r KAAM- EN ZAAK-REGTSTER
' VAK UK
VF^HèWLINGEN EN BIJDRAGEN
■KONINKLIJKE A KADEMIE VAN WETENl-'GRAPERS ' \ TE AM8ÏEM)AM ' AVl)t:i:}A\U LETTERKUNDE, EN/,.
TOT; jüNI 1920.
SI ET HKGISTtai Dliü, VAN 1859—^1920
.(ftgl AMSTETiDAM,
# ' -I <) 1 f V N NE S M U L L EII. ;.



.. KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK
■■■■lil
1373 9799









VERHANDELINGEN EN BIJDRAGEN
UITGEGEVEN IN DE WERKEN DER
KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN TE AMSTERDAM
TOT JUNI 1920.
AFDEEL ING LETTERKUNDE, ENZ.
AMSTEKDAM, JOHANNES MÜLLER. 1920.






I.
NAAMREGISTER.
TOELICHTING.
De Verhandelingen zijn aangeduid door staanden. de Bijdragen door cursikven druk.
A. I—XX = Verhandelingen eerste reeks I—-XX
B. I—XXI = „ tweede „ I—XXI
A. I—XII — Versl. en Mededeelingen eerste reeks I—XII
li. I—XII = „ „ „ tweede „ I—XII
C. I—XII = „ „ „ derde „ I—XII
D. I—XII = „ „ „ vierde „ I—XII
E. J—IF = „ „ „ vijfde „ I—IV






A.
ACQUOY (J. G. E.), Kerstliederen en leisen .. C. IV. 352
ACQUOY (J. G. R.), Be kroniek van het fraterhuis te Zwolle B. IX. 4
ADRIANI (N.), Be intensieve of activiteitsvor-
men in eenige talen van Indonesië B. IX. 319
ADRIANI (N.), Indonesische rechtstaal E. IV. 377
ADRIANI (N.), Be schoone slaapster in het bosch
en een gelijkluidend verhaal in Midden-Celebes E. II. 171
ADRIANI (N.), Be Toradjasche vrouw als priesteres E. II. 453
ASSER (T. M. O), Het tractaat van Conslanti-
" nopel van 29 Oct. 1888 betreffende de vrije
vaart door het Suezkanaal. . C. VI. 166
ASSER (T. M. C.), Een onuitgegeven brief van
Jeremias Bentham aan koning Willem I G. IX. 179
ASSER (T. M. C), Het Haagsche verdrag van
14 Nov. 1896 B. I. 173, 193
ASSER (T. M. O), Be Akademie voor Internationaal recht B. XI. 282
ASSER (T. M. C.), Nationaal recht en Internationaal scheidsgerecht B. V. 245
D'AULNIS (J. — DE BOÜROUILL), Be logica vdn Hegel en zijn bewijs van de valwet der lichamen *« i. 289
D'AULNIS (J. — DE BOUROUILL), Pierre Joseph Proudhon en zijn systeme des contradictions êconomiques enz B. VIL 183
B.
BAKE (J.), O eer een financieel incident bij den Jtheeuschen Staat, na de opheffing van het schrikbewind der XXX tyrannen A. V. 302
BAKE (J.), Terklaring van eene Attische Lns-
criplie A. III. 276



6
BAKE (J.), Over Attisch Staatsrecht A. VI. 220
BAKE (J), Over de methode van onderzoek naar de echtheid of de onechtheid van de op naam van Cicero gestelde Eerste Catilinaria....... A. II.
BAKE (J-.), Ooer de studie der Griehsche inseriptiën. A. I. 195
BAKE (J.), Over de vraag, of Plutarchus de auteur
is van het stuk 7rsp) u\povg A. III. 72
BAKHUYZEN (W. H. VAN DE SAN DE),
Het dogmatisch karakter, dat aan hetévan-
gelie van Lucas wordt toegekend ' A. XVIII.
BAKHUYZEN (W. H. VAN DE SANDE),
Opmerkingen over eenige plaatsen van. het
Nieuwe Testament J). IV. 213
BAKHUYZEN (W. H. VAN DE SANDE),
Hel fragment van het evangelie van Petrus. . C. IX. 329
BAVINCK (H.), Psychologie der religie 1). IX. 147
BAVINCK (H.), Ethiek en Politiek .. E. II. 99
BEAUEORT (W. H. DE), De academie voor internationaal recht te '* Gravenhage.. . . . . B.XII. 423
BEAUFORT (W. H. DE), Paolo Sarpi en Con-
stantijn Huygens ; D. VII. 288
BEETS (N.), Eens academische rede ouder de
fransche over heer sching , C. IX. 164
BEETS (N.), Een woord over Jan van Foreesl,
latijnsch dichter C. VI. 154
BEETS (N.), Mededeeling omtrent eeue voorge-
nomene nieuwe uitgave van Hoofts Gedichten . A. VIL 160 BEETS (N.), Polyglottische uitgave van de Cent
emblémes chrestiens van G. de Montenay B.XLL. 186
BEETS (N.), Over onuitgegeven gedichten van
Anna Roemer Visschers B. VLLI. 35 264
BEETS (N.), Vondel en Rembrandt C. LLL. 237
BEMMELEN (P. VAN), Les notions fondamen-
tales du droit civil B. I.
BEEGH (L. PH. O VAN DEN), Celten en
Germanen a. 1. 257
BERGH (L. PH. C. VAN DEN), Een oud
latijnsch opschrift • Q. L 249
BERGH (L. PH. C. VAN DEN), De binnen-
landsche staatkunde van 'Oldenbarnevelt B. XLL. 72



7
BERG (N. P. VAN DEN), De regeling der bank-
biljeltenemissie hier te lande C. XII. 225
BERG (N. P. VAN DEN), Goen en de vrije
vaart en handel in ladië D. IV. 300
BERG (N. P. YAN DEN), négeering en drukpers in Britsch-Indië D. II. 77, 1.13
BERG (N. P. VAN DEN), Plannen voor een
staatsdomeinbank en éen stadsgirobank D. VIII. 205
BLOK (P. J.), Het kaas- en broodvolk C. X. 239
BLOK (P. J.), De Nederlandsche vlugschriften over de vredesonderhandelingen te Munster 1643—1648 : D. I. 292
-BLÖK (P. J.), Parijsche handschriften over de
Nederlandsche handel omstreeks"'17'00 D. F. 211
BLOK (P. J.), Stadsfinanciën onder-de republiek. E. II. 221
BLOK (P. J.), Willem I en d-e voorbereiding der
bevrijding van Nederland in 1813 D. VIII. 50
BLÖTE (J. E. D.), Das Aufkommen der Sage von Brabon Silvius, dem brabantisclien Schwanritter B. V.
BOER (R. O.), De liederen van Hildebrand en
Haderbrand D. IX. 186
BOER (R. O.)', Studiën over de metriek van liet
alliteratie-vers . . B. XVII.
BOER (R. O), De Nibelungenstrofe E II 418
BOER (R. C.), liet oud-hoogduitsohe rijmvers . . IJ. III. 202
BOER (O. DE), Ovide moralisé. Poème du commencement du quatorzième siècle, public" d'après tous les manuscrits connus B. XV, XXI
BOER (O DE), Pyrame et Thisbé. Texte normand du Xlle siècle. Edition critique avec lntr. etc. B. XII.
BOISSEVAIN (U. PH.), De dienstplicht der
leden van het eerste Attische Zeeverbond D. IV. 122
BOISSEVAIN (IJ. PH.), Over een munt van
Hadrumetum in de verzameling der Akademie. D. X. 360
BOISSEVAIN (U. PH.), Thucydides V 47 en
C. I. A. IV 46 b IV. 196
BOOT (J. C. G.), Over de Episode van Pali-
nurus in het zesde Boek der Aeneïs A. VI. 9



8
BOOT (J. C. G.), Over de bezoldiging der ambtenaren in de Bomeinsche republiek en onder de eerste keizers : . „ .4. XII. 317
BOOT (J. C. G.), Bïbliographische mededeeling. C. IV. 332
BOOT (J. 0. G.), Over twee onlangs ontdekte fragmenten van een leven van Cato van Utica. B. V. 238
BOOT (J. C. G.), Observaliones criticae ad Ciceronis Brutum -. B. XI. 175
BOOT (J. C. G.), Observationes criticae ad M.
Tullii Ciceronis epistolas A. XIII.
BOOT (J. G. C), Be locis nonnullis operis Tul-
liani de republica C. X. 40
BOOT (J. C. G.), Henr. Const. Ci 'as epistola ad
Ban. Wijttenbachium B. VIII. 90
BOOT (J. C. G.), Over de terremaren in Emilia en over twee Etrurische begraafplaatsen bij Bologna B. II. 199
BOOT (J. C. G.), Over Hugo Favolinus en zijne
latijnsche gedichten B. VII. 215
BOOT (J. C. G.), Brie brieven van geleerden uit
de zeventiende eeuw G. VII. 36
BOOT (J. C. G.), Hugo Grotius et Cornelius
Tacitus B. XII. 333
BOOT (J. C. G.), Johannes Heek B. VII. 14
BOOT (J. C. G.), Be Nicolai Heinsii Poematum
nova et ipsius manu correcta edilioneprocuranda B. I. 327
BOOT (J. O. G.), Brief van F. Ilemsterhuis aan
P. Wesseling B. IV. 348
BOOT (J. C. G.), Be ontdekker van het landgoed
van Horatius C. III. 194
BOOT (J. C. G.), Korte biographische aanteeke-
ningen van Constantijn Huygens B. III. 344
BOOT (J. C. G.), De latijnsche brieven van Constantijn Huygens in de K. A. v. W A. VIII.
BOOT (J. C. G.), Een latijnsch gedicht van Constantijn Huygens C. VI. 150
BOOT (J. C. G.), Hugeniana C. II. 103
BOOT (J. C. G.), Tot kritiek van eenige Latijnsche Gedichtjes B. LIL 156
BOOT (J. C. G.), Twee latijnsche opschriften
toegelicht B. XI. 240, 366



9
BOOT (J. C. G.), Bijdragen tot verklaring en
kritiek van Latijnsche schrijvers B. I. 173
BOOT (J. C. G.), Over de latijnsche poëzie van
Leo XIII C. X. 232
BOOT (J. C. G.), Opmerkingen over eenige plaatsen van h/.t XXI" Boek van Livius A. IX. 23
BOOT (J. G. G.), Be Leonardo Malaspina episto-
larum Ciceronis ad Atticum emendatore . C. IX. 154, 248
BOOT (J. C. G.), Be opgravingen in het meer
van 'Nemi C. XII 278
BOOT (J. G. ©.), Philologische bijdragen. .... A. XI. 24
BOOT (J. C. G.), Tot verklaring en kritiek van boek VII en VIII der natuurbeschrijving van Plinius. C. I. 198'
BOOT (J. -C. G.), Tot kritiek en verklaring van
Propertius' laatste Elegie . A.V1II. 19
BOOT (J. C. G.), Over eene plaats van den Rhetor Seneea, in verband tot de vraag naar de echtheid of onechtheid der eerste Calalinaria A. V. -93
BOOT (J. C. G.), Commentatio de Sulpiciae,
quae fertur, satira A. IV.
BOOT (J. C.G.), Over de Germania van Tacitus. A. VII. 66 BOOT (J. C. G.), Johan van Vliet. B. IV. 278, VIII 28 BORRET (TH.), Be techniek der Byzantijnsche
hymnographen B. II. 159
BOERET (TH.), Be christenslavin in dienst bij
heidensche meesters B.VLII. 97
BORRET (TH.), Be inscriptiones Hispaniae
Christianae van Aen. Hiibner B. II. 258
BORRET (TH.), Overblijfselen van Joodsche
epigraphie te Rome A. XII. 89
BRANDT (WILHELM), Die Mandaer, ihre
Religion und ihre Geschichte B. XVI.
BREDIUS (A.), Een vergelen kunstenaar {Maer-
ten Pietersz. Beym) 'E. IV. 103
BREDIUS (A.), Een en ander over Bordtsche
schilders B.XIL. 115
BREDIUS (A.), Twee onbekende schilders E. LV. 365
BREDIUS (A.), Johannes Symonsz. Torrentius.. B. IX. 391 BRILL (W. G.), Over de oorzaak van den moord
op Aleid van Poelgeest gepleegd B. VI. 39



10
BRILL (W. G.), Over liet denkbeeld eener uit te
vinden algemeene taal A. VI. 380
BRILL (W. G.), Over de zending van Graaf
Willem Bentinck-Rhoon naar Weenenin 1749 B. II. 341
BRILL (W. G.), Over het laatste bedrijf van
het tweede gedeelte van Goethe's Faust A. XI. 80
BRILL (W. G ), Hugo de Groot als auteur van
staatkundige strijdschriften B. XII. 363
BRILL (W. G.), Kritiek van eenige der bronnen van de geschiedenis der laatste dagen van Hendrik IV, koning van Frankrijk B. VI. 264
BRILL (W. G.), Over de grenzen der historio-
graphie B. IV. 72
BRILL (W. G.), Over den grond der achterdocht tegen hertog Lodewijk Ernst van Brunswijk Wolfenbuttel, tusschen 1749 en 1784 in-den dienst der Vereenigde Nederlanden B. I. 206
BRILL (W. G.), Over de verkeerde voorstelling door Melis Slofce van den strijd van Graaf Dirk III in 1018 ' '. C. Z. 216
BRILL (W. G.), Over drieërlei tijdperk in de geschiedenis der menschheid A- X. 11
BRILL (W. G.), Over de gevolgen van het Twaalfjarig Bestand. A. VIII. 7
BRILL (W. G.), Eene gissing omtrent de oudste
verhuizing der volken B. V. 87
BRILL (W. G.), Over de reden waarom het woord
wijf onzijdig is A. VI. 145
BRINK (R. C. BAKHUIZEN VAN DEN), Bijdrage over den oorsprong en den aard der achterleenen in hel graafschap Holland (I) .. A. II. 130
BURGER Je. (0. P.), Sechzig Jahre aus der
alteren Geschichte Roms. 418—358 A. XX.
BURGER Je.. (C. P.), Der Kampf zwischen Rom und Samnium, bis zum vollstandigen Siege Roms urn 312 v. C B. II.
C.
CALAND (W.), Bijdrage tot de kennis der
Atharvaveda-litteratuur B. VII. 1
CALAND (W.), Zur Syntax der Pronomina im
Avesta A. XX.



11 #
CALAND (W.), Brakmana- en Sülra-aanwinsten E. IV. 461 CALAND (W.), Een onbekend Indisch tooneel-
stuk (Gopalakalicandrika). Tekst met inleiding. B. XVII.
CALAND (W.), Over het bijgeloof der Haarwervels op het paard J). X. 177
CALAND (W.), Das Jaiminiya-Brahmana in
Auswahl, Text, Uebersetzung und Indices .. B. XIX.
CALAND (W.), Over en uit het Ja iminiya-
Brahmana ^ j \
CALAND (W.), en A. A. FOKKER, Drie oude Portugeesche verhandelingen over het Hindoeisme toegelicht en vertaald. Met toevoegsel. B. XVI.
CALAND (W.), O oer de Kanva-recensie van het
Brahmana der honderd paden J). XL 141
CALAND (W.), Over de arehaeologische vondsten
in de heuvels van Lauriya L). XL. 375
CALAND (W.), Een indogermaansch lustraliegebruik J). II. 275
CALAND (W.), De literatuur van den Samaveda
en het Jaiminigrhyasütra B. VI.
CALAND. (W.), Eene onbekende recensie van den
Samaveda ]) VII. 300
CALAND (W.), Be wording van den Samaveda. B. IX. 1
CALAND (W.), Die Altindischen Todten- und Bestattungsgebrauche, mit Benutzung handschriftlicher Quellen dargestellt B. I.
CALAND (W.), Ueber Totenverehrung bei eini-
gen der indogermanischen Völker ....... .. A. XVII.
CALAND (W.), Das Vaitanasutra des Atharva-
veda übersetzt B. XI.
CALAND (W.), Be ontdekkingsgeschiedenis van
den Veda jj. Ji/. 261
CALAND (W.), Over de „wenschoffers". Bijdrage
tot de kennis van den Veda I). V. 4
CALAND (W.), Altindisches Zauberritual. Probe einer Uebersetzung der wichtigsten Theile des Kausika Sütra B. III.
CALAND (W.), Altindische Zauberei. Darstel-
lung der Altindischen Wunschopfer. B. X.
CARUTTI (DOMENICO), Note sur Pamfilo
Castaldi . jm xi. 197



12
CHABAS (F.), Sur l'Éiude de la langue Bgyp-
tienne A. IX. 195
CHABAS (F.), Sur quelgues outils JUgyptiens du
Musée de Leide A. X. 283
CHABAS (F.), Les pasteurs en Egypte A. IV.
COLENBRANDER (H. TH.), Oorsprong en opdracht der Souvereinileit D. XII. 145
CONRAT (MAX.), liet erfrecht in den brief
van Paiilus aan de Galaten (3, 15—4, 7) . . B. VI. 223
CONRAT (MAX.), Die Eutstehung des West-
gothischen Gaius B. VI.
CONRAT (M.), Der Westgothische Paulus. Eine
rechtshistorische Untersuchung B. VIII.
CONRAT (M.), Die Lex Romana canonice compta. Römisches Recht im friihmittelalterlichen Italiën, in systematischer Darstellung B. VI.
CORNELISSEN (J. J.), Bijdrage tot de tekstkritiek van Apulejus' Metamorphosen C. V. 49
CORNELISSEN (J. J.), Lucus en lucar . . C. VII. 195
CORNELISSEN (J. J.), Kritische aanteekeningen
op Vellejus Paterculus C. IV. 102
COSLTN (P. J.), Be runeninscriptie van den
bucharester ring . B. VII. 354
COSIJN' (P. J.), Be Waldere-fragmenten.. C. XII. 56
COSLTN (P. J.), Gynewulf's Bunenverzen C. VII. 54
D.
DELPRAT (G. H. M.), Over een charter van
Graaf Floris V, van den 14den Mei 1273 . . A. V. 18
DELPRAT (G. H. M.), Lettres inédites de Juste 1 Lipse, concernant ses relations avec les hommes d'état des Provinces-Unies des Pays-Bas, principalement pendant les années 1580—1597. A. I.
DIRKS (<T.), Numismatische mededeeling B.- V. 14
DODGSON (EDWARD SPENCER), A synopsis, analytical and quotational, of the 286 forms of the verb used in the epistles to the Ephesians and the Thessalonians as found in the Baskish New Testament of Johannes Leicarraga printed in 1571 at La Rochelle . B. V.



13
DOUWEN (W. J. VAN) et J. P. N. LAND, Joannis Episcopi Ephesi Syri monophysitae commentarii de beatis orientalibus et historiae ecclesiasticae fragmenta . ,- A. XVIII.
E.
EEDEN (W. VAN), De overlevering van de
Hallfredarsaga . B. XIX.
ELZINGA (J. J. B.), Alfabeties register op J. J. Salverda de Grave: de franse woorden in het Nederlands . B. XX.
EYKMAN (L. P. EL), Phonetische beschrijving
van de klanken der Hindeloopensphe taal. . .. . B. XIV.
F.
EADDEGON (B.), The vaicesika-systein, de-
scribed with the help of the oldest texts.... B. XVIII. FAURE (R. VAN BONEVAL), De macht der
traditie in onze rechtspleging en onze rechtspraak. C. VI 10 FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Uit het oude
burenrecht .... D. III. 89
FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Clauweyndl. D. IX. 374 FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Getuigen en
schriftelijk bewijs D. IX. 367
FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Degesamende
hand naar de oud-nederlandsche rechten C. IV. 15
FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Dé intertia-
tio in het proces om roerend goed bij de Franken. D. XI. 360
FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Vragen omtrent „Jaar en dag" C. IX. 183
FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), De eed der
Joden in Nederland onder de republiek I). ' X. 3
FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Hel recht
van den kooper in het oude Nederland D. VI. 265
FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Kerkelijke
rechtspraak in Nederland in de middeleeuwen. D. f. 73
FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Opmerkingen
oner de ministerialiteit in Nederland C. XII. 322
FOCKEMA (S. J. - ANDREAE), OprMckinge. C. VII. 46



14
FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Het richtsnoer van den rechter in vroeger dagen .. E. II. 1
FOCKEMA (S. J. — ANDREAE), Eerwapening C: X. 93
FOKKER (A. A.), zie CALAND
FRANCK (J.), Die Inclination im Mittelnieder-
Idndischen . D. X. 44
FRANCKEN (C. M.), Over de assimilatie der
praepositionej in de latijnsche verba composita. C. II. 344
FRANCKEN (C. M.), Lesbia-Clodia. Bijdrage
tot verklaring van Catullus ....' B. IX. 71
FRANCKEN (O M.), Over de oorspronkelijke samenstelling en vroegste ontwikkeling der comitia centuriata ; B. XI. 292
FRANCKEN (O M.), Be zon-eclips van Mnnius. C. I. 266
FRANCKEN (C. M.), Een paar opmerkingen
aangaande de Lex Coloniae Oenetivae Juliae . B. X. 145
FRANCKEN (O M.), Coniectanea^ critica ad C.
Lucilii librorum decadem primam A. V.
ad decadem secuudam et tertiam A. VI.
FRANC KEN (O M.), Over het origineel van
Plautus' Aulularia B. XI. 211
FRANCKEN (C. M ), Woord- en vers-accent bij
Plautus B. IE. 40
FRANCKEN (C. M.), Over de grondslagen van
de kritiek van 2'ibullus A. X. 30
FREDERICQ (PAUL), De geheim zinnige ketterin Bloemaerdinne {Zuster Iladewijch) in de secte der „Nuwe" te Brussel in de 14e eeuw C. XII. 77
FRIEDERICH (R. H. TIL), Bemerkungen iiber Bilder des Indischen Thierkreises nach.altJavanischen Monumenten A. VII. 237
FRUIN (J. A.), De anfang en de slichte clage
umme varende have, naar het oud-Saksische recht. A. VI.
FRUIN (J. A.), Over de anfang en de slichte klage um varende have in het oud-Saksische recht A. XII. 269
FRUIN (R.), Over den aanbreng van doodslag bij de vierschaar in Kennemerland en in het Noorderkwartier van Holland. D. II. 50
FRUIN (R), Over de beleekenis van Ba nnns pacis in een charter van Floris V B. XII. 99



15
FRUIN (R-), Over een brief van kardinaal Baronitis betreffende liet martelaarschap van Balt. Gerard B. XI. 218, 283
FRUIN (R.), Be slag van St. Bénis in verband
met den vredehandel van Nijmegen {I, II.) B. VII. 26, 234
FRUIN (R.), Over Philips van Leijden en zijn
werk de Cura reipublicae et sorte principantis. A..VI1I. 220 'FRUIN' (R.), Over twee middel-nederlandsche
woorden ,.. C. IV. 82
FRUIN (R.), Over de opkomst van het Hoogheemraadschap van Rijnland C. V. 275
G.
GEER (B. J. L. DE), Over Cicero's pleitrede
voor Caecina B. XI. 340
GEER (B. J. L. DE), De Index Florenlinus der
Bigesten '. B. VI. 334
GEER (B. J. L. DE), Hadrianus tegenover de
rechtswetenschap van zijn tijd. . . B. VIII. 344
GEER (B. J. L. DE), Labeo en Capita, hunne
rigting en werkzaamheid A. XI. 172
GEER (B. J. L. DE), Over P. Mucius, Manilius en Bruins in Bib. 2 § 39 B. de Origine iuris A. VII. 196
GEER (B. J. L. DE), Over het onderwijs door
de Romeinsche Regtsgeleerden gegeven B. I. 147
GELDER (H. VAN), Over Rhodische kruikstempels en hun belang voor onze keunis van den Rhodischen handel E. I. 186
GINNEKEN (J. VAN), Over het belang van het
onderwijs bij het integrale taalvak E. III. 89
GOEJE (C. H. DE), Études Knguistiques Caraïbes. B. X.
GOEJE (M. J. DE), Be muur van Gog en Magog. C. V. 87
GOEJE (M. J. DE), Internationaal handelsverkeer in de middeleeuwen B. IX. 245
GOEJE (M. J. DE), Arabische berichten over
Japan B. X. 178
GOEJE (M. J. DE), Verh 'laring der Gemmen met Pehlevi-legenden in den Haag door Dr. A. D. ■ Mordtmann . . . . B. V. 108



16
GOEJE (M. J. DE), Over de namen Bhoènieië
en Kanaan B. I. 76
GOEJE (M. J. DE), Over de opgravingen te
Sendjirli C. X. 32
GOEJE (M. J. DE)', Een belangrijk Arabisch
bericht over de Slawische volken omstreeks 965. B. IX. 187
GOEJE (M. J. DE), Beukoffer voor de dooden
bij dé oude Arabieren B. VII. 231
GOEJE (M. J. DE), Sexangnlnm, B. VI. 10
GOEJE (M. J. DE), Be legende der zevenslapers
van Efese D. IV. 9
GOEJE (M. J. DE), Bijdrage tot de geschiedenis der Zigeuners B. V. 56
GOEJE (M. J. DE), Over den zwaardcnltus. .. B. V. 105
GOUDSMIT (J. E.), Bijdrage tot kritiek en verklaring van Ulpiani Beg. 1 12 A. IX. 95
GR AVE (J. J. SALVERDA DE), Over het ontstaan van het genre der „Chansons de geste". E. I. 464
GRAVE (J. J. SALVERDA DE), De Franse
woorden in het Nederlands (zie ook ELZINGA). B. VII.
GRAVE (J. J. SALVERDA DE), Essai sur quelques groupes de mots empruntés par le Néerlandais au Latin écrit B. III.
GRAVE (J. J. SALVERDA DE), Over een oud-
spaanse romance E. IV. 144
GRAVE (J. J. SALVERDA DE), Inleiding tot
een uitgave der gedichten van Uc de Sainl-Cire. B. XI. 54
GREUVE (F. O DE), Opmerkingen omtrent de
wijsbegeerte als wetenschap A. II 90
GRONEMAN (J.) en J. P. N. LAND. De Gamelan te Jogjakarta, met eene voorrede over onze kennis der Javaansche muziek A. XIX.
GROOT (J. J. M. DE), Sectarianism and religious persecution in China, a page in thehistory of religions, in two volumes B. IV.
GROOT (J. J. M. DE), Be antieke keteltrommek in den Oostindischen Archipel en op het raste land van Zuidoost-Azië D. II. 331, 385
GROOT (J. J. M. DE), le code du Mahayana en Chine, sou influence sur la vie monacale et ' sur le monde laïque B. I.



