FrÖ^Mk. P. j. M. W ' v i X 6 ■H BEGIN SI I - EN WERKPROGRAM Politieke en Sociale Studiën UITGEGEVEN ONDER TOEZICHT VAN Prof. Mr. P. J. M. AALBERSE X 6 . PROEVE VAN EEN BEGINSEL-EN WERKPROGRAM voor den nederl. r.k. middenstand. PRAEADVIES VOOR HET EERSTE CONGRES VAN DEN NED. R. K. MIDDENSTANDSBOND uitgebracht door Dr. j. van beurden. n.v. uitgevers-vennootschap »futura«, leiden. Bij DEN TWEEDEN DRUK. Waar dit „Beginsel- en Werkprogram" door het Utrechtsche Midjdenstandsicöngres is aangenomen naar zijn oorspronkelijlkën tekst, heb ik me niet gerechtigd geacht, bij het verschijnen van dezen tweeden druk, er eenige verandering in aan te brengen. Alleen zijn door mij eenige storende drukfeilen verbeterd en is tevens overgenomen de scherpere formuleering, die op. voorstel van Burgemeester van Hout, aan het 3e lid der conclusie op blz. 14 werd gegeven. Bovendien: waar 'aan hetvslot der Inleiding geschreven staat, „dat reeds op voorhand en zonider eenig vooibter „houd wordt aanvaard iedere wijziging, die de betref„fende Kerkelijke Overheid zal goeddunken aan te „brengen in het program'', daar achtte ik het nooóïgi, hiernevens mede te doen afdrukken het Aartsbisschoppelijk schrijven, dat de Bondssecretaris mocht ontvangen, naar aanleiding van diens verzoek om goedkeuring van het program. J. v. B. , Het namens den Aartsbisschop verzonden schrijven luidt: Weled. Heer J. schoenmakers, Geertruidjenbergl. Bjij deze heb ik de eer, U te berichten, dat Z. D. H. de Aartsbisschop de „Proeve van een beginsel- en werkprogram Voor den Nederl. r. K. Middenstand, praeadvies ... uitgebracht door Dr. J. van beurden"goedkeurt. Van deze goedkeuring kan U melding maken naar verkiezing, Hoogachtend, Uw dw. dn., (w.g.) r. E. r. smeets, Secr. INHOUD: BLZ. Inleiding 3 t ZEDELIJK-GODSDIENSIIG PROGRAM. Beginselen 7 Zedelijk-Godsdienstige taak der Standsorganisatie , 11 Zedelijk-Godsdienstige taak der Vakorganisatie 13 II. SOCIAAL-ECONOMISCH PROGRAM, Beginselen • . 15 Sociaal-Economische taak der Standsorgani- salie 19 1. Onderwijs 19 2. Sociale Wetgeving 24 3. Standsbewustzijn 25 4. Verhouding tot andere maatschappelijke klassen 26 5. Beroepskeuze. — Plaatsingbureau's van leerlingen. — Informatiedienst.... 28 6. Bankcrediet 30 7. Spaarbank 33 8. Borgmaatsshappij 33 9. Hypotheekbank 35 10. Contante en vervroegde betaling ... 35 11. Weelde 37 12. Incasso- en Informatiebureau's. ... 37 13. Verzekeringswezen 39 14. Verkeerde Handelspraktijken .... 40 15. Bevordering der Vakorganisatie ... 41 16. Bezoldigde Ambtenaren. — Middenstandsbureau 41 Sociaal-Economische taak der Vakorganisatie. 1. Concurrentie-regeling 43 2. Collectieve Arbeidsovereenkomst ... 44 3. Publiekrechtelijke beroepsorganisatie . . 46 4. Scheidsgerechten. — Verzoeningsraden. 50 5. Vakkennis 50 6. Diploma's 53 7. Patroonsleergangen. — Vakwedstrijden. 53 8. Concentratie , .' . 54 9. Inkoop-coöperatie 57 BLZ. 10. Centralisatie van den gezamenlijken aankoop 59 11. Eigen merk der inkoop-coöperatie . . 59 12. Geen hooge dividenden 60 13. Coöperatieve productie van grond- en hulpstoffen °i 14. Bewerkingscoöperatie 62 15. Coöperatieve uitoefening van het heele beroep "3 16% Verkoop-coöperatie • 65 17. Coöperatieve aanneming en uitvoering van werken en leverantie's 67 18. Te veel kleinhandelaren en klein-nij veren 68 19. Beroepsmatige verzekering 72 20. Borgpraktijken . . . 7 2 21. Voorlichting en Propaganda 73 22. Misbruiken 74 III. SOCIAAL-POLITIEK PROGRAM. Beginselen 75 Sociaal-Politieke taak der Standsorganisatie. 1. Sociaal-politieke ontwikkeling .... 78 2. Officieele Vertegenwoordiging en Middenstandsraad °° 3. Sociale Wetgeving • • 83 4. Steun ter uitvoering van het SociaalEconomisch Program 85 5. Zondagsrust. - Vervroegde Winkelsluiting 86 6. Handelsregister. — Handelswarenwet . 89 7. Concurrentie der Overheid . , . . . 93 8. Aanbestedingen door de Burgerlijke Overheid 94 9. Belasting-politiek 96 10. Marktwezen. — Venten. — Vliegende Winkels 9& 11. Bedrijfstechniek 100 12. Aanschaffing van werktuigmachines en motoren .... 105 Sociaal-Politieke taak der Vakorganisatie. . 106 IV. DE JONGE MIDDENSTAND 108 INLEIDING. De lijn waarlangs de roomsche middenstandsorganisatie van ons land ziek heeft ontwikkeld, is niet gelijkmatig van stijging, doch eerder hoekig gebroken. Want na een zeer kortstondig tijdperk van levendige en geestdriftige actie, trad een lange periode in van kwijning en lusteloosheid, die op hare beurt gevolgd werd door een breede en krachtige opleving" een frisschen en forschen groei. Die krachtige groei dateert uit den jongsten tijd en houdt gestadig aan. Dat getuigen de klare feiten om ons heen. Waaraan die nieuwe opgang te danken is? Eenerzij ds zoek ik de oorzaak daarvan in de omstandigheid, dat de middenstand meer dan voorheen aan den lijve is gaan voelen den zwaren druk en drang, die ten allen kant op zijn sociaal-economische positie wordt uitgeoefend. En anderzijds acht ik de verklaring ervan gelegen in de toenemende verheldering en verdieping bij den middenstand van het inzicht en besef, dat ook voor hem in samenwerking en organisatie een kracht schuilt van hooge beteekenis bij zijn pogen, om weerstand te bieden aan den hoogdruk der gevaren, die zijn maatschappelijk bestaan met ieder jaar ernstiger bedreigen. Bovendien is op de jongste ontwikkeling der roomsche middenstandsorganisatie zonder twijfel van grooten invloed geweest het feit, dat de vijf diocesane Hanze- 453 4 vereenigingen rijn saamgebracht in den éénen Ned. R. K. Middenstandsbond, als gevolg waarvan de aanvankelijk verspreide actie dier vereenigingen, in eenzelfde lichaam is geconcentreerd. • En alle teekenen wijzen erop, dat die ontwikkeling zal voortschrijden in aldoor sneller tempo. Maar juist daarom is een breed en vast plan van actie noodzakelijker geworden dan ooit. Juist nu het roomsche organisatie-leven onder de middenklasse langzaamaan op volle kracht gaat komen, is 't eisch van wijs beleid, te ontwerpen en vast te stellen een beginsel- en werkprogram, dal de groote lijnen trekt, waarlangs de veelvormige werkzaamheid der middenstanders zich zal voortbewegen en ontwikkelen. Want zoo dit niet geschiedt, loopt onze katholiek-sociale middenstandsbeweging groot gevaar, door afwijkende en tegenstrijdige stroomingen in de onderdeden, allengs te verzanden en goeddeels onder te gaan in een ijdele en onvruchtbare splitsing en versplintering van krachten Wordt daarentegen het heele organisatie-leven van den roomschen middenstand gedragen door eenzelfde program van willen en doen, dan zal de daaruit geboren diepere eenheid van actie, zoowel de kracht van ieder onderdeel als van 't geheel, duchtig aansterken en spannen en uitdrijven tot volle vruchtbaarheid van rijpe en kern-gezonde daden. ; Bovendien: waar de roomsche middenstand zich zet tot ernstige studie van zoo'n program, daar moet zijn blik noodzakelijk zich verruimen en zal hij niet alleen klaarder leeren zien in het heden, maar wordt hij ook gedwongen te dringen in 't verleden en in de toekomst. In 't verleden, om na te speuren de oorzaken, waaruit de hedendaagsche crisis van zijn stand is geboren. In de toekomst, om aan de hand van de kennis dier oorzaken, ingrijpende maatregelen en verdragende plan- 454 5 nen te ontwerpen, van wier geleidelijke uitvoering hij 't voortbestaan van zijn stand en de bevestiging en versterking zijner maatschappelijke positie afhankelijk weet. In 't licht van zoo'n ruim gevat program, zal de actie van den georganiseerden middenstand ook breeder worden van lijn en wijder van doel. Want veel te veel heeft hij voorheen zijn tijd en kostbare kracht verspild en vermorst in een vinnige en kregelige bestrijding van feiten en toestanden, nadat die waren geworden en zich hadden vastgezet in het leven der maatschappij. En al te dikwijls heeft zijn actie zich bepaald tot een vechten uitsluitend tegen gevaren van het acgenblik en nooden van den dag. Dat mag niet langer zoo blijven. Voortaan moet zijn streven mede, ja op de eerste plaats vooruitziend zijn van aard en heengaan naar de toekomst, om te voorkomen wat, eenmaal geschied, door gaans niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Dan eerst kunnen duurzame resultaten worden bereikt. Welnu, ook daartoe is noodig de samenstelling van een beginsel- en werkprogram, waaruit spreekt een breede en ruime geest en aan de verwezenlijking waarvan de middenstand zich wijden gaat met dien diepen ernst en die kloekheid van wil, welke het hooge belang der zaak en de dringende nood van zijn stand van hem vorderen. Bij de uitvoering van dit program hebben uiteraard de stands- en de vakorganisatie ieder een eigen taak te vervullen. Beider werkterrein is door preciese grenzen en scherpe lijnen gescheiden. De standsorganisatie heeft voor haar rekening de behartiging en bevordering van die godsdienstig- 455 6 wedelijke, sodaal-econotnische en sociaal-politieke belangen, welke aan aUe middenstanders of aan de meerder heid van hen gemeen zijn en die bijgevolg in en door de standsorganisatie het gemakkelijkst en vruchtbaarst worden gediend. Be vakorganisatie daarentegen heeft tot taak de behartiging van al die belangen, welke eigen zijn aan of onmiddellijk verband houden met het beroep, dat hare leden beoefenen. Voorts spreekt het van zelf, dat het hiernevens ontworpen program niets anders bedoelt te zijn, dan een bescheiden proeve, die geen aanspraak maakt noch op volmaaktheid, noch op volledigheid van vorm of inhoud 'tWil slechts zijn een leiddraad ter vergemakkeUjTring eener ordelijke en grondige bespreking. Ten slotte nog meen ik namens den fieeïen Ned R. K. Middenstandsbond hier veilig te mogen neer schrijven de verklaring, dat reeds op voorhand en zonder eenig voorbehoud wordt aanvaard iedere wijziging en aanvulling, die de betreffende Kerkelijke Overheid zal goed dunken aan te brengen in het program, zooals dit na behandeling door de algemeene bondsvergadering zal zijn vastgesteld. 45^ I. ZEDELIJK-GODSDIENSTIG PROGRAM. Beginselen. Het maatschappelijk vraagstuk is in zijn diepste wezen een vraagstuk van zedelijke» aard. Deze uitspraak geldt niet alleen van het maatschap pelijk vraagstuk in zijn geheel, doch is evenzeer van kracht voor de onderdeden ervan en met name voor het gewichtige middenstandsvraagstuk, beschouwd zoo wel naar zijn socdaal-eoonomische, als sociaal-politieke strekking en beteekenis. Want de miskenning juist en verkrachting der zedelijkgodsdienstige beginselen in het economisch, maatschappelijk en staatkundig leven, hebben aan het middenstandsvraagstuk zijn snijdende scherpte gegeven. Maar is het middenstandsvraagstuk in zijn diensten grond zedelijk van aard, dan heeft ook de Kath. Kerk het recht te vorderen, gelijk rij metterdaad van haar leden eiscbt, dat dezen zich stellen zullen onder haar leiding, waar en voor zoover bij Hun werken aan de oplossing van dat vraagstuk, de roomsche beginsden zijn betrokken. Praktisch nu heeft het hoogste gezag in de Kath. Kerk de even bedoelde leiding gelegd in handen der bisschoppen en voorts zoeken feitelijk de onderscheidene standen der maatschappij, ieder voor zich naar de oplossing van het sociale vraagstuk, in en door organisatie. Op grond daarvan hebben de gezamenlijke bisschoppen van Nederland verklaard, „dat het hun ernstig en 457 8 uitdrukkelijk' verlangen is, de htm onderhoorige katholieken te vereenigen en vereenigd te houden in kath. organisatiën, omdat.», alleen in deze de katholieke beginselen ten volle tot hun recht kunnen komen." En wijl de strekking dezer uitspraak algemeen is van aard en geen onderscheid wordt gemaakt tusschen stands- en vakorganisatie, behooren ook beide op katholieken grondslag te zijn gevestigd. Trouwens, waar dit niet geschiedt, daar loopen de katholieke leden noodzakelijk gevaar, te eeniger tijd gesteld te worden voor de keuze: óf hun zedelijkgodsdienstige overtuiging te verloochenen óf op bruuske wijze te breken met hun vereenigingi. Maar al zijn de katholieke middenstanders om wille der veiligheid en zuiverheid hunner katholieke beginselen verplicht, zich in katholieke stands- en vak organisatiën te vereenigen, toch —- zoo voegen de bisschoppen aan hun verklaring toe — wordt daardoor „een samen„werking met andere vereenigingen voor bepaalde, wen„schelijk geachte doeleinden, in zoover de katholieke „beginselen die toelaten, noch onmogelijk gemaakt, noch „bemoeilijkt.'' Bovendien: ook om zuiver praktische en tactische redenen lijkt mij een strenge scheiding naar beginselen, gepaard aan samenwerking op praktisch gemeenschappelijk terrein, verre te verkiezen boven het scheppen van principieel-gemengde of zgn. neutrale stands- en vakvereenigingen van middenstanders. Iedere neutrale organisatie toch, waarin personen van meerderlei godsdienstige gezindte zijn ondergebracht, voelt zich in haar drang naar dadelijke actie noodzakelijk beklemd. Doordat zij niet treden mag buiten de „neutrale zóne", heeft zij bij het voorstellen en uitvoeren van eiken maatregel en ieder plan, zorgvuldig zich af te vra;gen 458 9 en na te gaan, of mogelijk de beginsel-overtuiging van een of meerdere harer leden kan worden gekrenkt. En hoe strenger de organisatie daarbij te werk gaat, hoe angstvalliger zij het „neutraliteitsbeginsel" beproeft te handhaven, des te nauwer ook zal de kring harer werkzaamheid worden getrokken en des te grooter deel zal van haar arbeidskracht worden lam gelegd. Omgekeerd: wordt een organisatie gedragen door eenzelfde godsdienstig-zedelijke overtuiging van al hare leden, dan is zij in staat, vrij en onbedwongen haar levenskracht naar allen kant te ontplooien en tot volle vruchtbaarheid te brengen. Dan worden aet de eenen in hun beweging gestremd door de afwijkende beginselen van anderen, maar kun nen alle leden gezamenlijk met hun actie bestrijken ieder terrein, waarvan de toegang niet door het staketsel hunner gemeenschappelijke levensbeschouwing is afgesloten. Maar al achten wij principieel-katholieke organisatie ook om practische redenen geboden, toch moet daarnevens ernstig worden gestreefd naar samenwerking met andere gelijksoortige niet-katholieke st ands- en vakorganisatie's, waar en zoo dikwijls de kath. beginselen die toelaten en daarvan deugdelijke resultaten kunnen worden verwacht. Want 't valt niet te betwisten, dat iedere actie die — zij het in tijdelijken vorm — uitgaat van den heelen georganiseerden Nederlandsch'en middenstand of van alle patroons in eenzelfde beroep, uiteraard veel machtiger is en zekerder leidt tot het beoogde doel, dan een gescheiden en zelfstandig optreden van grootere of kleinere groepen. En daarom is iedere stands- ert vakorganisatie, die de belangen harer leden oprecht wil dienen, plichtmatig gehouden, aanraking en samenwerking te zoeken met 459 IO hafcr ssusfêrvereenigingen, zoo dikwijls gemeenschappelijk samengaan principieel toelaatbaar is en pr&ctisch magelijk blijkt en gewenscht. Ten slotte nog dit: Een katholieke imddenstandsorglalnisatie, die metterdaad leeft uit de volheid en diepte harer roomsche beginselen, staalt en loutert niet alleen de zedelijke kracht der eigen leden, doch vermag ook beduidenden invloed uit te oefenen op de gansche middenstandsbeweging' in den lande. En des te aanzienlijker en vruchtbaarder zal die invloed zijn, naarmate de organisatie breeder is ontwikkeld en om wUle van haar praestatie-vermogen en getalsterkte, meer rekening wordt gehouden met haar besluiten en verlangens. Niettemin zijn er nog vele, zeer vele kath. middenstanders die verre blijven van iedere roomsche organisatie. De eenen houden zich afzijdig uit slapheid van overtuiging, onverschilligheid en sleur; weer anderen doen niet mee, omdat zij in benepen concurrentie-vrees er voor passen, hun invloed, ontwikkeling en kapitaalkracht aan te wenden, om door het scheppen van allerlei instellingen, de economische positie hunner zwakkere stand- en vakgenooten eenigermate te versterken. Toch zijn ook zij en zij op de eerste plaats gehouden, tot hun roomsche organisatie toe te treden. Dat is plicht van christelijke naastenliefde; dat eischt ook de groote zedelijke invloed, dien een sterke roomsche middenstandsorganisatie kan uitoefenen op den gang der heele middenstandsbeweging in het land en op het gansche leven der maatschappij. In het licht der boven ontwikkelde beschouwingen, meenen we dan ook de volgende beginselen te kunnen vaststellen: 460 11 Het maatschappelijk vraagstuk in sijn geheel, zoowel als 't middenstandsvraagstuk in het bijzonder, kunnen slechts tot richtige oplossing worden gebracht door wederinvoering en praktische doorwerking der Uatholieke beginselen in het leven der maatschappij. De roomsche middenstand Is gehouden, de leiding der Katlt. Kerk onvoorwaardelijk te erkennen en te aanvaarden bij üjn streven naar de oplossing van het middenstandsvraagstuk, Waar en voor zoover dit streven verband houdt met eenig katholiek beginsel. De katholieke middenstanders zijn verpüóht, zich te vereenigen in katholieke stands- en vakorganisaties. De ^katholièke stands- en vakorganisatie% van den middenstand behooren voor bepaalde, wenschelijk geachte doeleinden samenwerking te zoeken met gelijksoortigeniet-katholieke vereenigingen, voor iypver de katholieke beginselen die samenwerking veroorloven. Alle 'kath. middenstanders, de grooteren Zoowel als de kleineren, de meer ontwikkelden zoowel als de geestelijk minder begaafden, de kapitaalkrachtigen zoowel als de minder vermogenden behooren zich aan te sluiten bij He katholieke organisatie Van hm stand, ett vak, om in onderlinge samenwerking en door loyalen wederzijdsChen steun te arbeiden aan de verwezenlijking van het doel, dat de betrokken organisatie zitih voorstelt ie bereiken. *) Z e de lij k-g od sdie nsti ge Taak der Stand s-o rganis atie. Niemand kan ontkennen, dat met den loop der jaren de godsdienstzin, het zedelijfc-godsdienstig leven van den middenstand danig is verklapt en veel van zijn vroegere warmte en-pit heeft verloren. Bij meerderen zelfs is het godsdienstig, denken en. voelen allengs vervaagd en vervloeid tot een stemming van matte lusteloosheid, die aan onverschilligheid grenst. *) De eigenlijke programmapunten zijn met cursieve letter gedrukt. 461- 12 Het godsdienstig handelen van velen is geworden tot een vormelijken sleur, een doen uit louter gewoonte en traditie. Voor een zeer groot deel staat daaraan schuldig het liberalisme, dat sinds jaar en dag, opzettelijk en stelselmatig beproefd heeft, den godsdienst terug te dringen uit het maatschappelijk leven en dien te kerkeren en in te sluiten binnen de muren van bidkapel en particuliere woning. Naar der liberalen leer toch, staat de mensen in zijn maatschappelijk en economisch verkeer volkomen los van God en Goddelijke geboden. Godsdienst is enkel privaatzaak. — Dus moet het maatschappelijk en bedrijfsleven van den mensch worden losgescheurd van de strenge wetten der christelijke redeleer. En met a l de machtsmiddelen, waarover het liberalisme allengs ging beschikken, heeft het getracht zijn verderfelijke leer in te drijven in het leven der maatschappij. Aan dien invloed van het liberalisme is ook het gros der kathoüeke middenstanders niet onbesmet voorbij gegaan. Meerderen onder hen zijn zelfs laf genoeg geworden, zich te schamen om in het openbare leven met de daad getuigenis te geven van hun geloof en godsdienst. Ook in 't economisch verkeer hebben de christelijke beginselen zeer veel van hun praktische waarde ingeboet. Eerlijkheid in handel heeft voor velen geen beteekenis meer. Zelfs wordt het feitelijk bestaan ervan betwist. En de zachte, helpende wet der christelijke liefde is vervangen door de harde, meedoogenlooze wet van het eigenbelang, door bittere concurrentie en vinnigen broodnijd. 462 13 Kortom: het heele maatschappelijk en economisch leven in zijn velerlei vormen en gestalten, is geworden tot een bespotting en aanfluiting van den waren gees/ des Christendoms. En daarom achten wij' het de voornaamste taak te zijn van de standsorganisatie: te verlevendigen en te versterken, te verbreeden en te verdiepen het godsdienstig-z&delijk leven van den middenstand, niet alleen in zijn private leven, dodh ook in zijn maatschappelijk en economisch verkeer; — en daarnevens met 'kracht te bestrijden alles wat aan de bereiking wan dit doel in den weg staat. En voor zoover dit niet op andere wijze geschiedt, behoort de standsorganisatie hare leden daartoe te brengen: door in cursussen, voordrachten óf in eenigerlei anderen geschikten vorm, hun te verstrekken een klare en grondige hennis van Wat den middenstander als katholiek betaamt op het terrein van zijn privaat- zoowel als van zijn maatschappelijk en economisch leven; in zijn betrekking tot de hem ondergeschikte arbeiders zoowel als in verhouding tot eigen stand- en vakgenooten en tot andere 'klassen en standen der samenleving. En om den middenstand de kracht te geven en de sterkte van wil, zijn kennis van wat hem op ieder levensterrein als katholiek betaamt, forsch en kloek in daden te belijden, moet van de standsorganisatie op hare leden uitgaan: een levende drang tot veelvuldig en godvruchtig gebruik der genademiddelen van de Kath. Kerk en tot deelneming 'aan zuiver godsdienstige vereenigimgen en bijzondere godsdienstoefeningen, inzonderheid aan de gesloten retraite. Z ed e l ijk-g odsdie ns tige Taak der Vakorganisatie. De zedelijk-godsdienstige taak der vakorganisatie is 463 meer beperkt en deels ook van anderen aard, dan die der standsorganisatie. De vakorganisatie is uiteraard in 't bizonder geroepen, praktisch toe te piassen en door te voeren alle die maatregelen, welke de godsdienstig-zedelijke belangen van in gelijksoortige of aanverwante bedrijven werkzame personen kunnen bevorderen en eventueele gevaren daartegen kunnen afweren. Daarom behooren in en door de vakorganisatie middelen te worden beraamd en tot uitvoering gebracht die ten doel hebben: het beschermen van de zedelijkheid der arbeiders, inzonderheid ten aanzien van die ondernemingen, waar personen van beiderlei geslacht werkzaaam zijn; het verstrekken van de gelegenheid tot waarneming door de arbeiders(sters) van hunne (hare) godsdienstplichten en het bevorderen — waaar mogelijk — van deelname aan bizonéere oefeningen van godsdienst; het beperken, zooveel doenlijk, van den arbeid op Zon- en Feestdagen;*') het tegengaan van het gebruik van sterken drank op (in) de werkplaats van den patroon, enz. *) De scherpere formuleering; van dit üd der conclusie luidt thans: het nalaten van den arbeid op Zon- en Feestdagen, tenzij dringende redenen dien noodzakelijk maken: 464 11. SOCIAAL-ECONOMISCH PROGRAM. Beginselen. Het liberalisme had God en godsdienst ïebannen uit de samenleving Het had geleerd, dat de burgerlijke maatschappij slechts 't bloote resultaat is eener vrije overeenkomst der van nature vrije en gelijke menschen, en dat die overeenkomst is aangegaan met geen ander doel, dan om ieders persoonlijke vrijheden en rechten op lijf en goed te beschermen tegen aanvallen van binnen en van buiten. Logisch voerden deze beginselen tot de stelling, dat ook de wederzijdsche maatschappelijke rechten en plichten der burgers uitsluitend wortelen in een vrij door dezen gesloten verdrag, dat zij naar willekeur ieder oogenblik kunnen wijzigen, vernietigen en vervangen door een ander. En even klaar lag daarin opgesloten, dat het economisch leven in de maatschappij volkomen vrij moest zijn en blijven en overgelaten worden aan 't losse spel, de onbedwongen werking van 's menschen driften van zelfzucht en eigenbelang. Trouwens — zoo leeraarde het liberalisme — het economisch leven verloopt naar vaste, onveranderlijke wetten der natuur, die alles van zelf ten goede leidt. Daarom mag door niets en niemand worden beproefd, den vrijen natuurlijken gang van 't economisch leven te verstoren. 465 <„• i6 Waar toch alleen door vrije, wilde worsteling der individiueele krachten, 's menschen aanleg en energie tot hoogste spanning en vruchtbaarheid gedreven worden, daar kan en zal slechts uit onbeperkte concurrentie vrijheid de hoogste volkswelvaart geboren worden En de werkelijkheid? Wij allen weten, welke de ware gevolgen zijn geweest van het dolle liberale concurrentie-systeem, en tot welke schande toestanden de consequente doorwerking van het liberalisme heeft gevoerd op sociaal-economisch gebied. In de gulzige handen van weinige sterkeren en slu weren hebben schatten zich op schatten gestapeld, oo derwijl de massa des volks arm werd en bezitloos. En de middenstand? Die zag zijn positie meer en meer benauwd en be dreigd onder den overmachtigen druk van het grootkapitaal, dat in weergalooze felheid van concurrentie hem met ieder jaar verder terugdrong van zijn oorspronkelijk terrein. En wat nog erger is: in plaats van saam te werken, zooals de nood der tijden gebood, werden de midenstanders zelf allengs door de vrije concurrentie-koorts gegrepen en gingen — uit zucht naar zelfbehoud — elkaar als grimmige vijanden te Bjf in een dagelijksche worsteling op leven en dood. Dan werd het socialisme geboren. 't Ontstond en vond zijn kracht in een nijdige reactie op de bittere ellende, die het liberalisme over de breede massa des volks had uitgestort. Redeneerend uit dezelfde grondbeginselen, doch meerlogisch en consequent, kwam het socialisme tot de uiterste tegenstelling der liberale leer. Immers, beeft de samenleving niets uitstaande mes 466 17 God noch godsdienst; zijn de menschen van nature vrij en gelijk; berusten maatschappij en maatschappelSjke rechten en plichten ,— dus ook' het eigendomsrecht — enkel en alleen op een vrij door de burgers aangegaan verdrag, dan zijn diezelfde burgers, dan is het volk! ook bevoegd, rnlet miskenning van het historisch gewordene, een gansch nieuwe maatschappij- en rechtsorde te scheppen. iWlelnu, zegt het socialisme, de ervaring heeft geleerd, (dat bij handhaving der vrije concurrentie en van den persoonlijken eigendom der productóeÉmiddlelen, dè schrokkige hebzucht der mensdhen noodzakelijk' voert tot een schreeuwierMe ongelijkheid in 'bézit en een onmenschelijke uitbuiting van Ide imassa des volks. Daarom wensdhen en willen wij — het volk — die vrijle concurrentie teneenenlrnale opheffen door alle productie middelen aan hun tegenwoordige bezitters te ontnemen en over te dragen in handen der gemeenschap, die dan zelf het eoonoinisidh leven zal regelen en aan ieder zal geven naar zijne behoeften. Tegenover deze radicale uitersten van liberalisme en socialisme, belijden wij de navolgende beginselen: De burgerlijke maatschappij, is een natuurnoodzakelijke eti daarom rechtstreeks door God gewilde vereeniging van personen (gezinnen), aangegaan met het natuurnoodzakelijk doel, door gemeenschappelijke samenwerking ieders rechten te beschermen en aan te vallen de ongenoegzaamheid van den alleenstaanden m&nsch (gezin), om in zijn veelzijdige behoeften te voorzien; — alles in ondergeschiktheid en dienstbaarheid aan 's menschen eindbestemming: God. In en onafhankelijk van de burgerlijke maatschappij^ bezit de mensch natuurlijke rechten, die door ieder geëerbiedigd moeten worden. Het economisch leven in de burgerlijke maatschappij moet zióh honden aan en regelen naar het natuurlijk 467 I» t doel, dat aan de burgerlijke gemeenschap is gesteld. Noch de onbeperkte vrijheid van concurrentie, noch de algeheele opheffing daarvan door naasting en overdracht van alle productie-middelen aan de gemeenschap, kunnen tot het natuurlijke sociaal-economische doel der burgerlijke samenleving leiden. Om daartoe te komen, moet de persoonlijke eigendom der burgers worden geëerbiedigd en moet de onderlinge concurrentie in het gansche bedrijfsleven, met inachtneming van het gemeene welzijn, door de onmiddellijk betrokkenen zelf worden geregeld en georganiseerd naar de beginselen der Katholieke zedeleer, met name naar die van rechtvaardigheid en liefde. Want evenals de gemeenschappelijke belangen van alle leden (gezinnen) der burgerlijke samenleving, dezen natuurnoodzakelijk hebben gedreven tot een blijvende vereeniging van allen, zoo zijn ook de beoefenaars van eenzelfde beroep, weliswaar niet natuurnoodzakelijk tot aaneensluiting gedwongen, maar toch van nature aangewezen op samenwerking in eenzelfde vereeniging met het doel, de belangen Van alle bij het be 'roep onmiddellijk betrokkenen, door een algemeene organisatie van het bedrijf te regelen en te bevorderen. En waar zoodanige algemeene bedrijfsorganisatie practisch niet uitvoerbaar is, zoolang den betrokkenen de daartoe strekkende publiekrechtelijke bevoegdheden niet zijn verleend, is de hoogere wetgevende macht in de burgerlijke maatschappij verplicht, bij genoegzame ontwikkeling van het particulier Initiatief den beroepsorganisatie's die publiekrechtelijke bevoegdheden toe te kennen. Bovendien: evenals de gemeenschap van beroepsbelangen, den mensck van nature aandrijft tot samenwerking in de beroepsvereeniging, zoo dringen ook de gemeenschappelijke belangen der leden van eenzelfden stand, dezen van nature tot samenwerking in eenzelfde stands organisatie. Derhalve bezitten alle burgers — hetzij arbeider of patroon — 'i natuurlijke recht, zich in beroeps- en standsorganisatie te vereenigen, mits het streven en werken dier organisatie's niet indruischen tegen het natuurlijk doel der burgerlijke gemeenschap. 468 19 SoiC i aa l->e co no mis che Taak der Standsor g\a- n is at ie. i, OhdjeruMjs. Wie een grondige hervorming en genezing' beoogt van de sociaal-economische misstanden zijher klasse, moet vóór alles beproeven-door te dringen tot de oorzaken, Waaruit die misstanden zijn geboren en gegroeid. Die moet ook de ware strekking pogen te vatten en den dieperen zin der velerlei sociaal economische verschijnselen van zijn tijd en de juiste beteekenis der bizondere vormen, waarin het huidige bedrijïsleven zich ontwikkelt. Eerst dan kunnen de betrokkenen geacht worden in staat te zijn, deugdelijke en praktische plannen te ontwerpen en doeltreffende middelen te beramen, om hun positie in de samenleving duurzaam te versterken. Ten aanzien daarvan heeft dan ook' de standsorganisatie een gewichtige taak te vervullen, te weten: tij moet in cursussen, voordrachten of anderszins aan hare leden Bijbrengen de kennis van de beginselen der economie en maatschappijleer. zij moet hun doen kennen de ware en vérstrekkende sociaal-economische beteekenis van de coöperatie in haar veelvormige toepassing', zoowel door den middenstand zelf, als door andere groepen der samenleving; zij moet den leden blootleggen de oordaken van het ontstaan, van de ontwikkeling en de ongenteene macht der groote ondernemingen, zoomede de drijvende beweègrédenen doen kennen en de vermoedelijke gevolgen der snelle concentratie van het grootbedrijf; zij behoort te zorgen, dat hare leden worden onderricht in de toonleer; dat zij leeren kennen de ware wederüjdsche verhouding, de rechten en plichten Van patroon en arbeider en van patroons- en arbeidersorganisatie's; en dat zij leeren begrijpen de \groote beteekenis dezer laatste voor een vaste en goede regeling en organisatie van hei bedrijfsleven in 't belang van beide partijen; 469 20 kortom, zij moet den middenstander op bevattelijke en practische wijze bekend maken met die sociaal-economische beginselen, stelsels en feiten, wier kennis hij behoeft, om in en door zijn stands- resp. beroepsorganisatie met de grootst mogelijke vrucht te kunnen arbeiden aan de versteviging der positie van zijn persoon en van de gansche maatschappelijke klasse waartoe hij behoort — alles In volmaakte overeenstemming met de desbetreffende teer der Kath. Kerk. Naast een breede sociaal-economische ontwikkeling moet de middenstander zich eigen maken die algemeene moderne bedrijfskennis, welke in onze dagen ieder — ook de kleine ondernemer — noodzakelijk moet bezitten, om zijn zaak naar goede commercieele beginselen te kunnen inrichten en daardoor genoegzaam loonend te maken. Niemand toch kan weerspreken, dat vooral in de latere tijden het economisch leven onzer maatschappij zich heeft ontwikkeld en is uitgegroeid tot zoo buitengemeen complexe gestalte, dat aan de leiding van ieder middenstan dsbed rijf veel hoogere eischen worden gesteld, dan bij de vroegere, meer eenvoudige vormen van het bedrijfsleven het geval was. Zoo kan in onze dagen geen middenstander de kennis ontberen van de practische beginselen van het handelsrecht, wil hij zich niet meermalen bedrogen zien en niet het gevaar loopen ernstige verliezen te lijden of beduidende geldboeten te beloopen. Niet minder noodzakelijk is vooral tegenwoordig, ook voor den kleineren middenstander, het voeren eener eenvoudige, doch passende boekhouding. En even dringend heeft hij behoefte aan een grondige kennis van handelsrekenen, terwijl een ferme dosis handelsaardrijkskunde Teler koopmanschap tot hooger plan van ontwikkeling behoort te heffen. Voorts moet de middenstander zich' vertrouwd maken 470 21 met de praktische beginselen van het crediet en bankwezen en behoort hij de beteekenis te leeren kennen en het gebruik van het meest voorkomende handelspapier, ten einde hl staat te zijn, zelfstandig te kunnen uitvoeren resp. te controleeren de onderscheidene operatie's, die tusschen hem en zijin bank en tusschen hem en zijn * afnemers en leveranciers worden voltrokken. En vooral is in onze dagen van uiterst scherpe concurrentie noodig geworden de kennis eener nauwkeurige, preciese berekening van den kostprijs. Want 't is juist bij gebreke van die kennis, dat menig middenstander ertoe gekomen is, een domme en dolzinnige concurrentie te voeren, waardoor niet alleen het eigen bedrijf werd geruïneerd, maar tevens dat van meerdere collega's ernstig werd geschaad, of zelfs aan langzame uitputting van krachten is bezweken. Biensvolgens mag de standsorganisatie niets onbeproefd laten, om haren leden de hier bedoelde handelskennis in ruime mate bij te brengen. En zij moet daartoe trachten te geraken: door het stichten in centraal gelegen gemeenten van handelsdag- en handelsavondscholen en (of) het verleenen van hare medewerking tot oprichting en ontwikkeling daarvan in practischen geest; door het organiseeren van handelscursussen op alle plaatsen, waar die kunnen geacht worden levensvatbaar te zijn. De ervaring echter heeft geleerd, dat vele middenstandskinderen de noodige voorontwikkeling derven, om de even bedoelde handelscursussen met goede vrucht te volgen. Ook de vakcursussen in engeren zin en de sociale en andere ontwikkelingscursussen, hebben met hetzelfde bezwaar te kampen. Toch kan dit bezwaar worden ondervangen, doordat de 471 22 bietrokken leerlingen, onmiddellijk na het verlaten der lagere dagschool, aan het voortgezet lager onderwijs of 't z.g.n. herhalingsonderwijs deelnemen. En daarom moet de standsorganisatie 't zich ten plicht rekenen. door voorlichting en overreding, de ouders-leden te bewegen, hun kinderen — aanstonds na het verlaten der lagere school — gerégeld te zenden naar het herhdlingsonderw'ijü, 'Wow dppr bevestiging en uitbreiding van het ontvangen onderricht, de leerlingen worden bekwaamd, om 'met goed gevolg aan handels- en vakcursussen, zoomede aan sociale en andere ontwikkelingscursussen deel te nemen. Veelal echter wordt het herhalingsonderwijls gegeven in welhaast zuiver theoretisehen geest. Daardoor voelen de leerlingen niet het verband van dit onderwijs met het werkelijke leven en mist het doorgaans de liefde en belangstelling der deelnemers. Niettemin is een hervorming van het herhalingsonderwijls in praktósChen zin, zeer wel uitvoerbaar binnen de grenzen der bestaande wet. ! Voorts is ook het aantal lesuren te beperkt en wordt door te lage bezoldiging, de ambitie der onderWijtzers niet genoegzaam' geprikkeld om het herhalingsonderwijs tot volle vrucht te brengen. | In verband met een en ander behoort de standsorgani/satie, in samenwerking met andere belanghebbende lichamen en vereenigingen, die maatregelen te treffen, welke ertoe kunnen leiden: i dat alter wege door gemeente- en schoolbesturen, bizonde re zorg worde gewijd aan de inrichting van het herhalingsonderwijs; dat het herhalingsonderwijs — met volkomen behoud van zijn algemeen Vormend karakter — naar plaatselijke behoeften worde gereorganiseerd in zoo nauw mogelijke ■ aansluiting aan het practisch leven der leerlingen; 472 23 dat het aantal lesuren — met inachtneming der desbetreffende wettelijke bepalingen — aanzienlijk Worde uitgebreid; dat de bezoldiging der onderwijzers op passende wijze, worde verhoogd. En waar pogingen in die richting mochten falen of al te langzaam voeren tot het beoogde doel, daar moet de standsorganisatie, trachten te bewerken: dat het onderwijs der handelscursussen en ook der eigenlijk gezegde vakcursussen, worde aangevuld door voorbereidend algemeen ontwikkelend onderricht, dat deelt in denzetfden financieelen overheidssteun, als aan het strikte handels- en vakonderwijs Wordt toegekend. Bovendien: waar het uittjcht op een getuiglstthrift van bekwaamheid, den studie-ijver aanmerkelijk pleegt te prikkelen, moet de standsorganisatie bevorderen: de invoering van diploma's ten behoeve van hert, die 'blijk hebben gegeven, het handels- resp. vakonderwijs met gunstig resultaat te hebben gevolgd. Het vorenbedoelde handelsonderwijs is uiteraard meer bizonder bestemd voor de kinderen van milddenstandersL De middenstanders-patroons zelf, en onder hen vooral de meer gevorderden in leeftijd, kunnen om velerlei redtren kwalijk aan dit onderwijs deelnemen. Toch moest ook' in de meest dringende behoefte van dezen wörden voorzien. Tot dat doel heeft de rniddtenstandsorganisatie op onderscheiden plaatsen bureau's van advies gesticht, die den leden tegen zeer matige vergoeding, heezij individueel, hetzij groepsgewijlze onderricht geven in de boeklhouding van hun vak en hun daarnevens varivboriilchlün^ dienen op commercieel, rechtskundig, bedrijlfstechniseh1 en algemeen sociaal gebjied. 't Spreekt van zelf, dat deze bureau's van advies — krachtens hun even geschetjsten werkkring — mede van 473 *4 zeer groot nut kunnen zijn voor hen, die reeds handelsonderwijs hebben genoten. \ Daarom ligt het op den weg der standsorganisatie: krachtig propaganda te maken voor de bureaa's van advies, door het doel en de werking ervan alom bekend te 'maken en bij itportdurlng ie wijzén op de gfooée praetisehe waarde, die üj hebben voor het zaken-leven vonden middenstand. 2. Sociale Wetgeving. Ook de kennis der sociale wetgeving mag den middenstander niet ontbreken. Vooral nu deze gaandeweg dieper heeft ingegrepen in zijn bedrijfsleven en '\ in de naaste toekomst nog verder reikende wettelijke inmenging kan worden verwacht. Weliswaar mogen we vertrouwen, dat mettertijd het treffen van sociale bedrijfsmaatregelen zal worden overgedragen aan de later te bespreken beroepsorganisatie's, nadat deze tot publiekrechtelijke bestuurslichamen zullen zijn uitgegroeid; (maar voorshands zijn we daaraan niet toe en hebben we bijlgevolg rekening te houden met de toestanden, zooals die feitelijk' bestaan. Welnu, het gros der middenstanders bezit van de sociale wetgeving zelfs niet een oppervlakkige kennis. Deze onkunde kan tot groote moeilijkheden en zeer onaangename ervaringen leiden. Dat heeft het verleden overtuigend bewezen. Bovendien: niet alles 'wat de sociale wetgeving inhoudt, voldoet aan redelijke verlangens en eischen van den middenstand. En vrij zeker zal in de naaste toekomst worden beproefd, hem nog zwaardere lasten op de schouders te leggen. Wil nu de taiiddenstand tegen onevenredigen druk 474 «5 va» bestaande en komende sociale wetten, 'zich met goed gevolg te weer stellen, dan moet hij uiteraard ook den inhoud dier fwetten kennen en de groote beginselen, die daaraan ten grondslag liggen of rechtens moeten liggen. Om deze redenen rust op de standsorganisatie de plicht: haren leden door woora* en schrift een dewgd-elijke 'kennis 4 bezien, lijkt mij deze vorm van coöperatie — op zich genomen - weinig aanbevelenswaardig. Niet alleen omdat ie betrokken beroepsgenooten daardoor het zoo kostDare goed hunner economische zelfstandigheid verhezen, doch mede hierom, wijl soortgelijke coöperatie's na verloop van eenigen tijd zich plegen om te zetten in zuiver kapitalistisch gedreven productie-ondernemingen. Aanvankelijk werken mogelijk alle of de meeste deelgenooten eigenhandig mee aan de productie; doch na korteren of langeren tijd worden hun plaatsen uitsluitend door loonarbeiders ingenomen. En de coöpereerende middenstanders fungeeren nog slechts als aandeelhouders in het gemeenschappelijk bedrijf. Inmiddels worden andere beroepsgenooten als aandeelhouders geweerd en zoeken de zoons in andere richting zich een bestaan te verzekeren. Zoo verdwijnt allengs de heele. betrokken groep van zelfstandige kleinmjveren en wordt hun beroep nog slechts door ondergeschikten aan geleerd en in eenzelfde groote onderneming beoefend. Overigens dient erkend, dat de hier bedoelde vorm van coöperatie niet altijd en niet noodzakelijk in den even geschetsten zin zich ontwikkelt. In den regel echter wel; — dat heeft de ervaring geleerd. En alhoewel de gehechtheid van den middenstander aan eigen zelfstandigheid, dezen niet licht naar dien vorm van coöperatie doet grijpen, toch wordt hij door de scherpe concurrentie daartoe somwijlen gedwongen wil hij op den duur niet heel en al tenondergaan * En daarom acht ik het mede te behooren 'tot de taak der beroepsorganisatie: bij gebleken noodzakelijkheid over te gaan tot coöperatieve uitoefening van het heele beroep en daarnevens ^regelen te treffen, om de ongeachte social gl volgen daarvan zooveel mogelijk tegen te gaan. 514 65 16. Verkoop-coöperatie. Met den laatst behandelden vorm van coöperatie, gaat als regel de verkoop-coöperatie gepaard. Toch kan die ook zelfstandig worden beoefend en biedt dan evenzeer belangrijke voordeden en een uitnemend middel, om te weerstaan aan de concurrentie van gelijksoortige grootindustrieele ondernemingen. Want vooreerst maakt de stichting eener coöperatieve verkoop-centrale 't voor de betrokken beroepsgenooten veel gemakkelijker en veel minder kostbaar, een ruim en goed-loonend afzetgebied hunner producten te vinden. En voorts worden door middel van zoo 'n verkoopcentrale de aangesloten patroons in staat gesteld, groote orders gezamenlijk aan te nemen en tijdig uit te voeren Bovendien hebben meerdere klein-nijvere beroepen vaak te kampen met slapte in het bedrijf. Het debiet van ieders onderneming beperkt zich tot de plaats van inwoning, soms uitgedijd tot de naaste omgeving. Ook voor deze groepen van nijvere middenstanders kan een goed georganiseerde verkoop-centrale van ongemeen grootnut zijn. Want niet alleen worden zij daardoor in staat gesteld, hun productie uit te breiden, maar bovendien kunnen zij, bij geringe afname in de eigen omgeving, voortgaan met produceeren voor de verkoop-centrale, die immers zorg draagt voor den afzet naar elders in 't binnen- en mogelijk ook in 't buitenland. Ook handwerkerspatroons, mits zij hun bedrijf moderntechnisch inrichten en zich mede toeleggen op machinale vervaardiging van meer uniforme producten, kunnen met behulp der verkoop-centrale, voor die producten op gemakkelijke wijze een afzetgebied vinden. Een ander voordeel der verkoop-centrale is hierin gelegen, dat op ruimer schaal en op meer doeltreffende 5-5 00 en veel minder kostbare wijze, reclame kan worden gemaakt voor het fabrikaat der «aangesloten leden. De reclame toch, die uitgaat van de verkoop-centrale, komt aan alle aangesloten patroons ton goede, terwijl ieder slechts een klein deel der totaal-kosten daarvan heeft te dragen. Bovendien kunnen aan zoo'n verkoop-centrale bekwame agenten verbonden worden met het doel, allerwege in binnen- en buitenland, soliede handelsrelaties met de centrale aan te knoopen. Ook daarvan komen de vruchten aan alle aangeslote nen ten goede, niettegenstaande de uitgaven op ieder der gegadigden slechts lichten druk uitoefenen. Ten slotte wijzen we er nog op, dat door zulke verkoop eentrales ook z.g.n. monsterkamers kunnen worden ingericht van de producten der aangesloten leden. Uiteraard zal menig handelsman zulke kamers gaarne bezoeken, vooral als 't getal der aangeslotenen groot en bijgevolg de sorteering ruim is. Is eenmaal de keuze gedaan, dan heeft de handelaar zijn orders slechts af te geven aan de Centrale, die ze doorzendt aan den producent der betreffende monsters. Overigens spreekt het van zelf, dat de inrichting en werkwijze eener verkoopcentrale aanmerkelijk zal verschillen naar den aard en de bizondere behoeften van het betrokken beroep. Doch dat is enkel een kwestie van uitvoering en praktijk; _ de grondgedachte wordt er niet minder vruchtbaar om. En daarom mogen de beroepsorganisaties, die daarvoor in aanmerking komen, niet verzuimen: dj!lvffn ermt üch *°* te leggen op de beoefening der verkoop-coöperatie, met eventueel daaraan verbonden coöperatieve reclame en coöperatieve monsterkamers. Ji6 67 17. Coöperatieve aanneming en uitvoering van werken en leveranties. Nauw verwant aan de verkoop-coöperatie, is de samenwerking van beroepsgenooten bij het aannemen en uitvoeren van werken en leveranties. Ook hier biedt coöperatie aan menige vakgroep van middenstanders een stevigen ruggesteun tegen de concurrentie van het grootbedrijf. Immers, wat bij aanbesteding van grootere werken en leveranties, de alleenstaande middenstander niet vermag, dat kan hij door eendrachtige samenwerking bereiken. Daartoe is allereerst noodig, dat de betrokken beroepsorganisatie beschikt over of aangesloten is hij een krachtige inkoop-vereeniging, ten einde de benoodigde goederen, grond- of hulpstoffen tegen scherp concurreerende prijzen te kunnen betrekken. Voorts moeten de gezamenlijke beroepsgenooten zorg dragen, zich eventueel te bedienen van de hulpmiddelen der moderne bedgrijfstechniek. Bovendien behoort de aansprakelijkheid zoowel onderling, als ten overstaan van den aanbesteder, deugdelijk en ook practisch te zijn geregeld. En vooral is *t noodig, dat een sterk ontwikkeld saamhoorigheidsgevoel de leden bezielt en een strenge tucht heerscht in de vereeniging. Als aan al deze voorwaarden is voldaan, dan zullen de beroepsorganisatie's niet enkel in staat blijken, bij inschrijvingen evenmachtig mee te .dingen met het grootbedrijf, maar mogen zij ook vertrouwen, dat haar de uitvoering der hierbedoelde leverantie's of werken, zonder bezwaar, door den aanbesteder zal worden toegewezen Voor de desbetreffende beroepsorganisatie's is het dus zaak: maatregelen te treffen, om door gezamenlijken aankoop van grondstoffen, door eventueete aanwending van 5IZ 68 Modern-technische hulpmiddelen en door een practische regeling der gettieüjke aamprakeUjkheid,, ten allen tijde gereed te zijn en in staat, om leverantie's en werken van grooteren omvang, Coöperatief aan te nemen en deugdelijk uit te voeren. 18. Te veel kleinhandelaren en klein-nijveren. In den bloeitijd der rniddeleeuwsche gilden, zien we de vrijheid van bedrijf gaandeweg meer belemmerd worden en beperkt. Nu eens geschiedt dit met het doel, de concurrentie der gilde-leden onderling te regelen; — dan weer, om het evenwicht tusschen vraag en aanbod te handhaven en overproductie te voorkomen. Ter bereiking van laatstgenoemd doel diende o.m. de bepaling, dat niemand zelfstandig een ambacht mocht uitoefenen, die niet te voren als lid in het gilde was opgenomen. En mede om dezelfde reden werd de dagelijksche maximum-arbeidsduur ingevoerd en tevens vastgesteld het maximum-aantal gezellen, dat ieder patroon in dienst mocht nemen. Door deze en soortgelijke verordeningen wisten de gilden niet alleen de productie evenredig te houden aan de behoeften, maar bereikten daardoor meteen, dat aan elk lid een voldoend afzetgebied zijner producten en als gevolg daarvan, een vast inkomen werd verzekerd^ Weliswaar hebben in latere tijden de gilden schromelijk misbruik gemaakt van hun macht, om de vrijheid van bedrijf te beperken; — maar dit misbruik laat volstrekt onaangetast het beginsel zelf, dat oorspronkelijk aan bedoelde regeling en beperking der bedrijfsvrijheid ten grondslag was gelegd. En dat 'beginsel is alleszins te verdedigen en te rechtvaardigen. Of is het niet volkomen redelijk en economisch ge- 518 °9 zond', de productie gelijken tred te doen Kouden met de werkelijk bestaande behoeften, en krachtige maatregelen tegen overproductie te nemem? Het liberalisme heeft deze — gelijk trouwens iedere andere beperking der bedrijfsvrijheid — smadelijk veroordeeld en volslagen bandeloosheid van 't economisch leven gepredikt en in practijk gebracht. Wij allen echter weten, wat trieste stoet van sociale jammeren, die ongebonden vrijheid van bedrijf op den voet is gevolgd. En met name weten we, hoe de daaruit geboren crisisperioden van overproductie, geweldige kramp-schokken van smartende pijn hebben heengejaagd door de menschelijke samenleving. Van die wilde overproductie werden ook de onmiddellijke bewerkers zelf de dupe. Daardoor kwamen zij tot het besef, dat, zoo geen strenge maatregelen werden genomen, om de productie te organiseeren en aan redelijke grenzen te binden, zij allen ten slotte aan de bandelooze concurrentie ten offer zouden vallen. Zoo werden geboren de trusts en kartels, die naast de vrije onderlinge concurrentie, mede de productie regelden en beperkten in de betreffende takken van nijverheid. En die productie-beperking werd mede hierdoor verkregen, dat de deelnemers met hun overmacht het ontstaan van nieuwe soortgelijke bedrijven trachtten te voorkomen. Juist zooals door de gilde-corporatie's geschiedde in de middeleeuwen. L'histoire se repète: de geschiedenis herhaalt zich, ■ou men kunnen zeggen. \f> Maar dan herhaalt zij zich toch ook in dien' zin, dat meerdere trusts en kartels, evenals de gilden in hun 5[9 7o vervaltijd, op ergerlijke wijze bun machtspositie misbruikten ten koste van bet welrajn der gemeenschap. En juist ter oorzake van dit machtsmisbruik, waaraan trusts en kartels zich zoo lichtvaardig schuldig maken kleven practisch aan een monopoUsfische organisatie der onderscheidene takken van bedrijf, zeer groote en ernstige bezwaren. Bezwaren, die m.i. alleen te ondervangen zijn door zoodanigen uitbouw der publiekrechtelijke beroeps-organisatie, dat daarboven komt te staan een macht die de wettelijke bevoegdheid heeft en de opdracht, 'rege lend en bindend in te grijpen, waar en zoo dikwijls het belang der gemeenschap dit vordert. Als gesproken wordt van „overproductie", pleegt men daardoor te verstaan de overproductie, veroorzaakt door het groot-bedrijf. Toch kankert een soortgelijk kwaad ook in den middenstand en vindt ook daar zijn grond in de ongebreidelde vrijheid van het bedrijfsleven. Wat ik bedoel? Meerdere takken van kleinhandel en vele beroepen van klein- en middennijverheid, gaan gedrukt onder een aanzienlijk „teveel" van gelijksoortige ondernemingen. 't Zijn vooral de beunhazen, die dit „teveel" geschapen hebben. Zelfs zijn er plaatsen,- waar het aantal ondernemingen m eenzelfde beroep tot twee en driemaal meer bedraagt dan noodig is, om in de behoeften der eigen plaats en naaste omgeving te voorden. Dit zeggende, heb ik natuurlijk niet het oog op industneele middenstandsbedrijven, die hun producten in hoofdzaak afzetten naar elders, maar doel ik enkel op die vele ondernemingen in kleinhandel en kleinnijverheid wier debiet krachtens den aard zelf van het bedrijf, uit- 520 7i sluitend is beperkt tot de eigen gemeente of hoogstens tot de onmiddellijke landelijke omgeving. Voor deze laatste groep van middenstandszaken, moet een te groot aantal gelijksoortige ondernemingen in dezelfde plaats, noodzakelijk tot ongewenschte gevolgen leiden. Want afgezien van de felle onderlinge concurrentie, die daaruit haast altijd ontstaat, vindt geen der betrokken bedrijven een voldoend afzetgebied, om met redelijke en passende winst te kunnen werken. Feitelijk is dan ook op die wijze het leven van menige middenstandsonderneming geknakt of zelfs voor goed gebroken. Zijn tegen dit euvel geen afdoende maatregelen te nemen? Het groot-bedrijf — zoo zagen we — beproeft dit te doen door aaneensluiting in - trusts, kartels en andere vormen van concentratie. Ook de klein- en middennijverheid, die voor den handel produceert, vermag door krachtige en algemeene beroepsorganisatie veel in die richting te bereiken En evenzeer zijn de leiders van die middenstandsbedrijven, waarvan het debiet uit den aard der zaak, eng is begrensd, door sterke aaneensluiting bij machte, het „teveel" aan gelijksoortige ondernemingen in dezelfde plaats, althans eenigermate tegen te gaan en uitbreiding daarvan te bemoeilijken. Dit kan de beroepsorganisatie bereiken: a, door met de betreffende vakvereeniging van werklieden een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten, waarbij partijen zich wederzijds verbinden, slechts leden der contracteerende organisatie's in dienst te nemen, respectiêvelijk bij dezen in dienst te treden; b. door van het lidmaatschap uit te sluiten ftttt4 dtoe het betrokken beroep slechts als ondergeschikt nevenbé- . drijf uitoefenen; 521 72 c. door de onder b. bedoelde uitsluiting mede toe te passen op eventueel zich vestigende nieuwe patroons die noten?" ** 0mScM^m Opleiding hebben ge- tf. door aan de onder b'. en c. bedoelde patroons het lidmaatschap en bijgevolg ook de voordeelen te ontzeggen van coöperatieve en andersoortige instellingen, die de beroepsorganisatie heeft in 't léven geroepen, om de economische positie en concurrentiekracht der leden te versterken. 19. Beroepsmatige verzekering. Vroeger hebben We betoogd, dat - in 't algemeen genomen - het verzekeringswezen 't veiligst en voordeehgst wordt beoefend door de standsvereeniging en diensvolgens bij deze moet worden ondergebracht. Doch soms houdt het voorwerp der verzekering zóó nauw verband met den bizonderen aard van het beroep dat practisch alleen de beroepsorganisatie — al dan met in samenwerking met een of meer andere vakvereenigingen — de verzekering onderling of collectief vermag te sluiten. Op grond daarvan moet het mede worden geacht te behooren tot de taak der beroepsorganisatie; zóódanige onderlinge of collectieve verzekeringen te sluiten, welke uiteraard niet door de standsvereenigine kunnen worden aangegaan. 20. Borg-praktifken. De middenstand draagt vele kwalen in zich om'. Maar géén daarvan is zóó algemeen verbreid èn zit zóó diep geworteld in zijn zaken-leven, als die van het domme en dolzinnige borgen. En laten we 't maar ronduit zeggen: daarvan is hij zelf de schuld. Want door hém zijn de misstanden in 't borgwezen stelselmatig, aangekweekt en gevoed en dag aan dag verergerd. 522 73 Toch zal de positie van den middenstand nooit stevig worden en gezond, zoolang d&t kwaad blijft voortwoekeren en vergiftigen den bodem1 van zijn bestaaö. We hebben boven gezien, welke taak de stands vereeniging ten aanzien dier misstanden te vervullen heeft. Die is gehouden aan te vutten en te steunen de directe actie, welke de beroepsorganisatie tegen dit verderfelijke sociale euvel moet ondernemen. Maar de dadelijke en onmiddellijk practische maatregelen daartegen, moeten uitgaan van de beroepsgenooten zelf. v En als die ernstig willen, kunnen zij in korten tijd veel, zeer veel in die richting bereiken. Daarvoor staat de ondervinding ons borg. Iedere vakgroep behoort daarbij te werk te gaan op eigen wijze en met de middelen, die passen aan den aard van het beroep en de bizondere omstandigheden, waaronder het wordt beoefend. Maar in welken vorm ook de actie wordt ondernomen, altijd moet zij uitgaan van de gedachte, dat tijdige voldoening der vorderingen, recht geeft op matige korting. Anders mist zij haar wezenlijke kracht en loopt zij op den duur noodzakelijk dood. Op (grond van een en ander, leggen wij aan de beroepsorganisatie de taak op: door tactische en praktische maatregelen de misbruiken in het. borgwezen volhardend te bestrijden. 21. Voorlichting en Propaganda. Ontegenzeggelijk ligt nu en voor de toekomst de groote kracht van den middenstand in de beroepsorganisatie. — Die in- en uitwendig te versterken en tot hooger plan van ontwikkeling te brengen, moet daarom zijn groote zorg zijn en blijven. Maar daartoe is breede voorhchting noodig en rustelooze propaganda. En al kunnen de ambtenaren der standsorganisatie in die rich- 523 74 tmg vmchtbaar werkzaam zijn, toch zal 'tvoor meruVe beroepsorganisatie noodzakelijk blijken, daarnevens een «gen bezoldigd ambtenaar aan te stellen. Vooral als de betrokken vakgroep sterk is in getal. Trouwens, dan «jh de financieele lasten ook lichter te dragen. En bovendien: het daaraan bestede geld keert meer dan ruimschoots in anderen vorm' tot den gever terug Daarom behoort iedere beroepsvereniging, 'die daarvoor in aanmerking komt: n,^°dantSe maatreeeten te treffen, welke 't mogeliik mjken, ter versterking en ontwikkeling der eigZZZ msatie, een bezoldigd ambtenaar aan te stelSn * 22. Misbruiken. Wellicht is er geen enkele branche van handel of injverheid aan te wfczen, die niet door vele en velerlei misbrmken wordt geteisterd. Zoowel de vakgroep in haar geheel, als ieder lid persoonlijk hebben de kwellende en nadeelige gevolgen daarvan te verduren. Deze vakmi&bruiken zijn haast voor ieder beroep verschillend en mteraard het best aan de eigen vakgenooten bekend, in die richting ligt dan ook voor iedere beroepsvel eenigmg een breed terrein van vruchtbare actie open En daarom rekenen wij 't mede tot de taak der beroepsorganisatie : stlZi ff ^SfSareJn S^<^rioófde midOelen de misstanden te bestrijden, die in het betrokken vak bestaan. 524 III. SOCIAAL-POLITIEK PROGRAM. Beginselen. Bij de bespreking van het sociaal-economisch beginselprogram hébben we gezien, hoe het liberalisme — met uitschakeling van God en godsdienst — de heele maatschappelijke samenleving niet alle persoonlijke rechten en plichten der burgers, enkel en alleen deed voort(komen uit een vrije overeenkomst der van nature vrije en gelijke menschen. Hieruit volgt, dat ook het gezttgr in die maatschappij1, het Staatsgezag, 't bloote maaksel is van den mensch of van den volkswil. Uit deze aan hberalisme en socialisme gemeenschappelijke beginselen, ontwikkelde ieder van beide stelsels op sociaal-politiek gebied een lijnrecht tegenstelde leer. Naar der liberalen zin, heeft de mensch bij het aangaan van het maatschappelijk verdrag en bij het scheppen van 't gezag in den Staat, uiteraard niet meer van zijn vrijheden Willen prijsgeven, dan strikt noodzakelijk is, om lijf en goed tegen aanvallen van derden te beschermen. Bijgevolg blijft in 't economisch leven een ieder volkomen vrij, te laten en te doen, waartoe het eigent belang hem dringt. Dit is trouwens noodig, zoo zeggen de liberalen, wijl juist de prikkel van het eigenbelang der menschen energie en werklust het machtigst aandrijft en bijgevolg alleen bij vrije en ongehinderde werking van ieders drift naar stoffelijk gewin, de economische welvaart tot volkomenheid kan klimmen. Dus mag de Staat alleen politiedienst verrichten en 525 76 heeft zich stipt en streng te onthouden van iedere bemoeienis met het vrije economische leven en streven van het volk. x) De sociaaldemocratie redeneerde uit dezelfde beginselen in omgekeerden zin. De vrije concurrentie in het bedrijfsleven, gepaard aan den persoonlijken eigendom der productiemiddelen., heeft ertoe geleid en moest ertoe leiden, dat weinige sterkeren en sluweren hun overmacht allengs misbruikten, om de massa des volks onmenschelijk uit te buiten en dag aan dag zich „vet te mesten" met het zweet van anderer zwoegenden arbeid. Zulke toestanden zijn een vloek tegen den „waren" wil des volks. Daarom moeten én vrije concurrentie én privaat bezit van productie-middelen, hoe eerder hoe beter, worden opgeheven en de regeling van 't gansche economisch leven gelegd worden in handen der gemeenschap alleen. En daartoe is het volk volkomen bevoegd. Want als alle rechten der burgers — dus ook het eigendomsrecht — uitsluitend stammen uit een vrij door dezen gesloten verdrag; als ook 't gezag in de maatschappij zijn aanzien enkel dankt aan den vrijen wil des volks, dan kan uiteraard diezelfde volkswil den burgers hun eigendom weer ontnemen en met vernietiging van het huidige politieke Staatsgezag, aan de nieuw te scheppen economische gemeenschap geven de bevoegdheid en haa*- opleggen de taak, 't gansche economische leven geheel alleen en zelfstandig te regelen. Praktisch nauw verwant aan het stelsel der sociaaldemocratie is de leer van het Staatssocialisme. 1) Inmiddels is de hier geschetste oorspronkelijke leer van het hberahsrne danig verwaterd en durft niemand meer de algeheele Staatsonthouding openlijk te verdedigen. •"genccie 526 77 Volgens deze leer is de Staat — geboren uit den vrijen volkswil — de bron van alle rechten en plichten der burgers. Welnu, heeft de Staat den burgers hun rechten gegeven, dan is hij ook bevoegd, hun die te ontnemen, zoo hem dit goed dunkt. Deze beginselen toepassend op het economisch leven, leert het Staatssocialisme, dat de huidige Staat als hoogste doel moet nastreven, de particuliere economische werkzaamheid der burgers allengs geheel tot zich te trekken en aan zich te verbinden. Daarom moet de Staat beproeven, de velerlei takken van particulier bedrijf achtereenvolgens dwingend te regelen of te naasten, om ze daarna zelfstandig en eigenmachtig te exploiteeren. En dit proces van dwangregeling en naasting moet zoolang worden voortgezet, tot de gansche zelfstandige economische leven der burgers is vernietigd en opgelost in het ééne alomvattende en alles regelende bedrijfsleven van den Staat. Die Staat wordt, naar staatssocialistische opvatting, weliswaar gedacht als een lichaam van groote politieke macht, doch praktisch verschilt hij weinig van de economische gemeenschap, die de sociaaldemocraten als eindpunt stellen van de feitelijke doorvoering hunner revolutionaire leer. Tegenover de hiervoren geschetste radicale uitersten van liberalisme, sociaal democratie en staatssocialisme stellen wij de volgende beginselen der katholieke staatsen maatschappijleer: De burgerlijke maatschappij is eene door de natuur zelf van den mensch en bijgevolg ook door God, den Maker dier natuur, volstrekt gewilde instelling. Wijl het vroeger (blz. 17) omschreven natuurlijk doel dier burgerlijke maatschappij niet bereikbaar is zonder 527 78 leidend en dwingend gezag, stamt uiteraard ook het gezag in de maatschappij, niet uit den vrijen wil des volks maar rechtstreeks uit haren Maker: God. Bovendien: gelijk iedere menstih persoonlijk onderworpen is aan de wetten Gods, zoo. is ook de Staahgemeenschap, uit de natuurnoodzakelijke vereeniging der menschen (gezinnen) geboren, aan de Goddelijke wetten gebonden. 6 En verder: waar de mensch en menscheÜjke rechten eerder Zijn dan de Staat en deze er enkel is omdat en voor zoover de burgers ieder voor zich of in vrije organisatie's verbonden niet bij machte zijn, uit eigen initiatief in . hun Veelzijdige behoêften te voorzien, - daar kan uiteraard de taak en bevoegdheid van dén Staat niet anders dan ,/ianvullend" zijn van aard. Bijgevolg-mag de Staat in de' persoonlijke rechten en de zelfstandige economische werkzaamheid der burgers en der Vrije verenigingen van burgers, niet verder ingrijpen dan noodig is, om) het doel hunner maatschappelijke samenleving: het algemeen welzijn, te bereiken Maar omgekeerd ook is het de natuurlijke laak en wezenlijke plicht van den Staat, het gemeene welzijn der burgers positiéf en met-de daad te bevorderen door verwezenlijking van al die voorwaarden, welke noodig zifn opdat ieder, die in normale omstandigheden verkeert zijn persoontijk geluk kunne bewerken. Ten slotte: wat hier gezegd is met 'betrekking tot het gezag, de taak en bevoegdheid van den Staat geldt uiteraard naar verhouding evenzeer van diens lagere organen: de provincie en de gemeente. So c iaal-politieke Taak der Standsor ken de noodmaatregelen, £ «ciiSer en aboraulen toestand' ™**f*z Dit wil echter niet zeggen, dat wij blind zijn voor de gevaren, die daann steken voor de naaste toekomst. S«=v*ren, 544 95 de velerlei onder deze ressorteerende instellingen, groote verbruikers geworden en afnemers van het particulier bedrijf. En nu is het een niet te loochenen feit, dat bij aanbesteding door deze besturen en instellingen van grootere werken en leveranties, weinig of geen rekening wordt gehouden met de belangen dei- kleinere ondernemers. Ik geef toe, dat er soms redenen kunnen zijn, om het werk of de gansche leverantie bij voorkeur aan een en denzelfden groot ondernemer toe te wijzen. Maar toch kan, bij goeden wil, door praktische splitsing der aanbestedingen, vaak zonder bezwaar, aan de billijke verlangens van den Middenstand worden tegemoet gekomen. In ieder geval zijn door beroepsorganisatie alle mogelijke bezwaren te ondervangen. Ten minste als de beroepsorganisatie voldoet aan de voorwaarden, die wij daaraan vroeger, ten aanzien van particuliere aanbestedingen, hebben gesteld. In dat geval echter zijn de betrokken openbare besturen en instellingen verplicht, de mededingende beroepscorporaties van middenstanders, ten minste als gelijkberechtigden met de grootondernemers, te behandelen. In sommige landen wordt, bij inschrijving door zulke beroepscorporaties, aan hooger bedrag dan het grootbedrijf, toch aan de corporatie's de voorkeur gegeven. Doch zulke finandeele bevoorrechting van den middenstand boven den groot-ondernemer, lijkt mij ongewenscht en kwalijk te verdedigen en leidt trouwens op den duur toch niet tot het beoogde doel. Maar wel heeft de middenstand het recht te eischen, dat hij, bij gelijk praestatievermogen, niet bij het grootbedrijf wordt achtergesteld en dat aan hem — als zwakkere partij — bizondere aandacht wordt gewijd. Laten daarom de beroepsvereenigingen in den vroeger 545 96 (blz. 67) aangeduiden geest zich krachtig ontwikkelen er* inmiddels de standsorganisatie met haar machtigen invloed trachten te verkrijgen: dat bij aanbesteding van werken en leveranties door de burgerlijke besturen en dezer instelling, zooveel als practisch mogelijk is, met de belangen van den middenstand wordt rekening gehouden. 9, Belasting-politiek. ^ De Staat - feoo zagen we vroeger - is een uit s menschen sociale natuur noodzakelijk ontwikkelde instelling. Op grond daarvan bezit hij het natuurlijk recht van de burgers te eischen de offers, zonder welke hij zijn natuurlijke taak niet vervullen, noch zijn natuurlijk doel bereiken kan. Meer dan die offers mag de Staat van de burgers niet eischen en met minder behoeft hij zich niet tevreden te stellen. Hiermee zijn aangegeven, zoowel de rechtsgrond als de rechtsgrens der belastingheffing door Staat, Provincie en Gemeente. < Voorts vordert de verdeelende rechtvaardigheid dat iedere burger in de belasting bijdrage, naar verhouding van zijn kunnen. Geschiedt dit niet, dan wordt ook niet van allen hetzelfde offer gevraagd, dat juist naar ieders kunnen wordt gemeten. Maar hoe wordt bepaald de mate van ieders „kunnen" of „kracht" om geldelijke offers te brengen aan de schatkist ? Daarop zijn meërdere factoren van invloed Allereerst klimt de offerkracht beduidend sterker dan het mkomen zelf. Dus moet de belasting in een naar verhouding daarvan evenredige progressie stijgen. Voorts is het inkomen uit zakelijk vermogen, duurzaam en blijvend; het inkomen uit arbeid daarentegen tijdelijk en .wisselvallig. En daarom is hij, die zijn inkomen 54'6 97 trekt uit arbeid, verplicht te sparen en over re leggen voor dagen van ziekte, ouderdom en invaliditeit, en behoort diensvolgens het inkomen uit zakelijk vermogen zwaarder te worden belast, dan dat uit arbeid verkregen. Om dezelfde redenen dient men dit Dronnen-onderscheid der inkomens rekening te worden gehouden, bij de vaststelling van het belastbaar m/fl/mjr«-inkomen en bij de uitwerking zelj van de progressie. Bovendien mag, bij gelijkheid van inkomen, geen gelijke belasting geheven worden eenerzijds van vrijgezellen en kinderloos gehuwden en anderzijds van echtelieden met kinderen gezegend. Geschiedt dit toch, dan worden van de laatstgenoemde groep van Durgers zwaardere offers gevraagd, dan van de eerste. Op grond daarvan behoort een ruime aftrek ie worden toegestaan voor kinderen beneden den leeftijd, waarop zij kunnen geacht worden in staat te zijn, door hun arbeid het inkomen der ouders te vergrooten. Te meer, wijl 't groote zedelijk belang, dat daardoor wordt gediend, meteen een levensbelang blijkt van den Staat, die elders reeds op kindergeboorten een ,,premie" stellen moest. Welnu, waar 't inkomen vooral van den kleinen middenstand, doorgaans vrij laag is en haast uitsluitend uit arbeid wordt gewonnen; waar bovendien de middenstand veelal met kinderen rijk gezegend is, daar zal een belasting-politiek, loyaal gevoerd naar bovengeschetste beginselen, dien stand aanmerkelijk minder drukken, dan thans geschiedt. Bovendien heeft de middenstand tegen ons huidig belastingstelsel nog grieven van bizonderen aard. Ik noem: de personeele belasting, die onrechtmatig wordt geheven van perceelen dienende voor winkelbedrijf; deverkapte gemeentelijke verbruiksbelasting op gas en electriciteit; de forensen-belasting, enz. 547 98 Ingevolge dit alles behoort de middenstand in organisatie : met kracht te ijveren voor 't voeren van zoodanige belasting-politiek 'door Rijk, Provincie en Gemeente, dat bevoorrechting, respectievelijk achterstelling van bepaalde groepen van burgers is uitgesloten en zoo dicht mogelijk wordt benaderd1 de praktische toepassing van het beginsel, dat — rekening houdend met alle omstandigheden — iedere burger, in de noodzakelijk gebleken totaal-belasting, bijdrage, naar verhouding van zijn Werkelijk ,Jmnnen." 10. Marktwezen. — Venten. — Vliegende Winkels. Met de zooeven besproken belasting-politiek hangt eenigermate samen de regeling van het marktwezen, het venten en van de vliegende winkels. Ook ten overstaan van misbruiken op dit gebied, vermag het particulier initiatief doorgaans weinig of niets te bereiken en is de middenstand, voor afdoende verbetering, op den Rijks- resp. Gemeentewetgever aangewezen. Doch hierbij zij vooraf nadrukkelijk vastgesteld, dat de wetgever niet gerechtigd is, tegen eventueele euvelen, als hier bedoeld, zoodanige maatregelen te treffen, dat de belangen eener bepaalde groep van burgers (de winkeliers) ten koste van het gemeene welzijn worden bevorderd. Marktwezen. Zonder twijfel heeft ook nu nog het marktwezen zijn nut èn voor dé gemeenschap èn voor een goed deel van den middenstand, die ter imarktfplaats is gevestigd. Niemand zal dit betwisten. Doch evenmin kan worden ontkend, dat het marktwezen ook nadeelen met zich brengt voor 't publiek, zoowel als voor den middenstand. Eenerzijds toch wordt de beweerde deugdelijkheid van marktartikelen vaak niet gewaarborgd door mogelijk 548 99 verhaal op den verkooiper. En anderzijds betalen de markthandelaars — behoudens een betrekkelijk geringe marktbelasting — weinig of niets aan den fiscus, die van den gezeten winkelier diens .volle aandeel in den aanslag en meer zelfs vordert. De markthandelaar toch, betaajt als regel, geen grond- nofch personeele belasting. En door het bezwaarlijk te oefenen toezicht op zijh „zaken", zal hij naar verhouding allicht ook minder zwaar, dan de vaste winkelier, door de inkoanstenibelasiting en den hoolfdelijken omslag worden gedrukt, en dus scherper dan deze kunnen concürreeren. Venters. Veel minder nog dan bij den markthandelaar, is bij venters en marskramers de voorgewende kwaliteit der koopwaren door mogelijk verhaal op den verkook per verzekerd. Bovendien is deze vorm van handel sedert de buitengemeene ontwikkeling van het moderne verkeerswezen, vrijwel noodeloos en overbodig geworden. En ten slotte dragen venters — in tegenstelling met den gevestigden Winkelier — vaak geen cent af aan den fiscus ten behoeve der gemeenschap. Vtiegeriée winkels. Ook bij vliegende winkels is doorgaans geen verhaal mogelijk op den leverancier, indien de kooper later ontdekt bedrogen te zijn. Anderzijds genieten de vliegende Winkels een bevoorrechte positie, doordien hun kbrtstondig bestaan in dezelfde plaats, hen onttrekt aan de plaatselijke belasting, die drukt op 't bedrijf der eigen ingezetenen; De middenstand heeft meermalen beproefd, dit euvel zelf te bestrijden door een krachtig beroep op de mede»' werking van 't publiek en door terzelfder plaatse gelijksoortige verkbopen te organiseeren. En al hebben de pogingen in die richting, nu en dan geleid tot sudces, meestal bleken zij ijdel en onvruchtbaar. Evenmin vermag de gemeente-wetgever daartegen afdoende maatregelen te treffen. W|ant al is hij bevoegd 549 IOO te verordenen, dat soortgelijke verkoopingen niet mogen gehouden worden in localiteiten met vergunning of daartoe toegang gevend, toch kan daardoor alleen, het euvel niet genoegzaam worden bestreden. Meer teou zijn te bereiken, indien de gemeente-wetgever, in verband met het hier vermelde euvel, naar zekéren vorm en ten deele ontheven werd van het verbod, door plaatselijke belastingen den in-, door- en uitvoer van goederen te bezwaren en te belemmeren. Zoolang dit niet is toegestaan, kan van den gemeentewetgever in deze weinig steun worden verhoopt. Dit alles in aanmerking nemende, acht ik het te liggen op den weg der standsorganisatie: bïj de respectieve wetgevende machten te bewerken, dat het marktwezen, het venten, het stelsel der vliegende winkels en andere verwante vormen van handel ■ zoodanig worden geregeld, dat de omvang daarvan strikt beperkt blijve binnen de grenzen van wat het gemeene welzijn vordert, en dat de betrokken handelaren althans niet 'worden bevoorrecht in hun concurrentie met den gevestigden en door allerhande belastingen bezwaarden 'middenstand. 11. Bedrijfsteehmek. Onder de vele beroepen, die door den middenstand worden beoefend, zijn meerdere van zoodanigen aard, dat zij nu, nóch in de toekomst de concurrentie van het gtoot-bedrijf hebben te duchten. Maar daarnaast zijn vele takken vaft kletn-nijvërheid aan te wijzen, die sinds jaren zwoegen onder den geweldigen concurrentie-druk der groote ondernemingen. Sommige daarvan zijn reeds bezweken en voor altijd weggedrongen uit het bedrijfsleven der maatschappijl. En meerdere andere kwijnen en schuiven immer dieper af naar den ondergang, omdat zij verzuimd hebben rekening te houden met de sterk gewijzigde veranderingen in 't economisch leven en niet — hetzij individueel 550 IOI hetzij corporatief — zich hebben aangepast aan de eischen, die in onze dagen door de moderne bedrijfstechniek, ook aan kleinere ondernemingen worden gesteld, 't Is nü eenmaal niet anders: wil' de nijvere middenstand goeddeels behouden blijven, dan is hij' verplicht, eensdeels persoonlijk en anderdeels coöperatief, bij voortduring en van zoo nabij mogelijk te volgen den snellen ontwikkelingsgang der indiustrieele techniek, ieder in zijn eigen beroep. Wat de machine even goed en vlugger kan doen, mag door den klein-nijvere niet aan den langzamer vorderenden handenarbeid worden overgelaten. Trouwens, ook dan vindt hij doorgaans nog gelegenheid te over, om het stempel van zijn persoonlijk kennen en kunnen te drukken op zijn werk. Om nu den nijveren middenstand de hier bedoelde bedrijfstechnische kennis bij te brengen, is practische voorlichting volstrekt onontbeerlijk. Afdoende hulp vermag het particulier initiatief in deze niet te bieden. Gelijk in meerdere andere landen, behoort ook hier de Staat zelf, zich de zorg voor dit onderricht aan te trekken. Feitelijk zijn dan ook reeds enkele bescheiden stappen in die richting gedaan. Zoo kennen wij een drietal van Rijkswege aangestelde nijverheidsconsulenten. Daarnevens werd tot hetzelfde doel, een nijverheidslaboratorium verbonden aan de Technische Hoogeschool te Delft en is voor ettelijke beroepen een moderne technische opleidingscursus georganiseerd aan de desbetreffende Rijksproefstations. Maar hoe loffelijk deze pogingen ook zijn, voor het gros van den middenstand hebben zij geen priscti3ch 55* 102 nut, daar slechts zeer weinigen in staat zijn, daarvan te profiteeren. Om den nijveren middenstand in zijn ganschen om vang, bedrijf stechnisch te ontwikkelen en hem te bewegen die kennis ook metterdaad toe te passen en zijn onderneming technisch modern in te richten, moeten andere wegen worden bewandeld. Dan kan niet worden volstaan met de stichting van een landelijk nijverheidslaboratorium, noch met de vestiging van een centraal bedrijfsmuseum of van een enkele technische opleidingscursus voor ieder der onderscheidene beroepen. Daaraan immers — we zeiden het reeds — heeft het gros van den middenstand niets. Om in werkelijkheid het beoogde doel te bereiken, behooren mi. op meerdere centrale plaatsen in het land zgn. wan del tentoonstellingen van moderne werktuigen en machines te worden georganiseerd voor de vele beroepen van den middenstand. Op die „reizende" tentoonstellingen — „geïmprovi seerde model-werkplaatsen" zou men ze kunnen noemen — moeten de betrokken klein-nijveren uit den omtrek, door terzake kundigen, in aanschouwelijken vorm, worden onderricht in de voordeelen en de bediening der nieuwere werktuigen en werktuigmachines voor hun beroep; daar moeten zij met eigen oogen zien en door eigen ervaring zich overtuigen, hoe door toepassing der moderne methoden van bewerking, hun bedrijf meer winstgevend kan worden gemaakt; daar eindelijk moet hun — zoo mogelijk — ook worden bijgebracht de kennis van nieuwe materialen en voorts van alles wat zij noodig hebben te weten voor een lucratieve exploitatie hunner onderneming. Eerst dan kan worden verwacht, dat velen inderdaad tot invoering en praktische aanwen- 552 I03 ding van wat zij gezien hebben en geleerd, zullen overgaan in eigen of coöperatief bedrijf. En des te gereeder zullen onze nijvere middenstanders dit doen, nu zij door de komende electrificatie der onderscheidene provincie's, de beschikking erlangen over electrischen stroom, die om zijn groote en licht uitvoerbare deelbaarheid bijzonder geëigend is, het kleinbedrijf op het platteland zoowel als in de stad, betrekkelijk goedkoop van mechanische drijfkracht te voorzien. En mocht iemand tegen de verwezenlijking van dit plan bezwaar maken uit hoofde der daaraan verbonden kosten, dan zou ik willen antwoorden, dat waar de Staat, jaar na jaar, millioenen uitgeeft, die allereerst en onmiddellijk strekken ten gerieve van het grootbedrijf, 't toch billijk is en rechtvaardig, dat van die uitgaven ook aan den middenstand — de melkkoe van den fiscus — een ruimer deel dan thans, rechtstreeks ten goede komt. Temeer, waar voor het welzijn van den Staat 't behoud van een breeden en krachtigen middenstand zoo dringend noodig is, Daarom moet de Standsorganisatie trachten te verkrijgen : dat van Rijkswege wandeltentoonstellingen of reizende modelwerkplaatsen worden georganiseerd, tot voorlichting der klein-nijveren in de moderne bedrijfsiechniek van hun beroep. Boven zeide ik, dat ten aanzien van bedrijfstechnische voorüchting, het particulier initiatief geen af doende hulp vermag te bieden. Maar wel acht ik het particulier initiatief in staat, met ruimen geldelijken steun der overheid, de bovengeschetste plannen, in anderen vorm en naar geringeren omvang, voor een deel tot uitvoering te bréngenZoolang dus de Staat niet bereid blijkt, de organisatie 553 ro4 dezer voorlichting geheel op zich te nemen, moet de middenstand zelf beproeven te bereiken, wat in deze practisch bereikbaar is. Zoo lijkt mij de onderstelling niet gewaagd, dat op aandrang der middenstandsorganisatie, de fabrikanten of leveranciers van werktuigen, werktmgrnachines en motoren, niet ongenegen zullen zijn, deze tijdelijk in een centraal gelegen gemeente, gratis te exposeeren en in bedrijf te stellen, met het doel, door deskundigen aan de betrokken Idein-nijveren uit den omtrek, op bevattelijke wijze te doen zien de economische voordeelen die aan het gebruik der uitgestalde machines zijn verbonden. Be onderlinge concurrentie en de goede gelegenheid om op die wijze reclame te maken voor de eigen onder neming, zal wellicht menig fabrikant bewegen — althans voor grootere gemeenten — op het verzoek in te gaan, vast vertrouwend op een ruimen afzet van zijn fabrikaat. Wel zal dan het onderricht doorgaans niet zoo volledig zijn en menigeen wantrouwend daartegenover staan ter oorzake van het eigenbelang van den fabrikant, maar laatstgenoemd bezwaar kan worden ondervangen, doordien de officieele Rijksambtenaren, de nijverheidsconsulenten, zich met de voorhehting belasten. Voorts is daar neg een andere factor, die het slagen der hier geschetste plannen wellicht beduidend zal bevorderen. Waar de provinciale en eventueele andere electricititeitsmaatschappijen er groot belang bij hebben, ook stroom te leveren aan het ktein-bedrijf, daar mag met reden worden verwacht, dat ook deze lichamen gaarne zullen steunen iedere ernstige poging, om de bruikbaarheid en economische waarde der electriciteit als drijf- 55 + ios kracht voor het klein-bedrijf, aan de betrokken patroons op aanschouwelijke w^jae te demonstreeren. Op grond van een en ander moet de standsorganisatie; in afwachting eener van staatswege georganiseerde bedrijf stechniSche voorlichting, zelfstandig beproeven, met steun der overheid, zooveel als ruim mogelijk bedrijfstechnische voorlichting te verstrekken. 12. Aanschaffing van werktuigmachines en motoren. Ten slotte dient nog beantwoord de vraag, hoe de klem-nijvere patroon in het bezit kan worden gesteld van de moderne installatie, die zijn bedrijf behoeft. In sommige landen worden daartoe de noodige machines door Rijk of Gemeente in huurkoop gegeven of geldelijke voorschotten verstrekt onder beding, dat aan rente en aflossing jaarlijks zoodanig bedrag moet worden terugbetaald, dat na verloop van zekeren tijd, de betreffende machines in vollen eigendom! aan de voorschotnemers toebehooren. Soms ook worden de machines coöperatief en — ter oorzake der ruime afname — tegen sterk gereduceerde prijzen aangekocht, door speciaal daartoe gestichte vereenigingen, die op hare beurt tegen rente en aflossing ze aan de klein-nijveren overdoen. Voor ons land zullen mogelijk' de middenstandsbanken tegen bepaalde voorwaarden van amortisatie en hypothecair verband der betrokken machines, bereid gevonden worden, een hooger of lager percentage van de koopsom voor te schieten. Maar gesteld al, dat de middenstandsbanken daartoe genegen blijken en geen bezwaar maken, om in dien vorm aanzienlijke sommen vast te leggen, dan nog zullen daarbij vele kleineren niet zijn gebaat. Vandaar dat de standsorganisatie: bij gebleken wenscheüjliheid of noodzakelijkheid', de 555 ioó burgerlijke overheid moet trachten te bewegen, maatregelen te treffen, die 'tden ktein-nijveren patroons mogelijk . maken, hun bedrijf op weinig kostbare en weinig bezwarende wijze te installeeren naar de eischen der moderne techniek. Sociaal^politie ke Taak der V a kor ganisatie. De velerlei sociaal-politieke maatregelen, die wij in de voorgaande paragraaf hebben besproken, zijn van rechtstreeks belang en onmiddellijke beteekenis voor den heelen middenstand of voor een zeer aanzienlijk deej daarvan. Daarom hebben we op de Standsorganisatie de zorg gelegd en den last, met alle gepaste middelen op verwezenlijking dier maatregelen en verlangens aan te dringen bij de burgerlijke overheid. Te eerder hebben we dit gedaan, omdat wij overtuigd, zijn, dat ook ten aanzien van maatregelen, die slechts een deel van den middenstand onmiddellijk' raken, de algemeene standsorganisatie veel krachtiger drang op de burgerlijke overheid vermag uit te oefenen, dan aan een kleinere groep van rechtstreeks betrokkenen mogelijk is. Doch wijl de practische toepassing van vele dier maatregelen voor de onderscheidene beroepen, vrij ver uiteen loopt, is het de taak der beroepsorganisatie: door voorlichting en nadere uilwerking der in algemeenen zin door ons geformuleerde sociaal-politieke middenstandswenschen, de uitvoering en feitelijke toepassing daarvan door de hoogere en lagere burgerlijke besturen, te vergemakkelijken en meer doeltreffend te maken. Voorts zijn op sociaal-politiek terrein, meermalen belangen te verdedigen en gevaren te bestrijden, die slechts één enkel beroep raken. 556 io7 Ten aanzien van zulke belangen en gevaren, zal doorgaans de actie rechtstreeks en onmiddellijk moeten uitgaan van de betrokken beroepsgenooten zelf, die trouwens alleen in staat zijn, met kennis van zaken over de betreffende aangelegenheden te oordeelen en in bizonderheden te bepalen de houding, die ten overstaan daar van moet worden aangenomen. In zulke gevallen kan de standsorganisatie de actie der Deroepsvereenigingen slechts steunen met haar invloed. Welke die gevallen zijn, daarover vermogen uiteraard de beroepsgenooten zelf 't best, zoo niet uitsluitend te oordeelen. Bovendien zijn die veelal voor de onderscheidene vakken zeer verschillend. En daarom acht ik het mede te behooren tot de taak der beroepsorganisatie: zelfstandige actie te voeren ten behoeve van sociaalpolitieke belangen, die uitsluitend het „beroep" betreffen en eventueel tot welslagen daarvan den steun in te roepen van de standsvereeniging. 557 IV. DE JONGE MIDDENSTAND. Te oordeelen naar wat door leidende personen in hopgere en lagere krüigen der samenleving gespan wordt eR geschreven, is het lot van den middenstand beslist en zijn z'n dagen geteld. Binnen afzienbaren tijd zou in de maatschappij geen middenstand meer zijn. Wij voqr ons denken niet zoo pessirmsr48.cn, ais deze „zieners" der toekomst. Maar toch... vele in getal en helder en scherp zijn de teekenen, die erop wijzen, dat de middenstand zorgelijke en bange tijden tegemoet treedt. Reeds nu is de strijd, dien hij om zijn bestaan heeft te voeren, moeizaam en zwaar; maar nog veel hoogere spanning van zijn krachten zal de toekomst van hem vorderen, wil hij niet voor verreweg het grootste deel worden uitgewrongen en weggestooten uit het maatschappelijk samenstel. Waarom dit zoo is? Waarom de positie van den hedendaagschen middenstand zoo zwak is en wankel en en de toekomst zoo donker-dreigend uitziet? In hoofdzaak hierom, wijl het snel zich ontwikkelende en diep zich wijzigende economisch leven der latere tijden,* den middenstand ten eenenmale onvoorbereid vond voor de nieuwe taak, die hem wachtte. Niet alleen had de middenstand verzuimd, zich een breedere commercieele en vakkundige ontwikkeling eigen 558 IOQ te maken, maar hij miste ook den ruimten en klaren kijk op het sociaal-economisch leven van zijn tijd, om te weten, in welke banen hij zijn bedrijf moest leiden, ten einde het te voeren tot de hoogte, waarop het noodzakelijk staan moest, om aan de allerwege opdringende concurrentie van hoog en laag weerstand te kunnen bieden. De middenstand vatte niet den dieperen zin en de vérdragende strekking der velerlei sociale en economische 'verschijnselen om hem heen, en vermocht niet te doorzien, hoe de lagere vólksklassen, zoowel als het grootondernemerdom, ieder op eigen wijze, het economisch leven allengs gingen stuwen in een richting, die zijn meest wezenlijke levensbelangen in 't gedrang bracht. Eerst als de vloed der gevaren hem tot de lippen was gestegen en meerderen neerlagen op den bodem der maatschappelijke diepte, eerst toen ontwaakte in hem langzaamaan het besef van den ernst der crisis, die zijn stand bedreigde. Toen begreep hij, dat er moest gehandeld worden, kloek en krachtig. Maar hoe? Bij gebreke van vorenbedoelde kennis, wisten maar weinigen, wat moest worden gedaan, welke maatregelen moesten getroffen worden, om het middenstandsbedrijf aan te passen aan de veranderde eischen van den modernen tijd en het daardoor te wapenen en sterk te maken in den groeienden strijd. En zij, Idie 't wél wisten en de preciese middelen vermochten aan te geven, om de heerschende crisis te bebezweren, wisten zich daartoe als eenlingen volkomen machteloos. Daarom drongen zij bij andere stand- en vakgenooten aan op vereeniging en samenwerking. Doch wijl deze de ware oorzaken hunneT critieke positie niet doorschouwden, bleven zij doorgaans star .559 IIO volharden in hun isolement en bepaalden hun actie gemeenlijk tot een grimmig toornen en ketteren tegen ieder en allen, die door de concurrentie hun 't leven zuur maakten en hen dwongen tot immer zwaarder strijd. Welnu: geheel anders zou. dit geweest zijn, indien de middenstand metterdaad was voorbereid geweest op de taak, «die hem wachtte in den nieuwer en tijd. Had de middenstand geleerd, de maatschappelijke en economische verschijnselen in hun ware licht te zien en in hun diepere beteekenis te grijpen, dan zou hij ook tijdig in vereeniging en samenwerking op velerlei gebied zijn kracht hebben gezocht en gevonden. En dan staat hét bgj mij vast, dat hij bij machte zou zijn geweest, glansrijk weerstand te bieden aan den geweldigen druk, waaronder hij nu zoo diep gebogen gaat. Waar nu alles erop wijst, dat die concurrentiedruk in de toekomst nog sterker en zwaarder zal worden, daar is het plicht te zorgen, dat de komende tijden den jongen middenstand van nu, niet andermaal onvoorbereid vinden. En daartoe is noodig, dat aan onze tegenwoordige jonge middenstanders, die grondige en soliede ontwikkeling wordt bijgebracht, welke hen bekwaam maakt, om aan de wisselende eischen van het komende maatschappelijk en economisch leven, bij voortduur te voldoen. Weliswaar moet die kennis ook aan den in leeftijd gevorderden middenstand in en door zijn standsvereeniging worden geboden. Doch ieder begrijpt, dat dit slechts mogelijk is in bescheiden mate, — alleen reeds hierom, wijl 't meerendeel onzer tegenwoordige middenstanders de noodige voorontwikkeling missen, om op den grondslag daarvan een breede maatschappelijke en economische kennis te kunnen uitbouwen. Daarbij komt, dat de middenstanders van nu, vastge- 560 III roest als zij doorgaans zitten in verouderde begrippen en denkbeelden, en opgevoed als zij zijn in liberalistische beginselen en praktijken, veel minder dan de jonge middenstanders, ontvankelijk zijn voor de nieuwere maatschappelijke en economische opvattingen van onzen tijd en voor de zuiver christelijke sociale ideeën, van wier praktische doorwerking alleen, een duurzame versterking van den middenstand kan worden verwacht. Bovendien is een eigen vereeniging van den jongen katholieken middenstand, ook hierom zoozeer gewenscht, wijl dan vast staat, dat degelijk onderlegde en werkdadige organisatie-mannen zullen worden gekweekt voor de naaste toekomst. En ten slotte lijkt mij zoodanige organisatie noodzakelijk, omdat de jonge middenstander, ook na beëindiging der patronaatsjaren, groote behoefte heeft aan leiding en geestelijken steun. Die tijdsperiode toch valt samen met de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling en rijping van den jongeüng tot man. Dan grijpt in hem, naar lijf en ziel, een diepgaande verandering en omvorming plaats. Geleidelijk openbaren zich in hem neigingen en passie's, die hij tevoren nooit heeft gekend en waardoor zijn zedelijk willen en denken diep worden beroerd. Zijn naieve voorstellingen en begrippen omtrent godsdienst en zedelijkheid, stooten tegen de rauwe werkelijkheid van telkens nieuwe feiten en verschijnselen, waarvan hij vroeger het bestaan niet eens heeft vermoed. Daardoor begint bij meerderen de oorspronkelijke godsdienstig-zedelijke levensovertuiging min of meer te wankelen of boet 'n stuk van haar vroegere hechtheid in. Intusschen zoekt het jonge verstand naar andere en nieuwe steunsels, die de vroegere levensbeschouwing zullen schragen, maar die het ■— aan eigen zwakke krachten overgelaten — niet altijd weet te vinden. 56i 112 En daarom is in dien tijd vooral leiding noodig en voorlichting op onderscheiden gebied. Tegeüjkertijd moet hun wilskracht worden gestaald en hun karakter gevormd. Want zoo'n vereeniging van jonge middenstanders beoogt tevens en beoogt zelfs op de eerste plaats, haar leden te vormen en op te voeden tot christenen met een rotsvast geloof en een onwrikbare godsdienstigzedelijke overtuiging. Zij wil hen maken tot karaktervolle katholieke mannen, die niet alleen weten, wat hun op godsdienstigzedelijk, sociaal-economisch en sociaal-politiek terrein betaamt, maar die ook de kracht bezitten en den sterken wil, om wat zij weten, door ferme daden te belijden en te bekrachtigen in alle omstandigheden des levens. Overigens spreekt het van zelf, dat bij de praktische regeling en samenstelling dier organisatie, rekening moet. worden gehouden met omstandigheden van plaats en bevolking. Niet overal zal die organisatie een gelijken vorm kunnen vertoonen. Doch welken vorm men ook kieze, aller wege dient met ernst er naar gestreefd: den jongen middenstand onder te brengen in een van de organisatie der oudere standgsnooten onderscheiden vereeniging, die ten doel heeft, hare leden te ontwikkelen en te vormen tot deugdelijk onderlegde en karakter-vaste, tot diep-neloovige en werkdadige katholieke mannen hunner stands- en beroepsvereeniging. E vulgetur. J. D'. J. AENGENENT, Pr. Warmundae, 2 Maï 1918. 562' FUTURA -U! 1 ü \ \ l;N.,