DE BRITSCHE VLOOT 1 TEN OORLOG 1 DOOR W. MACNEILE DIXON PROFESSOR AAN DE UNIVERSITEIT TE GLASGOW. \ M :éw 1 DRUKKERIJ „DE HOFSTAD" 'ï-GRAVENHAQE. LORD KELSON. DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. ADMIRAAL JOHN & JELLICOE. DE BEITSCHE VLOOT *** TEN OOELOG- DOOR W. MAONEILE DIXOÏT Pbopessob aan de Universiteit te Glasgow. Drukkerij „de Hofstad" 's-Gravenhage. INHOUD. Bladz. Hoofdstuk I. De oorlog ter zee & Nieuwe vraagstukken. Duitsche taktiek. „ II. De eerste phase 11 De slag bij Helgoland. De Duitsche ;,,t • vloot in actie. „ III. De Oceaan-slagen 19- Coronel. De Falkland-eilanden. „ IV. De Noord-zeeslagen 30 Doggersbank. Jutland. „ V. Duikbooten 48 Het duikbootgevaar, 't Werk der Engelsche onderzeeërs. „ VI. Blokkade en bombardement... 57 „ VII. Tweegevechten op zee .... 66 Zeelieden en zeemanschap. „ VIII. Overbrugging der zeeën .... 76 „ IX. Vloten en legers 85 Wat de Britsche vloot heeft gedaan voor de wereld. Aanhangsel. Duitsche Koloniën, aan de Geallieerden overgegeven, sinds Augustus 1914. ^^^^^^ De Britsche vloot ten oorlog. HOOFDSTUK I. DE OORLOG TER ZEE EN ZIJN NIEUWE VRAAGSTUKKEN. Duitsche taktiek. Engeland was bij het uitbreken van den oorlog niet geheel en al onvoorbereid: ter zee was het de meerdere van zijn vijand. Niettemin verkeerde het in ernstige bezorgdheid. De dagen van Trafalgar — zijn laatste groote gevecht ter zee — liggen ver in 't verleden, en hoe roemrijk zijn tradities ter zee ook mogen zijn, overwinningen van eenige honderden jaren geleden zijn nog geen waarborgen voor overwinningen in den tegenwoordigen tijd. Rijken, even machtig als Engeland zelf, gegrondvest naar het scheen op rotsen, — Assyrië, Griekenland, Tyrus,. Carthago, Rome zelfs —. zijn vergaan in het stof, en wiekon verzekeren, dat ook voor Engeland het laatste uur niet had geslagen? De Engelschen, zeker, vertrouwden er op, dat zelfs als het geluk hun eens den rug mocht toedraaien, het noodlot terug zou deinzen voor den tegenstand van den grimmigen ouden leeuw, die de zee beheerscht Ze waren er tevens van overtuigd, dat het een grootsche strijd was, dien zij te winnen of te verliezen' hadden, een strijd zoo geweldig, „als ooit door het zwaard' beslist of door de bazuin was uitgeroepen". En als de dagen van hun vaderland geteld waren, dan wisten ze,, dat in elk geval een edele zaak het laatste hoofdstuk van zijn geschiedenis zou adelen. Evenwel kon geen profeet den loop van den strijd voorspellen of pogen de komen- 5 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. de tooneelen van het werelddrama te schilderen. Zoo niet alle, dan zijn toch de meeste eischen, die aan de oorlogvoering ter zee gesteld kunnen worden, sedert de dagen van Nelson gewijzigd. De Britsche admiraals werden nu voor nog bijna nooit voorgekomen vraagstukken gesteld. Hout en touw en zeil hadden plaats gemaakt voor staal en stoom. De snelheid der schepen, de schootsafstand der kanonnen, de bepantsering, de wapenen ten aanval, alle waren veranderd. Eén enkel kanon van een hedendaagsche superdreadnought vuurt in één schot een grooter gewicht aan metaal af dan honderd stukken bij een volle laag van Nelson's vlaggeschip. De vijandelijke vloten, waar Duitschland £ 300.000.000 aan ten koste gelegd had, waren bovendien, na de Engelsche, de machtigste ter wereld, samengesteld uit de geduchtste moderne schepen, uitgerust met elk vernielingsmechanisme, dat 't menschelijk vernuft kon bedenken en bemand met ervaren, bekwame en onverschrokken zeelieden. De wetenschap had al het mogelijke gedaan tot hunne uitrusting. Deze vijand was werkelijk niet te verachten. Een oorlog ter zee is bovendien vol verrassingen. De kansen van den slag, een enkele fout van een der admiraals, zou Engeland's superioriteit in groote schepen kunnen doen tanen, een tweede zou haar zelfs den ondergang kunnen bereiden. Op de schouders van Sir John Jellicoe lag een verantwoordelijkheid, zoo zwaar, als zonder twijfel geen enkel zeeman, zelfs Nelson niet, ooit had gedragen; immers, de omvang van de krijgsbedrijven, die de Engelsche zeemacht voor den boeg had, was absoluut zonder precedent. Zij had niet alleen te doen met de Duitsche hoogzee-vloot, als de kans zich voordeed, niet alleen haar tot eiken prijs en in elk geval te bewaken en in te sluiten, maar terzelfder tijd had zij te voorzien in honderden toevallige gebeurtenissen, moest zij vijandelijke havens blokkeeren, een oog houden op schepen onder andere vlag, snelle Duitsche kapers in den Indischen en Stillen Oceaan 6 DE OORLOG TER ZEE. najagen, uitgebreide operaties in het oostelijk deel der Middellandsche Zee volbrengen; dit alles en nog meer: het vervoer van soldaten, letterlijk millioenen, van Canada, van Indië, van Australië, van Engeland, naar iedere oorlogszone, — Frankrijk, Egypte, Turkije, — moet zij beveiligen; ook het transport van munitie en voorraden, niet alleen voor de Engelschen maar ook voor hunne bondgenooten, naar Russische en Italiaansche havens. Een nooit ophoudende reeks van troepen-, ammunitie-,' passagiers- en koopvaardijschepen, heele legers, komende en gaande over de zeven zeeën — twee en negentig transporten brachten de Indische, twee en dertig de Canadeesche troepen over; hoe vele zijn van Britannië naar Frankrijk, van Frankrijk naar Britannië overgestoken of hebben den druk bevaren weg door de Middellandsche zee gevolgd sinds Augustus 1914? — en dit alles terwijl men ternauwernood dacht aan Duitschland en de op één na machtigste vloot ter wereld! „Ik meen", zegt admiraal Hornby, „dat ik de zee beheersch, als ik in staat ben aan mijn regeering te rapporteeren, dat zij een expeditie naar ieder willekeurig punt kan sturen, zonder gevaar te loopen, door den vijand daarin gehinderd te worden." Dit nu is de huidige positie van Sir John Jellicoe. Beschouw nu eens den omvang van deze eerste verrichtingen. Het is ongehoord fabelachtig, ondenkbaar, miraculeus, dat, hoewel er onvermijdelijke fouten werden gemaakt, dit alles kon geschieden in 't gezicht van zulk een tegenstander als Duitschland, dat alle krachten, die het kon voortbrengen, wilde offeren en ook offerde. Dan kan men nauwelijks zeggen, dat de grootste roem van Engelands wapenfeiten in dezen oorlog gelegen is in de algemeen de aandacht trekkende gebeurtenissen, de uren van daadwerkelijken strijd, hoe opwindend ze ook mogen zijn; veelmeer is hij te vinden in drie onzichtbare dingen: de organisatie, die een zoo reusachtige 7 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. oorlogsmachine onderhield, de vindingrijke bekwaamheid, waarmee de totaal nieuwe vraagstukken werden aangevat en opgelost en de prachtige geest, die gloeide en nog steeds gloeit als een onbluschbare vlam in den boezem van de Britsche zeelieden zelve. Te midden van al de veranderingen, sedert de dagen van Drake of Nelson, bleef die onveranderd. Men kan zeer terecht er op wijzen, dat ten opzichte van enkele dezer ondernemingen Groot-Britannië den steun had van dappere en machtige bondgenooten, Frankrijk, Italië, Rusland, Japan Dat is waar, en aan deze bondgenooten zal niemand, en allerminst een Engelschman, zijn onbeperkte bewondering en lof onthouden. Toch zullen deze naties zelf erkennen, dat in het meerendeel der operaties en daar, waar 't gevaar 't grootst was, in de Nobrdzee en het Kanaal, de last geheel heeft gelegen op de Groote Vloot en haar hulpafdeelingen. Wat is nu het meest sprekende feit van den geheelen zeeoorlog, dat alle andere beheerscht en er zijn eigen karakter aan geeft, van 't begin tot het einde? Het is dit: Duitschland neemt onwillig en stilzwijgend, maar ten volle aan, dat het ter zee inferieur is, met al den aankleve van dien, wat betreft strategie en taktiek. Voor er een slag was gevallen nam het de houding aan van den materieel zwakkere, maakte een schema van zijn plannen en nam z'n beschikkingen in overeenstemming daarmee. Die beoordeeling van zijn eigen positie was juist en verstandig en de maatregelen, die er uit voortvloeiden, waren logisch en aan geen kritiek onderhevig. De opgeblazen berichten in de Duitsche pers, het onvermogen der Duitsche admiraals na langdurige en zorgvuldige nasporingen om de Britsche vloot te ontdekken, de blijde aankondigingen van overwinningen, de vlaggen en de gelukwenschen en de redevoeringen, hadden alle zonder twijfel hun van te voren berekende waarde. 8 ADMIRAAL DAYID BEATTT. DE OORLOG TER ZEE. „Maak dat de menschen u gelooven" is een goed spel en de Duitschers spelen het goed. Maar het hooge zeebevel, de admiraals von Scheer en von Schipper, hebben geen illusies, zij weten waar Sir David Beatty te vinden is, eiken dag en op elk uur. Maar zij weten ook, dat een levende hond beter is dan een doode leeuw, zoo ook een zeebouwende vloot te verkiezen is boven een vloot, die op den bodem der zee ligt. Minderheid voorspelt, tenzij de goden persoonlijk tusschenbeide treden, den ondergang in een groot treffen en Duitschland heeft, en terecht, zijn vertrouwen gesteld in een taktiek van verontrusten, in pogingen tot het toebrengen van onverwachte klappen, tot het verkleinen van de onbetwistbare overmacht zijns vijands door onderzeesche aanvallen, door achtervolgende smaldeelen in mijnvelden te lokken, door patrouilleerende kruisers met een groote overmacht af te snijden. Dit is de taktiek van den zwakkere; ze leidt tot kleine, ze kan, zoo de fortuin meehelpt, leiden tot aanmerkelijke successen. Ze faalt echter in één opzicht, ze kan geen overwinning opleveren. De toestand, dien de Britschen vloot binnen vier-en-twintig uur schiep, is onveranderd gebleven tot op den huidigen dag. Een enkel zinnetje zegt het: de Britsche schepen, hetzij oorschepen, hetzij koopvaarders, zijn op zee, de Duitsche liggen in hun havens. Nergens misschien werd de buitengewone beteekenis van hun onopvallende, hun stille tegenwoordigheid en den druk, dien zij uitoefenden, dadelijk beseft. Ongetwijfeld zullen verscheidene personen gevraagd hebben: „Wat doet nu de Engelsche vloot?" Maandenlang heeft noch in Duitschland, noch in de neutrale staten de massa, die niet ingelicht was, duidelijk begrepen, dat de sleutel van de heele situatie in Europa, zoowel te land als ter zee, lag in het bezit van die onzichtbare vloot, dat de groote cirkel, dien de verbindingslijnen der geallieerden vormden van het Noorden naar het Zuiden, een levens- 9 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. belang voor al hun pogingen, afhing van haar werkzaamheid en alléén van haar werkzaamheid, dat zij tevens ook was de ring van staal, bestemd om ten slotte door .zijn nooit verzwakkenden druk de kracht en de hulpbronnen van de Centrale Rijken te vernietigen. Langzaam in zijn uitwerking moet de zeemacht in een voortgezette worsteling de beslissing brengen. Als we nu het werk van de Britsche vloot in den tegenwoordigen oorlog resumeeren, kunnen we volstaan met de volgende vier punten: 1. Gevechten, öf met 's vijands hoofdvloot, óf met smaldeelen of kaperschepen. 2. Blokkade, met inbegrip van vijandelijke koopvaarders in open zee. 3. Bombardement, of steun bij gecombineerde krijgsr verrichtingen van land- en zeemacht. 4. Overbrugging der zeeën, d. w. z. het openhouden van een veilige communicatielijn achter het honderden mijlen lange oorlogsfront der geallieerde legers. Al haar ontelbare verrichtingen kunnen in dit bevattelijk schema ondergebracht worden. Elk ervan op zichzelf kwam natuurlijk voor het oog der belangstellende wereld als één enkel van *de elkaar snel opvolgènde. tooneelen van het verbazingwekkende drama. De eerste phase van den strijd, voor 't grootste deel beperkt tot kleineie operaties in de Noordzee — eerste bewegingen van optredende boksers, die loeren op een voor hen gunstigen stand — was hoofdzakelijk een kwestie van onderzeeërs en mijnen. Eenige opzienbarende gebeurtenissen behooren echter tot de eerste oorlogsmaanden ; de voornaamste ervan zijn: de strijd bij Helgoland op 28 Aug., de slag bij Coronel en het treffen, waarmee, naar men zou kunnen zeggen, het gordijn na de eerste acte viel — de slag bij de Falkland-eilanden. 10 HOOFDSTUK II. DE EERSTE PHASE. Het gevecht bij Helgoland. — De Duitsche vloot in actie. Wijl zijn groote vloot tot werkeloosheid gedoemd was in zijn kanalen en door land ingesloten havens, zijn koopvaardijvloot genomen of van de zeeën verdreven was — meer dan een half millioen ton Duitsche scheepsruimte werd in de eerste maand der vijandelijkheden veroverd, in twee maanden meer dan een millioen ton — verkeerde Duitschland reeds dadelijk in een ongunstigen toestand. Samoa werd genomen door de Nieuw-Zeelandsche expeditie en Nieuw Pommeren in den Bismarck Archipel door een Australische, de draadlooze stations in Togoland, in Zuid-west Afrika, op de Caroline Eilanden, in de Stille Zuidzee, en op Duitsch Nieuw-Guinea, gingen denzelfden weg op als de in den val geloopen kaperschepen. In Augustus 1914 had Duitschland verscheidene snelvarende schepen op de Oceaan-routes, maar het kon ze niet behouden. Zooals de honderd-handige reus in de oude fabels, vernietigde de Britsche vloot, die de aarde bestreek, hen in hun ver uit elkaar liggende jachtgebieden. De „Kaiser Wilhelm der Grosze" was het eerste slachtoffer, in den grond geboord door de „Highflyer" bij de Kaap-Verdische Eilanden op den 80en Aug. 1914. Daarna zonk op den 14en September -de „Cap Trafalgar" na een duel met de „Carmania" in .'t zuiden van den Atlantischen Oceaan. De „Spreewald" werd in dezelfde maand genomen door de „Berwick" in 't noorden van den Atlantischen Oceaan. Daarna 11 2 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. was het de beurt van de „Emden", verreweg de meest fortuinlijke kaper, wiens handige werkwijze onder Von Müller in Engeland groote bewendering wekte. De Keizer had juist zijn gelukwenschen gezonden naar de stad Emden met „zijn petekind op den Indischen Oceaan", toen het einde kwam en zij tot een wrak geschoten was door de „Sydney" bij de Cocos-Keelings op 10 November. Op den 8en December stootte Von Spee's sterk eskader op Sturdee bij de Falklandseilanden en in 't gevecht van dien dag rekenden wij af met de „Scharnhorst", de „Gneisenau", de „Nürnberg" en de „Leipzig". Op 14 Maart van 't volgende jaar werd de „Dresden" vernietigd bij Juan Fernandez door de „Kent" en de „Glasgow". De „Eitel Friedrich", niet langer in staat open zee te houden, trok zich terug naar Newport News en werd daar op den 8en April geinterneerd. Het lot van de „Karlsruhe" is onbekend. Zij verdween, mogelijk door een storm, en hield op met het verontrusten van den wereldhandel. De „Königsberg" vluchtte en verborg zichzelf tusschen de boomen van een tropisch woud in Africa, maar vond daar haar einde in de Rufigi-rivier door de kanonnen van monitors op den Hen Juli 1915, en het spel was uit. Spoedig ook begonnen, toen het vaderland hun geen hulp kon zenden, de groote Duitsche kolonies te vallen als rijp fruit van een boom, dien men schudt. Na den slag bij de Falklandseilanden was de guerilla-oorlog ten einde en voor er vijf maanden