i    Gezicht op Bemeten.  TE VOET DOOR ZUID-LIMBURO Tweede Druk. A. N. W. B. TOERISTENBOND VOOR NEDERLAND SECRETARIAAT: PARKSTRAAT 18, 's ORAVENHAOE HOOFDCONSULAAT: KEIZERSORACHT 590. AMSTERDAM 1922.  KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK  INHOUD. Bladz. Afstandstabel 7 Verdeeling in dagmarschen . 10 Wenken .11 Wegaanduiding 16 Overzicht Provincie Limburg 17 Beschrijving: Roermond—Sittard 21 Sittard—Beek 34 Beek—Meerssen 40 Meerssen—Valkenburg 49 Valkenburg—Heerlen 58 Heerlen—Simpel veld—Vaals 70 Vaals—Epen—Gulpen 78 Gulpen—Valkenburg 86 Valkenburg—Maastricht 94 Alphabetisch register 109   Afstandstabel. n . Afstanden Afstanden ■o "s 42 1-H.i PLAATSNAMEN. V>n _ . TOELICHTINGEN. q c * ROERMOND MAASTRICHT > ° in k.m. in K.M. Roermond, Station . 214.1 2.5 Kapel in 't Zand . 2.5 211.6 3.8 Melick 6.3 207.8 1.3 St. Odiliënberg . . 7.6 206.5 6.5 Montfort .... 14.1 200.0 3.9 St. Joost .... 18.0 196.1 4.2 Echt, Kerk. . . . 22.2 191.9 3.8 Dieteren .... 26.0 188.1 2.0 Susteren 28.0 186.1 3.0 Holtum 31.0 183.1 1.3 Buchten .... 32.3 181.8 1.7 Born, Kasteel. . . 34.0 180.1 3.5 Limbricht .... 37.5 176.6 3.5 Sittard, Markt. . . 41.0 173.1 Overeen rijksweg 2.3 Leijenbroek . . . 43.3 170.8 Door de Puthstraat 1.6 Kolleberg .... 44.9 169.2 13 k.m. minder, 2.3 Wintraak .... 47.2 166.9 3.5 Puth 50.7 163.4 1.2 Heisterberg . . . 51.9 162.2 , Na« s=hi»nen «• co i_i rl n .k» i terug 2.0 K.M. 2.8 Hegge 54.7 159.4 Wandeling Sweik- 2.5 Spaubeek .... 57.2 156.9 huizen 2.6 ê.m. 3.5 Beek 60.7 153.4 NaarhoogteguntUO 3.3 Elsloo 64.0 150.1 Naar St ei n en terug 3.2 Hussenberg . . . 67.2 146.9 4.bk.m.. 1.2 Snijdersberg ... 68.4 145.7 5.8 Meerssen .... 74.2 139.9 Naar Houthem 4.o 2.5 Vliek 76.7 137.4 I^I^km" 1.5 Waterval .... 78.2 135.9 3.0 Groot Haasdal . . 81.2 132.9 3.9 Valkenburg, Ge¬ meentehuis ... 85.1 129.0 3.0 Klein Genhout . . 88.1 126.0 0.7 Arens Genhout . . 88.8 125.3 2.4 Aelbeek . . . .{ 91.2 122.9 1.5 Helle 92.7 121.4 25 Nuth . . ... 95.2 118.9 48 Hoensbroek, Kerk . 100.0 114.1 L Naar-t Kasteel en 2.0 Emmamijn . . .| 102.0 112.1 j terug M ^  8. to ^ Afstanden Afstanden 5 is « van van ■2 a-E. PLAATSNAMEN. TOELICHTINGEN. ^ a ~ ROERMOND MAASTRICHT " in K.M. ' In K.M. 3.0 Schrijversheide . . 105.0 100.1 Omweg Treebeek 1.5 HeSSenberg ... 106.5 107.6 Ron.penMK.M.meer. 5.0 * Kasteel Schaesberg. 111.5 102.6 3.0 Heerlen, Kerk . . 114.5 99.6 3.4 Caumer. . . . . 117.9 96.2 4.4 Imsterade .... 122.3 91.8 3.0 Ubagsberg, triangu- lie-punt en molen 125.3 88.8 1.5 Eyserheide ... 126.8 87.3 2.2 Eijs 129.0 85.1 47 Simpelveld ... 133.7 80.4 24 Banerheide ... 136.1 78.0 2.0 Niswijlre .... 138.1 76.0 3.1 Vijlen 141.2 72.9 3.5 Holset 144.7 69.4 3.4 Vaals . . ; . . 148.1 66.0 1.4 Uitzichttoren . . . 149.5 64.6 Naar't Drielanden- 1.5 Wolfhaag .... 151.0 63.1 2.0 Raren ..... 153.0 61.1 5.5 Camerig .... 158.5 55.6 2.0 Epen 160.5 53.6 1.5 Eperheide .... 162.0 52.1 1 Langs den binnen- 1.6 Heijenraat .... 163.6 50.5 /wegiso.6K.M.korteti. 1.4 Slenaken .... 165.0 49.1 2.0 Hoogcruts. . . . 167.0 47.1 1.4 Terlinden .... 168.4 45.7 4.1 Landraad .... 172.5 41.6 1.1 Crapoel .... 173.6 40.5 1.6 Bergheim .... 175.2 38.9 1.4 Gulpen ..... 176.6 37.5 NaarJt kameel Neu- 2.4 Wiilre-Brug Geul . 179.0 35.1 b™*™™- 1.0 Stokhem .... 180.0 34.1 „ Wandeling.Qulper- 1.1 Berghoven. . . . 181.1 33.0 berg 175 ^ 1.2 Keutenberg, gehucht 182.3 31.8 0.9 Strucht 183.2 30.9 1.1 Schin op Geulle . 184.3 29.8 1.6 Schaesberg, Hermi- 28.2 tage ..... 185.9 1.2 Kasteel Chaloen. . 187.1 27.0  9 « . Afstanden | Afstanden 1 "3. JU PLAATSNAMEN. Va° TOELICHTINGEN, jj s ROERMOND MAASTRICHT ' ° 'in K.M. in K.M. 2.0 Sibbergrubbe . . 189.1 25.0 2.1 Wilhelminatoren . 191.2 22.9 Naar de modeimijn 0.8 Valkenburg ... 192.0 22.1 ^T^SSSh 44 Geulem .... 196.4 17.7 pim.i6min. 1.0 Berg 197.4 16.7 2.1 Bemelen .... 199.5 14.6 2.5 Cadier en Keer . . 202.0 12.1 •3.3 Gronsveld. . . . 205.3 8.8 2.7 Overzetveer-Maas . 208.0 6.1 1.4 Slavante .... 209.4 4.7 0.5 Ruïne Lichtenberg . 209.9 42 1.8 Fort St Pieter . . 211.7 2.4 24 Maastricht Vrijthof. 214.1 | Gemiddeld'kan men rekenen op 12 minuten per kilometer, — bij hellingen op meer —, zonder rusten, goede voetgangers minder, minder goede meer; met de aangegeven afstanden kan men dus zelf nagaan, hoeveel tijd men voor het bereiken van een of andere plaats zal noodig hebben, ongerekend nog den tijd voor rusten en voor het kijken op mooie plekjes.  1. Verdeeling van den wandelweg over 9 dagen. le dag. Roermond—Echt 22.2 K.M 2« „ Echt—Sittard 18.8 „ 3e „ Sittard—Beek—Meerssen 33.2 „ 4e „ Meerssen—Valkenburg 10.9 „ 5e „ Valkenburg—Heerlen 29.4 „ 6e „ Heerlen—Simpelveld—Vaals 33.6 „ 7e „ Vaals—Epen—Gulpen 28.5 „ 8e „ Gulpen—Valkenburg 15.4 „ 9e „ Valkenburg—Geulem—Maastricht .... 22.1 „ 2. Verdeeling van den wandelweg over 12 dagen. le dag. Roermond—Echt 22.2 K.M 2e „ Echt—Sittard 18.8 „ 3* „ Sittard—Beek 19.7 „ 4e „ Beek—Meerssen 13.5 „ 5e „ Meerssen—Valkenburg 10.9 „ 6e „ Valkenburg—Heerlen x) 29.4 „ 7e „ Heerlen—Simpelveld 18.6 „ 8e „ Simpelveld—Vaals 15.0 „ 9e „ Vaals—Epen '. . 12.4 „ 10e „ Epen—Gulpen 16.1 „ lle „ Gulpen—Valkenburg , . 15.4 „ 12e „ Valkenburg—Maastricht 22.1 „ 1) Zie de noot op blz. 55.  Eenige Wenken. Hieronder volgen eenige punten, welke van belang zijn voor toeristen, die een voetreis maken, benevens eenige speciale wenken voor de wandeling door Zuid-Limburg. Als algemeene opmerking geldt, dat bij regen vele landwegen slecht begaanbaar zijn. Men houde dan de grindwegen, die dikwijls ook mooi, doch bij droog weder zeer stoffig zijn, zoodat men bij druk auto- en motorverkeer in stofwolken wandelt. Met het oog op de groote kans van vernieling van palen of wegwijzertjes in sommige streken van Limburg, wordt aangeraden het boekje en de kaart veelvuldig te raadplegen. In de eerste plaats wijdt men verder bijzondere aandacht aan het: SCHOEISEL EN KLEEDING. Het schoeisel moet goed ingeloopen zijn, van dubbele zolen voorzien, goed sluitend om de wreef, doch van voren breed, zoodat de teenen ruimte hebben; men drage hierbij dikke kousen of sokken. Hiervan hangt zeer veel af; de kleinste verwonding aan den voet door drukken of schuren van het schoeisel, is in staat de geheele voetreis te bederven. Het medenemen van pleister, kolodont en een weinig gaas, enz., ter verzorging van eventueel doorgeloopen voeten, verdient aanbeveling. Wat DAMESKLEEDING betreft, kan de volgens de mode van 1917 gebruikelijke korte en wijde rok zeer worden aanbevolen. DAGMARSCHEN. Eenige voorafgaande oefening is wel gewenscht. Bestaat daartoe geen gelegenheid, dan beginne men met zeer kleine dagmarschen. Alleen bij wijze van een schema in hoeveel dagen de geheele tocht is te maken, zijn achter de afstandstabel een tweetal indeelingen aangegeven, die echter geheel naar eigen verkiezing zijn te wijzigen, terwijl ook de af te leggen weg, in verband met eventueel beschikbaren tijd, ge-  12 makkelijk is te bekorten, door een gedeelte van de route uit te schakelen. Bij deze indeelingen is rekening gehouden met de plaatsen, waar het beste nachtlogies verkrijgbaar is. Bij de le indeeling is het echter gewenscht, om de drie of vier dagen op een rustdag te rekenen. De hotels zijn in de wegbeschrijving genoemd met vermelding van de telefoonnummers, voor zoover zij zijn aangesloten, daar in het drukke seizoen vooruitbestelling raadzaam zal zijn. Men beginne bij voorkeur 's morgens vroeg en vermijde het loopen onmiddellijk na een maaltijd, hetgeen zeer vermoeiend is. Tijdens de warmste uren van den dag neme men bij voorkeur rust De afstanden zijn zooveel mogelijk zoodanig gekozen, dat men een volgende plaats even na het middaguur kan bereiken, zulks in verband met het in Zuid-Limburg heerschende gebruik, om den hoofdmaaltijd ongeveer te 1 uur a 1.30 n.m. te nuttigen. Denkt men later aan te komen, dan verdient het, ter vermijding van teleurstellingen, aanbeveling, te waarschuwen, dat men het middagmaal later wenscht te gebruiken. In Roermond en Maastricht is dit niet noodig. De avonddisch heeft als regel ongeveer half acht plaats. Vergezichten zijn 's morgens en 's avonds meestal veel mooier dan bij hoogen zonnestand. Het medenemen van een kijker wordt ten zeerste aangeraden. KAARTEN. Hierachter vindt men elf nauwkeurige kaarten, schaal 1/50.000, waarop de wandelweg met rood is aangegeven en voorts alles vermeld is, wat den wandelaar belang kan inboezemen. Deze kaarten zijn zoodanig ingericht, dat men ze onder de wandeling nooit behoeft uit de vouwen, doch het gedeelte, dat men raadplegen wil, steeds kan openslaan, zooals de bladen van een boek. Als men thuis den gids raadpleegt, kan men de kaart echter gemakkelijk uitvouwen. BAGAGE. Velen zullen er de voorkeur aan geven, alles zelf mee te nemen, om vrij te blijven in de keuze van het nachtlogies. Men beperke zich dan echter tot het strikt noodige en bedenke, dat de kunst van een reïstasch te pakken, voornamelijk daarin bestaat, dat men weet wat men er uit kan laten. De in het buitenland algemeen gebruikelijke rugzak is verre te verkiezen boven een handtaschje.  400. OOO  14 Zendt men de bagage vooruit, dan kan men natuurlijk wat meer meenemen. De verzendig geschiedt dan steeds per spoor (liefst als bestelgoed snelverkeer); men doet goed dit steeds zelf aan het station te brengen en ,te halen, ten einde verzekerd te zijn dat de bagage op tijd verzonden wordt. Des Zondags vervoert de Spoor goederen alleen als bestelgöed snelverkeer en wel met expresse bestelling, als men ze bezorgd wil hebben, anders kan men ze aan de bagagebureaux halen. Van Heerlen naar Vaals zende men de bagage naar station Wijlré en verder per tram van dat station naar Vaals. Van Vaals naar Gulpen per tram. Tusschen Vaals en Epen en tusschen deze plaats en Gulpen is geen geregelde verbinding. Van Gulpen naar Valkenburg per tram naar het station Wijlré en verder per spoor. PROVIAND medenemen is in het algemeen onnoodig. De weg is zoo gekozen, dat men tegen het uur der maaltijden in een hotel kan aankomen. Wie toch iets wil medenemen, zij met nadruk gewaarsch u wd tegen het wegwerpen van papier, schillen, flesschen, enz. Dit is een ergerlijk misbruik, een van de voornaamste redenen, waarom zooveel particuliere terreinen voor het publiek gesloten worden. Overigens treft men overal café's aan, waar men zich in meerdere of mindere mate kan verfrisschen; is men een liefhebber van bier, dan is het zoogenaamde overal verkrijgbare „jongbier" bij warm weder een verfrisschende drank. HONDEN mag men nergens medenemen; deze zijn oorzaak, dat allerlei wild wordt opgejaagd, waarin vele eigenaars een reden vinden hun terreinen te sluiten. Ziet men wild, dan blijve men een oogenblik staan en heeft daardoor vaak de gelegenheidde dieren in hun natuurstaat waar te nemen. RiJWIELEN late men eveneens tehuis. Vooreerst, omdat het wielrijden in enkele particuliere terreinen niet is toegestaan, maar bovendien, omdat vele paden er totaal ongeschikt voor zijn en het medevoeren van een rijwiel door het zeer geaccidenteerde terrein uiterst vermoeiend is.  15 ROOKEN is in sommige bosschen en heiden verboden met het oog op het brandgevaar. Daar zijn bordjes [met het opschrift: „niet rooken", onder de gewone bordjes aangebracht. Ook elders evenwel zij men met lucifers en rookmateriaal uiterst voorzichtig. In den zomer zijn dennenbosschen, eikenhakhout en heidestruiken, vooral na droogte, zeer brandbaar, zoodat een achteloos weggeworpen brandend voorwerp groote schade kan aanrichten. Het beste zou zijn in bosschen en heide maar eens niet te rooken. TOEGANGSKAARTEN. Enkele gedeelten van den weg zijn alleen toegankelijk voor hen, die zich aan het Secretariaat van den Bond, Parkstraat 18 Den Haag, of bij het Hoofdconsulaat, Keizersgracht 590 Amsterdam, met het boekje, voorzien hebben van een op naam gestelde toegangskaart Men denke er dus aan, zoodanige kaart tijdig aan te vragen, daar men anders gevaar loopt door een veld- of boschwachter bekeurd te worden in terreinen, die voor het publiek verboden zijn. Deze kaarten gelden voor het loopende jaar. Zij, die in volgende jaren een nieuwe kaart wenschen te ontvangen, behooren de oude kaart bij het secretariaat of het Hoofdconsulaat in te zenden vergezeld van f 0.10. Aangezien de wandelweg voor een deel loopt over particuliere terreinen, waarvan de eigenaren welwillend toestemming hebben gegeven de wandeling door hun eigendommen te leiden, wordt den wandelaars uitdrukkelijk aanbevolen, alles na te laten, wat oorzaak zou kunnen zijn, dat een eenmaal verkregen vergunning zou worden ingetrokken. Men late na planten te beschadigen en takken of bloemen af te snijden, buiten de paden te loopen enz.  Wegaanduiding. De wandelweg door Zuid-Limburg is aangeduid door bordjes van onderstaand model, bestaande uit een blauwen of witten driehoek op een wit of blauw veld, die op ruim 2 M. hoogte aan boomen, enz. zijn bevestigd. Waar dit niet kan worden korte paaltjes gebezigd. De punt van den blauwen driehoek met de letter M is steeds, volgens de richting van den wandelweg, naar het eindpunt Maastricht, die van den witten driehoek met de letter R daarentegen steeds naar Roermond gekeerd; daardoor is reeds op een afstand waar te nemen, welke richting men moet inslaan. In de bebouwde kom der gemeenten zijn niet overal bordjes geplaatst; in deze gids is dan aangegeven welken weg men moet volgen. Wanneer men, buiten de kom der gemeenten, den wandelweg volgende, een kruispunt of knooppunt van wegen mocht ontmoeten, waar een blauwe of witte driehoek ontbreekt, omdat deze door baldadigheid of andere redenen is verwijderd, wordt een ieder verzocht, hiervan zoo spoedig en nauwkeurig mogelijk mededeeling te doen aan het Hoofdconsulaat van den Bond Keizersgracht 590 te Amsterdam. Als algemeene regel geldt, dat men bij kruisingen rechtuit gaat, indien niet anders is aangegeven. TOERISTEN BOND^gggNEDERLANPj | SBH WANDELWEG E££SZUID-LIMBURG  Zuid-Limburg. De in dit boekje beschreven wandelweg voert de toeristen naar een gedeelte van ons land, dat bij velen zeker lang het minst bekende deel van Nederland is gebleven. De provincie Limburg, vooral het zuidelijk deel, gelegen tusschen Duitschland en België in, is langen tijd verbrokkeld geweest, waardoor verschillende deelen hun eigen geschiedenis hebben, terwijl het geheel feitelijk eerst sedert 1886 volkomen tot ons land behoort. Voor de Fransche revolutie bestond Limburg uit niet minder dan 26 staatjes en heerlijkheidjes. Het is dan ook niet te verwonderen, dat de Limburger zich eerst in de laatste tientallen van jaren, door den invloed der verbeterde verkeersmiddelen, meer Nederlander is gaan gevoelen. Een gevolg van die ligging is, dat men in het zuidelijk deel in dicht bij de grenzen van België gelegen plaatsen veel Fransch hoort spreken, terwijl meer aan den Duitschen kant een dialect gehoord wordt, dat heel veel Duitsche woorden bevat. Deze provincie zou op historische gronden juister Opper Gelderland kunnen heeten, waardoor ook duidelijker zou uitkomen, dat dit land sedert eeuwen tot Nederland behoort. Maar ook de aard der bewoners verschilt veel van die van den Noord-Nederlander, terwijl het heuvelachtige landschap met zijn dennenbosschen en heiden, zijn snelstroomende riviertjes en begroeide dalen, een geheel ander uiterlijk vertoont, dan wij in het Noorden van het land over het algemeen gewoon zijn. Toch heeft het landschap in de laatste twintig jaren reeds veel veranderingen ondergaan; bosschen en lanen zijn verdwenen, heide is in bouwgrond herschapen, terwijl betere begrippen omtrent den landbouw hun intrede bij den Limburgschen boer hebben gedaan, waardoor nagenoeg overal het land een welvarend aanzien heeft verkregen. En als gevolg van deze meerdere welvaart verdwijnen langzamerhand de met stroo gedekte hutten met de tusschen ruwe houten balken opgezette leemen muren der keuterboeren, om plaats te maken voor steenen woningen, 2  18 die echter door hun dikwijls leelijk uiterlijk niet in het landschap passen, en aan het schilderachtige voorkomen der aan den voet der heuvels liggende gehuchten afbreuk doen. Bovendien heeft dè uitbreiding der industrie, met haar oorspronkelijk zonder stelselmatig plan opgezetten bouw der mijnwerkerskolonies, niet medegewerkt om het aanzien der streek te verfraaien. In verbond met deze industrie zullen kanalen worden gegraven van Wessem naar Nederweert en van Mook naar Nijmegen, die met de kanalisatie van de Maas van Maasbracht tot Grave, den aanleg van een kanaal van Maasbracht naar Born, het graven van een kolenhaven in deze plaats en een kanaal van Born tot Maastricht, het vervoer der steenkolen uit het industriegebied naar de overige deelen des lands zeer zullen bevorderen. Ook de groote boerenhoeven vertoonen den invloed van den nieuwen tijd; geheel nieuwe gebouwen zijn verrezen, waar men op het binnenplein de traditioneele mestvaalt mist, die, ten gevolge van betere hygiënische begrippen, buiten het complex van stallen en schuren is aangelegd en door deuren in de buitenmuren der stallen is te bereiken. Vele der grootere oude hoeven vertoonen nog punten van overeenkomst met de villa's uit den Romeinschen tijd, omdat na het vertrek der Romeinen de niet vernielde woonhuizen door Franken met "hun gezin en hun vee zijn betrokken; de inrichting werd gewijzigd voor zoover behoefte en smaak dit vorderden, zoodat thans alleen in de hoofdvormen nog eenige overeenkomst is te vinden. Door de groote voorpoort, soms van een toren voorzien, waar een nijdige waakhond ons het binnengaan tracht te beletten, komt men op het binnenplein, waarvan het middengedeelte geheel door de mestvaalt wordt ingenomen, die steeds een noodzakelijk kwaad op de boerderij werd geacht, om niets te doen verloren gaan van al, wat voor het dikwijls schrale land als mest kan dienen. Naast de poort aan de eene zijde, vindt men de woonvertrekken, en verder om het plein heen de stallen en de bergplaatsen voor karren en ander landbouwgereedschap; daarboven de hooizolders en bergplaatsen voor den oogst. Overal deuren, die toegang tot het plein geven, zoodat de mest uit de stallen, gemakkelijk op den mestvaalt kan worden gebracht. Maar niet alleen uit hygiënisch oogpunt, maar ook om economische  IQ redenen wordt reeds hier en daar de aartsvaderlijke mestvaalt verbannen naar een gemetselde overdekte gierput buiten de gebouwen, omdat het aan weer en wiud blootgesteld zijn van den mest veel van de voor den grond noodige bestanddeelen doet verloren gaan. De welvaart der laatste jaren, waarbij vooral kunstmest, goede voorbeelden en leiding der Heidemaatschappij een groote rol hebben gespeeld, doet langzamerhand zijn invloed ten goede gelden op het Limburgsche boerengezin, waardoor er verbetering komt in het zware en moeilijke leven der vrouwen, die, vooral in het veelvuldig voorkomende klein-boerenbedrijf, mede arbeiden op het lartd en voor verzorging van huis en kinderen weinig tijd overhouden. Groote kindersterfte en slechte hygiënische toestanden zijn daarvan het gevolg; de boerin is vroeg oud, en vertoont dan ook een geheel ander tijpe dan wij in het Noorden gewoon zijn. Maar door beter onderwijs, door cursussen voor meisjes, waar zij alles leeren wat een aanstaande boerenvrouw noodig heeft, wordt verbetering gebracht in deze toestanden, terwijl door de betere finantiëele omstandigheden, de meeste keuterboeren in staat zijn gehuurde hulp voor het bedrijf te nemen, zoodat de vrouw zich meer aan gezin en huis kan wijden. De Zuid - Limburger is luchthartig van aard en al spoedig tevreden, wanneer hij op Zon- en feestdagen zijn stamkroeg kan bezoeken om daar grappen te vertellen en zijn glaasje oud bier „aajd" te drinken. Het feest, waarop vooral het jongere geslacht zich het geheele jaar verheugt, is de kermis, niet omdat er dan spullen en kramen in het dorp komen, maar omdat er dan gedanst wordt. Dat lokt de jongens en meisjes en in elk café is dan gelegenheid tot dansen, totdat het officieele sluitingsuur aanbreekt Het is een oude gewoonte, dat Limburgsche jongens en meisjes, die elders werkzaam zijn, met kermistijd hun dorp weer opzoeken en zich dikwijls een lange en dure reis getroosten, om het feest mee te maken en oude kenissen en kennisjes weder te ontmoeten. En door deze gewoonte is de kermis oorzaak, dat er een band blijft bestaan tusschen de bewoners van hetzelfde dorp en tusschen de kinderen en het ouderlijk huis; zelfs gehuwden komen dan met vrouw en kind hun dorp weer opzoeken om  20 daar uit te rusten van den arbeid. Deze Limburgsche kermissen geven dan ook weinig aanleiding tot buitensporigheden, zoodat gemeenteraden er niet aan denken ze af te schaffen. Komt ge den Limburger tegen, steeds zal hij met een hoofdknik u groeten en gaarne is hij bereid een praatje te maken en de zware kar met het regelmatig stappende paard te doen stilstaan. Met de stem regeert hij het paard, de zweep dient blijkbaar meer om een vroolijk geknal te laten hooren, dan om het paard aan te sporen; nooit zal man, kar en paard een vluggeren gang annemen, trouwens de weg is, met zijn diepe sporen, daar dikwijls niet voor berekend. De Limburger heeft iets gemoedelijks, zijn zangerig dialect verschilt geheel en al van dat in andere streken van ons land, terwijl zijn uiterlijk en zijn kleeding, niet zooals elders, dadelijk den landbouwer in hem doen herkennen, maar eerder een of ander handwerksman. Men gevoelt zich spoedig in deze streken thuis, ten minste daar, waar de industrie nog niet zijn intrede heeft gedaan; in de mijndistricten bij Heerlen echter gaat, door de vele vreemdelingen die hier werkzaam zijn, het echte Limburgsche karakter verloren. Zoo is in het kort geschetst het land en zijn bevolking, waarheen wij thans onze schreden zullen richten en waarvan een Limburgsch lied zegt: Wanneer de winter ons verlaat En naar het Noorden vlucht, Wanneer viooltje in blauw gewaad Naar 't lentelachje zucht, Wanneer de Mei naar 't liedje hoort Dat hem de kever bromt, De zwaluw weer uit warmer oord Naar 't wiegenestjen komt! Dan is 't tijd Limburg te bezoeken, te wandelen door zijn dalen en over zijn bergen, door zijn bloeiende boomgaarden en zijn golvende korenvelden, door het land, waar aan bijna elk plekje een sage of legende is verbonden.  Roermond — Sittard. (KAART No. 1, 2 en 3.) ggJjg Van het station te Roermond steken we het ruime stations- Roerplein over en bereiken door de Hamstraat voorbij de kazerne, mond. de vroegere Munsterabdij, — waar men boven de poort nog het wapen aantreft van de laatste abdis — het Munsterplein niet de prachtige O. L. Vr. Munsterkerk. Deze kerk, gebouwd van 1218—1230 als kerk voor het klooster der Cisterciënser-orde, is'n schoon overblijfsel van Romaansche bouworde met Gothischen stijl vermengd, streng en eenvoudig in zijn vormen; met haar vier torens en den koepel vormt zij een fraai monument op het ruime met plantsoen bezette plein. In de kerk, onder den koepel, bevindt zich een praalgraf uit de 13e eeuw, versierd met de in steen gehouwen en in kleuren beschilderde beeltenissen van Gerhard III van Gelder en Zutphen en Margaretha van Brabant; daaronder zijn in de grafkelders hun overblijfselen aangetroffen, alsmede die van hun 2den zoon, Hendrik van Gelder, bisschop van Luik, den stichter van het sterke kasteel „Montfort". De kerk en het stift, de tegenwoordige kazerne, werden in 1218 gesticht door genoemden Graaf Gerhard; zijn moeder, Richardes van Nassau, weduwe van Otto II van Gelder, ligt in het koor der kerk begraven. De restauratie van dit fraaie bouwwerk heeft plaats gehad onder leiding van den bekenden Roermondschen bouwmeester Dr.P.J.H. Cuypers. Roermond is de oude hoofdstad van het Over- of Opperkwartier van Gelre, gelegen aan het snelstroomende, diepe riviertje de Roer, dat veel water naar de Maas voert. De Roer liep vroeger om de stad heen, terwijl de Maas van het gehucht Ooi dicht langs Hom stroomde. Reeds vroeg schijnen hier Romeinsche nederzettingen te hebben bestaan, zooals blijkt uit overblijfselen te Merum en uit het oude onderste deel van den kerktoren te Herten. In de 12e eeuw schijnt het hooge terrein bij den mond van de Roer een bezitting der hertogen van Gelder te zijn geweest, waar zij een huis bezaten, dat in 1213 door Otto IV, Roomsch koning, werd verwoest. Op de fundamenten werd in 1218 door Graaf Gerhard III een klooster gebouwd, waarvan zijn moeder Richardis de eerste abdis werd. Om dit klooster ontstond een gehucht,  22 dat zich snel uitbreidde, nog in de 13e eeuw stadsrechten verkreeg en ommuurd werd. Door de gunstige ligging der stad aan de Maas, breidden handel en scheepvaart zich spoedig uit, zoodat Roermond spoedig de grootste werd der Oeldersche steden, maar later door Arnhem, Nijmegen en- Zutphen werd overvleugeld. Na in 1632 door de Staatsche troepen te zijn veroverd, ging de stad in 1637 weer over aan Spanje en bleef tot de Fransche revolutie behooren tot Spaansch en Oostenrijksch Opper-Oelder. Tot 1814 bleef de stad Fransch en zij heeft sedert, na van 1830 ■ tot 1839 nog door België te zijn bezet, deel uitgemaakt van het Hertogdom Limburg; eerst na 1866 is de bijzondere toestand, waarin dit gewest als lid van den Duitschen Bond verkeerde, opgeheven en is zij een gewone provincie van Nederland geworden. Wanneer men des morgens per trein te Roermond is aangekomen, kan men den middag besteden voor een wandeling door de stad (zie de Bondsuitgave 50 Platte gronden, Roermond) en naar het historische kasteel „Horn". Met het oog op het gebruik in ZuidLimburg om het middagmaal omstreeks half twee te gebruiken, hetgeen in Roermond niet het gevaf is, verdient het ook daarom aanbeveling de wandeling den volgenden dag aan te vangen en den middag in en bij de stad door te brengen. Bondshotels Munsterhotel, Munsterplein, hoek Steenstraat, (tel no 41); Union-Houben hoek Hamstraat, de 1'Europe stations plein "O n-°10 (tel. n-°60), Suisse Hamstraat n-°l tegenover het station (tel. n-°90) en Hesen in de Kapellerlaan te Kapel in 't Zand Verder nog het hotel Lion d'Or, (tel. no. 108) en Hotel de Ia Poste Munsterplein (tel. n-°104). Wandelt men van het Munsterplein de Steenstraat in, dan komt men op de Markt, waar het Raadhuis is gelegen, terwijl aan den noordwestelijken hoek der Markt de vijftiende eeuwsche in baksteen opgetrokken Kathedraal of St. Christoffelkerk verrijst, met het vergulde beeld van den schutspatroon St. Christoffel. In Mei 1892 is de toren door den bliksem getroffen en brandde hij met het dak der kerk af; de toren werd in eenigszins anderen vorm hersteld en het beeld van St. Christoffel meer beneden onder een baldakijn geplaatst, hetgeen een spotvogel deed vragen: Waat hèt Christoffel noe gedaon, Det dè in een vogelkooi mot staen. Door den Novemberstorm van 1921 werd echter het bovenstuk van den toren vernield, waar door ook het beeld verdwenen is.  Ruïne van het Kasteel Montfort. Kasteel Limbricht.  Elsloo.  23 Door de Kraanpoortstraat en langs den ouden vestingtoren, overblijfsel der vroegere verdedigingswallen, bereikt men de breede Maasbrug (tol 2 ct. per persoon), met fraaie vergezichten over de rivier. Voor u ziet ge de torens van „Horn", de groote hoeve bij de Weerd, de spoorbrug, de molen van Leeuwen en Broekhin; links Beegden, Ooi en Herten. Gaat men bij den vestingtoren rechtsaf, dan heeft men bij het eerste kruispunt van wegen een schoon stadsgezicht op de omgeving der Kathedraal. (Zie Plattegrond, Roermond.) Over de brug een straatweg volgend, slaat men voorbij de doorlaatbruggen den grindweg in, die door weiden en boomgaarden naar het kasteel „Horn" voert. Reeds van verre ziet men den toren van het kasteel naast den spitsen kerktoren boven het Hom. geboomte uitkijken. Voorbij de boomgaarden staat men spoedig voor de steenen brug en de met klimop begroeide muren van het kasteel, terwijl men door de poort een kijkje heeft op het binnenplein. Hoewel dit niet met zekerheid bekend is, schijnt Horn of Horne oorspronkelijk een der sterkten geweest te zijn, door de Romeinen hier aan de oevers der Maas gesticht. Zeker is, dat hier een vestiging der Romeinen heeft bestaan, omdat in de vroegere kerk twee Romeinsche gedenksteenen, gewijd aan Mars en Mercurium zijn gevonden, terwijl de halfronde vorm van het kasteel evenals die van den burcht te Leiden, overeenkomst vertoont met de overblijfselen van ondere Romeinsche sterkten. Omtrent de oudste geschiedenis van het geslacht Horne, Hoerne of Heurne is niet veel bekend; het komt reeds in de 12e eeuw voor en schijnt vermaagschapt te zijn geweest met de graven van Loon. De • Heeren, sedert 1450 Graven van Horne, waren machtige edellieden, die in dit deel van Limburg uitgestrekte bezittingen hadden; tot het land van Horn, de Baronie van Maasland, of ook wel 't land van Eyck geheeten, behoorden o. m. ook Weert en Heeze. Hun blazoen vult een der vier kwartieren van het wapen van Limburg; zij waren in de middeleeuwen o. a. verwant aan de koningin van Engeland en de keizers van Duitschland. In 1540 werd Philips van Montmorency, stiefzoon van den Graaf Jan van Horne, eigenaar der heerlijkheid, deze, evenals zijn broeder Floris, is in onze geschiedenis maar al te goed bekend. Na de onthoofding van eerstgenoemde en den dood door worging van laatstgenoemde in de gevangenis te Simancas, ontstonden talrijke processen over het bezit der erfenis, die nog  24 voortduurden, toen in 1798 het kasteel door de Fransche Republikeinen publiek werd verkocht. Eigenaar werd M. O. Magnee; het kasteel is thans nog in het bezit van deze familie, die uit Luik stamt. Toen het kasteel weid verkocht, was het in vrij vervallen toestand; thans in het eigenlijke woonhuis aan den zuidelijken vleugel, dat een 16e eeuwsch uiterlijk heeft, inwendig gemoderniseerd. Aan de oostzijde echter heeft het kasteel meer zijn oorspronkelijk uiterlijk behouden; hier zijn een zware ronde, en een slankere hoektoren overgebleven van de vijf torens, die het oorspronkelijk heeft bezeten. De zware muren van den halfronden burcht, door steunberen geschraagd en met kanteelen bekroond, zijn van openingen met balustraden voorzien, die niet passen in het karakter van het oude bouwwerk. De grachten zijn grootendeels in tuin en park herschapen, terwijl de brug tot dam is vervormd. Het gebouw, door klimop bedekt en gelegen tusschen het zware geboomte van het dorp, vormt daarmede een schilderachtig geheel, dat de moeite van een wandeling wel waard is. Het dorp wordt door het volk nog wel Heur genoemd, officieel heet het Horn. Men gaat denzelfden weg terug, om daarna over de Maasbrug langs de Roer, voorbij de oude „Steenen brug" van 1771, en door de Brugstraat in de Neerstraat te komen. Even voorbij de „Steenen brug" heeft men vanaf de Roer eveneens een fraai gezicht. (Zie Plattegrond, Roermond.) In de Neerstraat, rechtsafgaande, komt men voorbij het van 1666 dateerende huis „De Steenen Trappen" — oorspronkelijk eigendom der familie Van Straelen, thans meisjes-pensionnaat —, door de Paredisstraat weer naar het Munsterplein gaande, treft men op den hoek der Poelardstraat aan het R. K. Godshuis, armen- en weezeninrichting, waarvan het mooie front echter aan de binnenzijde is gelegen. Onze wandeling voert nu door de Neerstraat en Zwartbroekstraat naar de Kapellerlaan, een prachtige met vier1) rijen oude lindeboomen bezette laan, die naar Kapel in 't Zand voert, maar helaas reeds bijna geheel met woonhuizen en villa's is bezet. Kapel in Kapel in 't Zand, een van ouds bekende bedevaartplaats, is, 't Zand. volgens de legende, ontstaan door het bouwen van een kapel J) In verbond met het plan de tram naar Vlodror, te verbreeden zal een der binnenste rijen boomen moeten vallen.  