*NDSCHE STAATSWE1TEN. K £ muurman & Jordens. N°. 67. WET Ivan den 11 den Januari 1904, S. 7, zooals deze wet nader is gewijzigd BETREFFENDE AANLEG, EXPLOITATIE EN GEBRUIK VAN TELEGRAFEN EN TELEFONEN. Telegraaf- en Telefoonwet 1904, Staatsblad N°. 7 BESLUITEN TER UITVOERING, ENZ. VIERDE DRUK Mr. Dr. J. Q. STENFERT KROESE Advocaat en Procureur te Zwolle. ZWOLLE W. E. J. TJEENK WILLINK Voor mogelijke aanvullingen en wijzigingen zie men achter het register.  „..KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK U466 6811    \i /Vet hfvan den 11 Januari 1904, S. 7, [gewijzigd bi] de wet »an des 2' Januari 1905, S. 2, BETREFFENDE AANLEG, EXPLOITATIE EN GEBRUIK VAN TELEGRAFEN EN TELEFONEN (Telegraaf- en Telefoonwet 1904, [Staatsblad N°. 7]) MET aanteekeningen, ontleend aan de beraadslagingen en gewisselde stukken enz., besluiten ter uitvoering en alphabetisch register VIERDE DRUK door Mr. Dr. J. Q. STENFERT KROESE Advocaat en Procureur te Zwolle. ZWOLLE W. E. J. TJEENK WILLINK 1917   — 3 — INHOUD. Bladz. 5 1. Algémeene bepalingen. Artt. 1—3 . 5 § 2. Van den aanleg en de instandhouding. Artt. 4—13 17 § 3. Van het gebruik. Artt. 14—18. . . 38 § 4- Straf- en slotbepalingen. Artt. 19—23. 41 B IJ L A G E N. 6 Maart 1905, S. 90. Besluit, tot vast¬ stelling van eenen algemeenen maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 12 van de Telegraaf - en Telefoon wet 1904 (Staatsblad n° 7). (Zooals dit besluit gewijzigd is.) 46 10 Mei 1906, S. 112. Besluit, houdende vaststelling van een voorloopig tarief voor telegrafische mededeeling, omtrent langs radiotelegrafischen weg , van schepen in zee ontvangen meldingen en noodseinen 48 "20 November 1916, S. 509. Besluit, houdende vaststelling van een Reglement voor den dienst der Rijkstelefoon . 50 29 November 1916, S. 518. Besluit, houdende vaststelling van een nieuw reglement voor den dienst der Rijkstelegraaf 80  — 4 — Zie omtrent deze wet: Bijl. Hand. 2" Kamer 1902/03, n°. 57, 1—10 ; 1903/04, n°. 6, 1—5. Hand. 2' Kamer 1903/04, bladz. 159—219, 221—226. Hand. 1' Kamer 1903/04, bladz. 11—14, 46, 107—110, 124—132.  — 5 — Art. 1 WET van den 11 Januari 1904, S. 7, gewijzigd bij de wet van den 2 Januari 1905, S. 2, betreffende aanleg, exploitatie en gebruik van telegrafen en telefonen. Wu WILHELMTNA, bij de gratie Gods, Koningin dbrNederlanden, Prinses van Oranje-Nassao, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben dat het wenschelijk is den aanleg, de exploitatiè en het gebruik van telegrafen en telefonen nader bij de wet te regelen ; Zoo is het, dat Wij, den Baad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze : § 1. Algemeene bepalingen. Art. 1. Deze wet verstaat: onder „telegrafen en telefonen" — tenzij het tegendeel is uitgedrukt — alleen die, welke voor het openbaar verkeer zijn bestemd ; onder „openbare gronden" de openbare wegen, bruggen, wateren, vaarten, stra" ten, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen tot gemeenen dienst van allen  Art. 1 6 bestemd, alsmede de spoorwegen met de daarbij behoorende terreinen; onder „lijnen" het samenstel van steunpunten, draden en kabels; onder „draden" of „geleidingen" de metaaldraden, welke tot het voortplanten van den electrischen stroom dienen. Deze wet is eveneens van toepassing op telegrafen en telefonen, waarbij de toestellen ap de eindpunten niet onderling door draden of geleidingen zijn verbonden. Het laatste lid is aan. dit artikel toegevoegd bij de nota van wijziging van het gewijzigd wetsontwerp, naar aanleiding van de, bg het mondeling overleg met de Regeering, door de commissie van rapporteurs gestelde vraag of het niet wenschelijk zou zijn in het wetsontwerp eene bepaling op te nemen waardoor wordt uitgemaakt, dat de wet ook van toepassing aal zijn op de zoogenaamde draadlooze telegrafie en telefonie. Wel is waar was in de memorie van toelichting en in de memorie van antwoord verklaard, dat dit de bedoeling was, maar de commissie betwijfelde, of dit, waar in het wetsontwerp zelf van die bedoeling niet bleek, voldoende zou zijn om twijfel uit te sluiten: „In overeenstemming met den considerans van het ontwerp, spreekt dit artikel van : telegrafen, en telefonen. Deze uitdrukking is als de meest ruime gekozen. Zjj omvat, zonder in eenige specificatie te treden, zoowel de lijnen en toestellen, als de inrichtingen, gebouwen of andere werken, kortom alles wat tot den samenstel behoort. De bedoeling is tevens, om eiken twijfel of ook telegrafen, welke gedeeltelik zonder draadgeleiding werken of andere dergelijke inrichtingen, onder de heerschappij der wet vallen, uit te sluiten. In dit artikel zijn voorts alle, tot goed verstand der wet bevorderlijke begripsomschrijvingen, bijeengebracht. De uitdrukking: „openbare gronden" is gekozen om niet steeds in herhaling van de opsommine van de verschillende tot «"meenen  7 Art. 1 te vervallen. De beteekenis van deze uitdruk, king vindt in den text zeiven hare nadere omschrijving, welke hoofdzakelijk is ontleend aan art. 179A van de gemeentewet. Zg omvat ook de publieke wegen, waarvan de openbaarheid als een last (onus publicum) op den eigen dom is gelegd. Spoorwegen zijn, op overwegingen aan de praktijk ontleend, voor dit doel met openbare wegen uitdrukkelijk gelijkgesteld. De gelijkstelling van de spoorwegen benevens de daarbij behoorende terreinen, zooals de stations-emplacementen, met andere openbare gronden is voorts in overeenstemming met den bestaanden rechtstoestand. Artikel 48 van de wet van 9 April 1875 (Staatsblad n°. 67) legt aan de spoorwegondernemingen de verplichting op, om den grond, noodig om op den spoorweg bureaux en toestellen van den Rijks telegraaf te kunnen plaatsen, kosteloos te verstrekken. In art. 53 van de overeenkomsten met de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen èn met de Holland sche IJzeren Spoorwegmaatschappij is die verplichting niet alleen behouden, maar zelfs eenigermate uitgebreid. Lokaalspoorwegen en tramwegen zijn onder de hierbedoelde spoorwegen begrepen, voor zoover zij daaronder naar de bestaande wetgeving bebóoren." (Mem. van ToeL) Blijkens het voorloopig verslag 2e Kamer meenden sommige léden dat de gegeven begripsomschrijvingen in het eerste, derde en vierde gedeelte van het eerste lid niet noodig zouden zijn. Door de beperking van „telegrafen en telefonen" tot die, welke voor het openbaar verkeer bestemd zijn, zou de zin der volgende artikelen minder gemakkelijk zijn te verstaan, waarom herhaling van de woorden : „voor het openbaar verkeer bestemd" waar noodig, naar hunne meening, ter bevordering van de duidelijkheid de voorkeur zou verdienen. Ook zou nu, strikt genomen, uit de opneming der definitie in het eerste lid volgen, dat de beweegredenen van het wetsontwerp enkel op voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen betrekking heeft, hetgeen niet in de bedoeling zou liggen. Men meende vobrts dat, aangezien het woord: „draden" in het voorlaatste gedeelte van het  Art. 1 — 8 — eerste lid wel zou moeten worden opgevat naar de in het laatste gedeelte van dat lid gègeven definitie, de omschrijving van het voorlaatste gedeelte ook minder juist zon zijn, daar tot dé „lijnen*1 ook schoordraden behooren. De Mi ister van Waterstaat, Handel en Nijverheid antwoordde bij zijne memorie hierop: „Vermits verreweg het meerendeel der bepalingen van het wetsontwerp betrekking heeft op voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen, is het den ondergeteekende, ter wille van de kortheid, wenschelijk voorgekomen, de uitdrukking telegrafen en telefonen te gebruiken voor telegrafen en telefonen voor het openbaar verkeer bestemd, terwijl bij het geringe aantal bepalingen betreffende telegrafen en telefonen niet voor het openbaar verkeer bestemd, deze lange bijvoeging het minst hinderlijk is. Die terminologie wordt ook verder in deze memorie doorgevoerd. Waar in de beweegredenen van het wetsontwerp gewag wordt gemaakt van telegrafen en telefonen, volgt hieruit, in verband met de definitie in het eerste lid van art. 1, niet dat het ontwerp enkel betrekking heeft op de voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen, maar wèL dat de beweegreden voor het ontwerp is de nadere regeling van deze telegrafen en telefonen, hetgeen geheel overeenstemt met het advies der Staatscommissie in § 3 van haar rapport. Alzoo beoogt het ontwerp de regeling van voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen, terwijl voorts, er verzekering 'van dit verkeer, eenige bepalingen zijn opgenomen, zoowel omtrent de niet voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen als wat betreft andere electrische geleidingen en inrichtingen. De omschrijving van „openbare gronden" is in art. 1 opgenomen om alle definities in één artikel aan te geven. Het samengestelde woord : „schoort!raad" ontleent aan zijne samenstelling eene bijzondere beteekenis, zoodat het den pndergeteekende voorkomt niet in overeenstemming met de regelen van uitlegging te zijn, dit woord in tweeën te verdeelen en op één lid daarvan eene omschrijving toe te passen, welke voor hot  — 9 — Art. 2 op zich zelf staande woord is gegeven. Verder zij aangeteekend dat een schoordraad, als dienende om een steunpunt in den gewenschten stand te houden, niet anders is dan een onderdeel van het steunpunt zelf." — Op de vraag bij het voorloopig verslag le Kamer, welke rechter te beslissen zal hebben of een weg al dan niet publiek, een terrein al dan niet afgesloten grond is, gaf de Minister, bij -zijne memorie van antwoord, te kennen dat de beantwoording dier vraag van omstandigheden zal afhangen. „Het is bekend — zegt de Minister — dat de openbaarheid van een weg nu eens door den burgerlijken rechter, dan weder door den strafrechter wordt beoordeeld. Door laatstgenoemde b.v. zal omtrent de openbaarheid uitspraak moeten worden gedaan, ingeval de eigenaar van een weg de openbaarheid daarvan ontkennende, de gemaakte werken heeft beschadigd, en deswege op grond van art. 351 Wetboek van Strafrecht, in verband met art. 19 van het wetsontwerp, wordt vervolgd. Daarentegen zal, afgezien van het geval dat ingevolge art. 6 van het ontwerp schadevergoeding bij den kantonrechter wordt gevraagd en deze dientengevolge in de noodzakelijkheid kan worden gebracht om over de openbaarheid van den weg te oordeelen, de burgerlijke rechter in het algemeen bevoegd zijn, wanneer bovenbedoelde eigenaar, die de openbaarheid van den weg ontkent, tegen den aanlegger uit bezit, eigendomsrecht of onrechtmatige daad ageert. Evenzoo zal de vraag, of een terrein al dan niet is afgesloten, naar omstandigheden door den eenen of anderen rechter moeten beslist worden." Art. 2. Voor den aanleg en de exploitatie van telegrafen en telefonen door anderen dan door den Staat, wordt eene door Ons verleende concessie vereischt. Behalve de voorwaarden in elk bijzonder geval aan de concessie te verbinden, wordt als regel gesteld : 1°. dat de aanleg, de instandhouding en de exploitatie geschieden ten genoegen van Onzen Minister van Waterstaat;  Art. 2 10 2°. dat de tarieven aan Onze goedkeuring, de voorwaarden van het gebruik, de dienstregelingen en de regeling der loonen en diensttijden van het bedienend personeel aan de goedkeuring van Onzen Minister van Waterstaat zijn onderworpen ; 3°. dat de concessie voor onbepaalden tijd wordt verleend en doer - Ons ten allen tijde, na opzegging van één jaar te voren, kan worden ingetrokken en dat in dit geval de werken, met toestemming van Onzen Minister van Waterstaat tot stand gebracht, tegen vergoeding van de door dezen goedgekeurde kosten van aanleg, wijziging en uitbreiding na afschrijving voor waardevermindering worden genaast'door den Staat; 4°. dat de concessie door Ons kan worden ingetrokken bij niet nakoming van de voorschriften dezer wet of van de voorwaarden, waaronder zij is verleend. Van het in dit artikel sub 1°. en 3°. bepaalde kan worden afgeweken bij het verleenen van concessiën, voor telegrafen en telefonen, waarvan het dienstbaar zijn aan het openbaar verkeer niet is de hoofdbestemming, maar de nevenbestemming. De woorden : „en de regeling der loonen en diensttijden van het bedienend personeel" zijn bij amendement, na zeer uitvoerige beraadslaging, in sub 2 van het tweede lid gebracht, terwijl het slot van sub 3 van dat lid, bepalende dat na aftrek van ten minste vijf ten honderd per jaar van het totaal der kosten van aanleg enz., de werken worden genaast, bij het gewijzigd wetsontwerp is vervangen door de tegenwoordige redactie op grond dat het percentage van afschrijving niet in de wet behoort te worden vastgesteld, maar dat het meer aanbeveling zou verdienen vrijheid te  11 Art. 2 laten om elk geval op zich zelve te beschouwen in verband met de uiteenloopende omstandigheden. „De laatste zinsnede van dit artikel beeft op het oog de telegrafen en telefonen, welke niet ten dienste van het openbaar verkeer zg'n aangelegd, maar daaraan, zij het als nevenbestemming, worden dienstbaar gemaakt. Dit is het geval met de telegrafen en telefonen der spoorwegen, welke tegen betaling voor het publiek worden opengesteld. Ingevolge het eerste lid van dit artikel wordt hiervoor concessie vereischt. De concessie kan echter niet aan al de voorwaarden van dit artikel gebonden worden, omdat de hoofdbestemming van deze telegrafen en telefonen daarmede in strijd is." (Mem. van Toel.) — Op de vraag, bij het voorl. verslag 2e Kamer gedaan, of onder „de kosten van aanleg, wijziging en uitbreiding" vermeld sub 3 van het tweede lid, ook kosten van vernieuwing begrepen zijn, werd door den Minister, bij zijne memorie -van antwoord medegedeeld, dat die vraag in hare algemeenheid bezwaarlijk in' bevestigenden, noch in ontkennenden zin kan worden beantwoord. De kosten van de vernieuwingen, welke niet behooren tot het gewone onderhoud, vallen onder het begrip wijziging en zijn als zoodanig reeds vermeld; de kosten van vernieuwing, welke enkel betreffen het gewone onderhoud, behooren op de exploitatierekening te huis. — Nopens de artt. 2 en 3 werd blijkens het voorl. verslag 2e Kamer gevraagd welke bevoegdheden aan de gemeentebesturen zullen toekomen met betrekking tot den aanleg en de exploitatie van telefonische geleidingen, wanneer de wet dit onderwerp zal hebben geregeld. Terwijl sommige leden meenden, dat aan de gemeentebesturen de bevoegdheid behoort te blijven ook'hunnerzijds concessiën of machtigingen te verleenen of dat hun althans eenig recht van medespreken niet mag ontzegd worden, waar de lijnen aangelegd worden over straten en gemeentewegen, waren andere leden van gevoelen, dat waar aanleg en gebruik van telegrafen en telefonen door de vaststelling van wettelijke bepalingen als eene Rijkszaak wordt beschouwd, de gemeente-  Art. 2 12 besturen zich voortaan van elke inmenging zullen hebben te onthouden. De wettelijke regeling stelt het onderwerp buiten den kring der gemeentelijke huishouding. Uit de artt. 135 en 150 der gemeentewet volgt, dat daaromtrent dus geen plaatselijke verordeningen zullen mogen worden gemaakt, wat men ook rationeel achtte, aangezien telegrafen en telefonen algemeene verkeersmiddelen znn. De ontwikieling van deze verkeersmiddelen _mag niet belemmerd worden door de bemoeiing der gemeentebesturen en bij de van Staatswege te verleenen concessiën en machtigingen zal gezorgd kunnen worden, dat het ^plaatselijk verkeer langs straten en wegen niet door den aanleg der geleidingen worde belemmerd Ook niet voor bet openbaar verkeer bestemde telegrafen zijn niet als zaken van plaatselijk belang te beschouwen, aangezien zij over groote afstanden aangelegd kunnen worden en daarbij de belangen van wèl voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen van nabij betrokken kunnen zijn. Het antwoord van den Minister, bij zijne memorie verstrekt, luidde: „Met betrekking tot den aanleg en de exploitatie van telegrafen en telefonen hebben de gemeentebesturen niet eenige bijzondere bevoegdheid. Waar het ontwerp als stelsel aanneemt de openbare wegen, gronden en wateren voor den aanleg beschikbaar te stellen, is er geen ruimte voor bijzondere bevoegdheden van de gemeentebesturen. Wel behoort de aanlegger •met hemoverleg te plegen omtrent den aanleg, en leidt dit overleg niet tot overeenstemming, dan geeft art. 5 den weg aan waarop deze wordt verkregen. Het ontwerp heeft alzoo den gemeentebesturen het recht van medespreken niet ontzegd. Met instemming is kennis genomen van de beweegredenen welke andere leden er toe leiden te verklaren, dat door het stelsel van het ontwerp geen plaatselijke verordeningen zullen mogen worden gemaakt omtrent den aanleg en de exploitatie van telegrafen en telefonen. Voor den aanleg en het gebruik van niet voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen wordt de machtiging van den Minister vereischt, indien zij in, op of boven  13 Art. 2 openbare gronden worden aangelegd of indien zij tegen betaling worden in gebruik gegeven. Door dezen eisch is het gebied der gemeenteregeling begrensd, en kan deze zich alleen uitstrekken tot de niet voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen, waarvoor de machtiging bedoeld in art. 3 niet gevorderd wordt." — Bij het voorloopig verslag le Kamer, maakte , men de opmerking dat, zoo concessie wordt verleend, het billijk zou zijn aan den concessionaris de noodige vrijheid van beweging te geven en hem niet geheel te binden aan tal van bepalingen gelijk bij het ontwerp, vooral na aanneming van het amendement betreifende de regeling der loonen en diensttijden van het bedienend > personeel, plaats vindt. Voorts werden bezwaren geopperd tegen de wijze waarop de concessie-voorwaarden van het goeddunken der Begeering afhankelijk zullen zijn. In de eerste plaats gold dit ten aanzien der tarieven. Zelfs waar het dienstbaar zijn van telegraaf en telefoon aan het openbaar verkeer niet hoofdbestemming maar nevenbestemming zal zijn, moeten de tarieven door de Kroon worden goedgekeurd. Men stelde de vraag of het in de bedoeling der Regeering lag, in de concessie-voorwaarden een maximum tarief te stellen. De Regeering zal zich toch zeker niet voorbehouden het tarief gedurende de exploitatie te wijzigen en te verlagen ? De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, gaf bjj zijne memorie van antwoord hierop te kennen, dat in punt 2 van' de voorwaarden, welke aan de concessie zijn te verbinden, op voorstel van een der leden van de 2de Kamer, ia opgenomen dat ook de loonen en diensttijden van het bedienend personeel de goedkeuring van den Minister moeten hebben, ten einde te kunnen waken, „dat de druk, dien de Regeering door de vaststelling der tarieven en dienstregelingen Op den con-' cessionaris legt, onverminderd zou neerkomen op het personeel." „Zooals bij de behandeling van bedoeld amendement is gebleken, — luidde verder het antwoord van den Minister — behooren, naar het oordeel van den ondergeteekende, rege-  Art. 2 — H — lingen als de hierbedoelde meer eigenaardig te huis in een wet, waarbij de verhouding tusschen werkgever en arbeider wordt geregeld. Incidenteele regelingen, hoe juist daarbij de leidende gedachte op zich zelve moge wezen, zijn niet raadzaam te achten. Evenwel kan het bezwaarlijk bestrijding vinden dat èn loonen èn diensttijden van het personeel naar billijkheid worden vastgesteld, zoodat de mini8terieele bemoeiingen op dit punt zich zullen bepalen tot controleeren en waken tegen misstanden. Ook de concessionarissen zelf hebben er, met het oog op de ongestoorde uitoefening van den dienst, belang bij, dat hun personeel onder behoorlijke voorwaarden werkt. Al ontveinst de ondergeteekende zich niet de bezwaren verbonden aan de uitvoering van het aangenomen amendement, onoverkomelijk mogen zij niet worden geacht. Terwijl de ondergeteekende voorts instemt met de in het voorloopig verslag uitgesproken nieemng, dat aan een concessionaris de noodige vrijheid van beweging moet worden gelaten, en hij niet te zeer gebonden moet zijn aan tal van bepalingen, zoo zijn aan een en ander toch grenzen te stellen, waar het een bedrijf betreft van algemeen nut, eene exploitatie ten behoeve van het openbaar verkeer, en waar de Staat geroepen kan worden de enderneming over te nemen. Wel is waar behoeft daarna de exploitatie niet op dezelfde voorwaarden te worden voort-gezet, maar het aanbrengen van al te ingrijpende wijzigingen, nadat de onderneming is genaast, zou groote 'moeilijkheden kunnen meebrengen, zoowel technisch als administratief. Deze beschouwing geldt zeer zeker 'ook voor de tarieven, onverschillig of het openbaar verkeer, hoofd- dan wel nevenbestemming is. Het ligt niet in de bedoeling als regel in de concessie-voorwaarden een maximumtarief te stellen. Immers bepaalt art. 2 2°. van het ontwerp, in het algemeen, dat de tarieven Koninklijke goedkeuring behoeven. De vraag in het voorloopig verslag of de Regeering zich wijziging van de tarieven zal voorbehouden, geeft aanleiding tot de opmerking, dat zich inderdaad omstandigheden kunnen  15 Art. 3 voordoen waarin dit voorbehoud zal moeten gemaakt worden. Het kan gebeuren, dat een tarief niet onherroepelijk kan worden vastgesteld, omdat het verkieslijk voorkomt dit eerst te doen nadat omtrent de uitkomsten der exploitatie gegevens zullen zijn verkregen." — Met betrekking tot de afschrijving, bedoeld aan het slot van punt 3 der tweede alinea van art. 2, deelde de Minister bij de beraadslaging in de le Kamer mede: 1». dat terwijl oorspronkelijk in het ontwerp was bepaald, hoeveel de afschrijving zou bedragen, men daarop is teruggekomen omdat men meende, dat rekening moest worden gehouden met de détails der administratie en der exploitatie ; dat het niettemin de bedoeling is de afschrijving te bepalen in de concessie, evenals dit thans plaats heeft in overleg met belanghebbenden, en haar niet door de Regeering van het eene in het andere jaar te doen vaststellen ; 2°. dat de afschrijving ook zal gelden voor bestaande concessies en het in de bedoeling ligt om alle concessiën te herzien, waarbij de bepaling omtrent de afschrijving in de concessiën zal worden opgenomen. — Zie ten aanzien van de gevolgen van deze wet ten opzichte van .gemeentelijke concessies het arrest van den Hoogen Raad van 12 April 1912, W. v. 't R. 9370 C. V. — Op grond van de wet van 28 April 1906, S. 100, in verband met het besluit van 7 September 1905, S. 264, gewijzigd bij dat van 17 Februari 1906, S.' 35, is in plaats van „Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid" geplaatst „Minister van Waterstaat". Art. 3. Voor den aanleg en het gebruik van niet voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen wordt eene machtiging van Onzen Minister van Waterstaat vereischt, indien zij in, op of boven openbare gronden worden aangelegd of indien zij tegen betaling worden in gebruik gegeven. Behalve de voorwaarden in elk bijzonder geval aan de machtiging te verbinden, wordt als regel gesteld:  Art. 3 — 16 1°. dat de machtiging door Onzen Minister van Waterstaat kan worden ingetrokken bij niet nakoming van de voorwaarden, waaronder zij is verleend ; 2°. dat het gebruik van de telegrafen en telefonen, zoodra het door Ons in het algemeen belang wOrdt noodig geacht, geheel of ten deele wordt gestaakt. Bij het voorl. verslag le Kamer werden de volgende vragen gesteld : „1». Behoeven de in dit artikel bedoelde telegrafen of telefonen voor den aanleg, vergunning van de gemeente- of polderbesturen of vallen zij onder die bedoeld in art. 5, alinea 1 ? 2». Onder de verbindingen, niet voor het openbaar verkeer bestemd, waarover dit artikel handelt, zijn er die bestemd zijn voor den openbaren dienst, b. v. ten behoeve van brandweer, politie, enz. o. Geldt nu art. 3 ook voor de bestaande verbindingen van dien aard t 6. Is art. 3 ook toepasselijk telkens wanneer tot wijziging of uitbreiding der verbindingen, waarvoor machtiging is verleend, moet worden overgegaan ? *f?4fc**P Men meende dat dit laatste tot groote bezwaren zou aanleiding geven. In urgente gevallen kan niet altijd machtiging worden gevraagd, daar dit de verandering te lang zou ophouden. Men zou wenechen dat de te verleenen machtiging ruimte liet om de noodige wijzigingen en uitbreidingen aan te brengen zonder nieuwe machtiging. Zou - zoo werd gevraagd — aan het bezwaar niet zijn te gemoet te komen, door in de machtiging, zonder vermelding van de te volgen route, alleen de verschillende onderling te verbinden punten, gebouwen en bureau's, te vermelden ?" De mem. van antw. bevat het volgende antwoord : ad lo. De in art. 3 bedoelde telegrafen en telefonen znn niet bestemd voor het openbaar verkeer; zij hebben derhalve geen recht op eigendomsbeperking, zoodat voor haar aanleg vergunning noodig is van de gemeente- of polderbesturen, in het algemeen van betrokken derden.  17 — Art. 4 ad 2°. a. De hier bedoelde telegrafen en telefonen zijn alle tot stand gekomen ingevolge eene te allen tijde opzegbare vergunning, verleend krachtens of op vermeenden grond van de wet van 1852, welke bij deze wet wordt ingetrokken. Zij behoeven eene machtiging als voorgeschreven in art. 3. b. Het antwoord op deze vraag hangt ai van hetgeen waarvoor machtiging is aangevraagd, en hoe die wordt verleend. Bezwaren als in het voorloopig verslag geopperd, zullen kunnen worden ondervangen o. a. op de wijze daar ter plaatse aangegeven. Zoo noodig onder zoodanige bepalingen, dat aan het doel, dat met den eisch der machtiging door den wetgever wordt beoogd, te weten de bescherming van het verkeer met openbare telegrafen en telefonen, niet worde te kort gedaan." — Bij de beraadslaging in de le Kamer, werd door den Minister toestemmend geantwoord'op de vraag of bet in de bedoeling ligt vóór dat de wet in werking treedt, aan alle mogelijke vergunningen voor de in art. 3 bedoelde telegrafen en telefonen op nieuw machtiging to verleenen. Geschiedde dit niet, dan zou het gebruik dier inrichtingen strafbaar zijn. — Zie ook de aanteekeningen öp art. 2. §2. Van den aanleg en de instandhouding. Art. 4. Een ieder is, behoudens het bepaalde in artikel 5 en onverminderd recht op schadevergoeding, verplicht den aanleg en de instandhouding van lijnen ten behoeve van telegrafen en telefonen in en op openbare gronden te gedoogen. Deze verplichting strekt zich wat betreft telegraaf- en telefoonlijnen, welke dienen voor de onderlinge verbinding van Rijkstelegraaf- of -telefoonkantoren, tevens uit tot alle andere gronden, uitgezonderd afgesloten tuinen en erven, die met bewoonde perceelen één geheel vormen. Door den aanleg van telegraaf- en telefoonlijnen wordt geene verandering S. & J. n° 67, 4« dr. 2  Art. 4 18 in de bestemming en zoo min mogelijk belemmering in het gebruik der openbare en andere gronden gebracht. In dit artikel werd, naar aanleiding van het voorloopig verslag 2e Kamer en van het mondeling overleg van de commissie van rapporteurs met den Minister, eenige wijziging gebracht, hoofdzakelijk met betrekking tot de bepaling vervat in het laatste lid, welke bepaling oorspronkelijk deel uitmaakte van het eerste lid. Volgens de memorie van toelichting, geeft het ontwerp voor den aanleg van voor het openbaar, verkeer bestemde telegrafen en telefonen de beschikking over de openbare wegen, gronden en wateren, welke „tot gemeenen dienst van allen" bestemd zijn. „Aan de eigenaren en alle andere rechthebbenden op die gronden, welke met den last van openbaren weg bezwaard zijn, wordt in het algemeen de verplichting opgelegd in en op die openbare gronden den aanleg te gedoogen. Alzoo zal de aanleg in de eerste plaats zonder onteigening kunner geschieden in en op alle Rijks-, provinciale-, gemeente-, waterschaps- en polderwegen, gronden en wateren, alsook in en op de openbare gronden, wegen en wateren, waarvan particulieren eigenaren zijn. De spoorwegen worden voor dit doel met openbare wegen uitdrukkelijk gelijk gesteld. De verplichting, om telegraaf- en telefoonlijnen in en op openbare gronden te gedoogen, hangt af van de „openbaarheid" der gronden. De verplichting volgt derhalve de „openbaarheid" ook dan, indien eenig stuk grond óf eenige weg aan den openbaren dienst, volgena wettelijk voorschrift, zal zijn onttrokken. De uitdrukking „uitgezonderd afgesloten tuinen en erven, die met bewoonde perceelen één geheel vormen", is ontleend aan art. 10 van de wet houdende algemeene regels omtrent het waterstaatsbestuur (wet van 10 November 1900, Staatsblad n°. 176). De tuinen en erven hierbedoeld behooren dus aan twee eischen te voldoen : 1°. zij behooren afgesloten te zijn, en 2°. met bewoonde perceelen 'één geheel te vormen". Rij het voorloopig verslag 2e Kamer verzocht  L9 Art. 4 men inlichting omtrent de uitdrukking : „afgesloten tuinen en erven, die met bewoonde perceelen één geheel vormen". Moeten zoogenaamde overtuinen of overplaatsen — zoo werd gevraagd — geacht worden één geheel te vormen met het bewoonde perceel, waartoe de tuin of de buitenplaats behoort ? Zal hetzelfde gezegd kunnen worden ten aanzien van gedeelten van een afgesloten tuin, die door eene sloot, waarover een bruggetje ligt, van het overige gedeelte zijn gescheiden ■? Hoe wanneer een open terrein wordt bebouwd en afgesloten of een afgesloten tuin bij een bewoond perceel wordt gemaakt of een bestaande turn wordt afgesloten, nadat de aanleg heeft plaats gehad ? Zal dan de Verwijdering van reeds geplaatste palen of gestelde draden geëischt kunnen worden ?" „In de memorie van toelichting — zoo gaf de Minister bij de memorie van antwoord te kennen — is zoo scherp mogelijk aangegeven aan welke eischen de tuinen en erven behooren te voldoen om onder de uitzondering te vallen. De zoogenaamde overtuinen vallen alzoo niet onder de uitzondering, indien zij met bewoonde perceelen niet één geheel vormen. In den regel zullen overtuinen afzonderlijk zijn afgesloten, en gescheiden door een weg of sloot aan de andere zijde waarvan het bewoonde perceel een afzonderlijk geheel vormt. De uitdrukking echter „gedeelten van een afgesloten tuin" welke in het voorloopig verslag wordt gebezigo, onderstelt ééne afsluiting, waarbinnen de tuin, hoezeer ook gedeelten er van door een sloot, al of niet overbrugd, zijn gescheiden, met het bewoonde gedeelte één geheel vormt. In zoodanig geval behooren dus de bedoelde „gedeelten tuin" tot de uitzondering. De vraag of verwijdering van reeds geplaatste palen of gestelde draden geëischt kan worden bij verandering na den aanleg der telegraaf- of telefoonlijnen bij verandering van het terrein als in het voorloopig verslag omschreven, is ontkennend te beantwoorden. De verplichting om den aanleg en de instandhouding te gedoogen, bestaat ten aanzien van de gronden, bedoeld in art. 4, welke ook de latere bestemming er van zijn moge. Deze brengt daarin geene verandering, dan voor zooveel de wet zelve volgens art. 8 hierin voorziet."  Art. 4 20 — Met betrekking tot de artt. i en 5 is bij het voorloopig verslag le Kamer het volgende in het midden gebracht: „Volgens art. 1 worden als openbare gronden o. a. beschouwd openbare wegen en omvat het woord „lijnen" ook de steunpunten der kabels. Men wees er op, dat verschillende dijken tevens dienen tot openbaren weg en dus vallen onder de bepalingen van art. 4, zoodat de aanleg tot onderhoud van lijnen (dus ook van steunpunten) op die dijken zou moeten worden gedoogd. Nu is echter bij verschillende waterschapsbesturen in het belang der waterkoeling, dus in het belang der openbare veiligheid, het roeren en graven in dijken, het planten daarop van boomen, het plaatsensdaarop van palen enz. verboden. Is nu de bedoeling van art. 4 dat de aanleg en instandhouding van die steunpunten, ook al komt men daardoor in strijd met de bestaande keuren, toch op de dijken moet worden gedoogd ? Dit zou men zeer bedenkelijk achten, ook omdat art. 5 geen genoegzamen waarborg schijnt op te leveren, dat op de hierbij betrokken waterstaatsbelangen steeds voldoende zal worden gelet. Men bracht in herinnering dat de wet van 28 Mei 1899 (Staatsblad n°. 129) den weg aanwijst die moet worden gevolgd wanneer ter uitvoering van openbare werken — ook van die welke krachtens eene door het openbaar gezag verleende concessie worden tot stand gebracht — gehandeld moet worden in strijd met de bestaande keuren en daarover verschillen ontstaan. Deze wet geeft veel meer waarborgen dan art. 5 van het ontwerp, dat de bedreigde waterstaatsbelangen tot hun recht komen. Wordt nu — zoo werd gevraagd — door art. 5 van dit ontwerp ten behoeve van den aanleg van telegrafen en telefonen gederogeerd aan de wet van 1899, of zullen nevens art. 5 wanneer men bij den aanleg van telegraaf- en telefoonlijnen in strijd komt met waterschapskeuren, de bepalingen der wet van 1899 van toepassing zijn ?" Overigens gaf art. 5 nog aanleiding tot een tweetal opmerkingen. „In de eerste plaats werd gevraagd waarom het plan niet door den aanvrager der concessie  _i 21 — Art. 5 aan het hoofd van het gemeentebestuur wordt ingezonden ? In de tweede plaats werd de aandacht gevestigd op de min duidelijke redactie van het zevende lid. Dit artikel wijst terug naar „het geval bedoeld in het vorige lid". In dat lid isv evenwel sprake van twee gevallen. Bedoeld is waarschijnlijk het geval, dat belanghebbenden wèl gebruik maken van hunne bevoegdheid om de beslissing van den Minister in te roepen." Bij de memorie van antwoord is hierop door den Minister medegedeeld : „Inderdaad is het niet de bedoeling van de Belemmeringswet in verband met provincialeof waterschapsverordeningen op dijken te derogeeren. De omstandigheid, dat een openbare weg over een dijk loopt is niet in staat wijziging te brengen in het algemeen karakter van laatstbedoeld waterstaatsobject, en derhalve evenmin om te ontheffen van de verplichting tot naleving van keuren als in het- voorloopig verslag bedoeld. Art. 5 schrijft in het algemeen voor, dat het plan met beschrijving van het in eene gemeente te maken werk door den Minister van Waterstaat wordt gezonden aan het hoofd van het betrokken gemeentebestuur, duB ook bijaldien het werk wordt uitgevoerd ingevolge eene concessie. Zoodoende wordt tegenover de gemeentebesturen eene uniforme behandeling van zaken gewaarborgd, welke mede gewenscht is met betrekking tot den verderen loop der voorschreven procedure in het geval, dat het overleg niet tot overeenstemming leidt. De ondergeteekende kan niet inzien, dat de redactie van het zevende lid van art. 5 minder duidelijk zou zijn. Dit lid bepaalt hetgeen behoort te geschieden als het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid. In dit geval mag niet met de uitvoering der werken worden aangevangen, alvorens de beslissing van het geschil aan de belanghebbenden per aangeteekenden brief is medegedeeld. Deze mededeeling zal geschieden ook indien belanghebbenden de ministerieele beslissing niet hebben ingeroepen." Art. 5. Indien bij aanleg van lijnen ten bshoeve van telegrafen en telefonen  Art 5 22 geene overeenstemming omtrent het leggen van kabels of het plaatsen van steunpunten is verkregen met de eigenaren en beheerders van openbare gronden, alsmede met de eigenaren en gebruikers van niet openbare gronden, wordt door Onzen Minister van Waterstaat aan het hoofd van het gemeentebestuur een plan met beschrijving van in de gemeente te maken werken toegezonden. Gedurende veertien dagen wordt het plan met beschrijving ten gemeentehuize voor een ieder ter inzage nedergelegd. Van die neder legging wordt door het hoofd van het gemeentebestuur, hetzij in een nieuwsblad zijner gemeente of, bij het ontbreken, daarvan, door aanplakking in het openbaar kennis gegeven, met aanwijzing van de plaats, den dag en het uur, waarop de met den aanleg belaste Rijksambtenaar of de concessionaris zitting zal houden tot het opnemen van bezwaren en het plegen van' overleg met belanghebbenden. Deze zitting wordt niet vroeger dan na het verstrijken van den vorenvermelden termijn van veertien dagen gehouden en kan, indien de aanleg zich over meer dan eene gemeente in hetzelfde kanton uitstrekt, op last van Onzen Minister van Waterstaat gehouden worden in de hoofdplaats van dat kanton. In dit geval bepaalt Onze Minister voornoemd tevens den dag, waarop de zitting zal worden gehouden. Gelijktijdig met de openbare kennisgeving wordt door het hoofd van het gemeentebestuur schriftelijk van bovenbedoelde nederlegging en aanwijzing kennis gegeven aan de eigenaren der gronden  23 Art. 5 waarop of waarin de, werken zullen worden aangelegd. Op den daarvoor aangewezen dag worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hunne bezwaren schriftelijk en mondeling bij den bovenbedoelden Rijksambtenaar of den concessionaris in te brengen en met dezen overleg te plegen. Met de bezwaren zal, zooveel zulks met het oog op de belangen van den aanleg mogelijk is, worden rekening gehouden. Van het op de zitting voorgevallene wordt ten overstaan van een der leden van het college van Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar de zitting wordt gehouden, proces-verbaal opgemaakt. Van dit proces-verbaal moet van den tweeden tot den twaalfden dag na de zitting een afschrift op de secretarie der- gemeente voor ieder, die het verlangt, ter lezing liggen. Ieder kan er te zijnen koste een afschrift van nemen. Leidt het overleg niet tot overeenstemming, dan kunnen belanghebbenden, binnen veertien dagen na de sluiting der zitting, de beslissing van Onzen Minister van Waterstaat schriftelijk inroepen. Wordt binnen dezen termijn' geen gebruik van deze bevoegdheid gemaakt, dan neemt Onze Minister voornoemd zijne beschikking op verzoek van den in dit artikel bedoelden Rijksambtenaar of van den concessionaris. In het geval bedoeld in het vorig lid wordt met de uitvoering der werken niet aangevangen alvorens de met redenen omkleede beschikking van Onzen voornoemden Minister aan de belangheb-  Art. 5 24 benden per aangeteekenden brief is medegedeeld. De kosten voor de gemeenten uit het bij dit artikel bepaalde voortvloeiende worden door den Staat vergoed, welke ze ingeval, van concessie op den concessionaris verhaalt. In het eerste en vijfde lid werd bij het gewijzigd wetsontwerp eenige redactiewijziging gebracht. De memorie van toelichting bevat ten aanzien van dit artikel o. a. bet volgende : „Het geval van strijd van belangen tusschen den Staat of den concessionaris als aanlegger van voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen en de eigenaren en beheerders van openbare gronden of de eigenaren of gebruikers van andere gronden, die dezen aanleg in en op hunne gronden, wegen en wateren hebben te gedoogen, is niet alleen denkbaar, maar ligt voor de hand. Waar ten dezen de meeste eigenaren en beheerders zijn publiekrechtelijke lichamen (provincie, gemeente, waterschap enz.) brengt een juist begrip van de roeping en bestemming dier organen van het 'gemeen belang mede het aannemen van een stelsel van bemiddeling om tot schikking en overeenstemming te geraken. Over welke aangelegenheden overeenstemming behoort te worden verkregen, is in dit artikel aangegeven, nL over het plaatsen van steunpunten of leggen van kabels. De aanleg van lijnen behoort te worden gedoogd, maar niet onverschillig is het voor belanghebbenden hoe en waar de lijnen zullen worden tot stand gebracht. De draden, het eene onderdeel van de lijn, moeten boven den eigendom worden gedoogd, ingevolge het bepaalde bij art. 7, behoudens recht op schadevergoeding. Omtrent het gedoogen van het ander deel der lijn nl. de steunpunten, eventueel de kabels, moet, omdat zij met den eigendom in aanraking komen, noodzakelijk overleg worden gepleegd en overeenstemming verkregen wat betreft het plaatsen of leggen daarvan. Het artikel gaat uit van de onderstelling,  25 Art 5 dat alvorens met den aanleg aan te vangen, het noodige overleg is gepleegd met de eigenaren en beheerders, eventueel ook met de gebruikers van de betrokken gronden. Heeft dit overleg niet tot overeenstemming geleid, alsdan bestaat er geschil, hetwelk behoort te worden beslecht. De regelen daarvoor zijn ten deele ontleend aan de bepalingen, voorkomende in den eersten titel van het eerste hoofdstuk der Onteigeningswet van 28 Augustus 1851 (Staatsblad n°. 