; \ * ik* Ét :.bend1 , * ZOOIVjJiïGEVERS Vk," UTRECHT REPETITIE-TABEL BIJLAGE VAN RoYAL AuCTION BrIDGE DOOR — C. BEND — Bieden. 1. „Een Sans atout" 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7 2. KI. „eenig bijspel". 2. 3. 6. 6. 7. 9. 9. 11. 11. 13. 15 3. „ meer of minder bijspel . . 10. 10. 13. 14.14. 15 4. Twee of meer ineens 10. 10. 12 5. Twee even sterke kleuren 12 6. Drie voor U gepast 3. 3 7. Eéns gepast zegt nog niet veel 5 8. Achter Sa eerder passen op R en K. . . 1. 3. 6 9. P. niet overboden: passen 10 10- ii n „ overnemen gelijk aantal . . 11 11- „ „ „ „ één meer 11. 11. 11. 11 12. „ „ „ verhoogen 3. 10 13. Sa overnemen gewoon 1. 1. 3. 4. 4. 7 14. „ „ 1 Hon. 5e bij 1 kl. ongedekt. . . 2 15. „ „ 2 kleuren 6 16. Overboden Sa: verhoogen 5 17. „ overbieden met 2-annonce 1 18. „ „ „ 3-annonce 1 19. Overgenomen Sa: bij voorkeur laten . . 1. 2. 7. 7 20. Alsnog annonceeren. . . . 2. 2. 2 21. Beter tegenzitten 6. 11. 13 22. Overnemen of steunen ; 2 kl. . . 11. 14. 14. 14. 15 23. Na Sa gepast, later alsnog Kof R . . . \ . .3 24. De 3-annonce 5. 6. 12. 13. 15 25. Verhoogen 3 tot 4: zelf steeds gepast . . . .10 26. „ 3 „4: „ tot 2 verhoogd . . 10.10 27. Kiezen tusschen partners kleuren 6. 12 28. Niet doubleeren voor overloopen 1 29. Geen open doublet: 'zeer voorzichtig . . . . 6. 15 30. Open doublet 6. 15 31. Niét redoubleeren voor overbieden 5 32. Uitzondering eigen spel boven doublet . . . 5. 10 33. Opdrijven verkeerd 5$ 5. 34. Bieden op robber 2. 6. 9. 13. 15 35. Bieden schoon op robber 13. 14 Taxatie. 40. L ecnige kleine k. troef tegenpartij: bij steun . 10 41. „ „ ,, „ „ „ zonder steun . 10 42. Korte kl. bij 5 troefk. zonder steun: zwak punt 11 43. Kracht van 2 kleuren: eerder 3 annonce 12. 14. 15 44. Eén k. of ren.: -wellicht niets aan p's. hooge 10. 12 45. Waarde direct of indirect overboden Sa.... 6 46. Verdeelirg kaarten uit bieden 2. 3. 3. 5. 6. 7. 9. 10. 11 11. 11. 12. 12. 14. 14. 15. 15. 15 47. „ ., uit spelen . . . 3. 5. 8. 14. 15 48. Renonce bij L alleen voordeelig als renlrant, hoogstzelden voor afzonderlijk maken. . 10. 10. 10 Spelen. ;50. Korte kleur fout: p's. hooge vliegt er in 6. 11. 13. 14 51. „ „ * „ hulp vrijspelen . . • . 6. 13 %% „ „ „ eigen troef verzwakken ... 11 f53. „ „ „ troef L niet verzwakt .... 11 64. „ „ „ hulp wegwerken ... 3. 12. 14 55. „ „ „ als L: eigen troef sparen. . .11 $6. „ „ niet fout: annonce parter ... 12. 13 •57. „ „ „ „ partner Sa !• 3 58. „ „ „ „ door overgenomen Sa... 1 s59. Snijden by voorkeur met vangen 1- 2. 15 60. „ altijd zoo laat mogelijk 7. 14 61. „ bij keuze (vaak in combin. met 62) . . 14 k52. „ gevolgen overwegen . . • 5. 6. 6. 10. 13 63. „ geen v bij 9 kaarten 11. 14 ,64. „ wel v bij 9 kaarten S$5. ,, niet als Achterhand 4 '66. „ wat geen snijden is als A 4 67. „ p's vork niet bederv.: hoogste nasp. . • * 68. „ „ „ „ „ 2 k. hoogste weg. 4 ?69. Vrijspelen als L: gewoon 1- 8. 10. 15 70. „ „ ,i door aftroeven . • • . 6. 11. 15 ■71. „ „ „ door laten loopen . • . 4. 15 72. „ „ „ voor renlrant «j * 73. „ „ „ niet onnoodig offeren. . ■ H- H 74. „ „ V. of A: niet voor L. . . . 6. 6. 13 75. „ „ „ n „ gewoon 3 E76. Laten loopen ^ J 77. Overnemen (•••*}» 78. Ondergooien * 14 79. Eenig mogelijke bedenken als V of A. .2. 7. 12. 12 [80. Wegwerken. . . 1. 2. 3. 4. 6. 7. 10. 13. 14. 14. 15 ;81. Aan slag brengen ó o o 82 Doorslag Sa 12. 8.8.8 ; 83. „ troef 6 7.10.11.12.14.14 84. „ te vroeg ■ ™ [85. „ te laat „ & 86 Plan opmaken 6. 8. 10. 11. 11. 13. 14. 15 E 87. Plan zoo noodig wijzigen • \. .? ' 88. Nooit Uw kalmte verliezen ., 11. 11. 11 I 89. Ie kaart Sa: slaan j> ' 90. Ie h „ hoogste partners bod 6 91. Ie „ „ renonce of 1 kleine p's bod • • • 6 92. Ie H », inviteeren 4 a ^93 le „ „ h v. etc J? ■ 94. Ie „ „ lange kleur zonder renlrant • • • 1 195. Ie m ,i 10 of 9 met „even nadenken-' • • 2 : 96. Ie „ „ 10 of 9 zonder twijfel. • • • 1- 3. 5 97. Ie n i» bij keuze een vork achterhouden • 2 98 la kaart troef: h van a.h. 1Ü. -11. 12. 13. 13. 14. 14 93- ld „ „ hoogste p's bod 2. 9, 10 11. 14. 15 100. la „ „ inviteeren 2 101. la „ „ h./.itc 3. 7 102 1-3 „ „ 10 of 9 na even nadenken. . . 5 103. la „ „ troetslaan .... 4.5.6.10.12 104. Door kracht: als niets beters is te doen ... 7 105. „ „ verkeerd 6. 11. 12. 14 106- Naar zwak beter, soms eenige redding 2. 13. 15 107. 2e hand: laagste kaart als regel 8. 9 108. n „ anderen tegen snijden 9 109. „ „ hoogste van 2 kaarten 3. 8 110. h. tevens V niet gauw nemen 8 lll-,i „ ,t i, nog minder bij troef 8 112 „ „ „ „ nemen: anders ontbloot . . 5. 6 113 „ „ „ „ „ „ niet aan slag . 8 11,4- ,. „ „ „ „ „ B. well. aan sl. 8 115. Weggooien bij Sa: gewoon . . . . 1. 3. 5. 5. 8 116. „ na even nadenken .3 117. „ toch gewoon bij doorslag 3 118. „ bij troef ± als bij Sa gewoon . 11. 14 119. L troefsl : als regel eerst . 2. 7. 10. 11. 13. 14. 15 120. ,, „ later: afzonderlijk maken 10 121. „ „ toch éérst „ „ bij gevaar. 10 422 „ „ later: wegwerken 1. 12 123. ,, „ toch éérst „ bij gevaar . . 1. 1 124. VofA„ gewoon 7. 10. 13. 14 125. „ „ „ „ eerst binnenhalen 3 126. „ „ „ „ daartoe p. aan slag 7. 13 127. „ „ „ „ „ „ „ „ eerst binnenh. . 13 128 Dubbel renonce alleen in uitersten nood . . 7. 7 129. Twee renonce achter elkaar: eerst binnenh. 9. 9 130. Wegwerkgelegenh.: eerst binnenh. . 3. 12. 14. 14 131. Als toch gesneden: hooge op hooge 3. 5. 11. 15. 15 132. „ „ „ hooge toch achterh. . . 5. 6 133. 9 of 8 in de gaten houden 5 134. 1 kaart vasth. niet zelfde kl. als partner ... 4 135. Bij voorkeur hooge achter vork vasthouden . . 3 R. A. B. • (Royal Auction Bridge) R. A. B. (Royal Auction Bridge) HÉT KAARTSPEL DER MODERNE GEZELSCHAPPEN Speciaal samengesteld als leidraad voor beginners en meergevorderden = DOOR = C. BEND Uitgave: A.W. Bruna en Zn'i Uitg.-Mij, Utrecht KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK Motto* van den schrijver en vóór den lezen „Wat ge doet, doet dat goed." VOORBERICHT. Het doel van deze uitgave ts het kaartspelend publiek een werkje te bezorgen, waarin het Royal Auctton Bridge wordt behandeld, zoo kort, volledig en overzichtelijk mogelijk. Alle bestaande boekjes geven zonder uitzondering veel en uitvoerige theorie, verduidelijkt door weinig voorbeelden en zijn daardoor ondoelmatig om den beginner in te wijden en den meergevorderde verder te brengen langs den meest eenvoudigen, kortsten weg: zij geven den indruk als uitsluitend geschreven voor hen, die reeds vrijwel op de hoogte, eens willen zien, wat een ander ervan zegt: alleen voor dezulken zijn ze behoorlijk te verteren. Tot dusverre werd een kaartspel geleerd op tweeërlei wijzen: óf men deed het al doende,,", en zoo gaat het den meesten, óf men gebruikte een „boekje". Dat de eerste methode „een mijl op zeven" is, zal te duidelijker blijken, wanneer we er wat nader mee kennis maken: Nemen we daartoe de meest gunstige omstandigheden: . 1. bij de medespelers is er één, die het zeer goed kent. 2. die speler heeft bovendien de gave „goed uit te kunnen leggen" en is daartoe bereid. 6 • 3- niemand heep. bezwaar tegen beschouwingen, etc. na afloop van ieder spel. Hoe is nu de gang van zaken: de leerling (L) maakt In één spel bijv. 3 van de circa 6o fouten (en ieder ervarene zal toestemmen, dat dit getal waarlijk niet te klein is geschat!), die hij nog nief kan ontgaan; na afloop wordt hij daarop door den expert (E) — toch altijd min of meer „met een enkel woord" — gewezen, waarbij L, wiens kaartgeheugen nog niet ontwikkeld kan zijn, zich de betrokken gevallen zooveel mogelijk moet zien te herinneren. Nauwelijks is het hem gelukt, zich een eenigszins duidelijke, maar door de vluchtigheid toch altijd vage voorstelling van zijn fouten te maken, of een nieuw stel kaarten legt weer beslag op zijn volle aandacht: een en ander met dit vanzelf sprekend gevolg, dat hij op ieder van zijn vele fouten meerdere en vaak zeer vele malen moet zijn gewezen, voordat de zaak hem geheel duidelijk is geworden, voordat hij het om zoo te zeggen niet alleen weet, maar ook voelt, — wat noodig is om te voorkomen, dat hij opnieuw zondigt tegen de zelfde kwestie, wanneer deze zich een ander maal onder gewijzigde omstandigheden voordoet. Bedenkt men dan nog, dat een zeer goed speler als regel niet met een Brldge-kreupele speelt, dat zoo iemand lang niet altijd genoegzaam „de gave van het woord1' bezit, dat hij het vervelend kan vinden om telkens „de schoolmeester te spelen," en dat verscheidene spelers bezwaar hebben tegen „al die theorie", dan kunnen wij er verder wel het zwijgen toe doen. En in het tweede geval — waarvan de groote zeldzaamheid m.l. is te wijten aan de samenstelling van de bestaande werkjes — 7 is het resultaat niet minder dan erbarmelijk: Vs geduld wordt op een zware proef gesteld en al spoedig draait hem alles voor de oogen, meestal nog voor hij de soms meer dan 100 blz. bijna louter theorie heeft doorgeploeterd, waarin alles bijeen is gevoegd, het moeielijke, waaraan geen enkel beginner zich behoort te wagen, te midden van de eenvoudige beginselen. Maar gesteld dat L wordt gesteund door een zoo groote dosis goede wil, dat hij alles bijv. 2 maal aandachtig overleest, van een duidelijk overzicht is dan nog geen sprake en zonder degelijke hulp zal hij dat eerst na vele maanden geregeld spelen kunnen verkrijgen, terwijl geen één er toe komt om het boekje later nog eens door te gaan, „die meer dan 100 pagina's!" Een en ander is wat uitvoeriger besproken, in de hoop daardoor ook enkele van de vele eigenwijzen en van het nog grooter aantal gemakzuchttgen te overtuigen van de juistheid van het beginsel, dat aan de samenstelling van dit geschrift ten grondslag heeft gelegen. Moge een teder het recept opvolgen," dat ligt opgesloten in deze korte samenvatting van den inhoud. Eerst de regels, — één maal door te lezen —, een weinig theorie over bieden en spelen, benevens eenige korte raadgevingen (22 blz. alles bij elkaar) — éénmaal vluchtig en de raadgevingen aandachtig over te lezen, de voorbeelden met commentair-langzaam en zeer aandachtig één maal door te werken ('met de kaarten er bij!;, zóó, dat ieder geval op zich zelf geheel duidelijk is geworden, daarbij de repetitie-tabel doorgaan, deze na de voorbeelden nog eens overlezen om te zien oj men begrijpt, wat met de korte aanduidingen wordt bedoeld. Dit alles kost U twee avonden van rustige — en houdt gé 8 Van het spel (anders doet ge beter er in 't geheel niet aan te beginnen) — niet onaangename bezigheid, waardoor ge bereikt, dat ge goed beslagen als beginner op het ijs komt. Zijn er dan bij 'het spelen eenige dingen voorgekomen, die U frappeerden of hebt ge een maand of iets langer tamelijk geregeld gespeeld, dan behoeft ge niets anders te doen dan even de Repetitietabel ter hand te nemen: het doorlezen daarvan met het opzoeken van enkele niet goed onthouden gevallen kost U nog geen uur, d.t. hoogstens het vierde gedeelte van den tijd, die ge noodig zoudt hebben om „een boekje" nog eens door te gaan. Na circa twee maanden kunt ge dan een tamelijk goed speler zijn, wat U anders ziker een jaar kost. Niet alleen dat men daardoor een begeerd partner is geworden, maar het spelen zal U zoodoende ook veel meer genoegen verschaffen. Bovendien kunt ge dan zonder gevaar voor door-elkaar-halerij het Hle deel eens doorgaan en wat toch ook meetelt: neem al de punten eens bij elkaar, die ge als beginner door Uw fouten verliest!! Op- en aanmerkingen (in te zenden aan het adres van den uitgever) zullen gretig in ontvangst worden genomen. Bij een tweeden druk zal met hen eventueel rekening worden gehouden. Breda, Nov. 1918. de samensteller. INLEIDING. Royal Auction Bridge wordt langzamerhand hèt kaartspel» dat alle andere steeds meer verdringt. Dit is een feit. Mijne meening over de oorzaak van dit verschijnsel is deze, dat R.A. meer afwisseling biedt en tevens een mooier spel is dan de andere, Ombre en Seat incluis. Het heeft een ontwikkelingsgeschiedenis, die wijst op een streven naar verbetering van het kaartspel, welke verbetering is gezocht in de richting van meer variatie en minder hazard, zoodat kennis en vaardigheid meer tot hun recht komen. Uit het Whisten ontstond het gewoon Bridgen, waarbij de belangrijke wijziging bestond in het steeds „met den blinde" spelen: minder hazard. Het doubleeren en redoubleer en tot den slag 100 telt bracht meer variatie. De overige veranderingen, zooals de telling, hadden niet veel om het lijf. Toen kwam het Auction Bridge. De partij, die het hoogste bod deed, speelde het spel. Het bieden werd een nieuw element van veel variatie, soms emotie.... en gaf eenige aanwijzing omtrent de verdeeüng der kaarten: minder hazard. Bovendien werd de vaardigheid in het spel een belangrijke factor, aangezien in vele gevallen het maken van één slag meer of minder een groot verschil kan geven (van één slag kan het afhangen of men veel wint of heel wat aan strafpunten 10 inboet). De waarde van de kleuren liepen ver uiteen: Schoppen 2, Klaveren 4, Ruiten 6, Harten 8, Sans Atout 12. Men zag spoedig in, dat dit spel veel te wenschen overliet. Amerika gaf den eersten stoot tot wijziging (1912) en zoo ontstond het Royal Auction Bridge, waarbij weer minder aan het toeval werd overgelaten. Daartoe verkreeg de Sans Atout de waarde 10 en werden de waarden der kleuren minder verschillend gesteld (6, 7, 8, 9). Zoodoende ging bijv. boven 2H (16), 3K (18), terwijl dat bij Auction Bridge eerst met 4K (16) het geval was. Er werd niet zoo veel meer op de Sans-» atout gespeeld; de meer zekere en qua spel meestal hooger Staande kleurenspelen kwamen meer tot hun recht. Ook ■ werd door het weinig uiteenloopen der kleurenwaarden scherper tegen elkaar opgeboden, waardoor zich weer vaker het geval voordeed, waarbij zeer veel afhangt van één enkelen slag meer of minder. De naam werd ontleend aan de tweede waarde, die de schoppen konden hebben (Royal spades telde 9). Later werd nog de dubbele waarde van de schoppen (2, 3, soms 5 en 9 )afgeschaft (Engeland 1914). Dit had het voordeel, dat het ongewenschte inlichten door een zeker aantal schoppen te bieden werd uitgeschakeld. Het ligt m.i. voor de hand in deze richting nog verder te gaan: Reeds in meerdere gezelschappen wordt de voorrang toegekend aan een bod, dat in aantal hooger is, onverschillig of het in punten al minder telt, dus 3K (18) boven 2 Sansatout(20), 5R (35) boven 4S(36), etc. Waarom zou een partij ook zoo hoog op moeten bieden enkel en alleen omdat haar 11 kracht nu toevallig in de K en niet in de S is gelegen? Een bepaalde volgorde in de waarde der kleuren is natuurlijk noodzakelijk, maar wanneer alleen het aantal geannonceerde slagen reeds een voorrang geeft, wordt weer vaker scherp tegen elkaar opgeboden en is men ook weer minder afhankelijk van het toeval — in casu, dat men nu toevallig sterk is in een kleur van minder waarde. Bovendien vereenvoudigt dit het bieden, dat toch al zoo moeielijk is eh maakt men niet zoo licht vergissingen. De voorspelling lijkt mij daarom niet gewaagd, dat dit beginsel spoedig algemeen zal worden erkend. In de regels is daarmede dan ook tij voorbaat rekening gehouden (blz. 15, punt 31). *) (In 1915 is deze verandering reeds in de Amerikaansche regels aangebracht, zopals mij eerst onlangs bleek.) *) (blz. 15, punt 31) moet zijn (blz. 21, punt 31). EERSTE DEEL A. DE SPELREGELS. I. Fortnatie der partijen. —I.1) Royal Auction Bqdge wordt gespeeld door 4 personen, die twee aan twee tegenover elkander zitten en aldus samenspelen. Voor het samenspel, de eerste gift en de plaatsen wordt „getrokken". 2. Ieder trekt een kaart uit het zelfde stel kaarten; wie er twee neemt, trekt opnieuw. 3. De aas telt bij het trekken als laagste; overigens de kaarten en de kleuren in volgorde als bij het spel. 4. Bij41iefhebbers:De laagste blijft zitten en geeft met het spel, waaruit getrokken is (en dat dus nog even wordt gemêleerd); de daarop volgende komt aan Zijn linkerkant, die dan volgt tegenover hem en de hoogste aan zijn rechterzijde. *) De algemeen bekende regels zijn met een streepje gemerkt; het aantal streepjes kan ieder naar believen vermeerderen, wat van veel gemak is bij het later nog eens overlezen van het minder bekende. 14 Bij 5 liefhebbers: De hoogste valt uit en de daarop volgenden telkens na een vooraf te bepalen aantal robbers. Bij iedere combinatie wordt opnieuw voor de gift, de plaatsen en het samenspel getrokken. Bij 6 liefhebbers: In den geest als bij 5 Hef hebbers, of wel men trekt eens en vooral om den partner: De beide hoogsten (Comb. C) vallen uit. Achtereenvolgens komen dus voor een vooraf te bepalen aantal robbers tegenover elkaar: de beide laagsten (Comb. A) en de beide middelsten (Comb. B); B en C, C en A, A en B, etc. Telkens wordt opnieuw voor de gift en de plaatsen getrokken (laagste van de tegenpartij komt links van den gever). •5. Voor den duur van een combinatie is ieder aan zijn plaats gebonden. II. De kaarten, het wasschen en het geven. ■6. Men gebruikt 2 aan de rugzijde verschillende stellen van 52 kaarten. Ieder stel moet bestaan uit 4 kleuren, genaamd schoppen, harten, ruiten en klaveren, resp. met het kenteeken: een zwart hart met dito voetstuk, een rood hart, een roode ruit en een zwart klaverblad. In iedere kleur moeten voorkomen de volgende 13 kaarten: aas, heer, vrouw, boer, 10, 9, 8. 7, 6, 5, 4, 3, en 2. 15 7. Blijkt er, dat één of meer kaarten beschadigd of op andere wijze gemerkt zijn, dan moeten deze worden vervangen of er wordt een nieuw stel in gebruik genomen; een en ander na afloop van het eerstvolgende spel. 8. Blijkt er, dat in een stel één of meerdere der daartoe behoorcnde kaarten meer dan éénmaal voorkomen, dan moet onmiddellijk een ander stel worden genomen en alles ongeldig verklaard wat met die kaarten is gebeurd na het speleinde onmiddellijk voorafgaande aan het oogenblik, waarop een en ander ls gebleken. Iedere speler mag vóór het coupeeren om andere kaarten vragen, mits hij er voor betaald. —9. Terwijl met één stel kaarten wordt gegeven, wordt het andere door den partner van den gever gewasschen en daarna met de kaartzijden naar beneden voor den volgenden gift, welke toekomt aan den speler, die links van den gever zit, aan zijn rechterkant neergelegd. —10. Het wasschen moet boven den tafel geschieden, zonder de kaarten in hoopjes te verdeelen of ze over de tafel te verspreiden en zoodanig, dat geen der kaartzijden zichtbaar is. 11. Bij het coupeeren wordt een pakje van minstens 4 en hoogstens 48 kaarten van het met de rugzijden naar boven gekeerde stel afgenomen en zonder wentelen daarnaast neergelegd aan de zijde van den gever, die de rest op gelijke wijze op het afgenomen gedeelte plaatst. 16 12. Heeft zich een onregelmatigheid voorgedaan, dan heeft iedere speler het recht te eischen, dat met hetzelfde stel opnieuw wordt gewasschen en gecoupeerd. 13. Onmiddellijk nadat hij de gewasschen kaarten door zijn rechterbuurman heeft laten coupeeren, moet de gever ze zoodanig over de spelers verdeden, dat de bovenste bij zijn linkerbuurman komt, de volgende bij zijn partner, de 3e bij zijn rechter buurman, de 4e bij hem zelf, de 5e weer bij zijn linker buurman, etc; hierbij moeten de kaartzijden onzichtbaar blijven, 14. Niemand mag, tenzij zulks op grond van deze regels geschiedt, met de uitgedeelde kaarten zoodanig handelen, dat de kaartzijde van één ot meer ervan voor een der spelers zichtbaar wordt. 