Kasteel Horn.  Kerk te St. Odiliënberg. Laantje bij Hoosten.  25 op de plaats, waar een herder een Mariabeeldje had gevonden, dat hij op een daar staanden boom een waardige plaats had gegeven. Dat beeldje werd later naar de kapel overgebracht, die lange jaren een bedevaartplaats bleef, om genezing voor allerlei ziekten te verkrijgen. De kapel is het bezien wel waard. Ook de toren van deze kapel werd in den Novemberstorm van 1921 vernield. *T%fl Voorbij de kapel houden wij den linkschen weg en gaan, voorbij de Muloschool, bij de begraafplaats langs den molen de Keulensche baan op, die naar den Kitskens Berg voert. Vooral wanneer de rogge nog te velde staat, levert dit deel der wandeling mooie vergezichten op; naar het Oosten, over de spoorbaan heen, hebben we hier een ruim uitzicht, terwijl we naar het Westen tegen de begroeide hoogte aanzien, waarop het uit lateren tijd dateerende kasteel „Schöndelen" ligt. Wanneer men, bij den heuvel gekomen, den landweg rechts langs de hoogte een 100 passen opgaat, vindt men een voetpad, dat naar boven voert; volgt men dit pad tot op de hoogte, dan heeft men een veel ruimer uitzicht. Roermond ligt vlakbij, rechts daarvan de Donderberg met den korenmolen en daarachter Maasniel en andere dorpen aan de Maas, terwijl men in het Oosten over de |Melicker Heide heen, tegen de bosschen in Duitschland aanziet Teruggaande naar de Keulensche baan, voert deze ons verder langs eenige woningen over de golvende vlakte en langs het •dennenbosch, totdat we, waar het bosch gekapt is, rechtsaf slaan en door het golvende bouwland den grindweg weer bereiken. Helaas moeten we nu wel een eind den zonnigen weg volgen, om door Melick in St. Odiliënberg te komen. Op de brug st. odiiiënover de snelstroomende Roer, ziet men de fraaie kerk op de berg hoogte liggen, terwijl het dorp zich meer links uitstrekt. Over ;de brug gaan we op den viersprong rechtsaf, over het dorpsplein met het Christusbeeld. Bij de school volgen we het pad links tegen den heuvel op, waarop de kerk staat. Het is een der oudste en beroemdste Romaansche kerken van ons land; de lustplaats van de eerste geloofspredikers in ons land: Wïro, ^lechelmus en Otgerus. Het hooggelegen gebouw, dat met zijn beide torens van verre te zien is, vormt een schoon geheel, dat fpok inwendig wel een bezoek waard is. Het is zeer sterk gelestaureerd.  26 Te St.-Odiliënberg werd omstreeks 860 een kapittel gesticht door bisschop Hunger, die voor de Noormannen van Utrecht naar het Zuiden had moeten wijken. De kerk van dit kapittel, uit de elfde eeuw afkomstig, is nog gedeeltelijk te herkennen; onder het koor bevindt zich een krocht. De heuvel, waarop de kerk is gebouwd, heette oorspronkelijk de St.-Pietersberg en werd, volgens de overlevering, door Pepijn van Herstal geschonken aan Wiro, Plechelmus en Otgerus. Reeds in de 8e eeuw was hier een kerk gebouwd op de plek, waar vermoedelijk een Romeinsche tempel heeft gestaan, zooals verschillende overblijfselen aanduiden, en waar, volgens de overlevering, Odilia het gezicht terugkreeg. De abdij verkreeg vele goederen, die echter in de voortdurende twisten tusschen Oelre en den Bisschop van Utrecht grootendeels verloren gingen, terwijl het kapittel ten slotte naar Roermond werd overgebracht. Na 1715 behoorde St.-Odiliënberg aan de Staten. Na het gebouw te hebben bezichtigd, dalen we langs het pad tegenover den ingang af naar den weg, en gaan daar linksaf om den heuvel heen en door de laan naar het huis „Hoosten", tot aan het eerste wegje rechts; dit voert ons door aardige laantjes, die links omgaande, langs den rand van het hoogere terrein loopen, waarop rechts Boschberg is gelegen. Bij het huis Hoosten gaan we rechts af de oprijlaan door, en daarna links naar den driesprong bij het in 1921 gebouwde steenen kruis Hier wandelen we rechts den hollen weg in, kort daarna kruisen we den grindweg en volgen den hollen weg, die langs het nog slechts gedeeltelijk met dennen begroeide terrein voert, en op den zandweg langs de boerderij „De Waard" uitkomt Door een kleinen ornweg te maken kan men het Muningsbosch bezoeken. 700M. voorbij het nieuwe kruis 1921 inden hollen weg, gaat men linksaf langs het dennenbosch en voorbij een alleenstaand huis. Waar men weer tegen het dennenbosch stuit gaat men rechts af en rechtuit Het laatste deel van den weg door de dennen buigt linksom en komt uit op een fraaie eikenlaan. Hier gaat men rechtsaf, en volgt deze laan (2 bochten eerst 1. en daarna r.) tot aan de brug over de Vlootbeek, een mooi plekje. Daarna gaat men terug tot den viersprong (eigenlijk vijfsprong) en volgt het karrenspoor links, dat door het bosch den loop der Vlootbeek volgt. Bij de bocht is het bosch gekapt — fraai gezicht op Montfort — en loopt het pad door het open  27 terrein, om daarna weer door de dennen den weg langs dé Waard te bereiken. Men kan den weg over de hoogte, of wel het pad beneden langs de beek volgen, [zie de roode kruisjes lijn op blad 2]. Aan het einde van den weg op het hooge terrein links aan de Vlootbeek, heeft men een fraai uitzicht op hoog en laag Montfort van bosch, heide en weide, en op het oude stadje Montfort. Doorgaande, komen we op den grindweg, die over de brug door Montfort voert. Hoewel een oude plaats, is er in het stille Montfort niet veel te zien en houden ons dus niet lang in het dorp op. Langs het gemeentehuis gaan we verder, en staan dan weer spoedig in het vrije veld. Grootendeels vlak is het terrein, dat we nu betreden, beroofd van zijn bosschen, die in bouwland zijn herschapen. De oude brokken muur en de overgebleven toren van het kasteel „Montfort", zijn nog de stille getuigen van een tijd, toen deze streek een geheel ander uiterlijk vertoonde. Bij den pachter der hoeve vragen we even vergunning om den bouwval te mogen bezoeken; we beklimmen langs een oude steenen trap het terras van de vroegere burcht, om er rond te dwalen en een en ander uit de geschiedenis van Montfort uit onze herinneringen op te roepen. De burcht te Montfort werd door Hendrik van Oelre, electbisschop van Luik, met het materiaal van het door hem verwoeste Wijk, omstreeks 1277 gebouwd; hij lag op een heuvel, was door grachten omgeven en werd genoemd naar het kasteel Montfort aan de Ourthe bij Polleur. Sedert genoemd jaar, deelde het sterke Montfort in de lotgevallen van Gelderland, waartoe het ambt Montfort behoorde en dat o. a. Nieuwstadt, Echt en Swalmen omvatte. Het bij den burcht gelegen dorp verkreeg in 1312 stadsrechten. Bij het Barrière-tractaat van 1715 kwam het ambt Montfort aan de Staten, met uitzondering van Swalmen, dat aan Oostenrijk bleef. In 1798 is het kasteel door de Franschen verwoest en sedert is het een ruïne; de grachten zijn geheel verdwenen. We laten de ruïne achter ons en vervolgen onzen weg, die nog langs enkele met dennen begroeide hoogten voert, om dan geheel door het open bouwland te loopen. Door het gehucht St Joost dat, zooals alle dorpen in deze streek, uit meest lage huizen bestaat en door Hingen, komen we op den  28 rijksweg van Sittard naar Roermond, volgen deze tot de viersprong bij het bondshotel Turlings (tel. no. 4), waar we rechtsaf gaan naar het station Echt Over de baan rechtsaf langs bondshotel Vos (tel. no. 8) bereiken we linksaf gaande, het eigenlijke dorp Echt. Echt Onze verdere tocht voert door dit plaatsje, waar de kerk met de door gracht en sparren omgeven begraafplaats een fraai gedeelte vormt. De lange hoofdstraat, dien we wel moeten volgen, heeft een vrij eentonig uiterlijk, al is het verkeer er vrij druk; het spijt ons daarom niet heel erg, wanneer we de plaats achter den rug hebben. De streek, waar we nu door wandelen, is bijna vlak, terwijl er geen bosschen meer worden aangetroffen en ook de wegen bijna geheel van hun houttooi zijn ontdaan, of wel nooit met boomen zijn bezet geweest. Bijna elk plaatsje in deze vlakke streek aan de oevers van de Maas heeft echter zijn kasteel en de daaraan verbonden geschiedenis, die dikwijls interessant is om na te sporen. Enkele langs de Maas gelegen dorpen, vooral Berg, Urmond en Steyn zijn schilderachtige plaatsjes, maar te ver buiten onze route gelegen om ze aan te doen, terwijl de wegen, die er heen voeren, zonnig zijn en zoo goed als geheel door bouwland voeren. Maar bovendien ontmoeten we op onze verdere route wel het schilderachtigste van alle Maasdorpen, n.1. Elsloo, zoodat we toch een indruk van die dorpen ontvangen. Teneinde daarom een te grooten omweg te vermijden, loopt onze route van Echt door het bouwland naar De Doort waar we bij het gehucht Gebroek eerst de Kanjolbeek, en daarna de Middelgraaf overgaan, en dan door het bouwland in het dorpje Dieteren uitkomen. Tusschen boomgaarden door, gaat het nu verder naar usteren Susteren, een der oudste plaatsen in deze streek, die tot in het begin der 18e eeuw als stad wordt vermeld. Susteren, genoemd naar de beek de Alde Suëstra of Roodebeek, heette oorspronkelijk Suestra, Suestre, Sustren en sedert 1421 Susteren; misschien staat de naam ook in verband met het hoogduitsche „Sousen". De plaats kwam, na de verdeeling.van het Duitsche Rijk in 870, onder Lotharingen, waardoor het in 875 behoorde tot de landen van koning Swentibold; in de 13e eeuw kwam het aan Gelre .en ging daarna eerst over aan Valkenburg en later aan Gulik, waartoe het tot de Fransche omwenteling bleef behooren.  29 Beroemd was de abdij, volgens de overlevering door Willebrord te Susteren gesticht, die in 882 door de Noormannen werd verwoest, en tot de Fransche Revolutie heeft bestaan. De kerk van Susteren is de oude abdij-kerk uit de 11e eeuw, die na het afbranden der parochiekerk als zoodanig heeft dienst gedaan. Het in romaanschen stijl opgetrokken gebouw, bestaat voor een groot deel uit kei- en ijzersteen, waarin men overblijfselen van Romeinsche pannen en gehouwen steen heeft aangetroffen, die doen vermoeden, dat ter plaatse vroeger een Romeinsch gebouw heeft gestaan. Van de beide oorspronkelijke torens is de Noordertoren in 1823 afgebroken en door een spits vervangen; de Zuidertoren is in de 15e eeuw in mergel hersteld. De oudste torenklok is van 1309. In de kerk bevindt zich rondom het koor een krypta, rustende op vierkante pilaren en verbonden door 2 zijgangen; in het koor staan de graftomben van koning Swentibold en der Bisschoppen Oregorius en Albricius, benevens een houten kist met zilveren beslag, die het stoffelijk overblijfsel bevat der Heilige Amelberga, abdisse der abdij tijdens koning Swentibold. Het stadje biedt overigens niet veel fraais, en de kerk in het zuidelijk deel der plaats gelegen, is wel het eenigste merkwaardige gebouw. De oude wallen en grachten zijn nog te herkennen; de beide poorten, de Veurter en de Sittarderpoort, zijn echter in 1820 afgebroken. Door de hoofdstraat verlaten we het plaatsje, en volgen een eind den grooten weg, om dan den zijweg naar Holtum in te slaan. Nieuwstadt met het kasteel Wittem, vroeger ook behoorende aan de Heeren van en tot Hoensbroeck, blijft links liggen. Dicht bij Holtum ligt het vierkante met ronden hoektoren voorziene huis „Wolfrath", een der kleinere kasteelen van Limburg, terwijl aan de andere zijde van het dorp te midden van boomgaarden „Den Boogaard" ligt, niet veel meer dan een groote bouwhoeve, echter nog geheel door grachten omgeven. De dorpen volgen elkaar nu vrij vlug op, want reeds spoedig gaan we door Buchten, en zien we aan het einde van dit dorp over het bouwland het massieve gebouwencomplex, met de koepelvormige, van fraaie smeedijzeren windwijzers voorziene, torens van het kasteel „Born" voor ons, dat thans bewoond wordt door den Heer E. Barbon van Roosteren. Naderbij gekomen, kunnen we het kasteel beter opnemen, nu de witgepleisterde schuren en stallingen, eveneens van twee breede vierkante torens voorzien, zich van het hoofdgebouw afscheiden.  30 Helaas zijn de fraaie canadaboomen langs buitengracht en oprijlaan in den oorlogstijd gevallen, zoodat het gebouw aan deze zijde van de fraaie omgeving van opgaand hout is beroofd. Jammer genoeg is het kasteel jaren lang niet bewoond geweest en niet onderhouden. Ook hier is het wapen boven de hoofddeur vernield. Born moet van zeer ouden datum zijn, en staat, volgens de overlevering, dicht bij de plaats, waar de Karolingers. een koninklijke paltz bezaten, die vermoedelijk in het tegenwoordige Grasbroek lag. De plaats is genoemd naar de St.-Maartensbron, die ten Z. van het kasteel werd gevonden. Aan evenbedoelde paltz is het bekende verhaal van de Graetheide verbonden. Toen koning Swentibold hier verblijf hield, schonk hij zijn onderhoorigen een stuk bosch met weide en heide, ten einde hen schadeloos te stellen voor de schade, die zij door zijn oorlogen hadden geleden. De grootte van de schenking werd bepaald door den omtrek van het stuk land, dat een man te paard in een dag en nacht zou kunnen omrijden en in welke gunst verschillende plaatsen in den omtrek zouden deelen. Alleen Holtum bleef van deze gunst verstoken, omdat een oud wijf daar het hek voor den bode des konings niet wilde openen. Het oorspronkelijke geslacht Born bleef tot 1320 in het bezit der heerlijkheid, waarna deze door koop in 1400 aan Gulik kwam en sedert met Sittard en Susteren het zoogenaamde Guliksche ambt vormde. Het tegenwoordig kasteel dateert van 1647—1684; het is ten N.O. van den ouden burcht gebouwd door Jan Arnold van Leerodt, kanunnik en aartsdeken te Luik, in wiens geslacht het huis bleef tot het begin der 19 e eeuw. Een pleintje ten N.W van den ouden burcht en door een vijver ervan gescheiden, heet nog „het stedeken". Even voorbij het kasteel wandelen we een zijweg in, die tusschen de boerderijen door, uitkomt op een grootendeels nog met berken beplanten grasweg, die langs het Bornerbosch voert.1) Voorbij de bocht is de hier laaggelegen weg spoedig drassig, zoodat we na regen wel eens genoodzaakt zullen zijn even aan de rechterzijde over den berm te gaan. Een eind in het bouwland, dat het bosch in tweeën deelt, bij het einde der draadomheining, gaat een landweg linksaf, dien wij een 300 M. volgen, J) In het Bomer- en Limbrichterbosch zijn Bondstoegangskaarten streng vereischt.  31 om dan rechtsaf te slaan, en in het Limbrichterbosch komen. Dennen en sparren, wat eiken en berken, afgewisseld door laag hout, zoo vertoont zich het Limbrichterbosch aan uw oog; het maakt niet den indruk van een goed onderhouden bosch te zijn, terwijl het meeste zware hout reeds is verdwenen. Trouwens, veel mooie bosschen zullen we op onzen tocht door dit uiterste zuiden van ons land niet aantreffen, en we zijn dijkwijls reeds tevreden, wanneer eenig geboomte ons van zijn schaduw doet genieten. Tegenover dit gemis aan geboomte, staan echter de prachtige vergezichten, die men overal aantreft. Verderop wordt het bosch ijler en gaat de weg over in een eikenlaan, die in het bouwland verloopt; eerst gaan we hier rechts en daarna linksaf, om bij het kasteel „Limbricht" uit te komen. Toen wij uit het bosch kwamen, konden wij reeds het massale gebouw zien liggen, dat zijn hoofdingang heeft in de mooie laan, die van „Limbricht" naar den rijksweg loopt. Aan die laan ligt ook het gebouw van den vroegeren water(koren)-molen op het beekje; even verder staan we op de steenen brug, die over de buitengracht door de uitgestrekte lange gebouwen van den voorburg naar het op een terrasvormigen heuvel gelegen kasteel voert. Het is een eenvoudig somber, vierkant gebouw met korten toren en uitbouw aan de achterzijde. Boven de deur, waartoe een bordes met twee steenen trappen toegang geeft, zijn de wapens van Nicolaas van Breijl en zijn echtgenoote, Maria van Eijnatten aangebracht en daaronder PAX HVIC DOMVI. Zooals meerdere kasteelen in deze streken, is „Limbricht" sedert de Fransche overheersching, toen veel edelen uit hun bezittingen werden verjaagd, niet meer bewoond. Het wapen boven de voorpoort is ook hier weer vernield. Het slot is gebouwd op een kunstmatigen heuvel, die, naar men zegt, door de Romeinen is opgeworpen; het kasteel en de voorburg zijn omstreeks 1630 gebouwd door Nicolaas van Breijl, alleen de fundeeringen met kelders van mergelsteen en van schietgaten voorzien,' zijn ouder. Door den ingang en een kleine vestibule komt men op een binnenplein, waar de huiskapel, de trap naar den toren en andere vertrekken op uitkomen. In de zaal treft men nog een gebeeldhouwde schouw aan, met de  32 wapens der vroegere eigenaren, van Streythagen, Breyl, Eynatten en Heumen, benevens een ijzeren haardplaat van 1681 met de geschiedenis van Tobias. In de kerk van het dorp vindt men den grafsteen der familie Van Breyl. In de omgeving zijn Romeinsche oudheden gevonden, o. a. een steenen urnenkist, die bij de kerk als regenbak dienst doet. In de kerk bevindt zich nog een toegemetseld Romaansch poortje, waardoor de slotbewoners over een brug over de slotgracht de kerk konden bereiken. De stichting van Limbricht, Limburg of Limporch is niet met zekerheid bekend. Eerst met Herman van Limburg, genoemd in een charter van 1260 begint een meer geregelde geschiedenis. Achtereenvolgens is de heerlijkheid door koop of erfenis in het bezit geweest der families Van Stein, Van der Merwede, Scheiffart van Merode en Van Breyl. Nicolaas van Breyl schijnt zulk een hard heer voor zijn onderdanen te zijn geweest en vooral het recht van molen en brouwerij — banaalmolen en banaalpanhuis— zoo zwaar te hebben doen gelden, dat zij in 1650 tot tweemaal toe, met behulp van Ouliksche soldaten, het kasteel hebben uitgeplunderd en den molen hebben vernield. Van het geslacht Breyl is het goed overgegaan op de familie Bentinck. Max Joseph von Bentinck moest voor de revolutie de wijk nemen en zag zich genoodzaakt in 1810 het kasteel „Limbricht" met alles wat er toe behoorde te verkoopen aan den Burgemeester van Roermond, den later tot baron verheven H. J. Michiels van Kessenich. Het kasteel werd afgestaan als hospitaal voor Fransche soldaten, die aan een besmettelijke ziekte leden; er zijn er toen bijna 700 gestorven, die op een weide, de varkensweide, het zoogenaamde Fransche kerkhof, werden begraven. Ook het dorp heeft zeer door die ziekte geleden. Van het kasteel vervolgen wij onzen weg door het dorp, dat er vrij netjes uitziet, en dan scheiden nog enkele kilometers langs den open grindweg ons van Sittard; rechts van ons niets dan bouwlanden, die deel uitmaken van de uit de sage van Koning Swentibold bekende Graetheide. Thans vindt men aan die zijde een bruinkool-ontginning van de N. V. Exploitatie Louisegroeve te Heerlerheide, die echter sedert 1920 is stop gezet, terwijl verderop naar de zijde van Lutterade en Krawinkel, de gebouwen der Staatsmijn Maurits, een der grootste der wereld, zich in de lucht verheffen. De kolenproductie zal 1. Mei 1923 aanvangen.  33 In verband hiermede zal in de onmiddellijke nabijheid een Maashaven worden aangelegd. Dicht bij den rijksweg in een hotel gebouwd. Men kan ook de laan langs het kasteel en daarna den rijksweg naar Sittard volgen. Spoedig zijn we dan bij den spoorwegovergang, en komen door de Voorstad in Sittard. Rechts bij het station ligt o. a. Sittard het bondshotel Riche (tel. no. 53a), aan den Rijksweg, dien wij kruisen, het bondshotel Martens, in de Brandstraat no. 14 Hotel Haartmans (tel. no. 156). Steeds de hoofdstraat volgende, voorbij het bondshotel de Zwaan, (tel. no. 54) bereiken we, na de I iplppn hu ne Harkjaan — kinhaar aan ppn naar ctaanri men torentjes voorzien gebouw —, te zijn overgegaan, de oude stad. De vroegere wallen, die door de hoofdstraat gekruist worden, zien we rechts en links om de stad heenloopen; zij zijn in een aardig met boomen beplant wandelpad herschapen. Na eenige bochten bereiken we aan het einde der Limburgerof Limbrichterstraat de Markt met het gemeentehuis aan de overzijde. Sittard is een der plaatsen, waaraan koning Swentibold of Sanderhout van Lotharingen de Oraetheide schonk. Volgens een volksoverlevering zou de stad haar naam ontleenen aan Karei den Groote, die, op de jacht verdwaald zijnde, in een eenzame hut aankwam, en hoorende hoe laat het was, zich den uitroep liet ontvallen „sitard", welke woorden als naam der plaats werden behouden. Als heerlijkheid wordt Sittard genoemd in bescheiden van 1215, zij verkreeg in 1243 stedelijke rechten; de stad behoorde sedert 1334 aan Valkenburg. Door verkoop in 1400 kwam Sittard aan Willem hertog van Gulik en Gelder, en bleef tot aan de Fransche revolutie deel van Gulik uitmaken. De stad werd in 1677 door de Franschen, die Maastricht bezet hadden, van daaruit geplunderd en verbrand. Het eigenlijke oude stadje ligt ten Oosten van de Geleen en is door de langgerekte Voorstad met het station verbonden. Over de brug van de rivier gaande, kan men den ouden eivorm van het stadje met gracht en wal nog goed herkennen. Het is een stil stadje, dat echter door de zich in de mijnstreek zoo sterk ontwikkelende industrie aan belangrijkheid wint. De kerk is oorspronkelijk in 1290 door Walram van Valkenburg als basiliek gebouwd; na in 1857 door den bliksem grootendeels te zijn vernield, is de toren herbouwd. De kerk is thans een der fraaiste gebouwen in deze streek.  34 Gaat men, uit de Limbrichterstraat op de Markt komende, rechtsaf een zijstraat in, dan hoort men daar spoedig het ruischen van water; bij het beekje gekomen, heeft men een schilderachtig kijkje op den ouden watermolen en op het torentje der Protestantsche kerk, die hier tusschen de huizen verscholen ligt. In 1919 werd te Sittard de Ambachtsschool geopend. Sittard— Beek. (KAART No. 4.) In de Limburger of Limbrichterstraat slaan wij, komende van de Markt, bij de Parklaan — kenbaar aan het groote gebouw met de torentjes op den hoek —, linksaf, en wandelen langs het Bisschoppelijk college van St. Jozef en voorbij eenige villa's door het tot Sittard behoorende Ophoven. Aan het einde der laan bij de steenen brug naar het nieuwe villa terrein en de zuivelfabriek St. Rosa, gaan we rechts af en volgen een pad, dat tusschen de Geleen beek en een zijtak, die de grachten van Sittard vult, loopt. Ons pad is heerlijk beschaduwd door het hooge hout, dat de oevers der beekjes vult; het voert verderop over een voetbrug bij een sluisje en brengt ons, links afgaande, bij den water-(houtzaag-) molen van Leijenbroek en langs een vijver, waar thans roeibootjes te huren zijn. Door dit dorp volgen we den grooten weg tot bij de bocht, waar we linksaf slaan en even verder voorbij het groote klooster komen. Kort daarop zien we rechts een hollen weg met canadaboomen bezet, dien we inslaan; na op de kruising links te zijn afgeslagen, voert een landweg ons bergwaarts naar den top van den Kolleberg met de kapel van St. Rosa, opgericht ter eere van de Patrones van Sittard. Men kan ook op de Markt in Sittard rechtuit de Puthstraat volgen en verder den bergweg opgaan, die met kapelletjes is bezet en rechtstreeks naar den Kolleberg voert; van daar kan men verder den wandelweg volgen. In 1671 heerschte in de stad de pest, die volgens de overlevering, door voorspraak van St. Rosa werd overwonnen. Daaraan heeft ook de St. Rosa-kermis te Sittard, die op den laatsten Zondag in Augustus wordt gehouden, haar ontstaan te danken. Op het kruispunt van wegen bij de kapel gekomen, hebben we op het  35 hooge terrein, waar het gebouwtje staat, een fraai panorama op den omtrek. Sittard met zijn beide torens, ligt aan den voet van den heuvel, meer links de schoorsteenen van enkele fabrieken en de dubbele toren van het klooster te Oeleen, terwijl daarachter een oneindig verschiet zich uitstrekt; naar het Oosten zien we ver Duitschland in, terwijl in het Zuiden het torentje van het klooster Watersleyhof juist boven het groen uitsteekt. Dan dalen we in den hollen weg af, die naar de zijde van Sittard sterk daalt en aan weerszijden bezet is met kapelletjes die de vijf voetvallen van Christus voorstellen. Onze wandeling voert rechtsaf door den hollen weg, die spoedig over het open bouwland loopt, en waar zich, vooral bij de glooiingen in het terrein, mooie vergezichten opdoen; aan den rand van het bouwland daalt de landweg tusschen hooge wanden door naar Watersleyhof. We werpen nog even een blik achter ons, maar hoe mooi het panorama ook is, we verheugen ons eenige oogenblikken in de schaduw van de begroeide wanden van den hollen weg te kunnen toeven, want op warme dagen kan de zon hier op het open veld ons heerlijk blakeren. Voorbij het klooster en langs een groote boerderij stijgen we opnieuw en bereiken het gehucht Wintraak, waar we, bij het begin der boomgaarden, achter ons in de laagte het groene dal zien liggen, waarin het torentje van Watersleyhof wegzinkt. In het gehucht met zijn groote boerderijen, gaan we bij het kruis rechtsaf langs de baan der electrische tramlijn Sittard-Treebeek tot bij het waarschuwingsbord, waar we den linkschen weg naar Munstergeleen inslaan en, aan het begin der helling, de eerste weg links nemen. Op dit punt zien we beneden ons, in het groen der boomgaarden, Munstergeleen, daarachter aan den rijks straatweg Geleen en verder weg het torentje van Lutterade en bïj dit plaatsje de gebouwen van de staatsmijn Maurits. We verlaten nu den harden weg en vervolgen onze wandeling langs veldwegen en holle wegjes, tusschen weiland en bouwland door, nu eens ingesloten door hooge begroeide wanden, dan weer over het open veld of langs glooiende weiden, waarop het grazende vee zich als bewegende stippen voordoet. Men lette hier goed op de kaart en op de blauwe wegwijzertjes, die hier echter nogal eens zoek raken. Bij de boomgaarden naderen we Puth en volgen wij den puth linkschen weg naar het gehucht Onderste Puth; aan het  36 Einde van het dorp gekomen, slaan we den begroeiden weg in, die vrij sterk daalt- Rechts gaat daar de Molenweg rechtstreeks naar het Huis Schinnen. Bij de bocht van den weg zien we links een pad door het bouwland loopen; we loopen het even in tot buiten het geboomte, om daar het vergezicht op Schinnen en omgeving te genieten. Op den weg zelf zien we nagenoeg hetzelfde panorama, maar op het hooge bouwland is 't schouwspel toch nog grootscher. Schinnen met het hoog gelegen kerkje ligt vrijwel beneden ons, links daarvan zien we den Koekelberg en naar het Oosten de schoorsteenen van de mijnstreek en het torentje en den molen van Oirsbeek. Gaan we terug naar den weg, dan kruisen we, voorbij het nieuwgebouwde meisjesSchinnen pensionaat, den grindweg van Schinnen naar Geleen. Links afgaande, zouden we eerstgenoemd schilderachtig dorp bereiken, waar, voorbij een hellende open plek met den weidschen naam van Schinplein betiteld, de weg sterk stijgt naar de plaats waar het kerkje staat. Het bijgebouwde deel van dit kerkje steekt in zijn nieuwheid sterk af bij het fraaie gerestaureerde oudere gedeelte. Van Schinnen en Schimmert vertelt men de volgende legende. Toen de keizer op reis was van Aken naar Meerssen, zich van zijn gevolg had verwijderd en verdwaald raakte, ging hij op een licht af, dat hij in een kluis te Schinnen zag schemeren, en waar hij op den goeden weg werd gebracht. Uit dankbaarheid stichtte de keizer daarop twee kerken, een te Schimmert, waar hij het licht het eerst had zien „schemeren", en een te Schinnen, waar hij het licht had zien schijnen". Onze weg voert echter niet door Schinnen, maar volgt den dalenden weg naar het dal der Geleen, die tusschen vrij hooge wanden in, door Heisterbrug loopt; wij slaan op den volgenden viersprong aan den grindweg rechtsaf. Eerst is de weg begroeid, dan vertoont zich aan de rechterzijde het tegen de heuvels oploopende bouwland, dat op den kam der hoogten met bosch is afgezet, zoodat een fraai geheel ontstaat Bij het Huis „Schinnen" gaan we even de dubbele brug van het huis over, om een kijkje te nemen op het groote binnenplein van dit oude adellijke Limburgsche Huis, waarvan het eigenlijke woonhuis reeds meer dan dertig jaren niet meer wordt bewoond, maar door den pachter tot berging van allerlei voorraden wordt gebezigd. De  37 gebouwen aan de poort grenzende, dienen tot woning. Bij de eerste brug over de Geleen zien we den watermolen staan. Het geheele complex van gebouwen ligt prachtig tusschen het mooie zware hout en vormt een schilderachtige plek, waar men zou kunnen gaan mijmeren over vervlogen tijden en vervallen grootheid. De heerlijkheid Schinnen (Schinnen—Terborg) wordt ook wel Oebroken—Schinnen genoemd, omdat zij uit twee gedeelten bestond, waarvan het eene tot Valkenburg behoorde. Schinnen ■bleef bij het tractaat van 1661 aan Spanje en later aan Oostenrijk bshooren; eigenaar was o. m. de familie Schellardt van Obbendorp. Spoedig loopt nu de weg weer geheel door het bosch en levert hij mooie boschgezichten op, vooral op het punt waar de harde weg links afbuigt en de laan langs den voet der heuvels doorloopt. Volgde men dien grasweg en verderop het pad langs den voet der heuvels op den rechteroever der Geleen, dan zou men uitkomen bij het oude Huis