125), terwijl daarbij zooveel mogelijk is gestreefd overeenstemming te bevorderen, om welke reden het mondeling overleg mede is toegelaten. De overeenstemming, in dit artikel bedoeld, betreft den aanleg van lijnen. Voor de instandhouding van den aanleg is nadere overeenstemming niet noodig. Over den last, welke uit het gedoogen van den aanleg voortspruit, is toch reeds te voren langs minnelijken of processueelen weg overeenstemming verkregen." Blijkens het voorloopig verslag 2e Kamer is o. a. in het midden gebracht: 1°. flat het streven naar overeenstemming met belanghebbenden in de redactie van het wetsontwerp is beperkt tot „het leggen van kabels of het plaatsen van steunpunten". Eene meer algemeene redactie werd verkieslijk geacht opdat duidelijk zij, dat ook naar overeenstemming gestreefd moet worden ten aanzien van andere verschilpunten, die bij den aanleg kunnen rijzen, zooals b.v. de te kiezen richting of de hoogte der geleidingen; 2. dat in het eerste en het derde lid het woord „eigenaren" worde vervangen door „rechthebbenden". Het kon voorkomen, dat niet zoo zeer de eigenaar, als wel een erfpachter of vruchtgebruiker belang heeft bij de wg'ze van aanleg ; 3°. dat de redactie van het zevende lid, waar gesproken wordt van „het geval bedoeld in het vorig lid" niet juist zou zijn, daar in het vorig lid twee gevallen bedoeld zijn. Het zou moeten blijken, dat het zevende lid enkel betrekking heeft op het geval, dat bezwaren bij den rechter zijn ingebracht. Bij de memorie van antwoord werd hierop door den Minister te kennen gegeven : 1°. dat niet kan worden incestfimH mA+. umn  Art 6 — 26 — meer algemeene redactie, daar het verplichte overleg toch in zich sluit het streven om op alle punten van geschil tot overeenstemming te geraken; dat het gegeven voorbeeld van de richting der geleidingen in het wezen der zaak niet anders behelst dan eene beslissing, omtrent de vraag waar de kabels gelegd en de steunpunten geplaatst zullen worden en dat Wat betreft de hoogte der geleidingen wordt verwezen naar de regeling, vervat in de p.rtt. 7 en 8 ; 2°. dat vervanging van het woord „eigenaar" in het eerste en derde lid door : „rechthebbenden" overwegend bezwaar ontmoet, daar deze laatste uitdrukking te ver gaat. De eigenaren zijn bekend, maar wie als rechthebbenden zullen kunnen worden erkend, is van te voren niet uit te maken. Zijn er, buiten de in het artikel genoemde personen, rechthebbenden wier belangen inderdaad worden geschaad, dan zal er tusschen deze personen en de eigenaren (eventueel beheerders en gebruikers) wel een band bestaan, waardoor laatstgenoemden worden gedrongen de voorgebrachte belangen te behartigen. Erfpachters en vruchtgebruikers behooren tot de in het eerste lid van het artikel genoemde gebruikers ; 3°. dat het tegen de redactie van het zevende lid gemaakte bezwaar, niet wordt gedeeld. In het zesde lid wordt bepaald hetgeen behoort te geschieden als het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid en de beslissing des Ministers wordt ingeroepen, hetzij door belanghebbenden, hetzij door den Rijksambtenaar of den concessionaris. Er is dus maar één geval en in dit geval mag niet met de uitvoering der werken worden aangevangen alvorens de beslissing van dit- geschil aan de belanghebbenden per aangeteekenden brief is medegedeeld. — Zie ook de aanteekeningen op art. 4. — Zie de laatste aanteekening op. art. 2. Art. 6. De in artikel 4 bedoelde schadevergoeding bepaalt zich voor eigenaren en beheerders van openbare gronden tot vergoeding van de kosten der voorzieningen en van de meerdere kosten van onderhoud.  27 Art. 6 „Bij het bepalen van den omvang van het recht op schadevergoeding voor de eigenaren en beheerders van „openbare gronden" moet in het oog gehouden worden, dat deze gronden voor het overgroote deel door publiekrechtelijke lichamen bezeten worden en „tot gemeenen dienst van allen bestemd" zijn. Voor zoo ver zij eigendommen zijn van privaatpersonen, wordt hun gelijksoortige bestemming bepaald door den last, welke ten publieken dienste wettelijk daarop is gelegd. Al deze eigenaren zijn ten opzichte van deze eigendommen van een zelfde Staatsgemeenschap, ten behoeve waarvan telegrafen en telefonen worden tot stand gebracht. Zij hebben hunne medewerking te verleenen tot bereiking van dit gemeenschappelijk doel en zullen daartoe met de personen tot den aanleg bevoegd in overleg treden. De nieuwe bestemming, welke aan hunne eigendommen wordt gegeven, moet in overeenstemming gebracht worden met de bestaande doeleinden. Dit overleg beeft zich uit te strekken tot de voorzieningen, welke daarvoor moeten genomen worden. Zij zullen kunnen bestaan in noodzakelijke wijzigingen der bestaande werken en inrichtingen en in herstel van den vorigen toestand, wanneer ten behoeve van den aanleg tijdelijk daarin veranderingen zijn gemaakt. De kosten daarvan mogen niet ten laste komen van deze publiekrechtelijke eigenaren, en evenmin de meerdere kosten van onderhoud, hetzij der bestaande, hetzij van de nieuwe werken of inrichtingen, welke een gevolg van den aanleg zullen zijn. De schadeloosstelling moet dit omvatten, maar zal zich tevens daartoe moeten bepalen. De vraag, in welken vorm de schadeloosstelling zal worden gegeven, of b.v. wie de noodzakelijke, voorzieningen zal uitvoeren, moet dan ook geheel openblijven.' Dat de schadeloosstelling ook in geld kan worden gegeven, is zeker niet uitgesloten, zoude het ook zijn aanvullenderwijze. Voor de bepaling daarvan kan — met het oog op eventueele bezwaren te ontleenen aan art. 153 der Grondwet — de tusschenkomst van den burgerlijken rechter niet gemist worden. De aanwijzing van den burgerlijken rechter is  Art. 7 21 voor deze g de andere ; kan geëisc van ToeL) Bij het vi men op da missie gespi ten gevolge • en van ven houd die uit den in het i Men achtte het wenschi definieeren, schuldigd z: voor den re bepalen, eei Voorts w« van „eigena „rechthebbe De Minis woord o. a. werp een ie gronden te j houding var en telefoner goeding, dai van schade van den aan recht in art eigenaren en welke enkel de kosten d dere kosten i het artikel a der Staatsco niets aan dv Overigens het verandei „rechthebbei te dezer zak Art. 7. bij artikel aanleg en c ten behoev boven opei bouwen en ïvallen, m artik 'evallen, waarij ht worden, i x>rloopig versla; t in het ontwe oken wordt var xm den aanleg neerdering der den aanleg voort wetsontwerp niel de weglating i slijk zou zijn z waarvoor sch: il zijn, daar de chter, die de \ i leiddraad zou ird betoogd dat ren" behoorde 1 aden." ;er gaf bij de te kennen, dat der verpücht i edoogen den aa . lijnen ten beh< , behoudens re ; wil zeggen re welke geleden leg en de instai . 6 wordt inge beheerders van vergoeding kr 3r voorzieningei 'an onderhoud ; Izoo geheel weei ai missie, en in 1 idelijkheid heef werd door der en van het wo< iden" verwezen e gegeven bij a Onvennindei 4 is een ied« le instandhoui e van telegra ibare en ande wateren, mi b1 10, met die voor l schadevergoeding 'ereenigd." (Mem. ! 2e Kamer merkte rp der Staatscomvoorzieningen, die noodzakelijk worden kosten van onderspruit, welke woori zijn overgenomen, erkeerd, aangezien ooveel mogelijk te tdevergoeding verbedoelde woorden ergoeding heeft te kunnen zijn. ook bier in plaats e worden gelezen : memorie van antirt. 4 van het onta en op openbare lieg en de instand>eve van telegrafen cht op schadevercht op vergoeding wordt tengevolge dhouding; dat dit perkt, wat betreft openbare gronden, nnen eischen van l en van de nieerdat de redactie van "geeft de bedoeling aar kortoren vorm t verloren. Minister, nopens >rd „eigenaren" m naar hét antwoord, rt. 5. d het bepaalde :r. verpücht den ling van draden Een en telefonen re gronden, gets zonder aan-  29 — Art. 8 hechting of aanraking en behoudens recht op schadevergoeding, te gedoogen. Naar aanleiding van het voorloopig verslag 2e Kamer, zijn bij het gewijzigd wetsontwerp, de woorden „en de instandhouding" in het artikel gelascht. Be memorie van toelichting teekent o. a. op dit artikel aan, dat het hier bepaalde de noodzakelijke aanvulling is van het stelsel van aanleg op openbare gronden ; dat het gedoogen moet worden opgelegd omdat men niet geheel buiten aanraking met particulieren kan blijven, in welk geval schadevergoeding billijk kan zjjn en het recht dit te vragen moet worden erkend. — Blijkens het voorloopig verslag 2° Kamer, wenscbte men het recht op schadevergoeding omschreven te zien; de vraag, wat als schade is aan te merken, zou tot zeer uiteenloopende opvattingen aanleiding kunnen geven, inzonderheid omdat bij den aanleg van telegrafen en telefonen dikwijls meer sprake is van hinder dan van materieele beschadiging. Ook zou men in dit artikel wenschen ' e hebben uitgedrukt, dat ook die schade vergoed moet worden, welke zich na den aanleg openbaart. Het antwoord van den Minister, bij de memorie gegeven, luidde : „Juist omdat de vraag, wat schade is, tot zeer uiteenloopende opvattingen aanleiding kan geven, onthoudt het ontwerp zich van eene omschrijving van de schade, welke voor vergoeding in aanmerking komt. Daar toch het stelsel van het ontwerp is het recht op vergoeding van schade zoo ruim mogelijk toe te kennen, zou elke omschrijving eene beperking medebrengen, alzoo in strijd zijn met hetgeen beoogd wordt. Vergoeding kan worden gevorderd indien schade wordt aangetoond, hetzij dit geschiedt bij den aanleg, hetzij daarna. Het artikel houdt hieromtrent niet eenige beperking in. Is de schade een gevolg van den aanleg, onverschillig wanneer dit blijkt, dan bestaat recht op vergoeding daarvan. Vermits echter in art. 4 van bet ontwerp, naast aanleg, uitdruk- Art. 8. Onze Minister van Waterstaat  Art. 8 — 30 beveelt op verzoek van belanghebbenden ten behoeve van de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken de noodige verplaatsing van telegraafen telefoonlijnen, des vereischt onder door hem voor elk bijzonder geval te bepalen waarborgen voor het tot stand komen der gebouwen en werken. In alle andere gevallen kan Onze Minister van Waterstaat op verzoek van belanghebbenden de verplaatsing van telegraaf- en telefoonlijnen bevelen onder door hem te bepalen voorwaarden. „Het recht om op zijne gronden te bouwen of om daarop reeds opgerichte gebouwen te vergrooten of te verhoogen, mag niet verkort worden, ook niet door de bij art. 7 opgelegde verplichting. De eigendomsbeperkine zóó ver uit ie strekken zoude voor den aanleg weinig nut opleveren en bijna nimmer noodzakelijk zijn. Bovendien moeten de publiekrechtelijke behamen, die in het stelsel van het ontwerp een groot deel van den last van het openbaar verkeersmiddel zullen hebben te dragen, niet meer dan voor dat doel noodzakelijk is, in de uitoefening en behartiging van de andere hun opgedragen functiën belemmerd worden. Waarborgen tegen ongegronde verzoeken moeten kunnen worden geëischt." (Mem. van Toel.) Men meende, blijkens het voorloopig verslag 2e Kamer, dat dit artikel te ver zou gaan. Het verplicht den Minister verplaatsing van telegraaf- en telefoonlijnen te bevelen voor oprichting van elk gebouw en uitvoering van elk werk. Gezorgd dient te worden, dat verplaatsing alleen dan geschiede, wanneer het particulier belang van dien aard is, dat daarmede rekening behoort gehouden te worden, en dat er geene gelegenheid gegeven worde om telkens uit plagerij verplaatsing te vorderen. Men achtte het voorts niet duidelijk, of verplaatsing ook gevorderd zal kunnen worden, nadat ter zake van den aanleg schadever-  — 31 — Art. 9 goeding is gegeven. Men stelde de vraag of niet eene verduidelijking in het artikel zou kunnen worden aangebracht, opdat blijke, dat ook dan de bevoegdheid tot bouwen blijft bestaan. „Daar bij den aanleg voor verreweg het grootste deel gebruik wordt gemaakt van de openbare wegen — zoo luidde het antwoord van den Minister bij zijne memorie — en het belang van den aanlegger medebrengt zoo min mogelijk daarbuiten te komen, kan de ondergeteekende de bezorgdheid voor plagerijen niet doelen. Op grord van deze bezorgdheid het recht om te bouwen te verkorten, gaat dan ook naar zijn meening te ver. Het recht om te bouwen blijft onverkort bestaan, ook al is, terzake van den aanleg, schadevergoeding gegeven ; de vergoeding omvat toch slechts de werkelijke schade, waartoe niet behoort het ontnemen van het recht om te bouwen. Het artikel beperkt het gedoogen in, maar maakt het recht op bouwen niet in eenig opzicht afhankelijk van het recht op schadevergoeding. Op welken grond het artikel dan ook verduidelijking zou behoeven, is niet gebleken." — Zie de laatste aanteekening op art. 2. Art. 9. Rechthebbenden op boomen of beplantingen zijn, behoudens recht op schadevergoeding, verplicht deze op te snoeien of de takken daarvan in te korten, indien en voor zoover die boomen of beplantingen hinderlijk zijn of worden voor den aanleg en de exploitatie van telegrafen en telefonen. Voldoen de rechthebbenden niet binnen veertien dagen na bekomen schriftelijke kennisgeving aan hunne verplichting dan kan op schriftelijken last van Onzen Minister van Waterstaat uitvoering daaraan worden gegeven. In geval van belemmering of storing van het verkeer kan onmiddellijk tot het opsnoeien en inkorten van takken  Art. 10 32 worden overgegaan. Aan den rechthebbende wordt hiervan zoo spoedig mogelijk schriftelijk kennis gegeven. „Ook deze eigendomsbeperking is noodzakelijk te achten. Recht op schadevergoeding behoort ook hier te worden erkend, alhoewel van ernstige benadeeling in den regel wel geen sprake zal zijn. Dit recht kan tevens preventief werken, wat betreft het eventueel min oordeelkundig uitvoering geven aan het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel." (Mem. van Toel.) — Zie de laatste aanteekening op art. 2. Art. 10. De eisch tot schadevergoeding bedoeld bij de artikelen 4, 7 en 9 wordt, onafhankelijk van hetgeen gevorderd wordt, aanhangig gemaakt bij den rechter van het kanton, waarin het goed gelegen is waaraan schade wordt toegebracht. Indien het goed in meer dan één kanton is gelegen, wordt de eisch aanhangig gemaakt bij den rechter van een der kantons, ter keuze van den eischer. Van de uitspraak van den kantonrechter is hooger beroep toegelaten. De bepalingen, voor burgerlijke twistgedingen geldende, zijn op de twistgedingen in dit artikel bedoeld van toepassing, voor zoover daarvan bij het lste en 2de lid niet is afgeweken. Ook vóórdat omtrent de schadevergoeding overeenstemming verkregen of uitspraak gedaan is, kan tot de uitvoering van de in de artikelen 4, 7 en 9 bedoelde werkzaamheden worden overgegaan. De zinsnede aan het slot van het eerste lid, is naar aanleiding eener opmerking bij het  33 - voorloopig verslag 2e Kamer, aan dat lid toegevoegd. Tq+ toelichting van dit artikel bevat de memorie het volgende : „Het bepaalde in het laatste lid van dit artikel is opgénomen ten emde uitdrukkelijk te doen uitkomen, dat het overleg over don aard en de grootte der schadevergoeding, het aanvangen van den aanleg niet vermag tegen te houden". — Bij het voorloopig verslag 2e Kamer werd gevraagd : 1°. of het vaststaat, dat de actie ook na den aanleg eener lijn, kan'ingesteld worden, indien eerst dan van schade blijkt. Men meende, dat zelfs dan, wanneer voor den aanleg schadevergoeding is gegeven, de actie behoort te slagen, indien bij het verleenen dier vergoeding mét de later blijkende schade geene rekening is gehouden ;■ 2°. op welken grond de afwijking, van het gemeene recht wordt voorgesteld, daar volgens hst tweede lid hooger beroep zal toegelaten zijn, indien de gevraagde vergoeding minder dan / 50 beloopt. Bij de memorie werden deze vragen door den Minister beantwoord als volgt : 1°. „Gelijk reeds bij art. 7 is vermeld, bestaat het recht op vergoeding van schade zoodra deze blijkt, hetzij bij den aanleg, hetzij daarna. Is alzoo bij den aanleg schadevergoeding verleend en blijkt later schade, welke bij den aanleg niet in aanmerking is gekomen, dan leveren de bepalingen van het ontwerp niet eenig beletsel op voor de ontvankelijkheid dezer vordering. 2°. Het door de Staatscommissie aanbevolen stelsel —alle vorderingen in eersten aanleg voor den kantonrechter te brengen, maar ook voor alle vorderingen hooger beroep toe te laten — wordt door haar gemotiveerd met de volgende woorden : „De rechtspraak van den „kantonrechter, in eerste instantie met hooger „beroep op de arrondissements-rechtbank in „alle gevallen zonder het bedrag van den eisch ..daarbij in aanmerking te nemen, schijnt het „doelmatigst." Het stelsel der commissie om het bedrag der vordering geheel buiten aanmerking te laten brengt derhalve mede, ook hooger beroep toe te staan voor vorderingen beneden de / 50." Art. 11. Ten behoeve van de werk8. & JÏ n°. 67, 4» dr. 3  Art. 11 34 zaanih.ed.en voor den aanleg en de instandhouding van telegrafen en telefonen hebben de hiermede belaste personen te allen tijde toegang tot de perceelen waarvan de betreding door hen noodzakelijk wordt geacht. Wordt voor den toegang, bedoeld in het vorig lid vereischt het betreden van woningen, dan treden de personen bedoeld in het vorig lid tegen den wil van den bewoner niet binnen dan op vertoon van een schriftelijken bijzonderen last van den burgemeester of van den kantonrechter. Van dat binnentreden wordt door hen proces-verbaal opgemaakt en een afschrift hiervan binnen tweemaal vier en twintig uren aan dengene, wiens woning is binnengetreden, uitgereikt. De last kan niet anders worden uitgevoerd als van des morgens acht uur tot zonsondergang. „Deze beperking van de vrijheid van den eigendom is noodzakelijk. Door het stelsel van de wet wordt de daaruit mogelijkerwijze voor particulieren voortvloeiende last aanmerkelijk verminderd." (Mem. v. ToeL) Op den bij het voorloopig verslag 2° Kamer geuiten wensch om ook bevoegdheid te geven tot het des nachts binnentreden van woningen, antwoordde de Minister bij de memorie, dat het niet te ontkennen valt, dat de wensehelijkheid zich kan voordoen om des nachts woningen binnen te treden, hetgeen alsdan, volgen? bet wetsontwerp, alleen met toestemming van den bewoner zou kunnen geschieden ; dat mag worden vertrouwd, indien zulke ernstige omstandigheden aanwezig zijn, dat des nachts onverwijld handelend moet worden opgetreden, de bewoners van de betrokken perceelen hunne medewerking niet zullen onthouden en dat de lart, welke eventueel bij eene weigering zou worden ondervonden, echter niet zwaar genoeg weegt om den hinder  35 te rechtvaardigen, welke eene verplichte binnentreding van woningen gedurende den nacht kan ten gevolge hebben. Art. 12. Bij < algemeenen maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven ter voorkoming en opheffing van belemmering, welke electrische geleidingen en inrichtingen aan de exploitatie van telegrafen en telefonen teweegbrengen. Op overtreding van de in den algemeenen maatregel van bestuur te geven voorschriften kan daarbij straf worden gesteld, doch geene andere of hoogere dan hechtenis van ten hoogste dertig dagen of geldboete van ten hoogste drie honderd I gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige, wegens een zelfde overtreding onherroepelijk is geworden, kan de rechter hechtenis of geldboete tot het dubbel van het voor elk in den algemeenen maatregel van bestuur bepaalde maximum uitspreken. „Bij de nieuwe wettelijke regeling moeten bepalingen gemaakt worden ter beveiliging van de voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen tegen storende invloeden. In het bijzonder vereischt voorziening het gevaar, dat voor het openbaar verkeersmiddel dreigt uit het toenemend gebruik van electriciteit voor allerlei doeleinden. Voor ver bchting en krachtsoverbrenging — ook voor telegrafen en telefonen voor privaat gebruik worden talrijke lijnen aangelegd, zoowel op particulieren als op publieken eigendom. De electrische stroomen — zij het zoogenaamde sterke stroomen of andere — welke door de geleidingen gevoerd worden, kunnen een storenden invloed op in de nabijheid zich bevindende lijnen en inrichtingen uitoefenen. 3* Art. 12  Art. 12 — 36 — Bovendien ontstaat bij het breken van draden en het daardoor ontstane contact plotseling gevaar van zeer ernstigen aard voor het bedienend personeel en de gebruikers van telegrafen en telefonen." (Mem. van Toel.) Bij de memorie van antwoord, op het voorloopig verslag 2e Kamer, deelde de Minister mede dat geheel wordt ingestemd met de meening, dat de aanleg van electrische geleidingen, zooals voor tramwegen, verlichting en in het algemeen voor krachtoverbrenging, regeling ehoeft, niet alleen met het oog op de gevaren, welke deze geleidingen voor personen en zaken kunnen doen ontstaan, maar ook om aan dergelijke inrichtingen rechtszekerheid te bezorgen, welke zij niet langer kunnen ontberen. „Daar deze stof — zoo voert de Minister verder aan — wettelijke regeling behoeft welke in dit ontwerp niet op hare plaats wordt geacht, kan aan den eisch tot bescherming van telegrafen en telefonen tegen belemmering, teweeggebracht door vorenbedoelde electrische geleidingen en inrichtingen, bezwaarlijk op andere wijze worden tegemoet gekomen dan in art. 12 is geschied. De daarbij bedoelde algemeene maatregel van bestuur zal te zijner tijd, voor zooveel noodig, gewijzigd ; en aangevuld, vervangen worden door eene wet. Waar dus het voornemen bestaat een hiertoe strekkend ontwerp van wet voor te bereiden, verdient het te minder aanbeveling deze aangelegenheid ten deele in eene telegraaf- en telefoonwet te regelen." — Bij de memorie van antwoord op het voorl. verslag le Kamer, deelde de MiniBter nog mede, dat alhoewel het voornemen bestaat eere wettelijke regeling betreffende den aanleg van zoogenaamde sterkstroomingen in het leven te roepen, bet doelmatig --schijnt om, in afwachting hiervan, de voorschriften ter voorkoming en opheffing van belemmering, welke zulke geleidingen en bijbehoorende inrichtingen aan de exploitatie van telegrafen en telefonen kunnen teweegbrengen, bij algemeenen maatregel van bestuur te geven, opdat de vereischte voorzieningen zoo spoedig mogelijk tot stand komen en dat de in dit artikel bedoelde algemeene maatregel van bestuur slechts ah» een overgangstoestand is te beschouwen.  37 Art. 13 — De algemeene maatregel van bestuur is vastgesteld bij het sedert gewijzigde besluit van 6 Maart 1905, S. 90, hierna onder de bijlagen opgenomen. Art. 13. De voorafgaande artikelen van deze paragraaf gelden mede voor telegrafen en telefonen van Rijkswege aan te leggen, docK niet bestemd voor bet openbaar verkeer. In geval van staat van, oorlog of staat van beleg, alsmede bijaldien door Ons wordt verklaard, dat een toestand aanwezig is als bedoeld bij artikel 1, sub 1°, en 2°. der wet van 23 Mei 1899 (Staatsblad n°. 128), kan de aanleg van deze telegrafen en telefonen geschieden zonder inachtneming van het bepaalde bij artikel 5. Ten opzichte van het eerste lid is hij de memorie van toelichting gezegd dat de regelen en bevoegdheden vervat in de artt. 4—12 van toepassing worden verklaard, niet enkel op de militaire telegrafen, en telefonen, maar ook op de overige niet voor het openbaar verkeer bestemde van Rijkswege aan te leggen telegrafen en telefonen — zooals dit voor riviercorrespondentie, kustwacht-storm waarschuwingsdienst en dergelijke — welke in bestemming niet wezenlijk van de militaire telegrafen en telefonen verschillen. ftite^H&i Naar aanleiding van eene opmerking bij het voorloopig verslag 2e Kamer, zijn in het tweede lid de woorden : „dóór Ons wordt verklaard, dat" in de plaats gesteld van de woorden : „naar Ons oordeel", omtrent welk lid, bij de memorie van tóelichting, is medegedeeld, dat het bepaalde noodig is met het oog op de nader aangeduide buitengewone omstandigheden, terwijl het voorts wenschelijk is voorgekomen in de omstandigheden, welke aanleiding kunnen geven tot het afkondigen van den staat van oorlog of staat van beleg, ook zonder deze afkondiging onverwijld tot noodzakelijk geachten aanleg te kunnen overgaan, waartoe een Koninklijk besluit wordt vereischt.  Art. 14 38 § 3. Van het gebruik. Art. 14. Het is aan een ieder geoorloofd van telegrafen en telefonen, met inachtneming van de hieromtrent vast te stellen bepalingen, gebruik te maken. Nochtans kan het overbrengen van telegrammen of het voeren van gesprekken worden geweigerd of gestuit, wanneer hun inhoud in strijd wordt geacht met de veiligheid van den Staat, de openbare orde of de goede zeden. Van de reden der weigering of der stuiting wordt kennis gegeven aan den aanbieder van het telegram of aan hem, die het gesprek voert. De beslissing van Onzen Minister van Waterstaat kan te dezer zake worden ingeroepen. „Het voeren van gesprekken te vxigeren op grond, dat de inhoud in strijd is met de veiligheid van den Staat, de publieke orde of de goede zeden — zoo voerde men bij het voorloopig verslag 2e Kamer aan — is wel niet mogelijk, aangezien men vooraf niet weet welke de inhoud van het gesprek zal zijn. Zal reeds hieromtrent eene wijziging van de redactie noodig zijn, in de tweede plaats rees de vraag, op welke wijze over de stuiting van gesprekken beslist zou moeten worden. De Regeering zal toch niet aan de bedienende beambten willen opdragen alle gesprekken af te luisteren. Bovendien kan de bevoegdheid tot stuiting kwalijk aan deze beambten worden toegekend." Het bij de memorie door den Minister gegeven antwoord luidde : „De noodzakelijkheid, dat gesprekken, welker inhoud in strijd is met de veiligheid van den Staat, de openbare orde of de goede zeden gestuit of geweigerd moeten kunnen worden, is moeilijk te bestrijden. Maar dan moet ook eene bevoegdheid tot dit stuiten of weigeren aan de wet. zijn te ontleenen. Verder dan tot het toekennen van eene bevoegdheid gaat de wet niet. Ware in de wet een verbod opgenomen tot het voeren van de  39 Art. 16 bedoelde gesprekken, dan zou de in het voorloopig verslag gemaakte bedenking van groote beteekenis zijn. Zoover gaat de wet echter niet, evenmin als met betrekking tot het stuiten of weigeren van dusdanige telegrammen. Naar gelang van omstandigheden zullen de middelen zijn te beramen, welke gevorderd worden om in den geest van het voorschrift te handelen, > en deze kunnen zelfs zoover gaan, dat alle gesprekken door bevoegde personen worden gecontroleerd. Bij het constateeren van een gesprek als vorenbedoeld, zal de voortgang tijdelijk gestuit kunnen worden op overeenkomstige wijze als thans het overseinen van dergelijke telegrammen wordt opgehouden, tot dat de bevoegde autoriteit heeft beslist. Aan I welken ambtenaar in eersten aanleg de beslis■ sing van de stuiting of weigering wordt opgedragen, is in het algemeen van te voren bezwaarlijk aan te duiden, maar wie dit ook zij, in elk geval staat beroep op den Minister open." — Zie de laatste aanteekening op art. 2. Art. 15. Het telegrafisch en telefonisch verkeer kan door Ons in het algemeen belang gedurende onbepaalden tijd geheel of gedeeltelijk worden geschorst. Art. 16. De binnenlandsche tarieven, de volgorde van telegrammen en gesprekken, alsmede de algemeene bepalingen omtrent het gebruik van telegrafen en telefonen in exploitatie bij het Rijk worden bij algemeenen maatregel van bei stuur vastgesteld. Wij behouden Ons voor het sluiten van verdragen of overeenkomsten met vreemde Regeeringen of besturen, betrekkelijk het telegrafisch of telefonisch verkeer met het buitenland. Ten opzichte van de meening, bij het voorloopig verslag 2e Kamer te kennen gegeven. ' dat de binnenlandsche tarieven voor het gebruik van telegrafen en telefonen, welke door  Art. 17 40 het Rijk worden geëxploiteerd, in de wet geregeld behooren te worden, evenals ten aanzien van briefporten is geschied bij de wet tot regeling der brievenposterij, werd door den Minister bij de memorie van antwoord verwezen naar den desbetreffenden inhoud van het rapport der Staatscommissie, waarmede de Minister zich geheel vereenigde, luidende : „Het uitvoerend gezag zal vrijheid van han„dèlen op dit stuk moeten behouden. Tariefs„bepalingen in de wet vast te leggen, komt „aan de commissie niét wenschelijk voor, ook „omdat andere tijden andere eischen stellen. „De snelle ontwikkeling van het verkeer en „van de wetenschap beide maken het moeiehjk „dit duurzaam te regelen. „Het antwoord op de bovengestelde vraag — „n.1. of de wet bepalingen behoort te bevatten „omtrent de tarieven voor het gebruik van „telegrafen en telefonen — móet derhalve alleen „in zooverre bevestigend luiden, dat de, wet „behoort te bepalen dat de vaststelling of, waar „het . geen Staatsexploitatie geldt, de goedkeu„ring van alle tarieven aan de uitvoerende „macht verblijve. Dit geldt voor telegrafen „zoowel als voor telefonen." — Zie de volgende besluiten, alle onder de bijlagen opgenomen : ;(tïii/i besluit van 20 November 1916, S. 509 ; idem van 29 November 1916, S. 518. Art. 17. De Staat en de concessionaris zijn niet aansprakelijk voor schade, ontstaan door den dienst van telegrafen en telefonen, behalve in de gevallen bedoeld bij de artikelen 374 en 375 van het Wetboek van Strafrecht. „De aansprakelijkheid voor tekortkomingen in den dienst, waaruit schade voor de gebruikers van telegrafen en telefonen kan ontstaan, behoort binnen enge grenzen te zijn beperkt. Dit is in overeenstemming met de bestaande bepalingen, waarbij nog is op te merken, dat volgens art. 3 van het Internationaal Telegraaf verdrag van St. Petersburg de contracteerende Mogendheden geene verantwoordelijkheid („au-  — 41 — Art. 19 oune responsabilité") aanvaarden ten aanzien van den internationalen telegraafdienst. De niet-aansprakelijkheid behoort evenwel haar grens te vinden daar, waar het feiten geldt strafbaar gesteld bij het Wetboek van Strafrecht." (Mem. van Toel.) Art. 18. In geval van staat van oorlog en bijaldien door Ons wordt verklaard, dat een toestand aanwezig is, als bedoeld bij artikel 1, sub 1°. en 2°., der wet van 23 Mei 1899 (Staatsblad n°. 128), erlangt het militair gezag de beschikking over de telegrafen en telefonen, al dan niet voor het openbaar verkeer bestemd. Dit artikel is bij een ingediend en door de Regeering overgenomen amendement in de wet gebracht. § 4. Straf- en slotbepalingen. Art. 19. Op de telefoonwerken en de telefonie zijn van toepassing de bepalingen van de artikelen 351, 351&ts, 371, 374 en 375 van het Wetboek van Strafrecht. De bedoelde artikelen luiden : Art. 851. Hij die spoorweg- of telegraaf werken, werken dienende tot waterkeering of waterloozing, gas- of waterleidingen of riolen, voor zoover deze werken, leidingen of riolen ten algemeenen nutte gebezigd worden, opzettelijk en wederrechtelijk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Art. 3516is. Hij aan wiens schuld te wijten is dat eenig in het vorig artikel bedoeld werk, vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt wordt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden. Art. 371. De ambtenaar die, met overschrijding van zijne bevoegdheid, zich doet óverleggen of in beslag neemt een aan eenige open-  Art 20 — 42 — bare instelling van vervoer toevertrouwden brief, briefkaart, stuk of pakket, of een telegrapbisoh bericht dat zich in handen bevindt 'van een ambtenaar der telegraphie of van andere personen belast met den dienst van eene ten algemeenen nutte gebezigde telegraafinricbting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Art. 874. De ambtenaar der telegraphie of eenig ander persoon belast met het toezicht op of met den dienst van eene ten algemeenen nutte gebezigde telegraafinrichting, wordt gestraft : 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden, indien hij den inhoud van een aan de telegraphie of aan zoodanige inrichting toevertrouwd bericht opzettelijk en wederrechtelijk aan een ander bekend maakt of een telegram opzettelijk en wederrechtelijk opent, daar van inzage neemt of den inhoud aan een ander bekend maakt ; 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, indien hij een aan de telegraphie of aan zoodanige inrichting toevertrouwd bericht of een telegram opzettelijk aan een ander dan den rechthebbende afgeeft, vernietigt, wegmaakt, zich toeeigent of den inhoud wijzigt. Art. 375. De ambtenaar van eenige openbare instelling van vervoer of der telegraphie of eenig ander in artikel 374 bedoeld persoon, die opzettelijk toelaat dat een ander een der in de artikelen 372—374 vermelde feiten pleegt, of dien ander daarbij als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met de straffen en naar de onderscheidingen in die bepalingen vastgesteld. Art. 20. Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft hij, die telegrafen en telefonen aanlegt of exploiteert zonder de concessie bij artikel 2 gevorderd. Mét gelijke straf wordt gestraft hij die, zonder de machtiging bij art. 3 ge-  13 Art. 21 vorderd, niet voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen of telefonen aanlegt. De telegraaf- en telefoonlijnen alsmede de voor het overbrengen van telegrammen of. gesprekken gebezigde toestellen kunnen, voor zoover zij den veroordeelde toebehooren, bij -de veroonleeling worden verbeurd verklaard. De feiten in dit artikel strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen. Het laatste lid is aan het artikel toegevoegd bij de wet van den 2 Januari 1905, S. 2. Art. 21. De voor het in werking treden van deze wet door den Staat of krachtens door Ons verleende concessiën aangelegde telegrafen en telefonen worden beschouwd als te zijn aangelegd overeenkomstig de bepalingen dezer wet, zoodat aan derden met befaekking tot de instandhouding van die telegrafen en telefonen dezelfde rechten toekomen, welke zij zouden kunnen doen gelden, indien de aanleg na het in werking treden van deze wet had plaats gehad. De door Ons verleende concessiën blijven van kracht, totdat zij door overeenkomstig artikel 2 vastgestelde concessiën zullen zijn vervangen. Dit artikel luidde oorspronkelijk: „De telegrafen en telefonen waarvan de aanleg is geschied krachtens de bepalingen van de artikelen 3, 4 en 5 der wet van 7 Maart 1852 (Staatsblad n°. 48), zooals die wet is gewijzigd bij de wet van 3 December 1869 (Staatsblad n°. 200), worden, onverminderd de bevoegdheden welke Wij Ons dienaangaande hebben voorbehouden, volgens de bepalingen dezer wet in stand gehouden." Blijkens het verslag van het mondeling over-  Art. 22 — 44 — leg door de commissie van rapporteurs met de Regeering, werd de regeling van den rechtstoestand der bestaande telefonen ter sprake gebracht. De commissie meende dat het voorgesteld artikel geen voldoende regeling bevat. „In de eerste plaats blijkt daaruit niét duidelijk — zoo wordt in het bedoeld verslag gezegd — welke rechten derden, die tegen de wijze, waarop deze telefonen zijn aangelegd, bezwaar hebben, voortaan zullen kunnen doen gelden. De commissie was van oordeel, dat het wenschelijk is aan die derden, ten aanzien van de instandhouding dezer telefonen, dezelfde rechten te verzekeren, welke hun zouden toekomen, indien zij na het in werking treden der nieuwe wet waren aangelegd. In de tweede plaats dient, naar zij-meende, eene bepaling opgenomen te worden omtrent de rechtsgeldigheid der bestaande concessiën, welke echter, haars inziens, zoo spoedig mogelijk behooren te worden vervangen door nieuwe concessiën, ingericht overeenkomstig art. 2 van het wetsontwerp." Het tegenwoordig artike1 is het gevolg van het bedoeld overleg. Art. 22. Deze wet kan worden aangehaald onder den titel van „Telegraafëh Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7)". Dit artikel is aldus gewijzigd bij de wet van 2 Januari 1905, S. 2. Art. 23. De wet van 7 Maart 1852 (Staatsblad n°. 48), zooals die is gewijzigd bij de wet van 3 December 1869 (Staatsblad n°. 200), tot regeling der gemeenschap door electro-magnetische telegrafen, wordt ingetrokken. Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip. De in werking treding der wet is bij besluit van 22 Februari 1904 (Staatsblad n°. 49) bepaald op 1 Maart 1904.  45 Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te 's Gravenhage den llden Januari 1904. WILHELMLNA. De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, de Marez Oyens. (Uitgeg. 2 Febr. 1904.)  — 46 — B IJ L A G E N. Besluit van den eden Maart 1905, S. 90, tot vaststelling van eenen algemeenen maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 12 van de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7). (Zooals dit besluit gewijzigd is bij dal van 11 Juli 1914, S. 302.) Wij WILHELMINA, enz. Gezien artikel 12 der Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7); (1) Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid van 30 Augustus 1904, n°. 2939, Posterijen en Telegrafie ; Den Raad van State gehoord (advies van 11 October 1904, n°. 9); Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid van 28 Februari 1905, N°. 713, Posterijen en Telegrafie ; Hebben goedgevonden en verstaan : Art. 1. Tenzij voorzien van eene vergunning van Onzen Minister van Waterstaat, en met inachtneming van de voorwaarden en bepalingen daarbij gesteld ter voorkoming van. belemmering der exploitatie van voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen, is het verboden aan te leggen of te gebruiken : 1. a. eenige bovengrondsche electrische geleiding voor verlichting of tot het overbrengen van kracht, op minder dan zes meter in horizontale projectie gemeten afstand van eenige bovengrondsche geleiding, behoorende tot voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen ; 6. eenige andere bovengrondsche electrische geleiding, op minder dan twee meter in horizontale projectie gemeten afstand van eenige bovengrondsche geleiding, behoorende tot voor (1) De titel van de wet is sedert de vaststelling van dit besluit gewijzigd: zie art. 22 der wet.  — 47 — het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen; 2. eenige ondergrondsche electrische geleiding, op minder dan 0.50 Meter afstand van eenige ondergrondsche geleiding, behoorende tot voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen; 3. eenige electrische inrichting bestemd voor het niet openbaar telegrafisch en telefonisch verkeer door middel van toestellen, welke op de eindpunten niet onderling door draden of geleidingen zijn verbonden. Onder de geleidingen, bedoeld onder 1 en 2 worden niet begrepen electrische geleidingen binnen gebouwen. Onder de inrichtingen, bedoeld onder 3, worden niet begrepen inrichtingen welker toestellen zijn geschikt enkel voor het ontvangen van radiotelegrafische seinen, tenzij die inrichtingen voorzien zijn van eene antenne gesteld binnen 1500 Meter van een Rijksstation voor radiotelegraue en hooger dan 30 Meter boven den beganen grond. De vergunning sub 1, 2 en 3 bedoeld, wordt niet vereischt voor electrische geleidingen en inrichtingen, welke bereids zijn in gebruik genomen bij het in werking treden van dezen algemeenen maatregel van bestuur. (1) 2. Het is verboden door eenige electrische geleiding of inrichting belemmering teweeg te brengen aan de exploitatie van voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen. 3. De kosten van. het uitvoeren van voorzieningen ten behoeve van de opheffing van belemmering, welke wordt teweeggebracht aan de exploitatie van voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen, door eene bij haren aanleg reeds aanwezige electrische geleiding of inrichting, worden gedragen door den ondernemer van bedoelde telegrafen en telefonen, voor zoover die kosten door Onzen Minister van Waterstaat zijn goedgekeurd. (1) 4. Met de handhaving van de bij dezen (1) Dit artikel is aldus gewijzigd bij besluit van 11 Juli 1914, S. 302. — Zie de laatste aanteekening op art. 2 der wet.  48 algemeenen maatregel van bestuur gegeven voorschriften, zijn belast de ambtenaren en beambten van Rijks- en Gemeentepolitie, en de ingenieurs, adspirant-ingenieurs en opzichters van de Rijkstelegrafie. De door hen opgemaakte processen-verbaal worden gezonden aan den bevoegden ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij het Kantongerecht en in afschrift aan den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie. 5. Overtreding van de bij de artikelen 1 en 2 van dezen algemeenen maatregel van bestuur gegeven voorschriften, wordt, voor zoover daartegen niet bij de wet is voorzien, gestraft met hechtenis van ten hoogste dertig dagen of geldboete van ten hoogste drie honderd galden. Onze Minister van Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State en aan de Algemeene Rekenkamer. (1) 's Gravenhage, dén 6den Maart 1905. WILHELMINA. De Min. van Waterstaat, Handel en Nijverheid, de Marez Oyens. (üitgeg. 22 Maart 1905.) Besluit van den 10de» Mei 1906, S. 112, houdende vaststelling van een voorloopig tarief voor telegrafische mededeeling omtrent langs radiotelegrafischen weg van schepen in zee ontvangen meldingen en noodseinen. Wij WILHELMINA, enz. Gelet op de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 {Staatsblad n° 7); Mede gelet op bet Koninklijk besluit van 22 December 1905 (Staatsblad n°.' 358) (2) en op dat van 21 April 1896 (Staatsblad n°. 73); In aanmerking nemende de wenschelijkheid tot vaststelling van een voorloopig tarief voor telegrafische mededeeling aan belanghebbenden (1) Zie de laatste aanteekening op art. 2 der wet. (2) Dit besluit is ingetrokken bij besluit van 10 Juni 1908, S. 195.  — 49 — omtrent meldingen en noodseinen, welke langs radiotelegrafischen weg van schepen in zee zgn ontvangen; Op de voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, tijdelijk belast met het beheer van het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid van 28 Maart 1906, n°. 1415, Posterijen en Telegrafie; Den Raad van State gehoord (advies van 17 April 1906, n. 12); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 4 Mei 1906, n°. 1969, Posterijen en Telegrafie; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen : Art. 1. Het rijkskantoor met radiotelegrafischen dienst te Scheveningen-Haven geeft van de langs radiotelegrafischen weg verkregen meldingen van schepen, en ontvangen noodseinen, per telegraaf berioht aan hen die zich daartoe hebben aangemeld. 2. De levering van de in artikel 1 bedoelde berichten geschiedt binnen Nederland tegen heffing van den geadresseerde van eene kusttaks van voorloopig één gulden voor elke tijding, vermeerderd met een bedrag van 50 cent, indien het samen te stellen telegram niet meer dan 10 woorden bevat en van 25 cent daarenboven voor elk volgend tiental woorden of gedeelte daarvan. Nochtans kunnen de hierbedoelde berichten óók geleverd worden tegen een zoodanigen vasten prijs per jaar als door Onzen Minister van Waterstaat voor eiken belanghebbende, in verband zoowel met het aantal en den omvang der verlangde opgaven, als met het vorenvermelde tarief, zal worden bepaald. Bij levering van de in dit artikel bedoelde berichten aan belanghebbenden buiten Nederland, worden de bovenbedoelde kosten verhoogd met het daarop toepasselijk buitenlandsch telegramtarief. (1) 3;' Dit besluit treedt in werking op den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad en de Staatscourant, waarin het is geplaatst. (1) Zie de laatste aanteekening op art. 2 der wet. S. & J. n". 67, 4« dr. 4  —.50 — Onze Minister Tan Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat gelijktijdig in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. (1) Het Loo, den lOden Mei 1906. WILHELMINA De Min. van Landbouw, Nijverheid en Handel, tijdelijk belast met het beheer van het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid, J. D. Veegexs. (üitgeg. 30 Mei 1906.) Besluit van den ZOsten November 1916, S. 609, houdende vaststelling van een Reglement voor den dienst der Rijkstelefoon. Wij WILHELMINA, knz. In aanmerking nemende de wenschelijkheid dat de bepalingen betreffende den Rijkstelefoondienst worden herzien en aangevuld; Gelet op artikel 16 van de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n». .); Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat van den 12 Juli 1916, n°. 28, Afdeeling Posterijen en Telegrafie en van den 11 October 1916, n°. 20, Afdeeling Posterijen en Telegrafie; Den Raad van State gehoord (adviezen van den 15 Augustus 1916, n°. 17, en van den 31 October 1916, n». 33); Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van den 16 November 1916, n». 21, Afdeeling Posterijen en Telegrafie ; Hebben goedgevonden en verstaan : met ingang van 1 Januari 1917 : 1°. vast te stellen het reglement voor den dienst der Rijkstelefoon, zooals bet aan dit besluit is gehecht; 2°. in te trekken de hierna genoemde Koninklijke besluiten, te weten : a. het Koninklijk besluit van 9 Juni 1904 (2) (Staatsblad n°. 117), houdende bepalingen be- (1) Zie de laatste aanteekening op art. 2 der wet. (2) In het Staatsblad staat abusievelijk 1914.  61 treffende den Rijkstelefoondienst, zooals dit luidt na de wijzigingen daarin aangebracht bij de Koninklijke besluiten van 28 Augustus 1905 (Staatsblad n° 257), 26 November 1910 (Staatsblad n°. 362) en 19 September 1916 (Staatsblad n°. 444); 6. het Koninklijk besluit van 1 Augustus 1904 (Staatsblad n°. 202), houdende voorwaarden, waaronder, met medewerking der gemeenten, verbindingen tot aansluiting van hulpgraafkantoren ook voor den interlocalen telefoondienst kunnen worden dienstbaar gemaakt, zooals ait luidt na de wijzigingen daarin aangebracht bij de Koninklijke besluiten van 28 Augustus 1905 (Staatsblad n°. 257), 9 April 1913 (Staatsblad n°. 127) en 21 November 1913 (Staatsblad n°. 416); c. het Koninklijk besluit van 28 Mei 1906 (Staatsblad n°. 116), bepalende de vestiging van een locaal Rijkstelefoonnet te Rheden en houdende regelen voor het gebruik van dit net, zooals dit luidt na de wijzigingen daarin aangebracht bjj de Koninklijke besluiten van 20 December 1907 (Staatsblad n°. 336), 6 Augustus 1910 (Staatsblad n°. 246) en 19 Mei 1914 (Staatsblad n°. 211); d. het Koninklijk besluit van 12 September 1906 (Staatsblad n°. 240), bepalende de vestiging van een locaal Rijkstelefoonnet te Nijmegen en houdende regelen voor het gebruik van dit net, zooals dit luidt na de wijzigingen daarin aangebracht bij de Koninklijke besluiten van 20 December 1907 (Staatsblad n° 337), 6 Augustus 1910 (Staatsblad n°. 246) en 19 Mei 1914 (Staatsblad n°. 211) ; e. het Koninklijk besluit van 21 Juni 1907 (Staatsblad n°. 150), bepalende de vestiging van een locaal Rijkstelefoonnet te Lisse en houdende regelen voor het gebruik van dit net, zooals dit luidt na de wijzigingen daarin aangebracht bij de Koninklijke besluiten van 20 December 1907 (Staatsblad n°. 335), I 6 Augustus 1910 (Staatsblad n°. 246) en 19 Mei 1914 (Staatsblad n°. 211); /. het Koninklijk besluit van 20 December 1907 (Staatsblad n°. 334), bepalende de vesI tiging van locale Rijkstelefoonnetten te Bergen ap Zoom, Boskoop, Oorinehem, Lochem, Roosendaal (Notyrd,-Brahant.\. Waal.uti.ile en 4*  52 Zandvoort en houdende regelen voor het gebruik van deze netten, zooals dit luidt na de wijzigingen daarin aangebracht bij de Koninklijke besluiten van 6 Augustus 1910 (Staatsblad n». 246) en 19 Mei 1914 (Staatsblad n°. 211); g. het Koninklijk besluit van 6 Augustus 1910 (Staatsblad n°. 245), bepalende de vestiging van locale Rijkstelefoonnetten te Culenborg, Harlingen, Heerenveen, Heerlen, Neuzen, Noordwijk-binnen, Winterswijk en Zierikzee en houdende regelen voor het gebruik van deze netten, zooals dit luidt na de wijziging daarin aangebracht bij het Koninklijk besluit van 19 Mei 1914 (Staatsblad n°. 211); h. het Koninklijk besluit van 4 November 1912 (Staatsblad n». 340), bepalende de vestiging van locale Rijkstelefoonnetten te Enkhuizen en Goes en houdende regelen voor het gebruik van deze netten, zooals dit luidt na dewijziging daarin aangebracht bij het Koninklijk besluit van 19 Mei 1914 (Staatsblad n°. 211); ». het Koninklijk besluit van 18 December 1912 (Staatsblad n°. 435), bepalende de vestiging van een locaal Rijkstelefoonnet te Alphen (Zuid-Holland) en houdende regelen voor het gebruik van dit net, zooals dit luidt na de wijziging daarin aangebracht bij het Koninklijk besluit van 19 Mei 1914 (Staatsblad n°. 211); j. het Koninklijk besluit van 3 September 1915 (Staatsblad n°. 385), bepalende de vestiging van een locaal Rijkstelefoonnet te Aalsmeer, Bodegraven, Coevorden, Delfzijl, Doetinchem, Ede, Franeker, Harderwijk, Hoogeveen, Laren (Noord-Holland), Steenwijk, Valkenburg (Limburg) en Weert en houdende regelen voor het gebruik van deze netten; h. het Koninklijk besluit van 9 November 1915 (Staatsblad n°. 464), bepalende de vestiging van een locaal Rijkstelefoonnet te Bolsward, Oss en Wassenaar, en houdende regelen voor het gebruik van deze netten; I. het Koninklijk besluit van 30 December 1907 (Staatsblad n°. 375), betreffende het gébruik van eene telegraafgeleiding tusschen twee Rijkstelegraafkantoren en van eene felefoondubbelgeleiding tusschen twee Rijkstelefoonkantoren, voor zoover laatstgenoemd onderwerp aangaat;  63 m. het Koninklijk besluit van 3 Augustus 1911 (Staatsblad n°. 265), tot regeling van de aansluiting aan een locaal telefoonnet van buiten het concessiegebied van dit net gelegen perceelen ; n. het Koninklijk besluit van 26 Juni 1913 (Staatsblad n°. 316), houdende bepaling, dat de thans geldende tarieven voor de verschillende aansluitingen binnen de grenzen der voormalige telefoonnetten der Nederlandsche Bell-Telephoon Maatschappij, gedurende het tijdvak van 1 Januari 1913 tot en met 31 December 1915 van kracht Mij ven ; o. het Koninklijk besluit van 2 December 1915 {Staatsblad n°. 486), houdende vaststelling van de regelen voor het gebruik van de voormalige telefoonnetten der Nederlandsche Bell-Telephoon Maatschappij ; p. het Koninklijk besluit van 27 December 1915 {Staatsblad n° 521), houdende : 1°. vestiging van locale Rijkstelefoonnetten te Beverwijk, de Bildt, Borne en Wormerveer en vaststelling van de regelen voor het gebruik van deze netten; 2°. wijziging van het Koninklijk besluit van den 2den December 1915 (Staatsblad n°. 486), houdende vaststelling van de regelen voor het gebruik van de voormaüge telefoonnetten der Nederlandsche Bell-Telephoon Maatschappij. Onze Minister van Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal .worden gezonden aan den Raad van State. - 's-Gravenhage, den 20sten November 1916. WILHELMINA. De Minister van Waterstaat, C. Lbly. (Uitgeg. 9 December 1916.) REGLEMENT VOOR DEN DIENST DER RIJKSTELEFOON. kantoren en netten. Vestiging van kantoren en netten. Art. 1. De Minister van Waterstaat bepaalt waar Rijksteletoon- of hulptelefoonkantoren en Rijkstelefoonnetten worden gevestigd of opgeheven. Van de vestiging en de opheffing wordt mededeeling gedaan in de Staatscourant.  — 64 — Openstelling der Rijkstelefoonkantoren. 2. De uren van openstelling der Rijkstelefoonkantoren en der locale Rijkstelefoonnetten worden door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie vastgesteld. Op Zon- en feestdagen en in bijzondere gevallen kunnen die uren worden beperkt of uitgebreid. De uren van openstelling der kantorenen netten worden in de Staatscourant medegedeeld. Zij worden op eene aan de buitenzijde van het kantoor zichtbare plaats bekend gemaakt. De wettelijke tijd in Nederland geldt voor al de Nederlandsche kantoren en netten. Hulptele foonkantoren. 3. Hulptelefoonkantoren worden gevestigd op verzoek van het betrokken gemeentebestuur en onder de volgende bepalingen : a. De gemeente stelt ter beschikking en onderhoudt ten genoegen van den DirecteurGeneraal der Posterijen en Telegrafie : 1. eene voldoend ruime en behoorlijk gemeubelde, veriichte en verwarmde localiteit voor het aanbrengen van de voor den telefoondienst vereischte toestellen. Deze localiteit kan dezelfde zijn als die, waarin eventueel de dienst van het hulptelegraafkantoor ter plaatse wordt uitgeoefend ; 2. eene localiteit of eene spreekcel, waarin het publiek telefoongesprekken kan voeren. 6. De gemeente geeft gelegenheid voor de plaatsing van eene inrichting op of nabij het hulptelefoonkantoor tot bevestiging van de geleidingen van hen, wier perceelen eventueel aan dit kantoor worden aangesloten. c De gemeente zorgt voor hare rekening en ten genoegen van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie voor de bediening van de voor den telefoondienst bestemde inrichtingen. Zij wijst aan en bezoldigt de personen, bestemd om als kantoorhouder en vervangend kantoorhouder met den telefoondienst te worden belast. De door de gemeente voor de uitoefening van den telefoondienst aangewezen personen  55 verbinden zich tegenover het Rijk, bij eede of belofte, tot getrouwe dienstwaarneming en tot bewaring van het geheim der telefoongesprekken. De kantoorhouder is rekenplichtig aan het Rijk. d. De gemeente voorziet in de bestelling van oproepberichten als bedoeld in artikel 23 binnen den kring, waarin volgens het Rijkstelegraaf reglement de bezorging van telegrammen kosteloos geschiedt. e. De gemeente is verplicht de sub a tot en met d vermelde verplichtingen na te komen, zoolang het kantoor niet door den Minister van Waterstaat is opgeheven. /. De aanvraag om vestiging van een hulptelefoonkantoor moet de verklaring inhouden, dat de gemeente bereid is om te voldoen aan de bepalingen van het Reglement voor den dienst der Rijkstelefoon. g. Indien op plaatsen, waar geen postkantoor is gevestigd, het aantal behandelde interlocale en internationale telefoongesprekken, eventueel vermeerderde met het aantal behandelde telegrammen, over het laatst verloopen kalenderjaar meer bedraagt dan acht en twintighonderd (2800), keert het Rijk aan de gemeente uit eene som van vijf en twintig gulden (f 25.—) voor elke duizend (1000) behandelde telefoongesprekken, respectievelijk telefoongesprekken en telegrammen, boven het vorengenoemde aantal en zulks tot een maximumbedrag van vjjfhonderd gulden (f 500.—). De gemeente ontvangt voor de bestelling van de oproepberichten, bedoeld sub d van dit artikel, van het Rijk eene vergoeding van 10 cent per oproepbericht, tenzij bet Rijk op zijne kosten in de bestelling voorziet. h. Burgemeester en Wethouders der gemeente regelen ten genoegen van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie, den duur van den dienst op de werkdagen en op Zon- en feestdagen. ». De toestellen en formulieren of bescheiden, benoodigd voor het voeren van telefoongesprekken en voor de verantwoording van de ontvangsten en uitgaven worden van Rijkswege geleverd en onderhouden.  — 56 — Aansluitingen aan Rijks- of hulptelefoonkantoren en aan locale Rijkstelefoonnetten. 4. In overeenstemming met de bepalingen, door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie in het belang van den dienst vastgesteld of nader vast te stellen, kan aansluiting worden verkregen aan een locaal Rijkstelefoonnet en — ter plaatse waar geen locaal Rijks- of geconcessionneerd telefoonnet bestaat — aan een Rijks- of hulptelefoonkantoor. De aansluiting kan worden gebezigd voor het voeren van locale, interloeale en internationale gesprekken, het aanbieden en ontvangen van telegrammen en oproepberichten, als bedoeld in artikel 23 ; Locale telefoongesprekken zijn echter niet toegelaten tusschen perceelen aangesloten aan eenzelfde Rijks- of hulptelefoonkantoor of Rijkstelefoonnet, wanneer die perceelen liggen binnen éénzelfde gemeente, aan welke concessie is verleend voor een locaal telefoonnet. Schade door aangeslotenen geleden door of tengevolge van het bestaan van aansluitingen aan Rijks- of hulptelefoonkantoren of aan Rijkstelefoonnetten, komt in geen geval ten laste van het Rijk. Publieke telefoonstations. 5. Ter beoordeeling van den DirecteurGeneraal der Posterijen en Telegrafie kunnen in aansluiting op Rijkstelefoon- of hulptelcf oonkantoren of op locale Rijkstelefoonnetten publieke telefoonstations worden geopend. Van deze stations, waarvan de inrichting geschiedt door en voor rekening van het Rijk, kan worden gebruik gemaakt voor het voeren van locale, interloeale en internationale telefoongesprekken, alsmede voor die stations, die door den Directeur-Generaal voornoemd worden aangewezen, voor het aanbieden van telegrammen en telefoon-oproepberichten. De bepalingen voor het houden en het gebruik maken van publieke telefoonstations worden door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie vastgesteld. Van de vestiging en opheffing - van publieke  57 telefoonstations geschiedt mededeeling in de Staatscourant. Buitennet-aansluitingen 6. Ter beoordeeling van den DirecteurGeneraal der Posterijen en Telegrafie kunnen perceelen, gelegen buiten het concessiegebied van een geconcessionneerd net, met medewerking var den concessionaris, aan zulk een net worden aangesloten. Indien het aan te sluiten perceel is gelegen binnen het gebied van eene gemeente waar het centraalbureel is gevestigd van een ander geconcessionneerd net dan dat waarop ae aansluiting wordt gewenscht, geschiedt de aansluiting niet dan naaat met den concessionaris van dat andere net overleg is gepleegd. De voor deze aansluitingen benoodigde geleidingen en toestellen worden aan den belanghebbende door of namens den DirecteurGeneraal der Posterijen en Telegrafie in gebruik gegeven. De gebruiker van de aansluiting verbindt zich om jegens den concessionaris van het net al de verplichtingen na te komen, waartoe de geabonneerden van dat net wettig zijn gehouden, met uitzondering echter van de verplichting tot betahng van eenig geldelnk bedrag. De gebruiker is vooras onderworpen: 1. aan de wettelijke voorschriften betreffende den interiocalen en internationalen telefoondienst ; 2. aan de bepalingen, welke door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie in het belang van den dienst worden noodig geacht. Particuliere telefonen. 7. Overeenkomstig artikel 3 der Telegraafen Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7) kan door den Minister van Waterstaat op door hem te stellen voorwaarden machtiging worden verleend voor den aanleg en het gebruik van niet voor het openbaar verkeer bestemde telefonen. Beschikbaarstelling van interloeale geleidingen. 8. Op verzoek van belanghebbenden kan, ter beoordeeling van den Directeur-Generaal  58 der Posterijen en Telegrafie, tusschen twee kantoren eene interloeale telefoondubbelgeleiding ter voortdurend vrije beschikking worden gesteld. Door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie worden vastgesteld de bepalingen omtrent de aansluiting van perceelen van belanghebbenden aan de kantoren, tusschen welke eene telefoondubbelgeleiding in gebruik wordt gegeven, zoomede de bepalingen, welke in het belang van den dienst worden noodig geacht. Bijaldien door omstandigheden, onafhankelijk van den wil van belanghebbenden, het gebruik van de telefoondubbelgeleiding is gestoord, heeft des verlangd wisseling van telefoongesprekken kosteloos plaats volgens de algemeene wettelijke voorschriften. GESPREKKEN EN OPROEPBERICHTEN. Geheimhouding. 9. Den ambtenaren, met den telefoondienst belast, is elke mededeeling omtrent telefoongesprekken anders dan aan hen, die tot kennisneming bevoegd zijn, overeenkomstig hun ambtseed verboden, op de in het Wetboek van Strafrecht bepaalde straffen. Ook mogen zij middellijk noch onmiddellijk, anders dan ambtshalve, nieuwstijdingen aan dagbladen bezorgen of met de redactie dier bladen, tenzij met uitdrukkelijke vergunning van den Minister, in eenige betrekking staan. Toegang lot de dienstkamers. 10. De toegang tot de dienstkamers is alleen geoorloofd aan het dienstdoende personeel en voorts aan hen, die daartoe door den Directeur-Généraal der Posterijen en Telegrafie zijn gemachtigd. Onderscheiding van de gesprekken. 11. De gesprekken worden onderscheiden in : 0. regeeringsgesprekken; b. dienstgesprekken; c. gewone gesprekken. Elke van deze soorten van gesprekken wordt weder onderscheiden in : 1. locale gesprekken; 2. interloeale gesprekken; 3. internationale gesprekken.  — 69 — Regeeringsgesprekken. 12. Onder Regeeringsgesprekken worden verstaan: a. gesprekken, gevoerd door of namens de Koningin en de leden van het Koninklijk Huis ; 6. gesprekken, gevoerd door de Ministers, hoofden van Departementen van Algemeen Bestuur, door den Vice-President van den Raad van State en door de Commissarissen der Koningin in de provinciën ; e. gesprekken, gevoerd door den Directeur van het Kabinet der Koningin; d. gesprekken over dienstzaken, gevoerd door de bevelhebbers in de militaire afdeelingen, liniën en stellingen, door de commandanten der maritieme directiën, alsmede gesprekken over dienstzaken, gevoerd door de Directeuren van 's Rijks werven en van het MarineEtablissement te Amsterdam met den Minister van Marine, en de gesprekken over dienstzaken, gevoerd door de bevelvoerende officieren van de schepen van Harer Majes'eits vloot met den Minister van Marine en met de commandanten der maritieme directiën ; e. gesprekken, gevoerd door de Nederlandsche en vreemde diplomatieke en consulaire agenten, met dien verstande, dat, wanneer consulaire agenten handel drijven hunne gesprekken niet als Regeeringsgesprekken .worden beschouwd, tenzij gevoerd met een officieel persoon en handelend over dienstzaken; /. gesprekken, gevoerd door de voorzitters en griffiers dér beide Kamers der Staten Generaal over aangelegenheden, de Kamera betreffend ; g. gesprekken, gevoerd door burgemeesters, betreffende verstoring der openbare orde en bestemd voor de Regeering. voor de finmmi» sarissen der Koningin in de provinciën, voor de Officieren van Justitie, voor commandanten van de gewapende macht of voor de Rijksveldwacht, alsmede gesprekken, gevoerd door provinciale adjudanten en door plaatselijke en garnizoenscommandanten, betrekkintr hehhenHo op het verbenen van militairen bijstand; h. op verzoek, de gesprekken over dienstzaken, gevoerd door de procureurs-generaal der gerechtshoven, door den advocaat-fiscaal  60 van de zee- en landmacht, door de Officieren van Justitie, door de burgemeesters in hunne hoedanigheid van hulpofficier van Justitie, door de auditeurs-mib'tair, door de rechterscommissarissen, door de kantonrechters, door de officieren en onderofficieren der marechaussee en door de commissarissen van politie; i. gesprekken over dienstzaken, gevoerd door den agent van het Ministerie van Financiën te Amsterdam en bestemd voor den Minister van Financiën, alsmede gesprekken over dienstzaken, gewisseld tusschen de Directie der Nederlandsche Bank, de bijbank te Rotterdam en de agentschappen; j. gesprekken nopens den toestand der ri vieren, gevoerd door of met waterstaatsambtenaren, in tijden dat de buitengewone riviercorrespondentie is ingeBteld, alsmede gesprekken, gevoerd door den daarbij betrokken hoofdingenieur van den Waterstaat, omtrent den dienst van het kanaal te Neuzen; le. gesprekken door de hoofden der kustwachtposten, omtrent al wat betrekking heeft op de kustbewaking, gevoerd met de reddingsmaatschappjjen, sleepdiensten en bergingsmaatschappijen, met de commissarissen der loodsen en inspecteurs van het loodswezen, met de commandanten der Marine en andere autoriteiten en met eikander onderling, alsmede de gesprekken betreffende den kustwachtdienst, gevoerd door de inspecteurs van het loodswezen, de commissarissen der loodsen en den chef der militaire kustwacht (wat dezen laatste betreft, na mstelling van den ,,voorloopigen militairen kustwachtdienst"); l. gesprekken over dienstzaken, gewisseld tusschen den Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten en de ambtenaren, onder de bevelen van den Raad geplaatst, alsmede de gesprekken over dienstzaken, gewisseld tusschen den Raad en de daaronder behoorende ambtenaren eenerzijds en de bestuurders van spoorwegdiensten anderzijds; m. gesprekken betreffende het buitengewoon militair vervoer over de spoorwegen gevoerd door den Directeur van- het Etappen- en Verkeerswezen, de officieren en oud-officieren, dienstdoende bij het bureel voor buitengewoon militair vervoer, de leden der stationscommis-  61 siën, de bestuurders van spoorwegdiensten, benevens de op voordracht van genoemde bestuurders door den chef van den generalen staf, of den Directeur van het Etappenen Verkeerswezen, aan te wijzen spoorwegambtenaren, zonder dat dit uit eenige aanwijzing bij de aanvraag van het gesprek behoeft te blijken; alles vanaf het tijdstip, waarop de vordering der spoorwegen is ingegaan krachtens artikel 50 van de wet van 9 April 1875 (Staatsblad n°. 67); n- de dringende militaire gesprekken, welke worden gevoerd, hetzij in geval van oorlog of oorlogsgevaar, hetzij in geval eenig grondgebied van het Rijk in staat van oorlog of van beleg verklaard, en dan van en naar dit gebied, uitsluitend door of met den Minister van Oorlog, door of met den Minister van Marine, door of met den Opperbevelhebber van Landen Zeemacht, of door of met door dezen daartoe gemachtigden; o. de militaire gesprekken, mede in de onder » genoemde gevallen, gevoerd door militaire commandanten ; p. gesprekken, aan welke door den Minister van Waterstaat tijdelijk de rang van Regeeringsgesprekken wordt toegekend. Dienstgesprékken. 13. Onder dienstgesprekken worden verstaan die gesprekken.welke den dienst van de telegraaf, van de telefoon of van het Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie betreffen. Zij worden kosteloos gevoerd. Gewone gesprekken. 14. Alle gesprekken niet vallende onder Regeerings- en dienstgesprekken zijn gewone gesprekken. Locale gesprekken. 15. Locale gesprekken zijn die, welke worden gevoerd : o. tusschen perceelen, aangesloten aan eenzelfde geconcessionneerd net; 6. tusschen perceelen, aangesloten aan eenzelfde Rijksnet ; c. tusschen perceelen, rechtstreeks aangesloten aan eenzelfde kantoor.  r>2 Onder perceelen worden in dit artikel mede verstaan openbare spreekcellen en publieke telefoonstations. Interloeale gesprekken. 16. Interloeale gesprekken zijn die, welke worden gewisseld tusschen perceelen, welke niet aan eenzelfde Rijks- of geconcessionneerd net of aan eenzelfde kantoor zijn aangesloten. Onder perceelen worden in dit artikel mede verstaan openbare spreekcellen en pubüeke telefoonstations. Internationale gesprekken. 17. Internationale gesprekken zijn die, welke gevoerd worden met perceelen gelegen buiten het Rijk, niet aangesloten aan eenig Nederlandsen kantoor of Rijksnet. Op de internationale gesprekken zijn van toepassing de regeling in het Internationale Telegraafreglement en de bijzondere overeenkomsten. Volgorde. 18. 1. Het voeren van gesprekken geschiedt, in gewone tijden, in de volgende orde : o. Regeeringsgesprekken gevoerd door of namens de Koningin en de leden van het Koninklijk Huis; 6. Regeeringsgesprekken gevoerd door de Ministers, Hoofden van Departementen van Algemeen Bestuur; c. Regeeringsgesprekken gevoerd door den Vice-President van den Raad van State; d. Regeeringsgesprekken gevoerd door de Commissarissen der Koningin in de Provinciën ; e. Regeeringsgesprekken gevoerd door den Directeur "van het Kabinet der Koningin; /. Regeeringsgesprekken gevoerd door de bevelhebbers in de militaire afdeelingen en door de commandanten van de direct'ën der marine; g. Regeeringsgesprekken gevoerd door den Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten; h. Regeeringsgesprekken gevoerd door de Nederlandsche en vreemde diplomatieke en consulaire agenten; ». de overige Regeeringsgesprekken ; . dringende dienstgesprekken ;  63 k. dringende internationale gewone gesprek ken ; l. niet-dringende international» a^n^n sprekken ; m. dringende interloeale gewone gesprekken ; n. niet-dringende interloeale gewone gesprekken en telefoonoproepberichten bedoeld in artikel 23; o. niet-dringende dienstgesprekken; p. locale gesprekken. Overigens worden gesprekken van seliikep rang zooveel mogelijk tot stand gebracht naar de volgorde van aanmelding. II. Ingeval van oorlog of oorlogsgevaar en ingeval eenig grondgebied van het Rijk in staat van oorlog of van beleg is verklaard, en dan van en naar dit gebied, volgen de regeeringsgesprekken, gevoerd door of namens den eventueel benoemden Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, op de regeeringsgesprekken onder b bedoeld. De in artikel 12, onder re bedoelde dringende militaire gesprekken hebben alsdan voorrang boven alle regeeringsgesprekken. Onderbreking van een locaal gesprek ten behoeve van een interlocaal of internationaal gesprek. 19. Ingeval een interlocaal of internationaal gesprek wordt aangevraagd met iemand, die een locaal gesprek voert, wordt dit laatste ambtshalve onderbroken en heeft het interloeale of internationale gesprek den voorrang. Buur der gesprekken. 20. 1. De duur van Regeerinqs- en dienst¬ gesprekken, alsmede van locale gesprekken voor zoover deze niet uit openbare spreekcellen en publieke telefoonstations worden aangevraagd, is onbeperkt. 2. Hij die tot het voeren van een interlocaal gesprek wordt toegelaten, is bevoegd zich gedurende drie minuten met den opgeroepene te onderhouden. 3. Het voortzetten van het gesprek na 3 minuten is toegelaten gedurende een nieuwen termijn van 3 minuten, waarvoor een gelijk bedrag als voor de eerste 3 minuten verschuldigd is. 4. Na 6 minuten mag het gesprek telkens  64 voor 3 minuten tegen hetzelfde tarief als waarvoor het werd aangevraagd, worden voortgezet: o. wanneer op dat tijdstip of gedurende een nieuwen spreektermijn geen andere gespreksaanvragen voor de in gebruik zijnde geleiding voorhanden zijn; 6. wanneer andere aanvragen wel voorhanden zijn, doch langs andere geleidingen in dezelfde richting zonder wachten kunnen worden afgewikkeld. Zijn voor andere aanvragen geen andere geleidingen beschikbaar, dan is voortzetting van een gesprek na 6 minuten alleen geoorloofd tegen betaling van dringend tarief en voor ten hoogste 6 minuten. Zijn onder die andere aanvragen dringende of worden er daarvan dringend gemaakt, dan is voortzetting van het in gang zijnde gesprek, dat 6 minuten of langer heeft geduurd, niet geoorloofd en moet bet worden verbroken na afloop van de 6 minuten of als het langer duurt na afloop van den eerstvolgenden termijn van 3 minuten ; de andere dringende aanvragen gaan dan voor, ook al is het' in gang zijnde gesprek dringend of wordt het dringend gemaakt. 5. Een gesprek wordt gerekend aan te vangen, zoodra uit het opgeroepen perceel antwoord is ontvangen. 6. Elke verbinding blijft bestaan gedurende den termijn, waarvoor de aanvrager heeft betaald of nog betalen moet, tenzij deze heeft afgescheld of aan den betrokken ambtenaar heeft medegedeeld, dat het gesprek is af geloopen. 7. Indien de voortzetting van een gesprek krachtens de voorafgaande bepalingen omtrent den duur niet kan worden toegelaten, mag de verbinding niet worden verbroken dan nadat de sprekers zijn gewaarschuwd. Overigens wordt waarschuwing omtrent het verstrijken van een gesprekstermijn slechts gegeven op uitdrukkeüjk verzoek van den aanvrager en indien zulks kan geschieden zonder bemoeibjking van den dienst. 8. Indien aan eene oproeping tot het voeren van een gesprek geen gehoor is gegeven, wordt de verbinding opgeheven. In de onder II van artikel 18 bedoelde omstandigheden kan voor dringende militaire  55 gesprekken, wanneer zulks door den aanvrager bepaald noodzakelijk wordt geacht, de duur van reeds in gang zijnde regeeringsen dienstgesprekken worden beperkt, en moeten desverlangd gesprekken van particulieren worden onderbroken. Intrekking van gespreksaanvragen. 21. Op verzoek van den aanvrager kunnen gespreksaanvragen worden ingetrokken met inachtneming van het bepaalde bij artikel 33. Abonnementsgesprekken. 22. Tusschen twee bepaaldelijk aangewezen kantoren kunnen interloeale gesprekken bij abonnement worden toegelaten, voor zoover naar het oordeel van den DirecteurGeneraal der Posterijen en Telegrafie het verkeer zulks toelaat. Het abonnement geeft den geabonneerde het recht op alle dagen op een overeen te komen tijd, behalve tusschen 9 uur v.m. en 5 uur n.m. een gesprek te voeren gedurende ten minste vijfmaal 3 achtereenvolgende minuten of zooveel maal 3 minuten meer als waarvoor het abonnement wordt aangevraagd en door den Directeur-Generaal voornoemd met het oog op de belangen van het telefoonverkeer toelaatbaar wordt geacht. Het abonnement wordt aangegaan voor ten minste één maand en stilzwijgend van maand tot maand verlengd, tenzij 14 dagen vóór het einde van den loopenden termijn het abonnement aan, dan wel door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie schriftelijk is opgezegd. De Directeur-Generaal voornoemd beslist over geheele of gedeeltelijke ontheffing van het abonnementsbedrag ingeval van storing. Telefoon-oproepberichten. 23. Bij elk Rijkstelegraaf-, hulptelegraaf-, Rijkstelefoon- of hulptelefoonkantoor kan een oproepbericht worden aangeboden, dienende om iemand te verzoeken zich in interloeale telefonische gemeenschap te stellen met den afzender van het oproepbericht. De kosten van het oproepbericht komen ten laste van den afzender, die bij de aanbieS. A J. n°. 67, 4« dr. 6  66 ding betaalt de kosten van het daarbij aangevraagd gesprek, dat ten hoogste 6 minuten mag duren. Indien op het telefoonoproepbericht geen gesprek volgt, wordt de helft van de kosten van een enkelvoudig gesprek van 3 minuten in rekening gebracht en wordt het overige van de vooruitbetaalde gesprekkosten terugbetaald. Woont de persoon, voor wien het oproepbericht is bestemd, buiten den kring van kostelooze bezorging' van het Rijkstelegraaf.- of hulptelegraafkantoor van bestemming, dan wordt van den afzender van het oproepbericht bovendien voor de bezorging per bode, het bij het Rijkstelegraaf reglement bepaalde bedrag geheven. Is op het kantoor van afzending de hier bedoelde kring niet met juistheid bekend, dan wordt aan den afzender medegedeeld, dat tegen overbrenging van het oproepbericht geen bezwaar bestaat, mits hij zich bereid verklaart eventueele bodekosten alsnog te betalen, zoodra het kantoor van bestemming per telegrafische nota aan het kantoor van afzending heeft doen weten, dat het vastgestelde bedrag van f 0.50 is te heffen. Van de onbestelbaarheid van een oproepbericht wordt den afzender kennis gegeven. 'Uitsluiting van telefoongemeenschap, 24. Bij met-betaling van verschuldigde gelden, ongeoorloofd gebruik der telefoon, eigenmachtige verandering der technische inrichting, opzettelijke beschadiging der geleidingen of toestellen, inschakeling van andere toestellen zonder goedkeuring van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie, heeft deze de bevoegdheid, den aangeslotene tijdelijk uit te sluiten van de telefoongemeenschap, en zoo noodig zijne aansluiting op te heffen. Deze uitsluiting of opheffing ontslaat den aangeslotene niet van zijne verplichting tot betaling van het verschuldigde abonnement. Weigering en stuiting van gesprekken. 25. .Bijaldien een ambtenaar, met de telefoonbediening belast, eenig gesprek op grond van de aanvraag of van den inhoud in  67 strijd acht met de veiligheid van den Staat, de openbare orde, of de goede zeden, weigert hij het gesprek of heft hij de telefoonverbinding op, onder opgaaf van redenen aan hem, die het gesprek- heeft aangevraagd. Van een en ander wordt onmiddellijk langs den snelsten verkeersweg kennis gegeven aan den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie. Ieder, die van den Rijkstelefoondienst gebruik maakt, is verplicht zich daarbij te onthouden van het bezigen van ruwe uitdrukkingen, alsmede van het voeren van niet op den dienst betrekking hebbende gesprekken met de dienstdoende ambtenaren. Bij ongepaste bejegening van het bedienend telefoonpersoneel, heeft de Directeur van het betrokken kantoor de bevoegdheid het gesprek te verbreken. Deze verbreking ontheft niet van de verplichting tot betaling van de verschuldigde gesprekkosten. TARIEVEN. Ter zake van hetgeen, ingevolge dit Reglement, door het Rijk wordt tot stand gebracht of verricht, geschiedt heffing naar het volgende tarief: Aansluiting aan een Rijks- of hulptelefoonkantoor. 26. 1. Voor eene aansluiting aan een Rijks- oi nuipteletoonkantoor is verschuldigd, indien het perceel gelegen is op niet verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 1000 Meter van het kantoor van aansluiting, per jaar I 35.—, welk bedrag voor verder gelegen perceelen wordt verhoogd met f 2.— per jaar en per 100 M. (of gedeelte daarvan) over den verderen hemelsbreed gemeten afstand. 