DE FABRIEKSBOEKHOUDING m DE FABRIEKSBOEKHOUDING HANDLEIDING BIJ HET INRICHTEN VAN DE BOEKHOUDING VOOR FABRIEKEN DOOR G. A. VAN EVERDINGEN ADJ. DIRECTEUR DER GEMEENTE GASFABRIEKEN VAN AMSTERDAM LID VAN HET NEDERL. INSTITUUT VAN ACCOUNTANTS ZESDE, HERZIENE DRUK BRINKMAN & ZOON, AMSTERDAM 1922 HOOFDSTUK I. Inleiding. § 1. Noodzakelijkheid eener goede administratie. In de laatste jaren is de belangstelling in boekhouden en administratie belangrijk toegenomen. Toch wordt in een groot aantal handelszaken de boekhouding nog niet met die zorg behandeld, welke zii, met het oog op de groote diensten, die zij den koopman in velerlei omstandigheden kan bewijzen, wel verdient. *) Laat de boekhouding in vele handelszaken te wenschen over, nog veel meer is dit het geval in industrieele ondernemingen en zelfs in uitgebreide fabriekszaken is de boekhouding somtijds niet alleen gebrekkig, maar beantwoordt zij in vele opzichten niet aan de bülijkste eischen, die men aan eene fabrieksboekhouding mag stellen. De oorzaak hiervan moet o.i. worden gezocht in de omstandigheid, ■dat tot de wetenschappen, waarmede de toekomstige hoofden van fabrieken worden toegerust, het boekhouden en aanverwante vakken gewoonlijk slechts sporadisch behooren, zoodat zij voor deze wetenschappen slechts weinig eerbied gevoelen 2), de groote noodzakelijkheid eener op goede gronden gebaseerde administratie niet beseffen en er niet van doordrongen geraken, dat zonder geregelde en goed x) In het voorloopig Verslag der Tweede Kamer van het „Wetsontwerp 1pt belasting der bedrijfs- en andere inkomsten" werd de opmerking geschreven, dat de wet „eene veel nauwkeuriger boekhouding onderstelt, dan in de overgroote meerderheid der gevallen wordt aangetroffen. De berekening der zuivere winst bijv. gelijk die in de wet is geregeld, onderstelt talent als jurist om de wet te begrijpen en talent als boekhouder om haar toe te passen." s) In andere landen is deze toestand ook niet veel beter. Ad. Quilbault zegt n.1. in zijn „Traité d economie industrielle" sprekende over boekhouding: „Les écoles industrielles de toute nature n'en enselgnent Das d'avantage, et les chefs d'usines, absordés par les graves préoccupaüotis •de 1'exploitation d'une affaire, n'appliquent pas leur attention sur ce sujet. 2 ingerichte administratie geen enkele zaak in stand kan blijven 1). Overigens mag het zeker wel een vreemd verschijnsel genoemd worden, dat zoovele technici in fabrieken niet alleen weinig aandacht aan de administratieve wetenschappen schenken, dóch zelfs min of meer vijandig staan tegenover de maatregelen, die van de zijde der administratie noodig worden geacht om een juist beeld van de exploitatie der fabriek, waarin zij werkzaam zijn, te verkrijgen. Met een zekeren tegenzin wordt niet zelden zooveel mogelijk alles wat op administratie lijkt ter zijde gesteld, met een onwelwillend oog aangezien, of tegen wil en dank uitgevoerd. Maar al te veel beschouwt men de administratie als een noodzakelijk kwaad, in plaats van haar als een machtig en waardevol middel te aanvaarden, om zijn eigen werk te contröleeren en om als richtsnoer te dienen bij het nemen der maatregelen, die den afzet der fabrikaten moeten verzekeren. Erger is het nog, indien technici zich in allerlei voorschriften, de administratie rakende, mengen zonder dat zij eenige studie van het boekhouden hebben gemaakt. Gewoonlijk is een wrijving tusschen techniek en administratie daarvan het gevolg, die niet anders dan belemmerend op den goeden gang van zaken kan werken. Is het wonder, dat onder dergelijke omstandigheden de boekhouder zal trachten zijn moeitevollen en niet gewaardeerd wordenden arbeid zooveel mogelijk te verlichten, en tot het aanbrengen van vereenvoudigingen zal overgaan, die het overzicht enorm schaden? Het is dus noodzakelijk, dat de toekomstige bedrijfsleiders leeren inzien, dat zij hun studie niet moeten beperken tot de kennis die vereischt wordt om een fabriek te kunnen bouwen, inrichten of uitbreiden, of om een machine of toestel te kunnen ontwerpen en samenstellen, of om eenig ander moeilijk technisch vraagstuk te kunnen op- x) Eugene Léauty en Ad. Quilbault zeggen in hun bekend werk „La science des comptes mise a la portée de tous": La connaissance approfondie de la science des comptes devient chaque jour plus nécessaire a 1'homme moderne, obligé par la concurrence nationale et internationale a tirer tout le parti utile de ses efforts et de son activité sous peine de déchoir économiquement et socialement. et se bien pénétrer de cette vérité, qu'une comptabilité bien organisée est, de nos jours, un élément absolument nécessaire a la conduite raissonnée des affaires., H. Edom „Traité pratique de comptabilité industrielle" une sage et sérieuse administration est désormais la base initiale et 1'espoir de toute réussite. 8 te vervaardigen, verkeert natuurlijk in bijzondere omstandigheden en houdt er geen mededingers op na. Dientengevolge kan hij de verkoopsprijzen tot op zekere hoogte willekeurig vaststellen, en ontstaan de zoogenaamde monopolie-prijzen. Toch is de invloed, dien hij op de prijzen uitoefent, niet geheel willekeurig. Zijn eigen belang brengt mede, bij de vaststelling van den prijs een zekere grens, die voor sommige artikelen trouwers zeer hoog kan zijn, niet te overschrijden, omdat alsdan de vraag sterk zou verminderen of geheel ophouden. Als regel zal eene stijging van den prijs vermindering van het debiet veroorzaken, en de monopolist dient dus bij prijsverhooging wel te overwegen, of de daarmede te behalen voordeden zullen opwegen tegen de debietsvermindering, die zal volgen. Eene prijsvermindering zal meestal een debietsvermeerdering doen ontstaan, doch ook hierbij is het de vraag, of deze vermeerdering de nadeelen der prijsverlaging niet alleen zal opheffen, doch in een voordeel zal doen veranderen, en daarbij moet niet uit het oog worden verloren, dat debietsvermeerdering dikwijls belangrijke uitgaven voor uitbreiding van de fabriek met zich zal brengen. Een en ander vooraf met zekerheid te bepalen, is niet mogelijk. Hoewel de stelling, dat prijsverlaging van een artikel de consumptiedoet toenemen, meestal blijkt juist te zijn, is het toch zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk, de grootte der toename vooraf nauwkeurig te bepalen. Herhaaldelijk is gebleken, dat men daarbij zeer kan mistasten. Niettegenstaande het eigenbelang den monopolist bij de vaststelling der prijzen tot voorzichtigheid aanspoort, en daarin dus reeds eenige waarborg tegen overdrijving gelegen is, is het algeheel ontbreken van concurrentie uit een oogpunt van algemeen belang, niet gewenscht. Doch hoe nuttig de concurrentie moet worden geacht, omdat zij tegen te hooge prijzen beschermt, toch kan zij zeer dikwijls oorzaak worden van ongezonde toestanden, daar zij den fabrikant meermalen noodzaakt te verkoopen tegen prijzen, die hem slechts verlies bezorgen. Indien hij n.1. bij eene sterke daling der prijzen niet tegen den verminderden prijs wil verkoopen, zullen zijn voorraden zich spoedig opstapelen en zullen zijne magazijnen overvol geraken. Het gevolg hiervan is, dat een groot kapitaal renteloos wordt, en de verliezen, die hij hierdoor lijdt, zullen hem nopen met de daling 9 mede te gaan. Zijn de omstandigheden, die de prijsverlaging veroorzaakten, van tijdelijken aard, dan zijn de gevolgen meestal spoedig te overkomen; zijn zij echter van meer blijvenden aard, dan dient met de grootste omzichtigheid te worden gehandeld. Een der oorzaken van langdurige prijsverlaging is dikwijls de zoogenaamde overproductie. Zoodra n.1. de productie van een bepaald artikel de consumptie sterk blijft overtreffen, zal een te groot aanbod daarvan het gevolg zijn en kan vermindering van den prijs niet uitblijven. Berokkent een dergelijke daling den fabrikant te groote verliezen, dan zal hij op allerlei wijzen trachten de kosten van fabricage te verminderen en gaat hij dikwijls tot verlaging der arbeidsloonen over, waaruit allerlei conflicten, werkstakingen enz. geboren worden. § 3. Kartels, trusts, enz. Ter voorkoming van overproductie zijn in verschillende takken van industrie vereenigingen tot stand gekomen, die productie en consumptie met elkander in evenwicht trachten te brengen en daarom haren leden de verplichting opleggen, niet meer dan een bepaalde hoeveelheid te produceeren Zoolang het hiervoor geldend beginsel voorzit, bestaat tegen dergelijke maatregelen geen bezwaar; doch somtijds treden belangen op den voorgrond, die met het algemeen belang in strijd zijn. Dikwijls toch maken deze vereenigingen van haar macht misbruik en worden de prijzen verbazend opgevoerd 2). Is de vrije concurrentie geheel of zoo goed als geheel buitengesloten, dan kunnen zij een publiek gevaar opleveren*). !) In Amerika begon de eigenlijke trust-periode met de oprichting van de Standard OU Cy., in 1885, hoewel korten tijd daarvóór de Cotton OU en de Linseed OU Trusts opgericht waren. De Standard Oil met Rockefeller aan het hoofd werd in 1887 gevolgd door de Suikertrust onder leiding van Havemijer. Daarna zijn zoowel in Amerika als in Europa honderden anderen gevolgd, wier kapitalen millioenen guldens bedragen. -) Men denke slechts aan de petroleum- en lederprijzen van voor eenige jaren. 3) Aan de Frf. Ztg. (zie ook de N. Rott. Courant van 14 Aug. 1896) ontkenen wij het volgende, dat ook nog heden van kracht blijft: „Zoolang de syndicaten, trusts en ringen slechts een middel blijven van het egoïsme en tot rijker making van enkele individuen, zoolang zijn zij natuurlijk verwerpelijk, en hunne misbruiken moeten ten strengste bestreden worden. 10 De bedoelde vereenigingen noemt men in Duitschland „Kartels", „Unions", „Verbande", „Vereinigungen", in Frankrijk noemt men ze meestal „Syndicats", in de Vereenigde Staten „Trusts", „Pools", „Rings", „Corners" 1). Qeruimen tijd heeft men getracht de eigenlijke inrichting dezer kartels en trusts geheim te houden en daarin is men verscheidene jaren geslaagd. Thans echter is alles daaromtrent bekend. De kartels en trusts in hun eenvoudigsten vorm zijn oorspronkelijk een middel van protest tegen de overproductie geweest. De stijging van den prijs van een artikel heeft gewoonlijk eene hevige concurrentie ten gevolge, waardoor spoedig het aanbod de vraag overtreft, prijsverlaging niet uitblijft en de winst van den fabrikant verminderd wordt. Door de oprichting van trusts en kartels, waarbij de aangeslotenen zijn overeengekomen slechts eene van te voren vastgestelde hoeveelheid te produceeren, of hun fabricaten tot een minimumprijs te verkoopen, wordt vermeerdering van productie voorkomen, terwijl de vraag dezelfde blijft. Fabriceert een fabrikant door bijzondere omstandigheden meer dan de hem voorgeschreven hoeveelheid, dan mag hij dit surplus alleen in een bepaalde streek, b.v. buitenslands, verkoopen, waarbij hij den minimumprijs niet steeds zal kunnen bedingen en verplicht kan zijn de waren tegen lageren prijs van de hand te zetten. Het gevolg hiervan is, dat de buitenlandsche afnemer meermalen, niettegenstaande de te betalen vracht en rechten, op gunstiger conditiën zijn goederen verkrijgt dan de binnenlandsche afnemer. Maar het is aan geen twijfel onderhevig, dat deze en soortgelijke coalitiën geroepen zijn in het sociale leven eene gewichtige rol te spelen; dat zij in den chaos van de moderne goederenvoortbrenging, orde en regel zullen brengen en zoodoende ten slotte, in samenhang met de verdere ontwikkeling van het verkeer en van de goederenstatistiek, het evenwicht kunnen scheppen tusschen verbruik en voortbrenging, welk evenwicht thans nog slechts door middel van crises wordt verkregen..." *) Toch is de beteekenis der woorden niet gelijk. Een trust is een samensmelting van ondernemingen in eigendom, waarbij de verschillende ondernemingen in één enkele hand worden gebracht. Er ontstaat dus een nieuwe Maatschappij. Een kartel is meestal een verdrag tusschen fabrikanten voor een bepaalden tijd op een zeker aantal punten. Een „Pool", „Ring" of „Corner" noemt men meestal eene Vereeniging van handelaren, die door opkooping zich meester weten te maken van een bepaald artikel, om daardoor den marktprijs verbazend te doen stijgen en daaruit groote winsten te slaan. Alleen speculatiegeest en zucht tot verkrijging van buitensporige voordeelen is de drijfveer dezer vereenigingen. 11 Ter verzekering eener nauwgezette toepassing der gesloten overeenkomst wordt dikwijls door de aangeslotenen afstand gedaan van het recht tot verkoopen en wordt dit overgedragen aan de trust of het kartel, terwijl door hen, als waarborg voor de behoorlijke nakoming der bepalingen van de overeenkomst, groote bedragen in geld of fondsen worden gedeponeerd. De deelnemers aan het verbond geven aan de door hen gekozen bestuurders (trustees) de eigendomstitels hunner ondernemingen en ontvangen daarvoor in verhouding van de geschatte waarde aandeelen (shares) terug. Ten einde de winst in de oogen van het publiek te verkleinen, wordt dan meermalen het aantal shares en daarmede het nominaal bedrag sterk vergroot, waardoor de winst op elk aandeel uit te keeren, vermindert, maar de behaalde winst ten slotte voor eiken aandeelhouder dezelfde blijft. ' Dat dergelijke aandeelen voor een groot deel „water" zijn en aan allerlei beursmanupilatiën blootstaan, is reeds herhaaldelijk gebleken. Het doel der tegenwoordige trusts en kartels is derhalve: lo. De productie te regelen; 2o. Den afzet te verdeelen; 3o. De prijzen der producten vast te stellen. Niet alle trusts en kartels beoogen echter eenzelfde doel, vandaar dat men hen als volgt kan indeelen: a. Kartels en trusts, die uitsluitend de hoeveelheid der te produceeren artikelen regelen. Hierbij wordt alleen onderling afgesproken, dat men gedurende een bepaald tijdsverloop een vast te stellen hoeveelheid zal voortbrengen, welke boeveelheid over de bijzondere fabrieken wordt verdeeld. Ieder blijft echter vrij in de bepaling van den prijs. b. Kartels en trusts, die alleen den prijs der producten regelen. Hierbij wordt uitsluitend een minimumprijs vastgesteld, waaruit indirect een beperking van de productie volgt. (Priiskartel). c. Kartels en trusts, die zoowel de hoeveelheid der te fabriceeren goederen als den minimumprijs vaststellen. d. Kartels en trusts, die den verkoop der producten aan een centraal-bureau hebben opgedragen. (Verkoopbureau). Hierbij worden alle orders, die bij de aangesloten deelnemers inkomen, ter uitvoering aan een centraal-bureau overgedragen, 12 welk bureau de verschillende orders onder de deelnemers verdeelt. De behaalde winst wordt pondspondsgewijze verdeeld. e. Kartels en trusts, die aan de deelnemers den verkoop hunner producten alleen binnen een bepaald aangewezen geografisch gebied toestaan. (Rayonneeringskartel). Hierbij zijn de verbondenen verplicht alleen te verkoopen ir» plaatsen, hun door het Bestuur aangewezen. Orders, afkomstig uit plaatsen, die buiten hun kring liggen en binnen het terrein van een anderen aangesloten deelnemer, mogen zij niet uitvoeren. Dat afspraken als de bovenstaande het gevaar doen ontstaan, dat kartels en trusts hunne macht misbruiken en op de markt eene soort van schrikbewind uitoefenen, zal geen verwondering wekken, te meer waar zij ook dikwijls dwang uitoefenen op de tusschenhandelaars, wier verkoopsprijzen zij vaststellen. Intusschen heeft de vereeniging van fabrikanten dikwijls ten gevolge gehad, dat het bedrijf intensiever geëxploiteerd en meer geconcentreerd werd. Achtte men het in het belang van de trusts noodig, dan werden fabrieken gesloten en ontstond werkeloosheid. Een ander gevolg was echter daling van den productieprijs, omdat door grooteren inslag der grondstoffen voordeeliger prijzen konden worden bedongen en de intensiever exploitatie besparing van arbeidskrachten met zich bracht. Werden deze besparingen ten nutte van het algemeen aangewend, dan zouden de trusts een nuttig doel hebben, doch menschlievende neigingen zijn haar meestal vreemd en behaling van groote winsten blijft het hoofddoel. Wie daar onder lijden, doet in haar oog niets ter zake. Een ander punt is de eigenaardige uitwerking van besparingen, die door de trusts over het algemeen worden verkregen, en daaromtrent ontleenen wij aan ..De nieuwe Financier en Kapitalist'^ het volgende: „Neemt men de Steel trust als type, dan ziet men bijv., dat deze maatschappij zelf mijnen in bezit heeft, het erts langs eigen spoorwegen en ook met eigen booten vervoert, het zelf smelt en het verder alle bewerkingen laat ondergaan die vroeger door verschillende schakels van den industrieelen keten werden bezorgd. Daarvan is ongetwijfeld bezuiniging het gevolg. Het is duidelijk, dat nu de winsten van den mijneigenaar, van den bevrachter, van den smelter, van den billetmaker zijn vervallen, het grondmateriaal 19 Terwijl men in de gemengde reuzenondernemingen in de kolenen üzerindustrie, met de daarbij behoorende bijproducten, in Duitschland voortdurend groote veranderingen in de concessies kon waarnemen, ontstonden deze in Frankrijk in veel geringer mate. Langzamerhand was in Frankrijk wel een andere wind gaan waaien, zooals uit het bouwen van een enkel groot gemengd hoogovenbedrijf kon blijken, maar intensief was dit systeem nog niet doorgewerkt. Thans echter zijn ook daar de toestanden veranderd en zijn zoowel in de mijn- als in de staalindustrie reusachtige concentraties tot stand gekomen. Intusschen zal men, om in de toekomst de industrieele en economische organisatie verder te kunnen bevorderen, de bekrompen dividend-politiek moeten laten varen en in de eerste jaren minder moeten letten op de tevredenheid der dividendtrekkers. Tegelijk zullen de aandeelen minder bij de kleine plaatselijke beurzen dan door de groote machtige banken en wereldbeurzen worden ingevoerd, die beter dan gene, met de toekomstbelangen rekening kunnen houden. Dat de tegenwoordige concentratie haar invloed in deze richting sterk zal uitoefenen, is o.i. buiten twijfel. § 4. Vóór wij dit hoofdstuk afsluiten, willen wij er nog op wijzen, dat men de hiervoor genoemde trusts niet moet verwarren met de zoogenaamde Trustmaatschappijen. Deze maatschappijen zijn in tegenstelling met trusts van een onbetwistbaar nut. Zij treden n.1. op als formeel belanghebbenden bij alle daarvoor vatbare rechtsverhoudingen, terwijl men van de materieel belanghebbenden niets merkt. Wij willen dit met een paar voorbeelden ophelderen. Een maatschappij geeft een obligatieleening uit, waarvan de obligatiën aan toonder luiden. De obligatiehouders (de materieel belanghebbenden) wenschen de obligatieleening door een hypotheek gedekt te zien. Volgens onze wet moet de hypotheekhouder een bepaald persoon zijn, die in de hypotheekacte met name genoemd moet worden. De namen van alle obligatiehouders in die acte te doen opnemen, is, ook met het oog op het verkoopen der obligatiën, niet mogelijk en men is dus verplicht een bepaalde persoon of maatschappij aan te wijzen, op wier naam de acte zal ingeschreven worden. Deze persoon of deze maatschappij, die dus de formeele belangen der obligatiehouders waarneemt, is de Trustee of de Trustmaatschappij. 20 In vele andere gevallen kunnen dergelijke maatschappijen van groot nut zijn, bijv. voor het behartigen van de belangen van aandeelhouders eener maatschappij. Niet zelden toch is het zeer moeielijk een voldoend aantal aandeelhouders bijeen te krijgen om bepaalde besluiten te nemen. Door zijn aandeelen te doen overschrijven en in handen te stellen van een daartoe aangewezen maatschappij, die voor de ingeleverde aandeelen certificaten afgeeft, ontstaat eene vertegenwoordigster, die steeds over een voldoend aantal aandeelen beschikt en dus ten allen tijde de belangen der aandeelhouders kan behartigen. Ook voor de incasseering van dividenden van op naam gestelde aandeelen verleent de Trustmaatschappij hare bemiddeling, waardoor deze incasseering veel gemakkelijker kan plaats vinden, terwijl bij het in prolongatie of in pand geven van waarden door een onderneming aan hare obligatiehouders hare tusschenkomst niet gemist kan worden. Eveneens verleent zij hare hulp in omstandigheden van burgerrechtelijken aard, zooals bij een erfenis, ten einde alle hieruit voortvloeiende rechten te kunnen waarnemen; bij schenking van waarden, indien het niet wenschelijk is, dat de begiftigde zelf de zaak beheert enz. <. j2 HOOFDSTUK II. De kostprijs en de factoren, waaruit hij Is samengesteld. § 1. De kostprijs. In het vorige hoofdstuk wezen wij er op, dat, wil men aan de steeds scherper wordende concurrentie het hoofd kunnen bieden zonder te gronde te gaan, het in de eerste plaats noodzakelijk is, dat men met de meeste nauwkeurigheid den prijs leert kennen, waartegen men zijne artikelen kan verkoopen zonder te verliezen, m.a.w. dat men den kostprijs *) kent. *) Mr. N. G. Pierson omschrijft in zijn „Leerboek der Staathuishoudkunde" den kostprijs als volgt: „In het dagelijksch leven geeft de kostprijs de som der uitgaven te kennen, die een ondernemer zich tot verkrijging van een bepaalde hoeveelheid goederen moet getroosten. En al die uitgaven stelt een ondernemer gewoonlijk op één lijn: de loonen, die hij betaalt aan zijne arbeiders, zoowel als het waardebedrag van de verbruikte steenkolen en de voeding zijner werkpaarden, dit alles, en hoeveel meer nog, noemt hij zijne kosten. Om te weten, hoe duur ieder kilogram van zijn voortbrengsel hem te staan komt, telt hij die verschillende uitgaven bij elkaar op en deelt de som door het aantal verkregen kilogrammen." Prof. J. G. C. Volmer geeft omtrent den kostprijs de volgende definitie: „De kostende prijs is de som van de directe en indirecte uitgaven die noodig waren om eenig goed in een gewenschte graad van volkomenheid te brengen op een bepaalde plaats" (Accountancy Jaargang 11, blz. 26). Wat wij onder kostprijs verstaan, moeten wij nader aanduiden met den naam van „werkelijken kostprijs". Hoewel men dit als vanzelfsprekend zal beschouwen, moeten wij hierop toch uitdrukkelijk de aandacht vestiger., omdat daaromtrent ook andere meeningen bestaan, waarbij men bij de kostprijsberekening, welke ten grondslag moet liggen aan de prijsregeling, de toevallige abnormale factoren wil uitschakelen en daarvoor de normale aan elk bedrijf inherente in de plaats wenscht te stellen 1). De voorstanders van deze wijze van berekening willen van een „werkelijken" kostprijs niets weten en spreken zelfs van het wanbegrip van den „werkelijken" kostprijs. Men heeft daarbij gevoeld, dat het begrip kostprijs bij hunne wijze van bere- ') Zie Accountancy No. 169, Januari 1918. Zie ook Hoofdstuk XIII Tan dit werk „Normale productie" 22 Aan de noodzakelijkheid om dezen prijs te berekenen, heeft de fabrieksboekhouding haar ontstaan te danken 1). Niet alleen echter om de uiterste grens te kunnen vaststellen, waartoe men bij de bepaling van den verkoopsprijs kan gaan, is kening feitelijk verloren gaat en daarom heeft men voorgesteld aan den door hen bedoelden prijs den naam van „grondprijs" te geven, terwijl een ander juist het woord kostprijs voor dit nieuwe begrip zou willen gebruiken en den naam „werkelijken kostprijs" zou willen omdoopen in „uitgaafprijs". Het spreekt echter vanzelf, dat hierdoor verwarring gesticht zou worden. Ieder zal toch onder kostprijs of kostenden prijs verstaan den prijs, dien het artikel hem in werkelijkheid kost. Dit begrip wordt niet gedekt door „uitgaafprijs", waaruit men zou afleiden, dat er alleen sprake zou zijn van die kosten, welke in geld zijn betaald, terwijl, uit hetgeen verder zal volgen, duidelijk zal blijken, dat in den werkelijken kostprijs ook kosten worden opgenomen als afschrijvingen, die niet door den fabrikant aan iemand worden uitbetaald of uitgekeerd. Indien de tegenstanders van de berekening van den werkelijken kostprijs een duidelijke benaming voor hun kostprijs zoeken, zouden zij o. i. moeten spreken van een „gewijzigden kostprijs". Iedereen zou dan kunnen begrijpen, dat men met iets anders dan de werkelijkheid te doen heeft. Men beweert verder, dat de kostprijs niet noodzakelijk moet overeenstemmen met het rekensommetje uit de boeken af te leiden, hij behoort aan de eischen te voldoen, welke hem geschikt maken tot basis voor de berekening van den verkoopsprijs en tot het leeren kennen van de economie van het bedrijf. Alsof de werkelijke kostprijs aan deze eischen niet zou voldoen. Met veel meer recht zou men van hun kostprijs kunnen zeggen, dat het een rekensommetje is, een rekensommetje, dat gemaakt wordt, zonder dat op de werkelijke kosten wordt gelet en waarbij dus de phantasie haar vrijen loop heeft. Zoo. wil men bijv., indien aan eenig product meer grondstoffen zijn verwerkt dan strikt noodzakelijk is, bijv. door slechte kwaliteit van de grondstoffen of door tegenvallers bij de bewerking, dat de daardoor ontstane meerdere kosten niet in den kostprijs zullen worden opgenomen, omdat dan een scheef beeld zou ontstaan van die kosten, en omdat men den kooper daarvoor toch niet kan belasten. Indien dit inderdaad niet kan, omdat de schuld geheel te wijten is aan den producent, dan is het toch zaak dat uit den kostprijs blijkt, dat deze onvoordeelige fabricage heeft plaats gehad. Berekent men den kostprijs zooals hij normaal moest zijn, dan is de kans groot dat men niet bemerkt dat er materiaal verknoeid is. De hieraan *) Le prix de revient est force vive d'une nation; par lui tout prospère, la concurrence déloyale disparait, le nombre des faillites diminue, la confiance renait partout et 1'argent, au lieu de s'exporter dans des entreprises exotiques et douteuses de sincérités, favorise 1'industrie nationale qui est de plus en plus délaissée par les capitaux. H. Edom, „Etude sur 1'établissement des prix de revient" — 23 de berekening van den kostprijs noodzakelijk, doch ook om andere redenen, die wij hieronder nader zullen noemen, mag deze berekening niet achterwege blijven. De kostprijsberekening dient n.L: a. om te kunnen vaststellen, tegen welken uitersten prijs men zijn producten moet verkoopen, om niet te verliezen; b. om te kunnen controleeren of het productieproces in alle opzichten zoo voordeelig verloopt als verwacht kan worden en of de noodige zuinigheid in het bedrijf heerscht; c om bij het maken van begrootingen voor het doen van prijsopgaven een goeden grondslag voor zijn berekeningen te hebben en om later te kunnen vaststellen in hoeverre de begrootingen van de werkelijke kosten van uitvoering afwijken; d. om bij den inkoop van grondstoffen te kunnen nagaan, welken hoogsten prijs men kan betalen; in het algemeen, om te kunnen berekenen, tot welke hoogte een der factoren, waaruit de kostprijs is samengesteld, mag stijgen, vóór de kostprijs den geraamden of bedongen verkoopsprijs zal overtreffen; e. om bij het samenstellen van de balans een grondslag te hebben ter bepaling van den prijs, waartegen de in voorraad zijnde fabrikaten en halffabrikaten onder de activa zullen worden opgenomen; f. om gedurende een boekjaar over bepaalde perioden te kunnen vaststellen, hoeveel gewonnen of verloren is. verbonden kosten worden „weggewerkt" en men meent een voordeelig zaakje te hebben gedaan, terwijl inderdaad verlies geleden is. Ons inziens kan de kostprijs alleen steunen op de werkelijke kosten die gemaakt zijn en zooals zij door de boeken kunnen worden aangetoond *). Wenscht men later, om welke reden ook, bepaalde kosten te illimineeren, of buitengewone omstandigheden, die bij het productieproces een toevalligen gunstigen of ongunstigen invloed uitoefenden, alsnog tot gewone te herleiden, dan is daartegen geen bezwaar, mits men deze becijferingen maakt naast de berekening van den werkelijken kostprijs, doch vóór alles moet de fabrikant weten wat hem hetgeen hij fabriceert, zelf heeft gekost. Zonder dat, verliest de berekening voor hem aan waarde en mist hij de controle op de juistheid van- zijn calculatie. *) Rudolf Dietrich zegt bij de behandeling van de bedrijf sstaristlek in „Bctrieb.-Wissenschaft" : „Sie allein (die Statistik) schaf ft klare und sichere Zahlen, vermag die tateachlich richtigen Zahlen» verhaltnisse nachzuweisen. Eine Berechnung der „Selbstkosten" z. B., die sich nicht anf die Ergebnissen der Statistik auf. bant, ist ungenau, mehr oder weniger willkürlich, eigentlich unbrauchbar". 25 b. Niet alleen echter om bij het bepalen van den verkoopsprijs een richtsnoer te hebben, is de berekening van den kostprijs noodig. De fabrikant, die zijn zaken met de noodige energie drijft, zal er steeds naar streven, in zijn fabriek alle verbeteringen en wijzigingen aan te brengen, die aanleiding geven tot verlaging van den kostprijs zijner artikelen, ten einde, zijn debiet te kunnen uitbreiden en zijn winsten te kunnen vergrooten. Naast een goeden koopmansgeest, die hem den weg zal wijzen, om zijn grondstoffen zoo goedkoop mogelijk te verkrijgen en zijp producten zoo voordeelig mogelijk af te zetten, moet de fabrikant dus in de eerste plaats over de noodige technische kennis beschikken, om zijn fabriek zoodanig te kunnen inrichten en verbeteren, dat de' kosten van productie zoo laag mogelijk blijven. Om zich hiervan te kunnen overtuigen, moet hij den kostprijs kennen en door een nauwkeurige analyse daarvan in staat worden gesteld, de kosten van het proces in al zijn geledingen te volgen en te contröleeren. Voortdurende vergelijking dier kosten met ramingen of vroegere uitkomsten zal hem leeren, of hier of daar moet worden bezuinigd of verbeterd; of meer dan-'noodzakelijk grondstoffen en andere materialen verbruikt worden; of stoomketels en machines voordeelig werken of slecht worden bediend; of de werkindeeling goed gej-egeld is; of de opbrengst van bijproducten in juiste verhouding staat tot de verwerkte grondstoffen; of de aanvoeren van gronden hulpstoffen goed zijn geregeld, en dus noodelooze kosten van opslag worden vermeden; of de verkoopskosten niet te hoog zijn, enz. enz. Hij mag daarbij niet alleen afgaan op de behaalde winsten. Niet de gunstige resultaten van een fabriek mogen de maatstaf zijn, waarnaar het beheer wordt beoordeeld. Het komt er op aan, de zekerheid te verkrijgen, dat de gunstigste resultaten zijn verkregen, die men onder bepaalde omstandigheden mocht verwachten, en daarvoor is een nauwgezette studie van rijzing en daling der kostprijzen en der onderdeden, waaruit zij zijn samengesteld, noodzakelijk. De boekhouding moet hiervoor de noodige gegevens verstrekken. De oorzaken moeten worden opgespoord, ten einde in de gelegenheid te zijn, de fouten weg te nemen of van verbeteringen nog meer partij te trekken. De fabrikant, die de kostprijzen zijner producten niet nauwkeurig 26 en in détails kent, zal veelal in het duister tasten, gevaar loopen de voordeelige of slechte resultaten door zijn fabriek verkregen, aan onjuiste oorzaken toe te schrijven en bij zijn pogingen tot verbetering, hoogstwaarschijnlijk den verkeerden weg inslaan. c. In de meeste gevallen worden leveringen, of de uitvoering van werken van eenige beteekenis niet gegund dan na vooraf verkregen prijsopgaven, die, naar gelang van den aard der leveringen of werken, aan een grooter of kleiner aantal fabrikanten gevraagd worden. Om de kans, dat men de levering of het werk zal verkrijgen zoo' groot mogelijk te maken, is het noodig, dat de fabrikant zoo nauwkeurig mogelijk calculeert en begroot tegen welken prijs hij het werk kan uitvoeren. Maakt hij zijn begrooting te hoog, dan zal het werk hem ontglippen; is zijn berekening te laag, dan bezorgt de opdracht hem verlies. De opstelling van de begrooting zal door hem op dezelfde wijze moeten worden gemaakt alsof het de kostprijsberekening van een door hem uitgevoerd werk betrof; alleen zullen daarbij ramingen en schattingen te pas komen, die later kunnen blijken niet met de werkelijkheid overeen te konien. Betreft het een werk of levering zooals reeds vroeger door hem werd uitgevoerd, dan zal de fabrikant, indien hij gewoon is den kostprijs nauwkeurig te becijferen, zich bij het maken van zijn begrooting daarnaar kunnen richten en in de gelegenheid zijn, rekening houdende met eventueele veranderde omstandigheden, zijn calculatie zoodanig te maken, dat een gunning van de opdracht hem geen al te groote verrassingen zal brengen. Rampen en dergelijken natuurlijk buiten beschouwing gelaten. Doch indien het een werk betreft, dat in zijn soort nog niet door hem werd uitgevoerd, dan zal de kostprijsberekening van andere werken hem tot leiddraad moeten dienen en het maken van een deugdelijke begrooting afhangen van de nauwkeurigheid waarmede hij vroeger zijn kostprijzen becijferde. Hij, die niet gewoon is den kostprijs zijner fabrikaten te berekenen, heeft geen enkelen basis waarop hij met eenige zekerheid kan steunen en zal gemakkelijk een der factoren, waardoor de kostprijs gevormd wordt, verkeerd becijferen, of verzuimen op te nemen. De ondernemer, die een nauwkeurige raming en kostprijsberekening maakt, zal steeds in de gelegenheid zijn, na afloop der werk- 27 zaamheden vast te stellen, aan welke oorzaken een eventueele afwijking van de verwachte uitkomsten moet worden toegeschreven. Het zal dan blijken, of omstandigheden buiten den wil van den uitvoerder aanleiding tot de afwijking hebben gegeven, of dat fouten, bij de raming of bij de uitvoering gemaakt, in het spel zijn geweest. Bij volgende ramingen zal hij daarmede rekening kunnen houden en de opgedane ervaring zal herrt dèn weg wijzen om betere resultaten te verkrijgen. De fabrikant, die geen kostprijs berekent, blijft in het onzekere omtrent de resultaten van elk der aannemingen. Een gunstig jaar wordt wellicht door hem aan zekere opdracht of opdrachten toegeschreven, die bij nauwkeurige becijfering van den kostprijs zouden zijn gebleken, verlies te hebben opgeleverd. Hij zal bij volgende gelegenheden een soortgelijke opdracht op dezelfde voorwaarde met vreugde accepteeren, in de meening, weer een mooie winst te zullen behalen, en inderdaad verlies lijden, terwijl hij misschien andere opdrachten, waarop hij werkelijk verdiend zou hebben, verder weigert, omdat hij vermoedt, dat zij hem verlies zouden bezorgen. In elk geval ontbreekt hem het middel, dat hem in het vervolg voor het maken van fouten die begaan zijn, zou kunnen waarschuwen. d. Bij den aankoop van grondstoffen zal de fabrikant, indien de prijzen eenigszins belangrijk mochten zijn gestegen, voor de vraag gesteld worden, welke invloed daarvan op den kostprijs te duchten is. Deze invloed is afhankelijk van de verhouding tusschen de waarde der grondstoffen en den kostprijs. Bij sommige fabrikaten vormen n.1. de arbeidsloonen en de bedrijfskosten het voornaamste deel van den kostprijs en is de waarde der grondstoffen slechts van geringen invloed; bij anderen is het juist omgekeerd. Zoodra de kostprijs niet of niet nauwkeurig berekend wordt, zal men telkens voor een lastig vraagstuk komen te staan, indien men wil weten met hoeveel de verkoopsprijs moet stijgen, vóór de verhoogde prijs der grondstoffen daarin verdisconteerd is. Vooral indien de fabrikaten een marktprijs hebben, of de fabrikant door contracten gedwongen is tot levering tegen een vooraf bedongen prijs, wordt het van nog meer beteekenis. Is de administratie goed ingericht en kent men den kostprijs 28 dan zal het niet moeilijk vallen te becijferen tot welken uitersten prijs men de grondstoffen kan koopen, vóór met verlies zal worden gewerkt. Blijkt bijv. uit de administratie, dat de kostprijs van eenig artikel op ƒ 28.50 per 100 K.Q. komt, en als volgt is samengesteld: en dat de marktprijs van dit artikel ƒ 30.— bedraagt, dan weet men, dat de grondstoffen hoogstens met f 19.70, n.1. met f 18.20 + (/ 30. ƒ 28.50) mogen worden betaald, om voor schade gevrijwaard te zijn. Koopt men derhalve tegen hoogeren prijs, dan moet men op goede gronden eene stijging van den marktprijs van het product kunnen verwachten, anders is het zeker, dat verliezen voor de deur staan. Natuurlijk zal de zoo verkregen wetenschap den industrieel niet in de gelegenheid stellen zijn inkoopen billijker te doen. De algemeene marktpositie laat zich niet dwingen, doch hij zal de gevolgen beter kunnen overzien en daarnaar wellicht zijn maatregelen kunnen nemen. Ook indien één der andere factoren, waaruit de kostprijs is samengesteld, wijziging ondergaat, zal hij de uiterste grens kunnen becijferen, waartoe, bij handhaving van den verkoopsprijs, die factor mag stijgen vóór verlies geleden zal worden. Zoo zal hij bijv. bij het stellen van eischen betreffende verhooging van loonen, onmiddellijk kunnen becijferen, welke invloed daarvan op den kostprijs te verwachten is. e. Bij het samenstellen van de balans is de kennis van den kostprijs der aanwezige bewerkte goederen een voorname factor. Niet, dat onder alle omstandigheden de kostprijs als waarde kan worden aangenomen, — in een volgend hoofdstuk komen wij daarop nog nader terug — doch zonder dat men dien prijs kent, zal in vele gevallen elke maatstaf ontbreken en de willekeur te groot worden, zoodat er alle kans is, dat geheel foutieve uitkomsten verkregen worden. Als eerste ésch geldt derhalve, dat de administratie omtrent de Grondstoffen Arbeidsloonen Bedrijfs- en algemeene kosten ƒ 18.20 „ 6.40 „ 3.90 Totaal ƒ 28.50 29 waarde van den voorraad producten zoo juist mogelijke inlichtingen kan verstrekken en de kosten aanwijst, die de fabrikant zich getroost heeft, om de artikelen te vervaardigen. f. Als regel worden de resultaten van een bedrijf eens per jaar vastgesteld. Daardoor verkeert men dikwijls gedurende deze periode in het onzekere omtrent de grootte der behaalde winst of het geleden verlies, terwijl het onder verschillende omstandigheden van veel nut kan zijn, in korte perioden of op een bepaald tijdstip met de uitkomsten bekend te zijn. Het samenstellen van een betrouwbaren inventaris, die daarvoor noodig is, is echter in vele gevallen een omvangrijk, tijdroovend of kostbaar werk, waartoe men niet gemakkelijk tusschentijds overgaat, zoodat het nut van de verlangde cijfers daaraan meestal opgeofferd wordt. Een middel om met minder moeite een inzicht in de resultaten over een bepaalde periode gedurende het boekjaar te verkrijgen, is gelegen in een zoo nauwkeurig mogelijke berekening van den kostprijs der producten. Al kan men niet met absolute zekerheid de resultaten vaststellen, omdat de kostprijs zelf vóór den afloop van het boekjaar gewoonlijk niet onomstootelijk vaststaat, toch zal men vrij betrouwbare gegevens verkrijgen en niet geheel in het duister tasten; De opbrengsten zijn immers uit den aard der zaak bekend; indien men daartegenover kan stellen de waarde der verkochte goederen, berekend tegen de kostprijzen, zal men, zonder groote verschillen, kunnen uitmaken, wat de finantieele gevolgen zijn geweest. Vóór wij overgaan tot de behandeling van de boekhouding, die tot het gewenschte doel voert, zullen wij, .tot goed begrip der zaak, de. factoren, waaruit de kostprijs is samengesteld, eenigszins nader -beschouwen. § 2. De factoren, waaruit de kostprijs is samengesteld. Niet alleen voor den fabrikant, maar ook voor den handelaar is, om de hiervoor aangevoerde redenen, de kennis van den kostprijs van het grootste belang. Daar de handelaar echter meestal zijne waren geheel gereed ontvangt, terwijl de fabrikant ze eerst nog moet fabriceeren, is de berekening voor den handelaar minder samengesteld dan voor den fabrikant. Toch is zij niet zoo eenvoudig als gewoonlijk wordt gemeend en in § 5, waarin de verdeeling 30 der algemeene kosten zal worden besproken, komen wij hierop nog nader terug. In het algemeen wordt de kostprijs van een artikel gevormd door: lo. de bijzondere kosten; 2o. de algemeene kosten. lo. Bijzondere kosten. Voor handelsartikelen zullen de b ij z o ndere kosten, welke men ook directe kosten kan noemen, hoofdzakelijk bestaan uit: den prijs van aankoop der goederen, vermeerderd met de vracht, dokkosten, assurantie, invoerrechten, het lossen en opslaan, kleine onkosten enz. 1) Voor fabrieksgoederen (goederen die de fabriek zelf fabriceert) zullen deze kosten bestaan uit: *) ') Zij kunnen worden teruggebracht tot kosten op het gewicht, en kosten op de waarde. 2) C. Adolphe Quilbault geeft in zijn „Traité d'économie industrielle" de volgende „formule du prix de revient". „Les frais de la production ou le prix de revient sont donc composés de trois éléments pricipaux, qui sont: A. La valeur de la matière première de 1'industrie. B. La valeur du travail nécessaire pour rendre utilisable la matière première. C. Le loyer du capital, du matériel et les frais de direction de 1'industrie." Prof. E. Schmalenbach geeft in het „Zeitschrift für handelswissenschaft- liche Forschung", Jaargang III, Heft 2, de volgende verdeeling van de productiekosten: a. Proportionale Productiönskosten; b. Fixe Productiönskosten; c. Degressive Productiönskosten; d. Progressive Productiönskosten. Hij verstaat: onder de sub a genoemde kosten, die, welke bij stijgende en dalende productie evenredig stijgen en dalen, zooals het constructie-materiaal, de productieve loonen, de hulpmaterialen enz. onder de sub b genoemde kosten, die, welke onafhankelijk van de productie-hoeveelheid op dezelfde hoogte blijven, als afschrijving, vaste salarissen van leidend personeel en naar omstandigheden ook uitgaven voor licht, verwarming, bewaking enz. onder de sub c genoemde kosten die, welke het midden houden tusschen „proportionale" en „fixe kosten". Zij stijgen wel met de toenemende productie, doch niet in gelijke verhouding. Zij laten zich weder verdeelen in „proportionale" en „fixe". onder de sub d genoemde, die, welke in grootere verhouding stijgen dan de productie. Zij ontstaan n.1. indien een bedrijf of een bedrijfsdeel boven 31 a. de waarde der verwerkte grondstoffen; b. de direct productieve loonen; c. de bedrijfskosten. a. Grondstoffen. Onder grondstoffen verstaat men de stoffen, waaruit de fabrikanl zijn product vervaardigt en welke daarvan dus een bestanddeel uitmaken. Voor ieder die met de industrie iets heeft uit te staan, zal het wel duidelijk zijn, dat aan aankoop en verbruik van grondstoffen de grootste aandacht geschonken behoort te worden. Zoowel een onvoordeelige aankoop als ondoelmatig verbruik kunnen voor den fabrikant fataal worden. Daarom zal bij aankoop van grondstoffen steeds gelet moeten worden op juiste vastlegging der voorwaarden van aankoop: prijs, soort en kwaliteit, tijd van levering, verpakking, maat, gewicht, kortingen, vracht, rechten, wijze van keuring, eventueele schadeloosstelling bij te late levering enz. Verder zal de grootte der voorraden, die voor een bepaalden tijd noodig zijn, nauwkeurig moeten worden bepaald en bij ontvangst en verbruik der goederen doelmatig toezicht op de hoeveelheden moeten worden uitgeoefend. De prijs wordt voor een deel beheerscht door de kwaliteit. Welke eischen daaraan gesteld moeten worden, is geheel afhankelijk van den aard der stoffen. Zoo zal men bijv. bij de prijsbepaling van kolen voor een gasfabriek rekening houden met het gehalte aan vluchtige stoffen, water, asch en zwavel; het percentage fijne kolen en de calorische waarde. Bij suikerbieten met het gehalte aan de normale grenzen werk heeft. Ook deze zijn weder te verdeelen in „fixe" en „proportionale". Bij eene andere veelvuldig voorkomende splitsing, worden de kosten in twee hoofdgroepen verdeeld, n.1. in directe en indirecte kosten. Prof. Friedrich Leitner (die Selbstkostenberechnung industrielier Betriebe — Frankfurt) verdeelt de Selbstkostenpreis in Herstellungskosten (Erzeugungskosten) en Absatzkosten. De Herstellungskosten worden gevormd door: a. Qrundkosten: 1 Rohstoff-, 2 Arbeitskosten, 3 Sonderkosten. b. Erganzungskosten: d.s. allgemeine Kosten für die Production und die Productionsbereitschaft. De Absatzkosten worden gevormd door: allgemeine Kosten für den Verkauf und für die Verkaufsbereitschaft. 32 suiker. Bij ijzer en staal, papier, hout, steenen, cement enz. worden natuurlijk weer geheel andere eischen gesteld, welke in verband met het doel waarvoor de grondstoffen moeten dienen, voor dezelfde stof van elkander kunnen afwijken. Grondstoffen worden onder gewone omstandigheden door den fabrikant niet gekocht met het doel om daarin handel te drijven, dus om onbewerkt in handen van anderen over te gaan, doch om ze een bepaalde bewerking te doen ondergaan en daardoor in waarde te doen stijgen. Niet elke fabrikant gaat met de verwerking van een bepaalde grondstof even ver. Er zijn industrieën, waarin men de grondstoffen, na ze aan een zekere bewerking te hebben onderworpen, niet verder verwerkt, doch ze in een betrekkelijk ruwen staat weder verkoopt. Voor dezen fabrikant vormt een dergelijk ruw product het eindproduct, terwijl het voor den industrieel, die dit koopt met de bedoeling om het verder te verwerken, weder grondstof is. Een houtzaagmolen bijv. zal als eindproduct ruwe deelen en balken maken, die door een timmerfabriek of een meubelfabriek als grondstof zullen dienen bij de vervaardiging van bouwmaterialen of meubelen. Men zal dus van een bepaald artikel nimmer als grondstof in het algemeen kunnen spreken, doch het uitsluitend moeten beschouwen in verband met zijn bestemming. Worden grondstoffen gedeeltelijk bewerkt of in een betrekkelijken staat van volmaaktheid gebracht met de bedoeling om ze in hetzelfde bedrijf in een andere afdeeling, of eerst later, verder te verwerken, dan spreekt men gewoonlijk van tusschenproduct of halffabrikaat Dit product vormt dan feitelijk in de eene afdeeling het eindproduct, om in een volgende afdeeling weder als grondstoi te dienen. De tusschenvorm, waarin de grondstof gebracht is, is dan een tijdelijke en niet het eindproduct der fabricage. Een zelfde stof kan dus al naar gelang van de bestemming zijn: grondstof, tusschenproduct, of eindproduct. De vaststelling van de hoeveelheid verwerkte grondstoffen geschiedt, in verband met den aard der grondstoffen en het productieproces, op verschillende wijzen. In het algemeen moet steeds getracht worden de hoeveelheid, zoowel bij de ontvangst als bij de afgifte ter verwerking, zoo nauwkeurig mogelijk door weging of meting te bepalen. In sommige fabrieken levert dit echter, tengevolge van de soort 33 der grondstoffen of door de wijze van verwerking, groote beswaren op. Het komt ook voor, dat groote hoeveelheden grondstoffen moeten worden verwerkt, waarvan de waarde echter betrekkelijk gering is. Moesten zij nauwkeurig worden gèwogen of gemeten, dan zouden •de kosten, aan dezen arbeid verbonden, in verhouding tot de waarde der verbruikte grondstoffen, veel te groot worden en den prijs buitenmate verhoogen. In zulk een geval doet men natuurlijk beter deze wijze van bepaling der verwerkte hoeveelheid achterwege te laten en zich tot een schatting te bepalen. Meestal zal het goederen betreffen, waarbij gevaar voor ontvreemding, in verband met de waarde en den aard van het goed. ■niet te vreezen is, zoodat ook om deze reden het maken van groote "kosten niet gemotiveerd is. Wat door gebrek aan controle verloren zou kunnen gaan, weegt dan niet op tegen de kosten en moeite, die met een nauwkeurige bepaling van gewicht of hoeveelheid gepaard gaan. Toch moet het wegen of meten niet te spoedig achterwege worden Sïelaten. Waar eenigszins mogelijk behoort dit te geschieden, omdat verwaarloozing ervan gemakkelijk tot verspilling kan leiden en ook een juisten kijk op het productieproces kan belemmeren. Aan de controle kan in dergelijke gevallen wel te gemoet worden gekomen door bij ontvangst der grondstoffen de verschillende partijen afzonderlijk op te slaan en elke partij eerst geheel te verbruiken vóór met een nieuwe partij wordt begonnen. Op deze wijze "verkrijgt men ten minste een toezicht op elk der afzonderlijk gehouden hoeveelheden. Behalve op bovengenoemde wijze wordt de hoeveelheid verbruikte grondstoffen wel bepaald door weging of meting van de afgewerkte .artikelen. Dit geschiedt bij het gebruik van grondstoffen, waarbij het zeer -moeilijk is vooraf te bepalen, welke hoeveelheid verbruikt zal "worden. Het zal hierbij kunnen voorkomen, dat een deel tijdens de bewerking verloren gaat, bijv. door vijlen, polijsten enz. De hoeveelheid grondstoffen, die aan het product ontbreekt, zal zoo nauwkeurig mogelijk bepaald moeten worden, om de juiste hoeveelheid verbruikte grondstoffen te kunnen vaststellen, waarbij men gebruik zal kunnen maken van de procentsgewijze vermindering, die de «ervaring geleerd heeft. Tegen aanneming van dergelijke percen- 34 tages is in het algemeen geen bezwaar, mits zij met niet te lange tusschenpoozen worden gecontroleerd, ten einde vast te stellen, of zij ook door eenigerlei oorzaak wijziging hebben ondergaan. Een andere wijze van vaststelling der verbruikte hoeveelheden bestaat hierin, dat men gedurende een bepaalde periode nauwkeurig door weging of meting vaststelt, wat verbruikt is. Men getroost zich voor zulk een periode de kosten of moeite daaraan verbonden, om op deze wijze juiste verhoudingen tusschen grondstoffenverbruik en productiehoeveelheden te verkrijgen. Daarna wordt de zaak omgekeerd en wordt uit de verkregen hoeveelheid product, het grond-, stoffenverbruik afgeleid. Door telkens bij wijziging van grondstof de proef te herhalen en, ook zonder dat, van tijd tot tijd opnieuw controle uit te oefenen, zijn dikwijls vrij nauwkeurige gegevens te verkrijgen. Een eenigszins gelijke methode wordt wel gevolgd indien in een fabriek een groot aantal artikelen van dezelfde soort moet vervaardigd worden. Van één enkel stuk wordt dan met groote nauwkeurigheid de verbruikte hoeveelheid grondstof vastgesteld, om daaruit het verbruik voor de geheele partij af te leiden. Ook hierbij zal het nuttig zijn de proef te herhalen. Kleine wijzigingen in de bewerking kunnen belangrijke verschillen in het leven roepen en daarom is voortdurende controle gewenscht, wil men niet de kans op het verkrijgen van verkeerde uitkomsten loopen. In sommige industrieën, waar de hoeveelheidsbepaling der grondstoffen ten nauwste samenhangt met den goeden uitslag van het productieproces, is nauwkeurige weging of meting van zelfsprekend en zal zij dus onder geen omstandigheid achterwege kunnen blijven, doch ook in andere gevallen verlieze men nimmer uit het oog, dat een goede controle, en de verkrijging van betrouwbare uitkomsten bij de bepaling van den kostprijs, eischen, dat de grootst mogelijke nauwkeurigheid in acht worde genomen; men onthoude zich derhalve, waar zulks kan, van indirecte bepaling der verbruikte hoeveelheid grondstoffen. De berekening van de waarde der verbruikte grondstoffen kan, evenals de bepaling der hoeveelheden, op verschillende wijzen geschieden. De meest voorkomende berekeningen geschieden: a. tegen den aanschaffingsprijs; b. „ „ gemiddelden prijs; 35 c. tegen den marktprijs; d zoogenaamden grond- of standaardprijs; e. „ „ productieprijs. a. Aanschaffingsprijs. Als regel zal men op de vraag, welken prijs moet men bij de berekening van den kostprijs der producten aannemen voor de waardebepaling der verbruikte grondstoffen? moeten antwoorden: den prijs, dien men er zelf voor heeft betaald, m. a. w. den prijs van aanschaffing, vermeerderd met alle kosten als vracht, rechten, assurantie, sleeploon enz.*) Wil men den werkelijken kostprijs van de producten kennen, dan moet men ook de waarde van alle goederen, die voor de bewerking noodig waren, berekenen met behulp van den prijs, dien men er werkelijk voor heeft betaald. Indien er echter omstandigheden zijn, zooals wij nader onder c zullen bespreken, die den fabrikant nopen een andeYen prijs dan den prijs van aanschaffing, tot basis te nemen, dan dient men er zich wel rekenschap van te geven, dat de aldus verkregen kostprijs niet meer is de werkelijke kostprijs, 80 1 nageljongen » » - 0,90 1 koker of hakker „ ,, - 2,40 1 boorder » > - 2,70 ƒ 10,20 De arbeidsloonen bedragen per dag dus - 10,20 99 De totale bedrijfskosten voor deze pneumatische installatie zullen, gerekend op 250 werkdagen, per jaar bedragen: Rente en afschrijving ƒ 550,— Bedrijfskosten ƒ 12,10 X 250 - 3025,— Arbeidsloonen f 10,20 X 250 - 2550,— Totaal per jaar ƒ 6125,— B. Handbedrijf. We nemen aan, dat dezelfde productie per dag verkregen moet worden, als met pneumatisch werken bereikt wordt. Eén klinkploeg voor handklinken bestaat uit de volgende werklieden: Een klinker, twee voorslagers, een tegenhouder en een nageljongen. De arbeidsloonen stellen zich dus voor één klinkploeg als volgt: 1 klinker loon per dag ƒ 2,40 2 voorslagers „ „ „ ... ƒ 1,80 - 3,60 1 tegenhouder „ „ , i,8fj 1 nageljongen „ , o,90 Totaal per dag per klinkploeg ƒ 8,70 In het algemeen kan men aannemen, dat bij pneumatisch klinken ongeveer de helft van den tijd benoodigd is jom hetzelfde aantal nagels te klinken als wanneer met de hand geklonken wordt. Om daarom hetzelfde aantal nagels met de hand te klinken als met pneumatisch klinken bereikt wordt, zou bij handklinken tweemaal meer tijd in beslag genomen worden of twee ploegen evenveel werk verrichten. Aan arbeidsloonen moet men dus bij gelijke productie 2 X Qld. 8,70 = Gld. 17,40 aannemen. Om echter zooveel mogelijk betrouwbare cijfers te geven, nemen we hier geene verhouding van 2 : 1 aan, doch slechts 5:3. De arbeidsloonen voor handklinken bedragen dan: ƒ8,70 X y = ƒ14,50. Bij hakwerk bedraagt de tijdsbesparing, wanneer met saamgeperste lucht tegenover handbedrijf gewerkt wordt, ca. 75 % of met andere woorden, dezelfde productie kan in ongeveer % van den tijd met een pneumatischen hakhamer worden verkregen. Om ook 100 hier de cijfers voor het handbedrijf gunstiger te stellen, nemen we eene verhouding aan van 3 : 10 in plaats van 1 : 4. Het resultaat wordt dan: 1 hakker voor een pneumatischen hakhamer heeft een loon van ƒ 2,40. Om hetzelfde werk, dat deze werkman verricht, uit de hand uit te voeren, moet voor het loon voor handwerk worden betaald: ^ x ƒ2,40 = ƒ8- Daar de tijdsbesparing bij boorwerk evenals bij hakwerk ongeveer 75 % is, bedraagt het arbeidsloon voor handboren: y x ƒ2,70 = ƒ9 — Hieruit vloeien de volgende loonen voort bij handbedrijf, vooropgesteld, dat evenveel werk verricht moet worden als bij een pneumatisch bedrijf: Klinken ƒ 14.50 Hakken - 8,— Boren - 9>— Totaal per dag / 31,50 of per jaar van 250 werkdagen 250 X ƒ 31,50 - 7875,— Daar de totale bedrijfskosten per jaar bij pneumatisch werken bij gelijke productie zich op f 6125,— stellen, wordt de besparing per jaar: verkregen door een pneumatische installatie ƒ 7875,— - 6125,— ƒ 1750,— Dit bedrag, dat per jaar bespaard wordt, vertegenwoordigt ca. 67 % der aanschaffingskosten der installatie, zoodat in \V% jaar tijds de installatie zich zelf geheel betaald heeft. Het resultaat is zeer gunstig. Bovendien is de installatie klein en wanneer deze grooter is, zullen de cijfers dan ook aanmerkelijk gunstiger spreken. Waar een reserve klink- en hakhamer voorhanden is, zal de slijtage aan deze gereedschappen kleiner zijn, zoodat de afschrijving van 30 % te hoog is. Ter algemeene oriënteering geven wij onderstaand nog eene tabel van de tijd- en geldbesparing, welke door toepassing van pneuma- 101 tische gereedschappen verondersteld wordt te kunnen worden bereikt. Ofschoon de beantwoording der vraag: „Welke besparing wordt met pneumatische werktuigen verkregen?" moeilijk te beantwoorden is, willen wij in onderstaanden tabel nog een vorm aangeven, waarbij een vergelijkende berekening is gemaakt. Deze tabel heeft haar ontstaan te danken aan cijfers, welke door gebruikers van pneumatische werktuigen werden verstrekt. Pneumatisch gereedschap het werk. Hakhamers. Afbramen van gietstukken Hakken en koken van staalplaten .... „ „ „ „ pijpen Reinigen van vlam» en condensatiepijpen Verf afkrabben van ijzer Licht plaathakwerk | Dichten, boren van kleine gaten in beton Klinkhamers. Ketel* en plaatwerk Staalappendagewerk Boren. Algemeen boorwerk Tappen Ruimen Houtboren Besparing tegenover handwerk. In geld. In tijd. Zandstampers. Vormen met droog zand Hefwerktuigen. Algem. toepassing 67-75% 84% 75% 75% 80% 84% 66% 50-60% 75% 65% 70% 90% 80% 75-90% 65-75% 75% 75% 75% 80% 75% 50% 60% 75% 85—90% 85—90% 90% 85% 80% Bovenstaande cijfers spreken voor zichzelf. Zij toonen duidelijk aan, dat de toepassing van eene pneumatische installatie de productie van de werkplaats dienovereenkomstig verhoogt, zonder dat voor ca. 10 werklieden loon betaald wordt. 