St. Jansgeleen, de vroegere zetel der Heeren van Spaubeek en Geleen uit het Huis Huijn van Amstenrade, later Huijn van Geleen geheeten. Daar ligt ook de water (koren-) molen, die sedert 1730 als zoodanig wordt gebruikt. Het Huis, aan de overzijde der beek gelegen, is eveneens onbewoond en wordt als opslagplaats gebruikt. Evengenoemd pad splitst zich in een pad beneden langs, en in een pad over den heuvel. Dit klimmende pad volgende, kan men, boven rechtsaf gaande, door het bosch Zweikhuizen bereiken. De roode stippellijn op de kaart geeft een aardig zij uitstapje aan, dat weer op den gemarkeerden wandelweg uitkomt. Maar daar het bosch verderop langs de helling der heuvels omgehakt of verbrand is, volgen we dien weg niet, maar gaan linksaf naar de brug over de Geleen, waar de door het water der beek gedreven oliemolen met zijn omgeving een schilderachtig plekje vormt. Iets verder zien we aan de linkerzijde de kapel en het gehucht Oude Kerk tusschen het geboomte liggen. Voor de spoorbaan, bij het station, verlaten we den grindweg, en gaan bij het kruis den binnenweg langs het gehucht Oude Kerk.  38 Gaat ge op den driesprong even linksaf, dan komt ge bij de plaats waar de in 1837 afgebroken kerk heeft gestaan, en waar in 1864 de kapel in een omgeving van sparren is opgericht Van den driesprong volgen we daarna den weg, die over de spoorbaan voert; links ligt de groote hoeve „Dijken", geheel door een gracht omgeven, terwijl een fraaie laan van canadaboomen er Spaubeek. heen voert. Op den grindweg van Nagelbeek naar Spaubeek gekomen, gaan we linksaf tot de bocht in den weg bij het begin van het gehucht Hegge, om daar rechtsaf een begroeiden hollen weg in te slaan. Rechts en links verheffen zich de hooge wanden, nu en dan afgebroken door de dichtbegroeide ravijnen en zijwegen. Op verscheidene plaatsen zijn groeven, die materiaal voor betonbouw op leveren. Helaas is ook hier weer heel "wat hout gekapt Aan het einde volgen we rechtsaf een landwegje door meer open terrein en buigen dan af in een anderen, eveneens met veel geboomte bezetten hollen weg, die bij de huizen van Spaubeek eindigt en gaan daarna linksaf door de boomgaarden naar den grindweg, die door het dorp voert Indien de holle wegen bij regen minder goed begaanbaar zijn, kan men bij Hegge rechtsaf den grindweg volgen, die door het dorp Spaubeek voert; het dorp met zijn grootendeels nog oude huizen is zeer schilderachtig, de enkele moderne, niet fraaie woningen, passen niet in deze omgeving. Van den weg af, heeft men fraaie kijkjes in het met boomgaarden en zwaar hout bezette heuvelachtige dal, waar de weg langs loopt. We kruisen dan den weg, waar de wegwijzertjes ons weer verder leiden. We steken den weg door het dorp over, en volgen den hollen weg aan de overzijde, die in het hooge bouwland uitkomt en verder naar het schilderachtige Webrig voert. Op het hooge terrein treft ons het fraaie gezicht op Hobbelraede, Hoeve, Oude Kerk, Spaubeek en het dal der Geleen, met zijn begroeide hoogten aan de overzijde bij Sweikhuizen. ■Van Webrig volgen we verder over den Heuzeberg een landweg, die eerst door een fraaien begroeiden hollen weg loopt; bij de kruising met den kalen grindweg Hobbelraede — Klein Genhout hebben we een fraai vergezicht zoowel naar het noordoosten op de heuvels bij Sweikhuizen, als naar het westen, over Beek heen, op het Maasdal. Ook de beide torens van Sittard zijn  30 nog te zien. Iets verder kruisen we nog een zeer fraaien beschaduwden hollen weg, dalen tusschen wallen met dwergeiken en wilgen en dan duurt het niet lang meer of we wandelen reeds tusschen de eerste boomgaarden en huizen van Beek. Den hoek Beek. omslaande, staan we in de hoofdstraat van dat groote welvarende dorp, dat echter geen overwegend Limburgsch uiterlijk meer heeft en bekend is door zijn sigarenfabrieken. Bijna aan het einde der straat, voorbij het bondshotel Stassen-Mullens (tel. no. 7), ligt links de groote monumentale kerk. In verband met de in de omstreken van Beek, o. a. te Kolmont en bij Geverik gevonden overblijfselen van Romeinsche landhuizen, moet op deze plaats reeds vroeg een nederzetting hebben bestaan, die zich daar gevormd heeft door den drang der verspreide bewoners, om zich- tot grootere of kleinere groepen te vereenigen. De naam Becha, Beich of Beek komt het eerst voor in een lijst van schenkingen van het jaar 847 aan de abdij van St.Remigius te Reims. Het dorp op zichzelf is nooit een heerlijk heid geweest; wel kregen verschillende familiën alsook de Teutonische ridders van de Duitsche orde en balie te Alden-Biessen, bezittingen in den omtrek, die gedeeltelijk weer aan de genoemde abdij werden geschonken, en die, voor het beheer dier goederen, een voogd aanstelde. Zoo werden ook de Heeren van Valkenburg Voogd, maar langzamerhand eigenden deze zich de bezittingen toe, zoodat Beek in de middeleeuwen tot Valkenburg moet gerekend worden. Na het uitsterven van het geslacht Valkenburg kwam Beek onder Brabant en later onder Bourgondië. Evenals het overige deel van Zuid-Limburg heeft Beek door zijn eigenaardige ligging veel geleden, zoowel in den tachtigjarigen oorlog als later, na 1648, toen de toestanden nog zeer verward waren. Zoo behoorde Beek volgens het Partage-tractaat van 1661 tot de Nederlanden, Geleen echter tot Spanje. In 1795 werd Beek met geheel het land van Valkenburg bij Frankrijk ingelijfd en bleef het tot 1814 met dat land verbonden; in dien tijd hadden de geestelijken veel te lijden van de vervolgingen der Franschen. Tot 1830 behoorde Beek tot de Nederlanden, van 1830—1839 echter weer tot België en eerst na laatstgenoemd jaar, is eindelijk Beek voorgoed bij Nederland gevoegd, en zijn geregelde toestanden ingetreden, die van grooten invloed zijn geweest op het nu zeer welvarende plaatsje. Beek is meermalen verwoest en verbrand, o. a. door de Noormannen, die in het nabijgelegen EIsloo nestelden; ook heeft het  40 zijn deel gehad in de roofpartijen in de 18e eeuw der bekende Bokkenrijders, waaraan in 1776 en later in 1798 voorgoed een einde werd gemaakt. De kerk van Beek is van 1888 en in drie gedeelten in Romaanschen stijl gebouwd; het laatste deel met den toren is in 1911 voltooid. Van de oorspronkelijke kerk van Beek is o. a. bekend, dat in 1433 de toren is ingestort, en dat deze met het dorp in 1505 en 1507 door de Oelderschen werd verwoest. Het wapen van Beek vertoont Themis met zwaard en weegschaal, doch dit is niet op historische gronden gevestigd. We wandelen verder door het dorp. Op den driesprong aan het einde der hoofdstraat gekomen, kan men even linksaf gaan en den stijgenden weg ruim een K.M. volgen, om bij het hoogtepunt 110 een prachtig vergezicht te genieten. Heen en terug is dit dus een uitstapje van 2.5 K.M. Op. genoemden viersprong rechtsaf gaande, langs gemeentehuis en postkantoor, bereiken we den rijksweg en daar links afgaande, heeft men ter rechterzijde het Bondshotel „Colaris" (tel. no. 10), waarvan vooral de keuken een goede reputatie geniet. Beek—Meerssen. (KAART No. 5.) Bij het verlaten van Beek volgen we den grooten weg naar Maastricht tot voorbij eenige nieuwe villa's, en slaan, bij een kruis, rechts den landweg in, die langs den heuvel naar Catsop voert. Tusschen boomgaarden door, komen we op den grindweg in het gehucht, volgen deze even linksaf en slaan dan een aardig begroeid wegje aan de rechterhand in, dat weer op den grindweg naar Elsloo uitkomt. Rechtsaf gaan we nu over de spoorbaan en nemen het pad, dat rechtuit gaande, in het begin van genoemd dorp uitkomt. Voorbij de bocht in de dorpstraat, staan we weldra aan een tweesprong, waar de typische oude met hooge ruwe steenen trappen voorziene gele en grijze woningen aan het dorp zulk een eigenaardig uiterlijk geven. De hooge weg rechts, langs den  Elsloo, — Kasteel. Meerssen, — Kerk.  Ruine van het Kasteel Valkenburg. Grot te Valkenburg.  41 steilen bergrand, leidt naar de kerk met zijn gemoderniseerden toren en een ouder gedeelte, en loopt, linkshoudend, uit op een voetpad, dat langs den hoogen Maasoever voert. Beneden ons ligt de schoone Maasstroom, waarvan een Limburgsch volkslied zegt: Schoone Maas, ik groet uw wateren, Gij zijt immers Limburg's stroom, O, welluidend is uw klateren Langs uw oogstenrijken zoom. Ja! zoolang uwe blauwe wellen, Vrij van eiken vreemden dwang, Langs uw welige oevers zwellen, Zij dit steeds onze eerste zang. Het is een interessant gezicht op de kronkelingen van H> c„«i_ istroomende rivier en op den Belgischen oever, waar in de daar gelegen hoeve gedurende den oorlog een Duitschen wachtpost Bevestigd was. Heeft men voldoenden tijd, dan kan men een uitstadje maken naar het schilderachtige dorp Steijn met zijn ruïne, waartoe men om de kerk heen en dan linksaf den landweg volgt Terugkeerende, kan men het wegje langs den hoogen Maasoever volgen. Heen en terug is het 6 K.M. Steijn is een der fraaiste kasteelruïnes van ons land. Van het oude bouwwerk zijn nog over de groote toren, van waar men een prachtig uitzicht heeft op de Maasvallei, en een kleinere toren met portaal en poort; de oude kelders zijn nog gedeeltelijk aanwezig en in goeden staat. Gedurende de restauraties van verschillende gebouwen in ons land tusschen 1850—1900 werd het moderne gothische raam aangebracht. Het poortgebouw met het spitse dak, draagt het wapen der Merodes. Steijn was een rijksheerlijkheid, waarvan de naam reeds in de 11e eeuw genoemd wordt. De geschiedenis van dit goed is zeer verward, vooral in de 18 e eeuw, toen een groot aantal leden van het geslacht Kinskij recht hadden op een deel van de heerlijkheid. In 1747 verbleef Lodewyk XV eenige dagen op het kasteel, terwijl in 1777 onder de bewoners van het dorp een opstand' uitbrak tegen den Heer van het kasteel.  42 Nadat Steijn in 1795 bij de Fransche Republiek was ingelijfd; ging het in de 18e eeuw nog driemal in het bezit van andere families over, totdat het in 1917 werd aangekocht door de bouwmaatschappij Tydig te Heerlen, die veel van het mooie zware hout liet kappen. De in 1840 gebouwde moderne villa, wordt thans geheel verbouwd en vergroot tot Missiehuis met school voor de Paters van 't Heilig Hart uit Tilburg. Voor het bezoeken de ruïne moet men toestemming vragen bij de Eerw. Paters. Elsloo (Huloe of Hasloe) is volgens velen het oude Ascaloh, waar de Noormannen in 881 hun voornaamste vesting stichtten, en vanwaar zij onder hunne hoofden Gotfried, Rollo en Siegfried het land plunderden en de dorpen in brand staken, in 883 werd Elsloo door keizer Karei belegerd; na 12 dagen werd een verdrag gesloten, waarbij de Noormannen tegen betaling van een schatting aftrokken. In 891 teruggekperd, werden zij ten laatste door keizer Arnulf bij Leuven aan de oevers der Dijle verslagen. Het oorspronkelijke kasteel moet, volgens de gehouden onderzoekingen, meer westwaars hebben gestaan; de Maas maakte hier in oude tijden een bocht naar het Westen. In de bedding der rivier zijn nog overblijfselen van dit kasteel te vinden; het zou ook de plek zijn, waar de Karolingische palts heeft gestaan, die aan Lotharius II en Karei de Kale tot verblijf heeft gediend. Reeds in de 13e eeuw worden Heeren van Elsloo genoemd, die het kasteel tot het einde der 16e eeuw bewoonden; het kasteel is echter omstreeks het begin der 17e eeuw door de Maas, die hier den oostelijken oever ondermijndt, weggespoeld. Van het gebouw bestaat alleen nog de ronde toren, die bewoonbaar is gemaakt door den tegenwoordigen eigenaar, den heer Jurgens. De heerlijkheid Elsloo was achtereenvolgens in het bezit der geslachten Schoonvorst, Van Gavre en d'Arberg de Valengin. De in het gemeentewapen van Elsloo voorkomende elzentakjes zijn ten onrechte aangebracht, en hebben met den naam niets te maken. Onze route volgt den links naar beneden voerenden bergweg, die ons aan den oever der Maas brengt. Rechtsaf gaat naar het veer over de rivier, dat tijdens den oorlog buiten gebruik was gesteld. Onze gidsjes wijzen linksaf de laan in, die door het broekland voert Eenige passen verder wordt de toren van het oude kasteel van Elsloo met de er naast gelegen gebouwen zichtbaar; mooi ligt het daar met het groote grasperk er voor, omgeven door het park met fraaie boomgroepen van kastanjes, eiken en  43 ander geboomte tegen den hoogen begroeiden bergwand als achtergrond.1) In de hoogte zien we de huizen en den met kleinere hoektorens voorzienen toren van het kerkje van het dorp. Het geheel vormt een fraaie schilderij, die ook in het najaar wanneer de eiken en beuken met hun bruinen bladertooi prijken, en vooral in den namiddag als de zon in het Westen staat en den bergwand belicht, een prachtig schouwspel oplevert. Maar ook in den vroegen ochtend, wanneer tal van vogels zich in het bosch op de steile hellingen doen hooren, is een wandeling van Elsloo door het broek naar Geulle zeer loonend. Verderop zijn de boomen van de laan nog jong, zoodat zij maar weinig schaduw geven; midden in het broek gaat de weg over in een voetpad, dat het dijkje kruist en, links aanhoudend, ten slotte weer op een landweg met boomen uitloopt. De hooge begroeide wand, waar nu en dan een trein tusschen het geboomte op de hoogte voortsnelt, houden we steeds aan onze linkerhand; rechts onttrekt eenig struikgewas de Maas aan ons oog. Aan het einde van den landweg volgen we linksaf den harden weg, die van Geulle komt, en door een fraai met hoog geboomte bezet terrein naar de poort in de spoorbaan bij den Hussenberg loopt. Bij de poort ziert we het bronwater, dat uit den berg komt, zich klaterend naar beneden storten. De poort doorgaande, loopt links de zich om het ravijn slingerenden grindweg naar boven; wij verkiezen echter het bergpad, dat langs de woning door het bosch naar boven klimt, en ons romantischer lijkt dan de breede weg. Bovendien is het korter, al vergt het meer van onze longen, daar het vrij steil naar boven gaat, terwijl we, hovengekomen, toch even naar de kromming in den grindweg kunnen gaan, om vandaar het schoone panorama waar te nemen, dat het met bosschen en heide bedekte land aan de overzijde van de Maas in België oplevert. Staande boven in het bouwland op den hoogen wand bij het eerste huis van Hussenberg, is het uitzicht nog iets vrijer. Door het gehucht Hussenberg voert verder onze weg rechtsaf langs een binnenwegje naar Snijdersberg. Ook daar een eenig mooi panorama, zoowel op het verwijderde België als op het ') Alleen met speciale introductie kan men bij den rentmeester J. L. van Muiken in Elsloo vergunning krijgen het park te zien.  44 voor ons liggende ravijn, waar het naar de halte Geulle voerende steile voetpad zich naar beneden slingert. Links daalt de grindweg, die eveneens naar de halte Geulle voert. We dalen eerstgenoemd pad af, steken de spoorbaan over en, het dalende laantje volgende, staan we dan spoedig in het gehucht Hulsen, waar we den eersten weg links inslaan. Gingen we rechtuit en de eerste laan rechts in, dan zouden we langs de overgebleven gebouwen van het kasteel van Geulle in het dorp van dien naam komen. Het oorspronkelijke fraaie kasteel, dat iets noordelijker stond, is reeds jaren geleden afgebroken. Geulle was een heerlijkheid, die o. a. in het bezit was van de familie Van Gavre Van Elsloo, en van het geslacht Van Hoensbroek. Het kwam in 1661 aan de Staten. De bewoonbaar gemaakte bijgebouwen, zijn thans als landhuis ingericht door den Burgemeester van Geulle. Weer komen we aan een poort onder den spoorweg en aan de andere zijde staan we aan den voet van den Snijdersberg bij den watermolen. Voor ons,- liggen de huizen tegen de helling van den berg verspreid tot boven-aan toe; een aardig kleurrijk stukje bergterrein, zooals we op weinig plaatsen zullen terug vinden. We beklimmen dan den stijgenden weg; op de naar het er naastliggende bouwland voerende wegen, kunnen we nog mooie kijkjes op den Snijdersberg vinden. Iets korter is weer het pad door het geboomte, dat in het schilderachtige Moorveld uitkomt. Voor het eerste huis slaan we rechts het pad in, dat langs den rand van het hooge terrein voert, en van waar we een prachtig gezicht over het dal hebben. Aan het einde links afgaande, volgen we daarna rechtsaf den grindweg van Geulle naar den rijksweg Maastricht—Sittard tot aan den viersprong bij de brievenbus, en wandelen dan door de boomgaarden en langs het landwegje, dat door het bouwland over het hooge plateau voert, waar men naar het Westen, over het Maasdal heen, de donkere bosschen op den Belgischen oever ziet liggen. We loopen nog even door, tot op het hoogste punt (bij 107) in de richting van het station Bunde, dat beneden ons ligt, keeren dan terug en volgen een aardig beschaduwd wegje (de 2 e weg links, komende van Moorveld) door het schilderachtige gehuchtje  45 Kasen. Hier en daar een oude bepleisterde schuur opgebouwd van ruwe balken en daartusschen gevoegde steenen. Na Kasen dolen we over den Kruisberg door het bouwland, kruisen den rijksweg, en vervolgen dan de wandeling rechtuit langs het landwegje naar Meerssen. Waar dit den rand van het hooge terrein bereikt, vertoont zich aan onze rechterhand een prachtig panorama, en zeer terecht zijn iets verder aan dit pad eenige rustbanken geplaatst. Voortgaande, verliest ons pad zich in het bosch en wanneer we dit verlaten, ontrolt zich nogmaals hetzelfde vergezicht van zooeven voor ons oog, maar nu met de torens van Maastricht als middelpunt, terwijl langs den boschrand het torentje van Rothem en even meer links — wanneer we rechts op het bouwland gaan staan — het mooie kerkje van Meerssen te zien is. Langzaam daalt het pad, dat ons links houdend langs een aardig hol wegje op den grindweg brengt, die nu rechtsaf naar Meerssen voert Meerssen is het Marsana, Marna of Marsna uit den tijd der Meerssen Romeinen, die zich op vele plaatsen in deze streken hadden gevestigd. De naam duidt op een moeras of plaats, waar het water slecht afloopt. Opgravingen hebben interessante overblijfselen van Romeinsche gebouwen, villa's en voorwerpen aan 't licht gebracht, die de plaatsen aanduiden der nederzettingen aan de oude heerbaan van Tongeren over Maastricht naar Keulen, o. a. bij de kerk te Meerssen, bij de Putsteeg en bij den Herkenberg tusschen Meerssen en Raar. Op laatstgenoemde plaats, voorbij het terrein, de Onderste Herkenberg geheeten, vlak bij den spoorwegovergang, zijn in 1865, op initiatief van den bekenden oudheidkundige, den heer Habets, de grondvesten bloodgelegd van een groote villa, die door welgestelde lieden is bewoond geweest en vermoedelijk in de 2e eeuw bij invallen van vreemde volksstammen is verbrand. Vele oudheden zijn toen opgegraven. Ook elders dragen de overblijfselen van Romeinsche woonhuizen de kenteekenen door brand te zijn verwoest. In latere tijden was Meerssen een belangrijke plaats, waar de hoofdbank was gevestigd, waarbij men van vonnissen, in omliggende plaatsen geslagen, in beroep kon komen. Het belangrijkste gebouw is de kerk en de proostdij, oorspronkelijk zeer waarschijnlijk een openbaar Romeinsch gebouw, later verblijf of palts der Frankische koningen, waar in 847 de drie zonen van Lodewijk den Vrome bijeenkwamen, om elkaar steun te beloven tegen de vijanden van het door Karei den Oroote  46 gestichte rijk. Voor die oude Romeinsche gebouwen werd mergel" steen gebruikt uit de groeven van Meerssen, Houthein, Geulem, Valkenburg, enz. Toen de Noormannen hunne invallen deden en te Elsloo verbleven, werd ook Meerssen verbrand. Na verschillende wisselingen bleef Meerssen tot Lotharingen behooren, totdat Gerberga, weduwe van Giselbert van Lotharingen, gemalin van den Franschen koning Lodewijk van Overzee, hare bezitting te Meerssen schonk aan de beroemde abdij van St.-Remigius te Reims en er een proostdij stichtte. Genoemde abdij bezat reeds vele goederen en rechten in deze streken. Den proost der stichting kan men ongeveer beschouwen als ambachtsheer van Meerssen; de Heeren van Valkenburg zijn lange jaren voogd van Meerssen geweest en hebben zich langzamerhand als eigenaar beschouwd Het dorp heeft in 1288 veel geleden door Jan van Brabant en in 1473 en '74 door de troepen van Karei den Stoute. De proostdij ging in 1561 over aan het bisdom van Roermond en in 1609 door ruiling aan de abdij van Eaucourt, terwijl in 1662 deze streken bij tractaat voorgoed onder de macht der Staten-Generaal werden gebracht. Na de komst der Franschen in 1794 werden de geestelijke goederen, waaronder ook die der proostdij, verkocht aan advocaat C. Reimers, te Maastricht, die een deel der gebouwen deed afbreken en het overige als villa met park liet inrichten. In 1881 ging dit landgoed over aan den heer A. Stevens-Daem. Het gemeentewapen van Meerssen vertoont o. m. nog het beeld van den H. Remigius. De Lieve Vrouwekerk, vroegere proostdijkerk, ten oosten van het proostdijgebouw gelegen, op de plaats waar oorspronkelijk de kapel van het verblijf der Frankische koningen heeft gestaan, dateert uit de 14e eeuw en is een kleine basiliek, geheel uit mergelsteen opgetrokken. In de 15e eeuw is het gebouw voor een deel verbrand. Buitengewoon fraai is het Sacramentshuis uit de 16e eeuw; ook het noorderportaal in gothischen stijl is bezienswaardig. De toren stortte in 1649 bij een hevigen storm in en werd met een deel der kerk niet herbouwd; hij stond in den tuin van de tegenwoordige villa. De kerk is in de jaren 1881—1884 sterk gerestaureerd. Aan dit gebouw is de volgende legende verboden: Toen bij bovenvermelden brand de schatten in de kerk gevaar liepen mede vernield te worden, en niemand zich in den vuurgloed durfde wagen om iets te redden, gebeurde het, dat een jongeling van den akker, waar hij aan 't ploegen was, kwam aanloopen en het waagde in de kerk binnen te dringen, om het  47 Allerheiligste te redden, hetgeen hem gelukte zonder letsel op te loopen. Toen hij daarop op het veld terugkwam, vond hij als belooning den geheelen akker door onzichtbare handen reeds omgeploegd. Met dit Allerheiligste in de kerk te Meerssen is eenmaal een bijzonder wonder geschied, waarvan het verhaal eerst eenige jaren geleden is teruggevonden, en waardoor Meerssen een gropten naam heeft als bedevaartplaats. Bondshotels Notten, Beekstraat (tel. no. 24), „De Proostdij", (tel. no. 4), en „La Poste", beide in de Stationsstraat. Bij Rothem vindt men, juist tusschen de beide spoorbanen, aan het nieuw aan te leggen gedeelte van den Rijksweg, het Paviljoen-Hotel. Op den grooten weg in Meerssen, de Beekstraat gekomen, zien we, rechtsaf gaande, de Stationsstraat, die linksaf langs het park van het landgoed „De Proostdij" naar het station voert In de Beekstraat echter linksaf gaande, komen we aan de kruising van Kruisstraat en Kuileneindestraat met Beek- en Volderstraat. Door de Kruisstraat bereiken we de markt met de kerk. Voor het geval men te Meerssen geen geschikt logies kan vinden, verdient het aanbeveling naar Geuletn, Houthem of St.-Gerlach te wandelen. Men gaat langs de Markt en de Gansbaan over de spoorbaan en verder naar de brug over de Geul. Daar wandelt men linksaf langs het voetpad door de met een bosch van canada-boomen bezette gemeenteweide, waar door een Amsterdamsche maatschappij mergel- en kalkbranderijen in den bergwand in exploitatie zijn gebracht. Men volgt verder het pad langs den voet van den bergwand, dat den oever der Geul volgt en dat een fraaie en aangename wandeling oplevert van ongeveer 3.5 K.M. In Geulem vindt men het hotel „Berg - en - Dal", linksaf gaande over de Geul de hotels Houthen „Cuijpers-Linssen" (tel. no. 3), „Bellevue" — vlak bij het station —, en rechts in het dorp ,,'t Geuldal", „Sleijpen" en andere. Langs den grooten weg, die nagenoeg met de spoorbaan evenwijdig loopt, kan men dan naar Meerssen terugkeeren, om de Bondswandeling te vervolgen. Men komt dan voorbij het terrein, waar de bij de bijzonderheden van Meerssen vermelde opgravingen hebben plaats gehad. Ook te Houthem, vroeger Houlten, Holzheim en Holthem enz. genoemd, zijn vele overblijfselen van Romeinsche nederzettingen gevonden. Houthem was een bezitting der Heeren van Valken-  48 burg, behoorde later aan Brabant en Spanje en ging bij de verdeeling van eenige landstreken in Zuid-Limburg in 1661 en '62 over aan de Staten. Het nabijgelegen Vroenhof, behoorde in het begin der 18e eeuw aan de familie Habets en ging later over aan Jhr. Michiels van Kessenich. St-Gerlach is genoemd naar een ridder uit deze streek geboortig, die, na den plotselingen dood zijner echtgenoote — volgens het verhaal stortte zij met haar wagen van de wallen van Valkenburg — eerst als boeteling 7 jaren te Jeruzalem verbleef, en, terwijl hij daarna als kluizenaar bij Houthem in een hollen boom leefde, de inkomsten zijner goederen onder de armen verdeelde; hij stierf in 1172. Op de plaats van den hollen eik is later de abdij van St.-Gerlach gesticht, waaraan het plaatsje zijn naam ontleent. Als merkwaardigheid mag wórden vermeld, dat in 1661 werd overeengekomen, dat dit klooster aan den Koning van Spanje zou blijven bebooren, en dus als een Spaansche enclave in het Staatsche gebied bleef bestaan. De tot het klooster behoorende gebouwen waren destijds door een muur van mergelsteen omgeven. Deze toestand duurde tot 1786, toen door ruiling van eenige landstreken ook de gronden van het klooster aan de Staten kwamen en deze stichting werd opgeheven. De goederen gingen in andere handen over, de proosdij werd grootendeels afgebroken, terwijl de stittskerk in 1808 aan die gemeente werd overgedragen. Deze kerk, in 1735 voltooid, vertoont van binnen verscheidene muurschilderingen, die o. a. gebeurtenissen uit het leven van St-Gerlach voorstellen. Verdere bijzonderheden van Geulem vindt men op de wandeling in het hoofdstuk Valkenburg—Maastricht Van uit Meerssen in nog een zeer mooie wandeling te maken naar den Heiberg, het westelijkste deel van den Schepenberg tusschen Berg en Rothem. Men gaat langs 't station den weg op naar Rothem en slaat, dadelijk na de 2e brug te zijn overgegaan, links een pad in, dat naar den watermolen voert. Hier gaat men rechts af en op den volgenden viersprong links af naar den Heiberg of Schepenberg. Op het hoogste punt, waar een bank is geplaatst, heeft men een prachtig uitzicht naar het ten westen gelegen Maasdal.  Meerssen —Valkenburg. (KAART No. 5 en 6.) Bij het verlaten van Meerssen slaan, we op het kruispunt van Beek-, Volder-, Kruis- en Kuileneindestraat, laatstgenoemde straat in, die het begin vormt van den weg naar Schimmert. Bij de eerste bocht volgen we den landweg rechtuit, die linksaf naar het gehucht Humkoven voert, en gaan, op den grindweg gekomen, rechtsaf. Op den volgenden driesprong verlaten we dezen weg, om den zijweg in te slaan, die door het bosch van het landgoed Vliek naar den Wijngaardsberg voert. Voorbij den eersten weg rechts (naar Waterval) brengt links een voetpad ons op den berg.1) Op den driesprong bij de bank onder den overhangenden beuk gaan we linksaf; men heeft op dit pad een prachtig uitzicht over Meerssen en over het dal der Maas. Voorbij de bocht ligt links het park van het Kasteel Vliek, rechts de Wijngaardsberg. Bij den vijver gekomen, ziet men het huis met het front naar de vijvers gekeerd; door het dorp gaande, zou men het ternauwernood opmerken. Het huis heeft een modern front; aan de achterzijde bevindt zich het binnenplein, waaromheen de schuren en stallen liggen. Vroeger eigendom van den heer Magnee, Heer van Horn, behoort het thans aan Jhr. P. L. van Meeuwen. Voorbij den ronden vijver slaan we rechtsaf den vrij sterk klimmenden weg in, die op het plateau van den Wijngaardsberg uitkomt. Aan den rand van het bosch gaan we rechtuit door het bouwland en op het landwegje rechtsaf in de richting van het op den berg gelegen huis met vierkanten toren. Het pad door het bouwland wordt weieens omgeploegd, zoodat men wel goed moet opletten, vooral wanneer men van de zijde van Waterval komt. Ook op het landwegje staat geen paaltje, het wordt telkens *) Op het Vliek moet men in het bezit zijn van de Bondstoegangskaarten. Het plukken van bloemen en planten enz. is STRENG VERBODEN. 4  50 bij het bebouwen van het land omgereden; vanaf dit wegje zijn echter de wegwijzertjes aan den boom in het bosch reeds te zien. Voor het huis gaan we linksaf langs de haag om den boomgaard, en tusschen huis en schuur door; we komen dan langs de helling van den berg op den weg, die linksaf naar Waterval voert. Men kan ook voor den boomgaard langs de haag gaan naar het draaihekje; hier door de boomgaarden dalende, bereikt men eveneens Waterval. Rechts afgaande vindt men op den driesprong, de wegwijzertjes terug. Op den door wegwijzertjes aangeduiden weg, is helaas nogal wat hout gekapt, zoodat de weg hier en daar vrij zonnig is geworden. Van Waterval vervolgen we den weg oostwaarts, en wandelen dan door het hooge bouwland, met ruim uitzicht over de golvende velden naar den grintweg Meerssen-Groot Haasdal. Op dezen, over het ongeveer 130 M. hooge plateau loopenden, weg heeft men een prachtig vergezicht. Naar het Zuiden, over het Qeuldal heen op den Heunsberg, is de Wilhelmina-toren te zien, terwijl het dal zelf geheel achter den bergwand verborgen blijft. In Groot-Haasdal, op den driesprong bij het kapelletje en het café van Hub-Haesen, gaan we rechtsaf en volgen nog een 500 Meter den grindweg, om dan bij het Huis Holswijk, linkshoudend, in het Ravenbosch te komen. Na de Straabeek te zijn gepasseerd, staan we aan den ingang van het uit hoog opgaand hout bestaande bosch, waar het heerlijk koel is; de weg klimt naar het hooge bouwland op den Stoepert, waar we op den driesprong rechtsaf gaan. Op dit open terrein heeft men weer prachtige vergezichten op het Geuldal en Valkenburg. Weldra begint de weg te dalen, en voert tusschen steile begroeide wanden door naar de spoorbaan. Over de baan, bereiken we den grooten weg van Houthem en zijn spoedig in Valkenburg aangeland. Bij droog weder kan men een pad volgen, dat langs de bronnen van de Straabeek voert. Op den driesprong in Gr.