om waren, was Duitschland's zeeoorlogszóne beperkt tot de Oostzee en de Noordzee, uitgezonderd dan de werkzaamheid van duikbooten hier en daar in opwellingen van korte activiteit. In dit eerste deel van den oorlog hadden zij evenwel een groot en verrassend succes tegen oorlogsschepen, wat de aandacht van Engeland en de wereld in 't algemeen terdege op de vernielende kracht van dit venij- 12 DE EERSTE PHASE nige scheepstype vestigde. Eén enkele duikboot onder Von Weddingen vernielde in een half uur tijds de kruisers „Aboukir", „Hogue" en „Cressy", schepen van aanzienlijke waarde, ofschoon eenigszins oud en van geringe snelheid Het was natuurlijk een groote fout, om een door duikbooten onveilig gemaakt gebied te doen patrouilleeren door dergelijke schepen en Engeland betaalde ze duur. Het nam de les echter ter harte, of liever, de lessen, 't Patrouilleeren moest worden verricht door kleine, snelle schepen, in de toekomst moesten de schepen geen vaart minderen om redding te brengen, zooals de Cressy en de Hogue deden — een daad, zeer zeker door naastenliefde ingegeven, maar onverdedigbaar in den modernen oorlog — en, met den onderzeeër moest ernstig rekening worden gehouden in alle toekomstige ondernemingen. Geen zoodanig succes werd ooit weer bereikt. De onzijdigen begonnen nu ook te lijden door de verborgen oorlogsgevaren in den nieuwen, slinkschen stijl. Hollandsche en Deensche schepen liepen in de Noordzee op mijnen en het eerste Amerikaansche schip in de treurige lijst, de „Evelyn" van 3000 ton, verging bij Borkum. Een paar schoten werden er gewisseld tusschen torpedojagers, tot op den 28en Augustus de „zekere levendigheid", aangekondigd dóór de Britsche Admiraliteit, haar hoogtepunt bereikte in een mooi klein gevecht ten Noorden van Helgoland, en op enkele oogenblikken zelfs in 't gezicht van zijn versterkingen. Iedereen, die eenige ervaring heeft van het manoeuvreeren met een klein schip op de Noordzee, kent het afschuwelijke daarvan. Er is daar weinig betooverends, weinig van den kleurenrijkdom der Middellandsche Zee, weinig zeeschoon. Laag en daardoor verschrikkelijk voor de matrozen, zijn er de korte, scherpe golven; wanneer een klein schip met eenigen spoed zich voortbeweegt zijn de dekken ware waterpoelen. „We varen nooit minder dan 20 knoopen", schreef een officier van 13 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. een torpedojager, „en ge weet, wat dat beteekent, als er maar even een beetje zee staat. Terwijl ze half stikken van den vetten olie-rook uit den schoorsteen, ijskoud schuim ze bespot, zoodat ze tot de huid doornat zijn en ze half bevriezen, is de geest van onze mannen gewoonweg boven allen lof verheven." Zomer en winter door wordt in dat gebied de scheepvaart door natte, sombere mist zeer bemoeilijkt en in oorlogstijd is een vriend haast niet te onderscheiden van een vijand. In echt nevelig Noordzee-weer met het „beperkte uitzicht", waarvan men zoo dikwijls hoort, had 't gevecht in de Baai plaats. Helgoland, door Lord Salisbury aan Duitschland afgestaan, is door die mogendheid aangewend tot belangrijke vlootdoeleinden. Zwaar versterkt, tot een bedrag van tien millioen pond, en gewapend met elfduims kanonnen, stoot het een dreigende wig diep in de Noordzee, beschermt het de „natte driehoek", waarachter de voornaamste Duitsche oorlogshavens liggen, biedt het een geschikte schuilplaats, een ankerplaats voor oorlogsschepen, een haven of basis voor duikbooten, torpedojagers of zeppelins en een telegraphie-post voor signalen. De Baai zelf vormt een kanaal van ongeveer achttien mijlen in de breedte, waardoor de weg loopt voor schepen, die van de Elbe naar het noorden moeten. In dit gebied bereidde nu de Engelsche admiraal een „rendez vous" voor. Zie, hoe de brutale „Arethusa" door den nevel sluipt, begeleid door haar grijze z schonden, de torpedojagers. Donkere vlekken verschijnen in den mist; kruisers? torpedojagers? vijanden of Britten? Eenige oogenblikken van observatie — en de kanonnen openen het vuur. — „Toen we tot op 2000 yards genaderd waren begon het zesduims kanon op de voorplecht van den Britschen kruiser te spreken", vertelt een ooggetuige, „een kort, scherp gekraak, dat de ooren 14 DE EERSTE PHASE. pijn doet, gevolgd door de doffere slag van de springende granaat. Het was een passend begin voor het helsche leven, dat oogenblikkelijk volgde. Het was een gevecht in het duister, waarin niemand kon zien, hoe het zijn broeder verging en als het maar even mogelijk was de tegenoverliggende grijze schaduw te ontdekken, dan begon een beuken erop, tot de oogen pijn deden en de adem fluitend tusschen de door bijtende, verstikkende dampen van pikrinezuur verdroogde lippen doorkwam. Een tweede Duitsche kruiser verscheen en zich bij haar zuster scharend versterkte ze den regen van granaten, die rond en op de zwoegende Arethusa uiteenspatten, tot deze, met op één na al haar kanonnen in rust, zich voor een oogenblik uit het gevecht terugtrok om wat op adem te komen. Geen van de vijandelijke kruisers volgde haar, want beide hadden hun portie gehad. Vijf en vijftig minuten van hard werken en dan, met het wrakhout opgeruimd, de gewonden naar beneden gebracht, en de kanonnen weer gereed voor 't gevecht, verscheen de Arethusa opnieuw, gereed den strijd weer aan te binden. Ze stoomde den mist weer in, haar oude tegenstanders zoekend; ze vond ze en verdubbelde haar vorige pogingen. Heel korten tijd was er ditmaal slechts noodig. Een van de kruisers vloog in brand en de andere was blijkbaar aan 't zinken." Om een zaak als deze te begrijpen, moeten we eenige kennis dragen van de bedoelingen en plannen van het aanvallend smaldeel. Natuurlijk heeft de Britsche Admiraliteit ze echter niet bekend gemaakt. Maar men ziet duidelijk genoeg, dat iets van den aard van een „raid" of verkenning bedoeld was, waarbij vijandelijke lichte kruisers en torpedojagers, patrouilleerend in den omtrek van Helgoland, misschien van hun basis afgesneden en vernietigd konden worden. Als ze ondersteund werden door zwaardere schepen, die ter hulp snelden, lagen Sir David Beatty's slagkruisers gereed, om hen te ontvangen. 15 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. Deze taktiek, zoo oud als het spel van den oorlog zelf, komt in iedere phase van de Noordzee-operaties voor, van Duitschen zoowel als van Engelschen kant. Ge legt uw val met een paar kleine schepen, en een grooter eskader ligt op den loer om neer te storten op vervolgers. De vijand krijgt versterking of trekt terug en openingszetten kunnen al of niet leiden tot een beslissend gevecht. Daar de slag in mistig weer en over een wijde wateroppervlakte plaats had, loste hij zich op in een reeks van afzonderlijke gevechten. Vijandelijke schepen doemden uit den nevel op, werden aangevallen, verdwenen. Torpedojager ontmoette torpedojager, of kruiser den kruiser. Duitsche onderzeeërs trachtten, zonder succes, de grootere schepen te torpedeeren. Een verwarde reeks gevechten eindigde met de komst van de groote schepen, de „Lion", de „Invincible", de „New Zealand", de „Queen Mary", wier groote snelheid naast de bekwaamheid, waarmee ze bestuurd werden, en de kalme zee het gemakkelijk maakte de Duitsche onderzeeërs te vermijden, en deze overstelpende strijdmacht dreef den vijand in zijn naburige schuilplaats terug. „We zagen de „Mainz", schreef een officier, „juist voor ze zonk, ofschoon we toentertijd niet wisten, welk schip het was. Het was onmogelijk haar te herkennen, daar ze slechts één gedeukte schoorsteen over had en de stomp van een mast, terwijl ze hevig brandde.. Ik zag ook de „Köln" zinken, nadat ze door de heele slagkruiservloot was verpletterd. Ze was een nog ellendiger wrak dan de „Mainz", denk ik, ofschoon ze zoo vreeselijk in brand stond, dat ze soms volkomen in rook gehuld was." Het resultaat van 't gevecht was, dat de Duitschers drie lichte kruisers verloren, twee torpedojagers en misschien twaalf honderd man; de Engelsche verliezen bedroegen negen en zestig man. Onder de gevangenen — eenige honderden —, die door de Engelschen ' gered waren, bevond zich de zoon van Admiraal von Tirpitz. 16 TWEE GEZICHTEN OP HELGOLAND DE EERSTE PHASE. Dit was het gevecht, waarin de torpedojager „Liberty", dorstend naar meer roem, dan naar verhouding haar deel was, onder de forten van Helgoland zelf doorschoot, om als 't geluk diende, de kruisers te torpedeeren, die onder bescherming der i 1-duims kanonnen in de haven lagen. De granaten, op haar afgevuurd, hadden een heele vloot tot zinken kunnen brengen. Toen nog maar één torpedo en ééne lading voor de vuurmonden was overgebleven, meende ze, dat het tijd was, er van door te gaan I Toen ze draaide, doodde een bom den commandant en drie anderen, maar de luitenant nam 't bevel op zich en bracht haar zegevierend thuis. Zoo beschamen mannen van nu de helden uit de oude historiën. Dit mooie en snelle gevecht in het duistere weer, teekent vele trekken van den modernen zeeoorlog. Men strijdt, terwijl de betrokken schepen de grootst mogelijke vaart loopen, op een afstand van misschien een paar mijl, of, als 't tusschen grootere schepen gaat, een acht a tien mijl en dan zet het vinden en houden van den schootsafstand in een modernen slag u voor een dozijn moeilijkheden. Uw eerste schot valt te dichtbij en te veel naar rechts; ge corrigeert dit, en uw tweede valt te ver, of te veel naar links. Maar, ge hebt uw „bracket" en het derde of vierde zal nu het doel wel treffen. Een slag van het stuurrad echter en zie, uw vijand zwenkt naar bak- of stuurboord, verandert daardoor den afstand en ge moet opnieuw beginnen dien te zoeken. Deze voortschietende gedaanten, zich bewegende met de snelheid van een sneltrein, denken er niet aan, zich te laten vangen en onder vuur te blijven. Voortdurend zigzag varen, terwijl men vuurt, zich één, misschien twee-streken afwenden, als de vfjand den schootsafstand gevonden heeft, ziedaar een nieuwe trek in alle hedendaagsche ontmoetingen ter zee. Bedenk ook, dat het kanon op een slingerend plat staat, dat met het rollen van de zee meeslingert, en dat het van 17 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. evenveel belang is, na te gaan, waar het projectiel belandt, als het af te schieten. Met schuim en rook, of beide, heeft de kanonnier voortdurend te strijden. Indien de positie te lijwaart van den vijand het voordeel geeft, dat het richten van 't stuk niet bemoeilijkt wordt door den rook van het eigen schip, weegt daar toch weer tegen op het ongemak, dat het aldoor rondstuivend schuim het uitzicht voor de bedienende manschappen belemmert, 't Behandelen van kanonnen als je op je gemak in een leunstoel zit, is eenvoudiger. „Het voordeel van tijd en plaats is in alle krijgsbedrijven al een halve overwinning", zei Drake. Die „halve overwinning" is in bijna elke ontmoeting tusschen de vijandelijke vloten het deel geweest van de Duitschers. In de Baai van Helgoland, als ook bij de Jutland Bank streden de Britsche schepen ver van hun basis in vijandelijke wateren, waren ze blootgesteld aan vele gevaren, terwijl hun tegenstanders in 't gezicht van hun permanente versterkingen bleven, zou men haast kunnen zeggen; Een haven aan de lijzijde is een groote aanmoediging om den storm te trotseeren, maar de Engelsche vloot vocht altijd bij de vijandelijke kust Niemand kan de voorzichtigheid der Duitschers afkeuren, noch ook de politiek, waar zij een uitvloeisel van is. Welke weg staat er immers voor den zwakkere open? Duitschland huldigt nog altijd de leer van een „vloot, die werkelijk bestaat", dat is: een waakzame, dreigende vloot, die, hoewel ze misschien nooit toeslaat, het wapen opgeheven houdt en door die enkele bedreiging, — kan ze dan al niet vernietigen —, ten minste 's vijands grootere strijdmacht kan hinderen, vasthouden en van andere doelen afhouden, ze in één woord binden. 18 HOOFDSTUK III. DE SLAGEN OP DEN OCEAAN. Coronel. De Falklandseilanden. De aanwezigheid van snelle vijandelijke kruisers op de groote Oceaan-routes leverde ontegenzeglijk een zeer groot gevaar op voor de handels- en passagiersschepen der Entente. Daardoor werd Engeland, welks scheepvaart — drie kwart van die der gansche wereld — in 't bijzonder was blootgesteld aan groote verliezen door kapers, geroepen tot de verre van gemakkelijke taak, van 't westen naar 't oosten en van pool tot pool al de wateren onder het hemeldak te surveilleeren. 't Was een zeer aardig berekende manoeuvre, dat eenige dagen voor 't uitbreken van den oorlog, admiraal von Spee, opperbevelhebber van de Duitsche vloot in China, met zijn schepen in de groote watervlakten van den Oceaan verdween. Eenigen tijd lang bleven zijn bewegingen in een geheimzinnig waas gehuld, maar spoedig hoorde men wat van zijn schepen. Eenmaal op zee, zonderde hij van zijn eskader af: de „Emden", die in de zeeën van Indië aan den slag ging, de „Leipzig" en de „Nürnberg", die koers zetten naar de Westkust van Amerika, en hijzelf wendde zich met zijn grootste schepen, de „Scharnhorst" en de „Gneisenau" naar de Stille Zuidzee. Strooptochten tegen Britsche koopvaarders hadden altijd deel uitgemaakt van de Duitsche zeeoorlog-plannen, en men koesterde groote verwachtingen omtrent het succes daarvan. In spijt van de sterkte van zijn eigen vloot en de hulp, die de bondgenooten vriendschappelijk verleenden, had Engeland thuis een te groote scheepsmacht noodig, om direct een voldoend aantal schepen voor de vervolging der zeeroovers af te 19 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. kunnen zonderen en niet voordat er al kwaad genoeg gebrouwen was, hadden de jagers succes met het opsporen en neervellen van hun prooi. Doormiddel van Duitsche koopvaarders, die zelfs in oorlogstijd de middelen vonden om de benoodigde kolen machtig te worden, vernieuwde Von Spee zijn voorraden en hield hij zijn bunkers vol. Tenslotte wist hij een sterk eskader van vijf kruisers met begeleidende kolenschepen te Volparaiso bijeen te brengen. Het was in 't belang van Engeland geboden, dat aan Von Spee's loopbaan zoo spoedig mogelijk een einde werd gemaakt. Welke strijdkrachten waren in dat gebied aanwezig, om deze taak ten uitvoer te brengen? Zij bestonden uit Admiraal Craddock's eskader van drie gepantserde schepen, de „Good Hope", zijn vlaggeschip, de „Monmouth" en de „Glasgow"; de eerste was een groote kruiser met een snelheid van 23 knoopen, gewapend met twee 9-duims kanonnen van een oud model, met een tweede batterij van zestien 6-duims vuurmonden; de „Monmouth" van gelijke snelheid bezat geen zware stukken, maar had veertien 6-duims kanonnen;de „Glasgow", een sneller vaartuig, was slechts zwak bewapend met twee 6-duims kanonnen. Een bewapende hulpkruiser, de „Otranto", van geen gevechtswaarde tegenover oorlogsschepen, begeleidde de kruisers en de „Canopus", wier bewapening o.a. vier 12-duimsstukken telde, was op weg om zich bij 't smaldeel te voegen. Tegen de lichte Duitsche krufeers was Craddock dus goed voorbereid, maar mocht hij bovendien de „Scharnhorst" en de „Gneisenau" ontmoeten, nieuwe en zwaargewapende schepen, voorzien van 8-duims stukken van 't nieuwe model, dan was zijn toestand gevaarlijk. Want twee punten moeten hierbij in 't oog gehouden worden: le. 