102 Bij het samenstellen van een rentabiliteitsrekening voor de oprichting van een fabriek, zal men een berekening van alle kosten en van alle opbrengsten moeten maken, gebaseerd op de vermoedelijke productie en omzet. Evenals bij bovenstaande becijferingen komen daarbij factoren in het spel, die op de uitkomsten van het grootste belang zijn en waaraan dus alle aandacht geschonken moet worden. Eenige daarvan zullen wij hier in het kort vermelden. Het stam- en bedrijfskapitaal zal niet te laag geraamd moeten worden. Gewoonlijk vallen de kosten van den bouw der fabriek en de aanschaffing van machines enz. eerder tegen dan mede, en de verkrijging van kapitaal tijdens den bouw, en dus vóór dat de onderneming op eenig resultaat kan wijzen, is meestal lastig en duur. Daarbij wachte men zich voor overdrijving. Een te groot kapitaal vermindert proportioneel de winst, ook al kan het overtollige bedrag rentegevend belegd worden. Het doel van de oprichting der fabriek is toch, om meer rente van zijn geld te verkrijgen dan met eenvoudige belegging kan worden verdiend. Het crediet, dat men zelf zal moeten geven of zal kunnen krijgen, is mede van veel invloed op de grootte van^het bedrijfskapitaal, evenals de grootte der voorraden, die men bij de geraamde productiehoeveelheid voor een goeden gang van zaken steeds in magazijn zal moeten houden, en de prijs van grond- en hulpstoffen. Bij de oprichting zal men ook rekening moeten houden met eventueele uitbreiding en daarop zal ook reeds bij den bouw van de fabriek gelet moeten worden. Wordt hierop geen acht geslagen, dan loopt men later de kans, dat uitbreiding bovenmate kostbaar zal worden en storend op den geheelen gang van zaken zal inwerken. De eventueel verschuldigde rente tijdens den bouw der fabriek zal gekapitaliseerd moeten worden, omdat er gedurende dien tijd geen sprake van een winstrekening kan zijn, terwijl men later alle kosten moet kennen, die aan den bouw verbonden zijn geweest. Eveneens zullen alle kosten voor het houden van opzicht, en die voor het vervaardigen van teekeningen enz. ten laste van den bouw der fabriek moeten komen. Ligging der fabriek, gunstige af- en aanvoer van grondstoffen en producten spelen later een groote rol bij den kostprijs en een keuze van de terreinen, waarop de fabriek gebouwd zal worden, is dus van groote beteekenis voor de rentabiliteit. De aankoop van een oogenschijnlijk duur terrein kan, in verband 103 met de gemakkelijke verkeerswegen waaraan het gelegen is, dikwijls op den duur veel billijker zijn dan een goedkoop terrein met slechte toegangswegen, waardoor zoowel de aanvoer als de afvoer belemmerd en kostbaar wordt. Ook aan het transport op de terreinen dient bij de oprichting groote aandacht te-worden geschonken. Vooral in uitgebreide fabrieken, waar groote hoeveelheden grondstoffen of zware voorwerpen verplaatst moeten worden, spelen de middelen van transport een groote rol. De aanleg van spoorrails of smalspoor behoort, in verband met de hoeveelheden grondstoffen die zullen worden aangevoerd, zorgvuldig te worden overwogen. Een onoordeelkundige of bekrompen aanleg, waardoor later zou blijken, dat onvoldoende ruimte voor het bergen of rangeeren der waggons bestaat, kan een lastige en dure exploitatie ten gevolge hebben. Bij aan- en afvoer te water zal de wijze van lossen en laden en de ruimte voor het aanleggen van schepen eveneens groote aandacht vorderen. Men zal dus ernstig dienen te overwegen en zoo nauwkeurig mogelijk moeten becijferen, aan welke middelen van transport de voorkeur gegeven zal worden. De techniek heeft in deze richting in de laatste jaren zulk een vooruitgang gemaakt, dat een diepgaande studie van dit onderwerp op de uitkomsten der berekening van grooten invloed kan zijn. Uit het bovenstaande vloeit vanzelf voort, dat een doelmatige plaatsing van fabrieksgebouwen, magazijnen enz. een voorname eisch voor gunstige resultaten is, en dat dus een volledig en goed overlegd plan moet zijn gemaakt vóór met den bouw van eenig gebouw begonnen wordt. Een klein gebouw kan op de verdere indeeling der fabriek reeds van groote beteekenis wezen. Vóór met het ontwerpen kan worden begonnen, dient de productie, die men verwacht, te worden vastgesteld, om daarnaar de grootte der fabriek te kunnen berekenen. Vanzelf volgt hieruit de berekening der kosten van Directie en administratie, de raming van loonen, grondstoffen en verdere materialen, bedrijfskosten en algemeene kosten, terwijl voor de berekening van de bedrijfskosten moet worden uitgemaakt, welke soort van kracht zal worden aangewend, waarbij weder overwogen zal moeten worden of men deze zelf zal opwekken of dat zij, indien daarvoor gelegenheid bestaat, van een ander betrokken zal worden. Het spreekt van zelf, dat ten slotte de verkoopsprijzen der pro- 104 ducten geraamd zullen moeten worden en wel in verband met de afzetmogelijkheid. Als regel zullen de verkoopsprijzen hij grootere productie lager gesteld moeten worden dan wanneer het om geringere hoeveelheden gaat. Zoowel hierbij als bij de begrooting van alle kosten zal voorzichtigheid geraden wezen, daar wijzigingen zoowel in de prijzen der grondstoffen, als in de loonen, de bedrijfskosten en verkoopsprijzen, die onmogelijk alle met juistheid kunnen worden begroot, allerlei verrassingen kunnen brengen, die de geheele rentabiliteitsrekening in de war kunnen sturen. In het algemeen zal men dus, evenals bij bouwconstructiën een bepaalde zekerheidscoëfficient wordt aangenomen, ook hier een post voor veiligheid, voor tegenvallers, m de berekening moeten opnemen. Bij het opstellen van een rentabiliteitsberekening dient dus allereerst het benoodigde stamkapitaal *) in verband met de capaciteit van de fabriek, te worden bepaald, waarbij de volgende posten in den regel zullen voorkomen, hoewel de aard van elke fabriek zijn bijzondere eischen zal stellen. Aankoop grond; Kosten van spooraansluiting, los- en badinrichtingen, vervoermiddelen op de fabrieksterreinen; Fabrieksgebouwen en schoorsteenen; Stoomketels, toestellen, machines, gereedschappen, drijfwerk en dergelüken; Inrichtingen voor verlichting en Verwarming, geleidingen enz.; Inrichtingen voor het personeel, als schaft- en badgebouwen; Inrichtingen, welke verband houden met den verkoop der producten, als transportmiddelen, opslagruimten enz.; Daarna moet het bedrijfskapitaal x) begroot worden, om na uittrekking van een post voor onvoorzien te komen tot het totaal benoodigde kapitaal, waarna de wijze van verkrijging van het kapitaal overwogen moet worden. Bij de eigenlijke becijfering van de rentabiliteit zal men, met de geraamde productie tot grondslag, alle kosten, die gemaakt zullen worden, zoo nauwkeurig mogelijk dienen te begrooten, derhalve de waarde van de te verwerken grondstoffen, arbeidsloonen, onderhoud van gebouwen, machines enz., afschrijvingen en verdere *) Zie Hoofdstuk V. § 3. 105 bedrijfskosten, terwijl ook de algemeene kosten in overeenstemming met den afzet en de productie moeten worden geraamd. Waartegenover ten slotte de te verwachten opbrengst van de producten komt. Men kan bij zijn becijfering van de netto opbrengst ook uitgaan van den kostprijs en den verkoopsprijs per eenheid, om langs dezen weg te komen tot de netto opbrengst van een bepaalde productiehoeveelheid. Hiervan zal men zich echter meestal slechts kunnen bedienen, indien het de berekening geldt voor fabrieken, waarin slechts een of zeer weinig verschillende soorten van producten gefabriceerd worden. Bij de berekening zal men ook nog een anderen weg kunnen inslaan en bijv. berekenen hoe groot de productie minstens zal moeten zijn, om tot gunstige resultaten te komen, of hoe hoog minstens de verkoopsprijzen zullen moeten zijn, wil men kans van slagen hebben. Bij deze becijfering- zal men de verschillende kosten in veranderlijke en onveranderlijke moeten indeelen, om te kunnen nagaan, welke invloed van debietsvermeerdering te verwachten is. Uit het voorgaande zal wel reeds duidelijk zijn dat de geraamde productiehoeveelheid bij de berekening van overwegenden invloed is. De uitkomsten zullen bij den opzet van een geringe productiehoeveelheid als regel geheel anders zijn dan bij een eenige malen grooter kwantum. Toch moet men hieruit niet afleiden, dat steeds bij de grootste hoeveelheid de gunstigste resultaten verkregen zullen worden. Men dient hierbij n.1. onderscheid te maken tusschen winst als absoluut bedrag, dus de totaal winst, en winst als relatief bedrag, dus in verhouding tot het in de zaak gestoken kapitaal (dividend). Daarom is het bij het samenstellen van de rentabiliteitsrekening gewenscht de opzet te maken voor verschillende productiehoeveelheden. Daarnaast te stellen de grootte der kapitalen welke bij elk der verschillende hoeveelheden behoort, de kostprijs en de verkoopsprijs die het gevolg zullen zijn van de vermeerderde productiehoeveelheden, de absolute en de relatieve winst. Men zal daarbij dan dikwijls tot eigenaardige gevolgen komen en kunnen vaststellen, dat, ook al wordt de absolute winst grooter, de relatieve winst kleiner kan zijn. Door de stijging der productiehoeveelheid zal het kapitaal meestal grooter moeten zijn, terwijl er kans is dat de verkoopsprijzen lager 106 gesteld moeten worden, om den afzet der vergroote productie te verzekeren. Indien de stijging van het benoodigde kapitaal verhoudingsgewijze grooter is dan de te verwachten winst, zal per duizend gulden van dat kapitaal minder dividend kunnen worden uitgekeerd. In het algemeen zal het er om te doen zijn de relatieve winst zoo hoog mogelijk op te voeren, omdat daarbij de opbrengst van het aangewende kapitaal voor eiken aandeelhouder in het bijzonder van het meeste belang is. Eenigszins anders is het, indien de fabrikant uitsluitend met eigen kapitaal werkt. In dit geval kan het mogelijk zijn, dat hij meer waarde aan de absolute dan aan de relatieve winst hecht. Wij zullen een en ander met een eenvoudig voorbeeld toelichten. Stel dat men overweegt een fabriek op te richten waarin men zich voorstelt 50.000 stuks van een bepaald artikel te kunnen produceeren. Het kapitaal, dat daartoe noodig is, is geraamd op ƒ 100.000, de productiekosten per eenheid op f 2,—, terwijl de verkoopsprijs op ƒ 2,20 geschat wordt. De absolute winst zal dan ƒ 10.000,— bedragen, terwijl de relatieve winst 10 % van het kapitaal zal uitmaken. Door de productie te vergrooten, zal het benoodigd kapitaal toenemen, omdat meer machines, grootere gebouwen, meerdere ruimte enz. zullen noodig zijn. Deze stijging zal echter niet recht evenredig zijn met de productie, doch door allerlei omstandigheden eenigszins ten voordeele of ten nadeele afwijken. Het is immers mogelijk dat bijv. een productievermeerdering van eenige procenten geen directe uitbreiding van machines of gebouwen vereischen, terwijl een verdere uitbreiding belangrijke uitgaven met zich brengt, omdat de gebouwen dan te klein worden om de productiemiddelen onder te brengen, nieuwe en grootere gebouwen noodig worden of grond moet worden bijgekocht en ook het bedrijfskapitaal grooter zal moeten zijn. De kostprijs van het artikel zal echter dalen, omdat grootere hoeveelheden grondstoffen kunnen worden gekocht en verschillende kosten slechts weinig of niets toenemen. De verkoopsprijs zal echter eveneens dalen, door het grooter aanbod. In het hieronder volgend staatje is een raming gemaakt bij een productie van 50.000 stuks oploopende tot 300.000 stuks, waarbij de resultaten bij de verschillende productiehoeveelheden vermeld zijn. 107 Aantal Benoodigd Productie- Verkoops- Winst Wiast productie- , .t , kosten per prijs per (absoluut , . . t. eenheden kapitaal eenheid eenheid bedrag) (relatief) 50.000 ƒ100.000— ƒ2.— ƒ2.20 ƒ10.000.— 10 % 60.000 „110.000.— „1.96 „2.18 „13.200.— 12 „ 70.000 „ 125.000.— „ 1.93 „ 2.15 „ 15.400.— 12,3 „ 80.000 „140.000— „1.90 „2.14 „19.200.— 13,7 „ 90.000 „150.000.— „1.85 „2.13 „ 25.200.— 16,8,, 100.000 „160.000.— „1.83 „2.12 „ 29.000.— 18,1,, 125.000 „ 200.000.— „1.80 „2.11 „38.750— 19,4,, 150.000 „250.000.— „1.77 „2.10 „49.500.— 17,8,, 200.000 „300.000.— „1.71 „2.— „58.000.— 19,3 „ 300.000 „ 450.000— „1.60 „1.87 „ 75.000.— 18 „ Uit deze becijfering blijkt dat de absolute winst samen valt met de grootste productie. Zij bedraagt bij een productie van 300.000 eenheden ƒ 75.000.—. Toch is de relatieve winst, dus de winst in verhouding tot het benoodigde kapitaal, bij deze productiehoeveelheid niet het hoogst. Zij bedraagt n.1. 18 %, terwijl bij een productie van 125.000 eenheden de relatieve winst op 19.4 % is geraamd. Hieruit blijkt dat niet elke toeneming der productie een grootere uitkeering over het kapitaal mogelijk maakt en dat men bij den opzet eener fabriek niet alleen op de daling van de productiekosten, doch ook op de daling van den verkoopsprijs en de toeneming van het kapitaal heeft te letten. In een geval als hier zal men dus, indien het eene naamlooze vennootschap betreft, zeer vermoedelijk er toe overgaan de fabriek in te richten voor een capaciteit van 125.000 stuks, omdat dan hel grootste dividend zal kunnen worden uitgekeerd. Ook in bestaande fabrieken is de rentabiliteitsberekening telkens van beteekenis. Dit bleek trouwens reeds uit het eerst gegeven voorbeeld, doch zij kan ook haar nut hebben, om bij uitbreiding en inkrimping van het bedrijf te doen zien, welken invloed deze uitoefenen op de nuttigheid van het kapitaal dat in de onderneming wordt gebruikt. Het winstsaldo is daarbij niet altijd een betrouwbare gids. Prijsverschillen bij in- en verkoop, enz. kunnen aanleiding zijn, dat niet altijd duidelijk aan den dag treedt, welken invloed aan de uitbreiding zelf moet worden toegeschreven. De voordeelen van productie- 108 vermeerdering schuilen dikwijls hierin, dat het kapitaal niet naar evenredigheid behoeft te worden uitgebreid, waardoor dus de verhouding tusschen beide gunstiger wordt. Om dit met een voorbeeld toe te lichten, geven wij hieronder een staat, waarin de verhouding tusschen het kapitaal en de productiehoeveelheid der Amsterdamsche gasfabrieken van 1899 tot 1920 wordt weergegeven. (De getallen zijn eenigszins afgerond.) Gasproductie Jaar Kapitaal Gasproductie in M8. in r per f 1000.— | Kapitaal 1899 ƒ 17.248.500 34.648.000 2009 1900 16.952.000 40.013.000 2360 1901 16.826.000 46.112.000 2741 1902 16.663.000 51.701.000 3103 1903 17.261.000 58.220.000 3373 1904 18.196.000 62.239.000 3420 1905 19.072.000 66.726.000 3499 1906 19.819.000 73.742.000 3721 1907 19.865.000 79.844.000 4019 1908 19.961.000 82.639.000 4140 1909 20.176.000 87.497.000 4337 1910 20.269.000 91.770.000 4522 1911 19.777.000 93.085.000 4707 1912 19.862.000 96.184.000 4843 1913 22.114.000 101.059.000 4569 1914 21.592.000 103.940.000 4814 1915 20.571.000 103.243.000 5018 1916 19.657.000 103.869.000 5334 1917 19.739.000 77.223.000 3912 1918 19.332.000 64.394.000 3331 1919 18.314.000 76.190.000 4160 1920 17.360.000 65.243.000 3758 I Hieruit blijkt, dat in 1899 met een kapitaal van f 17.248.500, een hoeveelheid gas werd gemaakt van 34.648.000 M8., terwijl in 1916 met een kapitaal van f 19.657.000 een gasproductie van 103.869.000 M8. werd verkregen. In 1899 bedroeg de productie per f 1000 kapitaal dus 2009 M\, terwijl zij in 1916 tot 5334 M8. gestegen was. Dat een dergelijke 109 gunstige wijziging in de verhouding, op de resultaten grooten invloed zal uitoefenen, behoeft o.i. geen nader betoog. Door den oorlog en de daarmede gepaard gaande vermindering van den kolenaanvoer werd na 1916 het verbruik van gas op verschillende wijzen van hooger hand beperkt, zelfs door gedurende een deel van den dag de drukking in het buizennet zoo laag te maken, dat verbruik practisch niet mogelijk was. Bovendien werd het gebruik van electrisch licht op allerlei wijzen bevorderd, zoodat het gebruik van gas voor verlichting, zoo goed als ophield. Het gevolg was, dat in 1918 de gasproductie daalde tot 64.394.000 M8. Het kapitaal was toen f 19.332.000,—, zoodat de productie per ƒ 1000,— kapitaal slechts 3331 M8. bedroeg. Het spreekt van zelf, dat de finantieele resultaten, bij een dergelijke ongunstige wijziging in de nuttigheid van het aangewende kapitaal, belangrijk slechter waren en dat groote verliezen geboekt werden. HOOFDSTUK IV. De verschillende systemen van boekhouding. § 1. Het verschil tusschen de systemen. In Hoofdstuk II hebben wij verklaard, wat wij onder den kostprijs verstaan; thans is de voornaamste vraag, welk systeem van boekhouding moet de fabrikant invoeren en welke boeken moet hij daarbij houden, om op de meest zekere wijze den kostprijs te kunnen berekenen. Al willen wü hier niet een uitgebreide theorie der verschillende systemen van boekhouding geven, toch zijn wij verplicht, om behoorlijk antwoord op de gestelde vraag te geven, een en ander aan te stippen. De benaming fabrieksboekhouding, die men in het algemeen aan de boekhouding van den industrieel geeft, zou allicht aanleiding kunnen geven tot de veronderstelling, dat de fabrieksboekhouding een op zich zelf staand systeem van boekhouding is. Toch is dit, zooals wij nader zullen zien, niet het geval. Immers alleen het innerlijk samenstel, het mechanisme, verheft eene wijze van boekhouding tot een systeem. Op grond hiervan onderscheidt men o. m.: enkelvoudige boekhouding; dubbele boekhouding; cameralistische boekhouding; constante boekhouding. Vóór wij overgaan tot het aangeven der verschillen, die tusschen deze systemen van boekhouding bestaan, diene het volgende. Behalve dat het eigenbelang den fabrikant noopt boek te houden, dwingt ook de Wet hem aanteekening te houden van zijne overeenkomsten met anderen en van de veranderingen, die in de verschillende bestanddeelen, waaruit zijn vermogen bestaat, plaats vinden. 111 Die bestanddeelen zijn van zeer verschillenden aard en bestaan in hoofdzaak uit zijne bezittingen en zijne schulden. Zijne bezittingen kunnen bestaan in geld, goederen, gebouwen, machinerieën, effecten, paarden, vorderingen enz., terwijl zijne schulden worden gevormd door de vorderingen, die andere personen op hem hebben, al of niet door schriftelijke schuldbekentenissen in den vorm van promessen als anderszins erkend. Het verschil tusschen het totaal der bezittingen en het totaal der schulden geeft de grootte van het vermogen aan. Het doel van den koopman is zijn vermogen te vergrooten en het verschil tusschen de bezittingen en de schulden steeds meer in het voordeel van de eerste te doen uitvallen. Daartoe is hij steeds bezig om door inkoop en verkoop van verschillende artikelen, veranderingen teweeg te brengen in de bestanddeelen van zijn vermogen, en het zijn deze handelingen, die hem tot koopman maken. Uit de wijze, waarop hij aanteekening houdt van de hierboven genoemde handelingen, worden de verschillende systemen van boekhouding geboren. Bij de enkelvoudige en de cameralistische boekhouding wordt slechts rekening gehouden met de wijzigingen die de schulden en de bezittingen ondergaan. De veranderingen, die in de grootte van het vermogen mochten ontstaan, worden niet in details door de boeken aangegeven. Het vermogen wordt bij gebruik der enkelvoudige boekhouding jaarlijks vastgesteld door het opmaken van een staat (inventaris), die eene opsomming bevat van alle schulden en bezittingen, waarvan het verschil het vermogen aangeeft. Door dit te vergelijken met het vermogen van het vorig jaar wordt de toe- of afneming vastgesteld. Bij de dubbele en de constante boekhouding worden daarentegen door de boeken niet alleen alle veranderingen aangegeven, die in de bezittingen en in de schulden hebben plaats gevonden, doch wordt ook aangeteekend, waardoor de grootte van het vermogen wijziging heeft ondergaan. De cameralistische en de constante boekhouding onderscheiden zich bovendien van de enkelvoudige en de dubbele boekhouding daardoor, dat zij voor het tegenoverstellen en vergelijken der voorgenomen en uitgevoerde handelsvoorvallen ingericht zijn. Zij bezitten eene bijzondere groep rekeningen voor de restanten, die bij de enkelvoudige en de dubbele boekhouding niet voorkomen. *) *) Zie F. Hugli „Die Buchhaltungs-Systeme und Buchhaltungsformen". 112 Indien men nu eene der genoemde wijzen van boekhouding toepast in een fabrieks-, handels- of landbouwzaak, dan geeft dit wel aanleiding, dat in den vorm eenige wijziging ontstaat, doch een nieuw, op zich zelf staand systeem, wordt er niet door verkregen. De benaming fabrieksboekhouding geeft dan ook alleen aan, dat men een der bestaande systemen in eene industrieele onderneming heeft aangewend en met handhaving van het gekozen systeem de noodige vormveranderingen heeft aangebracht, ten einde zorg te dragen, dat de boekhouding alle gewenschte en noodzakelijke inlichtingen verschaft, die de fabrikant behoeft. § 2. De boekhouding volgens de dubbele methode. De boekhouding, die wij voor eene fabriekszaak het meest geschikt achten, is de dubbele boekhouding. Geen systeem is voor industrieelen als meer passend aan te bevelen, omdat het, naar eisch gehouden, den fabrikant, onder de meeste waarborgen van betrouwbaarheid, alle gewenschte en noodige inlichtingen verstrekt. De overige systemen verschaffen öf te weinig gegevens óf zijn te omslachtig 1). Wij zullen daarom trachten duidelijk te maken, op welke wijze de boekhouding naar de dubbele methode is ingericht. Zooals wij reeds vroeger opmerkten, wordt de grootte van het vermogen (kapitaal) door de bezittingen en de schulden bepaald. Deze verschillende bestanddeelen van het vermogen zullen voortdurend verandering ondergaan door bijv. geld om te zetten in goederen, vorderingen te innen, schulden te betalen enz. en het is hierbij mogelijk, dat deze omzettingen alleen aanleiding geven, dat de soort der schulden en bezittingen gewijzigd wordt, zoodat dus wel de samenstelling van het vermogen verandering ondergaat, maar dat de grootte van het vermogen dezelfde blijft. x) C. Adolphe Quilbault geeft in zijn „Traité d'économie industrielle" met de volgende woorden aan, welke gegevens de boekhouding moet verstrekken: „II faut organiser la comptabilité de telle facon que, nonseulement elle fasse connaitre les comptes des personnes, mais encore ceux des choses. 11 y a lieu de suivre les mouvements des capitaux considérables engagés dans une affaire, leur passage par les opérations industrielles, le revient de la production, le prix de la vente du produit et les resultats de 1'industrie par la comparaison des deux facteurs connus: le prix de revient et le prix de vente." 113 Het is echter ook mogelijk, dat wijziging in de bestanddeelen, waaruit het vermogen bestaat, gepaard gaat met eene verandering van de grootte van het vermogen. Wordt nu aanteekening gehouden van de veranderingen, die ontstaan in de bestanddeelen van het vermogen en tevens genoteerd de bij de verschillende wijzigingen ontstane toe- of afneming van .het vermogen, dan zal op een gegeven tijdstip de som van het oorspronkelijk kapitaal en de resultaten der gedurende een periode ontstane wijzigingen in het vermogen, gelijk moeten zijn aan de op hetzelfde tijdstip aanwezige waarde der vermogensbestanddeelen (bezittingen minus schulden), of wat op hetzelfde neerkomt, het verschil tusschen de waarde der vermogensbestanddeelen aan het begin en aan het einde eener periode, moet gelijk zijn aan de in die periode verkregen wijziging in de grootte van het vermogen zelf, welke wij winst of verlies noemen. Bij de dubbele boekhouding worden de aanteekéningen zoodanig te boek gesteld, dat de hierboven bedoelde uitkomsten worden verkregen en die aanteekéningen oefenen derhalve op elkander eene scherpe controle uit. Om hiertoe te geraken worden de verschillende handelingen, die genoemde wüzigingen te weeg brengen, volgens vaste regels aangeteekend en wij zullen thans nagaan, op welke wijze die aanteekéningen ten opzichte der vermogensbestanddeelen plaats hebben. De waarden der aanwezige bestanddeelen van het vermogen worden bij de opening eener zaak naar haar soort elk op een afzonderlijk blad in een register, het grootboek genaamd, aangeteekend en de naam van het bestanddeel wordt aan het hoofd van ■dit blad vermeld. Daarbij worden die bestanddeelen, welke eene bezitting vormen, steeds op de linkerbladzijde vermeld, terwijl de schulden (of negatieve bezittingen) op een ander blad aan de rechterzijde worden geboekt. Elk blad noemt men dan eene rekening. Spreken wij dus in het vervolg van eene goederen-rekening, of van eene gebouwen-rekening, dan wordt daarmede dat blad uit het grootboek bedoeld, waarop de jyaarde der goederen, of de waarde der gebouwen wordt vermeld. Het aantal rekeningen is derhalve geheel afhankelijk van de samenstelling van het vermogen. Ontstaat door aankoop eene vermeerdering van de waarde eener bezitting, dan wordt op de rekening, waarop de oorspronkelijke 8 114 waarde van dit bestanddeel geboekt is, daarvan aanteekening gehouden aan de linkerzijde der rekening. De verminderingen, bijv. door verkoop, worden daarentegen steeds aan de rechterzijde geboekt. Men zou natuurlijk ook de verminderingen kunnen aftrekken op de linkerzijde, doch ter verkrijging van een duidelijk overzicht is men gewoon de verminderingen en de vermeerderingen afzonderlijk te houden. Bij een gewone ruiling van geld tegen goederen, heeft eene vermindering van geld, maar te gelijk ook eene vermeerdering van goederen plaats. Beide veranderingen moeten worden aangeteekend. Op de rekening „Goederen" moeten wij aan de linkerzijde aanteekening houden van de vermeerdering; op de rekening, waarop wij het bedrag aan geld, dat wij bezitten, gewoon zijn te boeken, de rekening „Kas", moeten wij aan de rechterzijde de vermindering vermelden. De rekeningen, die voor het aanteekenen onzer schulden worden gehouden, worden op gelijke wijze behandeld als die, welke voor de bezittingen zijn geopend. Daarbij dient men in het oog te houden, dat eene vermindering van schuld, feitelijk overeenkomt met eene vermeerdering van bezitting. Wordt onze schuld dus kleiner, dan wordt dit op de linkerzijde der schulden-rekening geboekt, terwijl eene vermeerdering van schuld, overeenkomende met eene vermeerdering van bezitting, aan de rechterzijde moet worden aangeteekend. Men kan derhalve de bezittingen en schulden respectievelijk positieve en negatieve bezittingen noemen; daarom zouden wij uit het bovenstaande de volgende regels kunnen trekken: lo. Schrijf de oorspronkelijke waarde der bezittingen en de vermeerderingen daarvan op de rekeningen in het grootboek aan de linkerzijden. 2o. Schrijf de oorspronkelijke schulden en de verminderingen van bezittingen aan de rechterzijden. Of wil men voor de positieve en negatieve bezittingen elk afzonderlijke, regels: lo. Schrijf de oorspronkelijke waarde der bezittingen en de vermeerderingen daarvan op de rekeningen in het grootboek aan de linkerzijden. 115 2o. De verminderingen op de rechterzijden. 3o. Schrijf de oorspronkelijke schulden en de vermeerderingen daarvan op de rechterzijden in het grootboek. 4o. De verminderingen op de linkerzijden. Wenschen wij na een bepaalden tijd den stand van onze bezittingen en schulden te kennen, dan zullen wij dien uit de aanteekéningen in het grootboek kunnen afleiden, door bij elke rekening het verschil te bepalen, dat tusschen de oorspronkelijke waarde plus de vermeerderingen, en de verminderingen bestaat. Deze verschillen noemt men saldo's. Trekt men van het totaal der saldo's, die wij op de rekeningen der bezittingen vinden, het totaal der saldo's, die wij op de schulden rekeningen aantreffen af, dan geeft dit verschil ons de grootte van het vermogen aan. Wij zullen een en ander thans met een voorbeeld toelichten. Stel, dat het vermogen op 1 Januari 1918 als volgt is samengesteld en dat daarin de volgende veranderingen hebben plaats gehad: Model A. 1922 | No. 1 Januari 1 Gelden in kas ƒ 5000 — Fabrieksgebouw „ 14000 — Machines „ 6100 — Vordering op J. van den Berg, alhier „ 500 — Totaal der bezittingen f 25600 — Schuld aan B. Mulder, alhier „ 600 — Vermogen f 25000 — No. 2 Januari 2 Gekocht van J. Jansen alhier 10000 Kg. steenkolen en daarvoor betaald a f7.— „ 70 — No. 3 Januari 3 Ontvangen van J. v. d. Berg, het bedrag onzer vordering „ 500 — No. 4 Januari 4 Betaald op afkorting aan B. Mulder „ 400 — No. 5 Januari 4 Gekocht van J. v. Amerongen, te betalen over 2 maanden: 1 boorI machine „ 180 — 116 Deze posten worden als volgt in het grootboek overgebracht: Voor de bezittingen worden vier rekeningen geopend, nJ. „Kas", „Gebouwen", „Machines", „Vorderingen", waarop de verschillende bezittingen aan de linkerzijde worden geboekt. Voor de schuld aan B. Mulder wordt eveneens eene rekening geopend n.L „Schulden", waarop de schuld, als zijnde een negatieve bezitting, aan de rechterzijde wordt geboekt. (In het hier volgend model van het grootboek zijn deze posten met a gemerkt). Uit post no. 2 blijkt, dat voor eene som van ƒ 70,— kolen is gekocht en betaald. Er ontstaat hier eene nieuwe bezitting in den vorm van steenkolen» waarvoor dus eene rekening in het grootboek moet geopend worden onder het hoofd „Steenkolen" en waarop aan de linkerzijde de waarde dier bezitting wordt geboekt, terwijl op de rekening „Kas", omdat de bezitting aan geld met f 70,— is verminderd, daarvan aanteekening wordt gehouden aan de rechterzijde (zie de posten gemerkt met b). Uit post no. 3 blijkt, dat J. v. d. Berg de vordering ad ƒ 500,—" betaalt. Aan den eenen kant wordt dus eene vermeerdering van geld verkregen, waarvan op de rekening „Kas" aan de linkerzijde aanteekening wordt gehouden, terwijl aan den anderen kant eene vordering van f 500,— komt te vervallen. De vermindering dezer bezitting wordt op de rekening „Vorderingen" aan de rechterzijde geboekt (zje de posten c). Uit post no. 4 zien wij, dat wij van onze schuld aan B. Mulder ƒ 400,— voldoen. Daardoor wordt onze schuld met f 400,— verminderd of m. a. w. onze bezitting met f 400,— vermeerderd. Deze vermeerdering wordt op de linkerzijde der rekening „Schulden" aangeteekend. Door de betaling vermindert onze bezitting aan geld, waarvan de boeking derhalve op de rechterzijde der rekening „Kas" moet plaats hebben (zie de posten d). Post no. 5 leert ons, dat wij eene boormachine hebben gekocht voor ƒ 180,—, doch eerst later dit bedrag zullen betalen. De bezitting aan machines vermeerdert met f 180,—, en dit moeten wij derhalve boeken op de rekening „Machines" aan de linkerzijde. Te gelijk ontstaat echter eene schuld aan J. v. Amerongen tot gelijk bedrag en daardoor wordt onze bezitting verminderd, waarvan wij op de rekening „Schulden" aan de rechterzijde aanteekening moeten houden (zie de posten e). 117 Na deze boekingen zullen de rekeningen in het grootboek er als volgt uitzien: Model B. KAS. Linkerzijde. Rechterzijde. 1922.1 ' 1922.1 Jan. 1 Voor contanten in kas (a)!/ 5000—Jan. 1 Voor betaald aan J. „ 3 „ ontvangen v. J. v. i| Jansen (b) ƒ 70— d. Berg (c) L 5001— „ 4 Voor betaald aan B. j Muider (d) . . . . ..j„ 400— Linkerzijde. Rechterzijde. 1922. Jan. 1 Voor gebouwen (a) 714000- Linkerzijde. Rechterzijde. 1822. Jan. 1 Voor machines (a) . . „ 4 „ eeneboormachine(e) / 6100 „ 180 Linkerzijde. Vorderingen. Rechterzijde. 1922.1 'I 1922.1 Jan. 1 Voor vordering op J. v. Jan. 2 Voor betaald door J. v. d. Berg (a) ƒ 500— d. Berg (c) / 5001— Linkerzijde. Schulden. Rechterzijde. 1922. I I 1922.1 I Jan. 4 Voor betaald aan B. j Jan. 1 Voor schuld aan B. Mul» Mulder (d) ƒ 400— der (a) / 600 „ 4 Voor schuld aan C. v. J Amerongen (e) . . . | 800 Linkerzijde. 118 Steenkolen. Rechterzijde- 1922 Jan. 2 Voor 10.000 Kg. steen* kolen (b) / 70M Uit bovenstaande rekeningen kunnen wij thans gemakkelijk als volgt de samenstelling van het vermogen afleiden: Bezittingen: In kas bevindt zich (f 5000 + f 500) — (ƒ 70 + f 400) = ƒ 5030,— Gebouwen, niet veranderd = „ 14000.— Machines ƒ 6100 + / 180 = „ 6280,— Vorderingen 500 — „ 500 = „ 0,— Steenkolen = „ 70,— Schulden: Totaal . . . ƒ 25380,- Vorderingen van Mulder en v. Amerongen (ƒ 600 + ƒ 180) — ƒ 400 = „ 380,- Vermogen. . . f 25000,— Wij zien hieruit, dat alleen de vermogensbestanddeelen zijn veranderd. Het vermogen zelf is ongewijzigd gebleven, n.1. f 25000,—. Hetzelfde resultaat kunnen wij verkrijgen, wanneer wij het totaal van alle bedragen, die aan de linkerzijden der rekeningen voorkomen, verminderen met het totaal der bedragen, welke aan de rechterzijden voorkomen. Wij vinden dan n.I.: ƒ 26750 — ƒ 1750 = f 25000,—. De rekeningen van de vermogensbestanddeelen stellen ons derhalve, zooals wij zagen, in staat een overzicht te verkrijgen van de veranderingen, die in de bestanddeelen hebben plaats gehad. Wenschen wij ook een overzicht te verkrijgen van de veranderingen, die het vermogen ondergaat, dan dienen wij ook voor dit doel bijzondere rekeningen te openen. Daartoe wordt in de eerste plaats in het grootboek eene rekening gehouden, waarop de oorspronkelijke grootte van het vermogen of kapitaal wordt geboekt. In tegenstelling met de rekeningen der bezittingen, wordt deze aanteekening aan de rechterzijde gehouden. 119 In het voorgaande grootboek wordt derhalve eene nieuwe rekening geopend onder het hoofd „Kapitaal", waarop aan de rechterzijde ƒ 25.000,— wordt geboekt. Hierdoor ontstaat gelijkheid tusschen de som der totaalbedragen der linker- en die der rechterzijden in het grootboek. Wij vonden namelijk aan het einde der boeking totaalposten links ƒ 26.750,—, en rechts f 1.750,—. Openen wij nu de kapitaalrekening rechts met f 25.000,—, dan is het totaal aan beide zijden ƒ 26.750,—. Alle vermeerderingen van het vermogen worden aan de rechter-, alle verminderingen aan de linkerzijde geboekt en juist door deze handelwijze ontstaat er gelijkheid tusschen de rekening van het vermogen en de rekeningen van zijn bestanddeelen. Daar het verder voor den koopman van belang is te weten, waardoor zijn vermogen toe- of afneemt, opent hij verschillende rekeningen, waarop hij van de toeneming en afneming aanteekening houdt. Wij willen echter voor het oogenblik hiermede nog geen rekening houden en alle vermeerderingen of verminderingen op de rekening „Kapitaal" boeken. Stel, dat ons vermogen als volgt is samengesteld: Bezittingen: Geld ƒ 4.000,— Goederen - 3.000,— Huizen -10.000,— Vordering op J. de Groot - 5.000,— Schulden: Schuld aan J. van Bommel ƒ 22.000,— - 2.000,— Vermogen ƒ 20.000,— dat verder het volgende moet geboekt worden: 120 Model C. 1922 No. 1. Januari. 2 Ontvangen van J. de Groot Y2 jaar i rente van de ons verschuldigde som ad / 5.000,— a 4% ! 1/100 — No. 2. Januari. 3 Betaald voor reparatiën aan onze huizen | 90 No. 3. Januari. 4 Verkocht aan C. van Veen diverse goederen en daarvoor ontvangen . / 850;— Inkoop . . . „ 73W— Winst ... „120 — No. 4. Januari. 5 Betaald aan J. v. Bommel het bedrag zijner vordering M 2000 Om deze posten in het grootboek over te brengen, openen wij weer verschillende rekeningen. De bezittingen en schulden worden respectievelijk geboekt op de rekeningen: „Kas", „Goederen", „Huizen", „Vorderingen" eri „Schulden". De bezittingen aan de linkerzijde, de schulden aan de rechterzijde (zie posten a. in het volgend grootboek). Voor het vermogen openen wij thans ook eene rekening onder het hoofd „Kapitaal", waarop aan de rechterzijde het bedrag van ƒ 20.000,— wordt geboekt (zie op deze rekening post a.). Volgens aanteekening no. 1 ontvangen wij eene som van f 100,— voor verschuldigde rente. Onze bezitting aan geld wordt derhalve met / 100,— vermeerderd en dit bedrag wordt aan de linkerzijde op de rekening „Kas" geboekt. Tegelijk ontstaat hier eene vermeerdering van het vermogen en daarvan wordt nu op de rekening „Kapitaal" aan de rechterzijde aanteekening gehouden (zie de posten b.). Volgens post no. 2 betalen wij f 90,— reparatiekosten. Daardoor vermindert onze bezitting aan geld met f 90,—, waarvan op de rechterzijde der rekening „Kas" aanteekening moet worden gehouden. Tevens wordt ons vermogen daarmede verkleind en wij boeken derhalve dit bedrag aan de linkerzijde van de kapitaalrekening (zie de posten c). Uit post no. 3 zien wij, dat wij eene partij goederen, die ons oorspronkelijk f 730,— heeft gekost, voor ƒ 850,— hebben ver- 121 kocht en dus f 120,— winst heeft opgeleverd. Onze bezitting aan geld vermeerdert derhalve met f 850,—, welk bedrag daarom aan de linkerzijde der rekening „Kas" moet worden geboekt Daarentegen verdwijnt eene bezitting aan goederen ad f 730,— en ontstaat eene vermeerdering van vermogen (door de winst) ad f 120,—. Van beide voorvallen wordt op de rechterzijde, respectievelijk op de rekening „Goederen" en op de rekening „Kapitaal" aanteekening gehouden (zie de posten d.). Tengevolge der betaling aan J. van Bommel wordt onze bezitting aan geld f 2000,— kleiner. Dit wordt dus geboekt aan de rechterzijde van de Kasrekening, terwijl onze schuld verminderd wordt met gelijk bedrag, waarvan dus aanteekening geschiedt op de rekening „Schulden" aan de linkerzijde (zie de posten e.). Nadat deze posten in het grootboek zijn overgebracht, zal op de rekeningen het volgende voorkomen: Linkerzijde. Fol. 1 KAS. Fol. 1. Rechterzijde. '1922. I F 1922.1 I Jan. 1 Voor contanten in kas (a) | / 4000.— Jan. 3 Voor betaalde reparatie* „ 2 „ ontvangen rente (b) i! „ 100,— kosten (c) ƒ 90— „ 3 „ ontvangen van C. v. I „ 5 Voor betaald aan J. v. Veen (d) |„ 85o|— j Bommel (e) . . . .j|„2000— Linkerzijde. Fol. 2. Goederen. Fol. 2. Rechterzijde. 1922j~| 1922.Ï ' [" || I Jan. 1 Voor goederen (a) . . ƒ 3000— Jan. 4 I Voor verkochte goede* i ren (d) ƒ 730— Linkerzijde. Fol. 3. Hulzen. Fol. 3. Rechterzijde. 1922.1 Jan. 1 Voor huizen (a) Linkerzijde. Fol. 4. Vorderingen. Fol. 4. Rechterzijde. 1921 Jan. Voor vorderingen op J. de Groot (a) . . . . ƒ 50001 Linkerzijde. Fol. 5. Fol. 5. Rechterzijde. 1922. Jan. 5 Voor betaald aan J. v. Bommel (e). . . . . ƒ 2000— 192Z Jan. 1 Voor schuld aan J. v. Bommel (a) / 2000- Linkerzijde. Fol. 6. Kapitaal. Fol. 6. Rechterzijde. 1922. I I 1922.1 I Jan. 3 Voor reparatiekosten aan Jan. 1 Voor ons vermogen (a) |/20000,— huizen (c) . .... / 90(— „ 2 „ rente (b). . . . „ 100H„41 „ Winst op goede» |! j ren(d) |j„ 120j— Uit bovenstaande rekeningen zien wij, dat ons vermogen thans als volgt is samengesteld: Bezittingen: Geld (a + b + d) — (c + e) f 2.860,— Goederen (a — d) - 2.270,— Huizen (a) - 10.000,—^ Vorderingen (a) - 5.000,— Totaal .... /20.130,— Schulden: (a-e) Nihil. Vermogen f 20.130,— De kapitaalrekening leert ons, dat het oorspronkelijk kapitaal van ƒ 20.000 is vermeerderd met ƒ 100 en f 120, derhalve f 20220 is geworden, terwijl het blijkens de linkerzijde is verminderd met ƒ 90 en dus thans f 20220 — f 90 = ƒ 20.130 groot is. Derhalve geven èn de rekening van de vermogensbestanddeelen èn de rekening van het vermogen gelijke uitkomsten, terwijl de 122 123 laatst rekening ons bovendien doet zien, dat het vermogen is vermeerderd met ƒ 220,— tengevolge van ontvangen rente en gemaakte winst op goederen, terwijl het door reparatiekosten is verminderd met / 90,— en dus ten slotte met f 130,— is toegenomen. Wij hebben derhalve een duidelijk beeld, van wat er heeft plaats gehad, en tegelijk eene nauwkeurige controle op de plaats gehad hebbende boekingen. Hoe eenvoudig de hier behandelde methode van boekhouden ook schijnt, in de praktijk is zij inderdaad niet zoo gemakkelijk uit te voeren. Reeds in een gewone handelszaak is het meestal zeer moeilijk bij eiken verkoop direct vast te stellen, hoeveel de gemaakte vermeerdering of vermindering van het vermogen bedraagt. In fabriekszaken, waar het bedrijf uit den aard der zaak veel samengestelder is, is dit nog lastiger. Vandaar, dat men bij verkoop van goederen de gemaakte whist of het geleden verlies, begrepen in de verkoopsom, voorloopig boekt op de Qoederenrekening in plaats van op de Kapitaalrekening. Een gevolg hiervan is, dat het verschil tusschen het totaal der bedragen voorkomende op de linkerzijde en de rechterzijde van die rekening niet meer aangeeft de waarde der nog aanwezige goederen, maar deze waarde, verminderd met de winst of vermeerderd met het verlies. Dergelijke rekeningen noemt men daarom gemengde rekeningen. Daar de bepaling van de op deze rekeningen voorkomende winsten of verhezen uit de boeken zeer bezwaarlijk is, worden zij gewoonlijk langs anderen weg berekend, n.1. door vaststelling van de waarde der nog aanwezige goederen. Daartoe moet men nauwkeurig hoeveelheid en prijs dier goederen bepalen. De hoeveelheid-wordt gewoonlijk door weging of meting vastgesteld, terwijl als prijs onder normale omstandigheden de inkoopsprijs wordt aangenomen. Heeft men de waarde der goederen vastgesteld, dan is de bepaling van de winst of het verlies niet moeilijk. Is het totaal der posten linkerzijde gelijk aan het totaal der posten rechterzijde, dan is er eene winst gemaakt, overeenkomende met de waarde der aanwezige goederen. Is het verschil tusschen het totaal der posten aan de linkerzijde en het totaal der posten aan de rechterzijde gelijk aan den voorraad, dan is er noch winst noch verlies. Is het totaal der posten linkerzijde grooter dan dat der rechter- 124 zijde en is dit verschil grooter dan de voorraad, dan is een verlies geleden, overeenkomende met dit verschil. Is dit verschil kleiner dan de voorraad, dan is eene winst gemaakt. Is het totaal der posten aan de rechterzijde grooter dan dat der linkerzijde, dan is dit verschil reeds winst, die nog vermeerderd moet worden met de waarde van den voorraad. De gemaakte winsten of de geleden verliezen, die wij voorloopig op de gemengde rekeningen hebben geboekt, moeten, wanneer wij de resultaten van al onze handelingen wenschen te kennen, van deze rekeningen worden afgevoerd en op de kapitaalrekening worden overgebracht. Is er winst behaald, dan moet daarvan, om de vroeger aangegeven redenen, op de kapitaalrekening aan de rechterzijde aanteekening worden gehouden. Op de gemengde rekeningen zullen wij daarvan aanteekening moeten houden aan de linkerzijde, omdat wij deze rekeningen moeten zuiveren van de daarop voorloopig aan de rechterzijde geboekte winsten. Wij zouden dit kunnen doen door aftrekking, doch daar dit geen gebruik is, boeken wij het af te trekken bedrag aan de linkerzijde, waarmede wij hetzelfde resultaat bereiken. Na deze boeking is de rekening weder tot eene gewone rekening der vermogensbestanddeelen teruggebracht. Bij geleden verliezen zal natuurlijk een boeking in omgekeerden zin plaats hebben. Gewoonlijk heeft het bepalen der aanwezige vermogensbestanddeelen aan het einde des jaars plaats. Alsdan wordt een staat samengesteld, waarop de waarde voorkomt van al de bestanddeelen, zoowel positieve als negatieve. Een dergelijken staat noemt men inventaris en met behulp der hierop genoteerde waarden, bepalen wij de winst of het verlies, welke op de verschillende rekeningen is geboekt. Evenals de winst of het verlies van de gemengde rekeningen wordt afgevoerd, wordt ook de waarde der bezittingen en der schulden aan het einde des jaars van deze rekeningen overgeschreven op een daarvoor bestemde verzamelrekening, de Balans genaamd. Het spreekt van zelf, dat op deze rekening de waarde der bezittingen (activa), evenals bij de andere rekeningen, aan de linkerzijde, de schulden (passiva) aan de rechterzijde geboekt worden. Op de rekeningen, waarvan wij deze bezittingen en schulden 125 hebben afgevoerd, wordt daarvan aanteekening gehouden op de rechter- resp. op de linkerbladzijde. Bij vergelijking van het totaal van de bedragen der linkerzijde met dat der rechterzijde eener gemengde rekening, waarvan de gemaakte winst of het geleden verlies is overgeboekt, behooren wij te vinden, dat deze sommen aan elkander gelijk zijn. De overschrijvingen zijn dus een geschikt middel van controle en hebben als zoodanig groote waarde. Het op deze wijze gelijk maken der rekeningen noemt men het afsluiten. Het afsluiten der rekeningen van vermogensbestanddeelen, waarop geen winst of verlies is geboekt, zooals Kas, Schulden en Vorderingen in eigen geld, is natuurlijk eenvoudiger, daar de hierop voorkomende saldo's eene bezitting of eene schuld vormen, die op de balans kunnen worden overgeboekt. Het saldo op de balans geeft nu de grootte van het zuiver vermogen aan, dat geheel moet overeenkomen met het saldo, gevonden op de kapitaalrekening, en om hiervan het bewijs te leveren, wordt dit laatste saldo gevoegd bij de posten aan de rechterzijde van de balans en aan de linkerzijde van de kapitaalrekening. Beide rekeningen moeten dan gelijkheid aanwijzen tusschen de daarop voorkomende totalen aan rechter- en Ünkerzijde en leveren derhalve wederom onderling controle. Wij zuilen thans eens nagaan, op welke wijze men in de praktijk gewoon is de boeken te houden. De veranderingen in de vermogensbestanddeelen of in het vermogen, worden in de volgorde, waarin zij plaats vinden, aangeteekend in een register, dagboek of memoriaal genaamd (zie model A.). Elke aanteekening noemt men een post. Van uit dit boek moeten de posten worden overgedragen in het grootboek. Wordt daarbij een post op de linkerbladzijde geschreven, die men gewoon is de debetzijde te noemen, dan spreekt men van het debiteeren eener rekening; wordt een post op de rechterbladzijde, die men creditzijde noemt, geboekt, dan spreekt men van het crediteeren der rekening. Daar het echter niet altijd even gemakkelijk is uit te maken, welke rekening moet worden gedebiteerd of gecrediteerd, wordt de post eerst in een ander register in zoodanigen vorm overgeschreven, dat het overbrengen in het grootboek een machinaal werk wordt en vergissingen voorkomen worden. 126 Het hier bedoelde register noemt men Journaal. Bij de inschrijving in dit register worden altijd eerst de rekeningen, die gedebiteerd moeten worden, genoemd, met vermelding van de reden, die aanleiding tot het debiteeren geeft; daarna worden de rekeningen, die gecrediteerd moeten worden, genoemd. Ter bevordering der controle bevinden zich in dit register twee geldkolommen, waarvan de eene dient tot opneming der bedragen, die in het grootboek aan de debetzijde moeten geboekt worden, terwijl de andere daarentegen de bedragen bevat, die in het grootboek aan de creditzijde moeten ingeschreven worden. Vóór den naam der rekeningen in het journaal wordt het nummer van het blad vermeld, waarop de betrekkelijke rekening in het grootboek voorkomt; heeft de overbrenging hierin plaats gehad, dan geeft men dit aan door eene stip of ander teeken vóór het nummer te plaatsen. Tot verduidelijking worden de namen der rekeningen in het journaal met flink middelsoort schrift geschreven en vóór de rekening, die moet worden gecrediteerd, het woordje „aan" geplaatst. Vinden wij dus in ons memorieel, dat wij aan de firma A. & Co. een waggon van 10.000 K.Q. draadnagels hebben verkocht en daarvoor / 900,— hebben ontvangen, dan wordt deze post op de volgende wijze in het journaal ingeschreven: Model D. Amsterdam, 2 Januari 1922. Folio I. Folio's groots boek. 3 Kas: voor ontvangen van de firma A. 6. Co. / 900 — 4 aan Goederen: voor 10.000 K.G. draadnagels ... / 900 — 3 Januari. De posten in het journaal worden doorloopend genummerd en de bedragen opgeteld. Daar al de in het journaal geboekte posten in het grootboek overgebracht worden, zullen de totalen der debet- en creditkolommen respectievelijk moeten overeenstemmen met de totalen van alle debetposten en alle creditposten in het grootboek. Vóór de afsluiting der boeken moet men zich overtuigen, of dit 127 werkelijk het geval is en daartoe wordt een staat, proefbalans genaamd, opgemaakt, waarop in volgorde worden vermeld de namen der rekeningen van het grootboek met daarachter in twee kolommen, de som der bedragen, die op elk der rekeningen in debet en credit voorkomen. De bedragen der beide kolommen worden daarna opgeteld en nu moet er overeenstemming bestaan tusschen het totaal der in elk dezer kolommen vermelde bedragen en de eindtellingen van het journaal. Zeer aan te bevelen is het een dergelijken staat niet alleen bij het afsluiten der boeken, doch ook eenige malen in den loop van het boekjaar samen te stellen, ten einde te zien, of de overbrenging in het grootboek gedurende een bepaald deel van het jaar juist heeft plaats gehad. Toch levert de staat niet het stellige bewijs, dat geen fouten zijn gemaakt. Wordt bijv. in het grootboek aan de debetzijde der rekening „Goederen" een bedrag geboekt, dat eigenlijk aan de debetzijde der rekening „Huizen" behoorde te worden aangeteekend, dan ontstaat er in de som der bedragen, geboekt aan de debetzijden, geen verschil. Toch is er een fout gemaakt. Wordt echter een bedrag, behoorende op de debetzijde eener rekening, foutief op de creditzijde geboekt, of wordt een onjuist bedrag overgenomen, dan levert de proefbalans het bewijs, dat er een fout gemaakt is. Bij het afsluiten der boeken wordt ook nog een ander gebruik van de proefbalans gemaakt en daartoe het aantal kolommen met twee vermeerderd. In deze kolommen worden de saldi, die op de verschillende rekeningen voorkomen, opgenomen. Zoodra het bedrag der debetzijde grooter is dan dat der creditzijde, spreekt men van een debetsaldo. In het omgekeerde geval spreekt men van een creditsaldo. Daar deze saldi verkregen worden door van de debet- en creditbedragen telkens een gelijk getal, n.1. het kleinste af te trekken, spreekt het vanzelf, dat het totaal der debet-saldi gelijk moet zijn aan het totaal der credit-saldi. Het zijn deze saldi, die wij bij het afsluiten der boeken noodig hebben en welke dienen ter bepaling van de winsten en de verliezen. Hier volgt thans het model eener proefbalans, getrokken uit het grootboek, dat wij het laatst behandelden. 128 Model E. Proefbalans op 1922. Tellingen. Saldi. 'a> -g Namen der rekeningen. I j « M § Debet. Credit. Debet. Credit. £a | 1 11 i i n 1 Kas / 4950 — ƒ 2090 — / 2860 — | — — ■ 2 Goederen , 3000— „ 730— „ 2270 - j — — 3 Huizen , 10000— — — „ 10000— j — — 4 Vorderingen , 5000 — — — „ 5000 —j ' —• — 5 Schulden L 2000— „ 2000— — — I .— — 6 Kapitaal „ 90— „20220— — — / 20130 — Correspondeert met de ! tellingen v.h. journaal / 25040 — / 25040 — / 20130 — I / 20130 -*>■ De directe vermeerderingen of verminderingen van het vermogen, die gedurende den loop van het boekjaar plaats hebben, worden gewoonlijk niet op de kapitaalrekening aangeteekend, maar naar hun aard voorloopig op zoogenaamde hulprekeningen van het kapitaal geboekt, ten einde het overzicht over die toe- of afname gemakkelijk te maken. Zoo boekt men bijv. toe- of afname van het vermogen door rente ontstaan, op de rekening „Rente" of „Intrest", die, wélke ontstaan door reparatiekosten, op eene rekening „Onderhoud", enz. Aan het einde van het boekjaar wordt de op deze hulprekeningen geboekte winst of verlies, met alle overige op de gemengde rekeningen geboekte winsten en verliezen, op eene rekening, genaamd „Winst- en Verliesrekening" of kortweg „Winstrekening", verzameld, die, voorloopig de plaats innemende van de kapitaalrekening, op dezelfde gronden als deze rekening voor de winsten moet worden gecrediteerd en voor de verliezen gedebiteerd. Deze rekening geeft derhalve een gespecificeerd overzicht der winsten en verliezen, die gedurende het boekjaar door de verschillende handelingen verkregen of geleden zijn en daarmede kan de koopman natuurlijk zijn voordeel doen, daar hij hieruit kan afleiden, welke soort handelingen tot vermeerdering en welke soort tot de vermindering van het kapitaal hebben medegewerkt. Alleen het saldo dezer rekening wordt op de kapitaalrekening overgeboekt. Is er meer winst dan verlies, dan wordt de kapitaalrekening daarvoor gecrediteerd. In het omgekeerde geval wordt zij gedebiteerd. 129 Door deze bedragen respectievelijk op de debet- of op de creditzijde der winstrekening te boeken, moet het totaal der aan de debetzijde vermelde bedragen gelijk worden aan het totaal der aan de creditzijde geboekte bedragen. De kapitaalrekening geeft derhalve alleen aan de grootte van het oorspronkelijk kapitaal met het totaal der vermeerdering of der vermindering. In het voorgaande hebben wij reeds kennis gemaakt met de rekeningen, die in bijna elke zaak aangetroffen worden; thans zullen wij nog eenige zeer veel voorkomende rekeningen behandelen. De namen der rekeningen „Vorderingen" en „Schulden" worden gewoonlijk vervangen door „Debiteuren" en „Crediteuren". Voor personen, waarmede wij veelvuldig in aanraking komen, openen wij echter een afzonderlijke rekening, waarvan aan het hoofd bun naam en woonplaats gesteld wordt. Qeeft een debiteur (schuldenaar) ter meerdere zekerheid, dat bij zijne verplichtingen zal nakomen, eene schriftelijke belofte in den vorm eener promesse *), dan wordt onze verhouding tegenover bem gewijzigd en moeten wij hiervan aanteekening houden. Daartoe wordt in het grootboek eene nieuwe rekening geopend onder het hoofd „Te innen wissels", die voor de waarde in de promesse uitgedrukt, wordt gedebiteerd, terwijl de rekening „Debiteuren" wordt gecrediteerd, omdat er een nieuwe bezitting in den vorm eener promesse ontstaat, terwijl de vordering zonder schriftelijke belofte is opgeheven. Dezelfde boeking heeft plaats, wanneer een debiteur ons een *) Art. 208 W. v. Kooph. zegt: „Een orderbriefje, of promesse aan order, .