258 en dat hij slechts een houten stad had genomen en een stad van steen had teruggegeven". De meest specifieke Amerikaansche stad. Zeker is, dat de echt Amerikaansche energie, waarmede Chicago uit haar asch is herrezen, van grooten invloed is geweest op den bouw der stad, welke door haar niets onderbroken regelmaat der straten het meest specifieke type eener moderne Amerikaansche stad is geworden, het best te vergelijken met een blokkendoos-stad van bijkans gelijke en gelijkvormige huizenblokken, praktisch in het gebruik, maar troosteloos eentonig voor den toerist. Die urenlange avenue's en straten kunnen niemand bekoren. En bij den eersten opbouw moet men, naar mij werd medegedeeld, groote architectonische fouten begaan hebben. Men zag de eerste huizen als paddestoelen uit den grond verrijzen, doch meest van hout en met op soliede fundamenten. Daarvoor gunde men zich niet den tijd, die wel noodig was om stevig werk te bekomen, want Chicago heeft een weeken, moerasachtigen bodem welke eenige overeenkomst heeft met dien van Amsterdam, „gebouwd op honderdduizend palen". De grond moet er echter nog drassiger zijn. De vindingrijke Amerikaan. Van lieverlede bleek de dunne aardkorst te zwaar belast te zijn en gansche straten dreigden in den grond te verzinken, tot de energieke Raad der stad besloot den ondergrond te bestevigen door dezen de vereischte vastheid te geven. Op zeer vernuftige wijze is dit geschied. Onder de zakkende huizen werden groote roosters aangebracht en deze werden door hydraulische persen zoo langzaam maar zeker omhoog gedrukt,datde bewoners er niets van merkten én de zaken haar normaal verloop behielden, terwijl men inmiddels de vrijkomende ruimte stevig aanplempte. Gebouwen tot een gewicht van zo duizend ton zijn aldus onmerkbaar ongeveer twee meter opgelicht en op een stevige basis komen te staan. Het centrum der stad. Het centrum der stad, dat is het businessgedeelte, is op zichzelf beschouwd met groot in wordt genoemd „the loop", en dat naar 259 den luchtspoorweg, die er als het ware als een „lus" omheen slingert. In dit gedeelte zijn alle stations, en dat wil wat zeggen, aangezien Chicago het grootste spoorwegcentrum der wereld is, waar meer dan 30 lijnen samen komen. Bovendien vormt de „loop-spoorbaan" in den waren zin des woords een „lus" tusschen de verschillende lijnen van den „luchtspoorbaan", welke alle hun eindstation hebben aan den „loop". Daar stapt men over in de: „loop-trein", welke dag en nacht in hetzelfde cirkeltje rond rijdt, en bij elk eindstation stopt, waar men wederom kan overstappen op een andere lijn. In „the loop" vindt men ook de voornaamste theaters, de grootste warenhuizen de eerste hotels en natuurlijk ook de hoofdstraten der stad, de slagaders van verkeer welke zich mijlen ver uitstrekken en einde^ lijk verloopen in de vlakte van Illinois. De namen der hoofdstraten zijn meerenaeels ontleend aan historische personen en buiten het bedrijfscentrum volgen de straten elkander in eentonige regelmaat op, enkel genummerd met toevoeging van Noord en Zuid voor de lengte- en Oost en West voor de dwarsstraten. Aldoor grooter. Nog steeds breidt de stad zich uit, niet in een gelijkmatig tempo, maar sprongsgewijze. In t centrum en de naaste omgeving is natuurlijk geen voet gronds onbebouwd gebleven, maar aan den buitenkant vindt men heele .blokken nog braakliggende bouwterreinen, waar huizen en straten zijn te verwachten, die zich aansluiten bij de oude stad. Ook zijn hier de laatste jaren prachtige parken aangelegd tot een totale oppervlakte van 900 H.A., waar op heete zomerdagen, wanneer de tropische hitte het leven in de stad benauwt, een groot deel der bevolking, ™ ? nachts' haar toevlucht komt zoeken. Chicago is geen stad voor den vreemdeling om er te gaan wandelen, daarvoor zijn de afstanden te groot en bieden al die mijlenlange straten al heel weinig interres- \ sants. Wie geen auto of fiets heeft, kan evenwel van de electrische tram of de „luchtspoor gebruik maken om naar buiten te komen. Voor slechts 5 Am. centen kan men daarmee gaan rijden zoover men maar wil. Wel heeft Chicago ook haar ondergrondsche baan, maar die is hier uitsluitend ingericht voor het goederenvervoer en niet voor het publiek. 260 Op weg naar mijn hotel. Met weinig moeite had ik dra mijn hotel gevonden, het Congr ess-Hotel, staande aan de Mi c h i g a n-A Tenue.de breede en deftige boulevard, welke zich mijlen ver uitstrekt langs de oevers van het Mic h i g a n-meer. Van uit mijn kamer — een van de 1200 — op een der hoogste étages en dus een paar maal zoo hoog als de Oldehove te Leeuwarden, had ik een prachtig vergezieht over dit meer. Lang kon ik er niet van genieten, want mijn tijd was beperkt En de tijd gaat snel, in Amerika ook al evenzeer als hier, wanneer men veel voor den boeg heeft. Daarbij komen ginds de groote afstanden en natuurlijk biedt een wereldstad als Chicago veel op velerlei gebied. Dé Vleeschwarenfabrieken. Wie Rome bezoekt moet den Paus hebben gezien, en niemand kan Chicago verlaten zonder de „Union-Stockyards' en „Packing-houses" te hebben bezocht de fabelachtige vleeschfabrieken met de stallen en ppen hokken er naast, welke eene oppervlakte beslaan van meer dan 200 Hectares. „ , ,. „ . Chicago wordt wel de „Porisorpolis of Zwijnen-stad genoemd en geen wonder, als men weet dat hier jaarlijks bijna 10 millioen varkens worden verhandeld en meerendeels „verwerkt" ook . Er is een tijd geweest, dat deze fabrieken een slechte reputatie genoten en onthullingen de wereld hebben doen griezelen, maar sindsdien heeft 't stadsbestuur ingegrepen: er is een strenge contróle gekomen op heel het bedrijf en thans is het eten van „corned beef" geen waagstuk meer en vindt dit artikel, keurig verpakt in luchtdichte blikjes, zijn weg over heel de wereld. De „luchtspoorweg" bracht mij binnen een half uur in dit eigenaardig stadsgedeelte van Chicago ,waar kilometers ver, fcijkans zoover als het oog reikt hokken en omheiningen worden gezien, bestemd voor het afsehuttea en stallen van diverse soorten vee. Het was wel een bijzonder, maar tevens zielig gezicht al die koeien, varkens en schapen bij duizendtallen daar vreedzaam bijeen te zien gebracht, allei binnen enkele uren den dood wachtend. 262 •iets warms, kon naar een der restaurants gaan, die vooral ten gerieve van het talrijke personeel worden geëxploiteerd en waar alles tegen den zelf-kostenden prijs wordt omgezet. Te één ure begon onze rondegang. Eerst kregen we weer verschillende cijfers te hooren betreffende den reusachtigen omvang van het bedrijf en voorts legde de gids den nadruk op het feit, dat aan de fabriek alles benut werd en er niets verloren ging, behalve dan de doodskreet van de geslachte dieren en de stank, waaruit zelfs de Yankee geen munt weet te slaan. Eerst leidde hij ons gezelschap, bestaande uit een dertigtal personen, waaronder een paar dames, die benauwende momenten kregen, naar de varkensslagerij. Van verre klonk ons reeds het weerbarstige luide geschreeuw uit wel duizend kelen tegemoet, schril en doordringend, en toen wij langs een trap op eene gaanderij kwamen, expresselijk voor de bezoekers aangebracht, zagen we voor ons een ruime zaal, waar aan de overzijde een paar groote wielen langzaam ronddraaiden, eenige meters in middellijn. In de slachtzaal. Aan deze wielen waren op gelijke afstanden kettings gekoppeld om er de komende varkens aan op te hijschen. Deze werden door een nauwen ingang m de zaal gedreven en geduwd, tot aan het draaiend wiel, waar een pootige neger ze handig een ketting om een der achterpooten wist te slaan, terwijl een tweede man even vastberaden en zeker, den haak, welke aan dien ketting was bevestigd, aan de groote wielschijf wist vast te hechten. Langzaam maar zekér en ondeT een heisen lawaai en geschreeuw gingen de spekdragers achtereenvolgend omhoog, waar het achterpootketting automatisch op een eveneens langzaam ronddraaiende stang werd overgebracht. Stalen zenuwen. En nu is het spoedig gedaan met de weerbarstige schreeuwers, want een derde man, weer een reus van een kerel, met opgestroopte mouwen, leeren kleeding en hooge 263 laarzen, gewapend met een vlijmscherp mes, grijpt fluks een der voorpooten, draait het beest om, zoodat hij de buikzijde vóór zich heeft en weet dan met een forschen steek den halsslagader te doorboren. Een laatste schreeuw nog, een gulp van bloed uit den rochelenden strot en het leven is gevloden. Langzaam bengelt het bloeddruipend cadaver verder langs de stang, plaatsmakend voor zijn lotgenooten, die met automatische zekerheid volgen, na op gelijke wijze gekeeld te zijn. Het moet een man zijn met ijzeren zenuwen en vaste hand. Zes honderd tot duizend varkens heeft hij per uur den doodelijken steek toe te brengen en nimmer faalt hij. De man is een machine geworden en wordt voor zijn bloedig baantje niet eens extra beloond. Volgens den gids waren er voor 4 a 5 dollars per dag genoeg liefhebbers te krijgen voor dit beulswerk. De tweede zaal. _Wij vervolgen onzen weg langs de gaanderij en komen in een tweede zaal, waar weer diverse mannen gereed staan om den langzaam voorbijglijdenden cadaver-stoet schoon te spuiten en daarna met kokend water af te wasschen. Het groote beginsel, waarnaar gewerkt wordt, is alweer verdeeling van arbeid. Iedér kent precies zijn afgebakende taak en verricht dag uit, dag in denzelfden arbeid, waarin hij natuurlijk een buitengewone vaardigheid verkrijgt. Voor allen anderen arbeid is hij dan ook kwalijk te gebruiken, ten minste als die veel verschilt van zijn dagelijksch bedrijf. De doode varkens glijden langzaam voort en worden volgens alle regelen der kunst „bewerkt" door tal van personen, die elk voor zich een klein onderdeel van den arbeid voor hunne rekening nemen. Bij sommige bewerkingen, die extra tijd en zorg eischen, trekken de werklieden met de. cadavers mede, staande op een beweegbaren vloer, die voortschuift in hetzelfde tempo als de varkens aan de stang. Zoo ziet men den een bezig met schrabben, door een ander wordt de buik opengesneden, een derde schept de ingewanden er uit, een vierde neemt het vet. en alles verdwijnt onmiddellijk doorklepluiken in den vloer, waar al deze onderdeelen verder verwerkt worden in diverse af deelingen. 264 De derde zaal. In een volgende zaal, die we te aanschouwen kregen, ziet men de onthoofde en nu ook reeds „ontpoote" varkens binnenglijden. Thans is het de beurt der krachtige slagers, die met geweldige hakmessen de cadavers kloven en in stukken hakken. Een gedeelte gaat naar de worst- en bUkjes-atdeeling om daar verder verwerkt te worden, terwijl de zijden spek, die men er ziet uitsnijden, terstond automatisch worden gewogen en na gemerkt te zijn verdwijnen in de pak-afdeeling. De runderen. De runderen hébben een eigen bewerking en in de afdeelingen waar deze dieren den dood vinden, heerscht eenzelfde weeë bloedlucht, maar overigens is het er rustiger: men heeft er geen last van het doordringend moordgeschreeuw der varkens. De koeien worden gedreven in nauwe hokken en daar opgewacht door stoere kerels, die zware hamers met lange stelen hanteeren, welke ze met onfeilbare zekerheid laten nederdalen op de koppen, juist tusschen de horens der beesten. Men weet de hersens te treffen, en één slag is steeds voldoende voor den dood. Het werk van den „knocker" is ook louter routine. Het slachtoffer ploft neer, nauwelijks meer stuiptrekkend, zijn verglaasde oogen staren rond en de tong hangt slap uit den bek De ijzeren vloer van het hok kantelt en het wezenlooze dier glijdt naar beneden, waar rappe handen een ijzeren ketting slaan om een . der achterpooten. Nu begint ook dit slachtoffer zijn doodengang door de fabriek, evenals het varken, niervaren vermeld. Eenzelfde bewerking. In de slachtzaal krijgt het een adersteek; in groote bakken wordt het gutsende bloed opgevangen, 't Dier glijdt dan langzaam verder. Nadat de buik is opengesneden en de dampende ingewanden zijn verwijderd, passeert het cadaver de diverse afdeelingen, waarmede wel 'n paar uur gemoeid zijn. Elk werkman heeft zijn zorg te wijden weer aan een heel klein onderdeeltje. Alle afval en vleesch gaat langs aparte afvoerkanalen naar de afdeelingen, waar de verdere bewerking plaats vindt 265 De hoeven, het haar, de horens, de beenderen en zelfs de tanden, alles wordt benut en interessant was het in de wachtzaal de verschillende daar tentoongestelde artikelen te zien, welke men uit al dien afval hier gefabriceerd had. In de pakafdeelingen, waar het vleesch en spek behandeld wordt, zagen we honderdtallen van meisjes en vrouwen aan den arbeid, allen gekleed in hagelwitte lange schorten, en zij, die in directe aanraking kwamen met het vleesch, zoo bij het afwegen als verpakken, droegen allen hagelwitte handschoenen. Ook in deze zalen stonden verschillende opengemaakte blikjes en aangesneden worsten, waarvan de bezoekers naar hartelust konden profiteeren. In het veen ziet men op geen turfje, zei men vroeger, en zoo was het in de fabrieken te Chicago met spek en vleesch. Thans om van te watertanden. De magazijnen van SlegeL Cooper en Co. Natuurlijk stond te Chicago ook op mijn programma een bezoek aan de wereldbekende Magazijnen van Si eg el, Cooper en Co., ginds „departmentstores" genoemd. Ik wilde dit enorme zaken-complex met eigen oogen aanschouwen, wijl daaraan nauw verbonden is de naam van een Fries, aan wien wij de stichting Coopersburg te Akkrum hebben te danken. Een korte levensgeschiedenis van dezen ondernemenden zakenman, die wijd en zijd van zich heeft doen spreken, moge hier een plaats vinden, omdat zij inderdaad interessant mag heeten. Wie als wij de trotsche winkelpaleizen te Chicago en New-York heeft mogen aanschouwen, die mede door hem gesticht zijn, vraagt zich onwillekeurig af, hoe is het mogelijk geweest, dat een eenvoudig dorpsjonSeling van Friesland zulke groote bedrijven heeft kunnen scheppen in twee der grootste steden van het hem eens geheel vreemde Amerika en dat in weinige jaren, met een daaraan geëvenredigd succes van winst. De levensloop van zulke personen wekt ten allen tijde veler belangstelling, te meer wanneer ze uit onze eigen omgeving zün voorteekomen, die wij van nabij kennen. Bovendien krijgt men eenlg idee van de wijze waarop in Amerika somtijds fortuinen zijn en kunnen worden gemaakt. Cooper — zoo is zijn Amerikaansche 268 ging de firma, bij wie Cooper in dienst was, bankroet. Gelukkig wisten beiden van aanpakken en handig met de naald als Antonette was, maakt e zij vesten, die Cooper aan den man bracht. Aan elk vest zat een dollar verdienste, en met behulp van een paar naaimeisjes waren er wel weken van 20 dollars ontvangst. Inmiddels had ook Cooper weer eene betrekking gevonden en langzaam maar zeker boerde het jonge paar vooruit, aan wier deur zich alras een kleine wereldburger kwam melden. Na zeven jaren hard werken had Cooper met zijn vrouw 1500 dollar overgespaard, niettegenstaande het gezin met eenige spruiten was vermeerderd, allemaal jongens. Eigen zaken. In Cooper leefde de drang naar zelfstandigheid, hij wilde zelf heer en meester worden en eigen zaken drijven. Na een compagnon te hebben gevonden, werd met dezen een zaak opgericht te T o 1 e d o,' een stadje in den Staat O h i o. Het grondkapitaal bedroeg slechts 5000 dollars, doch de zaak marcheerde al dadelijk zoo, dat er dra een reisje op kon staan naar het oude vaderland en zijn geboorteplaats. Het was in 1878, dat Cooper en zijn echtgenoote met vier kinderen den overzeeschen tocht hebben aanvaard en eenigen tijd in het ouderlijke huis te A k k r u m hebben doorgebracht De lange pijp, die hem toen door zijne reeds bejaarde moeder werd geschonken en waaruit hij toen en later vele malen zoo smakelijk heeft gerookt, wordt nog in eere gehouden en op „Coopersburg" bewaard. Vreugde en droefenis. Bewogen tijden naderden. Met zijn compagnon liep het zoo, dat hij zijn aandeel in de gemeenschap verkocht voor 11500 dollars en dus een nieuwe zaak moest zoeken. Intusschen werd hem nog eene dochter geboren, Ida geheeten, welke heugelijke gebeurtenis evenwel dra in rouw verkeerde door den droevigen dood der moeder, die bezweek in de kracht der jaren, nog geen volle veertig jaren oud. Na onderscheidene Staten'te hebben rondgereisd, ten einde een plaats te zoeken voor het oprichten van een nieuwe zaak, viel zijn keuze ten slotte op het stadje P e o r i a, in de buurt van Chicago. Hier richtte hij voor eigen rekening en risico een zaak op, 272 Millionnairs. Gelijk de winkel-paleizen van Siegel, Cooper en Co. te Chicago en N e w-Y o r k in grootte en aanzien reeds verre door anderen zijn overtroffen, zoo is het ook met de kapitalen door genoemde heeren verworven. Wat den rijkdom betreft van onzen Cooper, aan wien Akkrum zijn stichting heeft te danken, en hoe kolossaal deze ook aan ons moge schijnen, hij valt schier in het niet bij die van andere millionnairs in Amerika, met John D. Rockefeller in het eerste gelid. Bij het passeeren van zijn vorstelijk buitenverblijf op den Kijk-uit-berg aan den Hudson, hebben wij de leefregels van dezen krassen en schatrijken grijsaard van bijna 80 jaar reeds medegedeeld. „John D.", zooals hij doorgaans genoemd wordt, is een der meest bekende persoonlijkheden in de Nieuwe Wereld en zijn naam zal onafscheidelijk verbonden blijven aan Chicago, wijl deze stad het voortbestaan harer beroemde Universiteit grootendeels heeft te danken aan de vorstelijke mildheid van dezen milliardair en beroemden petroleum-koning, stichter van de Standard Oil Co. Geen land telt zooveel millionnairs als Amerika, maar ook in geen land wordt zooveel aan de liefdadigheid geofferd en weggeschonken voor publieke doeleinden en instellingen van algemeen belang als in Amerika. Op dit punt laten de rijk geworden Amerikanen zich inderdaad van de besté zijde kennen. Er bestaat tusschen hen een edele wedijver, wie hunner elk jaar wel het meeste heeft weggeschonken. Voor de Amerikaansche pers is dit een dankbaar onderwerp en zoo vond ik in een blad aldaar gepubliceerd, dat Rockefeller van de 25 millioen dollar, welke Chicago's Universiteit met al haar terreinen, parken en gebouwen, gekost moet hebben, alleen meer dan de helft had bijgedragen. En dat is nog maar een kleinigheid in verhouding tot hetgeen deze multi-millionnair zoo voor en na heeft weggeschonken. Al deze giften bedragen met elkaar reeds ver over de 200 millioen dollars, een kapitaal zoo enorm, dat men er zich in de Oude Wereld kwalijk een denkbeeld van kan vormen, maar voor Roe kef e 11 e r beteekent zulk een bedrag nog niet zoo heel veel, als men bedenkt, dat hij eenige malen die som 274 Andere millionnairs schenken bij voorkeur aan godsdienstige- en liefdadigheids-instellingen, kerken en hospitalen. Carnegie heeft een speciaal zwak voor bibliotheken en hoogescholen en evenals Cooper de oude zwoegers in de gemeente Utingeradeel heeft bedacht „in naam der humaniteit", zooals hij sprak bij de opening zijner stichting te A k k r u m, evenzoo heeft Carnegie zijn geboortedorpje in Schotland in gedachtenis gehouden en aan de arme inwoners van dat dorp een som van 10 millioen dollars geschonken. De kunst van goed-weldoen. Het is te begrijpen, dat het nog niet eens zoo heel gemakkelijk is voor zulke geldgevers om steeds eene deugdelijke en praktische schenking uit te denken, welke aan het doel beantwoordt om het meest vruchtdragend te zijn voor het algemeen belang of de samenleving. . Wat heeft het onzen Cooper een moeite gekost om zijn in verhouding tot vele Amer. schenkingen betrekkelijk kleine stichting teAkkrum te bewerkstelligen, ook in haar onderdeden en met het oog op de toekomst Want alles moet om zoo te zeggen m kalk en cement om eeuwen te kunnen weerstaan. Charity-boards. Om den zekeren weg te gaan, die tot het beoogde doel leidt heeft men in Amerika de zoogenaamde „Charity-boards" ingesteld, lichamen zonder eenig eigen-belang, bij wie eventueele schenkers slechts hebben aan te kloppen om gratis met raad en daad te worden bijgestaan in de hoogst moeilijke kunst van weldoen. Amerikaansche Universiteiten. Vele Universiteiten in Amerika danken hun voortbestaan en hun bloei aan den financieelen steun van milde millionnairs. Wanneer het bijvoorbeeld wenschelijk wordt geacht dat professoren der medische faculteit hun betalende praktijk opgeven ten einde zich geheel aan de wetenschap en de opleiding hunner studenten te kunnen wijden, gelijk dit het geval was bij het John Hopkins-Hospitaal te Bal timore, dan schenkt een Rockefeller even een 276 Het Amerikaansche studenten-leven. Dat het leven aan een Amerikaansche academie gansch anders is dan in ons land, ligt voor de hand. De studenten hebben ginds niet het vrije leven gelijk aan onze universiteiten. Een Amerikaansche academie geeft meer den indruk van een groote kostschool, waar het meerendeel der studenten intern is en naast een zekere mate van zelfstandigheid toch onderworpen is aan de strenge regelen van het huis, dat de wetten heeft te stellen. Onze vriend Oosterhuis bewoonde gedurende het zomerhalfjaar, dat hij daar de theologische colleges volgde, een éénvoudige kamer, zoo'n drie meter breed en nog eens zoo diep. Men vond er geen luxe. Ik zag er een tafeltje, een paar stoelen, een goed voorziene boekenkast en een ijzeren ledikant. Alle kamers moeten nagenoeg gelijk zijn van grootte en inrichting. Er kan dus geen bevoorrechting zijn, geen afgunst of naijver. Elke „dormitory" biedt onderdak aan een 500-tal studenten en ziet er met zijn groote vestibule en ruime lange gangen netjes en smaakvol uit. In het zomer-semester geven vele professoren bijzondere colleges, welke dikwijls gevolgd worden door studenten van andere academies. Elke faculteit heeft eigen gebouwen, collegezalen, laboratoria en bihlïothéken, welke door de studenten zelve worden beheerd en geadministreerd. Dat die administratie nog al iets heeft te beteekenen, moge blijken uit het feit, dat er in 't geheel meer dan een half millioen boeken zijn te raadplegen. Nog iets over de parken in Chicago. Even gróotsch en indrukwekkend als de aanleg en inrichting der Universiteit te Chicago, zijn ook de schilderachtige parken van deze wereldstad. Die parken, dat zijn de longen, waardoor de stad ademhaalt en die de inwoners van frissche lucht hebben te voorzien. Men ziet en proeft en voelt in heel het centrum van Chicago de benauwende, vaak vettig-aanklevende rook- en smooklucht, te midden van een helsch lawaai van lossen, laden, rijden en rossen. In deze rustelooze omgeving met eentonige en vervelend lange straten van torenhooge huizen, alle bewoond door onderscheidene families, moet de dollar de menschen drijven en vasthouden, anders zou niemand er willen wonen. 277 En hét kan er zoo drukkend warm zijn in de zomermaanden. Op mijn terugreis, eenige maanden later, heb ik er nog een dag doorgebracht met een tropische droge hitte van bijna 100 graden Fahrenheit in de schaduw. Zelfs de avonduren brengen weinig of geen afkoeling en verademing, en de menschen ontvluchten de huizen. Zij stroomen in massa naar de schaduwrijke parken en het breede strand van het Michigan meer bevoelt ge niet de noodwendige behoefte aan parken in zulke millioenensteden? In het Zuidelijk deel der stad, waar voornamelijk arbeiders wonen, zijn de laatste twintig jaren tal van parken aangelegd Alleen voor het aanleggen van parken wordt jaarlijks op het gemeentebudget een paar millioen dollars uitgetrokken! En müde gevers doen de rest. Verbazend is het wat er ui de richting der volksparken wordt gedaan. 6 Volksparken. Men denke bij een volkspark in Chicago en in t algemeen in Amerika niet aan een Prinsentuin of een Rengerspark te Leeuwarden, of aan parken l - r °,u w en elders' dat zün er slechts schijntjes als men ze vergelijkt met die welke ginds van zich doen spreken. Deze zün met bestemd voor enkele of eenige wandelaars om er een uurtje aangenaam te kunnen passeeren en zich te verlustigen in wat bloeiende heesters en bloemen, met hier en daar een rustbank, neen, de grootsteedsche parken zijn berekend op de ontvangst van geheele famihën en clubs, die er zich in alle richtingen vrij en ongedwongen kunnen bewegen naar aard en lust. Op de steeds prachtig gladgeschoren grasgazons, waarop tennisbanen zijn aangelegd, heeft ieder vrij spel. Natuurlijk zijn om deze tennisvelden geen smakelooze omrasteringen van kippengaas gemaakt, gelijk men.datSer gewoonlijk ziet, maar spant men aan weerszijden een paar netten, die opgerold weder mede naar huis worden genomen. Het betreden der grasparken is er niet „verboden als hier. Het dartele jonge volkie mag er naar hartelust ravotten en stoeien. Lustig waeit de wille bliid Oer it griene fjild; Och, dy romme bernetüd Wirdt net koft for jild! 278 Dat gevoelt men ook ginds, want de jeugd is overal in de wereld gelijk: vrijheid, blijheid. De ouderen vinden er hun base-ball en golfterreinen, terwijl de groote vijvers des winters een uitgezochte gelegenheid bieden tot ijsvermaak. Want in de wintermaanden kan het in Chicago met zijn vastelandklimaat bar koud zijn. Zoo hoorde ik de verzuchting: „Wij hebben het hier in den zomer vaak veel te warm en in den winter dikwijls veel te koud!" Elk wat wils. In dergelijke volksparken voor openluchtspelen vindt men ook zwembaden, gymnastiekzalen, volks-restaurants, bibliotheken en leeszalen. Kortom: „elk wat wils"! Volgens mijn plaatselijke Gids vindt men alleen in het zuidelijk gedeelte der stad niet minder dan 24 parken met 198 tennisbanen, 32 terreinen voor base-ball, 25 voor voetbal, 2 golfterreinen, welke van groote uitgestrektheid zijn en samen enkele hectaren beslaan. Voorts heeft men er nog 11 zwembassins, 20 turnlokalen, 42 kinder-speelplaatsen en 10 leeszalen, welke in het jaar 1910 door bijna een millioen personen bezocht werden. En deze klinkende cijfers gelden slechts voor een „deel" der stad. Dat er buitengewoon veel zorg wordt besteed aan al de parken met hunne annexen, laat zich gereedelijk verklaren, want ze bevorderen niet alleen de algemeene volksgezondheid, maar ook het sociale leven, waar de zwoegers van den dag in winkel, werkplaats of kantoor na volbrachten arbeid zich kunnen vermeijen, uitrusten of wel met elkander van gedachten kunnen wisselen, zoowel over kleine gebeurtenissen van den dag als over wereldschokkende beroeringen, gelijk we die thans beleven. Straat- en parkpropagandisten. Niet enkel in de parken, maar ook op de straten en pleinen, welke laatste men trouwens wegens den zuiver haakschen bouw der steden zeer weinig aantreft in Amerika, zag ik eiken dag door heel Amerika, groepjes menschen bijeen, alsof er wat bijzonders aan de hand was. Eerst dacht ik aan een oploopje of een ongeluk waarbij" het volk te hoop loopt, doch dra wist ik beter. Heel dikwijls toch losten die volksverzame- 279 lingen zich op in kleiner groepjes, waarvan de deelnemers dan druk gesticuleerend' met elkander bleven debatteeren, meestal over politiek, geloof, geheelonthouding of eenig ander onderwerp van den dag. Die straat-en-park-propagandisten — deze waren het, die „verzamelen" bliezen — deden mij denken aan den Zondagmiddag in het bekende „Hyde-Park" te Londen, waar dan op de groote grasvelden vele spreekgestoelten zijn opgericht of wel, het publiek, dat wil luisteren wordt toegesproken vanaf een tafel of den bok van een rijtuig. Gij kunt er de suffragette hooren, die met luider stemme gelijke rechten voor de vrouw opeischt; gij ziet er den neger, die met gloedvolle overtuiging smeekt om steun voor de verheffing zijner verdrukte rasgenooten. Zoo strijdt de geheelonthouder daar tegen koning Alkohol en houden vele religieuze sekten op dat veld openbare godsdienstoefeningen. Geanimeerde debatten. Ieder tracht op eigen wijze en voor eigen streven hoorders en zoo mogelijk volgelingen te trekken en dit geschiedt met somtijds zeer geanimeerde debatten. Dat deze volksverzamelingen worden toegelaten en ieder zich vrij mag uitspreken, heeft zijn goede zijde en in de uitgestrekte, vrij gelegen parken leveren de samenkomsten geen bezwaar, want er is ruimte in overvloed, doch dat ieder die lust heeft den volke maar kan gaan toespreken, op de openbare straat is 'n verschijnsel, dat nergens zoo sterk opvalt alsin Amerika. In de Westelijke Staten nog in hoogere mate dan in de Oostelijke. In dat opzicht is Amerika wel een vrij land. Die straatsprekers voeren dan ook het woord over de meest uiteenloopende onderwerpen en zelfs gebeurt het dikwijls, dat sommige toehoorders in debat treden of door interruptie hunne instemming of ontstemming laten blijken. Waarom de straat ginds bij voorkeur voor dergelijke toespraken met vrij debat wordt uitgekozen? Zou het wellicht zijn, omdat men in Amerika onze koffiehuizen en herbergen niet kent, waar de zoogenaamde stamtafel veeltijds de plaats is voor algemeen discours en debat? Hoe dit zij, praktisch is het wel om met zijn ideeën, die men ingang wil doen vinden bij het volk, tot het volk te gaan, dat zal luisteren, wanneer de voordrager zijn gehoor 280 weet te binden en te boeien. Men blijft er vrijer in zijn bewegingen dan in een besloten zaal. Bevalt iemand het onderwerp of den spreker niet, dan verlaat hij eenvoudig den kring, en de straatredenaar heeft kans toevallige luisteraars voor zijne partij te winnen, die hij anders nimmer bereikt zou hebben. Wanneer M o h a m e d niet tot den berg gaat, de berg gaat niet totMohamed. Dat weet men en ziet men in Amerika toegepast door de straatpredikers. OP BBIS NAAR HET WESTEN. Te Chicago stond ik voor de vraag: hoe nu verder? Welke reisroute zal ik nemen naar het verre Westen, naar de stranden van den Grooten Oceaan, den Pacific Ocean zooals men ginds zegt. Gemakkelijk was die beslissing niet. Er zijn zoovele wegen, die naar Rome leiden, maar nog veel meer lijnen, die van New-York en Chicago naar Calif o r n i ë voeren, waar ik Sa n-F r a ncisco en Los Angelos wenschte te bezoeken. De Pacific-lijnen. De hoofdlijnen, welke de Pacific1 ij n e n genoemd worden, doorsnijden Amerika in hare volle breedte en verbinden de Oude Wereldzeeën met elkander, den Atlantischen en den Grooten Oceaan. De aanleg dier lijnen is voor de Amerikaansche ingenieurs een ware triumf geweest, een reuzentaak, niet minder groot en grootsch dan die van het graven van het Suez-kanaal, wat nagenoeg tegelijkertijd plaats vond. Het was omstreeks 1845, dat de ingenieur Asa Whitney de eerste plannen opperde om eene transcontinentale verbinding tot stand te brengen tusschen de oude Staten van het Oosten met de nieuwe Staten in het verre, toen nog bijkans geheel onbekende Westen. Vooral Californië, dat door zijne goudvelden duizenden gelukzoekers tot zich trok, hunkerde naar deze verbinding, doch de uitvoering stuitte in den eersten tijd al op de groote, schijnbaar Onoverkomelijke bezwaren van het terrein en den afstand. 281 Emdelooze prairiën en dorre hoogvlakten lagen tusschenbeiden en ook de lange, woeste en onherbergzame bergen der Rocky Mountains vormden geduchte hindernissen. En dan de stroomen en kloven die men had te passeerenl Inderdaad wekt op dit punt de Amerikaansche energie groote bewondering. Men verplaatse zich even in dien tijd. De „stoomwagen" uit vroeger jaren. De „stoomwagen" had nog betrekkelijk kortelings zijn intrede in de wereld gedaan. Omstreeks 1830 werd nog langdurig beraadslaagd over de vraag of voor trekkracht gebruikt zou worden de wind, het paard of de stoom. Men vond toen wel is waar in Amerika zoowel als in Engeland, reeds enkele korte stukken weg, waarin houten of ijzeren rails waren gelegd, maar de stoomkracht als zoodanig was nog onbekend en toen dan ook in 1830 de Baltimore- en Ohio-spoorweg werd geopend, zijn eerst nog proeven genomen met zeilwagens en met voertuigen, waarin een paard stond te trappen, als in een rosmolen. Een zeilwagen met 15 passagiers kon 24 K.M. per uur afleggen, altijd natuurlijk bij voldoenden en gunstigen wind. En met paarden gaf het nog meer bezwaren. Hét besluit der heeren deskundigen werd ten leste, dat de stoom vèr de voorkeur verdiende. Wel moest er meer gewaagd worden, want op lange na had men nog geen zekerheid dat men het met den stoomwagen zou klaren, maar er viel ook veel meer mede te winnen, wanneer men naar wensch mocht slagen. . ■** Bekend en ook opmerkelijk is het advies, destijds uitgebracht door dén senator Horatio Allen, die juist tevoren in Engeland Stephenson's stoommachine gezien had, en stoomkracht aanried. Hij merkte terecht op, dat het „paardenras" wel niet veel meer verbeterd zou kunnen worden, doch dat men van het „ras der locomotieven" de beste verwachtingen zou mogen koesteren en deze zonder twijfel voor vele verbeteringen nog vatbaar zouden blijken te zijn." De uitkomst heeft hem in alle opzichten in het gelijk gesteld, en waarschijnlijk eigen verwachtingen nog verre overtroffen. De eerste spoortrein in Amerika. Den 9 Augustus 1831 reed tusschen 282 Albany en Schenectady, welke beide plaatsen reeds niervaren door mij zijn beschreven, de eerste passagierstrein, door stoomkracht gedreven. En spoedig hierna verrezen in verschillende Staten der Unie spoorweg-maatschappijen als paddestoelen uit den grond. Niet ten onrechte kan van de „spoorweg-koorts dier dagen" gesproken worden. Iedere maatschappij had haar eigen traject en exploiteerde eene verbindingslijn tusschen twee steden of twee waterwegen, of belastte zich met het vervoer tusschen het mijnengebied en de havens aan' den Atlantischen Oceaan en de Groote Meren. Concurrentie - met het waterverkeer was ginds niet te duchten en zoo zag men er niet geschieden, wat hier bij den aanleg van de lijn Amsterdam—Rotterdam is gezien, dat alle stations zoover mogelijk van de waterwegen zijn gebouwd. Naderhand heeft deze rivaliteit zich ten onzent geducht gewroken. Snelle ontwikkeling van het spoorweg-wezen. In 1840 bezat Amerika al 4500 K.M. spoorweg; het was Europa toen reeds de baas. Het groote Rusland had nog maar 25 K.M. In 1850 was de totaal-lengte al verdrievoudigd en wanneer thans alle spoorwegen aan een gelegd werden, zou men daarmede gemakkelijk de maan kunnen bereiken. En mej alle Amerikaansche locomotieven, tenders, Pullman-cars en spoorwagons, achter elkaar geplaatst, zou de wereld langs den evenaar zijn te omgorden, zoo meldde een Amerikaansche spoorweggids. Zelf nagerekend heb ik het niet en dat zal ook wel moeilijk gaan. Aanvankelijk was in Amerika het spoorwegwezen in handen van honderdtallen kleine maatschappijen, die elk op zich zelf stonden, en niets met elkaar te maken hadden of wel eene scherpe concurrentie met elkaar voerden, maar alras werd de behoefte naar eenheid in bestuur en regeling ten zeerste gevoeld Met die concurrentie ging het soms op leven en dood, zoodat het moet zijn voorgekomen, dat men van Chicago naar de „twin-cities", de tweeling-steden Minneapolis en St.Pau 1 aan de Missisippi, een afstand van ruim 650 K.M., meer dan tweemaal zoover als Leeuwarden—Maastricht, kon reizen voor één dollar, daarna gratis, en dat gedurende korten tijd de passagiers nog eene kleine toegift kregen. Eene dergelijke ongezonde 283 en moordende concurrentie moet trouwens ook eens een tijdlang gevoerd zijn tusschen twee Maatschappijen, die beide nachtbooten op Lemmer—Amsterdam exploiteerden. De eene maatschappij vervoerdie tenslotte zijne passagiers gratis en gaf bovendien nog een kop koffie met koek op den koop toe. De trust een gevolg dor omstandigheden. Natuurlijk kunnen ook in Amerika zulke abnormale toestanden, als uitvloeisel der bitterste concurrentie, maar korten tijd stand houden. Ook eischte het doorgaand vervoer meer eenheid en meer concentratie van belangen en organisatie. Wij weten in ons eigen land, hoe het publiek door slechte aansluitingen kan gedupeerd worden, indien de reis gaat over de lijnen van verschillende maatschappijen. Ditzelfde moet ook het Amerikaansche publiek gevoeld hebben in nog veel sterkere mate, als men bedenkt, dat bijvoorbeeld het traject van A1 b a n y naar Buffalo, door mij in ruim 6 uur afgelegd, destijds in banden was van 16 verschillende maatschappijen. Wat zag men gebeuren? Vele maatschappijen combineerden zich met elkaar of werden door elkaar opgeslokt. Er vormden zich langzamerhand trasten, groote belangen-groepen, welke geruimen tijd oppermachtig in Amerika zijn geweest, en door hare onbegrensde macht een financieel terrorisme voerden, waarvan het publiek het slachtoffer werd. De Regeering moest tenslotte ingrijpen en strenge maatregelen nemen tegen deze economische tyrannie en verbood bij de Sherman-act van 1887 alle aaneensluiting van maatschappijen met monopolistische bedoelingen. En later is eene nieuwe campagne geopend moeten worden tegen de trasten, wier macht door bedoelde wet nog niet voldoende aan banden was gelegd. Dit neemt natuurlijk niet weg, dat het trust-systeem niet enkel fouten aankleeft, doch ook voordeelen en wel in de eerste plaats de verdienste heeft de economische verhoudingen in zekere mate te hebben geregeld en voor zoover het spoorwegwezen betreft, het doorgaand vervoer voor personen en goederen te hebben mogelijk gemaakt en orde en regel te hebben gebracht in den chaotischen toestand van het spoorwegverkeer. Sp oorweg-koningen. Wel bevindt he t geheele spoorweg-wezen zich nog in het bezit van enkele geweldige 284 kapitalistische groepen, die behoudens de controle van regeeringswege, overigens nog de lakens uitdeelen, en wier macht niet onderschat moet worden. Zoo beheerschte de Vanderbiltgroep reeds 10 jaar geleden 34000 K.M., zoodat hare lijnen, aan één stuk gelegd, ongeveer den ganschen aardbol zouden kunnen omspannen. En daarnaast de Harrimanen H i 11-groepen, welke de transcontinentale verbindingen, de groote lijnen van Oost naar West in handen hebben, terwijl Gould, Morgan, Rockefeller en andere spoorwegmagnaten weer ieder een eigen groep om zich hebben gevormd, en ifder een eigen jachtveld hebben uitgezocht. Feitelijk is heel het spoorwegnet van Amerika tusschen deze machtige heeren vei> deeld en niet ten onrechte worden zij „spoorwegkoningen" genoemd, welke in concentratie en trust hun kracht en alvermogen hebben gevonden. Het geweldige Amerikaansche spoorwegverkeer thans aanschouwend, met zijne talrijke doorgaande lijnen van Oost naar West, en van Noord naar Zuid, en met zijne ontelbare zijlijnen, is het moeilijk zich- te verplaatsen in de eerste jaren van het „IJzeren Ros". En wie thans, weggedoken in zijn gemakkelijke club-fauteuil van den modernen, luxueusen Pullman-car, of wel nuttigend een smakelijk diner in een prachtigen restauratiewagen, doorvliegt de uren-lange eentonige prairiën en dorre hoogvlakten van het Amerikaansche binnenland of wel in zacht stijgende zig-zag-kronkelingen, langzaam maar zeker de hoogste toppen der onherbergzame Rocky Mountains in het verschiet ziet verdwijnen, nog eens terugdenkt aan den tijd dat elke spoorstaaf in zwaren en moeizamen strijd met natuur en elementen is gelegd geworden, die zal met respect' moeten getuigen, dat de volhardende Amerikaan glansrijk heeft overwonnen. De eerste Pacific-Line". Met groote rijkssubsidies werden onder de regeering van President Lincoln twee maatschappijen opgericht, die elk aan een kant dit reuzenwerk — de verbindingslijn tusschen Oost en West — zouden aanvatten. De Union Pacific Railroad Cy. zou den weg banen door de Prairiën en over het zooeven genoemde Rotsgebergte naar hét Groote Zoutmeer, van Omaha naar Ogden in Utah. En de Central Pacific Railroad Cy. zou 285 vanuit Californië beginnen en over de woeste en geduchte Siërra Nevada het Zoutmeer bereiken. Het Congres gaf aan deze Maatschappijen belangrijken geldelijken steun en bovendien breede strooken land cadeau, aan weerszijden van de aan te leggen lijn. Beide maatschappijen kregen te zamen 8 millioen H.A. grond, dus eene uitgestrektheid welke gelijk staat met eenige malen de oppervlakte van geheel Nederland. In 1862, tijdens den Burger-oorlog werd aan weerszijden begonnen met dit reuzenwerk, hetwelk met Amerikaansche voortvarendheid werd voortgezet, ook doordat militaire- en staatsrechtelijke belangen in het spel kwamen, waaraan men voortijds niet zoozeer had gedacht of kunnen denken. Officieel geopend op 10 Mei 1869. Nog twee jaar binnen den verwachten tijd, en wel op den 10 Mei 1869, werd op feestelijke wijze de laatste hand aan dit ontzaglijke werk gelegd. President Grant sloeg den laatsten klinknagel (natuurlijk van goud en wel afkomstig uit Californië) en daarmede waren de beide Oceanen met elkaar verbonden door de ijzeren tweelinglijn met den gloeienden salamander, waarvan D a C o s t a zingt: Voert legers in zijn staart en Staten tot elkander. Duizendtallen arbeiders, waaronder vele Chineezen, zijn dag en nacht, onder de meest ongunstige omstandigheden, met dit grootsche werk bezig geweest. Twee woeste bergketens moesten gepasseerd worden door bergpassen van meer dan 2500 M. hoog In het Hooge Land van het Groote Bekken had men veel last van stof en van sneeuwstormen en moest de lijn over groote afstanden tegen de sneeuwlawines beschut worden door zoogenaamde „snow-sheeds", houten sneeuw-schuttingen, die aan weerszijden van de spoorbaan werden opgericht In zeven dagen en zeven nachten zou voortaan de reis van New-York naar SanFrancisco volbracht kunnen worden Ook ,in andere opzichten is het jaar 1869, het zij terloops even opgemerkt m de geschiedenis van het wereldverkeer een bijzonder jaar. In dat jaar toch werd ook het Suez-k anaal geopend, terwijl even tevoren de eerste telegraafkabel door den Atlantischen Oceaan was gelegd en aldus twee werelddeelen rechtstreeks met elkaar verbonden werden. 292 nog de „barber-shop" en ontfermt een barbier zich over de reizigers, die gaarne „clean-shaved" willen zijn. Hij heeft het meestal zeer druk, want de Amerikaan is gaarne gladgeschoren en niettegenstaande het voortdurend stooten en slingeren, brengt hij het er gewoonlijk zonder ongelukken af. Het bagageruim. Het laatste gedeelte van dezen wagon doet dienst als bagage-ruim. Niet alle bagage van de reizigers gaat evenwel met denzelfden trein mee. Alleen de kleine handbagage. De groote stukken gaan met extra-goederentreinen, die gewoonlijk nog sneller gaan dan de passagierstrein, zoodat bij aankomst van den reiziger zijn groote bagage al op hem •ligt te wachten. Tusschen de verschillende wagons zijn overdekte overstappen aangebracht en de benaming van harmonica-trein is dan ook zeer juist gevonden. Zooals gezegd heeft ieder wagon zijn eigen naam en vond ik onderweg ook enkele Hollandsche stedennamen g hier eeuwen lang alleenheerschers zijn geweest. Af en toe zagen we in de verte een klein Indianendorpje, doch veel viel er niet te onderscheiden. Allerminst heeft men te denken aan een rnesch dorpje, verscholen in geboomte, met een uitstekend torentje en omgeven door fnsch-groene weiden. Indianen-dorpjes en hunne bewoners. De Indianen-dorpjes zijn gelegen in de kale, zandige prairiën,, waar enkel de cactus nog kan groeien en bloeien. Omringd door een aarden wal, waarschijnüjk nog dateerend uit den tijd, dat de verschillende stammen met elkaar in oorlog leefden, staat daar een aaneengebouwd grijsgrauw' woningcomplex, trapsgewijze oploopend. Het eigenaardige van den Indiaanschen bouwtrant is onder meer, dat de meestal van leem en hout opgetrokken woningen, binnenshuis geen trap hebben. Aan den buitenkant staat een ladder, waarlangs men komt op het platvorm dezer woningen. Bestaat zoo'n wo- 308 ning uit meerdere vertrekken, wat veeltijds het geval is, dan kan een gedeelte (iaarvan wel twee of drie verdiepingen hoog zijn, maar gelijk gezegd, een der vertrekken is maar eene verdieping hoog en alleen daarover krijgt men toegang tot de vertrekken der tweede étage. Ook heb ik niet veel Indianen gezien. Af en toe kleine troepjes, die allen in kleurige dekens gewikkeld, met hun loshangende haren, soms versierd met een enkele veer, een typisch bonten indruk maakten. De vrouwen hadden hun jongste kroost in een doek op den rug gebonden, wat ook bij de Kaffers en andere minder beschaafde volken gewoonte moet zijn. Het station te Albuquerque. Toch is hier midden in New-Mexico, op 'n kruispunt van spoorwegen, en wel te Albuquerque, genaamd naar 'n vroegeren Spaanschea onderkoning, een prachtig, modern station verrezen, annex een hotel, 't welk enkel van bouwen al een half millioen gulden heeft gekost Op het perron boden eenige Indianen hunne waren te koop aan, terwijl ook onder de gaanderijen Indianen-vrouwen zaten nedergehurkt, achter hare koopwaar, bestaande in gevlochten Azteken-korfjes en ander mandewerk, Hopi-pottebakkersgoed en geweven bonte Navajo-dekens. Over *t gemeen alles zeer eenvoudig en primitief, maar toch wel smaakvol. In een der zalen van 't station was een klein Museum ingericht waar enkele Indianen aan het werk waren en een attractie moesten vormen voor de doortrekkende reizigers, op wier beurs het natuurlijk gemunt was. Deze Indianen hadden vrijwel dezelfde manieren en allures als de inwoners van onze Hollandsche visschersplaatsjee, welke door toeristen druk bezocht worden. Ze wilden zich wel laten „kieken" maar niet zonder daarvoor 'n fooi te ontvangen. Zelfs kleine kinderen hielden de handen voor hunne griezelig-bruine gezichtjes, tot hun een nikkel als belooning was toegeworpen. En ook had men maar scherp te dingen, om iets van hunne koopwaar tegen behoorlijken prijs machtig te worden. Het „hebben" is der menschen natuur als ingeweven, zoowel in de beschaafde als in de onbeschaafde wereld. De Staat Arizona. Tegen den namiddag bereikten we den Staat Arizona, iets kleiner dan de Staat 309 Nienw-Mexico en nog weer veel dunner bevolkt dan deze. Wanneer men weet, dat deze Staat meer dan honderdmaal zoo groot is als onze provincie en dat in Friesland toch nog eens zooveel menschen wonen, dan kan ieder zich wel voorstellen, hoe weinig bewoond deze streken nog zijn. Menig Staat van Amerika heeft een kenmerkenden bijnaam, zoo ook de Staat Arizona, die „het Wonderland van Amerika" wordt genoemd. Inderdaad heb ik hier een natuurwonder mogen aanschouwen, waarop ik uren lang in stille bewondering heb neergezien. Het is „The Grand C a n y o n", wat kortweg beteekent „De Oroote Kloof", Ik meen te mogen zeggen, dat de aanschouwing van dit wonderstuk der natuur ruimschoots beloont eene vermoeiende spoorreis zelfs van eenige dagen. Het wordt den toeristen anders wel gemakkelijk gemaakt, want bij Williams, een klein plaatsje van misschien 1500 inwoners, is apart een zijlijn aangelegd van honderd kilometer lengte, die tot vlak aan de „Groote Kloof" voert. Kwalijk zou ze anders te bereiken zijn in dit schier onbewoonde land. In Williams. Des avonds te ruim tien ure arriveerden we in het zoo even genoemde plaatsje. Wij moesten hier overstappen in een reeds klaarstaanden trein, die vervolgens op de zijlijn gereden werd en eerst *s anderen morgens vroeg zou vertrekken. De nieuwe negerjongen, dien we thans kregen, had de bedden al gereed zoodat we ons dadelijk maar ter ruste konden begeven achter de reeds nedergetrokken groene gordijnen. Het was mij nog wel wat vroeg en doer nieuwsgierigheid gedreven, ben ik nog even het dorpje ingewandeld, doch het was daar a» eenzaam stil en zoo benauwend donker op die breede, kale zandwegen, en die kleine houten huisjes, voor zoover ik ze nog kon onderscheiden, zagen er zoo armoedig en verdacht uit, dat ik maar gauw weer rechtsomkeert heb gemaakt en een veilig plaatsje onder de wol heb gezocht. »..- ?._, den ^genden morgen heb ik du het vertrek, vanuit mijn slaapstee, ïog een blik geworpen over dit doodsche landschap met zijn primitieve armoedige huisjes, en vervallen overblijfsels van het eertijds hier gelegen Indianendorpje, „Williams js ook naar een Indianen-hoofdman genoemd, die vroeger de karavanen als 310 gids geleidde door deze woeste en gevaarlijke oorden en ik dacht in mijn eigen, welk een ontzettend onderscheid tusschen het leven in dit onbeschaafde oord en dat in mijn geciviliseerde Pullman-Car, waar de vernuftige en scheppende Amerikaansche geest op eenvoudige wijs al de wagons van een geheelen trein had omgetooverd in een „rijdend hotel" voorzien van alle denkbare gemakken. Men kon het niet beter wenschen. Aankomst Hotel EI-Tovar. 's Anderen daags nog vrij vroeg in den morgen stopten we vlak bij het Hotel El Tovar, dat aan den rand van „De Groote Kloof" is gesticht en ingericht is voor de huisvesting van 300 personen. Het was een prachtig hotel, zeer modern en weelderig ingericht, zooals men dat alleen in Amerika vindt, waar elk hotel een eigen cachet heeft en een wereldje vormt op zich zelf. Het moet dan ook maar even meer dan een half millioen guldens gekost hebben, niettegenstaande het geheel van hout is opgetrokken. Uiterlijk schijnt dit prachthotel, een juweeltje van architectuur, gebouwd van ruwe pijnboomstammen zoo uit de oerwouden gekapt, inwendig is alles schijnbaar zoo primitief mogelijk gehouden en is bijvoorbeeld de ruime lobby of hal eene zoo getrouw mogelijke nabootsing eeuer groote hut van de eerste pioniers dezer streken. Het was in 1542, dat Spaansche goudzoekers hier hun voet hebben gezet en naar een hunner, Pedro de Tovar, is dit hotel genoemd, doch eerst in 1869 heeft majoor P o w e 11, een bekend Amerikaansch ontdekkingsreiziger, door dit interessante hoogland, met zijn onstuimige C o 1 o r a d o-r i v i e r, de eerste wetenschappelijke onderzoekingstochten ondernomen en veel wereldkundig gemaakt, wat tot nog toe onbekend was. Thans neemt telkenjare het toeristenbezoek verbazend sterk toe. Dit geldt inzender voor de laatste jaren, nu de Amerikaansche toeristen wegens den oorlog niet naar Europa konden komen en dus op eigen land waren aangewezen, doch heel veel heeft het nog niet te beteekenen, als men bedenkt, dat er dagelijks nog maar een trein heen en weer gaat en deze afgelegen oorden op andere wijze bijkans niet zijn te bereiken. 311 The Grand Canyon o! Arizona. Ik herhaal overigens, wat ik ook reeds tevoren opmerkte, dat Arizona met zijn „Groote Kloof" een bezoek ten volle waard is en dat dit natuurwonder op aarde zeer waarschijnlijk zijn weerga niet zal hebben. Deze zelfde opmerking heeft de zoo pas ortslapen ex-president Rooseve lt ook vroeger reeds gemaakt, toen hij met meer beslistheid nog neerschreef: „There is but „one Grand Canyon of Arizona. Nowhere in „the World has its like been found. It fills „me with awe; it is beyond comparison„beyond description; absolutely unparalle„led throughout the wide World", wat ongeveer wil zeggen, dat er maar één „Groote „Kloof" bestaat, wier gelijke op aarde niet „gevonden wordt en wier aanschouwen hem „ontzag inboezemt, een schouwspel onbeschrijfelijk, onvergelijkelijk, en beslist zon„der weerga." De meening van Sven Hedin. Ook kan ik van ganscher harte onderschrijven de meening van den vermaarden Noordpool-reiziger Sven Hedin, die ergens schrijft, dat men hem mag vertellen van vuurspuwende bergen en koraalriffen, van de groote diepten der zee, van de eeuwig besneeuwde toppen der Alpen, en de éoakere oerwouden van Afrika, en dat nien hem op aarde mag brengen, waar men wil, dan nog zal hij staande houden, dat men ter wereld niets kan laten zien, dat ook maar in de schaduw kan staan van de grootsche en overweldigende schoonheid van „El Canon grande der Colorado-rivier". En dat is niet overdreven, zoo is het inderdaad! Niets ter wereld heeft mij dan ook meer getroffen dan dit onvergelijkbare en onvergetelijke schouwspel, en uren lang heb ik neergezeten aan den rand van den afgrond, in stille en opgetogen bewondering. En telkens weer opnieuw. Een onbeschrijfelijk natuurgewrocht Aan mijne voeten lag een rotsachtig berglandschap, oneindig grootsch van bouw en aangrijpend schoon van kleurenschittering, welk schouwspel zich in geen taal laat uitbeelden, wijl elke uiting en elke schildering te zwak zou zijn en elke vergelijking ontbreekt. Het is niet mogelijk zich een eenigszins juiste voorstelling te maken van dit natuur- 312 wonder, zonder het met eigen oogen te hebben aanschouwd. En zelfs nog voor hem, die het geluk had hier in stille bewondering te kunnen nederzitten, valt 't moeilijk daarvan de beelding in zich op te nemen, want elk oogenblik wisselt het schouwspel, niettegenstaande het geheele landschap eene eeuwige ■ rust ademt en geen levend wezen zich daar vertoont. En meer dan eens zal men dit natuurwonder moeten aanschouwen, om den overweldigenden indruk ervan meester te worden. Het is eenvoudig niet te beschrijven, en Roosevelt maakt dan ook de eigenaardige opmerking, dat iemand, die er nooit geweest is, dat nog beter kan doen, dan degeen, die onder de betooverende bekoring van dit schouwspel is geweest. Hij schrijft woordelijk: „Describe it? A man who has „never seen it, can do that better than one „who has been under its charm". Al zoudt ge U kunnen voorstellen, dat de aarde aan uwe voeten was weggezonken, niet maar eenige meters, maar 1600 meter diep, en al zoudt ge in die diepte in uwe/verbeelding kunnen opbouwen honderdtallen van bergtoppen in de grilligste vormen, dan nog zoudt ge missen de heerlijke schittering en de verrassende kleurschakeeringen, die het geheel maken tot een wonderbaarlijk tooverland van ongeëvenaarde bekoring. De beteekenis van 1600 meter diepte. De 1600 meter diepte beneden den toeschouwer, waarvan ik sprak, is van beteekenis. Dat is in rechte lijn een afstand van een kwart uur gaans. Daar ligt het tooverlandschap, dat zich uitstrekt over eene lengte van 350 kilometer en over eene breedte van 15 kilometer, dus zoo ongeveer over eene uitgestrektheid van Leeuwarden tot Maastricht in de lengte en van Leeuwarden tot Franeker in de breedte. Nu hebt ge toch eenige voorstelling van ligging en grootte en ik wil trachten ook uwe verbeelding nog te hulp te komen, door de indrukken weder te geven van een uwer landgenooten, Mr. van Balen, die op zijn rondreis door Amerika, eenige ja, ren voor mij, dit afgelegen landschap heeft bezocht en „de Groote Kloof" noemt „een barst in de aardschors, die gaapt als een ingang tot de onderwereld". Wat Mr. van Balen schreef: „Doodstil ligt de breede kloof in de zon te „roosteren, met zwarte slagschaduwen van „de rotswanden en klippen; het is een vio- 313 „lette kleur, schitterend en glanzend in de „zonnestralen van Arizona's stralenden „hemel, en somber diep van bruine en paar> „se tinten, waar er een schaduwzoom overvalt." „Muren dalen er neer als tempelruïnen, ,.ryen van zuilen, waar een zwaar puntig „dak op rust; maar die zuilen rusten weer „op evenwijdige rotslagen, daaronder stutteii „weer kartelranden van veelgespleten kolommen; en daaronder zakt peilloos diep „een loodrechte muur omlaag, een volmaakt „gladde wand van roodbruine of heldergele „rots. Waar de lijnen van die wanden wegpinken in de duizeligheid, stapelen zich „weer nieuwe rollagen en bundels van „kleurige steen omhoog, pyramiden van gepolijste rotsbouwsels, van boven smal, van „onderen breed, in opeenvolgende verdiepingen weer gelijk geplooide mantels van „rotsvormingen ontvouwend, tot eindelijk de „beide kanten van de groote kloof elkaar „ontmoet hebben, en al wat dieper omlaag „zakt aan het oog onttrekken". Ook interessant uit historisch-geologiseh oogpunt -:- .;- Niet alleen uit het oogpunt van natuurschoon, maar ook uit dat van de historie spreekt dit zwijgend landschap meer dan boekdeelen. Geologen en geleerden kunnen er hun hart ophalen. Sedert de Schepping ligt het daar ongestoord, in eeuwige rust en vrede. Zoo schijnt het, maar inderdaad moet men spreken van een eeuwige beweging, zelfs in dit doodendal, waar geen levend wezen wordt gezien en ook niet zou kunn^wi leven. De natuur kent geen rust. Het is een gestadig worden en verworden, vormen en vervormen. Ook hier in dit onherbergzame rotsland, dat zijn eigen geschiedenis heeft beginnende op een tijdstip, dat boven menschelijke verbeelding staat. De groote levende kracht Het is de Colorado-rivier, gevoed door talrijke beken en stroomen van het Rotsgebergte, welke hier regeert. Zij stuwt hare grauw-gele golven door een rotsachtige bedding ter breedte van ruim honderd meter. Deze heeft zich door het kalkgesteente van dit waterarme hoogplateau een weg gevreten, niet gedurende tal van eeuwen, maar volgens den geoloog gedurende millioenen van jaren. Geen muren verduren der uren geweld. Het is de alles verwinnende kracht van ■ 314 het eeuwig knabbelende water, de nimmer rustende inwerking van weer en winden, kortom, het zijn de natuur-elementen al te zamen, die deze reuzenkloof, de „Titan of Chasms", zooals de Amerikaansche reisgidsen haar bij voorkeur noemen, welke dit wonder — wonder althans in onze oogeu — hebben gewrocht. En dat over een tijdruimte, waarbij de zesduizend jaren onzer menschelijke geschiedenis in het niet verzinken, gelijk het stofje in de woestijn. Raadselen. De verschillende aardformaties en grondlagen, elk van eigen kleur en samenstelling en welke tezamen die schitterende kleurenmengelingen van helrood, rose-geel en goudbruin vormen, spreken van eeuwen lang vervlogen tijden en zullen in de toekomst ongetwijfeld nog menig geologisch raadsel ontsluieren. Het Amerikaansche gouvernement trekt jaarlijks belangrijke sommen uit voor deze onderzoekingen, welke met buitengewone moeilijkheden en groote gevaren gepaard gaan. Een tegenstelling. Dit ingevreten en uitgeholde bergland, met zijn steile rotsen en diepe dalen is vrijwel ontoegankelijk, zoowel voor den koenen toerist als voor den onvermoeiden ontdekkingsreiziger. Wel vinden beiden, tenminste in de laatste jaren, in het hotel El Tovar alles, wat zij aan luxe en comfort maar zouden kunnen wenschen; 'verbazend groot is dan ook de tegenstelling, dat zulk een allermodernst hotel gevonden wordt midden in een wildernis, terwijl de inrichting en exploitatie van dien aard zijn, dat de gasten wanen midden in de beschaafde wereld te zijn. En toch zal men minstens honderd kilometer in het rood te vergeefs zoeken naar een dorp of zelfs maar een woning van een blanken rasgenoot, behoudens dan natuurlijk de enkele winkels in den naasten omtrek, waar curiositeiten, foto's, prentbriefkaarten en diverse reisherinneringen te koop zijn, de voor den Amerikaan onmisbare „drug-store" en een paar huisjes van het dienstpersoneel, de gidsen en den fotograaf. Hun naaste buurman is hier de Indiaan, wien aparte, afgebakende streken zijn toegewezen, zoogenaamde reservations, waar zij over 't algemeen een zeer ellendig en beklagenswaardig bestaan voortsleepen. 315 Ken Indianen-woning. Voor de attractié der toeristen, alsmede met handelsbedoelingen is vlak tegenover 't prachthotel een schamele Indianen-woning gebouwd, welke een vrij getrouwe copie moet zijn van een woning van een HopiIndiaan daar in de buurt. Die woning tegenover het hotel wordt ook bewoond door een paar Hopi-families, armzalige nakomelingen van de eens zoo dappere en vermaarde Navaho^s tamme n, de vroegere alleenheerschers dezer streken. Tegen den avond na den eten geven deze inderdaad beklagenswaardige lieden aan hunne blanke broeders eene voorstelling hunner gebruiken en gewoonten en voeren zij, uitgedost in bonte krijgskleeding met groote vederbossen, en onder begeleiding hunner eentonige muziek en het uitstooten van eigenaardige klanken, verschillende krijgs- en ceremonieele dansen uit, zooals de Slangendans, de Antilopendans, de Fluitdans, en zoo meer. Middelerwijl gaan de jeugdige Indiaantjes, waaronder aardige, stevige kereltjes, soms bescheiden, soms vrijpostig de goede gaven der bezoekers inzamelen, want ook voor de Roodhuiden heeft het geld der Blanke broeders zijne waarde en bekoring gekregen. Een Indiaansen binnenhuis. Ook kan men voor eene kleine fooi een kijkje in en door hun woning nemen. Ik heb dat ook gedaan en hoewel ik al geene hooge verwachtingen had van hetgeen ik zou zien, ben ik daarin nog teleurgesteld. Het was te veel opgemaakt en opgesmukt, en geen natuur of harmonie. Indianen toch, die feitetijk geheel afgezonderd leven van hunne stamgenooten en voortdurend onder blanken verkeeren, maken zich uit den aard der zaak ook reeds hunne gewoonten eigen en trekken dus profijt van hunne beschaving. Een tam gemaakte leeuw en een leeuw in zijn natuurstaat zijn er twee, die veel van elkander verschillen en zoo is het ook met twee zulke Indianen uit ongelijke omgeving. Langs de wanden der verschillende vertrekken, dezer Indianenwoning zag ik wel veel primitieve Indiaansche voorwerpen en bijzondere sieraden hangen, zoodat ik mij kon voorstellen in de woning van een Indiaansen Opperhoofd te zijn, maar als ik dan daar tusschenin electrische lampen zag hangen en kachels voor stoom verwarming en in een hoekje zelfs een modernen reiskoffer, kersversch ontvangen uit een grootsteedsch 316 warenhuis, dan gevoelde men onmiddellijk, dat alles je reinste namaak en louter comedie was, wat hier vertoond werd. Indianen aan den arbeid. Zoo ziet men ook eenige Indianen aan den arbeid; zij maken manden, dekens, aardewerk, snuisterijen van koralen, zilverwerk en verschillende curiositeiten, zeer geschikt voor den toerist om als reis-souvenir mede naar huis te nemen, en het dient gezegd, soms zeer verdienstelijk. Wie evenwel de zeden en gewoonten der Indianen wil leeren kennen, moet hen in hun eigen dorpen bezoeken, wat zonder gevaar kan geschieden, doch de reis daarheen is niet gemakkelijk. Zoo wonen de Hopi-I n di a n en in zeven pueblos of dorpen, rondom de „Groote Kloof" gelegen. Hunne huizen zijn gebouwd op bijna ontoegankelijke rots-terrassen, die zich ruim 250 meter boven de woestijnachtige vlakte verheffen. De eenige weg naar deze dorpen gaat langs een smal en steil rotspad, in vroeger jaren van strijd gemakkelijk te verdedigen tegen een opdringenden vijand. De vrouwen weten -van werken. Een merkwaardigheid der Hopi-stammen is, dat uitsluitend vrouwen zich met den woningbouw bemoeien, het knutselen en timmeren schijnt daar geen mannenwerk te zijn. Zoowel het maken der ontwerpen als het optrekken en samenvoegen der brokken zandsteen en het pleisteren der muren of wanden, met een vaalgrauwe kalkspecie, geschiedt enkel door vrouwenhanden. De mannen zien het werk rustig aan en steken er geen hand naar uit. 's Lands wijs, 's lands eer! Over het algemeen maakt de Indiaan het zich niet druk; zoo zijn de natuurmenschen, die weinig behoeften kennen. De mannen gaan het liefst wat op de jacht en laten de vrouwen op het land werken en den oogst binnenhalen; maar — en dit is. weer een hoogst eigenaardig verschijnsel — deze blijven daarover dan ook de volle beschikking houden. Zij mogen verkoopen en verruilen, wat zij willen; hunne mannen hebben daarover niets te zeggen. Zoo althans vertelde de Indiaan bij de dansvoorstellingen in gebroken Amerikaansch aan de nieuwsgierige toeschouwers. Zoo gaf hij ook nadere ophelderingen omtrent hunne levenswijze, zeden en gebruiken, 317 maar bijzonder interessant waren zijne mededeelingen niet, evenmin als de dansvoorstelling zelve. Men kon 't den dansers haast wel aanzien, dat zij niet begrepen waarom al die vreemdelingen, welke langs de wanden van het groote vertrek waren gezeten, zoo'n belang konden stellen in hun doen en laten. Men kreeg inderdaad medelijden met deze weinig benijdenswaardige schepsels, die de plechtige en vurige krijgsdansen hunner voorouders dag uit dag in hebben te vertoonen ten aanschouwe van een nieuwsgierig publiek, de nakomelingen hunner onderdrukkers en vroegere aartsvijanden. Beter buiten dan binnen. Is het te verwonderen dat ik het einde der voorstelling niet eens heb afgewacht en mij naar buiten heb begeven, om te genieten van de natuur, die hier hare wonderen had gewrocht zoo ongeëvenaard schoon als geen verbeelding zich het kan voorstellen? De zon zond nog juist hare laatste stralen over den rand van de kloof en tooverde prachtige licht-effecten en typische schaduwen over dit sprookjes-landschap, dat van lieverlede in een diep geheimzinnig duister werd gehuld. Uitstapjes in den omtrek. Ik ben in dit hoogst belangwekkend oord eenige dagen blijven logeeree. En zoowel met het „vierspan" als per auto heb ik de gebruikelijke „Trips" meegemaakt, die er op berekend zijn om in korten tijd veel te zien en wel van het merkwaardigste dat er te vinden is. Het landschap rondom de „Kloof" is een zeer onvruchtbaar en dor hoogland, dat men niet expres zou bezoeken, zoo weinig bijzonders valt daar op te merken. Het houtgewas, dat men er ziet, is ternauwernood tot halven wasdom gekomen. Een dubbele manshoogte is al wel voor een boom. De rotsachtige grond en waterarme bodem zijn den groei niet bevorderlijk, doch veel meer nog schaden de voor- en najaarsstormen, welke hier woeden en het meest schijnen het vuur en het ongedierte de bosschen te hebben geteisterd, die hier eens gevonden werden. Heele wouden hebben een doodsch aanzien. Zoo kan men er uren lang loopen tusschen zwart verkoolde of half af- en uitgevreten boomstammen, waartusschen geen groen struikje of takje meer te bekennen valt. 318 Per muilezel naar de Colorado-rivier, Van al de tochten, die we gemaakt hebben, was die op muilezels wel een der meest interessante. De C o 1 o r a d o-rivier was het einddoel. Het uitstapje nam een vollen dag. Precies om 8 uur in den morgen was het „aantreden" en bestegen wij de goed gezadelde muilezels die gereed stonden. Die ezels zijn kalme en voorzichtige dieren, die veel van der ezelen-natuur hebben behouden en meestal om den anderen dag den tocht naar de rivier ondernemen. Per voet is de tocht wel te doen, maar in 't gemeen wordt deze kracht-prestatie den toeristen afgeraden, als zijnde bezwaarlijker dan het oppervlakkig schijnt. Wat een tocht per voet beteekent. Van af den rand, waarlangs men afdaalt, ziet men van af sommige punten ver in de diepte de rivier als een zilveren draad zich kronkelen tusschen de oogenschijnlijk kleine rotsformaties en in vogelvlucht is de afstand maar vijf kilometer, dus nog geen uur gaans, doch langs 't bergpad, deBright Angel Trail, dicht hij het Hotel zig-zag afdalende naar beneden, soms met zeer sterke helling en langs loodrechte,, duizelingwekkende ravijnen, is de afstand ruim elf kilometer, twee uur gaans. Met den geheelen dag voor den boeg lijkt deze wandeling naar de laagte heel gemakkelijk, doch het verraderlijke is, dat men op de heenreis nog vrij gemakkelijk beneden komt, doch dat de reis opwaarts in voortdurend sterke stijging, langs een soms zeer mul, zeer rotsachtig bergpad, deerlijk tegenvalt. Waarbij komen de hitte van de '„Kloof", door geen zuchtje, verkoeld en de verzengende zonnestralen, nog weerkaatst door de rotswanden, zonder schijn van schaduw. Ook is de wandelaar den heelen langen weg op zichzelf aangewezen, hij vindt geen huisje van houd-aan en slechts een enkel beekje, om zijn dorst te lesschen. Tocht naar den „Indianen-tuin". Be heb zelf een klein voorproefje genomen. Een paar kilometer ben ik naar beneden gedaald, naar een kleine oase in deze eenzame woestenij, op een plateau, waar nog staan de ruïnes van een paar Indianenhuizen en thans een paar vluchtwoningen zijn gebouwd voor hen die in de Canyon willen kampeeren en overnachten. Er . 319 groeide een enkel struikje, meest wilde jeneverbes en er ritselde een vriendelijk beekje waarlangs nog eenig wilgen welig tierden, men noemde het de „IndianGarden" of „Indianen-tui n". Inderdaad hebben Indianen hier voortijds een veilig en rustig plekje op den aardbodem gevonden, zoowel in de tijden, toen zij met elkaar in strijd leefden, als naderhand, toen zij allerwege door den blanken indringer vervolgd werden. Een tegenvaller. Maar wat viel mij die terugreis tegen! De eerste duizend passen ging het nog, maar toen was het pasje voor pasje, uiterst langzaam en rusten bij elke verdere honderd passen. Wie zich een flauw denkbeeld wil vormen van de vermoeienis van dezen uiterst steilen bergtocht, loope maar eens vijftig malen achtereen de trappen van de 01 d e h o v e op en af. Die prestatie zal ongeveer overeen komen met een wandeling naar de „IndianGarden", die van af den rand gezien, och zoo nabij ligt. Men zoy er met een steen naar toe willen werpen, maar dit is het gezichtsbedrog bij afstanden, die zich in het oneindige verliezen, en waar groote rotsen zandhoopen, ja molshoopen gelijken en een honderd meter breede bergstroom niet broeder schijnt dan een draadje. Het stijgen ging opmerkelijk langzaam, en wat leek mij de afstand van benéden naar boven oneindig veel langer dan omgekeerd. Stijf ia mijn beenen en zwaar in mijn dijen had ik na eene inspannende klimpartij van bijna drie uur den rand bereikt, voor goed genezen van mijn aanvankelijk opgevat plan per voet den tocht naar de rivier te ondernemen. En zelfs de muilezeltocht werd ten laatste nog vrij vermoeiend en toen. wij op de terugreis wederom even in de „Indian-garden" pleisterden, zag ik al verlangend uit naar een opfrisschenden dronk in de „Drugstore" boven. Ons gezelschap. Ons gezelschap bestond uit vijf dames en drie heeren; een verhouding tusschen de beide sexen, die men in Amerika al reizende telkens weer ontmoet Steeds meer vrouwen dan mannen. Ik kreeg den grootsten muilezel toegewezen en mocht den stoet openen, welke aldra halt moest houden om gekiekt te worden. EENIGE WEKEN IN AMERIKA DOOR Mr. M. E. HEPKEMA OVERGEDRUKT UIT HET NIEUWSBLAD VAN FRIESLAND Eem^^enin/f & Amerika & Overgedrukt uit bet NIEUWSBLAD VAN FRIESLAND Pas teruggekeerd uit het verre westen van Amerika en Mexico, wenschen we een en ander mede te deelen over de reis en onze bevindingen aan gene zijde van den Oceaan, welke de Oude en de Nieuwe Wereld scheidt. Er is al zoo vaak en zoo veel uit en over Amerika geschreven, dat er kwalijk nog wat nieuws valt te vertellen, zal deze of gene mogelijk zeggen of denken. En niet geheel zonder reden. Men hebbe evenwel te bedenken, dat de een de dingen altijd weer anders ziet, beziet en zegt, dan de ander en andere wegen gaat en andere ontmoetingen heeft en dat de indrukken die men krijgt van dit land, dat zoo verbazend groot en zoo verwonderlijk rijk is aan verscheidenheden, dus wel zeer verschillend moeten zijn. Het verloop van mijn vertrek. Reeds in 1914 had ik plan de tentoonstelling te San Francisco in Californië te bezoeken. Door den oorlog werd dit plan verijdeld. Vrij algemeen was destijds de verwachting, dat de oorlog wel geweldig, maar van zeer korten duur zou zijn. Ik stelde dus mijn reis uit, doch de vrede bleef verre en de ontzaglijke wereldstrijd breidde zich nog aldoor uit. Naar alle zijden in Europa werden de grenzen zoo goed als gesloten, althans voor den toeiist, zoo lichtelijk verdacht van spionnage. 4 Amerika bood in de gegeven omstandigheden nog de minste gevaren en bezwaren en zoo besprak ik in Februari van dit jaar plaats op de Rotterdam, de groote nieuwe boot van de H o 11 a n d-A m e r i k a 1 ij n, die 8 April zou afvaren. Doch 27 Maart werd mij bericht, dat dit schip, na den sensatie verwekkenden ondergang van de Tubantia, voorloopig uit de vaart werd genomen. Als deze kostbare boot van millioenen waarde eventueel verloren mocht gaan, zou zij de eerste jaren niet te vervangen zijn. Daarom werd zij opgelegd. Toen besprak ik plaats op de N i e u wAmsterdam, een boot van dezelfde maatschappij, maar iets kleiner, en ouder, die in Maart zou afvaren, doch wegens de abnormale omstandigheden werd het vertrek van dit schip ook nog een paar maal verschoven. Eerst in den vroegen morgen van den 8 Mei is de Nieuw-Am ster dam vertrokken. Het was de 89ste reis van dit schip, dat te Belfast op de bekende werf van de firma Harland en Wolf gebouwd is en in 1906 van stapel liep. Den avond te voren waren alle passagiers reeds aan boord gekomen, vergezeld van vele afscheidnemende kennissen en verwanten, die zich overal en in alle afdeelingen van de boot vrij mochten bewegen. Vooraf hadden we onzen buitenlandschen pas te toonen. De eerste dagen op zee. Toen we 's anderen morgens opstonden, waren we al een heel eind in zee. Wij stoomden langs de Hollandsche kust, die steeds in zicht bleef en voorbij de Noord-Friesche eilanden, waar de Terschellinger vuurbaak het laatste Hollandsche stipje was, dat we zagen; vervolgens langs de Deensche kust en hooger-op in de N o o r d z e e tot omstreeks Bergen in Noorwegen, waar de koers veranderde in de richting van deOrkadische eilanden ten noorden van Schotland. Wij waren nu de gevaarlijke zöne, 5 die in de buurt van Helgoland, reeds gepasseerd en velen onzer seinden dit per radio-telegram naar hun verwanten tehuis. Voor zoo'n draadloos telegram werd 40 ets. per woord betaald met een minimum van 10 woorden (vier gulden). Hoe groot het gevaar is geweest, weet men niet, maar wel weet ik, dat sommige passagiers hun bagage tegen oorlogsmolest hadden verzekerd I f 4.50 per honderd, en hun leven tegen 1 procent per duizend. Ook dat velen de nachten in die zóne wakende zijn gebleven. Goede voorzorgen. Liep de boot gewoonlijk 14 a 16 mijl per uur (een zeemijl is 1/60 graad en 1855 meter lang en dus 20 minuten gaans) in de Noordzee bedroeg die snelheid hoogstens 10 mijl. Wij stoomden dus nagenoeg met halve kracht. Louter ter wille van de veiligheid. Om die reden werd ons schip ook begeleid door twee stoomers. Vóór ons hadden we een sleepboot, expres aangewezen om op gevaren te letten, drijvende mijnen b.v., en achter ons een groote vrachtboot op weg naar Indië, die in geval van nood of ongeval onmiddellijk bijstand zou kunnen verleenen. Bovendien waren den eersten dag der afvaart alle reddingssloepen nauwkeurig nagekeken, van levensmiddelen voorzien, als water, rum, beschuit, enz. en buiten boord gehangen. Samen een paar dozijn, elk met ruimte voor 50 personen. Dan had men in geval van nood nog vele zware wit en rood geverfde houten vlotten van p.m. 4 meter in 't vierkant en een halve meter hoog, naar alle zijden van touwen voorzien, die schipbreukelingen van dienst zouden kunnen zijn; voorts reddingsboeien met een gemakkelijk te grijpen houvast, en ten slotte nog zwemvesten, die het bovenlichaam van de schouders tot de heup kunnen bedekken en vervaardigd zijn van kurk, met doek omwonden. Met 6 die vesten blijft het hoofd van den drenkeling boven water en wordt de kans op redding aanmerkelijk vergroot. Ieder passagier vindt in zijn hut zulk een zwemvest te zijner beschikking, met een gedrukte gebruiksaanwijzing er naast, terwijl ook het nummer van die reddingsboot daar staat vermeld, welke bepaald voor hem is aangewezen, wanneer gevaren mochten dreigen. In zulke oogenblikken — soms van paniek — moet ieder schepeling — ook buiten de bemanning — onmiddellijk weten, wat hem te doen staat, opdat er geen tijd verloren gaat, de goede orde bewaard blijft en vemarring voorkomen wordt. Natuurlijk blijft ook de draadlooze verbinding met andere schepen steeds een hoogst belangrijke factor in de ure des gevaars. Alles saam genomen laat het zich dus gereedelijk verklaren, dat er bij een schipbreuk veeltijds nog zooveel menschen gered worden. Opmerkelijk is het en men moet er maar niet bij denken, dat eenerzijds zoo oneindig veel wordt bedacht en gedaan om menschenlevens te behouden en dat anderzijds met behulp van diezelfde wetenschap niemand en niets meer veilig is voor de ontzettende verdelgingsmiddelen, van dezen onmenschelijken tijd. De eenvoudige zeis des doods zwaait thans machinaal en meedoogenloos met duizendvoudige kracht en snelheid over de slagvelden van Europa. En wat eeuwen van moeizame vlijt hebben opgebouwd, wordt in enkele uren vernietigd. Een klein intermezzo. Dinsdagmorgen hadden we een klein intermezzo. In de kolenbunkers werd een man ontdekt — nog wel een Duitscher — die te Rotterdam aan boord moet zijn geslopen en zich in de bunkers had weten schuil te houden. Was het een verraderlijk spion met booze bedoelingen? Wij zijn het naaste niet te weten gekomen, maar een der stewards 7 of kellners zei mij later, dat het een arme deserteur uit het Duitsche leger was geweest, die zijn heil in de vlucht had gezocht. Het was 'n jonge man van 'n dertig jaar met een klein zakje bij zich, waarin hij allicht wat proviand heeft gehad. Althans geen bom of moordtuig, dat is zeker. Onmiddellijk na de ontdekking stopte onze boot en werd de arme vluchteling overgebracht op de sleepboot, die terugkeerde naar Nederland, zoodra we de gevaarlijke zóne gepasseerd waren. Deze boot heeft ons goede diensten bewezen door halt te houden zoodra ze een drijvende mijn ontdekte, welke ons in gevaar zou kunnen brengen. Het zijn groote zwarte doppen die mijnen, gelijkend op de boeien die het pad wijzen over onze meren. Engelsche oorlogsschepen in zicht. 