15. Is voor het bieden het een of ander niet volgens de regels geschied, dan moet opnieuw worden gewasschen, gecoupeerd en gegeven. Geldt dit het wasschen of coupeeren of het geven door een speler, die daartoe niet aan de beurt was, dan wordt alleen opnieuw gewasschen, gecoupeerd en gegeven, wanneer zulks wordt opgemerkt vóórdat de laatste kaart is uitgedeeld en voordat de kaarten zijn Ingezien. 16. Wanneer een speler — behalve de gever — voordat de gift is geëindigd één of meer van zijn kaarten inziet, verkrijgt zijn opvolger, voor het geval dat daarna bij het geven een kaart zichtbaar wordt, het recht om te bepalen of punt 15 al dan niet zal worden toegepast. Ziet de gever voordat de 51e kaart is uitgedeeld, één 17 of meer van zijn kaarten in, dan verkrijgen zijn tegenspelers het recht die kaart(en) te kennen of zij mogen een nieuwe gift eischen, waarbij ingeval van meeningsverschil de wensch moet worden gevolgd van gevers opvolger. 17. Hebben 3 spelers hun juiste aantal kaarten en* heeft de 4e er minder, zonder dat dit wordt ontdekt alvorens hij een kaart heeft uit- of bijgespeeld, dan mag hij trachten, zijn tekort aan te vullen, maar is verantwoordelijk (behalve wanneer hij de Blinde is) voor iedere verzaking, die hij dientengevolge begaat of heeft begaan, als was (waren) de ontbrekende kaart (kaarten) in zijn bezit. 18. Wordt er opnieuw gegeven, dan vervallen alle punten door de partijen verkregen sinds de laatste maal met geven werd begonnen. (Zie voor „opnieuw geven" 8, 15, 16. 18, 34, 35, 37, 67 en 74). III. De waarde en de telling. —19. In iedere kleur is de aas het hoogste en vervolgens afdalend: heer, vrouw, boer, 10 2. Aas, heer, vrouw boer en tien van de troefkleur zijn honneurs. Bij Sans-atout zijn de 4 azen honneurs. De laagste kaart van troef gaat boven-de hoogste van iedere andere kleur. 2 18 —20- Er zijn 5 spelsoorten, genaamd: „Klaveren", „Ruiten", „Harten", „Schoppen" en „Sans-atout", resp. met de waarden 6, 7, 8, 9 en 10, terwijl daarbij resp. de Klaveren, de Ruiten, de Harten en de Schoppen troef zijn en geen enkele kleur troef is. 21. Een partij verkrijgt voor: 3 honneurs 2 x de kleurwaarde. 4 „ 4 x „ 5 5 x „ 4 „ op één hand 8 x „ ,, 4 „ op één hand en de 5e bij den partner 9 x „ „ 5 honneurs op één hand 10 X ,, »> chicane d.i. renonce (het niet bezitten van een eenige kaart) in troef 2 x „ „ 3 honneurs bij Sans-atout 30 4 „ „ 40 4 „ „ op één hand 100 groot slem (het maken van 13 slagen) 100 klein slem (het maken van 12 slagen), tenzij groot slem was geannonceerd 50 —22. De spelende partij verkrijgt voor: iedere trek (slag boven de 6), welke zij behaalt, mits het er niet minder zijn dan werd geannonceerd, 1 x de spelwaarde. het winnen van een eerste manche 100 het winnen van een robber 250 19 en verliest voor iedere slag, die zij minder haalt dan het geannonceerde aantal (z.g. „strafpunten") 50 23. Het doubleeren brengt de volgende wijziging in de telling aan: de spelende partij verkrijgt voor het behalen van minstens evenveel trekken als werd geannonceerd (z.g. „voor het contract") 50 voor iedere trek, mits het er niet minder zijn dan werd geannonceerd 2 x de spelwaarde, voor iedere trek, die zij meer maakt dan werd geannonceerd (z.g. „overslagen") 50 en verliest voor lederen slag, die zij minder maakt dan werd geannonceerd 100 24. Het redoubleeren brengt de volgende wijziging in de telling aan: als voren resp. 100, 4 x de spelwaarde, 100 en 200. 25. R.A. Bridge is verdeeld in robbers. Een robber wordt gewonnen door het winnen van twee manches; een manche wordt gewonnen door het bereiken of overschrijden van 30 punten, uitsluitend verkregen door het maken van trekken. Zoodra een partij een manche wint, moet ook de tegenpartij van 0 af aan 30 punten trachten te bereiken of te overschrijden. 26. De punten, verkregen in een robber, die niet wordt uitgespeeld, tellen bij de afrekening mee. De partij, welke alsdan een manche heeft gewonnen, verkrijgt daarna, behalve de bovenvermelde 100, nog 125 punten. 20 IV. Het bieden. 27. Het bieden begint zoodra het eerste bod wordt gedaan en eindigt zoodra er door alle 4 de spelers is gepast, waarna tot de volgende gift wordt overgegaan, óf zoodra door de 3 volgende spelers is gepast na een annonce, een doublet of redoublet, waarna het spel begint. —28. Nadat de kaarten zijn rondgedeeld en de spelers ze hebben ingezien, bieden de partijen om het voorrecht met den Blinde te mogen spelen, welk voorrecht ten slotte wordt verkregen door de partij, die de hoogste annonce heeft gedaan, en uitgeoefend in de spelsoort, in dat hoogste bod genoemd, terwijl met den Blinde, wordt gespeeld door dengeen van de spelende partij die het eerst een bod heeft gedaan in de spelsoort, die gespeeld zal worden. —29. Het bieden geschiedt te beginnen met den gever door alle spelers bij toerbeurt rondgaande in de richting, waarin de kaarten zijn uitgedeeld. 30. Onder bieden wordt verstaan het passen, het annonceeren, het doubleeren of het redoubleeren. Het passen is het voorbij laten gaan van de gelegenheid om te annonceeren, te doubleeren of te redoubleeren. Het annonceeren is het noemen van een zeker aantal trekken (slagen boven de 6) in een te vermelden spelsoort. 21 Het doubleeren is het aanbrengen van de verandering in de telling als aangegeven in 23; het kan alleen geschieden door een der tegenspelers van dengeen, die de laatste annonce heeft gedaan. Het redoubleeren is het aanbrengen van de verandering in de telling als aangegeven in 24; het kan alleen geschieden door een der tegenspelers van dengeen, die gedoubleerd heeft. 31. Iedere volgende annonce moet boven de vorige gaan, d.w.z. moet minstens een gelijk aantal trekken aangeven in een spelsoort van hooger waarde of minstens 1 trek meer in een spelsoort van geringer waarde. 32. Bij het bieden moeten steeds dezelfde bewoordingen ^worden gebruikt; rtien zegt „pas", ;,doublet", „redoublet", of men noemt een getal en de spelsoort met den naam, daarvoor in 20 aangegeven. Overigens mag tijdens het bieden niets worden gezegd behalve datgene, wat vanzelf voortvloeit uit deze regels en hetgeen door ieder wordt erkend als van geenerlei invloed op het resultaat van het spel. 33. Een bod mag niet worden gewijzigd (uitz. zie 36), tenzij het klaarblijkelijk een verkeerde benaming was en om zoo te zeggen in den zelfden adem werd hersteld. 34. Wanneer een speler zondigt tegen punt 32, kan zijn opvolger een nieuwe gift eischen of de beslissing hierover aan zijn partner overlaten. 35. Wanneer een speler voor zijn beurt biedt (uitgezonderd het „pas") mag zijn opvolger een nieuwe gift 22 eischen, het gebodene van kracht doen blijven of de beslissing hierover aan zijn partner overlaten. Wordt het bod erkend, dan blijft de biedbeurt van de(n) voorgangers) overgeslagen. 36. Wanneer een speler een annonce doet, welke niet boven de vorige gaat, wordt hij geacht in dezelfde spelsoort zooveel hooger te hebben geboden als daartoe noodig is en zijn partner mag niet anders meer doen dan passen, tenzij het bedoelde bod weer wordt overboden of gedoubleerd; heeft zijn opvolger echter na dat onvoldoende bod geboden, dan wordt het geacht voldoende te zijn geweest. 37. Wanneer een speler gedurende het bieden zoodanig handelt, dat de kaartzijden van één of meer van zijn kaarten voor zijn partner zichtbaar wordt, heeft zijn opvolger het recht een nieuwe gift te eischen, doet hij dit niet, dan kan (kunnen) de betrekken kaart (kaarten) niet worden opgeeischt. V. Het Spelen. Algemeen. 38. Het spelen begint zoodra het laatste bod is gedaan en eindigt zoodra de 48ste kaart is bijgespeeld, alle spelers „de kaarten neerleggen" (zie 47), of een geval zich voordoet, waarin opnieuw zal worden gegeven. 23 Benaming der spelers: Blinde Voorhand 4 Tegenspelers Achterhand Leider 39. De eerste kaart moet worden uitgespeeld door de Voorhand; zoodra dit is geschied, maar niet eerder, wordt de partner van den Leider voor het loopende spel „de Blinde"; hij moet onmiddellijk zijn kaarten openleggen, die door den Leider worden uit- of bijgespeeld. De Blinde Is buiten spel (uitz. zie 47 en 50), mag niet in de spelen van de tegenspelers kijken en niet opstaan om het spel van den Leider in te zien. -40. Bij toerbeurt, rondgaande in de richting van het uitdeelen, wordt uit iedere hand één kaart bijgespeeld z.m. van de kleur, waarin werd uitgespeeld, waarna de slag, d-i. het samenstel van de bedoelde 4 kaarten, bijeen is. Dit geldt ook voor de volgende slagen, waarin moet worden uitgespeeld uit de hand, die den vorigen slag gewonnen heeft, d.i. daaraan de hoogste kaart heeft toegevoegd. —41. Alle kaarten moeten zoodanig worden uit- of bijgespeeld, dat hun kaartzijden voor alle spelers zichtbaar zijn. 42. Wanneer door den Leider uit zijn spel of dat van den Blinde een kaart is neergelegd, neergeworpen of naar 24 het midden van den tafel geschoven en in deze gevallen is losgelaten, wordt die kaart geacht te zijn uit- of bijgespeeld en mag niet worden teruggenomen(uitz. 54, 60, 63, 66, 68). 43. Wordt door een tegenspeler een kaart getoond, hetzij wanneer het zijn beurt is om uit- of bij te spelen, of wanneer het zijn beurt nog niet is, terwijl zijn partner in denzelfden slag reeds heeft uit- of bijgespeeld, dan wordt die kaart geacht aan den slag te zijn toegevoegd en mag niet meer worden teruggenomen (uitz. 54, 60, 63, 66, 68). 44. De slagen door den Leider of den Blinde gewonnen, moeten door eerstgenoemde worden opgenomen en met de rugzijde naar boven zoodanig bij hem worden néergelegd, dat hun aantal duidelijk te zien Is en de kaarten van iedere slag bijeen blijven; de slagen door de tegenspelers gewonnen, worden opgenomen door den partner van hem, die de eerste van die slagen heeft gewonnen en op gelijke wijze neergelegd aan zijn van den Leider afgekeerde zijde. 45. Zijn de kaarten van een slag eenmaal opgenomen en gekeerd, dan mogen vóór afloop van het spel de kaarten van den vorigen slag niet meer worden ingezien (uitz. 68). 46. Wanner de Leider vraagt of er bezwaar tegen is (of aankondigt), dat hij alle of een zeker aantal der nog te spelen slagen zal maken en de tegenspelers hebben geen tegenwerping te maken, dan is het spel afgeloopen 25 en de Leider wordt geacht het door hem aangekondigde aantal slagen te hebben gemaakt, in welk geval alleen nog mag worden nagegaan of er verzaking (zie 54) heeft plaats gehad of niet is voldaan aan een eisch tot het uit- of bijspelen van een kaart (zie 61-64). Heeft een der tegenspelers wél bezwaar, dan moet de Leider zijn kaarten open op tafel leggen en verklaren op welke wijze hij het door hem aangekondigde aantal slagen dacht te maken. Gaan de tegenspelers daarmede accoord, dan geldt verder hetzelfde als hadden zij reeds dadelijk geen bezwaren gehad; meent een der tegenspelers, dat de bedoelde speelwijze niet tot het aangekondigde resultaat kan of behoeft te leiden, dan mag hij eischen, dat wordt doorgespeeld, in welk geval de Leider die speelwijze zoo lang mogelijk moet volgen. Spreken en zwijgen. 47. De Blinde mag den Leider, wanneer hij geen kleur bekent, vragen of hij inderdaad renonce heeft, hem attent maken op het toevoegen van te veel of te weinig kaarten aan een slag of op het opnemen van een slag door de daartoe niet gerechtigde partij. Een tegenspeler mag zijn partner, wanneer deze geen kleur bekent, vragen of hij inderdaad renonce heeft en hem attent maken op het uit- of bijspelen van te veel of te weinig kaarten en op het feit, dat Leider of Blinde tegen de regels heeft gehandeld. 48. Totdat een slag niet meer mag worden Ingezien, mag 26 ieder—behalve de Blinde — vragen, wie daaraan een bepaalde kaart heeft toegevoegd (uitz. 63). 49. Gedurende het spel mag ieder — behalve de Blinde — vragen wat het laatste bod is geweest, niet wat overigens werd geboden. 50. Overigens mag gedurende het Ioopende spel en in verband daarmede door niemand, behalve door den Leider, iets worden gezegd of gevraagd, behoudens datgene, wat door ieder wordt erkend als van geenerlei invloed op het resultaat van het spel en hetgeen vanzelf voortvloeit uit deze regels. 51. Wanneer de Blinde de aandacht vestigt op een overtreding van een van de tegenspelers, waarvoor een straf kan worden opgelegd, is de Leider niet meer gerechtigd tot het opleggen van de bedoelde straf. 52. Wanneer een tegenspeler, die niet gerechtigd is tot het eischen van de toepassing van een strafbepaling het opleggen van de betrokken straf(fen) eischt of suggereert, verliest zijn partner het recht die straf(fen) op te leggen. 53. Wanneer de Blinde de aandacht van den Leider vestigt op het feit, dat deze uit de verkeerde hand heeft gespeeld of van plan is zulks te doen, of wanneer hij er hem attent op maakt, dat hij dan wel de Blinde moet uitspelen (z.g. „aan slag is"), mag de Voorhand eischen, dat uit de verkeerde hand wordt uitgespeeld. (Zie ook 46, 63 en 69). 27 De Verzaking. 54. Een verzaking is het niet bijspelen van de kleur waarin werd uitgespeeld, terwijl er men wel één kaart o! meerdere kaarten van heeft en het in de plaats daarvan bijspelen van een andere kleur. Een verzaking is voldongen, zoodra de betrokken slag Is opgenomen, gekeerd en losgelaten of — in het geval vóór dat tijdstip door den partner van den óvertreder wordt gevraagd of hij werkelijk renonce heeft —, zoodra de verzaker of zijn partner in den volgenden slag al dan niet op zijn beurt heeft bijgespeeld. Zoolang een verzaking niet voldongen is mag zij worden hersteld; alleen op de door den verzaker uitgespeelde kaart is dan z.m. het onder 61 bepaalde van toepassing, of de Leider kan eischen, dat de verzaker zijn hoogste of laagste kaart aan den betrokken slag toevoegt; Is de Leider de verzaker geweest en heeft de verzaking het bekend worden van een kaart uit de Voorhand ten gevolge gehad, dan mag de Achterhand van hem eischen, dat hij zijn hoogste of zijn laagste kaart in den betrokken slag bijspeelt; alle daarna gespeelde kaarten mogen worden teruggegeven. 55. Is een verzaking van een tegenspeler voldongen, dan verkrijgt de tegenpartij 150 punten, of de Leider mag zich beschouwen als hebbende 3 slagen (die hem geen punten voor contract of overslagen kunnen bezorgen) meer gemaakt terwijl de tegenspelers met het betrokken spel slechts punten kunnen verkrijgen door 28 honneurs, chicane of het verzaken van den Leider. 56. Is een verzaking van den Leider voldongen, dan verkrijgt de tegenpartij 150 punten, terwijl de partij van den Leider met het betrokken spel slechts punten kan verkrijgen door honneurs, chicane of een verzaking van de tegenspelers. 57. Een verzaking door den Blinde is niet strafbaar. 58. Ten einde een veronderstelde verzaking te bewijzen, mogen de verschillende slagen na afloop van het spel worden nagezien; worden de kaarten door een der spelers van de partij, waartoe de veronderstelde verzaker behoort dooreen gedaan, nadat het vermoeden van die verzaking is geopperd en voordat de tegenpartij de slagen heeft onderzocht, dan wordt de verzaking als bewezen beschouwd. 59. Zijn voor de volgende gift de kaarten gecoupeerd, dan kan voor een verzaking tijdens het afgeloopen spel geen straf meer worden geeischt. 60. Nooit kan iemand tot een verzaking worden gedwongen. (Zie ook 17 en 68). Overige onregelmatigheden. 61. Wanneer een der tegenspelers gedurende het spel zoodanig handelt, dat de kaartzljde van één of meerdere van zijn kaarten door zijn partner gezien kan worden, zonder dat dit volgens deze regels geschiedt, heeft de Leider het recht te eischen, dat het aantal be- 29 doelde kaarten open op tafel wordt gelegd en al dan niet uit- of bijgespeeld, wanneer hij dat wenscht (uitz. 60); geldt het een kaart van de Achterhand, alvorens de eerste kaart door de Voorhand is uitgespeeld, dan kan hij daarvoor in de plaats eischen, dat de Voorhand in een andere kleur uitkomt. De eisch tot het niet bijspelen van een „getoonde kaart" mag worden herhaald, totdat zij bijgespeeld moet worden (zie 60). 62. Wanneer een der tegenspelers gedurende het spel één of meer kaarten afzondert, zoodat de Leider ze kan noemen, verkrijgt de Leider ten opzichte van die kaarten dezelfde rechten als in 61 omschreven. Noemt hij echter een verkeerde kaart, dan mogen de tegenspelers voor de eerstvolgende maal, dat hij of de Blinde aan slag is, het uitspelen in een bepaalde kleur.eischen. 63. Wanneer een tegenspeler de aandacht vestigt op een door hem uit- of bijgespeelde kaart, terwijl zijn partner in den betrokken slag nog niet heeft bijgespeeld, mag de Leider eischen, dat die partner zijn hoogste of laagste kaart van de gevraagde kleur bijspeelt of den slag al dan niet wint, waartoe een eventueel reeds bijgespeelde kaart moet worden terug genomen. 64. Wanneer voor het begin van het eerstvolgende bieden blijkt, dat een speler niet heeft voldaan aan een eisch tet uit- of bijspelen van een kaart of kleur, terwijl dat wel mogelijk was, bezorgt hij de tegenpartij dezelfde voordeden, die haar door een verzaking zouden toekomen. 30 65. Als de Leider ten onrechte uit zijn hand of uit den Blinde uitspeelt, mag de fout niet worden hersteld, wanneer door de Voorhand resp. de Achterhahd is bijgespeeld, tenzij é^n der tegenspelers zulks eischt en dan nog alleen zoolang niet ieder van hen in den betrokken slag heeft bijgespeeld. 66. Als een tegenspeler ten onrechte uitspeelt, mag de fout niet worden hersteld, wanneer de slag bijeen is; wordt de fout eerder bemerkt, dan moet zij worden hersteld, in welk geval de event. bijgespeelde kaarten kunnen worden teruggenomen; alleen op de ten onrechte uitgespeelde kaart is dan 61 van toepassing of de Leider kan daarvoor in de plaats het uitspelen van één der tegenspelers in een bepaalde kleur eischen voor de eerstvolgende maal, dat hij aan slag is. 67. Wanneer uit een hand wordt nagelaten om een kaart bij te spelen, mag de fout niet meer worden hersteld, zoodra dezelfde hand in den volgenden slag beeft bijgespeeld, in welk geval de tegenpartij mag eischen, dat er opnieuw wordt gegeven, tenzij de Blinde de nalatige is. Doet zij dit niet voordat het spel is afgeloopen, of is de Blinde de overtreder, dan wordt de ten slotte overblijvende kaart gerekend te behooren tot den onvolledigen slag, zonder meer. 68. Wanneer uit een hand meer dan één kaart aan een slag wordt toegevoegd, mag de fout niet meer worden hersteld zoodra het spel is geëindigd; wordt de fout gedurende het spel ontdekt, dan wordt de slag opgezocht 31 waarin te veel kaarten voorkomen en daaruit de te veel bijgespeelde teruggenomen, zonder dat kaarten van andere slagen mogen worden ingezien. In beide gevallen is de overtreder (behalve de Blinde) verantwoordelijk voor iedere verzaking, die hij dientengevolge begaat of heeft begaan, als was (waren) de ontbrekende kaart (kaarten) in zijn bezit. 69. Wanneer de Blinde zoodanig handelt, dat dit een wenk kan zijn voor het uit- of bijspelen van een kaart uit zijn spel, verkrijgt een tegenspeler—zonder daarover zijn partner te mogen raadplegen — het recht te eischen, dat de Leider de betrokken kaart al dan niet uit- of bijspeelt. Hierbij heeft bij meeningsverschil de wensch van de Voorhand de voorrang. 70. Wanneer een tegenspeler voor zijn beurt bijspeelt vóórdat zijn partner zulks deed, mag de Leider van dien partner eischen, dat hij den slag al dan niet wint of een kaart van een bepaalde kleur bijspeelt. (uitz. 60). 