„is een gedagteekend en onderteekend geschrift, bij hetwelk iemand zich „verbindt om, ter zijner woonplaatse, of ter woonplaats van een ander binden dezelfde gemeente of elders, en met of zonder tijdsbepaling, de daarbij „uitgedrukte geldsom aan de order van den nemer te voldoen, met erkenning van genotene waarde of van waarde in rekening." De vorm is gewoonlijk als volgt: Op den 15den Augustus 1900 en achttien neem ik aan te betalen aan den Heer J. van den Berg te Utrecht of order, de som van Zeshonderd drie en twintig gulden, waarde genoten. Goed voor ƒ 623,—. Rotterdam, 15 Juli 1918. J. DE GROOT. 130 wissel *) zendt, die ons het recht geeft, bij een daarin aangewezen persoon, de verschuldigde som te incasseeren. Geven wij daarentegen aan een onzer schuldeischers (crediteuren) een schriftelijke belofte (in den vorm van eene promesse), dat wij onze schuld op een bepaald tijdstip zullen voldoen, of accepteeren wij een op ons afgegeven wissel, dan moet ook daarvan aanteekening worden gehouden, daar onze zoogenaamde boekschuld in een wisselschuld is veranderd. Wij openen daartoe eene rekening „Te betalen wissels", die voor de nieuw ontstane wisselschuld wordt gecrediteerd, terwijl de rekening crediteuren wordt gedebiteerd, omdat de hierop geboekte schuld ophoudt te bestaan. Bij het betalen van salaris aan boekhouder of bedienden, ontstaat eene vermindering van kapitaal, die om de vroeger gemelde reden echter niet aan de debetzijde van de kapitaalrekening, maar aan de debetzijde der „Onkostenrekening" geboekt wordt. Voor goederen, die in depót worden gezonden, wat vooral veel plaats heeft in fabriekszaken, wordt eene rekening geopend onder het hoofd „Goederen in depot te .... bij " welke rekening wordt gedebiteerd voor de waarde der gezonden goederen, terwijl de goederenrekening wordt gecrediteerd. Bij ontvangst van bericht, dat door den depothouder een deel der goederen is verkocht, wordt de rekening „Goederen in depot te .... bij ... ." gecrediteerd, omdat eene bezitting is verminderd, x) Art. 100 W. v. K. zegt: „Een wisselbrief is een geschrift uit eene „plaats gedagteekend, waarbij de onderteekenaar iemand last geeft om „eene daarin uitgedrukte geldsom, in eene andere plaats, op of na zicht, of op „eenen bepaalden tijd, aan een aangewezen persoon of aan deszelfs order „te betalen, met erkenning van ontvangene waarde of van waarde in rekening." De vorm is gewoonlijk als volgt: Utrecht, 15 Juli 1918. Goed voor ƒ 400,—. Een maand na dato gelieve UEd. te betalen aan de Amsterdamsche Bank te Amsterdam of order de som van vierhonderd gulden waarde in rekening. Den Heer A. VAN DEN HEUVEL, Amsterdam. B. MULDER. Beide stukken zijn ingevolge de Zegelwet aan zegelrecht onderworpen. 131 terwijl de depothouder wordt gedebiteerd, omdat eene nieuwe bezitting in den vorm eener vordering is verkregen. Aldus voortgaande zouden wij nog een groot aantal rekeningen kunnen behandelen, doch zonder twijfel te uitvoerig worden. Wij meenen daarom met het bovenstaande te kunnen volstaan. Met de noodige moeite zal de ernstige beoefenaar, naar wij hopen, in de hiervolgende fabrieksboekhouding den weg kunnen vinden. Bij de boeking der posten stelle men zich telkens de volgende vragen: 1°. Heeft er eene ruiling van waarde plaats? (verandering uitsluitend in den vorm van het vermogen). 2°. Heeft er eene ruiling plaats die tevens eene wijziging brengt in de grootte van het vermogen? 3°. Heeft er eene vermeerdering van het vermogen plaats, doordat eene nieuwe waarde ontstaat, zonder dat eene bestaande te niet gaat? 4°. Heeft er eene vermindering van het vermogen plaats, doordat eene bestaande bezitting verdwijnt, zonder dat eene andere daarvoor in de plaats treedt? Ter verduidelijking van een en ander geven wij in model F een overzicht der boekingen, die kunnen voorkomen. Tot de daarin behandelde gevallen kunnen alle voorvallen teruggebracht worden. Model F. Bij opening der zaak bedragen de: Bezittingen (Activa = A) / 60000 — Schulden (negat. bezittingen=Passiva=P) „ 20000,— Het zuiver vermogen (K) is dus . . . ƒ 40000,— lo. Deze post komt nu als volgt in het grootboek: 2o. Wij koopen goederen of eenige andere waarde en betalen te gelijk de koopsom ad / 300,—. Er heeft dus alleen verandering in de soort van bezittingen plaats, zonder dat het kapitaal daardoor wordt gewijzigd (eenvoudige ruiling) . . 3o. Wij verliezen een bepaalde waarde / 900,— (goe* deren, effecten, enz.) of vergoeden aan ons be» wezen diensten. (Er heeft dus vermindering van eene bezitting en van het vermogen plaats). . 4o. Wij ontvangen eene bepaalde waarde ad f 600,— bijv. door erfenis of voor door ons bewezen diensten. (Er heeft dus vermeerdering van de bezittingen en van het vermogen plaats) . . . 5o. Wij verkoopen goederen of eene andere bezitting voor / 500,— welke ons zelf slechts / 450,— heeft gekost. (Eene bezitting van / 450,— wordt dus omgezet in eene van / 500,— en het ver» mogen vermeerdert met / 50,— 6o. Wij verkoopen goederen of eenige andere be» zitting voor / 700,— die ons zelf / 740,— heeft gekost (Eene bezitting van / 740,— wordt dus omgezet in eene van / 700,— en het vermogen vermindert met / 40,— Bezittingsrekeningen. Vermogensrekeningen. Toename Afname Toename Afname (Debet). (Credit). (Debet). (Credit). A / 60.000,— P / 20.000,— — K / 40.000 — b „ 300,— b „ 300— — — c „ 900— c / 900,— — d „ 600— d „ 600,— f+g„ 500— f „ 450,— g „ 50,— h „ 700— h+i„ 740,— i „ 40,— A+b+d+f+g+h 1 P+b+c+f+h+i c+i .^"^g TöIioÖT^ \ f 22.390,— 7^940^" ' / 40.650^: 133 Het bewijs, dat de boeking op de verschillende rekeningen aan de juiste zijde heeft plaats gehad, wordt geleverd door de proefbalans, die ons het totaal levert van de bedragen, welke aan de debet- en aan de creditzijde van alle rekeningen worden gevonden. Bij bovenstaande boeking zou de proefbalans dus aangeven ƒ 62.100,— + / 940,— sa f 22.390,— + f 40.650,—. Het vermogen aan het einde des boekjaars zal gelijk zijn aan IK + ( - (c_+j) r^K + d + g- c-i, ( de vermeerderingen de verminderingen j vormende, evenals bij het begin van het jaar, het verschil tusschen de Activa en de Passiva (A + b + d + f + g + h) — (P + b + c + f + h + i) = A — P + d + g — c — i. tt* Hieruit is gemakkelijk de oorzaak af te leiden, die tot de vermindering van het zuiver vermogen aanleiding heeft gegeven. Het gespecificeerd overzicht der winsten en der verliezen, dat door de dubbele boekhouding verstrekt wordt verkrijgt men niet door de enkelvoudige boekhouding. Alleen het totaal der gemaakte winst of het geleden verlies wordt door haar aangewezen. Elke nadere aanwijzing ontbreekt. § 3. De hulpboeken. Het overboeken der aanteekéningen uit het memoriaal in journaal en grootboek kost, vooral in uitgebreide zaken, veel tijd, vandaar, dat men getracht heeft dit; werk te vereenvoudigen door invoering van zoogenaamde hulpboeken. In plaats van in één memoriaal worden de oorspronkelijke aanteekéningen in verschillende daartoe ingerichte boeken Oiulpboeken genaamd) gehouden. Hierbij worden de gelijksoortige posten steeds in hetzelfde hulpboek genoteerd. Zoo boekt men bijv. alle ontvangsten en uitgaven in een „Kasboek"; de inkoopen in een „Inkoopboek"; de verkoopen in een „Verkoopboek" enz., waardoor derhalve in het memoriaal slechts die aanteekéningen voorkomen, welke geen plaats in een der hulpboeken konden vinden. De werkzaamheden worden hierdoor zeer vereenvoudigd, daar men thans in de gelegenheid is de verschillende posten, die in een bepaald hulpboek voorkomen, in één enkelen journaalpost te vereenigen, terwijl het werk behoorlijk verdeeld kan worden. Men behoeft derhalve niet bij eiken inkoop een journaalpost 134 te maken en in het grootboek over te brengen, doch men neemt uit het inkoopboek alle inkoopen, die gedurende eene bepaalde periode, bijv. eene week of eene maand zijn voorgekomen, te zamen en vormt daaruit één journaalpost, waarin de goederenrekening voor het totaal der inkoopen wordt gedebiteerd, terwijl de leveranciers, de schuldeischers, daarvoor worden gecrediteerd. In de hier volgende fabrieksboekhouding zullen wij herhaalde malen met deze hulpboeken kennis maken. HOOFDSTUK V. De Inrichting van de fabrieksboekhouding. § 1. Splitsing in fabricage en hoofdboekhouding. Bij de inrichting van een administratie zal men met verschillende omstandigheden rekening moeten houden en zich goed voor oogen behooren te stellen het doel, waarvoor zij moet dienen. Het is niet mogelijk een pasklaar model voor de inrichting te geven, dat op alle zaken kan worden toegepast. De omvang der zaak en de beteekenis harer onderdeelen maken, dat de administratie voor een groote onderneming, ondoeltreffend zoU zijn voor een kleine, en omgekeerd, ook al wijken beide zaken, wat haar aard betreft, niet van elkander af. Waar men in een groote onderneming te onvolledig zou zijn, het overzicht en de controle zou belemmeren, indien men de gegevens van onderdeelen combineerde, daar zou men in een kleine zaak door al te groote splitsing en uitvoerigheid, de kosten aan de administratie verbonden, in ongunstige verhouding brengen tot de verkregen resultaten, en het doel voorbij schieten. Men zal dus maat moeten houden en zich eerst rekenschap behooren te geven van den omvang der zaak en de eischen, waaraan de in te richten administratie in elk gegeven geval zal hebben te voldoen. In het algemeen zal men zich dus moeten afvragen: a. Welk overzicht verlangt men, dat door de administratie zal worden gegeven en tot welke onderdeelen wenscht men daarbij af te dalen; b. welke gegevens moeten daartoe nauwkeurig worden geboekt en verzameld; c. hoe moet de controle op leveringen en het verbruik worden gevoerd; 136 d. op welke wijze zal dit het meest overzichtelijk en het eenvoudigst geschieden; e. welke staten, boeken, verantwoordingsstukken enz. zullen daarvoor noodig zijn en hoe moeten deze worden ingericht; f. hoe zal het werk juist in elkander grijpen en onderling worden verdeeld, om met de minste kosten steeds tijdig en zoo volledig mogelijk een beeld te verkrijgen van wat heeft plaats gehad. Ten opzichte van een industrieele onderneming zal men in het oog moeten houden, dat elke fabriekszaak een tweeledig doel heeft, n.L: lo. het produceeren van artikelen, 2o. den handel in die artikelen. De fabrikant is dus producent en handelaar te gelijk en hierop dient men bij de inrichting der boeken in de eerste plaats te letten, omdat, worden de gevolgen, uit de beide handelingen voortspruitende, niet scherp van elkander gescheiden gehouden, de fabrieksboekhouding aan haar eigenlijk doel niet beantwoordt en haar wezenlijk karakter verliest. *) Zij is veel samengestelder dan de boekhouding in eene handelszaak, omdat de opening van eene reeks van rekeningen, die de handelaar niet noodig heeft, bepaald noodzakelijk is. Het is daarom zelfs in vele gevallen noodig de boekhouding in twee deelen te splitsen, waarvan het eene deel, dat men de fabricage- of kostprijsboekhouding noemt, alle gegevens bevat, die op de fabricage betrekking hebben, terwijl in het andere deel, de handels- of hoofdboekhouding, alle gegevens worden verzameld, die op den handel in het geproduceerde, het kapitaal enz. betrekking hebben. Alleen de resultaten van de eerste administratie worden in de hoofdboekhouding overgenomen. In uitgebreide zaken wordt de fabricageboekhouding weder gesplitst overeenkomstig de afdeelingen, waarin de fabriek is ingedeeld. Elke afdeeling staat, dan geheel op zich zelf, voert zijn eigen grootboek, dat jaarlijks wordt afgesloten, terwijl de resultaten in de hoofdboekhouding worden overgenomen, waarin men dus in *) H. Lefèvre („La comptabilité, theorie pratique et enseignement") geeft er de voorkeur aan twee grootboeken aan te leggen. „Les deux comptabilités sont également assez differentes 1'une de 1'autre, et, dans la pratique, il nous semble qu'on a tort de les confondre et les mélanger sur un mime grand-livre. 137 zeer beknopten vorm een overzicht verkrijgt van de werking van elke afdeeling, in wier administratie alle gewenschte details gevonden moeten kunnen worden. Zoo ontstaat bovendien een doelmatige werkverdeeling, en afdoende controle op de onderdeelen. Tot goed begrip der zaak zullen wij voorloopig bovenstaande splitsing achterwege laten en de fabrieksboekhouding in haar eenvoudigsten vorm bespreken, om eerst later over te gaan tot de behandeling van een meer samengestelden vorm. Wij zullen daarom eens nagaan, welke rekeningen in eene goed ingerichte fabrieksboekhouding meestal moeten voorkomen, en hoe het onderling verband der rekeningen behoort te zijn. § 2. De rekeningen. Indien tot de oprichting eener fabriek is besloten, zal het noodige terrein gekocht of gehuurd moeten worden, ten einde hierop de fabrieksgebouwen, magazijnen enz. op te richten, tot plaatsing van de machines, toestellen enz., tot het opslaan van de grondstoffen en van de geproduceerde goederen. De kosten aan de voorbereidende maatregelen verbonden, zooals het maken van ontwerpen, het doen van opmetingen en in kaart brengen van het terrein enz. enz., worden geboekt op eene rekening „Kosten van voorbereiding", die daarvoor moet worden gedebiteerd. Indien aan de verkrijging van concessie kosten zijn verbonden, wordt hiervoor eveneens eene rekening geopend en wel onder het hoofd „Concessie" IX Het is noodzakelijk, dat alle kosten uit eene *) Ook voor de dikwijls zeer belangrijke kosten, verbonden aan de verkrijging of overname van patenten of octrooien, moet een afzonderlijke rekening geopend worden. Ditzelfde geldt voor het deponeeren van Handels- en Fabrieksmerken. (Wet op de Handels- en Fabrieksmerken van 30 Sept. 1893.*) *) In art. 5 is bepaald, dat bij de inzending van elk fabrieks- en handelsmerk, waarvan men het uitsluitend gebruik wenscht gewaarborgd te zien, eene som van tien gulden moet betaald worden, waarvan in geen geval teruggave geschiedt. Wenscht men dit recht ook gewaarborgd te zien in andere staten, die bij de overeenkomst van Madrid zijn toegetreden, dan moet bij de inzending van elk merk ƒ 25,— betaald worden, (art. 7), waarvan in geen geval teruggave geschiedt. Voor kosten van overschrijving van een ingeschreven merk is ƒ 5,— verschuldigd (art. 20). Bij de wet van 7 Nov. 1910 is het octrooirecht voor uitvindingen in Nederland geregeld. In het algemeen geven octrooien het uitsluitend recht, om geoctrooieerde 138 afzonderlijke rekening blijken, omdat men bij de bepaling van de winst aan het einde van elk jaar er rekening mede moet houden, dat de waarde der concessie bij het einde van de periode, waarvoor zij verleend is, heeft opgehouden te bestaan. De kosten aan de uitvoering der werken verbonden, zooals de salarissen van ingenieurs, opzichters enz. worden, indien behoorlijk is uit te maken op welk der uitgevoerde werken zij drukken, direct geboekt op de verschillende rekeningen, die voor die werken worden geopend. Is niet met zekerheid vast te stellen, hoeveel op elk werk gebracht moet worden, dan kan de verdeeling later geschieden in verhouding tot het voor die werken betaalde bedrag, of tot den duur dier werken. uitvindingen en verbeteringen in toepassing te brengen, te verkoopen of te gebruiken gedurende een bepaald aantal jaren, waarvoor het octrooi werd verleend. Men kan dit recht aan anderen verkoopen of tijdelijk afstaan. Als eerste eisch wordt gesteld, dat de uitvinding of verbetering inderdaad nieuw is en niet van te voren algemeen bekend was. In Nederland is de duur van een octrooi op 15 jaar gesteld. De exploitatie moet binnen 5 jaar na verleening van het octrooi een begin hebben genomen. Bij de aanvrage moet een bedrag van ƒ 25,— gestort worden. Na de verleening van het octrooi moet een bedrag van ƒ 50,— betaald worden, evenals de beide volgende jaren. Daarna een opklimmend recht tot ƒ 130,— per jaar. In Duitschland worden octrooien verleend voor den tijd van 12 jaren tegen eene jaarlijks toenemende taxe. De uitvinding moet binnen 3 jaren in toepassing gebracht zijn. Sedert 1 October 1891 is in Duitschland een nieuwe wet op de octrooien in werking getreden. Hieraan is eene wet op de z.g. „Gebrauchsmuster" toegevoegd, waardoor kleinere voorwerpen en verbeteringen op bestaande uitvindingen, die niet voor octrooi-aanvragen in aanmerking kunnen komen, gedurende 6 jaren beschermd worden. In Frankrijk worden octrooien voor 15 jaren verleend tegen betaling eener jaarlijksche taxe. De nieuwe uitvinding moet binnen twee jaren in Frankrijk in exploitatie worden gébracht In Groot-Brittanië geldt het octrooi voor vier jaren en kan tot veertien jaren worden verlengd. Men kan ook een voorloopig octrooi voor 9 maanden aanvragen, dat geheim blijft en na dien datum definitief moet worden gemaakt. In België duurt het octrooi 20 jaren tegen een jaarlijksche toenemende taxe; het moet uiterlijk binnen een jaar in exploitatie gebracht zijn, nadat dit buitenslands is geschied. In de Vereenlgde Staten van Noord-Amerika geldt het octrooi voor zeventien jaren zonder jaarlijksche taxe en onverschillig of de geoctrooieerde uitvinding al dan niet binnen een zeker aantal jaren in toepassing wordt gebracht. Bij de aanvraag en bij het verleenen van het octrooi moet men de wettelijke kosten betalen. 139 De kosten van oprichting of aanschaffing van voorwerpen worden eveneens op verschillende rekeningen geboekt. Voor zoo vér deze kosten betrekking hebben op voorwerpen eener zelfde soort, die aan een zelfde slijtage onderworpen zijn, worden zij op een zelfde rekening geboekt. Zoo zal derhalve opening der volgende rekeningen meestal noodig zijn: Grond of Terreinen, Gebouwen, Stoomketels, Machines, Gereedschappen, Instrumenten, Toestellen, Transportmiddelen, enz. Het spreekt van zelf, dat de aard der fabriek hierin belangrijke wijziging kan brengen. In een fabriek, waarin b.v. paarden als werkkracht gebezigd worden, wordt hiervoor eene afzonderlijke rekening geopend onder het hoofd „Paarden", terwijl men verder in drukkerijen zal aantreffen een rekening voor „Drukpersen", in weverijen voor „Weefgetouwen", in gasfabrieken voor „Gashouders" enz. Al deze rekeningen zullen, naar gelang de uitgaven voor den aankoop of de oprichting plaats hebben, daarvoor worden gedebiteerd. Intusschen is het van zeer groot nut te zorgen, dat de aanschaffingsprijs van elk der bezittingen afzonderlijk bekend is en aangeteekend wordt. Het is niet altijd voldoende, dat men de totaal aanschaffingssom der gebouwen, machines enz. kent, doch onder verschillende omstandigheden is het noodzakelijk te weten, wat voor een bepaald activum betaald is. < § 3. Stam- en bedrijfskapitaal. Behalve ter bestrijding van deze uitgaven, welke te zamen het stamkapitaal vormen, zal, zoodra de fabriek gereed is, nog een zeker bedrag als bedrijfskapitaal beschikbaar moeten zijn ter betaling van loonen, aankoop van grond- en hulpstoffen, enz., waarvoor de rekening „Kas" zal moeten worden gedebiteerd. Hoewel eene splitsing in stam- en bedrijfskapitaal, ook wel vast en vlottend kapitaal genoemd, eenvoudig schijnt, worden hiermede in de practijk vele fouten gemaakt. Met het oog op de belangrijkheid van het onderwerp laten wij daarom hier volgen, hetgeen daaromtrent in het „Leerboek der Staathuishoudkunde" van Mr. N. G. Pierson onder „Vast en vlottend kapitaal" voorkomt: „Men onderscheidt verder tusschen vast en vlottend kapitaal. De maatstaf, naar welken deze zeer gewichtige verdeeling moet geschieden, laat zich aanwijzen, na hetgeen zoo even is opgemerkt. Wij hebben gezien, dat men zich het kapitaal en den verbruiks- 140 voorraad te denken heeft als groepen, waarvan de goederen beurtelings deel kunnen uitmaken. Maar niet alle goederen, wanneer zij eenmaal in de kapitaalgroep gekomen zijn, verlaten die weder spoedig; vele hunner blijven kapitaal, totdat zij onbruikbaar zijn geworden voor het doel, waarvoor zij plegen te worden aangewend. In dat karakter kunnen zij de meeste diensten bewijzenWelk grooter nut kan men verwachten van een productiemiddel,, een werktuig bijvoorbeeld, dan de productie te vereenvoudigen, of ons zaken te verschaffen, die anders in het geheel niet verkrijgbaar zouden zijn? Zoodanig kapitaal noemt men vast, en de benaming is goed gekozen. De vastheid ligt niet in stoffelijke eigenschappen dezer goederen, maar in hun „staat", als wij dat woord ook hier mogen bezigen. Zij behouden dien staat; het oogenblik,. waarop zij niet meer deel van die kapitaalgroep zuilen uitmaken, zal het oogenblik wezen, waarop zij ongeschikt zijn geworden voor hun werk, of waarop dat werk niet meer verlangd wordt. Vast kapitaal kan verbruiksvoorraad worden, maar dan voldoet het niet meer aan zijn bestemming; dan hebben de goederen, waaruit het bestaat, hunne beste eigenschappen verloren, dan zijn zij misschien bijna waardeloos geworden. Vlottend of omloopend heeten de kapitalen, waarvan, uit het hier gekozen oogpunt bezien, schier in alle deelen het tegenovergestelde kan worden gezegd. Vlottend kapitaal gaat niet eerst dan voor goed in den verbruiksvoorraad over, wanneer het bijna waardeloos is geworden, maar juist wanneer het zijn hoogste waarde heeft verkregen. De overgang is hier niet min of meer toevallig, bijkomstig, altijd ongewenscht, maar van stonde aan bedoeld. Graan, suiker, koffie, katoen worden met geen ander oogmerk voortgebracht dan om ten slotte deel uit te maken van den verbruiksvoorraad; bestond er geen ruilverkeer, bracht ieder persoon of iedere groep van personen datgene voort, wat zijzelve noodig heeft, dan zouden die goederen nooit iets anders dan verbruiksvoorraad zijn, immers nooit voor productieve doeleinden in iemands bezit verkeeren. Voor de zaken, die tot het vaste kapitaal behooren, is de kapitaalstaat de normale, de door hare natuurlijke eigenschappen als van zelf aangewezene. Van de dingen, die tot het vlottend kapitaal behooren, is het öf onzeker, wat hun normale toestand is, namelijk indien zij voor verschillende oogmerken kunnen dienen; öf zij hebben in het geheel geen normalen toestand, gelijk het geld, 141 dat slechts diensten bewijst door aanhoudend van eigenaar te veranderen en bij die wisselingen allicht, schoon niet noodwendig, van staat verandert; of eindelijk, tot het kapitaal te behooren is voor hen slechts een staat van overgang, zooals het geval is met alle tot -verbruik bestemde goederen" De bepaling der grootte van het benoodigde bedrijfskapitaal moet met zorg geschieden. Qeeft een te groot bedrijfskapitaal aanleiding tot renteverlies, een te klein bedrijfskapitaal kan dikwijls zeer schromelijke gevolgen hebben en meermalen gebeurt het, dat eene overigens goed werkende fabriek tengevolge van gebrek aan bedrijfskapitaal ten gronde gaat. Een algemeene regel, waarnaar de grootte van dit kapitaal kan worden bepaald, is moeilijk te geven. ') Dr. Josef Schrott geeft in zijn „Lehrbuch der Verrechnungswissenschaft" de volgende omschrijving van stam- en bedrijfskapitaal: „Kapital heiszt im wissenschaftlichen Sprachgebrauche ein Vorrath von 'Sachen, welche bestimmt sind, bei der Gütererzeugung mitzuwirken. In dieser Bedeutung können Kapitale alle Sache begreifen, welche der Erd"körper entweder allein oder unter Mitwirkung menschlicher Arbeit hervorgebracht h'at. Man unterscheidet das Kapital in das stehende und das urnlaufende. 2. Zum stehenden Kapital gehören jene Sachen, welche zum fortdauernden Gebrauche des Eigenthfimers bestimmt sind, diesem also ihren Dienst im Besitze leisten, ohne dass er dieselben umstaltet, aufzehrt oder veraiissert. Sie bringen entweder: f a) selbst andere Vermögensbestandtheile in das Eigenthum der Wirth: schaft, geben einen Ertrag, wie Miethgebaude oder b) sie unterstützen den Erdboden oder die menschliche Arbeit bei der -Güterproduktion; diese letzteren sind entweder: a) unbewegliche — Bodeneinrichtungen genannt, — wie Schleussen, Damme, Schachte, Stallen u.s.w. oder: b) bewegliche, wie Nutzthlere, Machinen, Geratschaften. 3. Zum umlaufenden Kapitale gehören jene Sachen, welche dem Eigenthümer durch Entausserung ihren Dienst leisten, Indem er dieselben aufzehrt, umstaltet, verkauft u.s.w., welche also zum Verbrauche bestimmt sind. Sie lassen sich unterscheidenin: a) Naturalien, d.i. Güter, welche der Natur unmittelbar durch Abtrennung, Aufsammlung, Einfangung u.s.w. abgenommen wurden = Rohstoffe; b) Materialien, d.i. Stofte, welche durch menschliche Arbeit bereits eine grössere oder geringere Umstaltung erlitten haben, ohne jedoch schon bis zu jen er Form gelangt zu sein, in der sie in die Konsumtion eintreten = Materialwaaren. c) Waaren, d.i. Stoffe, deren Ümwaldung durch menschliche Arbeit been■det ist, die also unmittelbar zur Konsumtion geeignet sind = Handelswaaren. Endlich gehöret zum umlaufenden Kapitale noch d) Das Geld, d.i. das allgemeine Tauschmittei im Güterverkehre. 142 Zij is geheel afhankelijk van omstandigheden. Geschieden b.v. de aankoopen van grondstoffen a contant en worden de vorderingen voor gedane leveringen eerst per 3 maanden geïnd, dan zal natuurlijk een veel grooter bedrijfskapitaal noodig zijn, dan in het omgekeerde geval. Indien geleverd wordt op jaarrekening, is een groot bedrijfskapitaal onvermijdelijk, omdat men dan verplicht is de productiekosten gedurende een geheel jaar feitelijk voor te schieten. In fabrieken waar men genoodzaakt is groote hoeveelheden grondstoffen of gefabriceerde goederen in voorraad te houden, zal het bedrijfskapitaal grooter moeten zijn dan in ondernemingen waar de voorraden steeds gering kunnen zijn, terwijl ook de tijd, die noodig is om de goederen te bewerken, van invloed is. Zoo zal bijv. in een leerlooierij een groot bedrijfskapitaal vereischt worden, daar geruime tijd verloopt, eer de als grondstof gekochte versche huiden als leder verkocht kunnen worden. Vennootschappen, die in haar statuten bepalingen hebben opgenomen omtrent verplichte jaarlijksche aflossing van hypothecaire of andere schulden, zullen ook hiermede rekening moeten houden, omdat de daarvoor noodige gelden somtijds aan het bedrijfskapitaal worden onttrokken 1). *) Op de belangrijkheid van het onderwerp bij Trusts werd in „De nieuwé Financier en Kapitalist" met de volgende woorden gewezen: „Bij de verschillende trusts doet men langzamerhand op allerlei punten ondervinding op; onder meer ook ten opzichte van bedrijfskapitaal en ten opzichte van besparingen. Wat bedrijfskapitaal betreft, zoo dienen aandeelhouders in deze ondernemingen vooral in het oog te houden, dat industrieele maatschappijen in dit opzicht geheel anders gesitueerd zijn dan spoorwegen. Een spoorweg kan met betrekkelijk klein kapitaal werken, omdat hij geen crediet behoeft te geven, en zoodra de exploitatie begint, terstond en geregeld vrij groote inkomsten heeft. Bij een industrieele maatschappij daarentegen ligt de zaak geheel anders. Eerstens moet zij in bijna alle gevallen crediet geven, kort of lang maakt weinig verschil; en tweedens moet zij een aanzienlijke verhouding contanten hebben, omdat zij, alvorens af te kunnen leveren, eerst moet produceeren, vaak gedurende maanden voordat het afgewerkte produkt kan worden geleverd, zoowel grondstoffen als loonen moet betalen. Naarmate de concurrentie toeneemt, zal het credietgeven toenemen, en naarmate de geldmarkt in een moeilijke positie komt en het algemeen crediet der trusts wordt geschokt, zullen zij het moeilijker vinden papier te disconteeren en faciliteiten te krijgen. Het is daarom nog de vraag op welke wijze trustmaatschappijen door een moeilijke geldmarkt, zullen kunnen heenkomen; maar het schijnt voorzichtig zich op dat punt geen illusies te vormen, en het oordeel minstens op te schorten totdat het in 143 Zoo komt het ook bij maatschappijen voor, dat flinke winst gemaakt is, zonder dat een voldoend bedrag in geld beschikbaar is om deze uit te keeren. Het is namelijk mogelijk, dat de winst niet in den vorm van geld aanwezig is, doch wel in grootere voorraden of niet direct opeischbare vorderingen. In dergelijke gevallen zou uitkeering van dividend het gevaar opleveren, dat op een gegeven oogenblik gebrek aan bedrijfskapitaal zou ontstaan. Met een en ander dient dus wel rekening te worden gehouden. En toch kan, ook bij alle voorzorgsmaatregelen, later blijken, dat het bedrijfskapitaal te klein is. Bij gebrek aan crediet, wat bij jeugdige zaken niet zeldzaam is, zijn dan zeer ernstige gevolgen te duchten. Vandaar, dat het in het algemeen te ontraden is, om reeds bij de oprichting van Maatschappijen een hypothecaire schuld of obligatieleening aan te gaan, hetgeen echter dikwijls plaats heeft, wanneer moeielijk voldoend kapitaal te krijgen is en men toch tot oprichting van de Maatschappij wil overgaan. Daardoor snijdt men zich den weg af, het bedrijfskapitaal bij eventueele behoefte aan geldmiddelen te vergrooten door het opnemen van geld onder hypothecair verband, een middel, dat gemakkelijk kans van slagen geeft x). ondervinding een basis kan krijgen. Wel hebben de promotors van trustmaatschappijen over het algemeen in een betrekkelijk flink bedrijfskapitaal voorzien; maar het is o.i. nog zeer de vraag of dat bedrijfskapitaal in alle gevallen voldoende zal blijken, en het schijnt mogelijk, dat zelfs goede maatschappijen met een winstgevend bedrijf In moeilijkheden kunnen geraken om geen andere reden, dan dat zij te weinig contanten bezitten. Nu is bij de Amerikaansche omstandigheden en bij de toewijding en het talent waarmede Amerikanen zich over het algemeen op industrieele zaken toeleggen, op den duur wel niet aan de industrieele toekomst van het land of aan de rentabiliteit der industrieën te twijfelen. Maar Amerika zag gedurende zijn geheele economische geschiedenis slechts dan gezonde financieele beginselen, wanneer omstandigheden het tot aannemen daarvan dwongen, en wij gelooven dat de meeste Industrieele objecten, ofschoon goed in zich zelf, ▼oor den belegger en speculant eerst goed zullen worden wanneer zij door drastische reorganisatiën zijn gezuiverd van de fundamenteele fouten die hunne financiën aankleven." *) In andere landen, met name Engeland en Amerika, wordt voor het bedrijfskapitaal dikwijls een afzonderlijke rekening geopend of worden afzonderlijke fondsen door de aandeelhouders bijeen gebracht. In Keister's „Corporation Accounting and Auditing" wordt hierop uitdrukkelijk gewezen en komen verschillende boekingen, hieruit voortvloeiende, voor. Hij zegt o.m.: „Many corporations set aside a certain amount of 144 § 4. Kosten van inbedrijfstelling. De kosten, verbonden aan het in werking zetten van de fabriek, worden gewoonlijk op een rekening „Kosten van inbedrijfstelling" geboekt. Men boekt deze kosten afzonderlijk, omdat zij zeer belangrijk kunnen zijn en feitelijk niet tot de gewone kosten gerekend kunnen worden. Door ze afzonderlijk te vermelden, blijkt in elk geval, welken invloed zij op de resultaten van het eerste jaar uitoefenen, en bestaat niet het gevaar, dat men eventueele slechte uitkomsten aan een verkeerde oorzaak toeschrijft. Indien de resultaten zulks maar eenigszins toelaten, is het gewenscht, ze in het eerste bedrijfsjaar geheel af te schrijven, doch mochten zij daartoe te groot zijn, dan kunnen zij over enkele jaren verdeeld worden. Men neme echter maatregelen, dat zij niet een reeks van jaren als een activum op de balans blijven voorkomen. Tegenover de totaalsom, op de zooeven genoemde rekeningen geboekt, komt de kapitaalrekening te staan, die om de vroeger ontwikkelde redenen voor het bedrag van het vermogen moet worden gecrediteerd. Wanneer de fabriek gereed is en men tot exploitatie kan overgaan, moeten, teneinde de factoren, waaruit de kostprijs van de te produceeren artikelen is samengesteld, behoorlijk te kunnen contröleeren, voor elk dezer factoren rekeningen geopend worden. In elke fabrieksboekhouding zal men dus eene of meer rekeningen aantreffen voor grondstoffen, arbeidsloonen, bedrijfskosten en algemeene kosten. Deze rekeningen zijn in de fabrieksboekhouding van groote beteekenis en daarom zullen wij het karakter daarvan in het bijzonder nagaan, waarbij wij tegelijk de hulp- en bijboeken, die daarbij in aanmerking komen, aan eene bespreking zullen onderwerpen. money for the purpose of conducting the business which is kept in a working capital account. It may happen that the stock is all taken and paid up, and the company still not have funds enough to operate. Each stockholder donates to the company a certain number of shares, to the amount of say $ 10.000,00 for the purpose of raising more funds. In this case Debit Treasury Stock and Credit Working Capital. Should any of the donated shares be sold. Debit Cash, and Credit Treasury Stock. The stockholders will surrender their orginial certificates of stock and receive new ones, less the number of shares donate, and be Debited in the Stock Ledger also for the number of shares donated. 145 § 5. De boeking der grondstoffen. Bij de ontvangst van grondstoffen wordt voor elke soort in het grootboek eene rekening geopend. Deze rekeningen worden gedebiteerd voor de ontvangen hoeveelheden, berekend tegen den prijs van aankoop, vermeerderd met alle onkosten, welke er op vallen, -tot zij in de magazijnen zijn opgeslagen, terwijl de rekening „Kas" of „Crediteuren" wordt gecrediteerd. Het aantal verschillende grondstoffen is in sommige fabrieken zeer belangrijk. Ten einde te voorkomen, dat het aantal rekeningen in het grootboek te groot wordt, kan men voor alle grondstoffen ie zamen in het grootboek één rekening openen onder het hoofd «Grondstoffen". In een afzonderlijk register, waarin voor elke grondstof een rekening wordt geopend, worden alsdan ontvangst en afgifte nauwkeurig aangeteekend, terwijl-alleen de totaalcijfers in het grootboek worden overgenomen. Op gelijke wijze wordt gehandeld ten opzichte van belangrijke hulpmaterialen, terwijl men voor de boeking der overige artikelen, die in de fabriek voor allerlei doeleinden worden gebruikt, eene Tekening opent onder het hoofd „Magazijn", welke rekening eveneens bij ontvangst van deze goederen wordt gedebiteerd en bij de afgifte gecrediteerd. In één of meer hulpboeken wordt de administratie over elk artikel in het bijzonder gevoerd, gewoonlijk door den daarvoor aangewezen magazijnmeester. Reeds in een vorig hoofdstuk wezen wij er op, dat de grondstoffen somtijds, vóór zij gebruikt kunnen worden, eenige bewerking moeten ondergaan. De kosten, hieraan verbonden, moeten ten laste van de bewerkte grondstoffen komen en verhoogen dus den prijs. Om die kosten nauwkeurig te bepalen, kan het noodig zijn, eene rekening „Bewerking van grondstoffen" te openen, waarop die kosten voorloopig geboekt worden, om ze later op de rekening van de grondstoffen over te schrijven. Waar de bewerking van zoo ingrijpenden aard is, dat de zoogenaamde tusschenproducten of halffabrikaten ontstaan, moeten afzonderlijke rekeningen worden geopend, waaruit duidelijk blijkt, welke kosten aan de bewerking verbonden waren en tot welken prijs deze halffabrikaten daardoor zijn gestegen, opdat deze aan de afdeeling, welke ze ter verdere bewerking ontvangt, in rekening kunnen worden gebracht. Zoodra grondstoffen ter verwerking uit de magazijnen worden 10 146 afgegeven, worden de rekeningen, die daarvoor zijn geopend, voor de hoeveelheid en de waarde, berekend tegen den kostprijs, gecrediteerd, terwijl de „Fabricagerekening" (waarover wij straks nader zullen handelen) wordt gedebiteerd. Het doel waarmede bovengenoemde rekeningen gehouden worden is: a. te kunnen zien hoe groot de voorraad van een bepaald artikel op een gegeven oogenblik moet zijn; b. te kunnen contröleeren of alle goederen, die voor de fabricage van het product zijn afgegeven, ook verrekend zijn. Het is natuurlijk van belang, dat men steeds op de hoogte is van de hoeveelheid grond- en hulpstoffen, die in voorraad moet zijn. zoowel om te weten of nieuwe hoeveelheden besteld moeten worden als om te kunnen nagaan, of hetgeen volgens de gehouden aanteekéningen aanwezig moest zijn, ook werkelijk aanwezig is. Blijken er verschillen te bestaan, dan zal onderzocht moeten worden of deze aan fraude zijn te wijten, of dat er andere oorzaken zijn, die aanleiding tot het ontstaan daarvan hebben gegeven. De kostprijs der producten hangt ten nauwste samen met de verwerkte hoeveelheden en de waarde der grondstoffen. Het is daarom noodig, dat het totaal bedrag der verwerkte grondstoffen in overeenstemming is met de som der waarden, die in de kostprijsboekhouding is aangeteekend en dat gecontroleerd kan worden of alle posten in het bijzonder verrekend zijn. Dit geldt trouwens niet alleen voor de grondstoffen, doch voor alle andere goederen, die in het bedrijf verwerkt zijn. Op welke wijze dit geschiedt, zal uit de volgende bladzijden blijken. De bovenbedoelde rekeningen zijn zuivere rekeningen van de vermogensbestanddeelen en het saldo zal derhalve de grootte en de waarde der aanwezige voorraden moeten aanwijzen. Ten opzichte van de bepaling van de hoeveelheid en de waarde der verwerkte grondstoffen, verwijzen wij naar hetgeen wij daaromtrent in Hoofdstuk II onder § 2 hebben opgemerkt. Indien men, bij de berekening van den kostprijs» voor de waardebepaling der verwerkte grondstoffen een anderen prijs dan den aanschaffingsprijs aanneemt, is het voor een duidelijk overzicht der resultaten noodig, dat blijke hoe groot het verschil is, dat daardoor is ontstaan, opdat men later niet in het duister verkeert omtrent de oorzaak daarvan. Men zal dus verplicht zijn bij de boeking der verwerkte grondstoffen, op de rekening, waarop de kostprijs be- 147 cijferd wordt, naast den eventueel aangenomen prijs aan te teekenen den aanschaffingsprijs. Op deze wijze blijkt onmiddellijk het verschil bij eiken post. De verschillen kunnen verzameld worden op een rekening „Prijsverschillen op grondstoffen" ten einde den totaal invloed te kunnen vaststellen. Wij geven aan deze methode de voorkeur boven die, waarbij de rekeningen van de grondstoffen gecrediteerd worden voor de waarde tegen den aangenomen prijs, omdat men dan bij de bepaling van het saldo aan het einde des jaars nimmer zeker is of ook niet rekenfouten of andere vergissingen medegewerkt hebben tot het doen ontstaan der verschillen. Bij de berekening van de waarde der verwerkte grondstoffen, waarvan de hoeveelheden maandelijks worden overgeboekt, maakt men, zooals wij reeds vroeger opmerkten, ook gebruik van gemiddelde prijzen. Ter bepaling van de gemiddelde prijzen worden gewoonlijk afzonderlijke registers aangelegd (zie model no. 93). De berekening geschiedt door de hoeveelheid, aanwezig bij het begin van de maand, vermeerderd met die, welke gedurende de maand gekocht is, te deelen op de waarde van den beginvoorraad, verhoogd met het inkoopbedrag der ontvangen hoeveelheid. Elke maand zal de gemiddelde prijs met dien van een vorige maand verschillen, indien de prijs van den aanvankelijken voorraad een andere mocht zijn dan die der later ontvangen goederen. In Hoofdstuk II wezen wij er reeds op dat als eerste eisch voor de verkrijging van betrouwbare cijfers moet worden gesteld, dat de hoeveelheden, welke worden ontvangen, en die, welke ter verwerking worden afgegeven, zoo nauwkeurig mogelijk gewogen of gemeten worden. De vele bezwaren, die hiertegen dikwijls worden ingebracht, moeten zoo mogelijk worden overwonnen. De controle over de verbruikte grond- en hulpstoffen is dikwijls zeer lastig, vooral daar, waar het magazijn een groot aantal verschillende artikelen bevat. Toch is een goede controle, zoowel ter voorkoming van fraude, als voor het verkrijgen van nauwkeurige gegevens zeer noodig. Niet alleen bewijst de fabrikant zich zelf daarmee een grooten dienst, maar ook het eerlijk personeel wordt daarmede gebaat. Ter bevordering van een goeden gang van zaken achten wij verder de volgende regeling gewenscht. 148 Van den omvang en den aard der fabriek is het afhankelijk hoe de bestelling van materialen moet worden geregeld. Bestaat er een speciaal bureau, dat belast is bij de ontvangst van een opdracht tot uitvoering van werkzaamheden na te gaan, welke goederen daarvoor noodig zijn en welke hoeveelheden daarvan in voorraad zijn, zooals dit in groote fabrieken het geval is, dan zal door dit bureau bij de afdeeling, welke belast is met het inkoopen der goederen, een aanvraag tot bestelling gedaan worden. Van deze aanvraag (zie model No. 1) houdt men copie, hetzij door haar te copieeren in een copieboek, hetzij door middel van doordrukpapier. Bestaat bovenbedoeld bureau niet, dan worden de werkmeesters of de magazijnmeesters met het inzenden van dergelijke aanvragen belast. Om te voorkomen, dat meer wordt aangevraagd dan noodzakelijk is, is het gewenscht, dat bij de aanvrage vermeld wordt hoe groot de werkelijke voorraad der aangevraagde artikelen nog is. Behalve dat men daardoor onmiddellijk kan beoordeelen of de aankoop al of niet noodzakelijk is, verkrijgt men het groote voordeel, dat men den magazijnmeester bij elke aanvraag verplicht de magazijnvoorraden op te nemen. Door vergelijking van deze opgaven met de voorraadcijfers welke door de boeken worden aangegeven, verkrijgt men voortdurend een waardevolle controle. Het is n.1 de bedoeling, dat de magazijnmeester zich telkens overtuigt door telling, weging of meting, hoe groot de voorraad op het oogenblik van aanvraag is. Het spreekt van zelf, dat deze controle niet op alle artikelen kan worden toegepast. Er zijn sommige voorraden, waarvan meting of weging zooveel bezwaren met zich brengt, dat zij practisch niet is uit te voeren, doch zooveel mogelijk dient de opname te geschieden. Indien door de daarmede belaste afdeeling de bestelling geheel of gedeeltelijk gedaan of geweigerd is, wordt daarvan melding gemaakt op de strook, welke zich aan het aanvraagbiljet bevindt. Deze strook gaat terug naar de afdeeling of den persoon, die de aanvrage deed, opdat men bekend zal zijn met de gevallen beslissing en zoo noodig daartegen zijn bezwaren kan inbrengen. Op het aanvraagbiljet worden nog vermeld de naam van den leverancier en de prijs, indien deze bij dengene die aanvraagt bekend zijn. De afdeeling, die bestelt, kan dan beoordeelen, of zij al dan niet bij den aangegeven leverancier zal bestellen. Alle bestellingen, die door de fabriek gedaan worden, moeten schriftelijk geschieden. Aanvraag tot bestelling. No Amsterdam, 19 Aan de Afdeeling INKOOPEN. Hiermede verzoeken wij U voor ons te willen bestellen: Hoeveel» ... Te bestellen bij: Omschrijving der artikelen, heid. Doel. Prijs. voorraad 6 uur 's morgens Aanteekéningen. Model No. 1. No. Amsterdam, .v 19 Aan de afdeeling. . . De bestellingen voor* komende op uwe bestels aanvraag No dd. zijn, be» houdens onderstaande wijzigingen, geschied: 150 Daartoe gebruikt men een bon uit een gewoon bonboek. Worden, om bijzondere reden, nu en dan mondelinge orders gegeven, dan moet daarvan onmiddellijk in het bonboek aanteekening worden gehouden. Geschiedt de bestelling tegen een overeengekomen prijs, dan wordt deze in het bonboek en op den bon genoteerd. Het boek kan vereenvoudigd worden door de strook welke daarin achterblijft te doen vervallen en van eiken bon in het bonboek afschrift te houden door middel van doordrukpapier, of door den bon in een gewoon copieboek te copieeren. Bestellingen, waarvoor een uitvoerige omschrijving noodig is, geschieden per brief. Dergelijke brieven worden in een afzonderlijk copieboek gecopiëerd. In zaken van grooten omvang verdient het aanbeveling, het toezicht op de uitvoering der bestellingen te verscherpen, door het bijhouden van een lijst of register, waarin de bestellingen in verkorten vorm worden genoteerd, ten einde gemakkelijk te kunnen nagaan of de bestellingen al dan niet tijdig zijn uitgevoerd. Indien hierop niet goed het oog wordt gehouden, is het mogelijk, dat de termijnen van levering worden overschreden, zonder dat daarop de aandacht valt. Men komt dan voor de moeielijkheid, dat de voorraden op een bepaald tijdstip blijken geheel te zijn uitgeput, wat bij tijdige reclame bij de leveranciers of op andere wijze had kunnen worden voorkomen. Door in het register aanteekening te houden van de uitgevoerde bestellingen en door regelmatig het register te raadplegen, blijft men op de hoogte der achterstanden en is men in de gelegenheid zijn maatregelen te nemen. Bij de ontvangst der goederen moet öf de factuur öf een lijst, waarop het geleverde is aangegeven, worden overgelegd, opdat later geen geschillen ontstaan over hetgeen ontvangen is en wat door den leverancier wordt beweerd te zijn geleverd. De ontvangst der goederen wordt in het daarvoor bestemde ontvangstboek aangeteekend, dat overeenkomstig de modellen No. 29, 49 of 50 kan zijn ingericht. De factuur wordt met de gedane bestelling, voorkomende in het bonboek, of het copieboek, en met het ontvangstboek vergeleken, om bij accoordbevinding goedgekeurd en betaald te kunnen worden. Zoowel in het bonboek, of in het copieboek, als in het ontvangstboek, wordt de datum van goedkeuring der rekening vermeld, ten 151 einde te voorkomen, dat een eventueel voor de tweede maal ingezonden factuur betaald zou worden. In fabrieken, die direct met een spoorweg verbonden zijn en waar leveringen geschieden bij waggonladingen, dient men een waggonregister aan te leggen, waarin de aankomst en het vertrek van alle waggons met de nummers, de namen der eigenaars en der afzenders, benevens het gewicht en inhoud geboekt worden. De volle en later de ledige waggons moeten worden gewogen, teneinde te kunnen vaststellen, of de opgegeven hoeveelheid inderdaad geleverd is. Het is voldoende in het ontvangstboek de eindcijfers over te brengen en alsdan prijs en eindbedrag in te vullen. In het waggonregister worden ook de waggons, die door de fabriek geladen en verzonden zijn, aangeteekend. Nauwkeurige boeking van de uren van aankomst en vertrek der waggons is noodzakelijk, omdat de waggons binnen een bepaald aantal uren, nadat zij zijn aangekomen, weder moeten zijn vertrokken. Is dit niet geschied, dan is staangeld verschuldigd en voor de controle hierop dient men de noodige gegevens te zijner beschikking te hebben. Een voorbeeld van zulk een waggonregister geeft Model No. 2. Voor het overige zal de administratie geheel kunnen worden ingericht als in de volgende paragraaf voor de boeking der magazijngoederen is aangegeven. Niet zelden komt het voor, dat in grondstoffen afzonderlijk handel gedreven of gespeculeerd wordt. In zulk een geval achten wij het noodzakelijk, zooals wij reeds vroeger betoogden, dat dit duidelijk uit de boekhouding blijkt. Deze handel of speculatie kan oorzaak zijn, dat, hoe goed de fabriek ook werkt en hoe gunstig het gefabriceerde product ook afgezet wordt, de resultaten van de zaak in haar geheel zeer ongunstig zijn. Daarentegen worden ook wel slecht rendeerende fabrieken op de been gehouden door speculatiën in de grondstoffen. Waar de administratie in dergelijke gevallen onvoldoende wordt gevoerd, en dit komt zeer dikwijls voor, hetzij dan met, hetzij dan zonder opzet, daar heeft men kans de gevolgen aan oorzaken toe te schrijven, die met de feiten in strijd zijn. Wenscht men dat de boekhouding een spiegelbeeld zal geven van wat heeft plaats gehad, dan mogen de rekeningen der grondstoffen geen andere beteekenis hebben dan controle-rekeningen en mag daarop van een winst- of verliessaldo geen sprake zijn. WAGGONBOEK. Model No. 2. Datum en uur van Aankomst Vertrek 1922 Jan U., 1922 Jan. Waggons. Eige. naar. Draag. gen in Kilo. gram. 14743 10000 Gewicht in Kilogrammen Van den wagen Ver. Bevon. meld. den. 7310 7340 Van wagen Beladen met 17430 10110, Stecnkole: Naam en adres van Afzender. Woonplaats. Geadresseerde. | Station woon* van plaats. over. I èang. Rh. Westf. K.S. 153 Eventueele winsten of verliezen dienen te blijken uit een of meer afzonderlijke rekeningen, welke belast zijn voor de verkochte grondstoffen, berekend tegen inkoopsprijs, en welke gecrediteerd zijn voor de opbrengst bij verkoop. Een zeer af te keuren methode, welke in sommige fabrieken gevolgd wordt, bestaat hierin, dat men de rekening, waarop de grondstoffen geboekt zijn, crediteert voor de opbrengst der verkochte grondstoffen en het saldo dezer rekening aan het einde des jaars overbrengt op de fabricagerekening. In dit saldo, dat eigenlijk alleen de waarde der verwerkte grondstoffen moet aangeven, zijn dan verborgen de met den handel in grondstoffen behaalde winsten of geleden verliezen, zonder dat zulks blijkt. Dat deze methode zeer zonderlinge en onware cijfers levert, zal zeker wel weinig betoog behoeven en toch, onze ondervinding heeft het geleerd, wordt zij in verschillende fabrieken-toegepast. (Wij verwijzen hierbij nog naar het in het „Aanhangsel" behandelde vraagstuk No. 2). § 6. De boeking der magazijngoederen. De administratie betreffende de magazijngoederen kan op verschillende wijzen gevoerd worden en achtereenvolgens zullen wij de meest voorkomendé aan eene bespreking onderwerpen. Hetgeen in de vorige paragraaf omtrent aanvraag en bestelling van grondstoffen gezegd is, geldt ook voor de magazijngoederen. Zoo mogelijk worde bepaald, welke maximale en minimale hoeveelheden van elke soort aanwezig mogen en moeten zijn, ten einde zoowel onnoodige uitgaven wegens te groote voorraden, als moeilijkheden door te kleine voorraden te voorkomen. Worden de goederen in het magazijn opgeslagen, dan komen zij onder de verantwoordelijkheid van den magazijnmeester. Deze is voor de aan hem toevertrouwde goederen rekening en verantwoording schuldig op gelijke wijze als de kassier verantwoordelijk is voor het door hem ontvangen geld. Daarom zal hij zich bij elke ontvangst door meting of weging dienen te overtuigen, of de op de volgbriefjes der leveranciers vermelde hoeveelheden aanwezig zijn. De goederen die in het magazijn worden opgeslagen, moeten door den magazijnmeester in volgorde van aankomst geboekt worden in een „Inkoopboek voor Magazijngoederen" of „Register van ont- 154 vangen goederen", waarin, naast den datum van ontvangst, leverancier, omschrijving en hoeveelheid der geleverde goederen, ook de prijs kan worden genoteerd (zie de modellen no. 49 en 50). Bij de afgifte van goederen zal hij voor elke afgegeven hoeveelheid een bon of eenig ander schriftelijk bewijsstuk moeten ontvangen, welke bewijsstukken alleen door bepaald aangewezen personen, gewoonlijk het opzichtvoerend personeel, mogen afgegeven worden. Het is het doelmatigst, daartoe aan de hier bedoelde personen een bonboekje te geven, waaruit de bons gescheurd kunnen worden. In het bonboek moet steeds een afschrift achterblijven voor latere controle. Is het noodig, dat eenig ander persoon of eene afdeeling met de afgifte der goederen bekend moet zijn, dan kan door middel van doordrukpapier tegelijk een duplicaat voor dit doel gemaakt worden. De bons moeten steeds duidelijk soort, hoeveelheid en maat der aangevraagde goederen, benevens het doel vermelden, waarvoor de goederen verbruikt zullen worden. Is dit ter uitvoering van een order van buiten af ontvangen, dan moet het daarop betrekking hebbende ordernummer vermeld worden. Zijn de goederen bestemd voor reparatiën van gebouwen, machines enz. der fabriek, dan moet dit in de daarvoor bestemde kolom aangegeven worden. Om de verantwoording der goederen, welke aan de arbeiders afgegeven zijn, te vergemakkelijken, kunnen de bons, waarop de afgifte geschiedt, zoodanig worden ingericht, dat daarop des avonds, na afloop der werkzaamheden, door den magazijnmeester de goederen, welke ongebruikt worden teruggebracht, aangeteekend kunnen worden, zoodat de werkelijk verbruikte hoeveelheid uit de bons blijkt (zie model no. 3). Het komt .namelijk veelvuldig voor, dat meer goederen worden aangevraagd dan voor de uitvoering van het werk vereischt werden, omdat het niet altijd mogelijk is vooraf met juistheid te bepalen, hoeveel noodig zal zijn. Bij het terugbrengen van goederen in het magazijn, wordt door den magazijnmeester een recu afgegeven. Dit recu neemt hij uit een register, dat als een gewoon bonboek is ingericht, doch dat, om verwarring te voorkomen, uit gekleurd papier bestaat. In fabrieken waar bij de afgifte van goederen aan een bepaald persoon of afdeeling daarvan bericht wordt gegeven, moet op gelijke wijze ook van de terugontvangst van goederen mededeeling worden gedaan, 155 opdat de controle op de juistheid der verbruikte hoeveelheid kan plaats hebben. Door den bon in te richten als aangegeven in model no. 3 (met kolommen voor eenheidsprijs en totaal bedrag) kan hij tevens gebruikt worden voor de berekening van de waarde der verbruikte goederen. De afgegeven goederen kunnen, naar gelang de afgifte plaats heeft, in een register worden geboekt, waarin door middel van verschillende kolommen gelegenheid bestaat de waarde ervan te brengen op de rekening, die daarvoor moet gedebiteerd worden. Dit register stelt aan het einde van eiken dag, van elke week of maand den boekhouder in staat, met juistheid de waarde der verbruikte goederen te boeken op die rekeningen, welke hiervoor in aanmerking komen (zie model no. 52). In fabrieken, waar velerlei goederen gemaakt worden, dient de boeking der bedragen te geschieden ten laste van de vooraf vastgestelde ordernummers, of van de afdeelingen, waarin de fabriek verdeeld is. Aanbeveling kan het verdienen de boeking in twee registers te doen plaats hebben, zoodat de waarde der goederen verbruikt voor orders, die aan debiteuren in rekening gebracht moeten worden, en die, verbruikt voor werken, welke ten laste van de fabriek komen, gescheiden blijven. Verder houdt de magazijnmeester een „Magazijnboek", waarin evenals in een grootboek, voor de verschillende artikelen afzonderlijke rekeningen worden geopend, die bij de ontvangst der goederen voor de hoeveelheid gedebiteerd en bij de afgifte gecrediteerd worden. Een groote vereenvoudiging kan het magazijnboek ondergaan, door voor goederen van dezelfde soort, doch verschillend in afmeting, een enkele rekening te openen, waarop de noteering dan in verschillende kolommen kan plaats hebben. Het boek dient uitsluitend voor de kwantitatieve verrekening (zie model no. 51). In zeer groote zaken, waar dagelijks vele goederen het magazijn verlaten, volgt men ook wel eene andere wijze van de berekening der waarde van de afgegeven goederen. Aan het einde der week of aan het einde der maand maakt men n.1. verschillende staten, waarin de verbruikte goederen genoemd worden en waarop in diverse kolommen wordt aangegeven, het doel, waarvoor de goederen verbruikt zijn. No. Bon voor afgegeven en teruggebrachte magazijngoederen. MODEL No. 3. t~. . Van het magazijn Aan het magazijn ■., , . Datum r\ 1 t r» i. •■ • j . . . Verwerkt. ,, Doei of Omschrijving der ontvangen. teruggebracht. Eenheids» van j xt j i Bedrag. afgifte. orderNo- goederen. Hoeveel» ..Hoeveel». ..Hoeveel,,, . , t PW- heid Gewicn*- hei(j Gewicht. , ., Gewicht. I II' I II ■ 157 De namen der gelijksoortige goederen worden onder elkander gerangschikt en door daarnaast de eenheidsprijzen in te vullen en met de hoeveelheden te vermenigvuldigen, verkrijgt men de waarde, der voor de verschillende doeleinden gebruikte goederen (zie model no. 4). Indien voor bepaalde doeleinden dagelijks dezelfde soort goederen worden afgegeven, kan bovenbedoelde verzameling zeer worden vereenvoudigd door het aanleggen van afzonderlijke staten voor elk doeleinde, waarin de namen dier goederen in verschillende kolommen vermeld zijn. Door dagelijks in deze kolommen de hoeveelheden der afgegeven goederen te boeken, verkrijgt men aan het einde eener maand door optelling de totale hoeveelheid van elk dier goederen, welke gedurende de maand voor het bekende doel zijn afgegeven en hieruit valt dan gemakkelijk de waarde te berekenen, door, onder de totale hoeveelheden, de eenheidsprijzen in te vullen. Deze methode kan bijv. met vrucht gebruikt worden in gasfabrieken voor de berekening der waarden van installatiën van muntmeters, van de kosten der openbare verlichting of van den aanleg of het onderhoud van het buizennet (zie model no. 54). Ook ter bevordering van het overzicht van het verbruik van bepaalde magazijngoederen in de verschillende afdeelingen of onderafdeelingen, kunnen soortgelijke staten van groot nut zijn. Zoo is bijv. een overzicht van het verbruik van oliën, vetten en andere machinekamerbehoeften zeer gewenscht. Niet zelden wordt daarmede ruw of onoordeelkundig omgesprongen en ontsnapt dit aan de aandacht. Toch is het verbruik van deze artikelen in sommige industrieën van veel beteekenis en verdient het aanbeveling daarvoor maandstaten bij te houden, waarin het verbruik der verschillende oliën en vetten dagelijks wordt aangeteekend. Door onderlinge vergelijking of door het verbruik te controleeren met een voorafgaande periode, kunnen dikwijls waardevolle aanwijzingen omtrent te groot verbruik verkregen worden (zie model no. 55). In kleine fabrieken geschiedt de berekening van de waarde der verbruikte goederen dikwijls door den magazijnmeester, en daarbij worden dan niet zelden grove fouten gemaakt, doordat de magazijnboeken niet zóó zijn ingericht, dat de magazijnmeester steeds met zekerheid kan uitmaken, welke de eenheidsprijzen zijn, waartegen hij de goederen moet berekenen. Dit komt vooral veelvuldig voor, indien telkens van bepaalde goederen partijen tegen verschillende Model No. 4. Staat ter berekening van de waarde der gebruikte goederen voor aanleg en uitbreiding in de maand Januari 1922. ... Stoomketelhuis. Schaftlokaal. Kantoorgebouw Enz. Folio t„*.i„ Onu*hnjving , Magazijn» Eenheids» t^^J^ Totaal , ... . "rr1* **<•*■ " HZ?U Bedrag. »£f' , ^ , PrijS' gebruikte goederen. heid. e heid. B held. ^ heid. (kantoor) Grenenhout: 7.5 X 25 13.44 ƒ 6.72 - - - - ƒ 0.50 13.44 ƒ 672 7.5 X 10 24.08 „10.11 118 ƒ 49.56 — — — — 0.42 142.08 „ 5967 4 X 25 10.