-Haasdal bij de kapel slaat men dan linksaf en volgt 250 M. verder rechtsaf een weg tusschen boomgaarden door, waar de meidoornhagen hier en daar een berceau over den weg vormen. De weg maakt een tweetal bochten en begint dan te dalen naar het dal der Straabeek. Op sommige plaatsen hoort men het murmelen van het water, zonder het te zien; onder, en soms over het pad heen spoedt het zich naar beneden om de Geul te bereiken. Op een  51 driesprong van paden volgt men rechtuit het pad, dat door het struikgewas naar boven klimt. Het pad rechtsaf loopt langs de beek en komt uit op het punt, waar de aangeduide route voorbij Holswijk het Ravenbosch ingaat, maar dit pad is op sommige plaatsen wat moeilijk begaanbaar. Volgt men het pad rechtuit» dan komt men boven aan den rand van het bouwland uit, tegenover het groote klooster der paters Oblaten bij Arens Oenhout, — met een prachtig park met zeer fraai geboomte — waar men rechtsaf een grasweg langs het bosch ziet, die u weer op een landweg brengt. Linksaf langs den meidoornheg gaande, en op de kruising — er ligt daar een groote steen — rechtsaf gaande, komt men op de hoofdroute terug. Men kan ook wandelen tot het genoemde klooster en daar rechtsaf langs den Sittarderweg afdalen. Aan den rand van het hooge terrein vindt men links een bank, van waar men een prachtig uitzicht heeft op Valkenburg en omgeving. Het laatste gedeelte van den Houthemer weg is geheel bezet Valkenmet hotels, die zich hier in de laatste jaren hebben gevestigd, burg Voorbij den Nieuwen Weg, die linksaf naar het station leidt, rechtsaf gaande door de Lindenlaan, kenbaar aan de twee rijen lindeboomen, die een berceau over deze straat vormen, komen we aan de brug over de Geul bij den Franschen-of Nedersten molen. Oorspronkelijk door een Franschman, P. Loisel, gebouwd, is deze zoo genoemd ter onderscheiding van den hooger op bij de St. Pieterstraat liggenden molen, den vroegeren ban- of dwangmolen van het kasteel, waar alle omwonenden hun koren moesten laten malen. Rechtsaf door Jan Deckerstraat en Oranjelaan komt men bij het Paviljoen en het Oda- of Stadspark. Linksaf gaat de Stationstraat, die bij de brug tusschen de hotels „CroixdeBourgogne", — een der oudste en degelijkste hotels van Valkenburg —, en „du Pont" begint; hier stond vroeger de Geulpoort. De Geul, het snelstroomende en wispelturige riviertje, dat elders dikwijls overstroomingen veroorzaakt, wordt binnen het oude stadje door steenen wallen in bedwang gehouden. Het splitst zich hooger op, bij de Valbrug, in twee armen, waarvan de zuidelijkste de grens van het vroegere stadje vormde. Op de bruggen heeft men zeer schilderachtige kijkjes op het tusschen zijn bemoste wanden voortsnellende riviertje en op de grijze muren der langs den oever staande huizen. In 1916 werd Valkenburgnog voor een gedeelte overstroomd en stond b. v. het Walramplein onder water.  52 We zijn nu in het centrum van het oude stadje Valkenburg, over de brug links voert de Bogaerdlaan naar het Walramplein, rechts loopt de Palerinestraat naar de Kerkstraat De kerk, waarvan het oudste gedeelte in Romaanschen stijl van 1250 dateert, werd in 1483 bij een beleg door de Luikenaren verbrand doch herbouwd en in 1904 vergroot. Door de Groote straat rechtuit, langs Gemeentehuis en Postkantoor, bereikt men de Markt met Birkelstraat links en Muntstraat rechts, die respectievelijk worden afgesloten door de Birkelen de Grendelpoort; in de hoogte boven op de rotsen troont de ruïne van het oude Valkenburger-slot. Buiten de Grendelpoort ligt het Grendelplein met het monument van de Vereeniging. „Het Geuldal", in 1889 gebouwd ter herinnering aan de vijftigjarige hereeniging van Limburg met Nederland. Op het Grendel • plein ligt links de ruïne, rechtuit gaat men naar de Valkenburgsche gemeentegrot en rechtsaf langs den Plenkert naar het Rotspark en de Katacomben. Verdere uitweiding is hier werkelijk overbodig om de vele en zelfs eenigszins hinderlijke reclameen aanwijzingsborden, die hier zijn aangebracht Het land van Valkenburg omvatte oorspronkelijk o. a. de voogdij der tot de proostdij van Meerssen behoorende landgoederen, waarover als voogden Heeren van 't geslacht Heinsberg uit het huis Valkenburg waren aangesteld. Oosewijn I stichtte op de vooruitspringende rotsen aan de Geul den „dwenger" of versterkt huis, aan den voet waarvan zich een dorp ontwikkelde, dat eveneens Valkenburg werd genoemd. Het eigenlijke Valkenburg werd sedert ter onderscheiding „OudValkenburg" genoemd. Het geslacht Heinsburg, dat zich later noemde Van Valkenburg, stierf in 1352 uit door het kinderloos overlijden van Jan van Valkenburg, die bekend is geworden door zijn eed, vroeger in dienst van den Koning van Engeland gedaan, om in Frankrijk vrouw noch kind, kerk noch klooster te sparen. Zijn rechten gingen over op zijn zes zusters, waarvan de jongste, Elisabeth, de oorzaak zou zijn van het ontstaan der legende van „de juffer of non zonder kop". Na verschillende twisten over het bezit van Valkenburg kwam dit in 1381 door verkoop der rechten aan Brabant; het werd een der vier landen van Overmaze: Limburg, Daelhem, 's-Hertogenrade en Valkenburg. De Heeren van Valkenburg waren machtige ridders, de Oozewijns, Walrams en Dirken van Val-  53 kenburg waren steeds betrokken in de oorlogen, die deze streken teisterden; hun sterke burcht en het stadje hebben menigmaal door het geweld van den oorlog geleden. Ook in den tachtigjarigen oorlog is herhaaldelijk om het bezit van het sterke slot gestreden en eerst in 1632, na de verovering van Maastricht, kwam een groot deel van het land van Valkenburg onder de Staten, in 1644 ook het stadje, waarna de wallen der stad en de verdedigingswerken van het slot grootendeels werden gesloopt. Later werd het kasteel opnieuw versterkt, maar, na in 1672 door de Franschen te zijn ingenomen, bij de herovering door de Staten in het laatst van dat jaar door buskruit verwoest. Sedert is het een ruïne gebleven, de ruïne van den „dwenger" op de Dwingelrots, die nog altijd een der bezienswaardigheden van Valkenburg uitmaakt. Vroeger, toen men door den steilen, hollen weg, even buiten de Birkelpoort, naar de ruïne klom, maakte deze een romantischer indruk dan nu, als men van het Grendelplein door den gemetselden opgang en door de restauratie, tegen entrée van f 0.15, (voor scholen en gezelschappen verminderd tarief) de ruïne moet bereiken. Men moet eerst al deze hedendaagsche exploitatieverschijnselen vergeten, en in de goede stemming geraken, om zulk een interessant oud bouwwerk te bezoeken, en de ruïne en de heerlijke uitzichten van verschillende punten van de ruïne te kunnen genieten. Ook over den op het hoogste brok muur geplaatsten aartsengel Michaël kunnen de smaken verschillen. Verschillende onderaardsche uitgangen en gewelven zijn gevonden, die waarschijnlijk met de gangen in den berg in verbinding hebben gestaan, o. a. een, die zich tot onder de Markt uitstrekte. Toen in 1352, na den dood van Jan van Valkenburg, de oudste zuster Filippota, haar rechten op Valkenburg aan Reinoud van Schoonvorst verkocht, smarte deze verkoop van den voorvaderlijken burcht de jongste zuster Elisabeth zoozeer, dat zij het klooster, waar zij als non vertoefde, ontvluchtte en op het slot haar intrek nam. Eenzaam en van haar zinnen beroofd, dwaalde zij in haar witte kloostergewaden met den zwarten kap om het hoofd in den hoogen burcht rond, weeklagend en jammerend, totdat uitputting aan haar leven een einde maakte. Door den zwarten kap was des nachts het hoofd niet te zien en zoo ontstond bij den landman de legende van de „non zonder kop". Op de ruïne zult ge onder glas den naam „Bonapart" ontdekken, die hier blijkbaar beter bewaard is, dan die in de gemeentegrot. De handteekening is hier ingekrast bij gelegenheid van het bezoek van Napeleon aan het oude kasteel. Daar Bonaparte meer aan  54 den vroegeren republikein, dan aan den keizer doet denken, schijnt het plaatsen van dezen naam een eenigszins vijandige daad te zijn geweest tegenover den in dat jaar 1807 op het toppunt zijner macht staanden keizer Napoleon. In de beschrijving „Het kasteel van Valkenburg", van Th. Dorren, vindt men een meer poëtische lezing omtrent he plaatsen van dezen naam. De ruïne is sedert 1919 eigendom der Katacomben Stichting, die met rijkssubsidie dit monument onderhoudt. Van de vier poorten der stad zijn alleen de Birkel- en Grendelpoort — de vroegere Trichterpoort —, in verschillende tijden gebouwd, nog over; vooral de Birkelpoort is een fraai monume nt waarschijnlijk uit de 15e eeuw afkomstig. Van den vroegeren put bij de Grendelpoort is het gezegde afkomstig: „Wie niet van den Grendel gedronken heeft, is geen echte Valkenburger." Ter weerszijden van de Geulpoort was het stadje door zware muren versterkt, waarin een tweetal torens en de versterkte huizen „Het Bat" en „Den Halder" waren opgenomen; laatstgenoemd huis is nog niet lang geleden afgebroken en de grond voor bouwterrein bestemd. In het geheel waren er vijf torens, waaronder de Louxtoren, de Barbiersloren en de Hallertoren; over de Geul lag in het oostelijk deel der stad de Valbrug, en in het westelijk deel de Taterbrug, genoemd naar de Tateren of Heidens. Over den naam heeft wel eens twijfel geheerscht, vooral als men den Franschen naam Fauquemont ermede vergelijkt; in oude geschriften komt echter Falkenburg, Walkenbourg of Valkenburgh voor naast een enkele maal Valkenberg. Voor het bezoeken der bezienswaardigheden van Valkenburg kan men den namiddag bestemmen, zoowel die op den dag van de wandeling Meerssen—Valkenburg, als na de wandeling Gulpen—Valkenburg, tenzij men er de voorkeur aan geeft te Valkenburg een dag te blijven om Rotspark, Katacomben en grot te bezoeken. Het Rotspark, dat sedert eeningen tijd alleen tegen entrée (f 0.20 p. p., van half Juli tot einde Augustus f 0.80 p. p., gezelschappen van meer dan 10 personen genieten reductie) bezocht mag worden gedurende den tijd dat het openluchttheater geen voorstelling geeft (vóór 3 uur 's middags), is gelegen op de Brooken koelen (ingestorte groeven), en werd met het daarnaast gelegen Polferbosch door wijlen Arm. Diepen in een park herschapen.  55 Vooral merkwaardig is de spelonk, de Heksenkeuken genaamd, waar onder toezicht van Dr. P. J. H. Cuijpers, het Openluchttheater is ingericht. Het bijwonen van een voorstelling is wel de moeite waard. Het Polferbosch in buiten het seizoen gesloten. Van het terras der restauratie, waar op vastgestelde tijden muziekuitvoeringen worden gegeven, heeft men een prachtig vergezicht over de vallei van de Geul, terwijl ook in het hooger gelegen Polferbosch en van den top van den berg schoone panorama's zijn te genieten; 't is een kleurenrijke schilderij, dat men daar aanschouwt en waarin de ruïne, Oud-Valkenburg, 't kasteel „Chaloen", Schin op Geul, de Keutenberg, enz. gemakkelijk zijn te onderkennen. Vroeger kon men van uit de Valkenburgsche gemeentegrot langs de Reuzentrap in het Rotspark komen; deze uitgang is. sedert de opening van het Openluchttheater gesloten. Even voorbij den ingang van het Rotspark en Openluchttheater aan den Plenkert, vindt men den ingang naar de zeer bezienswaardige Romeinsche Katacomben. De Katacomben, in een gedeelte der Valkenburgsche mergelgrotten ingericht, zijn zoowel uit wetenschappelijk oogpunt als met het oog op godsdienst en kunst van groot belang, de vele opschriften en schilderingen vergunnen ons een blik te slaan in het geloofsleven en de toestanden in de eerste eeuwen onzer christelijke jaartelling. Zij zijn een reproductie van eenige gedeelten der oorspronkelijke katacomben te Rome, met dit onderscheid, dat zij hier op een kleine oppervlakte bijeen zijn gebracht, terwijl zij te Rome op groote afstanden van elkaar liggen; zij lagen te Rome ook minder diep onder den grond, dan hier het geval is. Het werk is uitgevoerd door den Heer J. Diepen met hulp van den beeldhouwer Meunier en den schilder Toorop, onder leiding van de Archaeologische commissie van advies, onder voorzitterschap van Dr. P. J. H. Cuijpers, en gesteund door de Commissie voor Christelijke Archaeologie te Rome. In tal van buitenlandsche bladen en tijdschriften werd de uitvoering ten zeerste geprezen. Het beheer wordt gevoerd door de Katacombenstichting. De Katacomben bestaan uit twee gedeelten, de Domitilla en de Callixtus groep; eerstgenoemde groep is des morgens van 8i/a _ 127a uur, laatstgenoemde des namiddags van 2 — 7 uur te bezichtigen, elk tegen entrée van f 0.75 p. p. Vereeningingen, scholen en gezelschappen vanl2of meerpersonen behalve van 25 Juli tot 25 Augustus, verminderd tarief, wanneer  56 dit vooraf is aangevraagd aan den secretaris derA Katacomben Stichting te Valkenburg. De Katacomben waren onderaardsche begraafplaatsen, die door de eerste Christenen in de nabijheid van Rome zijn aangelegd, en die in tijden van vervolging hebben dienst gedaan als verzamelplaats en toevluchtsoord. Na Constantijn, de eerste ChristenKeizer in 't jaar 313, kwamen de bovengrondsche begraafplaatsen in zwang, die als zoodanig de Katacomben spoedig geheel verdrongen. Deze werden toen plaatsen van beoefening van godsvrucht, waar geloovigen kwamen bidden bij de graven der martelaren. Bij de belegeringen, die Rome in de volgende eeuwen meermalen van de Barbaren moest doorstaan, zijn in de Katacomben groote verwoestingen aangericht, waarom in de 8e en 9e eeuw de overblijfselen der martelaren uit de Katacomben, waar ze niet meer veilig waren, naar de kerken in Rome werden overgebracht. Dit had tengevolge, dat die plaatsen geen pelgrims meer trokken en langzamerhand vergeten werden, zoodat zij in de middeleeuwen niet meer bekend waren. In 1578 echter ontdeken arbeiders in het veld een verborgen gang, hetgeen de aanleiding werd tot het terugvinden van dit „onderaardsche Rome". Van de beide grotten, de Valkenburger gemeentegrot aan den Cauberg, het begin van den grooten weg naar Maastricht bij het Grendelplein, en de Fluweelen of Historische grot, een door instorting van de Valkenburger grot afgeschieden gedeelte onder het park den Dries, is de eerste verreweg de belangrijkste en grootste van de grotten in het Geuldal. Ook de Koepelgrot te Geulem en die iri Sibbe zijn veel kleiner en minder interessant. Voor het bezichtigen van de Valkenburger groeve, voorziet men zich van toegangskaarten en een gids in het hotel „Ingang der Grot", naast den hoofdingang der grot gelegen. Entrée f. 1,Sj5 p. p. meerdere personen verminderd tarief, voor scholen euz. 50°/0 lorting op het gewone tarief voor men dan 50 personen; de gidsen mogen geen fooi vorderen, het is echter gebruikelijk die te geven. Men doet goed jas of mantel in de grotten mede te nemen, daar de temperatuur in de grot, ongeveer 64° F., in den zomer vrij koel is. De mergelsteen, waarin deze grotten zijn uitgehouwen, is in voorhistorische tijden onstaan door aanslibbing van de zee, die toen hier het land bedekte. Niet alleen millioenen kleinere, maar ook grootere voorwereldsche gedrochten zijn in deze mergel, en  57 krijtmassa versteend. Naar de van die dieren gevonden overblijfselen heeft men er enkele op de helft der ware grootte in den mergel uitgehouwen, zoodat zij een beeld geven van de vreeselijke monsters, die er toen op de aarde leefden. Reeds in den tijd der Romeinen leverden deze groeven den bouwsteen voor hun woningen; de toen uitgehouwen ruimten vindt men in het Romeinsche gedeelte, dat veel hooger van gewelf is dan de overige gangen der grot. Door alle eeuwen heen hebben de Valkenburgers hier het materiaal gevonden, om kasteel en stad op te bouwen en weer te herstellen, wanneer de oorlog hun muren of woningen had vernield. Maar ook vonden zij er een schuilplaats tegen den overheerscher, wanneer zij zich niet aan de ingestelde wetten wilden onderwerpen, of wel paarden, vee en voorraden voor roof en plundering wilden vrijwaren. Zoo hebben, tijdens de Fransche overheersching, de pastoors van Berg, Schepers en van Valkenburg, Max de la Croix, zich hier 21 maanden lang verborgen en in de geïmproviseerde kapel den dienst verricht. Hoewel zij door de Fransche soldaten werden gezocht, is het dezen nooit gelukt in de tallooze gangen door te dringen en de voortvluchtigen te vinden. De kapel en de bijbehoorende vertrekken zijn in 1857 hersteld, en de opschriften, die langzamerhand verdwenen, opnieuw in blijvenden vorm aangebracht. Vele schilderingen, teekeningen en beeldhouwwerk bedekken de muren, waaronder sommige stukken van ouden datum en niet zonder waarde, die thans gelukkig voor verdere vernieling worden bewaard. Merkwaardig is ook de driedrup in het Romeinsche gedeelte dicht bij de Reuzentrap, waar men vroeger de grotten aan de zijde van het Rotspark kon verlaten. Op de achterzijde der toegangskaart vindt men de verschillende deelen der grot aangegeven, en op de voorzijde eenige voorschriften, waaraan bezoekers en gidsen zich hebben te houden. De optochten met fakkellicht en muziek, worden gewoonlijk eiken Maandag in de maanden Juli en Augustus gehouden; iedereen kan daaraan meedoen. De ingang van de Fluweelen of Historische grot vindt men bij de Birkelpoort, entrée f. 0.50 p. p. — Aan den Daelhemmerweg is de ingang te vinden van de Modelsteenkolenmijn, entreekaarten a f. 0.60 p. p. zijn in verschillende winkels verkrijgbaar. Daarnaast is de opgang naar het Vogelbosch.  58 Hotels: Bondshotel „De 1'Empereur" (tel. no. 13), in de Grootestraat; „Vossen" (tel. no. 6) aan den Nieuwen Weg bij het station, en „Germania" (tel. no. 5) aan het Walramplein. Er zijn nog vele andere, waaronder ook zeer goede hotels — o. a. „Oranje-Nassau" (tel. no. 34) en „Prinses Juliana" (tel. no. 81), Houthemerweg beide tegen Paschen eopend —, die echter hier niet allen kunnen vermeld worden. Buiten het seizoen, dat van 1 Mei tot 1 October duurt, zijn slechts enkele hotels geopend, o. a. „Boschhouwer", „Pappers", „du Pont", „Victoria", „Bellevue", enz. Valkenburg is met zijn vele bezienswaardigheden en schoone omstreken een plaats, die talrijke bezoekers trekt, en waar in de laatste jaren ook volop gelegenheid bestaat, de avonduren op moderne wijze zoek te brengen. Of al die cabarets, cafés modernes en bals champêtres den vroegeren eenvoud en de intieme gezelligheid van het plaatsje wel hebben verhoogd, mag zeker worden betwijfeld. Zij, die het eenige tientallen jaren geleden hebben bezocht, zullen het nauwelijks herkennen. Maar wij, die het land bezoeken, om te genieten van de schoone natuur en van 't geen uit oude tijden nog is overgebleven, behoeven ons niet te veel te storen aan dezen exploilatietrek van onze twintigste eeuw. Valkenburg— Heerlen.*) (KAART No. 6 en 7.) Wanneer ge nog niet genoeg naar uw zin genoten hebt van het vele schoons dat Valkenburg te genieten geeft, dan kunt ge u troosten met de gedachte, dat we op het laatste gedeelte der Limburgsche wandeling het plaatsje nog eenmaal aandoen, en dat ge dan allicht nog tijd zult vinden om de plaatsen te bezoeken, *) Men kan de wandeling Valkenburg—Heerlen, indien men den afstand (29.4 K.M.) te lang acht, desnoods over twee dagen verdeelen, door van het kasteel „Hoensbroek" naar het station Hoensbroek te gaan en per trein naar Heerlen. Den volgenden dag per trein naar Hoensbroek en van daar de wandeling voortzetten Langs het voetpad ten N. van de spoorbaan is de afstand van 't kasteel tot 't station 1.5 K M.  Kasteel Hoensbroek. In het Aambosch.  In het Aambosch. Aan de Caumerbeek.  59 die ge niet gaarne zoudt willen overslaan. Dat we Valkenburg tweemaal bezoeken, de oorzaak hiervan ligt zeker in de eerste plaats aan de ruime keuze, die een wandeling door Limburg biedt, terwijl bovendien sommige afstanden, in verband met logies en maaltijden, te groot zouden worden, indien Valkenburg niet tweemaal werd bezocht. Voorloopig nemen we dus afscheid van het plaatsje en zoeken langs Lindenlaan en Nieuwen weg en over de spoorbaan weer het open veld. Onmiddellijk voorbij den overweg slaan we den eersten weg links in, naar het groote klooster der Paters Jezuiten, dat men van alle zijden ziet liggen. Iets verder, aan den rijksweg naar Heerlen op de hoogte, ligt het hotel „Schaepkens van Sintfijt". Bij de groene poort van het klooster volgen we den fraai begroeiden hollen weg, die, onder de overbrug door, al spoedig begint te stijgen. Boven op den Heiberg gekomen, gaan we bij de weide door een klaphekje; bij de bouwhoeve Heijhof, waar we door een tweede hekje het weiland verlaten, zien we links het met boomgaarden bezette dal, rechts het hooge bouwland; achter ons vertoont zich een schoon panorama van Valkenburg en het Oeuldaal, waarin de, op de heuvels aan de overzijde van het dal staande, fleschvormige Wilhelminatoren zich als een prachtig oriënteeringsmiddel verheft en die op de verdere wandeling nog herhaaldelijk als zoodanig kan dienst doen. Een eind voorbij de hoeve geven de boomgaarden en heggen van Klein Oenhout gelukkig weer wat schaduw, want het kan daar op dat open hooggelegen plateau warmer zijn dan ons wel lief is. Vlak bij genoemde hoeve hebben in 1906 onder leiding van Dr. J. H. Holwerda, opgravingen plaats gehad, waardoor de ligging en inrichting van twee Romeinsche hoeven konden worden vastgesteld. Door Klein Genhout linksaf en rechtsaf door Arens Genhout komen we op den grindweg naar Klein Haasdal. Even verder wandelen we rechtsaf den langweg in over het Bosschen Veld langs hoogte punt 140, met fraai uitzicht in de richting van Wijnandsrade, en bereiken Aelbeek; links zien we het torentje van het „Kasteelke" of „Bökkenhöfke" boven het groen van Haasdal uitsteken. De hooge ijzeren palen van het hoogspanningsnet verhoogen thans de fraaiheid van het landschap niet. Meer naar het Noorden, zien we den toren van Schimmert, het oud Schimmorta. Op den grindweg in Aelbeek weer linksaf,  60 waarna we spoedig stuiten op een groote hoeve, waar we nogmaals linksaf gaan; we slaan nu het eerste wegje rechts door de hoomgaarden in, dat over het open veld op den grindweg naar Aelbeek uitkomt. Hier rechtsaf gaande, komen we langs een met sparren bezetten weg bij het nonnenklooster in genoemd dorp. Links afgaande, slaan we bij den volgenden driesprong rechts den Ledderweg in, om, bij het einde der boomgaarden van het dorp, vóór een alleenstaand huis, links den landweg, den Pulterweg, te nemen, die naar Helle voert. Rechts zien we hier de schoorsteenen van de mijnstreek. Het is maar een kort eindje over het hooge open bouwland, dat, voor ons, begrensd wordt door het diepe groene dal der Platsbeek; wel hadden we een anderen weg door de boomgaarden kunnen volgen, maar deze is spoedig modderig, zoodat we de voorkeur geven aan den landweg. Spoedig dalen we in een hollen weg af, die ons, tusschen hooge wanden door, in het dal brengt. Aan het einde staan we op een open plek door heuvels omringd, waar meerdere wegen bijeen komen; hier gaat ons pad rechtsaf door het holle wegje, dat in een voetpad langs den rand van het hooge bouwland overgaat1) Beneden ons stroomt de Platsbeek, en aan de overzijde zien we tusschen de boomen de boerderijen van het gehucht Helle liggen. Het pad, links houdend, komt op een breederen weg uit, dien we eerst links en dan rechtsaf volgen; verderop voert het pad over de beek, waarna we dadelijk weer rechtsaf door het gehucht Drieschen onzen weg vervolgen. De weg gaat over in een breed pad, dat hier en daar stijgt en daalt en tusschen hooge wallen, met wilgen en beuken bezet, doorloopt. Rechts zien we verscheidene nieuwe groote huizen van Nuth, ook al een gevolg van de mijnindustrie. We laten het gehucht Grijzengrübben links liggen en komen over een zwarten griusweg, voorbij een groote wit gepleisterde boerderij, met korten vierkanten toren boven de poort, en een flink woonhuis op den vleugel. Dan daalt de weg weer iets, en wandelen we langs het ter rechterzijde gelegen begroeide dal der beek met het hooge terrein aan de overzijde, waarover de open zonnige grindweg van Aelbeek naar Nuth loopt. Een *) Bij of na regen doet men beter linksaf te gaan en dan rechtsaf den weg door Helle te volgen.  61 aardige holle weg, die links afgaat, voert naar Spaubèek; het beekje loopt nu dicht langs den weg, die door gedeeltelijk nog met canadaboomen bezet terrein loopt en, na het beekje nogmaals te hebben gekruist, langs eenige nieuwe woningen uitkomt bij het postkantoor in het dorpje Nuth, dicht bij de op een hoogte gelegen kerk, die gedeeltelijk afgebroken en vergroot is. Nuth In een charter van 1261 wordt genoemd Adam de Nutta, ridder, als bezitter der oude heerlykheid „Nuth". In 1626 werd het goed door den koning van Spanje verpand aan de familie van Eijnatten, die reeds het slot „Reimersbeek", onder Nuth bezat. De plaats bleef bij de verdeeling in ïbbi aan spanje. Rechtsaf gaande, bereiken we aen grooten weg, uie tang» ira Gezellenhuis en Gaarkeuken, Ons Thuis, naar het station voert, maar dien we bij het café op den hoek weer verlaten, om de mooie sparrenlaan langs het Huis Daalde in te slaan. 'Daalde is volgens een steen in den zijgevel, van 1775, echter zijn er trapgeveltjes aangebracht; het is gedeeltelijk door een vijver en gracht omgeven, terwijl aan de achterzijde over een steenen brug een groote poort toegang geeft tot de binnenplaats met de stallen en bergplaatsen. Het Oelsbroek af De Dael, is bijna geheel uit de 17e en 18e eeuw afkomstig en, zooals vele Limburgsche hoven, om een binnenplein gebouwd en door een gracht omgeven. De naam komt reeds voor in 1367, toen Jan van Oelsbroek eigenaar was. Onder de opvolgende eigenaren vinden we bijna alle natiën verlegenwoordigd, Russen, Duitschers, Oostenrijkers en Franschen. Het is sedert 1773 in het bezit der Familie Strens. Door een aardige laan en daarna rechtsaf over het bouwland, bereiken we den spoorwegovergang en komen, dicht bij den even rechts van den weg gelegen korenmolen, de Cathager molen, die door de wateren van de Geleen gedreven wordt, weer op den grindweg, waar we het gezicht hebben op de voor ons liggende hoogten bij Schinnen. Voorbij de bocht van den weg _ Waar links de door een ravijn loopende weg naar Schinnen, vroeger de Bokkenrijdersweg geheeten, afgaat — bij het café, in het begin van Vaesrade, het vroegere St Vaes Rode, slaan we den weg in, die over het gehucht Schuurenberg naar Hoensbroek voert Men kan een aardigen omweg maken, door den evenge- • noemden weg naar Schinnen te volgen, tot het eerste wegje  62 rechts in het gehucht Thul. Dit wegje voert over de hoogte, waar men een fraai gezicht heeft op Vaesrade, en komt uit op' den weg naar Amstenrade. Men gaat hier rechtsaf en komt op den driesprong in Vaesrade weer op de hoofdroute. Voorbij de school in Vaesrade begint de weg te klimmen, en loopt dan door een stukje bosch. Op het hoogste punt' van den weg gaan we onder de hoogspanningskabel door; rechts en links groeven voor cement en betonmateriaal. Daar wacht ons naar Noord en Zuid een prachtig panorama; achter ons het dal van de Geleen, terwijl voor ons de rechte gele streep van den grindweg afdaalt naar het dal der Molenbeek, waar de torens van het kasteel „Hoensbroek" door het geboomte schemeren, terwijl < meer links de toren van de nieuwe kerk van het dorp zich verheft. Verder af ligt Heerlen, aan alle zijden door mijninstallaties ' omgeven, waaronder de schoorsteen der Emma-mijn bij Amstenrade juist over de hoogten heen te zien is. Op den driesprong over de spoorbaan, — de witte kapel, die hier vroeger stond, is I bij den aanleg van de spoorbaan verdwenen — wandelen Hoens- we, alvorens onzen weg naar het dorp Hoensbroek te verroek vo]geri) £je laa,, in naar net 1^^] Het nog steeds gterke ge_ bouw met zijn zware, ronde en vierkante torens op de hoeken van het achterfront, die zich fier in de lucht verheffen, heeft het voorkomen van een eerbiedwaardig oud monument. Het houdt de herinnering levendig aan den ouden tijd, toen deze streken nog niet door de moderne mijnindustrie werden beheerscht, maar deelden in het avontuurlijke en wisselvallige bestaan der Iandsheeren. Tusschen beide torens in den achtergevel, bevindt zich de uitgebouwde kapel. Het kasteel is helaas reeds sedert de Fransche revolutie onbewoond, en begint inwendig veel sporen van verval te toonen. Door de poort en over het binnenplein der boerderij, waar we aan den pachter vergunning vragen om het kasteel te' mogen bezichtigen, bereiken we het voorplein; een steenen brug, die over de vervuilde en dichtgegroeide gracht ligt, voert naaiden hoofdingang van het kasteel. De gracht is door een vierkanten walmuur omgeven. In het front, met de beide vierkante, van bolvormige daken voorziene torens, is boven de poort het wapen van den Heer van Hoensbroek en van diens echtgenoote van Loë tot Wissen aangebracht.  