71. Wanneer een tegenspeler een z.g. winnende kaart heeft uit- of bijgespeeld en voor den volgenden slag uitspeelt, of meerdere winnende kaarten achtereen uitspeelt, zonder te wachten op het op zijn beurt bijspelen van zijn partner, kan de Leider van dien partner eischen, dat deze dien slag of een van de bedoelde slagen zoo mogelijk wint. (z.g. „overneemt"). 72. Heeft een speler renonce in de kleur, waarin van hem geëischt wordt, dat hij zal uit spelen, dan is daarmede de straf vervallen. (Zie ook 17 en 18). 32 VI. Het opschrijven. 73. Alle punten door de partijen behaald, moeten zoo spoedig mogelijk en zoodanig worden aangeteekend, dat dit yoor alle spelers begrijpelijk is en ook later nog ten naaste bij kan worden nagegaan, waardoor de bedoelde punten zijn verkregen. 74. Wordt een fout in het opschrijven ontdekt, dan moet die worden verbeterd. Wanneer en voor zoover echter de verbetering verandering zou brengen in het aantal punten door een partij in een manche aan trekken gehaald, moet zij alleen dan worden aangebracht, indien geen voltooid bieden op dien onjuisten stand in de manche heeft plaats gehad, in welk geval na de verbetering opnieuw moet worden gegeven. Slotbepaling. 75. In de gevallen, waarin deze regels niet voorzien, wordt door de spelers in onderling overleg beslist. 33 VII. Het spel met drieën. Hierbij gelden de zelfde regels als hiervoor gegeven, met dit onderscheid: I. „De laagste" komt in het midden te zitten, de daaropvolgende aan zijn linker- en de hoogste aan zijn rechterkant. Speelt „de linker buurman", dan gaat de rechter voordenduur van dat spel tegenover den eersten gever zitten. De drie spelers spelen tegen elkaar, alleen spelen de 2. tegenspelers gedurende een bepaald spel samen. II. Ieder verkrijgt het aantal behaalde punten voor zich, ook wat betreft honneurs en chicane, waarbij 3 honneurs 3 x de kleurwaarde telt. Voor iedere manche, die hij wint, krijgt een speler 100 punten. III. Ieder biedt voor zich zelf. Wie het hoogste bod doet, speelt met den Blinde, waarvan de kaarten dicht tegenover de open plaats blijven liggen tot het bieden is geëindigd. (Een aanbevelenswaardige variatie, die wel eens wordt toegepast, is het bieden met geheel of gedeeltelijk opengelegde Blinde). Wie voor zijn beurt biedt bezorgt ieder der andere 50 punten, zonder meer. Wie onder het bieden zoodanig handelt, dat de kaartzijde van één of meer van zijn kaarten voor een der andere spelers zichtbaar wordt, bezorgt ieder der andere spelers 100 punten. 3 34 Wanneer een speler voor zijn beurt doubleert, bezorgt hij ieder der andere 100 punten en de speler, wiens annonce gedoubleerd is, heeft het recht te beslissen of de doublet al dan niet door zal gaan, waarmee het bieden is geëindigd. B. BESCHOUWINGEN OVER DE REGELS. Het hiervoor gegeven stel regel swas reeds samengesteld, toen mij „de Engelsche regels" vastgesteld in 1914 eindelijk bereikten. Daardoor zag ik mij helaas genoodzaakt vele veranderingen aan te brengen, omdat er natuurlijk „eenheid in dit opzicht moet bestaan". Ik ging er noode toe over, omdat ik het niet als een verbetering kon beschouwen en heb de wijzigingen dan ook zooveel mogelijk beperkt. Uit het onderstaande mogen de nog bestaande verschilpunten blijken. . Bij de onderverdeeling in de 6 hoofdstukken is zooveel mogelijk rekening gehouden met dé volgorde, waarin een en ander bij de beoefening voorkomt. In ieder hoofdstuk vindt men eerst de bepalingen betreffende den normalen gang van zaken en aan het einde die betreffende onregelmatigheden en straffen. Dit bevordert het overzicht en geeft veel gemak bij het opzoeken van een regel; vandaar dat deze indeeling werd behouden tegenover de geheel daarvan afwijkende Engelsche, die zeer weinig overzichtelijk is (hoeveel 35 het contract telt vindt men daar niet onder de „telling", maar bij bet bieden — om slechts een voorbeeld uit velen te noemen). Men moet er al zeer goed in thuis zijn — wat alleen langzamerhand te bereiken is — om de verschillende zaken vlug op te kunnen zoeken. Trekken volgens de Engelsche regels (bij afkorting verder E): A een heer, B, C en D een 9: de laatsten moeten overtrekken: C een 8, B en D een vier: weer over trekken: B een boer D een 10, resultaat: A en C (heer en 8) spelen tegen B en D boer en 10) en D geeft, terwijl anders de beide hoogsten samenspelen en de laagste geeft, (vergelijk regel 3 en 4). E aangaande uitvallen etc. zijn, als zijnde zuiver plaatselijke conventies, weggelaten. E geven geen 100 voor de manche; in verschillende gezelschappen doet men dat wel (daar is toch waarlijk heel wat meer reden voor dan voor het domweg in één hand hebben van 4 azen!). E laat het verbeteren van een fout in het opschrijven niet meer toe, nadat de robben is berekend (vergelijk regel 74). E voorziet niet in het geval dat de tegenspelers van meening verschillen over het opnieuw geven, ingeval de gever een kaart Inziet (E 42 Vergel. regel 16) of het al dan niet uit- of bijspelen van een door den blinde gesuggereerde kaart (E 64, vergel. regel 69.) Niemand kan zich op E beroepen, wanneer hij beweert een afgetroefden slag te hebben gewonnen! Ook geven E niet aan met welke kaarten of men speelt, noch dat een partij z.g. „inrukt", wanneer zij tj*jv: „20 op de manche staat" en de 36 tegenpartij een manche wint, etc. (vergel. o.m. regel 6 en 25). In tegenstelling met E 78 staat regel 46 toe, dat na „het neergooien" ook mag worden nagegaan ot iemand soms niet heeft voldaan aan een eisch tot uit- of bijspelen van een bepaalde kaart (conform verzaking!) Bij E ontbreekt een bepaling als die van regel 18. Wat het „overbieden" betreft zie Inleiding laatste al. en hierachter onder C(ad 31).. E staan het Inzien van „den vorigen slag" niet toe (zie hierachter onder C ad 45). C. TOELICHTING OP DE REGELS. Hoewel er bij het samenstellen van de regels zorgvuldig naar is gestreefd, deze zoodanig te doen zijn, dat in alle gevallen op ondubbelzinnige wijze is voorzien, verdient het terwille van de duidelijkheid m.i. toch aanbeveling sommige punten van eenige commentaar te voorzien. In het onderstaande vindt men tevens hier en daar een antwoord op een vraag naar het bestaansrecht van een regel, ad 9: „zijn rechterkant" d.i. van den wasscher. ad 17: wie er nadeel van heeft, had dan maar den tijd, die hem daartoe gegeven is, moeten benutten om zijn kaarten na te tellen, ad 26: een partij, die veel in een robber verliest, zou anders 37 het einde ervan telkens kunnen verschuiven door steeds hooger te bieden. ad 31: wie niets voelt voor veredeling en tevens vereenvoudiging van het spel (zie inleiding laatste al.), of te conservatief is aangelegd, zou de nadere aanduiding aldus moeten lezen: „d.w.z. het getal, verkregen door vermenigvuldiging van het genoemde aantal trekken met de waarde van de genoemde spelsoort, moet bij een volgende annonce grooter zijn of even groot, mits dan het aantal geboden trekken grooter is." ad 45: men moet niet al te zeer een voortdurende aandacht eischen; deze kan gemakkelijk een kort oogenbiik elders zijn geweest. Volgens de „Engelsche regels" mag „den vorige slag" niet meer worden ingezien; op het vaste land wordt dit veelal toegestaan. ad 48: uitz.: wanneer een tegenspeler zoo'n vraag stelt, voordat zijn partner heeft bijgespeeld, dan geldt voor hem 63: hij kan met die vraag evengoed wachten tot zijn partner wel heeft bijgespeeld. ad 57: beide tegenspelers kunnen controleeren of de Blinde verzaakt. ad 67: dit is dus geen verzaking (zie 54). ad 75: c.q. dus ook zoodanig, dat zij de beslissing aan een toeschouwer opdragen. TWEEDE DEEL (Voor den beginner.) A. ALGEMEEN. I. De kennis van het spel. Ge kunt Uw partner In hooge mate dupeeren: le. door het niet volgen van de regels,. 2e. door Uw wijze van bieden, 3e. door Uw wijze van Spelen. Zoolang ge niet terdege op de hoogte zijt van wat in het eerste en in dit tweede deel is ondergebracht, moet ge vele malen zondigen en bijna even vaak dupeeren; ge blijft noodwendig een weinig begeerde partner. Ge doet zeer wijs, voorloopig het derde deel niet éénmaal door te lezen: dat bemoeilijkt het overzicht van wat ge in de eerste plaats behoor! te kennen; ge doet zeer dom, wanneer ge het daar behandelde in praktijk tracht te brengen: dat vermeerdert belangrijk het groot aantal fouten, dat ge toch al maakt. Neemt ge te veel hooi op Uw vork, dan heeft dit bovendien ten gevolge, dat gij bijna bij lederen slag een 39 tijdlang na moet denken, wat het geheel voor anderen zeer vervelend maakt. Zelfs door de zeer begaafden wordt dit spel eerst goed gekend na heel wat oefening: denk vooral niet te gauw, dat ge reeds behoort tot de meergevorderden. Gedoog — althans voor U zelf — geen schipperen met de regels, denk nooit „dat komt er zoo nauw niet opaan": Het vasthouden aan de regels dat alle goede en „correcte" spelers doen, is een gewoonte, die moet worden aangekweekt en eerst dan, wanneer ge ze als vanzelf opvolgt, niet meer behoeft te denken „hoe is die regel ook weer?", kunt ge de zoonoodige volle aandacht aan het overige wijden. Bepaal U niet tot de gedachte, dat ge de zaken al doende wel leert: voor snelle vorderingen is een herhaaldelijk doorwerken van „de theorie" beslist noodzakelijk (zie voorbericht en wat boven de Repetitie-Tabel staat). Wees niet bevreesd, te spoedig te denken, dat een ander het beter weet dan gij. Maak zooveel mogelijk gebruik van de gelegenheid om iets te leeren van gelijk- of meergevorderden .... en uit dit boekje. II. Het tarief. Er wordt tegen zeer verschillend tarief gespeeld: 1 ct. voor iedere 10 punten (z.g. „10 om 1") is een laag, 1 ct. voor ieder punt (z.g. „1 om 1" of ,,'n cent de punt") een tamelijk hoog tarief. 40 Meergevorderden spelen over het algemeen een hooger tarief dan de bridge-kreupelen. Wanneer men aanneemt, dat dit niet kan wezen, omdat zij met hun bedrevenheid in het spel een voorsprong meenen te hebben, dan moet de reden daarvan wel zijn gelegen in de omstandigheid, dat een hooger tarief de spelkwaliteit meestal ten goede komt, niet zoozeer, omdat men dan attenter is, maar vooral omdat bij het bieden dan minder wordt gewaagd. Met het oog op „het dupeeren" is het beter met beginners laag te spelen: tegenover velen toch vermeerdert de irriteerende werking van het dupeeren om zoo te zeggen met het kwadraat van het tarief. Vergeet niet om te voren over het tarief te spreken en breng daarbij zoo noodig Uw onbedrevenheid ter sprake. III. Het hanteeren van de kaarten. Al hebt ge U reeds een weinig aangewend 't anders te doen, hanteer Uw kaarten op de volgende wijze en het zal U niet berouwen: Neem ze bijeen in uw linkerhand en breng ze één voor één zoodanig in de rechter over, dat daarbij: le. de kleuren een vaste plaats verkrijgen met afwisseling van rood en zwart, bijv. van links af: H, K, R, S. Dit vergemakkelijkt het onthouden van wat ge hebt gehadt en bevordert het overzicht. 2e. in iedere kleur de kaarten volgens de waarde zijn gerangschikt met de hoogste steeds aan dezelfde bijv. 41 linker kant. Ook dit helpt het geheugen en het overzicht. 3e. de linker bovenhoeken zichtbaar zijn, Indien waaiersgewljze uitgespreid. Het kenteeken van de poppen is dan zichtbaar. . Deze wijze van hanteeren bevordert een goed overzicht, wat speciaal bij het bieden van veel belang is. Eenheid in dit opzicht heeft nog het voordeel, dat ge U sneller een indruk vormt omtrent het spel van Uw partner, wanneer ge dit ter inzage krijgt: het is juist gerangschikt zooals gij dat gewoon zljt. Houd de kaarten vervolgens in Uw linker- en speel uit met Uw rechter hand, die ge dan altijd vrij hebt. Wees ook aan de speeltafel geen „schutter" en oefen U daarom zoo noodig eenige malen, wanneer ge alleen zljt* IV. Het opschrijven. Schrijf steeds nauwkeurig en duidelijk op en zeg goed verstaanbaar, wat ge noteert. Er zijn twee manieren van opschrijven. Bij I komen de trekpunten onder de horizontale, iets beneden het midden van het papier te trekken lijn; bij II zijn zij herkenbaar aan een onderstreping. 42 I II D. P. V. G. D. P. V. G. Voorbeelden: 18 18 150 ,1-0-0' 1. D speelt 2S. gehaald; 42 V.G. 3 Honneurs. 116 30 2. V verzaakt; D speelt 4R, 4 tekort, wat niet I telt (regel 55) 4 Hon. 95 op 1 hand. G Chicane. — 450 3. G speelt 3S.a. doublet, (6) 54 ^_ 1 te kort, 4 hon. op (6) 200 _._ lhand:bijlpartijl00 (*) 100 (5) 100 *** geboekt en doorge- (4) 16 (5) 30 schrapt. (2) 42 (3) ,1-0-0 ~—" (2) 150 (1) 18 4. P speelt 2H, gehaald; : Manche! zie de stre- (1) 18 pen. 3 Hon. (4) 16 5. V. speelt 1 S.a.: 4 ge- (5) 40 haald; Manche!3Hon. (6) 96 (6) 250 6. V speelt 3K. doublet en redoublet. 4 ge- 342 797 haald 4 Hon. op één 342 hand en 5e bij den Blinde. Robber! II m.i. te verkiezen: geen nadeelen tegenover I, wel de voordeelen: le. alles staat bijeen in de volgorde, waarin het 43 heeft plaats gehad, 2e. behoeft niet na iedere robber te worden opgeteld, 3e. veel minder ruimte in beslag: 9 robbers (3 comb.) bijv. bij I 5 papiertjes, bij II slechts 2 (gemiddeld 5 r. op 1 pap.) Zljt ge niet handig met opschrijven (en optellen). Iaat het dan liever aan een ander over. Deze opmerking is verre van overbodig. V. De speeletiquette. De naam van een loyaal en beschaafd speler te zijn, wordt bijna!, nog zeldzamer verdiend, dan die van een zeer beschaafd mensch in de overige samenleving. Het is Uw plicht te streven naar het verkrijgen van dien naam en ge zult daarmee slagen, wanneer ge nooit veronachtzaamt, wat hieronder wordt aanbevolen. Ook al speelt ge zeer vaak met dezelfde personen, neem steeds de egards ten opzichte van elkander in acht. Het is een — zij het ook vaak onbewuste — vooral onder jongeren veel verbreide, doch zeer onjuiste meening, dat een toenemende gezelligheid, bij het elkander beter leeren kennen, wordt geremd door het vasthouden aan den regel: „Blijft heeren voor elkaar!". Bewaar Uw kalmte in iederen strijd over een meeningsverschil: Zelfbeheersching is een der grootste elementen van beschaving; bovendien al meent ge zeker van Uw zaak te zijn, toch künt ge U vergissen. AI zijt ge overtuigd, dat Uw opvatting de juiste is, leg er U onmiddellijk bij neer, dat die van een ander wordt gevolgd, 44 wanneer dit in Uw nadeel is en ge toe moet stemmen, dat dié andere meening ook maar eenigszins aanspraak kan maken op recht van bestaan. Wees niet begeerig naar winst of bang voor verlies, anders dan als bijzaak vergeleken met Uw liefde voor het spelen; zijt ge dat ongelukkiger wijze wet, zorg dan tenminste, dat een ander het niet bemerkt. Schik U onmiddellijk naar wie het laagste tarief WIL spelen, maar vermijd het dat zelf te zijn. Geef nooit door gelaatsuitdrukking of op andere wijze Uw vreugde of misnoegen te kennen over het bieden of spelen der anderen; in de regels zou daar straf op zijn gesteld, wanneer in dit opzicht niet-zoo dikwijls verschil van meening kon bestaan. Vermijd zooveel mogelijk de anderen te hinderen: wees vooral onder het spelen niet druk, leid hun aandacht niet op andere manieren af, enz., enz. Vraag niet wie een bepaalde kaart aan een slag heeft toegevoegd — of den vorigen slag nog eens in te mogen zien — met het doel Uw partner's aandacht op den gang van zaken te vestigen. Geef nooit ongevraagd een afkeurende kritiek, zelfs niet in de gedaante van een vraag of opmerking; vestig niet de aandacht op een goed bod of juiste speelwijze van U zelf, in één woord: geef U rekenschap van het vele, dat ligt opgesloten In de beide woorden: „Wees bescheiden" en breng ze in praktijk. Krijgt ge de kaarten van Uw partner ter inzage, verander dan niets aan de wijze, waarop hij ze gerangschikt heeft' 45 B. HET BIEDEN. I. Algemeen. Men kan bieden volgens de enkele en volgens de dubbele methode. De eerste Is hieronder, de tweede op blz. 114 e.v. beschreven. De laatste is belangrijk beter, MITS GOED TOEGEPAST; hiervoor is echter heel wat ervaring, zoowel van het bieden als van het spelen noodzakelijk. Bezit men die niet, dan geeft deze methode de akeligste misverstanden en is het VEEL beter de enkele te volgen. Houd U vooral streng aan de vaste benamingen (regel 32); spreek ze kalm en goed verstaanbaar uit. Zeg niet: „een Sansatoutje" of „een harten erbij": Men moet ook den schijn vermijden. Ge zljt geneigd de belangrijkheid van het bieden te onderschatten. Bedenk steeds welk verschil of 't geeft, wanneer ge het eene of andere bod doet. Zorg, alvorens te bieden, dat ge weet hoe Uw tegenpartij en gij zelf in de manche staat en dat ge een indruk hebt van Uw geheele spel. Het is geoorloofd Uw partner een indice te geven door even na te denken alvorens te bieden. In vele gevallen is dit nadenken toch niet te vermijden, bovendien verschaft ge gelijktijdig ook een aanwijzing aan de tegenpartij en kan deze op haar beurt eveneens van deze inlichtingswijze gebruik maken. Uw partner moet steeds op Uw bod kunnen vertrouwen Tracht, nooit de tegenpartij „op te drijven" of naar een 46 andere spelsoort te doen overgaan door een ongemotiveerd bod: daarmee „geeft ge Uw partner een masker." Houd rekening met wat ge van de andere spelers (in 't bijzonder van Uw partner) weet: of zij een annonce spoedig overnemen, voorzichtig of gewaagd bieden, enz. Zijn de kansen vrijwel gelijk, annonceer dan in plaats van te doubleeren: Het is het plezierigste om zelf te spelen en te winnen, dan volgt het tegenspelen en doen verliezen, maar verreweg het onaangenaamste van alles is het zooveel mogelijk redden uit een wanhopig spel. II. De taxatie. (zijnde de grondslag van iedere biedmethode.) . Oe waarde van Uw spel als geheel en in zijn onderdeelen zult ge eerst na heel wat oefening juist en snel kunnen bepalen. Overdenkt ge meermalen en terdege het onderstaande, dan verkrijgt ge reeds spoedig een belangrijk richtsnoer. Het is met opzet onvolledig gelaten, ten einde de overlading van de geestelijke maag te voorkomen; 't overige zult ge al doende wel leeren. Ieder bod geeft U een aanwijzing omtrent de vermoedelijke verdeeling der kaarten en is meestal van Invloed op de waarde van Uw spel: „PAS", tenzij als antwoord op een overboden bod van den betrokken partner, wil nog niet zeggen, dat het spel in kwestie zwakker is dan wat gemiddeld verwacht kan worden 47 TROEF: Aas, vr. kunt ge rekenen als 2 slagen achter, als 1 slag vóór een S.a. annonceur. hr. br. kunt ge rekenen als V/2 slag achter, als 1/2 slag vóór een S.a. annonceur. (1/2 = dubieuse slag), a, h, 5e kunt ge rekenen als 41/2slag mèt, als 3 slagen zónder steun van Uw partner. De groote waarde van het bezit van aas (en hr.) is hierin gelegen, dat ge zoowel troef kunt slaan als beter voorkomen, dat de tegenpartij dit doet. LANGE KLEUR (altijd minstens 4 k.) met kracht: Bij S.a. altijd van waarde, zijt ge daarbij tegenspeler en mist ge aas en hr., dan wordt die waarde sterk verhoogd door een rentrant (een kaart waarmee ge weer aan slag kunt komen), doch zonder rentrant vaak teruggebracht tot een remmende kracht (de Leider kan daarin niet veel slagen maken). Bij troef In eigen spel of dat van den Blinde meer waard wanneer troef spoedig kan worden uitgeslagen; als tegenspeler vooral wanneer men er de aas en hr. van heeft een sterk punt, temeer als ge zelf uit moet komen of spoedig aan slag zult zijn. IDEM ZONDER KRACHT: Een zwak punt, te zwakker wanneer Uw rechter-hand in die kleur heeft geannonceerd en daarin niét door zijn partner is gesteund; daarentegen vaak een sterk punt, wanneer dit wel het geval is en gij zelf een kleurenspel speelt: Uw partner heeft dan dadelijk of spoedig renonce in die kleur en ge kunt zijn troeven afzonderlijk maken, waarop de kans echter weer kleiner wordt, wanneer ge de aas van troef 48 mist (tegenpartij troef slaan) of door Uw partner niet in troef zijt gesteund (bod overgenomen). KORTE KLEUR (hoogstens 2 kaarten) OF RENONCE: Een zwak punt, wanneer ge maar 5 troefkaarten hebt (of 2 als blinde) te zwakker, indien ge niet gesteund zijt in troef of die kleur door de tegenpartij is geannonceerd. Ongevaarlijk Indien ge meer troeven hebt, als Blinde dan zelfs meestal een voordeel (troeven afzonderlijk te maken). Een sterk punt wanneer de Blinde erin geboden heeft: allicht kunt ge andere kleine kaarten op zijn hooge in die kleur „wegwerken". Hebt ge renonce of slechts één kaart en heeft de Blinde geen rentrants (hij heeft bijv. Ineens 2 geboden — zie blz. 49 lc), dan wordt de zaak weer twijfelachtig: mist hij de aas of hebt ge renonce, dan hebt ge wellicht niets aan zijn hooge kaarten. BIJSPEL: „eenig bijspel" = 1% slag buiten het troefspelen, bij sterker bijspel behoeft natuurlijk aan de troefkaart minder hooge eischen te worden gesteld en omgekeerd; het bijspel, dat een 3-annonce rechtvaardigt moet op minstens 3 slagen buiten het troefspelen berusten. ALLEEN VOOR DEN BLINDE tellen afzonderlijk te maken troeven als „blijspel" mee. Biedt ge op de S.a. van Uw partner, bedenk dan dat zijn bijspel meer of minder waarde heeft naarmate zijn S.a. (c.q. tevens Uw eigen bod) indirect (d.i. door zijn achterhand) of direct (d.i. door zijn voorhand) is overboden. De kern van deze overweging geldt natuurlijk evenzeer voor Uw partner. 