- „ 6.- - — - - - „ 0.60 10.- „ 6- Amerik. grenenhout: 15 x 20 — — 5.— „ 10.50 6.— ƒ 12.60 — — 2.10 11.— „ 2310 125 x 20 — — — — 5.04 ., 8.01 — — — 1.59 5.04 „ 801 Portland»cement ... 1000 „ 18.50 2500 „ 46.25 — — — — .. 18.50 35— | „ 6475 f 41.33 ƒ106.31 ƒ20.61 — ƒ 168 25 159 prijzen aangekocht worden. Het gevolg hiervan is, dat aan het einde des jaars de rekening „Magazijn" in het grootboek belangrijke verschillen aanwijst, en verschillende andere rekeningen onjuiste cijfers leveren. Met het aangeven van eenheidsprijzen worden trouwens in vele zaken ernstige fouten gemaakt. In sommige houdt men een register, waarin de namen der goederen in alphabetische volgorde zijn ingeschreven, en waarin, bij ontvangst van een factuur, de eenheidsprijs wordt aangeteekend. In andere legt men hiervoor een kaartenstelsel aan, waarbij tevens genoteerd wordt van wien en wanneer de goederen betrokken zijn. Op zichzelf is deze aanteekening nuttig, doch zij beantwoordt niet aan het doel, waarvoor zij in het leven is geroepen, omdat men nimmer met zekerheid weet, wanneer men een eventueelen nieuwen prijs ter berekening van de waarde der verwerkte goederen moet bezigen, zoodat groote verschillen en onzekerheid bij de berekening van den kostprijs blijven bestaan. Het is dus noodig, dat men steeds wete, welke inkoopsprijs op het oogenblik van verwerking geldt, hoewel de opmerkingen die wij in Hoofdstuk II bij de bespreking van de waarde der grondstoffen daaromtrent gemaakt hebben, ook voor de hier bedoelde goederen van kracht is. Indien men nJL verplicht is scherp concurreerende calculatiën te maken, dan zal men bij sterk stijgende of dalende prijzen moeten overwegen, of men niet met de dan geldende marktprijzen rekening moet houden; dit neemt echter niet weg, dat daardoor de boeking tegen inkoopsprijs niet moet wegvallen. Duidelijk behoort te blijken, welke verschillen hierdoor ontstaan, opdat men een juist beeld van de gestie der fabriek verkrijgt. Goederen, die uitsluitend worden gebezigd voor eigen gebruik in de fabriek, zooals bijv. machinekamerbehoeften en andere artikelen voor onderhoud, moeten o.i. steeds tegen den inkoopsprijs verrekend worden. Doet men dit niet, dan zal men aan het einde des jaars een voordeel of een nadeel constateeren, dat evenwel wederom ten bate of ten laste der rekeningen zal moeten worden gebracht, waarop deze goederen als verbruikt geboekt werden. Het aannemen van een anderen prijs dan den inkoopsprijs bij de berekening van de waarde van dergelijke goederen, welke aan het einde des jaars in voorraad zijn, zou tengevolge hebben, dat de druk of het voordeel, dat daardoor ontstaat, wordt verplaatst en overgebracht op het jaar, waarop het verschil niet behoort, omdat het voor- of nadeel feitelijk eerst 160 ontstaat op het oogenblik, waarop die goederen verbruikt worden en niet zoolang zij nog in voorraad zijn. De inzichten omtrent de beteekenis der prijzen van de goederen, welke moeten worden aangenomen, verschillen nog al, en men heeft wel eens aangeraden, teneinde aan het einde van het boekjaar geen verlies op de magazijnrekening te hebben, de prijzen voor de verbruikte artikelen met 5 % te verhoogen. Met evenveel recht zou men 10 % en meer kunnen schrijven en wat er op deze wijze van de berekening van den kostprijs terecht zal komen en van de controle op de juistheid der boekingen van de magazijngoederen, behoeven wij zeker niet nader toe te lichten. Om steeds met zekerheid de eenheidsprijzen te kunnen aangeven, volgt men in groote fabrieken een anderen weg, die beter tot het doel leidt. De magazijnmeester boekt de ontvangen goederen in een register als model no. 50. Hierin bestaat gelegenheid om eventueele afkeuringen van de goederen en het terughalen daarvan aan te teekenen, zoodat men ook later langs eenvoudigen weg kan zien, wat er met de goederen geschied is. Prijzen worden in dit register niet opgenomen en de magazijnmeester krijgt ook de facturen niet te zien. Hij heeft zich slechts met de hoeveelheden te bemoeien. Bij ontvangst van de factuur wordt deze op eene andere afdeeling met het ontvangstboek, dat tijdelijk door den magazijnmeester moet worden afgestaan, vergeleken en daarvan aanteekening in dit register gehouden, zoodat, indien later door eene vergissing van den crediteur een tweede rekening over het geleverde gezonden mocht worden, onmiddellijk blijkt, dat reeds vroeger een factuur ontvangen is. Op deze wijze verkrijgt men een scherpe controle op de juistheid der boekingen van den magazijnmeester, omdat men hem elke gelegenheid ontneemt eventueele verzuimen, bij de ontvangst gepleegd, te bedekken door bij de ontvangst van de factuur zijn ontvangstboek overeenkomstig deze te wijzigen. Na accoordbevinding van de factuur wordt zij door dengene, die met het nazien belast was, voor accoord geteekend en kan later de betaling geschieden. Daar de magazijnmeester met de prijzen onbekend is, wordt naast het magazijnboek door den boekhouder of op een andere afdeeling, daarvoor aangewezen, een register gehouden, waarin eveneens alle magazijngoederen geboekt zijn. Naast de kolom voor 161 de hoeveelheden treft men echter twee kolommen aan, waarin de eenheidsprijs en de totaal waarde aangeteekend worden. De inkoopen der magazijngoederen worden alle in dit register geboekt. De verbruikte goederen worden dagelijks door den magazijnmeester op een verzamelstaat of door middel van de vroeger bedoelde duplicaten der bons opgegeven. Zij worden naar omstandigheden dagelijks in het register geboekt of eerst op staten verzameld en aan het einde der maand in het boek overgebracht. Worden zij dagelijks geboekt, dan worden de bedragen telkens ten laste van het ordernummer of de rekening gebracht, waarop zij thuis behooren. De verzameling dezer cijfers kan desverkiezende geschieden op staten, waarin de rekeningen en ordernummers zijn aangegeven, om aan het enide der maand in totaal te kunnen worden overgebracht. Op deze wijze komen in het register alle waarden der verwerkte goederen. Bij het invullen der eenheidsprijzen moet men echter steeds toezien, indien meer dan één inkoopsprijs vermeld is, wanneer het aantal artikelen van een bepaalden prijs verwerkt is. Als regel worden de prijzen in aanmerking genomen in volgorde van de data van inkoop. Wil men de verrekening vereenvoudigen, dan is afsluiting der Tekeningen per maand gewenscht. Indien zich dan in het magazijn artikelen van dezelfde soort bevinden, welke tegen verschillende prijzen gekocht zijn, wordt daarvan de gemiddelde prijs berekend en met behulp daarvan de Tekeningen afgesloten en opnieuw geopend. Aan het einde des jaars worden de rekeningen in elk geval afgesloten en wordt de gemiddelde prijs van het restant berekend. Het voordeel hiervan is, dat men in het nieuwe tijdvak niet terstond met verschillende eenheidsprijzen te doen krijgt en dus minder gevaar loopt deze met elkander te verwarren (zie model No. 5). Het overzicht wordt daardoor zeer vereenvoudigd, terwijl de kolommen van de totaalwaarde, een afdoende controle op de juistheid der aangenomen eenheidsprijzen opleveren. Op deze wijze gehouden moet elk verschil, dat door foutieve boeking van eenheidsprijzen ontstaan is, aan den dag komen en kan tevens onmiddellijk geconstateerd worden, in welke rekening de fout schuilt. Aan het einde des jaars worden de saldo's op een staat vermeld en het totaal daarvan moet overeenstemmen met het 11 Magazijnboek met waarde verrekening. Ontvangen. Stalen ballastschoppen. Model No. 5. Uitgegeven. Model No. 0. Model No. 1. Model No. 0. Model No. 1. Datum. Leverancier. Hoe» Een» Hoe» Een» I Datum. Verbruikt voor: Hoe» Een» Hoe» Een» veel» heids» Bedrag, veel» heids» Bedrag. veel» heids» Bedrag, veel» heids» Bedrag, heid. prijs. heid. prijs. heid. prijs. heid. prijs. 1922 1922 Jan. 1 Balans .... 20 ƒ 1.20 ƒ 24.— 40 ƒ 1.40 ƒ 56.- Jan. 31 onderhoud ge» „ 10 v. d. Berg & Co. 50 „ 1.25 „ 62.50 — — — reedschappen. 10 ƒ 1.20 ƒ 12— — — „ 25 R. S. Stokvis. . 30 „ 1.50 „ 45- „ 31 uitbreiding ge» j 10 „ 1.20,, 12.— - reedschappen. | 10 „ 1.25 „ 12.50 „ 31 idem — — — 10 f 1.40 ƒ 14 — „ 31 Voorraad. . . 40 „ 1.25,, 50.— 60 „ 1.45,, 87.— 70 ƒ 86.50 70 ƒ101.— 70 ƒ 86.50 70 f 101.— Febr. 1 Voorraad. . . 40 ƒ 1.25 ƒ 50.— 60 ƒ 1.45 ƒ 87.— 163 saldo, dat op de rekening van de magazijngoederen in het grootboek wordt aangetroffen. Feitelijk is dit de eenige methode, waardoor men betrouwbare gegevens verkrijgt. Juist omdat de werkzaamheden van de administratie van het magazijn vrij omvangrijk zijn, is dit deel der boekhouding in de meeste fabrieken zeer slecht verzorgd, ja wordt niet zelden geheel nagelaten; doch indien men besefte, welke groote belangen aan een goed ingerichte magazijnboekhouding verbonden zijn, zou men zich zonder twijfel de moeite en kosten getroosten, om ook dit deel der administratie behoorlijk in orde te hebben. Zoolang aan de magazijnadministratie iets hapert, verkrijgt men, ook al worden de overige boeken nog zoo nauwkeurig gehouden, geen betrouwbaar overzicht. Op verschillende wijzen heeft men intusschen getracht, zooveel mogelijk vereenvoudiging aan te brengen. Zoo kan bijv. het magazijnboek van den magazijnmeester worden gecombineerd met dat, hetwelk bij de bovengeschetste inrichting door den boekhouder wordt gehouden. Daar echter in eerstgenoemd register steeds dagelijks de afgegeven magazijngoederen aangeteekend moeten worden, wordt de arbeid niet minder omvangrijk, zoodat een dergelijk register het best gebruikt kan worden in zaken, waar het aantal af te geven goederen per dag niet al te groot is, of waar de magazijnen voor de verschillende afdeelingen afzonderlijk gehouden worden. In sommige fabrieken brengt men de waarde der verbruikte goederen slechts eens per jaar op de rekeningen in het grootboek over, en maakt men daarbij gebruik van den gemiddelden prijs, waartegen die goederen gedurende het geheele jaar gekocht zijn. Deze handelwijze vereenvoudigt natuurlijk de werkzaamheden belangrijk, doch heeft het groote nadeel, dat men gedurende het geheele jaar verstoken is van een overzicht der waarde van de verbruikte goederen, terwijl zij alleen kan worden gevolgd daar, waar de waarde der verbruikte goederen slechts op een klein aantal rekeningen geboekt behoeft te worden. Een proefbalans gedurende den loop des jaars uit het grootboek getrokken, welke anders zeer groote diensten bewijzen kan, wordt daardoor van weinig beteekenis, omdat zij weinig van den feitelijken toestand weergeeft. Wij ontraden dan ook het volgen dezer gewoonte, die den ernstigen fabrikant niet zal kunnen bevredigen. Een andere methode, welke vooral gevolgd wordt bij de afgifte Ontvangen. 164 BOCHTEN I* VERZAMEL» Datum 1922 Jan. 1 Ontvangen van Lijst Voorraad Afd. I „ H „ III „ IV „ V „ VI „ VII Totaal Van Afd. I naar Afd. II . . . Van Afd. V naar Afd. VII. . . Onderhoud Adm. gebouw Afd. II Onderhoud Mach. gebouw Afd. I Munt fit ter ij. . . Particul. fitterij . 3 17 506 512 Hoeveelheden Afd. Afd, I II 10 10 Afd. III 10 Afd IV 10 Afd, V 10 255 182 10 10 285 49 20 811 Afd. VI 10 To. taal 70 4 10 3 468 255 10 Prijs per 0,23 0,23 0,23 Bedrag / 2j30 2(30 230 230 230 230 230 Maand, totalen / - / 16 „ 3 / 19 MAGAZIJNBOEK. 165 BOCHTEN I". Model No. 6. Uitgegeven. Datum Lijst Hoeveelheden Prijs Mjumd> Uitgegeven voor: i \ i i per Bedrag 1922 no. Afd. Afd. Afd. Afd. Afd. Afd. Afd. To. totalen I II | III IV V VI VII taal Verzonden van Jan. 31 Afd.InaarAfd.il 3 4 4 Verzonden van „ „ Afd. Vn. Afd. VII 17 10 10 „ „ O. Gereedschap . 454 2 2 0,23 / — 46 „ „ Idem 320 5 5 „ „ 115 „ „ O. Gasvefl. III .16 7 7 „ „ 161 ,, „ O. Toest. zw. am. 18 2 2 „ „ — 46 „ „ O.WashersAfd.IV 114 5 • 5 „ „ 1 15 „ „ Muntfitterij . . — 166 120 — — 170 20 — ,468 — „ —— t 8 „ „184 „ „ Particuliere fitterij — 95 45 — — 100 5 — 245 — „ / 667 270 167 9 5 280 25 756 / 6 67 166 van artikelen van weinig waarde, bestaat hierin, dat voor deze artikelen een gemiddelde prijs wordt aangenomen, onafhankelijk van variatiën, welke daarin door aankoopen gebracht worden. Deze constante prijs wordt aan het begin des jaars voor een geheel jaar, voor een kwartaal of voor een maand vastgesteld. De verschillen, welke daarbij natuurlijk moeten ontstaan, worden bij het einde van een dezer perioden door overboeking opgeheven. De magazijnadministratie levert vooral in fabrieken, waarin voor de verschillende afdeelingen afzonderlijke magazijnen bestaan, die geheel op zichzelf beheerd worden, veel werk. Natuurlijk komt het dan meermalen voor, dat magazijnmaterialen van het eene naar het andere magazijn verplaatst worden, omdat er in een bepaalde afdeeling behoefte is aan goederen, die in een andere afdeeling in voorraad zijn. Een dergelijke verplaatsing staat gelijk met een levering en een ontvangst en moet, zoowel wat de hoeveelheid als de waarde betreft, door beide magazijnen worden geboekt. Ten einde de geheele administratie, zoowel als het werk aan bovengenoemde manipulaties verbonden, te vereenvoudigen, wordt de waarde-verrekening der magazijngoederen op één afdeeling in één boek gecombineerd. Men beschouwt, wat de waarde betreft, alle magazijnen als één, waardoor deze verrekening tusschen de magazijnen onderling komt te vervallen. Naast het groote voordeel der vereenvoudiging, ontstaat echter het nadeel, dat men niet meer de waarde der goederen, aanwezig in elk der magazijnen, afzonderlijk in het boek aantreft. Bij het afsluiten der boeken kan men echter den voorraad van elk magazijn- in het bijzonder uittrekken en de waarde daarvan berekenen. Een model van zulk een magazijnboek geeft no. 6. In sommige fabrieken laat men het magazijnboek geheel vervallen en noteert het magazijnpersoneel de ontvangen en afgegeven hoeveelheden op kaarten, die zich aan of bij de goederen in het magazijn bevinden. Behalve enkele andere bezwaren, hebben wij tegen een dergelijken maatregel dit, dat deze kaarten gewoonlijk zoek raken op oogenblikken, dat zij als bewijsmiddel noodig zijn, terwijl ook verwisseling gemakkelijk kan plaats hebben. Zijn de kaarten in een kaartenkast steeds onder het bereik van den magazijnmeester en worden zij door hem bijgehouden, dan vervalt dit bezwaar, doch het uitzoeken en weder opbergen der 167 kaarten, vooral als de verscheidenheid van artikelen groot is, kost gewoonlijk meer tijd dan men door het kaartenstelsel kan besparen. Wij achten een kaartenstelsel voor de magazijnadministratie dan ook slechts in bijzondere gevallen aan te bevelen en meenen, dat met meer vrucht gebruik is te maken van de zoogenaamde losbladige boeken. In uitgebreide fabrieken kan het zijn nut hebben het magazijnboek in verschillende boeken te splitsen en in elk daarvan slechts een bepaalde soort goederen te boeken. Zoo kan men bijv. een magazijnboek houden voor houtwaren, een voor ijzerwaren, een voor steensoorten, een voor verfwaren enz. Hierdoor opent men de gelegenheid om meer dan één persoon te gelijk in de magazijnboeken te doen werken, wat in omvangrijke zaken, uit een oogpunt van werkverdeeling noodig kan zijn. Ook indien groote partijen van eene bepaalde goederensoort in verschillende magazijnen of op verschillende plaatsen opgeslagen worden, heeft het zijn nut hiervoor een afzonderlijk magazijnboek aan te leggen, waarin voor elk magazijn of elke partij in diverse kolommen wordt aangeteekend, welke hoeveelheden zijn ontvangen en afgeleverd. Daardoor is men in de gelegenheid na te gaan, in welk magazijn of op welke partij een tekort of een surplus is (zie model no. 45). Eens per maand of eens per drie maanden, minstens echter eens per jaar, wordt bepaald, hoeveel volgens het magazijnboek in het magazijn in voorraad moet zjjn, door de hoeveelheid, aan de creditzijde eener rekening vermeld, af te trekken van de hoeveelheid die aan de debetzijde is geboekt. Door bijvoeging aan de creditzijde' van het verschil, boekvoorraad genaamd, worden de rekeningen afgesloten (zie model no. 51). Deze boekvoorraden moeten telkens, wanneer daarvoor gelegenheid is, vergeleken worden met de werkelijke voorraden, teneinde vast te stellen of daartusschen overeenstemming bestaat. Is de opname van de werkelijke voorraden soms bezwaarlijk, wanneer groote hoeveelheden nog aanwezig zijn, dan late men nimmer na zulks te doen, op oogenblikken wanneer de voorraden klein zijn. Hoe nauwkeurig echter de boeking der ingeslagen en afgegeven hoeveelheden ook plaats heeft, toch zal, ten gevolge van herhaalde kleine fouten bij weging of meting, indroging, verstuiving enz. ontstaan, de boekvoorraad zelden overeenkomen met den werkelijken Voorraad. 168 De verschillen zullen zich echter tusschen bepaalde grenzen moeten bewegen, grenzen, die door de praktijk aangegeven worden en gewoonlijk in procenten bekend zijn. Zoodra de verschillen hiervan belangrijk afwijken, dient men naar de oorzaak daarvan een onderzoek in te stellen. Aan het einde des jaars moet de hoeveelheid der aanwezige goederen buiten de boeken om vastgesteld worden. Indien blijkt, dat de werkelijke hoeveelheid kleiner is dan de boekvoorraad, valt daaruit af te leiden, als ten minste niet aan fraude mag worden gedacht, dat de betrekkelijke rekeningen te weinig gecrediteerd zijn en behoort deze fout te worden opgespoord en hersteld. Een boekvoorraad, kleiner dan de werkelijke voorraad, wijst eveneens op een fout, die hersteld moet worden en welke een omgekeerde boeking als de laatst aangegevene ten gevolge zal hebben. Te gelijk staat dan vast, dat in het register der afgegeven goederen in het eerste geval te weinig, in het tweede geval te veel op verschillende rekeningen geboekt is. In ondernemingen waar de voorraden als regel zeer groot zijn, zoodat het opnemen daarvan aan het einde des jaars al te veel tijd in beslag neemt, laat men deze opname wel achterwege, doch neemt men de voorraden van alle goederen in den loop des jaars op. In een zekere volgorde worden wekelijks of maandelijks de voorraden van een bepaald aantal artikelen vastgesteld en met de boekvoorraden vergeleken. Elk artikel krijgt dus eens per jaar een beurt, doch dit kan zoowel aan het begin als aan het einde van een boekjaar zijn. Om een duidelijk overzicht der verschillen, die bij de opname geconstateerd worden te verkrijgen, maakt men een staat, waarin zoowel de boekvoorraden als de werkelijke voorraden vermeld zijn, benevens de hoeveelheden, die er volgens het magazijnboek, te veel of te weinig zijn. De oorzaak der verschillen moet zoo mogelijk worden opgespoord. Gelukt dit niet en kan men uit den aard der goederen, die te veel of te weinig voorhanden zijn, afleiden op welke rekening de fout vermoedelijk gemaakt is, dan wordt het verschil daarop verrekend. Wanneer dit echter niet meer is vast te stellen, dienen alle rekeningen in verhouding der hoeveelheden, die daarop geboekt zijn, te worden vermeerderd of verminderd. Goederen in de open lucht opgeslagen, kunnen, uit den aard der 169 zaak, belangrijke verschillen tusschen de ontvangen en afgegeven hoeveelheden opleveren. Regen en wind oefenen natuurlijk hun invloed uit en de contröle wordt veel moeilijker. Dit mag echter nimmer een reden worden om ze geheel achterwege te laten. Indien het personeel weet, dat in 't geheel geen controle wordt uitgeoefend, zal dit tot allerlei misbruiken aanleiding geven en ontbreken de gegevens, om ook maar bij benadering te kunnen vaststellen, welke verschillen er tusschen boekvoorraad en werkelijken voorraad bestaan. Zooals wij hiervoor reeds opmerkten, wordt in fabrieken, welke in afdeelingen verdeeld zijn, dikwijls voor elke afdeeling een afzonderlijk magazijn gehouden, waarvan de administratie geheel op zich zelf staand gevoerd wordt. In dit geval worden alle kosten, uit het houden van een dergelijk magazijn voortkomende, ten laste van die afdeeling gebracht. De goederen, welke geproduceerd zijn, zullen in den regel ook in magazijnen opgeslagen moeten worden en van de hierin geborgen voorraden zal op de zelfde wijze als van de ingekochte magazijngoederen aanteekening gehouden moeten worden. Ook van goederen, die men koopt met het doel ze weer te verkoopen en van de modellen, welke dienen bij de vervaardiging van fabrikaten, kan het nuttig zijn een afzonderlijk magazijnboek te houden. Naar gelang van den aard der fabriek en haren omvang zal men dus de volgende magazijnen afzonderlijk of gecombineerd aantreffen met afzonderlijke of gecombineerde administratie: Magazijn voor grondstoffen. „ „ diverse goederen (hulpmaterialen). ,, „ bijzondere goederen (hulpmaterialen). „ „ zelf gefabriceerde goederen (zoo noodig in verschillende soorten verdeeld). „ „ niet zelf gefabriceerde, doch voor den verkoop bestemde goederen. „ „ modellen. De kosten, verbonden aan het opslaan der geproduceerde goederen, behooren geheel tot de algemeene kosten en zullen dus onder deze rubriek gerangschikt en verrekend moeten worden. § 7. Emballage. Een niet onbelangrijke invloed wordt dikwijls op de prijzen der grond- en hulpstoffen uitgeoefend door de emballage, waarin de 170 goederen geëxpediëerd worden. Geschiedt de verzending in emballage, die door den leverancier wordt bijgevoegd en niet teruggegeven kan worden, dan verhoogen de daardoor veroorzaakte kosten den inkoopsprijs. Dikwijls worden daartoe eigen vaten, flesschen, bussen, zakken of andere voorwerpen gebezigd. In dit geval behooren de kosten van aanschaffing geboekt te worden op eene afzonderlijke rekening „Emballage", die daarvoor wordt gedebiteerd. Met den kostprijs der grond- en hulpstoffen hebben deze kosten alleen te maken voor zooverre het betreft de afschrijving of waardevermindering en de onderhoudskosten dezer voorwerpen. De afschrijving moet dikwijls zeer ruim genomen worden en bedraagt somtijds 50 %. Zij is echter geheel afhankelijk van den aard der gebezigde voorwerpen en van de stoffen, die daarin vervoerd worden. Bij het opmaken van de balans vormen deze vaten, bussen, enz. natuurlijk een geheel op zichzelf staanden post, ook al staan zij op het oogenblik van inventariseering gevuld. Nimmer moet hunne waarde bij die der grond- en hulpstoffen gevoegd worden, omdat dit tot een onjuist overzicht leiden kan. Somtijds worden grondstoffen in ruwen toestand verkocht, verpakt in aan den fabrikant toebehoorende emballage en wordt de gebruikte emballage in rekening gebracht. De rekening „Emballage" behoort voor dit bedrag te worden gecrediteerd. Het gebeurt ook wel, dat men, om de afname van grootere partijen te bevorderen, de emballage bij levering van eene zekere hoeveelheid gratis bijvoegt. In dit geval volge men niet de slechte gewoonte van sommige fabrikanten, om daarvan op de emballagerekening geen aanteekening te houden, maar opene men eene afzonderlijke rekening onder het hoofd „Emballage-rabat", welke rekening voor de waarde der gratis geleverde emballage gedebiteerd wordt, terwijl de emballagerekening daarvoor word} gecrediteerd. Op deze wijze verkrijgt men een juist overzicht van den invloed, dien deze maatregel in den loop des jaars heeft uitgeoefend. De rekening „Emballage" wordt gedebiteerd voor de restitutiën, die verleend worden bij het terugzenden van emballage. Is de emballage kostbaar of worden veel verschillende voorwerpen daarvoor gebruikt, dan is het houden van een afzonderlijk magazijnboek daarvoor zeer aan te bevelen. 171 § 8. Transportkosten. Van niet minder belang zijn in sommige fabrieken de transportkosten van grondstoffen en producten. Dikwijls geschiedt het vervoer in eigen vaartuigen, stoombooten, auto's of wagens, teneinde zooveel mogelijk hierop te kunnen bezuinigen. Ingeval dit geschiedt, is het noodig voor de waarde der schepen enz. eene afzonderlijke rekening in de boeken te openen en verder op eene rekening „Transportkosten" al die onkosten te boeken, die tengevolge van dit vervoer gemaakt worden, zooals salarissen van het personeel, kolen, onderhoud, haven en bruggeld, jaarlijksche afschrijving enz. Indien het vervoer van beteekenis is, zullen meerdere rekeningen geopend moeten worden, om in het bijzonder te kunnen nagaan, hoeveel kosten met elk der transportmiddelen zijn gemaakt. Dit heeft zijn nut om te kunnen beoordeelen, welke wijze van transport het voordeeligst is en aan welk transportmiddel derhalve de voorkeur zal moeten worden gegeven. Verder dient men nauwkeurig aan te teekënen, .welke reizen en afstanden (in K.M.) gemaakt en welke hoeveelheden vervoerd worden, ten einde te kunnen berekenen, hoeveel het transport per K.M. en per 1000 K.Q. heeft bedragen, om daaruit te kunnen afleiden, of het transporteeren in eigen beheer voordeelig of nadeelig is geweest en aan welke wijze van vervoer de voorkeur moet worden gegeven. Ook ter berekening van de vergoeding, die men in rekening moet brengen bij het vervoeren van grondstoffen of producten voor de afnemers, is het noodig de kosten te kennen, die daaraan voor den fabrikant zelf verbonden zijn, omdat het anders mogelijk is, dat onopgemerkt zou blijven, indien het eigen vervoer nadeeliger was dan indien het aan vreemde handen werd toevertrouwd. In fabrieken, waar gebruik gemaakt wordt van auto's, is controle op den afgelegden afstand, de hoeveelheid vervoerde waren en het verbruik aan benzine en olie noodzakelijk. Er wordt niet steeds even zuinig omgesprongen met benzine en olie, terwijl de groote verscheidenheid in banden en hare prijzen het gewenscht maken voortdurend na te gaan aan welke soort banden de voorkeur moet worden gegeven. Het verdient daarom aanbeveling, dat de chauffeurs dagelijks op een „Rittenbiljet" (zie model no. 7) opgave doen van het aantal ritten, de soort en het gewicht der ladingen, de afgelegde afstanden, het Datum 1922 Model No. 7 j Rlttenbiljet van Auto No I Gewicht I Soort I Afstand I Ontvangen: I Vn nmte|| I Ritten per dag. der der Bestemming. in „„Wtmi Aanmerkingen. lading. lading. | K.M. Benzine [ Olie onkosten- RIT No. 1. f Begonnen Geëindigd I RIT No. 2. Begonnen Geëindigd RIT No. 3. Begonnen Geëindigd j I l . Stand van den Kilometerteller 's avonds K.M. TOTAAL . ■ ■ 1 1 1 Handteekening van den Chauffeur, Gereden afstand K.M. 173 benzine- en olie-verbruik en eventueel gemaakte kosten voor tollen enz. Voor elk der wagens kunnen deze gegevens in totaal dagelijks in een register worden overgenomen, waarbij dan tegelijk aanteekening dient te worden gehouden van de soort der gebruikte vóór- en achterbanden. Men verkrijgt op deze wijze een duidelijk overzicht van het verbruik per wagen en per K.M., wat zoowel noodig is om de kosten per 1000 K.Q. te kunnen berekenen, als om te kunnen contröleeren welke chauffeur het zuinigst met zijn wagen weet om te springen (zie model no. 8). Indien de kosten van vervoer door de afnemers verschuldigd zijn, moet de rekening „Transportkosten", of indien meerdere rekeningen gehouden worden de betrekkelijke rekening, daarvoor gecrediteerd worden. Het berekend bedrag kan ook geboekt worden op eene afzonderlijke rekening (en) „Ontvangen vrachten". Voor een duidelijk overzicht is opening der laatste rekening(en) aan te bevelen. Meermalen ziet men aan de rekeningen „Emballage" en „Transportkosten" een verkeerde beteekenis hechten, door daarop respectievelijk te boeken de kosten van emballage en de vrachten, die men betaald heeft bij de ontvangst van gekochte goederen, waarvan de waarde op de magazijnrekening of op een andere rekening geboekt is. Het spreekt van zelf, dat de bedoelde kosten niet op afzonderlijke rekeningen behoeven geboekt te worden. Zij moeten gebracht worden ten laste van die rekening, waarop de waarde der gekochte goederen geboekt is. Zij verhoogen den inkoopsprijs dier goederen eh dit moet duidelijk blijken, omdat men anders bij verkoop of verbruik, gevaar loopt, een te lagen prijs aan te nemen. In groote fabrieken, waar voor het transport van grondstoffen enz. op het fabrieksterrein, locomotieven, machinale transport- en hefinrichtingen gebruikt worden, opene men afzonderlijke rekeningen, waarop de kosten van bediening enz. geboekt worden. Daar men zoowel stoom, gas, hydraulische kracht als electriciteit gebruikt, kan een zorgvuldige splitsing der kosten slechts bevorderlijk zijn aan een juist overzicht en de gelegenheid openen te beoordeelen of de inrichtingen voordeelig werken, of dat toepassing van eene andere beweegkracht, of andere wijzigingen noodig zijn. REGISTER DER AFGELEGDE RITTEN MET AUTO No (Chauffeur. ) Model No. 8. I BANDENVERBRUIK DATUM van KM Teller , j Gewicht van: Voor» V66rbanden Achterbanden Aanmer. het i f'efj? der geschoten Datum — Rechts Links Rechts kingen (Maand) ritten. smor.",, lading ben. onkosten der ver. Binnen) Buiten> Binnen., feriten. Binnen. I Buiten. Binnen. | Bniten. kSM»t 's av' ^, S i " « ? « S „ i < uien. g £ g fj| £ g £ g | g | g £ 1 || g § & 1 g; | | | g § | 88li|888a88SBSsg8 8BB88883SB8B8 1 D. Voorhoef. , Timmerman. 6 121* 8 6 12 l6 8 6 12 ls 8 6 12 l6 8 6 12 ls 8 6 121* 8 -■- 69 uur. 2 a. j. Stans. Smid. 6 121* 8 6 121* 8 6 121* 8 6 121* 8 6 12 1» 8 6 121* 9 6 12 76 „ Zondag gewerkt aan 3 G. Bos. Metselaar. 6 121* 8 6 12 z. z. z.— z.- 6 121* 8 6 121* 8 6 12 1* 8 51% „ stoomlM*ine' z = ziek. 4 L. B. Evertsen. Sjouwer. 6 121* 8 6 121* 8 6 121* 8 9 12 1* 8 6 121* 8 6 12 z. — 61 „ v = verlof. - •t, Schaftuur op de fabriek 5 A. Bergsen. Machinist. 6 6 6 6 6 —— 6 6 6 6 6 6 6 6 6 84 ., van8%—9uurvoorm. 6 G. de Groot. id. —66 66 66 66 66 66 66— 84 „ » 4^~5 » n*midd. 7 B. Dalfsen. Sjouwer. 6 121* 8 6 121* 9 6 121* 8 6 12 1* 8 6 121* 8 6 121* 8 70 8 C. Vermaak. id. v. — v. — v. — v. — v. — v. — 6 12 1* 8 6 12 1* 8 6 12 1* 8 — 34% „ enz. j, Model No. 10. Presentielijst der werklieden van 4—10 Januari 1922. Volg' NAMEN Maandag. Dinsdag. Woensd. Donderd. Vrijdag. Zaterdag. Zondag. num. en SCHAFT. £o£o£ o £o£o?o£o BEMERKINGEN. mer. VOORLETTERS. SSgSslBSslsSBB . \ 3 0 S 5 8 B S 1 5 s I e 1 S 1 g S a 1 D. Verhoef, le schaft. 6 12 6 12 6 12 6 12 6 12 6 12 — — Timmerman. 2e id. I6 8 1« 8 1* 8 l6 8 1* 8 l* f ;'— — 3e id. 2 A. J. Stans, le schaft. 6 12 6 12 6 12 6 12 6 12 6 12 6 12 Zondag gewerkt aan Smid. 2e id. I5 8 1» 8 I* 8 l5 8 1B 8 1« 8 stoommachine. 3e id. 3 G. Bos, le schaft. 6 12 6 12 z. — 6 12 6 12 6 12 — — z. = ziek. Metselaar. 2e id. 1« 8 — z. z. — ls 8 l6 8 l6 8 — — 3e id. 180 derhalve het totaal aantal uren, dat een werkman op de fabriek werkzaam is geweest, afgeleid worden (zie nevenstaand model no. 9). Het totaal aantal uren, vermeld op de presentielijst, moet aan het einde van de loonweek vergeleken worden met dat, voorkomend in de loonlijst, die onafhankelijk van de presentielijst uit de gegevens van opzichters enz. gemaakt wordt, ten einde vast te kunnen stellen, of er overeenstemming tusschen beide boekingen bestaat. De werkzaamheden kunnen vereenyoudigd worden door de presentielijst zoodanig in te richten, dat de werkperioden (zoogenaamde schaften) van eiken werkman onder elkander vermeld staan. Is het komen en gaan gewoonlijk regelmatig, dan kunnen de vastgestelde uren in het boek gedrukt worden en worden bij afwij-, king daarvan correcties aangebracht (zie model no. 10). Deze correcties worden door den portier overgenomen op een staat, welken hij dagelijks aan het kantoor der loonadministratie inlevert (zie model no. 11), waar de staat gecontroleerd wordt met de gegevens, ontvangen van de opzichters. Model No. 11. Lijst van afwijkingen uit de presentielijst. Maandag, den 6 Januari 1922. Volg. num. NAMEN. AFWIJKINGEN, mer. 7 W. Gerritsen. Heeft zich ten 9 uur v.m. ziek gemeld. 15 L. Leeuw. Afwezig wegens verlof. In vele fabrieken treft men ook zoogenaamde „Tijdregisters" aan; dat zijn toestellen, van een uurwerk voorzien, waarop zich een plaat bevindt met een zeker aantal genummerde gaatjes. De werkman, die op de fabriek komt of de fabriek verlaat, moet met een stift in het gaatje drukken dat hetzelfde nummer draagt, waaronder hij is ingeschreven, waardoor inwendig op een strook papier bij het correspondeer end nummer het uur wordt aangeteekend. Deze machines worden steeds meer geperfectionneerd en kunnen 181 onder bepaalde omstandigheden zeer nuttig worden gebruikt en het werk vereenvoudigen. De regeling der werkzaamheden is gewoonlijk aan een of meer opzichters of werkmeesters opgedragen, die elk voor zich dagelijks op daarvoor bestemde lijsten aanteekenen, welke werklieden onder hen zijn werkzaam geweest en welk soort van arbeid door ieder verricht is, met vermelding van het aantal uren (zie model no. 60). Uit deze lijsten worden eens per week staten samengesteld (zie model no. 61), waarin het aan den werkman verschuldigd bedrag, met aanwijzing van de afdeeling, die daarvoor behoort te worden belast, berekend is. Waar de werkzaamheden niet toelaten, dat het laatstbedoelde register door de opzichters wordt bijgehouden, worden zoogenaamde appèllijstjes (zie model no. 64) dagelijks door hen ingevuld en aan het kantoor, waar de loonen berekend worden, ingezonden. Indien er als regel een vast personeel is, kunnen de namen gedrukt worden. Uit deze appèllijstjes worden alsdan de lijsten no. 59 of no. 60 samengesteld. Zoo noodig kan uit deze lijsten een enkele staat worden samengesteld, waarin het totaal bedrag, dat aan eiken werkman moet worden uitgekeerd, voorkomt. De in bovenbedoelde lijsten (gewoonlijk loonlijsten genoemd) voorkomende eindcijfers, worden later in een „Arbeidsloonenboek" (zie model no. 62) overgenomen en daaruit heeft eens per maand of eens per week de overschrijving op de verschillende rekeningen plaats. Dit arbeidsloonenboek geeft, wanneer het doelmatig is ingericht, een duidelijk beeld van de zaak en kan onder verschillende omstan-digheden groote diensten bewijzen. * Zooals wij reeds opmerkten, zal de splitsing der loonen in de eene zaak geheel anders zijn dan in de andere en zal zij hier gemakkelijk, daar zeer moeilijk zijn uit te voeren. Is het noodig de arbeidsloonen voor onderhoud der fabriek over een groot aantal rekeningen te verdeelen, dan is het gewenscht in de loonlijst daarvoor slechts één algemeene rubriek te openen en in een afzonderlijk register deze loonen nader over de verschillende onderhoudsrekeningen te verdeelen. In vele fabrieken laat men den werkman zelf opgeven, hoelang en waaraan hij dagelijks heeft gearbeid, waartoe hij een staatje ontvangt, dat eiken dag door hem moet worden ingevuld en door zijn opzichter 182 of werkbaas voor „gezien" geteekend moet worden. Uit deze staatjes worden dan de loonlijsten samengesteld. Ook hierbij wordt dikwijls gebruik gemaakt van toestelletjes, waarin, door het drukken op een knop, nauwkeurig wordt aangeteekend, hoelang de werkman met een bepaald werk is bezig geweest. De opgaven worden op het kantoor ingeleverd en uitgewerkt in een daartoe bestemd register. Indien men daarbij de waarde der verbruikte goederen boekt, kan hieruit een zoogenaamd werkboek worden samengesteld, dat bij het maken der journaalposten van veel dienst kan zijn (zie model no. 12). De hier bedoelde werkbriefjes kunnen ook in anderen vorm gegeven worden en desgewenscht uitvoeriger behandeld worden. De modellen no. 13 en no. 63 geven hiervan voorbeelden. Daarbij wordt door den werkman niet alleen het aantal uren aangegeven, maar bovendien de werkzaamheden, welke gedurende de opvolgende uren van den dag verricht zijn. Het eene geldt voor een week, het andere is bestemd om dagelijks te worden ingeleverd. Indien de werklieden op één dag gewoonlijk velerlei verschillende werkzaamheden verrichten, is deze vorm der opgave te verkiezen. Hoe goed deze manier ook is, zij wordt niet zelden bemoeilijkt door werklieden, die, öf de schrijfkunst in het geheel niet, öf onvoldoende verstaan. Wanneer, zooals in een gasfabriek en dergelijke inrichtingen, behalve het maken van het product vele andere werkzaamheden in eigen beheer worden uitgevoerd, is het aan te bevelen, zoowel appèllijstjes als werkbriefjes te gebruiken. Het laten invullen van Werkbriefjes door stokers en dergelijken heeft geen zin; voor hen kan met appèllijstjes worden volstaan, doch voor de aanteekening van het aantal werkuren der werklieden, die in reparatie-werkplaatsen arbeiden en voor boeking van den aard van het verrichte werk, zijn ze van groot nut. De loonlijsten kunnen ook in anderen vorm worden gehouden. Alsdan komen de verschillende rubrieken niet naast, doch onder elkander te staan. Het bezwaar, hieraan verbonden,-is, dat in tijden, waarin een grooter aantal werklieden dan gewoonlijk in dienst is, de beschikbare ruimte wel eens te klein is en aanleiding tot verwarring geeft. De onder no. 59 tot no. 62 gegeven modellen zullen als regel nuttig aangewend kunnen worden in een fabriek, waar één soort 183 Model No. 12. Werklijst van J. van den Berg (van beroep emid) wegens de uitvoering der hieronder vermelde werkzaamheden in de week van tot .... . . 1922. r\ u •■ • ^linnn Order nummer Orrjschrnving . ki Loon 0f nadere der M D.| W D V Z Z J| per Bedrag. werkzaamheden. § | uur. | van het werk. —~~ i—i i r~i 1 Bengels gesmeed ... 10 No. 10. Beitels gemaakt 5 Eigen werk. Gaten in Balkijzer geboord 5 No. 12. id. 10 id. Djv. gereedschappen gerepareerd 10 Eigenwerk. id. 10 id. Wielbanden gemaakt | ] X0[—[ 60 [25 ets. | ƒ 15 | No. 12. J Werk ElSen voor • werk, derden Arbeidsloonen r.j / 6|25 ƒ 8 75 Gebruikte Magazijngoederen .. L 4j70 „ 40 20 De opzichter, '/1095 / 48 95 . Gezien Model No. 13. Werkltist van J. van den Berg (van beroep smid) wegens de uitvoering der hieronder vermelde werkzaamheden in de week van tot 1922. . ..... j « Order nummer of \,„,.,\ Dagen Van tot °mschrlJYln5 fCI WCrk> nadere aanduiding Aantal Dagen |Van, tot zaamheden. | van het werk. uren- Maandag. 7—12 Beugels gesmeed I No. 10. 5 2—5 id. id. 3 6—8 id. id. 2 I 10 Dinsdag . 7—12 Beitels gemaakt Eigen werk. 2—5 Gaten in balkijzer geboord. No. 12. 3 6—8 id. id. 2 • 10 Enz. gedurende de overige dagen der week. Aan den voet van het staatje wordt vermeld: het totaal aantal uren, het uurloon en het totaal van het verdiende loon, terwijl verder, evenais bij het voorgaande model, de splitsing van de arbeidsloonen en de waarde der verbruikte goederen bijgevoegd kan worden. 184 product gemaakt wordt. Is de fabriek in afdeelingen gesplitst of worden vele verschillende soorten goederen gefabriceerd, dan is het noodig, dat de loonen meer gedétailleerd geboekt worden. Er moet dan blijken op welk artikel de loonen moeten drukken. Hier zullen de werkbriefjes goede diensten kunnen bewijzen. De dag- of tijdlijst zal anders moeten worden ingericht. In dergelijke gevallen wordt voor eiken werkman in de tijdlijst of het tijdboek een ruimte afzonderlijk gehouden, waarin, naast het aantal uren, ook vermeld wordt, welk werk verricht is. Model no. 104 geeft hiervan een voorbeeld, terwijl uit model no. 110 blijkt, op welke wijze de loonen verzameld moeten worden, om op de betrekkelijke posten of rekeningen overgebracht te kunnen worden. In geval in enkel of in groepen stukwerk gearbeid wordt, moet de opgave eenigszins anders geschieden. De werkman die gewoon is een werkbriefje in te vullen, moet daarop nauwkeurig het uur vermelden, waarop het stukwerk begonnen is, om te voorkomen, dat den werkman behalve zijn stukwerkloon bij vergissing over den duur daarvan nog eens tijdloon vergoed wordt. Bij de uitgifte van stukwerk moet de werkman een schriftelijk bewijs ontvangen, waarop de aard van het stukwerk staat. Op het kantoor wordt daarvan eveneens aanteekening gehouden. Door den werkman wordt later op het hem verstrekte bewijs het aantal uren ingevuld en het bewijs aan het daarvoor aangewezen kantoor ingeleverd (zie model no. 14). No Model No. 14. BON VOOR STUKWERK. Uitgegeven aan: J. VAN DEN BERG. Beroep: Smid Datum van opdracht: 2 Januari 1922. Order nummer AARD VAN HET WERK. TARIEF. 10 Smeden van 75 beugels. 11 ets. per stuk ƒ 8 25 DUUR VAN HET WERK. I INLEVERING VAN HET WERK. rw„™ Gewerkt Aantal Aantal De inlevering geschiedde Datum- van: I uren. | Datum. stuks> ^ 56 Jan. 2 7—12 5 Jan. 3 12 Het magazijn, afdeeling. „ 2 2—5 3 V „ 2 6—8 2 185 Indien stukwerk in groepen verdeeld wordt, zal de aanteekening van het verrichte werk door een opzichter, ploegbaas of een der voorlieden moeten geschieden. Ook dan komt het er op aan toe te zien, dat geen dubbel loon betaald wordt en zij, die met de berekening van het loon belast zijn, zullen daarop steeds hun aandacht gevestigd moeten hebben. Zoodra het stukwerk begint, zal daarvoor een biljet worden geschreven, waarin de aard van het werk, het overeengekomen loon en de namen der werklieden vermeld worden, terwijl de opzichter of de voorman aanteekening zal houden van het verrichte werk, den tijd enz. Ter bevordering van de controle is het gewenscht, dat de biljetten vooraf genummerd en in boekjes verzameld zijn. Een afschrift daarvan kan door middel van doordrukpapier gehouden worden. Het daarvoor aangewezen kantoor ontvangt na afloop van het werk het geheel ingevulde biljet (model no. 65). De verdeeling van het in stukwerk verdiende loon tusschen de werklieden onderling, behoort vooraf te zijn geregeld, om later geschillen te voorkomen. Vooral indien de tijdloonen nog al van elkander afwijken, of werklieden door bijzondere omstandigheden uit een ploeg vallen, welke in stukwerk is, kan de berekening van ieders aandeel bezwaren opleveren. Om de verdeeling zoo zorgvuldig mogelijk te doen plaats hebben, worden de gegevens der genummerde stukwerkbiljetten overgenomen op een staat (model no. 67), waarop het loon, dat gemiddeld per uur in stukwerk verdiend is, wordt berekend en het aandeel, dat eiken werkman toekomt, bepaald kan worden. Om aan het einde der loonweek gemakkelijk te kunnen vaststellen, welk bedrag elk werkman moet worden uitgekeerd, wordt een staat als model no. 69 aangehouden, waarop voor eiken werkman in een daarvoor bestemde kolom dagelijks het loon, blijkens den staat no. 67 verdiend, aangeteekend wordt. Indien de werkzaamheden meer samengesteld zijn dan uit bovengenoemde modellen blijkt, zal ook in deze staten eenige wijziging komen. Wij geven daarom nog een voorbeeld, waarbij is aangenomen, het leggen van binnen- en stijgleidingen, het plaatsen van meters en ornamenten en het verrichten van ander werk. De biljetten voor stukwerk zullen dan eenigszins veranderd moeten worden en de verdeelingsstaat no. 67 zal door een andere, als model no. 71, vervangen moeten worden. 186 Omtrent de berekening van gemiddelde loonen verwijzen wij naar Hoofdstuk VII. Voor verricht overwerk, waarvoor gewoonlijk een hooger loon wordt uitgekeerd, is het houden van afzonderlijke lijsten aan te bevelen. Om op het overwerk een goed toezicht uit te oefenen is het nuttig geen overwerk te doen verrichten zonder uitdrukkelijken last van den daartoe bevoegden opziehter of werkmeester, wat moet blijken door afgifte van een bon, welke bij het tijdbriefje moet worden ingeleverd. Intusschen zijn de verhoudingen in den laasten tijd zoodanig veranderd, dat aan de boeking der arbeidsloonen steeds meer aandacht moet worden geschonken. Zoowel de invoering van de Ongevallenwet als van het Arbeidscontract maken het noodzakelijk, dat allerlei gegevens, betreffende het aan den werkman in den loop van het jaar uitgekeerde loon, spoedig kunnen worden verschaft. Het overwerk wordt gewoonlijk over de eerste uren tegen een lageren toeslag berekend dan over de volgende en over de nachturen weer anders dan over uren gewerkt op den Zondag; uitkeeringen bij ziekte of verlof zijn in vele contracten opgenomen, en wenscht men hiervan, evenals van het in stukwerk verdiende uurloon enz., een overzicht te hebben, dan moet daarop bij de inrichting der loonadministratie gelet worden. In geval aan werklieden voorschotten verleend worden, wordt daarvan aanteekening gehouden in een afzonderlijk register, waarin tevens gelegenheid moet zijn de terugbetalingen te boeken. Is de fabriek een coöperatie van werklieden, dan is het betaalde arbeidsloon feitelijk een voorschot op de te behalen winst en zal dus een soortgelijke aanteekening als bovenbedoeld plaats moeten hebben. Voor inhoudingen ten bate van pensioen-, zieken-, of weduwenfonds moeten in de loonlijsten, naast de totaalkolom van het weekloon, één of meer kolommen worden getrokken, waarin van eiken werkman de ingehouden bedragen vermeld kunnen worden. In eene daaropvolgende kolom wordt het bedrag genoemd, dat na deze inhouding uitgekeerd moet worden. Door optelling van de in de kolommen vermelde bedragen, verkrijgt men een overzicht van hetgeen aan loon totaal verschuldigd was, wat voor de fondsen is ingehouden en welk bedrag werkelijk is uitbetaald. 187 De rekening „Arbeidsloonen" wordt echter in elk geval gedebiteerd voor het totaal bedrag der verschuldigde loonen, terwijl de boeking van de som, die voor de fondsen is ingehouden, gewoonlijk geschiedt op de rekeningen „Pensioenfonds", „Ziekenfonds" en „Weduwenfonds". Daar deze rekeningen een schuld of verplichting aan de werklieden voorstellen, moeten zij daarvoor gecrediteerd worden. Aan het einde der maand wordt de rekening „Arbeidsloonen" gecrediteerd voor de overschrijving der loonen op de rekeningen, die geopend zijn voor de bepaling van de verschillende kosten. Het bedrag der direct productieve loonen wordt dus overgeschreven op de „Fabricage-rekening". *) Is de fabriek in verschillende afdeelingen verdeeld, dan geschiedt de overschrijving naar de rekeningen, die voor deze afdeelingen geopend zijn, en heeft de verdere verdeeling plaats in de boeken, welke voor de afdeelingen afzonderlijk gehouden worden en waarop wij in het Hoofdstuk,, waarin de administratie eener machinefabriek behandeld wordt, nader terugkomen. In sommige fabrieken debiteert men de verschillende rekeningen onmiddellijk voor de arbeidsloonen en houdt men geen rekening „Arbeidsloonen", om daarop alle loonen te boeken, zooals wij bier aangaven. Ter verkrijging van een juist overzicht is dit echter te ontraden, daar het zeer nuttig is spoedig en zonder veel moeite te kunnen nagaan, of het totaal bedrag der loonen stijgt of daalt. Zoowel voor het opzichtvoerend- en kantoorpersoneel als voor de werklieden, behooren allerlei aanteekéningen te worden gehouden, betrekking hebbende op hun aanstelling, het salaris, uitkeeringen wegens ziekte of ongeval, kortingen voor pensioen, burgerlijken staat enz. Gewoonlijk geschiedt dit in een zoogenaamd stamboek. Beter is het echter hiervoor kaarten te gebruiken, die steeds in alphabetische volgorde bewaard kunnen worden en het opzoeken vergemakkelijken. Een voorbeeld voor een dergelijke kaart geeft model no. 13. § 11. De boeking der bedrijfskosten. Voor de vaststelling der bedrijfskosten zullen verschillende reke- 1) Hier hebben we een fabriek op het oog, waarin één enkel soort van product vervaardigd wordt. STAMKAART PERSONEEL. Geneeskundig goedgekeurd den. Gehuwd _ Model No. 15. Aanstel, lings No. Naam Voornamen Geboren te. Ongehuwd. Datum van aanstelling. . ,. .. Onder. Afdeehng. ^ Jaarwedde. Weekloon. Uurloon. Pensioen» bijdrage. Mutatiën Keerzijde van Model No. 15. ZIEKTEN EN VERWONDINGEN. Juut t. ziekte of ongeval. af sp« i Dagen. Ur< Beschikking Rijksverzekeringsbank. £ v m Tijdelijke uit. «-° £ keering. teekeningen. Datum van strafoplegging. STRAFFEN. Reden van strafoplegging. Gestraft met: 188 189 ningen geopend moeten worden, welke wij reeds in een vorig hoofdstuk, bij de omschrijving van hetgeen wij onder bedrijfskosten te verstaan hebben, vermeldden. Een zorgvuldige splitsing der kosten is noodzakelijk, teneinde de zuinigheid in het bedrijf te kunnen contröleeren. Men moet n.1., om maar iets te noemen, kunnen zien of het steenkolenverbruik al dan niet in de juiste verhouding tot de stoomproductie staat, of bij verlichting der fabriek ook verkwisting plaats heeft, of het bedrag, voor onderhoud van machines, gereedschappen enz. uitgegeven, normaal is, enz. enz. Wij zullen dus gewoonlijk verschillende rekeningen moeten openen voor de boeking der verbruikte steenkolen voor krachtvoortbrenging, voor de kosten van verlichting en verwarming der fabrieksgebouwen, voor het onderhoud van fabrieksgebouwen, machines, toestellen enz., voor salarissen van opzichters en loonen van fabrieksarbeiders, wier verdiensten niet tot de direct productieve loonen behooren, enz. Het aantal rekeningen, dat voor de boeking van het onderhoud geopend moet worden, is afhankelijk van den aard en de grootte der fabriek. In zaken van eenigen omvang is het gewenscht in het grootboek slechts één algemeene rekening voor onderhoud te openen en de splitsing in een afzonderlijk boek, geheel overeenkomende met een gewoon grootboek, op te nemen. Daardoor kan de splitsing meer worden uitgebreid zonder dat het grootboek te omvangrijk wordt, terwijl men voorts op de verschillende rekeningen alle details der kosten beter kan vermelden. Door een dergelijk grootboek aan te leggen schept men bovendien de gelegenheid de daaraan verbonden werkzaamheden aan een afzonderlijk persoon te kunnen opdragen en den arbeid goed te kunnen verdeelen, terwijl het uit een oogpunt van controle zijn nut kan hebben, deze boeking afzonderlijk en geheel zelfstandig te doen geschieden. Evenals uit een gewoon grootboek moet van tijd tot tijd uit dit register een proefbalans worden getrokken en behooren de eindcijfers vergeleken te worden met die, voorkomende in het grootboek op de rekening „Onderhoud". Een eventueel verschil wijst natuurlijk op plaats gehad Hebbende verkeerde boekingen, waarvan de oorzaak opgespoord moet worden. Indien men op een dergelijke proefbalans achter de verschillende rekeningen in een afzonderlijke kolom de cijfers van een correspon- 190 deerende periode van het voorafgaand jaar invult, verkrijgt men een waardevol vergelijkend overzicht van de diverse kosten van onderhoud. Waar de oorzaken van eventueele verschillen gezocht moeten worden kan door de grootboeken voor onderhoud worden aangegeven. Het spreekt vanzelf, dat de bedragen, gedurende eenige achtereenvolgende jaren voor onderhoud benoodigd, sterk uiteen kunnen loopen. In het algemeen zullen deze kosten in de eerste jaren ha de oprichting eener nieuwe fabriek minder bedragen dan in latere jaren en zal derhalve de invloed, dien zij op de winst- en verliesrekening uitoefent, onregelmatig zijn. Om deze onregelmatigheid op te heffen gaat men wel eens als volgt te werk. Jaarlijks wordt, ona&ankelijk van de werkelijke onderhoudskosten, een gelijk bedrag van de winst gereserveerd tot dekking dezer kosten. Dit bedrag wordt zoodanig berekend, dat het totaal der gedurende den vermoedelijken duur der activa gereserveerde bedragen, overeenkomt met het totaal der onderhoudskosten, welke gedurende dien tijd zullen noodig zijn om de activa behoorlijk in goeden staat te kunnen houden. In de eerste jaren zullen de gereserveerde bedragen grooter zijn dan de gemaakte kosten; in latere jaren zal het omgekeerde het geval zijn en de bestaande reserves zullen alsdan moeten dienen, om de meerdere kosten te dekken. De naam der rekening, waarop de gereserveerde bedragen geboekt worden is, „Reparatiefonds'* of „Onderhoudsfonds". Meermalen worden echter voor het onderhoud van bepaalde activa bijzondere rekeningen van onderhoudsfondsen gecreëerd, welke hare namen ontleenen aan die activa. Indien er sprake is van een fabriek, waarin één soort product wordt voortgebracht, en welke niet in afdeeÜngen gesplitst is, waarvan men de afzonderlijke kosten voor een juist overzicht moet kennen, is het niet noodzakelijk de kosten van kracht en lichtopwekking eerst op eene afzonderlijke rekening te verzamelen, maar kan de overschrijving van de verschillende rekeningén direct op de „Fabricage rekening" geschieden. Is de fabriek echter gesplitst in afdeelingen, die elk haar aandeel in de kosten van kracht of lichtopwekking te betalen hebben, dan 191 moeten de daaraan verbonden kosten eerst verzameld worden op afzonderlijke rekeningen, afhankelijk van de omstandigheid of de fabriek gedreven wordt door stoom of door zelf opgewekte electriteit of door beide. Nemen wij het laatste geval aan, dan zullen twee rekeningen geopend moeten worden: n.1. „Kosten van stoomopwekking", „Kosten van electriciteitsopwekking". Op eerstgenoemde rekening zullen verzameld worden de hieronder vermelde kosten, waarvoor afzonderlijke rekeningen geopend moeten worden, n.1.: de verbruikte kolen, het verbruikte ketelwater, de arbeidsloonen aan stokers en machinisten betaald, het onderhoud van ketels en machines, de smeer- en verpakkingsmiddelen, enz., terwijl daarbij later gevoegd zullen moeten worden de kosten van onderhoud en de afschrijvingen op het ketelhuis, de stoomketels en verdere toestellen, welke voor de stoomopwekking noodig zijn. Op de rekening voor electriciteitsopwekking zal men soortgelijke posten te verzamelen hebben. De bepaling van het bedrag, dat elke afdeeling in de kosten zal hebben bij te dragen, is dikwijls vrij lastig. Voor electriciteit is dit minder bezwaarlijk, omdat men door het plaatsen van meters de verbruikte hoeveelheid electriciteit in elke afdeeling kan bepalen, terwijl de eenheidsprijs uit de kostenrekening is af te leiden. Bij het steeds meer in zwang komend gebruik om de zware transmissiën voor machines te vermijden, door plaatsing van electrische motoren bij elke machine, wordt ook de mogelijkheid geopend het verbruik voor elke machine nauwkeurig te bepalen. Het stoomverbruik is minder gemakkelijk vast te stellen. Toch is dit bij den tegenwoordigen stand der techniek mogelijk. Mocht het echter om de een of andere oorzaak zeer bezwaarlijk zijn, dan zal men langs anderen weg moeten trachten vast te stellen, welk aandeel ten laste van elke afdeeling komt. Het ketelhuis vraagt in elke onderneming van eenige beteekenis groote aandacht en de kosten van stoomproductie dienen onder voortdurende contróle te staan. Verkwisting door onoordeelkundig stoken, ondoelmatige roosters, of het gebruik van minder voordeelig stookmateriaal komt veelvuldig voor. 192 Voor de controle op de volledige en zuinige verbranding der brandstoffen bestaan toestellen ter bepaling van het koolzuurgehalte der afgevoerd wordende gassen, waardoor men gewaarschuwd wordt indien de verbranding niet op normale wijze verloopt en waardoor men in staat wordt gesteld verbetering aan te brengen waar zulks noodig is. Voor verdere controle op het ketelhuis, dienen de kosten van opwekking der stoom nauwkeurig en regelmatig te worden becijferd en de afwijkingen van de bekende normen te worden aangeteekend. Daartoe is het houden van één of meer ketelboeken, waarin per uur of per dag de kosten gespecificeerd worden,' gewenscht. Indien in bet ketelhuis in ploegen van bijv. 8 uur wordt gewerkt, verdient het aanbeveling de registers zoodanig te splitsen, dat de resultaten van eiken ploeg in het bijzonder blijken, ten einde te kunnen zien welke ploeg het voordeeligst werkt. Naar gelang van de inrichting van het ketelhuis zal men voor eiken ketel of elke groep ketels de aanteekéningen afzonderlijk kunnen houden. Waar de ketels echter gecombineerd zijn opgesteld, zal het geheele ketelhuis voor één moeten gelden. Een deel der aanteekéningen zal in het ketelhuis, een ander deel op het kantoor door Ingenieur of opzichter kunnen geschieden. De te houden aanteekéningen zullen moeten loopen over de hoeveelheid verstookt materiaal en verkregen slakken, de hoeveelheid gebruikt water en opgewekte stoom, de arbeidsloonen, benevens de afwijkingen van het normale koolzuurgehalte der afgevoerde gassen en van het normale verdampingscijfer. Door de verschillende hoeveelheden verbruikte materialen over een bepaalde periode te zamen te tellen en met den prijs te vermenigvuldigen, zullen de kosten berekend kunnen worden. In fabrieken waar aan het personeel bij brandstofbesparing een bepaalde premie wordt toegekend, zal in het register een kolom ter bepaling daarvan moeten worden toegevoegd. Een model voor beide hiervoor bedoelde registers geven de nos. 16 en 17. § 12. De afschrijvingen. Tot de verdere posten, welke wij onder de bedrijfskosten gerangschikt hebben, behooren de afschrijvingen. 