's Anderen morgens vroeg — wij bevonden ons tusschen de Noorsche- en Schotsche kust — kwamen er een paar Engelsche oorlogsschepen in zicht. Wij werden gepraaid en hadden die sche-, pen te volgen door het gevaarlijke mijnenveld naar de Orkadische eilanden. En wel naar de baai van Kirkwall. Kirkwall is een klein stadje op een dier kale, rotsachtige eilanden, dat men tegenwoordig dikwijls hoort noemen, omdat er zooveel schepen worden aangehouden en op contrabande onderzocht. Toen we 's middags tot binnen drie mijlen de Schotsche kust waren genaderd, ons dus op Engelsch territoir bevonden, kregen we een Engelsch officier en eenige matrozen van een der oorlogsschepen aan boord, die op den tweeden mast van ons schip de Engelsche vlag heschen en het draadlooze toestel, dat boven tusschen de masten was opgesteld, naar beneden haalden, zoodat we geen verbinding meer hadden met de buitenwereld. Vóór en in de baai van Kirkwall. De baai van Kirkwall bleek ge- 8 heel afgesloten met netten ter lengte van wel een paar duizend meter. Die netten hingen aan zware boeien en dikke kurken. Zij dienen tot afweer van of wel bescherming tegen de verraderlijke onderzeeërs. Om ons door te laten, werd door twee booten een stuk van het netgordijn weggetrokken en stoomden we door de gemaakte opening de baai binnen, waar we het anker lieten vallen. Er lagen wel een twintig groote schepen, meest Nederlandsche, w.o. een paar op weg naar I n d i ë, en andere, die er al Over de drie maanden waren vastgehouden, werd er gezegd. Niemand onzer mocht van boord of in contact komen met den wal en toen het avond was geworden, werd heel de omgeving in het donker gehouden. Zelfs geen straaltje licht van onze kajuiten mocht naar buiten schijnen, geen reetje open of zichtbaar blijven, zoo streng was de bewaking met het oog op een eventueelen aanval van Zeppelins of andere vijandelijke luchtschepen. Voor luchtschepen, onderzeeërs en spionnage, deze laatste wel het meeste, is Engeland blijkbaar zeer beducht en geen wonder, wanneer men bedenkt, hoe het Kitchener met de zijnen is vergaan. Na den raadselachtigen ondergang van het schip, waarop deze Engelsche opperbevelhebber zich bevond, moet de waakzaamheid nog zeer verscherpt zijn en is de lange omweg voor de scheepvaart nog weer verlegd en verlengd, gelijk ons op de terugreis is gebleken. De mail in 't gedrang. Te Kirkwall werd ook onze mail van boord gehaald. Alle brieven en papieren of postpakketten werden er gestrengelijk onderzocht en wat meer of minder verdacht mocht zijn, achtergehouden, mogelijk vernietigd of wel aan een nader onderzoek onderworpen. De groote rest ging direct door en werd verder over land naar Falmouth verzonden, waar wij een en ander later weer aan boord hebben gekregen. De vertraagde en onregelmatige ont-» 9 vangst van poststukken, die over Engeland gaan, is vooral aan deze eensuur te wijten. Zij stempelt de brieven met deze woorden: Opened by Censor. De censuur is een scherp wapen van Engeland, als beheerscher der zee, tegen Duitschland en zijn bondgenooten en treft ook den handel der centralen, welke buitendien reeds aan banden is gelegd. Dat de neutralen mede hebben te lijden onder de heerschende wraak en weerwraak der oorlogvoerende Staten, leert ons de ondervinding op allerlei gebied. Wat het postverkeer betreft, sprak ik dezer dagen met iemand, die onlangs voor zaken naar Duitschland was geweest. Hij zeide dat handelsfirma's aldaar, correspondeerend met het buitenland, vaak drie gelijkluidende brieven langs verschillende wegen aan hetzelfde adres verzonden, in de hoop dat althans wel één dier brieven ietwat tijdig zijne bestemming zou bereiken. Maar alle brieven of artikelen met een schijntje Duitsch worden geacht uit den booze te zijn en een min of meer Duitsch-klinkende naam van iemand maakt hem al verdacht bij den Engelschman. Zelfs Duitsche tijdschriften door Nederlandsche firma's naar onze Indiën verzonden, worden, hoewel in strijd met recht en regeL in Engeland niet meer doorgelaten en zoo wordt alles Vat uit Duitschland of van Duitschers komt, aldaar in beslag genomen. In Kirkwall zijn wij van Woensdag tot Vrijdag opgehouden. We hebben in dien tijd allerlei ontspanning gezocht, want hét was vervelend wachten. Een deel der bemanning verkortte zich den tijd met het visschen op jonge haaien, een zeer gehate diersoort van slechte reputatie, die zich veel ophoudt in de noordelijke zeeën. Ze zijn van nul en geener waarde en geven een leelijke lucht van zich. Te Falmouth werd later gevischt op makreel door lange lijnen uit te wer- 10 pen, van vele haken voorzien, waaraan stukjes haring, die tot aas dienden. De gevangen makreel kwam 's middags op de spijslijst en liet zich goed smaken. Dan had men de zeemeeuwen, die veel vertier gaven. Groote scharen van deze vogels vlogen voortdurend rond ons schip, azend op den keuken- en tafelafvaL die eiken dag bij vaten vol overboord werd geworpen, welke afval ook de jonge haaien en de makreel zal hebben aangetrokken. De meeuwen zijn zoo vlug als de wind en even strijdlustig als de menschen zullen we maar zeggen en even afgunstig ook. Had de een een stuk brood vermeesterd en vloog ze er mee de lucht in, dan trachtten anderen haar daarvan te berooven. En dan gingen ze geweldig krijschend tegen elkander te keer, vechtend om het leeuwenaandeel van den buit. Om den strijd nog wat aan te wakkeren en interessanter te maken voor de toeschouwers, werden stukjes wittebrood met draden waaraan stukjes hout waren gebonden, in zee geworpen en als de vogels daarmee de lucht ingingen, dan werd het een wilde jacht van langen duur, die zich kwaüjk naar eisch laat beschrijven. Hoewel streng verboden, werd er een enkele met behulp van een speld gevangen en dan kon men den fraaien vederdos de^ zer vogêls bewonderen, welke grooter zijn dan de zoogenaamde Harnserborgers of kObers, die 's zomers met de wit- en skiersteenen of g n i z ebiters de Friesche wateren illustreeren en tot dezelfde familie behooren. Naar Falmouth. Eindelijk vrijgelaten, stoomden we langs de Iersche kust en de S c i 11 y-eilanden naar Falmouth, waar we weer een paar dagen zijn opgehouden. De baai van Falmouth met hare zacht glooiende en prachtig begroeide heuvels biedt een heerlijk tafereel van natuurschoon. In de' verte zagen we de stad tegen de heuvels gebouwd en op een uitstekend punt de kazernes met lichte daken van een interneeringskamp. Het is een natuurlijke inham die baai van 11 Falmouth, aan weerszijden door rotsen beschermd en voorzien van sterke vestingwerken. De stad ligt aan het anders zoo druk bevaren Kanaal. Van Rotterdam uit hadden we door dat Kanaal deze stad kunnen bereiken in p.m. 28 uur, doch de omweg, dien we moesten maken ter wille van de veiligheid, heeft ongeveer zesmaal zooveel tijd gevorderd, en nagenoeg een week geduurd. De naaste gevolgen van dien langen duur zijn: veel tijdverlies en aanmerkelijk verhoogde vrachtprijzen. Tijdens mijn betrekkelijk kort verblijf in Amerika zijn die prijzen nog weer met bijna een derde verhoogd n.1. dertig procent. Veel scherper dan te Kirkwall, waren contróle en bewaking te Falmouth. Een patrouille-vaartuig voer den geheelen nacht de baai rond, waarschuwend met den scheepsroeper zoodra ergens een lichtstraaltje naar buiten mocht schijnen. Geen naad of schreef mocht zichtbaar zijn. Natuurlijk mocht ook weer niemand onzer van boord, of in contact komen met den wal. Engelsche officieren aan boord. 's Anderen daags al vrij vroeg* in den morgen, — onderscheidene passagiers lagen nog te kooi — kwamen er twee Engelsche hoofdofficieren met hunne adjudanten aan boord én werden we in de Social-hall bijeengeroepen, waar onze namen in alphabetische volgorde werden afgeroepen en ieder zijn pas had te toonen en te antwoorden op de vragen die hem of haar gesteld werden: van waar men kwam, waar men plan had heen te gaan, waarom de reis werd ondernomen en zoo meer. Van eenigen werden de koffers nagezien en een enkele werd aan den lijve gefouilleerd. Voor de dames scheen mij het onderzoek veel strenger dan voor de heeren en dit onderzoek bleek het strengst te zijn voor wie laatstelijk uit Duitschland was gekomen of daar connecties had. Zelfs een min of meer Duitsch klinkende naam wekte reeds verdenking. Zoo had een geboren Amerikaan, P f a 1 z geheeten, die uit M ü n c h e n was gekomen, het nog al zwaar te verantwoorden, doch voor allen liep het tenslotte goed af. De laatstgenoemde — dit tusschen twee haakjes — zeer dun en schraal van postuur, werd aan boord steeds als Mr. Magermans aangeduid, en een ander, die de schipbreuk van de Tubantia had meegemaakt, aangesproken met Mr. Tubantia. 12 Contrabande. Met de lading of stukgoederen die we aan boord hadden, ging het minder vlot van de hand. Men scheen ingelicht te zijn, dat er zich contrabande aan boord bevond, die na een tijdroovend onderzoek ook gevonden en in beslag genomen moet zijn; ze bestond uit moüenvelletjes van Duitsche herkomst, of wel verzonden door een Duitscher. Het allernaaste komt men in den regel niet te weten, als er zooiets aan de hand is, en zelfs de kapitein weet niet altijd de reden van het langdurig oponthoud. In verdachte of twijfelachtige gevallen schijnt men te moeten wachten op informatiën, die soms uit het buitenland moeten komen. Ik heb nog vergeten te zeggen, dat we op onze boot een waarschuwing konden lezen, dat op de Engelsche wateren niét gefotografeerd mocht worden, welk verbod geen nadere verklaring behoeft, en dat we ten noorden van Kirkwall nog walvisschen hebben gezien, die met kleine tusschenpoozen omhoog rijzende waterstralen gaven te aanschouwen. En na gaan we het Zeegat uit en de wijde waterwereld in, recht op het doel aan. Weer paéseerden we de S c i 11 e yeilanden, waar een smalle witte vuurtoren zich verheft, die bij ons scheepsvolk bekend is als „de lange Jan". De toren is wit om beter gezien te worden op dit druk bevaren punt, terwijl de oorlogsschepen in de kleur van het water zijn geschilderd om minder in 't oog te vallen of wel zoo lang mogelijk onopgemerkt te blijven. Met het khaki der soldaten is het evenzoo, doch met de N i e u w-A msterdam, waarop wij ons bevonden, was het contrarie gesteld. Die moest wèl gezien worden en daarom had men aan weerszijden van het schip den naam er van aangebracht in transparant-létters ter lengte van wel een mans-hoogte, en zoodra de avond viel, werden die letters hel-electrisch verlicht, opdat ook bij nacht ons schip gemakkelijk herkend zou worden als passagierschip van een neutralen staat. Seinvlaggen. Buiten de Nederlandsche vlag stonden er op onze boot nog vier internationale seinvlaggen, die een internationale taal spreken. Elke seinvlag vertegenwoordigt een letter 13 van het alphabet. Er zijn dus 26, en natuurlijk geen twee gelijk. De meeste zijn langwerpig-vierkant van vorm als gewone vlaggen, doch de kleuren en figuren zijn zeer verschillend. De letters A en B vertoonen in de vlag een uitgesneden driehoek aan het uitwaaiende einde en die van de C, D, E, F, G hebben den vorm van scherpe driehoeken, doch al de andere zijn langwerpigvierkant. Zeer uiteenloopend en. sterk sprekend zijn de kleuren en figuren van al die vlaggen. De seinvlaggen van ons schip gaven de letters P. M. S. V. te lezen. En zoo voert elk schip ter zee 8 of 4 van die lettervlaggen, "welke als doopnamen geregistreerd zijn in den burgerlijken stand van de zeevarende wereld zullen we maar zeggen. Het zijn de internationale onderscheidings- of herkenningsnamen. Bovendien hadden we nog diverse vlaggen, die werden geheschen als er b.v. een doode of een besmettelijk ziektegeval aan boord was of wel een loods gevraagd werd. Ten slotte hing aan den voormast nog de zoogenaamde „N. O. T. kegel," ten bewijze, dat de lading onder contróle stond van de Ned.-Overzee-Trust. Dam-, Dijk- en Sumschepcn. Hebt ge wel eens opgemerkt, dat de namen van al de passagierschepen ~" van de H o 11 a n d-A m e r i k a-lijn eindigen op „dam"? Zoo heeft men de Rijndam, de Noordam en deNieuw-Amsterdam, die nog in de vaart zijn, terwijl de Rotterdam is, opgelegd, de Potsdam is verkocht en de Statendam nog steeds onvoltooid te Belfast ligt Zoo eindigen de namen der vrachtschepen van dezelfde lijn alle op dijk, als Soestdijk, Zaandijk, Maasdijk, Andijk, Sommelsdijk en zelfs.... Gorredijk. De laatstgenoemde hebben we onderweg nog een paar maal ontmoet. Summa zijn er negentien vrachtstopmers in de vaart met plaatsnamen, die op „dijk" eindigen. Men noemt ze kortweg de „dijkschepen". Zoo dragen al de schepen van een Amsterdamsche maatschappij een plaatsnaam, die eindigt op „sum", als Loppersum, Hilversum, Heelsum, enz., welke bekend zijn als „sumschepen".. Averijen. Dat de vaart over de Noordzee en WMSB&ËHsmËmmÈna 14 langs de Engelsche kust aan groote gevaren bloot staat, daarvan weet ook de Holland-Amerika-lijn te spreken. Eerst heeft de Noordam schipbreuk geledén door een mijn, daarna is de Eemdijk op een mijn geloopen en in weinige minuten gezonken, vervolgens de R ij n d a m getroffen door een mijn, waarbij drie der opvarenden het leven verloren en eindelijk de Z a a n d ij k zeer ontredderd binnengekomen, ook weer door het ontploffen van een mijn. Laatst is nu de B1 o m m e r sdijk in den grond geboord. Eenige sprekende cijfers. Enorm zijn de afmetingen van de stoomers, welke in onzen tijd de Oceanen bevaren. Zoo heeft de N i e u w-A msterdam — en er zijn veel grooter — een lengte van 615 voet of pl.m. 200 Meter. Meet die lengte eens uit langs de vaart of op den weg, of vergelijk ze met die van de grootste stoombooten, welke onze binnenwateren bevaren en ge zult verbaasd staan over zulk een scheepslengte. Evenzoo over de breedte en hoogte of diepte van deze stoomers. De N.-A. is 22 meter breed en de hoogte of diepte van den bodem tot het eerste dek is nagenoeg 16 meter. En van het eerste dek tot den top van den schoorsteen ook nog weer pl.m. 16 meter. Op de terugreis had. de zwaarbeladen N.-A. een diepgang van 34 voet of pl.m. 11 meter, en hoezeer deze diepgang het schip belemmerde in zijn vaart, bleek uit de desbetreffende cijfers, vermeldend den afstand, die per dag werd afgelegd. Voor het nagenoeg ledige schip op de heenreis was die afstand 70 a 80 Kilometer grooter per dag dan op de terugreis voor h«t beladen schip. Dus ongeveer een verschil in afstand als van Heerenveen tot Zwolle, en dat eiken dag weer ! De N.-A. heeft 9 dekken boven en naast elkaar; 400 hutten in de eerste en ook 400 in de 2e klas. Dan is er nog een 3e klas, waarvan de plaatsruimte mij niet bekend is. Tijdens de reis waren de klassen gescheiden, zoodat we ook geen passagiers van de andere klassen hebben ontmoet of gesproken. Onze klas telde slechts 150 passagiers, de 2e nog minder en de 3e was nagenoeg' onbezet of ledig. Voor emigranten zijn de tijden al bijzonder ongunstig en voor reislustigen nu juist niet zoo animeer end. 15 De bemanning van het schip van hoog tot laag bestond uit p.m. 300 personen, een cijfer bijna even hoog als dat der passagiers. Daarvan waren 24 man aangewezen voor het schoonhouden der boot, die, verdeeld in twee ploegen, om den anderen dag nachtdienst hadden en precies middernacht begonnen. Dan was het voor ons taptoe. De vrachtprijzen waren heen voor de le kl. gemiddeld f 300 en voor de 2e f 475, terug bijna een derde hooger. Iets over de passagiers van onze klas. Onze klas telde 150 passagiers. Vogels van diverse pluimage. Voor de helft Amerikanen, meerendeels te Falmouth aan boord gekomen, vele Nederlanders, eenige Engelschen, enkele Belgen, een paar Cana-^ deezen, een Argentiniër, enz. Meest heeren en zakenmenschen en een klein getal dames. Voor zoover we er kennis mede hebben gemaakt, zullen we ze even de revue laten passeeren. Er waren: Amerikanen op weg naar huis, die in Holland Sumatratabak hadden gekocht — één had er voor een millioen gulden aan boord — en Hollanders op weg naar Amerika om er Havannatabak te koopen; handelaars in bloembollen; zaakkundigen met opdrachten van onze regeering oju om telegraafdraad en staal te koopen; drie waterbouwkundigeingenieurs op weg naar het Panamakanaal voor wetenschappelijk onderzoek. Ook op last en voor rekening van onze Regeering. Een chemisch-ingenieur uit 's-Hage, die weinige weken na onze aankomst te NewY o r k, aldaar een noodlottigen dood heeft gevonden bij 't zwemmen; een jeugdig Amerikaan, die een vol jaar lang vliegproeven had gedaan in Engeland, met vliegtuigen die de C u r t i s s-f abriek in Amerika had geleverd, aan welke fabriek hij verbonden was; een heer op weg naar zijn vrouw in I n d i ë, die over Japan dacht te reizen, welken weg hij verkieslijker had gevonden dan dien om de Kaap of Z u i d-A f r ika; twee Canadeezen met verlof huiswaarts keerend van het oorlogsfront; de secretaris van het Amerikaansche gezantschap te 's-Hage op weg naar Washington om aldaar even in den echt te treden en met dezelfde boot weer terug te keeren; en 'n Groninger, Freseman Viëtor geheeten,van de Hoogere Handelsschool te Rotterdam en gewezen praeses van het studentencorps aldaar nu voor de tweede maal op weg naar Argentinië, om aldaar in den handel 16 werkzaam te zijn. Deze had de schipbreuk van de Tubantia meegemaakt. Ten slotte noemen we nog den bekenden vlieger Van Meel en den gevierden Nutsredenaar Mr. A. W. Kamp. Onder de vrouwelijke passagiers aan boord bevonden zich twee Belgische jonge dames, waarvan de een haar vader tijdens den oorlog had verloren en nu haar familie in Amerika ging bezoeken, en de ander eene bezending kostbare kant had over te brengen voor een te houden bazar aldaar waarvan de opbrengst of winst tot steun zou strekken van hare arme landgenooten; voorts een Amerikaansch meisje, dat in Engeland verwonden had helpen verplegen en nog enkele andere dames op weg naar hun echtgenooten of naar familie in diverse staten van Amerika. „''45'; De gezelligheid aan boord. was naar wensen, de gelegenheden tot ontspanning waren vele. Men vond er een groote verscheidenheid van lectuur en kon er rustig en ongestoord gaan zitten lezen e» schrijven. Wie lust hadden in het spel, gingen dammen, domineeren, kaarten of schaken en wie van sport hielden, konden zich naar het sloependek begeven om deel te nemen aan de openluchtspelen aldaar als shuffle board, decktennis en deckgolf. Wij wagen ons op moment niet aan eene omschrijving van deze Amerikaansche spelen. Mogelijk geven we die nog op de terugreis, althans van het eerstgenoemde spel, dat ook wel iets voor jeugdig Friesland zou kunnen zijn. Tijdens de maaltijden liet het scheepsorkest zich hooren, bestaande uit 6 man, dat ook 's avonds van 8 tot 10 uur een concert gaf in de Social Hall en op vereerend verzoek heeft Mr. Kamp een voordrachtavond gehouden, terwijl twee andere Haagsche kunstenaars Chiapusso en van Bommel, die hun fortuin in de Nieuwe Wereld hoopten te maken, ons op muziek en zang hebben onthaald. Het wedden aan boord. Onze vaart op de heenreis bedroeg gemiddeld 350 mijlen per dag. Eiken middag om 12 uur kreeg men den afstand te lezen, dien we 't verloopen etmaal hadden afgelegd. Met veel belangstelling werd steeds naar deze publieke bekendmaking uitgezien, want er gingen weddenschappen mee gepaard. Mist, 17 wind en deining hadden veel invloed op de snelheid van het schip, zoodat het afstandscijfer van den eenen dag veel hooger of lager kon zijn dan dat van den anderen dag. Nu werd op het officieele cijfer dat de kapitein zou aanplakken, gewed, tenminste het laatste cijfer van het aantal geloopen mijlen werd het „geluksnummer". Een der stewards of kellners organiseerde eiken morgen deze weddenschappen. Hij ging dan bij de passagiers rond — hij kénde zijn vaste klanten gauw en vond ze meestal tegen het middaguur in de rooksalon, de gelagkamer van het schip, — vragend: Speelt U mee? Zoo ja, dan liet hij een nummer trekken uit 1 tot en met 10, en schreef daarachter den naam van den trekker. Deze lijsten werden in de rooksalon opgehangen; op elk kwamen dus 10 namen voor, die feitelijk een eigen clubje met eigen pot of „pool" vormden. Natuurlijk kon men in verschillende „pools" meedoen, en had men 1, 2 en 5 dollars pools, al naar den inzet. Heel dik liepen deze weddenschappen niet in de papieren, doch natuurlijk kon de winnaar van den 5-dollar-pool, die dus 10 maal zijn inzet terug kreeg, wel tevreden zijn over vrouwe Portuna. Veel hooger werd er gespeeld in de zoogenaamde auction-pooi, waarin voor het meerendeel Amerikanen en Engelschen medespeelden. En hierbij besliste niet het laatste cijfer van het afgelegde aantal mijlen, maar dit getal zelf. Ook kreeg ieder zijn cijfer niet bij trekking, doch de diverse getallen werden den vorigen avond na het diner in de rooksalon bij opbod aan den meestbiedende verkocht Nadat het mogelijk aantal mijlen bij schatting was vastgesteld, werd dit getal als uitgangspunt genomen. Was dit bijv. 350, dan werden al naar gelang de animo, al de getallen van 330 tot 370 een voor een verkocht. De meest favoriete getallen brachten meer dan 50 dollars op. De verschillende koopsommen vormden de „pool", die gewonnen werd door den gelukkigen kooper van het juiste getal. Op de terugreis hadden we drie avonden een dergelijke „openbare verkooping", en wat wel bizonder is, deze „pool" werd telkens door denzelfden heer gewonnen, die trouwens ook veel gewaagd had, en verschillende getallen had opgekocht. Toch bleef er voor hem, volgens globale berekening, nog een dikke tweeduizend gulden over en had de steward, die de inzetten incasseert en de „pool" uitbetaalt, een fortuintje van 50 dollar. 18 In de gewone „pools" krijgt de steward voor z'n bemoeiingen 'n tiende van den geheelen inzet als fooi. Dat hij zijn taak ambitieus opvat, laat zich denken. Behalve op het getal afgelegde mijlen, wordt er bij aankomst of vertrek als te Kirkwall en elders ook wel gewed op de minuut of het uur, dat de kapitein het anker zal laten vallen of gaat lichten, wat dan geschiedt met het horloge er bij. De weersgesteldheid. Evenals van het getal afgelegde mijlen, wordt eiken dag ook nauwkeurig aanteekfning gehouden van de weersgesteldheid. Op de heenreis hebben we bijzonder goed weer getroffen. Volgens de desbetreffende lijst hebben we slechts twee dagen mist en ook twee dagen sterke deining gehad. Met andere woorden een verbolgen zee met hooge golven, gevolg van een storm elders. Het ledige schip slingert sterk in zulk een deining. Beladen, als op de terugreis, ligt het veel vaster en heeft men er minder hinder van aan boord. Op de terugreis in de laatste dagen van Augustus hebben we met heiig weer New-York verlaten en de vier eerstvolgende dagen aldoor mist en regen gehad, waarop nog twee dagen „ruw weer" zijn gevolgd. Daarna goed weder. Land in zicht (< In den vroegen morgen van Woensdag den 26en Mei kregen we land in zicht evenals Columbus toen deze ruim 400 jaar geleden Amerika „ontdekte" (1492). Reeds den vorigen avond hadden we de lichten van 'tNantucket Lichtschip kunnen waarnemen, welk schip p.m. 200 mijl in zee ligt, als eerste baken voor de schepen, die den Atlantischen oceaan zijn overgestoken, 's Anderen daags was het voor mij en de meesten zeer vroeg dag: hunk'rend naar hetgeen men zien zou. Een lichte mist hing over de kalme zee; geen deining liet zich meer voelen. Eenige visschersschepen waren reeds uitgevaren. Zij passeerden ons evenals een paar oorlogsbodems met de „stars and stripes" in top. Nadat de mist langzaam was opgetrokken, teekende zich de kust gestadig sterker tegen den horizon af. Genaderd tot het Sandy Hook Lichtschip, konden we zeggen: de zeereis is geëindigd, wij zijn in behouden haven 1 19 Loods aan boord. We kregen hier een loods aan boord, die duur betaald moest worden. Men zeide ons dat de Nieuw-Amsterdam niet minder dan f 500 eiken keer aan loodsgelden had te betalen. Wij bevonden ons in de baai, waar 't vaarwater was afgebakend met witte en roode lichtboeien, stoomden door The Narrows, een zeeëngte tusschen het boschrijke Staten-Island, het badplaatsenrijke LongIs 1 a n d en het om zijn kennis-vermakelijkheden wereld-bekende C o n e y-I s la n d en kwamen dra fin den breeden mond van de Hudson — de Amerikaansche Rij n — kan men zeggen. Intusschen was de gele quarantaine-vlag geheschen en waren de Health Office r s, gezondheids-autoriteiten, aan boord gekomen. In de eetsalon saamgeroepen hadden we onze passen te toonen en werden ons enkele vragen gesteld omtrent het doel der reis. Dat liep vrij vlug af en zoo kwamen we nog juist bijtijds weer aan dek om het beroemde Vrijheidsbeeld te kunnen bewonderen, dat we moesten passeeren. Het wereldberoemde vrijheidsbeeld. Dit kolossale beeld staat op het B e d 1 o e eiland, 2 K.M van den vasten wal gelegen. Bijna 50 jaar geleden werd het door de Fransche republiek aan de Amerikaansche zuster-republiek ten geschenke gegeven en wel bij de honderdjarige herdenking der Onafhankelijkheids-verklaring van de Vereenigde Staten, waarover Engeland voortijds het bewind voerde. Die vrijheidsverklaring dateert van den 4 Juli 1774 en op dien datum in 1874 werd van dit beeld de eerste steen gelegd. De beeldhouwer August Bartholdi heeft het ontworpen en de beroemde bouwmeester E i f f e L wiens naam ook verbonden is aan den Eiffeltoren te Parijs, heeft dit groote en grootsche beeld geconstrueerd, symboliseerend: de Vrijheid welke de Wereld verlicht. Het beeld is 50 meter hoog en dus nog 10 meter hooger dan de Oldehove te Leeuwarden, die tot 40 meter is opgetrokken en staat op een massief granieten voetstuk van nog eens 50 meter. Het weegt 225000 kilogram. In het hoofd van deze Vrijheidsmaagd is plaatsruimte voor 40 personen en in de toorts, welke zij met de rechterhand omhoog steekt, voor 12 personen, 's Nachts wordt 20 deze toorts electrisch verlicht en doet zij dienst als vuurtoren. Gelijk de Tzummers voortijds roemden op den hoogsten kerktoren van Friesland, doen de Amerikanen het thans op den hoogsten vuurtoren der wereld. En niet zonder reden. Men zegt dat B a r t h o 1 d i voor zijn ontwerp geïnspireerd is geworden door de verlangende blikken van landverhuizers, starend over de reeling van het schip naar de kust. Hier, op den drempel van Amerika, moest het symbool der Vrijheid het zoekend oog der nieuwkomers treffen en de lichtende toorts hen bemoedigen en sterken. Op vele schilderijen van Rembrandt nerfcent men S a s k i a, de echtgenoote van . den grooten schilder en zoo zou voor dit vrijheidsbeeld de moeder van den beroemr den beeldhouwer Bartholdi hebben geposeerd. Het laatste eindje. De laatste kilometers waren in een ommezien afgelegd. Rechts van ons trokken de geweldig hooge sky-skrapers — onze bijzondere attentie. Sky-skrapers wil zeggen „wolken-krabbers". En die eigenaardige benaming voor huizen van 'n 25 verdiepingen hoog is teekenend juist Het waren de eerste huizen die we aanschouwden van de stad New-York en de eerste indruk er van was: echt Ameri- Men weet dat de tweede wereldstad is gebouwd op het schiereiland Manhatta n en dat de Nederlanders in den roemvollen ouden tijd dit schiereiland hebben gekocht van de Indianen voor slechts enkele dollafs. Zij hebben er indertijd de stad NieuwAmsterdam gesticht doch toen de Engelschen hier later heer en meester zijn geworden, hebben deze dien naam veranderd in New-York. Dure grond. Een duim gronds in deze stad is thans meer waard dan de Hollanders vroeger betaald hebben voor het geheele schiereiland. Van bevoegde zijde werd mij verzekerd dat men den vierkanten voet gronds te NewYork thans gaarne betaalt met 300 tot 600 dollars, d. i. f 750 tot f 1500. Let wel, de vierkante voet! Dit zou voor de vierkante meter, gerekend op 9 voet f 6750 tot f 13500 21 zijn. Stel daar eens tegenover onze heide, die met een paar centen of wel de beste kleigronden van ons gewest, die met enkele dubbeltjes de meter betaald kunnen worden. Hoboken. Vóór ons lag het bij landverhuizers zoo bekende H o b o k e n, met zijn ver in zee uitgebouwde pieren. De meeste en grootste Atlantische Stoomvaartlijnen hebben hier hunne loodsen en pakhuizen. Zoo passeerden we nog de pieren van de HamburgAm e ri k a-lijn en zagen daar ver boven de omliggende gebouwen uitsteken de drie kolossale schoorsteenen van de „Vaterland",' die bij het uitbreken van den oorlog reeds" in zee was gestoken, doch het veiliger vond naar haar ligplaats terug te keeren. Daar ligt het kostbare schip, het grootste der wereld, nu al meer dan twee jaar werkeloos en — renteloos. Hoboken ligt naast New-Yor k, evenals H u i z u m naast Leeuwarden. Deze liggen in twee gemeenten, gene in twee staten. Hoboken in den staat NewYersey en New-York in den staat New-York. Het betrekkelijk kleine Hobok en met 60000 inwoners is de drukke havenstad van New-York. Er wonen veel Duitschers en de scheepvaart brengt er veel vertier. Welkom. Bij 't naderen van de kade zagen we er een groote menigte nieuwsgierigen en belangstellenden, zwaaiend met Hollandsche en Amerikaansche vlaggetjes. Dit moest een welkom verbeelden voor verwachte vrienden of verwanten. Echt Amerikaansch en voor het schip nog gemeerd lag aan de pier was het over en weer een geroep alsof de behouden overkomst een wonder mocht heeten. Douane. Nadat we afscheid hadden genomen van vele medepassagiers, ging ieder zijns weegs. Wij moesten nu de douane nog passeeren en die is niet van de gemakkelijkste. Het „vrije" Amerika huldigt het strenge protectie-stelsel en heeft bijna allen invoer zwaar belast Even voor onze aankomst hadden we al formulieren gekregen, waarop men had in te vullen het getal koffers en den inhoud, zoo die belastbaar mocht zijn. Alleen eigen kleederdracht, toilet-artikelen 22 en 50 sigaren of 300 cigaretten waren vrij. Wie tolplichtige goederen niet declareerde liep gevaar, dat ze in beslag genomen en onteigend werden. Het was de stok bij de deur. De groote douaneloods. De groote houten loods waar de bagage van al de passagiers werd nagezien, was verdeeld in verschillende open vakken gemerkt met een letter van het alfabet En nu had ieder maar even te wachten bij de voorletter van zijn familienaam, tot de koffers door de stewards gebracht werden. Op deze koffers was een gelijke letter van den eigenaar geplakt en zoo vond ieder heel gemakkelijk zijn bagage terug. Het onderzoek was streng en duurde geruimen tijd. Onder de bedrijven boden commissionairs van diverse hotels hun diensten aan, en zoodra men een keuze had gedaan, namen deze de zorg voor de bagage op zich. Op aanraden van eenige kennissen hadden wij het hotel Mac Alpin gekozen, het grootste en hoogste ter wereld, werd er gezegd. Op straat. . ") Toen ik als vrij man de loods had verlaten en eens aandachtig ging rondkijken, waren de indrukken die ik kreeg van de Nieuwe Wereld verre van overweldigend, eer het tegendeel. Het zag er in de naaste omgeving vrij alledaags uit dat wil zeggen, vooral niet beter dan in andere steden van dezelfde grootte en beteekehis. De eerste straat die ik had te volgen naar de Ferrybooten en de tunnel van den ondergrondschen spoorweg bleek geplaveid met straatkeien van echt Drentsch type en haast onbegaanbaar. Zooiets achterlijks had ik allerminst verwacht in dit moderne land van vinding en vooruitgang. En wat ik ook niet had kunnen verwachten, hoewel van geheel anderen aard, was dit: dat de eerste dien ik zou ontmoeten, op den pas betreden Amerikaanschen bodem, een oud-Leeuwarder zou zijn, en nog wel een oude schoolkennis, Van der Wielen geheeten. Wij stonden beiden verbaasd te kijken. Later heb ik nog vele Friezen ontmoet en op de boot had ik al dadelijk van een der jongste stewards gehoord: Ik ben een Mildamsterl 23 Van Hoboken vérder de stad in. Wij vervolgen onzen weg langs tal van bars, drankwinkels, die inzonder de Jantjes trachten te trekken. De Hollandsche oude klare sprak in woord en beeld. Voorts zag men er vele winkels met zeemans-uitrustingen, enkele wisselkantoren en eenige hotels van minder rang, hoofdzakelijk voor landverhuizers, wanneer die moeten wachten op de aansluiting van treinen, welke over groote afstanden gaan. Wij nemen de ondergrondsche, de „Sub" geheeten, gelijk men die ook vindt te Parijs, Londen en Berlijn. Bij allen geldt vrijwel hetzelfde systeem. Bij den ingang koopt men een kaartje, dat voor alle afstanden slechts 5 Amerikaansche centen kost met 2 centen extra voor den rit onder de H u d s o n door. Even verder werpt men dit kaartje in een bus en laat de controleerende beambte ons door een hek op het perron. De tremen volgen elkander met kleine tusschenpoozen; zij hebben de vaart van een sneltrein. In 't hartje van N e w-Y o r k gekomen, stapten we uit aan een station, waar het zoo licht was als dag, dank zij de sterke electrische verlichting. Men vond er prachtige bloemenwinkels en verlokkende fruitwinkels, eenige courantenstalletjes en natuurlijk een lange toonbank, waar het publiek, op hooge krukken gezeten, zijn ice-cream, sunday of choco 1 a t e-s o d a zat te verorberen, want daar kan de Amerikaan niet zonder, en van 's morgens vroeg tot 's avonds laat ziet men ginds oud en jong lepelen of uit een rietje zuigen. Weer boven den grond. Boven weer in 't volle daglicht gekomen, stonden we midden op de Broadway (Breede weg), de kloppende hartader van New-York's millioenenverkeer. Het is daar rijden, rossen, jagen, vliegen overal en aan allen kant. Eindeloos is de stroom van trams, omnibussen, particuliere auto's, taxis en vrachtwagens, meerendeels ook met mechanische trekkracht en eindeloos zijn ook de stroomen voetgangers langs de breede trottoirs aan weerszijden van den hoofdweg. Op een kruispunt van dit verkeer-centrum vonden we ons hotel Mac A1 p i n, dat in grootte zijns gelijke niet heeft. Het is een echt hotel voor den komenden en gaanden man. Het telt 31 verdiepingen, heeft meer dan 1600 kamers, de meeste met eigen badkamer en hoewel niet 24 goedkoop naar onze begrippen, zijn al die kamers gewoonlijk bezet. Dat mag ook wel, want alleen het gebouw' heeft over de 13 millioen dollar gekost. Het hotelwezen in Amerika. verschilt nogal van dat in Europa. Over het algemeen — wij spreken hier van de eerste rangs-hotels — winnen de luxueuze inrichting en het comfort der hotels ginds het ver van die in de Oude Wereld en kunnen steden als Londen, Parijs en Berlijn, wat dat betreft, niet concurreeren met steden als N e w-Y ork, Chicago en SanFrancisco. De eerste hotels in ons land komen in 't geheel niet in aanmerking voor een vergelijking, zoo groot is het verschil. Ook in prijs zullen we er dadelijk maar bijvoegen, want voor minder dan drie dollar kan men in geen eerste-rangs hotel in de centra van Amerika terecht; voor het dubbele van dien prijs heeft men nog maar een heel gewone kamer. En het blijft enkel bij de kamer. Den gasten wacht 's morgens geen welverzorgd ontbijt, gelijk in de meeste hotels hier te lande. Ook de schoenen heeft men niet buiten de deur te zetten, want deze worden niet gepoetst Een eerste-rangs hotel is een wereld op zichzelf. Gelijkvloers vindt ge de „lobby", dies veeltijds den geheelen plattegrond van het gebouw in beslag neemt, een hal, gelijk als onder 't beursgebouw te Leeuwarden, doch veel grooter en de meubileering met prachtige tapijten, fraaie schilderijen, kostbare fauteuils enz. geeft aan dezen door marmeren pilaren geschraagden onderbouw of hal bepaald een zeer voornaam, vorstelijk aanzien. Gelijk men de menschen in onze Friesche hoofdstad de Waag ziet uit- en inloopen, zoodat het een druk bewegen kan zijn, is het ginds een voortdurend gaan en komen van en naar de lobby, alsof het een marktplaats was. De lobby is dan ook een terrein, te allen tijde voor ieder toegankelijk. De een komt er binnen om even uit te rusten, de ander om er vrienden of kennissen te ontmoeten, en een derde zoekt er afleiding of gezelligheid of gaat er heen om naar de muziek te luisteren, die 's middags in de meeste elegante hotels gegeven wordt Rond de lobby vindt men de zoogenaamde Mezzaninef 1 o o r, een iets hooger gelegen rondegang of kraak, waar de dames zich bij voorkeur 25 bewegen en het gezellige gewoel gadeslaan of.... rendez-vous geven. De pages in het hotel. Veeltijds spreekt men af elkander in de lobby of mezzanine-floor van zeker hotel te ontmoeten, doch het kan er zoo vol en druk zijn, dat het elkander vinden soms zeer bezwaarlijk gaat en zoo lastig en tijdroovend kan zijn, dat men een nell-boy te hulp roept. Dat is een telefoonjongen of piccolo, page geheeten, die alsdan met luider stem eenige malen den naam van den gezochten persoon afroept. Krijgt hij geen gehoor, dan begeeft hij zich naar de bar en het restaurant, die gewoonlijk ook gelijkvloers zijn en herhaalt zijn geroep. Komt hij ook hier niet tot zijn doel, dan kan men hem even later hooren in de lager geleden basements of sousterrains, waar de schitterende scheersalons zich bevinden, waarvan men zich fei Europa geen denkbeeld kan vormen, waar de black-boy's, dat zijn negers, de schoenen poetsen en waar men ook de zeer luxueuze toiletten vindt. Dikwerf heeft men in deze ondergrondsche ruimte ook nog een „grill-room", dat is een restaurant, waar het in den regel wat stiller, rustiger of intiemer, bijgevolg ook iets duurder is dan in het restaurant gelijkvloers, waar het verbazend rumoerig kan zijn, en „hearren en sjen yen forgiet", zou een Fries zeggen. Zoo zijn er in dergelijke hotels bepaalde plaatsen of vertrekken aangewezen, waar men geen hinder heeft van het voortdurend, eentonig geroep der pages, die soms wel een tiental namen achter elkaar hebben uit te bazuinen, langzaam voortgaande en dan weer van voren af aan beginnen. En zoo is er niet één, maar zoo zijn er meer van die lastige knapen, welke soms ook nog wedijveren wie hunner wel het hardst of schelst kan roepen. Dan gaat het tegen elkaar, ook al om er voor hun „eigen zeivers" wat fleur in te houden. Op plaatsen waar ze niet mogen verschijnen, staat dan duidelijk zichtbaar aangegeven: n o pages. Weer in de lobby. Indien het hotel geene aparte schrijf- en leessalons heeft, dan vindt men schrijftafels in de lobby, voor ieder vrij als in onze postkantoren, doch soms enkele gereserveerd voor eigen gasten. In de „lobby" is ook het 26 bureau van het hotel, waar men zich laat inschrijven, inlichtingen kan vragen en ten slotte de rekening betaalt. Een nieuwe gast wordt direct bestormd door een paar pages, die hem^ van zijn bagage ontlasten. Op de toonbank ligt het gastenboek reeds geopend, hij schrijft er zijn naam en woonplaats in, benevens de plaats waar hij vandaan komt en — dit is weer wat nieuws — noemt meteen den prijs dien hij ongeveer wenscht te besteden, met of zonder badkamer. Dan krijgt de page den sleutel met het nummer der kamer en leidt hem naar een der liften. De liften. In Mac Alpin zag ik er 10, aan elke zijde 5. De Amerikaan wenscht niet te wachten, time is money, tijd is geld, en zoo is er altijd wel een lift vrij, die naar boven gaat. In de grootste gebouwen en hotels heeft men express- of sneltrein-liften, die b.v. eerst gaan stoppen na de 10e of 20e étage, omdat het veel te lang zou duren, wanneer iemand, die naar de 20e floor moet of hooger, bij elke étage zou stoppen. Boven elke lift bevindt zich een klok met een wijzer, die precies aangeeft den loop van de lift en de étages, die gepasseerd worden. Aan het kamernummer is reeds te zien, welke étage men krijgt Elk honderdtal geeft die étage aan, zoodat kamer 1210 is te vinden op de 12e étage en dan doet men verstandig een sneltrein-lift te nemen. Op de kamer. kraakzindelijk in orde, vindt de nieuwe bewoner alles gereed. De begeleidende page maakt uwe koffers los, opent een venster, laat het water in het bekken van de waschtafel stroomen, neemt de cheques voor de grootere bagage in ontvangst en verwacht een fooi. Veel te fooien valt er overigens niet Het kamermeisje of de Chinees, die de kamer doet, komt men zelden of nooit te zien. Alleen de „porter" (drager) die later de bagage weer transporteert en die u over het vertrek van alle treinen en booten ' direct weet in te lichten, krijgt nog een fooi. Wat men nog meer in de „lobby" vindt is een stand met „folders", waarin diverse spoorgidsen met reclameboekjes van aanbevelenswaardige uitstapjes, want men heeft in Amerika 27 zeer veel met elkander concurreerende spoorwegmaatschappijen, die elk haar eigen spoorboekje uitgeven met kaarten waarop de eigen lijnen extra dik zijn aangewezen. Voorts vindt men in de lobby nog een zeer deftig boekenstalletje, waar dag- en weekbladen, briefkaarten en kaarten voor theaters of uitstapjes per auto of boot zijn te bekomen. En daarnaast een bloemenwinkel, een „candy-store" met zoetigheden en diverse soorten „gum". Minstens een derde der Amerikaansche bevolking ziet ge dagelijks kauwen op die „gums" als hier velen — maar toch lang zóó veel niet — op tabak. Nu de tabak in ons land weer zoo duur wordt als in Napoleons tijd, zou de schier onverslijtbare gum een uitkomst' zijn. Het gumkauwen wordt gezond geacht en het tabakkauwen schadelijk voor de. gezondheid. Wie weet wat we dus nog te 'zien krijgen. In sommige hotels vond ik kort na mijn komst op de kamer een deftig geadresseerden brief in enveloppe, zonder uiterlijk teeken van herkomst, "waarover ik mij de eerste maal zeer verbaasde, want wie kende mij en wie wist mijn naam en adres in een mij geheel vreemde stad, waar ik pas gearriveerd was? De spanning waarmede ik den eersten keer zoo'n brief opende bekoelde gansch en al toen bleek, dat het een brief van de hoteldirectie was, enkel met het verzoek om even te willen controleeren of zij mijn naam op het adres van den brief goed gespeld had. In andere hotels vond ik soms een kaart op mijn tafel, nog eens vermeldend den prijs van mijn kamer, zeker om later misverstand te voorkomen. Te Detroit vond ik in een lade zoo'n kaart van mijn voorganger, die een dollar meer had betaald voor dezelfde kamer. Dus ook al geen „vaste" prijzen. Dan verschijnt er veeltijds ook nog een brief op uw tafel in enveloppe met bedrukt hoofd van den directeur of manager van het hotel, waarvan de inhoud kortweg deze is: „dat zij geen complimenten verlangen, maar wel critiek, wanneer de gasten reden tot klagen mochten hebben". Wat ge nog meer vindt op nw kamer. Een fraai uitgevoerde gids van de stad met agenda der voornaamste uitvoeringen 28 en eene opsomming van de meest bezienswaardige plaatsen. In de lade van uw schrijfbureau vindt ge pennen, poüooden, schrijfpapier,, briefkaarten met afbeelding van het hotel, sluitzegels, telegram-forinulieren en wat er meer van dien aard valt te bedenken. Op uw waschtafel staat de Thermosfles c h, gevuld met frisch ijswater, dat minstens twee dagen dezelfde koude temperatuur behoudt, een speldenkussen met naalden, spelden, garens, knoopen en een paar veiligheidsspelden, en op het nachttafeltje naast uw bed een telefoon die ge niet alleen kunt gebruiken voor huiselijke aangelegenheden, maar waarmee ook de stads- en intercommunale lijn is verbonden, zoodat ge u niet alleen en verlaten behoeft te gevoelen, daar in de bovenwereld van N e w-Y o r k waar ge desnoodig 's nachts op uw legerstede nog een gesprek kunt voeren met menschen in andere staten van Amerika. Voor een gesprek in de stad vindt ge later een d i m e, spreek uit daim op ujv rekening, dat is een Am. dubbeltje, gelijk aan het Holl. kwartje. Baden. Bij de meeste kamers behoort een afzonderlijke badkamer met toillet waar ge vindt koud- en warmwaterkranen en vaak nog een extra-kraantje, speciaal voor ijswater, een overvloed van handdoeken, groot en klein en van diverse stof; soms ook nog een paar „b a t h-s 1 i p p e r s", bad-pantoffels, eenvoudige borstel, poetslappen voor de schoenen, terwijl ge bovendien terecht kunt in een ijzeren automaatje. Schuift ge daar een „quarter", Am. kwartje, door de gleuf, dan krijgt ge van dit doode instrumentje daarvoor in ruil tandpoeder, tandenborstel, talk, verbandmiddelen en wat dies meer zij. Zwemmen. Wilt ge liever niet baden, maar geeft ge de voorkeur aan zwemmen, dan brengt een der liften in Mac Alpin u naar een zwembassin in optima-forma, waar ge ook een Turksch wrijfbad kunt krijgen of een dampbad en naar eigen verkiezing gemasseerd (gewreven) kunt worden. Daar is zoo voor en na al wat uitgevonden om 's menschen lasten te verlichten of 's menschen lusten te streelen en het leven te veraangenamen, ook in de hotels van Amerika, gelijk uit het bovenstaande overvloedig kan blijken. Dan weet men het op de 29 hei al met minder te stellen en gezond te blijven. Doch we zijn nog niet aan 't eind van dit relaas. Daktuinen. Boven het evengenoemde zwembassin met zijn annexen vonden we in ons hotel te N e w-Y o r k en elders, nog een zoogenaamde „roofgarden" oftewel „daktuin". Om beschut te zijn tegen wind en regen is deze in Mac Alpin alweer overbouwd, doch in andere hotels als het As tor-hotel vindt men een echten tuin op het dak aangelegd, met fonteinen en kunstmatige beekjes. De boomen en heesters staan in bakken en tusschen de perken zijn de wandelpaden met kiezelsteentjes bestrooid, gelijk men dat ook ziet in gewone tuinen. In den zomer speelt daar 's avonds een klein orkest. In Mac Alpin was de daktuin weer dienstbaar gemaakt tot restaurant meti muziek en cabaret-programma en kon het publiek er dansen op een spiegelgladden parketvloer. Scheersalons. Schier nog luxueuzer dan alle andere gelegenheden in het hotel is de „barbershop" of scheersalon, waar soms wel een veertig haar- en baardkunstenaars tegelijk aan het werk zijn. Het scheren en haarknippen is in Amerika een durabele en tijdroovende geschiedenis, en wie er naar de Nieuwe Wereld mocht trekken, doet verstandig eigen scheergerei mee te nemen. Scheerstoelen, zooals wij die hebben, enkel met een beweegbaar steunsel voor het ietwat achterover liggend hoofd, kent men ginds niet Die in Amerika heeft meer overeenkomst met den operatiestoel van een tandarts. Hij kan op en neer gedraaid en daarna in horizontale richting gebogen worden. Men wordt dus vrijwel rechtuit liggend geschoren. Gewoonlijk begint de karwei, want dat is het, met den cliënt een zeer warmen doek over 't geheele hoofd uit te spreiden, enkel den neus vrijlatend. Dan wordt het mes aangezet en volgt de inzeeping met den kwast en verdere behandeling met de hand. Na de inzeeping krijgt men weer een warme doek over 't hoofd en wanneer de stoppelhuid door die kunstbewerking ten slotte de gewenschte soepelheid heeft gekregen, begint het eigenlijke scheren. Hoe men zich anders in Amerika ook moge haasten opdat er geen tijd verloren 30 zal gaan, het scheren gaat er op zijn elf-ender-tigstl Terwijl men onder het mes zit ontwaart men opeens eenig getik op zijn schoenen en hoort men' een neger vragen: s h o eshine, sir? Schoenen poetsen, m ij n h e e r? Zegt men neen, dan merkt de zwarte nikker en tikker een uwer schoenzolen met een kruis opdat hij niet ten tweeden male met vergeefsche moeite bij u zal aankloppen. Doch de meesten, die geschoren worden, laten zich tegelijkertijd de schoenen poetsen, terwijl — en dit is weer wat heel bijzonders voor ons vreemdelingen — eene jonge dame, manicure geheeten, onderwijl bezig is de nagels uwer handen in 't reine te brengen of liever te verzorgen. Het eindbedrijf in de scheersalon. Is het ruwste van den baard weggenomen, dan wordt u de huid met olie ingewreven en nog eens zoetjes of lichtjes nageschoren. Zijt ge dan eindelijk „clean shaved", dat wil zeggen „schoon geschoren", dan wordt u ten derde male een warme doek over 't hoofd gespreid, soms gevolgd door een ijskouden doek en komt er tot slot nog een lichte gezichtsmassage met vinaigre-inspui tingen en poudre-de-riz inwrijvingen. "Veeltijds wordt ook de nek geschoren. Over het algemeen dragen de Amerikanen het' haar aan de slapen en in den nek, zeer kort en is de rand van den haardos scherp afgeteekend, terwijl de haren in het hartje van den kruin meer het natuurlijk beloop behouden en dus ook langer zijn dan de rest. Dat ook aan het haarknippen een buitengewone zorg wordt besteed en dat het nog meer tijd eischt dan het scheren, laat zich denken en dat het dus ook nog duurder is, spreekt van zelf. Het gewone tarief voor scheren is 15 tot 25 Am. centen en met haarknippen inbegrepen tweemaal zoo duur. Gewoonlijk volgt er nog, een zoogenaamde „gezichte- of hoofdmassage", soms alle beide, of wel een „haarwassching of iets dergelijks" en elke extra-behandeling moet ook nog weer met minstens een stuiver of twaalf betaald worden. En wie zoo royaal uit is, kan kwalijk zonder fooi de salon weer verlaten. Alles saam genomen heeft men ginds voor eenvoudig scheren telkens haast een gulden te rekenen en wie een volledige behandeling wenschen, inbegrepen het schoenenpoetsen en de manicure, zijn dra een paar dol- 31 lars kwijt, voor welk bedrag men in Nederland haast een vol, althans een half jaar kan klaar komen. Eene vergelijking tusschen de Oude en de Nieuwe Wereld. -:- -:- -:- -:- Worden de Amerikanen, welke de Oude Wereld bezoeken, aangetrokken en geboeid door het antieke en rustieke, 't welk ze aldaar mogelijk bewonderen, de Europeanen die in de Nieuwe Wereld komen, staan verbaasd en verbluft over het groote en enorme der dingen aldaar. Overal en op elk gebied worden ze ginds getroffen door het Non plus ultra in durven en doen. Leest men van iets dat ver buiten of boven de rooi gaat en in een of ander opzicht overweldigend is, dan zegt men hier sinds lang reeds echt Amerikaanschl Een sterk sprekend bewijs levert de stedenbouw. In het oude Europa zijn de steden gegroeid, in Amerika worden ze gemaakt. Er zijn rijk bevolkte steden, die als paddestoelen uit den grond zijn verrezen, zoo onbegrijpelijk snel, terwijl er b.v. voor Leeuwarden tal van eeuwen zijn noodig geweest om het tot 40.000 inwoners te brengen. De enorme grootte van New-York. Laten we ons even tot N e w-Y o r k bepalen, waar we de volgende aanteekeningen hebben gemaakt. Na Londen is Ne w-Y o r k, hoewel betrekkelijk nog jong, reeds de grootste stad der wereld met bijna 6 millioen inwoners. Dat is nagenoeg zooveel als in heel Nederland. De grootte of omvang van NewYork is 60 bij 30 kilometer, dus is de oppervlakte zoo groot als die welke besloten ligt tusschen Leeuwarde n—G r on i n g e n—A s s e n—en Heerenveen. Men zou alzoo haast een volle week noodig hebben om de stad èens rond te wandelen-. Gelijk reeds vermeld, is het eigenlijke New-York gebouwd op het rotsachtige schiereiland Manhattan, ruim 20 K.M. lang en gemiddeld 3 K.M. breed. Daarop wonen nu 2 millioen menschen, terwijl nog eens zooveel dagelijks aldaar hunne zaken gaan doen, tijdelijk verblijvend in de kantoren-complexen, die men vindt in de reeds genoemde sky-skrapér s. 32 De Hollanders zijn de grondleggers van New-York. -:- -:- -:- De Europeaan welke hier ruim drie eeuwen geleden het eerst voet aan wal zette, was een Engelsch kapitein, in dienst van onze West-Indische-Compagnie, bevarende het schip „de Halve Maan". Hij heette H e n r y H u d s o n en naar hem is de rivier alhier genoemd. Tien jaar later zette een Hollandsche kolonie zich hier neder, die aan de Indianen f 60 betaalde voor het geheele schiereiland. Deze kolonie stichtte de stad N i e u w-A irsterdam, welke in 1650 ruim 1000 inwoners telde. Volgens de historie werd de stad midden in vredestijd door de Engelschen bezet (1664) en met een korte onderbreking in bezit gehouden tot den onafhankelijksoorlog ruim 100 jaar later. Enkele merkwaardige jaartallen. In 1807 aanschouwde N e w-Y o r k de eerste stoomboot van Robert Fulton, die in 36 uur van N e w-Y ork de Hudson opstoomde naar A1 b a n y. Thans duurt de overtocht ongeveer 8 uur. In 1831 vertrok de eerste spoortrein van N e w-Y ork; de eerste gasfabriek dateert van 1825 en de eerste electrische lamp brandde in 1881. De bevolking. In 1700 telde N e w-Y ork 6000 inwoners, juist "honderd jaar later tienmaal zooveel, in 1900 over de 3 millioen en thans wonen er meer Duitschers dan Amsterdam en meer Engelschen dan Rotterdam inwoners telt en het getal Italianen en Russen te N e w-Y o r k is van elk grooter, dan het inwonertal van D e n H a a g. Voorts vindt men er nog 100.000 negers en 10.000 Chineezen, maar betrekkelijk zeer weinig Hollanders en Friezen, die zich beter thuis gevoelen in Paterson, gelegen op een 20 K.M. afstand van de hoofdstad. N e w-Y ork met zijn mengelmoes van uiteenloopende natiën is wel de meest cosmopolitische stad ter wereld en de vreemde elementen die men er vindt, zijn niet steeds van de beste. Door den nood gedreven is de stad voor velen een vlucht- of reddingsoord geweest. Dit geldt trouwens voor geheel Amerika, zoodat men veeltijds nog spreekt van het „vrije" Amerika. Door de overbevolking in de Oude Wereld is lotsverbetering 33 evenwel voor de meesten de groote drijfveer geweest tot landverhuizing. En nu is het opmerkelijk hoe snel de elementen van sommige natiën zich geheeLoplossen in de Amerikaansche samenleving, terwijl die van andere natiën daartoe niet de minste neiging gevoelen en er vreemd blijven. Zoo maakt de een zich veel gemakkelijker de taal en gewoonten eigen, dan de ander. Men noemt dat aanpassingsvermogen en daarin staan onze landgenooten ginds al mede bovenaan. Zij kunnen er wel „aarden" en na ééne generatie, soms al eerder, zijn het volbloed Amerikanen geworden. Wij hebben er velen zoo aangetroffen, van wie ver de meesten ons verklaarden: ik zou „the old country" (het oude vaderland) gaarne nog eens terugzien, maar ik zou er niet willen blijven. Amerika is mij lief geworden! Andere Natiën. Andere natiën vermengen zich minder gemakkelijk dan de Nederlanders en blijven zooveel mogelijk bijeen. Zij vormen eigen Kolonies, houden vast aan eigen taal en gebruiken, sommigen zelfs aan eigen kleeding en bovenal aan 't eigen geloof. Zoo bewonen de Chineezen te N e w-Y ork geheel eigen wijken, China-town geheeten, waar geen vreemde elementen worden geduld. Evenzoo bewonen de Italianen en de Russen eigen stadsgedeelten, waar ze heer en meester zijn en leven als in 't oude vaderland, terwijl de Grieken'en Negers daarentegen zich over de geheele stad hebben verspreid, maar toch ook weer voeling met elkander houden, evenals men dat van de Friezen buiten Friesland ziet, die aldaar meer aansluiting zoeken dan de bewoners van andere provinciën van ons land. Oude herinneringen. Vele namen te New-York herinneren ons thans nog aan de eerste nederzetting der Hollanders alhier. Zoo heet een der deftigste straten A m s t e r d a m—a v e n u e men vindt er ook de Haarlemrivier, benevens een Nassaustraat en er is een belangrijk stadsgedeelte bekend als Brooklyn, voortijds B r e u k e 1 e n. Dit oude Breukelen heeft den bijnaam van „Stad der Kerken", omdat men er meer dan 500 kerken vindt. Ook wordt het schertsend wel 34 de „Dormitory van N e w-Y o r k" genoemd, dat is „de slaapkamer van N e w-Y o r k", omdat de meeste zakenmenschen, die hun business elders in de stad hebben, bier wonen en gaan.... slapen. Ter plaatse waar de Hollanders in 1626 het fort „Amsterdam" hebben gebouwd en waar later de torenhooge kantoren en huizen zijn verrezen, heeft men — eri dat is wel bijzonder — een klein pleintje open gelaten als gedachtenis aan den ouden tijd. Op dat pleintje, Bowlinggreen (Balgrasveld) geheeten, hebben de eerste nederzetters voortijds het balspel beoefend als toen gebruikelijk was in ons land. Zoo leeft de Hollandsche naam in deze millioenenstad jiog in de herinnering voort. De langste straat der wereld. ' Op dit merkwaardige punt begint ook de Broadway, de langste straat der wereld. Zij heeft een lengte van meer dan 40 K.M. dat is zoo lang als van Leeuwarden tot Wolvega. Stel U eens voor, é.én zoo'n straat van een uur of tien gaans! Een stuk van deze straat was voortijds de oude Postweg, die naar Albany voerde, 250 K.M. noordelijker gelegen. De straat eindigt bij Y o n k e r s, een voorstad van N e w-Y ork, met 100.000 inwoners, en dit Yonkers is een vervorming van het Hollandsche Jongeheer of Jonker. De grond toch, waarop deze voorstad is verrezen, behoorde eens aan een Jhr. P h i 1 i p s e, van Hollandschen bloede. Men ziet het de straat nog aan, dat zij oud9 is. Van de wegen in Friesland geldt, hoe ouder, hoe krommer, en nu is de Broadway een der weinige straten in Amerika, die niet kaarsrecht loopt, maar zich door het haaksche stratennet slingert als een zich krommend wandelpad door het bosch. Oud en Nieuw. In de omgeving van het oudste stadsgedeelte herkent men nog de ongeregelde bouworde van den ouden schilderachtigen tijd. Toen werden de steden geboren en ieder bouwde naar eigen hartelust, thans worden ze gemaakt volgens plannen of bestekken van de studeerkamer en volgens verordeningen van het Stadhuis. De moderne, tijd, zoo rijk aan vinding, heeft aan dé samenleving andere eischen gesteld en boudt het oog steeds gericht op de toekomst. Het grooter New-York, dat later verrees, is 35 'n product van de omstandigheden of van de praktijk des levens en berekend op gemak en voordeel. Het merkwaardige der straten te New-York. In troostelooze eentonigheid liggen daar al een 250-tal straten naast elkaar, rechthoekig gesneden door tal van andere straten, een dambord gelijk en de namen van die straten zijn al even eentonig als de rechte lijnen van de straten zelf. Het zijn geen teekenachtige, kenmerkende namen meer, ontleend aan oorsprong, ligging, vorm of bedrijf, gelijk bij ouds, maar slechts dorre opvolgende cijfers als le, 2e, 3e, 4e, enzoovoort gaande tot in de honderdtallen. Alle straten, welke de Broadway snijden en Oost-West loopen, worden eenvoudig „Streets" genoemd, terwijl de daarmede evenwijdig loopende straten, die meerendeels breeder zijn aangelegd, „Avenue's" heeten. Deze „Avenue's" loopen in de lengte-as van het schiereiland en gaan van 1 tot 14, en het is inzonder de Fifth of Vijfde avenue, welke beroemd is om hare prachtvolle winkels, groote clubgebouwen en trotsche paleizen der vele millionnairs. Wallstreet Op de voormalige wallen in 1653 door Peter Stuyvesant een der eerste Hollandsche gouverneurs, aangelegd ter verdediging van het fort Amsterdam tegen de aanvallen der soms vijandig gezinde Indianenstammen, doch later geslecht bij de uitbreiding der stad, ligt een straat die een wereldnaam heeft verworven. Het is de Wall-street en daar klopt de hartslagader van 's werelds geldmarkt In deze straat die in de beursberichten dagelijks genoemd wordt, hebben de Amerikaansche miljonairs en groote banken hunne kostbare kantoorgebouwen. Hier vindt men ook de „Stock-Eschange", de Effectenbeurs, waar dagelijks voor gemiddeld dertig millioen dollars wordt omge- Zeer bezwaarlijk is het daarvan lid te worden en zeer kostbaar daarvan lid te zijn. Er zijn p.m. 1200 uitverkorenen, die voor het privilege om aldaar toegelaten te worden en voor het bescheiden staanplaatsje dat hen wordt toegestaan, ieder meer dan twee ton per jaar hebben te betalen, dat is bijna duizend gulden voor eiken beurs dag. 36 Is het niet om te duizelen van zulke enormiteiten! Dichters die het geld vergelijken bij het slijk der aarde of spreken „van 's werelds goed, dat men hier toch al laten moet", zijn hier niet op hun plaats, want het is er niets dan vurig vechten om den dollar, die in Amerika zeker nog grooter rol speelt dan ergens anders ter wereld. Natuurlijk was er buiten de officiëele Beurs ook nog een geweldig drukke speculatie en geldhandel en wel op de publieke straat. Eenvoudig onbegrijpelijk is het schouwspel, dat hier den vreemdeling treft, die het vol verbazing gadeslaat. De geldhandel op straat. Wij zullen trachten er den lezer eenig idee van te geven. Al de beursmenschen hier dragen vreem-> de hoofddeksels van sterk sprekende en zeer uiteenloopende kleuren, om gemakkelijk herkend te worden in de bonte en zeer bewegelijke menigte. Al even opvallend en bevreemdend als die hoeden, meest in den vorm van Zuid-Westers, zijn de oude overjassen waarmede deze heeren getooid zijn en de groote gummilaarzen welke tot ver boven de knieën reiken. Men hebbe hierbij te bedenken, dat al deze menschen in de open lucht, 't zij weer of geen weer, hier present moeten zijn, want het gaat om duizenden en nogmaals duizenden die er te winnen of te verliezen zijn, en dat eiken dag weer, zoodat het daar op straat bij regen al even vuil kan zijn als op een drukke veemarkt te Leeuwarden. Van daar die oude jassen en groote kaplaarzen. Wagen en winnen. De zwierige nonchalance, welke de geweldig drukdoende menigte ten toon spreidt, zegt ons wel, dat het geen zwaarhoof den zijn, maar niet dat 't menschen zijn die de halve wereld in hun kansberekeningen hebben betrokken en groote zaken drijven. Het zijn menschen van wagen en winnen en al zijn er onder hen, die mogelijk het hoofd vol zorgen hebben, niemand is het aan te zien, dat hij er onder gebukt gaat, want het is al léven en lawaai, wat men hoort en ziet Wanneer we zeggen, dat het geheel een schouwspel bood, alsof er een troep van vijfhonderd wilden een laat-maar-waaienfeest vierde, dan gelooven we niet ons nog aan overdrijving schuldig te maken. 87 Gebarentaal of handen-telegraüe. In de Broadstreet, kort bij de ófficieele Beurs, waar dit zeldzame spektakel zich eiken dag herhaalt, vindt men vele, zeer hooge kantoorgebouwen. Voor al de openstaande ramen of vensters dier kantoren ziet men menschen, welke voortdurend in contact zijn met de handelaars op straat. Zij bedienen zich over en weer van de gebarentaal of juister gezegd van de handen-telegrafie, en werken met vaste teekens. Vast wil zeggen, dat door allen dezelfde teekens gebruikt worden voor bepaalde letters, woorden of zinnen. Hieruit zou volgen, dat de een precies kan weten wat de ander telegrafeert, maar dit is louter schijn, want mogen de teekens al bepaalde letters vertegenwoordigen, de letters zelf hebben voor allen niet dezelfde beteekenis. Er wordt gewerkt met zoogenaamd códe- of geheimschrift, waarop we nier niet dieper kunnen ingaan. Om duidelijk te zijn en begrepen te worden, herhalen we nog eens, dat ieder handelaar op straat — meerendeels zijn het jonge mannen — voortdurend in verbinding staat, denkelijk met een klerk, die voor een der ramen op den uitkijk staat, gewapend met een telefoon, waarmede hij direct de berichten die hij krijgt van den handelaar op straat, kan overbrengen naar zijn chef of het hoofdkantoor, dat zich mogelijk elders in de stad of wel in een andere stad of staat bevindt Lawaai op straat Het geheele bedrijf op straat is aanbieden, koopen, verkoopen en marchandeeren van en over diverse papierwaarden of effecten, die soms snel en onverwacht kunnen rijzen of dalen, wat dikwijls gepaard gaat met een oorverdoovend of liever helsch lawaai. Soms ziet men iemand plotseling bestormd en ingesloten, als wilde men hem te lijf gaan, en dan weder gaat er een woest getier op uit de warrelende menigte, welke gelukkig binnen de perken heeft te blijven van een door het stadsbestuur met groote witte borden afgebakende ruimte, anders zou de gansche straat in een oogenblik versperd en de geheele passage stop gezet zijn. De slot-scène. Zoodra deze openlucht-Beurs is afgeloopen, ziet men velen der speculanten met hun oude plunje onder den arm wegrijden in prachtauto's, want velen onder 38 hen zijn of hebben den naam.... schatrijk te zijn. Wegens den oorlogstoestand bleek de Effectenbeurs gesloten voor het publiek, zoodat we er niet anders van weten te zeggen, dan dat ook daar geweldig veel lawaai werd gemaakt, dat door de openstaande ramen duidelijk op straat gehoord kon worden. We begaven ons vervolgens naar de Korenbeurs, om daar eens 'n kijkje te nemen. Vanaf het balkon konden we de geheele zaal overzien, «die naar schatting tweemaal zoo groot zal zijn, als de Beurszaal te Leeuwarden, doch zonder introductie bleek de toegang verboden. Hoe en wat te doen? Daarover nadenkend, zagen we plotseling iemand beneden ons in de zaal, dien we kenden. Het was een Rotterdammer, de hr. Van Stolk, wiens firma van denzelfden naam opdracht heeft van onze Regeering, om in Amerika graan te koopen, gelijkerwijs de firma Maller en Co. dit doet in Zuid-Am er ika, tegen een provisie van drie-vierde procent, gelijk onlangs in de nieuwsbladen werd medegedeeld. Wij praaiden den heer Van Stolk, die ons daarna welwillend rondleidde en voorlichtte. , In de Korenbeurs. Eerst wees de heer Van Stolk ons op een zeer groote kaart van Noord-Amerika, waarop eiken morgen de temperatuin*, de weersgesteldheid en de windrichting in diverse Staten van het wijd-uitgestrekte Rijk werden aangeteekend. Dagelijks werden die opgaven geraadpleegd door de handelaars, o.a. met het oog op den stand van den te verwachten oogst in verschillende graanstreken en op de verscheping over zee. Vervolgens werden we attent gemaakt op zes groote wijzerplaten van licht een paar meter middellijn, die in 't midden boven den ingang der zaal waren aangebracht De wijzers op deze platen gaven den koers der rogge en tarwe aan van andere beurzen, en wel van die te C h i c,a g o, M i nniapoïis en Kansa s-C i t y, de centra van de landbouwdistricten, waar graanbouw hoofdzaak is. De wijzer schommelde steeds op en neer en deelde elke af- 39 wijking terstond mede aan de beursbezoekers. Zoo kunnen de handelaars te NewYork zaken doen op de andere Beurzen en omgekeerd. Makelaars. 't Spreekt, dat die handelaars niet overal zeil kunnen koopen. Daarom hebben ze makelaars noodig, die voor hen optreden. Deze makelaars hebben ook weer eigen kantoren, welke met elkander concurreeren, om hunne clientèle goed en vlug te bedienen, evenals de handelaars. Zoo hebben twee dier makelaars-kantoren, om tegen andere te concurreeren, zelfs een eigen draad van New-York naar C h i c a g o, een afstand van meer dan 1000 mijl, zoo ongeveer een afstand als van Amsterdam tot Sint-Petersburg. Coneurreerende Telegraaf-Maatschappijen. Langs de wanden van de Beurszaal hebben verschillende Telegraaf-maatschappijen hunne kantoren. In Amerika behoort de Telegraaf niet aan den Staat en men heeft er ook geen Rijks-Pakketpost gelijk hier te lande het geval is. Dat genoemde maatschappijen scherp concurreeren met elkander laat zich dénkenEen van de bekendste isdeWesternU n i o n-T e 1 e g r a p h-C o., die alleen in de stad New-York een tiental hoofdkantoren heeft, meest in eigen gebouwen en bovendien nog meer dan tweehonderd hulpkantoren, welke gevestigd zijn in de lobby's der groote hotels, in stations en in beurzen. De meeste kantoren zijn dag en nacht open en bevreemdend zal menigeen het vinden, dat de prijs van een nacht-telegram belangrijk goedkooper is dan een dag-telegram. De reden van dat verschil ligt natuurlijk hierin, dat het des daags een drukke en des nachts een slappe nering is. 's Nachts is er tijd en gelegenheid over en des daags zou niet ieder steeds naar eisch bediend kunnen worden. Telegrafeeren is ginds betrekkelijk niet duurder dan hier. Een gewoon stadstelegram kost per 10 woorden 20 Am. centen, elk woord meer een Am. cent Buiten de stad is de prijs geregeld naar den afstand en beloopen de kosten per 10 woorden van een quarter tot een dollar. Niet ver van dit „down-town" (benedenstad) gedeelte waar wij ons bevonden, en 40 waar de oude stad met kromme en de nieuwe stad met rechte straten aan elkander grenzen, is het hoogste gebouw ter wereld verrezen. Ten minste tot op heden. Want wat vandaag niet is, kan morgen komen. In Amerika toch is de wedstrijd om elkander in 't groote te overtreffen zonder einde en zonder wederga. Op moment is de Woolworth-bui 1 ding nog het hoogste gebouw, maar de eerste steen of liever gezegd het eerste trasraam voor een hooger wordend gebouw is reeds gelegd. Eerlang zal de toren van het Pan-American-gebouw nog met ruim tien meter overtreffen den prachtigen toren van de even genoemde Woolwort h-b u i 1 d i n g, welke ruim 240f meter hoog is, dus zoo'n zes Oldehoves op elkaar. Alleen de Eiffeltoren te Parijs is bijkans nog een paar Oldehove's hooger, doch als „bewoond" gebouw heeft de Woolworthbuilding in hoogte haars gelijke niet Woolworth. Woolworth is de naam van den stichter en eigenaar van dit hooge gebouw, dat naar hem genoemd is. Zijn naam is door geheel Amerika bekend, want in onderscheidene steden vindt men zoogenaamde Woolwort h-s t o r e s, door hem in het leven geroepen. Store beteekent winkel en deze winkels van Woolworth onderscheiden zich van andere door de groote verscheidenheid van artikelen, die er te koop zijn, doch meer nog door de prijzen dier artikelen, welke öf 5 öf 10 Am. 'centen bedragen. Wij zouden ze goedkoope bazars noemen. In Amerika spreekt men van the 5 and 10 cents stores. Hier te lande zijn de dubbeltjes en kwartjesbazars ook niet onbekend, doch niet zoo populair als ginds, waar ze „uitgevonden" zijn. De Woolwort h-s t o r e s zijn op grooten afstand reeds te herkennen aan de vuurroode gevels, die bijzondere attentie trekken, en waarvan bijv. „de Roode Winkel" te Leeuwarden eenig idee geeft Van alles te koop. Wij zeiden zoo even dat er in die goedkoope bazars ginds van alles te koop is en 41 om dit me* een enkel sprekend voorbeeld aan te toon en, willen we er even op wijzen, dat er zelfs jonge kippetjes „piekjes" en ook jonge eendjes te koop waren, die pas het levenslicht hadden aanschouwd. Wij zagen ze huppelen in een platte uitstalkast met'glas gedekt en met eenig stroo op den vloer, meerendeels soort bij soort en vermoedelijk uitgebroed in een broedmachine. Zoo vond ik er ook steeds een afdeeling voor muziek en evenals in de groote warenhuizen, zat daar iemand geheel disponibel voor de cliënteele, die zich eerst eenige stukjes laat voorspelen, voor ze een keuze doet en gaat koopen. De heer Woolworth is door zijn vindingrijke ondernemingen reeds multi-millicnair, dat is eenige malen millionair, en als hij het niet was, zou hij reeds als millionair kunnen leven, alleen uit de opkomsten van dit ééne gebouw, welke enorm zijn. Wat ge vindt in 't grootste gebouw der wereld. In de sousterrains vindt ge een zweminrichting, met een prachtig marmeren bassin, voorts een groote scheersalon, een restaurant onder Duitsche directie en als Rathskeller goed bekend te N e w-Y o r k en daarnaast een bar, waar we nog een oud-Leeuwarder hebben ontmoet die ons herkende en op ons toekwam. Het was de heer Nederhoed Jr. die zich al eenige jaren in Amerika bevindt. Gelijkvloers waren de liften, de telegraafkantoren en eenige winkels, alle met het front naar de Hal gekeerd. Daaronder de candy-store* of zoetigheidswinkel met de lange toonbank, waar al de plaatsen om aan te zitten, bezet bleken met employé's van de vele kantoren welke in dit gebouw gevestigd zijn. Het was daar een drukke nering meerendeels van dienstpersoneel in diverse zaken, doch onder een en hetzelfde dak. Dit laat zich denken want de Woolwort h-b 11 i 1 d i n g telt niet minder dan 55 verdiepingen en geen plekje is er onbenut gebleven? 