49 AFZONDERLIJKE KAARTEN: Een hr. sec( d.i. zonder andere kaarten er bij) heeft, indien de partner de aas van die kleur mist, in den Blinde geen waarde, bij een „gesloten" spel telt hij voor 1/2 slag. Een heer achter een S.a. annonceur kan voor 1 slag geteld worden; hr., vr. en br. hebben in het algemeen meer waarde in een gesloten spel dan in den Blinde. III. De enkele biedmethode. 1. ALS EERSTE ANNONCEUR. (zie regel 30). a. 3 of 4 „gedekte" kleuren,' zoodat ge daarin kunt rekenen op 4 a 5 slagen: 1 S.a. b. 1 goede kleur (minstens 2 hon. 5e waaronder de hr.) met „eenig bijspel": 1 in die kleur. c 1 zeer goede kleur (minstens a, vr. 6e) „zonder iets bij": in eens 2, bij grooter kracht zelfs 3 in die kleur. R en K worden in dit geval beter niet geannonceerd tenzij in eens 3 kan worden geboden (minstens a, hr 7e). d. 2 vrijwel even sterke kleuren (minstens v., br 5e): 1 in de kleur van de hoogste waarde. e. hebben er 3 vóór U gepast, dan eveneens passen, tenzij ge — op 2 slagen bij' Uw partner rekenend — tot de hoogte van minstens 2H kunt gaan: ineens dat hooge bod (dus minstens 2H, 2S, 2Sa, 3K of 3R), behalve in het hierboven genoemde geval d bij minstens hr, vr 5e in de beide kleuren en overigens nog 1 slag bijspel, 4 50 in welk geval ge 1 in de kleur van de hoogste waarde annonceert. 2. ALS EERSTE BOD NA EEN ANNONCE VAN DE TEGENPARTIJ, PARTNER NIET GEANNONCEERD. a. rekening houden met wat er geboden is (taxatie). Achter een Sa. annonceur veel eerder passen met goede R of K: biedt ge daarin, dan is de kans zeer groot — vooral wanneer Uw partner heeft gepast —, dat de tegenpartij overgaat naar H of S en daarmee meer wint, dan met haar Sa. In iets mindere mate geldt dit ook vóór een Sa-annonceur. b. zijt ge vrij sterk in de annonce van Uw tegenpartij, overweeg dan of het niet beter is tegen te spelen, dan zelf te annonceeren en daarbij de kans te loopen, dat zij naar een andere kleur overgaat (zie 1 d), temeer wanneer Uw partner heeft gepast of wanneer Uw „pas" beslist, dat in de gedane annonce zal worden gespeeld. c. overigens in den geest van 1 a (mits goed gedekt tegen het gevaar van de annonce der tegenpartij), b, c (overbiedt ge bijv. reeds met 1 H dan 2 annonceeren) of d (hierbij steeds de sterkste kleur). Daarbij zal het dikwijls noodig zijn meer dan 1 te bieden, waarvoor Uw spel niet noemenswaardig sterker behoeft te zijn. ' Doe NOOIT een 3-annonce zonder „bijspel" tenzij ge in troef alleen reeds op minstens 7 slagen kunt rekenen. 51 3. ALS EERSTE BOD NA EEN ANNONCE VAN UW PARTNER. a. als veren 2 a. b. is hij niet overboden, dan bij voorkeur passen. Uitz.: Steunt ge hem zeer weinig of niet in zijn kleur en hebt ge zelf iets goeds, dan overnemen; in het algemeen moet ge hiermee toch voorzichtig zijn, temeer wanneer hij belangrijk beter speelt dan gij of wanneer ge een grooter aantal trekken moet noemen; Uw kleur heeft allicht ook als bijspel haar waarde. Heeft hij Sa. geboden en hebt ge daarvoor geen algemeene steun, dan altijd 2 in Uw langste kleur; bij 3 goed gedekte kleuren kunt ge de 4e voldoende sterk bij hem verwachten, hebt ge in dit geval echter in een kleur minstens hr 5e, dan toch 2 in die kleur (allengs zult ge ondervinden dat in 't algemeen een kleur VEEL MINDER RISKANT is dan Sa.); of ingeval ld: 2 van de hoogste kleur. c. is zijn kleur overboden, dan verhoogt ge zijn bod wanneer ge hem steunt: minstens 1 hon. 3e in troef en l1/2slag „bijspel" (zie taxatie) of neemt zijn bod over indien ge hem zeer weinig of niet steunt en zelf iets goeds hebt (zie b). d. weet ge, dat hij U niet verkeerd begrijpen zal en dat ge U zelf daarbij niet zult vergissen, dan kunt ge event. bij steun overnemen of steunen, zoodanig, dat ge de gelegenheid waarneemt in 2 kleuren te bieden (hoe dit — ook bij een volgende maal aan bod — mogelijk is blijkt uit de voorbeelden 11, 14 en 15). 52 e. is zijn Sa. overboden, dan verhoogen, wanneer ge gedekt zijt in de kleur van de tegenpartij (tenzij die kleur reeds geannonceerd werd vóór de Sa., want dan is Uw partner er in gedekt) en ook overigens een weinig steunt; of ge noemt een kleur (minstens 2 hon. 5e met niets voor een 2- en minstens 2 hon. 6e met niets bij voor een 3-annonce). . TWEEDE EN VOLGENDE MALEN AAN BOD. a. overweeg ook in dit geval hetgeen onder 2 en 3 is vermeld; bovendien geldt hierbij: b. hebt ge achter een Sa.-annonceur gepast, dan kunt ge later soms Uw K of R nog noemen, wanneer de tegenpartij naar een kleur is overgegaan, denk daarbij echter aan het gevaar van de 3-annonce. c. heeft Uw partner Uw bod overgenomen, overweeg dan goed wat ge moet doen (zie ook 3 d). d. heeft Uw partner een 3-bod gedaan, dan behoeft GIJ niet meer voor het bijspel te zorgen; ge kunt hem dus veel eerder van 3 op 4 dan van 2 op 3 verhoogen. Toch moet ge voor zoo'n 4-bod meer hebben wanneer ge zelf tot 2 hebt verhoogd, dan voor het geval geheel uit eigen hand tot 3 is geboden. e. ingeval ld biedt ge — tenzij ge er te hoog voor moet gaan — in de andere kleur. Uw partner zal dan naar gelang van zijn spel passen of tot Uw kleur van hoogste waarde overgaan. Maakt hij daarvoor van de ééne 53 3-annonce de andere, dan wil dit natuurlijk niet zeggen, dat HIJ het „blijspel" heeft, f. is er nog slechts laag geboden en meent ge niet veel te riskeeren, dan kunt ge ook wel eens alsnog bijv. 2H annonceeren. 5. DOUBLET. Wees tevreden met de zekerheid van een matige winst tegenover de kans op verlies: doubleer nooit, wanneer de U beschikbare gegevens de tegenpartij ruimte laten om naar een andere spelsoort „weg te loopen". Wanneer door Uw doublet de tegenpartij, indien zij „aan het contract mocht voldoen" een manche wint — temeer wanneer het om den robber gaat —, dan moet ge zeker van Uw zaak zijn. Denk niet te gauw — vooral niet hij een kleurenspel, waarbij ge bovendien in den eersten slag niet uitspeelt —, dat ge een zeker aantal „vaste slagen" hebt. Al is de tegenpartij „toch uit", een doublet (in dit geval een z.g. „open" doublet) moet steeds gerechtvaardigd zijn. 6. REDOUBLET. Wees tevreden met de zekerheid van een flinke winst tegenover de kans op een kleine of zelfs op verlies: redoubleer niet wanneer de tegenpartij daarop haar eigen bod zonder al te groot risico verhoogen kan. Wees er bovendien altijd voorzichtig mee: allicht is het doubleeren gemotiveerd geweest. 54 7. HET BIEDEN OP DEN ROBBER. Staat een der partijen of staan beide zoodanig „op den robber" (in wat mindere mate geldt een en ander natuurlijk ook voor de manche), dat zij met een gering aantal punten >,uit zijn", dan verdient het aanbeveling de tegenpartij de gelegenheid tot het elkander inlichten te benemen. Indien Uw spel het gedoogt, dan biedt ge ineens minstens 2H, waarbij Uw bod niet zoo veilig behoeft te zijn als anders, omdat ge in dit geval de kans hebt zelf den robber te winnen of — desnoods met gering verlies — te voorkomen, dat der tegenpartij dit voorrecht te beurt valt; ge kunt dus ook eerder tot een hooger bod overgaan, teneinde de kans niet aan de tegenpartij te laten, tenzij deze er zoo hoog voor biedt, dat daardoor haar kans al uiterst gering wordt. De eerste methode wordt door velen niet, door anderen zeulen gevolgd, zij heeft ontegenzeggelijk het nadeel, dat ge tevens Uw partner de gelegenheid tot inlichten ontneemt. Wanneer de tegenpartij „schoon op den robber" staat en ge vermoedt dat zij dien spelende zal winnen, dan zijt ge eveneens eerder gerechtigd tot een hooger bod, waarmee ge haar wellicht van het spelen af kan houden, desnoods met een weinig eigen verlies. Het bieden om den robber te redden wordt echter zeer vaak overdreven, zoodat er meer aan strafpunten wordt ingeboet dan men redt aan den robber, die bij een volgend spel toch nog door de tegenpartij gewonnen kan worden. 55 C. HET SPELEN. I. Technische termen. „SNIJDEN"is het bijspelen van een kaart, welke minstens twee kaarten lager is dan de hoogste van dezelfde kleur in de betrokken hand, in de hoop, dat één of meer der tusschen liggende kaarten zich bevinden in de hand, welke aan de bedoelde voorafgaat. Hieronder tevens te verstaan bijv. het uitspelen van den br. in de hoop de vr. „te vangen", indien ge zelf br. 10.. hebt en in den blinde ligt hr. 7, 6, 4. Een, ,VORK " is een samenstel van kaarten, waarmee men snijden kan. Aas vr. = „de groote-" hr. br. = „de kleine-", Aas vr. 10 = „de dubbele-", aas hr. 10 = „de samengestelde-", aas br. 10 „de wijde" en aas bij den partner (blinde), vr. br.... in eigen hand „de verdeelde vork". Zoodra de aas „er uit" is, wordt bijv. hr. vr. 9 „de samengestelde vork" enz. „LATEN LOOPEN" is het niet nemen van een slag, terwijl men daartoe wel bij machte is; dit geschiedt met het doel een bepaalde hand aan slag te laten of te brengen, te voorkomen, dat van een lange kleur wordt geprofiteerd in een hand, waar dat later bij gebrek aan een rentrant niet of waarschijnlijk niet mogelijk zal zijn. „VRIJSPELEN "is het uitspelen van één of meerdere kaarten van een lange kleur, zonder met die kaarten het winnen van den slag te beoogen, ten einde door de overige één of meerdere slagen te kunnen maken, of aan slag te kunnen komen. 56 „DE DOORSLAG" is de kaart of de speelwijze waarmee ge met de meeste zekerheid bereikt, wat voor U het belangrijkste is. „RENONCE"bijv. harten = geen enkele kaart van harten. „CHICANE" (spr, uit sjiekeen) = renonce in troef van begin af aan. „WEGWERKEN" is het weggooien van een kaart,waarmee men een slag zou moeten verliezen op een kaart van een kleur waar men renonce In heeft. Een „WRIK" is een renonce (niet in troef) in een hand en een renonce in een andere niet-troef-kleur in de daarmee samenspelende hand. Een „SINGLETON of Maastrichtenaar spelen" is het uitspelen van een kleur, waarvan men maar één kaart heeft. „COUPEEREN" = aftroeven. „MARIAGE" of „GROOT MARIAGE" = hr. vr. „KLEIN mariage" = vr. br. „SEC" = zonder andere kaarten erbij. „AAS 4 e" = aas en nog 3 andere kaarten van een kleur; „groot mariage 3e" — hr. vr. en nog één kaart van een kleur. II. Algemeen. Zijt ge Leider, dan is voor U het belangrijkste: dat ge de manche of den robber haalt. Bij ongeveer gelijke kansen moogt ge daarvoor in het eerste geval het verlies van ± 50, in het tweede van ^ 150 punten riskeeren, (is 57 ér gedoubleerd c.q. nog geredoubleerd, in welke gevallen het voldoen aan het contract aan urgentie wint, dan valt dit nagenoeg zonder uitzondering toch samen met het halen van robber of manche). Hebt ge nog zeer veel moeite met het spelen, richt dan al Uw aandacht op het maken van hetgeen geboden is. Zijt ge tegenspeler, dan is voor U het belangrijkste, dat de Leider de manche of den robber niet wint, daarna dat hij het gebodene niet haalt; wat het eerste betreft resp. klein of groot slem te riskeeren. Maak van te voren Uw plan omtrent de manier, waaarop ge Uw doel wilt bereiken, maar verander het zoodra dit noodig blijkt. Dit is vooral voor den Leider van veel belang. Riskeer nooit dat ge te lang wacht (een enkele maal: er te vlug mee bent: eerst troefspelen!) met den doorslag. Hiertegen wordt zeer vaak gezondigd, dikwijls terwille van de kans om nog meer dan het belangrijkste te bereikenl Zorg, dat ge steeds weet welke kaarten boven de 9 van een kleur „er uit zijn"; vallen bijv. Aas hr. of bovendien de vr. „op elkaar", dan is het zaak ook de 8 en 9 in de gaten te houden. Tracht ge meer in het geheugen te bewaren, dan zal dit vaak veroorzaken, dat ge het belangrijkste vergeet; ook het onthouden van wat er uit is, vereischt heel wat oefening. Vergeet nooit gebruik te maken van de aanwijzingen omtrent de verdeeling der kaarten, die worden verstrekt door het bieden en het uil- of bijspelen van verschillende kaarten. Staat ge voor een zeker te verliezen spel, tracht dit 58 verlies dan toch met alle inspanning tot een minimum te beperken (iedere slag scheelt 50, bij doublet 100 punten!). Hiertegen wordt zeer vaak ook door meergevorderden gezondigd! (Tabel: 88). Vele beginners maken de fout „zich blind te staren op het eigen spel", niet voldoende te letten op de omstandigheid,- dat zij met een ander samenspelen. Vergeet nooit als tegenspeler, dat ge met Uw partner samenwerkt. Het z.g. „kaartgeheugen" is wel ten deele iets aangeborens, maar voor een belangrijk gedeelte voor aanleeren vatbaar: Zoodra ge een beetje thuis zijt in het spel, moet ge U tot gewoonte maken, Uwe conclusie's uit het bieden of uit het spelen onmiddellijk te maken, er dus niet op te rekenen, dat een en ander U — mocht zulks noodig zijn — later wel te binnen zal schieten. Ziet ge bijv. dat Uw partner onder een Kh. een Kb gooit, nooteer dan in gedachte die aanwijzing inmiddellijk. Heeft hij H geannonceerd, waarin 2 x is gespeeld en zijn de troeven S er uit, terwijl hij nog 7 kaarten in handen heeft: trek onmiddellijk Uw conclusie: hij heeft dus bijna zeker nog in handen 3H en: IK en 3R of geen K en 4R, enz., enz.enz. EERST LATER ZAL U GEHEEL DUIDELIJK WORDEN VAN HOEVEEL BELANG OF DIT IS. III Bijzondere verrichtingen. 1. DE EERSTE KAART. Bij Sa: De hoogste van de door Uw partner geboden 59 kleur; heeft die niets geannonceerd of hebt ge in zijn kleur renonce of daarvan slechts één klein kaartje, dan inviteert ge in Uw langste kleur, d.w.z. speelt er de laagste kaart van uit Uitz. hebt ge in die lange kleur hr. vr... dan speelt ge de hr.; vr. br. 10..: de vr.; Aas vr. br.: de vr.; hr. br. 10: de br.; Aas hr. vr...: de vr., hebt ge in dit geval geen enkele rentrant dan is het vaak beter ook dan te inviteeren; is Uw „langste" kleur zeer zwak, evenals Uw geheele spel, speel dan liever een kaart uit, waarmee ge zoo min mogelijk kwaad doet: een 10 of 9 en wel na eenig nadenken. Hebt ge een keuze, dan een vork achterhouden. B ij een troefspel: Altijd bij voorkeur de hr. van een kleur, waarvan ge ook de aas hebt. (Uitz. zie voorb. 10). Bij het bepalen van de volgende uit te spelen kaart kunt ge dan gebruik maken van wat de Blinde te zien geeft. Is dit niet mogelijk, dan de hoogste van de door Uw partner geboden kleur of de laagste van een kleur, waarvan ge a of h met eenige andere hebt (dit laatste alleen bij gebrek aan beter). Uitz. hebt ge van een kleur hr. vr.: de hr.; vr. br. 10: de vr. Hebben de Leider er de Blinde elkander In troef gesteund en (of) weet ge niets beters te doen speel dan troef en wel de laagste, indien ge kans hebt met de hoogste nog een slag te maken, anders de hoogste. 2. DE KORTE KLEUR. Speel nooit Uw korte kleur uit, in de hoop kleine troefjes te maken. Een enkele maal gaat het goed en is het voordeelig voor U; veel vaker is het echter Uw nadeel. 60 Als gemiddelde moet ge aannemen, dat de kracht tn die kleur geleidelijk over de 3 andere spelers is verdeeld, zoodat Uw tegenpartij 2/3 van die kracht bezit. Het nadeel van het spelen op renonce kan hierin Zijn gelegen/dat men een enkele hooge kaart van zijn partner „er in laat vliegen", dat men de tegenpartij helpt in het vrijspelen van verschillende kaarten in die kleur, waarop andere event. kunnen worden weggewerkt, dat ge Uzelf verzwakt In troef, of de gelegenheid ongebruikt laat om hetzelfde met den Leider te doen. Op deze regel, waartegen zeer vaak wordt gezondigd, moogt ge alleen onder bijzondere omstandigheden een uitzondering maken, te weten: wanneer Uw partner de bedoelde kleur of Sa. annonceerde, of, niet wetend wat anders te spelen, wanneer ge door een Sa. heen speelt, die is overgenomen. 3. HET PLAN. Ziet ge als Leider, dat ge Uw doel niet door domweg uitspelen kunt bereiken, dan moet ge nagaan in hoeverre het aantal van Uw slagen vermeerderd kan worden door snijden, wegwerken, enz. Maak daarop Uw plan zoodanig, dat ge zoo min mogelijk riskeert en z.m. het gevaarlijkste tot het laatst uitstelt. Dikwijls is het als tegenspeler noodig, dat ge U afvraagt op welke wijze het alleen mogelijk is om het pogen van den Leider te doen falen. 4. HET SNIJDEN. Bij voorkeur moet men zoodanig, snijden, dat de tusschen 61 liggende kaart of kaarten alle of een gedeelte daarvan ook gevangen worden, tenzij men dit later nog kan doen en voor het oogenblik liever „aan de overkant" aan slag wil komen. Hebt ge de keuze, snijd dan zoo laat mogelijk: Aas hr. br. dan eerst in de bewuste kleur met de aas nemen, later event. snijden, ge hebt de kans: dat de vr. valt of dat de tegenpartij zoo moet spelen, dat de vork achterzit (z.g. „in de vork spelen"). Kunt ge zoowel naar den blinde als naar Uw eigen spel snijden, ga den na waar de tusschenkaart het meest waarschijnlijkst zitten zal. Overweeg terdege wat de gevolgen kunnen zijn van een mislukt snijden; dit geeft vaak antwoord op de vraag of ge moogt riskeeren. Tracht nooit met snijden de vr. te vangen bij 9 kaarten van de kleur, tenzij ge reden hebt om aan te nemen, dat ze goed zit. Snijd nooit als 3e en tevens achterhand (hebt ge zekerheid' omtrent de tusschenliggende kaart(en), dan is het geen snijden), maar neem met de hoogste en kom event. met de volgende na. 5. TROEFSPELEN. Sla als Leider zoo spoedig mogelijk de troeven uit de handen van Uw tegenspelers, tenzij ge niet voor een wrik et renonce bij hen behoeft te vreezen en troeven van denBlinde afzonderlijk kunt maken of noodzakelijk eerst iets weg moet werken. Sla als tegenspeler troef wanneer in den Blinde een renonce 62 of korte kleur ligt, tenzij ge eerst iets „binnen moet halen" om te voorkomen, dat de leider bijtijds kleine kaarten wegwerkt. Hebt ge zelf renonce in troef tracht dan Uw partner aan slag te brengen. 