*^*2_ huurman & Jordens. N_°._18. • ZEGELWET 1917 BK WET van 22 Maart 1917, Stbl. n°. 244, gewijzigd door de wetten van 23 Mei 1917, Stbl. n°. 437 en 27 Juni 1919, Stbl. n». 432, voorzien van korte aanteekeningen, het Koninklijk besluit ter uitvoering der wet en van een alphabetisch register, door H. W. DE WILDE Directeur der Registratie en Domeinen te Leeuwarden VIJFDE DRUK ZWOLLE - W. E. J. TJEENK WILLINK - 1919 0.60 Voor mogelijke aanvullingen en wijzigingen zie men ucbtsr het register.     ZEGELWET 1917 WET van 22 Maart 1917, Stbl. n°. 244, gewijzigd door de wetten van 23 Mei 1917, Stbl. n°. 437 en 27 Juni 1919, Stbl. n°. 432, voorzien van korte aanteekeningen, het Koninklijk besluit ter uitvoering der wet en van een alphabetisch register, Directeur der Registratie en Domeinen te Leeuwarden door H. W. DE WILDE VIJFDE DRUK ZWOLLE W. E. J. TJEENK WILLINK 1919   INHOUD. Zegelwet 1917. Blz. Hoofdstuk I. Algemeens Bepalingen. Artt. 1—22- . . 5 Hoofdstuk II. Van het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier. Artt. 23—33. 18 Hoofdstuk III. Van het zegelrecht van bewijzen van ontvangst van gelden, rekeningen, declaratiën, diploma's van lidmaatschap en toegangsbewijzen. Artt. 34—40 . . 35 Hoofdstuk IV. Van het zegelrecht van paspoorten, jachtakten en besluiten, houdende verlof tot het aannemen van vreemde ordeteekenen, titels, rang of waardigheid, vergunning tot verandering van geslachtsnaam en verleening van adeldom. Art. 41—43 . . 41 Hoofdstuk V. Van het zegelrecht van polissen van verzekering en van bewijzen van verwaarborging. Artt. 44—50 . . . .44 Hoofdstuk VI. Van het zegelrecht van wissels, orderbriefjes, kassierspapier, bankpapier en ander papier aan toonder, assignatien enz. Artt. oi—oo v- Hoofdstuk VII. Van het zegelrecht van de bewijzen van huur en verhuur. Artt. 56—59 . . 5' Hoofdstuk VIII. Van het zegelrecht van effecten. Artt. 60—74 • 6 Hoofdstuk IX. Van het zegelrecht van nota's van makelaars en commissionairs in effecten, enz. Artt. 75—81. .... ' Hoofdstuk X. Van de vervolgingen, verjaringen, enz. Artt. 82—89 7 Hoofdstuk XI. Slot- en overgangsbepa- Artt. 90—100 7  — 4 — B IJ L A G E N. A. Wet van 23 Mei 1917, S. 437, houdende wijziging der Zegelwet 1917 .... 86 B. Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273, ter uitvoering van de Zegelwet 1917. 88 C. Resolutie van den Minister van Financiën van 21 April 1917, n°. 121, ter -uitvoering van dat besluit ... 96 D. Wet van 27 Juni 1919, S. 432, houden¬ de wijziging der Zegelwet 1917 . 100  Art. 1 WET van 22 Maart 1917, S. n°. 244, tot heffing van het recht van zegel,* gewijzigd door de wetten van 23 Mei 1917, S. n°. 437 en 27 Juni 1919, S. n°. 432. Wu WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassatj, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het tot aanvulling der Rijksmiddelen noodig is, de belasting, welke onder den naam van recht van zegel geheven wordt, nader te regelen en andere bepalingen vast te stellen ter verzekering van de heffing dier belasting; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze : HOOFDSTUK I. Algemeene bepalitigen. Art. 1. Onder den naam van zegelrecht wordt eene belasting geheven van * Bij missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken en van Waterstaat, Handel en Nijverheid aan de Gedeputeerde Staten der provinciën van 3/6 Maart 1906, n°. 1819, afd. B. B., zijn, naar aanleiding van een verzoek van den Minister van Financiën, de provinciale-, gemeente- en waterschapsbesturen uitgenoodfigd, zich met vragen, betreffende o. a. de toepassing der Zegelwet, te wenden tot de ambtenaren in den dienst, de inspecteurs en de ontvangers en dus het vragen van inlichtingen rechtstreeks aan het  Art. 2 - 6 de in deze wet genoemde stukken, overeenkomstig de daarbij gestelde regelen.1 Art. 2. De belasting wordt voldaan : door gebruik van gezegeld papier t>f van plakzegels van wege hit Rijk uitgegeven ; door gebruik van buitengewoon gezegeld papier, of door betaling van het verschuldigde recht aan 's Rijks ambtenaar, een en ander vólgens de regelen bij deze wet gesteld. Deze wet verstaat: onder het Rijk, het Rijk in Europa; onder papier, tevens perkament en iedere andere stof, waarop de aan zegelrecht onderworpen stukken zijn gesteld ; onder buitengewoon gezegeld papier, papier, dat op verzoek van belanghebbenden van Rijkswege gestempeld is ; onder 's Rijks ambtenaar, de ontvanger van de registratie of van het zegel met de ontvangst van zegelrechten belast. Art. 3. Het papier van wege het Rijk uitgegeven zal, behalve van een of meer bijzondere merkteekens, voorzien zijn van een afdiuk van den zegelstempel aan de bovenzijde. De afdruk van den zegelstempel en de plakzegels wijzen het bedrag van het zegelrecht aan. Departement van Financiën te beperken tot die gevallen, waarin daartoe eene bijzondere aanleiding bestaat. Bij brief van den Minister van Financiën d.d15 Juni 1917, n°. 193, aan de directeuren der ' registratie en domeinen, werd hetzelfde te kennen gegeven omtrent inlichtingen, door particulieren en instellingen gewenscht. 1 Opcenten worden alleen geheven van het zegelrecht van buitenlandsche effecten. Zie de noot onderaan bladz. 62.  — Art. 5 De bijzondere merkteekens, de afmetingen van het papier, voor zoover deze niet bij artikel 27 zijn vastgesteld, de vorm der plakzegels en die der stempels, welke voor de zegeling van papier worden gebruikt, worden door Ons bepaald.1 Art. 4. Het is een ieder, die niet door of van wege het Departement van Financiën daartoe aangesteld of gemachtigd is, verboden gezegeld papier of plakzegels te verkoopen of uit te geven. * Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van honderd gulden verbeurd. Art. 5. Alle stukken, gesteld op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven, moeten zijn aangevangen aan den voorkant, naast of onmiddellijk onder den afdruk van den zegelstempel, en regelmatig vervolgd worden. De afdruk van den zegelstempel mag zoo min op de vóór- als op de keerzijde door letters of cijfers bedekt, noch op eenige wijze onkenbaar gemaakt of beschadigd worden. De plakzegels mogen op geenerlei wijze onkenbaar gemaakt of beschadigd worden en moeten worden gebruikt op de wijze door Ons te bepalen. * 1 Het merkteeken is een watermerk, bestaande in het woord „Nederlanden". Zie voor een en ander Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B.). 2 De plakzegels — ook de beurs belastingzegels — zijn, behalve aan de kantoren der registratie enz., ook verkrijgbaar aan alle kantoren der posterijen. Verg. ook art. 89. 3 Zie Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). Het gebruik van plakzegels, door middel van een perforeermachine van initialen voorzien, is niet in strijd met art. 6 en art. 12 van bovengenoemd besluit.  Art. 6 - 8 — Indien in strijd met een dezer voorschriften is gehandeld, wordt het stuk als ongezegeld beschouwd. Art. 6. Indien een stuk, onderworpen aan eenig ander zegelrecht dan dat naar de oppervlakte van het papier, te omvangrijk is om in zijn geheel op het in gebruik genomen gezégeld papier te worden gesteld, kan voor het overblijvende gedeelte ongezegeld papier gebezigd worden, mits het recht, voor het geheele stuk verschuldigd, is voldaan.1 Art. 7. De wijze waarop 's Rijks ambtenaar doet blijken van de voldoening der zegelrechten van de stukken, die hem ter zegeling worden aangeboden, wordt door Ons bepaald. • De Staat is aansprakelijk voor de schade, welke ontstaat door het teloorgaan of de verminking van een stuk, terwijl dit zich aan een kantoor van registratie of van het zegel bevindt. * Art. 8. Door notarissen mag voor hunne aan zegelrecht onderworpen akten alleen gebruikt worden perkament of het van wege het Rijk uitgegeven papier. 4 Het plakzegel mag alleen gebruikt worden voor de stukken, waarvoor zulks uitdrukkelijk is bepaald. 6 Bij overtreding wordt het stuk als ongezegeld beschouwd. 1 Dit geldt b.v. voor notariëele huurakten (art. 56). 2 Zie Kou. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). 3 Volgens art. 11 der Registratieset 1917 is de Staat aansprakelijk voor de schade, ontstaan door het teloorgaan of de verminking eener akte, terwijl zij zich aan een kantoor van registratie bevindt, of ingevolge art. 18 dier wet aan een inspecteur der registratie is afgegeven. 4 Zie echter art. 6. 5 Zie de artt. 39, 47, 52, 54, 58 en 75.  9 - Art. 11 Art. 9. Br bestaat geen-overtreding, indien eenig stuk niet op bet daarvoor bestemde, maar op een ander van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier is gesteld, indien de belasting ten volle is voldaan.1 Art. 10. Wegens één stuk is slechts< één zegelrecht verschuldigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 35, 56 en 75. Het recht wordt bepaald door de hoogst belaste beschikking of verklaring. 2 Behoudens de in deze wet vermelde uitzonderingen, is elk afzonderlijk stuk aan een afzonderlijk zegelrecht onderworpen en kan een gezegeld of van plakzegel voorzien papier, dat reeds voor een stuk is gebruikt, niet voor een ander aan zegelrecht onderworpen stuk worden gebezigd, zelfs al ware het eerste doorgehaald of op eenige andere wijze vernietigd. * Ingeval .van overtreding wordt hetgeen na het eerste stuk op het gezegeld of van plakzegel voorzien papier voorkomt beschouwd als op ongezegeld papier te zijn gesteld. Art. 11. Behoudens de uitzonderingen bij deze wet gemaakt, zijn de verschillende exemplaren van een stuk alle aan hetzelfde zegelrecht onderworpen. * Afschriften en uittreksels van onderhandsche stukken door een of meer der partijen onderteekend, zijn aan het- 1 Een formaatzegel mag dus worden gebruikt voor eene huurakte, voor handelspapier enz., mits slechts de verschuldigde, belasting is voldaan. 2 Verg. de artt. 41 al. 4 en 44 al. 6. 3 Zie de artt. 31, 36, 45 al. 3, 52 en 66. 1 Zie de artt. 41 al. 3, 45, 51 al. 7, 57 lr. b en 79 n°. 3.  Art. 12 — 10 zelfde zegelrecht onderworpen als de oorspronkelijke stukken.1 Afschriften en uittreksels, door ambtenaren als zoodanig opgemaakt en onderteekend, worden, voor de toepassing dezer wet, met akten van die ambtenaren gelijkgesteld. 2 Afschriften en uittreksels, uitsluitend ter voldoening aan administratieve voorschriften van openbare besturen en instellingen vervaardigd, zijn vrij van zegelrecht. Art. 12. Alle hier te lande wonende personen, die eenig aan zegelrecht onderworpen stuk opmaken of afgeven, of op zoodanig stuk hun handteekening stellen, worden geacht het stuk hier te lande te hebben opgemaakt of afgegeven, of daarop hier te lande hunne handteekening te hebben gesteld, zoolang het tegendeel niet aannemelijk is gemaakt. De vermelding op het stuk, dat deze handelingen in het buitenland plaats hadden, is daartoe niet voldoende. Art. 13. Voor de toepassing dezer wet worden stukken, welke voorzien zijn van een paraaf, het facsimilé van een handteekening of paraaf, of den afdruk van een naam: of paraafstempel, » als onderteekende stukken beschouwd. Art. 14. Iedere vermelding in of op ■eenig niet behoorlijk gezegeld stuk, waarbij de onderteekenaar of de uitgever van dat stuk zich verbindt het door een behoorlijk gezegeld te vervangen en iedere aanduiding, vermelding of 1 Verg. echter de artt. 45 en 51 al. 7. 2 Verg. echter art. 57 lr. c. 3 Als afdruk van een naamstempel te beschouwen een afdruk van den stempel van een gemeentebestuur.  11 — Art. 15 overeenkomst, welke ten doel heeft eene overtreding van deze wet aan de kennisneming van 's Rijks ambtenaar te onttrekken, alsmede iedere overeenkomst, welke de met-vervulling van eenige bij deze wet opgelegde verplichting of de verkorting van eenige bij deze wet toegekende bevoegdheid ten doel heeft, is nietig. Art. 15. Het is aan rechters, scheidsmannen, departementen van algemeen bestuur, besturen van provinciën, gemeenten, waterschappen en andere door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instellingen, en aan daartoe behoorende ambtenaren verboden bij hunne beslissing of beschikking rekening te houden met den inhoud van. eenig stuk dat, hoewel aan zegelrecht onderworpen, ongezegeld of niet voldoende gezegeld te hunner kennis wordt gebracht. 1 Voor iedere overtreding is verbeurd eene boete van honderd gulden. De overtreders zijn bovendien gehouden tot betaling van de rechten, verschuldigd wegens de stukken, waarvan het recht niet is voldaan, behoudens verhaal op wien het behoort. De bepaling van het eerste lid is niet toepasselijk op de stukken overgelegd : 1°. ingevolge artikel 147 — of, als bescheiden tot staving der rekening, ingevolge de artikelen 775, 777 en 787 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ; 2°. als stukken van vergelijking in geschillen over de echtheid of onechtheid van geschriften ; 1 Verg. art. 20.  Art. 16 — 12 - 3°. als bescheiden tot staving van de eigen aangifte van faillissement en van het verzoek tot bekoming van surséance van betaling, bedoeld bij de artikelen 1 en 213 van de Faillissementswet; 4°. in strafzaken. Indien zich onder de hiervoor uitgezonderde en ter griffie overgelegde stukken niet behoorlijk gezegelde bevinden, is de griffier verplicht die stukken vóór de teruggave ter hand te stellen aan 's Rijks ambtenaar1 ter constateering van de begane overtredingen. Wordt door den griffier niet tijdig aan deze verplichting voldaan, dan verbeurt hij eene boete van honderd gulden. Art. 16. Indien in eene notariëele akte een aan zegelrecht onderworpen stuk (uitgezonderd authentieke akten, afschriften en uittreksels daarvan, akten, welke overeenkomstig artikel 6 der: Registratie wet 1917 worden overgelegd * en effecten) wordt vermeld en indien een zoodanig stuk, met of zonder aanhechting, als bijlage van eene notariëele akte wordt bewaard, is de notaris verplicht in die akte op te geven : * a. indien het stuk ongeregistreerd is, het bedrag van het zegelrecht voor het vermelde of bijgevoegde stuk betaald; b. indien het stuk geregistreerd is, kantoor en dagteekening der registratie. 1 Dit kan gebeuren nadat van de stukken gebruik gemaakt is. 2 D. z. de niet aan een termijn van registratie onderworpen akten, die in eene notariëele akte worden vermeld. :1 De Staat heeft bij de naleving van dit art. geen belang wanneer in eene notariëele akte wordt verklaard, dat een daarin vermeld stuk is gehécht aan eene vroegere voor denzelfden notaris verleden akte.  13 — Art. 17 Als volgens die opgave het vermelde of bijgevoegde stuk niet van behoorlijk zegel volgens de wet is voorzien, zal de notaris verplicht zijn dit stuk, bij de aanbieding ter registratie van de notariëele akte, gelijktijdig ter zegeling over te leggen.1 Deze verplichtingen vervallen echter, indien het bedoelde stuk zich niet in de macht bevindt van hen, die partij zijn bij de notariëele akte, en zij dit in deze akte verklaren. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op het in bewaring nemen van olographische en geheime testamenten, benevens de omslagen daarvan 2 en op de vermelding van stukken in akten van boedelbeschrijving en in processen-verbaal van vergadering, van verzending, van uitloting of van vernietiging van stukken. Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijftig gulden verbeurd. - ■ Art. 17. Het is aan rechters en andere ambtenaren » verboden om een register, aan zegelrecht onderworpen, te kantteekenen of te waarmerken, indien niet alle bladen van het register gezegeld zijn. « Het is aan ambtenaren verboden handteekeningen te legaliseeren op aan zegel- 1 Verg. art. 21. 2 Verg. art. 26 Ir. a. 3 Hieronder valt ook een door ambtenaren vertegenwoordigd college, b.v. dat van Burgemeester en Wethouders. ;4 Onder de hier bedoelde registers vallen de m art. 23, 5°. bedoelde, die volgens art. 31 het Kon. Besluit van 1 Augustus 1828, t>. 52, door den Kantonrechter moeten worden gekantteekend en gewaarmerkt. Verg. de overgangsbepaling van art. 96.  Art. 18 — 14 - recht onderworpen stukken, voordat het zegelrecht daarvan overeenkomstig de wet is voldaan. Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeurd. Art. 18. Alle personen, die in eenige openbare betrekking registers, akten of stukken houden of in bewaring hebben, zijn verplicht om daarvan, zonder verplaatsing, inzage te geven aan de ambtenaren van de registratie of van het zegel, of aan zoodanige andere ambtenaren, die van eenen door Onzen Minister van Financiën afgegeven schriftelijken last voorzien zijn, zoo dikwerf die ambtenaren zulks vorderen en te gedoogen, dat deze daarvan afschriften of uittreksels nemen. Gelijke verplichting rust op kooplieden 1 ten aanzien van de door hen aangehouden boeken en registers en van de aan zegelrecht onderworpen akten en stukken, welke zij onder zich hebben. Er behoeft echter geen inzage verleend te worden : 1°. van akten van uitersten wil voor notarissen verleden, of bij hen in bewaring gegeven, zoolang de beschikkers in leven zijn en van akten van inbewaargeving, superscriptie, herroeping en terugneming van uitersten wil, gedurende het leven van hen, te wier verzoeke die akten zijn opgemaakt; 2°. van den inhoud van pakketten verzegeld in bewaring gegeven. Geen inzage kan gevorderd worden: 1°. op Zondag en de daarmede in het 1 B.v. assuradeuren en handelaars in effecten. Verg. art. 77 en de overgangsbepalingen van art. 98.  15 ■ Art. 19 tweede lid van artikel 154 van het Wetboek van Koophandel gelijkgestelde dagen ;1 2°. op andere dagen vóór 9 uur des voormiddags en na 4 uur des namiddags. Wegens iedere door de in het eerste lid genoemde ambtenaren bij proces-verbaal geconstateerde weigering of belemmering van inzage is eene boete verschuldigd van vijftig gulden. Hij die geen gelegenheid geeft inzage te nemen wordt geacht de inzage te weigeren. Woidt aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich dien desnoods met behulp van den sterken arm. Zijn de plaatsen, waar de stukken, waarvan inzage gegeven moet worden, zich bevinden, of redelijkerwijze vermoed worden zich te bevinden, tevens woningen of alleen door eene woning toegankelijk, dan treden de ambtenaren die plaatsen niet binnen dan op vertoon van een schriftelijken bijzondeien last van den burgemeester of van den kantonrechter. Van het binnentreden wordt door den ambtenaar proces-veibaal opgemaakt; een afschrift hiervan wordt binnen tweemaal vier en twintig uren uitgereikt aan dengene, in wiens woning is binnen getreden. Art. 19. Het is verboden aan griffiers van rechterlijke collegiën en kantongerechten om een aan zegelrecht onderworpen stuk in de ter griffie gehouden wordende registers over te schrijven, en aan ambtenaren der registratie om zoo- 1 Deze zijn : 's Konings verj aardag en de in art. 92 lid 3 genoemde dagen.  Art. 20 — 16 danig stuk te registreeren, vóórdat het zegelrecht daarvan overeenkomstig de wet1 voldaan is. Laatstgenoemde ambtenaren mogen akten van protest van handelspapier niet registreeren, zonder zich het geprotesteerde stuk te doen vertoonen. De bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen zijn verplicht de stukken, waarvan het zegelrecht niet overeenkomstig de wet is voldaan en welke hun ter inschiijving of overschrijving, of tot het stellen van aanteekeningen worden aangeboden, na verrichting dier formaliteiten, terug te houden voor de invordering van de wegens die stukken verschuldigde rechten en boeten. 8 Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeurd. Art. 29. Behoudens hetgeen hierna omtrent sommige stukken is bepaald, " zal elke houder van eenig zegelplichtig stuk, dat niet of niet behoorlijk gezegeld is, dit tegen voldoening van het veischuldigde recht door 's Rijks ambtenaar kunnen doen zegelen, mits hij tegelijkertijd de boete voldoet, wegens het stuk verschuldigd of dit in handen van gemelden ambtenaar late " voor het constateeren der overtreding. 4 Art. 21. Het is aan 's Rijks ambtenaar verboden om eenig ten onrechte niet of niet behoorlijk gezegeld stuk van 1 Dus ook met inachtneming van art. 30. 2 Zie voor buitenlandsche stukken art. 22 al. 2. » Verg: de artt. 39, 50, 54, 58, 72 en 78. 1 Verg. de artt. 7 al. 2 en 83 al. 5.  17 _ Art. 22 zegel te voorzien, zonder de overtreding bij proces-verbaal te constateeren, indien de boete niet gelijktijdig wordt voldaan.1' : , . Vooi iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeurd. Art. 22. Voor stukken, buitenslands opgemaakt, 2 moet, behoudens het hierna omtrent sommige stukken bepaalde, » het zegelrecht aan 's Rijk ambtenaar worden voldaan, vóórdat daarvan gebruik gemaakt woidt op een der wijzen bij de artiki len 15 of 16 vermeld of vóórdat daarmede gehandeld wordt overeenkomstig het eerste lid van artikel 19. Het zegelrecht van stukken, buitenslands opgemaakt, welke aan de bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen ter inschrijving of overschrijving of tot het stellen van aanteekeningen worden aangeboden, wordt, zoo dit recht niet vóóraf is voldaan, na verrichting dier formaliteiten ingevorderd. Stukken, voor welke in de Overzeesche bezittingen van het Rijk het aldaar verschuldigde zegelrecht* is voldaan, zijn hier te lande niet aan zegelrecht onderworpen. 1 Verg. art. 83. 2 Verg. art. 12. 