't Zijn overal zaken en nog eens zaken, zoodat het getal klerken en bedienden in de duizenden loopt. Op den toren. Toen we buiten op straat eens omhoog keken naar den windhaan welke den prachtigen koepeltoren kroont, was deze nauwelijks met het bloote oog te zien. En toch was 42 het een windhaan van aanmerkelijke grootte, gelijk ons van nabij is gebleken, want we hebben een tocht mee naar boven gemaakt. Natuurlijk met een lilt, waarvoor we 50 Am. centen hadden te betalen d. i. f 1.25, zoo dat die lift en die koepeltoren ook al weer goede winsten afwerpen, want wïe te N e w-Y ork komt, moet kunnen zeggen, dat hij op dien toren is geweest Wij troffen een helderen dag en konden vanaf den ommegang in den koepel mijlen ver zien. Eenerzij cis waren 't huizen, huizen en nog eens huizen waarop we nederblikten, en anderzijds strekte zich de zee uit ip oneindige effenheid. Tusschen de huizengroepen zagen we slechts enkele plekjes groen, het waren de welverzorgde gazons in de parken, en op de zee eenige groote stoomschepen, die het ruime sop kozen. Verder niet anders dan eenig gewemel in de straten, van klein menschen-gedoe. Aan dit hoogste gebouw der wereld is drie jaar gewerkt en het heeft 35 millioen gulden gekost. De geheele 24ste verdieping wordt ingenomen door de kantoren der Woolworthstores-company, want het is gelijk alle groote en grootsche ondernemingen, een Compagnie of aandeelenzaak en deze W. S. Company moet het grootste syndicaat ter wereld zijn, exploiteerende meer dan 800 winkels, alle van dezelfde soort. Voor zulke reusachtige ondernemingen moet men in Amerika zijn. Twee vindingen van den nieuwen tijd. In 't algemeen gesproken vindt men de hoogste huizen in Amerika en in 't bijzonder te N e w-Y ork. Vraagt men waarom, dan antwoorden we omdat de grond er zoo verbazend duur is en omdat 't bouwen zelf in de hoogteniet duurder is dan in de breedte. De ruimte in de lucht heeft men voor niets, al blijft het waar, dat de fundamenten kostbaarder worden, naarmate de bovenbouw hooger wordt Twee vindingen vooral hebben den bouw dier „wolkenkrabbers" mogelijk gemaakt. Eerstens de lift, die met rustige zekerheid alle verdiepingen passeert stijgende en dalende met een gemiddelde snelheid van 3 a 4 meter per seconde. Dat wordt 10 kilometer per uur en dus ongeveer tweemaal zoo snel als loopen. Men rijdt als 't ware naar boven, wint tijd en bespaart kracht. !|1§§I De Staalconstructie En voorts de staalconstructie. Het geheele 43 huis is als het ware een kooi van stalen balken, met stevige klinknagels onwrikbaar aan elkaar geklonken. En de gegoten muren van ijzerdraad en portland-cement dienen niet, gelijk bij steenen gebouwen om de verschillende vloeren te steunen en te dragen, maar feitelijk enkel ter beschutting tegen wind en regen. Ook in andere opzichten moet bij den bouw dier hooge huizen met den wind rekening worden gehouden, want de winddruk is een voorname factor bij de vaststelling van de draagkracht der fundamenten. En evenals op den top van den E i f f e 1toren voelt men boven in de Woolwort h-building en al de andere skyskrapers zeer goed de heen en weer gaande beweging, wanneer de wind er stevig op werkt. Baes waeyer, de wyn heeft heel wat te zeggen. Zij die wel eens zeilen op onze wateren, weten wat een klein stukje zeil meer of minder en wat zelfs een reef beteekent Natuurlijk hangt de winddruk ten nauwste samen met de oppervlakte der muren, doch globaal berekend, wordt aangenomen, dat de kracht van een normalen wind nagenoeg overeenkomt met het tiende deel van het gewicht van het aan het gebouw verbruikte staal, 't Spreekt dat bij de sterkte der fundamenten ook rekening wordt gehouden met de inrichting en de bestemming van het gebouw, in één woord met den last dien het aan meubels en menschen heeft te dragen. Van het gebouw der Manhattan-Levensverzekering-maatschappij. reeds gesticht in 1894 en met zijn 18 verdiepingen een der kleinsten onder zijn groote en jeugdiger broeders, vond ik genoteerd dat het gewicht van het stalen-frame of geraamte meer dan 25000 ton heeft bedragen, de normale winddruk werd geschat op 2500 ton en de zwaarte van meubilair en bewoners op 7500 ton. Een ton is gelijk aan duizend kilo. De fundamenten van dit gebouw zijn 20 meter diep uit den grond opgetrokken en bij gebouwen van later tijd die reeds meer dan tweemaal zoo hoog zijn, gaan ook de fundamenten meer dan tweemaal zoo diep. Waar de grond zeer rotsachtig, maar ongelijksoortig is en dus niet te vertrouwen, moeten soms heele stukken rots vooraf met dynamiet losgemaakt en verwijderd worden. Verhuurd wordt per vierkanten voet. Vroeger deelde ik reeds terloops iets 44 mede over de fabelachtig hooge grondprijzen in het down-town of benedenstadgedeelte, waar de zakenmenschen werken. Op den hoek van Broadway en Wallstreet werd een tiental jaren geleden reeds meer dan 600 dollar (f 1500) per vierkante voet betaald. Sedert is de prijs aldaar al weer aanmerkelijk gestegen en naar die prijzen worden ook de huren der diverse kantoren berekend, die bijna zonder uitzondering, alle smakeloos en ongezellig eentonig zijn, niet per kamer, maar per vierkanten voet. De huurprijs per vierkanten voet en per jaar varieert van 10 tot 50 dollars (van f 25 tot f 125) al naar den stand en de hoogte. Wat één huis van een 50 verdiepingen naar dien maatstaf jaarlijks aan huur opbrengt is meer dan duizend van de beste boerderijen in Friesland. De rijkdom van geheel Friesland met al zijn hebben en houden, zijn vee en velden, vergeleken bij die der hoogste gebouwen op een klein stukje van N e w-Y ork, verdwijnen schier geheel in het niet, zoo reusachtig groot zijn de kapitalen, welke ginds belegd zijn in die wolkenkrabbers, zoo diep in en zoo hoog boven den grond. Evenals in de hotels de kamers, loopen in de kantoorgebouwen de kantoren in de honderdtallen en wijst het honderdtal het cijfer der verdiepingen aan. Zoo hebt ge b.v. het kantoor 712 te zoeken op de zevende verdieping. Wanneer ge dan uit de lift stapt, bevindt ge u gewoonlijk op een lange gang, waarop aan weerszijden tal van deuren met matglas, welke op die gang uitgang hebben. Op elke deur is zeer in 't oog vallend het zooveelste nummer geschilderd met nadere aanduiding der zaak van het aldaar gevestigde kantoor. Groote firma's hebben er meerdere vertrekken naast elkaar. De brievenbus in huis. Zeer praktisch is in de meeste gebouwen een brievenbus op elke verdieping aangelegd naast de lift, mail-chute (brieven-" val) genoemd. Het is een breede, platte buis met glas aan den voorkant, waarin men dus het geposte ziet vallen, dat onmiddellijk terecht komt bij den postambtenaar beneden, die met de verdere expeditie is belast In elk dier hooge kantoorgebouwen kernen dagelijks 10 tot 20 duizend menschen te werken en wat daar uit één gebouw verzonden wordt eiken dag is vermoedelijk meer dan heel Leeuwarden in eene week per post heeft te verzenden. 45 Zooals gezegd, zijn in zulke hooge gebouwen als de W o o 1 w o r t h-B u i 1 d i n g geen trappen en gaat alles per lilt omhoog. Alleen de eerste verdieping van dit gebouw was langs een breede trap te bereiken. En die verdieping werd geheel ingenomen door de Irving National Bank. waar honderden bedienden aan het werk zijn. Evenals in onze postkantoren vindt men er verschillende loketten — niet alleen aan de voorzijde door traliewerk algescheiden, maar naar alle zijden, zoodat de klerken stuk voor stuk feitelijk in ijzeren kooien zitten opgesloten, en op deze wijze beveiligd zijn zoowel voor diefstal van vreemd volk buiten als van eigen volk binnen het kantoor. Eenerzij ds van dit kantoor zag ik een groote open ruimte, waar een twaalftal bureau x-m inistres (groote tafel-schrijfbureaux) stonden. Daar zetelen de vice-presidenten an andere hoofdmannen der Bank, ieder met een particuliere secretaresse naast zich, die stenografisch de gedicteerde brieven opneemt en vervolgens vliegensvlug uitwerkt op de schrijfmachine. Een en ander eischt veel inspanning, een vlugge hand en een helder hooid. De belooning voor een stenogralistetypewriter beloopt al gauw 20 dollar per week en kan opklimmen tot 50 a 60 dollar per week en zells hooger. Natuurlijk hangt de grootte van het salaris af van de capaciteiten en van de positie van den chef in wiens dienst zij is. De meeste zakenmenschen in Amerika hebben steeds een dergelijke particuliere secretaresse of boekhoudster naast zich. Ook ziet men bij elk bureau steeds een jeugdige boodschapper gereed staan voor het overbrengen van stukken en brieven, telegrammen en wat dies meer zij. In de Bank. 'n Paar malen ben ik toegelaten tot de groote directiekamer zal ik maar zeggen, van bovengenoemde Bank, waar verschillende afdeelingen zijn. Anderzijds het schrijfbureau, tegenover de secretaresse, vindt men steeds een leuningstoel voor de cliënteele, waar men plaats neemt. Zeer hoffelijk zijn over 't algemeen de ontvangst en de bejegening. Mijn bezoek aan die kantoren was dan 46 om geld, want al mede door den oorlogstoestand, had ik geen geldswaarden medegenomen. Op diverse wijzen kan men zonder baar geld gaan reizen en trekken, heel de wereld door, als men maar crediet heeft Weet men vooraf, in welke steden of plaatsen men zal komen, dan kan men gewone cheques meenemen, die even goed zijn als bankpapier of goud, doch heeft men de route van de reis niet vooraf vastgesteld, dan is het wenschelijker een zoogenaamden Credietbrief te nemen, waarop men bij diverse bank-instellingen in den vreemde geld kan bekomen. Men heeft slechts zijn naam te zetten en het verlangde bedrag wordt u terstond ter hand gesteld. Sommige Banken hier te lande, o. a. de Rotterdamsche Bankvereen i g i n g, geven dergelijke eredietbrieven uit. Men heeft vooraf zeker bedrag te storten of voldoende zakelijke of persoonlijke borgstelling te geven en ontvangt dan den brief, waarop dat bedrag staat vermeld. Een mooie vinding, die minder zorgen geeft dan baar geld, want werd zoo'n brief gestolen of ging hij verloren, dan was er nog geen koe om hals zegt men wel, omdat de dief of vinder al heel weinig kans zou hebben er geld op te krijgen. Want bij den brief behoort een boekje, o. a. met de handteekening van den bezitter van den brief en beide moeten vertoond worden om daarop geld te bekomen. Met den hrief alleen kon hij niets uitrichten, en aangezien de bezitter brief en boekje nooit in denzelfden zak of denzelfden koffer bewaart, en steeds afzonderlijk houdt zijn de kansen voor dief of vinder al heel gering. En gesteld, dat hij eens kwam in 't bezit van beide, dan nog zou hij de handteekening van den persoon te wiens naam de brief is gesteld, in tegenwoordigheid van den kassier hebben na te maken en verder uiterlijk nog hebben te beantwoorden aan het signalement van den verliezer, dat mede op den brief vermeld staat. Bovendien zou bij eventueel verlies — daargelaten schipbreuk — onmiddellijke kennisgeving aan de Hoofdbank voldoende zijn om aan dief of vinder den pas af te snijden om er voordeel van te trekken, terwijl de verliezer nog weinig of geen schade zou lijden. 47 The Trinity-Church of De Drie-éénheid-Kerk. In het allerdrukste b u s i n e s s-gedeelte van het groote N e w-Y o r k is nog een klein plekje grond, door bijzondere omstandigheden onbebouwd gebleven. Vlak tegenover de Wall-street aan de Broadway staat de TrinityChurch. Zij dateert reeds uit de 17e eeuw, doch 80 jaren na den eersten bouw ging deze kerk met nog een 500-tal huizen in vlammen op en later werd zij herbouwd. De kerk die men er thans ziet en die in Gothischen stijl is opgetrokken, dateert van omstreeks 1850. De toren, ter hoogte van ongeveer 100 meter, en dus nagenoeg zoo hoog als de Dom te Utrecht, Neêrlands hoogste toren, heeft ginds zijn hoog aanzien geheel verloren door de veel hoogere en meer massieve „wolkenkrabbers", welke in zijn onmiddellijke omgeving zijn verrezen; eens bewonderd als „hoogst" is hij thans vrijwel het „laagst" van al de gebouwen in dit stadsgedeelte. Wie had een goede zestig jaar geleden kunnen denken, dat de huizen in de naaste omgeving hunne hoofden ver boven den eenmaal hoogsten toren zouden uitsteken 1 Overal en op elk dorpje, hoe klein ook, is de toren van het Godsgebouw het hoogste punt in wijden omtrek, doch te NewYork valt hij als 't ware in 't niet als een Lilliputter bij de Reuzen. Het klokkenspel. In den toren bevindt zich een beroemd klokkenspel en dat weet zijn gewijde tonen toch nog boven de hoogste huizenspitsen te doen weerklinken. En ouder gewoonte getrouw gaan duizenden en nogmaals duizenden eiken Oudejaarsavond juist naar deze geheiligde plek, om te luisteren naar het klokkengeklang waarmede het Oude Jaar wordt uitgeluid en het Nieuwe begroet! De rijkste Kerk ter wereld. De T r i n i t y-C h u r c h heet de rijkste kerk ter wereld te zijn en vrij zeker valt daaraan niet te twijfelen. Aan de Zuidzijde der kerk grenst een doodenakker of kerkhof, met' een front van wellicht 125 meter langs de drukke Broadway en ter diepte van pl.m. 75 meter. Herhaalde malen moet voor dit plekske grond meer dan 100 millioen gulden geboden zijn, een prijs nagenoeg overeenkomend met dien welke aan de overzijde op den hoek Wallstreet- 48 Broadway werd betaald, n.1. f 1500 per vierkanten voet. Het Kerkbestuur heeft evenwel uit piëteit voor de dooden en uit eerbied voor de historie, elk verlokkend aanbod tot dusver van de hand gewezen. De nood stelt hier geen wetten en het bestuur behoeft niet in verzoeking te komen, want de kerk is buitendien zeer rijk. Hare inkomsten, en wel uit onroerend goed, bedragen jaarlijks meer dan twee en een half millioen gulden. Al weer enorm, gelijk zoovele zaken en dingen in deze wereldstad! Dat rustige en gewijde plekske grond naast de kerk, dat daar ligt te midden van het drukst denkbare stadsgewoel, is als een oase in de woestijn en een veilig vluchtoord, waar men onbezorgd plaats kan nemen op eene der vele rustbanken, die er geplaatst zijn in de schaduw van ©ogenschijnlijk miniatuur-boompjes. Veeltijds is het moeilijk, daar een vrij plaatsje te vinden, omdat ze voortdurend bezet zijn. Wij hebben er op moeten wachten en zijn eerst den- kleinen hof eens doorgewandeld. Ons oog viel op een staand zerkje van zandsteen. Het stond daar min of meer verscholen in den noordelijken hoek tegen de kerk aan en dekte blijkens het opschrift de laatste rustplaats van een knaapje, Richard Churcher geheeten en overleden den 5 April 1681, oud 5 jaar en 5 maanden. Het is wel bijzonder, dat de naam van dat kind, welks leven zoo kort is geweest, eeuwen lang bewaard is gebleven in zulk een omgeving van schier ongelooflijken ommekeer I Anderzijds dit zerkje zag men afgebeeld de attributen van tijd en dood: een gevleugelden zandlooper en een doodshoofd boven twee gekruiste doodsbeenderen, gelijk men dat ook op onze. kerkhoven nog wel kan zien. Een andere, reeds verweerde en gedeeltelijk gerestaureerde zerk trok onze aandacht, wijl daar begraven bleek te zijn de uitgever van de eerste courant te NewYork. — de Ne w-Y o r k-G a z e tte. Hij heette volgens het grafschrift William Bradford en is in 1752 overleden in den ouderdom van 92 jaar. Wij noteerden van dezen grafsteen het navolgende versje: Reader, ref lect how soon-you H quit this Stage, You '11 find but few attain to such an Age Iiife's full of Pain. Lo! Here's a place of Rest, Prepare to meet your God, then you are biest. Waarvan de vrij letterlijke vertaling luidt: 49 Lezer, bedenk hoe spoedig gij dit Tooneel \xr • • „ ~. zuIt verlaten: Weinigen zult Gij ontmoeten, die een zoo „ . , hoogen ouderdom bereiken, riet Leven is vol Smarte! Zie! Hier is de n„ .. T7 plaats der Rust, Bereid U voor Uw God te ontmoeten, dan „ . ., zijt Gij gezegend. Jicht Amenkaansch vonden we een derde zerksteen, die even verder naast het smalle kiezelpad lag met dit eenvoudige opschriftIn memory of Charlotte Temple. Ter g e d a c h t e n i sse van Charlotte Temple. Het verwonderlijke is, dat deze dame nooit heeft bestaan en dat geen tweede zerk alhier ooit zooveel werd bezocht! Nog heden ten dage gaat men ter bedevaart naar dit ledige en denkbeeldige graf en getuigen de vele bloemen en bouquetten die op en om de zerk liggen van groote vèreering. Hoe dat kon en kan? Charlotte Temple is de hoofdpersoon in het beroemde boek van Mrs. Rowson: A Tale of Truth, „Een Verhaal der Waarheid", welk boek in het laatst van 17U0 en het begin der vorige eeuw een verbazenden opgang heeft gemaakt en nog wel lezers vindt, vooral onder de zwakke sekse. De korte geschiedenis is deze: Charlotte Temple is een üngelsch kostschoolmeisje, dat liefdesblind zien laat verleiden door haar minnaar, een tngelsch officier. Samen trekken ze naar New-York, waar na korten tijd van zalig geluk voor haar de wreede ontgoocheling volgde: zij werd bedrogen en verlaten, zwierf rond in de wijde wereld en stierf ten slotte aan een gebroken hart. Het verhaal is aangrijpend, vol van deerniswekkend levenswee en zoo gesteld alsof het werkelijk ware geschied. Verklaarbaar is het, dat een der steenhouwers, die omstreeks het midden der vorige eeuw werkzaam was bij het afbreken der oude kerk, na het lezen van dat boek zijn verbeelding liet werken en in zijn vrijen tijd bovenstaand opschrift beitelde op een blinde zerk met versleten inscriptie aldaar, die geen reden van bestaan meer had. Het opschrift pleit voor zijn medelijdend hart en menig gevoelige ziel is, onder de bekoring van dat boek, ter bedevaart gegaan naar dit vermeende graf van de tragische hoofdfiguur, de ongelukkige en diep beklagenswaardige Charlotte Temple. 50 Daaronder velen, die ten slotte niet beter wisten, of zij had inderdaad bestaan, zoodat ze haar graf met bloemen vereerden. Het Martelaarsmonument. In een anderen hoek van het kerkhof, grenzend aan de Broadway, is opgericht „het Martelaar s-m o n ument": een klein bouwwerk in Gothischen stijl, in den vorm van een pyramide of torenspits, waarin een heilig Madonnabeeld is geplaatst. Het opschrift luidt: „Sacred to the Memory of those brave and „good Men, who died whilst imprisoned in „this City, for their devotion to the cause of „America's Independence". „Gewijd aan de herinnering dier_ dappere en brave lieden, welke stierven, terwijl zij in deze Stad gevangen gehouden werden, wegens hunne verknochtheid aan de zaak van Amerika's Onafhankelijkheid." Gelijk velen zullen weten is New-York in den Vrijheidsoorlog nog enkele jaren in het bezit der Engelschen gebleven en brachten deze hunne Amerikaansche gevangenen onder in kerken, scholen en fabrieken alhier, wijl de gevangenissen reeds overvol waren. Duizenden zouden van gebrek en ellende zijn gestorven en naar verluidt is toen op het Trinity-kerkhof een groot massa-graf gedolven, ter plaatse waar later dit monument is verrezen. Booze tongen beweren evenwel, dat het Kerkbestuur daar het monument heeft geplaatst om te voorkomen, dat dit deel van het kerkhof tot straat bestemd zou worden, gelijk destijds het plan moet zijn geweest van het Stadsbestuur. Men mag er zich over verheugen, dat het Kerkbestuur het pleit heeft gewonnen, al zij het dan ook dat het massa-graf elders op den doodenakker is te zoeken, en een leugentje om bestwil moest worden verzonnen om zijn gewijd terrein te behouden. Voorts liggen op den doodenakker nog vele beroemde mannen begraven en werden we attent gemaakt op de graven van Livingston en Lewis, twee voormannen in den vrijheidskrijg en onderteekenaars van de Declaration of Independence envanRobert F u 11 o n, den uitvinder van de stoomboot Rijke Buren, Een goede buur is beter dan een verre vriend. Aan dat spreekwoord werd ik te 51 New-York herinnerd, toen mij aldaar uit goede bron werd medegedeeld, dat de American-Surety-Company, dat is de Amerikaansche Verze k e r i n g s-m a a t s c h a p p ij, jaarlijks aan de mimonnairs-familie As tor, eigenares van het naastgelegen pand, honderd duizend dollar heeft te betalen, enkel voor het recht, dat deze haar pand, de Sehermerhorn-building geheeten, en ook reeds ettelijke verdiepingen hoog, binnen een bepaalden tijd niet nog hooger zal mogen optrekken, wat de verzekeringsmaatschappij in groote ongelegenheid zou brengen van wege de lichtscheppingen in naar gebouw. Donker en stil. In deze Sky-skrapers-buurt, waar dagelijks meer dan twee millioen menschen werkzaam zijn en duizenden zich des daags over straat bewegen, is het 's avonds onbegrijpelijk stil en donker. Om 5 a 6 uur des middags toch sluiten de kantoren — de Amerikaan werkt over het algemeen hard, maar niet lang, — terwijl een paar uur later de winkels volgen. Alle straten liggen dan als diepe duistere kloven tusschen de hooge huizencomplexen als uitgestorven, als het ware uitrustend van het drukke daagsche gewoel. Alleen door de Broadway loopen nog de street-cars geregeld af en aan, hoewel het verkeer weinig meer beteekent. Het verkeersvraagstuk is te N e w-Y ork van buitengewoon moeilijken aard, vooral omdat al de passage zich concentreert op een betrekkelijk klein stadsgedeelte. En zoowel in de morgenuren, wanneer al de kantoormenschen zich spoeden naar hunne kantoren, als 's middags bij het naar huis gaan, worden alle vervoermiddelen bestormd en komen deze zitplaatsen tekort Dit is trouwens niet zoo erg. Een Amerikaan ziet er niet tegen op, al moet hij staan, gedurende den geheelen rit die wel eens een klein uurtje kan duren. Als hij maar mee komt, dat is de hoofdzaak. En al zijn de wagons dan ook nog zoo vol, nimmer zal de directie, gelijk in ons land veeltijds het geval is, den toegang of de opname weigeren. Zoolang er ergens nog een kleine ruimte is, acht men de wagon met voL Het publiek zelf heeft te beoordeelen of er nog plaats is en zoo ziet men 52 stampvolle trams rijden soms met passagiers die achter, dat is buiten de balcons nog een steunplaats voor een hunner voeten hebben weten te vinden en zoo mederijden. Buiten de taxi's, welke te New-York vrij duur en op lange na niet het snelste vervoermiddel zijn, omdat zij bij vele kruispunten van straten hebben te wachten, heeft men ginds nog de auto-bussen. * , met plaatsen zoowel in als bovenop. Hoewel van dit vervoermiddel in de Europeesche hoofdsteden, speciaal te Londen, veel gebruik wordt gemaakt, ziet men het zeer weinig te N e w-Y ork. Daar loopt slecht één auto-bus-lijn door de Fifth-avenue, de millionairs-boulevard, waar men tot dusver op die wijze heeft weten te ontkomen aan het vervelend geklingel der trams en het hinderlijk geratel van de bovengrondsche spoorbaan. Waar deze zich vertoonen is de stille rust in de naaste omgeving voor altijd geweken. Verkeersmiddelen. New-York heeft vier groote verkeersmiddelen, 't zijn de Sub-way of de ondergrondsche spoorbaan; de Trolley-car of electrische tram; de E1 e v a t e d of het hoogbaanspoor, welke doet denken aan het viaduct te Rotterdam en de Ferrybooten. De Sub-way doorsnijdt het geheele Manhattan-Island in zijn lengteas met tunnels onder de Hudson- en de East-rivier naar Hoboken en B r o o k 1 ij n. De bovengrondsche, kortweg L genoemd, heeft dezelfde route, maar blijft binnen de grenzen van het schiereiland, terwijl de Streetcar in alle richtingen gaat. Bij alle drie vervoermiddelen is electriciteit de trekkracht en alle hebben dezelfde tarieven. Die tarieven zijn trouwens wat onze ervaring betreft, over geheel Amerika gelijk: voor één nickel, een Am. stuiver, kan men overal rijden, zoover men lust. Tarief per sectie of per zöne kent men in de Nieuwe Wereld niet, evenmin als retourbiljetten, wel de „pasjes" of overstap biljetten, doch deze zijn slechts een paar uren na de uitgifte geldig. Geen scheiding in klassen. Wat ginds onze groote verwondering wekt is, dat men er geene afscheiding kent in 58 klassen, gelijk hier. De groothandelaar zit er mogelijk naast zijn jongsten bediende en de millionair naast den geringsten daglooner. Ook voor dames zijn er geen aparte coupés of compartimenten gereserveerd. 't Gaat alle» aoor en naast elkaar. Dat wint tijd en spaart geld, want het eischt minder contrdle. Rockliefhebbers hebben evenwel niet te roemen. Meestal is rooken absoluut verboden en aan dit verbod wordt streng de hand gehouden. Soms is het geoorloofd, maar dan alleen op de beide achterste banken, wat geldt zelfs voor open trams. Wel scheiding van rassen. Wanneer we spreken van rassen, dan bedoelen we daarmede niet de oorspronkelijke bewoners van Amerika, de Indianen-stammen, die nauwelijks meèr medetellen, maar de negers die hoofdzakelijk in de Zuidelijke Staten te vinden zijn, maar zich verspreid hebben over geheel Amerika. Men ontmoet ze veel in de groote steden, maar die hebben niet overal dezelfde rechten als de blanken. Vooral in de zuidelijke Staten, waar de negers oudtijds zijn ingevoerd, hebben velen nog een onoverwinnelijken afkeer van het zwarte ras. De negers in Amerika. v De negers zijn oorspronkelijk uit Afrika ingevoerd als „handelsartikel". Dat was in den tijd van den slavenhandel, waarmede schatten zijn verdiend, ook door onze voorouders. Men weet dat na jarenlangen strijd de slavenhandel eindelijk is afgeschaft en dat de negers vrij en onafhankelijk zijn verklaard. Niettemin is er vooral in de Zuidelijke Staten een scherpe scheiding blijven bestaan tusschen het blanke en het zwarte ras. Zelfs was het noodig om bij de wet deze scheiding in de openbare middelen van vervoer te decreteeren en hebben de verschillende spoor- en trammaatschappijen zorg te dragen, zoowel in hare wachtkamers en toiletten als in hare vervoermiddelen voor een voldoende afscheiding tusschen „the wh ite and african races" Onder meer vond ik dergelijke wettelijke bepalingen in de staten Arkansas, Louisiana, Oklahama en' 1 e x a s, welke ondergebracht zijn in de zoogenaamde „separate coach1 a w s". Deze wetten, die in eiken Staat vrijwel op hetzelfde neerkomen, eischen aparte, zij 54 het overigens ook geheel gelijke en even goed en gerieflijk ingerichte wagons voor ieder ras, of althans bij locaal verkeer, eene voldoende houten afschutting in eiken wagon of rijtuig. Wat de wetten bepalen. Ieder ras heeft in zijn eigen afdeeling plaats te nemen en zal, hetzij blank of zwart, bij overtreding gestraft kunnen worden. In den eenen Staat zag ik de boete gesteld op minstens 10 en hoogstens 200 dollars; in een anderen Staat was de boete in alle gevallen bepaald op 25 dollars en kon men bij herhaling zelfs 20 dagen hebben te „tuchten" in de „parish-prison", (de plaatselijke gevangenis), welke straf het meest overeenkomt met onze hechtenis-straf, welke gemeenschappelijk en niet afzonderlijk behoeft te worden „uitgezeten". Eigenaardig doet het aan, dat deze wetten ook dadelijk eene beschikking geven aan de betaalde boete en deze gewoonlijk te goede doen komen aan het schoolfonds van de gemeente, waar de overtreding is gepleegd. En nog typischer is het, dat de wetgever, die zich enkele uitzonderingsgevallen voor oogen heeft gesteld, ook deze terstond heeft willen regelen. Zoo vonden we in de „Separatecoach law" van#den Staat Arkansas, welke in 1904 in werking moet zijn getreden, nog uitdrukkelijk bepaald, dat „politieambtenaren", die belast zijn met het vervoer van gevangenen van verschillend ras, met deze in dien wagen hadden plaats te nemen, waarin zij meenen hunne mede-reizigers den minsten overlast te zullen aandoen. Ook zou deze wet bij eenig ongeval of déraillement buiten werking treden, en zouden beide rassen in denzelfden wagon verder mogen reizen, maar dan slechts tot aan het eerstkomende station. De wetgever in Texas, die zijn wet in 1907 uitvaardigde — wij wijzen op deze data, om te doen uitkomen, dat deze maatregelen niet van ouden datum zijn, maar nog van den laatsten tijd — heeft zich eene andere mogelijkheid gedacht en uitdrukkelijk toegestaan, dat ,Jrindermeisjes of bedienden mogen meereizen in de afdeeling van de aan hun toezicht toevertrouwde kinderen of met hunne meesters." Niet zoo gemakkelijk als men denkt Hoewel oppervlakkig de toepassing dezer „coach-laws" niet moeilijk schijnt te 55 zijn, omdat men zoo zou denken, dat wit en zwart heel gemakkelijk is te onderscheiden, moet dit in de praktijk nog al eens bezwaren opleveren, want alle negers zijn lang niet zwart en er zijn heel wat „c o 1 or e d me n", die blanker zijn dan hun „blanke broeders", die een paar jaar in de tropen hebben doorgebracht. Soms zijn die negers alleen maar te herkennen aan hun nog ietwat kroezend haar, dat zijn roetzwarte kleur nooit verliest, of aan eigenaardigheden van lippen, neus, oogen en tanden. Het beste merkteeken schijnt nog in de nagels te zitten, die bijna nooit hunne verwonderlijke zacht-rose-glans verliezen. De wet heeft thans te dien aanzien bepaald, dat „persons, in whom there is a „visible and distinct admixture of African „blood, shall be deemed to belong to the „African race; all others shall be deemed to „belong to the white race". Ieder dus bij wien nog een mengseltje Afrikaansch bloed kan geconstateerd worden, wordt geacht neger te zijn: alle anderen zullen behooren tot het — blanke ras. Een en ander is ter beoordeeling overgelaten aan het dienstdoend personeel. Een sprekend geval. Aan bovenstaande voorschriften moet in de genoemde Staten streng de hand worden gehouden en zoo herinner ik mij in een Amerikaansch blad te hebben gelezen, dat dezen zomer eene negerin met hare dochter, twee werkelijk welgestelde, hoogst fatsoenlijke dames, wier echtgenoot en vader was professor aan een der universiteiten in de Zuidelijke Staten, het gewaagd hadden, wijl zij in gezelschap waren van een paar blanke dames plaats te nemen in een voor het blanke ras gereserveerden wagon. De conducteur had het oogluikend toegelaten, doch een der medereizigers was gaan protesteeren, en hoewel vele anderen vóór de dames partij trokken, had toch de pro-, testeerende-reiziger zijn zin gekregen en moesten de dames uitstappen en naar de andere afdeeling verhuizen. Natuurlijk zetten dergelijke voorvallen bij de negerbevolking kwaad bloed en hoewel men te N e w-Y ork en andere even noordelijk gelegen plaatsen van den onderlingen rassenhaat weinig of niets bemerkt, is de vijandige stemming in de overgangs-zöne dikwijls nog zeer goed merkbaar. Zoo zag ik te Washington, Amerika's hoofdstad en residentie van den President, dat in een overvolle tram een neger geen plaats 56 maakte voor een blanke dame, welke dus moest staan. Toen evenwel daarop eene negerin binnentrad stond hij terstond zijn zitplaats aan deze af. Dit geval moet niet op zich zelf staan, maar naar ik later vernam, veel voorkomen. Om niet te worden misverstaan, willen we er nog even uitdrukkelijk op wijzen, dat vooral in de noordelijke Staten-der Unie, die voortijds dan ook krachtig tegen de slavernij te velde zijn getrokken, de verhouding tusschen blanken en zwarten zeer bevredigend en zelfs goed is te noemen, wat overtuigend kan blijken uit het wel is waar langzaam toenemend getal huwelijken, die worden gesloten tusschen leden van beiderlei ras, doch in de Zuidelijke Staten wordt nog niet algemeen het „alle minsken binn' myn broarren" gezongen. De neger in de steden van het noorden. In de groote steden ontmoet men den neger het meest als sjouwerman, witkiel of bediende. Aan de stations zijn uitsluitend negers als pakjesdragers aangesteld, die terstond te herkennen zijn aan hun roode jassen en roode petten. In Amerika spreekt men dan ook niet van „witkielen", maar van „r o o d-p e 11 e n" (Red Caps). Mede zijn al de bedienden en kellners, verbonden aan de Pullman n-treinen, van het onvervalschte Afrik aan sche bloed, echte negers alzoo. Nog hebben de zoogenaamde „Clubs" veeltijds zwarte bedienden, die het wat deftig kunnen doen in hun keurige en vaak kleurige uniformen. Als schoenenpoetsers eindelijk hebben de negers hun weerga niet en in elke b a rb e r-s h o p ziet men steeds een of meer black boys. De negers houden veel van opschik. Bekend is, dat de negers veel van opschik houden. Bij voorkeur kleeden ze zich zoo, dat hun glimmend zwarte tronie met hun hel blinkende tanden en hun schitterend oogwit, het sterkst uitkomen. Blijkbaar zijn ze daar trotsch op en van nature ijdel. Bij de negerdames valt het nog meer op. Hare bonte, opzichtelijke kleedij laat zich naar den Europeeschen smaak kwalijk bewonderen. Dit geldt trouwens ook van de Amerikanen zelf. In ons oog is hun kleeding, in 't algemgen gesproken, minder stemmig en moet men gewennen aan die mengeling van dikwijls sterk sprekende en kwalijk harmonieerende kleuren. 57 ©Ter de middelen van verkeer. Over de verkeersmiddelen in de groote steden van Amerika, speciaal over die te New-York, wenschen we nog het een en ander mede te deelen. Eerstens over de ondergrondsche baan, kortweg de Sub geheeten, dat „onder" beteekent Daar reist men ver het „snelst" en dat is in het land van den dollar de hoofdzaak. Alles is ginds berekend op spoed en nog eens spoed. Van daar het spreekwoord Time is money. Tijd is geld. 't Publiek weet en voelt het en is er zoo van doordrongen, dat het bij het uit- of instappen van treinen of trammen geen oogenblik draalt 't Is schier ongelooflijk hoe snel alles in zijn werk gaat. Help u zelf en wees beraden, want met ons „haast u langzaam", of „haastige spoed is zelden goed" komt men er niet en blijft men als Jut voor t landhek staan. Men gaat niet mee of komt er niet uit voor een volgend station. De ondergrondsche spoorbaan. De Subway is nog niet oud. In 1899 zijn de eerste plannen ontworpen en er is vijf jaar lang aan gebouwd. De Schotsche Amerikaan John Mac Donald heeft het kolossale werk uitgevoerd voor de kapitale som van 35 millioen dollars. Destijds zou dit de hoogste aannemingssom zijn geweest die ooit voor eenig werk aan een particulier werd betaald. De stad heeft die millioenen voor hare rekening genomen, doch de geheele exploitatie overgedragen aan een Maatschappij voor den tijd van 50 jaren, welke maatschappij het volle bedrag, met inbegrip eener billijke rente, in even zooveel annuïteiten heeft af te lossen. Een tweede ondergrondsche baan. Thans is men te New-York bezig een nieuw ondergrondsch tunnelnet uit te boren, waarvan de kosten nog hooger zullen zijn, dan die van het graven van het Pan amaKanaal. En die waren reeds enorm. Nacht en dag wordt er nu gewerkt en wij hebben gezien dat heele gedeelten van hoofdstraten waren opgebroken en tijdelijk overdekt met planken vloeren. Op verschillende plaatsen stonden hijschmaehines te zuchten en te puffen. We zagen er ijzeren balken van verbazende afmetingen in de diepte verdwijnen, en tegelijkertijd wagens vol puin en steen naar boven komen. Af en toe kon men een onderaard- 58 sche ontploffing hooren, soms zoo sterk, dat Je ruiten in de naaste omgeving rinkelden. Op zulke momenten werd de geheele passage boven den grond even stop gezet en de straat met touwen afgesloten. Het zou toch kunnen gebeuren dat door een te sterke ontploffing een instorting plaats had van ien bovengrond. Heeft de dynamietpatroon beneden haar doffen knal doen hooren, dan is er weer een stuk rots verbrijzeld, en kunnen de hoorders weer voortgaan met hun arbeid, terwijl de passage op de straat boven weer „vrij" is. De stations onder den grond. Voor den vreemdeling zijn de toegangen tot de Sub-way vrij moeilijk te vinden. Die heeft ginds geen stations boven den grond zooals te Londen en elders. Veeltijds leidt 'n breede onoverdekte trap in de straat, aan drie zijden met een hekje omgeven, naar het station beneden, naar de treinen die alle „down tówn" rijden, dus de richting naar het beneden-stadsgedeelte hebben, gelijk anderzijds een dergelijke opening in de straat voert naar de treinen welke ,up town", stadwaarts gaan. Beneden gekomen krijgt ge voor uw nickel (Am. stuiver) een ticket of kaartje, werpt dit even verder in een glazen bus, waar een controleur de wacht houdt, die u door een nauwe opening laat van een hek, dat de vestibule scheidt van het perron en ge kunt maar zonder kaart plaats nemen in een der snel op elkander volgende treinen, die meestal stampvol loopen, zoodat er veeltijds geen staanplaatsje onbezet blijft. Van controle is geen sprake meer. Gewoonlijk telt elke trein 8 a 10 wagons, met lange banken ter zijde en een breed gangpad in 't midden, elke wagon plaats biedend aan minstens 50 personen. In het zoogenaamde harmonica-gedeelte tusschen de wagons staat de conducteur die met luider stemme de stations afroept en tegelijkertijd door middel van een luchtdrukmechanisme de schuifdeuren voor uit- en ingang opent en sluit Niet voor zijn pleizier. Dit reizen onder den grond heeft alleen dit voor boven andere gelegenheden, dat het „snel" gaat Maar daarmede is ook alles gezegd. Uit te zien valt er niet en voortdurend werpt het helle electrische licht in den wagon fantastische schijnsels op de duistere wanden van de rondgewelfde tunnel. Vele reizigers lezen een courant, zoo lijkt 59 het ten minste, of bekijken de plaatjes. Gelukkig heeft men er geen last van rook, smook of roet omdat alles electrisch gaat, en weinig of niet te klagen over de lucht. Dat er kwalijk valt te praten, laat zich denken. Het voortdurend gerommel en geratel van de vele wielen op de spiegelgladde rails weerkaatst tegen de steenen wanden, maakt het spreken of liever het „elkander verstaan", schier onmogelijk. Voor zijn pleizier gaat men dus niet met de Sub rijden, en men heeft de zakenmenschen uit de bovenstad, die tweemaal daags een half uur en langer onder den grond doorvliegen, waarlijk niet te benijden, allerminst in heete zomers, wanneer de zengende zon de straten blakert en 'de thermometer in de schaduw meer dan 100 gr. aanwijst. Dan kan het er erg benauwd zijn, en de groote electrische waaiers die er werken, vermogen slechts weinig verfrissching aan te brengen. De warme dagen zijn voor de S u b arme dagen wat het aantal reizigers betreft, want dan richt het verkeer zich meer naar de elevated railway of bovenbaan, waar men lucht en licht heeft en vrijer kan ademhalen. Men heeft hier vrijwel dezelfde contrdle als bij de Sub, ook eigen entree's of opgangen, doch deze zijn gemakkelijker te vinden. Om het publiek het vermoeiende klimmen en dalen te besparen, heeft men bij de metro (ondergrondbaan) te P a r ij s, liften in gebruik, die een 50 personen tegelijk naar boven of naar beneden kunnen voeren, maar te N e w-Y ork, waar de stations 50 tot 75 voet hoog boven den beganen grond zijn te vinden, wat even zooveel trappen of treden zou zijn, heeft een vernuftig brein de zoogenaamde „beweegbare trap" uitgedacht, die alle bezwaren heeft weten te overwinnen. Deze trap berust op het systeem van het zoogenaamde „tapis roulanf", dat in de groote wereldbazaar van onzen Cooper teChicago nog dienst doet — hij was destijds een der eersten — en waarmede ook de rodel-baan, op onze kermissen wel bekend, hun klanten naar boven voert. De zich als 't ware automatisch opvouwende trap is veiliger en gemakkelijker te beloopen dan het „tapis roulant" en zij, die te ongeduldig mochten zijn om rustig te blijven staan, kunnen, hoewel rijzende, tevens nog van eigen krachten gebruik maken, door gewoonweg opwaarts te klimmen wat den gang naar boven bespoedigt. 't Heeft ons ten zeerste verwonderd, dat de lieve jeugd die beweegbare trappen met 60 rust laat, omdat ze zich zoo uitstekend leenen voor glij- en klimpartijen. Mogelijk is de politie ginds strenger of wel de jeugd anders dan hier, want voor onze jeugd zouden ze stellig een punt van groote attractie zijn. Geen licht zonder schaduw. De luchtspoorwegen zijn van groot algemeen belang, maar geen licht zonder schaduw. Zij ontsieren de stad, maken een helsch lawaai, verontrusten de naaste omgeving, belemmeren velen het uitzicht en benemen sommigen de halve lichtschepping. De vele en sterke pijlers, waarop de baan rust, werken bovendien nog storend op de gewone passage en de veiligheid hoort men niet roemen. Wat dit laatste betreft staat de elevated railway in kwaad gerucht. Tijdens mijn verblijf zijn er nog twee hoogbaantreinen op elkander geloopen, bij welk déraillement eenige passagiers gedood en velen gekwetst werden, terwijl het verkeer eenige uren moest worden stopgezet Wat zulk een stopzetting beteekent op een baan waar anders steeds volle treinen met een paar minuten tusschenruimte elkander passeeren, daarvan kunnen wij ons in ons rustig landje kwalijk een voorstelling vormen. De Trolley-Car. Veiliger dan het spoor in de lucht is de T r o 11 e y-C a r op den beganen grond, die trouwens ook minder snel gaat. Men heeft ze in soorten, die trammen van diverse met elkander concurreerende maatschappijen. Op de meeste wagens staat voorop met groote letters geschilderd: S a f e t y first vóór allesveiligh e id! Door heel Amerika kan men die woorden lezen op deze vervoermiddelen. Ook staat er gewoonlijk bij de intree nog: Have your money ready!, dat is: Heb je geld klaar! want bij 't instappen moet men den conducteur passeeren, die geen kaartjes afgeeft, maar slechts heeft toe te zien, dat de n i c k e 1 geworpen wordt in een daarvoor bestemde glazen bus. Vaak telt hij meteens en ziet men op een cijferbord, dat voor aan de tram is gehangen, de cijfers verspringen, welke het getal passagiers aangeven. Ook klinkt er dan telkens een belletje. Op sommige lijnen is de contröle nog weer anders ingericht. Daar hanteert de conduc- 61 teur een knlpmachine, die telkens belt, wanneer hij er een knip mee geeft in een genummerde strook, die zich zelf in het apparaatje op- en afvouwt. Het publiek krijgt dus ook hier geen kaartje, doch controleert zelf den conducteur. ' De open trams. Bij de open trams beweegt de conducteur zich langs de treeplank en trekt bij elke betaling aan een staaldraad die boven langs den wagen is gespannen en werkt op het cijferbord. Gelijke contróle dus als boven. In de eerste dagen van mijn verblijf te N e w-Y ork heb ik mij eens aan dien draad vergrepen en ongewild de heele contróle in de war gestuurd. Stappend op een overvolle tram, waar ik aan den buitenkant nog een staanplaatsje had weten te veroveren, hield ik mij vast aan genoemden draad en bij elk schokje versprong er een cijfer en klonk het belletje. Bi had er geen erg in en onbewust van schuld zag ik vreemd op tegen het dreigend gebaar waarmede de conducteur vanaf het achterbalcon op mij toekwam. Ik maakte toen mijn excuses en hij begreep onmiddellijk dat ik een vreemdeling was. Al doende leert men, dacht ik en 't is mij niet weer overkomen. Voor den goeden gang van zaken is het bij de straattrams regel, steeds achter in te stappen en vóór het rijtuig weer te verlaten, terwijl er geen sprake is van fooien. Het vierde groote middel van vervoer is de Ferry-boot of veer-boot welke een druk en geregeld verkeer onderhoudt tusschen het eigenlijke N e w-Y ork en de aan weerszijden gelegen voorsteden Brooklyn en Hoboken. Sedert de S u b-w a y onder de breede H u d s o n door gaat, is het passagiersverkeer over deze rivier sterk afgenomen, doch het getal voertuigen en automobielen even sterk toegenomen. De f e r r y 's zijn enorm groote platboomvaartxugen, log en breed van vorm. Over de volle lengte in het midden hebben de rijtuigen plaats te nemen, de zijden en de bovendekken zijn voor het publiek, dat zich tijdens de overvaart bij de luxueus ingerichte buffetten van alles kan verschaffen. En ook de schoenpoetsers en courantenventers maken op deze booten goede zaken: Den kapitein en de stuurlui komt men niet te zien, die hebben op de commandobrug volop werk met den uitkijk, want het is ver- 62 bazend druk daar op de rivier en eene aanvaring zou in hare gevolgen niet te overzien zijn. Van ongelukken hoort men echter hoogst zelden. Aan de beide oevers, waar de ferrybooten af- en aanvaren, bevinden zich groote wachtkamers, waar plaats is voor honderden passagiers, die hebben te wachten op de opening der groote hekken tot de aangekomen passagiers van de andere zijde der rivier langs een anderen weg den steiger 'hebben verlaten. Nu we hier de passage bespreken over de breede riviermondingen, willen we even de aandacht vestigen op de zeldzaam groote bruggen welke het Mahhattan-eiland of het eigenlijke N e w-Y ork met de voorsteden verbinden. De oudste en ook de grootste is de Brooklyn Bridge. Reeds in 1870 is aan den bouw van deze brug begonnen en er is dertien jaar aan geWerkt Dit wetende behoeft het niet te verwonderen, dat de bouwkosten van deze brug ruim 21 millioen dollars hebben bedragen. Dus over de 50 millioen guldens en dat voor één brug. Men staat verbaasd over zulke bedragen, maar meer nog over de passage, wanneer men weet dat een vijfmaal honderd duizend voetgangers deze brug eiken dag passeeren en dat de trammen en treinen die er over gaan, nog even zooveel passagiers vervoeren. Het is nauwelijks te gelooven, dat er eiken dag meer dan 10.000, trammen en treinen over deze eene brug rijden. De brug zelf. De brug heeft eene lengte van bijna een half uur gaans, eene breedte van bijna 30 meter en bestaat uit vijf afdeelingen. In het midden is een breede weg uitsluitend bestemd voor de voetgangers. Aan de beide zijden er naast vindt men de spoorlijnen voor trein en tram en geheel aan den buitenkant ter weerszijden twee breede wegen voor auto- en wagenverkeer. De brug ligt niet over het water, steunende op de beide oevers, gelijk deze of gene licht zou denken, maar hangt zeer hoog in de lucht aan vier zware kabels van ijzer of staal, welke ieder eene doorsnede heb-, ben van 40 c.M. Dat is eene aanmerkelijke, dikte en deze laat zich wel verklaren als men weet dat elke kabel bestaat uit ruim 6000 afzonder- 63 lijke, maar kunstig dooreen gevlochten metaaldraden. Aan elk der zijden van de brug loopt één en in 't midden loopen twee dier kabels, welke alle steunen op en bemetseld zijn in den top van de twee zeer hooge en zeer zware frontstukken welke aan weerszijden van den oever dertig meter diep uit den bodem zijn opgetrokken en evenals de sky-skrapers rusten op caisson-fundamenten en een hoogte hebben van 84 meter. Meer dan tweemaal zoo hoog dus als de Oldehove of een gewone dorpstoren. . De vier zware kabels, wier uiteinden aan beide oevers stevig zijn vastgeankerd in den rotsachtigen bodem, loopen alle evenwijdig van het eene hooge frontstuk naar het ander, zóó dat ze in 't midden het vlak van de brug bereiken en dus groote bogen vormen naar beneden. De brug zelve daarentegen maakt een kleiner boog naar boven, zoodat ze in 't midden 41 meter boven den waterspiegel hangt en aan de oevers slechts 36 meter. Zulks in verband met de drukke scheepvaart op de rivier beneden, die ongehinderd haar gang kan gaan en dus van geen bruggenlast weet zooals in Friesland. Men bedenke, dat de brug bestaat uit drie spanningen; de middelste spanning, die boven de rivier hangt, is ruim 500 meter lang, terwijl de buitenste spanningen ieder nog tweemaal zoo lang zijn en bijna onmerkbaar stijgen. Een vernuftig brein. Het moet al een vernuftig brein zijn geweest met durf om zulk een bouwstuk te ontwerpen en te durven uitvoeren. Van deze zoogenaamde suspensio n-brug is John Roebling de ontwerper geweest en hem werd ook de uitvoering opgedragen, doch tijdens den bouw heeft de onverbiddelijke dood zijn levensdraad afgesneden, zoodat hij het grootsche werk onvoltooid heeft achtergelaten. Zijn zoon, die hem reeds behulpzaam was, is toen geroepen om den bouw te voltooien, doch kort na diens optreden als chef, werd hij bij 't optrekken van een der pijlers door een ongeluk getroffen, zoo ernstig, dat hij niet meer bij den arbeid tegenwoordig kon zijn en zijn leven lang invalide is gebleven. Hij heeft zich toen aan den oever een huis laten bouwen en van daaruit heeft hij, gewapend met een sterk vergrootenden verrekijker, toch de werkzaamheden nog kunnen leiden en heel den bouw verder kunnen 64 dirigeeren, die tot een goed einde is gebracht. De goede uitkomst in verband met de wondersnelle uitbreiding der stad leidde dra tot den eisch om meer bruggen, en zoo zijn er thans reeds vier, die het drukke centrum der stad verbinden met de voorsteden. Zij zijn nagenoeg van dezelfde afmetingen en fabelachtig hoog zijn natuurlijk ook weer de bouwkosten van deze reuzenwerken. De Williamsburg-brug is de langste hangende brug niet alleen van Amerika, maar van heel de wereld, zegt men ginds, terwijl de twee andere bruggen al weer van nieuwer vinding zijn in zoo verre, dat het dubbeldek-bruggen zijn, d. w. z bruggen met twee verdiepingen. Feitelijk zijn het dus twee bruggen boven elkaar, die hangen aan dezelfde kabels en steunen op dezelfde pijlers. De bouw van deze dubbeldeks-bruggen is er op berekend, dat elke brug kan dragen 250 Pullmann-wagens met 30000 passagiers, 300 tramwagens met 15000 passagiers, 2000 vrachtwagens en automobielen met 10.000 bestuurders en inzittenden en bovendien nog 100.000 voetgangers. Dat gewicht van alles en allen met elkaar is in één woord fabelachtig. Hoewel zoo'n opsomming van dorre cijfers uit den aard der zaak ietwat droog is, spreken die cijfers toch sterker, dan de krachtigste woorden, die men er voor zou kunnen bedenken. Zij vermogen nog het beste eenig idee te geven van de reusachtige afmetingen en geweldige capaciteiten van deze wereld-bouwwerken, zoomede van 's menschen machtig kennen en kunnen. Al deze kunstwerken dateeren van de laatste veertig jaren en zijn een natuurlijk gevolg van de omstandigheden. Het is zoo waar gezegd dat „nood leert vinden". De snelle en groote uitbreiding der stad eischte meer en sneller middelen van verkeer. De trage ferry-booten, hoewel die ook thans nog in eene groote behoefte voorzien en niet gemist kunnen worden, konden op lange na niet meer aan de nieuwe verkeerseischen beantwoorden en toen de nood al meer en meer klemde, werd de „hangbrug" uitgedacht, waar men het thans niet meer zonder zou kunnen stellen. Avond-amusementen. Wat ons Mem-stedelingen te New-York 65 opvalt is, dat het verkeer aldaar nacht en dag rusteloos doorgaat. Nimmer behoeft er met eenige bezorgdheid gevraagd te worden „wanneer' de laatste tram of trein gaat, om de eenvoudige reden, dat er geen „laatste" is. New-York slaapt nooit, althans niet in het drukke verkeer-centrum, waar diverse zaken worden gedreven, die nimmer sluiten. In de avonduren concentreert zich de grootste drukte in de Broadway, tusschen de 32ste en 43ste straat, en wel in de buurt van de T i m e s-s q u a r e, waar het bekende dagblad van dien naam een torenhoog gebouw heeft doen verrijzen. Hier is de buurt der theaters en groote hotels, der restaurants, artisten-cabarets en bioscopen. De laatste noemt men in A m erika photo-plays en meer nog moving pictures of kortweg movies. Tusschen deze inrichtingen vindt men ook de goedkoopere eet- en drinkgelegenheden: de automaten, de Childs, de cafeteria's, de drug-stores en bars. Het avondleven is ginds geëvenredigd aan de rustelooze drukte van den dag en de plaatsen waar uitgerust kan worden van de dagelijksche vermoeienissen en de gespannen geest afleiding kan vinden, zijn dan ook vele en velerlei. Eerstens heeft men dc theaters en café-chantants. De bouw en inrichting van deze is ginds vrijwel gelijk aan die in onze Europeesche hoofdsteden, doch wat er vertoond wordt is veeltijds grooter en grootscher, luidruchtiger en geweldiger of hoe men dat maar noemen wil. Over het algemeen — lofwaardige uitzonderingen daar gelaten, — verlangt men geen hooge of intieme kunst, die in stilte genoten wordt, maar geeft het groote uitgaande publiek de voorkeur aan éclatmakende vertooningen. Men eischt bij wijze van spreken tastbare waar voor zijn geld. Hoe meer artisten er te gelijk op het tooneel verschijnen, hoe liever. Er moet maar leven en beweging zijn, veel omvattende tooneelen die boeien door kleur of klank of wel door het vertoon der spelers zelf. Die „Shows" welke het meest doen denken aan onze „revues", zijn ginds het drukst bezocht. Vmdingrijk is ginds de tooneel-techniek. In die kunst heeft men het in Amerika verbluffend ver gebracht Ongetwijfeld geeft 66 het Hippodrome, op den hoek van de 6e avenue en de 43e straat „the greatest show in the w o r 1 d" d. w. z. het grootste schouwspel ter wereld. De prachtige zaal biedt plaats aan bijna 7000 bezoekers en is veeltijds geheel uitverkocht. Naar ons begrip, zijn de toegangsprijzen niet goedkoop. Het zoogenaamde schellinkje wordt daar met een dollar betaald en een plaats in parterre of loges kost al gauw 10 a 15 gulden. Verbazend is het dan ook, wat men daar te zien krijgt voor zijn geld. Dat is in vele opzichten „onovertrefbaar", zullen we maar zeggen, al is dat natuurlijk bij wijze van spreken. Het tooneel heeft afmetingen zoo groot, dat een 500 spelers ef zich tegelijk op kunnen bewegen. Aan het slot van een revue ziet men ze bij twintigtallen tegelijk te voorschijn komen uit de verschillende coulissen en zeer correct weten al die scharen zich in een oogwenk Op te stellen en eene apotheose te vormen, die, sterk door zoeklichten van sprekende kleuren belicht, doet denken aan een sprookjes- of tooverwereld. De eerste maal dat ik het Hippodrom e bezocht gaf het programma voor de pauze een groote Show, aangekondigd onder den niet zeer weidschen titel: Hip, Hip, Hoorahl Daarna liet Sousa, een ook in ons land bekende componist en dirigent, zich met zijn orkest hooren en ten slotte kregen we een echt ijsballet in grootschen stijl: Flirting at St Moritz. De show bestaat uit een aaneenschakeling van eenige eerste klas café-chantant-nummers, die elkaar bij open doek afwisselen en snel op elkander volgen. De aandacht van het publiek blijft dus voortdurend gespannen en evenals indertijd bij Barnum en Baily hier te lande, ziet men meermalen twee troepen tegelijk op hetzelfde tooneel hun kunsten vertoonen. Minder juist is het evenwel van „open doek" te spreken, want het tooneel wordt niet afgesloten van de zaal door een groot doek of gordijn, maar door een brandvrij scherm, dat in den grond verdwijnt. Bij den aanvang van een bedrijf gaat dus het scherm niet „op", maar „neer" en ziet men 67 dus eerst 't hoofd der spelers en niet de voeten, gelijk men hier gewoon is. Het tooneel is rond, en het scherm dus ook rond gebogen. Zoo van buiten gezien gelijkt het veel op een grooten gashouder. Door dat het cirkelvormige tooneel kan draaien, gaat met nieuwe tooneelschikkingen geen oogenblik verloren. In een oogwenk ziet men een gansch ander tooneel. Het slot-effekt der apotheose bij deze voorstelling was verrassend. Meer dan honderd vlugge ballet-danseressen hadden zich fluks op den rand van het rijzende scherm neergezet en gingen zoo mede de hoogte in, onderwijl het enthousiaste publiek gracieus toewuivend en dankend met handkusjes voor de getoonde belangstelling. Sou sa was verschenen met zijn orkest van ook minstens een honderd man, in hagelwitte matrozen-pakjes, alles echt militair. Hij werd af en toe stormachtig toegejuicht en dat men daar oor voor had, bleek onmiddellijk uit de aanwakkerende kracht van al die blaas-instrumenten, die zich meermalen als een storm lieten hooren. Overweldigend sterk was deze muziek en toch niet t e sterk of hinderlijk, in een ruimte van zulk een zaal, waar eenige duizenden bezoekers, ruim en breed gezeten, genoten van een groot ijsfeest, dat in optima forma werd opgevoerd, zoo kunstig, of liever zoo natuurlijk, alsof men het bijwoonde in het bergland zelf. Het ijsfeest te St. Moritz. Zooals gezegd, moest dit slotnummer, dat ongeveer een uur duurde, eene nabootsing zijn van een ijsfeest te St.-Moritz, dé be kende winter-sport-badplaats in Zwitserland. We hebben er op het tooneel eenige Noren zien schaatsenrijden, zoo natuurgetrouw, als was het op een van onze Friesche ijsbanen geweest. Zelfs werd er een echte wedstrijd gehouden door drie elkaar bekampende rijders, die vliegensvlug de bochten wisten te nemen en enthousiast werden toegejuicht. Vervaarlijke toeren hebben we zien uitvoeren in hoog- en ver springen op schaatsen. Bij één der sprongen lagen er zes groote vaten naast elkaar, die met andere vaten pyramidaal waren opgestapeld en in volle vaart vloog een rijder er 68 over en kwam weer op zijn beenen terecht. Wij zaten te ver van het tooneel om een gissing te durven wagen vin de hoogte en lengte van zulk een sprong in meters uitgedrukt, zeker was het een schier ongelooflijke prestatie. Zoo was er ook een kunstrijder, die geblinddoekt door een labyrinth of doolhof van flesschen zijn krommende banen had af te leggen. In al die flesschen zag men kaarsen branden, wat het effect niet weinig verhoogde. Een heelen tijd heeft de kunstenaar zich daar bewogen met verrassende zwenkingen. Nu eens op zijn linker- en dan weer op zijn rechterbeen, in alle richtingen, zoowel vóórals achteruit, zonder ooit een flesch aan te raken. Wiskunstig zeker wist hij zijn weg te nemen en het spreekt, dat een verbazende oefening aan zulke kunsttoeren moet zijn voorafgegaan. Het pakkende slot Ten slotte kregen we een groot feest op het ijs, waar oud en jong zich vermaakte en schik had in de pret. Op den voorgrond zagen we wel een dertigtal paartjes lustig langs de ijsbaan zwieren en gracieuze walsen uitvoeren, terwijl anderen op den achtergrond tegen de berghellingen, die natuurgetrouw waren nagebootst elkander bekampten met sneeuwballen, zich vermaakten op glijbaantjes of aandachtig stonden te luisteren naar het Kur-orkest, dat in eeh der hoeken van een eigen tent een vroolijke wals speelde. En toen de avond begon te vallen te St.-Moritz, zag men gesta" dig meer lichtjes verschijnen, die schitterden uit de vensters der huizen op de bergen en werden ook dra de lantaarns langs de ijsbaan ontstoken, wat de lustige pret der menigte nog verhoogde. Eindelijk zag men hier en daar electrische lampions ontsteken, zoowel onder de rijders als onder de toeschouwers die rond de baan stonden geschaard; gestadig kwamen er meer, teeken dat het uur van scheiden naderde en allen huiswaarts zouden keeren. Onder de helle stralen van al die lichten en de schelle tonen van de muziek ging het scherm omhoog en daarna werden de deuren geopend en na een paar minuten hadden al de 7000 bezoekers zich opgelost in de straatdrukte buiten. De Bioscopen in Amerika. De attractie der Bioscopen in Amerika is zoo mogelijk nog grooter en algemeener dan die der Shows. De gebouwen, 69 waarin de „Movies" hunne voorstellingen geven, gelijken somtijds ware paleizen. Zoo hebben de kosten van het „Strandtheatre", speciaal ingericht voor de zoogenaamde „levende beelden" meer dan een millioen dollar bedragen. Er is plaats voor 3500 toeschouwers en volgens 't programma had het gemiddelde bezoek per dag gedurende de beide eerste jaren van zijn bestaan 12500 personen bedragen. Dit maakt een bezoek van ruim 9 millioen menschen in twee jaar tijds. Tegen een entree van gemiddeld een halven dollar de persoon, schijnt het al weer een zeer rentegevende onderneming te zijn. Over heel Amerika trouwens maken, de bioscopen beste zaken. De film-industrie. De film-industrie hééft ginds dan ook een groote vlucht genomen. Het is een geheel aparte of op zich zelf staande industrie geworden, die zich vooral in het verre westen van Amerika, speciaal in den staat Californië, heeft ontwikkeld en van zich doet spreken. Wij hebben aldaar onderscheidene werkplaatsen of ateliers bezocht, waar de films worden uitgedacht, opgezet en speelklaar gemaakt voor de bioscopen. Het is een zeer eigenaardig bedrijf, waarop we later terugkomen, wanneer we Universa 1-City, de „film-stad" bij uitnemendheid, in de buurt van Los Angel es bezoeken. Het nieuwste. Het „nieuwste" in Amerika is dat de millionairs aldaar zich een eigen bioscooptoestel aanschaffen. Een kodak of fotocamera is reeds te ordinair geworden. Zelf trekt de echte gefortuneerde Amerikaan er op uit om opnamen te doen ten einde daarop bij feestelijke gelegenheden zijn gasten als op iets extra's te kunnen onthalen. Zoo kan men herhaaldelijk in de nieuwsbladen lezen, dat mijnheer die en die op zijn buitenplaats diverse gasten, allen bij naam en toenaam genoemd, wat ook voornaam is, een feestmaal heeft gegeven, waar als slot „eigen" films werden afgedraaid, soms in de open lucht en soms ook m expres daarvoor gebouwde zalen. De „movies" trekken steeds publiek en werken tegen diverse prijzen. Bij de meeste is de entree vast 5 en 10 Am. centen, doch bij de meer deftige is de laagste prijs al gauw een halve dollar. En toch ziet men ook hier de menschen vaak in rijen wachten om toegelaten te worden. Hetzelfde programma 70 doet eenigen tijd dienst voor een steeds wisselend publiek, net als hier. Om de eentonigheid wat te breken van het .vermoeiende zien, en mede tot meerdere attractie, laat men ook ginds tusschen de pauze van twee stukken vaak zangers en zangeressen van bekende reputatie optreden, terwijl gewoonlijk goedverzorgde orkesten van soms wel een 20 a 30 man sterk de voorstellingen niet weinig opluisteren. Zoo blijft er wat leven in de brouwerij van de zoogenaamd „levende" maar toch „stomme" beelden. ! i ! i De restaurants. Zeer druk bezocht zijn ook de meeste restaurants. De Amerikaan en speciaal de New-York-bewoner, eet vaak niet thuis, eendeels wegens het gemis aan dienstboden, anderdeels omdat hij dikwijls zoo ver van huis is. Bovendien verblijven er steeds vele vreemdelingen te New-York, die op de restaurants zijn aangewezen. Deze zijn er dan ook in soorten, niet alleen wat de prijzen betreft, maar ook naar de inrichting en het systeem van bediening. Wij deelden vroeger reeds mede, dat de meeste hotels gelijkvloers restaurants exploiteeren en dat er bovendien in de sous-terrains nog zoogenaamde grill-rooms worden gevonden, waar het wat gezelliger en ook iets duurder is. Het werkwoord grill beteekent „roosteren" of „braden", aldus zal de grillroom oorspronkelijk wel de plaats zijn geweest waar speciaal geroosterd vleesch werd bereid en ter beschikking van de gasten gesteld. Aan de Broadway, ter hoogte van de 50ste straat, is nog een restaurant, zeer smal en diep, waar men de jeugdige varkentjes en het pluimvee nog ziet roosteren. Gelijk we hier in de poffertjes- en wafelkramen den kok boven het knetterende en walmende haardvuur het kermisbanket zien omkeeren en draaien, ziet men ginds eenige koks bezig met het bereiden van diverse vleeschspijzen. Heel handig laat men het gebraad om een spit draaien en gedurig prikt de kok met lange metalen pennen, glinsterend van de olie en het vet, om te onderzoeken of het vleesch voldoende geroosterd is Af en toe snijdt hij er ook nog een reepje uit als „proef", ten einde Zeker te zijn. dat het pasklaar is voor het gebruik. Zoo ging 't oudtijds ook in Friesland, en zulk een draaispit, waaraan hier vleesch 71 en gevogelte, vooral kalkoenen, ganzen en ander wild, geroosterd werd met heerlijk bruine korst, vindt men nog geheel volledig in het Friesch Museum van Oudheden te Leeuwarden. Natuurlijk waren in genoemd restaurant te N e w-Y ork ook wel andere schotels te krijgen, maar een portie geroosterd varkensvleesch of een gebraden ganzenbout genoten toch verre de voorkeur. Daaraan dankte het zijn renommée. De Childs. Zeer goed en zeer goedkoop kon men ginds terecht in de C h i ld s, aldus geheeten naar den eigenaar, die tal van restaurants exploiteert in de Oostelijke Staten van Amerika. Wat D u v a 1 in Parijs en Lyons in Londen is, dat is C h i 1 d voor half A m e r ik a. Alleen te N e w-Y ork drijft hij meer dan vijftig zulke zaken, alle even proper en netjes en bovendien goedkoop. Het kaartsysteem of bediening door meisjes. In sommige dezer inrichtingen heeft de bezoeker zich zelf te bedienen, doch in andere wordt men bediend door meisjes, geheel in 't wit gekleed. Bestelt ge bij een meisje, dan schenkt ze u een glas ijswater in en in een ommezien staat het gewenschte voor u. Ze geeft u een kaartje, waarop diverse bedragen zijn gedrukt, in veelvouden van 5 Am. centen opklimmend tot een paar dollar. Telkenmale als zij u iets brengt knipt zij den prijs daarvan in deze kaart, welke bij het verlaten der zaal aan de cassa bij den uitgang moet worden getoond, waar de betaling geschiedt Geen keliners, maar eigen bediening. In vele dergelijke zaken, welke in Californië dan cafeteria's genoemd worden, is het publiek geheel op eigen bediening aangewezen. Op deze wijze heeft men geen keliners noodig en wat hierop uitgespaard wordt kan aan spijzen of prijzen ten goede komen. Stel u voor een heel lang buffet, soms wel een 50 meter lang, daarachter tal van koks, die allen diverse groote pannen en potten voor zich hebben staan. En voor of langs dat buffet een hek, zoodat er een gang tusschen blijft. De bezoekers, die iets wenschen te bestellen aan het buffet hebben in volgorde plaats te nemen in deze gang. Bij uw entree neemt ge een groot presenteerblad, die er gereed staan voor de bezoekers. Even verder staan de borden en vindt 72 ge lepels, vorken en messen. Dan komen de uitgestalde spijzen en lekkernijen, waarvan ge u kunt bedienen, al naar het u lust. Sommige dier gerechten staan vaak nog in groote tinnen pannen met een zacht vuurtje er onder, want het is een warm maal, dat ge krijgt Heel de volgorde der spijzen langs het buffet is zooveel mogelijk gericht op den gewonen loop van een normaal of volledig diner: Eerst soep, dan voorspijsjes, vervolgens visch, vleesch, aardappelen, groenten, naspijzen, puddings, ijs en vruchten. Al deze gerechten krijgt ge des verlangd successievelijk op uw presenteerblad, terwijl ge inmiddels langzaam zijt opgeschoven en naar hartelust beladen aan het einde van de gang verschijnt, waar een vlugvaardige cassa-juffrouw gereed staat voor de betaling, want het is geld bij de viscb. Wondersnel constateert zij het getal schotels en de prijzen, telt zwijgend op en noemt u de kosten. Na betaald te hebben zoekt ge zoo mogelijk een rustig plaatsje in de zaal, liefst niet te ver van het buffet, omdat ge nog steeds beladen zijt met het volle presenteerblad en zijn brekende waar, en het niet ieders werk is daarmede handig te manoeuvreeren. Is de last ter plaatse, waar papieren servetten u ten dienste staan en zuiver drinkwater gemakkelijk te bekomen is ,uit de overal aanwezige koud-water-kranen, dan zet ge u neder en mocht ge ten slotte nog iets verlangen, dan begeeft ge u opnieuw naar het buffet en doet nogmaals hetzelfde gangetje. In andere gelegenheden krijgt men bij den ingang een kaart, waarop de prijzen zijn gedrukt en knipt de kok die achter het buffet de spijzen geeft, den prijs van elk gerecht dat ge kiest in de kaart die men bij het verlaten van 't buffet weer heeft te toonen en te verrekenen. In geen dezer zaken betaalt men ooit aan keliners of koks, maar steeds aan de cassa, waar veeltijds nog een uitstalling is van sigaren, sigaretten, gum en chocolade. En vast vindt ge daar een bakje met tandenstokers. Nog eenvoudiger. Somwijlen gaat het nog primitiever, dan boven vermeld en is niet alleen de bediening maar zijn zelfs de tafels en stoelen uitgespaard, om ruimte te winnen. Stel u nu voor een groote toonbank in langwerpigen hoefijzervorm, met vaststaande hooge krukken in 't rondom, waarop de bezoekers kunnen plaats nemen. In 't midden loopen eenige koks of keliners rond, die de be- 73 stellingen met luider stemme afroepen. Het keukenpersoneel, dat aan 't benedeneind der zaal haar territorium heeft, schuift dan het gevraagde door een loket en onmiddellijk is het zonder omslag ter verlangder plaatse. Over 't algemeen zijn de spijzen hier zeer goed en goedkoop en gaat de bediening zeer vlug, wat voor velen, die haast hebben, een punt van belang is. Niet gezellig. Gezellig is het in geen van al die inrichtingen, de een bemoeit zich zelden met den ander, enkelen lezen nog wel eens een courant, maar de meesten spoeden zich weg even haastig als ze gekomen zijn. Te Los Angeles aan de P acific-kust herinner ik mij een dergelijke affaire, die gedreven werd in een zaaltje dat met recht een pijpenla kon heeten, want het had eene breedte van niet meer dan 4 meter en het was wel een 60 meter diep. Er was maar een toonbank en langs die bank stonden de krukken zoo dicht mogelijk naast elkander. De bedienden konden er zich even moeielijk bewegen als de bezoekers. Niettemin was het er vol en ging alles zeer ordelijk en precies. Dat pijpenlaadje leek mij een echt goudmijntje te zijn. Oppassen is de boodschap. Zelden ontdoet men zich in dergelijke restaurants van hoed of jas. Het kan, maar het is vrij gevaarlijk. Aan de wanden van menig restaurant staat steeds in sprekende letters te lezen, dat ieder voor zijn eigen kleeding heeft zorg te dragen, en dat de exploitant bij eventueele vermissing niet de minste vergoeding geeft Wel vindt men somtijds kapstokken, voorzien van een mechaniek zoo ingericht, dat de hefboomen zich volledig kunnen sluiten met passende sleutels er naast, om ze weer te kunnen openen, die men dan natuurlijk in zijn zak steekt. Het stelt eenigszins gerust maar voor een volleerden dief zijn uw overjas of hoed nog volstrekt niet beveiligd. Voorzien van zoogenaamde valsche loopers weet hij ook daar zijn slag te slaan en zich meester te maken van den begeerden buit. Daarom vindt men in de meer deftige restaurants steeds een garderobe-bewaker aangesteld, veeltijds een neger of Chinees, wien men tegen een genummerd bewijs zijn goed, 't zij jas, hoed, stok of parapluie in bewaring heeft te geven. Dat is verplicht en minstens hebt ge daarvoor als fooi te betalen een Am. dubbeltje. Wanneer ge, al is het zonder overjas of 74 stok, op één avond eenige gelegenheden mocht bezoeken zooals te Ne w-Y ork, dan hebt ge enkel voor uw hoed haast zooveel aan fooien te betalen als de heele hoed waard is. Geen tafels. Waar men geen bediening heeft langs het buffet en men toch de plaatsruimte der tafels in de zaal wil uitsparen, daar heeft men er heel handig wat anders op gevonden. Men ziet er de leuningen der stoelen zoo' breed uitloopen in den vorm van een tennis-racket, dat ze als tafeltjes dienst kunnen doen. Zelf haalt men zijn maaltijd aan het buffet, zoekt een stoel en heeft meteen een tafel, even geschikt voor het doel als een gewone tafel. Soms staan er ook nog lessenaars, waar men, als de stoelen bezet zijn, staande zijn maaltijd kan nuttigen, wat beter gaat dan men oppervlakkig wel zou denken. Automaten. Automaten, gelijk die veel in Europa worden gevonden, waar men slechts een geldstuk door een gleuf heeft te schuiven en op een knopje heeft te drukken om spijs, en een kraantje heeft om te draaien, om drank te bekomen, vindt men zeer weinig in Amerika. In heel New-York, dat ik volle drie weken'in alle rièhtingen heb doorkruist, heb ik maar een paar van die „zelfhelpers" gezien en dat is in verhouding tot de andere gelegenheden zoo goed als geen. In de bars. Ook in de bars, dat zijn de drinkgelegenheden, heeft men het „staan-systeem". Gezellige café's, waar de gasten welbehagelijk plaats nemen aan tafeltjes of zich7 scharen rond een noodigende leestafel, treft men ginds niet dan bij hooge uitzondering. „Staan" is ginds regel. De Amerikaan drinkt staande, soms leunende tegen of steunende op het buffet. De bezoekers staan vóór en achter het buffet ziet men den kastelein en zijn helpers druk in de weer met de bediening. Zij toonen een groote vaardigheid in het mengen der dranken, want klare brandewijn met suiker of Berenburg, zooals hier wordt er weinig gedronken. De Hollandsche „borrel" is er wel bekend, maar niet gebniikehjk. H o b o k e n, waar 't scheepsvolk zich ophoudt, maakt een uitzondering. Daar ziet men den „oude-klare" 75 in de welbekende kniiken wel geëtaleerd en aangeprezen, maar in de bars elders zijn het hoofdzakelijk wbiskey, bier of mixeddranks, welke in den regel gebruikt worden. Nu is de „oude klare" ginds, vanwege de invoerrechten, zeer duur, wel anderhalf a twee dollars de flesch en het bekendste merk daar is niet van Bols of Hulstkamp, maar van „de Kuiper uit R o tt e r d a m." Zelfbediening. Bijzonder is in de bars, dat de klanten zich zelf inschenken uit de flesschen die voor hen neergezet worden en kenmerkend Amerikaansch, dat zelfs de meest dorstige of zelfs aan den drank verslaafde bezoeker geen misbruik zal maken van het in hem gestelde vertrouwen. Nimmer zal hij zijn glas, een bekertje zonder voet, meer dan ruim half vol schenken. Die gewoonte wordt als wet opgevolgd. Bij een glas whiskey krijgt men steeds een glas water om den drank aan te lengen. Mede wordt er veel bier gedronken, maar het was thans geen Münchener, Dortmunder of Pilsenér bier, nu Duitschland niet kan exporteeren. Gemengde dranken. Gemengde dranken zijn ginds ook zeer in trek en de keuze daarvan is bijzonder groot. Zeer veel gebruikt men een Cocktail, zooals Manhattan, Bronx of Martin i-C o c k t a i 1, welke al mee van de bekendsten zijn, bestaande uit half Engelsche jenever, half Italiaansche vermouth, met nog een ietsje er door, 't welk dan 't „geheim" is van den „kastelein". Heel veel gedronken worden ook G i n-f i z z en S1 o eg i n-f i z z, dat is Engelsche jenever • met spuitwater, zoomede citroen met suiker en een toe'tje. Meer vreemd dan lekker is de mintjiulep, dat geschonken wordt in een glas, waarin dan reeds geplaatst is een takje van een plant, die veel groeit aan de kanten der slooten hier te lande en bekend is als pepermuntkruid. De drank is een soort jenever en smaakt sterk naar dit kruid.' Anders dan hier te lande. Al weer bijzonder klinkt het voor ons, dat men ginds in de bars gratis iets krijgt te eten bij den drank. Het lijkt iet of wat op de zouteballetjes of krakelingen, die men hier wel bij den borrel krijgt en op het zoete reepje bij een kop chocola. Maar 't is 76 ook'nlet meer dan „lijken", want ginds vinden de barklanten steeds een uitgebreide keuze van spijzen gereed staan, waarvan ze gratis kunnen profiteeren. Zoo ziet men op het buffet schilderachtig uitgestald: sandwiches, zout gebakken aardappelen, stukken ei, tomaten, augurken, olijven, krakelingen, kaas, komkommersla en mogelijk nog wel meer, alles ten dienste van den gaanden en komenden man, die zonder eenige controle kan nemen wat hem lust. In de kleinere zaken is een en ander iets meer bescheiden, maar toch vindt men ook daar vast augurken, komkommersla en vooral tomaten, naast zoute aardappelen met een enkele worst- of vleeschsoort. Dus een „hartlike flauwbyt" zouden we hier zeggen. De lunch. Zoo tusschen 12 en 2 uur kan men in de meeste bars 'n goede lunch krijgen. Soms betaalt men verplichtend 10 Am. centen, soms ook heeft men den kellner, dikwijls een Chinees, slechts een fooi te geven voor het eten dat hij u opschept en dikwijls kan men zelf maar uit den grooten pot gaan scheppen zooveel men verkiest De b a r houder vertrouwt op de bescheidenheid van zijn clienteele en 't moet tot eer van den Amerikaan gezegd worden, dat hij geen misbruik zal maken van de groote vrijgevigheid, waarover wij ons hier zouden verbazen. In de bars worden geen vrouwen toegelaten en dit schijnt over geheel Amerika een vast gebruik te zijn. Voorts is bij Wet uitdrukkelijk aan minderjarigen de toegang verboden. Gewoonten bij de betaling. Veeltijds Jegt men eerst een geldstuk op tafel, alvorens men bestelt. Meestal een heele of halve dollar. Zelden ziet men gepast geld neerleggen. Is men met vrienden binnengekomen, dan wordt als een vanzelf sprekend iets door één voor allen betaald. Over het algemeen is de Amerikaan zeer royaal en het „rondje" van een heel gezelschap al betaald, voor een vreemdeling er aan zou denken. Niet alleen in de bars, maar ook in de restaurants en grillrooms presenteert de kellner aan één uit het gezelschap de nota voor allen. Dit lijkt ons aanvankelijk wel wat vreemd, omdat we hier te lande gewend zijn, dat ieder zijn eigen vertering betaalt. Deze gewoonte hier is ginds wel bekend en er wordt om onze 77 dutch trade gelachen. De keliners hebben ginds dus veel minder „onthoud" en „gereken" dan hier, als ze een gezelschap van eenige personen hebben te bedienen. Opvallend is het ook, hoe bij het geven van een „rondje", sommigen geen drank nemen, maar eenvoudig een sigaar vragen. Geen loeien. Zoo ver ik heb kunnen nagaan, wordt in de bars nooit „getooid" en het heet, dat de echte Amerikaan zich beleedigd zou gevoelen, als men hem een fooi zou willen geven. „Dat wordt er in de laatste jaren niet beter op" hoorde ik zeggen. Al is het fooienstelsel ginds nog niet zoo systematisch ingevoerd als in Europa, toch schijnt het dien weg op te gaan. Voor een Amerikaan klinkt het al heel vreemd, dat b.v. de hotelrekening in Nederland meestentijds niet aan het bureau kan worden betaald, doch dat die door den Ober-kellner wordt gepresenteerd. Zelfs in een der meest moderne hotels, het bekende Centraal in Den Haag, ziet men de rekening wel opmaken aan het bureau, maar betalen kan men er niet. Als de nota klaar is, hoort ge een der klerken op het raam tikken, dat vestibule en restaurant scheidt en komt de Ober aandraven om ze te presenteeren. Waartoe die druktemakerij en dien omslag? Enkel en alleen om de fooi? En waartoe dient die fooi in dergelijk geval? De Ober toch heeft niets gedaan waarvoor de gast eenige verplichting heeft jegens hem. Hoe onzinnig dus! In sommige gevallen kan een fooi gerechtvaardigd zijn, maar in Europa en vooral in Nederland wordt het stelsel dikwijls veel te ver doorgevoerd. Zoo heb ik op mijn reis door heel Amerika nimmer aan trein- en tramconducteurs fooien zien geven; evenmin aan bedienden en keliners in bars, drug-stores en cafeterias, terwijl hotel-rekeningen, die men wekelijks op zijn kamer vindt, aan de c a s s a betaald worden, zonder eenigen toeslag! Wel geeft men geregeld fooien aan de bedienden in vestiaires, aan de negers in de Pullmann-cars, welke dan ook je schoenen poetsen, je kleeren schuieren en je verder gedurende de reis ten dienste staan; aan de portiers in de hotels, die zich met de verzending der bagage belasten, soms kaartjes koopen en dus den gast in vele 78 dingen behulpzaam zijn en aan de keliners in de deftige restaurants. In het Westen van Amerika wordt over 't geheel nog minder gefooid dan in het Oosten. Het fooien bij de Wet verboden. *V« ., In enkele Staten is het fooienstélsel zelfs bij Wet verboden: No tipping allowed ziet ge daar dan met groote letters aangekondigd. Zoo bepaalt de Staat Jowa bij eene Wet van recenten datum, die 4 Juli 1915 in werking is getreden, „dat iedere bediende van „eenig hotel, restaurant, scheersalon of an„dere publieke plaats, zoowel als ieder die „dienst doet bij een publiek middel van ver„keer, die een fooi aanneemt of daarom „vraagt, zich schuldig maakt aan „misde„m e a n o u r" — dat is: wangedrag, en „gestraft zal worden met eene boete van „minstens 5 en hoogstens 25 dol„lars of hoogstens eene maand „C o u n t y, j a i 1". Eenzelfde straf is bedreigd jegens hem, die een fooi tracht te geven, als tegen hem, die in zijn kantoor, salon of bar het n o tipping allowed niet duidelijk zichtbaar heeft opgehangen. De Staten Missisippi en ZuidCarolina hebben een soortgelijk fooienverbod en zelfs in de Wet „omschreven", wat feitelijk een „tip" is. Gemakkelijk is het niet om eene juiste definitie te geven van „eene fooi". Probeer het maar eens. En zoo is de omschrijving in bedoelde wetten ook bijna 40 regels lang, en is men het eerste al weer vergeten, voor men met de laatste regels bezig is. Tenslotte komt de definitie hierop neer, dat alles wat boven hetgeen werkelijk verschuldigd is, wordt g &■ vraagd of betaald, als fooi zal worden aangemerkt. Onnoodig is net misschien van de bars ten slotte nog te zeggen, dat sommigen ongekend luxueus zijn ingericht, zoo met schilderijen en beeldhouwwerken langs de wanden als met andere voorwerpen van kunst of luister. Eigenaardig. In een der bars te Ne w-Y ork vond ik de wanden geheel behangen met verschillende spreuken en raadgevingen, waarvan ik hier een paar laat volgen met de vertaling er naast: 79 A mann, who tells bis wife, all he knows, Don 't know anything. Een man, die zijn vrouw vertelt alles wat hij weet, Weet zelf heelemaal niets. Did you ever see a good sociable crowd around a pump? Zag je ooit een echt gezellig clubje rond een pomp? „Daarom moet je hier wezen, bij ons, waar de vroolijkheid te vinden is"', wil de barhouder zeggen. A wise old Owl lived in an oak-; The more he saw, the less he spoke, The less he spoke, the more he heard, Why Cann't we be like that old Bird? Een oude, wijze Uil woonde in een eik, Hoe meer hij zag, des te minder sprak hij, Hoe minder hij sprak, des te meer hoorde hij. Waarom Zijn wij niet als die oude vogel? „H oor veel en spreek weinig, want zwijgen is gou d". Deze wijze les uit den ouden lijd ziet men hier op origineele wijze uitgesproken en in beeld gebracht. The war will be settled abroad Don't Start anything here. Aan de overzijde wordt de oorlog wel uitgevochten, Wil je dus hier maar kalm houden. Zulk een vermaning is in een herberg zeker wel op haar plaats, evenals de volgende : lf you want to fight, go io Enrope; If you want to talk war, go to War! Als je vechten wilt, ga dan naar Europa. En wil je over den oorlog praten, ga dan zelf ten oorlog! Praktische raadgevingen! Act like a ferry-boat And come accross. Doe als een ferry-böot en kom terug. Dat wil zeggen: Kom hier vast weer of m. a. w. verzoeke gunst en recommandatie! 