6. DOOR DE KRACHT EN NAAR HET ZWAK. Zijt ge als Voorhand ten einde raad, speel dan door de kracht van den Blinde, tenzij die kracht zeer groot is. Als Achterhand daarentegen is het vaak voordeelig naar het zwak van den Blinde toe te spelen (heeft de Leider alle hooge kaarten van de betrokken kleur, dan zal hij die toch wel maken, zoo niet, dan zitten een of meer van zijn hoogere kaarten wellicht „in de vork"). 7. WEGGOOIEN. Bij Sa.: zoodanig dat Uw partner weetin welke kleur hij event. uit moet spelen. Gooit ge zonder bedenken weg, dan moet hij dat doen in de kleur, die ge het langst hebt behouden. Weet ge vooruit, dat ge eenige malen achtereen weg moet gooien, en hebt ge bijv. v 3e in een kleur en a. h. 4e in een andere, dan kunt ge Uw partner in de laatste kleur doen nakomen door als eerste kaart een kleine daarvan weg te gooien na „even nadenken". Gaat het om den doorslag, dan is het beter niet te riskeeren dat dit „even nadenken" aan de aandacht van Uw partner ontsnapt en ontbloot ge dus Uw vr. 3e na eerst van de derde kleur te hebben weggegooid. Bij een kleurenspel geldt vrijwel hetzelfde, alleen zal na 63 Uw weggooien (meestal op troef) de Leider vaak aan slag zijn en daarom moogt ge niet ontblooten. 8. ALLERLEI. Speel als 2e hand Uw laagste kaart bij, tenzij ge een snijden kunt voorkomen, zijt ge tevens Voorhand neem den slag dan niet, wanneer Uw partner dit bijna zeker kan doen; ia troef zelfs niet, wanneer dat heel misschien het geval is; een en ander tenzij: er bijzondere reden is aan slag te willen zijn, het om den doorslag gaat of gij er een hooge kaart mee zou ontblooten (van vr. 3e de vr. bijgooien etc). Speel alleen in uitersten nood in de DUBBELE RENONCE van de tegenpartij: de één maakt een klein troefje, de ander werkt „een vuiltje" weg. Riskeer zoo min mogelijk, dat ge de tegenpartij helpt in het vrijspelen van een of meerdere kaarten (hebt ge hr. uitgespeeld met a. nog in handen en ligt in den Blinde nog vr. minstens 2e, laat dan bij voorkeur Uw partner of den Leider in die kleur uitkomen). Komt het er op aan „één kaart vast te houden" behoud dan niet dezelfde kleur als Uw medespeler. Zijt ge attent geweest op het weggooien, dan is een vergissing hierbij zelden mogelijk. Speelt ge als Achterhand een kleur uit, waarin zoowel Leider als Voorhand renonce hebben, zorg dan zoo mogelijk eerst iets anders binnen te halen (Leider maakt wellicht een andere renonce). Spaar geen hooge kaart als toch gesneden zal worden 64 met een verdeelde vork, tenzij ge hem later nog maken zult of andere omstandigheden het sparen motiveeren. Blijf bij voorkeur met een kaart achter een vork zitten, wanneer de Blinde uitspeelt: heeft deze bijv. h. 10, 6, 5 van S en gij hebt b. 4 speel dan alleen de b. bij, wanneer B met de 10 uitkomt. Is er geen reden om het na te laten, speel dan de hoogste bij van h., v., b. of 10 2e. Speel als Leider als regel de hoogste bij van eenige opvolgende kaarten, als tegenspeler de laagste, mogelijk vertelt ge daarmee Uw partner ten deele welke andere gij nog hebt in de betrokken kleur. Hebt ge zelf a., b. 10 en B de h. snijd dan door de b. uit eigen hand voor te spelen, tenzij er bijzondere reden is de v. bij A te verwachten. ■ Speel bij Sa. bij voorkeur eerst de lange kleur van B uit: de tegenspelers zullen eerder geneigd zijn zich in Uw lange kleur, die zij niet zien, te ontblooten. 65 D. VOORBEELDEN MET COMMENTAAR. Hebt ge zelf een bepaald stel van 13 kaarten in handen en Uw partner eveneens, dan kunnen de resteerende 26 kaarten op 10.400.600 verschillende wijzen tussen en de beide andere spelers zijn verdeeld! Het aantal verschillende stellen van 13 kaarten, die er uit de 52 mogelijk zijn, bedraagt nog iets meer, te weten 589.655.448.200!, terwijl er niet minder dan 49.812.358.129.230.138.458.720.480.000 mogelijkheden zijn bij de verdeeling van alle kaarten over de vier spelers! Een juistere waardeering van het tweede genoemde bedrag kan worden verkregen door te bedenken, dat men als verwoed bridger gemiddeld 100 spelen per dag in handen nemend, daarmede + 16.000.000 jaren zou moeten doorgaan om iedere mogelijkheid één maal onder de oogen te kunnen hebben gehad. Gelukkig zijn er eveneens een zeer groot aantal mogelijkheden, die hoewel feitelijk verschillend, dit toch zoo weinig zijn, dat op hen alle dezelfde algemeene regels, wat bieden taxeeren of spelen betreft, kunnen worden toegepast. Daarom is het ook mogelijk, door een beperkt aantal voorbeelden alle vermeldingswaardige „gevallen" weer te geven. Deze gevallen, die zich soms in eenige verschillende gedaanten kunnen voordien, zijn te naaste bij 130 in getal en kort aangeduid in de hierachter volgende „Repetitie-tabel" verzameld. Nu is het zeer eenvoudig van al die gevallen naar gelang van ' -••■<*5 66 hunne belangrijkheid een grooter of kleiner aantal voorbeelden te geven, wanneer men over onbeperkte plaatsruimte — en de lezer over „een zee van tijd" beschikt. Wil men dit echter, bereiken met behulp van een 15-tal combinatie's, dan Is het inderdaad zeer moeilijk. Dit wordt hier gereleveerd teneinde op grond daarvan de Indulgentie van den lezer — en vooral van den criticus — In te roepen voor de bezwaren, die daar onvermijdelijk aan verbonden zijn: Eerstens kan niet ieder geval voorkomen in een aantal juist overeenkomstig zijn belangrijkheid, al trachtte ik dit zooveel mogelijk te bereiken; aangezien die belangrijkheid bovendien voor een groot deel afhankelijk is van het gemiddeld voorkomen in de praktijk, wat dus nooit voor een bepaalden speler te voorzien is, doet gij verstandig met niets van zeer weinig belang te achten (hebt ge iets, dat zich in het algemeen zelden voordoet, veronachtzaamd en komt dit bij Uw spelen toevallig veel vaker voor, dan boet ge Uw verzuim met honderden punten!). En in de tweede plaats moeten de combinatie's veel te zien geven en daardoor min of meer ingewikkeld zijn: in de zeer zorgvuldig gekozen 15 voorbeelden komen de 130 „gevallen" 338 maal voor, gemiddeld dus 22J4 per voorbeeld, terwijl in de praktijk een spel er vaak niet meer dan 6 a 8 vertoont. Laat U dus niet afschrikken door het,, gewrongene" van de voorbeelden, beschouw IEDER GEVAL zeer aandachtig tot gij het GEHEEL BEGRIJPT dus OVERZIET, dan zult ge het veel gemakkelijker onthouden en tenslotte om zoo te zeggen voor goed in Uw geheugen vastleggen door later bij 67 tusschen poozen de tab-el te gebruiken. ... in de schema's = de overige kaarten van die kleur. ... bij het bieden = „even nadenken". (A) = A is met bieden begonnen. ' X = pas. — = de drie volgende gepast. -(42)- = zie geval 42 in de Repetitie-Tabel. Voor een juist overzicht is het BESLIST NOODZAKELIJK de kaarten uit te leggen. Voor een en ander zijn de bekende kleine patience kaarten zeer geschikt. Het spelen geschiedt het gemakkelijkst door de uit- of bij-te spelen kaarten om te draaien en ze bij L in de lijn der andere of iets daaronder neer te leggen, naar gelang L den betrokken slag al dan niet heeft gewonnen. 68 b v - 10 8 10 9 6 7 6 5 6 ^ B ^ a 8 3 2 •t- a h 10 9 •• ^ 7 3 ^ VA ^ 7 4 3 2 1 a98 4 742 ^ L ^ h 9 5 3 h v h a 1 V v b b b 6 2 10 8 BIEDEN:(L):l Sa.-(!>-, x, 2H (13)-, x,.. 2Sa,—.Lhad 2H moeten laten -(19)-, aangezien hij deH steunt en bijspel heeft, hij is iemand, die veel Auction en Gewoon Bridge heeft gespeeld en daardoor nog een sterke voorliefde voor Sa bezit. B weet niet of de 2 Sa misschien geboden is op geen steun in H en past daarom; toch was 3 H niet fout geweest -(13)-; V zeer terecht gepast -(8)-. Had hij 2K geboden, dan mag B toch 2H annonceeren (17)-, (zelfs 3-(18)-, indien V 2S had geboden). SPELEN: V met K 10 zonder eenigen twijfel -(96)-: geen rentrant, moet dus b of v doen vallen en kan wanneer A na- 69 speelt de rest van zijn K maken. Zelfs al had hij in plaats van K 4 de v gehad, dan nog beter niet a h v uit te spelen: zit b 4e bij L of B, dan maakt hij nooit meer dan 3 slagen; bij uitkomen met de 10 behoeft A slechts 2 K te hebben en één maal mits niet al te laat aan slag te komen en hij maakt er 5 -(94)-. A laat de H 2 x loopen en behoudt de Ra voor de Rv en de Sh voor de S 10(3 keer -(76)-), daardoor heeft B nooit een rentrant voor de rest van zijn H. L moet trachten deze te maken -(69)- en speelt dus h en v uit eigen hand en probeert dan de S 10 tot rentrant te maken door het uitspelen van Sv -(72)-, wat bij goed spel van A niet lukt. Vervolgens speelt hij om dezelfde reden Rh en b -(72)- en heeft daarmee 6 slagen. Zijn doorslag is nu met Sa b achter te blijven -(82)- en speelt daartoe K 2 -(81)-, verkiest dus de kans op 2 te kort boven de zekerheid van 1 te weinig (bij het eerst uitspelen van S aas) tegenover de kans om er te komen (wellicht heeft V R a of renonce Ren wordt dan H a niet gemaakt, terwille van de kans op dit laatste was het ook het beste eerst voor de rentrant in B te zorgen. H6 vóór Sv was toch geen bepaalde fout geweest: mogelijk heeft A geen K meer, maar de kans daarop is klein). Hoewel zijn plan dus eerst was meerdere slagen door de H te maken, verandert hij dit en hoopt nu op de S-vork -(87)-. V maakt 5 slagen en A gooit na de H8 zijn S weg -(115)-, zoodat V vanzelf In R uitkomt en L„2 down" is. Had A Sv genomen, dan was dit geen bepaalde fout geweest. Toevallig zou L dan zelfs „3 down" zijn. BIJ H TROEF had B altijd 3 aan trek gehaald, als A niet 70 gauw K speelt, zelfs 4. B tracht dan alvorens troef te spelen -(122),— tenzij de a er al uit Is — een K op S weg te werken -(80)-, door S10 voor te spelen (wel zal de h niet worden gevangen -<59)-, maar B kan alleen door de 10 te spelen z.m. 2 maal achter- een snijden). Had B ook zonder het wegwerken van IK 4 aan trek kunnen halen, dan moet hij toch voor alle zekerheid eerst troef slaan -(123)-. Kon hij uit het bieden opmaken, dat bijv. A wellicht renonce K en V renonce R zal hebben, dan zou hij door niet troefspelen de kans loopen meerdere slagen te missen (wrik bij V en A) zoodat hij ook dan beter doet met toch maar eerst troef te slaan -(123)-. Met a 4e van troef en wetende dat de kracht in 't algemeen bij L zit en niet gesteund wordt door B(deze heeft de Sa overgenomen) mag hij aannemen, dat de K-kracht voornamelijk over B en V verdeeld zal zijn en Is het niet fout (in dit bijzonder geval!!) wanneer hij als 1° kaart K 7 kiest en dus „zijn korte kleur speelt" -(58>; zoo zou ook B bij K troef (omdat L Sa heeft geannonceerd!!) metS 10 mogen uitkomen -(57)-. 5 3 V a 10 b 3 7 3 2 a v io •• ^ B ^ b 8 4 8 7 6 v ? A 10 9 4 2 1 b v 9 2 10 9 8 5 ^ L ^ a 7 6 h h h , n 9 ï 8 4 7:3 BIEDEN: (L): ISa -(1)-, x, 2R -(14)-, x.. 2 Sa,— L had op 2R moeten passen -(19)-, in welk geval V 2H had kunnen bieden -(20)- (als L met 2R „uit is" MOET hij het zelfs doen -(34)- ): A zal wel wat steun hebben, anders zou L de 2R niet laten -(46)- of hij zal toch overboden worden; om reeds dadelijk H te annonceeren mist hij „eenig bijspel" -(2)-. Dit „alsnog annonceeren" is van veel belang -(20)-; als partner van den annonceur moet ge echter niet vergeten, dat het op geringe kracht wijst. Is Uw tegenpartij op doubleeren belust dan moet ge er voorzichtig mee zijn. B past na 2 Sa omdat hij in 3 kleuren steunt en dus de H goed bij L mag veronderstellen. 71 72 SPELEN: V met S 10 na eenig nadenken-(95)-. A neemt met a en speelt naar het zwak -(106)-deHbvóór(wat„ertusschen zit" moet z.m. ook gevangen worden; dit zou niet gebeuren, wanneer hij de 8 of de 4 speelde; hij hoopt dus dat hij tot snijden -(59)- zal hebben bijgedragen -(79)-, zoodat V en A 6 slagen maken en L 1-down is. Had V zijn vork niet achtergehouden -(97)-, dan was L met Hh aan slag gekomen en had dan eerst de K moeten spelen -(82)- (probeert hij eerst de R te slaan -(85)-, dan mist hij de Rv, Sa en nog 4H, omdat hij geen onmiddellijke rentrant heeft om dan nog eerst de K te maken): a, daarna met Rh naar eigen hand en de rest van de K, zoo heeft hij tenminste zeker zijn 2 aan trek en als de R verdeeld zit zelfs klein slem. BIJ R TROEF: A met S 6-(100)-, B zal dan eerst Ra spelen, dan Ka en Rh -(119)-, waarna hij op de K 2H en 2S wegwerkt -(80)-; hij haalt dus 5 aan trek. Had V zijn H alsnog geannonceerd, dan was A met Sb uitgekomen -(99)- en B had 1 slag minder gemaakt -(20)- (de 4S gaan nu op de K weg). (A kan éérst Sa spelen, maar daar is geen enkele bijzondere reden voor, toevallig had B dan maar 3 aan trek gehaald). 73 b 10 7 ! 7 3 4 3 3 2 _ 9 4 2 B ^ a h 10 8 3 9 8 5 0 4 2' ,ahl0 96 v v 5 2 a 7 ^ L ^ 10 6 4 ^ h K h " v n b b V 6 7 8 b 6 BIEDEN:(L):Sa,—.Ditisten onrechte geannonceerd -(1)-. Dat V paste was goed -(8)-, als B 2K zou zeggen en daar was verder op gepast, dan had hij nog 2R kunnen bieden -(23)of toch passen in de veronderstelling dat geen 5 aan trek zal worden gehaald in de K, wel misschien 4 in H of S, wanneer de tegenpartij daarnaar overgaat. B had 2S moeten bieden -(13)-. A zou wel graag V inlichten over zijn H, maar vooral vóór de Sa -(46)- is zijn spel te zwak om te annonceeren. -(2)- Was V met bieden begonnen en hadden er 3 gepast, dan zou L 3K moeten annonceeren -(6)- (zeer toevallig heeft B daarvoor niets bij en zouden zij niet gehaald' zijn). Was V of 74 A „na 3 x gepast" aan bod gekomen dan hadden zij moeten passen -(6)-. SPELEN: V heeft als rentrant Sa kan dus probeeren de R te slaan-(89)-(speelt hij na de a de h, dan moet A de v er onder gooien -(78)-) of hij speelt er de 10 van uit -(96)-, waarop A de v bijspeelt (V wil blijkbaar de hooge weg hebben -(77)-) en nakomt. Op de 2 laatste gooit hij eerst een K,'daarna een S weg -(115)-. V zal dus in H (met het hoogste) na komen, tenzij L Sv en b heeft weggegooid, in welk geval hij eerst zijn Sa zal maken -(47)-. Had A in plaats van S4 Sv gehad, dan had hij toch voor alle.zekerheid eerst K2 en dan S6 weg moeten gooien (doorslag == H a en h -(117)-). Was Ha en h niet de doorslag geweest, dan had hij eerst de H3 na eenig nadenken moeten weggooien-(116)-. L gooit eerst Sb weg dan K6, de derde maal heeft ook hij gezien dat A H vraagt, hij speelt dus K bij en wel de b (kan geen kwaad, terwijl mogelijk K10 nog al s rentrant kan dienen, dit moet ge onder zulke omstandigheden altijd doen: „men kan nooit weten"). Resultaat: L „2down" had hij Sb en v weggegooid: 3 down, had hij renonce H gemaakt: „5 down". B SPEELT 2 S: Speelt A zijn korte kleur -(54)-, terwijl hij iets beters n.I. Hh heeft -(98)-, dan komt L aan slag en B speeltSh na. V zou dan K nakomen, waarop B, na eerst de troef te slaan, 4 kaarten weg kan werken -(80)- en dus 4 aan trek haalt, zelfs als V voor de K te spelen zijn Ra en h binnen haalde. Speelt A goed, dan maakt hij Hh, daarna Ha en dan R2, beide, omdat hij ziet, dat B op de K zou kunnen wegwer- 75 ken en het dus zaak is te maken wat men maken kan -(130)-: hoewel hij ziet, dat L 2 korte kleuren heeft mag hij nu om dezelfde reden geen troef spelen -(125)- (wat het zwaarste is moet het zwaarste wegen): B heeft wellicht de aas en slaat dan alle troeven er uit (hij heeft er toch minstens 4 en V dus hoogstens 3 -(46)-), waarop het wegwerken begint. Resultaat: B haalt 2 aan trek. BIJ R TROEF: B met K 10 uitkomen -(57)-. t BIJ H TROEF: L met Kv. In beide gevallen moet L zijn S vrijspelen, voordat het te laat is -(75)-. Had L Ka,h, niet gehad, dan had hij met Sh uit moeten komen -(101)-. Wanneer V speelde en A, die dan „Blinde" zou zijn had bijv. de a van H niet en zou met H3 uitkomen, dan doet ge beter als 2e hand met Uw Hv achter de vork van h 10 te blijven en haar dus niet te gooien -(135.)- Komt A met H 10 uit, dan wèl -(109)- -(131)-. 76 9 9 ,0 10 6.76 5 5 3 5 * 10 8 4 £ ^ 2 a 10 8 6 • „ h b 3 V 4 A b 2 V 8 6 4 P 9 ^ L ^ 7 4 3 2 h a a v V ï h 7 9 V 7 3 8 ♦ BIEDEN: (L): 2 Sa, —. L heeft onnoodig baldadig geboden, had hij 1 gezegd -(!)-, dan was door B 2H geannonceerd -(13)-, zelfs nu had B beter gedaan 3H te bieden -(13)-. SPELEN: V met K 2 -(92)-, waarop A Kh en b na: L haalt maar 1 aan trek. Was A zoo dom geweest om als A te willen snijden en had hij dus de b gespeeld (ligt de v bij B, dan zou de b van A geen snijden zijn -(66)-), dan haalt L minstens klein slem!! -(65)-. Wil hij bovendien de Kh dan nog gedekt houden en gooit hij daartoe zijn R weg -(134)-, dan haalt L .zelfs groot slem. Komt A met zijn K 3 na, dan haalt L 4 aan 77 trek! -(67)-, speelt V geen K door dan zelfs 51 Had A b 2e gehad en was de h uit B bijge- speeld, dan had hij Kb er onder moeten gooien: komt hij nog eens aan slag, dan zou L (bij v 3e van begin af) de b laten loopen en aldus voorkomen, dat V de rest van zijn K maakt -(68)- (tenzij natuurlijk V nog een rentrant heeft). BIJ H TROEF: zal A het beste doen met maar H te spelen -(103)-: B haalt altijd 5 aan trek. — Had L in plaats van zijn 2K 2S er bij gehad en 3 kleine H, terwijl B van H a, h 5e, dan zou L (S troef) één maal H moeten spelen en laten loopen, de kans is dan groot dat hij de 4 andere H zal maken -(71)-: op de 4e en 5e werkt hij dan zijn 2 lage R weg -(80)- en haalt klein slem. 78 V h b a b 5 4 7 8 3 3 * ^ a v 10 9 - ^ B ^ 7 ^ •f- v 9 2 — 876 -I» V T A a 8 7 6 5 2 ^ 4- "5^ L ^9863 >• a h v h b Ö 3 10 10 4 10 2 BIEDEN: (A): x, ISa -(!)-, 2H, 2Sa, x, x,.. x. „A: x " wilde voor V nog niet zeggen, dat A minder dan het gemiddelde heeft -(7)-.- Na de 2 Sa van B -(16)- kan V nagaan, dat A niets heeft, ook dat hij bij H troef in K of S, misschien wel in beide „uit eigen hand" zal moeten spelen en dus nooit 3H zal kunnen halen -(46)-, hoewel zijn spel onder andere omstandigheden dat bod volkomen gemotiveerd had -(24)-. Had V toch 3H geboden en B bijv. in plaats van S4 de H3 gehad, dan was 3Sa gemotiveerd geweest; stonden B en L ver achter, dan had B moeten doubleeren -(32)-. Had V in plaats van zijn K, H 7 5 3 er bij gehad en was zijn 3H gedou- 79 bleerd, dan had hij niet mogen redoubleeren -(31)- (L had dan hoogstwaarschijnlijk 3 Sa geboden en gehaald, terwijl V zijn 3H zou hebben gewonnen). Had V slechts 5H gehad, dan zou zijn bod van 3H niet anders kunnen zijn bedoeld dan als een opdrijven, wat hem vele strafpunten had gekost -(33)-. Dit is tegenover een partij, die ver achter staat en dus eerder van de mogelijkheid tot doubleeren gebruik zal maken nog gevaarlijker dan anders -(33)-. Bovendien geeft ge Uw partner, die steeds op Uw bod moet kunnen vertrouwen, door opdrijven een onjuist denkbeeld van Uw spel, met dat resultaat, dat hij een volgende maal moet twijfelen aan de gegrondheid van Uw annonce -(33)-. SPELEN: V met H 10 -(96)-, B neemt met b (anders zou hij ontblooten en niet meer zeker 2 slagen in de H maken -(112)-); B met R3, dit is het belangrijkste: er worden 3'slagen vrij gespeeld. V zal nu Ha spelen en daarna een kleine. B: R 4, L Rb en 10 na, door B over te nemen, die R9 naspeelt, L gooit op de 3eH en de4eR, K4en 10 weg (hij verwacht Sh bij V en hoopt dus op de S -(115)-; te meer omdat hij de K niet mag snijden -(62)-), V heeft 3 kaarten moeten weggooien, hij heeft 2 slagen gemaakt, moet dus trachten er nog 3 te maken, wat lukt als hij aan slag mocht komen en dan nog 2H maakt Hij gooit dus zeker 2H weg en daarna nog een H,omdat de Kv nog alleen maar remmende werking kan uitoefenen (L heeft K10 weggegooid -(47)-) en de Sh zal bijna zeker niet als rentrant kunnen dienen, maar misschien nog wel om iets van A vrij te maken -(115)-. B speelt nu 80 K3 en L Sv na waarop V de h moet gooien -(131)- (had hij h3e gehad en B a2e, dan de h natuurlijk niet gooien -(132)-) L maakt nu 4 aan trek.