193 Onder afschrijving heeft men te verstaan de waardevermindering, die de activa ondergaan. 1) De activa, die jaarlijks op de balans worden vermeld, kunnen in het algemeen in drie rubrieken worden ingedeeld. Tot de eerste rubriek behooren die van het vaste kapitaal; tot de tweede die van het vlottend kapitaal, terwijl tot de derde rubriek die activa behooren, die een min of meer fictief karakter dragen, zooals oprichtingskosten, kosten van reclame, dienst der leening enz., welke alleen onder de activa worden gèrangschikt met het doel, om de daaronder geboekte uitgaven over een zeker aantal jaren te kunnen verdeelen. Niettegenstaande zorgvuldig onderhoud, komt ten slotte het oogenblik, dat de machines, gereedschappen, werktuigen, fabrieksgebouwen enz. buiten gebruik gesteld en door nieuwe vervangen moeten worden. Op dit tijdstip, terwijl de waarde tot nihil of daaromtrent gedaald is, zou men in de boeken onder de bezittingen nog het volle bedrag van de aankoopsom vermeld vinden. Dit bedrag zou dan een verlies vormen, dat op de resultaten van het boekjaar, waarin het op de winstrekening gebracht moet worden, van grooten invloed zou wezen. Tegen dergelijke plotseünge verliezen dient men te waken. Daartoe wordt de te boek staande waadde jaarlijks verminderd met een bedrag gelijk aan de veronderstelde slijtage, hetwelk als verlies geboekt wordt, waardoor dus de waarde geleidelijk tot nihil teruggebracht wordt. Telkens wanneer een zeker bedrag wórdt afgeschreven, gaaf feitelijk een deel van vast kapitaal in vlottend kapitaal over. Met het afschrijven wordt dikwijls zeer zonderling rondgesprongen Bij vele naamlooze vennootschappen heeft men bijv. in de Statuten eene bepaling opgenomen, waarbij is vastgesteld, dat van de gemaakte winst een zeker deel voor afschrijving zal aangewend worden. Daaruit volgt, dat indien geen winst gemaakt is, ook geen afschrijvingen plaats vinden. De afschrijvingen worden daar dus door de winst beheerscht, wat, zooals wij nader zullen zien, onluist is. Veelal is een dergelijke bepaling in de statuten gekomen, omdat *) Mr. N. O. Pierson, schrijft in zijn „Leerboek der Staathuishoudkunde" over afschrijvingen: Ook de middelen, die de eigenaars van beide kapitaalsoorten moeten aan- 13 194 KETELBOEK (te houden in het Ketelhuis). Datum Ploeg No. van de ketels in gebruik Naam van den stoker Verbruikte brandstoffen in K.G. Koler Cokes LM 43 I os U N KETELBOEK (te houden op het kantoor of door den Ingenieur). Ploeg No. van de ketels in eebruik Naam van den stoker ndstoffen aangi in het ketelhu in K.G. 195 Model No. 16. Verdampt Verkregen Gemiddelde Verkregen r0 k s water in asch of spanning in verdam. gehalte Aanmerkingen. I M8 slakken atmosfeeren pingscijfer Model No. 17. Verdampingscijfer Nor. Ver. maal kregen Koolzuurgehalte Meer Mindei Nor» Ver. dan | dan maal kregen nor. , nor. maal maal Arbcids* loon Bespa, 1000 K.G. opgewekte li brandstof stoom 196 deze slechte gewoonte ook bij andere maatschappijen bestond en men in de meening verkeerde, dat de afschrijvingen op deze wijze behoorlijk geregeld waren. Het komt echter ook voor, dat men bij het opmaken der statuten zeer goed wist, dat een afschrijving afhankelijk van de winst, niet juist is en men, niettegenstaande deze wetenschap, de wijze van afschrijving toch handhaafde. Het spreekt dus van zelf, dat er een oorzaak moet zijn, die de aanleiding is, dat de gewraakte bepaling wordt ingevoerd. Deze oorzaak is inderdaad niet ver te zoeken. In art. 47 van het Wetboek van Koophandel is bepaald, dat, indien bij eene naamlooze vennootschap het maatschappelijk kapitaal een verlies heeft ondergaan van 50 ten honderd, daarvan aankondiging moet geschieden in een daartoe ter griffie van de arrondissements-rechtbank aan te leggen register, benevens in de nader aangeduide nieuwsbladen, terwijl, indien het verlies 75 ten honderd beloopt, de vennootschap van rechtswege ontbonden is en de bestuurders persoonlijk en hoofdelijk voor het jegens derden verantwoordelijk zijn voor alle verbintenissen, welke zij, nadat het bestaan van die vermindering aan hen bekend was of moest bekend zijn, hebben aangegaan. Het zou dus kunnen voorkomen, dat door de afschrijvingen onder alle omstandigheden te doen plaats hebben, juist daardoor de Winsten Verliesrekening met een nadeelig saldo sloot, dat na verloop van eenige jaren zoo groot zou kunnen worden, dat liquidatie verplichtend werd. Om dit nu te voorkomen, schrijft men alleen af wanneer winst gemaakt is en worden er balansen opgemaakt en goedgekeurd, wenden om de waarde van hun vermogen in stand te houden, zijn zeer verschillend. De eigenaar van vast kapitaal bereikt dit doel door een middel, dat zich op tweeërlei wijze laat toepassen. Ten eerste door zoogenaamde afschrijving. Iedere fabrikant, elke reeder, weet dat, hoe zorgvuldig hij zijn gebouwen en werktuigen, zijn schepen en hun toebehooren ook laat onderhouden, door verslijting jaarlijks een gedeelte hunner waarde te niet gaat. De ondervinding heeft hem geleerd, hoeveel dat jaarlijks verlies dooreengenomen bedraagt; daarom schrijft hij telkens op zijn vast kapitaal een zekere som af, dat is, hij beschouwt de winst, die zijn onderneming heeft opgeleverd, als minder te hebben bedragen dan zijn boeken aanwijzen, minder voor het beloop van die som. Daar in den regel iemands verbruik niet verder reikt dan tot zijn inkomen, zoo heeft lagere raming van het inkomen doorgaans beperking van het verbruik ten gevolge. In het algemeen gesproken kan afschrijving gezegd worden te bestaan in toevoeging aan het kapitaal van een hoeveelheid goederen, die in waarde overeenstemt met het waardeverlies der eigendommen, waarop de afschrijving heeft plaats gevonden. 197 die een onjuist beeld van den toestand weergeven. Men blijft n.1. de waarde der verschillende activa, welke door slijtage verminderd is, voor de oorspronkelijke waarde handhaven en vestigt op deze wijze den indruk, dat de zaak in een beteren toestand verkeert dan werkelijk het geval is. Voorstanders van deze methode beweren, dat de verplichte liquidatie of de kennisgeving in de nieuwsbladen, dat een verlies van 50 pCt., van het aandeelenkapitaal geleden is, meestal zeer in het nadeel der aandeelhouders is en dus zooveel mogelijk vermeden moet worden, maar wij meenen, dat het veel meer in het nadeel van het algemeen is, wanneer balansen, die een onjuist beeld van den toestand der zaak geven, worden opgemaakt. De oningewijde loopt daardoor gevaar crediet te verleenen aan een maatschappij, die zulks niet verdient. Wij zouden het van algemeen belang achten, indien omtrent afschrijvingen wettelijke voorschriften gemaakt werden. De bekende Engelsche accountant en schrijver, Francis W. Pixley, de bovenbedoelde wijze van afschrijving in zijn werk „Auditors" besprekende, zegt: „A more miichievous and unsound system could not be acted upon, or, from the Director's and Officials' selfish point of view, a more foolish one. The object of Directors and Secretaries ought not to be to pay as high a dividend as possible, but to do exactly the reverse." Afschrijvingen behooren onder alle omstandigheden te geschieden. Of er gewonnen of verloren is, de waardevermindering door slijtage heeft plaats gehad en dit moet uit de boekhouding blijken. De waardeverminderingen moeten in den kostprijs opgenomen worden. Verzuimt men dit, dan becijfert men een prijs die, wanneer men daartegen ging verkoopen, tot verliezen aanleiding zou geven. Daarom moeten, vóór de winst wordt bepaald, eerst de afschrijvingen hebben plaats gehad. Daarna kan berekend worden, of er winsten gemaakt of verliezen geleden zijn. De grootte der afschrijvingen kan meestal niet met absolute zekerheid worden vastgesteld. Zij berust als regel op schattingen, die wel is waar aan de ervaring ontleend worden, doch die onder den invloed van zooveel omstandigheden staan, dat zij niet altijd aan het doel beantwoorden. De meest gebruikelijke wijzen waarop de afschrijvingen bepaald worden zijn: 198 I. door jaarlijks een vast procent van den aanschaffingsprijs der activa als waardevermindering aan te nemen; II. door jaarlijks een vast procent van de boekwaarde der activa als waardevermindering aan te nemen; III. door jaarlijksche taxatie der activa; IV. door de sub I genoemde methode te volgen en voor eene som, evengroot als het af te schrijven bedrag, rentegevende waarden te koopen en de verkregen rente eveneens voor belegging aan te wenden en bij het gevormde fonds te voegen; V. door de sub I genoemde methode te volgen en het bedrag, voor afschrijving bestemd, te vermeerderen met een bepaald procent van de boekwaarde der activa *). Omtrent deze verschillende wijzen van afschrijving; merken wij het volgende op. I. De grootte der afschrijving, berekend volgens de sub I genoemde wijze, baseert zich hoofdzakelijk op den veronderstelden duur der voorwerpen 2). Neemt men bijv. aan, dat een fabrieksgebouw 40 jaar zal kunnen blijven bestaan, wanneer het goed onderhouden wordt, dan bepaalt men de jaarlijksche waardevermindering op V*o = 2Y2 pCt. van den kostprijs. Bij de bepaling van het procent der afschrijving behoort men rekening te houden met de waarde van het voorwerp op het tijdstip, dat het voor eigen gebruik niet meer geschikt is; m. a. w. met de sloopingswaarde. Bijna elk voorwerp heeft, ook al is het niet direct meer bruikbaar, altijd nog eenige waarde. Een versleten machine 1) Wij verwijzen hierbij naar: „Depreciatie en Reservefondsen" van W. Kreukniet. 2) Het aangeven van vaste cijfers is zeer moeilijk, omdat de afschrijvingen in het nauwste verband staan met het doel, waarvoor de voorwerpen dienen. In de Wet van 2 October 1893 tot heffing eener belasting op bedrijfsen andere inkomsten wordt in art. 3 wel toegestaan afschrijvingen in rekening te brengen, maar de grootte daarvan is, niettegenstaande hierop uitdrukkelijk bij de besprekingen werd gewezen, niet vastgesteld. Bedoeld artikel bepaalt thans o.m. dat zijn toegestaan: „de afschrijvingen noodzakelijk tegenover vermoedelijke waardevermindering van eigendommen uitsluitend voor bedrijf, beroep of ambt aangewend." De Wet op de Oorlogswinstbelasting (Wet van 22 Juni 1916) bepaalde in art. 10 al. 4: Van de onzuivere opbrengst van een bedrijf of beroep worden bovendien afgetrokken de afschrijvingen op zaken, die voor de uitoefening van het bedrijf of beroep worden gebruikt, en de afschrijvingen op schuldvorderingen, een en ander volgens goed koopmansgebruik. 199 kan nog bruikbare onderdeelen hebben en bezit in elk geval nog waarde aan ijzer, koper, staal enz. Bij het vaststellen der afschrijving behoort men hierop te letten, omdat de waarde van het voorwerp niet moet worden teruggebracht tot nihil, maar tot de hier bedoelde sloopingswaarde. II. Ten opzichte van de sub II genoemde wijze van afschrijving brengen wij onder de aandacht, dat, indien men de waarde van een voorwerp in 40 jaren wenscht af te schrijven, men, zooals wij boven , zagen, jaarlijks 2V2 pCt. van de oorspronkelijke waarde (kostprijs) moet afschrijven. Dikwijls echter begaat men de grove fout telkens van de rest in plaats van de oorspronkelijke waarde het vastgesteld procent af te schrijven *). Welke belangrijke fout hierdoor wordt gemaakt, willen wij door een-enkel voorbeeld aantoonen. Stel, dat men de waarde van een voorwerp van f 1000.— in 10 jaren wil afschrijven tot zijn sloopingswaarde ad f 50.—, dan zal men, door jaarlijks f 100.— of 10 pCt. van de oorspronkelijke waarde af te schrijven, in 9 jaren de waarde tot f 100.— hebben teruggebracht en kan men het laatste jaar volstaan met eene afschrijving van ƒ 50.—; of men kan jaarlijks 9,5 pCt. afschrijven. Schrijft men echter telkens 10 pCt. van de rest af, tot een sloopingswaarde van f 50,— is bereikt, (geheele afschrijving door van de rest af te schrijven is onmogelijk), dan zal men een tijdperk van ruim 28 jaren noodig hebben *). Wenscht men echter dezelfde waarde door van de rest af te SGhrijven in 10 jaren tot f 50.— te reduceeren, dan zal men daartoe telkens + 26 pCt. van de rest moeten afschrijven 8). Eene dergelijke afschrijving zou natuurlijk in de eerste jaren ongemotiveerd en te drukkend zijn. Ook al bedragen in de eerste jaren der exploitatie de kosten van onderhoud gewoonlijk minder dan in de latere jaren, waardoor in de eerste jaren een ruimere afschrijving waarscldjnlijk niet al te bezwarend zou zijn en de som van afschrij- x) In dit geval schrijft men niet van de oorspronkelijke, doch van de boekwaarde af. 2) Ter bepaling van het aantal jaren (n) moeten wij n oplossen in onderst aanden vorm: 1000 (1—0,l)n = 50, waaruit volgt dat n = 28,43. 3) Stellen wij het gevraagde pCt. op x, dan moeten wij x in onderstaanden vorm oplossen: 1000 (1—x)n = 50. Waaruit volgt dat x = 25,887 of ongeveer 26 pCt. 200 vingen en onderhoud jaarlijks misschien niet belangrijk zou uiteenloopen, toch zijn de verschillen te groot, dan dat deze wijze van afschrijving aanbeveling verdient *). III. Het juiste bedrag, dat als afschrijving in rekening gebracht moet worden, zou feitelijk, zooals onder III is aangegeven, vastgesteld moeten worden door jaarlijksche taxatie van het gebruikte voorwerp. Het verschil der getaxeerde waarde aan het begin en aan het einde des jaars zou alsdan de som aanwijzen, die afgeschreven moet worden. Bij deze taxatie zou men steeds rekening moeten houden met de waarde, die de voorwerpen voor de zaak hebben. Taxatiën geven echter dikwijls zeer twijfelachtige cijfers en hebben de eigenschap, om, wanneer zij door verschillende personen gedaan worden, meestal sterk uiteen te loopen. Zij zijn derhalve, vooral in groote ondernemingen, te ontraden, geven gemakkelijk aanleiding tot willekeur en bemoeilijken de controle. IV. Bij de onder IV genoemde methode worden de afschrijvingen berekend door middel van een vast procent van den kostprijs der activa. De afgeschreven bedragen blijven echter niet in de zaak, maar worden daaraan onttrokken en aangewend tot de vorming van een op zich zelf staand fonds (Sinking Fund) 2). De waarden, die worden aangekocht, moeten rentegevend zijn en behooren niet te bestaan uit aandeelen, obligatiën enz., welke ten laste van de zaak zijn uitgegeven. In de meeste gevallen koopt men staatsschuldbrieven, huizen enz. Het bedrag, dat van den kostprijs der activa moet worden afgeschreven, houdt verband met de J) Toch wordt deze methode veelvuldig in Engeland toegepast. 2) Francis W. Pixley geeft' in zijn „Auditors" de volgende definitie van het sinking fund. „A „Sinking Fund" is an Account to which a certain amount is transferred from the Profit and Loss Account, or Revenue Account, by debiting one of the latter Accounts and crediting the „Sinking Fund" Account. The amount this Account represents should be invested outside the business, and allowed to accumulate at Compound Interest. A „Sinking Fund" differs from a „Reserve Fund" in that the investments representing it must never be applied to any purpose save that for which the Fund was created, while the investments of a Reserve Fund may be realised for the equalisation of dividends, replacing lost Capital, or for any other purpose within the Memorandum and Articles of Association of a Company." 201 rente, die vermoedelijk van de belegging zal worden verkregen, omdat de berekening berust op het beginsel, dat het kapitaal, dat jaarlijks als waardevermindering aan de zaak wordt onttrokken, vermeerderd met de jaarlijksch gekweekte rente, na geheele slijtage van de activa zal overeenkomen met het bedrag, dat voor de aanschaffing daarvan betaald is. Men gaat dus steeds uit van een zeer onzekeren factor, n.1. van den rentevoet der gereserveerde waarden en het is daarom voorzichtig deze niet te hoog aan te nemen. Deze wijze van afschrijven is voor vele zaken niet bruikbaar en levert ook dikwijls nadeelen op, omdat de rente, welke men kan maken met de gelden, die aan de zaak worden onttrokken, kleiner zal zijn, dan de winst, die met dit geld zou zijn verkregen door het in de zaak te laten en aan te wenden tot vermeerdering van het bedrijfskapitaal of tot uitbreiding van de zaken in het algemeen. In zaken, die haar ontstaan aan een concessie danken, kan zij echter van groot nut zijn, omdat onder de voorwaarden, waarop concessiën "verleend worden, zeer dikwijls de bepaling voorkomt, dat na afloop van een zeker aantal jaren alle eigendommen van den concessionaris zonder eenige vergoeding vervallen aan den persoon of het lichaam, dat de concessie verleende. In een dergelijk geval zou het dus mogelijk zijn, dat de concessionaris op den dag, waarop de concessie vervalt, zijn geheele kapitaal zag verdwijnen. Heeft hij echter zorg gedragen op de boven omschreven wijze een fonds te vormen, dan levert dit fonds hem de vergoeding voor het verlies van zijn eigendommen. Volgt men de hier bedoelde methode zonder eenige wijziging, dan zou evenwel bij het einde der concessie de activa in de boeken niet geheel zijn afgeschreven, omdat men bij de afschrijving geen rekening heeft gehouden met de rente, welk door het terzijde gelegde kapitaal verkregen wordt. Om dit te voorkomen, is men verplicht, jaarlijks niet alleen het door middel van het vastgestelde procent berekende bedrag, maar ook de rente over het aldus berekende kapitaal, tegen het aangenomen procent, als afschrijving te boeken. V. De onder V bedoelde wijze van afschrijving is gebaseerd op de stelling, dat de aanschaffing van het activum oorzaak is, dat het daarvoor noodige bedrag geen rente oplevert. Deze rentederving doet den prijs van het activum dus eigenlijk stijgen, zoodat de 202 boekwaarde na de eerste- afschrijving gelijk is aan aanschaffingsprijs plus rente, minus afschrijving. In het tweede jaar wordt de rente dus berekend over dit saldo en wederom een gelijk bedrag als het eerste jaar afgeschreven. Het bedrag der rente, dat jaarlijks wordt becijferd, is dus steeds dalende, zoodat de waardevermindering feitelijk bedraagt het oorspronkelijk vastgestelde bedrag, verminderd met de bovengenoemde rente, berekend met een vast procent van de boekwaarde van het activum. Daar het bedrag der rente steeds dalende is, wordt het bedrag der afschrijving steeds grooter en daar de kosten van onderhoud gewoonlijk eveneens na langer gebruik vermeerderen, wordt de druk steeds belangrijker. Alleen reeds op dezen grond meenen wij, dat deze manier van afschrijving geen aanbeveling verdient. Na nauwgezette overweging van het voorgaande komen wij tot de conclusie, dat onder gewone omstandigheden een vaste afschrijving van de oorspronkelijke waarde, gebaseerd op de in de praktijk opgedane ervaring omtrent den duur van de verschillende in gebruik zijnde voorwerpen, de beste is. Zij wordt dan ook in zeer vele zaken toegepast. Intusschen moeten, indien in een fabriek de bedrijfskosten eener machine per machine-uur berekend worden, ook de afschrijvingen per machine-uur vastgesteld worden. In het algemeen zou men, om de afschrijving van een machine te kunnen bepalen, steeds vooruit moeten schatten hoeveel uur de machine in bedrijf zal kunnen blijven vóór zij versleten is, omdat het lang niet hetzelfde is of men een machine gedurende een jaar slechts enkele uren per dag, of onafgebroken dag en nacht gebruikt, en toch houdt men daarmede feitelijk geen rekening indien men de afschrijving per jaar bepaalt. Mag dit in vele zaken en voor vele machines niet al te zwaar wegen, indien de bedrijfskosten echter per machine-uur verdeeld worden, moet aan dit punt meer aandacht geschonken worden en zal men het percentage der afschrijving dienen vast te stellen in verband met h&t aantal machine-uren. Om een maatstaf te noemen, zou men bijv. bij toename van elke 100 uur de afschrijving met Yé pCt. kunnen doen stijgen. 203 Hoewel afschrijving in procenten van de waarde vrij algemeen in de practijk wordt toegepast, kunnen toch niet alle schrijvers zich hiermede vereenigen, j Aan het uitmuntende werk: „Lehrbuch der Verrechenwissenschaft" van Prof. Dr. Josef Schrott ontleenen wij daaromtrent het volgende: De schrijver acht het noodzakelijk, welke kosten en moeite daarmede ook gepaard mogen gaan, de verschillende waarden, waaronder ook de gebouwen, machines, gereedschappen enz. zijn begrepen, met bepaalde tusschenruimten, bijv. van 10 jaren, aan eene nauwkeurige schatting te onderwerpen en de getaxeerde waarden onveranderlijk tot een volgende taxatie in den inventaris op te nemen, voor zooverre geen bijzondere omstandigheden eene nieuwe taxatie noodzakelijk maken. Zijn in het vermogen waarden begrepen, waarvan eene vermindering in korteren tijd plaats vindt, dan acht hij schatting met kleinere tusschenruimten, bijv. 5 jaren, noodzakelijk. Nieuw aangekochte voorwerpen worden tot de eerstvolgende Ichatting tegen den prijs van aankoop, zelf vervaardigde tegen de kosten van vervaardiging, en kosteloos verkregen voorwerpen tegen de geassureerde waarde in den inventaris opgenomen. Bij uitbreiding en belangrijke verbeteringen moet de laatste inventaris met de gemaakte kosten verhoogd worden. Vervolgens wijst hij er op, dat alle voorwerpen, die gebruikt worden, aan eene voortdurende waardevermindering tengevolge van slijtage onderworpen zijn, die men ter voorkoming der vele kosten van taxatie gewoonlijk in procenten uitdrukt. Daar echter de slijtage van verschillende voorwerpen van allerlei omstandigheden afhangt, gaat deze methode z.i. mank aan het euvel, om veranderlijke invloeden met een onveranderlijken maatstaf te willen meten. Hoewel men de verschillende soorten van voorwerpen naar hun aard en slijtage groepeert, acht hij het toch steeds ondoenlijk met eenige zekerheid de slijtage eener groep in percenten uit te drukken; vandaar, dat over de grootte dezer procenten z.i. zooveel verschil van meening heerscht. Verder wijst hij op een andere methode, n.1. die, welke den kostprijs, den duur der zaak en de waarde van het materiaal, dat na verslijting van het voorwerp overblijft, de sloopingswaarde, tot richtsnoer neemt. Deze methode wordt vooral bij waardevolle voorwerpen aanbevolen, in het bijzonder bij gebouwen, die volgens hunne 204 inrichting slechts voor een bepaald fabrieksbedrijf geschikt zijn en daarom eene op zich zelf staande waarde vertegenwoordigen. Vervolgens merkt hij op dat Puteani, die deze methode het eerst ontwikkelde, bij de zoo gevonden waarde nog het bedrag der gekapitaliseerde kosten van onderhoud berekende, wat geheel onjuist is, omdat deze moeten gebracht worden ten laste van die afdeeling der zaak, die van het voorwerp gebruik maakt. (Deze dwaling werd echter door Escherich hersteld). Een ander gebrek der methode bestond z.i. hierin, dat het berekende bedrag der slijtage, zoo het object werkelijk langer duurt dan verondersteld werd, grooter is, dan de mogelijke waardevermindering en eindelijk grooter dan de geheele koopprijs. Dit gebrek werd echter weggenomen door Löw, die geen verdere waardevermindering in aanmerking neemt, zoodra de in den loop der jaren berekende waarde, tot op de waarde van het achtergebleven materiaal teruggebracht is, iets wat o.i. vanzelfsprekend is. Niettegenstaande deze verbeteringen en afgezien van de onbetrouwbaarheid van den aan te nemen duur van het object, acht hij de methode in den grond der zaak onjuist, omdat die slijtage bij geen enkel voorwerp van jaar tot jaar gelijk is of een vaste wet volgt, maar regelmatig den eersten tijd veel geringer is dan de volgende jaren. Zooals men uit het bovenstaande ziet, kan de in de meeste zaken gevolgde wijze van afschrijven geen genade vinden in de oogen van Schrott. Aan een 5- of 10-jaarlijksche schatting zijn echter, behalve de reeds genoemde bezwaren van willekeur, — de kosten voor een oogenblik daargelaten, — nog andere bezwaren verbonden. Worden n.1. de verliezen door slijtage eerst om de 5 of 10 jaren vastgesteld, • dan zal de druk in het jaar der schatting zeker te zwaar worden en zal men ter voorkoming daarvan jaarlijks eene zekere som reserveeren, waarvan de bepaling aan dezelfde moeilijkheden onderworpen is als de vaststelling van het pCt. der afschrijving. Regelmatige afschrijving blijven wij derhalve aanbevelen. Dit neemt echter niet weg, dat eene schatting na verloop van een zeker aantal jaren zeer nuttig zal werken, teneinde vast te stellen of de afschrijvingen overeenkomstig de werkelijke slijtage zijn. De oprichtingskosten, de kosten voor de verkrijging der concessie, of voor de overname der zaak betaald (de laatste „Recht op de firma", in het Engelsch „Qoodwill" genaamd) worden eveneens doof jaarlijksche afschrijvingen verminderd. 205 Is de concessie voor een bepaald aantal jaren verkregen, dan behooren de kosten, aan de verkrijging of de overname verbonden, door bepaalde afschrijvingen gedurende deze periode te worden gereduceerd tot nihil. Heeft men bijv. de concessie tot oprichting en exploitatie eener fabriek gedurende den tijd van 50 jaren tegen betaling eener som van f 20,000.— verkregen, dan behoort jaarlijks eene som van ^ = ƒ 400,— te worden afgeschreven. Is de concessie voor onbepaalden tijd verleend, wat intusschën zelden voorkomt, dan dient geheel naar omstandigheden gehandeld te worden. Afschrijving blijft echter ook hier noodig. Liet men bijv. de concessiekosten steeds voor de oorspronkelijke som in de boeken staan en werd door een nieuwe uitvinding, waarvan de exploitatie aan een ander verleend werd, het fabrikaat minder, of in het geheel niet meer gevraagd, dan zouden de kosten een verliespost vormen, die, bij noodig geworden liquidatie, eene minder aangename verrassing zou opleveren. Ook indien de gebouwen enz. zijn opgericht op gronden die in erfpacht zijn verkregen, zal men met de mogelijkheid dat de erfpacht niet verlengd zal worden, rekening moeten houden. Eigenlijk zou men oprichtingskosten en dergelijke direct moeten afschrijven en niet slechts een deel daarvan, waardoor het niet afgeschreven gedeelte als een actief op de balans moet worden geboekt,. hoewel de waarde zeer denkbeeldig is. Heeft men het recht, om een verkregen concessie aan een ander over te doen, dan vertegenwoordigt dit recht natuurlijk een zekere waarde, die wij door de som voor de verkrijging der concessie betaald, voorstellen. Als zoodanig kunnen de concessiekosten dan ook zonder bezwaar tot het actief der zaak gerekend worden, doch ook hierbij dient men in aanmerking te nemen, dat hoe meer de concessie haar einde nadert, hoe geringer de waarde wordt Meermalen zijn tegen het op de balans onder bezittingen opnemen van bovengenoemde posten bezwaren ingebracht, omdat op de balans slechts rechtsgeldige vorderingen en werkèlijke bezittingen *) L. R. Dicksee schrijft in zijn „Auditing" betreffende afschrijving op „Goodwill": „Goodwill does not properly speaking, depreciate". fDj acht afschrijving van de onder dit hoofd geboekte waarde niet noodig, en meent dat bij eventueele afschrijving niet aan bepaalde waardevermindering gedacht moet worden. Om op alle eventualiteiten voorbereid te zijn, is het echter gewenscht dergelijke posten uit de boeken te doen verdwijnen. 206 behooren gerangschikt te worden, waartoe oprichtingskosten bijv.,, niet zijn te rekenen. Voor het opnemen der nog te amortiseeren (af te schrijven) oprichtingskosten onder de activa der balans, hebben wij echter wel eens de volgende verklaring gehoord: Worden deze kosten het eerste jaar niet geheel afgeschreven, dan geeft het resteerend bedrag de som aan, die aandeelhouders (of de eigenaar) dér zaak te veel aan dividend ontvangen hebben. Dit bedrag vormt de schuld, die zij aan de zaak in haar geheel schuldig zijn en die over eene reeks van jaren met de te ontvangen winst zal verrekend worden; derhalve eene vordering der zaak op de aandeelhouders en als zoodanig eene bezitting, die onder de activa der balans behoort te worden opgenomen. De naam „oprichtingskosten" in dezen zin genomen, is dan echter minder juist gekozen en kan aanleiding tot verkeerde gevolgtrekking geven. De verklaring is niet onaardig gevonden en geeft in elk geval eenige verklaring van de reden, die aanleiding geeft tot het opnemen der oprichtingskosten onder de activa, hoewel wij er ons niet geheel mede kunnen vereenigen. Bestaan tegen gedeeltelijke afschrijving der voor eens gemaakte kosten geen bezwaren, tegen het slechts gedeeltelijk afschrijven van posten, die jaarlijks terugkomen, kan niet te ernstig gewaarschuwd worden. Zoo heeft men wel eens de slechte gewoonte om in een ongunstig jaar niet alle onkosten in de fabricagerekening op te nemen, doch slechts een deel daarvan, met het voornemen het restant een volgend jaar geheel af te schrijven. Deze maatregel neemt men gewoonlijk, wanneer de uitkomsten niet schitterend zijn en men toch een dividend wenscht te betalen. Men hoopt dan een volgend jaar onder gunstiger omstandigheden te werken en de nog niet geheel in rekening gebrachte onkosten te kunnen afschrijven. Eene dergelijke verwachting wordt echter niet altijd vervuld en zoo stapelen zich de verliezen op, Het spreekt van zelf, dat in plaats van waardevermindering ook waardevermeerdering kan ontstaan, doch wij zouden het steeds afkeuren, indien men deze vermeerdering in de balans onder cijfers bracht en bij de berekening van winst in aanmerking nam. Francis W. Pixley schrijft in „Auditors" over het onderwerp als volgt: The Goodwill of a trading company is fixed capital, and in ascertaining profits it is not necessary to make good any depreciation in respect of it. 207 zonder dat dit uit de winst- en verliesrekening duidelijk blijkt, terwijl door de uitkeering van dividend aan de zaak gelden worden onttrokken, die niet verdiend zijn en derhalve het bedrijfskapitaal verkleinen. De niet deskundige meent, dat de zaken goed gaan en ziet niet, dat er nog onkosten te verrekenen zijn. Tegen dergelijke boekingen, die den waren toestand der zaak niet aan ieder duidelijk doen zijn, kan niet te ernstig gewaarschuwd*worden. Is een slecht jaar gemaakt, dan behoort men dit ook even duidelijk aan den dag te laten komen, als wanneer een flinke winst behaald is. Men moet niet door min of meer handige boekingen trachten de zaken anders te doen schijnen, dan zij werkelijk zijn. Duidelijkheid is een eisch, waaraan elke administratie in de eerste plaats moet voldoen. Somtijds boekt men de reparatiekosten van gebouwen, toestellen, machines enz. als waardevermeerdering respectievelijk op de rekeningen „Gebouwen", „Toestellen", „Machines", enz. Ook hiertegen dient ernstig te worden gewaakt. Slechts zeer weinig reparatiën brengen eene zoodanige verbetering aan, dat daardoor de waarde voor de zaak belangrijk vermeerderd wordt. Veeleer dienen zij tot instandhouding van de activa gedurende den gebruikstijd, dien men heeft aangenomen bij de vaststelling der afschrijvingen. Boekt men nu deze onderhoudskosten als waardevermeerdering, dan wordt hierop slechts een klein deel afgeschreven en kan, wanneer het voorwerp versleten is, nog eene belangrijke waarde daarvoor in de boeken voorkomen, die niet in overeenstemming is met. de sloopingswaarde. Alleen indien zeer belangrijke reparatiën ondernomen worden, die zonder twijfel tot aanmerkelijke verbetering en waardevermeerdering aanleiding geven, kunnen de kosten daarvan als zoodanig geboekt worden. Een voorzichtig beheer eischt echter, dat men hierbij met groot beleid te werk ga. Uit het voorgaande blijkt, dat het ter bepaling van de afschrijving noodig is, dat de waarde der verschillende voorwerpen bekend is. Ook om andere redenen is de kennis daarvan echter noodzakelijk. Indien n.1. een voorwerp, tengevolge van slijtage of om andere redenen, buiten dienst gesteld wordt, moet men kunnen nagaan ot de geheele waarde afgeschreven is. 208 Is dit het geval, dan mag de aankoopsom van het nieuwe voorwerp in haar geheel op de rekening, waarop de waarde van het oude voorwerp geboekt is geweest, gebracht worden en bij het einde des jaars als waardevermeerdering beschouwd worden. Is de waarde van het buiten dienst gestelde voorwerp nog niet geheel afgeschreven, dan mag alleen het verschil tusschen den prijs van het nieuwe voorwerp en de niet afgeschreven som, als waardevermeerdering aangemerkt en als zoodanig geboekt worden. Om dit met een voorbeeld duidelijk te makèn, nemen wij aan, dat eene machine, die oorspronkelijk f 300,— gekost heeft en waarop successievelijk /180,— is afgeschreven, onbruikbaar blijkt te zijn en niet meer hersteld kan worden. De waarde, waarvoor zij dus in de boeken voorkomt, bedraagt nog / 300, f 180,— = f 120,—. Bij aankoop eener nieuwe machine wordt f 350,— betaald. Het bedrag, waarmede de rekening „Machines" nu mag vermeerderd worden, is niet ƒ 350,—, maar f 350,— minus de waarde ad ƒ 120,—, waarvoor de oude machine nog op de rekening voorkomt, derhalve f 230—, terwijl / 120,—, welke som niet was afgeschreven op het oogenblik, dat de machine onbruikbaar was, een verlies vormt, waarvoor de fabricagerekening moet worden gedebiteerd. De journaalpost'die hieruit voortvloeit, zal derhalve luiden: Machines voor waardevermeerdering, tengevolge van aankoop eener nieuwe machine, onder aftrek van de niet afgeschreven waarde der oude machine / 230,— Fabricagerekening voor de niet afgeschreven waarde der oude machine ƒ 120,— aan Kas voor betaald aan N. N ƒ 350,— Op de rekening „Machines" komt derhalve alleen het verschil tusschen de aankoopsom der nieuwe en de waarde, waarvoor de oude machine nog in de boeken voorkomt. Het overzicht wordt daardoor echter niet duidelijk en daarom is eene eenigszins andere boeking gewenscht. Wij achten het beter, de rekening „Machines" te debiteeren voor de volle aankoopsom en haar te crediteeren voor de niet afgeschreven boekwaarde, waardoor de rekening eveneens gedebiteerd blijft voor het verschil der aankoopsom van de nieuwe machine en de boekwaarde der oude. De journaalposten worden dan als volgt: 209 1°. Machines voor den aankoop van eene nieuwe machine .... ƒ 350, aan Kas voor betaald aan N.N ƒ350, 2°. Fabricagerekening voor de niet afgeschreven waarde der oude machine f 120,— aan Machines voor overschrijving der niet afgeschreven waarde der oude machine ƒ 120, De waarde aan ijzer, staal enz. (de sloopingswaarde) dér oude machine, zal strekken om het op de fabricagerekening geboekte verlies te verminderen. Door deze wijze van boeken blijkt uit het grootboek duidelijker, wat heeft plaats gehad. Om eene boeking als bovenstaand met juistheid te kunnen uitvoeren is het gewenscht in een afzonderlijk register als model no. 18, of op kaarten als model no. 109 de oorspronkelijke waarde der activa en de daarop plaats gehad hebbende afschrijvingen te boeken. Men weet dan ten allen tijde voor welke waarde elk activum in de balans moet worden opgenomen. Over de grootte der afschrijvingen heerscht veel verschil van meening. Waar de een meent, dat eene afschrijving van 1,5 pCt. op de waarde van fabrieksgebouwen voldoende is, meent de ander, dat minstens 2V2, pCt. behoort te worden afgeschreven. Beide procenten kunnen echter juist zijn. De grootte van het pCt. is afhankelijk van het doel, waarvoor een fabrieksgebouw wordt gebezigd, van zijn constructie, van het materiaal waarvan het is vervaardigd en van de plaats waar het staat. Worden er bijv. bijtende stoffen, als zwavelzuur enz. verwerkt, dan kan de duur van een gebouw minder bedragen, dan de duur van zulk een gebouw, dat tot werkplaats van sigarenmakers is ingericht. Gebouwen van steen, zullen een andere levensduur hebben dan die van ijzer of van vakwerk gemaakt. Bij stoomketels is de kwaliteit van het voedingswater en de soort van het gebruikte stookmateriaal van invloed, terwijl bij machines 14 210 de belasting en de aard der verwerkt wordende grondstoffen, evenals het onderhoud, van beteekenis is. Machines waaraan gewoonlijk slechts kleine gebreken ontstaan, die gemakkelijk kunnen worden hersteld, zullen een andere afschrijving eischen dan machines die men als het ware geheel verslijt, zonder dat reparatie van beteekenis plaats heeft of kan plaats hebben. En zoo zullen tal van omstandigheden oorzaak kunnen zijn dat afschrijvingen in de eene fabriek juist kunnen zijn, terwijl diezelfde afschrijvingen in een andere fabriek geheel verkeerd zouden werken. Het stellen van vaste cijfers is daarom onmogelijk. l) Voor elke fabriek dient men met de omstandigheden, waaronder de activa worden gebruikt, nauwkeurig rekening te houden en daarnaar het procent te regelen. Merkt men binnen korter of langer tijd, dat het pCt. te gering is, dan is spoedige verhooging natuurlijk noodig. Hoewel wij voor overdrijving waarschuwen, meenen wij toch, dat ruime afschrijving zeer moet worden aanbevolen, wil men later niet voor verrassingen en ontgoochelingen komen te staan. Wat bij de vaststelling der afschrijvingsprocenten niet uit het oog moet worden verloren is, dat vele activa niet steeds tijdens den duur van hun bestaan door den fabrikant met voldoend succes gebruikt zullen kunnen worden. Machines worden voortdurend door uitvindingen gewijzigd om de productie te vermeerderen. De fabrikant, die rekening moet houden met zijn concurrenten, zal verplicht worden, wil hij in de rij van zijn mededingers vooraan staan, of niet buiten gevecht worden gesteld, steeds het nieuwste aan te schaffen. Het verouderde zal hij niet steeds tegen goeden prijs van de hand kunnen doen en heeft hij niet door ruime afschrijving gezorgd, dat het activum nog slechts voor een geringe waarde op zijn balans voorkomt, dan wordt hij plotseling voor een groot verlies gesteld. Sommige bedrijven staan aan deze verrassingen meer bloot dan anderen en het is raadzaam bij de vaststelling der afschrijvingsprocenten de vraag te stellen, of er al dan niet groote kans bestaat, x) No fixed rules, or rates of depreciation can be established for genera! use, because not only do trades and processes of manufacture differ, but numerous secondary circumstances have to be considered in determining the proper course. Ewing Matheson. — The depreciation of factories, mines and industrial undertakings. 211 dat eenig activum spoediger buiten gebruik gesteld zal moeten worden, dan uit een oogpunt van slijtage noodig zou zijn. In het percentage der afschrijving dient dus ook te worden verdisconteerd de kans van buitengebruikstelling door andere redenen dan slijtage. Hierbij zal men echter weer zorg moeten dragen niet in de tegenover gestelde fout te vervallen van de afschrijving te hoog te bepalen. Geschiedt dit, zoo worden winsten terug gehouden, die zonder bezwaar uitgekeerd hadden kunnen worden, terwijl het aan den oningewijde niet zal opvallen, dat inderdaad op deze wijze een reserve gekweekt wordt. Vandaar, dat een dergelijke te ruim gestelde afschrijving gewoonlijk met den naam van „stille reserve" bestempeld "wordt. In een artikel „Abschreibung und Instandhaltungskosten" *) wijst Ingenieur Julius West er op, dat in jaren, waarin de productie van een bedrijf zeer groot is en er dus groote bedrijvigheid heerscht, niet meer aan het onderhoud van de activa voor instandhouding daarvan gedaan wordt dan in minder drukke jaren. Dat integendeel de ervaring leert, dat dergelijke werken worden uitgesteld tot tijden waarin voor zulk werk meer gelegenheid is. De verhouding tusschen omzet en onderhoud gaat derhalve verloren niet alleen door de stijging van den omzet, maar ook door daling van de onderhoudskosten. In jaren waarin voor het onderhoud gezorgd wordt zullen de onderhoudskosten dus stijgen en dientengevolge ook de bedrijfskosten, waardoor de schijn gewekt wordt, dat het bedrijf minder zUinig geëxploiteerd wordt, wat weder aanleiding kan geven, dat het onderhoud tot een minimum beperkt wordt. Hij geeft er daarom de voorkeur aan de onderhoudskosten niet op de bedrijfskosten te boeken en wil in verband met de verkrijging van juiste afschrijvingsprocenten, voor elk activum een kaart aanleggen, waarop in twee kolommen de aanschaffingswaarde en de kosten van onderhoud (Instandhaltung) geboekt worden. V Hij verdeelt de afschrijving in twee soorten en wel in: lo. Verouderingsafschrijving (Alterungsabschreibung); 2o.Gebruiksafschrijving (Abnutzungsabschreibung). Door de verouderingsafschrijving wordt weergegeven, de waardevermindering, die het gevolg is van het tijdsverloop, van veroude- l) Technik und Wirtschaft. III Jahrgang, Juni 1910. Heft 6. (Die kaufmannische Organisation im Fabriksbetriebe von prof. Robert Stern). 212 ren, welke dus ook plaats vindt al wordt het activum in het geheel niet gebruikt. Hij schat deze afschrijving op 3 a 4 %. De gebruiksafschrijving houdt uitsluitend verband met het gebruik, dat van het activum gemaakt wordt. Bij machines wordt de gebruiksafschrijving het best bepaald door het aantal uren, dat de machine in gebruik is. Wordt op een machine 10 % afgeschreven, dan neemt hij aan, dat daarin dus + 3 % begrepen is voor verouderingsafschrijving en 7 voor gebruiksafschrijving, zoodat, indien men aanneemt, dat de machine per jaar 300 dagen van 10 uren werkt, per uur wordt afgeschreven: 1/300 X 1/10 X 7/100 = 7/300.000. Werkt de machine dus gedurende een jaar slechts 250 dagen van 9 uur, dan zal de afschrijving 250 X 9 X 7/300.000 = 1575/30.000 van de waarde van de machine bedragen. Uit het volgende staatje blijkt de afschrijving per uur bij verschillende termijnen. Plan van afschrijving. BIJ VOL JAARGEBRUIK. GEBRUIKSAFSCHRIJVING. Waarschijn; Jaarlijksche Bij 3% veroude» Bij4%veroude* lijke duur. afschrijving. rings afschrijving, rings afschrijving. 20 jaar 5 %=Vi0 v. d. waarde 2% 1/150.000 1 % 1/300.000 15 „ 6% „ =Vie .. ., 4 „ 1/80.000 3 „ 1/100.000 12 „ 8 %„=>/„ „ „ 5„ 1/60.000 4 „ 1/75.000 10 „ 10 „=V10 „ „ 7 „ 1/45.000 6 „ 1/50.000 8 „ 12% „ =78 » .. 10 „ 1/30.000 9 „ 1/35.000 6 „ 162/3„=:76 „ „ 14 „ 1/20.000 13 „ 1/25.000 5 „ 20 „=V3 „ „ 17 „ 1/18.000 16 „ 1/20.000 4 „ 25 „ =Vi „ „ 22 „ 1/14.000 21 „ 1/15.000 Toelichting. 20 jaren bedraagt de afschrijving 5 %, dan blijft, indien de verouderingsafschrijving op 3 % wordt aangenomen, nog 2 % voor de gebruiksafschrijving; wordt de verouderingsafschrijving op 4 % gesteld, slechts 1 %. Wordt echter voor gebruiksafschrijving 2 % aangenomen, dan zullen bij vol gebruik, dat is 300 dagen a 10 uur = 3000 uren, deze 213 2 % voor het aantal van 3000 uren gelden of voor één uur 2/100 (= 2 %) X 1/3000 = 1/15.000 van de waarde van het activum. Ora het systeem zonder bezwaar te kunnen toepassen, moet de grootte van de verouderings- en gebruiksafschrijving onmiddellijk kunnen worden bepaald, waartoe van een kaartenstelsel gebruik gemaakt wordt volgens onderstaand model. OORSPRONKELIJKE KOSTEN VAN AANSCHAFFING. Koopprijs Vracht enz. Kosten van Totaal M. 4600.- M. 113,07 M?2V3$ M. 4932,80 Datum van de rekening 17/3*1910. Nummer van de rekening 1615. Vermoedelijke duur: 12 jaren. AFSCHRIJVINGEN. Verouderingsafschrijving 3 %—M. 148,— Gebruiksafschrijving}) — per uur = 8.2 Pf. Onderhoud per uur: 4,1 Pf. *) Duur 12 jaren = 873 % (zié tabel) bij 3 % verouderingsafschrijving, kosten 5 % = 1/60000 van M. 4932.80 = per uur 8.2 Pf. West geeft nu de volgende regeling in overweging. De minimum afschrijving op machines en verdere activa, wordt bij aanschaffing voor goed vastgesteld door de formule: Aanschaffingswaarde. Vermoedelijke levensduur. Deze jaarlijksche afschrijving wordt gevormd door de verouderingsafschrijving en een gebruiksafschrijving. De eerste blijft steeds dezelfde, de gebruiksafschrijving is echter bij bedrijfsmiddelen, waarbij de slijtage met toenemend of afnemend gebruik grooter of kleiner wordt, verschillend. Voor de instandhouding van machineinrichtingen, gebouwen enz. Zal jaarlijks een bedrag gereserveerd worden op grond van schattingen, die gelijktijdig met de bepaling van afschrijvingsprocenten vastgesteld zullen worden. In een en andere mogen geen wijzigingen gebracht worden dan met goedkeuring van belanghebbenden (Aandeelhouders enz.). Bij de bepaling van de winst moeten de verplichte afschrijvingen en de reserve voor instandhouding eerst worden afgetrokken. 214 Daarna volgt een winstuitkeering van 6 %, terwijl van de rest 20 % voor bijzondere afschrijvingen en 20 % ter vermeerdering van de reserve voor instandhouding wordt gebracht, zoolang tot de bedrijfsmiddelen geheel zijn afgeschreven. Indien de som voor instandhoudingsuitgaven echter 15 % van de waarde der bedrijfsmiddelen heeft bereikt, kan het overschietend bedrag voor nieuwe aanschaffing gebruikt worden. Bij de vaststelling van de afschrijvingsprocenten wordt geen rekening gehquden met den invloed, die door verschillende omstandigheden op de bedrijfsdrukte in de fabriek kunnen worden uitgeoefend. Voor de splitsing die door West wordt aanbevolen, is inderdaad wel het een en ander te zeggen. Alleen zal het in de meeste gevallen zeer moeielijk vallen een eenigszins betrouwbaar procent voor de verouderingsafschrijving vast te stellen. Hoofdzakelijk zal de veroudering gelden voor machines. Van gebouwen zal er minder sprake zijn van verouderen, hoewel ingrijpende wijziging van machines en toestellen aanleiding kan geven, dat het gebouw, waarin zij zijn opgesteld, niet meer bruikbaar is of belangrijk veranderd moet worden. In elk geval is het nuttig bij de vaststelling van afschrijvingsprocenten de zaak onder de oogen te zien. De bepaling van reserves en winstuitkeeringen is in de practijk gewoonlijk aan zooveel invloeden onderhevig, dat het geven van cijfers van weinig beteekenis is. De door West gegeven cijfers kunnen dan ook moeielijk als een bepaalde maatstaf gelden. Als bewijs welk verschil van inzicht ten opzichte van de grootte der afschrijvingen heerscht, geven wij op de volgende bladzijde enkele afschrijvingsprocenten, welke in Duitsche bierbrouwerijen worden toegepast. x) In verschillende werken vindt men trouwens uiteenloopende afschrijvingsprocenten aangegeven. Zij zijn gewoonlijk tusschen ruime grenzen gesteld, en laten dus veel vrijheid in de keuze, zoodat zij slechts een betrekkelijke waarde hebben. Toch zullen wij, om eenigszins een maatstaf te hebben, hier eenige der meest voorkomende percentages noemen. In „The depreciation of factories, mines and industrial undertakings and their valuation", by Ewing JWatheson, vinden wij onder meer als afschrijving op: *) Wij ontleenen deze cijfers aan een staatje, voorkomend in „Die Bilanzen der Actiengesellschaften und der Kommanditgesellschaften auf Aktien" von Dr. Herman Veit Simon — Berlin. 215 AFSCHRIJVINGSPROCENTEN. d l * ü I I 71 NAAM VAN DE • ^ { L j g S Verdere MAATSCHAPPIJ. g | g f * ■ & T3 3 . ~" S 2 .3 S S -!? 2 « Inventaris. - O ,g |H ^ S Schultheisz Brauerei AG 0 1 10 25 20 20 10 10 A. Bierbrauerei zu Schloss Chemnitz . f 10 10 20 40 20? 20? 20 338 Berliner Unionsbrauerei 0 1 10 33» 20 25 12» 12» 15en33» Aktienbrauerei Hamburg 4» 4» 10 25 15 15 5 15 en 20 Thuringer Bierbrauerei zu Erfurt 1 1 10 10 10 10 10 10 Alg. Schlos Brauerei Schöneberg.... 0 | 1 5 25 20 10 10 10 en 15 Gebouwen van steen voor woning, magazijn, kantoren enz. Wé pCt. van.de boekwaarde; fabrieksgebouwen 4 pCt. Is deze afschrijving resp. 30 en 10 jaren voortgezet, dan mogen belangrijke vernieuwingen bij het kapitaal gevoegd worden en wordt de afschrijving over beide bedragen weder als voren voortgezet. Woonhuizen en fabrieksgebouwen gemiddeld Wz pCt. van de boekwaarde; houten ert ijzeren gebouwen 4—10 pCt., afhankelijk van constructie, plaats en onderhoud; gebouwen, waarin werktuigen staan als stoomhamers, of waarin metalen gesmolten worden 5 pCt. Kaaimuren en sporen 3 pCt. van de boekwaarde. Na 10 jaren mogen belangrijke vernieuwingen bij het kapitaal gevoegd worden en wordt de afschrijving over beide bedragen weder als voren voortgezet. Machineriën in machine-fabrieken 5—10 pCt. Is het werk gematigd en wordt niet meer dan 60 uur per week gewerkt, dan zal 5 pCt. voldoende zijn. Electrische motors bij voortdurend gebruik 15 pCt. Stoomketels, indien de waarde geheel afzonderlijk geboekt is, lV% pCt. van de boekwaarde; in het algemeen hooger dan voor machines. Na 10 jaren zullen belangrijke reparatiën bij het kapifaal gevoegd kunnen worden en wordt de afschrijving over beide kapitalen voortgezet. Locomobielen 10—15 pCt. van de boekwaarde. Gereedschappen 20 pCt. Paarden 15—25 pCt., of door jaarlijksche taxatie, of door het koopen van nieuwe paarden uit de winst te bestrijden. In „Encyclopedia of accounting" treffen wij de volgende afschrijvingsprocenten aan op: 216 Machines en ketels en drijfwerk te zamen 4—7% pCt. van de boekwaarde; Ketels afzonderlijk 7%—10 pCt. Machines als vaste werktuigen in machinefabrieken en spinnerijen 5—10 pCt. van de boekwaarde. Losse gereedschappen jaarlijks te taxeeren. Rollend materieel (uitgezonderd bij spoorwegen) 5—10 pCt. van de boekwaarde. Bij tramondernemingen: rails 2Y2S pCt. van de boekwaarde; wagens 5—10 pCt. van de boekwaarde; electrische draden 27—33% pCt. van den kostprijs. Modellen 20—30 pCt. van de boekwaarde. » Gasfabrieken: gebouwen en gashouders 2%—5 pCt. Machines enz. 5 pCt.; Retorten ovens, enz. 10 pCt. van den kostprijs, bovendien een vernieuwingsfonds; Waterwerken — geen afschrijving bij voortdurend goed onderhoud; Gebouwen — nihil — 2% pCt. van de boekwaarde. In „The accountants and bookkeepers Vade Mecum" bi] G. E. S. Whatley, treffen wij o.m. de volgende afschrijvingsprocenten aan, waarbij als regel is gesteld, dat op de activa, die tot een zekere sloopingswaarde verminderen, steeds van de boekwaarde wordt afgeschreven: Gebouwen 2%—5 pCt. Ketels, machines en drijfwerk te samen 7% pCt. Ketels afzonderlijk 10 pCt. Machines-afzonderlijk 5 pCt. Vaste gereedschappen 7 pCt. Locomotieven 10 pCt. Waggons 7% pCt. Vaten in brouwerijen — distilleerderijen, enz. 10—20 pCt. (10 pCt. op nieuwen voorraad en 20 pCt. op ouden voorraad). Schepen 5 pCt. van den kostprijs (daar de duur op 20 jaar gesteld wordt). Losse gereedschappen te behandelen als voorraad en taxeeren. Flesschen in mineraalwaterfabrieken, wijnhandelarij enz. als boven. 