k NDSCHB ^ ST A ATSWETTES5 f bijgevoegde stuk niet van behoorlijk zegel volgens de wet is voorzien, zal de notaris verplicht zijn dit stuk, bij de aanbieding ter registratie van de notariëele akte, gelijktijdig ter zegeling over te leggen.1 Deze verplichtingen vervallen echter, indien het bedoelde stuk zich niet in de macht bevindt van hen, die partij zijn bij de notariëele akte, en ziï dit in deze akte verklaren. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op het in bewaring nemen van olographische en geheime testamenten, benevens de omslagen daarvan 2 en op de vermelding van stukken in akten van boedelbeschrijying en in processen-verbaal van vergadering, van verzending, van uitloting of van vernietiging van stukken. Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijftig gulden verbeurd. Art. 17. Het is aan rechters en andere ambtenaren3 verboden om een register, aan zegelrecht onderworpen, te kantteekenen of te waarmerken, indien niet alle bladen van het register gezegeld zijn. 4 1 Verg. art. 21. 2 Verg. art. 26 lr. o. , • Hieronder valt ook een door ambtenaren vertegenwoordigd ooilege, b.v. dat van Burgemeester en Wethouders. 4 Onder de hier bedoelde registers vallen de m art. 23, 5°. bedoelde, die volgens art. 31 van het Kon. Besluit van 1 Augustus 1828, S. 52, door den Kantonrechter moeten worden gekantteekend en gewaarmerkt. Verg. de overgangsbepaling van art. 96.  Alt. 18 — 14 — Het is aan ambtenaren verboden handteekeningen te legaliseeren op aan zegelrecht onderworpen stukken, voordat het zegelrecht daarvan overeenkomstig de wet is voldaan. Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeurd. Art. 18. Alle personen, die in eenige openbare betrekking registers, akten of stukken houden of in bewaring hebben, zijn verpücht om daarvan, zonder verplaatsing, inzage te geven aan de ambtenaren van de registratie of van het zegel, of aan zoodanige andere ambtenaren, die van eenen door Onzen Minister van Financiën afgegeven schriftelijken last voorzien zijn, zoo dikwerf die ambtenaren zulks vorderen en te gedoogen, dat deze daarvan afschriften of uittreksels nemen. Gelijke verpüchting rust op koopüeden1 ten aanzien van de door hen aangehouden boeken en registers en van de aan zegelrecht onderworpen akten en stukken, welke zij onder zich hebben. Er behoeft echter geen inzage verleend te worden : 1°. van akten van uitersten wil voor notarissen verleden, of bij hen in bewaring gegeven, zoolang de beschikkers in leven zijn en van akten van inbewaargeving, superscriptie, herroeping en terugneming van uitersten wil, gedurende het leven van hen, te wier verzoeke die akten zijn opgemaakt; 2°. van den inhoud van pakketten verzegeld in bewaring gegeven. 1 B.v. assuradeuren en handelaars in effecten. Verg. art. 77 en de overgangsbepalingen van art. 98.  • 15 - Art. 18 Geen inzage kan gevorderd worden : 1°. op Zondag en de daarmede in het tweede lid van artikel 154 van het Wetboek van Koophandel gelijkgestelde dagen ;1 2°. op andere dagen vóór 9 uur des voormiddags en na 4 uur des namiddags. Wegens iedere door de in het eerste lid genoemde ambtenaren bij proces-verbaal geconstateerde weigering of belemmering van inzage is eene boete verschuldigd van vijftig gulden. Hij die geen gelegenheid geeft inzage te nemen wordt geacht de inzage te weigeren. Wordt aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich dien desnoods met behulp van den sterken arm. Zijn de plaatsen, waar de stukken, waarvan inzage gegeven moet worden,, zich bevinden, of redelijkerwijze vermoed worden zich te bevinden, tevens woningen of alleen door eene woning toegankelijk, dan treden de ambtenaren die plaatsen niet binnen dan op vertoon van een sciïiftelijken bijzonderen last van den burgemeester of van den kantonrechter. Van het binnentreden wordt door den ambtenaar proces-verbaal opgemaakt; een afschrift hiervan wordt binnen tweemaal vier en twintig uren uitgereikt aan dengene, in wiens woning is binnen getreden. Art. 19. Het is verboden aan griffiers van rechterlijke collegiën en kantongerechten om een aan zegelrecht onderworpen stuk in de ter griffie gehouden 1 Deze zijn: 's Konings verjaardag en de. m art. 92 lid 3 genoemde dagen.  Art. 20 — 18 wordende registers over te schrijven, én aan ambtenaren der registratie om zoodanig stuk te registreeren, vóórdat het zegelrecht daarvan overeenkomstig de wet1 voldaan is. Laatstgenoemde ambtenaren mogen akten van protest van handelspapier niet registreeren, zonder zich het geprotesteerde stuk te doen vertoonen. De bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen zijn verplicht de stukken, waarvan het zegelrecht niet overeenkomstig de wet is voldaan en welke hun ter inschrijving of overschrijving, of tot het stellen van aanteekeningen worden aangeboden, na verrichting dier formaliteiten, terug te houden voor de invordering van de wegens die stukken verschuldigde rechten en boeten. 2 Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeurd. Art. 20. Behoudens hetgeen hierna omtrent sommige stukken is bepaald, 3 zal elke houder van eenig zegelplichtig stuk, dat niet of niet behoorlijk gezegeld is, dit tegen voldoening van het verschuldigde recht door 's Rijks ambtenaar kunnen doen zegelen, mits hij tegelijkertijd de boete voldoet, wegens het stuk verschuldigd of dit in handen van gemelden ambtenaar late voor het constateeren der overtreding. 4 Art. 21. Het is aan 's Rijks ambtenaar verboden om eenig ten onrechte 1 Dus ook met inachtneming van art 30. 2 Zie voor buitenlandsche stukken art. t& * » Verg. de artt. 39, 50, 54, 58, 72 en 78. 4 Verg. de artt. 7 al. 2 en 83 al. 5.  • 17 - Art 22 niet of niet behoorlijk gezegeld stuk van «egel te voorzien, zonder de overtreding bij proces-verbaal té constateeren, indien de boete niet gelijktijdig wordt voldaan. 1 Voor iedere overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeurd. Art. 22. Voor stukken, buitenslands opgemaakt,2 moet, behoudens het hierna omtrent sommige stukken bepaalde, 3 het zegelrecht aan 's Rijks ambtenaar worden voldaan, vóórdat daarvan gebruik gemaakt wordt op een der wijzen bij de artikelen 15 of 16 vermeld of vóórdat daarmede gehandeld wordt overeenkomstig het eerste lid van artikel 19. Het zegelrecht van stukken, buitenslands opgemaakt, welke aan de bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen ter inschrijving of overschrijving of tot het stellen van aanteekeningen worden aangeboden, wordt, zoo dit recht niet vóóraf is voldaan, na verrichting dier formaliteiten ingevorderd. Stukken, voor welke in de Overzeesche bezittingen van het Rijk het aldaar verschuldigde zegelrecht4 is voldaan, zijn hier te lande niet aan zegelrecht onderworpen. 1 Verg. art. 83. ! Verg. art. 12. 8 Verg. de artt. 25 al. 2, 39 aL 4,40(f aL 3—5, 48, 54, 58 al. 5 en 63 al. 3. 1 Dit is geregeld voor: NederL-Indië bij ordonnantiën van 11 Augustus 1885 (Indisch Staatsblad nos. 131 en 132), gewijzigd bij die van 10 December 1892 (Indisch Staatsblad n°. 260); voor Suriname bij ordonnantie van 6 Maart 1872 (Gouvernementsblad n°. 13) en voor Curacao bij verordening van 16 Juli 1918 (Publicatieblad n°. 52). S. & J. i,0. 18, tS° dr. 2  — 18 — Art 28 HOOFDSTUK II. Van het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier. Aft. 23. Aan een zegelrecht naar de oppervlakte van het papier1 zijn, behoudens na te melden uitzonderingen,2 onderworpen :8 1°. de aan belanghebbenden uitgereikt wordende minuten, afschriften of uittreksels van Koninklijke besluiten en van akten van de beide Kamers der Staten-Generaal, waarbij een benoeming plaats heeft, een verhpoging van bezoldiging wordt gegeven, of een gunst verleend wordt; 2°. de aan belanghebbenden uitgereikt wordende minuten, afschriften of uittreksels van beschikkingen van collegiën, commissiën en ambtenaren, behoorende tot het bestuur van den Staat, van provinciën, gemeenten, waterschappen en andere door het openbaar gezag 1 Zie voor de hoegrootheid de artt. 24, 27 en 28. 2 Zie hiervoor artt. 32 en 91. 3 Onbelast zijn de stukken van publiekrechtelijken aard, die binnen de administratie blijven, behalve de onder n°. 5 genoemde, en de door openbare ambtenaren en collegiën als zoodanig opgemaakte, aan bijzondere personen uitgereikte stukken, die niet in de nos. 1, 2, 4 en 6 of elders (verg. art. 41) zijn belast. Vrij zijn dus o. a. volmachten tot vertegenwoordiging van stemgerechtigde ingelanden op vergaderingen van waterschappen, mandaten door openbare besturen opgemaakt, akten van den burgerlijken stand, registers van ontvang van gemeente- en polderlasten, akten van bekwaamheid in zake hooger-, middelbaar- en lager onderwijs, verklaringen van mordebevinding van stukken, van goed gedrag en dergelijke, door het openbaar gezag als zoodanig uitgereikt, verklaringen van oorsprong, door ambtenaren uitgereikt, en alle stukken in zake belastingheffing, van de administratie uitgaande.  - 19 — Art 23 ingestelde zedelijke lichamen en mstellingen, waarbij een benoeming plaats heeft, een verhooging van bezoldiging wordt gegeven, of een gunst verleend wordt; 3°. de verzoekschriften — zelfs in den vorm van brieven1 — tot het bekomen van de hiervoor bedoelde beschikkingen;2 4°. afschriften van- en uittreksels uit akten van den burgerlijken stand ; 5°. de dagregisters en registers van in- en overschrijving aan de kantoren van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen ; 6°. de staten van hypothecaire inschrijvingen, verklaringen dat inschrijvingen zijn doorgehaald, getuigschriften van onbezwaardheid en andere verklaringen door de bewaarders van de hypotheken, het kadaster en* de scheepsbewijzen afgegeven anders dan in 's Rijks belang; 7°. akten van notarissen, voor zoover zij niet vallen onder de bepalingen van Hoofdstuk V of van Hoofdstuk VII;* 8°. akten van griffiers van rechterlijke collegiën en kantongerechten betreffende handelingen, waartoe zij gelijkelijk met notarissen en deurwaarders bevoegd zijn 4 en akten en exploiten van deurwaarders, voor zoover zij betrekking hebben op het privaatrecht; 3 9°. borderellen van inschrijving in de registers der hypotheken en scheepsbewijzen ; 1 Verg. echter de artt. 34 I laatste lid, 40a lid 2, 40/ lid 2 en 56 al. 1. 2 Alleen de hier en in art. 41 al. 4 genoemde verzoekschriften zijn, behoudens de vrijgestelde, aan zegelrecht onderworpen. 3 Vrij zijn dus de repertoires. 4 Verg. art. 182 Wetb. van Koophandel.  Art. 24 — 20 — 10°. bestekken, voorwaarden, kaarten en teekeningen,1 voor zoover zij bestemd zijn om met de akten, welke de overeenkomst constateeren, waarop zij betrekking hebben, den titel dier overeenkomst uit te maken ; 11°. verklaringen, opgemaakt naar aanleiding van artikel 297 van het Wetboek van Koophandel, ten behoeve van een hypothecairen schuldeischer ook als de verzekeraar zich daarbij verbindt den hypotheekhouder schade wegens brand aan het verzekerde te vergoeden, waarvoor door den verzekerde zelf geene vergoeding kan worden gevorderd, mits tot geen hooger bedrag dan dat der oorspronkelijke verzekering en mits voor zulk eene verklaring behalve het verschuldigde ^pgelrecht niet meer dan eenmaal vijftig cent aan den verzekeraar wordt betaald ; 12°. alle andere niet elders in deze wet genoemde stukken, opgemaakt tot bewijs van privaatrechtelijke overeenkomsten, handelingen, verbintenissen en verklaringen. 2 Art. 24. Het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier bedraagt dertig cent voor elk papier, waarvan de oppervlakte niet grooter is dan 425 cM2.; vijftig cent voor elk papier met eene oppervlakte boven de 425 tot en met 644 cM2.; een gulden voor elk papier met eene oppervlakte boven de 644 tot en met 1288 cM2., en 1 Onderteekend of niet. 2 Verklaringen op te vatten in den zin van „wilsverklaringen" ; geneeskundige rapporten, verklaringen van erfrecht, schattingsrapporten enz. zijn dus niet aan zegelrecht onderworpen.  21 — Art. 26 voor elk papier, waarvan de oppervlakte grooter is dan 1288 cM2., vijftig cent voor iedere reeks van 644 cM2., gedeelten eener reeks voor eene geheele gerekend. Art. 25. Het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier, verschuldigd van hier te lande op te maken stukken, wordt, behoudens het bepaalde in artikel 8, voldaan door de stukken te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uit gegeven of op buitengewoon gezegeld papier.1 Voor buitenslands opgemaakte stukken 2 wordt het zegelrecht voldaan bij de aanbieding ter zegeling aan 's Rijks ambtenaar. Art. 26. In afwijking van het voorschrift, vervat in het eerste lid van het vorige artikel, wordt bepaald : a. dat het zegelrecht van olographische en van geheime testamenten en van de daarop gestelde aanteekeningen en akten, zoomede dat van beschikkingen, als bedoeld in artikel 982 van het Burgerlijk Wetboek, eerst voldaan behoeft te worden, wanneer die stukken geregistreerd worden8 of daarvan op eenigerlei wijze gebruik wordt gemaakt, welke voldoening geschiedt door die stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar; b. dat het zegelrecht van de in artikel 23, onder 10°, bedoelde bestekken, voorwaarden, kaarten en teekeningen eerst voldaan behoeft te worden, wanneer die 1 Verg. art. 2 aL 2 lid 3. 2 Verg. de artt. 12 en 22 al. 3. 8 Verg. de artt. 7, 100 litt. d en 101 litt. m der Registratiewet 1917.  Art 27 — 22 — stukken de daarbedoelde bestemming krijgen, welke voldoening eveneens geschiedt door die stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar. Art. 27. Het papier, dat naar de oppervlakte gezegeld vanwege het Rijk wordt uitgegeven, is van de volgende Soorten : Hoogte Breedte T{^d BENAMING. — . =§■ \-sé \-sé Us i\ I g»i gi &So I o a 1 5 a I'S o al 1. Groot register papier. 45.20 67.00 2676 f 2.— 2. Klein register papier. 38.57 | 50.10 1932 1.50 3. Gewoon papier . . . j 32.20 40.00 1288 1..—* 4. Half vel gewoon papier 32.20 20 00 644 0.50* 5. Klein papier . . . . | 26.00 (17.00 | 425 • 03 Art. 28. Behoudens de vrijstellingen, moet van een zegel van niet minder dan een gulden voorzien zijn het papier, dat gebruikt wordt voor :1 a. de stukken in artikel 23 onder 1° 2°, 4°, 5°2 en 6° genoemd ; b. de akten door notarissen opgemaakt, met uitzondering van die, welke door hen in originali worden uitgereikt;3 c. de aan zegelrecht onderworpen akten van griffiers van rechterlijke collegiën en kantongerechten,4 met uitzondering van • Van deze soort zullen van Rijkswege zoowel gelinieerde als ongeliniëerde worden uitgegeven. 1 Verg. voor afschriften en uittreksels van akten art. 11 aL 2 en 3. • Verg. de overgangsbepaling van art. 96. • Zie voor deze laatste art. 38 der wet op het Notarisambt en art. 14 al. 3 der Grootboekwet van 7 April 1913, S. 123. Zie echter aL 2 n°. 4. 4 Zie art. 23 n°. 8.  — 23 — Art. 29 de protesten van non-accteptatie en van non-betaling van handelspapier.1 Het gebruik van papier, voorzien van een zegel van dertig cent, wordt slechts voor de volgende stukken toegelaten : 1°. verzoekschriften;2 2°. volmachten en machtigingen niet ten overstaan van notarissen verleden ;3 3°. door eigenaars of rechthebbenden verleende vergunningen om op eens anders grond of water te jagen; **4°. akten van protest van non-acceptatie en van non-betaling van handelspapier ; 5°. akten van deurwaarders, met uitzondering van die tot welker opmaking, behalve de deurwaarders, ook andere ambtenaren bevoegd zijn, voor welke akten door de deurwaarders geen minder gezegeld papier mag worden gebruikt dan aan die andere ambtenaren is toegestaan ;4 6°. borderellen tot inschrijving in de registers der hypotheken en der scheepsbewijzen. Voor alle andere in dit hoofdstuk genoemde niet van het recht vrijgestelde stukken moet gezegeld papier gebruikt worden van ten minste vijftig cent. Bij overtreding van dit artikel wordt eene boete van vijfentwintig gulden verbeurd. 5 Art. 29. Voor de buiten het Rijk opgemaakte stukken6 zal, als zij hier te 1 Verg. al. 2 n°. 4. 2 Zie echter art. 41 al. 4. 3 Verg. aant. 3 op hladz. 18. 4 Verg. de artt. 1268, 1441 n° 7, 1442 n°. 3 Burgerl. Wetboek en art. 57 j°. art. 103 al. 2 der Registratiewet 1917. - 5 Verg. ook art. 14. 6 Verg. de artt. 12 en 22 al. 3.  Art. 80 — 24 lande ter zegeling worden aangeboden, ten minste betaald worden een recht gelijk aan dat, hetwelk verschuldigd zou zijn geweest, indien zij binnen het Rijk waren opgemaakt, ook al zou het recht naar de oppervlakte van het papier minder bedragen. Art. 30. De hier te lande door eenig ambtenaar opgemaakte stukken in dit hoofdstuk bedoeld,1 welke niet van zegelrecht zijn vrijgesteld, en de daarvan gemaakte afschriften en uittreksels mogen niet meer bevatten per bladzijde, de lettergrepen door elkander gerekend, dan: 24 regels van 12 lettergrepen, indien het gebruikte papier niet grooter is dan 425 cM2.; 30 regels van 15 lettergrepen, indien het gebruikte papier grooter is dan 425 en niet grooter dan 1288 cM2; 36 regels van 18 lettergrepen, indien het gebruikte papier grooter is dan 1288 en niet grooter dan 1932 cM2; 42 regels van 20 lettergrepen, indien het gebruikte papier grooter is dan 1932 cM2. Bij de berekening der lettergrepen worden drie cijfers voor een lettergreep gerekend. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op processen-verbaal van openbaren verkoop van roerende goederen en op in kolommen afgedeelde registers. 2 Voor iedere overtreding van dit artikel 1 Dus de aan formaalzègel onderworpen stukken. 2 Hiertoe behooren de in art. 23 n°. 5 genoemde.  — 25 — Art. 81 is verbeurd eene boete van vijfentwintig gulden voor ieder stuk. Art. 31. Op hetzelfde gezegelde papier 1 mogen worden gesteld :2 a. boedelbeschrijvingen, processen-verbaal en andere akten en geschriften, die de onderscheidene gedeelten van eene handeling constateeren, welke niet in ééne zitting is voltooid ; 6. de akten, welke, overeenkomstig de wet, in registers8 of achter of naast elkander geschreven worden. 4 Voorts kunnen worden gesteld : 1°. de legalisatiën en erkenningen van handteekeningen6 en bekrachtigingen of goedkeuringen van akten, op de stukken waartoe zij betrekking hebben, en in het algemeen de vermelding van dé verrichting van formaliteiten op de stukken of op de afschriften of uittreksels der stukken, welke die formaliteiten hebben ondergaan; 2°. de akten van beteekening, op het beteekende stuk, onverschillig of de beteekening al dan niet tevens inhoudt aanmaning, bevel of dagvaarding; 1 Als zoodanig, blijkens art. 10 al. 3, ook te beschouwen een van plakzegel voorzien papier. 2 Wordt het in de gevallen, vermeld onder o en b, vergund om een zegelplichtig stuk te stellen op een gezegeld papier, dat reeds voor een ander stuk is gebruikt, voor de stukken, genoemd onder n°. 1—5, wordt toegestaan, dat zij worden gesteld op papier, waarop reeds een ander stuk voorkomt, zelfs al is dit geschreven op ongezegeld papier. 3 Verg. art. 23 n°. 5. 4 Verg. artt. 979, 987 en 1231 Burgerl. Wetboek ; art. 467 Wetb. v. Burgerl. Rechtsv. ; de artt. 13 aL 3, 30, 36, 50,64en73derRegiïtratiewet 1917 ; de artt. 34 en 52 der wetten van 28 Augustus 1843, S. 66 en 67 en art. 12 wet 31 Maart 1847, S. 12. 6 Verg. echter art. 17.  