(A behoudt natuurlijk zijn S met het oog op de 9 -(133)-; deze heeft op de H K weggegooid). Had B bijv. K gespeeld (L dus „Blinde") en was door V niets geboden, dan had A na eenig nadenken S9 kunnen spelen -(102)-. Toch is het in zoo'n geval dikwijls beter maar met troef uit te komen -(103)-. 81 ♦ *. a h h b 6 9 8 2 3 4 8 ^ B ^5 V 9 5 3 v 7 4 _ 5 2 i V Q A a82 v vb 10 754 a v b 10 7 6 ^ L ^ 2 3 h ! 10 b 6 5 6 " S. 3 4 8 ♦ BIEDEN: (B): ISa -(1)-, x, 2H, 2S, x, 3K. A past terecht, eerstens omdat het Ris -(8)- en ten tweede, omdat hij niet voldoende bij heeft -(2)-. L biedt op 2 kleuren -(15)- V terecht 2S -(2>; B x omdat hij met S goed tegenzit -(21)- en niet weet of L2H uit nood heeft geboden. Vóór Sa en zonder steun van A, die niet veel zal hebben -(46)- mag V geen 3 bieden -(24)-. B laat de K, omdat hij die beter steunt -(27)-. Was L met 3K of A met 3R uit geweest, dan had A 3R moeten bieden -(34)-, die B had gedoubleerd -(30)-, of met 3H overboden. Was 3R niet uit, dan had B in geen geval mogen doubleeren -(29)-. Aangezien de Sa indirect overboden 6 82 is -(45)-, zou L na 3S 4K mogen bieden (door ongelukkig zitten zou hij „1 down" zijn als V goed speelt). Was de Sa direct overboden (m.a.w. zaten A en V anders om met hun kaarten -(45)-). dan had L géén 4 mogen bieden (was dan ook 2-down geweest). SPELEN: V met Sa, daarna Sv; A speelt Rv na in de hoop nog een troef te maken als V Ra heeft (K heeft geen zin: die zullen op de R toch wel afzonderlijk worden gemaakt, zooveel R kan L niet hebben). V: Sb na. Had B de S 10 gehad in plaats van de 9 dan had V S6 na moeten spelen-(74)-; L Kh voor en b na. Hij mag nu de K niet door A snijden: zit v bij V, dan mist hij misschien nog een S -(62)-. L haalt dus juist 3 aan trek. Had V H8 voorgespeeld, dan wasHveringeloopen-(50)(L zou dan Hb moeten zetten: zijn doorslag is dat Hv en Kv goed zitten, maar dan moet hij zonder troefspelen aan eigen hand kunnen komen voor de rest van de H en daarom Hb spelen -(83)-; voor A: -(132)-). L had dan de Kh voorgespeeld en dan Kb; de Rh en 9 gaan op de 2H weg en hij speelt de S uit eigen hand, zoodat hij klein slem zou maken» Had B maar 3k gehad, dan had L de troef niet mogen snijden: gevaar voor wrik: V geen H en A 1 of geen S -(62)-. R TROEF: L met R6 -(103)-: A haalt maar 1 aan trek; L met S5(z.g. door de kracht -(105)-) dan haalt A meer aan trek -(51)-: V zou dan n.1. met Sa moeten nemen en R2 na spelen: B neemt met h -(112)- en zal troef naspelen met het oog op de H(A speelt dan Sv voor en troeft alleen als B de h gooit -(70)- anders de K weg; met de R8 als rentrant mist 83 hij dan IR en 2 in H of K zoodat hij 4 aan trek haalt Iaat B de S 2 x loopen, dan gooit A 2K weg -(80)- en kan de R8 op H-renonce maken, zoodat hij zelfs 5 aan trek zou halen). Speelde B Sh na, dan haalt A 5 aan trek -(74)-. BIJ SA: A met Rv -(91)- -(93)- (hij heeft alleen S2 en in de R werkelijk iets goeds, anders had hij toch S2 moeten spelen -(90)-; heeft hij bijv. maar 4R en komt hij daar toch in uit, dan slaat hij V zijn rentrant uit handen en komt er noch van de R, noch van de S voldoende terecht; had B de S 10 gehad en V de S8, dan was het ook beter uitgekomen, nu maakt de uitkomst met R toevallig geen verschil; had hij in R bijv. h, 10, 8, 7, 5, 4 gehad, dan inviteeren met R4 -(92)-). 84 a rj 3 h 3 8- I h . «. b 5 5 8 10 3 6 7 5 3 ? B ^ v 10 6 9 6 3 „ v 7 4 > V 7 A hvb94 1 10 862 _± t> i 4" 4 2 h 9 8 7 V 4 5 10 3 9 2 2 8 7 4 ♦ BIEDEN: (V): IR, ISa, x, 2S, IR kan er net bij door -(2)-, 1 Sa was goed -(1)-, 2S ook -(13)-, evenzoo het daarop passen van B -(19)-. SPELEN: V met Rh -(101)-, L speelt R na: misschien kan hij van zijn dubbele renonce proflteeren. V eerst Sa -(124)-, dan H3 of K3-(104)-(bovendien-(126)-), L neemt in het laatste geval met a -(60)-: kan later nog snijden en misschien zit Kv wel sec bij A, ook kan men nooit weten of A later niet genoodzaakt zal zijn in K uit te komen. L slaat eerst troet -(119)- en zal dan de K snijden: zit de v verkeerd, dan heeft 85 hij toch 4 aan trek -(83)-: de 3e H gaat op de K weg -(80)-. Was L zoo dom geweest om 3 x H te spelen, dan zou A met Hv aan slag komen (door dit toeval zou die fout geen nadeelige gevolgen hebben) en dan óf K óf R na moeten spelen. Hij kan nagaan, dat ook L renonce heeft (A heeft er bijna zeker 5 gehad -(46)-), maar speelt hij K, dan ziet hij dat het zeker verkeerd is, dus moet hij R spelen -(128)-, wat in dit geval geen verschil zou maken, omdat hij L daarmede natuurlijk toch het voordeel bezorgt van uit één hand (B) te troeven en uit de andere een waardelooze (K) weg te gooien; maar dat weet men vaak niet of niet zoo gauw bij het einde van een spel. Soms is dit wel het geval, zooals uit het volgende blijkt: L had nog Hh en R9 6; V: K6, Rb en Sv; B: Kv 10 en H9; A: Kh 7 en S5. H troef en V is aan slag; niet anders wetend, dan dat L geen K heeft moet V Sv spelen: heeft L nog één S, dan verliest hij zoowel bij het uitspelen van Rb als van Sv nog een slag, In DIT geval ALLEEN bij het uitspelen van Sv -{128)- ook -(79)-. Dit is eigenlijk een geval voor meergevorderden. BIJ SA had B 2 aan trek gehaald -(19)-. Na de fout van 2 x H spelen, zou de eenige redding van L zijn, dat hij A aan slag brengt met de 3e H -(81)-. 86 « v , h 4 3 6 4 2 2 2 a 7 5 ^ B ^ 10 8 6 3 10 0 3 9 8 7 v V S A h b 9 8/V ^ 10 3 2 9 7 6 ^ L /A 10 8 , h a h . a v 6 f b b 5 5 3 BIEDEN: (L): ISa, SPELEN: V met R4 -(92)-. L speelt de v bij -(1Ó9)-, anders wordt deze toch gemist, terwijl hij nu veel kans heeft 2 slagen in de R te maken; daarna zal hij het eerst zijn K vrij spelen, omdat hij er 8 van heeft -(69)- -(86)-. A met Ka aan slag speelt R na. Het bijspelen van K 10 wekt bij L het vermoeden, dat V er niet meer heeft -(47)-,v daarom -(87)- zal L de Hb voorspelen (in de hoop dat hij niet genomen wordt) -(82)-; had L 2S geannonceerd, dan was hetbeter geweest de Hb niet te spelen en maar tevreden te zijn met 2 aan trek. V 87 moet hem nemen: eerstens is hij dan zelf aan slag -(113)-, maar bovendien al denkt hij dat A wellicht h of v heeft, wanneer hij zijn R daarop uitspeelt, haalt L maar 1 aan trek -(82)(anders 3!). Had V zijn R niet gehad maar lagen erbij B verscheiden vrije slagen en bijv. de Hh. dan had V eveneens Ha moeten spelen, indien B overigens geen rentrant heeft-(114)-; was er géén reden tot nemen dan laten loopen -(107)-(110)-; was H troef geweest dan had V hem nog eerder laten loopen, omdat de kans dan zooveel grooter Is, dat h of v sec zit bij A -(111)-. Maakt L eerst zijn S, dan heeft hij zeker 2 aan trek (en moet dan ook zoo spelen als hij daarmee uit is -(82)-), maar dan zal hij, aangezien V reeds veel heeft weggegooid, zijn Hb zeker onder de a zien vallen. A bewaart natuurlijk zijn R om V event. aan slag te kunnen brengen -(115)-. 88 ♦ 4 b . h b v 10 v 8 9 6 2 6 6 h 3 5? Ë ^ a v 9 7 4 9532 ahv \ V Q A b 7 3 8 5 2 b 9 5 4 ^ L ^ 7 2 6 10 3 J 8 10 10 5 8 4 4 3 4 ♦ BIEDEN: (A): 1H -(2)-, IS, x, X„ . 2H, 2S, L had geen 2S mogen bieden -(2)-, tenzij A met 2H uit is -<34)-. SPELEN: V met Hh -(99)-, daarna H3. A weet nu, dat L en V beide renonce hebben, daarom moet hij eerst zijn K spelen; trok hij door dan gooit L 2K weg en V maakt 1 troef op de 4e H, zoodat L3H, IS en IK mist en daarmee aan zijn contract voldoet, misschien wel den robber er mee wint. Had A eerst zijn K binnengehaald, dan was L„l down"geweest -(129)-. Had V bijv. Ka, h gehad, dan had hij deze moeten 89 uitspelen, alvorens de H3 te spelen -(129)-. (hij kan nagaan dat L waarschijnlijk 2H zal hebben -(46)-). Bij de H3 moet L als uitzondering op den regel -(107)- Hb of 10 uit B bijspelen -(108)-. 90 ♦ „ 7 a v 6 ,0 b 4 10 2 8 4 8 3 2 ^ B V h v b 10 7 4 10 5 3 m a 9 8 h 7 6 5 - 1 ^ L ^ 8 5 3 2 „ h v ah a n v b 9 9 b > l < ♦ BIEDEN: (A): 1H -(3)-, IS, X, 2S, 3H, 3S, B kan geen 3S annonceeren, verhoogt daarom, zonder dat L overboden Is, omdat hij behoorlijk steunt en vreest voor 3H -(12)-. Was nog 4H geboden, dan zou L doubleeren, maar B zeker 4S mogen bieden -(26)- en -(32)-. Had B nog een H in plaats van Sv, dan had hij in dit geval geen 4S mogen bieden -(26)-. Was L onder DEZE omstandigheden met bieden begonnen en had B niet tot 2 verhoogd (wat beter was geweest, wanneer hij bijv. in plaats van Sv, Hh had gehad -(9)-), terwijl L (dus geheel uit eigen hand) 3S had geboden' dan had B wél 4 mogen zeggen, zelfs wanneer hij v, 4 van S 91 had en bijv. de Ka er bij -(25)-. A had zonder steun van V geen 3H mogen zeggen -(41)-, vooral niet nu hij de troef aas mist. Had V 2H geboden, dan waren zijn 4S een sterk punt geweest en had hij zelfs tot 4 mogen bieden -(40)-. V past terecht: hij heeft niets bij -(3)- en zijn R is niet sterk genoeg om na IS 3R te bieden-(4)-, zelfs niet om 2 te annonceeren, gesteld dat vóór hem nog niet geboden was -(4)-. SPELEN: V met H8 -(99)-. L ziet, dat hij zeker 4 aan trek haalt -(83)-, tracht dus meer te maken -(86)-, waartoe hij de R zal trachten te snijden, maar ook de K2 vrij te spelen -(69)-, ten einde daarop zijn H9 weg te werken -(80)-. L speelt dus Kh na, die door A genomen moet worden, terwijl deze dan allicht S na speelt met het oog op de ééne H bij B -(124)-, wat volstrekt niet fout zou zijn: L haalt dan klein slem (eerst troefspelen -(119)- de 4e maal aan eigen hand komen en dan Rv voorslaan. Had hij de Heerst wegge werkt en met zijn laatste troef op H renonce aan eigen hand gekomen en dan pas de R geprobeerd, dan was dit fout geweest -(85)-: zit de Rh bij A, dan mist hij nog de noodige H slagen -(62)-. BIJ 3H GEDOUBLEERD: L met Ha, daarna H9 -(103)-. In dit bijzondere geval was Sh beslist fout geweest-(98)-. Men moet het zekere voor het onzekere nemen: L doubleert op bijspel; de eenige manier, waarop A zijn 3H kan halen, is (het zeer bijzondere geval dat hij 9 of meer troeven heeft met h en v uitgezonderd: dan had hij wel meer H ineens geboden -(46)-), dat hij troeven van V afzonderlijk kan maken. Resultaat resp. „2 down" of 3 aan trek en daarmede 92 de manche of robber (resp. een verlies van 200 —8 x 8 = 136 tegen een winst van 6 x 8 4- 8 x 8 4- 50 4- 100 = 262 of — als het om den robber gaat — 412!!) Nu heeft A niets aan de R van V (ook niet wanneer V er h v b in bad gehad: -(44)-). Had hij 2R in plaats van de 2 kleine K, dan miste hij alleen een rentrant-gelegenheid: zijn troeven maakt hij toch -(48)-; heeft L bijv. nog 2 troeven en zitten nog 2 troeven bij V, dan alleen zou L nog voordeel van zijn renonce kunnen hebben door een troef daarop te maken, die hij anders onder een troef van V zou verspelen -(48)-. Had V de Ra, dan zou A daarop IK of IS kunnen wegwerken -(48)-. A zeil zal natuurlijk niet dadelijk troef slaan -(120)-. Kon hij zijn doel bereiken ook zonder troeven afzonderlijk te maken, terwijl hij door niet troef slaan, riskeert dat hij down is (B overtroeft V en maakt daarna met L zelf hun troeven afzonderlijk), dan toch troefslaan -(121)-. 93 ♦ 9 v . 9 4 j ' ' 6 ^ B ^5 v 7 4 a b 4 8653 V 11 A ahvblO 11 953 b 10 6 4 ^ L ^ 7 5 2 a a 10 h 2 2 3 BIEDEN: (V): IR, 1H, x, IS, B had geen H mogen bieden -(2)-; L geen S -(22)-: hij steunt daarvoor de H te goed. V past zeer terecht, onder andere omstandigheden was 2R -(2)-, hoewel zonder steun van A-(46)-, door zijn 5 hon. op één hand niet fout geweest; nu kan hij niets beters doen dan hopen, dan B niet met 2H overneemt (21). Was L begonnen met S, dan had B, indien L niet overboden was, voor een moeielijk geval gestaan: Overnemen of niet? Behoefde hij daarvoor niet éen méér te bieden -(10)-, dan zeker overnemen; nu is het twijfelachtig -(11)en zal de overweging wie beter speelt den doorslag moeten 94 geven: is L de beste, dan maar passen -(11)-, is B beter, dan overnemen -(11)-, zijn zij even góed, dan ook overnemen -(11)-. SPELEN: V met Rh -(98)-, daarna a. L maakt zijn plan -(86)- en ziet, dat hij alleen 4 aan trek1 kan halen door troef te slaan -(119)- (er is geen reden om het niet te doen) endan de H te slaan -(63)-; zitten deze verdeeld, dan gaat het goed. Zoover gekomen dat hij Hh speelt, gooit V K4 na even nadenken weg -(118)-(hij spaart zijn troef en aan die K heeft hij toch niets). Velen zouden nu op de plaats van LH doorspelen: hij heeft reeds spijt gehad, dat hij de H niet gelaten heeft en was teleurgesteld dat B maar IS had en nu weer de tegenvaller met de ongelijke verdeeling van de H — alle redenen om hem tot nonchalant spelen te brengen -(88)-. Hij kan nagaan, dat V Ka zal hebben -(46)-, speelt hij dus H door, dan komt A aan siag, die c.q. na Sb K zal uitspelen en daarmee V aan siag brengen, die c. q. na Sb de rest van de slagen met R maakt (hij heeft er toch zeker 5 gehad -(46)-, dus gooit hij event. zijn 4e K op de Sb van A weg), waardoor L 1-down is, terwijl hij anders 1 aan trek haalt, wat het belangrijkste voor hem werd, toen de kans was verkeken op 4 aan trek -(88)-. Had L 2S geboden, dan had hij door bezonnenheid zijn verlies tenminste tot 1-down beperkt, onder deze laatste omstandigheid wordt ZEER VAAK tegen -(88)gezondigd! Was V met H6 uitgekomen (z.g. door de kracht! -(105)-), dan had hij L 4 aan trek bezorgd» -(50)- -(52)- -(53)-!! — De korte kleur (R) is het zwakke punt van L's spel -(42)-; was 95 zulks in den loop van het spel te pas gekomen ( B aan slag), dan moet L daarom vermijden zelf R te spelen -(55)-. BIJ H TROEF: A met R9 -(99)-; V zal dan bijv. met H6 nakomen (toevallig scheelt hem dit een slag). B ziet, dat hij altijd 4 aan trek haalt -(83)- en tracht nu klein slem te halen -(86)- door de K 2-maaI vanuit L te spelen. Kwam hij, met Kh uit om de v vrij te spelen, dan zou hij onnoodig offeren -(73)-. Had ge zelf als L de Ka en miste B de h, dan is de eenige manier om 2 slagen in de K te maken, het uitspelen van een kleine uit de eigen hand -(73)-(niet eerst de a, want dan zou de v zeker pas bij de 3e maal spelen gemaakt kunnen worden en dan Is er meer kans op renonce; speelt ge de v vanuit B dan zal daar de h op vallen -(131)en ge mist 2K op b en 10, of de h maakt den slag — bij V zittend). De S8 speelt hij vrij -(70)- door na Sa de S3 af te troeven. Laat V de K 2 maal loopen (wat niet waarschijnlijk is), dan haalt B klein, slem, anders 5 aan trek. 96 h a v b ' s » 6 3 3 6 5 b 8 4 ^ B ^ 7 3 1 5 sr\ hvb97642 V 9 A h 4 3 7 a h v 10 8 3 ^ L ^ 7 2 a a v 10 9 10 9 ■ l ' 5 2 4 ♦ BIEDEN:(A): 2K,2H -(5)-, 2S,.. X,. .3K, 3R,.. x,. .3H—. A mag rekenen op 7 vaste slagen, had dan ook beter gedaan ineens 3K te bieden -(4)-. L had dan of moeten passen óf zijn sterkste kleur noemen, in welk geval 3R was gespeeld. B maakt zeer terecht van 3R 3H: in H zijt ge met 1 trek minder uit, en hij steunt beide ongeveer even sterk -(27)-. V mag geen 3S bieden -(24)-: hij weet dat A niets heeft dan K -(46)- en mist hij daarvan de aas, dan heeft V er wellicht niets aan (zooals ook zou blijken: V haalt maar IS -(44)-). SPELEN: V met Sh -(98)-, daarna a, waarop K5 geen kwaad meer kan: L haalt 4 aan trek, wat ook in R was ge- ♦ 4 97 beurd -(43)-, maar dan had hij de manche niet gehad. Speelt V iets anders dan altijd 5 aan trek(1S gaat op Ka weg). Men ziet hier duidelijk het groote voordeel om een h van a, h ais eerste kaart te kiezen: zelfs nu zij door partner zijn geannonceerd was K hier niet goed geweest -(56)- -(54)-. BIJ K TROEF: L met Ra, dan Ha en nog eens H (hij moet trachten een derde slag te maken voordat op de S kan worden weggewerkt) -(83)- -(130)- -(79)-; resultaat: A mist nog IK, zoodat hij maar 3 aan trek haalt. Had L S9 gespeeld (z.g. door de krachtl -(105)-), of op aas 6e in R geïnviteerd, dan had A resp. 4 en 5 aan trek gehaald, wanneer hij dadelijk S doorslaat -(122)- (hiermee kan hij winnen, speelt hij eerst troef, dan moet hij aannemen dat de aas dadelijk gemaakt wordt gevolgd door 2H en IR; de 4eS moet door B getroefd worden, omdat deze gemerkt heeft, dat L geen K bezit.) BIJ S TROEF: moet B S5 spelen -(103)-, omdat de kans groot is, dat A spoedig renonce heeft in H of R (zonder a, 10 heeft hij hoogstwaarschijnlijk 8K en dus maar 5 andere kaarten -(46)-). Naar aanleiding van -(79)- nog het volgende overzicht: Bij Sa kan het aantal te maken slagen alleen vermeerderen door „snijden", „vrijspelen" en „aan slag brengen" (laten); bij een troefspel BOVENDIEN door het ZEER BELANGRIJKE „afzonderlijk troeven" en „wegwerken". Als tegenspeler is dus voor U van groot belang zoo spoedig mogelijk te weten, tegen wélke van die twee speelwijzen Uw tactiek ge- 7 98 richt moet zijn: tégen de ééne toch moet ge troefspelen, tegen de andere juist niet, omdat ge dan waarschijnlijk van slag afraakt en het wegwerken het veiligste kan worden toegepast, wanneer de tegenspelers geen troef meer hebben. Somtijds is de gedragslijn, welke ge te volgen hebt, reeds uit het bieden af te leiden: is L gesteund, dan is dadelijk troefspelen vaak het beste; is Zijn bod overgenomen, dan „binnenhalen"(dit slechts in het algemeen). Nooit moógt ge dus verzuimen van iedere aanwijzing, die het bieden, de kaarten van B (daarom is het op zich zelf voordeelig als V eerst aan slag te blijven) of de gang van het spel U verschaft aangaande één van beide mogelijkheden, zoo spoedig mogelijk gebruik te maken. — Is er voor beide gevaar, dan eerst binnenhalen. 99 ♦ v a 8 v a 7 h 3 8 ,0 9 2 4 a h b 9 6 V B ^ 5 4 1 " 7 3 2 5 V ]3 A 8 ^ b 7 5 3 2 "84^ L ^ 10 6 5 3 2 a ' K v v b 10 '° 9 b 9 6 6 7 I 4 BIEDEN:(L): IK -(3)-,IH -<2(-, 2K, x, x,.. 2H,.. x, x,.. 3K, B paste na 2H, omdat hij meende beter tegen te kunnen spelen -(21)-, hij achtte de kans gering met K 5 aan trek te halen; waren zij met 3K ol V met 2H uit geweest, dan had B 3K moeten zeggen -(34)-, L vreesde voor de H -(35)- en leidde uit het het even nadenken van B af, dat deze wel iets bij heeft: eigenlijk mag L geen 3K bieden -(24)-. SPELEN: V met Hh -(98)-, daarna een kleine K, met Kh weer aan slag de S4. Had V de. fout gemaakt om zijn korte kleur te spelen, dan was de Rb onder de v gevallen of de 9 was gemaakt -(50)-, was hij met Ha nagekomen, dan had hij 100 de v vrij gespeeld -(74)-; door beide feuten was de robber gehaald door L, die natuurlijk door uit eigen hand Sv te spelen moet trachten geen schoppenslag te missen en wiens plan -(86)- verder gericht moest zijn op het wegwerken van zijn derde S.wat hij natuurlijk had getracht door met 3 x R te slaan de b te vangen, wat niet was gelukt. (Hij mag zelf nooit probeeren met R9 te snijden). Door een van de genoemde fouten zou S7 resp. op Hv of op Rh worden weggewerkt -(80)-. L Slaat zoo spoedig mogelijk alle troeven er uit -(119)-. Probeerde hij bij uitkomen van V met R8 éérst de S, dan zou hij met dit onderdeel van den doorslag te vroeg zijn: zit Sh bij A, dan zou V nog een K op zijn R-renonce maken-(84)-en-(62)-. In ge val 2 H was gespeeld, had B Rh vóór moeten spelen. -(98)- (uitkomst met a zou beteekenen: „ik heb er nog 1 of geen meer van" en als de h volgde: „ik heb verder geen R"), daarna H2 met het oog op de eene K bij A -(124)-. Uitkomen met Kv zou 1 slag (=50 punten) schelen -(56)-, evenzoo Sa en S9 na -(51)- „Nooit korte kleur!" d.w.z. wanneer iets beters tedoen is, in casu Rh; zelfs nu met 5 troeven komen deze op andere wijze toch tot hun recht. Speelt V K en zou L daarmee aan slag móeten komen, dan speelt deze zijn Sv, zoodoende speelt hij zoowel naar het zwak -(106)- van A als naar een mogelijke rentrant van B -(126)-, die dan wel H zal spelen. Lagen in den Blinde(A) eenige vrije kaarten, waarop V zou kunnen wegwerken en had L een aas in een andere kleur, dan zou hij deze eerst moeien binnenhalen alvorens te trachten B aan slag te brengen -(127)-. 