't kaliber van een kanon is niet voldoende, om zijn vernieKngskracht te beoordeelen, zijn ouderdom en model moet men ook in rekening brengen; 2e. dat 6-duims stukken op 't be- 20 KAPITEIN TEE ZEE THYRWHITT. LT.-COMMASDAHT MAX. K. HORTON. ADMIRAAL C. CRADDOCK. YICE-ADMIRAAL FREDERICK C. D. STURDEE. DE SLAGEN OP DEN OCEAAN. nedendek, zooals de „Good Hope" en de „Monmouth" voerden, van weinig nut blijken bij een hooge zee. Het lijdt geen twijfel, dat de Britsche Admiraliteit ongerust was over Craddock, 't gevaar zag waarin hij verkeerde, en om hieraan tegemoet te komen, zond ze de „Canopus" ter versterking. Maar zelfs als dit schip intijds aangekomen was, zou het geen verhooging van gevechtssterkte gebracht hebben. Moderne slagen worden onder de grootste snelheid geleverd, en de „Canopus", gebouwd in 1899, was waarschijnlijk niet in staat, meer dan 15 knoopen te loopen. Haar langzaamheid redde haar en sloot haar later uit van elk aandeel in den slag bij de Falklandseilanden. Gedurende haar geheele vaart bleef ze een quantité négligeable. Ter verdediging van de Britsche Admiraliteit moet er aan herinnerd worden, dat de oorlog nog steeds in zijn eerste periode was; de nieuwe, prachtige schepen, sedert aan de vloot toegevoegd, waren nog niet in dienst en de behoefte in de Europeesche wateren woog zwaarder dan al 't andere, om een besliste meerderheid te behouden tegen de Duitsche Openzee-vloot, die te een of anderer tijd wel eens in al haar kracht kon te voorschijn komen. Daar lag het voornaamste gevaar, en machtige bodems uit te zenden op expedities in de verre zeeën scheen voor 't oogenblik een te gewaagde politiek. En dus sloeg de schaal van 't noodlot door ten nadeele van admiraal Craddock, die op Zondag 1 November bij Coronel, aan de Chileensche kust, met zijn drie kruisers op Von Spee's eskader van vijf stootte. Het was een slechte dag, een nijdige storm stak op en er stond een zware zee en 't zag er uit of 't nog slechter zou worden. Om 5 uur 's middags bevond de Britsche Admiraal, die aan de „Canopus", steeds nog ver in 't Zuiden, seinde „Ik ga den vijand nu aanvallen", zich in een positie, evenwijdig aan de Duitsche vloot op een afstand van ongeveer 12 mijl. Bij 't zien der Engelschen had Von Spee zijn roer omgegooid, draaide naar 't Zuiden en hield 21 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. op de hooge kust aan. Het weer was steeds slechter geworden en was nu op z'n wildst, de wind had bijna de kracht van een orkaan en de avond viel, toen de groote oorlogsschepen door den storm streefden, onder het stampen hunner eigen machines en 't gebrul der woedende zeeën, die in hoozen van schuim over de neerplompende boegen spatten. De handige manoeuvre van den Duitschen admiraal, om onder de bergachtige kust te komen, gaf hem de voordeeligste positie. Zijn eigen schepen, nauwelijks zichtbaar tegen het land, boden een pover doelwit aan de Engelsche kanonnen; zijn vijanden waren scherp afgeteekend in de laatste horizontale stralen der ondergaande zon. Nooit werd een zeeslag geleverd temidden van zóó woelige elementen en in zulk een somber oord. De woestjagende wolken, de hooge, dreigende kust, de fluitende storm en de brullende zeeën pasten goed bij de bulderende kanonnen en de koortsachtige spanning der mannen, die in de krankzinnige orgie van den slag gewikkeld waren. De beslissing kwam spoedig. Voor er tien minuten om waren, en na de 3e volle laag, viel de Monmouth" uit de linie, overhellend en in vlammen gehuld. Ze kwam, worstelend, maar dapper, terug, maar slechts om nog meer verpletterende wonden te ontvangen. Eer 't gevecht drie kwartier geduurd had, verkondigde een ontzettende ontploffing haar einde. De „Monmouth'', nauwelijks meer dan een drijvend wrak, beantwoordde de seinen der „Glasgow" nog een half uur lang. Dan kwam er geen antwoord meer: ook zij was verdwenen. Het goede schieten der Duitschers — de „Gneisenau had meermalen de prijs van den Keizer gewonnen voor artillerievuur, — en dat op een scherp afgeteekend doel, het feit, dat hun 8-duims kanonnen een gewicht van 3.800 lbs, in een salvo wegschoten, terwijl het antwoord van de twee 9-duims stukken van de „Good Hope" 760 lbs. was, en dat de Engelsche 6-duimers op hun lage platvorms weinig konden uitrichten bij de zeeën, die er dien 32 DE SLAGEN OP DEN OCEAAN. dag stonden, dit waren de beslissende factoren. De Britsche kanonniers konden niet nagaan, waar hun projectielen vielen en vuurden, uit gebrek aan een beter doel, op de vuurstralen der Duitsche kanonnen. Er werd blijkbaar geen poging tot redding gedaan. De zon was reeds ondergegaan en het weer, zooals reeds gezegd is, maakte het onmogelijk. Booten konden niet uitgezet worden, maar touwen en boeien van de schepen zelf konden misschien eenig resultaat hebben opgeleverd. We weten het niet. Er werd althans niets gedaan, en geen enkele van de zestien honderd man aan boord van de twee Britsche schepen overleefde den slag. De ongepantserde „Glasgow", wier scheepswanden door granaten opengereten waren, spoedde zich zoo snel mogelijk naar 't Zuiden, om de „Canopus" te waarschuwen. Von Spee's overwinning was volledig, maar 't noodlot had hem slechts een korte loopbaan toegedacht. Zulk een klinkende slag in 't gezicht der Britsche vloot kon niet straffeloos geduld worden. Hij moest spoedig beantwoord worden met een nog heviger stoot. Maar hij had zichzelf een naam en roem verzekerd in de annalen der zee. Hij had de eerste en waarschijnlijk de laatste Duitsche overwinning ter zee op den meest trotschen vijand van zijn land, behaald, op Engeland, dat niet gemakkelijk in zijn natuurlijk element werd verslagen of verschalkt. Toch kan hij zich geen illusies gemaakt hebben als hij 't werk voor 't Vaderland van dien dag overpeinsde, hoe prachtig het ook was. Hij voorzag duidelijk genoeg, dat vernietiging hem bedreigde, dat op een niet ver meer af liggenden datum hij zijn dapperen vijand zou moeten volgen in 't graf van den zeeman. Hij maakte evenwel 't beste gebruik van zijn tijd en zwierf verscheidene weken lang op de zuidelijke handels-routes. Toen dreven moeilijkheden in de kolenvoorziening, want deze vermeerderden met elke week, hem naar de boomlooze, ruwe Falklandseilanden, waar 23 3 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. de kleine kolonie zijn komst reeds lang voorzien en gevreesd had. Het plan om de zwakke versterkingen te overweldigen en daar een gemakkelijk te verdedigen Duitsche basis te vestigen, had reeds eenigen tijd zijn geest bezig gehouden. Deze veelbelovende zet bleek fataal te zijn, want hij liep recht in den muil van den leeuw. Zoodra het nieuws van Craddock's nederlaag Engeland bereikte, nam de Admiraliteit onverwijld een rasch besluit; nauwelijks verliepen er 24 uur voor het wrekende eskader uitvoer en op 7 December bereikte Admiraal Sturdee de Falklandseilanden met 7 schepen, waarbij de "slagkruisers „Invincible" en „Inflexible". Zij zouden daar bunkeren en vervolgens op zoek gaan naar Von Spee. Maar hij spaarde hun de moeite, tot zijn eigen ergernis en de verwondering en blijdschap der Britsche matrozen. Den morgen zelf van hun aankomst, precies, alsof 't volgens afspraak was, waren de Duitsche schepen zoo beleefd aan den horizon te verschijnen. Sturdee's eskader lag achter 't land verscholen en 't bunkeren ging stilletjes door, terwijl de niets kwaads vermoedende von Spee naderkwam. Om 9 uur waren de „Gneisenau" en de „Nürnberg" binnen schot en de „Canopus" vuurde een paar schoten af uit de haven, over de maskeerende hoogten. De twee kruisers hielden af en wachten op hun kameraden, om zich bij hen te voegen. De Engelschen waren misschien sterker, dan zij gerekend hadden. Toen, als zij voor den havenmond verschenen, deden zij de fatale ontdekking. Toch besefte von Spee nog niet onmiddellijk de sterkte van de strijdmacht tegenover hem. Ze was gevaarlijker, dan hij vermoed had, maar hoe gevaarlijk ? Hij wachtte en keek uit, giste niet, dat voor de zon onderging het met zijn krijgsdaden uit zou zijn. Nu begonnen de Engelschen zich in beweging te stellen. Eerst kwamen de kleinere schepen, de „Glasgow" en de „Kent" en na hen de slagkruisers, maar gehuld in 24 DE SLAGEN OP DEN OCEAAN. rook. Toen die een weinig optrok, zag de Duitsche admiraal, dat alleen snelheid, als snelheid al hielp, hem redden kon. Hij draaide en ging voor die dreigende slagorde onder vollen storm op de vlucht naar het Oosten. Het weer vertoonde een opmerkelijke tegenstelling met den dag, toen de slag bij Coronel werd geleverd, want op dezen December-morgen goot de zon haar stralen over een kalme zee en stond er slechts een licht briesje. Toen de jacht eindelijk ten einde was, waren de vijandelijke vloten binnen ongeveer twaalf mijl afstand van elkaar en gedurende twee uren in 't gezicht van de inwoners van Port-Stanley. De Britten maakten geen groote haast, want de afloop was niet twijfelachtig. Alle man werd als gewoonlijk door de pijpers aan 't middagmaal geroepen en zelfs werd er tijd toegestaan om te rooken, vóór Sturdee besloot den vijand aan te grijpen. Toen rekten de bloedhonden zich uit voor den wedloop, die alleen op den dood kon uitloopen. Het vooruitzicht van een ophanden zijnd gevecht heeft bijna geen invloed op den gang van zaken op een Engelsch oorlogsschip. Iedere man aan boord weet precies, wat er van hem verlangd wordt en van 't signaal op den hoorn „op de plaats voor 't gevecht", totdat de heele ontzaglijke machine op zijn hoogste kracht werkt en gereed is, zich op den vijand te werpen, duurt ternauwernood vijf minuten. De waterdichte schotten en patrijspoorten worden gesloten, 't houtwerk wordt overboord geworpen en ontvlambaar tuig weggestouwd en de manschappen zijn in eenige oogenblikken op hun plaats. Dan schijnt het schip verlaten want de geheele bemanning bevindt zich achter de bepantsering. 't Mag vreemd schijnen, maar hoogstens veertig of vijftig man van de zeven- of achthonderd aan boord van een oorlogsschip zijn werkelijk getuige van een modernen zeeslag. Toen de Duitschers wegstoomden, leidde de „Scharn- 25 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. horst". Ongeveer om een uur seinde admiraal Sturdee open 't vuur en val den vijand aan." Bijna oogenblikkelijk verlieten de drie lichte kruisers, om hun kans om te ontsnappen te vergrooten, de Duitsche slagorde en verspreidden zich, terwijl ze naar men dacht, mijnen strooiden, in zuidelijke richting, dadelijk achtervolgd door de „Glasgow", de „Kent" en de „CornwalL ' De Bristol" was reeds uitgezonden om de kolenschepen, die von Spee begeleidden, te vernietigen. De slag loste zich dus op in een hoofd- en verscheidene nevengevechten. Vurende onder 't vluchten, wijzigden de „Gneisenau" en de „Scharnhorst" hun koers in een zuidoostelijke. Om drie uur was de strijd op zijn hevigst, de Inflexible" viel de „Scharnhorst" aan en de „lnvincible , Sturdee's vlaggeschip, de „Gneisenau" en het was duidelijk, dat de Duitsche schepen reeds geducht gehavend werden. Daar de Britsche kanonnen verder droegen, was het vuur, waarmee ze antwoordden, van geen beteekenis. Af en toe sloeg een granaat een groot gat in de zijde van de „Scharnhorst", „waardoor men een doffe roode gloed van vlammen kon zien", een afschijnsel van de hel. Spoedig gingen haar masten en schoorsteenen overboord — om vier uur verdween ze met haar geheele bemanning in een groote wolk van rook en stoom. De vervolging van de „Gneisenau" duurde voort en maakte pogingen tot redding onmogelijk. Later, ongeveer om vijf uur, kon ze, onder het geconcentreerde vuur der Britsche kruisers, niets meer doen, helde eerst langzaam over waardoor men kon zien hoe de bemanning zich aan één kant verzamelde, en schoot dan, evenals haar ongelukkige metgezel, in een vulkaan van rook en damp gehuld en met den achtersteven hoog in de lucht, weg in de diepte van den Oceaan. Tegen het eind van den slag, meldt een van de overlevende officieren, kon men niet langs het opperdek 26 HET AFVUREN VAN EEN SALVO. DE SLAGEN OP DEN OCEAAN. loopen, daar er eigenlijk geen meer was. „Bijna alle manschappen op het bovendek waren gedood, alle kanonnen waren buiten werking, en een geschutstoren was door een 12-duims lydietbom in zijn geheel overboord gesmeten. Beide machines waren onklaar en er was brand in het achterschip. Zij zouden misschien veel meer branden gehad hebben, maar onze bommen, die bij 't schip in de zee sloegen, wierpen zuilen water op, •die geregeld de branden bluschten. Deze waterzuilen reikten tot den top hunner masten, misschien wei 300 voet hoog." De helft van de bemanning der „Gneisenau" was. •door granaatvuur gedood, voor zij zonk. Eén Duitsche officier heeft wis het geluk niets te verwijten. De toren, waarin hij stond, werd getroffen en hij alleen bleef gespaard. Hij voegde zich bij de manschappen van een ander kanon en hetzelfde had plaats. Hij snelde naar een derde kanon en een 3e projectiel legde ook dat het zwijgen op. Terwijl hij met een vierde kanon bezig was, zonk het schip en, na een uur in het ijskoude water rondgezwommen te hebben, werd hij opgepikt. Sommige menschen zijn werkelijk onder een gelukkig gesternte geboren! Het redden van de overlevenden, „als een groote vlek bruin zeewier" op de oppervlakte •drijvende, begon dadelijk; touwen en boeien werden uitgeworpen, alle beschikbare booten werden uitgezet en bijna 200 man, waaronder de kapitein, werden uit het ijskoude water gered! Ongelooflijk als het schijnen mag, deze mannen verwachtten doodgeschoten te worden en toonden verbazing en vreugde, toen ze vriendelijk verzorgd werden. Hoe weinig weet Duitschland van Engeland en zijn zee-tradities af! Onderwijl ontving de „Glasgow", die de „Leipzig" achtervolgde, ongeveer om 5 uur een draadloos bericht, ■dat de hoofdslag afgeloopen was. De Duitsche kruiser, 27 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. hoewel ernstig beschadigd, vocht toch zeer dapper door tot 9 uur, toen zij verdween in de diepte, alle opvarenden, op vijf officieren en zeven manschappen na, met zich voerende. Een ander tweegevecht, het meest spannende en> verwoedste van den geheelen slag, had plaats tusschen de „Kent" en de „Nürnberg"; partijen stonden op ongeveer gelijken voet, de Duitscher had evenwel grootere snelheid dan de Brit. We doen het best, het verhaal, van den kapitein van de „Kent" weer te geven. ^r„Het was een tweegevecht", schreef hij, „daar er geen ander schip in zicht was op dien tijd. De jacht begon tegen den middag en het gevecht ving ongeveer te 5 uur in den namiddag aan. Na een scherp gevecht, waarin de „Kent" niet minder dan 35 maal door vijandelijke granaten getroffen werd, zonk de „Nürnberg"" te 7.26 's namiddags". De „Nürnberg" is een sneller loopend schip dan de „Kent", maar ik deed een beroepop de machinisten en stokers om alles