2. Het gebruik van de aansluiting wordt verleend voor een perceel gelegen van het kantoor van aansluiting op een hemelsbreed gemeten afstand van : o. niet meer dan 1000 M. voor den tijd van ten minste een jaar; b. meer dan 1000 M. tot en met 2000 M. voor den tijd van ten minste twee jaren; c. meer dan 2000 M. tot en met 3000 M. voor den tijd van ten minste drie jaren ; d. meer dan 3000 M tot en met 4000 M. voor den tijd van ten minste vier jaren ; 5*  68 e. meer dan 4000 M. tot en met 15,000 M. voor den tijd van ten minste vijf jaren. Aansluitingen over langoren afstand dan 15 K.M. worden niet tot stand gebracht, behoudens in bijzondere gevallen en onder door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie te stellen bepalingen en met betaling van de aanlegkosten over het bjngedeelte boven de 15 K.M. 3. In bijzondere gevallen ter beoordeeling van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie kunnen op verzoek van belanghebbenden worden toegestaan : a. Tijdelijke aansluitingen voor een kortoren termijn dan één jaar, tegen voldoening in eens en bij vooruitbetaling van alle aanlegen opruimingskosten en tegen betaling van een evenredig deel van het jaarlijkse h abonnement. b. Seizoenabonnementen voor niet langer dan 6 achtereenvolgende maanden, tegen betaling van 2/3 van het in dit artikel genoemde tarief, met dien verstande evenwel, dat de belanghebbende zich verbindt voor 2, 3, 4 of 5 achtereenvolgende seizoenen al naar gelang het perceel, waarvoor de aansluiting wordt verlangd, is gelegen op meer dan 1000 en niet meer dan respectievelijk 2000 M., 3000 M„ 4000 M., en boven 4000 M. tot en met 15,000 M. van het kantoor van aansluiting. Aansluitingen aan locale Rijkstelefoonnetten. 27. 1. Voor aansluiting van een perceel. aan het locale Rijkstelefoonnet te Aalsmeer, Alphen (Z.-H.), Bergen op Zoom, Bodegraven, Bolsward, Boskoop, Coevorden, Culenborg, Delfzijl, Doetinchem, Dongen, Ede, Enkhuizen, Franeker, Goes, Gorinchem, Harderwijk, Harlingen, Heerenveen, Heerlen, Hoogeveen, Laren (N.-H.), Lochem, Loosduinen, Naaldwijk, Neuzen, Noordwijk, Nunspeet, Oss, Roosendaal (N.-B.), Sittard, Stadskanaal, Steenwijk, Valkenburg (L.), Veenendaal, Waalwijk, Wassenaar, Weert, Winterswijk, Zandvoort en Zierikzee, gelegen pp niet verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 1000 M. van het bureel van dat net is verschuldigd per jaar f 35.—. 2. Voor aansluiting van een perceel aan  69 het locale Rijkstelefoonnet te Losse, gelegen op niet verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 1000 M. van een der bureelen Lisse, Hillegom of Sassenheim is verschuldigd per jaar f35. 3. Voor aansluiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet te Rheden, gelegen op niet verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 1000 M. van een der bureelen Velp (Gelderland), Steeg of Dieren is verschuldigd per jaar f 35. 4. Voor aansluiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet te Hengelo, gelegen op niet verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 1000 M. van een der bureelen Hengelo of Borne is verschuldigd per jaar f 50. 5. Voor aansluiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet te Utrecht, gelegen op niet verderen hemelsbreed gemeten afstand dan: «. 2000 M. van het bureel Utrecht; 6. 1000 M. van een der bureelen De Bildtdorp of De Bildt-Station, is verschuldigd per jaar f 50. 6. Voor aansluiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet te Zaandam, gelegen op niet verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 1500 M. van een der bureelen Zaandam, Westzaan of Wormerveer is verschuldigd per jaar f 50. 7. Voor aansluiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet IJ muiden, gelegen op niet verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 1000 M. van een der bureelen IJmuiden, Beverwijk, Velzen of Wijk aan Zee is verschuldigd per jaar f 50. S. Voor aansluiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet Veendam, gelegen op niet verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 1000 M. van een der bureelen Veendam of Wild er yank is verschuldigd per jaar f 50. 9. Voor aansluiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet te Hoogezand, Hoorn, Maassluis, Roermond en Vlaardingen, gelegen op niet verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 1000 M. van het bureel van dat net is verschuldigd per jaar f 50. 10. Voor aansluiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet te Almelo, Amersfoort, Baarn en Schiedam, gelegen op niet  — 70 — verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 1500 M. van het bureel van dat net is verschuldigd per jaar f' 50. 11. Voor aansluiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet te Bussum, Dordrecht, Groningen, Haarlem, Hilversum en Nijmegen, gelegen op met verderen hemelsbreed gemeten afstand dan 2000 M. van het bureel van dat net is verschuldigd per jaar f 50. 12. In verband met plaatselijke omstandigheden kan door of vanwege den Minister van Waterstaat een ander punt dan het centraal bureel worden aangewezen, als uitgangspunt voor de afstandsberekening. 13. Voor aansluiting van perceelen op verderen afstand, dan die bedoeld onder punt 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11, is boven het jaarlijksch abonnement verschuldigd een jaarlijksch bedrag van f 2.—voor elke 100 M. (of gedeelte daarvan) over den verderen hemelsbreed gemeten afstand. Deze verhooging is niet verschuldigd voor aansluiting aan het locale Rijkstelefoonnet Veendam van perceelen gelegen aan of nabij het Ooster- of Westerdiep tusschen de kringen getrokken met een straal van 1000 M. uit de bureelen te Veendam en te Wildervank. 14. Indien, in locale Rijkstelefoonnetten hulpbureelen 'zijn of worden gevestigd, wordt voor aansluiting op die hulpbureelen hetzelfde tarief in rekening gebracht als voor de aangeslotenen op het hoofdbureel van het net, met dien verstande, dat door of vanwege den Minister van Waterstaat wordt bepaald binnen welken, uit het hulpbureel hemelsbreed gemeten afstand dat tarief zal gelden. Voor perceelen, gelegen op verderen afstand dan door of vanwege den Minister van Waterstaat is bepaald, is de onder punt 13 bedoelde toeslag op het abonnement verschuldigd. 15. Het abonnement voor eene netaansluith g wordt aangegaan voor perceelen gelegen binnen den eersten tariefekring voor den tijd van ten minste één jaar, terwijl voor eiken hemelsbreed gemeten afstand van 1000 M (of gedeelte daarvan), dat een perceel buiten dien tariefskring is gelegen, het abonnement wordt afgesloten voor één jaar langer, met een maximum van 5 jaren.  — 71 — 16. Aansluitingen over angeren atstand dan 16 K.M. worden niet tot stand gebracht, behoudens in bijzondere gevallen en onder door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie te stellen bepalingen en met betaling van de aanlegkosten over het lijngedeelte boven de 15 K.M 17. In bijzondere gevallen ter beoordeeling van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie kunnen op verzoek van belanghebbenden worden toegestaan : a. tijdelijke aansluitingen voor een korteren termgn dan één jaar, tegen voldoening in eens en bij vooruitbetaling van alle aanleg- en opruimingskosten en tegen betaling van een evenredig deel van het jaarlijksch abonnement; b. seizoenabonnementen voor niet langer dan 6 achtereenvolgende maanden, tegen betaling van 2/3 van het in dit artikel genoemde tarief, met dien verstande evenwel, dat de belanghebbende zich verbindt voor 2, 3, 4 of 5 achtereenvolgende seizoenen, al naar gelang het perceel, waarvoor de aansluiting wordt verlangd, is gelegen buiten den niinimumtariefskring op niet meer dan 1000 M., 2000 M., 3000 M., en boven 3000 tot en met 15000 M. buiten dien kring. Tariefsbepalingen, welke zoowel voor de aansluitingen aan Rijks- of hulptelefoonkantoren, als voor de aansluitingen aan locale Rijkstelefoonnetten gelden. 28. 1. Het in artikel 26 en 27 bedoelde bedrag van f 2.— kan in bijzondere gevallen door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie worden verminderd. 2. Indien ten behoeve van de aansluiting van perceelen uitkeeringen aan derden of buitengewone kosten van aanleg noodig zijn, kunnen deze op den belanghebbende worden verhaald. 3. Met afwijking van het bepaalde omtrent den duur van het abonnement kan door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie, op schriftelijk verzoek van den geabonneerde, tusschentijds ontheffing van een abonnement verleend worden, indien hiervoor bijzondere redenen aanwezig zijn. Aan eene ontheffing van een gewoon abonnement kan evenredige  72 terugbetaling van abonnementsgelden en eventueel jaarlijks verschuldigde bijzondere vergoedingen worden vérbonden over het aantal volle maanden waarvoor de ontheffing geldt, en waarover die gelden, enz., reeds zijn voldaan. 4. Indien en voor zoolang een geabonneerde meer dan 10 aansluitingen aan eenzelfde Rijks- of hulptelefoonkantoor of aan eenzelfde Rijksnet ten eigen behoeve in gebruik heeft, wordt van die meerdere aansluitingen eene vennindering van abonnement genoten van 1/3 van den abonnementsprijs per jaar en. per aansluiting. 5. Behoudens het bepaalde in artikel 4, derde lid, kunnen zij, wier perceelen op de in dit artikel en de artikelen 26 en 27 bedoelde voorwaarden aan eenzelfde Rijks- of hulptelefoonkantoor of aan eenzelfde Rijksnet zijn aangesloten, gedurende de openingsuren van dat kantoor of dat net onderling kosteloos gesprekken voeren. Eveneens kunnen uit de openbare spreekcellen of publieke telefoonstations locale gesprekken worden aangevraagd met de aangeslotenen aan hetzelfde Rijks- of hulptelefoonkantoor of aan hetzelfde locale Rijksnet. Bijzondere vergoedingen. 29. Van Rijkswege worden op verzoek van den geabonneerde, wiens perceel tegen de in dit besluit bepaalde bedragen aan een Rijksof hulptelefoonkantoor of aan een locaal Rijkstelefoonnet is aangesloten, in de aansluiting van zijn perceel neventoestellen ingeschakeld of wijzigingen aangebracht tegen betaling van het tarief in onderstaanden staat vermeld. 1. Tweede en volgend wand telefoontoestel : a. in hetzelfde perceel als het hoofdtoestel, per toestel f 10 per jaar. 6. in een ander perceel, niet meer dan 100 M. hemelsbreed verwijderd van het perceel, waarin zich het hoofdtoestel bevindt f 15 p. jaar. c. in een ander perceel, meer dan 100, doch niet meer dan 500 M. hemelsbreed verwijderd van het perceel, ' waarin het hoofdtoestel is geplaatst f 25 p. jaar. d. de vergoeding vermeld onder 6 en c  73 wordt voor het eerste jaar van ingebruikgeving der toestellen verhoogd met onderscheidenlijk f 5 en f 10 in eens. e. ingebruikgeving van neventoesteüen in een perceel, meer dan 600 M. hemelsbreed verwijderd van het perceel, waarin het hoofdtoestel is geplaatst, kan geschieden volgens speciale voor elk geval door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie met den aanvrager te sluiten - overeenkomst. K voor eene nevenaansluiting op eene andere nevenaansluiting is hetzelfde tarief van toepassing als voor eene nevenaansluiting op eene hoofdaansluiting. g. bij het aanbrengen van neventoestellen is steeds ook de vergoeding voor den benoodigden schakelaar verschuldigd. 2. Voor een tafeltoestel — in plaats van een wandtoestel — worden de kosten verhoogd met f 2.60 p. jaar. 3. Extraschel (verklikker): a. in hetzelfde perceel als het toestel, waarmede de extra-schel verbonden is, per schel f 1.50 p. jaar. b. in een ander perceel, niet meer dan 100 5t. hemelsbreed verwijderd van het perceel, waarin het met de extraschel verbonden toestel is geplaatst, per schel f 5 p. jaar. c zijn in een perceel, als bedoeld in punt b hie'rvoren, twee of meer met hetzelfde toestel verbonden extraschellen geplaatst, dan is alleen op de eerste van deze extra-schellen het ||||; . tarief volgens punt b van toepassing, terwijl voor de overige op hetzelfde toestel geplaatste extra-schellen in dat perceel verschuldigd is het in punt a genoemde bedrag. 4. Schakelaar : a. uitsohakelaar voor toestel of extraschel f 1 per jaar. b. omschakelaar (niet ingericht voor het voeren van onderlinge gesprekken) f 2.50 p. jaar.  74 c. omschakelaar (ingericht voor het voeren van onderlinge gesprekken tusschen twee toestellen) f 6 p. jaar. 5. Tweede telefoon f 1 p. jaar. 6. Voor elke aansluiting op een schakelbord f 3 p. jaar. 7. Stopcontacten in hetzelfde perceel per stopcontact f 7.50 p~. jaar. 8. Verplaatsing van een toestel: a. binnen hetzelfde vertrek f 2.50 in eens. 6. iri hetzelfde perceel naar een ander vertrek f 5 in eens. c. naar een ander perceel binnen den eersten tariefskring f 12.50 in eens. d. naar een ander perceel buiten den eersten tariefskring, wopdt het bedrag sub e, ad f 12.50 in eens. voor elke 100 M., of gedeelte daarvan, hemelsbreed gemeten van af dien tariefskring uit de richting van het centraalbureel, verhoogd met f 2 in eens. e. vervanging van wand- door een tafel, toestel, of omgekeerd, wordt als eene verplaatsing van een toestel binnen hetzelfde vertrek aangemerkt, indien de vervanging niet gepaard gaat met verplaatsing van het toestel naar een ander vertrek of naar een ander perceel. Is dit wèl het geval, dan is verschuldigd het bedrag, zooeven ge noemd in punt 6, c of d. f. gaat de verplaatsing van een hoofdtoestel naar een ander perceel gepaard met de verplaatsing van een neventoestel of extra-schel, dan wordt voor elk der te verplaatsen neventoestellen en schellen betaald een bedrag van f 4 in eens. 9. Verplaatsing van een extra-schel: o. binnen hetzelfde vertrek f 1.50 in eens. 6. in hetzelfde perceel, naar een ander vertrek f 2.50 in eens. e. naar een ander perceel niet meer dan 100 M. hemelsbreed verwijderd van het perceel, waarin oorspronkelijk de - schel was geplaatst f 5 in eens. 10. Verplaatsing van een uitschakelaar voor toestel of extra-schel f 1 in eens.  76 tl, Verplaatsing van een omschakelaar bedoeld in punt 46 en 4c: • o. binnen hetzelfde vertrek f 1.60 in eens. 6. naar een ander vertrek, hetzij in hetzelfde, hetzij in een ander perceel f 2.50 in eens. 12. Verplaatsing van een schakelbord per aansluiting: o. binnen hetzelfde vertrek f 1.60 in eens. b. naar een ander vertrek, hetzij in hetzelfde, hetzij in een ander perceel f 2.50 in eens. De in punten 10, 11 en 12 bedoelde ta¬ rieven gelden zoowel wanneer de daarin genoemde apparaten zonder meer worden verplaatst, als wanneer de verplaatsing een gevolg is van verhuizing van de hoofdaansluiting. 13. Verplaatsing van een stopcontact: a. binnen hetzelfde vertrek f 1.50 in eens. 6. naar een ander vertrek, hetzij in hetzelfde, hetzij in een ander perceel f 2.50 in eens. Verplaatsing van een stopcontact naar een ander perceel kan alleen geschieden, indien dit andere perceel reeds aangesloten is. 14. Voorzieningen in gebreken aan geleidin gen en toestellen, welke niet zijn te wijten aan gebrekkige constructie, aan de wijze van aanbrengen of aan onvoldoend onderhoud, alsmede tijdelijke of hiervoren niet genoemde voorzieningen. De kostende prijs in eens. 15. Op verzoek van den aangeslotene kunnen anaere toestellen of inrichtingen dan in het algemeen worden verstrekt en hiervoren zijn bedoeld, in gebruik worden gegeven, en zulks tegen betaling in eens, boven en behalve het volgens vorenstaand tarief jaarlijks verschuldigde, van het verschil tusschen den kostenden prijs van het toestel of de inrichting, in het tarief bedoeld, en van hetgeen in gebruik wordt oe<»,v0„ 16. Indien ten behoeve van aangesloten per- "™' wizaise van de hierbovenbedoelde neventoestellen of veranderingen, uitkeeringen aan derden of buitengewone kosten van aanleg of voorziening noodig  — 76 — zijn, worden de werkzaamheden slechts ter hand genomen, indien belanghebbende zich verplicht tot betaling van die uitkeeringen of kosten. 17. Voor neventoestellen, extra-schellen, schakelaars, tweede telefonen, aansluitingen op een schakelbord en stopcontacten is tenminste gedurende een vol jaar vergoeding verschuldigd. Aansluitingen aan een geconcessionneerd locaal telefoonnet van daarbuiten gelegen perceelen. 30. 1. Door den belanghebbende is voor hetgeen in gebruik wordt gegeven, aan het Rijk verschuldigd een door den Minister van Waterstaat goed te keuren jaarlijksch bedrag, al of niet met eene betaling van een bedrag in ééns en voor ééns. Buitengewone kosten van aanleg en uitkeeringen aan derden, alsmede eventueele kosten van wijziging en uitbreiding van de aansluiting, worden tot het werkelijk bedrag aan den belanghebbende in rekening gebracht. Voor gebruik van neventoestellen, extraschellen, enz., zijn verschuldigd de bedragen, berekend volgens de daarvoor geldende tarieven van het locale net. 2.. Het abonnement voor de aansluiting wordt voor elk perceel aangegaan voor denzelfden tijd, als waarvoor de concessionaris van het betrokken telefoonnet de benoodigde dubbeldraden ter beschikking van het Rijk stelt. De gebruikstermijn, alsmede de termijn van opzegging worden vooraf ter kennis van den belanghebbende gebracht. 3. Alleen in het geval dat storing, welke naar het oordeel van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie niet aan de schuld van den gebruiker te wijten is, langer dan ééne maand mocht voortduren, zal evenredige terugbetaling van het verschuldigde, genoemd in de eerste alinea van dit artikel, plaats hebben ; 15 of minder dagen worden daarbjj niet, 16 of meer dagen als eene geheele maand berekend. Particuliere telefonen. 31. Door den Minister van Waterstaat wordt in elk bijzonder geval beoordeeld, welke  77 voorwaarden aan de krachtens artikel 3 der Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7) bedoelde machtiging zullen worden verbonden. Beschikbaarstelling van interloeale geleidingen. 32. 1. Voor het voortdurend vrije gebruik van eene telefoondubbelgeleiding is verschuldigd : a. een vast bedrag van f 7000.— per jaar, welk bedrag wordt verminderd tot f 4500. , indien de in artikel 8 bedoelde kantoren van elkander gelegen zijn op een hemelsbreed gemeten afstand van ten hoogste 15 K.M. of zooveel meer als de Minister van Waterstaat in bijzondere gevallen noodig acht; b. gedurende den eersten vijfjarigen gebruikstermijn f 50.— per K.M. in gebruik afgestane dubbelgeleiding per jaar; elk volgend jaar f 25.— per K.M. in gebruik afgestane dubbelgeleiding. 2. Het gebruik van de geleiding wordt verleend voor vijf achtereenvolgende jaren, na afloop waarvan het stilzwijgend van jaar tot jaar wordt verlengd, indien het niet ten minste drie maanden voor het eindigen van den gebruikstermijn aan, dan wel door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie schriftelijk is opgezegd. Deze termijn van vijf jaren gaat in op den dag, waarop de geleiding ter beschikking is gesteld. De Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie kan op verzoek het gebruik met den laatsten dag van het loopende gebruikskwartaal doen eindigen en belanghebbenden van hunne verplichting ter zake ontslaan. In dit geval hebben belanghebbenden te voldoen een bedrag van f 250.— per K.M. afgestane geleiding over vijf jaren verschuldigd op grond van het bepaalde sub b hiervoren genoemd, na aftrek van hétgeen ter zake door hen reeds is betaald 3. De ingevolge dit artikel verschuldigde jaarlijksche bedragen zijn bij vooruitbetaling per drie maanden te voldoen. Het hiervoren sub b verschuldigde is in ééns en voor het geheel opvorderbaar, na aftrek van hetgeen ter zake reeds mocht zijn betaald, zonder dat eenige ingebrekestelling, wordt vereischt:  78 0. bij overlijden, faillissement of onderourateelestelling van een der belanghebbenden ; 6. ingeval eenig bedrag, bij vooruitbetaling te voldoen, niet is betaald binnen eene maand na aanbieding van de desbetreffende quitantie; c. ingeval een der belanghebbenden eene vereeniging is, die tot liquidatie overgaat. Gesprekken en telefoon-oproepberichten. 1. Locale gesprekken. 33. Locale gesprekken worden kosteloos gevoerd met dien verstande evenwel, dat voor dergelijke gesprekken, aangevraagd uit een openbare spreekcel of uit een publiek telefoonstation per gesprek van drie minuten of minder verschuldigd is f 0.10. Wordt door den geabonneerde een gesprek aangevraagd met iemand in een openbare spreekcel of publiek telefoonstation, dan zijn geen gesprekkosten verschuldigd. 2. Interloeale gesprekken. a. Voor een interlocaal gesprek van drie minuten of minder is verschuldigd f 0.35. Voor een dringend interlocaal gesprek van drie minuten of minder is verschuldigd f 1. Indien de kantoren van aanvraag en bestemming van elkander gelegen zijn op een hemelsbreed gemeten afstand van ten hoogste 15 K.M. of zooveel meer als de Minister van Waterstaat in bijzondere gevallen noodig acht, is verschuldigd : voor een interlocaal gesprek van arie minuten of minder f 0.25 ; voor een dringend interlocaal gesprek van drie minuten of minder f 0.65. 6. Voor elke verlenging gedurende drie minuten of minder worden eveneens de hiervoren genoemde bedragen betaald. c. Voor interloeale gesprekken is slechts de helft van het tarief verschuldigd: 1. indien aan eene oproeping geen gehoor wordt gegeven door den aangevraagde; 2. indien de intrekking van de gespreksaanvraag geschiedt, nadat deze door het kantoor van oorsprong aan een ander kantoor ie opgegeven; 3. indien vóór den aanvang van het ge-  79 aprek blijkt, dat de aanvrager een onjuist oproepingsnummer (of letter) heeft opgegeven ; 4. indien een gesprek wordt aangevraagd met iemand, die niet in de „Naamlijst voor den Telefoondienst" is opgenomen en volgens de opgaaf van den aanvrager wel is aangesloten, dooh achteraf blijkt niet aangesloten te zijn ; d. voor interloeale gesprekken zijn geen, kosten verschuldigd: 1. indien de aanvraag wordt ingetrokken alvorens deze door het kantoor van oorsprong aan een ander kantoor is opgegeven; 2. indien de telefonische gemeenschap naar het oordeel van het betrokken Rijkstelefoonkantoor onvoldoende is - «wvoei ae gespreksaanvragen van ae Detrokken perceelen uit zijn opgegeven, . worden de daarvoor verschuldigde kosten per quitantie ingevorderd. De aanteekeningen van het Rijkstelefoonof hulptelefoonkantoor omtrent die kosten zijn verbindend. Bij nalatigheid in de betaling van de hierboven bedoelde quitantie op vertoon, kan door den Directeur van het betrokken kantoor aan den geabonneerde het verder voeren van interloeale gesprekken anders dan in de openbare spreekcellen, geweigerd worden. 3. Abonnementsgesprekken. a. Een abonnement voor een interlocaal gesprek gedurende vijfmaal 3 achtereenvolgende niinuten: bij vooruitbetaling per maand f 52.30, idem, per 3 minuten meer. bij vooruitbeta' hng per maand f 10.50. b. Indien de twee aangewezen kantoren van elkander gelegen zijn op een hemelsbreed gemeten afstand van ten hoogste 15 KM of • «ooveel meer als de Minister van Waterstaat in bijzondere gevallen noodig acht • voor een interlocaal gesprek gedurende vijfmaal 3 achtereenvolgende minuten bij i vo°raitbetaling per maand f 37.50, idem per 3 minuten meer bij vooruitbetaüng per m'aand 11 7.50. 4- Telefoon-oproepberichten. o' Voor een telefoon-oproepbericht, te bestellen binnen den kosteloozen kring, waarin  80 volgens het Rijkstelegraafreglement de bezorgingvan telegrammen kosteloos geschiedt f 0.10. 6. Buiten dezen' kring wordt dit bedrag vermeerderd met de bodekosten, op de wijze als voor telegrammen is bepaald. c. Voor zooveel de oproepberichten van de betrokken perceelen uit zijn opgegeven, worden de daarvoor verschuldigde kosten per quitantie geïnd, d. Bij nalatigheid in de betaling van deze quitantie op vertoon, kan aan den geabonneerde het aanbieden van oproepberichten van zijn perceel uit worden geweigerd. Overgangsbepaling. 34. De in dit Reglement bedoelde tarieven worden van kracht: a. voor nieuwe aansluitingen aan Rijksof hulptelefoonkantoren of aan locale Rijkstelefoonnetten, op 1 Januari 1917; 6. voor bestaande aansluitingen aan Rijksof hulptelefoonkantoren of aan locale Rijkstelefoonnetten, zoo spoedig mogelijk na het einde van den loopenden verbmtenistêrmijn; voor die aansluitingen blijven de oude tarieven verschuldigd totdat de loopende verbintenis in overeenstemming zal zijn gebracht met de voorwaarden van dit Reglement, Het bestaande abonnement voor eene aansluiting aan een Rijks- of hulptelefoonkantoor, of aan een locaal Rijkstelefoonnet, kan echter op verzoek van den geabonneerde vóór het einde van den loopende verbintenistermijn worden vervangen door een abonnement op de bij dit besluit bepaalde" voorwaarden, met ingang van den eerstvolgenden betalingstermijn. Behoort bij Koninklijk besluit van 20 November 1916 (Staatsblad n°. 509). Mij bekend, De Minister van Waterstaat, C. Lely. Besluit van den 29sten November 1916, S. 518, houdende vaststelling van een nieuw reglement voor den dienst der Rijkstelegraaf. WIJ WILHELMINA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van  — 81 — Waterstaat van 18 Augustus 1916, n°. 13, afdeeling Posterijen en Telegrafie en van 11 October 1916, n°. 19, afdeeling Posterijen en Telegrafie ; Gezien de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7); Gelet op het Koninklijk besluit van den 14den Juni 1913 (Staatsblad n°. 275), houdende vaststelling van een reglement voor den dienst der Rijkstelegraaf, alsmede op het Koninklijk besluit van 27 April 1914 (Staatsblad n°. 188), waarbij dit reglement werd gewijzigd ; In aanmerking nemende de wenschelijkheid om over te gaan tot vaststelling van een nieuw reglement voor den dienst der Rijkstelegraaf : Den Raad van State gehoord (advies van den 7den November 1916, n°. 40); Gelet op bet nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 24 November 1916, n°. 15, afdeeling Posterijen en Telegrafie ; Hebben goedgevonden en verstaan: met ingang van 1 Januari 1917 te bepalen : 1. het reglement voor den dienst der Rijkstelegraaf wordt vastgesteld, zooals het aan het tegenwoordig besluit is gehecht ; 2. de Koninklijke besluiten van 12 October 1899 (Staatsblad n°. 217), 24 Juni 1901 (Staatsblad n°. 169), 9 October 1905 (Staatsblad n°. 285), 9 April 1913 (Staatsblad n°. 127), 21 November 1913 (Staatsblad n°. 416), 30 December 1907 (Staatsblad n». 374), 30 December 1907 (Staatsblad n°. 375), voor zooveel dit telegraafgeleidingen betreft^ 25 Juli 1895 (Staatsblad n. 143), 14 Juni 1913 (Staatsblad n°. 275), 27 April 1914 (Staatsblad n». 188) en van 19 September 1916 (Staatsblad n». 444), voor zooveel den telegraafdienst betreft, worden ingetrokken. Onze voornoemde Minister is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk gelijktijdig in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 29sten November 1916. WILHELMINA. De Minister van Waterstaat, C. Lelt. (üitgeg. 22 Dec. 1916.) S. & J. n°. 67, 4» dr. 6  — 82 — REGLEMENT VOOR DEN DIENST DER RIJKSTELEGRAAF. Kantoren. Art. 1. De Minister van Waterstaat bepaalt waar Rijkstelegraaf- of hulptelegraafkantoren worden gevestigd of opgeheven. Van de vestiging en de opheffing wordt mededeeling gedaan in de Staatscourant. De voornoemde Minister is bevoegd den dienst van Rijksradiotelegraafkantoren te beperken tot het verkeer met door hem aan te wijzen kantoren. Hulptelegraafkantoren. 2. Hulptelegraafkantoren worden gevestigd op verzoek van het betrokken gemeentebestuur en onder de volgende bepalingen : o. De gemeente stelt ter beschikking en onderhoudt ten genoegen van den DirecteurGeneraal der Posterijen en Telegrafie eene voldoend ruime en behoorlijk gemeubelde, verUchte en verwarmde locahteit voor het uitoefenen van den dienst. Deze locahteit kan dezelfde zijn als die, waarin eventueel de dienst van het hulptelefoonkantoor ter plaatse wordt uitgeoefend. 6. De gemeente zorgt voor hare rekening en ten genoegen van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie voor de bediening van de voor den telegraafdienst bestemde inrichtingen. Zij wijst aan en bezoldigt de personen, bestemd om als kantoorhouder en vervangend kantoorhouder met den telegraafdienst te worden belast. De door de gemeente voor de uitoefening van den telegraafdienst aangewezen personen verbinden zich tegenover het Rijk, bij- eede of belofte, tot getrouwe dienstwaameming en tot bewaring van het geheim der telegrammen. De kantoorhouder is rekenpliehtig aan het Rijt- c. Door en voor rekening van de gemeente wordt voorzien in de bestelling van de telegrammen binnen den kring, waarin de bezorging kosteloos geschiedt. d. De gemeente is gehouden, de hiervoren vermelde verplichtingen na te komen, zoolang  83 het kantoor niet door den Minister van Waterstaat is opgeheven. e. De aanvraag om vestiging van een hulptelegraafkantoor moet de verklaring inhouden, dat de gemeente bereid is om te voldoen aan de bepalingen van het reglement voor den dienst der Rijkstelegraaf. /. Indien op plaatsen, waar geen postkantoor is gevestigd, het aantal behandelde telegrammen, eventueel vermeerderd met het aantal interloeale en internationale telefoongesprekken over het laatst verloopen kalenderjaar meer bedraagt dan acht en twintig honderd (2800), keert het Rijk aan de gemeente uit eene som van vijf en twintig gulden (f 25.—) voor elke duizend (1600) behandelde telegrammen, respectievelijk telegrammen en telefoongesprekken, boven het vorengenoemde aantal en zulks tot een maximum bedrag van vijfhonderd galden (f 500). g. De gemeente ontvangt voor de bestelling van de telegrammen, bedoeld sub c van dit artikel, van het Rijk eene vergoeding van 10 cent per telegram, tenzij het Rijk op zijne kosten in de bestelling voorziet. h. Burgemeester en Wethouders der gemeente regelen ten genoegen van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie den duur van den dienst op de werkdagen en op Zon- en feestdagen en den kring, bedoeld sub c van dit artikel. i. De toestellen en de formulieren of bescheiden, benoodigd voor de behandeling van de telegrammen en voor de verantwoording van de ontvangsten en uitgaven, worden van Rijkswege geleverd en onderhouden. Terugbrenging tot hulptelegraafkantoor. 3. Rijkstelegraafkantoren op plaatsen, waar naar het oordeel van den Minister van Waterstaat een hulptelegraafkantoor voldoende is, kunnen tot hulptelegraafkantoor worden teruggebracht. Alsdan wordt, met afwijking van het bepaalde in het voorgaande artikel, in de uitoefening van den telegraafdienst van Rijkswege voorzien en draagt het Rijkde kosten. Geheimhouding. 4. Den ambtenaren, met den telegraafdienst belast, is elke mededeeling omtrent 6*  — 84 — telegrammen, anders dan aan hen, die tot kennisneming bevoegd zijn, overeenkomstig hun ambtseed verboden, op de in het Wetboek van Strafrecht bepaalde straffen. Ook mogen zij middellijk noch onmiddellijk, anders dan ambtshalve, nieuwstijdingen aan dagbladen bezorgen of met de redactie dier bladen, tenzij met uitdrukkelijke vergunning van den Minister van Waterstaat, in eenige betrekking staan. Toegang tot de dienstkamers. 5. De toegang tot de dienstkamers is alleen geoorloofd aan het dienstdoende personeel en voorts aan hen, die daartoe door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie zijn gemachtigd. Openstelling van de kantoren. 6. De kantoren worden naar den tijd, gedurende welken zij voor de aanneming en overbrenging der telegrammen open zijn, verdeeld in drie klassen, namelijk: o. kantoren met doorloopenden dag- en nachtdienst ; 6. kantoren met doorloopenden dagdienst; deze zijn open ten minste van 8 uur des morgens tot 9 uur des avonds; c. kantoren met beperkten dagdienst. De uren van openstelling der Rijkstelegraaf kantoren worden door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie vastgesteld. Op Zon- en feestdagen en in bijzondere gevallen kunnen die uren worden beperkt of uitgebreid. De uren van openstelling der kantoren worden in de Staatscourant medegedeeld. Zij worden op een aan de buitenzijde van het kantoor zichtbare plaats bekend gemaakt. De wettelijke tijd in Nederland geldt voor al de Nederlandsche kantoren. 7. De Minister van Waterstaat is bevoegd, aan door hem aan te wijzen autoriteiten, machtiging te geven om onder bepaalde omstandigheden tijdelijke wijziging of uitbreiding van den diensttijd der Rijkstelegraafen hulptelegraafkantoren te gelasten. Telegrafische verbindingen met Rijkstelegraaf kantoren. 8. Op verzoek van belanghebbenden kunnen telegrafische verbmdingen tusschen perceelen  85 en door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie aan te wijzen Rijkstelegraafkantoren, van Rijkswege worden aangelegd en voor eigen gebruik ter beschikking gesteld onder de hierna omschreven voorwaarden en bepalingen. In dit artikel worden onder , verbindingen verstaan de geleidingen met toestellen en verdere technische inrichtingen en onder Rijkstelegraafkantoren mede hulptelegraafkantoren. Onderhoud, wijziging en uitbreiding* van de verbindingen geschieden van Rijkswege. Het gebruik van de verbindingen wordt verleend voor vijf achtereenvolgende jaren, na afloop waarvan het stilzwijgend van jaar tot jaar wordt verlengd, indien het niet ten minste drie maanden vóór het eindigen van den gebruikstermijn aan, dan wel door den DirecteurGeneraal der Posterijen en Telegrafie schriftelijk is opgezegd. De termijn van vijf jaren gaat in op den dag, waarop de aangevraagde verbinding ter beschikking is gesteld. Ter zake van hetgeen overeenkomstig het vorenstaande wordt aangelegd en in gebruik gegeven, is aan het Rijk het volgende verschuldigd : a. gedurende de eerste vijf jaren twintig ten honderd per jaar van de door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie vastgestelde kosten van aanleg; na verloop van deze vijf jaren wordt de vergoeding gesteld op tien ten honderd per jaar van deze kosten van aanleg ; 6. de uitkeeringen ter zake van de verbinding door het Rijk aan derden verschuldigd ; c. voor wijziging en uitbreiding, ter beoordeeling van den voornoemden DirecteurGeneraal op verzoek van den belanghebbende te verrichten, de door den Directeur-Generaal vastgestelde kosten ineens. Bijaldien eenige hiervoren bedoelde verbinding met een Rijkstelegraafkantoor wordt gebruikt ten behoeve van het telegrafeeren naar voor gelijk doel met dit kantoor verbonden perceelen, is hiervoor verschuldigd tien gulden per maand, bij vooruitbetahng te voldoen. Evenredige terugbetaling van het in dit lid bedoelde bedrag vindt plaats in geval van storing, bijaldien de storing naar  86 het oordeel van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie niet aan de schuld van den aanslotene is te wijten en langer dan dertig dagen heeft geduurd. De verschuldigde bedragen zijn bij vooruitbetaling per halfjaar te voldoen; met dien verstande, dat het bedrag verschuldigd over den gebruikstermijn inééns en voor het geheel opvorderbaar is, na aftrek van hetgeen reeds ter zake mocht zijn betaald, zonder dat eenige ingebrekestelling wordt vereischt: 1. bij overlijden, faillissement of onder, curateelestelling van den belanghebbende ; . 2. ingeval eenig bedrag, bij vooruitbetaling te voldoen, niet is betaald binnen ééne maand na aanbieding van de desbetreffende quitantie; 3. ingeval de belanghebbende eene vereeniging is, die tot liquidatie overgaat. De Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie is bevoegd om, indien naar zijn oordeel handelingen van den belanghebbende daartoe aanleiding geven, de geleidingen en toestellen der verbinding te doen wegnemen, zonder dat de belanghebbende recht heeft op eenige verrekening van het reeds betaalde of op eenige schadevergoeding. Door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie worden vastgesteld de bepalingen, welke in het belang van den dienst worden noodig geacht. Beschikbaarstelling van telegraaf geleidingen. 9. Op verzoek van belanghebbenden kan, ter beoordeeling van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie, ten behoeve van het telegrafisch verkeer tusschen twee rechtstreeks met Rijkstelegraafkantoren verbonden perceelen, tusschen deze kantoren eene telegraafgeleiding voor eigen gebruik ter voortdurend vrije beschikking worden gesteld onder de hierna omschreven voorwaarden en bepalingen. In dit artikel wordt onder Rijkstelegraafkantoren mede verstaan hulptelegraafkantoren. Het gebruik wordt verleend-voor vijf achtereenvolgende jaren, na afloop waarvan het stilzwijgend van jaar tot jaar wordt verlengd,  87 indien het niet ten minste drie maanden vóór het eindigen van den gebruikstermijn aan, dan wel door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie schriftelijk is opgezegd. Deze termijn van vijf jaren gaat in op den dag, waarop de geleiding ter beschikking is gesteld. Door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie kan op verzoek het gebruik met den laatsten dag van het loopende gebruikskwartaal geëindigd worden verklaard en kunnen belanghebbenden van hunne verplichting ter zake worden ontslagen, met machtneming van het bepaalde bij het achtste lid van dit artikel. Voor het gebruik van eene telegraafgeleiding is aan het Rijk verschuldigd : o. een vast bedrag berekend naar f 7000 per jaar; 6. gedurende den eersten vijfjarigen gebruikstermijn f 30 per kilometer in gebruik afgestane geleiding per jaar; elk volgend jaar f 10 per kilometer in gebruik afgestane geleiding. De verschuldigde bedragen zijn bij vooruitbetaling per drie maanden te voldoen. Het ingevolge sub 6 verschuldigde is in ééns en voor het geheel opvorderbaar, na aftrek van hetgeen ter zake reeds mocht zijn betaald, zonder dat eenige mgebrekestelling wordt vereischt: 1 . bij overlijden, faillissement of onder- • curateelestelling van een der belanghebbenden ; 2. ingeval eenig bedrag, bij vooruitbetaling te voldoen, n;et :s betaald binnen eene maand na aanbieding van de desbetreffende quitantie; 3. ingeval een der belanghebbenden eene vereeniging is, die tot liquidatie overgaat. Bij toepassing binnen den vijfjaarlijkschen gebruikstermijn van het bepaalde in het vierde lid van dit artikel, hebben belanghebbenden te voldoen een bedrag van f 100 per kilometer afgestane geleiding over vijf jaren verschuldigd op grond van het bepaalde sub 6, na aftrek van hetgeen ter zake door ben reeds is betaald. Bijaldien door omstandigheden, onafhankelijk van den wil van belanghebbenden, bet gebruik van de telegraafgeleiding is gestoord, heeft desverlangd wisseling van telegrammen  88 - tusschen de hiervoren bedoelde perceelen kosteloos plaats, volgens de algemeene wettelijke voorschriften. Door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie worden vastgesteld de bepalingen, welke in het belang van den dienst worden noodig geacht. Op het gebruik bedoeld in dit artikel zijn niet van toepassing de tarieven vermeld, in artikel 19 van dit reglement. Hoe de telegrammen zijn te onderscheiden. 