Art. 32 — 26 — 3°. in geval van aanbesteding, verkooping of verhuring: de akten van voorloopige toewijzing, van ophouding en van toewijzing, op de bestekken of memoriën van voorwaarden ; de akten van afslag, opbieding of verhooging, de akten van ophouding en van eindelrjke toewijzing, op de akten van voorloopige toewijzing; de akten van herbesteding of herveiling, op de akten van toewijzing en de verklaringen van lastgeving of opgaven van meester, op de akten, waartoe zij betrekking hebben ; 4°. de akten van indeplaatsstelling van lasthebbers, op de akten van lastgeving ; 5°. de akten van herroeping van volmacht of van uiterste wilsbeschikking, op de akten, welke worden herroepen. Art. 32. Van het zegelrecht naar de oppervlakte van het papier zijn vrijgesteld :1 1 Zie ook de artt. 11 al. 4 en 91. Van zegel zijn verder vrijgesteld bij : a. art. 12 der Huurcommissiewet van 26 Maart 1917, S. 257, alle stukken, krachtens die wet opgemaakt, met uitzondering van huurovereenkomsten ; b. art. 8 der Koloniale invorderingswet, van 4 Augustus 1917, S. 507, de stukken, noodig voor de beteekening en tenuitvoerlegging van de in die wet bedoelde dwangbevelen; e. art. 17 der Leeningwet 1917, van 15 December 1917, S. 710, alle akten, krachtens die wet op te maken en uit te vaardigen stukken, de af te geven kwitantiën, de nota's van toewijzing op inschrijvingen op de, in de eerste af deeling dier wet bedoelde lèening, de opdrachten aan de Nederl. Bank tot storting op die leening en de in verband met de storting afgegeven volgbriefjes, zoomede de processtukken, vonnissen en afschriften van vonnissen betreffende de toepassing dier wet; d. art. 43 der Landarbeiderswet van 20 April 1918, S. 259, alle stukken, uit die wet voortvloeiende, zoomede die, welke betrekking hebben op hare uitvoering;  — 27 — Art. 32 1°. de aan de belanghebbenden uit te reiken minuten, afschriften of uittreksels van besluiten, akten en beschikkingen, houdende: a. benoeming van ambtenaren en leden van collegiën of commissiën, aan wie geen bezoldiging of een bezoldiging van niet meer dan duizend gulden 's jaars is toegekend ; b. verhooging van bezoldiging van ambtenaren en leden van collegiën of commissiën, als de bezoldiging met de verhooging niet meer dan duizend gulden 's jaars bedraagt; c. benoeming tot een ambt van gelijken of minderen rang dan dat, hetwelk e. de Nederl. Indische Leeningwet 1919, van 6 Juni 1919, S. 280, de hiljetten van inschrijving en de bewijzen van toewijzing van deze leening • /. art. 53 der Nijverheidsonderwijswet, van 4 Ootober 1919, S. 593, alle akten en geschriften, betreffende het aangaan, wijzigen of beëindigen van leerovereenkomsten, benevens alle stukken, die ter uitvoering der leerovereenkomst worden opgemaakt; g. art. 8 der Ouderdomswet 1919, van 4 November 1919, S. 628, alle stukken, opgemaakt ter uitvoering van de bepalingen T>jj of krachtens die wet gegeven; h. art. 19 der Leeningwet 1919, van 30 Januari 1920, S. 46, alle krachtens die wet af te geven stakker en alle stukken, uitsluitend betrekking hebbende op de beleening bij de Nederl. Bank van de schuldbekentenissen en recepissen krachtens die wet af te geven; i. art. 6 der Nederl. Indische Leeningwet 1921, van 11 Juni 1921, S. 798, van de biljetten van inschrijving voor- en de nota s van toewijzing van de krachtens die wet uitgegeven schuldbewijzen; j. art. 22 der Postwet, S. 543, van 1919, gewijzigd bij de wet van 17 Februari 1921, S. 66, alle stukken, welke in den Postcheque- en Girodienst worden gebezigd. Art. 6 der wet van 30 December 1921, S. 1455, de overeenkomsten, gesloten voor de tegeldemaking van de in art. 1 dier wet bedoelde schuldbewijzen ten laste van Nederlandsch-Indië. k. art. 5 der Leenmgwe 1922 van 17 Februari 1922, S 64, de biljetten van inschrijving voor en de nota's van toewijzing van de krachtens deze wet uittegeven schuldbewijzen.  Art. 32 — 28 — de benoemde reeds bekleedde, voor zoover aan het nieuwe ambt geen hoogere bezoldiging is verbonden dan aan het oude. Indien het jaarlijksch bedrag der bezoldiging niet in het besluit, de akte of de beschikking is uitgedrukt of niet bekend is, kan de vrijstelling slechts worden ingeroepen, als door of namens de openbare macht, van wie de benoeming is uitgegaan, op het uit te reiken stuk verklaard is, dat de bezoldiging niet meer dan duizend gulden 's jaars bedraagt of op niet meer dan die som wordt begroot; 2°. de aan den belanghebbende uit te reiken beschikkingen van administratieven aard, waarbij vergunning wordt verleend tot handelingen, waarvoor, krachtens de wet of krachtens reglementen of verordeningen van politie, vergunning moet worden gevraagd,1 en die waarbij de bijdragen worden geregeld, welke gevraagd worden op grond van bepalingen, voorkomende in Rijkswetten, rakende de staatszorg voor minderjarigen, armen en krankzinnigen ; 3°. verzoekschriften en verdere stukken, benoodigd tot het bekomen van de hiervoor onder 1°. en 2°. bedoelde beschikkingen ; 4°. alle stukken, welke volgens hun aard aan dit zegelrecht zouden zijn onderworpen, doch worden opgemaakt tot regeling van belastingen 2 of ter vol- 1 Deze bepaling geldt ook indien de vergunning moet worden gevraagd krachtens eenig Kon. besluit, eenige verordening of resolutie. 2 Hieronder vallen aangiften, bezwaar- en verzoekschriften, betreffende belastingen, ook van waterschappen, polderbesturen enz. ; de akten en verklaringen, bedoeld in art. 57 der Registratiewet 1017, uitsluitend opgemaakt in ■hét belang van den fiscus, waarondei niet valt de door een notaris opgemaakte akte, die bestemd is om bewijs op te leveren van de verkooping.  — 29 — Art. 32 doening aan- of uitvoering van wetten en algemeene maatregelen van bestuur, houdende voorschriften van staatszorg en staatstoezicht1 en van wetten, regelende onderwerpen van publiek recht;2 5°. de aan in het buitenland wonende belanghebbenden uit te reiken besluiten, houdende toekenning van ridderorden ; 6°. de afschriften van- en uittreksels uit akten van den burgerlijken stand en van- en uit stukken aan die akten gehecht, welke ingevolge eenig wettelijk voorschrift of voor de regeling van belastingen moeten worden overgelegd,3 en die, welke niet bestemd zijn om aan bijzondere personen of andere dan door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instellingen in hun belang te worden uitgereikt, mits van een en ander in de onder die afschriften of uittreksels voorkomende deugdelijkverkla- 1 Verg. o. a. art. 146ü wet, regelende de toelating van schipper op koopvaardijschepen, van 28 Mei 1901, S. 139, gewijzigd bij die van 14 Juli 1904, S 156; art. 28 Motor- en I! ij wiel wet van 10 Februari 1905, S. 69; art. 34 Rivierenwet van 9 November 1908, S. 339 ; art. 72 wet, houdende bepalingen ter voorkoming van scheepsrampen, van 1 Juli 1909, S. 219, en art. 27 Steenhouwerswec, van 7 October 1911, S. 315. 2 Hieronder vallen o. a. het strafrecht; de enquêtewet van 5 Augustus 1850, S. 45, de verklaringen, bedoeld in de artt. 66, 68, 686 en 71 der wet op het Notarisambt en dt in art. 45 lid 5 der Successiewet bedoelde en reeds daar van zegel vrijgestelde waarschuwingen. 3 B.v. krachtens de wetten, regelende het kiesrecht, de militie, de scheepvaart en het successierecht enz. of ingevolge art. 126 nos. 1, 4 en 5 Burgerlijk Wetboek. Onder de bepaling vallen ook die welke worden afgegeven met het oog op de artt. 136 en 138 van dat wetboek, of wel aan het Departement van Buitenlandsche Zaken, ingevolge aanvragen van vreemde regeeringen of gezantschappen.  Alt 82 — 30 — ring door den ambtenaar, die ze afgeeft, melding gemaakt zij ;1 7°. akten van bekendheid, opgemaakt ter vervanging van de onder 6° bedoelde afschriften en uittreksels ; 2 8°. de door bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen af te geven uittreksels uit de kadastrale plans, leggers en aanwijzende tafels; 9°. de stukken, benoodigd tot het aangaan van huwelijken, die betreffende de voorziening in voogdij en toeziende voogdij, curateele en toeziende curateele, betreffende opheffing van curateele, meerderjarigverklaring en toekenning van bepaalde rechten van meerderjarigheid, erkenning en wettiging van natuurlijke kinderen en betreffende verbetering van akten van den burgerlijken stand, de stukken benoodigd om uit de gijzeling ontslagen te worden, verzoekschriften aan openbare autoriteiten, voor zoover volgens artikel 23 onder 3° aan zegelrecht onderworpen en de minuten, afschriften en uittreksels van daarop te nemen beschikkingen, alles voor zoover de personen onvermogend zijn en dat onvermogen blijkt uit een verklaring, afgegeven, indien zij binnen het Rijk wonen, door het hoofd van het bestuur hunner woonplaats, en indien zij buiten het Rijk wonen, door de bevoegde openbare macht, en van het onvermogen op de stukken melding is gemaakt. De personen, wier onvermogen moet blijken, zijn: 1 Verg. o. a. de artt. 38, 50 en 56 Burgerl. Wetboek. 2 Zie aant. 3 en 4.  31 — Art. 32 o. bij akten van toestemming tot het aangaan van een huwelijk, zij die toestemming geven ; b. bij stukken betreffende de voorziening in voogdij of toeziende voogdij, curateele, of toeziende curateele, de onder voogdij of curateele te stellen of gestelde personen ; c. bij stukken betreffende de erkenning of wettiging van natuurlijke kinderen, hij die erkent of die de wettiging vraagt; d. bij andere stukken, zij ten bate van wie de stukken strekken ; 10°. de akten door notarissen, ingevolge het tweede lid van artikel 6 der wet van 9 Juli 1842 (Staatsblad n°. 20) voor onvermogenden kosteloos opgemaakt, mits de door den voorzitter der rechtbank verstrekte last tot kostelooze opmaking behoorlijk in de akte is vermeld, en de afschriften van- en uittreksels uit die akten ; 11°. alle akten en vonnissen opgemaakt door rechterlijke ambtenaren en collegiën, 1 alsmede door scheidsmannen; 12°. de akten van procureurs ;2 13°. de stukken, opgemaakt ter gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen en beschikkingen, gewezen in rechtsgedingen, welke van een of van beide zijden kosteloos worden gevoerd ; 3 14°. de stukken betreffende invordering van sommen aan het Rijk ver- 1 In de artt. 56 en 58 der Successiewet, zooals zij luidt, na de wet van 20 Januari 1917, S. 189, zijn met name vrijgesteld de in die artikelen bedoelde processen-verbaal van eedsof verklaringaflegging. 2 Vrij zijn ook hunne verzoekschriften. Zie n°. 3. 8 Verg. Ir. b hierna.  Art. 32 — 32 — schuldigd, welke het bedrag van dertig gulden niet te boven gaan ;1 15°. de stukken door ambtenaren van den Staat, van provinciën, gemeenten, waterschappen en door onderwijzers benoodigd tot het bekomen van pensioenen, voor zoover hunne bezoldiging of belooning niet meer dan duizend gulden 's jaars bedraagt en daarvan uit de stukken blijkt; de stukken, benoodigd tot het bekomen van weduwen- en weezenpensioen uit tot dat doel ingestelde fondsen, ingeval de belanghebbende personen onvermogend zijn, blijkens een verklaring, afgegeven door het hoofd van het bestuur hunner woonplaats en daarvan op de stukken melding gemaakt is, en de stukken, benoodigd voor de deelneming in- en tot het verkrijgen van uitkeeringen wegens de in artikel 46 onder o bedoelde verzekeringen, mits van deze bestemming uit die stukken blijkt; 16°. de akten van beschrijving en de processen-verbaal van verkoop van verstane panden in banken van leening, gehouden wordende ingevolge verordeningen, welke door het openbaar gezag zijn vastgesteld ; 17°. de akten van vergunning tot het plaatsen van brievenbussen ten dienste van de administratie der posterijen ; 18°. de machtigingen tot het in ontvangst nemen van aangeteekende brieven of pakketten, gesteld op de kennisgevingen van de aanwezigheid van die brieven of pakketten, de machtigingen gesteld op de adreskaarten bij de pakket- 1 Hieronder vallen dus niet stukken, betreffende aan gemeenten en waterschappen verschuldigde sommen, die geen belastingen zijn. Zie aant. 3 op Hz. 18.  - 33 - Art. 82 post in gebruik en de machtigingen tot inning bij de Rijksbetaalmeesters van bedragen van niet meer dan honderd gulden, gesteld op de betalingsstukken; 19°. de verklaringen van gerechtigdheid en van dienstverrichting, afgegeven ten behoeve van sehuldcischers van den Staat, van provinftién, gemeenten, waterschappen en andere door het openbaar gezag, ingestelde zedelijke lichamen en mstellingen; 20°. de monsterrollen; 21°. de koopmansbrieven,1 de koopmansboeken en de balansen ; 22°. de cognossementen, gesteld op de in artikel 40a en op de in artikel 40/ onder 1°. genoemde stukken ; 23°. de niet elders in deze wet aan recht onderworpen bewijzen van ontvangst van goederen ;2 24°. de akten, waarvoor op grond van artikel 101 letter o der Registratiewet 1917, algeheele vrijstelling van registratierecht wordt genoten en de afschriften van- en uittreksels uit die akten; 25°. de opdrachten aan assurantiebezorgers en de aanvragen tot het sluiten en wijzigen van verzekeringen ; 26°. de stukken opgemaakt voor de regeling der vergoeding van de schade aan verzekerde goederen, indien de door den verzekerde gevorderde vergoeding niet meer dan honderd gulden bedraagt; 27°. de stukken opgemaakt ingevolge de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7) ; 28°. de overschrijvingsbiljetten (giro) ; 1 Zie echter de artt. 34, Ia, 40a al. 2, 40/ al. 2 en de laatste twee leden en art. 56 aL 1. 2 B.v. van effecten; zie echter art. 62. Zie ook de artt. 40/—h. S. & J. n°. 18, 6e dr. 3  Art. 32 34 - 29°. inteekenlijsten en inteekénbiljgbten voor liefdadige doeleinden. Voorts blijven van kracht de vrijstellingen verleend bij : a. - de artikelen 374/fc, 374Z, 389, 429, 440^, 506, 521, 1121 en 1637y 1 van het Burgerlijk Wetboek ; b. de artikelen 860, 867, 872 en 874 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ; c. artikel 16 van de wet van 26 Mei 1841 (Staatsblad; n°. 14), houdende nadere bepalingen nopens de consignatie van effecten aan toonder, welke aan minderjarige of onder curateele gestelde personen toebehooren; d. de artikelen 11 en 14 der wet van 17- November 1876 (Staatsblad n°. 227), tot regeling der coöperatieve vereenigingen, en artikel 1 der wet van 7 Mei 1878 (Staatsblad n°. 41); e. artikel 22 der wet tot instelling eener Rijkspostspaarbank (Staatsblad 1910 n°. 368) ; /. artikel 6 der wet van 5 December 1881 (Staatsblad n°. 185), houdende bepalingen omtrent de uitgifte van schatkistpromessen ; gr. de artikelen 17 en 118 der Faillissementswet; h. artikel 82 der wet van 16 Juli 1907 (Staatsblad n°. 222), tot afschaffing der tienden ; i. de artikelen 18 en 32 der wet van 12 Juli 1909 (Staatsblad n°. 141), tot uitvoering van het op 17 Juli 1905 te 's Gravenhage gesloten verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering; 1 Zie ook n°. 20.  — 35 — Alt. 34 k. artikel 19 der wet van 7 November 1910 (Staatsblad n°. 313), tot regeling van het octrooirecht voor uitvindingen; l. de artikelen 50d en 51 der wet van 23 September 1912 (Staatsblad n°. 308), houdende nieuwe regeling van het auteursrecht, zooals deze is aangevuld bij de wet van 29 October 1915 (Staatsblad n°. 446); m. artikel 83 der wet van 7 April 1913 (Staatsblad n°. 123) op de Grootboeken der Nationale Schuld; n. artikel 1 der wet van 29 Juli 1916 (Staatsblad n°. 342) tot instelling van een post-chèque en girodienst.1 Deze vrijstellingen blijven ook van kracht voor stukken in andere hoofdstukken genoemd. Art. 33. Indien het tegendeel niet is bedongen en niet voortvloeit uit de bepalingen van het burgerlijk recht, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken verschuldigd door hen, ten bate van wie de stukken zijn opgemaakt, doch wat de in artikel 23 onder 10°. bedoelde stukken betreft, doör hen, die de daar bedoelde bestemming aan die stukken geven of doen geven. HOOFDSTUK III. Van het zegelrecht van bewijzen van ontvangst van gelden, rekeningen, declaratvên, diploma's van lidmaatschap en toegangsbewijzen. Art. 34. Behoudens de hierna vermelde uitzonderingen, * zijn onderworpen : 1 Deze vrijstelling berust thans op art. 22 der Postwet, vermeld in aant. 1 lr. ƒ. op blz. 26. * Zie voor de vrijstellingen de artt. 37 en 91.  Art 84 — 36 I. aan een vast recht van tien cent: o. de eenzijdig opgemaakte stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van gelden ;1 b. de .eenzijdig opgemaakte stukken, bevattende de erkenning door of namens den schuldeischer, dat een geldschuld geheel of gedeeltelijk is voldaan of verrekend, alsmede die, bevattende de verklaring, dat niets te vorderen is; c. de stukken, welke bestemd zijn om ingeval van betaling te worden uitgereikt aan hem, door of namens wien die betaling geschiedt; d. de onderteekende verklaring of blanco-handteekening, gesteld op de onder b vermelde stukken, ter aanwijzing van een derde, als bevoegd om de som, waarvoor kwijting wordt gegeven, in ontvangst te nemen; e. de stukken, vermeldende de boeking van gelden op een rekening-courant — deposito-rekening daaronder begre^ pen — in het credit van den rekening' houder a en de stukken, welke bestemd zijn om ingeval van eene storting van gelden te worden uitgereikt aan hem, door of namens wien die storting geschiedt ; /. de stukken, houdende opgave van het saldo eener afgesloten rekeningcourant of de verklaring, dat het opgegeven saldo eener rekening-courant juist bevonden is. Een afschrift der rekeningcourant wordt met de opgave van het saldo gelijk 'gesteld ; * 1 Verg. art. 32 n°. 23. ■ Aan 10 cent is onderworpen iedere credietopgaaf en iedere opgaaf of vermelding van het saldo eener afgesloten rekening-courant, blijkens het laatste lid, ook al zijn zij niet onderteekend.  — 37 — Art. 85 g. diploma's van lidmaatschap van sociëteiten en vereenigingen en toegangsen abonnementsbewijzen,1 welke den houder daarin aangeduide rechten verleenen en welke uitgereikt worden tegen voldoening of verdichting tot voldoening van het terzake daarvan verschuldigde bedrag. Onder gelden worden mede verstaan vreemde muntspeciën, bankpapier, coupons, postwissels, chèques en ander handelspapier. De stukken, met uitzondering van die onder d genoemd, zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in welken vorm zij zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht cf brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schrif- rtelijk bewijs. * II. aan een vast recht van dertig cent:s a. akten van schuldbekentenis, mits niet tot de effecten behoorende, en akten van borgtocht voor geldsommen ; 6. akten van prolongatie en akten van beleening van effecten en koopmansgoederen. 1 Art. 33. Voor de in artikel 34 onder 16 bedoelde stukken is een recht van tien cent verschuldigd voor eiken schuld- 1 Hieronder vallen ook toegangsbewijzen voor comedievoorstellingen, concerten, bioscoopvertooningen enz. 8 Onderworpen zijn dus zelfs stukken, die niet onderteekend zijn, of slechts van de geschreven of gestempelde woorden „betaald", „verrekend", „voldaan" e. d. zijn voorzien. Zie ook de artt. 13 en 39 al. 2. — Verg. arik38b 8 Zie voor de vrijstellingen art. 37. * Ook de door een koopman in briefvorm opgemaakte ; art. 32 n°. 21 geldt alleen voor 't formaatzcgeL  Art. 36 — 38 - eischer. Schuldeischers, die een gezamenlijk belang hebben, worden voor één persoon gerekend. Art. 36. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd : 1°. voor voldaanteekeningen op postwissels, postbewijzen, kassierspapier, chèques, assignatiën en ander handelspapier;1 2°. voor kwitantiën wegens inlage of premie en andere kosten op de polissen van assurantie of bewijzen van verzekering ;2 3°. voor kwitantiën wegens ontvangen sommen, welke voorkomen op hetzelfde papier, waarop reeds een gezegelde kwitantie voor een in mindering van dezelfde schuldvordering ontvangen som voorkomt, mits uit den inhoud der latere kwitantie duidelijk blijkt, dat de betaling betrekking heeft op dezelfde vordering; elke termijn van huren en renten wordt als een afzonderlijke vordering aangemerkt; 4°. voor kwitantiën van betaalde rechten op de jachtakten gesteld; 5°. voor aanteekeningen van verlenging der prolongatie of beleening op behoorlijk gezegelde akten van prolongatie en van beleening.8 Art. 37. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor:4 1°. de in artikel 34 vermelde stukken, als zij betrekking hebben op sommen tien gulden of minder bedragende, mits hiervan uit de stukkeniilbüjke en de sommen niet strekken in mindering of tot afdoening van grootere bedragen; 1 Verg. ook art. 52 al. 1. 8 Verg. ook art. 45 al. 3. 8 Zie art. 37 n°. 17. 4 Zie ook art. 32 laatste aL en art. 91.  39 - Art. 37 2°. de stukken, vermeldende de ontvangst van gelden en inhoudende dat daarbij voor die ontvangst, eene gezegelde kwitantie wordt toegezonden of. waarin wordt verklaard, dat aan eenderde een gezegeld bewijs van ontvangst of crediteering, opgemaakt door hem, die de gelden heeft ontvangen, is uitgereikt of toegezonden ; 3°. de stukken, vermeldende de overneming van vreemde muntspeciën, bankpapier, chèques en ander handelspapiertegen gelijktijdige betaling of overmaking van de daarvoor overeengekomen geldsom, mits daarvan uit de stukken blijke; 4°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van coupons, chèques of ander handelspapier, mits uft de stukken blijkt, dat de toezending niet de strekking heeft om een geldschuld te doen ontstaan of te delgen ;1 5°. de in artikel 34 vermelde stukken,, welke worden opgemaakt om te dienen tusschen personen, die deel uitmaken van een zelfde administratie en welke op die administratie betrekking hebben, mits van een en ander uit de stukken blijke; 6°. de stukken, vermeldende de boeking op een rekening-courant in het credit van den rekeninghouder van bedragen, welke worden afgeschreven van eene andere rekening; 7°. de stukken, genoemd in artikel 34 I onder e, afgegeven tengevolge van herstelde onjuiste boekingen, mits hiervan uit de stukken blijke ; 2 1 B. v. bij ontvangst ter acceptatie of ter incasseering. * Deze bepaling betreft de z.g. stornoposten.  Art 87 — 40 - 8°. de stukken, vermeldende den inleg in spaarbanken en de betalingen door spaarbanken aan inleggers gedaan, en de stukken betreffende beleeningen in banken van leening, welke gehouden worden overeenkomstig verordeningen door het openbaar gezag vastgesteld. Onder spaarbanken worden verstaan inrichtingen, welke zich uitsluitend het in bewaring nemen en rentegevend beleggen der haar door de inleggers toevertrouwde gelden ten doel stellen; 9°. de bewijzen van ontvangst van gelden, welke door den Staat, door provinciën, gemeenten, waterschappen of andere door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instellingen verschuldigd zijn; 10°. kwitantiën voor alle belastingen en daarmede gelijk te stellen inkomsten van den Staat, van provinciën^ gemeenten en waterschappen en voor boeten, ingevolge belastingwetten verbeurd; 11°. bewijzen van consignatie ; 12°. bewijzen van door armbesturen of gemeentebesturen aan behoeftigen verstrekten onderstand; 13°. kwitantiën wegens onderstand of schadeloosstelling aan onvermogenden, door besturen of commissiën verleend ingeval van brand, overstrooming of andere onheilen ; 14°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van vrijwillige bijdragen voor liefdadige doeleinden aan mstellingen of commissiën toegezegd; 15°. de door ambtenaren der posterijen af te geven bewijzen van ontvangst van per postwissel over te maken gelden en de bewijzen van ontvangst van  — 41 — Art. 40 gelden door de administratie der posterijen geïnd op kwitamtiën, assignatiën, wissels en ander handelspapier ; 16°. de stukken, als bedoeld in artikel 32, onder 4°.; 17°. de stukken, vermeldende verandering, vermeerdering of teruggaaf van onderpand eener prolongatie of beleening. Art. 38. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet toepasselijk op notariëele akten. Art. 39. Het zegelrecht van de in artikel 34 bedoelde stukken moet, voor zoover zij hier te lande worden opgemaakt voldaan worden door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven 1 of op buitengewoon gezegeld papier, 2 of door gebruik van plakzegel. Is dit voorschrift niet nageleefd, dan wordt eene boete van honderd gulden verbeurd door hem, die het stuk heeft onderteekend, en, zoo het niet is onderteekend, door den uitgever.' Hij aan wien het niet behoorlijk ge zegeld stuk is afgegeven is verplicht dit onder opgaaf van naam en woonplaats van hem, van men het werd ontvangen, binnen een 4 maand na de ontvangst ter constateering van de overtreding aan 's Rijks ambtenaar aan te bieden op straffe van aansprakelijkheid voor de boete. Zoo de in artikel 34 bedoelde stukken buitenslands zijn opgemaakt, geschiedt de zegeling door 's Rijks ambtenaar na voldoening van het zegelrecht. 5 Art. 40. Behoudens beding van het 1 Verg. de artt. 6 en 9. ' Verg. art, 2 al. 2 lid 3. ' Verg. ook art. 14. 4 Verg. ook art. 92. • Verg. de artt. 12 en 22.  Art. 40 — 42 tegendeel, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken verschuldigd: wegens kwitantiën, akten van schuldbekentenis en akten van borgtocht, door den schuldenaar; wegens de op eene kwitantie gestelde onderteekende verklaring of blanco handteekening, door hem, die zijne handteekening stelt; wegens de in art. 34, onder 1/ genoemde stukken, door hem, die deze stukken afgeeft; wegens akten van prolongatie en beleening, door den geldnemer; wegens alle andere in artikel 34 genoemde stukken, door hem, aan wien zij afgegeven worden. HOOFDSTUK IIL4. Van het zegelrecht van pakhuisceelen en volgbriefjes. Art. 40a. Aan een vast recht van vijftig cent zijn onderworpen : 1°. de bewijzen van opslag, pakhuisen ontvangceelen; 2°. de volgbriefjes, opdrachten, machtigingen en beloften tot afgifte van goederen, afgegeven door hem, die het recht heeft om over die goederen te beschikken.1 1 Bij Kon. besluit van 21 Februari 1922, S. 73, is vrijstelling van zegelrecht verleend voor: a. de in artikel 40a onder 2° bedoelde stukken, indien deze gedagteekend zijn en de geldigheid, blijkens eene daarin opgenomen en door den afgever onderteekende verklaring is beperkt tot den dag der afgifte en twee daarop volgende dagen. De dagteekening van het stuk wordt als dag van afgifte aangemerkt. De Zondag en de daarmede in artikel 92, laatste lid, der Zegelwet 1917 gelijkgestelde dagen, in voormelden termijn vallende, worden niet medegerekend. b. de in artikel 40/ onder 1° genoemde stukken, als de aan de vervoerders of expediteurs verschuldigde vracht minder dan tien gulden bedraagt en daarvan uit het stuk blijkt.  ■ 43 - Art. 40d De stukken zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in welken vorm zij zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs. Art. 406. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd voor de bewijzen van ontvang der goederen, gesteld op de in het vorig artikel vermelde stukken. Art. 40c. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor de in artikel 40a onder 2°. bedoelde stukken, als zij bij verkoop van dadelijk af te leveren goederen op den dag van den verkoop door of vanwege den verkooper worden afgegeven, of als zij worden opgemaakt om te dienen tusschen personen, die deel uitmaken van eene zelfde adrriinistratie en zij op die administratie betrekking hebben, onder voorwaarde, dat uit die stukken van een en ander voldoende blijkt. iï&M Art. 40a\ Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken moet, voorzoover zij hier te lande worden opgemaakt, voldaan worden door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven of op buitengewoon gezegeld papier of door gebruik van plakzegel. Is dit voorschrift niet nageleefd, dan wordt eene boete van honderd gulden verbeurd door hem, die het stuk heeft onderteekend en zoo het niet is onderteekend, door hem, die het stuk heeft afgegeven. Indien de stukken buitenslands zijn opgemaakt moet het zegelrecht daarvan  Art. 40c - 44 - worden voldaan, vóór dat zij hier te lande verhandeld, in beleening gegeven of genomen, geëndosseerd of gekwiteerd worden. De voldoening van het recht van deze in het buitenland opgemaakte stukken geschiedt door de stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar of door gebruik van plakzegel. Eene boete van honderd gulden wordt verbeurd door ieder, die eenig in dit hoofdstuk bedoeld stuk, hetwelk niet van behoorlijk zegel is voorzien, onverschillig of het binnen- of buitenslands is opgemaakt hier te lande heeft verhandeld, in beleening gegeven of genomen, geëndosseerd of gekwiteerd, zonder vooraf het zegelrecht te voldoen. Deze voldoening kan door hem, vóór het verrichten van een dier handelingen, zonder betaling van boete, geschieden op de wijze in het vierde lid van dit artikel aangeduid, indien zijne handteekening niet op het stuk voorkomt, waarna dat stuk ten aanzien van hem en van latere houders als behoorlijk gezegeld wordt aangemerkt. Hij is tot deze voldoening verplicht op straffe van aansprakelijkheid jegens den Staat voor boeten ter zake van dat stuk vroeger door anderen beloopen. Art. 40e. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken, komt, indien niet anders is overeengekomen, ten laste van hem, aan wien de stukken worden uitgereikt, of, indien zij buitenslands zijn opgemaakt, ten laste van den eersten houder hier te lande.  — 46 — Art. 40 HOOFDSTUK IILB. Van het zegelrecht van cognossementen, vrachtbrieven en vrachtlijsten en bewijzen van ontvang van vervoerde goederen. Art. 40/. Aan een vast recht van vijf en twintig cent zijn onderworpen : 1°. de hier te lande opgemaakte cognossementen *. vrachtbrieven en vrachtlijsten, alsmede andere stukken, opgemaakt ten einde over een gedeelte van de in een cognossement, vrachtbrief of vrachtlijst vermelde goederen te kunnen beschikken;2 2°. de hier te lande opgemaakte, afzonderlijke of in registers gestelde bewijzen van ontvang van vervoerde goederen, afgegeven door of voor hem, aan wien die goederen verzonden of afgeleverd zijn, daaronder begrepen alle andere stukken, welke bestemd zijn om de ontvangst van het vervoerde te staven. * De onder 1°. en 2°. genoemde stukken zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in welken vorm zij zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs. Art. 400. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd voor de bewijzen van ontvang der goederen, op de in het vorig artikel onder 1°. bedoelde, behoorlijk gezegelde stukken gesteld. 1 Verg. art. 32, 22°. ' Zie voor de vrijstelling aant. 1 op bladzijde 42. » Zie art. 32, 23°.  Art. 40/< - 46 - Art. 40A. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor : 1°. de bewijzen van ontvang van vervoerde goederen, als de aan de vervoerders of expediteurs verschuldigde vracht minder dan tien gulden bedraagt en daarvan uit het stuk blijkt; 2°. de afschriften en uittreksels van de onder artikel 40/ 1°. genoemde stukken, welke uitsluitend worden opgemaakt ter voldoening aan binnen- of buitenlandsche wettelijke voorschriften, mits van deze bestemming uit die afschriften en uittreksels blijkt en voorts de exemplaren van een cognossement, welke onder den schipper en onder den scheepseigenaar of den reeder blijven berusten, onder voorwaarde dat deze bestemming uit de stukken blijkt; 3°. de stukken, gebruikt voor het vervoer met de Bijkspakketpost en de daarop gestelde ontvangbewijzen; 4°. de bewijzen van ontvang van goederen met opdracht tot verder vervoer door den eenen vervoerder of expediteur aan den anderen afgegeven, mits van de afgifte der goederen met opdracht tot verder vervoer uit de stukken behoorlijk blijkt. Art. 40t. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken moet worden voldaan door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven 1 of op buitengewoon gezegeld papier of door gebruik van plakzegel. In geval van overtreding wordt eene 1 Hiervoor wordt van het papier, genoemd in art. 27 n°. 3, een gedeelte voorzien van een ■tempel in de linker bovenhoek van f 0.25.  e*7~ - Art. 41 boete van honderd gulden verbeurd door hem, die het stuk heeft onderteèkend en, zoo het niet is onderteekend, door den uitgever. Art. 40/. Indien niet anders is overeengekomen, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken Verschuldigd : wegens de in artikel 40/ 1°. bedoelde stukken, door den bevrachter of inlader; wegens de in artikel 40/ 2°. bedoelde stukken door hem, aan wien de goederen verzonden of afgeleverd zijn. HOOFDSTUK IV. Van het zegelrecht van paspoorten, jachtakten, verzoekschriften om goedkeuring van statuten of gewijzigde statuten eener vereeniging, en besluiten, houdende verlof tot het aannemen van vreemde ordeteekenen, titels, rang of waardigheid, vergunning tot verandering van geslachtsnaam en verleening van adeldom. Art. 41.1 Aan een vast recht van twee gulden vijftig cent zijn onderworpen de buitenlandsche paspoorten voor één persoon. Aan een vast recht van vijf gulden zijn onderworpen de buitenlandsche paspoorten voor twee of meer personen. De jachtakten zrjn onderworpen aan een recht van vijftig cent van iederen gulden, een gedeelte voor een geheel gerekend, yan het bedrag, dat als recog- 1 Zie voor de in dit artikel bedoelde stukken, die zjjn vrijgesteld, art. 42.  Art. 41 - 43 nitie verschuldigd, is;1 dit recht is slechts verschuldigd voor het eerste exemplaar ; alle verdere exemplaren van dezelfde akte zijn onderworpen aan een vast recht van een gulden. Aan een vast recht van vijftig gulden zijn onderworpen de verzoekschriften om goedkeuring van de statuten of reglementen eener vereeniging. Dit recht wordt verminderd tot vijfentwintig gulden, ingeval wordt verzocht goedkeuring van eene verandering of bijvoeging in vroeger goedgekeurde statuten of reglementen. Het recht wordt teruggegeven aan de onderteekenaren, indien de goedkeuring niet wordt verleend. De aan belanghebbenden uitgereikt wordende minuten, afschriften of uittreksels van de hierna te noemen Koninklijke besluiten zijn onderworpen aan de volgende rechten, te weten: 1°. die, houdende verlof aan hier te lande wonende Nederlanders2 tot het aannemen van vreemde ordeteekenen — medailles of penningen niet daaronder begrepen — vreemde titels, rang of waardigheid, aan een recht van vijftig gulden voor ieder ordeteeken, iederen titel of rang of iedere waardigheid, waarvoor het verlof strekt; 2°. die, houdende vergunning tot verandering van geslachtsnaam — toevoeging van een of meer namen aan den geslachtsnaam daaronder begrepen — aan een recht van tweehonderd en vijftig gulden ; 1 Volgens art. 6 dor Jachtwet van 13 Juni 1857, S. 87, bedraagt de recognitie der verschillende soorten jachtakten f 30, f 15 of f 5. ' Zie voor buiten 's lands wonenden art. 32 n°. 5.  - 49 - Art. 42 3°. die, houdende verlccning van adeldom, aan een recht van duizend golden, i Onder verlcening van adeldom wordt verstaan, erkenning van adeldom, inlijving of verheffing in den adelstand, verlcening van een titel of eenen hoogeren titel en elke andere uitbreiding van reeds verleenden adel. De rechten, hiervoor onder 2°. en 3°. vastgesteld, zijn verschuldigd voor iederen in het besluit met name te noemen persoon, te wiens behoeve de verleening strekt. Echter wordt een persoon met zijne bloedverwanten in dc rechte nederdalende lijn daarbij slechts voor één gerekend. Art. 42. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd van :1 1°. paspoorten aan onvermogenden uitgereikt; 2°. aan onvermogenden kosteloos uitgereikt wordende vergunningen om te jagen en de buitengewone machtigingen tot het schieten of het zich op andere wijze meester maken van wild of schadelijk gedierte;a 3°. minuten, afschriften of uittreksels van de besluiten bedoeld in het vierde lid onder 2° van artikel 41, indien zoowel de verzoekers als de belanghebbenden onvermogend zijn; 4°. afschriften of uittreksels van de in artikel 41 genoemde besluiten, afgegeven na de voldoening der bij dat artikel vastgestelde rechten. De bepalingen van het eerste lid onder 1°, 2° en 3° vinden slechts toepassing, 1 Zie ook art. 91. * Zie ook de artt. 6 en 26 der in aant. 2 op bladz. 48 vermeldo wet.  Art. 48 - 50 wanneer van het onvermogen der personen blijkt uit eene verklaring, afgegeven, indien zij binnen het Rijk wonen, door het hoofd van het bestuur hunner woonplaats, en indien zij buiten het Rijk wonen, door de bevoegde openbare macht en, voor zoover betreft de onder 2°. en 3°. genoemde stukken, van het onvermogen daarop melding is gemaakt. Art. 43. Het zegelrecht van de in artikel 41 vermelde verzoekschriften is verschuldigd door de onderteekenaren en dat van de verder in dat artikel genoemde stukken door hem, te wiens behoeve de stukken strekken. Dit recht wordt voldaan : van de buitenlandsche paspoorten en van de jachtakten, door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven of op buitengewoon gezegeld papier ; 1 van de verzoekschriften door deze te stellen op buitengewoon gezegeld papier of door gebruik van plakzegel; van de minuten, afschriften of uittreksels der besluiten, door betaling aan den ontvanger der registratie en domeinen met de uitreiking daarvan belast. Vóór de betaling van het verschuldigde zegelrecht wordt aan het besluit geenerlei uitvoering of publicatie gegeven. Indien het recht niet vrijwillig wordt betaald, heeft geen invordering plaats, doch vervalt het besluit van rechtswege na verloop van één jaar. 1 Verg. art. 2 al. 2 lid 3.  — 51 — Art. 44 HOOFDSTUK V. Van het zegelrecht van polissen van verzekering en van bewijzen van verwaarborging. Art. 44. Alle polissen van verzekering, bewijzen van verwaarborging, bewijzen van deelneming in onderlinge of andere verzekeringen en alle stukken, hoe ook genaamd, welke het bestaan van de verzekering bewijzen, hetzij tegenover den verzekerde, hetzij tegenover den verzekeraar, alsmede de vernieuwingen en verlengingen van polissen of verzekeringen zijn, behoudens het bepaalde in artikel 23 onder 11°, onderworpen aan het volgende zegelrecht:1 o. ingeval van levensverzekering en van invahditeitsverzekering, aan een vast recht van een gulden; onder levensverzekeringen worden voor de toepassing dezer wet mede begrepen tontines en verzekeringen van lijfrenten en andere van het leven afhankelijke uitkeeringen, alsmede van uitkeeringen uit begrafenisfondsen ; 6. ingeval van ziekteverzekering, van ongevallenverzekering en van verzekering tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid, aan een vast recht van vijftig cent; c. ingeval van zeeverzekering2, bij verzekering voor eene bepaalde reis aan een recht van vijf cent — en bij andere verzekering, aan een recht van vijftien 1 Zie art, 23 n°. 7. Zie ook art. 45 ; voor de vrijgestelde art. 46 en voor de stukken, opgemaakt vóór de invoering dezer wet, art. 98. 2 D. i. de verzekering tegen de gevaren ter zee bij eene zeereis.  Art. 44 - 52 - cent van iedere duizend gulden van het verzekerd bedrag; voor de berekening van laatstgemeld recht wordt het verzekerd bedrag: verminderd tot op een vijfde, als de verzekering niet langer dan een maand —, tot op twee vijfden, als de verzekering voor langer dan een maand, doch niet langer dan drie maanden — en tot op twee derden, als de verzekering voor langer dan drie maanden, doch niet langer dan zes maanden is gesloten; indien de verzekering tegen eene dadelijk betaalde premie is gesloten, tot een bepaald bedrag als maximum per vervoermiddel, voor elk vervoer van goederen, welke binnen een bepaalden termijn door of aan den verzekerde worden verzonden, wordt het recht verhoogd tot drie gulden van iedere duizend gulden van voormeld maximum; d. ingeval van eenige andere verzekering, aan een recht van vijf cent van iedere duizend gulden van het verzekerd bedrag. Voor de berekening van laatstgemeld recht wordt het verzekerd bedrag : verminderd tot op een tiende, als de verzekering voor niet langer dan een maand — en tot op drie vijfden, als de verzekering voor langer dan een maand, doch niet langer dan zes maanden is gesloten, verdubbeld, als de verzekering voor langer dan een jaar, doch niet langer dan twee jaren is gesloten, met drie vermenigvuldigd, als de verzekering voor langer dan twee jaren, voor het leven of voor onbepaalden tijd is gesloten.  — ÖS — Art. 44 Verzekeringen, welke voortduren, totdat door een der partijen opzegging heeft plaats gehad, worden geacht voor onbepaalden tijd te zijn aangegaan. Is de verzekerde som alleen in vreemde munt uitgedrukt, dan wordt deze herleid tot Nederlandsche munt volgens den op den dag der regeling laatst bekenden wisselkoers van Amsterdam. Het evenredig recht bedraagt ten minste tien cent; het klimt op met vijf cent tot vijf en twintig cent, boven de vijf en twintig cent met vijf en twintig cent tot vijf gulden en boven de vijf gulden met vijftig cent. Ligt het bedrag van het naar voormelde grondslagen berekend recht tusschen twee der door dit lid bepaalde zegelrechten, dan is het hoogste van die beide rechten verschuldigd. In geval van eene samengestelde verzekering is slechts één zegelrecht verschuldigd, waarvan het bedrag bepaald wordt door die verzekering, welke het hoogst is belast en, voor zoover de onder c en d bedoelde verzekeringen betreft, door het hoogste bedrag, dat door den verzekeraar verschuldigd kan zijn. In geval van verzekering tengevolge van zoogenaamde open- of contractpolissen en aflaad- of afschrijfpolissen, welke op zich zelve geen aanleiding geven tot premiebetaling, is het evenredig recht verschuldigd over de waarde van hetgeen onder dekking van de polis vervoerd wordt. Dit recht moet worden voldaan op de wegens elk vervoer nader opgemaakte polis of, zoo deze niet wordt opgemaakt, op het con-  Art. 45 — 54 — tract-boekje, waarin aanteekening wordt gehouden van elk vervoer.1 Art. 45. Meerdere exemplaren, afschriften en uittreksels van in het vorige artikel vermelde stukken zijn onderworpen aan een zegelrecht van vijf en twintig cent,2 mits voor die stukken het verschuldigde zegelrecht volgens de wet is voldaan en de onderteekenaar van het tweede of verdere exemplaar, afschrift of uittreksel met zijne handteekening bekrachtigt de op dat stuk gestelde afzonderlijke verklaring: „Het verschuldigde zegelrecht is op het oorspronkelijke stuk behoorlijk voldaan". Hij die deze verklaring in strijd met de waarheid onderteekent, beloopt eene boete van duizend gulden. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd voor de kwitantiën wegens inlage of premie en andere kosten op de in het vorige artikel en dit artikel vermelde stukken gesteld8 en voor de aanteekeningen van allerlei aard, welke op de verzekering betrekking hebben en op gemelde stukken gesteld worden, met uitzondering van die, houdende verlenging of vernieuwing van de verzekering, of verhooging van het verzekerd belang. Deze uitgezonderde aanteekeningen zullen gezegeld moeten worden als waren het nieuwe bewijzen van verzekering. In geval van verhooging van het verzekerd belang bij verzekeringen, als be- 1 De contract-polissen zjjn aan formaatzegel onderworpen. 2 Echter nooit aan hooger recht dan het oorspronkelijk stuk, zoo dit met een lager evenredig recht dan 25 cent is belast. 8 Verg. art. 36 tfi,  — 55 — Art. 46 doeld onder c en d van artikel 44, wordt het verschuldigd zegelrecht berekend naar het bedrag der verhooging. Art. 46. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor de in de artikelen 44 en 45 vermelde stukken betreffende :1 a. personenverzekeringen, indien de op het hoofd van één persoon verzekerde uitkeeringen niet meer bedragen dan vijfhonderd gulden aan kapitaal of twee gulden per week aan renten, te zamen of afzonderlijk; ingeval van ziekteverzekering wordt dit bedrag van twee gulden verhoogd tot tien gulden per week;2 b. herverzekeringen door verzekeraars gesloten ; c. verzekeringen krachtens wettelijke verplichting gesloten of vrijwillig gesloten krachtens de Ziektewet of de Invaliditeitswet; d. verzekeringen tegen gevaren van vervoer van goederen te lande en op rivieren en binnenwateren, indien het vervoer binnen het Rijk plaats heeft; e. transportverzekeringen van geld of geldswaardig papier; /. verzekeringen tegen inbraak of brand van effecten, geld of geldswaardig papier in brandkasten of kluizen; g. verlenging eener verzekering tot bericht van aankomst van het vaartuig. Voor de bewijzen van deelneming in onderlinge verzekeringen, waarvan een gezegeld bewijs van aandeel aan den deelnemer wordt uitgereikt, is geen zegelrecht verschuldigd, indien de onder- 1 Zie ook art. 32 nos. 26 en 27, de laatste al. van dat art. en art. 91. 