17
GROOT (J. V. DE), Eenige beschouwingen over de geestelijke ontwikkeling van blinde doofstommen. .' D. VII. 24
GROOT (J. V. DE), Eenige beschouwingen over
„Lapsing inlelligence" D. XI. 388
GROOT (J. Y. DE), Eenige beschouwingen over
het onderbewuste E. IV. 75
H.
HABETS (J.), Fragment van een Registrum be-
neficiorum uit het jaar 1430 C. III. 246
HABETS (J.), Over Romeinsche voorwerpen in eene begraafplaats te Gronsveld gevonden en over eene romeinsche Ara te Odiliënberg bij Roer. mond :. . . : C. II. 73
HABETS (J.), Over de ligging der post-slaliën op de romeinsche heerbaan vqjn Tongeren naar Nijmegen B. XI. 12G
HABETS (J.), Overblijfsels van romeinsche gebouwen met bad- en verwarmingstoestel le Hoens' broek C. IV. 315
HABETS (J.), Twee- Romeinsche gedenksteenen te
Ilorne bij Roermond B. XI. 81
HABETS (J.), Over heelkundige instrumenten te
Maastricht gevonden C. I. 133
HABETS (J.), Over de vraag of de Limburgsche
mergelsteen door Plinius wordt besproken C. V. 20.9
HABETS (J.), Over oude (Romeinsche) mergelputlen te Meerssen C. IX. 259
HABETS (J.), Over twee fragmenten van een
Romeinsch opschrift, gevonden te Odiliënberg. B. XII 27
HABETS (J.), Over■■''de echtheid van den stichtingsbrief der abdij le Thorn C. III. 36
HABETS (.1.), Twee voorhistorische doodenakkers
in de nabijheid der stad Weert, in Limburg. C. VIL 331
HAMAKER (H. J.), Be afstamming van natuurlijke kinderen B. LLL. 316
HAMAKER (H. J.), Be tegenstelling vanpubliek-
en privaatrecht C. XL. 46



18
HAMAKER (H. J.), Het rechtsb ewustzijn en de recJüsfilosojie j)m jx. 29
HARTING (D.), Basilid.es als getuige voor de
echtheid van het vierde evangelie., A. XII. 29
HARTING (D.), Bijdrage tol de vaststelling van
den tekst van het N. T B. IX. 46
HARTMAN (J. J.), Ketzer Bomitianus uit een
nieuw oogpunt beschouwd D. VIII. 322
HARTMAN (J. J.), Onze waardeering der latijnsche elegische poëzie . I). XI. 112
HARTMAN (J. J.), Ben en ander over Propertius. B.VII. 145
HARTOG (L. DE), Over de grondwet van Japan. C. IX. 11
HELTEN. (W. L. VAN), Benige opmerkingen
over n°. 285 (285, 285a) der Anthologia latina. B. VI. 148 HELTEN (W. L. VAN), Zur Lexicologie, des
Altwestfriesischen .... B. I.
HELTEN (W. L. VAN), Zur Lexicologie des
Ostfriesischen; j}_ jx;
HERWERDEN (H. VAN), Be locis nonnullis
Aeschyli et Sophoclis. I. ad Aeschyïum B. V. 319
II. ad Sophoclem B. VI. 7
HERWERDEN (H. VAN), Anuotaiiones criticae
ad Dionysii 'P«^. 'Apx- libros IIIprimos. C III. 67, 370
HERWERDEN (H. VAN), Adnotatioues ad
Euripidem I, II B. IV. 81 149
HERWERDEN (H. VAN), Over Archelaos van
Macedonië in verband met Buripides' Archelaos. C. I. 287
HERWERDEN (H. VAN), Emendationes selec-
tae in Ilesychium C. XI. 179
HERWERDEN (H. VAN), Quaestiones Homericae B. I'. 115
HERWERDEN (H. VAN), Studia critica in
poetas scenicos Graecoruin A. VIL
HERWERDEN (H. VAN), Over eenige onlangs
ontdekte tragische dichtregelen B. X. 1
HERWERDEN (EL VAN), Bijdrage tot de verklaring en kritiek van de Characteres van Theophrastus 2?. /. 242
HESSELING (D. C.), L'Achilléïde Byzantine, publiée avec une introduction, des observations et un index JJ. XIX.



19
HESSELING (D. C), 'Epxes. èïóvrcov E. II. 243
■HESSELING (D. C.), Euripides"1 Aleestis en de
volkspoëzie D. XII. 1
HESSELING (D. C), De Koine en de oude dialecten van Griekenland. ....... B. VIII. 133
HESSELING (D. C'.), Enkele opmerkingen over
Nieuw-Griekse lijkzangen. E. III 246
HESSELING (D. O), Les mots maritimes em-
pruutés par le Gree aux langues romanes ... B. V.
HESSELING (ü. O.), Le roman de Phlorios et Platzia Phlore. Avec une introduction, des obsèrvations et un index .. j B. XVII. .
HESSELING (D. C.) et PERNOT (H.), Poèmes
Prodromiques en grec vulgaire B. Xf.
HEUSDE (J. A. C. VAN), De Wolken van Aris- -
tophanes tegenover den historischen Socrates . . A. IV. 310
HEUSDE (J. A. C. VAN),' Over enkele Iluwe-
lijksplegligheden bij de Romeinen A. V. 283
HEUSDE (.T. A. C. VAN), Over eene vermoedelijke oorzaak van het grootendeels verloren gaan der Annalen van T. Livius A. V. 374
HEUSDE (J. A. G. VAN), Over het Wereldburgerschap van Soerafes. A. IV. 227
HEUSDE (J. A. C. VAN), Xanthippe in hare betrekking tot Socrates {voorafgegaan van eene kritische ontleding van het vraagstuk der digamie) A. IV. 262
HEIJMANS (G.), Be geschiedenis als wetenschap 7). VIII. 173
HELTMANS (G.), Spinozistisch en modern parallelisme • E. 1. ICO
HOEKSTRA (S.), Het Vaderschap van het vijfde
olympische zegelied van Pindarus . . . C. I. 109
HOEKSTRA (S.—Bzn.), De grondslag van het
besef van onvoorwaardelijken plicht B. III. 83
HOEKSTRA (S.), De wangunst der goden op het
geluk der mensehen . . . C. I. 17
HOEVEN (H. VAN DER), Vrijheid van beslissing voor den strafrechter. volgens de Nederlandsche wetgeving D.VII. 235
HOEFMANN (J.), Mededeeling aangaande Chi-
neesche matrijzen en drukletters enz A. VI. 29



20
HOFFMANN (J.), Over de beoefening der Nederlandse Jie laai in Japan A. VII. 289
HOLTIUS (A. O.), Over de voovdragt van den heer B. C. Bakhuizen van den Brink over de Hollandsche achterleenen A. II. 149
HOL WEE DA (A. E. J.), Neue Bildnlsse des
Kaisers Augustus. B. VI.
HOLWEEDA (A. E. J.), Het heiligdom en de
mysteriën van Eleusis C. XI. 251
HOLWEEDA (A. E. J.), De studie der Nederlandsche oudheden en de verzameling Kam. Ben , beeltenis van Keizer Augustus D. VII. 345
HOLWEEDA (J. H.), Allerlei uit Josephus . . . B. II. 106
HOLWEEDA (J. HL), Annotalio critica in Phi-
lonis Judaei librum de posteritate Caini C. I. 274
HOLWEEDA (.1. H.), Annotatio critica in Bhi-
lonem Judaeum B. III. 271
HOUTSMA (M. TH.), Uit de Oostersche correspondentie van Th. Erpenius, Jac. Golius en Lev. Warner, eene bijdrage tot de geschiedenis van de beoefening der Oostersche letteren in Nederland A. XVII.
HOUTSMA (M. TH.),- Over de Israelietische
vastendagen /j. ƒƒ. 3
HOUTSMA (M. TH.), Over de geschiedenis der
Seldjuken van Klein-Azië C. IX. 133
HOUTSMA (M. TH.), Het skopelisme en het
steenwerpen te Mina D. VI. 185
HUIZINGA (J.), Slaalszin en zakenkennis in
Amerika B. IV. 20
HUIZINGA (J.), Van den vogel Ohai ■adrius , . B. V.
HUIZINGA (J.), Een oude schippersterm .. .. E. IV. 207
HULLEMAN (J. G.), Bedenkingen tegen de echtheid van den zoogenaamden IÏEIJAOE van Aristoteles A. I.
I.
IMHOOE BLUMER (F.), Monnaies Grecques . A. XIV.



21
J-
JANSSEN (L. J. E.), Over de nagelaten handschriften van Hendrik Cannegieler A. III. 325
JANSSEN (L. J. F.), Over den Amethist met het opschrift AAAIHN in het koninklijk kabinet van gegraveerde steenen te's Gravenhage. A. IX. 126
JANSSEN (L. J. F.), Over muur schilderij en te
Emmen ontdekt A. IV. 158
JANSSEN (L. J. F.), Etruskische Opschriften. A. IV. 94, 147
JANSSEN (L. J. F.), Bedenkingen tegen het betoog van den heer A. Butgers over de onechtheid der Eugubinische Tafels A. li. 24
JANSSEN (L. J. F.), Echtheid of onechtheid der Eugubinische tafelen? Antwoord op de jongste vertoogen van de heer A. Rutgers A. II. 275
JANSSEN (L. J. F.), De muurschilderijen der
St. Janskerk te Gorinchem A. L
JANSSEN (L. J. F.), Over een nieuw ontdekten Romeinschen tegel met cursief schrift, gevonden te Holdoorn onder Groesbeek A. XII. 153
JANSSEN (L. J. F.), Oudheidkundige ontdekkingen in Nederland I, II A. IX. 1, X. 179
JANSSEN (L. J. F.), Over de echtheid van het
koopcontract der Eugubinische tafels A. III. 136
JANSSEN (L. J. F.), Bedenkingen op de palaeographische kritiek in de Berlijnsche Akademie van Wetenschappen uitgebracht tegen de echtheid der Romeinsche opschriften le Nennig A. XII. 58
JANSSEN (L. J. F.), Over oude Meerwoningen (Pfahlbauten, habitations lacusires) in Zwitserland A. IV. 169. V. 36
JANSSEN (L. J. F.), Mededeeling uit een brief van Br. Burman Becker te Copenhagen, over ' de onechtheid der Potomac-Runen A. XI. 301
JONG (J; P. B. DE JOSSELIN DE), Blackfoot texts from the Southern Peigans Blackfoot reservation Teton county Montana with the help of Black-horse-rider. Collected, and published with an English translation B. XIV.
JONG (P. DE), Een arabisch Handschrift behelzende eene bestrijding van het christendom. .. B.f'III. 217



22
JONG (P. DE), Over samengestelde Heb reeuwsche
eigennamen D. X. 54
JONKER (J. C. G.), Kan men bij de tale n van den Indischen archipel eene oostelijke en eene westelijke af deeling onderscheiden? D. XII. 314
JORISSEN (TH.), De 'eerste coalitie en de republiek der Vereenigde Nederlanden A. IX.
JORISSEN (TH.), Be. handschriften van Huygens B. III. 211
JUYNBOLL (TH. W.), Be regeling der priesfer-
raadsrechtspraak in Ned. Indië E. IV. 5
K.
KALEE (G.), Bijdrage tot de geschiedenis van
het nalionaliteiis-gevoel JJ» 45
KAPPEYNE VAN DB COPPELLO (J.), Beschouwingen over de Comitia A. XVI.
KAPPEYNE VAN DE COPPELLO (J.), Over
vim facere in het interdictum Uti possidetis . A. XIII.
KARSTEN (H. T.), Be Brieven van den Kerkvader Augustinus j)m X. 226
KARSTEN (H. T.), Be bedenkelijke moraal van Cicero's pleitredenen en van de klassieke rhetorica in het algemeen Q. XI. 214
KARSTEN (H. T.), De politieke gedichten van
Horatius j) /
KARSTEN (H. T.), Over de contaminatie van
Plaulus' Poenulus D. IV. 271
KARSTEN (H. T.), Vergilius als episch dichter
en het ontstaan der Aèneïs J). VI. 156
KARSTEN (S.), Mededeeling betreffende den Aga-
memnon van Aesehylus A. I. 217
KARSTEN (S.), Over de pleitrede van Cicero
voor Sex. Roscius Amerinus A. II.
KARSTEN (S.), Horatii Carm. I. 2. Kritisch
en exegetisch toegelicht A.VIII. 76
KARSTEN (S.), Over Bemosthenes de corona § 169 A. III. 38 KARSTEN (S.), Over het epitaphium voorkomende
bij Bemosthenes de Corona § 289 ■". A. IV. 21
KATE (H. F. C. TEN), Surt la synonymie elhni-
gue et la toponymie chez les Indiens de l'Amé-
rique du Nord. q j ggg



KERN (H.), Hét lied van Ambapali uit de The-
rigatha B. III 153
KERN (H), Taalvergelijkende verhandeling over het Aneityumsch met een aanhangsel over het klankstelsel van het Eromanga B. VILT.
KERN (H.), B.eteekenis en oorsprong van 't
Asidharavratam der Indiërs L). VI; 21
KERN (H.), Be bronnen van the wife of Bath's
tale en daarmee verwante vertellingen B. IX. 346
KERN (H.), Germaansche woorden in Latijnsche
opschriften aan den Beneden-Rijn B. II. 304
KERN (H.), Over de bijschriften op het beeldhouwwerk van den Boro-Boedoer C. XII. 119
KERN (H.), Over de jaartelling der Zuidelijke Buddhisten en de gedenkstukken van Acoka den Buddhist.. A. VIII.
KERN (H.), Over den aanhef eener buddhistische
inscriptie uit Baitambang B. LIL 65
KERN (H.), Over de godsdienstleer der Burjaten. C. X. 44
KERN (H.), Toevoegselen op 't „Woordenboek
van Childers" I, II B. XVI.
KERN (H.), Over het opschrift van Bjamboe. . B. VI. 257
KERN (H.), De Fidjitaal vergeleken met hare
verwanten in Indonesië en Polynesië A. XVI.
KERN (H.), Handschriften uit het eiland For-
mosa....:.... C. IJL 360
KERN (H.), Over eenige tijdstippen der Indische geschiedenis B. III. 170
KERN (H.), Het Javaansche Wayangsiuk Trawan rabi B. IX. 125
KERN (H.), Over de oud-Javaansche vertaling
van 't Mahabharata A. XI.
KERN (H.), Eene^ Indische sage in Javaansch
gewaad '. A. IX.
KERN (H.), Over een oud-Javaansche oorkonde. B. X. 77
KERN (H.), De legende van Kunjarakarna volgens het oudst bekende handschrift, met oudja vaanschen tekst, nederlandsche vertaling en aanteekeningen B. III.
KERN (H.), Over de opschriften uit Koetei in ■ verband met de geschiedenis van het schrift in den Iudischen Archipel B. XI. 182



24
KERN (H.), Over den oorsprong van 't Maleische
Kutika b. y. 59
KERN (H.), Over eenige oude sanskritopschriften
van \ Maleische schiereiland. . . - C. I. 5
KERN (EL), Taalkundige gegevens ter bepaling van
het stamland der Maleisch-Polynesische volken. C. VI. 270
KERN (EL), Bijdrage tot de verklaring van
eenige woorden in Paligeschriften voorkomende. A. XVII.
KERN (EL), Opmerking over eenige paliwoorden. D.XII. 224
KERN (EL), Indische theoi •ieè'n over de standenverdeeling B. II. 25
KERN (EL), Kalmasapada en Sutasoma D. XI. 170
KERN (EL), Over de vermenging van fiwaïsme en Buddhisme op lava, naar aanleiding van het oud-javaansch gedicht Sutasoma. C. V. 8
KERN (kl), Turanyasad B.VII. 227
KERN (EL), Vaitnlya, Velulla, Vetulyaka . . B. VIII. 293
KERN (EL), Vagdavercust B. IV. 344
KERN (EL), Over hel woord Zarathuslra en den
mythischen persoon van dien naam A. XI. 132
KERN (J. EL), Ben en ander over Thomas Iloc-
cleve en zijne werken B. I. 336
KERN (J. H.), De met het participium praeteriti omschreven werkwoordsvormen in het Nederlands ; . . . b. XII.
KLUYVER (A.), Over BilderdijFs maatschappelijke loopbaan tot 1795.. ... #. B. III. 394
KLUYVER (A.), Nederlandsche namen van de
stad Cadix ". .. b. IX. 301, 317
KLUYVER (A.), Over den stofnaam Camelot.. B. III. 271
KLUYVER (A.), Over de geschiedenis van het
woord Gids c. XII. 103
KLUYVER (A.), Be geschiedenis van Achilles
en Polyxena bij Hooft b. XI. 294
KLUYVER (A.), Over een naam bij Maupassant:
le Horla b. X. 262
KLUYVER (A.), Over Amaryllis, een gedicht
van Huygens B. I. 260
KLUYVER (A.), Over het woord Massicot als
naam van eene verfstof b. VIII. 103



25
KLUYVER (A.), Het woord Matapan als naam
van eene Venetiaansche munt. D. VI. 288
KLUYVER (A.), Het artikel Mazapan in de Etymologische Untersuchungen van Mahn B. II. 37
KLUYVER (A.), Beschouwingen over het woord
Trawant V. V. 188
KLUYVER (A.), Over het verblijf van Nicolaas
Witsen te Moskou C. XI. 5
KNOOP (W. J.), Een enkel woord over den Grooten Keurvorst en zijne buitenlandsche staatkunde B. IV. 336
KNOOP (W. J.), Over de krijgsverrichtingen van 1691 in de Nederlanden, tot aan den dood van Bowvois B. XI. 51
KNOOP (W. J.), Over de krijgsverrichtingen van
1678 vóór den slag bij St. Bénis ... . B. IX. 158
KNOOP (W. J.), Over de impopulariteit van ons
leger tijdens de republiek B. VII. 276
KNOOP (W. J.), Oordeel van Bodewijk XIV
over 1672 B. IV. 117
KNOOP (W. J.), Over den aanslag van Prins
Maurits op Maastricht in 1594 .' B. VIII. 237
KNOOP (W. J.), Nadere toelichting tot den aanslag op Maastricht in 1594 B. IX. 110
KNOOP (W. J.), Toelichting betreffende een gedeelte van den veldslag bij Walerloo A. XI. 288
KNOOP (W. J.), Over Willem III en de verhouding onzer republiek tot Bodewijk XIV in 1678—1688 '. Z?. X. 116
KNOOP (W. J.), Iets over Willem de Berde als
legerhoofd B. III. 28
KNOOP (W. J.), Willem III en de slag van
St. Bénis B. VI. 299, VII. 111
KOENEN ,(H. J.), Over een brief van Eilips II aan den Hertog van Parma, beschouwd in verband tot den Builschen Rijksban A. II. 59
KOENEN (H. J.); Over de oudheid en de betee-
kenis van het wapen van Haarlem A. X. 340
KOENEN (H. J.), Cornelis Hooft en Reinier
Pauw. /, II A. XI. 201, 806
KOSTERS (W. H.), Be historische achtergrond
van de psalmen van Salomo B. II. 190



26
KRISTENSEN (W. B.), De symboliek van de boot in den Egyptischen godsdienst
E. IV. 254
E. II. 54
KRISTENSEN (W. B.), De heilige korens in den
oud-Krelenzischen godsdienst'. D. XII. 74
KRISTENSEN (W.' B.), Over de viering der
Osiris-mysteriën , E. ƒƒ.
KRISTENSEN (W. B.), Over de Egyptische
sfi™ E. III. 94
KROM (N. J.), Een SumaU ■aansche inscriptie
, van koning Krtanagara E. II. 306
KRUYT (ALB. C.), De Indonesi sche rechter in
het hiernamaals ' B. VIII. 293
KRUYT (ALB. C,), De rijsimoeder in den Indisch en Archipel D. V. 36]
KRUYT (ALB. C), Het koppensnellen der To-
radja's in Midden-Celebes en zijne beteekenis . D. III. 147 KUENEN (A.) , Hugo de Groot als uitlegger van
- het oude verbond B.XI1. 301
KUENEN (A), De chronologie van hetperzische
tijdvak der Joodsche geschiedenis C. VII. 273
KUENEN (A.), De stamboom van den Masore-
tischen tekst van het O. T. B. III. 289
KUENEN (A.), De Melecheth des hemels in
hfds. VII. en XLIV van Jeremia . . . C. V. 157
KUENEN (A.), Over de samenstelling van het
Sanhedrin A. X 131
KUENEN (A.), O ver de mannen der Groote
Synagoge b. VI. 207
KÜHNERT (FRANS) zie SCHLEGEL (GUST.). KUIPER (K.), Over het verhaal van Bathycles
beker in hel Jambenboek van . Callimachus. . . . E. TI 134 KUIPER (K.), Epictetusen de christelijke moraal. D. VII. 370 KUIPER (K.), Tegenstrijdigheden in den Home-
rischen Hermes-Hymnus D. X. L89
KUIPER (K.), Opmerkingen naar aanleiding van de door Pollux IX. 113 onder den term (ixnvhx
geregistreerde kinderspelen. D. XI. 39
KUIPER (K.), De uitweidingen in Nonnus pa¬
rafrase van het Johannes-evangeUe
E. III. 339