wat in hun vermogen was te doen om haar te vangen; on zij voldeden schitterend aan mijn verzoek. De „Kent" liep al sneller en sneller, tot zij 25 knoopen voer, ruim een knoop meer, dan zij ooit tevoren gehaald had. Den vijand naderden wij al meer, tot hij ten laatste onder 't bereik van onze kanonnen was. Spoedig begonnen de granaten van de „Kent" dicht en snel rondom hem te vallen en hij werd vele malen getroffen, tot hij in vlam stond. De vijand bleef zijn kanonnen afvuren tot het schip zonk en toen het onder de oppervlakte verdween,, zwaaiden eenige dappere mannen op het campagne-dek de Duitsche vlag. Zoodra het vaartuig gezonken was,, spreidden de mannen van de „Kent" dezelfde ijver en werkzaamheid ten toon bij de pogingen tot redding, als zij gedaan hadden bij het bestrijden van den vijand. Booten werden haastig gereedgemaakt en gestreken door de manschappen, die vurig en uit zich zelf ver- 28 DE SLAGEN OP DEN OCEAAN. langden aan het reddingswerk deel te nemen. Ongelukkig was de zee zeer ruw en het water erg koud, zoodat wij slechts 12 man konden oppikken, waarvan er naderhand nog vijf stierven." Zoo werd dan de slag bij de Falklandseilanden geleverd en gewonnen. Een harde en beslissende slag was toegebracht, maar 2 Duitsche schepen, de „Eitel Friederich", een hulpkruiser, en de „Dresden", een lichte kruiser, hadden weten te ontkomen en zwierven nu vrij in de Stille Zuidzee. Ook met hen moest worden afgerekend. Eenige maanden lang slaagden zij er in telkens te ontsnappen en verontrusten ze de scheepvaart aan de Chileensche kust. In Maart echter raakten de voorraden van de „Eitel Friederich" uitgeput; ze bereikte een Amerikaansche haven en besloot, die niet te verlaten. Ongeveer terzelfdertijd werd de „Dresden" omsingeld door de „Kent" en de „Glasgow", bij Juan Fernandez. Zij toonde weinig lust in een gevecht te hebben en streek na 25 minuten strijds de vlag. De bemanning werd aan boord van de Britsche schepen genomen. Ze was ernstig beschadigd en stond in brand. Tenslotte ontploften het magazijn en ze zonk, het laatste schip van Von Spee's eens zoo strijdbaar en machtig eskader. Zoo eindigden Duitschland's avonturen ter zee in gindsche verre wateren. Ze waren handig uitgevoerd door vastberaden en bekwame mannen; in zeker opzicht bleken ze succes te hebben; ze hebben misschien Duitschland gesterkt in het geloof, dat zijn zeelieden de evenknie der Engelschen waren; maar toch, van 't begin af waren ze hopeloos. En, wanneer de prijs berekend wordt, en het eindoordeel uitgesproken, 't zij in Duitschland of elders, wie zal dan zeggen, dat dit spel, hoe dapper ook volgehouden, de offers waard was? 29 HOOFDSTUK IV. NOORDZEE-SLAGEN. Doggersbank. — Jutland» De sluiptochten van lichte kruisers op de Oostkust" van Engeland hadden een dubbel doel. Zij wondden Britsche huisgezinnen, terwijl zij Duitsche moed inspraken. Zij hadden echter zoowel een militair als een politiek doel — „om de Engelsche vloot naar buiten te lokken", zei een Duitsche zeeman, die er aan deelgenomen had. „In de eerste plaats", merkte hij op, „hadden onze lichte kruisers, die vol mijnen geladen waren, deze op de locale wateren uitgestrooid. ... In de tweede plaats toonden we den Engelschman, die altijd pocht op zijn oppermacht ter zee, dat hij nog niet eens zijn eigen kust kon beschermen. ... In de derde plaats hebben we de bewoners van Engeland en in 't bijzonder de ingezetenen van Yarmouth een diepe vrees ingeboezemd".. Dit waren dan de doelen, die duidelijk genoeg de Duitsche taktiek en de Duitsche psychologie kenschetsen. Bij de eerste raid op Yarmouth, op 8 Nov. 1914, waren de aanvallende schepen van de kust uit onzichtbaar door de herfstnevels en ze waren zelf te ver verwijderd en te vreesachtig, om veel schade aan te richten; bij de derde op 16 Dec. waren de verliezen aan menschenlevens in Hartlepool, Whitly en Scarborough zwaar: vele vrouwen en kinderen werden vermoord en kerken en huizen verwoest, daar het vuur blindelings, op goed geluk af gegeven werd. Weer ontsnapten de Duitsche schepen in den mist, terwijl ze op volle snelheid terugtrokken, aan hun vervolgers. De derde was wel ontworpen, maar werd verijdeld. 30 NOORDZEE-SLAGEN. Op 24 Jan. 1915, kreeg admiraal Beatty's patrouilleerend eskader een Duitsche vloot van vier slagkruisers in 't gezicht, vergezeld door een aantal lichte kruisers en torpedojagers, koers zettend naar de Engelsche kust, waarvan ze ongeveer 30 mijl verwijderd was. Zonder aarzeling keerden de Duitschers om en vluchtten met hun grootste snelheid huiswaarts. Een grimmige jacht en een loopend gevecht volgde. De plaatsing der Duitsche kanonnen, die meer berekend is op de vlucht dan op de vervolging, gaf hun een zeker voordeel, wijl de Engelsche schepen in de achterhoede alleen hun voorwaartsche kanonnen op den vijand konden afvuren en hem dus niet de volle laag konden geven. Gedurende het grootste deel van 't gevecht waren 't dan ook alleen de leidende schepen, de „Lion" en de „Tiger", die op een behoorlijken schootsafstand van den vijand kwamen. Men moet bedenken, dat in een gevecht in 't algemeen, hoe wenschelrjk het voor de sterkere krijgsmacht moge zijn met den vijand slaags te raken en aldus zijn vernietiging zeker te maken, men hem eerst ten volle moet inhalen, -door een grootere snelheid te ontwikkelen. Tot dat bereikt is, bemoeilijkt het vijandelijke scherm van torpedojagers al zulke pogingen door mijnen te strooien, waarvan men de lijn niet veilig kan passeeren, om zich een kleine schootsafstand te verzekeren. Met die groote schepen, in een race van 30 mijlen per uur, moet men zich toch al verbazen, dat het contakt kon blijven bewaard; en toch was het vuur doodelijk. De ongelukkige „Blücher", een groot schip van 15000 ton, maar langzamer dan zijn makkers, viel uit de linie, ontzettend gehavend en werd door de „Arethusa" met een torpedoschot in den grond geboord. De rest zette de vlucht voort. Door de Fortuin begunstigd, want een gelukkig schot maakte een der tanks van de „Lion" onklaar, bereikten zij in treurige rijen hun eigen mijnvelden, die verdere vervolging verboden; maar toen ze 31 DE BRITSCHE VLOOT TEN|OORLOG. voor 't laatst gezien werden, braken de vlammen uit op de „Seydlitz", tot aan de toppen harer masten, en de „Derfflinger", die voor haar voer, was er niet veel beter aan toe. Eenige honderden dankbare overlevenden van de bemanning der „Blücher" werden door de Engelschen opgepikt, en een van deze moet hebben gezegd: „Te land kunnen wij u verslaan, maar hier, neen!" In spijt van de Duitsche sprookjes was er geen enkel Britsch schip, dat niet terugkeerde en het verlies aan menschenlevens was zeer gering. Onze verbeelding kan zich geen voorstelling vormen van een schip onder zulk een onophoudelijken zondvloed van granaten, als op de ongelukkige Duitschers neerplofte. Lees het verslag, door een der overlevenden van de „Blücher" gegeven. „In 't eerst kwamen er maar weinig schoten. Zij vielen voor den boeg en over ons heen, groote zuilen water opwerpend; nu vielen ze achter ons of waren te kort gemikt. De Engelsche kanonnen zochten den schootsafstand. Deze doodelijkè wateropspuiters kropen nader en nader. De mannen aan boord sloegen ze onder een vreemde betoovering gade. Spoedig sloeg er een vlak bij 't schip in en een waterpilaar van een honderd meters hoogte, storte als een geeselslag op 't dek. De afstand was gevonden. „Dann aber ging's los!" Nu kwamen de granaten dicht en snel opeen met een afgrijselijk dreunend gesuis. In eens deden ze verschrikkelijk werk. De electrische installatie was spoedig vernield en het schip zonk in een duisternis, die men kon voelen. „Je kon geen hand voor oogen zien," zei er een. Benedendeks heerschte ontzetting en verwarring, vermengd met steunende kreten en zuchten, toen de projectielen door de dekken heendrongen. Pas later, toen de afstand kleiner werd, werd hun baan vlakker en reten zij gaten in de scheepswanden en scheurden ze de dekken los. In 't begin kwamen zij uit de lucht 82 NOORDZEE-SLAGEN. vallen. Ze doorboorden de dekken — ze baanden zich zelfs een weg naar de stookplaatsen. De kolen in de bunkers geraakten in brand. Daar de bunkers half leeg waren, brandde het vuur lustig. In de machinekamer slurpte een granaat de olie op en sprenkelde die rond in blauwe en groene vlammen, zijn slachtoffers met brandwonden overdekkend en brandstichtend waar ze viel. Mannen kropen bij elkaar in donkere vertrekken, maar de granaten spoorden hen op en de dood vond er een rijken oogst. „De vreeselijke luchtdruk, als gevolg van een ontploffing in een beperkte ruimte, liet een diepen indruk na op den geest van al de mannen van de „Blücher." De lucht drong naar 't scheen brullend door iedere opening en forceerde zich een weg door iedere zwakke plek. Alle losse of slecht bevestigde voorwerpen waren veranderd in vernielingslichamen. Open deuren sloegen toe en gesloten ijzeren deuren bogen naar buiten als tinnen platen en door dit alles heen dwarrelden de lichamen van menschen als dorre bladeren in een winterstorm, om tegen de ijzeren wanden verpletterd te worden. „In een van de machinekamers, — het was de kamer waar de machines voor de ventilatie enz. aan 't werk waren — werden menschen door die vreeselijke „Luftdruck" opgenomen als door een wervelwind en in de machinerie gesmeten, om daar een ijselijken dood te vinden. Er waren nog andere verschrikkingen, te ontzettend om ze te vertellen. „Was het benedendeks verschrikkelijk, bovendeks was het meer dan verschrikkelijk. De „Blücher" werd door zoo vele schepen onder vuur genomen. Zelfs de kleine torpedovernieler bombardeerde haar. „Het was één onafgebroken ontploffing," zei een kanonnier. Het schip helde over, als een volle laag het trof, dan richtte het zich op, schommelend als een wieg. De stukbemanningen waren zoo geslonken, dat stokers opge- 83 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. vorderd werden om ammunitie te dragen. Men lag plat op dek voor de veiligheid. De dekken waren één wilde massa van stukken ijzer.... De „Blücher" was aan haar eind gekomen. Ze was lamgeslagen en daar het stuur-toestel weggeschoten was, begon zij langzaam te draaien. Het was te zien, dat zij ten ondergang gedoemd was. De klok, die de mannen eiken Zondag ter kerke riep, werd geluid ; zij, die daartoe nog in staat waren, verzamelden zich aan dek, zoo goed mogelijk hun gewonde kameraden helpend. Sommigen moesten door schot-openingen naar buiten kruipen. Zij vormden groepen aan dek, en wachtten zoo 't einde af. Hoera's werden aangeheven voor de „Blücher" en 3 maal ook voor den Keizer. „Die Wacht am Rhein" werd gezongen en er werd permissie gegeven het schip te verlaten. Maar sommigen van hen waren reeds gegaan. De Engelsche schepen vuurden nu niet meer, maar hun torpedo's hadden hun doodelijk werk verricht. Een kruiser en torpedojagers waren aanwezig, om de overlevenden te redden." Dit gevecht bewerkte een rustpoos in Duitschland's actie. Zijn wonden likkend en ongelukkige herinneringen koesterende, besloot het voor eenigen tijd afstand te doen van het genoegen en de politieke voordeelen, aan raids verbonden, en Engeland wat minder kostbare parten te spelen. Een lauwe aanslag werd ja nog gepleegd op Lowestoft, in April 1916, maar die leverde weinig resultaat op ; 't was een vriendschappelijk bezoek van een half uurtje: Sir John Jellicoe zou een langere visite geprefereerd hebben, maar in deze zaken geeft Duitschland de voorkeur aan een strenge etikette. Over groote en kleine raids mag nog wel worden opgemerkt, dat het de eenige dingen zijn, die de Duitsche vloot, hoe machtig ze ook zij, nog resten. Andere en betere werkzaamheden heeft zij werkelijk niet; geen ■koopvaardijvloot te beschermen, geen mijnen te vegen, 34 NOORDZEE-SLAGEN. geen transporten of groote kustlengten te bewaken. Een eskader, dat op een strooptocht uitgaat, kan zijn eigen tijd kiezen, bij nacht of in mist uitvaren, het vuurt op alles, wat het toevallig ziet, trawler of koopvaarder, visscher of oorlogsschip, vijand of onzijdige, en keert terug met de grootst mogelijke snelheid. Is het mogelijk, dat een zoo groote vloot, afgesloten van alle andere ondernemingen, werkelijk trotsch kan zijn op deze kleine wapenfeiten? We komen nu tot dat ernstige en zeer belangrijke gevecht, dat als 't ware de situatie ter zee vaststelde, n.1. de slag bij Jutland, die, ten opzichte van alle bijzonderheden, die een slag tot een groote gebeurtenis maken — de schaal der krijgsverrichtingen, de sterkte der betrokken strijdmachten, — de geweldigste botsing tusschen twee vloten is sedert de dagen van Trafalgar. Geleverd op een zomerschen dag, den vooravond van den glorierijken „eersten Juni," zoo bekend in de annalen der Britsche vloot, gelijkt hij in bijna geen enkel opzicht op eenig ander vloottreffen in de geschiedenis, uitgezonderd wellicht het minder belangrijke gevecht in de Baai van Helgoland, waar hij eenige overeenkomst mee vertoont. Want evenals dat was hij een verbrokkelde serie van gevechten op grooten afstand, een botsen van schepen in mist en duisternis of in korte oogenblikken van licht. Op grooten schootsafstand, om de doodelijke torpedoaanvallen te vermijden, beschoten de groote schepen elkaar tusschen nevelen en gordijnen van rook, waarachter de Duitschers, als ze in 't nauw gedreven werden, uit 't gezicht verdwenen. Getroffen schepen vielen uit en lieten twijfel omtrent hun lot achter; torpedojagers stormden af en aan, aanvallend en terugtrekkend; schepen, waarop de vlammen de ijzeren masten lekten tot een hoogte van honderd voet, doemden voor een oogenblik op, om dan weer in den mist te verdwijnen. Zooals vooruit voorzien was, ver-: 85 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. trouwden de Duitschers voornamelijk op hun torpedoaanvallen, gemakkelijk uit te voeren op naderende schepen, moeilijk aan te wenden tegen terugtrekkende schepen. Voortdurend speelden torpedojagers aan beide zijden een prachtige en opvallende rol, de „ruiteraanvallen" bij een vlootgevecht Maar er waren zoovele schepen in den strijd gewikkeld en het was zoo duister, dat er dien heelen dag een zekere verwarring heerschte. Ontegenzeglijk deed zich voor de Engelschen een lang verwachte en zeer gewenschte gelegenheid voor, daar de Duitsche vloot met groote macht te voorschijn was gekomen en op onderneming uitging. Toch alleen maar verschenen, om weer terug te trekken, om te tarten en zoo mogelijk den achtervolgenden vijand in gevaarlijke zones te lokken. De ergenis, die Nelson te verduren had van den Franschen adrMraal Latouche Treville, die gewoon was 'kiekeboe te spelen in en uit de haven van Toulon, net als een muis bij den rand van haar hol", zooals de Engelsche admiraal het uitdrukte, werd nu ook het deel van Sir John Jellicoe. Von Scheer herhaalt de taktiek van Latouche. Zijn orders waren zonder twijfel dezelfde, betracht de grootste omzichtigheid, waag niets. Maar deze „gekluisterde en beschroomde" manier van oorlogvoeren, zooals een Fransche schrijver eens