101 ♦ 4 a io J 10 9 2 4 67 "1 'f B ^ v 6 2 a h v b 6 3 mm 5 4 i V 14 A a93 hb 10 874 7 4 3^ L ^ V b h b v io 8 2 6 5 I 5 2 4 BIEDEN: (A): IR -(3)-,lH -(3)-, 2R, (verhóógt eerst om straks de K te noemen -(22)-, 2S (neemt eerst over om een volgend maal de H te verhoogen -(22)-), x, x, 3 K -(43)-, 3 H, X, X, .. x. V had wet 4K kunnen zeggen o.a. met het oog op de kans dat L 4H haalt en daarmee de manche of den robber wint -(35)-. Uit dit voorbeeld blijkt duidelijk -(22)- of men moet steunen of overnemen ten einde in 2 kleuren te kunnen bieden: had bijv. V eerst 2K gezegd, dan zou hij alleen door een bod van 3R zijn steun daarin te kennen kunnen geven, terwijl A in dat geval, wanneer hem de K beter mocht lijken, mogelijk 106 door heeft hij de kans een K van A vrij te spelen, wat dan ook het geval is met de 10, als B de h zet; speelt V de v niet, dan maakt L 5 K slagen -(131)-. L zal echter V aan slag laten met de v, wanneer B geen rentrant heeft: de tweede maal K spelende, is er veel kans, dat hij de 4 overige van B alle maakt -(71)-. Heeft B wel een rentrant, dan zal L de h zetten en a naspelen in de hoop, dat de 10 valt; valt deze niet dan zal hij de 3eK aftroeven, in de hoop daardoor de 4e en 5e vrij te spelen -(70)-. 107 E. REPETITIE-TABEL. - Eerst, wanneer ge niet meer dan bij hooge uitzondering zondigt tegen het hieronder aangestipte, zult ge hebben bereikt, dat ge kunt zeggen: „ik ken R. A. Bridge goed", dat het spel voor U veel aangenamer is geworden, dat ge kunt denken over „het derde deel" en dat ge een begeerde partner zijt geworden, omdat ge Uw medespeler niet meer vaak door Uw fouten dupeert. Hiervoor is practijk zeer zeker noodig, maar zonder theorie, welke toch niet meer dan enkele uren in beslag neemt, wanneer gij er U ernstig voor zet als ware het een studie, zult ge spoedig bemerken, dat het „al doende leert men" in deze een uiterst lange weg beduidt; het kan niet te nadrukkelijk worden verkondigd: GEEF U DE GERINGE MOEITE VAN EEN WEINIG DEGELIJKE EIGEN OEFENING EN GE ZULT EVEN VERBAASD ZIJN ALS VERHEUGD OVER DE SNELLE VORDERINGEN, DIE GE MAAKT. 4 beteekent: zie 4e voorbeeld; 4.4. beteekent: zie op 2 plaatsen in het 4e voorbeeld. Ook hier is het allengs aanstrepen van de reeds genoegzaam bekende gevallen van veel gemak. 108 Bieden. 1. „Een Sans atout" 1.2.3.4.5.6.7 2. Een kleur „eenig bijspel". .2.3. 6.6.7.9.9.11.11.13.15 3. „ „ meer of minder bijspel .. 10.10.13.14.14.15~ 4. Twee of meer ineens 10.10.12 5. Twee even sterke kleuren 12 6. Drie vóór U gepast 3.3 7. Eéns gepast zegt nog niet veel 5 8. Achter Sa eerder passen op R en K 1.3.6 9. Partner niet overboden: passen 10 10 „ „ „ overnemen gelijk aantal.... 11 11. „ „ „ „ één meer 11.11.11.11 12. „ „ „ verhoogen 3.10 13. Sa overnemen gewoon 1.1.3.4.4.7 14. „ „ 1 Hon 5e bij 1 kleur ongedekt 2 15. „ „ 2 kleuren 6 16. Overboden Sa: verhoogen 5 17. „ overbleden met 2-annonce 1 18. „ „ „ 3-annonce 1 19. Overgenomen Sa: bij voorkeur laten 1. 2.7.7 20. Alsnog annonceeren 2.2.2 21. Beter tegenzitten 6.11.13 22. Overnemen of steunen: 2 kleuren 11.14.14.14.15 23. Na Sa gepast, later alsnog K of R 3 24. De 3-annonce 5.6.12.13.15 25. Verhoogen van 3 tot 4: zelf steeds gepast 10 26. „ „ „ „ „ zelf tot 2 verhoogd 10.10 109 27. Kiezen tusschen partners kleuren 6.12 28. Niet doubleeren voor overloopen 1 29. Geen open doublet: zeer voorzichtig ...6.15 30. Open doublet 6.15 31. Niet redoubleeren voor overbieden 5 32. Uitzondering eigen spel boven doublet 5.10 33. Opdrijven verkeerd 5.5.5 34. Bieden op robber 2.6.9.13.15 35. Bieden schoon op robber 13, 14 Taxatie. 40. Als L eenige kleine kaarten troef tegenpartij: bij steunlO 41. „ „ „ „ „ „ „zonder steunlO 42. Korte kleur bij 5 troefk. zonder steun: zwak punt. ,11 43. Kracht van 2 kleuren: eerder 3-annonce 12,14,15 44. Eén k. of ren.: wellicht niets aan partners hocge 10.12 45. Waarde van direct of indirect overboden Sa 6 46. Verdeeling kaarten uit bieden.. 2.3.3.5.6.7.9.10.11.11 11.1212.14.14.15.15.15 47. „ „ uitspelen 3.5.8.14.15 48. Renonce bij L kan alleen voordeelig zijn als rentrant, hoogstzelden voor afzonderlijk maken 10.10.10 Spelen 50. Korte kleur tent: partners hooge vliegt er in 6.11.13.14 51. „ „ ,. hulp vrijspelen 6.13 110 52. „ „ „ eigen troef verzwakken 11 53. „ „ „ troef L niet verzwakt 11 54. „ „ „ hulp wegwerken 3.12.14 55. „ „ „ als L: eigen troef sparen 11 56. m » niet fout: annonce partner 12.13 57. „ „ „ „ partner Sa 1.3 58. „ „ „ „ door overgenomen Sa 1 59. Snijden bij voorkeur met vangen 1.2.15 60. „ altijd zoo laat mogelijk 7.14 61. „ bij keuze (vaak in combinatie met 62) 14 62. „ gevolgen overwegen 5.6.6.10. 13 63. „ geen v bij 9 kaarten 11.14 64. „ wel v bij 9 kaarten 14 65. „ niet als achterhand. 4 66. „ wat geen snijden is als A 4 67. p's vork niet bederven: hoogste naspelen..4 68. „ „ „ „ „ van 2 k. hoogste weg. 4 69. Vrijspelen als L: gewoon 1.8.10.15 70. „ „ ,, door aftroeven 6.11.15 71. „ ,, „ door laten loopen 4.15 72. „ „ „ voor rentrant 1.1 73. „ „ „ niet onnoodig offeren 11.11 74. „ „ V. of A: niet voor L 6.6.13 75. „ „ „ „ „ gewoon 3 76. Laten loopen 1.1.1 77. Overnemen 3.15 78. Ondergooien 3.14 79. Het eenig mogelijke bedenken als V of A 2.7.12.12 111 80. Wegwerken 1.2.3.4.6.7.10.13.14.14.15 81. Aan slag brengen 1.7 82. Doorslag Sa 1.2.8.8.8 83. „ troef 6.7.10.11.12.14.14 84. „ te vroeg 13 85. „ te laat 2.10 86. Plan opmaken 6.8.10.11.11.13.14.15 87. Plan zoo noodig wijzigen 1.8 88. Nooit Uw kalmte verliezen 11.11.11 89. le kaart Sa: slaan ...3 90. „ „ „ hoogste partners bod 6 91. „ „ „ renonce of 1 kleine partners bod 6 92. „ „ „ inviteeren 4. 6. 8 93. „ „ „ h.v.etc 6 94. „ „ „ lange kleur zonder rentrant 1 95. „ „ „ 10 of 9 met „even nadenken" 2 96.,, „ „ 10 of 9 zonder twijfel 1.3.5 97. „ „ „ bij keuze een vork achterhouden 2 98. „ „ troef: h van a.h 10.11.12.13.13.14.14 99.,, „ „ hoogste partners bod. .2.9.10.11.14.15 100. „ „ ,, inviteeren 2 101. „ „ „ h.v.etc 3.7 102. „ „ „ 10 of 9 na even nadenken 5 103.,, „ „ troef slaan 4.5.6.10.12 104. Door de kracht: als niets beters is te doen 7 105. „ „ „ verkeerd 6.11.12.14 106. Naar het zwak beter, soms eenige redding 2.13.15 107. 2e hand: laagste kaart als regel 8.9 112 108. 2 e hand: andere tegen snijden 9 109. „ » hoogste van 2 kaarten 3.8 110. ,, h. tevens V niet gauw nemen 8 111. „ „ „ „ nog minder bij troef 8 112. „ „ „ wel nemen: anders ontblooten ....5.6 113. m tt h » >» niet aan slag ..8 114. „ m „ n n B well. aansl..,. 8 115. Weggooien bij Sa: gewoon 1.3.5.5.8 116. jj na even nadenken 3 117. „ - toch gewoon bij doorslag. 3 118. „ bij troef ± als bij Sa gewoon 11.14 119. L troefslaan: als regel eerst 2.7.10.11.13.14.15 120. „ „ laten afzonderlijk te maken 10 121. „ „ toch éérst: „ „ „ bij gevaar 10 122. „ „ laten wegwerken. 1.12 123. „. „ toch éérst „ bij gevaar 1.1 124. V of A „ gewoon 7.10.13.14 125. „ „ „ „ eetfX binnenhalen 3 126. „ „ „ „ daartoe partner aan slag 7.13 127. „ n tt » » » eerst binnenh. 13 128. Dubbel renonce alleen In uitersten nood 7.7 129. Tweerenonbe achter elkaar: eerst binnenhalen 9.9 130. Bij wegwerkgelegenheid in B: eerst binnenh. 3.12.14.14 131. Als toch gesneden: hooge op hooge 3.5.11.15.15 132. „ „ hooge toch acherh. 5.6 133. 9 of 8 in de gaten houden 5 134. 1 kaart vasth. niet zelfde kleur als partner 4 135. Bij voorkeur een hooge achter een vork vasthouden 3 113 INLASCH. Hebt ge belangrijke vorderingen gemaakt met behulp van dit boekje en dientengevolge last van eenige erkentelijkheid, dan kunt ge U van Uwe verplichtingen ontslaan door het bij vrienden en bekenden te recommandeeren. Hiermede doet ge tevens op andere wijze een goed werk, want er zijn er maar al te veel, die het spel heel wat beter konden spelen — terwille van de samensteller zoudt ge daarbij moeten bedenken, dat uitleenen de zaak niet nader brengt tot een tweede druk. 6 114 DERDE DEEL (voor meergevorderden) A. HET BIEDEN. I. Voorafgaande beschouwingen in verband met de dubbele biedmethode. Er zijn verschillende goede spelers, die weigeren de hierachter beschreven dubbele biedmethode toe te passen, uit conservatisme of wellicht omdat men natuurlijk ook hierbij. in den aanvang fouten maakt, die zich dikwijls wreken — degelijke argumenten althans worden er niet tegen aangevoerd. Ook dit heeft zijn voordeel: het verschaft een bizonder genot haar met een partner in praktijk te brengen tegen 2 spelers, die dat niet doen en er — zooals bijna altijd het geval blijkt te zijn — de vruchten van te plukken. In het algemeen is Sa een veel riskanter spel „dan troef". Reeds eerdér kwam dit ter sprake (Zie Inleiding en de voorb. 1. 2 en 7). Bedenkt ge nog eens, dat bij Sa de gevolgen van een ongelukkige situatie in een bepaalde kleur niet door aftroeven kunnen worden geremd, het aantal te maken slagen niet door het afzonderlijk maken van troeven of door „wegwerken" kan worden vermeerderd en er dan ook zeer vaak blijkt, dat met een troefspel meer was gewonnen (Speelt ge 115 dit spel enkele malen met drieën, zoodanig dat „de Blinde" voordat er geboden wordt, geheel wordt opengelegd en ge dus ten volle zijt ingelicht omtrent Uw ev. a.s. partner —, dan zult ge bemerken, dat Sa slechts hoogst zelden wordt gespeeld, dit juist in tegenstelling met „een dichte Blinde"),dan kunt ge onmogelijk twijfelen aan de juistheid van dit beginsel. Bij R.A. heeft de Sa bovendien nóch het voordeel van belangrijk meer te tellen, nóch verschaft het zooveel beveiliging tegen overbieden als bij A. Br. het geval is. Het bieden is daarom van zoo overwegend belang, omdat toch in eerste instantie daardoor wordt uitgemaakt, wat het resultaat in winst of verlies zal zijn van de gegeven kaartcombinatie. (Zijt ge met 4H overboden, terwijl ge 4S kunt halen, dan scheelt het minstens — honneurs buiten beschouwing gelaten — 36 + 32 -f 100 (manche), 36 4- 32 4250 als slechts één partij een manche heeft en 36 + 250 432 -j- 250 = 568 punten als dat met beide het geval is!! of ge daarna past of die 4S annonceert). Bij R.A. komt het belangrijk vaker voor, dat hoog tegen elkaar wordt opgeboden en wel o.a. om de voor de hand liggende reden, dat bijv. 3S bij A. Br. alleen door minstens 2Sa, 3H, 5R en 7 K overboden kan worden, bij R.A. bovendien door 4R, 4,5 en 6K. Daarom is het belang bij R.A. veel grooter om te weten tot hoever men zonder te veel risico met bieden kan gaan. (Ook is men door de meerdere gelegenheid tot bieden in het algemeen meer ingelicht, wat de veiligheid van een bod vergroot.) Hoever ge zelf met bieden kunt gaan (z.g. als leider) hangt 122 (R) de leiding heeft genomen. Biedt zijn opvolger nu 2H en L daarna 2S, dan wil dit zeggen, dat L ingeval van Sa de S gedekt heeft. Hebt ge als Vg geen kracht in H, dan neemt ge dus met 3K over, hebt ge bijv. a v of h b 10 van H, dan met 2Sa. Dit geval zal zich niet licht voordoen tegen spelers, die de dubbele methode kennen (dan wordt wel op de K gepast!) OPM. Bieden alle 4 de spelers volgens de dubbele methode, dan kunnen zich daarbij zeer interessante gevallen voordoen, ook wanneer ge zelf op de hoogte zijnde, met een partner speelt die dat niet is tegen 2 spelers die hem wél volgen, etc. IV. Voor- en nadeelen. a. De nadeelen aan de dubbele biedmethode verboden zijn: 1°. het kan vaker voorkomen, dat er door alle spelers wordt gepast, terwijl ge volgens de enkele annonceerend bijv. IS had gehouden en 1 of 2 gehaald. Een belangrijk voordeel gaat in deze gevallen dus nooit verloren. 2°. ge licht natuurlijk niet alleen Uw partner, maar ook Uw tegenstanders in. Eenige ervaring van het spel zal U echter spoedig doen inzien, dat ook dit geen importante kwestie is. 3°. soms zult ge hooger moeten opbieden dan Uw spel in vereeniging met dat van Uw partner gedoogt, terwijl ge volgens de enkele methode bijv. na Uw 1H zonder eenigen steun van Uw partner (blijkens zijn niet ver- 125 1°. Somtijds kunt ge door de U verstrekte gegevens als A voordeelig SNIJDEN. 2°. Een ander keer de slag gerust aan V LATEN; voor* beelden van het hier onder 1° en 2° vermelde doen zleh vanzelf in de praktijk wel voor. 3°. Al gelukt het niet in de bedoelde kleur meerder slagen achtereen te maken; toch weet A dat V de bewuste drie hoogere heeft, zoodat V daardoor MEER VRIJ is BIJ HET WEGGOOIEN. 4°. Aangezien er 2 minder dan de rangwaarde van de invite (bij een 7 dus 5) kaarten zijn lager dan die 7, kan A ten naaste bij weten hoeveel kaarten van die kleur in handen van L zijn, heeft A ten slotte zelfs een van de drie hoogere weggegooid, dan weet hij het precies en kan daarmede REKENING HOUDEN BIJ ZIJN EIGEN WEGGOOIEN. De bovengegeven voorbeelden gelden voor Sa, doch ook bij een troefspel is het toepassen van dezen regel soms voordeelig. Aan den anderen kant weet natuurlijk L onmiddellijk hoeveel kaarten hooger dan de invite in handen van A zijn, toch is deze wetenschap voor hem zelden van waarde en dan nog meest in geringe mate. II. Het uitkomen bij Sans-atout. Aangezien een vaste gewoonte in deze den partner belang- 126 rijke inlichtingen kan verstrekken, is het gewenscht bij Sa volgens onderstaande tabel uit te spelen: » a.h.v...: ' - : v, daarna h- opm. indien zonder ren' ' trant en met meer dan 4 doch minder dan 7 - kaarten van de kleur: ' inviteeren. ■■■■■ a.h. .. : h opm.: als voren; bij 8 of meer kaarten probeeren te slaan; eerst a zou beteekenen, dat a h sec aanwezig was. a v b. : v a v 10. : 10 a b 10. : b h v b 4e : h h v b 5e of meer : b h v 10 6e of meer : h h v 7e : h h b 10.. : b v b 10.. : v b 10 9.. : b in alle andere gevallen inviteert ge met de op 3 na hoogste (regel van 11). h (zonder nadenken) wijst dus op: a h 7e h v b 4e h v 10 6e of b v 7e V „ ■ „- . ,-, „ .., a b v.. (mits met rentrant of „meer dan 6 kaarten"), 127 a v b.. of ■ ■ v b 10.. b (zonder nadenken) wijst dus op: a b 10.. h v b 5e h b 10.. of b 10 .9.. 10 „ ., „ „ „ a v 10.. 10 9 8.. 10 of 9 met „nadenken" wijst op niets dat geschikt is om mee te beginnen. Uit wat ge zeifin handen hebt, wat ge van B ziet en wat L dan bijspeelt is dan spoedigte concludeeren op welke combinatie de uitkomst berustte. III. Het Bijspelen. Van 2 kaarten als regel eerst de hoogste: uitspelen van een a wil dus als regel zeggen: flc heb er nog één (uitz. S2.83. zelden 106. 124. 125. 127.129.130. en 135 v. d. Rep. Tabel). Bijspelen van 3 kaarten als partner slaat: 1° laagste 2° hoogste (uitz. bijv. bij v b 4 ais partner blijkbaar tracht te slaan) 128 Bijspelen van 4 kaarten als partner slaat: 1° op 1 na laagste, 2° op één na hoogste, 3° hoogste (Uitz. weet ge dat partner er ook 4 heeft, dan de hoogste het langst behouden, wanneer ge op het laatst zelf aan slag wilt zijn; „even nadenken" wil dit zeggen, dat ge die kaart als rentrant wilt behouden en Uw partner verzoekt te raden naar wat ge dan wel moogt hebben, welk raden gezien de kaarten van B dikwijls vrij eenvoudig is. Iets dergelijks geldt voor 5 kaarten. Weet ge als L niet of ge den slag met een kaart zult maken, speel dan zonder motief geen kaart uit B of eigen hand bij, wanneer ge in eigen hand of B een volgende hebt. (A speelt H4 uit, ge hebt a b 6 en B 10 4 3 2: zelf nooit de b zetten 73) Heeft V bij Sa geïnviteerd en ligt van die kleur v 3e in B terwijl ge als A h 10 6 hebt, snijd dan met de 10 na eenig nadenken. Van opvolgende kaarten als tegenspeler de hoogste uit-, de laagste bijspelen. Een merkwaardig voorbeeld van het laatste: V: H v 3e, Ka b 6 5 3, R 10 8, S v3e, speelt bij Sa K5 uit. B heeft H b 10 4e, Kv2, R a v b 9, S b 6 3 A: K 10 9 8 7 4 en S h 2. L: H a h 4e, K h, R h 3e S a 10 9 5 4. Doordat L de K7 van A met de h neemt gooit V op de 2R K b en 6 weg, zoodat L maar 2 aan trek haalt, inplaats van manche of robber, wanneer V, n iet wetend dat A 10 9 en 8 heeft, de Kb had gehouden. 129 De verschillende gevallen, waarin men een hooge al dan niet op een hooge bijspeelt 131 en 132 zult ge aldoende wel Ieeren: twee voorbeelden mogen hier volstaan. L: H v 3e K a h v, R b 9 5, S h 9 7 2. V: H a h, R v 4e, K b 5, S a 10 8 5e. B; H b 8 6e, K 3e, R a h 2, S5. Biedén (L): ISa, 2S, x, x, 2Sa,-. Spelen: V met S4. A de b. L h daarna Rb (dit was een fout van L, die eerst H had moeten spelen). Wat moet nu V doen? N.i. de v zetten: het is niet aan te nemen, dat L geen H heeft, terwijl V zooveel mogelijk moet trachten A aan slag te brengen. Komt hij hrtér met H aan slag dan ook terwllle van de eenige rentrant uit B R naspelen. Bovendien mag V aannemen, dat L toch zeker 1 slag in de K zal maken en moet dus speculeeren op de aanwezigheid van 10 3e bij A 79. Het tweede geval is, dat ge ais A h 3e hebt, terwijl in B v b 3e ligt, ge moet de h dan alleen zetten op de 2e van de hon uit den Blinder alleen, wanneer V 10 3e heeft, kunt ge een slag in die kleur op de eerste 3 x spelen maken, zet ge de h dadelijk, dan is er echter kans dat die 10 „er tusschen zit". IV. De verdeeling van de kaarten. Vooral tegen het einde van een spel is het dikwijls van zeer veel belang, zooveel mogelijk te weten hoe of de kaarten over de beide U onbekende handen zijn verdeeld. Behalve dat ge moet onthouden „wat er uit is" hebt ge daartoe een belangrijk hulpmiddel in den regel van 11 en wat hierboven 9 130 over de eerste kaart en het bijspelen is gezegd. De meeste voorbeelden in dit derde deel gegeven, doen blijken, van hoeveel waarde zulks kan zijn (bij vele doet zich ook 79 voor). Ook hier geldt: ontwikkel UW kaartgeheugen door de conclusie's uit bijspelen enz. onmiddellijk te trekken. (L uit „eerste kaart"!) Als L moet ge daarentegen trachten het elkander inlichten van de tegenspelers te bemoeilijken of deze op andere wijze op een dwaalspoor te brengen. Hebt ge a h en is V met v uitgekomen, neem dan nooit met de a: ge zoudt A anders vertellen, dat de uitkomst op v b 10 is geschied. In alle andere gevallen neemt ge steeds zoo hoog mogelijk. Hebt ge o.a. een 7 en een 3, speel dan eerst de 7 bij: V kan de 3 dan bij A verwachten. Hebt ge b 6 4, waarvan ge de b toch niet maken kunt, gooi dan bij een kleurenspel de 2e maal de b onder, vooral, wanneer ge kans hebt de derde kaart „weg te werken" V. .Listigheden. HET „GEVEN" IN TROEF: Ge hebt 3 R geboden, A2S en V doubleert. Zelf van R a h 9 5 4 2, In B's spel 10 8. Ge ziet nu bij het opmaken van Uw plan, dat ge in het bijspel 5 slagen zult maken over de kleuren verdeeld: V heeft dus op troef gedoubleerd: ge moogt slechts 2R missen om er te komen, speelt dus de 2 voor, daarna de 4. Slaat ge al is het éénmaal, dan mist ge, wanneer A chicane heeft, 3 slagen 131 troef (v b 7), anders zeker maar 2. Ook zonder doublet moet ge zoo spelen, wanneer ge met 3R de robber of manche haalt HET MISLEIDEN VAN L: 1° in B ligt h b.... gij hebt als A: a v 3e. L speelt de 10 voor. Is het nu van veel belang voor U, dat ge 2 maal aan slag komt, dan speelt ge de a op de 10. L zal dan eerder nogmaals die kleur durven spelen en dan bijna zeker weer snijden. 2° in B ligt a v b 6e zonder rentrant en gij hebt als A: h 2e; snijdt L dan kunt ge er bijna zeker van zijn, dat hij dit een tweede maal weer zal doen: zet ge de h de eerste maal niet, dan kunt ge daarmede wellicht voorkomen, dat de rest van die kaarten worden gemaakt (wanneer L er slechts 2 van heeft) Bij 7 kaarten in B is het gevaarlijk: grooter kans dat V er maar één heeft. In het algemeen moet ge hiermee voorzichtig zijn, allicht misleidt ge tevens Uw partner. LIEVER WEGWERKEN DAN AFZONDERLIJK TROEVEN. Lheeft H 8 7, K a 8 2. R v 10 3, S a h984.B:H4, K 10 7 6 3, R a h b7 4, S v 10 5 en A: H a v 10 9 5 3, K 9, R 8, S b 7 6 3 2. Bieden: (B): IR, 1H, IS, 2H, 2S, 3H, x, x, 3S,.... x, x doublet, redoublet,.. 