27
L.
LAND (J. P. N.), Be Hierasolymitaansehe bijbelvertaling B. V. 196
LAND (J. P. N.), Zie DOUWEN (W. J. VAN)
LAND (J. P. N.), Zie GRONEMAN.
LAND (J. P. N.), Aanteekeningen betreffende het
leven van Arnold Geulincx C. X. 99
LAND (J. P. N.), Arnold, Geulincx te Leiden. C. III. 277
LAND (J. P. N.), Over papieren van Constanten Huygens en zijne zonen, thans berustend in het Britsch museum te Londen C. II. 52
LAND (J. P: N.), Bepathodia van Const. Huygens B. XI. 116
LAND (J. P. N.), On a supposed improvement
in formol logic B- ^.358
LAND (J. P. N.), Be gedenkschriften van een
monophysiet uit de zesde eeuw C. V. 237
LAND (J. P. N.), Over de toonladders der Arabische muziek ¥ . . : . . B. IX. 246
LAND (<T. P. N.), Over twee onuitgegeven redactiën van den Bhysiologus B. IV. 248
LAND (J. P. N.), Schotsche wijsgeeren aan Nederlandsche hoogescholen ,. B. VIL 168
LAND (J. P. N.), Over de uitgaven en den tekst
der ethica van Spinoza B. XL. 4
LAND (J. P. N.), Over de eerste uitgave der
' brieven van Spinoza B. IX. 144
LAND (J. P. N.), Over. vier drukken met het jaartal 1670 van Spinoza s Tractatus theologicopoUticus B. XL. 148
LAND (J. P. N.), Over de nieuwe uitgave der
werken en de portretten van Spinoza C. L. 225
LAND (J. P. N.), Aardrijkskundige fragmenten
uit de Syrische literatuur der 6e en 7e eeuw . C. III. 164 LEEMANS (C.), Opmerkingen over de uitgaaf van
het werk Bóró-Boedoer op het eiland Java. . . B. IV. 216 LEEMANS (O), Het Romeinsch grafteeken van
Dode waard . A. VIII.
LEEMANS (C.), Over het Aegyptische Boodénboek B. VI. 276 LEEMANS (O), Gewijde draagpenningen B. I. 45



28
LEBMANS (C), Een paar aanmerkingen betrekkelijk de jongste pogingen van Tarquini en Stickel tot verklaring van Elruskische Opschriften " a. IV. 150
LEEMANS (O.); Bedenkingen tegen de verhandeling van den heer A. Rutgers over de tabulae Eugubinae ^. 27. 183
LEEMANS (C,), Oud-Aegyptische geneeskundige
handschriften 2?. V 250
LEEMANS (C), Grieksche opschriften uit KleinAzië in den laatsten tijd voor het Rijks-Museum van Oudheden te Leiden aangewonnen... A. XVII, XIX.
LEEMANS (C.), Voorwerpen van vroegeren tijd
te Hartwerd 2?. VI. 180
LEEMANS (C.), Oi 'er oudheidkundige onderzoekingen en ontdekkingen op Java A.V1II. 294
LEEMANS (C.), Over potten met kinderbeenderen,
bij het kerkhof te Harich in Friesland ontdekt. B. II. 96
LEEMANS (O.), Be jnderteekeni ng van. een
Grieksch-Aegyptiseh koopcontract op papyrus. . B. IX. 222
LEEMANS (O), Mededeeling over eene nieuwe bijdrage tot de geschiedenis der v aderlandsche kunst A. II. 238
LEEMANS (O), Over het algemeen Letterschrift
volgens het stelsel van Lipsins A. IX. 171
LEEMANS (O), Nieuw ontdekte muurschilderingen, eene bijdrage tot de geschiedenis der vaderlandsche kunst A. II.
LEEMANS (O), Oude muurschilderingen van
de kerk te Bathmen in Overijssel A. VII.
LEEMANS (C.), Muurschilderingen in het koor van de kerk der Hervormde Gemeente te Driel in den Zal t-Bom meier waard A. II.
LEEMANS (C.), Nehalennia-allaar, te B.omburg
ontdekt 2?. II. 63
LEEMANS (O), O ver een oude kano bij Nijeveen. Prov. Brenihe en over oude vaartuigen in andere landen ontdekt. g. L. 336
LEEMANS (O), Opschriftkundige opmerkingen. B. VI. 112
LEEMANS (O), Over eenige in den laatsten tijd
in Nederland ontdekte oudheden A. V. 106



LEEMANS (O), Mededeeling omtrent de jongste bijdrage tot verklaring van een hoogst belangrijken hiëralischen Papyrustekst van het Britsché Museum. A. XI. 44
LEEMANS (G.),, Over eene plaats van Paulus
Aegineta betreffende verschillende pijlsoorten .. B. XII. 4
LEEMANS (G.), Penningplaten met het opschrift:
abstrusam lenebris tempus me educit in auras. B. 1. 98
LEEMANS (C.), Over een potscherf met Gfriek-
schen tekst in het Museum te Béiden A. X. 207
LEEMANS (C.), Bewijzen van betaalde belasting
op potscherven uit Aegypte afkomstig A- XI. 356
LEEMANS (C.), Bedenkingen tegen eenige punten
in een verslag van Rijks-adviseurs B.VIIL 273
LEEMANS (C.), Over een lot schaats bewerkt paardébeen en andere voorwerpen, onlangs te Haarlem opgegraven, A. XI. 860
LEEMANS (O), Romeinsche opschriften onder
Vechten gevonden A. XII. 299
LEEMANS (C.), Over een steenen wigge of bijl
van zeldzamen vorm B. VII. 345
LEEUWEN (J. VAN), Over de strekking en
samenstelling der Kikvorsc/ien van Aristophanes C. XII. 302
LEEUWEN (J. VAN), Over de samenstelling en den tijd der opvoering van den Plulus van Aristophanes B. V. 265
LEEUWEN (J. VAN), Over strekking en samenstelling der Wespen van Aristophanes' C. X. 3
LEEUWEN (J. VAN), Het onlangs gevonden werk
over den Atheenschen Slaat C? III. 154
LEEUWEN (J. VAN), Over de onlangs bekend
geworden fragmenten van Menander B. IX. 274
LEEUWEN (J. VAN), Het paard van Troje.. B. IV. 235
LENNEP (J. VAN), Een en ander over Letters. A. VIL 179
LENNEP (J. VAN), Over het al of niet wettige van het inschuiven eener N. in sommige samengestelde woorden A. X. 237, 269
LENNEP (J. VAN), Over de spelling van sommige woorden, meest van uitheemschen oorsprong A. IX. 160
LOUTER (J. DE), De arbitrage in het NoordAtlantisch visscherij-geschil D. X. 374



30
LOUTER (J. DE), Recht en gerechtigheid E. II. 271
LOUTER (J. DE), Het begrip van souvereiniteit C. IV. 154 LOUTER (J. DE), De volkenbond een mijlpaal
op den weg d«r rechtsontwikkeling.. B. XX.
M.
MATTHES (B. F.), Over de Add's of gewoonten
der Makassaren en Boegineezen Q. II. 137
MATTHES (B. F.), Over de bissoes of heiden-
sche priesters en priesteressen der Boegineezen A. VII. MEES (G. Azn.); Een Hollandsche luitenant
onder koning Bodewijk . . B. VIIL 284
MEES (G. — Azn.), Be verzoening van Samuel
Maresius en Jacob Alting jj_ vil. 252
MEES (G. — Azn.), Het Rotterdamsche oproer
van 1690 _ A jy
MEES (W. O), Opmerkingen omtrent gelijke ver-
deeling- van belasting. £ V 18
MEES (W. C.), Over de ongelijke digtheid van bevolking en ongelijke welvaart in onderscheidene landen j VLLL. 128
MEES (W. O), De muntstandaard, in verband met de pogingen tot invoering van eenheid van munt• J. XII. ;209
MEES (W. C.), Poging tot verduidelijking van
eenige begrippen in de staathuishoudkunde B. VII. 187
MEULEN (R. VAN DER), De Hollandsche Zeeen Scheepstermen in het Russisch B. X.
MILL1ES (H. O), Opmerkingen over den Oud-
Javaanschen Bierenriem A. VII 297
MILLIES (H. O), Over de Oostersche vertalingen van het beroemde Geschrift van Hugo Grotius: de Veritate Religionis Christianae J. VIL 109
MILLIES (H. O), Opmerkingen over de bronnen voor de beoefening der kerkgeschiedenis van Nederlandsch-Indië ^ yjj ^ o
MILLIES (H. O), Onderzoek van eene verzameling Oostersche munten * j_ V 38$
MOLENGRAAFF (W. I, P. A.), De zoogenaamde nationaliteit der naamlooze vennootschap. E. III. 426



31
' MOLL (W.), Johannes van Alkmaar voor het
kettergerigt der kerkvergadering van Constanz. B. III. 57
MOLL (W.), De boekerij van het St. Barbaraklooster te Delft in de tweede helft der 15dB eeuw A. I.
MOLL (W.), Bijdrage tot de geschiedenis der
Middelnederlandsehe bijbelvertaling B. VII. 294
MOLL (W.), Gozewijn Comhaer, èen Nederlander
aan hel hoofd der kerk van IJsland B. VI. 48
MOLL (W.), Geert Groote's dietsche vertalingen,
beschreven en toegelicht A. XIII.
MOLL (W.), Over den staat van het kerkgezang in Nederland tijdens de opkomst en den bloei van de Oud-Nederlandsche muziekschool A. XII. 105
MOLTZER (H. E.), Beschouwingen en beoordeeling der fragmenten-Cramer van Aristoteles' poëtica .' C. VIII. 219
MOLÏZER (H. E.), Ben nieuw Ragisel fragment i C. XII. 43
MULLER (E. — Jzn.), Latijnsche woordverklaring op semantisch-taalhistorischen grondslag. B. XX.
MULLER (P L.), Nederlands eerste betrekkingen met Oostenrijk toegelicht uit de correspondentie der Keizerlijke gezanten te 's Gravenhage, 1658—1678 A. V.
MULLER (P. L.), Prins Willem 1 en Frankrijk. C VIII. 125
MULLER (P. L.), Prins Wjllem III en de twintigjarige wapenstilstand van 1684 B. IV. 65
MULLER (S. — Ezn.), Over Claustraliteit. Bijdrage tot de geschiedenis van den grondeigendom in de middeleeuwsche steden A. X,IX.
MULLER (S. — Pzn.), Be jaarstijlen in het sticht Utrecht gebruikt voor het synodaal besluit van 1310. B. 7II. 309
MULLER (S.—Hzn.), Egilbertus Episcopus Tra-
iectensis E. I. 148
MULLER (S. — Hzn.), De civitates van Gallië. B. II.
MULLER (S. — Hzn.), De Germaansche volken bij Julius Honorius en anderen B. 1.
MULLER (S. — Hzn.), De oudste geschiedenis
van Schieland B. XIV.



N.
NABER (J. C), Over de lex latina labulae Ban-
tinae (C. L L. I. 197.) D. X. 104
NABER (J. C), Over de quaestiones van Pseudo-
Irnerius f. . E. I. 121
NABER (S. A.), Het geboortejaar van Cratinus . B.XII. 264 NABER (S. A.), Over de grondslagen der critieh
van Bio Cassius A. X. 288
: NABER (S. A.), Quaestiones Homericae A. XI.
NABER (S. A.), Lanx satura B. I. 12
NABER (S. A.), Mr. Jean Luzac (1746—1807)
als hoogleeraar .. . -. ; E. X. 290
NAP (J. M.), Dateering en rechtskarakter der
z.g. Lex Julia mimici palis B. XI.
NIJHOEF (IS. AN.), Beschrijving van een handschrift afkomstig van het klooster Bethlehein bij Doetinchem A. I.
NIJHOFF (IS. AN.), Mededeeling betreffende een Handschrift afkomstig ,van het klooster Bethlehem bij Doetinchem A. II. 168
O.
OPPENHEIM (J.), Be suprematie der grondwetB. VIII. 247
OPZOOMER (C. W.), Thorbecke... B. II. 296
OPZOOMER (O. W.), Toespraak B.XII. 290
OSSENBRUGGEN (F. D. E. VAN), De oorsprong van het Javaansche begrip „Montja-pal" in verband met primitieve classificaties E. III. 6
P.
PERNOT (TL), zie HESSELING.
PIERSON (A.), Over de Chanson de Geste Aimery de Narbonne, in verband m.et Victor. Hugo's Aymerillot C. V. 228
PIERSON (A.), Over Grieksche compositie C. IX. 54
PIERSON (A.), Over de bronnen van Victor Hugo's
Buy Bias . ". . .' C. VII. 222



33
PIERSON (N. G.), Eenige problemen met betrekking tot de theorie van het arbeidsloon C. XII. 191
PIERSON (N. G.), Depressie in- handel en nijverheid C. IV. 295
PIERSON (N. G.), Beschouwingen over Hollands welvaart bij Engelsche economisten der zeventiende eeuw :;V. 1). VI: 90
PINTO (A. A. DE), Begrip en omvang van het
auteursrecht volgens de Nederlandsche wet ... C. XII. 5
PINTO (A.. A. DE), Over het'ontwerp van een
burgerlijk wetboek voor het duitsche rijk C. VI. 820
PINTO (A. A. DE), Algemeene maatregelen van
inwendig bestuur en delegatie van wetgevende magl B. VIII. 306
PLEYTE (W.), Asémos, "Atr^o? C III 211
PLEYTE (W.), Over den oudst bekenden 'Egyp-
tischen cilinder C. VI. 291
PLEYTE (W.), Geloftesteen aan-de godin Hlu-
dana, gevonden 1888 te Beetgum in Friesland. C. VI. 58
PLEYTE (W.), Mars Thincsus .: , ...... C. II. 109
PLEYTE (W.), Over drie handschriften op Papyrus bekend onder de titels van Papyrus du lac Moeris, du Payouin et du Labyrinthe .. . A. XVI.
PLEYTE (W.), Schenkingsoorkonde van Sehe'le
uit het 18' jaar van Koning Tosertaris CJVIII. 96
PLEYTE (W.), Iets over de oude brug te Zui-
lichem : C. XII. 290
POLAK (H. J.), Be staatsman en de geschiedschrijver Androiion D. VI. 31
POLAK (H. J.), Eenige opmerkingen over de onlangs ontdekte fragmenten van Gallimachus' Hecale:........ C. X. 124
POLAK (H. J.), De jongste gedaanlevericisseling
der homerische kwestie C. XII. 343
POLS (M. S.), De middeleeuwse/ie rechtspleging
in zake van doodslag O. II. 203
Q.
QUACK (H. G. P.), Plockhoy's sociale plannen. C. IX. 81 QUACK (H. G. P.), Uit de eerste dagen der
Zwijndrechtsehe Broederschap C. IX. 270



34
R.
RAMAER (J. C), Geographische Geschiedenis van Holland bezuiden de Lek en de Nieuwe Maas in de Middeleeuwen B. II.
REVILLE (A.), Remarques sur le rayonnement
de la raee Aryenne a la surf ace de l'Europe. A. VIII. 49
RIEMSDIJK (TH. VAN), De registers van
Gerard Alewijnsz C. VIL 124
RIEMSDIJK (TH. VAN), De opdracht van het ruwaardschap van Holland en Zeeland aan Philips van Bourgondië B. VIII;
RIEMSDIJK (TH. VAN), Het zevendeelleggen taëlft na doodslag in Kennemerland en Westfriesland D. I 841, 395
ROGGE (H. C.), De diplomatieke correspondentie van Godefroy d'Estrades, buitengewoon gezant van Frankrijk bij de republiek der Vereenigde Nederlanden van 1663—1668 D. L. 198, 253
ROGGE (H. C.), De Waldenzenmoord van 1655 en de zending van Rudolf van Ommeren naar Zwitserland en Savoye L). V. 292
ROGGE (H. O), De briefwisseling tusschen Nico-
laas van^Reigersberch en Hugo de Groot D. IV. 169
RONKEL (PH. S. VAN), Het verhaal van Ta-
m.im Ad-Dan .. . . E. III. 167
ROORDA (T.), Over den aard en de natuur van de verschillende spraakgeluiden, en de wijze waarop die eenvoudig en duidelijk in Europeesch schrift en met Romeinsche karakters beteekend en onderscheiden kunnen worden A. IX. 205
ROORDA (Tl), 'Over hel onderscheid tusschen spreektaal en schrijftaal, inzonderheid in onze moedertaal ; ^ ƒ_ 93
ROORDA (T.), Bijlage tot beantwoording van de heer en de Vries en Brill op hun beoordeeling van zijn tweede verhandeling over het onderscheid tusschen spreek- en schrijftaal, inzonderheid in onze moedertaal, (vgl. A. LIL. 15). A. LLL. 150
ROSE (W. N.), Over de Groote Zaal op het Binnenhof te 's Gravenhage A. VLL. 83
RÜTGERS (A.), Over de tabulae Eugubinae'... A. L. 237



RUTGERS (A.), Over de Tabulae Eugubinae, naar aanleiding van de bedenkingen van den heer L. J. F. Janssen A. II. 108
SAUSSAYE (P. D. CHANTEPIE DE LA),
Germaansche kosmogonie '. C.VIII. 336
SCHEFFER (J. G. DE HOOP), Be Broumisten
te Amsterdam B.-X. 203, 302
SCHEFEER (J. G. DE HOOP), Overzicht der
geschiedenis van den doop bij onderdompeling. B.XII. 119
SCHEFFER (J. G. DE HOOP), Exegetische opmerkingen over Jak. I: 9, 10; II: 1, 8, 9, 18; III: 1 en Efezen III: 18 C.VIII. 237
SCHLEGEL (G.), Het geschil tusschen China en
Japan in Korea C. XI. 169
SCHLEGEL (G.) und FRANZ KÜHNERT. Die
Schu-king Finsterniss A. XIX.
SCHLEGEL (G.), Be zonsverduistering in den
Schoe-king C. VI. 808
SCHOLTEN (J. H.), Over de oorzaken van het
hedendaagsche materialisme A. F. 129
SCHOLTEN (J. H.), Het kritisch standpunt van .
Mr. C. W. Opzoomer A. V. 315
SCHUCHARDT (HUGO), Die Sprache der Sara-
makkaneger in Surinam * B. XIV.
SILLEM (J. A.), Onderzoek naar loonen en prijzen van levensmiddelen in 14<e-eenwsche Nederlandsche bronnen C. XI. 295
SILLEM (J. A.), Onderzoek naar honen en prijzen van levensmiddelen in de \4P-eemosche bronnen. II de Cameraarsrekeningen van Beventer ... . B. II. 287
SILLEM (J. A.), Tabellen van marktprijzen van granen te Utrecht in de jaren 1393—1644. Uit de rekeningen en weeklijsten der Domproosdij P- UI-
SIX (J.j, Een meisjesschool en de opvoeding door
muziek in de Ve eeuw te Athene B. XIX.
SIX (J.), Het scherm voor Aeschylus' Zeven tegen
Thebe door Agatharchus geschilderd E. IV. 499



36
SIX (J. P.), Over de oudere munten van Lycie. A. XLL. 5
SIX (J. P.), Over oude munten van PAenicië .. B. VI. 288
SIX (J. P.), Over de trtunten, die den naam van
Ptolemaeus Soter dragen A. VII. 285
SLOET (L. A. J. W.), Eene actio spolii van
1229 en eene inleiding in erfgrond van 1243. A. VII.
SLOET (L. A. J. W.), Het hoogadelijk, vrij wereldlijk stift te Bedlbur bij Kleef en zijne juffers A. XII.
SLOET (L. A. J. W.), Over twee stukken geslepen bergkristal te Leiden B. XI. 168
SLOET (L. A. J. W.), Over het wapen der eerste
Graven van Gelre en Zutfen B. VI. 201
SLOET (L. A. J. W.), MededeeUng over een baud met middeleeuwsóhe handschriften, te Arnhem gevonden A. III. 88
SLOET (L. A. J. W.), De dijkgraaf van Hattem wegens eene dijkgave in het jaar 1414 gedaan met geestelijk recht vervolgd B. III. 13
SLOET (L. A. J. W.), Vondst van hoefijzers te
Nieuwersluis C. II. 815
SLOET (L. A. J. W.), De bezitting en van het Benedikiijner klooster van St. Petrus en Paulus te Paderborn, geheeten Abdinkhof, in Gelder-
; land, hoofdzakelijk in Putten., C. VI. 206
SLOET (L. A. J. W.), De Hof te Voorst.... A. III.
SLOET (L. A. J. W.), MededeeUng omtrent een handschrift te Nijmegen over den ridder met de zwaan A. XLL. 253
SPEYER (J. S.), Kritische Nachlese zu Agva-
goshas Buddhacarita Q. XL. 340
SPEYER (J. S.), Eenige bundels van Avadana's,
- stichtelijke verhalen der Noordelijke Buddhisten. B. LLL. 361
SPEYER (J. 8.), Het zoogenaamde groote verhaal
{Be Brhatkatka) en de tijd tijner samenstelling. D. IX. 116
SPEYER (J. 8.), Eene Buddhistische inscriptie
afkomstig van Java B. VI. 138, 253
SPEYER (J. S.), De oud-romeinsche huwelijksvermen door confarrealio, coemptio en usus .. D. 1. 129
SPEYER (J. 8.), Over den Romeinschen God
Janus | C.VLLI. 285



87
SPEYER (J. S.), Studies about the Kathasarit-
sagara B. VIII.
SPEYER (J. S.), Bijdrage tot de etymologie van
eenige latijnsche woorden . . . . ^ B. VII. 109
SPEYER (J. S.), Magalia C. VII. 243
SPEYER (J. S.), Some notes on the text of Saundarananda, the poem of Aqvaghosa, edited bij Prof Haraprasad B.XII. 125
SPRUIJT (C. BELLAAR), Iets over Geulincx
en de nieuwe uitgaaf zijner Opera philosophiea C. IX. 219
SPRUIJT (O BELLAAR), Theod. Gomperz en
Parmenides '. D. IV. 42
SPRUIJT (C. BELLAAR), Over de beteekenis der
woorden Zireipov en 'irkpa.q in Plato's Philebus. C. II. 8
SPRUIJT (C. BELLAAR), Schopenhauers begripsverwarring op psychologisch gebied C. XI. 83
SYMONS (B.), Ben nieuw ontdekt latijnsch-go-
tiseh bijbelfragment B. X. 887
SYMONS (B.), Bijdrage tot de dagteekeuing der
Bddaliederen C. IV. 220
SYMONS (B.), Over afleiding en beteekenis van
het woord Edda B. III. 6
SYMONS (B.), Over de onlangs ontdekte fragmenten van eene Oudsaksische bewerking der Genesis O. XI. 123
STRATINGH (G. ACKER), Marken in Friesland A. IX. 49
T.
TELLEGEN (B. D. H.), Be algemeene maatregelen van inwendig bestuur geschiedkundig beschouwd B. IX. 313
TELLEGEN (B. D. H.), Over de ontwikkeling
van het Bngelsche koningschap B. IV. 1
TIELE (O. P.), Iets over. .de oudheid van .het
Avesta '.■ G. XI. 864
TIELE (C. P.), Be. hoofdtempel van Babel en
die van Borsippa G. III. 108
TIELE (G. P.), Be beteekenis Vd% ÏJ/Of 6% zijn
verhouding tot Maruduk en Nabil C, IV. 67



38
TIELE (C. P.), Is turner en Akkad hetzelfde als
Mahan en Mélucha? B. XII. 199
TIELE (C. P.), Over de spijkerschrifttafels onlangs te 1 'el-lel-Amarna gevonden ■ C. VI. 140
TROMP (S. W.), Naar aanleiding van het begraven onder den drup C. VII. 65
u.
UHLENBECK (C. C), Ontwerp van eene vergelijkende vormleer van eenige Algonkintalen. B. XI.
UHLENBECK (C. O), Grammatische onderscheidingen in het Algonkisch, voornamelijk gedemonstreerd aan het Otchipwe-dialect ,. . D. X. 20
UHLENBECK (C. C), Het passieve karakter van het verbum transitivum of van het verbum actionïs in talen'van Noord-Amerika E. II. 187
UHLENBECK (O C), Het identificeerend karakter
der positieve flexie in talen van Noord-Amerika. JE. II. 345
UHLENBECK (O C), Karakteristiek der Bds-
kische grammatica JD.VIII. 4
UHLENBECK (C. C.), Beitrage zu einer vergleichenden Lautlehre der Baskischen Dialekte B. V.
UHLENBECK (O. O), De woordafleidende suffixen
van het Baskisch B. VI.
UHLENBECK (C. O), Baskische studiën CVIII. 179
UHLENBECK (C. O.), Original Blackfoot texts from the sootnern Peigans Blackfoot reservation Teton county Montana with the help of Joseph Tatsey collected and publishéd with an English
translation B. XII.
UHLENBECK (O C), A new series of Blackfoot texts from the southern Peigans Blackfoot reservation etc B. XLTI.
UHLENBECK (O C), Supplementary list of addenda et corrigenda to O O Uhlenbecks Blackfoot publications B. XIV.
UHLENBECK (C. C), Elexions of Substantives
in Blackfoot. A preliminary sketch B. XIV.
UHLENBECK (C. C.), A survey of the nonpronominal and non-formative affixes of the blackfoot verbs B. XX.