3 Verg. de artt. 25 al. 2, 39 al. 4, 48, 54, 58 al. 5 en 63 al. 3. 4 Dit is' geregeld voor: NederL-Indië bij ordonnantiën van 11 Augustus 1885 (Indisch 'Staatsblad nos. 131 en 132), gewijzigd bij die van 10 December 1892 (Indisch Staatsblad -n°. 260); voor Suriname bij ordonnantie van 5 Maart 1872 (Gouvernementsblad n°. 13) en voor Curacao bij verordening van 16 Juli 1918 (Publicatieblad n°. 52). S. & J. n°. 18, 5e dr. 2  Art. 23 — 18 — HOOFDSTUK II. Van het zegel/recht naar de offervlakte i.an hel papier. i|§jj|| Ar+. 23. Aan een zegelrecht naar de oppervlakte van het papier1 zijn, behoudens na te melden uitzonderingen, * onderworpen : 3 1°. de aan belanghebbenden uitgereikt wordende minuten, afschriften of uittreksels van Koninklijke besluiten en van akten van de beide Kamers der Staten-Generaal, waarbij een benoeming plaats heeft, een verhooging van bezoldiging wordt gegeven, of een gunst verleend wordt; 2°. de aan belanghebbenden uitgereikt wordende minuten, afschriften of uittreksels van beschikkingen van collegiën, commissiën en ambtenaren, behooiende tot het bestuur van den Staat, van provinciën, gemeenten, waterschappen en andeie door het openbaar gezag 1 Zie voor de hoegrootheid de artt. 24, 27 en 28. 2 Zie hiervoor artt. 32 en 91. 3 Onbelast zijn de stukken van publiekrechtelijken aard, die binnen de administratie blijven, behalve de onder n°. 5 genoemde, en de door openbare ambtenaren en collegiën als zoodanig opgemaakte, aan bijzondere personen uitgereikte stukken, die niet in de nos. 1, 2, 4 en 6 of elders (verg. art. 41) zijn belast. - Vrij zijn dus o. a. volmachten tot vertegenwoordiging van stemgerechtigde ingelanden op vergaderingen van waterschappen, mandaten door openbare besturen opgemaakt, akten van den burgerlijken stand, registers van ontvang van gemeente- en polderlasten, akten van bekwaamheid in zake hooger-, middelbaar- en lager onderwijs, verklaringen van inordebevinding van stukken, van goed gedrag en dergelijke, door het- openbaar gezag als zoodanig uitgereikt, verklaringen van oorsprong, door ambtenaren uitgereikt, en alle stukken in zake belastingheffing, van de administratie uitgaande.  19 - Art. 23 ingestelde zedelijke lichamen en instellingen, waarbij een benoeming plaats heeft, een verhooging van bezoldiging wordt gegeven, of een gunst verleend wordt; 3°. de verzoekschriften — zelfs in den vorm van brieven 1 — tot het bekomen van de hiervoor bedoelde beschikkingen ; 2 4°. afschriften van- en uittreksels uit akten van den burgerlijken stand; 5?. de dagregisters en registers van in- en overschrijving aan de kantoren van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen; 6°. de staten van hypothecaire inschrijvingen, verklaringen dat inschrijvingen zijn doorgehaald, getuigschriften van onbezwaardheid en andere verklaringen door de bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de # scheeps¬ bewijzen afgegeven anders dan in s ttrjKS belang; 7°. akten van notarissen, voor zoover zij niet vallen onder de bepalingen van Hoofdstuk V of van Hoofdstuk VII; 3 8°. akten van griffiers van rechterlijke collegiën en kantongerechten betreffende handelingen, waartoe zij gelijkelijk met notarissen en deurwaarders bevoegd zijn 4 en akten en éxploiten van deurwaarders, voor zoover zij betrekking hebben op het privaatrecht; » 9°. borderellen van inschrijving in de registers der hypotheken en scheepsbewijzen ; 1 Verg. echter de artt. 34 I laatste lid en 2 Alleen de hier genoemde verzoekschriften zijn, behoudens de in art. 32 nos. 3 of 4 vrijgestelde, aan zegelrecht onderworpen. 3 Vrij zijn dus de repertoires. ' ■ 4 Verg. art. 182 Wetb. van Koophandel.  Art. 24 _ 20 10°. bestekken, voorwaarden, kaarten en teekeningen, * voor zoover zij bestemd zijn om met de akten, welke de overeenkomst constateeren, waarop zij betrekking hebben, den titel dier overeenkomst uit te maken; ; 11". verklaringen, opgemaakt naar aanleiding van artikel 297 van het Wetboek van Koophandel, ten behoeve van een hypotheoairen schuldeischer ook als de verzekeraar zich daarbij verbindt den hypotheeekhouder schade wegens brand aan het verzekerde te vergoeden, waarvoor door den verzekerde zelf geene vergoeding kan worden gevorderd, mits tot géén hooger bedrag dan dat der oorspronkekjke verzekering en mits voor zulk eene verklaring behalve het verschuldigde zegelrecht niet meer dan eenmaal vijftig cent aan den verzekeraar wordt betaald ; 12°. alle andere niet elders in deze wet genoemde stukken, opgemaakt tot bewijs van privaatrechtelijke overeenkomsten, handelingen, verbintenissen en verklaringen. * Art. 24. Het zegehecht naar de oppervlakte van het papier bedraagt dertig cent voor elk papier, waarvan de oppervlakte niet grooter is dan 425 cM».; vijftig cent voor elk papier met eene oppervlakte boven de 425 tot en met 644 cM'.; een gulden voor elk papier met eene oppervlakte boven de 644 tot en met 1288 cM», en 1 Onderteekend of niet. 2 Verklaringen op te vatten in den zin van „wilsverklaringen" ; geneeskundige rapporten, verklaringen van erfrecht, schattingsrapporten enz. zijn dus niet aan zegelrecht onderworpen.  21 — Art. 26 voor elk papier, waarvan de oppervlakte grooter is dan 1288 cM2., vijftig cent voor iedere reeks van 644 cM8., gedeelten eener reeks voor eene geheele gerekend. Art. 25. Het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier, verschuldigd van hier te lande op te maken stukken, wordt, behoudens het bepaalde in artikel 8, voldaan door de stukken te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven of op buitengewoon gezegeld papier.1 Voor buitenslands opgemaakte stukken 8 wordt het zegelrecht voldaan bij de" aanbieding ter zegeling aan 's Rijks ambtenaar. Art. 26. In afwijking van het voorschrift, vervat in het eerste lid van het vorige artikel, wordt bepaald : a. dat het zegelrecht van olographische en van geheime testamenten en van de daarop gestelde aanteekéningen en akten, zoomede dat van beschikkingen, als bedoeld in artikel 982 van het Burgerlijk Wetboek, eerst voldaan behoeft te worden, wanneer die stukken geregistreerd worden » of daarvan op eenigerlei wijze gebruik wordt gemaakt, welke voldoening geschiedt door die stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar; b. dat het zegelrecht van de in artikel 23, onder 10°, bedoelde bestekken, voorwaarden, kaarten en teekeningen eerst voldaan behoeft te worden, wanneer die 1 Verg. art. 2 al. 2 lid 3. 2 Verg. de artt. 12 en 22 al. 3. 3 Verg. de artt. 7, 100 litt. d en 101 litt. m der Registratiewet 1917.  Art. 27 - 22 stukken de daarbedoelde bestemming krijgen, welke voldoening eveneens geschiedt door die stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar. Art. 27. Het papier, dat naar de oppervlakte gezegeld vanwege het Rijk wordt uitgegeven, is van de volgende soorten: ■€"3811 Hoogte Breedte BENAMING. Oppervlakte 1. Groot register papier. 45.20 | 57.00 J 2576 if2.^- 2. Klein register papier, j 38.57 j 50.10 j 1932 j 1.50 3. Gewoon'papier . . ! 32.20 i 40.00 I 1288 I 1.—*' 4. Half vel gewoon papier i 32.20 j 20.00 i 644 0.50* 5. Klein papier. •. . . 25.00 17 00 | 425 j Ö.3f>| Art. 28. Behoudens de vrijstellingen, moet van een zegel van niet minder dan een gulden voorzien zijn het papier, dat gebruikt wordt voor :* n. de stukken in artikel 23 onder 1 ° 2°, 4°, 5° 2 en 6° genoemd; b, de akten door notarissen opgemaakt, met uitzondering van die, welke door hen in originali worden uitgereikt; ' c. de aan zegelrecht onderworpen akten van griffiers van rechterlijke collegiën en kantongerechten, 4 met uitzondering van * Van deze soort zullen van Rijkswege zoowel gelinieerde als ongeliniëerde worden uitgegeven. 1 Verg. voor afschriften en uittreksels van akten art. 11 al. 2 en 3. 2 Verg. de overgangsbepaling van art. 96. 3 Zie voor deze laatste art. 38 der wet op het Notarisambt en art. 14 al. 3 der Grootboekwet van 7 April 1913, S. 123. Zie echter al. 2 n°. 4. 4 Zie art. 23 n». 8.  — 23 — Art. 29 de protesten van non-acceptatie en van non-betaling van handelspapier. 1 Het gebruik van papier, voorzien van een zegel van dertig cent, wordt slechts voor de volgende stukken toegelaten: 1°. verzoekschriften; 2°. volmachten en machtigingen niet ten overstaan van notarissen verleden; * 3°. door eigenaars of rechthebbenden verleende vergunningen om op eens andeis grond of water te jagen; 4°. akten van protert van non-acceptatie en van non-betaling van handelspapier ; 5 \ akten van deurwaarders, met uitzondering van die tot welker opmaking, behalve de deurwaarders, ook andere ambtenaren bevoegd zijn, voor welke akten door de deurwaarders geen minder gezegeld papier mag woiden gebruikt dan aan die andere ambtenaren is toegestaan ; * 6r. borderellen tot inschrijving in de registers der hypotheken en der scheepsbewijzen. Voor alle andere in dit hoofdstuk genoemde niet van het recht vrijgestelde stukken moet gezegeld papier gebruikt worden van ten minste vijftig cent. Bij overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeuid.4 S^W-M Art. 29. Voor de buiten het Rijk opgemaakte stukken* zal, als zij hier te 1 Verg. al. 2 n°. 4. 2 Verg. aant. 3 op blz. 18. 3 Verg. de artt. 1268, 1441 n°. 7, 1442 n°. 3 Burgerl. Wetboek en art. 57 j°. art. 103 al. 2 der Registratiewet 1917. 1 Verg. ook art. 14. ■° Verg. de artt. 12 en 22 al. 3.  Art. 80 — 24 lande ter zegeling worden aangeboden, ten minste betaald worden een reent gelijk aan dat, hetwelk verschuldigd zou zijn geweest, indien zij binnen het Rijk waren opgemaakt, ook al zou het recht naar de oppervlakte van het papier minder bedragen. Art. 30. De hier te lande door eenig ambtenaar opgemaakte stukken in dit hoofdstuk bedoeld,1 welke niet van zegelrecht zijn vrijgesteld, en de daarvan gemaakte afschriften en uittreksels mogen niet meer bevatten per bladzijde, de lettergrepen door elkander gerekend, dan : 24 regels van 12 lettergrepen, indien het gebruikte papier niet grooter is dan 425 cM*.; 30 regels van 15 lettergrepen, indien het gebruikte papier gi'ooter is dan 425 en niet grooter dan 1288 cM*.; 36 regels van 18 lettergrepen, indien het gebruikte papier grooter is dan 1288 en niet grooter dan 1932 cM*.; 42 ïegels van 20 lettergrepen, indien het gebruikte papier grooter is dan 1932 cM*. Bij de berekening der lettergrepen worden drie cijfers vooi een lettergreep gerekend. *1«aB De bepalingen van dit artikel zijn ' niet van toepassing op processen-verbaal van openbaren verkoop van roerende goederen en op in kolommen afgedeelde registers. ' Voor iedere overtreding van dit artikel 1 Dus de aan formaatzegel onderworpen stukken. 2 Hiertoe behooren de in art. 23 n°. 5 benoemde.  - 25 - Art. 31 p- is verbeurd eene boete van vijfentwintig ' gidden voor ieder stuk. Art. 31. Op betzelfde gezegelde paft pier1 mogen worden gesteld : * a. boedelbescbrij vingen, processen-verbaal en andere akten en geschriften, die de onderscheidene gedeelten van eene handeling constateeren, welke niet in K ééne zitting is voltooid; b. de akten, welke, overeenkomstig % de wet, in registers • of achter of naast (elkander geschreven worden. 4 Voorts kunnen worden gesteld : 1°. de legalisatiën en erkenningen van handteekeningen5 en bekrachtigingen of goedkeuringen van akten, op de stukken waartoe zij betrekking hebben, en in het algemeen de vermelding van de verrichting van formaliteiten op de stukken of op de afschriften of uittreksels der stukken, welke die formaüteiten hebben V ondergaan; 2°. de akten van beteekening, op het beteekende stuk, onverschillig of de beteekening al dan niet tevens inhoudt aanmaning, bevel of dagvaarding; 1 Als zoodanig, blijkens 'art. 10 al. 3, ook W te beschouwen een van plakzegel voorzien H papier. 2 Wordt het in de gevallen, vermeld onder H a en 6, vergund om een zegelplichtig stuk te i' stellen op een gezegeld papier, dat reeds voor een ander stuk is gebruikt, voor de stukken, I genoemd onder n°. 1—5, wordt toegestaan, dat zij worden gesteld op papier, waarop reeds een ander stuk voorkomt, zelfs al is dit geschreven op ongezegeld papier. §3 Verg. art. 23 n°. 5. * Verg. artt. 979, 987 en 1231 Burgerl. Wetboek ; art. 467 Wetb. v. Burgerl. Rechtsv. ; I de artt. 13 al. 3, 30, 36, 50, 64 en 73 der RegistraI tiewet 1917 ; de artt. 34 en 52 der wetten van t28 Augustus 1843, S. 66 en 67 en art. 12 wet 31 Maart 1847, S. 12. 5 Verg. echter art. 17.  Art. 32 — 26 — 3°. in geval van aanbesteding, verkooping of verhuring : de akten van voorloopige toewijzing, van ophouding en van toewijzing, op de bestekken of memoriën van voorwaarden ; de akten van afslag, opbieding of verhooging, de akten van ophouding en van, eindebjke toewijzing, op de akten van voorloopige toewijzing; de akten van herbesteding of herveiling, op de akten van toewijzing en de verklaringen van lastgeving of opgaven van meester, op de akten, waartoe zij betrekking hebben; 4°. de akten van indeplaatsstelling van lasthebbers, óp de akten van lastgeving ; 5°. de akten van herroeping van volmacht of van uiterste wilsbeschikking, op de akten, welke worden herroepen. Art. 32. Van het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier zijn vrijgesteld : 1 1°. de aan de belanghebbenden uit te reiken minuten, afschriften of uittreksels van besluiten, akten en beschikkingen, houdende: • 1 Zie ook de artt. 11 al.. 4 en 91. ' Van zegel zijn vrijgesteld bij : art. 12 der Huurcommissiewet van 26 Maart 1917, S. 257, alle stukken, krachtens die wet opgemaakt, met uitzondering van huurovereenkomsten ; art. 8 der Koloniale invorderingswet, van 4 Augustus 1917, S. 507, de stukken, noodig voor de beteekening en tenuitvoerlegging van de in die wet bedoelde dwangbevelen ; art. 43 der Landarbeiderswet, van 20 April 1918, S. 259, alle stukken, uit die wet voortvloeiende, zoomede die, welke betrekking hebben op hare uitvoering; de Nederl. Indische Leeningwet 1919, van 6 Juni 1919, S. 280, de biljetten van inschrijving en de bewijzen van toewijzing van deze leening.  27 • - Art. 32 a. benoeming van ambtenaren en leden van collegiën of commissiën, aan wie geen bezoldiging of een bezoldiging van niet meer dan duizend gulden 's jaars is toegekend; b. verbooging van bezoldiging van ambtenaren en leden van collegiën of commissiën, als de bezoldiging met de verhooging niet meer dan duizend gulden 's jaars bedraagt; c. benoeming tot een ambt van gelijken of minderen rang dan dat, hetwelk de benoemde reeds bekleedde, voor zoover aan het nieuwe ambt geen hoogere bezoldiging is verbonden dan aan het oude. Indien het jaarlijksch bedrag der bezoldiging niet in het besluit, de akte of de beschikking is uitgedrukt of niet bekend is, kan de vrijstelUng slecht^ worden ingeroepen, als door of namens de openbare macht, van wie de benoeming is uitgegaan, op het uit te reiken stuk verklaard is, dat de bezoldiging niet meer dan duizend gulden 's jaars bedraagt of op niet meer dan die som wordt begroot; 2°. de aan den belanghebbende uit te reiken beschikkingen van administratieven aard, waarbij vergunning wordt verleend tot handelingen, waarvoor, krachtens de wet of krachtens reglementen of verordeningen van politie, vergunning moet worden gevraagd,1 en die waarbij de bijdragen worden geregeld, welke gevraagd worden op grond van bepalingen, voorkomende in Rijkswetten, rakende de staatszorg voor minderjarigen, armen en krankzinnigen; 1 Deze bepaling geldt ook indien de vergunning moet worden gevraagd krachtens eenig Kon. besluit, eenige verordening of resolutie.  Art. 32 - ■ 28 3°. verzoekschriften en verdere stukken, benoodigd tot het bekomen van de hiervoor onder 1°. en 2°. bedoelde beschikkingen ; 4°. alle stukken, welke volgens hun aard aan dit zegelrecht zouden zijn onderwoipen, doch worden opgemaakt tot regeling van belastingen 1 of ter voldoening aan- of uitvoering van wetten en algemeene maatregelen van bestuur, houdende voorschriften van staatszorg en staatstoezicht 2 en van wetten, regelende onderwerpen van pubbek recht; » 5°. de aan in het buitenland wonende belanghebbenden uit te reiken besluiten, houdende toekenning van ridderorden; 6°. de afschriften van- en uittreksels uit akten van den burgerlijken stand en van- en uit stukken aan die akten gehecht, welke ingevolge eenig wetteüjk voorschrift of voor de regehng van beias- 1 Hieronder vallen aangiften, bezwaar- en verzoekschriften, betreffende belastingen, ook van waterschappen, polderbesturen enz. ; de akten en verklaringen, bedoeld in art. 57 der Registratiewet 1917, uitsluitend opgemaakt in het belang van den fiscus, waaronder niet valt de door een notaris opgemaakte akte, die bestemd is om bewijs op te leveren van de verkooping. 2 Verg. o.a. art. \4bis wet, regelende de toelating van schipper op koopvaardijschepen, vaü 28 Mei 1901, S. 139, gewijzigd bij die van 14 Juli 1904, S. 156; art. 28 Motor- en rijwïelwet van 10 Februari 1905, S. 69 ; art. 34 Rivierenwet van 9 November 1908, S. 339; art. 72 wet, houdende bepalingen ter voorkoming van scheepsrampen, van 1 Juli 1909, S. 219, en art. 27 Steenhouwerswet, van 7 October 1911, S. 315. 3 Hieronder vallen o.a. het strafrecht; de enquêtewet van 5 Augustus 1850, S. 45, de verklaringen, bedoeld in de artt. 66, 68, 686 en 71 der wet op het Notarisambt en de in art. 45 lid 5 der Successiewet bedoelde en reeds daar van zegel vrijgestelde waarschuwingen.  — 29 — Art 32 tingen moeten worden overgelegd, 1 en die, welke niet bestemd zijn om aan bijzondere personen of andere dan door bet openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instelbngen in bun belang te worden uitgereikt, mits van een en andei in de onder die afschriften of uittreksels voorkomende deugdelijkverklaring door den ambtenaar, die ze afgeeft, melding gemaakt zij ; » 7°. akten van bekendheid, opgemaakt ter vervanging van de onder 6° bedoelde afschriften en uittreksels; » 8°. de door bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheens- |: bewijzen af te geven uittreksels uit de kadastrale plans, leggers en aanwijzende K-tafels; 9°. de stukken, benoodigd tot het aangaan van huwebjken, die betreffende de § voorziening in voogdij en toeziende voogdij, curateele en toeziende cuiateele, betreffende opheffing van curateele, meerderjarigverklaring en toekenning van bepaalde rechten van meerderjarigheid, erkenning en wettiging van natuurlijke kinderen en betreffende verbetering van akten van. den burgerlijken stand, de stukken benoodigd om uit de gijzeling ontslagen te worden, verzoekschriften y- 1 B.y. krachtens de wetten, regelende het kiesrecht, de militie, de scheepvaart en'het successierecht enz. of ingevolge art. 126 nos 1 m en 5 Burgerlijk Wetboek. Onder de 'bet paling vallen ook die welke worden afgegeven meti het, oogop de artt. 136 en 138 van dat wetboek, of wel aan het Departement van Buitenlandsehe Zaken, ingevolge aanvragen van vreemde regeeringen of gezantschappen. I v.,\yerf a a- de artt- 38, 50 en 56 Burgerl. .Wetboek. ' Zie aant. 3 en 4.  Art. 32 - 30 - aan openbare autoriteiten, voor zoover j volgens artikel 23 onder 3° aan zegelrecht onderworpen en de minuten, afschriften en uittreksels van daarop te q nemen beschikkingen, alles voor zoover de personen onvermogend zijn en dat onvermogen blijkt uit een verklaring, afgegeven, indien zij binnen het Rijk wonen, door het hoofd van het bestuur ' hunner woonplaats, en indien zij buiten 1 het Rijk wonen, door de bevoegde open- I bare macht, en van het onvermogen op j de stukken melding is gemaakt. De personen, wier onvermogen moet | bbjken, zijn : a: bij akten van toestemming tot het j aangaan van een huwelijk, zij die toe- J stemming geven; b. bij stukken betreffende de voor- | ziening in voogdij of toeziende voogdij, curateele, of toeziende curateele, de onder ] voogdij of curateele te stellen of gestelde personen ; c. bij stukken betreffende de erkenning of wettiging van natuurlijke kinderen, hij die erkent of die de wettiging vraagt; d. bij andere stukken, zij ten bate van wie de stukken strekken; 10°. de akten door notarissen, ingevolge het tweede lid van artikel 6 der | wet van 9 Juli 1842 (Staatsblad n°. 20) | voor onvermogenden kosteloos opge-1 maakt, mits de door den voorzitter der rechtbank verstrekte last tot kostelooze opmaking behoorlijk in de akte is vermeld, en de afschriften van- en uittrek- ; seis uit die akten; 11°. alle akten en vonnissen opgemaakt I door rechterlijke ambtenaren en colle-;  — 31 — Art. 32 giën,1 alsmede door scheidsmannen; 12°. de akten van procureurs ; 2 13°. de stukken, opgemaakt ter gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen en beschikkingen, gewezen in rechtsgedingen, welke van een of van beide zijden kosteloos worden gevoerd ; 3 14°. de stukken betreffende invordering van sommen aan het Rijk verschuldigd, welke het bedrag van dertig gulden niet te boven gaan; 4 15°. de stukken door ambtenaren van den Staat, van provinciën, gemeenten, waterschappen en door onderwijzers benoodigd tot het bekomen van pensioenen, voor zoover hunne bezoldiging of belooning niet meer dan duizend gulden 's jaars bedraagt en daarvan uit de stukken Wijkt; de stukken, benoodigd tot het bekomen van weduwen- en weezenpensioen uit tot dat doel ingestelde fondsen, ingeval de belanghebbende personen onvermogend zijn, blijkens een verklaring, afgegeven door het hoofd van het bestuur hunner woonplaats en daarvan op de stukken melding gemaakt is, en de stukken, benoodigd voor de deelneming in- en tot het verkrijgen van uitkeeringen wegens de in artikel 46 onder a bedoelde verzekeringen, mits van deze bestemming uit die stukken blijkt; 1 In de artt. 56 en 58 der Successiewet, zooals zij luidt, na de wet van 20 Januari 1917, S. 189, zijn met name vrijgesteld de in die artikelen bedoelde processen-verbaal van eedsóf verklaringaflegging. 