10. De telegrammen 'worden onderscheiden in regeerings-, dienst- en bijzondere telegrammen. Onder regeeringstelegrammen worden verstaan : a. telegrammen van de Koningin en van van de leden van het Koninklijk Huis; 6. telegrammen van de Ministers, hoofden van Departementen van algemeen bestuur,van den Vice-President van den Raad van State en van de Commissarissen der Koningin in de provinciën ; c. telegrammen van den directeur van het Kabinet der Koningin; d. telegrammen van de bevelhebbers in de militaire af deelingen, liniën en stellingen en van de commandanten der maritieme directiën, alsmede telegrammen van de Directeuren van 's Rijks werven en van het Marine-Etablissement te Amsterdam aan den Minister van Marine en die van de bevelvoerende officieren van Harer Majesteits schepen aan den Minister van Marine en aan de commandanten der maritieme directiën; e. telegrammen van de Nederlandsche en vreemde diplomatieke en consulaire agenten, met dien verstande, dat, wanneer consulaire agenten handel drijven, hunne telegrammen niet als regeeringstelegrammen worden beschouwd, tenzij die aan een officieel persoon gerioht zijn en over dienstzaken handelen. Intusschen worden de telegrammen, welke aan de laatstgenoemde voorwaarden niet voldoen, wel door de kantoren aangenomen en als regeeringstelegrammen overgeseind, maar onmiddellijk ter kennis gebracht van den Direoteur-Generaal der Posterijen en Telegrafie;  89 f. telegiammen van de Voorzitters en griffiers der beide kamers der Staten-Generaal over aangelegenheden, de kamers betreffend ; g. telegrammen van de voorzitters der hoofdsoembureaux, betreffende den uitslag der verkiezingen, aan den Minister van Binnenlandsche Zaken of aan de Commissarissen der Koningin in de provinciën ; h. telegrammen van burgemeesters, betreffende verstoring der openbare orde, aan de Regeering, aan de Commissarissen der Koningin in de provinciën, aan de officieren van justitie, aan commandanten van de gewapende macht of aan de rijksveldwacht, alsmede telegrammen van provinciale adjudanten en van plaatselijke en garnizoenscommandanten, betrekking hebbende op het verleenen van militairen bijstand ; t. telegrammen- over dienstzaken, wanneer de behandeling als regeeringstelegram bij de aanbieding afzonderlijk wordt verzocht, van de procureurs-generaal der gerechtshoven, van den advocaat-fiscaal van de zee- en landmacht, van de officieren van justitie, van de burgemeesters in hunne hoedanigheid van hulpofficier van justitie, van de auditeurs-militair, van de rechtere-commissarissen, van de kantonrechtera, van de officieren en onderofficieren der marechaussee en van de commissarissen van politie ; j. telegrammen van den agent van het Ministerie van Financiën te Amsterdam aan den Minister, alsmede die, gewisseld tusschen de directie der Nederlandsche Bank, de bijbank te Rotterdam en de agentschappen; k. telegrammen nopens den toestand der rivieren van of aan waterataatsambtenaren, in tijden, dat de buitengewone riviercorrespondentie is ingesteld, alsmede telegrammen van den daarbij betrokken hoofdingenieur van den waterstaat omtrent den dienst van het kanaal te Neuzen ; l. telegrammen van de hoofden der kustwachtposten omtrent al wat betrekking heeft op de kustbewaking, aan de reddingmaatschappijen, sleepdiensten en bergingmaat-' schappijen, aan de commissarissen der loodsen en inspecteurs van het loodswezen, aan de commandanten der marine en andere au tori-  90 teiten en aan elkander onderling, alsmede telegrammen betreffende den kustwacbtdienst van de inspecteurs van het loodswezen, de commissarissen der loodsen en den chef der militaire kustwacht (wat dezen laatste betreft, na instelling van den „voorloopigen militairen kustwachtdienst"); m. telegrammen van den chef van het loodswezen te Vlissingen aan zijn ambtgenoot te Antwerpen; n. telegrammen gewisseld tusschen den raad van toezicht op de spoorwegdiensten en de ambtenaren, onder de bevelen van den raad geplaatst, alsmede de telegrammen gewisseld tusschen den raad en de daaronder behoorende ambtenaren eenerzijds en de bestuurders van spoorwegdiensten anderzijds; o. telegrammen van burgemeesters betreffende de bestrijding van veeziekten, gericht aan den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, aan den Directeur-Generaal van den Landbouw en aan ambtenaren van het veeartsenijkundig Staatstoezicht; p. telegrammen betreffende het buitengewoon militair vervoer over de spoorwegen, van den directeur van het etappen- en verkeerswezen, de officieren en oud-officieren, dienstdoende bij het bureel voor buitengewoon militair vervoer, de leden der stationscommissiën, de bestuurders van spoorwegdiensten, benevens de op voordracht van genoemde bestuurders door den chef van den generalen staf, of den directeur van het etappen- en verkeerswezen, aan te wijzen spoorwegambtenaren, zonder dat dit uit eenige aanwijzing op het telegram behoeft te blijken; alles vanaf het tijdstip, waarop de vordering der spoorwegen is ingegaan, krachtens artikel 60 van de wet van 9 April 1875 (Staatsblad n°. 67); q. militaire telegrammen met spoed, welke worden verzonden, hetzij in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden, hetzij in geval eenig grondgebied van het Rijk in staat van oorlog of van beleg is verklaard en dan van en naar dat gebied, uitsluitend door of aan den Minister van Oorlog, door of aan den Minister van Marine, door of aan den Opperbevelhebber  — 91 — van Land- en Zeemacht, of door of aan door dezen daartoe gemachtigden; r. militaire telegrammen, mede in de onder q genoemde gevallen, verzonden door militaire commandanten; s. telegrammen, aan welke door den Minister van Waterstaat tijdelijk de rang van regeeringstelegrammen wordt toegekend; t. antwoorden op regeeringstelegrammen, met dien verstande, dat hij, die een telegram als antwoord op een regeeringstelegram wenscht te zien beschouwd, bij de aanbieding daarvan, desverlangd, het ontvangen regeeringstelegram vertoone. Als diensttelegrammen worden beschouwd telegrammen, welke den dienst van de telegraaf, van de telefoon, van het Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie of den vereenigden post- en telegraafdienst betreffen. Bijzondere telegrammen zijn die, welke niet tot de regeerings- of diensttelegrammen behooren. Kenteekenen van regeeringstelegrammen. 11. Regeeringstelegrammen moeten, ten blijke der bevoegdheid van den afzender en van zijn verlangen om het bericht als regeeringstelegram te doen behandelen in den regel en behoudens het geval, dat omtrent een en ander geen twijfel bestaat, van een zegel of stempel zijn voorzien. Gebruik van talen. Telegrammen zonder inhoud. 12. De telegrammen worden, in het binnenlandsch verkeer, aangenomen in elke taal, waarvan de letters door de voorgeschreven seinteekens kunnen worden overgebracht. In het verkeer met het buitenland mogen dè telegrammen worden gesteld in de talen, voor dat verkeer aangewezen. Nochtans gebruik» men bij voorkeur Fransch, Duitsch of Engelsch. Zoowel in het binnenlandsch als in het buitenlandsch verkeer kunnen radiotelegrammen gesteld worden in de seinletters van het internationaal seinboek ten dienste van alle natiën. Telegrammen zonder inhoud worden aangenomen.  — 92 — Geheim schrift. 18. Het gebruik van geheim schrift wordt toegelaten in het binnenlandsch verkeer, alsmede in het buitenlandsch' verkeer, voor zoover dit niet is verboden door het land van bestemming. De inhoud van telegrammen kan gedeeltelijk uit verstaanbare taal en gedeeltelijk uit geheim schrift bestaan. Het geheim uchrift wordt onderscheiden in overeengekomen taal en cijferschrift. a. De overeengekomen taal bestaat uit woorden, welke geen begrijpelijken zin vormen in een of meer der in het vorige artikel bedoelde talen. Die woorden, hetzij bestaande of kunstmatig gevormde, moeten zijn samengesteld uit lettergrepen, welke in de Duitsche, Engelsche, Fransche, Italiaansche, Latijnsche, Nederlandsche, Portugeesche of Spaansche taal, overeenkomstig het geldend gebruik, uitgesproken kunnen worden. De kunstmatig gevormde woorden mogen niet de van accenten voorziene letters a, a, a, é, n. ö en ü bevatten. De woorden van de overeengekomen taal mogen niet langer zijn dan tien letters volgens het alphabet van Morse, waarbij de samenvoegingen ae, aa, ao, 03 en ue elk geteld worden voor twee letters. De samenvoeging ch wordt in kunstmatig gevormde woorden eveneens voor twee letters geteld. Samenstellingen, welke niet aan deze voorwaarden beantwoorden, worden beschouwd als tot letterschrift met geheime beteekenis te behooren. Nochtans is de met het taalgebruik strijdige samenvoeging van woorden niet toegelaten. De voor de berichtenwisseling in overeengekomen taal bestemde coden kunnen worden onderworpen aan het oordeel van de daartoe aangewezen telegraafadministratiën, ten einde belanghebbenden de gelegenheid te openen om zekerheid te verkrijgen, dat de in die coden voorkomende woorden aan de bepalingen van dit artikel voldoen. 6. Tot het cijferschrift worden geacht te behooren: 1. op zichzelf staande en groepen of reeksen van Arabische cijfers met eene geheime beteekenis, alsmede op zichzelf staande en groepen  93 of reeksen van letters met een geheime beteekenis, met dien verstande, dat de van accenten voorziene letters a, a, a, é, n, ö en ü niet zijn toegelaten; 2. woorden, namen, uitdrukkingen of samenvoegingen van letters, welke niet beantwoorden aan de eischen voor de verstaanbare of voor de overeengekomen taal gesteld. Het gemengd gebruik in dezelfde groep van cijfers en letters, met geheime beteekenis, is verboden. Telegramadressen, de letters tot aanduiding van handelsmerken, beurskoersen, de inde gewone of handels-correspondentie gebruikelijke verkortingen als: fob, cif, caf, svp en dergelijke, " alsook de seinletters van het Internationaal seinboek te dienste van alle natiën, voorkomende in radiotelegrammen en kustseintelegrammen, worden niet als letteróhrift met geheime beteekenis beschouwd. Duidelijk schrift. Waarmerkingen. 14. Elk te verzenden telegram moet duidelijk geschreven zijn in letters of cijfers, welke door de voorgeschreven seinteekens kunnen worden overgebracht. TJitschrappingen, verwijzingen, doorhalingen, bijvoegingen of overschrijvingen worden alleen toegelaten, indien zij behoorlijk zijn gewaarmerkt. Volgorde. Verkorte aanwijzingen. 15. Bij de samenstelling van een telegram moet de onderstaande volgorde worden in acht genomen: a. de bijzondere aanwijzingen; 6. het adres ; c. de inhoud; o". de onderteekening. De onder -a bedoelde bijzondere aanwijzingen zijn de volgende : Dringend of D. Antwoord betaald x (woorden) . „ RPx. Antwoord betaald gl.x „ RP.gl.x. Réponse payee fr.x , RP.fr.x. (Deze aanwijzing wordt alleen gebezigd voor radiotelegrammen, bij welker verzending niet uitsluitend Nederlandsche kantoren betrokken zijn.)  — 94 — Dringend antwoord betaald x ijringenu aniwooru uetaaiu x (woorden) of RPDx. Collationneering „ TC. Kennisgeving ontvang „ PC. Dringende kennisgeving ontvang . „ PCD. Kennisgeving ontvang post. . . „ PCP. Naseinen ■ „ FS. Open „ — Eigenhandig „ MP. Dag „ — Nacht „ — Post aangeteekend „ PR. Bode „ — Bode betaald „ XP. Bode betaald x „ XPx. Bode betaald telegraaf „ XPT. Bode betaald post „ XPP. Telegraaf restant „ TR. Post „ — Poste restante „ GP. Poste restante aangeteekend . . „ GPR. x dagen „ — x adressen „ TMx. x overnemingen telegraaf. . . . „ — x overnemingen brief „ — Alle adressen mededeelen. ... of CTA Bestelgeld betaald „ DP. Telefoon — Schrijft men aan het hoofd van buitenland- " iche telegrammen de aanwijzingen voluit, dan noeten zij in het Fransch gesteld zijn. Adressen. 16. De adressen moeten volledig en duideijk zijn met vermelding, zoo mogelijk van straat, niurt en huisnummer of wel van het beroep ran den geadresseerde of andere dergelijke aanwijzing, in dier voege, dat de bestelling londer zoeken of navragen kan plaats hebben. Elk adres moet ten minste uit twee woorden jestaan, waarvan het eerste den geadresseerde, iet tweede den naam van het telegraafkantoor ran bestemming aanduidt. Indien de opening van een kantoor nog niet s medegedeeld, is de afzender verplicht het idres aan te vullen met den naam van het and van bestemming of van het betrokken mderdeel daarvan, dan wel met elke andere  95 goede verzending van zijn, telegram te verzekeren, hetwelk nochtans slechts op zijne verantwoordelijkheid wordt aangenomen. De aanneming van telegrammen, waarvan het adres niet aan de in de twee vorige zinsneden gestelde eischen beantwoordt, wordt geweigerd. Telegrammen, geadresseerd „poste restante", „telegraaf restant" of „poste restante aange teekend", zijn toegelaten; in het buitenlandsch verkeer worden de telegrammen geadresseerd „poste restante" of „telegraaf restant" met een adres, bestaande uit betzij op zich zelf staande letters of cijfers, betzij letters en cijfers aangenomen, voor zoover het land van bestemming deze soort adressen toelaat. Indien het telegram gericht is aan iemand, die verblijf houdt bij een derde, dan behoort de naam van laatstgenoemde te worden voorafgegaan door de vermelding van „bij", „chez", „per adres", „aux soins de" of eene andere dergelijke aanwijzing. De adressen kunnen in een tusschen de belanghebbenden overeengekomen of in een verkorten vorm (telegram-adres) worden geschreven. Voor het gebruik van elk telegramadres is. een recht van twintig gulden 's jaars verschuldigd, bij vooruitbetaling te voldoen door den geadresseerde, die zich onder dat adres telegrammen doet seinen. Het adres der telegrammen, naar andere dan Nederlandsche kantoren, moet worden gesteld in het Fransen of in de taal van het land van bestemming. Het laatste woord van het adres moet in het algemeen de naam van het kantoor van bestem-' ming zijn, geschreven zooals deze voorkomt in de officieele naamlijst der kantoren. Die naam kan gevolgd worden door dien van het land van bestemming of van eenig onderdeel daarvan of van beide. In het laatste geval moet de naam van het onderdeel onmiddellijk op dien van het kantoor van bestemming volgen. " Telegrammen, aan reizenden gericht, worden slechts op verantwoordelijkheid van den afzender aangenomen. Het adres van radiotelegrammen naar schepen moet bevatten: o. den naam of de kwaliteit van den geadres-  96 seerde, met de aanwijzingen, welke verder noodig mochten zijn; 6. den naam van het schip, zooals die voorkomt in de eerste kolom van de officieele naamlijst der radiotelegraafstations van het Inter nationaal Bureel te Bern; c. den naam van het kuststation, zooals die voorkomt in de officieele naamlijst, bedoeld sub 6. Echter kan de naam van het schip op verantwoordelijkheid van den afzender worden vervangen door de aanduiding van den door het schip gevolgden weg, aangegeven door de namen van de havens van afvaart en van bestemming of door eenige gelijksoortige aanwijzing. De afzender van een radiotelegram naar een schip op zee kan den termijn aangeven, gedurende welken dit telegram door het kuststation ter beschikking van het scheepsstation moet worden gehouden. Hij schrijft dan boven het adres de aanwijzing dagen. In het te vermelden aantal dagen is de dag van aanbieding te begrijpen. Behoudens het bepaalde in de vierde zinsnede van dit artikel, worden telegrammen, waarvan de adressen in eenig opzicht onvolledig zijn, slechts aangenomen op verantwoordelijkheid van den afzender. De gevolgen van een onvoldoend adres komen steeds voor zijne rekening. Latere aanvulling of verbetering van een onvolledig of gebrekkig adres, of van eene onvoldoende aanwijzing voor bezorging buiten den bestellmgskring, geschiedt bij een betaald diensttelegram aan het kantoor van bestemming, op kosten van den afzender (zie art. 42). Onderteekening. 17. Onderteekening van een telegram in een verkorten vorm of met een telegram-adres is geoorloofd. Zij kan ook geheel wegblijven. Van den afzender kan echter worden verlangd, dat hij zijne identiteit bewijze, en de ambtenaar kan vorderen, dat de naam van den af. zender op het telegram worde gesteld, eh dat de woonplaats of het adres van den afzender worde opgegeven. De afzender is bevoegd de verklaring der echtheid van zijne handteekening in het telegram op te nemen.  97 Hij kan die verklaring doen overbrengei na de onderteekening, Hetzij woordelijk, hetzi in dezen" vorfn: „Onderteekening bekrachtigt door " De ambtenaar overtuigt zich van de deug delijkheid der bekrachtiging. Tenzij de onder teekening aan het kantoor bekend is, wordl die niet als deugdelijk erkend, dan voorzien van het zegel of den stempel der autoriteit, die de bekrachtiging heeft onderteekend. Woordenstelling. Algemeene regelen. 18. o. Met uitzonaering van de in artikel 39 van dit reglement genoemde aanwijzing van den verzendingsweg, alsmede van de in artikel 38 van dit reglement bedoelde aanwijzing „raaio", worden alle woorden, bestemd om te worden overgeseind, in de woordentelling begrepen. De strepen, alleen dienende om de verschillende woorden of groepen van een telegram van elkander te scheiden, worden noch medegeteld, noch medegeseind. Zinteekens, apostrophen en koppelteekens worden slechts overgebracht op uitdrukkelijk verzoek van de afzender en dan in de prijsbe. rekening begrepen. Zinteekens, welke niet in hunne eigenlijke beteekenis worden gebruikt, doch groepsgewijze in een telegram voorkomen, worden als cijfergroenen geschat volgens punt t van dit artikel. De teekens, welke de telegraaf niet kan overbrengen en welke de afzender mitsdien door woorden moet omschrijven, worden voor zooveel woorden, als er gebruikt zijn, berekend. b. Met het taalgebruik strijdige samenvoeging of verandering van woorden is niet geoorloofd. Intusschen kunnen de namen van steden en landen, de familienamen aan eenzelfden persoon toebehooreb.de, de namen van gemeenten, plaatsen, pleinen, boulevards, straten en andere benamingen tot aanduiding van geheele getallen, de breuken, de in letters geschreven tiendeelige of gewone breuken alsmede de Engelsche en Fransche samenge-' stelde woorden, welke naar het taalgebruik door een koppetteeken of streep zouden zijn te schei8. & J. n». 67, 4« dr. 7  98 den, elk als één woord aaneengeschreven worden. c. Indien een telegram samenvoeging of veranderingen van woorden in de taal van het land van bestemming of in een andere taal dan die van- het land van oorsprong bevat, welke tegen het gebruik van die taal strijden en niet vallen onder toepassing van punt b van dit artikel, wordt het telegram niet afgeleverd, tenzij de geadresseerde het door den afzender te weinig betaalde voldoet. Weigert de geadresseerde deze betaling, dan wordt daarvan ambtshalve kennis gegeven aan den afzender, die het verschuldigde alsdan kan bijbetalen, ten einde de latere aflevering te verzekeren. Betreft het radiotelegrammen, dan 'heeft het kantoor of soheepsstation van bestemming de bevoegdheid om het door den afzender te weinig betaalde op den geadresseerde te verhalen, indien deze telegrammen, bij bestemming naar een schip, samenvoegingen of veranderingen van woorden bevatten, strijdig met een der talen van het land, waartoe het schip behoort, en, bij afzending door een schip, samenvoegingen of veranderingen van woorden bevatten strijdig met een der talen van het land van bestemming. Wordt betaling geweigerd, dan kunnen bedoelde radiotelegrammen in hun loop worden gestuit. Tellen van woorden. d. Als één woord worden gesteld: 1. in het adres van alle telegrammen: 1. de naam van het kantoor van bestemming mits geschreven zooals die voorkomt in de eerste kolom van de officieele naamlijst der kantoren van het Internationaal Bureel te Bern, zelfs indien hij gevolgd wordt door dien van het land van bestemming of eenig onderdeel daarvan, zoo deze eveneens in dié kolom zijn opgenomen ; II. respectievelijk de namen van het land van bestemming of van eenig onderdeel daarvan, indien die geschreven zijn, zooals zij voorkomen in de tweede kolom van de gemelde naam. lijst, of overeenstemmen met de in de inleiding van die lijst gevolgde schrijfwijze; 2. in het adres van radiotelegrammen : bovendien de naam van het schip, zooals die voorkomt in de eerste kolom van de offi.  99 eieele naamlijst der radiotelegraafetations van het Internationaal Bureel te Bern ; 3. in telegrafische postwissels : de namen van de postkantoren van afzending en van uitbetaling, alsmede die van de woon plaatsen der geadresseerden; 4. op zioh zelf staande' letters of cijfers, onderstrepingen, aanhalingsteekens („") en haakjes ( ), alsmede zinteekens, apostrophen en koppelteekens, welke op verzoek van den afzender zijn over te brengen; 5. de in artikel 15 genoemde verkorte aanwijzingen, behalve Rp.fr. x. Indien de verschillende deelen, waaruit de sub 1—3 aangegeven benamingen kunnen zijn samengesteld, niet als één woord geschreven zijn, worden zij door den aannemenden ambtenaar aaneengevoegd. e. In telegrammen, waarin de inhoud geheel uit verstaanbare taal bestaat, wordt elk woord, dat niet meer dan 15 letters bevat, voor één woord geteld. Bij langere woorden geldt elk vijftiental letters, alsmede de overschietende letters, minder dan 15, voor één woord. Ch, a {ae), ö (oe) en ü (ue) worden bij deze telling als één letter aangemerkt. /. Behoudens het bepaalde sub g van dit artikel worden de woorden der verstaanbare taak voorkomende in telegrammen, waarvan de inhoud gedeeltelijk uit verstaanbare taal en gedeeltelijk uit overeengekomen taal bestaat voor één woord geteld, indien ze niet meer dan 10 letters bevatten. Bij langere woorden geldt elk 10-tal letters, alsmede de overschietende letters, minder dan 10, voor één woord. Is gedeeltelijk verstaanbare taal en gedeeltelijk cijferschrift gebruikt, dan worden de woorden van de verstaanbare taal volgens punt e en die van het cijferschrift volgens punt i van dit artikel berekend. g. Het adres van telegrammen, waarvan de inhoud geheel of gedeeltelijk in overeengekomen taal is gesteld, wordt volgens het bepaalde bij de punten d en e van dit artikel geschat; de onderteekening wordt geschat overeenkomstig de punten d sub 4 en e van dit artikel. *■ Woorden of woorddeelen, door een apostrophe gescheiden of door een koppelteeken verbonden, worden elk voor één woord geteld. 7*  100 Tellen van cijfer- en lettergroepen. i. Elke groep, welke niet meer dan 5 cijfers of 5 letters bevat, wordt voor één woord geteld. Bij groepen van meer dan 5 cijfers of letters geldt elk vijftal, alsmede de overschietende cijfers of letters, minder dan 5, voor één woord. Bij handelsmerken worden de bijeengevoegde letters en cijfers als cijfergroepen geteld. Elk der samenvoegingen ae, aa, ao, oe, ue en oh geldt voor twee letters. Punten, komma's, dubbele punten, strepen en breukstrepen tellen in de groep, waarin voorkomen, als een cijfer of letter mede. Hetzelfde is van toepassing op letters bij rangschikkende getallen, als 25sten, 20ième, alsmede op de letters en cijfers, welke in een adres, zelfs al komt dit in den inhoud of de onderteekening van een telegram voor, bij huisnummers zijn gevoegd. Tarief. 19. De seinkosten voor telegrammen tusschen twee Nederlandsche kantoren in verschillende plaatsen bedragen : 30 cent voor de eerste 10 woorden of minder; 5 cent voor elke volgende 5 woorden of minder, van 11 tot en met 50 woorden en 5 cent voor elke volgende 10 woorden of minder, voor de woorden boven de 50. De seinkosten voor telegrammen tusschen een Rijkskantoor en de binnen den bestellingskring (art. 45) van dat kantoor gelegen bijkantoren en spoorwegkantoren alsmede die voor telegrammen, welke door het kantoor van aanbieding moeten worden afgeleverd (locaaltelegrammen), bedragen 20 cent voor de eerste 10 woorden of minder, doch worden voor de woorden boven 10 berekend als in het eerste lid van dit artikel voor de gewone telegrammen is bepaald. Laatstgenoemd tarief geldt mede voor telegrammen tusschen kantoren in plaatsen, welke aan elkander grenzen, - zoo de locale gesteldheid daarvoor naar het oordeel van den Minister van Waterstaat reden geeft. Wanneer de adressen van de hiervoren in dit artikel bedoelde telegrammen uit meer dan 2 woorden bestaan, worden de boven dit  101 aantal gebezigde woorden kosteloos overgebracht tot een aantal van ten hoogste drie. Het tarief voor telegrammen naar plaatsen buiten Nederland wordt door den voornoemden Minister volgens de gesloten of nader te sluiten overeenkomsten vastgesteld. Het tarief voor radiotelegrammen omvat naar omstandigheden: o. 1. de kusttaks, toekomende aan het kuststation; 2. de scheepstaks, toekomende aan het scheepsstation; b. de kosten voor de verzending langs de lijnen van het telegraafnet, berekend naar de gewone régelen, met dien verstande, dat, met afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede derde en vierde lid van dit artikel, deze kosten voor telegrammen, afkomstig van of bestemd voor Nederlandsche kantoren te land en te wisselen door tusschenkomst van Rijkskuststations, bedragen 2 cent per woord met een minimum van 20 cent per telegram en dat geen kostelooze overbrenging van adresaanduidingen, als bedoeld in het vierde lid, plaats vindt; c. de transittaksen voor de' overnemende kust- of scheepsstations en de kosten voor de bijzondere diensten, welke door den afzender worden verlangd. De transittaks voor een radiotelegram wordt voor elk overnemend station slechts éénmaal in rekening gebracht. De kust- en de transittaks van de Rijkskuststations, alsmede de scheeps- en de transittaks van de Rijksscheepsstations bedragen tien cent per woord met een minimum van één gulden per telegram. Worden echter de telegrammen, hetzij rechtstreeks, hetzij door tusschenkomst van andere radiotelegraafstations, tusschen de bedoelde Rijksstations gewisseld, dan worden de kust- of scheepstaksen niet afzonderlijk berekend, doch voor de beide betrokken Rijksstations te zamen één algemeene taks toegepast van tien cent per woord met een mimmurn van één gulden per telegram, m voorkomende gevallen vermeerderd met de kosten en taksen, bedoeld sub b en e hierboven. Op elk kantoor zijn tarieven ter inzage voor het publiek voorhanden.  102 Vrijstelling van seinkosten. 20. Alleen diensttelegrammen worden kosteloos overgeseind, met dien verstande, dat diensttelegrammen, uitsluitend betrekking hebbend op den gewonen telegraafdienst, geen vrijdom genieten in den radiotelegraafdienst en omgekeerd die, uitsluitend verband houdend met den radiotelegraafdienst, geen vrijdom hebben in den gewonen telegraafdienst. Vooruitbetaling. 21. Behoudens de bij dit reglement vermelde uitzonderingen, worden de seinkosten van den afzender geheven. Deze kan echter verlangen, dat zijne telegrammen zonder dadehjke betaling worden aangenomen, mits vooraf bij het kantoor van afzending eene toereikende som is gestort tot nadere verrekening van de verschuldigde seinkosten. In de gevallen, dat heffing van kosten bij aankomst moet geschieden, wordt het telegram den geadresseerde niet dan tegen betaling van. het verschuldigde bedrag afgeleverd. Onjuist berekende kosten. 22. Indien later mocht bbjken, dat den afzender van een telegram te weinig kosten zijn berekend, is hij tot bijbetaling van het te weinig gevorderde verpücht. Te veel ingevorderde kosten worden hem terugbetaald. Vijf cent of minder blijven onverrekend. Bij- en nabetaling door den afzender. 23. Behoudens het geval van naseining bedoeld in artikel 30, sub 6, is de afzender verpUcht tot betaling van de kosten, welke de geadresseerde verschuldigd is, maar niet vergoedt, of die van dezen niet kunnen worden ingevorderd, omdat hij niet te vinden is. Ontvangbewijzen voor aangeboden telegrammen. 24. Indien de afzender zulks verlangt, kunnen voor aangeboden telegrammen en voor geheven kosten ontvangbewijzen worden afgegeven tegen voldoening van vijf cent voor elk bewijs.  103 Telegram-telefoondienst. 25. Wegens de aanbieding of aflevering van telegrammen per telefoon worden ten bate van het Rijk aan de belanghebbenden geenerlei kosten boven het gewone telegramtarief in rekening gebracht. Van de per telefoon aangeboden of afgeleverde telegrammen worden op verzoek afschriften uitgereikt tegen betaling van iy2 cent voor elk afschrift. Het betrokken telegraafkantoor zendt die afschriften per post of op andere wijze vrachtvrij aan den belanghebbende, tenzij deze verklaart, ze te zullen doen afhalen. Dringende telegrammen. 26. De afzender van een bijzonder telegram in het binnenlandsch verkeer of bestemd voor een land, in het verkeer waarmede dit is toegelaten, kan vorderen, dat zoodanig telegram vóór andere telegrammen van dezelfden rang worde overgeseind en besteld. Hij stelt dan boven het adres van het telegram het woord : Dringend of D. Voor overbrenging van een dringend telegram wordt het drievoud van den gewonen tariefsprijs geheven. Radiotelegrammen kunnen alleen, als dringende telegrammen worden verzonden, voor zoover betreft den afstand, langs de lijnen van het telegraafnet te doorloopen. Vooruitbetaling van antwoord. 27. Ieder afzender kan het antwoord, dat hij zijn correspondent vraagt, vooruitbetalen. Hij, die verlangt vooruit te betalen, stelt boven het adres van zijn telegram de woorden : Antwoord betaald of RP, gevolgd door de aanwijzing van het aantal, waarover hij zijn correspondent wenscht te laten beschikken, bijv. : Antwoord betaald 10 of RP 10. Indien de afzender een dringend antwoord wenscht vooruit te betalen, schrijft hij boven net adres de aanwijzing: Dringend antwoord betaald x (woorden) of RPDx (woorden). Geldt het een radiotelegram, dan zijn boven het adres te plaatsen de woorden : Antwoord betaald gl. x of RP gl. x, indien bij de behandeling slechts Nederlandsche kantoren betrokken  104 zijn, en in alle overige gevallen de woorden : Réponse payée fr. x of RP fr. x. Door het kantoor van bestemming wordt aan den geadresseerde een antwoordbewijs uitgereikt, waarvoor bij alle kantoren binnen Nederland de kostelooze overbrenging kan worden verlangd van een telegram, onverschillig voor welke bestemming, mits de kosten dier overbrenging het op het bewijs uitgedrukte bedrag niet overtreffen. Een antwoordbewijs echter, afgegeven door een ander scheepsstation dan een Rijksscheepsstation, kan slechts dienen voor de betaling van een radiotelegram aangeboden op het station, dat het bewijs afgaf. Wat het telegram meer kost moet worden bijbetaald, doch wat het minder kost wordt niet teruggegeven, tenzij het verschil tusschen de verschuldigde seinkosten en de waarde van het antwoordbewijs 50 cent of meer bedraagt, in welk geval dit verschil aan den afzender van het oorspronkelijke telegram wordt terugbetaald, wanneer dit gevraagd wordt binnen een tijdsverloop van drie maanden, te rekenen van den dag van uitgifte van het antwoordbewijs. Het antwoordbewijs is geldig gedurende twee en veertig dagen, gerekend van den dag volgende op dien der uitgifte. Bijaldien de geadresseerde geen gebruik heeft gemaakt van het antwoordbewijs, kan terugbetaling van de antwoordkosten aan den afzender geschieden. Tot dat einde moet de geadresseerde in het binnenlandsch verkeer binnen twee en veertig dagen, en in dat met buitenlandsche kantoren binnen drie maanden, eene aanvraag om terugbetaUng ten bate van den afzender, vergezeld van het antwoordbewijs, overleggen aan het kantoor van hetwelk hij het ontving. Weigert de geadresseerde het antwoordbewijs, dan worden de kosten daarvan aan den afzender, op verzoek, terugbetaald. Bij onbestelbaarheid van een .telegram met vooruitbetaald antwoord wordt daarvan, vol-1 gens de artikelen' 48 en 49 kennis gegeven. Indien het telegram gedurende twee en veertig dagen onbestelbaar blijft, worden de gestorte antwoordkosten, ambtshalve, aan den afzender terugbetaald; wat het buitenlandsch verkeer  105 betreft, slechts voor zoover zij ten minste vijftig cent bedragen. Nochtans kunnen die kosten, vóór het verstrijken van dien termijn, aan den afzender» op zijn verzoek, worden terugbetaald. C oUationneering. 28. Ieder afzender kan zijn telegram doen eollationneeren. Hij schrijft dan boven het adres de aanwijzing Collationneering of TC. Die collationneering wordt door al de kantoren, die tot de overbrenging medewerken, tot het geheele telegram uitgestrekt, de ambtelijke inleiding daaronder begrepen. De kosten van de collationneering bedragen een vierde gedeelte van die der overseining van een gewoon telegram van hetzelfde aantal woorden, over denzelfden afstand. De regeeringstelegrammen, welke geheel of gedeeltelijk in geheim schrift zijn gesteld, worden' ambtshalve en kosteloos gecollationneerd op de wijze, vermeld in het eerste lid van dit artikel. Kennisgeving van ontvang. 29. De afzender van een telegram kan zich den tijd van aflevering aan zijn correspondent of den tijd van aflevering aan de post, per telegraaf of per gefrankeerden brief doen molden. Hij stelt dan boven het adres de aanwijzing Kennisgeving ontvang of PC, of Kennisgeving ontvang post of PCP. Indien de kennisgeving van ontvang per telegraaf wordt verlangd, zijn de kosten gelijk aan die van een gewoon telegram van vijf woorden voor dezelfde bestemming; per post geschiedt zij in het binnenlandsch verkeer tegen betaling door den afzender van vijf cent en in dat met het buitenland van twaalf en een halven cent. In het binnenlandsch verkeer en in het verkeer met de landen, welke dringende telegrammen toelaten, kan ook voorrang voor de overbrengingvan de kennisgeving van ontvang worden verlangd. Tot dat einde schrijft de afzender boven het adres van zijn telegram de aanwijzing Dringende kennisgeving ontvang of PCD, en betaalt daarvoor den prijs van een dringend telegram van vijf woorden voor dezelfde bestemming.  — 106 — De kennisgevingen van ontvang van regeeringstelegrammen genieten denzelfden voorrang als deze. Is het telegram onbestelbaar, dan wordt zulks door het kantoor van bestemming aan dat van afzending bericht, bij de in de artikelen 48 en 49 bedoelde ambtelijke kennisgeving, eventueel de opgaven bevattende, welke de afzender kan behoeven om het telegram zijne bestemming te doen bereiken. Leiden deze tot opsporing van den geadresseerde, dan wordt de kennisgeving van ontvang alsnog verzonden; in het tegengesteld ge va worden de kosten van die kennisgeving na twee en veertig dagen ambtshalve aan den afzender van het telegram terugbetaald. Bij de ontvangst van eene kennisgeving van ontvang, betreffende een nageseind telegram, heft het kantoor, dat het oorspronkelijke telegram verzond, van den afzender c.q. het verschil tusschen het aanvankelijk voor de kennisgeving van ontvang geheven bedrag en dat, hetwelk, in verband met den werkelijk doorloopen afstand, door hem verschuldigd is. Indien laatstbedoeld bedrag te minste vijftig cent lager is dan dat, hetwelk aanvankelijk werd geheven, dan wordt het verschil aan den afzender op diens verzoek terugbetaald. De bepalingen van dit artikel zijn op radiotelegrammen alleen van toepassing, indien deze bestemd zijn voor schepen op zee. De kennisgeving van ontvang wordt dan verzonden door het kuststation en vermeldt dag en uur, waarop het telegram naar het schip is overgebracht. Naseinen van telegrammen. 30. a. Op verzoek van den afzender. De afzender van een telegram kan vorderen, dat dit door het kantoor van bestemming worde nageseind. Boven het adres moet dan door hem de aanwijzing Naseinen of FS worden gesteld. Na aan het opgegeven adres .te zijn aangeboden, wordt het eventueel terstond aan het nieuwe adres, dat vanwege den geadresseerde opgegeven wordt of in het adres is aangegeven, nageseind. Bij het ontbreken van een nader adres of bij het niet terecht komen aan een der nadere  107 adressen, wordt het bij het kantoor van bestemming bewaard, onder kennisgeving nochtans van de niet-uitreiking volgens artikel 48. De afzender van een na te seinen telegram betaalt alleen de seinkosten naar het eerste kantoor van bestemming. Het verder verschuldigde moet de geadresseerde voldoen. De kosten van een nageseind telegram met de aanwijzing Naseinen of FS, dat blijkt onbestelbaar te zijn, worden op den afzender verhaald. Heeft de afzender van een telegram met de aanwijzing Naseinen of FS tevens het antwoord daarop vooruitbetaald, dan wordt, bij naseining buiten de grenzen van den Staat van bestemming, de aanwijzing SPx (woorden) vervangen door eene opgaaf van het door den afzender gestorte bedrag, bijv. : = RP fr. 0.60 =. Moet een telegram met eene aanwijzing voor kennisgeving van ontvang worden nageseind buiten de grenzen van het Europeesch verkeer, dan haalt het kantoor, dat naseint, die aanwijzing door en verzendt eene kennisgeving aan het kantoor van afzending, houdende bericht van de naseining. Voor radiotelegrammen is de aanwijzing Naseinen (FS) niet toegelaten. b. Op verzoek van den geadresseerde. De geadresseerde van een telegram en voorts ieder, die bevoegd is een telegram" namens den geadresseerde in ontvang te nemen, kan verlangen, dat dit aan een op te geven adres worde nageseind. In plaats van de aanwijzing Naseinen of FS wordt het telegram voorzien van de bijzondere aanwijzing Nageseind uit • welke in de woordertelling wordt begrepen. De verzoeken om naseining moeten schriftelijk of per telegraaf ingediend worden (zie art. 42), en sluiten de verantwoordelijkheid in tot betaling van de naseiningskosten, indien deze niet van den geadresseerde kunnen worden ingevorderd. De nageseinde telegrammen worden niet aan den geadresseerde afgegeven dan na bebetaling der kosten van naseining. \ Bij onbestelbaarheid of weigering worden deze kosten verhaald op den persoon of, bij herhaalde naseining, op de personen, die de naseining hebben verzocht.  108 In het Eiiropeesch verkeer wordt de kennisgeving van ontvang van een nageseind telegram door het laatste kantoor van bestemming verzonden aan dat van afzending. Ingeval een telegram, voorzien van de aanwijzing Kennisgeving ontvang of PC. in het buiten-Europeesch verkeer wordt nageseind, alsmede indien telegrammen, welke de aan. wijzing Antwoord betaald x (woorden) of RP x (woorden) dragen, buiten de grenzen van den Staat van bestemming worden nageseind, dan wordt gehandeld als onder a van dit artikel is bepaald. De onder 6 eerste zinsnede van dit artikel, genoemde personen kunnen de kosten van naseining, doch slechts voor één bestemming, vooruitbetalen. Ook kan de behandeling als dringend telegram bij de naseining worden verlangd, doch dan moeten de daartoe betrekkelijke naseiningskosten altijd vooruitbetaald worden. Het telegram verkrijgt alsdan het dienstbij voegsel: kosten betaald. Indien vanwege den geadresseerde van een telegram, niet voorzien van de aanwijzing Naseinen of FS, het nieuwe adres wordt opgegeven, zonder evenwel bepaaldelijk naseining te verlangen, dan verzendt het kantoor van bestemming een afschrift van het telegram, eventueel onder bijvoeging van het daarbij behoorend antwoordbewijs, per post aan het nieuwe adres, tenzij verzocht is geworden om het telegram te bewaren of dat er aanleiding bestaat, om tot ambtshalve naseining over te gaan. Meervoudige telegrammen. 31. De afzonder kan verlangen, dat een telegram door hetzelfde kantoor van bestemming aan meer dan één adres wordt afgeleverd. Hg stelt dan boven het adres de aanwijzing adressen of TMx. De naam van het kantoor van bestemming behoort slechts éénmaal in het adres voor te komen. Aanwijzingen omtrent de plaats van besteling, zooals beurs, station, markt, enz. moeten achter elk adres herhaald worden of, indien die aanwijzingen gelden voor een? achtereen" volgende reeks van adressen, achter het laatste adres van zoodanige reeks.  J 09 De overige aanwijzingen, bedoeld in art. 15, moeten boven elk adres worden herhaald, met uitzondering evenwel van de aanwijzingen Dringend of D, Collationneering of TC, x overnemingen telegraaf en x overnemingen brief, waarvan de vermelding vóór het eerste adres voldoende is en met inachtneming van het bepaalde in het laatste Ud van dit artikel. Van meervoudige telegrammen worden de seinkosten, naar het gezamenlijk aantal woorden van den tekst, de onderteekening en de verschillende adressen, slechts éénmaal berekend. Voor dé uitreiking van elk afschrift van een meervoudig gewoon telegram. is de afzender verschuldigd, in het binnenlandsch verkeer vijftien cent en in het verkeer met het buitenland vijf en twintig cent voor elk honderdtal woorden, met dien verstande, dat minder dan honderd woorden voor honderd woorden worden berekend. De kosten van elk afschrift van een meervoudig dringend telegram zijn het dubbel van die van gewone telegrammen. Elk afschrift wordt alleen voorzien van het adres, waaraan het is te bezorgen, tenzij de■afzender het tegendeel verlangt, in welk geval hij de aanwijzing aüe adressen mededeelen of CTA stelt boven elk adres, waarop die aanwijzing van toepassing is. Kuslsein-telegrammen. 32. Het adres der door tusschenkomst .van een kustseinpost naar schepen in zee over te brengen telegrammen moet bevatten : o. den naam van den geadresseerde met de aanwijzingen, welke verder noodig mochten zijn; b. den naam, alsmede de nationaliteit van het schip en, zoo noodig, bet onderscheidingsteeken van het Internationaal Seinboek ten dienste van alle natiën ingeval er meerdere schepen van denzelfden naam zijn; c. den naam van den kustseinpost, zooals deze voorkomt in de officieele naamlijst der kantoren van het Internationaal Bureel te Bern. . De telegrammen moeten gesteld zijn in de taal van het land, waar de kustseinpost is gevestigd, of in de seinletters van het Internationaal Seinboek ten dienste van alle natiën. Voor een telegram naar een schip in zee  110 betaalt de afzender-, en voor een telegram van een schip uit zee betaalt de geadresseerde, boven het gewone tarief, vijftig cent per telegram. De afzender van een telegram bestemd voor een schip in zee, kan den termijn aangeven, gedurende wélken de overbrenging door de kustseinpost moet worden beproefd. Hij schrijft dan boven het adres de aanwijzing dagen- Indien het telegram niet binnen den gestelden termijn, den dag van aanbieding medegerekend, aan het opgegeven schip kan worden geseind, of indien, bij het ontbreken van eene dergelijke aanwijzing, de overbrenging niet binnen 28 dagen plaats heeft kunnen vinden, dan wordt daarvan ambtshalve per telegraaf aan den afzender kennis gegeven. Deze kan dan, per betaald diensttelegram (art. 42) of per post, door tusschenkomst van het kantoor van afzending, een en andermaal verzoeken, dat de overbrenging telkens gedurende een nieuw tijdvak van dertig dagen beproefd worde. Wordt zoodanig verzoek niet ontvangen, dan wordt het kustseintelegram als onbestelbaar ter zijde gelegd aan het einde van den dertigsten dag na de aanbieding, den dag van aanbieding niet inbegrepen. Indien echter de kustseinpost zekerheid heeft, dat het schip zijne waarnemingssfeer heeft verlaten, vóórdat het telegram kon worden overgebracht, dan wordt van de onbestelbaarheid onmiddellijk aan den afzender mede. deeling gedaan. Bij kustsein-telegrammen is vooruitbetaling van antwoord slechts toegelaten, indien deze bestemd zijn voor schepen op zee. Kennisgeving van ontvang kan van kustsein-telegrammen alleen worden verkregen, indien deze bestemd zijn voor schepen op zee. De kennisgeving wordt dan verzonden door den kustseinpost en vermeldt als tijd van aflevering het tijdstip, waarop de telegrammen naar de schepen zijn overgebracht. Over den afstand, langs de lijnen van het telegraafnet te doorloopen, kunnen kustsein, telegrammen als dringende telegrammen worden verzonden en kunnen betaalde diensttelegrammen worden gewisseld, op kustsein-telegrammen betrekking hebbende.  111 Voor kustsein-telegrammen is coüationneering niet toegelaten. Evenmin kunnen deze telegrammen worden voorzien van de aanwijzing Naseinen (FS) en van de aanwijzingen tot bezorging per bode of per post. Zijn kustsein-telegrammen afkomstig van schepen op zee, dan wordt in de inleiding als kantoor van afzending vermeld de naam van den kustseinpost, gevolgd door dien van het schip. Als tijd van aanbieding geldt voor deze telegrammen het tijdstip, waarop zij door den kustseinpost zijn ontvangen. 33. De afzender van een radiotelegram kan, tegen betaling van de daarvoor verschuldigde transitkosten, vorderen, dat, zoo noodig, verzending van zijn telegram plaats vindt door tusschenkomst van één of ten hoogste twee overnemende radiotelegraafstations. Wordt zulk een telegram aangeboden op een kantoor te land, dan geschiedt verzending slechts op verantwoordelijkheid van den afzender. Deze voorziet dan het telegram vóór het adres van de in de woordentelling te begrijpen aanwijzingen „x overnemingen telegraaf" of „x overnemingen brief', indien verzending via een Nederlandsen kuststation, dan wel „x retransmissions télégraphe" of „x retransmissions lettre", indien verzending via een huitenlandsch kuststation moet plaats vinden (x aangevende het door den afzender verlangde aan tal overnemingen). Wenscht hij de opgaaf van de ovememingskosten por telegraaf, dan betaalt hij daarvoor den prijs voor de verzending van een telegram van vijf woorden, ovér te brengen van het kuststation naar het kantoor van afzending, en verlangt hij de opgaaf dier kosten per post, dan voldoet hij daarvoor de kosten] voorjde verzending van een gewonen brief van hetj[kuststation naar het kantoor van afzending, behalve ia het geval de opgaaf moet geschieden door een Nederlandsen kuststation, als wanneer deze ambtshalve plaats vindt. Tot dekking van de later te verrekenen kosten van overneming stort hij voorts een door het kantoor van afzending vast te stellen bedrag.  112 Bezorging buiten den besteMngskring. 34. Is in de plaats van bestemming geen telegraafkantoor gevestigd, of verlangt de afzender, dat zijn telegram niet tot de plaats van bestemming of tot het naastbijgelegen kantoor door de telegraaf zal worden overgebracht, dan geschiedt de verdere bezorging van het door den afzender aangewezen telegraafkantoor, door de post of door boden, volgens opgaaf van den afzender. De bezorging per post geschiedt binnen de grenzen van het Rijk, waarin het kantoor van bestemming gelegen is, zonder kosten voor denafzender of den geadresseerde, tenzij dé af. zender het telegram heeft voojzien van de aanwijzing Post aangeteekend of PR of Poste restante aangeteekend of OPR, in welk geval de verzending per post geschiedt op den voet van aangeteekenden brief, tegen betaling van tien cent. De telegrammen bij een Nederlandsen, kantoor aangeboden en bestemd voor eene plaats aan gene zijde van de Nederlandsche grenzen, doch waarvan de overseining naar een Nederlandsen kantoor is verzocht, om van daar per post verder te worden verzonden, worden door het telegraafkantoor van bestemming als een gefrankeerde brief ter post gedaan. In dat geval heeft de afzender de kosten van een binnenlandsch telegram en van de postverzending naar het land van bestemming te betalen. Moet de postbezorging door een kantoor van een vreemden Staat naar een ander land worden uitgevoerd, dan betaalt de afzender voor zulk eene postverzending twaalf en een halven cent, bij aangeteekende verzending twee en twintig en een haloen cent. Indien bij nazending buiten de grenzen van den Staat, waarin het telegraafkantoor van bestemming gelegen is, de kosten niet zijn vooruitbetaald, dan worden de telegrammen als gewone ongefrankeerde brieven ter post bezorgd. In het binnenlandsch verkeer kunnen de kosten van bezorging per bode door den afeznder betaald of voor rekening van den geadresseerde gelaten worden. Geschiedt de betaling door den afzender  113 dan schrijft hij boven het adres Bode betaald of XP, en betaalt voor die bezorging een vast bedrag van vijftig cent. Worden de kosten voor rekening van den geadresseerde gelaten, dan betaalt deze de door den telegraafdienst voor de bezorging nitgege. ven som. Indien de geadresseerde vroeger de betaling van kosten wegens bezorging per bode heeft geweigerd, worden volgende telegrammen hem per post als gefrankeerde brief gezonden. Staat geen sneller middel ter beschikking van het eindtelegraaf kantoor, zoo is het tot verzending per post verplicht. In het verkeer met landen, welke die wijze van bezorging toelaten, kan de afzender de kosten eener bode bezorging vooruitbetalen tot het werkelijk uit te geven bedrag, indien hem dit bekend is. Hij stelt dan boven het adres do aanwijzing Bode betaald x of XPx . Blijkt de gestorte som ontoereikend, dan wordt het ontbrekende van den geadresseerde geheven; van eventueele overschotten geschiedt geene terugbetaling. De afzender, die het bedrag van de werkelijk uit te geven kosten eener bodebezorging niet kent, kan den geadresseerde van de betaling vrijstellen, door eene toereikende borgstelling te storten. De vcrschulaigde kosten worden alsdan, tot nadere verrekening, door het kantoor van bestemming opgegeven aan dat van afzending, naar keuze van den afzender, per telegraaf of per gefrankeerden brief. De afzender betaalt voor de opgaaf van de bodekosten den prijs van een gewoon telegram van vijf woorden over denzelfden afstand, indien hij opgaaf per telegraaf verlangt, in welk geval bij boven het adres de aanwijzing Bode betaald telegraaf of XPT moet schrijven, terwijl hij eene som van beaalf en een halven cent betaalt, indien hij opgaaf per gefrankeerden brief verlangt, in welk geval hij boven het adres de aanwijzing Bode betaald post of XPP stelt. Indien het land van bestemming vooraf "de kosten voor bodebezorging heeft opgegeven, is de afzender verplicht die kosten vooruit té betalen. Hij stelt dan vóór het adres de aanwijzing Bode betaald of XP. S. & J. n». 67, 4« dr. g  114 De in dit artikel genoemde aanwijzingen, betreffende bezorging per bode buiten den bestellingskring, zijn op radiotelegrammen van toepassing voor zoover deze afkomstig zijn van Rijksscheepsstations en gericht aan Neder landsche kantoren te land, met dien verstande echter, dat de aanwijzingen XPT en XPP voor deze, radiotelegrammen niet zijn toegelaten. Andere radiotelegrammen kunnen alleen dan per bode buiten den bestellingskring bezorgd worden, indien de verschuldigde bodekosten van den geadresseerde zijn in te vorderen en het land van bestemming radiotelegrammen met bodebezorging toelaat. Zijn evenwel de radiotelegrammen bestemd voor het land, waar het betrokken kuststation is gevestigd, dan kunnen; de verschuldigde kosten ook door den afzender worden betaald. 35. Radiotelegrammen kunnen door een kuststation naar een schip of van een schip naar een ander schip worden overgebracht, ten einde per post té worden verder gezonden van een haven uit, welke het schip, dat het telegram ontvangt, aandoet. Voor deze radiotelegrammen is overneming door een radiotelegraafstation niet toegelaten. Het adres van deze radiotelegrammen moet bevatten: a. de in de woordentelling te begrijpen aanwijzing Post, gevolgd door den naam van de haven, waar het radiotelegram moet worden ter post bezorgd; 6. den naam en het volledig adres van den geadresseerde; c. den naam van het scheepsstation, dat het radiotelegram ter post moet bezorgen : d. in voorkomende gevallen den naam van het kuststation. Het tarief omvat, bebalve de radiotaksen èn de kosten voor de verzending langs de lijnen van het telegraafnet, een bedrag van twaalf en een halven cent voor de postverzending. Weigering van telegrammen. , 36. Indien eerst na de aanneming, doch nog vóór de overseining van een .telegram, of ook na het overseinen daarvan, blijkt, dat de inhoud strijding is met de veiligheid van den  115 Staat, de openbare orde of de goede zeilen v (art. 14 van de Telegraaf en Telefoonwet 1904, Staatsblad n°. 7) wordt het, met opgaaf van redenen, per telegraaf, ter kennis van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie gebracht. Ten aanzien van reeds overgeseinde telegrammen behoort bet betrokken kantoor zich vooraf te overtuigen, dat de bestelling daarvan nog kan worden gestuit. Het kantoor van bestemming geeft aan eene aanvraag tot stuiting der bestelling, onder zoodanige omstandigheden, gevolg. In het internationaal verkeer wordt de nietuitreiking van een telegram onverwijld aan het kantoor van afzending medegedeeld. Gelijke kennisgeving geschiedt, indien de niet uitreiking hec gevolg is van schorsing van het telegrafisch verkeer, tenzij zoodanige mededeeling, met het oog op de veihgheid van den Staat, niet wenschelijk wordt geacht. Overkomst van de telegrammen. 37. Den afzender van een telegram wordt geene toezegging gedaan omtrent den tijd, waarop het zijne bestemming zal bereiken. Indien zich echter bij de aanbieding of na de aanneming van een telegram aanmerkelijk vertraging laat voorzien, moet de afzender,, voor zooveel mogelijk, daarvan verwittigd en hem, indien hij zulks verlangt, het telegram met de daarvoor betaalde kosten teruggegeven worden. Mededeeüngen ambtshalve. 38. De naam van het kantoor of van het radiotelegraafstation van afzending, het volgnummer van het telegram, de dagteekening en de tijd van aanbieding worden den geadresseerde ambtshalve medegedeeld. Aan den naam van het radiotelegraafstation van afzending wordt in voorkomende gevallen toegevoegd in de eerste plaats de naam van het laatste station van overneming en vervolgens die van het betrokken kuststation. Alle radiotelegrammen moeten de aanwijzing Radio dragen, welke ambtshalve wordt medegeseind. 8*  116 Verzendingsweg. 39. Indien de afzender omtrent den verzendingsweg voor telegrammen i aar het buitenland, waarvoor verschillende wegen openstaan, geene aanwijzing heeft gedaan, wordt de minst kostbare van de beschikbare wegen gekozen, of, bij gelijken' prijs, gehandeld overeenkomstig de daaromtrent door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie te stellen regelen. Verlangt de afzender een bepaalden weg te zien gekozen, zoo stelt hij eene daartoe strekkende aanwijzing' aan den voet van het telegram, welke aanwijzing kosteloos wordt overgebracht. Verzending van telegrammen bij storing. 40. Bij storing van de gemeenschap tusschen twee Nederlandsche kantoren wordt, zoo mogelijk, de verzending van de telegrammen langs de lijnen van een aangrenzend land beproefd, zonder dat uit dezen hoofde den afzender eenige kosten, boven het gewone binnenlandsch tarief, in rekening worden gebracht. Bij storing van den goedkoopsten weg in het buitenlandsch verkeer wordt den afzender de prijs van den minst kostbaren der overblijvende wegen in rekening gebracht, tenzij door hem van de bevoegdheid, bedoeld in de tweede zinsnede van art. 39, is gebruik gemaakt, om zelf den weg voor de verzending van -zijn telegram aan te wijzen, in welk geval hij het daarvoor geldende tarief moet betalen. Een kantoor, dat tijdelijk geheel van de gemeenschap is afgesloten, verzendt het telegram per geadviseerden dienstbrief aan het naaste telegraafkantoor, dat tot verderaeining In staat is, behoudens het bepaalde bij artikel 43- Voigorde der overbrenging. 41. L De overseining van telegrammen geschiedt in gewone tijden in de volgende orde : a. de noodseinen, alsmede de telegrammen, welke in verband daarmede worden gewisseld ; 6. regeeringstelegrammen van de Koningin en van de leden van het Koninklijk Huis; c. regeeringstelegrammen van de Ministers, hoofden van Departementen van algemeen bestuur;  117 d. regeeringstelegrammen van den Vice-President van den Raad van State; e. regeeringstelegrammen van de Commissarissen der Koningin in de provinciën; /. regeeringstelegrammen van den directeur van het Kabinet der Koningin; g. regeeringstelegrammen van de bevelhebbers in de militaire afdeelingen en van de commandanten van de directiën der marine; *. regeeringstelegrammen van den raad van toezicht op de spoorwegdiensten; i. regeeringstelegrammen van de Nederland. sche en vreemde gezanten en consuls; j. de overige regeeringstelegrammen; diensttelegrammen van dringenden aard en betaalde diensttelegrammen; l. dringende bijzondere telegrammen ; m. niet dringende bijzondere telegrammen, en n. diensttelegrammen, welke geen bijzonderen spoed vereischen. Overigens wordt de volgorde voor telegrammen van gelijken rang, zooveel mogelijk en behoudens . nader door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie vast te stellen uit- • zonderingen, bepaald door den tijd, waarop zij door de afzenders zijn aangeboden. II. In geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden en in geval eenig grondgebied van het Rijk in staat van oorlog of van beleg is verklaard en dan van en naar dit gebied, volgen de regeeringstelegrammen, verzonden door of namens den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht Op de regeeringstelegrammen onder c bedoeld; de in artikel 10 onder q bedoelde niilitaire telegrammen met spoed hebben alsdan voorrang boven alle regeeringstelegrammen. In de hierbedoelde omstandigheden moet voor militaire telegrammen met spoed, wanneer zulks door den afzender bepaald noodzakelijk wordt geacht, desverlangd de overseining van telegrammen van partikulieren worden onderbroken. Betaalde diensttelegrammen. 42. De afzender en de geadresseerde van elk telegram of de gemachtigde van een hunner kunnen binnen den voor de bewaring der telegrammen gestelden termijn (art. 53), daar-  118 omtrent per telegraaf aanwijzingen geven of inlichtingen vragen. Zij betalen dan nevens de gewone kosten van het telegram, die van het antwoord, indien dit verlangd wordt. Zij kunnen ook een telegram, dat zij verzonden of ontvangen hebben, geheel of gedeeltelijk doen herhalen. Geldt het eene herhaling, door den geadresseerde gevraagd, dan moet deze voor elk te herhalen woord het vastgestelde tarief betalen met, in het binnenlandsch verkeer, een minimum van dertig cent en, in het Europeesch verkeer, van vijftig cent per telegram. Het aldus verkregen bedrag omvat tevens de kosten van het antwoord. Deze telegrammen en in het algemeen elke mededeeling omtrent een geheel of gedeeltelijk overgeseind telegram, welke aan een telegraafkantoor wordt gericht, worden tusschen de betrokken kantoren in den vorm van betaalde diensttelegrammen gewisseld. De wisseling van betaalde diensttelegrammen, waarbij eene herhaling of eene inlichting wordt verzocht, is langs radiotelegrafischen weg niet toegelaten, behalve in het onderling verkeer tusschen Nederlandsche kantoren te land en Rijksscheepsstations. De kosten van betaalde diensttelegrammen worden terugbetaald, indien blijkt dat de afzending noodig was ten gevolge van verminking van het oorspronkelijk telegram, of in het algemeen ten gevolge van eene dienstfeil, met dien verstande, dat bij die tot herhaling geene terug, betaling geschiedt van de kosten voor die woorden, welke uitsluitend betrekking hebben op de juist overgebrachte woorden. Nochtans kunnen de kosten van betaalde diensttelegrammen tot herhaling ten vólle worden terugbetaald, indien blijkt, dat door de verminking van enkele woorden in het oorspronkelijk,, telegram, hetzij dit gesteld is in verstaanbare taal dan wel in geheim schrift, de zin van het geheele bericht onverstaanbaar is geworden. ' Geene terugbetaling wordt toegestaan, als de in dit artikel bedoelde telegrammen rechtstreeks tusschen den afzender en den geadresseerde zijn gewisseld. Wordt geheele of gedeeltelijke herhaling gevraagd van telegrammen, welke door den  119 afzender langs telegrafischen of telefoniachen weg zijn aangeboden, en blijkt bij navraag bij den afzender, dat een of meer woorden anders behooren te luiden dan zooals zij in het telegram voorkomen, dan worden de geheven kosten van die woorden niet teruggegeven. De in dit artikel bedoelde inlichtingen en mededeelingen kunnen eveneens per post, door tusschenkomst van de telegraafkantoren, worden gevraagd en gegeven. De overbrenging geschiedt dan op den voet van aangeteekenden brief, op kosten van den verzoeker, die tevens de kosten van het antwoord, indien hij dit verlangt, heeft te voldoen. Deze kosten kunnen eveneens worden terugbetaald, indien blijkt, dat de afzending noodig was ten gevolge van eene dienstfeil. Intrekking van telegrammen. 43. Een telegram, waarvan het overseinen nog niet begonnen is, wordt aan den afzender of zijn gemachtigde op zijn verzoek teruggegeven. De seinkosten worden dan terugbetaald onder inhouding van tien cent, tenzij het telegram wordt teruggenomen wegens storing, na de aanbieding ontstaan, in welk geval de volle kosten worden terugbetaald. Onder gelijke inhouding geschiedt terugbetaling en teruggaaf van het telegram, wanneer dit niet vóór een door den afzender schriftelijk opgegeven tijdstip kan worden verzonden. Aan den afzender van een reeds overgeseind telegram of aan diens gemachtigde wordt mede de gelegenheid gegeven, om de intrekking daarvan te beproeven door een betaald diénsttelegram aan het kantoor van bestemming te richten. Het antwoord op dit betaald diénst-telegram wordt per post gegeven en wel in het binnenlandsch verkeer ambtshalve en in het buitenlandsch verkeer tegen betaling van het gewone briefport, verschuldigd voor een brief van enkelvoudig gewicht, tenzij een antwoord per telegraaf is vooruitbetaald. Heeft de bestelling reeds plaats gehad, dan wordt van de intrekking van het telegram aan den geadresseerde bericht gezonden, tenzij de afzender in het vorenbedoeld betaald diénsttelegram het tegendeel heeft verzocht. Indien een telegram naar het buitenland  120 op een tusschenliggend kantoor wordt aangehouden, worden de kosten voor den niet doorloopen afstand, zoowel van het oorspronkelijk telegram als van het betaalde diensttelegram en eventueel van het vooruitbetaalde telegrafisch antwoord daarop, aan den afzender terugbetaald. Behandeling van de telegrammen ten kantore van bestemming. 44. Terstond na de ontvangst worden de telegrammen in volgorde van hun rang en den tijd hunner ontvangst .ter aflevering gereed gemaakt. Moet afgifte tegen onderteekening van het in artikel 46 bedoelde ontvangbewijs geschieden, dan wordt het tijdstip der aflevering aan hem, die met de bezorging van het telegram wordt belast, op dit ontvangbewijs aangeteekend. Ieder afzender van een binnenlandsch telegram kan vorderen, dat het ter plaatse van bestemming, zonder omslag, open of wel eigenhandig, of per telefoon, aan den geadresseerde worde afgeleverd, mits hij van dat verlangen doe blijken, door plaatsing boven het adres van de aanwijzing Open, Eigenhandig of MP of wel Telefoon. Hetzelfde kan geschiedenmet buitenlandsche telegrammen, voor zooveel het land van bestemming zich tot open aflevering, aflevering in eigen handen op per telefoon heeft bereid verklaard. Bestellingskring. 45. Dóór elk telegraafkantoor in Nederland worden de telegrammen binnen den door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie vast te. stellen kring kosteloos besteld. Intusschen kan aan telegraafkantoren in spoorwegstations buiten dien kring door dén Minister van Waterstaat het heffen van bestelgeld worden toegestaan. Dit bestelgeld bedraagt, bij vooruitbetaling door den afzender, 23 cent. Deze schrijft dan boven hét adres van het telegram de aanwijzing : Bestelgeld betaald of D.P. Indien het komt ten laste van den geadresseerde, dan wordt het dezen tot het werkelijk uitgeschoten bedrag, naar gelang van den afstand, in rekening gebracht.  121 Bestelling. 48. Bij de afgifte van een telegram kan gevorderd worden, dat door of namens den geadresseerde een ontvangbewijs wordt onderteekend, waarop dan tevens het uur van de ontvangst is in te vullen. Die onderteekening moet door den geadresseerde in persoon geschieden, indien het telegram de aanwijzing Eigenhandig of MP draagt. Indien de woning van den geadresseerde gesloten is of niemand bereid bevonden wordt, het telegram aldaar in ontvangst te nemen, wordt het telegram in de brievenbus geworpen, indien er omtrent de juiste bestelling geen twijfel kan bestaan en zich geen bijzondere omstandigheden daartegen verzetten, die het ten kantore verkieselijker doen voorkomen, om eene kennisgeving in de plaats van het telegram te doen achterlaten. Telegrammen met de aanwijzing Telegraaf restant of TB worden niet afgegeven, dan nadat zij, die zich aanmelden, voor zooveel zij niet ten kantore bekend zijn, hunne identiteit op voldoende wijze hebben bewezen. Telegrammen, bestemd voor kantoren met nachtdienst, welke na 11 uur des avonds worden ontvangen, voorzien van de aanwijzing Nacht, of die, hoewel zonder deze aanwijzing, naar het oordeel van het kantoor van bestem niing, daartoe aanleiding geven, worden dadelijk besteld. De bestelling van de overige telegrammen, met inbegrip van die met; de aanwijzing Dag, geschiedt den volgenden morgen, des zomers ten 6.30 en des winters ten 7.30 uur. Afwijking van de gewone wijze van bezorging. 47. Op elk telegraafkantoor is een register voorhanden, waarin de belanghebbenden verzoeken om afwijking van de gewone bestelling van hunne telegrammen, bijv. door bezorging op bepaalde uren ter beurze, op een kantoor of elders, kunnen inschrijven. Onbestelbare telegrammen. 48. Indien een telegram onbestelbaar is, wordt aan het kantoor van afzending, zoo spoedig mogebjk, ambtshalve van de reden  122 der onbestelbaarheid kennis gegeven, met opgaaf, eventueel, van de kosten welke alsnog op den afzender moeten worden verhaald (art. 23). In de kennisgeving van onbestelbaarheid geschiedt mededeeling van de in art. 30, laatste zinsnede, bedoelde nazending per post. Van elke kennisgeving van önbestelbaarheid wordt, als blijkt, dat het adres nauwkeurig is overgebracht, aan den afzender bericht gegeven. Indien het telegram, na verzending van de kennisgeving van onbestelbaarheid, alsnog afgeleverd wordt, moet dit mede ambtshalve terstond ter kennis van den afzender worden gebracht, tenzij deze, door middel van eene kennisgeving van ontvang, met de latere aflevering in kennis is gesteld. Onbestelbare telegrammen worden bij het kantoor van bestemming bewaard gedurende twee en veertig dagen, te rekenen van den dag volgende op dien van den ontvang. 49. Indien een radiotelegram voor een schip op zee door het kuststation niet is overgebracht binnen den door den afzender' in het adres aangegeven termijn (art. 16), of, bij gebreke van eene aanwijzing daaromtrent, in den morgen van den 8sten dag na de aanbieding, dan geeft dit kuststation daarvan ambtshalve kennis aan het kantoor van afzending, dat den afzender inlicht. Deze kan, door middel van een betaald diensttelegram, overeenkomstig het bepaalde in art, 42 aan het kuststation een en andermaal doen verzoeken, de overseining telkens gedurende een nieuw tijdvak van 9 dagen te beproeven. Wordt zoodanig verzoek niet ontvangen, dan wordt het radiotelegram als onbestelbaar ter zijde gelegd aan het einde van den negenden dag na de aanbieding, den dag van aanbieding niet inbegrepen. Indien echter het kuststation zekerheid heeft, dat het schip zijne werkingssfeer heeft verlaten, vóórdat het radiotelegram daarheen kon worden overgebracht, dan doet dit daarvan onmiddellijk mededeeling aan het kantoor van afzending, dat onverwijld den afzender omtrent de onbestelbaarheid van het bericht  123 inlioht. De afzender kan echter door middc van een betaald cl iensttelegram aan het kust station verzoeken het radiotelegram over t brengen bij de eerste gelegenheid, dat het schi onder bereik van het kuststation komt. Terugbetalingen. 50. Nevens de terugbetalingen, genoemi in de artt. 22, 27, 29, 37, 42 en 43 van di reglement, worden terugbetaald aan hen, di ze gestort hebben : I. Op verzoek. a. de volle kosten van elk telegram, da ten gevolge van dienstfeilen niet ter bestem ming is gekomen ; 6. de volle kosten van elk telegram, da later is aangekomen dan bij verzending pe post mogelijk zou zijn geweest, pj[ dat eeni vertraging heeft ondergaan, van 12 uren ii het binnenlandsch verkeer, alsook in he verkeer met de landen binnen Europa, waar mede rechtstreeksche telegrafische gemeen schap bestaat, van 24 uren in het verkeer me' de- overige landen binnen Europa, alsmedi in het verkeer met Algiers, Tunis, Eaukasiscl Rusland en Aziatisch Turkije en van driemaa 24 uren in alle overige gevallen. De termijnei van 24 uren en van driemaal 24 uren worder voor regeerings- en dringende telegrammen alsmede voor betaalde diensttelegrammen tot de helft teruggebracht. De sluitingsduur van de kantoren, de tijc benoodigd voor de bezorging van een telegran per bode, de tijd, gebezigd voor de overbren ging over -zee van kustsein- en radiotelegrammen alsmede die, gedurende welken de kustsein telegrammen op een kustseinpost hebber berust, worden niet als vertraging in rekening gebracht. Evenmin komt als zoodanig ir aanmerking de tijd, gedurende welken radio telegrammen bestemd voor schepen op eer kuststation en die afkomstig van schepen op eer scbeepsstation hebben berust; e. de volle kosten van elk telegram in geheim schrift met collationneering betaald, of van elk telegram in verstaanbare taal ge steld, dat, ten gevolge van onjuiste overbrenging, zijn doel heeft gemist, tenzij de belang-  124 hebbende per betaald diensttelegram verbetering heeft verkregen ; d. de volle kosten van elk telegram, dat volgens artikel 36 na de aanneming in de bestelling is gestuit; e. de volle kosten van elk telegram met antwoord betaald, dat ten gevolge van eene dienstfeil, welke de terugbetaUng van de gestorte antwoordkosten wettigt, blijkbaar zijn doel niet heeft bereikt, evenals de volle kosten van elk vooruitbetaald antwoord, dat ten gevolge van eene dienstfeil, welke de terugbetaling van de overbrengingskosten van het oorspronkelijk telegram wettigt, blijkbaar, zijn doel niet heeft bereikt; /. de kosten van elke niet uitgevoerde bijzondere behandebng van een telegram, zooals D, RP, TG, enz., alsmede die voor de overbrenging van de betrekkelijke bijzondere aanwijzing;- g. de kosten van een of meer onovergeseinde woorden, zoodra die 0.60 gl. of meer bedragen, tenzij de belanghebbende per betaald diénsttelegram verbetering heeft verkregen ; h. de kosten van den niet per telegraaf doorloopen afstand van elk telegram, dat, wegens storing van buitenlandsche verbindingen, per peet of op andere wijze is verzonden, na aftrek van de eventueele kosten voor de wijze van verzending, anders dan per telegraaf. In de gevallen, bedoeld onder a, b, c, g en h van dit artikel, alsmede bij intrekking op grond van storing, heeft de terugbetaling alleen betrekking op de ingetrokken, vertraagde, verminkte of niet ter bestemming aangekomen telegrammen, c.q. met inbegrip van denevenkosten, doch niet op de telegrammen, waarvan de verzending noodig was of die doelloos zjjn geworden door de niet-bezorging, vertraging of verminking. Bij gedeeltelijke terugbetaling der kosten van een telegram met afschriften, wordt voor elk afschrift, als hoedanig het telegram zelf wordt medegeteld, een evenredig deel terugbetaald. Indien de bestelling van een telegram, waarvan de kosten voor bezorging per bode door den afzender zijn betaald, op verzoek van den geadresseerde aan een adres binnen den kosteloozen bestellingskring (zie art. 45) geschiedt,  125 worden de bodekosten niet dan op aanvraag van den afzender terugbetaald. In geen geval wordt terugbetaling toegestaan van een langs telegrafisehen of telefonischen weg aangeboden of afgeleverd telegram, tenzij het overtuigend bewezen is, dat het niet ter bestemming kwam of zijn doel heeft gemist door de schuld van den telegraafdienst. II. Ambtshalve. o. alle kosten voor radiotelegrammen, aangeboden op Rijksscheepsstations, indien, vóór de ontscheping van de afzenders, de overseining door het scheepsstation niet is volbracht; 6. de kust- en scheepstaks, geheven voor radiotelegrammen, gericht aan scheepsstations, welke door het kuststation niet naar het schip van bestemming kunnen worden overgebracht. Aanvragen om onderzoek en terugbetaling. 51. De aanvragen om onderzoek betreffende onregelmatige behandeling-van telegrammen en om terugbetaling van kosten moeten, onder overlegging van bewijsstukken, mterlijk vijf maanden na den dag der aanbieding van het telegram worden ingediend. Tot het doen dier aanvragen zijn formulierbladen bij de Rijkstelegraaf- of hulptelegraafkantoren beschikbaar. De stukken betreffende aanvragen om terugbetaling zijn vrij van zegel. Het recht op terugbetaling vervalt na zes maanden, te rekenen van de dagteekening van het schrijven, waarbij aan den afzender bericht wordt, dat de teragbetaling is toegestaan. Afschrift van telegrammen. 52. Aan den afzender of den geadresseerde van een telegram of aan hunne eevolmach. tigden kunnen, binnen den in artikel 53 gestelden termijn, deugdelijk verklaarde afschriften daarvan worden uitgereikt, mits de noodige inlichtingen worden gegeven om het telegram te vinden, en, wat de ontvangen telegrammen betreft, voor zoover daarvan een afschrift bewaard blijft. De prijs van een afschrift is viiltien cent. voor ieder honderdtal • woorden, met dien  126 verstande, dat minder dan honderd woorden voor honderd worden berekend. De aldus af te geven afschriften zijn vrij van zegel. Bewaring van telegrammen. 53. De minuten en, voor zoover zij gehouden worden, ook de afschriften van de telegrammen, worden ten minste tien maanden, te rekenen van den eersten dag der maand, welke op die van de aanbieding volgt, bewaard, met de noodige voorzorgen tot verzekering van het geheim. Na verloop van dien tijd worden zij vernietigd. Voor raaiotelegrammen is de in dit artikel omschreven termijn op vijftien maanden gesteld. Verdeeling van de seinkosten der telegrammen tusschen het Rijk en bijzondere ondernemingen. 54. In het verkeer met kantoren van bijzondere ondernemingen worden de seinkosten der telegrammen aldus verdeeld : a. van een binnenlandsch telegram, dat de lijnen van een of meer bijzondere ondernemingen en die van het Rijk doorloopt: de bijzondere onderneming of elk der ondernemingen en het Rijk een gelijk deel; b. van een verzonden of ontvangen buitenlandsch telegram ontvangt de bijzondere on derneming een bedrag, gelijkstaande aan haar aandeel in een binnenlandsch telegram van gelijk woordental, met dien verstande echter, dat het gemeld aandeel van een dringend telegram het drievoud van dat van een gewoon telegram bedraagt. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op de seinkosten, verschuldigd voor de overbrenging tusschen radiotelegraafkantoren. Als vergoeding van of aan het Rijk wegens seinkosten van telegrammen in het verkeer met eene bijzondere onderneming kan ook worden vastgesteld een tusschen het Rijk en de onderneming overeen te komen jaarlijksch t bedrag. Behoort bij Koninklijk besluit van 29 November 1916 (Staatsblad n°. 518). Mij bekend : T)e Minister van Waterplaat, C. Lely. j  127 ALPHABETTSCH REGISTER. De cijfers zijn de artikelen der wet. Aanleg en exploitatie van telegrafen en telefonen die voor het openbaar verkeer bestemd zijn. Vereischte van concessie voor den — 2. „ en gebruik van niet voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen. Vereischte van machtiging voor den — 3. „ en instandhouding van lijner ten behoeve van telegrafen er telefonen. Verplichting tot het gedoogen in en op openbare gronden enz. van den — 4. 7. 13. it van lijnen ten behoeve van telegrafen en telefonen. Maatregelen, bij gebrek aan overeenstemming met eigenaren , beheerders en gebruikers van gronden bij dej — 5. 13. Algemeene bepalingen. Vaststelling bij algemeenen maatregel van bestuur van — omtrent het gebruik van telegrafen en telefonen. 16. „ maatregel van bestuur. Voorschriften bij — ter voorkoming en opheffing van belemmering welke electrische geleidingen en inrichtingen van exploitatie van telegrafen eD telefonen te weeg brengen. 12. „ Vaststelling van de binnenlandsche tarieven, volgorde van telegrammen en gesprekken en algemeene bepalingen omtrent het gebruik van telegrafen en telefonen in exploitatie bij t et Rijk bij —16. . Beplantingen. Verplichting tot snoeien of inkorten van —-9. 13. . Beplantingen. Verplichting tot snoeien of inkorten van —-9. 13. beheerders en gebruikers van gronden, met betrekking tot den aanleg van telegrafen en telefonen. 5. 13. ^wüiciii veruuuniir^ lol "noeien ot inkorten van — 9. 13.  128 Concessie. Vereischte van — voor den aanleg en de exploitatie van telegrafen en telefonen door anderen dan door den Staat en voorwaarden daaraan te verbindeD. 2. „ Intrekking van — 2. „ Overgangsbepaling. 21. Concessionaris. Niet aansprakelijkheid, behoudens uitzondering, van der — voor schade ontstaan door oer dienst van telegrafen en telefonen. 17. Dienstregelingen en diensttijden. 2. Draadlooze telegrafie. 1. Draden of geleiaingen. Wat de wet verstaat onder — 1. Electrische geleidingen en inrichtingen. Vaststellen van voorschriften ter voorkoming en opheffing van belemmering, welke — aan de exploitatie van telegrafen en telefonen teweegbrengen. 12. Exploitatie van telegrafen er telefonen voor het openbaar verkeer bestemd. Vereischte van concessie voor den aanleg en de — 2. Gebruik van telegrafen en telefonen, met voor bet opeubaar verkeer bestemd. Vereischte van machtiging voor den aanleg en het gebruik van — 3. „ Staking van —. 3. „ door eer. ieoer van telegrafen en telefonen. 14. „ Vaststelling van algemeene bepalingen omtrent — vaa telegrafen en telefonen in exploitatie bij het Rijk. 16. Geleidirgen. Zie Draaen of geleidingen. Gemeentebestuur. Bemoeiingen van het hoofd van het — indien tyj den aanleg van telegrafen en telefonen geen overeen, stemming is verkregen met de eigenaren, beheerders en gebruikers van gronden. 5. 13. Gesprekken. Bevoegdheid tot weigering of stuiting van teleforiscre — 14. , Intrekking van concessie. 2. „ van machtiging. 3. „ van de wet van 1862. 23. Inwerkingtreding der wet. 23. Kantonrechter neemt kennis van eisch tot schadevergoed mg. 10. Lijnen. Wat de wet verstaat onder — I.  129 Lijnen. VerpljchtiDg van een ieder tot het gedoogen van den aanleg en de instandhouding van telegraaf- en telefoon — in en op openbare gronden enz. 4. 7. 13. „ Maatregelen, bij gebrek aan overeenstemming inet eigenaren, beheerders of gebruikers van gronden, bij dep aa>- leg van — 5. 13. „ Bevoegdheid van den Minister van Waterstaat tot bevelen van noodzakelijke verplaatsing var — 8. Loonen enz. Regeling der — van bedienend personeel. 2. Machtiging. Vereischte van — voor den aanleg en het gebruik van niet voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen. 3. „ Intrekking van — 3. Militair gezag. Beschikking door het -— over telegrafen en telefonen. 18. Minister van Waterstaat. Bij concessie wordt bepaald, dat de aanleg, de instandhouding en de exploitatie geschieden ten genoegen van — 2. „ Goedkeuring door den — van voorwaarden van het gebruik, de dienstregelingen en de regeling der loonen en aien?ttijden, met betrekking tot telegrafen en telefonen niet door den Staat aangelegd en geëxploiteerd. 2. „ Machtiging van den — voor aanleg en gebruik van niet voor het operbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen en voorwaarden daaraan te verbinden. 3. „ Beslissing van den — indien, na gehouden zitting, het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid. 5. 13. „ Bevoegdheid van den — tot bet bevelen, op verzoek van belanghebbenden, van de noodzakelijke verplaatsing van telegraaf- en telefoonlijnen ten behoeve van de oprichting van gebouwen of uitvoering van werken. 8. „ Uitvoering, bij nalatigheid van rechthebbenden, op last van den — tot het opsnoeien of inkorten van boomen en beplantingen, hinderlijk voor den aanleg en de exploitatie van telegrafen en telefonen. 9. 13.  