klaagde, moet altijd falen. De grootste wensch en 't voornaamste doel der Engelsche vloot in den tegenwoordigen oorlog zijn gelijk geweest aan die van Nelson, n.1. een beslissenden strijd af te dwingen; het doel van de vijandelijke vloot is geweest, om zoo iets te vermijden; een volkomen gewettigde en zeer verstandige handelwijze, waar niemand, aanmerking op kan maken. Duitschland wijst voordurend alle gevechten af, behalve op door hem gekozen gebied vlak voor eigen deur, waar het als het de kans tegen zich heeft, zijn .schepen direkt kan terugtrekken en de deur kan dicht- 36 N OORDZEE-SLAGEN. ■werpen, vlak voor den neus van zijn tegenstander. Daar slechts wil het vechten, op een paar mijl van zijn eigen kust, in ondiep water, uitstekend geschikt voor 't gebruik van onderzeeërs, en in de onmiddellijke nabijheid van zijn eigen mijnvelden. Had Nelson in den tegenwoordigen tijd geleefd, hij had niet meer kunnen doen, dan de Britsche admiraals gedaan hebben — den onwilligen vijand den strijd aanbieden op zijn eigen voorwaarden. Duitschland neemt slechts zooveel van den ■oorlog, als het zelf wenscht, Engeland neemt hem in z'n geheel, overal en ten allen tijde. Herhaaldelijk heeft Sir David Beatty dezen toestand, met zijn gevaren, onder de oogen gezien. Herhaaldelijk verscheen hij met zijn eskader in 't gezicht der Duitsche versterkingen, vier honderd mijlen van zijn eigen basis. Indien hij de Duitschers aan den slag kon krijgen, zelfs ten koste van hevige verliezen voor hem zelf, „houdt hem vast zoolang uw tanden houvast hebben", in een verwarrend en ophoudend gevecht, tot de Groote Vloot hem wellicht kon bereiken, bijtijds nog, om een overweldigende overwinning te behalen Dat was zijn hoop. En laat het openlijk toegegeven worden: die hoop werd niet vervuld. Bij Jutland waagde hij 't er weer eens op, — sommigen zeggen, 't was onverstandig, want waarom zouden we meer doen dan de Duitsche vloot werkeloos in zijn havens opgesloten houden? — haalde zich de' onvermijdelijke verliezen op den hals, de hoofdvloot verscheen intijds om een verpletterenden slag toe te brengen, maar slaagde er niet in, het werk te voltooien. „Ik kan me geheel vereenigen met z'n gevoelens," schreef Sir John Jellicoé, „toen de avondmist en 't wegstervende licht de vloot beroofde van die totale overwinning, waar hij zoo voor gemanoeuvreerd had en zijn schepen met hem zoo hard voor hadden gewerkt". Om een, althans tot op zekere'hoogte, goed begrip van dit geweldige treffen te krijgen, moet men be- 37 4 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. denken, dat de Britsche Groote Vloot onder Sir John Jellicoe, den 30en Mei zich op zee bevond, ten noorden van Sir David Beatty's slagkruisers, die op den 31 en, toen hij zijn ronde volbracht had, noordwaarts stevende, om zich bij den opperbevelhebber te voegen. Daar de bewegingen, die tot den slag leidden, hier niet uitgelegd kunnen worden, zullen we ineens tot den slag zelve overgaan. Te ongeveer half drie ontving Beatty seinen van zijn eskader lichte kruisers, dat de vijand buitengaats was en wel met groote strijdkrachten. Een verkennings-zeevliegtuig steeg omhoog en bevestigde de seinen. Duitsche slagkruisers waren in 't zicht, maar vielen terug op waarschijnlijk nog sterkere vlootafdeelingen. Aanvallen of niet aanvallen was nauwelijks een vraag voor Beatty. Zou hij, ten koste van wat ook, den vijand vervolgen, aangrijpen en ophouden, of zou hij, onder 't wisselen van een paar schoten, zijn weg voortzetten, om zich bij admiraal Jellicoe te voegen? Wie niet waagt, die wint niet. Hij koos de heldhaftige, de Britsche weg, en besloot den slag te forceeren, „den vijand, die in zicht was, aan te vallen". We kunnen waarschijnlijk 't best het verloop van den strijd begrijpen, als we hem in drie perioden verdeden: a: verTjolging, b: terugtocht, c: hernieuwde vervolging; de eerste was die, waarin Beatty slaags was met de vijandelijke slagkruisers, die op hun hoofdvloot terugvielen, wat ongeveer een uur duurde, van 3.48, toen de eerste schoten werden gelost, totdat de Duitsche hoofdvloot zich vertoonde te 4.38. Op dit moment wendde Beatty, om den vijand naar Jellicoe te trekken, die uit 't noorden kwam, en de tweede periode van den slag begon, waarin de Engelschen zwaar slaags raakten met een overmachtigen vijand, feitelijk met de geheele Duitsche vloot. Zij hadden evenwel de hulp van het 5e slageskader onder Evan Thomas, vier machtige slagschepen, die in de eerste periode gearriveerd waren; een paar 38 SLAGSCHEPEN STOOMEXDE ACHTER ELKANDER, VERDEROP TWEE AAN TWEE. NOORDZEE-SLAGEN. schoten afvuurden op een afstand van ongeveer twaalf mijlen en het eerste vuur van Von Scheer's slagschepen kregen. Nu noordwaarts stoomend, inplaats van zuidwaarts, hield Beatty zijn vaart een weinig in, om in voeling te blijven met de zware schepen. Deze periode van den slag duurde ongeveer een uur of langer, toen om ongeveer zes uur Jellicoe opdaagde, vijf mijlen noordelijk, en de derde periode begon. Tegen het einde van de 2e periode was Beatty voor den vijand langs gevaren, drong op hem in, boog langs zijn slaglinie en voer er nu recht door naar het oosten, den schootsafstand op 12000 yards, met twee bedoelingen, ten eerste, om de leidende Duitsche schepen onder geconcentreerd vuur te brengen, en ten tweede, om ruim baan te maken voor Jellicoe, om nader te komen en hun vernietiging te voltooien. Het was een meesterlijke beweging, die het derde slagkruiser-eskader onder admiraal Hood, dat Jellicoe's voorhoede vormde, in staat stelde, dadelijk aan den slag deel te nemen en hulp te verleenen bij het oprollen van den kop der Duitsche slaglinie. Het groote oogenblik was gekomen, Jellicoe's groote vloot naderde achter Hood, op Von Scheer invarende met verpletterende overmacht. Door prachtig manoeuvreeren wist de Britsche admiraal onder zeer moeilijke omstandigheden de vereeniging zijner vloten tot stand te brengen. Er is in den modernen zeeoorlog nóg altijd veel overgebleven van de schitterende praalvertooning van ouds, die in den vastelandoorlog voor goed verdwenen is. „Het meest grootsche schouwspel, dat ik ooit gezien heb," schreef een officier van de vloot, „was 't gezicht van onze slaglinie — waarvan mijlen in den nevel verdwenen — de schepen namen hun plaatsen in als vormden ze een uurwerk en braakten dan groote vuurmassa's uit en wolken van rook." Maar de buit werd aan den greep der Britten ontrukt. Het was reeds 89 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. zeven uur en de avond bracht met zich de dikke Noordzee-mist, en Von Scheer benutte dien evenals zijn eigen rook, om te keeren en naar zijn havens te vluchten. „Groote voorzichtigheid was geboden," schreef Sir John Jellicoe, „om te voorkomen, dat onze eigen schepen niet voor vijanden aangezien werden. Om half negen, negen uur, was alles feitelijk voorbij, behalve de Engelsche torpedojager-aanvallen, die tot lang na 't invallen van den avond op den verstrooiden en vluchtenden vijand voortgezet werden. Slechts twee uren van nevelig daglicht waren Sir John Jellicoe overgebleven, om zijn taak te verrichten. Toen kwam de nacht en in die nacht kropen de verpletterde, geschokte Duitschers — men ziet niet duidelijk langs welken weg — door hun mijnvelden naar de gezegende veiligheid van beschutte havens. Was het weer anders geweest — wel, wie weet, of in dat geval de Duitsche vloot wel zee gekozen had? Nu, zoo goed als ooit moeten de bevelhebbers in zeeoorlogen de voorwaarden zoeken, die 't meest gunstig zijn voor hun plannen. De Engelsche admiraal bleef op de plaats van den slag, overlevenden oppikkend van eenige kleinere schepen tot na den middag van den len Juni. Op dien dag was er geen enkel Duitsch schip in zicht op een zee, bestrooid met de verwrongen en vormlooze wrakken van trotsche schepen, de treurige wanorde van den oorlog. Misschien zal Jutland, onbeslist als de slag scheen, door de wereld beschouwd worden als de werkelijke crisis in de worsteling. Terwijl Duitschland, op zijn manier, over de sceptisch gestemde wereld berichten van verbazende overwinningen uitstortte, zei Engeland, ook op zijn manier, weinig, behalve 't bondig verslag van haar verliezen en later publiceerde het enkel de verslagen, die het van de admiraals ontving. Zij zijn zeer sober en geven slechts feiten, deze documenten, zonder eenige bluf. En dus kunnen ze in de aandacht 40 NOORDZEE-SLAGEN. van zoekers naar de waarheid aanbevolen worden. Voor hen, die van romantiek houden, zullen natuurlijk de Duitsche lezingen schitterende leerstof opleveren. Hier echter volgt het onofficieele verhaal van een midscheepsman aan boord van een der slagschepen. „We waren even vroolijk als Punch, toen er voor 't gevecht geblazen werd. De slagkruisers, die tusschen twee haakjes, het eerst gezien werden door uw oudsten zoon, die zonder z'n thee gedronken te hebben, op den uitkijk in den voormars ging, waren ver voor den boeg, vurende als kraters, en liepen een kolossale vaart. Ik denk, dat ze erg blij waren, toen ze ons zagen. De slagvloot schoot netjes voor hen heen. Ons schip trof een groot slagschip, dat we leelijk gehavend en in lichte laaie achterlieten. Zij schoten stankbommen op ons af, die gelukkig op eenigen afstand ontploften. Zij zagen er uit, of ze afschuwelijk riekten. We vielen een Zeppelin aan, die eenige neiging vertoonde, om bleek te worden. Ik geloof, dat ze ons voor Duitschers aanzag. 1t Was maar een klein oponthoud. „Ja, u hebt gelijk, ik zat in den voormars en zag het heele spel. Ik heb u immers verteld, dat ik daar 17 uur gezeten heb, niet? Alleen maar druk bezig met verrekijkers, revolvers, respirators, oorbeschermers en wat al niet. Ik kan me niets voorstellen, dat zoo aangrijpt als onze vereeniging met de slagkruisers ten slotte. Zij verschenen aan stuurboord met een razende snelheid en vurende op een vijand, dien wij niet konden zien. Zelfs voor wij begonnen, was het verschrikkelijke leven haast oorverdoovend. Toen opende de Groote Vloot het vuur. We begonnen met een van de „Kaisers", die nog maar net aan den horizon te zien was en er als de wind vandoor ging. De heele Hoogzee-vloot leek één vlam. „Het is een zeer ongewone sensatie, als je daar in den voormars zit, op een betrekkelijk ongerept stuk zee neerkijkt en er dan plotseling een stuk of vijf 41 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. verbazende zuilen water van wel 100 voet hoogte opspuiten, of ze nergens vandaan komen, terwijl stukken bom in 't water vallen, of wel met een leven als van een sneltrein de projectielen over je hoofd fluiten en zoowat een mijl verder neerploffen. Je ziet den vijand zes groote vuurvlammen uitbraken ongeveer evenveel mijlen van je af en dan bepeins je een 10 of 15 seconden, dat er twee ton plotselinge dood naar je toesnellen. Dan zie je met een zucht van verlichting de zuilen water alle zes aan stuurboord opspuiten. Aan den anderen kant ligt er een barbaarsch opwindend genot in het vuren op een ander schip. „Je hoort het commando „vuur"! de voormars richt zich op en geeft je een klap in je gezicht, een enorme gele wolk van cordietrook — de lading weegt 2000 lbs. — stijgt op en waait weg, juist als de officier met den chronometer zegt „tijd"! en dan zie je de zuilen in de hoogte spuiten, soms tusschen je eigen schip en den vijand, soms achter den vijand, of, als je geluk hebt, breekt er een groote vuurvlam uit bij den vijand en als de rook weggedreven is, heb je net tijd om te zien, dat hij goed en wel in brand staat, voor het tweede salvo afgaat. Ik had het onuitsprekelijke genoegen te zien, hoe de „Lützow" een salvo kreeg, dat haar na aan 't zinken bracht. „We losten eveneens onze groote stukken op de „Rostock", maar ze kreeg er zoo liefelijk van langs van een ander, dat wij er van afzagen, de zaak te bespoedigen. Haar groote mast en achterste schoorsteen waren weg. Ze lag bijna stil en brandde geducht We zagen onderzeeërs, twee in getal, en ook groote troepen vijandelijke torpedojagers, waarvan we er een duchtig onderhanden namen, zóó, dat hij den geest gaf.... „Wel, toen ik dien avond laat uit den voormars naar beneden klauterde, was ik zoo zwart als een neger, erg vermoeid en zoo hongerig als een paard. Ik wou, 42 SCHOUT-BIJ-XACHT HOEACE L. A. HOOD NOORDZEE-SLAGEN. dat u gezien had, hoe het er tusschen de dekken bij ons uitzag. Overal water, stoelen, bankjes, radiatoren, badkuipen, schoenen, laarzen, kleeren, boeken, en ieder denkbaar voorwerp, over de heele ruimte verspreid. We gaven er geen zier om, want we dachten aan den dag van morgen, dien we allen afwachten. Torpedojagers en lichte kruisers bleven den heelen nacht als duivels aanvallen en toen ik om 2 uur op 't signaal „klaar voor 't gevecht" opstond, meende ik pas een drie en een halve minuut geslapen te hebben. Om 3 uur ongeveer zagen we een zepp., waar flink op geschoten werd. Hij ging er als de weerlicht van door." Beschouw nu een weinig nader de details en episoden van dezen zeeslag. Verbeeld u een kalme, dampige zee, en over een onmetelijke ruimte verspreid de vloten van grootere bodems, omringd door zwermen lichte kruisers en torpedojagers, zelf in hevige gevechten gewikkeld, — slagen in den grooten slag — en men ziet hoe deze slag de klassieke eenvoud van zeeslagen als bij den Nijl en bij Trafalgar te schande maakt. Maar de hoofdbewegingen zijn duidelijk genoeg. De zwaarste verliezen leden de Engelschen in de eerste, de Duitschers in de latere perioden, toen de uitwerking van hun artillerievuur „snel verminderde, terwijl het onze onafgebroken onderhouden werd." Nauwelijks was Beatty in gevecht toen hij reeds twee slagkruisers verloor, de „Indefatigable" en de „Queen Mary". Later de „Invincible", het vlaggeschip van het derde kruiseskader, met admiraal Hood naar den kelder, die zijn schepen „in 't gevecht had geleid, op een zeer aanvurende wijze, zijn groote voorvaderen, alle zeelieden, ten volle waardig." Men moet hier twee moeilijkheden in 't oog, houden, bij de achtervolging in een modernen slag. Ten eerste, dat het vijandelijk vuur zich samentrekt op het voorste schip, dat moeilijk aan kastijding kan ontkomen, en ten tweede, dat zijn snelvarende, kleinere schepen voortdurend aan- 48 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. wezig zijn, terwijl men in 't gevecht gewikkeld is en torpedo's afschieten en mijnen strooien, als ge tracht aan te vallen. Drie gepantserde kruisers en acht torpedojagers deelden het lot van de grootere schepen. De Duitsche verliezen, laag geschat, waren nog ernstiger, vooral toen „de kop van hun slagorde opgerold werd, de slagschepen als schijven voor de meerderheid van onze slagkruisers overlatend." De vijand sloeg in het laatste deel van den slag op de vlucht en trachtte onder bedekking van rook-schermen het vernietigende vuur onzer 15-duims kanonnen te vermijden, maar minstens vier of vijf slagschepen en slagkruisers, evenveel lichte kruisers en zes of acht torpedojagers gingen geheel verloren, waarschijnlijk twintig schepen in 't geheel en 10.000 man. Dien geheelen dag van donderend oorlogsgeweld snelden de torpedojagers ten aanval op de groote schepen, zonder acht te slaan op den ontzettenden hagel van granaten, onverschillig voor leven en jeugd, en al het andere, alleen oog hebbend voor de grootsche taak van 't oogenblik, en toen de nacht een eind maakte aan den hoofdslag, zetten zij hun werk voort in de geheimzinnige duisternis, onder het schijnsel van zoeklichten of de oplaaiende vlammen van getroffen schepen. En al dien tijd zag de onbewogen zee er uit, naar men ons vertelde, als een marmeren oppervlakte als de zoeklichten er op vielen en zooals de torpedojagers zich daar bewogen, geleken ze giftige insecten — „zwart als kakkerlakken op een vloer." Nooit hebben Engelsche zeelui, in de heele geschiedenis van haar fiere vloot met meer opwekkende bezieling, met schitterender onversaagdheid gevochten. De commandant was gewoonweg „wonderbaarlijk", schreef zeker jong officier naar huis. „Hij verliet de brug in 24 uur geen minuut lang en was öf op de brug of in 't kaartenhuis gedurende den geheelen tijd, dat we buiten waren en ik heb nooit 44 NOORDZEE-SLAGEN. iemand zoo kalm en onbewogen gezien. Hij stond daar zijn pijp te rooken alsof er niets buiten 't gewone doen gebeurde." Of dit „een kleine Britsche torpedojager, 't middenschip opengescheurd door een groote granaat, bedoeld voor een slagkruiser, stoom uitlatend uit iedere opening, in staat nog om recht vooruit te varen, maar niet om iemand uit den weg te gaan, daar ze stuurloos was, schuin door onze linie komend, alle kans loopend door een dozijn schepen geramd te worden, met haar syrene gillend: „Laat me door, maak plaats!" haar bemanning op 't achterdek, gekleed in zwemvesten, gereed voor de laatste onderdompeling — en wild juichende als een groote enthousiaste menigte gedaan zou hebben, wanneer de Koning passeerde. Eenvoudig schitterend! „Sir David Beatty", zei de oppervlootvoogd, „toonde prachtige hoedanigheden van dapper aanvoerder, vastbeslotenheid en zuiver strategisch inzicht." „Het gedrag van officieren en manschappen was den geheelen dag door boven allen lof verheven. Mijn woorden kunnen hun geen recht doen wedervaren. Van alle kanten is mij bericht, dat de roemrijke tradities van het verleden waardig werden opgehouden. Ik kan niet welsprekend genoeg den trotsch uitdrukken, waarmede de vurige geestdrift van de vloot mij vervulde." Wie zal trachten aan dat testimonium nog iets toe te voegen? Laat ons alleen zeggen, dat Nelson er trotsch op geweest zou zijn, zulke mannen te commandeeren. Evenmin onthielden de Engelschen hun lof aan een dapperen vijand. „Zij vochten" zegt Sir John Jellicoe, „met de dapperheid, die van hen verwacht werd. We bewonderden vooral 't gedrag van de bemanning van een onklaar geschoten Duitschen lichten kruiser, die langs de Britsche linie kwam, kort na de ontplooiing, onder een hevig vuur, dat beantwoord werd met het eenige kanon, dat nog vuren kon." Zoo eindigde de slag bij Jutland. Maar, zult ge na- 45 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. tuurlijk kunnen zeggen, dit wijkt geheel af van de Duitsche lezing. Dat valt niet te ontkennen, de tegenstrijdigheid is er. Betoon de meeste inschikkelijkheid voor nationale vooroordeelen en ge kunt nog de lezingen niet overeenbrengen. Wie moeten we dan gelooven? Er zijn geen onafhankelijke getuigen, die opgeroepen kunnen worden. Hoe kan men nu beslissen tusschen zoo tegenstrijdige verslagen ? Er is maar één weg. Overwinningen, zooals alles trouwens in de wereld, hebben gevolgen; men kent den boom aan zijn vruchten. Als de Duitschers dus werkelijk, zooals ze beweren, een groote overwinning behaalden, — zij waren voorzeker het eerst met het nieuws, en opdat er geen twijfel tegen rijzen zou, maakten ze grooten spoed met de toededeeling — hoe kunnen we dat dan, de mededeeling zelf er buiten latend, weten? We hebben natuurlijk de verzekeringen van den Keizer aan Zijn volk, en die zijn van groot gewicht. Maar, verkondigde hij eveneens, dat de Britsche blokkade niet langer Duitschland zou kwellen? Vreemd genoeg werd daarvan niet gerept en is ze sedert den slag nijpender geworden. Gaan Duitsche koopvaarders nu zee in? Geen zijn er te vinden op welken zeeweg ook, behalve als tevoren, in de Oostzee. Laat ons nu ook eens de volgende feiten nagaan. Onmiddellijk na den zeeslag werd de groote oorlogshaven, Wilhelmshafen, verzegeld met zeven zegels, zoodat geen patriottische Duitschers zijn. overwinnende schepen kon gadeslaan. Engeland maakte haar verliezen bekend, Duitschland verheelde ze. Naderhand ontdekte het, dat het per ongeluk in der haast het verlies van een paar nietsbeduidende schepen over 't hoofd gezien had. En ondertusschen, gestadig, zonder een oogenblik van onderbreking, zetten Britsche koopvaarders en mailbooten evenals ze tot nog toe gedaan hadden, hun gewone reizen voort; het transport van soldaten, bij honderdduizenden, van krijgsvoorraden bij 46 NOORDZEE-SLAGEN. millioen en tonnen, van artillerie, zware artillerie, bij scheepsladingen vol, ging zijn gang in het Kanaal, de Middellandsche Zee, den Indischen- en Atlantischen Oceaan. Als deze resultaten mogelijk zijn na een nederlaag, hoe schitterend moeten dan de vruchten zijn van een overwinning. En toch zoekt men er naar zonder succes. Zij stellen, wat hun vruchten betreft, zeer teleur, deze papieren boomen. 47 HOOFDSTUK V. ONDERZEEËRS. Het duikboot-gevaar» Het werk der Britsche onderzeeërs. De duikboot is geen Duitsche uitvinding. Ongeveer honderdvijftig jaar geleden, in 1774, verdronk tePlymouth een Engelschman, die proeven nam met een onderwaterboot van eigen vinding. Amerikaansche ingenieurs, als Bushnell en Fulton, deden meer dan iemand anders om Het type te volmaken en een Amerikaan, Holland, loste het eerst het vraagstuk van de onderzee-scheepvaart op practische wijze op. In Engeland was men zoo met zijn vaartuig ingenomen, dat er dadelijk met den bouw van andere begonnen werd en sedert 1901 hebben onderzeeërs deel uitgemaakt van de Britsche vloot. Net als met het vraagstuk van 't vliegen in de lucht, vond Duitschland niets uit, maar volgde het de ideeën van helderder en vlugger geesten Zijn deskundigen lachten, toen Engeland voor 't eerst deze booten aan zijn vloot toevoegde, maar vrees volgde op 't aanvankelijk gelach en in 1906 ontwaakte het en zag als feit, dat ze een toekomst hadden, speciaal als wapen van de zwakkere zeemacht. Bij 't begin van de vijandelijkheden had Duitschland waarschijnlijk 40 van zulke vaartuigen tot zijne beschikking, tegen Engeland 60 a 70. Zelfs op dit gebied van vlootsterkte, waar het prat op ging, was het de mindere. Toch zal niemand willen ontkennen, dat de daden der Duitsche duikbooten onze ooren hebben doen tuiten; terwijl men weinig hoorde van Engelsche bedrijvigheid onder de zee. De reden is niet ver te zoeken. De weitasch van den jager zal vol zijn, 48 ONDERZEEBOOT C. 84 LOOPT DE HATEJf BIOTTEN. ONDERZEEËRS. als er overvloed van wild is en als hij vuurt op ieder levend wezen, dat hij te zien krijgt. Het zal in verhouding een schraal gevulde tasch zijn, als zijn doel is, aüeen de zeldzaam aan te treffen en gevaarlijke dieren te vellen en hij de andere toestaat ongedeerd voorbij te gaan. Op alle zeeën der wereld varen passagiers-, handelsen visschersvaartuigen, onder Britsche vlag. Er is geen schaarschte van wild voor den jager en er steekt niet veel eer in de sport, want, voeg er de neutrale schepen nog bij, dan kon men nauwelijks een torpedo lanceeren in eenige richting op de drukke straten der zee, zonder iets te treffen, dat dreef. „Een week of twee geleden", schreef een reiziger op de Noordzee in Oct. 1914, „telde ik op zeker oogenblik op één punt zeven-enveertig schepen, alle goed te zien en ik telde nog niet eens de zeilschepen of die, welke aan den horizon verdwenen. Geen enkel hiervan was een Duitsch schip. Alle waren blootgesteld aan een aanval van Duitsche duikbooten, terwijl er voor den commandant der Britsche onderzeeërs geen enkel doel te zien was. Wien zal het dan ook verwondering baren, dat er veel meer van Duitsche, dan van Britsche duikbootbedrijvigheid sprake geweest is. Maar, daar komt nog wat bij. Engeland heeft zijn groote tradities en edele ridderlijkheid ter zee, die ze altijd in zoo groote mate betracht heeft, op te houden en daarom draagt het angstvallig zorg voor het leven van reizigers en is 't vergieten van onschuldig bloed nooit zijn zwakke zijde geweest. Voor Duitschland ligt er geen beteekenis in de mooie en treffende geschiedenis van schepen en scheepvaart, van de kameraadschap tusschen zeelieden van alle naties, van de menschlievendheid, die den waren zeeman eigen is, van de eervolle wetten van ridderlijkheid, waar hij trouw aan gehoorzaamt en trotsch op is. Schepen zijn voor Duitschland slechts handels- of oorlogsmachines. Het 49 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. heeft zich losgemaakt van de nobele beperking, die de zeevarende volken zich opgelegd hebben en profiteert van haar „vrijheid". Over deze „vrijheid" zal de wereld moeten beslissen „De dingen zijn nu eenmaal, zooals ze zijn, en de gevolgen mogen zijn, wat ze willen. Ondertusschen is de uiterlijke glorie geheel zijn deel en geen rechtgeaarde Brit wenscht den vijand die te betwisten. Men moet toegeven, dat de Duitsche duikbooten zekere gewettigde successen behaalden tegenover oorlogsschepen, meer bepaald in de eerste tijden, maar deze veranderden niets in de verhouding der zeestrijdkrachten en hun groote en minder roemrijke campagne heeft zich tegen weerlooze schepen gericht. Waarom heeft Duitschland zooveel energie en aandacht besteed aan den onderzeeschen oorlog? Om geen andere reden, dan omdat het wanhoopte iets anders te kunnen doen ter zee. „Op en na den 18en Februari (1915) zal ieder vijandelijk schip, dat in de oorlogszóne aangetroffen wordt, vernietigd worden," maakte het bekend, „zonder dat het altijd mogelijk zal zijn de bemanning of passagiers te waarschuwen voor het hen dreigende gevaar.' Voor dien datum waren wel schepen als de „Ben Cruachan tot zinken gebracht, met het doel, zou iemand kunnen veronderstellen, om vooraf wat oefening te hebben. Maar de wereld weigerde te gelooven, dat menschen werkelijk tot zoo iets gekomen waren, dat een groot volk er op bedacht was, teneinde zijn doel te bereiken, vriend en vijand beide te dooden, het aanzien en 't gevoel der menschelijkheid zoo te beleedigen en te misbruiken. Zij werd genoodzaakt, haar maatstaf van wat onder Christenen mogelijk was, te herzien. Op 7 Mei kwam de grootste moreele schok, dien de beschaving ooit had ontvangen, en de duistere afschuwelijkheid ervan scheen de laatste hoop van 't menschelijk geslacht te doen verdwijnen. Een groote passagiersboot, 50 PE VOORSTE TORPEDOBUIZEN VAN EEN ONDERZEEËR, ONDERZEEËRS. ongewapend, een drijvend hotel vol onschuldige passagiers, waaronder vele Amerikanen, koelbloedig door de Duitschers getorpedeerd, zonk in weinige minuten met 1200 slachtoffers van dezen misdadigen aanslag. Duitschland ontving het nieuws met blijde toejuiching, met dankzegging aan den Duitschen God, want was dit niet een duidelijk bewijs van goddelijken hulp? „De officieren van de Duitsche vloot", zei Baron Marshall von Bieberstein in 1907 in den Haag — ik zeg het met luide stem — zullen altijd zoo strikt mogelijk de plichten nakomen, die voortvloeien uit de ongeschreven wetten van menschelijkheid en beschaving." Aldus mijnheer de baron Marshall von Bieberstein. Een luide stem, een hooggestemd lied, een hoog personage! Eén enkel woord blijft er maar over, om aan deze doorluchte en aangenaam klinkende verklaring te worden toegevoegd: „Lusitania!" — Eén punt van buitengewoon belang moet hier met nadruk worden gezegd. De Britsche declaratie, die levensmiddelen tot absolute contrabande verklaarde, volgde op de Duitsche poging, om zijn tegenstander door duikbootaanvallen op koopvaarders uit te hongeren. Duitschland, hoewel het Engeland aanwijst als den aanvaller, leidde zelf den uithongeringsoorlog in. Het zag en viel Engeland's trefbare plek aan, de voedselvoorziening van zijn volk. Von Tirpitz verklaarde, dat hij „Engeland kon uithongeren" en de Duitsche verklaring draagt den datum van Februari 1915; het antwoord van Engeland kwam uit in Maart van 't zelfde jaar. Voor de feiten, als feiten nog eenige beteekenis hebben in deze dagen, raadplege men de stukken zelf. Misschien zal per slot van rekening geen enkele hoedanigheid der Britsche vloot meer bewondering verdienen dan de onvergelijkelijke vindingrijkheid en buitengewone bekwaamheid, waarmee ze den onverwachten en meedoogenloos uitgevoerden aanval doorstond. Stel 51 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. u haar taak voor. Herinner u de menigte van mogelijke slachtoffers op de drukbevaren wateren, de uitgestrektheid der zeeën zelve, met hare ontelbare en verborgen schuilplaatsen, de onzichtbaarheid van den haaiachtigen vijand, de mogelijkheid van alle kanten snel en ongemerkt nader te sluipen en het vernielend vermogen van dit wapen. Stel uzelf voor, dat ge u in het duister verdedigt tegen een aanval, die elk oogenblik en uit elke richting kan komen. Met recht mochten Von Tirpitz en zijn aanhangers gelooven, dat alle voorzorgen nutteloos zouden zijn en dat de onbarmhartig aangevoerde duikboot den gehaten vijand op de knieën zou brengen. Vastberaden gehanteerd scheen het onmogelijk, dat ze zou falen. En toch, falen deed ze, en wel daardoor, dat de Engelsche zeelieden, met het hun eigen instinct voor de zee en alles wat er toe behoort, honderden maatregelen beraamden, zoo geniaal, zoo doeltreffend en zoo onvoorzien, dat drommen van de onmeedoogende roovers met hun bemanningen verdwenen. Ongetwijfeld gaat Duitschland met woedenden ijver voort andere te bouwen en uit te zenden, buiten kijf zijn de slachtoffers talrijk en zullen ze in de toekomst nog talrijker zijn. Maar hoe woest en snel het ze ook mag uitsturen, men kan zich toch moeilijk voorstellen, dat het Britsche Rijk door torpedo's zal tenonder gebracht worden. Overwonnen in de nauwe zeeën, bedwongen in de ruimere wateren van de Middellandsche zee, heeft Duitschland nu zijn operaties uitgebreid tot den nog veel uitgestrekter Atlantischen Oceaan. Het zal haar tol van de scheepvaart heffen, honderden zullen nog in den dood gezonden worden, maar het zal alles een desillusie blijken te zijn en dan zal de afrekening komen. „De goden", zei een Romein, „bekommeren zich niet om de bescherming der onschuld, maar alleen om het bestraffen van de schuldigen." Terwille van de overwinning zei Duitschland de eer, de grootheid en 52 ONDERZEEËRS. de grootmoedigheid vaarwel, en riep het evenals de groote afvallige Engel uit: „Kwaad, weest gij mijn Goed I" En wat zal er ten slotte voor dat land overblijven ? De verschrikkelijke beschuldigende vinger van de menschheid, altijd door wijzend op de afschuwelijke som van de drommen vrouwen en kinderen, vredelievende en weerlooze visschers