2 Zie ook art. 32 n°. .15 slot.  Art. 47 — 56 teekenaar van het bewijs van aandeel met zijne handteekening bekrachtigt de op het bewijs van deelneming gestelde afzonderlijke verklaring: „Het zegelrecht is op het bewijs van aandeel behoorlijk voldaan". Hij die deze verklaring in strijd met de waarheid onderteekent, beloopt eene boete van duizend gulden. Art. 47. Het zegelrecht van de in het laatste lid van artikel 44 bedoelde contractboekjes moet op door Ons1 te bepalen wijze worden voldaan ; het zegelrecht van de overige in dat artikel bedoelde stukken moet, voor zoover zij hier te lande worden opgemaakt, voldaan worden door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven, ' of op buitengewoon gezegeld papier, * of door gebruik van plakzegel. Het zegelrecht van de in het eerste lid van artikel 45 aan een recht van vijf en twintig cent onderworpen stukken en van de bij dat artikel uitgezonderde aanteekeningen moet, voor zoovér zij hier te lande worden opgemaakt, voldaan worden door gebruik van plakzegel. Is het recht niet tot het in artikel 44 genoemd bedrag — of, voorzooveel betreft de in het eerste lid van artikel 45 bedoelde meerdere exemplaren, afschriften of uittreksels, tot het daar genoemd bedrag — voldaan, dan wordt eene boete van vijfhonderd gulden verbeurd door den verzekeraar of door den assurantiebezorger door of namens wien hét 1 Zie Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). ' Verg. de artt. 6 en 9. » Verg. art. 2 al 2 lid 8.  57 Art. 48 stuk onderteekend is.1 Deze bepaling is niet toepasselijk op certificaten door assurantiebezorgers afgegeven en op sluitnota's, waarvan een zegelrecht van tien cent voldaan is, mits deze stukken binnen zes maanden na het sluiten der verzekering door behoorlijk gezegelde polissen zijn vervangen. Indien deze vervanging niet tijdig heeft plaats gehad, is de assurantiebezorger, door wiens tusschenkomst de verzekering is gesloten, mede aansprakelijk voor de boete, verschuldigd wegens de door den verzekeraar onderteekende startnota. Wordt eene verzekering door meer dan één verzekeraar, ieder voor een afzonderlijk bedrag, doch bij één polis gesloten, dan wordt eene boete van vijfhonderd gulden verbeurd door eiken verzekeraar, door of namens wien de polis wordt onderteekend, voor dat het zegelrecht is voldaan, dat tijdens die onderteekening verschuldigd is. Art. 48. Indien de in artikel 44 bedoelde stukken, de in het eerste lid van artikel 45 bedoelde meerdere exemplaren, afschriften of uittreksels, of de bij dat artikel uitgezonderde aanteekeningen buiten het Rijk worden opgemaakt,a moet daarvan het zegelrecht worden voldaan vóórdat zij hier te lande aan den verzekerde of andere belanghebbenden of aan anderen ten behoeve van dezen worden toegezonden of uitgereikt, vóórdat de eerste premiebetaling door of namens een hier te lande wonenden of gevestigden verzekerde plaats heeft, vóórdat zij hier te lande onderteekend of 1 Verg. ook art. 14. 1 Verg. de artt. 12 en 22 aL 3.  Art. 49 — 58 — geëndosseerd worden, alsmede vóórdat eenige uitbetaling door den verzekeraar plaats heeft. Die voldoening geschiedt door de stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar. Indien de stukken niet vóór de eerste premiebetaling kunnen worden aangeboden, moet het recht worden voldaan op eene door den verzekerde vóór die betaling aan 's Rijks ambtenaar in te leveren verklaring, welke de gegevens bevat voor de berekening van het verschuldigde recht. Op vertoon van deze verklaring, voorzien van het bewijs van voldoening van dit recht, worden de stukken kosteloos gezegeld. Worden deze voorschriften niet nageleefd, dan verbeurt hij, die een der in het eerste "lid genoemde handelingen verricht of doet verrichten, eene boete van vijfhonderd gulden. Art. 49. Behoudens beding van het tegendeel, is het zegelrecht, in dit hoofdstuk bedoeld, verschuldigd door hem, die de premie of inlage verschuldigd is. Art. 50. Hij aan wien een hier te lande opgemaakt, niet behoorlijk gezegeld stuk, als in artikel 44 of artikel 45 bedoeld, is afgegeven, is verpücht dit onder opgaaf van naam en woonplaats van hem, van wien het werd ontvangen, binnen eene maand na de ontvangst1 ter constateering van de overtreding aan 's Rijks ambtenaar aan te bieden op straffe van aansprakelijkheid voor de boete, welke volgens artikel 47 is verbeurd. 1 Verg. art. . 92.  — 59 — Art. 51 HOOFDSTUK VI. Van het zegelrecht van wissels, orderbriefjes, kassierspapier, bankpapier en ander papier aan toonder, assignatiën enz. Art. 51. Alle wissels, orderbriefjes, kassierspapier, chèques, bankpapier of ander papier aan toonder en ander handelspapier, niet elders in deze wet genoemd, 1 alle assignatiën, ook als zij niet tot het handelspapier behooren en alle dubbelen of afschriften van al deze stukken zijn, met uitzondering van het zoogenaamde kort papier, onderworpen aan een recht van vijf cent van iedere honderd gulden, indien zij binnen het Rijk* betaalbaar zijn. Het recht bedraagt ten minste tien cent en wordt berekend over de som in het stuk uitgedrukt, over ronde sommen van f 100 tot en met een bedrag van f 500, boven de f 500, over ronde sommen van f 500 tot en met een bedrag van f 10,000, en boven de f 10,000, over ronde sommen van f 1000. De in het eerste lid genoemde stukken, welke door den uitgever buiten het Rijk betaalbaar zijn gesteld, alsmede het binnen het Rijk betaalbaar zoogenaamde kort papier, zijn slechts onderworpen aan een vast recht van tien cent. Onder kort papier verstaat deze wet dat, hetwelk betaalbaar is gesteld, hetzij op zicht of vertoon, hetzij uiterlijk drie dagen na zicht of vertoon, of wel uiterlijk acht dagen na zijne dagteekening. Wissels en andere stukken, oorspron- 1 Verg. de artt. 32 n°. 29, 34 en 53. * In Europa. Zie art. 2, al. 2, lid 1.  Art. 82 - • CO - kelijk tot het kort papier behoorende, zijn aan het evenredig recht onderworpen, indien zij verlengd worden. Papier, dat uiterlijk acht dagen na zijne dagteekening betaalbaar is gesteld, doch, tengevolge van niet-betaling bij de aanbieding ter betaling, langer dan acht dagen in omloop blijft, is eveneens aan het evenredig recht onderworpen. Is een aan evenredig recht onderworpen wissel in het buitenland in meer dan één exemplaar opgemaakt,1 of zijn van zoodanig buitenlandseh stuk afschriften vervaardigd, dan zijn de meerdere exemplaren en afschriften vrij van het recht, mits: o. op één der exemplaren of op het oorspronkelijk stuk het recht behoorlijk zij voldaan; b. de houder of de acceptant, die binnen het Rijk op een der meerdere exemplaren of der afschriften het eerst zijne handteekening zet, aan die handteekening de daardoor tevens bekrachtigde verklaring doe voorafgaan: „Het zegelrecht is op den. .. (prima-, secunda-, enz. of oorspronkelijken) wissel behoorlijk voldaan". Hij die deze verklaring in strijd met de waarheid onderteekent, beloopt eene boete van duizend gulden. Op vertoon van den gezegelden wissel kan de onder letter b bedoelde verklaring, in plaats van door den houder of acceptant, gesteld worden door 's Rijks ambtenaar. Art. 52. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd voor de kwitantiën, * * Verg. de artt. 12 en 22 al 3. » Verg. art. 36 n°. tJ  - 61 - Art. 58 endossementen, acceptatiën, visa's, avals en verlengingen van den termijn van betaling, op de in het vorige artikel vermelde stukken gesteld. Ingeval van verlenging van zoogenaamd kort papier, moet het meerdere zegelrecht, dat dientengevolge wegens het stuk verschuldigd wordt,1 door hem, die de aanteekcning der verlenging op het stuk stelt, voldaan worden door gebruik van plakzegel bij het stellen dier aanteekening, of door het stuk vooraf ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar. Ingeval papier, dat uiterlijk acht dagen na zijne dagteekening betaalbaar is gesteld, tengevolge van met-betaling bij de aanbieding ter betaling, langer dan acht dagen in omloop blijft, moet op dezelfde wijze het meerdere zegelrecht worden voldaan.1 Art. 53. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd :8 o. voor postbewijzen en postwissels ; b. voor assignatiën of aanwijzingen tot betaling, welke door departementen van algemeen bestuur en door rijksambtenaren worden afgegeven op rijksambtenaren en op de Nederlandsche Bank naar aanleiding van ten behoeve van 's Rijks dienst geopende credieten ; c. voor de bankbiljetten door de Nederlandsche Bank gedurende den loop van het octrooi afgegeven wordende; d. voor wissels, welke uitsluitend worden opgemaakt, en strekken tot overmaking van de saldo's der rekeningen, die tusschen de Nederlandsche en buiten- 1 Verg. art. 51 al. 5 en 6. ■ Zie ook art. 32 laatste al. en art. 91.  Arl. 54 — 62 — landsche postadministratie worden aangehouden, mits van die bestemming op den wissel blijke. Art. 54. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken moet, voor zoover zij binnen het Rijk worden opgemaakt, door den trekker of uitgever worden voldaan door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven 1 of op buitengewoon gezegeld papier, 2 of door gebruik van plakzegel. Ingeval van overtreding, wordt eene boete verbeurd van honderdmaal het niet betaalde recht, doch ten minste honderd gulden.3 Indien de stukken buitenslands zijn opgemaakt, 4 moet het zegelrecht daarvan worden voldaan, vóórdat zij hier te lande verhandeld, geaccepteerd, geviseerd, geëndosseerd, betaald, gekwiteerd, of voor aval geteekend worden, of eindelijk vóórdat wegens non-acceptatie of non-betaling protest wordt opgemaakt. De voldoening van het recht van deze in het buitenland opgemaakte stukken geschiedt door de stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar of door gebruik van een of meer plakzegels bij het stellen van het accept, endossement, aval of van de kwijting. Eene boete van honderdmaal het niet overeenkomstig de wet betaalde recht, doch ten minste honderd gulden, wordt verbeurd door ieder, die eenig in 1 Verg. de artt. 6 en 9. 2 Verg. art. 2 aL 2 lid 3. 8 Verg. ook art. 14. 4 Verg. de artt. 12 en 22 aL 3.  — 63 — Art. 65 dit hoofdstuk bedoeld stuk, hetwelk niet van behoorlijk zegel is voorzien, onverschillig of het binnen- of buitens-, lands is opgemaakt, hier te lande heeft verhandeld, geaccepteerd, geviseerd, geëndosseerd, betaald, gekwiteerd of voor aval geteekend, of wegens non-acceptatie of non-betaling van zoodanig stuk eene akte van protest heeft doen opmaken zonder vooraf het zegelrecht te voldoen. Deze voldoening kan door hem, vóór het verrichten van een dier handelingen, zonder betaling van boete, geschieden op de wijze in het vierde lid van dit artikel aangeduid, indien zijne handteekening niet in strijd met de wet op het stuk voorkomt, waarna dat stuk ten aanzien van hem en van latere houders als behoorlijk gezegeld wordt aangemerkt. Hij is tot deze voldoening verplicht op straffe van aansprakelijkheid jegens den Staat voor boeten ter zake. van dat stuk vroeger door anderen beloopen.1 Als betaling vóór het protest geldt de terhandstelling van het verschuldigde recht door den houder, die protest doet opmaken, aan den hiermede belasten ambtenaar, mits deze in zijne akte die terhandstelling vermelde en het zegelrecht in 's Rijks schatkist overstorte bij de aanbieding dier akte ter registratie. Art. 55. Het zegelrecht van de stukken, in dit hoofdstuk bedoeld, komt, indien niet anders is overeengekomen, ten laste van den trekker of uitgever: van het stuk. * Verg. ook art. 14.  Art. 66 — 64 — HOOFDSTUK VII. Van het zegelrecht van de bewijzen van huur en verhuur. Art. 56. De authentieke akten en de door- of namens huurder en verhuurder, of door- of namens een van beiden onderteekende onderhandsche stukken onveischiUig in welken vorm opgemaakt, al ware het in dien van berichten of brieven, houdende erkenning van de huur of verhuur van roerende zaken of van binnen het Rijk gelegen of gevestigde onroerende zaken, zijn onderworpen aan een zegelrecht van tien cent van iedere honderd gulden van den huurprijs over den geheelen huurtijd berekend. 1 Met de jaren, die ter keuze staan van huurder of verhuurder, wordt dadelijk rekening gehouden.a Onder den huurprijs wordt verstaan de som, door den huurder aan den verhuurder te betalen, benevens al de lasten, die de huurder voor zijne rekening neemt, ter ontlasting van den verhuurder. In geval van openbare verhuring bedraagt het recht ten minste vijftig cent. * Voor de berekening van het recht wordt de duur van een voor het leven of tot wederopzegging aangegane huur gesteld op tien jaren en die van eenige andere 1 Zie voer de vrijgestelde art. 57. * Het recht wordt dus berekend naar het aantal jaren, waarvoor huurder of verhuurder zich heeft verbonden, dus b.v. bij verhuring voor een jaar, met bepaling dat zij telkens met een jaar wordt verlengd, indien zij niet vóór zekeren dag door een der partijen is opgezegd, als huur voor tien jaren. Met de jaren ter keuze wordt rekening gehouden ook al moet bij 't gebruik maken daarvan volgens de huurovereenkomst een nieuw contract worden opgemaakt. * Altijd, dus ook al -zijn de prijzen niét „ooger dan die in art. 57 bedoeld.  65 - Art. 56 huur voor onbepaalden tijd op twintig jaren. Is een huur gesloten voor het leven en verder voor een zeker aantal jaren of eerst voor een zeker aantal jaren en verder tot wederopzegging, dan wordt het aantal jaren, waarvoor de huur is aangegaan, met tien verhoogd. Indien de akte of het stuk niet de noodige gegevens bevat voor de berekening van het recht, moeten deze aan den voet door den openbaren ambtenaar, die de akte opmaakte, of door of namens partijen bij onderteekende verklaring worden opgegeven. Ontbreekt deze opgave, dan is een recht van twintig gulden verschuldigd, tenzij wegens de in de akte of het stuk voorkomende gegevens een hooger recht verschuldigd is, in welk geval dit recht verhoogd met twintig gulden, verschuldigd is. Het recht wordt berekend over ronde sommen van f 250 tot en met een bedrag van f 5000 en boven de f 5000, over ronde sommen van f 500. Voor de toepassing dezer wet worden : a. huur en verhuur onder opschortende voorwaarde gelijkgesteld met zuivere huur en verhuur; ö. onderhuur en verhuur, vernieuwing van huur en verhuur en overdracht of overneming van huur gelijkgesteld met huur en verhuur. Voor de berekening van het recht wordt, ingeval van onderhuur en verhuur en van overdracht of overneming van huur, als huurprijs beschouwd hetgeen de verkrijger van het genot zal moeten voldoen aan of voor den oorspronkelijken verhuurder, vermeer- S. & J. n«. 18, «e dr- 4  Art. 57 - 66 - derd met wat de verkrijger moet voldoen aan den onderverhuurder of aan hem die het genot heeft overgedragen. Bevat eene akte verschillende overeenkomsten of verklaringen van huur en verhuur, dan is het verschuldigde zegelrecht gelijk aan het totaal der rechten, waartoe de verschillende overeenkomsten of verklaringen, indien zij bij afzonderlijke akten geconstateerd waren, aanleiding zouden hebben gegeven, tenzij de verhuring in het openbaar werd gehouden, in welk geval het recht berekend wordt over de totale opbrengst1 der verhuring. Art. 57. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd :2 a. indien de huurprijs8 over den geheelen huurtijd berekend niet meer dan tweehonderd vijftig gulden bedraagt, behoudens het bepaalde bij het derde lid van het vorige artikel; 6. indien de huur en verhuur bij andere dan notariëele akte is geconstateerd, voor het voor een der partijen bestemde exemplaar van de akte, dat tegelijk met het behoorlijk gezegelde stuk en binnen drie maanden na de dagteekening der akte, in ieder geval binnen een maand4 na den aanvang der huur, ter registratie wordt aangeboden ; c. voor het voor ieder der partijen bestemde afschrift van- of uittreksel uit de notariëele akte van huur en verhuur ; d. voor verhuringen, welke met 1 Hieronder ook begrepen de in art. 57a bedoelde prijzen. 2 Zie ook art. 32 laatste al. en art. 91. 8 Hieronder volgens art. 56 al. 2 begrepen de lasten. 1 Verg. art, 92.  - 67 - Art. 58 evenredig registratierecht zijn belast;1 e. voor verhuringen aan den Staat. Art. 58. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken moet worden voldaan : o. van hier te lande door notarissen opgemaakte akten, door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven ; 2 6. van alle andere hier te lande opgemaakte stukken, door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven 2 of op buitengewoon gezegeld papier, of door gebruik van plakzegel.3 Is het recht niet tot het in artikel 56 genoemde bedrag voldaan, dan wordt wegens eene notariëele akte eene boete van honderd gulden door den notaris verbeurd, en wegens eene andere akte of verklaring eene boete van honderd maal het te weinig betaalde recht, doch ten minste vijfhonderd gulden, welke boete komt ten laste van den verhuurder of den cedent der huur, als de akte of verklaring door beide partijen is onderteekend, en ten laste van den onderteekenaar, indien de akte of verklaring slechts door een der partijen is onderteekend. 4 Vorenstaande bepaling is niet toepas- 1 Volgens art. 55 al. 3 der Registratieset 1917 is met evenredig registratierecht belast de aldaar met eene verkooping gelijkgestelde verpachting of afstand van het genot van landerijen of bosschen, indien, behalve het recht om net daarop staand gewas te oogsten of het hout te vellen, het genot van den grond voor niet langer dan vier maanden is afgestaan. Hieronder vallen processen-verbaal van door notarissen gehouden openbare verhuringen (verkoopingen) van grasgewas. 2 Verg. de artt. 6 en 9. 8 „ art. 2 al. 2 lid 3. 4 „ ook art. 14. 4*  Art. 59 — 68 — selijk op notariëele akten van verhuring en op andere akten van openbare verhuring, waarvan aanvankelijk een zegelrecht van vijftig cent voldaan is, mits deze tijdig ter registratie worden aangeboden en daarbij het te min betaalde reclit wordt voldaan.1 Die aanbieding ter registratie moet geschieden, van de notariëele akten, binnen de bij de wet op de registratie bepaalde termijnen 2 en van alle andere akten, binnen een maand na de verhuring. 3 Zijn de akten en verklaringen buitenslands opgemaakt* en betreffen zij het genot van binnen het Eijk gelegen of gevestigde onroerende zaken, dan moeten zij uiterlijk binnen een maand na hare dagteekening 5 hier te lande aan 's Rijks ambtenaar ter zegeling aangeboden worden ; bij gebreke hiervan zal het stuk tot geenerlei bewijs kunnen strekken. Art. 59. Behoudens beding van het tegendeel, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken verschuldigd door de huurders, door of namens wie zij zijn onderteekend. Zijn de stukken alleen door of namens de verhuurders onderteekend, dan is het zegelrecht te hunnen laste. HOOFDSTUK VIII. Van het zegelrecht van effecten. Art. 60. Van alle zoo binnen- als buitenslands opgemaakte effecten 6 wordt 1 Verg. art. 56 al. 3. 2 De termijn is als regel 10 dagen. (Verg. de artt. 4 e. v. der Eegistraticwet 1917.) 3 Verg. art. 92. 4 „ de artt. 12 en 22 al. 3. 6 „ art. 92. 6 „ echter de artt. 62, 64, 67, 68 en 74.  69 - Art. 60 een recht geheven ten beloope van: a. een gulden van iedere honderd gulden, voor de bewijzen van aandeel in premieleeningen; 6. tachtig cent van iedere honderd gulden voor de buitenlandsche effecten ; voor aandeelen in buitenlandsche maatschappijen wordt bet recht verhoogd tot een galden van iedere honderd gulden; c. zestig cent van iedere honderd gulden, voor alle andere stukken, die onder welke benaming ook, gerangschikt kunnen worden onder de effecten of publieke fondsen ; voor pandbrieven van hier te lande gevestigde hypotheekbanken, welker bedrijf, wat het ter leen verstrekken van geld betreft, volgens hare statuten is beperkt tot het geven van geld tegen hypotheek op onroerende zaken hier te lande gelegen of gevestigd, of tegen inpandgeving van vorderingen, verzekerd door soortgelijk hypothecair verband, wordt het recht verminderd tot vijf en twintig cent van iedere honderd gulden, mits bij de aanbieding ter zegeling ingetrokken pandbrieven, tot eene gelijke totale nominale waarde, van dezelfde hypotheekbank ter vernietiging van den zegelstempel aan 's Rijks ambtenaar worden overgelegd en, met inachtneming van de daarvoor door Onzen Minister van Financiën te stellen regelen, 1 wordt aangetoond, dat de intrekking van laatstgemelde pandbrieven niet meer dan drie maanden vóór de overlegging heeft plaats gehad. Van de betaling van dit verminderde recht moet blijken door zegeling met een bijzonderen stempel.2 1 Zie resolutie dd. 21 April 1917, u°. 121 (Bijl. C). 8 Zie Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (BijL B).  Art. 60 - 70 - Onder buitenlandsche effecten * worden verstaan: 1°. die welke buiten het Rijk1 zijn opgemaakt en de hier te lande opgemaakte bewijzen van schuld uit geldleeningen en rente-schuldbewijzen ten laste van buitenlandsche lichamen en personen en bewijzen van aandeel of deelgerechtigdheid in vennootschappen, maatschappijen of vereenigingen, waarvan de zetel buiten het Rijk gevestigd is, en 2°. de certificaten, welke ter zake van de onder 1° bedoelde effecten door administratiekantoren hier te lande zijn opgemaakt. Het recht bedraagt ten minste tien cent; het klimt op met tien cent tot een gulden en boven de gulden met.vijftig cent. Voor pandbrieven, welke met vijf en twintig cent van iedere honderd gulden worden belast, bedraagt de opklimming vijf cent tot vijf en twintig cent, vijf en twintig cent tot twee gulden vijftig cent en boven twee gulden vijftig cent, vijftig cent. Het recht wordt berekend over het kapitaal in het stuk uitgedrukt of daarin aangewezen door de vermelding van den rentevoet of op andere wijze. * Volgens art. 366ia der Leeningwet 1914, van 23 December 1914, S. 612, gewijzigd door de wet van 20 Januari 1917, S. 192, worden op hot zegelrecht van buitenlandsche effecten (waaronder in dat art. worden verstaan de hierboven onder 1° en 2° geroemde stukken), geheven of verschuldigd geworden in het tijdperk van 1 Januari 1917—31 December 1933, een zoodanig aantal opcenten geheven, als gelijk staat met eene heffing van twintig cent van iedere honderd gulden van het kapitaal in het stuk uitgedrukt, d. i., waar het recht bedraagt f 0.80 en f ï, respectievelijk 25 en 20. 1 In Europa. Zie art. 2 al. 2 lid 1. Verg. ook art. 12.  - 71 — . Art. 61 Is in het stuk geen kapitaal uitgedrukt of aangewezen, dan wordt het vijfentwintigvoud der uitgeloofde jaarlijksche rente daarvoor genomen. Is kapitaal of rente alleen in vreemde munt uitgedrukt, dan wordt deze herleid tot Nederlandsche munt naar den maatstaf, welke daarvoor wordt aangenomen bij het verhandelen ter beurze te Amsterdam. 1 Ligt het bedrag van het naar deze grondslagen berekend recht tusschen twee der door het derde lid van dit artikel bepaalde zegelrechten, dan is het hoogste van die beide rechten verschuldigd. Is noch kapitaal noch rente uitgedrukt, en is niet na te gaan hoe groot het kapitaal of de rente is, dan is een vast recht van een gulden vijftig cent verschuldigd. Art. 61. De voorloopige bewijzen van storting zijn onderworpen aan dezelfde rechten als de definitieve stukken.2 Behoudens het bepaalde bij de artikelen 60 en 67, zijn' de stukken, welke ter vervanging van andere worden uitgegeven, aan de hiervoor bepaalde zegelrechten onderworpen, om het even of de oor- 1 Naar dien maatstaf wordt berekend: de gouden roebel . op f 2.— het pond sterling „ „ 12.— de zilveren- en credietroebel. . „ „ 1.28 „ Oostenrijksche goudflorijn . „ „ 1.20 „ frank „ „ 0.50 „ Rijksmark „ „ 0.60 „ Deensche kroon „ „ 0.662/s „lire „ ■ „ 0.50 „ dollar „ „ 2.50 „ peseta „ „ 0.50 „ Oostenrijksch-Hongaarsche kroon „ „ 0.50 „ papieren roebel „ „ 0.36 „ Oostenrijksche florijn ... „ „ 1.— „ gouden Lev „ 0.50 „ Argentijnsche pap. peso . . „ „ 1.10 „yen „ „ 1.25 * Verg. echter art. 65.  Art. 62 - 72 spronkelijke stukken vóór of na de invoering van deze wet zijn opgemaakt of uitgegeven.1 Stukken, welke bij conversie worden gewijzigd door afstempeling of op andere wijze, worden als nieuwe stukken beschouwd en zijn mitsdien — ongeacht het daarvan reeds betaalde zegelrecht — opnieuw aan zegelrecht onderworpen. * Van de betaling van het zegelrecht na de wijziging moet blijken door zegeling met een bijzonderen stempel. 3 Art. 62. Van oprichtersaandeelen en aandeelen in de winst zonder deelgerechtigdheid in het kapitaal, andere dan die in letter a hierna genoemd, is een vast recht van tien gulden verschuldigd. Een vast recht van vijftig cent is verschuldigd van:4 a. alle stukken, welke, na aflossing der oorspronkelijke aandeelen, aan de houders verblijven of uitgereikt worden, zooals bewijzen van deelgerechtigdheid, restantbcwijzen en dergelijke; b. bewijzen van overneming van effecten, afgegeven door hen, die zich met het behartigen van de belangen van fondsenhouders belasten, of door vereenigingen van houders van fondsen, die ten doel hebben de belangen van hare leden bij die fondsen te behartigen en de certificaten van aandeel, door administratiekantoren uitgegeven ter zake ra,n effecten, welke niet aan vast zegelrecht zijn onderworpen, indien, met inachtneming van de daarvoor door 1 Verg. echter art. 64. 2 Vrrj. echter art. 64. 3 Zie "Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). 4 Zie ook art. 60 laatste al.  Art. 63 Onzen Minister van Financiën te stellen regelen,1 wordt aangetoond, dat de effecten, ter zake waarvan de bewijzen van overneming of certificaten zijn uitgegeven, behoorlijk gezegeld zijn. De onder letter b vermelde stukken moeten, ten blijke dat aan de daarvoor gestelde voorwaarde is voldaan, met den in het vorige artikel bedoelden bij zonderen stempel gezegeld worden.2 Art. 63. Het zegelrecht moet, voor zoover de stukken hier te lande worden opgemaakt, worden voldaan door betaling aan 's Rijks ambtenaar, indien zegeling . met een bijzonderen stempel wordt vereischt, en in alle andere gevallen door de stukken te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven3 of op buitengewoon gezegeld papier. 4 Ingeval van overtreding wordt eene boete verbeurd van honderd maal het niet betaalde recht, doch ten minste honderd gulden voor ieder stuk.5 Niet hier te lande opgemaakte stukken moeten van den zegelstempel worden voorzien binnen acht dagen,6 nadat zij hier te lande in ontvangst zijn genomen en vóórdat zij hier te lande uitgegeven, in omloop gebracht, overgedragen, verpand of in beleening gegeven, afgelost of geconverteerd worden, of vóórdat 1 Zie resolutie dd. 21 April 1917, n°. 121 (Bijl. C). 2 Zie Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). fa :Verg. de artt. 6 en 9. 1* Verg. art. 2 al. 2 lid 3. Kunnen voltooide effecten niet dadelijk worden teruggegeven, dan geeft de ontvanger, desverlangd, een recu af. ~~V Verg. ook art. 14. ,J« Verg. art. 92.  Art. 64 — 74 — daarvoor binnen bet Rijk door administratiekantoren certificaten worden uitgegeven. Als inontvangstneming wordt niet aangemerkt eene bewaarneming, indien volgens de overeenkomst van partijen de teruggave uitsluitend mag geschieden aan den bewaargever in persoon, zijne rechtverkrijgenden onder algemeenen titel of zijn of hun algemeenen rechtsvertegenwoordiger. Art. 64. Ingeval van conversie van niet hier te lande opgemaakte stukken kunnen de oude stukken ongezegeld blijven, wanneer de nieuwe, die daarvoor in de plaats worden uitgegeven, van behoorlijk zegel zijn voorzien. Art. 65. Het zegelrecht, dat betaald is voor behoorlijk gezegelde voorloopige bewijzen van storting, wordt teruggegeven of verrekend voor zoover het zegel op die bewijzen van storting door 's Rijks ambtenaar is vernietigd en zij door behoorlijk gezegelde stukken zijn vervangen. De teruggaaf moet worden gevraagd en de verrekening moet plaats hebben binnen tien jaren1 na de zegeling der voorloopige bewijzen van storting. Art. 66. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd van akten van overdracht of volmachten tot overdracht, welke gesteld worden op de behoorlijk gezegelde effecten, waartoe zij betrekking hebben. Art. 67. Nieuwe stukken, uitgegeven ter vervanging van andere, zonder eenige verandering in de rechtsbetrekkingen, kunnen zonder betaling worden gezegeld, indien, met inachtneming van 1 Verg. art. 92.  - 75 — Art. 69 de daarvoor door Onzen Minister van Financiën te stellen regelen,1 wordt aangetoond, dat de oude stukken behoorlijk zijn gezegeld. Deze bepaling geldt met bij splitsing of samenvoeging van stukken, tenzij ten genoegen van Onzen Minister van Financiën wordt aangetoond, dat de oude stukken nimmer hier te lande in omloop zijn geweest. In dit geval kunnen nieuwe stukken, tot het bedrag van het zegelrecht voor de oude betaald, kosteloos gezegeld worden. Art. 68. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd van :2 a. de ten laste van het Rijk of van zijne koloniën uitgegeven effecten ; b. de bewijzen van aandeel in binnen het Rijk gevestigde naamlooze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandeelen en andere vennootschappen en vereenigingen,8 welker kapitaal geheel of ten deele in aandeelen is verdeeld, voor zoover deze bewijzen aandeelen aanduiden in geplaatst kapitaal, dat volgens de Registratiewet 1917 met evenredig registratierecht is belast; c. de coupons, dividendbewijzen en talons, behoorende bij de in de artikelen 60, 61 en 62 bedoelde effecten en voorloopige bewijzen van storting. Art. 69. Behoudens beding van het tegendeel, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken verschuldigd : van de hier te lande opgemaakte stukken, door hem die ze uitgeeft, en 1 Zie resolutie dd. 21 April 1917 n°. 121 (Bijl. C). 2 Zie ook art. 32 laatste al. en art. 91. 8 B.v. Coöperatieve.  Art. 70 — 76 — van de niet hier ,te lande opgemaakte stukken, door hem die ze hier te lande uitgeeft, in omloop brengt, overdraagt, verpandt, of in beleening geeft of ter aflossing of conversie aanbiedt. Art. 70. Niet van zegelrecht vrijgestelde stukken zijn niet leverbaar, vóórdat zij behoorlijk gezegeld zijn. Art. 71. De Directie van het Grootboek zal geene certificaten Nationale Werkelijke Schuld viseeren, welke niet van behoorlijk zegel zijn voorzien. Art. 72. Hij die niet behoorlijk gezegelde effecten in ontvangst neemt is verplicht die stukken, onder opgaaf aan 's Rijks ambtenaar van naam en woonplaats van hem, van wien zij zijn ontvangen, binnen acht dagen1 na de ontvangst te doen zegelen, en is bevoegd het daarvoor betaalde van hem, van wien hij de stukken ontving, terug te vorderen. Zij die eenig volgens dit hoofdstuk met zegelrecht belast effect hebben uit te geven, in omloop te brengen, over te dragen, te verpanden, in beleening te geven, ter aflossing of ter conversie aan te bieden, af te lossen of te converteeren, of daarvoor certificaten van een administratiekantoor hebben uit te geven, zijn verplicht de niet behoorlijk gezegelde stukken vóór het verrichten van een dier handelingen te doen zegelen, en zijn bevoegd het daarvoor betaalde aan hunne lastgevers of meesters in rekening te brengen. Art. 73. Iedere overtreding van het vorige artikel wordt gestraft met eene boete van honderdmaal het niet betaalde 1 Verg. art. 92,  ■ 77 - Art. 75 recht, doch ten minste honderd gulden, voor ieder stuk, ten opzichte waarvan de overtreding is begaan. Zij die alleen of met anderen zijn belast met het bewaren van effecten, ter zake waarvan door administratiekantoren certificaten zijn uitgegeven, en zij die de certificaten mede onderteekend hebben zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de boeten, welke wegens het niet behoorlijk zegelen van die effecten of certificaten zijn verbeurd. Art. 74. Aan het bij dit hoofdstuk vastgestelde zegelrecht zijn niet onderworpen : a. de effecten, vóór het in werking treden dezer wet hier te lande opgemaakt. Deze effecten blijven onderworpen aan het zegelrecht, dat daarvan verschuldigd was volgens de wetten, welke op het tijdstip van de opmaking in werking waren; 6. de effecten elders dan hier te lande opgemaakt en hier te lande reeds van behoorlijk zegel voorzien. De door kantoren van administratie vóór de invoering der wet van 3 October 1843 (Staatsblad n°. 47),1 uitgegeven certificaten Nationale Werkelijke Schuld, welke ongezegeld zijn, worden beschouwd van zegelrecht te zijn vrijgesteld. HOOFDSTUK IX. Van het zegelrecht van nota's van makelaars en commissionairs in effecten, enz. Art. 75. De nota — al dan niet onderteekend — waarbij een makelaar, com- 1 D. i. vóór 1 April 1844, volgens Kon Besluit van 13 Maart 1844, S. 18.  Art. 75 . - • 78 - missionair of ander, persoon, die van dep handel in- of het uitgeven van effecten zijn gewoon beroep maakt,1 opgaaf doet van het bedrag, dat is te betalen of te ontvangen door hem, voor wiens rekening de in de nota vermelde verrichting plaats had, ter zake van een aankoop of verkoop van eenig effect,2 onverschillig of al dan niet levering plaats heeft, is onderworpen aan een recht van vijf cent van iedere vijftig gulden. Aan hetzelfde recht is onderworpen de nota, houdende opgaaf van het toegewezen bedrag ter zake van inschrijving bij gelegenheid van eene uitgifte van effecten. Is het bedrag waarover het recht moet worden berekend alleen in vreemde munt uitgedrukt, dan wordt deze herleid tot Nederlandsche munt volgens den op den dag der zegeling laatstbekenden wisselkoers van Amsterdam. Het recht is verschuldigd over het bedrag Van iederen aankoop, verkoop en toewijzing ; het bedraagt ten minste tien cent en klimt op met vijf cent tot vijf en twintig cent, boven de vijf en twintig cent met vijf en twintig cent tot vijf gulden en boven de vijf gulden met vijftig cent. 8 Het recht wordt voldaan door gebruik van plakzegel. Ondei effecten worden in dit hoofdstuk verstaan inschrijvingen-grootboek en alle stukken, die onder welke benaming ook, gerangschikt kunnen worden onder de effecten of publieke fondsen. Hiertoe behooren o. a. ook hypotheekbanken en scheepsverbandbanken. 8 Niet van coupons, dividendbewijzen en claims. 8 Zie voor de vrijgestelde nota's art. 79.  - 79 - Art. 77 Art 76. De in het vorige artikel genoemde personen zijn verplicht, binnen drie dagen1 na den aankoop of verkoop van eenig effect, een behoorlijk gezegelde nota daarvan af te geven of te zenden aan hem, ten behoeve van wien een dier handelingen plaats had. Indien deze weigert de nota in ontvangst te nemen of indien de afgifte of toezending niet aan hem kan plaats hebben, wordt de nota door de in het vorige artikel genoemde personen, binnen eene maand na den aankoop of verkoop, afgegeven of gezonden aan 's Rijks ambtenaar, die haar gedurende zes maanden bewaart ter beschikking van den belanghebbende. Gelijke verplichting tot afgifte of toezending rust, ingeval van toewijzing van effecten, op ieder, die de gelegenheid tot verkrijging daarvan bij inschrijving of op andere wijze heeft opengesteld. Voor iedere overtreding van dit artikel wordt verbeurd eene boete van honderdmaal het niet betaalde recht doch ten minste vijfhonderd gulden.a Art. 77. De nota vermeldt den naam van hem, die haar afgeeft of verzendt en van hem, ten behoeve van wien de aankoop of verkoop plaats had of aan wien de toewijzing geschiedde, den aard der verrichting en het bedrag van iederen aankoop, verkoop of toewijzing. Indien de nota wordt afgegeven door een makelaar, commissionair of ander persoon, die van den handel in — of het uitgeven van effecten zijn gewoon beroep maakt, wordt zij van een doorloopend volgnummer voorzien en getrokken uit 1 Verg. art. 92. * Zie ook art. 80.  Art 78 — 80 — een register met stok, waarvan al de bladen genummerd zijn. Vóór bet in gebruik nemen van het register wordt dit op den stok door een door Ons aan te wijzen ambtenaar1 gewaarmerkt. Op den stok wordt een afschrift van de nota overgenomen; daarop wordt tevens het bedrag van het in rekening gebrachte zegelrecht aangeduid op door Ons aan te geven wijze.1 Indien volgens die vermelding te weinig zegelrecht in rekening is gebracht, wordt het te weinig betaalde recht van den houder van het register ingevorderd, behoudens diens verhaal op den schuldenaar. Het register in dit artikel bedoeld moet gedurende drie jaren,2 ingaande met de laatste boeking op den stok, bewaard blijven, ten einde daarvan overeenkomstig artikel 18 inzage te geven. Eene boete van vijftig gulden wordt verbeurd : indien de nota niet voldoet aan de bij dit artikel gestelde eischen ; indien niet voldaan is aan het vooischrift van het derde lid van dit artikel. 3 Art. 78. Hij die een aan zegelrecht onderworpen nota ontvangt, welke nietof niet behoorlijk gezegeld is, is verplicht deze binnen veertien dagen2 na de ontvangst uit te reiken aan 's Rijks ambtenaar. Hij die geen nota ontvangt is eveneens verplicht daatvan, binnen veertien dagen2 1 Zie Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (Bijl. B). 2 Verg. art. 92. * Zie ook art. 89 aL 2.  81 - — Art. 80 nadat de aankoop, verkoop of toewijzing hem bekend is geworden, kennis te geven aan 's Rijks ambtenaar. Hij die aan een dezer verplichtingen niet voldoet is aansprakelijk voor de boete ingevolge artikel 76 verbeurd. Art. 79. Geenerlei zegelrechtjis verschuldigd voor:1 1°. de nota betreffende een aankoop of verkoop van eenig effect, afgegeven of gezonden aan een der in artikel 77, tweede lid, genoemde personen, indien deze hier te lande gevestigd is, mits uit de nota blijkt, dat zij niet bestemd is om aan een ander te worden uitgereikt; 2°. de nota betreffende eene toewijzing van effecten, indien te zelfder zake reeds een behoorlijk gezegelde nota is afgegeven of verzonden door hem, die de gelegenheid tot verkrijging der effecten bij inschrijving of op andere wijze heeft opengesteld, mits van deze afgifte of verzending en van het gebezigde zegel in de eerstbedoelde nota melding wordt gemaakt; en 3°. een duplicaat-nota , indien te zelfder zake reeds eene behoorlijk gezegelde nota is afgegeven of verzonden, mits van deze afgifte of verzending en van het gebezigde zegel in de duplicaat-nota melding wordt gemaakt. Art. 80. Onverminderd de straf, gesteld op het niet afgeven van een nota en op de afgifte van een niet behoorlijk gezegelde nota, verliest hij die een dezer overtredingen begaat alle recht op loon of vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Indien het loon of de vergoeding betaald mocht zijn, kan het bedrag daarvan, als onverschuldigd be- 1 Zie ook aant. 1 op blz. 26 en art. 91.  Art. 81 - 82 - taald, worden teruggevorderd, mits die terugvordering in rechten gevraagd wordt binnen vijf jaren1 na de betaling.8 Deze bepalingen zijn niet toepasselijk, indien geheele of gedeeltelijke kwijtschelding of teruggave is verleend van de boete, welke volgens artikel 76 is verbeurd. 8 Art. 81. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde nota's is verschuldigd door hem te wiens behoeve de in de nota vermelde verrichting plaats had. HOOFDSTUK X. Van de vervolgingen, verjaringen, enz. Art. 82. Behalve zij die volgens de voorgaande artikelen de zegelrechten en boeten moeten dragen of voor de betaling daarvan kunnen worden aangesproken, 4 zijn tegenover den Staat voor de zegelrechten en boeten hoofdelijk aansprakelijk: a. de onderteekenaren van onderhandsche akten; b. zij die de aan zegelrecht onderworpen registers houden of door anderen doen houden. De naamlooze vennootschappen, de wederkeerige verzekering- of waarborgmaatschappijen, de coöperatieve- of andere rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen en de stichtingen zijn aansprakelijk voor de boeten, welke door hare bestuurders of vertegenwoordigers in deze hoedanigheid zijn verbeurd. Indien eene overtreding dezer wet is 1 Verg. art. 92. 1 Verg. ook art. 14. 8 Verg. ook art. 91. 4 Verg. de artt. 15, 16, 20, 33, 40, 43, 54, 55, 58, 59, 69, 72, 73, 77, 78 en 81.  • 83 - Art. 83 begaan door een lid eener' burgerlijke maatschap of eener vennootschap onder firma als zoodanig, is ieder der leden van de maat- of vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de rechten en boeten. Al de beheerende vennooten eener commanditaire vennootschap zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de rechten en boeten, verschuldigd ten gevolge van eene overtreding dezer wet, door een hunner als zoodanig begaan. De werkgever is aansprakelijk voor de rechten en boeten verschuldigd ten gevolge van handelingen door personen in zijn dienst als zoodanig verricht. Art. 83. Met het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij deze wet, zijn belast de ambtenaren van de registratie en van het zegel.1 Zij maken van hunne bevinding procesverbaal op, tenzij het niet- of te weinig betaalde recht en de boete onmiddellijk worden betaald. 2 De processen-verbaal van overtreding ten aanzien van de in artikel 51 vermelde stukken bevatten den letterlijken inhoud van die stukken met al de daarop gestelde verklaringen en handteekeningen ; die van de stukken, in de artikelen 60, 61 en 62 vermeld, en van de stukken, welke overeenkomstig artikel 20 • ter zegeling zijn aangeboden, bevatten den letterlijken inhoud van die stukken, voorzooveel zulks ter beoordeeling van 1 Verg. art. 84. 2 Verg. art. 21. Zie echter de overgangsbepaling van art. 98. 't Art. moet niet worden beperkt tot overtredingen, door de ambtenaren bij de uitoefening hunner bediening ontdekt.  Art. 84 — 84 — het gevorderde recht en de boete noodig is, eveneens met al de daarop gestelde handteekeningen ; de processen-verbaal verdienen, behoudens tegenbewijs, ook te dien aanzien volledig geloof. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn verplicht alle stukken, waarin eene overtreding dezer wet is begaan, voor zoover die niet onder ambtenaren in hunne betrekking blijven berusten, aan te houden voor het constateeren der overtreding. De in het derde lid bedoelde stukken worden binnen vier en twintig uren teruggegeven ; de overige stukken worden teruggegeven, indien de bekeurden door mede-onderteekening van het procesverbaal de daarin vermelde daadzaak erkennen of het recht tot vervolging door betaling of op andere wijze is vervallen. Ingeval van vervolging wordt het proces-verbaal met het dwangschrift1 beteekend. Art. 84. Met het opsporen van overtredingen dezer wet ten aanzien van de in de hoofdstukken III, V en VII genoemde stukken zijn ook2 belast alle andere ambtenaren van 's Rijks belastingen en de in artikel 8 onder 1° tot en met 4° en 6° van het^Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.3 Zij zijn verplicht de stukken, waarin 1 Verg. art. 85. * Dos behalve de in art. 83 al. 1 genoemde ambtenaren. 8 De in dit artikel genoemde personen zijn: veld- en boschwachters, officieren en onderofficieren der maréchaussee, directeuren en commissarissen van politie, waterschouten, burgemeesters of hunne plaatsvervangers in gemeenten waar geen commissarissen van politie zijn en de ambtenaren van het openbaar ministerie, behalve die bij do kantongerechten.  85 ■ ~ Art. 88 de overtreding is begaan, aan te houden en van die aanhouding een procesverbaal op te maken, dat binnen twee dagen1 met die stukken wordt toegezonden aan een ontvanger der registratie, die daarmede handelt overeenkomstig het vorige artikel. Art. 85. Voor de beslissing van alle geschillen over invordering en terugvordering van rechtena en boeten, voor de vervolging tot betaling van rechten en boeten en voor de terugvordering van betaalde rechten en boeten gelden de daaromtrent in de Registratiewet 1917 voorkomende bepalingen.3 Art. 86. Het bewijs door getuigen is toegelaten ten aanzien van alle overtredingen dezer wet. Art. 87. Door verloop van twee jaren1 verjaren : 1°. de vordering van recht, verschuldigd wegens jachtakten, te rekenen van het verstrijken van den termijn waarvoor die stukken geldig waren ; 2°. de vordering van alle andere rechten en van de boeten, volgens deze wet verschuldigd, te rekenen van den dag, waarop akten of stukken, waaruit de schuldplichtigheid blijkt, ter kennis gekomen zijn van 's Rijks ambtenaar. Het recht tot terugvordering van onverschuldigd aan 's Rijks ambtenaar betaalde zegelrechten en boeten vervalt door verjaring na twee jaren,1 ingaande met den dag der betaling.1 Art. 88. De verjaring wordt gestuit door rechtsvorderingen, beteekend aan 1 Verg. art. 92. a Verg. art. 43 lid 2. * Zie hiervoor de artt. 94—97 dier wet. * Verg. ook art. 65 ah 2.  Art. 89 — 86 — hem, wien men de verjaring wil beletten, vóór het verstrijken van den termijn ; als echter de aangevangen rechtsvordeïing gedurende een jaar1 niet wordt voortgezet, is de vordering vervallen. Art. 89. Met dezelfde straf, als in artikel 222 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald, wordt gestraft hij die opzettelijk een plakzegel, dat gebruikt is, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft, binnen het Rijk in Europa invoert of andermaal gebruikt, als ware het nog niet gebruikt. 2 Met dezelfde straf, als in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald, wordt gestraft: 1°. hij die opzettelijk het afschrift, bedoeld in het derde lid van artikel 77 dezer wet, valschelijk opmaakt of vervalscht, met het oogmerk om het als echt en onvervalscht te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan; 2°. hij die opzettelijk op dit afschrift eene met de waarheid strijdige vermelding doet omtrent het bedrag van het in rekening gebrachte zegelrecht, indien uit die vermelding eenig nadeel kan ontstaan. De in dit artikel genoemde feiten worden als misdrijf beschouwd en ter terechtzitting aanhangig gemaakt op de wijze, bedoeld in artikel 141, 1°. van het Wetboek van Strafvordering.8 1 Verg. art. 92. 2 Zie ook art. 220 van het Wetboek van Strafrecht. 3 D. i. door eene dagvaarding, van wege den officier van justitie aan den beklaagde beteekend, hetzij rechtstreeks, hetzij tengevolge van verwijzing.  — 87 — Art. 91 HOOFDSTUK XI. Slot- en overgangsbepalingen. Art. 90. Het recht, betaald voor het van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier, voor het stempelen van buitengewoon gezegeld papier en voor gekochte plakzegels wordt, behoudens de uitzondering in artikel 651 vermeld, niet teruggegeven, al is het papier en al zijn de plakzegels ook onnoodig gebruikt of verklad. Onze Minister van Financiën is echter bevoegd om, in door hem aan te wijzen gevallen, en onder door hem vast te stellen voorwaarden, machtiging te verkenen tot inwisseling of overstempeling van gezegeld papier en tot inwisseUng van plakzegels.2 Art. 91. Wij behouden Ons voor: in bijzondere gevallen kwijtschelding, vermindering of teruggave te verleenen van recht en boeten ;3 den Raad van State gehoord, in het algemeen belang, vrijstelling van recht te verleenen voor bepaalde soorten van 1 Zie ook de artt. 95 en 96 al. 3. 2 Zie ook art. 94. 3 Bij Koninkl. Kabinetsrescript van 4 Oct. 1831 n°. 76 werd de Minister van Financiën gemachtigd om de kwijtschelding of vermindering van boften te verleenen. Krachtens Koninklijke machtiging, verleend bij Kabinetsschrijven van 18 November 1918, n°. 11, zijn de directeuren der registratie en domeinen gemachtigd tot het nemen van beschikkingen op verzoekschriften om kwijtschelding van boeten, verbeurd ingevolge de artt. 15, 16, 17, 18, 28, 30 en 77 en art. 19, dit laatste voor zoover betreft de door griffiers der rechterlijke collegiën en kantongerechten beloopen boeten.  Art. 92 — 88 — niet aan evenredig recht onderworpen stukken. 1 Art. 92. In de termijnen, bij deze wet 1 Vrijstelling is verleend bij : A. Kon. besluit van 13 Augustus 1917, S. 564, voor : 1° de verzoekschriften en beschikkingen, betreffende de toepassing van art. 65 § $ 1, 2 en 3 der wet op de personeele belasting en de verzoekschriften en beschikkingen, betreffende de ontheffing van andere directe belastingen wegens onvermogen en 2°. kwitantiën voor schoolgelden. B. Kon. besluit van 15 December 1917, S. 696 voor de volgende niet aan evenredig zegelrecht onderworpen stukken : 1°. de stukken, van de zijde van hem, die toegelaten is om kosteloos te procedeeren in het geding opgemaakt; 2°. de hewijzen van door instellingen of commissiën, welke zich daartoe hebben gevormd, aan behoeftigen verstrekten onderstand of schadeloosstelling, alsmede de bewijzen van ontvangst voor bijdragen, aan die instellingen of commissiën tot dat doel verstrekt; 3°. de stukken, door spaarbanken gevorderd ter zake van inleg in de spaarbank of terugbetaling der inlagen aan de inleggers, alsmede de niet verhandelbare renteboekjes, waarbij een inlegger als deelgerechtigde wordt erkend in aan de spaarbank toekomende effecten of inschrijvingen op een Grootboek, waarvan de vervallen rente wordt bijgeschreven op het ten name van den inlegger staande spaarbankboekje ; 4°. de onderhandsche akten van schuldbekentenis en van borgtocht, alsmede de kwitanties wegens teruggave betreffende voorschotten van ten hoogste vijfhonderd gulden, verstrekt door eene vereeniging of instelling, die blijkens hare statuten of reglementen zich ten doel stelt on- of minvermogenden door het verstrekken van geldelijke voorschotten bij te staan, mits op de stukken melding worde gemaakt van de .resolutie van Onzen Minister van Financiën, waarbij deze verklaart, dat aan de volgende voorwaarden is voldaan: . a. dat een door het bestuur der vereeniging of instelling gewaarmerkt exemplaar van hare statuten of reglementen aan Onzen Minister van Financiën is toegezonden ; b. dat aan de deelnemers in het kapitaal der vereeniging of instelling of aan hnn erfgenamen of rechtverkrijgenden niet meer dan ten hoogste vijf ten honderd van het bedrag der deelneming wegens rentegemis, wordt vergoed ; c. dat de vereeniging of instelling zich jegens Onzen Minister van Financiën schriftelijk heeft verbonden, hem van alle in hare statuten of reglementen aangebrachte wijzigingen binnen  — 89 — Art. 94 vastgesteld,1 is niet begrepen de dag van welken zij beginnen te loopen, doch wel die waarop zij eindigen. Indien de laatste dag van een termijn valt op een Zondag of op een daarmede gelijkgestelden dag, wordt de termijn verlengd tot den eersten daarop volgenden dag, welke geen Zondag noch een daarmede gelijkgestelden dag is. Met den Zondag worden ten deze gelijkgesteld : de Nieuwjaarsdag, de Christelijke Tweede Paasch- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de Hemelvaartsdag. Art. 93. Van wege het Departement van Financiën wordt een afdruk van eiken nieuwen zegelstempel, op het midden van een vel papier geschroefd of geslagen, nedergelegd ter griffie van den Hoogen Raad, van de gerechtshoven en arrondissements-rechtbanken, en wordt een gelijke afdruk toegezonden aan de Algemeene Rekenkamer. Art. 94. Gedurende negen maanden2 ééne maand nadat deze tot stand zijn gekomen, in kennis te stellen, door overlegging van een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar daarvan. Indien het bestuur van eene vereeniging of instelling handelt in strijd met de voorwaarde onder b vermeld, vervalt de vrijstelling. Zij vervalt eveneens, indien niet binnen den termijn onder c gesteld van de in de statuten of [ reglementen aangebrachte wijzigingen aan Onzen Minister van Financiën is kennis gegeven, doch herleeft, zoodra die kennisgeving alsnog heeft plaats gehad. Indien aan Onzen Minister van Financiën blijkt, dat voor eene vereeniging of instelling eene vroeger bestaande vrijstelling vervallen is, maakt hij zulks openbaar door middel van i eene mededeeling in de Staatscourant. 0. Kon. besluit van 7 October 1919, S. 597, voor alle stukken, die worden gebezigd voor storting van- en beschikking over gelden in e rekening-courant op postkantoren. Verg. ook aant. 1 op blz. 26. 1 Verg. de artt. 39, 57, 58, 63, 65, 72, 76, 1 77, 78, 80, 84, 87, 88, 94—96, 97, 98. ra Verg. art. 92.  Art. 95 - ■ 90 ■ na de invoering dezer wet kan het nog ongebruikte van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier, bedoeld in artikel 11 der wet van 3 October 1843 (Staatsblad n°. 47), alsmede het nog niet gebruikte van wege het Rijk uitgegeven papier, bedoeld in artikel 20 dier wet, bij de met zegeldebiet belaste ontvangers worden ingewisseld tegen ander gezegeld papier van gelijke of van hoogere waarde, met bijbetaling van het suppletoire Techt, zoo dat verschuldigd is. Art. 95. Belanghebbenden kunnen gedurende negen maanden1 na de invoering dezer wet het in het vorig artikel vermelde nog ongebruikte gezegelde papier, alsmede ongebruikt papier, dat vóór die invoering buitengewoon gezegeld is, aan de kantoren van het buitengewoon zegel, tegen betaling van het suppletoir verschuldigde recht, doen bijstempelen, of voor dat papier, tegen vernietiging van den afdruk van den zegelstempel, ander papier buitengewoon doen zegelen, in welk geval het vroeger betaalde recht in mindering wordt gebracht. De vorm van den voormelden bijstèmpel wordt door Ons * bepaald. Art. 96. Het gezegeld papier, dat bij de invoering dezer wet nog onbeschreven voorhanden is in de door de bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen gehouden wordende dagregisters en registers van in- en overschrijving, wordt in rekening gebracht, alsof het volgens deze wet gestempeld ware. 1 Verg. art.. 92. * Zie Kon. Besluit van 4 April 1917, S. 273 (BijL B).  ■ 91 - Art. 98 Deze niet bijgestempelde registers kunnen zonder verbeurte van boete door de kantonrechters geteekend en gewaarmerkt worden. Het recht, betaald voor gezegeld papier, dat bij de invoering dezer wet nog onbeschreven voorhanden is in de registers van den burgerlijken stand wordt teruggegeven, indien die teruggave wordt gevraagd binnen negen maanden1 na, die invoering. Art. 97. Van de nog onbeschreven gedeelten van andere registers dan de in het vorige artikel bedoelde, kan het suppletoire zegelrecht gedurende twee maanden na de invoering dezer wet werden voldaan, tegen eene door 's Rijks ambtenaar op elk register te stellen kwitantie. Gedeeltelijk onbeschreven bladen worden als geheel onbeschreven beschouwd. Art. 98. Alle vroegere wetten, wetsbepalingen en wettelijke verordeningen betreffende het recht van zegel worden bij het in werking treden dezer wet afgeschaft. Behoudens de hierna volgende bepalingen, blijven zij echter van kracht ten aanzien van alle vroeger opgemaakte nog van kracht zijnde stukken, waaraan het zegelrecht vóór dat tijdstip verschuldigd was. Indien dat zegelrecht niet is voldaan, kunnen die stukken, binnen zes maanden 2 na het in werking treden dezer wet, zonder betaling van boete gezegeld 1 Verg. art. 92. De omstandigheid, dat op het bij de invoering dezer wet nog onbeschreven gezegeld papier der registers daarna nog amen worden geschreven, belet de teruggaaf natuurlijk niet. 2 Verg. 92.  Art. 98 - 92 - worden tegen voldoening van het verschuldigde recht aan 's Rijks ambtenaar. Na het in werking tieden dezer wet worden geen rechten en boeten van zegel gevorderd wegens vóór dat tijdstip opgemaakte stukken betreffende verzekeringen, indien die stukken volgens deze wet van zegelrecht zouden zijn vrijgesteld. Iedere verzekeraar wordt ontheven van zijne verplichting tot voldoening van rechten en boeten van zegel verschuldigd wegens door hem vóór het in werking treden dezer wet onderteekende, niet in het vorig lid genoemde stukken betreffende verzekeringen, door binnen zes maanden1 na dat tijdstip aan 's Rijks ambtenaar te voldoen een bedrag van drie duizend gulden of een bedrag, berekend naar vijf en twintig cent per polis voor alle v 5ór het in werking treden dezer wet door hem onderteekende, nog van kracht zijnde, niet behoorlijk gezegelde polissen, waarbij eene uitkeering van meer dan vijftienhonderd gulden aan kapitaal of twee gulden per week aan renten verzekerd wordt, en waarvan het aantal bij eene door hem onderteekende verklaring aan 's Rijks ambtenaar wordt opgegeven. Indien dit aantal te laag wordt opgegeven, heeft geenerlei ontheffing plaats en kan het betaalde bedrag niet worden teruggevorderd. Overigens zal de tijdige voldoening van een der genoemde aan 's Rijks ambtenaar te betalen bedragen tengevolge hebben, dat alle in den aanhef van het vorig lid bedoelde stukken geacht worden behoorlijk gezegeld te zijn. Voor de toepassing dezer bepalingen 1 Verg. art. 92.  - 93 - Art. 100 worden bewijzen van aandeel en akten van deelneming in onderlinge verzekeringen met polissen gelijk gesteld. Art. 99. Notariëele akten, als in artikel 56 bedoeld, na het in werking treden dezer wet verleden, wordeD gratis geregistreerd. Op de vóór het in werking treden dezer wet opgemaakte akten en stukken van den hierbedoelden aard blijven de bestaande bepalingen van toepassing. Art. 100. Deze wet zal kunnen worden aangehaald als: „Zegelwet 1917". Zij treedt in werking op een nader door Ons te bepalen dag.1 Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te 's-Gravenhage, den 22sten Maart 1917. WILHELMINA. De Minister van Financiën, Tretjb. (üitgeg. 7 April 1917.) 1 Volgens Kon. besluit van 4 April 1917, S. 273 (BijL B), op 1 Juni 1917.  — 94 — B IJ L A G E N. A. WET van 2ó Mei 1917, S. n°. 437, houdende wijziging der Zegelwet 1917. Wij WILHELMLNA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Gbanje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien of hoeren lezen, salut ! doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschtJijk is eenige wijzigingen te brengen in de Zegelwet 1917; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaa!, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze : Art. I In de wet van den 22sten Maart 1917 (Staatsblad n°. 244), Zegelwet 1917, worden de volgende veranderingen gebracht: § 1. In artikel 23 wordt hetgeen onder 7°. voorkomt gelezen als volgt: „akten van notarissen, voor zoover zij niet vallen onder de bepalingen van Hoofdstuk V of van Hoofdstuk VU;", § 2. In artikel 32 worden de volgende wijzigingen gebracht: Hetgeen voorkomt onder 3°. wordt vervangen door: „verzoekschriften en verdere stukken, benoodigd tot het bekome n van de hiervoor onder 1°. en 2°. bedoelde beschikkingen;". In het voorlaatste lid wordt in hetgeen voorkomt onder o „621", vervangen door: „521", en onder *' „12 Juli 1909", door : „12 Juni 1909". § 3. In artikel 36 wordt hetgeen onder 6°. voorkomt vervangen door: „voor aanteekeningen van verlenging der prolongatie of beleening op behoorlijk gezegelde akten van prolongatie en van beleening."  t- 95 — § 4. Aan het slot van artikel 37 wordt, met vervanging van de punt door eene kommapunt, uoegevosgd : „11°. de stukken, constateerende verandering, vermeerdering of teruggaaf van onderpand eener prolongatie of beleening." § 5. In het eerste lid van artikel 44 wordt hetgeen onder 6 voorkomt gelezen als volgt : „ingeval van ziekteverzekering, van ongevallenverzekering en van verzekering tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid, aan een vast rechc van vijftig cent." . Aan het vijfde lid van dat artikel wordt toegevoegd : „Ligt het bedrag van het naar voormelde grondslagen berekend recht tusschen twee der door dit lid bepaalde zegelrechten, dan is het hoogste van die beide rechten verschuldigd." § 6. In het eerste lid van artikel 46 wordt hetgeen onder ƒ voorkomt gelezen als volgt : „verzekeringen tegen inbraak of brand van effecttn, geld of geldswaardig papier in brandkasten of kluizen ;" § 7. In het tweede lid van artikel 61 wordt „66" vervangen door : „67". § 8. In artikel 68 wordt aan het slot van hetgeen onder 6 voorkomt, met vervanging van de komma-punt door eene komma, toegevoegd : „voor zoover deze bewijzen aandeelen aanduiden in geplaatst kapitaal, dat volgens de Begistratiewet 1917 met evenredig registratie» recht is belast". § 9. Aan het slot van het eerste lid van artikel 76 wordt toegevoegd : „Indien deze weigert de nota in ontvangst te nemen of indien de afgifte of toezending niet aan hem kan plaats hebben, wordt de nota door de in het vorig artikel genoemde personen, binnen een maand na den aankoop of verkoop, afgegeven of gezonden aan 's Rijks ambtenaar, die haar gedurende zes maanden bewaart ter beschikking van den belanghebbende." De aanhef van het tweede lid van artikel 76 wordt gelezen ': , „Gelijke verplichting tot afgifte of toezending rust". § 10. In het laatste lid van artikel 78 wordt „75" vervangen door: „76". $ 11. In het voorlaatste lid van artikel 83  — 96 — wordt „teruggeven" vervangen door : „teruggegeven". Art. II. Deze wet treedt in werking den eersten Juni 1917. Lasten en bevelen, enz. ; Gegeven te 's-Gravenhage, den 23sten Mei 1917. WILHELMLNA. De Minister van Financiën, Treub. (.Uitleg. 26 Mei 1917.) B. BESLUIT van 4 April 1917, S. n°. 273, houdende bepaling van het tijdstip van het in werking treden der wet op het recht van zegel van 22 Maart 1917, S. n°. 244 en *, bepalingen^ ter uitvoering van deze wet, gewijzigd bij die van 11 April 1918, S. n'°. 237. en 10 Juli 1919, S. n°. 473. Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin dek Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van den 31 Maart 1917, n°. 116, at decling Zegel; Gelet op de artikelen 3, 5, 7, 47, 60, 61, 62, 77, 95 en 100 der w t op het recht van Zegel van den 22 Maart 1917' (Staatsblad n°. 244); Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen hetgeen volgt : Tijdstip van in werking treden. Art. 1. De wet op het recht van Zegel van den 22 Maart 1917 (Staatsblad n°. 244), Zegelwet 1917, treedt in werking met ingang van den 1 Juni 1917. Bijzonder merk'ccken van het gezegeld papier. 2. Het gezegelde papier, van wege het Kijk uitgegeven, is voorzien van een watermerk bestaande in het woord : „Nederlanden". Afmeting"n van het papier. 3. Behalve het in artikel 27 der Zegelwet 1917 vermelde papier, zal van wege het Rjjk  — »7 — gezegeld papier in groot en in, klein formaat worden uitgegeven; het groot formaat zal hebben eene hoogte van 32,20 centimeter en eene breedte van 40 centimeter, en het klein formaat eene hoogte van 8,84 centimeter en eene breedte van 25 centimeter. Vorm der plakzegels. 4. Het plakzegel, met uitzondering van dat voor de zegeling der in artikel 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken, is van rechthoekigen vorm en heeft eene lengte van 29 millimeter bij eene breedte van 22 nullimeter. De kleur is paars voor het zegel van vijf cent en rood voor de zegels van hoogere bedragen. Het draagt aan het hoofd 's Rijks wapen, vastgehouden door twee gekroonde leeuwen boven een lint met de spreuk : „Je Maintiendraj", alles op een gebloemden achtergrond. Een ongekleurd rechthoekig vak onder het lint behelst de aanwijzing van het bedrag van het recht, welk bedrag aan den voet van het zegel nog eens vermeld staat. Daartusschen komen, op acht regels, veertien malen voor de woorden: „Nederlandsch plakzegel". Met afwijking van het bepaalde in het tweede lid, is er een zegel van tien cent, paars van kleur en voorzien van een opdruk „Tien cent" in roode kleur. 5. Het plakzegel voor de zegeling van de in artikel 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken is van rechthoekigen vorm en heeft eene lengte van 281/4 millimeter bg eene breedte van 571/; millimeter. De kleur is groen voor de zegels van vijf cent en tien cent, rood voor de zegels van vijftien cent tot en met één gulden, blauw voor de zegels van hooger dan één gulden, doch niet hooger dan vijf gulden, bruin voor de zegels van hooger dan vijf gulden, doch niet hooger dan tien gulden en paars voor de zegels van hoogere bedragen. - De omranding bevat op gearceerden grond aan de bovenzijde het woord : „Beursbelasting" en aan de benedenzode ae woorden : „Komnkójk der Nederlanden". Het zegel is door een snijlijn verdeeld in twee gedeelten, een rechtergedeelte, breed ongeveer 29 millimeter en een linkergedeelte, 5. & J. n». 18, 6» dr. 6  - 08 - breed ongeveer 21millimeter, beide gedeelten gemeten tot de binnenzijde van den rand. Het rechtergedeelte vertoont het Rijkswapen boven een rechthoekig vak, waarin vier en twintig malen het woord: „Beursbelasting" is vermeld; het linkergedeelte bevat eene afbeelding van Merouri us met staf in een Gothisch raam. Op beide gedeelten is boven den onderrand door een opdruk in zwarte kleur het bedrag van het recht aangewezen. Stempels. 6. Voor de zegeling van het van wege hst Rijk uit te geven papier en van het buitengewoon te zegelen papier wordt gebruikt: een stempel, waarmede machinaal een indruk in het papier droog wordt geschroefd op een rond oranjekleurig vlak, hierna aangeduid als „Droge stempel" of een stempel, welke in blauwen inkt wordt afgedrukt, hierna aangeduid als „Katte stempel". De stempels bevatten 's Rijks wapen en het bedrag van het recht, ter zijde van het wapen uitgedrukt. De stempels, bestemd voor de zegeling van stukken, onderworpen aan zegelrecht, met opcenten, zijn voorzien van de woorden : „Zegelrecht met opcenten". De droge stempel bevat bovendien eene verkorte aanduiding van het kantoor, waar- en eene aanwijzing van het jaar, waarin- de stempeling pl.iats heeft; de natte stempel wijst bovendien aan: te Rotterdam den naam der gemeente en in dc overige plaatsen den naam der provincie, alwaar — en voor zoover betreft de stempel met de woorden : „Zegelrecht met opoenten", tevens het jaar, waarin — de stempeling plaats heeft. Tot nadere voorziening kunnen voor de zegeling ook worden gebruikt de stempels, welke thans aan de kantoren van het buitengewoon zegel in gebruik zijn voor de stempeling mét blauwen inkt van stukken, welke aan zegelrecht zonder opcenten zijn onderworpen. Onze Minister van Financiën is gemachtigd te bepalen in welke gevallen uitsluitend stempeling met den drogen stempel of uitsluitend stempeling met den natten stempel zal plaats hebben.  — 99 — Stempeling met den drogen stempel heeft alleen plaats aan het Algemeen Zegelkantoor en aan de kantoren van het buitengewoon zégel te Amsterdam, te 's-Oravenhage en te Botterdam. Byzondere stempel. 7. De zegeling met den bijzonderen stempel, bedoeld in het eerste lid, onder e, van artikel 60, in het laatste lid van artikel 61 en in het laatste lid van artikel 62 der Zegelwet 1917, geschiedt uitsluitend aan de kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te 's-Gravenhage en te Botterdam. Voor dio zegeling wordt gebezigd een stempel, voorzien van een rand, vermeldende : „Bijzondere stempel Zegelwet 1917", en overigens gelijk aan de stempels, welke worden gebruikt voor de zegeling van effecten. Stempeling. 8. Op het papier van wege het Rijk uit te geven, wordt de stempel gesteld bovenaan ter linkerzijde van het blad, het vel toegeslagen zijnde ; op al het andere papier kan de stempel worden gesteld op de daarvoor meest geschikte plaats 9. Voor stukken, aan evenredig zegelrecht onderworpen, worden van wege het Rijk uitgegeven : papier, voorzien van een stempel van ten minste tien cent en ten hoogste twintig gulden, plakzegels tot bedragen van ten minste vijf cent en ten hoogste vijfhonderd gulden. Het van wege het Rijk uitgegeven gezegeld papier, voorzien van een stempel van twintig gulden, wordt door den ontvanger van het zegel desverlangd bijgezegeld tegen betaling van het meerdere recht; hij doet van die betaling blijken door kwitantie of bijstempel naast den gewonen stempel te stellen. Ten aanzien van deze kwitantie geldt het bepaalde in artikel 14. Stempeling van buitengewoon te zegelen papier. 10. Het buitengewoon te zegelen papier wordt met betaling der daarvoor verschuldigde rechten aangeboden aan een der kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te Arnhem, te Assen, te 's-Gravenhage, te Groningen, te 's-Tfertogenbosch, te Leeuwarden, te Maastricht, te Middelburg, te Botterdam, te Utrecht of te Zwolle. 5»  — 100 — Aan de kantoren te Amsterdam, te 's-Gravenhage en te Rotterdam wordt het papier onmiddellijk van den vereischten zegelstempel voorzien. Aan de overige kantoren wordt het papier gestempeld met de woorden : „te zegelen" waarna het met een bewijs van de betaling der rechten wordt overgebracht: te Arnhem, te Assen, te 's-Hertogenbosch, te Maastricht en te ZwoUe: ten kantore van de hypotheken en het kadaster ; te Groningen : ten kantore der registratie en domeinen: te Leeuwarden en te Middelburg : ten kantore der registratie n°. 1 ; en te Utrecht: ten kantore der successierechten. Van de stempeling met de woorden : „te zegelen" is uitgezonderd: a. het papier, waarvoor een stempel wordt vereischt, welke niet voorhanden is aan het kantoor, waar de zegeling zou plaats hebben, als de zegeling niet kan geschieden door het stellen van meer dan één stempel; 6. het papier, waarvoor de droge stempel wordt verlangd of vereischt. Dit papier wordt door tusschenkomst van den ambtenaar aan wiens kantoor de zegeling zou plaats hebben, opgezonden naar een der kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te 's-Gravenhage of te Rotterdam en aldaar van den drogen stempel voorzien, indien de vereischte stempel aan dat kantoor voorhanden is of de zegeling kan geschieden door het stellen van meer dan één stempel. 11. Onze Minister van Financiën is gemachtigd om, naar gelang van de behoeften, te bepalen welke zegelstempels aan de kantoren van het buitengewoon zegel zullen worden verstrekt. Papier, dat met betaling van het verschuldigde recht ter buitengewone zegeling wordt aangeboden, doch niet op die wijze gezegeld kan worden, omdat de vereischte stempel aan geen der kantoren van het buitengewoon zegel voorhanden is en zegeling tot het bedrag van het verschuldigde recht door het stellen van meer dan één stempel niet kan plaats hebben, wordt door den ontvanger, aan wiens kantoor de aanbieding plaats heeft, op  — 101 — de wnze bepaald bg artikel 14, voorzien van eene kwitantie voor het betaalde recht. Wnze van gebruik van plakzegels. 12. Het plakzegel, met uitzondering van dat voor de zegeling der in artikel 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken, wordt op het aan zegelrecht onderworpen stuk geheel en al vastgeplakt, gaaf en ongeschonden, zoöaïs het van wege het Rijk wordt uitgegeven en zonder dat papier of eenige andere stof tusschen het stuk en het zegel aanwezig zij. . Het wordt vastgeplakt daar, waar het stuk moet worden onderteekend door hem, die het zegel gebruikt. Deze schrijft1 zijne onderteekening met inkt 2 over het zegel en vermeldt tevens op het zegel en mede met inkt het tijdstip, waarop het wordt gebruikt, door aanduiding van den dag, de maand en het ja .r. 3 Worden twee of meer zegels gebezigd, d»n moet de handteekening over al de zegels-zijn gesteld. Wordt e n stuk met plakzegels gezegeld, door meerdere personen onderteekend, dan moet alleen hij, die het eerst zijne handteekening zet, het 7egsl gebruiken. De vorenstaande bepalingen zijp niet van toepassing op de plakzegels, welke overeenkomstig art. 14 worden gebruikt. 18. Het plakzegel voor de zegel ing der in art. 75 der Zegelwet 1917 bedoelde stukken wordt, vóórdat de nota uit het in art. 77 dier wet bedoelde register wordt getrokken, in dier voege opgeplakt, dat na het uitscheuren der nota, het van het Rijkswapen voorziene gedeelte van het zegel voorkomt op de nota en het andere, langs de snijlijn af te scheiden gedeelte van het zegel voorkomt op het op den stok van het register overgenomen afschrift van de nota. Behoudens die afscheiding, welke voor de opplakking mag plaats hebben, geschiedt deze op gelijke wijze, als in het eerste 1 Hieraan is voldaan wanneer voor de onderteekening een handteekening, of een naamstempel wordt gebruikt. * Met inkt staat gelijk inktpotlood. 3 Geen bezwaar bestaat er tegen het gebruik van een dagteekeningstempel.  — 102 — lid Tan het vorige artikel is voorgeschreven. Op elk der deelen van het zegel wordt het tijdstip waarop het wordt gebruikt, met inkt vermeld, door aanduiding van den dag, de maand en het jaar ; hiervoor kan gebruik worden gemaakt van een stempel met stempelinkt. Het aldus opgeplakte zegel geldt als aanduiding op het afschrift der nota van het bedrag van Het in rekening gebrachte zegelrecht. Wordt het zegel gebruikt voor eene nota, welke niet getrokken wordt uit een register, als bedoeld in art. 77 der Zegelwet 193 7, dan wordt het zegel in zijn geheel op de nota geplakt en wordt het tijdstip, waarop bet wordt gebruikt, aangeduid op het van het Rijkswapen voorz'ene gedeelte van het zegel. Het bezigen van twee of meer zegels voor een nota is toegelaten. Kwitantie voor de rechten van ter zcgeling aangeboden stukken. 14. Wanneer reeds gebruikt papier, zonder betaling van boete, van zegel kan worden voorzien, doet de ontvanger van bet recht van zegel van de voldoening van het zegelrecht blijken door opplakkipg van een plakzegel. Op dit zegel wordt de dag van opplakking aangewezen en over het zegel wordt eene beknopte vermelding van kwaliteiten standplaats van de ontvanger gesteld; hiervoor kan gebruik worden gemaakt van een van wege het Rijk verstrekten stempel. Het aldus opgeplakte zegel strekt tot kwitantie van het betaalde zegelrecht. Indien plakzegels tot het vereischte bedrag niet voorhanden zijn en indien op de ter zegeling aangeboden stukken boeten verschuldigd zijn, welke met het zegelrecht worden voldaan, doet de ontvanger van de betaling blijken door de volgende kwitantie op de stukken te stellen : „N°. Ontvangen voor zegelrecht „(voor boete ) „te , den „De Ontvanger". (Onderteekening). De vorenstaande bepalingen zijn niet van toepassing op niet hier te lande opgemaakte effecten.  - 103 - Zegeling van contract boekjes. 15. Het zegelrecht van de in het laatste lid van art. 44 der Zegelwet 1917 bedoelde contractboekjes moet worden voldaan door gebruik van plakzegel. Bij elke ver- of afrekening tusschen verzekeraar en verzekerde, hetzij direct of doof tUBSchcnkomst van een makelaar of assurantiebezorger, wegens de onder dekking van de polis vervoerde goederen, wordt op het contractboekje eene verklaring gesteld, welke de gezanenlijke waarde aanwijst van de vervoerde goederen, waarop de ver- of afrekening betrekking heeft. Deze verklaring wordt door den verzekeraar of door den makelaar of door den assurantiebezorger namens hem, onderteekend en vóór die onderteekening voorzien van een of meer plakzegels tot het bedrag van het verschuldigde zegelrecht, berekend over de voormelde gezamenlijke waarde der vervoerde goederen. Ten aanzien van het gebruik van het plakzegel geldt het bepaalde in artikel 12. Waarmerking van bet register voor bcursnota's. 16. De waarmerking van het register, bedoeld in het tweede lid van art. 77 der Zegelwet 1917, zal geschieden door de ontvangers van de registratie of van het zegel, met de ontvangst van zegelrechten belast ter plaatse, waar de persoon, voor wien het register bestem i is, zijn bedrijf uitoefent, zoo op die plaats geen kantoor van de registratie of van het zegel gevestigd is, door den ontvanger in den kring van wiens kantoor de persoon, voor wien het register bestemd is, zijn bedrijf uitoefent. Met afwijking van het bepaalde in het vorig lid kan de waarmerking der registers, welke bij de invoering der Zegelwet 1917 in gebruik worden genomen, ook geschieden door andere ambtenaren der registratie, met uitzondering van Rijksklerken, ter plaatse, waar de persoon, voor wien het register bestemd is, zijn bedrijf uitoefent. Bestempeling. 17. Papier, dat overeenkomstig artikel 95 der Zegelwet 1917 aan de kantoren van het buitengewoon zegel met betaling van het sup-  — 104 — pletoir verschuldigde recht ter bijstempeling wordt aangeboden, wordt aldaar voorzien van een stempel, welke het totaal aanwijst van het vroeger aan recht (en opcenten) betaalde bedrag en het suppletoir verschuldigde recht. Deze stempel wordt in oranje-kleurigen inkt afgedrukt naast of onder den aanwezigen stempel in dier voege, dat de randen der stempels elkander raken. Voor deze bijstempeling worden uitsluitend gebezigd de stempels, in gebruik voor de stempeling met blauwen inkt van stukken, welke aan zeg«lrecht zonder opcenten zijn onderworpen. 18. Het van wege het Rijk uit te geven gezegeld papier, dat bij de inv( ering der Zegelwet 1917 nog aan het Algemeen Zegelkantoor en aan kantoren van het zegel voorhanden is en voorzien is van de thans bestaande zegelstempels, alsmede het gezegeld papier, dat overeenkomstig artikel 94 dier wet wordt ingewisseld, zal worden bngestempeld op gelijke wijze, als in het vorige artikel is voorgeschreven. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan do Algemeene Rekenkamer. 's-Gravenhage, den 4den April 1917. WILHELMINA. De Minister van Financiën, Tbeub. (üitgeg. 24 April 1917.) G. RESOLUTIE van den Minister van Financiën, d.d. 21 April 1917, n°. 121, afdeeling Zegel, ter uitvoering van de artikelen 60, lid L lett. c, 62, lid 2, lett. b en 67, lid 1 der Zegelwet 1917, luidende: De Minister van Financiën, Gelet op de wet van den 22 Maart 1917, Staatsblad n°. 244 (Zegelwet 1917) en op het Koninklijk besluit van den 4 April 1917 [Staatsblad n°. 273);  — 105 — Heeft goedgevonden en verstaan : Vast te stellen de navolgende Regelen tci uitvoering van de artikelen 60, lid 11 lett. e, 62, lid 2, lett. 6 en 67, lid 1 der Zegelwet 1917. Ad artikel 60, lid 1, Zetter C. I. Indien pandbrieven, als bedoeld in artikel 60, lid 1, letter c ter zegeling tegen verminderd recht worden aangeboden en daarbij ingetrokken pandbrieven, ter vernietiging van den zegelstempel worden overgelegd, moet op na te melden wijze worden aangetoond, dat de intrekking van laatstgemelde pandbrieven niet meer dan drie maanden vóór de overlegging heeft plaats gehad: Als de intrekking het gevolg is van uitloting, wordt aan 's Rijks ambtenaar overgelegd eene lijst, waarop de nommere der uitgelote pandbrioven naar volgorde znn vermeld met aanwijzing van het tijdstip, waarop deze losbaar zijn ; in alle andere gevallen wordt öf aan 's Rijks ambtenaar overgelegd een door het bestuur van de bank deugdelijk verklaard extract uit de boeken, waaruit blijkt op welk tijdstip de intrekking der overgelegde pandbrieven heeft plaats gehad, öf aan dien ambtenaar te zijnen kantore inzage verleend van die boeken. Ad artikel 62, lid 2, letter B. II. De effecten, waarvoor de in artikel 62j lid 2, letter b bedeelde bewijzen van overneming of certificaten van aandeel worden uitgegeven, moeten aan een der kantoren van het buitengewoon zegel te Amsterdam, te 's-Gravenhage of te Rotterdam worden vertoond. 1 LU. Wanneer blijkt, dat de effecten behoorlijk gezegeld zijn, stelt de ontvanger daarop een merkteeken, aanwijzende : „Vertoond aan het kantoor van het buitengewoon zegel te Amsterdam. 's-Gravenhage (Zegelwet 1917)." Rotterdam. Dit merkteeken wordt echter door den ontvanger van het buitengewoon zegel n°. 1 te Amsterdam vervangen door hét navolgende merkteeken: „Vertoond aan het kantoor van 1 Kunnen voltooide effecten niet dadelijk worden teruggegeven, dan geeft de ontvanger, desverlangd, een recu af.  — 106 — het buiteng. zegel n°. 1 te-Amsterdam. Zegelwet 1917 (voor afgifte depötcertificatcn)", indien het effecten betreft, waarvoor bewijzon van overneming worden uitgegeven. Deze merkteekens worden droog ingeschroefd op eene in het oog loopcnde plaats, zooveel mogelijk onder het op de effecten voorkomende zegel. Eerst daarna mag de zegeling plaats hebben van de bewijzen van overneming of van de certificaten van aandeel met den daarvoor bestemden bijzonderen stempel, bedoeld in artikel 7 van het Koninklijk besluit van den 4den April 1917 (Staatsblad n°. 273). IV. Wanneer het vertoonen der effecten aan het kantoor van het buitengewoon zegel, naar de meening van den daarbij betrokken directeur der registratie eD domeinen, bezwaarlik is, kan door hem een ambtenaar worden aangewezen voor het stellen van het onder III bedoelde merkteeken, ter plaatse waar de effecten berusten. V. Worden de gezegelde effecten vóóraf vertoond, zonder dat gelijktijdige zegeling van de bewijzen van overnening of van de certificaten van aandeel plaats heeft, dan worden de effecten voorzien van het onder III bedoelde merkteeken en wordt aan den belanghebbende door den ontvanger een bewijs der vertooning afgegeven; daarbij wordt een termijn gesteld, binnen welken de zegeling der bewijzen van overneming of van de eerificaten van aandeel te zijnen kantore moet plaats hebben. Bjj die zegeling wordt dit bewijs ingetrokken. Ad artikel 67, lid 1. I. De in dit artikel bedoelde kostelooze overstempeling kan aan alle kantoren van het buitengewoon zegel, zonder bijzondere machtiging van den Minister, plaats hebben in de volgende gevallen, mits aan de hierna vermelde vereischteh is voldaan : a. indien stukken worden uitgegeven ter vervanging van gelijke stukken, die versleten of beschadigd zjjn, of die de uitgever aan den omloop wil onttrekken, mits de nieuwe stukken dezelfde nommers dragen als de oude, of den ontvanger overtuigend is gebleken, dat de oude stukken aan den omloop worden onttrokken ;  — 107 — 6. indien stukken op naam worden verwisseld tegen stukken op een anderen naam, mits de nieuwe stukken zijn gesteld : ten name van een administratiekantoor, dat certificaten van aandeel uitgeeft; ten name van een kantoor, waarvan bekend is, dat het ontvangen van renten of dividenden voor anderen tot deszelfs bedrijf behoort, of ten name van hen, die door huwelijksgemeenschap of erfopvolging zijn getreden in de rechten van dengene, te wiens name de oude stukken zijn gesteld. De machtiging van den Minister wordt evenwel vereischt, indien de oude stukken staan ten name van zoodanig administratiekantoor en voorzien zijn van het onder III bedoelde merkteeken. De nieuwe stukken mogen niet kosteloos worden gezegeld, vóórdat de zegels op de oude stukken op de gebruikelijke wijze zijn vernietigd. VII. Worden de nieuwe stukken niet gelijktijdig ter zegeling aangeboden, dan wordt bij de vertooning der oude stukken eene door den houder dier stukken onderteekende verklaring ingediend, waaruit blijkt om welke reden de kostelooze overstempeling wordt verlangd en welke, behalve eene vermelding van den aard der stukken, bevat : in het geval, onder Vlo bedoeld, eene opgave van de nommers dier stukken en in het geval, onder Vlo bedoeld, eene aanwijzing van het kantoor of van den persoon, te wiens name de nieuwe stukken zullen worden gesteld. Aan den belanghebbende wordt door den ontvanger een bewijs van de vertooning der stukken afgegeven, waarbij een termijn wordt gesteld van ten hoogste één maand, binnen welken de zegeling der nieuwe stukken te zijnen kantore, tegen intrekking van het bewijs, moet plaats hebben; die termijn kan zoo noodig door den ontvanger worden verlengd. VUL De ontvangers zijn bevoegd om, zonder opgaaf van redenen, kostelooze overstempeling, afgifte van het onder VU bedoelde bewijs of verlenging van den daarvermelden termijn voor de zegeling der nieuwe stukken te weigeren en de belanghebbenden naar den Minister te verwijzen.  — 108 — IX. Zijn de oude stukken voorzien van het onder III bedoelde merkteeken, dan kan de aanbieding dier stukken alleen plaats hebben aan het kantoor, waar dat merkteeken is gesteld: de nieuwe stukken worden alsdan daarvan eveneens voorzien. Voor gelijkluidend afsohrift, De Secretaris-Oeneraal, DB Jonge. D. WET van 27 Juni 1919, S. n°. 432, houdende wijziging der Zegelwet 1917. Wij WILHEIMLNA, enz. . . doen te weten i Alzoo Wn in overweging genomen hebben, dat het wenschelgk is eenige wijzigingen te brengen in de Zegelwet 1917; Zoo is het, dat Wü, den Raad van State, enz. Art. I. In de wet van den 22sten Maart 1917 (Staatsblad n°. 244), Zegelwet 1917, zooals die is gewijzigd bij de wet van den 23sten Mei 1917 (Staatsblad n°. 437), worden de volgende veranderingen gebracht: § 1. In artikel 32 wordt de punt voorkomende aan het slot van 29°. vervangen door een komma-punt en daarna ingevoegd • „30°, inteekenlijsten en inteekenbiljetten voor liefdadige doeleinden." § 2. Artikel 34, I wordt gelezen als volgt : aan een vast recht van tien cent t o. de eenzijdig opgemaakte stukken, vermeldende de ontvangst óf overneming van gelden; b. de eenzijdig opgemaakte stukken, be vattende de erkenning door of namens den schuldeischer, dat een geldschuld geheel of gedeeltelijk is voldaan of verrekend, alsmede die, bevattende de verklaring, dat niets te vorderen is: c. de onderteekende verklaring of blancohandteekening, gesteld op de onder 6 vermelde stukken, ter aanwijzing van een derde, als bevoegd om de som, waarvoor kwijting wordt gegeven, in ontvangst te nemen ; d. de stukken, vermeldende de boeking van gelden op een rekening-courant — depositorekening daaronder begrepen — in het credit van den rekeninghouder;  — 109 - e. de stukken, houdende opgave van het saldo eener afgesloten, rekening-courant of de verklaring, dat het opgegeven saldo eener rekening-courant juist bevonden is. Een afschrift der rekening-courant wordt met de opgave van het saldo gelijk gesteld; /, diploma's van lidmaatschap van sociëteiten en vereenigingen en toegangs- en abonnementsbewijzen, welke den houder daarin aangeduide rechten verleenen en welke uitgereikt worden tegen voldoening of verplichting tot voldoening van het terzake daarvan verschuldigde bedrag Onder gelden worden mede verstaan vreemde muntspeciën, bankpapier, postwissels, chèques en ander handelspapier. De stukken, met uitzondering van die onder c genoemd, zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in weiken vorm zij zijn opgemaakt, il was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs. § 3. In artikel 35 wordt de eerste volzin gelezen als volgt: „Voor de in artikel 34 onder 16 bedoelde stukken is een recht van tien cent verschuldigd voor eiken schuldeischef". § 4. In artikel 36 vervalt: „1°. voor kwitantiën, gesteld op gezegelde rekeningen, declaratiën en bevelschriften van betaling;" en worden de nos. 2°., 3°., 4°., 5°. en 6°., onderscheidenlijk 1°., 2°., 3°., 4°., en 5°. § 5. Artikel 37 wordt gelezen als volgt: „Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor : 1°. de in artikel 34 vermUde stukken, als zij betrekking hebben op sommen tien gulden of minder bedragende, mits hiervan uit de stukken blijke en de sommen niet strekken in mindering of tot afdoening van grootere bedragen; 2°. de stukken, vermeldende de ontvangsu van gelden, waarbij eene gezegelde kwitantie wordt toegezonden of waarin wordt verklaard, dat aan een derde een gezegeld bewijs van ontvangst of crediteering is uitgereikt of toegezonden ; 3°. de stukken, vermeldende de overneming  — 110 — van vreemde muntspeciën, bankpapier, chèques en ander handelspapier tegen gelijktijdige betaling of overmaking Tan de daarTOor overeengekomen geldsom, mits daarvan uit de stukken blijke; 4°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van chèques of ander handelspapier, indien de toezending niet de strekking heeft om een geldschuld te doen ontstaan of te delgen ; 5°. de in artikel 34 vermelde stukken, welke worden opgemaakt om te dienen tusschen personen, die deel uitmaken van een zelfde administratie en welke op die adnrnistratie betrekking hebben; 6°. de stukken, vermeldende de boeking op een rekeningcourant in het credit van den rekeninghouder van bedragen, welke worden afgeschreven van eene andere rekening ; 7°. de stukken, genoemd in artikel 34 I onder d, afgegeven tengevolge van herstelde onjuiste boekingen, mits hiervan uit de stukken blyke; 8°. de stukken, vermeldende den inleg in spaarbanken en de betalingen door spaarbanken aan inleggers gedaan, en de stukken betreffende beleeningen in banken van leening, welke gehouden worden overeenkomstig verordeningen door het openbaar gezag vastgesteld. Onder spaarbanken worden verstaan in richtingen, welke zich uitsluitend het in bewaring nemen en rentegevend beleggen der haar door de inleggers toevertrouwde geldon ten doel stellen; 9°. de bewijzen van ontvangst van gelden, welke door den Staat, door provinciën, gemeenten, waterschappen of andere door het openbaar gezag ingestelde zedelijke lichamen en instellingen verschuldigd zijn; 10°. kwitantiën voor alle belastingen en daarmede gelijk te stellen inkomsten van den Staat, van provinciën, gemeenren en waterschappen en voor boeten, ingevolge belastingwetten verbeurd ; 11°. bewijzen van consignatie; 12°. bewijzen van door armbesturen of gemeentebesturen aan behoeftigen verstrekten onderstand; 13°. kwitantiën wegens onderstand of ach»-  — 111 — deloosstclling aan onvermogenden, door besturen of commissiën verleend ingeval van brand, overstrooming of andere onheilen; 14°. de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van vrijwillige bijdragen voor liefdadige doeleinden aan instellingen of commissiën toegezegd j 15°. de door ambtenaren der posterijen af te geven bewijzen van ontvangst van per postwissel over te maken gelden en de bewezen van ontvangst van gelden door de administratie der posterijen geïnd op kwitantiën, assignatiën, wissels en ander handelspapier ; 16°. de stukken, als bedoeld in artikel 32, onder 4°.; 17°. de stukken, vermeldende verandering, vermeerdering of teruggaaf van onderpand eener prolongatie of beleening." § 6. Artikel 40. wordt gelezen als volgt: „Behoudens beding van het tegendeel, is het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stokken verschuldigd: wegens kwitantiën, akten van schuldbekentenis en akten van borgtocht, door den schuldenaar ; wegens de op eene kwitantie gestelde onderteekende verklaring of blanco handteekening, door hem, die zijne handteekening stelt; wegens de in artikel 34, onder I e genoemde stukken, door hem, die deze stukken afgeeft ; wegens akten van prolongatie en van beleening, door den geldnemer; wegens alle andere in artikel 34 genoemde stukken, door hem, aan wien zij afgegeven worden." § 7. In het vijfde lid van artikel 44 wordt de zinsnede: „Het evenredig recht bedraagt ten minste vijf cent" vervangen door: „Het evenredig recht bedraagt ten minste tien cent". § 8. In het derde lid van artikel 47 wordt „v^jf cent" vervangen door „tien cent". § 9. Artikel 51 wordt gewijzigd als volgt: In het tweede lid worden de woorden : „Het recht wordt berekend" vervangen door: „Het recht bedraagt ten minste tien cent en wordt berekend".  — 112 — Aan het slot van bet derde lid wordt "ï&fl cent" 'vervangen door „tién cent". § 10. In artikel 75 worden de volgende wijzigingen gebracht : De aan het slot van het eerste lid voorkomende woorden : „vijf cent van iedlêre honderd gulden" worden vervangen door: „v^"'6WI van iedere vijftig gulden". Het derde lid wordt gelezen als volgt: „Het recht is verschuldigd over het bedrag van léderen aankoop, verkoop en toewijzing ; het bedraagt ten minste tien cent en klimt op met vijf cent tot vijf en twintig cent, bovrn de vijf en twintig cent mèt vgf en twintig cent tot vijf gulden en boven de vjjf gulden met vjjftig cent." Art. II. Deze wet treedt in werking met ingang van den eersten Augustus 1919. Lasten en bevelen, enz. ; Gegeven te 's-Gravenhage, den 27sten Juni 1919. WILHELMINA. De Minister van Financiën, db VwtBS. (üitgeg. 16 Juli 1919.) E. WET van 24 December 1921, S. n°. 1409, tot aanvulling en wijziging der Zegelwet 1917. Wij WILHELMINA, enz. . . doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is de zegelbelasting uit te breiden en voorts om enkele wijzigingen te brengen in de wetten op het recht van zegel; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State, enz. Art. I In de' wet van den 22sten Maart 1917 {Staatsblad n°. 244), Zegelwet 1917, zooals die is gewijzigd bij de wetten van den 23sten Mei 1917 (Staatsblad n°. 437) en van den 27sten Juni 1919 (Staatsblad n°. 432), worden de volgende veranderingen en aanvullingen gebracht: § 1. In artikel 32 : wordt hetgeen onder 22°. voorkomt gelezen als volgt: „de endossementen, gesteld op de in artikel 40a en op de in artikel 40/ onder 1°. genoemde stukken ;" ; vervalt : „23°. de cognossementen ;" ;  113 worden de bestaande nos. 24°., 25°., 26°., 27°., 28°., 29°. en 30°. onderscheidenlijk: 23°., 24°., 25°., 26°., 27°., 28° en 29°. en wordt hetgeen onder 24°. (nieuw 23°.) voorkomt gelezen als volgt: „de niet elders in deze wet aan recht onderworpen bewijzen van ontvangst van goederen ;". § 2. In artikel 34 I. : wordt onmiddellijk na hetgeen onder letter b. voorkomt, ingevoegd: „c. de stukken, welke bestemd zijn om in geval van betaling te worden uitgereikt aan hem, door of namens wien die betaling geschiedt ;" ; worden de bestaande letters c, d., e. en /. onderscheidenlijk d., e., /., en g. ; wordt hetgeen onder letter d. (nieuw e.) voorkomt, gelezen als volgt: „de stukken, vermeldende de boeking van gelden op een rekening-courant — depositorekening daaronder begrepen — in het credit van den rekeninghouder en de stukken, welke bestemdÉjn om ingeval van eene storting van» gelden te worden uitgereikt aan hem, door of namens wien die storting geschiedt;" ; wordt het voorlaatste lid vervangen door : „Onder gelden worden mede verstaan vreem¬ de muntspeciën, bankpapier, coupons, postwissels, chèques en ander handelspapier." en wordt de letter „c", in het laatste lid vervangen door „d.". § 3. In artikel 37 : wordt hetgeen onder 2°. voorkomt, gelezen als volgt: „de stukken, vermeldende de ontvangst van gelden en inhoudende dat daarbij voor die ontvangst, eene gezegelde kwitantie wordt toegezonden of waarin wordt verklaard, dat aan een derde een gezegeld bewijs van ontvangst of crediteering, opgemaakt door hem, die de gelden heeft ontvangen, is uitgereikt of toege. zonden" ; wordt hetgeen onder 4°. voorkomt, vervangen door: „de stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van coupons, chèques of ander handelspapier, mits uit de stukken blijkt, dat de toezending niet de strekking heeft om een geldschuld te doen ontstaan of te delgen;"  114 wordt aan het slot van 6°., met vervanging van de komma-punt door een komma, toegevoegd : „mits van een en ander uit de stukken blijke;" en wordt in 7°. de letter „d." vervangen door „e." § 4. In artikel 40 wordt „Ie." vervangen door „1/." § 5. Onmiddellijk na artikel 40 wordt ingevoegd : HOOFDSTUK IIL4. Van het zegelrecht van pakhuisceelen en volgbriefjes. Art. 40a. Aan een vast recht van vijftig cent zijn onderworpen: 1°. de bewijzen van opslag, pakhuis- en ontvangceelen; 2°. de volgbriefjes, opdrachten, machtigingen en beloften tot afgifte van goederen, afgegeven i door hem, die het recht heeft om over die goederen te beschikken. De stukken zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in welken vorm zij zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs. 406. Geen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd voor de bewijzen van ontvang der goederen, gesteld op de in het vorig artikel vermelde stukken. 40c. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor de in artikel 40a onder 2°. bedoelde stukken, als zij bij verkoop van dadelijk af te leveren goederen op den dag van den verkoop door of vanwege den verkooper worden afgegeven, of als zij worden opgemaakt om te dienen tusschen personen, die deel uitmaken van eene zelfde administratie en zn op die administratie betrekking hebben, onder voorwaarde, dat uit die stukken van een en ander voldoende blijkt. 40o\ Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken moet, voorzoover zij hier te lande worden opgemaakt, voldaan worden door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven of op buitengewoon geze-  - 116 - geld papier of door gebruik van plakzegel. Is dit voorschrift niet nageleefd, dan wordt eene boete van honderd gulden verbeurd door hem, die het stuk heeft onderteekend en zoo het niet is onderteekend, door hem, die het stuk heeft afgegeven. Indien de stukken buitenslands zijn opgemaakt moet het zegelrecht daarvan worden voldaan, vóór dat zij hier te lande verhandeld, n beleening gegeven of genomen, geëndosseerd of gekwiteerd worden. De voldoening van het recht van deze in het buitenland opgemaakte stukken geschiedt door de stukken ter zegeling aan te bieden aan 's Rijks ambtenaar of door gebruik van plakzegel. Bene boete van honderd gulden wordt verbeurd door ieder, die eenig in dit hoofdstuk bedoeld stuk, hetwelk niet van behoorlijk zegel is voorzien, onverschillig of het binnen- of buitenslands is opgemaakt hier te lande heeft verhandeld, in beleening gegeven of genomen, geëndossseerd of gekwiteerd, zonder vooraf het zegelrecht te voldoen. Deze voldoening kan door hem, vóór het verrichten van een dier handelingen, zonder betaling van boete, geschieden op de wijze in het vierde lid van dit artikel aangeduid, indien zijne handteekening niet op het stuk voorkomt, waarna dat stuk ten aanzien van hem en van latere houders als behoorlijk gezegeld wordt aangemerkt. Hij is tot deze voldoening verplicht op straffe van aansprakelijkheid jegens den Staat voor boeten ter zake van dat stuk vroeger door anderen beloopen. 40e. Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken, komt, indien niet anders is overeengekomen, ten laste van hem, aan wien de stukken worden uitgereikt, of, indien zij buitenslands zijn opgemaakt, ten laste van den eersten houder hier te lande. HOOFDSTUK IHB. Van het zegelrecht van cognossementen, vrachtbrieven en vrachtlijsten en bewijzen van ontvang van vervoerde goederen. 40f. Aan een vast recht van vijf en twintig cent zgn onderworpen : 1°. de hier te lande opgemaakte cognoue-  116 - inenten, vrachtbrieven en vrachtlijsten, alsmede andere stukken, opgemaakt ten einde over een gedeelte van de in een cognossement, vrachtbrief of vrachtlijst vermelde goederen te kunnen beschikken ; 2°. de hier te lande opgemaakte, afzonderlijke of in registers gestelde bewijzen van ontvang van vervoerde goederen, afgegeven door of ,voor hem, aan wien die goederen verzonden of afgeleverd zijn, daaronder begrepen alle andere stukken, welke bestemd zijn om de ontvangst van het vervoerde te staven. De onder 1°. en 2°. genoemde stukken zijn aan dit zegelrecht onderworpen, onverschillig in welken vorm zij zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechten niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs, 40a. deen afzonderlijk zegelrecht is verschuldigd voor de bewijzen, van ontvang der goederen, op de in het vorig artikel onder 1°. bedoelde, behoorlijk gezegelde stukken gesteld. 40A. Geenerlei zegelrecht is verschuldigd voor : 1°. de bewijzen van ontvang van vervoerde goederen, als de aan de vervoerders of expediteurs verschuldigde vracht minder dan tien» gulden bedraagt en daarvan uit het stuk blijkt; 2°. de afschriften en uittreksels van de onder artikel 40/ 1°. genoemde stukken, welke uitsluitend worden opgemaakt ter voldoening aan binnen- of buitenlandsche wettelijke voorschriften, mits van deze bestemming uit die afschriften en uittreksels blijkt en voorts de exemplaren van een cognossement, welke onder den schipper en onder den scheepseigenaar of den reeder blijven berusten, onder voorwaarde , dat deze bestemming uit de stukken blijkt'; .3°. de stukken, gebruikt voor het vervoer met de Rijkspakketpost en de daarop gestelde ontvangbewijzen; 4°. de bewijzen van ontvang van goederen met opdracht tot verder vervoer door den eenen vervoerder of expediteur aan den anderen afgegeven, mits van de afgifte der goederen met opdracht tot verder vervoer uit de stukken behoorlijk blijkt.  - 117 - 40». Het zegelrecht van de in dit hoofdstuk bedoelde stukken moet worden voldaan door deze te stellen op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven of op buitengewoon gezegeld papier of door gebruik van plakzegel. In geval van overtreding wordt eene boete van honderd gulden verbeurd door hem, die het stuk heeft onderteekend en, zoo het niet is onderteekend, door den uitgever. 40?', Indien niet anders is overeengekomen, is het zegelreoht van de in-dit hoofdstuk bedoelde stukken verschuldigd: wegens de in artikel 40/ 1°. bedoelde stukken, door den bevrachter of inlader; wegens de in artikel 40/ 2°. bedoelde stukken door hem, aan wien de goederen verzonden of afgeleverd zijn." § 6. In het opschrift van hoofdstuk IV wordt tusschen de woorden: „jachtakten" en „en" ingevoegd : „ , verzoekschriften om goedkeuring van statuten of gewijzigde statuten eener vereeniging". § 7. In artikel 41 wordt onmiddellijk na het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : Aan een vast recht van vijftig gulden zijn onderworpen de verzoekschriften om goedkeuring van de statuten of reglementen eener vereeniging. Dit recht wordt verminderd tot vijf en twintig gulden, ingeval wordt verzocht goedkeuring van eene verandering of bijvoeging in vroeger goedgekeurde statuten of reglementen. Het recht wordt teruggegeven aan de onderteekenaren, indien de goedkeuring niet wordt verleend. § 8. Het eerste lid van artikel 43 wordt gelezen als volgt: „Het zegelrecht van de in artikel 41 vermelde verzoekschriften is verschuldigd door de onderteekenaren en dat van de verder in dat artikel genoemde stukken door hem, te wiens behoeve de stukken strekken." In het tweede lid wordt na de bepaling, betrekking hebbende op de buitenlandsche paspoorten en de jachtakten, ingevoegd : „van de verzoekschriften door deze te stellen op buitengewoon gezegeld papier of door gebruik van plakzegel;". § 9. In artikel 44 : wordt na de eerste zinsnede van hetgeen onder letter e. voorkomt, ingevoegd :  118 - „voor de berekening van laatstgemeld reoht wordt het verzekerd bedrag : verminderd tot op een vijfde, als de verzekering niet langer dan een maand-, tot op twee vijfden, als de verzekering voor langer dan een maand, doch niet langer dan drie maanden- en tot op twee derden, als de verzekering voor langer dan drie maanden, doeh niet langer dan zes maanden is gesloten ;" ; wordt voor de volgende onder letter d. voorkomende woorden: „verdubbeld, als de verzekering voor twee jaren is gesloten,", gelezen : „verdubbeld, als de verzekering voor langer dan een jaar, doch niet langer dan twee jaren is gesloten," en wordt het vierde lid gelezen als volgt : „Is de verzekerde som alleen in vreemde munt uitgedrukt, dan wordt deze herleid tot Nederlandsche munt volgens den op den dag der zegeling laatst bekenden wisselkoers van Amsterdam." § 10. In artikel 56 : word aan het slot van het eerste lid toegevoegd : „Met de jaren, die ter keuze staan van huurder of verhuurder, wordt dadelijk rekening gehouden."; wordt het vierde lid gelezen als volgt: „Voor de berekening van het recht wordt de duur van een voor het leven of tot wederopzegging aangegane huur gesteld op tien jaren en die van eenige andere huur voor onbepaalden tijd op twintig jaren. Is een huur gesloten voor het leven en verder voor een zeker aantal jaren of eerst voor een zeker aantal jaren en verder tot wederopzegging, dan wordt het aantal jaren, waarvoor de huur is aangegaan, met tien verhoogd." en wordt het zesde lid vervangen door het volgende : „Ontbreekt deze opgave, dan is een recht van twintig gulden verschuldigd, tenzij wegens de in de akte of het stuk voorkomende gegevens een hooger recht verschuldigd is, in welk geval dit recht verhoogd met twintig gulden, verschuldigd is." § 11. In artikel 62: wordt het eerste lid gelezen als volgt: „Van opriohtersaandeelen en aandeelen in  - 119 - de winst zonder deelgerechtigdheid in het kapitaal, andere dan die in letter a. hierna genoemd, is een vast reoht van tien gulden verschuldigd." ; wordt in het 2de lid hetgeen onder letter o. voorkomt, vervangen door : „alle stukken, welke, na aflossing der oorspronkelijke aandeelen, aan de houders verblijven of uitgereikt worden, zooals bewijzen van deelgerechtigdheid, restantbewijzen en dergelijke;" en wordt voor de in letter 6. voorkomende woorden: „de certificaten van aandeel, door administratiekantoren uitgegeven", gelezen: „de certificaten van aandeel, door administratiekantoren uitgegeven ter zake van effecten, welke niet aan vast zegelrecht zijn onderworpen". § 12. In artikel 75 wordt onmiddellijk na het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : „Is het bedrag waarover het recht moet worden berekend alleen in vreemde munt uitgedrukt, dan wordt deze herleid tot Nederlandsche munt volgens den op den dag der zegeling laatst bekenden wisselkoers van Amsterdam." Art. EL" Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen dag.1 Lasten en bevelen, enz. Gegeven te 's-Gravenhage, den 24sten December 1921. WILHELMINA. De Minister van Financiën, de Geer. (üitgeg. 9 Jan. 1922.) 1 Volgens Kon. besluit van 21 Februari 1922, 8. 74, op 1 Maart 1922.  — 120 — ALPHABETISCH REGISTER. De getallen wijzen de artikelen der wet aan.. Aanhechting van ongezegeld papier aan gezegeld papier, ander dan formaatzegel. 6. „ van ongezegelde stukken aan notariëele akten. 16. Aansprakelijkheid van den Staat voor stukken. 7. „ voor rechten en hoeten. 15'. 39. 40