130 Minister van Waterstaat. Bevoegdheid tot bet inroepen van de beslissing van den — bij weigering van telegrammen en van het voeren, of bij stuiting van gesprekken. 14. Naasting. Bevoegdheia tot — door den Staat van telegrafen en telefonen, tegen vergoeding. 2. Openbare gronden. Wat de wet verstaat onder — 1. Overgangsbepaling. 21. Plan van beschrijving van te maken werken. Ter inzage ligging ten gemeentehuize van het — 5. 13. Procedure in zake eisch tot schadevergoeding. 10. Proces-verbaal. Opmaking van een — door een der leden van het college van burgemeester en wethouders, betreffende het ter zitting behandelde ter zake van ingebrachte bezwaren door en van het gehouden overleg met eigenaren enz. van gronden. 5. 13. Opmaking van — 'van het binnentreden van woningen tegen den wil van den bewoner. 11. Schade. Niet aansprakelijkheid, behoudens uitzondering, van den Staat en den concessionaris, voor—ontstaan door den dienst van telegrafen en telefonen. 17. Schadevergoeding. Recht op — ter zake van aanleg en instandhouding van lijnen ten behoeve van telegrafen en telefonen. 4. 6. 7. 13. Recht op — door rechthebbenden op boomen of beplantingen, voor het opsnoeien of inkorten van takken, hinderlijk voor den aanleg en de exploitatie van telegrafen en telefonen. 9. 13. Procedure ter zake van den eisch tot — 10. 13. Schorsing van het telefonisch en telegrafisch verkeer. Bevoegdheid der Koningin tot geheele of gedeeltelijke — 15. Staat. Vergoeding door — aan gemeentebestuur voor gemaakte kosten. 5. Niet aansprakelijkheid van den —, behoudens uitzondering, voor schade ontstaan door den dienst van telegrafen en telefonen. 17.  131 Staat van oorlog enz. Bepaling betreffende aanleg van Rijkswege van telegrafen en telefonen, niet bestemd voor het openbaar verkeer, in geval van — 13. „ Beschikking door het militair gezag over de telegrafen en telefonen in geval van — 18. Staking. Geheele of gedeeltelijke — van het gebruik van niet voor het opnebaar verkeer bestemde telegrafer en telefonen. 3. Strafbepalingen. 12. 19. 20. Tarieven. Vereischte van Koninklijke goedkeuring op — voor het gebruik van telegrafen en telefonen door arderen dan door den Staat aangelegd en geëxploiteerd. 2. „ Vaststelling van binnenlandsche — bij algemeenen maatregel van bestuur. 16. Telegrafen en telefonen. Wat de wet verstaat onder — 1. „ Toepassing der wet op — waarbij de toestellen of de eindpunten met onderling door draden of geleidingen zijn verbonden. 1. „ Vereischte van concessie voor den aanleg en de exploitatie van — door anderen dan door den Staat en voorwaarden daaraan te verbinden. 2. „ Afwjjking van de als regel gestelde voorwaarden voor — waarvan het dienstbaar zijn aan het openbaar verkeer, nevenbestemming is. 2. „ Vereischte van machtiging voor den aanleg en het gebruik van niet voor het openbaar verkeer bestemde — 3. >'■ Maatregelen ingeval geen overeenstemming is verkregen bij den aanleg van — met de eigenaren, beheerders en gebruikers van grondeD. 5. 13. „ Verplichting van een ieder tot het gedoogen van den aanleg en de instandhouding van draden boven gronden, gebouwen en wateren, ten behoeve van — 7. 13. „ Verplichting var rechthebbenden op boomer, of beplantingen om deze op te snoeien of de takken daarvan in te korten. 9. 13.  132 Telegrafen en telefonen. Toegang tot perceelen, ten behoeve van werkzaamheden voor den aar leg en de instandhouding van — 11. )3. „ Toepasselijkheid van de artt. van § 2 op de van Rijkswege aap te leggen — niet bestemd voor het openbaar verkeer. 13. „ Gebruik van — voor ieder, onder vast te stellen bepalingen. 14. „ Bevoegdheid aer Koningin tot geheele of gedeeltelijke schorsing van — 15. „ Vaststelling, bij algemeenen maatregel van bestuur, van algemeene bepalingen omtrent het gebruik van — in exploitatie bij den Staat. 16. „ Niet aansprakelijkheid, behoudens uitzondering, van den Staat en den concessionaris voor schade, door den dienst van — 17. Titel, waaronder de wet kan worden aangehaald. 22. loegang tot perceeler, ten behoeve van werkzaamheden voor oen aanleg en de instandhouding van telegrafen en telefopen. 11. 13. Verdragen en overeer komsten. Voorbehoud tot hot sluiten van — met vreemde regeeringen oi besturen betrekkelijk het telegrafisch of telefonisch verkeer met het buitenland. 16. Vergoeding bij naasting door den Staat. 2. Voorwaarden. Te verbinden — aan concessiën tot aanleg en exploitatie van telegrafen en telefonen, door anderen dan door den Staat. 2. Te verbinden — aan de machtiging tot aanleg en het gebruik van niet voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen. 3. Zitting. Opneming van bezwaren en het plegen van overleg, in eere te houden — met belanghebbende eigenaren epz. van gronden. 5. Kosten in verband met de — 5. 13.  S. reed gemeten afstand dan 1000 M van een der bureelen Heerlen, Heerierheide of Heerlenbaan is verschuldigd per ^aa,r : • f 55.— ï ïfi V?°?. aansluiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet Hengelo (0.), gelegen °.P mfn ™rd,eren hemelsbreed gemeten afstand dan 1000 M. van der bureelen Hengelo 10.) of Borne is verschuldigd per jaar . . f 56._ i y£??, aansluiting van een perceei aan het locale Rijkstelefoonnet IJmuiden, gelegen op ÏS.™eren hemelsbreed gemeten afstand dan 1UW M van een der bureelen IJmuiden, Beverwijk, Veisen oiWylc aan Zee is verschuldigd PeJ Jaar • • • , : . f 60.— ï i VSÏÏ aans'uiting van een perceel aan het locale Rijkstelefoonnet Zaandam, gelegen op ?™V™deren hemelsbreed gemeten afstand dan 1000 M. van der bureelen Zaandam, Westzaan en Wormerveer is verschuldigd per jaar f 60 — . H ^.."TTS6 bepalingen, betreffende 'de loca e Rijkstelefoonnetten, voorkomende in het Keglement voor den dienst der Rijkstelefoon, zooals dit Reglement bij dit besluit is vastge•steld of nader mocht worden gewijzigd en aangevuld, zijn mede van toepassing op de sub o tot en met h genoemde Rijkstelefoonnetten «-.linze voornoemde Minister is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State s-Gravenhage, den 6den December 1019 n ... . WILHELMINA. JJe Minister van Waterstaat, A. A. H. W. Könic. (Uitgeg. 23 Dec. 1919.) REGLEMENT VOOR DEN DIENST DER RIJKSTELEFOON. KANTOREN, NETTEN EN PUBLIEKE TELEFOONSTATIONS. Vestiging van kantoren en netten. Art. 1. De Minister van Waterstaat bepaalt waar Rijkstelefoon- of hulptelefoonkan-  152 toren en Rijkstelefoonnetten worden gevestigd of opgeheven. Van de vestiging en de opheffing wordt mede deeling gedaan in de Staatscourant. Openstelling van kantoren en netten. 2. De uren van openstelling der Rijkstelefoonkantoren, hulptelefoonkantoren en der locale Rijkstelefoonnetten worden door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie vastgesteld. Op Zon- en feestdagen en in bijzondere gevallen kunnen die uren worden beperkt of uitgebreid. De uren van openstelling der kantoren en netten worden in de Staatscourant medegedeeld. Zij worden op eene aan de buitenzijde van het kantoor zichtbare plaats bekend gemaakt. De wettelijke tijd in Nederland geldt voor al de Nederlandsche kantoren en netten. Publieke telefoonstations. 3. Ter beoordeeling van den DirecteurGeneraal der Posterijen en Telegrafie kunnen publieke telefoonstations worden geopend; de inrichting daarvan geschiedt door en voor rekening van het Rijk. De publieke telefoonstations worden onderscheiden in drie soorten: 1°. stations, waarop geen perceelen worden aangesloten ; 2°. stations, door tusschenkomst waarvan perceelen worden aangesloten aan een Rijksof hulptelefoonkantoor of aan een locaal Rijkstelefoonnet ; 3». stations, waarop perceelen worden aangesloten en welke als zoodanig zelfstandige complexen rechtstreeksche 'aansluitingen vormen. De Directeur-Generaal voornoemd bepaalt bij de vestiging tot welke categorie het station behoort. Van deze stations kan worden gebruik gemaakt voor het voeren van locale, interloeale en internationale telefoongesprekken, en voor zooveel zij daarvoor door den Directeur-Generaal voornoemd zijn aangewezen, voor het aanbieden van telegrammen en telefoon-oproepberichten. De bepalingen voor het houden en het gebruik maken van publieke telefoonstations worden -door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie vastgesteld. Van de vestiging en opheffing van publieke telefoonstations, alsmede van de uren van openstelling dier stations, geschiedt mededeeling in de Staatscourant. Aansluitingen aan Rijks- of hulpteilefoonkantoren en aan locale Rijkstelefoonnetten. 4. In overeenstemming met de bepalingen, door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie in het belang van den dienst Vastgesteld of nader vast te stellen, kan aansluiting  153 worden verkregen aan een locaal Rijkstelefoonnet en — ter plaatse, waar geen locaal Rijks- of geconcessionneerd telefoonnet bestaat — aan een Rijks- of hulptelefoonkantoor en kunnen particuliere huistelefooninstallaties op die aansluiting worden verbonden. De aansluiting kan worden gebezigd voor het voeren van locale, interloeale en internationale gesprekken en het aanbieden en ontvangen van telegrammen en oproepberichten als bedoeld in artikel 22.". ' . Locale telefoongesprekken zijn echter niet toegelaten tusschen perceelen, aangesloten aan eenzelfde Rijks- of hulptelefoonkantoor of Rijkstelefoorinet, wanneer die perceelen liggen binnen eenzelfde gemeente, aan welke concessie is verleend voor een locaal telefoonnet. Schade door aangeslotenen geleden door of tengevolge van het bestaan van aansluitingen aan Rijks- of hulptelefoonkantoren of aan Rijkstelefoonnetten, komt in geen geval ten laste van het Rijk. "F Buitennet-aansluitingen. 5. Ter beoordeeling van den DirecteurGeneraal der Posterijen en Telegrafie kunnen perceelen, gelegen buiten het concessiegebied van een geconcessionneerd net, met medewerking van den concessionaris, aan zulk een net worden aangesloten. Indien het aan te sluiten perceel is gelegen binnen het gebied van eene gemeente, waar het centraalbureel is gevestigd van een ander geconcessionneerd net dan dat, waarop de aansluiting wordt gewenscht, geschiedt de aansluiting niet dan nadat met den concessionaris van dat andere net overleg is gepleegd. De voor deze aansluitingen benoodigde geleidingen en toestellen worden aan den belanghebbende door of namens den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie in gebruik gegeven. De gebruiker van de aansluiting verbindt zich om jegens den concessionaris van het net al de verplichtingen na te komen, waartoe de geabonneerden van dat net wettig zijn gehouden, met uitzondering echter van de verplichting tot betaling van eenig geldelijk bedrag. De gebruiker is voorts onderworpen : 1. aan de wettelijke voorschriften, betreffende den interlocalen en internationalen telefoondienst ; 2. aan de bepalingen, welke door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie in het belang van den dienst worden noodig geacht. Particuliere telefonen. 6. Overeenkomstig artikel 3 der Telegraafen Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7) kan dooiden Minister van Waterstaat op door hem te stellen voorwaarden machtiging worden verleend voor den aanleg en het gebruik van niet voor het openbaar verkeer bestemde telefoon.  164 Beschikbaarstelling van interloeale geleidingen. 7. Op verzoek van belanghebbenden kan, ter beoordeeling van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie, tusschen twee kantoren eene interloeale telefoondubbelgeleiding ter voortdurend vrije beschikking worden gesteld. Door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie worden vastgesteld de bepalingen omtrent de aansluiting van perceelen van belanghebbenden aan de kantoren, tusschen welke eene telefoondubbelgeleiding in gebruik wordt gegeven, zoomede de bepalingen, welke in het belang van den dienst worden noodig geacht. Bijaldien door omstandigheden, onafhankelijk van den wil van belanghebbenden, het gebruik van de telefoondubbelgeleiding is gestoord, heeft desverlangd wisseling Van telefoongesprekken kosteloos plaats volgens de algemeene wettelijke voorschriften. GESPREKKEN EN OPROEPINGBERICHTEN. Geheimhouding. 8. Den ambtenaren, met den telefoondienst belast, is elke mededeeling omtrent telefoongesprekken anders dan aan hen, die tot kennisneming bevoegd zijn.. overeenkomstig hun ambtseed verboden, op de in het Wetboek van Strafrecht bepaalde straffen. Ook mogen zij middellijk noch onmiddellijk, anders dan ambtshalve, nieuwstijdingen aan dagbladen bezorgen of met de redactie dier bladen, ténzij met uitdrukkelijke vergunning van den Minister, in eenige betrekking staan. Toegang tot de dienstkamers. 9. De toegang tot de dienstkamers is alleen geoorloofd aan het dienstdoende personeel en voorts aan hen, die daartoe door of namens den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie zijn gemachtigd. Onderscheiding van de gesprekken.. 10. De gesprekken worden onderscheiden in: a. regeeringsgesprekken; 6. dienstgesprekken : c. gewone gesprekken ; Elke van deze soorten van gesprekken wordt weder onderscheiden in: 1. locale gesprekken ; 2. interloeale gesprekken ; 3. internationale gesprekken. Regeeringsgesprekken. 11. Onder Regeeringsgesprekken worden verstaan : o. gesprekken, gevoerd door of namens de Koningin en de leden van het Koninklijk Huis ; 6. gesprekken, gevoerd door de Ministers, hoofden van Departementen van Algemeen  15ö Bestuur, door den Vfce-President van den Baad van State en door de Commissarissen der Koningin in de provinciën : c. gesprekken, gevoerd door den Directeur van het Kabinet der Koningin; d. gesprekken over dienstzaken, gevoerd door de bevelhebbersin de militaire af deelingen, liniën en stellingen, door de commandanten en onder-commandanten der marine, alsmede gesprekken over dienstzaken, gevoerd door de Directeuren van 's Rijks werven en van het Marine-Etablissement te Amstrrdam met den Minister van Marine, en de gesprekken over dienstzaken, gevoerd door de bevelvoerende officieren van de schepen van Harer Majesteits vloot met den Minister van Marine en met de commandanten en onder-commandanten der marine; e. gesprekken, gevoerd door de Nederlandsche en vreemde diplomatieke en consulaire agenten, met dien verstande, dat, wanneer consulaire agenten handel drijven hunne gesprekken niet als Regeeringsgesprekken worden beschouwd, tenzij gevoerd met een officieel persoon en handelend over dienstzaken ; /. gesprekken, gevoerd door de voorzitters en griffiers der beide Kamers der Staten-Generaal over aangelegenheden, de Kamers betreffend ; g. gesprekken, gevoerd door burgemeesters, betreffende verstoring der openbare orde en bestemd voor de Regeering, voor de Commissarissen der Koningin in de provinciën, Voor de Officieren van Justitie, voor commandanten van de gewapende macht of voor de Rijksveldwacht, alsmede gesprekken, gevoerd door provinciale adjudanten en door plaatselijke en garnizoenscommandanten, betrekking hebbende op het verleenen van militairen bijstand ; h. op verzoek, de gesprekken over dienstzaken, gevoerd door den procureur-generaal van den Hoogen Raad der Nederlanden, door de procureurs-generaal der gerechtshoven, door den advocaat-fiscaal van de zee- en landmacht, door de Officieren van Justitie, door de burgemeesters in hunne hoedanigheid van hulp-' officier van Justitie, door de auditeurs-militair, door de rechters-commissarissen, door de kantonrechters, 'door de officieren en onderofficieren der marechaussee en door de commissarissen van politie; ». gesprekken over dienstzaken, gevoerd door den agent van het Ministerie van Fnanciën te Amsterdam en bestemd voor den Minister van Financiën, alsmede gesprekken over dienstzaken, gewisseld tusschen de Directie' der Nederlandsche Bank, de bijbank te Botterdam en de agentschappen en tusschen, deze laatste onderling; j. gesprekken nopens den toestand der rivieren, gevoerd door of met waterstaatsambtenaren, in tijden dat de buitengewone riviercorrespondentie is ingesteld, alsmede gesprek-  166 ken, gevoerd door den daarbij betrokken hoofdingenieur van den waterstaat, omtrent den dienst van het kanaal te Neuzen; Tc. gesprekken door de hoofden der kustwachtposten, omtrent al wat betrekking heeft op de kustbewaking, gevoerd met de reddingsmaatschappijen, sleepdiensten en bergingsmaatschappijen, met de commissarissen der loodsen en inspecteurs van het loodswezen, met de commandanten der marine en andere autoriteiten en met elkander onderling, alsmede de gesprekken betreffende den kustwachtdienst, gevoerd door de inspecteurs van het loodswezen, de commissarissen der loodsen en den chef der militaire kustwacht (wat dezen laatste betreft, na instelling, van den „voorloopigen miUtairen kustwachtdienst") ; l. gesprekken over dienstzaken, gewisseld tusschen den Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten en de ambtenaren, onder de bevelen van den Raad geplaatst, alsmede de gesprekken over dienstzaken, gewisseld tusschen den Raad en de daaronder behoorende ambtenaren eenerzijds en de bestuurders van spoorwegdiensten anderzijds; m. gesprekken betreffende het buitengewoon militair vervoer over de spoorwegen gevoerd door den Directeur van het Étappenen Verkeerswezen, de officieren en oud-officieren, dienstdoende bij het bureel voor buitengewoon militair vervoer, de leden der stationscommissiën, de bestuurders van spoorwegdiensten, benevens de op voordracht van genoemde bestuurders door den chef van den generalen staf, of den Directeur van het Étappen- en Verkeerswezen, aan te wijzen spoorwegambtenaren, zonder dat dit uit eenige aanwijzing bij de aanvraag van het gesprek behoeft te blijken ; alles vanaf het tijdstip, waarop de vordering der spoorwegen is ingegaan krachtens artikel 60 van de wet van 9 April 1875 (Staatsblad n°. 67) ; n. de dringende militaire gesprekken, welke worden gevoerd, hetzij in geval van oorlog of oorlogsgevaar, hetzij in geval eenig grondgebied van het Rijk in staat van oorlog of van beleg is verklaard, en dan van en naar dit gebied, uitsluitend door of met den Minister van Oorlog, door of met den Minister van Marine, door of met den Opperbevelhebber van Landen Zeemacht, of door of met door dezen daartoe gemachtigden ; o. de militaire gesprekken, mede in de onder n genoemde gevallen, gevoerd door militaire; commandanten ; p. gesprekken van waterschaps- of polderbesturen of van de voorzitters dier besturen ingeval van watersnood of dergelijke algemeene onheilen ; g. gesprekken van den sluismeester der Noordzeesluizen inzake den waterstand; r. gesprekken, aan welke door den Minister van Waterstaat tijdelijk de rang van Regeeringsgesprekken wordt toegekend.  157 Dienstgesprekken. 12. Onder dienstgesprekken worden verstaan die gesprekken, welke den dienst van de telegraaf, van de telefoon of van het Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie betreffen. Zij worden kosteloos gevoerd. Gewone gesprekken. 13. Alle gesprekken niet vallende onder Regeerings- en dienstgesprekken zijn gewone gesprekken. Locale gesprekken. 14. Locale gesprekken zijn die, welke worden gevoerd : o. tusschen perceelen (waaronder begrepen zijn publieke telefoonstations), aangesloten aan eenzelfde geconcessionneerd net; 5. tusschen peroeelen, al dan niet door tusschenkomst van een publiek telefoonstation, als bedoeld in artikel 3, sub 2, aangesloten aan eenzelfde Rijksnet, of aan eenzelfde Rijks- of hulptelefoonkantoor ; c. tusschen perceelen, rechtstreeks aangesloten aan eenzelfde publiek telefoonstation, als bedeld in artikel 3, sub 3, alsmede tusschen die perceelen en dat publiek telefoonstation. In dit artikel worden onder perceelen mede verstaan openbare spreekcellen en, voor zooveel punt ö betreft, tevens publieke telefoonstations, als bedoeld in artikel 3, sub 1 en 2. Interloeale gesprekken. 15. Alle gesprekken, niet vallende onder de loofde gesprekken, genoemd in artikel 14, en onder de internationale gesprekken, genoemd in artikel 16, zijn interloeale gesprekken. Internationale gesprekken. 16. Internationale gesprekken zijn die, welke gevoerd worden met perceelen, gelegen buiten het Rijk, niet aangesloten aan eenig Nederlandsch kantoor of locaal telefoonnet. Op de internationale gesprekken zijn van toepassing de regeling in het Internationale Tolegraafreglement en de bijzondere overeenkomsten. Volgorde. 17. 1. Het voeren van gesprekken geschiedt, in gewone tijden, in de volgende orde: • o. Regeeringsgesprekken gevoerd door of namens de Koningin en de leden van het Koninklijk Huis; 6. Regeeringsgesprekken gevoerd door de Ministers, Hoofden van Departementen van Algemeen Bestuur; , i c. Regeeringsgesprekken gevoerd door den Vice-President van den Raad van State • d. Regeeringsgesprekken gevoerd door de Commissarissen der Koningin in de provinciën ; e. Regeeringsgesprekken gevoerd door : den Directeur van het Kabinet der Koningin;  158 - /. Regeeringsgesprekken gevoerd door de bevelhebbers in de militaire afdeelingen en door de commandanten en onder-commandanten der marine; g. Regeeringsgesprekken gevoerd door den Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten; h. Regeeringsgesprekken gevoerd door de Nederlandsche en vreemde diplomatieke en consulaire agenten ; i. de overige Regeeringsgesprekken ; j. dringende dienstgesprekken ; k. dringende internationale gewone gesprekken ; 1. niet-dringende internationale gewone gesprekken ; m. dringende interloeale gewone gesprekken; n. niet-dringenda interloeale gewone gesprekken en telefoonoproepberichten bedoeld in artikel 22; o. niet-dringende dienstgesprekken; p. locale gesprekken. Overigens worden gesprekken van gelijken rang zooveel mogelijk tot* stand gebracht naar de volgorde van aanmelding. II. ingeval van oorlog of oorlogsgevaar en ingeval eenig grondgebied van het Rijk in staat van oorlog of van beleg is verklaard, en dan van en naar dit gebied, volgen de regeeringsgesprekken, gevoerd door of namens den eventueel benoemden Opperbevelhebber van Landen Zeemacht, op de regeeringsgesprekken onder 6 bedoeld. De in artikel 11, onder n, bedoelde dringende militaire gesprekken hebben alsdan voorrang boven alle regeeringsgesprekken. Onderbreking van een locaal gesprek ten behoeve van een interlocaal of internationaal gesprek. 18. Ingeval een interlocaal of internationaal gesprek wordt aangevraagd met iemand, 'die een locaal gesprek voert, wordt dit laatste ambtshalve onderbroken en heeft het interloeale of internationale gesprek den voorrang Duur der gesprekken. 19. f. De duur van Segeerings- en dienstgesprekken, alsmede van locale gesprekken voor zoover deze niet uit openbare spreekcellen en publieke telefoonstations worden aangevraagd, is onbeperkt. 2. Hij die tot het voeren van een interlocaal gesprek wordt toegelaten, is bevoegd zich ge> durende 3 minuten met den opgeroepene te onderhouden. 3. Het voortzetten van het gesprek na 3 minuten is toegelaten gedurende een nieuwen termijn van 3 minuten, waarvoor een gelijk bedrag als voor de eerste 3 minuten verschuldigd is, 4. Na 6 minuten mag het gesprek telkens voor 3 minuten tegen hetzelfde tarief als waarvoor het werd aangevraagd, worden voortgezet: a. zoolang geen andere gespreksaanvragen  159 voor de in gebruik zijnde geleiding voorhanden zijn; b. wanneer andere aanvragen wel voor handen zijn, doch langs andere geleidingen in dezelfde richting zonder wachten kunnen worden afgewikkeld. Zijn voor andere aanvragen geen andere geleidingen beschikbaar, dan is voortzetting van een gesprek na 6 minuten alleen geoorloofd tegen betaling van dringend tarief en voor ten hoogste 6 minuten. Zijn onder'die andere aanvragen dringend of worden er daarvan dringend gemaakt, dan is voortzetting van het in gang zijnde gesprek, dat 6 minuten of langer heeft geduurd, niet geoorloofd en moet het worden verbroken na afloop van de 6 minuten of als het langer duurt na afloop van den eerstvolgenden termijn van 3 minuten ; de andere dringende 'aanvragen gaan dan voor, ook al is het in gang zijnde gesprek dringend of wordt het dringend gemaakt. 5. Een gesprek wordt gerekend aan te vangen, zoodra uit het opgeroepen perceel antwoord is ontvangen. 6. Elke verbinding blijft bestaan gedurende den termijn, waarvoor de aanvrager heeft betaald of nog betalen moet, tenzij deze heeft afgescheld of aan den betrokken ambtenaar heeft medegedeeld, dat het gesprek is afgeloopen. 7. Indien de voortzetting van een gesprek krachtens de voorafgaande bepalingen omtrent den duur niet kan worden toegelaten, mag de verbinding niet worden verbroken dan nadat de sprekers zijn gewaarschuwd. Overigen» wordt waarschuwing omtrent het verstrijken van een gesprekstermijn slechts gegeven op uitdrukkelijk verzoek van den aanvrager en- indien zulks kan geschieden zonder bemoeilijking van den dienst. 8. Indien aan eene oproeping tot het voeren van een gesprek geen gehoor is gegeven, wordt do verbinding opgeheven. In de onder II van artikel 17 bedoelde omstandigheden kan voor dringende militaire gesprekken, wanneer zulks door den aanvrager bepaald noodzakelijk wordt geacht, de ■ duur van reeds in gang zijnde regeerings- en dienstgesprekken worden beperkt, en moeten desverlangd gesprekken van particulieren worden onderbroken. Intrekking van gespreksaanvragen. 20. Op verzoek van den aanvrager kunnen gespreksaanvragen worden ingetrokken met inachtneming van het bepaalde bij artikel 32. Abonnementsgesprekken. 21. Tusschen twee bepaaldelijk aangewezen kantoren kunnen interloeale gesprekken bij abonnement worden toegelaten, voor zoover naar het oordeel van den Directeur-Generaal  160 der Posterijen en Telegrafie het verkeer zulks toelaat. Het abonnement geeft den geabonneerden het recht op alle dagen op een overeen te komen tijd, behalve tusschen 9 uur v.m. en 5 uur n.m. een gesprek te voeren gedurende ten minste vijfmaal 3 achtereenvolgende minuten of zooveel maal 3 minuten meer als waarvoor het abonnement wordt aangevraagd en door den Directeur-Generaal voornoemd met het oog op de belangen van het telefoonverkeer toelaatbaar wordt geacht. Het abonnement wordt aangegaan voor ten minste één maand en stilzwijgend van maand tot maand verlengd, tenzij 14 dagen vóór het einde van den loopenden termijn het abonnement aan, dan wel door den Directeur-Generaal der Posterrjen en Telegrafie schriftelijk is opgezegd. De Directeur-Generaal voornoemd beslist over geheele of gedeeltelijke ontheffing van het abonnementsbedrag ingeval van storing. Telefoon-oproepberichten. 22. Bij elk Rijkstelegraaf-, hulptelegraaf-, Rijkstelefoon- of hulptelefoonkantoor kan een oproepbericht worden aangeboden, dienende om iemand te verzoeken zich in interloeale telefonische gemeenschap te stellen met den afzender van het oproepbericht. De kosten van het oproepbericht komen ten laste van den afzender, die bij de aanbieding betaalt de kosten van het daarbij aangevraagd gesprek van ten hoogste 6 minuten. Indien op het telefoonoproepbericht geen gesprek volgt, wordt de helft van de kosten van een enkelvoudig gesprek van 3 minuten in rekening gebracht en wordt het overige van de vooruitbetaalde gesprekkosten terugbetaald. Woont de persoon, voor wien het oproepbericht is bestemd, buiten den kring van kostelooze bezorging van het Rijkstelegraaf- of hulptelegraafkantoor van bestemming, dan wordt van den afzender van het oproepbericht bovendien voor de bezorging per bode, het bij het Rijkstelegraafreglement bepaalde bedrag geheven. Is op het kantoor van afzending de hier bedoelde kring niet met juistheid bekend, dan wordt aan den afzender medegedeeld, dat tegen overbrenging van het oproepbericht geen bezwaar bestaat, mits hij zich bereid verklaart eventueele bodekosten alsnog te betalen, zoodra het kantoor van bestemming per telegrafische nota.aan het kantoor van afzending heeft doen weten, dat het vastgestelde bedrag van f 0.60 is te heffen. Van de onbestelbaarheid van een oproepbericht wordt den afzender kennis gegeven. Uitsluiting van telefoongemeenschap. 23. Bij niet-betaling van verschuldigde gelden-, ongeoorloofd gebruik der telefoon, eigen-  161 ' machtige verandering der technische inrichting, opzettelijke beschadiging der geleidingen of toestellen en inschakeling van andere toestellen zonder goedkeuring van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie, heeft deze de bevoegdheid, den aangeslotene tijdelijk uit te sluiten van de telefoongemeènschap, en zoo noodig zijne aansluiting op te heffen. Deze uitsluiting of opheffing ontslaat den aangeslotene niet van zijne verplichting tot betaling van het verschuldigde abonnement. Weigering en stuiting van gesprekken. 24. Bijaldien een ambtenaar, met de telefoonbediening belast, eenig gesprek op grond van de aanvraag of van den inhoud in strijd met de veiligheid van den Staat, de openbare orde, of de goede zeden, weigert hij het gesprek of heft hij de telefoonverbinding op, onder opgaaf van redenen aan hem, die het gesprek heeft aangevraagd. Van een en ander wordt onmiddellijk langs den snelsten verkeersweg kennis gegeven aan den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie. Ieder, die van den Rijkstelefoondiénst gebruik maakt, is verplicht zich daarbij te onthouden van het bezigen van ruwe uitdrukkingen, alsmede van het voeren van niet op den dienst betrekking hebbende gesprekken met de dienstdoende ambtenaren. Bij ongepaste bejegening van het bedienend telefoonpersoneel, heeft de Directeur van het betrokken kantoor de bevoegdheid het gesprek te verbreken. Deze verbreking ontheft niet van de verplichting tot betaling van de verschuldigde gesprekkosten. TARIEVEN. Ter zake van hetgeen, ingevolge dit Reglement, door het Rijk wordt tot stand gebracht of Verricht, geschiedt heffing naar het volgende tarief: Aansluiting aan een Rijks- of hulptelefoonkantoor. 25. 1. Voor aansluiting aan een Rij;s- of bulptelefoonkantoor van een perceel, gelegen bómen een door den Minister van Waterstaat te bepalen gebied, is verschuldigd per jaar f 35, welk bedrag voor verder gelegen perceelen wordt verhoogd met f 3 per jaar en per 100 M. (of gedeelte daarvan) over den kortsten hemelsbreed gemeten afstand tusschen het aan te sluiten perceel en de grens van het vorenbedoelde gebleet i- 2. Het abonnement voor de aansluiting wordt aangegaan voor perceelen, gelegen binnen bet in punt 1 bedoelde minimumtariefsgebied, voor den tijd van ten minste één jaar, terwijl voor eiken hemelsbreed gemeten afstand van 1000 M. (of gedeelte daarvan), dat een perceel buiten dat gebied is gelegen, het abonnement  162 wordt afgesloten voor één jaar langer, met eenmaximum van 5 jaren. 3. Aansluitingen over langeren afstand dan 5 K.M. worden niet tot stand gebracht, behoudens in bijzondere 'gevallen en onder door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie te stellen bepalingen en met betaling van de aanlegkosten over het lijngedeelte boven de 5 K.M. in eens en voor eens, dan wel van een jaarlijksch bedrag, strekkende tot goedmaking van rente, afschrijving en onderhoud. 4. Met afwijking van het vorenstaande kunnen worden toegestaan : a. tijdelijke aansluitingen voor een kortoren termijn dan één jaar, tegen voldoening in eens en bij vooruitbetaling van alle aanleg- en opruimingskosten en tegen betaling van eenevenredig deel van het jaarlijksch abonnement. b. seizoenabonnementen, recht gevende op het gebruik van de aansluiting gedurende ten hoogste 6 achtereenvolgende maanden per seizoen, tegen betaling van 2/3 van het in dit artikel genoemde tarief, met dien verstande evenwel, dat de belanghebbende zich verbindt voor 2, 3, 4 of 5 achtereenvolgende seizoenen al naar gelang het perceel, waarvoor de aansluiting wordt verlangd, is gelegen op niet meer dan 1000 M., 2000 M., 3000 M. en boven 3000 M. buiten het minimumtariefsgebied. . Aansluitingen aan locale Rijkstelefoonnetten. 26. 1. Voor aansluiting aan een locaal Rijkstelefoonnet van een perceel gelegen binnen een door den Minister van Waterstaat te bepalen gebied is, behoudens het bepaalde in punt 9, verschuldigd per jaar, indien het aantal aansluitingen bedraagt: tot en met 100 f 40.— van 101 tot en met 300 . . . . „ 45.— 301 „ ,. „ 500 , 50.— 501 „ ,. „ 1000 .... „ 55.— „ 1001 „ „ „ 2000 .... „ 60.— „ 2001 „ .. „ 4000 .... „ 70.— „ 4001 „ „ „ 6000 .... „ 80.— 2. De prijs van het abonnement wordt berekend naar het aantal aansluitingen óp 1 Januari van elk jaar. 3. Vermindering van abonnement uit hoofde van daling van het aantal aansluitingen vindt niet plaats. 4. Voor aansluiting van perceelen, gelegen buiten het in punt 1 bedoelde gebied, is boven het jaarlijksch abonnement verschuldigd een jaarlijksch bedrag van f3 voor elke 100 M. (of gedeelte daarvan) over den koristen hemels^ breed gemeten afstand tusschen het aan te sluiten perceel en de grens van 'bet vorenbedoelde gebied. 5. Indien in locale Rijkstelefoonnetten meer dan één bureel is of wordt gevestigd, wordt voor aansluiting op alle bureelen betzelfde tarief in rekening gebracht, met dien verstande, dat door den Minister van Waterstaat voor elk  163 ■ bureel wordt bepaald het gebied, waarbinnen dat tarief zal gelden. Voor perceelen, gelegen buiten die gebieden, is de onder punt 4 bedoelde toeslag op het abonnement verschuldigd. 6. Het abonnement voor eene netaansluiting wordt aangegaan voor perceelen gelegen binnen het in punt 1 en punt 6 bedoelde minimum-tariefsgebied, voor den tijd van ten minste één jaar, terwijl voor eiken hemelsbreed gemeten afstand van 1000 M. (of gedeelte daarvan), dat een perceel buiten' dat gebied is ge* logen, het abonnement wordt afgesloten voor één jaar langer, met een maximum van 5 jaren. ' 7. Aansluitingen over langeren afstand dan 5 K.M. worden niet tot stand gebracht, behoudens in bijzondere gevallen en onder door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegarfie te stellen bepalingen en met betaling van de aanlegkosten over net lijngedeelte boven de 5 K.M. in eens en voor eens, dan wel van een jaarlijksch bedrag strekkende tot goedmaking van rente, afschrijving en onderhoud. 8. Met afwijking van het vorenstaande kénnen worden toegestaan: ; a. tijdelijke aansluitingen voor een kortëren termijn dan één jaar tegen voldoening in eens en bij vooruitbetaling van alle aanleg- en opruimingskosten en tegen betaling van een evenredig deel van het jaarlijksch abonnement; b. seizoenabonnementen, recht gevende op het gebruik van de aansluiting gedurende ten hoogste 6 achtereenvolgende maanden per seizoen, tegen betaling van 2/3 van het in dit artikel genoemde tarief, met dien verstande evenwel, dat de belanghebbende zich verbindt voor 2, 3, 4 of 5 achtereenvolgende seizoenen, al naar gelang het perceel, waarvoor de aansluiting wordt verlangd, is gelegen op niet meer dan 1000 M., 2000 M., 3000 M. en boven 3000 M. buiten het mmimum-tariefsgebied. 9. Voor zooveel in bijzondere gevallen de buitengewone kosten van aanleg of bediening van ten telefoonnet daartoe aanleiding geven, wordt de prijs van het abonnement wegens aansluiting op dat net, met afwijking van het bovenstaande tarief, i door Ons afzonderlijk vastgesteld. 10. Boven het abonnement volgens vorenstaande tarieven is als tegemoetkoming in de kosten van aanleg in eens en voor eens verschuldigd voor aansluiting aan netten tot en met 100 aansluitingen f 25.— aan de overige netten ,. 50.— Verdere tariefsbepalingen. 27. 1. Voor aansluiting van perceelen op publieke telefoonstations, als bedoeld in artikel 3, sub 2°, wordt hetzelfde minimum-tarief per jaar toegepast als voor de aansluitingen aan het locale Rijkstelefoonnet, het Rijkstelefoonof hulptelefoonkantoor, waarop net station is verbonden. Voor aansluiting van perceelen op publieke  164 telefoonstations als bedoeld in artikel 3, sub 3°, is ten minste f 35 per jaar en per aansluiting verschuldigd. In beide gevallen zal het minimum-tarief gelden binnen een door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie te bepalen gebied. Overigens zijn de tarieven, welke voor de aansluitingen aan Rijks- of hulptelefoonkantoren of aan de locale Rijkstelfoonnetten in dit Reglement zijn vastgesteld mede van toepassing op de aansluitingen op publieke telefoonstations. 2. Het in artikel 25 en 26 bedoelde bedrag van f 3 kan in bijzondere gevallen door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie worden verminderd. 3. Indien ten behoeve van de aansluiting van perceelen uitkoeringen aan derden oi buitengewone kosten van aanleg noodig zijn, kunnen deze op den belanghebbende worden verhaald. 4. Met afwijking van het bepaalde omtrent den duur van het abonnement kan door don Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie, op schriftelijk verzoek van den geabonneerde, tusschentijds ontheffing van een abonnement verleend worden, indien hiervoor bijzondere redenen aanwezig zijn. Aan eene ontheffing van een gewoon abonnement kan evenredige terugbetaling van abonnementsgelden en eventueel jaarlijks verschuldigde bijzondere vergoedingen worden verbonden over het aantal volle maanden waarvoor de ontheffing geldt, en waarover die gelden, enz. reeds zijn voldaan. 5. Indien en voor zoolang een geabonneerde meer dan 10 aansluitingen aan eenzelfde Rijksof hulptelefoonkantoor of aan eenzelfde Rijksnet ten eigen behoeve in gebruik heeft, kan in bijzondere gevallen door den Directeur-Generaal voornoemd van die meerdere aansluitingen eene vermindering van abonnement worden toegestaan van 1/8 van den abonnementsprijs per jaar en per aansluiting. 6. Behoudens het bepaalde in artikel 4, derde lid, kunnen zij, wier perceelen op de in dit artikel en de artikelen 25 en 26 bedoelde voorwaarden aan eenzelfde Rijks- of hulptelefoonkantoor of aan eenzelfde Rijksnet zijn aangesloten, gedurende de openingsuren van dat kantoor of van de bureelen van dat net onderling kosteloos gesprekken voeren. Eveneens kunnen uit de openbare spreekcellen of publieke telefoonstations, .als bedoeid in artikel 3, sub 1°. en 2°., locale gesprekken worden aangevraagd met de aangeslotenen aan hetzelfde Rijks- of hulptelefoonkantoor of aan hetzelfde locale Rijksnet. ii 7. Op de abonnementsbedragen voor tweede en volgende hoofdaansluitingen, verbonden op een centraalpost of commutator, wordt eene vermindering van abonnement van f 5 per jaar en per aansluiting toegestaan.  165 Bijzondere vergoedingen. 28. Van Rijkswege worden op terzoek van den geabonneerde, wiens perceel tegen de in dit besluit bepaalde bedragen aan een Rijksof hulptelefoonkantoor of aan een locaal Rijkstelefoonnet is aangesloten, in de aansluiting van zijn perceel neventoestellen ingeschakeld of wijzigingen aangebracht tegen betaling van het tarief in onderstaanden staat vermeld. 1. Tweede en volgend wandtelefoontoestel: a. in hetzelfde perceel als het hoofdtoestel, per toestel f 15 per jaar. 6. in een ander perceel, niet meer dan 100 M. hemelsbreed verwijderd van her perceel, waarin het hoofdtoestel is geplaatst, per toestel f20 per jaar. c. met eene verhooging voor elke 100 M. (of gedeelte daarvan) hemelsbreed gemeten, meerderen afstand van f3 per jaar. d. de vergoeding, vermeld onder 6 en e wordt bij ingebruil^eving der toestellen verhoogd met een bedrag per 100 M. (of gedeelte daarvan) van f4 in eens. e. bij het aanbrengen van neventoestellen is steeds ook de vergoeding voor het benoodigde schakelapparaat verschuldigd. /. voor eene nevenaansluiting op eene andere nevenaansluiting is hetzelfde tarief van toepassing als voor eene nevenaahsluiting op eene hoofdaansluiting. 