en vacantie-reizigers, non-combattanten, inwoners van bevriende staten, van neutrale landen, — allen vermoord. Duitschland zal nu, denk ik, wenschen, ten zeerste wenschen, dit en eenige andere hoofdstukken, die het geschreven heeft in 't wereldboek der herinnering, uit te wisschen; en het zal er niet toe in staat zijn. Wat een zware last voor een volk, om tot het einde der tijden te torsen! „The moving finger writes, and having writ Moves on, nor all your piety nor wit Can Iure it back to cancel half a line, Nor all your tears wash out a word of it. De Lusitania zal zichzelve wreken) In weerwil van haar luid uitgebazuinde werkzaamheid en haar verwoestingen onder onverdedigde schepen, waartegen zooals van zelf spreekt, iedere oude donderbus, snel aangewend, dienst kan doen, is de duikboot als vechtvaartuig overtuigend een teleurstelling gebleken. Een onderzeeër is een zoo traag vaartuig, dat hetgeen enkel bovenzeesch schip kan evenaren in snelheid, en gemakkelijk een prooi wordt van een torpedojager, die, haast tweemaal zoo snel varend, aanmerkelijk meer dan een mijl afstands kan afleggen in den tijd, dien een duikboot noodig heeft om te duiken en haar zelfs nog kan rammen, als ze al eenige voeten ónder de oppervlakte is. Blind als ze 's nachts altijd is, blind als ze is, wanneer de periscoop onder water steekt, verraadt de duikboot zich in stil water altijd door een golving achter haar en trekt de onwelkome aandacht van verbaasde zeevogels, voor wie het vreemde monster duideliik 58 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. zichtbaar is, ver onder de oppervlakte. Waarschijnlijk, zal in de toekomst haar grootste vijand het luchtschip blijken te zijn, dat den niets vermoedenden vijand op groote diepte bespeurt, erboven blijft zweven, op het bovenkomen wacht en dan met volkomen zekerheid een bom laat vallen, die haar uiteenrijt en tot zinken brengt. Dit is reeds eenmaal gedaan door een Britsch luchtschip bij Middelkerke, op 28 Nov. 1915. Het doeltreffend gebruik van dit wapen, vooral tegen snelle en bewapende schepen is bovendien ook nog niet zoo gemakkelijk te leeren. We weten wat de Duitsche duikbooten al of niet bereikt hebben, sedert Augustus 1914. Sla nu den anderen kant op van het verslag en vergelijk het werk van Engelsche officieren en manschappen, met dit soort schepen, dat aan den zeeoorlog thans een zoo vreemd en nooit-gezien karakter gegeven heeft. Vanzelf was het zeer verschillend werk, uitsluitend gericht tegen de militaire macht der Centrale Rijken. „The Trade", zooals het op de Britsche vloot heet, opent een veld voor avontuurlijke geesten, en zijn daden zijn vele en verbazingwekkende geweest, maar ze zijn niet bekend gemaakt. Lang voor de Duitsche, doorkruisten Britsche onderzeeërs den Atlantischen Oceaan; maar hun voornaamste operatie-centra, de oorlogszones van de Noordzee en de Dardanellen, boden hun commandanten meer varieerende en prikkelende gelegenheden dan het kruisen door den oceaan. Lees een paar opmerkingen uit de scheepsjournalen: „'t Schuim bevroor, als het tegen ons aan spatte en de brug werd een klomp ijs. 't Veroorzaakte groote moeilijkheid om 't luik van den commandotoren vrij van ijs te houden. Bevond het noodzakelijk een man voortdurend mtt dit werk te belasten. Bruggeschild onbeweegbaar, ijskorst van 6 duim er op. De telegraaf bevroren." „Hoorde een geluid als van aan den grond loopen. Wist dat dit onmogelijk was in 54 KIJKEN DOOR DE PERISCOPE TAK EEN OBDERZEEËR. ONDERZEEËRS. 't water, waarin de boot zich toen bevond; ik rees tot 20 voet om te onderzoeken, en bemerkte een groote mijn voor de periscoop uit, op een afstand van ongeveer 20 voet, die blijkbaar met zijn ankerkettingen aan bakboordszijde vastgehaakt zat." Deze eigenaardige moeilijkheid werd door een reeks ingewikkelde bewegingen overwonnen. Een ietwat lastig leven, zal men zeggen, en werkelijk, met het op zijn hoede zijn voor torpedojagers, het kruipen over den bodem om mijnen te vermijden, blindelings tastend naar het eenige vaarwater dat open is, het duiken voor je leven, zonder de zekerheid, dat de diepte voldoende is om te ontsnappen aan den boeg van een rammenden vijand, 't zich in positie stellen voor een schot op vijandelijke strijdkrachten, wachtend op „het juiste oogenblik om te vuren", tot de torpedo ontploft, 't voorzichtig stijgen om de uitwerking na»te gaan, 't ineens weer duiken met de uiterste haast om een torpedojager te ontgaan, die op den loer ligt — heeft men ruimschoots zijn deel van 't soort romantiek, waarin de genoegens van 't jagen. en 't gejaagd worden terzelfdertijd vereenigd zijn. Als verdrietelijkheden hebt ge 't stoppen van machines, juist als ze razend noodig zijn, haperingen in uw electrisch apparaat, defecten aan de machinerieën, lekken in de tanks, verwarring van netten en draden, verbittering als uw goed gerichte torpedo niet ontploft, en al de kleine bezwaren van een leven in een „doos vol grillen", waar de lucht, zoowel als het voedsel altijd „uit blik" komt en de olie uit iedere hoek, scharnier en fitting loopt. De Zee van Marmora bood zelfs nog meer verscheidenheid van stof, spannende uren van de mooiste kwaliteit. Want hier werd het spel gecompliceerd door een systeem van netten en draden van fabelachtige en boeiende ingewikkeldheid, listig zonder weerga, terwijl kustbatterijen en zelfs „ruiters op de rotsen", om maar niet 55 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. te spreken van patrouilleerende sleepbooten en dhows (Arabisch vaartuig), hun artillerie lieten spelen. Torpedobooten omgaven u, trawlers trachten op geniale wijze u te omstrikken met netten, eens zelfs „trachtten de mannen op een kleine stoomboot, over de verschansing leunend, de top van de periscope vast te grijpen". Een vol tafereel en een druk leven in de buurt van Konstantinopell En als op het eind van drie weken van zulk een liefelijke wijze om je vijanden tot zinken te brengen, nadat je mogelijk één van je periscopen door een goed gericht schot van een groot kanon verloren hebt, of langs den bodem botst in ruw weer, 't kompas gadeslaand en de stroom je vaartuig — of je doodkist — heen en weer slingert, je smacht naar een beetje rust en verpoozing, — dan vind ge dat in het midden van de Zee van Marmora, die lommerrijke en onontgonnen tuin van 't oosten. Zoo luiden de verhalen, zooals ze verteld worden door deze jonge Britten, niet aan het nieuwsgierige publiek, maar in hun scheepsjournalen tot betere inlichting van „Mylords van de Admiraliteit". Hun „business" was natuurlijk wreedaardige oorlog, het vernietigen van transporten en munitieschepen, het in den grond boren van slagschepen als de „Barbarossa", of van de alomtegenwoordige kanonneerbooten Passagiersschepen spaarden zij altijd, hospitaalschepen gingen ongemoeid huns weegs, en zelfs, wanneer „dhows" geladen met krijgsvoorraden vernietigd móesten worden, werden de bemanningen „naar de kust gesleept en van beschuiten, vleesch, rum en water voorzien, daar zij doornat waren". De Turk bleek een edeler vijand te zijn dan zijn meester, de Duitscher; hij betoont en neemt ook hoffelijkheden aan. Het verbaast ons niet, als we hooren, dat in deze gevallen zij van onze humane gezagvoerders scheidden „met vele betuigingen van goedgezindheid". 56 HOOFDSTUK VI. BLOKKADE EN BOMBARDEMENT. Welke inzichten heeft Duitschland omtrent blokkade ? „Wie in oorlog is", zei Caprivi, de Duitsche kanselier, in den Rijksdag, „wenscht zijn doel te bereiken; en als hij flink is, zal hij elk middel aanwenden, óm het te bereiken. In een zeeoorlog is het afsnijden van de voorziening van den vijand met voorraden een van deze middelen. Niemand kan daaraan ontkomen. En, inderdaad, is het iets anders, dan te land geschiedt? Als iemand tijdens de belegering van Parijs een trein met voedingsmiddelen voor de Parijzenaars had bevracht, dan zou dis trein eenvoudig zijn aangehouden. Precies hetzelfde gebeurt ter zee. Als iemand een schip bevrachtte, om in de behoeften van den vijand te voorzien, zou de tegenpartij deze voorraden zien machtig te worden, zelfs als ze alleen bestonden uit. levensmiddelen en ruwe grondstoffen, onmisbaar voor de industrieën des vijands In zoo'n gedragslijn zou ik volstrekt geen barbaarschheid zien, of ook maar eenig verschil met de maatregelen, die in een oorlog te land genomen worden. Voor den oorlog waren dit de grondbeginselen van Duitschland, heel eenvoudig en ondubbelzinnig uitgesproken, en 't is ook niet noodig er over uit te weiden. Indien het deze beginselen niet meer erkent, kan men zulks begrijpen, 't Kan heel wat minder aangenaam zijn iets te ondergaan dan een ander aan te doen. Maar daar staat zijn verklaring, maak er uit op, wat ge wilt. Over de grondbeginselen eener blokkade behoeft de Britsche vloot zich echter niet bezorgd te maken. Zij 57 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. vervult de plichten, die er aan verbonden zijn, vormt een groot net van 't noorden naar 't zuiden, van Ierland tot de Middellandsche Zee, een net met zulke nauwe mazen, dat de visch, hoe handig en bedriegelijk, er ten slotte toch in moet loopen. In de eerste maanden vormde een eskader kruisers het net, maar langzamerhand werden oude oorlogsschepen vervangen door vluggere stoomschepen van lichter bouw, bewapend met kanonnen, gecommandeerd door een zeeofficier, maar voor 't grootste deel hun oude bemanning behoudend, mannen, die de zeevaart geleerd hadden in zeer verschillende scholen, op handels- en visschersvloten. Alleen een groote zeevarende natie kweekt dit geharde ras of bouwt de schepen, die zij bemannen — een groot gezelschap, honderden van hen van iedere gedaante en tuigage, trawlers schouder aan schouder met yachten, drifters met kustvaarders, sleepbooten met motorbooten, de ware democratie der zee. De aristocratie, op zijn „verborgen troon te midden der Noorderstormen" had intusschen haar eigen werk te verrichten, verhevener werkzaamheden, niet minder krachtig ten uitvoer gelegd. ' De blokkade-schepen hebben hun aparte regels en voorschriften en houden eenzaam wacht. Dertig of veertig dagen lang blijft ieder schip op zee, met al de gevaren van storm en nevel als in vredestijd, waar dan nog de onzekerheid en de gevaren van een verbitterden oorlog bijkomen. Dag en nacht, hoe de lucht ook staan mag, schommelen ze op hun vermoeiende posten, de binnenste of buitenste mazen wevend — want ge zijt nog niet veilig, als ge één linie van schepen gepasseerd z}jt — van het patrouilleerende net van vaartuigen. Van den len tot den 21en September 1916, werden 485 schepen aangehouden door den noordelijken wachtposten-dienst. „Buiten, op zee, en aan 't werk op 't dek gedurende minstens twintig uur," zei een visscher, „tot op den huid doornat, dan naar beneden om twee uur te 58 BLOKKADE EN BOMBARDEMENT. slapen. Dan weer 20 uur aan dek en dat een maand lang, dag in dag uit; 't mag hard waaien of zacht, regenen, hagelen of sneeuwen, er mochten mijnen of duikbooten opdagen, — wij moesten er doorheen." Verdachte schepen aanklampen bovendien, in zwaar weer, als er nauwelijks een boot uitgezet kan worden, en 't schuim op 't dek bevriest, de lange winternachten door, in de koude noordelijke regionen in verblindende natte sneeuw en regen. „We zijn juist weer in de haven terug gekropen," schreef een officier; „wat is 't •een verschrikkelijk weer geweest, niets dan storm, regen •en sneeuw, met ruwe zeeën. Twee van de vier laatste nachten waren ontzettend .... Hier schijnt het de laatste 14 dagen een onafgebroken storm geweest te zijn, soms uit 't oosten en dan voor een verandering uit 't westen, met aldoor maar regen. Vanmorgen was 't mooi weer, maar nu is er een huilende oosterstorm opgestoken, met sneeuw.... De scherpste uitkijk moet er voortdurend gehouden worden, daar, met de' ruwe zee, die er nu staat, de periscope van een duikboot maar een klein plekje beslaat, evenals een drijvende mijn;" de mannen van den uitkijk, „hangend in 't want, in verblindenden regen, terwijl zeeën hen doorweeken, vier uur aan een stuk, starende in de duisternis. En dit v?as nog maar „de wacht", want als het verdachte schip aangehouden is, — en één op iedere acht trachtte door de blokkade heen te breken — bleef nog de taak over de menigte listen te ontdekken, de valsche vrachtbrieven, de holle balken en holle bodems, opgevuld met contrabande, de koperen kielen, de katoen in meeltonnen en de rubber in koffiebalen, zoodat alleen een soort van tweede gezicht, de ontelbare en nooitgeziene hulpmiddeltjes kon raden. Zoo ging het en gaat het nog steeds, en niemand dan zij, die de zee kennen, kunnen zich een voorstelling vormen van de onafgebroken zwaren arbeid en de 59 6 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. inspanning aan boord van deze uitkijkposten ter zee, die de noordelijke luchtstreken met de zuidelijke verbinden en hun onzichtbaren slagboom over de wateren trekken. Als ge het met de zee wilt opnemen, vergt dat een waakzaamheid, waar geen landrot ooit van droomt, maar hier hebt ge mannen, die aan de waakzaamheid van den zeeman, die van den speurder paren, die bij de taak van den matroos nog die van den schildwacht op zich nemen, en dat op een element, welks grillen onophoudelijk zich wijzigen, vandaag helder als de hemel, morgen zoo dreigend zwart als de hel. Wat vormt grooter tegenstelling met dit ruwe werk in de noordelijke zeeën dan dat andere in 't zuiden, het vlootbombardement van de Dardanellen. Hoe groot en verscheiden de hulp is, die de Britsche vloot den geallieerden bewees, kan hieruit afgeleid worden. Gescheiden van elkaar door eenige duizende mijlen afstands, de eene vloot over groote oceaanvlakten verspreid, elk schip op zijn eenzamen wachtpost, terwijl de bombardeerende schepen, samengetrokken tot een imposante strijdmacht, poogden een doorgang te forceeren door een kanaal, dat 't krachtigst versterkte ter wereld is. Zonder succes weliswaar, maar op de grootsche wijze van de oude, vervlogen tijden, toen de oorlog nog iets romantisch had en nog niet het afschuwwekkende object was, dat het thans geworden is. We hebben hier tenminste een maatstaf, waarmee we de daden der Britsche vloot op de zeeën kunnen meten. Want bedenk, dat de aanslag op de Dardanellen, met al de kracht en energie, die er aan besteed werd, toch beschouwd moet worden als niet meer dan een ondergeschikte episode in het werk der vloot, in geen opzicht een levensvraag voor den einduitslag. Het was niet de voornaamste, zelfs niet in de tweede plaats de voornaamste taak aan de vloot opgedragen. Want, terwijl in de eerste en voornaamste plaats de groote schepen 60 BLOKKADE EN BOMBARDEMENT. onder den opperbevelhebber de heele Duitsche vloot met lamheid sloegen, terwijl als op één na voornaamste zaak de kruisende eskaders de ingangen van de Duitsche havens gesloten hielden, bleef er toch nog een vloot van groote slagschepen over, om zulk een gewaagde onderneming als de aanval op de Dardanellen uit te voeren. En dit was nog niet alles, want, daar de vloot op