217 Uitdrukkelijk wordt er door hem op gewezen, dat in het algemeen slechts approximatieve procenten te geven zijn. In „Electric lighting accounts" by George Johnson, vinden wij voor afschrijving in electriciteitswerken op: Gebouwen 2% pCt. Meters 7% Instrumenten 71/2 Accumulatoren 10 Machines en ketels 7%—10 Hoofdleidingen en kabels 5 Dynamo's 7% Turbines 7% Transformators 7%—10 Gereedschappen 10 Motoren 7 In „G. F. Schaars' Kalender für das Gas und Wasserfach" vinden wij voor afschrijvingen bij Waterleidingen op: Massieve gebouwen 1—1% pCt. Vakwerk „ 2 Gemetselde stoomschoorsteenen 1—1% „ Bestrating 2 4 Oevermuren en ondergrondsche draineeringskanalen 3—5 pCt. 2 5 1% 3 uemetselde bronnen 2— 3 pCt. Buizen bronnen Gemetselde reservoirs Smeedijzeren „ Sproeiers Filters Gegoten ijzeren buisleidingen Smeed „ „ Stoommachines, motoren en pompen 3— 7 pCt. Stoomketels 3—5 pCt. Verwarmings-, stoom-, water- en gasleidingen in gebouwen 5—10 pCt. Watermeters 5—10 pCt. Telegraafleidingen 5— 7 „ Gereedschappen 5—10 „ Meubilair 5- „ - 3 10 2 5 2- 31/2 lVr-2% 3— 5 218 Voor gasfabrieken op: Woonhuizen V2—W2 pCt. Stokerijgebouwen 1V2—2V2 » Schoorsteenen 272—3% „ Overige gebouwen 1—2% „ Retortovens 4—7 „ Condensors en wasschers 3—5 pCt. Exhausters, stoommachines en stoomketels 5—8 pCt. Zuiverkisten met deksel 3—5 pCt. Stationsgasmeters en regulateurs 4—5 „ Bedrijfsbuizen 3—4 „ Oashouderklok 3—5 „ Gemetselde gashouder bassins 3—4 „ Pompen, waterreservoirs enz. 7—8 „ Verwarmings-, stoom-, water-, gas-manometerleidingen 12—15 pCt. Gegoten ijzeren buisleidingen W2—2^/4, pCt. Gesmeed ijzeren buisleidingen 3—5 „ Lantaarns met toebehooren 5—8 „ Bedrijfs- en werkplaatsgereedschappen 4—6 „ Gasmeters 10—12 „ In het bekende „Handbuch für Gasbeleuchtung" von Dr. N. H. Schilling, wordt de duur van een gasfabriek op 30 a 40 jaar geschat en de gemiddelde afschrijving dientengevolge op 2%—3 pCt. gesteld. Te Amsterdam is de gemiddelde afschrijving op de waarde der in 1898 door de Gemeente in exploitatie overgenomen gasfabrieken bepaald op 3% pCt., terwijl bij raadsbesluit van 2 Juli 1913 op de uitbreidingswerken, welke na 1898 tot stand zijn gekomen, de vol¬ gende afschrijvingen plaats hebben: Gebouwen 2 pCt. Ovens 7 „ Gashouders 2 „ Toestellen, stoomketels, machines 8 „ Spoorbanen 2 „ Buizen en leidingen in het terrein 2 „ Gereedschappen en instrumenten 5 „ Terreinophoogingen 2 „ ' Sulfaat en cyaanfabrieken (gemiddeld) 5 „ Cokesgasfabrieken id. 4 „ 219 Haven met kademuren enz. 2 pCt. Autorijtuig 20 „ Locomotieven en transportwagens 8 ., Ketelwagens 5 „ Stoomponten 8 „ Motorschuiten 5 „ Mobilair 7% „ Buizennet 2 „ Particuliere diensthuizen 4 „ id. id. muntgasmeters 4 „ Gewone gasmeters 5 „ Muntgasmeters 5 „ 'Leidingen en toestellen voor muntmeters 4 ,. Lantaarns en lantaarnpalen voor openbare verlichting geheel. De afschrijvingen op de bezittingen der Gemeente-electriciteits- werken zijn vastgesteld als volgt: Gebouwen 2 pCt. Stoomketels 10 „ Stoommachines 10 „ Pompen 10 „ Accumulatoren 10 „ Schakelbord met apparaten en verbindingsleidingen 10 „ Transformatoren 10 „ Meters 10 „ Buisleidingen 5 „ Loopkranen en transportinrichtingen 5 ,, Kabelnet 5 „ Huisaansluitingen 5 „ Centrale verwarming en verlichting 5 „ Laboratorium inrichting 20 „ , Gereedschappen 20 ,*, Mobilair 7% § 13. Afschrijvingsfonds. Niet zelden boekt men de afschrijvingen op gebouwen, machines enz., in plaats van op de creditzijde der rekeningen van deze activa, op eene afzonderlijke rekening onder het hoofd „Afschrijvingsfonds". Het gevolg van deze wijze van boeking is, dat als waarde der gebouwen, machines enz. de aanschaffingsprijs onveranderd in de 220 boeken blijft voorkomen, terwijl de daarop plaats gehad hebbende afschrijvingen op bovengenoemde rekening geboekt zijn. Uit de balansen kan dan onmiddellijk blijken in welke verhouding de plaats gehad hebbende afschrijvingen staan tot de kosten van afschaffing der activa. Het totaal der afschrijvingen vindt men op de creditzijde der balans vermeld. De naam „fonds" is in dit geval slecht gekozen en geeft aanleiding tot verwarring, omdat velen meenen, dat men hier te maken heeft met een winstreserve, die op de een of andere wijze belegd is. *) Beter is het de rekening eenvoudig „Afschrijvingen" te noemen. Wij vestigen er de aandacht op, dat de afschrijvingen, op deze wijze geboekt, een fictieve reserve vormen. Van een reëele reserve kan immers alleen sprake zijn, indien een deel der winst, dat is het overschot aan het einde des jaars, nadat alle kosten, dus ook de waardeverminderingen der activa, gedekt zijn, op zijde wordt gezet. Op de rekening „Afschrijvingen" worden echter slechts geboekt de bedragen, die op de rekeningen der activa moesten zijn gebracht als depreciatie dier activa. Die bedragen vormen dus het tegenwicht der aan de debetzijde der Balans te hoog geboekte waarde der bezittingen en mogen derhalve nimmer eene andere bestemming hebben dan om de boekwaarde dezer bezittingen tot de veronderstelde werkelijke waard te reduceeren. Indien men in het grootboek voor de boeking der afschrijvingen slechts één rekening opent, is het noodzakelijk, dat men in een afzonderlijk register aanteekening houdt van de afschrijvingen, welke op de verschillende activa in het bijzonder hebben plaats gehad. Dit register kan als een gewoon grootboek worden ingericht; de oor- l) In het vroeger aangehaalde werk van Francis W. Pixley „Auditors" wordt onderscheid gemaakt tusschen „Reserve" en „Reserve Fund". Bij gebruikmaking van laatstgenoemde rekening moet de reserve ook belegd zijn. Hij schrijft: : „A Reserve Fund" however, is not merely a surplus shown on the debit side of a Balance Sheet, but must be represented by special investments, which may or may not be shown distinctly on the Credit side of the Balance Sheet. If therefore, the reserve is used in the general business of the Company, it is not a „Reserve Fund", although perhaps the term might be properley so used if some stock, used in the ordinary course of the business, was specially set aside, and when made use of represented by Cash set aside until re- invested in further stocks specially ear-marked?' Men dient hierbij in het oog te houden, dat in Engeland op het Balance Sheet de activa en passiva geboekt worden op de tegenovergestelde zijde van onze Balans. 221 spronkelijke kosten der activa en de jaarlijksche uitbreidingen daarvan, worden op de verschillende rekeningen aan de debetzijde en de jaarlijksche afschrijvingen aan de creditzijde geboekt. De gegevens kunnen verstrekt worden door het bijhouden van een register als model no. 18. Op deze wijze kan men steeds zonder moeite vaststellen voor welke waarde de verschillende activa in de balans zijn opgenomen. In plaats van een register kan men de aanteekéningen ook houden op een kaart als model no. 109 aangeeft. Ten slotte willen wij nog met een enkel woord wijzen op de ' moeilijkheden, die, ten opzichte van de afschrijvingen, zijn ontstaan door de waardevermindering van het geld. Wij zullen ons daarbij niet verdiepen in de oorzaken die in verschillende Rijken aanleiding hebben gegeven tot de depreciatie en waardoor de prijzen sterk zijn gestegen. Wij zullen ons slechts tot het feit bepalen en dan zien wij, dat tengevolge van die Prijsstijging, de afschrijvingen op de activa, die vóór den oorlog in industrieele ondernemingen in gebruik waren, belangrijk lager zijn dan zij zouden zijn, indien de aanschaffing later had plaats gehad. Het is niet te verwachten, dat die prijzen weder geheel tot het vroeger peil zullen dalen, en bij algeheele slijtage der activa staat men voor de moeielijkheid, dat men door de afschrijvingen een kleiner bedrag in de zaak heeft teruggehouden dan de som die thans noodig zal zijn voor de vervanging. De vraag rijst dus of de afschrijvingen op de oude activa niet moeten worden vermeerderd en zoo hoog moet worden gesteld, dat op het tijdstip der vervanging — dat is dus bij het einde van den veronderstelden duur - de som van het thans reeds afgeschreven bedrag en het verschil tusschen dit bedrag en de vermoedelijke nieuwe aanschaffingsprijs, overeenkomt met het bedrag dat voor nieuwe aankoop noodig zal zijn. Stel dus dat op een activum jaarlijks 10 % van de aanschaffingswaarde ad ƒ 10.000,- gedurende vijf jaren is afgeschreven en dat een soortgelijk nieuw activum thans op het dubbele of f 20.000,— wordt geschat, dan is op het oude activum nog f 5000,— af te schrijven en komt er over vijf jaar ƒ 10.000,- te kort. In de komende vijf jaren zal dan in totaal f 15.000,- ter zijde moeten worden gelegd of per jaar ƒ 3000,- in plaats van ƒ 1000,-. Verder kan de vraag gesteld worden of deze verhoogde afschrijving ten laste van den 222 kostprijs der producten moet komen, of ten laste van het kapitaal moet worden gebracht bij vervanging van het activum. De inzichten hieromtrent zijn verdeeld. Sommigen meenen dat de activa bij hét opmaken van de balans alle moeten worden getaxeerd op de tegenwoordige geldswaarde en de afschrijvingen over de afgeloopen periode becijferd moeten worden overeenkomstig de nieuwe aanschaffingswaarde. In bovenstaand voorbeeld is op f 10.000 — een bedrag van f 5000,— afgeschreven. Het activum ad f 5000,— zou dus op de balans verhoogd moeten worden op f 10.000,—. Voor het vervolg moeten dan de afschrijvingen overeenkomstig de nieuwe waarde ten laste van de kostprijsberekening worden gebracht en dus op f 2000,— per jaar gesteld worden. Men wenscht de activa op deze wijze op de balans te verhoogen met het oog op de nieuwe waarde van het geld, waartegen de later aangekochte grond- en hulpstoffen reeds in de boeken zijn verantwoord en om daardoor dus eenheid bij het samenstellen van de balans te verkrijgen. Anderen wenschen alleen de afschrijvingen in evenredigheid te brengen met het bedrag dat nog in het bedrijf teruggehouden moet worden om een voldoende som te bezitten tot aanschaffing van een nieuw activum. In welk geval dus in bovengenoemd voorbeeld voortaan f 3000,— per jaar zou moeten worden afgeschreven. Weer anderen wenschen noch tot hertaxatie der balanswaarden, noch tot verhoogde afschrijving over te gaan, doch de afschrijvingen op het gewone peil te houden en een verhoogd bedrag voor afschrijving uit de winst te reserveeren. Men kan natuurlijk zeggen, dat onder de tegenwoordige omstandigheden hertaxatie noodig is om een juist beeld van den stand van het bedrijf te verkrijgen. Men vergete echter niet, dat, afgescheiden van de kosten, taxatiën van activa in bedrijven tot buitengewoon groote afwijkingen kunnen leiden en dat subjectieve opvattingen daarbij zulk een groote rol kunnen spelen, dat men van dergelijke taxatiën een zeer voorzichtig gebruik zal moeten maken, wil men niet van de eene fout in de andere vallen. Toch zou men deze bezwaren ter zijde moeten stellen, indien de depreciatie van het geld een zoodanigen vasten vorm had aangenomen, dat men een verdere verandering in de verhouding met vroeger niet behoefde te verwachten. Dit is echter geenszins het geval. Wij behoeven daartoe niet eens het oog te vestigen op den ont- 223 redderden toestand bij onze Oostelijke buren, doch ook in andere Rijken en in ons eigen land bestaan nog voortdurend groote schommelingen. Langzamerhand zijn de prijzen van sommige grondstoffen verminderd en enkele zijn zelfs gedaald beneden het peil van voor den oorlog, en hoewel dit ook zijn invloed op de prijzen der productiemiddelen zal uitoefenen, zullen wij voorloopig nog wel niet van een stabielen toestand kunnen spreken. Een hertaxatie van de activa zou dus waarschijnlijk weer spoedig een onjuist beeld van de .werkelijke waarde geven en tot foutieve conclusies kunnen leiden. Wij meenen derhalve dat thans nog niet het tijdstip is aangebroken om tot ingrijpende maatregelen over te gaan, doch dat het geraden is een afwachtende houding aan te nemen. Intusschen achten wij het wel gewenscht, dat men waakzaam blijft en dat bij het vaststellen van de balans en de winst en verliesrekening ernstig onder de oogen wordt gezien in hoever het reserveeren van een grooter bedrag voor afschrijving noodig is. § 14. Vernieuwingsfondsen. Het komt voor dat men de voor afschrijving bestemde bedragen niet op een rekening „Afschrijvingsfonds" of „Afschrijvingen"" in de boeken aanteekent, doch onder allerlei benamingen als „Ketelfonds", „Machinefonds", enz., of in het algemeen onder „Vernieuwingsfonds", vermeldt. Opvallend mag het heeten, dat, waar men de boeking der voor afschrijving bestemde bedragen op een afzonderlijke rekening heeft ingevoerd, met het doel op de balans duidelijk te doen uitkomen, welk bedrag in den loop der jaren voor waardevermindering teruggehouden is, deze methode juist aanleiding tot allerlei misvatting en misbruik heeft gegeven. Het schijnt, dat vooral de benaming fond» hierbij een rol speelt en daarom kunnen wij er niet genoeg den nadruk op leggen, dat alle zoogenaamde vernieuwingsfondsen niets met gereserveerde winst moeten hebben uit te staan, doch uitsluitend het bedrag behooren aan te geven, dat als waardevermindering van de activa geboekt is. Inderdaad boekt men echter op rekeningen van vernieuwingsfondsen ook wel bedragen, gereserveerd voor buitengewone vernieuwingen en hierdoor ontstaat mede de verwarring. Wij zullen trachten dit nader aan te toonen. Door het afschrijven komt jaarlijks een som vrij, die later, al» 224 het activum, op welks waarde werd afgeschreven, versleten is, aangewend kan worden voor aanschaffing van een nieuw voorwerp. Stel dat men bijv. voor ketels, machines enz. een waarde van ƒ 50.000,— op de balans heeft geboekt; dat in een gegeven jaar een bedrag van f 10.000,— is verdiend, en dat een som van f 2.500,— voor afschrijving bestemd is, dan zal de eigenlijke winst ƒ 10.000,— — ƒ 2.500,— = / 7.500,— bedragen, welke som kan worden uitgekeerd. Men heeft dus een bedrag van f 2.500,— terug gehouden. Dit is echter slechts een gevolg en niet het doel der afschrijving. De bewering van sommigen, dat op deze wijze kapitaal gevormd wordt, is niet juist. Van kapitaalvorming, in de beteekenis van kapitaalvermeerdering, is hier immers geen sprake. De afschrijving dient slechts om een gelijk bedrag aan waardevermindering te dekken en moet ook, zooals wij reeds vroeger opmerkten, in jaren waarin verloren wordt, plaats vinden. Zelfs indien een werkelijk vernieuwingsfonds gevormd wordt, heeft er nog geen kapitaalvermeerdering plaats, doch alleen een verandering in den vorm van het vermogen. Indien wij nog eens naar het boven vermeld voorbeeld terug keeren, zien wij, dat de activa, in de balans vermeld ad ƒ 50.000,—, na aftrek van het voor afschrijving bestemde bedrag van f 2.500,—, verondersteld worden een waarde te hebben van f 47.500,—. Worden nu voor de f 2.500,— fondsen gekocht, dan is feitelijk het oorspronkelijk bezit van ƒ 50.000,— in ketels en machines veranderd in een soortgelijk bezit van f 47.500,— en een fondsenbezit van f 2.500,—. Een toename van het vermogen, dus kapitaalvorming, valt niet te constateeren, wel echter instandhouding en eene verandering van vorm daarvan. De afschrijving echter achterwege latende, zou er< eene vermindering van het vermogen te constateeren vallen, omdat het bezit van f 50.000,— tot f 47.500,— gedaald is door de slijtage. Bij aankoop van effecten of eenige andere waarde wordt een fonds gevormd, en ontstaat de rekening „Belegd vernieuwingsfonds", zonder dat de rekening „Vernieuwingsfonds" daardoor eenige wijziging ondergaat. De rekening „Belegd vernieuwingsfonds" wordt bij aankoop der fondsen gedebiteerd, terwijl de Kas voor het betaalde bedrag gecrediteerd wordt en hieruit valt gemakkelijk af te leiden, dat, indien later de fondsen, om welke reden dan ook, weer te gelde worden gemaakt, het eigenlijke vernieuwingsfonds onaangetast blijft. 225 Alleen indien een activum, bijv. een stoomketel, waarvoor een bedrag voor afschrijving, gelijkstaande met dat van de kosten van aanschaffing, op de rekening „Vernieuwingsfonds" gebracht is, geheel onbruikbaar is geworden, kan deze rekening gedebiteerd en de rekening „Stoomketel" gecrediteerd worden. Daarmede is alsdan laatstgenoemde rekening ontlast van het bedrag, dat daarop voor den versleten ketel geboekt stond. Bij aanschaffing van een nieuwen ketel wordt de rekening weder gedebiteerd voor den aanschaffingsprijs, de Kas gecrediteerd voor het betaalde bedrag en een zuiver beeld van den toestand is verkregen. Is echter eenig vernieuwingsfonds ook bestemd om daaruit te eeniger tijd belangrijke vernieuwingen, die feitelijk belangrijke waardevermeerderingen met zich brengen, te bestrijden, of moeten daaruit aankoopen bestreden worden voor uitbreiding, waarvoor men vooraf dus zekere bedragen gereserveerd heeft, zoodat de rekening, voor een deel ten minste, het karakter van een reserve vormt, dan heeft de boeking gewoonlijk anders plaats. Voor eiken aankoop wordt het Vernieuwingsfonds in dit geval gedebiteerd (verminderd) en de Kas voor de betaling gecrediteerd. De rekeningen, waarop de waarde van de activa geboekt zijn, ondergaan geen verandering. De waarde van de verneiuwing of de aankoop van het nieuwe voorwerp wordt daarop niet bijgevoegd en is dus feitelijk te gelijk afgeschreven. Niettegenstaande er een stijging van waarde plaats vindt, wordt dit niet door de boeken aangegeven en een onzuiver beeld van de "zaak ontstaat. Wanneer bovendien niet met zekerheid bekend is, welke bedragen voor dergelijke aankoopen in het Vernieuwingsfonds zijn opgenomen, bestaat er alle gevaar, dat ook de afschrijvingen worden aangetast en daarom kan er niet te zeer op worden aangedrongen, :dat bovenbedoelde rekeningen geen andere beteekenis zullen hebben dan uitsluitend van afschrijvingsrekeningen. § 15. Afschrijvingen en aflossingen. Ook tusschen deze beide begrippen bestaat dikwijls niet weinig verwarring. Velen meenen, dat afschrijving en aflossing hetzelfde beteekenen en vooral bij Rijks- en Gemeente-instellingen heeft men hiermede te kampen. Inderdaad zijn het echter twee geheel verschillende begrippen. 15 226 Onder aflossing heeft men te verstaan de teruggaaf van opgenomen gelden. Heeft men bijv. hypotheek op gebouwen genomen, dan zal men gewoonlijk in vooraf vastgestelde termijnen het geleende moeten terugbetalen (aflossen). Het daarvoor benoodigde geld zal men aan de zaak moeten onttrekken, doch daarmede verdwijnt te gelijk een evengroot bedrag van de vordering, die de hypotheekhouder had. Er heeft dus slechts een vormverandering van het vermogen plaats, die op de grootte geen invloed uitoefent en dus met de winst niets heeft uit te staan. Wij zullen dit met een eenvoudig voorbeeld toelichten. Stel dat de balans van een zaak als volgt is samengesteld: Debet. Credit. ACTIVA. PASSIVA. Kas / 10.000 Kapitaal ƒ 30.000 Goederen „ 20.000 Hypotheek.... „ 5.000 Effecten „ 4.000 Crediteuren. . „ 7.000 Debiteuren.... „ 2.000 Winst „ 5.000» Huizen „ 11.000 • / 47.000 ƒ 47.000 Wordt nu besloten de hypotheek af te lossen, dan zal aan de creditzijde de hypotheekschuld van ƒ 5000,— verdwijnen en het bedrag in kas, vermeld aan de debetzijde, met gelijk bedrag verminderen. De balans zal er daarna als volgt uitzien: Debet. Credit. ACTIVA. Kas ... , Goederen. Effecten . Debiteuren Huizen . 5.000 20.000 4.000 2.000 11.000 / 42.000 PASSIVA. Kapitaal / 30.000 Crediteuren ... „ 7.000 Winst „ 5.000 / 42.000 Zooals men ziet, is de samenstelling van het vermogen veranderd, doch de winst is onaangetast gebleven en in beide gevallen bedraagt zij ƒ 5000,—. 227 Indien echter een zeker bedrag voor afschrijving bestemd werd, zou het winstcijfer kleiner worden. Stel bijv. dat men op de huizen een bedrag van f 500,— wenscht af te schrijven, dan geeft men daarmede te kennen, dat de waarde der huizen door slijtage of eenige andere oorzaak f 500,— kleiner is geworden. Die waarde mag derhalve niet meer voor f 11000,— onder de activa worden opgenomen, doch voor f 11000,— minus ƒ 500— of voor ƒ 10.500,—. De balans zal derhalve als volgt zijn samengesteld: Debet. Credit. ACTIVA. PASSIVA. Kas / 10.000 Kapitaal / 30.000 Goederen .... „ 20.000 Hypotheek. ...» 5.000 Effecten „ 4.000 Crediteuren. . . . „ 7.000 Debiteuren. . . . „ 2.000 Winst „ 4.500 Huizen. ..... „ 10.500 / 46.500 / 46.500 Uit het bovenstaande blijkt, dat door de afschrijving de winst niet dezelfde is gebleven, maar van f 5000,— tot f 4500,— is gedaald. De aflossing van 500,— levert dus een ander resultaat op dan afschrijving van een gelijk bedrag en beide begrippen moeten derhalve niet met elkander verward worden. De uitkomst zou in het laatste geval geen andere zijn, indien de waarde der huizen op f 11.000,— bleef staan en het afgeschreven bedrag van f 500,— onder het hoofd „Afschrijvingen" bij de passiva werd opgenomen. Of er afgelost kan worden, wordt niet beheerscht door de vraag of er winst is gemaakt. De vraag is alleen of er genoeg geldmiddelen beschikbaar zijn, om een schuld te kunnen afdoen. De verkeerde meening, dat men alleen kan aflossen indien minstens een even groote winst gemaakt is, vindt haar grond in de onjuiste veronderstelling, dat een verkregen winst steeds in den vorm van geld aanwezig zal zijn. Toch is het zeer wel mogelijk dat, niettegenstaande groote winsten zijn behaald, de geldmiddelen niet ruimer zijn geworden. Indien bijv. het bedrag der voorraden door groote aankoopen is gestegen, of uitbreidingswerken zijn betaald, zonder dat hiervoor in het bij- 228 zonder gelden zijn opgenomen, kunnen de beschikbare liquide middelen aan het einde van een boekjaar minder zijn dan bij het begin en de gelden voor aflossing ontbreken. Daarentegen kunnen in een jaar dat verliezen zijn geleden, de kasmiddelen zijn gestegen door grooter verkoopen dan inkoopen. Winst en aflossing moet men dus los van elkander beschouwen. Intusschen kan er verband zijn tusschen afschrijving en aflossing. Indien, om bij bovenstaand voorbeeld te blijven, niet werd afgeschreven en de winst ad ƒ 5000,— geheel moest worden uitgekeerd, dan zou na de uitkeering nog een bedrag van f 10.000,— minus ƒ 5000,— in kas blijven en dus voldoende om een bedrag van f 500,— op de hypotheek af te lossen. Het geval is echter gemakkelijk denkbaar, dat na de uitkeering van de winst geen voldoende middelen meer ter beschikking staan, om de aflossing te betalen. In zulk een geval kan de afschrijving het middel zijn om het benoodigde geld terug te houden. Door de afschrijving van f 500,— op de huizen wordt de winst immers teruggebracht op f 4500,— en wordt dus deze som in plaats van ƒ 5000,— uitgekeerd. Men krijgt derhalve de beschikking over ƒ 500,—, die voor de aflossing kunnen worden aangewend. Hieruit volgt dus, dat men bij het aangaan van verplichtingen tot aflossingen rekening moet houden met de vraag of te verwachten is, dat over voldoende geldmiddelen zal kunnen worden beschikt op tijdstippen, waarop de termijnen vervallen en daarbij zal het dan kunnen blijken, dat het niet gewenscht is, winsten, die inderdaad gemaakt zijn, ook uit te keeren. Zou men in een dergelijk geval toch tot uitkeering van de winst willen overgaan, dan zou men in groote financieele moeilijkheden kunnen geraken, hoewel de zaak overigens goede resultaten oplevert. In vele begrootingen van Gemeentebedrijven spreekt men echter niet van afschrijvingen op activa, doch van aflossingen op leeningen, die gesloten zijn voor de aanschaffing der activa. Men houdt dan slechts rekening met „betalingen" en daar de aflossingen daaronder ook vallen en deze op de resultaten van de „Rekening van ontvangsten en uitgaven" een gelijken invloed uitoefenen als de afschrijvingen bij de dubbele boekhouding, meent men, dat beide volkomen aan elkander gelijk zijn. Dat de afschrijvingen dientengevolge niet zóó geregeld worden als in een goed beheerde zaak noodig is, is gemakkelijk te begrijpen. 229 Immers bij het bepalen van het aantal jaren, waarin eene leening moet worden afgelost, houdt men gewoonlijk al zeer weinig rekening met den levensduur der voorwerpen, die daarvoor in gemeentebedrijven moeten worden aangeschaft. Vooral niet, indien dergelijke leeningen door eene gemeente te gelijk voor verschillende bedrijven of uiteenloopende doeleinden worden aangegaan, terwijl, indien er door een gemeente ten behoeve van een bedrijf als voorloopige maatregel gelden bij bankiers worden opgenomen, de aflossing geheel wordt weggelaten en eerst begint bij definitieve afsluiting eener leening. Wordt de afschrijving echter onafhankelijk van de aflossingen bepaald, zooals intusschen in de laatste jaren in verschillende gemeenten geschiedt, dan dient men rekening te houden met de gevolgen. Indien er meer wordt afgeschreven dan afgelost, moet zulks uit de begrooting blijken en dient, behalve het bedrag voor aflossing, ook het meerdere voor afschrijving boven dit bedrag vermeld te worden. Wordt er minder afgeschreven dan afgelost, dan zal eene reserve gecreëerd moeten worden, omdat door het in de begrooting opnemen van het bedrag der aflossing, een grootere som uit de winst wordt teruggehouden dan voor de afschrijving noodig is. In beide gevallen nemen wij aan, dat de resultaten van het bedrijf zoodanig zijn, dat de grootere aflossing of de grootere afschrijving beschikbaar zal komen. De benaming aflossing is echter foutief. De aflossing speelt in beide gevallen de rol van afschrijving. In den 2en druk van dit werk schreven wij: „In Nederland worden bijna alle gasfabrieken door de verschillende gemeenten geëxploiteerd en volgens de letter van de Gemeentewet zijn zij verplicht eene rekening te maken van Ontvangsten en Uitgaven, overeenkomende met die der gewone gemeenterekening. Bij het samenstellen der Gemeentewet heeft men echter niet voorzien, dat de Gemeenten op zoo groote schaal allerlei ondernemingen; zelf zouden exploiteeren en het gevolg is geweest, dat de voorgeschreven administratie in geen enkel opzicht kon voldoen aan de eischen, die men aan de boekhouding eener industrieele onderneming moet stellen. De bezwaren tegen de administratie, zooals de Gemeentewet deze wenscht, zijn velerlei. Wij zullen ze echter hier niet behandelen om niet te wijdloopig te worden. Wij gaan hiertoe te gereeder over, 230 omdat blijkens eene in Maart 1902 door den Minister van Binnenlandsche Zaken verspreide circulaire, ernstige plannen in overweging zijn om de bestaande voorschriften afdoend te wijzigen. Belangstellenden verwijzen wij intusschen naar No. 3 van den Ten Jaargang van „De Accountant", waarin enkele der bedoelde bezwaren door ons besproken werden." Dit was dus in het jaar 1903, doch eerst in 1909 (Wet van 30 Dec. 1909 Stbl. 416) is door de inlassching van een nieuw artikel 114bis in de Gemeentewet, de gelegenheid geopend de administratie van Gemeentebedrijven meer aan de eischen te doen aanpassen. Intusschen waren reeds vroeger verschillende Gemeenten er toe overgegaan de begrooting van ontvangsten en uitgaven voor hare bedrijven te veranderen in eene bedrijfsbegrooting, aanpassende aan de door haar gevoerde dubbele boekhouding, doch dit was feitelijk in strijd met de wet en eerst door bovengenoemde wijziging, die met 1 Januari 1911 in werking trad, werd deze handelwijze gesanctionneerd. De begrooting van ontvangsten en uitgaven kan daardoor geheel vervallen of door een bedrijfsbegrooting vervangen worden, waarbij o.m. de afschrijvingen behoorlijk tot haar recht kunnen komen, terwijl de gemeenten, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, nadere regelen omtrent het beheer kunnen vaststellen. Het gevolg is geweest, dat enkele gemeenten de bindende begrooting hebben afgeschaft of slechts enkele posten daarvan als bindend hebben verklaard, waarmede een der maatregelen, die bij Gemeentebedrijven den administratieven rompslomp slechts vermeerderden zonder nut te stichten, over boord is geworpen. Zij, die omtrent dit onderwerp nader onze meening wenschen te kennen, verwijzen wij naar de brochure „De bedrijfsverordening van artikel 114bis der Gemeentewet", door Mr. J. A. N. Patijn, met medewerking van G. A. van Everdingen en J. C. van Uije (Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon 1910). § 16. Aanleg en uitbreiding. In vele fabrieken worden ter uitbreiding van de in gebruik zijnde productiemiddelen, werken in eigen beheer uitgevoerd, zooals het maken van machines, toestellen en gereedschappen, het bouwen van loodsen, het leggen van geleidingen enz. enz. Waar zulks plaats heeft, is het noodzakelijk voor de daaraan verbonden kosten eene rekening te openen onder het hoofd „Aanleg en Uitbreiding", of kortweg „Uitbreiding". 231 Het doel dezer rekening is, te kunnen vaststellen, welke sommen, evenals bij de oprichting der fabriek, of bij aanschaffing van nieuwe voorwerpen, als waardevermeerdering mogen geboekt worden en derhalve niet moeten drukken op de fabricagerekening van het jaar, waarin die werken zijn uitgevoerd. Zij mogen daarop alleen invloed uitoefenen, voor zooverre het de afschrijvingen betreft, die daarop geschieden. Het spreekt van zelf, dat alleen die bedragen op de rekening „Aanleg en Uitbreiding" mogen geboekt worden, welke inderdaad voor eene uitbreiding zijn uitgegeven. Dikwijls toch wordt van deze rekening misbruik gemaakt door daarop posten te boeken, die feitelijk thuis behooren op de rekeningen voor onderhoud. Daardoor verkrijgt men dan aan het einde des jaars gunstiger cijfers dan bij eene nauwkeurige boeking het geval zou zijn geweest. Ter bevordering der controle is het gewenscht alle kosten van uitbreiding eerst op één rekening te brengen en niet zooals in sommige fabrieken geschiedt, de uitbreiding direct te boeken op de rekening van het activum, waarop de uitbreiding betrekking heeft. Door de laatste wijze van boeking mist men het overzicht over de totaalsom, dié aan uitbreiding besteed is en springt de grootte der hiervoor geboekte bedragen minder in het oog. Daarom verdient het eveneens aanbeveling, om bij aankoop van nieuwe voorwerpen de daarvoor uitgegeven som voorloopig te boeken op deze rekening en niet op de rekening, waaronder de waarde van gelijksoortige voorwerpen reeds in de boeken opgenomen is. Intusschen moet men naast de rekening „Aanleg en Uitbreiding" een staat bijhouden, waarin nauwkeurig aangeteekend wordt op welke rekeningen aan het einde des jaars de kosten van uitbreiding moeten overgeschreven worden. Vóór het opmaken van de balans en de winst- en verliesrekening, geschiedt deze overschrijving door een journaalpost als b.v.: Gebouwen voor kosten van uitbreiding der machinekamer. . . f 7000,— Machines voor aankoop van een snijmachine no. 4 - 470,— Gereedschappen voor bankwerkersgereedschappen - 250,— 232 aan Aanleg en uitbreiding voor overschrijving op diverse rekeningen .... ƒ 7720,— In groote ondernemingen is het gewenscht, voor de vermeerderingën en ook voor eventueele verminderingen een afzonderlijk register te houden, waarin voor de verschillende uitbreidingen afzonderlijke rekeningen geopend worden. Dat register is voor een juist overzicht zeer bevorderlijk en bewijst bij het opmaken van den inventaris goede diensten. Achterstaand model no. 18 is daartoe zeer bruikbaar. § 17. De boeking der algemeene kosten. Ter bepaling van de algemeene kosten en voor een goed overzicht is de opening van verschillende rekeningen noodig. In een handelszaak zijn de algemeene kosten meestal niet van zooveel invloed als in eene industrieele onderneming. Waar de koopman soms volstaat met de opening van eene enkele rekening „Onkosten", is het voor den industrieel noodzakelijk die kosten, naar hunnen aard, op verschillende rekeningen te boeken, ten einde door een gedetailleerd overzicht in staat te worden gesteld te bezuinigen daar, waar te bezuinigen valt. Bij de keuze der rekeningen houde men in het oog, dat er zoowel door de fabricage van, als door den handel in het product algemeene kosten kunnen ontstaan. Hoewel het niet altijd gemakkelijk is aan te geven, tot welke rubriek de algemeene kosten behooren, moet men toch deze kosten zooveel mogelijk van elkander scheiden. Deze scheiding is vooral daar noodig, waar de handel in het product, zooals dit bij sommige industrieën het geval is, groote kosten met zich brengt. Het groote belang, dat door deze splitsing verkregen wordt, ligt niet alleen in het overzicht, dat men daardoor verkrijgt, maar ook in de omstandigheid, dat het omslaan der handelskosten, zooals wij vroeger opmerkten, op andere wijze geschiedt dan het verdeelen der algemeene kosten, welke tot de fabricagekosten behooren. Bij stijging of daling van den kostprijs, zal men bovendien onmiddellijk kunnen nagaan, of zij is ontstaan door de fabricage of door den handel, met andere woorden, of de oorzaak daarvan in of buiten de fabriek gezocht moet worden. Met het oog op wat wij reeds in een vorig hoofdstuk omtrent de algemeene kosten schreven, zullen in het algemeen de volgende rekeningen moeten geopend worden: Register van aanleg en uitbreiding. Naam van de Rekening. Model no. 18. Inven* taris» waarde laatste balans. Vermeerdering: in eigen beheer. Arbeids» loonen. Mate» rialen. Bedrijfss kosten. Alge. meene kosten. door aankoop. Totaal. Datum. Verminderingen: Verkocht. Afschrijf vingen. Totaal. 234 Salarissen (Directeur, Administrateur, Boekhouder en verder kantoorpersoneel). Loonen voor magazijnbedienden, portiers, expeditiearbeiders enz. Kantoorbehoeften en drukwerken, porto's, telegrammen, telefoon enz. Kosten van het teekenbureau. Belastingen en assurantiën. Verwarming en verlichting der kantoorgebouwen. Onderhoud der kantoorgebouwen. Afschrijving op de kantoorgebouwen. Waterverbruik in de kantoorgebouwen. Reclame. Verpakkingskosten (ruw pakpapier, touw enz.). Reiskosten. Provisiën. Ziekengelden en Kosten voortvloeiende uit de ongevallenwet voor zooverre zij op bovenbedoelde loonen betrekking hebben. Het spreekt van zelf, dat de aard en omvang der fabriek in het aantal der rekeningen nog al wijzigingen kan doen ontstaan. Een ruime splitsing der algemeene kosten blijft echter sterk aan te raden. Hoe gedetailleerder overzicht men door deze rekeningen verkrijgt, hoe gemakkelijker men in staat is de werking der fabriek te overzien. Men zie niet tegen wat werk op; het belangrijk aandeel, dat de algemeene kosten op den kostprijs en daardoor op de resultaten, die de fabriek afwerpt, kunnen uitoefenen, eischt eene nauwgezette en uitvoerige behandeling. Daarom is het aan te raden, een staat samen te stellen, waarin maandelijks de bedragen der algemeene kosten in verschillende rubrieken ingevuld worden, waardoor veranderingen in deze kosten spoedig aan den dag komen en een onderzoek ingesteld kan worden naar het al of niet gemotiveerde eener stijging of daling. Dergelijke staten zijn trouwens niet alleen nuttig voor het overzicht der algemeene kosten, doch kunnen ook met succes aangehouden worden voor de andere kosten. Door middel eener graphische voorstelling kan men ten slotte de veranderingen, die gedurende eenige achtereenvolgende jaren hebben plaats gehad, duidelijk voorstellen. De bovenbedoelde staat kan als model no. 19 worden ingericht. 235 De daarin genoemde rekeningen worden voor de gemaakte kosten gedebiteerd, terwijl zij, met inachtneming van wat wij hiervoor omtrent splitsing in handels- en fabricagekosten schreven, gecrediteerd worden voor de overschrijving op de „Fabricagerekening". § 18. De boeking der bijproducten en afvalstoffen. Zooals wij reeds vroeger opmerkten, ontstaan in vele fabrieken bijof nevenproducten en afvalstoffen. Met het oog op den invloed der bijproducten moet voor elk hunner eene rekening in het grootboek geopend worden, welke bij het ontstaan der bijproducten moet gedebiteerd worden. Bij afgifte voor eigen gebruik moeten die rekeningen, evenals alle andere bezittingrekeningen, gecrediteerd worden en wel voor de waarde, die wij daarvoor bij het ontstaan der bijproducten vastgesteld hébben. Model No. 19. Maandelijksch overzicht van de algemeene kosten. Ii|Pti|l![ii|SJWlfil^lJ W111 Mik- 1 ^ Hs*fcgr p 1> r 1 \ > |^| p i i i i i i i I Januari Februari .... Maart j April ! Mei, I Juni Juli Augustus.... September... October November .. December. :. Totaal • • •! i i m i j i j i , " Bij verkoop is het echter mogelijk, dat de verkoopsprijs afwijkt van de vastgestelde waarde, waardoor op de bijproducten eene winst gemaakt of een verlies geleden kan worden, welke winst of welk verlies op de fabricagerekening behoort te worden overgeschreven, omdat rijzing of daling der prijzen van de bijproducten aanleiding geeft tot wijziging van den kostprijs van het hoofdproduct. Volgens de theorie moet dé boeking op boven aangegeven wijze 236 plaats vinden. In de practijk ondervindt echter de toepassing der theorie nogal eens bezwaren. In de eerste plaats is het dikwijls zeer moeilijk en kostbaar, om nauwkeurig de hoeveelheid, die ontstaat, te bepalen, terwijl het in de tweede plctats niet minder moeilijk is, de juiste waarde vast te stellen. Heeft men alle producten bij contract verkocht, dan levert dit natuurlijk geen bezwaar op, omdat men dan den eenmaal vastgestelden verkoopsprijs bij de berekening der waarde moet aannemen. Is dit echter niet het geval, dan zijn de prijzen aan rijzing en daling onderworpen en zal de oorspronkelijk geboekte waarde zelden overeenstemmen met de opbrengst bij verkoop. In verband met deze moeilijkheden volgt men daarom in de praktijk dikwijls eene andere wijze van boeking. Men houdt n.1. in daarvoor ingerichte registers dagelijks aanteekening der geproduceerde, zelf gebruikte en verkochte hoeveelheden bijproducten, zonder daarbij de waarde in aanmerking te nemen. Hierdoor ontstaat derhalve een behoorlijke controle over de quantiteiten. In het grootboek neemt men echter deze cijfers voorloopig niet op. Men crediteert alleen de rekeningen voor de verkochte hoeveelheid en de opbrengst, om later de rekeningen eveneens te crediteeren voor de gebruikte hoeveelheden; de laatste berekend tegen den gemiddelden prijs van verkoop. Door de rekeningen aan het einde van het boekjaar te crediteeren voor den voorraad, berekend tegen den vermoedelijken prijs van opbrengst, verkrijgt men het bruto provenu der ontstane bijproducten, dat echter moet worden verminderd met de kosten van verkoop en aflevering, waarvoor de rekeningen telkens gedebiteerd zijn. Het saldo, of de netto opbrengst, wordt overgeschreven op de fabricagerekening. Waar van de bijproducten een deel gebruikt wordt voor de fabricage van het hoofdproduct, zooals bijv. in een gasfabriek een deel der cokes wordt aangewend tot verhitting der retorten, of voor het fabriceeren van cokesgas, boekt men dikwijls de waarde der verbruikte hoeveelheden niet op de rekeningen in het grootboek en bepaalt men zich er alleen toe de verkochte hoeveelheden en den voorraad te boeken. Op de berekening van den kostprijs heeft dit natuurlijk geen invloed. In elk geval moeten de hoeveelheden zoo goed mogelijk gecontroleerd worden. In sommige gevallen zal het noodig zijn ook voor de bijproducten een afzonderlijk magazijnboek aan te leggen. Dat 237 ook hier, evenals bij de grondstoffen, door inmeting, uitdamping enz. verschillen zullen ontstaan, behoeft zeker wel geen nader betoog. § 19. De fabricagerekening. Ter bepaling van den totaal kostprijs worden de bedragen, welke op de hiervoor behandelde rekeningen geboekt zijn, als: 1. de waarde der verwerkte grondstoffen; 2. de direct productieve loonen; 3. de bedrijfskosten; 4. de algemeene kosten; overgeschreven op de „Fabricagerekening", waar zij dus in de debetzijde zullen worden opgenomen. De saldo's van rekeningen van bijproducten worden eveneens op de fabricagerekening overgeboekt, welke rekening daarvoor gecrediteerd zal worden. Men dient hierbij ook in het .oog te houden dat, indien bij het afsluiten der boeken nog goederen in bewerking zijn, de fabricagerekening voor de waarde dezer goederen, gecrediteerd moet worden, terwijl de balans daarvoor gedebiteerd wordt. Als waarde moet o.i. hier slechts worden aangenomen het bedrag, dat is uitgegeven aan materialen, direct productieve loonen en het aandeel in de bedrijfskosten. Hierna zal het saldo van de fabricagerekening den totaal kostprijs van het gefabriceerde product aanwijzen. Sommige schrijvers, waaronder ook de bekende Oudshoff, belasten de fabricagerekening dan nog met eenige procenten zoogenaamde fabriekswinst. De Duitsche schrijvers noemen dit het „Zwei Seelen Systeem", omdat men zich daarbij voorstelt, dat èn de handelaar èn de fabrikant eenige winst moeten maken. Daar beiden echter in één persoon vereenigd zijn, achten wij eene dergelijke handelwijze ongemotiveerd en kan zij o.i. slechts aanleiding geven tot verwarring. De fabrikant moet weten wat hem de goederen zelf kosten; voor welken uitersten prijs hij ze verkoopen kan zonder te winnen of te verliezen, en niet tegen welken prijs hij ze kan verkoopen en dan reeds een paar procent „fabriekswinst" kan maken. Practisch nut 238 heeft de verhooging der fabricagerekening niet en zij verdient derhalve geen aanbeveling.1) § 20. De rekening „Bewerkte goederen". Naast de fabricagerekening openen wij nu eene rekening „Bewerkte goederen". Op deze rekening, die den naam van het product; dat in de fabriek geproduceerd wordt, kan dragen, wordt het debetsaldo der fabricagerekening overgebracht. Zij geeft derhalve aan de debetzijde de totaalkosten, die aan de productie verbonden waren, verminderd met de opbrengst der bijproducten 2). Bij verkoop der geproduceerde goederen wordt deze rekening gecrediteerd voor de opbrengst, terwijl zij voor de waarde van den vooraad bewerkte goederen aan het einde des jaars eveneens moet gecrediteerd worden. Evenals voor de grondstoffen en hulpmaterialen, is het houden van een magazijnboek voor de bewerkte goederen noodzakelijk. In vele industrieele zaken treft men het echter niet aan. Toch is zonder dit boek geen degelijke controle op de verkoopen mogelijk en zet men de deur voor allerlei misbruiken open. Een eventueel creditsaldo op de rekening „Bewerkte goederen", zal de gemaakte winst, een debetsaldo, het geleden verlies aanwijzen. Zooals wij in de Hoofdstukken VIII en IX nader zullen bespreken, zal de aard der fabriek het openen van verschillende rekeningen voor de fabricage en voor de bewerkte goederen mede brengen. De door de rekening of rekeningen der bewerkte goederen aangetoonde winsten of verhezen worden op de winst- en verlies- *) De bekende Fransche schrijver H. Lefèvre zegt in zijn „La comptabilité, pratique et enseignement": „L'usine doit être considéré comme un cliënt auquel on livre des matières pour les transformer, des espèces pour payer le travail ou la main d'oeuvre, et qui rend au magasin les products au prix coutant de fabrication" 2) Indien, zooals bij enkele fabrieken het geval is, de verkoop van het product belangrijke uitgaven vordert, die niet op de fabricagerekening maar op eene afzonderlijke rekening zijn geboekt, dan wordt op de rekening der bewerkte goederen niet alleen het saldo der fabricagerekening, maar ook het saldo van deze verkoopskosten-rekening overgenomen. Zoo is bijv. in eene gasfabriek de opening eener „Distributierekening" noodig, om daarop de verkoopskosten te boeken, die door het ontsnappen van gas en de afschrijving, op het meestal belangrijk kapitaal, dat voor een goed buizennet noodig is, zeer hoog kunnen zijn. Zoo levert elke fabriek zijne eigenaardigheden. Het is het werk van den practischen boekhouder, de hiervoor ontwikkelde beginselen op de boekhouding eener bepaalde industrie toe te passen. 239 rekening overgeschreven, om op vooraf bepaalde, of later vast te? stellen wijze, verdeeld te worden. § 21. Waardebepaling der aanwezige bewerkte goederen aan het einde des jaars. Omtrent de waardebepaling der aanwezige bewerkte goederen aan het einde des jaars, bestaat verschil van meening. Sommigen, nemen voor deze waarde aan de marktprijs der goederen, m.a.w. den verkoopsprijs en becijferen daardoor eene winst, die gemaakt zou. zijn, indien alle goederen verkocht waren. Wij achten deze wijze van waardebepaling foutief, vooral indien de aldus berekende winst aangewend wordt tot uitkeering, zooals in. naamlooze vennootschappen zou geschieden. Men verdedigt deze handelwijze door te beweren, dat het bepalen< van de winst aan het einde van elk jaar op gelijke wijze geschieden, moet, alsof de zaak geliquideerd of aan een ander overgedaan wordC De voorraden zouden dan tegen den marktprijs van de hand worden gezet. Deze voorstelling is echter onjuist. Van een liquidatie isimmers geen sprake, terwijl het lang niet zeker is dat bij opheffing: of overdoen der zaak alle voorraden tegen marktprijzen van de hand zullen worden gezet. Bovendien zou consequente toepassing van dit systeem medebrengen, dat ook alle andere activa tegen de liquidatiewaarde op de balans werden gebracht, wat zonder twijfel zeer eigenaardige gevolgen zou hebben. Het berekenen en uitkeeren van op deze wijze vastgestelde winsten, is niet in overeenstemming met een verstandig beheer en zou bij de groote schommelingen, die wij in de laatste jaren in de prijzen van producten'waarnamen, tot vele moeilijkheden aanleiding hebben gegeven C. Adolphe Quilbault schrijft in zijn Traité d'économie industrielier onder „Régies de la comptabilité": „Le seconde règle, c'est que le bénéfice ou la perte ne puisse être déterminé que par la comparaison du prix de revient au prix indiqué par la vente effectuée". De cultuurmaatschappijen volgen over het algemeen de voorzichtige methode, geen balans of winst- en verliesrekening op temaken vóór het product over een bepaald jaar geheel verkocht is- *) Wij verwijzen hierbij naar de opmerkingen gemaakt in Hoofdstuk IE aan het slot van de waardebepaling der grondstoffen bij het samenstellen, van de balans. 240 Hoewel de winstuitkeering daardoor gewoonlijk laat geschiedt, voorkomt men de vele moeilijkheden, voortspruitende uit taxatiën, die tengevolge van allerlei omstandigheden zeer veel van de werkelijke opbrengsten kunnen verschillen. Trouwens heeft de late uitkeering van dividend slechts beteekenis in het eerste jaar der exploitatie. In latere jaren wordt de winst of het verhes toch regelmatig eens per jaar bekend, al heeft deze dan ook geen betrekking op het onmiddellijk daaraan voorafgaande jaar. Anderen willen de in voorraad zijnde bewerkte goederen berekend zien tegen den kostprijs, waarin dus alle kosten, ook de algemeene kosten begrepen zijn. Weer anderen, en daaronder behooren gezaghebbende Duitsche schrijvers, meenen, dat een dergelijke prijs niet mag worden aangenomen en dat als prijs slechts mag gelden, de waarde der gebruikte grondstoffen, de direct productieve loonen, de bedrijfskosten, (met uitzondering van de kosten van onderhoud en afschrijving) en de algemeene kosten, zonder de algemeene verkoopskosten. Zij gronden hun meening op het feit, dat een handelaar bij de bepaling van den prijs, welken hij voor de berekening van de waarde der in voorraad zijnde goederen aan het einde des jaars noodig heeft, stellig geen rekening zal houden met de algemeene kosten die op zijn zaak drukken. Hij zal deze als regel geheel afschrijven en niet slechts een deel daarvan, door de inkoopsprijzen der in voorraad zijnde goederen met eenig percentage als algemeene kosten te verhoogen. De fabrikant dient dus bij de bepaling van den prijs, dien hij ter berekening van de waarde der in voorraad zijnde bewerkte goederen noodig heeft, ook niet den gewonen kostprijs aan te nemen, omdat alsdan dat deel der afschrijvingen en der algemeene kosten, dat in den prijs begrepen is, op het volgend jaar zou worden overgeschreven. Om dit met een sprekend voorbeeld duidelijk te maken. Veronderstel, dat een fabrikant 100.000 K.Q. van een product vervaardigd heeft en de kostprijs daarvan f 20 per 100 K.Q. bedraagt, waarin voor afschrijving, onderhoud en algemeene kosten een bedrag van f 5 begrepen is. Verkoopt hij nu de helft van het product, dan zal hij aan het einde van het jaar 50.000 K.Q. in voorraad hebben, die hij voor *g- X ƒ 20 = f 10.000 op de balans zal brengen, indien hij den gewonen kostprijs bij de berekening der 241 waarde tot grondslag neemt. In deze som bevindt zich alsdan aan afschrijving, onderhoud en algemeene kosten een bedrag van ƒ 2500, dat op het volgend jaar overgaat. Het resultaat is, dat hij in het afgeloopen jaar een gelijk bedrag aan afschrijving onderhoud en algemeene kosten niet delgt, maar als een actief op de balans brengt. Tegen dit op zich zelf juist betoog, zal men echter kunnen aanvoeren, dat het niet in den prijs opnemen der bovengenoemde kosten, ook eigenaardige gevolgen heeft. Blijven wij bij het zooeven behandelde voorbeeld. Nemen wij de kosten ad ƒ 5 per 100 K.Q. niet in den balansprijs op, dan zal de totaal-waarde van den voorraad op ƒ 2500 minder gesteld worden. Het afgeloopen jaar zal dus met dit bedrag belast worden, terwijl de voorraad op het nieuwe jaar in de boeken zal voorkomen met een bedrag van f 7500 of i f 15 per 100 K.Q. Verkoop van dien voorraad in den loop van dit jaar tegen een prijs van / 20, zal in de boeken een goede winst aanwijzen, terwijl men toch inderdaad moeilijk van winst zal kunnen spreken; want had men in het vorig jaar de verkochte helft eveneens tegen f 20 van de hand kunnen zetten, dan had men in dit jaar door den balansvoorraad op / 7500 te stellen f 2500 verlies geboekt en de als winst in het volgend jaar genoteerde ƒ 2500 zullen juist voldoende zijn om dit verlies te dekken. Bij een zelfden verkoopsprijs verliest men dus het eene jaar een gelijk bedrag als men het volgend jaar verdient. Het komt ons voor, dat men onder gewone omstandigheden de laatste wijze van berekening der waarde van den voorraad niet moet volgen. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, die het noodig maken, dat men een dergelijke berekeningswijze aanneemt, doch als algemeene regel kan men o.i. deze methode niet aanvaarden. Is de marktprijs van de in voorraad zijnde goederen in het algemeen lager dan de kostprijs, dan is boeking van den voorraad tegen den kostprijs te ontraden, omdat men dan geen rekening houdt met een vermoedelijk te lijden verlies. In het tegenovergestelde geval komt het ons voor, dat de kostprijs gehandhaafd mag worden, waarbij echter dat deel der algemeene handelskosten, dat niet in het belang van de in voorraad zijnde goederen is uitgegeven, bij de berekening van den prijs buiten beschouwing dient te blijven. 16 242 Deze prijs wordt door Duitsche schrijvers „Herstellungskosten"' genoemd in tegenstelling van „Selbkosten", waarvan de beteekenis overeenkomt met onzen kostprijs. Nu is in het gebruik maken van den kostprijs bij hoogeren marktprijs en het aannemen van den marktprijs bij lageren marktprijs; eenige inconsequentie, maar een voorzichtig fabrikant zal zich daardoor niet later weerhouden en naar omstandigheden handelen. Berekent hij de gemaakte winst niet hooger, dan hij ten tijde vare het opmaken van de balans in werkelijkheid gemaakt heeft, dan zullere hem in elk geval vele onaangename verrassingen bespaard wórdenWettelijke voorschriften omtrent de waardebepaling der aanwezige goederen bestaan in Nederland niet en deze vrijheid, waarvan dikwijls een al te ruim gebruik wordt gemaakt, geeft aanleiding, dat men den finantieelen toestand van fabrieken somtijds geheel anders; voorstelt, dan hij feitelijk is. Bij de hier bedoelde waardebepaling wordt ook de normale productie-theorie te pas gebracht.*) Voorstanders hiervan wenschen den invloed van afwijkingen vant de normale productie te elimineeren en dus als prijs voor de ber werkte goederen in voorraad, op de balans de normale productieprijs aan te nemen. Men meent, dat een toevallige duurdere of goedkoopere prijs door afwijking van de normale productie bij de prijsbepaling voor de balans geen rol mag spelen. Wij deelen deze zienswijze niet. Voor ons is de kostprijs niet een eenigszins willekeurig getal. Wil wenschen hem steeds zoo nauwkeurig mogelijk te berekenen als de omstandigheden zulks toelaten en in het hier bedoelde geval achten wij dit noodig, opdat wij later kunnen uitmaken of verkoop van het product al dan niet heeft plaats gehad tegen hooger prijs dan ons het artikel heeft gekost. Bij het stellen van een verkoopsprijs zal men er natuurlijk aan moeten denken, dat de op de balans vermelde prijzen nog verhoogd moeten worden met een aandeel in de algemeene kosten. Indien men bij de prijsbepaling voor de balans uitgaat van normale productie, zou het aannemen van een te geringen norm voor de bedrijfsdrukte oorzaak zijn, dat de productieprijs te hoog wordt gesteld, waardoor dus ook de voorraad te hoog zou worden gewaardeerd. *) Zie Hoofdstuk XIII. 243 De normale productie-theorie zou ook hier aanleiding tot willekeur en flatteering der balans kunnen geven en dat dient zooveel mogelijk te worden vermeden. Op de hiervooromschreven wijze gehouden, zullen de hoofdrekeningen der fabrieksboekhouding zich in haren eenvoudigsten vorm als volgt in de boeken voordoen: Debet. Grondstoffen. Model No. 20. Credit. Voor den aankoop van grondstoffen. . . . ƒ10000 /10000 Voor gebruikte grond* stoffen (overgeschreven op fabricagerekening) . ƒ 8000 Voor voorraad einde' boekjaar (overgeschre* ven op de balans) . . / 2000 /10000 Model No. 21. Debet. Arbeidsloonen. Credit. Voor betaalde arbeids» Voor overschrijving op loonen / 3000— fabricagerekening. . / 3000 — 244 Verschillende Rekeningen voor Bedrijfskosten en Algemeene kosten. Model No. 22. Credit. Voor de bedrijfskosten ƒ „ „ algem. kosten j|„ 500 300 - / 800 Voor overschrijving op fabricagerekening. . ƒ 800 / 800 Debet. Fabricagerekening. Model No. 23. Credit. Voor gebruikte grond* stoffen Voor arbeidsloonen . „ bedrijfskosten „ algemeene kosten / 8000 „ 3000 „ 500 ,. 300 /11800 Voor overschrijving der fabricagekosten van de gereed gekomen goederen op de reke* ning „Bewerkte goe» deren" Voor overschrijving op de balans der kosten van de goederen in bewerking . . . . 