63 Op het oorspronkelelijk fraaie binnenplein, onder de zuilengalerij tegenover de poort, is de ingang naar de kapel, toegewijd aan de vier Heilige Maarschalken Antonius, Cornelius, Hubertus en Quirinus, waarin nog verwaarloosde overblijfselen der inrichting aanwezig zijn; rechts en links bevinden zich ingangen naar het kasteel. Maar alle ramen zijn van glas ontbloot, dichtgemetseld of met planken dichtgespijkerd; de meeste trappen en zolderingen verkeeren in bouwvalligen toestand, een enkele schouw vertoont nog de gebeeldhouwde wapens van een der Vrouwen van Hoensbroek, zelfs is de ronde toren een holle massa, waar in den muur de donkere opening van een vroegere geheime trap u aangrijnst. Het geheele verblijf van een zoo roemrijk geslacht is niet veel meer dan een ruïne geworden. De Heeren van Hoensbroek stammen uit een oud geslacht Hoen, een naam die vermoedelijk woud beteekent, en duidt op de boschrijkheid van deze streken in lang vervlogen tijden. Als eerste eigenaar is bekend Herman Hoen, ridder, waarvan het tegenwoordige geslacht onafgebroken in rechte mannelijke lijn afstamt. Reeds omstreeks 1200 moet hier een versterkt huis hebben gestaan, dat, na verwoest te zijn, in 1360 of 1371 door Herman Hoen en Cecilia van Borre of Borne is opgebouwd. Dit huis is verdwenen en in 1644, tijdens het beheer van Adriaan van Hoensbroek, vervangen door het tegenwoordige kasteel. Alleen de ronde toren in den westelijken hoek is vermoedelijk over van den bouw van 1360; de muren zijn 3 M dik. De zuidelijke vleugel is van het midden der 16 e eeuw. Van de achtereenvolgende eigenaren van de heerlijkheid noemen wij Herman Hoen en diens zoon Johan, die beide medestreden in den slag bij Woeringen in 1288, waardoor de Hertog van Brabant in het bezit van Limburg kwam, en waarin de vader vermoedelijk sneuvelde. Een kleinzoon van dezen Herman, Johan II Hoen tzo Broeck, sneuvelde in den slag van Baesweiler tegen de Hertogen van Oulik en van Gelder. Onder diens zoon werd Hoensbroeck in 1388 tot vrije heerlijkheid verheven, maar tevens een leen van Brabant; dientengevolge heeft het veel geleden in de voortdurende oorlogen tusschen Brabant en Valkenburg. Sedert 1588 werd, door huwelijk, de heerlijkheid „Haag" bij Geldern met Hoensbroeck vereenigd; toen de Markies en Graaf van Hoensbroeck in het laatste der 18 e eeuw voor de Fransche  64 Republikeinen moest vluchten, werd het kasteel aldaar de hoofdzetel van het geslacht. Sedert dien tijd is het kasteel Hoensbroeck onbewoond. In 1662 keerde Hoensbroeck terug onder de heerschappij van Spanje en kwam in 1715 onder Oostenrijk; in 1675 werd Hoensbroeck tot Markgraafschap verheven. De tegenwoordige eigenaar is P. C. Oraaf van Hoensbroeck te Berlijn, die, evenals het hoofd van het geslacht, W. F. A. A. A. H. R. T. M. Markies en Oraaf von und zu Hoensbroeck op „Haag" bij Geldern, Pruisisch onderdaan is. Na het kasteel bezichtigd te hebben, gaan we de laan terug en den met eiken beplanten weg in naar het dorp Hoensbroek, dat overal de teekenen vertoont van de omwenteling, die dit gedeelte van Limburg ondergaat. Hier ziet men nog oude huizen en de steenen pilaren met het ijzeren hek aan den ingang van den boomgaard van een oude boerderij, zooals men ze nog hier en daar aantreft; ginds echter veel nieuwe huizen, afwijkende van het oude Limburgsche type, rechts het oude kerkje, dat daar zoo bescheiden aan den weg staat, terwijl de nieuwe zooveel grootere kerk er hoog boven uitsteekt. Vlak daarbij is het marktpleintje. Op den driesprong bij het steenen kruis, houden we rechts aan de Kouvenraderstraat in, en gaan aan het einde rechtsaf door de Buttingstraat naar Heijstersteeg. Hier begint de weg te stijgen en komt uit op den grooten weg van de Emmamijn naar Heerlen. Links zien we de nieuwe spoorbaan, aangelegd om de producten der Staatsmijn „Emma" te kunnen afvoeren. Op den grooten weg, wandelen we even tot voor den ingang der mijngebouwen en naar de brug over de spoorbaan, van welke punten men fraaie panorama's geniet op de streek bij Heerlen en den omtrek der Emmamijn, die een schrille tegenstelling vormen met de zwartgerookte en sombere gebouwen der mijn. Gaat men bij den ingang'der mijn linksaf, dan kómt men bij een driehoekig pleintje, waar het geheel nieuw aangelegde mijndorp Treebeek begint. Wandelt men daar rechtsaf den hoofdweg in, die door deze nieuwe nederzetting voert, dan krijgt men een indruk van de uitgebreide bouwplannen, die in deze streek ten behoeve van den mijnbouw worden uitgevoerd. Het dorp Treebeek strekt zich uit tot aan Rompen, bij de nieuwe mijn Hendrik, aan den weg Brunssum—Heerlen. Bijna drie kilometer lang wandelt men tusschen nieuwe woningen en hulpbarakken door, nagenoeg evenwijdig met de spoorbaan, die ter rechterzijde in de diepte  65 loopt en de beide Staatsmijnen Hendrik en Emma met de hoofdlijn bij Nuth verbindt. In Rompen volgt men dan rechtsaf den groqten weg, die hier en daar vergezichten oplevert op het oostelijk gelegen heide en boschterrein. Ook daar zijn nog mooie punten te vinden, die ons echter te ver zouden voeren. Bij den driesprong in Schrijversheide, bij de ijzeren pomp, komt men weer op onze wandelroute terug. • De wandeling door Treebeek vormt een omweg van 2 a 3 K.M. Teruggaande voorbij de gebouwen, liften en schoorsteenen der mijn, volgen we linksaf den nieuwen weg tusschen de woningen van het mijnpersoneel, die, over de rails van het hier gelegde hulpspoor, overgaat in de laan langs de oude hoeve „Nieuwenhagen", de zetel der Bruinkool Maatschappij „Carisborg". Aan beide zijden van den weg zien we de nieuwe brikettenfabriek en de op baggermachines gelijkende excavateurs, bezig de bruinkool uit den grond te halen, die van gruis tot briketten wordt verwerkt. Vooral gedurende den oorlog vormde deze brandstof een welkome aanvulling van den brandstoffenvoorraad.1) De bruinkool komt voor in lagen, vier dikte afwisselt van 2 tot 15 meter, en die weer van 2 tot 20 meter en meer onder de oppervlakte liggen. Alvorens de kool te kunnen winnen, moet eerst' de laag zand, grind en klei, die er boven ligt, door handwerk en met behulp van graafmachines of excavateurs worden verwijderd. Het winnen van de kool geschiedt daarna met excavateurs of middels. handwerk, dat wel veel duurder is, maar waar door stukkool wordt verkregen, die als brandstof meer gezocht is, dan de fijnere kool, die met excavateurs wordt gewonnen. De op verschillende plaatsen gevonden bruunkool verschilt ook in kwaliteit. De Maatschappij Bergerode exploiteert de mijn Energie, welke nog gedeeltelijk in bedrijf is, thans geheel machineel. Het mijnveld bij Heerlerheide is geheel uitgewerkt. *) De Maatschappij „Bergerode'.' die de mijn Energie op Va uur van den Hessenberg exploiteert, stelt op aanvrage toegangskaarten beschikbaar, waartoe men zich eenige dagen te voren moet wenden tot het hoofdbureau Schoolstraat te Heerlen, onder opgave van het beroep van den bezoeker of aanvrager. — Door de verminderde exploitatie is het thans de moeite van den omweg bijna niet meer, waard.  66 Voorbij de bruinkool-ontginningen wordt de weg meer open, en is hij nog slechts aan een zijde met boomen bezet, die echter bij Einde geheel verdwijnen. Rechts ligt het gehucht Varenbeuker, dat eveneens een groote uitbreiding heeft ondergaan door den aanbouw van mijnwerkerswoningen, en daarachter Heerierheide, kenbaar aan zijn beide torens; laatstgenoemde plaats was in de tweede helft der achttiende eeuw een der bekende verzamelplaatsen der beruchte Bokkenrijders. Wanneer we Schrijversheide naderen, wandelen we weer tusschen heggen en boomgaarden door, en komen bij een groote pomp op den weg van Brunssum naar Heerlen uit. We steken dezen grindweg over en volgen rechtuit een pad, dat naar boven de heide invoert. Een paar honderd meter verder, bij een drietal huisjes en een woonwagenkamp, volgen we den hoogen rand van het vroegere dennenbosch zuidwaarts; achter ons liggen de schoorsteenen van de hooggelegen mijn Hendrik, links ligt de bruine ruige golvende heide, die zich tot over de Duitsche grens uitstrekt, en waarin enkele kalkbranderijen en mergelgroeven het bruin onderbreken door het geel én wit der afgegraven mergel- ■ en kalklagen. In dat terrein ontspringen enkele beekjes, o. a. de Roode Beek, die langs Susteren loopt en zich later met de Molenbeek vereenigt Recht vooruit is de Hessenberg reeds zichtbaar. Het dennenbosch is voor het grootste deel gekapt of verbrand, een waarschuwing om met lucifers en rookmateriaal voorzichtig te zijn. Voorbij den dwarsweg volgen we het rechtsche pad, dat door de open heide loopt, totdat, dicht bij den Hessenberg, het dennenbosch weer dichter wordt Als de heuvel bijna rechts van ons is, kruisen we weer een karrenspoor; rechts zijn daar de beide torens van Heerlerheide te zien. We verlaten even het pad, om door de dennen den top van den heuvel te bereiken, waar we bij het omgeworpen signaal der driehoeksmeting eenige oogenblikken gaan zitten, om onze blikken langs den wijden horizon te laten dwalen en dan bemerken, dat we ons vrijwel in het midden van de mijnstreek bevinden. We kunnen Heerlen duidelijk zien liggen, en van de daarbij gelegen mijn, de Oranje Nassau I, uitgaande, kunnen we de meeste mijnen herkennen. Vlak bij in het Oosten, zien we het landgoed „Heihoef" liggen, waarlangs straks de wandeling verder gaat. Maar als de zon fel schijnt is het hier boven op den Hessenberg, of  67 Heksenberg, zooals het volk zegt, vrij warm, terwijl, als de avond valt, we zouden kunnen vreezen de heksen uit het volksverhaal te ontmoeten. Daarom is het in beide gevallen beter onzen tocht te vervolgen om Heerlen te bereiken, welke plaats zoo heel ver niet meer af kan zijn, al gaan we niet linea recta op ons doel af. Daar; de Heksenberg thans behoort aan de Mij tot Expl. van Limb. Steenkolenmijnen is het te vreezen, dat de heuvel eerstdaags zal verdwijnen, om tot vulling van mijngangen te dienen. Langs het voetpad dalen we, en, na een stukje muilen zandweg, komen we linksaf weer in het bosch, dat zich tot bij het gehucht Heidehof uitstrekt; uit het bosch komende, heeft men een fraai uitzicht op het glooiende bouwland in de omlijsting van het bosch, dat den Heihoef omgeeft Voorbij Heidehof volgen eenige aardige beschaduwde stukjes weg tusschen begroeide wallen door. We kruisen eerst een laan van dennen en beuken en daarna bij het kruis, den grindweg van den „Heihoef" naar Palenberg; dan gaat het pad over in een zandweg tusschen bouwlanden en loopt ten slotte uit in het Streeperbosch. Hier gaat het verder langs een prachtigen boschweg met nu en dan mooie kijkjes over het open bouwland. Op een driesprong, waar we rechtuit opkijken tegen het hooge terrein bij Lichtenberg, gaan we rechtsaf en komen langs een omgekapt gedeelte van het bosch, waar men bij den boschrand aan den weg eenige graven ziet liggen, die op deze stille plaats in hun eenvoud ons onwillekeurig tot nadenken stemmen. We zouden geneigd zijn aan deze stille rustplaats in het bosch een of ander romantisch verhaal vast de knoopen, maar onze nieuwsgierigheid is spoedig bevredigd, als we vernemen, dat dit de vroegere algemeene, tevens Protestantsche begraafplaats van Schaesberg is. Wanneer het bosch ons niet verder vergezelt, maar de weg dicht langs het open terrein gaat, zien we nu en dan de torens van het kasteel „Schaesberg" boven het hooge bouwland uitsteken. In den herfst zag ik eens dezen weg schitteren in kleurenpracht van dennen, eiken en beuken; 's zomers bloeien er de brem en de bramen langs de wanden van den hollen weg Het pad begint nu langzaam te stijgen, en laat hier en daar door de diepe voren, die karren en stroomend water hebben doen ontstaan, slechts weinig plaats over om den voet neer te  68 zetten. Bij zulke wegen begrijpen we maar al te goed, dat het sterke voertuigen en krachtige dieren moeten zijn, die hier de zware vrachten kunnen vervoeren. Boven gekomen, staan we op een kruispunt van zandwegen^ dicht bij den grindweg van Heerlen naar Nieuwenhagen met links van ons het hoogere terrein, waar de grindweg over heen loopt; daarboven heeft men van den open grindweg een schoon vergezicht, dat wel de moeite loont. Rechtuit zouden we de overbrug over de spoorbaan bere'ken bij het café „Spoorzicht", en verder, links afgaande, het station Schaesberg. Onze route gaat echter rechtsaf langs het zandpad door het lage hout, en brengt ons naar de hoogte bij de kapel; rechts, in het lagere terrein, ligt het kasteel met de daarbij gelegen groote hoeve in de zon te blinken. Bij de kapel, versierd met het wapen van Schaesberg, wacht ons weer een schoon panorama. Heerlen ligt vlak voor ons, omgeven door de mijninstallaties en de roode daken der mijnwerkerskolonies; meer naar het Noorden ontrolt zich voor onze oogen een fraai vergezicht over het heuvelachtige, beboschte terrein. Aan die zijde zien we beneden, tusschen de bouwlanden en boomgaarden, het kasteel „Schaesberg" liggen. Het zoogenaamde kerkpad langs den heuvel voert er heen; in de boerderij vragen we vergunning hat kasteel te bezichtigen, hetgeen ons zeker wordt toegestaan. Helaas is het niet veel meer dan een ruïne, die wel niet lang meer weerstand zal kunnen bieden aan den vernielenden invloed van weer en wind. Bij het gaan over de slotbrug, moeten we zelfs voorzichtig zijn om niet in de gaten te stappen. Blijkens het opschrift boven den ingang en het chronogram is het kasteel in 1650 gebouwd door Johan Frederik van Schaesberg. Ook de oude eik voor het kasteel zou in dat jaar geplant zijn. Boven den ingang van 't eigenlijke kasteel staat echter 1571. Behalve den vierkanten toren, die de pöort beschermt, is het front op de vleugels nog door twee vierkante torens geflankeerd. 'WSÊ „Schaesberg", ook wel „Scheyt" genoemd, is een heerlijkheid, die oorspronkelijk tot Heerlen behoorde en waarvan de familie van Schaesberg thans nog eigenaar is. Bij de verdeeling in 1661 bleef deze heerlijkheid aan Spanje en kwam eerst in 1785 aan de Staten. Uit opschriften in de kerk van het dorp blijkt, dat deze met de hulp der Heeren van Schaesberg in 1700 is vooltooid.  Gezicht op Eys. Kasteel Goedenraad.  Vijlen. Gezicht bij Epen.  69 Van het kasteel wandelen we naar de kapel bij Palenberg — door 't volk Palemig, grensbeek genoemd — telkens genietend van de fraaie vergezichten over de velden; spoedig zijn we in genoemd gehucht gekomen, waar de weg dicht langs den gelen mergelwand loopt. Voorbij het landgoed „Meesenbroek" gaat het verder naar den rijksweg, dien we linksaf volgen naar Heerlen. Heerlen. Over de spoorbaan rechtsafgaande, zien we het station en de mijn Oranje Nassau I voor ons, en brengt de Oranje Nassaustraat ons linksaf op de Markt. Links, op den hoek van Bongerd en Wilhelminaplein, ligt het bondshotel „Cloot" (tel. no. 5), op den Stationsweg, bondshotel Centraal (tel. no. 262). — Op den Molenberg wordt een hotel-restaurant gebouwd, dat mooi is gelegen, naar waarvan nog geene gegevens bekend zijn. Ook in eenige andere hotels, zooals „Du Nord" (tel. no. 63) tegenover het station, en „De la Poste" (tel. no. 51), in de Oeleenstraat tegenover het gemeentehuis, kan men vrij goed logies vinden. Heerlen is zeer waarschijnlijk de plaats waar de oude burcht „Coriovallum" der Romeinen, aan den grooten weg van Maastricht naar Aken, heeft gestaan; in elk geval duiden vele gevonden overblijfselen, voorwerpen zooals wapens en munten, een Frankisch graf, enz. op Romeinsche en Frankische nederzettingen in deze streek. De oudste bekende oorkonde waarin Heerlen wordt genoemd in van 1061. Reeds vroeg vormde deze streek een heerlijkheid, die met „Hoensbroeck", „Schaesberg" en „Voerendaal" is vereenigd geweest en o. a. toebehoorde aan de Heeren van de Ahr bij Ahrweiler aan den Rijn, aan de Graven van Hochstade en later aan de Graven van Daelhem. Later zijn hunne rechten overgegaan op Brabant en is, door beleening, Heerlen onder Valkenburg gekomen, dat te Herle of Herloe, zooals Heerlen in de middeleuwen heette, een sterk slot bezat. Dit slot heeft gestaan op de plaats, waar thans kerk en kerkhof liggen, en was gebouwd op de grondvesten van den ouden Romeinschen burcht. Het vroegere plaatsje Heerlen, met zijn oude, merkwaardig gebouwde Romaansche kerk, had slechts een geringen omvang; het is echter sterk in bevolking toegenomen, sedert het een ' middelpunt der mijnindustrie is geworden, waar de bureaux der Staatsmijnen zijn gevestigd. Naar alle zijden breidt de  70 plaats zich uit, zoodat langs de groote wegen naar het Noorden Oosten en Zuiden de huizenrijen zich bijna tot aan Husken, Schaesberg en halverwegen Benzenrade uitstrekken, terwijl tusschen den rijksweg naar Aken en de Caumerbeek een villapark in aanbouw is. Door deze sterke uitbreiding heeft de plaats het uiterlijk van een Limburgsch dorp grootendeels verloren, en vertoont het alle kenteekenen van een plaats in opkomst; maar die in aanbouw zijnde straten en opgebroken wegen verhoogen voorloopig de uiterlijke schoonheid niet. Heerlen—Vaals. (KAART No. 8 en 9.) We nemen afscheid van de hoofdplaats van het mijnbedrijf, om de wandeling met als eerste doel Simpelveld te vervolgen. Van de markt komende, wandelen we om de kerk heen door de Gasthuisstraat, voorbij „Ons Volkshuis" rechtuit langs het Sanatorium naar de Caumerbeek. Bij het Sanatorium volgen we het pad rechtsaf; rechts zien we de beek tusschen het geboomte stroomen, maar verliezen deze bij den driesprong uit het oog. Onze weg loopt dan door een fraaien hollen weg, waarvan de hooge wanden grootendeels met beuken zijn bezet, de overblijfselen van het vroeger veel uitgestrekter Aambosch, thans door de gemeente in een wandelpark herschapen. Instede van den hollen weg te volgen, kunt ge ook links de rustieke trap opgaan, en over de brug en langs de restauratie bij de muziektent het park verlaten. Het pad door den hollen weg klimt en brengt ons op den weg, die de nieuwgebouwde wijk op den Molenberg met den grooten weg Heerlen—Aken verbindt Op dit hooge terrein ligt Heerlen met zijn schoorsteenen beneden ons, terwijl aan de over zijde van de Caumerbeek het nieuwe villapark, gelegen tusschen de beek en den genoemden rijksweg, zichtbaar is. In Oostelijke richting ligt Schaesberg en dichter  71 bij de kolonie Leenhof aan den weg naar Lichtenberg. Op het driehoekig pleintje bij het nieuwe hotel restaurant, slaan we rechtsaf den nieuwen weg in tot aan de brug over de beek voor het villapark, volgen dan linksaf door een hekje het voetpad langs het stroompje, dat nu door den tuin van de bij de brug gebouwde villa loopt. Links gaat een pad tegen de hoogte op, dat naar de Wilhelminamijn voert. De weg loopt verder door een eikenlaan en gaat dan bij den Caumermolen over de beek; de molen ligt aan de achterzijde van het huis en is dus van den weg af niet te zien. Van de overzijde der beek sluit de begroeide helling van den Molenberg het dal af, daar ligt ook de groote hoeve „Den Schiffeler". Iets verder wordt het beekje door een steenen leiding gedwongen een watervalletje te vormen en dan volgt spoedig het schilderachtige gehucht Onderste Caumer, waar de smalle weg zich tusschen de huizen en heggen doorwringt. Op een open plek gaan we linksaf over het beekje, en dan rechtsaf naar den nieuwen weg, den Corisbergweg, dien we nagenoeg rechtuit volgen. Ook hier weer grindgroeven. Over den hoogen oever, waar de beek beneden door het dicht begroeide dal stroomt, komen we in Caumer met zijn groote oude boerderijen. Het beekje spoedt zich rechts van onzen weg voort, om dan van af den Caumerweg in Bautsch door duikers verder te worden geleid. We komen hier langs een geheel nieuw in de laatste jaren gebouwd dorp, om, op den Bautscher weg rechts afgaande, den grooten we naar Aken te bereiken. Schuin aan de overzijde slaan we den landweg naar Benzenrade in. Door boomgaarden en bouwland voert verder een hollen weg ons naar Hoog Hees (of Hooge Heiberg) op de heide, die thans bijna geheel is ontgonnen, en waar we achter ons den zwarten berg van afval en steenen van de Wilhelminamijn zien liggen. Voor ons ligt het groote Opleidingsgesticht voor Vroedvrouwen. Door het dennenbosch, en dan door het bouwland dalen we naar het dal, waardoor de Welterbeek loopt, zien weldra de gebouwen van Benzenraderhof voor ons en .daarachter de begroeide hellingen van den Weiter- en Putberg. Aan de andere zijde zijn veel kalkbranderijen opgericht, die den weg langs Dael naar het dorp Ubachsberg door het opwaaiende fijne mergelstof verre van aanlokkelijk maken.  72 Door het hekje bij het begin van den boomgaard gaan we bij de hoeve1) linksaf; aan het einde der weide door den stegel, het draaihekje, volgen we het rechtsche pad door het bosch. Achter ons is Heerlen te zien. Het pad klimt door een .stukje eikenbosch en door een laan van sparren, waarna we aan onze rechterhand, door het dennenbosch heen, in het door boschrijke hoogten omgeven dal zien. Helaas is ook hier reeds een deel van het bosch gevallen, terwijl er ook aan de zijde van den grindweg naar Vrouwenheide nog verscheidene boomen verdwenen zijn. Bij de volgende kruising wijzen onze driehoekjes linksaf. Wandelen we echter even rechtuit onder het overhangende bladerdak door, dan wordt spoedig een fraai dal aan onze rechterhand zichtbaar en bereiken we een plek waar een groepje hooge boomen staan, en het mooie dal zich aan onze voeten opent Links zien we de villa „Imstenraede", terwijl aan de overzijde op de hoogten de boerderij „Imsterahof" ligt. We keeren dan naar het kruispunt van paden terug, en volgen den aangegeven weg, die op een grindweg uitkomt, welke al spoedig naar den grooten weg voert Hier gaan we rechtsaf langs de villa; de weg is wel zonnig, maar levert weer vele mooie vergezichten op. Op den driesprong van wegen in Vrouwenberg, gaan we een klein eind den weg over Huls naar Simpelveld op tot aan een zandweg, die rechtsaf langs heide en enkele dennenboschjes ons bij het signaal der triangulatie en den nabijgelegen molen van Ubachsberg zal brengen. Volgt men den weg door Huls tot even voorbij het waarschuwingsbord van den Bond, dan heeft men daar een prachtig vergezicht op Simpelveld en daarachter op Bocholtz. We gaan dan terug, en slaan den zooeven genoemden zandweg naar den Ubachsberg in, op den viersprong (kruis) bij de schietbaan linkshoudend. Bij den molen is thans een huis verrezen. Onvergelijkelijk schoon is het panorama, dat zich hier naar alle zijden aan ons oog vertoont talrijk zijn de torens, die men langs den horizon uit het groen ziet opsteken. Het duidelijkst is wel de toren van-Bochholtz in het Zuiden, over Simpelveld heen, te zien, terwijl in het Noorden het x) In de bosschen van Imstenaede moet men in het bezit zijn van de Bondstoegangskaarten.  Gulpen. Kasteel Neuborg.  Gezicht op den Schaesberg. De Geul bij den Gronselenput  73 gehucht Ubachsberg aan den voet der hoogte in het groen ver¬ scholen ligt, en alleen kerk en toren daar boven uitsteken. We scheiden noode van het fraaie panorama, om de wandeling langs den voet van den molen voort te zetten, kruisen daar in Mingelsberg bij het steenen kruis den weg naar Trintelen, en wandelen over het plateau naar Eijserheide. Rechts ligt het dorpje Ubagsberg en het gehucht Colmont tegen den berg op. Door het schilderachtige Eijserheide, waar we den weg naar Elkenraad bij het kruis rechts laten liggen, nemen we den weg verder over den berg, de Eijserheide, naar Eijs. Vlak bij, rechts, ligt Elkenraad. Het plateau ligt 194 M. hoog, zoodat de weg een prachtig, stukje wandeling oplevert door het zeldzaam mooie panorama, dat zich naar verschillende zijden vertoont. Eerst boeit ons het gezicht naar het Westen toe, door het Geuldal, en op de aan weerszijden liggende hoogten, waar de Wilhelmina-toren op den Heunsberg bij Valkenberg duidelijk te zien is. Achter ons verheft een enkele schoorsteen in de omstreken van Heerlen zich boven het terrein; verderop treft ons het panorama naar de zijde van Simpelveld en Bocholtz, waar we ver over de Duitsche grenzen heen zien en de schoorsteenen bij Laurensberg, in de richting Aken, kunnen zien rooken. Even verder is ook in de richting van Vijlen het panorama wonder mooi. En dan begint de daling door de Eijserbosschen, waarvan niet veel meer over is. Bij den uitgang van het bosch, wacht ons het uitzicht op een lief landschap, vooral wanneer men het treft, dat de ondergaande zon de heuvels, de velden en den toren van het beneden in het dal der Eijserbeek liggende plaatsje Eijs beschijnt. De toren van het hooggelegen Vijlen is duidelijk te zien; links kronkelt de weg van Trintelen naar Eijs, de zoogenaamde Steenweg, zich langs den groenen bergrand naar boven, rechts zien we het torentje van het klooster van Wittem nog juist boven het geboomte, en den bekenden boom op den weg Eijs-Wittem (kaart no. 9). Wanneer we dan het kleppen der avondklok hooren, het vee in de weiden, de huizen op de heuvels, het groen van het dal, alles en alles er zoo vredig en rustig uitziet, dan kunnen we niet nalaten om even te gaan ziten en eenige oogenblikken van de heerlijke stemming in de natuur te genieten, alvorens verder naar het dorp af te dalen.  74 Eijs Voordat men nu het dorpje Eijs binnengaat, kan men, beneden gekomen, even een kijkje nemen langs de Eijserbeek, door op den driesprong aan het einde van den dalenden weg rechts af te slaan, en ongeveer 150 M. verder rechtuit den landweg te volgen, die langs de helling van den berg hoopt en vanwaar men aardige kijkjes heeft op het naast den weg liggende dal der beek. Bij het eerste huis linksaf, door een hek, volgt men een voetpad naar een vonder over de beek, en gaat verder door de weide naar de poort onder den spoorweg. In de weide heeft men een schilderachtig gezicht op de Eijserhoogten en op de tegen de hellingen liggende weiden. Men kan nu denzelfden weg terugkeeren, of wel onder de poort doorgaan, en den weg volgen tot de eerste groote boerderij, Carthils, en daar links afslaan, tot men de kruising met den grindweg Wittem—Eys bereikt. Op dat punt bij de daar staande groote linde, heeft men een fraai gezicht op het klooster, het kasteel te Wittem en op den Oulperberg. Linksaf gaande, komt men over de spoorbaan bij de halte Eys—Wittem op den driesprong terug, waar men zooeven de wandelroute verliet. Het is een extra uitstapje van 3.5 K.M. Van Carthils het wegje langs de Eijserbeek volgende, komt men bij de samenkomst van dit beekje met de Geul en de Gulpen, en verder, langs laatstgenoemd beekje stroomopwaarts gaande, in het dorp Gulpen. Door het aardige dorpje, tusschen de kerk — waarin een fraai Mariabeeld — en de links gelegen hoogte, waarop een kapelletje en de mast voor het vogelschieten staan, door, vervolgen we onzen weg. De weg klimt, door het slingerende dal van de Eijserbeek, langs de begroeide hoogten; rechts loopt de beek, die later den weg kruist. We volgen den verharden weg door Overeijs, langs het nieuwe Christusbeeld bij de brug over de Eijserbeek, en langs het kasteel „Goedenraad". Het kasteel „Goedenraad", aan den rijweg gelegen, is een statig gebouw van grijzen steen met zwaren vierkanten toren in het midden van het frontgebouw, dat naar het Oosten is gekeerd. Van Eys komende, ziet men eerst het aan de achterzijde gelegen complex van bijgebouwen; het geheel is door boomgaarden omgeven. „Goedenraad" was de zetel der Heeren van Eys en is o. a in het bezit geweest der families Mulrepas, Van Beusdal en Tzevel. Het behoort thans aan notaris Dolmans, te Heerlen.  75 Oorspronkelijk heeft hier in de 14e eeuw een blokhuis of versterkt huis gestaan. Het in thans als klooster in gebruik. Bij hat kasteel voert een fraaie kastanjelaan naar de Poort onder de spoorbaan, terwijl wij links den weg langs het park blijven volgen. Bij den volgenden dwarsweg ligt links op de Eijserbeek een korenmolen. We zijn nu niet ver meer van Simpelveld, waar we in het bondshotel van Piet Lerschen, hoek Scheffelder- en Kloosterstraat, kunnen uitrusten. Simpelveld, ontstaan bij een „voerde", een waadbare plaats in Simpel de Simpel, stroomaf Eijserbeek geheeten, is bekend door het veld. groote fraaie klooster „Loreto" der Schwestern vom armen Kinde Jesu, gesticht door de Koningin-Weduwe van Beieren, dat met de bijbehoorende tuinen een groote oppervlakte beslaat. Het bezit een fraaie kerk, en verschillende eigen inrichtingen als gasfabriek, bakkerij, enz. De handwerken der zusters zijn zeer bekend. De kerk in het dorp is kort geleden vergroot. Verderop over de spoorbaan op den berg, ligt het nieuwe klooster der Paters. In het dorp vindt men eenige houtzagerijen. De steenkolenontginning bij Simpelveld in de oudste van Europa en dateert van ± 800 n. Chr. — Van de kerk slaan we den weg in naar Bocholtz, maar verlaten dezen bij den tweeden spoorwegovergang, om dan den stijgenden landweg te volgen, die over het hooge bouwland naar Banerheide ;leidt; rechts ligt het groene dal der Simpel- en Eijserbeek, links ligt het reeds in 1029 bekende Bocholtz met zijn schoorsteenen, en het hooge terrein in de richting van Orsbach. Voorbij het gehucht begint de weg iets te dalen, en later gaat hij over in een stukje hollen weg, dat op den grindweg bij Niswijlre uitkomt Links beneden ligt het [oude door een park omgeven kasteel, dat sedert 1912 door Fransche nonnen werd bewoond, maar thans weer door den eigenaar, de Heer Moerman, is betrokken. Men kan van Banerheide ook het rechts gelegen Kerkepad volgen. In de bocht van den weg trekt het oude van bergsteen gebouwde, thans gerestaureerde kerkje, onze aandacht; zeer waarschijnlijk dateert de stichting uit den tijd van Karei den Groote, evenals van eenige andere kerkjes in deze streken.  