zichzelf niet meer kon uitrichten, werd er een andere heldhaftige onderneming beraamd, die door de fortuin bedriegelijk werd toegelachen, — de landing op de historische kusten van Gallipoli. Neem, in de eerste plaats den aanval van de schepen op de „Straits". In het licht van de mislukking moet hij zeer zeker als een militaire dwaasheid beschouwd worden. Schepen tegen forten, men had het reeds lang een nutteloozen en ongelijken kamp geacht. Maar het waren niet de forten, die Konstantinopel redden! In de nauwe geul, die naar de Zee van Marmora leidt, lagen niet minder dan acht mijnvelden zigzag over het kanaal. De sterke, onveranderlijken stroom in de Dardanellen, gestadig zuidwaarts vlietend, voerde alle boven uitgestrooide mijnen met zich mee. Torpedolanceerbuizen, aan de kust opgesteld, schoten hun projectielen tot 't midden der Straits. Vóór oorlogsschepen deze wateren konden binnenvaren, moest een weg worden schoongeveegd en opengehouden. Daarom stoomden dagelijks de mijnvegers voor de vloot uit, om het noodige kanaal schoon te vegen. Maar als ze daarmee bezig waren, werden ze het doelwit van ontelbare, verborgen kanonnen, opgesteld tusschen de rotsen, in ravijnen en ruïnes en achter de ruggen der heuvels, in iedere oneffenheid van het land. Deze schuwe, telkens zich verplaatsende batterijen te ontdekken, was natuurlijk van 't hoogste belang, maar als ze opgespoord waren verdwenen ze plotseling naar een anderen gunstigen hoek, even onopvallend, en gingen voort een 61 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. regen van vuur te werpen op de mijnvegers. De oorlogsschepen wierpen een zee van granaten op de oevers en tusschen de hellingen, de zee beefde en de aarde schudde. Onder het oorverdoovend gebulder veegden de trawlers en grepen en vernietigden ze de ontdekte mijnen, maar bijna even snel als zij ze opruimden, kwamen er andeie afdrijven om hun plaatsen in te nemen. Schepen, die zich te ver waagden, om de mijnvegers te steunen, zooals de „Bouvet" en de „Triumph", vergingen; de waterwegen waren bondgenooten van den dood. Er werd wel voortgang gemaakt, maar tot een te hoogen prijs en 't verstand gebood het opgeven van 't oorspronkelijke plan. Daar bleef nog een andere weg open. Een leger, dat op het schiereiland landde, kon misschien de smalle landengte overschrijden, de batterijen vernielen en de mijnvegers zoo van hun vernietigend vuur bevrijden. Kon dat verkregen worden, dan, zoo dacht men, was het voor de schepen wellicht mogelijk, om zich een weg te forceeren naar het ruimere vaarwater en binnen gunstiger schootsafstand van de Turksche hoofdstad te komen. Na lang en noodlottig oponthoud werd de poging gedaan. Wat een maand of twee vroeger gemakkelijk volbracht had kunnen worden, werd met elk uur moeilijker. Bijtijds gewaarschuwd voor het komende gevaar, veranderden de Turken Gallipoli, een natuurlijke sterkte reeds, in een ontzaggelijke sterke stelling. Met koortsachtigen ijver, in legers van duizenden, werkten ze met spade en houweel, tot iedere el gronds, die als landingsplaats te gebruiken scheen, loopgraaf, infanteriekuil of batterijstelling geworden was. Een ondoordringbaar bosch van. prikkeldraadversperringen liep langs de hellingen en over de kloven, strekte zich t«t de kust uit en bedekte het ondiepe water daar zelve. Dan, als alles wat menschen konden doen, verricht was, wachtten zij den aanval der Engelschen af, in het volle vertrouwen, 62 BLOKKADE EN BOMBARDEMENT. dat geen leger, regiment of soldaat op dat schiereiland kon landen en in leven blijven. In de geschiedenis en de fabelleer zal men tevergeefs zoeken naar een meer buitengewoon waagstuk dan deze Britsche landing op een naakte kust onder 't onmiddellijk bereik van de modernste vuurwapenen was. Het was een landing van troepen op een vreemde kust, duizenden mijlen van huis, honderden van de naaste vlootbasis. Zonder de volstrekte heerschappij over de zee zou men er zelfs niet aan hebben kunnen denken. Manschappen, kanonnen, voedsel, ammunitie, zelfs water moesten met schepen worden aangevoerd en aan land gebracht onder de oogen van een vijandelijk leger, •dat gewaarschuwd, goed gewapend en op zijn hoede 'was, en achter haast onneembare versterkingen lag. Het opvatten van het ongerijmde stuk was op zichzelf reeds een soort van sublieme dwaasheid; het te ondernemen was bijna een ongelooflijke krankzinnigheid; het te verwezenlijken een schier bovenmenschelijke heldendaad. Ofschoon duizend pennen in de toekomst die taak misschien zullen beschrijven, kunnen woorden toch geen recht laten wedervaren aan de mannen, die deze landing hebben doen slagen. Stel voor een oogenblik ter zijde, of de reusachtige onderneming een dwaasheid was of niet Beschouw ze alleen als een heldendaad, een oorlogsonderneming en ze moet geacht worden het meest verbazingwekkende wapenfeit te zijn, dat de wereld ooit heeft gezien of naar alle waarschijnlijkheid zien zal. Dat blijft in allen gevalle over en als zoodanig en niets minder dan dat, met den vollen prijs van menschenlevens en schatten, die er aan besteed werden, komt het op de eeuwige rekening van de ziel der menschheid. En niets kon meer voldoening geven, dan dat een daad, die den glans van alle vroegere krijgsdaden verduistert, die gekenmerkt wordt door den hoogsten graad van moed en vastberadenheid, ooit door Engeland 63 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. in al zijn oorlogen bereikt, uitgevoerd werd door Engelsche, Iersche en Koloniale troepen, vertegenwoordigers van het geheele Rijk, onder het geleide en de bescherming der Britsche vloot. Te Lemnos, voor de meer dan Homerische onderneming op Homerus' Zee, lag een verzameling schepen, als geen haven ooit opgenomen had. In 't gezicht van Troje voeren zij af en aan en in de klassieke wateren, omringd door de klassieke heuvelen, wachtte een groote armada, rij naast rij van zwarte transportschepen, opgepropt met de fijnste bloem der hedendaagsche jeugd, den grooten dag af, en daarachter, dichter bij den mond der haven, zag men de lange, ver vooruitstekende kanonnen en de reusachtige rompen der oorlogsschepen. Op den 24en April begaven zij zich op weg, ondereen storm van gejuich, de ankers werden gelicht, de lange optocht zette zich in beweging en de muziekkorpsen der Fransche schepen brachten een groet aan hen, die de groote onderneming > gingen ten uitvoer brengen, 't Is niet noodig opnieuw de geschiedenis van de aankomst te vertellen, het kolossale leven der bombardementen, zoodat de mannen er duizelig van-werden en wankelend liepen, het bloedbad in de booten en op het met kogels bezaaide strand, het doorzetten der landingen en al de volgende slagen op die onherbergzame kust. Het zal besproken en herbesproken worden, zoolang de wereld bestaat En nu alles voorbij en 't hoofdstuk afgesloten is, nu het blauwe water, dat eens wit zag door een orkaan van shrapnels, rustig kabbelt, nu dat alles voorbij is: de legers en de schepen teruggetrokken zijn, nu moest misschien, als we terugdenken aan de vruchteloos opgeofferde menschenlevens, aan de heldenharten, die niet langer meer kloppen, de verkwiste schatten aan hersenwerk en energie en materiaal, geen jubelend gevoel zich mengen in ons bitter berouw en scherpe teleurstelling. 64 N. KEELING IS LA ND 4- Ml LES BLOKKADE EN BOMBARDEMENT. En toch stuwt het opwaarts en overheerscht al het andere. Want ons karakter is zoo gevormd, dat het nooit kan nalaten zulke daden te bewonderen, te meer misschien, als de overwinning aan de deelnemers onthouden werd. En hier tenminste, op de door granaten geteisterde kusten, op de rotsen en met bloemen getooide heuvelhellingen van Gallipoli, schreven mannen van Britschen stam een van 's werelds onsterfelijke, nooit te overtreffen geschiedenissen. 65 HOOFDSTUK VII. TWEEGEVECHTEN OP ZEE. Zeelieden en zeemansschap. Het is een traditie van de Britsche Vloot de voorkeur te geven aan gevechten op korten afstand, onstuimig en vastberaden, waarin haar manschappen, los van de levenlooze machines, die zij bedienen, hun van ouds bekende en onovertroffen gehardheid kunnen toonen. Maar de draagwijdte, van de moderne kanonnen heeft de strijdenden ver uit elkaar geworpen, vergrootte meer en meer den afstand tusschen de in gevecht gewikkelde schepen en zeeslagen zijn nu minder worstelingen tusschen menschen dan wel tusschen stalen mastodonten, die verdelging naar elkaar uitbraken over groote ruimten tusschenliggende zee heen. Toch zal de menschelijke belangstelling steeds vasthouden aan de slagen of onderdeden daarvan, waarin een tikje heldenzin of pathos voor den dag komt, waar een geest van prachtigen durf of onoverwinbare toewijding door de wolken rook heenstraalt, door de botsing van de ziellooze reuzen-machinerieën veroorzaakt. Men speurt in de helsche arena van den modernen slag naar den onbedwingbaren ipenschelijken geest, die altijd nog meester is van zichzelf, al mogen de hemelen zelf vaneengescheurd worden. En tweegevechten ter zee, meer in 't bijzonder misschien die, waarin dit menschelijke element 't meest op den voorgrond treedt, minder verborgen blijft achter de machtige werktuigen, die het hanteert, trekken meer de aandacht dan hun militaire belangrijkheid verdient. Om deze redenen worden hier in herinnering gebracht 66 TWEEGEVECHTEN OP ZEE. zulke beroemde gevechten als die tusschen de „Shan=. non'' en de „Chesapeake'' bijvoorbeeld, een honderd jaar geleden geleverd, met hun oude, ridderlijke uitdaging, „in alle opzichten, zooais een gentleman die zou opstellen," hun correcte voorbereiding, hun beleefdheden als bijv. 't aanbieden van 't eerste schot en heel de rest van de destijds in zwang zijnde hoffelijkheden, die den oorlog een menschelijk karakter gaven. Nu is hij een „business", waarin de Furies zoozeer hun passies den vrijen teugel laten, dat, in vergelijking daarmee vele slagen uit den ouden tijd weinig meer schijnen dan vriendschappelijke tournooien, waarbij eer en roem alleen de inzet vormden. Van zulke zee-tweegevechten, waarbij de eer niet minder zwaar woog dan de overwinning, lezen we niet meer; maar duels zijn er wel geweest, en daarvan heeft misschien dat tusschen de „Sydney" en de „Emden" de levendigste belangstelling gewekt, ofschoon andere, als bijv. 't gevecht tusschen de „Carmania" en de „Cap Trafalgar", beide bewapende koopvaardijschepen, meer naderden tot die uit den goeden ouden tijd. L Op den 9en Nov. 1914 ving de „Sydney" koers zettende naar Colombo in den Indischen Oceaan, ongeveer 50 mijlen ten oosten van de Keelings, een draadloos bericht op: „Vreemd oorlogsschip bij ingang." Het was het laatste, waar het station op de Kokoseilanden nog den tijd voor had om het af te zenden, eer een Duitsche landingsafdeeling van de „Emden" de installatie vernielde, maar het was voldoende Oogenblik den koers veranderend wendde de „Sydney" den steven naar de eilanden, die zij twee uur later in 't gezicht kreeg. Binnen weinige oogenblikken kwam de „Emden", de lang gezocht, onvindbare roover, zelf te voorschijn, — een welkome aanblik! Ze kwam met groote snelheid naar buiten en verloor geen tijd om het vuur te openen. Drie keer in den loop der eerste salvo-wisselingen trof 67 DE BRITSCHE VLOOT TEN OORLOG. ze het Britsche schip. De afstandmeter bij den voormast van de „Sydney" werd in stukken geschoten, haar waarnemingspost op het achterdek vernietigd en een kordiet-brand brak uit. Aldus wondde de „Emden" haar tegenpartij het eerst, maar toen was de beurt aan de „Sydney". De rest van 't gevecht deelde zij alle klappen uit en ontving er geen. Tegenwoordig is snelheid, wat de „loef" in Nelson's tijd was. Het snelste vaartuig bewaart in een modern gevecht den afstand, die het belieft, kiest de gescbuts-wijdte en zoekt de positie uit, die het voor zich begeert. Een vaart loopend van 25 a 26 knoop, dat is dertig mijlen per uur, gaf de „Sydney" de eene volle laag na de andere, eerst van bakboord, gescheiden door twee pur- IRHËV.'ll'^^ peren strepen. XII Machinist-Luitenant — Twee gouden » Mi.iiS!g§ljjjji8 banden met lus, en één tusschenmflmiffiVi'iSag liggende purperen streep. XIII Vlootdokter. — Drie gouden banden S^iimmtirS/i met twee tusschenliggende roode strepen. ag,ü XIV Scheepsdokter. - Twee gouden banden met een tusschenliggende roode streep. fl^B^mSil Betaalmeester der vloot. — Drie BSBB gouden banden met twee witte strepen er tusschen. jjjjritSXjffjffirtjm XVI Assistent-Betaalmeester. — Twee gouden banden met één witte streep. gS3 XVI1 Vloot-Instrncteur. - Twee gouden bauden met tusschenliggende blauwe streep.' XVIII Chef-kanonnier en Bootsman. —- Eén Emmnïö&fcijiiHn gouden band met lus boven drie O O O gouden knoopen. O O O XIX Midshipman. — Drie gouden knoopen op mouwopslag. u'.miiMimiLiuamis XX Chef-timmerman. — Een gouden band ® ° ® boven drie gouden knoopen. AANHANGSEL II. DUITSCHE KOLONIALE BEZITTINGEN overgegeven aan de Geallieerden SEDERT AUGUSTUS 1914. WEST A™oKan~ ^ Veroverd door gemengde Fransche Onvoorwaardelijke overgave op .26 Aug. 1914 en Engelsche troepen. aan den Engelschen Bevelhebber. Kameroen. . . . Veroverd door verbonden Britsche, Geen formeele overgave. Duitsche Gouverneur Fransche en Belgische troepen. en 't overschot der troepen trokken 16 Febr. 1916 op 't onzijdig Spaansch gebied Muni, uitgezonderd die van den afgezonderden en omsingelden post te Mora, Noord-Kameroen, overgegeven 18 Febr. 1916. ZUID-WEST AFRIKA— „ ~' n Q r... 1Q1e Dnitsch Zuid- Bezet door troepen uit Zuid- Overgave op 9 Juli Wia. West Afrika. Afrika en Rhodesia, met steun van de vloot en Engelsche troepen. OOST AFRIKA— Dnitsch Vijandelijkheden duren nog voort. Oost-Afrika. Ongeveer twee derden van het Protectoraat in handen der gecombineerde Engelsche en Belgische , troepen. STILLE ZUIDZEE— (a) Bezittingen ten Z. van den Equator. , _ nn . YO<< Samoa-eilanden . (Sawaü, Upolu, etc.) Genomen door Overgave op 29 Aug. Wié. de expeditie-troepen uitgerust door de kolonie Nieuw-Zeeland. Nieuw-Gninea. . (Kaiser Wilhelmsland). Genomen Overgave 24 Sept. 1914. door de expeditietroepen uitgerust door het gemeenebest Australië. Bismarek Archipel (Neu Mecklenburg, Neu Pommern, Overgave 21 Sept. 1914. de Admiraliteitseilanden). Genomen door het gemeenebest Australië: Salomons-eilanden (Bougainville etc). Genomen door Overgave 't gevolg van die van Kaiser Witte expeditietroepen, uitgerust door htlmsland. het gemeenebest Australië. Nauru-eiland . . Genomen door de expeditie-troepen, Overgave 6 Nov. 1914. uitgerust door het gemeenebest Australië. (b) Bezittingen" ten N. van den Equator. Mariane-eilanden (Saipan enz.). Genomen door de ' Japanners. Carolinen (Oost). (Ponape, Kusai enz.). Genomen door de Japanners. Inbezitneming door de Japanners ten einde Carolinen (West). (Jap, Palau, Angaur, enz.). Ge- ( 9ebracht « Oot. 1914. nomen door de Japanners. Marshall-eilanden (Jaluli, enz.). Genomen door de Japanners. CHINA— Kiautsohou . . . Genomen door verbonden Britsche Overgave van het fort van Tsinatau ov en Japansche troepen. 7 flov, ±914., *