89
UHLENBECK (C. C), De conjuneiief-achiige
modi in het Blackfoot D. XII. 244
UHLENBECK (C. C), Some general aspects of
Blackfoot morphology B. XIV.
UHLENBECK (C. C), Philological notes to J. P.
B. de Josselin de Jong's Blackfoot texts.... B. XVI.
UHLENBECK (C. C), De vormen van het Blackfoot D.XII. 174
UHLENBECK (C. C), Ontwerp van eene vergelijkende vormleer der Eskimotalen B. VIII.
UHLENBECK (O O), Geslachte- en personennamen der Peigans D. XI. 4
V.
VALETON (I. M. J.), M. Bruins en zijne briefwisseling vóór Caesars dood D. I. 8
VALETON (I. M. J.), Over de rechten der patricische gentes in Rome C. X. 306
VALETON (I. M. J.), Over de drie wetten die te Rome aan de plebiscita kracht van wet hebben toegekend C.VIII. 49
VALETON (I. M. J.), De bedoeling van keizer Vespasianus omtrent Jeruzalem en den tempel tijdens het beleg D. III. 87
VALETON (J. J. P.), Karakter en literarische
opzet van het Sinaïverhaal D. IX. 67
VERDAM (J.), Bedorven plaatsen en weinig bekende woorden uit den Hnl. Limborch C. III. 330
VERDAM (J.), Het Brusselsche handschrift van den Limborch en zijn belang voor den door van den Bergh uitgegeven tekst C. V. 125
VERDAM (J.)^ Laten als hulpwerkwoord van wijze in het Nederlandsch en het Middelnederlandsch C. X. 197
VERDAM (J.), Het middelnederlandsch dichtwerk
„ Van den Levene onzes Heer en" D. IV. 358
VERDAM (J.), Nieuwe lezingen in Maerlants
Spiegel Historiael, eerste partie C. VI. 101
VERDAM (3.), Nieuwe lezingen in Maerlants
Spiegel Historiael, eerste partie - C VII. 5



40
VERDAM (J.), Over Maerlants historie van
Troyen . JD. VI. 844
VERDAM (J.), Eenige bedorven plaatsen in middelnederlandsche teksten . C. II. 288
VERDAM (J.), Nieuwe aanwinsten voor de kennis van onze- middelnederlandsche taal en in het bijzonder voor de kritiek van Maerlant C. VI. 88
VERDAM (J.), Nieuwe aanwinsten voor de ken- .
nis van het middelnederlandsch CVIII. 14
VERDAM (J.), Nieuwe aanwinsten voor de kennis onzer middeleeuwsche taal.' Met bijlage: „Een argument tusschen Ootmoedicheit ende die Ere van der JVerlt" enz C. XII. 133, 159
VERDAM (J.), Nieuwe aanwinsten voor onze kennis der middeleeuwsche taal en letterkunde . . . D. III. 288
VERDAM (J.), Middelnederlandsche geestelijke poëzie {naar aanleiding van twee handschriften in de boekerij' der Akademie) ; D. II. 145
VERDAM (J.), Over het woord schaats D.VIII. 366
VERDAM (J.), Over het woord zerk .' D.VIII. 381
VERWIJS (E.), Het middelnederlandsch gedicht
van Sinte Brandane .. B. II. 231
VERWIJS (E.), Heer Nic. van Cats B.VIII. 6
VERWIJS (E.), De Rinclus B. VI. 153
VISSER {M. W. DE), The Dragon in China
and Japan B. XIII.
VISSER (M. W. DE), De Arliats {discipelen
van Buddha) in China en Japan E. IV. 408
VISSERING (G.), Eenige opmerkingen over het
duurtevraagstuk E. IV. 294
VISSERING (S.), O ver een drietal handschriften
van Hugo Grotius A. IX. 145
VISSERING (S.), De rechtstaal van H. de Groot's
Inleiding tot de hollandsehe rechtsgeleerdheid . B. XII. 872
VLOTEN (G. VAN), Recherches sur la domination Arabe, le Chiitisme et les croyances inessianiques-, sous le khalifat des Omayades.. B. I.
VLUGT (W. VAN DER), Iets over de beteeke-
nis van den nieuwen codex iwris canoniei .... E. IV. 527
VOLTER (D.), Johannes en Jezus in het licht
van Matth. II : 2—15 D. IX. 404



41
VOGEL (J. PEL), Een beeld van honing Kaniska
den Kusan $ D. XII. 272
VOGEL (J. PH.), The sign of the spread hand or Jive finger tohen (Pancangulika) in Paliliteralure. E. IV. 218
VOLLENHOVEN (C. VAN), Het begrip „burgerrechtelijke twistgedingen'1 toegelicht uit koloniale gegevens E. II. 178
VOLLENHOVEN (C. VAN), Sprongen in het
gewoonterecht. D. XI. 220
VOLLENHOVEN (O. VAN), Naasting, opvordering en beteugeling van koopmansgoederen in den zeeoorlog E. I. 894
VOLLENHOVEN (O VAN), Naasting., opvordering en ingebruikneming van koopvaardijschepen in den zeeoorlog E. III. 471
VOSMAER (0.), Over eenige van de jongste ontdekkingen van Grieksche kunstwerken . B. XI. 28
VOSMAER (O), Over het karakter van Helena. C. I. 183
VOSMAER (O), Ad Vergilium C. II. 279
VRIES Azn. (G. DE), Be polderbesturen van den
Berkmeer en den Slootgaard A. X. 75
VRIES Azn. (G. DE), Bedijking van den Diepsmeer en den Tjaarlingermeer in Geestmer'ambacht door Johan van Oldenbarneveld c.s C. II. 39
VRIES Azn. (G. DE), Nieuwe bijdrage tot de geschiedenis van hel Hoogheemraadschap van den Hondsbossche en Buinen tot Petten A. XII. 337
VRIES Azn. (G. DE), Be instelling van het
hoogheemraadschap van Nieuwer-Amstel G. VII. 257
VRIES Azn. (G. DE), Het dijks- en molenbestuur in Hollands Noorderkwartier onder de grafelijke regeering en gedurende de republiek A. X.
VRIES Azn. (G. DE), De' kaart van Hollands
Noorderkwartier in 1288 A. III.
VRIES Azn. (G. DE), Be Rijndijk in de duinen
te Petten.. ^ ' C. III. 7
VRIES (M. DE), AEKDAP B. V. 209
VRIES. (M. DE), De ajleiding en beteekenis van
he* woord Ruwaard A. XII. 171
VRIES (M. DE), Bijdrage tot de kritiek van het . middelnederlandsche gedicht Theophilus A- VI. 80



42
VÜRTHEIM (J. J. G.), Het wijnwonder bij
Bionysos' advent {over het Zenaeënfeest) E. IV. 452
VÜRTHEIM (J. J. G), Bijdrage tot de ontwikkelingsgeschiedenis van den antieken herderszang : E. II. 887
VÜRTHEIM (J. J. G.),' Het ritueel aan het allaar der Orthia te Sparta B. XII. 37
w.
WAGEN1NGEN (J. VAN), Bijdrage tot de kennis der consolatio mortis bij de Grieken en Romeinen E. III. 175
WAGENINGEN (J.' VAN), Be partes damnandae in de ecliptica en de ongeluksdagen in den ouden kalender E. IV. 515
WAL (J. DE), Be modus legendi abbreviaturas in utroque iure, oudste proeve eener reglsencyclopedie uit de vijftiende eeuw A. XI. 257
WAL (J. DE), Bijdrage over de gronden, waarop de strafwetgeving legen het vervalschen der levensmiddelen moet gevestigd worden A. VI. 241
WAL (J. DE), Het nationale element in de strafwetgeving B. V. 296
WAL (J. DE), Opmerkingen en gissingen op een
der brieven van Georg Tanner . B. VIII. 860
WAL (J. DE), Bijdrage over den regtsgeleerde Udalricus Zasius', naar aanleiding van zijn werk, getiteld: deparvulis ludaeorum baptizandis A. IV. 857
WARREN (S.), Nirayavaliyasuttam, een upünga
der Jaina's A. XII.
WARREN (S. J.), Het slang- en touw-voorbeeld
bij Sextus Empiricus en in Indië B. IX. 280
WARREN (S. J.), Het Indische origineel van
den Griekse hen Syntipas B. V. 41
WENSINCK (A. J.), Theetymology of the Arabic
Bjinn {Spirits) with appendix E. IV. 506, 514a
WENSINCK (A. J.), Intentie in recht, ethiek
en mystiek der semietische volken E. IV. 109
WENSINCK (A. J.), Semitic rites of mourning
and religion. Studies on their origin and mutual
relation B. XVIII.



43
WENSINCK (A. J.), The ideas of the Western
Semites eonceming the navel of the earth... B. XVII.
WENSINCK (A. J.), The Ocean in the literature
of the Western Semites B. XIX.
WILDEBOEB (G.), De kerkvader Origenes en de
kanon des Ouden Verbonds D. V. 184
WILDEBOEB (G), De patriarchen des Ouden
Verbonds en de wetgeving van Hammoerabi .. D. VI. 806 WILDEBOEB (G.), De tijdsbepaling van het
boek der Spreuken D. III. 283
WILDEBOEB (G), Iets over Ziel en Geest in
het Oude Testament D. X. 152
WINKEL (J. TE), De oudste gedichten van
Vondel D. XI. 808
WINKEL (L. A. TE), Over het voorvoegsel A
in het Germaansch A.VIII. 177
WINKEL (L. A. TE), Over eene- klasse van uiterst bedorvene uitdrukkingen in onze taal, die gemakkelijk tot haren vroegeren onberispelijken vorm kunnen teruggebracht worden .... A. IX. 83
WINKEL (L. A. TE), Over de etymologie van
Geen (Nullus) A. XI. 225
WINKEL (L. A. TE), Over de etymologie der
woorden Noch, Nog en Nochte A. XI. 100
WINKEL (L. A. TE), Over de Psalmen van
Wachtendonk en de Glossen van Lipsius A. X. 815
WINKEL (L. A. TE), Zie Woordensamenstelling
(A. X. 237. 248. 269). WOLTJER (J.), Beligio en pietas bij Lueretius. D. XI. 239 WOLTJER (J.), De echtheid van de fragmenten
der XII tafelen D. VII. 74
WIJ BRANDS (AEM. W.), De Abdij Bloemhof
te Witte wierum in de dertiende eeuw A. XV.
WIJCK (B. H. O K. VAN DER), Over het
begrip der eudaimonia bij Arisloieles B. XII. 39
WIJCK (B. H. O K. VAN DER), Over vier
elementaire vormen van het intellect .'. B. VI. 128
WIJNNE (J. A.), Onderzoek naar de waarheidsliefde van den franschen gezant J. A. d'Avaux. B. XII. 209
WIJNNE (J. A.), Bossuet, Montesquieu en de
oorzaken van Rome's grootheid C. VI. 67



44
WIJNNE (J. A.), Twee vragen betreffende Vol-
taire's histoire de Charles XII •. ... C. I. 158
WIJNNE (J. A.), Tot dusver onbekende bijzonderheden betreffetide de tweeledige forsche daad van prins Willem II in 1650 C. II. 250
IJZERMAN (J, W.), Iets over de lempelruïnen
van Prambanam .- C. IV. 263



n.
ZAAKREGISTER.
TOELICHTING.
De Verhandelingen zijn door staanden, de Bijdragen (Mededeelingen) door cursieren druk aangeduid.
A. I-—XX = Verhandelingen eerste reeks I—XX
B. I—XXI = „ tweede „ I—XXI
A. I—XII = Versl. en Mededeelingen eerste reeks I—XII
B. I—XII = „ „ „ tweede „ I—XII
C. I—XII = „ „ „ derde „ I—XII B. I—XII = „ „ „ vierde „ I—XII E. I—IV — „ „ „ vijfde „ I—IV






A.
A, zie Germaansch.
AARD-NAVEL, A. J. Wensinck. The ideas of the Western Semites concerning the navel of the earth B. XVII.
Abdinkhof, L. A. J. W. Sloet. De bezittingen vim hel Benediktijner klooster van St. Petrus en Paulus te Paderbom, geheeten Abdinkhof, in Gelderland, hoofdzakelijk in Putten C. VI. 206
Abbreviaturae, J. de Wal. Be modus legendi abbreviaturas in utroque iure, oudste proeve eener regtsencyclopedie uit de vijftiende eeuw A. Xl. 257
ACHILLEÏS, D. C. Hesseling. L'Achilleïde
Byzantine, publiée avec une introduction etc.. B. XIX.
Achterleenen, R. C. Bakhuizen van den Brink. Bijdragen over den oorsprong en den aard der achterleenen in het graafschap Holland (7) A- IL 130
Achterleenen, A. C. Holtius, Over de voordragt van den heer B. G. Bakhuizen van den Brink over de Hollandsche achterleenen A. II. 149
ACOKA, zie BUÜDHISME.
Acvaghosa, zie Buddhacarita.
Agvag hosa, J. S. Speyer. Some notes on the text of Saundarananda, the poem of Aqvaghosa, edited by Prof. Haraprasad D.XII. 125
Adat, B. E. Matthes. Over de Ada's of gewoonten der Makassaren en Boegineezen G. 77. 137
'Af/(p<»/), M. de Vries. 'A«qp«p B. V. 209
Aeschylus, S. Karsten. Mededeeling betreffende den Agamemnon van Aeschylus A. I. 217
Aeschylus, J. Six. Het scherm voor Aeschylus' Zeven tegen Thebe door Agatharchus geschilderd Js- 17• 499



48
Aeschylus, H. van Herwerden. De nonnullis
locis Aeschyli et Sophoclis I. Ad Aeschylum . B. V. 819 Agatharchus, Zie Aeschylus. Aimery de Narbonne, zie Hugo. Alcestis, D. C. Hesseling, Euripides Al-
ces tis en de volkspoëzie B. XII. 1
Alewynse (Gerard), Th. varr Riemsdijk.
De registers van Gerard Alewijnse C. VII. 124
ALGONKINTALEN, CC. Uhlenbeck. Ontwerp van eene vergelijkende vormleer van eenige Algonkintalen B. XI.
Algonkisch, C. C. Uhlenbeck. Grammatische onderscheidingen in het Algonkisch, voornamelijk gedemonstreerd aan liet Olehipwe-dialect D. X. 20
Alkmaar (Johannes v.), W. Moll. Johannes van Alkmaar .voor het kettergericht der'kerkvergadering van Constanz B. III. 57
ALLITERATIE-VERS, R: C. Boer. Studiën
Over "de metriek van het alliteratievers B. XVII.
Alting (Jac.), zie Maresius.
Ambtenaarsbezoldiging (Rom.), J. C. G. Boot. Over de bezoldiging der ambtenaren in de Bomeinsche republiek en onder de eerste keizers A. XII. 317
Amerika, J. Huizinga. Staatszin en zakenkennis in Amerika E. IV. 20
Amerika (N.-), H. E. C. ten Kate. Sur la synonymie ethnique et la toponymie, chex les Indiens de VAmérique du Nord C. I. 358
A merikaansche talen (N.-), O C. Uhlenbeck. Het. passieve karakter van het verbum transitivum of van het verbum actionis in talen
■ van Nioord-Amerika E. II. 187
Amerikaansche talen (N.-), C. C. Uhlenbeck. Het identificeer end karakter der positieve flexie in talen van Noord-Amerika E. II. 345
Androtion, H. J. Polak. De staatsman en
de geschiedschrijver Androtion D. VI. 31
ANEITYUM, H. Kern. Taalvergelijkende verhandeling over het Aneityumsch - niet een aanhangsel over het klankstelsel van het Erp- manga . . . B. VIII.



49
ANFANG EN SLICHTE CLAGE, zie OUDSAKSISCH EECHT. Anthologia (Lat.), W. L. van Heiten.
Eenige opmerkingen over no. 285 (285, 285a)
der Anthologia latina D. VI. 148
Apulejus, J~. J. Cornelissen. Bijd/rage tot
de tekstkritiek van Apulejus' Metamorphosen.. C. V. 49
Arabisch, zie Christenbestrijding, Bjimn en Japan.
Arbeidsloon, N. G. Pierson. Eenige problemen met betrekking tot de theorie van het arbeidsloon C. XII. 191
Arbitrage, zie Visscherijgeschil.
Arhats, M. W. de Yisser. Be Arhats (discipelen van Buddha) in China en Japan E. IV. 408
Ariërs, A. Réville. Remarques sur le rayonne-
ment de la race Aryenne a la sur/ace de l'Europe. A. VIII. 49
Aristophanes, J. van Leeuwen. Over de strekking en samenstelling der Kikvorschen van Aristophanes C. XII. 802
Aristophanes, J. van Leeuwen. Over de samenstelling en den tijd der opvoering van den Plutus van Aristophanes B. V.- 265
Aristophanes, J. van Leeuwen. Over de strekking en samenstelling der Wespen van Aristophanes C. X. 3
Aristophanes, zie Socrates.
Aristoteles, B. H. C. K. van der Wijck.
Over het begrip der eudaimonia bij Aristoteles. B. XII. 89
ARISTOTELES, J. G. Hulleman. Bedenkingen tegen de echtheid van den zoogenaamden riEITAOS van Aristoteles A. t
Aristoteles, H. E. Moltzer. Beschouwingen en beoordeeling der fragmenten-Cramer van Aristoteles' poëtica C.VIII. 259
Aristoteles, 3. van Leeuwen. Het onlangs
gevonden werk over den Atheenschen Staat . . . C. VIII. 154
Asémos, W. Pleyte. Asémos, "AmifMf O. III. 211
Asidharavratam, H. Kern. Beteekenis en
oorsprong van 't Asidharavratam der Indiërs.. B. VI. 21
Assimilatie, G. M. Francken. Over de assimilatie der praepositiones in de latijnsche verba composita C. II. 844



50
Atharvaveda, W. Caland. Bijdrage tot de
kennis der Atharvaveda-litteratuur D. VII. 1
Atheensche finantiën, zie Dertigmannen ATHEENSCHE MEISJESSCHOOL, J. Six. Een meisjesschool en de opvoeding door muziek in de Ye eeuw te Athene B. XIX* -
Attica (Attisch Staatsrecht), J. Bake.
Over Attisch Staatsrecht A. VI. 220
Augustinus, H. T. Karsten. De brieven van
den kerkvader Augustinus B. X. 226
AUGUSTUS, A. E. J. Holwerda. Neue Bild-
nisse des Kaisers Augustus B. VI.
Augustus, zie Kam.
Auteursrecht, A. A. de Pinto. Begrip en omvang van het auteursrecht volgens de Nederlandsche wet C. XII. 5
Avadana's, J. S. Speyer. Eenige bundels van Avadana's, stichtelijke verhalen der noordelijke Buddhisten B. III. 861
d'Avaux (J. A.), J. A. Wijnne. Onderzoek naar de waarheidsliefde van den franschen gezant J. A. d'Avaux B. XII. 209
AVESTA, W. Caland. Zur syntax der pronomina im Avesta A. XX.
Ave sta, C. P. Tiele. Iets over de oudheid van
het Avesta Q. XI. 864
B.
Babel, C. P. Tiele. De hoofdtempel van Bdbel
en die van Borsippa C. III. 108
Babyloniè, C. P. Tiele. Is Sumér en Akkad
het zelfde als Makan en Mêlueha? B.XII. 199
Bankbiljetten, N. P. van den Berg. Be
regeling der bankbiljettenemissie hier te lande. G. XII. 226 Bannus pacis, B. Eruin. Over de beteekenis
van Bannus pacis in een charter van Floris V. B. XII. 99 Bantina (tabula), J. C. Naber. Over de lex
latina tabulae Bantinae (C. I. L. I. 197)... B. X. 104 BARBARA-KLOOSTEB (ST), W. Mo 11. De
Boekerij van het St. Barbara-Klooster te Delft
in de tweede helft der vijftiende eeuw A. I.



61
Baronius, zie Gerard.
Basilides, D. Harting. Basilides als getuige
voor de echtheid van het vierde evangelie A. XII. 29
BASKISCH, Edw. Spencer Dodgson. A synopsis, analytioal and quotational, of the 286 forms of the verb used in the epistles to the Ephesians and the Thessalonians as found in the Baskish New Testament of Johannes Leicarraga printed in 1571 at La Bochelle. . B. V.
BASKISCH, C. C. Uhlenbeck. Beitrage zu einer vergleichenden Lautlehre der Baskischen Dialecte B. V.
BASKISCH, C. C. Uhlenbeck. De woordaf-
leidende suffixen in het Baskisch B. "VI.
Baskisch, C. C. Uhlenbeck. Baskische Studiën C.riII. 179
Baskisch, CC. Uhlenbeck. Karakteristiek
der Baskische grammatica B. VIII. 4
BATHMEN, C. Leemans. Oude muurschilde-
deringen van de kerk te Bathmen in Overijsel. A. VIL
Battambang, zie Maliayanisme.
Becker (Burman), zie Runen.
BEDBUB, L. A. J. W. Sloet. Het hoogadelijk, vrij wereldlijk stift te Bedbur bij Kleef en zijne Juffers A. XII.
Bedijking, G. de Vries Azn. Bedijking van den Diepsmeer en den Tjaarlingermeer in Geestmerambacht door Joh. v. Oldenbarneveld c.s., . C. II, 89
Beetgum, zie Hludana.
BEGBAEENIS-GEBRUIKEN, W. Caland. Die Altindischen Todten- und Bestattungsgebrauche mit Benutzung handschriftlicher Quellen dargestellt B. I.
Begrafenisgebruiken, C Leemans. Over potten met kinderbeenderen op het kerkhof te Rarich in Friesland ontdekt B. II. 96
Begrafenisgebruiken, S. W. Tromp. Naar
aanleiding van het begraven onder den drup. . C. VII. 65
Belasting, W. C Mees. Opmerkingen omtrent gelijke verdeeling van belasting B. V. 18
Bellum grammaticale, J. C. G. Boot.
Bibliographische mededeeling G. IV. 332



52
Beneficia, J. Habets. Fragment van een Be-
gistrum beneficiorum uit het jaar 1430 G. III. 246
Bentham (Jer.), T. M. O. Asser. Een onuitgegeven brief van Jeremias Bentham aan koning Willem I C. IX. 179
Bentinck, W. G. Brill. Over de zending van Graaf Willem Bentinck Rhoon naar Weenen in 1749 B. II. 341
Bergkristal, L. A. J. W. Sloet. Over twee
stukken geslepen bergkristal te Leiden B. XI. 163
Berkmeer en Slootgaard, G. de Vries Azn. Be polderbesturen van den Berkmeer en den Slootgaard A. X. 75
Bestand (Twaalfjarig), W. G. Brill. Over
de gevolgen van het Twaalfjarig Bestand . . .. A. VIII. 7
BETHLEHEM, Is. An. Nijhoff. Beschrijving van een handschrift afkomstig van het klooster Bethlehem bij Doetinchem A. I.
Bethlehem, Is. An. Nijhoff. Mededeeling betreffende een Handschrift afkomstig van het klooster Bethlehem bij Boetinchem A. II. 168
Bevolking, W. C. Mees. Over de ongelijke digtheid van bevolking en ongelijke welvaart in onderscheidene landen A.VIII. 128
Bilderdijk, A. Kluyver. Over Bilderdijks
maatschappelijke loopbaan tot 1795 E. III. 394
Binnenhof, W. N. Bose. Over de Groote
Zaal op het Binnenhof te 's Gravenhage .... A. VII. 83
BISSOES, B. F. Matthes. Over de Bissoes of heidensche priesters en priesteressen der Boeginezen A. VII.
BLACKFOOT-TEXTS, C. O. Uhlenbeck.
Origineel blackfoot texts etc B. XII.
BLACKFOOT-TEXTS, C. C. Uhlenbeck.
New series of Blackfoot-texts etc B. XHE.
BLACKFOOT, J. B. P. de Josselin de Jong. Blackfoot-texts from the sonthern Peigans Blackf. reservation etc B. XIV.
BLACKFOOT, C. C. Uhlenbeck. Supplementary list of addenda et corrigenda to C. O U/s Blackfoot pnblications B. XIV.



53
BLACKFOOT, C. C. Uhlenbeck. Philojpgical notes to J. B. P. de Josselin de Jong's Blackfoot-texts B. XVI.
BLACKFOOT, C. C. Uhlenbeck. Flexion of
substantives in Blackfoot B. XIV.
Blackfoot, C. C. Uhlenbeck. Be conjunctiefachtige modi in het Blackfoot B. XII. 244
BLACKFOOT, O C. Uhlenbeck. Some gene-
ral aspects of Blackfoot morphology B. XIY*
BLACKFOOT, C. 0. Uhlenbeck. A survey of the non-pronominal and non-formative affixes of the blackfoot verbs B. XX.
Blackfoot, CC. Uhlenbeck. Geslachls-en personennamen der Peigans B. XI. 4
Blackfoot, 0. C. Uhlenbeck. Be vormen
van het Blackfoot B.XII. 174
Blind-doof'stommen, J. V. de Groot. Menige beschouwingen over de geestelijke ontwikkeling van blinde doofstommen .. '. B. VII. 24
BLOEMHOF, Aem. W. Wijbrands. De abdij Bloemhof te Wittewierum in de dertiende eeuw A. XV.
Boot, zie Egypte (godsd.)
Boró-Boedoer, C. Leemans. Opmerkingen over de uitgaaf van het werk Boró-Boedoer op het eiland Java B. IV. 216
Boro-boedoer, H. Kern. Over de bijschriften
op het beeldhouwwerk van den Boro-boedoer... C. XII. 119
Borsippa, zie Babel.
Bossuet, zie Bome.
BRABON-SAGE, J. F. D. Blöte. Das Aufkommen der Sage von Brabon Silvius, dem brabantischen Schwanritter B. V.
Brahmana, zie Kanva.
Brahmana, W. Caland. Brahmana en Süira
aanwinsten E. IV. 461
Brandane (Sinte), E. Verwijs. Het middelnederlandsch gedicht van St. Brandane B. II. 231
Brhatkatha,-3. S. Speyer. Het zoogenaamde groote verhaal (Be Brhatkatha) en de lijd zijner samenstelling., B. IX. 116



Brownisten, J. G. de Hoop Scheffer. Be
Brownisten te Amsterdam . . .' B. X. 208, 802
Brunswijk, W. G. Brill. Over den grond der achterdocht tegen Hertog Bodewijk Ernst van Brunswijk Wolfenbuttel, tusschen 1749 en 1784 in den dienst der Vereenigde Nederlanden ... B. 1. 206
Brutus (M.), I. M. J. Valeton. M. Brutus
en zijne briefwisseling vóór Caesars dood .... 2?. I. 8
Brutus, zie Pomponius.
Buddhacarita, J. S. Speyer. Kritische Nach-
lese zu Acvaghosa's Buddhacarita C. XI. 840,
Buddhisme, zie Arhats.
Buddhisme, H. Kern. Over den aanhef eener
buddhistische inscriptie uit Battambang B. III. 65
Buddhisme, J. S. Speyer. Eene Buddhistische inscriptie afkomstig van Java D. VI. 138, 253
BUDDHISME, H. Kern. Over de jaartelling der zuidelijke Buddhisten en de gedenkstukken
van Acoka den Buddhist A. VIII.
Burenrecht, J. S. Eockema Andreae. Uit
het oude burenrecht B. III. 39
BURGEBL. BECHT, P. van Bemmelen. Les
notions fondamentales du droit civil B. U
Burgerrechtelijke twistgedingen, C. van Vollenhoven. Het begrip „burgerrechtelijke twistgedingen" toegelicht uit koloniale gegevens. E. II. 178 Burjaten, H. Kern. Over de godsdienstleer
der Burjaten C. X. 44
Bijbelvertaling, J. P. N. Land. Be Hiero-
solymitaansche bijbelvertaling B. V. 196
Bijbelvertaling, W. Moll. Bijdrage tot de geschiedenis der middelnederlandsche bijbelvertaling B. VII. 294
Byzantium, zie Hymnographen.
c.
Cadix, A. Kluyver. Nederlandsche namen van de stad Cadix B. IX. 801, 317
Callimachus, H. J. Polak. Eenige opmerkingen over de onlangs ontdekte fragmenten van Callimachus'1 Hecale .- C. X. 124



55
Callimac hus,t K. Kuiper. Over het verhaal van Bathycles' beker in het Jambenboek van Callimachus E. II. 134
C'antelot', A. Kluyver. Over den stofnaam
Camelot. D. UI. 271
Cannegieter, L. J. E. Janssen. Over de nagelaten handschriften van Hendrik Cannegieter A. III. 325 Capilo, zie Labeo.
CARAÏBEN, C. H. de Goeje. Étudeslinguis-
tiques Caraïbes B. X.
Castaldi {Pamfilo), Domenico Carutti, note sur Pamfilo Castaldi A. XI. 197
Cato (Uticensis), J. C. G. Boot. Over twee onlangs ontdekte fragmenten van een leven van Cato v. Vtica B. V. 238
Cals (Nic. v.), E. Yerwijs. Heer Nic. v. Cats B. VIII. 6
Catullus, C. M. Er an eken. Lesbia-Clodia.
Bijdrage tot verklaring van Catullus.' B. IX, 71
Celebes, zie 'Toraaja's.
Chansons de geste, J. J. Salverda de Grave. Over het ontstaan van het genre der „chansons de geste"" E. I. 464
CHARADBIUS, J. Huizinga. Van den vogel
Charadrius B. V.
Chaucer, H. Kern. Be bronnen van the wife
of Bath's tale en daarmee verwante vertellingen B. IX. 346
CHILDEBS, H. Kern. Toevoegselen op het
„Woordenboek van Ch." B. XVI.
CHINA, M. W. de Visser. The Dragon in
China and Japan B. XIII.
CHINA, zie Arhats en MAHAYiNA. China, J. Hoffmann. Mededeeling aangaande
Chineesehe matrijzen en drukletters enz A. VI. 29
CHINA, J. J. M..de Groot. Sectarianism and religious persecution in China, a page in the history of religious B. IV.
Christenbestrijding, P. de Jong. Een arabisch hs. behelzende eene bestrijding van het Christendom B. VIII. 217
Chrislenslavinnen, Th. Borret. Be Ghris-
tenslavin in dienst bij heidensche meesters . . B. VIII. 97



66
Cicero, B. J. L. de Geer. Over Cicero*& pleitrede voor Gaecina B. XI. 840
CICERO, J. Bake. Over de methode van onderzoek naar de echtheid of de onechtheid van de op naam van Cicero gestelde eerste Catilinaria A. II.
Cicero, J. O. G. Boot. Over eene plaats van den Bhetor Seneca, in verband tot de vraag naar de echtheid of onechtheid der eerste Catilinaria . A. V. 93
Cicero, J. C. G. Boot. Observationes criticae
ad Ciceronis Brutum B. XI. 175
CICERO, J. C. G. Boot. Observationes criticae
ad M. Tullii Ciceronis epistnlas A. XIII.
Cicero, H. T. Kar sten. Be bedenkelijke moraal van Cicero's pleitredenen en van de klassieke rhetorica in het algemeen G. XI. 214
Cicero, J. C. G. Boot. Be locis nonnullis operis Tulliani de repubUca C. X. 40
CICERO, S. Kar sten. Over de pleitrede van Cicero voor Sex. Roscius Amerinus A. II.
piwaïsme, zie Sutasoma.
CLAUSTRALITEIT, S. Muller Ezn. Over claustraliteit. Bijdrage tot de geschiedenis van den grondeigendom in de middeleeuwsche steden A. XIX.
Clauweijndt, S. J. Eockema Andreae.
Glauweijndt B. IX. 874
COALITIE, Theod. Jorissen. De eerste coalitie
en de Republiek der Vereenigde Nederlanden. A. IX.
Coen (Jan Pietersz.), N. P. van den Berg.
Coen en de vrije vaart en handel in Indië... D. IV. 300
Comhaer, "W. Mo 11. Gozewijn Comhaer, een
Nederlander aan het hoofd der kerk van IJsland B. VI. 48
COMITIA, J. Kappeyne van de Coppello.
Beschouwingen over de Comitia A. XVI.
Comitia, C. M. Erancken. Over de oorspronkelijke samenstelling en vroegste ontwikkeling der comitia centuriata B. XI. .292
Compositiekunst, A. Pierson. Over Grieksche compositie C. IX. 54
Consolationes, J. van Wageningen. Bijdrage tot de geschiedenis der consolatio mortis bij de Qrieken en Romeinen E. III. 176



57
Cr as, J. C. G. Boot. Henr. Const. Cras epittola ad Dan. JVijttenbachium B. VIII. 90
Cratinus, S. A. Naber. Het geboortejaar van
Cratintts B- 264
Cretensiscke godsdienst, W. B. Kriste ns en. De heilige horens in den Cretensischen
JJ. All. /*
Cuperus, zie Gronovius.
Cvnewulf, P. J. Cosijn. Cynewulfs Bunen-
3 ■? r VTT
verzen 'i'ffm
D.
AAAION, L. J. F. Janssen. Over den Amethist met het opschrift AAAION in hst koninklijk kabinet vau gegraveerde steenen te 's Gravenhage • • • IX. 126
Delegatie, zie Inwendig bestuur. r
Demoslhenes, 8. Karsten. Over Demosthenes
de corona § 169 A. III. 38
Demosthenes, S. Karsten. Over het epitaphium
voorkomende bij Dem. de Cor. § 289 A. IV. 21
Dén is {St.), B. F ruin. De slag van St.Dénis in verband met den vredehandel van Nijmegen If II B. VII. 26, 234
Dé nis {St.), zie Krijgsgeschiedenis.
Depressie, N. G. Pierson. Depressie in handel en nijverheid C. IV. 295
Bertig mannen {te Athene), J. Bake. Over een financieel incident bij den Atheenschen staat, na de opheffing van het schrikbewind der XXX tyrannen ^- ' •
Deym {Maerten Pietersz.), A. Bredius, Een
vergeten kunstenaar 1^"
Diepsmeer, G. de Vries Azn. Bedijking van den Diepsmeer en den Tjaarlingermeer door Joh. van Oldenbameveld C. II. 39
Dierenriem, B. H. Th. Friederich. Bemerkungen über einige Bilder des Indischen Thierkreises noch alt-Javanischen Monumenten. A.VII. 237
Dierenriem. H. C. Millies.
over den oud-Javaanschen Dierenriem A. VU. 297



58
Dia amie, zie Socrates.
Digesten, B. J. L. de Geer. De Index Flo-
rentinus der Digesten B. VI. 884
Dio Cassius, 8. A. Naber. Over de grondslagen der critiek 'van Dio Cassius A. X. 288
Dionysius (Hal), H. van Herwerden. Annotationes criticae ad Dionysi 'Pup. xp%. Ubrot III primos c. III. 67 370
Dirk III, zie Stoke.
Djamboe, H. Kern. Over het opschrift van
Djamboe b. VI. 257
Djinn, A. J. Wensinck. The etymology of
the Arabic Djinn (Spirits) E. IV. 506, 514a
DODEWAAET, O. Leemans. Het Eomeinsch
grafteeken van Dodewaart A. VIII.
Domburg, zie Nehalennia.
Domitianus, J. J. Hartman. Keizer Domi-
tianus uit een nieuw oogpunt beschouwd .... D. VIII. 322
Doodenakkers, J. Habets. Twee voorhistorische doodenakkers in de nabijheid der stad Weert, in Limburg C. VII. 331
Doodenboek, O. Leemans. Over het Aegyp-
tische Doodenboek b. VI. 276
Doodendienst (Arab.), M. J. de Goeje.
Reukoffers voor de dooden bij de oude Arabieren D. VII. 231
DOODENVEREERLNG, W. Galand. Ueber Totenverehrung bei einigen der Indo-germanischen Völker A. XVII.
Doodslag, B. Pruin. Over den aanbreng van doodslag bij de vierschaar in Kennemerland en in het Noorderkwartier van Holland. — Zie ook Zevendeel J). II. 50
Doop, J. G. de Hoop Scheffer. Overzicht der geschiedenis van den doop bij onderdompel B.XII. 119
Bordtsche schilders, A. Bredius. Een en
ander over Dordtsche schilders B.XII. 115
Draagpenningen, C. Leemans. Gewijde
d/raagpenningen B. I. 45
DRAGON, M. W. de Visser. The Dragon in
• China and Japan B. XIII.



59
DBIEL, C. Leemans. Muurschilderingen in het koor van de kerk der Hervormde Gemeente te Driel in den Zaltbommelerwaard A. II.
Brukpersvrijheid, N. P. van den Berg.
Begeering en drukpers m Britsch Indië .. B. II. 77, 113
Buurtevraagstuk, G. Vissering. Eenige opmerkingen over het duurtevraagstuk E. IV. 294
E.
Êa, C. P. Tiele. Be befeekenis van Êa en zijn
verhouding tot Maruduk en Nabu C. IV. 67
Economisten (Eng.), N. G. Pierson. Beschouwingen over Hollands welvaart bij Engelsche economisten der zeventiende eeuw B. VI. 90
Edda, B. Symons. Bijdrage tot de dagteeke-
ning der Eddaliederen O. IV. 220
F,dda. B. Svmons. Over afleiding ,
van het woord Edda B. III. 6
Edda, P. D. Chantepie de la'Saussaye.
Oermaansche kosmogonie.. , C. VIII. 336
Egilbert, S. Muller Hzn. Egübertus Epis-
copus Traiectensis • • E. *• 1^
Egypte, W. Pleyte. Over den oudst bekenden
Egyplischen cilinder & 'f-
Egypte, E. Ghabas. Sur l'étude de la langue
jtgyptienne A. IX. 195
Egypte, E. Chabas. Sur quelques outils Égyp-
tiens du Musée de Beide A. X. 288
EGYPTE, F. Chabas. Les pasteurs en Egypte A. IV. Egyptische godsdienst, W. B. Kristensen. Be symboliek van de boot in den Egyptischen
,,nrlJ,^i E. IV. 254
Egyptische handschriften, zie Papyri.
Elegie (Lat.), J. J. Hartman. Onze waardeering der Latijnsche elegische poëzie B. XI. 112
Eleusis, A. E. J. Holwerda. Het heiligdom
en de mysteriën van Eleusis C. XI. 261
Emmen, L. J. F. Janss'en. Over muurschilderijen te Emmen ontdekt.. . A. IV. 158



60
Ennius, C. M. Francken. De zoneclips van
Ennius C. I. 266
Epietetus, K. Kuiper. Epietetus en de christelijke moraal B. VII. 370
ERFGROND, L. A. J. W. Sloet. Eene inleiding in erfgrond van 1243 A. VII.
Erfrecht, zie Galatenbrief.
"Epicos 31SóvTav, D. C. Hesseling. "Epxos
SiévTosv E. IJ. 243
EROMANGA, zie ANEITYUM.
ERPENIÜS, zie OOSTERSCHE LETTEREN.
E8KIMOTALEN, C. 0. Uhlenbeck. Ontwerp van eene vergelijkende vormleer der Eskimotalen B. VIII.
d'Estrades, H. C. Bogge. De diplomatieke correspondentie van Godefroy d'Estrades, buitengewoon gezant van Frankrijk bij de republiek der' Vereenigde Nederlanden van 1668 tot 1668 ; B. I. 198, 258
Ethiek, H. Ba vincis.. ^Ethiek en Politiek... E. II. 99
Etruriè (begraafplaatsen), zie Terremaren.
Etymologie (Lat.), J. S. Speyer. Bijdrage
tot de etymologie van eenige latijnsche woorden. D. VII. 109
Eugubinae (tabulae), A. Butgers. Over de
tabulae Eugubinae ' A. ƒ. 237
Eugubinae (tabulae), L. J. F. Janssen. Bedenkingen tegen' het betoog van den Heer A. Butgers over de onechtheid der Eugubinische Tafels A. II. 24
Eugubinae (tabulae), A. Rutgers. Over de Tabulae Eugubinae, naar aanleiding van de bedenkingen van den Heer L. J. F. Janssen.. A. II. 103
Eugubinae (tabulae), C. Leemans. Bedenkingen tegen de verhandeling van den Heer A. Rutgers over de tabulae Eugubinae A. II. 183
Eugubinae (tabulae), L. J. F. Janssen. Echtheid of onechtheid der Eugubinische tafelen? Antwoord op de jongste vertoogen van den Heer A. Rutgers A. II. 275
Eugubinae (tabulae), L. J. F. Janssen. Over de echtheid van het koopcontract der Eugubinische tafels A. III. 186



61
Euripides, H. van Herwerden. Adnotatione»
ad Euripidem. I. II B. IV. 81, 149
Euripides, D. C. Hesseling. Euripides1 Al-
cestis en de volkspoëzie ■ • • • H. XII. 1
Euripides, H. van Herwerden. Over Archelaos van Macedonië in verband met Euripides1 Archelaos & i. 287
F.
Faust, W. G. Brill. Over het laatste bedrijf
van het tweede gedeelte van Goethe's Faust .. A. XI. RO
Favolinus (Hugo), J. O. G. Boot. Over
Hugo Favolinus en zijne latijnsche gedichten. B.VII. 215
FATUM-PAPYRUS, zie MOERIS. FIDJITAAL, H. Kern. De Fidjitaal vergeleken
met hare verwanten in Indonesië en Polynesië A. XYI. F Hips II, H. J. Koenen. Over een brief van
Filips II aan den Hertog van Parma, beschouwd
in verband tot den Buitschen Rijksban A. II. 59
Floris V, G. H. M. Delprat. Over een charter
van Graaf Floris V, van den 14*» Mei 1273 A. V. 18 Foreest (Jan van), N. Beets. Een woord over
Jan van Foreest, latynsch dichter C. VI. 154
Formosa, H. Kern. Handschriften uit het
eiland Formosa & 277. 360
Frankisch recht, zie Intertiatio. FRANSOH, J. J. Salverda de Grave. De
franse woorden in het Nederlands B. VIL
FRANSCHE WOORDEN, J. J. B. El zin ga.
Alfabeties register op J. J. Salverda de Grave,
de franse woorden in het Nederlands B. XX.
Fraterhuis, J. G. R. Acquoi. Be kroniek
van het fraterhuis te Zwolle E- *»> 4
Frederik Willem (v. Brandenb.), W. J.
Knoop. Een enkel woord over den grooten
keurvorst en zijne buitenlandsche staatkunde . . B. IV. 336 Friesland (Marken), G. Acker Stratingh.
Marken in Friesland ^- 49



62
O.
GAIUS, M. Conrat. Die Entstehung des West-
gothischen Gaius B. VI.
Galatenbrief, Max Conrat. Het erfrecht in den brief van Paulus aan de Galaten (3,15—4,17)......:.. B. VI. 228
GALLIË, 8. Muller Hzn. De Civitates van
Gallië B. II.
GAMELAN, J. Groneman en J. P. N. Land. De Gamelan te Jogjakarta met eene voorrede over onze kennis der Javaansche muziek.... A. XIX.
Geen (Nullus), L. A. Te Winkel. Over de
etymologie van Geen (Nullus)....' A. XI. 225
Gelre en Zutfen, L. A. J. W. Sloet. Over
het wapen der eerste graven van Gelre en Zutfen B. VI. 201
Genesis, zie Oudsaksisch.
Gerard (Balt.), R. Eruin. Over een brief van Kardinaal Baronius betreffende het martelaarschap van Balt. Gerard B. XI. 218, 283
Germaansch, L. A. Te Winkel. Over het voorvoegsel A. in het Germaansch A. VIII. 177
Germaansch, H. Kern. Germaansche woorden in Latijnsche opschriften aan den Beneden-Rijn B. II. 304
GERMANEN, S. Muller Hzn. De Germaansche volken bij Julius Honorius e. a B. I.
Germanen, P. D. Chantepie de la Saussaye. Germaansche Kosmogonie C. VIII. 386
G er manen, zie Kelten.
Geschiedenis, W. G. Brill. Over de grenzen
der historiographie B. IV. 72
Geschiedenis, W. G. Brill. Over drieërlei
tijdperk in de Geschiedenis der mensch'teid.. . A. X. 11
Geschiedenis, G. Heymans. Be geschiedenis als wetenschap B. VIII. 173
Getuigen, S. J. Eockema Andreae. Getuigen en schriftelijk bewijs B. IX. 867
Geulinex, J. P. N. Land. Aanteekeningen betreffende het leven van Arnold Geulinex C. X. 99
Geulinex, J. P. N. Land. Arnold Geulinex
te Leiden C. III. 277



63
Geulinex, C. Bellaar Spruijt. Iets over Geulinex en de nieuwe uitgaaf zijner Opera
, :. V. IX. 21»
Gewoonterecht, C. van Vollenhoven.
Sprongen in het gewoonterecht D. XI. 220
Gezamende hand, zie Rechtsgeschiedenis.
GilgameS, "W. B. Kristensen. De plaats
van het zondvloedverhaal in het Gügames-epos. E. II. 54
Gids, A. Kluyver. Over de geschiedenis van
het woord Gids C. XII. 103
Godsdienst, zie Creia en Egypte.
Godsdienst (Grieksche), S. Hoekstra. De
wangunst der goden op het geluk der menschen C. I. 17
Godsdiènstwijsbegeerte, H. Bavinck. Psychologie der religie D. IX. 147
Goethe, zie Faust.
Gog, M. J. de Goeje. De muur van Oog en
Magog ' • ^7
GOLIUS, zie OOSTEBSCHE LETTEBEN.
Gomperz, zie Parmenides.
GOPALAKALICANDBIKA, W. Caland. Een onbekend Indisch tooneelstuk. Tekst met inleiding B. XVII.
GOBINCHEM, L. J. F. Janssen. De muurschilderingen in de St. Janskerk te Gorinchem A. I.
Gotisch, zie Wulflla.
Grondwet, J. Oppenheim. De suprematie der grondwet D. VIII. 247
Gronovius, J. C. G. Boot. Drie brieven van
geleerden uit de zeventiende eeuw C. VII. 36
Groot (Hugo de), S. Vissering. Over een
drietal Handschriften van Hugo Groims A. IX. 146
Groot (Hugo de), S. Vissering. De rechtstaal van H. de Groots Inleiding tot de hollandsche rechtsgeleerdheid B.XII 372
Groot (Hugo de), H. C. Bogge. De briefwisseling tusschen Nic. v. Reigersberch en Hugo de Groot D. IV. 169
Groot (Hugo de), W. G. Brill. Hugo de Groot
als auteur van staatkundige strijdschriften .. B.XII. 863



64
Groot (Hugo dé), J. C. G. Boot. Hugo Grotius
et Cornelius Tacitus. B. XII. 333
Groot {Hugo dé), A. Kuenen. Hugo de Groot als uitlegger van het oude verbond B.XII. 801
Groot (Hugo dé), H. C. Millies. Over de Oostersehe vertalingen van het beroemde Geschrift van Hugo Grotius: de Veritate religionis Christianae A. VII. 109
GEOOTE, W. Mo 11. Geert Groote's Dietsche
vertalingen beschreven en toegelicht A. XLU.
Guavna, zie Bellmm grammaticale.
H.
llaagsch Verdrag, T. M. C. Asser. Het Haagsche verdrag van ]4 Nov. 1896 B. I. 173, 193
Haarlem (Wapen)', H. J. Koenen. Over de oudheid en de beteekenis van het wapen van Haarlem A. X. 840
Haarwervels, W. Galand. Over het bijgeloof
der Haarwervels op het paard B. X. 177
Hadewijch, Paul Eredericq. Be geheimzinnige ketterin Bloemaerdinne (Zuster Hadewijch) en de secte der „Nuwe" te Brussel in de 14e eeuw C. XII. 77
Hadrianus, B. J. L. de Geer. Hadrianus tegenover de rechtswetenschap van zijn tijd. . . B.FIII. 844
Hadrumetum, zie Munten.
HALLEEEDAB-SAGA, W. van Eeden. De
overlevering van de Hallfr. sag B. XIX.
Hammoerabi, zie Patriarchen.
Handelsgeschiedenis, M. J. de Goeje. Internationaal handelsverkeer in de middeleeuwen B. IX. 246
Handelsgeschiedenis, P. J. Blok. Parijsche Handschriften over den Nederlandschen handel omstreeks 1700 B. V. 211
Handelsgeschiedenis, zie Economisten.
Harich, zie Oudheden.
Hartwerd, O. Leemans. Voorwerpen van vroe-
geren tijd te Hartwerd B. VI. 180



65
Hattem, L. A. J. W. Sloet. Be dijkgraaf van Hattem wegens eene dijkgave in het jaar 1414 gedaan met geestelijk recht vervolgd B. III. 13
Hebreeuwsch, P. de Jong. Over samengestelde
Hebreeuwsehe eigennamen ••■ B. X. 54
Reek (Joh.), J. C. G. Boot. Johannes Heek.. B.VII. 14
Hegel, J. d'Aulnis de Bourouill. Be logica van Hegel en zijn bewijs van de valwet der lichamen E. I 289
Helena, G. Vos ma er. Over het karakter van
Helena. C. I. 183
Heinsius (Nic), J. C. G. Boot. De Nicolai Heinsii Poematum nova et ipsius manu correcta editione procuranda B. I. 327
Hemsterhuis (F.), J. C. G. Boot. Brief' van "
F. Hemsterhuis aan P. Wesseling B. IV. 348
Henri IV, "W. G. Brill. Kritiek van eenige der bronnen van de geschiedenis der laatste dagen van Hendrik IV, koning van Frankrijk B. VI. 264
Herderszang, J. J. G. Vürtheim. Bijdrage tot de geschiedenis van den antieken herderszang • • • E. II. 387
Hesychius, H. van Herwerden. Emendationes
selectae in Hesychium C. XI. 179
Hevene, R. Fruin. Over 'twee middelned. woorden C. IV. 82
Hildebrand, B. C. Boer. Be liederen van'Hil-
debrand en Hadubrand'...'.. '. H. IX. 186
HLNDELOOPEN, L. P. H. Eykman. Phonetische beschrijving van de klanken der Hindeloopensche taal B. XÏV. ..
HINDOEÏSME, W. Caland en A. A. Fokker. Drie oude Portugeesche verhandelingen over het hindoeïsmp B. XVI.
Hludana, W. Pleyte. Geloftesteen aan de godin Hludana gevonden 1888 te Beetgum in Friesland ..,..„„„ C. VI. 58
Hoccleve, J. H. Kern. Een en ander over Thomas Hoccleve en zijne werken E. I. 336
Hoefijzers, L. A. J. W. Sloet. Vondst van
hoefijzers te Nieuwer sluis C. II- 815
Holdoorny zie Tegels.