76 In het gehucht Niswijlre passeeren we de Selzerbeek en staan dan op den fraai beschaduwden rijksweg van Gulpen naar Vaals. We kruisen den straatweg en volgen aan de overzijde het landwegje, dat langzaam tusschen het hooge bouwland stijgt; boven in het vrije veld gekomen, met mooi golvende weiden aan weerszijden, heeft men achteruit een fraai gezicht op de hoogten, waar langs we, van Simpelveld komende, zijn afgedaald. Rechts zien we weer den toren van het Duitsche dorpje Orsbach, links ligt de toren van Vijlen en recht vooruit het Elzeter- en het Vijlerbosch op de hoogten bij Epen. Op den viersprong wandelen we linksaf langs een grasweg naar Vijlen, die, bij het eenvoudige ijzeren kruis in Hilleshagen, uitkomt op den grindweg van Mechelen naar Vijlen. Voorbij de laatste huizen van Hilleshagen, krijgen we een heel mooi gezicht op Vijlen en Orsbach en op het rechts gelegen Geuldal, terwijl, daar tusschen] in, de gehuchten Mellichet en Rott op de helling van den berg liggen. Bij regen wordt aangeraden den rijksweg te volgen tot Mamelis. In dit gehucht bij de brug, waar de huizen in de diepte naast den rijksweg staan, slaat men een zijweg in, waarvan het eerste gedeelte tusschen de huizen doorloopt, en nogal schaduwrijk is. Voorbij de bocht begint de weg sterk te klimmen en, buiten het geboomte gekomen, is men reeds zoo hoog gestegen, dat men over het dal, warin de straatweg ligt, heen ziet op de hoogten, aan de andere zijde der Duitsche grens gelegen; scherp teekent daar het dorpje Orsbach zich tegen de blauwe lucht af. Wanneer de klim achter den rug is, heeft men ook den weg van Mechelen naar Vaals bereikt. Spoedig volgt weer een korte klim naar de 181 M. hoog gelegen, door sparren omgeven kerk van Vijlen, waarvan we den spitsen toren reeds meermalen in de verte boven alles hebben zien uitsteken. Vanaf het kerkhof heeft men eveneens een mooi vergezicht. In den tijd, toen in deze streken kerken werden gesticht, bestonden er nog geen dorpen; de bevolking woonde zeer verstrooid in deze uit bosschen en kale vlakten bestaande streken. Om nu gemakkelijk den weg naar de kerk te kunnen vinden, werd deze op een hoogte gebouwd, zoodat ze een baken vormde voor de geloovigen, die ter kerke gingen. Vooral met Vijlen is dit het geval. De eerste kerk op deze plaats is ver-  77 moedelijk in de 7e euw gesticht door Clodulfus; in de 14e eeuw is deze kerk vernieuwd en in. 1860 door het tegenwoordige gothische gebouw vervangen. Vijlen, dat met Niswijlre het oude Littemala vormde, is een eigenaardig plaatsje, waar geen twee huizen eenzelfde rooilijn volgen; de dorpstraat vertoont een vrij groote stijging, zoodat we aan het einde daarvan op het lager liggende deel van het dorp met de kerk neerzien. We blijven nu grootendeels den grindweg volgen, omdat deze de fraaiste vergezichten oplevert. Rechts zien we een sterk dalenden hollen weg, die naar Camerig voert, en waarvan we, op de wandeling voorbij Vaals, het verdere gedeelte zullen leeren kennen. Voor ons op de helling is het torentje van het oude kerkje van Holset tusschen de boomen zichtbaar, terwijl boven de hoogten nog juist de torenspits van Vaals uitsteekt, en meer rechts op den begroeiden Vaalser berg de uitkijktoren zich tegen de lucht afteekent. De weg gaat op en neer, waardoor de toren van Vaals al spoedig niet meer te zien is; we verlaten nu voor korten tijd den grindweg en nemen den binnenweg naar het gehucht Harles om rechtsaf het aardige dorpje Holset te bezoeken, dat bekend is door het oude gerestaureerde Karolingische kerkje en de imitatiegrot van Lourdes. Het kerkje is ook inwendig wel een bezoek waard, terwijl men daar vlakbij een aardig kijkje heeft in de richting van Vaals en de grens. Het gehucht Lemiers, vlak bij den straatweg aan dé grens, op 1.5 K.M. van Holset gelegen, bezit een der oudst bekende kerkjes in ons land, afkomstig uit het Karolingische tijdperk; het werd onder leiding van Jhr. Victor de Stuers en Dr. P. J. H. Cuypers gerestaureerd. Langs een zijweg bereiken we weer den rijweg, die ons verder langs het kasteel „Vaalsbroek" voert. Hoewel dit geen merkwaardig oud bouwwerk is, maakt het met zijn vierkant hoofdgebouw met vooruitspringende vleugels een voornamen indruk; het is nog door vrij veel zwaar hout omgeven. Hier gaan we rechtsaf den weg in, naar het over de grens gelegen Gemmenich, die met fraaie beuken is bezet; de weg begint opnieuw te klimmen, zoodat we achter ons diep in het dal kunnen zien; aan den rijksweg zien we het klooster der Paters en het huis „Bloemendaal" liggen. Over de hoogte op den viersprong bij het kruis, volgen we dan  78 links den hollen weg, die langs de Protestantsche begraafplaats weer op den grindweg uitkomt. We naderen nu Vaals, slaan de Boschstraat links in, en staan dan op de hoofdstraat vari dit grensplaatsje, de Maastrichterlaan; aan het einde dicht bij, op het plein, vindt men het in den oorlog herdoopte bondshotel „Hindenburg" (tel. no. 6) en even verder het goed bekende hotel „Excelsior" (tel. no. 3). Holset en Vaals werden evenals andere landstreken uit geldgebrek door den Koning van Spanje in 1626 als heerlijkheid verpand; toen echter het land van 's-Hertogenrade, waartoe deze dorpen behoorden, aan de Staten kwam, werden zij in 1656 van de pandsom bevrijd. Vaals is een groot dorp, dat in normale tijden van uit Aken zeer druk wordt bezocht; het is door een electrische tram met deze stad verbonden. mimi Men vindt er nog verscheidene oude gebouwen, vooral in het ten zuiden van de Maastrichterlaan gelegen deel. Bij de fabriek aan de Selzerbeek achter hotel Hindenburg ziet men een door de familie de Clermont opgerichte zuil, waaraan een Napoleonlegende is verbonden. Vaals—Gulpen. KAART No. 9.) De wandeling naar Gulpen, die ons nu te wachten staat, biedt zeer vele prachtige vergezichten aan, en loopt voor een groot deel dicht langs de zuidelijke grens van Limburg. We slaan de laatste straat op Nederlandsch gebied, de Kerkstraat, in, die langs het nieuwe kerkgebouw voert, en uitkomt in de Tentstraat. Hier volgen we links af den Viergrenzenweg, die ons naar den uitzichttoren brengt. Nog 900 M. verder, ligt het bekende vier — thans drie — Iandenpunt, waar Duitschland, Nederland, België en het onzijdige Moresnet samenkomen, dicht bij den top van den Vaalser berg, het hoogste punt van Nederland, doch waar men geen uitzicht heeft  79 De driehoek Moresnet behoort thans tot België. Die eigenaardige, driehoekige tot voor den oorlog onzijdige strook grond, had zijn onstaan te danken aan de grensregeling van 1816, in verband met de bij den Altenberg aanwezige calaminmijnen, een zeer gewilde delfstof, die dient om rood koper in geel of messing om te zetten. Een Pruisisch en een Belgisch commissaris voerden het toezicht over het door een burgemeester uitgeoefend bestuur. Aan de basis was dit driehoekige landje slechts 5120 M. breed. Van den uitzichttoren volgen we eerst rechts een eind den kronkelenden rijweg, en slaan dan links het (derde) bergwegje in, dat uitkomt op den weg van Wolfhaag naar Vaals. In Wolfhaag kruisen we den weg naar Gemmenich; links boven zien we het grenskantoor liggen. Recht vooruit het wegje volgende tusschen weiden en boomgaarden door, komen we op een viersprong bij Meienbroek (kruis), waar we linksaf en op den volgenden viersprong rechtsaf gaan naar Raren. Voorbij den viersprong zien we rechts den grafkelder van Vaalsbroek liggen. In Raren volgen we het pad, dat linksaf tusschen door draad afgesloten weiden tegen den berg oploopt Na de klim door het bosch, dat 100 M boven Raren ligt, bereiken we, steeds rechtuit langs den langen Bergweg gaande — hier en daar is het hout gekapt — den zoogenaamden Kroddeleik, waaraan een kruis is bevestigd. Ongeveer 750 M verder, komen we op het 7 wegen punt, waar ook een kruis staat, en gaan rechtsaf (het naastbij rechts gelegen pad) en steeds rechtuit, tot men op den weg naar Vijlen uitkomt, waar men een mooi gezicht heeft op dat dorp. We gaan hier linksaf, volgen den eenigszins verharden weg tot bij een tweetal sparren met kruis. We vinden hier een prachtig panorama op de hoogten aan de overzijde van de Geul. Voor ons liggen Sippenaeken en Bleijberg, terwijl de torens van Lontzen, Homburg, Gemmenich en andere plaatsen duidelijk te zien zijn. Tusschen de beide sparren door het pad volgende, dat nog eenmaal den breederen weg raakt (het pad rechts gaat naar de grindgroeve), daalt het dan door het lage hout naar een weide, waar we door een hekje gaan. Op deze weide hebben we weer hetzelfde mooie panorama maar ruimer aan de noordzijde. Aan de overzijde van de weide gaan we weer door een hekje, even linksaf en op den driesprong rechtsaf en verder rechtuit door een vrij  80 smalle begroeide weg, totdat we een zijweg bereiken bij een kruis met het navolgende onderschrift: Wanderer, gedenke Wer du bist, dass der Heiland einst dein Richter ist. Hier wandelen we rechtsaf tot het eerste huis van Camerig, en dalen linksaf naar de beek. Bij de hoeve met korenmolen, gaan we rechts door het draaihekje en verder het voetpad links, dat over de voetbrug voert. Links afgaande tot Terpoorten, voert vandaar een aardige holle weg (1. houden) ons naar den rijweg in Epen, dien we bij de kazerne "der Gewapende Politie bereiken. Rechtsaf ligt Epen. Bij regenachtig weder kan men, na de voetburg te zijn overgegaan, rechts een voetpad door het bouwland volgen, dat in den hollen weg, kort bij genoemde kazerne, uitkomt. Epen Dicht bij de vrij hoog gelegen kerk zien we het hotel „De Kroon", ongeveer midden in het dorp, waar de waranda een aangename rustplaats aanbiedt na het klimmen en dalen, dat we tusschen Vaals en Epen hebben moeten doen. Wanneer we Epen langs den weg, die om de kerk heenloopt verlaten hebben, begint de weg al spoedig sterk te stijgen, zoodat het landschap als 't ware achter ons wegzinkt. Dicht bij Eperheide gekomen, blijven we eenige óogenblikken staan om eens goed rond te zien. Al dadelijk valt de slanke toren van het hooggelegen Vijlen in het oog, met de ten Zuiden daarvan op de hoogten gelegen bosschen, waar we zooeven zijn doorgetrokken; daarachter op de hoogten over de grens Orsbach, meer links naar het Noorden, Mechelen. Op de helling ligt het buitenverblijf der Paters van Wittem, kenbaar aan het roode dak en de galerij, die er om heen loopt, voor ons in de diepte Epen en het dal van de Geul, met Sippenaeken even over de grens en daarachter de schoorsteenen van Bleijberg, dicht bij het Belgische Moresnet. Daar ziet men ook de viaduct in de door de Duitschers tijdens den oorlog aangelegde lijn Aken-Brussel. Recht naar het Zuiden ligt tegen de hoogten het kasteel „Beusdal", dat juist in een inham in het Nederlandsche gebied is gelegen. Het geheel is een schoon panorama, dat ons geruimen  81 tijd boeit en waarin men met den kijker nog vele bijzonderheden zal kunnen waarnemen. Bij Eperheide, op het pleintje met de pomp, zijn we op het plateau gekomen. Voorbij den handwijzer „Mechelen over Schwijberg" na de bocht in den weg, loopt de grindweg door het gehucht Heijenraat. Instede van den grindweg te volgen, kan men '.bij de eerste huizen bij de rechthoekige bocht in den weg nagenoeg rechtuit het pad volgen, dat tusschen weiden en boomgaarden doorloopt, en dat de groote bocht door Heijenraat afsnijdt. Men komt in de eerste bocht van de daling weer op den grindweg uit. Voorbij het gehucht begint het dalen langs den zich om den berg slingerenden weg, die ook hier weer buitengewoon fraaie vergezichten oplevert. We zijn de waterscheiding tusschen Geul en Gulp, de Galoppe of Snelvlietende, overgetrokken en dalen nu af in het dal van laatstgenoemd riviertje. Beneden ons ligt het schilderachtige Slenaken, terwijl links, hooger op in het dal, de groote kerk van het Belgische Teuven als 't ware den omtrek beheerscht. Over de Gulpbrug komen we het dorp Slenaken Slenaken binnen, en volgen nu een eind den weg langs de Gulp, die rechts door weiden en boomgaarden stroomt Slenaken was een rijksheerlijkheid der Heeren van Sledenaken, die later onder Oronsveld en Wittem behoorde. Niet lang echter blijven we in het dal, maar slaan den weg in naar Hoogcruts, die tegen de hoogté opslingert en weer aardig begint te klimmen. Aan onze rechterzijde opent zich een bijzonder fraai gezicht op het Gulpdal, met de roode daken van Beutenaken tusschen het groen; links ligt Slenaken. Langs het kasteel, dat langen tijd als nonnenklooster dienst deed, doch thans leeg staat, bereiken we den viersprong in Hoog Cruts. Tegenover het kasteel, ziet men nog een eigenaardig oud steenen huis met trapopgang naar de hoog gelegen deur. We zijn hier nog wel niet op het hoogste punt dat meer links in Beschilberg, dicht bij het grenskantoor, ligt maar daar is niet veel uitzicht. Er heerscht hier nu en dan gebrek aan drinkwater, waarom er plannen bestaan een put van ruim 60 M diepte te graven. De dorpen Voorbeek, Mheer en St Geertruid zijn ook een bezoek overwaard. 6  82 Wil men deze plaatsen bezoeken, b. v. van uit Gulpen, dan zou men den wandelweg bij Heijenraat kunnen verlaten om rechtstreeks naar Landraad te gaan, en vandaar weer den wandelweg te volgen. In Gulpen moet men dan een extra dag bestemmen voor de wandeling over den Gulperberg naar Heijenraat en verder over Slenaken, Hoogcruts, Noorbeek, Mheer, St. Geertruid, Banholt Reijmerstok, Euverem en langs kasteel Neubourg (landwegje) naar Gulpen, (of wel van Banholt over Terlinden, Houbestraat en langs de Gulp naar Euverem). In Mheer staat een fraai kasteel. Noorbeek is bekend door de jaarlijksche Meiboomplanting op den tweeden Zaterdag na Paschen. Hoewel in den oorsprong een gebruik uit den Heidenschen tijd als vereering van de lente, geschiedt thans de Meiboomplanting ter eere van de dorpsheilige Brigida. De oude boom voor de St. Brigidakapel wordt dan omgehaald, en door een nieuwe mooie spar, uit het dal gehaald, verangen. Daarna heeft het kameren of afsteken van met kruit gevulde potten plaats, een oud gebruik, in zekeren zin overeenkomende met het oudejaarsschieten. We wandelen verder den weg op naar Terlinden, alwaar we den rijweg, even voorbij paal 4, verlaten om door het Gulpdal af te dalen; beneden gekomen, volgen we linksaf den grindweg en gaan in Houbestraat, de eerste weg rechts in en bij een heerenhuis over de brug. Langs bosch en veld stijgen we opnieuw. Waar de boschrand en het voetpad (een grasweg) zuidelijk afbuigt (onder der van Houbestraat) gaan we links af, en bereiken boven op het plateau gekomen, den weg van Heijenraat naar Crapoel; links gaande, staan we dadelijk in het gehucht Landraad. Rechts zien we weer Vijlen liggen. Ruime uitzichten naar Oost en West vergezellen ons verder op deze wandeling over het hooge plateau, voor zoover deze in de gehuchten niet tusschen de boomgaarden doorloopt Men vindt in Crapoel, in het 2e huis links voor het kruispunt een ongeveer 190 voet diepen put een diepte, zooals men elders niet veel zal vinden. Van Crapoel volgen we den landweg door het bouwland over den berg, die hier reeds eenigszins begint te dalen; naar beide zijden echter kunnen we nog steeds ver over de omliggende dalen en heuvels heen zien, waardoor links vooruit de torentjes van het kasteel Neubourg en van Gulpen te zien zijn. Kort voor Bergheim volgen we den weg langs de westelijke helling van den berg, en  bibber urubbe De drie beelden.  Trichter Grubbe. Aaan de Geul.  83 gaan kort daarop weer rechtsaf tusschen de hooge canadaboomen door, omdat we daar een aardig gezicht hebben op de vallei van de Gulp en het beneden ons liggende gebouwen-complex van het I kasteel „Neubourg". We komen dan langs het plekje, dat in de wandeling „de koning van Spanje" wordt genoemd, omdat, volgens een volksverhaal, de Spanjaarden daar op hun doortocht hebben gerust en de koning in de scheede van zijn zwaard water uit de Gulp zou hebben laten halen. Wanneer dit gebeurde en welke koning het zou geweest zijn, wordt er echter niet bij verteld. Beneden ons zijn de uitgestrekte gebouwen van het kasteel en het langs de Gulp gelegen park duidelijk te onderscheiden, terwijl meer rechts de torens van Gulpen en «van Wijlré zich boven het groen verheffen. Stroomopwaats langs de Gulp, kunnen we tusschen het geboomte de huizen van de gehuchten Pesaeken en Euverem onderscheiden. Verderop is het pad tusschen de boomen afgesloten, maar boven aan den rand van het bouwland loopt nog een smal pad, dat bij Bergheim uitkomt. De hof „Bergheim", waar we hier langs komen, thans een groote hoeve, was een oud riddergoed, dat half onder Neubourg en half onder Brabant behoorde. Bij de kruising van wegen gekomen, waar de wegwijzertjes linksaf gaan, loont het wel de moeite om nog een 200-tal meters recht door te loopen tot het einde van de heg. Daar op den Gulperberg heeft men wederom een fraai panorama; die weg loopt helaas niet door, maar eindigt in het bouwland, anders zouden we doorwandelen tot aan het noordelijke einde van den berg, waar het groote Christusbeeld en een tweetal banken in een aardig boschje staan, met het gezicht op Gulpen in de diepte; van die plek voert een sterk dalend pad naar dat dorp. Nu echter moeten we bij Bergheim door een fraaien, gedeeltelijk beschaduwden hollen weg afdalen; in het verlengde van den weg tusschen de steile wanden door, zien we nu en dan in de verte de huizen van Gulpen liggen. Beneden gekomen, gaan we over een brug over de Gulp en komen, linksaf gaande, op den rijksweg, die door het dorp loopt. Gaat men over het bruggetje rechtsaf, dan bereikt men den Gulpen rijksweg door een poortje, dat men stellig gemakkelijk zou voor bij loopen.  84 Gulpen, vroeger Galopia genaamd naar het riviertje de Gulp of Galoppa, strekt zich gedeeltelijk uit langs den rijksweg en gedeeltelijk ligt het op de hoogte bij de kerk; beide deelen zijn verbonden door een breede vrij sterk stijgende, op het marktplein beginnende, straat, waaraan men het gemeentehuis en het postkantoor vindt. Aan het hoogere einde der dorpsstraat ligt het klooster en daarnaast de pastorie, ■ gebouwd in 1763; het kerkje, met het door een muur omgeven kerkhof, is vrij nieuw, alleen de toren is van ouderen datum. Aan het verlengde van den weg langs de kerk links, ligt de Protestantsche kerk en de Synagoge. Bonds hotel Het Kurhotel, aan den rijksweg naar Wittem (tel. no. 5) en de hotels „de la Poste" tegenover het gemeentehuis, (tel. no. 6), en „Looszen—Lardinois" aan den weg naar Wijlré voorbij de R. K. kerk Op de markt heeft men nog hotel „du Centre" en „de la Couronne". Een aardige wandeling van uit Gulpen is de volgende. (s/4 uur.) Men volgt den rijksstraatweg naar Wittem, tot men aan de rechterhand bij een herbergje, een bord ziet waarop staat „Salette Gegelsberg"; het pad naast het huis inslaande, en rechtuit volgende langs een aan den rand van de helling geplaatste bank, komt men op een weg, die links vrij sterk daalt, en uitkomt bij de hoeve de Bek. Rechts tegen de hoogte opgaande, komt men weer bij een bank, van waar men een fraai uitzieht heeft Langs deze bank rechtsaf gaande, komt men eerst bij een heuveltje met alleenstaande boom, het vroegere triangulatiepunt en doorgaande, langs de weide met boomen, bij het groote Christusbeeld, van waar men afdalende Gulpen weer bereikt. De evengenoemde weg naar de Bek, een hoeve van 1663, volgende en van daar rechtsaf wandelende over Bergheim naar Gulpen, is eveneens een mooie wandeling, maar iets langer. Wil men iets meer zien van het zooeven vermelde kasteel „Neubourg", dan volgt men den straatweg naar het Westen en slaat den tweeden weg links in, een fraaie kastanjelaan, die naar het kasteel voert. Over de weiden heen, kunnen we daar juist het watervalletje zien, dat dicht bij den molen door de Gulp gevormd wordt. Aan het einde der laan vertoont zich ter zijde van den weg achter het ijzeren hek het fraaie park; iets verder bevindt zich de brug met de massief steenen poort, die door vierkante torens in het breede front wordt geflankeerd. Door de poort komt men op het door de 17e-eeuwsche stallen en schuren omgeven plein, waar ook de huiskapel uitkomt; in  85 de kapel treft men een antiek huisaltaar aan. Het hoofdgebouw ligt aan de zijde van het park, en is voorzien van een zwaren toren met koepelvormig dak. Naast het groote binnenplein ligt een tweede plein, eveneens door een poort te bereiken en door gebouwen omgeven. Het eigenlijke kasteel dateert van 1775, toen het door den Oraaf van Plettenberg vrijheer van Wittem, werd gerestaureerd en vergroot; de voorgevel is uit de 19e eeuw. „Neubourg" vormt een oude heerlijkheid, die reeds in de 13e eeuw onder het geslacht Wassenberg over een gedeelte van Oulpen heerschte; het andere deel stond onder het gezag der hertogen van "Limburg, later onder die van Brabant, als Heeren van 's-Hertogenrade. Eerst later, in 1594, verkreeg Frans van Eynatten, Heer van Neubourg, van den Koning van Spanje een regeling, waarbij een scheiding tot stand kwam. Van het oorspronkelijke geslacht Oulpen, dat op het slot „Neubourg4' verblijf hield, is de heerlijkheid achtereenvolgens overgegaan aan de familie Eynatten, de Neubourg, de Clermont en Van Plettenberg. „Neubourg" is nog een der belangrijkste goederen in Limburg en is thans eigendom van de familie Marchandt d'Ansembourg. In 1661 bleef de heerlijkheid bij de verdeeling aan de Staten behooren en werd Oulpen de hoofdplaats van het Staatsche gedeelte van het land van 's-Hertogenrade; het dorp is van ouds een belangrijke plaats geweest en was reeds in de 11e eeuw bekend, toen het bij een oorkonde van den Duitschen Keizer geschonken werd aan het kapittel van O. L. Vrouwemunster te Aken. Hier was het, dat, in den Successie-oorlog over het bezit van het hertogdom Luxemburg, de legers van Brabant en van de pretendenten, de Orafen van Luxemburg, gesteund o. a. door den Graaf van Gelre en vele edelen uit het land van Valkenburg en 's-Hertogenbosch, elkaar ontmoetten. Tot tweemaal toe werd, volgens den Brabantschen geschiedschrijver Jan van Heelu, een wapenstilstand gesloten door tusschen komst der Paters Minoriten en de strijd voorkoment ten slotte had in 1288 de slag van Woeringen plaats, die. ten voordeele van Brabant eindigde en waar vele Limburgsche edelen uit het geslacht der Scavedrieschen sneuvelden. Om het kasteel heen langs de achterzijede van het park en langs den watermolen, kunnen we den rijksweg en het dorp weer bereiken.  86 Even voorbij de splitsing in Euverem van de wegen naar Reijmerstok (langs het groote zwerfblok) en naar Slenaken, liggen aan de oostzijde de vischvijvers van de Heidemaatschappij, die een bezoek zeer waard zijn. Het zijn kweekplaatsen van forellen, voor het bevolken van de groote rivieren enz. — Zij zijn te bezichtigen voor leden van de Heidemaatschappij (lidmaatschap f 2.—). Gulpen — Valkenburg. (KAART No. 10.) De stijgende dorpsstraat brengt ons langs de hooggelegen kerk op den weg naar Wijlré, die bij de bocht overgaat in een fraaie laan, die dicht langs het kasteel loopt. Maar we gaan liever over de hoogten, die aan deze zijde Gulpen insluiten, en slaan daarom het pad in, dat bij de eerste kromming linksaf gaat en over den Bevers- en Dolsberg voert, die nog iets hooger zijn dan de Gulperberg. Door het bouwland gaande, bevinden we ons al spoedig boven het bosch, en begint Gulpen zich in de diepte te vertoonen. Boven aan den rand van het plateau keeren we ons om en aanschouwen het schoone afwisselende landschap, dat zich voor ons ontrolt Tegenover ons ligt de Gulperberg, die met zijn neus ver vooruitsteekt en de scheiding vormt tusschen de dalen van Gulp en Geul; duidelijk zien we die beide groene dalen zich tusschen de heuvels doorbreken, terwijl ook de Eijserbeek met het oog is te volgen, 't Is een berglandschap in 't klein! Lief ligt het dorp Gulpen in de diepte tusschen het groen, meer links in het dal van de Geul vertoont zich het in 1732 gestichtte groote klooster der Paters Redemptoristen, kenbaar aan het koepelvormige torentje en daar vlakbij het kasteel „Wittem". Wittem vormde reeds in de 13e en 15e eeuw met Eys een heerlijkheid. Het oudtijds zeer sterke kasteel, kwam in 1722 aan de familie Van Plettenberg, die ook Neuborg en Slenaken bezat. Thans behoort het sedert ongeveer een eeuw aan de familie Merkelbach.  87 Hef is een grijs vierkant gebouw met een ronden, spitsen toren aan de zijde van den rijksweg en een achtkanten toren in het front aan de andere zijde. De gracht toont aan, dat het vroeger veel grooter is geweest. Het kasteel heeft èen veel bewogen geschiedenis achter den rug, o. a. ook nog gedurende den tachtigjarigen oorlog. De buurt Wittem is na 1794 ontstaan uit het oude kasteel, het klooster met de kapel en eenige daarbij liggende huizen. Niet ver van daar aan de Eyserbeek ligt het kasteel „Carthils", eveneens een bekende naam onder de oude Limburgsche geslachten; het behoorde langen tijd aan de familie Hoen van Cartils. Wenden we dan onze blikken hooger naar den horizon, dan ontdekken we den langen schoorsteen bij Bocholtz en 't driehoekig signaal der triangulatie bij den Sneeuwberg; bijna in dezelfde lijn steken de zware toren van Vaals en de spitse toren van Vijlen boven hetjjosch uit Daarachter vertoonen zich als een donkere strook langs den horizon de bosschen in Duitschland. Over het plateautje vervolgen we de wandeling langs den karrenweg, die aan de andere zijde van den Dolsberg overgaat in een ondiepen hollen weg; langs den rand van het bosch en de helling van het ravijn dalen we vrij steil naar het gehucht Beritzenhoven. Aan deze zijde van den berg, zien we neer op het kasteel der vroegere dorpsheeren van Wijlré, en op het oude dorpje. In het gehucht kronkelt zich de weg tusschen de huizen door en is nu weer meer beschaduwd, vooral als we den grooten weg naar het dorp, voorbij het kasteel bij de Geulbrug, bereiken. En na de klim over de hoogte, is dit koele eind onder de hooge canadaboomen ons niet onwelkom. Wijlré is een oude plaats, die reeds in 1050 een heerlijkheid vormde, bekend door het heldhaftige geslacht van Scavedriesch; in 1260 werd het tot een zelfstandige parochie verheven. Oude gebouwen echter treffen we in het dorp niet aan, hoewel de kerk, op het hoogere gedeelte gelegen, de molen en verschillende woningen langs de Geul schilderachtig gelegen zijn. Het kasteel, een echt Limburgsche huizinge dateert uit de 16e eeuw en behoorde o. m. aan de familie Van Moreel, Schelffart van Merode, Van Binsfeld en de Kerens van Wijlré. We nemen even een kijkje in het dorp, waar zich enkele kleinere hotels bevinden, n. 1. „Heijligers" in het dorp, en „Berg  88 en Dal" en „Schoemakers—Lincken" bij het station, gaan dan terug over de brug en volgen het pad langs de Geul, door de weilanden; over het brugje kunt ge even den water(koren-)molen gaan zien. Het pad loopt eerst een kort eind langs den oever van het riviertje, maar voert dan linksaf door een afsluitboom door de met olmen en beuken bezette weilanden naar het schilderachtige gehucht Stokhem; door het geboomte heen is het kasteel nog te zien. De weg, door het van den berg stroomende water uitgesleten, buigt tusschen de huizen door, en begint dan sterk te stijgen < om in Berghoven op den berg uit te komen; de hellingen zijn met allerlei wilde bloemen getooid. Maar die klim zal ons niet berouwen, want al spoedig heeft men een schoon gezicht op Stokhem en Wijlré, met den Reusberg en den Krekelenberg aan de overzijde van de spoorbaan, terwijl links van ons de vooruitspringende begroeide heuvel een fraai ravijn vormt, waar de wegen als breede linten doorheen slingeren en" in het bosch verdwijnen. Bovenop ligt Ingber. Voorbij het kruis voor een verongelukte opgericht, komen we in Berghoven, een groote hoeve, door mooi geboomte omgeven. Voorloopig is het klimmen weer gedaan, en wandelen we over het plateau op den Keutenberg verder naar het gehucht van dien naam. Op dezen weg heeft men een prachtig gezicht op het dal en de heuvels aan de overzijde van de Geul. In Keutenberg gekomen, loopen we even door. tot we tusschen de huizen uit zijn, om daar het uitzicht te genieten, en gaan dan terug tot het kruis, waar we links tusschen de huizen door een steil bergpad af dalen, naar het mooi begroeide dal van de Geul. Voorzichtig aan op het steenachtige pad, dat na regen nogal glibberig kan zijn. Op het pad houden we links; het rechtsche pad voert naar een huis iets verder stroomop aan de Geul gelegen, men moet dan linksaf. Beneden staan we bij den Gronselenput, een bron die water uit den berg aanvoert, en sedert eenige jaren door een steenen omhulsel is omgeven om vervuiling te voorkomen, hetgeen wel eenige afbreuk doet aan dit schilderachtige plekje, dat even tot rusten noodt. Deze bron levert het drinkwater voor Keutenberg, dat overigens alleen op het van de daken op te vangen regenwater is aangewezen; het is dus geen gemakkelijke taak om het water langs het steile pad naar boven te brengen. Bij hoog water  89 in de Geul komt het wel eens voor, dat de bron onderloopt, en dan eenige dagen onbruikbaar is. Voor ons stroomt hier de Geul, maar we moeten raden hoe zij hier haar geheimzinnigen loop vervolgt, want ook bij het dalen langs het bergpad konden we slechts enkele stukken van het riviertje te zjen krijgen.. Volgen we het pad door het dal, dan merken we al spoedig, dat de Geul hier weer een van zijn grillige groote slingers maakt, om daarna een paar honderd meter trouw het pad te vergezellen, en dan opnieuw zijn kronkelingen te beginnen. Ons pad loopt langs de met rijen canadas doorsneden weilanden, terwijl links de steile begroeide hoogte oprijst. Bij eenige huizen, langs een stopgezette mergelontginning, komen we op een breederen weg, en spoedig daarna op den grooten weg in het dorp Schin op Geulle, waar we rechts af gaan over de Geulbrug, staan dan en bij het hooggelegen kerkje Schin op met zijn vierkanten korten toren. In de kerk bevindt zich een Geulle. fraai gesneden Madonnabeeld uit de 13e eeuw. Schin op Geulle, het oude Schinna, werd in 958 door Koningin Gerberga van Lotharingen aan de proostdij te Meerssen geschonken. Hoe daarna de verhouding tot Valkenburg is geweest, is niet zeker bekend; in 1557 echter werd de heerlijkheid door Philips II van Spanje verkocht en werd toen een leen van Valkenburg. Bij het partagetractaat van 1661 bleef Schin op Geulle aan Spanje, het ging in 1715 aan den Keizer over en behoorde eerst na 1785 door het tractaat van Fontainebleau voor goed tot Staatsch Valkenburg. Van de geslachten, die Schin op Geulle in bezit hebben gehad, kunnen o. a. genoemd worden Van Streythagen, Hoen van Cartils en Hoen-Neufchateau. Bij het kerkje en het door een muur omgeven kerkhof, gaan we linksaf den eenigszins dalenden weg in, die langs de Geul leidt. Spoedig zien we hier het aardige riviertje weer terug, voortsnellende tusschen zijn met hooge peppels, elzen en wilgen bogroeide oevers. Plotseling is het door de groote kronkeling die het maakt, weer geheel verdwenen. Bij het punt waar we het terugzien, kunnen we, tusschen het geboomte door, het kasteel „Oud-Valkenburg" zien liggen; hier volgen we het rechtsche pad naar den spoorwegovergang, waar achter ons, nog juist het torentje van Schin op Geulle boven het groen te zien is, en men links het gezicht heeft op den waterval in de Geul.  90 Ook het linksche pad langs de Geul is mooi, maar voert rechtstreeks naar de Drie Beelden. We steken de baan over, vervolgen onze wandeling voorbij de kalkbranderij en beklimmen dan het pad langs den boschrand. Rechts ligt een grillige groep rotsen, achter ons vertoont zich een mooi panorama, zoodat we even blijven staan, als het pad het bosch ingaat. Langs den boschrand heen zien we het kasteel; en het dorpje Oud-Valkenburg, voor ons ligt het groene Geuldal, dat tusschen den Keutenberg en de heuvels achter Schoonbron doorloopt, en aan het einde zich verbreedt bij den samenloop van Geul, Gulp en Eijserbeek. Door het bosch gaande, zijn we nu spoedig aan de zoo algemeen bekende hermitage op den Schaes- of Schaefsbergj (Schapenberg), de eenigste die nog bestaat in het vroeger aan; kluizenaars zoo rijke Limburg; rechts vindt men den kruisgang.! De hermitage bestaat uit de kapel, waartegen de woning van den kluizenaar is aangebouwd, terwijl aan de achterzijde een moestuin bij het gebouw aansluit. Het geheel is door een muur en heg omgeven. Rechts om den tuin heengaande, komt men aan de voorzijde bij het poortje. Laat men hier den klopper vallen, dan zal de heremiet u gaarne zijn eenvoudige woning en de kapel laten zien. (In den laatsten tijd is hiervoor een vergoeding gesteld van f 0.10 p. p. Des Zondags echter wordt niemand toegelaten.) De kapel is in 1690 gesticht door de familie Hoen van Cartils, eigenaren van „Oud-Valkenburg''. Zoo rustig als het hier in den regel is, zoo druk en woelig is het bij de kluis op den laatsten Zondag in Juni, wanneer velen ter bedevaart gaan naar de kapel die aan den Heiligen Leonardus is gewijd. Het gelijkt er dan meer op een kermis, dan op een plaats van stille overdenkingen. Van de hermitage dalen we door het bosch naar de brug over de spoorbaan en verder door een mooie laan naar de Drie Beelden, Christus tusschen de Maagd Maria en den Apostel Johannes. Naar beide zijden zien we den weg door een laan van lorkeboomen en van oude sparren en dennen langs de Geul verder gaan. Wij volgen echter den weg tegenover de Beelden, die tusschen de boomgaarden doorloopt; op den hoek bij de oude steenen pilaren zien we links het kasteel „Oud-Valkenburg"  Watermolen bij Geulem. Het Kanaal bij den St Pietersberg.  