■  DIT BOEK IS EIGENDOM VAN 88 88 88  ELSEVIER'S ALGEMEENE BIBLIOTHEEK ACTUEELE VRAAGSTUKKEN LITTERATUUR BEELDENDE KUNSTEN MUZIEK WIJSBEGEERTE , WETENSCHAP DEEL 6 HET SOCIALISME IN ZIJN NIEUWSTE SCHAKEERINGEN REDACTEUREN J. DE GRUYTER EN HERMAN ROBBERS  HET SOCIALISME IN ZIJN NIEUWSTE SCHAKEERINGEN DOOR ANDR. STERNHEIM UITGEVERSMAATSCHAPPIJ„ELSEVIER" AMSTERDAM •M-CM-X-X-II-   ENKELE INLEIDENDE GEDACHTEN. Het is moeilijk nu, in dezen tijd, te schrijven over maatschappij en menschen en over toekomst, idealen en werkelijkheid. Want wij weten niet of het avond is of morgen en of wij den dageraad waarnemen van een nieuwen dag of de laatste licht-flonkeringen eener ondergaande wereld. Er zijn oorlogen geweest in de oudheid en in de Middeneeuwen en de nieuwere tijd is één lange periode van kanongebulder, massa-moord en oorlogspsychose. Geslachten zijn opgestaan en weer andere zijn heengegaan, die, wanneer zij het zouden hebben begrepen, ons konden vertellen van de plannen, die gerijpt zijn in de koppen van staatslieden en militaire aanvoerders om het complot, tegen de menschheid zelve gevoerd, behoorlijk te doen slagen. Maar de oorlogen van vóór 1914 — wij zullen dit jaar moeten griffen in de hersenen van hen, die ons dierbaar zijn i— waren kleine schermutselingen in vergelijking met de monsterachtige uitbarsting, die wijzelf beleefden. De wereldoorlog heeft in één dag dikwerf meer menschen van ons genomen dan de geheele Fransch-Duitsche oorlog van 1870. Het totale menschenverlies in en door den oorlog wordt door het „Studiengesellschaft für die sozialen Folgen des Krieges" op niet minder dan 35.380.000 geschat. Hetgeen de meeste helderziende geesten voor een luttele tiental jaren niet bij benadering hebben kunnen voorzien, is thans noodig geworden: vorming van landelijke en zelfs internationale organisaties van oorlogsinvaliden ter behartiging van hun bijzondere belangen. Want hun aantal is groot en bijeen zouden zij steden en dorpen kunnen vullen. Voor Engeland wordt het aantal geschat op 895.000, voor VI. Het Socialisme in zijn nieuwste Schakeeringen. 1  2 ENKELE INLEIDENDE GEDACHTEN. Duitschland op 1.300.000, voor Frankrijk op 916.000, voor België op 40.000; het totaal aantal bedraagt nagenoeg zes milhoen. In de wereldsteden toonen zij hun ellende op den openbaren weg en demonstreer en, om het zoo eens te mogen voorstellen, de afwezigheid hunner Uchaamsdeelen voor een schamele penning. Zij worden veronachtzaamd door de menigte, en door de regeeringen als overtollig en onbruikbaar menschenmateriaal beschouwd, wijl zij, als sociaal element, geen waarde meer afwerpen. Wie zou zich ook om hen kunnen bekommeren, nu elk land zijn eigen groote zorgen heeft en niet of nauwelijks bij machte is, zijn valide arbeiders behoorlijk in het leven te houden? Maar deze oorlog heeft niet slechts millioenen tijdgenooten, die leefden en verlangden als wij, gezinnen stichtten en hunne kinderen in blijde hoop zagen opgroeien gelijk wij, weggemaaid of verminkt, hij heeft niet alleen een moeilijkherstelbare materieele schade aangericht, hij heeft nog veel meer op zijn geweten: hij heeft ook de ziel der nog physiek gezonden aangetast. Want wie de gebeurtenissen in de landen volgt en zijn oor te luisteren legt, hij zal niet meer mogen spreken van een verwording en van een verwildering der zeden. Neen, dit begrip is veel te eng om te kunnen uitdrukken de intensiteit van wat werkelijk is geschied. Niet alleen de zeden zijn in en door den. oorlog ontaard, de ziel zelve is aangetast. Zij is verworden. Onbevangen en schoone gedachten hebben haar verlaten en nu ligt zij daar, vertrapt en veronachtzaamd en zij kermt en vraagt steun en wij kunnen haar niet helpen, omdat de velen die in staat zouden zijn haar weer op te richten, elkaar nog niet hebben gevonden. En de wonden haar toegebracht, zij treffen nog dieper dan de andere, die millioenen in den dood voerden of voor het vervullen van een sociale functie voor altijd ongeschikt maakten. Want dezen zijn door het Leven voor immer afgewezen, zij tellen niet meer mee en bestaan nog alleen maar in de hoofden en harten van die hen liefhebben  ENKELE INLEIDENDE GEDACHTEN. 3 of genegenheid toedragen. Maar genen, zij moeten het doen, hun legt de geschiedenis plichten op en wanneer de laatste herinneringen aan de dooden zullen zijn verflauwd, dan zal het gericht, dat historie heet, zijn oordeel over de levenden uitspreken en boeken wat zij met hunne simpele levens voor den opbouw der materieele wereld en dien van den geest hebben uitgericht. Het oordeel, dat de geschiedenis geeft, is steeds hard en onverbiddelijk! In zijn grootsch en diep-doorvoeld oorlogsboek „Entretiens dans le tumulte" laat Georges Duhamel één zijner oorlogsmakkers met den hoofdpersoon Cauchois spreken over de vooruitzichten van den vrede. „Gij spreekt van een nieuw leven voor ons oude volk, van een nieuw leven voor de ellendige menschelijke samenleving en ik voel dat gij ongerust zijt, bijna teleurgesteld en ontmoedigd. Hoe vreemd toch! De oorlog, die ons op alle wijze gekwetst heeft, heeft ons minder ontstemd dan deze brutale dageraad aan den horizon, dit ontstelde gezicht van den vrede." Hier wordt hij voorvoeld, de vrede, zooals hij geworden is, een vrede van verwording en ondergang. Het zij verre van ons hier den indruk te willen vestigen alsof de periode, die vooraf ging aan den oorlog er een is geweest van geluk voor de menschheid en dat alleen de wereldcatastrophe ons in het moeras deed verzinken. De materieele en cultureele nood der massa was ook vóór den oorlog zeer hoog gestegen. Dit mogen we by het overdenken van het leed van deze dagen niet vergeten. De huidige maatschappy, gebaseerd op het persoonlijk bezit en de macht van enkelen over millioenen levens, heeft veel op haar geweten, ook in de dagen van oorlogs-voorbereiding, genaamd tijdperken van vrede. Zij heeft talloos velen gedegradeerd tot slaven en van ontelbaren dronkaards én misdadigers gemaakt. Zij heeft de vrouw tot een koopwaar gemaakt. Zij heeft den handel triomphantelijk binnen-  4 ENKELE INLEIDENDE GEDACHTEN. gevoerd en gezegd: Door deze laatste zullen Uwe gedragingen voortaan worden bepaald, gij zult overal en altijd de suprematie van handel en geld en bezit erkennen. Zij heeft ruwheid en onbeschaafdheid gebracht. Hetgeen aan cultureel werk wordt gewrocht, geschiedt in het huidige tijdperk gewoonlijk ondanks de omstandigheden — en aspiraties worden gedood, die, indien zij konden ontkiemen, zich zouden omzetten in veel schoonheid voor oog en oor. Gedurende en na den oorlog is ook de verruwing en verbastering sterker toegenomen. Behoeft deze bewering nog te worden geaccentueerd? Het is bekend hoezeer misdaad en alcoholisme en ontaarding der zeden om zich grijpen. Herinnert gij U niet, om een symptoom te noemen, den bokserswedstrijd van het vorige jaar tusschen de twee vermaardheden genaamd Carpentier en Dempsey en hoe de kranten, schier alle zonder eenige kritische bemerking, haar kolommen vulden met deze uiting van opperste bestialiteit? Weet gij nog hoe zonder kritiek werd vermeld dat van één hunner gedurende den wedstrijd het bloed vloeide uit neus, oor, oog en lippen? Het baart feitelijk geen verwondering dat zij aldus schreef. Want de pers leeft van de groote massa .van wier instincten zij het moet hebben, en die zij heeft te bevredigen, onbeperkt en met alle haar ten dienste staande middelen. Als een sluipmoordenaar treedt het dagblad de huiskamer binnen, vergif strooiend in de harten der menschen. In de grootere landen is het gif wat scherper en sneller-werkend, maar het kan er hier ook mee door. De prostitutie — ook vóór den oorlog, zeker! Maar was zij ooit zoo algemeen, zoo rücksichtslos en onbeschaamd als zij nu is geworden? In de overwonnen landen is zij tot een handwerk geworden en heeft de Valuta er toe geleid dat deze landen niet alleen economisch, maar ook moreel door het buitenland worden ondermijnd. In het aspect van de zoekster naar liefde — en vooral levensonderhoud — is de vreemde in de landen met gedeprecieerdè munt een rijkaard en deze rijkaards naar-den-schijn, zij  ENKELE INLEIDENDE GEDACHTEN. 5 komen bij duizendtallen het land binnen,, parasiteerend op de ellende, opvorderend hetgeen zij voor hooggekoersde muntstukken bemachtigen kunnen. Hoezeer onder deze omstandigheden geslachtsziekten allerwege toenemen, blijkt o.m. uit de publicaties van het Duitsche ministerie van buitenlandsche zaken, dat geconstateerd heeft, dat in het geheele rijk zes milhoen geslachtszieken zijn. Prof. Dr. Loeser in Berlijn stelt vast dat elk 25ste kind dat in Duitschland geboren wordt, erfelijk belast is met syphilis. En in Hannover alleen werd bij 221 kinderen beneden 15 jaar geslachtsziekte geconstateerd. In de kleine, maar pakkende brochure van Karl F. Kocmata Der Sumpf von Wien, uitgekomen in 1921, vinden we de mededeeling dat nagenoeg een negende der Weensche bevolking aan geslachtsziekten lijdt en dat er b.v. in het jaar 1918 in Weenen meer den 1800 geslachtszieke kinderen onder 15 jaren bij de autoriteiten bekend waren! Een beeld van de cultuurwereld van deze dagen! ' * * * Hoe somber ook het beeld van dezen tijd aan ons verschijnt, toch mogen wij ons niet door het sentiment laten meesleepen en geheel of gedeeltehjk voorbijzien, hetgeen juist in deze dagen in hef de wordt gewrocht en beproefd, gedacht en geofferd ten bate van de geheele menschheid. Want het groote levensverlangen, dat zich uit in daden van energie en van strijd, het bestaat nog altijd, gelijk het in de eeuwen heeft bestaan, omdat het onafscheidelijk aan het leven zelve is verbonden. En datzelfde levensverlangen, dat in een vijftal jaren tot het uiterste werd aangewend en verspild — voor bedriegelijke leuzen, in één der menschheid onwaardigen strijd, het bestaat nog en manifesteert zich op velerlei wijze. Het uit zich na den oorlog bij de klasse der bezitloozen door nieuwe idealen en strijdmethoden. Nieuw niet in wezen. Want de lichtende gevoelens en gedachten omtrent vrijheid en geluk, gelijkheid en broederschap, welke  6 ENKELE INLEIDENDE GEDACHTEN. na den oorlog opnieuw zijn ontbloeid in de harten, eerst van enkelen, daarna van meerderen, zij zijn nog altijd dezelfde van alle tijden. De nieuwere stroomingen in het socialisme, in de godsdienst, in de moraal, in de politiek, het zijn betrekkelijk oud-bekenden. De geest der woorden van haar representanten is dezelfde als die welke reeds in de kiem aanwezig is in de oude wetboeken van Hammurabi, het zijn de gevoelens die besloten liggen in de woorden der oude Wijzen en in de handelingen der Esseers, in de leerstellingen der Hussieten en der Flagellanten, in de werken van Thomas More en in die der utopische socialisten. Maar de maatschappelijke consteUatie heeft zich gewijzigd en de strijd tegen de op uitbuiting en individueele knechting gegrondveste samenleving heeft andere vormen aangenomen. Het socialisme is wakker geschud uit den dommel-slaap waarin het verzonken was. Het begint zich aan te passen aan den geest van dezen tijd. Alles is thans nog onklaar, de gedachten komen op en botsen op elkander en het is nog onzeker hetgeen uit dezen strijd zal worden geboren. Dit korte geschriftje zal handelen over nieuwe gedachten en nieuwe methoden in den socialistischen strijd, m.a.w. dus de nieuwe schakeeringen in het socialisme. Het wordt daardoor tevens een kenschetsing van de strijdmethode van een deel der menschheid — helaas nog een gering deel — ten bate van de gansche menschheid. Onvermijdelijk zal het zijn nu en dan aanknooping te zoeken aan opvattingen en gedachteq van vóór den oorlog. Wanneer hier over socialisme wordt geschreven, dan wordt dit begrip in den uitgebreidsten zin des woords opgevat en wenschen we daaronder te verstaan alle economische en geestelijke stroomingen, die gericht zijn op de vestiging van een nieuwe maatschappelijke orde, waarin van uitbuiting en exploitatie van den mensch door den mensch geen sprake meer kan zijn en de mensch tot volle ontplooiing zijner persoonlijkheid zal kunnen geraken.  ENKELE INLEIDENDE GEDACHTEN. 7 Er wordt bij het schrijven der navolgende bladzijden geenszins aanspraak gemaakt op volledige behandeling van het onderwerp en de geschiedenis der feiten zal alleen worden gememoreerd ter illustratie van den geestelijken inhoud der nieuwere stroomingen. Wel zal een feitelijke* toelichting meermalen noodzakelijk zijn. Schrijver is zich ook bewust dat hij behalve over de zuiver geestelijke stroomingen, zal moeten spreken over nieuwe taktiek in vakbeweging en partij, methoden van klassenstrijd en andere verschijnselen die van "zuiver economischen aard zijn, uiteenzettingen die zouden kunnen doen veronderstellen dat wij afdwaalden van het beoogde doel. De lezer zal dan niet mogen vergeten, dat het socialisme wil zijn de stuwkracht voor den geestelijken en materieelen vooruitgang. Eenerzijds is het draagster eener nieuwe cultuur en dus van zuiver geestelijken aard, anderzijds heeft het een onmisbare construktieve taak: mede te werken aan den ombouw der economische grondslagen. En het geringste economische proces dat den wezensaard van het kapitalisme wijzigt en het socialisme benadert is een veelbeteekenende mijlpaal op den weg van den vooruitgang. De economische transformatie is daarom van beteekenis geworden, omdat de maatschappij op den grondslag van het Oude alleen zal kunnen bereiken de physieke en psychische ondergang der menschheid en ook — al ware dit niet het geval — omdat de geknechten niet langer meer wenschen te zijn „taülable et corvéable" aan den geldmandespoot.  HOOFDSTUK I. DE OORZAKEN VAN HET VERZET. Het socialisme van vóór den oorlog werd gekenschetst door twee richtingen: de extreeme of marxistische en de gematigde oftewel revisionistische richting. De oorlog heeft in de rijen der socialisten een aanmerkelijke verschuiving gebracht. Eertijds volkomen links staande personen gelden thans voor conservatief, en omgekeerd zijn er onder de gematigden van vóór den oorlog die thans tot de uiterst radicale groepen behooren. Het socialisme is uiteengevallen in een aantal richtingen .en elke richting is nog in zichzelf onklaar en zoekt naar eigen consolidatie. Het syndicalisme, vóór den oorlog in een aantal landen dood verklaard, is, zij het in gewijzigden vorm en met ander doelwit dan voorheen, herleefd en de opvattingen over dictatuur en democratie worden wederzijds'fel bestreden en aangebeden. In één opzicht vinden al deze gedifferentieerde richtingen [ elkaar: in hun diepen afkeer van de huidige samenleving. Ook vroeger ontbrak het niet aan geschriften, waarin een nauwkeurige analyse werd gegeven van de grondslagen onzer samenleving. Kritiek bleef ook toen niet achterwege. Niet alleen van socialistische zijde. Het zou mogelijk zijn, te beginnen met den Franschman Sismonde de Sismondi, een reeks niet-socialistische schrijvers, economen en historici te noemen die hun felle kritiek op den huidigen maatschappij-vorm doen hooren. Van socialistische zijde is het onsociale karakter van onze samenleving uiteraard steeds scherp veroordeeld.  DE OORZAKEN VAN HET VERZET. 9 Maar de kritiek heeft na. den oorlog een belangrijke, soms fundamenteele wijziging ondergaan. De oorlog heeft millioenen arbeiders uit het burgerlijke leven opgeeischt voor vernieling en broedermoord. Zij die gemeend hadden eenvoudig-weg boer te zijn, of kleermaker of bakker, voelden nu plotseling, dat zij, in het beroep van soldaat, tot een millioenencorps vereend, een enorme macht vertegenwoordigden en dat zij, de gewone arbeiders van eertijds, toch degenen waren die de maatschappij vermogen te maken en te breken. En in en door den oorlog, toen de werkers werden weggehaald uit hun dagelijkschen arbeid en het maatschappelijk leven toch voortgang moest hebben, toen eerst werd het besef, duizend maal meer dan tevoren, levend, dat deze maatschappij berust, niet alleen op uitbuiting en bezit, maar ook dat zij millioenen verspilt door oneconomisch beheer en gebrek aan planmatige organisatie. De liberale school in de economie, zij had het ons zeer schoon gezegd: dat de vrije mededinging van alle krachten het ideaal vormt van een behoorlijken maatschappij-toestand. Wie hecht er nog eenige waarde aan de oudbakken geworden opvatting, dat ieder zijn eigen belang het best kent, zijn eigenbelang nastreeft en dit zelf het best in staat is te behartigen ? Wie durft thans nog een hymne uiten op het eigenbelang, zoo zeer geprezen door de naïvelingen uit het eerste tijdperk van het groot-kapitalisme ? Tot diep in de rijen der heerschende klasse is thans het besef gegroeid, dat het vrije spel van economische krachten de maatschappij ten gronde zal voeren en dat ingrijpen van den staat in vele opzichten een gebiedende noodzakelijkheid is geworden. Het kapitalisme ligt nu, na de titanische worstelingen, open voor ons. Het toont ons zijn diepe, gapende wonden. De adepten van het socialisme zien vol ontzetting, ja, met verbijstering, hoe ver het kapitalisme verwijderd staat van eene samenleving, die voldoet aan den eisch van opperste humaniteit en redelijkheid.  10 DE OORZAKEN VAN HET VERZET. De oorlog heeft eenerzijds geleid tot een grooter zelfrespect van den arbeider als mensch, anderzijds heeft hij ons de fijne gecompliceerdheid van het maatschappelijk raderwerk helderder aangetoond dan de meest scherpzinnige geleerde dit vermag te doen. Hij heeft den arbeider het bewustzijn gegeven, dat een betere samenleving niet alleen gewenscht of noodzakelijk, maar ook mogelijk is. Hij heeft den arbeider geleerd niet meer op te zien tegen den magnaat die met zijn bezit werelden kan veroveren en zich kan hullen in een mystisch waas van superioriteit en exceptionaliteit. Want de winsten die worden verzameld—de arbeiders hebben het begrepen —• zij komen niet vanuit den hemel, zij worden geproduceerd in de mijnen en in de werkplaatsen, op het land en in de fabrieken en er wordt slechts winst geproduceerd, voorzoover de arbeiders dit zeiven gedoogen. Vóór den oorlog was de strijd der arbeidende klassen er één van verzet tegen armzalige levensverhoudingen, een strijd om een menschwaardig bestaan. Thans is zij dit nog, zeker, maar zij is meer. Begrepen hebben zij, de verworpenen, dat het bereiken van een „Existenz minimum" slechts het allereerste begin beteekent van hetgeen redelijkerwijs kan worden verlangd, ja geeischt. De arbeidersklasse weigert te gelooven dat de toestand'van onzekerheid, waarin zij verkeert, op haar rust als een fatum, dat onmogelijk kan worden afgewenteld. Zij weigert te aanvaarden de drogredenen van hen, die haar nog altijd als hun dienaar wenschen te beschouwen en die beweren, dat het niet mogelijk is dat allen het in deze wereld even behoorlijk hebben, zoolang zij tegelijkertijd leest van planmatig voorbereide beperking van productie van belangrijke voedingsmiddelen en andere benoodigdheden, omdat de zaken der betreffende ondernemers niet behoorlijk rendeeren. Zij ontzegt het kapitalisme het recht haar te kapittelen over haar onzegbare dorst naar meer vrijheid en bestaanszekerheid in een tijdperk, waarin onschatbare hoeveelheden graan in verre werelddeelen verrotten omdat daarvoor geen rede-  DE OORZAKEN VAN HET VERZET. 11 lijke prijs kan worden bedongen en plannen worden beraamd om het „teveel" dezer voortbrengselen te verstoken als machine-voedsel. Zij gelooft niet aan een eeuwigdurende noodzakelijkheid van te moeten leven in benauwde en bekrompen woningen, wanneer zij bedenkt dat alle bouwstoffen aanwezig zijn om woningen op te richten, waarin gezinnen kunnen worden gehuisvest, waarin kinderen opgroeien in gezonde atmospheer zonder aan de gevaren der bekende volksziekten te zijn blootgesteld. Millioenen arbeiders, georganiseerd hetzij ih pohtieke partijen, hetzij in beroepsorganisaties, beseffen thans de noodzakelijkheid van een fundamenteelen ommekeer der maatschappij. De onderzoekingen van Dr. W. I. King van de Universiteit van Wisconsin hebben uitgewezen dat in de Vereenigde Staten zestig procent van het nationaal bezit het eigendom is van twee procent van de bevolking. In zijn uitnemend werk „Socialism in Thought and Action" doet Dr. Harry Laidler belangrijke mededeelingen betreffende de verdeeling van het maatschappelijk inkomen in het by uitstek kapitalistische land ter wereld: Amerika. In de Vereenigde Staten, schrijft hij, leven op dit oogenblik duizenden millionairs. De Amerikaansche wet op de inkomstenbelasting heeft aangetoond dat in 1916 292 personen uit hun geldbelegging een bedrag ontvingen van $ 1.000.000 of meer en 524 tusschen 500.000 dollar en 1.000.000 dollar. Wij noemden enkele voorbeelden over toestanden in Amerika, wij zouden echter elk. ander land tot voorbeeld hebben kunnen kiezen. Want overal dezelfde verschijnselen, hetzelfde beeld: opeenstapelingen van bezit eenerzijds, armoede en onzekerheid anderzijds. Er is een tijd geweest, waarin de arbeider in den ondernemer niet alleen den kapitaalbezitter zag, van wien hij afhankelijk was, maar ook de godheid, die nauwelijks kon worden benaderd. Deze vorm van fetischisme is bezig te verdwijnen. De werkers ontdekken aan de toevallige bezit-  12 DE OORZAKEN VAN HET VERZET. ters niets mystisch meer, zij beschouwen hen niet als natuurverschijnselen, te aanvaarden zonder meer, maar als gewone, levende wezens, gehjk zij-zelven, wier lichamen evenzeer door de eeuwigheid zullen worden weggevaagd als de hunne. * * * Juist na deze wereldcatastrophe, nu allerwege bezuiniging wordt gepredikt, wordt het den bezitloozen duidelijk, dat de samenleving waarin zij hun leven moeten verslijten, door haar geweldig gecompliceerd karakter weliswaar niet met één slag te veranderen is, maar dat zij toch in een voortdurenden staat van evolutie verkeert. Door menschen en -hoofden gemaakt zal zij ook door menschen kunnen en moeten worden veranderd. Over den invloed van het kapitalisme op de moraal werd hier reeds gesproken. Als representatief land voor den invloed van handel op de moraal kan weder bij uitstek het „business-land" Amerika gelden. De zucht naar winstmakerij heeft de ondernemersklasse ertoe gebracht geen enkel middel daartoe ongebruikt te laten. Uit louter winstbejag worden millioenen gedwongen tot hard werken onder de meest ongunstige condities. Het vereenigingsrecht door de wet erkend, wordt gesaboteerd door hen die daartoe de macht bezitten. Pogingen tot organisatie worden gestraft met ontslag, hetgeen medebrengt werkloosheid en het overspringen van de eene industrie naar de andere. Spionnen en pers, deze laatste doorgaans corruptief, steunen de exploitanten van arbeidskracht in hun practijken. Ook in andere landen zijn na den oorlog publicaties verschenen, die een helder licht werpen op de sociaal-economische toestanden. Wij grijpen hier naar één rapport uit velen: nl. de door vertegenwoordigers uit de Engelsche arbeidersbeweging ten vorigen jare gepubliceerde enquête in-zake de kosten van het levensonderhoud. Volgens een minutieus ingesteld onderzoek waren de wins-  DE OORZAKEN VAN HET VERZET. 13 ten, door de Engelsche industrieelen tijdens den oorlog gemaakt minstens 2.250.000.000 pond hooger dan in vredestijd. Op grond van de wet op de oorlogswinstbelasting werden door de Engelsche regeering een aantal commissies voor verschillende industriêen ingesteld, teneinde omvang en oorzaken der oorlogswinsten te onderzoeken. De bezittende klassen, als altijd, bevreesd voor een nauwkeurig en onpartijdig onderzoek, verzetten zich met alle hun ten dienste staande middelen tegen een dergelijk onderzoek en belemmerden de commissies ernstig in haar taak door de meest noodzakelijke inlichtingen te weigeren. Zij volgden daarmede dezelfde gedragslijn als het internationale ondernemersdom, dat de door het Internationaal Arbeidsbureau van Genève ingestelde enquête naar den omvang der wereldproductie zooveel mogelijk poogt te saboteeren. Toch kwamen de Engelsche Commissies tot buitengewoon interessante uitspraken. De Commissie welke de toestanden in de Engelsche wolindustrie moest onderzoeken, stelt vast, dat de winsten gedurende den oorlog met 690 % zijn gestegen. De Commissie tot onderzoek naar de toestanden in de kleurstoffen-industrie deelt mede, dat de winsten ongeveer driemaal zoo groot zijn als in het jaar 1913. Over het algemeen is een verhooging van de winstmarge met 3 a 400 X geen uitzondering. De vertegenwoordigers der Engelsche regeering stelden onomwonden vast, dat de vrije mededinging, vroeger het A en O van de kapitahstische bedrijfspolitiek in Engeland, niet meer bestaat. Voor zoover zij nog op bijna ongemerkte wijze in industrieën van geringe beteekenis voorkomt, is dit een anachronisme. Overal ziet men aaneensluiting, vertrusting. De getrustificeerde bedrijven stellen den prijs der artikelen vast, de consument heeft zich slechts te onderwerpen. De conclusie's van nagenoeg alle onderzoekingscommissies die in het rapport der Engelsche arbeidersbeweging worden weergegeven luiden: in bijna alle bedrijfstakken bestaan machtige combinaties die de prijzen naar willekeur  14 DE OORZAKEN VAN HET VERZET. vaststellen, die de belangen der ondernemers en niet die'der verbruikers behartigen en die de productie uitbreiden en beperken al naar gelang dit in hun eigen belang noodig is. * * - De vernieling van voortbrengselen en de kunstmatige inkrimping van de productie ten bate van het ondernemersdom ■— zij waren ons ook van vóór den oorlog bekend. Maar in zoo algemeenen vorm en geraffineerde volkomenheid als deze methoden in de laatste jaren zijn toegepast, kenden wij ze nog niet. In Japan en Egypte werd de katoenoogst in het jaar 1920 uitermate sterk ingekrompen; in het laatstgenoemde land werd door de districtsraden zelve het initiatief daartoe genomen. De sultan Fuad onderteekende op 7 December een decreet waarbij de te beplanten oppervlakte met § wordt verminderd, terwijl nieuwe aanplantingen eenvoudig wordén verboden. De Zweedsche Houtexporteurs besloten op 12 Maart 1921 eenstemmig de productie gedurende negen maanden met 50 % te beperken. Andere ondernemersorganisaties deden hetzelfde. En dit alles geschiedt in het tijdvak waarin den arbeiders het betrachten van de grootst mogelijke zuinigheid op de meest gebiedende wijze wordt voorgeschreven. Niet alleen van de zijde der ondernemers, die krachtens hun bevooroordeelde zienswijze al spoedig geneigd zijn bij anderen kiemen van weelderigheid te ontdekken, wanneer het gaat om wat meer levensvreugde en stoffelijke verzadiging, — maar ook van officieele regeeringszijde. Toen de bekende socialistische renegaat Millerand in 1920 tot President van den Franschen Ministerraad werd benoemd, waren enkele zijner eerste woorden: De periode van opoffering en beperking is in langen tijd nog niet beëindigd. De burgerplicht waaraan w» moeten gehoorzamen, kan in een viertal woorden worden saamgevat: Meer voortbrengen, minder verbruiken.  DE OORZAKEN VAN HET VERZET. 15 Het kon niet anders of ook het socialisme moest, tengevolge van den catastrophalen invloed van den oorlog een diepingrijpende wijziging ondergaan. Wij spreken nu niet in de eerste plaats van de ontwikkeling der partijen. Bedroevend en beschamend is stellig het feit, dat een eendrachtig samengaan van het meest geavanceerde deel der arbeidersklasse nog niet mogelijk is gebleken. Hier wordt evenwel in het bijzonder gedoeld op een nieuwere richting die het socialisme in de meeste Europeesche landen, Rusland uitgezonderd, heeft ingeslagen. Wij noemen haar met een enkel woord, het construktieve socialisme. Het bestaat uit het volgen van een practische, wei-doordachte hervormingspolitiek, een streven om metterdaad en zonder al te heftige botsingen, de tegenwoordige, op het privaatbelang gebaseerde samenleving uit het moeras op te heffen, en in de richting van het socialisme te stuwen. Het socialisme-van-het-woord heeft afgedaan en één van de gevolgen van den wereldoorlog is wel, dat alle verheven betoogen omtrent broederschap en saamhoorigheid meer dan vroeger op haar juiste en vaak geringe waarde, worden geschat. Deze practische richting, door het nieuwere socialisme ingeslagen, is niet, zooals zal blijken, op één lijn te stellen met de fatsoenlijke hervormingspolitiek van burgerlijkweldenkende heden, maar is er één, die rechtstreeks afstevent op de klassenlooze maatschappij. Zij heeft scherpgeformuleerde, rationeele eischen leeren stellen. En het meest eigenaardige is, dat dit pogen en beproeven niet alleen gesteund wordt door de economische belangengemeenschappen der arbeiders, de vakvereenigingen, maar dat deze laatsten, hoewel veelal in naam neutraal, aan de nieuwere beweging het meeste reliëf geven en zoodoende de kampioenen zijn van de nieuwe methoden in den klassenstrijd.  HOOFDSTUK II. CONSTRUCTIEF SOCIALISME. De geest waarvan het hedendaagsch socialisme doortrokken is, is ontstaan in en door den wereldoorlog, die de hoofden heeft wakker geschud en de massa haar waarde en beteekenis helder voor oogen heeft gesteld. De voorwaarde tot het ontkiemen van dezen nieuwen geest was onmiskenbaar de beëindiging der autokratisch-keizerlijke diktatuur, zooals die vele jaren in Rusland, Duitschland, Oostenrijk en Hongarije werd uitgeoefend. In dit opzicht hebben de revoluties in genoemde landen een wereld-bevrijdend werk verricht. Geboren in den diep-duisteren nacht, toen millioenen nog krepeerden in de ellendige loopgraven, in een epoche, waarin geheele volkeren, verteerd van kommer en ellende, zieltogend wachtten op een ongewis einde van de wereldworsteling, in de dagen, waarin wanhoop regeerde of psychische en physieke ellende haar reeds tot een dood-vale gelatenheid had omgevormd, — in die dagen, toen niemand een uitweg wist, kwam eerst, hoewel lang voorbereid, toch onverwachts, de Russische Revolutie, gevolgd door de politieke omwentelingen in Duitschland, Oostenrijk en Hongarije. In een later hoofdstuk zal op de cultureele beteekenis van de revolutie en hare gevolgen nader worden ingegaan. Toch is het thans voor een genetisch onderzoek van het hier behandelde onderwerp noodzakelijk op de wereldhistorische beteekenis der Russische Revolutie te wijzen. De Russische Revolutie is de mentor geweest voor den socialen vooruitgang. Zij heeft eenerzijds koningen en keizers en tegelijkertijd de klasse van*het bezit en van de macht doen opschrikken en hen allen doen beseffen dat de bestaande vormen van bezit, juridisch bezegeld door die zelfde klasse, niet van alle tijden is, — anderzijds heeft zij de groote massa aan zichzelve geopenbaard. Want, eerst na de Russische omwenteling  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 17 en die in de midden-Europeesche landen, die daarop volgden, drong het door tot het bewustzijn van velen, dat eindelijk de tijd was aangebroken voor een essentieele omvorming der sociale verhoudingen. Otto Bauer, Oostenrijksch sociaal-demokraat, heeft in zijn geschriftje „12 November" op dien drang naar sociale hervorming gewezen. De Revolutie van October en November 1918, zegt hij, was een nationale en politieke revolutie; zij stelde de demokratische republiek in de plaats van den monarchistisch-militairen overheidsstaat. „Maar de nationale en politieke revolutie verwekte den wil naar een sociale revolutie. De Keizer weggejaagd; zou de fabrikant verder blijven heerschen? De kroon, de Generale Staf, de bureaukratie weggevaagd; zouden de arbeidersmassaas de heerschappij van de bourgeoisie verder blijven verdragen? De politieke onderdrukking beëindigd, moest nu niet ook aan de economische uitbuiting een einde komen?" Het leek wel, in die eerste dagen van bevrijding, alsof de arbeiders in staat waren in een minimum tijds tot werkelijkheid te maken, wat hun aanvankelijk slechts als ver verwijderd ideaal had toegeschenen. In Rusland werd met de bourgeoisie korte metten gemaakt, zij was een vegetee— rende klasse en moest dus volkomen worden uitgeroeid. Alle macht daarentegen den arbeiders, georganiseerd in arbeiders- en soldatenraden. In Duitschland een stormachtig verlangen naar socialisatie en industrieele democratie. In Oostenrijk hetzelfde streven. In Hongarije dictatuur van de arbeidersraden, die een bevel uitvaardigen tot onteigening van de fabrieken, mijnen en van het groot-grondbezit. In Tschecho-Slowakije en Polen schoone beloften omtrent agra rische hervormingen en expropriatie van het bezit. Terzelfdertijd ontevredenheid in de landen der overwinnaars. Eischen betreffende spoedige demobilisatie en sociale hervormingen. Met dat al had het socialisme in West- en Midden-Europa een practische richting ingeslagen. Het verwijderd ideaal VI. Het Socialisme in zijn nieuwste Schakeeringen. 2  18 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. van de volkomen klassenlooze samenleving, verbleekte voor de volstrekte noodzakelijkheid der practische hervormingspolitiek. Zij, die niet vermochten in te zien dat deze realiteits-politiek geenszins van lagere orde was, maar de volstrekte voorwaarde voor het bereiken van een algemeen hooger cultureel niveau, vervreemdden van het socialisme en toonden nog slechts speculatieve belangstelling. a. Streven naar socialisatie. Het bleek wel spoedig dat deze practische politiek hoegenaamd niets te doen had met een poging om verzoening der klassen en het stichten van economische harmonie te bewerkstelligen. De goede tijd voor de prediking van deze leerstellingen, voor het eerst verkondigd door Bastiat, is voorbij; de hervormingen, die het socialisme nastreeft, bewegen zich wel, zooals vanzelf spreekt, op het terrein van het kapitalisme — hoe zou het anders kunnen in Westen Midden-Europa! — maar de methoden, hierbij aangewend, zijn duidehjk en onomwonden gericht op de opheffing van het kapitalistische productie-systeem en vervanging door een nieuw systeem. Dat er elementen .zijn, niet behoorende tot een der socialistische partijen, die toch deze beweging steunen, doet hieraan natuurlijk niets af. Een der meest concrete eischen, na den oorlog gesteld, is die der socialisatie van de productiemiddelen. Socialisatie, een begrip, tot voor eenige jaren onbekend in welke Europeesche spraakgemeenschap ook, heeft zich plots ingeburgerd in millioenen hoofden en harten, en geleerden en kunstenaars, ingenieurs en technici wijden hun aandacht aan het hervormingsstreven, dat met dien naam wordt aangeduid. Het is hier niet de plaats om uit te wijden over den stand van het vraagstuk in binnen- en buitenland, noch over de doorvoering van de socialisatie in de diverse landen. De vraag mag gesteld worden: vanwaar dit streven in alle  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 19 landen, wat beduidt het en waartoe zal het voeren? Beknopt uitgedrukt, is de strijd voor socialisatie, die de sociale beweging van na den oorlog kenmerkt, de zucht naar systematiseeren en planmatig organiseeren van het arbeidsproces, gepaard aan het verlangen naar juiste waardeering van de menschelijke arbeidskracht. Het moderne socialisme ziet de mogelijkheid van inwilliging daarvan alleen in een stelsel dat gericht is op voortbrenging ten bate van de gansche gemeenschap. De oorlog is de krachtigste stimulans voor dit streven geworden. Zoolang hij woedde, heeft hij' van elke natie een „Schicksalgemeinschaft" gemaakt, hij heeft bezitters en bezitloozen tijdelijk vereend, waardoor de schijn ontstond alsof gemeenschappelijke belangen deze beide groepen blijvend zouden vereenigen. De schoone schijn van den godsvrede was echter spoedig verbroken; reeds in den oorlog drong de tegenstelling als een onmiskenbare zekerheid zich aan ons op. Het nationaal antagonisme had één voordeel, het leerde de massa, althans het geavanceerde deel ervan, beseffen, dat hetgeen in een noodtoestand door de gemeenschap werd geregeld en georganiseerd, evenzeer zóu kunnen, neen moeten, in een tijdperk van vrede. Productie ten bate van het geheel en op de meest rationeele wijze, medezeggenschap in het bedrijfsleven en waardeering van den arbeider niet alleen als producent, maar als mensch, — dit zijn de nieuwere leuzen van het socialisme. Het construktief socialisme aanvaardt niet de opvatting dat de winstprikkel het alleen-zaligmakende middel is om de productie op te voeren. Zeker, de moderne maatschappij, welke berust op het persoonlijk eigendom van grond en productiemiddelen, heeft veel gewrocht. Trouwens, ook de geestelijke vaders van het socialisme, Karl Marx en Friedrich Engels hebben dit ten volle erkend. In hun „Communistisch Manifest", dat van 1848 dateert, wordt nauwkeurig om-  20 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. schreven, hetgeen „de bourgeoisie" in den korten tijd van haar macht gewrocht heeft. Men leest o.a.: „De bourgeoisie heeft in hare nauwelijks honderdjarige klasseheerschappij massaler en kolossaler productiekrachten geschapen dan alle verdwenen geslachten te samen. Onderwerping der natuurkrachten, machinerie, aanwending der scheikunde op nijverheid en landbouw, stoomvaart, spoorwegen, electrische telegrafie, ontginning van geheele werelddeelen, bevaarbaairnaking der rivieren, geheele uit den grond gestampte bevolkingen — welke vroegere eeuw vermoedde, dat zulke productiekrachten in den schoot van den maatschappelijken arbeid sluimerden?" De overtuigde aanhangers van het constructieve socialisme vragen evenwel, of er niet ook andere, en betere, drijfveeren zijn om de nog sluimerende economische krachten in beweging te brengen, nu het persoonlijk initiatief tengevolge van de trustificeering der bedrijven op den achtergrond is geraakt. Het constructief socialisme ziet de periode, waarin het persoonhjk initiatief opgeld deed en waarin dit persoonlijk initiatief voor de samenleving ook zijn groot nut had, als één van voorbijgaanden aard. Neen, nog veel meer! Het acht de individueele drijfveeren in het economisch proces zelfs gevaarlijk voor de verdere ontwildseling der economische krachten. Want het doelwit van den enkelen ondernemer is niet zijn krachten en zijn talenten, zijn durf en zijn energie in dienst te stellen van de gemeenschap, maar ten voordeele van hem en de zijnen, en wanneer de maatschappij mede gebaat is met het werk van deze enkelingen, dan is dit slechts te beschouwen als een toevallig, parallel loopend belang. Het is noodzakelijk Öp deze plaats met een enkel voorbeeld aan te toonen, waarom het socialisme thans al zijn krachten zet op de vermaatschappelijking van de productie. In het jaar 1919 werden in Engeland als uitvloeisel van de „Coal Industry Commission Act" een aantal rapporten uitgebracht over socialisatie van de steenkolenmijnen. Eén daarvan werd opgesteld door den rechter Sankey, voorzitter  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 21 dier Commissie. Hij pleitte voor socialisatie. Waarom? Omdat de kolenlagen in handen zijn van nagenoeg 4000 eigenaren, waaronder er zijn die een hinderpaal vormen voor den vooruitgang. Omdat m enkele streken de kolenlagen het eigendom zijn van een groot aantal kleine bezitters, waarvan sommige niet te vinden zijn, hetgeen veel oponthoud en onkosten veroorzaakt bij het verkrijgen van het recht tot ontginning van delfstoffen. Omdat, door afscheiding van de verschillende bezittingen, kolenvelden ongeexploiteerd blijven in een omvang, in. vele gevallen veel grooter dan noodig is en met het gevolg dat millioenen tonnen van den nationalen rijkdom worden verspild. Omdat de waterafvoer en het pompen in iedere particuliere schaft afzonderlijk, met hooge en onnoodige uitgaven gepaard gaat, in plaats dat dit naar een centraal plan, hetwelk het geheele gebied omvat, geschiedt. Omdat er bij staatseigendomsrecht één eigenaar zal zijn inplaats van 4000 en de moeilijkheden veroorzaakt onder het tegenwoordige systeem met betrekking tot grensgebieden, waterafvoer, pompen, afgrenzingen en veiligheidsmaatregelen, grootendeels zullen verdwijnen. De Duitsche socialisatie-commissie, terzelfdertijd ingesteld, wijst eveneens op de groote nadeelen welke den tegenwoordigen vorm aankleven. Niemand zal bestrijden, heet het in haar rapport over de socialisatie der kolenmijnen, dat het thans bestaande monopolie van de voornaamste grondstof, een machtsverhouding vormt, die met het wezen van den modernen staat, niet alleen den socialistischen, onvereenigbaar is. Deze gedachte — het overbrengen van den grond en de productiemiddelen in handen der gemeenschap, deze zuiversociale gedachte, leeft zoo sterk in dezen tijd, dat zij niet licht zal ondergaan in een nieüwe reeks van eischen en desiderata.  22 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. Een tijdlang, wij wezen er reeds op, werd na den oorlog luide geroepen om productie-vermeerdering. Maar terwijl deze stemmen zich deden hooren, kwam de economische depressie, de nieuwe wereldcatastrophe en deed overal de productie stopzetten. Wij kunnen slechts uit üeze massaellende geraken, zegt Rudolf Hilferding in zijne brochure „Die Sozialisierung und die Machtverhaltnisse der Klassen" wij kunnen slechts wegkomen uit deze ellendige cyclus, welke tot steeds nieuwe crises voert, wanneer wij de verhooging van productie trachten te bereiken door een systematische omvorming van de economische verhoudingen, wanneer wij hét economisch leven niet meer afhankelijk stellen van den wil van den enkeling, niet meer van het thans bestaande motief van winst-toename, maar, door het planmatig inrichten en van een centraal punt uit organiseeren van de maatschappij, ter voorziening in de behoeften van allen, m.a.w. door de kapitalistische productie-methode te vervangen door een socialistische. Het streven naar socialisatie heeft als zoodanig niets te maken met den eisch van staatsexploitatie der bedrijven. Bij staatsexploitatie blijft de staat, de kapitalistische staat, eigenaar van de productie-middelen en is deze nog meer dan de particuliere werkgever in staat de in zijn dienst werkenden, aan handen en voeten te binden. Vandaar het streven, de bedrijven die voor socialisatie in aanmerking komen, niet tot staafc-bedrijven, maar tot werkehjke gemeenschaps-bedii] ven om te vormen. M.a.w. autonoom werkende bedrijven, waarin èn producenten èn consumenten een belangrijke mate van medezeggingschap genieten. Ter illustratie zij hier in het kort weergegeven hoe het Engelsche Sankey-rapport zich de inrichting van een gesocialiseerd mijnbedrijf denkt: Iedere mijn zal staan onder een Directeur, aansprakelijk voor het toezicht, bestuur, leiding en veiligheid van de mijn, alsmede voor den omvang en wijze van exploitatie. Op iedere mijn wordt ingesteld een locale mijnraad, bestaande  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 23 uit 10 leden, waarvan de directeur, onderdirecteur en commercieele directeur ambtshalve lid zijn; vier leden worden gekozen door de arbeiders der mijn en de overige drie leden door den districts-mijnraad. De leden blijven gedurende twee jaren in functie. De arbeidscontracten zullen een overeenkomst bevatten, te ontwerpen door den districts-mijnraad, die bepaalt, dat geen arbeider om eenig verschil van meening er toe zal overgaan zijn contract op te zeggen, noch zich met anderen zal vereenigen en het werk neer te leggen, voordat deze aangelegenheid door den localen mijnraad en districtsmijnraad is onderzocht en beslist. De rfisin'cfe-mijnraad wordt ingesteld ter voorkoming van bureaucratie. Arbeiders, consumenten en zij, die bekend zijn met den commercieelen en technischen kant van het bedrijf, worden gelijkelijk vertegenwoordigd. Deze Raad bestaat uit een voorzitter, benoemd door den Minister van het Mijnwezen, en 12 andere leden. Vier leden worden gekozen door de werklieden, de overige acht door den nationalen mijnraad. De districts-mijnraad treft regelingen over den verkoop en distributie van steenkolen en bepaalt van tijd tot tijd den prijs, waarboven kolen voor huishoudelijk gebruik niet verkocht mogen worden. Boven deze raden staat de Nationale Mijnraad, samengesteld uit leden van de districts-mijnraden. Deze adviseert den Minister in alle kwesties die met het bedrijf in verband staan. In het rapport van de eerste Duitsche Socialisatie-Commissie, ingesteld onmiddellijk na de Revolutie van 1918 wordt vooropgesteld, dat het geheele Duitsche kolenbedrijf dient te worden losgemaakt zoowel van het verouderde systeem van particulier eigendom als dat van staatseigendom. Er moet komen een Deutsche Kohlengemeinschaft. Deze moet alle voorkomende technische en economische kwesties behandelen. Haar financien moeten onafhankeüjk zijn van die van het Duitsche Rijk, haar begrootingen moeten zoowel juridisch als economisch autonoom, haar krediet afgescheiden  24 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. zijn van dat van het Rijk. Aanbevolen wordt voorts de instelling van een kolenraad, bestaande uit 100 leden. 25 leden van dien Raad worden benoemd door de bedrijfsdirecties, 25 door de arbeiders, 25 door de consumenten en 25 aangewezen door het Rijk. De taak van den Rijkskolenraad bestaat o.m. uit de leiding van de geheele steenkolenwinning, het vaststellen der hoeveelheden, die gedolven moeten worden, het vaststellen van den omvang van en de arbeidsmethoden te aanvaarden dóór het bedrijf, het vaststellen der loonen en de verdeeling der kolen. De uitvoerende macht is in handen van een rijkskolendirectorium, welks leden geen deel mogen uitmaken van den Kolenraad. Na de bekende Kapp-Putsch in het voorjaar van 1920 werd de bovengenoemde socialisatie-commissie, welke in Februari 1919 haar ontslag had genomen, opnieuw ingesteld, Zij werd tevens aanzienlijk uitgebreid. De geheele commissie is van oordeel dat het rijk de volledige bescrukking dient te hebben over de kolenmijnen en dat dit bedrijf dus moet worden gesocialiseerd. Terwijl de minderheid der Commissie onmiddellijke en volledige socialisatie eischt (Vollsozialisierung), verklaart de meerderheid zich voor een geleidelijke doorvoering van de socialisatie in een tijdperk van 30 jaren. Ziehier enkele voorbeelden van de inrichting van een gesocialiseerd bedrijf. Het maatschappelijk raderwerk zou al zeer eenvoudig en weinig gecompliceerd zijn, indien de socialisatie voor onmiddellijke doorvoering vatbaar ware. De leiders der socialistische beweging zijn zich de moeilijkheden, die zich zullen voordoen dan ook wel ten volle bewust. Voor het eerst in de geschiedenis wordt er naar gestreefd de bezitlooze klasse, tot nu toe object in het economisch proces, een eigen welbewuste taak op te dragen. Maar de kennis van het bedrijfsleven, van de techniek, van de comptabele en commercieele zijde van het bedrijf, zij ontbreekt nog geheel of is eerst in  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 25 opkomst. De moeilijkheden liggen meer in de richting van het kunnen dan van het willen. De socialisatie werd, direct na den oorlog, met een gepassionneerde hevigheid door socialistische partijen en vakbeweging geeischt; zij werd in alle moderne arbeidersprograms ingelascht. Door de arbeidersklasse in meerderelandenwerden, geheel uit eigen initiatief, Economische Raden ingesteld, die de mogelijkheid der socialisatie onderzochten. Technici en arbeiders schaarden zich aaneen en bepeinsden welke bedrijven het eerst aan de orde zouden zijn en hoe de obstacles het gemakkelijkst zouden zijn weg te nemen. Na den eersten stoot in de richting van de socialisatie is stagnatie ingetreden. De economische ontreddering is mede oorzaak. Maar langzaam en bijna onmerkbaar wordt aan de opleiding van de arbeiders en aan de voorbereiding van een nieuwe wereld gewerkt en wie zijn oor te luisteren legt, meent somwijlen een vaag en onklaar, maar steeds duidelijker wordend geluid te vernemen, dat hem vertelt dat een nieuwe tijd wordt ingeluid. b. Industrieele democratie. De strijd voor industrieele democratie is een strijd voor medezeggingschap van de arbeiders in de bedrijven. Het is niet het verlangen, zelf kapitalistje te spelen dat hen daartoe drijft. Integendeel, het is het streven om de machtspositie van den afzonderlijken ondernemer te verzwakken ten bate van het algemeen belang. Vóór den oorlog was sociale wetgeving één van de voornaamste programpunten der socialistische partijen. Regeling van den werktijd, doorvoering van maatregelen op het gebied van de sociale hygiëne en van de veiligheid in fabrieken en werkplaatsen, bescherming van vrouwen en kinderen, het werd alles dringend noodzakelijk geacht en in de parlementen op de krachtigste wijze geeischt. De strijd voor de sociale wetgeving is na den oorlog niet opgegeven, integen-  26 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. deel, zij wordt door alle partijen met kracht voortgezet. Maar allengs is het besef levend geworden, dat de strijd voor sociale wetgeving alléén geen bevredigende oplossing van de sociale problemen kan brengen. De inwiUiging door het parlement van allerlei eischen op het terrein van de arbeidswetgeving kan den arbeider hoogstens behoeden voor moreelen of physieken ondergang, hem sparen voor honger en materieele zorgen. Zij kan hem van groot nut zijn en zijn levensstandaard verbeteren. Maar er verandert voor hem niets in zijn afhankehjkheidspositie als voortbrenger; hij arbeidt in dienst van den ondernemer, die hem in zijn bedrijf naar zijn goeddunken werk opdraagt zonder dat hij ook maar den geringsten invloed op den gang van het bedrijf zelve kan uitoefenen. Wanneer het bedrijf door den ondernemer wordt stopgezet, dan heeft de arbeider slechts de fabriek te verlaten en wordt hij niet in de gelegenheid gesteld, ontbreekt hem ook trouwens de kennis, om te kunnen beoordeelen of hiervoor redelijke gronden aanwezig zijn. Indien de ondernemer beweert, dat een loonsverhooging onmogelijk kan worden verstrekt of ook, dat loonsverlaging moet worden geaccepteerd, dan is de loontrekkende niet bij machte zich nauwkeurig te vergewissen van de hoegrootheid der gemaakte winsten of van de verliezen. Kortom, in het productie-organisme wordt hem het zwijgen opgelegd. De politieke democratie was een overwinning op het absolutistische regeerstelsel. Voor de wet werd ieder burger gelijk gesteld en werd hij volgens de letter dier wet op dezelfde wijze behandeld. Maar op economisch gebied bleef de ongelijkheid bestaan. De industrieele democratie is daarom een onontbeerlijke aanvulling van de politieke democratie en tevens een voorwaarde voor het bereiken van het socialistisch einddoel. Hierbij komt dat het parlementaire regeerstelsel geenszins in staat is tegemoet te komen aan de behoeften van den nieuwen tijd. Niet alleen dat het parlement overbelast is met werkzaamheden, maar het is door de wijze, waarop  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 27 het is samengesteld ook niet in staat de aspiraties te bevredigen van diegenen, die het heet te vertegenwoordigen. Vandaar het streven naar een economisch parlement naast het bestaande. De democratie, welke het kapitalisme tot nu toe geschapen heeft, is een democratie van den schijn. Hierop is vooral van kommunistische zijde steeds scherp gewezen. Niet echter alléén van die zijde. De bekende Engelsche Fabian Socialisten Sidney en Beatrice Webb hebben in hun werk „A Constitution for the Socialist Commonwealth of Great Britain" op het karakter van de kapitalistische democratie sterk de aandacht gevestigd. „Het opperbevel over de pers is den kapitalistischen ondernemers verzekerd, niet alleen door de onmisbaar geworden subsidies in den vorm van advertenties» maar ook, gelijk in de laatste jaren, door de ontwikkeling van het krantenbedrijf tot geweldige kapitalistische ondernemingen met millioenen kapitaal en millioenen lezers. Indien één grootkapitalist, zetten zij verder uiteen, in samenwerking met zijn adverteerders en vrienden een even grooten invloed trachtte uit te oefenen op de scholen in Zuid-Londen, een ander op die van Manchester of Schotland, indien elk van deze werkgever zou worden van groote groepen van leeraren en over den aard van het onderricht zou moeten beslissen, indien het geestelijk voedsel van geheele groepen op deze wijze zou worden voorgeschreven en van tijd tot tijd wijziging zou ondergaan door de grillen en verlangens of de financieele belangen van onverantwoordehjke-millionnairs, dan zouden we een zoodanige uitoefening van de macht van het kapitaal als een onver dragelijke dictatuur ten felste bestrijden. Maar we laten wel een even verwerpelijke dictatuur toe ten aanzien van de geestelijke ontwikkeling van den volwassen burger". En de Belgische socialist Emile Vandervelde zegt in zijn „Le Socialisme contre 1'Etat" van het parlementaire stelsel: „Men kan verbeteringen aanbrengen of ten minste lapmiddelen probeeren. Maar wat men ook probeere: de parlementaire re-  28 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. geering blijft de regeervorm, die voldeed aan zijn roeping toen hij nog slechts de rol van administrateur voor de bourgeoisie had te vervullen, maar die onmachtig blijkt alle problemen op te lossen, opkomend in een maatschappij, die op weg is een revolutionnaire transformatie te ondergaan". Als een embryonalen vorm van de door de arbeidersklasse geeischte medezeggenschap in de bedrijven, moeten de bedrijfsraden, zooals deze in enkele landen na den oorlog zijn ingevoerd, worden beschouwd. De totstandkoming van deze raden beteekent niet een voortzetting van de „arbeiterfreundliche" politiek waardoor vooral het tijdperk 1900—'14 gekenmerkt wordt; zij beteekent de invoering van wetten, die het karakter van de moderne maatschappij op den duur volkomen moeten wijzigen. Na de revolutie in Rusland en in de Midden-Europeesche landen leek het alsof den arbeiders plotseling door hun macht, invloed en revolutionnair willen een grootsche taak zou worden toebedeeld. Eerst richtten de arbeiders in Duitschland arbeidersraden op, die, naar Russisch model, het geheele staatsgezag zouden overnemen. Maar de macht van deze raden slonk allengs, nadat gebleken was, dat de tijd voor een proletarische dictatuur, die met goed gevolg haar macht kon uitoefenen, nog niet was aangebroken. En in Duitschland èn in Oostenrijk bleef de macht der bourgeoisie ongeschonden; het ging er nu slechts om in hoeverre zij bereid was concessies te doen aan de arbeidersklasse. De wetten tot instelling van bedrijfsraden brachten niet, hetgeen aanvankelijk verwacht werd: een volledig nieuw arbeidsrecht dat een soort codificatie zou beteekenen van alle na-oórlogsche eischen. Want een nieuw recht zooals dit door het meest geëmancipeerde deel van de arbeidersklasse werd gevorderd, zou slechts dan tot stand hebben kunnen komen, indien de bezittende klasse van haar privileges ontheven en de arbeidersklasse in staat was niet alleen politiek  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 29 maar vooral ook economisch de maatschappij te besturen. En dit bleek juist overduidelijk: de arbeidersklasse stond nog aan den aanvang van haar kunnen in het arbeidsproces. Politiek eenigermate geschoold, moet zij nog de schatten van economische kennis vergaren die haar in staat zullen stellen met vrucht het verlangde wapen van de medezeggenschap te kunnen hanteeren. Vanuit dit gezichtspunt moet de totstandkoming van de bedrijfsraden in verschillende landen beschouwd worden. De inhoud van deze wetten, speciaal in de Midden-Europeesche landen, toont aan, in hoeverre de bezittende klasse, onder den invloed van de revoluties, tot concessies bereid was. De Duitsche bedrijfsradenwet, in 1919 tot stand gekomen, is een late vrucht van de politieke revolutie. De wet zwijgt over deelname aan de bedrijfsleiding; voor de bedrijfsraden ontbreekt de wettelijke bevoegdheid om invloed uit te oefenen op de bedrijfsleiding. Volgens de letter der wet, heeft de bedrijfsraad tot taak de bedrijfsleiding door raad te ondersteunen en voor een meer economischen vorm van bedrijfsleiding te zorgen. Verder is hem opgedragen aan de invoering van nieuwe arbeidsmethoden mede te werken. Uit bovenstaande blijkt reeds, dat van eigenlijke medezeggenschap van de arbeiders geen sprake is. De vakvereenigingen, die krachtens haar beginsel en oorsprong bij uitstek de economische belangen van de tot haar behoorenden dienen te behartigen, hebben steeds getracht de ontwikkeling der bedrijfsraden zooveel mogelijk te bevorderen. Een belangrijk feit is, dat de intellectueele arbeiders in Duitschland, voorzoover zij in vakbonden georganiseerd zijn, met alle kracht medewerken om de bedrijfsraden in hunne ontwikkeling te steunen. De Duitsche organisaties van hoofdarbeiders — ingenieurs, architecten, chemici, meesterknechts, kantoor- handels- en bankbedienden — trachten zooveel mogelijk invloed in de raden te krijgen,  30 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. zoodat deze op den duur geschikt worden gemaakt voor de taak die voor hen is weggelegd: medezeggenschap in het bedrijf, voorbereidend werk te doen voor een planmatige doorvoering van de socialisatie. Voor het eerst in de geschiedenis van den nieuweren tijd vindt men hoofd- en handarbeiders vereenigd aan den arbeid, voor de reconstructie der maatschappij. De wet op de bedrijfsraden in Mei 1919 in Oostenrijk ingevoerd is één van wijdere strekking. De eigenaar der onderneming is op verlangen van den bedrijfsraad verplicht maandelijks te onderhandelen over verbetering van de inrichting van het bedrijf en over de bedrijfsleiding in het algemeen. In industrieele- in handelsondernemingen en in den mijnbouw kunnen de bedrijfsraden eischen dat hun een balans van het afgeloopen jaar wordt voorgelegd evenals een winst- en verliesrekening en een loonstatistiek. Hoewel deze bepalingen nog zeer gematigd zijn, ligt hierin toch een geest besloten, die inbreuk maakt op de tot dusverre bestaande kapitalistische opvattingen. Het bedrijf is thans geen zuiver kapitalistische aangelegenheid meer, het is een onderwerp van pubhek belang geworden. In de praktijk is de wet niet meer dan een program, luidt het oordeel van den Oostenrijkschen Dr. W. Ellenbogen. „Van een werkelijk mederegeeren der arbeiders," zegt hij in een artikel, opgenomen in het internationale tijdschrift „Die Internationale Gewerkschaftsbewegung" (Jrg. II no. 1) „is nog in langen tijd geen sprake. Het recht inzage te krijgen in de balans is op dit oogenblik een zuiver theoretisch recht; wanneer zij hem wordt voorgelegd, begrijpt hij toch niet wat zij zegt en wat zij verzwijgen wil. Hetzelfde geldt voor alle overige voorwaarden tot medebeheeren". „Maar," voegt hij hieraan toe, „hier geldt hetzelfde als bij den strijd voor het algemeen kiesrecht. De .arbeider wordt hiervoor rijp, wanneer hij het wapen aanwendt". In Engeland is gedurende de laatste jaren een krach-  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 31 tig streven waar te nemen om invloed uit te oefenen op de voortbrengingswijze. In zijn belangwekkend werk „Le Socialisme suivant les peuples" wijst Edmond Laskine op „de geringe ontvankelijkheid van den Engelschen geest voor vreemde denkbeelden." Hij doelt hier op de weinige receptiviteit van de Engelsche arbeidersklasse voor Marxistische beginselen. Ten opzichte van de theorie van het socialisme zou deze bewering van Laskine ook thans nog kunnen gelden, voor de methoden van practische doorvoering van socialisatie en medezeggenschap echter is gedurende de laatste jaren een onmiskenbaar nivelleeringsproces waar te nemen. In enkele bedrijven wordt de medezeggenschap met bijzondere kracht bepleit. Zoo o. a. door de spoorwegarbeiders en* mijnwerkers. De beide organisaties hebben op hun nationale congressen van 1917 en 1919 met kracht nationalisatie van die bedrijven en medezeggenschap van de arbeiders bepleit. En deze eischen worden gesteund door de politieke en economische vertegenwoordiging van de Engelsche arbeidersklasse: de Labour Party en het Britsche Vakvereenigingscongres. „De vakvereenigingen hebben met het productie-proces zeiven niets te maken" aldus Werner Sombart in zijn „Sozialismus und soziale Bewegung" (pag. 139. 9de oplaag 1921). Wel een bewijs hoezeer de opvattingen zich sindsdien hebben gewijzigd, indien men bedenkt dat een dergelijke bewering eenige jaren geleden uitgesproken, thans door de ontwikkeling der feiten, volkomen wordt geloochenstraft. c. Gilde-socialisme. Eén van de nieuwe vormen, waarin hét socialisme naar zijn vei-wezeruijking streeft, is zonder eenigen twijfel het gildesocialisme. De bakermat van dit stelsel is Engeland. Voorop dient te worden gesteld, dat deze beweging slechts den naam gemeen heeft met het stelsel uit de Middeleeuwen en dezen te danken heeft aan het feit, dat het streeft  32 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. naar de totstandkoming van een maatschappij-stelsel, waarvan de afzonderhjke industrieën den organischen grondslag vormen. Het Gilde-socialisme is van Engelschen oorsprong. Het kwam op in de jaren 1910 tot 1914, toen in geheel Engeland, Zuid-Wales, Schotland en Ierland groote werkstakingen en politieke botsingen plaats vonden, die, naar het scheen, nimmer zouden eindigen. Het gilde-socialisme is een reactie zoowel op het overdreven staatssocialisme, den typischen vorm van het socialisme van vóór den oorlog, vooral het Duitsche, als van het syndicalisme dat vooral in Amerika en in Frankrijk sterken opgang maakte. Onder staats-socialisme wordt verstaan een politiek, gericht op opheffing van de klassentegenstellingen, doch met behoud van den staat. Deze behoeft niet te worden opgeheven doch zoodanig getransformeerd, dat hij de belangen van allen behartigt. De aanhangers van dezen vorm van socialisme verzetten zich dus niet tegen het bestaan van den staat als zoodanig; het gaat slechts tegen den overheidsstaat. Zij steUen zich den toestand aldus voor, dat op de overwinning van het socialisme een vermaatschappelijking van de productie-middelen zal volgen, waarbij de volgens democratische beginselen gekozen staats- en gemeentebesturen door middel van hunne ambtenaren het geheel beheer van de industrie overnemen. Genoemde besturen zouden er dan voorts vanzelf voor waken dat de producenten worden gevrijwaard voor uitbuiting en onderdrukking. Het syndicalisme huldigt een diametraal tegenovergestelde opvatting. De aanhangers van deze richting aanvaarden Volkomen de klassenstrijdtheorie van Marx. Zij verbinden haar echter aan de anti-staat opvattingen en de libertaire opvattingen van de anarchisten. Het syndicalisme, het anti-parlementaire vakvereenigings-socialisme, ontstond in het begin van de 20e eeuw en vond veel aanhang in Amerika en Frankrijk. Sorel in Frankrijk en Daniël de Leon in Amerika waren enkele  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. .33 van zijn meest bekende theorëtici. De strijd van de syndicalisten richtte zich juist tegen de almacht van den staat, ook ten aanzien van de leiding en organisatie van de industrie. De volledige persoonlijke vrijheid, zou, volgens de syndicalisten nimmer bereikt kunnen worden, zoolang staatsambtenaren en in het algemeen overheids-instellingen, de leiding behouden in het productie-proces. Het gilde-socialisme wil de bestaande tegenstelling tusschen sociaal-democratie en syndikalisme overbruggen. Vele representanten van het socialisme erkennen den staat; met het syndicalisme eischt het gilde-socialisme de zelfregeering der producenten. Waar het gilde-socialisme buiten Engeland nog slechts weinig bekendheid geniet, willen we eerst iets omtrent zijn oorsprong meedeelen. De geestelijke vaders van het gilde-socialisme zijn zonder eenigen twijfel S. G. Hobson, Orage en Cole. De eerste, niet te verwarren met den bekenden schrijver en econoom J.' A. Hobson, is thans leider van het Manchester Bouwgilde; Orage is uitgever van het Engelsche tijdschrift „New Age", dat hoofdzakelijk aan de propaganda voor het gilde-socialisme gewijd is. G. D. H. Cole heeft het gilde-socialisme theoretisch gefundamenteerd en er een aantal werken, o.a. „Self Government in Industry", Labor in Commonwealth", Social Theory" en „Guildsocialism restated" over geschreven. Onmiddellijk moet worden opgemerkt, dat zelfs onder de leiders dezer beweging de opvattingen omtrent het gildesocialisme zeer sterk uiteenloopen. Het heeft zoowel zuiver „burgerlijke" als kommunistische aanhangers. Er zijn warme voorstanders van deze beweging, die gelooven dat het gildesocialisme bij uitstek geschikt is om de maatschappij zonder groote schokken in de richting van een socialistische samenleving te stuwen, terwijl anderen, zooals b.v. Eden en Cedar Paul in hun „Creative Revolution" (Londen 1920) het als bij uitstek revolutionnair werkend beschouwen. VI. Het Socialisme in zijn nieuwste Schakeeringen. 3  34 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. De grondgedachte van het gilde-socialisme, die in alle literatuur hierover wordt teruggevonden, is: contröle op de industrie door de arbeiders (Self Government). Cole heeft in zijn geschriften een zeer klare en diepgaande analyse van het gilde-socialisme gegeven. Hoe verhoudt zich het gilde-socialisme tot het socialisme? vraagt Cole in een van zijn meest populaire vlugschriftjes genaamd „Guild-Socialism". Hij geeft hierop zelf het klare antwoord: „Ik wensch duidehjk te doen uitkomen dat het gilde-socialisme waarover ik thans spreek, een bijzondere vorm is van socialisme — niet een alternatief van het socialisme, niet een doctrine die een soort van bedreiging beteekent voor de socialistische beweging. Ik beschouw dit stelsel als een nieuwe interpretatie van het socialisme,- een poging om het socialisme een meer volmaakt uitgedrukt democratisch karakter te geven, een stelsel dat de democratie evenzeer op economisch als op politiek gebied wil doorvoeren. Het is een poging om het socialisme opnieuw te interpreteeren. Het ligt niet in den geest van het gilde-socialisme, een nieuwe school of nieuwe organisatie te stichten. Het wil de socialistische beweging evenals de vakbeweging van de juistheid van zijn beginsel overtuigen. Uit deze belijdenis blijkt dat het gilde-socialisme geenszins een politieke beweging is; het richt zich zoowel tot de politieke als tot de in vakvereenigingen georganiseerde massa. Voor een land als Engeland, waarin de politieke arbeiderspartij en het Centrale Vakvereenigings-lichaam, het Trades Union Congress, in zoo nauw contact tot elkaar staan en op velerlei gebied innig samenwerken, baart dit feit zeker geen verwondering. Maar afgezien daarvan is de verwezenlijking van het gilde-socialisme niet denkbaar zonder de hulp van de vakvereenigingen. Wat beteekent, volgens Cole, de eisch van contröle op de industrie? Cole is van oordeel, dat de factoren die het gilde-socialisme in Engeland deden ontstaan, dezelfde zijn, als die, welke in andere landen gelijksoortige bewegingen  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 35 deden opkomen. „Indien gij niet slechts op Europa let, zegt hij, maar Uw blik wendt naar alle industrieele landen van de wereld-van-heden, dan zult ge bemerken, dat deze gedachte van contröle op de industrie één van de leidende beginselen is in de moderne maatschappij; overal is het deze gedachte,'die de industrieele arbeiders voortdrijft en hen bezielt bij hun streven om het bestaande systeem te veranderen. Gij ziet deze gedachte aan het werk in Duitschland, in de worsteling tusschen het bedrijfsradensysteem en de Regeering, en in Rusland bij de proefnemingen op het gebied van fabrieks-organisatie. Gij ziet haar aan het werk in Amerika in nieuwe leerstellingen zooals het voorstel van nationalisatie van de spoorwegen volgens het „Plumb-league Plan". Volgens het gilde-socialisme moet iedere industrie een gilde vormen. Deze gilden zullen moeten omvatten alle arbeiders- daarin werkzaam, dus zoowel hoofd- als handarbeiders. Ook hier, gelijk bij de ontwikkeling van bedrijfsraden en de doorvoering van de socialisatie, een natuurlijk streven, om het technisch apparaat voor de vemezenlijking van het socialisme zoo volkomen mogelijk te maken. De doorvoering van het beginsel, dat elke industrie als het ware een autonoom gebied zal vormen, brengt tevens mede, dat gebroken wordt met de oude opvattingen omtrent vakorganisaties. Indien de vakvereenigingen willen medewerken aan de doorvoering van de industrieele democratie, dan dient gebroken te worden met de vorming van beroeps-organisaties maar moeten deze worden omgevormd tot industriegemeenschappen. De nieuwere economische ontwikkeling: concentratie van kapitaal, vorming van trusts en kartels, sterke en steeds toenemende organisatie van werkgevers met vorming van stakingsfondsen voor de bij hen aangesloten leden, heeft de arbeiders reeds vanzelf in die richting gestuwd. Talrijk zijn de fusies welke in de laatste jaren tusschen verschillende beroeps-organisaties, tot dezelfde industrie-branche behoorend, hebben plaats gevonden en dit  36 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. amalgamatie-proces is schier zonder einde. Deze ontwikkelingsgang, die vooral in Engeland sterk valt waar te nemen, bevordert de mogelijkheid van uitvoering van de gildedenkbeelden. De opvatting, dat elke industrie een éénheid vormt, moet niet doen veronderstellen, dat de industrieën, worden geisoleerd; het doel is juist, dat de industrieën waarin het gilde-socialisme is doorgevoerd, zich in één organisatorisch verbond vereenigen. Volgens Cole zal de contröle van de arbeiders zich moeten uitstrekken tot alle deelen van de industrie die in verband staan met de voortbrenging; zoodra de voortbrenger echter met den consument in contact komt en deze dus, zooals bij de prijsbepaling, direct erbij betrokken wordt, dan moet ook deze ruimschoots gelegenheid hebben mede te spreken. Er zal dan, gelijk destijds door de mijnwerkers voor de Engelsche Coal Commission werd bepleit, een VerbruikersRaad moeten worden opgericht, die de „gemeenschap der verbruikers" vertegenwoordigt. In zijn werk „Labor in Commonwealth" heeft Cole zijn opvattingen over het gilde-socialisme nog scherper theoretisch saamgevat. Hij toont aan hoe de arbeid èn door economen èn door politici steeds werd beschouwd als een abstract begrip. De aandacht was steeds gevestigd op „den arbeid", niet op den arbeider. De arbeid was een element in de productie-berekening. Cole wijst op den degradeerenden invloed van het tegenwoordige industrie-systeem, dat den arbeider elke medezeggenschap in het bedrijf onthoudt. Ook de Engelsche Whitley-raden, die de verzoening tusschen kapitaal en arbeid willen, beoogen geen medezeggenschap. „Zij laten de tegenwoordige bezitters heer en meester over hunne nationale bezittingen en over de leiding der industrieele machine en ten hoogste worden zekere consultatieve lichamen, waarin gedeeltelijk ook vertegenwoordigers van het volk zitten, opgericht, zonder dat deze bindende besluiten kunnen nemen. In werkelijkheid doen zij niets om  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 37 de klove tusschen ondernemers en werklieden te dempen of het fundamenteel karakter van de sociale betrekkingen dat eigen is aan de bestaande industrieele orde, te wijzigen". In zijn werk „Social-theory" gaat Cole zoover, dat hij den staat zeiven wil afschaffen. Dit „instrument der theorie" zal niet meer noodig zijn, zoodra het gilde-socialisme behoorlijk wordt doorgevoerd. Want het zal zijn een systeem van gelijkwaardige, onderling nauw samenhangende autonome organisaties, die allen in laatste instantie de noodige sociale synthese vormen. Cole kan zich niet vereenigen met de opvatting, dat de democratie, zooals de Fransche revolutie dit begrip opvatte, één en ondeelbaar is. Volgens de gangbare opvatting vertegenwoordigt de staat den burger. Dit nu is volgens Cole onmogelijk. Een bepaald organisme kan onmogelijk alle belangen van een groep individuen vertegenwoordigen. Vandaar dat de staat niet bij machte is alle belangen van zijn leden te behartigen. Het zal noodig zijn de souvereiniteit van den staat over verschillende lichamen te verdeelen en zoodoende een werkelijke, zij het dan ook deelsgewijze, vertegenwoordiging te verzekeren. Dit, zegt Cole, zal het begin zijn van de functioneele democratie. * Van de theorie naar de practijk. — De nuchtere geest, welke den Engelschen over het algemeen eigen is, heeft het mogelijk gemaakt het gilde-socialisme experimenteel toe te passen. Een aantal Engelsche organisaties in de bouwnijverheid hebben ongeveer 2 jaren geleden in Manchester een bouwgilde gesticht. Spoedig daarna kwam het tweede: het Londênsche bouwgilde. Leider van het Manchester bouwgilde is S. G. Hobson, een der meest bekende Engelsche socialisten, medeoprichter van de Independent Labour Party. In de „Labour Leader" van 29 April 1921 geeft Hobson een vrij uitvoerige beschrijving van de practische verwezenlijking van het gilde-socialisme. Hij zegt, dat de bouwgilden  38 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. door hun wijze van samenstelling en werkwijze protesteeren: 1°. tegen de opvatting, dat de arbeidskracht een handelsartikel is, 2°. tegen de opvatting, dat de drijvende kracht voor de industrie is: winst maken, 3°. tegen de zienswijze, dat alleen de geld-bezitters de contröle over het bedrijf behooren uit te oefenen. In een vlugschriftje, eenigen tijd geleden uitgegeven door het Londensche bouwgilde vinden we de volgende interessante zinsneden: „Behoorlijk tot stand gebracht, beteekent een gilde de laatste vorm van industrieele organisatie die ons tot nu toe bekend is. Voor zijn doel zal het gilde-socialisme de bekwaamste en talentvolste mannen weten te winnen, die de industrie oplevert. Administrateurs, technici, mechanici, werklieden van elke kwaliteit zuilen zich vrijwilhg aanmelden zonder te denken aan persoonhjk winstbelang, bewust als zij zich zijn van het feit mede te werken aan de grootste taak, hen door de geschiedenis opgelegd; overtuigd als zij zijn dat het gilde hen noodig heeft en het zonder hen niet gaat". Het is inderdaad gebleken, dat de verwachtingen niet te hoog waren gespannen, want een groot aantal technici en beambten hebben zich bij de gilden aangesloten. De resultaten van het nauwehjks enkele maanden functioneeren van deze gilden zijn inderdaad verrassend. Het Manchester bouwgilde heeft huizen gebouwd met een totaalwaarde van 250.000 pond sterling en contracten omtrent het bouwen van een groot aantal woningen afgesloten tot een waarde van 2 millioen pond. De oprichting van het Manchester-gilde was een gevolg van een jarenlange verwaarloozing van den arbeiderswoningbouw door de particuliere bouwondernemers. Toen deze laatsten den nieuwbouw nalieten, zijn het de bouwarbeiders geweest, die zelf kapitaal verzamelden en dit werk aanvingen.  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 39 En de resultaten? Hobson zegt hiervan: „De bouwgilden hebben der gemeenschap groote sommen bespaard en er is ook niet de geringste kritiek uitgeoefend, noch van de zijde der regeering noch van de zijde der plaatselijke autoriteiten, op de kwaliteit van het werk. Er hebben zich geen interne moeilijkheden voorgedaan. De gilden zijn vast besloten nimmer het karakter van een handelsonderneming aan te nemen, zij blijven geheel en al een deel van de gansche arbeidersbeweging. Zij beoogen niet het behalen van winst; het verstrekken van dividend is verboden". Het experiment van de bouwgilden komt ons voor de geschiedenis van het constructief socialisme zoo belangrijk voor, dat we er nog even bij moeten stilstaan. In de Engelsche „Economist" van 2 Juli 1921 is een belangwekkende bijdrage over de bouwgilden verschenen. Het navolgende is uitermate verblijdend voor de aanhangers: „Hetgeen uit verklaringen, afgelegd door ambtenaren van de bouwgilden en door andere niet bij het werk geïnteresseerde personen, blijkt, is, dat inderdaad meer wordt geproduceerd dan door de werklieden in het particuliere bedrijf werkzaam. Bewezen is, dat het werk van zeer goede kwaliteit is. Een ambtenaar van het gemeentebestuur deelt mede, dat „de kwaliteit van het werk buitengewoon goed is en verre uitmunt boven dat van andere contractanten in het district". Een hooggeplaatst ambtenaar van het Engelsche Ministerie voor Gezondheidswezen verklaarde onlangs van het werk, tot stand gebracht naar aanleiding van een zeker contract, dat het „het beste was in geheel Engeland en Wales". Voorts wordt in genoemd artikel medegedeeld, dat de bouwgilden in staat zijn arbeiderswoningen te bouwen voor een bedrag dat 2400 gulden per huis lager is dan dat waarvoor de doorsnee particuliere ondernemer deze levert. De schrijver acht het vrijwel zeker, dat het gilde-systeem ook door andere industrieën zal worden overgenomen. Inderdaad zijn inmiddels in enkele industrieën gilden  40 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. opgericht. Het behoeft wel nauwelijks te worden gezegd, dat met de oprichting van deze gilden in Engeland nog geenszins bereikt is, wat de aanhangers van deze leer zich daarvan voorstellen. Toch beteekent de oprichting reeds een geslaagden aanval op den kapitalistischen bedrijfsvorm, die de winstprikkel en het eigenbelang vooropstelt. Het is nog te vroeg, een oordeel uit te spreken, in hoeverre het socialisme zich door middel van het gildestelsel in Engeland zal kunnen doorzetten. * * * Tenslotte moet nog op een analoge richting als de bovengeschetste worden gewezen, n.L op de „Bauhütten-Bewegung" in Duitschland. De hoofdleider dezer beweging is Dr. Martin Wagner. De „Bauhüttenbewegung" is te beschouwen als de voorloopster van de socialisatie van het Duitsche bouwbedrijf. Ook hier heeft de opvatting: medezeggenschap van den arbeider in het productieproces den doorslag gegeven bij het oprichten der „Bauhütten". Eerst de medezeggenschap kan den arbeidslust weder doen toenemen. De maatschappij kan den arbeider eerst dan plichten opleggen als zij hem tot een gelijkberechtigd lid van de arbeidsgemeenschap heeft gemaakt. Het spreekt vanzelf, aldus redeneeren hare aanhangers, dat de plichtsvervulling in het gesocialiseerde bedrijf niet minder groot mag zijn dan in de privaat-kapitalistische bedrijven, zij zal desnoods met dwang kunnen worden gevorderd, omdat de geheele inrichting een ethischen grondslag draagt. Het wezen van de Bauhütten kan als volgt worden geschetst : De „Bauhütte" is een particuliere vennootschap van hoofden handarbeiders in het bouwbedrijf werkzaam en op volkomen democratischen grondslag ingericht. De bestuursinrichting is vierledig: zij omvat de commercieele leiding, den Raad van Toezicht, de algemeene ledenvergadering en  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 41 de bedrijfsleiding. Deze laatste heeft de zorg voor den goeden gang van zaken en heeft er voor te waken dat het werk deugdelijk wordt uitgevoerd. Zij is samengesteld uit de de commercieele leiders, vertegenwoordigers van de hoofden handarbeiders en van de betrokken vakvereenigingen. Het kapitaal, benoodigd voor het bedrijf, wordt verkregen hetzij van woningbouwvereenigingen, hetzij van staat of gemeente. De Duitsche bouwarbeidersbond steunt deze beweging. Hij heeft reeds een „Verband sozialer Baubetriebe" gesticht en een kapitaal van 5 millioen mark verstrekt. De sociale bouwbedrijven, boven geschetst, beoogen niet het maken van winst. Hun doel is slechts: door gemeenschappelijke samenwerking te voorzien in den woningnood. Zij willen goede en goedkoope woningen voor de gemeenschap bouwen en tegelijkertijd de almacht van den bouwondernemer beknotten. Zij zijn, evenals de gilden, opleidings-instituten in gemeenschapszin. * * * d. Een economisch parlement. Bovenstaande beschouwingen leiden tot de slotsom dat, hoe sceptisch men ook moge staan tegenover de doorvoering van het constructieve socialisme en den duur van het tijdperk van sociale transformatie noodig om het gemeenschapsbeginsel te doen zegevieren, het socialisme heeft opgehouden te zijn een maatschappehjke strooming die louter leeft van verlangens en idealen, maar dat het tegelijkertijd een werkmethode geworden is met als grondslag de maatschappehjke ontwikkeling. Hiermede is natuurlijk niet gezegd, dat het socialisme alleen een practische wereldbeschouwing is. Het hedendaagsch socialisme wil zijn de draagster van een nieuwe cultuur. Het is na den oorlog „Realpolitik" gaan voeren, het-  42 CONSTRUCTIEF SOCIALISME. geen evenwel in geen enkel opzicht beteekent, dat het de ideëele zijde uit het oog heeft verloren. .Tot nu toe ontbreekt een politiek systeem van het socialisme, dat als de bovenbouw kan worden gedacht, passende voor een maatschappij welke rijp wordt voor socialisatie. Dit gemis wordt in de sociahstischepartijenreedslanggevoeld, ook ten onzent, waar de Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij een bijzondere Commissie heeft ingesteld ter be* studeering van dit vraagstuk. Het is de verdienste van de Engelsche economen en historici Sydney en Beatrice Webb een dergelijk systeem te hebben ontworpen. In hun „A Constitution for the Socialist Commonwealth of Great Britain" geven de schrijvers een gedetailleerde ontleding van het tegenwoordige parlement en komen tot de conclusie, dat de oprichting van een „social parliament' („Economisch parlement") naast het tegenwoordige een absolute noodzakehjkheid is. Zij baseeren hun stelsel geheel op Engelsche verhoudingen. „De toekomst zal ons moeten brengen, niet slechts één nationale vergadering, maar twee, elk met een eigen sfeer, echter niet zonder onderlinge relatie, maar toch gehjk-waardig en onafhankelijk van elkaar. Het stelsel van de Webbs gaat uit van dezelfde opvatting als die, welke Cole in zijn werk „Social Theory" huldigt, al. dat de staat onmogelijk zijn leden als zoodanigkan vertegenwoordigen. Hetgeen wordt vertegenwoordigd, zijn nooit individuen, maar altijd zekere doeleinden, waarmede het belang van een groep wordt gediend. De economische belangen kunnen het best door een „Social parliament" worden behartigd. Uitvoerig bespreken de Webbs op welke wijze de werkzaamheden door deze twee parlementen, het politieke en het economische, zouden kunnen worden gedeeld. Tot het domein van het politieke parlement behoort alles wat in het algemeen onder „Buitenlandsche Zaken" wordt verstaan. Het land zal zich moeten kunnen beschermen  CONSTRUCTIEF SOCIALISME. 43 tegen hen die de vrijheid bedreigen. Het politieke parlement zal noodig hebben een eersten Minister (Premier) maar ook — de Webbs denken steeds in het bijzonder aan hun geboorteland — een Minister van Koloniën, een Minister van Nationale Verdediging en een Minister van Justitie. Het werk der departementen zal zich bij de oprichting van een economisch parlement in vele opzichten van het tegenwoordige onderscheiden. Het politieke parlement zal niet mogen worden gekozen door middel van getrapte verkiezingen. Aan de verkiezingen moeten alle volwassenen kunnen deelnemen. Omtrent de taak van het economische parlement kan het standpunt van de Webbs als volgt worden saamgevat: Aan het economisch parlement zal de contröle worden opgedragen van de economische en sociale werkzaamheden. Dit lichaam zal kunnen beslissen, wanneer het noodzakelijk is bezitters van grond of productie-middelen te onteigenen, welke vergoeding er zal worden toegekend en onder welke voorwaarden de onteigening'zal geschieden. Verder bestuurt en contróleert het economische parlement de administratie van de publieke diensten. Het heeft de opperste controle over de economische hulpbronnen en over de industrieën die deze grondstoffen verwerken. Voorts is het belast met de zorg voor de opvoeding van de leden der gemeenschap, waarover haar gezag zich uitstrekt, de zorg voor het verkeer en de wegen, de organisatie van wetenschappelijk onderzoek, de zorg voor kunsten en wetenschappen, muziek en tooneel. Verder moet het economisch parlement een groot deel der financieele verantwoordelijkheid op zich nemen. Ten onzent is het Troelstra, de leider der Sociaaldemokratische Partij, die meermalen — o.m. op de Interparlementaire Socialistische Conferentie van 1907, in de „Sozialistische Monatshefte" van 1907 en ten slotte in zijn rapport voor het Socialistisch Congres van Genève: „Anregungen zum pobtischen System der Sozial-demokratie", op de noodzake-  44 HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. lijkheid van het invoeren van een economisch partlement heeft gewezen. De oprichting van een economisch parlement werd vóór den oorlog slechts schuchter bepleit, thans wordt zij steeds meer als eisch gesteld, waarvan de inwilliging nauw verbonden is aan de positieve strekking van het constructieve socialisme. HOOFDSTUK III. HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. Schoorvoetend, maar welbewust, voert de vakbeweging haar politiek allengs in socialistische richting. Er is veel gestreden over de vraag welke taktiek voor de vakbeweging* de juiste is en welke beginselen zij moet nastreven. Vóór den oorlog werd de vakbeweging in haar eischen, oorsprong en doeleinden veelal gesteld tegenover de politieke beweging van het socialisme. Het Marxistische socialisme vocht voor een betere samenleving, het doel, de verre toekomstige geluksmaatschappij was hoofdzaak en geen actie voor onmiddelhjke lotsverbetering voor de werkende massaas mocht dit ideaal vertroebelen. Liever geen lotsverbetering dan ééne, die niet in de rechte, bijkans mathematisch aangegeven richting van het socialisme ging. Toen Eduard Bernstein, de bekende Duitsche sociaal-democraat, geruimen tijd voor den oorlog, zijn geschrift „Die Voraussetzungen des Sozialismus und die Aufgaben der Sozialdemokratie" schreef, ging er een heftige storm van verontwaardiging op toen men daarin de woorden tegenkwam: Het doel is niets, de beweging alles. Want hij begaf zich op dat oogenblik in dezelfde richting als de vakbeweging, die ook voor de directe verbetering in den toestand der bij haar aangeslotenen strijdt. De opvatting, dat de vakbeweging alleen de directe voor-  HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. 45 deelen ziet en wenscht, heeft er toe geleid, dat deze vóór den oorlog in vele socialistische kringen als een kwaad, zij het ook een noodzakelijk kwaad, werd beschouwd. Afgezien van de extreeme opvatting, dat de vakbeweging de materieele positie van de bij haar aangeslotenen wil verbeteren, de absolute „Verelendung" opheft en dus den dag van de groote Revolutie, de zoogen. „Kladderadatsch" vertraagt, werd ook het gevaar groot geacht, dat de door deze beweging bereikte resultaten bij de arbeiders een geest van sociale zelfgenoegzaamheid zou kweeken, die hen voor den strijd voor de toekomst-maatschappij ten eenenmale ongeschikt zou maken. Het socialisme revolutionnair — de vakbeweging evolutionnair, dit waren de slagwoorden van vele theoretici en practici uit de sociale beweging van vóór 1914. Een andere tegenstelling is die van de politieke en economische taak der arbeiders. De politieke partij zou het regeerstelsel, het kapitalistische, moeten wijzigen, de vakbeweging zou alleen een economische rol hebben te vervullen. Alvorens de totaal-veranderde positie der vakbeweging en ook haar houding tegenover de politieke partijen te schetsen, is het wel interessant hier de meening weer te geven van Karl Marx, die op het in 1865 te Genève gehouden Congres der eerste Internationale de taak van de vakvereenigingen als volgt omschrijft: (Zie Hermann Müller „Karl Marx und die Gewerkschaften"). „Hun toekomsttaak. Afgezien van haar oorspronkelijk doel moeten de vakvereenigingen („Gewerkgenossenschaften") thans wel bewust als middelpunten van de organisatie der arbeidersklasse hare volledige bevrijding nastreven. Zij moeten elke sociale en politieke beweging, welke op dit doel gericht is, ondersteunen. Wanneer zij zichzelve beschouwen als de pioniers en vertegenwoordigers van de geheele arbeidersklasse en dienovereenkomstig handelen, kan het niet anders dan dat de arbeiders, welke thans nog geen deel daarvan uitmaken, zich bij haar aansluiten. Zij moeten zich met volledigen ijver aan de belangen der slechtst betaalde  46 HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. arbeiders wijden, zooals b.v. de op het land werkende daglooners, die door bijzondere omstandigheden machteloos geworden zijn. Zij moeten de wereld overtuigen, dat hare bemoeiingen verre van eng-omgrensd en zelfzuchtig, de bevrijding der onderdrukte millioenen beoogen." De vakbeweging heeft na den oorlog een transformatie ondergaan en zich ontwikkeld in de richting als door Marx aangegeven. Het groote en verheugende feit is daar, dat de vakvereenigingen in de verschillende landen thans bezigzijnte groeien tot machtsinstellingen, wier. beteekenis verre uitgaat boven die van nauwelijks negen jaar geleden. Het spreekt vanzelf, dat hier voor iedere overdrijving moet worden gewaakt. De vakvereenigingen zijn bezig te groeien tot socialistische organismen, zij beteekenen alssocialistische macht die de wereld zal moeten hervormen op dit oogenblik nog weinig. Zij zijn de scholen, waarin millioenen worden opgeleid tot maatschappelijk denkende wezens. De kaste-geest, welke zoovele jaren eigen was aan menige organisatie, is bezig te verdwijnen. We moeten op de oorzaken hiervan een weinig dieper ingaan, omdat daarzonder de essentieele veranderingen in de taktiek en doeleinden der vakbeweging niet kunnen worden begrepen. De oorlog heeft hier eveneens revolutionneerend gewerkt. De oorlog, die de wereld in een rampzalige woestenij herschiep, heeft bij de arbeiders, georganiseerd in hunne eigen belangengemeenschappen, tot verzet geprikkeld en hen doen beseffen, dat alleen de loonstrijd en strijd voor korteren arbeidsduur niet voldoende zijn om hunne economische positie duurzaam te verbeteren. De geordendheid der kapitalistische samenleving is in en door den oorlog volledig verstoord. Vóór alles moet de maatschappij weer worden opgebouwd, wil er ook maar iets terecht komen van de idealen der menschheid. Dit heeft een groot deel der arbeiders tijdens en na den  HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. 47 oorlog begrepen. Er kan geen nieuw leven bloeien te midden van een samenleving, die verdort en uitdroogt. De economische reconstructie is onmisbaar voor de geheele menschheid. Daarnaast moet komen een internationale arbeidswetgeving die den arbeiders een behoorlijk bestaan garandeert. Deze gevoelens kwamen reeds tot uiting op de in Juli 1916 te Leeds gehouden conferentie van vertegenwoordigers van vakbonden uit de geallieerde landen. In een aantal resoluties werden hier de „vredeseischen" der arbeidende klassen gesteld. Op de Conferenties van Bern, gehouden in 1917 en 1919, de eerste tijdens, de tweede onmiddellijk na den oorlog, werden deze eischen opnieuw en in nog uitgebreider vorm gesteld. Op de Conferentie van 1919 waren 17 landen vertegenwoordigd, waaronder de grootste, zooals Frankrijk, Duitschland, Engeland, enz. De internationale organisatie van de vakbeweging, welke in 1901 een aanvang had genomen, was door den oorlog uiteengerukt en het was in de jaren 1914 tot 1919 een tasten en zoeken om de verdwaalde deelen bijeen te brengen. Vooral de Conferentie van Bern heeft hier een groot, goed-voorbereidend werk verricht, want het was de eerste na den oorlog, waaruit een krachtig verlangen sprak om de eenheid weder te herstellen. De eenheid/die geenzins zou kunnen beteekenen een louter mechanische samenvoeging van nationale vakbonden in een federatief internationaal verband, zooals de Vakvereenigingsinternationale van vóór 1914 er een was geweest en die in hoofdzaak statistische gegevens uitwisselde. Zoo van een nieuwe Internationale iets te verwachten was, zou een hechte belangengemeenschap moeten worden gevormd, die de arbeiders zou weten te verheffen en hen tot gerespecteerde deelen der sociale gemeenschap zou kunnen maken. Jouhaux, de leider van de Fransche Confédération Générale du Travail, zeide op de Berner Conferentie hieromtrent:  48 HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. „Welke is de toestand van de arbeidende klasse ? Ten gevolge van den oorlog is de numerieke kracht van de arbeiders aanzienlijk verminderd, terwijl de behoefte aan voortbrengselen in stijgende richting gaat. De arbeidersklasse is geenszins nalatig in het ter beschikking stellen van haar krachten voor de algeheele voortbrenging, maar zij moet er tegen opkomen, dat de arbeiders in deze samenleving worden beschouwd als voorwerpen, die goed zijn om te worden geëxploiteerd. De menschehjke arbeid moet zijn karakter van sociale functie terugkrijgen en het zal niet meer mogen gebeuren, in de toekomst, dat een deel van de menschheid duurzaam veroordeeld wordt tot dwangarbeid — terwijl het andere leeft in ledigheid en van den arbeid van anderen. Ziedaar waarom wij de oplossing van alle geschilpunten niet aan de diplomaten wenschen over te laten. Op dit oogenblik waarop sprake is van een Volkerenbond, van het Recht, van de Vrijheid en van een algemeenen Vrede, lijkt ons het oogenblik aangebroken ons te verstaan over een nieuw beginsel ten opzichte van den socialen arbeid en de waardeering van dezen arbeid". Geen uitgesproken socialisme, maar een verlangen, een willen dat geheel gaat in de richting van het socialisme. Het bleek reeds op de genoemde Conferentie, dat het niet mogelijk zou zijn voor de vakbeweging, haar werk uitsluitend tot het economisch terrein te beperken. Economie en politiek, zij vloeien inéén en een werkehjke emancipatie voor de dienaren van het kapitaal is niet mogelijk,-zoolang niet tevens stelling wordt genomen ten aanzien van de politieke vraagstukken. Dit geschiedde dan ook reeds op de Conferentie te Bern in de volgende Resolutie: nBroedergroet aan de revoluties". „De Internationale Conferentie van Vakvereenigingen, waarvan de afgevaardigden millioenen werklieden vertegenwoordigen, begroet de revoluties, die in een aantal landen tot het omverwerpen van den troon hebben geleid en een einde hebben gemaakt aan de bourgeois-overheersching.  HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. 49 Zij begroet de nieuwe democratieën die, bij een rechtvaardigen en duurzamen vrede, nieuwe perspectieven voor de bevrijding der arbeidende klasse openen. Zij brengt hulde aan allen, die gevallen zijn voor de zaak van den socialen vooruitgang. Zij gedenkt plechtig de millioenen arbeiders van alle landen, die op de slagvelden zijn gesneuveld als slachtoffers in dienst van degenen, die de macht van het geweld tegenover de menschenrechten stelden". Genoemde Conferentie sprak zich tegelijkertijd uit voor spoedige bijeenroeping van een algemeen congres van vakverbonden, waarop de Internationale der Vakbeweging weder zou worden gereconstrueerd. Het constitueerende Congres dezer nieuwe Internationale heeft nog in hetzelfde jaar plaats gevonden. Het aantal vertegenwoordigde arbeiders bedroeg achttien milhoen, een geweldig aantal, indien een vergelijking wordt getroffen met het aantal georganiseerden van vóór den oorlog, dat in 1914 nauwelijks acht millioen bedroeg. * * * Het moeten wel bijzonder plechtige, maar tegelijkertijd tragische momenten geweest zijn, toen, tegen het einde van Juli 1919, de leden van vakvereenigingen uit verschillende landen, die elkaar meer dan 4 jaren op het felst hadden bestreden, bijeen kwamen om een nieuwe Internationale van de vakbeweging te stichten. Het leek aanvankehjk alsof de hemel niet zoo ver was opgeklaard, dat een dergehjk congres mfèt vrucht zou kunnen plaats vinden. Bovendien kwamen leiders der Nationale Bonden bijeen, in wier landen zeer verschillende opvattingen omtrent de taktiek der vakbeweging bestonden. Frankrijk was vertegenwoordigd, het land met revolutionnaire tradities, waarin het syndicalisme tot hoogen bloei was gekomen, België, het vertrapte land en Duitsch- VI. Het Socialisme ik zitn nieuwste Schakeeringen. 4  50 HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. land, het land, door zoovelen als aanstichter van den oorlog beschouwd. Maar gelukkig: men vond elkaar weer en er moeten ongetwijfeld oogenblikken geweest zijn, waarop het elkaar wedervinden de deelnemers meer moet hebben ontroerd dan het historische oogenblik op het Internationaal Socialistisch Congres van 1904 toen bij den aanvang van den Russisch-Japanschen oorlog, de Rus Plechanov en de Japanner Katayama elkaar de hand drukten als bewijs van internationale sohdariteit. Dat genoemd congres, in Amsterdam gehouden, geen socialistisch, laat staan revolutionnair werkprogram opstelde, is te wijten aan het feit, dat zoovele organisaties, van diverse ontwikkeling, elk met haar eigen nationale taktiek, op het Congres waren vertegenwoordigd. Wanneer men de statuten naleest, welke op het Internationaal Congres werden vastgesteld, zal geen spoor van socialisme daarin worden ontdekt. Als doel van het nieuw opgerichte Internationaal Verbond van Vakvereenigingen wordt o. m. genoemd: „De bevordering van de belangen en het streven van de aangesloten organisaties op nationalen en internationalen grondslag. De bevordering van eensgezinde actie in alle vragen van gemeenschappelijke belangen voor de vakbeweging." Indien bovengenoemd program werkelijk als grondslag zou hebben gediend voor de verdere actie van genoemd verbond, zouden wij dit hoofdstuk stellig niet hebben behoeven te schrijven. In werkelijkheid sloeg het Verbond echter een richting in, waardoor zijn werken en willen wel degelijk een plaats behoort in te nemen in een geschrift als dit, hetwelk de na-oorlogsche schakeeringen in het Socialisme behandelt. De oorzaak van het belangrijk verschijnsel, dat de vakbe weging zich n.1. voor het eerst in haar geschiedenis met diepgaande internationale vraagstukken, niet alleen economische, maar ook politieke, ging bezig houden, moet aan tweeërlei oorzaken worden toegeschreven. Ten eersten door-  HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. 51 dat de ontwrichting der economische verhoudingen, als gevolg van de wereldcatastrophe, het vanzelf tot een gebiedenden eisch maakte, dat de vakbeweging, waarin een millioenenleger van werkers is georganiseerd, zich bezig hield met de problemen, die om oplossing vroegen. In de tweede plaats, doordat de politieke Internationale was uiteengeslagen en deze niet in staat was, iets ten bate van de arbeidersklasse te verrichten. De statuten zooals die waren vastgesteld, moeten dan ook worden beschouwd als een voorloopig compromis tusschen de verschillende landen, waardoor althans de oprichting van het verbond mogelijk bleek, een compromis dat ook aanvaard werd door de conservatieve Amerikaansche vakbeweging, die zich echter onmiddellijk terugtrok, toen het bleek, dat de vakbewegingstaktiek zich in socialistische richting ging bewegen. Dat dit groot Internationaal Verbond, ondanks het verhes tengevolge van het uittreden van Amerika, haar ledental in een paar jaar tijds van 18.000.000 tot 25.000.000 zag vermeerderen, is wel het sterkste bewijs dat haar strijdmethode door de arbeiders ten volle wordt gewaardeerd. Wij mogen zonder twijfel van een nieuwe schakeering in het socialisme, het vakvereerigings-sociaksme, spreken. Deze nieuwe geest blijkt uit al het werk dat tot nu toe werd verricht. Schuchter en schoorvoetend heeft zij den socialistischen weg ingeslagen en zij is niet meer daarvan terug te brengen. De internationale vakbeweging heeft vanaf haar bestaan op het verderfelijk karakter van het Vredesverdrag en de samenstelling van den huidigen Volkerenbond gewezen en op haar eerste Congres reeds met kracht geprotesteerd tegen de blokkade der geallieerde landen tegen Rusland. Op haar Internationaal Congres van Londen 1920 heeft zij zich bezig gehouden met de belangrijkste economische vraagstukken en resoluties aangenomen betreffende de noodzakelijkheid van de socialisatie van de productiemidde-  52 HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. len, het instellen van een bureau voor de verdeeling van grondstoffen en betreffende het nemen van maatregelen tot oplossing van het valuta-probleem. Het humanitair karakter der internationale vakbeweging komt sterk tot uiting in de groote steunacties ten bate van de arme bevolking in Oostenrijk en van de hongerenden in Rusland. Dat zij bij deze laatste actie een hoogstaand standpunt ten aanzien van de beteekenis der Russische revolutie heeft ingenomen, blijkt wel uit de verschillende oproepen tot hulpverleening. In den oproep van 7 September 1921 lezen wij in den aanhef: „Het gevaar bestaat dat de hulpactie voor het hongerend volk van Rusland en Georgië in de door misoogst getroffen gebieden, door de vijanden der Russische revolutie in Rusland zelve, evenals in West-Europa benut wordt om de Sovjet-Regeering te doen vallen. De ondergang der Sovjet-Regeering zou slechts het signaal bet eekenen voor den beshssenden strijd der contrarevolutie in de West-Europeesche landen; ook in de landen der overwonnenen, in de landen der revolutie, krijgt de reactie eiken dag meer voet." Tegen het einde van 1921 heeft het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen een krachtige actie ingezet voor den strijd tegen het militarisme. Overtuigd, dat een daadwerkelijke actie slechts zal kunnen worden gevoerd, indien een nauwkeurig, organisatorisch plan daarvoor bestaat, heeft zij op 15 November 1921, in overleg met een drietal Internationale Beroepssecretariaten, n.1. Transportarbeiders, Mijnwerkers en Metaalbewerkers, een voorloopig plan ontworpen. Op het in April 1922 te Rome gehouden Internationale Vakvereenigingscongres werden verdere maatregelen ter bestrijding van oorlog en militarisme besproken. Indien noodig, zal het wapen van de algemeene werkstaking tegen den oorlog worden toegepast.  HET SOCIALISME IN DE VAKBEWEGING. 53 De tot nu toe door de internationale vakbeweging ondernomen acties mogen, strikt genomen, geen socialistische zijn, zij werken ongetwijfeld alle in socialistische richting. Het doel is de vrijmaking van den arbeid. In meerdere geschriften wordt er op gewezen, dat de arbeidersklasse geen heil meer kan verwachten enkel en alleen van loonacties of verkorting van den arbeidsduur, hoewel de strijd daarvoor natuurlijk geenszins mag worden verwaarloosd. De praktijk is nog te kort om thans reeds een oordeel uit te spreken , over de vraag of de internationale vakbeweging bij machte zal zijn al haar desiderata spoedig vervuld te zien. Het kan niet ontkend worden, dat vele wenschen, uitgesproken in talrijke resoluties, tot nu toe onder de vrome moeten worden gerangschikt. Het kapitalisme effectief bestrijden en daarvoor in de plaats een socialistische gemeenschap te stichten, is geen arbeid, die in één nacht kan worden vervuld. Bovendien mag niet worden vergeten, dat de internationale vakbeweging een conglomeraat van organisaties is, waaronder er zijn met een groot verleden en weer andere, die nauwehjks de kinderschoenen zijn ontwassen. Voorloopig zal de vakbeweging, waar zij op goede fundamenten berust, op nationaal gebied meer kunnen verrichten dan op internationaal gebied. De socialisatie, zooals die geeischt wordt door het Internationaal Verbond, zal eerst dan voor verwezenhjking vatbaar zijn, wanneer de socialisatie-gedachte in de verschillende landen tot rijpheidisgekomen, en de socialisatie technisch en economisch voldoende is voorbereid. Aan deze taak werken thans een aantal vakverbonden, met alle kracht waarover zij beschikken. In Duitschland en Oostenrijk, speciaal in deze twee landen, wordt al het mogelijke gedaan om de arbeiders praktisch voor de socialisatie op te leiden. In vele landen worden de arbeiders door de vakbeweging zoodanig opgevoed, dat zij in staat zijn, op een gegeven oogenblik het kapitaal weerstand te bieden door middel van een gemeenschappelijke en directe actie. Alles is nog „im Werden". Onmiskenbaar zijn echter de teekenen,  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 54 die erop wijzen, dat de massaas, hier in langzaam, daar in sneller tempo, in den geest van het socialisme worden opgevoed. Wie het socialisme van deze dagen wil bestudeeren, zal zeker de vakbeweging daarbij niet mogen verwaarloozen. HOOFDSTUK IV. DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. a. Algemeene beteekenis. Wij staan hier voor een wereldgebeuren, waarvan we de beteekenis nog nauwelijks kunnen omvatten. Een half-Aziatisch land met 170 millioen inwoners, tot voor slechts eenige jaren een absolute monarchie, geregeerd door den knoet en verre ten achter in beschaving bij West- en Midden-Europa; een land dat geheel staat buiten de gedachte- en gevoelssfeer van ons, Europeanen. En plots een land dat het middelpunt uitmaakt van aller belangstelling, een land, waarin elke gebeurtenis door het „beschaafde" Europa wordt gecontroleerd en geregistreerd, met het gevolg dat de gang van zaken in dit reuzenrijk beurtelings wordt aangebeden en vervloekt. Nog nooit heeft de menschheid gestaan te midden van een zóó grootsche klassenworsteling als in dit land; nooit was zij zóó onmiddellijk getuige van een stuk historisch gebeuren. En toch hoevelen leven het inderdaad mede, beseffend dat zij zich bevinden temidden van de meest dramatische conflikten en dat de tijd waarin zij leven is Groot en Machtig, rijk aan Daden en Wording? En hoevelen houden rekening met het feit dat de Russische Revolutie niet kan en mag worden beschouwd als een op zichzelf staand Gebeuren, maar als phase in de immense worsteling tusschen de klassen van bezitters en onterfden? Meer dan ooit dient bij het beschouwen der Russische  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 55 Revolutie duidelijk op den voorgrond te worden gesteld, dat wij ons te zeer bevinden midden in de concrete gebeurtenissen, dat wij te veel zien de „Begleiterscheinungen" van deze titanische worsteling, dat wij te zeer door sympathie en antipathie voor bepaalde verschijnselen zijn bevangen, dan dat het ons mogelijk zou zijn zonder vooroordeelen en met volledige objectiviteit de ontwikkeling der Revolutie gade te slaan. Hetgeen voor de Geschiedenis blijvende waarde zal hebben behouden.... zij, die na ons komen, zuilen eerst in staat zijn dit ten volle te beseffen. Het heeft, ook en vooral onder socialistische intellectueelen niet aan mannen ontbroken die in het jaar 1918 reeds waagden de stelling te poneeren, dat met mathematische zekerheid kon worden vastgesteld dat de bolsjewistische leiders zich stellig geen jaar meer zouden vermogen te handhaven. Dit op grond van een aantal voor ieder scherpzinnig speurder onmiskenbaar waar te nemen verschijnselen! En thans tellen we het jaar 1922, vijf jaar zijn sinds de Omwenteling verloopen en niemand waagt het meer zich aan dergelijke voorspellingen over te geven. Retrospectief blijkt het wel mogelijk vaste wetten in de Historie te ontdekken; voor de toekomst blijft het nog altijd een soort hazardspel en te veel onverwachte en nooitgedachte omstandigheden spelen hier vaak parten. Dit staat echter vast: in de Geschiedenis der nieuwe schakeeringen van het socialisme neemt de Russische Revolutie een eerste plaats in en het is onze vaste overtuiging dat, ook al is de wereldoorlog voor de arbeidersklasse noodig geweest om haar acties in zuiver-socialistische bedding te leiden, de Russische Revolutie hiertoe een stuwkracht van ongeëvenaarde beteekenis is geweest. Wanneer we ons thans afvragen, waarom de Russische Revolutie en vooral de vestiging van de Sovjet-Republiek tot zooveel kritiek, zooveel verdeeldheid en diepe afkeer eenerzijds, tot zooveel enthousiasme, diepe bewondering  56 E RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISMI en zelfs adoratie anderzijds aanleiding heeft gegeven, dan is de oorzaak daarvan zonder eenigen twijfel te zoeken in het vreemde, „noch-nie-dagewesene", dat Rusland ons heeft doen zien. De bewondering, de kritieklooze aanbidding — zij wordt begrijpelijk wanneer gedacht wordt aan het licht-ontvlambare hart der massa die, als altijd, haar hoofd verheft en haar adem inhoudt wanneer zij meent in de verte iets te bespeuren van een nieuwen dageraad, die de vrijheid en ontvoogding aankondigt. Voor de felle kritiek en de afkeer, voor zoover zij niet aan louter vooringenomenheid kunnen worden toegeschreven, meenen we vier belangrijke oorzaken te moeten aangeven : _ 1. De verwarring, welke is te weeg gebracht door het niet duidelijk onderscheiden tusschen de bolsjewistische politiek in Rusland zelve en de politiek der Kommunistische Internationale buiten Rusland. 2. De vele veroordeelingen en terechtstellingen door de z.g. „Roode Terreur", vooral in de eerste twee jaren na de Revolutie. 3. De traditioneele opvattingen in de rijen der socialisten omtrent democratie en volkssouvereiniteit, opvattingen waarbij velen zweren en waarvan die der bolsjewisten sterk afwijken, in vele gevallen diametraal tegenovergesteld zijn. 4. De overdreven voorstellingen die velen zich aanvankelijk van deze vrij-plotselinge Revolutie gemaakt hadden en de teleurstelling waartoe dit aanleiding gaf toen was gebleken dat met de Revolutie het Godsrijk op aarde nog niet was gesticht. Omtrent het eerste punt valt op te merken dat de verwarring volkomen begrijpelijk is. De Russische Revolutie en het bolsjewisme zijn typisch Russische verschijnselen en in geen land ter wereld zal noch de Revolutie, noch het Kömmunisme zich realiseer en als in dit analphabetische boeren-  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 57 rijk. Voor zoover de Kommunistische Internationale het kenmerkend onderscheid tusschen Rusland en Europa heeft weggevaagd, heeft zij tot de verwarring bijgedragen. De oorzaak van dit verschijnsel is toe te schrijven eenerzijds aan de zucht tot „schablonenhafte" na-aperij, anderzijds aan de mindere kennis en begaafdheid der Europeesche communistenleiders, geringer in vergelijking met de capaciteiten der leiders in Rusland, hetgeen ook volop blijkt, indien men den geestelijken arbeid van beide groepen nauwkeurig bestudeert. Over de misdaden der zoogen. „Roode Terreur" spreken we in een ander verband. Het derde punt: De botsing der opvattingen omtrent democratie en dictatuur. Ook hierop komen we nader terug, wijzen er echter op, dat de tegenstellingen welke zich hier openbaren, niet alleen bestaan ten aanzien van be- of veroordeeling van het bolsjewisme, maar evenzeer tot uiting komen in de beschouwingen ten aanzien van het gildesocialisme en de vorming van een economisch parlement en de toepassing van functioneel kiesrecht. Ook bij de aanhangers van deze sociale theorieën wordt het karakter der „burgerlijke democratie" sterk gebrandmerkt. De overdreven voorstellingen van de uitwerking der Revolutie. Hier ligt de schuld geheel aan de zijde van hen, die wonderen van haar verwacht hebben. Zij meenen het bolsjewisme het best te kunnen bestrijden door op het onvolmaakte van zijn systeem te wijzen. Het meest zijn zij teleurgesteld doordat niet verwezenlijkt werd hetgeen zij gehoopt en verwacht hadden. Hoezeer hij de Revolutie van 1917 in haar spontane uitbarsting ook had bewonderd, wil de samensteller van dit werkje niet verhelen dat hij een periode heeft doorgemaakt, waarin het hem leek, alsof de bolsjewisten zelve bezig waren de Revolutie in bloed en tranen te smoren. Maar hij heeft leeren inzien de tragische werkelijkheid dat geen nieuwe vreugde voor de menschheid wordt geboren voordat veel  58 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. is geleden en geworsteld en ook veel onrecht begaan. Tot op zekere hoogte moet bij de beoordeeling van een zoo grootsch Gebeuren als dat in Rusland, het menschelijk hart, vatbaar voor onmiddellijke aandoening, het zwijgen worden opgelegd en moet het onmenschelijke in de historie worden gezien als een niet te vermijden element, overal waar massaas elkaar bekampen in den strijd voor emancipatie. b. De weerstand. Wanneer er naar wordt gestreefd, ook maar iets te begrijpen van het wezen der Russische Revolutie, dan moeten klaar en duidelijk voor oogen staan: de ontzettend-moeilijke omstandigheden waaronder Rusland in 1917 schier alleen den strijd voor den vrede heeft moeten voeren. Het was het tragisch lot, door de geschiedenis zoo gewild, dat juist Rusland, het meest achterlijke land, maar ook het land met de revolutionaire tradities en persoonlijke offervaardigheid, de bakermat van de Revolutie zou worden. „Ieder krijgt hetgeen hij verdient — dat is billijk", aldus Maxim Gorki in een artikel over Wladimir Iljetsch Lenin. „Een volk, dat in de verstikkende atmospheer der monarchie versmoort, zonder daden en zonder wil, het geloof in zichzelf mist, niet „burgerlijk" genoeg is, om sterk te zijn tegen den druk in en niet sterk genoeg om het bedelachtige, maar taai verworven streven naar burgerhjken welstand in zich te dooden — dat volk moet volgens de logika zijner dadenlooze geschiedenis, alle drama's en tragedieën doormaken die voor een passief wezen zijn weggelegd, vooral wanneer dit in een tijdperk van bestiaal-ontwikkelden klassenstrijd leeft, een tijdperk waarvan een zoo bloedigen, monsterlijken oorlog als die van 1914—1918 de schandelijkste uitdrukking is." Volgens de marxistische opvattingen zou bij een politieke Revolutie, wil deze slagen, het economisch voorbereidingsproces reeds in een vergevorderden staat moeten verkeeren,  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 59 zoodat de politieke omwenteling slechts de bezegeling is van den inmiddels geschapen toestand. Volgens deze opvatting was Rusland eerst in de allerlaatste plaats het land, geroepen om een politieke revolutie ter bereiking van het socialisme voor te bereiden, aangezien van een economische transformatie in deze richting geen sprake was. En toch werd dit land èn door zijn traditie èn door zijn bijzondere constellatie in de rij der oorlogvoerende mogendheden er toe aangewezen de revolutie te ontketenen. Aan de vraag waarom juist in het half-beschaafd, agrarisch Rusland de proletarische revolutie het eerst tot uitbarsting kwam, moeten we deze laten voorafgaan: Welk oorlogvoerend land was in 1917 in staat en bereid tot een dusdanigen onvoorwaardelijken vrede als door de leiders der Russische Revolutie in 1917 was bepleit? Vrede tot eiken prijs! Rücksichtlose Vrede! Geen opportunistische overwegingen, ook niet een zich afvragen, welke economische ontreddering er zou kunnen volgen op een politieken staatsgreep ten gunste van den vrede. De vrede was eerste voorwaarde voor de regeneratie van het menschdom — de Russen hebben het krachtigst aan het bereiken daarvan medegewerkt. Het was een hevige teleurstelling vqor de bourgeoismachten toen zij inzagen dat het onverzoenlijk optreden der bolsjewisten, na de slappe regeering van Kerensky, geen ijdel spel was geweest, maar weloverwogen ernst. De onverzoenlijkheid der bolsjewisten werd wel duur betaald. De geallieerde machten heten Rusland geen oogenblik rust om op adem te komen. Zij begonnen met de blokkade, waardoor Rusland geisoleerd van „de overige wereld", op zichzelf werd aangewezen. Rusland moest buiten de „zedelijke gemeenschap" der volkeren worden geplaatst. Snel volgden de mokerslagen van talrijke anti-bolsjewistische legers en legertjes elkaar op, om Rusland klein te krijgen en het daarna tot overgave te dwingen. Gedurende het geheele jaar 1918 waren het Russische  60 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. contrarevolutionaire machten, die, nu eens gesteund door de geallieerden, dan weer door Tsjecho-Slowakije en andere landen, Rusland aanvielen. In Augustus 1918 kwamen 200 leden van de reeds ontbonden Constituante te Samara bijeen met het doel een nieuwe nationale regeering te stichten. Deze poging mislukte. Een gelijksoortige proefneming, door Paul Miliukov ondernomen, kon evenmin slagen. In midden-Augustus werd, onder bescherming van de militaire en maritieme krachten van de geallieerden, een „regeering voor Noord-Rusland" gevormd, ditmaal onder leiding van Nicholas Tchaikovsky. Deze regeering eischte: de weder-invoering van de locale zelfregeering, algemeen kiesrecht, reorganisatie van het nationale leger, nieuw offensief tegen Duitschland en vernietiging van het verdrag van Brest-Litofsk. In Mei 1918 stichtten de anti-bolsjewistische bevelhebber Semenov en Admiraal Kolchak, de vroegere bevelhebber van de Zwarte Zee-vloot, een onafhankelijke regeering in Oost-Siberie. Japansche en andere geallieerde troepen en een Tsjecho Slowakisch leger van 50.000 man kwamen Kolchak te hulp. Op 26 Juli eischte opnieuw een regeering te Omsk de erkenning harer souvereiniteit. In Augustus benoemde Generaal Horvath zichzelf tot militair dictator over alle Russische strijdkrachten in het Verre Oosten. Gedurende de zomer en herfst van 1919 verleenen de geallieerden militairen en economischen steun aan Kolchak, Generaal Denikin en Yudenitch. Ziehier zeer in het kort uiteengezet, aan welke aanvallen de sovjet-regeering in de eerste jaren van haar heerschappij was blootgesteld. De hier genoemde aanvallen hebben niet weinig medegewerkt tot de volledige economische ontwrichting van Rusland, handhaving der dictatuur en vorming en uitbreiding van het Roode Leger. „De ons opgedwongen twee-jarige burgeroorlog", zoo  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALlèME. 61 heet het in een oproep van het Centraal Comité der Kommunistische Partij in Rusland van Maart 1920, „heeft ons land economisch volkomen uitgeput. Sedert vele maanden zijn wij van . grondstoffen en steenkolen verstoken. Onze industrie is verlamd, doordat zij een geweldig percentage van gequalificeerde arbeidskrachten aan het Roode Leger moest afstaan. Zeer sterk gaat ons transportwezen daaronder gebukt. Het getal nieuwe lokomotieven en wagons is onbeduidend klein in vergelijking met vóór den oorlog. En steeds grooter wordt het aantal onbruikbare wagons en lokomotieven. In de streken, waarin de benden van Denikin en Koltchak huis hielden, zijn bijna alle spoorwegbruggen in de lucht gevlogen, de wegen vernietigd, de spoorwegrails beschadigd. De katastrophe van de absolute stillegging van het spoorwegverkeer bedreigt ons, wanneer wij deze crisis niet in de eerstkomende tijden te boven kunnen komen". Een volledig economisch débacle dus. En toch zou elke stap terug slechts hebben geleid tot het voet winnen der monarchistische elementen, met als gevolg herleving van het tsarisme en hervatting van den oorlog. In dit licht beschouwd is het een dwaze bewering van Kautsky (in zijn boekje „Von der Demokratie zur Staatssklaverei") „dat de bolsjewisten Rusland vier jaren van bloed, tranen en ineenstorting zouden hebben bespaard, wanneer zij de zelfbeperking van de mensjewiki hadden bezeten, „in der sich der Meister zeigt". Leo Trotzki heeft in zijn in 1920 verschenen boek „Terrorismus und Kommunismus, anti Kautsky" deze bewering fel geloochenstraft en ook de bewering dat de Russische arbeiders alleen door de dictatuur tot samenwerking met de bolsjewisten bereid waren: „Hij (Kautsky) voert uit verschillende redevoeringen en artikelen citaten aan, waarin de negatieve verschijnselen zijn vastgelegd en tracht het zoodanig voor te stellen alsof slechts lijdzaamheid en egoisme het leven uitmaken van het Russische proletariaat in de jaren 1917—1920, het grootste  62 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. revolutie-tijdperk van alle tijden. Kautsky weet er niets van, heeft er niets van vernomen, voelt en vermoedt niet, dat het Russische proletariaat gedurende den burgeroorlog meer dan eens gelegenheid had zich geheel onbaatzuchtig aan te bieden en zelfs „onbetaalde" waakdiensten te verrichten. In de dagen en weken van den opmarsch van Yudenitsch naar Petersburg was een telephonische oproep van de sovjets voldoende om te bewerkstelligen dat vele duizenden arbeiders in alle bedrijven en stadsgedeelten zich naar hunne posten begaven. Dit was niet alleen in de eerste dagen van de Petersburgsche Kommunehet geval, maar ook na. een twee-jarigen strijd, in een kou- en hongerperiode. Onze Partij maakt twee- tot driemaal per jaar een groot percentage van haar leden mobiel voor het front. Op een front^van 8000 K.M. lengte sterven zij en leeren anderen te sterven. En wanneer in het hongerige en koude Moskou, dat de bloei van zijn arbeidersklasse voor het front heeft geofferd, een partijweek wordt georganiseerd, dan stroomen in den loop van zeven dagen 15.000 man in onze rijen. En op welk oogenblik ? Wanneer het gevaar voor den ondergang der sovjet-republiek op het hoogst is gestegen, op een oogenblik waarop Orel is ingenomen en Denikin Tula en Moskou nadert en Yudenitsch Petersburg bedreigt, melden zich in één week 15.000 man aan, die ons in staat stellen tot nieuwe front-uitbreiding. En men kan met volle overtuiging zeggen, dat het proletariaat van Moskou nog nooit, uitgezonderd wellicht in de weken van de November-troebelen in 1917, in zijn revolutionnaire begeestering en zijn bereid-zijn tot het brengen van offers, zóó eensgezind was, als in deze moeilijke dagen, vol gevaren". c. Democratie en Dictatuur. Wanneer in dit werkje wordt gesproken van de nieuwtse schakeeringen in het socialisme, dan is het gewenscht, aan de hand der geschriften der bolsjewisten zelve, na te gaan  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 63 hetgeen volgens hen de dictatuur van het proletariaat beteekent. De lezer zal bij de lezing bemerken, dat de opvattingen der bolsjewisten meest geïnspireerd zijn op de gebeurtenissen in Rusland zelve en niet „schablonenhaft" op andere landen kunnen worden overgedragen. Karl Radek heeft in zijn „Proletarische Diktatur und Terrorismus'', verschenen in 1919, omtrent dit vraagstuk een uiteenzetting gegeven, die ongeveer op het navolgendeneerkomt: Hoe verkrijgen we de staatsmacht? Zullen we exact kunnen vaststellen wanneer we de meerderheid'der bevolking achter ons hebben, zelfs wanneer dit het geval is? Het is duidelijk dat dit bijkans uitgesloten is: wanneer de tijd gekomen is, waarin de arbeidersklasse naar de macht grijpt, dan zal zich dit streven uitdrukken in grooten revolutionairen strijd waarin bourgeoisie en proletariaat met de uiterste inspanning tegen elkaar ingaan. De bourgeoisie zal de proletarische dictatuur met de roode dictatuur beantwoorden. Zij zal de arbeiderspers onderdrukken en de arbeiders-organisaties ontbinden. Het is zeer onwaarschijnhjk dat door middel van verkiezingen zal kunnen worden uitgemaakt welke partij de meerderheid heeft. Het valt ook te betwijfelen of het bewuste, naar heerschappij strevende proletariaat ook voor het overnemen van de macht een meerderheid van de bevolking achter zich zal hebben. De arbeiders staan, zoolang het kapitalisme bestaat, niet alleen onder den invloed van het aangeleerde bijgeloof, maar ook onder den indruk van de macht der bourgeoisie. Velen zullen zich eerst bevrijden tijdens het revolutionnaire proces. De groote meerderheid van het proletariaat zal het geloof aan eigen kracht en geschiktheid om te heerschen eerst verwerven midden in den strijd. Maar, gaat Radek verder, zelfs wanneer- de arbeiders de meerderheid vormen — gesteld dit ware mathematisch vast te stellen, ook dan zou niet te verwachten zijn, dat de bourgeoisie zich aan een meerderheid zou onderwerpen. De bourgeoisie zal zich in het algemeen niet onderwerpen, zij  64_ DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. moet onderworpen worden. Zoolang kapitalistische staten naast een socialistische samenleving blijven bestaan, zal de bourgeoisie er altijd naar streven, eenmaal neergeworpen, zich weer te verheffen. In dit licht beschouwd, acht Radek discussies over dictatuur en terrorisme alleen geschikt om de massaas te doen inslapen. En op de vraag of het geweld een noodzakelijke factor is voor den bevrijdingsstrijd van de arbeidersklasse, houdt Radek zich aan de uitspraak der Chartisten, welke luidt: Wij wenschen ons doel te bereiken, indien mogelijk, op vredelievende wijze, indien noodzakelijk, met geweld. Hier zijn we tevens aangeland bij de beantwoording van vraag 2 omtrent de „Roode Terreur". Zonder eenigen twijfel kan worden vastgesteld dat bij het in bezitnemen van de macht door de bolsjewisten meenig groot onrecht is geschied. Voorzoover de „bourgeoisie" of andere tegenstanders van het boljewistisch bewind niet bijtijds wisten te ontkomen, werden vaak korte metten gemaakt. De bourgeoisie uitroeien werd soms in den meest letterlijken zin opgevat. Het kan dus moeilijk ontkend, dat hier sprake is geweest van een Terreur. Zonder evenwel in het minst te willen onderschatten het leed dat velen hebben moeten ondergaan en de haat en vernedering waaraan zij waren blootgesteld, moet rekening worden gehouden met het feit, dat alleen een uiterststraffe houding de Sovjetregeering voor ondergang kon behoeden. Wie daarbij de mentaliteit van het Russische volk, en de oorlogsjaren die aan de Revolutie voorafgingen, in aanmerking neemt, zal begrijpen dat een revolutie als de Russische veel onrecht en wreedheid met zich moest brengen. In de „Richtlinien der Kommunistischen Internationale", aangenomen door het eerste kongres dier Internationale, gehouden, van 2 tot 6 Maart te Moskou, wordt klaar en duidelijk uiteengezet welk standpunt wordt ingenomen ten aanzien van het vraagstuk democratie en dictatuur.  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 65 Wij laten het betreffende gedeelte (§ 2) hier in vertaling volgen: „De proletarische staat is als elke staat een instrument ter onderdrukking, maar hij richt zich tegen de vijanden van de arbeidersklasse. Zijn doel is den tegenstand der uitbuiters, die in hun wanhopigen strijd alle middelen te baat nemen om de revolutie in bloed te verstikken, te breken, haar onmogelijk te maken. De dictatuur van het proletariaat, die deze klasse openlijk de bevoorrechte plaats in de maatschappij geeft, is aan den anderen kant een voorloopige mstelling. Naarmate de tegenstand van de bourgeoisie wordt gebroken, naarmate deze wordt onteigend en langzamerhand een arbeidende klasse wordt, verdwijnt de proletarische dictatuur, de staat sterft af en met hem de klassen zelf. De zoogenaamde democratie, d. w. z. de burgerlijke democratie is mets anders dan de vermomde dictatuur der bourgeoisie. De veelgeprezen algemeene „volkswil" bestaat evenmin als de nationale eenheid. In werkelijkheid bestaan de klassen met hun tegenstrijdige onoverbrugbare willen. Omdat echter de bourgeoisie een kleine minderheid is, heeft zij deze fictie noodig, de verdoezeling van den „nationalen volkswil" om onder dit goedklinkend woord de heerschappij over de arbeidende klassen te bevestingen en deze haren eigen klassenwil op te leggen. Daartegenover oefent het proletariaat, als overgroote meerderheid der bevolking, geheel openhjk de klassemacht zijner raden uit, teneinde de klasse-voorrechten der bourgeoisie op te heffen en den overgang naar de klassenlooze, Communistische maatschappij te verzekeren. Bij de burgerlijke democratie ligt het zwaartepunt in de louter formeele verklaring der rechten en vrijheden, die echter juist voor het arbeidende volk, voor de proletariërs en half-proletariërs, die geen materieele middelen hebben, onbereikbaar zijn, terwijl de bourgeoisie hare materieele middelen uitbuit, om door hare pers en hare VI. Het Socialisme in zijn nieuwste Schakeeringen. 5  66 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. organisatie het volk te beliegen en te bedriegen. Daartegenover legt het Radensysteem, deze nieuwe vorm van staatsmacht, er den nadruk op, aan het proletariaat de mogelijkheid te willen bieden zijn rechten en vrijheden te kunnen verwezenlijken. De macht der raden geeft de beste gebouwen, huizen, drukkerijen, papiervoorraden, enz., aan het proletariaat voor zijn pers, zijn vergaderingen, zijn organisaties. En slechts daarmede is werkelijke proletarische democratie eerst mogelijk. De burgerlijke democratie met haar parlementair systeem, spiegelt slechts door woorden aan de massa voor, dat zij een aandeel in het Staatsbeheer heeft. In werkelijkheid zijn de massa's en hunne organisaties van de werkelijke macht en van het werkelijke Staatsbeheer verre gehouden. In het Radensysteem besturen de massa-orgarrisaties en door hen de massa zelf, -terwijl de Raden de steeds aangroeiende menigte der arbeiders laat deelnemen aan het Staatsbestuur; slechts daardoor kan het geheele arbeidende volk langzamerhand aan het werkelijke Staatsbeheer deelnemen. Het Radensysteem is dus gebaseerd op de massa-organisatie van het proletariaat, op de raden zelf, de revolutionaire vakorganisatie, de coöperaties, enz. De burgerlijke democratie en het parlementaire systeem, waarbij de macht gesplitst is in een wetgevende en een uitvoerende macht, en waarbij de afgevaardigden niet kunnen worden teruggeroepen, verscherpt de scheiding tusschen de massa en den Staat. Hiertegenover staat het Radensysteem, waarbij de afgevaardigden ten allen tijde kunnen worden teruggeroepen en waarbij uitvoerende en wetgevende macht zijn samengevoegd. Deze Raden zijn arbeidende colleges, zij vereenigen de massa met de bestuurshchamen. Deze verbintenis wordt ook bevorderd, doordat de verkiezingen niet naar kunstmatige territoriale kiesdistricten, doch volgens productie-eenheden (in fabrieken en bedrijven) plaats vinden. Zoo verwezenlijkt het Radensysteem de ware prole-  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 67 tarische democratie, de democratie, voor en binnen de rijen van het proletariaat tegen de bourgeoisie. Het industrieele proletariaat heeft in dit systeem een voorsprong als de leidende, best-georganiseerde en politiek rijpste klasse, onder wier hegemonie de half-proletariër en de kleine boer op het land langzamerhand tot politieke rijpheid komen. Deze voorloopige voorrechten van het industrieele proletariaat moeten worden benut om de armere Mem-burgerlijke massa op het land aan den. invloed der groote boeren en der bourgeoisie te onttrekken en om haar tot medewerker aan den communistischen opbouw te organiseeren en op te voeden." * * * In dit verband wijzen we ook op de opvattingen van Bucharin in diens theoretische studie: „Oekonomik der Transformationsperiode" over de dictatuur van het proletariaat. „Tegenover de vroegere burgerlijke groepen is de dwang, uitgeoefend door de proletarische dictatuur, een dwang van de zijde van een andere klasse, welke tegen het object van haar dwang een klassenstrijd voert; tegenover de niet uitbuitende boerenmassa beteekent de dwang inzooverre klassenstrijd, als de boer eigenaar en speculant is; de dwang beteekent aaneensluiting van de boeren en arbeidersorganisatie. Opvoeding en propaganda voor den kommunistischen opbouw, voor zoover de boer arbeidt en niet uitbuit, dus tegenstander van het Kapitalisme is; ten slotte is de dwang tegenover het proletariaat een organisatie-methode welke door de arbeidersklasse zelve wordt ingevoerd." Bucharin werkt deze gedachte dan als volgt uit: Vanuit een breed historisch standpunt beschouwd, vormt, hoe paradoxaal dit ook moge klinken, de proletarische dwang in al zijn vormen, vanaf het doodschieten tot den arbeidsdwang, een methode tot vorming van een nieuwe,  68 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. communistische menschheid uit het menschenmateriaal van het kapitalistische tijdperk. Inderdaad is het tijdperk der proletarische dictatuur tegelijk een tijdperk van klasse-omvorming. Het Kapitalisme voerde in meerdere of mindere mate tot een voortschrijdende sociale versnippering van de maatschappij, rukte den boerenstand uiteen, vernietigde den middenstand en dreef de klassetegenstellingen op de spits. Dè dictatuur van het proletariaat, die bij haar aanvang de uitdrukking is van de scheuring in de kapitalistische wereld, begint na het bereiden van een zeker evenwicht, de menschheid weer bij elkaar te brengen. De vroegere bourgeoisie, die thans overwonnen en verslagen is, leert Uchamelijken arbeid, verandert geestelijk en wordt opnieuw gevoed. Een deel der bourgeoisie gaat in den burgeroorlog ten gronde, maar het deel dat overgebleven is, is een andere geworden. Ook de boeren en het proletariaat ondergaan geleidelijk een verandering. Op deze wijze worden de specifieke „Klassenmerkmale" uitgewischt. De dictatuur is de hefboom voor deze omvorming en „als geconcentreerd gewelds-element heft de dictatuur ten slotte elk geweld op", aldus de dialectische opvatting van Bucharin. d. De te torsen moeilijkheden. Zooals reeds boven met een enkel woord werd aangegeven, bestaat bij velen de opvatting, dat de bolsjewisten met hun revolutie beloofden een communistische gemeenschap te zullen stichten, terwijl hiervan in de praktijk zeer weinig is terecht gekomen. Wie de geschriften van de Communisten nauwkeurig leest, zal moeten erkennen dat zij nooit hebben beweerd dat, hetgeen in Rusland tot stand werd gebracht, werkehjk Communisme beteekent. Wèl rekenden de bolsjewisten in hun verdoorgevoerd enthousiasme erop, dat de beweging zou overslaan naar andere landen en zou uitdijen tot een wereldrevolutie.  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 69 Zoo schrijft de-Russische leider Sinovjew in een artikel verschenen in het eerste nummer van „Die Kommunistische Internationale" (uitgegeven in 1919) o. a.: „Thans, nu we deze regels neerschrijven, bezit de derde Internationale als haar hoofdbasis reeds een drietal sowjet-Republieken: in Rusland, Hongarije en Beieren. Maar niemand zal zich er over verwonderen, wanneer terzelfder tijd, dat deze bladzijden in druk verschijnen, wij al niet meer drie, maar zés of een nog grooter aantal Sovjet-Republieken zullen hebben. In een dol tempo gaat het oude Europa de proletarische revolutie tegemoet." Voorts: „De overwinning van het communisme in geheel Duitschland is volstrekt onvermijdehjk, In den allereersten tijd zullen er nog verschillende nederlagen zijn; de zwarte vlag zal tijdelijk hier en daar misschien nog over de roode zegevieren. De Roode Vlag zal echter de emd-overwinning behalen En wel in de eerste maanden, misschien zelfs in de eerste weken." In elke revolutionnaire periode kan men, afgezien van de vraag of een omwenteling wel of niet gelukte, soortgelijke exclamaties van hoop en verwachting vernemen. Zij zijn de propagandistische bindmiddelen voor de beweging. Dezelfde klanken, zij werden ook gehoord in de Hollandsche Novemberdagen van 1918. Zij zijn inderdaad niet meer dan klanken, omdat de geschiedenis rustig op hare wijze voortschrijdt, zich niet storend aan de bijvalsbetuigingen van hen die haar maken en beleven. * We moeten nog even terugkomen op de vraag of de leiders der bolsjewistische beweging bewust de voorstelling hebben gewekt, alsof zij in Rusland een samenleving konden stichten van louter geluk en zaligheid. Want velen meenen, dat thans wel het duidehjkst is bewezen, dat het vestigen van een socialistische republiek een onmogelijkheid is.  70 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. Ook zonder zelf communist te zijn, kan-aan de hand der feiten de onjuistheid dezer stelling worden ingezien. Enkele leiders in sovjet-Rusland en vele hunner volgelingen hebben geloofd in een spoedige komst van de wereldrevolutie als redder van Rusland. Zij hebben daarbij de revolutionnaire beweging overschat. Achteraf wordt dit b.v. erkend door Sinowjef, de Voorzitter der Kommunistische Internationale, in diens onlangs verschenen brochure „Die Kommunistische Internationale und die proletarische Einheitsfront," waarin hij op pag. 9 zegt: „In het kort uitgedrukt is de geheele ontwikkeling der Communistische Internationale de volgende: In 1919 verkeerden allen nog volop in de meening, dat we reeds in de eerste jaren over de bourgeoisie zouden zegevieren. Dit is niet geschied; in de eerste plaats niet, doordat de subjectieve factor ontbrak. De toestand was rijp, gelijk Clara Zetkin zeide, maar de noodige organisatie bij de arbeidersklasse ontbrak. De sociaal-demokratie was een negatieve factor, daar zij op het beslissende oogenblik aan de zijde der bourgeoisie streed. Wij hebben dit niet onmiddellijk ingezien en hebben nog een heel jaar lang geschreven en gesproken, alsof het ideaal nabij was." Uit de aangehaalde passage blijkt, dat de communisten hun verwachtingen omtrent de wereldrevolutie te hoog hadden gesteld. Dit was hun ook in vele geschriften van orthodoxe marxisten, mensjewiki en sociaal-revolutionnairen voorspeld. Het gevolg was dat het communisme in Rusland ook niet op die wijze en in dat tempo kon groeien als velen zich hadden voorgesteld. Daarbij speelt de subjektieve factor voor Rusland een groote rol. De bourgeoisie onteigenen en het onteigende bezit nationaliseeren gaat betrekkelijk gemakkelijk. De groote moeilijkheden doen zich eerst dan gelden, wanneer het erom gaat uit deze spontane, revolutionnaire daad een nieuwe maatschappij, gebaseerd op vrijheid en gelijkheid, op te bouwen. Het kan niet worden ontkend dat de voornaamste lei-  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 71 der der Sovjet-Republiek, Lenin, deze moeilijkheden van meet af aan heeft ingezien. In zijn rede, gehouden op het in Mei 1918 te Moskou plaats gevonden Al-Russische Congres van Economische Raden, in het Fransch vertaald onder den titel „Les problèmes présents du pouvoir des Soviets", heeft hij hierop nadrukkelijk de aandacht gevestigd. Slechts wanneer het proletariaat en de boeren m zich zelve voldoende bewustzijn, begrijpen, toewijding en volharding kunnen kweeken, zal de overwinning van de sociale revolutie verzekerd zijn. Met het scheppen van een nieuwen vorm, den Sovjet-staat, die voor de werkende, onderdrukte klasse de mogelijkheid opent, actief deel te nemen aan den onafhankelijken opbouw van de nieuwe maatschapij, hebben wij slechts een klein deel van het moeihjke vraagstuk opgelost. De groote moeilijkheid ligt op economisch terrein: verhooging der productiviteit van den arbeid, het algemeen en nauwkeurig registreeren van de productie en van hare verdeeling, de productie werkelijk tot een gemeenschapszaak te maken." Verder zegt Lenin: „Men moet begrijpen, dat, om met succes te kunnen regeeren, behalve de kunst van te overtuigen, het weten, in den burgeroorlog het te zullen winnen, de kennis van practische organisatie noodzakelijk is. Dit is het moeihjke probleem, want het gaat hier om nieuwe organisatie van de economische grondslagen voor het leven van millioenen en millioenen menschen." Lenin zet verder uiteen dat de wederopbouw een eerste vereischte is en dat, zoolang dit nog niet is geschied, „het socialisme nog niet mogelijk is." Wanneer hij aantoont dat het noodig is, dat de specialisten uit de bourgeoisie, die over de kennis en bekwaamheid beschikken om het productie-proces te leiden door middel van hooge salarissen, „gelokt" moeten worden, verklaart hij onomwonden, dat dit neerkomt op „een kompromis, een schending van de beginselen van de Parijsche Commune". Maar een  72 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME dergelijke tactiek is noodzakelijk. Het is ook noodig openlijk te verklaren, waarom en op welke wijze wij genoodzaakt zijn, een stap achteruit te doen. Lenin erkent dat er fouten gemaakt zijn, „maar hij acht het twijfelachtig of er ooit een zegenrijke müitaire campagne op touw is gezet, waarbij de overwinnaar geen fouten gemaakt heeft en hij heeft moeten lijden onder een tijdelijken teruggang in eenig bepaald opzicht". Dergelijke terugtochten zijn onvermijdelijk. Het komt er thans bp aan, aldus Lenin, met vereende krachten aan de planmatige transformatie te werken en de eenmaal vastgestelde wetten en verordeningen inderdaad uit te voeren. Op het derde Al-Russische Congres van Economische Raden komt Lenin opnieuw op deze vraagstukken terug. „Onze schuld bestaat hierin, dat wij gelooven, alles met eigen kracht tot stand te kunnen brengen. Onze voornaamste moeilijkheid is het gebrek aan geoefende arbeidskrachten. En wij verstaan de kunst niet, uit de arbeidersen boerenmassaas, waaronder zoovele talenten schuilen, die elementen te vinden, die geschikt zijn voor bestuurs- en organisatiearbeid. Het is veel beter, wanneer we zoo spoedig mogelijk van algemeene en meestal vruchtelooze discussies tot de daad overgaan. Dan zullen we onze plichten als organisatoren vervullen en honderden en duizenden nieuwe organisatorische krachten zullen ons toevloeien." . Nog treffender wijst Lenin op de tekortkomingen van zijn eigen bewind in de rede, welke hij in Maart 1921 gehouden heeft op het tiende Kongres der Russische Kommunistische Partij. Men vindt deze rede afgedrukt in de „Russische Korrespondenz" van Maart/April 1921. Een geheel hoofdstuk is gewijd aan de gemaakte „Rechenfehler". Onomwonden, zooals Lenin dit immer gewoon is te doen, worden hier zoowel de economische als de politieke fouten opgesomd. Te begrijpen zijn vele fouten, indien wordt bedacht dat „de overgang van oorlog naar vrede  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 73 ons voor een geheele rij moeilijkheden plaatste, die niet te overwinnen waren, daar het ons aan de noodige ervaring, voorbereiding en materiaal ontbrak. Op deze wijze ontstond de buitengewone uitbreiding en verscherping van de crisis." Wanneer men de redevoeringen van Lenin chronologisch naast elkaar legt en deze achtereenvolgens leest, dan blijkt, dat zijn kritiek steeds meer in „crescendo" gaat. Steeds scherper, steeds vlijmender is zijn oordeel en hij ontziet zich zelfs niet oordeelvellingen te doen welke door den tegenstander prachtig kunnen worden uitgebuit. In zijn te Moskou in dit jaar gehouden rede over de perspectieven van de conferentie van Genua is wellicht het hoogtepunt bereikt. Hij toont echter tegelijk aan hoe alles zich kan beteren. „Aan de spits der voornaamste ondernemingen staat gewoonlijk een communist, iemand waarop men zich onvoorwaardelijk verlaten kan, een beproefd strijder voor het Communisme. Als communist heeft hij niet te miskennen deugden, maar de koopman houdt hem toch voor den gek. Lieden die het een en ander op hun geweten hebben, hebben wij zonder mededoogen bij duizenden uit de partij gesmeten. Ook het partijcongres zal zich met deze vraag bezig houden, zooals dit behoort. Ik denk ook aan de tienduizenden lieden, die slechts in commissies zitten, maar in het geheel geen practischen arbeid vervullen, en daartoe ook niet in staat zijn. Die zullen allen hetzelfde lot ondergaan. Wanneer we ons op deze wijze hebben gezuiverd, zal onze partij met den werkelijken arbeid een begin kunnen maken en deze arbeid zoo opvatten, zooals wij den militairen arbeid opvatten. In dit opzicht moeten we ons zoo hard als steen toonen. Wij schamen ons er niet voor te zeggen dat de, aard van onzen arbeid zich heeft gewijzigd. Onze ergste inwendige vijand is de communist, die niet geleerd heeft, de baantjesjagerij te bestrijden en haar integendeel zooveel mogelijk wil dekken.... Wij behoeven thans be-  74 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME wijzen van geschiktheid en van wat onze lieden werkelijk hebben uitgevoerd." Het zou gemakkelijk zijn, aan de hand van de kritiek van den leider zelve, het bolsjewisme te veroordeelen. Maar wanneer we deze volkomen openhartige kritiek combineeren met de beschouwingen die we gaven over het ontstaan van de Russische Revolutie en de moeilijkheden waarmede Sovjet-Rusland te kampen heeft, dan wordt alles klaarder en dwingt deze kritiek veeleer groote bewondering af. * * e. Economische Reconstrutie. Het algemeen oordeel binnen het kamp der tegenstanders van het bolsjewisme luidt, dat de machthebbers het roer hebben omgegooid op het oogenblik dat zij inzagen, dat er voor hen niets meer te redden viel. Zij keeren terug tot het kapitalisme, zijn niet meer in staat zich te handhaven, smeeken den buitenlandschen kapitalisten hun behulpzaam te willen zijn en der buitenlandsche regeering om erkenning. Wij hebben boven reeds als ons oordeel uitgesproken, dat de economische ineenstorting van Rusland de prijs is geweest dien de bolsjewisten voor den vrede en hun strijd tegen de contra-revolutie moesten betalen. Zoolang er burgeroorlog heerschte, was het niet mogelijk Rusland op te bouwen. En waar bleek, dat de revolutionnaire denkbeelden niet in die mate ingang vonden als de communistische leiders in de jaren 1917—19 hadden gehoopt, waren zij wel genoodzaakt weder met het vijandig buitenland in contact te treden. Het is dus betrekkelijk niets nieuws, indien wordt beweerd dat Sovjet-Rusland afhankelijk is van het buitenland. Omgekeerd mag weieens meer dan tot dusverre nadruk gelegd worden op het feit, dat het  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 75 belang van Europa bij Rusland minstens zoo groot is als omgekeerd en dat de conferentie van Genua voor een aanzienlijk deel daarvan een gevolg is geweest. Door de Russen wordt niet ontkend dat zij de Europeesche kapitalisten noodig hebben en dat zij een aantal besluiten moesten nemen waardoor een aantal bestaande, meer resolute besluiten, kwamen te vervallen. De kardinale vraag is echter deze: of de Sovjet-regeering door het volgen van dezen nieuwen koers het kommunistische terrein heeft verlaten en thans in gewoon-kapitalistische richting stuwt — of dat er sprake is van een voorloopig compromis tusschen bolsjewisme en kapitalisme, een soort „reculer pour mieux sauter." Afgaande op het oordeel der bolsjewistische leiders zelve is dit laatste stellig het geval. Krassin, de man die met tal van kapitalistische staten handelsbetrekkingen tracht aan te knoopen, heeft zooals we lezen in de „Russische Korrespondenz" van Juh—October 1921 in een rede over het Russische handelsverkeer met het buitenland een uiteenzetting gegeven van den huidigen stand van zaken, dien we als volgt kunnen samenvatten. Op economisch gebied komt allereerst in aanmerking de afschaffing van de gedwongen levering door de boeren en de vervanging door een belasting in natura. Dit decreet maakt het den boeren mogelijk de voortbrengselen, die hun na betaling der belasting in natura overblijven, vrij te verkoopen. Nieuwe decreten maken het den huisarbeider ook mogelijk vrij te produceeren, zich vrij de grondstoffen te verschaffen en zijn arbeidsproduct op de markt te brengen. De nieuwe decreten laten ook de coöperatie een grootere speelruimte. De coöperaties zullen er toe medewerken uit de dorpen grondstoffen te verkrijgen en zullen bij de verdeeling der producten een belangrijke rol vervullen. Het hoofddoel, der nieuw-orienteering zegt Krassin, is de grootst mogelijke opvoering der productie. Wij moeten zooveel mogelijk kolen en grondstoffen trachten te krijgen  76 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. om onze noodlijdende fabrieken te helpen en waren te kunnen uitvoeren. Waarom, gaat Krassin voort, kunnen wij dit doen ? Omdat deze verandering van de economische politiek geen gevaar voor de Sovjetmacht meer oplevert. En in zooverre deze nieuw-orienteering meer goederen brengt en daardoor den nood doet verminderen, zal vanzelf ook de warenruil in het land beter geregeld kunnen worden. „En wij zijn van oordeel, dat dit alles de Sovjet-macht niet zal schaden, maar integendeel haar positie zal versterken en consolideeren en de terugkeer tot het tsaar-regime onmogelijk maken. Het hoofddoel is en blijft echter: handhaving der proletarische dictatuur. Dit zullen we bereiken, wanneer bij het toestaan van concessies aan de boeren en het kleinbezit zekere grenzen niet worden overschreden. Welke zijn deze grenzen? „Zij worden door de noodzakelijkheid van het handhaven van een georganiseerd productieplan aangegeven. Wij denken er niet aan, geheel tot het kapitalisme terug te keeren, de verderfelijke eigenschappen, eigen aan het kapitalisme, weer in te voeren, methoden die de ontwikkeling der produktieve krachten in West-Europa tegenhouden. Wij denken er niet aan, de anarchie van de kapitalistische productie weer in te voeren, die daaruit bestaat, dat de afzonderlijke productietakken door niemand worden gereguleerd, dat iedere ondernemer het volle eigendom over zijn bedrijf heeft en dit niet volgens een door den Staat opgemaakt plan beheert, maar zich richt naar den stand van de markt." Bewust, gaat hij voort, doen wij tegenover de boeren en de Wéinindustrie concessies. „Maar ten aanzien van de grootindustrie houden wij vast aan de economische regelingen van het Rijk. Wij behouden het geheele transportwezen in handen van den staat. Het transportwezen, de spoorwegen enz., welke de grondslagen van onze industrie vormen, kunnen we in geen geval aan het private kapitaal overlaten. Ook de buitenlandsche handel blijft geheel in onze handen. De nationalisatie van deze drie gebieden: de groot-indus-  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 77 trie, het transportwezen, de buitenlandsche handel — de generale productie-regeling van het rijk onder de proletarische dictatuur — dit zijn de grondslagen van den Sovjetstaat, waarop wij onder geen omstandigheden terug zullen komen." Aan weder-invoering van den vrijen handel zal dus niet worden gedacht. Krassin geeft het voorbeeld van DuitschOostenrijk. Wie wil, kan ten gevolge van de lage valuta, op dit oogenblik geheel Duitsch-Oostenrijk leeg koopen. Een dergelijke opkoopen kan de Russische Regeering onder geen omstandigheden toelaten, „en zoolang wij nog slechts één roode soldaat hebben, blijven onze grenzen voor de roovers van het vrije ruilverkeer gesloten". *" ' * L,*_ Het is gewenscht hier nog wat dieper in te gaan op de vraag of Rusland volledig, evenals andere landen, de kapitalistische phase zal moeten doormaken om tot het socialisme te komen. Volgens de orthodoxe opvatting van het Marxisme is dit noodzakelijk. Uit de middeneeuwsche feodale maatschappij is het kapitalisme gegroeid. Slaat men de oudere handboeken over economie na, dan leest men, dat de vrije mededinging een van de typische kenmerken is van het kapitalistische tijdperk. En toch, het behoeft nauwelijks betoogd: wie maar even bekend is met de verdere ontwikkeling van het kapitalisme, weet, dat van deze vrije concurrentie niets meer is overgebleven. Het vrije initiatief, de vrije mededinging op de wereldmarkt, zij hebben reeds lang plaats gemaakt voor de getrustificeerde en gekartelleerde bedrijven. Het kapitalisme verliest in zijn verdere ontwikkeling zijn „typische" kenmerken en groeit daardoor schier ongemerkt tot een nieuwen maatschappij-vorm. Het hoogte-punt van het kapitalisme is de zichtbare verscrdjning van het socialisme.  78 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. In den tijd toen Karl Marx zijn theoretische beschou- . wingen publiceerde, had het kapitalisme nog niet het hoogere stadium bereikt, waarin wij ons thans bevinden en waartoe de oorlog in zoo sterke mate heeft medegewerkt. Er . kon dus ook geen antwoord gegeven worden op de vraag of een land noodzakelijk alle stadia van het kapitalisme I moet doormaken om tot het socialisme te komen. Evenmin zal men in de marxistische geschriften ook maar iets kunnen vinden dat als handleiding dienst zou kunnen doen bij het geval-Rusland. Alleen de toekomst zal vermogen te zeggen of het land geslaagd is het gestelde doel te bereiken. Vandaar dat zonder eenigen twijfel de verdere evolutie van Rusland van het allergrootste belang is voor de cultuur in het algemeen en voor de arbeidersklasse in het bijzonder. Nog nauwkeuriger wellicht dan dit door Krassin in zijn boven aangehaalde rede werd geschetst, geeft Radek in zijn onlangs verschenen brochure „Wege der russischen Revolution" een uiteenzetting van de politiek van den wederopbouw van Sovjet-Rusland. Rusland kan, zegt Radek, op zijn bodem geen imperialistische koloniën laten ontstaan, waarbij het Russische proletariaat de rol van witte negers moet vervullen. Indien het noodzakelijk mocht blijken, dat Rusland aan het buitenlandsche kapitaal bepaalde bezittingen moet afstaan, zal dit slechts kunnen geschieden op grond van voorwaarden die concreet tusschen de verdragsluitende partijen zijn vastgesteld. „In de eerste plaats gaat het om de arbeidsvoorwaarden die niet slechter mogen zijn dan die van het overige proletariaat in Rusland". Wanneer verdragen met buitenlandsche kapitalisten worden afgesloten, zullen deze verdragen moeten bepalen, welk gedeelte van de productie de Russische huishouding zal ten goede komen. „Rusland moet, wanneer het zich economisch weer opricht, direct zijn nut trekken van de geconcessioneerde bedrijven, doordat het een deel van de productie tegen den kostprijs betrekt."  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 79 Op de belangrijke vraag of Rusland op den duur niet afhankelijk zal worden van het buitenland, antwoordt Radek: „Wij willen niets mooier voorstellen dan het in werkelijkheid is. Hoe groot ook de concessies zullen zijn die het buitenlandsche kapitaal geneigd is het Russische proletariaat te doen, wanneer het erop uit is, winst te zoeken, — toch zal het feit dat Russische arbeiders voor vreemde winstmakers moeten werken en dat Russische bodemschatten hun nut zullen moeten afwerpen voor een vreemde, kapitalistische maatschappij, het ontstaan van een nieuw element („Fremdkörper") ten gevolge hebben. Maar zoolang Sovjet-Rusland zelf nog een „Fremdkörper" is in het kapitalistische statensysteem, kan het zulke gevaren niet voorbijgaan". Radek erkent dat hier een zeer groot gevaar dreigt. Hoe zal het gaan indien er conflicten dreigen tusschen de Russische arbeiders en de bezitters der geconcessioneerde bedrijven? Is het niet mogelijk, dat de resten der verslagen Russische bourgeoisie zich zullen verzamelen om de vreemde privaat-ondernemingen? Moeilijke vragen om direkt te beantwoorden. Alles hangt af van de vraag of het overgangstijdperk dat Rusland doormaakt lang of kort is. „Wanneer deze samenwerking (n. 1. die met het buitenlandsche kapitaal) vele jaren duurt, dan zou uit de Sovjet-republiek hoogstens een staat kunnen groeien zooals Nieuw-Zeeland en Australië er zijn; een kapitalistische staat geregeerd door arbeiders en boeren, waarin het financieel-kapitaal het proletariaat vergaande concessies doet ten aanzien van de wijze van leven". Deze toestand is beter dan die in de meeste kapitalistische staten, maar hij beteekent geen communisme. Anders zal het gaan wanneer de wereldrevolutie voortschrijdt. „Wanneer de wereldrevolutie langzaam maar zeker voortschrijdt, zooals we kunnen aannemen, zal de kwestie van het belang van het vreemde kapitaal noch omvang noch duur kunnen hebben, die de werkelijke macht van het proletariaat kan bedreigen".  80 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. En op de kritiek, ook van revolutionaire zijde uitgeoefend, hoe Rusland er toe kon komen de bourgeoisie concessies te verleenen, antwoordt Radek kort en bondig: „Ja, juist omdat Sovjet-Rusland het wereldkapitaal niet kan overwinnen — dit kan alleen het wereldproletariaat — is het de wereldbourgeoisie schatplichtig geworden. Daaraan helpt geen verontwaardiging. Deze toestand zal zoolang duren tot de toenemende kapitalistische verwording eindigt | in de wereldrevolutie". Zoo blijft dus voor de kommunisten en met hen, voor de geheele wereld, de vraag op dit oogenblik nog onbeantwoord, of het Sovjet-Rusland mogelijk zal zijn zich te handhaven tegenover het leger van vijanden dat het omringt. En niet alleen ornringt! Want in het land zelf spookt de honger als een uiterst ongunstige factor en is het nog onzeker waartoe deze catastrophe Rusland voeren zal. Al wat bezield is met haat en afkeer jegens Sovjet-Rusland schaart zich aaneen om ook den honger te gebruiken als een instrument, dat tegen de macht der bolsjewisten kan worden aangewend. De moderne politieke partijen en in vakvereenigingen georganiseerde arbeiders doen veel om den hongersnood te bestrijden en verrichten hierdoor een groote humanitaire daad. Maar het is weinig hetgeen ze zelfs allen te zamen vermogen te doen. Dezelfde bourgoisie die geen woorden kon en kan vinden om de „Roode Terreur" van Rusland te vuur en te zwaard te bestrijden, kan wel toezien, dat een bevolking vij f maal grooter dan de totale bevolking van ons eigen land, verhongert. Nansen, de leider der Russische hulpactie, heeft in een rede, gehouden in een vergadering van den Volkerenbond, een fel licht geworpen op de onzinnige toestanden in het kapitalisme en daarmede op de gewetenloosheid, waarmede de bezittende klasse haar macht wenscht te handhaven en uit te breiden. „Ik kan niet aannemen, aldus Nansen, dat de volkeren j  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 81 van Europa gedurende vele wintermaanden met de handen in den schoot zullen neerzitten en toezien dat millioenen in Rusland van honger sterven. De toestand is deze: in Canada is in dit jaar de oogst zoo goed, dat dit land in staat zal zijn driemaal zooveel uit te voeren als voor de bestrijding van den hongersnood noodzakelijk zal zijn. In de Vereenigde Staten verrot het koren in de schuren der boeren, doordat zij geen koopers voor hun overschotten kunnen vinden. In Argentinië is het maïs in dusdanigen overvloed aanwezig, dat men het niet kwijt kan worden en het in lokomotieven stookt inplaats van kolen, omdat dit de eenige manier is het te gebruiken. In Europa en Amerika worden schepen opgelegd: wij weten niet wat er mede te doen — en aan den anderen kant verhongeren 20 tot 30 mülioen menschen. Laten we de feiten zien zooals zij zijn. De Regeeringen heeten niet in staat zijn 5 mülioen pond sterling te geven, zij kunnen het op dit oogenblik niet, zij zijn alle te zamen niet bij machte een som op te brengen die ongeveer de helft uitmaakt van de kosten van één slagschip!" Zooals bekend, heeft de Volkerenbond het verleenen van credieten, ter bestrijding van den Russischen hongersnood, afgewezen. Zal het gelukken, ook zonder hulp der regeeringen, den hongersnood in Rusland te overwinnen en het land voor ondergang te behoeden? Een vraag, waarop het antwoord nog niet kan worden gegeven, maar die voor de ontwikkeling van het socialisme in Rusland en daarbuiten van de allergrootste beteekenis is. * * f. Russische Cultuur arbeid. „Russische cultuurarbeid I" — „Roode Terreur." „Schrikbewind." Terechtstellingen zonder vorm van proces" enz., enz. VI. Het Socialisme in zijn nieuwste Schakeeringen. 6  82 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. Is het mogelijk? Is het denkbaar dat dit volk, nauwelijks bevrijd van de knellende banden van het Tsarisme en gewikkeld in een der bloedigste burgeroorlogen, ook op cultureel gebied werk heeft verricht, dat de moeite waard is te worden vermeld? De bolsjewisten zijn. onmiddellijk, nadat zij de macht hadden veroverd, er toe overgegaan, maatregelen te treffen om het volk tot een hoogeren trap van ontwikkeling op te voeren en in te halen, hetgeen het Tsarisme in een lange reeks van jaren had verzuimd. Wanneer hieronder een en ander omtrent deze pogingen in Sovjet-Rusland wordt medegedeeld dan moet steeds klaar voor onze oogen staan, dat vele maatregelen die wettelijk zijn ingevoerd, nog slechts papieren maatregelen zijn. Het heeft echter ook zijn waarde na te gaan in welken geest en op welke wijze Rusland zijn bevolking wenscht op te voeden. En ten slotte zijn er ook de positieve resultaten. De Russen hebben terecht ingezien dat vruchtdragende kultuurarbeid in de school moet aanvangen. Om daartoe te geraken achten zij het noodzakelijk dat het geheele schoolwezen zooals dit in Rusland georganiseerd was, werd omgevormd. Zij stellen zich daarbij op het volgende standpuntl): *2a£p£ De school is in alle kapitalistische landen een opvoedingsinstituut ten gunste van het kapitalisme. In de scholen, opgericht door de burgerlijke regeeringen, wordt zooveel mogelijk elk socialistisch element geweerd. De volksscholen in het Duitschland van vóór de Revolutie toonen i) Voor het navolgende maakten we voor een groot deel gebruik van het werk van iV. Bucharin en E. Preobraschensky: „Das A.B.C. des Kommuntsmus", Hamburg 1921. De aangehaalde passages zijn aan dit werk ontleend. Zie ook H. Klibanski: „Die Gesetzgebung der Bolsjewiki , bevattende de belangrijkste wetten en verordeningen door de bolsjewisten ingevoerd.  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 83 duidelijk aan, dat de bourgeoisie ernaar streefde door middel van de school trouwe en blinde slaven van het kapitaal te kweeken. Het onderricht in de scholen wordt gegeven volgens een program dat beantwoordt aan de belangen der bezitters. Alle leerboeken ademen denzelfden geest. Dit doel wordt ook beoogd door de burgerlijke literatuur, die gemaakt wordt door lieden, die de burgerhjke maatschappijorde als de meest natuurhjke, de meest onvergankehjke en de beste beschouwen. Het gevolg is, dat de leerlingen, zonder het te bemerken, van den geest der burgerlijke psychologie worden vervuld. Zij worden aangestoken door de geestdrift voor alle burgerhjke deugden, door de vereering van den rijkdom, den roem, titels, en door de zucht naar persoonlijk fortuin. „Het werk van den burgerlijken onderwijzer wordt vervolmaakt door de dienaren der kerk en door godsdienstig onderricht." Met de middelbare en hoogere scholen is hetzelfde het geval. Middelbare en hoogere scholen zijn instelllingen voor de burgerlijke jeugd. Hier wordt de jeugd erop voorbereid de plaats van hun vader als kapitalist, ambtenaarof ingenieur in te nemen. Hier is het klassenkarakter bij het onderricht zeer sterk aanwezig en „wanneer dit op het gebied van de mathematica, techniek en de natuurwetenschappen door het eigenaardig karakter dezer studies wat minder het geval is, dan treedt dit weer bijzonder duidelijk op den voorgrond in de sociale studiën, die eigenlijk de wereldbeschouwing van de scholieren bepalen". De communisten in Sovjet-Rusland staan hier voor een dubbele taak: n.l. het scheppen van nieuwe insteUingen en het vernietigen van de oude. „In de oude school worden leerboeken gebruikt wier samenstelling een burgerlijken geest ademt en leer-methoden aangewend, die de klassenbelangen der bourgeoisie dienen. De oude school was door haar verplicht godsdienstonderricht, verplichte gebeden en kerkbezoek ondergeschikt aan de kerk. De  84 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. nieuwe school heeft de zorg voor het verplichte wegjagen van defi godsdienst uit de school op zich genomen, op welke wijze de godsdienst ook tracht bannen te dringen." Onder het Tsarisme werd het onderricht in de moedertaal der met-Russische bevolking niet toegelaten. „De Russische taal was de onderrichttaal. De nieuwe scnool vernietigt alle sporen van nationale onderdrukking, doordat zij de taal van iedere nationaliteit erkent." In het werk van Bucharin en Preobraschensky wordt verder uiteengezet dat het de taak der overheid is zich met de opvoeding der kinderen te belasten. In de kapitalistische maatschappij beslissen de ouders wat zij met hunne kinderen zullen doen. „Dit recht is van socialistisch standpunt geheel ongegrond. Het individu behoort niet zichzelf, maar de maatschappij, het menschengeslacht toe. Slechts door het bestaan der maatschappij kan elk individu leven en zich ontwikkelen." De maatschappelijke opvoeding der kinderen is volgens de communistische leerstellingen niet alleen uit paedagogische overwegingen noodzakelijk, zij brengt ook economisch een groot aantal voordeden met zich. „Millioenen moeders worden doof het in de practijk toepassen van de maatschappelijke opvoeding vrijgemaakt voor de voortbrenging en hun eigen cultureele ontwikkeling. Zij worden van den geestdoodenden huisarbeid en het ontzaggelijk aantal kleine zorgen, die met de huis-opvoeding der kinderen verbonden zijn, bevrijd." Om al deze redenen streeft de sovjet-regeering naar het tot stand brengen van door vakheden bestuurde kindertuinen, waaraan de arbeiders hunne kinderen kunnen afstaan. Verder van tehuizen, die op een permanent verblijf van kinderen berekend zijn, kinderkolonies, crèches/ enz. Wat de scholen betreft wordt nog het volgende vermeld: Voor kinderen beneden 7 jaren worden „Vorschulinstitutionen" opgericht. Onderricht en opvoeding moeten  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET. SOCIALISME. 85 in de school samengaan. Het onderwijs is verplichtend gesteld, hetgeen een groote vooruitgang beteekent, vergeleken met het tijdperk van het tsarisme. Het onderwijs moet kosteloos geschieden en voor allen hetzelfde zijn. Er moeten eenheidsscholen worden gesticht, scheiding der geslachten mag niet meer bestaan. De gewone school moet openstaan voor kinderen van 8 tot en met 17 jaar. Behalve voor de kinderen wil Sovjet-Rusland ook veel zorg aan de ouderen besteden. „Het Tsarisme het met voorbedachten rade de overgroote meerderheid der bevolking in onwetendheid en „Analphabetismus". De Sovjetmacht die van het Tsarisme een geweldig percentage" analphabeten heeft geërfd, moest natuurlijk de meest heroische middelen aanwenden om deze erfenis Ewijt te raken. Voor dit doel opende zij inrichtingen voor Volksopleiding, scholen voor volwassen analphabeten. Voorts werden nog andere maatregelen getroffen. Behalve haar strijd tegen het analphabetisme moet de sovjet-regeering vele krachten en middelen aanwenden voor de ondersteuning van het zelf-onderricht, voornamelijk voor de volwassenen. Voor dit doel zijn een aantal bibliotheken gesticht die de behoefte der arbeiders kunnen bevredigen; overal waar dit slechts mogelijk is, worden volkshuizen, clubs en volksuniversiteiten gesticht. De bioscoop, die doorgaans als èen middel tot demoralisatie en tot verrijking zijner bezitters dienst doet, wordt — helaas slechts langzaam — een machtig wapen voor de volksverheffing in den geest van het socialisme." Het volgend staatje wordt overgelegd van de stijgende bedragen uitgegeven voor de volksontwikkeling: In het jaar 1891 . . . . 22.810.260 roebels „ „ 1911 ... . 27.883.000 „ „ 1916 ... . 195.624.000 I „ 1917 339.831.687 „ . I „ 1918 .... 2.914.082.124 „ „ eerste halfjaar 1919 . . '. . 3.888.000.000  86 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. Wanneer rekening wordt gehouden met de waardedaling van den roebel dan nog is het bedrag dat alleen in het eerste half jaar 1919 voor volksontwikkeling wérd uitgegeven veel hooger dan het bedrag over het geheele jaar 1911. Volgens het artikel voorkomende in de door Keynes uitgegeven studies „Reconstruction in Europe" vertegenwoordigden in 1919 103 roebel de waarde van 1 roebel van vóór den oorlog. Het in het eerste halfjaar 1919 uitgegeven bedrag voor volksontwikkeling zou dus vóór den oorlog een waarde van ± 377.000.000 roebels hebben uitgemaakt. In het door den Heer J. C. Ceton na diens reis in Rusland geschreven boekje „School en Kind in Sovjet-Rusland" (Amsterdam 1921), geeft deze interessante beschouwingen inzake de volksontwikkeling in Sovjet-Rusland. Uit statistische onderzoekingen inzake de volksontwikkeling blijkt, dat in het jaar 1906 in totaal in Rusland 22.700 scholen bestonden, waarin 1.141.915 kinderen werden onderwezen; van dit aantal waren 904.918 jongens en 236.997 meisjes. „Van alle kinderen in den schoolplichtigen leeftijd kregen 13.8 % der jongens en 3.3 % der meisjes onderwijs. Op elke 14plaatsen was er in Rusland één school, elk onderwijzer had minstens 50 leerlingen." Omtrent de uitgegeven bedragen zegt de schrijver: „Terwijl Canada in 1903 voor volksontwikkehng gemiddeld 5 roebel 92 kopeken per hoofd der bevolking uitgaf en Groot-Brittannië in dienzelfden tijd 4 roebel 50 kopeken, gaf Rusland 44 kopeken per hoofd der bevolking uit." Belangrijk zijn ook de mededeelingen in het artikel van Lunatscharsky: „Revolutionaire voorlichtingsarbeid", gepubliceerd in „Russische Korrespondenz" Jan./Febr. 1921. Lunatscharsky somt hier het volgende op met betrekking tot den thans door Sovjet-Rusland verrichten arbeid:  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 87 1. Het decreet inzake de eenheidsschool is geheel uitgewerkt en in bijna alle talen vertaald. Het vindt niet alleen aanhangers in communistische kringen, maar ook in de rijen der paedagogen. 2. Dé meeste leeraren in Rusland werken in den geest van het communisme; 30% onder hen zijn overtuigde communisten. 3. De vroeger bestaande scholen zijn geheel hervormd en worden door een veel grooter aantal scholieren bezocht dan vóór de revolutie. 4. Het aantal gewone scholen is sedert de revolutie toegenomen met 12.000, het aantal schoheren steeg van 31l2 tot 5 mülioen. 5. Honderdduizenden arbeiders genieten technisch onderricht. Alle op technische hoogescholen studeerenden zijn van den militairen dienst vrijgesteld; de scholen worden sterk bezocht. 6. Aan de hoogescholen zijn „Arbeiterfakultaten"x verbonden. In het jaar 1921 zouden 24 arbeidersfaculteiten met 17.000 studenten worden geopend. 7. Het onderwijs-gebied buiten de school wordt, vooral bevorderd door bibliotheken. Een net van dorpsbibliotheken strekt zich over geheel Rusland uit. 8. De bestrijding van het analphabetisme wordt met de uiterste kracht ter hand genomen en Lunatscharsky is er steüig van overtuigd „dat er na drie a vier jaren in Rusland geen volwassenen meer zullen zijn, die niet in staat zijn tot lezen en schrijven." 9. Op wetenschappehjk gebied wordt er naar gestreefd, het oude apparaat te behouden, en voor de geleerden dragelijke levensomstandigheden te scheppen; een rij beteekenisvolle ontdekkingen zijn hiervan het gevolg. Het is voldoende op de buitengewone ontdekking van Prof. Marr over den oorsprong der Russische en Georgisch-Armenische taal te wijzen, op de analyse van het lithium-atoom van Prof. Róschdestwensky,  88 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME, op de belangrijke physiologische en medische onderzoekingen in het door ons opgerichte röntgenolögisch en radiologisch instituut te Petersburg (een der beste in Europa), op een geheele reeks technische ontdekkingen^ (hydro turf-techniek) enz. 10. De kunst-musea en dergelijke zijn gerestaureerd en toegankeüjk voor allen. Excursies worden georganiseerd, scholen voor kunstnijverheid opgericht. 11. De „Proletkult", de organisatie van een zelfstandige proletarische kunst, geniet volle ondersteuning van Staatswege. Lunatscharski sluit zijn overzicht met het betoog, „dat alleen een proletarische regeering onder de tegenwoordige verhoudingen is Rusland kon bereiken, hetgeen tot dusverre is geschied." De bekende Engelsche publicist Brailsford maakte op het eind van 1920 een studiereis door Rusland, waarvan hij de uitkomsten mededeelt in een interessant werk, getiteld „The Russian Workers' Republic". Voor ons doel is speciaal van beteekenis het hoofdstuk over „Opvoeding en Kunst". Volgens Brailsford is de Russische dictatuur bezig aan haar eigen verdwijnen mede te werken. Zij bereikt dit door haar opvoedenden arbeid. De schrijver verwacht bovenal veel van de opvoeding die de kinderen op school genieten. „De nieuwe generatie die in weinige jaren door deze moderne scholen wordt opgevoed, zal den geestelijken afstand tusschen Oost en West overbrugd hebben en zal evenmin gelijken op den passieven, indolenten en alphabetischen Rus van het verleden als op den gemiddelden Engelschman of Amerikaan." Van de opvoeding in Rusland verwacht hij dus zeer veel. Want hij heeft waargenomen dat de Russen voornemens zijn de kinderen alle genoegens en kennis te verschaffen die hen tot werkelijke cultuur-menschen kunnen  DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. 89 maken. Natuurlijk kan de regeering niet direct al haar wenschen in de praktijk doorvoeren. Zij wordt daarin tegengehouden door het gebrek aan leeraren die haar beginselen deelen; het zal nog jaren duren, voordat de primitieve Russische dorpen meer voor de bevolking zullen hebben volbracht dan het leggen van de fundamenten voor een werkelijke opvoeding. „Maar één ding is bereikt: de Russen hebben de versperring verbroken die tegen de opvoeding was gericht. Nabij Petrograd zag ik een groote kostschool die vroeger slechts bestemd was voor de kinderen van den adel. Thans zijn in drie van elke vier kostscholen kinderen van arbeiders gehuisvest. Zij waren in hun gedrag en manieren even wei-opgevoed als de kinderen wier ouders tot de „intelhgenzia" behooren, even verzot op studie en even verlangend het domein van kunst en wetenschap te betreden waarin zij door een uitmuntenden staf van leeraren werden binnengeleid. Zij leerden zoowel handarbeid als talen en hetzij zij later een beroep zullen uitoefenen of koopman worden nadat zij de scnool zullen hebben verlaten — zij zullen beschaafde mannen en vrouwen zijn, gewend aan logisch denken en aesthetische genoegens." Zoo zijn er tal van uitspraken van mannen van beteekenis omtrent het cultureele werk door Rusland tot nu toe verricht. Zij komen allen daarop neer: trots alle tegenslagen, waaraan Rusland langzamerhand gewend is geraakt en trots de overgroote kommer en zorgen waaronder het land lijdt, is een cultuur in opkomst, die zich niet meer laat verdringen, die groeit en gedijt en die van het analphabetisch Rusland een prototype van samenleving maakt, waarin de bevolking wordt opgeleid in een geest van broederschap en beschaving. Tot slot van deze beschouwing laten we nog volgen hetgeen door Maxim Gorky in het Fransche dagblad „Le Populaire" van 12 April 1919 werd geschreven over het opvoedingswerk in Rusland:  90 DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN HET SOCIALISME. „Het scheppende, kultureele werk van de Russische regeering, die onder de meest moeilijke omstandigheden en niet dan tegen den prijs van heroische offers haar werk deed, is een stuk voorwaarts gekomen en heeft een vorm aangenomen, die tot nu toe onbekend was in de geschiedenis. Dit is geen overdrijving. Slechts korten tijd geleden was ik een vijand van de regeering en nog heden ben ik het met haar werk-methoden oneens. Maar ik weet dat de historici van de toekomst, wanneer zij zullen onder-' zoeken hetgeen de Russische arbeidersklasse in den loop van één jaar heeft tot stand gebracht, niet hun bewondering zullen kunnen intoomen voor het volbrachte schitterende werk op het terrein der beschaving." In dit hoofdstuk hebben we er naar gestreefd, in hoofdzaak aan de hand der communistische literatuur zelve, een beeld te geven van het karakter der Russische Revolutie en van den geest van het bolsjewisme. Als een schakeering van het nieuwere socialisme is de beteekenis der Russische Revolutie en wat er op volgde, zonder weerga. Het was de bedoeling den lezer duidelijk te maken dat het karakter van de Russische Revolutie en van het bolsjewisme werd bepaald door de eigenaardige politieke en sociaal-economische verhoudingen waarin dit land zich bevond, verhoudingen die volkomen afwijken van die in West- en Midden-Europa. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de eigenaardigheden van de Slavische volksziel. Slechts wanneer dit alles ten volle wordt beseft is het voor ons, Westerlingen, mogelijk iets te begrijpen van hetgeen in Rusland heeft plaats gevonden en hoe een zoo straf-doorgevoerde dictatuur zich kon handhaven.  HOOFDSTUK V. Cultureel Socialisme. * In de vorige hoofdstukken werd getracht een beeld te geven van de verschillende stroomingen in het socialisme die haar uitgangspunt vinden in den wereldoorlog. Bij herhaling werd er op gewezen dat in een tijd, waarin nieuwe richtingen opkomen en worstelen om haar bestaan, moeilijk een oordeel kan worden uitgesproken over de bhjvende waarde daarvan. Geen enkele nieuwere strooming die reeds tot rust is gekomen, geen enkele na. den oorlog ontstane theorie, geen enkele nieuw-geponeerde stelling die tot nu toe tot onvoorwaardelijk aanvaarden noopt. Wij staan midden in het slagveld: het is de strijd van de bezitloozen tegen de bezitters. Maar de strategische opstelling is onauiver geworden, want er is nog een dooreenmengsel van nationaleen klasse-gevoelens in verschillende landen. Er is nog misverstand en onklaarheid. Er is nog altijd de psychische nawerking van de wereldramp, het geloof in de militaire kracht, vooral bij de vertrapte landen. Er leven nog bij talrijke lagen der bevolking tradities van eerbied en ontzag voor de begrippen „vaderland" en „vorstenhuis" en er is pok nog overgebleven uit den oorlog het wantrouwen en de haat. De onklaarheid die thans nog besloten hgt in de nieuwste richtingen in het sociahsme is een weerspiegehng van de immense verwarring in het sociaal-economisch gebeuren van deze dagen. Wie intens voelt hoezeer wij nog leven in een tijd van innerlijk verval en moreele verwording, zal zich niet kunnen verbazen over het feit, dat in het socialisme een zoo groote differentiatie van richtingen mogelijk is. En toch — niettegenstaande groote verschillen, die vooral op politiek terrein een voorname rol spelen, —■  92 CULTUREEL SOCIALISME. vinden de socialisten elkaar weer in het domein van den geest. Want in alle vertakkingen van het hedendaagsch socialisme leeft toch dit ééne Groote Verlangen: door middel van economische transformatie de schatten der cultuur terug te geven aan de geheele menschheid. Dit verlangen is, voor wie het wil begrijpen, méér dan een uiting van louter menschehjke ontevredenheid over de ongelijkheid van het bezit. Wanneer van het begrip „cultuur-sociahsme" een definitie moet worden gegeven, zouden we dit willen noemen: het streven naar psychische omvorming van den mensch, in dien zin, dat zijn sociale gevoelens tot het uiterste worden aangekweekt. De cultuur-taak van het socialisme, aldus opgevat, is er geen die slechts betrekking heeft op de arbeidersklasse. Zij ft een zaak voor de geheele menschheid. Wie streeft naar het bereiken van het socialisme, wie zijn geestehjken steun zoekt in een wereldbeschouwing die het grootstmogelijke geluk van allen beoogt, wie in zijn hart de innige overtuiging draagt dat geen ander stelsel dan een socialistisch de maatschappij tot een hooger niveau kan opvoeren, kan het socialisme slechts begrijpen als een vraagstuk waarbij allen betrokken zijn, die aan het bereiken daarvan kunnen medewerken. Vóór den oorlog werd door de aanhangers van het socialisme sterk de nadruk gelegd op de verandering der economische structuur als voorwaarde voor een hoogere beschaving. Het was de tijd waarin het socialisme meer was lokmiddel voor de socialistische partijen om hare gelederen te versterken en daardoor sociale maatregelen door te voeren, dan dat het werd doorvoeld als een levensbeschouwing waarvoor een psychische transformatie evenzeer noodzakelijk was als een economische. Vóór den oorlog was het mogelijk, dat de arbeiders  CULTUREEL SOCIALISME. 93 door middel van hun organisaties economische voordeelen behaalden, zonder dat het karakter der kapitalistische samenleving belangrijke verandering onderging. Na den oorlog dringt echter het besef door — en wordt een substantie van het nieuwere socialisme — dat aangestuurd moet worden op een radicale ommekeer. Voor deze fundamenteele omvorming der maatschappij zijn menschen noodig, in staat daaraan met vrucht mede te werken. Hier betreden we het terrein van het cultureele socialisme. Socialisatie der bedrijven is noodzakelijk ten einde den lust tot arbeiden aan te wakkeren; zeer zeker, maar geen .socialisatie is mogelijk indien deze gemeenschapszin niet reeds tot een zekere hoogte vooraf aanwezig is. Dezen gemeenschapszin aan te kweeken — het wordt beoogd door het cultureele socialisme, waarvan de aanhangers, wanneer ook verdeeld in bijzondere partijen, vereend zijn in den geest. Het socialisme belijden kan voor dezen tijd niet synoniem zijn met het hdmaatschap van een politieke partij. Het socialisme, juist opgevat, zal staan noch vallen met een pohtieke partij en wie aanhanger is van de socialistische levensbeschouwing, hij zal zijn overtuiging handhaven, ook wanneer het duister wordt om hem heen en alle verwachtingen een droom gelijken. Gedurende en na den oorlog is in het geestelijk leven een groote kentering gekomen. In artistieke en intellectueele kringen is de overtuiging ontstaan, dat belangstelling moet worden gewekt voor en deelgenomen aan den maatschappehjken strijd. Het deelnemen aan dien strijd beteekent niet het meedoen aan politiek. De gezichtskring van vele intellectueelen en kunstenaars heeft zich verwijd en zij beseffen langzamerhand, maar in steeds sterkere mate, dat niet de leiders der partijen uitsluitend de mentors van het volk behooren te zijn, maar dat een minstens even groote taak voor hen is weggelegd. Zij  94 CULTUREEL SOCIALISME. beseffen ook allengs, dat het maatschappelijk probleem er geen is van en voor het proletariaat alleen, maar één dat alle leden van onze samenleving omvat. De bemoeiingen van de intellectueelen — waaronder hier ook de kunstenaars worden gerangschikt — met maatschappelijke vraagstukken, vloeit uit verschillende oorzaken voort. Eensdeels is het de economische nood van deze categorie, die haar de oogen heeft geopend voor de realiteit en haar heeft doen begrijpen, dat de belangen van hoofd- en handarbeiders in zeer vele opzichten identiek zijn. Aan den anderen kant heeft de oorlog en zijn uitkomsten er voor gezorgd, dat vele intellectueelen, die eertijds slechts geringe en problematische belangstelling voor sociale en algemeene-cultureele vraagstukken toonden, thans te midden van den strijd staan. De oorlog is sinds enkele jaren geëindigd en heeft zijn definitieve afsluiting gevonden in het Verdrag van Versailles. Plechtig hadden vele staatslieden, voornamelijk die der Entente-mogendheden, verzekerd, dat dit een oorlog zou zijn, die zelfbeschikking voor de volkeren en sociale gerechtigheid zou brengen. De geheime diplomatie zou voor goed hebben afgedaan en imperialistische politiek niet meer worden gevoerd. In werkelijkheid is van dit alles niets terecht gekomen. Het Verdrag van Versailles is de bezegeling van de oude politiek en de diplomatie kan voortgaan in het geheim te onderhandelen en overeenkomsten te sluiten, die weder de kiem van nieuwen strijd in zich dragen. De verdeeling van de wereld in nationahteiten is in vele opzichten een willekeurige, als gevolg van de betrekkelijk toevallige uitkomsten van den oorlog. Van een indeeling der bevolking volgens rechtvaardige aanspraken is doorgaans geen sprake en méér dan vóór het jaar 1914 leeft een gevoel van verzet en opstandigheid in millioenen die zuchten onder het juk van vreemde heerschers. Men kan schouderophalend oordeelen over een dergelijke mentaliteit en van  CULTUREEL SOCIALISME. 95 meening zijn, dat het voor een bevolking doorgaans „gleichgültig" is, in welke nationaliteit zij is ingelijfd — het gevoel van verongelijkt te zijn is daar en kan niet door redeneeringen uit den weg worden geruimd. Een dusdanige toestand, waarin Europa zich, bevindt en die weer met zich brengt een permanente ontwrichting van het economische leven, kan op het inteüect niet zonder uitwerking blijven. Het kan geen verwondering wekken, dat in kringen die niet onmiddellijke aanrakingspunten met het socialisme hebben, een gevoel van verzet is ontstaan tegen de huidige samenleving. Dit verzet, dat in verschillende landen op geheel andere wijze tot uiting komt, behoort, voorzoover het zich heeft omgezet in een vast omlijnd program, wel degelijk een plaats te hebben in de bespreking van het cultuursociahsme. Zoo moet hier in de eerste plaats worden gewezen op het bestaan van de „Union of Democratie Control" in Engeland, een organisatie gesticht in de eerste jaren van den wereldoorlog. Welke zijn de beginselen van deze organisatie? Zij komen op het volgende neer: De Vereeniging wenscht elke politiek, die leiden kan tot een duurzamen vrede, te steunen. Zij wil bij de volkeren belangstelling opwekken voor buitenlandsche politiek en de best-mogelijke betrekkingen van internationale vriendschap en samenwerking helpen bevorderen. Verder wordt geeischt, dat geen verdragen of overeenkomsten tusschen regeeringen tot stand zullen komen, zonder sanctie van het parlement. Volledige contröle op de buitenlandsche politiek moet daardoor kunnen worden uitgeoefend. Vermindering van de bewapening door internationale overeenkomsten, nationalisatie van de wapenproductie en contröle door den Volkerenbond op het vervoer van munitie. Bevordering van den vrijhandel. Zelfbeschikkingsrecht der naties. Ontwikkeling van den Volkerenbond in democratische richting, toelating van alle  96 CULTUREEL SOCIALISME. naties. Verbod van het vormen van afzonderlijke militaire allianties. En als laatste punt: Herziening van de Vredesverdragen van 1919. / De „Union of Democratie Control" heeft gedurende de zeven jaren van haar bestaan een krachtigen strijd gevoerd tegen nationale vooroordeelen en tegen de gevaren van de politiek, die door de meeste regeeringen wordt gevoerd buiten het volk om. Zij heeft daarmede in Engeland een goed stuk cultuur-werk verricht. De mentor van deze geheele beweging is E. D. Morel, tevens redacteur van het orgaan der Vereeniging „Foreign Affairs"; van deze groep maken voorts deel uit mannen als Ramsay Macdonald, Ponsonby, J. A. Hobson, Brailsford, Norman Angell en kapitein Wedgwood. Onder de buitenlanders die zich verdienstelijk hebben gemaakt in den strijd tegen den oorlog, mannen als Barbusse en Romain Rolland, vindt het werk van de Engelschen veel sympathie en bewondering. De machtsverhoudingen in Europa na den oorlog brengen met zich, dat de strijders voor een betere maatschappelijke orde in vele opzichten moeten optreden als de belangenvertegenwoordigers der onderdrukte naties. Zij zijn daardoor meermalen door hunne landgenooten als verraders van eigen volk beschouwd. Maar het deert hun niet en dapper zetten ze hun werk voort, daarbij gesteund door een groot deel der Britsche arbeidersbeweging. Een soortgelijke vereeniging als deze Engelsche is de onlangs in Frankrijk opgerichte „Union populaire pour la paix universelle." Mannen van verschillende politieke richting hebben zich bij deze beweging aangesloten en den strijd aanvaard voor een gezond, consequent internationalisme. Een dergeüjke organisatie is ook de in Duitschland bestaande „Bund neues Vaterland", die gedurende den oorlog zeer goed werk heeft verricht en één der eersten is geweest, die zich tegen de Duitsche oorlogspolitiek heeft verzet.  CULTUREEL SOCIALISME. 97 Een zuiver geestelijk karakter draagt de Clarté-groep in Frankrijk, die vóór alles strijdt voor internationale broederschap en saamhoorigheid. De vereeniging heeft geen politiek karakter, hoewel zij haar beginselen het best verdedigd acht in de leerstellingen der „Communistische Internationale". De „Producteur-groep" in Frankrijk gaat uit van intellectueelen, die het recht van waardeering opeischen voor hunnen arbeid, die, volgens eigen opvatting, al te zeer is miskend. Zij bestrijden voor een deel het marxistische socialisme, dat te veel den nadruk heeft gelegd op de beteekenis van den handenarbeid. Naast erkenning voor eigen arbeid, streeft de „Producteur"-groep ernaar, de klove, welke er bestaat tusschen hoofd- en handarbeiders, te overbruggen. Over het religieuse socialisme hebben we in dit werkje weinig gezegd, omdat deze strooming niet los kan worden gemaakt van tal van sociologische en philosophische vraagstukken. De behandeling daarvan bevat stof voor een afzonderlijk boekje. Toch mag het religieuse socialisme hier niet onvermeld blijven. Het religieuse socialisme is een reactie op de socialistische propaganda van de laatste decenniën, waarbij de strijd voor stoffelijke welvaart op den voorgrond stond. Vele pioniers van de socialistsiche beweging beschouwden de kerk doorgaans als één der ernstige belemmeringen voor de propaganda van het socialisme. De kerk heeft bepaalde leerstellingen die eenvoudig-weg moeten worden geaccepteerd en die de massa daardoor beletten hunne eigen belangen te bëgrijpen. De meeste officieele leiders der socialistische beweging waren daardoor vanzelf vrijdenkers en verklaarden zich principieel tegenstanders van eiken vorm van godsdienst. De kerk heeft doorgaans alleen de reactie goede diensten bewezen. Door George Lansbury, zelf Christen-sociahst, wordt dit in zijn geschrift „Your part in Poverty" nog VI. Het Socialisme in zijn nieuwste Schakeeringen. 7  98 CULTUREEL SOCIALISME. eens duidelijk aangetoond. „Gedurende mijn leven zijn er talrijke arbeidsconflicten, uitsluitingen en stakingen geweest, maar ik herinner mij niet één keer, dat de leiders van de kerken zich er mee bezig hielden en een bepaalde stelhng innamen." Nooit verklaarden zij zich onomwonden tegen de werkgevers. Hetgeen de kerken hebben gedaan is slechts het prediken van bescheidenheid in de door de arbeiders te stellen eischen en het afzien van werkstakingen. Ook hebben de kerken bijna zonder eenige uitzondering den oorlog gesteund en om genade en overwinning gesmeekt voor het volk van het eigen land. Zij hebben zich daarbij dus op hetzelfde standpunt geplaatst als de heerschers van het land waarin zij gevestigd zijn. Wanneer de kerk voor velen niet meer de plaats is voor de bevrediging der religieuse behoeften, omdat deze instelling niet in staat is mede te werken aan het bereiken van nieuwe cultuur-idéalen, dan moet op andere wijze naar bevrediging daarvan worden gezocht. Want, ook onder de aanhangers van het socialisme zijn er velen, die het historisch-materialisme slechts een beperkte beteekenis toekennen en het mysterieuse dat het Leven eigen is, niet door deze leer verklaard achten. Zij zoeken naar Wijding en Luister in het Leven. Zij voelen het tekort van het moderne socialisme, dat den metaphysischen kant te zeer verwaarloosde, en wenschen het socialisme tot een alomvattende levensbeschouwing, die ook ideëel bevredigt, uit te bouwen. Vatten we nog eens samen, voor welke taak het socialisme thans geplaatst is, dan zien we dat een heroïsche taak op zijn schouders rust. In de eerste plaats moet het afleeren het ontzettend individualistisch denken eigen aan den mensch in het kapitalisme. Het moet vastgeroeste denkwijzen, die van geslacht  CULTUREEL SOCIALISME. 99 tot geslacht werden overgenomen, afbreken en het moet tegelijkertijd nieuwe gedachten kweeken. Het moet geheiligde overtuigingen en rotsvaste meeningen met een herculische kracht bestrijden. Het moet een geslacht kweeken van gansch nieuwdenkende wezens. Het moet de rust verstoren tusschen vaders en zonen en het moet scheidingen teweegbrengen tusschen dierbare vrienden waarvan de een bleef staan in het labyrinth der oude gedachte en het hart van den ander werd vervuld van blijde gevoelens van nieuw en grootsch idealisme. Het cultuur-sociahsme wendt zieh dus tot allen, die geroepen zullen zijn het sociahsme tot een werkelijkheid te maken. Het richt zich niet, gehjk het utopische sociahsme der 19e eeuw tot de klasse van bezitters om haar te overtuigen van het goed recht van den arbeider op de dikkere snede brood. Het heeft zijn beginsel niet gegrondvest op het vertrouwen dat de tegenstanders het goed recht van zijn eischen zullen erkennen. Het richt zich behalve tot de massa der bezitloozen tot de groote groepen van intellectueelen en technici. Het wendt zich tot den ingenieur zoowel als tot den gewonen arbeider. Tot den eerste zegt het: De maatschappij bevindt zich in een voortdurende evolutie, de tijd wordt rijp voor socialisatie, geef Uw kracht en energie die we zoozeer behoeven voor deze zaak, wij hebben U noodig, maar pok gij hebt ons noodig, want gij zult meer bevrediging vinden in Uw werk wanneer gij weet te arbeiden voor de gemeenschap dan wanneer gij U de dienaar voelt van enkelen, voor wier persoonlijk belang gij arbeidt. Tot de arbeiders zegt het: Staat op tegen het denkbeeld van het rustig verdragen van de fatsoenlijke armoede. Ontdekt de leugen die ligt opgesloten in de woorden dat er armen en rijken moeten zijn. Laat liever een alles verteerende vlam van haat tegen het bestaande in U ontstaan  100 CULTUREEL SOCIALISME. dan dat ge het gevoel van doodsche berusting behoudt. Leert het karakter dezer samenleving kennen, doorgrondt haar voosheid en verwording. Leert inzien dat de cultuur van deze dagen alleen geldt voor een onbeduidende minderheid. Leert zijn de waarachtige dragers der toekomst met Uw hoofd, en vooral Uw hart. Het richt zich voorts tot den man van de wetenschap en tot den kunstenaar. Tot den eersten zegt het: gij hebt schatten vergaard van kennis en wijsheid. Gij hebt de wereld rijk gemaakt aan grootsche ontdekkingen en schoone denkbeelden. Gij zult daarvoor eerst bhjvend dank kunnen oogsten wanneer al hetgeen door U in moeihjke uren van inspanning is gewrocht, zal worden genoten door allen bij wien de aanleg daarvoor niet ontbreekt. Het wendt zich hier ook in het bijzonder tot de mannen der wetenschap die een maatschappelijke taak vervullen. Het eischt van den geneesheer dat hij zijn taak zal opvatten als die van verzorger der Menschheid, en het misprijst hem telkenmale dat hij een menschenleven veronachtzaamt, door onverschilligheid geleid. Het juicht toe de opkomst van een jong geslacht van medici, dat zijn zware maar heerüjke taak begrijpt. En tot de kunstenaars: tracht uwe kunst te stellen in dienst van de menschheid. Houdt op met het cultiveeren uwer eigen smarten en smartj es, maakt een einde aan het individualistisch denken en voelen, dat slechts de uiting is van den eenzamen mensch. Beschouwt Uzelf niet als een ongenaakbaar heilige, maar gaat midden in de massa, in het volle leven, waaruit gij ten eeuwigen dage scheppingskracht zult putten. Wie de literatuur over het socialisme van vóór den oorlog doorbladert, ontmoet ook de bewering dat de sociale kwestie slechts een maagkwestie is. Het was een gangbare opvatting in de rijen van het burgerlijk  CULTUREEL SOCIALISME. 101 intellect, dat de bevrediging der stoffelijke behoeften allen lust zou ontnemen om socialen strijd te voeren. Veel is er veranderd. We kunnen de beteekenis van het socialisme niet beter schetsen dan door er op te wijzen, dat deze levensbeschouwing thans te midden van de cultuur-richtingen een eerste plaats inneemt. Geen professor in de staathuishoudkunde, die meer durft zweren bij het eeuwige bestaan van het kapitalisme, maar ook geen kunstenaar of wijsgeer, die mediteert over den tijd en zijn verschijnselen en daarbij het sociahsme buiten beschouwing kan laten. Dit is de overtuiging die we putten uit de geschiedenis van het socialistisch denken na. den oorlog, waarvan wij hier een samenvattend overzicht hebben pogen te geven.   INHOUD. Enkele inleidende gedachten 1 HOOFDSTUK I. De oorzaken van het verzet . 8 HOOFDSTUK II. Constructief socialisme .... 16 a. Streven naar socialisatie 18 b. Industrieele democratie 25 c. Gilde-socialisme 31 d. Een economisch -parlement 41 HOOFDSTUK III. Het socialisme in de vakbeweging 44 HOOFDSTUK IV. De Russische revolutie en het socialisme 54 a. Algemeene beteekenis 54 b. De weerstand 58 c. Democratie en dictatuur 62 d. De te torsen moeilijkheden 68 e. Economische reconstructie 74 f. Russische cultuur arbeid 81 HOOFDSTUK V. Cultureel Socialisme 91  DE PERS OVER ELSEVIER'S ALGEMEENE BIBLIOTHEEK." „Een onderneming, die de* uitgevende firma, die dezen tijd en ons land tot eer strekt." Letterkundig Weekblad der N. R. Crt. „De uitgave ziet er goed uit: een groen linnen bandje met een goudgestempelde rug, ontworpen door A. v. d. Valk, een duidelijke druk; kort en goed; een even bescheiden als smakelijke verzorging van het uiterlijk bij een opvallend billijken prijs". De Telegraaf. „Het denkbeeld lijkt ons zeer gelukkig. Het kreeg moreelen steun van een groot aantal Nederlanders van aanzien en gezag in de wereld der letterkunde, journalistiek, kunst, wetenschap en het politieke leven. „Het eerste deeltje, dat thans voor ons ligt, rechtvaardigt uiterlijk en door zijn onderwerp dien steun geheel". De Nieuwe Courant. .... „men kan niet anders dan deze onderneming het beste toewenschen, en ieder die het goed meent met Nederlandsche volksontwikkeling zorge in eigen kring, dat leeszalen, leesgezelschappen, vrienden en kennissen (niet het minst hunne kinderen) zich de voor dezen tijd geringe kosten getroosten van een abonnement". Bloemendaalsch Weekblad. „Te oordeelen naar de reeds verschenen vier deeltjes wordt deze uitgave juist iets voor ons, intellektuelen met niet te ruime beurzen. Het boekje van de Gruyter over de Russiese revolutie mag geen enkele onderwijzer ongelezen laten; dat van Stokvis over Indië haalt de Indiese geschiedenis van 1795 af op; dat van Prof. Valewink is een uitstekend werkje om leeken belangstelling voor de sterrenkunde te verschaffen, en geeft z'n lezers bovendien reeds een schat van wetenschap op eenvoudige wijze. „De abdis van Castro" is een staaltje van de goede „wereldliteratuur", die door deze bibliotheek gebracht kan worden." De Bode. „Wie inzien, dat ruime ontwikkeling, fijne beschaving en levensgenot hand aan hand gaan, zullen goed doen zich op deze uitgave te abonneeren". Prov. Geldersche en Nijmeegsche Courant. „Het wil ons voorkomen, dat eene onderneming als deze den steun verdient allereerst van hen, die de „teekenen des tijds" verstaan. Te trachten een tegenwicht te vormen tegen de bedenkelijke ontwrichting, niet het minst op geestelijk gebied, onzer hedendaagsche samenleving, het is een loffelijk streven. De koloniale literatuur zal stellig niet worden vergeten, want wel geven de uitgevers blijk van een hooge opvatting van hun taak, want het is een taak welke een roeping evenaart." Het Koloniaal Weekblad.