HOLLAND, J. C. Bamaer. Geographische Geschiedenis van Holland bezuiden de Lek en de Nieuwe Maas in de middeleeuwen B, II.
Homerus, H. van Herwerden. Quaestiones
Homericae _g. ym
HOMEBUS, S. A. Naber. Quaestiones Homericae .. . . A. XI
Homerus, H. J. Polak. He jongste gedaanteverwisseling der homerische kwestie G. XII. 843
Homerus, K. Kuiper. Tegenstrijdigheden in den
Homerischen Hermes-Hymnus B. X. 189
Hondsbossche, G. de Vries Azn. Nieuwe bijdrage tot de geschiedenis van het Hoogheemraadschap van den Hondsbossche en Duinen tot Pette* A. XII. 837
HONOBIUS, zie GEBMANEN.
Hooft (Cornelis), H. J. Koenen. Cornelie
Hooft en Beinier Pauw LU A. XI. 201 306
Hooft, N. Beets. Mededeeling omtrent eene voorgenomene nieuwe uitgave van Hoofts Gedichten. A. VIL 160
Hooft, A. Kluyver. Be geschiedenis van Achil-
les en Polyxena bij Hooft B. XI. 294
Horatius, S. Karsten. Horatii Carm. I 2
kritisch en exegetisch toegelicht A. VUL 76
Horatius, J. C. G. Boot. Be ontdekker van
het landgoed van Horatius C. III. 194
Horatius, H. T. Karsten. De politieke gedichten van Horatius J)_ jr 87
Hor la, A. Kluyver. Over een naam bij Maupassant: le Hor la 2>. X. 262
Hübner, Th. Borret. De inscriptiones Hispaniae Christianae van Aem. Hübner B. II. 258
Hugo (Victor), A. Pierson. Over de chanson de Geste Aimery de Narbonne in verband met Victor Hugo's Aymerillot C. V. 228
Hugo (Victor), A. Pierson. Over de bronnen
van Victor Hugo's Buy Bias C. VII. 222
Huwelijk (Romeinsch), J. A. C. van Heusde. Over enkele Huwelijksplegtigheden bij de Romeinen , £ y 283



67
Huwelijk, J. S. Speyer. He oud-Romeinse hé huwelijksvormen door confarreatio, coemptio en mus.... . H. 1.129
Huygens, A. Kluyver. Over Amaryllis, een
gedicht van Huygens E. I. 260
Huygens, J. C. G. Boot. Korte liographische
aanteekeningen van Constantijn Huygens B. III. 344
HUYGENS, J. O. G. Boot. De Latijnsche brieven van Constantijn Huygens, bewaard in een handschrift der Kon. Akademie van Wetenschappen A. vin.
Huygens, Th. Jorissen. Be Handschriften
van Huygens B. III. 211
Huygens (Const.), 3. C. G. Boot. Hugeniana-. C. II. 108
Huygens (Const.), J. P. N. Land. Over papieren van Const. Huygens en zijne zonen, thans berustend in het Britsch Museum te Londen.. C. II. 52
Huygens (Const.), J. C. G. Boot. Een latijnsch
gedicht van Constantijn Huygens C. VI. 150
Huygens (Const.), J. P. N. Land. Bepathodia
van Constantijn Huygens B. XI. 116
Huygens (Const.), W. H. de Beaufort. Paolo
Sarpi en Constantijn Huygens B. VII. 288
Hymnographen (Byz.), Th. Borret. Be techniek der Byzantijnse/ie hymnographen B. II. 159
I.
Inclinatie, zie Middelnederlandsch.
INDIË, zie BEGEAFENISGJBBRU1KEN KAUélKA-SUTRA en WENSCHOFFEBS.
Indië (Indische dierenriem), zie Dierenriem.
Indië (geschiedenis), H. Kern. Over eenige
tijdstippen der Indische geschiedenis B. III. 170
Indië, H. Kern. Indische theorieën over de
standewverdeeling E- II- 25
Indië (Ned.), zie Burgerrechtelijk, Kerkgeschiedenis en Priesterraadsrechtspraak.
INDOGEBMANEN, zie DOODENVEBEEBING.
Indonesië, N. Adriani. Indonesische rechtstaal E. IV. 877



Indonesië, zie Onsterfelijkheidsgeloof, Keteltrommen en Rijstmoeder.
Indonesische talen, N. Adriani. De intensieve of activiteitsvormen van eenige talen van Indonesië... ^. « B. IX. 819
Indonesische talen, J. C. G. Jonker. Kan men bij de talen van den Indischen archipel eene oostelijke en eene westelijke af deeling onderscheiden? D.XU. 314
Inscripties, 0. Leemans. Opschriftkundige opmerkingen B. VI. 112
Inscripties, zie Buddhisme.
Inscripties, L. J. F. Janssen. Etruskische
opschriften A. IV. 94, 147
Inscripties, C. Leemans. Een paar aanmerkingen naar aanleiding van de jongste pogingen van Tarquini en Sickel tot verklaring van Etruskische opschriften A. IV. 160
Inscripties (Gr.), J. Bake. Over de studie der
Grieksehe Inscriptién A. I. 195
Inscripties (Gr.), J. Bake. Verklaring eener
Attische inscriptie A. III. 276
Inscripties, (C. I. A. IV 466) zie Thucydides.
INSCBIPTIES (GR.), C. Leemans. Grieksche opschriften , nit Klein-Azië in den laatsten tijd
„ voor het rijksmuseum te Leiden aangewonnen A. XVÏL XIX.
Inscripties (Hisp.), zie Hübner.
Inscripties (Ind.), H. Kern. Over de opschriften uit Koetei in verband met de geschiedenis van het schrift in den Indischen Archipel... B. XI. 182
Inscripties (Ind.), zie Buddhisme.
Inscripties (Joodsche), Th. Borret. Overblijfselen van Joodsche epigraphie te Rome A. XII. 89
Inscripties (Rom.), J. C. G. Boot. Twee latijnsche opschriften toegelicht B. XI. 240, 366
Inscripties (Rom.), J. Habets. Twee Romein-
sche gedenksteenen te Home bij Roermond... B. XI. 81
Inscripties (Rom.), L. J. F. Janssen. Bedenkingen op de palaeographische kritiek in de Berltjnsche Akademie van Wetenschappen uitgebracht tegen de echtheid der Romeinsche Opschriften te Nennig £ A. XII. 58



69
Inscripties (Rom), J. Habets. Over twee fragmenten van een Romeinsch opschrift, ge>vonden te Odiliënberg B. XII. 27
Inscripties (Rom.), C. Leem a-u s. Romeinsche
opschriften onder Vechten gevonden A. XII. 299
Inscripties (Rom.), L. Ph. C. van den Bergh.
Ben oud latijnsch opschrift C. I. 249
Intellect, B. H. C. K. van der "Wijck. Over
vier elementaire vormen van het intellect B. Tl. 128
Intentie, zie Semieten.
Internationaal recht, T. M. O. Asser. Be
Akademie voor internationaal recht B. XI. 282
Internationaal recht, W. H. de Beaufort. Be academie voor internationaal recht te '* Gravenhage B. XII. 423
Intertiatio, S. J. Fockema Andreae. Be intertiatio in het proces om roerend goed bij de Franken ..... : B. XI. 360
Inwendig Bestuur, A. A. de Pinto. Algemeene maatregelen van inwendig bestuur en delegatie van wetgevende magt B. VIII. 306
Inwendig Bestuur, B. D. H. Teilegen. Be algemeene maatregelen van inwendig bestuur geschiedkundig beschouwd. B. IX. 818
Irawan, H. Kern. Het Javaansche Wayang-
stuk Irawan rabi B. IX. 125
Irnerius, J. C. Naber. Over de quaestiones
van Pseudo-Irnerius F. I. 121
Israël, A. Kuenen. Be chronologie van het persische tijdvak der Joodsche geschiedenis ... C. Til. 273
Israël, M. Th. Houtsma. Over de Israelieti-
sche vastendagen B. II. 8
Jaar en dag, S. J. Fockema Andreae.
Vragen omtrent „Jaar en dag" C. IX. 183
Jaarstijlen (Utr.), S. Muller Pzn. Be jaarstijlen in het sticht Utrecht gebruikt voor het synodaal besluit van 1*10*... B.VII. 809



70
JAIMINIYA-BBAHMANA, W. Galand. Das Jaim. Brahm. in Auswahl. Text, Uebersetzung, -Indices B. XIX.
Jaiminiya-Br&hmana, W. Caland. Over en
uit het Jaim. Brahm J$. J% \
JANSKEBK (ST.), L. J. E. Janssen. De muurschilderingen der St. Janskerk te Gorinchem. A. I.
Janus, J. S. Speyer. Over den Romeinschen
God Janus -C. VIII. 285
Japan, M. J. de Goeje. Arabische berichten
over Japan B. X. 178
JAPAN, M. W. de Visser. The Dragon in
China and Japan B. XIII.
Japan, L. de Hartog. Over de grondwet van
. Japan .. C. IX. 11
Japan, zie Arhats en Nederlandsch.
JAVA, H. Kern. Eene Indische sage in Ja-
vaansch gewaad A. IX.
Java, C. Leemans. Over oudheidkundige onderzoekingen en ontdekkingen op Java A. VIII. 294
JAVAANSCHE MUZIEK, zie GAMELAN.
Javaansch, H. Kern. Over een oud-Javaansche
oorkonde B. X. 77
Jeruzalem, zie Vespasianus.
Jodeneed, S. J. Pockema Andreae. Be eed
der Joden in Nederland onder de republiek. .. D. X. 3
JOHANNES EPISCOPUS, W. J. van Douwen et J. P. N. Land. Johannis Episcopi Ephesi Syri monophysitae commentarii de beatis orientalibus et historiae ecclesiasticae fragmenta . . A. XVIII.
Johannes-evangelie, zie Basilides en Nonnus.
Josephus (Flavius), J. H. Holwerda. Allerlei
uit Josephus, B. II. 106
JULIA, J. M. Nap. Dateering en rechtskarakter
der z.g. Lex Julia municipalis B. VI.
K.
Kaas- en broodvolk, P. J. Blok. Set kaasen broodvolk C. X. 289



71
Kalender, J. van Wageningen. De partes damnandae in de ecliptica en de ongeluksdagen in den ouden kalender E. IV. 615
Kalmasapada, H. Kern. Kalmasapada en Su-
D. XI. 170
Kam (Oudheden verzameling), A. E. J. Holwerda. De studie der Nederlandsche oudheden en de verzameling Kam. Een beeltenis van keizer Augustus D. VII. 845
Kanaan, zie Phoenicië.
Kaniska, J. Ph. Vogel. Een beeld van koning
Kaniska den Kusan D. XII. 272
Kanoniek recht, W. v. d. Vlugt. Iets over de beteekenis van den nieuwen codex iuris canonici E. IV. 627
Kanva-recensie, W. Galand. Over de kanvarecensie van het Brahmana der honderd padett D. XI. 141
KATHASABITSAGABA, J. S. Speyer. Studies
about the Kath B. VIII.
KAUSIKA-SUTRA, W. Caland. Alt-indisches Zauberrituel. Probe einer Uebersetzung der wichtigsten Theile des Kausika Sutra B. III.
Kelten, L. Ph. C. van den Bergh. Celten
en Germanen .• A. I. 267
Kerkgeschiedenis, H. C. Millies. Opmerkingen over de bronnen voor de beoefening der
van Nederlandsch-Indiè A. V11. 12
Kerkgezang, W. Moll. Over den staat van het kerkgezang in Nederland tijdens de opkomst en den bloei van de oud-Nederlandsche muziekschool A.XII. 105
Kerstliederen, zie Zeisen.
Keteltrommen, J. J. M. de Groot. De antieke keteltrommen in den Oostindischen Archipel en op het vaste land van Zuidoost-Azië..... D. II. 381, 385
Keurvorst, zie Frederik Willem.
Kinderspelen (Grieksehe), K. Kuiper. Opmerkingen naar aanleiding van de door Pollux IX, 18 onder den term itvtiïx geregistreerde
D. XI. 89



72
Klagen, J. A. Fruin. Over de anfang en de slechte klage urn varende have in het oud-
saksische recht A. XII 269
(Zie ook OUDSAKSISCH EECHT). Koet ei, zie Inscripties.
Koine, D. G. Hesseling. De Koine en de oude
dialecten van Griekenland D. VIII. 183
Koningschap, B. D. H. Teilegen. Over de
. ontwikkeling van het Engelsche koningschap . . B. IV. 1
Koopersrecht, S. J. Fockema Andreae. Het
recht van den kooper in het oude Nederland . B. VI. 265
Korea, G. Schlegel. Het geschil lusschen China
en Japan in Korea C. XI. 159
Kflanagara, N. J. Krom. Een Sumalraansche
inscriptie van koning Kftanagara E. II. 806
Krijgsgeschiedenis, W. J. Knoop. Over de krijgsverrichtingen in de Nederlanden, tot aan den dood van Louvois B. XI. 51
Krijgsgeschiedenis, W. J. Knoop. Over de krijgsverrichtingen van 1678 vóór den slag hij St. Bénis B. IX. 158
KUfiJABAKABNA, H. Kern. De legende van Kufijarakarna volgens het oudst bekende handschrift, met oudjavaanschen tekst, Nederlandsche vertaling en aanteekeningen.., B.. III.
Kunst (Grieksche), O. Vosmaer. Over eenige van de jongste ontdekkingen van Grieksche kunstwerken B. XI. 28
Kunst (Vaderlandsehe), O. Leemans. Mededeeling over eene nieuwe bijdrage tot de geschiedenis der Vaderlandsehe kunst A. II. 238
Kutika, H. Kern. Over den oorsprong van
't Maleische Kutika ... D. V. 59
u
Labeo en Capilo, B. J. L. de Geer. Labeoen
Capito, hunne rigling en hunne werkzaamheid. A. XI. 172
LABYRINTH-PAPYBUS, zie MOERIS.
Lapsing intelligente, J. Y. de Groot. Eenige
beschouwingen over „lapsing- intelligence". ..... . B. XI. 388



78
Laten (hulpw.w.), 3. Verdam. Laten als hulpwerkwoord van wijze in het Nederlandsch en het Middelnederlandsch C. X. 197
Latijn (etym.), zie Etymologie.
LATIJN-NEDEBLANDSCH, 3. 3. Salverda de Grave. Essai sur quelques groupes de mots empruntés par le Néerlandais au Latin écrit B. UI.
Latijn (poëzie), zie Elegie.
Latijn (poëzie), 3. G. G. Boot. Tot kritiek
van eenige Latijnsche Gedichtjes B. III. 155
LATIJN (woordverklaring), E. Muller Jzm Latijnsche woordverklaring op semantisch-historischen grondslag B. XX.
Lauryia, zie Oudheden (Ind.)
Leger, W. J. Knoop. Over de impopulariteit
van ons leger tijdens de republiek B. VII. 276
Zeisen, J. G. B. Acquoy. Kerstliederen en
leisen O. VI. 352
LEK, zie HOLLAND.
Lenaeën, J. Vürtheim. Over het Lenae'enfeest E. IV. 452
Leo XIII, 3. C. G. Boot. Over de latijnsche poëzie van Leo XIII G. X. 282
Letters, 3. van Lennep. Een en ander over
Zetters. A. VII. 179
letterschrift, C. Leemans. Over het algemeen
Zetterschrift volgens het stelsel van Zipsius.. A. IX. 171
Zeven onzes Heeren, zie Middelnederlandsch.
Zevensmiddelen, zie Zoonen.
Zevensmiddelenvervalsching, 3. de Wal. Bijdrage over de gronden, waarop de strafwetgeving tegen de vervalsching der levensmiddelen moet gevestigd worden A. VI. 241
Zex Goloniae Genetivae, zie Urso.
LEX JULIA, zie JULIA.
Zeijden (Philips van), B. Eruin. Over Philips van Zeijden en zijn werk de cura reipublicae et sorle principantis A. VIII. 220
Zimborch, 3. Verdam. Bedorven plaatsen en
weinig bekende woorden uit den mul. Zimborch C. III. 330



74
Limborch, J. Verdam. Het Brusselsche handschrift van den Limborch en zijn belang voor den door van den Bergh uitgegeven tekst C. F\ 125
Lipsius {Glossen), zie Oudnederlandsch.
LIPSIUS, G. H. M. Delprat. Lettres inédites de Jaste Lipse concernant ses relations avec les hommes d'état des provinces-unies des PaysBas, principalement pendant les années 1580— 1597 A. L
Livius, J. A. C. van Heusde. Over eene vermoedelijke oorzaak van het grootendeels verloren gaan der Annalen van T. Livius A. V. 374
Livius, J. C. G. Boot. Opmerkingen over eenige plaatsen van het XXIe boek van Livius A. IX. 23
Bodewijk Ernst, zie Brunswijk.
Bodewijk XIV, W. J. Knoop. Oordeel van 'Bodewijk XIV over 1672 ... B. IV. 117
Logica, «J. P. N. Land. On a supposed impro-
vement in formal logic B. V. 358
Loonen, J. A. Sillem. Onderzoek naar honen en prijzen van levensmiddelen in 14" eeuwsche Nederlandsche bronnen C. XI. 295
Loonen, J. A. Sillem. Onderzoek naar loonen en prijzen van levensmiddelen in de 14° eeuwsehe bronnen. II. de Cameraarsrekeningen van Beventer B. II. 237
LUGAS-EVANGELIE, W. H. van de Sande Bakh uyzen. Het dogmatisch karakter dat aan het Evangelie van Lncas wordt toegekend... A. XVIII.
Lueas-evangelie, zie Wnlfila.
LUCILIUS, C. M. F rancken. Goniectanea critica ad G. Lucilii librorum decadem primam. A. V. Ad dec. sec. et tert A. VI.
Lucretius, J. Woltjer. Beligio en pietas bij
Lucretius B. XI. 289
Lucus, J. J. Cornelissen. Lucus en Lucar. C. VII. 195
Luitenant, G. Mees Azn. Een Ilollandsche
luitenant onder Koning Lodewijk B.VIII. 284
Lustratie-gebruiken, W. Galand. Een indo-
germaansch lustratiegebruik. , B. II. 275
Luzac, S. A. Naber. Mr. Jean Luzac (1746—
1807) als hoogleeraar i B. X. 290



Lijkzangen (Nieuw Grieksch), D. C. Hesseling. Enkele opmerkingen over Nieuw griekse lijkzangen : E. III. 246
M.
MAAS, zie HOLLAND.
Maastricht, W. J. Knoop. Over den aanslag
van Prins Maurits op Maastricht in 1594 . B. VIII. 237
Maastricht, W. J. Knoop. Nadere toelichting
tot den aanslag op Maastricht in 1594 B. IX. 110
Maerlant, J. Verdam. Nieuwe lezingen in Maerlants Spiegel Historiael eerste partie (vgl. ook Middelnederlandsch) C. VI. 101
Maerlant, 3. Verdam. Nieuwe lezingen in Maerlants Spiegel Historiael, eerste partie C. VII. 5
Maerlant, 3. Verdam. Over Maerlants historie
van Trojen B. VI. 344
Magalia (Mapalia), 3. S. Speyer. Magalia. G. VII. 243
MAHABHABATA, H. Kern. Over de OudJa vaansche vertaling van het Mahabharata... A. XI.
MAHaYaNA, J. J. M. de Groot. Le code du Mahayana en Chine, son influence sar la vie monacale et sur le monde laïque B. I.
Mahayanisme, H. Kern. Over den aanhef eener
Buddhisfische inscriptie uit Battambang B. III. 65
Makan en Mêlucha, zie Babyloniè. Malakka, zie Sanskrit
Malaspina (Leon.), 3. C. G. Boot. Be L. Malaspina epistolarum Ciceronis ad Atticum
emendatore 0. IX. 154, 248
Maleisch, H. Kern. Taalkundige gegevens ter bepaling van het stamland der Maleisch-Polynesische volken C. VI. 270
MANDAEB, Wilh. Brandt. Die Mandaer,
ihre Eeligion und ihre Geschichte B. XVI.
Manilius, zie Pomponius.
Maresius, G. Mees Azn. Be verzoening van
Samuel Maresius en Jacob Alting B. VII. 252
Marken, zie Friesland.



78
MARKTPRIJZEN} J. A. Siïlem. Tabellen van marktprijzen van granen te Utrecht in de jaren 1393-*-] 644. Uit de rekeningen en weeklijsten t der Dómproosdij B. III.
Mar», W. Pleyte. Mar» Thincsus | C. II. 109
Maruduk, zie Êa.
Masora, A. Kuenen. Be stamboom van den
masoretischen tekst van het O. T. B. III. 289
Massicot, A. Kluyver. Over het woord Mas-
sicot als naam van eene verfstof D. VIII. 108
Matapan, A. Kluyver. Het woord tnatapan
als naam van eene venetiaansche munt B. VI. 288
Materialisme, J. H. Scholten. Over de oorzaken van het hedendaagsche materialisme. . . . A. V. 129
Matthaensevangelie, D. Völter. Johannes en
Jezus in het licht van Matth. 11 : 2—15.. . D. IX. 404
Mazapan, A. Kluyver. Het artikel Mazapan
in de Etymologische Untersuchungen van Mahn D. II. 37
Meerwoningen, L. J. F. Janssen. Over oude Meerwoningen (Pfahlbautèn, habilations lacu»tre») in Zwitserland A. IV. 169 V. 36
MEISJESSCHOOL, zie ATHEENSCHE MEISJESSCHOOL.
Melecheth, A. Kuenen. De Melecheth des
hemels in H. VII en XLIV van Jeremia ... C. V. 157 Menander, J. van Leeuwen. Over de onlangs
bekend geworden fragmenten van Menander... D. IX. 274 Mergelsteen, zie Oudheden (Rom.) en Plinius. Meijer (Bern. Coens.), zie luitenant. Middelee uwen (Middeleeuwsehe handschriften), L. A. J. W. Sloet. Mededeeling over een band middeleeuwsche handschriften, te
Arnhem gevonden A. III. 88
Middelnederlandsch, J. Verdam. Nieuwe aanwinsten voor de kennis van onze middelnederlandsche taal en in het bijzonder voor de
kritiek van Maerlant C. VI. 88
Middelnederlandsch, J. Verdam. Nieuwe aanwinsten voor de kennis van het Middelnederlandsch c. VIII 14



tl
Middelnederlandsch, J. J. Verdam. Nieuwe aanwinsten voor de kennis onzer middeleeuwsche
Middelnederlandsch, J. J. Verdam. Nieuwe
aanwinsten voor onze kennis der middeleeuwsche
taal en letterkunde D. III. 288
Middelnederlandsch, J. Franck. Die Incli-
nation im Mittelniederldndischen D. X. 44
Middelnederlandsch, J. Ver dam.. Middelnederlandsche geestelijke poëzie (naar aanleiding van twee handschriften in de boekerij der Akademie) D. II. 145
Middelnederlandsch, J. Verdam. Het middelnederlandsch dichtwerk „ Van den levene onzes Heeren"... D. IV. 358
Middelnederlandsch, zie St. Brandane en Tekstkritiek.
Ministerialiteit, S. J. Fockema Andreae. Opmerkingen over de ministerialiteit in Nederland '. ".. . C. XII. 822
MOEBIS-P AP YBUS, W. Pleyte. Over drie handschriften op papyrus, bekend onder den titel van Papyrus du lac Moeris, du Payoum et du Labyrinthe A. XVI.
Monophysitisme, J. P. N. Land. Be gedenkschriften van een monophysiet uit de zesde eeuw C. V. 237
Montenay, N. Beets. Polyglottische uitgave van de cent- emblémes chresliens van O. de Montenay , s B. XII. 186
Montesquieu, zie Home.
Monljd-pal, P. D. E. van Ossenbruggen. Be oorsprong van het Javaansche begrip „Montjd-
• paf in verband met primitieve- classificaties. . E. III. 6
Mucius (P.), zie Pomponius.
MutvtSx, zie Kinderspelen.
Munstersche vrede, P. J. Blok. Be Nederlandsche vlugschriften over de vredesonderhandelingen te Munster 1643—1648 D. I. 292
MUNTEN (GBIEKSCHE), P. Imhoof Blumer.
Monnaies grecquet A. XIV.
Munten, zie. P.tolem.aeus Soter.



78
Munten (Lycische), J. P. Six. Over de oudere
munten van Lycië A. XII. 5
Munten (Oostersche), H. C. Millies. Onderzoek over een verzameling Oostersche munten.. A. V. 888 Munten (Phen.), J. P. Six. Over oude muntoi
van Phenicië B. VI. 288
Munten (Bom.), U. Ph. Boissevain. Over een munt van Hadrumetum in de verzameling der
Akademie x>. X. 860
Muntenkennis, J. Dirks. Numismatische mededeeling _g. V. 44
Muntstandaard, W. C. Mees. Be muntstandaard, in verband met de pogingen tot invoering
van eenheid van munt A. KIL 209
Muurschilderijen, zie BATHMEN, DRIEL, Emmen en QOBINCHEM.
MUUBSCHILDEBINGEN,' C. Leemans.
Nieuw ontdekte muurschilderingen A. II.
Muziek (Arab.)-, J. P. N. Land. Over de toonladders der Arabische muziek B. IX. 246
MUZIEK (Javaansche), zie GAMELAN.
N.
Naamlooze Vennootschap, "W. L. P. A. Molengraaff. Be zoogenaamde nationaliteit der
naamlooze vennootschap E. UI. 426
Naasting van koopmansgoederen, O. van Voll enhoven. Naasting, opvordering en beteugeling van koopmansgoederen in den zee-
oorlog '. E. I. 394
Naasting van schepen, C. van Vollenhoven. Naasting, opvordering en ingebruikneming van
schepen in dén zeeoorlog E. III. 471
Nabu, zie Êa.
Nationaal recht, T. M. C. Asser. Nationaal
recht en internationaal scheidsgerecht B. V. 245
Nationaal recht, zie Strafwetgeving.
Nationaliteit, G. Kalff. Bijdrage tot de kennis van het nationaliteitsgevoel ;.. E. III. 45
Natuurlijke kinderen, H. J. Hamaker. Be
afstamming van natuurlijke kinderen B. III. 816



79
Nederland, L. J. F. Janssen. Oudheidkundige
ontdekkingen in Nederland A. IX. 1, X. 179
Nederlandsch, J. Hoffmann. Over de beoefening der Nederlandsche taal in Japan A. VII. 289
Nederlandseh, L. A. Te Winkel. Over eene klasse van- uiterst bedorvene uitdrukkingen in onze taal, die gemakkelijk tot haren vroegeren onberispelijken vorm kunnen teruggebracht worden A. IX. 88
Nehalennia, O. Leemans. Nehalennia-altaar
te Domburg ontdekt B. II. 68
Nemi-meer, J. C. G. Soot. De opgravingen in
het meer van Nemi C. XII. 278
Nennig, zie Inscripties.
Nibelungen, R. C. Boer. De Nibelungenstrofe E. II. 418
Nieuwer-Amstel, G. de V-ries Azn. De instelling van het hoogheemraadschap van NieuwerAmstel C. VII. 257
NIEUW-GRIEKSCH, D. C. Hesseling. Les - mots maritimes empruntés par le Grec anx langues romanes B. Y.
Nieuw Orieksch, zie Lijkzangen.
Nieuwe Testament, W. H. van der Sande Bakhuyzen. Opmerkingen over eenige plaatsen van het Nieuwe Testament D. IV. 213
Nieuwe Testament, D. Harting. Bijdrage tot
de vaststelling van den tekst van het N. T. . B. IX. 46
Nieuwe Testament, J. G. de Hoop Scheffer. Exeget. opmerkingen over Joh. I : 9, 10; II : 1, 8, 9, 18; III : 1; en Efes. III : 18 C. VIII. 237
NIRAYAYALIYASUTTAM, S. J. Warren. Nir. een Upanga der Jaina's. Met inleiding, aanteekeningen en glossaar A. XII.
Noch, L. A. Te Winkel. Over de etymologie
der woorden noch, nog en nochte A. XI. 100
Nonnus (Panop.), K. Kuiper. Be uilweidingen in Nonnus'' parafrase van het Johannesevangelie E. III. 889
NOORDERKWARTIER, G. deYries Azn. De kaart van Hollands Noorderkwartier in 1288 A. III.



80
NOORDERKWARTIER, G. de Vries Azn. Het dijks- en molenbestuur, in Hollands Noor¬
derkwartier A. X.
Nijeveen, zit .Vaartuigen.
O.
OCEAAN, A. J. Wen si nek. The Ocean in the
literature of the Western Semites B. XIX.
Oldenbar'nevelt, L. Ph. G. van den Berg. De binnenlandscke staatkunde van Oldenbarnevelt B.XII. 72
OMAYADEN, G. van Vloten. Recherches sur la domination Arabe, le Chiitisme etc. sous le khalifat des Omayades B. I.
Ommeren (Budolf van), zie Waldenzen.
Onsterfelijkheidsgeloof, (Indones.), Alb. C. Kruyt.- Be Indonesische rechter in het hiernamaals B. VIII. 298
OOSTENRIJK, P. L. Muller. Nederlands eerste betrekkingen met Oostenrijk toegelicht uit de correspondentie der keizerlijke Gezanten te 's Gravenhage 1658—1678 A. V.
OOSTERSCHE LETTEREN, M. Th. Houtsma. Uit de oostersche correspondentie van Th. Erpenius, Jac. Golius en Lev. Warner, eene bijdrage tot de geschiedenis van de beoefening der oostersche letteren in Nederland A. XVII.
Oostersche vertalingen, zie de Groot.
OOSTFRIESCH, W. L. van Heiten. Zur
Lexicologie des Ostfriesischen ,.. B. IX.
Ootmoedicheit, J. J. Verdam. „Een argument tusschen Ootmoedicheit ende die ere va» der Welt' enz G. XII. 159
Opruckinge, S. J. Eockema Andreae. Opruckinge C. VII. 46
Opzoomer, 3. H. Scholten. Het kritisch standpunt van Mx. ,C. W. Opzoomer A. V. 315
Orthia, 3. 3. G. Vürtheim. Het ritueel aan
het altaar der Orthia te Sparta B.XII. 37
Origenes, zit Oude Testament.



81
Osiris, W. B. Kristensen. Over de viering der Osiris-mysteriën
JE. II. 68
Ostraka, G. Leemans. Over een potscherf met Griekschen tekst te Leiden
A.
X. 207
Ostraka (Aeg.), C. Leemans. Bewijzen van betaalde belasting op potscherven «ii Aegypfe afkomstig
A. XI. 356
Oude Testament, G. Wildeboer. Be kerkvader Origenes en de kanon des Ouden Verbonds
D. V. 134
Oude Testament, G. Wildeboer. Iets over Ziel en Geest in het Oude Testament
D. X. 152
Oude Testament, zie de Groot, Masora en Patriarchen.
Oudheidkunde, L. J. ï\ Janssen. Oudheidkundige ontdekkingen in Nederland A. IX. 1, X. 179
Oudheden (Ind.), W. Caland. Over de archaeo-
logische vondsten in de heuvels van Lanriya . . B. XI. 875 Oudheden (Nederlandsche), G. Leemans. Over eenige in den laatsten tijd in Nederland
ontdekte oudheden A. V. 106
Oudheden (Nederl.), O. Leemans. Over een tot schaats bewerkt paardebeen en andere voorwerpen, onlangs te Haarlem opgegraven A. XI. 860
Oudheden (Ned.), C. Leemans. Over potten met kinderbeenderen, bij het kerkhof te Harich
in Friesland ontdekt B. II. 96
Oudheden (Nederl.), C. Leemans. Bedenkingen tegen eenige punten in een verslag van
Rijksadviseurs B.VIII. 273
Oudheden (Nederl.), J. Habets. Over heelkundige instrumenten te Maastricht gevonden . C. I. 188 Oudheden (Rom.), J. Habets. Over Romeinsche voorwerpen in eene begraafplaats te Gronsveld gevonden en over eene romeinsche Ara te
Odiliënberg bij Roermond C. II. 78
Oudheden (Rom.), J. Habets. Overblijfsels van romeinsche gebouwen met bad- en verwarmingstoestel te Hsensbroek C. IV. 316
Oudheden (Rom.), 3. Habets. Over oude (Re-
C. IX. &S9



82
OUD-INDLEBS, zie KAÜSIKA SÜTBA.
Oud-Nederlandsch, L. A. Te Winkel. Over de psalmen van Wachtendonk en de Glossen van Lipsius t. ... A. X. 815
OUD-SAKSISCH RECHT, J. A. Eruin. De Anfang en de slichte Clage umme varende
have, naar het Oud-Saksische recht A. VI.
(Zie ook Klagen).
Oud-Saksisch, B. Symons. Over de onlangs ontdekte fragmenten van eene Oud-Saksische bewerking der Genesis G. XI. 123
Oud-Spaansch, J. J. Salverda de Grave.
Over eene oud-spaanse romance E. IV. 144
OUDWESTFBIESCH, W. L. van Hel ten.
Zur Lexicologie des Altwestfriesischen B. 1
OVIDIUS, C. de Boer. Ovide moralisé. Poème du commencement du quatorzième siècle public d'après tous les manuscrits connus B. XV, XXI.
P.
PALI, H. Kern. Bijdrage tot de verklaring van eenige woorden in Paligeschriften voorkomende A. XVII.
Pali, H. Kern. Opmerkingen over eenige poli-,
woorden B.XII. 224
Palm (Van der), Nic. Beets. Bene academische rede onder de fransehe overheersching... C. IX. 164
Pancangulika, J. Ph. Vogel. The sign of the spread hand or jive finger loken (Pancangulica) in PalUiterature E. IV. 218
Papyri (Aeg.), C. Leemans. Mededeeling omtrent de jongste bijdrage tot verklaring van een hoogst belangrijken hieratischen Papyrustekst van het Britsche Museum A. XI. 44
Papyri (Aeg.), G. Leemans. Oud-Aegyptische
geneeskundige handschriften B. V. 250
Papyri (Gr.), O Leemans. Be onderteekening van een Griekseh-Aegyptisch koopcontract op papyrus B. IX. 222
Parallelisme, G. Heymans. Spinozistisch en
modern parallelisme E. I. 160



83
Parmenides, C. Bellaar Spruijt. Theod.
Gomperz en Parmenides B. IV. 42
Patriarchen, G. Wildeboer. De patriarchen des ouden verbonds en de wetgeving van Hammoerabi B. VI. 306
Patriciërs, I. M. J. Vale ton. Over de rechten
der patricische gentes in Rome C. X. 306
Paulus (Aegineta), C. Leemans. Over eene plaats van Paulus Aegineta betreffende verschillende pijlsoorten B. XII. 4
PAULUS, M. Conrat. Der Westgothische Paulus. Eine rechtshistorische Untersuchung .... B. VIII.
Pauw (Reinier), zie Hooft.
Penningplaten, C. Leemans. Penningplaten met het opschrift: Abstrusam tenebris tempus me educit in auras B. I. 98
Pehlevi, M. J. de Goeje. Verklaring der Gemmen met Pehlevi-legenden in den Haag door dr. A. D. Mordlman B. V. 108
Peigans, zie Blackfoot.
Petrusevangelie, W. H. van de SandeBak-
huyzen. Het fragment van het Petrusevangelie G. IX. 329
PHILIPS VAN BOURGONDIË, Th. van Riemsdijk. De opdracht van het ruwaardschap van Holland en Zeeland aan Philips van Bourgondië B. VILT.
Philo (Judaeus), J. H. Holwerda. Annotatio
critica in Philonem Judaeum B. III 271
Philo (Judaeus), J. H. Holwerda. Annotatio critica in Philonis Judaei librum de posferitate Caini C. I. 274
Philologie (Latijnsche), J. C. G. Boot. Phil.
Bijdragen A. XI. 24
PHLORIOS et Platzia Phlore, D. C. Hesseling. Le Roman de Phl. etc. Avec nne introduction, des observations et un index B. XVII.
Phoeniciè, M. J. de Goeje. Over de namen
Phoenicië en Kanaan B. I. 76
Physiologus, P. J. N. Land. Over twee onuitgegeven redactiën van den Physiologus B. IV. 248
Pindarus, S. Hoekstra. Bet vaderschap van
het vijfde Olympische zegelied van Pindarus. . C. I. 109



84
Plato, C. Bellaar Spruijt. Over ie beteekenis der woorden xTsipov en %kpa£ in Platos Plilebus C. II. 8
Plautus, O. M. Franeken. Over het, origineel
van Plautus' dulularia B. XI. 211
Plautus, H. T. Karsten. Over de contaminatie
van Plautus'' Poenulus D. IV. 871
Plautus, C. M. Franken. Woord- en venaccent bij Plautus B. IV. '40
Plebiscita, I. M. J. Valeton. Over de drie wetten die te Rome aan de plebiscita kracht, van wet hebben toegekend C. VIII. 49
Plichtenleer, S. Hoekstra Bzn. Be grondslag van het besef van onvoorwaardelijken plicht . B. III. 88
Plinius, 3. C. G. Boot. Tot verklaring en kritiek van boek VII en VIII der natuurbeschrijving van Plinius C. I. 198
Plinius, J. Habets. Over de vraag of de Limburgsche mergelsteen door Plinius wordt besproken C. V. 209
Plockhoy, H. G. P. Quack. Plockhoy** sociale plannen C. IX. 81
Plutarchus, 3. Bake. Over de vraag of Plu-
tarchus de auteur is van het stuk jrtp) u^/ou(. A. III. 72
Poelgeest (Aleid van), W. G. Brill. Over de oorzaak van den moord op Aleid van Poelgeest gepleegd B. VI. 89
Pollux, zie Kinderspelen.
Pomponius, B. J. L. de Geer. Over P. Mucius, Manilius en Brutus in Bib. 2 § 89. J). de Origine iuris A. VU. 196
Poststatiën, 3. Habets. Over de ligging der poststaliën op de romeinsche heerbaan van Tongeren naar Nijmegen B. XI. 126
Prambanam, 3. W. IJzerman. Iels over de
tempelruïnen van Prambanam C. IV.^ZGS
Priesterraadsrechtspraak, Tb. W. Juynbo 11. Be regeling der priesterraadsrechtspraak in Ned. Indië E. IV. 6
Privaatrecht (internat.), zie Haagsch verdrag.



85
Privaatrecht (internat.), T. M. O. Asser. Nationaal recht en internationaal scheidsgerecht J). V. 245
PRODROMUS, D. G. Hesseling et H. Per-
not. Poèmes prodromiques en grec vulgaire. B. XI.
Propertius, 3. C. G. Boot. Tot kritiek en ver-
klaring van Propertius' laatste Elegie A. VIII. 19
Propertius, 3. 3. Hartman. Een en ander.
over Propertius D.VII. 145
Proudhon, (P. J.), 3. d'Aulnis de Bourouill. Over het système des contradictions économiques van Proudhon D.VII. 183
Psalmen, W. H. Kosters. De historische ach-.
tergrond van de psalmen van Salomo D. II. 190
Ptolemaeus (Soter), 3. P. Six. Over de munten, die den naam van Ptolemaeus Soter dragen A. VII. 285
Publiek- en privaatrecht, H. J. Hamaker. De tegenstelling tusschen publiek- en privaatrecht c. XI 46
PTBAME et THISBE, C. de Boer. P. et Th. Texte Normand du Xlle siècle. Edition critique etc B. XII.
R.
Ragisel, H. E. Moltzer. Een nieuw Ragisel-
fragment C. XII. 43
Recht, 3. de Louter. Recht en gerechtigheid E. II. 271
Rechtsphilospfie, H. J. Hamaker. Het rechtsbewustzijn en de rechtsfilosofie D. IX. 29
Rechtsgeleerden, B. J. L. de Geer. Over het onderwijs door de Romeinsche regtsgeleerden gegeven b. I. 147
Rechtsgeschiedenis, S. J. Fockema Andreae. De gesamen de hand naar de oudnederlandsche rechten c. IV. 15
Rechtspleging, M. S. Pols. De middeleeuwsche
rechtspleging in zake va» doodslag C. II. 208
Rechtspleging, R. van Boneval Fanre. De macht der traditie in onze rechtspleging en rechtspraak (J. VI. 10



Rechtspraak (kerkel.), S. J. Fockema Andreae. Kerkelijke rechtspraak in Nederland in de middeleeuwen B. V. 73
Rechtspraak en Wet, S. J. Fockema Andreae. Het richtsnoer van den rechter in vroeger dagen E. II. 1
Rechtswetenschap, zie Hadrianus.
Reigersèerch, zie Hugo de Groot.
Religie, zie Godsdienstwijsbegeerte.
Rhodus, H. van Gelder. Over Rhodische kruikslempels en hun belang voor onze kennis van den' Rhodischen handel E. I. 186
Rinclus (Réchts de Moliens), E. Verwijs.
De Rinclus B. VI. 153
Roemer (Anna—Visschers), N. Beets. Over onuitgegeven gedichten van Anna Roemer Visschers B. TUI. 35, 264
BOMAANSCHE TALEN, zie NIEUW GBIEKSCH.
Rome, J. A. Wijnne. Bossuet, Montesquieu
en de oorzaken van Romé's grootheid C. VI. 67
BOMEINSCH RECHT, M. Conrat. Die Lex Bomana canonice compta. Bömisches Becht
* im frahmitteralterlichen Italiën, in systematischer Darstellung B. VI.
ROMEINSCHE GESCHIEDENIS, C. P. Burger Jr. Sechzig Jahre aus der alteren Geschichte Roms. Èine historisch-kritische Studie A. XX.
ROTTERDAM, G. Mees Az. Het Rotterdam-
sche oproer van 1690 ..'. A. IV.
ROUW, A. J. Wen si nek. Semitic rites of
mourning and religion B. XVIÖ»
Runen, P. J. Coë^jn. Be runeninscriptie van
den bucharester ring B. VII. 364
Runen, zie Gynewulf.
Runen (Potomac-), L. J. F. Janssen. Mededeeling uit een brief van Br. Burman Becker te Copenhagen over de onechtheid der PotomacRunen A. XI. 301
RUSSISCH, R. van der Meulen. De Hol-
landsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch B. X.
Ruwaard, M. de Vries. Be afleiding en betee-
kenis van het woord Ruwaard . A. XII. 171



87
Rijksban (Duitsche), zie Filips II. Rijmvers (Oudhoogd.), B. O. Boer. Het oud-
hoogduilsche rijmvers F. III. 202
Rijndijk, G. de Vries Azn. Be Rijndijk in
de duinen te Betten C. III. 7
Rijnland, B. Fruin. Over de opkomst van het
Hoogheemraadschap van Rijnland C. V. 275
Rijstmoeder, Alb. C Kruyt. Be rijslmoeder
in den Indischen Archipel B. V. 861
s.
SAMAVEDA, W. Caland. De literatuur van
den Samaveda en het Jaiminigrhyasutra B. VI.
Samaveda, W. Caland. Ben onbekende recensie
van den Samaveda B. VII. 300
Samaveda, W. Caland. Be wording van den
Samaveda B. IX. 1
SAMNIUM, C. P. Burger. Jr. Der Kampf zwischen Eom und Samnium bis zum vollstfindigen Siege Eoms urn 812 v. C B. II.
Sanhedrin, A. Kuenen. Over de samenstelling
van het Sanhedrin A. X> 181
Sanskrit, H. Kern. Over eenige oude sanskrit-
opschriften van H Maleische schiereiland G. I. 5
S AB AM AKK ANEGEBS, Hngo Schuchardt.
Die Sprache der Saramakkaneger in Surinam. B. XIV»
Sar pi (Paolo), W. H. de Beaufort. Paolo
Sarpi en Const. Huygens D. VII. 288
SCENICI, H. van He rwerdea. Studia critica in poetas scenicos Graecorum A. VIL
Schaats, J. Verdam. Over het woord schaats D.VIII. 366
Scheidsgerecht (internationaal), zie Nationaal.
SCHIELAND, S. Muller Hzn. De oudste geschiedenis van Schieland B. XIV.
Schilders (Nederl.), A. Bredius. Twee onbekende schilders F. IV. 365
Schipperstermen, J. Huizinga. Een oude
schippersterm E. IV. 207
SCHOE-KING-FINSTEBNISS, S c h 1 e g e 1 und
Kühnert. JHe Schu-king-Finsterniss....... A. XIX.



88
Schoe-king, G. Schlegel. De zonsverduistering
in den Schoe-king 1 C. VI. 308
Sckoone slaapster, sa& Taradja's.
Schopenhauer, O Bellaar Spruijt. Sehopen-
hauers begripsverwarring op psychologisch gebied C. XI. 88
Schotsche Wijsgeeren, J. P. N. Land. Schot-
sche wijsgeeren aan Nederlandsche hoogetcholen B. VII. 168
Se héle, W. Pleyte. Schenkingsoorkonde van
Sehéle uit het 18*jaar van konings Tosertaris. CVIII. 96
Seldjuken, M. T. Houtsma. Over de geschiedenis der Seldjuken van Klein-Azië C. IX. 183
Semieten, A. J. Wensinck. Intentie in recht,
ethiek en mystiek der Semitische volken E. IV. 109
SEMIETEN, zie BOUW.
SEMIETEN, zie AABDNAYEL.
SEMIETEN, zie OCEAN.
Sendjirli, M. J. de Goeje. Owr de opgravingen
te Sendjirli c. X. 32
Seneca (rhet.), zie Cicero (Catil.)
Sexangulum, M. J. de Goeje. Sexangulum.. D. VI. 10
Sfinx, W. B. Kristensen. Over de Egyptische
sjïnx E. III. 94
Sinaï, J. J. P. Valeton Jr. Karakter en literarische opzet van het Sinaï-verhaal D. IX. 67
Skopelisme, M. Th. Houtsma. Het skopelisme
en het steenwerpen te Mina B. VI. 185
Slang- ~en touw-voorbeeld, S. J. Warren. Het slang- en touw-voorbeeld bij Sextus Empiricus en in Indië ]). IX. 230
Slaven, M. J. de Goeje. Een belangrijk Arabisch bericht over de Slavische volken omstreeks &65 B. IX. 187
Socrates, J. A. C. Tan Heusde. Be Wolken van Aristophanes tegenover den historischen Soerates a. IV. 310
Socrates, J. A. C. van Heusde. Over het wereldburgerschap van Socrates A. IV. 827
Socrates, J. A. G. van Heusde. Xanthippe in hare betrekking tot Socrates (voorafgegaan van eene ktitische ontleding van het vraagstuk der digamié) a. IV. 262



89
Sophocles, H. van Herwerden. De nonnullis
loei» Aesch. et Soph.-II ad.Sophoclem B. VI. 7
Souvereiniteit, 3. de Louter. Het begrip van
souvereiniteit C. IV. 154
Souvereiniteit, H. T. Colenbrander. Oorsprong en opdracht der Souvereiniteit B.XII. 145
Spelling, 3. van Lennep. Over de spelling van sommige woorden, meest van uitheemschen oorsprong A. IX. 160
Spinoza, 3. P. N. Land. Over de eerste uitgave der brieven van Spinoza B. IX. 144
Spinoza, 3. P. N. Land. Over de uitgaven en
den tekst der ethica van Spinoza B. XI. 4
Spinoza, 3. P. N. Land. Over vier drukken met het jaartal 1670 van Spinoza s Tractatus theologico-politicus B. XI. 148
Spinoza, 3. P. N. Land. Over de nieuwe uitgave der werken en de portretten van Spinoza. C. I. 225
Spinoza, zie Parellelisme.
SPOLIUM, L. A. J. W. Sloet. Eene aotio
spolii van 1229 A. VII.
Spraakgeluiden, T. Roorda. Over den aard en de natuur van verschillende spraakgeluiden, en de wijze waarop die eenvoudig in Europeesch schrift en met Romeinsche karakters beteekend en onderscheiden kunnen worden A. IX. 205
Spreektaal en schrijf taal, T. Roorda. Over het onderscheid tusschen spreektaal en schrijftaal, inzonderheid in onze moedertaal A. I. 98
Spreektaal en schrijftaat, T. Roorda. Bijlage tot beantwoording van de Heeren De Vries en Brill op hun beoordeeling van zijn tweede Verhandeling over het onder scheid tusschen spreektaal en schrijftaal, inzonderheid in onze moedertaal, [vgl. A. III 15) A. III. 150
Spreuken, Gr. Wildeboer. Be tijdsbepaling van
het boek der Spreuken D. III. 238
Spijkerschrift, zie Tellelamama.
Staathuishoudkunde. W. C. Mees. Poging tot verduidelijking van eenige begrippen in de staathuishoudkunde B.VII. 187



90
Staatsbank, N. Pi van den Bêfg. Plannen.
voet.■ een staatsdomeinbank en een sladsgirobank D.VIII. 205
Stadsfinanciën (Ned), P. J. Blok. Stads■financiën onder de republiek E. II. 821
Standenverdeeling, zie Indië.
Ètc-ie (Melis), W. G, Brül. Over de verkeerde voorstelling door Melis Stoke van den strijd van Graaf Dirk III in 1018 ,.,. C. I. 216
Sir af recht (Nea\), H. van der Hoeven. Vrijheid van beslissing voor den strafrechter volgens de Nederl. wetgeving D.VII. 235
Strafwetgeving, J. de Wal. Eet nationale element in de strafwetgeving „ . . . B. V. £96
Sublimitas, De sublimitate (nep) v\pove). Zie Plutarchus.
Suez-kanaal^ T. M. C. Asser. Het tmetaat van Constantinopel van 29 Oct. 188,8 betreffende de vrije vaart door het Suez-iauaal C. Vl. 166
SÜLPICIA, J. C. G. Boot. Commentatio de
Sulpiciae, quae fértur, satira A. IV.
Sumér en Akkad, zie Babylonië. Sutasoma, H. Kern. Over de vermenging van Giwatsmë en Buddhisme op Java naar aanleiding van het mdjavaaHéch gedicht 'Sutasoma .CV. 8 Sutasoma, zie Kalmasapada. Synagoge (Groote), A. Kuenen, Over de man¬
nen der Groote Synagoge B. VI. -207
Syntipas, S. J. Warren. Het Indische origineel
van den Griekschen 'Syntipas B. V. 41
Qtyriseh, ï. P. N. Land. Aardrijkskundige fragmenten uit de Syrische literatuur der 6e en 7e
C. III. m
T.
■Taal{JLlgemeene), W. G. Brill. Over <hét'denkbeeld eener uit te vinden algemeene taal...... A. VI. 380
WvaVwe-teHischap, J. van Ginneke». 4her het
belang van het onderwijs bij het integrale taalvak -E. III. 89
Tacitus, J. O. G. Boot. Over de Germania van Tacitus , A. VII 66
Tacitus, %ie Hugo de Groot.



91
Tamtm ad Ddri, Ph. S. Tan Bonkei. IJet
verhaal van Tamtm-ad-Dart E. JIJ. 167
Tanner (O.), J. de Wal. Opmerkingen en gis-
v singen op een der brieven van Georg Tanner. B, VIIJ. 360
Tegel» (Rom.), L. J. P. Janssen. Over een nieuw ontdekten Romeinse/ten tegel met cursief"' schrift, gevonden te Holdoorn onder Groesbeek. A.XII. 153
Tekstkritiek (Grieksche), S. A. Naber. Lans
satura B. I. 12
Tekstkritiek (Latijnsche), J. C. G. Boot. Bijdragen tot verklaring en kritiek van Latijnsche schrijvers B. J. 173
Tekstkritiek (Middelned.), J. Verdam. Eenige
bedorven plaatsen in Middelnederlandsche teksten C. II. 288
Tellelamarna, C. P. Tiele. Over de spijkerschrifttafels te Tellelamarna gevonden C. VI. 140
Terremaren, J. C. G. Boot. Over de Terremaren in Emilia en over twee Etrurische begraafplaatsen bij Bologna.. .-; B. II. 199
Theophilus, M. de Vries. Bijdrage tot de kritiek van het middelnederlandsche gedicht Theophilus : A. VI. 80
Theophrastus, H. van Herwerden. Bijdrage tot de- verklaring en kritiek van de Characteres van Theophrastus B. I. 242
Therigatha, H. Kem.'Zitó lied van Ambapale
uit de Therigatha E. III 153
Tkorbecke, C. W. Opzoomer. Thorheeke... B. II. «96
Thorn, J. Habets. Over de echtheid van den stichtingsbrief der abdij te Thorn., . . G, JIJ. 36
Thucydides, U. Ph. Boissevain. Thucydides V. 47 en C. I A, 46è E. IV. 196
Tibullus, C. M. Franckea. Over de grondslagen van de kritiek van Tibullus „, A. X, 30
Tjaarlingermeer, zie Diepsmeer.
TOOVEB-BITÜEEL, zie Kauéik* Sötra.
Torrentius, A. Bredius. Joh. Symz. Torren-
tius { D. IX. BH
Toradja's, Alb. C. Kruyt. Bet koppensnellen der Toradja's in Midden-Celebes en zijne be* teekenis D. IJl. 147



92
Toradja's. N. Adriani. Be st
in het bosch en een gelijkluidend verhaal in
Midden-Celebes e. II 171
Toradja's, N. Adriani. De Toradjasclie vrouw
als priesteres e. II. 453
Tragici (Gr.), H. van Herwerden. Over
eenige onlangs ontdekte tragische dichtregelen . B. X. 1 Trawant, A. Kluyver. Beschouwingen over het '
woord Trawant ])_ V. 188
Troje, J. van Leeuwen. Bet paard van Trqje D. IV. 235
Turanyasad, H. Kern. Turanyasad D.VII. 227
Twaalf tafelen, J. Woltjer. De echtheid van
de fragmenten der XII tafelen B. VII. 74
u.
Uc de Saint-Cire, J. J. Salverda de Grave.
Inleiding tot eene uitgave der gedichten van Uc
de Saint-Cire j). XI. 54
Ulpianus, J. E. Goudsmi t. Bijdrage tot kritiek en verklaring van Ulpiani Reg. I. 12. .. A. IX. 95
Urso, C. M. Era nek en. Een paar opmerkingen aangaande de Lex Coloniae Genetivae Juliae.. B. X. 145
V.
Vaartuigen, C. Leemans. Over een oude kano bij Nijeveen, Prov. Drenthe, en over oude vaartuigen in andere landen ontdekt B. I. 336
Vagdavercust, H. Kern. Vagdavercust B. IV. 344
VAICESIKA, B. Faddegon. The Vaicesikasystem, described with the help of the oldest texts B. XVIII.
VAITANA8UTRA, W. Caland. Das Vaitana-
sutra des Atharvaveda übersetzt B. XI.
Vaitulya, H. Kern. Vaitulya, Vétulla, Vetul2/aka B. VIII. 312
Vastendagen, zie Israël.
Veda, W. Caland. Be ontdekkingsgeschiedenis van den Veda jjj ggi
Veile jus Paterculus, J. J. Cornelissen. Kritische aanteekeningen op Vellejus Paterculus C. IV. 102






Walerloo, W. J. Knoop. Toelichting betreffende een gedeelte vau den Veldslag big Wa-
terloo A. XI. 288
WENSCHOFEERS, W. Galand. Darstellung
der altindischen Wunschopfer B. X.
Wensehoffers, W. Caland. Over de „wensehoffers". Bijdrage tot de kennis van den Veda. B. V. 4 WERKWOORDSVORMEN, J. H. Kern. De met het participium praeteriti omschreven werkwoordsvormen in het Nederlands B. XII.
Wesseling, zie Hemsterhuis (F.) Wetgeving (Buitschl.), A. A. dePinto. Over het ontwerp van een burgerlijk wetboek voor hei
duitsche rijk C. VI. 320
Wigge, C. Leemans. Over een sleenen wigge
of bijl van zeldzamen vorm B. VII. 345
Willem I (StadL), P. L. Muller. Prins Willem I en Frankrijk G. VIII. 125
Willem I(Kon.), P. J. Blok. Willem lende voorbereiding der bevrijding van Nederland in
1813 B.VIII. 50
Willem II (Stadh.), J. A. Wijnne. Tot dusver onbekende bijzonderheden betreffende de tweeledige forsche daad van prins Willem II in 1650 . C. II. 250
Willem III (Stadh.), W. J. Knoop. Iets over
Willem den derde als legerhoofd B. III. 28
Willem III (Stadh.), W. J. Knoop. Over Willem III en de verhouding onzer republiek tot Bodewijk XIV in 1675—1678 B. X. 116
Willem III (Stadh.), W. J. Knoop. Willem III en de stag bij St. Bénis B. VI. 299, VIL 111
Willem III (Stadh.), P. L. Muller. Prins Willem III en de twintigjarige wapenstilstand van 1684 B. IV. 65
Witsen (Nic), A. Kluyver. Over het verblijf van Nic Witsen te Moskou C. XI. 5'
Woesien, R. Eruin. Over twee middelnedert. woorden C. IV. 82
Woordensamenstelling, J. van Lennep. Over het al of niet wettige van het inschuiven eener N. in samengestelde woorden A. X. 237, '26S



Wulfila, B. Symons. Een nieuw ontdekt tatijnsch-gotisch bij bel fragment B. X. 837
Wijsbegeerte, F. C. de Greuve. Opmerkingen over de wijsbegeerte als wetenschap A. II. 90
Wijltenbach, zie Cros.
Wijf, W. G. Brill. Over de reden waarom het woord wijf onzijdig is A. VI. 145
X.
Xanthippe, zie Socrates.
Z.
Zarathustra, H. Kern. Over het woord Zarathustra en den mythischen persoon van dien naam A. XI. 182
Zasius, J. de Wal. Bijdrage over den regtsgeleerde Udalricus Zasius, naar aanleiding van zijn werk, getiteld: de parvulis Judaeorum baptizandis A. IV. 857
Zee-oorlog, zie Naasting.
ZEEMANSTERMEN, D. C. Hesseling. Les mots maritimes empruntés par le grec aux langues romanes B. V.
ZEE- EN SCHEEPSTEBMENj E. van der Meulen. De Hollandsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch B. X.
Zeeverbond (Att.), U. Ph. Boissevain. Be dienstplicht ^der leden van het eerste Attische zeeverbond B. IV. 122
Zerk, J. Ter dam. Over het woord Zerk B. VIII. 881
Zevendeel leggen, Th. van Riemsdijk. Het zevendeel leggen na doodslag, in Kennemerland en Westfriesland B. I. 341, 895
Zevenslapers, M. J. de Goeje. Be legende
der Zevenslapers van Efese . .. .■ B. IV. 9
Ziel en Geest, G. Wildeboer. Iets over Ziel
en Geest in het Oude Testament B. X. 152
Zigeuners, M. J. de Goeje. Bijdrage tot de
geschiedenis der Zigeuners B. V. 56
Zondvloed, zie Gilaames.



ZUID-HOLLAND, J. C. Ra ma er. Geographische Geschiedenis van Holland bezuiden de Lek en de Nieuwe Maas gedurende de middeleeuwen B. II.
Zuilichem, W. Pleyte. Iets over de oude brug
te Zuiliehem C. XII. 290
Zwaanridder, L. A. J. W. Sloet. Mededeeling omtrent een handschrift te Nijmegen over den ridder met den Zwaan A. XII. 263
Zwaardeultue, M. J. de Goeje. Over den
Zwaardcultus B. V. 105
Zwijndr echtere, H. P. G. Quack. Uit de eerste . n\è'«
dagen der Zwijndrechtsche Broederschap C. IX. 270



REGISTER DEK LEVENSBERICHTEN VAN AFGESTORVEN LEDEN
UITGEGEVEN IN DE JAARBOEKEN . DER KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN
TOT JUNI 1920.






A.
Acker Stratingh (G.), door J. C. G. Boot (1877)
Ackersbijk (J.), door H. J. Koenen (1861)
Acquoi (J. G. E.), door H. C. Bogge (1897)
Assen (C. J. van), door H. J. Koenen (1859)
Asser (T. M. C), door C van Vollenhoven (1914)
B.
Badon Ghijben (J.), door C. J. Matthes (1878)
Bake (J.), door B. C. Bakhuizen v. d. Brink ...... (1865)
Bakhuizen v. d. Brink (B. C), door L. Ph. 0. v. d. Bergh (1866)
Baumhaüer (E. H. v.), door J. W. Gunning (1887)
Beaufort (W. H. db), door H. T. Colenbrander (1919)
Berg (E. J. v. d.), door P. H. Schöute (1897)
Bergh (L. Ph. C. v. d.), door E. Eruin (1887)
Bergsma (P. A.), door J..A. C. Oudemans (1882)
Bleeker (P.), door P. Bleeker (1877)
Boogaard (J. A.), door T. Zaaijer (1879)
Boot (J. C. G.), door H. T. Karsten (1908)
Borret (Th.), door J. C. G. Boot (1890)
Bosscha (J.), door W. J. Knoop (1875)
Breda (J. G. S. tan), door C. J. Matthes (1867)
Brill (W. G.), door P. D. Chantepie de la Saussaye (1896)
Bunsen (Chr. K. J. v.), door H. J. Koenen... (1860)
Büys (J. T.), door H. P. G. Quack (1898)
Buys Ballot (C. H. D.), door J. P. v. d. Stok (1899)
C.
Campbell (M. E. A. G.), door J. G. B. Acquoy (1890)
Cohen Stuart (L.), door G. van Diesen (1879)



100
Conrad (F. W.), door J. W. L. van Oordt (1870)
Cornblissen (J. J.), door J. van Leeuwen Jr ... (1891)
Cosijn (P. J.), door B. Symons (1900)
D.
Delprat (G. H. M.), door W. Moll (1871)
Dblprat (I. P.), door D. Bierens de Haan (1881)
Dirks (ƒ.), door S. C. G. Boot (1893)
Donders (F. C.), door B. J. Stokvis (1891)
Doz.¥ (R.), door M. J. de Goeje (1883)
E.
Ermerdts (F. Z.), door C. J. Matthes (1873)
Ermerin's (J, W.), door C. J. Matthes (1870)
F.
Fadrb (R. T. H. P. L. A. van Boneval), door S. J.
Fockema Andreae (1910)
Franoken (C. M.), dooi J. v. d. Vliet (1902)
Eroin (J. A.), door A. A. de Pinto (1885)
Fruin (R.), door P. J. Blok (1899)
G.
Gbüns (J. van), door B. J. Stokvis (1882)
Gilsb (J. van), door H. J. Koenen (1859)
Glavimahs (CoRNiEis Jan), door W. Vrolik (1857)
GbBJR (M. J. de), door C. Snouck Hargronje (1909)
Goddsmit (J. E.), door A. A. de Pinto (1882)
... H.
Habets (J. J.), door Th. van Eiemsdijk (1894)
Halbertsma (H.—Jzn.), door W. Koster (1866)
H*«5 (Jaco» va»>, door H. J. Koenen (1859)
Hamaker (H. J.), door S. J. Fockema Andreae (1911)



Hab.ti.ng (P.), door A. A. W. Hubrecht (1888)
Herwerden (H. v.), door J. van Leeuwen Jr (1911)
Hoekstra (S.), door B. H. C. K. van der Wijck ... (1901)
Hoeven (J. v. d.), door P. Harting (1868)
Hofpmann (J. J.), door H. Kern (1878)
Holwerda (J. H.), door W. H. v. d. Sande Bakhuyzen (1886)
Hulleman (J. G.), door H. J. Koenen (1862)
J-
Janssen (L. J. E.), door J. C. G. Boot (1869)
Jonckbloet (W. J. A.), door H. E. Moltzer (1886)
Jong (P. de), door M. J. de Goeje (1890)
Jonge (J. K. J. db), door P. J. Velh (1880)
Jutnboll (Th. W. J.), door H. J. Koenen (1861)
K.
Kaiser (F.), door J. A. C. Oudemans (1875)
Karste* (H. T.), door J. J. Hartman (1916)
Karstbn (S.), door J. C. G. Boot (1864)
Kerckhoff (P. J. van), door J. M. van Bemmelen . (1879)
Kern (J. H. C), door C C. Uhlenbeck (1917)
Kist (Nic. Chr.), door H. J. Koenen (1859)
Knoop (W. J.), door P. L. Muller. (1895)
Kobnen (H. J.), door J. C. G. Boot (1874)
Kosters (W. H.), door C. P. Tiele (1899)
Kuenen (A.), door C. P. Tiele (1892)
Kun (L. J. A. v. d.), door E. W. Conrad (1864)
L.
Land (J. P. N.), door C. B. Spruijt (1898)
Leemans (G), door W. Pleyte (1894)
Lennep (J. v.), door N. Beets (1868)
Ltth (P. A- van der), door J. de Leuter (1902)
Lobatto (B.), door C J, Matthes (1866)
Loman (A. D.), door D. E. J. Völtet (1899)



m.
Macaulay (Th. Babington), door H. J. Koenen (1859)
Matthes (B. F.), door H. Kern (1910)
Matthes (C. J.), door D. Bierens de Haan (1882)
Mees (G. —Azn.), door J. 0. G. Boot (1883)
Mees (R. A.), door H. Kamerlingh Onnes (1888)
Mees (W. C), door N. G. Pierson (1884)
Millies (H. O), door J. 0. G. Boot (1868)
MiouBL (F. A. W.), door C. J. Matthes (1872)
Moll (W.), door J. G. B. Acquoi (1879)
Moltzer (H. E.), door A. Kluyver (1896)
Mulder (C), door J, W. Ermerins (1867) •
Muller (P. L.), door S. Muller Ezn (1905)
Muller (S. —Hzn.), door S. Muller Ezn (1916)
N.
Naber (S. A.), door K. Kuiper (1914)
Nijhoff (I. A.), door G. H. M. Delprat (1864)
O.
Opzoomer (C. W.), door B. H. C. K. van der Wijck (1892)
Oudemans (A. G —Jr.), door S. Hoogewerff (1896)
Oudemans (C. A. J. A.), door W. Moll (1909)
P.
Pierson (A.), door S. A. Naber (1897)
Pierson (N. G.), door J. d'Aulnis de Bourouill .... (1911)
Pinto (A. A. de), door J. Oppenheim (1908)
Polak (H. J.), door S. A. Naber (1909)
Pols (M. S.), door A. A. de Pinto (1898)
'r>«; R.
Rees (O. v.), door S. Vissering (1868)
Roëll (J.), door W. H. de Beaufort (1915)
Rogge (H. C), door P. J. Blok (1906)
Boorda (T.), door P. J. Veth (1374)



sny (F. 0. v.), door H. J. Koenen (186J)
ffer (J. G. de Hoop), door H. C Rogge . (1894)
ma (R. H. C C), door K. W. van Gorknm.. (1880) egel (H.), door H. Schlegel (vert. door dr. G.
blegel) (1884)
eevoogt (G. E. Voorhelm), door F. C. Donders (1872)
lten (J. H.), door A. Kuenen (1885)
oeder (J. L. 0. — v. d. Kolk), door W. Vrolik (1862)
J. P.), door A. E. J. Holwerda (1902)
r (L. A. J. W.), door H. Kern. (1891)
er (J. S.), door W. Caland (1914)
ut (C. Bellaar), door B. H. C. K. van der
ijok (1904)
ic Buising (D. J.), door I. P. Delprat (1871)
,T«s (T. J.) door G. van Diesen (1878)
T.
egen (B. D. H.), door R. van Boneval Faure . . (1885)
onck (Coenraad Jacob), door W. Vrolik (1857)
■ (C. P.), door P. T>. Chantepie de la Saussaye. (1902)
V.
rroN (J. J. P. — Jr.)j door P. D. Chantepie de
Saussaye . (1918)
:ton (I. M. J.), door U. Ph. Boissevain (1912)
>am (G. J.), door C. t Matthes (1866)
>am (J.), door C. C. Uhlenbeck (1919)
ras (E.), door W. J. A. Jonckbloet (1881)
t (P. J.), door P. A. v. d. Lith (1896)
.*T«n CS1» Annr J T Bil VS (1889)



H4
Vries (M. db), door J. Verdam (1898]
Vrolik (G.), door j. v. d. Hoeven (185$
Vrolik (W.), door J. v. d. Hoeven . (1863]
W.
Warren (S. J.), door J. S. Speyer (1910)
Wilken (G. A.),, door M. J. de Goeje (1892)
Winkel (L. A. Te), door W. G. Brill (1868)
Woltjer (J.), door J. J. Hartman (1918)
Wubrands (Aem. W.), door J. G. B. Acquoi (1886)