2 Vrij zijn ook hunne verzoekschriften. Zie n°. 3. 3 Verg. Ir. 6 hierna en aant. 3 op blz. 80. 4 Hieronder vallen dus niet stukken, betreffende aan gemeenten en waterschappen' verschuldigde sommen, die geen belastingen zijn. Zie aant. 3 óp blz. 18.  Art. 32 - 32 ■ 16°. de akten van beschrijving en üe processen-verbaal van verkoop van ver- jj stane panden in banken van leening, gehouden woedende ingevolge verorde- j ningen, welke door het openbaar gezag zijn vastgesteld ; 17°. de akten van vergunning tot het I plaatsen van brievenbussen ten dienste J van de administratie der posterijen; 18°. de machtigingen tot het in ontvangst nemen van aangeteekende brie- j ven of pakketten, gesteld op de kennisgevingen van de aanwezigheid van die brieven'of pakketten, de machtigingen gesteld op de adreskaarten bij de pakket- j post in gebruik en de machtigingen tot j inning bij de Rijksbetaalmeesters van bedragen van niet meer dan honderd gulden, gesteld op de betalingsstukken; j 19°. de verklaringen van gerechtigd- I heid en van dienstverrichting, afgegeven j ten behoeve van schuldeischers van den Staat, van provinciën, gemeenten,, waterschappen en andere door het openbaar gezag, ingestelde zedelijke lichamen j en instellingen; 20°. de monsteirollen; 21°. de koopmansbrieven,1 de koop-j mansboeken en de balansen ; 22°. de vrachtbrieven; JU 23°. de cognossementen; 24°. de bewijzen van ontvangst vangoederen ; * 25°. de akten, waarvoor op grond van artikel 101 letter a der Registratiewet 1917, algeheele vrijstelling van registra-j tierecht wordt genoten en de afschriften van- en uittreksels uit die akten; -Zie echter de artt. 34,1 o en de laatste twee leden en art. 56 al. 1. " „ i 2 b„v. van effecten; zie echter art. b-J. j  Ï3 — Art. 32 26°. de opdrachten aan assurantiebezorgers en de aanvragen tot het sluiten en wijzigen van verzekeringen; 27°. de stukken opgemaakt voor de regeling der vergoeding van de schade aan verzekerde goederen, indien de door den verzekerde gevorderde vergoeding niet meer dan honderd gulden bedraagt; 28°. de stukken opgemaakt ingevolge de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7); 29°. de overschrijvingsbiljetten(giro); 30°. inteekenlijsten en inteekenbiljetten voor liefdadige doeleinden. Voorts blijven van kracht de vrij stellingen verleend bij : a. de artikelen 374A, 374., 389, 429, 440c?, 506, 521,1121- en 1637^'1 van het Burgerlijk Wetboek: b. de artikelen 860, 867, 872 en 874 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ; c. artikel 16 van de wet van 26 Mei 1841 (Staatsblad n°. 14), houdende nadere bepalingen nopens de consignatie van effecten aan toonder, welke aan minderjarige of onder curateele gestelde personen toebehooren ;_ d. de artikelen 11 en 14 der wet van 17 November 1876 (Staatsblad n°. 227), tot regebng der coöpeiatieve vereenigingen, en artikel 1 der wet van 7 Mei 1878 (Staatsblad n°. 41); e. artikel 22 der wet tot instelling eener Rijkspostspaarbank (Staatsblad 1910 n°. 368); /. artikel 6 der wet van 5 December 1881 (Staatsblad n°. 185), houdende be- 1 Zie ook n°. 20. S. & J. n°. 18, ^e dr.  Art. 32 — 34 palingen omtrent de uitgifte van schat- 'J kistpromessen; g. de artikelen 17 en 118 der Fail-|| lissementswet; h. artikel 82 der wet van 16 Juli 1907 ! (Staatsblad n°. 222), tot afschaffing der 1 tienden; i. de artikelen 18 en 32 der wet van 12 Juli 1909 (Staatsblad n°. 141), tot uitvoering van het op 17 Juli 1905 te 's Gravenhage gesloten verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering; k. artikel 19 der wet van 7 November 1910 (Staatsblad n°. 313), tot regeling j van het octrooirecht voor uitvindingen; 1 l. de artikelen 50c? en 51 de wet van j 23 September 1912 (Staatsblad n°. 308), j houdende nieuwe regebng van het auteursrecht, zooals deze is aangevuld bij de wet.van 29 October 1915 (Staatsblad n°. 446); m. artikel 83 der wet van 7 April 1913 (Staatsblad n°. 123) op de Grootboeken | der Nationale Schuld; n. artikel 1 der wet van 29 Juli 1916 | (Staatsblad n°. 342) tot instelling van '| een post-chèque en-" girodienst. Deze vrijstellingen blijven ook van | kracht voor stukken in andere heefd- 1 stukken genoemd. Art. 33. Indien het tegendeel niet I] is bedongen 'en niet voortvloeit uit de be- | palingen van het burgerlijk recht, is het j zegelrecht van de in dit heefdstuk be- I doelde stukken verschuldigd door hen, ten bate van wie de stukken zijn opge- ; muakt, doch wat de in artikel 23 onder j 10° bedoelde stukken betreft, door hen, j die de daar bedoelde bestemming aan die stukken geven of doen geven.  — 35 — Art. 34 HOOFDSTUK III. Van het zegelrecht van bewijzen van ontvangst van galden, rekeningen', declaratiën, diploma's van lid.maat- schap en toegangsbewijzen. Art. 34. Behoudens de hierna vermelde uitzonderingen,1 zijn onderworpen : I. aan een vast recht van tien cent: a. de eenzijdig opgemaakte stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van gelden; 2 6. de eenzijdig opgemaakte stukken, bevattende de erkenning door of namens den schuldeischer, dat een geldschuld geheel of gedeeltelijk is voldaan of verrekend, alsmede die, bevattende de verklaring, dat niets te vorderen is; c. de onderteekende verklaring of blanco-handteekening, gesteld op de onder b vermelde stukken, ter aanwijzing van een derde, als bevoegd om de som, waarvoor kwijting wordt gegeven, in ontvangst te nemen; d. de stukken, vermeldende de boeking van gelden op een rekening-courant — deposito-rekening daaronder begrepen — in het credit van den rekeninghouder ; 3 e. de stukken, houdende opgave van het saldo eener afgesloten rekeningcourant of de verklaring, dat het opgegeven saldo eener rekening-courant juist bevonden is. Een afschrift der rekeningcourant wordt met de opgave van het saldo gelijk gesteld ; * 1 Zie voor de vrijstellingen de artt. 37 en 91 2 Verg. art. 32 n°. 24. 3 Aan 10 cent is onderworpen iedere credietopgaaf en iedere opgaaf of vermelding van het saldo eener afgesloten rekening-courant, blijkens b.et laatste lid, ook al zijn zij niet onderteekend. 3' .  Art. 35 — 36 /. diploma's van lidmaatschap van sociëteiten en vereenigingen en toegangsen abonnementsbewijzen, welke den houder daarin aangeduide rechten verleenen en welke uitgereikt worden tegen voldoening of verplichting tot voldoening van het terzake daarvan verschuldigde, bedrag. Onder gelden worden mede verstaan vreemde muntspeciën, bankpapier, postwissels, cheques en ander handelspapier. De stukken, met uitzondering van die onder c genoemd, zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig ih welken vorm zij zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs. 1 II. aan een vast recht van dertig cent : 2 a. akten van schuldbekentenis, mits niet tot de effecten behoorende, en akten van borgtocht voor geldsommen; b. akten van prolongatie en akten van beleening van effecten en koopmansgoederen. • Art. 35. Voor de in artikel 34 onder 16 bedoelde stukken is een recht van tien cent verschuldigd voor eiken schuldeischer. Schuldeischers, die een gezamenlijk belang hebben, worden voor één persoon gerekend. 1 Onderworpen zijn dus zelfs stukken, die niet onderteekend zijn, of sleehts van de geschreven of gestempelde woorden „betaald", „verrekend", „voldaan" e. d. zijn voorzien. Zie ook de artt. 13 en 39 al. 2. — Verg. art. 38. 2 Zie voor de vrijstellingen art. 37. 3 Ook de door een koopman in briefvorm opgemaakte; art. 32 n°. 21 geldt alleen voor 't formaatzegel.  37 — Art. 37 Art. 36. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd : 1 . voor voldaanteekeningen op postwissels, postbewijzen, kassierspapier, cheques, assignatiën en ander handelspapier;1 2°. voor kwitantiën 'wegens inlage of premie en andere kosten op de polissen van assurantie of bewijzen van verzekering ; 2 3°. voor kwitantiën wegens ontvangen sommen, welke voorkomen op hetzelfde papier, waarop reeds een gezegelde kwitantie voor een in mindering van dezelfde schuldvordering ontvangen som voorkomt, mits uit den inhoud der latere kwitantie duidelijk blijkt, dat de betaling betrekking heeft op dezelfde vordering; elke termijn van huren en renten wordt als een afzonderlijke vordering aangemerkt; 4°. voor kwitantiën van betaalde rechten op de jachtakten gesteld; 5°. voor aanteekeningen van verlenging der prolongatie of beleening op behoorlijk gezegelde akten van prolongatie en van beleening. * Art. 37. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor : 4 1 °. de in artikel 34 vermelde stukken, als zij betrekking hebben op sommen tien gulden of minder bedragende, mits hiervan uit de stukken blijke en de sommen niet strekken in mindering of tot afdoening van grootere bedragen; 2°. de stukken, vermeldende de ontvangst van gelden, waarbij eene gezegelde 1 Verg. ook art. 52 al. 1. 2 Verg. ook art. 45 al. 3. | Zie art. 37 n°. 17. 4 Zie ook art. 32 laatste al. en art. 91.  Art. 37 — 38 kwitantie wordt toegezonden of waarin wordt verklaard, dat aan een derde een gezegeld bewijs van ontvangst of crediteering is uitgereikt of toegezonden; 3°. de stukken, vermeldende de overneming van vreemde muntspeciën, bankpapier, cbèques en ander handelspapier tegen gelijktijdige betaling of overmaking van de daarvoor overeengekomen geldsom, mits daarvan uit de stukken blijke; 4°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van cbèques of ander handelspapier, indien de toezending niet de strekking heeft om een geldschuld te doen ontstaan ofte delgen ;1 5°. de in artikel 34 vermelde stukken, welke worden opgemaakt om te dienen tusschen personen, die deel uitmaken van een zelfde administratie en welke op die administratie betrekking hebben; 6°. de stukken, vermeldende de boeking op een rekeningcourant in het credit van den rekeninghouder van bedragen, welke worden afgeschreven van eene andere rekening; • 7°. de stukken, genoemd in artikel 34 I onder d, afgegeven tengevolge van herstelde onjuiste boekingen, mits hiervan uit de stukken blijke; 2 8°. de stukken, vermeldende den inleg in spaarbanken en de betalingen door spaarbanken aan inleggers gedaan, en de stukken betreffende beleeningen in banken van leening, welke gehouden worden overeenkomstig vei ordeningen door het openbaar gezag vastgesteld. Onder spaarbanken worden verstaan 1 B. v. bij ontvangst ter acceptatie of ter incasseering. 2 Deze bepaling betreft de z.g. stornoposten.  39 ■ Art. 37 inrichtingen, welke zich uitsluitend het in bewaring nemen en rentegevend beleggen* der haai door de inleggers toevertrouwde gelden ten doel stellen; 9°. de bewijzen van ontvangst van gelden, welke door den Staat, door provinciën, gemeenten, waterschappen of andere door het openbaar gezag ingestelde zedebjke lichamen en insteUingen verschuldigd zijn; 10°. kwitantiën voor alle belastingen' en daarmede geüjk te stellen inkomsten van den Staat, van provinciën, gemeenten en waterschappen en voor boeten, ingevolge belastingwetten verbeuid; 11°. bewijzen van consignatie ; 12°. bewijzen van door aimbesturen of gemeentebesturen aan behoeftigen verstrekten onderstand; 13". kwitantiën wegens onderstand of schadeloosstelling aan onvermogenden, door besturen of commissiën verleend ingeval van brand, overstrooming of andere onheilen; 14°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van vrijwiUige bijdragen voor liefdadige doeleinden aan instellingen of commissiën toegezegd ; 15°. de door ambtenaren der posterijen af te geven bewijzen van ontvangst van per postwissel over te maken gelden en de bewijzen van ontvangst van gelden door de administratie der posterijen geïnd op kwitantiën, assignatiën, wissels en ander handelspapier ; 16°. de stukken, als bëdoeld in artikel 32, onder 4°. ; 17°. de stukken, vermeldende verandering, vermeerdering of teruggaaf van onderpand eener prolongatie of beleening.  Art. 38 — 40 • Art. 38. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet toepasselijk op notariëele akten. Art. 39. Het zegelrecht van de in artikel 34 bedoelde stukken moet, voor zoover zij hier te lande worden opgemaakt voldaan worden door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven1 of op buitengewoon gezegeld papier, 2 of door gebruik van plakzegel. Is dit voorschrift niet nageleefd, dan wordt eene boete van honderd gulden verbeurd door hem, die het stuk heeft onderteekend, en, zoo het niet is onderteekend, door den uitgever. * Hij aan wien het niet behoorlijk gezegeld stuk is afgegeven is verplicht dit onder opgaaf van naam en woonplaats van hem, van wien het. werd ontvangen, binnen een * maand na de ontvangst ter constateering van de overtreding aan 'sRijks ambtenaar aan te bieden op straffe van aansprakelijkheid voor de boete. Zoo de in artikel 34 bedoelde stukken buitenslands zijn opgemaakt, geschiedt de zegeling dooi 's Rijks ambtenaar na voldoening van het zegelrecht. 5 Art. 40. Behoudens beding van het tegendeel, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken verschuldigd; wegens kwitantiën, akten van schuldbekentenis en akten van borgtocht, door den schuldenaar; wegens de op eene kwitantie' gestelde ondeiteekende verklaring of blanco handteekening, door hem, die zijne handteekening stelt; 1 Verg. de artt. 6 en 9. 2 „ art. 2 al. 2 lid 3. 3 „ ook art. 14. * „ „ „ 92. * 7 „ de artt. 12 en 22.  — 41 — Art. 41 wegens de in art. 34, onder Ie genoemde stukken, door hem, die deze stukken afgeeft; wegens akten van prolongatie en beleening, door den geldnemer;. wegens alle andere in artikel 34 genoemde stukken, door hem, aan wien zij afgegeven worden. HOOFDSTUK IV. Van het zegelrecht van -paspoorten, jachtakten en besluiten, houdende verlof tot het aannemen van vreemde ordeteekenen, titels, rang of waardigheid, vergunning tót verandering van geslaclitsnaam en verleening van adeldom. Art. 41.1 Aan een vast recht van twee gulden vijftig cent zijn onderworpen de buitenlandsche paspoorten voor één persoon. Aan een vast recht van vijf gulden zijn onderworpen de buitenlandsche paspoorten voor twee of meer personen. De jachtakten zijn onderworpen aan een recht van vijftig cent van iederen gulden, een gedeelte voor een geheel geïekend, van het bedrag, dat als recognitie V3rschuldigd is; » dit recht is slechts verschuldigd voor het eerste exemplaar ; alle verdere exemplaren van dezelfde 'akte zijn onderworpen aan een vast recht van een gulden. De aan belanghebbenden uitgereikt wordende minuten, afschriften of uittreksels van de hierna te noemen Ko- * Zie voor de in dit artikel bedoelde stukken, die zijn vrijgesteld, art. 42. ' Vokens art. 6 der Jachtwet van 13 Juni L-.Ï 87, behaagt de recognitie der versohiUende soorten jachtakten f 30, f 15, of f 6.  Art. 42 — 42 • ninklijke begluiten zijn onderworpen aan de volgende rechten, te weten : 1°. die, houdende verlof aan hier te lande wonende Nederlanders1 tot het aannemen van vreemde ordeteekenen — medailles of penningen niet daaronder begrepen — vreemde titels, rang of waardigheid, aan een ïecht van vijftig gulden voor ieder ordeteeken, iederen titel of rang of iedere waardigheid, waarvoor het verlof strekt; 2°. die, houdende vergunning tof verandering van geslachtsnaam — toevolging van een of meer namen aan den geslachtsnaam daaronder begrepen — aan een recht van tweehonderd en vijftig gulden ; 3°. die, houdende verleening van adeldom, aan een recht van duizend gulden. Onder verleening van adeldom wordt verstaan, erkenning van adeldom, inlijving of verheffing in den adelstand, verleening van een titel of eenen hoogeren titel en elke andere uitbreiding van reeds verleenden adel. De rechten, hiervoor onder 2°. en 3°. vastgesteld, zijn verschuldigd voor iederen in het besluit met name te noemen persoon, te wiens behoeve de verleening strekt. Echter wordt een persoon met zijne bloedverwanten in de rechte nederdalende lijn daaTbij slechts voor één gerekend. Art. 42. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd van : 2 1°. paspoorten aan onvermogenden uitgereikt; 1 Zie voor buiten 's lands wonenden art. 32 n°. 5. 2 Zie ook art. 91.  43 — Art. 43 2°. aan onvermogenden kosteloos uitgereikt wordende vergunningen om te jagen en de buitengewone machtigingen tot het schieten of het zich op andere wijze meester maken van wild of schadelijk gedierte; 1 3°. minuten, afschriften of uittreksels van de besluiten bedoeld in het vierde Hd onder 2° van artikel 41, indien zoowel de verzoekers- als de belanghebbenden onvermogend zijn ; 4°. afschriften of uittreksels van de in artikèl 41 genoemde besluiten, afgegeven na de voldoening der bij dat artikel vastgestelde rechten.' De bepahngen van het eerste lid onder 1°, 2° en 3° vinden slechts toepassing, wanneer van het onvermogen der personen blijkt uit eene verklaring, afgegeven, indien zij binnen het Rijk wonen, door het hoofd van het bestuur hunner woonplaats, en indien zij buiten het Rijk wonen, door de bevoegde openbare macht en, voor zoover betreft de onder 2°. en 3°. genoemde stukken, van het onvermogen daarop melding is gemaakt. Art. 43. -Het zegelrecht van 'de in artikel 41 vermelde stukken is verschuldigd door hem, te wiens behoeve de stukken strekken. Dit recht wordt voldaan : van de buitenlandsche paspoorten èn van de jachtakten, door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven of op buitengewoon gezegeld papier ; 8 van de minuten, afschriften of uit- 1 Zie ook de artt. 6 en 26 der in aant. 2 op bladz. 41 vermelde wet. 8 Verg. art. 2 al. 2 lid 3.  Art. 44 — 44 treksels der besluiten, door betaling aan den ontvanger der registiatie en domeinen met de uitreiking daarvan belast. Vóór de betaling van het verschuldigde eegelrecht wordt aan het besluit geenerlei uitvoering of publicatie gegeven. Indien het iecht niet vrijwillig wordt betaald, heeft geen invordering plaats, doch vervalt het besluit van ïechtswege na verloop van één jaar. HOOFDSTUK V. Van het zegelrecht van polissen van verzekering en %an bewijzen van verwaarborging. Art. 44. Alle polissen van verzekering, bewijzen van verwaarborging, bewijzen van deelneming in onderlinge of andere verzekeringen en alle stukken, hoe ook genaamd, welke het bestaan van de verzekering bewijzen, hetzij tegenover den verzekerde, hetzij tegenover den verzekeraai, alsmede de vernieuwingen en veilengingen van polissen of verzekeringen zijn, behoudens het bepaalde in artikel 23 onder 11%- onderworpen aan het volgende zegelrecht:1 a. ingeval van levensverzekering en van invabditeitsverzekering, aan een vast recht van een gulden ;' onder levensverzekeringen worden voor de toepassing dezei wet mede begrepen tontines en verzekeringen van lijfrenten en andere van het leven afhankelijke uitkeeringen, alsmede van uitkeeringen uit begrafenisfondsen; 1 Zie art. 23 n°. 7. Zie ook art. 45; voor de vrijgestelde art. 46 en voor de stukken, opgemaakt vóór de invoering dezer wet, art. 98.  45 • - Art. 44 - b. ingeval van ziekteverzekering, van ongevallenverzekering en van verzekering, tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid, aan een vast recht van vijftig cent; • c. ingeval van zeeverzekering \, bij verzekering voor eene bepaalde reis aan een recht van vijf cent — en bij andere verzekering, aan een recht van vijftien cent van iedere duizend gulden van het verzekerd bedrag ; indien de verzekering tegen eene dadelijk betaalde premie is gesloten, tot een bepaald bedrag als maximum per vervoermiddel, voor elk vervoer van goederen, welke binnen een bepaalden termijn dooi of aan den verzekerde worden, verzonden, wordt het recht verhoogd tot drie gulden van iedeie duizend gulden van voormeld maximum ; d. ingeval van eenige andere verzekering, aan een recht van vijf cent van iedere duizend gulden van het verzekerd bedrag. Voor de berekening van laatstgemeld recht wordt het verzekerd bedrag : verminderd tot op een tiende, als de verzekering voor niet langer dan een maand — en tot op drie vijfden, als de verzekering voor langer dan een maand, doch niet langer dan zes maanden is gesloten, verdubbeld, als de verzekering voor twee jaren is gesloten, met drie vermenigvuldigd, als de verzekering voor langer dan twee jaren, voor het leven of voor onbepaalden tijd is gesloten. 1 D. i. de verzekering tegen de gevaren ter zee bij eene zeereis.  Art. 44 — 46 Verzekeringen,- welke voortduren, totdat door een der partijen opzegging, heeft plaats gehad, worden geacht voor onbepaalden tijd te zijn aangegaan. Is- de verzekerde som alleen in vreemde munt uitgedrukt, dan wordt deze herleid tot Nederlandeche munt naar den maatstaf, welke daarvoor wordt aangenomen bij het verhandelen van effecten ter beurze van Amsterdam.1 Het evenredig recht bedraagt ten minste tien cent; het klimt op met vijf cent tot- vijf en twintig cent, boven de vijf en twintig cent met vijf en twintig cent tot vijf gulden en boven de vijf gulden met vijftig cent. Ligt het bedrag van het naar voormelde grondslagen berekend recht tusschen twee der door dit lid bepaalde zegelrechten, dan is het hoogste van die beide rechten verschuldigd. In geval van eene samengestelde verzekering is slechts één zegelrecht verschuldigd, waarvan het bedrag bepaald wordt dooi die verzekering, welke het hoogst is belast en, voor zoover de onder c en d bedoelde verzekeringen betreft, door het hoogste bedrag, dat door den verzekeraar verschuldigd kan zijn. In geval van verzekering tengevolge van zoogenaamde open- of contractpobssen en aflaad- of afschrijfpolissen, ■welke op zich zelve geen aanleiding geven tot premiebetaling, is het evenTedig recht verschuldigd over de waarde van- hetgeen onder dekking van de pons vervoerd wordt. Dit recht moet worden voldaan op de wegens elk vervoer nader opgemaakte polis of, zoo 1 Zie aant. 1 op blz. 64.  — 47 — Art. 45 deze niet wordt opgemaakt, op het contract-boekje, waarin aanteekening Wordt gehouden van elk vervoer.1 Art. 45. Meerdere exemplaien, afschriften en uittreksels van in het vorige artikel vermelde stukken zijn onderworpen aan een zegelrecht van vijf en twintig cent, 2 mits voor die stukken het verschuldigde zegelrecht volgens de wet is voldaan en de onderteekenaar van het tweede of verdere exemplaar, afschrift, of uittreksel met zijne handteekening bekrachtigt de op dat stuk gestelde afzonderlijke verklaring :, „Het verschuldigde zegelrecht is op het oorspronkelijk stuk behoorbjk voldaan". Hij [die deze verklaring in strijd met de waarheid ondeiteekent, beloopt eene boete van duizend gulden. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd voor de kwitantiën wegens inlage of premie en andere kosten op de in het vorige aitikel en dit artikel vermelde stukken gesteld * en voor de aanteekeningen van allerlei aard, welke op de verzekering betrekking hebben en op gemelde stukken gesteld worden, met uitzondeling van die, houdende verlenging of vernieuwing van de verzekering, of verhooging van het verzekerd belang. Deze uitgezonderde|gaanteekeningen zullen gezegeld moetenVorden als waren het nieuwe bewijzen van verzekering. In geval van verhooging^van het verzekerd belang bij verzekeringen, als be- 1 De contract-polissen zijn aan formaatzegel onderworpen. 2 Echter nooit aan hoogerJrecht dan het oorspronkelijk stuk, zoo dit met een lager evenredig recht dan 25 cent is belast. 3 Verg. art. 36 n°. 2.  Art. 46 |p3 — 48 — doeld onder c en d van artikel 44, wordt het verschuldigd zegelrecht berekend naar het bedrag der verhooging. • Art. 46. Geenerlei zegebecht is verschuldigd voor de in de artikelen 44 en 45 vermelde stukken betreffende :1 o. personenverzekeringen, indien de op het hoofd van één persoon verzekerde uitkeeringen niet meer bedragen dan vijfhonderd gulden aan kapitaal of twee gulden per week aan renten, te zamen . of afzonderlijk; ingeval van ziekteverzekering wordt dit bedrag van twee gulden verhoogd tot tien gulden per week ; 2 b. herverzekeringen door verzekeraars gesloten ; c. verzekeringen krachtens wettelijke verplichting gesloten of vrijwillig gesloten krachtens de Ziektewet of de Invaliditeitswet; d. verzekeringen tegen gevaren van vervoer van goederen te lande en op rivieren en binnenwateien, indien het vervoer binnen het Rijk plaats heeft; e. transportverzekeringen van geld of geldswaardig papier ; /. verzekeringen tegen inbraak of brand van effecten, geld of geldswaardig papier in brandkasten of kluizen ; g. verlenging eener verzekering tot Jbericht van aankomst van het vaartuig.. Voor de bewijzen van deelneming in •onderlinge verzekeringen, waarvan een rgezegeld bewijs van aandeel aan den «deelnemer wordt uitgereikt, is geen zegelrecht verschuldigd, indien de onder- 1 Zie ook art. 32 nos. 26 en 27, de laatste al. van dat art. en art. 91. — -\-r 2 Zie ook art. 32 n°. 15 slot.  49 - Art. 47 teekenaar van het bewijs van aandeel met zijne handteekening bekrachtigt de op het bewijs van deelneming gestelde afzonderlijke verklaring: „Het zegelrecht is op het bewijs van aandeel behoorhjk voldaan". Hij die deze verklaring in strijd met de waarheid onderteekent, beloopt eene boete van duizend gulden. Art. 47. Het zegelrecht van de in het laatste lid van arti kei 44 bedoelde contractboekjes moet op door Ons1 te bepalen wijze worden voldaan ; het zegelrecht van de overige in dat artikel bedoelde stukken moet, voor zoover zij hier te lande worden opgemaakt, voldaan worden door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven 2 of op buitengewoon gezegeld .papier, * of door gebruik van plakzegel. Het zegelrecht van de in het eerste lid van artikel 45 aan een recht van vijf en twintig cent onderworpen stukken en van de bij dat artikel uitgezonderde aantêekeningen moet, voor zoover zij hier te lande worden opgemaakt, voldaan worden door gebruik van plakzegel. Is het recht niet tot het in artikel 44 genoemd bedrag — of, voorzooveel betreft de in het eerste lid van artikel 45 bedoelde meerdere exemplaren, afschriften of uittreksels, tot het daar genoemd bedrag — voldaan, dan wordt eene boete van vijfhonderd gulden verbeurd door den verzekeraar of door den assurantiebezorger door of namens 'wien- het 1 Zie Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). 2 Verg. de artt. 6 en 9. 3 „ art. 2 aL 2 lid 3. S. & J. n°. 18, 5e dr. . 4  Art. 48 ?P - 50 - stuk onderteekend is.1 Deze bepaling is niet toepasselijk op certificaten door assurantiebezorgers afgegeven en op sluitnota's, waarvan een zegelrecht van tien cent voldaan is, mits deze stukken binnen zes maanden na het sluiten der verzekering door behoorlijk gezegelde polissen zijn vervangen. Indien deze vervanging niet tijdig heeft plaats gehad, is de assurantiebezorger, door wiens tusschenkomst de verzekering is gesloten, mede aansprakebjk voor de boete, verschuldigd wegens de door den verzekeraar onderteekende sluitnota. Wordt eene verzekering door meer dan één verzekeraar, ieder voor een afzonderlijk bedrag, doch bij één polis gesloten, dan wordt eene boete van vijfhonderd gulden verbeurd door eiken verzekeraar, door of namens wien de polis wordt onderteekend, voor dat het zegelrecht is voldaan, dat tijdens die onderteekening verschuldigd 's. Art. 48. Indien de in artikel 44 bedoelde stukken, de in het eerste lid van artikel 45 bedoelde meerdere exemplaren, afschriften of uittreksels, of de bij dat artikel uitgezonderde aanteekeningen buiten het Rijk worden opgemaakt, • moet daarvan het zegelrecht worden voldaan vóórdat zij hier te lande aan den verzekerde of andere belanghebbenden of aan anderen ten behoeve van dezen worden toegezonden of uitgereikt, vóórda't de eerste premiebetabng door of namens een hier te lande wonenden of gevestigden verzekerde plaats heeft, vóórdat zij hier te lande onderteekend of 1 Verg. ook art. 14. 2 Verg. de artt. 12 en 22 al. 3.  - 51 - Art. 50 geëndosseerd worden, alsmede vóórdat eenige uitbetaling door den verzekeraar plaats heeft. Die voldoening geschiedt door de stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar. Indien de stukken niet vóór de eerste premiebetabng kunnen worden aangeboden, moet het recht worden voldaan op eene door den verzekerde vóói die betaling aan 's Rijks ambtenaar in te leveren verklaring, welke de gegevens bevat voor de berekening van het verschuldigde recht. Op vertoon van deze verklaring, Voorzien van het bewijs van voldoening van dit recht, worden de stukken kosteloos gezegeld. Worden deze voorschriften niet nageleefd, dan verbeurt hij, die een der in het eerste lid genoemde handelingen verricht of doet verrichten, eene boete van vijfhonderd gulden. Art. 49. Behoudens beding van het tegendeel, is het zegelrecht, in dit hoofdstuk bedoeld, verschuldigd door hem, die de premie of inlage verschuldigd is. Art. 50. Hij aan wien een hier te lande opgemaakt, niet behoorlijk gezegeld stuk, als in artikel 44 of artikel 45 bedoeld, is afgegeven, is verplicht dit onder opgaaf van naam en woonplaats van hem, van wien het werd ontvangen, binnen eene maand na de ontvangst 1 ter constateering van de overtreding aan 's Rijks ambtenaar aan te bieden op straffe van aanspiakeüjkheid voor de boete, welke volgens artikel 47 is verbeurd. 1 Verg. art. 92. 4*  Art. 51 HOOFDSTUK VI. Van het zegelrecht van wissels, orderbriefjes, kassierspapier, bankpapier en ander papier aan toonclet, assignatiën enz: Art. 51. Alle wissels, orderbriefjes, kassierspapier, cbèques, bankpapier of ander papier aan toonder en ander handelspapier, niet elders in deze wet genoemd, 1 alle assignatiën, ook als zij niet tot het handelspapier behooren en alle dubbelen of -afschriften van al deze stukken zijn," met uitzondering van het zoogenaamde kort papier, onderworpen aan een recht van vijf cent van- iedere honderd gulden, indien zij binnen het Rijk 2 betaalbaar zijn. •• Het recht bedraagt ten minste tien cent en wordt berekend over de som in het stuk uitgedrukt, over ronde sommen van f 100 tot en met een bedrag van f 500, boven de f 500, over ronde sommen van f 500 tot en met een bedrag van f 10,000, en boven de f 10,000, over ronde sommen van f 1000. De in het eerste lid genoemde stukken, welke door den uitgever buiten het Rijk betaalbaar zijn gesteld, alsmede het binnen het Rijk betaalbaar zoogenaamde kort papier, zijn slechts onderworpen aan een vast recht van tien cent. Onder kort papier verstaat deze wet dat, hetwelk betaalbaar is gesteld, hetzij op zicht of vertoon, hetzij uiterbjk drie dagen na zicht of vertoon, of wel uiterlijk acht dagen na zijne dagteekening. Wissels en andere stukken, oorspron- 1 Verg. de artt. 32 n°. 29, 34 en 53. 2 In Europa. Zie art. 2, al. 2, lid 1.  53 — Art.' 53 kelijk tot het kort papier behoorende, zijn aan het evenredig recht onderworpen, indien zij verlengd worden. Papier, dat uiterlijk acht dagen na zijne dagteekening betaalbaar is gesteld, doch, tengevolge "van niet-betaling bij de aanbieding ter betaling, langer dan acht dagen in omloop blijft, is eveneens aan het evenredig recht onderworpen. Is een aan evenredig recht onderworpen wissel in het buitenland in meer dan één exemplaar opgemaakt,1 of zijn van zoodanig buitenlandse!, stuk afschriften vervaardigd, dan zijn de meerdere exemplaren en afschiiften vrij van het recht, mits : a. op één der exemplaren of op het oorspronkelijk stuk het recht behoorlijk zij voldaan; ö. de houder of de acceptant, die binnen het Rijk op een der meerdere exemplaren of der afschriften het eerst zijne handteekening zet, aan die handteekening de daardoor tevens bekrachtigde verklaring doe voorafgaan : „Het zegelrecht is op den . . . (prima-, secunda-, enz. of oorspronkelijken) wissel behoorbjk voldaan". Hij die deze verklaring in strijd met de waarheid onderteekent, beloopt eene boete van duizend gulden. Op vertoon van den gezegelden wissel kan de onder letter ö bedoelde verklaring, in plaats van door den houder of acceptant, gesteld worden door 's Rijks ambtenaar. Art. 52. Geen afzonderlijk zegelrecht is_ verschuldigd voor de kwitantiën, 2 1 Verg. de artt. 12 en 22 al. 3. 2 Verg. art. 36 n°. 1.  Art. 53 — 54 endossementen, acceptatiën, visa's, avals en verlengingen van den termijn van betaling, op de in bet vorige artikel vermelde stukken gesteld. Ingeval van - verlenging van zoogenaamd kort papier, moet het meerdere zegelrecht, dat dientengevolge wegens het stuk verschuldigd wordt,1 door hem, die de aanteekening der verlenging op het stuk stelt, voldaan worden door gebruik van plakzegel bij het stellen dier aanteekening, of door het stuk vooraf ter zegeling "aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar. Ingeval papier, dat uiterlijk acht dagen na zijne dagteekening' betaalbaar is gesteld, tengevolge van niet-betaling bij de aanbieding ter betaling, langer dan acht dagen in omloop blijft, moet op dezelfde wijze het meerdere zegelrecht worden voldaan.1 Art. 53. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd : 2 es. voor postbewijzen en postwissels; b. voor assignatiën of aanwijzingen tot betaling, welke door departementen van algemeen bestuur en door rijksambtenaren worden afgegeven op rijksambte¬ naren en op ae in eaerianascne rJank: naar aanleiding van ten behoeve van 's Rijks dienst geopende credieten ; c. voor de bankbüjetten door de Nederlandsche Bank gedurende den loop van het octrooi afgegeven wordende; d. voor wissels, welke uitsluitend worden opgemaakt en strekken tot overmaking van de saldo's der rekeningen, die tusschen de Nederlandsche en buiten- 1 Verg. art. 51 al. 5 en 6. 2 Zie ook art. 32 laatste al. en art. 91  55 — Art. 54 landsche postadministratie worden aangehouden, mits van die bestemming op den wissel blijke. Art. 54. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken moet, voor zoover zij binnen het Rijk worden opgemaakt, door den trekker of uitgever worden voldaan door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven1 of op buitengewoon gezegeld papier, 2 of door gebruik van plakzegel. ' Ingeval van overtreding, wordt eene boete verbeurd van honderdmaal het niet betaalde recht, doch ten minste honderd gulden. * Indien de stukken buitenslands zijn opgemaakt, 4 moet het zegelrecht daarvan worden voldaan» vóórdat zij hier te lande verhandeld, geaccepteerd, geviseerd, geëndosseerd, betaald, gekwiteerd, of voor aval geteekend worden, of eindelijk vóórdat wegens non-acceptatie of non-betaling protest wordt opgemaakt. De voldoening van het recht van deze in het buitenland opgemaakte stukken geschiedt door de stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar of door gebruik van een of meer plakzegels bij het stellen van het accept, endossement, aval-of van de kwijting. Bene boete van honderdmaal het niet overeenkomstig de wet betaalde recht, doch ten minste honderd gulden, wordt verbeurd door ieder, die eenig in 1 Verg. de artt. 6 en 9. 2 „ art. 2 al 2 lid 3. 1 „ ook art. 14. 4 „ de artt. 12 en 22 al. 3.  Art. 55 — 56 • dit hoofdstuk bedoeld stuk, hetwelk niet van behoorlijk zegel is voorzien, onverschillig of het binnen- of buitenslands is opgemaakt, hier te lande heeft verhandeld, geaccepteerd, geviseerd, geëndosseerd, betaald, gekwiteerd of voor aval geteekend, of wegens non-acceptatie of non-betaling van zoodanig stuk eene akte van protest heeft doen opmaken zonder vooraf het zegekecht te voldoen. Deze voldoening kan door hem, vóór het verlichten van een dier handelingen, zonder betaüng van boete, geschieden op de wijze in het vierde lid van dit artikel aangeduid, indien zijne handteekening niet in strijd met de wet op het stuk voorkomt, waarna dat stuk ten aanzien van hem en van latere houders als behoorlijk gezegeld wordt aangemerkt. Hij is tot deze voldoening verplicht op straffe van aansprakelijkheid jegens den Staat voor boeten ter zake van dat stuk vroeger door anderen beloop en.1 Als betaüng vóór het protest geldt de terhandstelling van het verschuldigde recht door den houder, die protest doet opmaken, aan den hiermede belasten ambtenaar, mits deze in zijne akte die terhandstelling vermelde en het zegelrecht in 's Rijks schatkist overstorte bij de aanbieding dier akte ter registratie. Art. 55. Het zegelrecht van de stukken, in dit hoofdstuk bedoeld, komt, indien niet anders is overeengekomen, ten laste van den trekker of uitgever van het stuk. 1 Verg. ook art. 14.  57 — Art. 56 HOOFDSTUK VII. gVan het zegelrecht van de bewijzen van huur en verhuur. Art. 56. De authentieke akten en de ' door- of namens huurder en verhuurder, of door- cf namens een van beiden onderteekende onderhandsche stukken onver achiUig in welken vorm opgemaakt, al ware het in dien van berichten óf brieven, houdende erkenning van de huur of verhuur van roerende zaken of van binnen het Rijk gelegen of gevestigde bnïoerende zaken, zijn onderworpen aan een zegelrecht van tien cent van iedere honderd gulden van den huurprijs over den geheelen huurtijd berekend.1 I Onder den huurprijs wordt verstaan de som, door den huurder aan den verhuur. der te betalen, benevens al de lasten, die de huurder voor zijne rekening neemt, ter ontlasting van den verhuurder. I lu geval van openbare verhuring bedraagt het recht ten minste vijftig cent. » Voor de berekening van het recht wordt de duur van een voor het leven of tot •wederopzegging aangegane huur gesteld op tien jaren, die van eenige andere huur voor onbepaalden tijd op twintig jaren ; met de jaren, die ter keuuze staan van huurder of verhuurder wordt dadelijk rekening gehouden. » 1 Zie voor de vrijgestelde art. 57. 2 Altijd, dus ook al zijn de prijzen niet hooger dan die in art. 57 bedoeld. 3 Het recht wordt dus berekend naar het aantal jaren, waarvoor huurder of verhuurder zich heeft verbonden, dus b.v. bij verhuring voor een jaar, met bepaling dat zij telkens met een jaar wordt verlengd, indien zij niet vóór zekeren dag door een der partijen is oppezegd, als huur voor tien jaren. ■ Met de jaren ter keuze wordt rekening gehouden ook al moet bij 't gebruik "maken daarvan volgens de huurovereenkomst teen nieuw contract worden opgemaakt.  Art. 56 — 58 Indien de akte of het stuk niet de S noodige gegevens bevat voor de bere- j kening van het recht, moeten deze aan den voet door den openbaren ambtenaar, | die de akte opmaakte, of door of namens E partijen bij onderteekende verklaring 1 worden opgegeven. Ontbreekt deze opgave, dan is een recht van twintig gulden verschuldigd. Het recht wordt berekend over ronde sommen van f 250 tot en met een bedrag van f5000 en boven de f5000, over j ronde sommen van f 500. Voor de toepassing dezer wet worden : ; a. huur en verhuur onder opschor- . tende voorwaarde gelijkgesteld met zuive- 1 re huur en verhuur; b. onderhuur en verhuur, vernieuwing J van huur en verhuur en overdracht of overneming van huur gelijkgesteld met huur en verhuur. Voor de berekening van het recht j wordt, ingeval van ondeihuur en ver- 4 huur en van overdracht of overneming van huur, als huurprijs beschouwd jj hetgeen de verkrijger van het genot Jj zal moeten voldoen aan of voor den | oorspronkebjken verhuurder, vermeer- | derd met wat de veikrijger moet voldoen j aan den onderverhuurder of aan hem die | het genot heeft overgedragen. Bevat eene akte verschillende overeen- | komsten of verklaringen van huur en veihuur, dan is het verschuldigde zegel- | recht gebjk aan het totaal der rechten, ■ waartoe de verschillende overeenkomsten I of verklaringen, indien zij bij afzonder- I lijke akten geconstateerd waren, aanleiding zouden hebben gegeven, tenzij de I verhuring in het openbaar werd gehouden, |  59 - - . Art. 58 in welk geval het recht berekend wordt over de totale opbrengst1 der verhuring. Aft. 57. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd : 2 a. indien de huurprijs 3 over den geheelen huurtijd berekend niet meer dan tweehonderd vijftig gulden bedraagt, behoudens het bepaalde bij het derde lid van het vorige artikel: b. indien de huur en verhuur bij andere dan notariëele akte is geconstateerd, voor het voor een der partijen bestemde exemplaar van de akte, dat tegelijk met het behoorlijk gezegelde stuk en binnen drie maanden na de dagteekening der akte, in ieder geval binnen een maand4 na] den aanvang der huur, ter regiptratie wordt aangeboden ; c. voor het voor ieder der partijen bestemde afschrift van- of uittreksel uit de notariëele akte van huur en verhuur ; d. voor verhuringen, welke met evenredig registratierecht zijn belast; 5 e. voor verhuringen aan den Staat. Art. 58. Het zegelrecht van de in dit 1 Hieronder ook] begrepen [de in art. 57a bedoelde prijzen. 2 Zie ook art. 32 laatste al. en art. Ml. 8 Hieronder volgens art. .56Jal. 2 begrepen de lasten. 4 Verg. art. 92. 6 Volgens art. 55 al. 3] der Registratiewet 1917 is met evenredig registratierecht belast de aldaar met eene verkooping gelijkgestelde verpachting of afstand van het enor, van landerijen of bosschen, indien, ehalve het TWCht, nm tint. H»amTi ,+ an.r.rl rr_.w_. te oogsten of het hout te vellen, het genot van den grond voor niet langer dan vier maanden is afgestaan. |} Hieronder vallen processen-verbaal van door notarissen gehouden openbare verhuringen (verkoopingen) van grasgewas.  Art. 58 — 60 hoofdstuk'bedoelde stukken moet worden voldaan : a. van hier te lande door notarissen opgemaakte akten, door deze te stellen bp gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven ;1 b. van alle andere hier te lande opgemaakte stukken, door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven 1 of op buitengewoon gezegeld papier.. of door gebruik van plakzegel. 2 Is hét recht niet tot het in artikel 56 genoemde bedrag voldaan, dan wordt "wegens eene notariëele akte eene boete van honderd gulden door den notatis verbeurd, en wegens eene andere akte of verklaring eene boete van honderd maal het te weinig betaalde recht, doch ten minste vijihonderd gulden, welke boete komt ten laste van den verhuurder of den cedent der huur, als de akte of verklaring door beide partijen is onderteekend, en ten laste van den ondeiteekenaar, indien de akte of verklaring slechts door een der partijen is onderteekend. * Vorenstaande bepaling is niet toepasselijk op notariëele akten van verhuring en op andere akten van openbare verhuring, waarvan aanvankelijk een zegelrecht van vijftig cent voldaan is, mits deze tijdig ter registratie worden aangeboden en daarbij het te min betaalde recht wordt voldaan. 4 Die aanbifeding ter registratie moet geschieden, van de notariëele akten, binnen de bij de wet op de registratie 1 Verg. de artt. 6 an 9. 2 „ art. 2 ai 2 lid 3. 3 ,, ook art. 14. - 4 „ art. 56 al. 3.  61 — Art. 60 bepaalde termijnen 1 en van alle andere akten, binnen een maand na de verhuring. 5 _ Zijn de akten en verklaringen buitenslands opgemaakt 3 en betreffen zij het genot van binnen het Rijk gelegen of gevestigde onroerende zaken, dan moeten zij uiterlijk binnen een maand na hare dagteekening 4 hier te lande aan 's Rijks ambtenaar ter zegebng aangeboden worden ; bij gebreke hiervan zal het stuk tot geenerlei bewijs kunnen strekken. Aft. 59. Behoudens beding van het tegendeel, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken verschuldigd door de huurders, door of namens wie zij zijn onderteekend. Zijn de stukken alleen door of namens de verhuurders onderteekend, dan is het zegelrecht te hunnen laste. HOOFDSTUK. VIII. Van het zegelrecht van effecten. - Art. 69. Van alle zoo binnen- als buitenslands opgemaakte effecten8 wordt een recht geheven ten beloope van: a. een gulden van iedere honderd gulden, voor de bewijzen van aandeel in premieleeningen ; 6. tachtig cent van iedere hondeid gulden voor de buitenlandsche effecten; voor aandeelen in buitenlandsche maatschappijen wordt het recht verhoogd tot een gulden van iedere honderd gulden ; c. zestig cent van iedere honderd gulden, voor alle andere stukken, die onder welke benaming ook, gerangschikt' 1 De termijn is als regel 10 dagen. (Verg. de artt. 4 e. v. der Registratiewet 1917.) • Verg. art. 92. 3 „ de artt. 12 en 22 al. 3. 4 „ art. 92. 5 ,, eohter de artt. 64, 67, 68 en 74.  Art. 60 — 62 kunnen worden onder de effecten of publieke fondsen ; voor pandbrieven van hier te lande gevestigde hypotheekbanken, welker bedrijf, wat het ter leen verstrekken van geld betreft, volgens hare statuten is beperkt tot het geven van geld tegen hypotheek op onroeiende zaken hier te lande gelegen of gevestigd, of tegen inpandgeving van vorderingen, verzekerd door soortgelijk hypothecair verband, wordt het recht verminderd tot vijf en twintig cent van iedere honderd gulden, mits bij de aanbieding ter zegeling ingetrokken pandbrieven, tot eene gelijke totale nominale waarde, van dezelfde hypotheekbank ter vernietiging van den zegelstempel aan 's Rijks ambtenaar worden overgelegd en, met inachtneming van de daarvoor door Onzen Minister van Financiën te stellen regelen, 1 wordt aangetoond, dat de intrekking van laatstgemelde pandbrieven niet meer dan drie maanden vóór de overlegging heeft plaats gehad. Van de betaling van dit verminderde recht moet blijken door zegebng met een bij zónderen stempel. » -yr Onder buitenlandsche effecten * worden verstaan : 1 Zie resolutie dd. 21 April 1917, n°. 121 (Bijl. C). > Zie Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). * Volgens art. 36i>ï« der Leeningwet 1914, van 23 December 1914, S. 612, gewijzigd door de wet van 20 Januari 1917, S. 192, worden op het zegelrecht van buitenlandsche effecten (waaronder in dat art. worden verstaan de hierboven onder 1° en 2° genoemde stukken), geheven of verschuldigd geworden in het tijdperk van 1 Januari 1917—31 December 1933, een zoodanig aantal opcenten geheven, als gelijk staat met eene heffing van twintig cent van iedere honderd gulden van het kapitaal in het stuk uitgedrukt, d. i., waar het recht bedraagt f 0.80 en f 1, respectievelijk 25 en 20.  63 -■- Art. 60 1°. die welke buiten bet Rijk1 zijn opgemaakt en de hier te lande opgemaakte bewijzen van scbuld uit geldleeningen en rente-schuldbewijzen ten laste van buitenlandsche lichamen en personen en bewijzen van aandeel of deelgerechtigdheid in vennootschappen, maatschappijen of vereenigingen, waarvan de zetel buiten het Rijk gevestigd is, en 2°. de certificaten, welke ter zake van de onder 1° bedoelde effecten door administratiekantoren hier te lande zijn opgemaakt. Het recht bedraagt ten minste tien cent; het klimt op met tien cent tot een gulden en boven de gulden met vijftig cent. Voor pandbrieven, welke met vijf en twintig cent van iedere honderd gulden worden belast, bedraagt de opklimming vijf cent tot vijf en twintig cent, vijf en twintig cent tot twee gulden vijftig cent en boven twee gulden vijftig cent, vijftig cent. Het recht wordt berekend over het kapitaal in het stuk uitgedrukt of daarin aangewezen door de vermelding van den rentevoet of op andere wijze. Is in het stuk geen kapitaal uitgedrukt of aangewezen, dan wordt het vijfentwintigvoud der uitgeloofde j aarlij ksche rente daarvoor genomen. Is kapitaal of rente alleen in vreemde munt uitgedrukt, dan wordt deze herleid tot Nederlandsche munt naar den maatstaf, welke daarvoor wordt aangenomen 1 In Europa. Zie art. 2 al. 2 lid 1. Verg. ook art. 12.  Art. 61 -»■ 64 bij het verhandelen ter beurze te Amsterdam. 1 >'.-v** Ligt het bedrag van het naar deze grondslagen berekend recht tusschen twee der door het derde lid van dit artikel bepaalde zegelrechten, dan is het hoogste van die beide rechten verschuldigd. Is noch kapitaal noch rente uitgedrukt, en is niet na te gaan hoe groot het kapitaal of de rente is, dan is een vast recht van een gulden vijftig cent verschuldigd. Art. 61. De voorloopige bewijzen van storting zijn onderworpen aan dezelfde rechten als de definitieve stukken. 2 Behoudens het bepaalde bij de artikelen 60 en 67, zijn de stukken, welke ter vervanging van andere worden uitgegeven, aan de hiervoor bepaalde zegelrechten onderworpen, om het even of de oorspronkelijke stukken vóór of na de invoering van deze wet zijn opgemaakt of uitgegeven. 3 Stukken, welke bij conversie worden gewijzigd doorv afstempeling of op andere wijze, worden als nieuwe stukken be- 1 Naar dien maatstaf wordt berekend: de gouden roebel . ... .- . . op f 2.— het pond sterling „ „ de züveren- en credietroebel . . „ „ 1.28 „ Oostenrijksche goudflorijn. . „ „ 1-20 „ franc - • „ >, 0.50 „ Rijksmark '. . „ „ 0.60 „ Deensche kroon . . ... . „ „ 0.66*/, „ lire „ 0.50 „ dollar . . .-. „ „ 2.50 „ peseta :* „ „ 0.50 „ Oostenrijksch-Hongaarsche kroon • i» 0.50 „ papieren roebel ......„„ 0.36 „ Oostenrijksche florijn. . . . „ „ t.— „ gouden Lev. >, 0.50 „ Argentijnsche pap. peso . . „ „ 1-10 „ yen ,, ,> l-^5 2 Verg. echter art. 65. 3 Verg. echter art. 67.  ■ 65 — Art. 62 schouwd en zijn mitsdien — ongeacht het daarvan reeds betaalde zegelrecht — opnieuw aan zegelrecht onderworpen. 1 Van de betaling van het zegelrecht na _de wijziging moet blijken door zegelingmet een bijzonderen stempel. 2 Art. 62. Van oprichtersaandeelen is ' een vast recht van tien gulden verschuldigd. Een vast recht van vijftig cent is verschuldigd van : • a. bewijzen van.deelgerechtigdheid (actions de jouissance), alsmede restant- bewijzen en dergelijke welke, na aflossing der oorspronkelijke aandeelen, aan de houders verblijven of uitgereikt worden ; b. bewijzen van overneming van effecten, afgegeven door hen, die zich met het behartigen van de belangen van fondsenhouders belasten, of door vereenigingén van houders van fondsen, die ten doel hebben de belangen van hare leden bij die fondsen te behartigen en de certificaten van aandeel, door administratiekantoren uitgegeven, indien, met inachtneming van de daarvoor door Onzen Minister van Financiën te stellen regelen, * wordt aangetoond, dat de effecten, ter zake waarvan de bewijzen van overneming of certificaten zijn uitgegeven, behoorlijk gezegeld zijn. De onder letter b vermelde stukken moeten, ten blijke dat aan de daarvoor ' gestelde voorwaarde is voldaan, met den 1 Verg. echter art. 64. 2 Zie Kon. besluit van 4 Atiril lfll7 S 973 (Bijl. B). 3 Zie ook art. 60 laatste al. I 4 Zie resolutie dd. 21 April 1917, n°. 121 (Bijl. C). S. & J. n*. 18, 5« dr. 5  Art. 63 — 66 in het vorige artikel bedoelden bijzonderen stempel gezegeld worden.1 Aft. 63. Het zegelrecht moet, voor zoover de stukken hier te lande worden opgemaakt, worden voldaan door betahng aan 's Rijks ambtenaai, indien zegeling met een bij zonderen stempel wordt vereischt, en in alle andere gevallen door de stukken te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven 1 of op buitengewoon gezegeld papier. 3 Ingeval van overtreding wordt eene boete verbeurd van honderd maal het niet betaalde recht, doch ten minste honderd gulden voor ieder stuk.4 Niet hier te lande opgemaakte stukken moeten van den zegelstempel worden voorzien binnen acht dagen, 5 nadat zij hier te lande in ontvangst zijn genomen en vóórdat zij hier te lande uitgegeven, in omloop gebracht, overgedragen, verpand of in beleening gegeven, afgelost of geconverteerd worden, of vóórdat daarvoor binnen het Rijk door administratiekantoren certificaten woiden uitgegeven. Als inontvangstneming wordt niet aangemerkt eene bewaarnerning, indien volgens de overeenkomst van partijen de teruggave uitsluitend mag geschieden aan den bewaargever in persoon, zijne rechtverkrijgenden onder « Zié Kon. fcbesluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). * Verg. de artt. 6 en 9. 3 Verg. art. 2 al 2 lid 3. Kunnen voltooide effecten niet dadelijk worden teruggegeven, dan geeft de ontvanger, desverlangd, een recu af. 4 Verg. ook art. 14. 5 Verg. art. 92.  67 — Art. 67 algemeenen titel of zijn of hun algemeenen rechtsvertegenwoordiger. Art. 64. Ingeval van conversie van niet hier. te lande opgemaakte stukken kunnen de oude stukken ongezegeld blijven, wanneer de nieuwe, die daarvoor in de plaats worden uitgegeven, van behoorlijk zegel zijn voorzien. Art. 65. Het zegelrecht, dat betaald is voor behoorlijk gezegelde vooiloopige bewijzen van storting, wordt teruggegeven of verrekend voor zoover het zegel op die bewijzen van storting door 's Rijks ambtenaar is vernietigd en zij door behoorlijk gezegelde stukken zijn vervangen. De teruggaaf moet worden gevraagd en de veirekening moet plaats hebben binnen tien jaren1 na de zegeling der voorloopige bewijzen van storting. Art. 66. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd van akten van overdracht of volmachten tot overdracht, welke gesteld worden op de behoorlijk gezegelde effecten, waartoe zij betrekking hebben. Art. 67. Nieuwe stukken, uitgegeven ter vei vanging van andere, zonder ieenige verandering in de rechtsbetrekkingen, kunnen zonder betaling worden gezegeld, indien, met inachtneming van de daarvoor door Onzen Minister van Financiën te stellen regelen, * wordt aangetoond, dat de oude stukken behoorlijk zijn gezegeld. Deze bepabng geldt niet bij splitsing of samenvoeging van stukken, tenzij ten genoegen van Onzen Minister van Fi- E 1 Verg. art. 92. 2 Zie resolutie dd. 21 April 1917 n°. 121 (Bijl. C).  Art. 68 — 68 nanciën wordt aangetoond, dat de oude stukken nimmer hier te lande in omloop zijn geweest. In dit geval kunnen nieuwe stukken, tot het bedrag van het zegelrecht voor de oude betaald, kosteloos gezegeld worden. Art, 68. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd van :1 a. de ten laste van het Rijk of van zijne koloniën uitgegeven effecten ; b. de bewijzen van aandeel in binnen het Rijk gevestigde naamlooze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandeelen en andere vennootschappen en vereenigingen, * welker kapitaal geheel of ten deele in aandeelen is verdeeld, „voor zoover deze bewijzen aandeelen aanduiden in geplaatst kapitaal, dat volgens de Registratiewet 1917 met evenredig registratierecht is belast; c. de coupons, dividendbewijzen en talons, béhoorende bij de in de artikelen 60, 61 en 62 bedoelde effecten en voorloopige bewijzen van storting. Art. 69. Behoudens beding van het tegendeel, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken verschuldigd : van de hier te lande opgemaakte stukken, door hem die ze uitgeeft, en van de niet hier te lande opgemaakte stukken, door hem die zè hier te lande uitgeeft, in omloop brengt, overdraagt, verpandt, of in beleening geeft of ter aflossing of conversie aanbiedt. Art. 70. Niet van zegelrecht vrijgestelde stukken zijn niet leverbaar, vóórdat zij behoorlijk gezegeld zijn. 1 Zie ook art. 32 laatste al. en art. 91. 2 B.v. Coöperatieve.  69 - Art. 73: Art. 71. De Directie van het Grootboek zal geene certificaten Nationale Werkelijke Schuld viseeren, welke niet van behoorlijk zegel zijn voorzien. Art. 72. Hij die niet behoorlijk gezegelde effecten in ontvangst neemt is verplicht die stukken, onder opgaaf aan 's Rijks ambtenaar van naam en woonplaats van hem, van wien zij zijn ontvangen, binnen acht dagen 1 na de ontvangst te doen zegelen, en is bevoegd het daarvoor betaalde van hem, van wien hij de stukken ontving, terug te vorderen. Zij die eenig volgens dit hoofdstuk met zegebecht belast effect hebben uit te geven, in omloop te brengen, over te dragen, te verpanden, in beleening te geven, ter aflossing of ter conversie aan te bieden, af te lossen of te converteeren, of daarvoor certificaten van een administratiekantoor hebben uit te geven, zijn verpacht de "niet behoorlijk gezegelde stukken vóór het verrichten van een dier handelingen te doen zegelen, en zijn bevoegd het daarvoor betaalde aan hunne lastgevers of meesters in rekening te brengen. Art. 73. Iedere overtreding van het vorige aitikel wordt gestraft met eene boete van honderdmaal het niet betaalde recht, doch ten minste honderd gulden, voor ieder stuk, ten opzichte waaivan de overtreding is begaan. Zij die alleen of met anderen zijn belast met het bewaren van effecten, ter zake waarvan door adrninistratiekantoren certificaten zijn uitgegeven, en. 1 Verg. art. 92.  Art. 74 — 70 zij die de certificaten mede ondei teekend hebben zijn hoofdeüjk aansprakelijk voor de boeten, welke wegens het niet behoorlijk zegelen van die effecten of certificaten zijn verbeurd. Art. 74. Aan het bij dit hoofdstuk vastgestelde zegehecbt zijn niet onderworpen : a. de effecten, vóór het in werking treden dezer wet hier te lande opgemaakt. Deze effecten blijven onderworpen aan het zegelrecht, dat daarvan verschuldigd was volgens de wetten, welke op het tijdstip van de opmaking in werking waren; b. de effecten elders dan hier te lande opgemaakt en hier te lande reeds van behoorlijk zegel voorzien. De door kantoren van administratie vóór de invoering der wet van 3 October 1843 (Staatsblad n°. 47),1 uitgegeven certificaten Nationale Werkelijke Schuld, welke ongezegeld zijn, worden beschouwd van zegelrecht te zijn vrijgesteld. HOOFDSTUK IX. Van het zegelrecht van nota's van makelaars en commissionairs in effecten, enz. Art. 75. De nota — al dan niet onderteekend — waarbij een makelaar, commissionair of ander persoon, die van den handel in- of het uitgeven van effecten zijn gewoon beroep maakt,2 opgaaf doet van het bedrag, dat is te betalen of te ontvangen dooi hem, voor wiens reke- 1 D. i. vóór 1 April 1844, volgens Kon. Besluit van 13 Maart 1844, S. 18. 2 Hiertoe behooren o. a. ook hypotheekbanken en scheepsverbandbanken.  V 71 Art. 76 ning de in de nota vermelde verrichting plaats had, ter zake van een aankoop of verkoop van eenig effect, 1 onverschillig of al dan niet levering plaats heeft, is onderworpen aan een recht van vijf cent van iedere vijftig gulden. Aan hetzelfde recht is onderworpen de nota, houdende opgaaf van het toegewezen bediag ter zake van inschrijving bij gelegenheid van eene uitgifte van effecten. Het recht is verschuldigd over het bedrag van iederen aankoop, verkoop en toewijzing; het bedraagt ten minste tien cent en klimt op met vijf cent tot vijf en twintig cent, boven de vijf en twintig cent met vijf en twintig cent tot vijf gulden en boven de vijf gulden met vijftig cent. 1 Het recht wordt voldaan door gebruik van plakzegel. Onder effecten worden in dit hoofdstuk verstaan inschrijvingen-grootboek en alle stukken, die onder welke benaming ook, gerangschikt kunnen worden onder de effecten of pubbeke fondsen. Art. 76. De in het vorige artikel genoemde personen zijn verpbcht, Binnen drie dagen » na den aankoop of verkoop van eenig effect, een behoorlijk gezegelde nota daarvan af te geven of te zenden aan hem, ten behoeve van wien een dier handehngen plaats had. Indien deze weigert de nota in ontvangst te nemen of indien de afgifte of toezending niet aan hem kan plaats hebben, wordt de no-' ta door de in het vorige artikel genoemde 1 Niet' van coupons, dividendbewijzen en claims. 2 Zie voor de vrijgestelde nota's art. 79. s Verg. art. 92.  Art. 77 — personen, binnen eene maand na d en aankoop of verkoop, afgegeven of gezonden aan 's Rijks ambtenaar, die haar gedurende zes maanden bewaart ter beschikking van den belanghebbende. Gelijke verplichting tot afgifte of toezending rust, ingeval van toewijzing van effecten, op ieder, die de gelegenheid tot verkrijging daarvan bij inschiijving of op .andere wijze heeft opengesteld. Voor iedere oveitreding van dit artikel wordt verbeurd eene boete van honderdmaal het niet betaalde recht doch ten minste vijfhonderd gulden.1 Art. 77. De nota vermeldt den naam van hem, die haar afgeeft of verzendt en van hem, ten behoeve van wien de aankoop of verkoop plaats had of aan wien de toewijzing geschiedde, den aaid der verrichting en het bedrag van iederen aankoop, verkoop of toewijzing. Indien de nota wordt afgegeven door een. makelaar, commissionaii of ander persoon,, die van den handel in — of het uitgeven van effecten zijn geween beroep maakt, wordt zij van een doorloopend volgnummer voorzien en getrokken uit een register met stok, waarvan al de • bladen genummerd zijn. Vóór het in gebruik nemen van het register wordt dit op den stok dooi een door Ons aan te wijzen ambtenaar 2 gewaarmerkt. Op den stok woidt een afschrift van de nota overgenomen; daarop wordt 'tevens het bedrag van het in rekening gebrachte zegelrecht aangeduid op door Ons aan te geven wijze. 2 1 Zie ook art. 80. z Zie Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B).  73 — Art. 79 Indien volgens die vermelding te weinig zegelrecht in rekening is gebracht, wordt het te weinig betaalde recht van den houder van het register ingevorderd, behoudens diens veihaal op den schuldenaar. Het register in dit artikel bedoeld moet gedurende drie jaien,1 ingaande met de laatste boeking op den stok, bewaard blijven, ten einde daarvan overeenkomstig artikel 18 inzage te geven. Eene boete van vijftig gulden wordt verbeurd : indien de nota niet voldoet aan de bij dit artikel gestelde eischen ; indien niet voldaan is aan het voorschrift van het derde lid van dit artikel. 2 Art. 78. Hij die een aan zegelrecht onderworpen nota ontvangt, welke nietof niet behoorlijk gezegeld is, is verplicht deze binnen veertien dagen 1 na de ontvangst uit te reiken aan 's Rijks , ambtenaar. Hij die geen nota ontvangt is eveneens verplicht daarvan, binnen veertien dagen' nadat de aankoop, verkoop of toewijzing hem bekend is geworden, kennis te geven aan 's Rijks ambtenaar. Hij die aan een dezer verplichtingen niet voldoet is aanspiakelijk voor de boete ingevolge artikel 76 verbeurd-. Art. 79. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor : * - • v»v uoucubiuc ecu aaiiKOOp 01 verkoop van eenig effect, afgegeven of gezonden aan een der in artikel 77, tweede lid, genoemde personen, indien | 1 Verg. art. 92. 2 Zie ook art. 89 al. 2. 4 „ „ art. 91. <■ i&M  Art. 80 — 74 - deze hier te lande gevestigd is, mits uit de nota blijkt, dat zij niet bestemd is om aan een ander te worden uitgereikt; 2°. de nota betreffende eene toewijzing van effecten, indien te zelf der zake reeds een behoorlijk gezegelde nota is afgegeven of verzonden door hem, die de gelegenheid tot verkrijging der effecten bij inschrijving of op andere wijze heeft opengesteld, mits van deze afgifte of verzending en van het gebezigde zegel in de eerstbedoelde nota melding wordt gemaakt; en •3°. een dupbcaat-nota, indien te zelf der zake reeds eene behoorlijk gezegelde nota is afgegeven of verzonden, mits van deze afgifte of verzending en van het gebezigde zegel in de duplicaat-nota melding wordt gemaakt. Art. 80. Onverminderd de straf, gesteld op het niet afgeven van een nota en op de afgifte van een niet behoorüjk gezegelde nota, verliest hij die een dezer overtredingen begaat alle recht op loon of vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Indien het loon of de vergoeding betaald mocht zijn, kan het bedrag daarvan, als onverschuldigd betaald, worden teruggevorderd, mits die terugvordering in rechten gevraagd wordt binnen vijf jaren 1 na de betaling. " Deze bepalingen zijn niet toepassebjk, indien geheele of gedeeltelijke kwijtschelding of teruggave is verleend van de boete, welke volgens artikel 76 is verbeurd. * Art. 81. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde nota's is verschuldigd door hem te wiens behoeve de in de nota vermelde verrichting plaats had. 1 Verg. art. 92. 2 Verg. ook art. 14. 3 Verg. ook art. 91.  — 75 — Art. 82 HOOFDSTUK X. Van de vervolgingen, verjaringen, enz. Art. 82. Behalve zij -die volgens de voorgaande artikelen de zegelrechten en boeten moeten dragen of voor de betaling daarvan kunnen worden aangesproken,1 zijn tegenover den Staat voor de zegelrechten en boeten hoofdelijk aanspiake. lijk: a. de onderteekenaren van onderhandsche akten; b. zij die de aan zegelrecht onderworpen registers houden of door anderen doen houden. IDe naamlooze vennootschappen, dé wederkeerige verzekering- of waarborgmaatschappijen, de coöperatieve- of andere rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen en de stichtingen zijn aansprakelijk voor de boeten,, welke door hare bestuurders of vertegenwoordigers in deze hoedanigheid zijn verbeurd. Indien eene overtreding dezer wet is begaan door een lid eener burgerlijke maatschap of eener vennootschap onder firma als zoodanig, is ieder der leden van de maat- of vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de rechten en boeten. Al de beheerende vennooten eener commanditaire vennootschap zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van I de rechten en boeten, verschuldigd ten gevolge van eene overtreding dezer wet, door een hunner als zoodanig begaan. De werkgever is aansprakebjk voor de ïechten en boeten verschuldigd ten 1 Verg. de artt. 15, 16, 20, 33, 40, 43, I 54. 55, 58, 59, 69, 72, 73, 77, 78 en 81.  Art. 83 - • 76 gevolge van handelingen door personen in zijn dienst als zoodanig verricht. Art. 83. Met het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld zij deze wet, zijn belast de ambtenaren van de registratie en van het zegel.1 Zij maken van hunne bevinding procesverbaal op, tenzij het niet- of te weinig betaalde recht en de boete onmiddellijk worden betaald. 2 De processen-verbaal van overtreding ten aanzien van de in artikel 51 ver-, melde stukken bevatten den letterüjken inhoud van die stukken met al de daarop gestelde verklaringen en handteekeningen ; die van de stukken, in de artikelen 60, 61 en' 62 vermeld, en van de stukken, welke overeenkomstig artikel 20 ter zegeUng zijn aangeboden, bevatten den letterlijken inhoud van die stukken, voorzooveel zulks ter beoordeeling Van het gevorderde recht en de boete noodig is, eveneens met al de daarop gestelde handteekeningen ; de processen-verbaal verdienen, behoudens tegenbewijs, ook te dien aanzien volledig geloof. _ De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn verplicht alle stukken, waarin eene overtreding dezer wet is begaan, voor zoover die niet onder ambtenaren, in hunne betrekking blijven berusten, aan te houden voor het constateeren der overtreding. De in het derde lid bedoelde stukken worden binnen vier en twintig uren teruggegeven ; de overige stukken worden 1 Verg. art. 84. 2 Verg. art. 21. Zie echter de overgangsbepaling van art. 98. 't Art. moet niet worden beperkt tot overtredingen, door de ambtenaren bij de uitoefening hunner bediening ontdekt.  77 — Art. 85 teruggegeven, indien de bekeurden door mede-onderteekening van bet procesverbaal de daarin vermelde daadzaak erkennen of bet recht tot vervolging door betaling of op andere wijze is vervallen. Ingeval van vervolging wordt het pioces-verbaal' met het dwangschrift1 beteekend. Art. 84. Met het opsporen van overtredingen dezer wet ten aanzien van de in de hoofdstukken III, V en VII genoemde stukken zijn ook 2 belast alle andere ambtenaren . van 's Rijks belastingen en de in artikel 8 onder 1° tot en met 4° en 6° van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen. • Zij zijn verpücht de stukken, waarin de overtreding is begaan, aan te houden en van die aanhouding een procesverbaal op te maken, dat binnen twee dagen4 met die stukken wordt toegezonden aan een ontvanger dei registratie, die daarmede handelt overeenkomstig het vorige artikel. Art. 85. Voor de beslissing van alle geschillen over invordering en terugvordering van rechten6 en boeten, voor de vervolging tot betaling van rechten en boeten en vooi de terugvordering van betaalde rechten en boeten gelden de 1 Verg. art. 85. 2 Bus behalve de in art. 83 al. 1 genoemde ambtenaren. 3 De in dit artikel genoemde personen zijn : veld- en boschwachters, officieren en onderofficieren der maréchaussee, directeuren en commissarissen van politie, waterschouten, burgemeesters of hunne plaatsvervangers in gemeenten waar geen commissarissen van politie zijn en de ambtenaren van het openbaar minis-. terie, behalve die bij de kantongerechten. 4 Verg. art. 92. 6 Verg. art. 43 lid 2.  Art. 86 - 78 daaromtrent in de Registratiewet 1917 voorkomende bepalingen.1 Art. 86. Het bewijs door getuigen is toegelaten ten aanzien van alle overtredingen dezer wet. Art. 87. Door verloop van twee jaren* verjaren : 1°. de voidering van recht, verschuldigd wegens jachtakten, te rekenen van het verstrijken van den termijn waarvoor die stukken geldig waren ; 2°. de vordering van alle andere rechten en van de boeten, volgens deze wet verschuldigd, te rekenen van den dag, waarop akten of stukken, waaruit de schuldplichtigheid blijkt, ter kennis ge komen zijn van 's Rijks ambtenaar. Het recht 'tot terugvordering van onverschuldigd aan 's Rijks ambtenaar betaalde zegelrechten en boeten vervalt . door verjaring na twee jaren,1 ingaande met den dag der betaling. * Art. 88. De verjaring wordt gestuit door rechtsvorderingen, beteekend aan hem, wien men de verjaring wil beletten, vóór het verstrijken van den termijn ; als echter de- aangevangen rechtsvordering gedurende een jaar * niet wordt voortgezet, is de vordering vervallen. Art. 89. Met dezelfde straf, als in artikel 222 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald, wordt gestraft hij die opzettelijk een plakzegel, dat gebruikt is, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft, binnen het Rijk in Europa invoert of andermaal gebruikt, als ware het nog niet gebruikt. 4 1 Zie hiervoor de artt. 94—97 dier wet. 2 Verg. art. 92. 3 Verg. ook art. 65 al. 2. 4 Zie ook art. 220 van het Wetboek van Strafr.  79 — Art. 90 Met dezelfde straf, als in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald, wordt gestraft: 1°. hij die opzettebjk het afschaft, bedoeld in het derde lid van artikel 77 dezer wet, valschelijk opmaakt of vervalscht, met het oogmerk om het als echt en onvervalscht te gebruiken, of door anderen te doen gebruiken, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan; 2°. hij die opzettelijk op dit afschrift eene met de waarheid strijdige vermelding doet omtrent het bedrag van het in rekening gebrachte zegelrecht, indien uit die vermelding eenig nadeel kan ontstaan. De in dit artikel genoemde feiten worden als misdrijf beschouwd en ter terechtzitting aanhangig gemaakt op de wijze, bedoeld in artikel 141, 1°. van het Wetboek van Strafvordeiing.1 HOOFDSTUK XI. Slot- en overgangsbepalingen. Art. 90. Het recht, betaald voor het van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier, voor het stempelen van buitengewoon gezegeld papier en voor gekochte plakzegels wordt, behoudens de uitzondering in aitikel 65 * vermeld, niet teruggegeven, al is het papier en al zijn de plakzegels ook onnoodig gebruikt of verklad. Onze Minister van Financiën is echter bevoegd om, in door hem aan te wijzen gevallen, en onder door hem vast te stellen voorwaarden, machtiging te verleenen tot inwisseling of overstempebng 1 D. i. door eene dagvaaarding, van wege den officier van justitie aan dén beklaagde beteekend, hetzij rechtstreeks, hetzij tengevolge van verwijzing. 2 Zie ook de artt. 96 en 96 al. 3  Art. 91 — 80 — van gezegeld papier en tot inwisseling van plakzegels.1 ' Art. 91. Wij behouden Ons voor : in bijzondere gevallen kwijtschelding, vermindering of teruggave te verleenen van recht en boeten ; 2 den Raad van. State gehoord, in het algemeen belang, vrijstelling van recht te verleenen voor bepaalde soorten van niet aan evenredig recht onderworpen stukken. 8 1 Zie ook art.. 94. 2 Bij Koninkl. Kabinetsrescript van 4 Oct. 1831 n°. 76 werd de Minister van Financiën gemachtigd om de kwijtschelding of vermindering van boeten te verleenen. Krachtens Koninklijke machtiging, verleend bij Kabinetsschrijven van 18 November 1918, n°. 11, zijn de directeuren der registratie en domeinen gemachtigd tot het nemen van beschikkingen op verzoekschriften om kwijtschelding van boeten, verbeurd ingevolge de artt. 15, 16, 17, 18, 28, 30 en 77 en art. 19, dit laatste voor zoover betreft de door griffiers der rechterlijke collegiën en kantongerechten beloopen boeten. 3 Vrijstelling is verleend bij : o. Kon. besluit van 13 Augustus 1917, S. 564, voor : 1°. de verzoekschriften en beschikkingen, betreffende de toepassing van art. 65 § § 1, 2 en 3 der wet op de personeele belasting en de verzoekschriften en beschikkingen, betreffende de ontheffing van andere directe belastingen wegens onvermogen en 2°. kwitantiën voor schoolgelden. b. Kon. besluit van 15 December 1917, S. 696 voor de volgende niet aan evenredig zegelrecht onderworpen stukken : 1°. de stukken, van de zijde van hem, die toegelaten is om kostelooB te procedeeren in het geding opgemaakt; • .2°. de Tbewijzen van door instellingen of commissiën, welke zich daartoe hebben gevormd, aan behoeftigen verstrekten onderstand of schadeloosstelling, alsmede de bewijzen van ontvangst voor bijdragen, aan die instellingen of commissiën tot dat doel verstrekt; 3°. de stukken, door spaarbanken gevorderd ter zake van inleg in de spaarbank of terugbetaling der inlagen aan de inleggers, alsmede de niet verhandelbare renteboekjes, waarbij een inlegger als deelgerechtigde wordt erkend in-aan de spaarbank toekomende effecten of inschrijvingen op een Grootboek, waarvan de vervalien rente wordt bijgeschreven op het  — 81 — Art. 92 Art. 92. In de termijnen, bij deze wet 1 vastgesteld,1 is niet begrepen de dag van welken zij beginnen te loopen, doch wel die waarop zij eindigen. Indien de laatste dag van een termijn valt op een Zondag of op een daarmede gelijkgestelden dag, wordt de termijn verlengd tot den eersten daarop volgenten name van den inlegger staande spaarbankboekje ; 4°. de onderhandsche akten van schuldbekentenis en van borgtocht, alsmede de kwitanties wegens teruggave betreffende voorschotten van ten hoogste vijfhonderd gulden, verstrekt door eene' vereeniging of instelling, die .blijkens hare statuten of reglementen zich ten doel stelt on- of minvermogenden door het verstrekken van geldelijke voorschotten bij te staan, mits op de stukken melding worde gemaakt van de resolutie van Onzen Minister van Financiën, waarbij deze verklaart, dat aan de volgende voorwaarden is voldaan : a. dat een door het bestuur der vereeniging of instelling gewaarmerkt exemplaar van hare statuten of reglementen aan Onzen Minister van Financiën is toegezonden; 6. dat aan de deelnemers in het kapitaal der vereeniging of instelling of aan hun erfgenamen of rechtverkrijgenden niet meer dan ten hoogste vijf ten honderd van het bedrag der deelneming wegens rentegemis, wordt vergoed ; c. dat de vereeniging of instelling zich jegens Onzen Minister van Financiën schriftelijk heeft verbonden, hem van alle in hare statuten óf reglementen aangebrachte wijzigingen binnen ééne maand nadat deze tot stand zijn gekomen, in kennis te stellen, door overlegging van een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar daarvan. Indien het bestuur van eene vereeniging of instelling handelt in strijd met de voorwaarde onder 6 vermeld, vervalt de vrijstelling. Zij vervalt eveneens, indien niet binnen den termijn onder c gesteld van de in de statuten of reglementen aangebrachte wijzigingen aan Onzen Minister van Financiën is kennis gegeven, doch herleeft, zoodra die kennisgeving alsnog heeft plaats gehad- Indien aan Onzen Minister van Financiën blijkt, dat voor eene vereeniging of instelling eene vroeger bestaande vrijstelling vervallen is, maakt hij zulks openbaar door middel van eene mededeeling in de Staatscourant. Verg. ook aant. 1 op blz. 26. 1 Verg. de artt, 39, 57, 58, 63, 65, 72, 76 77, 78, 80, 84, 87, 88, 94—96, 97, 98. S. & J. n°. 18, 5" dr. o  Art. 93 - 82 - den dag, welke geen Zondag noch. een daarmede gelijkgestelde dag is. Met den Zondag worden ten deze gelijkgesteld : de Nieuwjaarsdag, de Christelijke Tweede Paasch- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de Hemelvaartsdag. Art. 93. Van wege het Departement van Financiën wordt een afdruk van eiken nieuwen zegelstempel, op het midden van een vel papier geschroefd of geslagen, nedergelegd ter griffie van den Hoogen Baad, van de gerechtshoven en arrondissements-rechtbanken, en wordt een gelijke afdruk toegezonden aan de Algemeene Rekenkamei . Art. 94. Gedurende negen maanden 1 na de invoering dezer wet kan het nog ongebruikte van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier, bedoeld in artikel 11 der wet van 30ctober 18i3 {Staatsblad. n°A7), alsmede het nog niet gebruikte van wege het Rijk uitgegeven papier, bedoeld in artikel 20 dier wet, bij de met zegeldebiet belaste ontvangers worden ingewisseld tegen ander gezegeld papier van gebjke of van hoogere waarde, met bijbetaling van het suppletoire "recht, zoo dat verschuldigd is. Art. 95. Belanghebbenden kunnen gedurende negen maanden 1 na de invoering dezer wet het in het vorig artikel vermelde nog ongebruikte gezegelde papier, alsmede ongebruikt papier, dat vóór die invoering buitengewoon gezegeld is, aan de kantoren van het buitengewoon zegel, tegen betaling van het suppletoir verschuldigde recht, doen bijstempelen, of voor dat papier, tegen vernietiging van den afdruk van den zegelstempel, ander 1 Verg. art. 92.  - 83 - Art. 98 papier buitengewoon doen zegelen, in welk geval het vroeger betaalde recht in mindering wordt gebracht. De vorm van den voormelden bijstempel wordt door Ons 1 bepaald. Art. 96. Het gezegeld papier, dat bij de invoering dezer wet nog onbeschreven voorhanden is in de door de bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen gehouden wordende dagregisters en registers van in- en overschrijving, wordt in rekening gebracht, alsof het volgens deze wet gestempeld ware. Deze niet bijgestempelde registers kunnen zonder verbeurte van boete door de kantonrechters geteekend en gewaarmerkt worden. Het recht, betaald voor gezegeld papier, dat bij de ihvóering dezer wet nog onbeschreven voorhanden is in de registers van den burgerlijken stand wordt teruggegeven, indien die teruggave wordt gevraagd binnen negen maanden 2 na die invoering. Art. 97. Van de nog onbeschreven gedeelten van andere registers dan de in het vorige artikel bedoelde, kan het suppletoire zegelrecht gedurende twee maanden na de invoering dezer wet worden voldaan, tegen eene door 's Rijks ambtenaar op elk register te stellen kwitantie. Gedeeltelijk onbeschreven bladen worden als geheel onbeschreven beschouwd. Art. 98. Alle vroegere wetten, wets- 1 Zie Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). 2 Verg. art. 92. De omstandigheid, dat op het bij de invoering dezer wet nog onbeschreven gezegeld papier der registers daarna nog akten worden geschreven, belet de teruggaaf natuurlijk niet.  Artw 88 - 84 - bepalingen en wettelijke verordeningen betreffende het recht van zegel worden bij het in werking treden dezer wet afgeschaft. Behoudens de hierna volgende bepalingen, blijven zij echter van kracht ten aanzien van allé vroeger opgemaakte nog van kracht zijnde stukken, waaraan het zegelrecht vóór dat tijdstip verschuldigd was. Indien dat zegelrecht niet is voldaan, kunnen die stukken, binnen zes maanden 1 na het in werking treden dezer wet, zonder betaling van boete gezegeld worden tegen voldoening van het verschuldigde recht aan 's Rijks ambtenaar. Na het in werking treden dezer wet worden geen rechten en boeten van zegel gevorderd wegens vóór dat tijdstip opgemaakte stukken betreffende verzekeringen, indien die stukken volgens deze wet van zegelrecht zouden zijn vrijgesteld. Iedere verzekeraar wordt ontheven van zijne verphchting tot voldoening van rechten en boeten van zegel verschuldigd wegens door hem vóór het in werking treden dezer wet onderteekende, niet in het vorig lid genoemde stukken betreffende verzekeringen, door binnen zes maanden 1 na dat tijdstip aan 's Rijks ambtenaar te voldoen een bedrag van drie duizend gulden of een bedrag, berekend naar vijf en twintig cent per polis voor alle vóór het in werking treden dezer wet door hem onderteekende, nog van kracht zijnde, niet behoorlijk gezegelde polissen, waarbij eene uitkeering van meer dan vijftienhonderd gulden aan kapitaal of twee gulden per week aan 1 Verg. art. 92.  85 — Art. 100 renten verzekerd wordt, en waarvan het aantal bij eene door hem onderteekende verklaring aan 's Rijks ambtenaar wordt opgegeven. Indien dit aantal te laag wordt opgegeven, heeft geenerlei ontheffing plaats en kan het betaalde bedrag niet worden teruggevorderd. Overigens zal de. tijdige voldoening van een der genoemde aan 's Rijks ambtenaar te betalen bedragen tengevolge hebben, dat alle in den aanhef van het vorig lid bedoelde stukken geacht worden behoorlijk gezegeld te zijn. Voor de toepassing dezer bepalingen worden bewijzen van aandeel en akten, van deelneming in onderlinge verzekeringen met polissen gelijk gesteld. Art. 99. Notariëele akten, als in artikel 56 bedoeld, na het in werking treden dezer wet verleden, worden gratis geregistreerd. Op de vóór het in werking treden dezer wet opgemaakte akten en stukken van den hierbedoelden aard blijven de bestaande bepalingen van toepassing. Art. 100. Deze wet zal kunnen worden aangehaald als: „Zegelwet 1917". Zij treedt in werking op een nader door Ons te bepalen dag. 1 Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te 's-Gravenhage, den 22sten Maart 1917. WILHELMINA. De Minister van Financiën, Tbeub. (üitgeg. 7 April 1917.) 1 Vólgens Kon. besluit van 4 April 1917. S. 273 (Bijl. B), op 1 Juni 19?'  86 - B IJ LAG E N. A. Wet van 23 Mei 1917, S. n°. 437, houdende wijziging der Zegelwet 1917. Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut 1 doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is eenige wijzigingen te brengen in de Zegelwet 1917; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Gene» raai, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Art. I. In de wet van den 22sten Maart 1917 (Staatsblad n°. 244), Zegelwet 1917, worden de volgende veranderingen gebracht: § 1. In artikel 23 wordt hetgeen onder 7°. voorkomt gelezen als volgt: ..akten van notarissen, voor zoover zij niet vallen onder de bepalingen van Hoofdstuk V of van Hoofdstuk VII;". § 2. In artikel 32 worden de volgende wijzigingen gebracht: Hetgeen voorkomt onder 3°. wordt vervangen door: „verzoekschriften en verdere stukken, benoodigd tot het bekomen van de hiervoor onder 1°. en 2°. bedoelde beschikkingen;". In het voorlaatste lid wordt in hetBeen voorkomt onder o „621", vervangen door: „521", en onder i „12 Juli 1909", door : „12 Juni 1909". § 3. In artikel 36 wordt hetgeen onder 6°. voorkomt vervangen door : „voor aanteekeningen van verlenging der prolongatie of beleening op behoorlijk gezegelde akten van prolongatie en van beleening." § 4. Aan het slot van artikel 37 wordt, met vervanging van de punt door eene kommapunt, toegevoegd: „11°. de stukken, constateerende verandering, vermeerdering of teruggaaf van onderpand eener prolongatie of beleening."  — 87 — § 5. In het eerste lid van artikel 44 wordt hetgeen onder b voorkomt gelezen als volgt: „ingeval van ziekteverzekering, van ongevallenverzekering en van verzekering tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid, aan een vast recht van vijftig cent". Aan het vijfde lid van dat artikel wordt toegevoegd : „Logt het bedrag van het naar voormelde grondslagen berekend reoht tusschen twee der door dit lid bepaalde zegelrechten, dan is het hoogste van die beide rechten verschuldigd." § 6. In het eerste lid van artikel 46 wordt hetgeen onder / voorkomt gelezen als volgt : „verzekeringen tegen inbraak of brand van effecten, geld of geldswaardig papier in brandkasten of kluizen;" § 7. In het tweede lid van artikel 61 wordt „66" vervangen door: „67". § 8. In artikel 68 wordt aan het slot van hetgeen onder 6 voorkomt, met vervanging van de komma-punt door eene komma, toegevoegd : „voor zoover deze bewijzen aandeelen aanduiden in geplaatst kapitaal, dat volgens de Eegistratiewet 1917 met evenredig registratierecht is belast". . § 9. Aan het slot van het eerste lid van artikel 76 wordt toegevoegd: „Indien deze weigert de nota in ontvangst te nemen of indien de afgifte of toezending niet aan hem kan plaats hebben, wordt de nota door de in het vorig artikel genoemde personen, binnen een maand na den aankoop of verkoop, afgegeven of gezonden aan 's Rijks ambtenaar, die haar gedurende zes maanden bewaart ter beschikking van den belanghebbende." De aanhef van het tweede lid van artikel 76 wordt gelezen : „Gelijke verplichting tot afgifte of toezending rust". § 10. In het laatste lid van artikel 78 wordt „75" vervangen door: „76". § 11. In het voorlaatste lid van artikel 83 wordt „teruggeven" vervangen door: „teruggegeven". Art. II. Deze wet treedt in werking den eersten Juni 1917. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele  88 Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te 's-Gravenhage, den 23sten Mei 1917. WILHELMINA. De Minister van Financièni Tretjb. (Uitgeg. 26 Mei 1917.) B. BESLUIT van 4 April 1917, S. n°. 273, houdende bepaling van het tijdstip van het in werking treden der wet op het recht van zegel van 22 Maart 1917, S. n°. 244 en bepalingen ter uitvoering van deze wet, gewijzigd bij die van 11 April 1918. S. n°. 237 en 10 Juli 1919, S. n°. 473. Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-nassau, enz., enz., enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van den 31 Maart -1917, n°. 116, aideeling Zegel; Gelet op de artikelen 3, 5, 7, 47, 60, 61, 62, 77, 95 en 100 der wet op het recht van Zegel van den 22 Maart 1917 (Staatsblad n°. 244); Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen . hetgeen volgt: "Tijdstip van in werking treden. Art. 1. De wet op het recht van Zegel van den 22 Maart 1917 (Staatsblad n°. 244), Zegelwet 1917, treedt in werking met ingang van den 1 Juni 1917. Bijzonder merkteeken van het gezegeld papier. 2. Het gezegelde papier, van wege het Rijk uitgegeven, is voorzien van een watermerk bestaande in het woord: „Nederlanden". Afmetingen van het papier. 3. Behalve het in artikel 27 der Zegelwet 1917 vermelde papier, zal van wege het Rijk gezegeld papier in groot en in klein formaat worden uitgegeven; het groot formaat zal hebben eene hoogte van 32,20 centimeter en  89- eene breedte van 40 centimeter, en het klein formaat eene hoogte van 8,84 centimeter en eene breedte van 25 centimeter. Vorm ik'r pkkzrgels. 4. Het plakzegel, met uitzondering van dat voor de zegeling der in artikel 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken, is van rechthoekigen vorm en heeft eene lengte van 29 millimeter bij eene breedte van 22 millimeter. De kleur is paars voor het zegel van vijf cent en rood voor de zegels van hoogere bedragen. Het draagt aan het hoofd 's Rijks wapen, vastgehouden door twee gekroonde leeuwen boven een lint met de spreuk: „Je Maintiendrai", alles op een gebloemden achtergrond. Een ongekleurd rechthoekig vak onder het lint behelst de aanwijzing van het bedrag van het recht, welk bedrag aan den voet van het zegel nog eens vermeld staat. Daartusschen. komen, op acht regels, veertien malen voor de woorden: „Nederlandsen plakzegel". Met afwijking van het bepaalde in het tweede lid, is er een zegel van tien cent, paars van kleur en voorzien van een opdruk „Tien cent" in roode kleur. 5. Het plakzegel voor de zegeling van de in artikel 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken is van rechthoekigen vorm en heeft eene lengte van 281/, millimeter bij eene breedte van 57% millimeter. De kleur is groen voor de zegels van vijf cent en tien cent, rood voor de zegels van vijftien cent tot en met één gulden, blauw voor de zegels van hooger dan één gulden, doch niet hooger dan vijf gulden, bruin voor de zegels" van hooger dan vijf gulden, doch niet hooger dan tien gulden en paars voor de zegels van hoogere bedragen. De omranding bevat op gearceerden grond aan de bovenzijde net woord : „Beursbelasting" en aan de benedenzijde de woorden: „Koninkrijk der Nederlanden". Het zegel is door eene snijlijn verdeeld in twee gedeelten, een rechtergedeelte, breed ongeveer 29 millimeter en een linkergedeelte, breed ongeveer 21% millimeter, beide gedeelten gemeten tot de binnenzijde van den rand. Het rechtergedeelte vertoont het Rijkswapen  • 90 boven een rechthoekig vak, waarin vier en twintig malen het woord: „Beursbelasting" is vermeld; het linkergedeelte bevat eene afbeelding van Mercurius met staf in een Gothisch raam. Op beide gedeelten is boven den onderrand door een opdruk in zwarte kleur het bedrag van het recht aangewezen. Stempels. 6. Voor de zegeling van het van wege het Bijk uit te geven papier en van het buitengewoon te zegelen papier wordt gebruikt: ■ een stempel, waarmede machinaal een indruk in het papier droog wordt geschroefd op een rond oranjekleurig vlak, hierna aangeduid als „Droge stempel" of een stempel, welke in blauwen inkt wordt afgedrukt, hierna aangeduid als „Natte stempel". De stempels bevatten 's Rijks wapen en het bedrag van het recht, ter zijde van het wapen uitgedrukt. De stempels, bestemd voor de zegeling van stukken, onderworpen aan zegelrecht, met opcenten, zijn voorzien van de woorden : „Zegelrecht met opcenten". De droge stempel bevat bovendien eene verkorte aanduiding van het kantoor, waar- en eene aanwijzing van het jaar, waarin- de stempeling plaats .heeft; de natte stempel wijst bovendien aan: te Rotterdam den naam der gemeente en in de overige plaatsen den naam der provincie, alwaar — en voor zoover betreft de stempel met de woorden: „Zegelrecht met opcenten", tevens het jaar, waarin — de stempeling plaats heeft. Tot nadere voorziening kunnen voor de zegéling ook worden gebruikt de stempels, welke thans aan de kantoren van het buitengewoon zegel in gebruik zijn voor de stempeling met blauwen inkt van stukken, welke aan zegelrecht zonder opcenten zijn onderworpen. Onze Minister van Financiën is gemachtigd te bepalen in welke gevallen uitsluitend stempeling met den drogen stempel of uitsluitend stempeling met den natten stempel zal plaats hebben. Stempeling met den drogen stempel heeft alleen plaats aan het Algemeen Zegelkantoor en aan de kantoren van het buitengewoon  91 zegel te Amsterdam, te 's-Gravenhage en te Rotterdam. .Bijzondere stempel. 7. De zegeling met den bijzonderen stempel, bedoeld in het eerste lid, onder c, van artikel 60, in het laatste lid van artikel 61 en in het laatste lid van artikel 62 der Zegelwet 1917, geschiedt uitsluitend aan de kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te 's-Gravenhage en te Rotterdam. Voor die zegeling wordt gebezigd een stempel, voorzien van een rand, vermeldende : „Bijzondere stempel Zegelwet 1917", en overigens gelijk aan de stempels, welke worden gebruikt voor de zegeling van effecten. S tempelin g. 8. Op het papier van wege het Rijk uit te geven, wordt de stempel gesteld bovenaan ter linkerzijde van het blad, het -vel toegeslagen zijnde ; op al het andere papier kan de stempel worden gesteld op de daarvoor meest geschikte plaats. 9. Voor stukken, aan evenredig zegelrecht onderworpen, worden van wege het Rijk uitgegeven : papier, voorzien van een stempel van . ten minste tien cent en ten hoogste twintig gulden, plakzegels tot bedragen van ten minste vijf cent en ten hoogste vijfhonderd gulden. Het van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier, voorzien van een stempel van twintig gulden, wordt door den ontvanger van het zegel desverlangd bijgezegeld tegen betaling van het meerdere recht ; hij doet van die betaling blijken door kwitantie of bijstempel naast den gewonen stempel te stellen. Ten aanzien van deze kwitantie geldt het bepaalde in artikel 14. Stempeling van buitengewoon te zegelen papier. 10. Het buitengewoon te zegelen papier wordt met betaling der daarvoor verschuldigde rechten aangeboden aan een der kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te Arnhem, te Assen, te 's-Gravenhage, te Groningen, te 's-Hertogenbosch, te Leeuwarden, te Maastricht, te Middelburg, te Rotterdam, te Utrecht of te Zwolle. Aan de kantoren te Amsterdam, te 's-Gra-  ■ 92 venhage en te Rotterdam wordt het papier onmiddellijk van den vereischten zegelstempel voorzien. Aan de overige kantoren wordt het papier gestempeld met de woorden» „te zegelen" waarna het met een bewijs van de betaling der Tochten wordt overgebracht: te Arnhem, te Assen, te 's-Hertogenbosch, te Maastricht en te Zwolle: ten kantore van de hypotheken en het kadaster; te Groningen: ten kantore der registratie en domeinen ; te Leeuwarden en te Middelburg : ten kantore der registratie n°. 1 ; en te Utrecht: ten kantore der successierechten. Van de stempeling met de woorden : „te zegelen" is uitgezonderd: a. het papier, waarvoor een stempel wordt vereischt, welke niet voorhanden is aan het kantoor, waar de zegeling zou plaats hebben, als de zegeling niet kan geschieden door het stellen van meer dan één stempel; b. het papier, waarvoor de droge stempel wordt verlangd of vereischt. Dit papier wordt door tusschenkomst van den ambtenaar aan wiens kantoor de zegeling zou plaats hebben, opgezonden naar een der kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te 's-Gravenhage of te Rotterdam en aldaar van den drogen stempel voorzien, indien de vereischte stempel aan dat kantoor voorhanden is of de zegeling kan geschieden door het stellen van meer dan één stempel. 11. Onze Minister van Financiën is gemachtigd om, naar gelang van de behoeften, te bepalen welke zegelstempels aan de kantoren van het buitengewoon zegel zullen worden verstrekt. Papier, dat met betaling van het verschuldigde recht ter buitengewone zegeling wordt aangeboden, doch niet op die wijze gezegeld kan worden, omdat de vereischte stempel aan geen der kantoren van het buitengewoon zegel voorhanden is en zegeling tot het bedrag van het verschuldigde recht door het stellen van meer dan één stempel niet kan plaats hebben, wordt door den ontvanger, aan wiens kantoor de aanbieding plaats heeft, op de wijze bepaald bij artikel 14, voorzien van eene kwitantie voor het betaalde recht.  — 93 — Wijze van gebrnik van plakzegels. 12. Het plakzegel, met uitzondering van dat voor de zegeling der in artikel 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken, wordt op het aan zegelrecht onderworpen stuk geheel en al vastgeplakt, gaaf en ongeschonden, zooals het van wege het Rijk wordt uitgegeven en zonder dat papier of eenige andere stof tusschen het stuk en het zegel aanwezig zij. Het wordt vastgeplakt daar, waar het stuk moet worden onderteekend door hem, die het zegel gebruikt. Deze schrijft zijne onderteekening met inkt1 over het zegel en vermeldt tevens op het zegel en mede met inkt het tijdstip, waarop het wordt gebruikt, door aanduiding van den dag, de maand en het jaar. Worden twee of meer zegels gebezigd, dan moet de handteekening over al de zegels zijn gesteld. Wordt een stuk met plakzegels gezegeld, door meerdere personen onderteekend, dan moet alleen hij, die het eerst zijne handteekening zet, het zegel gebruiken. De vorenstaande bepalingen zijn niet van toepassing op de plakzegels, welke overeenkomstig art. 14 worden gebruikt. 13. Het plakzegel voor de zegeling der in art. 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken wordt, vóórdat de nota uit het in art. 77 dier wet bedoelde register wordt getrokken, in dier voege opgeplakt, dat na het uitscheuren der nota, het van het Rijkswapen voorziene gedeelte van het zegel voorkomt op de nota en het andere, langs de snijlijn af te scheiden gedeelte van het zegel voorkomt op het op den stok van het register overgenomen afschrift van de nota. Behoudens die afscheiding/ welke voor de opplakking mag plaatshebben, geschiedt deze op gelijke wijze, als in het eerste lid van het vorige artikel is voorgeschreven. Op elk der deelen van het zegel wordt het tijdstip waarop het wordt gebruikt, met inkt vermeld, door aanduiding van den dag, de maand en het jaar ; hiervoor kan gebruik wcrden gemaakt van een stempel met stempelinkt. 1 Met inkt staat gelijk inktpotlood.  94 • Het aldus opgeplakte zegel geldt als aanduiding op het afschrift der nota van het bedrag van het in rekening gebrachte zegelrecht. Wordt het zegel gebruikt voor eene nota, welke niet getrokken wordt uit een register, als bedoeld in art. 77 der Zegelwet 1917, dan wordt het zegel in zijn geheel op de nota geplakt en wordt het tijdstip, waarop het wordt gebruikt, aangeduid op het van het Rijkswapen voorziene gedeelte van het zegel. Het bezigen van twee of meer zegels voor een nota is toegelaten. Kwitantie voor de rechten van ter zegeling aangeboden stokken. 14. Wanneer reeds gebruikt papier, zonder betaling vak boete, van zegel kan worden voorzien, doet de ontvanger van het recht van zegel van de voldoening van het zegelrecht blijken door opplakking van een pkkzegel. Op dit zegel wordt de dag van opplakking aangewezen en over het zegel wordt eene beknopte vermelding van kwalitieten standplaats van de ontvanger gesteld ; hiervoor kan gebruik worden gemaakt van een van wege het Rijk. verstrekten stempel. Het aldus opgeplakte zegel strekt tot kwitantie van het betaalde zegelrecht. Indien plakzegels tot het vereischte bedrag niet voorhanden zijn en indien op de ter zegeling aangeboden stukken boeten verschuldigd zijn, welke met het zegelrecht worden voldaan, doet de ontvanger van de betaling blijken door de volgende kwitantie op de stukken te stellen : „N°. Ontvangen voor zegelrecht „(voor boete ) „te , den „De Ontvanger". (Onderteekening). De vorenstaande bepalingen zijn niet van toepassing op niet hier te lande opgemaakte effecten. Zegeling van contractboekjes. 15. Het zegelrecht van de in het laatste lid van art. 44 der Zegelwet 1917 bedoelde contractboekjes moet worden voldaan door gebruik van plakzegel. Bij elke ver- of afrekening tubschen verze-  — 95 — keraar en verzekerde, hetzij direct of door tussehënkomst van een makelaar of assurantiebezorger, wegens de onder dekking vun de polis vervoerde goederen, wordt op het contractboekje eene verklaring gesteld, welke de gezamenlijke waarde aanwijst van de vervoerde goederen, waarop de ver- of afrekening betrekking heeft. Deze verklaring wordt door den verzekeraar of door den makelaar of door den assurantiebezorger namens hem, onderteekend en vóór die onderteekening voorzien van een of meer plakzegels tot het bedrag van het verschuldigde zegelrecht, berekend over de voormelde gezamenlijke waarde der vervoerde goederen. Ten aanzien van het gebruik van het plakzegel geldt het bepaalde in artikel 12. Waarmerking van het register voor beursnota's. 16. De waarmerking van het register, bedoeld in het tweede lid van art. 77 der Zegelwet 1917, zal geschieden door de ontvangers van de registratie of van het zegel, met de ontvangst van zegelrechten belast ter plaatse, waar de persoon, voor wien het register bestemd is, zijn bedrijf uitoefent, zoo op die plaats geen kantoor van de registratie of van het zegel gevestigd is, door den ontvanger in den kring van wiens kantoor de persoon, voor wien het register bestemd is, zijn bedrijf uitoefent. Met afwijking van het bepaalde in het vorig lid kan de waarmerking der registers, welke bij de invoering der Zegelwet 1917 in gebruik worden genomen, ook geschieden door andere ambtenaren der registratie, met uitzondering van Rijksklerken, ter plaatse, waar de persoon, voor wien het register bestemd is, zijn bedrijf uitoefent. Bijstempeling. 17. Papier, dat overeenkomstig artikel 98 der Zegelwet 1917 aan de kantoren van het buitengewoon zegel met betaling van het suppletoir verschuldigde recht ter bijstempeling wordt aangeboden, wordt aldaar voorzien van een stempel, welke het totaal aanwijst van het vroeger aan recht (en opcenten) betaalde bedrag en het suppletoir verschuldigde recht. Deze stempel wordt in oranje-kleurigen inkt afgedrukt naast of onder den aanwezigen stem-  96 - pel in dier voege, dat de randen der stempels elkander raken. Voor deze bijstempeling worden uitsluitend gebezigd de stempels, in gebruik voor de stempeling met blauwen inkt van stukken, welke aan zegelrecht zonder opcenten zijn onderworpen. 18. Het van wege het Rijk uit te geven gezegeld papier, dat bij de invoering der Zegelwet 1917 nGg aan het Algemeen Zegelkantoor en aan kantoren van het zegel voorhanden is en voorzien is van de thans bestaande zegelstempels, alsmede het gezegeld papier, dat overeenkomstig artikel 94 dier wet wordt ingewisseld, zal worden bijgestempeld op gelijke wijze, als in het vorige artikel is voorgeschreven. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemeene Rekenkamer. 's-Gravenhage, den Men April 1917. WILHELMINA. De Minister van Financiën, Treub. (Uitgeg. 24 April 1917.) C. RESOLUTIE van den Minister van Financiën d.d. 21 April 1917, n°. 121, afdeeling Zegel, ter uitvoering van de artikelen 60, lid 1, letfc. c„62, lid 2, lett. b en 67, lid 1 der Zegelwet 1917, luidende : De Minister van Financiën, Gelet op de wet van den 22 Maart 1917,. Staatsblad n° 244 (Zegelwet 1917) en op het Koninklijk besluit van den 4 April 1917 (Staatsblad n°. 273) ; Heeft goedgevonden en verstaan : Vast te stellen de navolgende Regelen ter uitvoering van de artikelen 60, lid 11 lett. c, 62, lid 2, lett. 6 en 67, lid 1 der Zegelwet 1917. Ad artikel 60, lid 1, letter C. T. Indien pandbrieven, als bedoeld in  — 97 — artikel 60, lid 1, letter c ter zegeling tegen verminderd recht worden aangeboden en daarbij ingetrokken pandbrieven, ter vernietiging van den zegeLtempel worden overgelegd, moet op na te melden wijze worden aangetoond, dat de intrekking van laatstgemelde pandbrieven niet meer dan drie maanden vóór de overlegging heeft plaats gehad: Als de intrekking het gevolg is van uitloting, wordt aan 's Rijks abmtenaar overgelegd eene lijst, waarop de nommers der uitgelote pandbrieven naar volgorde zijn vermeld met aanwijzing van het tijdstip, waarop deze losbaar zijn ; in aUe andere gevallen wordt öf aan 's Rijks ambtenaar overgelegd een door het bestuur van de bank deugdelijk verklaard extract uit de boeken, waaruit blijkt op welk tijdstip de intrekking der overgelegde pandbrieven heeft plaats gehad, óf aan dien ambtenaar te zijnen kantore inzage verleend van die boeken. Ad artikel 62, lid 2, letter B. II. De effecten, waarvoor de in artikel 62, lid 2, letter b bedoelde bewijzen van overneming of certificaten van aandeel worden uitgegeven, moeten aan een der kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te 's-Gravenhage of te Rotterdam worden vertoond. 1 HL Wanneer blijkt, dat de effecten behoorlijk gezegeld zijn, stelt de ontvanger daarop een merkteeken, aanwijzende : „Vertoond aan het kantoor van het buitengewoon zegel te Amsterdam. 's-Gravenhage (Zegelwet 1917." Rotterdam Dit merkkeken wordt echter door den ontvanger van het buitengewoon zegel n». 1 te Amsterdam vervangen door het navolgende merkteeken: „Vertoond aan het kantoor van het buiteng. zegel n°. 1 te Amsterdam. Zegelwet 1917 (voor afgifte depótoertificaten)", indien het effecten betreft, waarvoor bewijzen van overneming worden uitgegeven. Deze merkteekens worden droog ingeschroefd opeene in het oog looperide plaats, zooveel 1 Kunnen voltooide effecten niet dadelijk worden teruggegeven, dan geeft de ontvanger, desverlangd, een recu af. e S. & J. n°. 18, 6» druk. 7  98 ■ mogelijk onder het op de effecten voorkomende zegel. Eerst daarna mag de zegeling plaats hebben van de bewijzen van overneming of van de certificaten van aandeel met den daarvoor bestemden bij zonderen stempel, bedoeld in artikel 7 van het Koninklijk besluit van den 4den April 1917 (Staatsblad n°. 273). IV. Warmeer het vertoonen der effecten aan'het k ntoor van het buitengewoon zegel, naar de meening van den daarbij betrokken directeur der registratie en domeinen, bezwaarlijk is, kan door hem een ambtenaar worden aangewezen voor het stellen van het onder III bedoelde merkteeken, ter plaatse waar de effecten berusten. V. Worden de gezegelde effecten vóóraf ' vertoond, zonder dat gelijktijdige zegeling van de bewijzen van overneming of van de certificaten van aandeel .plaats heeft, dan worden de effecten voorzien van het onder III bedoelde merkteeken en wordt aan den belanghebbende door den ontvanger een bewijs der vertooning afgegeven ; daarbij wordt een termijn gesteld, binnen, welken de zegeling der bewijzen van overneming of van de certificaten van aandeel te zijnen kantore moet plaats hebben. Bij die zegeling wordt dit bewijs ingetrokken. Ad artikel 67. lid 1. I. De in dit artikel bedoelde kostelooze overstempeling kan aan alle kantoren van het buitengewoon zegel, zonder bijzondere machtiging van den Minister, plaats hebben in de volgende gevallen, mits aan do hierna ver: melde vereischten is voldaan : a. indien stukken worden uitgegeven ter vervanging van gelijke stukken, die versleten of beschadigd zijn, of die de uitgever aan den .omloop wil onttrekken, mits de nieuwe stukken , dezelfde nommers dragen als de oude, of den ontvanger overtuigend is gebleken, dat de oude stukken aan den omloop worden onttrokken ; b. indien stukken op naam worden verwisseld tegen stukken op een anderen naam, mits, de nieuwe stukken zijn gesteld : ten name van een administratiekantoor, dat certificaten van aandeel uitgeeft;  — 99 — ten name van een kantoor, waarvan bekend it, dat het ontvangen van renten of dividenden voor anderen tot deszelfs bedrijf behoort, of ten name van hen, die door huwelijksgemeenschap of erfopvolging zijn getreden in de rechten van dengene, te wiens name de oude stukken zijn gesteld. De machtiging van den Minister wordt evenwel vereischt, indien de oude stukken staan ten name van zoodanig administratiekantoor en voorzien zijn van het onder III bedoelde merkteeken. De nieuwe stukken mogen niet kosteloos worden gezegeld, vóórdat de zegels op dé oude stukken op de gebruikelijke wijze zijn vernietigd. VII. Worden de nieuwe stukken niet gelijktijdig ter zegeling aangeboden, dan wordt bij de vertooning der oude stukken eene door den houder dier stukken onderteekende verklaring ingediend, „waaruit blijkt om welke reden de kostelooze overstempeling wordt verlangd en welke, behalve eene vermelding van den aard der stukken, bevat: in het geval, onder Vla bedoeld, eene opgave van de nommers dier stukken en in het geval, onder VI6 bedoeld, eene aanwijzing van het kantoor of van den persoon, te wiens name de nieuwe stukken zullen worden gesteld. Aan den belanghebbende wordt door den ontvanger een bewijs van de vertooning der stukken afgegeven, waarbij een termijn wordt gesteld van ten hoogste één maand, binnen welken de zegeling der nieuwe stukken te zijnen kantore, tegen intrekking van het bewijs, moet plaats hebben; die termijn kan zoo noodig door den ontvanger worden verlengd. VIII De ontvangers zijn bevoegd om, zonder opgaaf van redenen, kostelooze overstempeling, afgifte van het onder VII bedoelde bewijs of verlenging van den daarvermelden termijn voor de zegeling der nieuwe stukken te weigeren en de belanghebbenden naar den Minister te verwijzen. IX. Zijn de oude stukken voorzien van het onder III bedoelde merkteeken, dan kan de aanbieding dier stukken alleen plaats hebben aan het kantoor, waar dat merkteeken 7*  — 100 — is gesteld; de nieuwe stukken worden alsdan daarvan eveneens voorzien. Voor gelijkluidend afschrift, De Secretaris-Oeneraal, de Jonge. D. WET van 27 Juni 1919, S, n°. 432, houdende wijziging der Zegelwet 1917. Wij WILHELMINA, enz. .. doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is eenige wijzigingen te brengen in de Zegelwet 1917 : Zoo is het, dat Wij, den Baad van State, enz. Art. L In de wet van den 22sten Maart 1917, {Staatsblad n°. 244), Zegelwet 1917, zooals die is gewijzigd bij de wet van den 23sten Mei 1917, (Staatsblad n°. 437), worden de volgende veranderingen gebracht: § 1. In artikel 32 wordt de punt voorkomende aan het slot van 29°. vervangen door een komma-punt en daarna ingevoegd : „30°. jnteekenlijsten en inteekenbiljetten voor liefdadige doeleinden." § 2. Artikel 34, I wordt gelezen als volgt: aan een vast recht van tien cent: a. de eenzijdig opgemaakte stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van gelden; 6. de eenzijdig opgemaakte stukken, bevattende de erkenning door of namens'den schuldeischer, dat 'een geldschuld geheel of gedeeltelijk is voldaan of verrekend, alsmede die, bevattende de verklaring, dat niets te vorderen is ; c. de onderteekende verklaring of blancohandteekening, gesteld op de onder 6 vermelde stukken, ter aanwijzing van een derde, als bevoegd om de som, waarvoor kwijting wordt gegeven, in ontvangst te nemen ; d. de stukken, vermeldende de boeking van gelden op een rekening-courant — depositorekening daaronder begrepen — in het credit van den rekeninghouder; e. de stukken, houdende opgave van het saldo eener afgesloten rekening-courant of de verklaring, dat het opgegeven saldo eener rekening-courant juist bevonden is. Een  ■ 101 afschrift der rekening-courant wordt met de opgave van het saldo gelijk gesteld ; t. diploma's van lidmaatschap van sociëteiten en vereenigingen en toegangs- en abonnementsbewijzen, welke den houder daarin aangeduide rechten verleenen en welke uitgereikt worden tegen voldoening of verplichting tot voldoening van het terzake daarvan verschuldigde bedrag. Onder gelden worden mede verstaan vreemde muntspeciën, bankpapier, postwissels, cheques en ander handelspapier. De stukken, met uitzondering van die onder c genoemd, zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in welken vorm zij zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekeuing of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs. § 3. In artikel 35 wordt de eerste volzin gelezen als volgt: „Voor de in artikel 34 onder 16 bedoelde stukken is een recht van tien oent verschuldigd voor eiken schuldeischer". § 4. In artikel 36 vervalt: „1°. voor kwitantiën, gestold op gezegelde rekeningen, declaratiën en bevelschriften van betaling ;" bsyte: J en worden de nos. 2°, 3°, 4°, 5° en 6°, onderscheidenlijk 1°, 2°, 3°, 4° en 5°. § 5 Artikel 37 wordt gelezen als volgt: „Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor :" 1°. de in artikel 34 vermelde stukken, als zij betrekking hebben op sommen tien gulden of minder bedragende, mits hiervan uit de Ptukken blijke en de sommen niet strekken in mindering of tot afdoening van grootere bedragen; 2°. de stukken, vermeldende de ontvangst van gelden, waarbij eene gezegelde kwitantie wordt toegezonden of waarin wordt verklaard, dat aan een derde een gezegeld bewijs van ontvangst of crediteering is uitgereikt of toegezonden ; 3°. de stukken, vermeldende de overneming van. vreemde muntspeciën, bankpapier, cheques en ander handelspapier tegen gelijktijdige betaling of overmaking van de daarvoor overeengekomen geldsom, mits daarvan uit de stukken bliïfc» BÏpSÉlS;  — 102 — 4°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van cheques of ander handelspapier, indien de toezending niet de strekking heeft om een geldschuld te doen ontotaan of te delgen ; 5°. de in artikel 34 vermelde stukken, welke worden opgemaakt om te dienen tusschen personen, die deel uitmaken van een zelfde administratie en welke op die administratie betrekking hebben ; 6°. de stukken, vermeldende de boeking op een rekeningcourant in het ccedit van den rekeninghouder van bedragen, welke worden afgeschreven van eene andere rekening ; 7°. de stukken, genoemd in artikel 34 I onder d, afgegeven 'tengevolge van herstelde onjuiste boekingen, mits hiervan uit de stukken blijke ; 8°. de stukken, vermeldende den inleg in spaarbanken en de betalingen door spaarbanken aan inleggen, gedaan, en de stukken betreffende beleeningen in banken van leening, welke gehouden worden overeenkomstig verordeningen door het openbaar gezag vastgesteld. Onder spaarbanken worden verstaan inrichtingen, welke zich uitsluitend het in bewaring nemen en rentegevend beleggen der haar door de inleggers toevertrouwde gelden ten doel st jllen ; 9°. de bewijzen van ontvangst van gelden, welke door den Staat, door provinciën, gemeenten, waterschappen of andere door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen -n instellingen verschuldigd zijn ; 10°. kwitantiën voor alle belastingen en daarmede gelijk te stellen inkomsten van den Staat, van provinciën, gemeenten en waterschappen en voor boeten, ingevolge belastingwetten verbeurd; 11°. bewijzen van consignatie ; 12°. bewijzen van door armbesturen of gemeentebesturen aan behoeftigen verstrekten onderstand ; 13°. kwitantiën wegens onderstand of schadeloosstelling aan onvermogenden, door besturen of commissiën verleend ingeval van brand, overstrooming of ahdere onheilen; 14°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van vrijwillige bijdragen voor  — 103 — liefdadige doeleinden aan instellingen of commissiën toegezegd; 15°. de door ambtenaren der posterijen af te geven bewijzen van ontvangst van per postwissel over te maken gelden en de bewijzen van ontvangst van gelden door de administratie der posterijen geïnd op kwitantiën, assignatiën, wissels en ander handelspapier ; 16°. de stukken, als bedoeld in artikel 32, onder 4°. ; 17°. de stukken, vermeldende verandering, vermeerdering of teruggaaf van onderpand eener prolongatie of beleening." § 6. Artikel 40 wordt gelezen als volgt „Behoudens beding van het tegendeel; is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukki n verschuldigd: •wegens kwitantiën, akten van schuldbekantenis en akten van borgtocht, door den schuldenaar, wegens de op eene kwitantie gestelde onderteekende verklaring of blanco handteekening, door hem, die zijne handteekening stelt; wegens de in artikel 34, onder I e genoemde stukken, door hem, die deze stukken afgseft; wegens akten van prolongatie en van beleening, door den goldnemer ; wegens alle andere in artikel 34 genoemde stukken, door hem, aan wien zij afgegeven worden." § 7. In het vijfde lid van artikel 44 wordt de zinsnede : i„Het evenredig recht bedraagt ten minste vijf cent" vervangen door: „Het evenredig recht bedraagt ten minste tien cent". § 8. In het derde lid van artikel 47 wordt „vijf cent" vervangen door „tien cent". § 9. Artikel 51 wordt gewijzigd als volgt: In het tweede lid worden de woorden : „Het recht wordt berekend" vervangen door : „Het recht bedraagt ten minste tien cent en wordt berekend". Aan het slot van het derde lid wordt „vijf cent" vervangen door „tien cent". § 10. In artikel 75 worden de volgende wijzigingen gebracht: De aan het slot van het eerste lid voorko-  - 104 mende woorden : „vijf cent van iedere honderd gulden" worden vervangen door: „vijf cent van iedere vijftig gulden". Het derde lid wórdt gelezen ?ls volgt: „Het recht is verschuldigd over het bedrag van iederen aankoop, verkoop en toewijzing'; het bedraagt ten minste tien cent en klimt, op met vijf cent tot vijf en twintig cent, boven de vijf en twintig cent met vijf en twintig cent tot vijf gulden en boven de vijf gulden met vijftig cent." Art. II. Deze wet treedt in werking met ingang van den eersten Augustus 1919. Lasten en bevelen, enz. ; Gegeven te 's-Gravenhage, den 27sten Jvni 1919. WILHELMINA. De Minister van Financiën, de Vries. (Tlitgeg. 16 Juli 19'9.)  — 106 — ALPHABETISCH REGISTER. De getallen wijzen de artikelen der wet aan Aanhechting van ongezegeld papier aan gezegeld papier, ander dan formaatzegei. 6. " van ongezegelde stukken aan notariëele akten. 16. Aansprakelijkheid van den Staat voor stukken 7. » voor rechten en boeten. 15. 54. 73. 77 Ambtenaren, belast met opsporing van overtredingen. 83. 84. Acceptatiën. 52. Adeldom. 41—43. Afschriften zegelrecht. 11. 23. 41. Vrijstellingen. 32. 42. Akten enz. die op hetzelfde formaatzegel of • op ongezegeld papier gesteld kunnen worden. 31. " aan het zegelrecht onderworpen. 23. " door notarissen in brevet uitgegeven 28 Algemeene bepalingen. 1—22. Ambtenaren van de registratie en het zegel. Verplichtineen Her 91 ,10 co 00 1 Assignatiën. 51—55. Auteurswet. 32 litt. I. Avals. 52. Balansen. 32 n°. 21. Bank- en ander papier aan toonder. 51-55 Banken van leening. Beschrijvingen en processen-verbaal van verkooping van panden. 32 n°. Ifi Belastingen. Stukken ter r«,.l,„„ ™„ 32 ri°. 4. Benoemingen van ambtenaren. 23 32 Beleening. Akten van - Zie: Schuldbekentenis. Bestekken. 23 n°. 10. 26 litt. b. Beteekening van stukken. 31 n° 2 Bewaring van ongezegelde stukken als bijlagen van notariëele akten. 16. Bijbetaling van zegelrecht van registers en bijstempeling van gezegeld of buitenge-  106 woon gezegeld papier, bij invoering dezer wet. 94. 97. 98. Boedelbeschrijving. 16. 31 litt. a. Boeten wegens verkoop van gezegeld papier of plakzegels zonder machtiging. 4. -y^ajj ' .. wegens het gebruik maken door rechters, scheidsmannen enz. van eenig stuk niet van behoorlijk zegel voorzien en wegens niet naleving van voorl. lid van art. 15 door griffiers. 15. Boeten wegens onvoldoende vermelding in notariëele akten van ongezegelde stukken. 16. „' wegens weigering van inzage van openbare registers enz. van ambtenaren en kooplieden aan registratie- en zegelambtenaren. 18. wegens overschrijving door griffiers van onvoldoend gezegelde stukken en inof overschrijving, registratie van protesten zonder vertooning van de geprotesteerde stukken, in- en overschrijving aan hypotheekkantoren van ongezegelde stukken, zonder invordering der rechten en boeten. 20. 22. wegens zegeling van stukken zonder betaling van - boete of opmaking van proces-verbaal. 21. „ met-voldoening van het zegelrecht van polissen van verzekering enz. 45—49. wegens niet-voldoening van het zegelrecht van handelspapier. 51. 54. „ id. van akten van verhuring. 58. „ id. van effecten. 73. id. van nota's van aan- en verkoop van effecten. 76. 77. Verlies van loon. 80. „ wegens het verkoopen enz. van gebruikte plakzegels. 89. wegens het kantteekenen en waarmerken van onbehoorlijk gezegelde registers, en legaliseeren van handteekeningen op ongezegelde stukken. 17. wegens het niet gebruiken van vereischt gezegeld papier. 28. wegens het plaatsen van te veel regels en lettergrepen op eene bladzijde van authentieke akten, afschriften en uittreksels daarvan. 30. wegens niet • voldoening van het zegel-  107 - recht voor kwitantiën, depositobewij zen enz., schuldbekentenissen enz. 39. Boeten. Behalve de boeten moet gelijktijdig het niet of te min betaalde recht worden voldaan. 20. 21. „ Aansprakelijkheid voor boeten. 82. „ door betaling , der verbeurde boeten en verschuldigde rechten wordt het opmaken van proces-verbaal voorkomen. 20. 83. „ Verjaring der boeten. 87. „ Kwijtschelding of vermindering of teruggaaf van boeten. 91. Borderellen. 23 n°. 9. 28 n°. 6. Borgtocht. Akten van — Zie r Schuldbekentenis, y Brevetten. Zegelrecht van — 28. Brieven. 23 n°. 3. 34 I. 56. Koopmans — 32 n° 21. Buitenlands opgemaakte akten. 12. 22. 29. 39. 49. 54. Burgerlijke stand. Afschriften en uittreksel uit akten. 23 n°. 4. „ Onvermogen. 32 n°. 9. Burgerlijke Rechtsvordering. Wetboek van — 32 litt. 6. Tractaat betreffende Burgerlijke Rechtsvordering. 32 litt. i. Burgerlijk Wetboek. 32 litt. a. Bijstempeling van bij de invoering der wet ongebruikte zegels. 95. Certificaten van oorsprong van inlandsche fabrikaten. 23 (aant. 3). „ Nationale Schuld. 71. 74. „ van goed gedrag. 23 (aant. 3 opïbladz. 18). Chèques. 51—55. Cognossementen. 32 ri°. 23. Commissionairs. Zie: Nota's. Consignatie. Bewijzen van — 37 n°. 5. Van effecten van minderjarigen enz. 32 litt. c. Coöperatiewet. 32 litt. d. Coupoffs. 68. Curateele. Onvermogen, art. 32 n°. 9. Declaratien deposito-rekeningen, rekeningen en dipioma's 34. 37. 39. 40. Departementen van algemeen bestuur, gebruik van niet behoorlijk gezegelde stukken. 15. Vrijstelling. 32. Deurwaarders. 28. Diploma's van lidmaatschap. 34 I /.  — 108 — ODividendbewijzen. 68. Dwangsehrift. 83. 85. Bfieoten. 60—74. Endossementen. 52. Erkenning. Onvermogen. 32 n°. 9. Evenredig zegelrecht. 44. 51. 66. 60. 75. Faülissementswet. 32 litt. g. Formaat. (Grootte van het gezegeld papier.) 3. 27. Formaatzegelrecht. Stukken daaraan onderworpen. 23. 32. „ Verschuldigd bedrag. 23. 28. 29. „ Wijze van betaling. 25. 26. „ Schuldenaren. 33. „ Wijze van beschrijving van openbare stukken. 30. Gebruikt (gezegeld) papier. Verbod tot beziging voor eenig ander geschrift of drukwerk. 10. Geheime testamenten. 16. 26. Gelden. 34 L Gemeente-besturen. Verbod tot het gebruik maken van niet behoorlijk gezegelde stukken. 15. Griffiers. Verplichting van — 15. „ Verbod aan — om ongezegelde akten over te schrijven. 19. Akten van — 23 n°. 8. „ Overschrijving van ongezegelde stukken. 19. Grootboeken der nationale schuld. 32 litt. m. 71. 75. Handelspapier. 51—55. Handlichting. Onvermogen. 32 n°. 9. Huurakten. Authentieke en onderhandsche. 56—59. _ Huwelijk. Onvermogen. 32 n°. 9. Hypotheekbewaarders. In- en overschrijving en aanteekening van ongezegelde stukken. 19. 22. Staten van inschrijvingen 23 n°. 6. Uittreksels uit plans enz. 32 ri°. 8. Inteekenlijsten. 32 n°. 30. Invordering der rechten en boeten. 83. 85. Inwisseling of overstempeling van zegels. 90. 94. Inzage van akten enz. van openbare ambtenaren en kooplieden aan de ambtenaren van de registratie en van het zegel. 18.  109 Jachtakten. 41—43. Kaarten. 23 n°. 10. 26 litt. b. Kantteekenen van ongezegelde registers verboden. 17. Kassierspapier. 51—55. Koninklijke besluiten. 23. 41. Vrijstellingen. 23. 42. Koopmansboeken en brieven. 18. 32 n°. 21. . 77. Kostelooze procedures. 32 n°. 13. Krankzinnigenwet. 32 n°. 2 en 3. K-witantiën. 34—36. 37. 39. 40. 91. „ op polissen enz. 45. Handelspapier. 52, „ wegens aan Staat, provinciën, gemeenten en waterschappen verschuldigde belastingen en boeten. 37 n°. 4. Kwijtschelding van recht en boeten door de Koning. 91. uegousauicu iiui uauuteeKemngen. 17. Machtigingen. 28 n°. 2. Makelaars. Zie: Nota's. Mandaten van betaling.. 23 lid 1 (aant. 3 op blz. 18). Merkteeken in het gezegeld papier. 3. Minuten aan zegelrecht onderworpen. 23. Naamsverandering. 41—43. Nietigheid. 14. Nota's van makelaars, commissionairs e. a., wegens aan- of verkoop van effecten. 75—81. Notarissen. 8. 16. 23 n°. 7. Vrijstellingen. 32 nos 4 en 10. Octrooiwet. 32 Ir. k. Olographische testamenten. 16. 26. Omslagen daarvan. 26. Onderpand. Akten van verandering van < 36 n°. 6. Onderteekening. Beteekenis. 13. Oppervlakte van het papier. Recht naar de 24. 27. Ordeteekenen (vreemde), titels, enz. 41 43. Orderbriefjes. 51—55. Ordonnantiën van betaling. [23 lid 1 (aant. op blz. 18.) Overgangsbepalingen. 90—100. Overstempeling. Zie : Inwisseling. Overzeesche bezittingen. Akten opgemaakt ia de — 22.  110 • Paspoorten. Buitenlandsche — 41—43 ; aan onvermogenden. 42. Perkament. Zegeling van — 1. 8. 25. Plakzegel. Vorm. 3. Gebruik. Beschadiging. 5. 8. 10. Verkoop. 4. 89. Polissen. Zie : Verzekering. Postbewijzen en postwissels. 53. Post-chèque en girodienst. 32 lr. n. Postspaarbankwet. 32 lr. e. Proces-verbaal van zegelovertredingen. 18. 21. 83. Processen-verbaal, achter elkander te stellen. 31 lr. o. Procureursakten. 32 n°. 12. Prolongatie. Akten van — Zie: Schuldbekentenis. Protest. Akten van — 19. 28 n°. 4. Provinciale besturen. Gebruik van niet behoorlijk gezegelde stukken. 15. Rang (vreemde). 41—43. Rechters, enz. Akten enz. van — 32 n°. 11. „ Gebruik van niet behoorlijk gezegelde stukken. 15. Regels en lettergrepen op elke bladzijde van afschriften enz. te plaatsen. 30. Registers aan zegelrecht" onderworpen. 23. Waarmerking. 17. „ van ambtenaren en kooplieden. Inzage van — 18. 77. Registratie. 57. 58. 99. Rekeningen. Zie : Declaratiën. Rekening-courant. 34 Ie. Repertoires. 23 n°. 7 en 8. Rijksambtenaar. 2. Aanbieding van stukken ter constateering overtreding aan — 15. 39. 50. 78. Schatkistpromessen. 32 lr. ƒ. 1*3^9 Scheidsmannen. Akten van — 32 n°. 1-1, Gebruik van niet behoorlijk gezegelde stukken. 15. Schuldbekentenis. Akten van —-van borgtochten, prolongatiën en beleeningen. 34. 36. 38. 39. 40. 91. Schuldenaren van het • recht van : formaatzegel. 33; kwitantiën, depositobewijzen saldobiljetten, diploma's, akten van schuldbekentenis, prolongatie en beleening. 40; polissen van verzekering enz. 46 ; handelspapier. 55 ; huurakten. 59 ;  — 111 — effecten. 69 ; nota's van aan- en verkoop van effecten. 81. Slot- en overgangsbepalingen. 90—100. Spaarbanken. 37 n». 2. 32 litt. e. 91. Sta ten-Generaal. Akten en besluiten der — 23. 32. Stempeling van ander dan van wege het Rijk uitgegeven papier. 25. Strafzaken. 15 n°. 4, 32 n°. 4. Stuiting der verjaring van rechten en boeten. 88. Talons. 68. Telegraaf- en Telefoonwet. 32 n°. 28. Teruggaaf. 65. 90. 96. Door den Koning. 91. Termijnen. Berekening. 92. Testamenten. 26. Herroepingen. 31 n°. 5. Inzage. 18. Tiendwet. 23 lr. h. Titels (vreemde). 41—43. Uittreksels. Zegelrecht. 11. Vast zegelrecht. 41. 44. 45. 51. 56 al. 6. 60 al. 9. 62. Verbod om van gebruikt gezegeld papier andermaal gebruik te maken. 10. Verjaring. 87. 88. Verklaring van lastgeving op de akten van verkoop. 31 n°. 3. „ van gerechtigheid ten behoeve van schuldeischers van den Staat, provinciën, gemeenten, waterschappen, enz. 32 n°. 19. Verkoop van gezegeld papier en plakzegels zonder machtiging verboden. 4. Vermelding van ongezegelde stukken in notariëele akten. 16. Vermindering van recht en boeten aan de Koning voorbehouden. 91. Vervolgingen. 82—89. Verzekering en verwaarborging. Polissen van — en alle andere stukken, bewijzend de — 44—50. Andere stukken betrekkelijk — vrij van formaatzegelrecht. 32 n°. 15. 26 en 27. Verzoekschriften. 23 n°. 3. 28 n°. 1. 32 n°. 3 en 4. Volmachten. 28 n°. 2. Herroepingen. 31 n°. 5. Vonnissen niet aan zegelrecht onderworpen. 32 n». 11. Voogdij. Onvermogen. 32 n°. 9.  - 112 - Vrachtbrieven. 32 n°. 22. Vrijstelling van recht door den Koning. 91 „ van formaatzegelrecht. 32. ,, van kwitantiën, depositobewijzen, enz., schuldbekentenissen, enz. 37. „ paspoorten, jachtakten, enz. 42. „ polissen van verzekering, enz. 46. ,, handelspapier. 51. 53. „ huurakten. 57. „ effecten. 64. 67. 68. 74. „ nota's van aan- en verkoop van effecten. 79. Waardigheid (vreemde). 41—43. Waarmerken van ongezegelde registers verboden. 17. Wettiging. Onvermogen. 32 n°. 9. Wissels. 51—55. Zegel. Gebruik van ander — dan 't^bestemde. 9. „ Gebruik van reeds gebruikt papier verboden. 10. „ Uitzonderingen daarop : 31. 36. 45. 52. 56. 66. Zegelrecht. Eén recht voor elk stuk zegel. 10. „ Voor elk exemplaar van een stuk hetzelfde recht. 11. „ Betaling aan 's Rijksambtenaar. 2. 7. 20. 21. 25. 39. 43. 48. 49. „ naar de oppervlakte van het papier. 23—33. Zegelstempel. Afdruk van den — 3. „ mag noch op de voor- noch op de keerzijde onkenbaar gemaakt of beschadigd worden. 5. ., Alle stukken aan te vangen aan den voorkant naast of onmiddellijk onder den — en regelmatig te vervolgen. 5. x-