2. Voor een tafeltoestel worden de kosten verhoogd met f5 per jaar. 3. Extra-schel: a. in hetzelfde perceel als het toestel, waarmede de extra-schel verbonden is, per schel f 5 per jaar. b. in een ander perceel dan dat, waarin het met de extra-schel verbonden toestel is geplaatst, per schel f 10 per jaar, benevens een bedrag van f 4 in eens. Do afstand tusschen de perceelen mag hoogstens 100 M. bedragen, e. zijn in een perceel, als bedoeld in punt 6 hiervoren, twee of meer met hetzelfde toestel verbonden schellen geplaatst, dan is alleen op de eerste van deze extra-schellen het tarief volgens punt 6 van toepassing, terwijl voor de overige verschuldigd is het in punt o genoemde bedrag. 4. Extra-schel met schalmeischajen : voor het gebruik van een extra-schel met schalmeischalen worden de kosten verhoogd met f 2.50 per jaar. 5. Schakelaar: a. uitschakelaar voor toestel of extraschel f 1.50 per jaar. 6. omschakelaar voor twee toestellen  166 (niet ingericht voor het voeren van onderlinge gesprekken) f 3.50 per jaar. c. omschakelaar voordrie toestellen (idem) f 5 per jaar. d. omschakelaar (ingericht voor het voeren van onderlinge gesprekken tusschen twee toestellen) f8 per jaar. 6. Tweede telefoon f2 per jaar. 7. Aansluitingen op een commutator of centraal post. Voor elk bezet signaal : op een commutator f4 per jaar. op een centraalpost f 8 per jaar. S. Stopcontact. Stopcontacten in hetzelfde perceel, per stopcontact f 10 per jaar. 9. DoorPchel inrichting. Doorschelinriehting met uitschakelaar voc r extraschel f 10 per jaar. 10. Extra koord. Voor eiken Meter (of gedeelte daarvan) aan toestel, telefoon enz. f I per jaar. 11. Verplaatsing van eene hoofdaansluiting (met inbegrip van hoogstens één toestel): a. naar een ander perceel binnen het minimum-tariefsgebied f25 in eens. Dit tarief geldt ook, indien eene aansluiting wordt verplaatst van een perceel buiten dat gebied naar een daarbinnen gelegen perceel. 6. naar een ander perceel buiten het minimum-tariefsgebied wordt het bedrag sub a verboogd voor elke 100 M. (of gedeelte daarvan) geleiding, welke buiten dat gebied moet worden aangelegd, met f 4 in eens. c. gaat de verplaatsing van een hoofdtoestel naar een ander perceel gepaard met de verplaatsing van neventoestellen en extra-schellen, dan is voor elk dezer apparaten, voor zoover zij na de verplaatsing in het perceel van het hoofdtoestel worden aangebracht, verschuldigd f 5 in eens. 12. Verplaatsing van een toestel: a. binnen hetzelfde vertrek f 5 in eens. 6. in hetzelfde perceel naar een ander vertrek f 10 in eens. , c. naar een ander perceel niet meer dan 100 M. hemelsbreed verwijderd van het perceel, waarin zich het hoofdtoestel bevindt f 15 in eens. d. naar een ander perceel meer dan 100 M. hemelsbreed verwijderd van het perceel, waarin zich het hoofdtoestel bevindt, wordt het sub c genoemde bedrag verhoogd voor elke 100 M. (of gedeelte daarvan) verdere geleiding met f4 in eens. ' De punten c en d hebben alleen betrekking op de verplaatsing van neven- toestellen...  167 13. Verplaatsing van een extra-schel: a. binnen hetzelfde vertrek f4 in eens. 6. in hetzelfde perceel, naar een ander vertrek f 9 in eens. c. naar een ander perceel f 14 in eens. De in punt 12 c en o" en 13 c genoemde tarieven gelden ook wanneer de loop der buitengeleidingen van de daarin genoemde apparaten wijziging ondergaat, tengevolge van andere werkzaamheden. 14. Verplaatsing van een uitschakelaar voor toestel of extra-schel, niet gepaard gaande met de verplaatsing van het toestel of de schel f 1.50 in eens. 15. Verplaatsing van een omschakelaar f 5 in eens. 16. Verplaatsing van een commutator of cetraalp § t: 3. binnen hetzelfde vertrek voor de eerste 10 signalen, per bezet signaal f3 in eens; tweede 10 signalen, per bezet signaal f 2 in eens; verdere signalen, per bezet signaal f 1 in eens. 6. naar een ander vertrek of ander perceel voor de eerste 10 signalen, per bezet signaal f 6 in eens ; tweede 10 signalen, per bezet signaal f 4 in eens; verdere signalen, per bezet signaal f2 in eens. 17. Verplaatsing van een stopcontact: a. binnen hetzelfde vertrek f4 in eens. 6. naar ander vertrek of ander perceel f 9 in eens. Verplaatsing van een stopcontact naar een ander perceel kan alleen geschieden, indien dit andere perceel reeds aangesloten is. 18. Vervanging: o. vervanging van een wand- door een tafeltoestel of omgekeerd f 5 in eens. 6. vervanging van een extra-schel door een met schalmeischalen of omgekeerd f 3 in eens. c. vervanging van een schakelaar 56 door een volgens punt 5d of omgekeerd f 3 in eens. d. vervanging van een wandcommutator door een centraalpost per bezet signaal f 1.50 in eens. Het sub d genoemde tarief is niet van toepassing, indien de vervanging geschiedt tengevolge van uitbreiding van de installiatie. 19. Verwisseling van telefoonnummer: verwisseling van telefoonnummer, per nummer f 2.50 in eens. 20. Voorzieningen in gebreken aan geleidingen en toestellen, welke niet zijn te wijten aan gebrekkige constructie, aan de wijze van aanbrengen of aan onvoldoend onderhoud, alsmede tijdelijke of hiervoren niet genoemde voorzieningen. De kostende prijs in eens. 21. Op verzoek van den aangeslotene kunnen  168 ook andere toestellen of inrichtingen dan in het algemeen worden verstrekt en hiervoren zijn bedoeld, in gebruik worden gegeven, en zulks tegen betaling in eens, boven en behalve het volgens vorenstaand tarief jaarlijks verschuldigde, van het verschil tusschen den kostenden prijs van het toestel of de inrichting, in het tarief bedoeld, en van hetgeen in gebruik wordt gegeven. 22. Indien ten behoeve van aangesloten perceelen, terzake van de hierbovenbedoelde neventoestellen of veranderingen, uitkeeringen aan derden of buitengewone kosten van aanleg of voorziening noodig zijn, worden de werkzaamheden slechts ter hand genomen, indien belanghebbende zich verplicht tot betaling van' die uitkeeringen of kosten. 23. Huistelefooninstallaties: Indien op verzoek van den aangeslotene eene huistelefooninstallatie, niet eigendom van het Rijk zijnde, op de Rijksaansluiting wordt verbonden, is voor elk toestel, waarmede men over de Rijkslijn kan spreken een bedrag verschuldigd van f5 per jaar. Aansluitingen aan een geconcessionneerd, locaal telefoonnel van daarbuiten gelegen •perceelen. 29. 1. Door den belanghebbende is voor betgeen in gebruik wordt gegeven, aan het Rijk verschuldigd een door den Minister van Waterstaat goed te keuren jaarlijksch bedrag, al of niet met eene betaling van een bedrag in ééns en voor eens. Buitengewone kosten van aanleg en uitkeeringen aan derden, alsmede eventueele kosten van wijziging en uitbreiding van de aansluiting, worden tot het werkelijk bedrag aan den belanghebbende in rekening gebracht. Voor gebruik van neventoestellen, extraschellen, enz., zijn verschuldigd de bedragen, berekend volgens de daarvoor geldende tarieven van het locale net. 2. Het abonnement voor de aansluiting wordt voor elk perceel aangegaan voor denzelfden tijd, als waarvoor de concessionaris van het betrokken telefoonnet de benoodigde dubbeldraden ter beschikking van het Rijk stelt. De gebruikstermijn, alsmede de termijn van opzegging worden vooraf ter kennis van den belanghebbende gebracht. ' 3. Alleen in het geval dat storing, welke naar het oordeel van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie niet aan de schuld van den gebruiker te wijten is, langer dan ééne maand mocht voortduren, zal evenredige" terugbetaling van het verschuldigde, genoemd in de eerste alinea van dit artikel, plaats hebben : 15 of minder dagen worden daarbij niet, 16 of meer dagen als eene geheele maand berekend.  169 Particuliere telefonen. 30. Door den Minister van Waterstaat wordt in elk bijzonder geval beoordeeld, welke voorwaarden aan de krachtens artikel 3 der Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (StaatsbUtdn. 7), bedoelde machtiging zullen worden verbonden. Beschikbaarstelling van interloeale geleidingen. 31. 1. Voor het voortdurend vrije gebruik van eene telefoondubbelgeleiding is- verschuldigd : o. een vast bedrag van f20,000 per jaar welk bedrag wordt verminderd tot f13,000, indien de in artikel 7 bedoelde kantoren van elkander gelegen zijn op een hemelsbreed gemeten afstand van ten hoogste 15 K.M. of zooveel meer als de Minister van Waterstaat in bijzondere gevallen noodig acht; ■ 6. gedurende den eersten vijfjarigen gebruikstermijn f50 per K.M. in gebruik afgestane afgestane dubbelgeleiding per jaar; elk volgend jaar f25 per K.M. in gebruik afgestane dubbelgeleiding. 2. Het gebruik van de geleiding wordt verleend voor vijf achtereenvolgende jaren, na afloop waarvan het stilzwijgend van jaar tot jaar wordt verlengd, indien het niet ten minste drie maanden voor het eindigen van den gebruikstermijn aan- dan wel door den DirecteurGeneraal der Posterijen en Telegrafie schriftelijk is opgezegd. Deze termijn van vijf jaren gaat in op den dag, waarop de geleiding ter beschikking is gesteld. De Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie kan op verzoek het gebruik met den laatsten dag van het loopende gebruikskwar-. taal doen eindigen en belanghebbenden van hunne verplichting ter zake ontslaan. In dit geval hebben belanghebbenden te voldoen een bedrag van f250 per K.M. afgestane geleiding over kijf jaren verschuldigd op grond van het bepaalde sub 6 hiervoren genoemd, na aftrek van hétgeen ter zake door hen reeds is betaald. 3. De ingevolge dit artikel verschuldigde jaarlijksche bedragen zijn bij vooruitbetaling per drie maanden te voldoen. Het hiervoren sub b verschuldigde is in ééns en voor het geheel opvorderbaar, na aftrek van hetgeen ter zake reeds mocht zijn betaald, zonder dat eenige ingebrekestelling wordt vereischt : a. bij. overlijden, faillissement of ondercurateelestelling van een der belanghebbenden ; 6. ingeval eenig bedrag, bij vooruitbetaling te voldoen, niet is betaald binnen eene maand na aanbieding van de desbetreffende quitantie ; c, ingeval een der belanghebbenden eene vereeniging is, die tot liquidatie overgaat. Gesprekken en telefoon-oproepberichten. 1. Locale gesprekken. 32. Locale gesprekken worden kosteloos  L70 gevoerd, met dien verstande evenwel, dat voor dergelijke gesprekken, aangevraagd uit eene openbare spreekcel of uit een publiek telefoonstation, als bedoeld in artikel 3, sub 1°. en 2°., per gesprek van drie minuten of minder verschuldigd is f 0.10. Wordt door den geabonneerde een gesprek aangevraagd met iemand in eene openbare spreekcel of publiek telefoonstation, als bedoeld in artikel 3, sub 1°. en 2°., dan zijn geen gesprekkosten verschuldigd. 2. Interloeale gesprekken. a. Voor een interlocaal gesprek van drie minuten of minder is verschuldigd f 0.50. Voor een dringend interlocaal gesprek van drie minuten of minder is verschuldigd f 1.50 Indien de kantoren van aanvraag en bestemming van elkander gelegen zijn op een hemelsbreed gemeten afstand van ten hoogste 15 K.M. of zooveel meer als de Minister van Waterstaat in bijzondere gevallen noodig acht, is verschuldigd : voor een interlocaal gesprek van drie minuten of minder f 0.35. voor een dringend interlocaal gesprek van drie minuten of minder f 1.—. 6. Voor elke verlenging gedurende drie minuten of minder worden eveneens de hiervoren genoemde bedragen betaald. c. Voor, interloeale gesprekken is slechts de helft van de kosten van een (enkelvoudig) nietdringend gesprek verschuldigd: 1. indien aan eene oproeping geen gehoor wordt gegeven door den aangevraagde; 2. indien de intrekking van de gespreksaanvraag geschiedt, nadat deze door het kantoor van oorsprong aan een ander kantoor is opgegeven ; 3. indien vóór den aanvang van het gesprek blijkt, dat de aanvrager een onjuist oproepingsnummer (of letter) heeft opgegeven ; 4. indien een gesprek wordt aangevraagd met iemand, die niet in de „Naamlijst voor den Telefoondienst" is opgenomen en volgens de opgaaf van den aanvrager wel is aangesloten, doch achteraf blijkt niet aangesloten te zijn ; d. voor interloeale gesprekken zijn geen kosten verschuldigd: . L indien de aanvraag wordt ingetrokken alvorens deze door het kantoor van oorsprong aan een ander kantoor is opgegeven ; 2. indien de telefonische gemeenschap naar het oordeel van het betrokken Rijkstelefoonkantoor onvoldoende is; 3. indien het gesprek tengevolge van eene dienstfeil niet plaats vindt; e. voor zooveel de gespreksaanvragen van de aangesloten perceelen uit zijn opgegeven, moeten de daarvoor verschuldigde gesprekkosten, welke per quitantie worden ingevorderd, worden betaald door dengene, te wiens name de betrokken aansluiting geboekt staat.  171 De aanteekeningen van het Rijkstelefoonof hulptelefoonkantoor omtrent die kosten zijn verbindend. Bij nalatigheid in de betaling van de hierboven bedoelde quitantie op vertoon, is de nalatige enkel en alleen door die nalatigheid, blijkende uit de desbetreffende ambtelijke aanteekening op de aangeboden quitantie, en zonder verdere ingebrekestelling, bovendien verschuldigd de kosten, welke op de invordering vallen. Het bedrag dier kosten wordt vastgesteld door den Directeur-generaal der Posterijen en Telegrafie. Bovendien kan de Directeur van het betrokken. kantoor aan den geabonneerde het verder voeren van interloeale gesprekken, anders dan in de openbare spreekcellen, weigeren ; f. voor Regeeringsgesprekken is het gewone interloeale tarief verschuldigd. 3. Abonnementsgesprekken, a. Een abonnement voor een interlocaal gesprek per dag gedurende vijfmaal 3 achtereenvolgende minuten : bij vooruitbetaling per maand . f 75. ; idem, per 3 minuten meer per dag bij vooruitbetaling per maand . . „ 15. ; 6. Indien de twee aangewezen kantoren -an elkander gelegen zijn op een hemelsbreed pmeten afstand van ten hoogste 15 K.M. of »oveel meer als de Minister van Waterstaat « bijzondere gevallen noodig acht: voor een interlocaal gesprek per dag gedurend* vijfmaal 3 achtereenvolgende minuten' bij vooruitbetaling per maand . . . f 52.50; lem, per 3 minuten meer per dag bnVooruitbetaling per maand . . „ 10.50. 4. Telefoon-oproepberichten, a Voor een telefoon-oproepbericht, te stellen innen den kosteloozen kring, waarin volgensbot Rijkstelegraafreglement de bezorging van elegrammen kosteloos geschiedt, f 0.10. Buiten dezen kring wordt dit bedrag yernferderd met de bodekosten, als bedoeld in arkel 22, op de wijze als voor telegrammen is bejald. c. 'ooi zooveel de oproepberichten van de betroien perceelen uit zijn opgegeven, worden geïnd*°°r vereonmdi8de kosten per quitantie <*• ij nalatigheid in de betaling van deze quitant) 0p vertoon, kan aan den geabonneerde st aanbieden van oproepberichten van zijn pefeel uit worden geweigerd. 33. m Onzen Minister van Waterstaat wordt v»r zooveel noodig machtiging verleend om in gVERGANG5BEPALING. 34. Dm,dit Reglement bedoelde tarieven worden ^ kracht op 1 Januari 1020.  172 Voor aansluitingen aan Rijks- of hulptelefoonkantoren, welke zijn tot stand gebracht op den voet van het sedert vervallen Koninklijk besluit van 9 Juni 1904 (Staatsblad n°. 117) worden de in dit Reglement genoemde abonnementstarieven van kracht, zoo spoedig mogelijk na het einde van den loopenden verbintenistermijn. Behoort bij Koninklijk besluit van 6 December 1919 (Staatsblad n°. 803.) Mij bekend, De Minister van Waterstaat, A. A. H. W. König. Besluit van den llden December 1919, S. 806, houdende wijziging van het reglement voor den dienst der Rijkstelegraaf, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 29 November 1916 (Staatsblad n°. 518), gewijzigd bij de Konmklijke besluiten van 31 Mei 1918 (Staatsblad n°. 304), 9 December 1918 (Staatsblad n°. 796), 14 April 1919 (Staatsblad n°. 177) en 29 April 1919 (Staatsblad n°. 249.) Wij WILHELMINA, enz. Gezien de Telegraaf- en Telefoonwet 190 (Staatsblad n°. 7); Op de voordracht van Onzen Minister v» Waterstaat van 3 November 1919, n°. 13, Adeeling Posterijen en Telegrafie; Den Raad van State gehoord (advies -»n 2 December 1919, n°. 164); Gezien het nader rapport van voornoemen Minister van 9 December 1919, n°. 35, Afdeeng Posterijen en Telegrafie; Hebben goedgevonden en verstaan t' bepalen : Art. I. De artikelen 2 en 3 van het iglement voor den dienst der Rijkstelegraaf/astgesteld bij Koninklijk besluit van 29 Novtnber 1916 (Staatsblad n°. 518) en gewijzigd >ij de Koninklijke besluiten van 31 Me\19l8(Statsblad n°. 304), 9 December 1918 (Staatsblad n 796), 14 April 1919 (StaaUblad n°. 177) en 2 April 1919 (Staatsblad n°. 249) vervallen. Art. II. Het tweede lid van artikc 6 van vorenbedoeld reglement wordt gewijgd als volgt: „De uren van openstelling der Rijkstegraafen hulptelegraafkantoren worden dor den Directeur-Generaal der Posterijen en Megr*fie vastgesteld. Op Zon- en feestdagenn in bijzondere gevallen kunnen die uren wfden beperkt ef uitgebreid." Art. III. Het bedrag van „f 7000'genoemd in het vijfde lid, sub a, van artid 9 van meerbedoeld reglement, wordt geijzigd in „f 20,000". ., , Art. IV. Het bepaalde sub d m artikel 10 van meergenoemd reglement wdt gewijzigd als volgt: d. telegrammen van de bevelhfbers in de militaire afdeelingen, liniën èn süingen en  173 jan de commandanten en ondercommandanten der Marine, alsmede telegrammen van de directeuren van 's Rijks werven en van het MarineEtablissement te Amsterdam aan den Minister van Marine en die van de bevelvoerende officieren van Harer Majesteits schepen aan den Minister van Marine en aan de commandanten en onderoommandanten der Marine, een en ander, wanneer het verlangen tot behandeling als regeeringstelegram bij de aanbieding uit een op het bericht gestelde aanwijzing blijkt'". Het bepaalde sub i wordt gelezen als volgt: „telegrammen over dienstzaken van den procureur-generaal van den Hoogen Raad der Nederlanden, van de procureurs-generaal der gerechtshoven, van den advocaat-fiscaal van de zee- en landmacht, van de officieren van justitie, van de burgemeesters in hunne hoedanigheid van hulpofficier van justitie, van de auditeurs-militair, van de rechters-commissanssen, van de kantonrechters, van de officieren en onderofficieren der marechaussee, van de commissarissen van politie en van de districts-commandanten, tevens inspecteurs der Tjksveldwacht, een en ander, wanneer het veringen tot behandeling als regeeringstelegram bü *e aanbieding uitten op het bericht gestelde aanfyzrng blijkt." Aan het bepaalde sub l wordt, met wijziging 4 puntfcomma in komma, toegevoegd de i 6 : "een en ander' wanneer het verlangen ioi behandeling der regeeringstelegram bij de aa-bieding uit een op het bericht gestelde aanwV'-ng bUjkt". An het bepaalde sub r wordt, met wijziging aer\untkomma in komma, toegevoegd de zinsnea: „wanneer het verlangen tot behandeling als peeringstelegram bij de aanbieding uit een op M bericht gestélde aanwijzing blijkt". V. Aan artikel 11 van meergenoemd regienjnt wordt toegevoegd eene1 nieuwe alinea, luide4e als volgt • „Beichten, te behandelen als regeeringstelef1 w 9 1venoe,c van den afzender (artikel 10, sud a, l en r), moeten ten blijke vari dit verlangen 5n de aanbieding bovendien voorzien AiJi6 aanwijzmg „Regeeringstelegram''. i„j :J- Het bedrag van „twintig gulden", bedoeld^ «rtikel 16, zevende lid. van meerge! guTden"iglement' wordt gewijzigd in „zestig Art. \T. De eerste twee leden van artikel *"1 van ovenbedoeld reglement worden gewnzJgd eigëlezen als volgt: „Dei selkosten voor telegrammen tusschen twee JNedjlandsche kantoren in verschillènde plaatsen Idragen : 50 cent voor de eerste 10 woorden dminder; 10 cent voor elke volgende 5 woordei 0f minder, van 11 tot en met 50 woorden e*0 cent voor elke volgende 10 woorden of miier, voor de woorden boven de 50. B-f i ten' voor telegrammen, tusschen een Kijkskaioor en de binnen den bestellings-  174 kring (artikel 45) daarvan gelegen kantoren, alsmede die voor telegrammen, welke door het kantoor van aanbieding moeten worden afgeleverd (locaal-telegrammen), bedragen 40 cent voor de eerste 10 woerden of minder, doch worden voor de woorden boven 10 berekend als in het eerste lid van dit artikel voor de gewone telegrammen is bepaald." Het vierde lid van artikel 19 vervalt. Het zesde lid, sub 6, wordt gewijzigd als volgt: „6. de kosten voor de verzending langs de lijnen van het telegraafnet, berekend naar de gewone regelen, met dien verstande, dat, met afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en .derde lid van dit artikel, deze kosten voor telegrammen, afkommstig van of bestemd voor Nederlandsche kantoren te land en te wisselen door tusschenkomst van Rijkskuststatións, bedragen 4 cent per woord met een minimum van 40 cent per telegram." Art. VIII. Aan het eerste lid van artikel 21 van het reglement voor den dienst der Rijkstelegraaf wordt toegevoegd een nieuwe zin luidende als volgt: „Indien van deze bevoegdheid wordt gebrui' gemaakt, is voor de aanbieding van elk tehgram boven de gewone kosten een recht vu vijf cent verschuldigd". Art. IX. Het bedrag van „vijf cent", enoemd in artikel 24 van bovenbedoeld rejlement, wordt gewijzigd in „tien cent". Art. X. Artikel 25 van het reglemen'en het hcofd van dat artikel worden ge wijzig als volgt: „Aanbieding en aflevering van lelegramme per telegrafische verbinding of per telefooi Wegens de aanbieding van telegramnW per telefoon of langs eene verbinding, als bdoeld in artikel 8, wordt aan de belanghebbenden boven het gewone telegramtarief een Jedrag van tien cent per telegram in rekening goracht. Op deze telegrammen is niet van topassing het recht, aangegeven in het eerste id van artikel 21. Voor de aflevering van telegrammen>er telefoon of langs eene verbinding, als bioeld in artikel 8, worden geen bijzondere listen in rekening gebracht. Van de per telefoon of langs eene v'binding, als bedoeld in artikel 8, aangebode of argeleverde telegrammen worden op vczoek afschriften uitgereikt tegen betalingvan tien cent voor elk afschrift. Het betreken telegraafkantoor zendt die afschriften er post of op andere wijze vrachtvrij aan ch belanghebbende, tenzij deze verklaart i te zullen doen afhalen." Art. XI. De laatste twee ledeivan artikel 27 van meergenoemd reglement vorden gewijzigd 'als volgt: ".Bi onbesteibaarheid van een legram met vooruitbetaald antwoord wordt larvan vol-  176 i gens de artikelen 48 en 49 kennis gegeven. In net binnenlandsch verkeer worden de gestorte antwoordkosten aan den afzender op diens verzoek terugbetaald. Wat de buitenlandsche telegrammen betreft, worden de vooruitbetaalde antwoordkosten, indien dé telegrammen gedurende twee en veertig dagen onbestelbaar blijven, ambtshalve, aan den afzender terugbetaald, voor zoover zij ten minste vijftig cent bedragen. Nochtans kunnen de gestorte antwoordkosten van een onbestelbaar buitenlandsch telegram, vóór het verstrijken van dien termijn, aan den afzender, op zijn verzoek, worden terugbetaald." Art. XII. In het eerste lid van artikel 29 van het reglement vervalt het woord „gefrankeerden". Art. XIII. Het bedrag van „fr. 0.80", genoemd in het zesde lid, sub a, van artikel 80 van meerbedoeld reglement, wordt gewijzigd in „fr. 1.—". Art. XIV. De eerste zin van het voorlaatste lid van artikel 31 wordt gelezen als volgt: „Voor de uitreiking van elk afschrift van een meervoudig gewoon telegram is de afzonder verschuldigd vijf en twintig cent voor elk handerdtal woorden, met dien verstande, dat minder.dan honderd woorden voor honderd woorden worden berekend." Art. XV. Het bedrag van „vijftig cent", genoemd in het zevende lid van artikel 34, wordt gewijzigd m: „zestig cent". Art. XVI. De zinsnede sub g van artikel 41 van meergenoemd reglement wordt gewijzigd in: „g. regeeringstelegrammen van de bevelhebbers in de militaire afdeelingen en van de commandanten en onder-commandanten der Marine;" Art. XVII. Het derde lid van artikel 42 wordt gelezen als volgt: „Geldt het eene herhaling, door den geadresseerde gevraagd, dan moet deze voor elk te herhalen woord het vastgestelde tarief betalen met een minimum van vijftig cent per telegram." Art. XVIII. De woorden „Op verzoek", in den aanhef van artikel 50 van het reglement, worden gewijzigd in : „Op verzoek of naar aanleiding van eene klacht betreffende de uitvoering van den dienst". Het voorlaatste lid, sub I, van artikel 50 vervalt. Art. XIX. Het tweede lid van artikel 52 van het meerbedoelde reglement wordt gewijzigd als volgt: „De prijs van een afschrift is vijf en twintig cent voor elk honderdtal woorden, met dien verstande, dat minder dan honderd woorden voor honderd worden berekend." Art. XX. Na artikel 65 van meergenoemd reglement wordt opgenomen een nieuw artikel, luidende als volgt:  176 „Art. 66. Dit reglement kan worden aangehaald onder den titel van „Rijkstelegraaf reglement 1916"." Art. XXI. Dit besluit treedt in werking met ingang van den lsten Januari 1920. Onze voornoemde Minister is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhaee, den llden December 1919. WILHELMINA. De Minister van Waterstaat, A. A. H. W. Könio. {Uitgeg. 22 Deo. 1919.)    S.&J. N°.67. 4e druk. ZESDE AANVULLING der WET betreffende aanleg, exploitatie en gebruik van telegrafen en telefonen. Besluit van den 24sten April 1920, S. 213, houdende wijziging van het Rijkstelegraafreglêment 1916, vastgesteld bij Koninkhjk besluit van 29 November 1916 {Staatsblad n°•.f18), gewijzigd bij de Koninklijke besluiten van 31 Mei 1918 (Staatsblad n. 304), 9 December 1918 (Staatsblad n°. 796), itn^a 191? (Staatsblad n«. 177), 29 April Tnïü \sfaatsblad n°. 249) en. 11 December 1919 {Staatsblad 806). Wij WIUBELMINA, enz /o?*?!?/6 Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (btaatsblad n°. 7) ; Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat van 30 Maart 1920, n°. 18 af- rlmg P°sterÖen en Telegrafie ; io a van State gehoord (advies van 13 April 1920, n°. 22); IW*\fe1fc bezien het nader rapport van voornoemden Minister van 22 April 1920, n°. 33, afdeeling Posterijen en Telegrafie; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen: Art. 1 De woorden „tegen betaling van tiencent .voorkomende in het tweede lid van Toïfl j Tan het Rijkstelegraafreglement 1»16, worden gewijzigd in „tegen betebng van net reent voor gewone aanteekening". Ue woorden „bij aangeteekende verzending twee ën, twintig en een halven cent", voorkomende in het vierde lid van evengenoemd artikel, worden gewnzigd in „bij aangeteekende verzending verhoogd met het recht voor gewone aanteekening ". 2. Het bedrag van „25 cent" genoemd in net tweede lid van artikel 45 van evengenoemd reglement, wordt gewijzigd in „40 cent". a. Dit besluit treedt in werking met ingang van den tweeden dag na dien der dagteekening van liet Staatsblad, waarin het is geplaatst. Unze voornoemde Minister is belast met de ,ïïn§ van besluit, hetwelk in het staatsblad zal worden geplaatst, en waarvan afscünft zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 24sten April 1920. „ „. . WILHELMINA. De Minister van Waterstaat, A. A. H. W. König. (Uitgeg. 26 Mei 1920).   S. &J. N°. 67. 4» druk. ZEVENDE AANVULLING der Telegraaf- en Telefoonwet. Besluit van den 21sten October 1920, S. 799, tot wijziging van het Rijkstelefoonreglement 1919. Wij WILHELMINA, enz. In aanmerking nemende, dat het wenschelijk is over te gaan tot wijziging van eenige bepalingen van het Rijkstelefoonreglement 1919, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 6 December 1919 (Staatsblad n°. 803) ; Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat van den 25 September 1920, n°. 13, Afdeeling Posterijen en Telegrafie ; Den Raad van State gehoord (advies van den 12 October 1920, n°. 27); Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van den 21 October 1920, h°. 14, Afdeeling Posterijen en Telegrafie ; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen hetgeen volgt: Art. 1. Het bepaalde in artikel 11, sub d, k, n en o van het Rijkstelefoonreglement 1919 wordt gelezen als volgt : „d. gesprekken over dienstzaken, gevoerd door den Chef van den Generalen Staf, door den Commandant van het Veldleger, door den Inspecteur der Koninklijke Marechaussee, door den Inspecteur van den Vrij willigen Landstorm, door de bevelhebbers in de militaire afdeelingen, liniën en stellingen, door den Chef van den Marinestaf, door de Commandanten en ondercommandanten der Marine, alsmede gesprekken over dienstzaken, gevoerd door de Directeuren van 's Rijks werven en van het Marine-etablissement te Amsterdam met den Minister van Marine en de gesprekken over dienstzaken, gevoerd door de bevelvoerende officieren van de schepen van Harer Majesteits vloot met den Minister van Marine en met de Commandanten en ondercommandanten der Marine, een en ander, wanneer bij de aanvraag uitdrukkelijk behandeling als Regeeringsgesprek wordt verlangd ; „«. gesprekken door de hoofden der kustwachtposten, omtrent al wat betrekking heeft op de kustbewaking, gevoerd met de reddingmaatschappijen, sleepdiensten en bergingsmaatschappijen, met de Commissarissen en Inspecteurs van het loodswezen, met de Commandanten der Marine en andere autoriteiten en met elkander onderling, alsmede de gesprekken, betreffende den kustwachtdienst, gevoerd  180 door de Inspecteurs van het loodswezen, de Commissarissen van het loodswezen en den Chef der militaire kustwacht (wat dezen laatsten betreft, na instelling van den „voorloopigen militairen kustwachtdienst"), een en ander, wanneer bij de aanvraag uitdrukkelijk behandeling als Regeeringsgesprek wordt verlangd ; „». dringende militaire gesprekken, welke worden gevoerd, hetzij in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden, hetzij ingeval eenig grondgebied van het Rijk in staat van oorlog of van beleg is verklaard en dan van en naar dit gebied, uitsluitend door of met den Minister van Oorlog, door of met den Minister van Marine, door of met den Opperbevelhebbers van Land- en Zeemacht, of door of met door dezen daartoe gemachtigden ; „o. militaire gesprekken, mede in de onder n genoemde gevallen, gevoerd door militaire Commandanten, wanneer bij de aanvraag uitdrukkelijk behandeling als Regeeringsgesprek wordt verlangd" ; terwijl in genoemd artikel na punt q wordt ingelascht eene nieuwe alinea onder letter r, . luidende : „gesprekken, welke worden gevoerd door het hoofd van het door het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel ingestelde contrölebureau bij de Administratie van de Staatsmijnen te Heerlen met genoemd Departement", in verband waarmede de laatste alinea van meerbedoeld artikel wordt aangeduid door letter 8 in plaats van r. 2. In artikel 17 van voornoemd Reglement wordt de eerste alinea sub II gelezen als volgt: „In geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden en ingeval eenig grondgebied van het Rijk in staat van oorlog of van beleg is^verklaaid, en dan van en naar dit gebied, volgen de Regeeringsgesprekken, gevoerd door of namens den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, op de Regeeringsgesprekken onder b bedoeld". 3. Het laatste lid van het bepaalde sub 8 van artikel 19 van voornoemd Reglement wordt gelezen als volgt : „In de onder II van artikel 17 bedoelde omstandigheden kan voor dringende militaire gesprekken, wanneer zulks door den aanvrager bepaald noodzakelijk wordt geacht, de duur van reeds in gang zijnde.Regeeringsgesprekken worden beperkt en moeten désverlangd andere in gang zijnde gesprekken worden onderbroken". 4. Dit besluit treedt in werking op den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad, waarin het is geplaatst. Onze voornoemde Minister is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. Het Loo, den 27sten October 1920. WILHELMINA. De Minister van Waterstaat, A. A. H. W. König. (Uitgeg. 25 Nov. 1920.)  181 Besluit van den Zien December 1920, S. 837 houdende wijziging van het Rijkstelegraafreglement 1916. Wij WILHELMINA, ent. Gezien de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad np. 7); Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat van 6 October 1920, n°. 3, Afdeeling Posterijen en Telegrafie; Den Baad van State gehoord (advies van 9 November 1920, n°. 29); Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 29 November 1920, n'. 17, Afdeeling Posterijen en Telegrafie; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen: 1 Art. I. In artikel 6 van het Rflkstelegraafreglement 1916 is na het tweede lid optenemen een nieuw lid, luidende als volgt: „Op Zon- en feestdagen, met inbegrip van den Nieuwjaarsdag, zijn de kantoren niet opengesteld voor de behandeling van telegrammen, welke moeten worden gewisseld tusschen een Rijkskantoor en eenig ander binnen den bestellingskring daarvan gelegen kantoor, noch voor telegrammen, welke door het kantoor van aanbieding moeten worden afgeleverd, tenzij die aflevering moet geschieden buiten den bestellingskring, doch dan uitsluitend per telefoon of langs eene verbinding, als bedoeld in artikel 8". Art. H. Het bepaalde sub d van artikel 10 van vorenbedoeld reglement wordt aangevuld en gelezen als volgt: „2. telegrammen van den Chef van den Generalen Stat, van den Commandant van het Veldleger, van den Inspecteur der Koninklijke Marechaussee, van den Inspecteur van den Vrijwilligen Landstorm, van de bevelhebbers in de militaire afdeelingen, liniëh en stellingen, van den Chef van den Marinestaf en van de commandanten en onder-commandanten der Marine, alsmede telegrammen van enz." Art. LH. De tweede zin van het voorlaatste lid van artikel 27 wordt gewijzigd en gelezen als volgt": „In het binnenlandsch verkeer worden de gestorte antwoordkosten aan den afzender op diéns verzoek, mits ingediend vóór het verstrijken van den gelö^heidstermijn, terugbetaald". Art. IV. Het derde lid van artikel 29 wordt gewijzigd als volgt: „Indien de kennisgeving van ontvang per telegraaf wordt verlangd, zijn de kosten gelijk aan die van een gewoon telegram van vijf woorden voor dezelfde bestemming ; per post geschiedt zij, zoowel in het binnenlandsch vérkeer. als in dat met het buitenland, tegen betaling door den afzender van twaalf en een hal ven* cent". Art. V. Het bedrag van „zestig cent", be-  182 doeld in het zevende lid van artikel 34. wordt gewijzigd in „een gulden". Art. VI. Het laatste lid van artikel 41 wordt gewijzigd als volgt: „In de hierbedoelde omstandigheden moet voor militaire telegrammen met spoed, wanneer zulks door den afzender bepaald noodzakelijk wordt geacht, desverlangd ae overseining van alle telegrammen, behalve die van regeeringsen noodseintelegrammen; worden onderbroken". Art. VII. Het gestelde sub 6 onder I van artikel 50 wordt gewijzigd en gelezen als volgt: „6. de volle kosten van elk telegram, dat door de schuld van den telegraafdienst later is aangekomen dan enz." Art. VIII. Dit besluit treedt in werking met ingang van den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad, waarin het is geplaatst. Onze voornoemde Minister is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 3den December 1920. WILHELMINA. De Minister van Waterstaat, A. A. H. W. König. (Uitgeg. 22 Dec. 1920.)  S. & J. N°. 67. 4» druk. ACHTSTE AANVULLING SER Telegraaf- en Telefoonwet. Besluit van den Men Juli 1921, S. 903, houdende aanvulling en wijziging van het Koninklijk besluit van 6 Maart 1905 (Staatsblad n°. 90) laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van den loden November 1919 (Staatsblad n". 753). Wij WILHELMINA, enz. Gelet op artikel 12 der Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7), zooals deze laatstelijk is gewijzigd en aangevuld bij de wet van 21 Maart 1919 (Staatsblad n°. 130); Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat van 4 Juni 1921, n°. 12, Afdeeling Posterijen en Telegrafie; Den Raad van State gehoord (advies van 21 Juni 1921, n°. 42); Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 5 Juli 1921, n°. 8, Afdeeling Posterijen en Telegrafie; .Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen : als volgt Art. 1. artikel 2 van Ons besluit van 6 Maart 19U-J (Staatsblad n° 90), wordt ingevoegd een artikel 2bis, luidende : „Onverminderd het bepaalde in het voorgaande artikel, is het hebben en het gebruik van inrichtingen, welke uitsluitend geschikt zijn tot het ontvangen van radiotelegrafische en -telefonische seinen, slechts toegestaan met inachtneming van de voorschriften, welke door Onzen Minister van Waterstaat worden vastgesteld". Art. II. Artikel 4, eerste lid, van Ons vorenaangehaald besluit wordt gelezen als volgt: „Met de handhaving van de bij dezen algemeenen maatregel van bestuur gegeven voorschriften, zijn belast de ambtenaren en beambten van Rijks- en Gemeentepolitie, en de Inspecteur bij den dienst der Kust- en Scheepsradiotelegrafie, de Hoofdingenieurs en Ingenieurs, electrotechnische hoofdambtenaren en -ambtenaren der" Telegrafie". Art. III. In artikel 5 van Ons vorenaangehaald besluit worden de woorden „de artikelen 1 en 2" vervangen' door de woorden „de artikelen 1, 2 en Zbis". Art. IV. Dit besluit treedt in werking'met ingang van den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.  184 Onze voornoemde Minister is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en in afschrift aan den Raad van State zal worden medegedeeld. Het Loo, den 9den Juli 1921. WILHELMINA. De Minister van Waterstaat, A. A. H. W. Köniq. (üitgeg. 5 Aug. 1921.) Besluit van den 13den Juli 1921, S. 937, tot aanvulling van het Rijkstelefoonreglement 1919. Wij WILHELMINA, enz. In aanmerking nemende, dat het wenschelijk is over te gaan tot aanvulling van de algemeene bepalingen omtrent het gebruik van telefonen in exploitatie bij het Rijk; Gelet op artikel 16 der Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7); Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat van 14 Juni 1921, n°. 18, Afdeeling Posterijen en Telegrafie; Den Raad van State gehoord (advies van den 28sten Juni 1921, n°. 18); Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van den 7den Juli 1921, n°. 28, Afdeeling Posterijen en Telegrafie ; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen : A. In het Rijkstelefoonreglement 1919, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 6 December 1919 (Staatsblad n°. 803), gewijzigd bij dat van 27 October 1920 (Staatsblad n°. 709), wordt opgenomen een nieuw artikel, luidende als volgt : „Art. 186*s". „Afwikkeling van interlocale en internationale gesprekken. Het is niet geoorloofd interlocale en internationale gesprekken aan te vragen vanuit een ander perceel dan dat, hetwelk in de aanvrage voor het gesprek is aangegeven. Door of vanwege den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie kan van deze bepaling in bijzondere gevallen te zijner beoordeeling ontheffing worden verleend". B. Dit besluit treedt in werking op den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad, waarin het is geplaatst. Onze voornoemde Minister is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. Het Loo, den 13den Juli 1921. WILHELMINA. De Minister van Waterstaat, A. A. H. W. König. (üitgeg. 27 Juli 1921.)