80 Uit die welke op den huidigen oorlog betrekking hebben, ziet men dat ze „u p t o date" zijn en geregeld worden aangevuld of vernieuwd, zoodat ze actueel blijven. De drug-stores. Een der meest druk bezochte plaatsen in Amerika is wel de „drogisterij-winkel", zooals de woordelijke vertaling luidt. In Europa kent men deze inrichtingen niet en wij kunnen ons voorstellen hoe de Amerikaan die bij komst alhier moet missen. Apotheken, gelijk die hier over 't algemeen op zuiver wetenschappelijken voet, zonder bij- of nevenzaken, zijn ingericht, kent men niet aan gene zijde van den Oceaan. Een drugstore is daar een winkel van, wij zouden haast zeggen: „van alles en nog wat" of wel van „allemans gading". Wij spreken slechts in 't algemeen, want diverse maatschappijen exploiteeren hunne inrichtingen elk op eigen wijze, dus verscheiden. Meest zijn het groote winkels met verschillende toonbanken, in dit opzicht overeenkomend met de groote bazaars. Eene der af deelingen van zoo'n drugstore is natuurlijk voor het artsenij-bedrijf. De chef daarvan, dien wij provisor zouden noemen, moet gestudeerd hebben en een academischen graad bézitten. Doch daarnaast is de afdeeling voor de huismiddeltjes en kwakzalverij, zooals men hier gelieft te zeggen. Verder vindt men er afdeelingen voor parfumerieën en odeurs — voor boekwerken en kantoorbehoeften — voor fotografie en grammaphoon — voor diverse zoetigheden — voor sigaren, sigaretten en tabak — voor galanteriewaren en snuisterijen en dan is de hoofdzaak van heel het bedrijf de ijs-gelegenheid. Aan de hagelwitte marmeren toonbank van deze afdeeling ziet men den ganschen dag door jong en oud, van beiderlei kunne, deftig en minder deftig, naast elkaar gezeten op hooge, meest vaststaande krukken, genietend van porties ijs, in groote verscheidenheid opgediend op bordjes of wel in breede glazen en dan vermengd met spuitwater, melk of koffie. Van de bedienden alhier wordt een groote bedrevenheid geëischt in het mengen en toebereiden der verschillende soorten. Vóór hem ziet men eenige. bussen, vaststaande op de toonbank, met diverse soorten ijs. Daarnaast flesschen met diverse siropen en vruchtenextracten, bakjes met ge- 81 droogde confituren, geraspte noten, gesnéden bananen enz.; en zoo heeft de bezoeker keuze uit zeker wel een 40 verschillende lekkernijen, van de eenvoudige ch o cola te-s un da y (veeltijds vanille-ijs met chocolade-vla daarover) tot de meest samengestelde mexican banan a-split, waarin ge licht eenige soorten ijs zult vinden, kunstig opgemaakt met confijten, stukjes banaan en andere vruchten. De prijs van de gewone s u n d a y is over geheel A m er i k a e en Am. dubbeltje en voor de fijne „split" betaalt men gewoonlijk een Am. kwartje. Van geklopte eieren weet men ginds ook allerlei combinaties te maken, als e g gphosphates en egg-caf é's, die zich inderdaad goed laten smaken en door een rietje worden opgezogen. Sommige drug-stores zijn tevens lunchroom en daar kan men dan ook plaats nemen aan tafeltjes. Echt Amerikaansch had eene Maatschappij deze tafeltjes weer benut voor étalage- of reclame-doeleinden en zag men onder het glazen blad der tafels uitgestald en geprijsd diverse artikelen, welke tot koopen uitnoodigen. Als gezegd, groote, gezellige café's of koffiehuizen, met uitzicht op de drukke straat en soms met vele rijen plaatsen er voor en langs de straat, gelijk in onze hoofdsteden, bestaan niet in Amerika. Het café-leven, gelijk men dat vindt in onze groote steden, zal men ook te vergeefs zoeken in Engeland. Waarschijnlijk is dit wel toe te schrijven aan den meer gereserveerden aard van den Engelschman, die, als hij zijne ontspanning buitenshuis gaat zoeken, zich liefst begeeft naar zijn eigen clubs, waar hij zeker is, eenige van zijn gelijken of geestverwanten te zullen ontmoeten. In Amerika is het evenzoo en geen wonder, want de Engelschman en de Amerikaan zijn aog het meest verwant aan elkander, sprekend een en dezelfde taal. De New-Yorksche Clubs. Zoo'n Club in de Nieuwe Wereld is eenigszins te vergelijken met een Sociëteit hier te lande. Het is eene vereeniging van personen met meer of minder strenge ballotage, waar vreemdelingen niet dan met introductie van een der leden worden toegelaten. Maar zoo'n Club is ook nog wat anders, namelijk een tweede tehuis voor menigeen. Het is dus niet alleen de plaats 82 waar de leden vóór of na tafel een gezellig praatje komen maken of een kaartje gaan leggen, zooals in ons land, maar tevens bestaat er in de meeste clubgebouwen gelegenheid voor logies en zijn er leden die aldaar vaste kamers hebben en dus inwonen. Het doel, dat aan een Club ten grondslag ligt, is van zeer verschillenden aard. Zoo zijn er Clubs die enkel het onderling gezellig verkeer willen bevorderen, doch dikwijls is het ook de politiek, de kunst of de sport, die de leden samenbindt. Evenals de eerste klas hotels in Ametika hebben ook de voornaamste Clubs luxe-gebouwen van enorme afmetingen, die zich niet met de Sociëteit-gebouwen hier te lande laten vergelijken. Zelfs niet met „de Witte Sociëteit" aan het Plein te 's-Hage, de eerste onder naars gelijken in ons land. Wij zijn' zoo gelukkig geweest in enkele der New-Yorksche Clubs geïntroduceerd te worden en hebben de Clubgebouwen dus niet alleen van buiten, maar ook van binnen kunnen bewonderen. Toevallig troffen we op zekeren avond den heer J. Kuiler, den bekenden vliegenier, de eerste onzer landgenooten, die het vliegbrevet behaalde. Deze had zijne kamers in de Lotos-Club en door hem zijn wij geïntroduceerd geworden en hadden daardoor gedurende ons verblijf in NewYork vrijen toegang tot het prachtige Clubgebouw, dat in de 55ste straat is gelegen. De Lotos-Club is,een der eerste en meest bekende Clubs te New-York en een harer eigenaardige gewoontên is om bekende persoonlijkheden, wanneer deze te N e w-Y ork verblijf houden, een feestmaal aan te bieden. Een dergelijke invitatie wordt ginds als eene bijzondere onderscheiding op prijs gesteld en zelfs de President van Amerika zal haar niet afwijzen. Van zulk een feestmaal wordt dan een bijzonder menu ontworpen, hetwelk alsdan door den hoogen gast wordt onderteekend, daarna prachtig geëncadreerd en in üe bar van het sous-terrain opgehangen als een blijvend „gedenkstukje". Dit geeft aan deze bar iets bijzonders en aantrekkelijks, doch ook het vertrek zelf is interessant, door zijn antieke balken-betimmering en donker eiken meubileering. De eerste indruk, dien men krijgt, doet onwillekeurig denken aan een „Duitsche Kneip", 83 maar nader beschouwd, is het toch heel iets anders en in menig opzicht «eer ongemeen. Ais bar vindt men ook hier de in Amerika gebruikelijke toonbank, waar de dranken staande genuttigd kunnen worden, maar in de zaal zelf had men tafels en stoelen en zelfs biljarten. Biljarten. Veeltijds vindt men in Amerika groote biljarten met zes zakken en «peelt men het zoogenaamde „stopsper. met naar ik meen een twaalftal ballen, aïle genummerd en van verschillende kleur. Onze zakkenlooze biljarten treft men er hoogst zelden aan, doch in de bar van de L o t o s-C lub stonden naast twee groote zakkenbiijarten "ook twee „carambole-biljarten" gelijk wij die hier hebben, waarop ik enkele malen heb zien spelen, doch heel hoog stond het spel niet. Ik geloof trouwens, dat over geheel Amerika zeer weinig carambole-biljart gespeeld wordt, en dat men daar zelfs kwalijk weet, wat eene cadrepartij beteekent. Maar des te handiger zijn zij, wanneer zij op hunne eigen groote biljarten aan het „stoppen" zijn. Biljart-zalen, zooals wij die overigens in ons land kennen, heb ik ginds niet aangetroffen, waarschijnlijk ook al omdat onze café's er al evenmin bekend zijn. Slechts in enkele „saloons" en dan meest in minder deftige wijken, zag ik soms een biljart staan, waar de glans van het nieuwe dan dikwijls ook al lang . af was. De Menu's, waarvan ik sprak, ziet men langs de wanden van de bar in smaakvolle wanorde opgehangen. Onder de handteekeningen dier kunstig uitgevoerde menu's vonden we die van Roosevelt, Taft en Wils o n, zoomede die van Hughes Voorts werden we gewezen op die van Li Hung Chang, welke destijds ook Nederland heeft bezocht en hier aan aen feestmaal mee had aangezeten. De bekende vredesapostel Wil Ham Stead, die is omgekomen bij de ramp van de Titanic, was hier ook als gast geweest en op het menu te zijner eere had hij met eigen hand nog een toepasselijk vers geschreven. Wat men er meer vindt. Gelijkvloers vindt men in het LotosClubgebouw onderscheidene zalen met een uitgezochte bibliotheek en afzonderlijke lees-, studeer- en speelkamers, terwijl op 84 de hoogere étages een feestzaal wordt gevonden, die een vorstelijk aanzien heeft, zoo rijk en kostbaar is de inrichting. Er hangen zeker wel voor een millioen gulden schilderijen aan de wanden en zoo het een naar het ander. Naar mij werd meegedeeld, zijn vele dezer stukken door de kunstenaars geschonken, die het wederom als eene onderscheiding beschouwen, dat hun werk in een dergelijk milieu een plaatsje waardig wordt gekeurd. Bovendien, aanzien doet gedenken en de kans bestaat, dat bij sommige leden het verlangen opgewekt wordt, om voor hunne particuliere collectie een stuk van denzelfden meester te bezitten. En dan voorts, „voor wat hoort wat", en zoo worden dergelijke kunstenaars ook wel eens vrijgesteld van het betalen van contributie, die soms nog al in de papieren "kan loopen. Er is plaats voor minstens een vijf .honderd personen in deze zaal, met nevenzalen, waar de leden dagelijks kunnen dineeren. De inwonende leden der Club hebben hier ook hunne privé-kamers. Andere Clubs. In de Knickerbocker-Club, die ik bezocht heb en waar de sport de band der leden is, bleek nij de luxe en het comfort nog veel /erder doorgevoerd te zijn. Men had er zelfs een eigen scheersalon en een prachtig marmeren zwembasin en ook een zaal met verschillende Zander- en gymnastiektoestelleo. Prachtig van buiten — ik ben er met in geweest — was ook het gebouw van de Metropolita n-C 1 u b, staande op een der mooiste punten van de 5e avenue, bekend als de Millionairs-Club en dus enkel open voor de ^eld-aristocratie"; in de nabijheid had men nog het U n i v e rsity-Clubgebouw, enkel toegankelijk voor hen die gestudeerd hebben en een academischen graad bezitten. De Nederlandsche Club. Dan zijn er nog verschillende natiën, die eigen clubgebouwen hebben, zij het dan ook op meer bescheiden leest geschoeid. Tot deze rubriek behoort dat van de Nederlandsche Club, staande aan het Gram ercy-Park. Het is een eigen gebouw, Waarin onderscheidene Nederlanders hunne vaste kamers hebben. Hier hebben we vele landgenooten gesproken, en Mr. A. W. Kamp, de bekende Nutsrede- 85 naar, is hier nog voor „de Hollandsche kolonie" opgetreden met veel succes. Onder het gehoor bevonden zich o. a. de Nederlandsche vice-consul, de heer Van Steyn Parvé en de heer Plantinga, een Fries van geboorte, mede aan het consulaat verbonden. Voorts eenige hooH-ambtenaren van de Holland-Amerika-lijn, Mr. Pincoffs, die al sinds jaren te New-York de rechtspraktijk uitoefent, de heer Van Stolk, dien we reeds op de Graan beurs hebben ontmoet, de heer Hann e m a, een zoon van den Secretaris-Generaal van Buitenlandsche Zaken, de Heeren Duys, groote importeurs, speciaal van Sumatra-tabak, en meer anderen. Een zeer eigenaardige Vereeniging, die evenwel geen eigen clubgebouw heeft, maar toch zeer bekend is te New-York is de Holland-Society of New-York. Deze werd opgericht in 1885 met het doel onderzoekingen in te stellen omtrent de eerste nederzettingen der Hollanders in NewYork en omgeving en op te sporenxen te verzamelen en des noodig te publiceeren alle documenten, archiefstukken, enz., welke op de geschiedenis dezer kolonisten en hunne afstamming betrekking hebben. Voorts op te richten een bibliotheek, waarin alles verzameld zal worden betrekkelijk „The Dutch" in Amerika en natuurlijk ten slotte om een naderen band te leggen tusschen hunne nakomelingen, van wie zeer vele thans hooge en voorname posities bekleeden. Lid dezer bijzondere Vereeniging kunnen alleen zij worden, die meerderjarig zijn, goed ter naam en faam bekend staan of zooals de statuten luiden, zijn „of respectable .standing in society and of good moral character". Doch benevens, en dit is wel het voornaamste, moet hij zijn „descendant in the direct „male line of a Dutchman who was a native „or resident of New-York or of the Ameri„can colonies prior to the year 1675". Dus enkel zij, die kunnen aantoonen, dat zij in de rechte mannelijke lijn afstammen van een Nederlander, die zich reeds vódr 1675 in New-York" of de Amerikaansche kolonie gevestigd had, kunnen voor het lidmaatschap in aanmerking komen. Bovendien wordt, gelijk bij meerdere Clubs aldaar, slechts een zeer beperkt aantal leden aangenomen en is dat getal bij de Holland-Society beperkt tot duizend leden. 86 De bijeenkomsten. Gewoonlijk komen de leden driemaal 's jaars bijeen. In het najaar houden zij een zoogenaamde „smoker", een rookavond, waar • een paar leden dan lezingen houden betrekkelijk onderwerpen, rakende het,doel der Vereeniging. In het voorjaar heeft het jaarlijksche diner plaats, terwijl de algemeene vergaderingen steeds gehouden worden op den 6 April, ter herinnering aan het „Verbond der Edelen", dat op dien datum van het jaar 1566 onder aanvoering van den Graaf van Brederode ten getale van 300 naar Brussel toog, om aan de Hertogin Margareta van Parma, stedehoudster van den Vorst dezer „Lage Landen", den gehaten F i 1 i p s van Spanje, het bekende verzoekschrift aan te bieden tegen de verscherpte Inquisitie en tot verzachting der zoogenaamde Bloedplakkaten. De Landvoogdes bleek zeer ontzet bij 't naderen dier indrukwekkende schare, doch een der hoofdmannen uit hare naaste omgeving troostte haar met te zeggen: Ce ne sont que des Gueux. Het zijn slechts Geuzen (bedelaars) en de Edelen werden minachtend afgewezen, doch hielden daarop een feestmaal en kozen zich den Geuzennaam tot een eeretitel. En de destijds geslagen en gedragen Geuzenpenning is thans nog het insigne van de leden der H o 11 a n d-S o c i e t y te N e w-Y ork. Het jaarlijksch diner wordt meestal gehouden in het Waldorf-Astoria Hotel, een der grootste Hotels te N e w-Y ork, en hoewel geen der leden — een enkele misschien uitgezonderd — Hallandsch spreekt of verstaat, is het een eigenaardige gewoonte om voor de spijzen op het menu steeds de Hollandsche taal te gebruiken, met de Engelsche en Fransche benamingen in kleiner letter er naast. , Curiositeitshalve vermelden we hier de benamingen zooals die voorkomen op het menu of de spijskaart van den 21 Jan. 1915. Het begint mei „Oesterhanestaarten", dan „aspergeroomsoep", vervolgens „mootjes van zeebaars met aardappeltjes en peterselie". Als bijzonder gerecht staat vermeld „Hutspot". Voorts „Kiekenvleuglen met duivelssaus, gestoofde doperwtjes in boter, gefantaseerde sorbet, Hollandsche patrijs, van de kastrol gebraden, kern van veldsla, Hollandsen vereenigingsijs, gebak en vruchten in soorten". Zelfs 87 het recept voor Hutspot vinden we op deze spijslijst vermeld, met de bijvoeging voldoende voor 12 personen. Wij laten dat recept hier volgen. Mogelijk zijn er lezeressen, die er belang in stellen. „Wasch twee pond vleesch van de schijf „gesneden, en opgesneden in blokjt ■, ter „grootte van een duim; laat die langzaam „koken in anderhalve pint water en een eetlepel vol zout. Voeg hierbij twee pond peen, „gewasschen en geschrapt, en in zeer kleine „stukjes gesneden, Na een uur langzaam „kokens voeg hierbij vier kleine gehakte „uien en laat 't geheel dan twee en een half „uur langer langzaam koken; voeg er dan „twee pond aardappelen bij in zeer kleine „stukjes gesneden. Laat het dan ongeveer „een half uur langer koken, maar pas op, „dat er water genoeg is om het aanbranden „te voorkomen. Als het geheel zeer zacht is, „giet het nat af en meng het overblijfsel „met vier eetlepels vol boter. Verdik en „kleur het nat, meng het dan met het kook„sel en dien het goed heet op". Bijzonder is nog, dat deze hutspot-schotels met eenig ceremonieel plegen binnengebracht te worden. Een twaalftal keliners toch die de groote dampende ijzeren potten tusschen zich indragen, maken daarmede een rondegang door de zaal. Deze potten zelf zijn zoo nauwkeurig mogelijk nabootsingen van de origineele potten, waarin de Spanjaarden bij het beleg van Leiden hun „hutspot" bereidden en die bij het ontzet op 3 Oct 1575 in handen der uitgehongerde Leidenaars vielen, welke zich terstond aan den smakelijken inhoud te goed deden en nog altijd op dien gedenkwaardigen dag, naast de haringen, den hutspot op tafel doen verschijnen. Gemiddeld zitten een 500-tal leden mee aan tafel en als gasten worden steeds uitgenoodigd onze gezant te Washington en onze consul-generaal te N e w-Y ork. Uit de jaarboeken der Vereeniging. Toevalligerwijs kreeg ik inzage van de jaarboeken dezer Vereeniging, waarin zelfs de speeches die bij dergelijke gelegenheden worden afgestoken, woordelijk zijn opgenomen. En nu gaat het niet zoo, dat ieder, die zich gedrongen gevoelt, aldaar het woord 88 maar kan vragen, doch vooraf worden enkele sprekers daartoe uitgenoodigd door het Bestuur, wier namen aan de keerzijde der spijskaart staan vermeld, met het onderwerp, waarop de „heildronk" zal worden uitgebracht Natuurlijk wordt bij zoo'n feestmaal eerst staande gedronken op Amerika en zijn President, dan op Nederland en onze Koningin en ten slotte op den Gouverneur van den staat New-York. Geregeld wordt ook de President van Amerika uitgenoodigd, doch voor zoover ik heb kunnen nagaan, bedankte deze steeds beleefdelijk met een eigenhandig geschreven briefje, op grond van drukke werkzaamheden. Onze tegenwoordige Minister van Buitenlandsche Zaken, Jhr. dr. Loudon, was gedurende zijn gezantschap in Amerika trouw aanwezig; zijn opvolger, ridder van Rappard, was in 1914 ook present, doch liet zich in 1915 op grond van den oorlogstoestand excuseeren. Bijzonder is het naar onze begrippen al weer, dat de dames, echtgenooten en xochters der leden, niet mede aanzitten maar van af de balcons het feest volgen. Het Halve-Maan-feestmaal. Tijdens de H u d s o n-F u 11 o u-feesten in Sept 1909 gaf de Holland Lociety een buitengewoon „Halve-Maan-feestmaal" en hebben onze officieele afgevaardigden, welke een reproductie van dit Hudsonsschip, als geschenk aanboden aan de stad, daaraan deelgenomen. En bij die gelegenheid vertelde onze oud-minister C r e m e r, welke de plechtigheid bijwoonde namens onze Koningin, eene anecdote over Juliana, die mij het oververtellen waard schijnt te zijn. Onze Excellentie dan deelde mee, dat hij kort voor zijn vertrek door de Koningin op Het Loo was ontboden. Na de officieele audiëntie wandelend in het park, trof hij aldaar den Prins, die hem uit naam der Koningin vroeg, of hij het kleine prinsesje eens wilde zien. Deze lag in haar wiegje te lachen en toen de heer C r e m e r zijn vinger uitstak, die Juliaantje met haar kleine vuistje omvatte, kuste bij het mollige handje. En daarop zeide Prins Hendrik schertsend: „Mr. Crème r, gij zijt de eerste man, die de rechterhand van de Prinses heeft g e k u s tl" 89 Ben Amerikaan in Friesland. Interessant zijn de mededeelingen, die een predikant uit Ithaca, dr. William Elliot Grif fis, bij het feestbanket van 1910 heeft gedaan van zijn reis naar en zijn ervaringen in Friesland. Hoewel schrijvende over eigen reis-indrukken in Amerika, acht ik het wel de moeite hier even te vermelden, die van een Amerikaan over Friesland, meer speciaal over Leeuwarden. Velen zullen zich nog wel herinneren, dat in Juli 1909 in het Provinciaal Gouvernements-huis te Leeuwarden een bronzen gedenkplaat werd geplaatst ter herinnering aan het merkwaardige feit, dat de Staten van Friesland den 26 Febr. 1782 het eerste officieele lichaam zijn geweest, (Friesland was toen nog een zelfstandig gewest met eigen bestuur) dat de onafhankelijkheid van Amerika erkende. Met finantieelen steun van de HollandSociety is dit gedenkteeken geplaatst en genoemde heer Grif fis, van wien het initiatief is uitgegaan, is bij de onthulling tegenwoordig geweest. Uit de rede, die hij na zijne terugkomst in de HoUand Society te New-York heeft gehouden, willen we een en ander overnemen, voor zoover het betrekking heeft op ons Gewest en meer speciaal op Leeuwarden. Een Amerikaan over Friesland en de Frieten. -:- „Midden Juli van het vorige jaar (1909) „bevond ik mij in de schoone hoofdstad van „Friesland te Leeuwarden, lk ,.verbaas mij steeds, wanneer Amerikanen „zeggen, dat zij in Nederland zijn ge„weest en Friesland niet hebben be„zocht, wijl dit het land der Vrije Friezen is „en wel een land op zich zelf, dat eeuwen „heeft bestaan met eigen taal, eigen karak„ter en eigen zeden en gewoonten. „Wanneer ik de ledenlijst van deze Vereeniging opsla, en daar namen zie, die „eindigen op ga, s m a of s t r a, dan weet „ik reeds, dat hunne voorvaderen Friezen „zijn geweest. En wanneer men in Friesland reist, de ooren goed openzet en „scherp toeluistert, dan zal men dikwijls „woorden hooren, die onmiddellijk aan het ..Engelsch herinneren, dus aan onze eigen „taal, zooals: „go away" (gean wei); „come „up (kom op); „get on board" (giet oan 90 „board); „sweet" (swiet); „forward", „but„ter", „cheese" (tsjiis), „bread", enz. „Zoo bevond ik mij dan den 15 Juli in „het Provinciaal Gouvernementshuis te „Leeuwarden, en de menschen die ik „daar mocht ontmoeten, bleken van hooge „beschaving te zijn. Ik had mijn zoon bij mij, „16 jaar oud, en sommige zijner opmerkingen over de deftige, ontwikkelde meisjes, „wier opvoeding te Brussel en Parijs „was voltooid, achtte ik zeer juist. Ik weet „niet of hij meent dat zij even knap zijn als „de meisjes van 11 h a c a, bezield als hij nog „is met jeugdig patriotisme, maar ik beken „— en nu richt ik mijn blikken geheel op „de gezichten der dames aan de overzijde — „ik beken en zeg, pas op, anders zullen die „goud-harige, rood-wangige en blauw-oogige „Friesche meisjes den schoonheidsprijs be„halen! „De Leeuwarders, die ik het genoegen „had te ontmoeten, waren zoo wel-ontwik„keld, dat bij de plechtigheid der inwijding „geen Nederlandsen woord is gesproken, be„halve dan de voorlezing van het officieele „document van 1782. En niet alleen begre„pen zij van woord tot woord mijne rede, „doch ook wenschten zij mij in het Engelsch „te antwoorden, en spraken allen vloeiend „en beschaafd en goed Engelsch. „Friesland had, gelijk Gij weet, des„tijds eene universiteit. En een der redenen, „waarom deze provincie Napoleon later „zoo zeer haatte, was wel hierin gelegen, „dat hij de Hoogeschool te Franeker „heeft opgeheven, wijl deze te democratisch „was. Het zijn dan ook de Studenten van „deze Academie geweest, welke een optocht „met brandende toortsen en flikkerende fak„kels hebben georganiseerd om hunne in„stemming te betuigen met onze bevrijding. „Zoo hebben zij den eersten stoot gegeven tot „de Erkenning van de Ameri„kaansche Onafhankelijkheid! „Want de beweging van de Studenten te „Fï aneker plantte zich voort over de „geheele provincie, met het gevolg, dat de „Staten van Friesland den 26 Februari „1782 de „Vereenigde Staten „van Amerika" als een zelfstandig „Rijk hebben erkend. Na de onthulling. „Na de plechtige plaat-onthulling werden „wij ontvangen in het FrieschMuseum „van Oudheden, en ik zou wenschen, „dat ieder uwer. eens in oogenschouw kon „nemen, wat daar is tentoongesteld. Gij ziet 91 „daar aanschouwelijk voorgesteld de opgaande ontwikkeling van onze Teutoonsche „Voorvaderen, uit hun barbaarschen staat „tot den hoogen trap der huidige beschaving. „Gij zoudt met recht -verbaasd staan over „de merkwaardige collectie plaatwerken, do„eumenten, zangboeken, en tal van andere „stukken, die in woord en beeld spreken van „de Amerikaansche Revolutie, zoowel op „papier als in metaal en hout. „Ik zag daar ook een courant, uitgegeven „door Jean Luzac, in Hollandsen en „Fransen, met officieele brieven van onze „vroegere staatslieden en generaals. In, die „dagen, toen er nog niet per of'zonder „draad geseind kon worden, brachten de „couranten van Luzac het officieele nieuws „van Amerika over geheel Europa „en hebben deze er meer toe bijgedragen, „dan men wel zou denken, dat opvolgend „Nederland, Frankrijk en „Spanje zoo spoedig onze onafhankelijkheid hebben erkend. Een zilveren gedenkpenning. „Na het bezoek aan het interessante M u„seum waren wij, Amerikanen, de gasten „van Baron Rengers, president van het „Oudheidkundig Genootschap. „Wij verheugden ons in een zeer gezellig „diner, waar onderscheidene Oud-Holland„sche liederen werden gezongen, terwijl we„derom alle toasten in vloeiend Engelsch „werden gesproken. Ten slotte vereerde de „Gastheer mij een vm de drie zilveren me„dailles, geslagen door de Burger„Sociëteit van Leeuwarden in „1782. wier leden grooten invloed hebben „gehad op het toen door de Staten ge„nomen besluit. „Waar evenwel Uwe Vereeniging is eene „Nationale Vereeniging, meen ik dat dit „historisch herinneringsteeken, 't welk mij .geschonken werd, meer eer zal ontvangen, „indien ik het overdraag aan Uwe Vereeni„ging, terwijl ik overtuigd ben daarmede „eveneens in den geest te handelen van den „nobelen schenker." „Wil tevens daarbij in ontvangst nemen de „photographie van het bronzen gedenktee„ken zelf, hetwelk in de herinnering van het „nageslacht levendig zal houden de eervolle „daden zijner voorouders en de dankbare gevoelens van het huidige Amerika." De Holland Society. Gelijk reeds gezegd, tracht de Holland Society of New-York op te 92 sporen alle stukken en documenten die gegevens bevatten over de eerste Hollandsche nederzettingen in de Nieuwe Wereld. In de doop-, trouw- en overlijdensregisters der kerken of nederzettingen van dien tijd heeft zij waardevol materiaal gevonden. Natuurlijk zijn het oude stukken en hebben vele van deze registers erg geleden van den tand des tijds. Bovendien zijn ze veeltijds moeilijk te ontcijferen, zoo van wege het ouderwetsche letterschrift, als van wege de oud-Hollandsche taal. Voor de Hollanders levert dit reeds bezwaar, hoeveel te meer dus voor den Amerikaan, voor wien het een vreemde taal is. Daarom heeft de Vereeniging te N e w-Y ork een gesalarieerd ambtenaar aangesteld, welke belast is met het opsporen dier documenten over oude geslachten. Hij moet ze daarna bestudeeren, ontcijferen en ordenen. Zoo geeft hij elk jaar een verslag van zijne bevindingen, dat gepubliceerd wordt in de jaarboeken der Vereeniging. Nu blijkt uit de oude Kerkregisters, dat aan 't sluiten van een huwelijk ginds drie afkondigingen in de kerk moesten voorafgaan, en spreekt men in Friesland nog heden bij een voorgenomen huwelijk van „r o pp e n" (d. i. roepen of oproepen) als „for de earste en twade kear r o p p e n". Oude Friesche namen. Dat de eerste kolonisten in Amerika uit alle oorden van Nederland zijn gekomen, laat zich denken en blijkt uit de publicaties der Vereeniging. Daaronder hebben zich ook de Friezen bevonden, bepaaldelijk uit de buurt van Tjerk Hiddes, den beroemden zeeheld. Meer dan thans waren de bewoners van de Biermen en in 't algemeen die van de grietenijen aan de zee en nabij Harlingen aangewezen op de'buitenvaart naar Oost en West Zoo vonden we in bovengenoemde publicaties, dat op den 6 November 1678 in de gemeente Bergen, nabij N i e u w-A msterdam (bet tegenwoordige NewYork) in het huwelijk zijn getreden: Sibe E pk es e, afkomstig uit Oosterbier um enMarytje Arianse Sips, uit N i e u w-A msterdam, de laatste blijkbaar aldaar reeds geboren. Als voorganger of voorlezer bij de huwelijks-plechtigheid staat vermeld: R van Gi es en. 98 Twee weken na dit huwelijk traden in den echt: Hendrick Epkese, afkomstig uit Minnertsga en Marijtje Lubbert s, afkomstig uit M e p p e 1. Kennelijk is de geheele familie Epkese uit Friesland destijds naar Amerika vertrokken, want in 1681 trouwden ook nog een D i r c k en een W i e r t Epkese, beiden uit Minnertsga. W i e r t is nog een echte Friesche kleinaam. „Vannen" of familienamen waren toen ter tijd nog zeer zeldzaam, vooral ten plattelande en Epkese beteekent zooveel als Epkezoon of zoon van Epke. In 't Engelsch is het „son" en was de uitgetrokken familie in Friesland gebleven, dan zou men geschreven hebben: Sibe, Hindrik, Durk en Wiert E p k e s. Een Friesche vóórman. Als een der vóórmannen van dien tijd vonden we nog vermeld Douwe Harmenze T a e 1 m a n, die zich ook T a 1 m a schreef met Harmenzen als tusschennaam. Op den 19 Juni 1658 is deze Douwe, zoon van Harmen Talma, te NieuwAmsterdam aangekomen met het schip: „De Bniinvisch". Deze Talma of Taelman is boer geweest aan de overzijde van de H u d s o n en heeft veel te lijden gehad van de Indianen, die meer dan eens zijn hoeve hebben geplunderd en in brand gestoken. Hij is gestorven op den 19 Juni 1687, dus op den dag af 29 jaar na zijne aankomst in Amerika. Hoewel hij slechts twee zonen heeft nagelaten, moeten zijne nakomelingen, thans geheeten Taelman of Talman of Taulman, over geheel Amerika verspreid zijn. De familie Banta. Hetzelfde geldt van de familie Banta, wier leden thans ginds hooge posities bekleeden. Haar voorvader Epke Jacobs Banta moet in de lente van 1659 op het schip „Trouw" zijn geboortestad Harlingen verlaten hebben. Eerst is hij farmer of boer geworden, gelijk de meeste kolonisten, maar in 1671 moet hij te Jamaica, ook in de buurt van 't vroegere Nieuw-Amsterdam, een korenmolen gekocht hebben en is hij aldaar eenige jaren molenaar geweest. In 1675 had hij blijkbaar zooveel oververdiend, 94 dat hij in Bergen, wat destijds al een zeer versterkt dorp was geworden, rustig en vooral veilig, kon gaan rentenieren. Cornelis van Voorst. De geheele landstreek, waarop Hoboken is verrezen, is het eigendom geweest van Michael Paauw, heer van Achttienhoven, die dit land omstreeks 1630 heeft gekocht van de Indianen-stammen. Hij benoemde het naar zijn naam Pavonia en stelde er een boedelberedder of zaakwaarnemer aan, omdat hij niet bij machte was alles zelf te beheeren. Als zijn plaatsvervanger vinden we in de oude stukken vermeld Cornelis van Voorst. Dit moet een eigenaardig heerschap zijn geweest, die er durfde wezen, wat destijds ook wel noodig was in zulk een omgeving. Nu woonde op het Fort-Oranje — ook al veiligheidshalve gebouwd ter plaatse waar nu de stad Albany ligt, 250 K.M. NdL stroomopwaarts van de Hudson-rivier — een zekere Hunthum als bevelhebber, die zeer gehaat was zoowel bij de Indianen als bij de eigen kolonisten, Op zekeren dag in 1633 kreeg hij hooggaande ruzie met van Voorst, er volgde een duel en Hunthum werd doodelijk verwond. .Drie jaar later — aldus de historie — teruggekeerd van een handelsreis naar het Oude Vaderland, had van Voorst eenige vaten Bordeaux-wijn medegebracht. Hij wilde den heer van T wil Ier, directeur van de West-Indische Compagnie, dominé Bogardus en den scheepskapitein de Vries, wiens scheepsjournaal al deze bijzonderheden vermeldt, eens op een fijn glas wijn onthalen. Het zou een feestavond worden. Nu had de heer van Voorst, om zich tegen de Indianen te verweren, zijn hoeve omgeven met stevige, scherp gepunte palissaden en haar tevens bewapend met eenige „steen-stucken". Dat moet een soort achterlaad-kanon zijn geweest, benoemd naar den vuursteen als ontstekingsmiddel. Bij het afscheid der hooge gasten wilde de gastheer nu te hunner eere eenige vreugdeschoten lossen en allicht tengevolge der nawerking van den fijnen Bordeaux- • wijn, werd een der stukken zoo zwaar geladen, dat het uit elkaar sprong en brand veroorzaakte in de hoeve, die met al wat er in was tot den grond afbrandde. Binnen het jaar werd ze echter weder opgebouwd. Deze kleine bijzonderheden behooren tot 95 de oudste historie van de huidige wereldstad N e w-Y ork en worden ginds zorgvuldig verzameld. Met al haar rijkdom, aanzien en macht, kan zij Friesland en de Friezen benijden, wier historie reikt tot vèr vóór Christus geboorte. Voor zulk een anciënniteit heeft de Amerikaan een bijzonder respect De oude historie van de stad N e w-Y ork en hare naaste omgeving, mede door de Hol 1 a n d-S o c i e t y opgespoord en te boek gesteld, vonden we zoo interessant ook door haar primitieven eenvoud, dat we er nog eenige aanteekeningen van hebben gemaakt, die het beeld van de opkomst van deze wereldstad kunnen verlevendigen. Als reeds gezegd, werd het land, dat thans per voet betaald wordt met f 1500 en meer, voor 'n appel en 'n ei gekocht van de onbeschaafde Indianen, die van het mijn en dijn nog weinig begrip hadden en als 't ware leefden bij den dag. De Hollandsche kolonisten leefden naast de teruggedrongen Indianen, maar steeds goede buren bleven het niet. Met sommige stammen werd een vreedzamen ruilhandel gedreven, welke de blanken goede winsten gaf, maar met andere, meer oproerige stammen had men voortdurend strijd te voeren. Soms kwam het tot een openlijken strijd, maar meestal werd de eenzame kolonist op listige wijze door de Indianen overvallen. Zij legerden zich in hinderlagen, voerden het vee mee en staken de gebouwen in brand. Green kolonist was ooit zeker van eigen lijf en goed. Zelfs de meer aaneengesloten nederzettingen op Manhattan, waarop de huidige stad N e w-Y ork is gebouwd, hadden zich gedurig met geweld te verweren tegen de verraderlijke aanvallen van de zich vereenigende Indianen-stammen. Een formeele oorlog tegen de Indianen. In de jaren 1643—1645 kwam het tot een formeelen oorlog en werden de Nederlanders gedwongen terug te trekken op State n-I s 1 a n d. waar in allerijl verschansingen werden opgeworpen en welk eiland zich gemakkelijker liet verdedigen en niet langs sluipwegen was te naderen. De verspreid wonende kolonisten hadden hunne bezittingen natuurhjk moeten verlaten, en al wat door hen niet kon worden medegenomen viel ten prooi aan de Indianen. Volgens de oude documenten heeft onze manmoedige van Voorst het destijds nog weten te bolwerken tegen de sluwe Roodhuiden. Hij had z'n bezittingen dermate 96 weten te versterken, dat de aanvallers met hunne primitieve strijdmiddelen daarop geen vat konden krijgen. Zoo bleef het centrum der Hollandsche nederzetting destijds behouden en moesten de indringers nadien weder wijken. Een tweede oorlog. Natuurlijk trokken de kolonisten gestadig weer verder naar hun verlaten landen, doch steeds hadden ze op hun hoede te zijn. En toen de rooftochten en sluipmoorden weer talrijker werden, organiseerde in 1655 de. Gouverneur Pieter Stuyvesant een straf-expeditie, ten einde de trouwelooze, woeste benden terug te drijven tot voorbij het land van D e 1 a w a r e. Blijkbaar hiervan onderricht, kwamen de roofzuchtige Indianenstammen plotseling met eene omtrekkende beweging opzetten en overvielen de bijkans onverdedigd achtergelaten nederzettingen op Manhattan en omgeving. Er waren allicht een duizend strijders en op één dag werden er meer dan 50 blanken gedood, en meer dan honderd personen, waaronder vrouwen en kinderen, in gevangenschap weggevoerd, die later tegen hooge losprijzen weder vrijgekocht moesten worden. De schade, bij dezen overval geleden, bedroeg wel tweemaal honderd duizend gulden, wat in die tijden, toen het geld wel vijfmaal zooveel waarde had, een kapitale som mocht heeten, te meer omdat ze betrekkelijk door een klein aantal personen moest worden gedragen. Een paar honderd families bleken geheel geruïneerd en werden daarna gesteund door de West-Indische Compagnie, die onder meer vee uit het Oude Vaderland importeerde en de zwaar gebrandschatten vrijstelde van de betaling hunner „tienden". Van dat ingevoerde vee kocht een J a c o b Stoffelsen, die intusschen gehuwd was met Vrouwtje Ides, de weduwe van den meergenoemden Cornelis van Voorst, 27 koeien voor 1380 gulden. In tqd van vrede werd er met de Indianen een drukke ruilhandel gedreven. Zoo wisten de eerste kolonisten voor een soopje „vuurwater" of voor een oud of verroest vuurwapen pelsen, edelsteenen en andere kostbare artikelen in te ruilen en enorme winsten te maken. Ook ketels, dekens en andere geweven stoffen waren zeer in trek bij de wilde stammen, 97 doch _ bovenal ging net „vuiurwatar", dat aanleiding gaf tot vele dronkenmans-tooneelen, zoodat Manhattan een verbasterd Indiaansen woord zou zijn, dat „Dronkenmans-land" moet beteekenen. Dit is dan ironisch-bedoeld, want inderdaad moet het beteekenen: „land, tusschen twee stroomen gelege n". De meeste ruildrijvende Indianen toch keerden niet eer naar hunne kolonie terug, voor ze hun laatsten stuiver zullen we maar zeggen, in het voor hen onbekende, geestrijke vocht hadden omgezet en door den nood werden gedwongen. Bij de Kaffers in ZuidAfrika ging en gaat het misschien nog zoo. En bij alle wilde of minder ontwikkelde volksstammen zijn de bedwelmende middelen zeer gezocht en weten de blanken daarvan te profiteeren. De Friesche Labadisten. Zelfs van de Friesche Labadisten ginds staat opgeteekend, dat ze in strijd met hun leer ruilhandel met de indianen hebben gedreven in brandewijn en tabak en zelfs in. slaven. Van uit het dorpje Wieuwerd hebben deze geloovige kolonisten nabij het tegenwoordige New-York destijds een eigen gemeente gesticht, Nova Bohemia geheeten. Peter Schluter, allicht een JJuitscher uit Bohèmen, en Jasper Dankers, twee der vóórmannen te Wieuwerd hadden aldaar het land gekocht en met slaven en slavinnen bosschen uitgeroeid, velden ontgonnen en bebouwd en aanvankelijk rijke vruchten geoogst van hun moeite- en gevaarvoUen arbeid, doch door de opstandige Indianen hebben ze al hunne bezittingen later weer prijs moeten geven en is de geheele gemeente te niet gegaan. Door eendracht sterker. Toen de eerste, in aantal steeds toenemende kolonisten samenwerkend min of meer verspreide dorpen konden stichten, met eigen besturen en weermiddelen, weken de Indianen steeds meer naar het noorden en westen, naar de zachtglooiende heuvelen ter weerszijden van de Mohawk-river en naar de woeste bergen der Adirondecks, als zijnde uitgezochte jachtterreinen. Processen. Onder de kolonisten zelf bleef het in den strijd om het hebben en houden ook niet immer pais en vrêe en kwamen er ook al processen voor zoo goed als hier en elders. Zoo lezen we dat de reeds genoemde Ja cob 98 Stoffelsen een zeer bijzonder geval had met zijn stiefzoon lede van Voorst. In het jaar 1654 had hij kapitein Geurt Tijsen met zijn scheepsvolk te gast Op het feestmaal zouden twee heele schapen zijn verorberd. Uit erkentelijkheid schonk de kapitein zijn royalen gastheer een negerslaaf, van -welk geschenk toen lede de helft opeischte, omdat de beide schapen, zooals hij beweerde, voor de helft aan hem toebehoorden. Gelukkig voor den neger werd dit proces ten slotte in der minne geschikt, welke schikking de aanleiding zou zijn geweest tot een nog grooter festijn. In 1661 verweet Douwe Harmensen aan Casper Steinmets, dat deze de grenspalen had verzet, doch de aanklager kon zijn beschuldiging in rechte niet afdoende bewijzen en toen werd hij veroordeeld om aan de armen — die toen daar blijkbaar ook al waren — de som van 12 gulden te betalen plus de kosten van het geding wegens lasterlijke aantijging van zijn buurman. En zoo zouden we nog tal van kleine bijzonderheden kunnen ontleenen aan de oude geschriften ginds, welke het stempel drap gen van ons land en betrekking hebben op onze voorouders, die voortijds van zich hebben doen spreken heel de wijde wereld door, doch we moeten verder en kunnen ons niet langer bij het verleden bepalen, hoe interessant dit ook moge zijn. De Zondag in en huiten New.York. Voor we evenwel de reis naar het verre Westen gaan ondernemen, willen we nog een en ander mededeelen over den Zondag in of beter gezegd buiten New-York, want in de stad zelve is het in den letterlijken zin van het woord een rust dag. De winkels zijn reeds den vorigen dag tegen den middag gesloten. Zoo ook de meeste kantoren en bankmstellingen. In vele opzichten volgt Amerika de gewoonten van Engeland en zoo heeft men ook aldaar den vrijen Zaterdagmiddag. Vrij voor de drukbezochte wedrennen en voor de groote sport-wedstrijden, bovenal voor de baseball spel en, die duizenden en nogmaals duizenden toeschouwers trekken. Het voetbal- en rugby-spel wordt er ook wel gespeeld, maar het meest nationaal is in Amerika de base-ba 11-sport, waarop we later hopen terug te komen. Ook zijn de meeste bars, saloons en drugstores des Zondags gesloten, slechts enkele openen tegen den avond. Zelfs blijven de Musea dicht. Op straat is het dan 99 ook buitengewoon stil. Vooral in de moreenuren en ook later op den dag. Eerst in den laten namiddag of tegen den avond, wanneer de lichten worden ontstoken, wordt de passage op straat iets drukker, maar de stemmige drukte onderscheidt zich gansch en al van het rustelooze en gejaagde verkeer der vorige dagen. Het is een rustig en kalm proin eneeren, dat men ziet, als bevond men zich in de hoofdstraat van een groot dorp op Zondagavond. Niemand schijnt haast te hebben. Ook de trams loopen met grooter tusschenpoozen en behoeven niet te bellen om ruim baan te maken, terwijl ook de autohoorns veel minder gehoord worden. De Zondagsrust aUeen % ^V*! * *?« 8ehandhaafd en 7e, hïJtL m Engeland den naar onkenn1TPi^n vervelenden Zondag kennen, kunnen zich een denkbeeld vormen van eten Amenkaanschen rustdag. Inzonder voor den vreemdeling, die hetteL^v™. ÏSW 6£ ^S™ der 4n vertier buitenshuis heeft te zoeken, is de Zondag ginds al zeer ongezellig. Maafde Aml 2TmSJÏÏCt Zond^^t gewordt d?f w ^ten-ku?ien 0(511 voorstellen, dat het elders in de wereld anders zou zijn JT "ff velen ^ is de Zondag de dag des Heeren, gewijd aan hooger Slangen; voor anderen de dag van ontspanning en amusement, maar vooTschier allenfehet ttJ^ Wfr(£ niet gekerkt wordt en nand en hoofd rusten, om in de komende week met vernieuwden lust en versterkte energie den strijd om het bestaan te kunnen voortzetten. De indruk dien ik tijdens mijn betrekkelijk kort verblijf in Amerika hebSK SSSr'ÏÏLS8* ^ godsdSg volk, zonder eenige overdrijving evenwel. De Amerikaan is niet wat men noemt fanatiek en zeer verdraagzaam jegens andersdenkenden. Oreloofshaat en clericalisme is mij nergens gebleken. Natuurlijk spreek ik in 't algemeen en valt het godsdienstig leven in de groote wereldsteden niet te vergelijken met dat m de „country" en in de dorpen. Evenals hier heeft elk dorpje ginds zijn eigen kerkgebouw, vaak meer dan een doorgaans zeer eenvoudig en keurig netjes doen.... nieuw en niet zoo eerbiedwaardig door hoogen ouderdom als menig Godsgebouw hier te lande. Ook ziet men daar met die hooge torens, welke hier ver boven de naaste omgeving uitsteken, zooals in r riesland met zijne vele dorpen 100 Komt men in de groote steden, dan ziet men daar wel enkele zeer groote kerkgebouwen, maar op dit punt staat de Nieuwe Wereld toch ver ten achter bij de Oude Wereld met haar rijk verleden. Men zal ginds vruchteloos zoeken naar kerken als de Dom te Keulen en te Milaan of als de No t r e-D ame en Saint Gudule te Parijs en BrusseL Ook uit een oogpunt van kunst- of architectonisch schoon vallen de Amerikaansche kerken niet te roemen. Ik heb de Sint-Patricks Kathedraal aan de Fifth Avenue bezocht. Dit wordt de mooiste en grootste kerk van Amerika genoemd. Zij is gebouwd in Gothischen stijl, geheel van wit marmer en er zijn geen bosten gespaard. Niet minder dan tien millioen gulden is er aan besteed, doch hoe onbekrompen en zorgvol hier in alle opzichten de opzet en uitvoering is geweest, het antiek cachet, dat voor geld niet is te koopen, en dat in de oude kerkgebouwen zoo kan imponeeren, ontbreekt. Indrukwekkender dan 't kerkgebouw was evenwel 't kerkbezoek. Op den morgen, dat ik de godsdienstoefening heb bijgewoond, was de kerk met meer dan 2500 zitplaatsen overvol. En het zijn niet alleen de Roomsch-Katholieke kerken welke zich over een druk bezoek kunnen verheugen, maar hetzelfde geldt van de meeste kerkinstellingen en die zijn er vele in getal. Het eigenlijke New-York telt alleen meer dan 600 kerken, waarvan ongeveer de helft Protestantsch en een vijfde RoomsenKatholiek. In het godsdienstig leven ginds is de puriteinsche invloed van onze voorouders nog zeer goed merkbaar. Zoo telt de „Dutchr e f o r m e d-c h u r ch" over geheel Amerika zeer vele aanhangers en behooren hare kerkgebouwen tot de oudste. Wij hebben onder anderen in Illion en G r a n d-R a p i d s enkele godsdienstoefeningen bijgewoond, en hopen daarover later nog wat te vertellen. De Fifth Avenue op Zondagmorgen. Een zeer interessant schouwspel biedt de Fifth Avenue op den Zondagmorgen na het uitgaan der kerken. Aan weerszijden ziet men dan de breede trottoirs gevuld met kerkgangers, die in statigen pas zich voortbewegen, de dames in prachtige toiletten, de heeren deftig in 't zwart 101 Dit m^tgwmend gla^den getooid. zSa het PTOmenade-uurrje zijn van de geld-anstoeratie te N e w-Y o r k, gelijk men dit eveneens te Londen op den middag Hyde-Parkkan aanschouwen, waar langs de wandelpaden zelfs stoelen zijn te huren om dus op zn gemak den eindeloozen stroom van wandelaars voorbij te zien trekken. ^^TvTrV^ W^ heersent m d« stad • ork PjZondag een.zeldzaam stille stemming eensdeels wijl alle bedrijf rust, en anderdeels wijl een zeer groot getal inwoners hare torenhooge huizen en duffe straten is ontvloden, om de volle frissche buitenlucht in te ademen langs de boschnjke oevers van de breede Hudsonofop de zonnige stranden van den Atlantischen Oceaan. Amerikaansche badplaatsen. Talrijk zijn de badplaatsen op Long Island en in New-Yersey. At 1 *n\ it v'Vi .op e?m«B uren afstand van Newi ora, is wel de meest bezochte badplaats SeTotëï^ stKmd m luxueus Ito de zomermaanden is de stroom van gasten naar deze sterk in groei en bloei toenemende stad zoo groot, dat de bevolking er dan Wel tienmaal zoo groot is als gewoon Niettegenstaande de hooge seizoenprijzen moeten de hotels er steeds overvol zijn Wij hebben ons er niet gewaagd en ons tevreden gesteld met een bezoek aan enkele badplaatsen in de buurt van New-York, welke van daaruit in één dag zijn te bereiken. Een autotochtje. Zoo zijn wij als gast van den bekenden vliegenier Kuiler, in gezelschap van de Gebrs. Van Meel en mr. Kamp, in diens zware Hudson-auto, gereden naar Long Beach, een der jongSf-T'd??h reeds grootste badplaatsen, op een M> K.M. afstand van New-York gelegen De weg er heen voert over een der groote bruggen, welke Brooklyn met mTIbattani verbindt, door Br ooklyn over kaarsrechte wegen, welke op bijna gelijke afstanden door even kaarsrechte wegen worden gesneden^childerachtig is de omgeving, die men passeert niet en ook de weg II f SsTenw^ -8oaa^e Stukken 2 ,- weg *** m cultuur gebracht, andere liggen nog woest en braak, wachten om eerstdaags als bouwterrein in èxploiteltete worden genomen, want geweldig fa £ de 102 laatste tientallen jaren de vlucht van diverse steden en dorpen in de omgeving van New* York. Een vlucht die ook elders valt op te merken, maar in Amerika zeer in het groot. Het stempel van den vooruitgang spreekt uit al het nieuwe wat men aanschouwt, zoowel uit het voltooide als onvol-» tooide en zelfs uit het braakliggende veld. Als waren het toovenaars die hier aan het werk zijn. Zoo snel gaat het/ Waar gisteren nog eene enkele woning stond, staat morgen bij wijze van spreken een heele buurt En bijna alle huizen, die er verrijzen zijn van hetzelfde type, veeltijds van hout opgetrokken, meest van één en hoogstens van twee verdiepingen, met een paar open veranda's naast het huis en omgeven door een bloementuin of een grasgazon, waar ge in de morgenuren of tegen den avond de bewoners bezig kunt zien met het besproeien der planten of het scheren van het gras. Dat besproeien geschiedt niet mefj een gieter, maar door een slang van eenige meters op de waterleiding. Vaak ziet men even boven het kaalgeschoren gras ook nog fonteintjes uitsteken, die al de planten in een breeden cirkel met fijne, kunstmatige regenstraaltjes groen en frisch houden. De buitenwegen. De buitenwegen in de buurt van NewYork hebben dit voor boven onze wegen, dat ze nooit stoffig zijn, omdat zij alle goed geasphalteerd en geteerd zijn. Wel geven se in den warmen zomertijd een sterken, onaangenamen teerreuk van zich, welke vermengd met den stank der verbrande gassen van honderden auto's, het rijden op een warmen Zondagmiddag niet tot een genot maakt. Ook mist men alle emotie van een snellen, vrijen auto-rit wijl de weg zoo druk bereden wordt, dat het voorbijrijden van een voorganger meesttijds niet wel mogelijk is.' Op den langen weg van 60 K.M. was het een langs elkaar heenrijden van twee eindelooze rijen automobielen, zonder eenige variatie, dus vrij eentonig. Het ongewone van een geheel onbekend landschap had voor ons vreemdelingen nog eenige bekoring. De verkeers-regelen. In Amerika zijn de verkeers-regelen niet zooals in Engeland, maar net als hier te lande. Men heeft rechts van den weg te houden en rijdt links voorbij. Nu komen er in zoo'n auto-sliert, vaak van eenige mijlen lengte, soms kleine hiaten of open ruimten. 108 Ziet men in de verte zoo'n hiaat in de van de tegenovergestelde zijde aankomende rij, en heeft men vóór zich een minder snellen wagen, dan moet men het gunstig oogenblik juist weten te benutten, om in zijn eigen rij even naar voren te schieten, doch men heeft zich terstond weer in de eigen rij te voegen, zoodra de tegenrij der tuffers nadert, die voor zich ruim baan kan eischen. Voetgangers heb ik op onzen weg haast niet gezien; slechts een enkelen wielrijder, maar wel zag ik er vele zware motorfietsen, vooral Indians en Harley Davidsons, meest ingericht voor twee personen of met zijspan-wagentje Aan groote snelheid op drukke wegen valt niet te denken. Als een film in de bioscoop, zoo rustig en regelmatig, draaien beide rijen van het verkeer zich af, met eenzelfde gangetje van 35 a 40 K.M. per uur. Wie op een drukken Zondag in den bloembollentijd het rusteloos verkeer heeft gezien op den straatweg tusschen Leiden en Haarlem, kan zich een flauw idee vormen van de gewone drukte op de vele wegen, die van N e w-Y ork voeren naar de badplaatsen in den omtrek. Toen wij 's avonds terugkeerden, was het iets minder druk op den weg en viel het mij op, als zijnde zeer ongewoon, maar bij nader inzien toch zeer begrijpelijk, dat er niet met volle lichten mocht worden gereden. Die schelle schijnwerpers zouden te veel verblinden de bestuurders der auto's van de tegengestelde zijde, waarom het verboden was. Ook doet het ons eigenaardig aan, dat fietsers in Amerika na zonsondergang geene lichten behoeven te voeren. De badplaats zelf. Van LongBeach zelf valt weinig te vertellen. Haar strand gelijkt ons Noordzeestrand en ook haar strandboulevard gehikt de lange boulevards van Scheveningen en N o o r d w ij k. En overal dezelfde pantoffelparade! Alleen mist men ginds de eigen bevolking, welke met hare ongewone, schilderachtige kleederdracht onze badplaatsen zulk een eigenaardig en bijzonder cachet geven. De badplaatsen op Long-Is land zijn op geheel andere wijze ontstaan, het zijn geen visschersplaatsen van ouds, die gegroeid zijn, maar maaksels van den nieuwen tijd, veelal in het leven geroepen door een groep grondspeculanten, die in combinatie met een paar hoteliers en een spoorweg-directie zich wagen aan zulk een speculatieve onderneming. 104 Met vindingrijk kunst- en vliegwerk weten ze dan het publiek te lokken en veeltijds hebben ze succes. Ook L o n g-B e a c h is nog zoo'n badplaats in wording, sterk vooruitgaand, maar nog op lange na niet, wat de ondernemers er zich van voorstellen. Tusschen de kostbare hotelpaleizen liggen heele stukken grond in ergerlijke woestenij daarheen. Wat er staat is grootsch en prachtig, maar met al wat er rondom ligt is het juist contrarie gesteld. Doch spoedig kan het verkeeren, en komt er trek in de onbebouwde gronden, dan is de woestenij een goudland gelijk. Op den boulevard zag ik velen rijden in rieten wagentjes of stoelen op wielen en een klein voorwiel om te steunen. Deze vehikels worden geduwd door een neger of wel voortbewogen door een kleinen electrischen motor, die onder de zitplaats is aangebracht. Elk wagentje biedt plaats aan twee personen en gaat, als het electrische beweegkracht heeft, ongeveer zoo vlug als loopen. Een mooie uitvinding voor hen, die niet vlug ter been zijn of van gemak houden. Zittend in -een gemakkelijken stoel en zonder inspanning of hulp van anderen zich als een wandelaar te bewegen, desverlangd met een vriend of vriendin naast zich, is dat niet aardig gevonden? Wat mij van deze badplaats ook nog in herinnering is gebleven, zijn de peperdure prijzen. Beneden de twee dollar was er geen diner te krijgen en enkel voor een paar cocktails vóór den eten moest nagenoeg een dollar betaald worden. Op onze Noord-Friesche eilanden zal de gemiddelde pensions-prijs voor een heelen dag wel niet veel meer bedragen en is het dus daar nog wel wat goedkooper. De prijzen te Long Beach worden met opzet zoo hoog gehouden, opdat de „dagjes-menschen" er niet zullen komen, want de exploitanten willen het stempelen tot een „deftige" badplaats. Die vlinders van éénen dag kunnen hun' hart trouwens ook beter ophalen op Coney-Island, een langwerpig eiland, door een kleine kreek van Long-Island gescheiden, 8 K.M. lang en gemiddeld 1 K.M. breed, met tal van feitelijk in elkaar loopende badplaatsen, die per boot en per tram in een klein uur zijn te bereiken. In de seizoen-maanden van Juni tot October wordt Coney-Island dagelijks door duizend© gasten bezocht. Niet zoozeer nog om het zacht glooiende strand 105 en den frisschen zeewind, als wel om de amusementen of kermisvermakelijkheden, welke daar den doorslag geven. Het is één groot kennis-eiland en als zoodanig alom bekend Gij kunt u geen idee vormen van zooveel herrie en kabaal. Neem alle kermlsvermake'ijkheden in Nederland bij elkaar met alle kermisgangers en nog wel op den druksten avond, dan hebt ge nog geen tiende deel van het verwonderlijke schouwspel dat Coney-Island onafgebroken gedurende eenige maanden zijn bezoekers biedt. Verbazend is het In de lange, breede hoofdstraat schuifelen de wandelaars langzaam voort langs de overvolle trottoirs, op den rijweg er naast glijdt onafgebroken voorbij een zes-dubbele rij van automobielen en rijtuigen, motorrijders en fietsers en aan weerszijden van den weg ziet ge schiettenten, ijssalons, danszalen, kookwinkels en galanteriekramen, die zich bij zonneschijn weerkaatsen in de kwistig aangebrachte spiegels en des avonds schitteren en flikkeren van helblinkende electrische lichten, 't Geheel deed mij denken aan het T i v o 1 i-park te Kopenhagen en het Prater bij W e e n e n, doch overigens vallen deze plaatsen van massavermaak, elk met eigen cachet' kwalijk met elkander te vergelijken. Over alles wat men in Amerika ziet ligt nu eenmaal iets „eigens", iets dat men „Amerikaansch" noemt en slechts uitgedrukt kan worden in woorden als groot, geweldig, stout, zoowel in uiting, omvang, klank als kleur. Zoo bewegen zich door de eindeloos lange en elkander zuiver rechthoekig kruisende straten van Coney-Island eiken avond meer menschen dan het geheele inwonertal bedraagt van een stad als Kopenhagen. Het Tivoli-park aldaar, gelijk de naam reeds aanduidt is een park, smaakvol aangelegd met statige lanen, romantische wandelpaden en heerlijke waterpartijen, waar men ook vindt danszalen, café-concerts en op de kruispunten diverse amusement-tenten als op een kermis, maar alles door groen omgeven en betrekkelijk rustig. In het Prater bij Weenen, waar het evenzoo opgewekt en ook druk toegaat ligt toch nog het gezellige en gemütliche van den Duitscher, maar op ConeyIsland ziet men den Amerikaan, die zich geen rust gunt Hij moet in actie zijn, leven en bewegen zien, herrie en lawaai om zich heen hebben. Hoe drukker, hoe liever. 106 Het kermis-eiland, Coney-Island hoort men noemen de bakermat van alle nieuwigheden op kennisgebied. Wat daar wordt uitgedacht en vertoond, vindt aldra navolging in Europa. En zoo is er door de snelle verkeersmiddelen ook op dit gebied weinig nieuws onder de zon. De draaimolens met hobbelende paarden en dobberende bootjes, de schiettenten met draaiende en wandelende mikpunten, hangende kalken pijpen en zoo meer van dien aard, de Fortuna-kramen met prijzen aanbrengende vischjes en eendjes, waar gedobbeld en aan 't rad van avontuur gedraaid kan worden, of waar met ringen naar opstaande messen wordt gegooid, de caroussels, hippodromes en luchtschommels zijn daar gelijk als op onze kermissen. Ook daar kan men zijn krachten meten aan de geelectriseerde koperen handgrepen, of met den „Sla Jut op den kop". Werp- en schiettenten. Groote belangstelling genoten ginds vooral de werp- en schiettenten, waar gemikt moest worden op zich voortbewegende en levende doelwitten. Men zag er den neger, die na een goedgemikten worp op de roos, van zijn zitplaats in het waterbassin beneden hem tuimelde; men vond er het potten- en pannenhuis, waar alles aan gruizelementen mocht worden gesmeten, maar wat ik niet herinner nog op onze kermissen te hebben gezien is, dat levende personen, meestal negers, tot doelwit van de ballengooiers moesten dienen. Van hooge beschaving getuigde het* niet, maar toch was het niet onvermakelijk te zien, hoe die grijnzende negerkoppen, gestoken door de expres daarvoor gemaakte gaten in het fantastisch beschilderde achterdoek, plotseling wegdoken, wanneer een soort tennisbal met kracht en dikwijls goed gemikt naar hunne hoofden werd geworpen, maar meesttijds even te laat kwam om doel te treffen. En na zulke worpen kwamen de zwarte hoofden met de schitterende tanden terug, opnieuw de toeschouwers hoonend en uitdagend, doch intusschen scherp oplettende, want elk oogenblik kon het gevaar weer dreigen. En werd zoo'n neger 'n enkele maal duchtig getroffen, dan ging er een onbedaarlijk gejuich op uit het publiek en brulden de andere negers van louter Schadenfreude naar het scheen, maar inderdaad zal er ook berekening en reclame 167 in 't spel zijn geweest, want een goed gerichte worp bracht weer nieuwe animo en nickels in 't laadje. En daarom was het begonnen. Voor een nickel kreeg men drie ballen, en die waren gauw vergooid, vooral als het bovendien nog tegen elkaar ging, wie den eersten treffer zoude hebben. De baiaar van vermakelijkheden. Bepaald interessant was het „s t e e p 1 ec h a s e-e tablissement, de „bazaar van vermakelijkheden", grooter oppervlakte beslaande dan zelfs de Thialfsbaan te Heerenveen, of de Wilhelminabaan te Leeuwarden, en dan geheel overdekt en bevloerd, waar men een halven dollar entree had te betalen, maar verder zonder meerdere kosten van de vreemdste vertooningen kon genieten, die een kermis kan aanbieden. Daar vondt ge 't zoogenaamde Duivelsrad, dat steeds sneller en .sneller ronddraait en langzamerhand heel de zich rondom het middelpunt aan elkander stevig vasthoudende menigte, soms in de vreemdste houdingen, van zich afwerpt, tot groote hilariteit van de eigen lotgenooten en de vele toeschouwers. Grappiger tooneeltjes nog kan men beleven bij de Draaikolken-toboggan. Stel u voor, niet één, maar een twintigtal in tegengestelde richtingen en met verschillende snelheden ronddraaiende vlakke schijven, ieder van een paar meter middellijn. Vanaf een 30 meter hooge glijbaan komt men met vrij groote vaart zoowat juist midden in deze draaiende schijven terecht, welke de ghjlustigen, die zich aan niets kunnen vasthouden en absoluut zijn overgeleverd aan de grillen van het toeval, heen en weer slingeren van de eene schijf op de andere, totdat ze eindelijk in de smalle, goed gewatteerde gang terecht komen, die rondom dit draaikolken-schijven-mechaniék is aangebracht. En recht komisch kan het worden, wanneer eenige glij- en draailustigen van beiderlei sekse zich tegelijkertijd op dit draaikolken-vlak wagen, welke dan vaak op eigenaardige en ongekunstelde wijze met elkaar in aanraking komen, om plotseling ook weer van elkander gescheiden te worden, wijl ze ieder door een verschillende schijf gegrepen, hun eigen dwarrelgang hebben te volgen. 108 De steeple-ehase. Dan heeft men nog de steeple-chase of de wedren over heg en steg, waarnaar deze inrichting heet en die eene der voornaamste attracties vormde, waar ge eveneens gratis zoo vaak ge maar wilt op mechanisch dravende, soms steigerende paarden, een lange route kunt meemaken over berg en dal, door natuurgetrouwe panorama's of door duistere, geheimzinnige tunnels, die u plots voeren in een fantastisch verlichte sprookjeswereld, bevolkt met kleine kaboutermannetjes en grijnzende monsters, welke vuur spuwen uit hunne wijd opengesperde kaken en die u regelrecht laten ingaan op een waarschijnlijk met spiegelreflexen bedriegelijk nagebootsten waterval. Op een ander oogenblik denkt ge pardoes op een lotgenoot te zullen inrijden, die van de tegenovergestelde zijde komt aanhobbelen, doch even voor de botsing zwenken beide paarden automatisch en ook die emotie is weer achter den rug. Het betooverde tooneel. Dit is ook eene vermakelijke 'vertooning. Ieder bezoeker wordt er even overgeleverd aan de hilariteit zijner medebezoekers, die vóór het tooneel hebben plaatsgenomen en kunnen lachen om de koddige scènes die zich daar afspelen. Niet ver van den hoofdingang van dezen kermis-bazaar wordt de argelooze bezoeker al dadelijk getroffen door een heele rij holle en bolle spiegels, waarin hij zijn eigen-ik in de gekste caricaturen kan bewonderen. Hierlangs loopend komt hij ongemerkt in een spiegel-doolhof, waar hij zich zelf ziet aankomen als Prikkebeen of wel als vriend Dikkie, om op een volgend moment in den waan te worden gebracht, dat hij zich bevindt in een groot gezelschap van louter eigen-iks. Op een gegeven oogenblik kan hij niet verder en vermoedelijk is eene spiegeldeur automatisch achter hem dichtgegaan. Hij duwt even tegen deze deur om verder te kunnen gaan, en gelukkig komt er eenige beweging. Verbaasd ziet bij rond, want bij staat op een tooneel met een echte zaal voor zich, waar alle plaatsen bezet zijn. Hij wordt met groot gejuich begroet en begrijpt niets van de verbijsterende situatie. Vreemde gewaarwerdingen. Hij vreest, dat hij daar niet behoort te zijn en op verboden terrein is, zoodat hij onmiddellijk rechtsomkeert wil maken, maar de deur heeft zich al weer achter hem ge- 109 sloten. Hij doet nu een paar stappen vooruit, de vloer zakt plotseling onder zijn voeten weg, hij weifelt een oogenblik en doet dan heel behoedzaam nog een stap en nog een...., en half opspringend en haast vallend, tracht hij thans een leuning te grijpen om staande te blijven, doch deze blijkt van zoo slappe constructie, dat zij hem geen steun kan bieden. Even verder ziet hij een paar stoelen. Hij wil een der leuningen grijpen, doch trekt zijn hand verschrikt terug, doordat hij een lichten electrischen schok door zijn lichaam yoelt. Een dikke, verraderlijk nagebootste paal, waar hij houvast denkt te vinden, blijkt slechts een slappe spiraalveer te zijn, die bij de minste aanraking al heen en weer begint te wiegelen.. Meerdere lotgenooten. Inmiddels heelt hij al een paar lotgenooten gekregen, en is hij zelf op een rustige oase aangekomen, waar hij reeds mee kan lachen over de gekke capriolen van zijn volgelingen, totdat een der acteurs hem vriendelijk vermaant door te willen gaan en hem met een electrisch geladen stokje in zijn nek kitelt of in de palm van zijn hand. Plots komt hij nu in een onverklaarbaren krachtigen luchtstroom, die zijn hoed meevoert of als het een dame is, haar dun strandrokje soms angstig hoog doet opwaaien. Even verder bewegen zifh bijkans onmerkbaar twee leeren loopers in diverse richting. Argeloos waagt hij een stap, die hem bijna het evenwicht doet verliezen, hij springt evenwel op, zet zijn anderen voet op den anderen looper, krijgt nog eens dezelfde gewaarwording en is blij, dat een tweede artist hem vastgrijpt en voor vallen behoedt, doch intusschen kans ziet hem een lachverwekkend plakkaat op zijn rug te spelden. Als hij ten slotte den veelbewogen loop over het tooneel heeft volbracht, dan kan hij langs een der coulissen of schermen verdwijnen om daarna zelf hartelijk mede te lachen om de slachtoffers die na hem komen. De voorste rij stoelen is nog onbezet Hij verheugt zich reeds over het goede plaatsje daar vooraan, wil gaan zitten, doch de zitting biedt geen weerstand en hij mag blij zijn, dat hij zonder buiteling ergens elders nog een plaatsje kan vinden, waar hij eindelijk veilig is voor nieuwe verrassingen en gevaren. Wij zullen niet langer verwijlen bij al de kennis-kunstenarijen en verrassingen, welke het s t e e p 1 e-c h a s e-e t a b 1 i s s em e n t den bezoekers biedt. Wel dient nog 110 even gezegd, dat men er ook naar hartelust kon gaan baden en plassen in groote bassins van beton, aldoor frisch gehouden met stroomend zeewater. Bijzonder was nog het ApenCircuit. waar „heusche rennen" werden gehouden en waar men bij bookmaker en totalisator zijn nikkel en dime in het avontuur kon zetten, evenals op een echte renbaan. Men zag er de als jockeys kleurig uitgedoste apen, vastgebonden in miniatuur race-automobielen, langs een electrische cirkelbaan snorren. Een bepaald aantal ronden moest worden afgelegd. Maar met het stuur konden de kleine chauffeurs invloed uitoefenen op de mindere of meerdere snelheid, zoodat de een vaak vlugger vooruit schoot dan de ander. Onbewust van de financieele interesses van vele toeschouwers gebeurde het, dat deze of gene, plotseling afgeleid, midden in de race stopte en een mooie kans verspeelde. Tot groot vermaak van de toeschouwers bleven ze vaak doof voor de aansporingen van de wedders en trokken ze in plaats vreemde gezichten. Die kuren en grimassen van het onschuldige apenvolkje maakten deze wedrennen tot een lachwekkend blijspel I * * Vroeg op! Op Dinsdag den 13 Juni was het voor mij vroeg dag. Den vorigen avond had ik den headporter gezegd, dat ik met de dagboot langs de H u d s o n-r i v i e r naar Albany dacht te gaan. Ik had slechts mijn koffers te pakken en de por ter zorgde voor de rest. Hij wekte mij vroegtijdig, haalde mijn bagage van de kamer, expedieerde deze naar de boot, kocht een ticket en had een taxi ontboden, die mij prompt op tijd ter plaatse bracht De booten van de H udson-Riv erLi n e, wélke 'n geregelden dag- en nachtdienst onderhouden tusschen New-York en Albany, liggen aan 't uiteinde der pier van de 22ste straat. Wij vertrokken klokslag 9 uur en arriveerden des middags te ruim 6 uur in Albany. Een afstand van ongeveer 250 kilometer, dus bijna zoover als van Leeuwarden naar Maastricht en dat in 9 uur tijds! Robert Pulton. Robert Fulton, de geniale uitvinder der stoomboot, heeft zijn eersten tocht langs 111 de Hudson gedaan in 1807 en is viermaal zoolang onderweg geweest. Slechts één passagier, de Franschman Andrieux, had zich destijds in zijn stoomende vuurboot „de Claremont" durven wagen. Evenals de uitvinder van de velocipède te Frankfort a. M. uitgelachen werd door het publiek om zijn dwaze pogingen, zoo het meende, en er destijds zelfs spotprenten op hem en zijn vinding in 't licht zijn verschenen, is het Fulton vergaan, toen hij zijn plannen publiceerde om zonder zeilen en riemen de baren te zullen klieven, zelfs tegen den wind in. Men maakte zich vroolijk over zijne onderneming en dreef er den spot mee. En toen hij zijn eerste boot gereed bad en aankondigde dat hij de Hudson zou opvaren door de kracht van vuur en water, stroomden de ongeloovige nieuwsgierigen naar de oevers, in de stellige verwachting, dat het vuurschip dra in vlammen zou opgaan. Zij noemden het schip F u 11 o n-F o 11 y, wat zooveel wil zeggen als „Fultons-Dwaash e i d". Maar het kloeke waagstuk slaagde en in groeten getale had men de dwazen nu aan de oevers te zoeken. Wat duizenden onmogelijk hadden geacht, was uitvoerbaar gebleken. Toen en thans. Welk een ommekeer, toen en thans. Thans wordt de Hudson bevaren door „drijvende paleizen", die tot de prachtigste, grootste en snelstvarende rivierbooten op aarde behooren. Zij zijn uitsluitend voor passagiersvervoer ingericht en zoo heeft de WashingtonIrving, de jongste en grootste boot der H u d s o n-vloot, plaatsruimte voor 6000 passagiers. En dan blijft er heusch op de vier boven elkander gelegen dekken voor al die menschen nog genoeg bewegingsvrijheid over en dat zegt wat! De afmetingen zijn dan ook fabelachtig en wel waard even genoemd te worden. De lengte van deze boot is ruim 126 M., de breedte, over de spanten gemeten, bijna 15 M., en tusschen de buitenzijden der raderkasten zelfs bijna 25 M., terwijl de diepgang nauwelijks 2 meter bedraagt en dus betrekkelijk zeer gering is. De beide schepraderen hebben een middellijn van circa 8 M. en dus zoo ongeveer de hoogte van een gewoon heerenhuis van twee verdiepingen en de breedte dier 112 raderen bedraagt maar eventjes bij dè vijf meter. Is het te verwonderen, dat twee van deze raderen, met reuzenkracht door het water gedreven door machines van 6000 paardekracht, aan zulke rivierpaleizen, die voldoende comfort bieden aan een 6000 passagiers, nog, een snelheid kunnen geven van zoo'n 40 K.M. in het uur, dus ongeveer zoo snel als de stoomtram ten onzent? Aan boord. Aan boord is alles al even modern als praktisch ingericht Afscheiding in klassen is er niet bekend; ieder betaalt hetzelfde tarief, enkele reis N e w-Y o r k—A 1 b a n y 2 en retour 3K dollar. Dit is dus niet duur en als ge den dollar gelijk wilt stellen met den gulden hier, bij uitzondering eens zeer goedkoop te noemen. Wie bijzonder op rust of gemak is gesteld, of gaarne met de zijnen alleen wenscht te zijn, kan tegen extra-betaling voor zich een vrije „drawing-roo m" reserveeren. Natuurlijk is aan boord alles te verkrijgen en is het een volmaakt drijvend restaurant waar men door een vlug negercorps op zijn wenken bediend wordt terwijl men kan genieten van afwisselende vèrgeztehten, die beide oevers bieden. Voorts vindt men er ruime lees- en conversatiezalen, 'n schat van schilderijen van beroemde schilders, met gezichten langs de Hudson aan de wanden van salons en corridors, en zware, mollige tapijten in de gangen. Voorts worden er eiken dag een paar concerten gegeven. Ook was er een barbier aan boord. Volgens eigen zeggen was hij een Duitscher van geboorte en had hij geen kans gezien om naar zijn vaderland te komen, teneinde het scheermes met het zwaard te kunnen verwisselen. De Hudson-rivier. Henry Hudson is de eerste Europeaan geweest die, hoewel zelf Engelschman, in dienst van onze Oost-Indische Compagnie, in 1609 met zijn „Halve Maan", een jacht van nauw tachtig ton en met twintig koppen bemand, de Atlantische Oceaan is overgestoken en tenslotte deze rivier is opgevaren tot aan de plaats waar thans Albany ligt. Hier gekomen zag hij, dat hij aldaar de gezochte doorvaart naar China en I n d i ë niet zou vinden, waarom hij de terugreis aanvaardde. 