Gezicht op Maastricht van het fort St. Pieter. De Maasbrug te Maastricht.  91 met de breede bouwhuizen, rechts het fraaie kasteel „Chaloen" liggen. Oud-Valkenburg, vroeger kortweg Valkenburg geheeten, werd zoo genoemd, toen aan den voet van den berg, waarop het kasteel van de voogden van Meerssen was gebouwd, een stadje ontstond, dat Valkenburg werd genoemd. De Heeren noemden zich oorspronketijk Van Alden-Valkenburg; later ging de heerlijkheid over in de geslachten van Tzevel, Streythagen, Beusdal en Hoen van Cartils, die in het laatst der 18e eeuw eigenaar waren. In 1661 bleef Oud-Valkenburg tot de Spaansche Nederlanden behooren en werd eerst in 1785 aan de Staten afgestaan. Het kasteel „Oud-Valkenburg" is een der oudste kasteden van Zuid-Limburg. Het bestaat uit een grooten voorhof, door stallen en schuren omgeven, vanwaar een steenen brug naar het hoofdgebouw leidt. Het heeft een 18e eeuwsch voorkomen, met uitzondering echter van den vierkanten, dikken hoektoren, die zeer veel ouder is, evenals de daarbij aansluitende vleugels; de torenspits is van 1620. De naam Oenhoes, die aan het kasteel „Oud-Valkenburg" wordt gegeven, beteekent niets anders dan „het huis" of „het steenen huis", ter onderscheiding van de overige huizen in den omtrek; „ge" is hier het Limburgsen bepalend lidwoord. Het fraaie, van statige, slanke hoektorens voorziene kasteel „Chaloen" is door breede grachten omgeven, een brug geeft verbinding met het door bloesemhagen omgeven voorplein j het gebouw is van zandsteen opgetrokken en voorzien van een bordes met een fraai smeedijzeren hek. De muren zijn gedeeltelijk door leiboomen gedekt. In den gevel, onder het bordes, is een steen aangebracht, waarop de brand van 1575 staat vermeld; bij die gelegenheid is helaas ook het archief verloren gegaan. Het kasteel is in 1893 door den Graaf de Villers gerestaureerd, de buitenste grachten zijn toen gedempt. In het oude gedeelte van het gebouw, bevinden zich nog muren van 1.5 M. dikte, terwijl men aan de eene zijde nog een oude poort aantreft. De familie De Villers, die vermaagschapt is aan de Hohenzollerns, is na de Van Hoens in het bezit van „Chaloen" gekomen. In het kasteel treft men nog vele oude kostbare meubelen en oud porselein aan, o. a. Japansche en Louis XIV-stukken met oude gele zijde; de schouw in de eetzaal draagt de spreuk „Pax inviolata tibi".  92 Voor den ingang van het kasteel „Chaloen" ligt de molen van de oude boerderij, waar ge even een kijkje kunt nemen; het is een der vele molens, die door de onvermoeide Geul gedreven worden. Door de fraaie berceauachtige lindenlaan bereiken we dan den grindweg, dien we oversteken om den weg naar IJzeren, de St. Jans Grubbe, in te slaan; halverwegen echter verlaten we den weg en volgen rechts een pad door het bouwland naar boven. Kijk, boven gekomen—het bosch is gekapt—even om naarhetmooie landschap, dat zich hier voor ons vertoont In de laagte aan de Geul de drie kasteelen „Oud-Valkenburg", „Chaloen" en „Oost", daarachter de begroeide Schaesberg, rechts de heuvelen langs het Geuldal, links Valkenburg en in den boschrand het roode dak van het Sanatorium. Verder langs den horizon een en al golvend heuvelland. Op het plateau voert een voetpad door. het bouwland, dat spoe- ' dig weer door een hollen weg begint te dalen. Rechts van ons liggen het zoogenaamde Canadabosch en de bosschen, behoorende tot „Chaloen" en „Oud-Valkenburg"; enkele deelen wisselen gewoonlijk met een anderen eigenaar telkens van naam, zoodat er eigenlijk geen blijvende namen voor dit gedeelte zijn te noemen. Het torentje van Sibbe is nog juist over het plateau heen te zien, als we in den hollen weg afdalen, die nu Juist geen gemakkelijke weg vormt en ook aan kar en paard zware eischen stelt; zelfs de zware wielen der Limburgsche karren leggen het op zulke wegen wel eens af. Uit het holle wegje komen we rechtaf op den Koeweg, die schilderachtig begroeid is en steeds dalende op de Sibbergruppe uitloopt; die driesprong is een heerlijk mooi plekje en terecht is daar door de Vereeniging „Het Geuldal" een bank geplaatst. Door de Sibbergrubbe linksaf weer stijgende, bereiken we, voorbij den ingang der Sibbergroeve, die links van den weg is gelegen, het schilderachtige gehucht Sibbe, vanwaar de Cocksweg over het hooge plateau van den Heunsberg met mooie vergezichten, naar den Wilhelminatoren leidt Links van den weg wijst een handwijzer den zijweg naar het Vogelbosch, en de aan den Daelhemmerweg gelegen als kolenmijn ingerichte groeve. Deze groeve geeft een vrij getrouw beeld van de inrichting en het werken in een kolenmijn. (Entreé f 0.60 p. p., meerdere personen reductie.)  93 Ook hier weer een bank vanwaar een aardig vergezicht over _ _ -. . • . fe-ui i — An~~~n Aart m Mpfpr Valkenburg is te genieten. Demwu men uaaiua u«->. ^ hoogen Wilhelminatoren (enhée 15 d. p. p.), dan vertoont zich een machtig panorama; men kan van dit hooggelegen punt nog eens nauwkeurig de route nagaan, die men bij het volgen van den wandelweg heeft afgelegd, zoodat veel mooie plekjes in onze herinnering kunnen worden teruggeroepen. Zuidwaarts ziet men ver in België. In het begin van den grooten oorlog konden van hier de gevechten in België, dicht bij onze grenzen, worden gevolgd en waren de branden in deBelgische dorpen duidelijk waar te nemen. Van den toren volgen we het pad, dat langs café „Walram" door het Geböschke naar den weg voert. Steil gaat het naar beneden; vooral met regenachtig weer kan het hier aardig glibberig zijn en kost het eenige behendigheid zonder uitglijden beneden te komen. In de diepte, als speelgoed uit een Neurenberger-doos, zien we de huizen aan den weg naar „Oud-Valkenburgliggen. Nog een paar bochten en we komen door een smalle gang tusschen grijs zandsteenen muren op den weg naar Valkenburg uit. Van Valkenburg komende, zou men deze smalle gang, naast een café gelegen, gemakkelijk voorbij loopen. Van den Wilhelminatoren komende, kan men ook bij café „Walram" links een pad inslaan, dat door het bouwland naar 'beneden voert en op den Daelhemmer weg uitkomt. Deze voor een deel beschaduwde weg, voert rechtsaf naar het Grendelplein en de Grendehpoort. Tot het stadje is het nog maar een kort eind. Links rijzen de begroeide hoogten op, waarboven het park den Dries en de Ruïne zijn gelegen; tusschen het groen vertoonen zich hier en daar de verweerde mergelrotsen afgewisseld door oude stukken muur. Voorbij den hollen weg, die tusschen de Ruïne en het park den Dries doorvoert naar den Daelhemmerweg, bereiken we de schilderachtige Birkelpoort en betreden dan voor de tweede maal het oude stadje, waar de Birkelstraat in zijn uiterlijk een der weinige straten is, die nog iets van het Limburgsche stadje vertoonen, terwijl overal elders moderne inrichtingen en reclameborden de straten ontsieren. (Zie voor de bezienswaardigheden van Valkenburg hoofdstuk Meerssen—Valkenburg, blz. 49.)  Valkenburg—Maastricht. (KAART No. 10 en 11.) Het laatste traject van de wandeling! We nemen afscheid, van het aardige stadje, en velen zullen nog eens even omzien, wanneer we door de Grendelpoort en het Grendelplein onze wandeling vervolgen, om een laatste blik op Valkenburg te werpen. Langs het monument, in 1889 opgericht door de Vereeniging „Het Geuldal", ter herinnering aan de vijftigjarige hereeniging van Limburg met Nederland, betreden we deti stijgenden Cauberg zooals het begin van den rijksweg naar Maastricht wordt genoemd. De Daelhemmerweg gaat links, de Plenkert rechtsaf. Op den Cauberg aan onze rechterhand, ligt de ingang der Valkenburgsche gemeentegrot, verder gaande passeeren we links het klooster der Ursulinen tevens pensionnaat, dat op den hoek der Trichter-grubbe staat Hier verlaten we den Cauberg om dat aardige wegje té volgen. Het eerste gedeelte loopt tusschen de muren van het klooster en het kerkhof door, maar dan volgt Spoedig een heerlijk beschaduwde weg door het dichte hout, en vergeten we, dat we zoo juist het drukke van reclameborden wemelende Valkenburg achter ons hebben. De rust en stilte doen ons weldadig aan na al het drukke gedoe in „het seizoen" te Valkenburg; we kunnen niet nalaten op een bank even te gaan zitten om te genieten van den heerlijken ochtend onder het koele bladerdak. Verderop stijgt het [pad vrij sterk en komt weer op den rijksweg naar Maastricht uit. Volgt men dezen weg tot bij de eerste bouwhoeve, dan heeft men daar over het dal van de Geul heen het gezicht op de heuvels bij Groot-Haasdal, het Ravensbosch en den Stoepert, terwijl naar de andere zijde de Wilhelminatoren op gelijke hoogte schijnt te staan. We keeren dan terug tot waar links de Heitgracht naar beneden gaat en dalen langs dezen begroeiden hollen weg naar de Geul af. Het laatste gedeelte der Heitgracht loopt door een laan van peppels, en komt bij het Pompstation uit op den weg, die van de Plenkert langs de Geul loopt. Door het dal van de Geul vervolgen we de wandeling; het riviertje loopt hier door het Broekhem, het lage, grootendeels op den rechteroever gelegen terrein, dat door boomgaarden en  95 met canadaboomeh beplante weiden wordt ingenomen. Links loopen aardige paden, o. a. de Lijkweg, den berg op, die alle naar Vilt voeren; verderop nadert het pad dicht de rivier; de vele kleine tijdelijke restauraties, die de laatste jaren hier waren verrezen, zijn gelukkig weer verdwenen; een heette „De verliefde boomen" j welke naam afkomstig was van een tweetal berken, die in hun val over de rivier elkaar hadden opgevangen en zoo nog geruimen tijd waren blijven staan en in de wandeling „de verliefde boomen" waren gedoopt. Ons pad klimt, het vlakke terrein op dezen oever van de Geul is verdwenen, zoodat we vlak langs den geelen mergelwand loopen, die hier en daar door het groen zichtbaar is; op enkele plaatsen is het pad zelfs vrij smal en zien we vlak naast ons in de diepte de Geul zich voortspoeden. Doch lang duurt het niet of de weg wordt weer breeder en loopt dan langs den voet der kale rotsen. De vele mergelgroeven, die hier tijdens den oorlog werden geëxploiteerd, zijn verlaten, de sporen zijn er echter nog van te zien. Aan de overzijde van de Geul zien we Houthem liggen; het eigenaardige torentje der kerk steekt juist boven het geboomte uit. Dicht bij Geulem wordt reclame gemaakt voor de Kloostergrot, maar daar we reeds eenige grotten, die zeker veel interessanter zijn, hebben gezien, gaan we deze stilzwijgend voorbij, terwijl ook in Geulem nog een grot, de Koepelgrot, te zien is. Voorbij den grindweg, die boven op den weg Vilt—Berg uitkomt, zien we een houten trap, die tóegang geeft tot den ingang der grot, waarvan de Koepelgrot en de Blauwe grot onderdeelen vormen. In het huis bij de trap kunt ge kaarten bekomen a f 0.50 p. p., terwijl het gebruik is ook den gids nog te bedenken. Bij de houten trap betreedt men de grot, die veel minder uitgestrektheid heeft dan de Valkenburgsche gemeentegrot. Ook hier vindt men teekeningen op de wanden, maar zij zijn over het algemeen minder belangrijk en dikwijls geschonden. De gangen zijn echter hooger dan die te Valkenburg, terwijl de zoogenaamde koepelgrot een vrij hoog gewelf vertoont. Hier was ook een meertje, dat echter sedert eenigen tijd is uitgedroogd. Door verschillende gangen bereikt men den uitgang op den grindweg van Geulem naar Berg, die rechtsaf bij het hotel „Berg en-Dal" uitkomt. Den weg door Geulem volgende, komen we voorbij de brug in den weg naar Houthem, den waterval bij ,.het Park" van het  96 restaurant „Geulemer Molen" en bondshotel „Berg en Dal". In den rotswand zien we op dit gedeelte van den weg nog de vroegere rotswoningen, die in den mergel zijn uitgehouwen; sedert jaren zijn zij onbewoonbaar verklaard en worden thans gedurende het seizoen alleen overdag nog wel eens bevolkt om nieuwsgierigen te trekken, ze dienen thans voor bergplaatsen. Van deze rotsen gaat het verhaal, dat een der Fransche Sansculottes, A. J. Milot, op de jacht zijnde, door vier houthakkers werd overvallen en, om zich uit hun handen te redden, zich hier boven van de rotsen naar beneden stortte. Dicht bij „Berg en Dal" ziet ge ook de houten trap, die door het zoogenaamde rotspark naar den ijzeren uitzichttoren voert. Wilt ge dezen beklimmen, bestijg dan de houten trap en volg het hier en daar van trapjes voorziene pad, dat naar boven voert. Van den toren voert een pad naar den weg Vilt—Berg, waarlangs men, rechtsaf gaande, weer op den wandelweg komt. Het entrée pp den toren bedraagt f 0.10 p. p.. Wij geven echter de voorkeur aan den hollen weg, die naast den grindweg ook naar Berg voert, en die, naar wij meenen, meer natuurschoon aanbiedt dan de paadjes naar den uitzichttoren. Deze weg is grootendeels zwaar begroeid, terwijl aan de rechterzijde een schilderachtig ravijn evenwijdig met den weg loopt, die verder tusschen steile wanden doorvoert. Achteruit heeft men een fraai vergezicht. In Berg gaan we voor de waterpoel linksaf en op den viersprong, bij café Berg en Dal, vlak bij de kerk, rechtsaf. Merkwaardig zijn ook hier de diepe putten in dit hooggelegen dorp. Even voorbij genoemden viersprong bij de put links afgaande, en ongeveer een K.M. rechtuit den weg naar Vilt volgende, — voorbij den dalenden grindweg naar Geulem, — tot aan het hoogtepunt 125, ziet men, bij het bouwland komende, links den uitzichttoren liggen. Langs het pad, dat voorbij de boomgaarden door het bouwland loopt, is de toren te bereiken. Men moet echter opletten, omdat een zijpad links, afdaalt .naar deu weg Berg—Geulem en een ander pad rechtsaf gaat. Waar de weg naar Vilt door het bouwland loopt, heeft men ook reeds een prachtig panorama over het Geuldal en de heuvels, die de rivier insluiten; ook het bovenste deel van den Wilhelminatoren is nog juist te zien. Zijn we naar den uitkijktoren geweest, dan gaan we terug naar  07 Berg, waar we bij de put linksaf gaan langs het postkantoor; bij de volgende put rechtsaf en kort daarop linksaf gaande, komen we op den rijksweg naar Maastricht. Hier weer even rechtsaf, en dan dadelijk links den landweg in over den Bemelerberg. Deze weg levert een grootsch panorama op. Links ligt het dorpje Terblijt, dat thans met Berg tot een gemeente behoort, maar ook den tijd heeft gekend, dat het, evenals Berg, een afzonderlijke heerlijkheid vormde. Schuin voor ons de torens van Maastricht, rechts het breede Maasdal en daarachter de donkergroene bosschen op den anderen oever in België; meer links den Pietersberg. Het gebouw, dat we recht vooruit zien is het klooster Notre Dame de Lourdes, tevens bierbrouwerij. Naderen we den rand der hoogte, dan vertoont zich een nieuw tooneel. Lief ligt Bemelen in het dal beneden ons, de huizen door boomgaarden en heggen gescheiden, het geheel ingesloten door de van alle zijden opdringende hoogten. Op den rand der hoogte, waar de landweg zich splitst, gaan we even zitten om het fraai schouwspel in ons op te nemen, en krachten te verzamelen voor de vrij sterke daling. Meer rechts op den vooruitspringenden neus, is het panorama nog iets ruimer. We dalen af, en komen terecht op een viersprong van holle wegen; door de wegwijzers geleid, bereiken we rechtuit den weg door het dorp, waar we, rechtsaf gaande, de kerk op Bemelen een hoogte zien liggen. Op den weg in het dorp gekomen, kunt ge even, linksaf, den fraaien, zich om den Molenberg slingerenden grindweg volgen; op de kronkelingen van den weg is in de diepte door de boomen heen het dorp te zien. Boven gekomen, kijken we over Bemelen heen; links ligt het eindpunt van den tocht, Maastricht, terwijl ten Zuiden daarvan ook de St.-Pietersberg reeds is te onderscheiden. Op de hoogte teekent het klooster N.-Dame de Lourdes, tevens bierbrouwerij, zich duidelijk tegen de lucht af. Een K.M. verder ligt het gehucht Gasthuis met groote boerenhofsteden; de naam herinnert aan de oude gasthuizen, die men langs den heerweg aantrof. Teruggaande naar het dorp Bemelen, kunt ge het breede pad volgen, dat de kronkelingen van den weg afsnijdt, of wel het pad, dat links langs den rand van het hooge bouwland loopt en dan uitkomt in een dichtbegroeiden, 'hollen weg, die, even verder dan eerstgenoemd pad, op den weg in het dorp uitkomt. Bij de kerk gaan we linksaf door St Anthoniusbank, rechts en 7  98 links rijzen hooge muren van boerderijen en van een kloosterschool op; voorbij een prachtigen kastanjeboom, en dan tusschen hooge heggen en hooggelegen bouwland door, voert de schilder. achtige weg ons verder om door een hollen weg op het hooge terrein uit te komen. Hier begint het pad te stijgen. Naar het Oosten golft het bouwland tot aan het ravijn, dat het hooge terrein, waarop Rooth en Gasthuis liggen, van ons scheidt, en zien we op de grillige terreinformaties bij Klein Welsden, talrijke ravijntjes tusschen de uitloopers van den Schiepersberg; voor ons liggen de rijen hooge boomen aan den rijksweg van Maastricht over Margraten naar Gulpen, dien we nu weldra bereikt hebben. Door Cadier en het dorp Cadier, dat met Keer een geheel uitmaakt, volgen we Keer (jen nier zeer fraaien straatweg, waar we naar de zijde van Maastricht het zooeven genoemde klooster N. Dame de Lourdes zien liggen. Aan de oostzijde verlaten we het dorp om den Gronsvelder landweg in te slaan. Even buiten Keer ligt aan een zijweg het Huis „Blankenberg", vroeger een sterk kasteel, dat tot het oude graafschap Daelhem behoorde; het bleef in 1661 aan Spanje, ging in 1785 aan Oostenrijk over, terwijl Cadier zelf echter aan de Staten kwam. Aan het einde van den landweg, op den Riessenberg, aan den rand van het hooge terrein, waar een prachtige linde staat, begint de daling door het bosch naar de breede Maasvallei. Uit het bosch komende, dat hier de hellingen der hoogvlakte bedekt, zien we Gronsveld in de vlakte, waar het bouwland in kleurige vakken ligt uitgespreid; over de Maas heen, sluiten de steile wanden van den St. Pietersberg het dal af. Na een wegje tusschen de boomgaarden te zijn doorgegaan, Gronsveld komen we in de hoofdstraat van het dorp Gronsveld, waar aan beide zijden groote poorten toegang geven tot de langs den weg gelegen boerderijen. Waar onze weg linksaf gaat, staan we bij den muur, die de boomgaarden en weiden van het kasteel „Gronsveld", van den weg afsluiten. Die muur sluit aan bij het van lateren tijd dateerende poortgebouw, dat zich met andere bijgebouwen langs de dorpsstraat uitstrekt. Wanneer we even door wandelen naar het oude gerestaureerde kerkje en daar linksaf tot het daarvoor gelegen pleintje; kunnen we iets meer zien van het vierkante witgepleisterde, met hoektorentjes voorziene Huis „Gronsveld". Het beneden-gedeelte is van ouderen datum, terwijl  99 aan de achterzijde nog een gedeelte van een ronden toren of rondeel is overgebleven; het geheel is door een gracht omgeven. Op het zooeven genoemde pleintje staat ook de hooge mast voor het vogelschieten der vroegere schutterij, die in 1619 door Maximiliaan van Bronckhorst, Heer van Gronsveld, werd opgericht. „Gronsveld" is een zeer oude, vrije rijksheerlijkheid, sedert 1553 tot graafschap verheven. Als eerste heer is bekend in 1241 Willem van Gronsele. In de 16e eeuw behoorde de heer. lijkheid aan de familie Van Bronckhorst, later aan de graven von Törring. Het dorp was de hoofdplaats der heerlijkheid, waartoe ook „Heugum" en „Eckelrade" behoorden; zij bleef to aan de Fransche overheersching onafhankelijk. Het oude slot, dat met zeven torens versterkt was, werd in 1643 verwoest, terwijl eerst in 1831 op de ruïnes een landhuis werd gebouwd. In de fraaie, uit de 17e eeuw' afkomstige kruiskerk, vindt men op het koor boven een grafkelder der Heeren van Gronsveld, de graftombe van Willem van Bronckhorst en Agnes van Byland benevens verschillende wapenborden. We gaan nu terug door het dorp, den weg in naar het station Gronsveld; waar de muur om het park van het kasteel eindigt, kunnen we nog juist het oudste gedeelte van het kasteel zien. Iets verder zien we door het geboomte ter linker zijde van den weg de geel gepleisterde muren van de oude rijksheerlijkheid „Rijckholt", die, zoo klein als haar gebied was, lang haar zelfstandigheid heeft weten te bewaren. Over de spoorbaan steken we den rijksweg Maastricht—Eijsden over, om den landweg te volgen naar het voetveer over de Maas. Linksaf zouden we Eijsden bereiken, 'het kersenland bij uitnemenheid, met het schoone kasteel en aardige wandelingen in den omtrek. Aan den oever hebben we een fraai gezicht over de rivier en op de rotsen aan de overzijde, waarboven de ruïne zich vertoont; meer rechts steekt de toren van St. Pieter boven het groen uit. Terwijl we ons laten overvaren, herinneren we ons het verhaal van het parelsnoer van Gronsveld. Bij het overzetten n.1. verloor de Vrouwe van het kasteel een kostbaar parelsnoer, dat in het water viel. De gelofte werd gedaan dat, indien het parelsnoer werd opgevischt, het zou worden verkocht en de opbrengst ten bate der armen zou komen. Hét snoer werd gelukkig gevonden en nog lange jaren werden de armen uit de opbrengst gesteund. Aan den anderen oever der Maas beklimmen we het trapje en  100 volgen een eind den dijk, die hier het kanaal naar Luik van de Maas scheidt. Rechts vergezelt ons de snelstroomende rivier, terwijl aan de andere zijde van het druk bevaren kanaal de geelgrijze grootendeels begroeide rotsen steil omhoog rijzen; de weg is wel zonnig, maar toch nog iets minder warm dan de rijweg die vlak aan den voet der rotsen loopt. Aan de overzijde der rivier liggen de fraaie door boomgaarden omgeven buitenplaats Hoogwaard en het dorp Heugem; voorbij genoemd landgoed gaan we de brug over om, even linksaf gaande, bij het café van Frans Ogg, den stijgenden weg in te slaan, die naar de uitspanning „Slavante"1) voert. Op het terras van het restaurant vinden we een heerlijk zitje, om uit te rusten van onzen tocht; een groot gedeelte van het doorloopen terrein door het Maasdal tot Cadier en Keer toe, ligt hier voor ons uitgespreid. Aan de overzijde der Maas in de vlakte liggen de dorpen Gronsveld, Heugem en Heer, het laatste kenhaar aan de beide torens; achter dat dorp tegen de helling, steekt het roode dak van het groote klooster der Paters, tevens opleidingschool, scherp tegen het groen der omgeving af, terwijl Cadier en Keer boven op den rand der hoogvlakte ligt De naam Slavante is een verbastering van den naam Observanten, de Franciscaner orde, die het oude klooster bewoonde. In de 14e eeuw bestond hier ter plaatse een kluizenaarswoning; in 1489 stichtte Joan Horn, bisschop van Luik, op dezelfde plaats een klooster. Toch schijnt er reeds vroeger een. klooster te hebben gestaan. De terreinen van het klooster werden in den Franschen tijd als staatsdomein verkocht, terwijl in 1843 de Groote Sociëteit er een uitspanning stichtte, die nog steeds bij de Maastrichtenaren zeer in trek is. Ook tijdens het verblijf der kloosterlingen, was Slavante reeds een geliefkoosd ontspanningsoord. Van de uitspanning dalen we af langs de gebouwen van het oude klooster en gaan onder een poortje door. Voor het poortje aan de rechterzijde ligt een oude kapel van het vroegere klooster; op het pad daarboven heeft men ook een mooi uitzicht Men kan ook van het restaurant het pad volgen rechts langs den muur naar de kapel, en daar langs het trapje naar de poort gaan. Ons pad een 100 M. volgende, bereiken we het „Chalet Lichtenberg", een restauratie, waar men op een gids voor de grot kan ») Van Slavante rijdt een motorbus op Maastricht  101 wachten; gedurende het zomerseizoein van Mei tot October kan men hier kaarten en een gids voor de grot in den St. Pietersberg bekomen. Buiten het seizoen, moet men zich hiervan voorzien in het café van Frans Ogg, bij den opgang naar „Slavante". Bij het „Chalet" het rechtsaf gaande pad inslaande, bereikt men den ingang der grot. (Toegangskaarten f 2.— voor één persoon, ieder persoon meer f 0.50; voor gezelschappen boven 10 personen reductie.) Uit verschillende gegevens blijkt, dat reeds de Romeinen steengroeven in den St.-Pietersberg hebben gehad. De gangen zijn over het algemeen wel iets hooger dan die te Valkenburg; ook hier zijn de wanden met ontelbare handteekeningen en opschriften bedekt. Men zegt zelfs, dat er uit de 11e eeuw zijn gevonden. In het geologisch museum, dat in de grot is aanglegd, vindt men o. a. een Maashagedis en reuzenschildpadden op ware grootte in den mergel uitgehouwen, een geologische doorsnede van Limburg en het portret van H. M. de Koningin, met Hare handteekening voorzien bij Haar bezoek aan Limburg in 1895; verder nog een miniatuur-kolenmijn. Evenals die te Valkenburg, hebben ook deze grotten meermalen als schuilplaatsen gediend in tijden van gevaar en vreemde overheersching. Uit de grot komende, gaan we bij het „Chalet" rechtuit; links gaat een weg naar beneden door een in den berg uitgehouwen poort, de Wilhelminaweg, die gebezigd wordt voor den afvoer van mergel en steenen. Wij volgen nu de aanwijzingen om de ruïne van den Lichtenberg te bereiken, die ons door het bosch voeren, waar het pad gestadig klimt; links heeft men een fraai uitzicht over het Maasdal, voor ons in de hoogte ligt de ruïne. Aan het einde van het bosch ontwaren we gebouwen van de groote bij de ruïne staande bouwhoeve; in de woning, op het ruime binnenplein, links van den ingang, halen we een toegangskaart voor de ruïne (f 0.10 p. p.). Men wandelt dan buiten de gebouwen om, door het hekje en beklimt de trappen, die ons boven op de overblijfselen van het eens zoo fiere slot voeren, eenmaal de zetel der geslachten Lichtenberg, Happert, Eijnatten en von Schaesberg, thans eigendom der Sociëté anonyme, Fabrique de Ciment Portland et Briqueteries de Raevels, die gelukkig, de ruïne in stand wil houden. Als we boven op den bouwval zijn gekomen, breidt een prachtig panorama zich  102 aan onze voeten uit Het schilderachtige Maasdal van Maastricht tot voorbij Neder Canne met het kasteel, Petit Lanaye, Visé en andere Belgische dorpen, ligt voor ons open, terwijl naar het Oosten en Westen het heuvelterrein oprijst, hier en daar bezet met dorpjes en grootere gebouwen. Van de ruïne volgen we het pad, dat tegenover den ingang der hoeve Westwaarts loopt, tot aan het kapelletje bij den viersprong, waar we rechtsafgaan. Hier op het open plateau is het wel wat zonnig, maar troost u, de andere wegen, die naar Maastricht voeren, langs de kerk van St Pieter of langs het kanaal, bieden geen meerdere schaduw aan, terwijl de door ons gevolgde, het voordeel heeft prachtige vergezichten op te leveren. Rechts zien we den toren van de kerk in St. Pieter nog juist boven de hoogte uitsteken, en even links daarvan het typische, van een ronden bol voorzienne torentje van een oud heerenhuis met trapgevels, in de wandeling „Huize de Torentjes" of „Torentjes bij de Kerk" geheeten. Links scheidt de donkergroene inzinking in het terrein, die den loop van de Jeker aanwijst °ns van den Louwberg, die meermalen een rol speelde bij de belegeringen van Maastricht. Daar stonden o.a. de tenten der Engelschen en Franschen uit het leger van Frederik Hendrik, toen deze in 1632 de stad belegerde, daar stonden ook de troepen in den slag van Laeffeld in 1747 tegenover elkander. Hoe verder we nu op den berg komen, hoe duidelijker de torens van Maastricht zichtbaar worden; uit den chaos van huizen en schoorsteenen beginnen zich de afzonderlijke gebouwen af te scheiden, terwijl ook de omtrekken van het oude fort St. Pieter zich nu aan den rand van het plateau afteekenen. Dwars over den berg loopt thans de hoogspanningskabel; even te voren hebben we, ter hoogte van het torentje van St. Pieter, den landweg naar dat dorp gekruist Dicht bij den bouwval verlaten we den landweg, gaan langs het hek, door het bouwland, en tusschen de diepe grachten en hooge muren van het fort door, dat hier als 't ware aan den uitersten rand der rotsen hangt; het is grootendeels gedurende het beleg van Maastricht in 1794 door de Franschen vernield. Zijn we het pad door het fort afgedaald, en op den straatweg gekomen, dan liggen links van ons „de Kommen", waar de nieuwe kazernes voor hat Maastrichtsche garnizoen zijn verrezen.  103 We gaan rechtuit tot den Singelweg, den Prins Bisschopsingel, Maastricht en wandelen door de fraaie lanen van het villapark, langs de St. Lambertuslaan en door het plantsoen naar de oude omwalling van de stad, waarvan hier aan de Zuidzijde nog belangrijke overblijfselen aanwezig zijn. Aan de overzijde van de jeker ligt het rondeel Haet en Neijt, gebouwd in 1516. Langs de Zwanengracht en door de poort, die hier in den wal is aangebracht tusschen evengenoemd rondeel en het rondeel „De Drie Duyven" van 1516, sedert 1638 „De Vijf Koppen" geheeten, komen we binnen de oude stad. Een toepasselijk opschrift is boven de poort aangebracht. Rechtsafgaande, tusschen eenige oude huizen door, en over de brug over de snelstroomende Jeker, waarvan het water door kleppen van uit een afgesloten kolk in het dijkwijls veel hooger staande kanaal uitloopt, zien we links de fraaie Helpoort van het jaar 1229, en iets verder het bekende torentje van Pater Vinck, in datzelfde jaar herbouwd. Dit torentje is genoemd naar Pater Servatius Vinck, die in 1638 verdacht werd in een complot te zijn betrokken, om de stad aan de Spanjaarden over te leveren, en die vermoedelijk in dezen toren heeft gevangen gezeten,, en onthoofd is. Binnen de Helpoort ligt rechts nog een stuk der oude omwalling, en bij het torentje van Pater Vinck, een gedeelte, „die Swestern" genaamd, van het jaar 1299. We gaan nu bij de Helpoort door de Heistraat en door het plantsoentje, — aangelegd tusschen de brokstukken der oude omwalling — langs een oud huis, vroeger klooster, dat bij de wallen aansloot en komen dan in de St. Pietersstraat uit. Door de Heidens Hondstraat, langs de Minderbroeders of Franciscanerkerk uit de 14e en 15e eeuw — thans rijks- en stadsarchief en bibliotheek — en door de Breedestraat, komen we op het zoo bekende en fraaie hoofdplein van Maastricht, 't Vrijthof, waar St. Servaaskerk, St. Janskerk en Hoofdwacht staan. Slaat men aan het einde der Breedestraat linksaf, door de Papenstraat, dan komt men op het Klooster; links ligt in de Bouillonstraat het Oouvernementshotel, in 1616 ingericht als woning voor den gouverneur. Langs die stijgende straat, die achter langs de St. Janskerk en de St. Servaaskerk omloopt, komt men op het pleintje achter eerstgenoemd gebouw, waar men, evenals aan het einde der straat, een fraai gezicht heeft op deze  104 bouwwerken. (Zie uitgave A. N. W. B. Platte gronden, Maastricht.) Rechtsaf komt men weer op het Vrijthof. Maar nu laten we den wandelaar vrij, zijn verderen weg zelf te kiezen, hetzij om langs Groote Straat, Brugstraat, Maasbrug en Stationsstraat zich naar den trein te begeven, dan wel om nog verder in deze oude merkwaardige stad rond te dwalen, en de bezienswaardigheden op te zoeken, waaromtrent hier onder nog een en ander volgt. Maastricht, onze oudste stad, het Trajectum Superius aan de „Mosam" der Romeinen, was een versterkt bruggenhoofd, gebouwd aan den overgang, de „trecht" der Maas; deze naam is later vertaald door Tricht en Maastricht. Tacitus verhaalt, dat hier de Romeinen door Claudius CiviUus werden verslagen. Na de Romeinen kwam de stad met geheel België onder de Franken; bij de verdeeling van het rijk na den dood van Lodewijk den Vrome kwam o. m. Maastricht aan Lotharius I. De dood van diens zoon was de oorzaak, dat Maastricht jarenlang twee heeren moest dienen, of, zooals het gezegde luidde : één heer, geen heer, twee heeren, één heer. Bij den dood n. 1. van dezen Lotharius, verkreeg Lodewijk de Duitscher de Maasgouw, waarin de plaats Maastricht lag, terwijl de abdij van St.-Servaas aan Karei den Kale, Koning van Frankrijk, kwam. Herhaaldelijk zijn daarna twisten ontstaan over het bezit van Neder-Lotharingen, waartoe Maastricht behoorde, en over de in die stad uit te oefenen rechten, die in den loop der tijden waren overgegaan aan de Hertogen van Brabant en de Bisschoppen van Luik. In 1284 werd echter door scheidsrechters „de oude Caerte" opgesteld, waarin de rechten van beide souvereinen waren omschreven. Maar niettemin bleven de twisten bestaan en werd Maastricht betrokken in vele oorlogen, die de Hertogen van Brabant en de Bisschoppen van Luik hadden te voeren. In het stadhuis vindt men dan ook nog in de eerste kamer links de Luiksche zuil en in de kamer rechts den Brabantschen Leeuw. In 1229 werd de stad van wallen en grachten voorzien, en verkreeg toen feitelijk stadsrechten; die wallen strekten zich uit tot de oostzijde van het Vrijhof, in het noorden tot de Groote Straat en omvatten ook een gedeelte van Wijk. Aan de St.-Pieterstraat en bij het Grachtje aan de Tafelstraat vindt men hiervan nog de overblijfselen.  105 Door de groote uitbreiding, die St.-Pieter in sommige tijden heeft gekend, werd zelfs een gedeelte van-dit plaatsje, de Nieuwstad, binnen deze wallen getrokken. Een gedeelte der burgers stond onder den bisschop, n. 1. zij die bij de abdij woonden, het andere deel onder den gouwgraaf, den vertegenwoordiger van den Keizer. Het bestuur der stad werd door beide Heeren aangesteld, welke regeling feitelijk tot de Fransche overheersching bleef voortbestaan. Door deze omstandigheden is de gesahiedenis van Maastricht zeer ingewikkeld, al was ook in „de oude Caerte" bepaald, dat de stad bij twisten tusschen de beide Heeren onzijdig zou blijven In 1579 werd de stad na een beleg van bijna vier maanden, door Panna veroverd; zij bleef tot 1632, toen Frederik Hendrik de stad weder aan de Staten bracht, onder Spanje. Tot 1795 maakte Maastricht toen een deel uit der Generaliteitslanden en werd in dit jaar bij Frankrijk ingelijfd; het heeft in dien tijd nog tweemaal een belegering moeten doorstaan. Sedert 1814 behoort Maastricht als hoofdstad der provincie Limburg onafgebroken tot het Koninkrijk der Nederlanden. Bisschop Servatius had zijn zetel van Tongeren naar Maastricht verplaatst, waar hij in 384 overleed. Op zijn graf werd door Bisschop Monulphus de bouw der St.-Servaaskerk aangevangen, een prachtige basiliek, die oorspronkelijk buiten de stadswallen lag. De St.-Servaaskerk is wel het belangrijkste bouwwerk der stad, oorspronkelijk gebouwd door de bisschoppen Monulphus en Gondulphus tusschen 561 en 600. Van deze beide bisschoppen verhaalt de sage, dat zij uit hun graf verrezen, om zich op te maken naar het Munster te Aken, waar Karei de Groote den Paus had uitgenoodigd, om dit bouwerk te wijden en hem had beloofd, dat zoovele bisschoppen de plechtigheid zouden opluisteren, als er dagen in het jaar waren. Toen er echter in den langen stoet, die in de kerk voor den Paus en den Keizer voorbijschreed, slechts 363 bisschoppen werden geteld, verschenen ten slotte op den wenk des Keizers ook Monulphus en Gondulphus, die uit hunne graven te Maastricht waren opgestaan. In Aken vertelt men, dat hunne geraamten klapperden en dat daaraan de Klappergasse zijn naam heeft te danken. Volgens de overlevering zou Karei de Groote de stichter zijn van het westelijk gedeelte der St.-Servaas, de zoogenaamde kapel van Karei den Groote, onder den grooten toren; echter schijnt dit deel, in Romaanschen stijl, uit de 11e eeuw afkomstig te zijn. Na door de Noormannen in 881 te zijn verwoest, is de St.-Servaas herbouwd in de gedaante van een basiliek met drie beuken en  106 rechthoekig koor met krypta. Na 1039 is de oostpartij gewijzigd door aanbouw van een dwarspand en een rechthoekig priesterkoor. Dit laatste werd in de 2e helft der 12e eeuw Uitgebreid met een halfronde apsis, door torens geflankeerd, terwijl onder de viering een nieuwe krypta werd aangelegd. Ook de — op rijnlandsche voorbeelden wijzende — westbouw stamt uit de 12e eeuw. Vóór het orgel vindt men het standbeeld van Karei den Groote. De kerk is in de 13e eeuw uitgebreid, en in de 15e eeuw nogmaals vergroot. Merkwaardig zijn het groote voorportaal aan den zuidwestelijken hoek uit de 13e eeuw, de kloostergang, schilderwerk in het choorgewelf en het fraaie hoofdaltaar. Onder de kerk bevinden zich de St-Servatiuskrocht en de St.-Monulphuskrocht (toegang f 0.25 p. p.), waarin de graven van beide bisschoppen worden aangetroffen. Bezienswaardig is nog de schatkamer (toegang f 1.— p. p.), waarin onder vele kunstschatten en kostbare reliquieën de rijkbewerkte noodkist van St.-Servatius wordt aangetroffen, een kunstwerk van goudsmeedkunst; gedurende den oorlog is dit fraaie voorwerp tijdelijk vóór het hoofdaltaar geplaatst tot afwering van ongelukken van de stad Maastricht Aan de St.-Servatiuskerk zijn vele legenden verbonden, waarvan die over den aanval der Noormannen in 881 wel de bekendste is Toen de Noormannen in genoemd jaar de stad Maastricht verwoestten, mocht het hun n. 1. niet gelukken het heilige gebouw in brand te steken, daar het door vuur niet te verwoesten was. Van St.-Servaas zijn bekend het verhaal van den sleutel, dien bij van Petrus zelf zou hebben ontvangen, en die nog in de schatkamer bewaard wordt, van den bischopsstaf, van de drinkschaal, die eveneens nog aanwezig is, van zijn tocht over de Maas, van het ontstaan der Servatiusbron in het Jekerdal, dicht bij Nedercanne, op zijn vlucht van Tongeren naar Maastricht en anderen. Vlak naast de St.-Servaaskerk staat de St.-Janskerk, een basiliek uit de 14e eeuw met fraaien toren van 1450; deze toren bestaat uit een vierkant benedenstuk met daarop een achtkanten lantaarn. Sedert 1633 wordt deze kerk door de Hervormden gebruikt. Gaat men door de Breede Straat terug en rechtuit, dan komt men langs de Jezuïtenkerk — uit het begin der 17e eeuw afkomstig en thans als schouwburg in gebruik — op het plein, bij de O. L.-Vrouwekerk, een merkwaardig voorbeeld van Romaanschen stijl. Aan de westzijde bevindt zich een gedeelte, dat uit de 10e eeuw afkomstig schijnt en door twee ronde torens  107 wordt geflankeerd; in dit deel bevinden zich slechts eenige lichtopeningen dicht onder het dak. Ook hier bevindt zich een krijpt. In latere tijden werd deze kerk verbouwd. Van dit plein linksaf gaande, komt men, door de Kleine Straat wandelend, langs het oude stadhuis of Dinghuis van 1475 — oorspronkelijk zetel der Hooge gerechten of Schepenbanken — op de Markt met het fraaie stadhuis, door Pieter Post gebouwd. In 1656 werd met den bouw begonnen, die in 1664 werd voltooid; de plattegrond doet denken aan het door denzelfden bouwmeester gebouwde Mauritshuis in Den Haag. Langs de monumentale trap komt men in een hooge hal, waarop aan drie zijden de vertrekken — waarbij enkele fraaie — uitkomen. Vermeld dienen nog te worden de St.-Mathiaskerk uit de tweede helft der 15e eeuw in de Boschstraat, het klooster Nieuwenhof, van 1489, dicht bij de jekerbrug, de Dominicanen kerk in gothischen stijl van 1296, bij de Groote Straat, thans stadsmagazijn, de Kruisheerkerk van 1434 in de Calvariestraat, thans Rijkslandbouwproefstation, en de voormalige Augustijnerkerk uit de eerste helft der 17e eeuw op de Kesselskade. Het Museum van Oudheden is uit het Dinghuis overgebracht naar het daarvoor bestemde gebouw in de Lenculenstraat. Bij het Museum linksaf gaande over de Ezelsmarkt z. W. en langs de Loijersgracht, komt men op de Heksenstraat, waar men rechts het Natuurhistorisch genootschap ziet liggen. Zeer bezienswaardig is hier de Botanische tuin, waar alle in het wild in Zuid-Limburg levende planten verzameld zijn. In Wijk heeft men de St.-Maartenskerk, waarin een oud houten kruisbeeld, dat volgens het verhaal op wonderlijke wijze is ontstaan en waaraan geneeskundige kracht wordt toegeschreven. Op last van Napoleon, zou dit beeld naar Parijs worden overgebracht, maar de geschiedenis vertelt, dat slechts een nagemaakt beeld werd opgezonden. Naar het station gaande, passeert men de 160 M. lange schilderachtige Maasbrug, oorspronkelijk van 1280 tot 1298 gebouwd en in de 17e eeuw gerestaureerd; een dergelijke steenbogenbrug is vrij zeldzaam en wordt nog aangetroffen bij Coblentz, Frankfort en Praag. Vanaf déze brug, heeft men fraaie uitzichten op Maastricht, waarbij verschillende oude monumenten zich duidelijk afteekenen. Het noordoostelijk deel der stad, het kwartier van St.-Teunis, wordt thans ingenomen door de fabrieken van Regout en Stevens. Lange jaren deed in dit stadsgedeelte het verhaal de ronde van  108 de IJzeren Dame van Maastricht. Op de plaats, waar nu het bassin en de sluis van de Zuidwillemsvaart zijn gegraven, stond een huis, het zoogenaamde paviljoen der IJzeren Dame. Tot dat huis gaf alleen een smalle waterleiding door het Boerenpoortje toegang. Volgens de overlevering, bevond zich in dat huis de IJzeren Dame, een beeld van ijzer, op de wijze van de bekende Nürnberger Fingfrau, dat zich kon openen om een slachtoffer op te nemen; door daarin geplaatste messen werd het vermoord en daarna in het Maaswater geworpen. Men gelooft echter, dat het heele verhaal door ridders der Duitsche orde, wier commandeurshuis daar ter plaatse stond, slechts werd rondverteld en levendig gehouden, om die plaats door iedereen te doen vermijden en zoodoende daar gemakkelijk te kunnen smokkelen. Bondshotels in Maastricht: Derion O. L. Vrouweplein no. 6 (tel no. 99), Orand Hotel du Levrier et de 1'Aigle Noir, Boschstraat 76 (tel. no. 14). Willems, Stationstraat 42 (tel. no. 380) en „Continental", Kleine Straat 20 (tel. no. 229). Aan het einde van onzen tocht gekomen, zullen we, geloof ik, geen berouw gevoelen, te hebben volduan aan den oproep van den Limburgschen dichter J. Lambrechts, wanneer deze zingt: Ach! laat den reiziger aanstaren, Sicilje's vruchtbare landouw; Hier blinken ook de gulden aren Van Limburg's vlijt en akkerbouw. Wij mogen toonen aan den vreemde De groene zoö, langs stroom en vliet, En rijke kudden in den beemde, Kom, vremdelung, zie wat deze landstreek biedt. Toch zullen velen de opmerking maken, dat talrijke mooie punten niet werden bezocht, veel merkwaardigs niet werd vermeld en veel typisch Limburgsche toestanden niet werden aangestipt, maar eenige beperking in de uitvoering van dit werkje was om verschillende redenen geboden, zoodat veel wat nog te vermelden zou zijn geweest, moest achterwege blijven. Wanneer ge dan weer thuis zijt en den tocht overdenkt, sla dan op het vierde deel van het prachtwerk „Ons Eigen Land" om, aan de hand van de daar gegeven schoone beschrijving van Zuid-Limburg, nog eens veel prachtige plekjes van onzen wandeltocht in uwe herinnering terug te kunnen roepen. En dan zult ge zeker erkennen, dat voetreizen maken de beste wijze is, om het eigen land te Ieeren zien en kennen.  Alphabetisch Register. A. blz. Aambosch 70 Aelbeek 59 Aken 38 Altenberg 79 Amslenrade 62 Arens Qenhoiu 59 B. Banerheide 75 Banholt 82 Barbierstoren 54 Bautsch 71 Beegden •••• 23 Beek 34, 88, 89, 40 Beekstraat 47, 49 Bemelen 97 Bemelerberg 97 Benzenrade 70 Benzenraderhof 71 Bentinck von 32 Berg 28, 95, 96, 97 Bergeroüe 65 Bergheim 82, 83 Berghoven 88 Bergweg 79 Bentzenboven 87 BeschUberg 81 Beusdal 80 Beversberg 86 Birkelpoort 62, 93 Birkelstraat 52 Blauwegrot 95 Blankenberg 98 Bleyberg... 7». 80 Bloemendaal 77 Bocholtz 72, 76, 87 Bökkenhöfke 59 Bokkenrijders 36 Bokkenrijdersweg : 61 Born 29, 30 Bornerbosch 30 Boschstraat 78 Boschberg 26 Bosscherveld : 59 Bouillonstraat 103 Breedestraat 103 Breyl 32 Brigidakapel 82 Broekhem 94 Brugstraat 104 Bru n ss urn 64 Buchten 29 Bunde 44 Buttingstraat 64 C. Cadier 100 Camerig 77, 80 Carisborg 65 Carthils 74 Catsop 40 blz. Cauberg 94 Caumer 71 Caumerbeek 70 Caumermolen 71 Chalet 100, 101 Chaloen 91. 92 Cocksweg 92 Colaris 40 Corisbergweg 71 Crapoel 82 D. Daalde 61 Dael 71 Daelhammerweg 57, 92, 93 De Bek 84 De Doort 28 De Drie Duiven 103 Den Boogaard 29 Den Dries 93 Den Halder 54 Den Schiifeler 71 De steenen Trappen 24 De Ruïne 98 De Verliefde Boomen 95 De Vijf Koppen 103 De Waard 26 Die Schwestern 103 Dieteren 28 Dolsberg 86, 87 Donderberg 25 Drie Beelden , 90 Driedrup 57 Driebenen 60 Dijken 38 B. Echt....... 28, 29 Einde 36, 65 Elkenraad 73 Elsloo 28, 40. 42 Elzeter bosch 76 Emmamijn 64, 65 Epen 80 Eperheide 78, M), 81 Euvefem 82, 83, 86 Eys 73 Eysden 99 Eyserbeek 73, 96 Eyserbosschen 73 Eyserheide 73 F. Pranciscanerkerk 103 Fransche molen 51 Pluweelen grot 56 Q. Gasthuis 9f Gasthuisstraat 70 Geböschke 93  110 blz. Gebroek 28 Gebroken schinnen 37 Geletn 33, SB, 86 Geleenbeek 34 Gemeentegrot 66, 94 Gemmenich 77, 79 Genhoes 91 Oeverik 39 Geul de 51, 81, 88, 89, 90, 91, 94 Geulbrug 87 Geulem 4», 95 Geulemei molen 96 Geulle 43, 44 Geulpoort 61 Goede laad 74 Gezellenhuis .*. 61 Qrael heide 32, 84 Grendelplein 94 Grendelpoort 94 Gronselenput 88 Gronsveld 98,100 Gronsvelder landweg 98 Groote Straat 52 Groot Haasdal 94 Gryzengrübben 60 GuId i 81, 82, 83, 84, 90 Gulpbrug 81 Oulpen 78 83, 86 Oulperberg 74, 82, 83, 86 H. Habets 45 Haet en Neyt 103 Halleitoren 6* Hamstraat 21 Harles 77 Heer 100 Heerlen 69 Heerlerheide 66. 65 Heesberg .' 71 Heirge 38 Heiberg *8- 69 Heidehof 67 Heidemaatschappy 86 Heidens Hondstraat 103 Heihoef 67 Heisterbtug 36 Heitgracht 94 Heksenberg 66, 67 Heksenkeuken 65 Helle 60 Helpoort 103 Heistraat 103 Hendrik Staatsmijn 66 Herkenberg 45 Herten 23 Hertogenbosch's 1—11 Het Bat 54 ,. Geuldal 92, 94 „ Klooster 103 „ Park 95 Heugem 99, 100 Heunsberg 50. 92 Heuzeri erg 38 Heijenrat 82 Heijhof 69 Heystersteeg : 64 Hilleshagen 76 Hindenburg 78 blz. Hingen 27 Historische grot 56 Hobbelraede >.. 38 Hoensbroek 62, 63 Hoeve 38 Holset 77 Hols wijk 50 Holtum 29 Homburg 78 Hoofdwacht 103 Hoogcruts 81. 82 Hoog—Hees 71 Hoogwaard 100 Hoosten 26 Hom 21, 22, 23 Hotels...22, 28, 33, 44, 47, 58, 59, 69, 75, 78, 80, 84, 87, 108 Houbestraat 82 Houthem 95 Houthemerweg 61 Huls... 72 Hulsen 44 Humkoven 49 Husken ;.. 70 Hussenberg 48 I. Imstenrade 72 Imsterahof 72 Ingber 88 J. Jan Deckerstraat 51 Jeker 102, 103 K. Kanjolbeek 28 Kapel in 't Zand 24 Kapel van St Rosa 84 Kapellerlaan 22, 24 (Catacomben 65 Kasen • 45 Kasteil Oost 92 Keer 98, 100 Kerkstraat 52, 78 Keulensche baan 25 Keutenberg 88, 90 Kitskensbcrg 25 Klein Genhout 38. 69 ., Haasdal 69 ., Weisden 98 Kloostergrot 95 Koekelberg 36 Koepelgrot 56, 96 Kolleberg 34 Kolmont 39 Kommen de , 102 Kouvenraderstraat 61 Kraanpoortstraat 23 Krahwmkel 32 Krekelenberg 88 Kroddeleik 79 Knusstraat 49 Kuileneinderstraat 49 L. Laeffeld 102 Landraad 82  111 blz. Lange Bergweg 79 Laurensberg 73 Ledderweg 60 Leenhof 71 Lemiers 73, 77 Leijenbruek 34 I Lichtenberg 67, 71, 101 f Umbriclit 31 Limbrichterbosch 31 Limburgerstraat 33 'Lindenlaan BI Littemala 77 Lontzen , 79 . Loreto ..] 75 ' Louisegroewe 32 Louwberg 102 Louxtoren 54 Lutterade 32, 36 Lijkweg 95 M. ' Maas 99, 100 Maasbrug 104 Maasaal 97—101 Maasniel 25 Maastricht 102 Maastrichterlaan 77 ;. Mamelis 76 Margraten 98 , 'Markt 22, 69 Maurits 32 Mechelen 76, 80 Meerssen 40, 44, 45 Meesenbioek , 69 Meienbroek 79 :• Mellichet 76 Melick 26 Melicker heide 25 I Merum 21 Mheer 81, 82 Middelgraaf 28 Minderbroederskerk 103 Mlrgelsbeig 73 ! Modelmijn ,.., 57 Molenbeek !.62, 66 Molenberg 71, 97 , Molenweg 36 Montfort 21 27 Monument .' 94 Moorveld 44 ; Moresnet 78 Muningsbosch .,..!!.'!)" 26 .Munsterabdij 21 . Munstergeleen 25 . 'Munsterhotel 22 Munsterkerk 21 Munsterplein . . . .. .21, 22, 24 Muntstraat , 52 N. Nagelbeek 38 Neder Canne ,..'.'!! 102 Nederste Molen 51 Neerstraat .'.' ."22, 24 Neubourg 'J,'*. 82 Nieuwenhagen 68 Nieuwenweg \'" ' 51 ' Nieuwstadt 'J \ [\ [ 29 Nieuwstraat 26 blz. Niswijlre 76, 76 Noorbeek 82 Noormannen 39, 42 N. Dame de Lourdés 97 Nuth 60, 61 O. Odapark 61 Odilia 25 Olrsbeek 35 Onderste Caumer 71 Herkenberg 45 Puth 35 Ons Thuis 61 Ooi 21, 23 Openluchttheater 55 Opboven V 34 Oranjelaan '.,' 51 Oranje Nassau 1 61 Oranje Nassaustraat ... 69 Orsbach '76, 80 Otgerus 25 Oude Kerk ! 37, 38 Oud-Valkenberg 52, 89,' 90,' 92, 93 Overmaze 52 Palenberg 67; Papenstraat ? Paredisstraat 22, Parklaan 33,' Paters Jezuïten ' Pater Vinck Palerinestraat Pesaeken Petit Lanaye Platsbeek Plechelmus ' ,) Plenkert ! . . . . 62, Polferbosch Pompstation "!!.'!.'!! Prins Bisschopsingel........... Proostdij '.'.'.*.'.'.'.! Putberg Puth. Putsteeg Puthitraat Putterweg '.'.'.'.'.'.'.'.'.'.'.'..'.[ R. Raren Ravenbosch . . 50, Reimersbeek Reusberg Reuzentrap !;■!!! X* Reymerstok ..!!!!)'( Riessenberg Roer, de — !!!]!21, 24, Roermond 21', Rompen Roode Beek «W Rooth '.'.'.'. '"■ ' Rothem ... Rott .;.•.-.'.'.:.';.'■**'■>;; Rotspark '52 Ruïne Ry ckholt '.' 69 103 24 34 59 103 52 83 102 60 25 94 56 94 108 47 71 36 45 34 60 79 94 61 88 51 82 98 25 22 64 66 76 45 76 64 'J3 99  112 S. blz. Salette Gegelsberg 84 Schaesberg 67, 68, 90 Scheyt 60 Schepenberg 48 Schiepersberg 98 Schimmerl 36 Schinnen 36 Schin op üeulle 89 Schinplein 36 Schöndelen 25 Schoonbron 90 Schrijversheide 66 Schuurenberg 61 Selzerbeek 76, 78 Sibbe 72 Sibbergroeve 72 Sibbergrüobe 92 Simpelveld 76 Singelweg 103 Sint Anthoniusbank 97 ., Gerlach 47 1 ,. Geertruid .81, 82 „ Jansgeleen 37 ,. Jans Grübbe 72 „ Janskerk 103 „ Joost 27 „ Latnbertuslaan 103 „ Maartensbron 30 „ Odiliënberg 25, 26 „ Pieter 99, 102 „ Pietersberg 97, 98 „ Pieterstraat 103 „ Servaaskerk 103 Sippenaken 80 Sittard..... 33 Sittarderweg 51 Sittarderpoort 29 Slavante ïoo, 101 Slenaken 81, 82 Sneeuwberg 87 Snijdersberg 43 Spaubeek 37, 38 Stadpark 51 Stationstraat 104 Steenenbrug 24 Steenstraat 22 Steenweg 73 Steijn 28, 41 Stoepert 50, 94 Stokhem 80 Straabeek .._ ' 50 Streeperboscb '. 67 Susteren 28, 66 Sweikhuizen 37, 38 Swentibold 28. 30 T. Taterbrug 54 Teerlings 27 Tentstraat 78 Terblijt 97 Terlinden 82 Terpoorten 80 blz; Teuven 8S Thul 621 Torentjes by de kerk 102 Treebeek 64 Trichtergrübbe ] 94; Trichterpoort 54 Trintelen 7» U. Ubachsberg 71, 72 Urmond 28! V. Vaals 77, 79, 80, 87 Vaalsbroek 79 Vaalserberg 77, 78' Vaesrade 61 Valbrug 511 Valkenburg .51, 52, 53, 67, 58, 92. 93, 94| Varenbeuker 66; Veurterpoort 29; Viergrenzenweg 7É Vilt ..' 95: Visé 102! Vliek 49"! Vlootbeek 26! Vogelbosch . 57, 92! Volderstraat 49 Voorbeek 80 Voorstad 331 Vos . 27, Vroenhof 48' Vrouwenheide 72 Vrijthof 't 103! Vylen 73, 76, 79 80, 87 Vylerbosch 76] W. Walram 93 Walramplein . 57 Watersleyhof 35 Waterval 49 Webrig .:!.].'.} 38 Welterberg ,.,. 711 Wllhelminamijn 711 Wilhelminatoren 59, 92. 98, 94 Wilhelminaweg luil Wintraak... .. 351 Wiro 26 Wittem 29, 73, 86 Wolfhaag 79 Wolfrath 29 1 Wijlré . . .88, 86, 871 Wyngaardsberg 49] Y. Yzeren 92 Z. Zwanengracht 108 I Zwartbroekstraat 22, 24 3  Verzameling der Wijzigingen op het boekje Te Voet door Zuid-Limburg. 2e druk. BI. 35. Regel 10 v. o. Aanvullen met: die reeds geruimen tijd in werking is. BI. 41. Regel 3 v. b. Aanvullen met: > het Schoor of de Scharberg, waarop Elsloo ligt. BI. 47. Aan het nieuwe gedeelte van den straatweg bij Rothem . ligt het Hotel Bröckeler, waar tevens gelegenheid is tot roeien en zwemmen in de Geul. * BI. 48. Regel 3 v. o. Van af „waar" t/m. „geplaatst" vervalt. Regel 5 v. o. Achter ,,of" inlasschen „over de beek". BI. 52. Regel 9 v. b. Het woord „worden" te lezen „werden". Regel 11. Achter „slot" inlasschen: Het huis aan de zuidzijde van de Berkelpoort is thans afgebroken om een rijweg te maken, die niet meer door de nauwe poort gaat. De Berkelstraat heeft hierdoor veel van het typische oude uiterlijk verloren. BI. 53. Regel 18 v. b. Het getal „0.15" te lezen „0.25". BI. 54. Regel 7 v. o. Het getal „0.20" te lezen „0.25". BI. 56. Regel 12 v. o. Het getal ,.1.25" te lezen „0.75". BI. 75. Regel 12 v. o. Na „bach" inlasschen: Tusschen Banerheide en Bocholtz hebben met goeden uitslag proefboringen plaats gehad, zoodat de mogelijkheid bestaat, dat binnen aizienbaren tijd bij Bocholtz een kolenmijn zal komen. BI. 101. Regel 17 t/m. het woord „ruïne" op regel 10 v. o. te lezen: ' Uit de grot gaan we bij het Chalet langs het in verband met de afgravingen gemaakte pad naar de ruïne van den Lichtenberg; het pad voert ons door net bosch en klimt gestadig. Men kan hier goed de verwoesting aanschouwen, die het afgraven van den berg door de Belgische Maatschappij te weeg brengt. ' BI. 107. Regel 4 en 16 v. b. Het woord „Straat" te lezen „Staat". i Regel 22 v. o. Aanvullen met: (Entrée f 0.35 p. p.) Men vindt I er o. m. de nabootsing van een opgegraven Romeinsche villa. \ Febr. '25.   TB VOET DOOR ZUID-IIMBUHO Tweede Druk. WTZIGINRSBLAD Bo.1. Bovengenoemd boekje wordt gewyzigd en aangevuld als volgt: BI.22. Regel 19 v.b.Het woord "gevat" te lezen "ge"val". BI.22. Laatste regel vanaf "beeld" te lezen: "beeld verdween.Thans is de kerk hersteld en "het beeld herplaatst onder het kruis dat de "spits van het portaal vormt". BI.25. Regel 15 v.b.achter "ligt" een.plaatsen en "opnemen: ■waarin thans door de Paters Camelianen uit "Vaals een Sanatorium voor drankzuchtigen is "gevestigd". BI.33. Regel 3 v.h. "ia" te lezen ""is". BI.40. Regel 18 en 19" te lezen:"de bondshotels Cola"ris (tel.Ho.10) en Parkhotel (tel.Ho.65).- BI.42. Begel 8 v.b."de" te lezen "der". BI.42. Regel 9 v.b. De "«" en laten volgen: "Waartoe men aan de geheel herstelde poort "moet aanschellen. BI.42 en 43.Zoolang de werkzaamheden aan het Juliana"kanaal niet geëindigd zyn,wordt het gedeelte "van de wandelroute door het broekland lange "de Maas over Geulle uitgeschakeld,en wordt "bl.42 regel 8 v.o. t/m "loopt" op regel 21 "van bl.43 vervangen door het volgende: "Ma het dorp Elsloo te zyn doorgewandeld,tot •den aan het einde naar de Maas loopenden weg •met de typische hooge stoepen met ringen,waar•aan vroeger de paarden werden vastgemaakt, kan "men aohter de kerk de werken aan het kanaal "van naby in oogensohouw nemen, •■en gaat dan terug door het dorp,tot den eer■sten driesprong by het kapelletje,daar rechts•af en op den volgenden driesprong weer rechta"af,langs de spoorbaan en dan links over de voet "brug.Langs den rand der ingraving volgt men de "spoorbaan tot een diepe ingraving,een regulee•ringssleuf.Mooi vergezioht over de baan heen "op het Maasdal.Men houdt dan de zooevengenoem"de sleuf aan de reohtefhand en daalt,waar deze "naar de spoorbaan ombuigt,langs een voetpad "af "f" het dal by de Poort in de spoorbaan. "B«n paar tydelyke bruggetjes voeren over het "beekje,waarna men spoedig klimt.Links ligt ■na de Hussenberg en al spoedig bereikt men,by ■de poort over den weg naar Oeulle.weer de   -2- ouae wanaeiwefproute.ffien kan hier door de Poort "naar Geulle gaan om ook daar den kanaalbon» "te bezichtigen. "San terug en tegen den Hussenberg op. "De route Elsloo-Huesenberg wordt hierdoor tv"delyk 2.6 K.M. " BI.49.Regel 11 v.b.Te lezen:"Op den eersten driesprong reohtsaf en by de bank",enz. Regel 8 v.o.Te lezen:"Op den viersprong van pa"Jen,vanwaar men links vooruit de vyvers en het "huis ziet.liggen,slaan "we",enz. BI.50.Regel 21 v.b.t/m "gaan" op regel 26 v.b.te le"zen:linksaf tot op den viersprong by het kasteeltje met torentje «t Bökkenhöfke.We zyn nu "dicht by de 40 M.hooge watertoren van Sohim"mert waar we op de bovenste verdieping van het "prachtige uitzicht kunnen genieten en in het "daar gevestigde restaurant kunnen uitrusten(Toe"gang fl.0.20). "We gaan dan terug en by het Kasteeltje rechthui* naar het Klooster Ravensbosch.Hier rsohts"af en op den viersprong by het Kruis houden we reohts den landweg in over het hooge bouwland "op den Stoepert. "Het inspringend gedeelte vervalt. BI.52.Regel 17 v.b.aohter "Kataoomben"ópnemen: "Reohtuit aan den Cauberg ligt de Loerdesgrot". Bl.59.Regel 12 v.b.Vanaf "by de" t/m het einde van den zin op regel 14 v.b.te lszen:"Voordat men "by de poort van het klooster komt,volgen we "rechtsaf het zwarte wegje,en slaan kort daar"na links het nieuwe pad in,dat al spoedig be"gint te stygen,en langs het park van het kloos"ter loopt". BI.63.Regel 12 v.b. vanaf "is" t/m regel 13 v.b.te lezen:was byna geheel een ruine geworden,maar is nu aangekooht door de Vereeniglng Ave Rex "Christe ten einde het in gebruik te nemen voor patronaat en bibliotheek,nyverheidsonderwys "en huisindustrie! B1.66.Regel 14 v.b.laten vervallen:"en een woonwa"genkamp". B1.68.Regel 19 v.o.Vanaf "la ds" t/m "toegestaan" op "regel 17 v.o.te lezen:"vroeger kon men in de "boerdery vergunning vragen om hst kasteel te bezichtigen,hetgeen thans wegens bouwvallig"heid niet meer wordt toegestaan." m*7,3/?98*1 3 ▼•°«Te lezen:"te gaan zitten",ens. AL.79.Regel 11 v.b.De woorden "het (derde)bergweg- "je in" te lezen:"by den ingang van het sport"terrein het bergwegje in. "Even varder weer reohtsaf (by het paaltje) en "op den volgenden driesprong reohtuit.Daarna "slaan we links sen voetpad in".   -3- Bl.öO.Regel 17 t/a 20 v.b.vanaf -het" te lezen:"de ho- "tels "De Kroon en Tienhof". m*fi?'5«ffi ?,V,0# 'yo°rbeek" moet lolden "Noorbeek". B1.82.Regel 13 v.o. "landraad" moet zyn "Landerade". Regel 1 v.o. vervalt. Bl.83.Regel 1 en 2 v.b.Te lezen:"heeft men links,tussonen de hooge canadaboomen door,een aardiv re "zioht op de vallei van", enz. ^ b ?heg^3ei,2nz:HeQl,nrg" te ^^'^ *» Mfalïge:,^eie|n?:"By beMden Regel 14 v.b.Te lezen:"Stroomopwaarts".enz. Itlll li v~'b*£?af"VTer0p" t/m 18 ^.^vervalt. Kegel 22 v.b.Het woord "waar" te lezen "gaan". "vflt. 3 T*l)-Yanaf "«aan» t/m regel 30 vfbfver- Hegel 31 v.b.Te lezen"We dalen nu by» enz. nfnLLV,0^an te J*11*11 me*:"t>y de trambaan "L^chtaSoulenlS?11*8 °V6r de trambaan en da— dR|gni.awI*I:Kt2erkï. '^^'o^n: "tegenover m n. 2egeJ £ Mm 3 o.vervalt. B1.84.Regel 7 t/a 9 v.b.vanaf "kerkje» t/m "datum-te lezen:het kerkje is afgebroken.de oude toren staat er nog". Regel 11 en Ï2 v.b.te lezen:-Hotels de la Poste" ziet».18 V,b,te lezen"r«ehterhand een herbergje t,, o„ ?e«ell9 "Segelsberg" vervalt. m*92'^1 7 V*ï*vAohter "re<**8" ÏS« volgen: ■door een hak met zydoorgang". "vfrvallln!*1'8 woorden"-het *>Boh is gekapt-", --ff- ï4 de woorden "rechtsaf op den Koe- weg te lezen "op den Koeweg.waar we rechtsai gaan", •Sft1»if«2nvï5*V,b,Te l8*en:"Door het hekje en k°mJ men 0p *"•* Plateau,waar een .IwPmd+d°0r het bouwland voert,dat,na de krui"en^Ln" «rasweg,overgaat in eeA landwegje 11^en 12 T'°'Te lezen:"uitloopt:op den m qz óm00nien,*flsaproxig door",enz. * * P • vefvallen! w0«den "langs café Walram» •J5S1»17 T^'Ha'Bochten-laten volgen:"-naar boeven gaande,reohtshoudend-". ?!S2i I2 6n ?'l"D""*lr café Walram» vervalt. %'vcor'kór?^" "B^l8^aat"laten volgen: Regel 5 v.o.Het woord "is" te lezen "was-   -4- Regel 3 v.o.Aanvullen met:"Het wegbreken van "het huis naast de poort,om den weg te ver"breeden,heeft dit oude aanzien verstoord". BI.98.Regel 4 v.b.Ha het woord "om" laten volgen: "—na de trambaan Maastricht-Gulpen te zyn "gekruist-" BI.101.In de wyziging aohter"gestadig"(Zie de Verza"meling der Wyziging van Febr.*25) opnemen: "Br zyn thans door de Cementfabriek trappen gemaakt die van Slavante en van het Chalet "by dan ingang der grotten naar boven leiden. "De ruïne zélf mag niet meer worden bezocht, "maar aan den voet van den bouwval is toch ook "het schitterend uitzioht nog waar te nemen. "By Slavante staken thans vier hemelhooge "sonoorsteenen boven den St.Pietersberg uit". Kaart bl.9.De roode lyn van Bergheim loopt, "in verband mat de wyziging op bl.82 en 83, "rechtuit z.w.waarts naar Grapoel. "De rooda lyn van den viersprong o.van Gr.HaasMal tot het oyfer 134 vervalt,en moet getrok"ken worden naar B8kkenh9fken,dan z.o.waarts "om het Klooster Ravensbosoh haan en varder "z.w.waarts naar genoemd punt 134. Herdruk 1931.De oude wys.bladen 1 en 2 vervallen.   Verklaring- der teekens en Meuren fömde/urey. i^^TZ Kruis of-Kopal - ■ (vfrmewrvp X /^/yf'jv.;?/ = ,Zaru£--7iosch -irfbmdu/ecj!. -f^^Mruy Shus. ^\^J)uüa>r. FoetpaaT'. Banxr en &,. i Spooruretjr. ^f^J KilonuslivyyaaZ IfaMtvpönapZmta&e. ■#<• o%/kr.rycven de hotyrU van ^-^^7vvim«,^ tn aarUey. tiet terrein ompi inJketerv tav Jc4./'. Stetn&oo/frnyn,. talBlif "^ B.M. Sruin&oofcnyrz.. M P. Kaxernr- Jf/Yifazre -/Jo7ï/s*. Schaal i: 50000. _ Schaal i: 50000.