4H, .. 4S, doubl,—. (L had .natuurlijk niet mogen redoubleeren). Spelen: V met Hh, daarna Kh. Wanneer L nu H speelt is hij 1-down; speelt hij S4, dan haalt hij 5 aan trek (A heeft op troef gedoubleerd). „HET PROBLEEM GEVAL. Somtijds kunt ge als L het 132 spel zoodanig spelen, dat ge ten slotte zelf aan slag bent en dan bijv. H 8 en K6 over hebt, terwijl de B: K v 8 heeft (waarvan de v vrij is). Is nu bij het voorafgaande weggooien Uw H 8 vrijgekomen, dan speelt ge die eerst, anders de K6: mogelijk heeft een speler terwhie van zijn hoogere H zijn K (bijv. b 10) moeten ontblooten. HET WEGGOOIEN VAN EEN ZEKEREN SLAG, L heeft nog S b 10 7, K h v 5; V: H h 7 6, S v 6 5;B:K9 4,R4, S 9 8 4 en A: K b 8 3, S a h 3. Sa B aan slag, speelt R4. A en V hebben 2 slagen. A wetend, dat V nog 3 „vrije" H heeft en alleen in S een rentrant kan hebben (V gooide op de R K 10 weg), moet nu de Sa op de R weggooien: 79 anders haalt L steeds 3 aan trek. HET AFTROEVEN VAN PARTNERS VRIJE KAART: (I) L heeft H a 9, K 9 en S b 10 6. V: K 10, R v b, S v 9 8. B: K a v 7. A: H 7, K 8 6 5, S a h. (H troef, V aan slag speelt Rv). A moet traeven of Sa weggooien, want hij heeft gezien, dat V: Kb uitspeelde, die door L met h is genomen verder had V tot 3R geboden en moest dus wel iets in S hebben. V had natuurlijk Rv niet mogen spelen, maar S 130. (II) Zie volgende blz. voorbeeld 16. 133 h 6 h b 5 h 5 4 v 3 3 ? 2 2 J^. 8 5 4 2 ^ B ^ 10 7 6 3 4 * ' v 16 a 08' 61 ^ a 9 8 ^ L ^ 10 6 4 3 ^ h a v 9 5 ° „ 8 „ 9 4 2 BIEDEN. (L): 1 H, 2 R, x, x, 2 H(—. L dacht over 2 Sa, die hij niet had gehaald. SPELEN: V met R v — L slaat eerst 3 x H, daarna, bevreesd voor het niet verdeeld zitten van de H, speelt bij Sb 72. V Iaat 1 x loopen, neemt de 2e maal en speelt S na; L Kv, V R b; A moet nu troeven en K naspelen-(79)-en -(47)-, anders haalt L 4 aan trek. V had dan ook R 9 moeten spelen, dan zal A zeker troeven. Tot besluit nog een voorbeeld, waarin de listigheid bestaat uit HET SPECULEEREN OP EEN HOOGEN TROEF BIJ DEN PARTNER en waarbij nog meer ter sprake kan worden gebracht. 134 v 6 5 5 3 4 4 ^ b 10 2 V? J3 ^ 7 5 4 ^ «£ v b 10 9 8 2 A 1 v 17 a • + a h v b 8 *■ 9 7 ♦ 4* b 7 6 ^ L ^v&43^, a a a h 9 7 .o 8 5 9 6 3 2 BIEDEN: (L): 1 S, 2 R, x, x, 2S,—. Had L volgens de dubbelemethode geboden, dan had B 3H moeten zeggen, waarin zeker 4— alsV niet in Huitspeelt zelfs 5 — aan trek was gehaald; was dit met „even nadenken" gebeurd, dan had B event. op 3R niet mogen doubleeren, maar 3H moeten zeggen of wellicht nog beter passen (voor het geval L de leiding nam op 2 zeer lange kleuren zonder hooge). SPELEN: V met Rh (of v of b). Bij H troef zou V H moeten spelen, omdat B bijna zeker gauw renonce S zal hebben, anders had hij niet met H overgenomen -(46)- L maakt nu zijn plan -(86)- en ziet dat hij eerst de H moet spelen -(129)- 135 en daarna zijn kleine S op de R maken: -(48)- laatste mogelijkheid. Zoo haalt hij 4 aan trek. De L maakte echter de fout eerst a h van S uit te spelen en daardoor werd A bij de 3e maal dat R werd gespeeld voor een moeilijk geval geplaatst: hij moet met Sv troeven en de 8 naspelen -(79). INHOUD Bladz. Voorbericht 5 Inleiding 9 EERSTE DEEL A. DE REGELS. I. Formatie der partijen 13 II. De kaarten, het wasschen en het geven 14 III. De waarde en de telling 17 IV. Het bieden 20 V. Het spelen 22 Algemeen 22 Spreken en zwijgen 25 De verzaking 27 Overige onregelmatigheden 28 VI Het opschrijven 32 Slotbepaling 32 VII. Het spel niet drieën 33 B BESCHOUWINGEN OVER DE REGELS 34 C TOELICHTING OP DE REGELS 36 TWEEDE DEEL Voor den beginner. A. ALGEMEEN. I. De kennis van het spel 38 II. Het tarief 39 III. Het hanteeren der kaarten 40 IV. Het opschrijven 41 V. De speeletlkette 43 B. HET BIEDEN. I. Algemeen 45 II. De taxatie 46 III. De enkele biedmethode 49 C. HET SPELEN. I. Technische termen 55- II. Algemeen 56 III. Bijzondere verrichtingen 58 138 D. VOORBEELDEN MET COMMENTAAR 65 E. REPETITIE-TABEL 107 Inlasch 113 DERDE DEEL Voor meergevorderden. A HET BIEDEN. I. Voorafgaande beschouwingen 114 II. De taxatie 117 III. De dubbele biedmethode 118 IV. Voor- en nadeelen 122 B. HET SPELEN. I. De regel van elf 124 II. Het uitkomen bij Sa 125 III. Het bijspelen 127 IV. De verdeeling van de Kaarten 1 29 IV. Listigheden 1 30 102 doordat V aanmerkelijk beter speelt, 4K zou moeten bieden, terwijl de kans bestaat, dat 3K niet wordt overboden. SPELEN: V met Kh -(98)-. Het verder verloop zou dan zijn: H3 -(124)-; L: R5; A: H6; B:K7.L haalt nu altijd 3 aan trek (mist 2R, IK en IS), maar moet trachten zijn doel te bereiken -(86)- en ziet dat dit alleen mogelijk is door in de S meer dan 2 slagen te maken, wat kan als v, b sec zit. Aangezien dit blijkt, haalt hij zelfs 5 aan trek mits hij de S 10 onder de Sh gooit -(78)-, waardoor ook de Rv niet wordt gemist, maar op de S8 weggewerkt -(80)-. Was V met H3 uitgekomen (vreezende voor een wrik bij B en L), dan 4 aan trek. (A met R aan slag zou weer H hebben gespeeld, waarop L R6, maar dan moet B nakomen met K en zal V allicht R uitspelen). BIJ 4K: B met Sh -(98)-, daarna K, V tracht nu na eerst troef te slaan -(119)- op R weg te werken, wat niet gelukt, doordat v3e bij L zit, die S5 naspeelt, B moet dan na HaS8 spelen (hij heeft uit het weggooien -(118)- van L kunnen opmaken -(47)-, dat V de H3 sec heeft: eerstens gooit LH5, 7 en 8 weg, maar bovendien had hij op h5e met alleen v3e in R mee geen H geboden -(46)-. V zou dan slechts 2 aan trek halen. Was B met zijn korte kleur uitgekomen, dan had Rv "er tusschen gezeten" -(50)- en V klein slem gemaakt!! Had B Sa, h en Ha achtereen uitgespeeld, -(83)-, dan was dit niet fout geweest -(130)-, BIJ 4 R: L met S10 -(99)-; B: Sa, h en Ha -(83)-: juist met het oog op het gevaar, dat A op de K zal wegwerken, mag B beslist niet anders spelen -(130)-, daarna K7; Azal trachten, hoewel V en A samen 9R hebben, de Rv te vangen 103 -(64)- (waarschijnlijk zit deze bij L -(61)-, die anders wel ineens 2 H had geboden: in K en S heeft hij geen bijspel -(46)-, maar zoo laat mogelijk -(60)-, dus eerst R3 uit V met h te nemen. Speelt L K2 uit — z.g. door de kracht (105)-, dan had A evenzoo met de R moeten handelen en klein slem gemaakt -(54)-. Weet hij dat L wel eens „zonder Iets bij" 1H annonceert dan zal hij trachten de R te slaan -(63)- (ook anders geen bepaalde fout); in dit geval haalde hij daardoor 3 aan trek en L zou van. zijn uitkomen met K geen nadeel ondervinden, doch evenmin voordeel. (A speelt de K door tot deze word afgetroefd en heeft met de derde R van V op renonce H een rentrant om zijn 3eH op de K weg te werken -(80)-. 104 ♦ 9 h e h 8 9 7 10 7 8 2 9 a v 10 5 3 ^ B* ^ 6 4 v 7 6 a 5 2 v 15 A v b 4 ah 10 963 4 2 ^ L ^ v 6 h 10 a b 4 . I 2 3 BIEDEN:(A): IR -(2)-, IS -(3)-, 2H -(22)-, 2S, x, X, 3R -(43)-,.. 3S,—. Zelfs zonder het denken van B vóór zijn ,,3S", had A wel 4R kunnen zeggen. Ging het om den robber, dan was zijn passen een grove fout geweest-(34)-. Wel had L dan misschien 4S geboden, maar zou zijn doel niet hebben bereikt onder het zeker volgend doublet -(30)- van A(doubi. op bijspel: blijkens zijn 3-annonce moet V of zeer goede H hebben of zeker nog iets bij -(46)-, hij zelf heeft de K aas en de R). Als L daarmee niet uit zou zijn, mag A 3S niet doubleeren -(29)-. B had geen 3S mogen bieden -(24)-. < ♦ 105 SPELEN: V met Rv -(99)-(S4 zou niet fout zijn, de rest allemaal wél). L maakt zijn plan alvorens uit B bij te spelen -(86)-: hij ziet het gevaar van H: V heeft (r minstens 5 (op 4 k in H had deze niet overgenomen -(46)-), dus A hoogstens 2; 't eenige „wat hem redden kan" is blijkbaar dat Kv bij V zit en geen 3-maal H wordt gespeeld, Hetzij voordat de troef „er uit is", hetzij 2 x „door hem heen". Conclusie: L: zoo gauw mogelijk troefslaan -(119)-, daarna de K en daarop, als v goed zit, een H wegwerken, wordt H gespeeld, dan trachten te misleiden, V te doen denken, dat A de 2 heeft. A moet overnemen -(77)- met a of h, ten einde in H naar het zwak te kunnen spelen -(106)-(daar V in R gesteund heeft, is er geen gevaar, dat b3e zal zitten bij L) en komt dus na met H6, L de h, (speelde L de 2 bij, dan zou V al dadelijk weten hoe het zit,omdat A niet hooger heeft dan de 6 en dus alleen de 4 nog kan hebben -(47)-). V speelt de v na, L de b er bij. V ziet, dat hij niet meer aan slag kan komen en moet daarom de H10 spelen (hij kan nagaan, dat A waarschijnlijk de K aas heeft -(46)- en deze zal, aan slag gekomen, natuurlijk nog eens R probeeren). Speelde V iets anders, dan haalt A altijd 3 aan trek; deze moet dan 2 x troefslaan, eerst met de h en vervolgens K 10 vóórspelen -(59)- en -(69)-(wordt de aas pas de derde maal gespeeld, dan heeft hij aan S10 een rentrant en H2 gaat op de K weg -(80)-. Neemt A de Rv niet over, dan haalt L altijd 3 aan trek(lH gaat op de K weg), tenzij V daarop K zou spelen, wat zeer onwaarschijnlijk is. Had B van K a, h, 9, 8, 3, gehad, A 10, 5, 2 en L b 4, dan had L de b vóór gespeeld, V moet de v bijspelen -(131)-, daar- 116 af van den aard van Uw spel, dat sterk kan zijn le voornamelijk door troef, 2e ten deele door goed algemeen bijspel of 3e door een bijspel waarvan de kracht zich In hoofdzaak bepaalt tot een enkele kleur.... en van wat ge van Uw partner weet. Hoever ge kunt verhoogen als z.g. „volger" wordt daarentegen voor het belangrijkste gedeelte bepaald door den aard van Uw partners spel: heeft de L zeer groote kracht in troef, dan moet de volger (Vg) meer op het bijspel letten, heeft L een goed bijspel, dan wordt een v, vaak zelfs een b, in het bijspel van Vg van meer waarde, heeft L "een tweede kleur" dan is speciaal in die kleur een geringe steun dikwijls van doorslaand belang. Weet ge alles van Uw partners kaarten, dan kunt ge hoog bieden met een minimum van risico, maar dit risico Vermeerdert natuurlijk naarmate gij dienaangaande meer in het duister tast, waaruit onmiddellijk volgt, dat het van veel belang is, dat men als partners elkander zooveel mogelijk inlicht. Wanneer x en v beide elkaar willen gaan inlichten, dan zullen zij vaak tot zeer hoog moeten opbieden, ook zonder daartoe door de tegenstanders gedwongen te worden, daarom is het beter dat één van beiden het inlichten in hoofdzaak voor zijn rekening neemt en daartoe eigent zich het meest degeen, die het sterkste spel heeft. Ge kunt Uw partner inlichten, door hetgeen bij de enkele methode ter sprake kwam, maar bovendien, door het annonceeren van een zwakkere kleur, door afspraken en door de meerdere beteekenis die het „even nadenken" bij een meer Ingewikkelde wijze van bieden vanzelf verkrijgt. Bloote af- 117 spraken moeten zooveel mogelijk worden vermeden: men vergeet gemakkelijk wat zonder Iogischen grond is. Voor het ge ten tweede male aan bod komt: ge behoeft dus een zekere „biedruimte", moet laag kunnen beginnen wilt ge niet genoodzaakt zijn zeer hoog te eindigen; maar evenzeer is het noodig dat de partner het weer aan bod komen verzekert door niet te passen, wanneer Uw opvolger dat deed (tenzij hij U bijzonder goed mocht ondersteunen en anders vrijwel niets heeft.) Dat „2 kleuren "een spel sterk maken werd reeds in de voorbeelden aangetoond (zie voorb. 12, 14, en 15). II. Taxatie. De zwakke kleur moet minstens bestaan uit a h 10, a 9 4e, v b 9 4e, b 5e. (hebt ge als Vg a of h daarvan, dan heeft de L dus minstens 4 k in die kleur etc.) De sterke kleur moet minstens zijn 2 hon 5e waaronder de h (als bij de enkele). Is de 2e kleur sterker bijv. a h. b 4e dan is h 5e ook voldoende. Als Vg bij de keuze te bedenken, dat als steun 3 kleine kaarten in de lange kleur meer waard Is dan bijv. h b 10 In de zwakke te meer wanneer zich een korte kleur laat vermoeden £ie ook nieronder: laatste zin van 4 b. 118 III. De dubbele biedmethode. 1 ALS le ANNONCEUR. a. „van alles wat" met 3 a 4 slagen: 1 Sa (dit ter compensatie van de vergroote kans op passen). b. een spel, waarop ge nagenoeg zonder steun van Uw partner tot de hoogte van minstens 2H kunt doorbieden: ge „neemt de leiding" en biedt 1 in Uw „korte kleur" wanneer ge er een hebt en de waarde van die kleur in verband met die van Uw sterke zoodanig is, dat ge - door kunt bieden (is de korte kleur S en de lange K, dan moet ge er op rekenen de 2e maal aan bod komend genoodzaakt te zijn 3K te zeggen, is Uw spel daarvoor niet sterk genoeg, dan moet ge de k. kleur verzwijgen en IK bieden — is het andersom, dan zult ge bijna zeker de 2e maal met 2S kunnen volstaan en kunt ge Uw k.kl. wèl noemen) of 1 in Uw lange kleur, wanneer er geen k.kl. is. c. een spel, dat eigenlijk niet geheel sterk genoeg is voor de leiding, maar toch te goed om op te passen (altijd onder de omstandigheden, dat men met weinig punten uit is en de lange kl. H of S is) of een spel van 2 lange kleuren zonder hooge kaarten daarin (bijv. H6, Kb 10 8 5 3, Rv, Sb, 9 8 6 4 3) eerst „even nadenken" alvorens de leiding te nemen. d. „pas" na „eenig nadenken" beteekent natuurlijk: Ik heb wel wat. Heeft Uw partner dat gedaan, dan 119 neemt ge eerder „de leiding" mèt „nadenken" voor de enkele, zónder voor de dubbele methode, e. overigens «Is bij de enkele methode, mits ge op eigen kracht tot de hoogte van minstens 2H kunt doorbieden. 2. ALS OVER BIEDER - PARTNER NIET GEANNON¬ CEERD. a. moet ge een 2-bod doen, dan moet dit voor Uw partner beteekenen, dat ge de enkele methode volgt (biedt ge 2H en later 3K, dan moet dus de H minstens vrij wel even sterk zijn als de K: ge loopt de kans in H te moeten spelen als de andere passen). b. kunt ge volstaan met een 1 bod, dan is het dubbele biedmethode zónder en enkele mèt „eenig nadenken". c. heeft Uw onmiddellijke voorganger geboden in Uw k.kl. en zijt ge daarin goed genoeg voor Sa, terwijl Uw spel het doorbieden gedoogt zonder Sa te motiveeren (bijv. Ha h 10 6 5, Kv 9. Ra v b 8, S 10 7 na IR) dan doublet. 3. ALS VOLGER - PARTNER NIET OVERBODEN. a. ingeval la. Dit is niet anders dan een aanwijzing; steunt ge Sa niet over het geheel, dan 2 In Uw langste kleur al is het op b4e (mist ge slechts 1 kleur, dan kunt ge d ie natuurlijk bij den leider verwachten en past dus. b. ingeval lb en c: overbieden met 1 of 2 bod, waarbij speciaal te letten op hooge kaarten (liever 2K op a3e dan IS op b 10 4e L weet wel dat dit een bod van U kan 120 zijn zonder dat ge in de geboden spelsoort wenscht te spelen — tenzij ge het gebodene goed steunt, maar verder „niets hebt": in dat geval alleen mogt ge eveneens passen. Ge kunt natuurlijk ook met Sa overbieden. c. ingeval ld zonder nadenken en 2c: overbieden. d. overigens volgens de enkele methode — dit verder als vanzelf sprekend niet meer vermeld. 4. ALS VG - PARTNER WEL OVERBODEN. a. ingeval la voorzichtiger zijn met overbieden dan bij de enkele methode. b. ingeval lb, c. 2b, zonder nadenken en 2c: altijd passen, ook al hebt ge iets goeds: doordat L ook de 2e maal zal bieden KOMT GE TOCH WEER AAN BOD; past ge niet dan wordt ge wellicht door Uw opvolger overboden en L ziet zich misschien genoodzaakt te passen, omdat hij anders te hoog moet gaan: ge hebt dan biet anders bereikt, dan dat ge L de gelegenheid hebt ontnomen om U in te lichten of hij slechts 1 dan wel 2 kleuren heeft, wat ge eerst te wetenkomt NADAT hij ten tweede male aan bod is geweest: ge hebtonnoodig „zijn biedruimte verkleind". Vergeet ook niet dat, heeft L 2 kleuren, daar bijna zeker 9 kaarten van zijn en hij dus Uw annonce uit de 4 overige weinig of in 't geheel niet zal steunen. 5. ALS L VOLGENDE MALEN AAN BOD: a. eerste bod verhoogen bij één kleur. 121 b. overgaan naar de lange kleur. c. bij één kleur met goed bijspel waarvan 1 ongedekte kleur door partner is geboden: 1 Sa. d. bij voldoende bijspel 3 in de het minst tellende kleur. 6. ALS VG VOLGENDE MALEN AAN BOD: a. rekening houden met wat ge van L te weten zijt gekomen voorzichtig in geval van 1c. b. ingeval 5c bij voorkeur overnemen naar de kleur van L indien ge Sa niet voldoende steunt. c. heeft L bijv. H en K geboden waarvan de K als lange kleur en steunt ge dien vrijwel niet, terwijl ge goede S hebt (minstens 2 hon 6e waaronder de h) neem dan over. d. heeft L tot 3 Sa overgenomen en hebt ge in een der hooge kleuren (H en S) groote kracht, zonder dat ge daarin door slaan veel kunt maken bijv. h v b 7e zonder een rentrant, dan 4 in die kleur annonceeren. Op L rust de plicht er voor te zorgen, dat men elkaar niet te veel opjaagt. BIJZONDER GEVAL: L heeft H 10 6, Ka 10 4, Ra h b 8 5 2, S h v en biedt IR, zijn opvolger 1H en gij hebt goede K (h v 9 7 6 3), dan kunt ge omdat het bod nog zeer laag is 2K bieden (een ev. 2e kleur zal bijna zeker S zijn waarvan een 2 bod voldoende is voor het geval ge met 2H wordt overboden). Wanneer nu L na Uw niet overboden 2K past, dan beteekent dit dat hij de K steunt en op één kleur 123 hoogen) geen 2 zoudt hebben gezegd. Aangezien dit geval zich echter -alleen voordoet wanneer Uw partner niets heeft, zult ge dan toch bijna altijd worden overboden. Ook dit leidt dus hoogst zelden tot nadeelige gevolgen. b. Zij verschaft daarentegen de volgende voordeden: 1°. gij kunt steeds op het bod van Uw partner vertrouwen en weet ten naaste bij wat ge aan zijn spel hebt: 2°. ge hebt als partner van den leider een keuze tusschen meerdere spelsoorten; 3°. ge kunt met veel grooter zekerheid beslissen of ge een bod nog kunt verhoogen; 4°. ge kunt in sommige gevallen doubleeren alleen doordat ge omtrent Uw partners spel zijt ingelicht; 5°. ge behoeft in enkele gevallen het doubleeren niet na te laten, omdat ge door het annonceeren van Uw partner weet, dat hij zal doubleeren, indien de tegenpartij mocht overgaan naar een wegloopgelegenheid, die Uw zwak is, maar die door Uw partner als zwakste kleur is geboden; - • 6°. gelijke overwegingen als onder 4° en 5° vermeld zijn van toepassing op het redoubleeren; 7°. ook bij het spelen kunt ge vaak profiteeren van de inlichtingen die Uw partner U door zijn annonceeren gaf. Het is gemakkelijk na te gaan, dat de onder 2° tot 7° ver- 124 melde voordeden (die alle feitelijk uit het onder 1° vermelde voortvloeien) als ze zich voordoen ook meestal een verschil maken van vele punten. Wie zich daartoe eenige moeite wil geven zal zich gemakkelijk verschillende voorbeelden kunnen denken waarin de onder 2° — 7° genoemde gevallen zich openbaren. B. HET SPELEN. I. De regel van elf. Nummert ge de kaarten naar bovengaande door en denkt ge U een één erbij (het gaat hier toch slechts om de hoogere), dan zijn er 14 stuks van iedere kleur (b = ll,v= 12, h = 13 en a = 14). Wanneer ge nu steeds inviteert met de op 3 na hoogste kaart van Uw lange kleur (dit geldt natuurlijk niet voor de bijzondere gevallen, waarin ge niet inviteert, zooals bij h v etc), dan zijn er behalve die 3 hoogere, welke gij zelf bezit, nog maar 14 — 3 = 11 kaarten. Was Uw Invite bijv. een 7, dan weet Uw partner dat er 11 — 7=4 kaarten hooger dan die 7 in handen zijn van L, B en hemzelf en evenzoo hoeveel L daarvan bezit, omdat hij toch onmiddellijk kan zien hoeveel B en hijzelf er hebben. De toepassing van dezen regel van elf geeft de volgende voordeelen: