DE TABAKSWET VAKSTUDIE ; ONDER REDACTIE VAN J. H. A. M. VAN BOSVELD HEINSIUS OUD-ONTVANGER DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN TE ARNHEM DEEL XIV DE TABAKSWET DEVENTER — M. E. KLUWER 31 MEI 1926 DE TABAKSWET (WET VAN 6 MEI 1921, S. No. 712, V. v. V. No. 1594) BEWERKT DOOR B. VAN DEN BERG INSPECTEUR DER DIRECTE BELASTINGEN. INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN TE ROTTERDAM DEVENTER - 1922 — JE. E. KLUWER VERKORTINGEN. Kon. besluit beteekent Res. Minister „ s. V. V. v. V. Wet Wijzigingswet „ Instructie of Instr. „ Instructie, V. v. V. no. 1748 Mem. v. T. Voorl. V. Mem. v. A. Weekblad Koninklijk besluit. Resolutie of missive van den Minister van Financiën. Minister van Financiën. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. Verzameling der wetten, besluiten en aanschrijvingen, betreffende de directe belastingen en de invoerrechten en acoijnzen. Verzameling van voorschriften voor de ambtenaren der directe belastingen, invoerrechten en aocijnzen. Tabakswet (S. 1921, no. 712, V.v.V. no. 1594). Wet van 17 Febr. 1922, S. no. 63, V.v.V. no. 1746; zie Bijl. A. De Instructie ter uitvoering van de Tabakswet, vastgesteld bij. res. van 30 Maart 1922, no. 120, V. v. V. no. 1749 ; zie Bijl. C. De instructie ter invoering van het Kon. besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747, vastgesteld bij res. van 30 Maart 1922, no. 121, V. v. V. no. 1748; zie Bijl. B. Memorie van Toelichting. Voorloopig Verslag der Tweede Kamer. Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer. Weekblad voor de Administratie der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. TECHNOLOGIE. - Voor de vervaardiging van dit opstel is gebruik gemaakt van de volgende werken: Dr. Richard Kiszling, Beknopt Handboek van de tabakskennis, tabaksteelt en tabaksfabricage. S. C.J.Bertram, Leiddraad bij de techniek der Sigarenfabricage en de melanges voor het sigaren- en tabaksfabrikaat. S. C. J.Bertram, Handleiding voor hen, die zich in het tabaksvak wenschen te begeven. G e o G. Chisholm, Handbook of commercial geography. J. van der Most, Handelsaardrijkskunde. Tabak (Nicotiana Linnaeus) worden genoemd de bladeren van de tabaksplant, zooals die in den handel voorkomen. De oorspronkelijk Amerikaansche plant heeft haar naam gekregen van het riet (tobacco), waaruit de bewoners van West-Indië de bladeren rookten ; de naam tabak is in bijna alle talen overgenomen. Ze behoort evenals de aardappelen en enkele andere gewassen tot de familie der Solanaceëen of Nachtschaden; is een 1-jarige plant, hoogte 17a—2 M., bladeren verspreid, gaafrandig, zeer groot, ei- tot lancetvormig, bloemkroon trechtervormig met omgevouwen 5-spletigen rand, zaad 5-lobbig. Ze wordt geteeld in landen met zeer verschillend klimaat, zoowel in onze Oostindische bezittingen (Java, Sumatra), op de Philip pijnen (Manilla), in Amerika, als in de gematigde luchtstreek. In Europa komt tabaksbouw in de meeste landen voor, namelijk in het warmere Zuid-Rusland, in de meeste Staten van het Balkan-Schiereiland (vooral in Macedonië, langs de Maritza, en in Griekenland). In Italië slechts weinig en evenzoo op het Pyreneesche Schiereiland. In Frankrijk langs de Garonne, in het Rhönedal en in enkele departementen van het Noorden. In Duitschland vooral in het Odergebied (bij Breslau), langs Weichsel, Memel en BenedenRijn, in de Bovenrijnsche laagvlakte, langs Neckar en Rednitz. In Oostenrijk en Hongarije in de Hongaarsche laagvlakte, Zuid-Tirol, TsjechoSlowakije en Galicië. In Nederland verbouwt men tabak zoowel op kleials op zand- en zavelgronden; daarvoor bekend zijn Rhenen, Wageningen, Amersfoort, Nijkerk, Eist en Valburg. Het meest wordt tabak geteeld in Noord-Amerika en wel door de Staten ten oosten van de Mississippi: Noord- en Zuid-Carolina, Virginië Kentücky, Wisconsin, Ohio, Tennessee, Pennsylvanië, Connecticut, Maryland en New-York. In Mexico om Vera-Cruz en aan de Zuidkust. In West-Indië op Cuba (Havana) en Portorico. De Zuidamerikaansche aanplantingen worden gevonden in Venezuela (Varinas) en in Brazilië. Van Sumatra- en Javatabak zal speciale vermelding hier veilig achterwege kunnen blijven. Het product van onze Sumatra-Tabaksmaatschappijen neemt een zeer afzonderlijke plaats in den wereldhandel in, omdat het als fijner dekblad 8 in de sigarenfabricage door geen gelijkwaardig artikel vervangen kan worden en de opbrengst naar verhouding gering is, vandaar dat de prijs er van is opgevoerd tot een vroeger ongekende hoogte. In de Sumatra-tabakscultuur zijn 3 groote groepen in nauwe samenwerking overgebleven, t. w. die van de „Arendsburg", „Deli—Batavia" en „Deli— Maatschappij" ; de laatste Maatschappij staat ook in zeer nauw contact met de Senembah-maatschappij en de Medan Tabaksmaatschappij. Wat het verbruik betreft, staat onder de Europeesche Staten Nederland met een verbruik van 2,8 KG. per jaar en per hoofd bovenaan, gevolgd door België (2,5 KG.) en Zwitserland (2,3 KG.), terwijl buiten Europa de Vereenigde Staten een nog grooter verbruik aanwijzen (3,1 KG.). De laatste wereldoorlog heeft op het verbruik van tabak in het algemeen een stimuleerenden invloed uitgeoefend, doordien vele honderdduizenden jonge mannen zich meer aan het genot daarvan hebben gewend dan anders waarschijnlijk ooit het geval zou zijn geworden ; de sterke opbloei van de sigarettenindustie wordt hierdoor verklaard. In ons land geschiedt de tabakscultuur op de volgende wijze in lossen, humusrijken bodem. Men zaait in broeibakken of onder ramen met geolied papier in Maart. De jonge plantjes worden 21j2—5 cM. van elkaar uitgezet en in Juni op afstanden van 50 cM. in rijen, die eveneens 50 cM. van elkaar verwijderd zijn, uitgeplant. Na 3 maanden zijn de bladeren rijp; zij worden dan geel en kleverig en krijgen een doordringenden geur. Men plukt eerst het z.g. „zandgoed" (3 of 4 der onderste bladeren), 3 a 4 weken later de 4 of 5 volgende bladeren („aardgoed"), evenveel tijd later de bovenste bladeren, het z.g. „bestgoed". De slecht uitgegroeide of bedorven bladeren heeten „uitschot". Om het drogen der geplukte bladeren te bevorderen, worden ze aan houten spijlen te drogen gehangen in een goed geventileerde schuur. Zijn de bladeren voldoende gedroogd, dan worden ze aan bossen gebonden om in fermenteerschuren licht gebroeid te worden, waarna ze voor aflevering aan den fabrikant gereed zijn. De verwerking, die deze de tabak doet ondergaan, hangt geheel er van af of ze voor rooktabak, sigaren, pruim-, sigarettentabak of snuif moet dienen. Sigaren. De ruwe tabak, zooals zij in den handel voorkomt, is meestal zóó droog, dat zij zonder te verbrokkelen niet verwerkt kan worden. Daarom is het noodig daaraan water toe te dienen, het z.g. invoohten, dat op verschillende wijzen kan geschieden. De aldus behandelde tabaksbladeren worden vervolgens „g e s t r i p t", d.w.z. men verwijdert de dikke, houtachtige middennerven (stelen). Dan volgt het eigenlijke maken der sigaren, die bestaan uit: dek, omblad (binnenblad) en binnengoed (mleg); het omblad of binnenblad vormt met het daarin gerolde binnengoed (inleg) het z.g. bosje. Indien het sigarenmaken niet machinaal geschiedt, dan werken daartoe in den regel een bosjesmaker en een roller samen; de laatstgenoemde heeft tot taak het dekblad om het door eerstgenoemde gemaakte bosje te rollen. Voor het bosjesmaken worden gewoonlijk 2 blaadjes omblad op elkaar gelegd (z.g. opleggen) en wel liefst van twee verschUlende soorten tabak, daar verscheidenheid van soort 9 beter melange geeft en aangenamer rookt dan te veel tabak van dezelfde soort in één sigaar. Dit 2e blaadje omblad — oplegger of stukje genoemd— is noodig om het omblad te versterken en te verhinderen, dat het harde binnengoed het omblad breekt. Het op elkaar leggen van omblad en oplegger moet, nadat beide gestript zijn, zoodanig geschieden, dat de aren van beide in dezelfde richting loopen en dat de dunne zijden der aren naar de brandzijde en de dikkere gedeelten naar de punt der sigaar gericht zijn.Zijn aldus het omblad met daarop liggend stukje in de goede richting neergelegd en geperst, dan wordt het binnengoed (dat in den regel te klein is om opgelegd te worden en dat meer qualiteit in de sigaar brengt dan het omblad) er op gelegd en in het omblad tot bosje gerold (wikkelmaken). De dekbladeren worden op de vereischte grootte gesneden, gestript, opgelegd, geperst en om het bosje gerold en onder het rollen wordt de punt gevormd. Het dek sluit het bosje luchtdicht, opdat de door den rooker opgezogen lucht door het aangestoken einde der sigaar kan gaan en de verbranding onderhouden; indien de sigaar niet verstopt is, zal deze goed (niet zwaar) trekken. Voor de kleur der sigaren worden Spaansche aanduidingen gebezigd, o.a. claro (licht), maduro (donker), colorado (middelkleurig), amarillo (lichtrood). Voor de sigarenfabricage in ons land worden slechts eenige hoofdsoorten gebruikt. Als regel kan men bijna aannemen, dat een in Nederland gefabriceerde sigaar bestaat uit: Sumatra of Javadek, Java- of Seedleaf-omblad, Braziel-binnengoed. In het algemeen is het ongewenscht om bij dezelfde sigaar voor dek en omblad dezelfde hoofdsoort tabak te verwerken; zoo zal men bijv. zelden een sigaar aantreffen met Sumatradek en Sumatra-omblad. Een in de tabak aanwezig plantenalcaloïde, nicotine geheeten, vergift van sterke werking, geeft daaraan bedwelmende eigenschappen, nevens scherpen, bijtenden smaak. Meerdere zeer vergiftige planten zijn in de familie der Solanaceëen, o.a. de hondsbes of zwarte nachtschade het bitterzoet,de belladonna en de doornappel. De bladeren van de Virginiatabak bevatten 4,8 %, van de Kentueky 4,5 %, van de Sumatra 4,1 %, van de Havana 1,9—3 % en van de Maryland 1,26 % nicotine. Asch is rijk aan kali en kalk en eenige andere voor planten noodige bestanddeelen, zoodat zij een uitmuntende meststof vormt en vooral bij de cultuur van kamerplanten goede diensten kan doen. Sigaretten. Voor het vervaardigen der sigaretten wordt hoofdzakelijk zeer fijn gekorven Turksche, Grieksche en Kleinaziatische tabak gebezigd. Een hoogst merkwaardige vinding is de sigarettenmachine van Durand, die geheel automatisch de navolgende werkzaamheden verricht: het grijpen van het sigarettenpapier, het stempelen of van een merk voorzien, het op maat snijden van het papier, het gommen van het papier, het rollen daarvan tot een huls, het opnemen van de juiste hoeveelheid tabak, het samenpersen van de tabak in den vorm van een rol, het vullen der hulzen, het vastkleven der sigaretten en het verpakken der sigaretten. 10 Rooktabak. Voor rooktabak is lichtsoortige tabak, die niet zwaar in het rooken is, bij uitstek geschikt. Om de tabak de noodige soepelheid te verleenen, moet zij evenals bij de sigarenfabricage gevocht worden.Bij fijne tabakssoorten wordt de middennerf door strippen verwijderd. De stelen worden om de brandbaarheid te verhoogen geplet. Vervolgens worden aromatische stoffen geïmpraegneerd (sauzen). Door eesten kan minderwaardig materiaal belangrijk verbeterd worden. De rooktabak komt in den handel als gesneden waar (s n ij-, k e r fof pijptabak) of als gesponnen rollen (karotten). Ze kan gevoegelijk in de volgende hoofdsoorten verdeeld worden, onder welke ze in de winkels wordt verkocht: Maryland, Portorico, Varinas, Shag en Baai. Pruimtabak. Voor de pruimtabak worden bijna alle soorten tabak gebruikt, die eenigszins aan den eisch voldoen van zwaar, vettig, lijvig te zijn. Men verwerkt daarvoor meestal Virginië, Kentucky, zware Java- en Sumatrasoorten en vet inlandsen bestgoed, al of niet gesausd. Uit de bruikbare bladeren wordt de tabaksloog gemaakt, de uitgeloogde bladeren worden gesausd en tot pruimtabak verwerkt. Snuif. Evenals voor pruimtabak, wordt voor snuif zware, vettige, lijvige tabak gebruikt, die niet geschikt is voor de fabricage van sigaren en rooktabak. Bij het uitkiezen van ruwmateriaal is men niet erg kieskeurig, daar het karakter toch door het sterke sauzen, waaraan snuif wordt onderworpen, verloren gaat. De gesausde tabak wordt óf zonder verdere bewerking in molens tot snuif vermalen óf blijft na sterk geperst te zijn in karottenvorm. Totbesluit vinden enkele korte historische bizonderheden hier nog plaats. Hernandez de Toledo bracht in 1560 het eerste tabakszaad uit Mexico naar Philips II in Spanje. In denzelfden tijd zond J e a n Nicot de Villemain, Fransch gezant aan het Lissabonsche Hof, de eerste tabakszaden naar Parijs aan Frans II en aan Catharina de Medicis. Naar hem kreeg het gewas den wetenschappelijken naam „Nicotiana". Sir Walter Raleigh bracht in 1586 de tabak uit Virginië naar Engeland. Ook in ons land kreeg het „toeback drinken" of „zuigen", spoedig burgerrecht. Alle aanvankelijk aangewende middelen om het tabaksgebruik als schadelijk voor de gezondheid tegen te gaan, hebben gefaald. In meerdere staten zijn tabaksbouw, verwerking en handel in tabak een monopolie der Regeering. Karei I van Engeland voerde reeds in 1625 een tabaksmonopolie in. Zijn voorbeeld werd het eerst door de Republiek Venetië in 1657, spoedig daarna door den Kerkelijken Staat en in 1664 door Portugal gevolgd; hierbij sloten zich Oostenrijk in 1670, Frankrijk in 1674 aan, in welk laatste land het monopolie tijdens de Fransche Revolutie werd opgeheven, doch in 1811 door Napoleon weder werd ingevoerd. Na Frankrijk volgden Rusland, Spanje in 1730, Toskane in 1737 en Hongarije in 1850. GESCHIEDENIS. Reeds in de 17de en 18de eeuw werd bier te lande een recht geheven bij den in- en uitvoer van tabak en bovendien een impost op de consumtietabak van de winkeliers, naargelang van hun debiet, terwijl door de kooplieden een vast recht was te voldoen. Tijdens de Fransche overheersching bestond een staatsmonopolie van de tabak, dat in 1813 weder werd afgeschaft. Daarna werd van de tabak en de sigaren alleen een recht geheven bij in-, uit- en doorvoer, na 1845 alleen een recht bij in- en doorvoer en nè, 1850 enkel een recht bij invoer. Terwijl in de meeste Staten een tabaksbelasting belangrijke baten voor de schatkist oplevert, was dus de binnenlandsche tabak in Nederland geheel vrij van belasting en de buitenlandsche slechts onderworpen aan een invoerrecht, sedert 1845 bedragende f 0,70 per 100 Kilogram voor tabak in rollen of bladen en ongeplette stelen, f 1.50 per 100 Kilogram voor geplette stelen, f 12 per 100 Kilogram voor gekorven tabak, karotten, snuif en alle andere gefabriceerde tabak, en f 40 per 100 Kilogram voor sigaren en sigaretten *). Bij het zoeken naar versterking der middelen is het denkbeeld om ook hier te lande een tabaksbelasting in te voeren, meermalen in overweging genomen.Toch is sedert de afschaffing in 1813 van het tijdens de Fransche overheersching ingevoerde tabaksmonopolie, slechts tweemaal een wetsvoorstel tot heffing van een tabaksbelasting ingediend.Het eerste voorstel, dat van 1875, betrof de invoering van een accijns op ruwe tabak als equivalent voor de toen tevens voorgestelde afschaffing van den geslachtsaccijns, het tweede, dat van 1911, de heffing van een debietrecht. Wel zijn bovendien nog in 1868 en 1883 wetsvoorstellen in zake tabaksbelasting aangekondigd, doch deze hebben nimmer de Volksvertegenwoordiging bereikt. Bij beschikking van Z. E. den Minister van Financiën Treub, d.d. 28 November 1914, no. 33, werd een Commissie van deskundigen uit tabakshandel en tabaksindustrie ingesteld, aan welke werd opgedragen van advies te dienen in zake de heffing eener* belasting op tabak en dit advies uit te brengen in den vorm van een wetsontwerp met Memorie van Toelichting. Deze Commissie was dus niet ingesteld om een oordeel uit te spreken over de al of niet wenschelijkheid van een tabaksbelasting in het algemeen. De leden der Commissie zijn geweest: S. P. van Eeghen, voorzitter der Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam, tevens tot voorzitter dezer Commissie aangewezen. *) In verband met de invoering v»n een accijns op de tabak, werd mj de wet van 6 Mei 1921, S. no. 713, V. v. V. no. 1595, het invoerrecht, te heffen boven den accijns, verhoogd. Zie dienaangaande aant. 8 op art. 1 der wet hierna. 12 L. J. D e 1 B a e r e, lid der firma G. Harkema, makelaar in tabak te Amsterdam. Herbert Crème r, lid der firma Cremer &Heeren te Amsterdam. E. Franken, directeur der directe belastingen enz. te Amsterdam. J. van Hoboken Azn., lid der firma A. van Hoboken & Co. te Rotterdam. H. C. van den Honert, directeur der Deli-Maatschappij te Baarn. Chr. Houtman, voorzitter van den R.K. Zuidelijken Bond van Tabaks- en Sigarenfabrikanten te 's-Hertogenbosch. W. J i s k o o t, president-commissaris der N.V. Oscar Rothe & Jiskoot's Tabakshandel te Amsterdam. J. L. L a v e r g e, lid der firma Koch & Co. te Rotterdam. H. J. Meerkamp van Embden, makelaar in tabak te Rotterdam. Mr. Eugène Mignot, lid der firma Mignot& de Block, sigarenfabrikanten te Eindhoven. W. N i e m e ij e r, commissaris der N.V. Stoomtabaksf abriek,voorheen Th. Niemeijer, te Groningen. J. W. L. van der P u 11, lid der firma Van der Putt & de Vlam te Eindhoven. J. Roelof s, vice-voorzitter van het verbond van Vereenigingen van Sigarenfabrikanten in Nederland, te Amsterdam. A. Zwenk, directeur der N.V. Tabaks- en Sigarenfabriek, voorheen Louis Dobbelmann, te Rotterdam. H. J. F. van Dommelen, procuratiehouder te Amsterdam, Secretaris. Krachtens Min. beschikking van 2 Februari 1915, no. 134, verkregen alsnog in de commissie zitting de heeren: A. van den Berg, secretaris van de Nederlandsche Federatie van Sigarenmakers en Tabaksbewerkers te Amsterdam. H. J. B r u e n s, voorzitter van den Nederlandschen Sigarenmakersen tabaksbewerkersbond te Amsterdam. C. N. J. H i o o 1 e n, directeur der N.V. A. Hillen's Sigaren- en Tabaksfabriek te Delft. Eduard Huf, voorzitter van den Nederlandschen Bond van Sigarenwinkeliersvereenigingen te Amsterdam. (Kort daarop eervol ontslagen). J. Kok, voorzitter van den Nederlandschen R.K. Tabaksbewerkersbond te Eindhoven. R. Kruithof, voorzitter van den Christelijken Tabaksbewerkersbond te Rotterdam. Deze pionierscommissie heeft haar taak volbracht, doch alras bleek, dat tegen het door haar samengestelde ontwerp van wet tot heffing van een tabaksaccijns, hetwelk reeds in November 1915 door Minister Treub werd ingediend, ernstige bezwaren bestonden in de kringen van sigarenfabrikanten en winkeliers in sigaren. Daarom heeft Minister D e V r i e s, die 9 Febr. 1916 Minister Treub was opgevolgd, gemeend zich omtrent de juistheid van het in dat ontwerp belichaamde stelsel te moeten doen voorlichten door een andere Commissie van deskundigen, 13 welke daartoe bij resolutie van 13 Maart 1919, no. 217, door hem is ingesteld. Die tweede Commissie, thans bij resolutie van 2 Juni 1921 weer ontbonden, bestond uit: Mr. Eug. Mignot, hierbovengenoemd, Voorzitter. B. J. Baars, sigarenfabrikant te Haarlem.' H. C r e m e r, directeur der Deli-Maatschappij te Amsterdam. G. H. Crone, importeur van tabak te Amsterdam. L. J. Del B a e r e, voornoemd. Th. C. D e n t z, makelaar in tabak te Amsterdam. W. Dresselhuys, directeur der N.V. Vereenigde Hollandsche Sigarenfabrieken te 's-Gravenhage. E. Enthoven, handelaar in tabak te Amsterdam. W. G u e r i n, administrateur, chef der afdeeling accijnzen van het Departement van Financiën te 's-Gravenhage. B. Kruithof te Kampen. C. van der Leeuw, directeur van de N.V. Erven Wed. J. van Nelle te Rotterdam. F. Lieftinck, makelaar in tabak te Amsterdam. H. P. M a n u s, handelaar in tabak te Amsterdam. A. W. N i e m e ij e r, directeur van de N.V. Stoomtabaksfabriek, voorheen Th. Niemeijer te Groningen. L. van der Putt, fabrikant van sigaren, destijds te Eindhoven. L. V. v a n R o s s e m, handelaar in tabak onder de firma Gerard van Rossem & Co. te Rotterdam. A. S w a n e, sigarenfabrikant te Waalre. H. H. F. B e c k e r, sigarenfabrikant te Krommenie. W. J. van Schuppen, winkelier in sigaren te Rotterdam. J. J. de Vlam, industrieel te Eindhoven. Mr. S. J. van den Bergh, advocaat en procureur te 's-Gravenhage, Secretaris. De opdracht dezer Commissie was zoo spoedig mogelijk nader van advies te dienen, in zake de heffing eener belasting op tabak, in het bijzonder te onderzoeken of een heffing bij invoer, verplaatsing van de tabaksmarkt tengevolge zou hebben en zoo ja, of aan de bezwaren aan dien vorm van heffing verbonden, niet kon worden tegemoetgekomen, door uitbreiding van de gunst van entrepot, voorts of ingeval de heffing van een invoerrecht kon worden aanbevolen, een invoerrecht naar de waarde of naar het gewicht zou moeten worden geheven, zulks ook in verband met de regeling van een drawback.Verder werd het oordeel gevraagd over een belasting, berekend naar de uitbetaalde loonen, terwijl er rekening mede moest worden gehouden, dat een opbrengst van tén minste f20 millioen moest worden verkregen. Aan dit bedrag ligt de navolgende raming ten grondslag: Jaarlijksch verbruik. Gemidd. prijs. Percentage. Opbrengst der belasting. Rook- en pruimtabak 9,000,000 KG. f2,40 p. KG. 10 f 2,160,000 Sigaren 1000 miL stuks f0,10 p. stuk 10 f 10,000 000 Sigaretten 1500 „ „ f0,02'p. „ 15 f 5,625,000 f17,785,000 14 Bate uit: . ,n rmn. de verhooging van het invoerrecht op ruwe tabak f 175,000 de verhooging van het invoerrecht op gekorven tabak, karotten, snuif, tot een recht van 30 % der waarde: wegens invoerrecht van 100.000 KG. tabak a f 3 per KG. ad 30% f90>000 af opbrengst van het tegenwoordige recht f 12,000 f 78,000 verhooging van het invoerrecht op sigaren en sigaretten tot een recht van 30 % der waarde (bij wet V. v. V. no. 1595 is intusschen voor sigaretten het recht op 45% der waarde gebracht) wegens invoerrecht van 3 millioen sigaren a f 250 per 1000, a 30% f225,000 af opbrengst van het tegenwoordige recht - 8,000 f 217,000 wegens invoerrecht van 200 millioen sigaretten a f 30 per 1000, a 30%. f 1,800,000 af opbrengst van het tegenwoordige recht - 120,000 f 1,680,000 opbrengst van het recht op de bedrijfsvergunningen (art. 15 der wet), 20,000 x f5 f 100,000 Totaal .... f 20,035,000 In zake de heffing van een invoerrecht naar de waarde was het eenparig gevoelen der Commissie, dat dit tot de onmogelijkheden behoorde, omdat bg export door den Fiscus niet is na te gaan, welke belasting van de goederen is betaald en zou moeten worden teruggegeven. Dit zelfde bezwaar gold de heffing eener belasting naar den maatstaf van het loon, dat voor de fabricage der producten is betaald ; bovendien was deze vorm van heffing niet uitvoerbaar, omdat een juiste controle op het betaalde loon voor sigaren, waarvan een deel voor export en een ander deel voor de binnenlandsche consumtie gebruikt zou worden, niet bereikbaar scheen. Wat de heffing aangaat van een invoerrecht naar het gewicht waren de gevoelens verdeeld. Een minderheid zag geen bezwaar in een invoerrecht van f 50 per 100 KG. ruwe tabak of desnoods nog hooger, aangevuld door een belasting op sigaretten, een accijns op inlandsche tabak, een verhoogd invoerrecht op tabaksfabrikaten en een patentrecht, zulks ter verkrijging van de verlangde opbrengst. De meerderheid had hiertegen bezwaar, in hoofdzaak wegens den onevenredigen druk, die zou ontstaan door een heffing alleen naar de hoeveelheid verbruikte grondstof, zonder te letten op de waarde hiervan, noch op de kosten, die aan de bearbeiding waren besteed. Het bedrag, dat iemand naargelang van zyn middelen aan rookgenot besteedt, zou dan niet de maatstaf der belasting zijn, zoodat op draagkracht niet werd gelet. Gezien het verbruik bier te lande, zou een invoerrecht van f50 per 100 KG. geenszins voldoende zijn om, zelfs met alle bijkomende belastingen daarbij inbegrepen, een bate van 20 miUioen in de schatkist te doen vloeien en zou het invoerrecht ongeveer f 1 per KG. moeten bedragen. Bovendien bracht dit stelsel mede, dat de fabrikanten alsdan hun bedrijfskapitaal aanmerkeUjk zouden moeten vergrooten, terwijl het gevaar voor verbrokkeling der tabaksmarkt ook zeer ten nadeele van de fabrikanten werd geacht, voor wie een onbeperkte keus in de verschil- 15 lende tabakssoorten van niet te onderschatten belang geacht mocht worden. De meerderheid was van gevoelen, dat uitbreiding van de gunst van entrepot zonder te verwachten groote fraude niet in die mate kan plaats hebben, dat het gevaar voor verbrokkeling der tabaksmarkt daardoor zou worden weggenomen. De Commissie was van oordeel, dat het noodzakelijk is de huisindustrie vóór of tegelijk met het inwerkingtreden der wet te doèn verdwijnen (omtrent de afschaffing der huisindustrie raadplege men uitvoeriger het op art. 23 der wet aangeteekende). Bij den vorm van belastingheffing had men voorts de keus tusschen : a. een banderollen- of zegelbelasting; b. een debietrecht; c. een ace ij ns of aanvoerrecht op ruwe tabak en d. Staatsmonopolie. De onder a genoemde vorm werd geacht de eenige te zijn, waarbij : le. in verband met de positie van ons land als wereldmarkt van tabak, de handel in ruwe tabak geen zoodanige belemmering ondervindt, dat gevaar voor verplaatsing onzer tabaksmarkt is te duchten. 2e. de belasting zóó kan worden geregeld, dat zij rekening houdt met de draagkracht der verbruikers, door op de betere kwaliteiten zwaarder te drukken dan op de goedkoopere. Wel is dit in theorie mede mogelijk bij een debietrecht, sub b, doch in de practijk zou het beginsel niet tot zijn recht komen wegens de moeilijkheid om het juiste bedrag van het debiet te bepalen en de onzekerheid of het den winkelier, die bovendien tot een omvangrijke boekhouding zou worden verplicht, zou gelukken de belasting ten volle op den verbruiker te verhalen. 3e. zekerheid bestaat, dat zij, van wie de belasting geheven wordt, deze op de verbruikers kunnen verhalen. Een belasting op de ruwe tabak zou den fabrikant noodzaken tot vergrooting van zijn bedrijfskapitaal, omdat hij zijn grondstoffen duurder zou moeten betalen, zou moeilijkheden opleveren voor de berekening van het fabrikaat, waarbij vooral het oog moet worden gehouden op het verlies aan stelen, zand, indrogen enz., zou het verleenen van drawback bij uitvoer noodzakelijk maken, met gevaar van benadeeling van den exporthandel door vaststelling van den drawback op een te laag bedrag (zie art. 12 der wet met het daarop aangeteekende ten aanzien van de wijze, waarop bij de gekozen wijze van heffing de teruggaaf geregeld is). Van de zijde der leden, die zich voor een aanvoerrecht op ruwe tabak verklaarden, werd er op gewezen, dat slechts een uiterst gering reoht op de aangevoerde tabak — ook op die voor wederuitvoer bestemd — behoeft te worden gelegd om de opbrengst te bereiken, die wordt gewenscht. De veilingen, die vóór den oorlog rond 100 millioen gulden opbrachten, zagen haar opbrengst thans bijna verdrievoudigd. Bij heffing van een aanvoerrecht zullen de perceptiekosten onbelangrijk zijn en de handel zal niet meer overlast ondervinden dan het tegenwoordige geringe invoerrecht veroorzaakt. Door den groothandel werd tegen dit denkbeeld aangeroerd, dat daardoor den tabakshandel een onherstelbare slag zal worden toegebracht. 16 De vrees echter, dat een zoodanige heffing de tabaksmarkt naar het buitenland zal doen verplaatsen, mist goeden grond. Het nauwe verband dat tusschen de planters en den te Amsterdam gedreven tabakshandel bestaat, is niet gemakkelijk te verbreken (Voorl. Verslag). Blijkens de Mem. van A. pleiten tegen een aanvoerrecht op ruwe tabak de navolgende overwegingen. Men zou 5 a 6 pet. moeten heffen om de opbrengst van den accijns te bereiken, want de tegenwoordige opbrengsten der veilingen zijn per eenheid abnormaal hoog en daarop mag geen berekening worden gegrond. Waar van de hier te lande aangevoerde tabak het grootste deel weder naar het buitenland gaat, zou de heffing neerkomen op een invoerrecht naar de waarde naast het bestaande naar het gewicht, met daarenboven een doorvoerrecht van 5 a 6 pet. ad valorem. Meent men nu, dat deze maatregel den tabakshandel niet snel naar elders zou verdrijven, dan zou men bedrogen uitkomen. En de vraag doet zich voor, hoe het aanvoerrecht te heffen van tabak, die tegen geheimen prijs of die zeilende is verkocht. Zou die zeilende tabak voortaan niet rechtstreeks naar de nieuwe bestemming reizen zonder onze havens aan te doen? Wat het sub d genoemde stelsel van Staatsmonopolie betreft, dit is tijdens de Fransche overheersching hier te lande ingevoerd geweest. Ter verdediging werd gewezen op de zooveel ruimere ontvangsten voor de Schatkist, wanneer de Staat de hooge in het bedrijf gemaakte winsten tot zich zou trekken en op den gunstigen invloed, dien de Staat als ondernemer op de arbeidsverhoudingen zou kunnen oefenen. Met erkenning van de bezwaren, welke aan den overgang tot een monopoliestelsel bij een. zoo uitgebreid en ingewikkeld bedrijf als de sigarenindustrie verbonden zijn, meende men, dat bedenkingen van dezen aard in geen geval voor de sigarettenindustrie, die hier te lande nog slechts in opkomst is, zouden gelden (Voorl. Verslag). Blijkens de Mem. V. A. was de Minister van oordeel, dat monopoliseering van het tabaksbedrijf met zijn ruim 1300 fabrieken, die zouden moeten worden onteigend om voor het meerendeel te worden gesloten, een bedenkelijke onderneming zou zijn, die slechts dan voor de Schatkist voordeel zou opleveren, indien op de consumenten door verhooging van de verkoopprijzen een ongemeen zwaardere druk zou worden gelegd dan in het thans gekozen stelseLEen monopoliseering van het sigarettenbedrijf alleen zou niet tot de verlangde opbrengst kunnen voeren, indien daarnaast geen belasting op tabak en sigaren werd geheven. Tot besluit vinde hier de Mem. v. A. op het Voorl. V. der Commissie van Rapporteurs uit de Eerste Kamer der Staten-Generaal een plaats, luidende als volgt: „Het behoeft geen betoog dat de ondergeteekende zich geheel aansluit bij de leden, die van oordeel zijn dat in de gegeven omstandigheden een tabaksbelasting onafwendbaar is. Ook hij meent dat het ontwerp geen te zwaren druk brengt, zelfs niet voor minder welgestelden. Immers, ieder kan, door zijn gebruik slechts eenigszins te beperken, de uitgaven, die deze heffing van hem vergt, weder besparen. Ook hij vertrouwt, dat het mogelijk zal blijken de perceptiekosten laag te houden en zijn streven zal er op gericht zijn aan de uitvoering zoo min mogelijk administratie ven omslag te verbinden. 17 Aangezien het ontwerp, na door een Commissie van vaklieden uit tabakshandel en tabaksindustrie samengesteld te zijn, nog door een andere even deskundige Commissie is beoordeeld, vertrouwt de ondergeteekende, dat het systeem van heffing niet zoo belemmerend, noch een bron van tal van vexaties voor vele bedrijven zal zijn, als andere leden wel meenden. De uitvoering van accijnswetten pleegt, wat vervulling van formaliteiten betreft, mede te vallen en wat in deze kan geschieden om handel en industrie tegemoet te komen, zonder gevaar voor fraude te scheppen, zal stellig niet worden nagelaten. De leden, die, hoewel principieel tegenstanders van accijnzen zijnde en ook den gekozen vorm voor vele bedrijven belemmerend achtend, niettemin in de gegeven financieele omstandigheden de verwerping van het wetsontwerp onverantwoordelijk achten, zullen het evenals de voorstanders van het ontwerp kunnen billijken, dat de ondergeteekende bij de algemeene beschouwingen over het wetsontwerp in de andere Kamer deed uitkomen, dat het Kabinet de verantwoordelijkheid voor het beheer van 's lands zaken niet langer zou kunnen dragen, indien het middel om ook door de heffing van den onderwerpehjken accijns de begrooting van inkomsten en uitgaven sluitend te maken, zou worden afgestemd. Den leden, die het oogenblik van de invoering van de tabaksbelasting slecht gekozen achten wegens de bij de binnenlandsche sigarenindustrie ingetreden malaise, moge worden opgemerkt, dat een belastingwet waardoor bijkomstig de huisindustrie wordt opgeheven, den fabrikanten te hulp komt in hun moeilijken strijd tegen een concurrentie, die, omdat zij in verhouding veel minder bedrijfsonkosten heeft, goedkooper, kan leveren. Bovendien heeft men er rekening mede te houden, dat tusschen aanneming van de wet en haar invoering nog eenige tijd moet verloopen, ten einde de voor de uitvoering noodige maatregelen te treffen. Het is moeilijk te voorspellen, dat op het oogenblik van de invoering van den tabaksaccijns de malaise geheel zal zijn geweken, doch de kans dat deze getemperd zal zijn, acht de ondergeteekende geenszins uitgesloten. De vraag of belasting bij de bron niet wenschelijker ware geweest, heeft, naar bekend is, ook bij den ondergeteekende een punt van ernstige overweging uitgemaakt. Behalve de motieven in het Verslag vermeld, hebben ook andere gewichtige redenen, die bij de voorbereiding en de behandeling van het wetsontwerp in de andere Kamer te berde zijn gebracht, daarvan doen afzien. De instelling van een tabaksregie, omvattende de fabricage hier te lande, zou, in verband met de talrijkheid der inrichtingen, waar tabaksfabrikaten worden vervaardigd, zoodanige hooge kosten voor onteigening van fabrieken en schadeloosstelling voor fabrikanten en neringdoenden medebrengen, dat aan hare invoering niet kan worden gedacht. Een regie, uitsluitend betreffende den verkoop aan den Staat van het uit het buitenland aangevoerde en het in het binnenland verbouwde ruwe product zou naar de meening van den ondergeteekende den ondergang van onze bloeiende tabaksmarkt ten gevolge hebben. Hij acht dan ook het instellen van een onderzoek naar de voor- en nadeelen van de verschillende soorten van monopoües die ter zake van tabak en tabaksfabrikaten denkbaar zijn, meer van theoretisch dan van practisch belang De Tabakswet. 2 18 en waar zoodanig onderzoek niet geringe kosten zou medebrengen, meent hij in overweging te moeten geven, daaraan vooralsnog niet te beginnen. . Ter verkrijging van gegevens nopens de netto winsten die m de laatste jaren behaald zijn in de verschillende landen waar een Staatsmonopolie in zake tabak of tabaksfabrikaten werkt, heeft de ondergeteekende zich gewend tot zqn ambtgenoot van Buitenlandsche Zaken. Het is niet mogelijk die gegevens thans reeds te verschaffen; zoodra zij zijn ingekomen, zullen zij aan de Kamer worden overgelegd. Ook de opbrengst van de tabaksbelasting, zooals die in andere landen wordt geheven, is den ondergeteekende niet bekend. Ook wat dit punt betreft, stelt hij zich voor mlichtingen door tusschenkomst van zijn voornoemden ambtgenoot te doen inwinnen." ' In haar ochtendvergadering van Woensdag 4 Mei 1921 nam de Eerste Kamer het wetsontwerp aan met 22 tegen 8 stemmen. De wet tot heffing van een tabaksaccijns komt voor onder datum 6 Mei 1921 in Staatsblad no. 712, terwijl onder denzelfden datum in Staatsblad no. 713 de wet is opgenomen, houdende wijziging van de posten Tabak en Papier in het Tarief van Invoerrechten. Zie dienaangaande aant. 8 op art. 1 hierna. Men houde nu wel in het oog, dat het ontwerp betreffende de heffing van een tabaksaccijns, den 6 Mei 1921 tot wet verheven, dat is, hetwelk door de eerste Commissie van deskundigen is samengesteld, behoudens de daarin door de tweede Commissie aanbevolen en door de Regeering overgenomen wijzigingen. Bijzonder opmerkelijk is, dat nog na de gedeeltelijke inwerkingtreding van de wet daartegen van de zijde der Ueinindustrie actie is gevoerd. O.a. is in Aug. 1921 in de huishoudelijke vergadering van de afd. Den Haag van den Eersten Ned. Bond van Kleinfabrikanten in de Sigarenindustrie de inwerkingtreding van art. 81 der Tabakswet, Stbl. 1921, no. 712, volgenderwijs besproken: „Opgemerkt werd, dat, indien dit artikel, zoomede de geheele wet, ongewijzigd werd ingevoerd, een buitengewoon groot aantal menschen — genoemd werd een aantal van 6000 —, kleinfabrikanten, fabrikanten, winkeliers enz. broodeloos zou worden. Duidelijk blijkt thans, dat juist de Ueinindustrie zou worden getroffen, omdat de bepalingen omtrent Hgging, inrichting enz. der fabrieken, bijna uitsluitend, alleen door de grootindustrie kunnen worden nageleefd. Bovendien veroorzaken de woningnood en de hooge huren, die gevraagd worden voor de enkele werkplaatsen die nog beschikbaar zijn, onoverkomelijke bezwaren. Dat men bij deze wet, incidenteel, de huisindustrie wil afschaffen, werd scherp afgekeurd, te meer nog, omdat de malaise in dit vak daardoor nog in hooge mate werd vergroot, nl. door de aanzienlijke prijsverhooging van sigaren enz., vermindering van den omzet en het werkeloos worden van een zeer groot aantal menschen. Verder werd opgemerkt, dat de werkplaatsen in de kleinindustrie, in vergelijking met die der grootindustrie, wat reinheid, enz. betreft, zeker den toets der kritiek kunnen doorstaan. Voor belastingobject werd deze wet beschouwd als een van de meest bezwarende en ongunstige wetten, welker opbrengst, wil men, ingevolge de toezeggingen, de slacht- 19 offers een behoorlijke schadeloosstelling geven en met het oog op de ambtelijke onkosten, vrijwel nihil zal blijken te zijn. Centrale werkplaatsen, als toegezegd, achtte men in strijd met ons volkskarakter en onuitvoerbaar vanwege de daaraan verbonden hooge kosten en lasten. In deze wet werd gezien een verkapte poging tot fnuiking van de klemindustrie en terugdrijving van debetrokkenen naar de grootindustrie, wat, gelet op de groote werkeloosheid in dit vak, vrijwel zal mislukken en dus alleen het aantal armlastigen aanmerkelijk zal vergrooten. Besloten werd, zich zoo krachtig mogelijk daartegen te weren en bij het hoofdbestuur er op aan te dringen, zijn pogingen voor het voortbestaan van de kleinindustrie te verhoogen en de aandacht van de Regeering en alle betrokkenen daarop te vestigen, om zoodoende alsnog te verkrijgen dat de Tabakswet óf ingetrokken óf ingrijpend gewijzigd worde." De heer C. M. v a n M a a r e n, lid der Comm. venn. onder de firma P. D. van Maaren te Zalt-Bommel, schreef in September 1921 als ingezonden stuk in de „N. Rott. Courant": „Van de Tabakswet kan gezegd worden, dat het een product is, dat „door hare vele zeer belemmerende bepalingen vooral aan het kleinbedrijf bijna onuitvoerbare lasten oplegt. „Wanneer tot versterking van de Rijksmiddelen een Tabakswet „was tot stand gekomen, die het ruwe materiaal, hetzij naar wicht, „waarde, of beide zou hebben belast, dan ware veel vereenvoudigd en „de kosten voor controle zouden «eer gering geworden *m>, „Een bestaande commissie heeft tien jaar lang tegen deze Tabakswet „geageerd en deze had zeker als haar beroep ingang zou hebben ge„vonden, een practischer ontwerp kunnen aanbieden, waarbij voor de „schatkist netto grootere baten zouden verkregen zijn. De Rijksmiddelen „zouden zijn versterkt, zonder dat handel en industrie merkbaar geschaad „werden. „Bij de behandeling in de Tweede Kamer bleek alras, dat de Volks,,vertegenwoordiging niet sympathiek tegenover deze wet stond. Zeer „terecht werd zij aldaar zelfs een „slechte wet" genoemd. Echter voor „het behoud van den toen fungeerenden minister van financiën werd zij „met een geringe meerderheid er door gehaald. „Niettegenstaande de zoo bezwarende voorschriften dezer wet worden, „uitgaande van de grootindustrie, pogingen gedaan de bepalingen, omvat „in artikel 7 en 8, gewijzigd te krijgen in dien rin, dat bij den accijns „van sigaren deze elk afzonderlijk van een zegel zullen moeten worden „voorzien en dat verzegelen van het fust uitgesloten wordt. „Wordt onverhoopt deze verzwaring in de Tabakswet aangebracht, dan wordt hierdoor de kleinindustrie gevoelig getroffen, daar „het afzonderlijk ringen van sigaren, indien dat met de hand wordt „verricht, zeer tijdroovend is, dus grootere kosten met zich brengt dan „voor de grootindustrie, die daarvoor bestaande, echter zeer kostbare „machines, kan aanschaffen, welker aanschaffing voor den kleineren „fabrikant tot het onbereikbare moet worden gerekend. „Tengevolge daarvan komen hierdoor bestaansbelangen op het spel „van een zeer talrijke middenstandsgroep, voor wie bij de b e s t a a n d e 20 „voorschriften der wet, het aanbrengen van het „zegel om het fust een groote besparing van kosten, een vereenvoudiging en vergemakkelijking in „de uitoefening van hun bedrijf beteeken t. „Zeer te wenschen is, dat bij een eventueel voorstel tot wijziging „van artikel 7 en 8 der Tabakswet, de Volksvertegenwoordiging hare „goedkeuring daaraan zal onthouden en dat deel der wet te handhaven, „zooals dat door de Staten-Generaal aangenomen is." De genoemde actie heeft tot het inzicht geleid van de noodzakelijkheid de Tabakswet (S. 1921, no. 712) nog vóór hare geheele inwerkingtreding te wijzigen en aan hare overgangsbepalingen eenige uitbreiding te geven; een en ander geschiedde bij de wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746, hierna opgenomen als bijl. A. In April 1922 werd door de Tweede Kamerleden Abr. Staalman, Rink, Visser van I Jzendoorn, De Muralt, De Groot en Ter Hall een wetsvoorstel ingediend, beoogende te bepalen, dat de volledige invoering der Tabakswet niet voor 1 September 1923 zou geschieden. Ter toelichting van de gronden van dit voorstel zeggen de voorstellers „dat het geen betoog „behoeft, dat ook in de tabaksindustrie thans een malaise heerscht, „zooals die nimmer is gekend. Met de grootste inspanning van krachten „gelukt het velen werkgevers in deze industrie nog staande te blijven, „maar zonder twijfel mag als zeker worden aangenomen, dat elke ver„zwaring van lasten op dit oogenblik menigeen hunner ten onder zou „doen gaan. De invoering van de Tabakswet zou onder deze omstandigheden stellig beduiden het te niet gaan van menige onderneming op dit „gebied, het voor velen verloren gaan der hoop, dat men 'in betere „tijden zich wel weer er boven op zou kunnen werken, alsmede het ver„ties voorgoed van werkgelegenheid voor tallooze arbeiders, niet minder „zouden ook vele handelsreizigers en andere belanghebbenden bij de „tabaksindustrie hiervan het slachtoffer worden. „Dat ook de regeering, den ernst van dezen toestand inziet, mag „afgeleid worden uit het feit, dat ook zij het tijdstip tot invoering dezer „wet tot heden nog niet gekomen heeft geacht. En het i» zeer wel mogelijk, „dat ook zij van meening is, dat het nog geruimen tijd zal moeten „duren, vóór dit tijdstip daar is. Het spreekt overigens vanzelf, „dat geen bewindsman thans eenige bepaalde toezegging hieromtrent „kan doen. „De aldus geboren onzekerheid werkt echter zoo verlammend op de „industrie en op den handel in tabak, sigaren en sigaretten, dat zij op „zichzelf reeds ernstig nadeel beduidt. Het wegnemen van deze onzekerheid voor den eerstkomenden tijd zal deze industrie en dezen handel, „naar de vaste overtuiging van de voorstellers, waarin zij gesteund „worden door de meening van vele deskundigen, ten goede komen. „Mede zal dan daardoor bereikt worden, dat de wet niet in werking „treedt op een tijdstip, dat, om de boven uiteengezette redenen, aller„ongescbiktst moet worden geacht. „Moge de schatkist dan al gedurende zekeren tijd van de inkomsten „verstoken blijven, die sommigen van de werking van de tabakswet „verwachten, daartegenover staan dan zulke groote, de geheele bevolking „ten goede komende voordeelen, dat deze ruimschoots tegen het eerst- 21 „geschetste veronderstelde nadeel zouden opwegen. Trouwens, de Schatkist zou er niet door gebaat zijn, indien thans de betrokken industrie „en handel zoodanig werden benadeeld, dat deze voor lange jaren als „belastingobject hun beteekenis zouden verliezen." Dit z.g. voorste 1-Staalman heeft intusschen de invoering der wet, waarvan de datum bij Kon. besluit van 21 April 1922, S. no. 200, bepaald is op 1 Juni 1922, niet kunnen vertragen. TABAK. Wet yan 6 Mei 1921, S.no. 712, V. v. V. no. 1594, zooals die wet is gewijzigd en aangevuld bij de wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746 (1—5). Heffing van een Tabaksaccijns. 1. Volgens art. 89 kan de wet van 6 Mei 1921 worden aangehaald als Tabakswet met vermelding van het jaar en het nummer van het Staatsblad waarin zij is geplaatst. 2. Een instructie tot uitvoering der Tabakswet is vastgesteld bij de resolutie van 30 Maart 1922, no. 120, V. v. V. no. 1749, en opgenomen als bijlage C. 3. De wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746, is opgenomen als bijlage A. Zie ook de daartoe betrekkelijke aantt. op de artikelen 5, 8, 16, 30, 32, 39, 42, 43, 51, 69, 72, 88 en 88a. 4. Voor de naleving van de wet en van. de krachtens deze uitgevaardigde algemeene maatregelen van bestuur door naaml. vennootschappen en yereenigingen die rechtspersoonlijkheid bezitten, zijn aansprakeüjk zij die de vennootschap of vereeniging in rechten vertegenwoordigen. Art. 61. 5. Het ligt niet in de bedoeling ambtenaren aan te stellen uitsluitend voor controle op de naleving der Tabakswet. De controle zal geschieden door ambtenaren van het dienstvak der directe belastingen, enz. Res. van 27 Maart 1922, no. 58. Wij WILHELM I NA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien, of hooren lezen, salut! doen te weten: Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de noodzakelijke versterking der inkomsten van 's Rijks schatkist, gewenscht is een accijns op tabak (6) te heffen; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 6. In art. 1 vinden we als accijnsobject aangewezen en aldaar nader gedefinieerd „de tot verbruik bereide tabak". 24 HOOFDSTUK I. Grondslag en bedrag van den accijns. Wfl'ze van heffing (1—4). 1. Ons land telt ruim 1300 sigarenfabrikanten met meer dan 24000 werklieden, voorts ongeveer 12000 winkeliers; in het geheel zijn tot 40000 personen aan de tabaksindustrie verbonden. Voorl. V. 2. Dat een niet onontbeerlijk genotmiddel als tabak voor een heffing in aanmerking komt, is alleszins te verdedigen. Het gebruik van zoodanig genotmiddel wordt naar draagkracht geregeld en is daarom als object voor een matige belasting ver te verkiezen boven de mm of meer noodzakelijke levensbehoeften, waarvan beperking in het gebruik bezwaarlijk en soms schadelijk is. Mem. v. T. 3. Blijkens de Wet op de middelen, behoorende bij de Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1922, worden de baten uit den tabaksaccijns geraamd op 18 millioen gulden, die uit de opvoering van het invoerrecht op tabak op 2 millioen gulden. 4. Zie§ 1 der instructie en ten aanzien van : den grondslag van den accijns, art. 1; het bedrag van den accijns, art. 5 ; door wien de accijns is verschuldigd, art. 6; hoe en wanneer die wordt voldaan, de artt. 7 en 11. Art. 1. Onder den naam van „tabaksaccijns" wordt een belasting geheven van de tot verbruik bereide (1—2A) tabak (3), waaronder zijn te verstaan: sigaren, sigaretten, rooktabak, pruimtabak en snuif (4—5), onverschillig of en in welke mate bij de vervaardiging surrogaten (6) en hulpstoffen gebezigd zijn (8—9). 1. Door als belastingobject aan te wijzen de tot verbruik bereide tabak, kan de handel in ruwe tabak nagenoeg geheel zijn vrijheid van beweging behouden. Enkel zijn in Hoofdstuk II en III der Wet m het belang van het toezicht aan de handelaars in ruwe tabak enkele verplichtingen opgelegd (a). Zie de Mem. v. T. en § 1 der instructie. (a) De omschrijving van het begrip tot verbruik bereide tabak komt o.a. te pas bij de interpretatie van art. 18. 2. Het tot verbruik bereiden van tabak anders dan in de uitoefening van een bedrijf, waarvoor een bedrijfsvergunning is verleend, is verboden. Zie art. 14, 2e lid, hierna en in art. 22, 2e lid, nopens wat met wordt aangemerkt als tot verbruik bereiden van tabak. 2A. De term tot verbruik bereide tabak komt mede voor in de artt. 3, voorlaatste lid, 12, 14, eerste lid, 18, 22, eerste lid, 25, 29, 31, 35, 37, 39, 52, 70, 83, 84, en 85. Elders is in de Wet sprake van aan den accijns onderworpen artikelen. Verg. de artt. 2, 4, tweede lid, 7, 9, eerste üd, 40, 41,45, 46, 47, 87 en 88. 3. Ook het bier te lande vervaardigde sigarettenpapier is onderworpen aan een accijns. Zie art. 60 hierna met aantt. 4. Omtrent verschuldigdheid van accijns (a) voor monsters, die agenten, commissionnairs of makelaars aan anderen afstaan, wordt verwezen naar art. 20, 4e lid. (a) Zie in art. 5 het bedrag van den accijns. HOOFDSTUK I. — Art. 1, 25 5. Een door den Heer Van de Laar voorgesteld amendement om de belasting op rooktabak, pruimtabak en snuif, als drukkende op den breeden volkskring, te doen vervallen, werd niet aangenomen. 6. Mede is van surrogaten sprake in de artikelen 14, 18, 25 en 31 hierna. Volgens de Mem. v. T. op eerstgenoemd artikel komt het gebruik van surrogaten bij de tabaksbereiding hier te lande niet voor. Verg. verder § 21, tweede lid, der instructie. 7. Hulpstoffen bij de tabaksbereiding zijn bgv. sausen en aetherische oliën. Zie de Mem. v. T. en § 7, in fine, der instructie. 8. Bij de wet van 6 Mei 1921, S. no. 713, V. v. V. no. 1595, is het invoerrecht op tabak en papier herzien. Naast den accijns wordt een verhoogd invoerrecht geheven, dat zoowel fiscaal als protectionistisch zal werken. De Minister was van meening, dat invoerrechten met hun beschermenden invloed de van den accijns te verwachten nadeelen zullen goed maken, dat er meer arbeidsgelegenheid zal zyn en een grootere bate voor de schatkist ondanks een verminderenden invoer. In art. 1 der voormelde wet werd het invoerrecht op tabak, boven den accijns, bepaald als volgt: voor tabak, in rollen of bladen en ongeplette stelen per 100 kgr. f 1,40 „ geplette stelen per 100 kgr. f 5,— „ gekorven, karotten-, snuif- en alle andere gefabriceerde tabak » 30 pet. der waarde voor sigaren 30 ,, „ en voor sigaretten 45 en op sigarettenpapier: in den vorm van nulzen of in blaadjes van niet meer dan 25 cM2 op f 1,50 per 1000 st. in vellen of op rollen op f 0,60 per M*. Voorts werd in art. 2 dierzelfde wet bepaald dat bij algemeenen maatregel van bestuur, onder de noodige voorzieningen tegen misbruik vrijdom van invoerrecht verleend kan worden voor sigarettenpapier, dat hier te lande gebezigd wordt voor de vervaardiging van sigaretten in sigarenfabrieken. Krachtens deze wetsbepaling werd bij Kon. besluit van 16 Juni 1921, S. no. 803, V. v. V. no. 1608, omtrent genoemden vrijdom de volgende regeling vastgesteld: Art. 1. De sigarettenfabrikant, die vrijdom van invoerrecht verlangt voor sigarettenpapier, dat hier te lande zal worden gebezigd voor de vervaardiging van sigaretten in sigarettenfabrieken, richt zich daartoe tot Onzen Minister van Financiën, met opgaaf van de gemeente, waar de fabriek gelegen is, de straat en het nummer, alsmede de kadastrale omschrijving van het pand, waarin zij is gevestigd, en de soort van sigarettenpapier, die in de fabricage zal worden gebezigd, te weten: sigarettenpapier in den vorm van hulzen, in blaadjes, in vellen, op rollen of anderszins. De vrijdom kan door Onzen voornoemden Minister worden verleend onder de volgende voorwaarden en bepalingen: Art. 2. Bij den invoer van goederen, waarvoor de vrijdom wordt verlangd, wordt de bestemming opgegeven in de aangifte, voorgeschreven bij art. 120 der Algemeene wet van 26 Augustus 1822 (Staatsblad no. 38). Op die aangifte wordt, nadat voor het invoerrecht zekerheid is gesteld, een volgbrief afgegeven, waarin de bestemming wordt vermeld. 26 HOOFDSTUK I. — Artt: 1—2: Het vervoer der goederen naar de fabriek geschiedt onder ambtelijke verzegeling. Art. 3. De inslag in de fabriek heeft plaats onder toezicht van ambtenaren der invoerrechten en accijnzen. Dadelijk na dien inslag boekt de fabrikant het ingeslagen papier overeenkomstig de door den Inspecteur der accijnzen te geven voorschriften, in een daarvoor bestemd register. De ambtenaren stellen op den volgbrief een verklaring nopens de ingeslagen hoeveelheid en de boeking in het hiervoren bedoelde register. Art, 4. De fabrikant is verplicht, telkens wanneer de Inspecteur der invoerrechten en accijnzen dit verlangt, te diens genoegen aan te tonnen, dat de ingeslagen hoeveelheden inderdaad verbruikt zijn bij de vervaardiging van sigaretten in zijn fabriek of ongebruikt in zijn fabriek voorhanden zijn. Art. 5. Uitslag van sigarettenpapier als zoodanig uit de fabriek is verboden, tenzij met toestemming door of vanwege Onzen Minister van Financiën en onder daarbij te stellen voorwaarden. Art. 6. Onze Minister van Financiën kan bij gebleken misbruik of poging daartoe, alsmede bij het niet nakomen der bepalingen vastgesteld bij of ingevolge dit besluit, den fabrikant voor bepaalden of onbepaalden tijd de bevoegdheid ontzeggen om sigarettenpapier met vrijdom van invoerrecht in te slaan. Vorengemeld Kon. besluit is, met de daarop bij res. van 1 Juli 1921, no. 131, V. v. V. no. 1609, gegeven voorschriften ter uitvoering, opgenomen in bijlage XIII der Tariefwet, deel IX der Vakstudie. Zie, nopens den accijns op hier te lande vervaardigd sigarettenpapier en omtrent den daarvan te verleenen vrijdom voor sigarettenpapier, dat hier te lande gebezigd wordt voor de vervaardiging van sigaretten in sigarettenfabrieken, het bepaalde in art. 60 hierna. 9. In sommige artikelen der wet wordt verschil gemaakt tusschen sigaren en sigaretten eenerzijds en rook-, pruim-tabak of snuif anderzijds. Zie de artt. 3, 11, tweeden zin en 38 en verg. in dit verband ook art. 5, eerste lid. Art. 2. De accijns wordt berekend naar den kleinhandelsprijs, waaronder wordt verstaan de prijs in geld of geldswaarde, waarvoor de aan den accijns onderworpen artikelen, met inbegrip van de belasting en de kosten van verpakking, door kleinhandelaars wórden afgeleverd (1—6). De bij verkoop toegestane kortingen en dergelijke prijsverminderingen blijven buiten aanmerking (7). 1. Blijkens de in het eerste lid voorkomende definitie is het onverschillig of al dan niet aan wederverkoopers wordt geleverd. 2. Zie in art. 3 wat als „kleinhandelsprijs" wordt aangemerkt, indien de verkoop niet door kleinhandelaars maar door fabrikanten en groothandelaars geschiedt. 2A. Welke de aan den accijns onderworpen artikelen zijn, is omschreven in art. 1. 3. Door den gekozen maatstaf voor de berekening der belasting wordt in verband met de in art. 5 bepaalde percentages bereikt, dat iedere tabaksverbruiker aan accijns een evenredig deel betaalt van HOOFDSTUK I. — Artt; 2—3; 27 hetgeen hy voor tabaksgenot besteedt, zoodat de belasting geheel drukt naar draagkracht. In theorie is dit mede mogelijk bij een debietrecht, als in 1911 voorgesteld, doch in de practijk zou het beginsel niet tot zijn recht komen, wegens de moeilijkheid om het juiste bedrag van het debiet te bepalen en de onzekerheid of het den winkelier zou gelukken de belasting ten volle op den verbruiker te verhalen. Mem. v. T. 4. Grondslag voor de berekening der belasting is het bedrag, dat de verbruiker voor tabaksgenot besteedt. In dit bedrag zijn dus ook begrepen de kosten der verpakking, de accijns en het invoerrecht. Onder verpakking is hier te verstaan de verpakking voor den verkoop in het klein, dus niet de grove emballage, die uitsluitend voor de verzending dient. Van den regel, dat de belasting berekend wordt naar de werkelijke uitgaven voor tabaksgenot, dient te worden afgeweken in die gevallen, waarin de verbruiker Dy grootere hoeveelheden koopt en dientengevolge minder betaalt dan bij inkoop in het klein het geval zou zijn. Deze afwijking is noodig, eenerzijds in het belang van den tusschen- en kleinhandel, anderzijds ter voorkoming dat de rookers, die in staat zq'n hun inkoopen in het groot te doen, worden bevoordeeld. Mitsdien blijven, volgens net 2e lid, de bij verkoop toegestane kortingen en dergelijke prijsverminderingen buiten aanmerking. Zie de Mem. v. T. en § 8 der instructie. 5. Over den kleinhandelsprijs handelen ook de artikelen 3, 4 en 5 hierna en deze komt voorts ter sprake in art. 7, 3e lid: De zegels bevatten de vermelding van den kleinhandelsprijs, waarover de accijns is berekend. art. 28. Alvorens sigaren te vervaardigen of in te slaan, geeft de fabrikant hiervan het fabrieksnummer of het merk benevens den kleinhandelsprijs op aan een door Onzen Minister van Financiën aan te wijzen ambtenaar. Wenscht Wj hierin verandering te brengen, dan doet hij vooraf gelijke aangifte. art. 31. De fabrikant is verplicht bij uitslag van tot verbruik bereide tabak uit zijn fabriek met bestemming voor binnenlandsch verbruik aanteekening te houden van den verkoopsprijs en van den kleinhandelsprijs. . 6. Eenige leden meenden, dat de berekening van den accijns naar den kleinhandelsprijs tengevolge zal hebben, dat door onwillekeurig verhes van tabak, onverkoopbaarheid van sigaren wegens beschadiging, enz., de winstmarge van den winkelier zeer zal worden verkleind. Zal niet een nadere regeling noodig zijn om te voorkomen, dat de winkelier ten slotte belasting zal hebben te betalen voor sigaren en tabak, die hij niet heeft kunnen verkoopen? Voorl, V. Hierop verwijst de Mem. v. A. naar hetgeen voorkomt onder punt V van bijlage B. der Mem. v. T., nl. de gelegenheid ingevolge art. 8 tot inwisseling van nog niet gebruikte of verkeerd aangebrachte doch onbeschadigde zegels tegen zegels van andere waarden. In verband hiermede is art. 8 bij nota van wijziging eenigszins aangevuld. Zie aant. 2 op art. 8. 7. Zie verder § 8 der instructie. Art. 3. Voor sigaren en sigaretten, die door fabrikanten en groothandelaars (1—IA) rechtstreeks aan anderen dan wederverkoopers worden geleverd, wordt, indien er geen kleinhandelsprijs (2) bestaat, de kleinhandelsprijs afgeleid uit den verkoopprijs (3) volgens onderstaande tabellen (4—5): 28 HOOFDSTUK I. — Art. 3. Bedrag van den verkoopprijs per 1000 stuks met Kleinhandelsprijs inbegrip van den accijns. per 1000 stuks. a. voor sigaren : Niet meer dan f 18— f20 — Meer dan f 18,—en „ „ „ - 22,50 25,— „ „ f 22,50 „ „ „ „ - 27,— 30 — „ „ - 27,— „ „ „ „ - 36— 40 — „ „ - 36- „ „ „ „ - 45- 50- „ „ - 45- „ „ „ „ - 54,- 60- „ „ - 54— „ „ „ „ - 63— 70, „ „ - 63- „ „ „ „ - 72 - 80,- U U - 72- „ „ „ „ - 81- 90,- „ „ - 81— „ „ „ „ - 90— 100 — „ „ - 90— „ „ „ „ - 99— 110 — „ „ - 99,— „ „ „ „ -108— 120,— „ „ -108— „ „ „ „ -117— 130 — • „ „ -117— „ „ „ „ -126— 140 — „ „ -126— „ „ „ „ -135- 150,- „ „ -135,— „ „ „ „ -144,— 160 — „ „ -144- „ „ „ „ -153,— 170,— „ „ -153,— „ „ „ „ -162,— 180 — „ „ -162,— „ „ „ „ -180,— 200,— -180— „ „ „ „ -225,— 250,— „ „ -225,— „ „ „ „ -270,— 300,— -270,— „ „ „ „ -360 — 400,— -360,— „ „ „ „ -450 — 500,— „ „ -450,— „ „ „ „ -540,— 600 — „ „ -540,— „ „ „ „ -630 — 700,— „ „ -630,— „ „ „ „ -720— 800 — M -720— „ „ „ „ -810,— 900 — „ „ -810— „ „ „ „ -900— 1000,— - 900 ^e ▼er'tooppiljs " " ' verhoogd met 20 b. voor sigaretten : ten honderd. Niet meer dan f 4,50 f 5,— Meer dan f 4,50 en „ „ „ - 6,75 7,50 „ „ f 6,75 „ „ „ „ - 9— 10,— „ „ - 9,— „ „ „ „ - 13,50 15 — „ „ - 13,50 „ „ „ „ - 18— 20 — „ „ - 18— „ „ „ „ - 22,50 25 — „ „ - 22,50 „ „ „ „ - 27— 30- „ „ - 27- „ „ „ „ - 36- 40,- „ „ - 36,— „ „ „ „ - 45- 50- „ „ - 45,— „ „ „ „ - 54 - 60,- „ „ - 54— „ „ „ „ - 63- 70 — „ „ - 63- „ „ „ „ - 72- 80,- „ „ - 72- „ „ „ „ - 81 - 90- „ „ - 81,- „ „ „ „ - 90- 100- . QO de verkoopprijs " " ' . . . verhoogd met 20 ten honderd. HOOFDSTUK I. — Artt. 3—4: 29 Voor andere tot verbruik bereide tabak, die door fabrikanten en groothandelaars (1—IA) rechtstreeks aan anderen dan wederverkoopers wordt geleverd, wordt, indien er geen kleinhandelsprijs (2) bestaat, als kleinhandelsprijs aangemerkt de verkoopprijs met inbegrip van den accijns, verhoogd met 30 ten honderd. Bij aflevering op den in dit artikel bedoelden voet, wordt een kleinhandelsprijs voor de geleverde goederen geacht niet te bestaan, zoolang niet van het tegendeel blijkt (6—7). 1. Zie in de artt. 18 en 22 hierna, wie als handelaars en fabrikanten worden aangemerkt. IA. Onder de in art. 3 bedoelde levering rechtstreeks door fabrikanten, kan alleen verstaan worden aflevering uit den fabrieksvoorraad. Geschiedt de aflevering door een fabrikant uit zijn winkelvoorraad of uit den voorraad, dien hij ventende met zich voert, dan is artikel 3 niet van toepassing, omdat hij dan niet in hoedanigheid van fabrikant, doch van winkelier of van venter handelt. Res. van 4 April 1922, no. 184, 2. Van den regel, dat de belasting berekend wordt naar de werkelijke uitgaven voor tabaksgenot, dient te worden afgeweken ook in die gevallen, waarin de gebruiker, tegen groothandelsprijs koopende, minder betaalt dan bij inkoop in het klem het geval zou zijn. Mitsdien wordt dan de kleinhandelsprijs uit den groothandelsprijs afgeleid op de hier om schreven wijze. Zie de Mem. v. T. en § 8 der instructie. 3. Uit den aard der zaak wordt hier met verkoopprijs bedoeld die der fabrikanten en groothandelaars, niet die der kleinhandelaars, m. a. w. de fabrieks- of engros-prijs. Mem. v. T, 4. Onder a wordt uitgegaan van een minimum kleinhandelsprijs van f 20. Sommigen achtten dit minimum te laag in verband met de aanzienlijke stijging der loonen in de laatste jaren. Voorl. V. Het hiergenoemde minimum van f 20 is opgenomen met het oog op kleine sigaren (cigarillos), welke in dezen prijs wel voorkomen, zooals ook is te lezen uit de toelichting op art. 5. Mem. v. A. 5. Bij de tegenwoordige tabellen is met voorgekomen prijsstijging rekening gehouden. Toelichting op Nota van wijzigingen. 6. Het laatste lid komt noodig voor ter vermijding van geschillen ; het bewijs toch, dat iets niet bestaat, levert dikwijls moeilijkheden op. Toelichting op Nota van wijzigingen. 7. Zie aant. 2 op art. 31. Art. 4 (1). Voor artikelen (2), die de fabrikant of groothandelaar (3) zelf verbruikt of kosteloos afstaat, wordt de accijns berekend naar den kleinhandelsprijs van soortgelijke artikelen. Voor sigaren, voor sigaretten en voor rook- of pruimtabak, die door fabrikanten kosteloos of tegen verminderden prijs aan hunne werklieden worden afgestaan, tot 30 HOOFDSTUK I. — Art. 4. een maximum van 25 sigaren, 100 sigaretten of 1/t kilogram tabak per week en per werkman, wordt echter als kleinhandelsprijs aangenomen f 10 per 1000 stuks voor sigaren, f 5 per 1000 stuks voor sigaretten en f 0,40 per kilogram voor tabak (4—6A). Bij invoer van aan den accijns onderworpen artikelen, waarvan niet blijkt dat zij voor wederverkoop bestemd zijn, wordt de accijns berekend over de waarde volgens den loopenden prijs hier te lande, verhoogd met 50 ten honderd (7—9). ii Bij nota van wijzigingen zijn in het le lid de woorden f 5 per 1000 stuks voor sigaretten toegevoegd, met toelichting, dat het noodig is in de hier gemaakte regeling ook sigaretten op te nemen, aangezien ook in sigaretten!"abrieken het gebruik bestaat, dat de werklieden kosteloos sigaretten ontvangen van den fabrikant. 2. De eerste zin heeft betrekking op sigaren, sigaretten, rook- of pruimtabak, en snuif, de tweede niet op snuif. 3. Zie in de artt. 18 en 22 hierna, wie als handelaars en fabrikanten worden aangemerkt. 4. Vele fabrikanten hebben de gewoonte wekelijks een zeker aantal sigaren (zg. „rookertjes"), sigaretten of een bepaalde hoeveelheid tabak kosteloos of tegen verminderden prijs aan hun personeel te verstrekken. Ter wille van het beginsel kan van belastingheffing voor het aldus. verstrekte niet worden afgezien. Evenmin kan vrijstelling worden verleend voor fabrikaten, waarover de fabrikant buiten zijn fabriek voor eigen gebruik beschikt of die hij kosteloos, bijv. als monster, aan anderen afstaat. Daar de verstrekte rookertjes in den regel „uitschotsigaren" zijn, komt het billijk voor, den daarvoor verschuldigden accijns te doen berekenen naar een vasten kleinhandelsprijs van f 10 per 1000 stuks. Door het stellen van een maximum per week en per werkman kan worden voorkomen, dat van deze bepaling misbruik wordt gemaakt. Zie de Mem. v. T. en § 9 der instructie. 5. Er waren leden, die vreesden, dat deze gunstige regeling voor kosteloos aan de werklieden verstrekte tabak, sigaren en sigaretten, nadeel zou medebrengen voor kleine tabaksneringen, die in haar concurrentie aldus worden bemoeilijkt. Voorl. V. De omstandigheid, dat voor de toepassing van dit artikel maxima zijn gesteld en dat het hier bijna uitsluitend gaat om uitschotsigaren, waarvan de waarde weinig hooger kan zijn dan de wet voor de accijnsberekening veronderstelt, maakt het gevaar voor bevoordeeling bij de concurrentie met de kleine bedrijven geheel denkbeeldig. Mem. v. A. 6. Bij algemeenen maatregel van bestuur kunnen door Ons, met afwijking van het bepaalde bij de artikelen 7 en 9, voorschriften worden gegeven nopens de wijze van heffing van den accijns voor de in artikel 4 bedoelde artikelen. Zie art. 13 hierna. 6A. In de artt. 16 t./m.20van het Kon. besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747 en § 24 der instructie, vastgesteld bij de res. van 30 Maart 1922, no. 121, V. v. V. no. 1748, een en ander opge- HOOFDSTUK h — Artt: 4—5: 31 nomen als bijl. B, zijn voorschriften gegeven ter uitvoering van het eerste lid van dit artikel. Zie ook § 9 der instructie, V. v. V. no. 1749. 7. Zijn de artikelen wel voor wederverkoop bestemd, dan wordt de accijns berekend naar den kleinhandelsprijs van art. 2 en gelden de artikelen 7 en 9 der wet. Verg. art. 13. 8. Het voorschrift van het tweede lid berust op hetzelfde beoinsel als dat van art. 3. Mem. e. T. 9. Het voorschrift van art. 1 Kon. besluit van 16 Maart 1922, S. no: 126, V. y. V. no. 1747, bijl. B, geldt niet bij toepassing van het tweede lid van artikel 4 der wet. Iemand, die voor persoonlijk gebruik 1 75 kilogram tabak invoert, waarvan de loopende prijs f2,35 per kilogram bedraagt, betaalt aan invoerrecht met toepassing van art. 8 der wet van 15 Augustus 1862, S. no. 170, V. no. 100, 30 percent van f 5 = f 1,50 en aan accijns 10 percent van f 7,50 = f 0,75. § 10, laatste lid, der instructie. Art. 5 (1). De accijns bedraagt 10 ten honderd van den kleinhandelsprijs, behalve van dien van sigaretten, waarvan de accijns 15 ten honderd bedraagt (2—7A). De wijze van berekening van den in het eerste lid bedoelden accijns wordt bepaald bij algemeenen maatregel van bestuur, gehoord de commissie, bedoeld in art. 53 (8—9). 1. Dit art. is opgenomen, zooals het luidt krachtens art. 1, lett. a der wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746: zie bijl. a' Oorspronkelijk was de tekst de volgende: De accijns bedraagt 10 ten honderd van den kleinhandelsprijs, behalve van dien van sigaretten, waarvan de accijns 15 ten honderd bedraagt. Voor de berekening van den accijns wordt de kleinhandelsprijs naar boven afgerond: o. voor sigaren tot f 10, f 15, f 20, f 25, f 30, f 35, f 40, f 50, f 60, f 70, f 80, f 90, f 100 en verder tot veelvouden van f 25 per 1000 stuks ; b. voor sigaretten tot f5, f 10, f 15, f20, f25, f30, f40, f50, f60, f80, f 100 en verder tot veelvouden van f25 per 1000 stuks; c. voor rooktabak, pruimtabak en snuif tot f0,40, f0,60. f0 80 f 1, f 1,20, f 1,40, f 1,60, f 1,80, f2, f2,40, f3 en verder tot veelvouden van f 1 per kilogram. Voor hoeveelheden van minder dan 1000 stuks of 1 kilogram wordt de accijns naar evenredigheid berekend. De tegenwoordige redactie is te danken aan een aangenomen amendement van den heer Deckers bij de behandeling van het wetsontwerp tot wijziging van enkele bepalingen der Tabakswet en uitbreiding van hare overgangsbepalingen, die dit aldus toelichtte: „De regelen, volgens art. 5 voor de berekening van den accijns geldend, komen reeds nu niet meer overeen met de prijzen der sigaren, enz. Om de verhouding te herstellen, welke door de prijsdaling is verbroken, 32 HOOFDSTUK I. — Art. 5. zou wijziging noodig zijn van de getallen, onder a, b en c van art. 5 genoemd. Daar de prijzen voortdurend aan verandering onderhevig zijn, is ondergeteekende van oordeel, dat met de wettelijke vaststelling van het percentage van den accijns moet worden volstaan. Het is het best de wijze der accijnsberekening zelf vast te stellen bij algemeenen maatregel van bestuur, gehoord de commissie van deskundigen. Ook bij de afronding kan dan de noodige rekening worden gehouden met verandering der prijzen." 2. Aanvankelijk was voorgesteld ook de accijns van sigaretten slechts tien ten honderd van den kleinhandelsprijs te doen bedragen. Tijdens de behandeling van het wetsontwerp was echter de behoefte aan versterking der middelen zoozeer toegenomen, dat het noodig werd geoordeeld, uit den accijns, de verhooging van het invoerrecht en het recht op de bedrijfsvergunningen een totale bate van minstens 20 milüoen te verkrijgen, wat bereikbaar was indien de accijns op sigaretten tot 15 °/0 werd verhoogd. Toelichting op Nota van Wijzigingen. Zie hierbij aant. 8 op art. 1, art. 15 en blz. 13. 3. Voor rooktabak, pruimtabak en snuif bedraagt de accijns dus evenals voor sigaren 10 ten honderd en alleen voor sigaretten 15 ten honderd van den kleinhandelsprijs (a). (o) Uit den accijns wordt een jaarlijksche bate begroot Tan bijna 18 millioen gulden. Zie blz. 13. 4. De onderhavige accijns is zeer matig en voldoet voorts aan den eisch, dat hij op de betere kwaliteiten zwaarder drukt dan op de goedkoopere. Mem. v. A. 5. Zie art. 20 hierna, betreffende een accijns van f 1 per kilogram tabak door agenten, commissionnairs of makelaars van hun monsters, aan anderen afgestaan. 6. Naast den accijns wordt van de geïmporteerde sigaren, sigaretten en tabak blijkens de wet van 6 Mei 1921, S. no. 713, V. v. V. no. 1595, invoerrecht geheven. 7. De tabaksaccijns is niet met opcenten bezwaard. Krachtens art. 37 der Leeningwet 1914, V. v. V. no. 469, o.a. gewijzigd en aangevuld bij de wet van 20 Januari 1917, S. no. 192, V. v. V. no. 781, worden alleen op den gedistilleerd-, suiker- en wijnaccijns tijdelijk opcenten geheven. 7A. Het vergunningsrecht, geboekt in het register Tabaksaccijns no. 6, wordt als accijns verantwoord.§ 18, vierde en vijfde lid, der instructie. 8. De in dit artikel bedoelde algemeene maatregel van bestuur is vastgesteld bij Kon. besluit van 16 Maart 1912, S. no. 129, V. v. V. no. 1747, met de instructie ter uitvoering opgenomen als bijl. B. Zie art. 1 van dit besluit met aant. 9. Zie § 10 der instructie. HOOFDSTUK I. — Artt. 6—7. 33 Art. 6. De accijns is verschuldigd voor het binnenslands vervaardigde product door den fabrikant, voor het uit het buitenland ingevoerde door dengene die het ten invoer aangeeft en voor het uit entrepot in het vrije verkeer overgaande door den entrepositaris. De verhooging, bedoeld in artikel 45, tweede lid, is verschuldigd door den handelaar (1—6). 1. De accijns wordt voldaan op het tijdstip, dat de zegels worden verstrekt, tenzij krediet wordt genoten. Zie art. 11 en ook art. 38 hierna en § 11 der instructie. 2. De zegels moeten worden aangebracht, voordat de tot verbruik bereide tabak uit de fabriek, uit entrepot of uit het buitenland in het vrije verkeer wordt gebracht. Zie art. 7, tweede lid. 3. Omtrent den accijns voor monsters tabak verschuldigd, door 'agenten, commissionnairs en makelaars, raadplege men art. 20 hierna. 4. In het 2e lid is de accijns bedoeld, verschuldigd bij verkoop tegen hoogeren dan de aangewezen prijs. 5. Omtrent het bedrag van de te stellen zekerheid bij afgifte van vergunning tot lossing of tot vervoer van tot verbruik bereide tabak, waarvan de accijns met is betaald, zie men art. 52 hierna. 6. Ten opzichte van de verschuldigdheid van den accijns voor bij het in werking treden der wet ten verkoop in voorraad gehouden tot verbruik bereide tabak, wordt verwezen naar de artt. 83 en 84. Art. 7. De accijns wordt voldaan door middel van zegels, die op de verpakking der aan den accijns onderworpen artikelen worden aangebracht. Sigaren kunnen ook stuksgewijs van een zegel worden voorzien (1—11A). De zegels moeten worden aangebracht, voordat de tot verbruik bereide tabak uit de fabriek, uit entrepot of uit het buitenland in het vrije verkeer wordt gebracht. Zij bevatten de vermelding van het bedrag van den kleinhandelsprijs, waarover de accijns is berekend (12—13). 1. De heffing in den vorm van een banderollen- of zegelbelasting is gekozen, omdat deze de eenige is, waarbij tegelijkertijd: 1°. de handel in ruwe tabak geen zoodanige belemmering ondervindt, dat gevaar voor verplaatsing onzer tabaksmarkt is te duchten; 2°. de belasting zóó kan worden geregeld, dat zij rekening houdt met de draagkracht der verbruikers (door als maatstaf te nemen den kleinhandelsprijs). 3°. zekerheid bestaat, dat zy, van wie de belasting geheven wordt, deze onmiddellijk op de verbruikers kunnen verhalen. Het stelsel is wel het eenige, dat zonder den groothandel of den export aan banden te leggen, een belasting naar de waarde toelaat zonder een buitengewoon ingewikkeld of kostbaar toezicht noodig te maken. Hoewel de gekozen wijze van heffing voor den fabrikant niet zonder bezwaren is, bevrijdt zij hem van veel omslag en toezicht waaraan hij anders De Tabakswet. 3 34 HOOFDSTUK I. — Art. 7. zou moéten onderworpen worden en verdient zij verre de voorkeur boven een belasting op de ruwe tabak. Laatstgenoemde belasting noodzaakt den fabrikant tot vergrooting van zijn bedrijfskapitaal, omdat hij rijn grondstoffen duurder moet betalen; bij een belasting, die eerst geheven wordt indien de producten de fabriek verlaten en waarbij de betaling door gebruik te maken van den toegestanen krediettermijn (art. 11) kan worden verschoven, wordt dit bezwaar niet, althans in niet noemenswaardige mate, ondervonden. Belasting op de grondstof levert voorts moeilijkheden op voor de berekening van het fabrikaat, waarbq vooral het oog moet worden gehouden op het verlies aan stelen, zand, indrogen, enz. Bij belasting van het fabrikaat behoeft echter in de berekening geen wijziging te worden gebracht. Ten slotte maakt een belasting op de ruwe tabak het verleenen van drawback bij uitvoer noodzakelijk. Daar het onmogelijk is het juiste bedrag van de bij uitvoer te verleenen restitutie te bepalen, bestaat het gevaar, dat de drawback op een te laag bedrag wordt vastgesteld, in welk geval de exporthandel ernstig zou worden geschaad. Bij de banderollenbelasting bestaat dit gevaar niet, omdat de fabrikant zijn producten onveraccijnsd kan uitvoeren (art. 12). Een banderollenbelasting zal voor den winkelier verre te verkiezen zijn boven een debietbelasting, als in 1911 voorgesteld, omdat het bij de eerstgenoemde belasting niet noodig is hem tot een omvangrijke boekhouding te verplichten en het hem niet moeilijk zal vallen de belasting op den consument te verhalen. Mem. v. T. en Mem. v. A. 2. Het hier gekozen stelsel is slechts in weinig landen aangenomen, hetgeen is te verklaren. In de meeste landen dagteekent de tabaksbelasting uit een tijd toen een banderollenbelasting nog niet bekend was ; meestal geschiedt de heffing nog naar toen in zwang zijnde, thans verouderde stelsels, zelfs bij wijze van verpachting, terwijl de bezwaren, verbonden aan het veranderen van stelsel, oorzaak zijn, dat het bestaande wordt gehandhaafd. Mem. v. A. 3. Als regel zal gelden, dat de aan accijns onderworpen artikelen alleen mogen worden verkocht in geheel gesloten verpakking en voorzien van ongeschonden zegels. (Verg. de artikelen 9 en 41 hierna). Volledige toepassing van dezen regel zou echter medebrengen, dat de thans gebruikelijke losse verkoop van sigaren niet meer zou kunnen plaats hebben. Daar dit al te zeer zou indruischen tegen de usances, moet de gelegenheid worden gegeven om sigaren stuksgewijs van een zegel te doen voorzien. Zie ook artikel 42 hierna. Vermelding van het bedrag Tan den kleinhandelsprijs op de zegels (3e lid) heeft het niet te onderschatten voordeel, dat daardoor de medewerking van de verbruikers bij de controle op de naleving der wet wordt bevorderd. Zie de Mem. 9. T. en § 12, derde lid, der instructie, alsmede art. 2, bijl. B. 4. Naar aanleiding van de beraadslagingen luidt de 2e zin van het eerste lid thans: „sigaren kunnen ook Btuksgewijs van een zegel worden voorzien." Dit als gevolg van een aangenomen amendement van den Heer Deckers, ten doel hebbende het stuksgewijs zegelen van alle sigaren voor den fabrikant mogelijk te maken, waardoor hij kan ontkomen aan de in artikel 32 omschreven verplichting en tevens kan worden bereikt, dat de winkelier desverlangd uitsluitend stuksgewijs HOOFDSTUK L — Art. 7. 35 gezegelde sigaren kan verhandelen en daardoor van de in artikel 42 omschreven verplichtingen is ontheven (a). 6. Het aanbrengen van de in art. 7 bedoelde zegels wordt als een verdere behandeling der tabak aangemerkt. Zie art. 22, le lid, hierna. 6. De fabrikant kan tot verbruik bereide tabak uit zijn fabriek uitslaan met bestemming voor binnenlandsch verbruik, mits de goederen overeenkomstig de voorschriften zijn verpakt en van de vereischte zegels voorzien behoudens de krachtens artikel 13 toegelaten uitzonderingen. Zie art. 29 hierna. 7. In het eerste lid, tweeden volzin, zijn achter sigaren vervallen de aanvankelijk ingevoegde woorden „bestemd om als monster te worden gebezigd door fabrikanten of reizigers". (Zie aant. 4.) Hierdoor kwam te allen overvloede bijzonder uit, dat sigaren als bovenbedoeld, die als monster worden medegenomen, van zegels konden worden voorzien was de stuksgewijzes zegehng zelfs met uitsluiting van andere tot die' monsters beperkt. Tijdens de behandeling van het wetsontwerp rijn voormelde woorden echter vervallen. v ^ 8. Ten opzichte van stuksgewijs gezegelde sigaren, zijn aan de verpakking geen eischen gesteld; die mogen blijkens art. 9, eerste lid anders dan m geheel gesloten verpakking, in het vrije verkeer worden gebracht uit fabrieken, entrepot of buitenland en blijkens art 41 le lid anders dan in geheel gesloten verpakking, door handelaars in tot verbruik bereide tabak worden verkocht, te koop aangeboden, afgeleverd of ten verkoop m voorraad gehouden. Op stuksgewijs gezegelde sigaren is voorts art. 42 niet toepasselijk. i 9Lx ?e,aan ^i118 onderworpen artikelen mogen niet worden verkocht, te koop aangeboden of afgeleverd voor een hoogeren prijs dan dien vermeld op de overeenkomstig dit artikel aangebrachte zegels Indien verkoop voor een hoogeren prijs zal plaats hebben, moet vooraf de meer verschuldigde accijns worden voldaan overeenkomstig de by algemeenen maatregel van bestuur te geven voorschriften! Zie art. 45, le en 2e hd, hierna. Volgens het laatste lid van dat artikel is 7*5.^? verkoopers van sigaren verboden gebruikte zegels in voorraad te hebben of ledige kistjes, waarvan het zegel niet voor herhaald gebruik is ongeschikt gemaakt. 8 10. Bij algemeenen maatregel van bestuur kunnen, met afwijking van het bepaalde bij de artikelen 7 en 9, voorschriften worden gegeven nopens de wijze van heffing van den accijns voor de in artikel 4 bedoelde artikelen. Zie art. 13 hierna. 11. Met betrekking tot de hierbedoelde zegels komen de navolgende bepalingen van strafrechterlijken aard voor: Art. 62. Hij die de in artikel 7 bedoelde zegels namaakt of vervaJscht, met het oogmerk om ze als echt en onvervalscht te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. 36 HOOFDSTUK I. — Artt. 7—8. Art. 63. Hij die opzettelijk valsche, vervalschte, gebruikte of wederrechtelijk vervaardigde zegels gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen het Rijk in Europa invoert als waren die zegels echt en onvervalscht, ongebruikt of met wederrechtelijk verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Art. 64. Hij die opzettelijk gebruikte zegels verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert of binnen het Rijk in Europa invoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. 11A. Zie omtrent het vervoer van ongebanderolleerde tabak de artt. 50 en 51 hierna. 12. In het geval bedoeld in art. 42, eerste lid, zal het verbreken van het zegel zoodanig moeten geschieden, dat de daarop voorkomende kleinhandelsprijs ongeschonden nlijft. § 42, laatste lid, der instructie. ' 13. Zie § 12 der instructie. Art. 8 (1). Bij algemeenen maatregel van bestuur (2—3) worden door Ons (4) bepalingen vastgesteld betreffende vorm en kleur der zegels, alsmede omtrent het verkrijgbaar stellen, het kleinste bedrag dat verkrijgbaar wordt gesteld, de wijze waarop de zegels worden gebruikt en voor herhaald gebruik ongeschikt gemaakt en de wijze waarop nog niet gebruikte of verkeerd aangebrachte doch onbeschadigde zegels, tegen zegels van andere waarden kunnen worden ingeruild (5—6A). Zegels die niet op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht worden als niet aangebracht beschouwd. 1. Bij art. 1, lett. b, der wet van 17 Februari 1922, S. no.63, V. v. V. no. 1746, is vervallen verklaard het derde lid van dit art., luidende : „De zegels, bestemd om op de verpakking van sigaren te worden aangebracht, zijn voorzien van een serienummer". Deze wijziging heeft tevens geleid tot het doen vervallen van art. 30 en tot wijziging van art. 32, resp. bij art. 1, lett. d en e, der aangehaalde wet. De Mem. v. T., bijl. A, bevat het volgende omtrent dit punt: ,Bij verbod van lossen verkoop van niet stuksgewijze gezegelde sigaren behoeft niet meer te worden vastgehouden aan den eisch van het aanbrengen van serienummers op de zegels bestemd voor de verpakking van sigaren. Het is reeds gebleken, dat het drukken van serienummers op bedoelde zegels voor verschillende goed ingerichte drukkerijen belangrijke bezwaren medebrengt en dat enkele drukkerijen die in staat rijn dit werk uit te voeren, daarvoor niet onbelangrijke kosten in rekening brengen. Doch ook voor de administratie der accijnzen wordt de controle op de verstrekking en het gebruik van zegels vereenvoudigd, indien in de voor de uitvoering der wet te geven voorschriften geen rekening meer behoeft te worden gehouden met die serienummers". 2. Door de bepalingen over te laten aan een algemeenen maatregel van bestuur, zal het mogelijk zijn de voorschriften steeds zooveel doenlijk aan de behoeften van handel en industrie aan te passen. Zie de Mem. v. T. en § 1. vierde lid. der instructie. HOOFDSTUK I. — Artt. 8—9. 37 3. De onder meer in dit artikel bedoelde algemeene maatregel van bestuur is vastgesteld bij Kon. besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747, met de instructie ter uitvoering opgenomen als bijl B Zie de artt. 2 t/m. 8 van dit besluit met aantt. 4. Ook in de artt. 5, 9, 12, 13, 27, 41, 45, 57, 60 en 90 der wet worden bepalingen of voorschriften bij algemeenen maatregel van bestuur in uitzicht gesteld. 6. De woorden „en de wijze ingeruild", in het eerste lid, zijn bij nota van wijzigingen ingelascht. Zie aant. 6 op art. 2. a: Y°0r^erPen die tot verpakking van tot verbruik bereide tabak gediend hebben en waarbij het zegel geheel op die voorwerpen is aangebracht, mogen niet aan fabrikanten of handelaars teruggegeven, noch door dezen aangenomen of opnieuw gebruikt worden. Deze bepaling geldt met voor voorwerpen gediend hebbende tot verpakking van sigaren, mits de daarop aangebrachte zegels vooraf afdoende voor herhaald gebruik ongeschikt zijn gemaakt. Zie art. 10 hierna. Het is aan verkoopers van sigaren verboden gebruikte zegels in voorraad te hebben, of ledige kistjes voorhanden te hebben, waarvan het zegel niet voor herhaald gebruik is ongeschikt gemaakt. Zie art. 45, laatste bd, hierna. 6A. Men vroeg of niet een regeling noodig is van hetgeen den winkelier te doen staat, die een zending tabak of sigaren met onjuiste of verkeerd aangebrachte zegels ontvangt. Zonder verbreking van het zegel zal het veelal onmogelijk voor hem zijn te controleeren of inderdaad het zegel met den inhoud in overeenstemming is. Zal voorts de winkelier die stuksgewy's gezegelde sigaren heeft besteld, vóór den verkoop zijnerzijds moeten nagaan of elke sigaar van een zegel is voorzien ? Deze eisch is met te stellen. Blijkt later aan de wettenjke bepalingen door den fabrikant niet te zijn voldaan, zal hij van dezen dan schadevergoeding kunnen vorderen ? Men vreesde, dat bii gemis van een nadere regeling zich vele moeilijkheden bij de invoering der wet zullen voordoen. Voorl. V. De winkelier, die een zending tabak ontvangt, zal het zegel van de verpakking niet kunnen verbreken zonder den inhoud onverkoopbaar te maken (art. 41). Tenzij hij dus zelf verbruiker is, zal hij eerst van zbn klanten kunnen vernemen, dat zegel en inhoud niet overeenkomen. Hij zal dan met den fabrikant tot overeenstemming moeten komen omtrent het terugnemen der goederen of het geven van schadevergoeding als betrof het een bestelling, die verkeerd was uitgevoerd. Het eigenbelang van den fabrikant zal medebrengen, dat hij zijn afnemers door zijn schuld niet in ongelegenheid brengt, zoodat bezwaren als hier worden genoemd, slechts zelden zullen voorkomen. Mem. v. A. Art. 9. De aan den accijns onderworpen artikelen mogen uit de fabrieken, uit entrepot of uit het buitenland alleen in geheel gesloten verpakking in het vrije verkeer worden gebracht. Deze bepaling geldt niet voor sigaren die stuksgewijs van een zegel zijn voorzien (1—2). Bij algemeenen maatregel van bestuur worden door Ons bepalingen vastgesteld omtrent de wijze van verpakking, de grootte der toegelaten verpakking, alsmede omtrent de op de verpakking te vermelden aanwijzingen (3—6). 38 HOOFDSTUK I. — Artt. 9—10. 1. De aan den accijns onderworpen artikelen mogen in het vrije verkeer alleen worden verkocht, te koop aangeboden, afgeleverd of ten verkoop in voorraad gehouden, voorzien van de vereischte overeenkomstig artikel 7 aangebrachte, ongeschonden zegels en, tenzij het stuksgewijze gezegelde sigaren betreft, in de bij artikel 9 bedoelde gesloten verpakking. Wq behouden ons voor, bij algemeenen maatregel van bestuur, onder de noodige voorzieningen, hierop uitzondering toe te laten voor bepaalde soorten pruimtabak en voor snuif. Zie art. 41 hierna en de afwijking in art. 42. 2. Een uit het buitenland aangebrachte party' sigaren, die overeenkomstig art. 38 wordt opgeslagen in de daarbedoelde lokalen, komt door de betaling van het invoerrecht vóór den opslag der partij, voor de toepassing van art. 9, eerste üd of van art. 7 niet in het vrije verkeer. Zie § 12, tweede lid, der instructie. 3. Door de omschrijving van de eischen, die aan de verpakking moeten worden gesteld, over te laten aan een algemeenen maatregel van bestuur, zal het mogelijk zijn de voorschriften dienaangaande steeds zooveel doenlijk aan te passen aan de behoeften van handel en industrie. Mem. v. T. 4. De onder meer in dit artikel bedoelde algemeene maatregel van bestuur is vastgesteld bij Kon. besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747, met de instructie ter uitvoering opgenomen als bijl. B. Zie art. 9 van dit besluit. 5. Bij algemeenen maatregel van bestuur kunnen met afwijking van het bepaalde bij de artikelen 7 en 9, voorschriften worden gegeven nopens de wijze van heffing van den accijns voor de in artikel4bedoelde artikelen. Zie artikel 13 hierna. 6. Ook in de artikelen 5, 8, 12, 13, 27, 41, 45, 57, 60 en 90 der wet worden bepalingen of voorschriften bij algemeenen maatregel van bestuur in uitzicht gesteld. Art 10. Voorwerpen die tot verpakking van tot verbruik bereide tabak gediend hebben en waarbij het zegel geheel op die voorwerpen is aangebracht, mogen niet aan fabrikanten of handelaars teruggegeven, noch door dezen aangenomen of opnieuw gebruikt worden. Deze bepaling geldt niet voor voorwerpen gediend hebbende tot verpakking van sigaren, mits de daarop aangebrachte zegels vooraf afdoende voor herhaald gebruik ongeschikt zijn gemaakt (1—4). 1. Deze bepaling heeft ten doel te voorkomen, dat fraude wordt gepleegd met het opnieuw gebruiken van voorwerpen, die reeds tot verpakking van tot verbruik bereide tabak gediend hebben. Weliswaar zal het zegel zoodanig moeten worden aangebracht, dat opening van de verpakking zonder schending van het zegel niet mogelijk is, doch het gevaar bestaat, dat ledige kistjes, doosjes, enz., na opnieuw te zyn gevuld, worden dichtgemaakt op zoodanige wijze, dat met bij den eersten oogopslag is te zien, dat de zich daarop bevindende zegels geschonden zijn. HOOFDSTUK I. — Artt. 10—11. 39 Voor sigarenkistjes, die ook thans herhaaldelijk door fabrikanten worden teruggenomen om opnieuw te worden gebruikt, dient een uitzondering te worden gemaakt. Op voorwerpen, zooals blikken doosjes, bussen of trommels, die gediend hebben tot het verpakken van sigaretten en tabak, is de verbodsbepaling niet van toepassing, indien de zegels geheel of gedeeltelijk op de bmnenverpakking zijn aangebracht. Mem. p. T. 2. Het is aan verkoopers van sigaren verboden ledige kistjes voorhanden te hebben, waarvan het zegel niet voor herhaald gebruik is ongeschikt gemaakt. Zie art. 45, 3e lid (a). (a) In art. 45, derde lid, is niet verboden het voorhanden hebben, door verkoopers van sigaren, van ledige kisten, waarin stuksgewijs gezegelde sigaren geborgen zijn geweest en evenmin in art. 10 het teruggeven dier kisten aan fabrikanten of handelaars, noch het door hen aannemen of opnieuw eebruiken. r ° 3. Overtreding van de artikelen 10, 42, tweede lid, 45 en 47, eerste lid, wordt gestraft met een geldboete van ten minste f 100,— en ten hoogste f 1000,—. Zie art. 72 hierna. 4. Zie § 13 der instructie. Art. 11. Aan fabrikanten wordt, onder zekerheidsstelling, krediet voor den accijns verleend voor den tijd van zes maanden, ingaande met den dag, waarop de in artikel 7 bedoelde zegels aan ben zijn verstrekt. Deze bepaling is mede van toepassing ten aanzien van handelaars, die sigaren en sigaretten, met bestemming voor wederverkoop, uit het buitenland invoeren (1—12). 1. De krediettermijn van 6 maanden zal in den regel lang genoeg zijn om de fabrikanten en importeurs niet te noodzaken den accijns voor te schieten. Van den eisch, dat zekerheid moet worden gesteld voor den accijns, kan niet worden afgezien. Evenals zulks met betrekking tot den gedistilleerdaccijns geschiedt, zal eventueel ook een coöperatieve vereeniging van fabrikanten als borg voor haar leden kunnen worden toegelaten, hetgeen het stellen van zekerheid voor velen minder bezwarend zal maken. Zij, die geen zekerheid wenschen te stellen, zullen zich de benoodigde zegels tegen contante betaling moeten aanschaffen (o). Mem. v. T. tiiSl Het 8enieten van krediet, hoe imperatief de wet ook moge luiden, zon blijkens het vorenstaande niet verplichtend zijn. 2. De fabrikant kan volstaan met een doorloopende zekerheidsstelling, geldig zoowel voor de toepassing van dit artikel als voor de in artikel 29 bedoelde gevallen. Mem. v. T. Zie aant. 3 op art. 29 en § 32, laatste lid, der instructie. 3. Sommige leden, die er reeds op hadden gewezen, dat het wetsontwerp over het algemeen aan de groote, kapitaalkrachtige ondernemingen een voorsprong geeft op de kleine bedrijven, werden ook door dit artikel in die meening versterkt; het stellen van zekerheid, daarin bedoeld, zal slechts door de groote ondernemingen kunnen geschieden; voor de kleine zaken levert het groote moeilijkheden op. Voorl. V. 40 HOOFDSTUK I. — Art. 11. Nadat de Memorie van Toekchting was geschreven, is nog aan enkele andere vereenigingen van accijnsplichtigen, onder weinig bezwarende voorwaarden, vergund voor haar leden borg te blijven. Dezerzijds wordt niet ingezien, waarom dé sigarenfabrikanten, en daaronder juist de kleinere, niet evengoed ziahrvoor dit doel zouden kunnen vereenigen als nog onlangs door de bierbrouwers zonder bezwaar is geschied. Overigens zullen zegels ook tegen contante betaling, dus zonder borgstelling, zijn te verkrijgen. Mem. v. A. 4. Zie, omtrent betaling van accijns voor monsters in het volgende jaar, art. 20, 5e lid. 5. Van zekerheidsstelling is mede sprake in de artikelen 29,voorlaatste lid, en 52 hierna en in art. 19, tweede lid, Kon. besluit van 16 Maart Yèll, S. no. 126, V. v. V. no. 1747, bijl. B. 6. Krediet voor den accijns komt in de bij artt. 45 en 47 gestelde gevallen niet te pas ; de meer verschuldigde accijns moet vooraf worden voldaan. 7. Aan fabrikanten en aan groothandelaars kan door den Minister van Financiën, onder de noodige voorzieningen, worden vergund om uit het buitenland ingevoerde sigaren en sigaretten zonder betaling van accijns in te slaan in de lokalen, omschreven m de hun verleende bedrijfsvergunning. Zie art. 38. 8. Men merke wel op, dat in den 2en zin van het artikel slechts gesproken wordt van „sigaren en sigaretten", niet dus van tabak. 9. In September 1921 is onder leiding van de Directie van de Credietbank voor de accijnsplichtigen te 's-Gravenhage opgericht de Onderlinge garantievereeniging voor de tabaksindustrie en den tabakshandel. Het doel van deze vereeniging is: a. het door onderlinge samenwerking verlichten van de lasten, door de verschillende fiscale wetten op de Nederlandsche tabaksindustrie en den Nederlandschen tabakshandel gelegd ; b. het bevorderen van de belangen van de Nederlandsche tabaksindustrie en den Nederlandschen tabakshandel met betrekking tot het kredietwezen. Wegens te geringe belangstelling is de opnchtmg echter niet doorgegaan. 10. Als rekening wegens krediet van tabaksaccijns wordt het materieel Tabaksaccijns no. 12 gebezigd, waarvan in de instructie geen gewag wordt gemaakt en dat is opgenomen onder de modellen, aan net einde van het werk. 11. Aangezien fabrikanten, te wier aanzien vaststaat dat hun een bedryfsvergunning zal worden verleend op het oogenblik dat zij hun eerste aanvrage voor zegels inleveren, nog wel niet gereed zullen zijn met het stellen van een doorloopende zekerheid ter verkrijging van het in artikel 11 der wet bedoelde krediet, bestaat er geen bezwaar tegen, dat de Ontvangers bij aflevering van de zegels, voor den daarvoor verschuldigden accijns voorloopig de zekerheid in contanten in ontvangst nemen, in het journaal Compt. no. 6 verantwoorden en die teruggeven, nadat de doorloopende zekerheidsstelling haar beslag gekregen heeft. HOOFDSTUK I. — Artt. 11—12. 41 Langs dien weg kunnen dan de belanghebbenden ook krediet genieten voor de zegels, die vóór het stellen der doorloopende zekerheid zijn aangevraagd. Ook zij, te wier aanzien niet vaststaat, dat hun een bedrijfsvergunnhig zal worden verleend en zelfs zij, wier aanvrage wellicht zal moeten worden afgewezen, kunnen in afwachting der te nemen beslissing krediet genieten voor den accijns, verschuldigd voor de door hen bestelde zegels. Het zou echter voorbarig zijn en den belanghebbenden noodelooze kosten veroorzaken, indien de hierbedoelde categorieën van personen zouden overgaan tot het stellen van een zekerheid bij notarieele akte. DeOntvanger dient hen er mitsdien op te wijzen, dat zij, indien de bedrijfsvergunning, later wordt verleend, krediet kunnen genieten voor den accijns der thans bestelde zegels, mits zij, in afwachting, dat definitief over het al of niet verleenen der bedrijfsvergunning zal zijn beslist, voor den accijns voorloopig borgstellen, hetgeen in contanten behoort te geschieden. Verantwoording van accijns en debiteering der rekening Tabaksaccijns no. 12 behoort vóór 1 Juni 1922 niet plaats te nebben. Res. van 29 April 1922, no. 84. 12. Zie § 14 der instructie. Art. 12. De accijns wordt niet geheven van de tot verbruik bereide tabak (1) die onder ambtelijk toezicht wordt uitgevoerd (2—4). Onder de door Ons (5) bij algemeenen maatregel van bestuur (6) te stellen voorwaarden wordt bij uitvoer van tot verbruik bereide tabak, waarvan de accijns is betaald, teruggaaf van den betaalden accijns verleend (7). 1. Zie m art. 1 wat te verstaan is onder „tot verbruik bereide tabak". 2. De bepaling van het le lid ziet op tot verbruik bereide tabak, die uit een fabriek of een entrepot, zonder van zegels te zijn voorzien, naar het buitenland wordt verzonden. Verg. de artikelen 29 en 37, laatste lid, hierna. Het 2e lid opent de gelegenheid om aan winkeliers, die veraccijnsde artikelen (hoofdzakelijk sigaren) naar het buitenland verzenden, teruggaaf van accijns te verleenen. Mem. v. T. 3. Omtrent uitvoer naar het buitenland wordt voorts verwezen naar het 2e en 3e lid van art. 20 en naar het le en 3e lid van art. 29. 4. Zal, zoo vroeg men, een goede contróle op teruggaaf van reeds betaalden accijns bij uitvoer mogelijk zijn ? Men dacht hierbij ook aan tabak en sigaren, door schepelingen vóór de uitreis gekocht en ten aanzien waarvan de kleinste hoeveelheid op restitutie aanspraak zal kunnen doen maken. Ook hier schijnt de vaststelling van een minimum, dat op restitutie van den accijns recht geeft, niet te kunnen worden gemist. Voorl. V. Teruggaaf van accijns bij uitvoer zal slechts kunnen worden gegeven, voor zoover de goederen nog van de ongeschonden belastingzegels zijn voorzien. De contróle zal dan vrij eenvoudig zijn. Het voornemen bestaat bij den te nemen algemeenen maatregel van bestuur een minimum te stellen, dat echter niet hoog zal behoeven te zijn. Mem. o. A. 42 HOOFDSTUK I. Artt. 12—13. 6. Ook in de artikelen 5, 8, 9, 13, 27, 41, 45, 57, 60 en 90 worden bepalingen of voorschriften bij algemeenen maatregel van bestuur in uitzicht gesteld. 6. De onder meer in dit artikel bedoelde algemeene maatregel van bestuur is vastgesteld bij Kon. besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747, met de instructie ter uitvoering opgenomen als bijl. B. Zie de artt. 10 t./m. 15 van dit besluit met aantt. 7. Zie § 15 der instructie. Art. 13. Bij algemeenen maatregel van bestuur kunnen door Ons, met afwijking van het bepaalde bij de artikelen 7 en 9, voorschriften worden gegeven nopens de wijze van heffing van den accijns voor de in artikel 4 bedoelde artikelen (1—4). 1. Dit artikel geeft gelegenheid om in sommige gevallen vereenvoudiging te brengen in de heffing van den accijns. Voor kleine hoeveelheden sigaren, sigaretten enz., die door reizende personen worden ingevoerd, zal het aanbrengen van zegels kunnen worden nagelaten en de accijns worden ingevorderd tegen quitantie, tegelijk met het invoerrecht. Voorts zal met betrekking tot de door fabrikanten aan hun personeel (a) te verstrekken sigaren, sigaretten en tabak kunnen worden toegestaan, dat de uitslag uit de fabriek op een daartoe door den fabrikant op te geven dag der week onverpakt en ongezegeld plaats heeft en dat de accijns op vaste tijdstippen volgens opgaaf van den fabrikant ten kantore van den Ontvanger wordt voldaan. Mem. e. T. (a) Lees: ingevolge art. 4 werklieden, doch zie tevens § 9 der instructie. 2. Uitslag uit de fabriek voor binnenlandsch verbruik is alleen toegelaten, indien de goederen overeenkomstig de voorschriften zijn verpakt en van de vereischte zegels zijn voorzien, behoudens de krachtens artikel 13 toegelaten uitzonderingen. Zie artikel 29, tweede lid, hierna. 3. De onder meer in dit artikel bedoelde algemeene maatregel van bestuur is vastgesteld bij Kon. besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747, met de instructie ter uitvoering opgenomen als bijl. B. Zie de artt. 16 t./m. 20 van dit besluit. 4. Zie § 16 der instructie. HOOFDSTUK II. Bedrijfsvergunningen (1—3). 1. Ten einde een aaneensluitende contróle te verkrijgen is het noodig, dat de administratie der belastingen een overzicht heeft van den tabakshandel en de tabaksindustrie in hun vollen omvang. Mitsdien schrijft dit hoofdstuk (art. 14) voor, dat ieder die, in welken vorm ook, handel drijft in ruwe tabak, bewerkte tabaksbladearen, stelen en afval van tabak, voor de tabaksbereiding bestemde surrogaten, halffabrikaten en fabrikaten van tabak, alsmede ieder, die in rijn bedrijf tabak geheel of gedeeltelijk tot verbruik bereidt, of tot verbruik bereide tabak voor HOOFDSTUK II. — Artt. 13—14. 43 den verkoop in het klein verpakt, in het bezit moet zijn van een bedrijfsvergunning. Deze vergunning zal op aanvraag aan iederen belanghebbende worden verleend door den Ontvanger der accijnzen, voor zooveel fabrikanten en winkeliers betreft echter alleen, indien de voor het bedrijf te bezigen lokalen aan bepaalde, in het belang van het toezicht gestelde eischen voldoen. (Artt. 15, 23 en 40). Mem. v. T. Zie § 2 der instructie. 2. Ieder, die handel drijft in de bij art. 14 omschreven artikelen, moet in het bezit zijn van een bedrijfsvergunning, ook al zou daartoe enkel gebezigd worden een opslagplaats voor sigaren en sigaretten, vanwaar de bestellingen aan wederverkoopers worden verzonden. Op aanvraag zou hiervoor (verg. art. 15) een bedrnfsvergunning zijn te verleenen, terwijl in het gestelde geval de artt. 23 en 40 uiteraard niet toepasselijk zijn. In die opslagplaats kunnen slechts voorhanden zijn stuksgewijs gezegelde sigaren in gesloten of open verpakking, benevens sigaren en sigaretten in gesloten van ongeschonden zegels voorziene verpakking (art. 41, eerste lid). Voorts kan van aflevering van niet stuksgewijs gezegelde sigaren, verpakt op den voet van art. 42, geen sprake zijn, waar we, blijkens den tweeden zin van art. 40, niet met een kleinhandelaar te doen hebben. * 3. In September 1921 is te Amsterdam opgericht de Nederlandsche Bond van Tabaksvergunninghouders. Het doel van dezen bond is: 1°. samenwerking te krijgen van een ieder, die valt onder de Tabakswet ; 2°. te verkrijgen, dat de Tabakswet zoo humaan mogelijk toegepast wordt. Het land wordt daartoe in 11 districten ingedeeld, elk district staat onder bestuur van ter zake kundigen, te kiezen uiten door de leden. Het bestuur zal bestaan uit sigarenfabrikanten,tabaksfabrikanten,sigarettenfabrikanten, winkeliers, vertegenwoordigers en wellicht een vertegenwoordiger uit de arbeiders. Getracht zal worden een wetswijziging te krijgen, waardoor 1°. alleen hij een vergunning krijgt, die geacht wordt te behooren tot de bonafide winkeliers, wier hoofdbestaan is de handel en industrie op tabaksgebied, 2°. sigaren, tabak en sigaretten niet meer op de markt of op straat mogen worden verkocht, café's en restaurants geheel worden uitgesloten en 3°. voor alle artikelen een prijs wordt vastgesteld, waaronder niet mag worden verkocht. Zie intusschen de aanvulling van art. 16, eerste lid, der wet bij art. 1, lett. c, der wet van 17 Febr. 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746. Art. 14. Ieder die, in welken vorm ook, handel drijft in ruwe tabak, bewerkte tabaksbladeren, stelen en afval van tabak, voor de tabaksbereiding bestemde surrogaten, halffabrikaten en fabrikaten van tabak, alsmede ieder die in zijn bedrijf tabak geheel of gedeeltelijk tot verbruik bereidt, of tot verbruik bereide tabak voor den verkoop in het klein verpakt, moet in het bezit zijn van een bedrijf svergunning (1—8). Het tot verbruik bereiden van tabak anders dan in de uitoefening van een bedrijf, waarvoor een vergunning als bedoeld in dit artikel is verleend, is verboden (9—11). 1. In het ontwerp 1915 was hier ook sprake van „ieder, die tabak verbouwt". Deze woorden in den aanhef rijn ingevolge een aangenomen 44 HOOFDSTUK II. — Art. 14. amendement van de Heeren Rink c.s. vervallen. Bedoeld amendement berustte op de overweging, dat het niet noodig voorkwam den boeren, die geen handeldrijven, de verplichting op te leggen een bedrijfsvergunning te nemen, met de daaruit voortvloeiende voorschriften omtrent boekhouding, betaling van vergunningsrecht, strafbepalingen enz. Intusschen is in de artikelen 20 en 48 hierna nog van tabaksverbouwers sprake gebleven. Ook de redactie van laatstgenoemd artikel pleit er voor, dat tabaksverbouwers geen bedrijfsvergunning behoeven. Zie ook §§ 17 en 47, tweede lid, der instructie. 2. De verplichting tot het nemen van een bedrijf svergunning is opgelegd in het belang van het toezicht, ter voorkoming, dat ruwe tabak buiten de aan de belastingambtenaren bekende plaatsen wordt verwerkt (verg. de artt. 19, 25 en 48 hierna). 3. Zie in de artikelen 18 en 22, wie voor de toepassing dezer wet resp. als handelaar in ruwe tabak en als fabrikant wordt aangemerkt. 4. Hoewel het gebruik van surrogaten bij de tabaksbereiding hier te lande niet voorkomt, is bij de redactie rekening gehouden met de mogelijkheid, dat dit te eeniger tijd het geval zou kunnen zijn. Mem. v. T. Verg. ook in art. 1 „onverschillig of en in welke mate bij de vervaardiging surrogaten gebezigd zijn" en het woord surrogaten in de definitie, gegeven in art. 18 van handelaars in ruwe tabak, benevens in de artikelen 25 en 31. 5. In het bezit van een bedrijfsvergunning moeten dus zijn: handelaren in ruwe tabak, sigaren-, sigaretten- en tabaksfabrikanten, winkeliers en andere verkoopers van die artikelen (a). Gemis van een bedrijfsvergunning levert een beletsel op tegen inslag van ruwe tabak en wat daarmede wordt gelijkgesteld (artt. 20 en 69), tegen uitslag dier goederen (artt. 20, 29, 69 en 70), terwijl bewerken of opslaan van ruwe tabak en wat daarmede wordt gebjkgesteld in lokaliteiten, waarvoor geen bedrijfsvergunning is verleend, in strijd dus met de artt. 19 en 25, strafbaar is naar art. 68. Verg. ook aant. 9. (o) De woorden in welken vorm ook slaan blijkens de redactie van art. 14 op handeldrijven en niet op de artikelen, welke het geldt. Handeldrijven in fabrikaten van tabak doen als nevenbedrijf zoowel sommige koffiehuishouders als vele restaurateurs bij gelegenheid van diners en schijnt ook daadwerkelijk voor te komen in huizen van ontucht, zij het ook in den regel ter ontduiking van een gemeenteverordening op laatstgenoemde inrichtingen. Verg. § 18, 14e lid, der instructie. 6A. De openbare ambtenaar te wiens overstaan een verkooping als bedoeld in art. 46 wordt gehouden, is niet verplicht ter zake van dien verkoop een bedrijfsvergunning aan te vragen. Hij, die last geeft tot het houden van de verkooping of voor wiens rekening zij geschiedt, zal in den regel wel in het bezit zijn van een bedrijfsvergunning als fabrikant, handelaar of winkelier; zoo niet, dan behoort hij, behoudens bij executorialen verkoop, die vergunning tijdig aan te vragen. § 45, negende en tiende lid, der instructie. 5B. Zekere naamlooze vennootschap stelt zich o.a. ten doel het ontvangen,opslaan,bewaren,bewaken vankoopmansgoederen. Uit dienhoofde heeft ze in haar panden o.a. tabak voor anderen opgeslagen. Als injdeze tabak geen bewerking of verpakking doet ondergaan en niet zelf standig hand el inruwe tabak drijft, doch deze enkel voor anderen opslaat, behoeft zij geen HOOFDSTUK II. Artt. 14—15. 45 aangifte ter bekoming van een bedrijfsvergunning te doen. De door haar gebezigde lokalen, waarin zij ruwe tabak voor rekening van derden (handelaars en fabrikanten) ten behoeve van hun handel opslaat, moeten door die derden worden begrepen onder de lokaliteiten, vermeld onder artikel 15, tweede lid, lett. d, tenzij het betreft opslag in entrepot, waarvoor wordt verwezen naar het derde lid van (fit artikel. Het verstrekken van monsters aan agenten, commissionnairs en makelaars (verg. art. 20, vierde lid) geschiedt door bedoelde N. V. in opdracht en voor rekening van de eigenaren der tabak. Tegen zoodanige verstrekking van monsters bestaat uit den aard der zaak geen bezwaar, behoudens de opvolging van nader vast te stellen controlemaatregelen. Verg. res. van 22 Sept. 1921, no. 95 en § 17, derde en vierde lid, der instructie. 6. De vraag of een reiziger voor een sigarenfabriek geacht kan worden handel te drijven in het artikel „sigaren" en zich mitsdien op grond van art. 14 der wet van een bedrijfsvergunning moet voorzien, is naar dezerzijds gevoelen ontkennend te beantwoorden. Verg. § 17, vijfde lid, der instructie. 7. Volgens artikel 59, eerste lid, hierna, wordt een lijst van de volgens deze wet verleende bedrijfsvergunningen door den Minister van Financiën tegen betaling der kosten verkrijgbaar gesteld. 8. Zie art. 48 hierna omtrent het hebben door de ambtenaren der accijnzen van toegang o. m. tot lokaliteiten van personen aan wie een bedrijfsvergunning als bedoeld in art. 14 is uitgereikt en de overgangsbepaling in art. 81 (a). Door het uitreiken van een bedrijfsvergunning krijgen de ambtenaren der accijnzen recht van toegang. (o) Bij aanvrage van bedrijfsvergunning na het volledig in werking treden der wet, zou feitelijk moeten worden nagegaan of het bedrijf, waarvoor bedrijfsvergunning wordt vereischt, reeds tijdens het in werking treden van art. 81 werd uitgeoefend. Is dit het geval dan wordt men naar streng recht door het overschrijden van den in art. 81 gestelden termijn van een maand geacht het bedrijf niet voort te Wijven6" beh0ort dus het alsno8 verleenen van bedrijfsvergunning achterwege Verg. aant. 7, noot a, op art. 15. 9. Hij, die een bedrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel 14 uitoefent zonder in het bezit te zijn van de daarvoor vereischte bedrijfsvergunning, hij, die tabak tot verbruik bereidt anders dan in de uitoefening van een bedrijf, waarvoor een bedrijfsvergunning is verleend, alsmede hij, die hier te lande sigarettenpapier vervaardigt, zonder Onze toestemming, wordt gestraft met geldboete van ten minste f 100,— en ten hoogste f 1000 —. Indien bewezen is, dat ontduiking van accijns heeft plaats gehad, kan, in plaats van geldboete, gevangenisstraf van ten hoogste één jaar worden opgelegd. Art. 67. 10. Volgens het tweede lid is het tot verbruik bereiden van tabak slechts toegelaten in de uitoefening van een bedrijf. Het rollen van een sigarette^door den gebruiker zelf is natuurlijk niet als het „tot verbruik bereiden" van tabak aan te merken en valt dus niet onder de verbods bepaling. Mem. v. T. 11. Zie § 17 der instructie. Art. 16. Hij, die een bedrijfsvergunning als bedoeld in het vorige artikel verlangt, richt een daartoe strekkende schriftelijke, ondertee- 46 HOOFDSTUK II. — Art. 15. kende aanvraag (1) aan den Ontvanger der accijnzen, onder wiens kantoor het bedrijf zal worden uitgeoefend (2). Deze aanvrage houdt in een opgaaf van (3): a. plaats en dagteekening der aanvraag; b. naam en woonplaats van den aanvrager of naam en zetel van de vennootschap of vereeniging; c. den aard van het bedrijf; d. de ligging der lokaliteit of lokaliteiten (4), zooals kantoren, fabrieken, verkoopplaatsen, opslagplaatsen, die voor de uitoefening van het bedrijf zullen worden gebezigd, met vermelding van gemeente, straat, wijk, enz. en nummer en van de kadastrale omschrijving (5—5A); e. voor zooveel fabrieken betreft, de ligging en de bestemming der verschillende werkplaatsen en andere vertrekken. Van als entrepot in gebruik zijnde lokalen, behoeft geen opgaaf te worden gedaan (5A). Fabrikanten leggen" bq de aanvraag over een gewaarmerkte schetsteekening in tweevoud, op een schaal van ten minste één op honderd, aanduidende de uit- en inwendige inrichting der fabriek (6). Op de aanvraag wordt binnen veertien dagen door den Ontvanger beschikt. De bedrijfsvergunning wordt, behoudens het bepaalde in het derde lid van artikel 17, niet geweigerd, tenzij zij wordt gevraagd voor een lokaliteit of voor lokaliteiten, waarop de artikelen 23 of 40 toepasselijk zijn, maar die niet aan de bepalingen van die artikelen voldoen (7). Tegen de weigering eener bedrijfsvergunning kan de belanghebbende, binnen veertien dagen nadat de beschikking van den Ontvanger hem is medegedeeld, in beroep komen bij de Commissie, ingesteld bij artikel 53. In de bedrijfsvergunning wordt opgenomen de vermelding van de bijzonderheden, genoemd in het tweede Hd van dit artikel onder b, c, d en e. Voor op zich zelf staande lokaliteiten, waarin aan den accijns onderworpen artikelen in het klein worden verkocht, wordt een afzonderlijke bedrijfsverguiming vereischt (7A). Voor het overige worden de in dezelfde gemeente voor de uitoefening van eenzelfde bedrijf gebezigde lokaliteiten, in één bedrijfsvergunning begrepen. Voor de bedrijfsvergunning is verschuldigd een vergunningsrecht ten bedrage van f 5 (8) per jaar. Zij wordt niet van kracht, zoolang de eerste betaling van het vergunningsrecht niet heeft plaats gehad (9—10). Boven of naast iederen aan den openbaren weg uitkomenden ingang van een lokaliteit, waarvoor een bedrijfsvergunning is verleend, moet door den houder der vergunning, overeenkomstig de door Onzen Minister van Financiën te geven voorschriften, een opschrift worden aangebracht, vermeldende het woord: „Tabaksvergunning" (11—14). 1. Het materieel voor de aanvraag is opgenomen in de Serie Tabaksaccijns onder nummer 1 (zie verder § 18 der instructie). Het zal den Ontvangers der accijnzen voor de eerste maal zonder aanvraag worden toegezonden. Is de Ontvanger van oordeel, dat de toegezonden hoeveelheid niet voldoende is om volledig in de eerste behoefte te voorzien, dan behoort hij ten spoedigste met staat Verschillende Stukken no. la rechtstreeks aan de af deeling Verificatie en Materieel van het Departement van Financiën het ontbrekende aan te vragen. HOOFDSTUK II. — Art. 15. 47 Blijkens net model Tabaksaccijns no. 1 wordt voor het inleveren der aanvraag een ontvangbewijs afgegeven. De Ontvanger stelt de ingekomen aanvragen tot onderzoek in handen van de-ambtenaren van den actieven dienst. Voor.verreweg het grootste deel der aanvragen zal echter een onderzoek in loco niet noodig zijn Immers hem, die mtsluitend het beroep (a) uitoefent van winkelier in sigaren, sigaretten en andere bereide tabak en dat beroep na invoering der wet wenscht voort te zetten, kan een tabaksvergunning worden verleend, indien althans die winkel niet gehouden wordt in een lokaal dat zich bevindt m, gemeenschap heeft met of grenst aan een pand' waarin een ander het bedrijf van fabrikant uitoefent. Zie art 40 en ook de artt. 86, 87 en 88. Ook een aanvraag van een bedrijf svergunning voor iemand, die uitsluitend fabrikant is, moet in handen van den actieven dienst worden gesteld, omdat moet worden nagegaan of de daarin vermelde gegevens m overeenstemming zijn met den feitelijken toestand en of de lokalen voldoen aan de daarvoor in de artt. 23 en 24 gestelde eischen, waarbij dan is rekening te houden met de overgangsbepalingenin hoofdstuk IX (b) Res. van 19 Juli 1921, no. 92. ' la) In de wet worden in hoofdzaak de volgende bedrijven onderscheiden: (klein- of groot-jhandelaar in ruwe tabakfc.q. halffabrikaten van tabak en tabakssurrogaten) Hoofdstuk III; fabrikant. Hoofdstuk IV (tabaksfabrikant, art 881klein- of groot-)handelaars in tot verbruik bereide tabak. Hoofdstuk VI (Zié ook den 2en volzin van art. 11); 1 tabaksverbouwer, artt. 20 en 48, zie ook aant. 1 op art. 14 Deze bedrijven kunnen, behoudens voldoening aan de wettelijke bepalingen worden uitgeoefend als hoofd- of als nevenbedrijf. (6) Zie ook aant. 8 op art. 14. 2. De aanvraag te richten aan den Ontvanger der accijnzen onder wiens kantoor het bedrijf zal worden uitgeoefend en dus niet bepaald aan dien over de woonplaats van den belanghebbende. 3. Een soortgelijke opgaaf als in dit artikel wordt voorgeschreven wordt ook in andere actijnswetten van fabrikanten en handelaars gevorderd. Daar als entrepot in gebruik znnde lokalen reeds als zoodanig onder ambtelijk toezicht staan, behoeft daarvan in de opgaaf geen melding te worden gemaakt. Het zou trouwens voor handelaars in ruwe tabak, die deze onder veemen opslaan, veelal onmogelijk zijn vooraf op te geven, welke lokalen voor den opslag zullen worden gebezigd. Mem. v. T. 4. Handelaars in ruwe tabak mogen de in artikel 18 vermelde goederen buiten entrepot alleen in de lokaliteiten, vermeld in de hun verleende bedrijfsvergunning in voorraad hebben of behandelen Zie art. 19 hierna. Fabrikanten mogen de ruwe tabak, tabakssurrogaten en de geheel of ten deele tot verbruik bereide tabak ook alleen opslaan en bewerken in de lokahteitèn, omschreven in de hun verleende bedrijfsvergunnins Zie art. 25 hierna. °' 6. Omtrent wijziging van de bijzonderheden, genoemd in art. 15 2e hd, lett. d en e, zie men art. 16, 3e lid en ,nopens wijziging in hetgeen de schetsteekening aanwijst, art. 16, laatste lid, hierna. Voorts wordt omtrent het verkrijgbaar stellen van een lijst van bedrijfsvergunningen verwezen naar art. 59. 6A. De door zekere Naamlooze Vennootschap gebezigde lokalen waarin zij ruwe tabak voor rekening van derden (handelaars en fabri- 48 HOOFDSTUK II. — Art. 15. kanten) ten behoeve van hun handel opslaat, moeten door die derden worden begrepen onder de lokaliteiten, vermeld onder artikel 15, tweede lid, letter d, tenzij het betreft opslag in entrepot, waarvoor wordt verwezen naar het derde hd van dit artikel. Verg. res. van 22 Sept. 1921, no. 95, in aant. 5B op art. 14. 6 Door een sigarenfabrikant is de vraag gesteld aan welke eischen de teekening moet voldoen, waarvan de overlegging is voorgeschreven in art. 15, vierde lid, der wet, zulks in verband met de omstandigheid dat de Ontvanger der accijnzen overlegging vordert van een bouwteekening van de bij hem in gebruik zijnde fabriek. In verband hiermede wordt opgemerkt, dat de wet in genoemd artikel de overlegging vordert van een sclietsleekening en dat mitsdien ten deze genoegen behoort te worden genomen met elke plattegrondsteekening op de schaal 1 a 100 welke op voldoend duidelijke wijze de gemeenschap, de bestemming en de onderlinge ligging der vertrekken, alsook de plaatsing van deuren en vensters aangeeft. Res. van 5 September l!fn, no. 1U8. 7. De eischen, waaraan fabrieken en verkooplokalen voor het bekomen der bedrijfsvergunning moeten voldoen, worden voor de bestaande zooveel mogelijk getemperd door de artikelen 86 tot en met 88 der wet. Voor toekomstige lokaliteiten wegen die bezwaren met, omdat bij de op- en inrichting daarvan met de eischen der wet rekening kan worden gehouden (a). (a) De redenen tot weigering van een bedrijfsvergunning zijn volgens art. 15 beperkt tot de navolgende : ft 1. niet voldoening der lokaliteiten aan de bepalingen van de artt. 23 en 40, indien toepasselijk. ..... 2 in geval van art. 17, derde lid, bn intrekking eener bedrufsvergunnmg. Men vatte dit echter niet zóózeer limitatief op, dat hierin een vrijbrief zou zijn gelegen tot het verleenen eener met art. 81 strijdige bedrijfsvergunning, indien de daargestelde termijn is overschreden. Verg. aant. 8, noot a, op art. 14. 7A Heeft iemand meerdere op zich zelf staande winkels, magazünen, depots filialen in dezelfde gemeente dan behoeft hij voor elk dezer een afzonderlijke bedrijfsvergunning en is voor elk f 5 per jaar vergunningsrecht verschuldigd. 8. In het oorspronkelijk ontwerp was het vergunningsrecht op slechts f 1 per jaar bepaald. De vraag mag gesteld worden of het bedrag van het vergunningsrecht thans nog niet te laag is. 9. Een verleende be » c , „ „0,8x7,2 „ 75 „ „ „ ii d „ „ „ 1x21 „ 60 „ 1 ii » e „ , „ 2x40 „ 30 „ » e „ „ „ 2x23 „ 30 „ „ „ / m h 4x12 „ 20 „ Indien de zegels worden afgeleverd aan den gemachtigde van den aanvrager te Haarlem, bevinden zich op elk vel: van de zegels sub a ter grootte van 4 x 12 centimeter 60 stuks. „ „ „ » a „ „ „ 4x20 „ 30 „ „ „ » * i, „ » 1,3x25 „ 30 „ „ „ „ „ c „ „ „ 0,8x7,2 „ 300 „ n i ii d „ „ „ 1x21 „ 180 „ i „ ,, e „ „ „ 2x40 „ 60 , „ m e „ „ „2x23 „ 90 „ „ „ f „ „ „ 4x12 „ 80 „ Bij aflevering van de zegels aan den gemachtigde van den aanvrager te Haarlem heeft die aflevering in grootere vellen plaats, omdat dan de Administratie der accijnzen niet gebonden is aan de maximale afmetingen voor de verzending van poststukken en de aanvrager zelf te zorgen heeft voor de verzending van Haarlem naar zijn fabriek. Aflevering der zegels in groote vellen heeft het voordeel, dat hetgeen daarop door de zorg van den aanvrager moet worden gedrukt of gestempeld, te weten: diens naam, fabrieks- of handelsmerk of met de Administratie der aczijnzen overeen te komen nummer, daarop gemakkelijker kan worden aangebracht. Over de voorwaarden, waaronder de naam van den fabrikant door een ander merk kan worden vervangen, kunnen de Ontvangers der accijnzen inlichtingen verstrekken. De hierboven vermelde afmetingen der zegels geven de beeldgrootte der zegels aan. Aangezien tusschen elke twee zegels een ruimte van Vt centimeter voor het snijden der strooken is opengelaten, bedraagt de papiergrootte der zegels x/t centimeter meer. Daar het van veel belang is, dat de aanvragen voor zegels duidelijk worden ingevuld, kunnen fabrikanten, die vreezen met de invulling moeilijkheden te hebben, zich tot den Ontvanger der accijnzen wenden met verzoek hen bij die invulling te helpen. Indien voor de zegels geen krediet voor den accijns wordt genoten, moet het daarvoor verschuldigde bedrag bq de aflevering aan den Ontvanger der accijnzen worden betaald. Bij de aanneming der aanvraag kan de Ontvanger voor het verschuldigd bedrag zekerheid vorderen. BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. 123 Die zekerheid zal steeds worden gevorderd bij aflevering van de zegels aan een gemachtigde te Haarlem. Het zal de Administratie der accijnzen aangenaam zijn, indien fabrikanten zich bij het aanvragen van zegels voorloopig willen beperken tot de behoefte van één maand. Zegels worden uitsluitend verstrekt bij 10 vellen of veelvouden daarvan van dezelfde soort en dezelfde waarde. Off. Toelichtende Nota. 2. Bij het ontwerpen van de in dit artikel omschreven zegels is zooveel mogehjk rekening gehouden met de eischen van de practijk. Om die reden zijn voor sigarenverpakkingen 2 soorten zegels vervaardigd, waarvan de eene dient voor de gewone sigarenkistjes, hetzij van hout, hetzij van beplakt karton, indien het deksel van de laatste althans met ruglint aan het kistje bevestigd is, de andere voor alle andere verpakkingen. De eerste soort van die zegels wordt in twee grootten verkrijgbaar gesteld, met de bedoeling, die van de afmetingen 4 x 12 centimeter te doen aanwenden voor sigarenkistjes van 25 en 50 stuks, die van de afmetingen 4 X 20 centimeter voor kistjes van 100 en zoo noodig van 250 stuks. De kortste van de hierbedoelde zegels kunnen ook gebezigd worden voor verpakkingen van 10 sigaren in kistjes met ruglint of scharniersluiting. Ook voor de zegels, bedoeld in lett. e van dit artikel, worden twee grootten beschikbaar gesteld ; de zegels van 2x40 centimeter dienen voor verpakkingen van y« kilogram en 21ft hectogram, die van 2 X 23 centimeter voor verpakkingen van 1 en 1/t hectogram. In het algemeen bestaat er geen bezwaar tegen, den fabrikanten en importeurs eenige vrijheid te laten met betrekking tot de soort van zegels, die zij wenschen te gebruiken. Het komt er in hoofdzaak slechts op aan ,dat de gebezigde zegels de gewone openingsplaatsen der verpakkingen zoodanig afsluiten, dat deze zonder schending van het zegel niet kunnen worden geopend zonder dat dit zichtbare sporen achterlaat. Er moet echter tegen gewaakt worden, dat bijv. zegels voor rook- of pruimtabak worden gebezigd voor sigaren, enz., welk verkeerd gebruik dadelijk in het oog moet vallen, omdat de soort van het tabaksfabrikaat, waarvoor de zegels bestemd zijn, daarop is gedrukt. Alleen de zegels voor het stuksgewijs zegelen van sigaren vertoonen geen aanduiding nopens hun bestemming; de vorm en afmetingen dier zegels wijzen er echter op, dat deze voor andere doeleinden ongeschikt zijn. Alle zegels, ook de laatstbedoelde, de zoogenaamde „sigarenringen", vertoonen twee gedeelten. Het eene gedeelte is bestemd voor vermelding in de daarvoor bestemde vakken van de bijzonderheden, bedoeld in het derde hd van dit artikel; het andere gedeelte heeft het karakter van een lint. De stukken van het lint, die neb aan weerszijden van de vakken bevinden, geven het zegel met inbegrip van die vakken een zoodanige lengte, dat verpakkingen van normale grootte daarmede op afdoende wijze znn te sluiten. Is het zegel te lang, dan bestaat er geen bezwaar tegen, dat een gedeelte van het lint wordt afgesneden, voordat het door den fabrikant op de verpakking wordt aangebracht. Het is echter verboden het zegel zoodanig te versnijden, dat de in het derde hd van dit artikel bedoelde bijzonderheden daarop niet meer voorkomen. Onder de zegels neemt dat bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren, een bijzondere plaats in. Het is, zooals ook verder uit dit besluit bhjkt, bestemd om een nauwsluitenden ring om de sigaar te vormen en daar zijn bestemming vaststaat, behoeft het slechts den kleinhandelsprijs te vermelden en een aanwijzing te geven nopens den 124 BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. fabrikant of den importeur, die het heeft aangebracht. De lengte van het zegel, 7,2 centimeter, is voldoende voor een dikke sigaar; moet het om een zeer dunne sigaar worden gelegd, dan zal het zeker te lang zijn. Het zegel kan dan worden ingekort, mits de fabrikant slechts zorg draagt, dat het gedeelte, vermeldende den kleuihandelsprijs en de plaats aan de rugzijde, waarop hij zijn naam, fabrieks- of handelsmerk of het met de administratie overeen te komen nummer heeft aangebracht, ongeschonden blijft. In het algemeen is het wel wenschelijk, dat de fabrikanten de hierbedoelde zegels, indien deze te lang zijn, inkorten. Immers doen zij dit niet, dan zou het zegel een dubbelen ring om de sigaar kunnen vormen en zou een herhaald gebruik daarvan niet uitgesloten zijn. De ambtenaren beknoren indachtig te zijn, dat het ringen van sigaren voor verschillende fabrikanten, die tot nog toe geen sierringen op hun fabrikaat aanbrachten, moeilijkheden zal medebrengen. Aan den eisch, dat het bijzonder kenmerk van den fabrikant (te weten: naam, fabrieksof handelsmerk of nummer) aan de rugzijde van den om de sigaar gelegden ring duidelijk zichtbaar moet zijn, behoeft dan ook in de eerste maanden na de invoering der wet niet zoo streng de hand te worden gehouden, dat aanmerking zou moeten worden gemaakt op een ring, waarop een dier gegevens gedeeltelijk overplakt is, in het bijzonder niet, indien de geringe omtrek van de sigaar zoodanige overplakking verklaarbaar maakt. Den fabrikant behoort echter te worden aanbevolen het hierbedoelde kenmerk zooveel mogehjk in het midden van den ring te plaatsen, dat is dus op dat gedeelte, waarop aan de voorzijde de kleinhandelsprijs voorkomt. De bepaling, dat een met de administratie der accijnzen overeen te komen nummer als bijzonder kenmerk op de zegels kan worden aangebracht, is in het besluit opgenomen op advies van fabrikanten en winkeliers, die het niet dienstig oordeelen, dat de koopers der rookartikelen uit het zegel den naam van den producent leeren kennen. Aangezien voorkomen moet worden, dat twee fabrikanten hetzelfde nummer gebruiken, zal de fabrikant (of importeur) het ongezegeld verzoek ter verkrijging van een nummer aan den Minister moeten richten. Er bestaat geen bezwaar tegen verstrekking van meer dan één nummer aan denzelfden fabrikant. Voorloopig zal echter in den regel het gebruik van meer dan 3 nummers (a) met worden toegestaan. Nadat de wet eenigen tijd gewerkt heeft, zal een lijst der verstrekte nummers aan de ambtenaren worden uitgereikt. Het bezigen van een fabrieks- of handelsmerk op de zegels en op de verpakkingen (zie artikel 9 van het besluit) in plaats van den naam van den fabrikant of importeur, kan den belanghebbende worden toegestaan door den Inspecteur der accijnzen over het kantoor, waar de aanvragen ter bekoming van zegels moeten worden ingeleverd. De Inspecteur vordert daarbij de overlegging van afdrukken van dat merk, die nü doet toekomen aan zyn ambtgenooten over de gemeenten waarheen de fabrikant zijn producten hoofdzakelijk aflevert en waarvan hij ook enkele exemplaren aan het Departement, afdeehng Accijnzen, inzendt. Alleen die fabrieks- en handelsmerken kunnen worden toegelaten die wettig gedeponeerd zijn. Fabrikanten, enz. die zoodanig merk niet bezitten, zullen óf hun naam óf een nummer als hiervoorbedoeld op de zegels en de verpakkingen moeten aanbrengen (b). Instruetie,V.v.V. no.1748, §2. (o) Door denzelfden tabaks-, sigaren- of sigarettenfabrikant. De nummers zijn geheim. (6) Met betrekking tot de zegels, bedoeld onder lett g, h en i van dit art. wordt verwezen naar art. 6 met aant. BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. . 125 Art. 3. De zegels worden voor fabrikanten en importeurs verkrijgbaar gesteld bij den Controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns te Haarlem. Zij worden aangevraagd en afgeleverd door bemiddehng van den Ontvanger der accijnzen, in wiens dienstkring de fabriek gelegen is, waaruit de tabaksfabrikaten voor binnenlandsch verbruik zullen worden uitgeslagen, en voor zooveel buitenlandsche tabaksfabrikaten betreft, door bemiddeling van den Ontvanger der accijnzen, te wiens kantore de accijns wordt betaald. De bemiddeling van den Ontvanger bij de aflevering blijft achterwege, indien uit de aanvraag tot verstrekking van zegels blijkt, dat deze te Haarlem door een gemachtigde van den aanvrager rechtstreeks van den in het eerste lid genoemden Controleur in ontvangst genomen zullen worden (1). 1. (Artt. 3 en 8) Voor de aanvraag van zegels voor den tabaksaccijns wordt ingesteld het materieel: serie Tabaksaccijns no. 15, voor de aanvraag van zegels voor sigaren ; serie Tabaksaccijns no. 16,voor de aanvraag van zegels voor sigaretten ; en serie Tabaksaccijns no. 17, voor de aanvraag van zegels voor rooktabak, pruimtabak en snuif. Ten behoeve van fabrikanten en importeurs die zegels wenschen aan te vragen, worden de hiervoorbedoelde formulieren kosteloos verkrijgbaar gesteld ten kantore van de Ontvangers der accijnzen. Instructie, V. v. V. no. 1748, § 3. Bij de ontvangst van een aanvraag tot verstrekking van zegels gaat de Ontvanger na, of deze naar behooren is ingevuld. Bhjkt dat niet het geval te zijn, dan geeft hij de aanvraag ter verbetering terug, onder opgaaf van zijn opmerkingen. Wijzigingen in de aanvraag worden door den aanvrager bij renvooi goedgekeurd. Van de inlevering der aanvraag wordt een bewijs afgegeven, waarvan het materieel wordt opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder no. 18. Alsvoren, § 4. De Ontvanger boekt de aanvragen in een register van aanvragen van zegels, opgenomen in de serie Tabaksaccijns, onder no. 19 (a). Alvorens die aanvragen door te zenden aan den Controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns te Haarlem (verder in deze instructie Controleur genoemd),hetgeen zooveel mogelijk nog op den dag der inlevering behoort te geschieden, gaat hij na, of de te zijnen kantore gestelde zekerheid voldoende is voor hetgeen door den aanvrager bereids verschuldigd is en in verband met de aanvraag verschuldigd zal worden. Is dat niet het geval, dan vordert hij zoo noodig afzonderlijke zekerheid. Indien de aanvrager geen krediet voor den accijns geniet, is de Ontvanger bevoegd ter verzekering van de betaling van hetgeen ingevolge de aanvraag verschuldigd kan worden, zekerheid te vorderen. Die zekerheid moet gevorderd worden, indien de zegels worden afgeleverd aan den gemachtigde van den aanvrager te JHaarlem. Alsvoren, § 5. Na ontvangst van een aanvraag gaat de Controleur zoo spoedig :mogelijk over tot de verzending van de aangevraagde zegels. Hg verzendt die zegels, al naarmate de aanvraag luidt, hetzij aan den Ontvanger -der accijnzen, door wiens tusschenkomst de aanvraag werd ingezonden, hetzij aan den te Haarlem gevestigden gemachtigde van den aanvrager. In het eerste geval zendt hij genoemden Ontvanger: a. een kennisgeving, dat en wanneer de bestelde zegels zijn afgezonden, onder opgaaf van het nummer, waaronder de aanvraag door 126 BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. den Ontvanger in het register Tabaksaccijns no. 19 is geboekt, den naam van den aanvrager, het aantal colli, waarin de zegels zijn verpakt, de daarop voorkomende merken en nummers, de toegepaste verzegeling en de wijze van vervoer; b. een borderel van verzending met daaraan gehechte quitantie en duplicaat-quitantie voor ontvangst, waarvan het materieel wordt opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder no. 20, 20a, en 206. De sub a en b vermelde stukken worden door den Controleur ieder afzonderlijk verzonden en worden dus niet bq de zegels verpakt. Indien de zegels worden afgeleverd aan den te Haarlem gevestigden gemachtigde van den aanvrager, geschiedt zulks tegen afgifte van ontvangbewijs op het daarvoor door den Controleur op te maken borderel. Na ontvangst van dat bewijs zendt de Controleur het borderel met daaraan gehechte quitantie en duplicaat-quitantie toe aan den Ontvanger, door wiens tusschenkomst de aanvraag werd ingezonden. Alsvoren, § 6. Na ontvangst van de zegels geeft de Ontvanger daarvan zoo spoedig mogelijk kennis aan den aanvrager door toezending van een kaartformulier, waarvan het materieel wordt opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder nummer 21, waarin deze wordt uitgenoodigd de zegels uiterlijk den eerstvolgenden werkdag ten kantore in ontvangst te komen nemen. . Bij het in ontvangst nemen heeft de aanvrager het recht de zegels te vergelijken met het borderel van verzenduig. Laat hij zoodanige vergelijking na, dan is zoowel de Controleur als de administratie der accijnzen ontheven van elke aansprakelijkheid voor nader bevonden vermissen of verschillen. Wenscht de aanvrager de zegels wel te vergelijken met het borderel, dan verschaft de Ontvanger hem daarvoor te zijnen kantore gelegenheid. Kan zulks in het kantoor niet geschieden, dan worden de pakken of kisten, waarin de zegels zich bevinden, door de zorg van den aanvrager onder ambtelijk toezicht overgebracht naar het pand, waar deze die wenscht op te slaan en heeft aldaar de vergelijking plaats. Blijkt bij de vergelijking ten kantore van den Ontvanger of in het pand van den aanvrager van verschillen tusschen het borderel en de zegels, dan wordt daarvan in het eerste geval door den Ontvanger en in het tweede geval door de aanwezige ambtenaren een relaas opgemaakt, dat na mede-onderteekening door den aanvrager, door den Ontvanger ten spoedigste wordt ingezonden aan den Controleur. Zijn bij de vergelijking der zegels met het borderel geen verschillen bevonden of heeft vergelijking met plaats gehad, dan teekent de aanvrager op het borderel net daarop voorkomend ontvangbewijs af. Gelijke afteekening heeft plaats bij ontdekking van verschillen voor de aanwezige zegels, indien deze door den aanvrager in ontvangst worden genomen. Alsvoren, § 7. Indien bij de ontvangst van zegels ten kantore van den Ontvanger blijkt, dat de op de emballage aangebrachte verzegeling is geschonden of dat, zonder schending van de verzegeling de emballage zoodanig is beschadigd, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de inhoud der colli gedeeltelijk is ontvreemd, dan maakt genoemde ambtenaar van die bevinding melding bp het stuk of in het register, waarin hij ten behoeve van den vervoerder voor ontvangst teekent. Hij noodigt in zoodanig geval den vervoerder, of hem, die namens den vervoerder de colli aflevert, uit, om zijnerzijds kennis te nemen van den toestand, waarin zich de colli bevinden. Hij opent die colli ten spoedigste, vergelijkt de bevonden zegels met het borderel en maakt bij bevinding van verschillen een relaas op, dat hij dadelijk inzendt aan den Controleur. Van alle BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. 127 bijzonderheden die kunnen strekken tot opsporing van de vermiste zegels, doet de Ontvanger in een afzonderlijk schrijven mededeeling aan den Controleur. Indien het onderzoek aanleiding geeft tot bet vermoeden van diefstal of verduistering van zegels, wordt de zaak ten spoedigste in handen vzn de justitie gesteld. Alsvoren, § 8. De in § 6 bedoelde aan het borderel gehechte quitantie en duplicaatquitantie worden teruggezonden aan den Controleur, die zijnerzijds de duplicaat-quitantie toezendt aan den Inspecteur der accijnzen, tot wiens inspectie het betrokken ontvangkantoor behoort. Het borderel zelf blijft bewaard bij het register van aanvragen van zegels (Tabaksaccijns no. 19) en dient als bewijsstuk voor de juistheid der debiteering op de kredietrekening of van de plaats gehad hebbende betaling van den accijns. De duplicaat-quitantie strekt den Inspecteur als hulpmiddel bij de kantoorverificatie. Alsvoren, § 9. Indien de Ontvanger binnen 5 dagen na ontvangst van de kennisgeving, bedoeld in lett. a van § 6, de daarin geadviseerde colli nog niet heeft ontvangen, geeft hij daarvan telegrafisch kennis aan den Controleur, die dadelijk een onderzoek naar de vermiste colli instelt. Bij dat onderzoek verleenen ambtenaren der accijnzen op verzoek van den Controleur hun medewerking. Alsvoren, § 10. Indien overeenkomstig artikel 8 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922 (Staatsblad no. 126) niet gebruikte, onbeschadigde zegels worden ingeleverd, ter inruiling tegen zegels van andere waarden, zorgt de aanvrager voor toezending van de in te leveren zegels aan den Controleur. Zijn de zegels overeenkomstig het tweede hd van genoemd artikel 8 vernietigd, dan wordt het daarin bedoelde afschrift van het relaas van vernietiging of onbruikbaarmaking door den Ontvanger bij de aanvraag doorgezonden. Bij de toezending van het borderel van verzending aan den Ontvanger, overeenkomstig § 6 hiervoor, teekent de Controleur op dat stuk en op de daaraan gehechte quitantie en duplicaat-quitantie de waarde der aan hem ter verwisseling toegezonden zegels of de waarde der vernietigde of onbruikbaar gemaakte zegels, zooals die uit het hem toegezonden relaas blijkt. De aldus op het borderel van verzending en daaraan gehechte quitantiën aangeteekende waarde, wordt ter berekening van hetgeen door den aanvrager verschuldigd is, van de waarde der toegezonden zegels afgetrokken. Alsvoren § 11. Op machtiging van den Minister kan aan hen, die zegels hebben aangevraagd, welke zij wegens staking van het bedrijf of om andere buitengewone redenen niet kunnen gebruiken, teruggaaf van het betaalde of afschrijving van het daarvoor verschuldigde bedrag worden verleend. Bij het verleenen van zoodanige machtiging worden de voorwaarden vastgesteld, onder welke teruggaaf of afschrijving kan worden verleend. Alsvoren, § 12. (a) Het register van aangevraagde en afgeleverde zegels, Tabaksaccijns no. 19, bevat de volgende kolommen: Nummer der aanvraag ; dagteekening der aanvraag ; naam van den aanvrager ; woonplaats van den aanvrager; verschuldigde accijns volgens de aanvraag ; aftrek voor ingezonden, niet gebruikte onbeschadigde zegels of voor vernietigde zegels; blijft verschuldigd; dagteekening van de doorzending der aanvraag aan den Controleur; dagteekening van ontvangst van het borderel van den Controleur; dagteekening van ontvangst der zegels ; dagteekening der kennisgeving van aankomst aan den aanvrager; dagteekening der ïn ontvangstneming van dezegels door den aanvrager; dagteekening der betaling van den accijns; waar de accijns is verantwoord; dagteekening van debiteering der kredietrekening; deel en folio dier rekening; bijzondere aanteekeningen. 128 BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. Art. 4. De zegels worden verkrijgbaar gesteld in pakken, elk inhoudende 10 bladen met zegels van dezelfde soort en dezelfde accijnswaarde ; gedeelten van pakken worden niet afgeleverd. Van de zegels, bedoeld in artikel 2, onder lett. a, zijn op één blad 20 zegels, ter grootte van 4 x 12 centimeter of 10 zegels, ter grootte van 4 x 20 centimeter gedrukt. Van de zegels, bedoeld in artikel 2, onder lett. b, c, d en / zijn op één blad respectievelijk 15, 75, 60 en 20 zegels gedrukt. Van de zegels, bedoeld in artikel 2, onder lett. e, zijn op één blad 30 zegels, ter grootte van 2 x 40 centimeter, of ter grootte van 2 x 23 centimeter gedrukt. Het kleinste bedrag dat verkrijgbaar wordt gesteld, wordt gevonden door de accijnswaarde van elk zegel te vermenigvuldigen met het tienvoud van het aantal zegels, dat voor elke soort op één blad is gedrukt. Indien overeenkomstig den tweeden volzin van het tweede hd van het vorig artikel de zegels te Haarlem in ontvangst worden genomen, geschiedt de aflevering in bladen, bevattende voor de zegels in artikel 2, onder lett. a (4 x 12 centimeter) 60, a (4 x 20 centimeter) 30,6 30, c 300, d 180, e (2 x 40 centimeter) 60, e (2 x 23 centimeter) 90 en 80 stuks en worden niet minder dan 10 bladen met zegels van dezelfde soort en dezelfde accijnswaarde tegelijk afgeleverd (1). 1. Het ligt in de bedoeling voor de verzending van de zegels aan de Ontvangers der accijnzen gebruik te maken van de post. De pakken zullen als dienststukken worden verzonden. Indien de zegels door een gemachtigde van den aanvrager te Haarlem in ontvangst worden genomen, behoeft versnijding der bladen, die voor het vervoer per post onvermijdelijk is, niet plaats te hebben. Vandaar, dat bij aflevering te Haarlem de bladen een grooter aantal zegels bevatten, dan wanneer voor de aflevering wordt gebruik gemaakt van de post. Instructie, V. v. V. no. 1748, § IS. Art. 5. De zegels worden gebruikt: a. voor zooveel betreft die, bestemd om op de verpakkingen van tabaksfabrikaten te worden aangebracht, door de zegels met kleefstof geheel op de verpakking te bevestigen, zoodanig, dat de verpakking op de voor opening bestemde plaats of plaatsen niet kan worden geopend zonder dat het zegel wordt gescheurd of doorgesneden; b. voor zooveel betreft die, bestemd om stuksgewijs om sigaren te worden aangebracht, door het zegel op een afstand van ten minste een derde der lengte van de sigaar, van het vuureinde en het kopeinde gemeten, om de sigaar te leggen en de uiteinden van het zegel met kleefstof zoodanig aaneen te hechten, dat het een nauw sluitenden ring vormt. Onze Minister van Financiën wordt gemachtigd tot het geven van bijzondere voorschriften nopens het gebruik van zegels op de verpakkingen van cigarillos en senoritas, die in bundeltjes of open kokertjes in het vrije verkeer worden gebracht. Alvorens de zegels op de hiervoor aangegeven wijze mogen worden gebruikt, moet op de daarvoor bestemde plaats de naam van den fabrikant of importeur of hetgeen daarvoor ingevolge het vijfde lid van BIJLAGE B. — Kon. besluit V. V. no. 1747. 129 artikel 2 in de plaats treedt, worden gedrukt of met onuitwischbaren inkt worden gestempeld. Alle zegels moeten zoodanig worden aangebracht, dat de daarop voorkomende 'aanwijzingen betreffende aard van het tabaksfabrikaat, de hoeveelheid, den kleinhandelsprijs en de in het vorig hd bedoelde bijzonderheden duidelijk leesbaar blijven, wat den klemhandelsprijs betreft, ook indien de verpakking op de daarvoor bestemde plaats of plaatsen is geopend (1—2). 1. Volgens art. 8, tweede lid, der wet worden zegels, die niet op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht, als niet aangebracht beschouwd. 2. De ambtenaren zullen bij hun controle in de fabrieken letten op de nauwkeurige naleving van artikel 5 van het besluit en den fabrikant, die de zegels niet doeltreffend aanbrengt, er op wijzen, dat zijn fabrikaten als niet gezegeld kunnen of zullen worden aangemerkt (zie art. 8, tweede lid der wet). Met machtneming van het vorenstaande is overigens de fabrikant vrij in de wijze waarop hij de verpakkingen van zegel wil voorzien. Ten aanzien van sigarettendoosjes met deksel, kan het zegel over de lengte of de breedte van het doosje worden aangebracht; het kan zelfs op de zijwanden van het doosje worden geplakt, op de plaats waar de rand van deksel en doos tegen elkaar sluiten. Vierkante pakjes tabak kunnen over de voorzijde of over den zijkant van het pakje gebanderolleerd worden. Schuifdoosjes met sigaren of sigaretten moeten zoodanig worden gebanderolleerd, dat uitschuiven niet mogelijk is zonder verbreking van het zegel. Het is echter geen vereischte, dat het zegel geheel om de verpakking heensluit. Bij het hiervoorbedoeld schuifdoosje is het voldoende, dat het zegel over het bovenvlak en de schuifbare zijvlakken reikt en de beide uiteinden daarvan op het grondvlak worden vastgekleefd. Bij vierkante pakjes tabak, die van boven en van onderen geopend kunnen worden, behoeft het zegel met anders dan op het grondvlak, het bovenvlak en een der andere zijden te zijn vastgekleefd. Opgemerkt wordt nog, dat het zegel een geheel moet zijn en dus niet uit aaneengeplakte stukken mag bestaan, waardoor immers gelegenheid zou worden geboden om bereids gebruikte en van de verpakkingen geweekte zegels ongestraft een tweede maal te bezigen. Noch de Tabakswet, noch het onderwerpelijk besluit voorziet in het geval, dat zegels bij het aanbrengen worden beschadigd. Nu schijnt beschadiging geenszins uitgesloten te zijn bij het gebruik van machines voor het aanbrengen van de zegels. Indien een fabrikant kan aantoonen, dat door het haperen van de banderolleermachine zegels werden beschadigd, dan kan een door hem gedaan verzoek, om die voor gave exemplaren te mogen inruilen, worden overwogen. Het is dan echter noodig, dat de fabrikant de ambtenaren van den actieven dienst, waaronder de fabriek ressorteert, waarschuwt, opdat deze zich kunnen overtuigen, dat de beschadiging inderdaad door het niet feilloos werken van de machine is veroorzaakt. De bijzondere voorschriften nopens het gebruik van zegels op de verpakkingen van cigarillos en senoritas, die in bundeltjes of open kokertjes in het vrije verkeer worden gebracht, beoogen den kleinhandelaar gelegenheid te bieden den aard van het fabrikaat door den kooper te doen beoordeelen zonder schending van het zegel. Indien bijv. een bundeltje senoritas over het midden wordt voorzien van een dichtgeplakt smal papieren bandje, dat het bundeltje al of niet met behulp van een koordje De Tabakswet. 9 130 BIJLAGE B. — Kon. Besluit V. v. V. no. 1747. stevig omsluit, zoodat het bandje zonder scheuring niet van de sigaartjes kan worden verwijderd, dan bestaat er geen bezwaar tegen, dat het zegel op het bandje wordt gekleefd. Zijn de senoritas of cigarillos verpakt in kleine kokertjes, zoodanig dat het kokertje de bovenste helft van de sigaartjes onbedekt laat, dan kan een papieren strookje, gaande over het vuureinde van de sigaartjes aan het kokertje worden vastgekleefd en het zegel op dat strookje en de smalle zijden van het kokertje worden gekleefd, indien daardoor wordt verhinderd, dat de sigaartjes uit het kokertje worden verwijderd zonder verwijdering van de papierstrook met het zegel. Het springt in het oog, dat ook andere wijzen, om de hierbedoelde sigaartjes te verpakken, niet uitgesloten zijn te achten. Fabrikanten die een andere verpakking dan hiervoor omschreven in den handel wenschen te brengen, moet worden aanbevolen een daartoe strekkend verzoek met een op de door hen bedoelde wijze gezegeld monsterpakje aan het Departement van Financiën, afdeeling Accijnzen, in te zenden. Instructie, V. o. V. no. 1748, § 14. Art. 6. Onze Minister van Financiën bepaalt met betrekking tot de zegels, bedoeld onder lett. g, k en i van artikel 2, den vorm, het beeld, de beeldgrootte, de waarde, de kleur, de wijze van verlaijghaarstelling en aflevering, het kleinste bedrag dat wordt verkrijgbaar gesteld, alsmede de wijze, waarop de zegels worden gebruikt (1). 1. Voor de zegels, bedoeld onder lett. g van artikel 2 wordt verwezen naar § 11 van de Instructie ter uitvoering van de Tabakswet, V. v. V. no. 1749, en naar het bij die instructie vastgestelde model, serie Tabaksaccijns no. 10. De zegels bedoeld onder letter h, zullen in hoofdzaak gelijk zijn aan die, welke voor het betrokken fabrikaat naar de onderscheidingen van artikel 2 van dit besluit mogen worden gebezigd, met dien verstande, dat daarop het woord „toeslagzegel" zal worden gedrukt en dat het niet noodig is, dat de naam, het fabrieks- of handelsmerk of het nummer van hem, die de zegels betrekt, daarop wordt aangebracht. Instructie, V. v. V. no. 1748, § 15. Art. 7. De zegels, zich bevindende op voorwerpen, gediend hebbende voor de verpakking van sigaren, worden voor herhaald gebruik ongeschikt gemaakt door het gedeelte, waarop de kleinhandelsprijs is vermeld, te verwijderen (1). 1. Voor de beteekenis van dit artikel ter wering van fraude wordt verwezen naar § 13 der Instructie ter uitvoering van de Tabakswet, V. v. V. no. 1749 (a). Instructie, V. v. V. no. 1748, § 16. (o) Opgenomen in bij]. C. Art. 8. Niet gebruikte of verkeerd aangebrachte, doch onbeschadigde zegels, kunnen tegen zegels van andere waarde worden ingeruild door toezending dier zegels aan den Controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns te Haarlem, en het vermelden van soort, aantal en waarde dier zegels in de aanvraag, waarbij de benoodigde zegels worden besteld. Voor zoover de ter inruiling bestemde zegels niet zonder beschadiging van de verpakkingen of van de sigaren rijn te verwijderen, kunnen zij, BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. 131 met machtiging van den Ontvanger, door wiens tusschenkomst de aanvraag voor zegels wordt ingezonden, onder ambtelijk toezicht worden vernietigd of onbruikbaar gemaakt en wordt bij de aanvraag een gewaarmerkt afschrift van het ambtelijk relaas van vernietiging overgelegd. Bij de bepaling van het accijnsbedrag, dat voor de aangevraagde zegels verschuldigd is, wordt de accijnswaarde der ter inwisseling ingezonden of der onder ambtelijk toezicht vernietigde of onbruikbaar gemaakte zegels in aftrek gebracht (1). 1. Zie aant. 1 op art. 3 van dit besluit. Art. 9. De verpakking (1), bedoeld in artikel 9 der aangehaalde wet, geschiedt voor sigaren en sigaretten in hout, blik, celluloid, glas, gelatine, karton, papier of tinfoelie, voor rook- en gekorven pruimtabak in rechthoekige papieren zakken, in pakjes, in puntzakken of in blik, voor pruimtabak in rollen of stangen, in kistjes, papieren zakken of kartonnen doozen en voor snuif in papieren of andere zakjes of in pakjes. De verpakking moet den inhoud geheel omgeven en zoodanig zijn ingericht, dat zij niet anders dan op één of ten hoogste twee daarvoor bestemde en duidelijk kenbare plaatsen zonder beschadiging kan worden geopend. Het is verboden verpakkingen te bezigen, die kennelijk, anders dan op een daarvoor bestemde plaats, geopend zijn geweest. Van de bepalingen van het tweede hd van dit artikel wordt uitzondering toegelaten ten aanzien van de verpakkingen van cigarillos en senoritas, die overeenkomstig nadere door Onzen voornoemden Minister te geven voorschriften zoodanig zijn ingericht, dat de inhoud zonder schending van het aangebrachte zegel daaruit niet kan worden verwijderd, zonder eenig voor de verpakking dienend materiaal weg te nemen of te beschadigen. Niet stuksgewijs gezegelde sigaren in kistjes met ruglint of scharniersluiting mogen worden verpakt, indien de kleinhandelsprijs per 1000 stuks bedraagt: niet meer dan f 80: in kistjes van 250, 100, 50, 25 stuks; f 90 of f 100: in kistjes van 100, 50, 25 stuks; f120, f140, f150, f160 enf 180 : in kistjes van 100, 50, 25, 10 stuks; f 200 of meer: in kistjes van 50, 25, 10 stuks. Niet stuksgewijs gezegelde sigaren in andere verpakkingen dan in kistjes met ruglint of scharniersluiting, mogen worden verpakt bij 25, 20, 10, en 5 stuks; sigaretten mogen worden verpakt bij 100, 50, 25, 20 en 10 stuks; rooktabak en gekorven pruimtabak in rechthoekige papieren zakken, in pakjes of in blik, mag worden verpakt bij hoeveelheden van 0.5, 0.25, 0.1 en 0.05 kilogram netto gewicht; rooktabak en gekorven pruimtabak in puntzakken en zoogenaamde suikerzakken bij hoeveelheden van 0.5, 0.25, 0.1 en 0.05 kilogram netto gewicht; pruimtabak in rollen en stangen bij hoeveelheden van 5, 21/a, 1 en 0.5 kilogram netto gewicht; snuif bij hoeveelheden van 0.1 en 0.05 kilogram netto gewicht. Book- en pruimtabak mogen uit het buitenland worden ingevoerd in verpakkingen, waarvan het netto gewicht afwijkt van hetgeen hiervoor is bepaald, mits die verpakkingen worden voorzien van zegels, aandui- 132 BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. dende het netto gewicht naar boven afgerond volgens de hiervoor gemaakte onderscheidingen. Op alle verpakkingen moet de aard van het tabaksfabrikaat (sigaren, sigaretten, rooktabak, pruimtabak of snuif), de hoeveelheid (voor sigaren en sigaretten het aantal stuks, voor rooktabak, pruimtabak en snuif het netto gewicht), de naam van den fabrikant of importeur of diens fabrieks- of handelsmerk of het in artikel 2, 5e hd, bedoelde nummer, en voor sigaren het merk, waaronder het in den handel wordt gebracht, voorkomen in duidelijke letters en cijfers ter hoogte van ten minste 5 millimeter. Deze aanduidingen moeten zichtbaar zijn, zonder dat de verpakking gedeeltelijk behoeft te worden verwijderd. De verpakkingen voor tabaksfabrikaten mogen geen andere voorwerpen dan deze fabrikaten bevatten, tenzij de waarde dier voorwerpen in den kleinhandelsprijs is begrepen (2). 1. De zegels moeten op de verpakking der aan den accijns onderworpen artikelen worden aangebracht zoodanig, dat het openen der verpakking zonder verbreking van het zegel niet mogelijk is zonder merkbare sporen achter te laten. In verband hiermede moeten aan de verpakking bepaalde eischen worden gesteld. § 1, derde lid, der instructie; zie bijl. C. 2. Men zou kunnen trachten de belasting gedeeltelijk te ontduiken door een klem voorwerp bij de tabaksfabrikaten te verpakken (bijv. een sigarettenpijpje in een doosje sigaretten), dat voorwerp voor een prijs hooger dan zijn waarde in rekening te- brengen en daartegenover de tabaksfabrikaten tegen verlaagden prijs af te staan. Vandaar, dat art. 9, laatste hd, bepaalt, dat de verpakkingen geen andere voorwerpen mogen bevatten dan tabaksfabrikaten, tenzij de waarde dier voorwerpen in den kleinhandelsprijs van het geheel is begrepen. § 8, derde lid, der instructie; zie bijl. C. Art 10. Uitvoer van tot verbruik bereide tabak onder teruggaaf van den accijns geschiedt op consent tot uitvoer. Eene aangifte ter bekoming van zoodanig consent, waarvan het model door Onzen Minister van Financiën wordt vastgesteld, wordt door den aangever in tweevoud ingeleverd ten kantore van den Ontvanger der accijnzen, waaronder de gemeente behoort, alwaar de uit te voeren goederen op den voet van het volgend artikel ter verificatie worden aangeboden. De aangifte behelst behalve naam en woonplaats van den afzender der goederen en van den geadresseerde, hoeveelheid,soort en kleinhandelsprijs der uit te voeren tabaksfabrikaten, voor elke soort en eiken kleinhandelsprijs afzonderlijk, onder opgaaf tevens van het aantal der verpakkingen van elke soort en eiken kleinhandelsprijs. Uit de aangifte moet voorts blijken voor welk accijnsbedrag aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt. De aangiften worden overigens ingevuld overeenkomstig de aanwijzingen op het model (1). 1. (Artt. 10 t./m. 14.) Voor den uitvoer van tot verbruik bereide tabak onder teruggaaf van den accijns wordt het consent gebezigd waarvan het model bij deze instructie is gevoegd (*). •) Dit model is opgenomen op bladz. 196» BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. 133 De aangifte in tweevoud moet worden gedrukt op stevig papier, zoodanig dat zoowel voor de aangifte als voor het dubbel een formaat wordt gebezigd van 22 X 28 centimeter. De aangifte en de dubbel-aangifte worden door den belanghebbende met inkt ingevuld zonder eenige overschrijving of schriftdelging. Op beide moeten de getallen, aanwijzende de hoeveelheid der tabaksfabrikaten, de verpakkingen en bet bedrag van den accijns waarvoor aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt, in letterschrift worden uitgedrukt. Veranderingen moeten door den belanghebbende bij onderteekend renvooi worden goedgekeurd, terwijl de Ontvanger dit, ten blijke der erkenning moet parafeeren. Overigens behandelt de Ontvanger de hierbedoelde aangiften zooals bij de §§ 4 tot en met 7 der resolutie van 26 September 1906, no. 33, V. no. 139 (a), is voorgeschreven. Instructie, V. v. V. no. 1748, § 17. Aangezien het hier in hoofdzaak uitvoer van kleine partijen door kleinhandelaren betreft, is de regeling zoo eenvoudig mogelijk gemaakt. Er bestond dan ook geen aanleiding ten aanzien van den hierbedoelden uitvoer onder teruggaaf van den accijns vast te houden aan het bepaalde bg artikel 69 der Algemeene wet van 26 Augustus 1822, S. no. 38, V. no. 70. Om dezelfde reden is de teruggaaf van accijns, die op hetzelfde consent kan worden verleend tot f 20 beperkt, hetgeen bovendien het voordeel heeft, dat de administratie niet genoodzaakt kan worden belangrijke bedragen aan accijns terug te geven, dien zij wegens het door den producent van de uitgevoerde tabaksfabrikaten genoten krediet nog niet heeft ontvangen. Alsvoren, § 18. ^ Het komt nog al eens voor, dat kleinhandelaren sigaren en ook wel sigaretten en tabak hebben te verzenden aan hun klanten in Nederlandsch-Indië en dat die zendingen in blik moeten worden verpakt ter wering van vocht gedurende de zeereis. In die gevallen zal het dus noodig zijn, dat de verificatie geschiedt op het oogenblik dat het blik dicht gesoldeerd wordt, hetzij zulks plaats heeft in het pand van den kleinhandelaar, hetzij bij een blikslager. Voor zoover de dienst het toelaat, wordt van de ambtenaren verwacht, dat zij in dit opzicht den kleinhandelaar hun medewerking verleenen in dien zin, dat zij zich zoo mogelijk op een bepaald tijdstip beschikbaar stellen om de verificatie te verrichten. Overigens zal belanghebbenden er op moeten worden gewezen, dat ook van hen medewerking wordt verwacht, zoodat de met de verificatie belaste ambtenaar niet wordt opgehouden m de verrichting van zijn ambtstaak. Kleinhandelaren die geregeld exporteeren, zou kunnen worden aanbevolen hun bestellingen te doen uitvoeren door de betrokken fabrikanten, waardoor hun de omslag verbonden aan het lichten van documenten wordt bespaard. Tenzij de verificatie geschiedt ten huize van den kleinhandelaar of aan de door den Inspecteur der accijnzen daarvoor aangewezen plaats (kommiez en wacht, woning van den dienstgeleider, enz.) moet de belanghebbende daarvoor de kosten van toezicht betalen, zooals die zijn vastgesteld bij het Koninklijk besluit van 23 October 1907, S. no. 277, V. no. 281, gewijzigd bij artikel 4 van dat van 9 September 1919, S. no. 561, V. v. V. no. 1152 (b). Alsvoren, § 19. Verzending van postpakketten naar het buitenland geschiedt in zoogenaamde gesloten zendingen die slechts op enkele postkantoren, te weten Amsterdam, Botterdam, 's-Gravenhage, Arnhem, Hiüegom, Lisse, Zevenaar, Roosendaal, Maastricht en Oldenzaal worden samengesteld. Op genoemde plaatsen zal dus de tweede verificatie moeten plaats hebben, bedoeld in artikel 12 van het besluit, zoodat die plaatsen als laatste kantoren zijn aan te merken. De Inspecteurs zullen er de Directeuren 134 BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. van genoemde kantoren op hebben te wijzen dat zij ambtenaren der invoerrechten in de gelegenheid moeten stellen de postpakketten met tabaksfabrikaten die met teruggaaf van accijns worden uitgevoerd, te verifieeren. Na verrichte verificatie, die in den regel kan bestaan in het eontroleeren van de bij de eerste verificatie aangebrachte verzegeling, teekenen de ambtenaren het consent voor uitvoer af en zorgen zij voor terugzending van dit document op den voet der gewijzigde resolutie van 12 Maart 1908, no. 32, V. no. 38, naar het kantoor van afgifte. Alsvoren, § 20. Uit het voorafgaande blijkt, dat tabaksfabrikaten die onder teruggaaf van den accijns naar het buitenland worden uitgevoerd, blijven voorzien van de zegels die de betaling van den accijns aantoonen. Daardoor wordt de mogelijkheid tot misbruik geopend. Immers een kleinhandelaar in de grensstreken, die voortdurend sigaren of andere tabaksfabrikaten naar het buitenland uitvoert en kans ziet die sigaren van het aangrenzende buitenlandsche kantoor naar Nederland te doen smokkelen, zou daardoor telkens accijns ontduiken. Om die reden is in artikel 13 van het besluit bepaald, dat de Ontvanger de teruggaaf van den accijns afhankelijk kan maken van de overlegging van een bewijs dat de goederen in het land van bestemming ten invoer zijn aangegeven. Het is duidelijk dat de Ontvanger van die bevoegdheid geen gebruik moet maken dan in gevallen waarin inderdaad de hierbedoelde fraude wordt gevreesd, en dat de eisch tot overlegging van zoodanig bewijs achterwege moet bhjven, indien vaststaat dat de tabaksfabrikaten verzonden worden naar andere dan de dicht bij de grens gelegen buitenlandsche plaatsen. Alsvoren, § 21. Teruggaaf van accijns zal dikwijls moeten worden verleend door Ontvangers, te wier kantoor geen accijns verantwoord wordt. Indien aftrek op ontvangsten wegens tabaksaccijns niet mogehjk is, houden de Ontvangers de desbetreffende quitantiën van belanghebbenden als waarde in kas tot het begin van de maand, volgende op die, waarin de uitbetaling heeft plaats gehad. Daarna zenden zij de quitantiën toe aan hun ambtgenooten over een kantoor waar de teruggaaf kan worden verevend door aftrek op het middel. Als zoodanige kantoren worden aangewezen voor de Ontvangers in de provincies Groningen, Friesland, Drente, Overijsel en Noord-Holland het kantoor der accijnzen te Amsterdam, voor die in de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland het kantoor der accijnzen te Rotterdam, voor die in de provincies Zeeland, NoordBrabant en Limburg, het kantoor der directe belastingen, enz. te Eind' hoven. Het voorafgaande moet voorloopig ook worden opgevolgd, indien, door eenig Ontvanger bü'v. teruggaaf moet worden verleend voor uitgevoerde sigaretten en op zijn kantoor alleen accijns voor sigaren of rooktabak, enz. is verantwoord. Indien, hetgeen niet waarschünlijk is, de hiervoor bedoelde Ontvangers te Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven de teruggaven niet kunnen verevenen door aftrek op de ontvangsten, houden zij de van hun ambtgenooten ontvangen quitantiën voorloopig als waarde in kas. Is te verwachten, dat zulks ook niet in de maand December kan plaats hebben, dan vragen zij nopens het kantoor alwaar die verevening moet geschieden, inlichtingen aan het Departement (afdeeling Comptabiliteit), dat terzake de noodige instructies zal verstrekken. Alsvoren, § 22. (o) Zie bijlage U VII der Alg. wet (deel VII der Vakstudie), (b) Opgenomen in bijlage M der Alg. wet. BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. 135 Art. 11. De goederen worden ter verificatie aangeboden op eene plaats, waar ambtenaren der accijnzen gevestigd zijn. Deze stellen het bedrag vast, waarop naar hunne bevinding aanspraak op teruggaaf bestaat, verzegelen de colli en geven het consent tot uitvoer daarna aan den persoon, die de goederen ter verificatie heeft aangeboden terug. De uitvoer mag alleen plaats hebben met de pakketpost (1). 1. Zie aant. 1 op art. 10. Art. 12. De ambtenaren der invoerrechten op het laatste kantoor overtuigen zich of de verzegeling van goederen, waarvoor een consent tot uitvoer wordt aangeboden, ongeschonden is. Zij kunnen de uit te voeren goederen opnieuw verifieeren en stellen, bij bevinding van een verschil met de eerste verificatie, hunnerzijds het bedrag vast, waarop aanspraak op teruggaaf bestaat. Bij bevinding van zoodanig verschil bestaat aanspraak op teruggaaf voor het accijnsbedrag, dat bij de laatste verificatie ambtelijk is vastgesteld (1). 1. Zie aant. 1 op art. 10. Art. 13. Teruggaaf op den voet van de artikelen 10 en 11 kan slechts plaats hebben, indien de betaalde accijns voor de goederen in eene aangifte begrepen, ten minste één en niet meer dan twintig gulden bedraagt. Zij wordt verleend door den Ontvanger te wiens kantore de aangifte is ingeleverd, nadat het consent, voor uitvoer afgeteekend, te zijnen kantore is teruggekomen. Genoemde Ontvanger kan de teruggaaf afhankelijk maken van de inlevering te zijnen kantore van een bewijs, dat de goederen in het land van bestemming ten invoer zijn aangegeven(l). 1. Zie aant. 1 op art. 10. Art. 14. Het is verboden in de aangiften het bedrag van den accijns, waarop aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt, hooger op te geven dan in overeenstemming is met soort, hoeveelheid en kleinhandelsprijs der bij de eerste verificatie bevonden goederen. Verschülen in minder van niet meer dan één ten honderd worden niet als overtreding beschouwd (1). 1. Zie aant. 1 op art. 10. Art. 15. Onze Minister van Financiën is gemachtigd vereenvoudigde voorschriften te geven ten aanzien van de teruggaaf van den accijns voor tabaksfabrikaten, die in zeehavens worden afgeleverd aan de opvarenden van zeeschepen, ten einde met die schepen te worden uitgevoerd en ten aanzien van tabaksfabrikaten die door reizigers als passagiersgoed worden uitgevoerd (1). 1. Voor tabaksfabrikaten, waarvan de accijns is betaald en die in zeehavens worden afgeleverd aan de opvarenden van zeeschepen, wordt teruggaaf van accijns verleend op schriftelijke aanvraag van den leverancier der goederen, indien deze ten genoege van den Inspecteur, in wiens inspectie de inlading geschiedt, aantoont, dat deze inderdaad 136 BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. met een zeeschip zijn uitgevoerd. De goederen moeten daartoe dadelijk, nadat zij aan boord gebracht z\jn, onder verzegeling worden gebracht, die ongeschonden moet blijven, totdat het zeeschip net Rijk heeft verlaten. De Inspecteur machtigt den Ontvanger der accijnzen op zijn standplaats tot teruggaaf van den accijns, nadat hem gebleken is, dat de uitvoer heeft plaats gehad. Teruggaaf van accijns wordt verleend tegen door den leverancier op de aanvraag te stellen quitantie. Met deze quitantie wordt zoo noodig gehandeld, zooals in de vorige paragraaf is voorgeschreven ten aanzien van het daar bedoelde gelijksoortige stuk. Geen teruggaaf wordt verleend voor accijnsbedragen beneden één gulden. De hiervoor genoemde Inspecteur stelt te dezer zake de verdere voorschriften vast, waarnaar de ambtenaren der invoerrechten en belanghebbenden zich hebben te gedragen. De Inspecteur schrijft daarbij voor, dat de zegels waaruit de betaling van den accijns blijkt, worden vernietigd. Teruggaaf van accijns voor van zegel voorziene tabaksfabrikaten, die door reizigers als passagiersgoed worden uitgevoerd, wordt desgevraagd verleend op schriftelijke verklaring van den chef van den visitatiepost,waaronder het grenskantoor behoort, waarlangs het passagiersgoed wordt uitgevoerd. De teruggaaf wordt niet verleend, indien het accijnsbedrag voor de uitgevoerde tabaksfabrikaten betaald, minder dan één gulden bedraagt. De teruggaaf wordt verleend door den Ontvanger der invoerrechten tegen door den belanghebbende op de verklaring te stellen quitantie. Met bedoelde verklaring en quitantie wordt gehandeld als in de vorige paragraaf ten aanzien van de daar bedoelde quitantiën is voorgeschreven. De chef van den visitatiepost zorgt, alvorens hij een verklaring als bovenbedoeld afgeeft, dat de zegels waaruit van de betaling van den accijns blijkt, worden verwijderd of onbruikbaar gemaakt. Instructie, V. v. V. no. 1748, § 23. Art. 16. De fabrikant, die kosteloos of tegen verminderden prijs aan zijne werklieden sigaren, sigaretten, rook- of pruimtabak afstaat en tot de in den tweeden volzin van het eerste hd van artikel 4 der Tabakswet, S. 1921, no. 712, genoemde hoeveelheden den accijns voor die tabaksfabrikaten wenscht te voldoen naar den in dat artikel vastgestelden kleinhandelsprijs, levert bij den Ontvanger der accijnzen onder wiens kantoor de fabriek is gelegen, eene gedagteekende en onderteekende lijst in duplo in, houdende opgaaf van de namen en woonplaatsen van alle werklieden, te wier aanzien hij van deze bevoegdheid gebruik wenscht te maken, en van de soort van tabaksfabrikaat, die zal worden verstrekt. Tenzij in de lijst eene afwijkende hoeveelheid wordt opgegeven, wordt aangenomen, dat aan eiken werkman de in het aangehaald wetsartikel genoemde maximale hoeveelheid wordt verstrekt. De fabrikant, die wijziging wenscht te brengen in hetgeen in de lijst voorkomt, levert ten minste twee dagen voordat de eerste uitslag van tabaksfabrikaten naar den gewijzigden toestand zal plaats hebben, ten kantore van den Ontvanger eene aanvullingsaangifte in. Op verlangen van den Ontvanger is de fabrikant verplicht eene nieuwe lijst in duplo in te leveren, waarin met de plaats gehad hebbende wijzigingen rekening is gehouden (1). 1. (Artt. 16 t./m. 19). Het ligt in de bedoeling, dat de Ontvangers slechts dan van de in het laatste hd van artikel 16 van het besluit be- BIJLAGE B.—Kon. besluit V. v. V. no. 1747. 137 doelde bevoegdheid gebruik zullen maken als het raadplegen van de primitieve lijst, door het indienen van talrijke aanvullingslijsten of door het groot aantal wijzigingen, die daarop zijn aangebracht, ernstig wordt bemoeilijkt. Het is duidelijk, dat bij het inleveren van een vernieuwde lijst het aan den fabrikant afgegeven exemplaar der vorige lijst moet worden ingetrokken. Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid van artikel 17, kan worden opgedragen aan de ambtenaren van den actieven dienst. Voor de controle op de juistheid der lijst zal gewoonlijk gebruik kunnen worden gemaakt van de staten en lijsten, die de fabrikanten in verband met de arbeids- en veiligheidswetgeving, enz. moeten bijhouden. De accijns, die ingevolge het eerste lid van artikel 19 van het besluit wordt voldaan, wordt verantwoord in het register Accijnzen no. 7, waaruit den belanghebbende, voor zoover de overmaking niet per bankof postgiro geschiedt, een quitantie wordt afgegeven (a). Instructie, V. v. V. no. 1748, § 24. (a) Het voornemen bestaat, niet voor de heffing van den accijns van de tabaksfabrikaten, bedoeld in den eersten volzin van art. 4 (dus voor artikelen, die de fabrikant of groothandelaar zelf verbruikt of kosteloos afstaat), bijzondere voorschriften te geven. Zie verder §§ 9, eerste lid, en 32, zevende lid, der instructie, opgenomen in bijl. C. Art. 17. De Ontvanger onderzoekt of de op de lijst of aanvullingslijst voorkomende personen in het bedrijf van den fabrikant werkzaam zijn, en haalt voor zoover zulks niet het geval is, de namen der betrokkenen door. Hij geeft één exemplaar der lijst aan den fabrikant terug, na daarop eene gewaarmerkte aanteekening te hebben gesteld nopens dag en uur waarop, en den uitgang der fabriek waarlangs de uitslag van de hierbedoelde tabaksfabrikaten zal moeten geschieden. Nopens een en ander pleegt de Ontvanger overleg met den fabrikant. De fabrikant draagt zorg, dat de hiervoorbedoelde lijst te allen tijde ter beschikking wordt gehouden van de ambtenaren der accijnzen, die haar willen raadplegen (1). 1. Zie aant. 1 op art. 16. Art. 18. Elke werkman mag slechts éénmaal per week de hoeveelheid en soort van het tabaksfabrikaat uitslaan, waarop hij blijkens de door den Ontvanger gewaarmerkte lijst over een wekelijksch tijdvak aanspraak kan maken. De bepalingen van artikel 9 van dit besluit betreffende de verpakking, zijn niet van toepassing op tabaksfabrikaten, die ingevolge het vorig hd worden uitgeslagen (1). 1. Zie aant. 1 op art. 16. Art. 19. De accijns van hetgeen volgens de door den Ontvanger gewaarmerkte lijst over eene maand verschuldigd is of geacht wordt verschuldigd te zijn, wordt binnen de eerste tien dagen van de daaropvolgende maand tegen quitantie ten kantore van den Ontvanger betaald. Indien de ingevolge artikel 11 der Tabakswet, S. 1921, no. 712, door 138 BIJLAGE B. — Kon. besluit V, v. V. no. 1747. den fabrikant gestelde zekerheid niet tevens geldt voor hetgeen bij overeenkomstig het vorig hd verschuldigd kan worden, kan de Ontvanger voor dat bedrag afzonderlijke zekerheid vorderen (1). 1. Zie aant. 1 op art. 16. Art. 20. Tot verbruik bereide tabak, die zonder inachtneming van hetgeen hiervoor in de artikelen 16, 17 en 18 is voorgeschreven, uit eene fabriek wordt uitgeslagen, wordt geacht niet door den fabrikant kosteloos of tegen verminderden prijs aan zijne werklieden te zijn afgestaan. Art. 21. Als pruimtabak, waarop het bepaalde bij artikel 41, eerste hd, der wet niet van toepassing is, wordt aangewezen pruimtabak in rollen en in stangen, in voorraad bij kleinhandelaren, mits elke rol of stang voorzien is van een daaromheen geplakt of een zich daarin bevindend strookje papier, aanwijzende den naam en de woonplaats van den fabrikant, door wien het artikel is vervaardigd, en mits de hoeveelheid, welke niet voorzien van zegels en in niet gesloten verpakking tegelijkertijd in voorraad wordt gehouden, niet meer bedraagt dan 5 kilogram (1). Onze Minister van Financiën kan vrijstelling verleenen van de voorwaarde betreffende het in het vorig hd bedoelde strookje voor door hem aan te wijzen soorten van sterk gesausde pruimtabak, voor zoover hij, in wiens lokaliteit die pruimtabaksoorten in voorraad worden gehouden, naam en woonplaats van den fabrikant, door wien het artikel is vervaardigd, ten genoegen van den Inspecteur der accijnzen bekend maakt (2). 1. Zie de toelichting op art. 41 in § 41 der instructie, opgenomen in bijl. C. 2. Pruimtabak in rollen en in stangen wordt hier te lande door een betrekkelijk klein aantal fabrikanten vervaardigd en slechts door enkele importeurs ingevoerd. De rollen en stangen worden door de fabrikanten bij het gewicht aan de kleinhandelaren afgeleverd, die ze op hun beurt per stuk aan het pubhek verkoopen. Zoodra die rollen of stangen slechts eenigszins gesausd znn (er bestaan ook nagenoeg ongesausde rollen), leenen zij zich moeilijk voor stuksgewijze verpakking en nog minder voor banderolleering. Immers de saus uit de rollen zou de op de zegels voorkomende bijzonderheden nopens gewicht en kleinhandelsprijs spoedig onleesbaar maken. Om die reden is in het algemeen voor pruimtabak in rollen en in stangen bepaald, dat de verkoop door kleinhandelaren mag geschieden zonder dat die tabaksfabrikaten van zegels zijn voorzien, mits zich in of om elke rol of stang een strookje papier bevindt, aanduidende den naam en de woonplaats van den fabrikant, en mits de hoeveelheid die onverpakt en ongebanderolleerd tegelijk voorhanden is, niet meer dan 5 KG. bedraagt. Men heeft gemeend in de aanwijzing van den fabrikant in elke rol of stang een voldoenden waarborg te vinden tegen het plegen van fraude. Immers uit de fabrieken kunnen de hierbedoelde rollen of stangen met bestemming voor het vrije verkeer slechts worden uitgeslagen in van zegels voorziene verpakkingen, zoodat, indien de ambtenaren nu en dan de voorraden van deze fabrikaten in de winkels controleeren aan de BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. 139 hand van facturen, die de winkeliers meestal wel bereid zullen zijn te vertoonen, omdat zij anders het vermoeden wekken, dat zij onveraccijnsde artikelen verkoopen, door de ambtenaren ter plaatse van aflevering onderzocht kan worden, of de facturen overeenstemmen met de door den fabrikant gehouden aanteekeningen nopens uitslagen en de daarmede correspondeerende bescheiden. De Inspecteurs zien toe, dat aldus wordt gehandeld. Ten aanzien van sterk gesausde pruimtabakken, die speciaal in de provincie Limburg worden verkocht en die in den kleinhandel worden afgeleverd uit potten, waarin de rolletjes onder saus bewaard worden, moet nog een stap verder worden gegaan. In de hierbedoelde pruimtabakssoort kan een strookje, als in dit artikel bedoeld, niet worden aangebracht, omdat het door de saus zou worden aangetast. Men heeft gemeend ernstige misbruiken ten aanzien van het hierbedoelde artikel te kunnen voorkomen door den kleinhandelaar de verplichting op te leggen naam en woonplaats van den fabrikant te noemen. Aan de hand van de facturen, die te dien einde van den kleinhandelaar kunnen gevorderd worden, zal een onderzoek naar de herkomst van het fabrikaat op de wijze, als in het vorig hd van deze paragraaf bedoeld, kunnen worden ingesteld. Fabrikanten, die sterk gesausde pruimtabakssoorten, als in dit hd bedoeld, in den handel brengen, kunnen zich, ter bekoming van de vrijstelling, als bedoeld in het 2de hd van artikel 21 van het besluit, tot den Minister wenden. Instructie, V. v. V. no. 1748, § 25. Art. 22. Indien overeenkomstig artikel 45, tweede lid, der Tabakswet, S. 1921, no. 712, tabaksfabrikaten voor eenen hoogeren prijs dan dien vermeld op de ingevolge artikel 7 dier wet aangebrachte zegels, zullen worden verkocht (1), geeft de kleinhandelaar daarvan schriftelijk kennis aan den Ontvanger der accijnzen,in wiens ambtsgebied de verkoop zal geschieden, onder opgaaf van den aard van het tabaksfabrikaat, het aantal der verschillende verpakkingen, voor eiken kleinhandelsprijs afzonderlijk, en voor stuksgewijs gezegelde sigaren het aantal dier sigaren, voor eiken kleinhandelsprijs afzonderlijk. In de aanvraag wordt voorts opgegeven voor welken kleinhandelsprijs de verschillende daarin vermelde soorten zullen worden verkocht. De Ontvanger berekent het bedrag, dat de aanvrager voor de hierbedoelde toeslagzegels verschuldigd is, vordert zoo noodig zekerheid voor het verschuldigde en vraagt die zegels ambtshalve aan bij den Controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns te Haarlem. Zij worden tegen betaling van den accijns aan den aanvrager afgeleverd en door dezen gebruikt op de wijze overeenkomstig artikel 6 van dit besluit te bepalen. 1. Het geval voorzien in dit artikel zal zich voordoen, indien voor een bepaald tabaksfabrikaat, bijv. een zeker merk sigaren, door den fabrikant een hoogere prijs wordt bedongen, waarmede een verhooging van den kleinhandelsprijs gepaard gaat en de kleinhandelaar voor den bij hem voorhanden voorraad die prijsverhooging reeds wenscht toe te passen. Ten aanzien van gezegelde verpakkingen zal de uitvoering van het artikel tot weinig moeilijkheden leiden. Immers op de verpakkingen kan een toeslagbanderolle worden aangebracht. De toepassing wordt moeilijker, waar het geldt stuksgewijs gezegelde sigaren. Toch zullen ook deze, waar dit slechts eenigszins mogelijk is, van een toeslagzegel moeten worden voorzien. Het valt niet te ontkennen, dat het aanbrengen 140 BIJLAGE B. — Kon. besluit V. v. V. no. 1747. van die zegels voor een ongeoefende hand moeilijkheden medebrengt. Den kleinhandelaar zou daarom kunnen worden aanbevolen zijn voorraad van stuksgewijze gezegelde sigaren, die bij voor hoogeren prijs wenscht te verkoopen, terug te zenden aan zijn leverancier en dezen te verzoeken de sigaren van zegels, aangevende den verhoogden kleinhandelsprijs, te voorzien. De oorspronkelijk aangebrachte zegels zullen dan in de fabriek onder ambtelijk toezicht kunnen worden vernietigd, waarna het afschrift van het relaas van vernietiging kan dienen op de wijze als in artikel 8 van het besluit wordt bepaald. Slechts in die gevallen, waarin de hiervoor geschetste werkwijze niet is te volgen, zal de Minister bereid worden gevonden, ten aanzien van het gebruik van toeslagzegels voor sigaren, die stuksgewijze gebanderolleerd zijn, bijzondere voorzieningen te treffen. Instructie, V. v. V. no. 1748, § 26. Art. 33. Dit besluit treedt tegelijk in werking met artikel 1 der Tabakswet, S. 1921, no. 712 (1). 1. Zie het aangeteekende op art. 90 dier wet. BIJLAGE C Resolutie van 30 Maart 1922, no. 120, V. v. V. no. 1749. Tabaksaccijns. Instructie ter uitvoering van de Tabakswet (Staatsblad 1921, no. 712, V. v. Y. no. 1594), zooals die gewijzigd is bij de wet van 17 Februari 1922 (Staatsblad no. 63, V. v. Y. no. 1746). § 1. Grondslag en bedrag van den accijns. Wijze van heffing. De wet wijst als belastingobject aan de tot verbruik bereide tabak (1). Dit heelt tengevolge, dat de handel in ruwe tabak in verschillende opzichten zijn vrijheid van beweging kan behouden. Wel moeten in het belang van het toezicht aan de handelaars in ruwe tabak enkele administratieve verplichtingen (2) worden opgelegd, ter voorkoming dat ruwe tabak buiten de aan de ambtenaren der accijnzen bekende fabrieken wordt verwerkt, doch deze last is in verhouding tot de controle, die bij de heffing van een accijns op de ruwe tabak op die grondstof zou moeten worden uitgeoefend, voor hen van weinig beteekenis. Als maatstaf voor de berekening van den accijns is aangenomen de kleinhandelsprijs (3), terwijl het bedrag van den accijns is bepaald op 10 percent van dien prijs voor sigaren, rook- en pruimtabak en snuif en op 15 percent voor sigaretten (4). De accijns wordt geheven van de fabrikanten of van de importeurs (5) en is eerst verschuldigd op het tijdstip waarop de tot verbruik bereide tabak uit de fabriek, uit entrepot of uit het buitenland in het vrije verkeer wordt gebracht (6). De belasting wordt voldaan door middel van zegels, die de fabrikant en voor zooveel sigaren en sigaretten betreft, ook de importeur op krediet van de administratie der accijnzen kan betrekken (7). Die zegels moeten op de verpakking der aan den accijns onderworpen artikelen worden aangebracht zoodanig, dat bet openen der verpakking zonder verbreking van het zegel, welke overigens in de gevallen bedoeld in artikel 42 der wet is toegelaten (verg. § 6 dezer instructie), niet mogelijk is zonder merkbare sporen achter te laten. In verband hiermede moeten aan de verpakking bepaalde eischen worden gesteld. De omschrijving van die eischen, alsmede van de bepalingen betreffende den vorm, het gebruik, enz. der zegels, geschiedt bij algemeenen maatregel van bestuur, waardoor het mogelijk is de voorschriften dienaangaande steeds zooveel doenlijk aan te passen aan de eischen van handel en industrie. Uit artikel 7 der wet blijkt, dat sigaren ook stuksgewijs van zegels kunnen worden voorzien. Als regel geldt, dat sigaretten, rook- en pruimtabak en snuif in het 142 BIJLAGE C. — Instructie §§ 1—3. vrije verkeer alleen mogen worden verkocht, te koop aangeboden, in voorraad gehouden of afgeleverd in de voorgeschreven gesloten verpakking en voorzien van ongeschonden zegels (8). Op dit voorschrift en op dat, blijkens hetwelk de verkoop niet mag plaats hebben voor een hoogeren prjjs dan dien vermeld op de aangebrachte zegels (9), tenzij vooraf de meer verschuldigde accijns, op de wijze bij algemeenen maatregel van bestuur bepaald, is betaald, berust voor een groot deel de contróle op de naleving van de wet. De bepaling, dat sigaren stuksgewijs van zegels kunnen worden voorzien, is in de wet opgenomen, ten einde den gebruikehjken lossen verkoop mogelijk te doen blijven. 1. Zie art. 1 der wet. 2. Zie de artt. 14, 21 en 50. 3. Verg. de artt. 2, 3 en 4. 4. Zie art. 5. 5. Zie art. 6. 6. Zie art. 7, tweede hd. 7. Verg. art. 11. 8. Zie art. 41. 9. Zie art. 45. § 2. Bedrijfsvergunningen. Ten einde een goede contróle te kunnen uitoefenen, is het noodig, dat de administratie der accijnzen een overzicht heeft van den tabakshandel en de tabaksindustrie in hunnen vollen omvang. Mitsdien schrijft de wet in artikel 14 voor, dat de daar genoemde personen in het bezit moeten rijn van eene bedrijfsvergunning. Deze vergunning kan op aanvraag aan iederen belanghebbende worden verleend door den Ontvanger der accijnzen, voor zooveel fabrikanten en kleinhandelaren betreft echter alleen, indien de voor het bedrijf te bezigen lokaliteiten aan bepaalde, in het belang van het toezicht gestelde eischen voldoen (1). Wat de tabaksverbouwers betreft wordt verwezen naar de §§ 17 en 23 van deze instructie, terwijl, wat de overgangsbepalingen aangaat, de aandacht op de desbetreffende artikelen wordt gevestigd (2). 1. Zie art. 15, zesde hd. 2. Zie de artt. 81 t./m. 88. § 3. Bepalingen betreffende den handel in ruwe tabak. In hoofdstuk III van de wet zijn bepalingen opgenomen betreffende den handel in ruwe tabak, die de strekking hebben te voorkomen, dat de grondstoffen voor tabaksfabrikaten elders dan in aan de administratie bekende fabrieken tot verbruik worden bereid, met de bedoeling die fabrikaten zonder betaling van den accijns in consumtie te brengen. Speciaal wordt bier de aandacht gevestigd op de bepalingen van de BIJLAGE C. — Instructie §§ 3—4. 143 artikelen 20 en 21 der wet. De in het laatste artikel bedoelde boekhouding en de voor het vervoer van ruwe tabak te bezigen documenten en geleibiljetten, zullen de ambtenaren in staat stellen tot het uitoefenen van eene behoorlijke contróle. § 4. Bijzondere bepalingen betreffende de fabrikanten. In het systeem eener banderollenbelasting is iedere fabriek, waarin tabak tot verbruik bereid wordt, een soort entrepot. Immers, voor de daarin vervaardigde sigaren, sigaretten, enz. is de accijns eerst verschuldigd op het oogenblik, dat de goederen de fabriek verlaten met bestemming voor binnenlandsch verbruik (1); onveraccijnsde fabrikaten kunnen onder toezicht van de administratie der acoijnzen worden uitgevoerd naar het buitenland of worden overgebracht naar eene andere fabriek of naar een entrepot (2). De meest volledige contróle op de fabricage zou natuurlijk hierin bestaan, dat alle sigaren-, sigaretten- en tabaksfabrieken, evenals dit met de suikerfabrieken het geval is, onder onafgebroken bewaking van ambtenaren werden gesteld. Voor de tabaksindustrie is echter wegens het groote aantal, dikwijls zeer kleine fabrieken, voortdurende bewaking onmogelijk toe te passen. Ook zonder voortdurende bewaking zal echter eene voldoende contróle zijn uit te oefenen, mits de huisindustrie, die vooral in de sigarenfabricage welig tiert, wordt afgeschaft. Die huisindustrie, waarbij de arbeiders in hunne woning voor rekening van anderen sigaren maken, hetzij alleen des avonds na volbrachte dagtaak op eene fabriek, hetzij den geheelen dag, is-moeilijk te controleeren. Met het oog daarop zijn in de wet (artikelen 23 en 24) aan de fabriekslokalen en aan het werken in die lokalen zekere eischen gesteld, die de strekking hebben de huisindustrie op den duur te doen verdwijnen. Naast de eigenlijke huisindustrie bestaat de kleinindustrie, waartoe behooren zij, die voor eigen rekening thuis werken en dus met enkele helpers of alleen het bedrijf van fabrikant uitoefenen. Deze kleinfabrikanten leveren hun fabrikaat meestal af aan winkeliers of verkoopen het in hun eigen winkel, in welk laatste geval hunne werkplaats in den regel onmiddellijk achter den winkel is gelegen. Ook voor de hierbedoelde kleinfabrikanten gelden de bepalingen van de artikelen 23 en 24 en, voor zoover zij tevens winkel houden, artikel 40 der wet. Ten einde echter dezen gelegenheid te geven zich aan de wetsvoorschriften aan te passen, is artikel 88a bij de wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746 in de oorspronkelijke wet ingelascht. Waar, zooals reeds is opgemerkt, onafgebroken bewaking der fabrieken niet uitvoerbaar is, zal de contróle op de fabrikanten zich in hoofdzaak moeten bepalen tot het toezicht op de stipte naleving van het verbod om aan den accijns onderworpen artikelen uit eene fabriek uit te slaan op andere wijze dan bij de wet is toegelaten. Ten einde dat toezicht te vergemakkelijken is de fabrikant verplicht om, desgevorderd volgens voorschriften van den Mi nister, zijne fabriek van andere panden en erven af te scheiden en daarin aanwezige deuren, vensters en andere openingen af te sluiten (artikel 26), om in daartoe bestemde registers aanteekening te houden van de in- en uitslagen van grondstoffen, half- 144 BIJLAGE C. — Instructie §§ 4—6. fabrikaten en fabrikaten (artikel 31) en om aan den daarvoor aan te wijzen ambtenaar opgaaf te doen van het fabrieksnummer, het merk en den kleinhandelsprijs van de sigaren, die zullen worden gemaakt of ingeslagen (artikel 28). Voorts wordt nog gewezen op de bepaling van artikel 32 der wet en op de den ambtenaren bij artikel 49 gegeven bevoegdheid tot lijfsvisitatie. In het algemeen mag worden aangenomen, dat bepalingen, als voorkomen in artikel 41 der wet, den fabrikant zullen belemmeren in het vinden van afzet hier te lande voor onveractijnsde fabrikaten, terwijl tevens de mogelijkheid, dat bij herhaalde overtreding der wet de bedrijfsvergunning wordt ingetrokken (3), den fabrikant zal weerhouden zich met frauduleuze praktijken in te laten. 1. Zie art. 7. 2. Zie de artt. 12 en 29. 3. Zie art. 17, tweede lid, lett. d. § 5. Entrepots. Ten einde den tusschenhandel in onverpakte en onveracdjnsde fabrikaten mogehjk te maken, zijn in het vijfde hoofdstuk der wet bepalingen opgenomen betreffende den opslag in entrepot van tot verbruik bereide tabak, zoowel van binnenlandsch als van buitenlandsch fabrikaat (1), en betreffende den inslag van geïmporteerde sigaren en sigaretten zonder betaling van den accijns in de lokalen van fabrikanten en groothandelaars (2). L Zie de artt. 35 t./m. 37 en 39. 2. Zie de artt. 38 en 39. § 6. Bijzondere bepalingen betreffende den handel in tot verbruik bereide tabak. De bepalingen van het zesde hoofdstuk betreffen in hoofdzaak den kleinhandel in tot verbruik bereide tabak. In het laatste hd van paragraaf 1 dezer instructie zijn bereids de voornaamste bepalingen vermeld, die den kleinverkoop van tabaksfabrikaten beheerschen. Hier kan dus worden volstaan met eene verwij zing naar artikel 42 der wet, dat voor den kleinhandelaar de gelegendeid schept om bepaalde sigarenverpakkingen te openen met verbreking van het zegel, ten einde den kooper in de gelegenheid te stellen de kleur der sigaren te beoordeelen. Tegen lossen verkoop uit zulke kistjes moeten de ambtenaren met gestrengheid waken, waartoe het gewijzigd art. 72 de gelegenheid schept. Artikel 43 der wet, dat de bevoegdheid gaf om sigaren tot ten hoogste 20 stuks tegelijk uit de aldus geopende kistjes af te leveren, is bij artikel 1 der wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746, ingetrokken, omdat gevreesd werd, dat die bevoegdheid aanleiding zou geven tot fraude, terwijl zij onnoodig was geworden nadat gedurende de mondelinge debatten in de Tweede BIJLAGE C. — Instructie §§ 6—8. 145 Kamer der Staten-Generaal de gelegenheid tot het verkoopen van stuksgewijs gezegelde sigaren, welke ook in het oorspronkelijke wetsontwerp voorkwam, daarin opnieuw was gebracht. § 7. (Artikel 1). Onder tot verbruik bereide tabak verstaat de wet alle tabak, die naar het spraakgebruik als een sigaar, een sigaret, als rooktabak, pruimtabak of als snuif is aan te merken. Aangezien eene niet of niet geheel gedroogde sigaar naar spraakgebruik een sigaar wordt genoemd en ook wel als zoodanig verhandeld wordt (natte sigaren), en gesneden tabak voor de vervaardiging van sigaretten als rooktabak kan worden gebruikt, is ook van deze artikelen de accijns verschuldigd. Cigarillos (kleine sigaartjes met kop) en senoritas (rechte of nagenoeg rechte, kleine dunne sigaartjes zonder kop) zijn voor de toepassing der wet als sigaren aan te merken. Er komen in den handel naast de algemeen bekende, uit fijn gesneden tabak en eene papieren huls bestaande sigaretten ook sigaretten voor, die van een uit tabak gesneden omhulsel (dekblad) zijn voorzien, of zonder omhulsel alleen zijn geperst (geperste sigaretten). Bedoelde fabrikaten, die hun karakter als sigaret ontleenen aan de omstandigheid, dat zij uit fijn gesneden tabak (tabak, waarvan de snede hoogstens l*/4 millimeter bedraagt) zijn samengesteld, zijn als sigaretten te belasten, tenzij de niet geperste sigaretten, behalve van een dekblad, ook van een omblad zijn voorzien. Fabrikaten, die uitsluitend uit surrogaten van tabak zijn vervaardigd, zijn niet aan den accijns onderworpen. Hulpstoffen bij de tabaksbereiding zijn bijv. sausen en aetherische oliën. § 8. (Artt. 2 en 3). Grondslag voor de berekening der belasting is het bedrag, dat de verbruiker voor tabaksgenot besteedt. In dit bedrag zijn dus ook begrepen de kosten der verpakking, de accijns en het invoerrecht. Onder verpakking is hier te verstaan de verpakking voor den verkoop in het klem, dus niet de grove emballage, die uitsluitend voor de verzending geldt. De kleinhandelsprijs, waarnaar de accijns verschuldigd is, is derhalve in het algemeen de prijs, waarvoor de tabaksfabrikaten in winkels en soortgelijke inrichtingen rechtstreeks aan het pubhek worden verkocht. De aangebrachte belastingzegels mogen geen lageren kleinhandelsprijs aangeven dan waarvoor de verkoop geschiedt (1). Intusschen zou men kunnen trachten de belasting gedeeltelijk te ontduiken door een klein voorwerp bij de tabaksfabrikaten te verpakken (bijv. een sigarettenpijpje in een doosje sigaretten), dat voorwerp voor een prijs, hooger dan zijne waarde in rekening te brengen en daartegenover de tabaksfabrikaten tegen verlaagden prijs af te staan. Vandaar, dat bet Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747, in artikel 9 bepaalt, dat de verpakkingen geene andere voorwerpen mogen bevatten dan tabaksfabrikaten, tenzij de waarde dier voorwerpen in den kleinhandelsprijs van het geheel is begrepen. - Het komt voor, dat bij aankoop van tabaksfabrikaten de kans geboden wordt op het ontvangen van premiën, bijv. boeken, geld, enz. De Tabakswet. 10 146 BIJLAGE C. — Instructie §§ 8—9. Die kans heeft het karakter van eene korting en hare waarde moet dus in den kleinhandelsprijs zijn begrepen. Van den regel, dat de belasting berekend wordt naar de werkelijke uitgaven voor tabaksgenot, dient te worden afgeweken in die gevallen, waarin de verbruiker mj grootere hoeveelheden koopt en dientengevolge minder betaalt dan bij inkoop in het klein het geval zou zijn. Deze afwijking is noodig, eenerzijds in het belang van den tusschenen kleinhandel, anderzijds ter voorkoming dat de rookers, die in staat zijn hunne inkoopen in het groot te doen, worden bevoordeeld boven anderen. Mitsdien blijven, volgens het tweede hd van artikel 2, bij verkoop toegestane kortingen en dergelijke prijsverminderingen buiten aanmerking. Bij verkoop tegen groothandelsprijs wordt de kleinhandelsprijs uit den groothandelsprijs afgeleid op de wijze als in artikel 3 is omschreven. Er zijn fabrikanten en groothandelaars, die hunne artikelen uitsluitend rechtstreeks aan de consumenten afleveren en fabrikanten die, naast wederverkoopers, ook particulieren bedienen. De wet veronderstelt in zoodanige gevallen, dat de prijs, waarvoor de consument koopt, niet is de kleinhandelsprijs, omdat een element in dien prijs, te weten de winst en de bedrijfsonkosten van den wederverkooper, ontbreekt. Tenzij dus de afleveraar aantoont, dat hij inderdaad de tabaksfabrikaten aflevert tegen den daarvoor gangbaren kleinhandelsprijs, zal deze op den voet in artikel 3 bepaald, uit den verkoopprijs moeten worden afgeleid. Of de aflevering al dan niet aan een wederverkooper geschiedt, zal kunnen worden beoordeeld aan de hand van de in artikel 59 der wet bedoelde lijsten (2). 1. Zie art. 45. 2. Verg. § 9, laatste hd, dezer instructie. § 9. (Artikel 4). Het voornemen bestaat niet, voor de heffing van den accijns van de tabaksfabrikaten, bedoeld in den eersten volzin van dit artikel, op grond van het bepaalde bij artikel 13 der wet, bijzondere voorschriften te geven. De sigaren, sigaretten, enz., die de fabrikant of groothandelaar uitslaat uit zijne fabriek of opslagplaats met bestemming om die zelf te gebruiken of wel om ze aan anderen kosteloos af te staan (bijv. monsters aan zijne afnemers), moeten mitsdien volgens de voorschriften zijn verpakt en van belastingzegels zijn voorzien (zie ook § 32, hd 7). Zij moeten geboekt worden in het bij artikel 31 der wet bedoelde register. Bij kosteloozen afstand aan fabrikanten, overeenkomstig artikel 29, eerste lid, lett. d, gelden echter de bepalingen van het derde hd van genoemd artikel en de daarop gegronde voorschriften. Voor tabaksfabrikaten, die niet kosteloos, doch bijVi tegen verminderden prijs worden afgestaan, geldt, naargelang van omstandigheden, het bepaalde bij artikel 2, laatste lid, of bij artikel 3. Vele fabrikanten hebben de gewoonte wekelijks een zeker aantal sigaren (rookertjes), sigaretten of eene bepaalde hoeveelheid rookof pruimtabak kosteloos of tegen verminderden prijs aan hun personeel BIJLAGE C. — Instructie §§ 9—10. 147 te verstrekken. Omdat het hier in den regel, althans voor zooveel sigaren aangaat, uitschot-artikelen betreft, kwam het den wetgever billijk voor den daarvoor verschuldigden accijns te doen berekenen naar een vasten minimalen kleinhandelsprijs. Voor de wijze, waarop de uitslag van de hierbedoelde artikelen is geregeld en voor de inning van den daarvoor verschuldigden accijns; wordt verwezen naar het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747 (1). Onder werklieden zijn voor de toepassing van dit artikel te verstaan alle personen, zoo mannen als vrouwen, werkzaam in het bedrijf van den fabrikant. Het laatste lid van dit artikel ziet in de eerste plaats op invoer van tabaksfabrikaten door of ten behoeve van particulieren. Ofschoon het niet uitgesloten is te achten, dat de leverancier van de buitenlandsche tabaksfabrikaten kleinhandelaar is, neemt de wet aan, dat in casu een kleinhandelsprijs niet bestaat of althans dat de verkoopprijs niet onveranderd als zoodanig kan dienen. Vandaar, dat de kleinhandelsprijs wordt afgeleid uit den loopenden prijs volgens de Waardewet 1906, S. no. 216, V. no. 113, door dezen te verhoogen met 50 ten honderd. De ambtenaren kunnen aan de hand van de in artikel 59 der wet bedoelde lijsten nagaan of de invoerder al dan niet als wederverkooper is aan te merken (2). Zoo noodig wordt hiernaar een onderzoek ingesteld. Is hij, voor wien de zending bestemd is, in het bezit van eene bedrijfsvergunning als fabrikant of verkooper van tabaksfabrikaten, dan kan worden aangenomen, dat de ingevoerde partij voor den wederverkoop bestemd is. 1. Zie de artt. 16 t./m. 20 van dit besluit in bijl. B. 2. Verg. § 8, laatste hd, dezer instructie. § 10 (1). (Artikel 5). Doordien de beffing van den accijns door middel van zegels geschiedt, zal de toepassing van dit artikel voor de ambtenaren weinig bezwaren opleveren. Immers de afronding, waarvan in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V- no. 1747 (2) sprake is, raakt in de eerste plaats dengene, die de zegels gebruikt. Deze zal er bij de vaststelling van den kleinhandelsprijs, al of niet in overleg met den wederverkooper, op hebben te rekenen, dat, al zou eene sigaar in den kleinhandel per stuk voor bijv. 41/2 cent kunnen worden verkocht, de accijns daarvan niet 0,45, doch 0,5 cent bedraagt. Voor de hierbedoelde sigaar zal dan ook een zegel moeten worden gebruikt, waarop als kleinhandelsprijs 5 cent is aangegeven. De verstrekking van zegels geschiedt bij een aantal vellen tegelijk, zoodat ook de toepassing van bet laatste hd van artikel 1 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747(2), geen bezwaar zal opleveren. Mocht bij de toepassing van bedoeld artikel forceering noodig zijn, dan gelden voor onderdeelen van hectogrammen de voorschriften van de resolutie van 9 Juni 1854, no. 89,V. 1854, no. 67, en voor onderdeelen van centen die van de resolutie van 3 April 1906, no. 7, V. no. 57. 148 BIJLAGE C — Instructie §§ 10—12i. Het voorschrift van gemeld Koninklijk besluit geldt niet bij toepassing van het tweede hd van artikel 4 der wet. Iemand, die voor persoonlijk gebruik 1,75 kilogram tabak invoert, waarvan de loopende prijs f 2,35 per kilogram bedraagt, betaalt aan invoerreoht met toepassing van artikel 8 der wet van 15 Augustus 1862, S. no. 170, V. no. 100, 30 percent van f5 - = f 1,50 en aan accijns 10 percent van f 7,50 = f 0,75. 1. Naar deze § wordt verwezen in § 1 der instructie, V. v. V. no. 1748; zie aant. 1 op art. 1 van bijl. B. 2. Opgenomen als bijl. B. § 11. (Artikel 6). Het voorschrift, dat de accijns verschuldigd is voor het binnenslands vervaardigde product door den fabrikant, belet niet, dat tabaksfabrikaten overeenkomstig artikel 29, lett. b, c en d, kunnen worden uitgeslagen zonder dat de accijns daarvan is betaald. Bij uitslag naar entrepot gaat de verschuldigdheid van den accijns over op den entrepositaris; bij uitslag naar eene andere fabriek voor de aldaar ingeslagen hoeveelheid op den ontbieder. Voorts maakt de bepaling van artikel 38 der wet het mogelijk, dat de accijns, voor uit het buitenland ingevoerde sigaren en sigaretten door een ander dan den invoerder verschuldigd wordt. Bij invoer van tabaksfabrikaten met betaling van den accijns worden deze niet vrij gegeven dan nadat zij van de vereischte zegels zijn voorzien. De invoerder vraagt die zegels op de gewone wijze aan, door tusschenkomst van den Ontvanger van het kantoor alwaar de goederen worden vrijgemaakt. Voor zoover de goederen echter door een reiziger anders dan voor wederverkoop worden medegevoerd, maakt de visiteerende ambtenaar voor de heffing zoowel van den accijns als van het invoerrecht gebruik van een bloc-note Tabaksaccijns no. 10, waarvan de quitantie, welke als zegel dient, na voldoening van het verschuldigde met kleefstof door zijn zorgen op de verpakking der tabaksfabrikaten wordt aangebracht. Zijn meer verpakkingen aanwezig, dan wordt voor elk eene quitantie uitgeschreven, zoodat alle verpakkingen gezegeld zijn. Nopens het gebruik van de hierbedoelde bloc-notes en de verantwoording van de daarin geboekte bedragen, gelden overigens de voorschriften van de resolutie van 6 Februari 1922, no. 126, V. v. V. no. 1731. § 12. (Artikel 7). Blijkens dit artikel is voor de heffing van den accijns het zoogenaamde banderollestelsel gekozen. De keus om, voor zooveel sigaren betreft, óf de verpakking, óf elke sigaar van een zegel te voorzien, berust bij hem, die den accyns betaalt, voor zoover althans in sommige gevallen het stuksgewijs zegelen van sigaren niet uitdrukkelijk is voorgeschreven. Voor andere tabaksfabrikaten mag het zegel uitsluitend op de verpakking worden aangebracht. De tabaksfabrikaten moeten op het tijdstip, waarop zij in het vrije verkeer worden gebracht, van zegels zijn voorzien. Eene uit het buitenland aangebrachte partij sigaren, die overeenkomstig artikel 38 der wet wordt opgeslagen in de daarbedoelde lokalen, komt door de betaling van het invoerrecht vóór den opslag der partij, voor de toepassing van dit artikel of van art. 9, eerste hd, niet in het vrije verkeer. Vermelding van het bedrag van den kleinhandelsprijs op de zegels BIJLAGE C. — Instructie §§ 12—13. 149 biedt het voordeel, dat daardoor een controle van de verbruikers op de naleving der wet wordt mogehjk gemaakt. § 13. (Artikel 10). De bepalingen van dit artikel hebben ten doel te voorkomen, dat accijns wordt ontdoken door verpakkingen met het daarop aangebrachte zegel, nadat de tabaksfabrikaten daaruit zijn verwijderd, weder te doen dienen voor het in het vrije verkeer brengen van zulke fabrikaten. Het artikel, dat reeds in het eerste ontwerp der wet voorkwam, heeft nog grooter beteekenis gekregen nu het den kleinhandelaar ingevolge artikel 42 der wet geoorloofd is, niet-stuksgewijs gezegelde sigaren in de geopende oorspronkelijke verpakking, indien deze ten minste 25 en niet meer dan 100 sigaren bevat, met verbroken zegel ten verkoop aan te bieden, in voorraad te houden en te verkoopen. Immers, indien een winkelier, enz. van zijn klanten de ledige kistjes terugkoopt of kosteloos terugontvangt, kan hij die kistjes weder vullen met hem toegezonden losse onveraccijnsde sigaren of wel hij kan die kistjes opzenden aan den fabrikant, van wien hij de sigaren betrekt, ten einde door dezen, gevuld met sigaren, weder te worden teruggezonden. Wel loopen in beide gevallen de betrokkenen kans, dat zij te eeniger tijd zullen worden bekeurd, doch uitgesloten is het niet te achten, dat dergelijke handelingen een tijd lang straffeloos worden verricht. De ambtenaren zullen dus nauwlettend moeten toezien, dat noch in winkels, noch in fabrieken ongevulde of gedeeltelijk gevulde verpakkingen voorkomen, voorzien van een verbroken of van een ongeschonden zegel (1). De wet beoogt, dat eens gebezigde verpakkingen niet ten tweeden male zullen worden gebezigd. Zij laat eene uitzondering toe voor verpakkingen van sigaren, op grond, dat het gebruik medebrengt, dat althans sigarenkistjes meer dan eens voor het verpakken van sigaren worden gebezigd. Ten einde echter ontduiking te voorkomen, schrijft de wet voor, dat van gebruikte sigarenverpakkingen het zegel afdoende voor herhaald gebruik ongeschikt moet zijn gemaakt, alvorens zij aan een fabrikant of handelaar mogen worden teruggegeven of door dezen mogen worden aangenomen of opnieuw gebruikt. Het verbod van teruggeven geldt zoowel ten aanzien van den particulier als ten aanzien van den handelaar ; het verbod van aannemen geldt zoowel voor den winkelier als voor den fabrikant of groothandelaar. Aangezien „teruggeven" verboden is, komt het er niet op aan, of dit geschiedt om niet, of tegen betaling. De controlemaatregelen van dit artikel hebben nog eene uitbreiding ondergaan door de toevoeging aan het slot van artikel 45 der wet van de clausule, luidende : „of ledige kistjes voorhanden te hebben, waarvan „het zegel niet voor herhaald gebruik is ongeschikt gemaakt." Deze woorden, die in het eerste ontwerp van wet niet voorkwamen, zijn daarin opgenomen in verband met de bepalingen van het thans vervallen artikel 43. Nu de aangehaalde woorden in het slot van artikel 45 der wet bestendigd zijn gebleven, is ten aanzien van verkoopers van sigaren, wat betreft kistjes, waarvan het zegel niet voor herhaald gebruik is onbruikbaar gemaakt, niet alleen het teruggeven en het aannemen, doch ook het voorhanden hebben verboden. 1. Zie ook § 42, tweede hd, dezer instructie. 150 BIJLAGE C. — Instructie §§ 14r-17. § 14. (Artikel 11). Blijkens den tweeden volzin van dit artikel wordt ook aan handelaars, die met bestemming voor wederverkoop, sigaren en sigaretten uit het buitenland invoeren, krediet voor den accijns verleend. Voor rook- of pruimtabak en snuif geldt dit niet. Ook kan van het buitenland ingevoerde rook- of pruimtabak of snuif niet overeenkomstig artikel 38 der wet worden opgeslagen in met entrepot gelijk te stellen lokalen. Wel opent de wet de gelegenheid tot verkoop van inlandsche tabaksfabrikaten aan handelaars met overschrijving van den accijns; het eerste lid van art. 22 in verband met art. 29, lett. d, geeft hiertoe den handelaar, indien hij zich met het aanbrengen der zegels op de fabrikaten wil belasten, het middel aan de hand. Ook kunnen deze in particulier entrepot worden opgeslagen (zie artikel 35 der wet). De sigaren en sigaretten, bedoeld in den tweeden volzin van dit artikel, moeten bestemd zijn voor den wederverkoop. Aangenomen mag worden, dat aan die voorwaarde is voldaan, indien de handelaar in het bezit is van eene beclrijfsvergunning. Ook fabrikanten kunnen genot hebben van het krediet voor buitenlandsche sigaren en sigaretten, indien zij die in hunne fabriek inslaan. § 15. (Artikel 12). De uitvoer van tot verbruik bereide tabak, bedoeld in het eerste hd van dit artikel, geschiedt op consent tot uitvoer (verg. art. 29 en het daarop aangeteekende). Vóór de afgifte van zoodanig consent behoort zekerheid te worden gesteld voor den accijns, berekend naar den kleinhandelsprijs hier te lande. De uitvoer kan ook via entrepot geschieden. Het artikel is ook van toepassing op buitenlandsche sigaren en sigaretten, die na betaling van het invoerrecht zijn opgeslagen overeenkomstig artikel 38. De wederuitvoer van buitenlandsche tot verbruik bereide tabak, zonder dat daarvoor het invoerrecht is betaald, geschiedt op doorvoerdocument. Voor de uitvoering van het tweede hd van het artikel wordt verwezen naar de artikelen 10 t./m. 15 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747. § 16. (Artikel 13). Voor de uitvoering van dit artikel wordt verwezen naar de artikelen 16 .t./m. 20 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747. § 17. (Artikel 14). Volgens dit artikel moet ieder, die, in welken vorm ook, handel drijft in ruwe tabak, enz., en ieder, die in zijn bedrijf tabak geheel of gedeeltelijk tot verbruik bereidt, enz., in het bezit zijn van eene bedrijfsvergunning. Men drijft handel in ruwe tabak of in tabaksfabrikaten, indien men die goederen koopt met het doel die weder te verkoopen. Aangezien een tabaksverbouwer in den regel alleen eigen geteelde tabak verkoopt, kan bij niet gezegd worden handel te drijven in tabak. Wel wordt bij handelaar mdien hij ook inlandsche of buitenlandsche tabak inkoopt. Oorspronkelijk werden in dit artikel de tabaksverbouwers met name genoemd als behoorende tot hen, die eene tabaksvergunning noodig hebben. Door een aangenomen amendement werden zij echter uit het artikel geschrapt. Uit het vierde lid van artikel 20 blijkt, dat de wet den makelaar en den commissionnair slechts onder bepaalde omstandigheden als handelaar BIJLAGE C — Instructie § 17. 151 wenscht aangemerkt te zien. Doen zich die omstandigheden niet voor, dan hebben dus de hierbedoelde personen geene bedrijfsvergunning noodig. Indien zij niettemin eene bedrijfsvergunning aanvragen, behoeven de Ontvangers tegen de afgifte daarvan geen bezwaar te maken. Veemen zijn evenmin aan te merken als handelaren in ruwe tabak. Zij belasten zich in den regel slechts met den opslag en de bewaring van tabak voor anderen, al of niet onder bet genot van fictief entrepot. Intusschen bestaat ook geen bezwaar tegen afgifte van eene bedrijfsvergunning als handelaar aan de besturen van zich daarvoor aanmeldende veemen, waardoor deze in staat gesteld worden tot afgifte van geleibiljetten als bedoeld in artikel 50 der wet. Reizigers in ruwe tabak, die voor rekening van hun patroon, hetzij tegen eene vaste bezoldiging, hetzij tegen eene vaste bezoldiging en provisie, hetzij uitsluitend tegen provisie orders op tabak opnemen, zijn geen handelaren in den zin der wet. Ook aan hen kan echter eene bedrijfsvergunning als handelaar worden afgegeven, indien zij die aanvragen. Evenmin bestaat bezwaar tegen afgifte van eene bedrijfsvergunning aan directies van tabaksmaatschappijen, die uitsluitend hare uit het buitenland aangevoerde oogsten hier te lande aan de markt brengen, al kunnen zij naar streng recht niet gezegd worden handel te drijven in ruwe tabak. Een buitenlander, die hier te lande in veilingen ruwe tabak koopt en die daarna uitvoert, respectievelijk doorvoert, behoeft voor de toepassing van het onderwerpelijk artikel niet als handelaar te worden aangemerkt, tenzij hij dit mocht verlangen. Onder hen, die in hun bedrijf tabak geheel of gedeeltelijk tot verbruik bereiden, vallen niet de tabaksbewerkers (strippers, sigarenmakers, sorteerders, enz.), die voor rekening van een patroon, hetzij in diens fabriek, hetzij in een bij hen in gebruik zijnd lokaal, ruwe grondstof geheel of gedeeltelijk tot fabrikaat verwerken. Immers, zij doen zulks niet in hun bedrijf, doch in het bedrijf van hun patroon. Daaruit volgt, dat een sigarenfabrikant, die sigaren in huisarbeid laat maken, de daarvoor door zijne werklieden gebezigde lokaliteiten zal hebben op te geven in de aanvraag, bedoeld in artikel 15 der wet, en dat alleen dan voor de daarin vermelde lokaliteiten eene bedrijfsvergunning mag worden afgegeven, indien zij aan de eischen der wet voldoen. Wat hiervoor gezegd is met betrekking tot de lokaliteiten van den huisarbeider, geldt ook voor eene bakkerij of andere inrichting, waar sigaren voor rekening van sigarenfabrikanten worden gedroogd. Wel zal als regel tusschen den fabrikant en den bakker geen dienstverband bestaan als tusschen een patroon en zijnen arbeider, doch het schijnt moeilijk verdedigbaar een bakker, die, hetzij om niet, hetzij tegen eene vergoeding, zijne inrichtingen beschikbaar stelt om voor rekening van anderen sigaren te doen drogen en daarbij de instructies volgt, die hem door den sigarenfabrikant worden gegeven, aan te merken als iemand, die in zijn bedrijf tabak geheel of gedeeltelijk tot verbruik bereidt (1). Het verbod van het tweede hd van dit artikel bedoelt niet toepassing te erlangen ten aanzien van een particulier, die voor eigen gebruik sigaretten maakt. 152 BIJLAGE C. — Instructie §§ 17—18. 1. Er zijn kleinfabrikanten, die niet zelf hun sigaren drogen, maar deze bewerking toevertrouwen aan een bakker. Aangezien het drogen van sigaren een gedeeltelijke bereiding is van tabak als bedoeld in art. 14, is hierop dit lid toepasselijk. Verg. het voorlaatste hd van § 32 der instructie. Res. van 26 April 1922, no. 98. § 18. (Artikel 15). Voor de aanvraag van bedrijfsvergunningen is het materieel Tabaksaccijns no. 1 ingesteld. Exemplaren daarvan stellen de Ontvangers der accijnzen ter beschikking van ieder, die ze vraagt. Voor de aanvraag is het gebruik van de hierbedoelde formuheren echter niet verplichtend. Zoodra eene aanvraag is ingeleverd, gaat de Ontvanger na of zij de gegevens bevat, noodig voor het nemen van eene beslissing. Is dat het geval, dan stelt hij zoo noodig de aanvraag ter fine van onderzoek in handen van de ambtenaren van den actieven dienst, waarvoor hij gebruik kan maken van de tusschenkomst van zijnen ambtgenoot over de woonplaats van den aanvrager. Aanvragen, waarvoor niet het formulier Tabaksaccijns no. 1 is gebruikt, worden door den Ontvanger aan zoodanig formulier gehecht. Op de aanvragen wordt dadelijk bij binnenkomst aangeteekend de dagteekening van inlevering en het nummer van inschrijving in het register van aanvragen van bedrijfsvergunningen, waarvoor het materieel wordt opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder no. 2 (1). Elke aanvraag wordt gelegd in een omslagvel, opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder no. 3, dienende voor de instructie der aanvraag en voor aanteekening van de daarop genomen beslissing. Van de genomen beslissing geeft de Ontvanger den aanvrager bij aangeteekenden dienstbrief kennis, door toezending van het formulier, opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder no. 4. Voor de bedrijfsvergunning wordt ingesteld het materieel, opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder no. 5. Zij verkrijgt dezelfde dagteekening als de beshssing waarbij zij is verleend. Zij wordt niet aan den aanvrager uitgereikt, dan na betaling van het daarvoor verschuldigde vergunningsrecht ad f 5. De betaling van het recht wordt geboekt in het register, opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder no. 6 (2), waaruit den vergunninghouder eene quitantie wordt afgegeven. Het vergunningsrecht wordt als accijns (3) verantwoord. Indien de aanvrager van eene afwijzende beschikking van den Ontvanger in beroep komt bij de Commissie van deskundigen voor den tabaksaccijns, stelt de voorzitter dier commissie het beroepsschrift zoo noodig in handen van dien Ontvanger. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van bet omslagvel, opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder no. 7. Bij de terugzending van het omslagvel aan genoemden voorzitter, legt de Ontvanger de onder hem berustende op de aanvraag betrekking hebbende stukken over en hcht hij, voor zooveel noodig, de gronden toe, waarop zijne afwijzende beschikking berust. Hij zendt het omslagvel Tabaksaccijns no. 7 uiterlijk 14 dagen na ontvangst terug. Indien de Commissie het noodig oordeelt den Ontvanger of eenig ander ambtenaar ter zake te hooren, dan zal de daartoe opgeroepen ambtenaar aan die oproeping gevolg hebben te geven, indien niet bijzondere dienstbelangen zulks beletten. BIJLAGE C. — Instructie § 18. 153 De Commissie van deskundigen deelt den aanvrager en den Ontvanger hare beslissing mede door toezending van een formulier ,opgenomen in de serie Tabaksaccijns onder no. 8. Indien de Commissie beslist, dat eene gevraagde bedrijfsvergunning kan worden afgegeven, reikt de Ontvanger den aanvrager die vergunning ten spoedigste uit, nadat deze, voor zoover het eene eerste vergunning geldt, het daarvoor verschuldigde recht ad f 5 heeft voldaan, tegen afgifte van eene quitantie uit het hiervoorbedoelde register. Na afdoening van de zaak, zendt de voorzitter der Commissie van deskundigen de door den Ontvanger overgelegde stukken aan dezen terug. De Ontvanger legt het afschrift van de beslissing van de Commissie van deskundigen in het omslagvel Tabaksaccijns no. 3, waarbij het wordt bewaard. Voor de aanvragen tot wijziging van eene bedrijfsvergunning worden de voorafgaande voorschriften zooveel doenlijk gevolgd. Aanvragen ter bekoming van eene bedrijfsvergunning of tot wijziging van eene bedrijfsvergunning behooren niet te worden aangenomen, indien daarin voorkomende doorhalingen of overschrijvingen niet bij geparafeerd renvooi zijn goedgekeurd. Den Ontvangers wordt opgedragen belanghebbenden bij de invulling hunner aanvragen zooveel mogelijk behulpzaam te zijn of te doen zijn. Aangezien eene eens verleende bedrijfsvergunning, bij ongewijzigde locale omstandigheden niet of moeilijk kan worden ingetrokken, wordt den Ontvangers aanbevolen er zich vöör het verleenen van eene vergunning degelijk rekenschap van te geven, of daartegen geen wettelijke bezwaren bestaan. Voor hunne beslissingen in deze blijven zij verantwoordelijk. Op de wijze, door den Ontvanger, in overleg met den Inspecteur der accijnzen te bepalen, gaan de ambtenaren van den actieven dienst geregeld na, of in de gegevens, in de aanvragen opgenomen onder lett. b, c en d, in het gebruik van lokalen of in de inrichting van fabrieken, blijkende uit de door fabrikanten overgelegde schetsteekeningen, of in de gemeenschap of belending van voor het bedrijf aangegeven panden of lokalen geene wijziging is gebracht. Blijkt bij dit onderzoek, dat er aanleiding bestaat tot het doen van een voorstel tot intrekking der bedrijfsvergunning, dan dient de Ontvanger zulk een voorstel dadelijk in. (Zie het op art. 17 aangeteekende). Afgifte van een nieuw formulier Tabaksaccijns no. 5 komt nimmer te pas met betrekking tot eene bestaande bedrijfsvergunning. Behalve in de gevallen bedoeld in het zesde hd van dit artikel, of wanneer de aanvrager in zijne aanvrage niet de bijzonderheden vermeldt, die voor het nemen van eene beslissing gekend moeten worden, mag de Ontvanger de afgifte van eene bedrijfsvergunning niet weigeren. Hij mag dat zelfs met, ook al zou hij de meening zijn toegedaan, dat de aanvrager geen bedrijf of beroep uitoefent, waarvoor een bedrijfsvergunning wordt vereischt. De wet veronderstelt, dat voor de uitoefening van het bedrijf, waarvoor eene vergunning noodig is, een lokaliteit in gebruik zal zijn. Gevallen zijn niettemin denkbaar, dat een beroep wordt uitgeoefend buiten eenige aan te geven lokaliteit, zoo bijv. dat van een grossier in binnen- of buitenlandsche tabaksfabrikaten, die zelf geen bergplaats houdt of die als eenige bergplaats een entrepot bezigt. Het komt meermalen voor, dat hotelhouders aan hun personeel ver- 154 BIJLAGE C. — Instructie § 18. gunnen voor eigen rekening sigaren en sigaretten aan de bezoekers hunner inrichting te verkoopen. Hoewel feitelijk de bedrijfsvergunning in dit geval zou moeten worden gesteld ten name van den eigenlijken verkooper, behoeft er, zoolang dit niet tot moeilijkheden leidt, geen bezwaar tegen gemaakt te worden, indien de hotelhouder die zelf aanvraagt. Met bet oog op het dikwijls wisselen van personeel zal dit zelfs hier en daar aanbeveling verdienen. Het vergunningsrecht is verschuldigd voor het jarig tijdvak, ingaande met' de dagteekening der vergunning. Wijziging van eene vergunning, als bedoeld in het derde hd van artikel 16 der wet, brengt geene wijziging in aanvang en einde van zoodanig tijdvak. In den loop der week, volgende op die, waarin het jarig tijdvak is aangevangen, zendt de Ontvanger den houder eener bedrijfsvergunning eene aanmaning ,als bedoeld in art. 17, sub i, der wet. Hij maakt daartoe gebruik van het model Tabaksaccijns no. 9; de aanmaning wordt uitgereikt door een ambtenaar der accijnzen. Van de uitreiking maakt de Ontvanger melding in een met de pen te trekken register, onder opgave der dagteekening waarop zij plaats heeft gehad en van den naam van den ambtenaar die haar heeft verricht. Is het vergunningsrecht niet binnen eene maand na die dagteekening betaald, dan handelt de Ontvanger zooals in het tweede hd van § 20 dezer instructie is aangegeven. Het opschrift „Tabaksvergunning", bedoeld in het laatste hd van art. 15, moet zonder eenige byvoeging, in duidelijke letters, ter hoogte van minstens twee centimeter, zoodanig worden aangebracht, dat dit van den openbaren weg af goed zichtbaar en leesbaar is. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van olieverf of van plaatjes of bordjes, die stevig ter voorgeschreven plaatse worden bevestigd. 1. Het register van aanvragen voor bedrijfsvergunningen, Tabaksaccijns no. 2, bevat de volgende kolommen: Doorloopend nummer; woonplaats van den aanvrager; aard van het bedryf; strekking van de aanvraag (art. 15 of art. 16, derde hd, der wet); dagteekening van de mededeelingen aan den aanvrager van de beschikking van den Ontvanger; strekking van de beschikking van den Ontvanger t. w. gunstig of ongunstig; dagteekening van de bedrijfsvergunning of van wijziging der bedrijfsvergunning; datum van ontvangst van het omslagvel voor beroep; datum van advies aan de Commissie van deskundigen; strekking van het advies t.w. gunstig of ongunstig; datum van de beslissing der Commissie van deskundigen; strekking van de beslissing der Commissie van deskundigen t. w. gunstig of ongunstig; dagteekening der ingevolge beslissing der Commissie van deskundigen verleende bedrijfsvergunning of aangebrachte wijziging; dagteekening en nummer der quitantie, waarop voor de eerste maal het vergunningsrecht is voldaan; dagteekening der intrekking van de bedrijfsvergunnmg ; autoriteit door wie de intrekking is geschied ; reden der intrekking ; bijz. aanteekeningen. 2. De quitantie Tabaksaccijns no. 6 luidt als volgt: Ontvangen van te de som van vijf gulden, verschuldigd over het tijdvak van 19.. tot en met 19.., voor een op 19.. verleende bedrijfsvergunning, geboekt in het register Tabaksaccijns no. 2, onder nummer den 19... De Ontvanger, BIJLAGE C. — Instructie §§ 18—22. 155 3. Bepalingen betreffende de heffing van accijns van sigarettenpapier (art. 60, voorlaatste hd, der wet) zijn tot heden (30 Juni 1922) nog niet verschenen. § 19. (Artikel 16). De bepaling, dat de bedrijfsvergunning persoonlijk is, brengt mede, dat bij overgang van een bedrijf aan een ander, de verkrijger eene bedrijfsvergunning heeft aan te vragen. Eene uitzondering daarop wordt gemaakt door de bepaling van het tweede hd van artikel 16, ingeval van overlijden van een vergunninghouder. De daar gestelde termijn van drie maanden geldt ook, indien deze gedeeltelijk valt buiten het jarig tijdvak waarvoor het vergunningsrecht is betaald. De nabestaanden van een overleden vergunninghouder moeten door de ambtenaren worden gewezen op de gevolgen die het nalaten van het tijdig aanvragen eener nieuwe vergunning voor hen zou kunnen hebben. § 20. (Artikel 17). De intrekking van bedrijfsvergunningen op verzoek van den belanghebbende geschiedt vanwege den Minister van Financiën door den Ontvanger der accijnzen. Voorstellen tot het al of niet toepassen van het tweede hd van dit artikel worden door de Ontvangers langs den hiërarchiscben weg aan het Departement ingezonden, met uitzondering van de gevallen, bedoeld in lett. d, die door de Directeurs onverwijld aanhangig worden gemaakt onder bijvoeging voor zooveel noodig van de adviezen van de onder hunne bevelen geplaatste ambtenaren. Van intrekking van eene bedrijfsvergunning wordt melding gemaakt in de daarvoor bestemde kolommen van het register Tabaksaccijns no. 2, onder korte vermelding van de reden der intrekking. De Ontvangers waken er voor, dat niet door verzuim of misleiding bedrijfsvergunningen worden afgegeven aan personen, aan wie zoodanige vergunning gedurende ten hoogste vijf jaar kan worden geweigerd. Zijn zij van oordeel, dat ondanks het bestaan van de in het laatste hd bedoelde omstandigheden eene vergunning zou kunnen worden afgegeven, dan onderwerpen zij de zaak langs den hiërarchiscben weg aan de beslissing van den Minister. § 21. (Artikel 18). Blijkens dit artikel wordt als handelaar in ruwe tabak aangemerkt hij, die handel drijft in grondstoffen voor de vervaardiging van aan den accijns onderworpen artikelen. Als grondstof is niet aan te merken de fijn gesneden sigarettentabak, die door winkeliers in van zegel voorziene verpakkingen wordt afgeleverd aan particulieren, die daarvan voor eigen gebruik sigaretten vervaardigen. Als surrogaten voor de vervaardiging van sigaren of andere tot verbruik bereide tabak worden onder meer wel gebezigd bladeren van kersensoorten, altheaebladeren, lavendel, thijm, lischwortelpoeder, valeriaanwortel. De bestemming dier goederen bepaalt of de handelaar als handelaar in ruwe tabak moet worden aangemerkt. § 22. (Artikel 19). Het komt voor, dat handelaren tabak laten strippen buiten de lokaliteiten waarin zij hun handelsbedrijf uitoefenen. 156 BIJLAGE C. — Instructie §§ 22—23. Indien dit strippen in loondienst geschiedt, dan heeft hij, die dat werk opdraagt, eene vergunning noodig als handelaar en als fabrikant (zie artikel 22 der wet). In de bedrijfsvergunning behooren dan de lokalen waarin het strippen geschiedt, als werklokalen te worden opgenomen en deze moeten voldoen aan de voorschriften van artikel 23 der wet. § 23. (Artikel 20). Uit het buitenland inslaan heeft hier de beteekenis van inslaan in een pakhuis of fabriek in het vrije verkeer. Een expediteur kan dus ook zonder bedrijfsvergunning goederen als hierbedoeld invoeren en in entrepot opslaan. De bepalingen van dit artikel zijn noodig om eene volledig aaneensluitende contróle op de ruwe tabak te verkrijgen ter verzekering, dat zij niet tot clandestiene fabricage wordt gebezigd. Eene verUaring van den ontbieder als bedoeld in het eerste hd van dit artikel behoeft niet gebiedend te worden voorgeschreven, omdat de ontbieder in den regel bekend zal zijn. Alleen bij twijfel omtrent bestemming kan het nut hebben overlegging van eene verklaring te vorderen. Voor de naleving van het tweede hd, lett. a, zal raadpleging van de in artikel 59 bedoelde lijst in den regel voldoende zijn. Overigens zal het aan fabrikanten en handelaars, die nog niet in de lijst voorkomen, gemakkelijk vallen bij het doen eener bestelling het bewijs te leveren, dat zij in het bezit zijn van eene bedrijfsvergunning. Bij aflevering van tabak met bestemming tot uitvoer naar buitenslands, maakt de handelaar de aangifte tot uitvoer uit het vrije verkeer (model I) in duplo op, na in het hoofd van het voor dubbel dienend exemplaar de aanduiding S te hebben doorgehaald, en draagt hij zorg, dat het duplicaat voor uitvoer afgeteekend hem wordt teruggezonden. Hij bewaart dit bij zijn in artikel 21 bedoelde boekhouding. Tabaksverbouwers, die eigengeteelde tabak willen verzenden zonder tusschenkomst van een handelaar of fabrikant, zullen, ten einde de bevoegdheid te verkrijgen, zelf geleibiljetten af te geven, zich moeten voorzien van eene bedrijfsvergunning als handelaar. De bevoegdheid van de handelaars om aan makelaars, agenten, enz. monsters te verstrekken, wordt in geen enkel opzicht beperkt. Het is echter regel, dat laatstbedoelde personen de overbodig geworden monsters voor eigen rekening verkoopen en het is duidelijk, dat alsdan de aflevering alleen mag geschieden onder dezelfde voorwaarden als die, welke voor de handelaars gelden. Die monsters moeten dan naar hoeveelheid en aard en onder opgaaf van naam en woonplaats van hem, die de monsters ontvangt, worden ingeschreven in de in artikel 21 der wet bedoelde registers. Uit artikel 51 der wet blijkt, dat aan tabaksverbouwers als zoodanig geen legitimatiekaart kan worden verstrekt. Ook hier geldt dus, dat indien zij persoonlijk monsters ruwe tabak wenschen te vervoeren, zij ter bekoming eener legitimatiekaart eene bedrijfsvergunning als handelaar zullen moeten bezitten. De wet is in het 4de hd van artikel 20 uitgegaan van het denkbeeld, dat agenten, commissionnairs of makelaars de hun verstrekte monsters, voor zoover zij niet gebruikt worden om daarvan aan koopers van ruwe tabak kleinere monsters te geven, niet mogen afstaan bij kleinere par- BIJLAGE C. — Instructie §§ 23—24. 157 tijen dan van 100 kilogram tegelijk, zulks ten einde te beletten, dat kleine overblijvende partijtjes tabak in handkoffers of op andere niet in het oog loopende wijze hun weg vinden naar clandestiene fabriekjes, zonder dat daarvan uit de boeken blijkt. Het eigenbelang der makelaars, enz. brengt thans mede, dat zij toezien op hetgeen er met de overblijvende tabak gebeurt. Immers, uit de aanteekeningen gehouden in de registers, bedoeld in artikel 21, kan blijken, hoeveel tabak, enz. elke agent, enz. die overblijvende monsters aan anderen afstaat, in een jarig tijdvak heeft ingeslagen en hoeveel bij hij minstens 100 kilogram te gelijk heeft afgeleverd; uit die aanteekeningen, in onderling verband beschouwd, kan dus worden opgemaakt, welk accijnsbedrag in verband met het door den Minister bepaalde verhoudingscijfer, dat voorloopig op 15 percent wordt bepaald, verschuldigd is. De bedoeling van het voorafgaande moge met een voorbeeld worden toegelicht. Stel, dat een makelaar in een jarig tijdvak blijkens de boekingen in het in artikel 21 bedoelde register 1000 kilogram ruwe tabak heeft ingeslagen en dat ook uit de boekhouding van hen, die de monsters hebben verstrekt, blijkt, dat de makelaar die hoeveelheid tabak heeft betrokken. Bij een verhoudingscijfer van 15 percent heeft de makelaar van 150 kilogram geen verantwoording te doen. Stel nu verder, dat hij in het geheel bij partijen van 100 kilogram of meer 800 kilogram heeft afgeleverd. Deze hoeveelheden moeten geboekt zijn in het register, bedoeld in artikel 21 en daarvoor moeten geleibiljetten overeenkomstig artikel 50 zijn afgegeven. Van de alsnog overblijvende 50 kilogram heeft dan de makelaar den accijns te voldoen overeenkomstig het vijfde hd van artikel 20. Als de daar bedoelde ambtenaar wordt de Ontvanger der accijnzen aangewezen. De Ontvanger verantwoordt den accijns in een register van quitantiën Accijnzen no. 7; de bescheiden waaruit het verschuldigd bedrag blijkt, bewaart hij bij dat register en zendt die daarnevens ter verificatie in. De Inspecteur draagt er zorg voor, dat den Ontvanger tijdig de noodige gegevens ter uitvoering van het voorgaande ten dienste staan (verg. het slot van § 24 dezer Instructie). § 24. (Artikel 21). De handelaars in ruwe tabak kunnen de in dit artikel bedoelde boekhouding naar eigen keuze inrichten, mits zij zorg dragen, dat de boekingen van aan hen geleverde en van de door hen afgeleverde tabak staatsgewijs worden opgenomen in hetzelfde boek. Deze staten moeten, wat de ontvangen tabak betreft, de volgende kolommen bevatten: a. volgnummer der partij, b. naam van den verkooper, c. soort van de tabak naar handelsgebruik (bijv. Sumatra, Java, inlandsche), d. aantal colh, e. soort der colh, /. bruto-gewicht, g. netto-gewicht, h. tijdstip van levering der partij; en wat de afgeleverde tabak aangaat: a. volgnummer der afgeleverde partij, 158 BIJLAGE C — Instructie §§ 24—26. b. naam van den kooper, e. soort van de tabak naar handelsgebruik, d. aantal colli, e. soort der colli, ƒ. bruto-gewicht, g. netto-gewicht, h. tijdstip van aflevering der partij. Indien door buitengewone omstandigheden eene ingeschreven partij geheel of gedeeltelijk verloren gaat, behoort de handelaar daarvan onverwijld kennis te geven aan den Inspecteur der accijnzen, opdat zoo noodig kan worden nagegaan of de kennisgeving naar waarheid is gedaan, in welk geval de afboekingen van de tabak daarmede in overeenstemming worden gebracht. De afsluiting van de hierbedoelde staten kan plaats hebben op het oogenblik, dat de handelaar zijne gewone koopmansboeken afsluit. Worden bij die gelegenheid vermissen geconstateerd door indroging of door andere redehen, dan geeft de handelaar daarvan kennis aan genoemden Inspecteur en kunnen met diens goedvinden de noodige afschrijvingen worden verricht. De dienovereenkomstig vastgestelde voorraden worden als eerste posten op staten voor het volgend jarig tijdvak ingeschreven. Indien geen koopmansboeken worden gehouden of deze niet op vastgestelde tijdstippen worden afgesloten, heeft de afsluiting van de vorenbedoelde staten, met inachtneming van het vorenstaande, plaats op den laatsten werkdag van het kalenderjaar. Als ambtenaar, aan wien de in dit artikel bedoelde uittreksels uit de boeken moeten worden verstrekt, wordt aangewezen meergenoemde Inspecteur. De uittreksels worden verstrekt telkens wanneer deze dit verlangt en binnen den door hem te bepalen termijn. § 25. (Artikel 22). De eerste bewerking die ruwe tabak ondergaat, welke valt onder het begrip „tot verbruik bereiden", is het strippen, waarbij het blad van de middennerf wordt ontdaan. Deze en elke verdere bewerking of behandeling stempelt hem, voor wiens rekening of in wiens bedrijf deze geschiedt, anders dan in entrepot, tot fabrikant. Zoo is bijvoorbeeld volgens de bepalingen der wet als fabrikant aan te merken, hij, die van een anderen fabrikant ongesorteerde, al of niet natte, sigaren betrekt, ten einde die in zijne inrichting te sorteeren en te drogen. Met den tweeden volzin van het eerste hd van het artikel wordt beoogd de bepalingen omtrent de fabrieken mede toepasselijk te maken op de lokalen van importeurs aan wie eene vergunning als bedoeld in artikel 38 is verleend. § 26. (Artikel 23). Onder „vrije luchtruimte van het werklokaal in zijn geheel" in dit artikel, moet worden verstaan de kubieke inhoud, dien men verkrijgt door het grondvlak van het lokaal te vermenigvuldigen met de hoogte, casu quo, indien de hoogte niet overal gelijk is, door de producten, die men verkrijgt door vermenigvuldiging van gedeelten van het grondvlak met de daarmede oorrespondeerende hoogte BIJLAGE C. — Instructie § 26. 159 bijeen te tellen. De in het lokaal aanwezige werktuigen, kasten of andere meubelen worden niet afgetrokken, tenzij het vaste kasten betreft, die in het lokaal zijn ingebouwd en daardoor de oppervlakte van het grondvlak kleiner maken. Indien de verticale doorsnede van het werklokaal den vorm heeft van een driehoek, zooals het geval kan zijn wanneer een zolderruimte als werklokaal wordt gebezigd, wordt de vrije luchtruimte gevonden door de helft van de hoogte te vermenigvuldigen met het grondvlak van het vertrek. Als arbeider in den zin van art. 23 moet een ieder worden beschouwd, die in het werklokaal arbeid verricht, ohverschillig welken, de fabrikant zelf inbegrepen, indien hij aan den arbeid deelneemt; kennelijk toch is het de bedoehng dat voor iederen aanwezige 8M*. lucht beschikbaar zullen zijn. Aan den eisch, gesteld in het tweede lid van artikel 23 der wet, dat de lokalen, waarin het bedrijf van fabrikant wordt uitgeoefend van den openbaren weg af toegankelijk moeten zijn, behoeft niet die beteekenis te worden gehecht, dat geen bedrqfsvergunning zou mogen worden verleend voor eene fabriek, die gelegen is op een erf, uitkomende aan den openbaren weg. Ook spreekt het tweede lid van het artikel over lokalen in het algemeen, zoodat het geen eisch is, dat de werklokalen van den openbaren weg af toegankelijk zijn. Middellijke gemeenschap (1) tusschen de fabriek en eene woning kan bestaan over een erf of door een pand dat bij den fabrikant in gebruik is, bijvoorbeeld een stalling of een koetshuis. Het verbod van het hebben van gemeenschap met eene woning beoogt het tegengaan der huisindustrie. 1. Ter beoordeeling van de vraag of er al dan niet middellijke gemeenschap bestaat tusschen een op een erf van een derde gelegen woning en een op een aangrenzend erf gelegen fabriek, moet worden nagegaan of langs de begrenzing van beide erven naar plaatselijk gebruik een doorloopende afscheiding is aangebracht, waarmede alsdan in de regel kan worden volstaan. Een sloot of een heg is ten deze echter niet als een voldoende afsluiting aan te merken. Het afsluiten van deuren, vensters, trappen, ter wegneming van gemeenschap, kan geschieden op elke wijze die belet dat die gemeenschap tijdelijk of duurzaam kan worden hersteld zonder dat den ambtenaren moet blijken wat heeft plaats gehad. Het afsluiten van een deur kan, mits dit stevig geschiedt door daarop gespijkerde of geschroefde klampen met verzonken spijkers of schroefkoppen, als toereikend worden beschouwd; vensters kunnen met ijzerdraadgaas met kleine mazen worden overdekt. Bij vaststaande vensters is het voldoende dat zij van draadglas of spiegelglas zijn voorzien; voor vensters op verdiepingen kan met vastzetten zonder meer worden volstaan. Indien dit uit een oogpunt van veiligheid of krachtens eenig voorschrift noodzakelijk is, kan in de plaats van het vastzetten van een deur of venster worden volstaan met afsluiting door plombeering. De ambtenaar die deze verricht maakt hiervan een verklaring op, welke duidelijk aangeeft hoe en waar die plombeering is aangebracht. Hij overhandigt die verklaring aan den Ontvanger, die deze bewaart in den omslag Tabaksaccijns no. 3, die op het pand betrekking heeft. Ontdekt een 160 BIJLAGE C. — Instructie §§ 26—28. ambtenaar dat de plombeering is geschonden, dan geeft bij hiervan terstond kennis aan den Inspecteur en aan den Ontvanger. Res. van 4 April 1922, no. 184. § 27. (Artikel 24). Het artikel heeft blijkens den aanhef betrekking op de lokalen, waarin het bedrijf van fabrikant wordt uitgeoefend, en dus niet alleen op de werklokalen. De bedoehng van het eerste hd is het tegengaan van huisarbeid en in dien zin is het eerste hd te beschouwen als eene aanvulling van het by* artikel 23 bepaalde. Intusschen is het handelen in strijd met artikel 24 geen reden om eene bedrijfsvergunning te weigeren, doch wordt overtreding van hetgeen daar is voorgeschreven, gestraft naar artikel 71. Dat de lokalen niet voor andere doeleinden mogen worden gebruikt of beschikbaar gesteld dan in de bedrijfsvergunning zijn omschreven, heeft in hoofdzaak ten doel te voorkomen, dat, zonder medeweten van de administratie, bijv. ineen als sigarenfabriek aangegeven lokaal ook rooktabak zou worden gemaakt, of dat een sigarenwinkel zou worden gebezigd als kerverij. Indien iemand echter de lokalen van eene sigarenfabriek wenscht te bezigen als magazijn voor den opslag van bijv. koffie en thee, dan kan daartegen geen bezwaar worden gemaakt, indien dit doel in de aanvraag ter bekoming van eene bedrijfsvergunning is aangegeven. Het woord „bedrijfsarbeid" in het tweede lid van dit artikel heeft eene ruime beteekenis. Daaronder wordt begrepen alles wat tot de uitoefening van het bedrijf behoort; in eene sigarenfabriek dus behalve het eigenlijke fabriceeren van de sigaren, ook het sorteeren, verpakken en banderolleeren. Doch ook administratieve werkzaamheden ten behoeve van het bedrijf, zijn als bedrijfsarbeid aan te merken. Voor het Israëlietische en voor enkele Christelijke kerkgenootschappen geldt als wekelijksche rustdag de Zaterdag. Voor Israëlieten gaat die rustdag in des Vrydags kort vóór zonsondergang en hij eindigt des Zaterdags met zonsondergang. De Inspecteur, die overeenkomstig het derde hd van genoemd artikel afwijking van het bij het tweede lid bepaalde meent te moeten toestaan, wendt zich, alvorens ter zake te beshssen, tot het betrokken districtshoofd van de arbeidsinspectie, tenzij hem wordt aangetoond, dat van bedoelde Inspectie bereids eene vergunning is verkregen als met het oog op dit artikel wordt aangevraagd. Indien het districtshoofd adviseert tot het niet-verleenen der vergunning, gedraagt zich de Inspecteur dienovereenkomstig. Het verbod om bedrijfsarbeid te verrichten buiten de daarvoor vastgestelde uren, geldt zoowel voor den patroon als voor den arbeider. § 28 (Artikel 25). De bedoehng van dit artikel is den fabrikanten te beletten tabak te laten strippen of sigaren te laten maken in de huisindustrie. Nu echter ingevolge artikel 2 der wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746, gemeenschap tusschen fabriek en woning bij het voldoen aan bepaalde voorwaarden tot 1 Januari 1925 geen beletsel vormt voor het verkrijgen van eene bedrijfsvergunning, belet niets een fabrikant om tot zoolang de vertrekken van zijn werknemer mede te BIJLAGE C. — Instructie §§ 28—32. 161 begrijpen onder die, waarvan ingevolge artikel 15, lett. d, aangifte moet geschieden, indien hem eene vergunning ingevolge artikel 2 der eerst* aangehaalde wet is verleend. De Ontvangers en de overige ambtenaren der accijnzen zullen bevorderen, dat by' overgang van den werknemer in dienst van een ander, in de bedrijfsvergunning van den fabrikant die vertrekken worden geschrapt, resp. opgenomen. § 29. (Artikel 26). Deze bepaling zal slechts worden toegepast na veroordeeling van den fabrikant wegens uitslag van onveraccijnsde tabaksfabrikaten of wegens een ander ernstig feit, of ook in geval er aanwijzingen bestaan van ernstige fraude. In de voorstellen tot toepassing van dit artikel behooren de overwegingen, waarop het voorstel rust, omstandig te worden omschreven, speciaal in die gevaüen, waarin vermoedens van fraude als argument worden gebruikt. De voorstellen worden langs den hiërarchischen weg aan het Departement ingezonden, ten einde in het geval, dat de Minister voorloopig van oordeel is, dat de hierbedoelde maatregel moet worden toegepast, ter fine van advies in handen te worden gesteld van de Commissie van deskundigen voor den tabaksaccijns. De mogelijkheid schijnt niet uitgesloten, dat de Commissie naar aanleiding van de uitgebrachte rapporten of in verband met het verweer van een fabrikant, een ambtenaar wenscht te hooren. De voorzitter van bedoelde Commissie is uitgenoodigd om eventueele oproepingen daartoe door tusschenkomst van het Departement te doen geschieden. § 30. (Artikel 27). Het bedrag en de maatstaf van de hierbedoelde kosten zullen nader bij algemeenen maatregel van bestuur worden vastgesteld (1). De invordering dier kosten geschiedt maandelijks, waarbij valt in het oog te houden dat het XXIVste hoofdstuk der Alg. wet van 26 Augustus 1822, S. no. 38, V. v. V. no. 70, hier niet toepasselijk is, zoodat de zaak als eene gewone vordering in rechte moet worden aangebracht. Alvorens hiertoe over te gaan, plegen de Ontvangers overleg met den Rijksadvocaat. 1. De algemeene maatregel van bestuur, regelende o.m. het bedrag der kosten van bewaking is tot heden (30 Juni 1922) niet verschenen. Zie verder § 35, laatste lid, der instructie. § 31. (Artikel 28). Voor het nagaan der fabrieksboekhouding is de kennis der hier voorgeschreven opgaven noodzakelijk. Zy worden ingeleverd bij den Inspecteur. § 32. (Artikel 29). Uitslag van tot verbruik bereide tabak volgens lett. b van het eerste hd, geschiedt op consent tot uitvoer naar het model, dat als bijlage bij deze instructie is gevoegd (*). De daarvoor benoodigde formulieren worden door den fabrikant verstrekt. Omtrent de *) Dit Model is opgenomen op blz. 192. .De Tabakswet. 11 162 BIJLAGE C. — Instructie §§ 32—33. invulling, het daarvoor te bezigen papier en de verdere behandeling, worden de voorschriften der resolutie van 26 September 1906, no. 33, V. no. 139, opgevolgd. Voor de uit te voeren goederen moet ten behoeve van de handelssstatistiek tevens eene aangifte model / worden ingeleverd, die behandeld wordt als in § 64 der resolutie van 26 Ootober 1921, no. 153, V. v. V. no. 1666, voor de aldaar bedoelde aangiften is voorgeschreven. Uitslag volgens lett. c en d geschiedt op vervoerbiljet Accijnzen no. 9, waarvan het duphcaat niet wordt ingevuld. De Ontvanger stelt den termijn vast, na welken de zekerheid zal worden ingevorderd, zoo het vervoerbiljet inmiddels niet gezuiverd ten kantore der afgifte is teruggekomen ; hij vermeldt dien termijn in het document. Tenzij bijzondere omstandigheden dit raadzaam maken, bepaalt hij dien op zes weken. De aangifte ter bekoming van het vervoerbiljet vermeldt: o. den naam en het beroep van den afleveraar; b. het pand waaruit de uitslag zal geschieden; c. de soort, de hoeveelheid, de verpakking en den kleinhandelsprijs der tabaksfabrikaten, duidelijk gespecificeerd, zoodat de accijns daaruit is te berekenen; d. het vervoermiddel; e. den naam en het beroep van den ontbieder ; /. het pand, waarin de inslag zal geschieden, met opgaaf van gemeente en kadastrale sectie en nummer. Indien bij uitslag volgens lett. c de goederen bestemd zijn tot opslag in een entrepot voor buitenlandsche tabaksfabrikaten, behooren ten behoeve van de handelsstatistiek bij den opslag volgens §71, hd 2, van V. v. V. no. 1666 de noodige formulieren M te worden ingeleverd. Het bedrag van de zekerheid wordt bepaald op de wijze bedoeld in artikel 52 der wet. In- en uitslag der goederen geschieden in bijzijn van ambtenaren der accijnzen, onder toepassing van plombeering, verzegeling of bewaking. Ook voor den uitslag van monsters moeten de hiervoor bedoelde documenten worden gebezigd, indien althans de fabrikant niet verkiest, daarvoor sigaren of andere tót verbruik bereide tabak te gebruiken, die overeenkomstig de voorschriften zijn verpakt en van zegels zijn voorzien. Nader zal worden overwogen of en in hoever de uitslag van monsters overeenkomstig lett. b, c en d kan worden vereenvoudigd. Voor den uitslag van tot verbruik bereide tabak naar eene bakkerij of soortgelijke inrichting, ten einde aldaar te worden gedroogd, wordt verwezen naar de toelichtingen op artikel 14. De overeenkomstig artikel 11 der wet te stellen zekerheid kan ook dienen voor die, welke ingevolge dit artikel wordt vereischt, indien zulks uit de akte voldoende blijkt. § 33. (Artikel 31). Voor het houden van aanteekeningen nopens inen uitslagen van ruwe tabak, enz. overeenkomstig lett. a en b van dit artikel moeten staten worden aangelegd, ingericht als is voorgeschreven in de toelichting op artikel 21 (1). Van de in- en uitslagen van tot verbruik bereide tabak moet aantee- BIJLAGE C. — Instructie § 33. 163 kening worden gehouden op staten, die de volgende kolommen bevatten. Wat de inslagen betreft: a. volgnummer der geleverde partij, b. naam en woonplaats van den verkooper, c. soort van de tot verbruik bereide tabak (te weten: sigaren, sigaretten, rooktabak, pruimtabak of snuif), d. aantal colli, e. soort der colli, /. bruto-gewicht, g. aantal stuks voor sigaren en sigaretten en netto-gewicht voor rooktabak, pruimtabak en snuif, h. kleinhandelsprijs, voor zoover de tot verbruik bereide tabak veraccijnsd wordt gekocht. i. tijdstip van ontvangst der partij. Wat de uitslagen betreft: a. volgnummer der afgeleverde partij, b. naam en woonplaats van den kooper, c. soort van de tot verbruik bereide tabak (te weten : sigaren, sigaretten, rooktabak, pruimtabak of snuif), d. aantal colli, e. soort der colli, /. bruto-gewicht, g. aantal stuks voor sigaren en sigaretten en netto-gewicht voor rooktabak, pruimtabak en snuif, h. bij uitslag volgens artikel 29, lett. a, der wet, den verkoopprijs en den kleinhandelsprijs volgens de aangebrachte zegels, i. bij uitslag volgens lett. 6, e en d van dat artikel, soort, dagteekening en nummer van het document, waarop de uitslag zal geschieden. Bij de staten bewaart de fabrikant afschriften of doordrukken van de door hem overeenkomstig art. 50 afgegeven geleibiljetten. De bepalingen van het onderwerpelijk artikel beoogen niet eene contróle op de productie. Van zoodanige contróle moet worden afgezien, omdat er geene vaste verhouding bestaat tusschen het gewicht van de ruwe tabak en dat van de daaruit verkregen fabrikaten. De praktijk leert, dat de hoeveelheid sigaren en andere tabaksfabrikaten, die uit eene bepaalde hoeveelheid ruwe tabak wordt verkregen, belangrijk verschilt, naarmate van de qualiteit van de tabak, de bekwaamheid van den werkman en de eischen, die aan het fabrikaat worden gesteld. Intusschen kunnen de hierbedoelde staten in onderling verband toch wel richtsnoer zijn voor de beoordeeling van de vraag, of er in een fabriek verkeerde praktijken worden toegepast, met andere woorden, of belangrijke partijen voor verbruik binnenslands worden uitgeslagen zonder betaling van den accijns. Immers, naarmate de ambtenaren der accijnzen door hun toezicht op en in de fabrieken meer en meer op de hoogte komen van den aard van de daarin uitgeoefende bedrijven, zuilen zij in groote lijnen de verhouding leeren kennen, die er bestaat tusschen eene bepaalde hoeveelheid tabak van een bekende qualiteit en het gemiddelde gewicht van de daaruit te verkrijgen fabrikaten. Als een vingerwijzing kan ten deze dienen, dat uit 100 KG. ruwe 164 BIJLAGE C. — Instructie §§ 33—35. tabak ten minste 75 KG. sigaren worden verkregen. In vele fabrieken zal dat percentage tot 80 kunnen worden opgevoerd. Indien blijkt van het bestaan van afwijkingen tusschen de hoeveelheid fabrikaten die in verschillende fabrieken uit eenzelfde boeveelheid ruwe tabak wordt verkregen, dan zullen de Inspecteurs hieraan bijzondere aandacht schenken. Van de bevoegdheid tot het nemen of doen nemen van inzage van koopmansboeken, maken zij slechts gebruik bij bepaalde noodzaak. Door het voorschrijven van een doelmatig toezicht doen zij frauduleuze uitslagen uit tabaksfabrieken tegengaan. Het gebruik van kaarten in de plaats van registers kan de Inspecteur tot wederopzeggens toestaan onder voorwaarde, dat het kaartenstelsel zoodanig wordt ingericht, dat daaruit dezelfde gegevens zonder meerdere moeite dan door het raadplegen van registers kunnen worden geput, dat ter voorkoming van verwisseling alle kaarten vóór de ingebruikstelling van zijn naamteekeningsstempel zijn voorzien, en dat het volle aantal van zulk een stempel voorziene kaarten ook die, welke zijn volgeschreven, steeds op de eerste vordering aan den Inspecteur of aan een door dezen aangewezen ambtenaar wordt vertoond. Bij het niet voldoen aan deze voorwaarden moet de vergunning worden ingetrokken. 1. Zie § 24 dezer instructie. § 34. (Artikel 32). Dit artikel, dat in het oorspronkelijk wetsontwerp niet voorkwam, werd in het gewijzigd ontwerp opgenomen speciaal met het oog op de verphchting der fabrikanten om in de facturen van sigaren, andere dan voor uitvoer bestemde, de serienummers der op de verpakking voorkomende zegels te vermelden. Het gewijzigd ontwerp bevatte bij de indiening aan de Staten-Generaal in het eerste hd nog een tweeden volzin, waardoor aan de fabrikanten de verphchting werd opgelegd om afschriften van de facturen in te zenden aan den daarvoor door den Minister aan te wijzen ambtenaar. Bedoelde tweede volzin werd door aanneming van een amendement uit het artikel gelicht, terwijl krachtens artikel 1 der wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746, de woorden „alsmede de serienummers der op de verpakking voorkomende zegels" zijn vervallen. Speciaal door het vervallen van des fabrikants verphchting tot inlevering van afschriften der facturen, beeft het artikel een deel van zijn belang ingeboet. Niettemin is het voorschrift van artikel 32 een nuttige aanvulling van de verplichtingen den fabrikant in artikel 31 opgelegd, doordien het de controle op de inschrijvingen in de daarbedoelde registers verscherpt en tevens een grondslag biedt voor de beoordeeling of de koopmansboeken juist en in overeenstemming met de feiten worden gehouden. Onder prijs in dit artikel is te verstaan de verkoopprijs en niet de kleinhandelsprijs. § 35. (Artikel 34). Fabrikanten, die ten einde ontheven te worden van het houden der aanteekeningen als bedoeld in artikel 31, hunne fabrieken onder onafgebroken bewaking van ambtenaren wenschen te BIJLAGE C. — Instructie §§ 35—36. 165 doen stellen, kunnen zich met een desbetreffend verzoek tot den Minister van Financiën wenden. In het gewijzigd wetsontwerp waren de verplichtingen die voor den fabrikant uit artikel 31 voortsproten, van meer ingrijpenden aard. Immers aanteekening moest worden gehouden van voorraden en van de producten, die uit de grondstoffen worden verkregen. Verondersteld mag worden, dat de eenvoudige aanteekeningen, die thans ingevolge artikel 31 moeten worden gehouden en die in goed geordende fabrieken zeer gemakkelijk uit de gewone bedrijfsboekhouding kunnen worden overgenomen, voor slechts weinig fabrikanten aanleiding zullen zijn om toepassing van artikel 34 te vragen. De voor de bewaking te vorderen kosten zullen verband houden met de inrichting der fabriek. Indien eene fabriek verschillende in- en uitgangen heeft, die gedurende den werktijd geopend moeten blijven, zal de bewaking aan meer dan één ambtenaar moeten worden opgedragen. Daarentegen behoeft eene fabriek na afloop van de gewone werkzaamheden niet te worden bewaakt en kan met ambulant toezicht door de ambtenaren van den post worden volstaan, indien althans geen vermoeden bestaat, dat van de afwezigheid van den ambtenaar gebruik zal worden gemaakt tot uitslag van fabrikaten uit de fabriek. In verband met het bovenstaande zullen de ten laste van den fabrikant komende kosten van bewaking voor elk geval afzonderlijk worden vastgesteld (verg. ook art. 27). § 36. (Artikel 35). Het vijfde hoofdstuk handelt uitsluitend over tot verbruik bereide tabak. Ten aanzien van ruwe tabak brengt de Tabakswet geen wijziging in de voorschriften betreffende entreposeering ; ruwe tabak is geen accijnsgoed, al valt het vervoer daarvan onder de bepalingen van art. 50 der wet, en al bevat het 3de hoofdstuk ook bijzondere bepalingen betreffende den handel in deze waar. Blijkens dit artikel worden de gemeenten, waar particulier entrepot gevestigd kan worden voor tot verbruik bereide tabak, aangewezen door den Minister van Financiën. In zooverre wordt door deze bepaling afgeweken van het ten aanzien van particuliere entrepots thans geldend beginsel, dat zij kunnen worden opgericht in alle gemeenten, waar een algemeen of pubhek entrepot bestaat. Ter uitvoering van dit artikel worden als gemeenten waar particulier entrepot kan worden gevestigd, aangewezen: Amsterdam, Dordrecht Harlingen, Botterdam en Vlissingen. Indien in andere gemeenten behoefte aan particulier entrepot voor tot verbruik bereide binnenlandsche of buitenlandsche tabak mocht ontstaan, kunnen de Directeurs voorstellen tot aanwijzing van die gemeenten doen. De aandacht van belanghebbenden behoort echter gevestigd te worden op de bepalingen van artikel 38 der wet, waardoor ten aanzien van uit het buitenland ingevoerde sigaren en sigaretten hun eigen lokalen tot op zekere hoogte met entrepot worden gelijkgesteld. De opslag van buitenlandsche tabaksfabrikaten in particulier entrepot geschiedt op model F of model H, naar de onderscheiding dienaangaande gemaakt in V. v. V. no. 1666. 166 BIJLAGE C. — Instructie §§ 37—39. § 37. (Artikel 36). Bepalingen van gelijksoortige strekking als de bij dit artikel vastgestelde, komen voor in de artikelen 3, § 2 der wet van 1 Mei 1863, S. no. 47, V. v. V. no. 612, en in artikel 6 der wet van 7 Juli 1865, S. no. 80, V. v. V. no. 612. Wenscht een entrepositaris binnenlandsch fabrikaat in entrepot op te slaan naast buitenlandsch fabrikaat waarvan het invoerrecht nog niet is voldaan,dan kan de entreposeur hem dit vergunnen, mits de eerste schriftelijk verklaart er genoegen mede te nemen, dat al het aanwezige met betrekking tot het invoerrecht als buitenlandsch fabrikaat wordt aangemerkt. § 38. (Artikel 37). De aandacht wordt er op gevestigd, dat de bepaling van het eerste hd van dit artikel afwijkt van hetgeen nopens verpakken,enz. in entrepot is vastgesteld bij de artikelen 9 en 10 van het Koninklijk besluit van 7 November 1876, S. no. 193, V. v. V. no. 281. Doordien thans van alle tot verbruik bereide tabak een invoerrecht naar de waarde wordt geheven, heeft het tweede hd van dit artikel zijne beteekenis verloren. Wederuitvoer van buitenlandsche bereide tabak, waarvan het invoerrecht niet is betaald, geschiedt op transitopaspoort (model O). Uit de documenten, waarmede tot verbruik bereide tabak uit entrepot wordt uitgeslagen, moet voor zooveel noodig blijken, of het geldt uitslag van buitenlandsche of van binnenlandsch e tabak. Daarbij dient uit den aard der zaak rekening te worden gehouden met het bepaalde bij artikel 36 der wet. Het sorteeren, verpakken en van zegels voorzien van tabaksfabrikaten in entrepot stempelt den entrepositaris niet tot fabrikant in den zin van artikel 22, eerste lid, laatsten zin, der wet. De uitslag van buitenlandsche tabaksfabrikaten naar een ander entrepot van buitenlandsche tabaksfabrikaten geschiedt op model F, die van buitenlandsche tabaksfabrikaten naar een entrepot van binnenlandsche tabaksfabrikaten op modellen F en D, die van binnenlandsche tabaksfabrikaten naar een entrepot voor binnenlandsche of buitenlandsche tabaksfabrikaten op een vervoerbiljet Accijnzen no. 9 en casu quo model Mt met inachtneming van hetgeen nopens de modellen Z), F en M is voorgeschreven in V. v. V. no. 1666. § 39. (Artikel 38). Fabrikanten en groothandelaren, die eene vergunning op den voet van dit artikel wenschen, kunnen een daartoe strekkend verzoek aan den Minister indienen. Blykens de woorden van het artikel, kunnen alleen sigaren en sigaretten zonder betaling van den accijns worden ingeslagen, waaruit volgt, dat het invoerrecht dadelijk bij den invoer of bij uitslag uit entrepot moet worden betaald. Als algemeene voorwaarden bij het verleenen van eene vergunning zullen worden voorgeschreven het vervoer van de sigaren en sigaretten op volgbrief naar de lokalen van opslag, minima voor de inslagen en zoo noodig het stellen van zekerheid voor den accijns. Aangezien de op den voet van dit artikel opgeslagen sigaren en sigaretten voor de toepassing van de Tabakswet worden gelijkgesteld met BIJLAGE C. — Instructie §§ 39—42. 167 geëntreposeerde goederen, kan aflevering plaats hebben overeenkomstig de onderscheidingen van artikel 29 der wet. Uitvoer uit de hierbedoelde lokalen naar het buitenland geschiedt op consent tot uitvoer, opslag in entrepot of inslag in eene andere fabriek op vervoerbiljet. Uitslag met bestemming tot inslag in de lokalen van een groothandelaar is slechts toegelaten, voor zoover de ontbieder als fabrikant is te beschouwen. Overeenkomstig artikel 37 der wet kunnen de opgeslagen sigaren en sigaretten worden gesorteerd, verpakt en van zegels voorzien. Het voorzien van zegels stempelt den groothandelaar tot fabrikant (verg. art. 22, eerste lid, tweeden volzin). In dat geval moeten zijn panden o.a. voldoen aan de eischen van art. 23 der wet. Voor de toepassing der statistiekwet en der wet op het Statistiekrecht worden de hierbedoelde sigaren en sigaretten niet als geëntreposeerd beschouwd. § 40. (Artikel 40). Voor de toepassing van dit artikel zijn de artikelen 87 en 88 der Tabakswet en artikel 2 der wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746, met de daarop gegeven instructies te raadplegen. Hoewel bier niet, evenals in art. 23, van middellijke en onmiddellijke gemeenschap wordt gesproken, kan het bestaan van gemeenschap toch worden aangenomen, indien die door middel van een bij den kleinhandelaar of den fabrikant in gebruik zijnd tusschengelegen lokaal tot stand komt. Ware niet bedoeld ook middellijke gemeenschap uit te sluiten, dan zou het voldoende zijn geweest, het verbod uit te spreken van het grenzen aan een pand, waarin het bedrijf van fabrikant wordt uitgeoefend. § 41. (Artikel 41). Her eerste hd van dit artikel levert een van de krachtigste middelen tot het tegengaan van fraude ; aan de uitvoering moet stipt de hand worden gehouden. Tot toelichting van het tweede hd diene, dat sommige soorten van pruimtabak zich moeilijk leenen tot verpakking voor den verkoop in het klein en tot het daarop aanbrengen van zegels. Zoo wordt bijv. uit Amerika ingevoerd eene soort pruimtabak, Cavendish genaamd, die tot blokken geperst, verpakt wordt in kisten. Zoolang de kist gesloten blijft, behouden die blokken hun vorm, doch is de kist geopend, dan zetten zij belangrijk uit. Werden nu die blokken ieder afzonderlijk verpakt en van een zegel voorzien, dan zou dit laatste bij de uitzetting scheuren en zou de winkelier, die de Cavendish in voorraad had, dientengevolge in overtreding zijn. Het is daarom noodig voor Cavendish de zegels te doen aanbrengen op de kisten en lossen verkoop uit die kisten toe te laten. Verwezen wordt naar art. 21 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747 (1). 1. Zie ook § 25 der instructie, V. v. V. no. 1748, in aant. 2 op gemeld art. 21, in bijl. B. § 42. (Artikel 42). Dit artikel en het thans vervallen artikel 43 werden oorspronkelijk in de wet opgenomen om den lossen verkoop van 168 BIJLAGE C. — Instructie §§ 42—43. niet stuksgewijs gezegelde sigaren uit van zegels voorziene kistjes mogelijk te maken. Ofschoon de losse verkoop van ongezegelde sigaren niet meer geoorloofd is, hebben de kleinhandelaren niettemin de bevoegdheid behouden om de zegels, zich bevindende op verpakkingen van ten minste 25 en niet meer dan 100 sigaren, te verbreken. Daardoor wordt den verkooper de mogelijkheid geboden de kleur der sigaren door den klant te doen beoordeelen. Het staat hem zelfs naar de letter der wet vrij alle hierbedoelde verpakkingen met verbroken zegels voorhanden te hebben. Het is duidelijk, dat de onderwerpelijke bepaling aanleiding kan geven tot ontduiking van den accijns. Indien praktijken worden toegepast als waarvan sprake is in § 13 dezer instructie, dan kan het Bijk hierdoor aanmerkelijke schade worden berokkend. Wel bestaat de mogelijkheid, dat bij dergelijke handelingen eene overtreding wordt geconstateerd van de bepalingen der artikelen 10, 29 en 45 der wet, doch afdoende ter beteugeling van de hierbedoelde fraude schijnen die bepalingen niet. Het toezicht van de ambtenaren zal dan ook bijzonder gericht moeten zijn op de winkeliers, die er een gewoonte van maken hunne voorraden voorhanden te hebben in kistjes met verbroken zegels. Niet dat er bezwaar bestaat, dat een winkelier ten behoeve van een klant een of meer kistjes opent, doch zoodra het gebruik van de bij dit artikel gegeven bevoegdheid de eischen van de praktijk te boven gaat, bestaat er voor de ambtenaren aanleiding op de handelingen van dien winkelier strenger toe te zien. Eene verpakking, waarvan het zegel verbroken is, kan niet meer als gebanderolleerd worden beschouwd. De winkelier mag nu volgens het slot van het artikel wel één geheel gevuld kistje met verbroken zegel afleveren, d.w.z. hij mag het wel in zijnen winkel overgeven aan den kooper, maar vervoerd mag het slechts worden door dien kooper zelf, krachtens het slot van artikel 51, eerste hd, der wet; immers, een winkelier, die een kistje sigaren bezorgt of doet bezorgen aan een klant, kan niet gezegd worden tabak voor eigen gebruik met zich te voeren (1). Het ligt overigens niet in de bedoehng het den bona-fide winkelier in dit opzicht moeilijk te maken ; anders wordt de zaak, indien het vervoer geschiedt door of vanwege den winkelier, die zijnen voorraad of een groot gedeelte daarvan met verbroken zegels voorhanden houdt. De aandacht zij er voorts nog op gevestigd, dat de op den voet van artikel 42, voorhanden of ten verkoop aangeboden of verkocht wordende sigaren, zich moeten bevinden in de „oorspronkelijke" verpakking, dat is in de verpakking, waarin zij door den fabrikant worden afgeleverd. Aangezien sigaren in den regel, nadat zij in de kistjes zijn gelegd, worden geperst, krijgen zij een min of "meer hoekigen vorm. Indien nu vermoeden rijst dat een winkelier een kistje navult met onveraccijnsde sigaren, dan zal soms de vorm van de sigaar voor de ambtenaren eene aanwijzing kunnen zijn om op de handelingen van dien winkelier nauwkeurig toezicht te houden. Het verbreken van het zegel zal zoodanig moeten geschieden, dat de daarop voorkomende kleinhandelsprijs ongeschonden blijft (1). 1. Zie ook § 45, achtste hd, der instructie. § 43. (Artikel 44). De in dit artikel bedoelde lijst moet in het ver- BIJLAGE C. — Instructie §§ 43—45. 169 kooplokaal zoodanig worden geplaatst, dat merken en prijzen der verkrijgbare sigaren voor de koopers duidelijk leesbaar zijn. Dit brengt mede, dat de lijst onder het bereik van de koopers moet zijn, zonder dat de kleinhandelaar daarvoor zijne tusschenkomst behoeft te verleenen. § 44. (Artikel 45). Verkoop tegen een lageren prijs dan dien op de zegels vermeld, is niet verboden. Voor de toepassing van het tweede hd van dit artikel wordt verwezen naar artikel 22 van het Koninklijk besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. V. no. 1747 (1). Voor de beteekenis van de laatste alinea van dit artikel wordt verwezen naar de toelichting op artikel 10 (2). 1. Zie ook § 26 der instructie, V. v. V. no. 1748, in aant. 1 op gemeld art. 22, in bijl. B. 2. § 13, laatste lid, der onderwerpelijke instructie. § 45. (Artikel 46). Herhaaldelijk komt het voor, dat sigaren, sigaretten en tabak, tengevolge van faillissement, wegens beschadiging of om andere redenen in het openbaar aan den meestbiedende worden verkocht. Door het voorschrift, dat van iedere te houden openbare verkooping vóóraf aangifte is te doen, hebben de ambtenaren der accijnzen gelegenheid zich te overtuigen of met betrekking tot de te verkoopen artikelen de voorschriften der wet worden nageleefd. Indien eene aangifte als waarvan bier sprake is, bij een Ontvanger der accijnzen mocht worden ingeleverd, zendt deze die terstond door aan den Inspecteur dien het aangaat. Tegelijkertijd geeft hij den ambtenaren van den actieven dienst kennis van de plaats waar de verkoop zal worden gehouden. Van de ingekomen aangifte zendt de Inspecteur een gewaarmerkt afschrift aan den Ontvanger der registratie binnen den kring van wiens kantoor de verkooping gehouden wordt en die met het toezicht op het houden van openbare verkoopingen van roerende zaken belast is. Met dit toezicht is belast, ten aanzien van die verkoopingen door een notaris gehouden, de Ontvanger van het kantoor van registratie voor de notarieele akten, en ten aanzien van alle andere verkoopingen, de Ontvanger van het kantoor der registratie voor akten van deurwaarders en onderhandsche akten. De verzending geschiedt zoo tijdig, dat dit afschrift dien ambtenaar ten minste vier en twintig uur vóór de verkooping bereikt. § 3 van het Ilde hoofdstuk der Registratiewet 1917, waarnaar het artikel verwijst, is als bijlage achter deze instructie opgenomen. De ambtenaar, die eene aangifte als hierbedoeld in ontvangst neemt, wijst den aangever nadrukkelijk op zijne verplichtingen, voortvloeiende zoowel uit de Tabakswet als uit voormelde Registratiewet, en licht hem ter zake voor zooveel noodig in. De wetgever is in art. 46 blijkbaar uitgegaan van de gedachte, dat het in hoofdzaak de voorraden van kleinhandelaars zouden zijn die, om welke reden dan ook, publiek worden verkocht. Die voorraden zullen dan op het oogenblik, dat zij in het openbaar ten verkoop worden aangeboden, voorzien zijn van zegels in overeenstemming met den klein- 170 BIJLAGE C. — Instructie §§ 45—46. handelsprijs, waarvoor de merken voor het publiek verkrijgbaar worden gesteld. Wordt de voorraad sigaren van een fabrikant in publieke veiling verkocht, dan zullen deze, behoudens toepassing van art. 47, tweede hd, der wet, vóór den verkoop moeten worden voorzien van de zegels; overeenkomende met den prijs, waarvoor de sigaren in den kleinhandel aan het pubhek worden afgeleverd. Ten einde dit te controleeren, is den ambtenaren de bevoegdheid gegeven tot het nemen van monsters ; hiervan behoort echter slechts een spaarzaam gebruik te worden gemaakt. De monsters behooren later aan den belanghebbende te worden terug" gegeven. Hetgeen in artikel 42 is gezegd met betrekking tot den verkoop en de aflevering van niet stuksgewijs gezegelde sigaren in verpakkingen met verbroken zegels, geldt niet ten aanzien van de hierbedoelde openbare verkoopingen. Echter kan de Inspecteur der accijnzen, indien uit de ingeleverde aangifte blijkt, dat de verkoop gehouden wordt voor rekening van een kleinhandelaar, toestaan, dat sigaren in verpakkingen van ten minste 25 en niet meer dan 100 stuks met verbroken zegels worden te koop aangeboden en verkocht. Omtrent de aflevering geldt dan het op art. 42 aangeteekende. Opgemerkt wordt nog, dat de openbare ambtenaar, te wiens overstaan de verkooping wordt gehouden, niet verplicht is ter zake van dien verkoop eene bedrijfsvergunning aan te vragen. Hij die last geeft tot het houden van de verkooping of voor wiens rekening zij geschiedt, zal in den regel wel in het bezit zijn van eene bedrijfsvergunning als fabrikant, handelaar of winkelier; zoo niet, dan behoort hij, behoudens bij executorialen verkoop, die vergunning tijdig aan te vragen. Aan de bepalingen van het artikel moet nauwlettend de hand worden gehouden; met name behoort, indien tengevolge van de te late aangifte, de Ontvanger der registratie niet ten minste 24 uur te voren met den voorgenomen verkoop is in kennis gesteld, den aangever te worden medegedeeld, dat proces-verbaal van bekeuring tegen hem zal worden ingesteld, indien de verkooping binnen dien termijn doorgaat. Aan die mededeeling behoort steeds gevolg te wórden gegeven. § 46. (Artikel 47). Ofschoon het niet waarschijnlijk is, dat in het openbaar verkochte sigaren, sigaretten, enz. meer zullen opbrengen dan de kleinhandelsprijs volgens de aangebrachte zegels bedraagt, dient te worden voorzien in de mogelijkheid, dat een hoogere prijs wordt gemaakt. In dit geval zal de meer verschuldigde accijns moeten worden bijbetaald volgens de voorschriften, bedoeld in artikel 45, 2e lid, der wet. Het tweede hd van artikel 47 voorziet in het geval, dat men onveraccijnsde artikelen buiten eene fabriek of een entrepot in het openbaar mocht willen verkoopen. Daar niet met zekerheid is te zeggen welke bijzondere gevallen zich bij deze wijze van verkoop zullen voordoen, is het treffen van de noodige voorzieningen tot verzekering van den accijns overgelaten aan den Inspecteur der accijnzen. Deze voorzieningen zullen in de meeste gevallen hierin bestaan, dat zorg wordt gedragen, dat de verkochte goederen het verkooplokaal niet verlaten dan met inachtneming van dezelfde voorschriften als in artikel 29 zijn vast- BIJLAGE C. — Instructie §§ 46—49. 171 gesteld voor uitslag van tot verbruik bereide tabak uit eene fabriek. Is de kooper een fabrikant, dan zal hij de goederen onveraccijnsd in zijne fabriek kunnen inslaan; is hij kleinhandelaar, dan zal de accijns moeten worden voldaan in verband met den door hem vast te stellen kleinhandelsprijs, terwijl bij verkoop aan particulieren de accijns zal zijn te berekenen met inachtneming van het bepaalde bij artikel 3 der wet. In ieder geval moet van den verkooper de aangifte worden gevorderd die art. 46 voorschrijft. Volgens het eerste hd van dit artikel is de prijs, die bij eene openbare verkooping, als in artikel 46 bedoeld, wordt verkregen, grondslag voor de heffing van den accijns, indien hij hooger is, dan die vermeld op de verpakking of op de sigaren. Onder prijs is hier te verstaan de verkoopprijs zonder bijvoeging van lasten, die in den vorm van percenten van den verkoopprijs de koopsom verhoogen. Ook het te heffen registratierecht blijft ten deze buiten aanmerking. Bij het verleenen van eene vergunning overeenkomstig het tweede hd van dit artikel zal de Inspecteur der accijnzen tevens hebben voor te schrijven met welk document het vervoer der onveraccijnsde fabrikaten naar het verkooplokaal moet plaats hebben. § 47. (Artikel 48). De bevoegdheid, den ambtenaren der accijnzen bij dit artikel gegeven, strekt in de eerste plaats om hen in staat te stellen in de lokalen, waarvoor eene bedrijfsvergunning is afgegeven, hunne ambtswerkzaamheden te verrichten en voorts om na te gaan of eene overtreding van eenige bepaling der wet plaats beeft op andere plaatsen, waarvan zulks bekend is of redelijkerwijze vermoed kan worden. In het proces-verbaal, bedoeld aan het slot van het artikel, maken zij melding van de redenen waarop hun vermoeden gegrond was, dat eene overtreding der wet plaats vond. Voorts onderwerpt het artikel de lokalen van tabaksverbouwers aan de visitatie. De bevoegdheid om te onderzoeken of in de in het artikel bedoelde lokalen tabak aanwezig is, brengt mede het recht om de voorraden tabak in fabrieken, bergplaatsen en winkels op te nemen. De lastgeving van den Burgemeester of Kantonrechter moet onder opgaaf van redenen schriftelijk worden aangevraagd door een Verificateur, Ontvanger of hooger ambtenaar. § 48. (Artikel 49). Van de bevoegdheid tot lijfsvisitatie moet met behoedzaamheid worden gebruik gemaakt. Zij is voornamelijk gegeven ten einde fraude door werklieden, al of niet gepaard met diefstal, tegen te gaan, en behoort niet zonder ernstige vermoedens op andere personen te worden toegepast. Lijfsvisitatie van vrouwen behoort door visiteuses te worden verricht; waar noodig, doen de Inspecteurs langs den ambtelijken weg het voorstel tot het aanwijzen eener te goeder naam en faam bekende vrouw als visiteuse. § 49. (Artikel 50). Blijkens dit artikel moet tabak die niet van zegels is voorzien, bij vervoer gedekt zijn. Dit voorschrift is algemeen en geldt dus zoowel voor ruwe als voor tot verbruik bereide tabak. 172 BIJLAGE C. — Instructie §§ 49—61. Sigaren die zich bevinden in eene verpakking, waarvan het zegel is verbroken, zijn ten deze als ongebanderolleerd te beschouwen. Het geleibiljet, waarvan hier sprake is, wordt opgenomen in de serie Tabaksbelasting onder no. 13. Het wordt aan de Ontvangers aangevraagd en kosteloos verstrekt; uitsluitend aan handelaars in ruwe tabak of fabrikanten, die in het bezit zijn eener bedrijfsvergunning, ten einde het hun mogelijk te maken ruwe of gestripte tabak naar hun pakhuizen te doen vervoeren of die van daar te verzenden. Een handelaar of fabrikant die tabak koopt van een tabaksverbouwer, zal dus zelf het geleibiljet moeten afgeven waarmede die tabak wordt verzonden, tenzij de tabaksverbouwer in het bezit is eener bedrijfsvergunning als handelaar. Indien een handelaar of fabrikant misbruik zou maken van de hem bij dit artikel gegeven bevoegdheid tot afgifte van geleibiljetten, door in strijd met het tweede hd van art. 20, ruwe tabak of de verdere in art. 18 bedoelde goederen af te leveren aan anderen dan handelaars of fabrikanten, die in het bezit zijn van eene bedrijfsvergunning, behoort hij deswege te worden bekeurd, en behoort c.q. een voorstel te worden gedaan tot toepassing van art. 17, tweede lid, sub d, der wet. Vervoer van tot verbruik bereide tabak met een geleibiljet is niet toelaatbaar. In zoodanig geval moet getracht worden wegens de daaraan voorafgegane overtreding van art. 29, laatste hd, of art. 41, bekeuring in te stellen. § 50. (Artikel 51). Indien een fabrikant of diens vertegenwoordiger met eene monstercollectie van tot verbruik bereide tabak, onvoorzien van de vereischte zegels, wenscht te reizen, kan hem daartoe op den voet van art. 29, letter d, (§ 32 dezer instructie) een vervoerbiljet worden afgegeven tot uitslag en wederinslag der goederen in de fabriek. Voor elk collo wordt een afzonderlijk vervoerbiljet vereischt. Alsdan kan worden toegestaan dat de colli onverzegeld blijven, zoodat de monsters door de koopers kunnen worden bezichtigd. Deze bepaling geldt niet voor sigaren, aangezien deze kunnen worden vertoond aan de koopers, indien zij stuksgewijs van een zegel zijn voorzien. Aan buitenlandsche handelsreizigers kunnen tot gelijk einde transitopaspoorten worden afgegeven, overeenkomstig de resoluties van 30 AuguBtus 1865, no. 180, V. no. 75, en 17 Januari 1868, no. 17, V. no. 7. In- en uitslag van monsters, vergezeld van de hierbedoelde documenten, in of uit fabrieken, kan geschieden buiten voorkennis van ambtenaren. In geval van misbruik van deze bepaling wordt de zaak aan den Minister gerapporteerd. De legitimatiekaarten zijn opgenomen onder het rijksmaterieel (Tabaksaccijns no. 14). § 51. (Artikel 52). Met de vergmining tot lossing of tot vervoer, heeft dit artikel het daarvoor af te geven document op het oog. Daar de accijns berekend wordt naar den kleinhandelsprijs, is het onmogelijk, zoolang die prijs nog niet is vastgesteld, het juiste bedrag van den accijns te bepalen. Om die reden wordt het bepalen van het bedrag der zekerheid, die bij de afgifte van documenten moet worden gesteld, overgelaten aan den Ontvanger, die daarbij als regel rekening zal houden BIJLAGE C. — Instructie §§ 51—56. 173 met de opgaven van dengene, die het document aanvraagt. Dikwijls zullen intusschen de overeenkomstig art. 28 verstrekte opgaven hier licht kunnen verschaffen. Alleen indien herhaaldelijk documenten niet worden gezuiverd, bestaat er voor den Ontvanger aanleiding om van de opgaaf van den afzender der goederen af te wijken. De aandacht wordt gevestigd op het voorschrift, dat het bedrag der gestelde zekerheid in de documenten moet worden vermeld. Indien de formulieren voor documenten voor die vermelding geene aanwijzing bevatten, moet de Ontvanger er op bedacht zijn het bedrag der zekerheid niettemin op die documenten aan te teekenen. § 52. (Artikel 59). Op den 20sten van iedere maand zendt de Ontvanger aan den Directeur eene opgave van de sedert de vorige inzending verleende of vervallen bedrijfsvergunningen, of negatief bericht. De opgave geschiedt lexicographisch, per gemeente, met de meeste nauwkeurigheid en vermeldt de verleende en de vervallen bedrijfsvergunningen afzonderlijk in zoo duidelijk mogelijk schrift. De Directeurs verzamelen die opgaven en zenden die uiterlijk den 27sten dier maand in aan de afdeeling Accijnzen van het Departement van Financiën, ten einde daaruit de in dit artikel voorgeschreven lijst samen te stellen. Voor de opgaven wordt het model Tabaksaccijns no. 11 gebruikt. § 53. (Artikel 60). Indien een fabrikant het voornemen mocht te kennen geven sigarettenpapier te gaan vervaardigen, behoort hij op de bepaling van het eerste hd van dit artikel te worden gewezen. Voor de uitoefening van het toezicht kan, bij twijfel of eene papiersoort als sigarettenpapier is aan te merken, een monster aan het Departement worden opgezonden. § 54. (Artikel 62—78). Ten aanzien van de opsporing van de bn" deze wet strafbaar gestelde feiten en de verdere behandeling van de ter zake opgemaakte processen-verbaal — de transactie, de vervolging, alsmedede tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraken ingesloten — gelden de bepalingen der Algemeene wet van 26 Augustus 1822, S. no. 38, V. v. V. no. 70. De voorschriften nopens de behandeling van contentieuze zaken wegens invoerrechten en accijnzen zijn ten deze toepasselijk. § 55. (Artikel 79). Blijkens dit artikel zijn onder meer ook de rijksveldwachters en de onderofficieren der Koninklijke Maréchaussee bevoegd tot het opsporen van overtredingen der Tabakswet. In gevallen, waarin bij de uitvoering der wet verzet mocht worden gevreesd, zullen de Inspecteurs bij het inroepen van assistentie hierop kunnen wijzen. § 56. (Artikel 82). Voor de aangifte, bedoeld in dit artikel, is bij de wet geen model vastgesteld. Elke onderteekende aangifte, die de volgens de wet vereischte gegevens bevat, moet dus worden aangenomen. De Ontvangers en de ambtenaren van den actieven dienst zullen desgevraagd de belanghebbenden zooveel mogelijk moeten voorlichten. De Ontvangers houden aanteekening van de bij hen ingeleverde aangiften in een met de pen te trekken register, aanwijzende een nummer 174 BIJLAGE C. — Instructie §§ 56—57. van orde, naam en woonplaats van den aangever en de totale hoeveelheid van de aangegeven tabak. Het volgnummer van inschrijving wordt op de aangifte vermeld. Zij leveren de aangifte in bij den Inspecteur, onder opgaaf van naam en woonplaats van de personen, bij wie naar hunne meening eene contróle op de ingeleverde aangifte zou kunnen worden ingesteld. Indien de Ontvanger van oordeel is, dat personen, tot aangifte overeenkomstig dit artikel verplicht, die aangifte hebben nagelaten, geeft hij den Inspecteur mede daarvan kennis onder opgaaf van bijzonderheden, die er toe kunnen leiden de verzwegen voorraden op te sporen. De Inspecteur laat de noodige opnemingen doen, waarbij hij de aandacht vestigt op het laatste hd van artikel 50 der wet. Vermits de voorraad ruwe tabak moet worden afgeleverd aan een handelaar of fabrikant in het bezit van eene bedrijfsvergunning, en de aangever volgens dit artikel niet gerechtigd is tot afgifte van een geleibiljet als bedoeld in artikel 50, zal het vervoer moeten plaats hebben op een door den verkrijger der tabak afgegeven geleibiljet. De ambtenaren van den actieven dienst zullen zich proefsgewijze hebben te overtuigen of de aangevers volgens dit artikel aan het voorschrift van het derde hd de hand houden. Het artikel heeft uitsluitend ten doel te beletten, dat voorraden ruwe tabak, welke bij de invoering der wet voorhanden zijn, buiten voorkennis der administratie met frauduleuze bedoelingen aan clandestiene fabrieken worden afgeleverd, of door fabrikanten buiten de boekhouding, voorgeschreven in art. 31, worden gehouden. § 57. (Artikel 83). Ook voor de aangifte volgens dit artikel heeft de wet geen model voorgeschreven, zoodat elke onderteekende aangifte die de volgens de wet vereischte gegevens bevat, aangenomen moet worden. De Ontvangers kunnen echter ter beschikking van de aangevers stellen één of meer formulieren voor het doen van aangiften van tot verbruik bereide tabak, waarvan het materieel kan worden aangevraagd onder de benaming: aangifte volgens art. 83 Tabakswet. Van de ingeleverde aangifte wordt aanteekening gehouden in een met de pen te trekken register, aanwijzende een nummer van orde, de bijzonderheden, bedoeld onder lett. a, b en c van het tweede lid van het artikel, het accijnsbedrag, dat volgens de aangifte verschuldigd is, en dagteekening en nummer van de quitantie uit het register Accijnzen no. 7, blijkens welke de verschuldigde accijns is betaald. Het volgnummer van inschrijving wordt op de aangifte vermeld. De voorschriften in de vorige paragraaf gegeven ten aanzien van de inlevering der aangiften bij den Inspecteur en de in verband daarmede in te stellen contróle, gelden ook voor de toepassing van dit artikel, met dien verstande, dat, waar het hier artikelen betreft, aan den accijns onderworpen, de controle zooveel mogelijk moet worden uitgestrekt tot allen, van wie vermoed wordt, dat zij geen of slechts onvolledig aangifte hebben gedaan. Volgens artikel 83 moet zoowel de winkelier als ieder ander, die bij het in werking treden der wet tot verbruik bereide tabak ten verkoop in voorraad heeft buiten een entrepot of een fabriek, daarvan aangifte doen. Nu komt het voor, dat winkeliers voor hunne klanten de door BIJLAGE C. — Instructie §§ 57—59. 175 dezen gekochte sigaren bewaren, ten einde die bij gedeelten af te leveren, telkens wanneer een klant zijn verlangen daartoe kenbaar maakt. Daar de winkelier deze tabak niet ten verkoop in voorraad heeft, behoeft bij dien niet in zijne aangifte volgens art. 83 te begrijpen. Zijn belang brengt echter mede, dat hij bij het doen van aangifte van het bestaan dezer voorraden uitdrukkelijk melding maakt, en den ambtenaren, die zulks verlangen, uit zijne boeken de juistheid van die vermelding bewijst. In dat geval bestaat er geen bezwaar tegen, dat het eerste hd van art. 85 wordt toegepast ook op de hierbedoelde verkochte voorraden, alhoewel zij buiten de aangifte volgens art. 83 vallen. Na verloop van drie maanden zuilen ook de hierbedoelde tabaksfabrikaten niet mogen worden afgeleverd dan op de wijze, voorgeschreven bij de artikelen 41 en 42 der wet. § 58. (Artikel 84). Indien de accijns na verloop van den termijn in dit artikel genoemd, niet is voldaan, dan wordt voor de invordering zoo noodig gebruik gemaakt van het recht van parate executie, bedoeld in het 24ste hoofdstuk der Algemeene wet van 26 Augustus 1822, S. no. 38, V. v. V. no. 70. § 59. (Artikel 85). Aan hen, die de in artikel 83 bedoelde aangifte in duplo inleveren, reikt de Ontvanger desverlangd een gewaarmerkt afschrift dier aangifte uit. Dit afschrift kan den belanghebbende van nut zijn, indien hij na het in werking treden der wet wordt geroepen om aannemelijk te maken, dat de bij hem voorhanden voorraad is aangegeven. Het is echter duidelijk, dat bedoeld afschrift alleen niet steeds de overtuiging zal kunnen vestigen, dat de in een verkooplokaal aangetroffen voorraden, ook al worden zij door die aangifte volkomen gedekt, overeenkomstig dit artikel zijn aangegeven. Immers, indien aan die aangifte zoodanige bewijskracht werd toegekend, zou het den fraudeerenden winkelier, die kans ziet zijne door den verkoop verminderde voorraden telkens aan te vullen met niet-aangegeven tabaksfabrikaten, gemakkelijk worden gemaakt. Het is dan ook wenschelijk, dat hun, die eene aangifte hebben ingeleverd, wordt aanbevolen gedurende den termijn in dit artikel bedoeld, nauwkeurig aanteekening te houden van hetgeen zij eiken dag van den aangegeven voorraad verkoopen, opdat zij desgevorderd aan de hand van de aangifte, de bedoelde aanteekeningen en c. q. hunne boeken, aannemelijk kunnen maken, dat de bij hen aangetroffen voorraden overeenkomstig artikel 83 zijn aangegeven. Het is gebleken, dat verschillende winkeliers er de voorkeur aan zouden hebben gegeven, indien zij dadelijk na de invoering der wet verplicht waren geworden gezegelde tabaksfabrikaten te verkoopen. Zooals de wet luidt, ondervinden zij het als een bezwaar drie maanden na de invoering der wet een bedrag aan accijns te moeten betalen, dat zij bij kleine gedeelten van hunne afnemers invorderen of in het geheel niet op de koopers kunnen of willen verhalen. Dergelijken winkeliers zou kunnen worden geraden zich in verbinding te stellen met hunne leveranciers, opdat deze de door hen geleverde voorraden even vóór de invoering 176 BIJLAGE C. — Instructie §§ 59—61. der wet tijdelijk in de fabriek terugnemen, ten einde die dadelijk na die invoering, van zegels voorzien, terug te zenden. Het is ook reeds bekend, dat er fabrikanten zijn, die den winkeliers den accijns zullen teruggeven, die ingevolge dit artikel voor de van hen betrokken voorraden moet worden betaald. Met toestemming van den winkelier bestaat er geen bezwaar tegen, dat de Ontvangers deze fabrikanten inlichtingen verstrekken nopens den inhoud van de door eerstgenoemden ingeleverde aangifte, voor zoover die op de door dien fabrikant geleverde artikelen betrekking heeft. Het is overigens niet onwaarschijnlijk, dat er onder de talrijke tot aangifte verplichte neringdoenden verschillende zijn, die zullen trachten een min of meer belangrijk bedrag aan accijns te ontduiken ten nadeele ook van hunne meer eerlijke beroepsgenooten. Om die reden wordt het raadzaam geacht dat van de invoering der wet af eene gestadige controle wordt uitgeoefend op de hierbedoelde personen, ten einde die ontduikingen zooveel mogelijk te fnuiken. §60. (Artikel 86 en 87). Beide artikelen bestendigen een bestaanden, uit een oogpunt van contróle minder wenschelijken toestand, omdat het niet mogelijk is, met het oog op de hooge kosten, de verplaatsing van tal van bestaande fabrieken en winkelzaken door te zetten; zij laten echter niet toe, dat in een aan een fabriek grenzend lokaal een kleinhandel in tabaksfabrikaten wordt geopend, noch ook, dat grenzend aan een winkel een nieuwe fabriek wordt geëxploiteerd. In het eerste artikel wordt het recht van den fabrikant vastgelegd, in het tweede dat van den kleinhandelaar. De slotwoorden van artikel 87 „mits enz." waren noodig met het oog op den tekst van artikel 40 der wet. Onder „gemeenschap" is in artikel 87 zoowel middellijke als onmiddellijke gemeenschap te verstaan. § 61. (Artikel 88). In tegenstelling met artikel 87 is het blijkens dit artikel geoorloofd, dat een op 1 Januari 1921 bestaande winkel zich bevindt in of gemeenschap heeft met een pand, waarin het bedrijf van tabaksfabrikant wordt uitgeoefend. Aan het woord „tabaksfabrikant" is de beteekenis te hechten van fabrikant van rooktabak, pruimtabak en snuif, zoodat de bepaling niet geldt, indien in de fabriek, zij het dan ook bijkomstig, sigaren of sigaretten worden vervaardigd. De wijziging, die het artikel heeft ondergaan door artikel 1, lett. k, van de wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V.v.V. no. 1746, heeft slechts de strekking, in den winkel ook verkoop van van elders betrokken sigaren en sigaretten mogelijk te maken. Onder de voorwaarden, waaronder de uitzondering van toepassing is, vermeldt het artikel sub 2, het wegnemen van de gemeenschap tusschen verkooplokaal en fabriek ten genoegen van den Inspecteur. De bedoeling van die voorwaarde is de mogelijkheid uit te sluiten, dat rook- of pruimtabak en snuif uit de fabriek (kerverij) zouden kunnen worden overgebracht naar bet verkooplokaal (winkel), zonder dat zulks van den openbaren weg af zou kunnen worden waargenomen. Indien dus het voorlokaal van een pand als hierbedoeld als winkel dient en een daarachter gelegen lokaal als kerverij in gebruik is, zal de tusschen die lokalen bestaande middellijke of onmiddellijke ge- BIJLAGE C. — Instructie §§ 61—62. 177 meenschap zoodanig moeten worden weggenomen, dat de gekorven tabak alleen „buitenom" in den winkel kan worden gebracht. Het wegnemen der gemeenschap, die bjjv. door een deur tusschen de twee lokalen teweeggebracht wordt, kan bestaan in het vervangen van die deur door metselwerk of door een houten beschot, doch ook door het afdoende afsluiten van die deur. Indien belanghebbende niet in staat of bereid is de gemeenschap weg te nemen, dan kan hij, indien die bepaling voor hem geldt, een verzoek doen tot toepassing van artikel 88a der wet, waardoor hij tot 1 Januari 1925, mits voldoende aan de ingevolge dat artikel te stellen voorwaarden, in de gelegenheid wordt gesteld tot voortzetting van het bedrijf. De ambtenaren der accijnzen zullen zich door een geregeld toezicht moeten overtuigen, of de weggenomen gemeenschap niet heimelijk hersteld is en of op grond van het laatste hd van het artikel de uitzondering niet moet vervallen. § 62. (Artikel 88a). Dit artikel is in de Tabakswet, S. 1921, no. 712, ingelascht, ten einde tegemoet te komen aan de bezwaren van een groot aantal kleinfabrikanten, die zich bij de invoering van den tabaksaccijns niet kunnen aanpassen aan de bepalingen van artikel 23, tweede lid, en artikel 40 der wet (1). Voor de beslissing of eene ontheffing op grond van dit artikel kan worden verleend, moet vast staan, dat in bet lokaal, waarvoor die ontheffing zal gelden, bereids op 1 Januari 1921 het bedrijf van kleinhandelaar of dat van fabrikant werd uitgeoefend. Echter is de mogelijkheid onder de oogen gezien, dat een kleinfabrikant of een kleinfabrikant-winkelier door van zijn wil onafhankelijke omstandigheden zijn pand moet verlaten, bijvoorbeeld doordat hem de huur is opgezegd. Indien in zoodanig geval voor het op 1 Januari 1921 in gebruik zijnde lokaal ontheffing was verleend, kan die ontheffing voor het na dien datum in gebruik genomen lokaal worden overwogen. Aangezien dezelfde regel ook moet gelden voor verwisseling van lokalen, die vóór het in werking treden der wet heeft plaats gehad, stelt de wet de mogelijkheid, dat een ontheffing had kunnen worden verleend, gelijk met eene verleende ontheffing. Uit het artikel blijkt duidelijk, dat geen ontheffing kan worden verleend van het bepaalde bij artikel 23, eerste hd, der wet. Een klemfabrikant die in zijne woning een lokaal in gebruik heeft als werkplaats waarvan de vrije luchtruimte kleiner dan 40 M8. is, kan dus niet op grond van het onderwerpelijke artikel in staat worden gesteld zijn bedrijf te blijven uitoefenen. Dezelfde gevolgtrekking moet worden gemaakt ten aanzien van hen, die, aanvankelijk in dit geval verkeerende, sedert 1 Januari 1921 zijn verhuisd naar een ander pand en daar een werklokaal in gebruik hebben, dat wèl aan de eischen van artikel 23, eerste hd, der wet voldoet. Het is echter bereids gebleken, dat verschillende kleinfabrikanten in het bij hen in gebruik zijnde pand hunne werkplaats hebben overgebracht van een te klein lokaal naar een, dat aan de eischen van artikel 23, eerste lid,voldoet (bijv. van een kleine woonkamer naar een ruimeren zolder) en dat anderen er door verhuizing in geslaagd znn zich de beschikking over een werklokaal met voldoende vrije luchtruimte te verzekeren. In zoodanige gevallen kan worden aangenomen, dat laatstbedoelde lokalen bereids op 1 Januari 1921 als bedrijfslokalen werden gebezigd. De Tabakswet. 12 178 BIJLAGE C. — Instructie §§ 62—83. De wet komt verder alleen den zoogenaamden kleinfabrikanten tegemoet, waaronder ten deze zijn te verstaan zij, die op 1 Januari 1921 met niet meer dan 4 personen het bedrijf van fabrikant uitoefenden. Onder die 4 personen zijn de fabrikant en eventueel ook de leden van diens gezin, die in het bedrijf werkzaam zijn, te begrijpen. De ontheffing vervalt, indien bet aantal in het bedrijf werkzaam zijnde personen tot 5 of meer wordt uitgebreid. Indien echter een kleinfabrikant in hetzelfde pand ook het bedrijf van kleinhandelaar uitoefent en één of meer leden van diens gezin of een daarvoor in dienst genomen persoon uitsluitend werkzaamheden in verband met den verkoop verrichten, behooren die personen voor de beoordeeling van het getal, dat in het bedrijf van den fabrikant wordt gebezigd, niet te worden medegeteld. De bepaling van het tweede hd is in het artikel opgenomen, ten einde frauduleuze praktijken te voorkomen. Bestond die bepaling niet, dan zou immers de fabrikant bij uitslag van niet gezegelde tabaksfabrikaten uit het pand kunnen beweren, dat die niet uit de fabriek, doch uit zijne woning werden uitgeslagen. Een der voorwaarden,die aan elke ontheffing zal worden verbonden zal deze zijn, dat de belanghebbende de ambtenaren voor het instellen van een onderzoek, als bedoeld in artikel 50 der wet, ook in zijne woning zal hebben toe te laten, zonder dat deze de formaliteiten, bedoeld in het laatste hd van genoemd artikel, in acht zullen hebben te nemen. De verdere voorwaarden die bij het verleenen van eene ontheffing zullen worden gesteld, zullen den ambtenaren, voor zooveel noodig, nader worden medegedeeld. De met name in de wet genoemde voorwaarden schijnen overigens geen verdere toelichting te behoeven. De gestorte waarborgsom wordt geboekt in het register Comptabiliteit no. 6, waaruit belanghebbende eene quitantie wordt afgegeven. Moet eene waarborgsom, wijl zij verbeurd is, aan het Bijk worden verantwoord, dan wordt zij uit vorenbedoeld register overgebracht in het journaal Comptabiliteit no. 8 voor buitengewone ontvangsten en in den staat Comptabiliteit no. 10 vermeld onder het hoofd „Ontvangsten van allerlei aard (wegens accijnzen)". Indien tegen een houder van eene bedrijfsvergunning, aan wien eene ontheffing, als in dit artikel bedoeld, is ver-, leend, eene bekeuring is ingesteld, moet uit de memorie van toelichting van die omstandigheid blijken. Nadat de veroordeeling van den vergunninghouder onherroepelijk is geworden, geeft de Directeur opdracht tot verantwoording van de gestorte waarborgsom. 1. Verg. § 4, vierde hd, dezer instructie. § 63. (Artikel 90). Ingevolge dit artikel zijn de artikelen 53 tot 57 der Tabakswet, S. 1921, no. 712, V. v. V. no. 1594, op 1 Juni 1921 in werking getreden en artikel 81 dier wet, blijkens Koninklijk besluit van 21 Juli 1921, S. no. 1004, V. v. V. no. 1620, op 4 Augustus 1921. De inwerkingtreding van de overige artikelen der aangehaalde wet moet nog bij Koninklijk besluit worden vastgesteld (1). 1. Deze is vastgesteld bij het Kon. besluit van 21 April 1922, S. no. 200, V. v. V. no. 1782, op 1 Juni 1922. UITTREKSEL DER REGISTRATIEWET 1917 (*)♦ HOOFDSTUK II. § 1. enz. § 3. Recht op openbare verkoopingen van roerende zaken. Artikel 55. Ter zake van verkoopingen van roerende, lichamelijke of onlichamelijke zaken, welke in het openbaar bij opbod, afslag of inschrijving worden gehouden, of waarbij aan daartoe uitgenoodigde of te voren met de verkooping in kennis gestelde personen gelegenheid wordt gegeven om te bieden, af te mijnen of in te schrijven, is verschuldigd een registratierecht van vijftig cent van elke honderd gulden over het gezamenlijk bedrag van de koopprijzen met de lasten. Als bij de verkooping verkocht, worden mede aangemerkt de zaken, welke na afloop alsnog aan een der bieders, afmijners of inschrijvers worden toegewezen. Met eene verkooping wordt gelijkgesteld de verpachting of afstand van het genot van landerijen of bosschen, indien, behalve het recht om het daarop staand gewas te oogsten of het hout te vellen, het genot van den grond voor niet langer dan zes maanden is afgestaan. Artikel 56. Ten minste vier en twintig uur vóór elke verkooping, als bedoeld in artikel 55, moet daarvan door den verkooper of één der verkoopers schriftelijk aangifte worden gedaan ten kantore van registratie, binnen welks kring de verkooping zal worden gehouden. De aangifte moet vermelden den naam, de voornamen en de woonplaats van den verkooper, benevens dag en uur, waarop de verkooping zal aanvangen en de plaats, waar zij zal worden gehouden. De aangifte wordt door den aangever onderteekend. Indien verkocht wordt voor verschillende eigenaren, kan met de vermelding van één hunner worden volstaan. Geene aangifte behoeft te geschieden van verkoopingen, welke gehouden worden voor openbare instellingen en van de in artikel 572 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde verkoopingen. Onder „verkooper" wordt in dit artikel en in de artikelen 57, 81, 88 en 89 verstaan, zoowel hij die de verkooping houdt, als degene, die haar door anderen doet houden. (*) Verg. § 45 der Instructie. 180 Artikel 57. Binnen tien dagen na de verkooping moet eene daarvan opgemaakte akte of verUaring ter registratie worden aangeboden. Die akte of verklaring moet vermelden : den naam, de voornamen en de woonplaats van den verkooper en, voor iedere kaveling afzonderlijk, de verkochte goederen met het bedrag van de bedongen prijzen en lasten. Zij moet door den verkooper of één der verkoopers worden onderteekend. Indien van de verkooping door een notaris eene akte wordt opgemaakt, behoeven de bepalingen van hoofdstuk III der wet van 9 Juli 1842, S. no. 20, zooals zij luidt na de daarin bij latere wetten gebrachte wijzigingen, ten aanzien van die akte niet te worden in acht genomen. Artikel 58. Met afwijking van artikel 10 moet de aanbieding ter registratie steeds plaats hebben ten kantore in artikel 56 genoemd. De berekening van de in de artikelen 56 en 57 gestelde termijnen geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 8. Artikel 59. De ambtenaren van de registratie en alle andere ambtenaren van 's Bijks belastingen, alsmede de personen, aangewezen in artikel 8, nos. 1 tot 3, van het Wetboek van Strafvordering, hebben steeds toegang tot de plaatsen, waar eene verkooping als in artikel 55 bedoeld, wordt gehouden, of redelijkerwijze kan vermoed worden te worden gehouden. Van hunne bevmdingen maken zij zoo noodig proces-verbaal op. In geval van weigering van den toegang, verschaffen zij zich dien zoo noodig met behulp van den sterken arm. Eene woning treden zij tegen den wil van den bewoner niet binnen dan in tegenwoordigheid van of op schriftelijken bijzonderen of algemeenen last van den burgemeester of den kantonrechter, welken lastbrief zij gehouden zijn, desverlangd, te vertoonen. Van dit binnentreden maken zij een proces-verbaal op, dat binnen twee maal vier en twintig uur aan dengene, wiens woning is binnengetreden, in afschrift wordt medegedeeld. Artikel 60. De bepalingen van de artikelen 55—59 zijn niet van toepassing op verkoopingen van roerende zaken van den Staat, noch op verkoopingen van roerende zaken, tot een onverdeelden boedel behoorende, welke uitsluitend onder de gerechtigden in dien boedel worden gehouden. Voor verkoopingen van visch en van andere door Ons aan te wijzen voor bederf vatbare goederen, blijven de bepalingen van de artikelen 56*—58 buiten toepassing, indien, volgens regelen door Ons te stellen, voldoende waarborg is gegeven, dat de verschuldigde rechten worden voldaan. BIJLAGE D. LIJST VAN HET MATERIEEL DER SERIE TABAKSACCIJNS (1). L De _ inzending der aanvrage van het materieel der serie Tabaksaccijns heeft jaarlijks plaats aan het Departement van Financiën, afdeeling Verificatie en Materieel, vóór 1 April. Res. van 3 Januari 1920, no. 37, V. 9. V. no. 1487. xt„„„„. n™„ i. _■• • Voorschrift, waarbij het Nummer. Omschnjving. , . ' , N . materieel is ingesteld. 1 Aanvraag van bedrijfsvergunning. V. v. V. no 1749, § 18. 2 Register van aanvragen van bedrijf»- Idem § 18. vergunningen. 3 Omslagvel voor aanvragen van be- Idem § 18. drijfsvergunning. 4 Kennisgeving der beslissing op aan- Idem j 18. vragen van bedrijfsvergunning. 5 Bedrijfsvergunning. Idem § 18. 6 Register tot boeking van betaald ver- Idem $ 18. gunningsrecht. 7 Omslagvel beroepschriften voor Com- Idem f **• missie van deskundigen. 8 Beslissing Commissie van deskundigen. Idem § 18. 9 Aanmaning tot betaling van vergun- Idem § 18. ningsrecht. 10 Bloc-notes voor de heffing van accijns V. v. V. no. 1748, § 15. en invoerrecht. V. v. V. no. 1749, § 11. 11 Opgave van verleende of vervallen V.v.V. no. 1749, § 52. bedrijfsvergunningen. 12 Rekening van krediet wegens tabaks- accqns. 182 _ , .. . Voorschrift, waarbij het Nummer. Omschnjvmg. materieel is ingesteld. 13 Geleibiljet als bedoeld in art. 50 V. v. V. no. 1749, § 49. der wet. 14 Legitimatiekaart. Idem § 50. 15 Aanvraag van zegels voor sigaren. V. v> V. no. 1748, § 3. 16 Aanvraag van zegels voor sigaretten. Idem § 3. 17 Aanvraag van zegels voor rooktabak, Idem § 3. pruimtabak en snuif. 18 Bewijs van inlevering eener aanvraag Idem § 4. tot verstrekking van zegels. 19 Register van aanvragen van zegels. Idem § 5. 20 20a '.Borderel van verzending der zegels Idem §66. met quit. en dupl.-quit. 21 Kennisgeving (kaartformulier) a/d Idem § 7. belanghebbende van de ontvangen zegels. Aangifte volgens art. 83 der Tabaks- v- v- v- no- 1749> § 57wet. MODELLEN. 184 TABAKSACCIJNS. ONTVANGKANTOOR GEMEENTE _ ... .. .81 juncto artikel 15^ , _, , , . M , Ter voldoening aan artikel —*—45 0f \§ der Tabakswet (Staatsblad 1921, no. 712), richt de ondergeteekende aan den Ontvanger der accijnzen voor eene bedrijfsvergunning. a e vo gen aanvraag ^ wjj zjging der bedrijf svergunning. 1. Plaats en dagteekening der aanvraag. 2. Naam en woonplaats van den aanvrager of naam en zetel van de vennootschap of vereeniging. . . (Voor eene yennootschap of vereeniging behoort opgaaf te geschieden van haren aard, te weten : vennootschap onder firma, naamlooze vennootschap, enz.; en van de namen en woonplaatsen der vennoot en onder firma, der hoofdelijk voor het geheel aansprakelijke vennooten of der bestuurders.) 3. Aard van het bedrijf (De aard van het bedrijf behoort volledig en overeenkomstig het spraakgebruik te worden omschreven.) 4. De ligging der lokaliteit of lokaliteiten zooals kantoren, fabrieken, verkoopplaatsen, opslagplaatsen, die voor de uitoefening van het bedrijf zullen worden gebezigd met vermelding van gemeente, straat, wijk, enz. en nummer en van de kadastrale omschrijving 5. Voor zooveel fabrieken betreft, de ligging en de bestemming der verschillende werkplaatsen en andere vertrekken (Fabrikanten zijn verplicht bij de aanvraag eene gewaarmerkte schetsteekening in tweevoud over te leggen op eene schaal van ten minste èèn op honderd, aanduidende de uit-en inwendige inrichting der fabriek.) De aanvrager, * Door te halen, wat niet te pas komt. De Ontvanger der accijnzen te , verklaart te hebben ontvangen van voor een bedrijfsvergunning . , eene aanvraag . . 1.. . ; 3—, , ... —.— ingevolge ^ tot wijziging der bedrijfsvergunning 0 0 artikel 81 juncto artikel 15 , „ . ._. . , artikel 15 0f 16 Tabakswet (Staatsblad 1921, no. 712). (Tabaksaccijns no. 1). De Ontvanger voornoemd, TABAKSWET 1921. (Staatsblad no. 712.) 185 De Ontvanger der accijnzen te Gezien de op.._ 192 te zijnen kantore ingeleverde, onder nummer geboekte aanvrage van. _ te , afgifte van eene bedrijfsvergunning als tot wijziging der bedrijfsvergunning, d°. - - no voor de lokalen gelegen te - .„.;, g, in de straat, no kadastrale sectie nummer Gelet op artikel ^J^pf ^16^ tabakswet 1921 (Staatsblad 712). Overwegende - .. (Tabaksaccijns no. 4). 186 Heeft goedgevonden den aanvrager te kennen te geven: dat op zijne aanvrage gunstig is beschikt en de bedrijfsvergunning tegen betaling van f 6^— te zijnen kantore kan worden in ontvangst genomen. (of) dat op zijne aanvrage gunstig is beschikt en de gewijzigde bedrijfsvergunning hierbij wordt toegezonden. (of) dat zijne aanvrage is afgewezen. Te , den 192 De Ontvanger voornoemd, N.B. Van eene afwijzende beschikking kan aanvrager binnen veertien dagen nadat die hem is medegedeeld, in beroep komen bij de Commissie van deskundigen voor den Tabaksaccijns te 's-Gravenhage, adres Kneuterdijk no. 22. e CS E 3? ■° o> ,M és a' *■ 5 U> DQ S s o *a3 s ™ *H ;« •f I ■ 4< J a *ts 'S <• A es 0£ ra a e? I> e <& ■£ "° és c S ■§ ® 03 teJS % o te :s> *• 10 £ h F O Ê 03 CS CS 9 a a cs ■& 4 ■§ a II s? « a au cs sas a £ a 3 tti f» s 187 TABAKSWET (STAATSBLAD 1921, No. 712). MINISTERIE VAN FINANCIËN. KANTOOR DER ACCIJNZEN TE BEDRIJFSVERGUNNING AAN i wonende te , is door den ondergeteekende, Ontvanger van voormeld kantoor, eene bedrijfsvergunning verleend tot uitoefening van het bedrijf van _ I lokaliteit , voor de lokaliteiten geleSen m de gemeente straat no , kadastrale sectie nr s Van* de lokaliteiten zullen gebruikt worden: dat ^jjj- op de overgelegde schetsteekening aangeduid door , als dat gr— op de overgelegde schetsteekening aangeduid door , als ; dat rïk" op de overgelegde schetsteekening aangeduid door , als ; dat pQ— op de overgelegde schetsteekening aangeduid door , als j No , den 192 . De Ontvanger voornoemd, (Tabaksaccijns no. 5). 188 AANTEEKENING DOOR OEN ONTVANGER VAN OE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 16 DER TABAKSWET (STAATSBLAD 1921, No. 712) GOEDGEKEURDE WIJZIGINGEN. Op - 192 , is door den ondergeteekende goedgekeurd, dat _ -.ZtósLifcl De Ontvanger. Op ~ 192 , is door den ondergeteekende goedgekeurd, dat y ! De Ontvanger, KANTOOR DER ACCIJNZEN TE 189 OPGAVE VAN VERLEENDE EN VAN INGETROKKEN BEDRIJFSVERGUNNINGEN (art. 59 Tabakswet, Staatsblad 1921, no. 712). Nummer van Bedrijven Aanwijzing of het register Naam van den houder Gemeente en waarop de ver- de vergunning Tabaksaccijns der bedrijfsvergunning1. juist adres. gunning be- is verleend of no. 2. trekking heeft, ingetrokken. , den 192 . De Ontvanger der accijnzen, (Tabaksaccijns no. 11). REKENING MET , VAN BEROEP TE , o DE KREDIETGENIETENDE HEEFT ZEKERHEID GESTELD VOOR EENE SOM VAN / DEBET. CREDIT. Dag v« .£- votdele^ltv^ïl! Aftrek v«» weder ta- D^teekening en nummer Overgedragen op rekening Nummer der J^'™ 'W.»»'1»*'*^ ■< WerkeUlk Ver^noUg d« quUautie, waarop d« wegen', ^".ange- aanvraag °™B?n™«.er gen, ingeleverde of ö de ,,. . '', . van den accijn» i, voldaan. Betaald ïuiverde posten Aanmerkin- Tabaks- , j^9 j vernietigde zegels, verschuldigd l aDaK,- vermeld in de . , krediet- bedrag. — . — —— gen. accijn, in kolom 1 «, Jk m a J. M termiin Nummers der VcncW' bedoelde aan- § Sn 3 1 §S ] Dagteeke- „ aanvragen digd vraag. S> &2 £ §> &2 3 ning. " Tabak,acci)n, bedrag " a 1 g I H cS I g | ^ | no. (kolom 1)"1 (kolom 5). "~~ï J3 456 7 8 9 10 (Tabaksaccijns no. 18). 191 DUPLICAAT GELEIBILJET VOOR RUWE TABAK, ALS BEDOELD IN ART. 50 DER TABAKSWET (STAATSBLAD 1921, no. 712). No. De ondergeteekende verzendt onder dekking van dit geleibiljet aan van beroep te de navolgende partijen ruwe tabak: Het vervoer zal geschieden per , , t door binnen naar .ingaande den „192 ,des middags _ „uur naar het station van den spoorweg te per spoor tot , van het station aldaar naar de bestemming door per —.binnen uurAfgegeven te , den 192 _ (Tabaksaccijns no. 18). 192 MODEL VAN LOSSE CONSENTEN TOT bedoeld in § 32 ACCIJNZEN. Aangifte ter bekoming van een consent tot uitroer. De ondergeteekende - verzoekt een consent tot uitvoer voor de bieronder omschreven tabaksfabrikaten, uit te slaan het uit -g- , gelegen te , straat, n° , om te worden verzonden naar , per 8—i£> kapitein , langs De goederen zullen na uitslag, als boven is aangewezen, worden vervoerd het naar (§\ — . , om daarmede te worden over- *' de gebracht naar het bierbovenvermelde vervoermiddel, waarmede de uitvoer zal plaats hebben. Getal, soort, merken, non,- ^^getal 'itotavooT ™o£ Aantal der verpak- Bekende of vermoedelij- men en bruto-gewicht der tabak, pruimtabak en wuif kingen en grootte der ^^"^^'„J^ „JU. netto-gewicht) en soort der verpakkingen. afzonderlijk, tabaksfabrikaten. Te den 192.. Op bovenstaande aangifte is afgegeven consent tot uitvoer n° , dd. 192 De uitvoer zal geschieden binnen dagen na den uitslag. (§) Doorhalen wanneer dit niet te pas komt. 193 UITVOER VOOR TABAKSFABRIKATEN, der instructie V. v. Y. no. 1749; zie bijl. C. ACCIJNZEN. Dubbel-aangifte ter bekoming van een eonsent tot uitvoer. De ondergeteekende verzoekt een consent tot uitvoer voor de hieronder omschreven tabaksfabrikaten, uit te slaan . het uit -jg- , gelegen te , straat, n°. om te worden verzonden naar schip . . . per spëöT ' kaPi*em , langs De goederen zullen na uitslag, als boven is aangewezen, worden vervoerd het naar (§) -g^-. om daarmede te worden overgebracht naar het bovenvermelde vervoermiddel, waarmede de uitvoer zal plaats hebben. Getal. soort, merken, num- ^oor" root ^ verpak- Bekende of vermoedeU)- mers en bruto-gewicht der Ubak. pruimtabak en snuif kingen en grootte der ke kleinhandelsprij» voor colli. netto-gewicht) «»ort der verpakken. « van de hierna verden Ontvanger van bovenvermeld kantoor melde zegels voor SIGARETTEN. a. onder krediet voor den accijns. b. met betaling van den accijns. Totaalprijs Prijs per voorde bevel zegels. stflde ° zegels per ZEGELS voor sigaretten van een kleinhandelsprijs soort, per 1000 stuks van: i r— f 5,— .... vellen ad .... zegels voor verpakkingen van 10 stuks „ , „ „ „ „20 „ „ „ „ 25 „ , „ „ „50 „ „ „ „ „ „ 100 , f 10,— , , „ „ „ 10 , „ „ „ „ „ 20 „ , „ „ „ 25 „ „ , „ „50 „ „ „ „ „ „ 100 , t 15— „ „ „ „ „ 10 , ,... „ „ „ „ „ 20 „ .... ,. , , „ „ „ 25 „ , „ „ 50 , , „ „ „ „ 100 , f 20,— , „ „ „ 10 „ „ „ „ „ 20 „ ... , , ; „ „ „25 , „ „ „ „ 50 „ , „ „ „100 „ f 25,— , „ „ „ 10 , „ .,20 , „ „ „ 25 , „ „ „ .,50 , „ „ „ „100 , Transporteeren (Tabaksaccijns no. 16). 200 Totaalprijs " zegels per soort. Transport . . f 30 — .... vellen ad .... zegels voor verpakkingen van 10 stuks „ „ „ „ 20 „ „ „ | „25 „ , „ „ „ „50 „ , , „ „ 100 , f35,— , , „ ,. >. *0 , I „ ., „ „ 20 „ „ „ „ „25 „ 50 , , , „ „ „100 f 40,— .... „ „ , „ „ „ 10 „ „ „ „ „ „ 20 , „ „ „ „ „ 25 „ „ „ „ „ „ „ 50 „ „ , „ „ „' „ 100 „ f45,— , „ „ „ 10 , „ 20 , , „ „25 „ „ , „ „ „50 „ „ „ „ „ 100 ,, f50,— , ,. 10 „ „ „ „ 20 „ „ „ „ 25 „ , , , „ „ „ 50 , , „ „ „ 100 , f60,— , , „ „ „ 10 , „ 20 „ „ I „ „ „ „ 25 „ „ , „ „ „50 „ „ „ „ „ „100 f70,— .... , „ „ „ „10 „ „ „ „ 20 „ , „ , „ „ „ 25 „ , „ „ „ „ 50 „ * , „ „ „ „100 Transporteeren. 201 Totaalprijs Prijs per voo>-de bevel zegels. ste,lde D zegels per soort. Transport . . f 80,— .... Tellen ad zegels voor verpakkingen van 10 stuks , , „ „20 .... „ „ , ., „ „25 | , „ „ „ „ 50 , m .» .. 100 „ 1 90,-- , „ „ 10 ., , „ , „ „ „20 , , „ „ „ 25 , , „ „ „50 „ , „ „ „ „ 100 „ 1100,-- „ | „ „ „10 , „ „ „ „ 20 „ , , , „ „ „ 25 , „ „ „ „ „ 50 , „ „ „ 100 , f 125,-- f 150,-- Totaal-Generaal 202 Te , den 192 De aanvrager, No. Doorgezonden aan den Controleur van het zegel voor den Tabaksaccijns. AANWIJZINGEN OMTRENT DE INVULLING. Voor sigaretten worden zegels verkrijgbaar gesteld voor kleinhandelsprijzen van 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 60, 70, 80, 90,100,125,150 gulden enz., per 1000 stuks. De toegelaten verpakkingen zijn 100, 50, 25, 20 en 10 stuks. Te , den 192 De Ontvanger der Accijnzen, Ontvanger-entreposeur, ALPHABETISCH REGISTER. Aangifte. Artt. 28, 46, 47, 82 en 83. van bereide tabak bij het in werking treden der wet aanwezig. Artt. 83 en 85 ; Bijl. C, §§ 57, 59. van ruwe tabak bij het in werking treden der wet aanwezig. Art. 82; Bijl. C, § 56. Aansprakelijkheid. Artt. 61 en 80. Aanteekeningen. Artt. 31, 34 en 44. Aanvraag bedrijfsvergunning. Artt. 15, 81 en 82. legitimatiekaart. Art. 51. Aanvullings-schetsteekening fabriek. Art. 16. Aanwijzingen. Art. 9. Accijnsbedrag. Artt. 5, 20 en 60; Bijl. A, art. la. meer verschuldigd. Artt. 6, 45 en 47. Advies. Artt. 17 en 55. Afkondiging. Art. 90. Aflevering. Art. 20, 32, 33; Bijl. C, § 34. Afscheiding. Art. 26; Bijl. C, §29. Afsluiting. Art. 26. Afval van tabak. Hoofdstuk III. Afwijkingen. Art. 24. Agenten. Artt. 20 en 51; Bijl. C, § 23. Algemeen entrepot. Art. 36. Algemeene maatregel van bestnur. Artt. 5, 8, 9, 12, 13, 27, 41, 45, 57, 60, 61, 75 en 90; Bijl. A, art. la ; Bijl. B. Ambtelijke bewaking. Art. 34. Ambtelijk toezicht. Art. 12. Ambtenaar. Artt. 28 en 31. Ambtenaren der accijnzen. Artt. 27, 34, 48 en 49. der invoerrechten en accijnzen. Art. 79. Arbeiders. Art. 4; Bijl. C, § 26. Bakkerijen, gebruikt voor het drogen. Bijl. C, §§ 17 en 32. Bedrag van den accijns. Artt. 5, 20 en 60; Bijl. C, §§ 1 en 10. Bedrijfsarbeid. Art. 24; Bijl. C, §27. Bedrijfsvergunningen. Hoofdstuk II, artt. 19, 20, 24, 25, 38, 44, 48, 50, 67 en 81; Bijl. C, §§ 2, 17, 18 en 19. Lijst van — Art. 59. Begrenzing. Art. 23. Belasting. Art. 2. Belofte of eed. Art. 54. Bereide tabak. Art. 1; Bijl. C, § 7. Berekening accijns. Artt. 2, 3 en 5; Bijl. C, § 8; Bijl. B, art. 1. Beroep. Artt. 15, 16 en 20; Bijl. C, § 18. Beschikkingen. Artt. 15, 16 en 81. Beschouwingen. Bijl. C, §§ 1—6. Bewaking door ambtenaren. Artt. 27 en 34; Bijl. C, §§ 30 en 35. Bewijs van overtreding. Art. 77. Boekhouding. Artt. 21, 31, 39 en 65; Bijl. C, §§ 24, 31, 33. Cadeaux (bij aankoop). Bijl. C, § 8. Cigarillos. Bijl. C, § 7; Bijl. B, art. 9. Commissie van deskundigen voor den tabaksaccijns. Artt. 5,15,16,17,20, 26,53—58 en 88a; Bijl. A, artt. la en 2. Secretaris van de —. Artt. 53 en 57. Commissionnairs. Artt. 20 en 51; Bijl. C, §§ 17, 23. Contróle. Bijl. C, § 18. Controleur op den aanmaak en het beheer van zegels voor den tabaksaccijns. Bij!. B, art. 3. Definities. Artt. 1, 2, 18, 22 en 40. Sepots. Art. 32. Document tot dekking van vervoer. Art. 50. Eed of belofte. Art. 54. Eigen gebruik van tabak. Art. 51. Entrepots. Artt. 9 en 20; Hoofdstuk V; Bijl. C, §§ 5, 11, 32, 36, 37 en 38. 204 Entrepositaris. Artt. 6 en 37. Expediteur. Bijl. C, f 23. Fabrieksmerk. Art. 28; Bijl. C, {31; Bijl. B, art. 2. Fabrieksnummer. Art. 28; Bijl. C, §31; Bijl. B, art. 2; V.v.V. 1748, §2. Fabrikanten. Artt. 3,4,6,10,11 en 14; Hoofdstuk IV; artt. 86, 88 en 88a; Bijl. C,§§ 4,26 e.v., 61 en 62. Faetuur. Art. 32. Filialen. Art. 32. Forceering. BijL C, § 10. Gebruik. Herhaald — van zegels. Artt. 10 en 45. Gebruikte zegels. Artt. 63 en 64. Geheimhouding. Artt. 58 en 66. Geldboete. Artt. 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 78, 74, 75 en 83. Geldswaarde. Art. 2. Geleibiljet. Art. 50; Bijl. C, §§49 en 82. Gemeenschap. Artt. 23, 40, 86, 87, 88 en 88a; Bijl. C, §§ 26, 40, 60, 61 en 62. Gevangenisstraf. Artt. 62, 63, 64, 65, 66, 67, 78 en 80. Grondslag van den accijns. Hoofdstuk I. Groothandelaars. Artt.4 , 6, 11, 38 en 39. Halffabrikaten. Hoofdstuk III. Handel in tot verbruik bereide tabak. Hoofdstuk VI. Handelaar in ruwe tabak. Artt. 18, 19, 20, 21, 50 en 51; Bijl. C, §§ 3, 17, 31 en 49. Handelsmerk. Bijl. B, art. 2. Hechtenis. Artt. 66 en 78. Vervangende —. Art. 78. Herhaald gebruik. Artt. 8, 10 en 45. Hotelhouders. Bijl. C, § 18. Hulpstoffen. Art. 1. Inbeslagneming. Art. 77. Inruiling van zegels. Art. 8. Inspecteur der accijnzen. Artt. 21, 24, 31, 46, 47 en 88. Instructie op de Tabakswet. Bijl. C. op het Kon. besluit. V. v. V. no. 1747. Bijl. B. Intrekking bedrijfsvergunning. Art. 17; Bijl. C, J 20. ontheffing volgens art. 88a. Bijl. A, art. 2. vergunning aan makelaars. Art. 22. Invoer. Artt 4 en 9; Bijl. C, §§10 en 11; Bijl. B, art.). en opslag in fabriek of bij een handelaar. Art. 38; Bijl. C, §§ 12, 14, 25, 36 en 39. ruwe tabak. Art. 20; Bijl. C, § 23. met verhooging (niet voor wederverkoop). Art. 5; Bijl. C, §§ 9 en 11. ruwe tabak over entrepot. Art. 20; Bijl. C, 23. Invoerrecht, Art. 1, aant. 8; artt. 36 en 37; Bijl. C, § 10. Invorderbaarheid van den accijns. Artt. 11 en 20. Invordering van accijns. Art. 52. Inwerkingtreding. Art. 90; Bijl. A, art. 3. Inzage van boeken en registers. Artt. 21 en 31. Januari. Art. 20. Kaarten. Artt. 31 en 65. Kadastrale omschrijving. Art. 15. Kerkgenootschap. Art. 24. Keuken. Art. 24. Kistjes, ledige. Art. 45. Klacht Art. 66. Kleinhandel. Artt. 40 e.v., 87 en 88a, Bijl. C, §§ 6, 40, 41, 42, 60 en 62. Kleinhandelaars. Artt. 2 en 42. Kleinhandelsprijs. Artt. 2, 3, 4, 5, 7, 28, 31 en 45; Bijl. C, § 31; Bijl. B, art. 2. afronding. Bijl. B, art. 1; Bijl. C, § 10. Kleur der zegels. Art. 8. Koopmansboeken. Art 31; Bijl. G, § 33. Kortingen. Art. 2; Bijl. G, § 8. Kosteloos afstaan. Artt. 4 en 13; Bijl. C, §§ 9 en 16; Bijl. B, artt. 16—20. Kosten. Artt 2, 26, 27, 34, 54 en 57. Krediet voor den accijns. Artt. 11 en 84; Bijl. C, § 14. Ledige kistjes. Art 45; Bijl. C, § 42. Legitimatiekaart Art. 51; Bijl. C, § 50. Lijst van merken en prijzen. Art 44; Bijl. C, § 43. van bedrijfsvergunningen. Art 59; Bijl. C, § 52. Lokalen. Artt 15, 22, 23, 40, 86, 87 en 88. Lokaliteiten. Artt. 15, 16, 17, 19, 25 en 48. van fabrikanten. Artt 23 e. v., 86, 88 en 88a. 205 Loopende prijs. Art. 4. Lossing van bereide tabak. Art. 52; Bijl. C, §51. Luchtruimte, vrije. Art. 23. Magazijnen. Artt. 32 en 48. Makelaars. Artt. 20, 22 en 51; Bijl. C, §§17 en 23. Morktverkoop. Art. 16. Materieel. Bijl. D. Medeweten van misdrijven. Art. 80. Meerderheid bij stemmingen. Art. 56. Merken. Artt. 28 en 44; Bijl. G, § 31 ; Bijl. B, art. 2. Middel van TerToer. Art. 50. Minister Tan Financien. Artt. 15, 16, 17, 20, 21, 26, 27, 28, 20, 31, 34, 35, 38, 53, 85 en 88a; Bijl. A, artt. le en 2. Misdrijven. Artt. 78 en 80. Monsters. Artt. 20, 22, 29, 46 en 51 ; Bijl. G, §§ 32 en 50. Naam (op banderolle). Bijl. B, art. 2. Namaak Tan zegels. Art. 62. Onbeschadigde zegels. Art. 8. Ongeschikt maken Tan zegels. Artt. 8 en 10. Ontbieders. Art. 20 en 21. Ontduiking van accijns. Art. 67. Ontheffingen volgens art. 88a. Bijl. A, art. 2. Ontvanger der accijnzen. Artt. 15, 16, 21, 31, 82 en 83. Openbare weg. Artt. 15, 23 en 88 ; BjjI. C, § 26. Opgave bedrijfsvergunningen. Bijl. C, § 52. Opschrift. Art. 15. Opsporing. Artt. 77 en 79. Oïergangs- en Slotbepalingen. Hoofdstuk IX; Bijl. C, § 56 e. v. OTerlijden. Art. 16 ; Bijl. C, § 19. Overgang van het bedrijf. Art. 16; BijL G, § 19. Overtredingen. Artt. 48, 78 en 79. Parate executie. Bijl. G, § 58. Particulier entrepot. Artt. 35 en 36. Premiën (bij aankoop). Bijl. G, § 8. Proces-verbaal. Artt. 48 en 54. Pruimtabak. Artt. 1, 5 en 41 ; Bijl. B, art. 21. Prijs. Artt. 2, 44, 45 en 47. Prijsverminderingen. Artt. 2 en 4. Publiek entrepot. Art. 36. Registers. Art. 31. Registratiewet 1917. Art. 46. Reglement van orde voor de Commissie van deskundigen. Art. 57. Reis- en verblijfkosten. Art. 57. Reizigers ia ruwe tabak. Bijl. G, § 17. Invoer door —. Art. 5; Bijl. C, §§ 9, 10 en 11. Uitroer door —. Bijl. B, art. 15. Rooktabak. Artt. 1 en 5. Rustdag. Wekelijksche —. Art. 24. Samenloop. Art. 78. Schending geheimhouding. Art. 66. Schetsteekening fabriek. Artt. 15 en 16. Secretaris van de Commissie van deskundigen. Artt. 53 en 57. Senoritas. Bijl. C, § 7 ; Bijl. B, art. 9. Sigaren. Artt. 1 en 5. Stuksgewijs gezegelde —. Artt 7,. 9, 16, 33, 41, 88 en 88a; Bijl. A, artt. 1, e en * en 2. Sigaretten. Artt. 1 en 5; Bijl. C, § 7. Aanmaak voor eigen gebruik. Bijl. C, § 17. Sigarettenpapier. Art. 60; Bijl. C, § 53. Slaapvertrek. Art. 24. Snuif. Artt 1, 5 en 41. Staatscourant. Vermelding van bedrijfsvergunningen in —. Art. 59. Staking van bedrijf. Art. 20. Statistiekrecht. Bijl. C, §39. Statistiekwet Bijl. C, §39. Stelen van tabak. Hoofdstuk III. Sterke arm. Art. 48. Strafbepalingen. Hoofdstuk VIII; Bijl. G, §§ 54 en 55. Strippen. Bijl. C, §§ 17, 22, 25 en 28. Stuksgewijs zegelen. Artt 7 en 9. Surrogaten. Artt 1 en 14; Hoofdstuk III; artt 25 en 31. 206 Tabak, Ongebanderolleerde —. Art. 50. onverschillig in welken vorm. Art. 49. ruwe. Hoofdstuk III. tot verbruik bereide. Artt. 1 en 18. tot verbruik bereiden. Art. 14. Tabaksaccijns. Art. 1. Tabaksbewerkers (in dienst bij patroon), Bijl. C, §§ 17, 22 en 28. Tabaksbladeren. Bewerkte —. Artt. 18, 19, 20 en 21. Tabaksfabrikant. Art. 88. Tabakssurrogaten. Artt. 1 en 14; Hoofdstuk III; artt. 25 en 31. Tabaksverbouwers. Artt 20 en 48 ; Bijl. C, §§ 17, 23, 47 en 49. Tabaksvergunning. Art. 15 ; Bijl. C, § 18. Tabellen, betreffende den kleinhandelsprijs. Art. 3. Termijnen. Artt 11, 15, 16, 17, 20, 24, 81 en 85. Teruggaaf accijns. Art. 12. Teruggaaf verpakking. Art. 10 ; Bijl. G, $ 13. Toegang. Art. 48 ; Bijl. C, § 47. Toegankelijkheid. Art. 23. Toezicht Artt 12 en 20. Transitopaspoorten. Bijl. C, § 38 en 50. Uitlevering van bewijsstukken. Art. 77. Uitslag van tot verbruik bereide tabak. Artt. 9, 29, 31, 37 en 70; Bijl. C, §§11 en 32. Uitslag uit entrepot. Art. 9. Uittreksels. Art 21 Uitvoer van tot verbruik bereide tabak. Artt. 12, 20 en 29; Bijl. C, §§ H, 15, 23, 32, 38 en 39. onder teruggaal van accijns. Bijl. B, artt 10,11,12, 13,14 en 15. door reizigers enz. Bijl. B, art. 15. Vennootschappen, naamlooze. Artt 61 en 80. Venters. Art. 16. Verandering in lokaliteiten en merken. Artt 16 en 28. Verbeurdverklaring. Art 76. Verboden uitslag. Art. 29. Verbouwing. Art. 88. Verbruik. Eigen —. Art. 4. Vereenigingen met rechtspersoonlijkheid. Artt 61 en 80. Vergoedingen. Art 57. Vergunningen. Artt. 22 en 52. Vergunningsrecht Artt 15 en 17 ; Bijl. C, f 18. Verhooging verkoopprijs. Artt 3, 4 ,45 en 47 ; BjjL C, §§ 44, 46 ; Bijl. B, art. 22; V. v. V. 1748, §26. Verklaringen van ontbieders. Art. 20. Verkoop in het klein. Artt. 23 en 40. Verkoop (bniten lokaliteiten). Art. 16. Verkoopingen. Artt. 46 en 47; Bijl. C, §§45 en 46. Verkoopprijs. Artt 2, 3, 31, 45 en 47. Verkrijgbaar stellen van zegels. .Art. 8; Bijl. B, artt 3 en 4. Vcroordeeling. Artt 17, 76 en 80 ; Bijl. C, { 20. Verpakking-. Artt 2, 7, 8, 9, 10, 14, 29, 37, 41 en 45; Bijl. B, art. 9. geheel gesloten. Artt 9 en 41. Verschuldigdheid accijns. Artt 6, 20 en 84; Bijl. C, § 11. Vervalsching zegels. Artt 62 en 63. Vervoer (bereide tabak): Artt 51 en 52 ; Bijl. C, §§ 49—51. (ongebanderolleerde tabak): Artt. 50 en 51; Bijl. C, { 49. Vervoerbiljet Artt 50 en 51 ; Bijl. C, § 49. Vervoertijd. Art 50. Vervolging. Art. 66. Visitatie. Artt 48 en 49. Voldoening accijns. Artt 7 en 20. Voorraad. Artt 82 en 83; Bijl. C, §§ 56, 57 en 59. Voorstellen door Commissie van deskundigen. Art. 55. Voorwerpen tot verpakking. Art 10. Vorm der zegels. Art. 8; Bijl. B, art. 2. Vrijdom van accijns. Art. 60. Vrije luchtruimte. Art. 23 ; Bijl. C, § 26. Vrij verkeer. Artt 6, 7, 9 en 41. Waarborgsom. Art. 88a; Bijl. A, art 2. Wanbetaling. Art 78. Wederverkoop. Art. 11. Wederverkoopers. Artt 8, 32 en 40. Weigering bedrijfsvergunning. Artt. 15 en 17. 207 Werklieden (verkoop aan —, kosteloos, of tegen verminderden prijs). Artt 4 en 13 • Bijl. C, §§9 en 16; Bijl. B, artt 16—20. Werklokalen. Art 23. Werkplaatsen. Art 48. Wetboek van strafvordering. Art 79. Winkels. Eigen —. Artt. 32 en 48. Woning. Artt 23, 24 en 48. Woonvertrek. Art. 24. Wijze Tan beffing van den accijns. Hoofdstuk I. Wijze Tan voldoening van den accijns. Art. 7 ; BijL C, § 12. Wijziging bedrijfsvergunning. Art 16. Wijziging Tabakswet Bijl. A. Zegels. Artt. 7, 8, 11, 22, 29, 37, 41, 42, 45 en 47. Aanbrengen der —. Artt 8 en 22. Gebruik der —. Bijl. B, art 5. Gebruikte —. Art. 45. Inwisseling der —. Bijl. B, art. 8. Nog niet gebruikte —. Art. 8. Onbeschadigde —. Art 8. Onbruikbaarmaking der —. Artt. 8 en 10; Bijl. C, §§ 13 en 42; BijL B, art. 7. Onderscheiding der —. Bijl. B, art. 2. Onjuiste aanbrenging der —. Art 8; Bijl. B, art. 8. Teruggaaf voor —. Bijl. B, art. 3, aant. 1. Verbreking der —. Art. 45 ; Bijl. B, art 7; BijL C, § 42. Verkrijgbaarstelling der —. Bijl. B, art. 3; BijL C, § 10. Vorm der —. Art. 7; BijL B, artt 2, 4 en 6. Zekerheidsstelling. Artt 11, 27, 29, 52 en 88a ; Bijl. B, art. 19 ; Bijl. C, SS 14, 32 51 en 62 Zondagen. Art 24. Zuivering. Art. 52. CHRONOLOGISCHE TAFEL van WETTEN, KONINKLIJKE BESLUITEN EN BESOLUTTEN, AANGEHAALD IN DE AANTEEKENINGEN OP DE WET OF OPGENOMEN IN OF AANGETEEKEND OP DE BIJLAGEN. 1902. Res. V. no. 55 Art. 40> aant- 8 1021. Res. 19 Juli, no. 92 Art. 15, aant. 1 ,, 40, 6 „ 81. .. * Res. 5 Sept., no. 108 15. .. 8 . „ 81, „ 2, noot a Res. 22 Sept., no. 95 J*» .. jjB 1022 Res. 2 Maart, no. 110 ::.J.Afi- *\' aant 5B Res. 27 Maart, no. 58 Opschrift der wet, „ 5 Res. 4 April, no. 184 8' " * ,, 88a, ,, 6 Bql. C, § 26, „ 1 Res. 26 April, no. 98 " f Res. 29 April, no. 84 Art. 11, „ 11 t. 81, „ 4 Res. 3 Mei, no. 291 16. .. lfi 88a, "„ 4 Bijl. A, „ 1, „ 3 Verzameling raa Voorschriften. Wet no. 669 Art. «, aant. 1 Res. no. 670 >> .„58j. t „ Kon. besluit no. 1538 Opschnft.Hoofdst V aant. 2 Res. no. 1539 77. Opschrift Hoofdst. V, aant 2 Wet no. 1595 Art. 60, aant. 1, noot a Kon. besluit no. 1608 .. J. » 8 Res. no. 1609 • *■ •• 5 Kon. besluit no. 1620 8J. •■ * „ 90, „ 6 Res. no. 1639 40> >• 8 Kon. besluit no. 1729 .. „ l Wet no. 1746 BS,L £■ Kon. besluit no. 1747 BuI- B 209 Res. no. 1748, § 1 Bijl. B, Art. 1, aant 1 § 2 Bjjl. B, „ 2, „ 2 §§ 3—12 Bijl. B, „ 3, „ 1 § 13 Bijl. B, „ 4, „ 1 § 14 Bnl. B, „ 5, „ 2 § 15 Bijl. B, „ 6, „ 1 ï 16 Bijl. B, „ 7, „ 1 §§ 17—22 Bijl. B, „ 10, „ 1 § 23 Bnl. B, „ 15, „ 1 §24 Bijl. B, „ 16, „ 1 §25 Bijl. B, „ 21, „ 2 § 26 Bql. B, „ 22, „ 1 Res. no. 1749, Bijl. C Kon. besluit no. 1782 Art. 90, aant. 8 Bql. C, § 63, aant. 1 De Tabakswet. INHOUD. Technologie Bk. 7. Geschiedenis 11* ••■ j» TABAKSWET, S. 1921, No. 718. HOOFDSTUK I ga (Artt 1—13). Grondslag en bedrag van den accijns. Wijze van helling. HOOFDSTUK H 48. (Artt 14—17). Bedrijfsvergnnningen. HOOFDSTUK Hl „52 (Artt. 18—21). Bijzondere bepalingen betreffende den handel in ruwe tabak, halffabrikaten van tabak en tabakssurrogaten. HOOFDSTUK IV 57 (Artt 22—34). Bijzondere bepalingen betreffende de fabrikanten. HOOFDSTUK V «70. (Artt 35—39). Entrepots. HOOFDSTUK VI «78 (Artt 40—47). Bijzondere bepalingen betreffende den handel in tot verbruik bereide tabak. HOOFDSTUK VII ai (Artt. 48—61) Algemeene bepalingen. HOOFDSTUK VH1 ,. 01 (Artt 62—80). Bepalingen van strafrechterlijken aard. HOOFDSTUK IX 9* (Artt. 81—90). Overgangs- en slotbepalingen. Bijlage A n 104. Wet van 17 Februari 1922, S. no. 63, V. v. V. no. 1746. {Wijziging van enkele bepalingen der Tabakswet en uitbreiding van haar overgangsbepalingen). Bijlage B „ 119. Besluit van 16 Maart 1922, S. no. 126, V. v. Y. no. 1747. (Uitvoering van enkele bepalingen van de Tabakswet). 212 Bijlage C i Blz. 141. Bes. ran 30 Maart 1922, no. 120, V. T.V. no. 1749. (Instructie ter uit' voering van de Tabakswet). Bijlage D „ 181. Lijst Tan het materieel. MODELLEN. Tabaksaccijns no. 1 (Aanvraag bedrijfsvergunning) „ 184. ,, ,, 4 (Beslissing op aanvraag bedrijfsvergunning) „ 186. „ ,. 6 (Bedrijfsvergunning) „ 187. „ » 11 (Opgaaf omtrent bedrijfsvergunningen) „ 189. „ „ 18 (Kredietrekening) „ 190. „ „13 (Geleibiljet) „ 191. „ 14 (Legitimatiekaart) 196. „ ,, 16 (Aanvraag zegels voor sigaretten) 199. „ ,, 18 (Bewijs inlevering aanvraag van zegels) •■ 196. Aanvraag ter bekoming Tan een consent tot uitroer „ 192. Idem met teruggaaf Tan den accijns ■ 196. Alphabetisch Register „ 203. Chronologische Talel „ 208.