113 Waarom de oudste bewoners van Amerika geen Amerikanen worden genoemd, maar Indianen, vindt hierin zijn reden, dat men bij de ontdekking der Nieuwe Wereld aanvankelijk meende in Indië te zïïn , ,Tf eere van de nagedachtenis van den kloeken zeevaarder is aldus deze rivier naar hem genoemd. Hudson zelf noemde haar „de nvier der bergen", welke naam in den beginne door de Spanjaarden en Portugeezen werd overgenomen. De inboorlingen kenden den stroom onder den naam van I Vi'KCail'hk' wat moet beteekenen „het heen en weer vloeiend water", zoo genoemd waarwhijnlijk om het sterk rijzend 17^. «P* ?p sommige oude kaarten rfvfl» 2Vler °°,k aangegeven als „NoordK 'MZekeJ omdat haar looP begint in het ten Noorden van Nieu w-A m s t er da m *P 500 K.M. afstand gelegen „Adiro™ dacks-gebergte". En onze voorouders' doften den stroom met den naam „MauriTius" ter eere van Prins Maurits, maar ook dezê naam heeft geen stand gehouden. Henry Hudson. Hoewel over dezen zeevaarder weinig bekend is, is zijn naam door zijne ontdekking van deze rivier des te meer bekend g£ geWeven.611 *0°* bewaard neete'fc? l^?60 !? Plotse1^ ten tooneeie In 1607 als scheepsgezagvoerder, in dienst van de M u s c o v y-Cc, m p a 'n y £ V? bf^grijken handel dreef, vooral ui bontwerk, op Rusland. Als zoodanig verkeerde hn veel in de Noordelijke PoolSeeën S, *t "alen de landen van wm^T en* Nova-Z£*"bla, waar ook onze Willem Barents met de zijnen een langen, bangen wmter hebben doorgemaakt kreeT reken e? ^dekkingen ver- vtef8™ *uds.on eemge bekendheid en viel op hem het oog der bestuurders van ZT. £;}£°mipa?aie> weU£e den handel op onze bezittingen in den Oost in handen had, toen deze door het verbod van koning Phï sabon de specerijen uit Indië op te koopen, zeer belemmerd werd en zij langs 't Noorden van Europa en Aziëeen eigen doorgangsweg hoopte te vinden. oi?en 8 £anuari 1609 w»d het contract tusschen partijen geteekend, hetwelk later rit de archieven der O. I. C. is opgediept en dat HmtTl^^Pronkfhjke redlctie Ltm volgen, ten bewijze ook, dat onze voorouders 114 wel in weinig woorden, kort en krachtig, belangrijke zaken wisten te regelen. / Contract met Henry Hudson. Op heden den 8e Januarij in 't Jaar onses Heeren 1609 sijn met malkanderen geaccordeert en overkomen de Bewlnthebberen van de Oost-Indische Compagnie en Mr Henry Hudson, Engelsman, geassisteert met Jodocus Hondius ter andere sijde, in manlere navolgende. Te weten: dat de voorsz. Bewinthebberen metten eersten sullen equipperen een scheepken of jaght, van omtrent dertigh lasten, waarmede de voorn. Hudson omtrent den eersten van April, van volck, vivres, en andere nootlljckheden wel voorsien, sal seijlen om passagie te soecken door 't noorden, benoorden Nova Sembla om, en soo lange de longltudine vervolgen, dat hij sal konnen seijlen- zuijdwaart tot op de hooghte van sestigh graden, en' soo veel kennisse van landen sien te bekomen als sonder merekelijck tljtverlies sal konnen geschieden, en is 't doenlijck stracks wederom keeren, om aan de Bewinthebberen te doen getrouwelijck rapport en relaes van sijn reyse, en overgeven sijn Journalen, coursen, kaerten en alles wat hem op de reijse wedervaeren is sonder iets aghter te houden. Op welcke aanstaende reyse de Bewinthebberen aan den voorsz. Hudson sullen betalen soo tot sijn uijtrustinge op de voorsz. reijse, als tot onderhout van sijn vrouw en kinderen, de somme van acht honden gulden, en ingevalle (daar Godt voor sij) hij In een Jaar niet wederomme hier te lande, of. hier omtrent en quame te arriveren, sullen de Bewinthebberen nogh aan sijn huijsvrouwe betalen twee hondert gl. courant, en alsdan aan hem en sijne erven niet vorder gehouden sijn, ten waere hij daer na nogh moghte komen te arriveren, ofte dat ti« binnen 's Jaars gekomen waar, ende de passagie goet ende bequaem, datse Compe. wederomme soude gebruijcken, gevonden hadde in welcken gevalle de Bewinthebberen aan den voorn. Hudson voor sijne periculen, moeijten en konste sullen recompen• seren tot haere discretie, waer mede den voorn. Hudson te vreden is. Ende ingevalle de Bewinthebberen goetvonden alsdan deselve reijse te vervolgen en continueren, is met den voorn. Hudson geaccordeert en verdragen, dat hij hier te lande sijn woonstee met vrouw en kinderen sal nemen, en hem van niemant anders als van de Compy laten gebruijcken, en dat tot redelijckheijt 115 en discretie van de Bewinthebberen, die hem oock van den selven vorderen dienst alsdan in alle billijckheijt en redelijckheijt beloven te vergenoegen en eontenteren Alles sonder argh of list In kennisse der waerheijt sijn hier van gemaeckt twee contracten van eenen teneur, en bij beijde partijen onderteijekent, als mede bij Jodocus Hondius, als tolck en getuijge. Datum als boven. Was geteekent: Dirck van Os, I. Poppe, Henry Hudson; lager stont: brj mij Jodocus Hondius, als getuige. Hoog was dus de belooning niet, maar dm welslagen wel zeer rekbaar en daarop k °Tn wel Hudson gespeculeerd hebben. Alleen het pensioen, wat zijne vrouw zou ontvangen, indien hij eens niet zou mogen terugkeeren — een weinig bemoedigende voorwaarde — achten wij wel wat laag Op Zaterdag den 4 April 1609 vertrok Hudson uit Amsterdam. Zijn schip „de Halve Maen" was genoemd naar het vlaggeschip, waarmede in 1602 admiraal Kant de Spanjaarden had verslagen. Den 12 Juli d. a. v. kreeg men land in zicht en eene ruime week later werd de rivier opgezeild, die thans den naam van den ontdekker draagt. ^«l^udson heeft «««"ge l'aren later en wel in lölO een jammerlijken dood gevonden. Bij een nieuwen ontdekkingstocht naar de Nieuwe Wereld, m dienst der O. L C. kreeg hij muiterij aan boord, en hebben zijne opstandige schepelingen hem, met zijn achttienjarigen zoon en den stuurman midden op den Atlantischen Oceaan in een sloep gezet en deze aan de wijde zee prijs gegeven. Men heelt nimmer meer iets van Hudson en de zijnen gehoord, ondanks de in het werk gestelde pogingen tot redding en zoo zal het vermoeden, dat hij/jammerlijk is omgekomen, wel juist zijn. Wreeder dood is wel met denkbaar. Het bevaarbare gedeelte der rivier. • Hiet .blevaarbare gedeelte der Hudson m slechts klein in vergelijking met andere rivieren als de Missisippi, de Hp of de Doaan. Voorbij Albany toch wordt zij een bergstroom met veelvuldige stroomversnellingen en kleine watervallen, zoodat ze verder op niet meer bevaarbaar is en Hudson aldaar destijds terug moest keeren. 116 Het bevaarbare gedeelte der rivier is daarentegen des te belangrijker. Hoewel de scheepvaart er op lange na niet zoo druk is als op den R ij n, komen er toch geregeld lange houtvlotten en groote koren- en kolentransporten de rivier afdrijven, en kruisen de prachtige stoom- en zeiljachten van de Amerikaansche millionairs daar tusschen door. Be IJs-indu8trie. Het benedengedeelte van de Hudson, dat voor eb en vloed ligt en waar het water dus een groot zoutgehalte bevat, bevriest niet, maar verder stroomopwaarts ziet ge langs de oevers groote ijsschuren van de Knikkerbocker-Ice-Company. In den winter vinden duizende menschen daar werk in de ijs-industrie. In de zomermaanden wordt het ijs, dat ra groote vierkante blokken is gezaagd, uit de ruime voorraadschuren gehaald en verscheept naar de nabij gelegen steden en wel groot endeels naar New-York, waar elk huisgezin, gelijk bijkans in elke Amerikaansche stad van eenige beteekenis, eiken dag opnieuw zijn ijs krijgt, gelijk wij de melk van den boer en het brood van den bakker ontvangen. Langs de Hudson. Wij troffen een uitgezochten, prachtig helderen dag en konden dus ten volle genieten van de voortdurend afwisselende gezichten, die beide oevers bieden. Tegen den avond betrok wel is waar de lucht en viel er een dunne stofregen, toen de torens van Albany uit het nevelig verschiet opdoemden, doch de laatste vijftig kilometer van dit schoone watertochtje zijn het minst interessant en ten slotte vrij eentonig. Op den beneden-H u d s o n was het echter des te interessanter. Een en al wisseling en beweging. Op de rivier een druk heen en weer kruisen der lompe, maar nog betrekkelijk snel door het water klievende ferrybooten, rechts lag het eigenlijke NewYork en in het verschiet doezelden langzaam weg de steile wolkenkrabbers van het beneden-stadsgedeelte met den slanken toren van het Woolworth-gebouw, nog even boven zijn omgeving uitstekend. Links lag Hoboken met zijne pieren, pakhuizen en loodsen voor de Trans-Atlantische lijnen. De eerste minuten na de afvaart zaten we nog midden in het business-gedeelte,i links en rechts pieren, loodsen, aanlegsteiger» en •117 kranen, doch dra kregen de rotsachtige oevers een schilderachtiger aanzien. Op het hoogste dek. Wij varen het dichtst langs dén rechteroever, welke het mooiste uitzicht geeft. Op het hoogste dek gezeten, heeft men verrassende vergezichten over de onafzienbare huizenvelden, terwijl de oever onmerkbaar stijgt Ter hoogte van de 72ste straat gekomen, is de stad niet meer te overzien en ziet men voor zich een breede boulevard van . prachthuizen en villa's. Hier begint de beroemde Riversidedrive, een boulevard die zich over een lengte van 4 K.M., bijna een uur loopens, uitstrekt tot de 129ste straat, en waaraan enkel de rijksten onder de rijken kunnen wonen. Ook onze Friesche C o o p e r heeft hier voortijds eenige jaren gewoond. De villa van een millionair. Bovenal trekt de aandacht de villa van den millionair Charles Schwab den bekenden staalkoning, een vorstelijk paleis, dat een der mooiste particuliere gebouwen in Amerika moet zijn en dat zegt wat in het'land van onmetelijke rijkdommen. Het huis doet eenigszins denken aan een Duitsche burcht uit de middeleeuwen, met hoektorens en transen, en breede terrassen, döch de open verandah's en het breede op zuilen rustende portiek geeft aan het geheel een meer modern cachet. Een prachtig gedreven zwaar ijzeren hek scheidt het omliggende park, dat de geheele lengte inneemt tusschen de 73ste en 74ste straat, van het publieke trottoir. Alleen voor den grond moet twee millioen gulden betaald zijn en de bouwkosten met park-aanleg hebben even zoovele dollars gekost. Overmatig groot is het huis overigens niet. Op het oog lijkt het niet grooter dan een vierde deel van de Beurs te Leeuwarden, doch voor twee menschen met hun dienstpersoneel is het groot genoeg. Kinderen heeft het echtpaar niet en zoo moet thans reeds bekend zijn, dat deze vorstelijke bezitting na dien dood der bewoners aan de stad New-York zal komen. Een mausoleum. Even verder ter hoogte van de 123ste straat verrijst op het hoogste punt een mausoleum van wit graniet, omgeven door breede terrassen, een stevig bouwwerk, onge- 118 veer 30 M. in *t vierkant, dragend een met Jonische zuilen opgetrokken koepel, waarvan het dak schitterde in de zon. Dit is het beroemde, op een mijner wandelingen door New-York ook reeds bezochte mausoleum, G r a n t's T o m b, opgericht gelijk de naam reeds aanduidt ter nagedachtenis van generaal Ulysses Grant, opperbevelhebber in den burgeroorlog van 1860—1865 en president der Vereenigde Staten van 1869 tot 1877, wiens stoffelijk overschot hier ter ruste werd gelegd met dat zijner echtgenoote in twee rood-marmeren sarcophagen. Het geheel schijnt een nabootsing van Napoleon's graf in den Dom der Invaliden te Parijs, al kan het nauwelijks den toets der vergelijking doorstaan. Ook diens sarcophaag staat in een marmeren kuil, omgeven door een balustrade, treffend door zijn smaakvollen eenvoud, en met opzet in de diepte geplaatst, opdat ieder, 't zij vriend of vijand, het hoofd nog zou buigen voor het stoffelijk overschot van den eenmaal zoo machtigen heers cher. De Palissaden. Thans is het de linkeroever, die onze aandacht vraagt en stroomt de rivier langs de steile bergrotsformatie, de Palissaden genoemd, een zich loodrecht verheffend rotsgebergte 't welk zich uitstrekt over 'n lengte van meer dan 30 K.M. Deze hooge, verweerde bazaltwand met zijn loodrechte, hoekige schachten varieert in hoogte van 60 tot 150 M Bovenop is het een vlak plateau, zacht dalend naar het westen, dun begroeid en niet zeer vruchtbaar, maar vooral in de laatste jaren geliefkoosd bouwterrein voor de bewoners van New-York die hier dicht bij huis, doch in een geheel nieuwe omgeving hun zomerverblijven stichten. En daar tusschen door schitteren de kleurige daken der mondaine hotels. Het is daar hoog en droog en het moet daar zeer gezond wonen zijn, met heerlijke vergezichten over zachtglooiende oevers en licht golvende heuvels aan de overzijde. Een dezer heuvels, ietwat naar den voorgrond tredend, heet Spuy ten-Duy vil en omvat een baai of kreek, de S p u y t e nDuyvil Creek. Aan deze benaming is een legende verbonden, gelijk aan de Hudson-b oorden zoovele legenden verbonden zijn uit het oude helden-tijdvak, toen de kolonisten en in het bijzonder onze voorouders met de Indianen streden om het oppergezag, welke legenden voor het na- 119 geslacht bewaard zijn gebleven door de geestige pen van Washington I rving, den beroemden schrijver, welke aldaar geboren en getogen is en er ook zijn laatste rustplaats heeft gevonden. Naar hem is dan ook de boot genoemd, waarop wij ons thans bevinden. In zijn bekend werk „De humoristische geschiedenis van N e w-Y ork door D i ederick Knickerbocke r", verhaalt hij van een trompetter A nt h o n i e van Corlaer, die in dienst was bij Petrus Stuyvesant, welke hem toen moet hebben uitgezonden om de landgenooten te wapen te roepen tegen een inval der Indianen. Anthonie heeft zich van zijn taak gekweten, maar met opoffering van eigen leven, omdat hij bij het overzwemmen van deze kreek — het moet stormweer zijn geweest — jammerlijk is verdronken. „De wind" — aldus de vrije verteling der bedoelde legende — „was sterk, de gol„ven bruisten en geen C h a r o n was daar „in de omgeving om den moedigen trompet„ter met zijn dringende opdracht naar de an„dere zijde over te brengen. Een korte poos „stond hij daar aan den oever te toeven ge.,lijk een schrandere geest op den rand eens „afgronds; daarop gedachtig aan het spoed„eischende zijner zending (hij moest het „volk te wapen roepen) nam hij een fer„me teug uit zijn steenen kruik; zwoer heldhaftig naar den anderen kant te zullen „zwemmen ten spijt des dui„v e 1 s en wierp zich moedig in den „stroom. „Ongelukkige Anthonie! „Met inspanning van al zijn krachten nau„welijks halverwege gekomen en worste„lend met de golven alsof hij streed met den „Geest der wateren, gevoelde hij niet te zul„len slagen. Kloek beraden bracht hij nog „zijn trompet aan den mond, blies uit alle „macht het „te wapen!" en zonk toen voor „altijd weg in de diepte." Het schel geschetter zijner trompet had zich weerkaatst tegen de heuvelen, was heinde en ver in het land gehoord en de opgeschrikte bewoners waren in allerijl naar de plaats des onheils gespoed, doch daar gekomen verhaalde een oude man, een Nederlander, bekend om zijn waarheidsliefde en tevens ooggetuige van het droevig ongeval, dat de duivel in de gedaante van een groeten draak, den forsch gebouwden Anthon i e bij het been had gegrepen en met hem in den vloed was verdwenen. 120 Ook later heeft deze streek van zich doen spreken en er is hier tijdens den Vrijheidsoorlog menig belangrijke slag gevallen. Zoo lag Fort Lee, thans een hotel, ter plaatse waar de Palissaden beginnen; aan de overzijde vond men eertijds het fort Washington. Dra passeeren we aan onze rechterhand Jonkers, dat thans een der bloeiende voorsteden van New-York is, waar, gelijk we vroeger reeds mededeelden, de urenlange B r o a d w a y eindigt. Jonkers was een der oudste Hollandsche nederzettingen en woonplaats der familie Philipsen. Het kasteel dezer familie, die ten tijde van gouverneur Stuyvesant in dé Nieuwe Wereld arriveerde, is al van zeer ouden datum. Het oudste gedeelte van het gebouw is van 1682. Thans heeft het gemeentebestuur zijn zetel in dit statige en nog hechte gebouw. Tijdens den genoemden Vrijheidsoorlog heeft Washington, de aanvoerder der verbonden Amerikaansche troepen, verscheidene dagen zijn hoofdverblijf hier gevestigd gehad, doch de gastheer van dit kasteel Werd van Engelsen-gezindheid verdacht en van hoogverraad beschuldigd (1779) zoodat zijn bezittingen werden verbeurd verklaard en hij zelf in ballingschap is gestorven. Na Jonkers zien we dra het spitse torentje van Hastings boven het boomgewas uitsteken. En een paar minuten verder ligt DobbV veer, zoo genaamd naar den Zweed, die hier in vroeger dagen het veer bediende. Ook maakt de reisgids den passeerenden vreemdeling opmerkzaam op een eenvoudige, tusschen het groen verscholen boerenhoeve, het Livingstone-huis, benoemd naar den toenmaligen bewoner, in welk huis in 1783 Washington met den aanvoerder der Britsche troepen onderhandelde'over de ontruiming van NewYork. De Tappan-zee. Bijna tegenover D o b b 's-v eer ligt Piermont Hier verbreedt zich de rivier tot een baai of binnenzee, Tappanzee genaamd, welke ongeveer 16 K.M. lang en ruim 6 K.M. breed is. Piermont is genoemd naar de lange pier van den E ri e-spo or weg, 121 welke in de rivier is opgebouwd tot een lengte van bijna een half uur gaans. Irvington. Aan de overzijde der baai, in het ver verschiet, ligt Irvington, genoemd naar Washington Irving, „den bard der. Hudison". aijln eenvoudige, geheel met klimop begroeide woning, Sunnyside geheeten, is, zij het niet zeer duidelijk, vanaf de boot te zien. Zij werd oorspronkelijk gebouwd door een onzer voorvaders, Wolfert Akker, raadsheer van Peter Stuyvesant, die boven zijn deur deze spreuk had laten beitelen: „Lust in Rust". In de wandeling heette het huis „Wolferts' rust" en het volk maakte daarvan „Wolvennest", althans zoo vertelt Irving. Aan de breede, soms stormachtige baai ligt ook het schilderachtige stadje Nyack,. met dicht begroeide heuvelen daarachter,r welke een geliefkoosd ontspanningsoord zijn voor den groot-stad-bewoner. Tarrytown, Draal- of Tarwestad. Nagenoeg tegenover Nyack ligt de stad Tarrytown, dat „Draalstad" beteekent. Irving zegt er van, dat de goede huismoeders in de omgeving dien naam er aan gegeven hebben, omdat hun echtgenooten op marktdagen gewoonlijk zeer laat huiswaarts keerden, en moeilijk konden scheiden van de „zoete huisjes van houd-aan". Doch het kan ook zijn, vertelt hij, dat de Hollanders, die hier eertijds woonden, het plaatsje Tarwedorp hebben genoemd, omdat er zooveel tarwe werd verbouwd, en dat de zich daar later gevestigde Engelsch sprekende bevolking aldus het oorspronkelijk woord verbasterend, daarvan eerst hebben gemaakt Terwentown, en dit later Tarrytown is geworden. Aan beide oevers zijn de prachtigste huizen gebouwd. De millionairs van NewYork hebben hier hun vorstelijke zomerverblijven en de Goulds, Astors en R o c k efellers brengen aan deze liefelijke boorden met hunne zacht glooiende heuvels en verrassende vergezichten een gedeelte van hun zomer door. De Kijk-uit-berg. Een der mooiste verblijven is van den mulü-nullionair John. D. Rockefeli ' t "l A"J,erika algemeen bekend ais „John D. . Zijn zomer-residentie is 122 gebouwd op den „Kijk-uit-berg", of zooals deze heuvel, de hoogste zijner omgeving, thans heet „Kake-out-Mount". Een paar weken later, — het was den 8 Juli — toen ik in Chicago was, viel mijn oog op een nieuwsbericht, dat met dikke, sprekende letters aankondigde: „John D. is 77 today; Here's the Way he hopes tp live to 100". En dan wordt verteld, dat de lijfarts van dezen petroleum-koning voorspelt, dat hij langer dan honderd jaar zal leven, indien hij de volgende leefregels maar in acht wil blijven nemen, waaraan hij tot heden eene uitstekende gezondheid heeft te danken. Leefregels om oud te worden. „Don't worry about anything!-' luidt de eerste regel. „Maak je over niets bezorgd" of tewel „zet alle zorgen op zij". Het Amerikaansche Wad, teekent hierbij droogweg aan, dat het „John D." wel niet heel moeilijk zal vallen, om dezen gulden regel wat de financiën betreft, in toepassing te brengen, omdat Wj 800.000.000 dl., dat is twee duizend millioen gulden, „waard" was, en jaarlijks een inkomen genoot van 60.000.000 dollar, wat 5.000.000 dl. per maand, 1.153.846 dl. per week, 6.854 dl. per uur, 140 dl. per minuut en bijna 2 dollars per seconde beteekende. De tweede leefregel: „Watch vour waistline and do nat got overweight", wordt niet te dik en niet te zwaar!" of te wel „Soberheid maakt zuiver Woed". En verder: „Drink at least three quarters of water a day". Drink minstens drie kwart liter water per dag". „Keep your body active. See that every muscle works". „Neem lichaamsbeweging en laat geen spier ongebruikt of verslappen." En tenslotte: „Never go to sleep in the fresh air'. „Ga slechts slapen daar, waar frissche lucht tot u kan komen!" Lindenhorst. Even verder trekt een prachtige toren onze aandacht. Het lustverblijf zelf ligt in het groen verscholen. Het is geheeten „Lindenhorst" en behoort aan de familie G o u 1 d, een der spoorweg-magnaten. Ook dit landgoed heeft zijne historie, en heette vroeger „The Paulding Manor", wat beteekent 123 „De heerlijkheid of baronie der familie P a u 1 d i n g". Enkele harer leden hebben zich in den Vrijheidsoorlog zeer verdienstelijk gemaakt jegens het vaderland en zoo staat de naam Paulding met die van Williams en van Wart gebeiteld in een bier ter plaatse opgericht monument. Dit driemanschap toch had weerstand geboden aan elke verlokkende aanbieding van de zijde der Engelschen. En toen de Britsche majoor, John André, die als boer verkleed, spionneerde en den bevelhebber van fort Putman, Benedict Arno 1 d, had weten om te koopen en te bewegen dit fort bij verrassing in handen van den vijand te spelen, werd hij op zijn terugweg door dit drietal aangehouden en onderzocht Uit zijn laarzen kwamen stukken omtrent het fort te voorschijn, en zoo heeft hij zijn stout waagstuk met den dood moeten boeten. Ter plaatse zijner arrestatie, heeft hij den kogel gekregen, en is hij dus als spion op smadelijke wijze geëxecuteerd. In Engeland wordt zijne nagedachtenis evenwel in eere gehouden en zoo is ook voor hem te Londen in de Westminster Abbey, in welk plechtig gebouw de groote mannen van Engeland hun laatste rustplaats vinden, als hulde aan hunne nagedachtenis, een praalgraf opgericht Een zeer oud Hollandsen kerkje. Niet ver van Tarrytown staat een zeer oud Hollandsen kerkje, dateerend van het jaar 1699. Het moet het oudste kerkgebouw in de Nieuwe Wereld zijn, vreemdsoortig van vorm en met een nietig torentje, waarin een klok met het Latijnsche opschrift: „Zoo God vdór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?" Op het kerkhof naast deze kerk rust het stoffelijk overschot van den beroemden schrijver Washington Irving. Het dal waar het oude kerkgebouw staat heet S 1 e e p y H o 1 1 o w, dat is: S 1 a a p d a 1. Daarvan schreef W, a shington Irving deze bijzondere woorden: „Het is een klein dal of liever „stuk gronds tusschen hooge heuvels gelengen, dat een der stilste plaatsen is van de „geheele wereld. Een smalle beek stroomt „er doorheen, wier zacht geruisen voldoen„de is om iemand in slaap te wiegen; het „toevallige slaan van den kwartel of het „geklop van den woudspecht is bijna hét „eenige geluid, dat de altijd gelijke stilte „verbreekt. Zoo ik ooit naar een verblijf „zou willen omzien, waar ik mij uit de we- 124 „reld en hare beslommeringen zou willen „terugtrekken en het overschot van een „moeitevol leven rustig zou willen door„droomen, zou ik ter wereld geen geschikter plaats vinden dan juist dit kleine dal." Overeenkomstig zijn verlangen heeft de onsterfelijke schrijver hier zijn laatste rustplaats gevonden. Op den marmeren gedenksteen van zijn graf staat dit eenvoudig grafschrift te lezen. Washington, zoon van William en Sarah S. Irving, overleden 28 November 1859 Oud 76 jaren, 7 maanden en 28 dagen. Op het kerkhof wijzen nog tal van steenen, met half uitgëwischte Hollandsche grafschriften de plaatsen aan, waar zoo menig landverhuizer uit den vroegeren tijd begraven ligt Verdrietigh-hoek. Boven N y a c k komen de Palissaden, die lange rotstrappen, welk te Piermont van den oever afweken, weder naar den rivierzoom terug en vormen een hooge afgebroken klip, nog met Nederlandschen naam: „Verdrietig h-h o e k'* geheeten. Sing-Sing. waar we thans voorbij stoomen, is een stad, in heel Amerika bekend, wegens de groote Staatsgevangenis voor zware misdadigers welke zich daar bevindt. Deze gevangenis is in 1826 gebouwd en wel door veroordeelden zelf. Het hoofdgebouw is 480 voet lang en bevat 1200 cellen, benevens een ijzergieterij en verschillende werkplaatsen. Sing-Sing is nog een naam die herinnert aan de Indianen en afgeleid van O s s i n i n g, hetwelk beteekent: „de eene steen op den anderen". Enkele mijlen verder worden we gewezen op de C r o t o n-P u n t, een landtong, op de beroemde C r o t o n-druiven, die hier gekweekt worden, op de C r o t o n-rivier en op het Croton-meer. Uit dit meer betrekt de stad N e w-Y ork haar ganschen voorraad water. Deze waterleiding is 40 mijlen lang, loopt door 16 heuvels, over 24 bruggen en heeft op elke mijl een luchtkoker van 15 voet hoogte en van witte steen opgetrokken. Zij levert eiken dag 90 millioen gallons water. 125 Harerstroo. Verderop krijgen we nog het stadje Haverstroo — al weer een naam die nog aan de oude Hollanders herinnert — in welker nabijheid een rij lijmrotsen wordt gevonden die jaarlijks een millioen schepels lijm opleveren. Aan het einde der Haverstroo-baai passeeren we Verplanck 's-P u n t en Steens-Punt, het laatste met een vuurtoren op den top. Aan beide Punten zijn geschiedkundige herinneringen verbonden, die ons minder interesseeren. In de verte nadert het stadje Piek ski 11, gelegen aan een inham van een groote baai. De naam is ontleend aan den Nederlandschen zeevaarder Jan Piek, die volgens de overlevering, bij 't opvaren der Hudson dezen inham voor den hoofdstroom aanzag, maar zoozeer door de vruchtbare heuvelen werd bekoord, dat hij zich hier vestigde en den inham P i e k s k i 1 noemde. Anderzijds de rivier ligt de landingsplaats C o 1 d w e 11, beschaduwd door de zoogenaamde „Donderbergklippen". Hier zou voortijds een kaperschip zijn gezonken met onnoemelijke schatten aan boord. Dit spookte in het hoofd van een gelukzoeker, die een aandeelenmaatschappij oprichtte, ten einde die schatten uit de diepte op te halen. Doch daarmede is het gegaan, als met die van de L u t i n e alhier. Er is niets gevonden en veel verloren. De Donderberg. Aan den Donderberg alhier, waar plotselinge dwarrelwinden zich duchtig kunnen doen gelden, is al weder een legende verbonden met onheilspellende gevaren, waartegen de Hollandsche kapiteins hoefijzers aan de masten van hun schepen hadden gespijkerd als onfeilbaar middel tegen booze geesten, vertelt Irving. Een stuk voorgebergte in deze buurt is benoemd naar den reeds vroeger genoemden trompetter Anthonie, als „Anthonie'sneus", en even verder ziet men een rechtopstaanden kegel, de Suikerbroodberg geheeten. West-Point. West-Po int (bijna 100 K.M. van NewYork) is een militaire Academiestad. In de zomermaanden kan het hier verbazend druk zijn van familiêh met huwbare dochters. Al wat verliefden kunnen wenschen is hier aanwezig, zegt een schrijver, zooals: verborgen 126 hoeken, priëelen, grotten en stille zijpaden, overwelfd met ineengegroeid gebladerte". Verderop passeeren we Poughkeeps i e, oorspronkelijk ook 'n nederzetting van onze voorouders. De benaming is eene verbastering van het Indiaansche A p o-K e e ps i n g, dat, „veilige haven" zou beteekenen. Het bijzondere van dien naam is, dat men hem moeilijk kan uitspreken en men zegt, dat het toch wel op veertig verschillende wijzen mogelijk is. In de nabijheid van Poughkeepsie ligt het terecht beroemde Vassar-College, een hoogeschool uitsluitend voor jonge dames, éénig in de geheele wereld. Tijdens de Fransche revolutie trok een James Vassar met zijne vrouw en kinderen naar Amerika (1796). Hij was de zoon van 'n kleinen pachter uit Norfolk in Engeland en zeer vrijheidsgezind. Hij vestigde zich aan de Hudson, op een kleine farm, waar hij hop verbouwde en bier brouwde. Zijn brouwsel kreeg dra eenige vermaardheid in de naaste omgeving. Thomas Vassar De zoon Thomas, al jong vertrouwd geworden met de geheimen der brouwerij, vond geen bevrediging in het kleine bedrijf van zijn vader en ging op bon-avontuur, met slechte 75 ets. op zak, de wijde wereld in. In onderscheidene bedrijven werkte hij als knecht, doch ten slotte kwam de oude liefde voor den brouwketel weer boven. Hij trok huiswaarts, begon aldaar zelf een kleine brouwerij, en zette er een gelagkamer naast, waar bier en mosselen waren te bekomen. En van meet af aan ging het hem naar wensch, mede door den snellen aanwas der bevolking aldaar. Zijn „ale" verwierf alras een groote vermaardheid in wijden omtrek. Voor een kapitale uitbreiding der zaak ontbrak hem evenwel 't geld, doch hij vond dra een rijken compagnon, die de middelen schafte voor een groote fabriek. Van toen af was zijn fortuin verzekerd. Binnen weinig jaren was hij een schatrijk man geworden. Hij bouwde zich toen een fraai landhuis en maakte een reis naar Europa. Daar bezocht - hij onderscheidene stichtingen, omdat ook in hem reeds leefde het idee om een aanzienlijk deel van zijn groot fortuin te wijden aan een of andere liefdadige instelling. Zijn keuze bleef onbeslist, en in zijn woonplaats Poughkeepsie teruggekeerd, waar een 127 nicht van hem een bloeiende meisjesschool had, bracht deze hem tot het besluit om een „Hoogeschool voor meisjes" te stichten. Plannen werden ontworpen en uitgewerkt en zelfs werd een bekwaam professor door hem naar Europa gezonden, die in onderscheidene landen allerlei inrichtingen voor vrouwelijk onderwijs had te bezoeken en daarover te rapporteeren. In 1861 kwam het plan tot uitvoering. Hij schonk in eens ruim een millioen gulden, drie jaar later nog 250.000 gulden voor den aankoop van schilderijen en bij zijn overlijden in 1868, op 86-jarigen leeftijd, nog eenige malen dat bedrag voor verschillende doeleinden, alle ten bate der stichting. In 't geheel hebben die giften f 1.806.000 bedragen. Daarin is de som der stichting niet begrepen. 't Zou ons te ver voeren van heel deze stichting eene uitvoerige beschrijving te geven. Wij deelen enkel mede, dat deze Hoogeschool gebouwd is op een groot landgoed en staat in een prachtige omgeving. Het kolossale hoofdgebouw, geheel brandvrij, biedt ruimte aan 400 bewoneressen en is in alle opzichten ingericht naar de nieuwste eischen des tijds. Alle vakken van wetenschap en kunst worden hier beoefend en alle hulpmiddelen zijn er ruimschoots aanwezig. Geen moeite en middelen zijn en worden ontzien, om deze Meisjes-Hoogeschool een eereplaats te verzekeren in de rij der academies van heel de wereld. En de uitkomsten worden tot dusver hoogelijk geroemd. Een brug over de Hudson. Even boven Poughkeepsie is de Hudson overspannen door een brug, welke op ongeveer 60 M. hoogte is aangelegd en meer dan 'n % uur gaans is. Zij is geconstrueerd naar 't Cantileve r-systeem, wat wij 't console-systeem zouden willen noemen om beter begrepen te worden. Eerst worden op den oever de stevige pijlers opgericht, en dan klinkt men daaraan horizontaal balk aan balk, zoodat als het ware de „console" haar neus steeds verder over het water uitsteekt. Dat gaat zoo van beide oevers, totdat de beide bogen elkander ontmoeten. Natuurlijk moet door uiterst zorgvuldige metingen gezorgd worden, dat beide geraamten in de zuivere richting gaan en de neuzen elkaar juist raken, wanneer zij voltooid zijn. Vorstelijke buitenverblijven. Hoewel de laatste helft van de Hudson 128 wat natuurschoon betreft ver achter staat bij de eerste helft, leveren de oevers toch voortdurend verrassende vergezichten of schilderachtige plekjes, die onze aandacht vragen. Zoo passeeren we nog onderscheidene vorstelijke lustverblijven, waaronder die van Frederik W. Vanderbilt en John Jacob Astor genoemd mogen worden, evenals dat van W i 11 i a m Dinsmore. Het laatste is een paleis met ronden koepeltoren, welke toren uren ver in 't rond gezien kan worden. De plaats aan de rivier is naar het paleis benoemd als D i n s m o r e-P o i n t. Dinsmore. is een van die Amerikanen, welke arm begonnen, de tijden en het geluk hebben mede gehad, zoodat ze het tot fabelachtigen rijkdom hebben gebracht In 1840 begonnen met een paar knechten, een loopjongen en eenige karren, is Dinsmore zijn loopbaan geëindigd als president der Adams Express Co., van welke maatschappij hij ook een der oprichters is. Deze Maatschappij heeft over heel Amerika hare pakhuizen en kantoren en belast zich met het bestelgoederenvervoer, geheel op dezelfde manier als Van Gend en Loos- dat hier te lande doet Ik. heb ergens gelezen, dat deze Maatschappij meer dan 30.000 man in dienst heeft en 5000 eigen goederenwagens in diverse treinen heeft loopen. Even vóór we het snel opgekomen stadje Hudson bereiken, dat eenige duizenden inwoners telt en bijna 200 K.M. van New-York verwijderd is, wijst men ons het punt waar Hendrik Hudson „de Halve Maan" heeft laten ankeren (20 Sept 1609). Het laatste gedeelte van de reis is vrij eentonig. Wij passeeren nog de dorpen Stuyvesant het vroegere Bereneiland, de zoogenaamde Overslag, een lastige zandbank in de rivier, door kribben veel verbeterd en voorts Groenb o s c h, eens een stad met groote kazerne, doch thans van geen bijzondere beteekenis. Enkel om de ons bekende namen maken we er melding van. De Hudson en de Rijn. Ginds noemt men de Hudson gaarne den „Amerikaanschen R ij n". Doch kwalijk laten deze rivieren zich met elkander vergelijken; elk heeft haar eigen cachet De R ij n is over het algemeen minder 129 breed en daardoor is,zijn stroom sneller en krachtiger. Stroomversnellingen en draaikolken, waar, gelijk bij Bi n gen en Binger-Loch slechts ervaren loodsen de bt>oten door de zware branding weten te sturen, heb ik op de Hudson niet gezien. Wel dreunden aan beide oevers, evenals langs de Rijnoevers, onophoudelijk lange tremen voorbij, hun zware bellen automatisch luidende, wat wel noodig is, waat de overwegen zijn op de meeste kruispunten nog niet afgezet. Wat bij de Amerikaansche treinen opvalt, zijn de zooveel grootere, zwaardere wagens en mj de goederentreinen de eindelooze lengte. Herhaaldelijk telde ik meer dan honderd wagens achter één locomotief. Ten opzichte van het scheepvaartverkeer kan de Hudson lang niet op tegen den K n n, behalve dan het allerhoogste gedeelte vlak bij New-York. De „Henry Hudson", een oudere en kleinere > zusterboot van onze „Washington Irvmg", is een der weinige passagiersbooten geweest, die we op heel onze reis zijn gepasseerd. Vrachtbooten en „sleepen" hebben wij ook zeer weinig gezien. Maar wel luxe-booten en groote stoomjachten, waarmee zeer zeker de millionairs zieh verplaatsen van hunne lustverblijven naar hunne woningen of kantoren te New-York Wat overigens de Hudson zelve betreft, al mogen aan hare boorden, vooral aan den benedenloop, belangrijke liistorische herinneringen zijn verbonden, toch ziet men niet de oude kasteelen, de verweerde ruïnes en bouwvallige torentjes, welke aan den Kun zulk een schilderachtig en bekoorlijk aanzien geven. Ook mist de Hudson de wijnbergen. Die bij Cr o ton zijn slechts eene _ uitzondering. Wel beat zij aan hare boorden een overweldigenden rijkdom van bosschen en wouden, met frisch en weelderig groen, waar tusschen verscholen liggen de lusthuizen en vroolijke villa's der rijke Amerikanen, maar over 't geheel genomen biedt de Rijn meer afwisseling, sijn de oevers meer bevolkt en spreekt uit de talrijke ruïnes van trotsche burchten nog de oude romantische tijd der roofridders, en de tooverachtige sprookjeswereld. De aankomst te Albany. Mijn eerste gedachten bij 't aan wal stappen waren gericht op een hotel. Ten zeerste was mij aanbevolen het „Hotel ten Eyck" 130 Reeds de klank van dien naam had mij aangetrokken. Dadelijk vond ik den portier van dit hotel, die zich met zijne collega's der andere hotels in vreedzame concurrentie langs de loopplanken der boot had opgesteld. Op zijn pet droeg hij 't wapen der familie ten Eyck: drie gouden eikenbladeren op een groen schild. Het hotel stond aan de rechterhand van de breede straat, de State-str eet, welke van de rivier rechtstreeks naar het „Kapitool" voert, eerst met zachte helling, doch even voorbij het hotel zeer sterk stijgend. In de ramen der vestibule zag ik weder het wapen der familie ten Eyck aangebracht met deze wapenspreuk er onder: zoo de man, zoo zijn daad. Het hotel is genoemd naar een James ten Eyck, welke in 1910 te Albany , is overleden. Diens voorvader Coenraad J was in 1650 uit Holland te Nieuw\T\ Amsterdam gekomen en destijds kor^ poraal bij de burgerwacht geweest. Van hem vond ik genoteerd, dat hij in 1674 bezat 5000 dollar en dat zijne nakomelingen thans behooren tot de eerste en rijkste burgers van den staat N e w-Y ork. De bovengenoemde James is de medeoprichter geweest van de A1 b a n y-H o t e 1Corporation, welke maatschappij thans dit hotel exploiteert. Hij bleek zeer bekend als verzamelaar van oude munten, antiek zilver en oud-porcelein en had een prachtige collectie aan het Historisch Museum aldaar geschonken. Ook was hij lid van de reeds beschreven „Holland Society of New-York". Gemakkelijk was het geweest het hotel te vinden, maar minder gemakkelijk bleek het aldaar een goede kamer te krijgen voor niet al te veel geld, doordat wegens de militaire feesten van den volgenden dag bijkans alle kamers reeds bezet waren. Eerst bracht de lift-boy mij naar een kamer op de le etage, waarvoor per nacht 10 dollars moest worden betaald. Ik was te N e w-Y ork wel aan hooge prijzen gewend en wist dat er in de deftigste hotels nog wel duurder zijn, maar 25 gulden voor een nacht slapen was mij toch te veel en gelukkig kreeg ik op een hoogere etage nog een meer bescheiden kamer voor sehappelijken prijs. De stad in. Spoedig volgde mijn bagage en na mij verfrischt en bevrijd te hebben van wat de breede schoorsteenen van een stoomboot 131 achterlaten op de Weeding, ging ik nog de stad in, welke nagenoeg 300 jaar geleden door onze voorouders werd gesticht (1609). Met Jamestown in V i rg in i ë is zij de oudste der Europeesche nederzettingen. Onze voorzaten noemden de stad Beverwijk en ook wel Willemstad. Om zich tegen de Indianen te beveiligen bouwden ze het fort Oranje, waar de vroeger genoemde Hunthum het bevel voerde, die in een duel met Cornelis van Voorst werd gedood (1633). Zeer langzaam is de stad opgekomen. Na een honderdjarig bestaan bedroeg de bevolking nog niet meer dan 10.000 zielen. Na de verovering der Engelschen in 1664 is de stad benoemd naar den Britschen hertog van Albany en thans is er van de oude stad weinig of niets meer over. Slechts een enkel huisje met trapgeveltje, krulanker en luifel, als curiosum gespaard, herinnerde mij aan den ouden tijd, zoomede de nauwe straten in een klein gedeelte der oude stad. Albany is thans een bloeiende stad met bijna 100.000 inwoners, op terrasvormige heuvels gebouwd. Hoofdtakken van bedrijf zijn de houthandel, machinebouw en bierbrouwerijen. Ojfe is de handel in landbouwproducten van bet eekenis. De stad is het vereenigingspunt van onderscheidene spoorwegen en in 1798 aangewezen als hoofdstad van den staat NewYork. Zij had de oudste rechten als zijnde de eerste stad in dezen staat en de naam der Hollanders als de stichters is nauw aan hare historie verbonden gebleven. Niet alleen in den omtrek, maar ook in de stad zelf wonen nog vele familiën van Hollandsche afkomst. Hollandsche namen. Toen hier eenige jaren geleden een feest werd gevierd, een herdenkingsfeest aan de oudheid der stad, kon men op het feestprogramma een vers lezen, waarin tal van Nederlandsche familiën bij name werden genoemd, familiën die er thans nog wonen, zoowel in de stad als in de omstreken en wier leden meerendeels behooren tot de meest gegoede en invloedrijke personen van deze streken. Om de eigenaardigheid laten we dat uit den aard der zaak niet zoo heel mooi rijmende vers hier volgen: 132 Bleecker, Brinkerhof, Van Horne, Dyckman, Van Hoek, Van Bummel, Van der Poel en Ryckman; Van Renselaer, Ten Broek, Van Peltz en Hopper, Van der Spiegel, Van der Hooft en Clopper; Van Benthuyzen, Van Santfoord en Van Deusen, Varra, Vanger, Schermerhorn, Van Heusen; Van der Voort, Van Rippen en Van Dyck, Van der Heyden, Slingerland, Ten Eyek; Knickerbocker, Lansing en Van Buren, Van Dam, Van Winkel, Stuyvesant, Van Veuren; Hofman, Rosboom, Hogeboom en Schroeder, Van Valkenburgh, Stoutenburgh en Schneider; Van Schaak, Van Vechten, Visschers en Van Wie, Van Tromp, Van Schoonhoven en Van der Zee; Van Zandt, Van Blarsum, Schuyler, Van ScheUyne, Douw, Hoogland, de Witt, Van der Burg, Pruyn. In de „lobby" van Hotel ter Eyck. Te zeven ure 's avonds keerde ik naar het hotel terug. Op dat uur worden de winkels reeds gesloten, in de étalages worden dus geen lichten gebrand, wat de straten in Amerika bij avond niet gezelliger maakt. Maar des te meer licht verspreiden op vele punten de theaters, bioscopen, drugstores en restaurants. Café's, waar men onder het geriot van een glaasje bier de passage op straat kan volgen, heeft men ginds niet en dus zocht ik een rustig zitje in de „lobby" van het hotel, waar dien avond een ongewone, doch prettige drukte heerschte. Ik kon er bewonderen de uniformen van eenige officieren, die men anders in Amerika hoogst zelden komt te zien. Zelfs soldaten zijn er dun gezaaid, niettegenstaande er alle moeite wordt gedaan om meer vrijwilligers te krijgen. De feesten van den komenden dag waren dan ook uitsluitend bedoeld ter demonstratie, dat het leger en de vloot versterkt dienden te worden, ten einde het land weerbaarder te maken in dezen.wereldoorlog. Elke stad van eenige beteekenis heeft die dagen in Amerika haar „preparednessday" gevierd. En zoo was die feestdag voor Albany bepaald op morgen. Op enkele plaatsen waren groote triomfbogen opgericht, van vele gebouwen wapperden reeds de „star and stripes" en boven 133 de ingangen der kantoren en winkels waren prachtvolle draperieën aangebracht, waarin ook onze vaderlandsche kleuren, het rood, wit en blauw voorkwamen, welke ook de' kleuren van den staat New-York zijn. Nieuws uit Holland dat nu geen nieuws meer is. In mijn eentje daar gezeten had ik het dagblad „Albany News" ter hand genomen om eens te kijken wat de feestdag van morgen wel zou geven en toen viel mijn oog pp een berichtje, wat mij plcrtsehng aan eigen haard deed denken. Den lezers werd daarin verteld, dat „Holland zijne klokken verzet had en dat de „nieuwe zomertijd", welke den 30 April te middernacht was ingevoerd, jaarlijks ten naaste bij twee millioen dollars besparing zou geven. Over het algemeen was men mét de „daglichtbesparings-wet" heel wel ingenomen, maar alleen in de landbouwkringen waren bezwaren geopperd en zoo zou een poep boeren in Friesland trachten hun bedrijf op den ouden voet voort te zetten en zich dus aan den ouden tijd houden . ' Hetzelfde Blad bevatte voorts tal van opwekkingen van-verschillende autoriteiten, om Amerika toch weerbaar te maken en daarnaast ernstige waarschuwingen om den toestand met te lichtvaardig op te nemen. De oorlog met Mexico was aanstaande, en ook het Europeesch gevaar kwam naderbij, terwijl ook toespelingen werden gemaakt op de minder vriendelijke houding van J a p a n waarmede men rekening had te houden. ' De „voorbereiding" evenwel moest onmiddellijk gericht zijn tegen Mexico, waar het leven der Amerikanen niet meer veilig was, terwijl ongeregelde troepen de grenzen afstroopten en zelfs hoeven op Ameri- ' kaansch grondgebied gingen brandschatten en plunderen. Sterkte van Amerika's vloot en leger. Niet zonder belang schijnt mij, met het oog op den huidigen gespannen toestand, nier te laten volgen twee staatjes welke de leger- en vlootsterkte aangeven volgens de laatste officieele rapporten. 134 Active. Personnel of the Navy (Vloot) (compiler! from the latest returns). Admiral of the fleet (opperbevelhebber) 1 Admirals ;$3*. • | Vice-Admirals . • ... • , • • •" „2 Kear-Admirals (schout-bn-nacht) . ^3 Captains and Commanders . . • gm Other Iine Officers 1-806 Medicinal Officers «JJ Pay Officers 230 Naval constructors ™ Civil engineers g» Chaplains (geesteinken) ■ • • • Si Professors of mathematics .. ... • 1» "Warrant officers (onderofficieren) . . 1.10.4 Enlisted men 5 ,H Marine-of ficers ... . • ■ • g|J Enlisted men (marines) . . ■ ■ Total 68.085 Actual Strength of the Army (Leger). Officers. Enl. men. General officers • 24 — Engineers • 231 1.8» Cavalry 730 14.719 Field ArtUIery , . .246 5.504 Coast Artillery Corps . . 696 18.626 Infantery .... 1.489 34.004 Porto-Kico-regiment . . au gj' West-Point Detachements . «li Service School Detachements 7£l Disciplinary Barracks Guards aOU Kecruits and ree ruiting parties —- 4.»dH Quartermaster Corps . . 185 4.»w Medical Department . . 583 3.VJM Signal Corps . . . . 73 1.430 Ordnance Department . . Sa 'g' Indian-Sconts . • • —— «*• Additional Officers . . 27 Detached Officers . ■ ^00 Officers of other Staff Departments 126 4.723 92.980 Nog geen honderd duizend man voor het leger te land'en geen zeventig duizend man voor de vloot ter zee! Dat geeft geen hoog idee van Amerika's militaire kracht Laat ons bedenken, dat in Amerika, gelijk dit vóór den tegenwoordigen oorlog ook in Engeland het geval was, geen dienstplicht bestaat als hier en elders in Europa. In de dagbladen werd tijdens mijn verblijf in de Vereenigde Staten voortdurend en met steeds sterker drang gewezen op de noodzakelijkheid om leger en vloot te versterken. Alleen met een leger van vrijwilligers zou Amerika hare positie op het wereldtooneel op den duur niet kunnen handhaven, werd betoogd en reeds werd op dienstplicht aangedrongen. Er dreigden gevaren! was de roep en onmiddellijk moesten reeds alle pogingen in 't werk worden gesteld om het bestaande leger uit te breiden, door het werven van meer vrijwil- 135 ligers in alle staten en steden van de Unie. En zoo zag men in de drukke straten van Albany en andere groote steden ook tal van veldtenten opgeslagen door de wervers,' waarop velerlei opschriften stonden te lezen, als: „Teeken nog heden!" „Maak Amerika onoverwinnelijk!" en meer dergelijke oproepen, om het volk warm te maken voor de militaire zaak der verdediging. Voor elke tent zat een onderofficier met eenige soldaten, bij wien men zich kon aanmelden als vrijwilliger en „teekenen". Teeken van moed en vaderlandsliefde. Ik voor mij heb geen hoogen dunk gekregen van A m e r i k a's militaire weerkracht en dikwijls moeten lachen bij 't lezen van de opgeschroefde verslagen in de dagbladen. Deze waren destijds gevuld met verschillende nota's en ultimatums gewisseld met Mexico. Steeds weer aan kon men lezen dat de oorlog tusschen beide buurstaten binnen 24 uur zou uitbreken, doch ook steeds bleef het er weer bij. En dit zou gebeuren en dat zou gebeuren, maar inderdaad gebeurde er al heel weinig. Alleen van de werving kon men zeggen, dat die met kracht werd aangevat en dat geen moeite en middelen werden ontzien om die te doen slagen. Over geheel Amerika toch werden voor dat doel groote optochten gehouden, preparedness-p arades geheeten, ten einde geestdrift te wekken voor den strijd van 't dierbaar vaderland, tegen de oproerige Mexicanen aan de grenzen. Althans zoo moest het heeten, maar ieder voelde wel wat er achter zat. Dat vijandig dreigen tegen Mexico was maar komedie, en dit begreep de Regeering van dit land ook wel, welke de diverse ultimatums meestentijds met eene laconische nonchalance beantwoordde. Dat algemeen „te wapen roepen" had een dieperen achtergrond, en al werd dit niet in de courant met zooveel woorden gezegd, toch kon men tusschen de regels door dikwijls lezen, dat ook met het oog op de internationale verwikkelingen met Europa en ook met Japan, versterking der weermacht dringend noodzakelijk werd geacht. Vooral tegen Japan werd met klem gewaarschuwd. Want het feit, dat vele staten de immigratie vanuit Japan uitdrukkelijk bij 136 Wet hebben verboden, moet bij de Japanneezen wel kwaad bloed hebben gezet. De feestelijke wervingsdag te Albany. Ik heb den feestdag op 14 Juni 1916 te Albany meegemaakt. Alle winkels en kantoren werden dien middag om één uur gesloten. Op straat beerschte eene verbazende drukte en uit alle huizen wapperden de nationale vlaggen. Tegen twee uur begon het publiek zich al op te stellen langs de wegen, welke de optocht zou volgen. Ik schaarde mij in de rijen in afwachting der dingen, die zouden komen. Niet zoo heel lang duurde het of men hoorde in de verte reeds de opwekkende tonen van een militairen marsch en dra naderden de eerste deelnemers aan den optocht, in breede rijen. Niettemin bleek die optocht een lengte te hebben van niet minder dan twee uur gaans. In het geheel hebben ongeveer dertig duizend personen, waaronder volgens de couran ten-verslagen 2500 vrouwen, aan dezen reusachtigen optocht deelgenomen, allen met vlaggen getooid en meest loopende in rijen van twaalf naast elkander. Albany was er trotseb op, dat in verhouding tot haar zielental aan hare parade procentsgewijze de meeste personen hebben deelgenomen, zijnde nagenoeg een derde van de geheele bevolking. Later bleek dat zij de vergelijking met andere steden schitterend kon doorstaan, want in de wereldsteden Chicago en New-York hadden de optochtencijfers 130 en 150 duizend personen bedragen. Dat was procentsgewijze belangrijk lager. „Het is de grootste parade geweest die ooit in Albany is gehouden, en als zoodanig zal zij in de historie der stad vermeld blijven", schreven de couranten. Wie in den stoet liepen? In den stoet liepen bijna uitsluitend eigen burgers mede, zoowel rijk als arm, jong en oud van beiderlei kunne, doch allen systematisch groepsgewijze ingedeeld. De optocht werd geopend door de veteranen uit den Burger-Oorlog en dien tegen Spanje, bijna allen nog gekleed in hun oude uniformen met veel eermetaal op hunne borsten. De oudsten dezer leden lieten zich rijden, waarvoor 180 auto's beschikbaar waren gesteld. 137 Dan kwamen de Cadetten der militaire scholen, leden van Weerbaarheidsvereenigingen en verder allen, die In eenig verband stonden tot den militairen dienst. Op desse afdeeling volgde die van personen welke werkzaam waren in de fabrieken, kantoren en winkels. Onder deze afdeeling bevond zich een groep van 2000 man, allen werkzaam in de werkplaatsen der N e w-Y ork-Centrale-Spoorwegm -aiar,t 8 c n a P P ij- De StandardO ï I-C o m p a n y, ook in ons land zeer goed bekend, was verschenen met 300 man, andere fabrieken telden hunne werklieden ook bij honderdtallen. De interessantste groep. In de volgende afdeeling liepen uitsluitend vrouwen. Het waren de Zusters der ziekenhuizen en van het Roode Kruis en voorts dames-leden van Iiefdadigheids-vereenigingen. Deze bijzondere afdeeling werd gesloten door een groep neger-vrouwen in hare bonte kleeding en was voor mij de meest interessante van al de groepen. In de vierde afdeeling waren ondergebracht allen die bij het onderwijs waren geïnteresseerd, zoowel de professoren van de Hoogeschool als de cmderwijzeressen der bewaarscholen. Ook de studenten en leerlingen der oudste klassen van de middelbare scholen vormden afzonderlijke groepen in deze afdeeling. In de vijfde afdeeling waren opgenomen allen die op eenigerlei wijze tot de kerk in betrekking stonden en de zesde werd gevormd door in de stad wonende vreemdelingen, nog weer gescheiden in onderafdeelingen. Elk dezer groepen voerde naast de Amerikaansche vlag de eigen nationale vlag. Men zag er Schotten en Ieren met eigen muaekcorpsen, voorts Duitschers, Russen en zelfs Poolsche Joden, ook met een eigen muziekcorps expresselijk uitBrooklyn overgekomen en ten slotte een groep lustige Italianen. De volgende afdeeling omvatte de inteilectueele burgerschaar van Albany: doktoren, advocaten journalisten, bankiers, assuradeurs, enz. met hunne klerken en ondergeschikten. De achtste afdeeling was in zooverre eigenaardig, dat men er zag de leden van diverse „Orders" en Vereenigingen, die hare vertakkingen en hare clubhuizen hebben over heel Amerika. Zoo waren de „Knights of Columbus" ten getale van 700 opgekomen. „The Independent Order of Odd 138 Fellows" was verschenen met 600 leden. Dan volgden er groepen van Vrijmetselaars, van „The Knights of Pytheas" en van „The Knights of Maccabees". Alzoo vogels van diverse pluimage, die we hier ter plaatse niet nader kunnen aanduiden. Daarna kwamen al de beambten behoorende bij het Staats- en Stadsbestuur en al de werklieden in Staats- en Gemeentedienst. Deze groep liep ook weder in 'de honderdtallen. Groote vlaggen. In de tiende afdeeling liepen de leden der verschillende sportvereenigingen, vele in getal. Onderscheidene groepen droegen groote vlaggen tusschen zich in, die met bevalligen zwier aan lange stokken waren gebonden, afhangende als draperieën. Op het midden van zoo'n kunstig getooiden vlaggestok, die horizontaal gedragen werd door eenige leden, zag men de gekleurde vaandels der vereenigingen aangebracht De grootste vlag, gedragen door de leden van de „Troy and Albany Rotary Club" had een afmeting van 14 bij 7 meter. Een en ander bracht wat kleur en afwisseling in die eindelooze groepen van voorbijtrekkende menschenmassa's. De reuzenstoet werd gesloten door eenige compagnieën vrijwilligers, de helden van den dag, gevolgd door hospitaalsoldaten met ziekenwagentjes en veldhospitalen als droeve attributen van dapperheid en dood. Van den optocht dient gezegd dat het was een grootsche, indrukwekkende demonstratie, die wel geestdrift moest wekken bij de menigte als het sprekende beeld van „één volk machtig door éénsgezindheid", overeenkomend met de Belgische wapenspreuk: „L'Union fait la force" of Eendracht maakt Macht Als vreemdeling en bloot toeschouwer vond ik dien optocht die volle twee uren duurde, tenslotte wel wat eentonig en vermoeiend, maar de Albanyers zelf, zoowel toeschouwers als deelnemers, bleven tot het einde geestdriftig gestemd. Het was hun optocht, hun zaak en het gold hun land en h u n toekomst. Tegen zessen werd de optocht ontbonden en kon ieder deelnemer zijns weegs gaan. Alleen de muziekcorpsen gaven op verschillende punten van de stad nog een vroolijk stukje ten beste. Donderdag 15 Juni. Het leven te Albany ging weer zijn 139 gewonen gang. De vlaggen waren weer binnengehaald, de eerepoorten, werden afgebroken en vele winkels étaleerden foto's van den „preparedness-optocht" van den vorigen dag. Ik ben de stad nog eens doorgewandeld, maar vond er niets dat mij bijzonder interesseerde en tramde toen naar Schenectady, een stad van oud-Hollandschen oorsprong. De stad ligt aan de Mohawkrivier en telt evenveel inwoners als Leeuwarden. Gelijk de Broadway te New-York slingert ook hier de breede hoofdstraat zich door de stad en de overige straten staan niet-haaks op elkaar, wat in de nieuwe wereld een bijzonderheid mag heeten, want gewoonlijk loopen alle straten recht uit, recht aan en weet men er van geen krommingen of bochten. Dat was dan ook het eenige „oud-Hollandsche" wat ik er vond en daar had ik gauw genoeg van, zoodat ik spoedig rechts omkeert maakte en terugtramde naar Albany. Reeds had ik aldaar den porter order gegeven mijn bagage te willen expedieeren naar het station waar ik plaats nam in den trein naar Illion, een vriendelijk plaatsje, eveneens gelegen aan de oevers van de M o h a w k-r i v i e r„ en aan het E r i ekanaal, hetwelk de Hudson verbindt met het Erie-meer. Waarom ik IUion in mijn reisplan i had opgenomen?-"a**t""' Louter om de vele Friezen, die er wonen, iwaarondef"êenige oude en goede bekenden, die ik wenschte te bezoeken. De reis naar Illion. Mijn trein vertrok precies op tijd en het reisje van een paar uur sporen viel mij zeer kort door zulk een landschap vol verrassende afwisseling en natuurschoon, 't Was geheel nieuw voor mij en bijzonder troffen mij de prachtige gezichten in het M o h a w k-d a 1. Maar ook in den trein zelf was alles vreemd voor me en zoo heel anders dan wij dat in ons land met onze kleine van elkaar gescheiden coupé's gewoon zijn. De spoorrijtuigeo toch wijken geheel af van de onze. Over de samenstelling en inrichting der groote expresstreinen, uitsluitend bestaande uit Pu 11man-cars hoop ik later iets te vertellen, thans spreek ik over de gewone day-coach, welke gebruikt worden in het locaal verkeer. Natuurlijk heeft men onder dat „locaal" verkeer ginds iets anders te verstaan dan hier, aangezien de meeste Sta-' 140 ten van Amerika eenige malen grooter. zijn dan heel ons land en ze — de overbevolkte stadscentra uitgesloten — op lange na niet zoo dicht bevolkt zijn als het platteland hier. In den trein. Men weet reeds dat men in Amerika geen klassen heeft en dus evenmin afscheidingen in verschillende coupé's. Elk rijtuig heeft maar één in- en één uitgang, evenals de wagens bij onze D-treinen, waarmede ze in grootte en aanzien ook de meeste overeenkomst hebben. Wat de inrichting betreft gelijken de wagens op die van onze NoordFrièsche locaal, maar dan zonder afscheidingen. In het midden is een looppad en aan de zijden vindt men bekleede banken met twee zitplaatsen. Men rijdt vooruit, doch de beweegbare leuningen kan men omzetten, zóó dat men hoekjes krijgt voor vier personen, die twee aan twee tegenover elkander zitten en dus gemakkelijk met elkander kunnen spreken. Netten voor het bergen der bagage heeft men er niet. Tasschen en koffers van eenigen omvang kan men dus niet bij zich houden en moeten afzonderlijk bevracht worden. Elk kaartje geeft evenwel recht op gratis vervoer van een zeker aantal kilo's, varieerende naar den afstand, dien men heeft af te leggen. De kleine bagage kan men onder zijn eigen zitting of voor zich op den grond plaatsen. Het looppad echter moet vrij blijven. De lange en zwaar gebouwde wagons rijden zachter en regelmatiger dan de onze, doch zij zijn minder gezellig. In elk rijtuig zijn ongeveer 80 zitplaatsen. Wanneer die alle bezet zijn, kan men zich wel voorstellen, dat het een geroezemoes is als in de drukke gelagkamer van een herberg. En wanneer onder de medereizigers zich een paar kleine wereldburgers bevinden, die ook al van wege de ongewone- drukte eten slaap niet kunnen pakken, wordt het er niet beter op. En als ze niet bezet zijn, is het in die holle ruimte alles behalve gezellig. De plaatsbewijzen worden steeds door twee conducteurs gecontroleerd. Aan den een geeft men zijn kaartje en daarvoor krijgt men een contramerk terug, dat men heeft te bewaren en dat door den conducteur zelf gewoonlijk wordt gestoken tusschen het lint van uw hoed of vastgespeld aan den achterkant der leuning van uw buurman, wat de controle zeer gemakkelijk maakt voor den 141 conducteur, die na elk station den heelen trein, die meestentijds heel wat langer sijn dan de onze, moet controleeren. Anders dan hier. In eiken trein gaan voorts een paar venters mee, die allerlei hebben te presenteeren aan het reizende publiek. De een verkoopt couranten, tijdschriften en ansichten, de ander vent met gepelde apennootjes, mangels, chocola, zoetigheden, limonades en natuurlijk met ijs. Daar kan een Amerikaan zich zelfs op reis niet buiten stellen. Bier en sterke dranken worden niet verkocht en er mag niet gerookt worden. Rockliefhebbers kunnen evenwel plaats nemen in den expres voor hen bestemden wagen en daar is de atmosfeer evenals in de rookcoupé's hier. Men kan er den rook soms „snijden", zooals men wel zegt. Eerst stopte de trein in het door mij per tram reeds bezochte Schenectady, daarop te Amsterdam, een' fabrieksstad van zoo'n 30.000 inwoners, oorspronkelijk een nederzetting van onze voorouders, waar wij een gedenkteeken passeerden, opgericht ter nagedachtenis van den Jezuït J o q u e s, die door de Indianen gevangen genomen, aldaar in 1644 werd ter dood gebracht. Onze lijn liep meestentijds evenwijdig langs het Erie-kanaal, dat evenals het Noord zee-ka naai, over een lengte van eenige honderden kilometers op afstanden van 'n paar honderd meter met electrische lichten was afgezet. Na Little-Falls, waar de Mohawkrivier, ingesloten door steile rotsen, een waterval vormt van een 15 meter hoogte en waar door kunstige sluiswerken het waterniveau van het Erie-kanaal op het gewenschte peil wordt gehouden, bereikten we Herkimer, een fabrieksstadje aan een kruispunt van spoorwegen, waar ik moest uitstappen, omdat de trein niet stopte in Illion, dat een paar kilometer verder is gelegen. Men wist van mijne komst. Te N e w-Y ork had ik reeds bericht gezonden ijaar eene familie te Illion of mijn komst gelegen kwam en daar een gunstig antwoord op ontvangen. Mijn plan was er eenige dagen te blijven. Over en weer hadden we verlangend uitgezien naar de eerste ontmoeting, die onwillekeurig de nieuwsgierigheid prikkelt en een eigenaardige bekoring heeft 142 Natuurlijk zou ik versche berichten medebrengen uit het oude vaderland en men zou mij heel wat hebben te vragen en ik was natuurhjk al even benieuwd naar hun wedervaren, naar hun huis en haard en omgeving, omstandigheden en lotgevallen. Mijn aankomst te Illion. Ze waren bij den trein, de oude bekenden, toen ik arriveerde en na een hartelijke begroeting en een verheugd welkom ging het al dadelijk op een vertellen. Het was eene scheiding geweest van eenige jaren en voortijds bij het afscheid in Friesland had men allerminst kunnen denken, dat mijn weg nog eens naar Illion zou voeren. Des te grooter was de verrassing van het wederzien en de ontmoeting. De tram bracht ons in een kwartier te Illion, waar ik een gastvrij onderdak heb gevonden. Ik gevoelde mij er dra geheel thuis, als bevond ik mij niet meer in een vreemd land. En mij werden allerlei attenties bewezen, zooals dat gaat met „ütfenhüzers", die inderdaad welkom zijn. Mijn plan was er „enkele" dagen te blijven, doch het zijn er „meerdere" geworden. De tijd vloog er om, ook al door de vele bezoeken, die ik had I af te leggen bij zoovele andere Friezen daar I en in de naaste omgeving. Ik heb er land» genooten bezocht, afkomstig zoowel uit het zuiden als het noorden der Provincie. Meest van het platteland, maar ook eenige die laatstelijk in de stad Leeuwarden hadden gewoond. Ik wil^geen namen noemen en mag niet in bijzonderheden treden, maar kan met voldoening constateeren, dat al de landgenooten die ik persoonlijk bezocht heb, en die over het algemeen niet uit weelde hun oude haardsteden hadden verlaten, zich mochten I verheugen in. een betrekkfelijk grooten welI stand. Mefreden mochten ze roemen het nieuwe vaderland, waar ze alles hadden gevonden, wat ze in bescheidenheid mochten wenschen. Voor zoover ik als vreemdeling zulks kan beoordeelen, heerscht in heel Illion groote voorspoed en welstand en is dit op moment voor een belangrijk deel te danken aan den oorlogstoestand. De fabrieken alhier. a 111 i o n is een echt fabrieksplaatsje. Vrij n zeker werkt er thans negen-tiende der geIheele bevolking in de verschillende fabrieIken. 143 Bovenaan staat de fabriek der R emington Arms and Ammunit io n Co., een wapenfabriek, waar dag en nacht werd doorgewerkt door pl.m. 5000 mannen en vrouwen. Dan volgt een groote fabriek, waar de bekende Remingtonschrijfmachines worden gemaakt en waar ook een paar duizend personen volop werk vinden. Verder wijs ik nog op een fabriek die kantoorbehoeften fabriceert en voorts op een fabriek die sinds het uitbreken van den oorlog dag en nacht doorwerkt en bovendien belangrijk is uitgebreid, welke fabriek uitsluitend wollen* truien fabriceert, waaraan natuurlijk in de oorlogvoerende landen groote behoefte bestaat. Hier worden stellig schatten verdiend, evenals in de wapenfabrieken. De plaats zelf. Il?ion ligt een goede honderd meter boven den zeespiegel. Dientengevolge duurt de winter hier gewoonlijk langer dan bij ons en is het er veeltijds kouder. Dat de sneeuw er vaak een paar voet hoog ligt, is heel gewoon, doch overigens kan het klimaat ginds zeer goed wedijveren met dat in Nederland. Duurt de winter ginds al wat langer en mocht hij wat strenger zijn, de zomer daarentegen geeft meer mooie dagen en bestendiger weer dan hier. De plaats gaat snel vooruit en al kan Illion, wat het zielental betreft, nog op lange na niet uit tegen Leeuwarden, haar grondgebied is zeker grooter en er wordt nog sterker bijgebouwd dan in Friesland's hoofdstad. Hoewel Illion geen stad is, loopen er toch alle straten recht uit recht aan en kruisen ze elkander rechthoekig, evenals in de steden, doch met dit onderscheid, dat het niet zijn eentonige, schaduwlooze straten, maar lommerrijke lanen met een breeden asphaltweg in het midden en wandelpaden aan weerszijden, die eveneens geasphalteerd zijn. Alles naar de nieuwste eischen des tij da. Langs die breede lanen staan vriendelijke huisjes, meerendeels van hout gebouwd, met aardige tuintjes daarvoor, zonder eenige afscheiding van den openbaren weg. De buitenwijken van Illion hebben geheel het karakter van een villa-dorp en het lijkt mooi wonen daar. De plaats zelve kan ik minder roemen. De groote geweerfabriek. De R e m i n g t o n-geweer- en ammunitiefabriek is gebouwd aan weerszijden van 144 den grooten heirweg van Albany naar B u f f a 1 o. Hare gebouwen beslaan eene oppervlakte van eenige Hectaren en de ingangen tot die gebouwen worden door politie-agenten bewaakt Ook op de hoeken der straten staan agenten geposteerd om te waken tegen mogelijke aanslagen. Tijdens den oorlog toch is menig munitiefabriek door kwaadwillige hand in de lucht gevlogen en naar verluidde waren kort geleden nog een paar verdachte personen in hechtenis genomen, die ook een aanslag op d e z e fabriek hadden beraamd. Eerst in de laatste jaren heeft deze fabriek zich speciaal toegelegd op de geweren-fabricage en het aantal geweren, dat zij wekelijks aflevert, moet in de duizendtallen loopen. Juiste cijfers wist niemand mij te verschaffen. Alles wordt zeer geheim gehouden. Hoewel ik met eenige der hoofdmannen die er werkten zeer vertrouwelijk heb kunnen spreken, heeft niemand hunner zich uitgelaten over de fabricage der wapens alhier. Ook werd mij niet toegestaan, de fabriek te bezien en ook de daaraan verbonden werklieden hadden slechts toegang tot hun eigen afdeeling. De meeste Friezen, die ik bezocht, werken op deze fabriek. en verdienen er gemiddeld 22 dollars per week. Kan men een beetje meer prestoeren dan gewoon en wordt men baas in de eene ol andere afdeeling, dan klimt het loon al gauw tot een 30 a 40 dollars. Als gezegd, werkt deze fabriek dag en nacht door en heeft men er dag- en nachtploegen. Deze werken niet even lang. De werktijd van de dagploeg is van 's morgens acht tot 's avonds zeven uur, met een schafttijd van een paar uur, terwijl de nachtploeg een paar uren langer moet werken, maar slechts „vijf nachten" per week. Als zij Zaterdagmorgen naar huis gaat, behoeft zij voor Maandagmiddag niet weer aan den arbeid. Sommigen werken tegen weekloon, doch de meesten bij stukwerk. Ieder bedient zijn eigen machine en doet dag uit, dag in hetzelfde werk. Het is geestdoodend, maar bevordert natuurlijk de vaardigheid. De Reinington-Staudard-Typewriter. Deze fabriek van schrijfmachines heeft alleen den naam gemeen met de wapenfabriek. Het is een andere, op zich zelf staande zaak. Zij heeft de oudste brieven, doch haar jongere zuster is haar ver boven het hoofd gegroeid. 145 Ik heb de geheele wording der Remi n g t o n-schrijf machine gevolgd en verbaasd gestaan over het groot aantal machines, dat benoodigd is voor de fabrikage van één zoo'n klein, zij het dan ook ingewikkeld machinetje, dat men een schrijfmachine noemt, hoewel het feitelijk een drukmachine is. Mijne wandeling door de fabriek duurde meer dan drie uren en nog heb ik lang niet alle zalen bezocht Mijn leidsman was een Italiaan, een flinke jongeman, welke op zijn manier ook al carrière had gemaakt en opgeklommen was tot chef der „schoonmaak-colonne." Hij had onder zijn commando een 60-tal vrouwen en mannen, welke uitsluitend belast zijn met het vegen en dweilen der vloeren en het schoonhouden der fabriek en die voor het meerendeel Italianen waren Dergelijk werk zit vooral in Italiaansche banden, en wordt minder goed betaald dan net werken aan eene machine. Iedere zaal had weer haar eigen schoonmaakpersoneel en het toezicht van mijn vriendelijken gids bestond daarin, dat hij dagelijks tweemaal eene wandeling maakte door de heele fabriek, daarmede een afstand afleggende van wellicht Leeuwarden naar H a r 1 i n g e n. Ik moet veronderstellen, dat gij de schrijfmachines kent, althans wel eens hebt zien werken op een of ander kantoor. Wat de naaimachine is voor de vrouw, is de schrijfmachine voor den man in het kantoor, schier onmisbaar. In de gieterij. Eerst heeft men de geraamten, waarin het mechaniek besloten en beveiligd moet worden. Deze geraamten worden gegoten in daarvoor telkenmale expresselijk gemaakte vormen van potaarde. In de morgenuren worden deze vormen gemaakt en des middags wordt gegoten. Dat wil zeggen zij worden gevuld met vloeiend of gloeiend metaal, dat dan 's nachts kan afkoelen en koud en hard wprdt. Ik ï!™? bet' dat men l'1"81 aan het gieten was Net als de tuinman zijn kool- of bloembedden begiet zoo goten sterk-gespierde mannen het wit vloeiend metaal sissend en spattend in de pas klaar gemaakte modellen, zeker van hun zaak, dat ze zouden beantwoorden aan het doel. 146 In de slijperijWanneer die geraamten uit de vormen worden genomen, zijn ze ruw en moeten ze glad geslepen worden, wat geschiedde in een aangrenzend vertrek. En dat ging weer Amerikaansch vlug. Elke werkman doet steeds hetzelfde en zoo moet elk geraamte vele handen passeeren, alvorens het uit deze afdeeling overgaat naar een andere, waar de gaten voor de schroeven worden geponst. Zoo zag ik misschien wel een twintig slijpers naast elkaar zitten, ieder voor zijn eigen snelronddraaienden slijpsteen of slijpschijf, en elk geraamte van „hand tot hand" passeeren. Als nummer één het allerruwste er af geslepen heeft, zet hij het geraamte links naast zich neer, zijn buurman neemt het op, slijpt het een beetje secuurder en schuift het dan ook weer links op, waar een derde het krijgt, die ook het zijne er aan verricht en zoo gaat het de geheele rij langs tot het geraamte met afgeslepen randen en glad gepolijste vlakken deze afdeeling kan verlaten. Ook de verschillende gaten in het geraamte worden vervolgens door verschillende werklieden geponst. Evenzoo passeert elk onderdeel van de schrijfmachine vele handen, die het opvolgend pasklaar maken, zoo dat het sluit als een bus, bij het in elkaar zetten der machine. En dat samenstellen van de onderdeelen tot een afgewerkt geheel, gaat ook weer op dezelfde -wijze, en zoo bouwt de eene steeds dit en de ander dat onderdeeltje aan de machine. Vele handen maken licht werk, zegt een oud spreekwoord, maar ook „vlug" werk, gelijk men dat hier ziet en waarvan men bij ouds zoo geen idee had. Toen was het langzaam maar zeker, nu is het vlug en niet minder accuraat. Bij de montage. Al wandelend door de verschillende afdeelingen der fabriek, zag ik de schrijfmachine gestadig groeien, tot ik eindelijk kwam in de zalen, waar de monteurs zitten, welke de machines in al hun onderdeelen hebben te controleeren. Hier alweer hetzelfde systeem. De taak van iedêr is precies afgebakend. Ieder monteur heeft slechts een eigen onderdeel van de machine te observeeren en te reguleeren, en wat daar buiten ligt, gaat hem niet aan. Daar is een ander aansprakelijk voor, die, als er later iets mocht haperen, natuurlijk gemakkelijk is 147 aan te wijzen. Doch van „mankeering'' zal wel geen sprake zijn, waar ieder de verantwoordelijkheid draagt van zulk een klein onderdeel, dat hij geheel meester is. Zoo zijn het allen meesters, wien het niet licht zal missen. Elke schrijfmachine is dus, voor zij ter aflevering gereed is, door duizenden handen gegaan. Dat zou men die kleine machine niet aanzien. Maar ingenieus is hare samenstelling. En van een dergelijke fabriek kan men hetzelfde getuigen. Die is als het kunstig mechaniek der schrijfmachine zelf, waarop vlugvaardige vingers eene snelheid kunnen bereiken van soms honderd woorden per minuut. Wedstrijden. Amerika is dan ook het land der schrijfmachine, en er is geen kantoor, waar ze niet gebruikt wordt. Op de meeste scholen ginds wordt dan ook het machine-schrijven als een afzonderlijk leervak onderwezen en hebben de leerlingen hunne „typewriter-Competitions" evengoed als hunne „baseball- of tenniswedstrijden." De kunst is dan, wie de meeste woorden in den koristen tijd kan „tikken" met de minste fouten. En niet alleen de leerlingen der scholen, maar ook de klerken der kantoren treden met elkander in het strijdperk; en zoo kent Amerika ook zijn wereldkampioen op de schrijfmachine „the Champion Shorthand Wnter of the World." In elk hotel vindt men „publieke" schrijfmachine-schrijfsters, meisjes, die tegen vaste tarieven stenografisch een gedicteerden brief opnemen en in een ommezien den „getypten" brief met kopie weten af te leveren. Zelfs in de groote treinen reizen, ten dienste der passagiers, een of meer „type-writers" mede, en deze hebben doorgaans druk werk. De schrijfmachine. In Amerika leggen verschillende fabrieken zich toe op de fabricage van schrijfmachines en zij voeren hunne producten uit over de geheele wereld en wel in diverse letterschriften. Zoo zag ik in de pakkamer een heele bezending klaar staan voor Rusland. Mijn gids dacht, dat die wel voor het Russische leger bestemd zouden zijn. Hij vertelde mij in den loop van het gesprek, dat de R e m i n g t o n-machines naar honderd-en-vijftig verschillende landen of 148 staten verzonden worden, alle met „eigen*' letterschrift en dat zijne fabriek ook fabriceert en exploiteert „de Yost en SmithPremier-machines", welke ook in ons land gebruikt worden. Aanvankelijk zelfstandig werkende, naast de „Remington", heeft deze haar overvleugeld en al schijnt het voor de buitenwereld dat, deze beide merken nog met elkander concurreeren, inderdaad speelt men samen onder één hoed en is het één zaak die haar fabrikaat aldus op prijs weet te houden. Intusschen profiteert het publiek wel van de omstandigheid, dat verschillende systemen in ééne hand komen, wijl elk systeem op vele punten eigen patenten heeft van aangebrachte verbeteringen, welke alsdan ruimer toegepast kunnen worden. Wedijverende concurrenten mogen van die verbeteringen natuurlijk geen gebruik maken. Hoe meer patenten eene fabriek heeft, hoe sterker zij staat, want alle verbeteringen kunnen dan aan al hare machines ten goede komen, onverschillig van welk systeem die zijn. Het is ook duidelijk, dat de „Rein i n g t o n-fabriek" niet tegelijkertijd verschillende soorten machines kan fabriceeren. Op den eenen dag wordt dit model gemaakt en op een volgenden dag weer een ander merk, al naar de vraag en den aftrek. Elk model heeft zijn eigen afmeting en constructie en aangezien het geheele bedrijf in elkaar grijpt, werken allen als één man aan hetzelfde model. Het heet, dat de „Remington-fabriek" bijkans elke minuut ééne machine kant en klaar kan afleveren. Sinds hare oprichting had zij nu reeds meer dan twee millioen machines gefabriceerd. De prijs der machines is over de geheele wereld zoo ongeveer gelijk en schommelt al naar gelang der vrachtprijzen, zoo om-en-de-bij de 300 gulden per stuk. Over het personeel. Naar schatting heeft de fabriek ongeveer evenveel vrouwelijk als mannelijk personeel in dienst. Men stelle zich evenwel het vrouwelijk personeel niet voor als gelijkend de fabrieksmeisjes en vrouwen, die werken in de groote fabrieken van Twente en den Achterhoek, nl. met bonte schorten en jakken en op witte klompen. Zij zijn integendeel op en top gekleed als dames en uiterlijk is het haar niet aan te zien, dat zij werken op een fabriek. 149 Voor den arbeid trekken ze daar groote «horten over de goede kleeding heen, ten einde deze te sparen. In do eerste dagen van mijn verblijf te I'Mon heb ik mij bij het uitgaan fter' fabrieken steeds verbaasd over de luxueuze toiletten der meeste vrouwen en meisjes met hare zijden blouses, fijn schoeisel en smaakvolle kapsels. En dat in loondienst. Hare verdiensten veroorloven ■teker deze weelde, ,,'t Mag haar beuren", zou men kunnen zeggen. Maar in 't gemeen «ouden de Friezen hier er toch vreemd teKen op kijken. Hoewel de vrouwen ginds, ook al wegens den eenigszins wettelijk voorgeschreven korteren werktijd, niet zooveel verdienen als dé. mannen, kunnen zij toch gemakkelijk wekelijks van 8 tot 13 dollars thuis brengen. Bij vele families gaan man en vrouw beiden naar de fabriek , en natuurlijk volgen ook de kinderen, zoodra deze de schoolbanken mogen verlaten. De eerste jaren hebben die aankomelingen slechts handlangers. diensten te verrichten, maar toch maken ze al spoedig een dollar per dag. Leerplicht. Ook in Amerika, althans in den Staat N e w-Y ork, bestaat een Leerplichtwet, die bepaalt, dat kinderen tot hun 15e jaar schoolplichtig zijn. Daaraan wordt streng de hand gehouden, zoodat het niet wel mogelijk is een leerplichtig kind op de fabriek geplaatst te krijgen. Zijn die kinderen evenwel met geboren in Amerika, maar uit den vreemde gekomen, dan, ja, dan kan men de wet wel ontduiken en dat gebeurt dan ook, want hoe ouder de kinderen zijn of heeten te zijn, hoe hooger ook de loonklasse waar ze dra in opgenomen worden. Komt het soms ter sprake, hoe oud de kinderen van dezen of genen vader uit den vreemde zijn, dan krijgt men meest te hooren „eigenlijk zoo oud, maar hier in Amerika zijn zij een paar jaar ouder." Met den leeftijd van den vader gaat het gewoonlijk net andersom, die gaat liefst door voor veel jonger dan hij is, want de fabriek maakt bij voorkeur gebruik van jeugdige krachten. Volop werk. Voor gezinnen, waar de man en de vrouw nog niet te oud zijn en die eenige kinderen hebben, welke ook tot de fabriek kunnen worden toegelaten, is vooral in deze jaren in Illion en natuurlijk dok in andere in- 150 dustrie-centra, waar men handen te kort komt, veel geld te verdienen. Zoo heb ik o. a. ééne familie bezocht — vader, moeder en vier kinderen, die een jaar of viergeleden uit Friesland is gekomen, .waar het hoofd van het gezin, een stoomboot heeft geëxploiteerd en met moeite kon rondkomen. In Illion houdt hij thans bij wijze van spreken in ééne week meer over dan vroeger in Friesland in een heel jaar. > De eerste maanden na zijne aankomst had de man gewerkt op de wapenfabriek, maar hij was het vrije buitenleven gewoon en zoo was de enge fabrieksatmosfeer hem niet meegevallen. Hij had dra naar iets anders uitgezien en was gekomen op een „lumberyard", dat is eene houtzagerij. Wel is waar kon hij daar geen 20 dollars per week maken, doch het werk bood meer afwisseling. Hij gevoelde er zich beter op zijn plaats en was er nu al een paar jaar. Drie van zijn vier zonen werkten nóg op de fabriek en hoewel ik mij de juiste cijfers niet meer weet te herinneren, kwamen deze te zamen elke week met minstens een dertig dollar loon thuis. De familie bewoonde een oud heerenhuis in de country, een half uur buiten 111 i o n, slechts te bereiken langs een in de wintermaanden bijkans onbegaanbaren weg, doch overigens mooi gelegen en goedkooper wonen dan in de plaats. De fabrieksbevolking wil van de country niet weten, en min of meer verwend ook op dit punt, betaalt ze liever een paar dollar huur meer voor eene woning in de buurt zelf. >*og een Friesche familie. Ook bezocht ik nog een andere familie, eveneens afkomstig uit de buurt van Heeren v e e n, man, vrouw en twee dochters, die thans een goed bestaan hebben. De vader werkte 's nachts op de wapenfabriek en moest het vet der metalen onderdeelen van het geweer afkoken. Wel een heet, maar geen eentonig werk. De dochters hadden beiden op de schrijfmachine-fabriek gewerkt, doch wegens ongesteldheid der moeder moest de eene nu de huishouding doen en daardoor waren de inkomsten gedaald. Niettemin kwam er wekelijks toch nog ongeveer een dertig dollar binnen en kon men tevreden zijn. 151 Bijverdiensten. Vele families vermeerderen hunne inkomsten door het houden van kostgangers. In Illion en waarschijnlijk ook op vele andere plaatsen, onderscheidt men twee soorten, n.1. „boarders" en „roomers". De eersten zijn feitelijk kostgangers en dus huisgenooten mee, de laatsten daarentegen komen alleen maar slapen en zoeken hun kost buitenshuis. Mijn gastheer was een Amerikaan, doch zijn vrouw eene Friezin uit het Noorden van onze provincie. Zij waren nog niet zoo heel lang getrouwd en bewoonden een vrij groot huis aan een der hoofdlanen van het dorp. Hij was chef van eene afdeeling op de wapenfabriek en hoewel hij de zelfde werkuren had als de gewone werklieden, waren zijne verdiensten aanmerkelijk beter. Het huis leende zich uitstekend voor het houden van eenige „slapers", welke voor hun nachtverblijf wekelijks 2 a 3 dollar de persoon hadden te betalen. Dat gaf zonder veel moeite een aardige bijverdienste. Zij komen en gaan schier onbemerkt. Over dag zijn ze op de fabriek en ook „dinner" en „supper" nemen *e buitenshuis.- Hun verdere vrije uren brengen ze meest door, al naar de persoonlijke geaardheid, in gezelschap van vrienden of vriendinnen in bar, kegelclub, bioscoop of komedie, zoodat het dikwijls gebeurt, dat de heer des huizes zijn eigen „roomers" bijkans nooit ziet en nauwelijks kent. Zelf heb ik onze „roomers", 'n paar vriendelijke jonge mannen en in kleeding en manieren echte heeren, ook maar een paar maal gesproken, als ze 's avonds voor het ter ruste gaan nog even in de veranda voor het huis een laatste cigaretje in rook lieten opgaan. De veranda. In de warme zomermaanden is de open veranda feitelijk de huiskamer der familie. Men leeft buiten. In ons kil en wisselend klimaat zou dat zoo niet gaan, doch in Amerika, althans in de streken waar ik geweest ben, en zoo ook in Illion, vindt men geen huis zonder veranda en verder geen veranda zonder eenige schommelstoelen. De Amerikaan, en vooral de Amerikaansche, kan het kwalijk zonder schommelen stellen. En zoo vindt ge deze niet alleen in de veranda, maar ook in de huiskamer en salon. In serres, veranda's en 152 ook wel in den tuin, ziet men veeltijds ook nog schommelbanken, die aan 't plafond of aan een dikken boomtak hangen. Het sijn banken met breede zittingen en hooge leuningen, alles zacht gewatteerd, die, eenmaal in beweging gebracht, lang blijven doorschommelen, alvorens ze weer in rust komen. Schommelstoelen. Wanneer eene familie gezellig bijeen was en rustig zat te keuvelen, zag men de meesten zachtkens heen en weer schommelen, wat mij eerst bevreemdde, maar spoedig had ik dien draai ook al beet en wiegelde zelf mee als een echte Amerikaan. Vooral de schommelbanken, die er natuurlijk in vele soorten zijn, zitten zeer prettig en als de nachten warm zijn, dienen ze yaak tot slaapplaats. Voor het huis, waar ik een paar weken de gast ben geweest, was de breede veranda gehuld in wilden wingerd en klimop, terwijl langs de balustrades bloemen waren aangebracht, zoodat het geheel steeds een prettig zitje bood. De huisdeur kwam nooit op het nachtslot en zoo had niemand ooit een nachtsleutel noodig om binnen te komen. Wel was voor deze deur een vliegendeur, welke vooral gedurende de zomermaanden gesloten moest blijven. En onder de opgeschoven ramen zag men vliegenhorretjes geplaatst. Zoo werd er alles gedaan om het lastige vliegen- en muskietenvolkje buitenshuis te houden. De hal. Treedt men door de voordeur het huis binnen, dan komt men in een hal of breede, niet diepe gang, waarop alle kamers gelijkvloers uitloopen, terwijl men hier ook de breede leuningtrap heeft naar de bovenétage. In deze hal staan gewoonlijk ook eenige stoelen, waar de wachtenden kunnen plaats nemen en schommelend den tijd korten. Hier kan ook de „roomer", die zijne slaapkamer met eenige lotgenooten moet deelen, zijn courant of illustratie gaan lezen, als hij zijn vrienden op eigen kamer niet in hun rust wil storen. Zelden ontbreken in de bal eenige planten en bloemen. Aan weerszijden van de hal bevinden zich een paar kamers, soms en suite, en meest alle in elkaar loopend. Een dier kamers was speciaal voor den man en dan ingericht als bibliotheek, rook- of speelkamer. Een ande- 153 re kamer diende uitsluitend tot eetkamer. Hoewel er natuurlijk vele variaties zijn, en ik slechts algemeene indrukken kan geven, wensch ik te laten uitkomen, dat de Amerikaan niet kent de huiskamer van ons eenvoudig burgergezin, waarin de familie den ganschen dag woont, waar gegeten, gewerkt en gestudeerd wordt en die soms tevens, hoewel in de laatste jaren meer en meer een uitzondering, ook nog tot slaapkamer moet dienen. Bedsteden kent de Amerikaan niet en zijn nergens te vinden, doch wat hij wel heeft en in bijkans geen huis van den laatsten tijd ontbreekt, is een badkamer en centrale verwarming door het geheele huis, zoodat elk fonteintje U steeds naar believen, koud of warm water biedt. Ook heeft men vrij algemeen W.-C.'s met waterspoeling en zal men in de plaats tevergeefs zoeken naar een zoogenaamd „Aschland", dat hier vaak in een „kwaden reuk" staat. Be badkamer. In de badkamer is tevens de waschgelegenheid, waar de huisgenooten 's morgens hun toilet maken, zoodat men niet op eigen kamer behoeft te wasschen en te plassen. In den kelder is de groote geyser aangebracht, die het warme water langs een buizennet door het geheele huis doet circuleeren en alle kamers, zoomede de hal, gelijkelijk verwarmt, terwijl een bad onmiddellijk gereed is. Het schijnt dat men in Amerika, vooral in de groote steden en de fabriekscentra, met hun stof en hun roet, veel meer behoefte heeft aan een frisch bad, dan in onze lage landen met betrokken luchten en dampige atmosfeer, want elk huis heeft zijn badinrichting en komt men in deftige huizen, dan vindt men dikwijls bij elke slaapkamer een eigen badgelegenheid. Zelfs zag ik een en ander in miniatuur geïnstalleerd in een kinderkamer. In alle moderne hotels zijn kamers zonder bad uitzondering, net andersom als in Europa, waar trouwens de toestanden ook reeds veranderen. Meer en meer komt het besef dat de oude wereld de nieuwe heeft te volgen op dit punt van reiniging, voorgeschreven door de hygiëne. Electrisch licht. Ook het electrisch licht is algemeen en ik herinner mij niet, dat ik ergens nog gas heb zien branden, tenzij als kookgas gebruikt Het electrisch licht is veel geriefe- 154 lijker, eischt veel minder omslag en de huisvrouwen kunnen er niet buiten, want moeilijk is het voor haar personeel te krijgen. De meisjes daar — en waar is het anders? — gaan liever op een fabriek of kantoor, dan in een vasten dienst, niettegenstaande de loonen voor eene dienstbode ginds al zeer hoog zijn te noemen dunkt ons, als men er voor 4 a 6 dollars en meer per week een goeden dienst kan krijgen. Dienstbaren. Ik heb er onderscheidene dienstbaren gesproken, die over 't geheel zeer goed te spreken waren over de diensten, die ze aldaar gehad hadden. Niet alle diensten waren even begeerlijk, maar voor allen gold: „meer loon, minder werk en meer- vrij" dan in ons land. Voor de nieuw-komers is de taal in de eerste maanden een groot bezwaar en zeer lastig, doch als men geheel alleen staat en niet anders hoort dan Engelsch, leert men spoedig zoo veel, dat men zich verstaanbaar kan maken. En dat wordt eiken dag beter, als het „moeten" is. Voorts had men te gewennen aan de eigenaardigheden van het Amerikaansche huishouden, dat in vele opzichten zoo geheel anders is dan hier, doch dat viel ook mee. Eenmaal „ingeburgerd" en zich thuis gevoelend in de vreemde omgeving, wenschten de meesten de Oude Wereld niet weer te verwisselen tegen de „Nieuwe". Die Nieuwe Wereld" is ruimer, grooter, vrijer en opent een meer hoopvol verschiet. Met zijn gedachten is men nog' dikwijls in het oude vaderland, bij zijn vrienden en verwanten ginds en ware het mogelijk men zou elk jaar nog gaarne een tijdje willen vertoeven in de omgeving waar men jong is geweest, maar om er voor goed te blijven, dat niet! Zoo dachten de meesten. Goede raad. Natuurlijk is de plaats van vestiging van grooten invloed op het welslagen van den emigrant en slaagt de een beter dan de ander, 't Geluk kan mee- en tegenloopen. Zoo hier, zoo daar. Als vrijgezel, geheel op blind avontuur, de wijde wereld in te trekken, het kan, maar beter en verstandiger is het voor ieder, die van hieruit zijn geluk in Amerika wenscht te beproeven, dat hij vooraf zich op de hoogte gaat stellen van de toestanden ginds, door bij vertrouwde vrienden of kennissen ginds inlichtingen te vragen. Men dient ginds een steunpunt te zoeken, zoodat men in den eersten tijd niet in verte- 155 genheid behoeft te komen. Van goede vrienden heeft men goeden raad te wachten en zij zullen u gaarne mee voorthelpen. Daar heeft de vreemdeling behoefte aan, want al valt er bijna overal in Amerika wel een goed stuk brood te verdienen, op straat zal u de boterham niet gepresenteerd worden. Zoo ergens, dan is het ginds: A d a m, gij zult werken! In Amerika is ieder zich zelf de naaste, 'n Amerikaan, die over het algemeen voor zich zelf al zorgeloos is, zal zich over 'n vreemdeling, die pas gearriveerd is, niet zoo licht bekommeren. Help je zelf! En steun op eigen kracht. De heer des huizes en het huishouden. Wat het huishouden betreft in A m e r ik a, de heer des huizes is er nauwer in betrokken dan hier te lande. Een groot gedeelte van het huiswerk komt voor zijne rekening. Zoo is het een heel gewone zaak, dat hij de vloeren veegt, dat hij voor den maaltijd de aardappels schilt en de groenten schoonmaakt, na tafel de borden en pannen bereddert enzoovoort. In 't algemeen doet de Amerikaansche vrouw minder dan de vrouwen hier, en ook zij, die van hier zijn gekomen, laten zich dat gaarne welgevallen. Ik heb zoowel, in Illion als elders in Amerika den heer des huizes vele werkzaamheden in de huishouding zien verrichten, waarmede zijne vrouw in Friesland hem niet behoefde aan te komen. Doch daarnevens staat dan weer, dat de vrouw ook tegelijk met haar man vaak werkzaam is op fabriek en kantoor. Zoo dat de lusten en de lasten in en buiten huis door man en vrouw samen gedeeld worden. Over vormen en gewoonten. Over het algemeen heeft de Amerikaansche vrouw meer pretenties, dan hare zusters in de Oude Wereld hebben. In vele gevallen worden beleefdheidsvormen in acht genomen, waarover wij ons kunnen verbazen, terwijl in vele andere omstandigheden deze worden verwaarloosd, waar wij volgens onze Hollandsche begrippen die wel zouden in acht nemen. 's Lands wijs, 's lands eer! Zoo is het eene vaste gewoonte, dat men zijn hoed afneemt, indien men tegelijk met een dame in de lift van een hotel komt te staan, doch als dit zelfde geschiedt in de lift van een magazijn of kantoorgebouw, dan doet men het niet. En als men zich in een wagon van de „ondergrondsche" moet bin- 156 nendringen, dan wordt er niet naar omgezien of er ook vrouwen of kinderen in het gedrang zijn. Ieder haast zich en zorgt voor zich zelf. Er is geen tijd om aan anderen te denken en dus beleefdheden jegens hen in acht te nemen. Het is de macht der gewoonte, die zich heeft ontwikkeld uit den drang der omstandigheden. Man en Vrouw. Mij is meermalen en van meer. dan eene zijde verteld, dat de Amerikaansche vrouw hare genoegens veeltijds buitenshuis zoekt en bij wijze van spreken meer uitgaat dan haar echtgenoot, die in de eerste plaats leeft voor zijn „business". Bij hem gaan de „zaken" boven de „vermaken". Hij leeft er in en gaat er in op. „Time is money" en geld verdienen de hoofdzaak. De vrouw, die veeltijds buiten gemeenschap van goederen is gehuwd — ook op dit punt blijft de Amerikaan zakelijk — en haar eigen goed en geld beheert en haar eigen kassier er op na houdt, bezoekt naar eigen believen concerten en afternoon-tea's; profiteert van de nieuwste films of passeert hare middaguren op het tennis- of golfveld of wel in haar „motor-car". De vrouw in Amerika schijnt mij dan ook veel zelfstandiger dan hier en over het algemeen moet zij wetenschappelijk ook beter ontwikkeld zijn dan de man. Beider opleiding of opvoeding is vaak zeer verschillend. Gevolg al weder van de omstandigheden. De vader, die in zijn zaken opgaat, wekt ook allicht bij zijn zoons aldra den lust om zijn voetspoor te volgen. De jongens willen in den regel dien weg wel op. Liever eigen, dan vreemd personeel, dat vaak bezwaarlijk is te krijgen. Als het de zaken maar ten goede komt, die dollars hebben af te werpen, dan bekommert men zich niet over de meestal arm blijvende wetenschap. Studeeren kan in den regel zoo goed niet rendeeren en zoodoende laat het zich gereedelijk verklaren, dat zoons van zakenmenschen al spoedig in het bedrijf worden opgenomen. De opvoeding der meisjes. Met de meisjes gaat het gewoonlijk anders. Die worden naar pensionaten en kostscholen gezonden, waar ze in onderscheidene vakken van kunst en wetenschap worden onderwezen, zoodat ze meer komen te weten uit de boeken en van de wereld, dan hun broeders, die in de zaken en de praktijk van het leven opgaan. . 157 De doorsnee-Amerikaan moge een' meester zijn in zijn vak, die "overal munt uit weet te slaan, wetenschappelijk timmert hij niet hoog en blijft hij geheel aan de oppervlakte. Voor studie is bij hem in zijn jeugd de lust niet gewekt en daarvoor heeft hij later ook den tijd niet meer. Hij kent zijn vak en al wat daarmede annex is, wat wil hij meer? „Kunnen" gaat bij hen boven „kennen". Ver de meeste Amerikanen zijn geen vreemde talen machtig en wat zij dienaangaande op de scholen geleerd hebben, heeft bitter weinig te beteekenen. Natuurlijk hebben zij ook minder belang bij vreemde talen, dan wij Hollanders, want over geheel Amerika wordt dezelfde taal gesproken en maar weinigen komen ooit buitra de grenzen van hun land en die weinigen vinden ook in den vreemde altijd wel menschen, met wie zij Engelsch kunnen spreken. Daarom bevindt de Amerikaan zich ook al weder in een geheel andere conditie, dan wij in ons klein landje, die als 't ware geen stap kunnen doen, of wij staan in een vreemd land, waar men onze moedertaal niet verstaat en zich daarvoor ook geen moeite heeft te getroosten. De kleinen hebben zich te schikken naar de grooten, zoo is het eenmaal in de wereld. En zoo hebben wij, wat de taal betreft, ons te voegen naar onze machtige buren, 't zij dat wij tot hen of zij tot ons komen. Wie zich in de wereld thuis wil gevoelen, moet vreemde talen kennen. Hoe meer hij er kent, hoe grooter de wereld voor hem wordt. Nu heeft de Amerikaan ruimte genoeg om zich te kunnen bewegen met zijn taal, die een groot gebied beslaat, maar toch blijft hij, evenals onder de Westersche volken van Europa vooral de Engelschman, min of meer eenzijdig, terwijl de bewoner van een klein land, die noodgedwongen meer dan ééne vreemde taal heeft aan te leeren, natuurlijk meer alzijdig wordt ontwikkeld en zich veel gemakkelijker in de vreemde talen weet te bewegen, wat hem in alle opzichten zeer te stade komt. Hij is ongedwongener, vrijer en geniet of profiteert van het „Volkseigene", dat hij elders vindt. Nu is het opmerkelijk, dat wij Hollanders, als bewoners van een klein land, veel minder moeite hebben om vreemde talen te leeren, dan de Amerikanen, Engelschen, Franschen of andere groote natiën. Ik heb in Amerika vele gestudeerde menschen ontmoet, die in hun jeugd op school ook Duitsch en Fransen hadden geleerd, doch zich in die talen niet meer wis- 158 ten uit te drukken. Al het aangeleerde bleek zoo goed als vergeten en zoodoende liet het zich ook verklaren dat ze van de Europeesche literatuur, geschiedenis en aardrijkskunde, zoomede van de toestanden in den vreemde schier geen flauw idee hadden. Hunne gedachtengangen bewogen zich geheel in hun eigen wereld en van daar eenzijdigheid en zelfgenoegzaamheid, die geen aanspraak geven op het wereld-burgerschap. Ik' ben ik en wij zijn wij, dat is vaak merkbaar bij menschen, die behooren tot machtige natiën en zich niet hebben te schikken naar anderen, die ook machtig zijn en op hun beurt dezelfde leuze voeren, zoodat ze elkander slecht verstaan en lichtelijk met elkander in botsing komen. Dit blijkt ook al in den oorlog. Kenden de volkeren elkander beter en van meer nabij, er zou over en weer allicht meer waardeering en toegeeflijkheid en minder wantrouwen bestaan. Reizende Japanners. Japan is tot voor korte jaren een vrij onbeteekenend rijkje geweest, dat zich had te schikken naar de groote mogendheden,, maar in de laatste jaren zijn die kleine Japanners wakker geworden, ook al door den nood gedwongen. Zij hebben buiten de grenzen van hun rijk de wereld leeren kennen en weten zich gemakkelijk in den vreemde te bewegen. Ik heb er op mijn reis velen ontmoet en telkens als ik met hen in gesprek kwam, mij verbaasd1 over hun veelzijdige kennis en ontwikkeling. Natuurlijk zijn het slechts enkelingen en zullen het waarschijnlijk de meest intelligente zijn, die in den vreemde reizen, .zoodat mijn oordeel allicht eenigszins geflatteerd zal zijn, maar toch herinner ik mij even voor den huidigen oorlog nog met een paar gele broederen te hebben gereisd door Finland, van A b ö naar Sint Petersburg, die vloeiend Fransch en Engelsch wisten te spreken en een congres te Moskou hadden bijgewoond. De heeren hadden ook nog even een reisje naar Londen gemaakt, hoofdzakelijk met het doel om er wetenschappelijke boeken te koopen. Ze bleken zeer goed op de hoogte te zijn met de verschillende Europeesche staats-instellingen. 't Wil mij voorkomen, dat men zoo iets niet bij den Amerikaan heeft te zoeken. Dat hij weinig weet van die zaken, ook al heeft hij gestudeerd, is mij meermalen gebleken. Lang niet allen wisten, dat wij 159 door eene Koningin geregeerd worden en heel velen verkeeren in de- meening dat „the Dutch" en „de Duitseher" nagenoeg tot dezelfde natie behooren. Meer vrouwen dan mannen op reis. Op mijn reis naar het verre Westen is het mij opgevallen, dat er veel meer leden van de zwakke dan van de sterke sekse „en route" zijn en ook hoe zelfstandig deze zich weten te bewegen. Ditzelfde vindt men trouwens ook weer bij de Engelschen, maar in Amerika in veel sterkere mate. Dat een paar jonge meisjes daar een spoorreis maken van eenige dagen is niets ongewoon, en ook treft men zeer veel dames van eiken leeftijd wel, alleen reizende aan. Wat ons Europeanen ook treft is dat de automobiel ginds zoo veelvuldig door vrouwenhanden wordt bestuurd. Niet bij wijze van uitzondering, maar schier als regel ziet men dames aan het stuur. En als pendant moge dienen, dat de mannen ginds heel veel den kinderwagen of sportkar duwen, terwijl moeder de vrouw er naast loopt. In de eerste dagen van mijn verblijf te N e w-Y ork heb ik bepaald vreemd opgekeken als ik daar soms jonge meisjes van 17- a 18-jarigen leeftijd, groote, zware wagens met sterke motoren, zooals wij die in ons land niet dan bij hooge uitzondering te zien krijgen, met bijzondere handigheid en kalme zekerheid door de drukste straten der stad zag manoeuvreeren. Maar ook dames op leeftijd besturen haar wagen met hetzelfde gemak en ten slotte valt het niet eens meer op, als men enkel dames in auto's ziet passeeren te midden van het warrelende stadsgewoel. Dames op motorfietsen heb ik zeer weinig gezien, tenminste als berijdsters, maar des te meer zaten zij er achter op. Het „duorijden" is in Amerika zeer sterk. De zware motorfietsen leenen zich er trouwens ook zeer goed voor en zijn speciaal voor twee personen gebouwd. Wien het eenigszins mag beuren, heeft een motorfiets, en evenals hier vroeger het „jong folk" met paard en chais er op uittrok, snort thans ginds de jeugdige Amerikaan met zijn uitverkorene achter zijn „benzine-paarden" de wereld in. De fiets hier en de auto ginds. Wat de fiets hier te lande is, zijn de automobiel en de motorfiets in Amerika. Iedereen weet er mee om te gaan en maakt er gebruik van. ïeö De fiets is hier van tffirrb eel inge¬ burgerd en thans een fe^ft .u 1 van de huidige samenleving. :fténP%wafteeuw geleden was een dame op'Me'ffets m&r nog een zeldzame verschijning, -0'ver het voor en tegen is destijds veel geschreven, doch thans vindt men in bijkans elk huisgezin een of meer fietsen en ziet men zelfs de prille jeugd, die nog op de schoolbanken der lagere scholen zit, er zich op bewegen, als ware het immer zoo geweest. Eigen auto's en garages. En evenals de jeugd hier opgroeit met de fiets, groeit de Amerikaansche jeugd op met de automobiel. De meeste families, ook op het platteland, hebben eigen auto's, soms meer dan één; bijna elk huis heeft zijn eigen garage. Zelfs wordt in de nieuwe huizen, waar men zuinig met grond en ruimte moet, zijn, de garage wel ingebouwd en is deze in de Nieuwe Wereld even onmisbaar als hier bijvoorbeeld de kelder of kolenbergplaats. De garage wordt dan natuurlijk gelijkvloers aangebracht, op de wijze als ons sousterrein, met breede inrijdeuren en zoo laag mogelijk van verdieping. Soms is zij een weinig uitgebouwd. Een hooge stoep leidt dan naar de voordeur en de eigenlijke woning is dus boven de garage gebouwd. In de buitenwijken der steden zag ik zeer veel dit slag huizen en| toch waren het maar heel gewone, eenvoudige burgerhuizen. De auto's sijn in Amerika veel goedkoopor dan hier. In Amerika, waar trouwens in verhouding de automobiel en de motorfiets zoowel bij aanschaffing als in gebruik veel goedkooper zijn dan in Europa, is het bezit van dit moderne vervoermiddel volstrekt geen teeken van luxe meer, evenmin als de fiets dat hier meer is. Zoo doet de huisvrouw in Amerika hare boodschappen veeltijds per auto en maakt zij daarmee ook hare visites. De werkman gaat er mee naar de fabriek, indien hij in de country woont, en de winkelier brengt er zijn boodschappen mee rond. Gerust laat men zijn auto ginds ergens onbeheerd staan: Die is daar zoo vertrouwd wel als hier de onbeheerde fiets, 't Gebeurt slechts een enkele maal, dat een ander er mee vandoor gaat én dan ziet men het in de couranten vermeld als een groote bijzonderheid. Ook de „farmer" brengt sijn vaatje boter 161 of sijn j. *j|>» petjes por vlugge automobiel ^ v iji^-kt En in plaats van sijn paarden, .^ani htj ztla auto voor een paar wagens hooi. J\|o£t ^ij water putten uit een diepe norton-bron of het koren dorschen, dan laat hij de motor op een vliegwiel loopen en weet hij zich aldus te redden. Men kan sich werkelijk Amerika zonder automobiel en motorfiets niet meer voorstellen. Het besturen van auto's. Wat 't besturen van 'n auto overigens betreft, dient nog opgemerkt, dat dit op lange na zoo moeilijk niet is, als het oogenschijnlijk wel lijkt, althans in Amerika niet, waar de wegen meest recht-uit en recht-aan gaan en overal soo breed zijn aangelgd, dat twee voertuigen elkander steeds ruimschoots kunnen passeeren. En een niet te vergeten factor is ook nog dat het publiek zich reeds geheel bij het snelverkeer heeft aangepast en ieder er belang bij heeft, dat de verkeers-regelen stipt in acht genomen worden. Nimmer sult ge op den rijweg een voetganger sien. Bij de kruispunten der wegen steekt hij langs den koristen weg dwars over en elk rijtuig houdt steeds sijn eigen kant, zoodat de rijen langs elkaar glijden, sonder dat er gewaarschuwd of uitgeweken behoeft te worden. Toch hebben in Amerika, vooral in de drukke steden, nog vrij veel auto-ongevallen plaats, somtijds met doodelijken afloop, en ik heb deze eeuw wel eens hooren noemen „de eeuw van het motor-terrorisme", doch percentsgewijze schijnt mij het aantal ongelukken nog niet zoo bijzonder groot. De motors. Motor-stoornissen komen tegenwoordig zelden meer voor. Het ingewikkelde motor-mechanisme functioneert bijkans automatisch zeker, terwijl ook het dikwijls moeizaam aanzetten van den motor ginds geen bezwaren meer heeft, wijl elke wagen is voorzien van een „self-starter" en het eenvoudig omschakelen van een klein pennetje den motor reeds doet aanslaan. Mag al een heel enkele maal de motor hare diensten weigeren, welnu, dan is vrijwel overal in de nabijheid dadelijk hulp bij de hand. Men neemt dan den zieken of stakenden wagen even op sleeptouw en brengt hem in eene der vele reparatie-inrichtingen, die ham dadelijk cureeren of wel een anderen zoo lang in de plaats geven. 162 Aanvallen van benzine. Het aanvullen van den benzine-voorraad en het oppompen der banden gaat in Amerika zeer praktisch en gemakkelijk. Geheel in overeenstemming met de eischen van het verkeer. Evenals men hier langs onze wegen „huisjes van houd-aan" vindt voor den reisenden man of herbergen met doorreed en stalling wanneer men per rijtuig is, zoo vindt men in geheel Amerika op drukke kruispunten benzine-depöts met hetzelfde doel. Het zijn houten koepelhuisjes met spitse daken, meest van hetzelfde type en in 't oog vallend opgeverfd, zoodat ze reeds van verre zijn te herkennen. Gewoonlijk is het daar een drukke nering, want de zware motoren der auto's hebben spoedig een liter benzine verslonden en moeten dikwijls aanvullen. En nu is het opmerkelijk boe rustig en ordelijk het toegaat aan deze stations. Elke auto wacht in de rij haar beurt af en de vulling of voorziening geschiedt automatisch, evenals men dat hier ziet bij sommige spoorwegstations, waar de treinen water innemen. Men rijdt onder de pomp van het water-reservoir en met een slang heeft de vulling plaats. Zoo komt de auto voor de benzine-automaat en als men een quarter in de gleuf heeft geworpen, is het eigen reservoir in een oogwenk gevuld en kan men de reis vervolgen. Free air of gratis lucht. Voor de reclame is bij veel benzine-depöts „gratis lucht" te krijgen. Met groote letters ziet men daar aangekondigd: „Free air". De automobilist is dus vrijgesteld van het moeizaam volpompen der groote. auto-banden. Hij schroeft slechts een slangetje, dat uit den grond schijnt te komen, op de autobanden en deze vullen zich automatisch, tot de gewenschte atmosfeeren-druk. Dit is langs de wegen, maar zelfs zag ik in verschillende steden uitsluitend voor het gemak en ten gerieve der clientèle bij restaurants en bars „free air" ter beschikking gesteld. In den zijrand van het trottoir had men slechts een slangetje te schroeven op een stopcontact en in een oogenblik bad men zijn banden gevuld, zonder de minste moeite of kosten. De dagrerdeeling. De dagverdeeling is in A m e r i k a vrijwel gelijk aan die bij ons. Natuurlijk is men in de steden later dan in de dorpen en in de 163 country. Dat de morgenstond goud in den mond heeft, zal wel over de heele wereld gelijk zijn en hoewel ik het boerenleven niét zoozeer van nabij heb meegemaakt, zal ook de Amerikaansche boer wel met de kippen op stok gaan. In Illion viel 's avonds al bitter weinig te beleven en ging men over het algemeen vroeg naar bed. Zoo tegen tienen stel ik zal de „voor de nachtrust bestemde tijd" .wel zijn ingetreden. Cüca. Wie een avond wilde uitgaan ging naar U t i c a, een vriendelijke, maar echt Amerikaansche stad van zoo'n 70.000 inwoners, die in'een goed half uur met de electrische tram was te bereiken en waar de huisvrouwen van Illion ook meest hare inkoop en deden. Daar waren een paar goede restaurants, een theater en natuurlijk meerdere bioscopen. Het spreekt overigens vanzelf, dat in fabrieksplaatsen als Illion bij de dagverdeeling in vele gezinnen rekening wordt gehouden met den nachtarbeid, die er nog al van beteekenis is. Het ontbijt Bij de familie, waar ik in Illion logeerde, was het 's morgens om zes uur „reveille". Natuurlijk mocht ik als gast nog wel een kwartiertje toeven, maar den heer des huizes wachtten reeds de eerste huiselijke bezigheden. En waar het hebben van dienstboden of werkvrouwen hooge uitzondering is, heeft de huisvrouw zelve voor de tafel of het ontbijt te zorgen, dat tegen zevenen gereed staat en nog al van beteekenis is. Wat dat betreft wordt de dag goed ingezet. Het gaat op zijn Engelsch. Wij Nederlanders kennen die zware „breakfast" niet, waar geen brood met boter en hoogstens koek, kaas en jam den hoofdschotel vormen, doch waar eieren met ham en vleesch, gebakken aardappelen of andere warme gerechten op tafel verschijnen. Men begint met vruchten. Eigenaardig is het voor ons al weder, dat volgens Amerikaansche gewoonte al dadelijk verschillende vruchten bij het ontbijt worden opgediend, waarmede men niet eindigt, maar begint. Appels, peren, perziken heeft men ginds bijkans het geheele jaar door. Ook sinaasappelen doen mee, maar meer nog de 164 „c a n t a 1 o u p e", een vrucht, welke daarmede zeer veel overeenkomst heeft, doch iets grooter is. Deze vrucht wordt niet geschild, maar midden door gesneden en het sap er dan uitgelepeld. De watermeloen. Zeer in trek is ook de watermeloen, welke wij hier niet kennen. Het is een langwerpige vrucht, eenige malen grooter dan onze meloen, met 'n harde groene schil, vele zwarte pitten en donkerrood vleesch, hetwelk zeer saprijk is. Veel smaak is er juist niet aan deze reuzenvrucht, doch met zout en peper of met suiker geprepareerd, laat zij zich zeer goed gebruiken. De inhoud schijnt zeer onschuldig want men kan er onbegrijpelijk groote stukken van nuttigen, zonder daar later hinder van te krijgen. Veelal wordt de watermeloen in ijs opgediend en dan is het saprijke vleesch zeer ver frissen end en dorstlesschend. Voorgerechten. Na de vruchten voor het ontbijt komen de zoogenaamde „cereals" in den trant van onze bordjes havermout of gort, doch ook op dit punt heeft men in Amerika veel meer verscheidenheid. Rijst, tarwe, gort en meer andere producten van dien aard werden ginds op velerlei wijze bereid en smakelijk opgediend. Aan boord had ik met die gerechten al kennis gemaakt, waarónder die ik in eigen land nog nimmer had ontmoet. Door geheel Amerika — het graanland bij uitnemendheid — zijn deze vóórgerechten bij het ontbijt zeer algemeen. En daarna komen de eieren, hetzij gekookt of gebakken, meest met ham of spek, en nog een warme schotel bovendien, gebakken aardappelen of zoo iets. 't Is een ontbijt dat bij den man staat en dan volgt ten slotte nog een boterhammetje, belegd met excellente kaas of met jam. Ik noemde de kaas ginds excellent en geloof dat de gewone Friesche er lang niet tegen uit kan. En krijgt men niets te drinken bij het ontbijt? Zeker, veeltijds melk of thee, maar de laatste is gewoonlijk erg slap en wordt dikwijls aangelengd met melk, zoodat men nagenoeg melk en water krijgt De hoofdmaaltijd. De hoofdmaaltijd van den dag, h»t „dinner" zooals men zegt, wordt heel veel in de 165 middaguren genuttigd en dan volgt 's avonds het „supper". Natuurlijk worden in de - steden deze maaltijden wel verwisseld en neemt men tegen den middag een „lunch". De hoofdmaaltijd komt dan tegen den avond. Ook bij het middagmaal wordt weder met vruchten begonnen. Dan volgt soep, dikwijls met een klein voorgerecht en daarna een of meer hoofdschotels. Het slot is een „toetje", 'n ommelette, 'n pudding of iets dergelijks. Ik spreek in 't algemeen en wil niet gaarne met mijne ondervindingen bij enkele families, die wellicht nog altijd iets overhouden van oude gewoonten uit eigen vaderland, al zijn ze dan ook geheel ingeburgerd, beweren, dat het binnenshuis overal zoo toegaat. Wel vond ik overal, ook in de restaurants, naast mijn bord steeds een apart schoteltje met „lettuce", slabladen of andere versche groente, on toebereid, dikwijls ook gesneden komkommer, ingelegde uitjes en tomaten. Deze laatste vrucht wordt in Amerika veel meer gebruikt dan in ons land, zoowel rauw als ingelegd. Ieder bereidt zijn sla naar eigen smaak met olie, azijn, peper of zout en gebruikt daarvan tijdens den maaltijd naar eigen verkiezing. Veeltijds worden ook gepelde en gezouten „apennootjes" en gebrande amandelen rondgediend en is het gebruikelijk daarvan naast zijn bord te leggen. En ook ziet men heel veel ingelegde olijven'en versche vijgen gebruiken, vruchten, die hier zelden voorkomen, doch in zuidelijke landen inheemsch en algemeen zijn. Aardappelen komen in Amerika veel minder voor dan in ons land en dat ze daar in den regel veel slechter zijn, is wel opmerkelijk, want Amerika is het vaderland van den aardappel. Nog geen tweehonderd jaar geleden, was deze aardvrucht, die nu een hoofdrol speelt in de samenleving, hier nog geheel onbekend. Veel wordt de aardappel ginds opgediend in dunne reepjes of plakjes gesneden en dan geroosterd of gebakken met een weinig zout Als zoodanig is dit product zelfs een afzonderlijk handelsartikel, dat in de winkels bij het gewicht wordt verkocht De batala of zoete aardappel. - Heel veel overeenkomst met onzen aardappel heeft de „batata", welke eenige malen grooter en zoet van smaak is. Men noemt hem' dan ook wel „zoete aardappel". Hij wordt met schil en al gekookt en aldus 166 geconsumeerd. Men ziet hem in een apart bordje op tafel verschijnen. Voor 't gebruik snijdt men er van boven een gat in en laat daarin een stukje boter smelten. Vervolgens lepelt men hem als 't ware uit. 't Dient gezegd, dat hij zich zeer goed laat smaken. Tochtjes in den, omtrek. Zoo ongemerkt vlogen in Illion mijn dagen voorbij. De gastvrije familie, waar ik mijn thuis had, gaf zich alle moeite het mij recht aangenaam te maken, terwijl ik talrijke invitaties ontving van verschillende harer kennissen. Dat is weer Amerikaansch. Zoo heb ik ook een paar heerlijke auto-tochtjes meegemaakt en de omgeving van Illion kunnen bewonderen. Ik zag er toen al niet vreemd meer tegen op, dat mijne gastvrouw chauffeerde en dat ik met den heer des huizes achter in de auto had plaats te nemen. Een tocht naar huiten. Ook heb ik mede onder de leiding van een oud-Leeuwarder, die als kleine jongen van een jaar of tien met zijne familie naar Amerika was vertrokken, een paar tochten naar omliggende plaatsen gemaakt. Mijn gids was nu al een jonge man en volgde overdag de lessen aan de High-school, welke inrichting ongeveer overeenkomt met onze Hoogere Burgerschool. In zijn vrijen tijd hielp hij mee in een grooten winkel, waar hij speciaal horloges repareerde en zilver graveerde. Eene dergelijke combinatie van leeren en werken tegelijk, komt veel voor in Amerika. Er schijnt ginds iets in de jonge nenschen te zitten, wat men hier niet zoo merkt, namelijk de wil om vooruit te komen in de wereld. Het streen om zich op te werken lijkt mij daar over het algemeen sterker te zijn. Men weet er van aanpakken en den leertijd te benutten. Waar de wil goed is, kan men veel doen. „Het leeren moet niet ingedrongen, De lust moet zitten in den jongen", is een bekend zegje, dat velen ginds betrachten, die gewoonlijk hun doel bereiken als werden ze door een heilig „moeten" gedreven. Mijn jeugdige gids. Wat mij bij mijn jeugdigen gids opviel, 167 was dat hij in zoo weinige jaren in spreken en manieren al een volslagen Amerikaan was geworden. Natuurlijk sprak hij vloeiend Engelsch en kostte het hem reeds moeite' zich in het Hollandsch uit te drukken. Zijne ouders spreken thuis nog steeds de eigen Friesche taal en zoo was hij ook zijn Friesch nog niet vergeten, doch met zijn broeders en zusters was het altijd Engelsch wat men hoorde. Sterk sprak in hem ook het verlangen, het oude vaderland nog eens terug te zien, hoewel hij reeds zeker wist, dat hij zich daar niet meer thuis zou gevoelen. Op de boerderij. Hij bracht mij naar een zijner zusters, die een paar uur buiten Illion woonde, waar haar man een boerderij dreef als zetboer. Ik meen dat hij afkomstig is van Oldeberkoop. Bij onze nadering der boerderij zag ik reeds in de verte het blauwe pannendak der schuur, waarop met groote letters stond te lezen: „The Peters farm", net als in de buurt van Grouw „Het Heach-hiem". Zeer veel ziet men in Amerika den naam van den eigenaar zoo aangebracht op het dak der schuur, wat het gemakkelijk maakt om de verschillende boerderijen reeds in de verte te onderkennen. De eigenaar zelf bewoonde een vriendelijk buiten, dicht in de buurt en liet het werk op de boerderij geheel over aan onze Friesche familie, die het er wel naar den zin had. De verdiensten waren wel lager dan op de fabriek, doch het bedrijf was zelfstandiger en de arbeid meer afwisselend. De vrouw behoeft niets aan de boerderij te doen, dat is het werk van haar man en een knecht, die bij hen inwoonde en kostgeld betaalde. Loonen. De zetboer had 50 dollars loon per maand, met vrij wonen, vrij melk en aardappelen en bovendien een stuk grond voor eigen gebruik, voldoende groot om in eigen behoeften van groenten te voorzién, terwijl hij ook nog wel een en ander van zijn oogst aan de markt kon brengen. De knecht genoot in den zomer 30 dollar per maand en 25 dollars in den winter, doch ik meen mij te herinneren, dat hij daarvan 16 dollars per maand voor kostgeld moest betalen. 108 Men had er een gemengd bedrijf, zoowel bouw als greide, in doorslag hoog gelegen. Ik kwam er in den laten namiddag. Net onder melktijd. De koeien worden er niet in bet land gemolken, maar onder een overdekte plaats gedreven en daar als 't ware zoo lang op stal gezet, wat veel voor heeft. De melkers roemden nog al op veel dingen in het boerenbedrijf, die ginds beter waren dan in 't oude vaderland, doch ik ben te weinig deskundig in landbouwzaken, om daarover een zelfstandig oordeel te vellen, "t Speet mij wel dat ik niet beter op de hoogte was, want nu durf ik hier niet verder op deze gesprekken in te gaan. De woonhuizinge. De boerderij, of liever de woonhuizinge, was zeer geriefelijk ingericht met aparte woon- en slaapkamers en keuken, doch geheel van hout opgetrokken. Toen ik er in huis zat, kwam juist de dokter, om er een plakkaat aan te plakken, omdat een der kinderen de mazelen had. Dit was voor mij een reden om mijn bezoek te bekorten, zoodat er over het „vrije farmersleven" weinig gesproken is en ik er niets van over kan vertellen. Een groote door eea Fries gedreven bakkerij. Wij vervolgden nu onzen tocht naar Whitesboro en wel met de electrische tram. Binnen het uur waren we ter plaatse. Ik wenschte daar een Fries te bezoeken, uit de buurt van Heer en veen wiens naam in wijden kring zeer bekend is geworden, mede ook al te danken aan een veelzijdige en doeltreffende reclame, welke hij van zijn fabrikaat maakt. Zijn naam is W. E. Wind. Wat hij doet? Hij exploiteert een groote bakkerij en voorziet uren ver in den omtrek in de broodbehoeften der bevolking. In Amerika kent men niet den dorpsbakker die enkel werkt voor zijn dorp en de naaste omgeving. Vele families bakken hun eigen brood, maar anders wordt het in de „stores" gehaald, die geregeld het versche brood bezorgd krijgen van de groote bakkerijen, welke hun eigen baksel onder eigen etiket de wereld insturen. Elk brood is dan ook keurig netjes verpakt in vetvrij papier, soms zelfs in fijn karton, gelijk wij bijvoorbeeld de V e r k a d e-koek kennen en zooals ook eeds vele beschuiten, bij het dozijn verpakt, in den handel' worden gebracht. 169 Bij den Friesehen broodfabrikant. De bakker, of liever de broodfabrikant, legt zich slechts op een paar merken toe, waaraan hij al zijn talent en zorg besteedt, om ze zoo perfect mogelijk te krijgen.. Dat moet het publiek weten, voelen en proeven. Het moet overtuigd worden 'dat het extra waar is en daarvoor dient de reclame, waarvan in Amerika een verbazende kracht uitgaat. Men zou het er niet zonder kunnen stellen. Alle zaken van beteekenis danken het succes voor een groot deel aan de publiciteit De heer Wind heeft getoond, dat hij goede waar weet te fabriceer en, die door een gepaste en doeltreffende reclame in steeds wijder kring den gewenschten aftrek vindt De reclame is ook een slag, of deftiger gezegd een „kunst" die men niet te licht moet achten. „Goede wijn behoeft geen krans" was de leer van den goeden ouden tijd, maar de nieuwe tijd is een andere, die eischt dat men het heel de wereld moet laten weten, telkens weer, dat zoo'n wijn de beste is van alle wijnen die er ooit gefabriceerd zijn. In zoo'n zaak als die van den heer Wind gaat natuurlijk alles machinaal, tot het inpakken der brooden toe. Zijn knechten werken steeds in hagelwitte pakjes, hebben handschoenen aan en zullen nooit iets met de bloote hand aanvatten. Dit systeem wordt nauwlettend en streng doorgevoerd in 't belang der zindelijkheid en de hygiëne. De reclame. Als gezegd, is Amerika het land van de reclame en zoo ziet men dagelijks overal waar men komt diverse dingen aangekondigd als „het grootste, het beste, bet hoogste of mooiste ter wereld!" Onze broodfabrikant van Frieschen bloede doet ook mee in het koor. Met reuzenletters las ik op tal van plaatsen in de verre omgeving dat zijn fabrikaat is „the best in the world". Op andere plaatsen kon men lezen: „W ind's Holsu m-B r e a d Made clean, Sold clean, Delivered clean, waarvan de beteekenis is, dat zijn brood van het zuiverste meel gebakken is, zindelijk bewerkt en met zorg verpakt en afgeleverd wordt. Zoo trof mij ook nog dit sprekend opschrift: 170 Wind's Holsum bread takes you back to younger days, dat zoo ongeveer wil zeggen: gebruikt Wind's brood en ge wordt met den dag jonger. In den zin van lustiger of krachtiger. Elders Weer zag ik den volke verkondigd : „Wind's Genuine Butter - nut Bread Rich as butter — sweet as N u t." In onze taal overgezet staat daar: W i n d 's boter noten-brood is zoo kostelijk als boter en zoo versch en voedzaam als een noot Men weet dat bij de vegetariërs de noot het vleesch vervangt en kent de duurzaamheid van deze vrucht. Om die reden wordt in de laatste reclame het brood in één adem genoemd met den noot De boter in die reclame sorteert ook een goed effect. Dat kan men voelen. Een kijkje in de fabriek. De heer Wind was zoo vriendelijk mij zijn heele bedrijf rond te leiden en toe te lichten. Inderdaad werd ik gefrappeerd door de buitengewone zindelijkheid, die overal heerschte. Men zegt wel eens bij 'l betreden van een boerenstal, „büthüs", wanneer men getroffen wordt door "de reinheid aldaar, men kin dêr fen de f 1 i e r wol i t e! Maar zoo was het nu in het bakkerij-bedrijf van den heer Wind, waar alles wat men er zag een ver. rassend glad-glimmend aanschijn vertoonde. De verschillende machines, electrisch gedreven, „blonken yen suwer to mjitte", het was een lust om te zien. Ik herinner me niet meer het groot aantal automobielen en wagens, dat de heer Wind voor de verzending van zijn waren voortdurend op de wegen heeft maar dat loopt in de tientallen en dan weet men wel, dat er heel wat aan de hand is en dat de omzet enorm moet zijn. De kermis te Illion. Alvorens Illion te verlaten, wil ik nog een enkel woordje zeggen over de kermis aldaar, die ik toevallig heb meegemaakt. In vele opzichten bleek mij de kermis ginds geheel gelijk aan de onze hier, maar toch was er eenig onderscheid. Zoo vond men het kermisterrein niet op een plein of markt of langs den openbaren 171 weg of straat, gelijk hier veelal het geval , is, maar op een stuk land, vlak bij 111 i o n gelegen en 's avonds met electrische booglampen verlicht. Bij den ingang stond de echte ouderwet-, sche draaimolen, iets grooter dan de onze. alles is er nu eenmaal wat grooter, doch overigens, precies gelijk. Verder. vond ik ervele tentjes van „Fortuin" en ik heb mij verbaasd hoe het dobbelen en hazardspel den Amerikanen in het bloed zit. Zoo zag ik knapen of aankomende jongelingen van 'n jaar of zestien-aeventien in enkele minuten tijds een paar dollars versmijten. En vraag maar niet waarop. Wie het geluk mee had, kreeg nog een kermis-prul. Sterk in trek bij 't kiezen der prijzen waren de „Teddy-bears", de opgestopte of nagemaakte bruine beertjes, of bont aangekleede groote poppen, die althans voor kinderen nog iets aantrekkelijks hebben. Fortana de hand reiken. Op diverse wijze kon men zijn geluk probeeren of „Fortuna de hand reiken", zooals de loterijman dat deftig weet te zeggen. Soms werd er nog eenige behendigheid vereischt om een prijs te winnen. Als in een tent, waar negen looden schijven zoo geworpen moesten worden, dat ze een witten cirkel bedekten, of waar men ballen tot een zéker getal in genummerde netjes had te gooien. Hoe nauwer de opening der netjes, hoe hooger de prijzen. Bijzonder veel animo bestond er voor het groote draairad, het echte „Rad van Avon- tuur", met misschien wel duizend nummers en waar men voor een „dime" of kwartje een kaart met tien nummers kon bekomen. De gelukkige houder van het winnende nummer mocht dan een keuze doen uit een bonte uitstalling van de meest uiteenloopende voorwerpen. Verder was er te zien „de kleinste vrouw der wereld", die piano speelde op .een miniatuur-piano en ten slotte eigen ansichten te koop presenteerde en zoo was er natuurlijk als pendant ook „de dikste dame". Dan was er nog een worsteltent en een tent waar men door spiegelreflexen een lieve dame zag veranderen in een grimmigen neger. Eindelijk vond men er nog een toovenaar en een slangenbezweerder. Alles schon da gewesen, zou men er van zeggen en „elck wat wils". En de nieuwsgierige, kijkgrage jeugd 172 had als steeds en overal schik in dé pret. Doch, en daarover heb ik mij verbaasd, het waren ver voor het meerendeel groote menschen, al lang aan de kinderschoenen ontwassen, welke al die dwaze dingen of vertooningen volgden met een belangstelling en bewondering, inderdaad een betere zaak waardig. Wat zal men er van zeggen? Men noemt de menschen wel eens „groote kinderen" en dergelijke kermisgangers minder „wijs" dan anderen, maar daarom niet minder gelukkig. „De domsten onder ons zijn er nog niet het slechtst aan toe", heeft Prof. Bolland eens gezegd. Het Velodröme met waaghalzige loeren. Het meeste publiek werd getrokken door het „Velodröme". Dit was een houten gebouw in den vorm van een gashouder zonder deksel. Het publiek stond boven over den rand naar binnen te kijken, waar eenige zware motor-rijwielen stonden te puffen en te knallen. Aan den binnenkant zag men een rijbaan aangelegd, eerst eenigszins in trechtervorm, maar dan loodrecht omhoog loopend. Hier vertoonden de onverschrokken motorrijders hun waaghalzige toeren. Zelfs werd er een echte wedstrijd gehouden. Men zag de motoren langs de scheeve zijwanden snellen en al door rondrijdend klommen ze al hooger en hooger tot ze dra op het steile, loodrechte gedeelte gekomen, met een sneltreinvaart rond slingerden en rond gierden, door - hun vaart tegen den wand gedrukt net als muggen, die een rondgang in een bierglas maken. Den toeschouwers lijkt het alsof de waaghalzen elk oogenblik naar beneden zullen tuimelen. Zoolang de motoren niet weigeren, de rijders het stuur niet kwijt raken, de massieve banden er niet afspringen en de houten baan zich niet begeeft, ja zoolang dreigt er geen gevaar, maar een dezer factoren behoeft ook maar even te falen, of de rijder stort in de diepte, waar de dood hem allicht wacht.' De heele kermis is één stak. Het heele kermis-complex met al zijn tenten en kramen en vertooningen, schijnbaar door even zoovele ondernemers gedreven als er zaken zijn, moet ginds in ééne band berusten, hetzij dan dat deze onderneming coöperatief gedreven wordt, hetzij dat alle verkoopers, artisten en acrobaten in dienst zijn bij den exploitant van het geheel. Al die kermismenschen reizen met hun 173 kermis-materiaal in een paar eigen treinwagons het gansche land door, zoodat men elders dezelfde kermis treft. Die wagens heb ik bekeken; ze zagen er zeer netjes en goed onderhouden uit, een bewijs dat dit eigenaardige kermiszaakje goed rendeerde. Ik zeg „zaakje", maar dan dient er aan toegevoegd: op zijn AmerikaansehI Op reis naar Bnffalo. Maandag 26 Juni 1916. Het afscheidsuur had geslagen. Mijn vriendelijke gastvrouw deed mij uitgeleide. Haar echtgenoot was absent, ook al „gemobiliseerd," in verband met den dreigenden toestand op de grens van Mexico. Zij bracht mij 1 tot H e r k i m e r, waar de familie mij vroeger had afgehaald, en ik den trein naar B u f f a 1 o moest nemen. B u f f a 1 o is de op een na grootste stad van den staat N e w-Y ork, met bijna een halt millioen inwoners. Zij ligt een paar honderd mijlen westelijker dan de hoofdstad Albany en wel aan het E r i emeer. Te ruim drie ure kwam de verlangde trein het kleine station te H e r k im e r binnenstoomen. Zij was dien morgen uit N e w-Y ork vertrokken en had den geheelen afstand van 440 mijlen in ruim 8 uur afgelegd. Nogmaals passeerde ik' Illion, waar enkele aldaar gemaakte kennissen mij een laatsten groet toewuifden. Onder die kennissen bevond zich de heer B e r k em e ij e r, . een jonge Duitscher uit H a nn o v e r, die kort geleden getrouwd was met een Engelsch meisje uit Wales. Beiden woonden al eenige jaren in Illion, hij als werkman op de Remington-gewereafabriek, zij als dienstbode. Hunne ouders leefden nog in eigen vaderland en hunne broers streden dus aan verschillende fronten tegen elkander maar zij beiden spraken zelden of nooit over den verschrikkelijken wereldoorlog in Europa. Dat was ook maar het beste, om zelf „vrede" te houden in het pas gesloten huwelijk. Indianen-stammen. Te Utica werd een oogenblik gestopt, evenals later te Rome en te O n e i d a. In de nabijheid van de laatstgenoemde plaats wonen de O n e i d a-I nd i a n e n, op een voor hen door den Staat gereserveerd gebied. Voortijds vorm- 174 de deze stam met nog vier andere stammen „den Bond der vijf Stammen," Zij noemden zich Irokeezen. Een hunner hoofdmannen, S a c h e m genoemd, was een Engelschman, WilliamJohnstone geheeten, wiens steenen huis in de buurt van Amsterdam heden nog bestaat. Ik las er van, dat hij meer dan honderd kinderen moet hebben gehad bij zijne verschillende blanke en gekleurde vrouwen, en dat bij bij de wilde Indianen-stammen, voor wier, belangen hij opkwam en streed, in hoog aanzien moet hebben gestaan. Deze stammen leven thans niet meer het avontuurlijk en romantisch leven van vroeger dagen. Het zijn nu over het algemeen kalme, rustige landbouwers. Er zijn in 't geheel nog een twaalf duizend in getal, die gedeeltelijk in Canada wonen en verder verdeeld zijn over eenige in den staat New-York gelegen „reservations", waarover we hierna, als wij de Indianenstammen in het «Westen Van Amerika bezoeken, nog iets meer hopen te vertellen. Over de spoorwegen. Wij vervolgen nu onze reis en bereiken al spoedig de stad S y r a c u s e, waar de trein heel gemoedelijk door een paar hoofdstraten rijdt, gelijk bij ons de tram, voortdurend hare zware bellen luidende, terwijl een conducteur met een vlaggetje zwaaiend, vóór de zware locomotief uitgaat. Dat was zeer primitief en achterlijk, doch ook al weer practisch. Het is aan zoovele dingen te merken, dat Amerika, met al haar groote affaires en vindingen, nog een land is in groei en opkomst. Nog niet volwassen. Overal waar men een beetje aandachtig rondkijkt, vindt men het een of ander, waarvan men zegt, dat het „niet af" is. Speciaal geldt dit van de spoorwegen. Het rollend materiaal is natuurlijk voortreffelijk in orde, doch de meeste stations — de prachtige en kolossale stations in de groote steden uitgezonderd — zijn nog zeer primitief ingericht. Bij kruiswegen zijn geen afsluitingen aangebracht en de kromme telefoonpalen, die langs de wegen staan zijn blijkbaar zoo maar uit het woud gekapt, omdat ze het wel kunnen „doen," zonder te bedenken dat het oog ook het zijne wil hebben. Wij kennen die palen hier niet anders dan kaarsrecht en daarom maken dergelijke „hispels" op den vreemde- 175 ling, vooral in den eersten tijd — alles went tenslotte — een vreemden indruk. Syracuse. Zeer zeker zijn de eerste bewoners van deze stad uit Italië gekomen en hebben zij bij de naamgeving der nederzetting aan bun eigen land gedacht, even als de Hollanders hunne nederzettingen destijds met Hollandsche namen hebben bedacht, zooals b.v. N i e u w-A msterdam, B reukelen. Jonkers, Haarlem, e. a. Op dat punt van naamgeving hebben alle natiën die geëmigreerd zijn naar Amerika, hetzelfde gedaan en zoo laat het. zich verklaren, dat men zoovele plaatsnamen uit de Oude Wereld terugvindt in de Nieuwe en ook dat er zoovele gelijke plaatsnamen in Amerika bestaan. Zoo vindt men in diverse Staten vier Alexandrie's, vijf A t h e n e 's, twee Bethlehem's, twee Canaa n s, drie Carthago's, drie H a nn o v e r 's en wel zes Manchest e r 's. In ons land hebben we ook van die dubbelgangers, maar toch lang niet in die mate als in Amerika, b.v. Henge 1 o o, Afferden, Alphen, Beek, Bergen, Berkel, Sloten, Laren, Rijswijk en in Friesland de Oude- en Nijega's. Ook zijn er in Amerika vele plaatben benoemd naar beroemde personen uit vroeger en later tijd. Zoo kan men daar wonen in Gladstone, Napoleon, Hannibal, Racine, Bismarck enz. Meer natuurlijk is de plaatsnaam Eureka, 'n Grieksch woord dat beteekent: Ik heb het gevonden! Voor een nieuwe nederzetting dunkt ons dit wel een passende naam. Zoo zijn er in Amerika drie E u r e k a ' a. Rochester. Tegen zevenen des avonds passeerden we Rochester, een snel opgekomen stad, die zeven jaar geleden haar honderdjarig bestaan heeft mogen vieren en nu bijna tweemaal honderdduizend Inwoners telt. Gaarne was ik hier uitgestapt, ten einde de watervallen te zien, die de rivier de 6en e s e e hier maakt midden in de stad en om de beroemde E a s t m a n-K o d a kfabriek te bezoeken. Deze fabriek levert fotografie-benoodigdheden over de geheele wereld en hare camera's en kodaks, platen en films worden ook in ons land veel 176 gebruikt. Ook wonen er te Rochester onderscheiden Friezen, van wie ik de adressen bad en enkele had willen bezoeken, doch een en ander zou te veel tijd hebben genomen, dien ik elders noodig had, zoodat ik ben doorgestoomd naar B u f f a 1 o, waar ik dien avond te ruim halfnegen arriveerde, na eerst nog Ba t a v i a te zijn gepasseerd, een plaats van tienduizend inwo- ? ners, en blijkbaar weer een nederzetting van - onze voorouders. De snel opgekomen stad Bnffalo. Te Buffalo nam ik mijn intrek in het Iroquois-hotel, aldus genoemd naar de Indianenstammen, die hier in vroeger jaren hunne uitgestrekte jachtterreinen gehad hebben en zich Irokeezen noemden gelijk reeds hiervoor is medegedeeld. Als uithangbord had het hotel een levensgrooten Indiaan met gepluimdehoofdbedekking. De stad Buffalo voert een buffel in haar wapen, gelijk ook haar naam aan deze sterke diersoort doet denken. Zij ligt aan het E r i e-m eer en eertijds moet dit meer de drinkplaats zijn geweest der talrijke kudden buffels, die in deze streken rond zwierven. In 1791 moet de eerste blanke hier zijn tenten hebben opgeslagen, spoedig gevolgd door anderen en zoo werd reeds in 1801 officieel de stad Buffalo gevestigd. Zeer snel is deze stad tot bloei en welvaart gekomen, wat zij vooral te danken heeft aan hare gunstige ligging aan het E r i e-m eer en aan de tot stand koming van het Eriekanaal, hetwelk deze groote binnenzee verbindt met de Hudson, waarop we vroeger reeds hebben gewezen. Sprekende cijfers. In 1820 telde de stad nog maar 2095 inwoners en tien jaar later reeds 8668. In 1850 was dat getal de 40-duizend overschreden, in 1870 bedroeg het 117.741, in 1880 155.134, in 1890 225.664, in 1900 352,387 en thans overschrijdt het spoedig het half millioen, waarvan ongeveer een derde deel van Duitsche afkomst. Ook wonen er vele Polen en Italianen. Gemelde cijfers, hoe dor overigens, geven het sprekendste beeld van den ongemeen snellen wasdom van vele., steden in de Nieuwe Wereld. 177 In en om de stad. Aanvankelijk dankte Buffalo haar welvaart hoofdzakelijk aan het vrachtvervoer en de scheepvaart, doch in de laatste jaren heeft zich ook de nijverheid krachtig ontwikkeld, welke sinds 1896 veel profijt trekt van de electrische krachtvoortbrenging der N i a g a r a-watervallen. Het was mij speciaal om die watervallen te doen, dat ik Buffalo aandeed en niet om de stad zelve, welke den vreemdeling weinig bijzonders aanbiedt, al hoe belangrijk de stad als zoodanig ook moge zijn. Natuurlijk ben ik er door en rond gewandeld, of liever om en door getramd en vond ik er weer uren-lange straten, die elkander op gelijke afstanden rechthoekig snijden; voorts een zeer druk en rommelig businessgedeelte. dat men ook hier ziet in de downtown of benedenstad, waar dicht opeengebouwd de zoogenaamde wolkenkrabbers zijn verrezen en men de winkels, kantoren en hotels heeft te zoeken. Het up-town of bovenstad-gedeelte, zich met den dag uitbreidend, heeft breede en goed verzorgde asphaltwegen met vriendelijke landhuisjes en prachtvolle villa's. De laatsten behooren aan de vele millionairs, welke hier schatten hebben verdiend. Het wonen buiten of liever in de bovenstad. Evenals in 111 i o n staan alle huizen buiten vrij van elkaar, elk huis met eigen tuin, meesttijds niet door hek of heining gescheiden, zelfs niet van den publieken weg. Dat teekent wel eenigszins het „vrije" Amerika; geen strenge afscheidingen der erven, evenmin als van de standen in het publiek verkeer. Het zou er aan die mooie asphaltwegen van de bovenstad idyllisch wonen zijn, zoo heerlijk kalm en rustig, als de automobiel maar niet was uitgevonden, doch men ziet op die wegen meer vliegende auto's dan wandelende voetgangers. Ook de electrische trams werken storend op de weldadige stilte, die anders buiten het drukke stadsgewoel zoo sterk gevoeld en gewaardeerd kan worden. Zoo heeft het lieht zijn schaduw en het bouwen en wonen in de ruimte zijn voor en tegen. Buiten leeft men vrijer, volop in licht en lucht en gezonder, doch de afstanden van de centrale verkeerspunten worden aldoor grooter, zoodat ze per voet kwalijk meer zijn af te leggen. Dus hebben de rustzoeken- 178 de buitenbewoners der stad zich te getroosten de lasten van de rustverstorende doch onmisbare auto's en trammen. De moderne Jan Plezier oi „Sight-seeing-car". Den tweeden dag van mijn verblijf te Buffalo heb ik een autotocht door de stad gemaakt, thans niet in een particulieren wagen met een vriendelijke gastvrouw aan het stuurrad, maar in een groote „Sightseeing-car", die we zouden kunnen noemen de „moderne Jan Plezier", welke dagelijks op geregelde tijden bepaalde tochten ondernemen. Men vindt ze ook in de meeste Europeesche steden en naar ik meen, lieten reeds ondernemers als Lissone en Cook, althans vóór den oorlog, vanuit Amsterdam ook een paar dergelijke wagens rijden speciaal voor vreemde toeristen om hen het bezoek aan de Hollandsche visschersplaatsen of de mooie Vechtstreek gemakkelijk te maken. De gidsen. Soms fungeert de chauffeur van zoo'n gezelschap-auto tevens als gids of explicateur, doch gewoonlijk gaat er een expresse „uitlegger" mede, die door een groote scheepstrompet sprekend, zich aldus aan alle inzittenden, soms wel vijftig in getal, verstaanbaar tracht te maken. Natuurlijk hebben die geleiders steeds hetzelfde repertoire en wordt hun verhaal wel eens wat eentonig en vervelend. Door de stad rijdend hoort men van hen getallen en cijfers omtrent kosten en grootte van vele gebouwen, welke doen duizelen, doch ons weinig interesseeren. Hij weet dat zeer goed en smijt er daarom wat grapjes tusschen door om zijn gezelschap te believen, dat anders licht niet eens naar hem zou luisteren. Wat dat betreft zijn de gidsen in Amerika en Europa allen van hetzelfde slag. Die in Europa weten in den regel hun verhaal in onderscheidene talen op te zeggen, al naar gelang der nationaliteit van het gezelschap, en dat is in Amerika niet noodig. De passagiers. De passagiers van zulke „Sight-seeingcars" worden door de eigen stadsbewoners niet voor vol en vaak medelijdend aangezien, ja soms wel uitgelachen als ze belangstelling toonen voor dingen die de bewoners alledaags vinden en de moeite van het kijken 179 niet waard. Zij vergeten, dat die dingen voor de vreemdelingen „nieuw" zijn. Wat Leeuwarder ziet naar de Oude Waag als hij daar dagelijks passeert, maar de uitlander, die het antieke gebouwtje voor het eerst aanschouwt, bekijkt het licht van allen kant, blijft er aandachtig voor staan, ziet er tegen op. De groote gezelschap-auto's in Amerika hoort mén wel spottend „rubber-neckc a r s" noemen. Hoe men aan dien spotnaam is gekomen? Wel, als zoo'n vijftig vreemdelingen in één wagen door de straat rijden, om die te bekijken, dan draaien de hoofden van de nieuwsgierigen natuurlijk voortdurend links en rechts om zooveel mogelijk te zien en zij mogen dus wel een hals van elastiek of een „rubber-nek" hebben om alles op te nemen, wil men zeggen. Omdat die wagens meestal overvol zitten, wijl de exploitant liefst niet afrijdt alvorens alle plaatsen bezet zijn, worden ze door het publiek, hoewel minder geestig, ook wel „vleeschwagens" geheeten in den zin van „veewagens". Het passieve vee laat zich ook leiden, evenals deze passagiers. Dat is de grondgedachte. In alle Amerikaansche steden ziet men dergelijke auto's rijden, die gewoonlijk op de drukste punten gestationeerd zijn. Men kan er onderweg ook uit- of instappen en betaalt in den regel één dollar, waarvoor men een paar uur rondrijdt langs de schoonste en meest interessante gedeelten der stad. Inzender voor den vreemdeling, die zich spoedig in een hem vreemde stad wil oriënteeren en liefst zooveel mogelijk wenscht te zien in den koristen tijd, zijn deze ondernemingen van veel belang. Zoo ben ik dan Buffalo door- en rondgetuft, doch van al wat ik onderweg heb gehoord of gezien weet ik niet veel na te vertellen. De indrukken zijn te vluchtig en blijven te oppervlakkig, om ze in memorie te houden. Weinig merkwaardigs te zienAl wat men te Buffaloals bijzonder of merkwaardig aanwijst is betrekkelijk nog nieuw en van weinig of geen historische waarde. Als curiosum werd ons gewezen een heel gewoon gebouw in Gothischen stijl, dat in 1843 was gebouwd en dat nu reeds naam had als een der „oudste" gebouwen der stad. En wat het zaken-gedeelte der stad betreft, het was er meer druk en geweldig, dan schilderachtig. Wie een paar weken in New-York heeft rondgekeken, ziet niet vreemd meer op tegen een hotel of kantoor- 180 gebouw, dat eenige malen hooger is dan de Oldehove te Leeuwarden. Het maakt geen indruk meer. Dat ik de plaats heb gezien waar de vroegere President Mac Kinley in 1901 tijdens zijn bezoek aan de Pan-Amerikaansche Tentoonstelling we^d vermoord en de „M i 1b u r n-residence", waar hij den laatsten adem uitblies of de „W i 1 c o x-residence", beide aan de DelawareAvenue, waar zijn opvolger Roosevelt den eed heeft moeten afleggen, is voor mij zelf wel interessant, maar voor anderen van minder belang. Hetzelfde geldt van het groote monument, dat op het „N i a g a r a-plein" is opgericht ter nagedachtenis van Mac Kinley en dat volgens den gids een kwart millioen dollars had gekost. De „Larkin"-fabrieken. Meer zou ik verteld kunnen hebben van de groote parfumerie- en zeepfabrieken van Larkin, als ik geen vergeefsche reis daarheen had gemaakt .Toch valt er wel iets van te zeggen. Reeds bij mijn aankomst te Buffalo had ik den naam „Larkin" op diverse 'plaatsen met reuzenletters boven de daken der huizen zien uitsteken. En in den avond zag ik deze letters hel verlicht, zoodat ieder, willen of niet willen, den naam Larkin moest lezen. En weer echt Amerikaansch wordt ieder tot een bezoek uitgenoodigd en wordt met dat getal bezoekers opnieuw weer reclame gemaakt. Zoo las ik in eene advertentie, dat jaarlijks meer dan 15000 personen deze fabriek bezoeken, dat is dus meer dan 200 per dag. En ieder bezoeker wordt onthaald op ijs, limonade, thee of ander „refreshment" en krijgt bovendien enkele souvenirs mede. Ik zou er heen. In de annonces had ik gelezen, dat men in de hoofdstraat, de M a i n-s t r e et waarin ook mijn hotel stond, lijn 7 had te nemen en dat men dan binnen 10 minuten te bestemdèr plaatse aan de fabriek kon zijn. Bonte feestgangers. Dus zoo gemakkelijk mogelijk. Ik ging, doch toen ik mijn doel naderde, begon ik vreemd op te zien, dat er bij elke stopplaats zooveel gecostum eerde personen in de tram stapten, terwijl ik ook in de straten velen zag loopen, zoowel jongens en meisjes als ouderen, allen in de zotste en vreemdste 181 kleedij, sommigen wel wat primitief en bont, maar toch aardig om te zien. Ik begreep er eerst niets van, doch bij de fabrieken gekomen, die eenige statenblokken beslaan, werd mij de zaak duidelijk. Ik zag er reeds vele clubjes gecostumeerden staan en ook eenigen uit de ramen hangen, die kennelijk tot het personeel der fabriek moesten behooren. Bovendien stonden er ettelijke leege tramwagens gereed. Even informeerend vernam ik, dat 't heele personeel zijn jaarlijksch carnaval-feest ging vieren in een der parken nabij de stad. Er zouden diverse spelen worden gehouden en vooral den jongeren was het aan te zien, dat ze van blijde verwachting vervuld waren. Ik heb den bonten blijden stoet zien uittrekken, minstens een paar duizend personen, en nog in beraad gestaan hen te volgen, doch „spelen" blijven ten slotte maar „spelen" en ik meende mijn tijd beter te kunnen besteden met het bezoeken van enkele Friezen. De goden waren mij dien dag echter niet mee. ]k maakte weer vergeefsche reizen. Geen der Friezen, die ik trachtte te spreken, vond ik thuis. Misschien zun ze wel onder de gecostumeerden of als toeschouwers naar de feestspelen geweest. De Niagara-Falls. Op mijn reisprogramma stonden de beroemde N i a g a r a-w atervallen, een van 's werelds grootste natuurwonderen^ waarop de Amerikanen zeer trotsch zjjn. En met het volste recht Zij zijn éénig, en geen wonder dat ze ginds genoemd en geroemd worden als: the greatest scenic spot in the world; the grandest sight on earth. Drie dagen ben ik te Buffalo gebleven en daarvan heb ik twee volle dagen besteed aan de „Niagara-Falls". Naast deze watervallen is een stad verrezen van gelijken naam, welke reeds 20.000 inwoners telt. Vroeger bestond zij hoofdzakelijk uit de baten van het drukke vreemdelingen-verkeer, doch sedert men de geweldige kracht van de neerstortende stroomen heeft weten te benutten voor het drijven van machines, is Niagara een bloeiende fabrieksstad geworden met eene veelbelovende toekomst Van uit Buffalo zijn de watervallen op verschillende wijze te bereiken. Wij hebben de gewone streetcar, electrische tram genomen, die — de afstand was 30 K.M. — dus gelijk aan dien van Leeuwarden—Heerenveen — ons in een klein uur ter verlangder plaatse bracht 182 Bij de nadering der „Falls". Had ik als zoovelen voor mij vol verlangen uitgezien naar-'t aanschouwen van het „grootsche wereldwonder", waarvan de lezing mij reeds in verrukking had gebracht, toen heel in de verte het donderend geruisen en gedruisch der plots zich neerstortende watermassa's in onze ooren dreunde, werd de spanning der verwachting niet weinig verhoogd. Ik had gelezen, dat de beroemde Zweedsche zangeres Jenny Lind bij haar eersten aanblik der NiagaraF a 11 's, zoo zeer getroffen en bewogen werd, dat zij met betraande oogen op hare knieën zonk en God dankte, dat zij dit grootsche natuurtafereel had mogen' aanschouwen. Getuigenis van een Hollander. Ook Dr. Cohen Stuart, een bekend predikant uit Rotterdam, die ruim 40 jaar geleden deze watervallen bezocht, schreef er van, dat het hem: „evenmin mogelijk was zijne gewaarwordingen dier eer„ste ©ogenblikken te beschrijven, als het ge„voel, dat zich toen van hem meester maak„te, ooit te vergeten. Met het gelaat onafgebroken gewend naar het betooverend „prachtig tooneel, zwelgde ik — zoo schrijft „hij — het genot der bewondering, met ziel „en zinnen, bij volle teugen in. Waarlijk bedwelmend is 'die aanblik, 't Is geen bewondering meer; 't is. verbijstering, 't Geen „men aanschouwt, is zóó buiten alle verhou„ding grootsch en verheven, 't gaat de macht „der bewondering zóó zeer te boven, men „wordt door het ontzag'lijke der verschijning „zóó overstelpt, dat er tijd noodig is om te „bekomen, eer men de gaaf van opmerking „en verwondering heeft herkregen en zich „weer rekenschap kan geven van gewaarwording en gevoel". En een Amerikaansch dichter, die zijne indrukken trachtte te bezingen in een hartverheffend vers, bracht het niet verder dan tot deze drie regels: I came to see, I thought to write, I am but dumb, wat vrij vertaald wil zeggen: ik wilde schrijven, maar wat ik zag was zoo overweldigend, dat ik daarvoor geen woorden kon vinden. Ik verstomde. Wat ik hoorde zeggen. Van andere zijde was mij in 111 ion reeds gezegd, dat de allereerste indruk in- 183 derdaad niet zoo overweldigend zou zijn als dichters en schrijvers het lieten voorkomen, doch dat men onder het peinzend aanschouwen van lieverlede onder den bekorenden en magischen invloed komt van het grootsche, geweldige en mysterieuze gebeuren, zoo sterk, dat men er zich niet aan kan onttrekken. Het blijft ons binden en doet ons in bewondering verzinken. Dat was het eenparig getuigenis. Mijn eerste indruk. Toen ik de „FaUs" het eerst van ter zijde aanschouwde, staande op de brug, die eenige honderden meters beneden den val de rivier overspant, welke brug de verbinding vormt tusschen Amerika en Canada, en waar men meer hoort dan ziet, maakte ik bij mij zelf de opmerking: „Zijn • dat nu die wereldberoemde watervallen?/' Maar toen ik eenmaal de Engelsche douane was gepasseerd en van af de Canadeesche zijde vlak tegenover het ontzagwekkende natuurtafereel kwam te staan, werd ook ik aangegrepen door de macht, welke de geheimen der natuur in zich sluit en die gevoelsverbijstering werd nog sterker, toen ik aan de overzijde op een der eilandjes was gekomen, welke daar vóór den val in de rivier zijn gelegen en waar men vlak voor zijne voeten den onstuimig aanroilenden waterstroom even bedarend in zijn woelige en opspattende onrust, met treffende kalmte over den torenhoogen rand kan'zien storten, zich buigend precies als het papier in de rotatiepers tusschen de massieve rollen. De eeuwige beweging. Hoe zijn de Niagara-watervallen sntstaan? Hoe is het mogelijk, dat sinds jaar en dag een dergelijk kwantum water van 15 tot 25 millioen kubieke voet per minuut zich voortdurend in de diepte, stort, zonder ooit een oogenblik te pauzeeren? Wij laten bier een korte toelichting volgen. Het Noord-Oosten van Amerika bezit een wijd uitgestrekt waterbekken, gevormd door verschillende juist op de grens van Canada liggende meren, in oppervlakte en diepte aan binnenzeeën gelijk, waarbij onze Friesche meren en zelfs de Zuiderzee maar vijvertjes zijn„ Dit zoogenaamde „gebied der meren" is de grootste samenhangende zoetwatervlakte der aarde en ontvangt zijn water van de on- 184 metelijke ijs- en sneeuwvelden en wel voor een groot gedeelte van het Hudson baaige b i e d met zijn vele bergen, alsmede van het Canadeesche hoogland. De meren. Het zijn de betrekkelijk kleine Canadeesche meren Winnebago, Winjiepeg en Nipissing en vooral de onderling met elkaar in verband staande meren Lake Superior en Lake M i c h i g a n (waaraan C h i c a g o), Lake Huron en Lake Erie (waaraan D e t r o i t, de stad van Ford), welke door de natuurlijke helling van den bodem hun water in elkaar doen afvloeien, om ten slotte opgenomen te worden in Lake Ontario, het kleinste onder rijn groote broeders. Van hier uit wordt het door de breede en diepe Sint Lawrence Rivier langs de Canadeesche steden Montreal en Quebec afgevoerd naar den Atlantischen Oceaan. Nu is de eenige verbinding tusschen het Erie- en het Ontari o-m eer, de N i a g a r a-r i v i e r, een woeste, onstuimige bergstroom, ruim 55 Kilometer lang — als Leeuwarde n—G roningen — welke stroom zich een bedding heeft uitgeboord in den massieven rotsgrond, waar/angs het opgestuwde en steeds opstuwende water zich een uitweg heeft gebaand naar den alles opslokkenden Oceaan, waar het vervloeit in de oneindigheid. Tevens scheidt deze rivier den staat New. York van Engelsen Canada. De denkbeeldige grenslijn ligt ter plaatse waar de rivier het diepst is, zoodat ze natuurlijkerwijze ook loopt door de watervallen, die oostelijk de Amerikaansche en westelijk de Canadeesche genoemd worden. Laatstgenoemde vormt een halven cirkel en wordt daarom veeltijds de Horse-shoe-falls geheet en, dat is: Paardenhoefwaterval. Een toelichting. Dat de water-afvoer der Niagarameren van enorme beteekenis moet zijn, kan blijken uit de oppervlakte die voor al de meren te zamen ongeveer tweemaal honderd duizend vierkante kilometer zal bedragen. Om zich van die uitgestrektheid eenig denkbeeld te kunnen vormen, verwijzen wij even naar onze aardrijkskundige boeken, waar de grootte van Nederland staat vermeld met ruim 33000 vierkante kilometer, zoodat 185 alleen de vier hoofdmeren minstens zes maal grooter zijn dan heel Nederland. En het stroomgebied dier meren is nagenoeg zoo groot als half Europa. Dit wil zeggen, dat al het water van al de beekjes, stroomen en rivieren van dit halve werelddeel gelijk staat met dat, hetwelk aan deze meren wordt toegevoerd en een uitweg naar zee moet vinden enkel door de N i a g a r arivier. Nu heeft men nog te bedenken, dat de bodem van het kleine O n t a r i o-meer, hoewel slechts 55 kilometer verwijderd van het E r i e-meer, toch meer dan 100 meter lager ligt dan de bodem van dit meer en dat dit hoogteverschil dus ook bestaat voor de bedding der N i a g a r a-rivier, die al dat water op een betrekkelijk kleinen afstand heeft te verzwelgen. Zoo komt de overweldigende watermassa, die over eenige mijlen met aldoor toenemende kracht en snelheid wordt voortge.atuwd langs een hellende bedding, plots ter plaatse, waar de rotsachtige bodem schijnt weggezonken en dus als 't ware voor een afgrond, waar zij over de volle breedte van den stroom met donderend geweld in de diepte stort Van ongeveer vijftig meter hoogte komt die woelende watermassa steilrecht naar beneden, schuimend, bruisend en opspattend, te midden van diep-draaiende waterkolken. De rivier is niet overal even breed. Wanneer zij bij Buffalo het Erie-meer heeft verlaten, waar zij een breedte heeft van pl.m. 1200 meter, deelt zij zich in twee armen en omvat daarmede het boschrijke en rotsachtige eiland Grand Island. Doch zoodra deze armen zich weer vereenigd hebben, begint de helling en vernauwt zich de verbreede stroom, die vlak voor de watervallen nog een breedte heeft van 1500 meter en in zijn vaart opnieuw belemmerd wordt door enkele rotsachtige eilandjes, waarvan het grootste het G o a teiland — Geiten-eiland — heet en die even stéile oevers hebben als de bedding der rivier. De breedte der vallen. Rechts van het eiland stort de Amerikaansche val zich in de diepte over een breedte van 550 meter, links er van vindt men de Canadeesche in hoefijzer-vorm met een scherpe kromming van het westen naar het noorden, ter lengte van 915 meter. Elke minuut moet ongeveer 425.000 kub. meter water den afgeronden kloofrand pas- 186 se eren, die bestaat uit een 25 meter dikke kalksteenlaag, welke van geen wankelen weet of wijken en naar 't schijnt zelfs van geen verslijten. Naar 't s c h ij n t zeggen we. Geen muren verduren Der uren geweld, en evenmin is' de hardste rotslaag bestand tegen de kracht van het water, dat haar afslijpt en ondermijnt nu al sinds eeuwen, langzaam, maar zeker. Het is de droppel die den steen uitholt en de tijd die alles vervormt en niets ongerept laat. Slijtage. Ook deze watervallen niet, waarvan de slijtage in de laatste kwarteeuw zeer goed waarneembaar is. Men heeft geconstateerd, dat de watervallen elk jaar ongeveer een voet teruggaan en wanneer overigens de toestand gelijk blijft, zullen ze nog 40.000 jaren — op een eeuw meer of minder komt het niet aan — het geweld der uren kunnen verduren. Maar dan zal men ze vinden aan den mond van het E r i e-meer. Op grond van dezelfde waarnemingen wordt beweerd dat de watervallen zich voortijds hebben bevonden bij het meer Ontario en dat zou 37000 jaar geleden zijn. Een dichte motregen. Hoe het moge zijn met deze berekeningen, vrij zeker mag men aannemen, dat de N i a g a r a-rivier al duizenden van jaren zijn golvènden waterplas onafgebroken voortgestuwd en met donderend geraas in de diepte heeft doen storten, in de razende1 draaikolken beneden, hoog opspattend het vlokkig schuim en , rondspreidend wolken van waterdroppels, die mijlen ver, al naar de wind waait, op velden en bosschen nederkomen, als viel er voortdurend een dichte motregen. Een merkwaardige dag. Volgens menschen heugenis moet de donderende stem der watervallen éénmaal hebben gezwegen en wel op den 29 Maart 1848. Slechts één dag heeft het zwijgen geduurd. Hoe het kwam?-Wegens de felle koude had zich een ijsdam vastgezet in de monding van het E r i e-meer, doch ook spoedig moest deze ijsmuur zwichten voor het geweld van den vloed. Is dus de kracht van den stroom op zich zelf reeds geweldig, hoe geweldig moet dan de 50 meter diepe val niet zijn! 187 De kracht zou gelijk staan met die van de totale kolenproductie op aarde. In de laatste jaren worden daarvan 70.000 paardekrttcht benut voor electrische kracht-overbrenging tot 60 kilometer in den omtrek. Beter dan vroeger. In vroeger jaren werd het den belangstellenden toerist niet gemakkelijk gemaakt. Hij werd op allerhande wijs geëxploiteerd en kon de interessante plekken niet dan tegen hooge entreeprijzen bezoeken, doch. thans is dat veel veranderd en verbeterd, en is de „Niagara free to the w o r 1 d" Thans zijn al de watervallen met den omtrek, zoowel op het gebied van Amerika als Canada, publiek domein en kan ieder er van profiteeren. Reeds is het een genot aldaar te wandelen in de prachtig aangelegde parken met stofvrije asphaltwegen naast lommerrijke lanen. De kosten van aanleg en beplanting zouden een millioen dollars hebben bedragen, welk geld wel besteed is als men bedenkt, dat het getal bezoekers jaarlijks vrijelijk ook op een millioen kan worden gesteld. Het fraaie Prospeet-Park. Voor alles wordt den toerist een bezoek aanbevolen aan het aan de Amerikaansche zijde gelegen P. r o s p e c t-p a r k, dal zich uitstrekt langs de rivier ter lengte van eenige kilometers. Vooral de wandeling vlak langs den schilderachtig begroeiden oever is bijzonder' interessant. Men ziet het water vooruit schieten met eene snelheid, waartegen niet valt te loopen. Aldoor nooden vriendelijke zitjes tot rusten. Ook mogen de grasgazons gebruikt worden, waar ik vele families hun pic-nic zag houden. Op het zuidwestelijk punt van het park gekomen, krijgt men een volledig gezicht op 't geheele panorama. Aan uwe voeten links hebt ge daar den Amerikaanschen val, waar ge 't blank-bruisend schuim met uw hand kunt beraken, terwijl ge den breeden stroom in een ronden boog naar beneden ziet storten. Vóór u in de diepte stroomt de rivier, in hevige beroering zeewaarts. Niettemin kunt ge er een stoombootje zien varen. „The Maid of the Mist" — de „Mist-maagd", die vlak voor de nederstortende waterkolommen langs vaart in 'n ondoorzichtbaren stofregen Aan de overzijde ziet gij den Canadeeschen rotsachtigen oever, eveneens met lommerrijke parken aangelegd. En aan gindsche zijde van den Amerikaanschen val ligt het 188 Geiten-eiland, een liefelijk plekje grond, 50 H.A. groot, met heerlijke wandelingen langs slingerende voetpaadjes, benevens een maagdelijk woud, waar nog geen bijl is gehanteerd, en romantische rotspartijen. De Amerikaan noemt hef natuurlijk al weer: The fair est spo» God evermade, oftewel: ,^iej schoonste plekje in God'i schepping." Hoe het eiland aan zijn naam is gekomen? De overlevering verhaalt, dat een der vorige eigenaars, nog vóór 1770, In zekeren herfst zijn beslag vee op dat eiland in veiligheid bracht voor de beren en wolven, welke de omgeving onveilig maakten. Onder dit beslag was een oude geit en toen er plots 'n strenge koude inviel, bezweek al het vee, op de geit na, die alleen het leven er af bracht. Zoo werd het eiland naar deze geit benoemd. Naderhand heeft men getracht het eiland te herdoopen tot Iris-eiland, doch de oude naam heeft tot op dezen dag stand gehouden. Het „G e i t e n-e i I a n d" is door een brug met het Prospect-park en dus met het vaste land verbonden. Deze brug ligt een paar honderd meter boven den Amerikaanschen val en heeft reeds drie voorgangsters gehad. De eerste brug werd gebouwd in 1817, .doch vermocht het kruiende ijs bij den winter geen voldoenden weerstand te bieden. Men vertelt, dat deze brug zeer primitief was geconstrueerd, doch met de beperkte hulpmiddelen van destijds — men vergete niet, dat geheel Amerika toen nog in haar eerste stadium van opkomst was — alleszins bewondering moest afdwingen. Een kleine rots midden in den stroom. Vanaf de brug wijst men U op A v e r y 's Rock, een kleine rotsformatie, die opsteekt uit de witgekopte golven. In 1853 heeft een ■ zekere Samuel Avery, die verder stroomopwaarts met zijn bootje was omgekanteld en door den sterken stroom werd meegevoerd, zich aan deze rots een vol etmaal weten vast te klampen. Terstond waren pogingen tot redding in 't werk gesteld. Van de brug werden booten losgelaten, doch de sterke golven sloegen ze stuk tegen de rotsen of wel deden ze kantelen zoodra ze op de rots waren gekomen. Ten einde raad werd ten slotte een houtvlot samengesteld, 189 dat den ongelukkigen drenkeling bereikte, maar toen had hij geen krachten meer om zich daaraan vast te houden. De meedoogenlooze stroom sleurde hem eindelijk mee en hij verdween over den rand van den afgrond. Zijn naam is evenwel verbonden gebleven aan de rots. Luna-Island. Jn de buurt liggen nog een 17-tal kleinere eilanden of rotsformaties, sommige met bruggetjes daaraan verbonden. Een der meest bezochte is het Luna-Island, een stevig rotsgevaarte van een paar honderd vierkante meter, geheel omgeven met een sterk ijzeren hekwerk en gelegen midden in den Amerikaan schen val. Indrukwekkend is het hier te staan, veilig te midden der branding. Met het gezicht naar het westen gekeerd hebt ge vóór U den diepen afgrond, achter U hoort ge den geweldigen stroom naderen en links en rechts ziet ge de woedende watermassa's met donderend gedruisch naar beneden storten. Ondanks het stevige hekwerk blijft voorzichtigheid hier ten zeerste geraden. Steeds zijn er nog roekelooze nieuwsgierigen, die de kracht van het water met hand of stok wenschen te voelen, dus in gevaar komen het evenwicht te verliezen en meegesleurd te worden. Een tragisch geval. Zeer tragisch is het tafereel dat zich hier den 21 Juni 1849 heeft afgespeeld. De familie Deforest uit Buffalo bezocht op dien middag de Falls met een huisvriend. Op dit eiland gekomen nam deze vriend de kleine dochter des huizes op en hield haar schertsend boven den stroom, zeggende: ik zal er je in werpen! Het door zenuwangst bevangen kind spartelde tegen en ontglipte aan de hand van den vriend, die het in zijn wanhoop nasprong en beiden werden verzwolgen, ten aanschouwe der radelooze ouders. Een tocht naar het „Storm-Hol". Zijt ge van het Luna-eiland teruggekeerd op het Geiten-eiland, dan trekt een vriendelijk paviljoen, van hout opgetrokken, met een breede veranda en wel onderhouden grasgazons Uwe aandacht. En meer nog de personen, die er in- en uitgaan of zich heen en weer wiegen in de schommelstoelen op het terras. Het is een kleurig gezelschap en 190 hoewel ge ook hooge vrouwenstemmen onderscheidt, valt in Meeding geen onderscheid in sexe te constateeren. Allen zijn gehuld in korte oliejassen en dito broeken met naar beneden wijd üitloopende pijpen. Ieder loopt blootvoets op sandalen en beeft een zuidwester over het hoofd getrokken. Thans staan ze gereed voor een tocht naar de „Cave of the Wind s", „het Storm-Hol", en hebben zich in bovengenoemd gebouw aldus moeten kleeden. Zij wachten nog op den gids, die hen langs de steile rotspaden zal geleiden naar den voet van den Amerikaanschen val, een der interessantste tochten in dit zeldzame en verwonderlijke stroomgebied. In het kleedkamertje. De neem ook een „ticket" en mij wordt een kleedkamertje aangewezen, waar mij een volledig oliepak met flanellen onderkleeding wordt ter hand gesteld benevens een geldkistje. Gedrukte instructies aan den muur deelen mede, dat men al zijn kleeren moet afleggen, alsof men een bad ging nemen, terwijl men zijn zaken van waarde in het kistje heeft te sluiten, dat aan een apart bureau moet worden afgegeven. De sleutel bewaart men zelf en wordt met een nauwsluitenden elastieken band om den pols vastgehecht Op weg naar beneden. Zoodra het wachtende clubje talrijk genoeg is, gaat dit bonte en vreemde gezelschap naar den steilen rotswand en daalt langs een houten wenteltrap naar beneden. Daar gekomen hebben allen elkaar de hand te geven en gaat het voetje voor voetje, heel voorzichtig langs een smal en glibberig pad, en hoortmen reeds het loeien en gieren van den wind. Spoedig is de waterval bereikt en slingert het pad zich verder tusschen den uitgevreten rotswand en het heldergroene tot hemelblauwe massieve watergordijn. Een dichte stofregen dwarrelt om ons heen, en een verblindend schuim slaat ons in het gelaat. Hand aan hand gaat het behoedzaam verder, meer angstwekkend dan gevaarlijk. Spoedig ziet men zich geheel ingesloten door het nederstortende water ter dikte van ongeveer 20 voet en kan men elkaar moeilijk meer verstaan van wege het oorverdoovend geluid. 191 De ^Eolus-grot. De iSJolus-grot is bereikt en allen hebben den waterdoop van de Niagara ontvangen en waardeeren thans hun onooglijk maar practisch costuum. In deze grot ziet men den harden rotssteen wijken voor de afslijpende kracht van het rusteloos stroomende water, kennelijk wordt de grot telkenjare iets grooter. Thans is zij te vergelijken met een onderaardsch gewelf, ongeveer 30 meter in het vierkant en 40 meter hoog. Hier loeit en huilt en brult en dondert het, dat „zien en hooren" vergaat. De samengeperste lucht ontwikkelt sterke luchtstroomen en heftige wervelwinden, die een uitweg zoeken en wier eigenaardig geluid zich vermengt met het donderend geraas der pijlsnel neerschietende golven, alles weerkaatst tegen den verweerden en steeds afgebrokkelden rotswand. Regenbogen. Wanneer de zon helder schijnt, kan men dikwijls in den dichten stofregen twee of drie regenbogen tegelijk waarnemen en weet men het goede plaatsje te vinden, dan valt zelfs een volkomen ronde regenboog te bewonderen. En dat moet dan ook inderdaad „de éénige plaats ter wereld zijn waar een regenboog in cirkelvorm gezien kan worden." Het woord Niagara, met den klemtoon op den tweeden lettergreep, moet van Indiaanschen oorsprong zijn en hoewel slechts naar hare beteekenis valt te gissen, wordt meest aangenomen dat het beteekent: De donder der Wateren. In deze „spelonk der Winden" voelt men dat dit in ieder geval de beste uitlegging is voor de benaming: Niagara. " Terug. Het was moeilijk scheiden van deze interessante plek, doch het stond er vrij frisch, en zoo werd dra langs een ander rotepad de terugweg aanvaard. Br was inderdaad heerlijk opgefrischt van deze ongewone douche, temeer nog wijl ik op den terugweg het voorbeeld van meer anderen had gevolgd, den Zuidwester had afgezet en de oliejas had opengeslagen. Druipnat was ik dus bovengekomen en het uittrekken der nauw sluitende flanellen onderkleeding gaf nog al eenige moeite. 192 Aan de andere zijde. Thans wendde ik mijn schreden naar het andere punt van het Geiten-eiland, aan welks voet ligt de Canadeesche val, waar het panorama nog overweldigender en even „onbeschrijfelijk" is. Een overlevering. De overlevering zegt, dat de Indianen in vroeger tijden, getroffen door de grootschheid van dit natuurtafereel, in stille aanbidding aan dezen waterval „goddelijke eer bewezen" en ieder voorjaar den woesten watergod een der mooiste meisjes van hun stam ten offer brachten. Zij werd met bloemen versierd en met vruchten beladen geplaatst in 'n kano van witten berkebast en onder een plechtig stilzwijgen van den geheelen stam werd het ranke bootje zoo aan de woeste golven overgeleverd. Het schoone meisje, „the fairest Maiden of the Tribe", blijde en trotsch als offer te mogen vallen, hief zich dan op, haar weelderige haren fladderend in den wind, om het volgende oogenblik door „den God der Donderende Wateren" als zoenoffer tot zich genomen te worden. Ongelijke strooming. De Watergod kent geen erbarmen 1 Wien hij in zijn sterke armen vat, die is beslist een kind des doods. Dit is dan ook' de reden, dat menig levensmoede in zijn vertwijfeling juist deze watervallen zoekt om van de wereld te scheiden. Opmerkelijk is het, dat zij die zich storten in de Amerikaansche vallen, spoorloos verdwijnen, terwijl de lijken van hen, die door de Canadeesche vallen worden medegesleurd, eenige mijlen stroomafwaarts steeds worden teruggevonden. Gevaarvolle kunsten. Geen zwemmer, bedacht op levensbehoud, heeft het ooit gewaagd den sprong met het water mede te maken. Wel hebben meermalen koorddansers en acrobaten zeer gevaarlijke toeren gewaagd boven de Niagar a-F a 11 s, doch enkelen hebben hunne stoutmoedige waaghalzerij met den dood moeten bekoopen. Een der eersten, die aldus de Niagararivier is overschreden een paar honderd meter beneden de watervallen, is Blond i n geweest, die in 1859 de beide hooge en 193 steile oevers der rivier met een stalen koord had verbonden, waarover hij het koene waagstuk volbracht ten aanschouwe van duizende en nogmaals duizende toeschouwers. Eenmaal behoorde de kroonprins van Engeland, de latere koning E d u a r d VII tot de toeschouwers. Een sterke toer. Een der sterkste toeren van B1 o n d i n, die hier gedurende eenige jaren geregeld voorstellingen heeft gegeven, was wel deze, dat hij halverwege boven de schuimende watermassa's pauzeerde en dan zijn maal verorberde, dat hij in een'soort kruiwagentje had meegevoerd. Ook heeft hij eens zijn impressario op zijn schouders genomen en hem aldus van den eenen oever naar den anderen gedragen. Toen deze nochtans goed en wel aan de overzijde was gekomen, moet hij uitgeroepen hebben: „dat is eenmaal, maar nooit weer!" Hij had doodsangsten uitgestaan. Een ander maal heeft B1 o n d i n, er op bedacht als hij moest zijn om het veeleischend publiek steeds nieuwe emoties te bieden, zich op stelten op het slappe koord durven wagen en ook aldus den gevaarvollen tocht volbracht Zelfs vrouwen hebben na Blondin den levensgevaarlijken loop over de koord gewaagd en naar verluidt, moet geen der vermetele koordwandelaars het leven bij dezen tocht hebben ingeboet. De Draaikolken. Minder gelukkig zijn de waaghalzen geweest die getracht hebben „the Whirlpools" of „de Draaikolken" te passeeren, 't zij zwemmende of op andere wijze. Deze Draaikolken, die een verrassend schouwspel bieden, vindt men een paar mijlen verder, dat is beneden de Watervallen. Dus stroomafwaarts. De stroom heeft ook hier nog een geweldige kracht. De woeste en schuimende golven snellen hier voorbij met een vaart, waartegen de beste fietser lang niet op kan. De rivier vernauwt zich hier vrij belangrijk en maakt bovendien een zeer scherpe bijna rechthoekige bocht. In de bedding ziet men zware rotsbrokken, die hier zijn blijven hangen en haken, welke belemmeringen den onstuimigen stroom krachtdadig storen en stuiten in zijn woeste vaart. Vandaar een voortdurende verwoede strijd tusschen de elementen .- het soepele water en de harde steenrots. Oogenschijnlijk is het water de zwakkere partij, dat moet toegeven en in 194 flokkerig schuim uiteen spat, doch de aanhouder wint en zoo zal op den langen duur het water meester blijven van het terrein en de hardste rots moeten zwichten. Het water is een en al leven en bewegen, de onbewegelijke rots is dood en zoo overwint het leven den dood. Onmerkbaar wisselt dan ook de rotsformatie in deze bedding. Teveel gewaagd. Captain Matthew Webb, de beroemde zwemmer, een der weinigen, die het Kanaal van Cal ais is overgezwommen, heeft in 1883 getracht deze Draaikolken zwemmende door te worstelen. Natuurlijk was weer een groot publiek samengestroomd om getuige te zijn van dit waagstuk, dat den onverschrokken zwemmer het leven kostte. Een paar dagen later werd zijn lijk gevonden, verwond aan het hoofd, dat voor zijn dood in aanraking moet zijn gekomen met den scherpen kant van een rots, waardoor hij zijn bewustzijn moet hebben verloren, met den dood als natuurlijk gevolg. Gelukkiger is Captain Joel Robinson geweest, die in 1861 het bekende stoombootje „The Maid of the Mis t", de „M i s t m a a g d," door deze Draaikolken heeft „gestuurd," hoewel er kwalijk van „sturen" sprake kan zijn, want louter aan het toeval is het te danken geweest, dat het bootje behouden is overgekomen en niet in de kolken is ten ondergegaan. De Mist-Maagd. Met een dito bootje van grooter afmeting worden thans nog tochtjes ondernomen tot in de onmiddellijke nabijheid der watervallen, waar de oppervlakte van het water vlak en onbewogen is. Die stilte van den vloed naast den hoogen val laat zich aldus verklaren. De n ederetort ende wit-bruisende water-lawines schieten door de kracht van den val ver in de diepte, om eerst een paar honderd meter verder weer aan de oppervlakte te verschijnen. Het watervlak tusschen dit punt en den val is dus kalm en alzoo heeft men hier tochtjes georganiseerd voor hen, die gaarne iets bijzonders wenschen te beleven. In waterdicht» zuid-westers gestoken neemt men plaats in deze boot, welke den geweldigen val zoo dicht nadert, dat men hem van beneden kan bewonderen, natuurlijk met min of meer angstwekkend gevoel, 195 maar dat heeft voor sommigen ook zijne bekoring of liever zijne aantrekkelijkheid. Jammer dat het uitzicht beneden doorgaans erg beneveld is, door de wolken waterstof, die uit de woelende watermassa's omhoog stijgen en dikwijls uren ver door den wind worden medegevoerd. Aan den voet van de vallen bevindt men zich dus gewoonlijk in een dikken mist en daaraan dankt de boot haar naam van „Mistmaagd." Een levensgevaarlijke tocht. Toen de eerste boot in 1861 buiten gebruik moest gesteld worden, en men natuurlijk met haar niet stroomopwaarts kon varen, werd besloten haar tusschen den maalstroom der Whirlpoo 1 s door te loodsen en aldus het O n t a r i o-M e e r te bereiken. Met een sneltreinvaart had de boot haar eerste kilometers afgelegd, doch itoen de Draaikolken waren bereikt, werd zij een speelbal der woedende golven en zoo duchtig heen en weer geslingerd, dat de kapitein het stuur geen meester kon blijven, terwijl de verdere bemanning, de machinist en de stoker, zich maar krampachtig hadden vast te houden, om niet overboord geslagen te worden. Zij hadden den dood reeds voor oogen en dachten niet anders, dan dat de boot tegen de steenen te pletter zou slaan, overgeleverd als zij was aan de grillige warrelingen van den overmachtigen stroom. Als door een wonder kwam het stuurlooze vaartuig door de branding en uit den heksenketel in veiligheid. Slechts een goed kwartier had dit angstig waagstuk geduurd, doch Robinson was wel vijftien jaar ouder geworden, getuigde een verslaggever met Amerikaansche ovenirijving, toen de gevaarvolle tocht volbracht was. In een ton. Naderhand moeten enkele waaghalzen deze Draaikolken nog zijn doorgestoven, nadat zij zich in een ton hadden laten bekuipen, ieder op zijne wijze, en onder deze zonderlinge avonturiers bevond zich ook weder eene vrouw, Sadie Allen geheeten, die in alle nieuwsbladen genoemd en.... geroemd werd. De Amerikaan houdt nu eenmaal van gewaagde ondernemingen, die emotie wekken en gaarne offert hij zijn dollar om te zien hoe vermetelen zich aan dolle tochten wa- iiwiiii iiimiw mm hm mi ui 196 gen. En dan trekt de vrouw, die zulke dingen waagt, in den regel nog meer kijklustig publiek dan de man. ,,'t Is al om 't geld," zei Pierlala, eh soms ook om naam te maken. Toch hoort men in de laatste jaren niet zooveel meer van deze en dergelijke waaghalzerijen. Het nieuws is er af. En er is wat anders voor in de plaats gekomen, niet minder origineel bedacht, terwijl er van levensgevaar geen sprake is. Natuurlijk is het ook al weder een vinding om er munt uit te slaan. Doch men moet maar op het idee komen. Het is het ei van Columbus. Een aardige vinding. Zoo heeft men het bulderen en donderen der watervallen weten te exploiteeren en in de ^Eolus-grot — Jiolus is de God der winden — waar het geweldig geloei en gedruisch van wind en water het krachtigst is, uiterst gevoelige telefoontoestellen geplaatst, welke de geluiden overbrengen tot op een afstand van ongeveer 750 kilometer in den omtrek, zoodat men het loeien en gieren van de N i a g a r a-vallen bijvoorbeeld te New-York kan hooren, alsof men daar ter plaatse was. Een zweefbaan. Zoo werden en worden de NiagaraFalls op vele en velerlei wijze benut om er voordeelen van te trekken. Dit is den menschen eigen, gedreven als ze veeltijds worden door een meer of minder gerechtvaardigde baatzucht en opdat het publiek niet het slachtoffer zou worden van overdreven winstbejag, heeft de Staat de F a 11 s tot zich getrokken, zoodat hij als heer en meester op alles orde en regel stelt. Alleen voor extra-bezienswaardigheden en vertooningen mogen met toestemming der regeering betalingen worden gevraagd. Zoo heeft een Spaansche Maatschappij in het afgeloopen jaar eene zweef baan over de Niaga ra-rivier laten spannen, waarlangs wagens met 6 zit- en 22 staanplaatsen precies voorbij den rand der watervallen zweven. Daar heeft men natuurlijk entrée te betalen, maar de Staat waakt er over, dat deze billijk moet blijven. Ook overtuigt hij zich vooraf van de veiligheid. Rondritten. Tevens vindt men er ook 'n electrische tramonderneming, die rondritten maakt, welke een uur duren. Deze tram slingert zich 197 langs beide oevers over een kronkelende haan, somtijds uitgehouwen in een vooruitspringende rots en somtijds met steile afgronden. Deze rondritten, de zoogenaamde „Gorge-trips", zijn inderdaad zeer interessant en geven prachtige uitzichten op de onstuimige rivier, doch als het gaat langs steile afgronden, dan houden sommige passagiers hun hart vast van angst en sluiten maar liever de oogen, dan in de diepte te staren. De veiligheid is wel verzekerd, evenals op onze spoorbanen, doch déraillementen zijn niet uitgesloten en zoo moet in dit seizoen een dezer trams zijn gederailleerd, welke in de rivier is gestort, bij welk ongeluk naar ik meen 20 passagiers zijn verdronken, terwijl de overigen nog met groote moeite gered konden worden. Donderdag 29 Juni 1916. Gaarne had ik nog wat langer in de omgeving der Niagar a-watervallen willen vertoeven, die steeds interessant blijven en waar eiken dag weer wat nieuws valt op te merken, maar de tijd ging zijn gang en ik had nog zooveel voor den boeg, als mijn reisplan zijn beslag zou krijgen. Het eerstvolgend station, waar ik dacht uit te stappen, was het bekende Detroit, een der snelst opgekomen steden in Amerika, gelegen aan de westzijde van het Erie-m eer. Van Buffalo naar Detroit. Op verschillende wijzen kon ik deze stad bereiken, want de reisgelegenheden derwaarts zijn vele. De kortste en vlugste route zou zijn door Canadeesch O n t a r i o, welke langs de Niagara gaat en daarom de „Niagara-Falls-route" wordt genoemd. Alle treinen van deze lijn stoppen eenige minuten vlak voorbij de watervallen, zoodat de reizigers even kunnen uitstappen om dit natuurwonder rustig te kunnen aanschouwen van af de hoog gelegen spoorbaan. Dat is wel de moeite waard, doch ik had vrijwel alles reeds van meer nabij gezien en zocht een anderen weg. Zoo was daar ook eene lijn langs den Zuidelijken oever van het Erie-m eer, die gaat over Cleveland, de hoofdstad van O h i o, en T o 1 e d o, waarvan ik gebruik had kunnen maken, doch daar ik nog zoovele dagen tusschen de rails zou moeten zitten, koos ik een derden weg, niet per spoor, 198 maar per boot. In den regel toch is de waterweg veel mooier en gemakkelijker dan die over land. Men is per boot wel wat langer onder weg, doch men reist rustiger en comfortabeler en ziet de omgeving, die men passeert, meer op zijn gemak en beter, dan in het vliegende spoor. Per boot over het Erie-mcer. Zoo nam ik passage op een der booten van de „C. and B. Line," welke Maatschappij — „the Cleveland and Buffalo Transit Co." — verschillende diensten onderhoudt tusschen de aan het E r i e-m eer gelegen steden. En dat al weer met stoom booten naar onze begrippen fabelachtig van afmeting en inrichting. 's Avonds te zes uur werden de touwen los gemaakt van m ij n boot zal ik maar zeggen, de See and.Bee geheeten. Wat wil zeggen, dat deze boot den kortsten weg neemt en het meeste te zien geeft. Een paar sleepbooten brachten haar buiten de vrij nauwe haven in het ruime sop. Een groote boot. Ik trof het, dat deze boot toevallig de grootste en nieuwste was van deze stoomvaartlijn, die ik ook al weder niet zonder Amerikaansche humbug zag aangeduid als: The largest and most costly steamer, on Inland Waters of the World. Of dit niet overdreven is en de See and Bee inderdaad „de grootste en kostbaarste binnenzee-boot der wereld is", kan ik niet controleeren, maar dat ze stellig een der grootsten is, wil ik gereedelijk aannemen, als ik hare afmetingen ga vergelijken met die der Hudsonbooten en zelfs met die van de NieuwAmsterdam, waarmede ik naar Amerika was overgestoken. Deze was 615 voet of ongeveer 200 meter lang, terwijl de lengte van de See and Bee stond aangegeven precies op 500 voet. In de breedte wint de laatstgenoemde boot het zelfs van hare Atlantische zuster, want zij heeft eene breedte van 100 voet of meer dan 30 meter. En dat een boot op de binnenwateren! Bijzonderheden. Er zijn drie wandeldekken boven elkaar en meer dan 500 hutten, natuurlijk weer van alle geriefelijkheden voorzien: warm en koud water, electrisch.'licht en electrische waaiers om de hutten koel en frisch te 199 houden en zelfs 'n telefoon, waarmede de reizigers van uit hun hut een gesprek met elkander kunnen voeren. Ook had men er geen trappen op en af te loopen en bracht, evenals in de moderne hotels, een lift de gasten geruischloos op en neer. Dagelijks vervoeren deze booten elk meer dan duizend passagiers; ook hier geen afscheiding in klassen, alleen heeft- men voor een hut met bed extra te betalen. Dit is geen eisch en ook niet noodig. Zoo ziet men 's avonds vele passagiers hun slaapje doen in de prachtige fauteuils en mollige divans en sofa's. De nachtrust aan boord. Wie geen hut heeft, zoekt zich ergens maar een plaatsje en ieder maakt het zich zoo gemakkelijk mogelijk. Daar is ruimte en gelegenheid te over. Sommigen hebben dekens en kussens medegenomen en zelfs zag ik velen over den grond liggen, waaronder die zich in couranten hadden gewikkeld. Interessant is het te zien hoe ieder zijn rustig hoekje heeft gevonden, wanneer .de lichten uitgaan en de nachtrust intreedt in dit drijvend hotel, dat wel eenige overeenkomst heeft met een bijenkorf. De prijzen der hutten variëeren naar gelang van hare ligging, inrichting, grootte en aantal kooien. Ik betaalde in totaal vijf dollars voor de geheele reis, wat voor een afstand van ongeveer 300 E.M., dat is nog verder dan van Leeuwarden naar Hamburg, al zeer goedkoop mag heeten, temeer nog als men den dollar ginds gelijk stelt met den gulden hier en in aanmerking neemt dat de bagage vrij is en dus gratis vervoerd wordt Natuurlijk moet ieder voor zijn eigen proviand zorgen, dat velen zelf hadden meegebracht, hoewel alle mondkost aan boord was te bekomen en wel tegen zeer billijke prijzen. Ook op dat punt behoeft deze boot niet onder te doen voor het meest moderne restaurant Langs de treeplanken der booten staat een leger van negerjongens, die de bagage in ontvangst nemen. De passagiers die zich een hut reserveeren, hebben dit direct bij het aan boord gaan te doen en zij die „uit een hotel" komen, laten dit over aan den „porter", die hiervoor zorgt Zoo was het met mij. 200 Eene vergissing. Toevallig bleek er een vergissing gemaakt te zijn met het nummer van de aan mij toegewezen hut. Een ander had hetzelfde nummer -en zoo kwamen we samen in dezelfde hut, die voor één persoon was. Het was een zeer voorkomende en vriendelijke Amerikaan, van middelbaren leeftijd, die tegenover mij kwam te staan en samen*'vervoegden we ons bij den „chief-steward", die onmiddellijk de zaak wist te schikken. Voor mij als vreemdeling had de vergissing het aangename gevolg, dat ik met den Amerikaan in kennis kwam. Den geheelen avond ben ik in zijn gezelschap geweest en ik kreeg van hem over allerlei aangelegenheden waardevolle inlichtingen, waarvan ik veel profijt heb gehad. Voor den vreemdeling toch is het ln Amerika verre van gemakkelijk om steeds té weten te komen, wat men ginds nuttig en noodig kan achten. Dit is inzonder het geval, wanneer men niet een vast reisplan heeft, opgesteld door een reisbureau, maar veel aan het toeval heeft overgelaten, dus als 't ware reist op goed geluk. Ook in Amerika bestaat een scherpe concurrentie tusschen de vele spoorwegmaatschappijen, die langs verschillende routes veelal dezelfde hoofd- en eindstations hebben. Langs verschillende routes. Zoo zijn de groote steden in C a 1 i f o rn i ë en de belangrijke badplaatsen aan de stranden der Stille Zuidzee van'-uit C h i c a g o langs diverse wegen te bereiken en elke Maatschappij weet hare lijn als „de beste en goedkoopste" aan te prijzen met zulke krachtige woorden, dat de vreemdeling vaak bezwaarlijk een keuze weet te doen en in geen geval zeker is, dat hij den meest aanbevelenswaardigen weg zal gaan. En dan geeft elke maatschappij weer verschillende rondreisblljetten uit. Zoo publiceert de „North Western", welke haar lijnen recommandeert als „The Best of Everything", alleen reeds 40 verschillende „round trips" van Chicago naar Californië, met nog de noodige „side-trips", en „special summer excursions". Informeert men aan de reisbureaux, dan zijn deze met het geven van inlichtingen steeds bedacht op eigen belangen en meestentijds bij bizondere Maatschappijen geïnteresseerd en daarom juist waren mij de onpartijdige raadgevingen van mijn vriendelijken reisgenoot ten hoogste welkom, te 201 meer omdat hij zeer bereisd bleek te zijn. Op mijn verdere reis door Amerika heb ik er veel voordeel van gehad. Internationale verhoudingen. Wij spraken ook over de internationale verhoudingen en de strijdvoerende volkeren in Europa, in verband met de troebelen in Mexico. Hij verkondigde onderscheiden meeningen, die hemelsbreed afweken van die welke dagelijks in de groote Amerikaansche bladen werden gepropagandeerd. De kwestie met Mexico noemde hij slechts „Smoke". Volgens hem werd deze door de pers zoo opgeblazen en overdreven voorgesteld, louter om in Amerika tot een weerbaar leger te komen! Het ging vooral tegen Japan, dat in het verre Westen dreigend kwam opzetten en den handel op den Stillen Oceaan trachtte te beheerschen; bovendien moest Amerika aan haar woord kracht kunnen bijzetten, als zij wilde medespreken in de verwikkelingen van Zuid-Am er ika en daarbij de toonaangevende rol wilde blijven spelen. En ten slotte was ook het oog reeds gericht op , Europa, en zoude eigenbelang te zijner tijd Amerika wel noodzaken, aldaar ook een stem in het kapittel te krijgen. Op ongemerkte wijze kon Amerika zich aldus tot den oorlog voorbereiden en hare „vrije" burgers gewennen aan het militaire systeem van tucht en discipline. Achterna blijkt, dat hij een goeden kijk op de dingen heeft gehad en dat de ontwikkelde Amerikanen reeds wisten, wat er zoo achter de schermen in Washington werd voorbereid. Reeds betaald. Nadat we 's avonds samen hadden gesoupeerd, gaf de kellner de nota's der vertering en toen ik de mijne inzag, bleek deze reeds door mijn vriend voldaan te zijn, zonder dat ik er iets van had gemerkt. Er was geen sprake van terugbetaling. Dat is nu weer een echt Amerikaansche gewoonte, waaroveT ik mij meermalen heb kunnen verbazen. Aankomst te Detroit. Voor velen was het den volgenden morgen vroeg dag en ook ik bevond mij reeds vroegtijdig op het dek om getuige te zijn van de aankomst te Detroit. 202 Wij troffen een prachtigen morgen; een kalm ochtend-briesje bracht eenige teekening in de rustig ombuigende golven van dit zoetwater-meer, dat tientallen malen grooter is dan onze Zuiderzee en waar het somtijds ook duchtig kan spoken. Er was niet veel beweging op het meer. Ik had meer bedrijvigheid verwacht Eene aankomst met de tramboot te Lemmer, op een vroegen zomermorgen, wanneer tjalken de zee inkoersen en vele visschersschuiten ter vangst uitvaren, getuigt van leven en beweging, maar van eene dergelijke levendige bedrijvigheid bier geen spoor. Eigenaardig soort vrachtbooten. Wel zag ik meerdere vrachtbooten passeer en, welke door hun vreemd model mijn aandacht trokken. Ze waren weer verbazend groot en geleken veel op de logge Duitsche sleep-aken welke men dagelijks op onze groote rivieren kan zien, alleen met dit onderscheid, dat de Amerikaansche zoowel op het voor- als op het achterdek eenige meters zijn opgebouwd. Op het verhoogde voordek zag men een stuurstoel en op het achterdek was de machinekamer geïnstalleerd. Het geheele middendek, wel een paar honderd meter lang en plat afgedekt bleek voor de lading bestemd. Tegen zevenen des morgens verlieten we het E r i e-m eer en draaiden noordwaarts de D e t r o i t-r i v i e r op, welke de grens vormt tusschen Michigan — Detroit is de voornaamste stad van dezen Staat — en het Canadeesche O n t a r i o. Heel in de verte teekende zich Detroit af tegen den vlakken horizon. Schilderachtig was de aanblik niet. Het scheen wel een groote groezelige grauwe vlek met ontelbare fabrieksschoorsteenen, waar enkele luchtkasteelen nog uit de hoogte op neerzagen, zoodat de harmonie der afmetingen verre was. De stad Detroit Wij arriveerden stipt op tijd en zoo liep ik vóór achten dien morgen al in de drukste straten van deze moderne stad rond, wier geschiedenis ik aan boord reeds had gelezen. In 1824 kreeg Detroit stadsrechten. Zij telde toen ongeveer 1500 inwoners, 25 jaar later was dit getal vertiendubbeld, weer 25 jaar later overschreed zij de honderd duizend. In 1900 gaf de volkstol- 203 ling bijna 300.000 zielen aan en in 1915 bijna 700.000. Toen werd zij, wat het getal inwoners betreft, de zevende stad in de rij der Amerikaansche steden. Detroit is dus binnen eene eeuw van een onbeduidend dorp eene wereldstad van den eersten rang geworden. En wanneer zal zij haar hoogtepunt bereiken? En hoe enorm moet dat zielental niet worden, als dat nog eens honderd jaar zoo door gaat? Uit vroeger dagen. Gelijk de naam aanduidt — Detroit beteekent zee-engte of zeestraat — is de stad van Franschen oorsprong. Omstreeks 1670 hebben Fransche pelshandelaren deze streken het eerst bezocht. Ter bescherming hunner rechten tegen de Indianen-stammen hebben ze hier in 1706 een fort gebouwd, dat met zijn omgeving 60 jaren later in handen der Engelschen is gekomen, die het eenige jaren daarna aan de Amerikanen moesten afstaan. Bijzonder is het nog te weten, dat Broeder Gabriël Richard, een Fransche pelgrim, in 1798 hier de eerste courant uitgaf en dat in 1818 de eerste stoomboot de reis van Buffalo naar Detroit heeft gemaakt Thans passeeren er in de zeven maanden dat de scheepvaart open is, bijna honderd-duizend schepen. De bevolking. Detroit maakte op mij een goeden indruk. Overal spreekt de welvaart en in het centrum heerschte eene levendige drukte. Natuurlijk loop en alle straten recht uit en recht aan en zijn ze alle vrijwel van hetzelfde Amerikaansche type. Evenals in N e w-Y o r k en andere groote steden der Nieuwe Wereld, vindt men er gedeelten waar de vreemdelingen uit andere landen bij eikaar wonen. Sterk vertegenwoordigd zijn ltier de Polen, die ten getale van honderdduizend eenige aparte wijken vormen. Aan den huizenbouw en de eigenaardige levendigheid op straat is zeer duidelijk de Poolsche nationaliteit te herkennen. Zij hebben hier kerken en scholen, eigen bioscopen en theaters en ook eigen doktoren en advocaten. Het is als 't ware een stad in de stad met een eigen stempel. Gelijke wijken hebben de Italianen, Hongaren en Grieken en het is deze verscheidenheid van naties met hare eigene zeden • en gebruiken, welke de attentie trekken van den vreemdeling. 204 De Duitschers, Engelschen en Nederlanders huizen niet als afzonderlijke naties bij elkaar en in dezelfde buurt, maar vindt men door de geheele stad verspreid. Zij vormen met de eigen inwoners de kern der bur gerij. De automobiel-industrie. Detroit dankt haar snelle opkomst niet alleen aan hare gunstige ligging aan den nauwen verbmdingsweg tusschen het H u r o n-m e e r en het E r i e-m eer, maar in de laatste jaren vooral ook aan de automobiel-industrie, welke daar ter stede eene verbazende vlucht heeft genomen. Nergens ter wereld rijden zoovele auto's als in hare straten, welke — en dit geeft weer eenig idee van de uitgestrektheid eener Amerikaansche stad — te zamen eene lengte hebben van bijna duizend mijlen. Deze lengte komt zoo ongeveer overeen met den afstand van Leeuwarden naar Rome of naar Warschau. Stel U eens voor, dat een Detroitenaar, die zijn eigen stad wil bekijken, zoo'n reis heeft te maken om rond te komen. Hij zou eenige maanden werk hebben als hij ging wandelen. Sn dan zou hij zich met recht er over kunnen verheugen, dat meer dan de helft der straten geasphalteerd zijn en voor zooverre zij niet in het business-gedeelte zijn gelegen, met boom en beplant, met veilige zijpaden ernaast voor de voetgangers. Dat is daar voorbeeldig in orde. De oppervlakte der stad bedraagt ongeveer honderd vierkante kilometer en beslaat dus een gebied zoo groot als ingesloten wordt door de plaatsen Heerenveen, Gorredijk, Beetsterzwaag en Akkrum. Stel U die ruimte maar eens voor, geheel bezet met gebouwen, straten en wegen, en vergeet dan niet, daarbij te denken, dat daar 100 jaar geleden nog geen 1500 menschen woonden. Grootste productie der wereld. De auto-industrie in Detroit staat bovenaan; door haar fabrieken wordt tweederde der geheele Amerikaansche productie gemaakt, terwijl deze nagenoeg gelijk staat met heel de overige wereldproductie. Eenige honderdduizende handen vinden dan ook werk in deze industrie met hare aanverwante branches. Van al de auto-fabrieken te Detroit dienen die van den bekend geworden vredes-apostel Ford het eerst genoemd. Meer 205 dan 35000 menschen zijn hier dagelijks werkzaam, een getal, gelijkstaande met bijna heel de bevolking van Leeuwarden. Zeer bekend zijn ook de fabrieken — ginds spreekt men van „factory" of „plant" — waarin de Studebakers-, de Hupmobiles-, de Hudsons-, de Maxwells- en Chalmer s-automobielen gemaakt worden, welke fabrieken ieder voor zich jaarlijks duizendtallen auto's de wereld insturen. De Maxwellfactory produceert alleen jaarlijks meer dan- 75000 „cars" en zooveel maakt Ford alleen er gewoonlijk elke maand. Een bezoek aan de Ford-fabrieken. Het was dan ook voornamelijk om de wijdvermaarde Ford-fabrieken, dat ik D etroit aandeed en ik heb er geen spijt van gehad, bier uitgestapt te zijn. Dergelijke groote en grootsche fabrieken behooren tot de bezienswaardigheden der Nieuwe Wereld, even zoo goed als b.v. de N i a g a r a-Falls. Heeft de machtige natuur hier haar wonderen gewrocht, daar zijn het eenvoudige menschenkrachten geweest, die eene Titanenindustrie hebben georganiseerd, waartegen men heeft op te zien. Henri Ford. De geniale schepper van dit reuzenbedrijf is Henri Ford geweest Als onbekend en 'onbemiddeld ingenieur is deze merkwaardige persoonlijkheid 25 jaar geleden zijn loopbaan begonnen. Natuurlijk zijn de tijden hem mee geweest, doch hij heeft al dadelijk gevoeld wat de naaste toekomst zou eischen. Hij heeft de behoeften van zijn tijd gekend. De snelle opkomst en uitbreiding van Detroit was wel geschikt óm zoo'n vooruitzienden geest voort te brengen, die in betrekkelijk korten tijd een zaak zou scheppen, die wereldvermaard is geworden. De kleine ingenieur is thans een der rijksten en door zijne rijkdommen een der machtigst en der, aarde. Men weet dat hij het is geweest die nog niet zoo heel lang geleden met zijne kostbare vredes-expeditie aan de Oude Wereld den vrede hoopte te brengen. En zelfs bij de laatste presidentsverkiezingen werd hij aanvankelijk" een van de meest ernstige candidaten genoemd en heeft hij het tot het gros-tal gebracht Hoewel aan Charles King, een vriend en vakgenoot van Ford, de eer toekomt, de eerste te zijn geweest, die in 1894 met een vier-cylinder-gasoline-motor 206 door de straten van Detroit tufte in zijn „horseless-carriage" (paardloos rijtuig), gelukte het Ford in 1896 een twee-cylindermotor te fabriceer en, die langzamerhand verbeterd en vereenvoudigd, de naar hem benoemde Ford-auto tot het meest gebruikte merk ter wereld heeft gemaakt. De Ford-automobiel. Vooral in Amerika ziet men in alle steden en op alle wegen de „Fords" loopen. Deze auto's missen bijkans alle luxe, doch voldoen zeer goed in het gebruik en stellen de berijders zelden of nimmer teleur. Zij zijn ijzersterk, gaan met het grootste gemak over hoog en laag en — wat nog wel het zwaarste weegt bij den verkoop — zijn zeer goedkoop. Zoo kon verleden jaar een twee-persoons wagentje, een zoogenaamde „runabout", spiksplinternieuw, in Detroit gekocht worden voor slechts 390 dollars, terwijl voor een vier-persoons-wagen 440 dollars betaald moest worden. En deze prijzen gelden voor heel Amerika, behoudens dat buiten Detroit de koopsom met de vracht wordt verhoogd. Door gidsen rondgeleid. Naar Amerikaansche gewoonte noodigt Ford een ieder uit tot een bezoek aan zijne fabriek. Hij heeft zelfs aparte gidsen dte op gezette tijden met de belangstellende bezoekers eene rondwandeling maken door de voornaamste afdeelingen der fabriek. In de groote hal van het hoofdgebouw heeft men een formulier in te vullen en vervolgens geduldig te wachten tot het voorgeschreven getal bezoekers aanwezig is, want kwalijk kan aan elk persoon afzonderlijk een gids worden toegewezen. In den regel heeft men slechts even te wachten, want het getal nieuwsgierige bezoekers is steeds groot en loopt gedurig aan. Gemiddeld bedraagt het maandelijks zoo'n 20.000 personen, dat is meer dan 600 per dag, die in groepjes van 25 a 30 personen over de fabrieksterreinen worden rondgeleid. Deze gidsen geven voor hun rondgang steeds eenige feitelijke mededeelingen omtrent den aanwas en den omvang van het bedrijf en noemen cijfers en getallen die een bewoner van de Oude Wereld doen duizelen. 207 Eenige cijfers. Ik heb er eenige genoteerd. Zoo zet Ford of liever de door hem in 1903 opgerichte Ford-Motor-Company jaarlijks meer dan 600 millioen gulden om. Dat is ieder werkdag twee millioen. Onder zijn personeel van 35000 man zijn 53 verschillende nationaliteiten, die meer dan honderd „eigen" talen en dialecten spreken. Meer dan 900 klerken dragen zorg voor de correspondentie en administratie. Deze ontvangen maandelijks meer dan honderdduizend dollar salaris. De gezamenlijke gasmotoren en stoommachines der fabriek kunnen 45000 paardekracht ontwikkelen. In de „Tool Construction-Department", dat is de afdeeling waarin de gereedschappen worden gemaakt, gerepareerd en bijgeslepen, werken alleen reeds duizend man en meer dan 500 zijn aangewezen louter voor het poetsen der machines en het schoonhouden der verschillende gebouwen. 25 schilders hebben voortdurend druk werk om alles in de verf te houden. Natuurlijk kunnen alle werklieden en employé's niet op een en denzelfden dag worden uitbetaald en daarom gaat dit groepsgewijze en is eiken dag een andere groep aan de beurt Om dezelfde reden worden de Ioonen niet per week, maar per 14 dagen uitbetaald, welke op zich zelf onbelangrijke maatregel toch een groote besparing in de administratie medebrengt. Dat er in een fabriek, waar 35000 menschen werken, schier geen dag voorbij gaat zonder ongelukken, is haast vanzelfsprekend, en dat er altijd wel zieken zijn onder die duizenden, kan ieder wel denken. Een eigen Ziekenhuis. Daarom heeft Ford naast zijn fabrieken een eigen Ziekenhuis gesticht geheel ingericht naar de nieuwste eischen des tijds, met operatiekamer, X-stralen-inrichting en al wat verder maar nuttig of noodig kan worden geacht om in elk bijzonder geval terstond de vereischte medische hulp te kunnen verleenen. Aan dit Ziekenhuis zijn nu reeds negen doktoren en chirurgen verbonden en het getal zusters loopt in de tientallen. Eigen Politie- en Brandweercorps. Ook heeft Ford aan zijn fabrieken een eigen Politie- en Brandweer-corps, om de 208 goede orde te bewaren en onmiddellijk te kunnen optreden in oogenblikken van brandgevaar. Zonder politie gaat het niet, evenmin als in de groote maatschappij. Want er komen natuurlijk licht twisten en oneenigheden voor op zulk een fabriek, waar zooveel duizenden menschen werken van verschillende nationaliteit, die elkander niet eens verstaan. Hoe meer hoofden, hoe meer zinnen en meer kans op krakeelen. Voorts dient het genoemde corps ter bewaking van de in- en uitgangen der fabriek, en ter voorkoming van diefstallen. Sommigen loopen in uniform, terwijl anderen rechercheur-diensten doen en geheime controle houden. De wandeling door de fabriek duurt een paar uur en voert door verschillende afdeelingen, die elk een bepaald onderdeel van de automobiel fabriceeren. Zoo ziet men in de eene zaal wielen, in een andere zaal de assen en in een derde en vierde weer wat anders maken, terwijl in elke zaal ieder werkman steeds hetzelfde werk verricht. Dus verdeeling van arbeid naar hetzelfde principe als bij de Remingtonschrijfmachinefabriek. Ieders taak is precies afgebakend en alles grijpt mechanisch in elkander, zoodat het sluit als een bus. Ieder werkkracht wordt alzoo een specialiteit op eigen terrein en natuurlijk verhoogt dit ten zeerste het algemeene productievermogen. Alles grijpt in elkaar. Al wat in de verschillende onderafdeelingen gemaakt wordt, gaat langs mechanischen weg naar de „Final Assembly", de plaats waar de automobiel in elkaar wordt gezet, kant en klaar voor de aflevering en het gebruik. Dat is een enorm groote zaal, gelijkvloers en grootendeels met glas gedekt. Bij het binnentreden ziet men een lange rij van frames, dat zijn de ijzeren onderstellen of geraamten der auto's, die aan zware kettingen hangen en zich langzaam voortbewegen. Van eene andere zijde komen op gelijke wijze aangegleden de complete vóór- en achterassen en spoedig hebben rappe handen een en ander aan en in elkaar geklonken en geschroefd. Even verder ziet ge de wielen uit een langwerpigen koker van boven komen, aan elk wiel vastgebonden de bijbehoorende moeren, schroeven en doppen. 209 De auto groeit langzaam maar zeker. Alles beweegt zich langzaam, maar zeker; slechts een paar meter per, minuut. Wij gaan sneller en loopen als 't ware aan den bouw der auto vooruit en zijn dus al spoedig op de plaats gekomen waar het geheele onderstel met assen en wielen, treeplanken, handles en remmen aan den zich langzaam voortbewegenden ketting hangt. Nog weer van een andere zijde komen hier de motoren aanglijden, kant en klaar, elk met een eigen etiquet, die op gezegde wijze ook al eene heele reis achter den rug hebben en de vuurproef al hebben doorstaan. Zij zijn reeds geprobeerd en leverbaar bevonden. Als bijzonderheid werd ons medegedeeld, dat vroeger in de motor-af deeling 1100 arbeiders met 9-urigen werkdag konden afleveren 1000 motoren, doch met het nieuwe systeem van specialisatie maken 1000 arbeiders met 8-urigen werkdag thans 2000 motoren in gelijk tijdvak. Natuurlijk kan de motor zonder benzine niet loopen en zoo ziet ge ook een lange rij van blikken reservoirs langs de ketting voortbewegen en alles grijpt zoo automatisch zeker in elkaar, dat de man, die dit reservoir moet installeeren, op hetzelfde oogenblik voor zich heeft het steeds aangroeiend onderstel der auto en een reservoir, dat inmiddels een kraantje is gepasseerd, waaruit het precies afgemeten een liter benzine heeft ontvangen. En als het zoover is, dan duurt het niet lang meer of ge ziet het chassis, zooals het afgewerkt onderstel eener auto heet, in tegenstelling met de carosserie, de bovenbouw, op eigen kracht wegtuffen. De eind-inspectie. Vaardige chauffeurs nemen plaats achter het stuurrad en maken een laatste inspectietocht, nadat elk onderdeel eerst nog in The final-inspection-line nauwkeurig is onderzocht door een staf van vak- i kundige controleurs, die zich ieder tot een speciaal onderdeel hebben te bepalen en , daarvoor alle verantwoordelijkheid hebben te dragen. Wordt na dit onderzoek in de proefrit bet chassis leverbaar geoordeeld, dan komt in een andere zaal langs een breeden, langzaam ronddraaienden riem de geheele carrosserie kant en klaar van boven glijden en losjes neder op het chassis, en na daaraan bevestigd te zijn, gaat de nu 310 complete auto tuffend naar de spoorwagons, die reeds op het fabrieksterrein op de ontvangst staan te wachten. Dagelijks vertrekken aldus eenige goederentreinen naar alle richtingen en het is heel gewoon, dat op één dag 150 groote spoorwagons louter met auto's worden volgeladen. Interessant is nog het staatje, dat aan de bezoekers der fabriek bij hun vertrek wordt uitgereikt als souvenir. Daaruit blijkt dat de Ford-Motor-Company werd opgericht in Juni 1903 en dat vanaf dezen datum tot 1 October 1904 niet meer dan 1708 automobielen werden gefabriceerd en verkocht In de jaren 1905 en 1906 werd dit getal nauwelijks overschreden, maar in 1907 kwam de stijging en vonden 8423 wagens grage koopers. Sedert nam de productie met reuzensprongen toe. Zoo bedroeg deze in 1912 reeds 78440 auto's. Sinds dien heeft de Ford-wagen over heel de Wereld burgerrecht verkregen en zoo wordt deze thans reeds in 51 steden van Amerika in eigen Ford-filialen verkocht. Bovendien heeft Ford in 28 steden van Amerika nog kleinere fabrieken, waar uitsluitend bepaalde onderdeelen worden vervaardigd. Ook in andere werelddeelen heeft Ford zijn agenten en wederverkoopers, terwijl hij daar tevens nog 14 eigen filialen exploiteert. Zelfs heeft hij in Engeland nog een eigen fabriek, en wel te Manchester, waar jaarlijks 25000 wagens worden afgeleverd, terwijl hij in Canada, in de plaats Ford, aldus naar hem genoemd, nog een fabriek heeft waar jaarlijks 50.000 auto's gefabriceerd worden. De hoofdproductie is evenwel in Detroit gebleven en daar nog verbazend toegenomen. Zoo steeg deze in 1918 tot 168.220 wagens, in 1914 tot 248.307, in 1915 tot 358.213, terwijl in 1916 bij mijn bezoek in Juni de vijfhonderd-duizendste auto reeds was afgeleverd. Klein gewin in het veelvoud. Het heet dat Ford op eiken wagen ongeveer een 25 dollar verdient dat is dus een zeer bescheiden winst, doch vele kleintjes maken één groote, en zoo loopt de jaarlijksche winst al weer in de mülioenen dollars. Onlangs werd tenminste gepubliceerd, dat 't persoonlijk inkomen van Ford werd geschat op 60 millioen gulden. Over heel Amerika ziet men ongelooflijk veel F o r d-wagens loopen, die men da- 211 delijk herkent aan hun eigen type: kort van bouw, hoog op de wielen, zonder eenige luxe en de veeren niet evenwijdig, maar haaks op de lengte-as; het chassis ijzersterk, maar de carosserie licht van bouw en samenstelling. De „Fordwagen" wordt spottend wel genoemd „De blikken doos op wielen" en de Ford-fabriek zelve publiceerde onlangs het volgend versje: A little spark, a little coil, A little gas, a little oil, A piece of tin, two inch of board, Put them together and you have a Ford. Wat zoo ongeveer wil zeggen „dat men slechts een paar kolen noodig heeft, en voorts wat touw, een beetje benzine en wat olie, een stuk blik en een paar duim hout in elkaar moet zetten, om een „Ford" te krijgen. Maar met dit al, is de Ford het meest populaire merk der wereld, is zij de auto voor de bescheiden beurs, en dus voor de groote massa, alsook voor het dagelijksch gebruik. Vooral in de country of het platteland is zij schier algemeen in gebruik. Men spreekt daar ginds ook niet van „den boer met zijn paard", maar van „the farmer with his Ford". In de steden, met hare rijke bewoners, zijn de luxe-wagens meer gezocht en vinden de duurdere merken meer aftrek. Zoo zullen menschen, wien het mag beuren, bij voorkeur geen Ford-auto aanschaffen of daarin plaats nemen. Algemeen bekend is ginds dan ook de aardigheid — er zijn er vele in omloop op den F o r d-wagen — in den vorm van een raadselvraag aldus luidend: Welke overeenkomst bestaat er tusschen een Ford-wagen en een zitbad? Wie zou antwoorden, dat beide van „blik" zijn, krijgt ten antwoord, „dat men in beide wel gaarne wil „zitten", maar liever niet „gezien" wil worden." De auto is ingeburgerd in Amerika. Volgens eene verleden jaar gepubliceerde statistiek heeft Amerika op elke 44 inwoners een auto-bezitter. In den staat Y o w a, westelijk van C h i c a g o, wonen in verhouding ver de meeste auto-eigenaars, en wel één op elke 16 inwoners, terwijl deze verhouding in den staat Alabama, gelegen in het Noord-Oosten van Amerika, één bedraagt op de 200. In 1915 waren bijna twee en een half mil- 212 lioen auto's ingeschreven voor de belasting, welke dat jaar ruim 18 millioen dollars heeft opgebracht. Negentig procent van dit bedrag werd besteed aan de verbetering der wegen. „Zeer practisch" kan men er van zeggen. Zeer lage belasting op de automobielen. Gelijk uit de genoemde getallen blijkt, is de belasting op het auto-bezit niet hoog te noemen. Gemiddeld bedraagt die nog geen zeven en een halve dollar per auto en per jaar. Nu is deze belasting in eiken staat niet gelijk. In den staat Vermont, op de grens van Canada, bedraagt zij 18 dollars, in Minnesota, ook grenzende aan Canada en gelegen in het groote merengebied, daarentegen nauwelijks een halve dollar per auto en per jaar. Welk een verschil met ons land, waar deze belasting gebaseerd is op het aantal paardenkrachten van den motor. Zoo moet hier voor een auto van niet meer dan 7 paardenkracht, aldus vallende in de eerste belastingklasse, betaald worden 130, en daarbij komen de opcenten voor provincie en gemeente, die doorgaans de 100 % verre overschrijden. En bezit men een 40-paardsauto, dan valt men in de hoogste belastingklas en heeft men te betalen f 250 aan het Rijk en nog minstens zooveel aan Provincie en Gemeente. t Belasting naar kracht en gewicht. In Amerika kent men geen klasseverdeeling en moet, wat ook wel zoo billijk is, voor elke paardenkracht iets betaald worden, meestentijds een kwart dollar. Doch daarnaast en — hier spreekt weer de practische zin van den Amerikaan — de sterkste wagen is lang niet altijd de meest luxueuse en daarom laat men ginds, omdat toch in de eerste plaats de luxe en de uiterlijke staat moet belast worden, voor een prachtige 7-persoons-limousine meer betalen dan voor een eenvoudigen 2-persoons open toerwagen, ook al heeft deze laatste een sterker motor. Men berekent de belasting der auto méde naar het gewicht. Zoo betaalde men in G r a n d-R a p i d s, waar mijn zegsman woonde, in wiens Ford ik daar eenige dagen heb rondgetoerd, voor elke 100 pond boven den gewonen aanslag, nogmaals een kwart-dollar. Zijn auto — een open 4-persoons wagentje — woog 1380 pond en zijn motor was een 24-paardsche, zoodat hij jaarlijks nog geen 10 dollars had te betalen. 213 In ons land zou hij met een dergelijke auto wellicht vallen in de vierde belastingklasse en met elkaar minstens f 400 moeten betalen. Ook benzine en banden zijn veel goedkooper. Niet alleen is de prijs der auto's en de belasting er op in Amerika veel lager dan ui de Oude Wereld, ook de benzine en de banden zijn er veel goedkooper. In gewone tijden verschilt dit wel de helft wat de benzine betreft en met de banden is dat verschil nog grooter. Volgens mijn zegsman betaalde hij voor een achterband ongeveer 13 dollars en hier kost een dergelijke band al gauw 75 a 100 gulden per stuk. Hetis dus zeer begrijpelijk, dat Am erika het land der auto's is geworden. Geen stad daar ginds of men ziet er legio auto's en stoomfietsen. Dit geldt inzonder van Detroit, waar bovendien zoovele fabrieken voor de proefritten harer nieuwe auto's de openbare straten moeten gebruiken. Natuurlijk komt dit de veiligheid niet ten goede, te minder wijl dergelijke proefritten gewoonlijk met volle vaart genomen worden. Het schijnt ginds werkelijk een moeilijk op te lossen probleem te zijn, eenerzijds de belangen van het publiek en de veiligheid der openbare straat en anderzijds de belangen der automobiel-industrie, waaraan de stad zoo grooten voorspoed heeft te danken, met elkander in overeenstemming te brengen. Men ziet wel uit naar terreinen waar de auto's naar hartelust zouden kunnen afgereden worden, maar groot zijn alsnog de daaraan verbonden bezwaren, die als zoovele bezwaren te eeniger tijd, wanneer de nood dringt, ook wel zullen worden overwonnen. Alleen de chauffeurs zijn zeer „prijzig". Is dus de aanschaffing en het onderhoud eener auto in Amerika veel goedkooper dan m de Oude Wereld, de luxe van een eigen chauffeur kunnen maar weinigen zich veroorloven. Gelijk alle menschelijke hulp, is °°k.. reken. Wel konden ze onze gesprekken in de oude landstaal zoowat volgen, maar leel moeilijker is natuurlijk het zich uitdruk- 240 ien in een vreemde taal, dan die taal te terstaan, als ze door anderen gesproken tvordt. De tijd heeft wieken aan en hier — hoewel te midden der eenzaamheid — viel feitelijk minstens zooveel te bezien en te bewonderen als op het drukste punt van N e wYork. Eene wandeling over het erf. Na den maaltijd werd de boerderij bezien, de varkens, de kippen en alles wat annex is met de levende have. Elders heb ik reeds gezegd, dat ik niet op de hoogte ben van het boerenbedrijf en daarover dus niet mag oordeelen, maar toch was het als leek wel te zien, dat het Amerikaansche vee de vergelijking met het Friesche of Hollandsche ras niet kan doorstaan. Onderwijl liep de jeugd stoeiend rond over het groote erf en vermaakte zich, zooals alleen de jeugd dat kan. Hoe zalig als de jongenskiel Nog om de schoud'ren glijdt, Of As ik oan myn bernejierren, Oan det golle boartsjen tink: Wrald, hwet binne dan dyn skatten, Hwet is 't goud, mei syn geblink! De oudsten hadden zelfs een paar paarden uit den stal gehaald tot opluistering, want het bezoek van den „vreemden mijnheer" was op de eenzame hoeve tot een feestdag geworden, waarop men zich wat vrijer mocht bewegen dan gewoonlijk. De tijd vloog om. Jammer was het, dat het „scheiden" al zoo spoedig moest volgen, wijl de neefjes uit de stad, wegens hun „business" weer tijdig in G r a n d-R a p i d s terug moesten zijn voor den krantenverkoop, meerendeels aan vaste afnemers, gewend aan een geregelde bezorging. Zelf had ik dien dag ook nog een bezoek op mijn programma en wel aan eene oude werkster van ons, die op bijna 70-jarigen leeftijd nog naar Amerika was getrokken, naar hare dochter aldaar, welke in deze buurt woonde, n.1. in Zeeland. i Reeds in den namiddag sloeg 't af scheidsklokje en bracht de „buggy" ons, wederom met de speelsche jeugd als uitgeleide, naar Grandville, waar ik nu afscheid nam van mijn reisgezelschap, dat naar Grand- 241 Rapids terugkeerde, terwijl ik den anderen kant uitging en wel.... naar Holland toe. Zoo heet deze stad, waar zich in het midden der vorige eeuw — omstreeks 1850 — een groot getal van onze landgenooten hebben nedergezet, welke de plaats doopten met den naam, die nog lang in aller heugenis zou blijven. Op weg naar Zeeland. Dx kon weder de „Holland-interurban" nemen, de electrische tram, welke GrandRapids verbindt met Macatawa-Park, aan het groote M i c h i g a n-m e e r gelegen. Dit is een afstand van ruim 50 kilometer — dus zoo ongeveer overeenkomend met dien van Leeuwarden naar Groningen — welken deze tram aflegt binnen de twee uur, niettegenstaande zij nog vrij vaak heeft te stoppen. Eigenaardig was het, dat ik na Hudsonville het station „Vriesland" passeerde, daarop het station „Z u t p h e n" en vervolgens in Zeeland arriveerde, dat ruim 80 kilometer van Grand-Rapids verwijderd ligt. Holland ligt nog 10 kilometer verder, terwijl daar in de buurt nog liggen B o r c u 1 o, Graafschap, Overlsèl en Drente. Alsof ik mij in eigen land bevond, zoo klonken al die Nederlandsche plaatsnamen, die herinnerden aan den landaard der eerste nederzetters in deze voortijds onbewoonde streken. Het waren landgenooten, die hoofdzakelijk om der geloofswille, maar ook om lotsverbetering het oude vaderland hadden verlaten in de stellige hoop ginds vrede en voorspoed te zullen vinden. Thans is het de vriendelijke en welvarende landstreek niet meer aan te zien, dat de Nederlansche landverhuizers er zoovele moeizame jaren van gevaren en bezwaren hebben doorworsteld. Iets over de eerste Landverhuizers. Aan een geschrift, getiteld „De Pelgrfmavaders van 't Westen" door D. Versteeg wülen we enkele bijzonderheden ontleenen.' Deze vertelt dat Ds.