikel, nader vastgesteld bij de wet van 19 Juni 1871, S. 62, is; daarna aldus vastgesteld bij de wet van 8 Juli 1874, S. 96. Het artikel werd daarna gewijzigd bij de wetten van 28 December 1879, S. 249, 30 December 1880, S. 254 en 30 December 1881, S. 253. — alinea 2. Het bijzonder merk is door den Minister van Binnenlandsche Zaken vastgesteld bij beschikking van 8 September 1874. Het is de esculaapstaj, waarvan de stempels aan de ijkkantoren zijn verstrekt en de afslag vóór die kantoren ter bezichtiging wordt gesteld. Art. 39. (Vervallen bij de wet van 8 Juli 1874, S. 96.) Art. 40. Gedurende de vijf eerste jaren na het in werking treden dezer wet is het geoorloofd gebruik te maken van maten, hebbende eenen inhoud van één vierde hektoliter (kwart mudde), mits deze aan de vereischten, tot dusverre daaromtrent gesteld, voldoen. Art. 41. (Vervallen bij de wet van 8 Juli 1874, S. 96.) Art. 42. De invoering van het wettelijk gewigt voor geneesmiddelen, droogerijen en chemicaliën wordt binnen twee jaren na het in werking treden dezer wet door Ons geregeld. Met het tijdstip van die invoering wordt het tot dusverre gebruikte medicinaal gewigt'afgeschaft. Tevens wordt door Ons bepaald, welke gewigten elk apotheker of tot levering van geneesmiddelen bevoegd geneeskundige verpligt is voorhanden te hebben. Overtreding van dit voorschrift wordt gestraft voor elk gewigt dat voorhanden moet zijn, doch ontbreekt, met eene geldboete van ten hoogste drie gulden. De laatste bepaling van art. 33 is hierbij toepasselijk. Art. 43 — 30 - De tweede zinsnede van de tweede alinea is aldus aangevuld overeenkomstig de bepaling van art. 19, eerste en tweede alinea, der wet van 15 April 1886, S. 64. Eene oorspronkelijke derde alinea van dit artikel is met 31 December 1876 vervallen. Het bevatte eene st af bepaling voor apothekers enz. wegens het niet voorhanden'hebben van de in die alinea bedoelde herleidingstafel. — Zie met betrekking tot dit artikel, het bij besluit van 5 Maart 1871, S. 10, gewijzigd besluit van 18 November 1870, S. 178, onder de bijlagen opgenomen. Art. 43. De wet van 21. Augustus 1816 (Staatsblad n°. 34), de Koninklijke besluiten betreffende de maten en gewigten, met uitzondering van die van 30 November 1817 (Staatsblad n°. 31) en 21 October 1819 (Staatsblad n°. 52), de Koninklijke besluiten omtrent het vaatwerk, alsmede de artt. 479, n°. 5 en 6, 480, n°. 2 en 3, en 481, n°. 1, van het Wetboek van Strafregt zijn afgeschaft. Zie art. 1 van het in de tweede aant. op art. 42 genoemd besluit— Art. 44. Deze wet treedt in werking den 1 Januarij 1870 en wordt vóór 1 Januarij 1880 herzien. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te 's-Gravenhage, den 7den April 1869. WILLEM. De Minister van Binnenlandsche Zaken, Eook. (Uitgeg. 19 April 1869.) 31 B IJ L A G E N. Missive van den Minister van Binnenlandsche van systematische benamingen voor maten en gewigten. Uit art. 3 van het ontwerp van wet betreffende de maten, gewigten en weegwerktuigen zal TJ reeds gebleken zijn, dat de Regering de in vroegere ontwerpen voorgestelde terminologie der maten en gewigten in zoover gewijzigd heeft, dat het gebruik der tegenwoordige, naast dat der systematische namen, geoorloofd is. Deze maatregel draagt echter een tijdelijk karakter. Volgens art. 44 moet de wet binnen tien jaren worden herzien. Dat tijdvak is gesteld ' tot geleidelijke, doch uitsluitende invoering der terminologie, die van ons maten- en gewigtenstelsel een integrerend deel uitmaakt. >' ; Op p>. Regering rust hoofdzakelijk de taak uiii uc vuuruereiuing uou cue invoering te De- JDaartoe komt in de eerste plaats in aanmerking het bezigen van geene andere dan de systematische benamingen in alle van de Regering uitgaande stukken, waarin van maat of gewigt sprake is. ► Zal eehter deze maatregel doel treffen, dan behooren ook alle besturen, collegien en ambtenaren in hunne briefwisseling, zoowel met de Regering, als met de onder hen ressorterende ligchamen of personen, het gegeven voorbeeld te volgen.' Daartoe roep ik Uwe medewerking in. Van Uwe handelingen ten deze kan vooral afhangen of het metrieke stelsel langzamerhand eene waarheid in ons vaderland worden zal. Uwe dagelijksohe briefwisseling met de gemeentebesturen en Uwe verhouding tot een groot aantal ambtenaren in de provincie geven — 32 — den gereeden weg aan om het uitsluitend gebruik der internationale terminologie te verzekeren. Ik heb alzoo de eer U uit te noodigen eene algemèene aanschrijving aan de onder U ressorterende besturen, collegien en ambtenaren te rigten om, op het voetspoor der Regering, geene andere benamingen voor maten en ge-, wigten te bezigen' dan de systematische, zoowel in hunne correspondentie met Uwe vergadering als in die met aan hen ondergeschikte ligchamen en personen. De Minister van Binnenlandsche Zaken, Fock. Missive van'den Minister van Binnenlandsche Zaken van 8 Mei 1869, betreffende het gebruik der systematische benamingen voor maten en gewigten. Naar ik verneem, wordt de uitnoodiging, vervat in mijne circulaire van 8 April n°. 250, 12e afdeeling, Nijverheid, hier en daar zoo opgevat als of het in mijne bedoeling gelegen had een verbindend voorschrift tot het bezigen der systematische benamingen voor de maten en gewigten te geven. Hoe wenschelijk het ook zij, dat die namen meer en meer in zwang komen, kon zoodanig voorschrift nimmer de strekking mijner gemelde circulaire zijn ; zij bepaalde zich tot eene opwekking om de systematische namen te bezigen. Mogt het uitsluitend gebruik dier namen niet terstond overal met ingenomenheid begroet worden of welligt hiér of daar eenige zwarigheid opleveren, het bezigen der vroegere benamingen, die trouwens ook in de wet van den 7 April j.1. (Staatsblad n°. 57) opgenomen zijn, blijft geoorloofd ; deze zouden, zoo noodig in parehthesi, nevens de systematische namen kunnen gevoegd worden. Be laat het aan U over om mijne bovengemelde circulaire door den inhoud dezer aan te vullen en nader te verklaren. De Minister van Binnenlandsche Zaken, Fock. — 33 — Besluit van den Qden November 1869, S. 167, houdende vaststelling van de stempelmerken en het afkeuringsmerk voor de maten, ' gewigten en weegwerktuigen. (Zooals dit besluit is gewijzigd bij die van 15 October 1873, S. 137 en 30 October 1908, S. 332.) Wij WILLEM III, enz. Gelet op art. 20 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), betreffende de maten, gewigten en weegwerktuigen : Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van den 6 November 1869, ri°. 224, 12= afdeeling ; Hebben goedgevonden en verstaan het volgende te bepalen : Art. 1. De stempelmerken voor den ijk der maten en gewichten zijn twee in getal: 1°. het merk van het kantoor, waar de eerste stempeling heeft plaats gevonden; 2°. het merk van goedkeuring; (1) 2. Het merk van het kantoor, waar de eerste stempeling heeft plaats gevonden, bestaat uit een cijfer, door Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel voor elk ijkkantoor afzonderlijk te bepalen. (2) 3. Het merk van goedkeuring, zoowel bij" den ijk, als bij den herijk te bezigen, wordttelkens vóór den aanvang van een voor den herijk bepaalden tijd door Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel vastgesteld en met het cijfer, in het vorig artikel bedoeld, door middel van de Nederlandsclië Staatscourant ter algemeene kennis gebragt. (3) (1) Art. 1 is aldus gewijzigd bij besluiten van 15 October 1873, S. 137 en 30 October 1908, S. 332. (2) Art. 2 is aldus gewijzigd bij besluit van 30 October 1908, S. 332. —- Zie de sedert gewijzigde beschikking van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 15 November 1907, hierna onder de bijlagen opgenomen. (3) Art. 3 is aldus gewijzigd bij besluiten van 15 October 1873, S. 137 en 30 October 1908, S. 332. — Zie laatstelijk voor 1918 en 1919 de beschikking van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 13 October 1917 (Nederl. Staatse. n°. 240 ; Bijv.Staatsbl. n°. 388). S. & J. n°. 14, 10" dr. 3 — 34 — 4. Het afkeuringsmerk voor maten en gewichten, die bij den herijk niet aan de voorschriften voldoen, bestaat uit een gelijkzijdigen driehoek met arceringen loodregt op eene der zijden, zoodanig dat het stempelveld van dien driehoek valt binnen het stempelveld van het merk van goedkeuring, bedoeld in artikel 3. (1) Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst. (2) 's Gravenhage, den 9den November 1869. WILLEM. De Minister van Binnenl. Zaken, Eock. (üitgeg. 22 Nov. 1869.) Besluit van den ïlsten December 1869, S. 209, houdende vaststelling van het formulier van den ambtseed voor de ijkers en adjunctijkers der matjen, gewigten en weegwerktuigen.Wij WILLEM HL enz. " Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van den 24 December 1869, n°. 260, 12e afdeeling; Gezien art. 25 der wet van den 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57); Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen : De eed (belofte en verklaring), door de ijkers en adjunct-ijkers der maten, gewigten en weegwerktuigen bij de aanvaarding van hunne be trekking, ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, af te leggen, luidt als volgt: Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welken naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen mijner aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch geven zal. Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doèn of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, middellijk of onmiddellijk. (1) Art. 4 is aldus gewijzigd bij besluit van 30 October 1908, S. 332. (2) De slotbepaling is aldus gewijzigd bij besluit van 30 October 1908, S. 332. — 35 — ■ Ik zweer (beloof), dat ik al de pligtén, aan het ambt van ijker (adjunct-ijker) der maten, gewigten en weegwerktuigen verbonden, éérlijk en vlijtig zal vervullen. Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig ! (Dat verklaar en beloof ik !) . Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift wordt gezonden'aan Onzen Minister van Justitie en hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst. 's Gravenhage, den 27sten December 1869. WILLEM. De Minister van Binnenlandsche Zaken, Fock. (Uitgeg. 31 Dcc. 1869.) Circulaire van den Olsten Januari 1870, betreffende het gebruik der systematische namen voor de maten en gewigten in notarieele acten. Het hoofdbestuur van de broederschap, der notarissen in Nederland heeft zich tot mij gewend met verzoek om bij circulaire de notarissen in te lichten omtrent het. juist verstand van art. 3, in verband met art. 7, tweede lid, en art. 30, eerste lid der wet van 7 April 1869, betreffende de maten, gewigten en, weegwerktuigen (Staatsblad n°. 57), voor zooveel aangaat notariële acten. Met het oog op het verschil in de opvatting, dezer wetsbepalingen! dat mij gebleken is ook onder de notarissen te bestaan, acht ik de voldoening aan het verzoek der broederschap wenschelijk. Ik ben dus dienaangaande in overleg getreden met mijne ambtgenooten van Financiën en van Binnenlandsche Zaken, en heb thans de eer U W.Ed. Gestr. uit te noodigen door tusschenkomst van de officieren van justitie ter kennis van de notarissen in Uw ressort te brengen, dat, ofschoon het om verschillende redenen wenschelijk moge zijn uitsluitend de systematische namen voor de maten en gewigten te bezige*, de wet echter zoowel de systematische als de Nederlandsche namen voor zooverre deze laatste in art. 3 mede zijn uitgedrukt, erkent. 3* — 36 — Het is alzoo geoorloofd, ook in de notariële acten, te bezigen : - öf de systematische namen alleen ;' öf de systematische namen te gelijk met en nader verklaard door de in de tabel van art. 3 daarnevens genoemde Nederlandsche namen; of eindelijk deze laatste namen alleen.. De ambtenaren der registratie worden door mijnen ambtgenoot van Financiën in gelijken zin ingelicht. Het noodige aantal exemplaren dezer circulaire voor de heeren officieren van justitie en notarissen binnen Uw ressort gaat hiernevens: De Minister van Justitie, van Lil aar. Besluit van den lSden November 1870, S. 178, waarbij de wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), alsmede de Koninklijke besluiten — van 16 October 1869 (Staatsblad nos. 159 en 160) en 9 November 1869 (Staatsblad n°. 167) toepasselijk worden verklaard op het gewigt voor geneesmiddelen, droogerijen en chemicaliën. (Zooals ditbesluitisgewijzigd bij besluit van 5 Maart 1871, S. 10.) . Wij WILLEM III, enz. Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van 28 Oct. 1870, n°. 236, 12= afd. ; . Gelet op de artt. 42 en 43 der wet van den 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), betreffende de maten, gewigten en weegwerktuigen; Den Raad van State gehoord (advies van den 8 November 1870, n°. 13); Gezien het nader rapport van Onzen voor/ noemden Minister, d.d. 12 Nov. 1870, n°. 179, 12= afd. ; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen : Art. 1. Met ingang van 31 December 1871 worden de Koninklijke besluiten van 30 November 1817 (Staatsblad n°. 31) houdende toepassing der wet van 21 Augustus 1816 (Staatsblad n°. 34) op het medicinaal gewigt, en van 21 October 1819 (Staatsblad n°. 52), betreffende de inrigting van het medioinaal gewigt, inge- — 37 — trokken en buiten werking gesteld', en zijn de bepalingen der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57) en van de Koninklijke besluiten van 16 Oetober 1869 (Staatsblad n°. 159), 16 October 1869 (Staatsblad n°. 160) en 9 November 1869 (Staatsblad n°. 167) toepasselijk' op het gewigt voor geneesmiddelen, droogerijen en chemicaliën. (1) 2. Elke apotheker en tot levering van geneesmiddelen bevoegd geneeskundige is verpligt, te rekenen van het in art. 1 bepaalde tijdstip, ter plaatse waar geneesmiddelen bereid of verkocht worden Voorhanden te hebben de hieronder vermelde gewigten : 1 ■ - 1 gewigt van 1 kilogram; 1 „ ,, 5 hektogram; 1 „ 2 i„-; 2 gewigten ,, 1 1 gewigt ,, 5 dekagram ; • 1 ■ „ - , „ 2 ,),. 2 gewigten ,, 1' ; 1 gewigt „. •, 5 gram; 2 gewigten . ,, 2 ,, 1-gewigt „ 1 'l -„ 1. „ „ 500 milligram; 1 „ „ 200 &" » ■ 2 gewigten ,, 100 , „ \ 1 gewigt ,, 50 i ,, 1 „ - „ : 20 ,. . 2 gewigten 10 „ 1 gewigt „ 5 „ 2 gewigten ,, 2 ,'. .,, 1 eewist ..1 Onze Minister van Landbouw,. Nijverheid én Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden 'geplaatst. Het Loo, den 18den November 1870. ,WILLEM. De Minister van Binnenlandsche Zaken, Fock. ■ (üitgegJ 24 iVoi>. 1870.) (1) Dit artikel is aldus gewijzigd bij besluit van 5 Maart 1871, S. 10. De besluipen van 16 October 1869, S. 159 en 160, zijn intusschen .vervangen door de sedert gewijzigde besluiten van 6 November 1912, S. 341 en 342. — 38 — Besluit van den Wden Juli 1871, S. 76, houdende nadere regeling van het examen voor ijker of adjunct-ijker der maten en gewigten, en zulks met intrekking van het Koninklijk besluit van 16 October 1869 (Staatsblad n°. 161). (Zooals dit besluit is gewijzigd bij dat van 24 November 1875, S. 207.) Wij WILLEM III, enz. Op de vóordragt van Onzen Minister van Staat en van Binnenlandsche Zaken, van 17 April 1871, n°. 403, 12« afd. ; Gelet op art. 4 der wet van 19 Junij 1871 (Staatsblad n°. 62), tot wijziging van eenige artikelen der wet van 7 April 1869 (Staatsblad. n°. 57), betreffende de maten, gewigten en weegwerktuigen; Overwegende, dat, in verband met dat" artikel en ook uit anderen hoofde vervanging van Ons besluit van 16 October 1869 (Staatsblad n°. 161), houdende regeling van het examen voor ijker of adjunct-ijker der maten en gewigten, noodzakelijk is; - Den Raad van State gehoord .(advies van den 6 Junij 1871, n°. 7); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister, van 6 Julij 1871, n°. 206, 12= afd. ; Hebben goedgevonden en verstaan, met intrekking van Ons bovenvermeld besluit, het volgende te bepalen : Art. 1. Tot het afnemen van het examen, voorgeschreven bij art. 23 der wet van 7 April 1869, waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij Ons besluit van 29 November 1874 (Staatsblad n°. 143) wordt, telken male als dit noodig is, door Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel eene commissie /benoemd. . De voorzitter en de leden dier commissie genieten reis- en verblijfkosten volgens de tweede klasse van het tarief, vastgesteld bij Ons besluit van 15 December 1849 (Staatsblad n°. 62, (1) benevens vacatiegelden. (2) (1) Thans het sedert gewijzigde Reisbesluit 1916 (besluit van 2w October 1915, S. 451.) (2) Dit artikel is aldus nader vastgesteld bij besluit van 24 November 1875, S. 207. — 39 — 2. Het examen wordt gehouden ter plaatse en ten dage, door Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel te bepalen. Die beschikking wordt ten minste ieéne maand te voren in de Staatscourant opgenomen. 3. Zij, die het examen wenschen af te leggen, melden zich daartoe binnen veertien dagen, na de aankondiging in het voorgaand artikel vermeld, schriftelijk aan bij Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, met overlegging van hunne geboorteakte en opgaaf van woonplaats. 4. Het examen omvat : _j - a. de wis-, natuur- en scheikunde, de theoretische en toegepaste mechanica, voor zoover de'kennis dier wetenschappén. gevorderd wordt bij het eindexamen, in art. .57 of 59(1) der wet van 2 Mei 1863 (Staatsblad n°. 50) omschreven ; (1) 6. kennis van den oorsprong en de geschiedenis van het metriek stelsel van maten en gewigten; , c. eenige bekendheid met de stelsels van maten en gewigten in vreemde landen ; d. kennis van de theorie eri het gebruik van den comparateur tot vergelijking en verificatie van lengtematen, waaronder ook de meetinstrumenten voor de opmeting van inhoudsmaten ; e. kennis van de theorie, de zamehstelling en het gebruik der weeg werktuigen; /. bekendheid met de meetkundige inhoudsvinding van maten voor natte', én drooge waren, 'de inhoudsvinding door waterweging en watermeting en van de daartoe bestemde hulpmiddelen en daarbij noodige berekeningen ; g. kennis van hetgeen bij yerificatiën met standaards-naauwkeurigheid moet in acht ge nomen worden en met de berekeningen en herleidingen, welke daarbij vóórkomen; h. kennis van de inrigting van gasmeters en de wijze van verificatie ; i. kennis van de eigenschappen, de bewerking en het onderzoek der stoffen, die gebruikt worden tot de vervaardiging der maten, gewigten en weegwerktuigen, voor zboveel noodig ter beoordeeling van hunne deugdelijkheid;. (1) Art. 59 der bedoelde wet is vervallen bij de wet van 22 Mei 1905, S. 141. — 40 — k. eenige geoefendheid in de behandeling van de gereedschappen, die bij den ijk te pas komen ; l. kennis van de wet betreffende de maten, gewigten en weegwerktuigen en van verordeningen tot uitvoering daarvan ; m. eenige bekendheid met de praktische en theoretische roei- en peilkunde. 5. Het examen wordt 'zoowel schriftelijk als mondeling afgenomen. Aan iederén candidaat wordt gedurende minstens één uur gelegenheid ■ gegeven, bewijzen zijner praktische bekwaamheid te leveren. 6. Het examen wórdt in het openbaar afgenomen ; de beraadslaging der commissie heeft plaats met gesloten deuren. Haar besluit wordt genomen met meerderheid van stemmen. Oordeelt de commissie dat meer dan één geexamineerde aan het examen heeft voldaan, dan beslist zij omtrent hunne rangschikking, naarmate van ieders meerdere of mindere bekwaamheid. 7. Na afloop van het examen wordt, zoo spoedig mogelijk, door de commissie aan Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel schriftelijk verslag uitgebragt. Dit verslag behelst de namen van hen, die het examen hebben afgelegd en van hen, die daaraan hebben voldaan, alsmede, in het geval van het laatste lid van art. 6, de rangschikking. De commissie voegt daarbij zoodanige opmerkingen, als zij tot juiste beoordeeling van debekwaamheid en geschiktheid van de geëxamineerden nuttig acht. Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk gelijktijdig in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst. Het Loo, den 11 den Julij 1871. WILLEM. De Minister van Staal en van Binnenl. Zaken, Thorbeckb. (Uitgeg. 19 Julij 1871.)' — 41 — Circulaire van den oden Juli 1872, van den Minister van Justitie, houdende toelichting ter uitvoering van hét le lid van art. 34 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), ten aanzien; yan verbeurd verklaarde en vernietigde maten, gewigten en meet- of weegwerktuigen. Het eerste lid van art. 34 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57) bepaalt, dat valsche en andere dan wettelijke maten, gewigten en meet of weegwerktuigen bij het ontdekken en constateren eener overtreding of van een zwaarder '-misdrijf, waartoe zij gediend hebben, in beslag genomen en ingeval van, veroordeeling verbeurd verklaard en vernietigd worden ; en dat zelfs bij een vonnis van vrijspraak of ontslag van . regtsvervolging de verbeurdverklaring of vernietiging bevolen kan worden. Het komt mij voor, dat in deze wetsbepaling het Woord vernietigen in geen anderen zin kan worden opgevat dan in,* dien van onbruikbaarmaking der maten, gewigten, meet- en weegwerktuigen als zoodanig. Eene totale vernietiging, ook van het metaal, het hout of andere materie, waaruit die voprwerpen zijn zamengesteld, kan niet zijn, bedoeld, en ware zelfs in de meeste gevallen''onmogelijk. Aan de bedoeling der wet wordt dus voldaan, wanneer de verbeurdverklaarde maten, gewigten, meeten wèegwerktuigen ter uitvoering van het regterlijk bevel, waarbij de vernietiging is bevolen, in zoodanigen toestand worden .gebragt, dat zij in het Vervolg niet meer tót het wegen of meten van waren kunnen dienen. Ten aanzien van de alzo'o onbruikbaar gemaakte voorwerpen "geldt dan verder de slotbepaling van art. 1 van het Koninklijk besluit van 30 September 1862 {Staatsblad n° 176), namelijk dat in de overgifte bij het eerste lid van dit artikel vermeld, alléén .'begrepen is hetgeen na de onbruikbaartnaking verkoopwaarde behoudt. Met die onbruikbdarnmking of vernietiging, in den zin der aangehaalde wet, als deel uitmakende van de uitvoering van het vonnis, waarbij de verbeurdverklaring is uitgesproken, zijn de ambtenaren van het Openbaar Ministerie belast. Daarvoor intussehen wordt door hen niet altijd zorg gedragen, gelijk mij gebleken is uit de mededeeling van mijnen ambtgenoot — 42 — van Financiën, dat in den laatsten tijd op de lijsten der door de griffiers, ter voldoeningaan het Koninklijk besluit van 30 September 1S62 (Staatsblad n°. 176), aan de ontvangers der . registratie overgegeven voorwerpen verbeurdverklaarde, valsche en andere dan wettelijke maten en gewigten voorkwamen. Ook vestigde mijn ambtgenoot er mijne aandacht op, dat op de bedoelde lijsten meermalen voorkomen maten en gewichten, welke als „ongeijkt", „onherijkt" of „afgekeurd" zijn verbeurd verklaard. Het behoeft geen betoog, dat het in strijd zoude zijn met de wet van 7 April 1869.(Stoatóblad n°. 57), de maten en gewigten in dien staat van wege het Rijk in het openbaar te verkoopen. Tot dat einde moeten zij vooraf in verhandelbaren toestand worden gebragt, door ze van de noodige ijk- of stempelmerken te doen voorzien. De zorg daarvoor is niet opgedragen aan de ontvangers der registratie, die bij het besluit van 30 September 1862 (Staatsblad n°. 176) alléén zijn belast met den verkoop der hun door de griffiers afgegeven voorwerpen. Het noodige te verrigten, ten einde dezen in zoodanigen staat te brengen, dat zij zonder overtreding van de wettelijke bepalingen omtrent den ijk en herijk, in het openbaar verkocht kunnen worden, en daardoor aan de door den regter uitgesproken verbeurdverklaring ten behoeve van 's Rijks schatkist eene volledige uitvoering worde verzekerd, schijnt dan ook meer eigenaardig te behooren tot den werkkring van het Openbaar Ministerie. Op grond van dit een en ander heb ik de eer U WelEd.Gestr. uit te noodigen ter kennis van de ambtenaren van het Openbaar Ministerie en van de griffiers bij de arrondissements-, regtbanken en de kantongeregten binnen Uw ressort te brengen : l». dat van de valsche en andere dan wettelijke maten, gewigten en meet- en weegwerktuigen, welker vernietiging is bevolen bij regterlijk vonnis, aan de ontvangers der registratie alléén moet worden overgegeven hetgeen, na de onbruikbaarmaking verkoopwaarde behoudt ; 2° dat maten, gewigten, meet- en weegwerktuigen, die, zonder bevel tot vernietiging of — 43 — onbruikbaarmaking, door den regter zijn verbeurd verklaard, niet aan de ontvangers van de registratie behoeven te worden overgegeven, vóórdat ten aanzien van dié voorwerpen is voldaan aan de wettelijke voorschriften omtrent den ijk en den herijk ; 3°. dat gelijke regel moet worden in acht genomen ten aanzien van maten, gewigten, meeten weegwerktuigen, die aan de regthebbenden moeten worden teruggegeven, alvorens deze, bij gebreke van opvordering en bij onbekendheid met den regthebbende, na verloop van den in art. 1, 2°, van het Koninklijk besluit van den 30 September 1862 (Staatsblad n°. 176) gestelden termijn van drie jaren, aan de ontvangers der registratie worden overgegeven. U WelEd.Gestr. gelieve den ambtenaren van het Openbaar Ministerie binnen Uw ressort de handhaving dezer voorschriften aan te bevelen, bij voorkomende gelegenheden in gelijken zin te handelen en ook den griffier bij Uw geregtshof in dien zin in te lichten." Het noodige aantal exemplaren dezer circulaire voor de ambtenaren van het Openbaar Ministerie en voor de griffiers bij de arrondissements-regtbanken en de kantongeregten binnen Uw ressort, alsmede voor den griffier bij Uw. geregtshof, gaat hiernevens. De Minister van Justitie, J. A.'Jolles. Besluit van den Men Februari 1873, S. 28, tot vaststelling van het f ormulier van den eed, door den inspecteur van het ijkwezen bij de aanvaarding van zijne betrekking af te leggen. Wij WILLEM III, enz. Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van 4* Februarij 1873 litt. D, 12= afdeeling; Gezien art. 25 der wet van den 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), zoo als het is gewijzigd bij art. 2 der wet van 31 December 1872 (Staatsblad n°. 161); Hebben goedgevonden en verstaan het formulier van den eed, door den inspecteur van het ijkwezen bij de aanvaarding van zijne betrekking af te leggen, vast te stenen als volgt: — 44 — Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welken naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van mijne aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch geven zal; Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, middellijk of onmiddellijk ; Ik zweer (beloof), trouw aan den Koning en aan de wetten des Rijks, en dat ik de pligten, aan het ambt van inspecteur van het ijkwezen verbonden, naauwgezet, eerlijk en vlijtig zal vervullen. Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig ! (Dat verklaar en beloof ik.) Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit. besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onzen Minister van Justitie, en hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst, 's Gravenhage, den 5den Eebruarij 1873. WILLEM. De Minister van Binnenlandsche Zaken, Geertsema. (Uitgeg. 11 Febr. 1873.) Besluit van den Sden October 1887, S. 168, tot aanwijzing van de Nederlandsche standaarden der maten en gewichten en tot regeling van hunne bewaring. Wij WILLEM III, enz. Gelet op de artikelen 1 en 2 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij Ons besluit van 29 November 1874 (Staatsblad n». 143) ; Gezien Ons besluit van 15 Mei 1876, ri°- 26, houdende benoeming eener Commissie tot het in ontvangst nemen en naar Nederland overbrengen van nieuwe standaarden van de maten en gewichten ; Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, van 20 Juli 1887, n°. 61, afdeeling Handel en Nijverheid, daarbij overleggende het verslag door voormelde commissie nopens hare werkzaamheden uitgebracht; — 46 — Den Raad van State gehoord (advies van den 23 Augustus 1887, n". 32); ' Gelet op het nader rapport van Onzen Minister van Waterstaat, Hajidel en Nijverheid, van 29 September 1887, n°: 31, afdeeling Handel en Nijverheid ; Hebben goedgevonden en" verstaan, met intrekking van Ons. besluit van 16 November 1871, n°. 20, omtrent de aanwijzing en de be? waring der Nederlandsche standaarden van de maten en gewichten, het volgende te bepalen : Art. 1. De standaard van den Meter of de ET, is de platina-iridiummeter n°. 19, welke door .de Iransche afdeeling vain de internationale meter-commissie te Parij» is vervaardigd en aldaar door de Nederlandsche Commissie, benoemd bij Ons besluit van 15 Mei 1876, n°. 26, met den Mètre der Staatsarchieven van Frankrijk is vergeleken. De lengte van den Nederlandschen standaard van den Meter is' de afstand der beide middelste eindstrepen, gemeten uit haar midden bij eene temperatuur van zeven tiende deelen van een graad der honderddeelige schaal beneden het vriespunt. Dezelfde afstand, gemeten - bij eene temperatuur van vijftien» graden der honderddeelige schaal boven het vriespunt is 134 millioenste deelen van zijn bedrag langer dan de lengte van den Nederlandschen standaard. 2. De standaard van het- kilogram is hét platina Kilogramme, vermeld in artikel 1 van het Koninklijk besluit van,. 12 April 1839 (Staatsblad n°. 13). Het gewicht van den Nederlandschen standaard van het kilogram is dat van het gemelde kilogramme gewogen in het luchtledige. 3. De standaarden van den meter en het kilogram worden bewaard in eene daartoe bestemde brandkast in het Natuurkundig Kabinet van de Polytechnische school (1) te Delft. Zij worden gesteld onder, het toezicht van eene commissie van drie leden, door Ons, op voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, te benoemen. 4. De verzegeling, ontzègèling en wederverzegeling der standaarden, overeenkomstig arti- (1) Thans: „Technische HoogeschooV'. — 46 — kei 2 der wet van 7 April 1869 (StaataWÜ n°. 57), geschieden ten overstaan van een' of meer leden der in art. 3 genoemde commissie, door een hoofdambtenaar van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel- Van deze handelingen worden door de aanwezigen twee gelijkluidende processen-verbaal opgemaakt, waarvan er één bij de standaarden nedergelegd, het andere aan voormeld Departement gezonden wordt. 5. Voor den dienst van den ijk worden van de in art. 1 en 2 van dit besluit genoemde standaarden der maten en gewichten köpiën van den tweeden rang vervaardigd, in zoodanig aantal en op zoodanige wijze als door Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel zal worden bepaald. 6. De platina Mètre, vermeld in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 12 April 1839 (Staatsblad n°. 13), wordt voor den ijk buiten gebruik gesteld en blijft voor wetenschappelijke doeleinden bewaard. Onze Minister van Landbouw, Nnverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in afschrift 'aan den Raad van State medegedeeld en in' het Staatsblad geplaatst zal worden. Het Loo, den 3den October 1887. WILLEM. De Min. van Waterstaat, Handel en Nijverheid, Bastert. (Uitgeg. 7 Oct. 1887.) Beschikking van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van den \5den November 1907, n°. 4166, afd. Nijverheid, houdende de Instructie voor den dienst van het personeel van het IJkwezen. (Zooals deze beschikking gewijzigd is bij de beschikkingen van 30 April 1909, 2 Juni 1914, 26 Februari 1916, 19 November 1917 en 15 October 1918.) HOOFDSTUK I. Algemeene bepalingen. Ambtenaren en bedienden. Art. 1. Onder ambtenaren verstaat deze 'instructie de ijkers, chefs van dienst, en de — 47 — ijkers en adjunct-ijkers der maten en gewichten ; onder bedienden worden ook de hulpbedienden verstaan, tenzij het tegendeel is bepaald. Gehoorzaamheid aan meerderen. 2. 1. Alle ambtenaren en bedienden gehoorzamen aan hen, onder wier bevelen zij zijn geplaatst. Zij geven aan hunne meerderen in rang zoowel schriftelijk als mondeling de door dezen gevraagde inlichtingen betreffende de uitoefening van den dienst. 2. Wanneer ambtenaren en bedienden van gelijken rang voor denzelfden - dienst werkzaam zijn, voert de oudste in dienst het bevel, tenzij hieromtrent door den Minister anders is beschikt. De ouderdom in dienst wórdt, indien de ambtenaren en bedienden met ingang van denzelfden datum zijn benoemd of bevorderd, gerekend naar de daarbij vastgestelde volgorde. Kennis van den dienst. 3. Ieder ambtenaar tracht in -zijn werkkring volkomen bekend , te worden "met alles, wat hem voor de goede uitoefening van zijn dienst nuttig kan zijn. Voor de ijkers, chefs van dienst, behoort daartoe in het bijzonder de kelims van het. gebruik en de vervaardiging der maten, ge-, wichten en gasmeters in hunnen ijkkring. Hulp van particulieren.' 4. De ambtenaren en bedienden mogen zich bij hunne dienstverrichtingen niet doen bijstaan door personen, die hun bedrijf maken van het vervaardigen of herstellen van maten, gewichten, weegwerktuigen of gasmeters of handel in die voorwerpen drijven. Behandeling van publiek. 5. De ambtenaren en bedienden moeten het publiek beleefd behandelen en het de noodige inlichtingen verschaffen/ Mededeelingen in nieuwsbladen. 6. Indien uit nieuwsbladen mededeelingen van eenig belang omtrent de uitpefening van _ 48 — den ijkdienst of de toepassing van het metrieke stelsel in Nederland ter kennis komen van den ijker, chef van dienst, dan zendt deze dadelijk een uitknipsel uit zoodanig nieuwsblad, zöo noodig vergezeld van eene toelichting, aan den Inspecteur van het ijkwezen, die daarvan mededeeling doet aan den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel. Processen-verbaal. 7. De ambtenaren zenden de door hen krachtens art. 26, tweede lid, der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57) opgemaakte processen-verbaal aan den bevoegden amb-_ tenaar van het openbaar ministerie. Gelijktijdig doen zij, eventueel door tusschenkomst van den ijker, chef van dienst, een uittreksel uit het proces-verbaal toekomen aan den Inspecteur, die het aan den Minister doorzendt. Op gelijke wijze wordt het gevolg, dat het proces-verbaal heeft gehad, ter kennis van den Minister gebracht. Standplaats, kring en merk der ijkkantoren. 8. De standplaatsen der ijkkantoren, de gemeenten behoorende tot den kring van elk ijkkantoor en het merk, dat aan elk kantoor, bij eerste stempeling gebezigd wordt, zijn in het volgende overzicht aangewezen. Standplaats 's Hertogenbosch. Merk 1. . Alle gemeenten der provincie Noordbrabant. Standplaats Arnhem. Merk 3. Alle gemeenten der provincie Gelderland. Standplaats 's Gravenhage. Merk 5. 's Gravenhage ; Wassenaar ; Delft; Vrijenban ; Pijnacker ; Schipluiden ; Hof van Delft; Voorburg ; Rijswijk ; Veur ; Stompwijk ; Zegwaard ; Zoetermeer ; Nootdorp ; Naaldwijk ; Loosduinen ; Monster ; de Lier ; het gedeelte Hoek van Holland van de gemeente Rotterdam ; 's Gravénzande ; Wateringen ; Kethel; Vlaardingen ; Vlaardingerambacht; Maasland; Maassluis ; Rozenburg ; Bergschenhoek ; Bleiswijk ; Moerkapellé ; Berkel; Schiebroek. — 49 — Standplaats Rotterdam. Merk 6. Rotterdam, met uitzondering van Het ge, deelte Hoek van Holland; Hillegersberg; Schiedam ; Overschie ; Nieuwerkerk aan den IJssel; Capelle aan den'Ussel; Zevenhuizen ; Gouda ; Waddinxveen ; Moordrecht; Reeuwijk; Gouderak ; Ammerstol; Bergambacht; Lekker kerk ; Krimpen aan de Lek ; Krimpen aan den IJssel; Berkenwoude ; Stolwijk; Haastrecht; Oudewater ; Vlist; Ouderkerk aan den IJssel; Brïelle ; Oostvoorne ; Hellevoetsluis ; Nieuw-Helvoet; Nieuwenhoorn ; Oudenhoorn ; Zuidland ; Abbenbroek ; Zwartewaal; Vierpolders ; Rockanje ; Heenvliet; Geervliet; Spijkenisse ; Hekelingen. Standplaats Leiden. Merk 7. Leiden ; Leiderdorp ; Zoeterwoüde ; Voorschoten ; Noordwijk ; Lisse ; Hillegom ; Noordwijkerhout; Oegstgeëst; Sassenheim^ Voorhout : Warmond; Katwijk; Valkenburg; ■Rijnsburg ; Woubrugge ; Koudekerke ; > Alkemade ; Rijnsaterswoude ; Ter Aar ; Nieuwveen ; Zevenhoven; Leimuiden; Alphen aan den Rijn(I); Zwammerdam; Boskoop ; Benthuizen ; Hazerswoude;. Woerden; Nieuwkoop ; Waardei-; Rietveld ; Barwoutswaarder ; Bodegraven ; Hekendorp ; ■ Papekop ; Lange Ruige Weide ; Haarlem ; Haarlemmermeer ; HaarJemmerliede en Spaarnwoude; Spaarridam ; Schoten ; Bloemendaal; Zandvoort ; Bennebroek ; Heemstede ; Velsen. Standplaats Dordrecht. Merk 8. Dordrecht ; Dubbeldam ; Heerjansdam; Hendrik-Ido-Ambacht; Zwijndrecht ; Strijen ; Puttershoek ; Westmaas ; Mijnsheerenland ; 's Gravendeel; Maasdam ; Oud-Beijerland ; Zuid-Beijerland; Nieuw-Beijerland; Heinenoord ; Klaaswaal; Numansdorp ; Goudswaard ; Piershil; Ridderkerk ; IJsselmonde ;. Barendrecht; Pernis; Poortugaal; Hoogvliet; RhoonGorinchem ; Arkel; Kedichem :; Hoogblokland ; Nieuwland ; Meerkerk ; Leerbroek ; -Ameide ;. Tienhoven ; Hoornaar ; ;Schelluineh ; Giessen; Nieuwkerk ; Hardinxveld ; Sliedrecht; Papen- (1) Aldus na de wet van 9 November 1917, S. 628. S. & J. n". 14, 10? dr. 4 — 50 — . drecht; Alblasserdam ; Oud-Alblas ; NieuwLekkerland ; Bleskensgraaf ; Streefkerk ; Brand ƒ wijk ; Molenaarsgraaf ; Wijngaarden ; Giessendam; Peursum; Goudriaan; Noordeloos,; Ottoland ; Groot-Ammers ; Schoonhoven ; Nieuwpoort ;• Langerak ; Vianen ; Hagestein ; Lexmond; Everdingen ; Hei- en Boeikop; Leerdam ; Schoonrewoerd ; Asperen ; Heukelum ; Sommelsdijk ; Middelharnis ; Stad aan 't Haringvliet; den Bommel; Ooltgensplaat; Oude-Tonge ; Nieuwe-Tonge ; . Herkingen ; Dirksland ; Melissant; Goedereede ; Ouddorp ; Stellendam. Standplaats Amsterdam. Merk 9. Amsterdam ; Sloten ; Nieuwer-Amstel; Ouder-Amstel ; Aalsmeer; Uithoorn; Weesp; Weesperkarspel; Muiden ; Diemen ; Watergraafsmeer ; alle gemeenten der, provincie Noordhólland ten noorden van het Noordzeekanaal, met uitzondering van Vlieland en Terschelling. Standplaats Middelburg. Merk 12,' Alle gemeenten der provincie Zeeland. Standplaats Utrecht. Merk 14. Alle gemeenten der provincie Utrecht, alsmede de gemeenten der provincie Noordholland : Ankeveen ; Nederhorst den Berg ; Hilversum ; Naarden ; Bussum ; Huizen ; Blaricum ; Laren ; 's Graveland ; Kortenhoef. Standplaats Leeuwarden. Merk 15. Alle gemeenten der provincie Friesland, benevens Vlieland en Terschelling. Standplaats Zwolle. Merk 16. Alle gemeenten der provinciën Overijssel en Drente. Standplaats Groningen. Merk 17. Alle gemeenten der provincie Groningen. Standplaats Maastricht. Merk 19. Alle gemeenten der provincie Limburg. (1) (1) Art. 8 is aldus gewijzigd bij beschikkingen van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 30 April 1909, 2 Juni 1914 en Ï9 November 1917. - — 51 — Standplaats der ambtenaren. De ambtenaren en bedienden zijn werkzaam in den kring van het hun door den Minister aangewezen ijkkantoor, behoudens het bepaalde in art. 28, eerste lid. _ 2. De ambtenaren en bedienden mogen zonder toestemming van den Minister hunne woonplaats niet vestigen buiten de'standplaats van het ijkkantoor, waaraan zij werkzaam zijn feèsteld. Openstelling der kantoren..' 10. 1. De ijkkantoren zijn op ten'_ minste Itwee dagen per week, telkens gedurende ten minste vier uren, voor het publiek geopend. I 2. Deze kantoortijd wordt tijdens den herijk in de standplaats tot ten minste zes -uren per dag uitgebreid. 3. Het bepaalde in het eerste lid is pp de ijkkantoren, waar slechts één ambtenaar is "geplaatst, niet van toepassing gedurende het ■ tijdvak van den herijk buiten de standplaats jen gedurende de afwezigheid met verlof van tdien ambtenaar. Tijdens den herijk buiten t de standplaats moeten die kantoren" ten minste l éénmaal in de drie weken, twee dagen achtereen, eiken dag gedurende ten minste zes uren, voor het publiek geopend zijn. I 4. Omtrent de nadere regeling der openstelHing van het kantoor voor het publiek dient l de ijker, chef van dienst, tijdig een voorstel in aan den Inspecteur. 5. Indien wijziging wordt gebracht in de ! dagen of uren, waarop het ijkkantoor voor het publiek geopend zal zijn, doet de:ijker, chef \ van dienst, daarvan mededeeling aan den Bur| gemeester en Wethouders in de standplaats, I met verzoek dit ter algemeene kennis te brengen. _ 6. Eene lijst van de dagen en uren, waarop 1 het ijkkantoor geopend is, wordt geplaatst i voor een der ruiten van het kantoor, zooveel f mogelijk nabij den ingang. (1) (1) Lid 3 van art. 10 is aldus gewijzigd bij beschikking van den Minister van Landbouw, s. Nijverheid en Handel van 2 Juni .1914. 4* ntjimrlmtnatx der ambtenaren.. — 52 — Uk en herijk der maten, gewichten e-n . gasmeters. 11. 1. De ijk der maten en gewichten, zoowel als de herijk der milligramgewichten, geschiedt uitsluitend aan de ijkkantoren. 2. Aan de gebruikers van miPigramgewichten moet eene ruime gelegenheid tot onderzoek worden aangeboden. 3. De ijk, zoowel als de herijk, van gasmeters met een meetvermogen van ten hoogste 14000 dM' . per uur geschiedt aan de kantoren, die daarvoor door den Minister zijn opengesteld. Die verrichtingen geschieden voor gasmeters met een grooter meetvermogen, hetzij aan die kantoren, hetzij ter plaatse waar zij zijn opgesteld. 4. De ijk mag niet worden geweigerd op grond dat de aangeboden voorwerpen buiten den kring van het ijkkantoor of in het buitenland zijn vervaardigd. 5. De herijk van maten en gewichten geschiedt in de ijkkantoren en in de door de Burgemeesters der betrokken gemeenten beschikbaar gestelde lokalen. 6. Mocht het lokaal, door den Burgemeester! aangewezen, naar de meening van den ambtenaar niet geschikt zijn, dan wendt de ijker, ohef van dienst, zich tot Gedeputeerde Staten, die daaromtrent beslissen. 7. Een lokaal, dat tot het houden eener herijkzitting is aangewezen, wordt o. a. beschouwd als niet geschikt te zijn, wanneer tijdens de zitting of gedurende twee uren vóór het begin en twee uren na afloop daarvan in die localiteit sterke drank in het klein-zou worden verkocht, geschonken, toegediend of verstrekt.; 8. De ambtenaren moeten, alvorens de ten herijk aangeboden maten en gewichten worden teruggegeven, zich persoonlijk er van overtuigen, dat elk stuk naar behooren is gestempeld. 9. Bij de teruggave van ten herijk aangeboden maten en gewichten wordt, aan den aanbieder eene kennisgeving uitgereikt volgens een door den Minister vastgesteld model, waarop korte • inlichtingen aangaande den herijk voorkomen. (1) (1) Dit artikel is aldus gewijzigd bij be- — 53 — 12. De zittingen voor den herijk buiten het ijkkantoor worden voor zooveel betreft kantoren, waaraan meer dan één ambtenaar is verbonden, gehouden door de ambtenaren hiervoor telken jare door den Minister aangewezen, behoudens het behaalde in art. 28, eerste lid. Onderzoek van andefê voorwerpen. 13. 1. Op verzoek van de belanghebbenden worden door de ambtenaren de volgende voorwerpen, welke niet aan ijk onderworpen zijn, onderzocht : de spoormeters, de maatstokken of meetlatten tot het meten van den' diepgang der schepen en de werktuigen tot htet meten van vischnetmazen. (1) 2. Van de uitkomst van het onderzoek wordt eene verklaring afgegeven, waarvan een duplicaat in het archief van het ijkkantoor wordt bewaard. _' j, Tarief der justeerloonen, enz.-} 14. Het tarief der justeerloonen benevens eene afbeelding van de stempelmerkén en van het afkeuringsmerk moeten geplaatst zijn : - a. in of nabij elk lokaal, waar zitting voor den ijk of den herijk van maten en gewichten gehouden wordt, op eene voor het publiek onmiddellijk ih het oog vallende plaats, én b. in de standplaats voor een der ruiten van' het kantoor, zooveel mogelijk nabij den ingang. Verplichte tegenwoordigheid van ambtenaren aan het kantoor. 15. 1. Arbeid tot ijk of herijk behoorende geschiedt zonder uitzondering in tegenwoordigheid van een der ambtenaren. 2. Indien meer dan één ambtenaar aan een ijkkantoor is verbonden, zijn zij allen gedurende de kantooruren aldaar aanwezig, tenzij de dienst hunne tegenwoordigheid elders vordert. schikking van den Minister van Landbouw, 'Nijverheid en Handel van 2 Juni 1914. Het in het laatste lid bedoelde model is vastgesteld bij beschikking van dienzelfden minister van 13 November 1909. (1) Deze laatste worden sinds de inwerkingtreding van de visscherijwet niét meer gebruikt — 54 — Bijhouden der registers. 16. 1. De ambtenaren houden van eiken door hen verrichten ijk of herijk en van alle door hen ontvangen justeerloonen terstond aanteekening in de daarvoor bestemde registers-, met vermelding van den naam en de woonplaats van den aanbieder en den datum van aanbieding. (1) 2. Het register der justeerloonen moet op elke bladzijde zijn gewaarmerkt door den Inspecteur. 3. Telken dage nadat de ijk of de herijk is afgeloopen worden de inschrijvingen onderteekend door de ambtenaren, die den ijk of den herijk verricht en de justeerloonen in ontvangst genomen hebben. 4. Voor het geval geen gelden beschikbaar bevonden worden ter voldoening van de justeerloonen van gewichten, die bij Rijksinstellingen in gebruik zijn, wordt daarvoor door den ijker aan de betrokken autoriteit, eene declaratie ingediend. Aanmerkingen op elders geijkt» voorwerpen. 17. Wanneer bij den herijk aan voorwerpen, die in de vorige of in de loopende herijkperiode elders zijn geijkt, afwijkingen van de wettelijke voorschriften worden aangetroffen, zoo wordt daarvan door den dienstdoenden ambtenaar nauwkeurig aanteekening gehouden onder vermelding van den aard der afwijkingen, het aantal stukken, waarbij deze zijn aangetroffen, het merk van het kantoor, waar de ijk heeft plaats gehad en van het eerste merk van goedkeuring. Een afschrift van de bovenbedoelde aanteekeningen wordt door den ijker, chef van dienst, spoedig aan den Inspecteur ingezonden. Verlof van ambtenaren, enz. 18. ï. De ijkers, chefs van dienst, Jjehoeven voor iedere niet door den dienst gevorderde afwezigheid van ten hoogste drie weken het verlof van den Inspecteur, voor langere afwezigheid dat van den Minister. (1) Zie voorts de daartoe betrekkelijke aanschrijvingen van den Minister en den Inspecteur. — 55 — 2. De overige ambtenaren behoeven voor iedere afwezigheid van ten hoogste vier dagen het verlof van den ijker, -chef van dienst, voor eene van vijf dagen tot;drie weken dat van den Inspecteur en voor langere afwezigheid dat van den Minister. 3. Een verzoek om verlof .aan den Minister wordt door tusschenkomst van den Inspecteur ingediend. 4. Wanneer een ijker* chef van dienst, onvoorzien verhinderd is zijn dienst te verrichten, wordt daarvan zoo spoedig mogelijk kennis gegeven aan den Inspecteur. Overkomt zoodanige verhindering een ijker, adjunct-, ijker of bediende, dan wordt; daarvan zoospoedig mogelijk kennis gegeven aari den Ijker, chef van dienst. 5. Indien de verhindering het gevolg is van ongesteldheid, moet zoo mogelijk opgaaf van den aard der ongestoldheid-y worden verstrekt. A- 6. De ijkers, chefs van dienst,; 'geven van ieder, door hen verleend verlof, en van ieder ingekomen bericht van verhindering in de uitoefening van den dienst kennis aan den Inspecteur. 7. Ernstige ongevallen worden terstond telegrafisch overgebracht aan den Inspecteur en door dezen aan den Minister medegedeeld. 19. (Vervallen krachtens beschikking van 30 April 1909.) IJkstempels en verplaatsingskosten., 20. 1. Ten aanzien van de aanschaffing, het gebruik en de bewaring der ijkstempels gedragen de ambtenaren zich naar de daaromtrent bij ministerieele beschikking gegeven voorschriften. 2. Wat de vergoeding van verplaatsingskosten betreft, moet worden gelet op de dienaangaande bij Koninklijk besluit éh ministerieele aanschrijving gemaakte bepalingen. Reis- en verblijfkosten. 21. 1. De declaratiën van reis-.en verblijfkosten worden opgemaakt volgens een door den Minister vastgesteld formulier en voorzien van de verklaring dat de reizen, waarvoor wordt gedeclareerd, hebben plaats gehad — .56 - ten dienste van het ijkwezen en worden goedgekeurd. Deze verklaring wordt, nadat is nagegaan of de inhoud der declaratie het veroorlooft, afgelegd door den Inspecteur op de declaratiën van de ijkers, chefs van dienst, en door dezen op de declaratiën van de ijkers en adjunct-ijkers en van de bedienden. Op gelijke wijze wordt zoo, noodig het gebruik van bijzondere vervoermiddelen.of de afwijking Van de kortste route goedgekeurd. 2. Bij het doen van dienstreizen wordt, waar zulks mogelijk en in 's Rijks finantiëel belang is, van vacantiekaarten gebruikgemaakt. 3. Verder wordt voor deze declaratiën verwezen naar de daaromtrent bij Koninklijk besluit en ministerieele aanschrijving vastgestelde voorschriften. HOOFDSTUK II. Van den Inspecteur van het ijkwezen. Standplaats. 22. De Inspecteur van het ijkwezen heeft zijne standplaats te 's Gravenhage Werkkring. 23. De Inspecteur gedraagt zich in de uitoefening zijner bediening naar de bevelen van den Minister, aan wien hij ook uit eigen beweging voorstellen doet en advies geeft omtrent alles, wat den dienst van het ijkwezen betreft. 24. 1. De Inspecteur is belast met de algemeene leiding van den dienst van het ijkwezen.' 2. Hij houdt toezicht op de verrichtingen van de ambtenaren en de bedienden en. op de wijze, waarop dezen hunne verplichtingen nakomen ; hij is bevoegd hun zoowel schriftelijk als mondeling inlichtingen en opgaven te vragen omtrent alles, wat den dienst van het ijkwezen betreft. 3. Hij controleert de aan de ijkkantoren gehouden registers van geijkte en herijkte maten, gewichten en gasmeters en houdt toezicht op de boeking van ontvangsten en uitgaven. 4. Hij waakt voor de eenvormige toepassing van de voorschriften betreffende het technische' I — 57 — gedeelte van den ijkdienst aan de verschillende kantoren. 5. Hij is bevoegd aan de ambtenaren en bedienden bij wijze van circulaire voorschriften te geven, strekkende om de goede naleving van de bij wetten, Koninklijke besluiten en ministeriëele beschikkingenj betreffende het ijkwezen gemaakte bepalingen, te verzekeren. Voor het uitvaardigen van andere voorschriften behoeft hij de machtiging4 van den Minister. Een exemplaar van iedere circulaire zendt hij aan den Minister. 6. Hij houdt toezicht op het materieel en is bevoegd voorwerpen, die op %en ijkkantoor gemist kunnen worden, naar een ander kantoor of naar zijn bureau te doen overbrengen. 7. Ingeval van twijfel omtrent de rechte beteekenis van eenige bepaling, voorkomende in eene wet, een Koninklijk lïësluit of een ministerieel- voorschrift vraagt hij het oordeel van den Minister. (1) 25. Voor zooveel dit door den Minister niet aan anderen wordt opgedragen, verifieert de Inspecteur de standaarden, weeg- eh meet'werktuigen der ijkkantoren. tilf' Inspectiën, dienstreizen en verlof. 26. 1. De Inspbcteur inspecteert ieder jaar een of meer ijkkringen. 2. Hij is bevoegd zich buiten zijne standplaats te begeven, wanneer hij dit voor den dienst van het ijkwezen noodig acht. 3. Voor elke afwezigheid buiten zijne standplaats, die niet met den dienst in betrekking staat en langer dan twee etmalen duurt, behoeft hij vooraf de machtiging van den Minister. 4. Hij draagt zorg, dat bij elke afwezigheid van drie etmalen of langer de plaats van zijn verblijf en, bij afwezigheid voor den dienst, ook het doel daarvan aan den Minister bekend is. Inzending verslagen en voorstellen. 27. 1. De Inspecteur zendt ieder jaar aan (1) Dit art. is aldus gewijzigd bij beschikking van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 26 Eebruari 1915. — 58 — den Minister de volgende voorstellen, verslagen enz. met de vereischte toelichting : a. in het begin van Januari een voorstel betreffende de tot en met 1 Juii van het loopende jaar te verleenen verhoogingen van jaarwedden en van rang ; 6. vóór 1 April een verslag, behelzende eene beoordeeling van het personeel en van het materieel van elk ijkkAntoor, dat in het vorige jaar door hem is geïnspecteerd, benevens een overzicht van den toestand van het ijkwezen in het algemeen, vergezeld van staten betreffende den ijk en den herijk van maten, gewichten en gasmeters, de justeerloonen en 'de gedane bureeluitgaven aan de ijkkantoren en voor zooveel noodig van voorstellen in het belang van den dienst; verder een opgaaf van de aan de ambtenaren en de bedienden in het vorige jaar verleende verloven en van hunne tijdelijke verplaatsingen en eindelijk een overzicht van den ijk en den herijk gedurende de vorige vijf jaren. c. vóór 15 Mei eene raming van de kosten van het ijkwezen voor het volgende jaar; d. vóór 15 Juni eene raming van de opbrengst der justeerloonen in het volgende jaar; e. in het begin van Juli een voorstel betreffende de na 1 Juli van het loopende jaar te verleenen verhoogingen van jaarwedde en van rang; ƒ. vóór 1 September eene mededeeling omtrent het aanschaffen van fabrikaten van buitenlandschen oorsprong ten behoeve van het ijkwezen gedurende het voorafgaande, tijdvak van 1 Juli tot en met 30 Juni; g. vóór 15 October van elk jaar, waarin eene herijkperiode eindigt, een voorstel Detreffende den volgenden herijktermijn en de maten en gewichten, die tijdens dien termijn aan den herijk moeten worden onderworpen; h. vóór 15 December een voorstel voor het aan ieder der ijkers, chefs van dienst, over het volgende dienstjaar te verleenen crediet voor bureeluitgaven; •'. vóór 15 December een voorstel betreffende de aanwijzing van de ambtenaren voor de herijkzittingen, bedoeld in art. 12. 2. Hij zendt voorts vóór den lOden van iedere maand aan den Minister eene opgave — 59 — ïfSKSe van de door de ijkers, chefs van dienst, in dè voorafgaande maand voor het Rijk gedane of bekend geworden ontvangsten en in het begin van elk kwartaal de van de ijkers, chefs van dienst, ontvangen quitantiën en borderellen wegens storting van justeerloonen. (1) 28. 1. De Inspecteur is bevoegd de ambtenaren en bedienden voor peri hoogste drie weken elders dan in den kring van liet hun door den Minister aangewezen ijkkantoor werkzaam te stellen en de ambtenaren gedurende eenzelfden tijd andere herijkzittingen te doen houden, dan hun door„ den Minister zijn opgedragen. 2. Hij verleent, voor zooveel''de dienst dit toelaat, den ambtenaren op hunne aanvraag elk jaar drie achtereenvolgende weken verlof, met ingang van een door hem in overleg met hen vast te stellen datum.' - /f HOOFDSTUK III. X Van de ijkers, chefs van dienst. Uitoefening van den dienst. 29. 1. De ijkers, chefs van diénst, waken voor de naleving der voorschriften betreffende de uitoefening van den dienst van het ijkwezen in den kring van hun kantoor. 2. Zij gehoorzamen aan de bevelen hun door den Inspecteur gegeven, behoudens' de bevoegdheid om hunne bedenkingen eh bezwaren aan de beslissing van den Minister te onderwerpen. 30. 1. De ijkers, chefs van dienst, regelen met inachtneming van de daaromtrent gegeven voorschriften, de werkzaamheden aan hun kantoor. 2. Zij zijn ook verantwoordelijk voor de uitoefening van den dienst door de met hen aan hetzelfde kantoor geplaatste ambtenaren en bedienden. 3. Ook aan kantoren^ waaraan meer dan één ambtenaar is verbonden, zijn zij verplicht voor zooveel noodig deel te nemen aan den arbeid voor ijk en herijk. (1) Dit artikel is aldus gewijzigd bij beschikking van .den Minister vriii Landbouw. Nijverheid en Handel van 2 Juni 1914. — 60 — Administratie en briefwisseling. 31.' 1'. De ijkers, chefs van dienst, zijn belast met de administratie van hun kantoor. 2. Zij voeren de briefwisseling en zorgen, dat de aan hun kantoor verbonden ambtenaren onderricht worden van de door hen ontvangen aanschrijvingen van den Minister en den Inspecteur,' ten zij deze voor hen persoonlijk zijn bestemd. 3. Ter zijde van de brieven, rapporten en andere stukken moeten worden vermeld de dagteekening, het nummer en zoo noodig de afdeeling van het stuk, dat beantwoord wordt, benevens een beknopte omschrijving van het behandelde onderwerp. 4. Voor de dienstcorrespondentie mag van briefkaarten geen gebruik worden gemaakt. / 5. De Minister kan bij afwezigheid of ontstentenis van den ijker, chef van dienst, een ambtenaar belasten met de waarneming der betrekking. Zoo dit niet is geschied, wordt bij afwezigheid van den ijker, chef van dienst, gedurende meer dan veertien dagen, of bij diens ontstentenis, de briefwisseling gevoerd door den ijker of adjunct-ijker, die het meeste aantal dienstjaren heeft. (1) Justeerloonen. 32. 1. De ijkers, chefs van dienst, beheeren de ontvangen justeerloonen. Het register der justeerloonen wordt op het einde van elk kwartaal door hen afgesloten en de quitantie van storting der in dat kwartaal gedane ontvangsten wordt vóór den 5den van de daaropvolgende maand met een borderel, opgemaakt volgens het door den Minister vastgesteld model, aan den Inspecteur gezonden. 2. Zij zenden voorts vóór den 5den van iedere maand aan den Inspecteur eene opgave van de in de voorafgaande maand voor het Rijk gedane of bekénd geworden ontvangsten. Bureeluitgaveh. 33. 1. De ijkers, chefs van dienst, zijn gemaohtigd tot het doen van uitgaven ter (1) Dit artikel is aldus gewijzigd bij beschikking van den Minister van Landbouw, Hijverheid en Handel van 2 Juni 1914. — 61 — bestrijding der gewone bureelkosten tot het bedrag, vermeld op een hun iéder jaar door den Minister uit te reiken verdeelingsstaat. Het voor ieder onderdeel op dien staat toegestane bedrag is als maximum van uitgaaf te beschouwen, waarvan door den Inspecteur, onder kennisgeving aan den . Minister, alen overschrijving kan worden toegestaan. Voor overschrijding van de in totaal op den staat. toegestane som, waartoe alleen bij de uiterste noodzakelijkheid wordt besloten, is de machtiging van den minister vereischt. 2: Buitengewone uitgaven, waaronder zijn te verstaan, uitgaven, waarop bij het opmaken van den in het eerste lief bedoelden staat niet werd gerekend, mogen niet worden gedaan dan na vooraf bekomen toestemming van den Inspecteur. 3. De in het vorige lid bedoelde?.verplichting tot het vooraf aanvragen van toestemming voor buitengewone uitgaven geldt echter niet voor al die gevallen, waarin met het oog op dé belangen van den dienst tot het-:doen van eenige uitgaaf onverwijld moet worden be; sloten en tijd of gelegenheid voor. het aanvragen der toestemming mocht -ontbreken. Alsdan zal zoo spoedig mogelijk voor de gedane uitgaaf de goedkeuring zijn te vragen van den Inspecteur. 4. De ijkers, chefs van dienst, zenden tusschen den lsten en 5den der maand de door hen in de afgeloopen maand ontvangen declaratiën wegens gedane leveringen, alsjnede de declaratiën wegens door hén in de afgeloopen maand gedane voorschotten aan den Minister, vergezeld van een yerdeelingsstaat, ingevuld overeenkomstig het doof den Minister vastgestelde model. (!) Materiaal. 34. 1. De ten laste van het Rijk aangeschafte voorwerpen moeten zijn van goede hoedanigheid. Die voorwerpen en meer bepaaldelijk al de aangeschafte kantoorbehoeften, het meubilair en ander van Rijkswege verstrekt materiaal blijven bestemd voor den (1) Zie ook de daartoe betrekkelijke ministerieele aanschrijvingen. ; — ÖÜ — dienst van het kantoor, waarvóór zij weiden aangeschaft, behoudens hetgeen bepaald is in het 6de lid van artikel 24. 2. Fabrikaten van buitenlandschen oorsprong mogen niet worden aangeschaft, wanneer in het behoodigde zonder bezwaar voor den dienst door Nederlandsche producten kan worden voorzien; (1) 35. 1. De ijkers, chefs van dienst, houden toezicht op het gebruik en de bewaring van het materiaal. Van het aanwezige materiaal wordt een inventaris bijgehouden volgens het bij ministerieele beschikking vastgestelde model. 2. Geene wijziging of verandering aan de voorwerpen, op den inventaris vermeld, mag gescmeaen aan na bekomen maohtigmg van den Inspecteur. 3. Bij 'elke overdracht van dienst van een ijkkantoor wordt het materiaal bij een in drievoud opgemaakten inventaris door den afgetreden ijker,» chef van dienst, aan den optredenden overgegeven; de drie exemplaren van den inventaris worden door beiden onderteekend. en„ zoo noodig, van aanmerkingen .voorzien; één exemplaar wordt aan den .Inspecteur en een tweede exemplaar door 'diens tusschenkomst aan den Minister gezonden ; het derde exemplaar wordt in het archief van het ijkkantoor bewaard. Indien evenwel de bestaande inventaris nog bruikbaar is, behoeft geen nieuwe te worden opgemaakt, doch kan, na verkregen machtiging van den Inspecteur, de verklaring van overdracht worden gesteld %p den bestaanden inventaris, waartoe de onder den Minister en den Inspec'teur berustende -exemplaren van dat etuk Worden opgevraagd. 4. Registers van ijk, herijk en justeer¬ loonen, aanteekeningen met alle daarbij behoorende bescheiden betreffende uitgaven voor den dienst, quitantiën, briefwisseling over dienstzaken, ook die met particulieren, minuten van declaratiën wegens reis- en verblijfkosten met dé lijsten, waarop de data van ontvangst en opzending vermeld zijn en alle andere (1) Het eerste lid van dit artikel is aldus aangevuld bij beschikking var, den Minister van Landbouw. Nijverheid en Handel van 26 Februari 1915. - 63 P dergelijke stukken, behooren tot het arohief van het ijkkantoor en mogen niet verwijderd ! worden dan na machtiging van den Minister. Registers van ijk, herijk en justeerloonen, die 10 of meer jaren oud zijn, kunnen echter -met toestemming van den Inspecteur worden verwijderd, ingeval aan het ijkkantoor geen geschikte gelegenheid tot berging van die rgisters bestaat. (1) Herijkvoorstel. ' 36. De ijkers, chefs van dienst, zenden ieder jaar vóór 15 October het aan Gedeputeerde Staten in te dienen voorstel voor de herijkzittingen in het volgende jaar aan den Inspeo- [r ter goedkeuring. HOOFDSTUK IV. Van de ijkers en adjunct-ijkers der maten en gewichten. [7. De ijkers en adjunct-ijkers zijn verplicht p-v.pt op te volgen, hetgeen hun door den ijker, chef van dienst, van hun kantoor, wordt voorIgesehreven ten opzichte van de toepassing der bepalingen van de wet, de Koninklijke besluiten f betreffende de maten, gewichten en gasmeters j en de instructiën, behoudens het recht om zich met hunne bedenkingen en bezwaren < tot den Inspecteur, eventueel tot den Minister j te wenden. Iptt. ,• HOOFDSTUK V. - ' Van de bedienden bij het ijkwezen. » 38. 1. De tot bedienden bij het ijkwezen benoemden leggen vóór hunne" indiensttreding den volgenden eed of belofte af, in handen ; van den ijker, chef van dienst: „Ik zweer (beloof), dat ik al de plichten aan de betrekking van bediende bij het ijk- s wezen verbonden, eerlijk, vlijtig en naar mijn P' te weten zal vervullen, overeenkomstig bestaande of later te geven voorschriften. (1) Dit artikel -is aldus aangevuld bij be- schikkingen van den Minister van Landbouw, f Nijverheid en Handel van 26 Februari 1915 en 15 October 1918. — 64 — „Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig.! (Dat beloof ik !)." 2. De bedienden mogen geen handel drijven in maten, gewichten, weegwerktuigen of gasmeters, noch die voorwerpen vervaardigen of herstellen. Dit verbod is ook van toepassing op de inwonende leden van hun gezin. 3. Zij zijn werkzaam onder de bevélen van den ijker, chef van dienst. 4. Voor elke vrijstelling van dienst behoeven zij verlof van den ijker, chef van dienst voor ten hoogste drie weken, van den Minister voor langer. In het laatste geval moet het verlof door tusschenkomst van den ijker, chef van dienit en den Inspecteur worden aangevraagd. 5. Het bepaalde in hét eerste en vierde lid is op de hulpbedienden niet van toepassing.; ;. HOOFDSTUK VI. Slotbepaling. De Instructie, vastgesteld bij beschikking" van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 25 Januari 1873 n°. 174 (12de afd.), laatstelijk gewijzigd bij die van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid van 24 Augustus 1904 n°. 292 afd. Handel en Nijverheid, wordt ingetrokken. Besluit van den ëden November 1912, S. 341, tot vaststelling van een Reglement op de maten en gewichten. (Zooals dit besluit is gewijzigd en aangevuld bij de besluiten van 2 September 1914, S. 441, 29 Januari 1915, S. 30 en 15 Juni 1917, S. 467, en met vermelding van het besluit van 3 Mei 1917, S. 383, tot het tijdelijk toelaten van afwijkingen van het Reglement.) Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 21 Augustus 1912, n°. 4649, afdeeling Nijverheid; Gelet op de artikelen 12 en 16 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), betreffende de maten, gewichten en weegwerktuigen. — 65 — waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij Koninklijk besluit van 29-November 1874 '(Staatsblad n°. 143), en die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 2 Mei 1897 (Staatsblad n°. 122): " Den Raad van State gehoord (advies van 1 October 1912 n°. 36) ; Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 4 November 1912, n°. 6483, afdeeling Nijverheid; Hebben goedgevonden en verstaan : Met ingang van 1 Juli 1913 in te trekken het Koninklijk besluit van 16 Óoiober 1869 (Staatsblad n°. 159), laatstelijk gewijzigd bij Ons besluit van 4 Mei 1911 (Staatsblad n°. 123), en vast te stellen de navolgende bepalingen, welke zullen Uitmaken een Reglement op de maten en gewichten. REGLEMENT OP DE MATEN EN GEWICHTEN. (1) ' Art. 1. De maten en géwichten,,' moeten voldoen aan het bepaalde In de^ bijlagen van dit reglement eri overeenstemmen met de daarbij behoorende teekeningen. (2) 2. De maten en gewichten moeten uit voor het doel geschikte grondstoffen van.goede hoedanigheid zijn vervaardigd en aan den eisch van goed werk voldoen. (1) Bij artikel 1 van het besluit van 3 Mei 1917, S. 383, tot het tijdelijk toelaten van afwijkingen van het Reglement op de maten en gewichten, is het volgende bepaald: „Zoolang niet door Ons is verklaard, dat met betrekking tot dit besluit de door den oorlog of het oorlogsgevaar veroorzaakte bijzondere omstandigheden hebben opgehouden te bestaan, mogen door den Inspecteur van het IJkwezen afwijkingen van het bepaalde in de bijlagen van het Reglement op de maten en gewichten en van de daarbij' behoorende teekeningen worden toegelaten, indien naar zijn genoegen wordt aangetoond, dat fdit door gebrek aan geschikte grondstoffen noodzakelijk is en de voorwerpen aan de daaraan gestelde eischen van nauwkeurigheid, degelijkheid en eenvormigheid zooveel mogelijk beantwoorden." (2) De teekeningen zijn hierna niet opgenomen. S. & .1. n<\ 14, io dr. 5 — 6fi — 3. Bij het onderzoek van maten geldt als maatstaf hunne afmeting of inhoud bij 15° Celsius en bij het onderzoek van gewichten hunne zwaarte in het luchtledige. 4. Maten en gewichten, die ingevolge dit reglement geijkt zijn, moeten om herijkt te kunnen worden goed onderhouden zijn en in zoodanigen toestand verkeeren, dat mag worden verwacht, dat zij aan de in dit reglement gestelde eischen tot den volgenden herijk kunnen voldoen. 5. Maten en gewichten, die ingevolge het vervallen reglement geijkt ^ijn, worden, ook wanneer zij niet aan de bepalingen van dit reglement beantwoorden, herijkt, mits zij aan de voorschriften van het vervallen reglement voldoen. In uitzondering hierop kunnen niet meer herijkt worden : de inhoudsmaten van gedraaid hout, de spanen inhoudsmaten en de ijzeren gewichten met looden kraag, bedoeld in artikel 59 van het vervallen reglement. Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State; 's Gravenhage, den Oden November 1912. WILHELMINA. De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S*. Talma. (Uitgeg. 28 Dec. 1912.) LIJST der bijlagen van het Reglement op de maten en gewichten. A. De meetkettingen van 20 en 10 Meter, de stalen meetbanden voor landmeten van 20 en 10 Meter en de stalen zakmeetbanden van 20 en 10 Meter. B. De meetlatten van 5, 2 en 1 Meter. C. De Meter en de i Meter met handvat en de duimstok van 1 Meter. D. De toonbank-Meter en de stok-Meter. E. De militiemaat. F. De geduigde maten van 2, 1 en J Hektoliter. — 67 — .,, G. De blikken maten van 20;-: 10, 5,2, '1 en 1 Liter, 2, 1 en 1- deciliter. H. De ijzeren maten van J Hektoliter, 25, 20, 10, 5, 2, 1 en £ Liter. L De strijkers. K. De koperen maten van 20, 10 en 5 Liter. L. De vertind ijzeren maten van 2, 1 en J Liter, 2, 1 en £ deciliter. M. De tinnen maten van 2, 1 en J Liter, 2, 1 en J deciliter, 2 en 1 centiliter. N. De melkmeetemmers van 30 en 20 Liter. 0. De kraanmaten van 1 en J Liteii P. De ijzeren gewichten van 50, 23, 20, 10, 5, 2 en 1 Kilogram. Q. De koperen géwichten van 25, 20, 10, 5, 2 en 1 Kilogram, 5, 2, en 1 Ons, 50, 20, 10, 5, 2 en 1 Gram. R. De milügramgewichten van 1000, 500, 200, 100, 50, 20, 10, 5, 2 en 1 milligram. Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend, De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel-, A. S. Talma,. BIJLAGE A van het Reglement 'op de maten en gewichten. De ME ET KETTING EN van 20 en 10 Meter, de STALEN, MEETBANDEN voor landmeten van 20 en 10 Meter en de STALEN ZAKMEETBANDEN van 20 en 10 Meter. I. Deze maten stemmen overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage, behalve dat afwijkingen van de teekening geoorloofd zijn, die de doelmatigheid der maten voor bijzonder gebruik bevorderen en de betrouwbaarheid ervan niet verminderen. 2. De meetketling van 20 Meter bestaat uit veertig, die Van 10 Meter uit twintig verzinkt stalen schakels, die door groote en kleine geelkoperen ringen en draaistukken zoodanig met elkaar zijn verbonden, dat het midden 'van eiken ring en dat van elk draaistuk'zich op. een afstand van -i Meter of van een veelvoud daarvan van beide einden der ketting bevindt. De kleine ringen bevinden zich op de afstanden van J Meter en van dé oneven veelvouden daarvan van de einden der ketting ;* - 68 — de groote ringen op de afstanden van 1 Meter en van de veelvouden daarvan van de einden der ketting, behoudens dat op den afstand van 5 Meter van ieder der einden van de ketting een klein draaistuk en dat midden in de ketting van 20 Meter een groot draaistuk is aangebracht. Aan ieder der einden van de ketting bevindt zich een geelkoperen handvat met verzinkt stalen draaistuk. De vermelding van de grootste meetlengte en een weinig in het oog vallend merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, zijn in het handvat bij het begin der maat gestempeld. J. De stalen meetband voor landmeten be-. staat uit een stalen hand; waarvan de beide einden voorzien zijn van een geelkoperen schoen, die door middel van een verzinkt stalen draaistuk aan een geelkoperen handvat is verbonden. De nagenoemde afstanden van ieder der einden van de maat zijn aangegeven : - de afstand van 5 Meter en bij den band van 20 Meter,ook die van 10 Meter, op groote geelkoperen platen ter weerszijden van den band; de afstanden van 1 Meter en van de veelvouden daarvan, behalve de afstanden van 6 en van 10 Meter, op kleine geelkoperen platen ter weerszijden van den band; de afstanden van J Meter en van de oneven veelvouden daarvan, door geelkoperen bouten met dito volgplaatjes ter weerszijden van den band ; de afstand van 1 decimeter door een geelkoperen boutje en de overige afstanden, die veelvouden van 1 decimeter zijn, door gaatjes of geelkoperen boutjes. (1) De' becijferingen ter weerszijden van den band loopen in tegengestelde richting aan elkaar. De vermelding van de grootste meetlengte en een weinig in het oog vallend merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, zijn in de beide handvatten gestempeld. 4. De stalen zakmeetband bestaat uit een stalen band, waaraan bij het begin der maat (1) De laatste drie woorden zijn ingelascht bij besluit van 2 September 1914, S. 441. — 69 - eenschoen met lus en aan het einde een trommel bevestigd is, die door een kruk rondgedraaid kan worden in een beugel met handvat. De stalen band kan op de trommel gerold wórden door deze rond te draaien ; de kruk kan zoo worden omgeknipt, dat het terugrollen! van den band belet wordt. De maat is verdeeld tot in centimeters, de eerste decimeter bovendien tot in millimeters. - De deelstrepen, cijfers en letters komen glimmend uit tegen het overigens dof uitgebeten stalen band. De onderdeelen, waarvan het materiaal niet op de teekening is aangegeven, zijn van geelkoper. De vermelding van de grootste meetlengte is m de kruk en een weinig in het oog vallend merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, is in den beugel gestempeld. Op den band is een plekje tinsoldeer aangebracht, waarop de ijkmerken gestempeld kunnen worden. 5. De afwijkingen van de door indelingen en opschriften aangegeven meetlengten, gerekend van het begin der maat af, mogen bedragen : - "1- ï* bij de(n) bij eersten ijk bij herijk meetketting van 20 Meter . . . . .' . . . . van — 3 tot 0 van —3 tott f meetketting 10 Meter '. .. — 2 „ 0 f " T « stalen meetband voor landmeten van 20 Meter „ 0 „ + 2 „ o 7 " X 2 2 S stalen meetband voor landmeten van 10 Meter „ • 0 „ + 1,5 ,, u>' " ~t~ ■ ■> -g stalen zakmeetband van 20 Meter, behalve ■ Q wat betreft de lengten van 1 Meter en minder ,, 0 „ + 2 ,, ' ,, t ° m stalen zakmeetband van 10 Meter, behalve . 109 ^ wat betreft de lengten van 1 Meter en minder . „ 0 „ + 15, „",'„+ stalen zakmeetbanden, wat betreft de lengten , n a —02 4-06 van 1 Meter en minder I „ 0 „ + 0,4 „ " + u> — 70 — Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 {Staatsblad n°. 341). Mij bekend, De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. — 71 -i. BIJLAGE B van hel Reglement ' op de maten en gewichten. De MEETLATTEN van 5, 2 en 1 Meter. 1. Deze maten stemmen overeen met de teekening, behoorende bjij deze bijlage. Zij •zijn van hout, behoudens.»dat de schoenen aan de uiteinden en de pennen ter bevestiging daarvan bij de meetlatten van 5 en 2 Meter van ijzer en bij de meetlat van 1 Meter van geelkoper zijn. De meetlatten van 5 en 2 Meter zijn gevernist öf'geolied. De opschriftenen de deelstrepen zijn in de meetlatten van 5 en 2 Meter gebrand -en in de meetlat van 1 Meter gestempeld. 2. Op de zijde der meetlatten, tegengesteld aan die, waarop in de teekening een indeeling is aangegeven, inag een tweede indeeling voorkomen, die overeenstemt, met de eerstgemelde. Het begon der maat valt, wat de tweede indèeling betreft, aan het andere uiteinde der meetlat als op de teekening is aangegeven. 4. De afwijkingen van de door opschriften en verdeelingen aangegeven meetlehgten, gerekend van. het begin der maat af, mogen bedragen : bij de meet-',.. , ._ -' ... , lat van ;bij eersten ijk . bij herijk van van g» 5.Meter . . . Otot + 1,5 —0,7 tot + 2,2 -g 2 ' „ . . '. 0S „ i- 1,2 — 0,6 „ + 1,8 9 .1 „ • •:- . 0 „ # 0,7 j—0,3 „ + 1,0 3 a Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n° 341). 1 Mij bekend, De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. BIJLAGE C van het Reglement op de maten en gewichten. De METER en de % METER MET HANDVAT en de DUIMSTOK van 1 Meter. 1. Deze maten stemmen overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage. Het materiaal is hout, behoudens dat schoenen aan de uiteinden der maten, nokjes bij den Meter en den \ Meter met handvat, scharnieren bij den duimstok en pennen ter bevestiging van geelkoper zijn. De opschriften en deelstrepen zijn ingèstempeld; bij den duimstok moeten, en bij den Meter en den J- Meter met handvat mogen zij bovendien zwart gemaakt zijn. De duimstok mag aan de uiteinden voorzien zijn van geelkoperen doken, die de maat geschikt maken voor het gebruik bij het toezicht op de naleving der Visscherij- wet. (1) 2. De afwijkingen van de door opschriften en verdeelingen aangegeven meetlengten, gerekend van het begin der maat af, mogen bij den bij eerstén ijk bij herijk van van Meter met ; .■■-: g handvat . . 0 tot+ 0,7 —0,3 tot + 1,0-g % Meter met | 9 handvat . . | 0 „ +;0,4 —0,2 „ + 0,6g duimstok v. g 1 Meter . . | 0 „ + 0,7 1—0,3 „ + 1,0 Behoort bij Koninklijk besluit van 6 No; vember 1912 {Staatsblad n°. 341). Mij bekénd, De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. BIJLAGE D van het Reglement op de inaten en gewichten. De TOONBANK-METER en de STOKMETER. 1. Deze maten stemmen overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage. •2. De toonbank-Meter is een platte, geelkoperen sttaaf, ingericht om op een toonbank vastgeschtoefd te kunnen worden. De opschriften en deelstrepen zijn in de staaf aangebracht. 3. De slok-Meter is een houten stok met geelkoperen ringen en geelkoperen pennen ter bevestiging aan de einden. De opschriften en deelstrepen zijn ingèstempeld: de deel- (1) De laatste zin is aan het eerste lid toegevoegd bij besluit van 15 Juni 1917, S. 467. — 73 — strepen mogen echter ook door ingeslagen geelkoperen plaatjes vervangen zijn. ' Be afwijkingen-van de door opschriften en verdeelingen aangegeven meetlengten, gerekend van het begin Jder maat af, mogen bedragen: bij den bij eersten ijk! bij herijk . ' < . van van toonbank- . g MTet?ï; • ■ otot+ °>4 — 0,2 tot + 0,6 3 stok-Meter ,| 0 J + 1,0 —0,5 „ + 1,5 f - Behoort bij Koninklijk; besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend, Be Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, 'M A. S. Talma. " BIJLAGE E van het Reglement op de maten en gewichten. De MILITIEMAAT. 1. Deze maat strekt tot het meten van de lengte van personen en stemt overeen met de teekening, behoprende bij deze bijlage. Zij is vervaardigd van .wagenschot of teakhout, behoudens dat de staaf, waarin' de verdeeling is aangebracht, de zes rolletjes, de beide moeren om de spanning van de veer in het sohuifstuk te regelen,en de index van geelkoper, de veer in hef, schuifstuk en de assen der rolletjes van staal én de voetplaat, de houtschroeven, de bouten met volgplaatjes en moeren, met uitzondering- van de bovengenoemde geelkoperen moeren, van ijzer zijn. Een weinig in het oog vallend merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, is boven in de verdeelde staaf aangebracht. 2. De afwijking van een afstand tusschen de voetplaat en het schuifstuk en de aanwijzing van dien afstand op de verdeeling mag ' bedragen: bij. eersten ijk . van — 0,2 tot + 0,2 millimeter ; „herijk .?. „ —0,4 „'+0,4 Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend, De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. — 74 — BIJLAGE F van het Reglement; op de maten en gewichten. De GEDUIGDE MATEN van 2, 1 en y2 Hektoliter. 1. Deze maten bestaan uit een door duigen gevormden en met ijzeren banden beslagen .wand en een uit duigen gevormden bodem. De handvatten zijn van ijzer. De vermelding van den inhoud en daarónder een weinig in het oog vallend merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, zijn in den wand gebrand. 2. De maat van 2 Hektoliter heeft, wat het voor de meting bestemde gedeelte betreft, den vorm van een cilinder met vlakken bodem. Zij stemt overeen met de teekening n°. 1, behoorende bij deze bijlage. 3. De maten van 1 en van i Hektoliter hebben, wat het voor de méting bestemde gedeelte betreft, een regelmatigen tonvorm met vlakken bodem. Zij stemmen overeen met de teekening n°. 2, behoorende bij deze bijlage. 4. De afwijking van den op de maat vermelden inhoud mag bedragen: bij de maat bij eersten : , - heriik van ijk J J van van 2 Hektoliter 0 tot + 1,00 —0,5 tot 4- 1,5 S 1 0 „ 4- 0,70 —0,35 „ + 1,05 -3 i 0 „ + 0,33 —0,17 „ 4- 0,50 ■ Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend, De Min. van Landbouw; Nijverheid en Handel, A. S. Talma. BIJLAGE G van het Reglement op de maten en gewichten. De BLIKKEN MATEN van 20, 10, 5, 2, 1 en Y2 Liter, 2, 1 en y2 deciliter. 1. Deze maten hebben, wat het voor de meting bestemde gedeelte betreft, den vorm van een cilinder met vlakken bodem.- De inhoud wordt gerekend tot den bovenkant van ; den cilinder. In een naamplaat zijn de vermelding van den inhoud en een weinig in het oog vallend merk van den fabrikant, het — 75 — fabrieksmerk, gestempeld. De naamplaten zijn van geel koper; bodemringen, hengsels en oogen ter bevestiging van een hengsel zijn van vertind ijzer. Stortranden van de maten van 20, 10 en 5 Liter zijn aan den bovenkant 'om een ijzerdraad- opgerold. Kruisstrooken tegen den bodem mogen van vertind ijzer zijn, maar mogen ook bestaan uit strooken blik op elkaar. De band boven langs den cilinder is gevormd uit ten minste 3 reepen blik op elkaar. .De wand van den cilinder is gelascht door een reep blik buiten er langs, ter dikte als voor den wand en ter breedte als voor den .bovenhand is voorgeschreven. De samenstellende deelen van de maten zijn door soldeer verbonden. , 2. De blikken;maten, bestemd voor droge waren, hebben den inhoud van 10, 5, 2, 1, J Liter, 2, 1 of i deciliter 'en stemmen overeen met de teekening n°. 1, behoorende bij deze bijlage. 3- De lage blikken vochtmaten hebben den inhoud van 20 Liter of een der inhouden van de blikken maten, bestemd voor droge waren, vermeld in het vorige lid. De lage maat van 20 Liter stemt overeen met de teékening n°. 2,. behoorende bij deze bijlage. De overige lage blikken vochtmaten stemmen- overeen met de blikken maten, bestemd voor droge waren, van denzelfden inhoud, behoudens de toevoeging van enkele, hierna vermelde deelen, aangegeven in de teekening n°. 2, behoorende bij deze bijlage. J 4. De lage blikken vochtmaten van 20, 10 en 5 Liter zijn voorzien van een stortrand met hengsel en een handgreep als aangegeven bij de maat vap 20 Liter. De stortrand bestaat uit 2 of 3 stukken. 5. De maten van 2 Liter en kleiner, bestemd Voor melk, zijn voorzien van een hoog of een laag handvat en mogen ook van een stortrand zonder ijzerdraad zijn voorzien. 6. De maten van 2 Liter en kleiner, bestemd voor olie, zijn voorzien van een oor en een tuit. 7. De hooge blikken-vochtmaten hebben den inhoud van 20, 10 of 5 Liter. Zij stemmen overeen met de teekening n°. 3, behoorende bij deze bijlage. 8. De maten, bestemd voor droge waren, mogen aan de buitenzijde geverfd of gevernist — 76 — zijn, maar niet aan de binnenzijde. De overige maten mogen niet worden geverfd of gevernist. 9. Bij den eersten ijk mogen de inwendige hoogten van den cilinder bij dezelfde maat onderling niet meer verschillen dan : 1 millimeter bij de maten van 20, 10 en 5 Liter, . 0,7 millimeter bij de maten van 2, l en. £ Liter, en 0,5 millimeter bij de maten van 2, ' 1' en i "deciliter. 10. De afwijking van den op de naamplaat vermelden inhoud mag bedragen ; bij de bij eersten ijk bij herijk hooge vochtmaat van 20 Liter . van 0 tot + 4,3 « van—2,1 tot + 6,4 lage vochtmaat van 20 Liter „ 0 „ + 6,8 „ —3,4 „ +10,2 hooge vochtmaat van 10 Liter 'i „ 0 „ + 2,7 i „ — 1,4 „ + 4,0 overige maten van 10 Liter . „ 0 „ + 4,3 „ —2,1 „ 4- 6,4 hooge vochtmaat van 5 Liter „ 0 „ -j- 1,7 „ — 0,8 „ + 2,5 c overige maten van 5 Liter I „ 0 „ +.2,7 . „ —■ 1,3 „ + 4,0 maten van 2 Liter f „ 0 „ + 1,46 j „ — 0,73 „ + 2,19 § „ 1 ...... „ 0 „ + 0,92 I „ —0,46,, + 1,38 g „ £ „ . . ; . . „ 0 „ + 0,58 „ — 0,29 „ + 0,87 o „2 deciliter „ 0 „ + 0,31 „ — 0,16 „ + 0,47 „ „ 1 , „ 0 „ + 0,20 , „ — 0,10 „ + 0,30 „ è „v ...... . 1V „ 0 „ + 0,125 ! „ — 0,06 „ + 0,19 Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend, De'Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, • A. S. Talma. BIJLAGE H van hel Regie ment op de maten en gewichten. De IJZEREN MATEN van V, Hektoliter 25, 20, 10, 5, 2, 1 en % Liter. 1. Deze maten hebben, wat het voor de meting bestemde gedeelte betreft, den vorm van een cilinder niet vlakken bodem. Behalve bij de na te melden oliemaat van J Hektoliter, wordt de inhoud gerekend tot den bovenkant van den cilinder. In een geelkoperen naamplaat, die met geelkoperen nagels aan de maat geklonken is, zijn'de vermelding van den inhoud en een weinig in het oog vallend merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, gestempeld. Behalve bij de van een oor of steel voorziene maten, is op den wand een plekje tinsoldeer aangebracht, waarop .de ijkmerken gestempeld kunnen worden. ' : De kolenmaat van £ Hektoliter stemt overeen met de "teekening n». 1, behoorende bij deze bijlage, behoudens dat de uiteinden van den wand, welke volgens de teekening over elkaarsgeklonken zijn, autogeen gelascht mogen zijn (1). • 3. De graanmaat en de oliemaat van 4 Hektoliter stemmen avereen met de teekening n°. 2, behoorende bij deze bijlage, behoudens dat de uiteinden van den wand, welke volgens de teekening over elkaar geklonken zijn, autogeen gelascht mogen zijn (1). De inhoud van de oliemaat van■ * Hektoliter wordt gerekend tot den bovenkant van de brug. 4. De maten van 25,20,10, 5, 2,1 en A Liter stémmen overeen met de teekening n°. 3 behoorende bij deze bijlage, behoudens dat dé uiteinden van den wand, welke volgens de teekening over elkaar geklonken zijn, autogeen gelascht mogen zijn (1). De maten van 25, 20, 10 en 5 Liter mogen voorzien zijn van een stortrand, hengsel.en greep. Ingeval de maat van 25 Liter niet hiervan voorzien is, is om deze maat, even lager dan te halver hoogte, een band gelegd, breed ,ten minste 40 en dik ten müiBte 2 miffimeter, waaraan twee grepen zijn geklonken, de .een recht onder de naamplaat (1) De leden 2, 3 en 4 zijn aldus aangevuld bij besluit.van 29 Januari 1915, S. 30. — 78 — en de ander diametraal daar tegenover. De: maten van 2, 1 en £ Liter mogen van een oor' of steel zijn voorzien. Een stortrand bestaat bij de maten van 25, 20, 10 en 5 Liter uit 2 of;, 3 stukken en is aan den bovenkant om- een I ijzerdraad opgerold. De stukken van den stortrand zijn onderling en met den bovenhand door soldeer verbonden. 5. De maten, bestemd om als vochtmaten gebruikt te worden, zijnde de oliemaat van £ Hektoliter en de maten met een stortrand, een oor of een steel, zijn aan de binnenzijde onbeschut; zij mogen aan de buitenzijde van den romp door grijze verf en onder tegen den bodem door menieverf beschut zijn. De overige maten moeten aan de binnenzijde en van onderen gemenied en aan de buitenzijde van den romp door grijze verf beschut zijn. Bij den herijk mogen de maten aan de buitenzijde van den romp zwart overgeverfd zijn. 6. Bij den eersten ijk mogen de hoogten van. het voor de meting bestemde gedeelte bij dezelfde maat onderling niet- meer uiteenloopen dan : 2,5 millimeter bij de kolenmaat van J Hektoliter ; 2 millimeter bij de graanmaat en de oliemaat van J Hektoliter; 1,5 millimeter bij de maten van 25, 20, 10, 5 en 2 Liter ; 5éM 1 millimeter bij de maten van 1 en J Liter. 7. De afwijking van den op de naamplaat vermelden inhoud mag bedragen : — 79 — bij de bij eerstén ijk ' bij herijk kolenmaat van 4 Hektoliter . van O tot + 12,5 van — 6,3 tot + 50,1 graanmaat van 4 Hektolitor.I „,. 0 „ + 6,2 „ ^— 3,1 -L 12,5 oliemaat van 4 Hektoliter. . „ 0 •„-4.'9,9 •" „"*—'Zfl' " + 11,9 u iif&ten van-25 Liter" . .. ' . . „ "0' +79 . 3'9 " + u's-S -' « . . .) „ 0 „ + 6,8, ^ —3,4 Z + 10',2§ 10 | „ 0 „ + 4,3 „ —2,1 ,; + 6,4 g " 0 " ■ ■'•'■ i • " 0 " + 2,7 „ —1,3 „ +4,0 ° " ' » 2 „ 0 „ + 1,46 „ —0,73 „ + 2,19 "1 » ■ • ■ „ 0 „ +0,92 „ —0,46 „ + 1,38 i » • • • ■ „ 0 „ + 0,58 „ —0,29 „ + 0,87 üenoort hij Koninküjk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°-. 341). Mij bekend, De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. T.VLMA. BIJLAGE I van het Reglement op de maten en gewichten,. De STRIJKERS. 1. Wanneer bij het afmeten van droge waren de inhoudsmaat met een strijker wordt afgestreken, wordt de strijker geacht deel uit te maken van de maat. 2. De strijkers zijn houten cilinders van de hieronder in mülimeter uitgedrukte afmetingen : i middellijn lengte ■ bij de maten \~ j van '|' ten j ten ten ten |minste|hoogste jminsteihoogste 1 Hektoliter.. . 43 j 47 I 500 I '550. 25, 20 en 10 L. 38 .! 42 400 450 5 Liter ..... 33 j 37 300 350 2 Liter ... .1 26 29 210 ! 250 1 L. en minder 21 - 23 ! 160 j 200 3. In een der éindvlakken is een merk — 80 — van den fabrikant, het fabrieksmerk, gestempeld. Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend, De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. BIJLAGE K van het Reglement op de maten en gewichten* De KOPEREN MATEN van 20, 10 en 5 Liter. 1. Deze maten hebben, wat het voor de meting bestemde gedeelte betreft, den vorm van een cilinder met vlakken bodem, al of niet voorzien van een uitlooppijp en brug. Behalve dat de uitlooppijp en brug achterwege mogen blijven, stemm3n deze maten overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage. De maten zijn gemaakt van roodkoper, in-., wendig vertind en voorzien van een geelkoperen naamplaat, waarin de vermelding van den inhoud der maat en een weinig in het oog vallend merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, gestempeld zijn. Alle verbindingen, ook die welke van klinkbouten zijn voorzien, zijn gesoldeerd. 2. De inhoud wordt gerekend tot den bovenkant van den cilinder. Ingeval de maat van een uitlooppijp is voorzien, moeten de bovenkanten van de uitlooppijp en de brug in hetzelfde vlak vallen als de bovenkant van den cilinder. 3. De afwijking van den op de naamplaat vermelden inhoud mag bedragen : Wj dvanaa* Wj eersten ijk! bij herijk van van ü 20 Liter. . . | 0 tot + 3,2 — 1,6 tot -f 4,8.5 10 „ . . I 0 „ + 2,2 — 1,1 „ +, 3,3f 5 ■ pO -„-+ 1,4 —0,7 '„ + 2,1 o Behoort bij Koninklijk besluit van 6 Novem ber 1912 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend, De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel A. S. Talma. — 81 — BIJLAGE L van het Reglement op de maten en gewichten. De VERTIND IJZEREN MATEN van 2, 1 en y2 Liter, 2, 1 en y2 deciliter. 1. Deze maten hebben, wat het voor de meting bestemde gedeelte betreft, den vorm van een cilinder met vlakken bodem uit één stuk, waarbij wand en bodem met eenige ronding in elkaar overgaan. De vermelding van den inhoud en daarachter een weinig in het oog Vallend merk van den fabrikant, het.fabrieksmerk, zijn ia de maat gestempeld. Bij de vermelding van den inhoud wordt deciliter verkort tot d. L. Aan de maat van 2 Liter mag een hoog handvat, aan de maten van I Liter en minder een hoog of laag handvat '■ en bovendien een stortrand gesoldeerd zijn?. 2. De maten stemmen overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage. De afwijking van den op de maat vermelden inhqud mag bedragen: bij de maatl v. ... ! ">*Z van *$ eersten ijk bij herijk. ' , , ' van van 2 Liter. . XUot + 1,46 —0,73 tot + 2,19 • 1 „ . . 0' „ + 0,92 j— 0,46 .. + 1,38 J è „ . -. ,0 „ + 0,58 —0,29 .. + 0,87 « 2deciliter. 0j„ -j_ 0,31 —0,16 ,. + 0,47 f 1 „ . . ,Of„ + 0,20 —0,10 „ +0,29 § i ,, • • .0.; „ + 0,125—0,06 „ + 0,19 Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Stdatsblad n°. 341). - Mij bekend, De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. BIJLAGE M van liet Reglement op de maten en gewichten. De TINNEN MATEN van 2, 1 en y2 Liter, 2, 1 en y2 deciliter, 2 en 1 centiliter. 1. Deze maten hebben, wat het voor de meting bestemde gedeelte betreft, nagenoeg den vorm van een eilinder met vlakken bodem. Zij stemmen overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage. Zij zijn gegoten S. & J. n». 14, 10° dr. fj uit een metaalmengsel, dat ten minste 90 pCt. tin bevat. De meetrand, de binnenzijde van den wand en die van den bodem worden mat gelaten * overigens wordt de maat glad afgewerkt. De vermelding van den inhoud is in het oor en een merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, in de onderzijde van den bodem gestempeld. 2. De afwijking van de op den maat vermelden inhoud mag bedragen : - ; bij de maat J bij eersten bij herijk . 2 Liter. . 0 tot+ 1,0 -—0,5 tot-f 1,5 . 1 . . 0 „ + 0,6 —0,3 „-_+ 0,9 | 4' " . . 0 „ + 0,4 I— 0,2 „ -h 0,6 5 2 deciliter, 'ff „ + 0,2 i— 0,1 „ „+ 0,3 -g 1 0 „ + 0,12— 0,06 „ + 0,18 g 1 " 0 „ + 0,08.-0,04 „ + 0,12 2 centiliter. 0 „ + 0,05;— 0,025 „ . + 0,075 ' .' 1 '0 „ + 0,03— 0,015 „ +, 0,045 - Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend, De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S." Talma. BIJLAGE N van het Reglement op de maten' en gewichten. De MELKME ET EMMERS van 30 en 20 Liter. 1. Deze maten zijn ingericht tot het af-;' meten van ten minste 6 en ten hoogste 30 Liter melk of ten minste 4 en ten hoogste 20 - Liter melk. Inwendig heeft de maat den vorm van een cilinder met vlakken bodem. In den cilinder bevindt zich een drijver, waarin een stang bevestigd is, die geleid wordt door een brug over de maat. De hoeveelheid melk, die in de maat is, leest men, ziende langs de . bovenzijde van de brug, af op een verdeeling, die in de stang gestempeld is. De maten stemmen overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage. De samenstellende deelen der maat, die een dikte van minder dan 2 m.M. hebben, zijn van blik; de naamplaten zijn van vertind geelkoper; overigens is de maat van vertind ijzer. Alle verbindingen, ook die welke van klinkbouten zijn voorziefl, zijn gesoldeerd. De opschriften zijn in de naamplaten gestempeld. 2. Een verdeeling mag van de plaats, waar zij een hoeveelheid vloeistof met een soortelijk gewicht van? 1,03 juist zou aanwijzen, afwijken : ' bij een hoeveelheid I bi-> |£sténj bij herijk van I van met grooter dan de helft van de grootste hoeveelheid, waarvoorÜe maat bestemd ié- ... . 0 tot + 1 — i tot + U grooter dan.Vie helft Van dé grootste hoeveelheitl, waar- I voor de maat be- | stemd. is ij . . . . 0 „ 4- 2 ' 1 4-2 De aïwijkingen zijn uitgedrukt in millimeter en positief, gerekend, indien de hoeveelheid vloeistof ih de maat door de verdeeling te klein wordt aangewezen. Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November IÖ512 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend, De Min. vkn Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. BIJLAGE 0 van het Reglement op de maten en gewichten. De KRAANMATEN van 1 en l/2 Liter. 'I. Deze maten stemmen, behoudens de na te melden afwijkingen, overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage. Door strepen en bijschriften, die in den glazen cilinderwanct Aangebracht en bovendien rood gekleurd zijn^.is aangegeven tot waar de maat gevuld moet worden, opdat na openen van de kraan voor afvoer de gemeten hoeveelheid afvloeie. Het onderstuk met de kraan, de in- en uitlaten, het deksel en het schietlood 6* zijn van geelkoper. Het achterstuk '' is- -van aan de binnenzijde vertind geelkoper of van Blik. De onderdeelen, welke dienen voor aan- en afvoer van de vloeistof, zijn vertind. Aan de buitenzijde van de maat mag het vertinsel in koperkleur overgeverfd zijn. De maat is voorzien van eene inrichting ter bevestiging, welke toelaat, dat de maat gemakkelijk losgemaakt kan worden. 2. De grootste hoeveelheid, die met de maat afgemeten kan worden, is 1 Liter of, in afwijking van de teekening, ï- Liter. In het eerste geval moet de maat ook ingericht zijn voor het afmeten van J Liter en van 25 centiliter en mag zij ingericht zijn voor het afmeten van 10 centiliter. In het tweede geval moet de maat ook ingericht zijn voor het afmeten van 25 en van 10 centiliter en mag zij ingericht zijn voor het afmeten van 5 centiliter. Bij de maten, ingericht om er ten hoogste 4 Liter mee af te meten, bedraagt de middellijn van het bovengedeelte ten hoogste 64 en die van het ondergedeelte ten hoogste 45 millimeter. 3. De aan- en afvoer van de te meten vloeistof mag op 4 wijzen ingericht zijn en wel als volgt: a. Overeenkomstig de' teekening mag de maat voorzien zijn van een driewegkraan, die zoowel gelegenheid geeft om de vloeistof uit een hooger reservoir of een pomp in de maat te laten vloeien als om daarna de vloei-stof uit de maat te laten vloeien, en van een overloopbuis. De grootste hoeveelheid te meten vloeistof, waarvoor een maat met overloopbuis ingericht is, moet na het openen van de kraan voor afvoer afvloeien, zoowel ingeval men vooraf de maat gevuld heeft tot de desbetreffende deelstreep, als ingeval men vooraf de maat heeft doen over-o loopen. 6. De maat mag zijn ingericht als vermeld onder a, behalve dat de overloopbuis niet voorkomt. c. De maat mag zijn ingericht als vermeld onder b, behalve dat zij van onder een kraan heeft, welke slechts dient voor afvoer, en in het deksel een kraan, welke dient voor aanvoer. Een buis binnen in de maat voert de — 85 — vloeistof van de aanvoerkraan naar het benedengedeelte van de maat. (1) d. De maat mag zijn ingericht als vermeld onder e, behalve dat de toevoerkraan met buis niet voorkomt. 4. Het deksel is bij de maten, bedoeld in het vorige lid onder a en c, vast aan het achterstuk bevestigd. Bij de maten, bedoeld onder 6 en d, rust het deksel afneembaar op een geelkoperen ring, die vast aan den glazen wand en aan het achterstuk bevestigd is, Ingeval het deksel vast is, is een weinig in het oog vallend merk van eden fabrikant, het fabrieksmerk, op den rand van het deksel en ingeval het deksel los is, op den hiervóór genoemden ring gestempeld. 5. De-hoeveelheid water, die na het openen van de ktaan voor afvoer uit de maat vloeit, mag van den inhoud, die bij de desbetreffende deelstreep-.vermeld is, afwijken : bij het af- f' bij eersten ... , .... meten vftn fik blJ herijk T.JX _ 1 !van van 0 tot + 0,6 f- — 0,3 tot + 0,9 c 0 „ + 0,5 o;— 0,25 „ + 0,75» 0 „ + 0,3 3 — 0,15 „ + 0,45-3 0 „ + 0,2 -gU-0.1 „ 4- 0,3 -g |0 „ 4- 0,13 8^—0,07 „ 4- 0,2 § Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend.y De Min. tvan Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. ' BIJLAGE P van het Reglement op de malen en gewichten. De IJZEREN GEWICHTEN van 50, 25, 20, 10, 5, 2 en 1 Kilogram. 1. Deze gewichten stemmen overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage. Zij bestaan jut een romp van gietijzer, met een opening, waarin een handvat van gesmeed ijzer is vastgewigd en waarin zich lood bevindt, waarmede het gewicht gejusteerd is. De (1) De eerste zin van letter c is aldus gewijzigd bij besluit van 2 September 1914, S. 441. .— 86 — zwaarte is vermeld door de holle (en creux) ingegoten opschriften 50 K., 25 K., 20 K., 10 K., 5 K., 2 K. of 1 K. Een weinig in het oog vallend merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, is eveneens hol ingegoten. 2. Bij den herijk is het gietijzer beschut door een dunne laag gekookte lijnolie, welke met een weinig zwartsel vermengd mag zijn. 3. De hoogte j, zijnde de hoogte onder het lood, waarover de opening niet gevuld is, en de toegelaten afwijking van de op het gewicht vermelde zwaarte zijn vermeld in den onder- s t aanden staat. Géwicht van 50 i 25 20 10 ' 5 2 1 I . ; j ten hoogste .' . | 64 43 44 37 I 22 25' I 16 j J ƒ bij eersten ijk .... 34 23 24 20 | 12 13 9 , J j ten minste { l bij herijk 3 3 3 2' 2 ' 2' 2 g Afwijking van de zwaarte bij eersten ijk .... . .van 0 van 0 van 0 van 0 van 0 van 0 vanO tot tot tot tot tot tot tot' + 4,0 + 2,2 + 1,8 +, 1,0 + 0,8 + 0,4 + 0,2 , Afwijking van dc zwaarte bij herijk . van 0 van 0 van 0 van 0 van 0 van 0 van 0 tot tot tot tot tot tot tot + 20+11+9 + 5 j +.4 + 2 J'+ 1 Behoort bij Koninklijk besluit van'6 November 1912 {Staatsblad n°. 341), Mij bekend, De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S'. Talma. •, | BIJLAGE Q van het Reglement op de maten en gewichten. De KOPEREN GEWICHTEN van 25, 20, 10, 5, 2-. en 1 Kilogram, 5, 2 en 1 Ons en 50, 20, 10, 5, 2 en 1 Gram. 1. Deze gewichten stemmen overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage en bij bijlage R. De vermelding van de zwaarte is in de bovenzijde van den romp van het , gewicht gestempeld; Gram is daarin verkort tot G. Behalve deze vermelding van de zwaarte mag daartegenover en op overeenkomstige wijze de zwaarte in metriek karaat op de gewichten Van 1 Ons en daarbeneden, bestemd '■ voor fijne wegingen, vermeld zijn door het getal, aangevende het aantal metriek karaat, gevolgd door de verkorting M. K. Het merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, is in het grondvlak van het gewicht gestempeld. ■ In ^.een daarvoor bestemde, over de geheele hoogte van schroefdraad voorziene, Opening is het lood aangeslagen, dat noodig was vooif het justeeren van het gewicht. Bij deneersten ijk moet het onderste gedeelte van deze opening over ten minste 1/3 van de hoogte van het gewicht, het handvat of de knop inbegrepen, ongevuld zijn. Behalve het lood yoor het justeeren is het gewicht van geelkoper. (1) . 2. Dé-afwijking van de op het gewicht vermelde zwaarte mag bedragen : bij het gewicht van 25 20 j 10 1-5 i i T~- i . [van. 0 0 0 0 Gram bij eersten ijk j • 'tót . | + 2 -r 1,5 - 0,8 + 0,5 !„ - /vap. -0 0 0 0 pij herijk . .1 I tot- .+4 + 3 + 1 . + 1 „ . (1) De laatste zin van lid 1 is aldus gewijzigd bij besluit van 2 September 1914, S. 441. bij een gewicht van .... : v 2 ' - 1 ! 5 j 2 1 | 50 ! 20 10 ' 5 2 •' 1 Kilogram Ons Gram zoo bestemd voor gewone wegingen : i van . . . ./fp'; 0 0 j 0 0 0 0 [0 | Ó . 0 0 ■ 0 bij eersten ijk j h 'tot 4- 300 ! + 200 ; + 150 +100 + 50 + 40 + 30 + 20 +15'+10 +10 8 60 ■ van 0 I 0 I 0 0 0 0 \ 0 0 0 - — 0 — 5 '§ bij herijk . . '§ _ ' tot',.. _r . . ,1 + 6001 +4001 +300 + 200 +100| +80 | +60 | +40 | +30 j +10 1+10 ■ zoo bestemd voor fijne wegingen : j I „ , van .... .' l '0 'O 'L 0 0- . 0 L '0'.', .'-0 ..0 :j''-.O bij eersten ijk j 'tot . . .'.iii'l +60 | +50' .+ 30 + 20 | +15 [ +10 +10 r+j5., + 5 'l,+ 2 + 2 g ' ' . se - i van 0 I 0 I 0 I 0 1 O' <\\ 0 0 ' .0 ! 0 j—' 1 . ,p- 1 3» bij herijk . . .1 'g ' tot ..... ; +60 I +50 | +30 j +20 | +15 +10 | +10 |/+ 5 | +' 5 | + 2+2 — 88 — Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341). . Mij bekend, . De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. — 89 — BIJLAGE R van het Reglement op' de maten en gewichten. De MILLIGRAMGEWICHTEN van 1000, 500, 200, 100, 50, 20, 10, 5, 2 en 1 milligram. 1. Deze gewichten zijn van aluminium. Zij stemmen overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage en bij bijlage Q. Het getal, aangevende de zwaarte van het gewichtinmilligram, is ingèstempeld. Onder dat getal mag in de gewichten- van 200 milligram en daarboven zijn gestempeld het getal, aangevende de zwaarte in metriek karaat, gevolgd door de verkorting M.K. 2. De afwijking van de op het gewicht vermelde zwaarte mag bedragen : milligram bij het gewicht van : J 1000 j 500 j 200 | ,100j; 5J)' |' 20*--j„..,10 | 5 '3^'%,^" (van.l 0 I 0 ! 0 I 0 | 0 I 0 I 0 % ' ' \ 0 I 0 bij eersten ijk { | tot .1+ 2,01+ l,7j+ l,4j+ l,o|+ 0,81+ 0,6 + 0,4 -f 0,3 + 0,2 + 0,] I van . — 1,0 — 0,8 j— 0,7 — 0,5 — 0,4 I— 0,3 — 0,2 — 0,1 I— 0,1 !—0,0! bij herijk . .< I tot . 4- 2,0 4- 1,7 + 1,4 + 1,0 + 0,8 4- 0,6 + 0,4 + 0,3 !+. 0,2 '+ 0,1 Behoort bij Koninklijk besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341). Mij bekend, De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma., — 90 — Besluit van den Men November 1912, S. 342, betreffende het justeeren van de gewichten. (Zooals dit besluit is gewijzigd bij dat van 1 Augustus 1914, S. 342.) Wij W1LHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 21 Augustus 1912, n°. 3240, afdeeling Nijverheid; Gelet op artikel 21 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), betreffende de maten, gewichten en weegwerktuigen, waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij Koninklijk besluit van 29 November 1874 (Staatsblad, n°. 143) en die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 2 Mei 1897 (Staatsblad n°. 122): Den Raad van State gehoord (advies van 1 October 1912, n°. 35); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 4 November 1912, n°. 6484, afdeeling Nijverheid : Hebben goedgevonden en verstaan : met ingang van 1 Juli 1913 in te trekken het Koninklijk besluit van 16 October 1869 (Staatsblad n°. 160), en te bepalen : Art. 1. De met den ijk belaste ambtenaren justeeren op verzoek van de belanghebbenden de ten herijk aangeboden gewichten, mits dit kan geschieden door in een daarvoor bestemde opening in het gewicht lood toe te voegen of weg te nemen en de zwaarte niet meer afwijkt van de zwaarte, welke op het gewicht vermeld is dan 1/m van deze zwaarte bij de gewichten van 1 Ons en daarboven, en 1/50 van deze zwaarte bij de gewichten van 50 Gram en daarbeneden. (1) 2. Het justeerloon bedraagt: A. voor ijzeren gewichten-: . van 50 en 25 Kilogram per stuk 20 cent, „ 20 „ 10 „ „ „ 10 „: en „ 5, 2 en 1 ,, „ „ 5 . „ ; B. voor koperen gewichten : a. bestemd voor gewone wegingen, voor die van 1 Kilogram en daarbeneden, per stuk 5 cent, voor die boven het Kilogram, het (1) Dit artikel is aldus gewijzigd bij besluit van 1 Augustus 1914, S. 342. — 91 — dubbele van het bedrag, hetwelk- voor ijzeren gewichten van dezelfde zwaarte vastgesteld is ; 6. bestemd voor fijne wegingen, voor die van 1 Kilogram en daarbeneden, per stuk 10 cent, voor die boven het Kilogram, het drievoud van het bedrag, hetwelk voor ijzeren gewichten van dezelfde zwaarte vastgesteld is. 3. De met den ijk belaste ambtenaar geeft, indien de belanghebbende het verlangt, wegens het ontvangen justeerloon een quitantie af, waarop de aantallen gewichten van elke soort, als genoemd in artikel 2, en het justeerloon voor elke soort vermeld zijn. Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 6den November 1912. WILHELMINA. De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. (Uitgeg. 28 Dec. 1912.) Besluit vak den 6de» November 1912, S. 343, j houdende bepalingen nopens de vrijstelling " der milligramgewichten van de stempeling, bedoeld in artikel 15 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57). Wu WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 21 Augustus 1912, n°. 3629, afdeeling Nijverheid; Gelet op de artikelen 15 en 16 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), betreffende de maten, gewichten en weeg werktuigen, waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij Koninklijk besluit van 29 November 1874 (Staatsblad n°. 143) en die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 2 Mei 1897 (Staatsblad n°. 122); Den Raad van State gehoord (advies van 1'October 1912, n°. 37); „ Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 4 November 1912, n°. 6485a, afdeeling Nijverheid ; Met ingang van 1 Juli 1913 in te trékken het Koninklijk besluit van 19 Mei 1875 {Staatsblad n°. 77), en te bepalen : Art. 1. Van de stempeling, bedoeld 'in artikel 15 dér bovengenoemde wet, zijn vrijgesteld : a. de gewichten van .1000, 500, 200, 100 en 50 milligram, wat betreft de stempeling met het goedkeuringsmerk, bedoeld in artikel 1, sub 2°., van het Koninklijk besluit van 9 November 1869 [Staatsblad n°. 167), laatstelijk gewijzigd bij Ons besluit van 30 October 1908 {Staatsblad n°. 332); 6. de gewichten van 20, 10, 5, 2 en 1 milligram, wat betreft de stempeling met de beide stempelmerken, bedoeld in artikel 1 van het onder a genoemde besluit. 2. De stempeling wordt voor de in artikel 1 genoemde gewichten vervangen door eene door den met den ijk belasten ambtenaar gewaarmerkte verklaring, aanduidende het aantal en de soort der gewichten, den naam van den eigenaar en de dagteekening van het onderzoek. Deze verklaring wordt gesteld op de enveloppe, waarin de gewichten aan den jjkplichtige worden teruggegeven, nadat die enveloppe met het merk van het kantoor is verzegeld. 3. Dit besluit heeft geen betrekking op het gewicht van 1 Gram, waarop de zwaarte niet in milligram is uitgedrukt. Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en .waarvan afschrift zal worden gezonden aan deh Baad van State. 's-Gravenhage, den 6den November 1912. WILHELMINA. De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. Talma. (Uitgeg. '28 Dec. 1912.) Besluit van den löden October 1913, S. 391, tot vaststelling van een Reglement op den ijk van gasmeters. Wu WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van - y)H — Landbouw, Nijverheid en Handel van 12 Augustus 1913, n°. 3512, afdeeling Nijverheid : Gelet op artikel 12 der wet van 7 April 1869 {Staatsblad n°. 57), betreffende de maten, gewichten en weegwerktuigen, waarvan de gewijzigde tekst is 'bekend gemaakt bij Koninklijk besluit vanf29 November 1874 {Staatsblad n°. 143), en die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 2 Mei 1897 (Staatsblad n°. 122) ; Den Raad van State gehoord (advies van 16 September 1913, n°. 12); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 11 October 1913, n°. 5707, afdeeling Nijverheid ; - Hebben goedgevonden en verstaan : Met ingang van 1 Januari 1914 in te trekken het Konmklijk besluit van 12 September 1874 (Staatsblad n°, 128) en vast te stellen de volgende bepalingen, welke zullen uitmaken een Reglement op den ijk van gasmeters. REGLEMENT OP DEN IJK VAN GASMETERS. Art. 1. Toegelaten zijn natte en droge gasmeters. Bij de eerstgenoemde geschiedt de meting door middel van een gedeeltelijk in eene vloeistof wentelende trommel met meetkamers; bij de laatstgenoemde door middel van meetkamers met beweegbare wanden. 2. 1. Elke gasmeter is voorzien van een telwerk, dat de hoéveelheid gas, die door den gasmeter gegaan is, uitgedrukt in kubieke Meter, aanwijst en, ten behoeve van het onderzoek van den gasmeter, bovendien van een literwijzer. Bij een gasmeter met een meetvermogen van méér dan 100,000 kubieke decimeter per uur wordt het telwerk, indien het ook Vio-deelen van èen kubieken Meter aanwijst, geacht tevens dienst te doen als bovengenoemde literwijzer. 2. Het telwerk moet juist zijn en mag niet met de hand verzet kunnen worden zoolang het een deel van deii gasmeter uitmaakt. De literwijzer moet zoo nauwkeurig zijn als noodig is om het onderzoek naar behooren te kunnen uitvoeren. 3. Het telwerk moet door den met den ijk belasten ambtenaar los van den gasmeter onderzocht kunnen worden. — 94 — 3. 1. Op eiken gasmeter is vermeld: a. het meetvermogen, d. i. het grootste verbruik per uur, dat de gasmeter bestemd is aan te wijzen, uitgedrukt in kubieke decimeter ; b. de naam van den vervaardiger; c. een fabrieksnummer, waardoor de gasmeter van andere gasmeters van dezelfde fabriek onderscheiden wordt; d. het jaar, waarin de gasmeter vervaardigd is. 2. Op een muntgasmeter is bovendien vermeld, dat deijk de juiste werking van het muntwerk niet waarborgt. 3. Op een herstelden gasmeter is bovendien de naam van den hersteller vermeld, indien deze een ander is dan de vervaardiger. 4. In geval op den gasmeter vermeld is voor hoeveel lichten hij bestemd is, moet dit aantal uit het meetvermogen zijn afgeleid naar den maatstaf van 140 kubieke decimeter gasverbruik per uur voor één licht. 5. De in de vorige leden bedoelde opschriften zijn duidelijk en onuitwischbaar. 4. Bij een overdruk van het gas in den gasmeter van 10 centimeter water of minder mag geen gas of vloeistof door lek/naar buiten ontsnappen. 5. De gasmeter mag noch stilstaande, noch werkende gas ongemeten doorlaten. 6. 1. Een natte gasmeter is voorzien van een voor den gebruiker toegankelijke inrichting om de vloeistof op den normalen stand te brengen. 2. De steunpunten van een natten gasmeter met een meetvermogen van 14,000 kubieke decimeter per uur öf minder liggen in een plat vlak. Een natte gasmeter met grooter meetvermogen heeft öf steunpunten, die in een plat vlak liggen, of een vlak koperen kruis, geschikt om er een waterpas in twee I onderling loodrechte richtingen op te kunnen plaatsen. 3. Een natte gasmeter met steunpunten, die in een plat vlak liggen, geplaatst op een horizontaal vlak, mag, wanneer er gas doorstroomt met een snelheid, beantwoordende aan het meetvermogen of met geringer snelheid, ."- «. bij den normalen stand van de vloeistof niet meer dan 1,5 ten honderd te veel of8 November 1913. De Minister voornoemd, Tbkub. INSTRUCTIE ter uitvoering van het Reglement op den ijk der gasmeters, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 15 October 1913 (Staatsblad n°. 391). Art. 1. De ijk zoowel als de herijk van gasmeters met een meetvermogen van ten hoogste 14,000 kubieke decimeter per uur geschiedt aan de kantoren, die daarvoor door den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel zijn opengesteld. Die verrichtingen geschieden voor gasmeters met een grooter meetvermogen, hetzij aan die kantoren, hetzij ter plaatse, waar zij zijn opgesteld. 2. In elk kantoor, aangewezen voor den ijk van gasmeters, bevinden, zich één of meer meetklokken met toebehooren. 3. Als het onderzoek geschiedt ter plaatse, waar de gasmeter is opgesteld, zorgt de aanvrager voor de naar het oordeel van den met den ijk belasten ambtenaar noodige toestellen en inrichtingen en voor de opstelling daarvan. S. & J. n". 14, 10» dr. ö Het meetwerktuig zal hoofdzakelijk bestaan uit een of meer natte gasmeters. 4. Bij aanbieding van een nieuwen óf herstelden gasmeter moeten de onderdeelen, welker vaste plaatsing het onderzoek belemmert, los zijn en afgenomen kunnen worden. Bij aanbieding van een gasmeter ten herijk ngevolge art. 15, sub c, der wet van 7 April, 1869 (Staatsblad n°. 57), laatstelijk gewijzigd bij de wet-van 2 Mei 1891 .(Staatsblad n°. 122) moet het losmaken van die deelen door of vanwege den aanbieder geschieden, nadat de met den ijk belasten ambtenaar zich overtuigd heeft, dat de ijkmerken ongeschonden zfjn. 5. Allereerst wordt onderzocht of de gasmeter voldoet aan de voorwaarden, genoemd in de artikelen 1, 2, 3 en 6, eerstelen tweede lid, en 9, zoo noodig in verband met het bepaalde in artikel 12, van het Reglement. 6. Daarna wordt het telwerk uitgenomen en onderzocht, tenzij blijkt, dat het reeds voordat het in den gasmeter geplaatst werd, juist bevonden en gewaarmerkt is. 7. Vervolgens wordt de gasmeter aan een inwendigen gasdruk van 10 centimeter water onderworpen om te onderzoeken of de gasmeter gas of water door lekken naar buiten laat ontsnappen. Een natte gasmeter wordt vooraf tot op den normalen stand van de vloeistof met water gevuld. Dit geschiedt door er iets te veel in te gieten en daarna bij langzame doorstrooming van gas, onder een overdruk van ten hoogste 5 centimeter water, het overtollige door de daarvoor bestemde opening te laten afloopen tot er niets meer uit den gasmeter vloeit. Is de gasmeter van een peilglas voorzien, dan moet de streep op het peilglas samenvallen met den normalen stand. Bij gasmeters, die vóór het inwerkingtreden van deze Instructie geijkt zijn en met ongeschonden ijkmerken ten onderzoek worden aangeboden, wordt de vóórdien gevolgde wijze van vullen toegepast. cMSl 8. Dan wordt onderzocht óf de gasmeter ongemeten gas doorlaat, door dezen aan een meetklok en een controle-gasmeter teverbinden, of wel alleen aan een controle-gasmeter als het onderzoek niet op een ijkkantoor geschiedt. en na te gaan of bij een doorstroomingssnelheid van ten hoogste één tiende van het meetvermogen, onder een overdruk van ten hoogste 5-centimeter water, de aanwijzing van den gasmeter en die van de meetklok en van den contröle-gasmeter (eventueel van den contrólegasmeter alleen) voldoende overeenstemmen. 9. Ten slotte geschiedt het onderzoek naar de juistheid der aanwijzing van den gasmeter (inhoudsproef) door vergelijking van deze aanwijzing met die van een meetklok, of, indien het onderzoek niet op een ijkkantoor geschiedt» met die van een of meer controle-gasmeters. Ook deze proef geschiedt met gas onder een overdruk van ten hoogste 5 centimeter water. De doorstroomingssnelheid van het gas beantwoordt zoo na- mogelijk aan het meetvermogen. Er moet ongeveer 100 kubieke decimeter o* meer gas doorgevoerd worden, zóó, dat de literwijzer bij het einde van de proef ten naastebij in denzelfden stand is als bij het begin van de proef. Gedurende dit onderzoek wordt met mano. meters nagegaan of het drukverlies van den gasmeter onder de in het Reglement gestelde grens blijft. Ook wordt de temperatuur van gas, water en lucht opgenomen. Bij gasmeters, waarbij het mogelijk is den stand van de vloeistof te verhoogen, geschiedt de inhoudsproef nie£ .alleen bij den normalen, maar ook bij den hoogsten stand, welke verkregen wordt door zooveel water bij te voegen, dat het bij gesloten afvloei-opening en geopenden syphon uit dezen laatste wegloopt. Een natte gasmeter moet bij het onderzoek op een horizontaal vlak worden geplaatst of wel met behulp van een bóven op den gasmeter aangebracht vlak, koperen kruis door middel van een waterpas juist gesteld worden Bij een drogen gasmeter wordt, zoowel bij het onderzoek naar inwendig lek als bij de inhoudsproef, zoo mogetijk gebruik gemaakt van den regulateur. ■ » Indien bij een inhoudsproef een fout van meer dan één en minder dan twee ten honderd wordt gevonden, of indien twijfel bestaat of de eerste proef wel maatgevend is, wordt een tweede proef genomen, waarbij de gasmeter — 100 — zooveel mogelijk vooraan komt te staan in de reeks gasmeters, welke het gas bij de beproeving achtereenvolgens doorloopt. In iedere reeks mogen ten hoogste drie gasmeters worden opgenomen om een herhalingsproef te ondergaan. Zoo noodig doet de ambtenaar meer dan twee proeven met denzelfden gasmeter. Bij een muntgasmeter moet bovendien een inhoudsproef genomen worden tijdens de automatische sluiting, zonder dat de sluiting nog zoo ver gevorderd is, dat het drukverlies te sterk vermeerdert. Dit heeft de bedoeling na te gaan of de miswijzing van den gasmeter binnen de gestelde grenzen blijft ook ingeval de gasverbruiker eerst dan een muntstuk in den gasmeter doet als de vermindering van den gastoevoer hem daartoe dwingt. Indien deze proef voor een bepaalde constructie van muntgasmeters overbodig gebleken is, kan zij met machtiging van den Inspecteur van het Ukwezen achterwege blijven. Van tijd tot tijd wordt onderzocht in hoeverre de miswijzing van de gasmeters van een bepaalde fabriek bij een doorstroomingssnelheid, beantwoordende aan het halve meetvermogen, binnen de gestelde grenzen'blijft. Indien het noodig blijkt, moeten alle gasmeters van die fabriek ook bij het halve meetvermogen worden onderzocht. 10. Is de gasmeter bevonden aan de voorschriften te voldoen, dan wordt hij gestempeld. De stempelmerken worden afgedrukt in tinsoldeer, dat op de daarvoor bestemde plaatsen vóór de aanbieding van den gasmeter is aangebracht en voor zoover dit niet mogelijk is, in tinsoldeer, dat door den aanbieder kosteloos wordt verstrekt. (1) a. bij een natten gasmeter in den regel ten getale van vijf, als : één ter bevestiging van het kastje, bevattende het telwerk ; twee, waarvan één het kantoormerk, ter bevestiging van de voorplaat; één om te voorkomen dat de buis, regelende den waterstand, gewijzigd wordt en één ter bevestiging van de plaat met de in art. 3 van het Reglement genoemde opschriften, zoo deze niet op de voorplaat zelve zijn aangebracht ; (1) Deze zin is aldus gewijzigd bij beschik, king van 24 October 1918. - 101 — bij een natten gasmeter met peilglas wordt ook dit van één of meer ijkmerken voorzien, E evenals het koperen kruis, dienende om den f gasmeter juist op te stellen; b. bij een drogen gasmeter in den regel ten ' getale van drie, als : twee, waarvan één het kantoormerk, ter bevestiging van de bovenplaat aan de kast, en één ter bevestiging van de plaat als Bij een natten gasmeter; is het kastje, dat het telwerk bevat, buiten tegen den gasmeter aangebracht, dan wordt dit met twee f tempelmerken bevestigd. •; De ijkmerken worden aangebracht overeenkomstig het bepaalde in art. 9 van het Reglement. Een gasmeter, die met ongeschonden ijkmerken ten onderzoek wordt aangeboden en niet voldoet aan de voorschriften van het Reglement, wordt van alle goedkeuringsmerken ontdaan en voorzien- van het afkeuringsmerk. 11. Bij de afgifte van een geijkten, natten gasmeter wordt tegen dé deur van het telkastje eene aanwijzing met schetsteekening geplakt, waaruit de gebruiker kan zien hoe hij den stand ; van de vloeistof kan houden op het peil, waarbij de meter juist aanwijst. ' Van eiken ingevolge art. 15, sub c, der boven: genoemde wet ten herijk aangeboden gasmeter wordt, zoowel bij goedkeuring als bij afkeuring, eene verklaring afgegeven, vermeldende de' Luitkomst van het onderzoek. Van deze verklaring wordt een afschrift in | het archief van het ijkkantoor bewaard. 12. Aan elk ijkkantoor voor gasmeters worden registers gehouden van goedgekeurde en van niet-goedgekeurde gasmeters. 13. De Inspecteur van het IJkwezen geeft aan belanghebbenden op hun verzoek inlichtingen betreffende het ijkonderzoek, die ertoe kunnen strekken, dat bij het regelen der gasmeters op hun fabrieken fouten worden vermeden en het onderzoek aldaar op dezelfde wijze als bij den ijk kan geschieden. Behoort bij beschikking van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 8 November 1913, nP.. 6369, afdeeling Nijverheid. Mij bekend, De Secretaris-Generaal, Versteeg. — 102 — ALPHABETIISCH REGISTER. (De cijfers duiden de artikelen der wet aan.) Aankondiging. 10. 32. 33. Acten. Benaming in — 7. Adjunct-ijkers. 22. 23. 25. 26. Afkeuringsmerk. 20. 29. 34. Afschaffing der vroegere wet en besluiten. 43. Ambtenaren. Overtreding der wet door — 7. 30. Apotheker. Gewicht. 42. Bekers. 6. Benaming der maten en gewichten. 3. 7. Beslag. In — name. 34. Besturen. Overtreding der wet door openbare — 7. 30. Bezitten van niet met de wet overeenkomstige maten enz. 11. 28. 29. Chemicaliën. Gewicht. 42. Collegien. Overtreding der wet door openbare — 7. 30. Deskundigen. Overtreding. 7. 30. Deurwaarders. Overtreding dér wet door — 7 30. Drinkglazen. 6. Droogerijen. Gewicht. 42. Eed van den inspecteur, de ijkers en adjunctijkers. 25. Etiketten. 10. Extracten uit koopmansboeken. 9. Examen der ijkers en adjunct-ijkers. 23. Flesschen. 6. Gasmeters. 5. 11. 12. 15. 10. 19. 20. 22. 29, 31. 38. — 103 — Gebruik van maten enz. niet in overeenstemming met de wet. 11. 28. 29. 31. 33. „ 'Zie ook : Strafbepalingen. Geneeskundigen. Gewicht. 42. Geneesmiddelen. Gewicht. 42. ' Gewichten. Benaming der — 3. ', .', Zwaarte der — 4. Griffiers. Overtreding der wet door — 7. 30. Herijk. 15. 1(5. 17. 19. 21. Hoofden van besturen. Overtreding der wet door — 30. Uk. 14—21. Ukers. 22. 23. 25. 26. Inspecteur van het ijkwezen. 24. Instructie voor de ijkers enz. 24. 25. In werking treden der wet. 44. Justeeren der gewichten. 21. Karaffen. 6. Kilogramme. 1. Koopmansboeken. 9: Kosten van ijk en herijk. 17. Kruiken, (i. Kwart mudde. 40. Leden van besturen. Overtreding der wet door — 30. Maten. Benaming der — 3. „ Grootte der — 4. Medicinaal gewicht. Afschaffing van het 42. Meetwerktuigen. 5. Merkteekenen op maten, met het doel om bij andere dan wettelijke maten te verkoopen. 291 Mètre. 1. Naam der maten en gewichten. 1. 3. 12. Notarissen. 7. 30. Overgangsbepalingen. 23. 37—43. Overtredingen xler wet. Opsporen van — 26. Procureurs. Overtreding der wet door — 7. 30. Registratie van onderhandsche goschriften waarin vreemde of afgeschafte maat of — 1(4 — gewicht alleen in vreemde of afgeschafte maat of gewicht'is uitgedrukt. 8. Rechters. Overtreding der wet door — 7. 80., Scheepston. 3. Scheidsmannen. Overtreding der wet door — 7. 30. Secretarissen. Overtreding der wet door — 7. 30. Standaards. 2. Stempelen. 14. 15. Stempelmerken. 15. 20. 29. 34. Straf bepalingen. 28—35. 42.. „ Zie ook : Geldboeten. Toezicht op de maten enz. 22—27. Vaatwerk. 6. Verbeurdverklaring. 34. Verificatie. 14. 15. Vernietiging. 34. Verzoekschriften. 7. Visitatie der ambtenaren. 27. Voorhanden hebben van niet met de wet overeenkomstige maten enz. 11. 28. 29. 33. Voorschriften omtrent de wijze van meten1 en wegen, voor koopwaren, waarin handel wordt gedreven. 12. Voorwaarden waaraan de maten enz. moeten voldoen. 13. Voorzitters van besturen. Overtreding. 30. Waarde der maten en gewichten. 12. • Waarmerken. 14. 15. Weegwerktuigen. Zwaarte der belading. 12. S. •* J. N°. 14. 10e druk. EERSTE AANVULLING der W KT betreffende de Maten, Gewigten en Weegwerktuigen. 'Besluit van den 28sten Mei 1919, S. 269, tot nadere wijziging van -iet Reglement op de maten en gewichten. Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 1 Mei 1919, n°. 4003, Afdeeling Nijverheid; Gelet op de artikelen. 12 en 16 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad ri°. 57) betreffende de maten,gewichten en weegwerktuigen, waarvan •de gewijzigde tekst ia bekend gemaakt bij Koninklijk besluit van 29 November 1874 {Staatsblad n°. 143) en die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 2 Mei 1897 (Staatsblad n°. 122) ; Den Raad van State gehoord (advies van 20 Mei 1919, n°. 48); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 24 Mei 1919, n°. 4743, 'afdeeling Nijverheid; Hebben goedgevonden en verstaan : Eenig artikel. Het reglement op de maten en gewichten, vastgesteld bij Ons besluit van 6 November 1912 (Staatsblad n°. 341) en laatstelijk gewijmgd bij Ons besluit van 15 Juni 1917 (StadtSoTad n°. 467), wordt met ingang van 1 Juli 1919 nader gewijzigd als volgt: I. Aan artikel 1 wordt een tweede lid toe: gevoegd, luidende : „Onze Minister van Landbouw, Nijverheid eh Handel is bevoegd goedkeuring te verleenen — 106 — tot afwijking van de voorschriften van dit Reglement, indien het ter bevordering van de bruikbaarheid, nauwkeurigheid, duurzaamheid, sierlijkheid of stevigheid der maten of gewichten noodig mocht worden geacht, mits de bepalingen betreffende de afmetingen dier voorwerpen steeds worden in acht genomen". II. Aan artikel 4 wordt een tweede lid toegevoegd, luidende : „Deze bepaling vindt, in geval van wijziging van het Reglement, overeenkomstige toepassing". III. In de „Lijst der bijlagen" wordt de zin achter K. gelezen als volgt: „De hooge en lage koperen maten van 20, 10 en 5 Liter en de lage koperen maten van 2, i; -| Liter en 2 deciliter". IV. Het voorschrift voor den Meter op de teekening, behoorende bij bijlage B., wordt gewijzigd als volgt: „De indeeling der meetlat van 1 Meter gaat tot in centimeters. De eerste centimeter Of de geheele Meter mag bovendien tot in millimeters ingedeeld zijn". V. In bijlage G. wordt aan lid 2 het volgende toegevoegd : „ , behoudens dat de verbinding van den wand en den bodem en de versterking ook vóór de maten van J Liter en van 2 deciliter plaats heeft als bij de grootere door middel van een ring, zoodanig, dat de onderrand een dikte heeft van tenminste 1.8 m.M.". Aan lid 5 van dezelfde bijlage wordt het volgende toegevoegd : „De ruimte tusschen dien stortrand en het handvat is met soldeer aangevuld". VI. De voorschriften op de teekening N°. 1. behoorende bij bijlage G., worden aangevuld met: „Voor de dikte der naamplaten geldt het bepaalde in de laatste kolom van de tabel, die is geplaatst op de teekening N°. 3, behoorende bij bijlage H. De dikte dier platen is voor de . maten beneden i Liter ten minste 0.8 m.M.". Het voorschrift op de teekening N°. 2, behoorende bij bijlage'G-, wordt aangevuld met: „De dikte en breedte der handvatten zijn ten minste : — 107 — Oliematen. ! Melkmaten Benaming ■ [Breedte Dikte IBreedte Dikte der maat. in millimeter, in millimeter. 2 Liter . . J 19 \ 2.7 I 21 \ 4.1 1 ., --. . 16.5 2.2 ! 18 j 4.0 f S„' • 16 1-7. 16.5 3.2 2 deciliter. 13 1.5 14 J 3.0 1 „ 11 1.4 [ 11 2.2 i (, 1 9 I 1.3 ! 11 f 2.0 Het voorschrift op de teekening N°. 2 en dat op de teekening N°. 3, behoorende bij bijlage G., wordt aangéVuld met: „Voor de dikte der naamplaten geldt het bepaalde in de laatste kolom van de tabel, die is' geplaatst op de teekening N°. 3, behoorende bij bijlage H>". VIL In bijlage H. wordt aan lid 3, zooals dat is aangevuld bij Koninklijk Besluit van 29 Januari 1915 {Staatsblad n° 30), toegevoegd : „Ook is het gèoorloofd, dat de brug der graanmaat geplaatst is loodrecht op de richting, aangegeven in deze teekening". VIII. In bijlage K. wordt in het opschrift tuschen „De" en „koperen" het woord „hooge" ingelascht en aan lid 1 het volgende toegevoegd : „Hét is geoorloofd, in plaats van een handvat, een hengsel en oogen ter bevestiging van dat hengsel'aan te brengen op de wijze als voor de blikken maten is bepaald; de handgreep wordt dan aangebracht als bij de blikken maten". IX. Achter, de. tabel in lid 3 van bijlage K. wordt het volgende toegevoegd : „De lage kopéren maten van 20, 10 en 5 Liter. 4. Deze maten hebben, wat het voor de meting bestemde gedeelte betreft, den vorm van een cylinder ,met vlakken bodem. De inhoud wordt gerekend tot den bovenkont van den cylinder. De maten zijn gemaakt van roodkoper, van binnen vertind en zijn voorzien van een geelkoperen naamplaat als bij de hooge koperen maten. De samenstelling van deze maten . stemt overeen met die van de — 108 — hooge koperen maten, doch zonder brug, uitlooppijp, voetrand en, voor zoover de maten van 10 en 5 Liter aangaat, ook zonder middelband, terwijl de afmetingen van de inwendige middellijn en. hoogte gelijk zijn aan die van de overeenkomstige blikken maten. De maten hebben een roodkoperen stortrand van dezelfde dikte als die bij de hoogere koperen maten, doch van den vorm als voor de blikken maten van denzelfden inhoud is voorgeschreven. De stortrand is niet om een draad opgerold, maar vervaardigd als bij de hooge roodkoperen maten. Het hengsel en de oogen zijn bij de maat van 20 Liter van geelkoper. De voorschriften sub 9 en 10 van bijlage G. zijn op deze maten van toepassing. De lage koperen maten van 2, 1, £ Liter en 2 deciliter. 5. Deze maten zijn bestemd voor het meten van melk en hebben, wat het voor de meting bestemde gedeelte betreft, den vorm van een cylinder met vlakken bodem. De inhoud wordt gerekend tot den bovenkant van den cylinder. De afmetingen van de inwendige middellijn en hoogte zijn gelijk aan die van de overeenkomstige blikken maten. De maten zijn gemaakt van geelkoper, van binnen vertind en bovendien voorzien van een geelkoperen naamplaat als bij de blikken maten. De samenstelling, ook wat de afmetingen van den wand, den bodem, de banden en de kruisstrooken betreft, stemt overeen met die van de ijzeren maten van denzelfden inhoud. Bij de maat van 2 Liter kunnen echter de kruisstrooken weggelaten -worden, als de dikte van den bodem ten minste 1.5 m.M. bedraagt. Op den wand is geen stempelplek van tinsoldeer aangebracht. De handvatten zijn van massief geelkoper; de vorm en de afmetingen van de handvatten en van de stortranden zijn gelijk aan die van de blikken maten van denzelfden inhoud. De vorm en de afmetingen der samenstellende deelen van den J-Liter gelden ook voor de maat van 2 deciliter. Het handvat wordt bij de maten van 2 en 1 Liter met twee en bij die van J Liter en 2 deciliter met één klinkbout bevestigd. Alle verbindingen, ook die, welke van klinkbouten voorzien zijn, zijn gesoldeerd. De voorschriften — 109 - sub 9 en 10 van Bijlage G. zijn op deze maten van toepassing". Aan het voorschrift op de teekening, behoorende bij bijlage K., wordt het volgende toegevoegd : „Voor de dikte der naamplaten geldt het bepaalde in de laatste kolom van de tabel, die is geplaatst op de teekening n°. 3, behoorende bij bijlage H." X. In bijlage N., lid 1, wordt tusschen den vijfden en zesden zin het volgende ingelascht: „De einden van den wand, sluitend tegen elkaar gelegd, worden verbonden door klinknagels op een strak langs den buitenwand aangebrachte strook." XI. In bijlage O. wordt tusschen den derden en vierden zin het volgende ingelascht: „Ook is het ^geoorloofd de kraan van palmof van eikenhout te vervaardigen." XII. De bij bijlage P. behoorende teekening vervalt en wordt vervangen door de bij dit besluit gevoegde teekening1. In bijlage P. wordt lid 1 gelezen als volgt: „Deze gewichten stemmen overeen met de teekening, behoorende bij deze bijlage. Zij bestaan uit .een romp van gietijzer met een opening, waarin een handvat van gesmeed ijzer is vastgéwigd en waarin zich het lood bevindt, waarmede het gewicht gejusteerd is. Tevens is ten behoeve van de stempeling een met lood aangevulde uitholling in het bovenvlak aangebracht. De zwaarte is vermeld door de holle (en creux) ingegoten opschriften 50 K.; 25 K.; 20 K.; 10 K.; 5 K. ; 2 K. ; of 1 K. Een weinig in het oog vallend merk van den fabrikant, het fabrieksmerk, is eveneens hol ingegoten." Lid 3 van dezelfde bijlage wordt gelezen als volgt: „De hoogte ƒ., zijnde de hoogte onder het lood, waarover de opening niet gevuld is, en de toegelaten afwijking van de op het gewicht vermelde zwaarte zijn vermeld in den hieronder s taanden staat: 1 De teekeningen zijn hierna niet opgenomen. — 110 — ó Gewicht van 50 25 20 10 5 2 1 ^ l ten hoogste 106 84 78 62 50 36 28 g ' I ten minste bij ijk 63 50 47 37 30 22 17 S Afwijking van de zwaarte bij ijk van 0 van 0 van 0 van 0 van 0 | van 0 van 0 g tot tot tot tot tot I tot tot g 4- 4.0 4- 2.2 4- 1.8 4- 1.0 + 0.8 4- 0.4 4- 0.2 O Afwijking van de zwaarte bij herijk ... van 0 van 0 van 0 van 0 van 0 van 0 vanO i g ■ tot tot tot tot tot tot tot g tifêfcfap 4- 20 I 4- 11 + 9' + 5/ + 4 4- 2 + ILüs XIII. In bijlage Q., lid 1, derden zin, vervallen de woorden : „van 1 Ons en daarbeneden." XIV. In bijlage E., lid 1, wordt aan den tweeden zin het volgende toegevoegd: „, behalve dat de afmetingen voor het stuk van 20 milligram worden veranderd als volgt: 10 in 8 ; 5 in 4 ; 1.5 in 0.7 en die voor het stuk van 2 milligram als volgt: 6 in 4; 3 in 2; 1.3 n 0.5, alsmede dat het getal, aanduidende de zwaarte, op de gewichtstukjes van 20 milligram — 111 — wordt gesteld in de richting van de langste afmeting dier gewichtjes, terwijl het cijfer voor de stukjes van 2 milligram van een eenigszins kleiner type is • om uitpuiling der randen te voorkomen." Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 28sten Mei 1919. WILHELMINA. De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, H. A. VAN IJSSELSTEEIJN. (Uitgeg. 24 Juni 1919.) S. J. N°. 14. 10» druk TWEEDE AANVULLING dbb WET betreffende de maten, gewigten en weegwerktuigen. Wet «Ön den Hosten Juli 19] 9, S. 522, tot nadere wijziging van de wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), betreffende de maten, géwichten en weegwerktuigen. Zie betreffende deze wet: ByL Wand. 2« Kamer 1918/19, n°. 480, 1— 6 ; , Hdn4. id. 1918/19, bladz. 2991 ; Hand. 1? Kamer 1918/19, bladz. 648, 655. Wij^WILÉlELMINA, enz doei te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is de wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), betreffende dé* maten, gewichtep en weegwerktuigen, laatstelijk gewijzigd bïj de wet van 2 Mei 1897 (Staatsblad n°. 122), nader te wijzigen ; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State, enz. ■ Art, 1. Artikel 17 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57) wordt gelezen als volgt : «Wejgens de werkzaamheden, -s erbonder aan den ijk>en herijk, is ijkloor verschuldigd volgens een bij' algemeenen maatiegel van bestuur vast te stellen tarief." Aan artikel 44 der genoemde wet wordt een tweede lid toegevoegd, luidende als volgt: ' „Zij kan worden aangehaald onder den titel „IJkwet"." 2j 'Deze wet treedt in werking met ingang van 1 Januari 1920. Lasten en bevelen, enz. Gegeven ten Paleize het Loo, den 25sten Juli 1919. WILHELMINA. De Mm. van Landbouw, Nijverheid en Handel, H. A. van ijsselsteijn. (üitgeg. 16 Aug. 1919.) 8 S. J. N°. 14. 10» druk. DERDE üüfeflMfc AANVULLING der WET betreffende de maten, gewigten en weegwerktuigen. (IJ KW8T), Besluit .-t*m den 23sten October 1919, S. 611, betreffende het ijkloon voor maten, ge wichten en gasmeters. Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 17 September' 1919, n°. 7928, afdeeling Nijverheid ; Gelet op artikel 17 der IJkwet, zooals dat artikel laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 25 Juli 1919 {Staatsblad n° 522); Den Raad van State gehoord (advies van 14 October 1919, n°. 39); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 17 October 1919, n°. 8866, afdeeling Nijverheid; Hebben goedgevonden en verstaan : Met ijigang van 1 Januari 1920 vast te stellen de volgende bepalingen : Art. 1. 1. Het tarief van het ijkloon voor het onderzoek van maten, gewichten en gasmeters bedraagt per stuk voor : Bij aanbieding ten ijk: herijk: A. Lengtematen : Houten) %-meter en 1-meter . f 0.10 f 0.05 „ f meetlat van 2 meter . 0.20 0.15 „ i „ 5 „ . 0.30 0.15 Geelkoperen toonbankmeter 0.30 0.15 Mlitiemaat 0.50 0.25 Maten van 10 en 20 meter . 1.00 0.50 B.^ Inhoudsmaten : Onderdeelen van den liter . . f 0.10 f 0.05 1 en 2-;liter 0.15 0.10 5, 10,-20 en 25 liter .... 0.30 0.15 % hectoliter 0.50 0.25 1 en 2 hectoliter 1.00 0.50 Strijkers 0.10 0.05 Melkmeetemmers 0.50 0.25 Kraanmaten 1.00 0.50 C. Gewichten: 1 gram tot en met 50 gram . £ 0.10 f 0.10 1 ons tot en met 5 ons . . . 0.20 0.10 Geelkoperen 1 kilogram . . . 0.30 0.10 IJzeren. 1 kilogram 0.30 0.15 2 en 5 kilogram 0.30 0.15 10 en 20 kilogram 0.40 0.20 25 en 50 kilogram 0.50 0.25 MilUgramgewichten 0.20 0.10 — 114 — Bij aanbieding ten ijk of herijk: D. Gasmeters: Gasmeters met een meetvermogen per uur van : 525 kub. decim. en daarbeneden f 1.00 526 tot en met 1,000 kub. decim. f 1,50 1,001 „ „ „ 2,000 „ „ 2.00 2,001 „ „ „ 3,500 „ „ 2,80 3,601 „ „ i 5,200 „ „ 3.00 5,201 „ „ „ 7,000 „ „ 4.00 7,001 „ „ „ 9,000 „" »' 5.00 9,001 „ „ „ 11,500 „ „ 6.00 11,501 „ „ „ 14,000 „ „ 7.00 Gasmeters met een grooter meetvermogen : bovendien voor elke 14,000 kub. decim. meer of gedeelte daarvan '. f 1.00 2. Wanneer bij de aanbieding ten ijk of ten herijk maten door waterweging of watermeting worden onderzocht, wordt per stuk het dubbele tarief geheven. Eveneens is per stuk het dubbele tarief verschuldigd voor het onderzoek van de gewichten van 1 gram en daarboven, bestemd voor fijne wegingen. 2.1. Het tarief, in het vorige artikel voor' den herijk bepaald, is ook verschuldigd, indien een maat, gewicht of gasmeter ten ijk voorwaardelijk of onvoorwaardelijk geweigerd of bij den herijk voorwaardelijk afgekeurd wordt, met dien verstande, dat in dat geval voor de maten en gewichten, bedoeld in het tweede lid van artikel 1, het enkele, voor den herijk bepaalde, tarief wordt geheven. 2. Geen ijkloon is verschuldigd in geval van onvoorwaardelijke afkeuring bij den herijk. 3. Wanneer een geweigerd of afgekeurd voorwerp wederom ten ijk of ten herijk wordt aangeboden, moet daarvoor opnieuw overeenkomstig de hiervóór staande bepalingen worden betaald. 3. 1. Ten ijk of ten herijk aangeboden voorwerpen worden niet aan den aanbieder teruggegeven alvorens het ijkloon is betaald'. 2. Wanneer milligramgewiehten per post aan het ijkkantoor ten herijk worden toegezonden, wordt daarbij ingesloten een postbewijs tot een bedrag, overeenkomende met de som van 10 cent voor elk gewicht. 3. Indien de aanbieder het verlangt, wordt hem een quitantie voor het betaalde ijkloon afgegeven, welke quitantie tevens een uittreksel uit het tarief bevat. Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. Het Loo, den 23sten October 1919. WILHELMINA. De Min. van Landbouw, Nijverheid en Bande l, H. A. VAN IJsSELSTELfN. (Uitgeg. 3 Nov. 1919.) — 116 — JBeslutt van den 23ste» October 1919, S. 612, betreffende het justeeren van de gewichten. Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 17 September 1919, n°. 7928, afdeeling Nijverheid ; Gelet op artikel 21 der IJkwet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van. 25 Juli 1919 (Staatsblad n . 522)- ' Den Baad van State gehoord (advies van 14 October 1919, n°. 39); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 17 October 1919, n°. 8866, afdeeling Nijverheid ; Hebben goedgevonden en verstaan : met ingang van 1 Januari 1920 in te trekken het Koninklijk besluit van 6 November 1912 {Staatsblad n°. 342), gewijzigd bij Koninklijk besluit van 1 Augustus 1914 (Staatsblad n°. 342) en te bepalen j Art. 1. De met den ijk belaste ambtenaren justeeren op Verzoek van de belanghebbenden de ten herijk aangeboden gewichten, mits dit kan geschieden door in een daarvoor bestemde opening. ïh het gewicht lood toe te voegen of wég te nemen en de zwaarte niet meer afwijkt van de zwaarte, ^welke op het gewicht vermeld is, dan 1/100 van deze zwaarte bij de gewichten van 1 ons en daarboven, en 1/50 van deze zwaarte, bij de gewichten van 50 gram en daarbeneden^ „ 2. Het justeerloon bedraagt: A. voor ijzeren gewichten : van 50 en -25 kilogram per stuk 40 cent, „ 20 „ 10 „ „ „ 20 „ en „ 5, 2 en 1 kilogram „ „ 10 „ ; B. '.. voor koperen gewichten : o. bestemd voor gewone wegingen, voor die van *'1 kilogram en daarbeneden, per stuk 10 cent, voor die boven het kilogram, het dubbele van het bedrag, hetwelk voor ijzeren gewiohten van dezelfde zwaarte vastgesteld is; 6. bestemd voor fijne wegingen, voor die van 1 kilogram en daarbeneden, per stuk 20 cent, voor die boven het kilogram, het drievoud van het bedrag, hetwelk voor ijzeren gewichten van dezelfde zwaarte vastgesteld is. 3. De met den ijk belaste ambtenaaar geeft, indien de belanghebbende het verlangt, wegens hot ontvangen justeerloon eene quitantie af, waarop de aantallen gewiohten van elke soort, als genoemd in artikel 2, en het justeerloon voor elke soort vermeld zijn. Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst, en -waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. Het Loo, den 23sten October 1910. WILHELMINA. De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, H. A. van ijsselsteun. (Uitgeg. 3 Nov. 1919.) — 116 — Besluit van den 6den November 1919, S. 650, tot regeling van den herijk der maten en gewichten in 1920 en 1921. Wij WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 1 October 1919, n°. 8306, afdeeling Nijverheid; Gelet op art. 15, letter a, der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij Koninklijk besluit van 29 November 1874 (Staatsblad n°. 143) : den Baad van State gehoord (advies van 29 October 1919, n°. 48); Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel Van 1 November 1919, n°. 9220, afdeeling Nijverheid ; Hebben goedgevonden en verstaan : te bepalen : 1°. de maten en gewichten moeten in' het jaar 1920 of 1921 worden onderworpen aan den herijk, bedoeld bij artikel 15, Jetter a, der bovengenoemde wet; 2°. de herijk heeft plaats binnen het tijdvak van 1 Januari 1920 tot en met 30 September 1921 ; 3°. aan Gedeputeerde Staten der provinciën wordt opgedragen het tijdstip te bepalen, waarop de herijk voor elke gemeente bmnen het onder 2°. genoemde tijdvak zal geschieden; 4°. het merk van goedkeuring, dat in 1918 en 1919 bij den ijk en den herijk van. maten en gewichten is gebezigd, is geldig tot en met 30 September 1921. Onze Minister van Landbouw, Nijverheid eh Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. Het Loo, den 6den November 1919. WILHELMINA. De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, H. A. van ijsselsteijn. (üitgeg. 20 Nov. 1919.) Beschikking van den Minister van Landbouw, Nijverheid, en Handel van 5 December 1919, n°. 11161, afd. Nijverheid, Ned. Staatse. n°. 257, ter uitvoering van het Koninklijk besluit van 9 November 1869, S. 167. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel; , , Gelet op het Koninklijk besluit van 9 November 1869 (Staatsblad n°. 167), houdende vaststelling van de stempelmerken en het afkeuringsmerk voor de maten en gewichten, zooals het laatstelijk is gewijzigd bij Koninklijk besluit van 30 October 1908 (Staatsblad n°; 332), en op art. 10 van het Reglement op den ijk van gasmeters, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 15 October 1913 (Staatsblad n°. 391); Heeft goedgevonden : 1°. te bepalen, dat het goedkeuringsmerk, — 117 — gedurende de jaren 1920 en 1921 te bezigen, zal zijn :^ bij den ijk en herijk van maten en gewichten , de letter z ia den gewonen schrijfvorm; bij den ijk en herijk van gasmeters, de Koninklijke kroon ; 2°. ter algemeene kennis te brengen, dat als merk bij eerste stempeling aan de nagenoemde ijkkantoren gebezigd wordt het cijfer achter den naam van elk kantoor aeolaatst : * s-Hertogenbosch 1 Arnhem 3 's-Gravenhage 5 Botterdam 6 Leiden 7 Dordrecht 8 Amsterdam 9 *'' ! Middelburg 12 Utrecht 14 Leeuwarden 15 Zwolle 16 Groningen . ." 17 Maastricht . 19 s-irravennage, 5'December 1919. Voor den Minister, De Secretaris-Oeneraal, Versteeg. Beschtjsking van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 8 December 1919. n°. 8968, afd. Nijverheid, Ned. Staatse, n?. 273, houdende wijziging van de Instructie voor den dienst van het personeel van het IJkwezen. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel; >' Gelét ■op artikel 24 der IJkwet (wet van 7 April 1869» Staatsblad n°. 57), waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij Koninklijk besluit van 29 November 1874 (Staatsblad n°. 148) en die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 26 Juli 1919 (Staatsblad n°. 522); Heeft goedgevonden : De Instructie voor den dienst van het personeel van het IJkwezen, vastgesteld bij beschikking van 15 November 1907, n°. 4166, afdeeling Nijverheid., en laatstelijk gewijzigd bij beschikking van 15 October 1918, n°. 6996, afdeeling Nijverheid, te wijzigen als volgt: 1°. Lid 9 van artikel 11 vervalt. 2°. In artikel 14, lid 1, wordt, in plaats van „Het tariéf der justeerloonen", gelezen : „Het tarief van het ijkloon en justeerloon". 3°. In artikel 16, lid 1, wordt, in plaats van „alle door hen ontvangen justeerloonen", gelezen : „elk door hen ontvangen ijkloon en justeerloon". In lid 2 van dat artikel worden de woorden „der justeerloonen" vervangen door „van het ijkloon en justeerloon" ; in lid 3 worden de woorden „de justeerloonen" gewijzigd in : „het ijkloon of justeerloon" ; en in lid 4 worden de — 118 — woorden: „de justeerloonen van gewiohten" veranderd in : „het ijkloon en justeerloon van voorwerpen". 4°. In artikel 27, lid 1, letters 6 en d, wordt, respectievelijk in plaats van „de justeerloonen" en „der justeerloonen", gelezen : „het ijkloon en justeerloon", en „van het ijkloon en justeerloon". Lid 2 van dat artikel wordt gewijzigd als volgt: „Hij zendt voorts vóór den lOden van iedere maand aan den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel een opgaaf van de door de ijkers, chefs van dienst, in de voorafgaande maand voor het Rijk gedane of bekend geworden ontvangsten en aan den Minister van Financiën de van voornoemde ambtenaren ontvangen quitantiën en bewijzen van storting, vergezeld van een borderel. 5°. Artikel 32, lid 1, wordt gelezen als volgt : 1. De ijkers, chefs van dienst, beheeren het ontvangen ijkloon en justeerloon. De desbetreffende registers worden op het einde van elke maand door hen afgesloten. De ontvangen gelden worden uiterlijk op den 3den van de volgende maand bij den betrokken Rijksbe,taalmeester of op een postrekening ten name van 's Rijks schatkist gestort of overgeschreven, doch kunnen eerder worden gestort, respectievelijk overgesohreven, al naar gelang de chef van dienst dit in verband met het ontvangen bedrag wenschelijk acht. De deswege afzonderlijk voor het ijkloon en het justeerloon af te geven quitanties of bewijzen van' storting respectievelijk afschrijving, worden vóór den 5den van iedere maand aan den Inspecteur gezonden met een borderel, waarvan het model door den Minister wordt vastgesteld. 6°. In artikel 36, lid 4, worden de woorden „en justeerloonen" vervangen door : „ijkloon en justeerloon" en in den tweeden zin van dat lid (toegevoegd bij beschikking van 26 Februari 1915, n°. 1117, afdeeling Nijverheid) worden de woorden „Registers van ijk-, herijk- en justeerloonen" veranderd in: „De bovengenoemde registers". 's-Gravenhage, 8 December 1919. De Minister voornoemd, H. A. VAN IJSSBLSTBIJII. S.&J. N°. 14. 10» druk. VIERDE AANVULLING DER WET betreffende de maten, gewigten en weegwerktuigen. (IJ KW ET) Besluit van dek 3den Juli 1922, S.T428, tot mtrekking vim de aan den Inspecteur van het IJkwezen verleende 4 bevoegdheid in artikel 1 van het besluitjvanr3 Mei 1917 (Staatsblad n?. 383) tot het tijdelijk toelaten van afwijkingen van het Reglement op de maten en gewichten. Wij WILHELMINA., enz. Op de voordracht van Onzen Minister van ^dbouw^nvtfrheid en Handel van 11 Mei % n°- 2915 afdeeling Nijverheid; Gelet op de artikelen 12 en 16 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), betreffende ae maten; gewichten en weegwerktuigen waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt KomnkISk. Besluit van 29 November 1874 (Staatsblad n°. 143)^ die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 25 Juli 1919 (Staatsblad n«. 522) 0P.Unl °f?'ult van 6 November 1912 (Staatsblad nü> 341), tot vaststelling van een Reglement op de maten en gewichten, laatstelijk gewijzigd b„ Ons besluit van 28 Mei 1919 (S>™Mlad'n°. m'en op Ons besluit van 3 Mei 1917 (Staatsblad h°. $83), tot het tijdelijk toelaten van afwijkingen van voornoemd reglement. is^fc".8^ *ehooid (ad™8 ™ , Gezien het nader rap'port van Onzen voornoemden Minister van 21 Juni 1922, n°. 3633 afdeeling Nijverheid; Hebben goedgevonden en verstaan: le verklaren, dat' met betrekking tot Ons nHSiw ^8lU^ van 3 ^ 1917 (Staatsblad n°. 383) de door den oorlog of het oorlogsgevaar veroorzaakte bijzondere omstandigheden heb- H^™T 6n ¥ bTestaan en ™ verband daarmede de aan den. Inspecteur van het IJkwezen in artikel 1 van dat besluit verleende bevoegdheid om afwijkingen van het bepaalde — 120 — in de bijlagen van het Reglement op de maten en gewichten en van de daarbij behoorende teekeningen toe te laten, in te trekken. Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 3den Juli 1922. WILHELMINA. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, H. A. van Ussblstbijn. (Uitgeg. 21 Juli 1922.) S. & J. N. 14. 10 druk. VIJFDE AANVULLING der .' : WET betreffende de maten, gewigten en weeg werktuigen. (IJ K W E T.) Beschikking van den Minister van Arbeid Handel en Nijverheid van 21 September 1923, Tfederl. Staatse. n°. 184, tot bepaling van het goedkeuringsmerk, gedurende de jaren 1924 en 1925 te bezigen bij den ijk en herijk van maten, gewichten en gasmeters. "De Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid ; , Gelet op het Koninklijk besluit van 9 November 1869 (Staatsblad n°. 167), houdende vaststelling van de stempelmerken en het afkeu ringsmerk voor de maten en gewiohten, zooals het laatstelijk is gewijzigd bij Koninklijk besluit van 30 Optober 1908 (Staatsblad n» 332) en op art. 10 van het reglement op den ijk van gasmeters, vastgesteld hij Koninklijk besluit van 15 Ootober '1913 (Staatsblad n°. 391)- Heeft goedgevonden: . te/bepalen, dat het goedkeuringsmerk se durende de jaren 1924 en 1925 tebezigen, zal zijn : bij den ijk en herijk van maten en gewiohten de letter b in denkleinen staanden drukvorm • bn den nk en herijk van gasmeters de Koninklijke kroon. 's-Gravenhage, 21 September 1923. De Minister voornoemd, Aalberse. S. & J. N°. 14, 10e druk. ZESDE AANVULLING DBR WET betreffende de maten, gewigten en weegwerktuigen. (IJKWET) Besluit van. den Ssten November 1923, S. 609, tot regeling van den herijk der maten en gewichten in 1924 en 1926. Wit W1XHELMLNA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Arbeid, Handel en. Nijverheid van 22 October 1923, n°. 12936, Afdeeling Handel en Nijverheid; J Gelet op artikel 16, letter a, der wet van 7 April 1869- (Staatsblad n°. 57), waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij Koninklijk Besluit van 29 November 1874 (Staatsblad n°. 143); Den Raad van State gehoord (advies van 30 October -1923, n°. 26); Gezien het nader rapport van Onzen Munster van Arbeid, Hanjiel en Nijverheid van 5 November 1923,- n