\A. L. van Raalte en enkele volgelingen, in de buurt, waar Holland is verrezen, hun eerste blokhuizen hebben gebouwd. Zij waren daar gekomen m* het jaar 1847, niet van de zijde van Grand Rapids, maar van den kant van het Michigan-meer. Toen was net al ander reizen dan ft*—p» 242 Alleen de zeereis, toen per zeilschip, duurde in dien tijd meer weken, dan zij thans per stoomschip dagen bedraagt. De spoortreinen liepen destijds nog niet ver Amerika in en als men niet langs de rivieren kon gaan, dan werden in groote karavanen elken dag eenige mijlen afgelegd. Dit reizen in een ongewoon klimaat langs ongebaande wegen en blootgesteld aan weer en wind, ging gepaard met vele ontberingen en wanneer men eindelijk na zulk een langen en vaak bangen tocht hoopvol was aangekomen in het land van belofte, dat was in de lage landen aan de oevers van het „Zwarte Meer", een meertje uitmondend in het duizendmaal grootere Michigan-Meer, dan volgde bittere teleurstelling en ontgoocheling. Dan lieten de meesten den moed zinken en velen bezweken van kommer, vermoeienis en uitputting of vielen ten prooi aan kwaadaardige koortsen. Bevriende bezoekers nlt Chicago. De heer H. van Eyck, die in Augustus 1848 in gezelschap van zijn vriend A. van der Wal van uit Chicago per schoener den overtocht heeft gemaakt naar de monding van het Zwarte-Meer, ten einde een bezoek te brengen aan Ds. van Raai te, die anderhalf jaar te voren daar gekomen was, deelde mede, dat hij moeite had gehad de plaats te vinden, welke de stad Holland genoemd werd. Gebaande wegen waren er toen nog niet, evenmin bruggen over de vele kleine kreken, noch over de Zwarte Rivier. Men had door het dichte woud, zoo goed en kwaad dat ging, een weg uitgekapt, slingerend en kronkelend en zag af en toe slechts enkele 'stukjes reeds in cultuur gebrachten grond. Ook vond hij hier en daar nog de overblijfsels van zoogenaamde „loghutten", waarin de stoere werkers, welke dien weg hadden uitgekapt, tijdelijk hun verblijf hadden gehad. Verder trekkend, kwam hij bij een groote open plek, waar enkele blokhuizen en eenige plankenhuizen waren opgericht En dat was nu Holland! Het trof hem, schier in elk huis dat hij binnentrad, zieken te vinden, soms vijf, zes en zelfs meer in één huis, voor wie eenvoudige legersteden over den vloer waren uitgespreid. Velen waren dan ook reeds bezweken, zeide men hem, diep teleurgesteld in hunne zoo hoopvolle verwachtingen. Er was hun een aardsch paradijs, een luilekkerland voorgespiegeld en ze hadden een 243 woeste wildernis, ondoordringbare bosschen en gansch onbewoonde streken gevonden, waar de eerste onmisbare levensbehoeften aan Moeder Aarde ontwoekerd moesten worden met eigen krachten en zware inspanning. Streken waar niets gekocht en niets vérkocht kou worden. Zelfs had men den eersten tijd ónder den blooten hemel moeten slapen, en zich later moeten behelpen met schuilplaatsen onder een bladerendak. Langzamerhand was daarin natuurlijk verandering en eenige verbetering gekomen Er waren enkele, zij het ook nog zeer primitieve woonhuizen verrezen. En aldra een paar winkels geopend, benevens kosthuizen, waar de komende man onderdak en voedsel kon bekomen. 's Avonds was de lucht vaak rood gekleurd van den gloed der door de kolonisten ontstoken vuren, welke den eenzamen houthakker moesten helpen in zijn strijd tegen de dikke, knoestige woudreuzen, die verwijderd moesten worden om den grond voor de teelt van gewassen te kunnen benutten. Ds. van Raai te en de zijnen deden overigens alles wat in hun vemogen was om den last der nieuw aangekomenen te verlichten, door hen met raad en daad bij te staan. En toen later Ds. IJpma met eenige Friesche families aldaar arriveerde, waren reeds groote houten loodsen voor hunne ontvangst in gereedheid gebracht Nog later kwamen de Graafschappers en drie gezelschappen Zeeuwen, te zamen ongeveer 400 personen in getal. Met man en macht werd aan het werk getogen, zoowel met het bouwen van huizen als met het ontginnen der braak liggende gronden of het uitroeien van bosschen. ' Ds. H. P. Scholte, mede een der hoofdmannen in de beweging der Afscheiding — naast hem stonden Ds. A. B r u mmelkamp, H. de Cock, S. van Velzen en A. L. van Raalte — was ook op weg getogen naar deze streken, met 150 families, tellende samen 800 personen, doch toen deze hoorden met welke moeilijkheden Ds. van Raalte en de zijnen hadden te kampen, veranderden zij hun reisplan en kozen in plaats den staat Jowa, nog een paar honderd mijl meer Westwaarts gelegen, waar ze twee kolonies hebben ge- , sticht die ze Pella en/Amsterdam J hébben genoemd. ' / 244 Al worstelende winnen wij aan krachten. Ondanks alle tegenheden en bezwaren breidde de kolonie van Ds. van Raalte zich toch uit overeenkomstig de Zeeuwsche wapenspreuk: Al worstelende winnen wij aan krachten! Overal in het oerwoud, waar tot dien tijd niets dan Indianen waren doorgedrongen, verrezen van lieverlede blokhuizen, en zoo telde deze kolonie, voor het meerendeel landgenooten, dra een 4000 leden, verspreid wonend over een oppervlakte van dertig kilometer in het rond. En thans, nog geen driekwart eeuw na de eerste vestiging, zijn de oerwouden verdwenen en sukkelen geen moeizaam voorttrekkende karavanen meer langs ongebaande wegen. Al het land, zoo ver het oog reikt, is in cultuur gebracht en voor trein, tram en automobiel zijn zelfs afzonderlijke wegen aangelegd, die het bloeiende landschap doorkruisen. Overal heerscht welvaart en voorspoed en de nakomelingen der arme kolonisten zijn welgestelde burgers geworden, godvruchtig en werkzaam. Het spreekt, dat ik met meer dan gewone belangstelling mijn oog over deze landstreek liet gaan en met verbazing aanschouwde de groote veranderingen, die in betrekkelijk zoo korten tijd hier tot stand waren gekomen en dat hoofdzakelijk door eigen landgenooten. Het „eigene" toch trekt altijd, waar men zich ook in de wereld bevindt Onverwachte komst Zooals gezegd, moest ikin Zeeland wezen, waar ik een oude werkster van mijne familie wenschte te bezoeken. Enkele jaren geleden, kort voor het uitbreken van den oorlog, was ze hare getrouwde dochter ginds gevolgd, wier man, een oude leerling van de Ambachtsschool te Leeuwarden, eene uitstekende betrekking had aan een meubelfabriek aldaar. Ik had mijne komst niet vooraf gemeld, wijl ik mij niet wilde binden aan een belofte en werd dus niet afgehaald, toen ik in Zeeland de tram verliet. Dx wist niet waar de familie woonde en de ambtenaren aan het station wisten het evenmin. Een café of bar kon ik niet binnengaan, wijl die er niet zijn. Hoewel de staat Michigan nog niet is „drooggelegd", is toch in vele gemeenten tengevolge „local option", of „plaatselijke keuze", 't verkoopen van sterke 245 dranken verboden. Ook een veldwachter heb ik nergens gezien op mijn wandeling door de vrij goed bebouwde plaats. En de voetgangers die ik ontmoette en vroeg naar de vrouw die ik zocht, konden mij geen mlichtingen verschaffen. Zij kenden haar niet. In Amerik a, zelfs op het platteland en in de dorpen, leven dé menschen meer op zich zelf en weet de een al bitter weinig af van den ander. Toch was er een onder de velen, die ik aansprak, welke mij een goeden raad gaf. „Vraag in de Drugstore", zeide hij mij, dat is de plaats waar men steeds het best kan worden ingelicht over plaatselijke aangelegenheden. Ik deed alzoo en jawel, daar kende men het vrouwtje met het „blinkende hoofddeksel", en wist men, waar deze ten naasten bij moest wonen. Over de breede wegen. Op mijne wandeling door het dorp trof mij de bijzondere breedte der wegen. Waarom zoo breed? Ongeplaveid en onbestraat | als zij zijn, moet er ruimte wezen voor het I verleggen der wagensporen. In de dorpen I van onze woudstreken was het voortijds evenzoo, toen er van kunstwegen nog geen sprake kon zijn en het verkeer weinig te beteekenen had. De aard dier breede zandwegen in A m erika regelt zich naar het jaargetijde: in den drogen zomer mul en stoffig en in den natten herfst modderig en vuil. Is het eene wagenspoor uitgereden, zoodat „het wiel verzinkt tot aan zijn assen", dan gaat men er naast rijden, totdat ook dit nieuwe spoor onbruikbaar is geworden en men al weer verder moet opschuiven. Zulke breede zandwegen uit den ouden tijd vindt men nog in en om dorpen als Zeeland. Men make zich evenwel geen verkeerde voorstelling van dergelijke plaatsen ginds en denke daarbij niet aan dorpen op Frieschen bodem, vaak met gloppen en Sloppen, steegjes, straatjes en hofjes, dateerend uit een ver verleden en alle met een eigen cachet Zij hebben niets van een doolhof als Molkwerum, met de huizen op en door elkaar, maar zijn breed uit in de open ruimte verspreid. Evenals de steden in Amerika zijn ook de plaatsen of dorpen aldaar naar een vast patroon geknipt. De rechte lijn, die de kortste is, speelt daarbij een hoofdrol. En waar men den grond destijds voor 't nemen had, zijn de hoofdwegen zeer breed uitgelegd. Die zullen evenwel niet overal dezelfde 246 breedte hebben en allicht varieeren van 30 tot 60 nieter. Onze rijksstraatwegen hebben buiten de bermen slechts een breedte van 5 meter, terwijl de meeste grindwegen nog smaller zijn. Dus een enorm verschil. Een vergelijking met de Russische wegen. Die verbazend breede wegen vindt men ook in en om de gehuchten en dorpen in Rusland en Siberië, althans in die streken, welke ik daar bezocht heb. Maar welk een onderscheid tevens, wat de huizen betreft In Rusland en Siberië ziet men al de erven door stevige schuttingen afgesloten, terwijl in Amerika vriendelijke huisjes en goed onderhouden grasgazons het oog van den voorbijganger verlustigen. Meestentijds is er geen afscheiding tusschen de erven, noch van elkander, noch van den publieken weg. Evenals de Hollandsche huisvrouw trotsch gaat op haar schoon e straat of stoep, raakt een goedverzorgde tuin rondom zijn huis de eer van den Amerikaan. De veiligheid ln Siberië. En in Siberië komen 's avonds de zware sloten op de stevige deuren en de grendels" op de ramen; de erven der boerderijen en woningen op de ruimte zijn omheind met schuttingen en muren, want de rondtrekkende Kirgiezen-stammen zien er heelemaal geen bezwaar in, profiteerend van de Egyptische duisternis, de beste paarden uit den stal te halen en er een paar dagreizen mee weg te jagen. Na ze dan zooveel mogelijk onherkenbaar te hebben gemaakt, worden ze overgedaan aan andere Kirgiezenbenden of verruild - tegen elders gestolen paarden. De paardendieven zijn ginds zeer gevreesd — men bedenke, dat schier elke Rus in 't binnenland een of meer paarden houdt — en soms organiseeren de boeren wel drijfjachten, en de arme Kirgies, die dan op heeterdaad betrapt wordt of in 't bezit van 't gestolene mocht worden bevonden, is onverbiddelijk een kind des doods. 's Nachts heeft men de geladen revolver naast zijn bed liggen, terwijl het jachtgeweer voor het grijpen staat want op die wijze alleen weet men den brutalen inbreker ginds nog ontzag en vrees in te boezemen. Of het op het platteland in Amerika zooveel veiliger is, weet ik niet, maar als men daar op roof uitgaat, doet men dat meer 247 in bet groot, op zijn Amerikaansch, en plundert men liever een bank of trein, wat in de Zuidelijke Staten lang geen zeldzaamheid is. Paarden zijn er trouwens ook weinig te stelen, sedert de auto haar intrede heeft gedaan. Licht kom ik later nog eens terug op de „robbery" in Amerika, doch thans is het meer dan tijd, dat ik terugkeer' naar het punt van uitgang, de kom van het dorp Zeeland. Op den zoek in Zeeland. Wij zijn den Stationsweg afgekomen en bevinden ons op den breeden heirweg, tevens hoofdstraat van dit door onze landgenooten gestichte dorp. In de „drugstore" had men mij den weg naar de gezochte woning, gewezen. Langs den mulligen zijweg vond men aan weerszijden, evenals in de steden, „sidewalks", wandelpaden van asphalt, aangelegd. Hier en daar geeft een boom eenige schaduw en de hooge, lompe telefoonpalen, met vele draden, benevens de booglampen, vertelden mij, dat ook in de Country de electriciteit den bewoner het benoodigde licht verschaft en er is ingeburgerd. Vele villa's en gebouwen zijn van hout. Buiten de kom van het dorp, ginds de „Business Section" genoemd, zag ik breede zijwegen met prachtige villa's, zoowel gebouwd van hout als van steen. Maar meest waren de fundamenten tot een meter hoogte opgetrokken van gebakken of uitgehouwen steen en dan verder van hout Wegens de vele bosschen in den omtrek is het hout hier nog het aangewezen materiaal voor den huizenbouw, evenals in Rusland. Waar men het hout voor het kappen had en terstond bij de hand, laat zich dit gereedelijk verklaren. „Had" zeg ik, want sedert de oerwouden in de bewoonde streken van Amerika gaan verdwijnen, gebruikt men ook reeds steen en meer nog gewapend beton. Wat de groote erven betreft ook ten dezen opzichte veranderen de dorpen, want de grond wordt er gestadig duurder en vooral in de kommen der dorpen worden ze ingekort om plaats te geven voor den bouw van winkels, banken, eethuizen en andere bedrijfszaken, als noodwendig gevolg van de toenemende behoeften der aanwassende bevolking. 248 Naast de deftige villa's stonden meer bescheiden landhuizen, alle zonder uitzondering goed onderhouden en netjes in de verf. Misschien is het verbeelding geweest, doch ik kreeg den indruk alsof ik hier de spreekwoordelijk geworden Hollandsche zindelijkheid terug vond. Langzaam doorwandelend zag ik twee knapen gymnastische toeren verrichten op één fiets, kringetjes rijden, vooruit en achteruit en met allerlei wendingen, ook al weer net als ten onzent Eindelijk ter bestemder plaatse. Eindelijk, een aardig eindje buiten de kom, zag ik twee vrouwen zitten in de warande van een lief eenvoudig huisje In het glad geschoren grasgazon speelde een jongetje van een paar jaar. Juist had ik plan nog eens nader te informeeren, toen ik zag dat de eene vrouw de Friesche kap droeg met de kanten muts en inderdaad de door mij gezochte vrouw was, terwijl ik in de vrouw er naast hare dochter herkende. Ik liep met opzet door en wilde eens zien of ik ook herkend zou worden, want ze hadden opgekeken en naar mij gezien. Toen ik evenwel niet werd nageroepen, keerde ik op mijn schreden terug, draaide het tuintje in en hoorde toen de oude moeder tot ■ haar dochter zeggen: Sjoch jy nou wol famke dat ik dochs gelyk hiet Wat was het geval geweest? Toen ik bedaard de woning passeerde, had de moeder reeds tot hare dochter gezegd : Hea, hwet liket dy man in bult op üs jonge minhear, it koe him waerliken wol wêze. De dochter had daarop geantwoord: Ho komme jou derby mem, hwet scoe dy hjir yn oarlochstiid dwaen? \ ,ffg Algemeene verbazing. Maar hij was het dan toch en als ge toen die beide vrouwen eens hadt kunnen zien, dan zoudt ge U verbaasd hebben over hare verbazing en hare blijdschap over dese onverwachte en nooit gedachte ontmoeting. De oude vrouw was diep bewogen en kon eerst geen woorden vinden om hare gevoelens ts vertolken. Zij vatte mijn hand en schudde maar met het hoofd, als was er iets ongelooflijks geschied. Van de eerste alteratie bekomen, sprak ze op bewogen toon: Nou, nou, nou, dat hie ikfen m y n libben net tinke kin- 249 nen, dal jimme my hjir yn Amerika noch ris op s y k j e s c o e n e n. Een tehuis naar wensen. Over en weer viel er natuurlijk veel t© vragen en te antwoorden. Oude moeke was best tevreden en had alles, zeide ze, wat ze van haar levensavond mocht wenscheu. Ze had soms nog wel eens wat heimwee (zij /«prak van ünwennich) naar haar - oude bekenden uit Leeuwarden, vooral doordat ze zich met de taal niet zoo goed kon redden, al wist zij zich reeds in eenvoudige zinnetjes verstaanbaar te maken. Overigens had ze alles naar wensch. Een gezellig, ruim nuts, met een aardigen tuin vóór en naast het huis en wat bouwgrond er achter; naar alle kanten vrij zicht, volop lucht en zon. Het maakte een groot verschil met haar vroeger één-kamer-woninkje in een besloten hofje van een dicht bebouwde stad. Haar schoonzoon, die werkt op een groote meubelfabriek, waar het goed geschoolde en vertrouwde personeel zeer hooge loonen kan maken, hoorde bij zijn thuiskomst ook al verbaasd op van mijne overkomst. Natuurlijk moest ik mee aan tafel, 't Was tijd voor „supper" en men wilde mij dien avond niet laten gaan. Ik moest een paar dagen blijven logeeren, doch ik had mij te New-York en te IIion zoo lang opgehouden, dat ik tot mijn spijt de hartelijke uitnoodiging der familie van de hand moest wijzen. Op de wandeling door Zeeland. Na het avondeten heb ik onder geleide van mijn gastheer nog een kleine wandeling gemaakt en werden mij de villa's gewezen van enkele notabele families, waaronder de villa van Baron van Sijtzema „the von Seitzema Residence", gelijk op een prentbriefkaart stond vermeld, zéker een der mooiste was. Het is. een massief vierkant gebouw, van steen opgetrokken, met breede bordes rond' het geheele huis en een even breed balcon, steunend op marmeren zuilen langs de eerste verdieping, terwijl op de tweede étage nog een frontbalcon was aangebracht, 't welk steunde op drie zware zuilen. Tusschen deze zuilen hingen prachtige bloemstukken, terwijl de breede parkaanleg het geheel een vorstelijk aanzien gaf. Ik dacht een oogenblik aan een vers op „Beslinga-State" te Friens, eertijds bewoond 250 door den adellijken stam der Sytsama's, geroemd „as lusthof fen de Fryske groun". Het is in den loop der tijden verdwenen en haast vergeten, evenals zoo vele „alde nammen en aide stammen" van den overouden Frieschen bodem. Ook de „J. Haan-Residence" trok mijn aandacht, opgetrokken van hout in modern Amerikaanschen stijl, met puntige daken, kleine vensters en erker-bouw, mede omgeven door een sierlijken tuin. Terug naar Grand Rapids, Zoo zou ik op meerdere door onze landgenooten gestichte of bewoonde gebouwen kunnen wijzen, doch ik wil het hierbij laten, want ik heb geen bewoners gesproken en daarvoor ook geen moeite gedaan, wijl ik nog met de laatste tram naar Grand Rapids wenschte terug te keeren, waar ik (tien avond te middernacht arriveerde en reeds een voorproefje kreeg van wat mij den volgenden dag stond te wachten. De vierde Juli toch is in Amerika een der nationale feestdagen, welke met vreugdeschoten en vuurwerk wordt ingeleid en waarop het den ganschen dag knalt en knettert, dat je soms hooren en zien zou vergaan. De feestdagen in Amerika. Op dezen dag, bekend als „The Indepen d e n c e-d a y", herdenken de Amerikanen het historische en voor hen heugelijke feit, dat zeven Staten zich in 1776 onafhankelijk verklaarden van de Engelsche overheersching. Voorts wordt de geboortedag van George Washington, den eersten President en grondlegger der Amerikaansche Republiek, op den 22 Februari algemeen feestelijk herdacht. Overigens hebben de Amerikanen dezelfde Christelijke feestdagen als wij. Ook zij vieren Paschen, Pinksteren en Kerstmis en hebben hun Nieuwjaarsdag, Goeden Vrijdag en Hemelvaartsdag. Bovendien houden zij op den laatsten Donderdag in November hun „Thankgiving Day" of Dankdag. Bijzondere gedenkdagen zijn, behalve de reeds genoemde, ook nog de „Decoratied a g" op 80 Mei, gewijd aan de nagedachtenis der slachtoffers, die in de burger-oorlogen gevallen zijn. Dien dag worden hunne graven met bloemen en kransen gedekt. 251 „De Onafhankelijkheidsdag". Het is eene eigenaardigheid van den „Onafhankelijkheidsdag", dat ieder dien dag vrijelijk vuurwapens mag afschieten en vuurwerk ontsteken; zwervers, zevenklappers en donderbussen zijn ginds al evenzeer aan de orde als hier bij zulk een gelegenheid. En in den avond ziet men vuurpijlen de lucht ingaan, afgestoken door de jeugd, terwijl de lucht vervuld is van geknal en geknetter. In de laatste jaren evenwe? is deze gewoonte afgenomen, ook al wegens de vele ongelukken en branden, welke er mede gepaard gingen. In een der avondbladen las ik, dat het recht om lawaai te maken en vuurwerk af te steken eens de meest geliefkoosde attractie was van den „Onafhankelijkheidsdag," doch dat er gelukkig een keer was gekomen in dien vurigen vrijheids-roes. Met vette letters stond boven het bericht: „Serious accidents few and fire damage total smallon Holiday. Police have easy time," dat wil zeggen, dat den afgeloopen dag weinig ongelukken waren voorgekomen, en' nog minder brandjes, terwijl men het de politie niet lastig had gemaakt Voorts kon men lezen: De politie, die andere jaren den geheelen dag de handen vol had, terwijl de ambulance de paarden voortdurend in draf had om de gekwetsten op te halen, kon ditmaal over den afloop zeer tevreden zijn. > Niettemin las ik elders in hetzelfde blad, dat de 18-jarige John Holwerda . zijn rechterhand had verbrijzeld en dat A1bert Mertens een zijner oogen had verloren door het ontijdig ontploffen van een donderbus. En de brandweer had, en dat alleen in een stad als Grand Rapids, nog vijf branden moeten blusschen, veroorzaakt door het onvoorzichtig afsteken van vuurwerk. Geheel zonder ongelukken verloopt dus zoo'n feestdag ginds nog niet, doch naar de nieuwsberichten te oordeelen, wordt daarop ook niet gerekend. Op zulke waters zulke visschen. Waar met vuur gespeeld wordt, is de kans op brand niet uitgesloten. Nogmaals bij oude kennissen op bezoek. Ik heb den 4den Juli gepasseerd bij een van mijn vroegere buren, vroeger reeds genoemd. Dien morgen hebben we een interessanten auto-tocht gemaakt en 's middags een Duitschen biertuin bezocht waar de 252 bezoekers, meest Duitschers, aan houten ta fels, gezeten, vaderlandsche liederen ophaalden en het „recht gemüthlich" toeging, s Avonds hebben we een wandeling gemaakt door de drukste straten van Grand Rapids, waar een herrie heerschte, als op een lawaaiige kermis, zoodat men er spoedig meer dan genoeg van had. 's Anderen daags moest ik vertrekken. Gaarne was ik nog wat langer gebleven m deze stad met haar golvend heuvelland en onder zoo vele oude kennissen, die mij zoo hartelijk en gastvrij hadden ontvangen, zoodat ik noode van hen scheidde, doch ik moest verderop. Op reis naar Chicago. Mijn plan was naar Chicago. Ik had diverse gelegenheden! Trein, tram en boot f stonden mij ten dienste. Ik koos eerst de tram, de „Chicago-f lyer" naar Grand Haven, en wel om daar scheep te kunnen gaan. Want het reizen per boot is in Amerika zeer comfortabel en niet duur en als men 's nachts reist, spaart men tevens het dure nachtlogies uit. De reis met eigen hut, kostte mij thans ongeveer 4 dollars. Precies negen uur 's avonds vertrok de electrische tram. 't Was een goed uur sporen naar Grandville. Met sneltreinvaart werden de scherpste bochten genomen en inderdaad heb ik soms mijn hart vast motten houden, zoo vloog het er over. En vol als die wagens waren! Waar plaats was voor 50 personen, zaten, stonden en hingen er wel tweehonderd. Aanvankelijk stond ik op een der achterbalcons, wijl bin- • nen alles bezet was. Doch op de weinige stopplaatsen stapten er nog zooveel passagiers in, dat ik langzamerhand op de achterleuning gedrongen werd en mij maar stevig had vast te houden aan de stangen en aan mijn buren, om niet buiten den wagen geslingerd te worden. Nimmer hoorde ik eenige klacht over te weinig ruimte! Men is er zoo opgegroeid en neemt alles voor lief, als men maar mee komt. De tram zelve heeft nauwelijks tijd tot stoppen. Ze staat pas, of de nieuwe passagiers dringen en duwen naar binnen en vóórt gaat het weer. Ieder moet maar zorgen dat hij een plaatsje krijgt, al is het ook op de bagage van een medereiziger. Met de nachtboot over het Michigan-meer. Hoe geheel anders is dat op de boot Daar komt het op een honderd passagiers 253 meer o! minder niet aan, daar is ruimte en kan men vrijer ademhalen. De „Virginia", zoo heette de stoomboot van de „Goodrich-line", waarmede ik derwaarts ging, stoomt over het Michiganmeer en heeft tien uren vaart. We troffen een prachtigen avond en hadden een kalmen overtocht Ik heb nog een uurtje aan dek gezeten, totdat we in volle zee waren en de draaiende lichten van enkele vuurtorens maar kwalijk meer te onderscheiden waren, en ben toen mijn hut gaan opzoeken. Van de aankomst te Chicago heb ik niets gemerkt en kan daarvan dus ook niets vertellen. De boot lag al goed en wel aan den wal gemeerd, toen de „black boy" mij wekte. Ik lag nog vast in de rust. Het slapen wil bijzonder goed aan boord, althans met mij. De zacht-wiegende deining en het rustig, regelmatig gestamp der machines en daarbij de heerlijk stofvrije lucht, die door de patrijspoort naar binnen stroomt, moeten wel van gunstigen invloed zijn op de nachtrust Al weer vroeg dag. Betrekkelijk was het voor mij evenwel al vroeg dag. Üm goed acht uur stond ik al op de keien te Chicago en terstond gevoelde, ik weer in een wereldcentrum van handel en verkeer te zijn. Torenhooge pakhuizen, zwart rookende schoorsteenen, talrijke vrachtauto's en een druk bewegen gaven al dadelijk het beeld van een bedrijvige havenstad. In vele opzichten is Chicago dan ook te vergelijken met Rotterdam, waar de toerist weinig bekoring vindt en waar de overweldigende drukte op straat en langs de kaden niet de minste gezelligheid biedt. De vreemdeling voelt zich in dergelijke drukke handelssteden dadelijk niet thuis. Mogelijk was het nog wat te vroeg in den morgen, doch de eerste indrukken, die ik van Chicago kreeg, waren niet van opwekkenden aard. En die indrukken zijn gebleven gedurende de weinige dagen, welke ik er heb doorgebracht Ik zou overal elders liever willen wonen, dan in Chicago. Wel schijnt dit overigens iets mee te vallen, als men let op de kleine drie millioen menschen, die zich hier in de laatste 80 jaren hebben gevestigd. Als men er „zaken" had of daar geboren en getogen was ,zou dit wel anders zijn, maar ik had niets „bepaalds" uit te voeren en geen aanrakingspunten. Onbekend maakt 254 onbemind, maar evenmin als de rentenier zijn laatste levensjaren bij voorkeur zou gaan slijten in Rotterdam, zou hij daarvoor, geloof ik, Chicago kiezen. Dat was het eindjebesluit van mijn laat mij zeggen oppervlakkig aanschouwen. Over de geschiedenis van Chicago. Geen stad ter wereld heeft zich zoo sterk uitgebreid in zoo kort tijdsbestek als juist Chicago en een plaatselijke gids noemt haar „The City wonderfu 1," „de Wonderstad." Natuurlijk is er volgens dezen gids geen beter en mooier stad op aarde en wordt zij bovenal geroemd als de stad „waar gewerkt wordt en gewerkt moet worden!" „No more idler can be happy in Chicago; here is the Spirit of Work", wat ten naaste bij wil zeggen: „geen luiaard kan zich in Chicago gelukkig gevoelen, hier ter plaatse is alom de drang naar arbeid aanwezig". De stad ligt aan de „Chicago-rivier". Deze rivier noemden de Indianen in hun tijd „Checagua", wat „wilde ui" moet beteek en en. De Fransche priesters Joliet en Marquette hebben deze streek het eerst bezocht in 1673. Tot in 1804 zijn de Indianen er evenwel heer en meester gebleven. Dat jaar hebben de Amerikanen er vasten voet gekregen en een fort gebouwd, waarvan de bezetting een paar jaar later werd overrompeld en afgemaakt door de Indianen. Doch daarna heeft de bruine inboorling langzaam maar zeker moeten wijken voor den blanken gelukzoeker en verrees er rond het fort een dorpje, dat in 1830 nog maar 100 inwoners telde en vijf jaar later slechts 500. Sedert is de bevolking wondersnel toegenomen. In 1840 bedroeg het getal inwoners al 5000, in 1850 al 30.000 en 20 jaar later kon achter dat cijfer nog een nul geplaatst worden. Dat kan dra weer geschieden en is zij met haar drie millioen inwoners de tweede stad van A'merika en een der grootste van de wereld geworden. Men zal zich wel eens de vraag gesteld hebben, hoe het mogelijk is, dat juist zoovele Amerikaansche steden zoo verbazend snel in bloei en inwonertal zijn toegenomen. Snelle opkomst van steden. Aan welke factoren is het toe te schrijven, dat aldaar binnen een eeuw tijds ste- 255 den zijn verrezen van millioenen inwoners, terwijl ze zich nog steeds uitbreiden. Neem Chicago, dat thans al meer inwoners telt dan half Nederland. En dat in nog geen honderd jaar tijds. Hoofdfactoren zullen geweest zijn, de industrie van landbouwmachines en spoorwegmateriaal en daarnaast de snelle verkeersmiddelen, waartoe ook de automobiel het zijne heeft bijgedragen. Men weet dat de landbouwende kolonisten zich in de negentiende eeuw over heel het binnenland van Amerika hebben verspreid en dat ze zich bij voorkeur hebben gevestigd in het bij uitstek vruchtbare moren-gebied. Op zeer. gunstige voorwaarden, ja veelal voor niets, was er omstreeks 1850 en ook daarna nog land te krijgen, mits dit maar binnen een bepaalden termijn in cultuur werd gebracht en daarop een eigen woning werd gesticht Zelfs verbood de „pre-emption-act" van het jaar 1841 het opkoopen van groote uitgestrektheden land met louter speculatieve doeleinden. De kolonist had zich een eigen „home" te stichten en zelf zijn akkers te bebouwen, die als 't ware nog in de wildernis lagen en dus geheel in cultuur gebracht moesten worden. Dat vereischte een enormen arbeid, schier ongelooflijk en de farmer was toen geheel op zijn eigen kracht en die van zijn huisgenooten aangewezen. Werkvolk was er schaarsch en duur en vaak in 't geheel niet te krijgen, zoodat de dringende behoefte aan machinale kracht zich duchtig liet gevoelen. Machines moesten den boer te hulp komen in het zich snel uitbreidend bedrijf om de daaraan verbonden werkzaamheden op tijd en naar den eisch uit te voeren. De nood doet vinden. Amerika het land der machines. En zoo is Amerika door den nood de bakermat geworden der machines, waarmede geploegd, gepoot, gezaaid, gemaaid, gehooid en gedorscht kan worden. Eenmaal op dien weg gekomen, volgden de uitvindingen en verbeteringen elkaar snel op en zoo verrezen de fabrieken, die landbouwwerktuigen produceerden, als paddestoelen uit den grond. „Mc Cormick Harvesting machine Co. en „Deering Harvester Co.," beiden gevestigd te Chicago, zijn ook in ons land zeer bekend. Alleen op deze beide fabrieken vinden 256 meer dan tienduizend arbeiders vast werk. En de door haar gefabriceerde landbouwmachines moesten wijd en zijd naar de Country worden vervoerd. Daarvoor dienden spoorwegen te worden aangelegd, die de producten van den landbouw mede terugnamen naar de stad, ter verdere verscheping over de groote meren, naar de kuststeden aan den Atlantischen Oceaan en vandaar naar Europa. Het fabriceeren van rails en spoorwegmateriaal werd een nieuwe speciale tak van industrie te Chicago, waar duizenden en nogmaals duizenden arbeiders werk vonden. George Pullman stichtte in de nabijheid der stad een modeldorp, naar zijn naam genoemd, hoofdzakelijk bestaande 'uit één-familie-woningen. Voor het meerendeel zijn de bewoners van deze plaats werkzaam op de „Pullman-Car-Works." De zoogenaamde slaapwagons, die het reizen in Amerika zoo comfortabel maken, zijn bekend en het getal van deze kostbare wagens, die nier jaarlijks gefabriceerd worden, loopt in de duizenden. Aan de groote hoeveelheden landbouwproducten, die op de stapelplaatsen worden overgeladen, gefinancierd en verwerkt, danken wederom duizenden bewoners een bestaan. Tevens riep de handel tal van bankinstellingen in het leven, terwijl de klimmende welvaart der landbouwbevolking vele en groote behoeften schiep, die van uit de stad bevredigd moesten worden. De bloei van een wereldstad als Chicago is gelijk aan 'n ingewikkeld mechanisme, vele factoren van zeer uiteenloopenden aard grijpen in elkaar, en elke behoefte schept op hare beurt weer nieuwe behoeften. En nu lag Chicago al bijzonder gunstig met een waterfront van 35 K.M. langs het diepe M i c h i g a n-m eer, te midden eener zeer vruchtbare landstreek en werd zij dra het hoofdcentrum der groote spoorweglijnen, waar de handel en de industrie voor een groot deel van Amerika zich concentreerde, zoodat in deze metropolis alle nationaliteiten der Oude Wereld zijn samengestroomd. Aan alle kanten en voor ieder was er volop werk. Eene cosmopolitlsche stad. Alle nationaliteiten zijn samengestroomd in Chicago. Er worden meer dan 40 diverse talen gesproken, terwijl de godsdienstplechtigheden in 26 onderscheidene talen 257 worden gehouden. De vreemdeling uit Europa kan bijna zeker zijn dat hij er 'n dagblad in zijn eigen taal zal kunnen lezen, want de pers bedient er zich van minstens 10 talen. Een vierde deel der bewoners is van üuitschen oorsprong, doch ook Engelschen, Russen en Zweden telt men er bij duizendtallen. Er wonen meer Joden dan in geheel Palestina. Ook zijn er betrekkelijk veel Nederlanders. Verschillende volken hebben hun eigen wijken. Die strenge afscheiding vindt men nergens ter wereld zoo sterk als in Amerika, een gevolg waarsclnjnlijk van den grooten stroom van landverhuizers in zoo kort tijdbestek. De groote brand. Groote steden hebben veeltijds groote rampen. En zoo is Chicago van 8 tot 10 October 1871 door een vreeselijken brand geteisterd, welke nog in veler geheugen leeft. In de geschiedienis heeft hij zijn weerga niet Schuldig aan dezen noodlottigen brand moet volgens de overlevering eene onschuldige koe zijn, die een petroleumlamp omtrapte. De vele houten huizen waren een gemakkelijke prooi voor de vlammen, die zich verbazend snel uitbreidden. Zelfs de straten met haar houten plaveisel gaven overvloedig voedsel aan de verzengende vuurzee. Door den sterken wind die er woei, sloegen de vlammen ook over de rivier en werden de houten bruggen mede een prooi van het vuur, evenals de vele in de haven gemeerde schepen. En de brandweer stond machteloos. Niet alleen omdat de brand zoo snel en zoo krachtig om zich heen greep, maar vooral doordat ook het Waterleidingsgebouw in vlammen was opgegaan. De brand heeft 36 uur gewoed en over een oppervlakte van 8 vierkante kilometer 17500 huizen in de asch gelegd, terwijl ongeveer 200 menschen in de vlammen zijn omgekomen. De schade werd geschat op meer dan een half milliard gulden. Het voornaamste en meest waardige deel der stad was in een puinhoop verkeerd en velen werden tot den bedelstaf gebracht aangezien ook de assurantie-maatschappijen niet meer dan 10 procent konden uitkeeren. De bewoners lieten zich evenwel niet ontmoedigen en niet vrij van humbug vertelt de gids, waaraan ook het vorenstaande is ontleend, „dat er na weinige jaren geen spoor van den brand meer over was, 261 Enorme aanvoer. Er zijn dagen, dat hier een 75000 runderen, 300000 varkens, 50000 schapen en 6000 paarden worden aangevoerd. Deze worden verhandeld tusschen 9 uur 's morgens en 3 uur 's middags. ., Dat zijn dus nog al andere aanvoercijfers dan die van de drukste veemarkten te Leeuwarden! Meer dan tweederde van al dat vee wordt opgekocht door de vleeschfabrieken, die rondom de „Stock-yards" zijn verrezen, welke fabrieken zelfs haar eigen spoorlijnen hebben, die tusschen de omheiningen der marktaf deelingen door loopen. De bekendste fabrieken zijn wel die van Swift, Armour en Libby, waar een 20 duizend man aan 't werk zijn en die behalve voor het vee dat zij hier aankoopen, ook nog hunne speciale veetreinen door heel Amerika laten loopen. Zoo passeerde ik vooral in de buurt van Chicago ettelijke goederentreinen, op welker wagons met vette ^letters stond geschilderd: „Stock-express", meest met de namen Swift en Armour. Vrij entree. Evenals bij de L a r k i n-fabrieken te Buffalo en deFor d-fabrieken te Detroit wordt ook bier ieder uitgenoodigd tot een bezoek. Speciaal aangewezen gidsen voeren op geregelde tijden de nieuwsgierige of belangstellende bezoekers door de fabrieken. Hoewel men eerst wat moet gewennen aan die vreemde atmosfeer van vettige lucht en benauwende en minder welriekende geuren van vleesch, bloed en afval, is toch een rondegang door deze fabrieken des doods zeer interessant te noemen. Personen met zwakke zenuwen doen evenwel beter zich niet aan een bezoek te wagen. De reclame doet veel in Amerika en de bezoekers van dergelijke inrichtingen worden zeer voorkomend ontvangen en als gasten onthaald, voor zooverre dit ligt in de lijn der fabriek. In de fabriek. Nadat ik mijn naam aan het bureau der A r m o u r-fabriek had aangegeven, welke fabriek ik had uitgekozen voor een bezoek, had ik te wachten in een keurig gemeubileerde zaal, waar mij een bouillon werd gepresenteerd en ik naar hartelust kon profiteeren van diverse geconserveerde vleeschwaren. Wie de voorkeur mocht geven aan 266 naam, werd den 23 October 1843 te Akk r u m geboren. Zijn vader was ook een zakenman. F o 1 k e r t, een der oudste zonen, kwam als jongeling in het manufacturenvak, eerst te Groningen, en later te Leeuwarden, in de zaak van Van Assen, later overgedragen aan De Jonge en Tromp Visser. Amerika het land van belofte. In deze jaren werd er veel gesproken en geschreven over Amerika, als een land van belofte, waar fortuin was te maken. Folk er t raakte mede in den stroom, en kwam geheel onder de bekoring van de veel belovende vooruitzichten ginds. Als zoovelen trok hem de Nieuwe Wereld eq droomde hij zich gouden bergen. Trots allen tegenstand van zijn naaste verwanten, die zich vermanend en waarschuwend lieten hooren, dat de toestanden ginds veel te rooskleurig werden geschilderd, en hij zich te veel door droom en schijn liet leiden, wist hij zijn wil door te zetten, zoodat hij eindelijk, hoewel minderjarig, de toestemming van zijne ouders wist te verwerven. Dat was in het jaar 1866. Via Harlingen bereikte hij Amerika, het land van „dream en winsken". Alles was hem nieuw en vreemd en van stonden aan moest hij ondervinden, dat 't geen Luilekkerland was, maar een land van werken en nog eens werken. Help je zelf en steun op eigen krachten. Naast groote verrassingen bracht de tijd hem ook menig teleurstelling. Zware tijden. Als zoovele „self-made-men" heeft hij eerst een zwaren dobber gehad, want hij heeft zijn eigen weg moeten zoeken, zonder hulp of voorlichting van anderen. Dat staalt de krachten van jonge menschen die vooruit willen en zoo dankte hij ten slotte aan eigen werkkracht, energie en doorzicht, dat hij zich na weinige jaren mede-oprichter en mede-eigenaar kon noemen van een der grootste zaken in Amerika. De eerste ontvangst te New-York was anders niet bemoedigend geweest voor hem, want toen hij aldaar met een aanbevelingsbrief bij een groot koopman verscheen, vroeg deze hem: Je zoekt hier brood? 267 en min of meer schuchter, doch wel gevat, gaf hij ten antwoord: Ja en liefst me t boter en kaas. — Natuurlijk, maar dat geven we hier niet, dat moet je zoeken, was het korte, veelzeggende bescheid. Met voorliefde wist hij deze eerste ontmoeting in Amerika te vertellen, als hij sprak over zijn wedervaren ginds. Dat de ondernemende jongeling gevonden heeft wat hij moest zoeken, bewijst de kostbare stichting Coopersburg in Friesland, bewijzen de reuzenbazaars te New-York en Chicago, mede door hem gesticht. De eerste eigen verdienste. Het was het eerst in Buffalo, dat Cooper eigenverdiend brood kon eten. 't Was sober, zijn loon bedroeg slechts vijf dollars per week. En,daarvan moest hij vier dollars aan kostgeld betalen. Liefhebber van rooken, ging van de vijf dollars nog menig „nickel" in rook op, doch één ding had hij zich vast voorgenomen: Er moest van zijn loon iets overblijven, al was het dan maar een „quarter" per week. „Dér moast in nêstaei komme!" Waar de wil goed is, kan men veel doen, de aanhouder wint. Na zes weken dienst had hij al drie dollars overgespaard, het grondkapitaal, de eerste steentjes, die zich tot in de millioenen zouden vermenigvuldigen. Trouwplannen. Spoedig vond hij een betere betreftking, met dubbel loon: tién dollars per week. En toen ontmoette hij daar eene landgenoote, uit Zeeland afkomstig, Antonette de Graaf geheet en. De kennismaking scheen wederzijds goed bevallen te zijn, want toen het hupsche meisje uit den winkel was vertrokken, dacht Cooper, wat hij graag vertelde: as ik ooit trou, kin dat myu wiif wolris wirde! En waarlijk, daar is het al dra toe gekomen, en al mocht Cooper het eerste jaar van zijn verblijf zijn fortuin niet hebben gevonden, toch is hij zoo fortuinlijk geweest eene vrouw te vinden, aan wie hij voor een groot deel te danken heeft, dat hij al vrij spoedig een man van fortuin geworden is. Erg rooskleurig zag het er anders in de wittebroodsweken niet uit. Pas getrouwd, 269 welke al spoedig een goeden naam en eene groote bekendheid kreeg, zoodat de uitkomsten van het eerste jaar reeds schitterend mochten heeten. De winst overtrof zelfs den inzet. Zijn kapitaal was dus verdubbeld. En dat in één jaar! Dat beloofde een rijke toekomst. Aangemoedigd door het succes, ging hij met vurigen ijver aan het uitbreiden, zocht aldoor naar nieuwe wegen en middelen om den bloei zijner zaak te vernoegen, daarbij niet versmadend het machtige middel der „reclame", waarin hij een vindingrijk meester bleek te zijn. Gunstige tijden. Hij maakte te Peoria jaren met een winstcijfer van 15 a 20 duizend dollar. Het koopmans-genie koesterde steeds hooger wenschen: nog grooter zaken en nog meerdere winsten. Te Chicago had hij een geestverwant, een grossier in manufacturen, met wien hij wel zaken dreef, S i e g e 1 gebeeten en van Duitsche afkomst. Het was een eminente zakenman, even ondernemend en durvend als Cooper. Twee verwante zielen hadden elkander gevonden, beiden begaafd met een vooruitzienden blik, eenswillend van. doel en geheel opgaand in hun bedrijf. Dra zouden ze de wereld verbazen! Dit tweemanschap zou verschijnen met iets, waarvan met recht gezegd; kon worden: Nooit vertoond! De zaak te Peoria werd spoedig verkocht voor 15000 dollars boven de waarde van den winkelvoorraad en onmiddellijk togen de beide mannen aan het uitwerken van hun grootsche plannen: het stichten van een reuzen winkel in het centrum van Chicago, een zoogenaamd warenhuis, waarin in den letterlijken zin des woords geen „neen!" te koop zou zijn. Een wereldzaak in Chicago. Met een bedrijfskapitaal van 125000 dollars stak men in zee. In 1887 werden de enorme magazijnen voor het publiek geopend, dat verbaasd opkeek tegen een bedrijf van zulk een grootschen omvang en opzet en met zulk een verbazende verscheidenheid van koopwaren, als niemand nog ooit ter wereld had aanschouwd. Al dadelijk marcheerden de zaken naar wensch, doch vier jaren na dato — 1 Augustus 1891 — gingen de prachtgebouwen met 270 hun kostbaren inhoud in vlammen op. Er ging meer dan voor een millioen dollars verloren, grootendeels gelukkig door assurantie gedekt, en wat opvallend merkwaardig is: veertien dagen na den brand hadden de beide voortvarende firmanten elders in de stad hunne magazijnen al weder geopend in aangekochte gebouwen en zoo den stroom der bezoekers weten te behouden. Alsof er in het geheel geen brand was geweest, zoo goed ging het met den omzet in het bedrijf, en wat aanvankelijk een groote ramp met veel verlies scheen te zijn, bleek weldra een groot geluk te wezen. Enorme winsten. De Wereld-Tentoonstelling toch was in zicht, en toen die geopend werd, richtte de loop der bezoekers zich langs en door de gebouwen, waar de heeren S i e g e 1 en Cooper hunne zaken hadden gevestigd, 't Stroomde geld! Zij maakten het eerste jaar een winst van bijna driemaal honderd duizend dollars, welke het volgend jaar nog werd verdriedubbeld en hoewel de zaak inmiddels op aandeelen was gezet, kwam het leeuwen-aandeel der winst toch aan den President S i e g e 1 en den Vice-President Cooper. En deze gunden zich geen rust. „Altijd hooger!" bleef hun devies. Hun oog viel op N e w-Y o r k en ook daar werden reuzenmagazijnen gesticht, waarvan de bouwkosten alleen meer dan zes millioen dollars hebben bedragen. Dus werd mij ingelicht Hoe de zaken thans staan weet ik natuurlijk niet. De heer Cooper is een tiental jaren geleden gestorven en zijn assche rust naast die van zijne echtgenoote in het door hem gestichte mausoleum achter Coopersburg te Akk r u m. Toch leeft zijn naam nog in Amerika en prijkt deze naast dien van S i e g e 1 nog altijd op de groote vlaggen, welke torenhoog boven Chicago uitwapperen. Ik heb beide warenhuizen bezocht doch dat te Ne w-Y o r k schijnt in andere handen te zijn overgegaan, het voert althans niet meer den naam van Siegel, Cooper en C o. Dit is wel het geval met de magazijnen te Chicago, doch ben ik goed ingelicht, dan nemen de kinderen van den heer Cooper geen daadwerkelijk deel meer aan het1 bestieren dezer reuzenzaak. 271 Eenige bijzonderheden. Zij is gevestigd op een prachtigen stand in 't hartje der stad aan de State- en Van Burenstreet en beslaat een heel huizenblok. Het groote gebouw bestaat uit negen verdiepingen, onderling met elkander verbonden door een „moving stairway", een beweegbare trap, welke de bezoekers van de eene étage naar de andere voert, zonder dat ze een voet behoeven te verzetten. Het aan de zaak verbonden personeel bedraagt niet minder dan 2500 en velen van deze dienstbaren hebben hun patroons nog nimmer gezien. Gelijkvloers trekt bij het binnenkomen een groote marmeren fontein terstond de aandacht, terwijl het publiek even verder plaats kan nemen aan marmeren toonbanken, waar het zich te goed kan doen aan ijs, limonade of andere verfrisschende dranken. Op een der hoogere étages is een luxueus restaurant gevestigd, terwijl er van alles en nog wat te koop is. Steeds baas boven baas. Aangezien dergelijke winkels de laatste jaren op steeds grootere schaal en van hetzelfde systeem als paddestoelen uit den grond zijn verrezen, ook in ons land wel, acht ik 't overbodig die nog nader te beschrijven. Wel steekt ook op dit gebied de een den ander de loef af en is het steeds baas boven baas. Mogen de winkels van Siegel, Cooper en Co. in hun tijd tot de grootste der wereld hebben behoord, na hen zijn er nog grooter winkelpalelzen gesticht, welkie met hun tijd meegaan en steeds zoo modern mogelijk worden ingericht. Zoo is 't systeem der „bewegende trap" al weer oud en achter den tijd en trekt het publiek in de nieuwere magazijnen per lift het heele gebouw door. Te Chicago heeft de winkel van Marshall Field en Co. zijn ouderen broeder reeds ver achter zich gelaten. Deze winkel vindt men ook aan de State-street en daarin zijn over de tienduizend personen werkzaam, dus al viermaal zooveel als in dien, waaraan de naam van „Cooper" nog is verbonden. Aan dezen blijft evenwel de eer, dat hij met „Siegel" een der eersten, zoo niet de eerste is geweest. Men heeft in hem te zien mede den man van het idee, den „vinder"! En voorgangers staan ver boven volgers, ook al worden ze later door dezen overtroffen. 273 bezit en dat zijn jaarlijksch inkomen minstens 60 millioen dollars bedraagt. Hooge belastingen. Wel zijn de tijden ook voor de Amerikaansche millionnairs tegenwoordig verre van gunstig, althans op het punt der belastingen. De Fiscus heeft deze heeren weten te vinden zoodat ze reeds het twee-derde tot drievierde gedeelte van hun inkomen hebben af te staan aan de schatkist, die in Amerika ook al geen bodem meer heeft. Rockefeller heeft jaarlijks niet minder dan 100 milhoen guldens te offeren. Dat is eiken werkdag nagenoeg 300.000, zegge drie honderdduizend gulden! Hij is dan ook de primus van alle belastingbetalers ginds, de noogstaangeslagene van Amerika en wellicht ook van heel de wereld. Wat het totaal-bedrag aan giften en schenkingen betreft is hij evenwel niet nummer één, maar wordt hij overtroffen door Carnegie, de bekende stichter van het Vredespaleis te 's-Gravenhage, die nog veel meer heeft weggeschonken, hoewel zijn jaarhjksch inkomen „slechts" 25 mUtioen dollars bedraagt. Van zulke reuzenkapitalen en inkomsten is m ons land geen sprake, en dus ook niet van schenkingen, die in de millioenen loopen. Dat men hier te lande en elders daarom minder milddadig of liefdadig zou zijn valt daaruit niet te constateeren, want By woldwaen is 't fornaemste net H o f o 11 e in minske iowt, Mar f e n hofolle er 't nommen het En hwet him der ta driowt! De Amerikaansche mildheid uit zich op verschillende wijzen. Sommigen betoenen nunne gunsten aan inrichtingen van onderwijs en kunst, bibliotheken en musea. Onder deze rubriek weldoeners mag in de eerste plaats genoemd worden de oprichter van een der groote reuzenwinkels te New-York Benjamin Altman geheeten, een oud vrijgezel, die 15 millioen dollars schonk aan het bekende Metropolitan Museum aldaar, welk Museum dank zij dergelijke schenkingen, een der kostbaarste verzamelingen der ^?vat van merkwaardige oudheden. m„°* Hammond, de bekende schrijfmachine-fabrikant heeft zijn geheele vermogen van drie millioen dollars aan dit Museum vermaakt 275 paar millioen dollar, zonder daar veel of lang over te praten. Het is niet gemakkelijk zich een juist denkbeeld te vormen van een Amerikaansche Universiteit. Onze academies vallen daarbij in het niet, ten minste wat de grootte het aanzien en de inrichting en ook wat net aantal daaraan verbonden professoren betreft, doch wat het innerlijk gehalte, de kennis en wetenschap aangaat, kunnen wij eene vergelijking zeer goed doorstaan. Natuurlijk zullen er in Amerika wel heel geleerde professoren en zeer knappe studenten zijn, doch bij de meeste gestudeerden, welke ik gmds ontmoet heb, is mij in het algemeen opgevallen, hun oppervlakkig weten en hun geringe kennis der Europeesche talen en toestanden. In de meeste vakken aan de Universiteiten schijnen mij de wetenschappelijke eischen ginds lager gesteld dan aan de Hollandsche hoogescholen. Dit werd mij volledig toegestemd o. a. door onzen vroegeren stadgenoot Kev. KI. Oosterhuis, die na eene studie van een paar jaar, zonder veel voorbereiding aldaar slaagde voor 't predikantenambt. Zelf was hij een sprekend bewijs voor mijn stelling. Ik heb hem te Chicago bezocht op znn kamer in een der „Dormitories", dat zijn • de gebouwen, welke tot de universiteit beüooren en waarin de studenten wonen. Hij feeft mij toen door vele gebouwen rondgeleid, samen wel een dertig, welke verschillende huizenblokken beslaan en gelegen zijn tusschen prachtige parken en heerlijke bosschages. Het geheele complex beslaat een oppervlakte van meer den 17 hectares en geeft den Indruk van een villa-park uit ruime beurs aangelegd. Elk gebouw staat op zich zelf en de meeste zijn vrij getrouwe nabootsingen van bekende üngelsche academie-gebouwen Op de grasparken zijn ruime tennisbanen aangelegd waar met animo gespeeld wordt, terwijl ook net eigen sportterrein met groote vaste tribunes niet ontbrak. Daar werd hoofdzakelijk ,,base-ball" gespeeld en ook zag ik er enkelen zich oefenen in hardloopen, hoogspringen en andere lichte athletiek. Meer dan 5000 studenten zijn hier ingeschreven. Er zijn van beiderlei kunne nagenoeg evenveel, die hun licht opsteken bij meer dan 250 professoren, welke bovendien in de zomermaanden nog wetenschappelijke lezingen houden, voor ieder toegankelijk. 286 Meerdere transcontinentale lijnen. Ruim 10 jaar later kon een tweede transcontinentale lijn geopend worden, de Z u i dPacific, die de onmetelijke prairiën van Texas en de dorre hooglanden van Nieuw-Mexico en Arizona doorsneed, en New-Orleans, de hoofdstad van den Staat Louisiana, en gelegen dicht bij de monding van de Missisippi in de Golf van Mexico, rechtstreeks verbond met Los Angelos, de voornaamste stad in Zuid-Californië. En nog een paar jaar later bevrijdde de Noord-Pacif ic het weinig bevolkte Noorden uit zijn isolement en nam haar eindpunt in Portland, de voornaamste stad van den Staat O r e g o n. Ook Canada bleef niet achter. De steden Montreal en Vancouver werden via Winnipeg door den stalen band verbonden, nagenoeg 5000 K.M. lang, welke lengte bijna overeenkomt met de totaal-lengte van alle Nederlandsche lijnen. Ten slotte kwam ook de Santa Fé-lijn nog eene rechtstreeksche verbinding scheppen, die niet zoo Zuidelijk gaat als de Zuid-Pacif ic. Al deze lijnen geven in de verschillende jaargetijden speciale en goedkoope rondreisbiljetten uit tegen zeer verminderde prijzen en dus is het voor den vreemdeling in Jeruzalem, zooals ik er een was, zeer moeilijk daaruit eene goede keuze te doen. Alleen de North-Western-lijn gaf 40 verschillende rondreisbiljetten uit met Chicago en San-Francisco als eindstations. Een lang biljet voor een lange reis. De heb mij gewend tot C o o k 's reisbureau, dat zijn kantoren over heel de wereld heeft, en kocht daar mijn rondreisbiljet, van meer dan een meter lengte, doordat alle coupons der opeenvolgende trajecten in een lange sliert aan elkaar zitten. Tevens besprak ik mijn nachtlogies in den trein, want de reis zou eenige dagen en nachten duren en men kan onderweg niet overnachten. Ik had ruim 150 dollars te betalen, dat is bijna vier-honderd gulden. Dat lijkt wel wat veel voor één spoorkaartje, maar met Amerikaansche oogen bekeken, kon dit bedrag zeer billijk genoemd worden. Ettelijke dagen heb ik er op kunnen reizen en onder dit bedrag was niet enkel begrepen de rondreis over Los Angelos en San-Francisco, maar ook al de kosten 287 voor de bij-uitstapjes naar de Grand Canyon van Arizona en het Yellow-stone Park. Nadat ik met mijn biljet, waaruit mij bleek, dat ik de heenreis met de S a n t a-F é1 ij n zou maken naar wenseh was geslaagd, had ik nog den trein uit te zoeken die mij het beste leek. Veel keuze was er niet, wijl elke lijn dagelijks maar een of twee doorgaande treinen heeft. Ik koos de Cali f or n ia-Lim i t ed, die destijds te ruim acht uur 's avonds uit Chicago vertrok. , Treinen met eigen namen. Praktisch is het, dat de meeste doorgaande treinen eigen namen hebben. Zoo vindt men „The flying Dutchman" (de vliegende Hollander), „The Lark" en „The Owl" (die Leeuwerik en de Uil), „The Saint" en „The Angel" (de Heilige en de Engel). En even praktisch is het, dat van dergelijke tremen speciale aparte „folders" worden uitgegeven, waarin naast de uren van aankomst en vertrek en de af te leggen route, ook 'n plattegrond van den trein zeiven is opgenomen. Natuurlijk bevatten deze „folders" mede eigen-aanbevelingen, waardoor zij ver boven de treinen der andere lijnen waren te verkiezen. Zoo vond ik in de „folder" van mijn trein verteld, dat deze een der snelste treinen was, enkel eerste klas passagiers vervoerde, en echt Amerikaansch snoevend, werd hij genoemd: the King of the limiteds, de Koning der sneltreinen, die het Tooverland van Zuid-WestAmerika doorkruiste, waar: the tra veler sees Indian pueblos, petrified forests, painted deserts, snowy mountain ranges and great pine forests". Wat wil zeggen: dat de reiziger zou aanschouwen Indianen-dorpen, versteende bosschen, rossig grauwe woestijnen, sneeuwgebergten en groote pijnboomwouden.Dat beloofde dus nog al iets. Diverse wagons voor verschillende doeleinden. -:- Daarop volgde de beschrijving van den trein met den platten grond van alle wagons. Van achteren aanvangend, krijgen we eerst de „observation-car", een salonrijtuig met ruim achter-balcon, overkapt door een marquise en aan de zijden halverwege met glas afgesloten. 288 Dit balcon biedt een heerlijke plaats en is meestentijds geheel bezet. Veel ruimte is er trouwens niet. Hoewel de passagiers op lage klapstoeltjes kunnen zitten, is er niet meer plaats dan voor 12 a 15 personen. Men heeft er een verrukkelijk vrij uitzicht en doorgaans zit het er koel en luchtig, doch het kan er barbaarsch stuiven. En ik begreep dan ook spoedig, wat het zeggen wilde, wanneer bij een trein als recommandatie werd medegedeeld, „dat zij loopt over rock-ballasted and oü-sprinkled tracks", (dat de spoorbaan met steen is bedekt en tevens geolied). Natuurlijk zijn dit uitstekende middelen tegen de opstuivende stofwolken, die het ademhalen zelfs bemoeilijken. Aan de achterleuning van het balcon is een groote metalen doos bevestigd, althans daarmede is zij het best te vergelijken. Op de achterzijde van deze doos staat met groote, duidelijke letters de naam van den trein geschilderd, welke letters bij donker doorschijnend verlicht worden. In dezen wagon bevindt zich ook een mime salon met gemakkelijke stoelen en fauteuils, een schrijfbureau en een goedvoorziene boekenkast. Het ziet er inderdaad huiselijk uit. En men zit er niet achter kleine coupé-raampjes, maar door breede spiegelglazen kan men van het wegglijdend landschap genieten, dat voortdurend varieert. Amerikaansche slaapwagen. Op den hiervoor beschreven salon-wagen volgen een drietal „Pullman-cars", welke op verschillende wijze zijn ingericht. Overdag doen deze slaapwagens wel eenigszins denken aan onze tramwagens, doch de banken zijn anders geplaatst, en wel achter elkander. Op elke bank is plaats voor twee personen, doch ze mag geheel door één persoon worden ingenomen. Dat ze bekleed zijn behoeft nauwelijks gezegd. Overdag ziet deze „sleeper" er uit als de gewone Amerikaansche „day-coach", maar zoodra het donker begint te worden, gaat de „porter", dat is de negerbediende, aan het werk, trekt een bovenbed „upper-berth" van de zoldering naar beneden en slaat of schuift de zittingen der banken, evenals men dat hier te lande wel ziet, naar elkaar toe en daar heeft men de „lower-berth". Dan maakt hij de bedden gereed, die zeer gemakkelijk en breed zijn en dus in de lengte-as van het rijtuig liggen. Dikke groene gordijnen worden voor deze bedden geschoven. Dan kan men zich ter ruste be- 289 geven. Zittend in het bed heeft men zich uit te kleeden. Voor het onderbed wordt nog een extra-gordijn geschoven, want men slaapt er twee aan twee boven elkaar. Het looppad heeft men zich dus thans voor te stellen als een nauwe kloof, met aan weerszijden van boven tot beneden reikende groene gordijnen, waar onze trouwe „porter" de wacht houdt en den nacht half dommelend doorbrengt. De „upper-berth"-bewoners moet hij nelpen bij het in- en uitstappen hunner slaapsteden. Dit gaat met behulp van een vier-tredig trapje. Het uit- en aankleeden in zoo'n beperkte ruimte lijkt lastiger dan het is en gaat achter de zware gordijnen al weer zeer praktisch, te meer als men bedenkt, dat ér geene aparte dames-slaapplaatsen zijn en ieder genoegen moet nemen met het bed, dat toevallig door hem of haar is besproken. Ruime waschgelegenheid. In de uiteinden van eiken wagon zijn ruime waschgelegenheden, kamertjes, waarin eenige waschtafeltjes langs de wanden zun geplaatst. In de „menslavatory" staat zelfs een scheertafeitje en een met leer bedekte sofa, waar menig Amerikaan, die geen plaats meer kan krijgen in de aparte rooksalon, zijn pijp of sigaar kan nuttigen, want op de eigen plaatsen in den wagon is rooken streng verboden. In deze gelegenheden wascht en plast men des morgens naar hartelust en ln hoofdzaak ontkleedt men zich daar des avonds. De dames ziet men er heengaan in hare bonte Japansche kimono's en de heeren hullen zich in hunne meer stemmige badmantels, met hun kleeren over den arm en met een handvalies, benevens de toiletbenoodigdheden. De slaapwagon van naderbij bekeken. Dx had nog niet eerder in een Amerikaanschen slaapwagen gereisd. Eerst vindt men het wel wat ongewoon en vreemd, doch later past men zich bij de omgeving aan en voelt men er zich thuis. In Europa kent men dit systeem slaapwagens niet en heeft men evenals in de „eompartment-cars" in Amerika, meer afzonderlijke slaapcoupé's, soms voor één en ook wel voor twee of drie personen. Aangezien de afstanden in Europa veelal 290 minder groot zijn, vindt men er veel slaapwagons, die enkel 's nachts loopen en uitsluitend als slaapwagons zijn ingericht. In Rusland, op de Trans-Siberische lijnen, waar men ook dagen en nachten lang in denzelfden trein moet verblijven, kent men meer het gewone Dwagen systeem, met een zijgang en daarop uitloopende coupé's. Voor den nacht worden dan de rugzittingen, welke aan scharnieren draaien, uitgetrokken en met kettingen aan het plafond der coupé's bevestigd en al naar de klasse krijgt men op die wijze twee, drie en vier bedden bovenelkaar. Wie daar tweede of derde klasse reist en ongelukkigerwijze een vollen trein treft, moet dan soms twee of drie hoog slapen. Dat valt vooral in den zomer niet mee, want het kan in dergelijke coupé's dikwijls' verschrikkelijk benauwd zijn, wat omhoog natuurlijk het ergste is. Ook zijn de waschgelegenheden in de Russische treinen veel primitiever, doch de Rus stelt op dit punt veel minder hooge eischen, dan de Amerikaan, die houdt van baden, wasschen en plassen. Drinknappen. Ditzelfde geldt van de drinkwatervoorziening, die in Amerika voorbeeldig genoemd mag worden. Aan beide uiteinden van iederen wagon is een kraan, die heerlijk koel ijswater schenkt en waarbij papiernappen, die na het gebruik worden weggeworpen, gratis zijn te bekomen. Zelfs is in verschillende Staten het gebruik van de „common drinkingcup" verboden, zoowel in trein, station en stoomboot als m hotels, restaurants, winkels en andere door het publiek bezochte plaatsen, en moeten de ondernemers der publieke vervoermiddelen, die ook hebben zorg te dragen voor zuiver ijswater, aparte drinkbekertjes verschaffen. In sommige Staten scheen men al zeer bevreesd te zijn voor gemeenschappelijke drinkglazen of drinknappen. Zoo waarschuwt de Staat Oklahorna het publiek nadrukkelijk tegen de „public drinking cups met deze woorden: „dangerous and loathsome „Diseases such as Diphtheria, Tuberculosis and Syphilis are frequently communicated ,by the use of drinking cups". Wat zoo naastebij wil zeggen, dat gevaarlijke en besmetteüjké ziekten als diphteritis, tuberculose en syphilis veelvuldig worden overgebracht door het gemeenschappelijk gebruik van eenzelfden drinkbeker. 291 De „upper" en „lower berths". Voor de langslapers is de Pullmancar mmder geschikt. Op bepaalde uren is bet taptoe en reveille. Allen moeten nagenoeg tegelijkertijd ter ruste gaan en weer opstaan. Het gaat met de kippen op stok en mer de>j zon er weer af, want de zwart© „porter moet 's morgens zijn slaapwagen weer tijdig m een „day-coach" metamorphoseeren. Alle gordijnen moeten weer opzij geschoven en de bovenbedden weer in het zijplafond worden weggedrukt. De bovenbedden zijn minder geriefelijk en dus iets goedkooper dan de benedenbedden, doch wanneer deze bezet zijn en men met een bepaalden trein mee wil, heeft men een bovenbed voor lief te nemen. Boven in den wagon is het natuurlijk niet zoo frisch als beneden. Daar is geen ventilatie, en het daglicht kan er aUeen door de reet van het zware gordijn naar binnen dringen. Overigens geyen een paar electrische lampjes voldoende licht, maar dat is 's morgens minder gezellig, te meer als men weet, dat de benedenbuur volop licht en lucht heeft en zich nog heerlijk ligt te koesteren in het vriendelijk ochtend-zonnetje. Het benedenbed heeft evenwel ook zijn schaduwzijde. Men wordt er veel vuiler dan boven, want het vettige roet van de locomotief dringt door alles heen. Vooral als er met een der raampjes geventileerd wordt, ziet men beneden alras zwart van het roet. De „dining-ear." Als vijfde wagon krijgen we de „diningcar met dertig zitplaatsen; wat grootte en inrichting betreft, heel veel overeenkomend met de Europeesche restauratiewagons, zooals er de laatste jaren ook een loopt van Holland naar het Noorden van ons land. Het ontbijt wordt ginds geserveerd van s morgens 7 tot 9 uur, lunch van 12 tot 1.30 en het diner van 6 tot 8 uur. Het eten was er over 't algemeen goed, maar natuurlijk peperduur en de porties soms distributieachtig klein en afgepast. De „elub-ear." De zesde en laatste wagon is de „club-car", waar de heeren naar hartelust mogen rooken, in de groote rookkamer, waar het voor niet-rookers niet is om uit te houden. Er wordt wat afgedampt, heel den lieven dag door. Achter de ,^mooking-room" heeft men 802 oorlog zijn weggevaagd en verstrooid. De weinige overlevenden hebben hun voorvaderlijk erf moeten ontruimen voor hun blanke broeders, tegen wier meerdere ontwikkeling in den strijd om het bestaan zij niet opgewassen bleken te zijn. Alleen leeft in menig .plaatsnaam in deze streken de herinnering aan de eerste bewoners nog voort. Het verleden der Prairiën. Deze eindelooze vlakten spreken inderdaad, gelijk een schrijver over de prairiën zich eens uitdrukte, van de vergankelijkheid van al het aardsche en tegelijkertijd door haar maatlooze vèrgezichten van eeuwigheid en oneindigheid. Deze wisselingen herinneren ons ook aan den psalmist, waar hij zegt: „Niets bestendigs hier beneên". Voortijds stond het prairie-gebied onder Fransch beheer, ten minste in naam. Het was in 1680, dat de avontuurlijke Fransche ridder Robert de la Salie — in Chicago is nog een hoofdstraat naar hem genoemd, evenals een der eerste hotels — met een vloot van lichte cano's de C h i c ag o-r i v i e r was opgevaren en vervolgens langs de Illinois-rivier de Mississ i p p i ontdekte. Hij voer deze af tot aan de monding in de golf van Mexico. Hij nam dezen stroom met al het aangrenzende prairiegebied in bezit voor zijn Koning, den zonnekoning L o d e w ij k XIV en hij noemde dit land naar dezen koning Louisiana. Thans draagt een der kleinste Staten van de Unie aan de monding van de Mississ i p p i nog dezen naam. De loop der historie. Uit den aard der zaak was deze Fransche heerschappij meer schijn dan werkelijkheid. Slechts eenige militaire posten en pelsjagersstations, waar de Fransche vlag werd gezien, deden denken aan den band met het moederland. En de weinige Franschen, die er waren, leefden er als „vleesch-eters" in den geest der Indianen, in wier stammen zij broederlijk werden opgenomen. Later ontwikkelde zich een strijd tusschen de Fransche en de Engelsche belangen en moesten de Franschen 't onderspit delven. Bij de vrede van Parijs in 1763 hebben zij de meeste Amerikaansche bezittingen moeten afstaan aan de Engelschen en het oude Louisiana kwam deels aan dezen en vóór zoover ten Westen van de Missisippi gelegen aan de Spanjaarden, die later hun gebied weer hebben afgestaan aan de Franschen. Maar lang bleven deze boomlooze 303 prairievlakten niet meer in hun bezit. In 1803 werd heel dit gebied in vreèdzamen koop door Napoleon overgedaan aan de Dertien Vrijgevochten Staten der Unie, voor de luttele som van 15 millioen dollar. Natuurlijk had Napoleon politieke bijbedoelingen met deze transactie, welke meer een schenking geleek, waarmede hij de jeugdige, maar reeds krachtige Unie aan zich wist te verbinden en als een machtige concurrent tegenover Engeland te stellen. Hoewel de Unie door dezen koop haar grondgebied verdubbelde, gaven de sporadisch bevolkte gebieden ten Westen van de M i s s i s i p p i haar nog bitter weinig steun. Missouri werd eerst in 1820 tot Staat verheven; Jowa volgde in 1846 en Kansas eerst in 1861. In den loop der tijden is Kansas ïn de Staten-Unie op den voorgrond getreden en staat hij ten opzichte der tarwe-opbrengst reeds bovenaan. Heel Amerika zou daarvan kunnen leven, en men heeft berekend, dat van één oogst 15 duizend millioen heerlijke tarwebrooden gebakken kunnen worden. Om van te watertanden in onze dagen van beperkt broodrantsoen en broodkaarten-distributie. De stad Newton. We zullen ons bepalen tot bovenstaande historische herinneringen. Inmiddels zijn wij rusteloos doorgespoord. Eerst om 3 uur 's middags stopten we eenige minuten te Newton, een stad van nog geen 10.000 inwoners, en het middelpunt van eene nederzetting van Russische Mennonisten, die in de jaren van 1870 tot 1880, hun vaderland hebben verlaten, om aan den dienstplicht te ontkomen. Vergelijkende cijfers. Reeds eerder wees ik op de dunne bevolking van al deze midden-Staten en hoe verder men naar het Westen komt, hoe kleiner het getal inwoners per vierkante kilometer wordt. Wanneer we onze laatste volkstelling van 1 Jan. 1910 tot uitgangspunt nemen, dan blijkt dat in Friesland 111 menschen per vierkante K.M. wonen, neemt men heel Nederland, met zijn groote steden incluis, dan komt men tot een gemiddelde van 188 personen per vierk. K.M. In den Staat Kansas evenwél wonen er maar van 5 tot 10 personen per vierk. K.M. Dat maakt dus een enorm verschil. 304 Natuurlijk is van uit den trein zeer duidelijk te zien, dat het land zeer dun bevolkt is. Aan de spoorlijn, waar men ze toch in de eerste plaats kan zoeken, passeerden we heel weinig dorpen en steden. Dun bevolkte streken. Tusschen Kansas-City en Newton, een afstand van nagenoeg 200 Engelsche mijlen, ongeveer als van Leeuwarden naar Maastricht, waarover de trein precies >6 uren aan één stuk heeft gereden, passeerden we, Juist geteld, slechts 17 plaatsen, waarvan 5 met 100 inwoners of minder; 6 met meef dan 100 en minder dan 1000 inwoners en verder nog 3 plaatsen met minder dan 2000 inwoners. Voorts het stadje 01 a t h e, wat Indiaansen is en „schoon" beteekent, met 4000 inwoners, benevens Ottowa en Emporia, twee County-hoofdplaatsen, elk met 10.000 inwoners. Het is te begrijpen, dat men soms slechts aap het kleine stations-gebouwtje en enkele wissels met zijlijnen bemerkt, dat men weer een dorpje passeert. Typisch is het, dat op elk station steeds duidelijk zichtbaar de afstand gerekend van Chicago is aangegeven, terwijl achter den naam van de plaats ook haar inwonertal staat vermeld. Opvallend was het voor mij, dat ik bij de meeste stations groote veeladingen zag aangelegd. Het goederenvervoer is op deze lijnen van veel meer beteekenis dan het personenvervoer, ten minste wat betreft het locaal vervoer. De bewoners van aan elkander grenzende plaatsen hebben heel weinig met elkaar uit te staan en leveren hunne producten veelal in en ontvangen hunne benoodigdheden uit de groote steden. Daarom reed onze trein ook alle stations rustig voorbij en werd tot Newton aan één stuk doorgereden. Verleden en heden. Hoe geheel anders het reizen in de laatste jaren is geworden, daarvan wil ik hier een staaltje verhalen. De weg dien we gaan geeft er gereede aanleiding toe. Onze lijn toch volgt door den Staat Kansas vrijwel de bekende Old Santa Fé Trail, dat is de hoofdweg, eertijds van de Indianen en later van de karavanen der blanken, die westwaarts togen van de rivier de Missouri naar de oude Spaansche stad Santa Fé in Nieuw-Me x i c o. 305 De eerste karavanen. Van 1840 dateeren de eerste pakezel- l»^^. ,^ *ereD' weUte belast en benden dagelijks een 25 kilometer konden afleggen. Later kwamen de bekende hulfkarmm'l^l^^r80^11^" getrokken door ^ nden peggen- Aanvankelijk deden £?Ph 5,karren en wagens in gebruik, 1700 mudezels en 2000 ossen. Het dienstpersoneel telde 500 man ten slottf^^8111 teUten iare ten slotte 50.000 ossen^pannen den geregel- den dienst moesten onderhouden. De eerste postkoets. De eerste postkoets naar Santa Fé vertrok in 1849 en van toen af werd met 60 postkoetsen een dagelijksche dienst onderhouden. Elke koets kon 11 reizigers vervoeren, de reis kostte per persoon 250 dollars ae maaltijden inbegrepen en duurde 14 dagen. Jhans doet de gewone 01 d SantaLtifem er 15 uur over en kost het spoorkaartje ongeveer 25 dollars! Het gaat dus heel wat vlugger en goedkooper dan vroeger, en ook veel gemakkelijker en veili- Voortijds moesten dikwijls bloedige gevechten geleverd worden tegen de ongeregelde indianen-stammen en was het niet geraden de reis zonder goed gewapend escorte te ondernemen. Menig vreeselijk drama is langs dezen ouden heirweg afgespeeld. Vele vredelievende landverhuizers, op weg naar hun land van belofte, zijn gevallen onder de Mjls agen van den vechüustigen Roodhuid, of a!!h TïfT «escalPeerd of gruwelijk doodgemarteld aan den martelpaal Hoe kort liggen deze tijden nog achter ons en noe weinig denken de reizigers in de tegenwoordige „Limited TrainsPof sneltreinen met luxe en comfort, nog aan die gevaarvolle, moeilijke tijden van weleer? 320 Steeds staat de fotograaf daar op post. Op de terugreis levert hij de foto's dan af, natuurlijk tegen een niet te lagen prijs, gelijk dit gebruikelijk is bij zulke „extra's!" Deze fotograaf, Kolb geheeten, bezit overigens eenige vermaardheid. Hij heeft met zijn broeder eenige jaren geleden niet zonder levensgevaar per boot een tocht gemaakt langs de C o 1 o r a d o-r i v i e r en daarvan bioscopische opnamen genomen, welke films in een eigen klein zaaltje dagelijks op bepaalde uren worden vertoond en onder c'e gasten veel belangstelling wekken. Er werden dan ook zeer interessante momenten van deze bijzondere en gevaarlijke tochten geprojecteerd, welke nog een nader beeld gaven van de grootschheid, maar ook van de onherbergzaamheid van dezen bijkans ontoegankelijken en nog door geen menschenvoet betreden bodem. Halt! Bij den Indianentuin gekomen werd halt gehouden en deden de dieren zich te goed aan het koele water van het stroomende beekje, dat daar nog eenigen wasdom heeft gebracht Sommige trajecten waren zoo steil, dat wij moesten afstijgen, al hoe voorzichtig en vertrouwd onze. viervoeters ook mochten zijn. Zij vinden zelf den weg en luisteren al zeer weinig naar hunne berijders; heel omzichtig zetten ze tastend poot voor poot vooruit en al is het bergpad nog zoo smal' en de afgrond nog zoo steil en angstwekkend diep, met verwonderlijke zekerheid vervolgen zij het gevaarvolle pad naar omlaag., Maar zij -haasten zich dan ook absoluut niet en zelfs op vrij vlakke eindjes zijn ze nog moeilijk in een sukkeldrafje te krijgen. Na een rit van bijkans drie uren kregen we nog zeer onverwacht de rivier als een verrassing vlak voor ons; zoo diep heeft deze woeste bergstroom zich in het zachte kalkgesteente ingedrongen, dat we hem op den geheelen tocht niet hebben gezien. Hij is verborgen onder en achter de rotsen. De Colorado-rivier. In verhouding tot de torenhooge massieve rotsgevaarten aan weerszijden van hare oevers, maakt de Colorado-rivier geen overweldigenden indruk. En toch blijkt ze machtiger te zijn dan het hardste rotsblok, dat haar mocht weerstaan. In de geweldige sterke strooming steekt bare onbedwingbare kracht. Hare on-