1/10700 1100 /11800 Debet. Bewerkte goederen. Model No. 24. Credit. j i Voor de fabricagekos» Voor de verkochte goe. ten der goederen. . ƒ 10700 — deren ƒ 7400 — Voor de algem. kosten Voor overschrijving op (verkoopskosten) „ 600— de balans der waarde Voor overschrijving der van de aanwezige goe* gemaakte winst op de deren 5100 Winst* en Verliesrek. „ 1200 — I 112500-1 1/12500|— 245 Voor de boeking van de bijproducten ontstaan tijdens de fabricage van de goederen, worden één of meer rekeningen geopend, waarvan het creditsaldo naar de creditzijde der fabricagerekening overgebracht wordt; het saldo der fabricagerekening wordt vervolgens op de rekening „Bewerkte goederen" overgeschreven. De winst, welke door de rekening „Bewerkte goederen" aangewezen wordt, behoort te worden overgeschreven op de winst- en verliesrekening, waarop ook geboekt moeten worden die winsten of. die verliezen, die geen directe gevolgen zijn van de eigenlijke fabricage en derhalve noch op de fabricagerekening, noch op de rekening bewerkte goederen gébracht konden worden. De verdeeling der winst, hetzij deze bestemd wordt voor vergrooting van het eigen kapitaal, hetzij zij, zooals bij vennootschappen, wordt aangewend voor uitkeering aan vennooten of aandeelhouders, of voor tantièmes, reserves enz., moet uit deze rekening blijken. *) In vele fabrieken wordt intusschen de boekhouding niet op de boven omschreven wijze gevoerd, maar wordt zij, doordat men het eigenlijk doel der fabrieksboekhouding niet begrijpt, geheel verkeerd ingericht. Van specificatie der algemeene kosten merkt men in vele gevallen niets of weinig, evenmin als van afzonderlijke rekeningen voor grondstoffen en arbeidsloonen. Eene fabricagerekening en eene rekening voor bewerkte goederen acht men eveneens overbodig. Wel opent men somtijds eene „Exploitatierekening" en hierop boekt men alle mogelijke kosten aan productie en handel verbonden, zoowel grondstoffen en arbeidsloonen, als bureau-behoeften, provisie enz., terwijl ook de opbrengsten der bewerkte goederen op deze rekening aangeteekend worden. Daardoor wordt het overzicht in hooge mate belemmerd en van berekening van eenen kostprijs is meestal geen sprake. Men stelt zich eenvoudig tevreden met de bepaling van het winstcijfer. De rest acht men van minder belang. Meermalen hebben wij een dergelijke boekhouding aangetroffen en gewoonlijk werd zij gevoerd door boekhouders, die gewoon waren l) In Engeland wordt de winst- en verliesrekening in handelszaken veelvuldig gesplitst in een „Trading Account" en een „Profit and Loss Account". Op eerstgenoemde rekening worden de inkoopen en de daarmede direct verband houdende kosten geboekt. Het saldo wordt overgebracht naar de laatstgenoemde rekening, waarop verder de algemeene kosten enz. geboekt worden. Het saldo dezer rekening wijst alsdan de winst of het verlies aan. 246 geweest de boeken in eene handelszaak te voeren en nu meenden, dat met eenige wijziging in den naam der rekeningen, de boekhouding eener handelszaak in die eener fabriekszaak was tot stand te brengen. De bovenbedoelde exploitatierekening was dan als volgt samengesteld: Model No. 25. ebet. Exploitatierekening. Credit. Voor aankoop grond» stoffen Voor betaalde arbeids» loonen Voor onkosten . . . Voor winst ƒ10000 — „ 3000 — „ 1400 — ., 1200 /15600 Voor verkochte goede» ren Voor de waarde van den voorraad grondstoffen . . Voor de waarde van denvoorraad bewerkte goede» ren Voor de waarde der goederen in bewerking. • / 7400 „ 2000 „ 5100 „ 1100 /15600 Exploitatierekening is trouwens een slecht gekozen woord. Over het algemeen verstaat men daaronder de rekening, waarop verzameld worden alle kosten en alle opbrengsten, welke het onmiddellijk gevolg zijn van de uitoefening van een bedrijf, dat meer het karakter draagt van een expeditie-onderneming of een zaak welke bepaalde diensten bewijst, zooals bijv. een Stoomvaart-onderneming, Spoorwegmaatschappij, een Rijtuig- of Automobielen-maatschappij en dergelijken. In andere fabrieken, waar men meer overzicht verlangde dan de hiervoor bedoelde exploitatierekening kon geven, heeft men getracht daaraan tegemoet te komen door de opening van eene rekening voor bewerkte goederen. Hoewel daardoor het overzicht iets verbeterd is, ontbreken ook daar rekeningen voor grondstoffen, loonen enz. en het eigenlijke doel der fabrieksboekhouding wordt niet bereikt. Alle uitgaven voor het bedrijf worden ook daar op de exploitatierekening geboekt. De opbrengst der verkochte goederen wordt echter aangeteekend op de rekening voor bewerkte goederen, waar- 247 t>p aan de debetzijde het saldo der exploitatierekening overgenomen is. Beide rekeningen krijgen dan onderstaanden vorm. Debet. Exploitatierekening. Model No. 26. Credit. Voor aankoop grond* stoffen /10000 Voor betaalde arbeids* loonen „ 3000 Voor algemeene kosten „ 1400 /14400 Voor overschrijving op de rekening van de bewerkte goederen . Voor overschrijving op de balans van de waarde van den voor* raad grondstoffen. . Voor de waarde der goe* deren in bewerking. /11300 „ 2000 ., 1100 /14400, Debet. Bewerkte goederen. Model No. 27. Credit. Voordefabricagekosten der goederen . . . ƒ11300 Voor winst . . . . .. 1200 ƒ12500,- Voor verkochte goe* deren Voor overschrijving op de balans van de waarde van den voor* raad bewerkte goe» deren / 7400 — 5100 ƒ12500 Bij eene dergelijke boeking ontbreekt eveneens veel, wat voor den fabrikant van groot belang is, en het doel, waarmede de exploitatierekening geopend is, wordt niet bereikt. Een duidelijk overzicht van de verbruikte goederen en specificatie der bedrijfs- en algemeene kosten ontbreken, waardoor de boekhouding dus onvoldoende licht verschaft. De verkeerde meening, dat fabricagekosten en onkosten dezelfde beteekenis hebben, is oorzaak, dat de hierboven aangegeven gebrekkige wijze van boekhouden in fabriekszaken gevolgd wordt. 248 De fabricagerekening behoort als hulprekening te liggen tusschen de rekeningen der gekochte en der bewerkte goederen. Zij vormt tusschen haar de schakel, zonder welke de boekhouding eener fabriek geen aanspraak mag maken op den naam van fabrieksboekhouding. Ter verdere verduidelijking hebben wij het samenstel der rekeningen in het hier volgend schema aanschouwelijk gemaakt. 249 Model No. 28. Rekening-Schema der fabrieksboekhouding. KAPITAAL. Kosten van installatie, te amortiseeren door jaarlijksche afschrijvingen Bedrijfskapitaal. a. Grondstoffen, b. Hulpstoffen, c. Bewerkte Goederen, d. Kas. Oprichtingskosten, Gebouwen v Machines, Werktuigen enz. Deb. voor de kosten van installatie. Cred. per bedrijfskosten, of fabricage» rekening, voor afschrijving. H per Balans, voor de waarde aan het einde van het boekjaar. a, b, Deb. voor de kosten van aan» koop der goederen. c. Deb. voor de fabricagekosten der goederen. a, b, Cred. per fabricagerekening en bedrijfskosten, c. „ ,, debiteuren, (op. brengst bij verkoop). . i Deb. Voor de ontvangsten. ( Cred. ,, „ uitgaven. Fabricagerekening. Cred. per bewerkte goederen, bere* kend tegen den kostprijs. Deb. voor de gebruikte grondstoffen. h ,, „ arbeidsloonen. ,, >• •> bedrijfskosten, afschrij. vingen enz. „ i, ,, algemeene kosten. Indien goederen voorafgaande bewerkingen ondergaan, moeten daarvoor afzonderlijke rekeningen geopend worden, die voor de gebruikte stoffen, arbeidsloonen enz. gedebiteerd worden. Zij worden gecrediteerd voor de overschrijvingen dezer kosten op de magazijnrekeningen, die voor deze gedeeltelijk bewerkte goederen worden gedebiteerd. De waarde van bijproducten en afvalstoffen komt aan de creditzijde van de fabricagerekening. Arbeidsloonen. Algem. kosten. Deb. voor de uitgaven, die hiervoor geschieden. Bedrijfskosten. Cred. per fabricagerekening. Bewerkte goederen. Deb. aan fabricagerekening voor de Cred. per debiteuren voor de op. fabricagekosten der fabrikaten. brengst bij verkoop. Deb. voor de algemeene kosten., . (Verkoopskosten) HOOFDSTUK VI. Pr act is ch gedeelte. § 1. Inleiding. In het voorgaande hoofdstuk gaven wij een overzicht van de Tekeningen, die in elke fabrieksboekhouding moeten aangetroffen worden, en deden wij zien, welk verband tusschen deze rekeningen onderling bestaat. «m,4 « Wij bepaalden ons daarbij zooveel mogelijk tot de hoofdzaken en gaven alleen de algemeene grondbeginselen aan, waarop de fabrieksboekhouding berust. Thans zullen wij deze grondbeginselen op de boekhouding van eenige fabrieken toepassen. Zooals wij reeds vroeger opmerkten, heeft elke fabriek haar eigenaardigheden en hiermede moet men bij de inrichtlhg der hoofden hulpboeken in de eerste plaats rekening houden. Naast grondige theoretische kennis en practische ervaring van de fabrieksboekhouding, moet men dus van den boekbouder eener fabriek eischen, dat hij zich op de hoogte stelt van den gang van het bedrijf en zich behoorlijk rekenschap geeft, van wat in de fabriek geschiedt. Is het wezen der fabriek hem niet duidelijk, dan zal het hem ook niet mogelijk zijn door middel van de boekhouding een duidelijk beeld van de werking der fabriek te geven en wordt dus het doel der administratie niet bereikt. Het is natuurlijk niet noodig, dat de boekhouder tot in de kleinste bijzonderheden met de techniek bekend is; doch zonder dat hij een algemeen overzicht van het bedrijf heeft, kan de inricbting der boeken niet doelmatig geschieden. Het is daarom noodig, dat hij door het technisch personeel behoorlijk voorgelicht wordt en de gang van zaken hem duidelijk voor den geest staat. Zoolang dit niet het geval is, wachte hij zich met de inrichting te beginnen, daar er anders 251 gevaar bestaat, dat den fabrikant door eene onjuiste voorstelling der feiten veel schade berokkend wordt. De hulp van het technisch personeel kan hij ook in het vervolg niet ontberen, daar dit hem de noodige gegevens moet verstrekken, om zijne boekhouding samen te stellen. Bij de verzameling dezer gegevens zal hij meermalen opmerken, dat deze niet altijd ten volle betrouwbaar zijn. Vele technici gevoelen voor administratie niet veel en beschouwen het als een last, dat zij voor den boekhouder van allerlei handelingen aanteekening moeten houden. Zij trachten er zich dus zoo gemakkelijk mogelijk af te maken. Vandaar, dat de boekhouder bij de inrichting der boeken er zooveel mogelijk voor moet zorgen, dat hij op eenvoudige wijze de verschafte cijfers contröleeren kan. Na zich op de hoogte van het bedrijf gesteld te hebben, zal de boekhouder bij de inrichting der boeken er in de eerste plaats rekening mede moeten houden of het doel der fabriek is: 1°. het fabriceeren van één enkel soort product; 2°. „ „ „ twee of meer gelijksoortige producten; 3°. „ „ „ in soort geheel van elkander afwijkende producten; 4°. of bij de fabricage bijproducten ontstaan en of ook zoogenaamde halffabricaten vervaardigd worden, d.w.z. of in eene der afdeelingen van de fabriek ook goederen bewerkt worden, die in eene andere afdeeling verder verwerkt worden, of in ruwen toestand verkocht worden (in eene garenspinnerij bijv. kan men de gesponnen garens zelf verder verwerken of ze in ruwen toestand verkoopen); 5°. of de te produceeren artikelen regelmatig verschillende bewerkingen ondergaan, vóór zij ten verkoop geschikt zijn (bijv. gieten, draaien, polijsten en vernikkelen van stalen voorwerpen). Het is namelijk niet voldoende, zooals wij reeds hiervoor opmerkten, dat men den totaalprijs van een artikel leert kennen, maar men moet ook de kosten weten welke veroorzaakt zijn door elk der bewerkingen, die het product heeft moeten ondergaan vóór het ten verkoop geschikt was. Zoo zal men derhalve bijv. in een steenbakkerij de boeken zoodanig moeten inrichten, dat duidelijk blijkt welke kosten besteed zijn voor: de uitgraving der klei, de bereiding daarvan, het vormen der steenen, het drogen en het bakken. Is het doel der fabriek slechts het fabriceeren van één soort product, dan bereikt men door toepassing van het in het vorige 252 hoofdstuk behandelde het voorgestelde doel geheel. Al de gemaakte kosten hebben dan uitsluitend betrekking op dit eene product en het saldo der fabricagerekening geeft de totaalkosten, aan de fabricage verbonden. Deelt men het bedrag dezer kosten door de geproduceerde hoeveelheid, dan verkrijgt men den kostprijs per eenheid. Hier leeren wij dan het bedrijf in zijn eenvoudigsten vorm kennen en alleen het al of niet ontstaan van neven- of bijproducten zal eenige wijziging teweegbrengen. Tot de hier bedoelde fabrieken kan men bijv. rekenen briquettenfabrieken, zoutziederijen, suikerfabrieken, gasfabrieken, fabrieken voor zwavelzure ammoniak, (ammoniaksulfaat) enz. Daar bij de fabricage van laatstgemeld artikel geen bijproducten ontstaan en het bedrijf betrekkelijk eenvoudig is, zullen wij ter verdere verduidelijking beginnen met een overzicht te geven van de administratie, die in eene dergelijke fabriek tot het gewenschte doel voert. Voor wij echter hiertoe kunnen overgaan, moeten wij tot goed begrip der zaak ons eene voorstelling van het bedrijf vormen en zullen wij daarom in enkele trekken de wijze van bewerking aangeven. § 2. Boekhouding eener fabriek ter bereiding van zwavelzure ammoniak. Het bij de fabricage van lichtgas als bijproduct vrijkomende ammoniakwater wordt in de fabriek voor ammoniaksulfaat tot grondstof gebezigd. In het ammoniakwater bevinden zich zoowel vaste als vluchtige zouten. De prijs van ammoniakwater regelt zich gewoonlijk naar het gehalte aan deze zouten. De bepaling van het gehalte kan slechts door analyse geschieden. Om eenigszins de kwaliteit te kunnen beoordeelen, maakt men wel gebruik van een vochtweger en bepaalt men het aantal graden Beaumé, doch betrouwbaar is deze methode niet en controle op de opbrengst van de hoeveelheid zwavelzure ammoniak levert zij niet. Door verwarming van het ammoniakwater komen de vluchtige zouten vrij, terwijl door toevoeging van kalkmelk de vaste zouten eveneens in vluchtigen toestand overgaan. De gassen worden dan door zwavelzuur gevoerd in daarvoor ingerichte met lood bekleede bakken, (saturatoren), waarin de zwavelzure ammoniak in den vorm van kleine cristallen als fijn zout 253 neerslaat en daaruit geschept kan worden. Men laat het zout vervolgens uitlekken vóór het afgeleverd wordt. In de nieuwere inrichtingen wordt het zout uit de saturatoren opgezogen en in centrifuges geleid, waar het, door middel van de snel ronddraaiende beweging, van het overtollige vocht wordt ontdaan. De kalk, die bij de fabricage noodig is, is gebluschte kalk. Als regel wordt deze in ongebluschten toestand gekocht en zelf gebluscht. Weging van de gebluschte kalk geschiedt bijna nooit; uit de hoeveelheid geleverde ongebluschte kalk kan echter de hoeveelheid gebluschte kalk worden afgeleid. Het verbruik der kalk is afhankelijk van het calcium oxyde der kalk en de hoeveelheid vaste zouten, die zich in het ammoniakwater bevinden. Bij den aankoop der kalk zal dus een bepaling omtrent het gehalte van het calcium oxyde moeten worden gemaakt, omdat de waarde voor de fabriceering feitelijk alleen daaruit bestaat. Ook bij de bepaling van de verhouding, die er tusschen kalkverbruik en hoeveelheid vaste zouten die verwerkt is, moet zijn, is het noodig het gehalte van beide te kennen. De hoeveelheid zwavelzuur is afhankelijk van de sterkte van dit zuur. Evenals bij de kalk moet dus bij aankoop van zwavelzuur de basis waarop gekocht wordt, vastgesteld worden. Gewoonlijk wordt het zuur gekocht op 60° Bé en de geleverde hoeveelheid tot dezen maatstaf herleid. De'waarde van de zwavelzure ammoniak is afhankelijk van het gehalte aan stikstof. Dit gehalte moet dus steeds bepaald worden en daaruit is tegelijk te controleeren of de hoeveelheid stikstof, verkregen in de zwavelzure ammoniak, in overeenstemming is met de hoeveelheid stikstof die aanwezig was in de hoeveelheid ammoniakwater, welke verwerkt is. De theoretische hoeveelheid zal gewoonlijk grooter zijn dan in de practijk verkregen wordt, daar steeds gemakkelijk eenig ammoniakgas kan ontsnappen, doch dit verlies moet beneden een bepaalde grens blijven, anders zijn er fouten in de fabricage of bestaan er lekken in de toestellen of geleidingen. Verder moet bij verkoop van de zwavelzure ammoniak zoowel het watergehalte als het gehalte vrij zuur bepaald worden. Een en ander behoort aan voortdurende controle onderworpen te zijn en regelmatig te worden aangeteekend in een analyseboek. 254 Als grondstoffen bij de bereiding van zwavelzure ammoniak zijn dus noodig: ammoniakwater, kalk en zwavelzuur. Zoowel ter verwarming van het ammoniakwater, als voor het inpompen van de kalkmelk, is het noodig, dat een of meer stoomketels in gebruik gesteld worden. Voor de opwekking van den stoom zal dus aankoop van steenkolen noodig zijn, waarvan de prijs o.m. verband zal houden met de calorische waarde, het asch- en watergehalte der kolen. Bij de bepaling van den prijs zullen daaromtrent dus voorwaarden gesteld moeten worden. De toestellen bestaan uit reservoirs voor zwavelzuur en ammoniakwater, verdampketels, malaxeurs ter vermenging van de kalk met water, en de zoogenaamde saturatoren, d. z. de met lood bekleede bakken, waarin het ammoniaksulfaat ontstaat. Als bijzondere maatregelen bij den verkoop van zwavelzuren ammoniak moet het minimum gehalte aan stikstof, dat gegarandeerd wordt, worden overeengekomen, omdat dit gehalte de waarde van het artikel bepaalt en een eventueel hooger of lager gehalte aanleiding tot wijziging van den prijs oplevert. De zwavelzure ammoniak is een wereld-artikel, waarvan het verbruik steeds toeneemt, doch dat aan zeer schommelende marktprijzen onderhevig is. Stellen wij ons nu voor, dat de fabriek het eigendom van den fabrikant is, door hem zelf is opgericht en dat de kosten van oprich¬ ting hebben bedragen: voor den grond f 5000,— voor de gebouwen - 7000,— voor stoomketel en pompen ... - 1750,— voor diverse toestellen - 7630,— Totaal. . . / 21380,— en dat hij als bedrijfskapitaal in kas heeft gestort eene som van . . - 5000,— Dan bedraagt het kapitaal . . . — f 26380,— Bij de inrichting der boekhouding houden wij hiermede in de eerste plaats rekening en wij openen voor elk der genoemde bezittingen in het grootboek eene afzonderlijke rekening, die voor de betrekkelijke kosten van oprichting gedebiteerd wordt. 255 Wij treffen derhalve de volgende rekeningen aan: 1°. Grond, 2°. Gebouwen, 3°. Stoomketel en pompen, 4°. Toestellen, 5°. Kas, terwijl voor de boeking van het totaal bedrag ad f 26380,— de rekening „Kapitaal" wordt geopend, die voor laatstgenoemde som wordt gecrediteerd. Verder moet voor elk der grondstoffen, eene rekening in het grootboek voorkomen en wij openen derhalve de rekeningen: 1°. Ammoniakwater, 2°. Zwavelzuur, 3°. Kalk, welke worden gedebiteerd voor de gekochte hoeveelheden en desom van aankoop. Bovendien mogen ter verkrijging van een duidelijk overzicht devolgende rekeningen niet ontbreken: 1°. Salarissen en arbeidsloonen; te debiteeren voor de betaalde of nog verschuldigde salarissen en loonen. In een omvangrijk bedrijf verdient het aanbeveling voor salarissen en arbeidsloonen elk eene afzonderlijke rekening te houden. 2°. Kolen; te debiteeren voor de gekochte hoeveelheden en de som van aankoop. 3°. Machinekamerbehoeften; te debiteeren voor de som van aankoop van olie, vet, pakking enz., een en ander noodig voor stoomketel en pompen. 4°. Laboratorium; te debiteeren voor de som van aankoop van al de artikelen, die noodig zijn tot onderzoek van de grondstoffenen voor de controle van de werking der fabriek. 5°. Waterverbruik; te debiteeren voor het verbruikte water en de^ meterhuur. 6°. Verhchting; te debiteeren voor de kosten van verlichting. 7°. Onderhoud gebouwen; te debiteeren voor de reparatiekosten aan de gebouwen. 8°. Onderhoud toestellen enz.; te debiteeren voor de reparatiekosten aan de toestellen enz. Inhoopboek. Model No. 29. Hoeveel. I Zwavelzuur. Kalk. I Kolen. Datum yan *el" ... »t , F u ïl tn- goedkeuring Datum Leverancier. Ammoni- Hoeveel. Hoeveel. "ftTS p A Diversen.» def akwater heid Bedrag. heid Bedrag neid Bedrag rekening, in H.L. in K.G. in K.G. I in K.G. | | 6 1922 I Januari 2 Gasfabriek A 440 - ~ 2 Februa" „ Dumont frères te Flémulle — 10050 ƒ 250 — ___ _ _ — — 4 „ „ Kolen Handelsvereeniging — — - — — 10040 f 70 — — 4 „ Gasfabriek A 510 — ** — - 3 „ „ Berger & Co - 5000 f 32 75 - - - - - 2 „ ,„ De Groot &. Zoon, 50 L. . " " f 3 5 ,, petroleum — — ' ,, Van den Berg & Co., repa. ratie van een aftapkraan. — — — — — 950 10050 f 250 ^ 5000 f 32 75 10040 \f 70 — /' 6 20 257 9°. Bureaubehoeften en drukwerken; te debiteeren voor de kosten ten behoeve der administratie gemaakt. 10°. Diverse kosten; te debiteeren voor die kosten, welke om hunne algemeenheid, geen plaats op eene der voorgaande rekeningen kunnen vinden. Voor de verbruikte grond- en hulpstoffen worden de voor dit doel geopende rekeningen gecrediteerd en daartegenover de fabricagerekening gedebiteerd, terwijl de kosten, aangegeven door de overige rekeningen, eveneens op de fabricagerekening worden overgeschreven. Vóór wij tot de verdere behandeling van deze rekening overgaan, zullen wij een overzicht geven van de boeken die noodig zijn, om de boven besproken rekeningen naar behooren in het grootboek te kunnen voeren. Zooals wij reeds vroeger opmerkten, achten wij de maandelijksche methode van boekhouden de meest geschikte, om op beknopte en duidelijke wijze tot het doel te geraken, dat de fabrieksboekhouding beoogt. Daarom is het houden van verschillende hulpboeken, waarin wii de posten naar hunnen aard rangschikken, bepaald noodzakelijk. Voor de fabriek, die wij hier op het oog hebben, zal derhalve het aanleggen der volgende boeken noodig zijn. Een inkoopboek, waarin de verschillende inkoopen worden geboekt. Al dadelijk springt hierbij in het oog, dat men met de eigenaardigheden van elke fabriek, bij de inrichting van dit boek, rekening moet houden. Gewoonlijk toch wordt de prijs van het te verwerken ammoniakwater eerst aan het einde der maand vastgesteld bij de bepaling van het gemiddeld gehalte, dat het water gedurende den loop der maand aan vaste en vluchtige zouten bevatte. Daartoe moeten regelmatig monsters getrokken en geanalyseerd worden. Bij de ontvangst van het water kan dus wel de hoeveelheid, echter niet het bedrag geboekt worden, tenzij het water gekocht mocht zijn op basis van het aantal graden Bé, dat onmiddellijk bepaald kan worden, doch dat, zooals wij reeds opmerkten, geen juiste maatstaf oplevert. Om het overzicht der aankoopen gemakkelijk te maken, kan men het inkoopboek in eenige kolommen verdeelen en daarin respectievelijk boeken, den aankoop van ammoniakwater, zwavelzuur, kalk, kolen en diversen, waardoor het boek den vorm krijgt als model no. 29 aangeeft. 17 258 Aan het einde der maand worden de bedragen opgeteld. De inrichting van het register levert het groote voordeel, dat men den journaalpost, noodig om de verschillende inkoopen in het grootboek, op de onderscheidene rekeningen over te brengen, gemakkelijk kan samenstellen. Stellen wij ons voor, dat de posten in het hier gegeven model over eene maand loopen, dan hebben wij alleen de posten, die in de kolom „diversen" geboekt zijn, aan een nader onderzoek te onderwerpen, om vast te stellen, welke rekeningen moeten worden gedebiteerd. In ons geval zien wij uit de omschrijving al spoedig, dat de post ad ƒ 3,— thuis behoort op de rekening „Machinekamerbehoeften", terwijl de post ad f 3,20 op „Onderhoud toestellen" gebracht moet worden. Nemen wij aan, dat de prijs van het ammoniakwater voor deze maand is vastgesteld op 30 ets. per H.L., dan geeft het inkoopboek aanleiding tot het maken van den volgenden journaalpost: Ammoniakwater voor 950 H.L. a / 0,30 ... . Zwavelzuur voor 10050 K.G Kalk voor 5000 K.G Kolen voor 10040 K.G Machinekamerbehoeften voor 50 L. petroleum Onderhoud toestellen voor reparatie van een aftapkraan Aan Crediteuren Gasfabriek A. . . ■ Dumont frères, Flémulle Kolenhandelsvereeniging, Utrecht Berger &. Co., alhier Van den Berg S. Co., alhier. . . De Groot &. Zoon / 285 „ 250 „ 32 ,, 70 „ 3 20 / 285 ,. 250 „ 70 ,, 32 „ 3 „ 3 In plaats, dat men dus bij eiken inkoop een journaalpost heeft te maken, maakt men voor alle inkoopen gedurende eene maand slechts één enkelen post en wordt ook het overbrengen in het grootboek minder tijdroovend. Bij de afgifte van grond- of hulpstoffen ter verwerking, moet hier-; Model No. 30. Januari 1922. Exploitatiestaat. Ammoniakwater. Zwavelzuur. Kalk. Steenkolen. fnunoniak' 1 Zwaarte Aantal : ' Datum in uren Ontvangen Verbruikt gracJen in Ontvangen Verbruikt Ontvangen Verbruikt Ontvangen Verbruikt Productie Verzonden . „. , „ T Beaumé. werking. . _ in H.L. in H.L. In K.G. In K.G. in K.G. in K.G. in K.G. in K.G. in K.G. in K.G. 2 440 349 I 2.1 24 10059 2250 180 10040 1500 2625 3 510 350 2.6 24 2250 5000 170 — 1500 2460 4 120 150 2.1 10 — 950 — 75 — 700 1130 — enz. enz. van 5—31 8710 8920 — 50290 43240 5000 4310 39050 37600 57410 30500 Totaal . . . 9780 9769 60349 48690 10000 4735 49090 41300 63625 30500 260 261 Exploitatiestaat der zwavelzure ammoniak fabriek over de maand Januari 1922. Model No. 31. In werking toestel No. RUW AMMONIAKWATER. VERWERKT. H.L. NI H. ctaIoU» gé rv-vj- per 11 Totaal |M«ch« H.L 1° Bè Totaal N.H3 in K.g. Ammo. „ , nlak. Stikstof, «5c VERBRUIK. Zwavelzuur K.G. a 60 Bé Kalk K.G. Cokes H.L. Ziftsel H.L. ONTVANGEN. Zwavel» zuur K.G. 60° Bé Kalk K.g. Cokes H.L. Ziftsel H.L. GEPRODU» CEERD zw. ammoniak AFGELEVERD ZW. AMMONIAK K.g. N.H.s «io'3 S &° Bruto | 1 K.g. Netto K.G. STOOM» KETELS. «z "O'S s.» 1 en 3 58.25 2.2 1.64 1.29 128.15 95.93 78.67 9.01 345 65 4,5 3,5 173 24.7 TOTAAL gemiddeld 1549.70 57.39 2.3 1.665 3570.11 1.355 132.22 2580.10 2124.81 95.56 78.70 5.18 9650.— 357.4 1815 67.2 121.— 4.5 933.5 10010 1085 140 110 10388 | 1 wagg. 384.7 24.60 10075— 10,000 Trnmo'" |Zwavel«| Kalk |Cokes|Ziftsel|Zakkenl kÈ. 60°k!g. k-g- h l- 1 H-L. H.L. 4050 3040 1100 30 20 83 10388 10010 1085 140 110 120 14438 13050 2185 170 130 203 10000 9650 1815 121 93 100 4438 3400 370 49 37 103 Geproduceerd per ton kolen; 10.86 K.G. Sulfaat 1.61 H.L. Water a 2.3° Bé 3.70 „ „ „ lü „ Verbruikt per ton zw. ammoniak: 928.95 K.G. Zwavelzuur a 60° Bé 174.72 „ Kalk 149.18 H.L. Water a 2—3° Bé 343.68 „ „ „ 1° Bé MAGAZIJ N. Voorraad 1 Januari 1918 . Geproduceerd of ontvangen Totaal. . . Afgeleverd of verbruikt. . Voorraad 1 Februari 1913. Ammoniak. Stikstof. In ruw water: 2580 K.G. = 2125 K.G. In sulfaat: 2572 K.G.=2118 K.G. Verlies 8 K.G. =7 K.G. 262 van natuurlijk eveneens aanteekening worden gehouden, waarvoor een register van denzelfden vorm als het zooeven besproken inkoopboek dienst kan doen. De vaststelling der verwerkte hoeveelheden is bijna nooit op de gewone wijze te verkrijgen. Men kan het te verwerken water en het zwavelzuur meestal niet met een maat of op de weegschaal wegen. Behalve dat dit kostbaar en tijdroovend zou zijn, belet de inrichting der fabriek zulks in de meeste gevallen. Vandaar, dat de te verwerken hoeveelheden gewoonlijk worden bepaald door te meten, hoeveel het niveau der reservoirs door vulling der verschillende toestellen gedaald is. Daar de inhoud der reservoirs natuurlijk bekend is, valt het niet moeielijk vast te stellen, welk quantum ter verwerking is afgegeven. Gewoonlijk verzamelt men de cijfers, betrekking hebbende op de ingeslagen en de ter verwerking afgegeven hoeveelheden, in een zoogenaamden exploitatiestaat, die zeer dikwijls het magazijnboek vervangen kan. (Zie model no. 30). Met de machinekamerbehoeften en de chemicaliën, welke in het laboratorium noodig zijn, gaat dit gewoonlijk minder gemakkelijk en daarvan moet derhalve afzonderlijk aanteekening worden gehouden. De exploitatiestaat wordt ook nog gebruikt voor het houden van aanteekening der verzonden hoeveelheden ammoniaksulfaat. Door dezen staat verkrijgt men een duidelijk beeld van den gang der zaken, daar hij ons in staat stelt na te gaan, of de verbruikte hoeveelheden grond- en hulpstoffen evenredig zijn met de geproduceerde hoeveelheden sulfaat. Door aan het einde der maand de in voorraad zijnde hoeveelheden langs directen weg vast te stellen, kan op een en ander eene doelmatige controle uitgeoefend worden. De staat verstrekt ook de gegevens om de overschrijving der verwerkte grondstoffen enz. te bewerkstelligen. Deze overschrijving kan, evenals bij den inkoop, maandelijks door één enkelen post geschieden, waarbij de rekeningen Ammoniakwater, Zwavelzuur, Kalk en Steenkolen worden gecrediteerd voor de verbruikte hoeveelheden, berekend tegen den prijs van inkoop. De kolom „Zwavelzure Ammoniak" strekt alleen tot controle op de verkochte hoeveelheden, waarvan de boeking met de bij den verkoop getroffen voorwaarden, bovendien in een afzonderlijk hulpboek, het „Verkoopboek", plaats heeft. (Zie model no. 38). De exploitatiestaat kan ook in eenigszins anderen vorm gegeven worden en meer technische gegevens verschaffen, zooals model no. 263 ■31 aangeeft. Indien de fabriek bestemd is om het in een gasfabriek verkregen ammoniakwater zelf te verwerken, zal men zoowel de "verkregen hoeveelheid ammoniakwater als het sulfaat per ton ge■distilleerde kolen vermelden. Verder is het gewenscht, om naast de hoeveelheid ammoniak en stikstof, die in werkelijkheid werd verkregen, ook aan te teekenen de hoeveelheden, die theoretisch moesten zijn verkregen, ten einde het verlies, dat in de practijk niet te vermijden is, te doen uitkomen en te kunnen contröleeren of dit binnen de normale afwijkingen blijft. Indien de grond- öf hulpstoffen bij contract gekocht zijn, is het noodig een contractboek aan te leggen, waarin de verschillende overeenkomsten worden aangeteekend en waarin, naast de hoofdvoorwaarden, wordt geboekt, welke hoeveelheden geleverd en welke hoeveelheden nog te leveren zijn. Dit register moet dagelijks worden bijgehouden, opdat men ten allen tijde in staat is, na te gaan, welke verplichtingen zoowel op ons, als op den leverancier rusten. Een model van dit boek laten wij hier volgen: MODEL No. 32. CONTRACTBOEK (voor gekochte goederen.) Naam van den Contractant: Steenkolenhandelsvereeniging. Woonplaats: Utrecht. „J. Omschrijving van de overeenkomst: (Het leveren van 36 waggons steenkolen, tusschen 1 Januari en 31 December 1918, bij gelijke maandelijksche partijen, in waggons van 10.000 K.G. netto.) Calorische waarde 7000; asch 8 %, water 2 %. Prijs / 70,— franco Utrecht. Datum van het contract: 28 December 1921. ~ Geleverde Nog te Datum van , oeleverae » _ hoeveelheid , £ lA AANMERKINGEN levering . „ r hoeveelheid in r^.Vj. jn waggons 1922 Januari 2 10040 35 *) Waggon No. 7471 K.R. 1) Daar de levering betrekking heeft op een zeker aantal waggons, wordt het zoogenaamd overwicht, in -casu 40 K.G., niet in rekening gebracht. 264 Zijn aan het einde des jaars verschillende contracten loopende, dan is het nuttig bij het samenstellen van de balans tegelijk een verzamelstaat te maken, waaruit de wederzijdsche verplichtingen duidelijk blijken. Het spreekt van zelf, dat indien de fabrikant verplichtingen tot leveringen van zijn product heeft aangegaan, daarvan eveneens in een afzonderlijk register behoorlijk aanteekening moet worden gehouden. Dit register zal als volgt ingericht kunnen zijn (zie model no. 33): MODEL No. 33. CONTRACTBOEK (voor verkochte goederen). Naam van den Contractant: Fabriek van Hulpmeststoffen. Woonplaats: Amsterdam. Omschrijving van de overeenkomst: (Verkoop van 50.000 K.Q. ammoniaksulfaat, te leveren tusschen 1 Januari en 31 Maart 1922, naar gelang van productie, verpakt in zakken van 100 K.Q. netto, franco schip vóór de fabriek, a ƒ 12,50 per 100 K.Q. contant zonder korting.) Gegarandeerd minimum gehalte stikstof 20,4 %. Datum- Geleverde «tikst-f Totaal Nog van hoeveel. van het te AANMERKINGEN levering heid ^ a geleverde leveren 1922 Januari 15 5000 20,3 5000 45000 20 4000 20,4 9000 41000 28 5000 20,2 14000 36000 Februari 7 4500 20,3 8500 31500 Bij eene belangrijke daling of rijzing der prijzen van de grondstoffen of de producten levert dit register de gegevens ter berekening van de te lijden verliezen of de te behalen winsten, die in de toekomst door het sluiten der contracten te verwachten zijn, zoodat de fabrikant daarmede rekening kan houden. Een register, dat zeer dikwijls goede diensten bewijst en toch in menige zaak ontbreekt, is dat, waarin men aanteekening houdt van de adressen van fabrikanten of leveranciers, die artikelen producee- 265 ren of verkoopen, welke voor het bedrijf, dat men uitoefent, van belang zijn, n.1. een „Register van herkomst der materialen". Heeft men een groot aantal adressen, dan zal een kaartenstelsel hier goede diensten kunnen bewijzen. Meermalen komt het voor, dat men een artikel noodig heeft en op dat oogenblik niet juist weet van welken fabrikant men dit het best betrekken kan. Men herinnert zich wel dezen of genen naam, maar weet geen juist of volledig adres en moet dan somtijds veel tijd verspillen om het te bemachtigen. Bij den aankoop van grondstoffen of hulpmaterialen van eenige beteekenis, worden gewoonlijk bij verschillende leveranciers prijzen en voorwaarden van levering gevraagd. Ten einde bij latere behoefte gemakkelijk te kunnen naslaan wie de meest voordeelige offerte vroeger heeft gemaakt, is het nuttig, een register of kaartenstelsel aan te leggen, waarin de ingekomen aanbiedingen, alphabetisch op de namen der artikelen gerangschikt, worden verzameld. Een voorbeeld van zulk een register of kaart geeft model no. 34. Model no. 34. Register van ontvangen aanbiedingen. Ontvangen aanbiedingen voor .... (naam van het artikel). Hoeveelheid Kwaliteit Namen van hen die Verdere voorwaarden Datum de aanbiedingen . vf omtrent vracht, rech. j_j _ eenheid tnd 1 deden ten, enz. 266 Eveneens verdient het aanbeveling een register of kaartenstelsel aan te leggen voor offerten, die door ons zelf zijn gemaakt. Vaak verliest men, indien daarop geen regelmatig toezicht wordt uitgeoefend, uit het oog, welke offerten zijn gemaakt en welke zijn vervallen, waaruit groote moeilijkheden kunnen voortspruiten. Loopen de offerten over één of weinig artikelen, dan zal een register, waarin de gedane aanbiedingen naar volgorde worden ingeschreven, goede diensten kunnen bewijzen. Zoodra echter de offerten op een groot aantal artikelen betrekking hebben, verdient een kaartenstelsel de voorkeur. Een voorbeeld van laatstbedoeld register geeft model no. 35. Model no. 35. Register van gedane aanbiedingen. Aangeboden (naam van het artikel). Datum-] A I Eens Verdere addie Geaccep. der boden H£Id 'heids' voor' tlt teetï0j , aan- prijs. waarden. geweigerd, bieding. 1 | | ■ I Daar wij hier, zooals uit de reeds geboekte cijfers blijkt, geen omvangrijke fabriek op het oog hebben, kan de controle der arbeidsloonen op eenvoudige wijze geschieden, te meer, daar wij ons voorstellen, dat alle werklieden uitsluitend voor het vervaardigen van het product werkzaam zijn. Wij kunnen derhalve volstaan met het houden van een arbeidsloonlijst, waarin achter den naam van eiken werkman wordt aangeteekend, gedurende welken tijd hij dagelijks werkzaam is geweest en hoeveel zijn loon per uur bedraagt. 267 Model no. 36 De inrichting is als model no. 36. Loonlijst van 2—9 Januari 1922. Aantal uren : Loon NAAM. BEROEP. "g "g f "gU|TjLrjj per Totaal. | öi| Q p |5 t3 j§ uur. E. Gerritsen. I Meesterknecht lojloUlO ïoliol UI 22 ets. I f I3I2O B. de Groot. Machinistetoker. 101010101010 60 18 „ „10 80 J. van den Berg. Werkman. ' 10 12 8 12 10 8 60 16 „ „960 C. Mulder. '„ 10 12 8 10 10 8 58 16 ,. „9 28 P. Werker. „ 1010 8 10 5 8 51116 „ „ 816 J. Bol. „ 10 8 8 1010 8 54 15 „ „ 8 10 | Totaal. . /"59|14 Bij de betaling der arbeidsloonen wordt het totaal bedrag geboekt aan de creditzijde van het „Kasboek", d.i. het hulpboek, dat wij voor het houden van aanteekening van alle ontvangsten en alle uitgaven noodig hebben. Voor het aanteekenen van eventueele kortingen ter verkrijging van pensioen of ziekengelden wordt het aantal kolommen in de loonlijst uitgebreid, om daarin het bedrag, dat ingehouden is, te boeken. Voor deze som wordt de „Kas" gedebiteerd, om later daarvoor de rekening „Pensioenfonds" of „Ziekenfonds" te kunnen crediteeren. Zooals wij reeds opmerkten, worden alle ontvangsten en uitgaven iri het „Kasboek" aangeteekend. Door het houden van dit boek wordt men in staat gesteld de overbrenging der posten in het grootboek, waarin eene rekening onder den naam van „Kas" geopend wordt, op eenvoudige wijze te doen plaats hebben. Op deze rekening boekt men n.1. alleen de totaalbedragen der ontvangsten en der uitgaven, omdat de specificatie daarvan door het kasboek wordt verstrekt. Evenals in het kasboek wordt de rekening „Kas" in het grootboek gedebiteerd voor de ontvangsten, terwijl de rekeningen, in de debetzijde van het kasboek genoemd, gecrediteerd worden. Voor de uitgaven wordt de rekening „Kas" gecrediteerd en de in het kasboek genoemde rekeningen gedebiteerd. Bij de inrichting van het kasboek dient men er derhalve op te letten, dat de rekeningen, die gedebiteerd of gecrediteerd moeten worden, duidelijk in het oog springen. Model No. 37. Debet. KASBOEK. Credit. II 1922 1922 Jan. 1 Aan kapitaal . voor in kas gestort . . / 5000— Jan. 9 P. arbeidsloonen voor betaald / 5914 16 „ debiteuren H. C. Gerritsen te Zwolle „ 900— „ 9 „crediteuren. De Groot 3 — „ 10 „ Idem. van den Berg &. Co.. . „ 3 20 „ 31 „ saldo .... op nieuwe rekening . . „ 5834 66 / 5900- t 5900- Febr. 1 Aan saldo . . vorige rekening . . . . / 583466 269 De inrichting is daarom gewoonlijk als model No. 37. Aan het einde der maand wordt het kasboek opgeteld, het saldo tusschen debet- en creditzijde bepaald en daarna afgesloten, door het gevonden saldo aan de creditzijde bij te voegen. Stellen wij ons voor, dat in model no. 37 de posten over eene maand voorkomen, dan zouden daaruit de beide volgende journaalposten voortvloeien: Kas voor de ontvangsten in de maand Januari. / 5900 — Aan Kapitaal1) voor in contanten gestort / 5000 Aan Debiteuren H. C. Gerritsen te Zwolle „ 900 Arbeidsloonen voor de loonen gedurende de maand Jan. „ 59 14 Crediteuren De Groot &. Zoon L 3 — Van den Berg & Co „ 3 20 Aan Kas voor betaald in de maand Januari. ... „ 65 Betalingen, welke in den loop der maand hebben plaats gehad, en betrekking hebben op eenzelfde rekening, worden gecombineerd, om daardoor het overbrengen in het grootboek te vereenvoudigen. Op gelijke wijze handelt men met de ontvangsten. Behalve dat de verkoopen in den exploitatie-staat vermeld worden, moeten wij, zooals wij reeds opmerkten, nog een register houden, waarin naast hoeveelheid, ook de prijs en verdere conditiën aangeteekend worden. De inrichting van dit register, „Verkoopboek" genaamd, kan uit den aard der zaak zeer eenvoudig zijn (zie model no. 38). *) Is de kapitaalrekening reeds in de oprichtingspost voor het in kas gestorte bedrag gecrediteerd, dan moet deze rekening, met het daarachter gevoegde bedrag, thans natuurlijk buiten beschouwing blijven. !70 Verkoopboek. Amsterdam. 13 Januari 1922. Model No. 38 Datum Naam van den Afzender. Hoe. Een. heids' k.g. pr^s- Bedrag 1922 Jan. 15 H. C Gerritsen S. Co., Zwolle. voor op heden aan hun adres verzon» den per waggon no. N. C. S. franco Amsterdam laoo° B. C. Grootman & Zoon, Deventer, voor op heden per schipper Kingman aan hen afgeleverd 100 zakken a 100 K.G. netto Totaal 10.000 20.000 /9.- „ 8.50 / 900 .. 850 / 1750 Dit register geeft aan het einde der maand gelegenheid het totaal van het verkochte in één enkelen post in het grootboek over te brengen, waarin voor de bewerkte goederen eene rekening is geopend onder het hoofd „Zwavelzure ammoniak". De journaalpost, uit den verkoop voortvloeiende, zal aan het einde der maand luiden: Debiteuren * \ H. C. Gerritsen &. Co., Zwolle . . B. C. Grootman 6. Zoon, Deventer. Aan Zwavelzure ammoniak voor 20.000 K.G. zw. amm 900,— 850 — ƒ 1750 Voor het houden van aanteekéningen, die in de hiervoor besproken boeken geen plaats konden vinden, zooals het trekken en accepteeren van wissels, het sluiten van overeenkomsten enz., hebben wij nog een register noodig, dat gewoonlijk met „Memoriaal" of „Prima nota" wordt aangeduid en waaruit aan het einde der maand eveneens journaalposten samengesteld worden. Geschiedt het trekken of accepteeren van wissels op groote 271 schaal, dan worden hiervoor weder afzonderlijke boeken aangelegd in den vorm als door de modellen no. 39 en no. 40 wordt aangegeven. Ook hieruit vloeien dan aan het einde der maand journaalposten voort. Bij het trekken van wissels heeft de inschrijving daarvan plaats in het „Remise boek", ook wel genaamd register voor „Te innen wissels". Aan het einde der maand debiteeren wij daarvoor de rekening, die onder gelijken naam in het grootboek voorkomt en crediteeren wij de personen, waarop wij getrokken hebben. Ontvangen wij wissels, die ons ter voldoening eener schuld toegezonden worden, dan volgt eveneens inschrijving in dit register en wordt de rekening „Te innen wissels" gedebiteerd en de persoon, die ze ons toezond (de remittent) gecrediteerd. Geven wij wissels, die zich in ons bezit bevinden, ter incasseering of ter voldoening eener schuld af, dan wordt daarvan in dit boek aanteekening gehouden en in het grootboek heeft een tegenovergestelde boeking plaats. Wissels, welke door ons geaccepteerd worden, boeken wij in het „Traite boek", ook wel genaamd register voor „Te betalen wissels". Aan het einde der maand maken wij een journaalpost, waarbij de personen, die op ons trokken, gedebiteerd worden en de rekening „Te betalen wissels" in het grootboek gecrediteerd wordt. De betaling der wissels blijkt uit het kasboek en wordt van daaruit in het grootboek overgeboekt. Op de fabricagerekening, die ons den kostprijs van het product moet aangeven, zijn nu reeds geboekt al de verwerkte grond- en hulpstoffen, benevens de kosten aan onderhoud enz. verbonden. Thans moeten daarop nog geboekt worden de afbeidsloonen, waarvan de betaling uit het kasboek blijkt en die in het grootboek onder het hoofd „Arbeidsloonen" zijn opgenomen. Van deze rekening worden zij overgeschreven op de fabricagerekening door middel van den journaalpost: Fabricagerekening. voor de betaalde arbeidsloonen f aan Arbeidsloonen voor overschrijving op de fabricagerekening ƒ . . . . 272 273 Remise boek. Model No. 39. Ontvangen Verval» Bedrag Betrokkene Datum Trekker. Afgegeven (geëndosseerd) No- F . I w. van den — - Aanmerkingen. Datum. van: datum- Vreemd. Koers. Ned. ct. Naam. j££ WisseL Naam. J™£ Datum. i - | 1922 1922 1 Jan. 10 B. v. d. Berg, 10 Febr. — — — ƒ 710 50 Stichtsche Bank. Utrecht. Jan. 9 B. v. d. Berg, Rotterd. — — — Rotterdam. 2 „ 11 L. Dekker a Co., 26 Jan. M. 1500 — 59,10 „ 886 50 Warschauer S. Co. Berlin. Jan. 10 L.Dekker&Co., Arnhem. Jan. 12 Stichtsche Bank. Arnhem. Traite I boek- Model No. 40. Getrokken I y^j] I Bedrag Voor rekening j van Houder. Datum van Datum j No. j f -j — van Betaald door: Aanmerkingen. Datum. door: datum, j Vreemd. Koers. Ned. ct. Naam. phits. Naam> plaats* advies- accept, toelating. 1922 1 Jan. 5 v.Hattum&Zoon, 6 Febr. — —I — ƒ 501— de trekkers. — Vlaer 6. Kol Utrecht. — 6 Jan. — — Amersfoort. 2 7 v. Stokkum S. Co., 3/d. zicht. — I — I — „ 705 20 H. de Groot Dordrecht Vlaer &. Kol id. — 8 „ 11 Jan. ons Leiden. 3 ., 8 B. Gerritsen, zicht — — — „ 203— K. v. Manen. 's Hage. Bankvereeniging 'sHage. — — 9 „ Stichtsche Bank 's Hage. 1 I r I I 18 274 Men houde hierbij nog in het oog, dat, indien aan het einde des jaars de betaaldag niet valt op den laatsten werkdag des jaars, de rekening „Arbeidsloonen" nog moet worden belast voor het in het oude jaar verschuldigd bedrag, dat op de balans als eene schuld behoort geboekt te worden. Na overschrijving der arbeidsloonen rest ons nog de bepaling van de afschrijvingen. Hierbij lette men er vooral op, dat de aard van het bedrijf medebrengt, dat de in gebruik zijnde voorwerpen aan sterke slijtage onderhevig zijn. Is in de meeste gevallen een afschrijving van 2 pCt. op gebouwen voldoende te achten, in een fabriek als de hier behandelde mag daarvoor niet minder dan 4 pCt. worden gesteld. Op ketel en pompen achten wij een afschrijving van 6 pCt. noodzakelijk en op toestellen een van 8 pCt. Bij aanneming van deze cijfers schrijven wij derhalve af: op gebouwen, 4 pCt. van ƒ 7000,— ƒ 280,— „ ketel en pompen, 6 pCt. van f 1750,— f 105,— „ toestellen, 8 pCt. van ƒ 7630,— f 610,40 De journaalpost, waarmede deze afschrijvingen in het grootboek zullen overgebracht worden, zal luiden: Fabricagerekening voor diverse afschrijvingen f 995,40 aan Gebouwen voor 4 pCt. afschrijving van ƒ 7000,— f 280,— aan Ketel en pompen voor 6 pCt. afschrijving van f 1750,— f 105,— aan Toestellen voor 8 pCt. afschrijving van f 7630,— ƒ 610,40= Na overboeking van dezen post in het grootboek, staan op de fabricagerekening alle kosten aan de fabricage verbonden. Nemen wij nu aan, dat in het geheel 301.560 K.G. zwavelzure ammoniak werd bereid en de kosten van fabricage f 26.288,49 bedroegen, dan worden deze kosten door den volgenden journaalpost op de rekening „Zwavelzure ammoniak" overgeschreven: 275 Zwavelzure ammoniak voor de kosten van productie van 301.560 K.Q. f 26288,49 aan Fabricagerekening voor overschrijving van de kosten van productie van 301.560 K.Q. zwavelzure ammoniak ƒ 26.228,49 Na boeking van dezen post zal de fabricagerekening als volgt zijn samengesteld: Debet. Fabricagerekening. Model No. 41. Credit. Voor 121663 H.L. amm. water. . ƒ 8420 70 Voor 310350 K.G. zwavel» zuur L 7758 75 Voor 30050 K.G. kalk . „ 195j- „ 200320 K.G. kolen „ 1402 24 „ Salarissen . . . . „ 2200 — „ Arbeidsloonen . . „ 3240|20 „ Onderh. gebouwen „ 490]— toestellen „ 596—: „ Laboratorium . . „ 164 80 „ Machinekamerbe* hoeften „ 155 20 ,, water en verlichting fabriek 23075 ,, Bureaubehoeften en drukwerken. . „ 27425 „ diverse kosten . . „ 165 20 „ afschrijving op ge» bouwen , 280 — „ afschrijving op ketel en pompen . . . „ 105 —j „ afschrijving op toe» stéllen „ 61040 1/26288 |49 Voor overschrijving der kosten van productie van 301560 K.G. zw. ammoniak. ƒ26288 49 Door de overschrijving, die aan de creditzijde van de fabricagerekening vermeld is, zijn de kosten van productie overgebracht op de rekening „Zwavelzure ammoniak", waarop aan de creditzijde de verkoopen geboekt zijn. Wij nemen aan, dat van de geproduceerde hoeveelheid 290.500 K.Q. 276 verkocht is voor eene som van f 29740,50, zoodat aan het einde van het boekjaar nog 301560—290500 K.Q. = 11060 K.G. in voorraad moet zijn, waarvan de waarde door ons berekend wordt tegen den kostprijs, welke blijkens de fabricagerekening T^jgf x 100 = ƒ8,721) per 100 K.G. bedraagt. De voorraad vertegenwoordigt dan eene waarde van K^q- X ƒ 8,72 = ƒ 964,43. Deze bezitting wordt op de balans en op de rekening „Zwavelzure ammoniak" geboekt, welke laatste daarvoor gecrediteerd wordt. Het verschil tusschen het totaal der debet- en der creditzijde zal de winst of het verlies aanwijzen. De rekening zal als volgt in het grootboek voorkomen: Model No. 42. Debet. Zwavelzure ammoniak. Credit. Voor de kosten van pro» Voor de opbrengst van ductie van 301560 K.G. 290500 K.G /29740 50 zwavelz. ammoniak . .ƒ26288 49 Voor overschrijving op de Voor winst , 441644 balans van de in voor» — raad zijnde hoeveelheid ~~—=11060 K.G. a f 8.72 . .„ 96443 ƒ3070493 ƒ3070493 De gemaakte winst kan tot verschillende doeleinden worden aangewend. In het hier behandelde geval veronderstellen wij, dat de fabrikant het bedrag van de winst bij zijn kapitaal voegt. De overschrijving heeft daarom plaats door den volgenden journaalpost: Zwavelzure ammoniak voor de gemaakte winst / 4416,44 x) Van dezen prijs behooren de verkoopskosten te worden afgetrokken. Daar deze bi het hier behandelde geval van weinig beteekenis zijn en wij het voorbeeld zoo eenvoudig mogelijk willen houden, is de aftrek verwaarloosd. 277 aan Kapitaal voor de gemaakte winst ƒ 4416,44 Moet de winst verdeeld worden, dan geschiedt eerst overschrijving op de rekening „Winst" in plaats van op „Kapitaal". Op de winstrekening wordt dan de wijze van verdeeling geboekt. Behalve dat de winst blijkt uit bovenstaande rekening, moet zij ook door de balans, die aan het einde van het boekjaar wordt opgemaakt, aangetoond worden. Zooals wij vroeger reeds bespraken, worden op de balans al onze bezittingen en al onze schulden geboekt. Het verschil zal gelijk moeten zijn aan het hierboven genoemde winstcijfer. Op de balans wordt aan het einde des jaars de waarde van de gebouwen, de toestellen enz. opgenomen, die na afschrijving nog in onze boeken voorkomt. In het hier behandelde voorbeeld zullen dus de gebouwen voor eene waarde van ƒ 7000,— minus f 280,— afschrijving = ƒ 6720,— op de balans gebracht worden, zoodat, na afsluiting der boeken, de rekening „Gebouwen" als volgt in het grootboek voorkomt: Model No. 43. Debet. Gebouwen. Credit. 1922 1922 Jan. 1 Voor de kosten aan op» ' Dec. 31 Voor 4 % afschrijving ƒ 280 — richting verbonden . ƒ 7000 — „ de waarde op de balans „ 6720 — / 7000— / 7000 — De rekeningen „Ketel en pompen" en „Toestellen" zullen soortgelijke posten bevatten. 278 De balans zelf zal onderstaande vorm kunnen hebben: Model No. 44. Debet. Balans op 31 December 1922. Credit. Folio Folio groot* groot» bock. boek. 2 Grond / 5000— f" Kapitaal ƒ26380 — 3 Gebouwen *) 13 Crediteuren „ 2155 24 (/ 7000. ƒ 280.— =). „ 6720 — 30 Winst „ 4416 44 4 Ketel en pompen \ (ƒ1750. /105.— =). „ 1645 — \ 5 Toestellen \ (ƒ 7630. / 610.40 =). „ 7019 60 \ 6 Kas „ 232080 \ 7 Ammoniakwater „ 120 40, \ 8 Zwavelzuur. „ 200 — \ 9 Kalk „ 40 20 \ 12 Kolen „ 175 30, \ 18 Machinekamerbehoeften. „ 75 80j \ 21 Zwavelzure ammoniak... „ 96443 \ 22 Debiteuren „ 1270 15 \ 23 Kasvereeniging „ 7400— \^ |l/32951|68l | ƒ32951168 Bij de waardebepaling der grond- en hulpstoffen stuit men dikwijls nog op andere moeilijkheden dan wij reeds vroeger bespraken. Bij leveringen per waggon geschiedt het toch meermalen, dat de netto gewichten niet geheel overeenkomen met de hoeveelheden, die men betaalt. Gewoonlijk levert een waggon kolen, waarop blijkens den vrachtbrief 10.000 K.G. geladen is, iets meer of minder uit en dit meerdere of mindere is oorzaak, dat de prijs van aankoop eene wijziging ondergaat. Het eenvoudigste is de verwerkte hoeveelheden gedurende het boekjaar telkens te berekenen tegen den prijs 1) Indien de afgeschreven bedragen niet van de waarde der activa werden afgetrokken doch op de rekening „Afschrijvingen" werden geboekt, zouden de „Gebouwen", „Ketel en pompen" en „Toestellen" voor de oorspronkelijke waarde van resp. ƒ 7000,—, ƒ 1750,— en ƒ 7630,— of de balans gebracht worden en zou men aan de creditzijde een rekening „Afschrijvingen" aantreffen, waarop de afgeschreven bedragen, ƒ 280,—, ƒ 105,— en ƒ 610,40 totaal ƒ 995,40 geboekt waren. 279 van aankoop en eventueele verschillen aan het einde des jaars te verrekenen. Heeft de overschrijving der verwerkte stoffen eerst aan het einde des jaars plaats, dan kan men door het bepalen van den gemiddelden kostprijs der gekochte materialen, de verschillen te gelijk opheffen. § 3. Het gebruik van de door de boekhouding verschafte gegevens. Zooals wij uit de fabricagerekening kunnen zien, is het doel der boekhouding bereikt, daar deze rekening ons den kostprijs van het geproduceerde artikel levert. Hiermede moeten wij ons echter niet tevreden stellen. De fabricagerekening kan ons nog meer leeren en wij moeten de gegevens, die zij ons verschaft, nuttig gebruiken, iets, wat helaas! in vele zaken verzuimd wordt. Men bepaalt zich somtijds alleen tot het vaststellen van de resultaten, zonder nauwkeurig na te gaan, waardoor deze verkregen zijn, of welke voor- en nadeelige invloeden zich daarbij hebben doen gelden. De door ons gevolgde wijze van boekhouden stelt ons in staat in bijzonderheden na te gaan, waardoor de kostprijs gevormd is. Vergelijken wü deze gedetailleerde kosten met die van een voorgaand jaar, dan zullen wij terstond den aard eener eventueele stijging of daling van den kostprijs kunnen aanwijzen en daaruit kunnen afleiden, of toegepaste wijziging in het pröces, aanwending van nieuwe werktuigen, of gebruikmaking van nieuwe vindingen gunstige resultaten hebben afgeworpen, of dat de gewijzigde kostprijs moet worden toegeschreven aan inkrimping of uitzetting van de productie. Om dezelfde reden moet men zich in fabrieken niet tevreden stellen met de kennis van den kostprijs van een voorwerp in zijn geheel, maar moet ook de prijs van de verschillende onderdeelen, waaruit het is samengesteld, worden vastgesteld. 1) Is de fabriek van grooten omvang, dan zullen veel meer becijferingen dienen te worden gemaakt dan hier thans volgen. Men zal zijn *) Emile Qarcke & J. M. Factory Accounts. „It is not only Important to know the cost of any particular part, or of any particular process of manufacture. Localization of cost should be carried as far as possible, so that the varying rates of realizable profit on parts may be known, and the pressure to minimise cost of production be applied in the right direction. The tendency to the specialization of labour has grown, and is growing, with the extention of the factory system, and 280 waarnemingen en becijferingen daar op veel uitgebreider schaal moeten doen, omdat dan elk onderdeel der fabriek van grooter beteekenis wordt en meer invloed op de resultaten zal kunnen uitoefenen. Het kan dan noodig worden, dat een afzonderlijke afdeeling wordt gesticht, die speciaal belast is met het verzamelen van bedoelde gegevens. In verband hiermede wordt verwezen naar Hoofdstuk XI „Bedrijfsstatistiek". In de eerste plaats zien wij uit de fabricagerekening, dat de bijzon¬ dere kosten worden gevormd door: het verbruikte ammoniakwater ten bedrage van ... ƒ 8420,70 „ „ zwavelzuur „ „ „ ... - 7758,75 de „ kalk „ „ „ . . . - 195,— Grondstoffen. . . ƒ 16374,45 direct productieve arbeidsloonen - 3240,20 ƒ 19614,65 Bedrijfskosten: Kolen ten bedrage van f 1402,24 Onderhoud gebouwen „ „ „ - 490,— „ toestellen „ „ „ - 596,— Machinekamerbehoeften „ „ „ - 155,20 Water en verlichting fabriek „ „ „ - 230.75 Afschrijvingen „ „ „ - 995,40 ƒ 3869,59 Bijzondere kosten ƒ23484,24 De algemeene kosten bestaan uit: Salarissen ten bedrage van f 2200,— Laboratorium „ „ „ - 164,80 Bureaubehoeften en drukw. „ „ „ - 274,25 Diverse kosten „ „ „ - 165,20 ƒ 2804,25 Totaal ƒ 26288,49 the economy thereby induced, can only be rendered thoroughly effective by a complete analysis of costs." Dezelfde schrijvers wijzen op eene uitspraak van Charles Babbage in zijn werk „On the Economy of Machinery and Manufactures." „One of the first adventages, which suggests itself as likely to arise from a correct analysis of the expense of the several processes of any manufacture, is the indication, which it would furnish of the course in which im- 281 De bedrijfskosten vormen dus van de direct productieve loonen De algemeene kosten vormen van de bijzondere kosten UI * m - »* •» Maakt men ook in de volgende jaren deze berekeningen, dan zal men zonder moeite kunnen nagaan, welken invloed uitbreiding of inkrimping der productie, vermeerdering of vermindering in prijs van een der grond- of hulpstoffen, verhooging van arbeidsloonen enz. op den kostprijs heèft uitgeoefend. Men zal de kosten ook kunnen splitsen in veranderlijke en onveranderlijke en ook de kosten van verkoop, die in het hier behandelde voorbeeld van weinig beteekenis zijn, kunnen verzamelen, ten einde bij het maken van offerten^ waardoor men veronderstelt, dat de geraamde productie zal worden overschreden, te kunnen beoordeelen of er aanleiding is den verkoopsprijs lager te stellen. Waar wij hier te maken hebben met een fabriek, waarin slechts één product gemaakt wordt, kan men den kostprijs gemakkelijk op andere wijze splitsen, waardoor nog beter de invloed van veranderde omstandigheden blijkt en het overzicht over de verschillende kosten met hun invloed op den kostprijs duidelijker uitkomt. Men kan n.1. berekenen welk procent van den kostprijs elk der bijzondere kosten en der algemeene kosten uitmaken. Stelt men de zoo gevonden procenten .over eenige jaren naast elkander, dan krijgt men een duidelijk beeld van den invloed, die elk der kosten op den kostprijs in die jaren uitgeoefend heeft. Een dergelijk overzicht is van het hoogste belang, omdat men naar de reden, die eene vermeerdering of vermindering van den kostprijs provement should be directed. If any method could be contrived of diminishing by one-fourth the time required for fixing on the heads of pins, the expense of making them would be reduced about thirteen percent; whilst a reduction of one half the time employed in spinning the coile of wire out of which the heads are cut, would scarcely make any sensible difference in the cost of manufacturing the whole article. It is therefore obvious, that the attention would be much more advantageously directed to shortening the former than the latter process." En zij voegen er aan toe: „The fact that since this passage was written the process of manufacturing pins has been shortened and cheapened in the way referred to, serces to bring into clear reliëf the truth of the principles enunciated by the writer." 282 veroorzaakte, niet behoeft te zoeken, maar onmiddellijk kan aanwijzen, welke kosten tot rijzing of daling aanleiding gaven. Indien men de oorzaak kent, zal het van de omstandigheden afhangen, of daarin door den fabrikant wijzigingen kunnen worden aangebracht, maar in elk geval behoeft hij niet in het onzekere rond te tasten. Bij toepassing van de hier bedoelde berekening zien wij, dat de kostprijs als volgt gevormd is: door het ammoniakwater voor het zwavelzuur „ de kalk „ de arbeidsloonen ,, de kolen „ het onderhoud van gebouwen „ „ „ „ toestellen „ de machinekamerbehoëften * „ water en verlichting „ de afschrijvingen „ „ salarissen „ het laboratorium de bureaubehoeften en drukwerken „ „ diverse kosten „ Totaal ... 100 pCt. Ook op andere wijze kan een overzicht van de productiekosten verkregen worden en daaraan wordt, niet zonder reden, de voorkeur gegeven. Men kan n.1. uit de cijfers, door de fabricagerekening verstrekt vaststellen, welk bedrag de verschillende kosten in den kostprijs hebben bedragen. In de eerste plaats vinden wij dan, dat de kostprijs ad f 8,72 bestaat uit: 32,03 pCt. 29,51 „ 0,74 „ 12,32 „ 5,33 „ 1,86 „ 2,27 „ 0,59 „ 0,88 „ 3,79 * 8,37 „ 0.63 „ 1,05 „ 0,63 „ 16574,45 301560 3240,20 301560 5869,59 301560 2804,25 301560 X 100 = f 5,43 grondstoffen. X 100 = f 1,08 direct productieve loonen. X 100 = f 1,28 bedrijfskosten x 100 = f 0,93 algemeene kosten. Totaal f8,72. 283 De verdeeling is intusschen veel verder door te voeren en dan vinden wij, dat de kostprijs voor / 2,792 bestaat uit ammoniakwater -2,573 „ „ zwavelzuur -0,065 „ „ kalk -1,075 „ „ arbeidsloonen -0,465 „ „ kolen -0,163 „ „ onderhoud gebouwen -0;198 „ „ „ toestellen -0,052 „ „ machinekamerbehoeften - 0,077 „ „ water en verlichting -0^330 „ „ afschrijvingen -0,730 „ „ salarissen - 0,054 „ „ onkosten laboratorium -0,091 ,-, „ bureaubehoeften en drukwerken -0,055 „ „ diverse kosten Totaal ƒ 8,72 Gelijke berekeningen kunnen gemaakt worden over 100 K.G. van de verwerkte grondstof. Zoo zouden wij hier de kosten nog wel kunnen verdeelen over 100 H.L. van het verwerkte ammoniakwater, doch daar dit hier van minder waarde is, laten wij dit achterwege en vertrouwen overigens, dat elke fabrieksboekhouder, na aandachtige overweging van een en ander, de voor zijn doel meest geschikte wijze van berekening zal kunnen vinden. Behalve bovenbedoelde berekeningen, die geheel van financieelen aard zijn, moeten in fabrieken nog eene menigte becijferingen van technischen aard gemaakt worden. In de hier behandelde fabriek zal men bijv. geregeld moeten nagaan, hoeveel ammoniakwater, zwavelzuur en kalk noodig waren ter verkrijging van 100 K.G. zwavelzure ammoniak, hoeveel K.G. kolen werden verbruikt per 100 H.L. ammoniakwater en per 100 K.G. zwavelzure ammoniak, het stikstof-, vrij zuur- en watergehalte enz. Ter bevordering van het overzicht vervaardige men van de gevonden cijfers eene grafische voorstelling, waardoor met een oogopslag stijging en daling opgemerkt wordt. 284 Gewoonlijk zullen dergelijke becijferingen door het technisch personeel gemaakt worden. Dit neemt echter niet weg, dat elke degelijke boekhouder zich op de hoogte van een en ander moet stellen, omdat deze berekeningen in het nauwste verband staan met de resultaten, die door het bedrijf verkregen worden. Voor het overige verwijzen wij nog naar Hoofdstuk XI „Bedrijfsstatistiek". HOOFDSTUK VII. De boekhouding eener Gasfabriek. In de voorgaande bladzijden gaven wij een overzicht van de boekhouding eener fabriek, waarin één enkel product vervaardigd werd, zonder dat daarbij nevenproducten ontstonden; derhalve van een bedrijf in zijn eenvoudigsten vorm. Thans zullen wij de inrichting der boeken van eene fabriek geven, waarin wel is waar ook slechts één enkel product vervaardigd wordt, doch waarbij het productieproces eenigszins samengestelder is en aanleiding geeft tot het ontstaan van eenige bijproducten. ;Wij hebben hier eene gasfabriek op het oog. Zooals bekend is, wordt het lichtgas gewoonlijk door droge distillatie van steenkolen verkregen. De kolen worden daartoe in retorten van vuurvast materiaal, welke in ovens ingemetseld zijn, sterk verhit, waardoor het gas vrij komt. De kwaliteit der kolen speelt, evenals de soort der ovens en retorten, bij dit proces een groote rol. Bij den aankoop der kolen is het daarom geraden vast te stellen hoeveel procent vluchtige bestanddeelen zij moeten bevatten naast het gehalte aan asch, water en zwavel. Voldoen zij niet aan de daarvoor gestelde normen, dan zal een aftrek in evenredigheid van de mindere waarde behooren te geschieden, terwijl, indien de kolen beter zijn dan als minimum werd gesteld, een toeslag op den prijs zal moeten worden gegeven. Het gas, dat met allerlei stoffen verontreinigd en niet direct voor het gebruik geschikt is, wordt door middel van een exhauster uit de retorten gezogen en komt in een zich langs de ovens bevindende buis (hydraulic main). Hier laat het gas een deel van het teer, waarmede het bezwangerd is, achter en wordt vervolgens naar de condensors gevoerd, waar het gas wordt afgekoeld en weder een deel 286 van het teer achter laat. In de zoogenaamde Pelouze wordt de rest van het teer terug gehouden. Ten einde het gas te zuiveren van het zich daarin bevindende ammoniakgas, wordt het met water gewasschen in de scrubbers, waardoor het ammoniakwater ontstaat. Van de verdere onreinheden wordt het gas ontdaan, door het te doen stroomen door groote kisten, welke in het zuiverhuis zijn opgesteld, en waarin zich kalk of ijzeraarde bevindt. Hier laat het gas zwavel, cyaan en stikstof achter. Het is alsdan voor het gebruik gereed, wordt gemeten en in de gashouders bewaard, waaruit het voor de consumptie kan worden afgeleverd. De kwaliteit van het gas, lichtsterkte, calorische waarde enz., worden voortdurend in het laboratorium onderzocht. In de retorten blijft cokes achter en zet zich gewoonlijk aan de wanden een harde zelfstandigheid af, bestaande uit koolstof, het zoogenaamde grafiet, dat van tijd tot tijd wordt verwijderd, en verzameld. Bij de fabricage van het gas ontstaan derhalve als bijproducten, cokes, grafiet, koolteer, ammoniakwater en afgewerkte ijzeraarde (kalk), terwijl de vuren der ovens als afval sintels leveren. In sommige fabrieken wordt het cyaan uit het gas gewasschen en verwerkt tot ferro cyaankalium of -natrium en als zoodanig verkocht. De cokes welke is ontstaan, wordt gèdeeltelijk gebruikt voor verhitting der ovens, terwijl de rest kan worden verkocht. Gewoonlijk wordt een gedeelte gebroken en ontstaat de zoogenaamde geklopte cokes, parelcokes en het ziftsel. Een deel der cokes wordt ook wel gebruikt voor het maken van cokes- of watergas en hierop komen wij nader terug. Het koolteer wordt meestal niet door de gasfabrieken verwerkt, doch in ruwen staat verkocht even als het grafiet. Het ammoniakwater daarentegen wordt in vele fabrieken zelf verwerkt tot ammonia liquida of tot zwavelzure ammoniak. De ijzeraarde wordt van tijd tot tijd uit de zuiverkisten genomen, geregenereerd en weder gebruikt. Dit kan gewoonlijk eenige keeren herhaald worden. Daarna is zij echter niet meer voor de Zuivering geschikt, doch vertegenwoordigt dan somtijds een grooter waarde dan de kosten van aankoop bedroegen, amankelijk van het gehalte aan zwavel, cyaan en stikstof dat is opgenomen. De afgewerkte aarde wordt als regel niet zelf verwerkt, doch aan chemische fabrieken verkocht. 287 In vele fabrieken geschiedt het laden en ledigen der retorten machinaal en worden de kolen, cokes enz. door transportinrichtingen aan- en afgevoerd. Zoowel hiervoor als voor andere machines en werktuigen is de opwekking van stoom of electriciteit noodig, tenzij deze laatste van buiten af wordt betrokken. Van de grootte en de inrichting der fabriek zal het afhangen in welke onderdeelen de boekhouding zal worden gesplitst, doch uit het bovenstaande zal men wel begrepen hebben, dat zij zoodanig moet worden ingericht, dat duidelijk blijke, welke kosten, behalve voor grondstoffen, noodig waren voor: het stoken van het gas, het afkoelen en zuiveren, de opwekking van beweegkracht, de bediening van machines en transportinrichtingen, de bewerking en de aflevering van de bijproducten en eventueel de verwerking van een of meer bijproducten, terwijl de opbrengst van elk der bijproducten afzonderlijk geboekt moet worden. De kosten aan onder• zoek op het laboratorium, het onderhoud van ovens, gebouwen, toestellen, transportmrichtingen, leidingen, gereedschappen, instrumenten enz. behooren eveneens, nauwkeurig, en zooveel mogelijk gesplitst, te worden aangeteekend, ten einde van alle kosten een juist overzicht te kunnen verkrijgen. Nadat het gas in de gashouders op de fabriek gekomen is, moet het gedistribueerd worden. Hiervoor is een hoofdbuizennet noodig met zijtakken (dienstleidingen) die het gas in de woningen der verbruikers brengen, waar de hoeveelheid verbruikt gas, door middel van gasmeters gemeten wordt, terwijl het gas, dat ten dienste der openbare verlichting geleverd wordt, meestal in verband met de soort branders en het aantal brandingsuren berekend wordt. De kosten welke voor de distributie van het gas noodig zijn, zijn meestal belangrijk en worden gewoonlijk verhoogd door lekken en condensatie in het buizennet. Het plaatsen en ruilen van gasmeters, het opnemen, vullen en onderhoud daarvan, onderhoud van het buizennet, het incasseeren van de gelden enz., vormt een verder deel der kosten, die aan de distributie en verkoop van het gas verbonden zijn. Uit het bovenstaande zal men wel reeds hebben afgeleid, dat de kostprijs van het gas in twee hoofdgroepen verdeeld behoort te worden, n.1. in die, welke verbonden zijn aan de fabricage van het gas en in die welke uit de distributie en den verkoop voortvloeien. De administratie zal derhalve zoodanig moeten worden ingericht, dat duidelijk uitkomt: 288 a. welke prijs het gas kost in den gashouder op de fabriek; b. welke prijs het gas kost, geleverd in den gasmeter bij den verbruiker. De distributiekosten hebben n.1. met de eigenlijke fabricagekosten niets uit te staan en door deze streng gescheiden te houden van de overige kosten zal men bij eventueele wijziging van den kostprijs van het gas onmiddellijk kunnen vaststellen of de oorzaak daarvan binnen of buiten de fabriek gezocht moet worden. In verband met bovenstaande gegevens kunnen wij thans de boeken inrichten. Wij stellen ons daarbij voor eene in werking zijnde fabriek te hebben overgenomen, waarvan de bezittingen en schulden uit den volgenden inventaris blijken: Actief. Grond ƒ 60.750,— Gebouwen en leidingen in gebouwen . - 260.600,— Ovens -240.500,- Gashouders -315.500,— Stoomketels - 5.400,— Machines en werktuigen - 150,700,— Gereedschappen - 90.400,— Buizennet en dienstleidingen .... - 390.500,— Gasmeters - 61.200,— Gas, voorraad 8610 M3 - 340,— Steenkolen, 4.350.000 K.G. a f 8,— . . - 34.600,— Ijzeraarde, 15.000 K.G - 900 — Magazijn, volgens gespecif. staat . . - 10.100,— Cokes, 39.000 H.L. a f 0.30 . .... - 11.700,— Koolteer, 47.560 K.G. a f 1.20 ... - 570,72 Afgewerkte ijzeraarde, 20.000 K.G. a/3,- - 600,- Gasverbruikers - 45.015,— Debiteuren - 2.500,— Kas - 20.430,10 Totaal actief /1.702.305,82 Passief. Crediteuren Kapitaal - 102.305,82 ƒ 1.600.000,— 289 Voor elk der bovengenoemde bezittingen en schulden openen wij in het grootboek eene rekening, die, voor zooverre het bezittingen betreft, voor de genoteerde waarde gedebiteerd wordt, voor zooverre het schulden en het kapitaal betreft, gecrediteerd wordt. Hierdoor hebben wij reeds een groot aantal rekeningen, die wij noodig hebben, in het grootboek geopend. De grond- en hulpstoffen worden geboekt op de rekeningen „Steenkolen", „Ijzeraarde" en „Magazijn", de bijproducten op de rekeningen: „Cokes", „Koolteer", „Ammoniakwater", „Afgewerkte Ijzeraarde" en „Grafiet". Indien voor de verhooging der lichtsterkte van het gas benzol, benzine, Cannel kolen of eenig ander artikel wordt gebruikt, moet ook voor elk dezer eene afzonderlijke rekening geopend worden. Verder is het openen der volgende rekeningen noodzakelijk: „Arbeidsloonen", „Salarissen", „Bureaubehoeften en Drukwerken", Kosten van gasonderzoek" (laboratorium), verschillende rekeningen voor onderhoud als: „Onderhoud gebouwen", „Onderhoud toestellen", „Onderhoud machines", „Onderhoud gereedschappen", „Onderhoud buizennet", „Onderhoud diensthuizen", „Onderhoud gasmeters", „Kosten voor het plaatsen van meters", enz., terwijl de kosten aan de zuivering van het gas verbonden, geboekt worden op de rekening „Gaszuivering". Reeds vroeger wezen wij er op, dat het voor een groote fabriek gewenscht zal zijn, in het grootboek slechts één rekening „Onderboud" te openen en in een afzonderlijk grootboek de onderhoudskosten op verschillende rekeningen uitvoerig aan te teekenen. De rekeningen, welke daarin naar gelang van omstandigheden geopend zullen moeten worden, zijn aangegeven op den staat model no. 47, ■waarmede ook de verdeeling der arbeidsloonen verband houdt. Deze zullen verdeeld moeten worden overeenkomstig de in staat no. 48 aangegeven hoofden. Vóór wij overgaan tot verdere bespreking der rekeningen, zullen wij eerst de hulpboeken, die noodig zijn om de rekeningen naar behooren te kunnen houden, behandelen. Voor een goede controle op de aangevoerde kolen is, indien zij per waggon op de terreinen worden aangevoerd, het houden van het reeds vroeger besproken waggonboek (zie model no. 2), eene vereischte. In dit register wordt bovendien aangeteekend, naar welke loods of opslagplaats de kolen vervoerd zijn, ten einde in het magazijnboek, dat uitsluitend hiervoor aangelegd wordt, in verschillende 19 Kolenboek. 290 AANGEVOERDE KOLEN. A". 1922. 291 GEDISTILLEERDE KOLEN. Model No. 45. 1 —1 Consolidation. Consolidation. Gr. Bism. Dahlbusch. Dahlbusch. . Consolidition. Consolidation. Gr. Biim. Dahlbusch. Dahlbusch. Datum- IS L^T I ug. veel.' I Lig. v«f.' I Lig. ïÈ Lig. Aanmerkingen. Datum. I Ho I " iw Hoeveel. I ~ Hoeved. I heid in plaats, heid in plaats, i heid in i plaat., heid in plaats, heid in plaats. . h"dr UgP*****- J>«d LigplaaU. . heid Ligplaat.. heid Ligplaats. heid Ligplaats- | K.G. K.G. j | K.G. | K.G. | K.G. II I | | m m | 1922 1922 Voorraad 1120000 Loods A 850000 Loods B 975000,Loods C 1004000, Loods D 401000, Loods E Voorraad 1 Jan. . 4350000 K.G. I Januari. 1 25000 Loods A 131815 Loods B — Loods C 12275 Loods D — Loods E Januari 4 - .. 105685 .. - .. - .. - .. pTOÖboS. " 2 -É " 50335 ■• «WW 5 — „ — „ 70M0 „ — ,. 77550 „ Consolidation . . 2585030 „I „ 3 814S0 „ „ 86287 „ — „ _ 6 — „ 75465 „ 70885 „ — ,, „ Gr-Bism • ■ • 1466165 "I ., 4 96585 ., • — „ 62690 „ _ 8925 Dahlbusch . . . 707075 „ I „ 7 — ,, — „ — „ 90700 — „ 5 — „ 85460 „ 12675 „ _ . 60945 9108270 K.G. 8 — „ 32845 ,. — „ - „ „ verbruikt . . .4964622 „I - 6 55435 •• "* ■• 27860 ■■ 34714 . 40070 enz. van 9/31 - ,. 2571035 ,. 1324840 ,. 236330 „ 302495 ., Voorr«d 1 Febr. 4143648 K.G. " 7 70260 •■ ~ - *>™ Beschikb. 1120000 3435030 2441165 1331030 781045 8 62605 „ „ 49675 „ 48372 „ — , Verbruikt 843195 1205*05 1779500, 733217 353005 „ 9/31 450705 „ . 918095 „ 1337661 „ 687856 „ 243065 Voorraad 842070 1205705 1779500 783217 353005 31 Januari 276805 2229325 661655 547813 428040 Smederij. 1125 Totaal 843195 1205705 1779500 783217 353005 1 I I =____ 292 kolommen de aangegeven hoeveelheden te kunnen noteeren, waarbij zooveel mogelijk de verschillende soorten uit elkander worden gehouden. Dit register wordt in debet en credit gevoerd. Gedebiteerd voor de ontvangen hoeveelheden, gecrediteerd voor de ter verwerking afgegeven partijen. Het verschil tusschen de totalen der debet- en creditzijde zal de beschikbare hoeveelheid van elke soort aangeven. Dit boek kan tevens als inkoopboek dienst doen (zie model 45). Model No. 47. Specificatie Onderhoud. Kantoorgebouwen.- Gereedschappen: Woonhuizen. „ stokers. Gebouwen (werkplaatsen). „ fitters. Stokerijgebouwen. „ metermakers. Stoomketelhuizen. „ buisleggers. Machinegebouw. Buizennet fabriek. Zuiverhuizen. Waterleidingen. Overige gebouwen. Stoomleidingen. Hekken en omheiningen. Teerleidingen. Ovens. Ammoniak waterleidingen. Retorten. Benzineleidingen. Trekmachines. Gasverlichting fabriek. Laadmachines. Sporen. Hydraulische Mains. Bestrating. Scrubbers. Rioleering. Pelouze Teerreservoirs. Condensors. Reservoirs voor carburatiemiddelen. Carburatietoestellen. Diversen. Zuiverkisten. Buizennet buiten de fabriek. Gashouders. Meters Laboratoriumtoestellen. Muntmeters Kolentrinsportinrichting. Leidingen en toestellen voor munt» Cokes „ „ meters. Stoomketels. Dienstleidingen. Exhausters. Lantaarns en lantaarnpalen openbare Pompen. verlichting. Cokesbreekmachines. Dienstleidingen openbare verlichting. Transportwagens Gloeilichtkousjes „ Weegbruggen- Gereedschappen Model No. 48. Specificatie van Arbeidsloonen. Aanleg en uitbreiding. Onderhoud. (Nader te verdeelen, overeenkomstig de split sing van onderhoud.) ■ Stookloonen. Kolentransport voor de stokerijen. Bediening machines en stoomketels. Opslag Kolen (Duitsche). „ „ (Engelsche). Opslag ijzeraarde. Cokes. Mechanisch Cokestransport. Parelcokes. Cokesziftsel. Gaszuivering. Diverse kosten fabricage. Bediening bad» en schaftinrichting. Plaatsen en wegnemen van meters. „ ,, n » muntmeters. Diverse onkosten. Lantaarnbediening Openb. verlichting. Fitterijwerk. Register van per schip aangevoerde kolen. Model No 46. Aankomst ' I voor den wal. Naam van Naam en Inhoud. Tijd van lossing. — - woonplaats _ Hoercei» p - —H Uitgeloste Aanmer. . IT . . .. ' ,. van den heid Begonnen. Geëindigd, hoeveelheid kineen Datum. Uur. het schip denschipper leverancier Soort- vol*ens i r— noe>eemeia- Kingen. cognosse. Datum. Uur, D>tum. Uur. ,„IM 1 I f ment. | | | 1922 10 Jan. lOv.m. „Vertrouwen" P. Bruin Steenkolen Dahlbusch 400 ton 11/1 6v.m. 13/1 5n.m. 401250 K.G. — Handels. Ver. - 294 Indien de kolen per schip worden aangevoerd, is wijziging van dit register in dier voege noodig, dat daarin afzonderlijke kolommen behooren te zijn, waarin de naam van schipper en schip ingevuld kunnen worden. Het waggonboek (model no. 2) zal dan ook vervangen of aangevuld moeten worden met een register, dat alle per schip aangevoerde kolen vermeldt en waarin, naast de op het cognossement vermelde hoeveelheid, het uitgeloste kwantum, datum van aankomst en lossing enz. aangeteekend behoort te worden (zie model no. 46). Alle inkoopen van goederen, die in het magazijn opgeslagen worden, boekt men in het „Inkoopboek voor magazijngoederen". Indien de in de kolom „Totaal" vermelde bedragen maandelijks worden opgeteld, levert het eindbedrag de som, waarvoor de rekening „Magazijn" moet worden gedebiteerd en de rekening „Crediteuren" gecrediteerd. Een model van een inkoopboek voor magazijngoederen laten wij hier volgen: Inkoopboek Magazijngoederen. Model No. 49. I Ö . j Naam Omschrijving der * « N- « >^ Bochten 8° I, %' - * ° 9 Bochten o § °. i» 04 o r- IJzeren buis o ~* ■** 8/ » vo C; o q IS 8 8 erf i 2 ^ 2 8 < o 3'3L, • ,* _ ™n8- Bedrag. 0i |« • |d lal » ff §■ g. I g g-g S.g* £ |.3 £ drag. W o. Rekening. Crediteur. | Bedrag, ff Bedrag. | . Bedrag. | Bedrag. ■ 2. 2 •S1 P 2.n 3:8 p S , S. ere 8 n I || |p| ]b |pj j_j f ' I &■ 1 p [ ~tt II F [ y |- 1 Daglijst der werklieden van 1—7 Januari 1922. Model No. 59. Volgnummer. Namen der werklieden. 1 P. Vermeulen 2 G. de Groot 3 C. Leeuwerik enz. 101 A. Bergsen 102 L. B. Evertsen 103 B. Dalfsen 104 B. Berger Verder volgen de namen van de overige werklieden. c. li Transport. Kolen. Stookloonen. kolenloonen. Iosloonen. Machines. Zuivering. Beroep. |M D W D|V ZZMDWD V Z z|mDw|dVz|^M:DWDVZ Z m|d|w| D | V j Z I Z Totaal uren of dagen. Loon per uur of per week. Bedrag van het weekloon. Stoker 1111111 --)-- 7 J 12.50 f lllso 111111 'l-_ ^ T — — — 7 „12.50 „ 1250 11-1111 7 „12.50 „ 12 50 Machinist — — 1 1111111 „ 15._ „ 15 _ Sjouwer - 9 11} 5} - 1 26 „ 0.15 „ 3 90 Ut 11} 11} 11} 46 „ 0.15' „ 6 90 10 10 101010 — 1010 70 „ 0.15 „ 10 50 | .. 53941 Totaal f 613 21 7 y 12.50 j 12)50 7 „ 12.50 „' 12,50 7 „ 12.50 „ 12 50 „15.—I „ 15 — 26 „ 0.15 „ 3 90 46 „ 0.15 J „ 6 90 70 ,, 0.15 „ 10 50 | .. 539 41 ^ H 0 f- I k Na,men Stookloonen. koleXonen. Iosbonen. Machines. Zuivering. -| Z\ 2 der t> 6» 1—• n bedrag I w«kl£_., Ber°ep- i~p 1 -~ _lg h ™fi 3 . d 2 weekloon. S M D W D V ZZMDWDVZZMDWDVZZMDWDVZZMDWDVZZ o 8*| 1 P. Vermeulen Stoker 111111 lj- j 7 j 12.50 I f ui» 2 G.deGroot ,. 111111 1-- --— r 7 „12.50 „ 12 50 3 C. Leeuwerik „ 11-111 1--- ] j ,„12,50 „ 12 50 enz. 101 A. Bergsen Machinist • 1 1111111 „15— „ 15 _ 102 L.B. Evertsen Sjouwer -911}5}-| : . 26 „ 0.15 „ 3 90 103 B. Daltsen „ 11} 11} Ui lli 46 „ 0.151 „ 6 90 104 B. Berger ., 10 10 101010 -1010 70 „ 0.15' „ 10 50 Verder volgen de ! _ „1, namen van de overige werklieden. Totaal ƒ 613 21 Daglijst der werklieden van 1—7 Januari 1922. Model No. 60. 1 2 3 4 5 Stookloonen. Transport- Kolenlosloonen. Machines. Zuivering, kolenloonen. ! Volgnummer. Namen Maandag. Dinsdag. Woensdag. Donderdag. Vrijdag. Zaterdag. Zondag. der Beroep. werklieden. 12345 12 345 12345 123451 2 34 5 1 2 3 4 5 1235 5 Totaal oren of dagen. Loon per uur of per week. *S 9 1 B. Vermeulen Stoker 1 1 1 1 1 1 1 7 ƒ 12.50 ƒ 12 50 2 G. de Groot „ 1 1 1 1 1— -1 1 7 „ 12.20 ,. 12 50 3 C. Leeuwerik „ 1 1 1 1 1 1 1 7 „12.50 „ 1250 101 A. Bergsen Machinist 1 1 1 1— 1— — — 1— 1— 7 „ 15.— „ 15 — 102 L. B. Evertsen Sjouwer — 11} —5} 26 „ 0.15 „ 3 90 103 B. Dalfsen „ 11} 11} 11}— —11} 46 „0.15 „ 6 90 104 B. Berger „ -10 10 is 10 —10 - 10 10 70 ., 0.15 „ 10 50 Verder volgen I . „ 539 41 de namen der overige werklie. Totaa, f ^ j, den. < > s1 .? II fö* Namen . Maandag. Dinsdag. Woensdag. Donderdag. Vrijdag. Zaterdag. Zondag. ^ g Bedrag | der Beroep. g g van het S werklieden. 8 Se weekloon S 12345 12345 12345 12345 12 34 5 12345 1 2 3 5 5 S.-"*S 1 B. Vermeulen Stoker 1 1 lj 1 . 1 1 1 7 ƒ 12.50 ƒ 12 50 2 G. de Groot „ 1 1 1 1 1— -1 1 7„ 12.20 ,. 12 50 3 C. Leeuwerik „ 1 1 1 1 1 1 1 7 „12.50 „ 12 50 101 A. Bergsen Machinist 1 1 1 1— 1— — — 1— 1— 7 „ 15.— „ 15 — 102 L. B. Evertsen Sjouwer 11} —5} 26 „ 0.15 „ 3 90 103 B. Dalfsen „ 11} 11} 11}— —11} 46 „0.15 „ 6 90 104 B. Berger „ -10 10 is 10 — 10 - 10 10 70 .,0.15 „ 10 50 Verder volgen I . „ 539 41 de namen der overige werklie. Totaa, f ^ 2, den.1 Loonlijst der werklieden van 1—7 Januari 1922. Model No. 61. NAMEN. Beroep. Arbeidsloonen. Aantal werkuren of dagen voor Zuivering. Bediening machines. KolenTlosloonen.I Transport» kolenloonen Stookloonen Totaal der uren of dagen. Stooklooner iedrag der arbeidsloonen voor Bediening machines Kolenlosloonen. Transport* kolenlooner Zuivering. Totaal der arbeidsloonen. Aanmerkingen. p. week || | H j 1. B. Vermeulen stokef / 12150 7 — — — — 7 / 12 50 — — / 12 50 2. G. de Groot id. „ 12 50 7 _____ 7 „ 12 50 „ 12 50 3. C. Leeuwerik id. „ ,12 50 7 — — — _ 7 „ 12 50 „ 12 50 101. A. Bergsen machinist „ 151— — — —.7 — 1 7 ƒ15 , 15 _ p. uur 102. L.B. Evertsen sjouwer f 015 — 26 — — — 26 ƒ 390 390 103. B. Dalfsen id. ,. 015; — — — — 46 46 ' ƒ 6 90,, 690 104. B. Berger id. „ 0^5 — 50 20 — — 70 I „ 7 50 ƒ 3 —1 „ 1050 „ 381955 ,, 68 80,, 18 6l!„1965s „ 50 39,, 539 41 Op gelijke wijze vol J gen de namen der. Totaal ƒ 419455 / 80 20 / 21i61 ƒ 34658 / 57 29 ƒ 613 21 overige werklieden. I j | ' . 314 Deze zijn echter niet noodig voor stokers, machinisten en dergelijken, die steeds gelijksoortig werk verrichten. Zij worden hoofdzakelijk vereischt voor die arbeiders, die gewoonlijk met verschillende werkzaamheden belast worden. Het aantal werkuren der overige arbeiders wordt dagelijks aangeteekend in zoogenaamde appèllijstjes, welke door de opzichters of door daartoe aangestelde beambten worden bijgehouden. (Zie model no. 64.) Voor de berekening der loonen is alsdan het houden van een „Daglijst" of tijdboek noodig, als model no. 104 aangeeft, waaraan echter een afzonderlijke kolom toegevoegd zal moeten worden, waarin voor eiken werkman wordt aangegeven, op welke boekingshoofden zijn loon gebracht moet worden. Aan het einde van elke week wordt daaruit eene recapitulatie samengesteld, die het totaal bedrag der betaalde loonen, gesplitst over de verschillende hoofden, aanwijst. De kolommen voor de ordernummers kunnen vervallen. Wordt in de fabriek ook stukwerk verricht in groepen, wat bijna in alle gasfabrieken voorkomt, dan is de administratie, vermeld in Hoofdstuk V onder § 10, noodig. Zij is hier toegepast op een tweetal posten, n.1. op: a. Het meten van een partij cokes a Wé ct. per H.L.; b. Het belten (op een hoop rijden) van een partij parelcokes a Wé ct. per H.L. APPÈLLIJSTJE. Model No. 64 dag, 1922. » _ Appèl. Gewerkt Aantal uren. Bijzonder. =. a Naam en Verrichte heden, ver. ol Voorletters. ~—j~~ _,,„ I werkzaamheden lof, ziek, o | Pre. Man. Van. Xot. Dag. Stuk. mz. J »\ I sent | teert | g--- | werk. ! i 315 Het eerste werk wordt door 4 werklieden verricht, waarvan twee man, na 2 uur gewerkt te hebben, uitvallen. Het tweede werk wordt door 4 werklieden verricht, waarvan één man, na 2 uur gewerkt te hebben, uitvalt. Een en ander blijkt uit de bons, modellen no. 65 en no. 66, welke bij het begin van het werk zijn uitgegeven en bij het einde verder zijn ingevuld. Het tellen van het aantal karren, bedoeld in bon no. 66, geschiedt gewoonlijk door het stellen van een schrapje op den bon voor elke kar, die gepasseerd is. Voorzijde ▼an den bon. Model No. 65. STUKWERK. No. 1354. Hoofd COKES. Stukwerk op 15 Februari 1922. Aard van het werk: Cokesmeten over de maten 7 en 8 voor A. & Co. Tarief: IV4 ets per H.L. Wagon No. Schuit No. Voor rekening van: De Gasfabriek. Standen van de maten in V2 H.L.: No. 7 28910 28718 192 = 96 H.L. No. 8 8044 —-0-5- 1012 = 506 H.L. totale hoeveelheid: 602 H.L Schrijver: J. van den Berg. Gezien. De Hoofdopzichter: J. de L. Accoord. De Cokesbaas: K. de A. Keerzijde van den bon. ocgonnen: o uur v.m Geëindigd: 6.30 Verricht door: 10> No. NAAM: 125 A. Hoekeman. 132 N. Salier. 135 J. Pot 139 L. Asseler. BEMERKINGEN. tot 8 v.m. Berekening Stukwerk Cokes op Maandag 15 Februari 1922. Model 67. - Gemiddeld AARD DER WERKZAAMHE D'E N. Tarief. Hoeveelheid. Bedrag. per uur d« °°"»- verdiende. I | | 1354 I Coke» meten 1V« ets. 602 H.L. ƒ 7 52* 30" ct. 1353 Parelcokes belten l>/« ., 565 ,. 7 06* 23" „ ƒ 14 59 26M „ Bp. UREN OF BON No. i | Namen jjè iNamen. p 1354 1353 1 1 I 125 A. Hoekeman 10} 132 N. Salier 10} 135 J. Pot 2 139 L. Asseler 2 6 314 }. Barden 8 313 G. Kok 8 > 317 ). Broerman 8 ! 25 30 t f 1 < r Sr g f ET o SS™ » B 3' & i 5 10}|o.21 / 2p0} ƒ — 67} ƒ 2.88 10} 0.21 „ 2 20} „ — 67} „ 2.88 2 0.21 „ 0 42 „ — 13 „ 0.55 8 0.21 „ 1 68 „ — 51 „ 2.19 8 0.19 „ 1 52 ,. — 51 ,, 2.03 8 'o.19 „ 1 52 „ — 51 „ 2.03 8 0.19 „ 1 52 „ — 51 „ 2.03 55 ƒ1107 ƒ 3 52 ƒ14.59 per uur 61 ct. Recapitulatie-Stukwerkloonen Cokes van 14 to» 21 Februari 1922. Model No. 68. Cokes meten voor A S. Co. p i i _ ii . a 1V4 ct. per H.L. Parelcokes belten a l»/4 per H.L. ï k? I^EIm^I^I ? *ï I § ï I °J ? I^lflf^-^of Schuit ö Lfflg»! WagonofSchvdT I ' *3 rÏÏ^den,Wb' f £3 Nos.Standen.Wis. | kg « | Nos. Standen, Wis* R ftS |f Nos Standen, Wis. P | g. | o | seis, Maten, enz. | P • g. [ §= g. | seis, Maten, enz. [ 3 seis, Maten, enz. | |?.| seis, Maten, enz. H.L j No. 7. No. 8. H.L. I 15Feb. 602 1354 28910 8044 15Feb. 565 1353 16 „ 28718 7032 16 „ 17 •■ I 17 „ 602 H.L. a l'/4 ct. ƒ 7 52». 565 H.L. a 1V4 ct. / 7.60». I : ' I I. 1 ■ I I Recapitulatie. Cokes meten 602 H.L. a 1V4 cent per H.L / 7.52'. Hoofd: Cokes Parelcokes belten . 565 „ „ 17 „ 7.06". „ Parelcokes. Totaal . . . / 14.59. DRUKKERIJ J. VAN BOEKHOVEN, UTRECHT—AMSTERDAM r0EPOT K3. VOORWOORD BIJ DEN EERSTEN DRUK. Naast de vele werken waarin de boekhouding voor handelszaken behandeld wordt, treffen wij in Nederland slechts zeer weinig werken aan, waarin de boekhouding voor fabriekszaken besproken is. Hoewel de regels voor het boekhouden in handelszaken in het algemeen van toepassing zijn op de fabrieksboekhouding, bestaat er in enkele opzichten een belangrijk verschil, dat door vele boekhouders van industrieele ondernemingen niet opgemerkt wordt en waardoor verschillende dezer administratiën niet aan haar doel beantwoorden. De hier bedoelde verschillen aan te toonen en daardoor eenigszins de bestaande leemte aan te vullen, is het doel van dit werk. In hoeverre wij daarin geslaagd zijn, laten wij aan het oordeel van deskundigen over. Zoo wij met de volgende bladzijden slechts bereiken, dat de aandacht wat meer op dit tot heden door vakgenooten weinig besproken onderwerp gevestigd wordt, meenen wij een nuttig werk te hebben verricht en is deze arbeid dus niet te vergeefs geweest. U t r e c h t, Juni 1898. DE SCHRIJVER. VOORWOORD BIJ DEN ZESDEN DRUK. Aan hetgeen wij in vorige drukken van deze handleiding schreven, hebben wij niet veel toe te voegen. De belangstelling in de administratie van industrieele ondernemingen wordt door de tijdsomstandigheden bevorderd en steeds meer komt men tot het inzicht, dat een goed ingerichte administratie noodig is, om den fabrikant de vereischte voorlichting te kunnen geven bij de oplossing der moeilijke vraagstukken, waarvoor hij telkens geplaatst wordt. Men zal dus bij de inrichting van een fabrieksadministratie zorgvuldig moeten overwegen, hoe zij het best aan het doel zal beantwoorden en wij vertrouwen dat de zesde druk van deze handleiding, die hier en daar werd aangevuld en uitgebreid, daarbij als leiddraad nuttig zal kunnen worden gebruikt. Amsterdam, September 1922. DE SCHRIJVER. INHOUD. THEORETISCH GEDEELTE. HOOFDSTUK l Inleiding. Bladz. § 1. Noodzakelijkheid eener goede administratie 1 § 2. Prijzen, vraag en aanbod . 4 § 3. Kartels, trusts enz 9 § 4. Trustmaatschappijen 19 HOOFDSTUK II. De kostprijs en de factoren, waaruit hij Is samengesteld. § 1. De kostprijs 21 § 2. De factoren, waaruit de kostprijs is samengesteld 29 lo. De bijzondere kosten 30 a. Grondstoffen 31 b. Arbeidsloonen 45 c. Bedrijfskosten 55 2o. Algemeene kosten 57 Rente in den kostprijs 60 § 3. Is splitsing van den kostprijs noodzakelijk? 69 § 4. Verdeeling van de bedrijfskosten 72 § 5. Verdeeling der algemeene kosten 76 § 6. Invloed van de wijze van verdeeling der bedrijfskosten en der algemeene kosten op den kostprijs 80 § 7. Bijproducten en afvalstoffen 87 § 8. Schema van de kostprijsberekening 94 HOOFDSTUK III. Rentabiliteitsrekening 95 HOOFDSTUK IV. De verschillende systemen van boekhouding. § 1. Het verschil tusschen de systemen 110 § 2. De boekhouding volgens de dubbele methode 112 § 3. De hulpboeken 133 INHOUD. HOOFDSTUK V. De inrichting van de fabrieksboekhouding. Bladz. § 1. Splitsing in fabricage- en hoofdboekhouding 135 § 2. De rekeningen 137 Kosten van voorbereiding 137 Concessie 137 Grond of Terreinen, Gebouwen, Stoomketels, Machines, Gereedschappen, Instrumenten, Toestellen enz. .. 139 § 3. Stam- en bedrijfskapitaal 139 § 4. Kosten van inbedrijfstelling 144 § 5. De boeking der grondstoffen 145 § 6. De boeking der magazijngoederen 153 § 7. Emballage 169 § 8. Transportkosten 171 § 9. Verpakkingskosten 175 § 10. De boeking der arbeidsloonen 176 §11. De boeking der bedrijfskosten 187 § 12. De afschrijvingen 192 § 13. Afschrijvingsfonds 219 § 14. Vernieuwingsfondsen 223 § 15. Afschrijvingen en aflossingen 225 § 16. Aanleg en uitbreiding 230 § 17. De boeking der algemeene kosten 232 § 18. De boeking der bijproducten en afvalstoffen 235 § 19. De fabricagerekening 237 § 20. De rekening „Bewerkte goederen" 238 § 21. Waardebepaling der aanwezige bewerkte goederen aan het einde des jaars 239 De Hoofdrekeningen der fabrieksboekhouding 243 Rekening Schema der fabrieksboekhouding 249 PRACTISCH GEDEELTE. HOOFDSTUK VI. § L Inleiding 250 § 2. Boekhouding eener fabriek ter bereiding van zwavelzure ammoniak 252 § 3. Het gebruik van de door de boekhouding verschafte gegevens 279 REGISTER DER MODELLEN. Bladz. Model No. 61. Loonlijst der werklieden 311 „ „ 62. Arbeidsloonenboek 312 63. Werkbriefje 313 „ „ 64. Appèllijstje 314 „ „ 65. Stukwerkbon 315 66. Idem 316 „ „ 67. Staat ter berekening van stukwerk 318 „ „ 68. Recapitulatie stukwerkloonen 319 „ „ 69. Verzamelstaat van stukwerk 320 70. Stukwerkbon 321 „ „ 71. Berekening stukwerkloonen (Distributie).. .. 322 72. Tijdboek 323 73. Loonboekje 324 „ „ 74. Dagelijksch overzicht van de productie, het verbruik en de aflevering 326 „ „ 75. Maandstaat van verbruik en voorraden .. .. 330 „ „ 76. Debiteurenboek (Gasverbruikers) 334 „ „ 77. Lijst der geïncasseerde gelden van muntgasmeters 337 „ „ 78. Rekening-courant met muntgasmetergebruikers 339 „ „ 79. Register ter bepaling van het verbruik en het verschuldigde door muntgasmetergebruikers 341 „ „ 80. Staat van afgeleverde cokes 342 81. Hulpkasboek 345 „ „ 82. Kasjournaal (Ontvangsten) 346 83. Idem (Uitgaven) 347 „ „ 84. Fabricagerekening eener Gasfabriek 349 „ „ 85. Distributierekening 350 „ „ 86. Gasrekening 350 „ „ 87. Maandelijksch overzicht van de werking der fabriek 354 „ „ 88. Resultaten van het laboratorium onderzoek.. 355 „ „ 89. Jaaroverzicht van de werking der fabriek.. 356 „ „ 90. Maandelijksche Fabricagerekening Koolgas.. 358 „ „ 91. Idem idem Cokesgas 359 „ „ 92. Jaaroverzicht van de cokesfabricage 363 „ „ 93. Register ter berekening van den gemiddelden prijs van grondstoffen 364 „ „ 94. Magazijndagboek 368 REGISTER DER MODELLEN. Bladz. Model No. 95. Orderboek eener weverij 370 „ „ 96. Weefgetouwboek eener weverij 371 97. Magazijndagboek „ 373 „ „ 98. Ververijboek „ „ 374 „ „ 99. Appreteerboek „ , 374 „ 100. Calculatieboek „ 378 „ 101. Calculatiekaart „ „ 379 „ „ 102. Register van ontvangen orders, machinefabriek 387 „ „ 103. Begeleidingskaart, machinefabriek 388 „ ,, 104. Daglijst arbeidsloonen, machinefabriek .. .. 389 „ „ 105. Staat ter splitsing van de arbeidsloonen, machinefabriek 390 „ „ 106. Staat van afgegeven magazijngoederen.. .. 391 „ „ 107. Kostprijs- of Constructieboek 393 „ „ 108. Staat ter berekening van de bedrijfskosten van een knipmachine 396 „ „ 109. Verzamelstaat van onderhouds- en bedrijfskosten enz. van een machine 396 „ „ 110. Arbeidsloonenboek 399 „. „ 111. Bedrijfsrecapitulatie 404 „ 112. Bestelboek 460 „ „ 113. Magazijnboek voor bewerkte goederen .. .. 460 „ „ 114. Register van onder rembours verzonden goederen 460 „ „ 115. Magazijnboek met waardeverrekening .. .. 461 „ „ 116. Vergelijkende exploitatiestatistiek 469 „ „ 117. Gietingboek 470 „ 118. Werkbrief 481 3 lossen, maar dat zij ook moeten weten, op welke wijze, een bedrijf uit een oogpunt van koopmanschap moet worden geleid en beheerd en hoe de resultaten van het bedrijf in alle zijn geledingen moeten worden gecontroleerd, ten einde daaruit te kunnen afleiden, waar kan en moet worden bezuinigd en in welke richting het bedrijf moet worden ontwikkeld. Daartoe is het niet meer voldoende dat de bedrijfsleider zich eenige adrninistratieve kennis heeft eigen gemaakt, of een oppervlakkig inzicht in het boekhouden heeft verkregen, doch wil hij zijn bedrijf zoo leiden als dit onder de tegenwoordige omstandigheden noodig is om succes te hebben, dan zal hij zich meer dan tot nu toe op de studie van administratie, van de algemeene economie, van de bedrijfseconomie, de bedrijfshuishoudkunde *) moeten toeleggen. Al is langzamerhand in verschillende kringen het besef doorgedrongen, dat deze wetenschappen van beteekenis zijn, om in de moeilijke tijden, waarin wij thans leven, te kunnen slagen, nog te weinig wordt ingezien, dat zij even grondig bestudeerd moeten worden als de techniek. 2) *) Rudolf Dletrich — „Betrieb-Wissenschaft" — München und Leipzig 1914, geeft omtrent bedrijfshuishoudkunde de volgende indeeling: „Wesen und Arten der Betriebe". „Bau und Gliederung der Betriebskörper". „Innenleben der Betriebe: Arbeit" en „Betriebs-Ethik". Prof. Bordewijk komt in „De Accountant" (1921 — No. 1) o.m. tot de volgende stellingen: Sub 5. Tusschen bedrijfshuishoudkunde en volkshuishoudkunde bestaat verband en verschil. Beide zijn onderworpen aan het economisch beginsel, doch zij gaan uiteen in de beoordeeling der productiekosten en zoo kan er verschil zijn in de beoordeeling van het netto-provenu. Sub 6. Er is interne en externe bedrijfshuishoudkunde. Sub 9. De bedrijfshuishoudkunde bestrijkt een eigen terrein, ook al wortelt zij in de algemeene economie. Sub 11. Grondige kennis van de theoretische economie is voor een vruchtbare beoefening van de bedrijfshuishoudkunde onmisbaar. Sub 14. Bedrijfseconomie bezigt „bedrijf" in den zin van onderneming. 2) „Wat de ingenieurs betreft staat de zaak niet zoo gunstig. Zij mogen de techniek in den zin van de toepassing van de natuurwetenschap in het bedrijf volkomen beheerschen, zoo is daarmede allerminst een grondslag verkregen voor een vruchtbare, van dilettantisme gespeende beoefening van de bedrijfseconomie. En het moet helaas gezegd worden, dat de plaats van de economie op het leerprogramma der technische hoogeschool een uiterst bescheidene is. Het college in economie is facultatief, en wordt in het laatste studiejaar gegeven. Bij de overlading met verplichte leerstof behoeft men nauwelijks te vragen hoe zwaar of liever, hoe licht de economische bagage is, die de Delftsche ingenieur bij het verlaten van zijn KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 2370 3900 INHOUD. HOOFDSTUK VII. Bladz. De boekhouding eener Gasfabriek 285 Maandelijksche berekeningen 360 HOOFDSTUK VIII. De boekhouding eener Weverij 366 HOOFDSTUK IX. De boekhouding eener Machinefabriek 381 HOOFDSTUK X. De boekhouding van Chemische fabrieken 401 HOOFDSTUK XI. Bedrijf sstatistiek 406 HOOFDSTUK XII. Controle in fabriekszaken .. 413 HOOFDSTUK XIII. Normale productie 428 AANHANGSEL. Vragen 447 Antwoorden 457 REGISTER DER MODELLEN. Bladz. Model A. Memoriaal 115 „ B. Rekeningen in het grootboek 117 „ C. Memoriaal 120 „ D. Journaal 126 „ E. Proefbalans 128 „ F. Tabellarisch overzicht der boekhouding volgens de dubbele methode 132 Model No. i. Aanvraag tot bestelling 149 „ „ 2. Waggonboek 152 „ „ 3. Bon voor afgegeven en teruggebrachte goederen 156 „ „ 4. Staat ter berekening van de waarde der gebruikte goederen voor aanleg en uitbreiding 158 „ „ 5. Magazijnboek met waarde-verrekening .. .. 162 „ „ 6. Verzamelmagazijnboek 164 „ „ 7. Rittenbiljet van auto No 172 • „ „ 8. Register der afgelegde ritten met auto No 174 „ „ 9. Presentielijst der werklieden 178 „ 10. Idem 179 „ „ 11. Lijst van afwijkingen uit de presentielijst.. .. 180 „ 12. Werklijst 183 „ 13. Idem 183 „ „ 14. Bon voor stukwerk 184 „ „ 15. Stamkaart personeel 188 „ „ 16. Ke telboek (te houden in het ketelhuis) .. .... 194 „ „ 17. Idem (te houden op het kantoor) 194 „ „ 18. Register van aanleg en uitbreiding 233 „ „ 19. Maandelijksch overzicht van de algemeene kosten 235 „ „ 20. Rekening Grondstoffen 243 „ „ 21. „ Arbeidsloonen 243 „ „ 22. Verschillende Rekeningen voor Bedrijfskosten en Algemeene kosten 244 „ „ 23. Fabricagerekening 244 „ „ 24. Rekening Bewerkte goederen 244 „ „ 25. Exploitatierekening 246 „ 26. Idem 247 REGISTER DER MODELLEN. Bladz. Model No. 27. Rekening Bewerkte goederen 247 „ „ 28. Rekening-Schema der fabrieksboekhouding .. 249 „ 29. Inkoopboek 256 ii 30. Exploitatiestaat 259 „ „ 31. Exploitatiestaat der zwavelzure ammoniak- fabriek over de maand Januari 1922 260 „ „ 32. Contractboek (voor gekochte goederen) .. .. 263 „ „ 33. Contractboek (voor verkochte goederen .. .. 264 „ „ 34. Register van ontvangen aanbiedingen 265 „ „ 35. Register van gedane aanbiedingen 266 „ „ 36. Loonlijst 267 „ 37. Kasboek 268 „ 38. Verkoopboek 270 „ „ 39. Remiseboek 272 „ 40. Traiteboek 272 „ „ 41. Fabricagerekening eener fabriek ter bereiding van zwavelzure ammoniak 275 „ „ 42. Rekening zwavelzure ammoniak (Bewerkte goederen) 276 „ „ 43. Rekening Gebouwen 277 „ 44. Balans 278 „ 45. Kolenboek 290 „ „ 46. Register van per schip aangevoerde kolen.. 293 „ „ 47. Specificatie van onderhoud 292 „ „ 48. Idem van arbeidsloonen 292 „ „ 49. Inkoopboek voor magazijngoederen 294 „ „ 50. Register van ontvangen goederen 296 „ „ 51. Magazijnboek 298 „ „ 52; Register der verbruikte magazijngoederen .. 299 „ „ 53. Verklaring van ontvangst van in bruikleen ontvangen goederen 302 „ „ 54. Verzamelstaat van afgegeven goederen ten dienste van aanleg van muntgas-installatiën 304 „ „ 55. Staat van verbruikte machinekamerbehoeften 301 „ „ 56. Werkboek ter berekening der kosten voor het leggen van dienstleidingen 305 „ „ 57. Memoriaal 306 „ „ 58. Crediteurenboek 308 „ „ 59. Daglijst der werklieden 309 „ 60. Idem 310 4 § 2. Prijzen, vraag en aanbod. Onvolledigheid en onnauwkeurigheid in de boekhouding en de verdere administratie zullen, vooral bij den fabrikant, noodlottige gevolgen kunnen hebben. Bij menig faillissement ligt de oorzaak in de slordige behandeling der administratie, waardoor men eerst teekenen van achteruitgang begint te bespeuren op het oogenblik, dat reeds gedurende geruimen tijd onherstelbare verliezen geleden zijn. Hoe dikwijls toch gebeurt het, dat de industrieel uit zucht tot concurrentie gaat verkoopen tegen prijzen, die verre beneden den prijs zijn, welke de fabrikaten hem zelf kosten, zonder dat hij dit weet 1). Hij meent, dat, wat zijn concurrent kan, ook voor hem mogelijk is, en toch kunnen allerlei omstandigheden oorzaak zijn, dat de concurrent tegen veel lageren prijs kan leveren dan hij. Zoo zal bijv. de ligging der fabriek veel invloed op de prijzen der gefabriceerde goederen kunnen uitoefenen, daar gemakkelijk vervoer te water of per spoor gunstig op de prijzen der grondstoffen zal werken en bij aanbieding der producten de mogelijkheid opent, een lageren prijs te stellen, dan wanneer het vervoer met groote kosten gepaard gaat. Bovendien zal de loonstandaard, die in verschillende plaatsen belangrijk afwijkt, zich niet minder doen gelden dan de inrichting en het beheer der fabriek. Wil de fabrikant dus kunnen beoordeelen, of hij tegen dezelfde prijzen als zijn concurrenten kan verkoopen, dan zal hij niet alleen hoogeschool meebrengt in de maatschappij. Met Wageningen is het in dit opzicht veel gunstiger gesteld; de landbouwkundige ingenieur heeft examens moeten afleggen in algemeene economie en landhuishoudkunde, terwijl hij bovendien tot het einde toe zich in de economische vakken kan specialiseeren en in de staatswetenschappelijke studierichting zijn ingenieursdiploma kan halen." (Prof. Mr. Dr. H. W. C. Bordewijk. — Bedrijfshuishoudkunde in haar verband tot de Volkshuishoudkunde en haar beteekenis voor den accountant. „De Accountant" 1921 — No. 1.) *) Leauty et Guilbault. „Une des causes de la ruine de beaucoup d'entreprises est dans 1'indétermination des prix de revient." Dr. Robert Qrimshaw, Werkstatt-Betrieb und Organisation. Leipzig 1908. „Die Frage: Wie berechne ich die Selbkostenpreise hat jemand als eirie Klippe bezeichnet, an der schon mancher gestrandet ist, weil er die Antwort nicht finden konnte." Rudolf Dietrich, Betrieb Wissenschaft.. „Diese Selbstkosten — und Marktpreis-Berechnurig ist in grossen verwickelten Betrieben, wo es gilt, eine lange Reihe verschiedener Bestandteile zu erfassen, ein auszerst schwieriges Geschift; weshalb man sich haufig mit ungenauen Schatzungen, ungenügend geprüften Zuschlagen behilft". 5 op bovengenoemde omstandigheden hebben te letten, maar moet hij zoo nauwkeurig mogelijk weten op hoeveel hem zelf zijn fabrikaten komen te staan. Hij, die zich de moeite aan deze becijfering verbonden niet getroost of slecht rekent, stelt niet alleen zijn eigen zaak aan een groot gevaar bloot, maar is ook een gevaar voor de andere fabrikanten in zijn branche. Noteert hij, op basis van door hem foutief becijferde prijzen, zijn verkoopsprijs lager dan anderen, dan kan dit aanleiding geven tot nog lagere noteering door zijn concurrenten, die niet willen achterblijven en hun eigen becijferingen wellicht gaan wantrouwen. Zoo kan een toestand ontstaan, die voor een geheele tak van industrie tot groote nadeelen leidt. Het spreekt wel van zelf, dat de fabrikant, die aan zijn administratie alle zorg besteed heeft die noodig is om een juist inzicht in de resultaten van het productieproces zijner fabrikaten en de daaraan verbonden kosten te verkrijgen, zich niet gemakkelijk op sleeptouw zal laten nemen door maatregelen, die zijn concurrenten ten opzichte van de verkoopsprijzen nemen. Hij zal zeker ernstig overwegen, of hij zonder gevaar eveneens zijn prijzen kan verminderen, of dat hij door het aanbrengen van verbeteringen in zijn fabriek of in de werkmethoden aan de concurrentie het hoofd kan bieden, doch gelukt hem dit niet, dan zal hij nader moeten overleggen wat hem te doen staat. Welk besluit hij moge nemen, hij zal vooraf de draagwijdte van zijn beslissing met vrij groote zekerheid kannen taxeeren, en zijn prijspolitiek zal hem niet voor al te groote Verrassingen stellen. Het bovenstaande wordt op duidelijke wijze geïllustreerd door het verhandelde op het Prijscongres,. georganiseerd door den Nederlandschen Bond van Boekdrukkerijen op 3 en 4 Juli 1917 te Amsterdam gehouden. Aan het verslag van hetgeen op dit congres werd besproken, voorkomende in No. 164 van „Accountancy", ontleenen wij het volgende: „De Heer van der M. sprak over: Zijn ervaringen op het gebied van administratie en kostprijsberekening. De heer van der M. dankt het aan den heer B., dat hij iets kan mededeelen omtrent de gevolgen van een goede administratie. Deze stelde spreker einde 1915 als lid van de toenmalige Prijstarief- 6 commissie de eerste drukproef ter hand van het werk, dat hij dezer dagen voor het congres behandelt. Spreker is den heer B. dankbaar dat hij daardoor kon berekenen den kostenden prijs van al het werk, dat hij aflevert, waardoor voldaan was aan een wensch, dien hij reeds jaren gekoesterd had. Hij had vroeger een behoorlijke boekhouding, die hem echter weinig anders leerde dan het eindresultaat, dat langen tijd niet heel gunstig was. Wel wist spreker, dat, als de kosten voor de loonen 100 waren, de andere kosten 120, 130 hooger waren, zoodat hij een hoog percentage op de loonen moest leggen om winst te maken. Maar waar hij met levende en doode werkkrachten te maken had, zag hij geen middel om de kosten behoorlijk over de loonen te verdeelen. Hij verhoogde de prijzen eigenlijk eenigszins in het wilde totdat de resultaten beter werden. De zaak bestond uit twee afdeelingen, ttX de courant- en smoutzetterij en de uitgave van een driemaal per week verschijnend blad met een oplage van 9000 exemplaren, maar het was niet mogelijk te zeggen, wat aan elk van de afdeelingen verdiend werd. De kosten op de courant werden wel afzonderlijk geboekt, maar de groote moeilijkheid was op welk bedrag het drukken van de courant moest worden gesteld. De eenige prijzen die spreker kende, waren de uurprijzen, die hij zoo nu en dan vond in de vakbladen, en de prijzen, die hij enkele malen vernam van collega's en door de concurrentie. Hij meende heel goed te rekenen, omdat hij die prijzen-volgde, en vooral omdat hij bij prijsopgave altijd de hoogste was. Toch waren de resultaten aanvankelijk niet gunstig. Wat het drukken van bladen betreft, hoorde hij van andere courantendrukkers prijzen, uiteenloopende van f 20.—, ƒ 25.— tot ten hoogste / 40.—. Thans is gebleken, dat die prijzen moeten zijn van / 50.— tot / 90.—. Berekende spreker f 40.— tot f 45.—, dan kwam hij tot een gunstig resultaat voor de courant; berekende hij het drukken der courant, zooals ander werk, dan kwam hij veel te hoog. Hij schommelde tusschen prijzen met minstens f 20.— verschil, wat voor 250 bladen per jaar een verschil maakte van ƒ 5000.— in het voor- of nadeel van courant of drukkerij. Ook smoutwerk werd trouwens maar op goed geluk getaxeerd. Als Secretaris van den Bond van courantiers heeft spreker, die vaak geraadpleegd werd over prijzen, advertentie-tarieven, abonnementsprijzen enz., nogal eens een kijkje gekregen in de zaken van anderen, en daarbij bleek hem, dat de prijzen van het drukken 7 zoo laag waren, dat het niet te verwonderen is, dat zoovele zaken in slechte conditie zijn gekomen. Toch gingen ook de courantenbedrijven slecht, want die hadden weer onbegrijpelijk lage abonnements- en advertentie-tarieven. Langzamerhand is in dit alles groote verbetering gekomen. Toen spreker in 1915 het werk van den heer B. kreeg, is hij een dag rustig naar buiten gegaan om het te bestudeeren, en daarna heeft hij het zijn boekhouder ter lezing gegeven. Vervolgens hebben zij te zamen de eerste werkzaamheden verricht, die noodig waren om den kostenden prijs te berekenen, waarbij het schema van den heer B. geheel werd gevolgd. Na de voorbereiding, die er reeds was voor de statistieken van werkuren, productieve en inproductieve, was dat zeer gemakkelijk, al kostte het het eerste jaar natuurlijk wat meer moeite dan daarna. De eerste berekening van den zelfkostenden prijs leidde tot verschillende verrassingen. Van een pers, waarvoor aan de klanten ƒ 2.50 per uur in rekening werd gebracht, bleek de kostprijs te zijn ƒ 2.80 per uur. Zoo was het ook met de hulpmachines en andere persen. Het zetten kwam toevallig aardig uit, maar het handwerk van een drukkerijbinder bleek weer te laag berekend. De magazijnkosten bleken te zijn 15 pet. van de prijzen van het papier, uitgezonderd het courantenpapier. Daaruit blijkt wel, dat in den regel voor winst op papier te weinig wordt berekend. Voor het courantenpapier waren de kosten nog 6 pet. Natuurlijk gold dit bij normale papierprijzen, niet nu het papier duurder is geworden zonder dat de magazijnkosten daardoor gestegen zijn. Groot voordeel leverde ook op de staat van productie, waardoor men, als er tekorten ontstaan in een afdeeling, opmerkzaam wordt gemaakt op fouten in het bedrijf. Door de kennis van den kostenden prijs kon ook worden vastgesteld de juiste prijs voor het drukken van de courant en daardoor de winst, behaald op de courant en op de drukkerij. Toevallig bleek de verdeeling goed te zijn." Uit een en ander kan reeds worden afgeleid, welke groote beteekenis een nauwkeurige calculatie en goede administratie voor den fabrikant hebben. In de volgende hoofdstukken zullen wij daarop echter nader terug komen en trachten aan te toonen, hoe noodzakelijk het is, dat aan alle onderdeelen der administratie groote zorg wordt besteed. De fabrikant, die alléén bevoegd of in staat is een bepaald artikel 13 aan de Steel trust minder kost dan anders bet geval zoude zijn. Die bezuiniging werd gekapitaliseerd, en vindt uitdrukking in het gewone aandeelenkapitaal. Indien men zich echter afvraagt welke gevolgen een eventueele daling van prijzen voor de trusts moet hebben, dan is het o.i. duidelijk, dat die gevolgen bijzonder groot moeten zijn. Waar vroeger vijf of zes tusschenpersonen tusschen de ijzermijn en de stalen rail stonden, heeft men er thans slechts één; en terwijl vroeger, in slechte tijden en bij lager prijzen, ieder tusschenpersoon zich met een beetje minder winst tevreden stelde en hulp poogde te vinden in verlaagde inkoopsprijzen, daar bestaan bij trusts niet langer soortgelijke kussens, die de schokken van lager prijzen breken. Iedere daling komt dadelijk ten koste van de netto verdiensten. Daarom verwachten bevoegde beoordeelaars dan ook, dat netto verdiensten bij trusts veel sterker zullen fluctueeren, dan vroeger bij particuliere ondernemingen het geval was. Tegenover dit zwakke punt staat weliswaar, dat de trust de markt tot op aanzienlijke hoogte beheerscht, dat zij de productie voor een groot gedeelte kan regelen en dat zij de prijzen beter kan handhaven, dan een menigte kleine industrieelen, van wie de meesten, zoodra de nood aan den man komt, het eerst op eigen redding bedacht zijn. En nu hebben de Amerikaansche trusts weliswaar in de meeste gevallen een geheel of gedeeltelijk monopolie, maar zelfs een organisatie als die van de Steel-trust ziet nog steeds een belangrijk deel der productie buiten haar controle; en wanneer dat deel weigert met de groote maatschappij mede te gaan, zal deze laatste niet bij machte blijken om de prijzen te handhaven. Een en ander heeft er dan ook toe bijgedragen den indruk te versterken, dat het netto inkomen van trusts enorme fluctuatiën zal aanwijzen, die zich in de noteering hunner waarde zullen afspiegelen." De besparingen van trusts openbaren zich nog in eene andere richting. Als regel wordt bij de oprichting van een trust de plechtige verklaring afgelegd, dat geen verhoogingen van prijzen bedoeld worden, maar dat men integendeel op de bedrijfskosten en de winst aan tusschenhandelaren enz. wenscht te besparen ten bate van het publiek. Van die besparingen merkt het publiek meestal later niet vee!, doch zooveel te meer de getroffen personen, en in een voor eenigen tijd gehouden vergadering van den Bond van Amerikaansche han- 14 delsreizigers werd hierop uitdrukkelijk gewezen en toonde men aan, dat, waar vroeger de behaalde winsten zich over duizenden afvoerkanalen verdeelden, zij thans in handen van slechts enkelen kwamen. Van de 350.000 handelsreizigers in Amerika heeft een goed deel zijne betrekking verloren. Het aantal werd op 8500 geschat, terwijl 25.000 hun salaris zagen verminderen. Men schatte* deze vermindering, die thans door de trusts wordt opgeslokt, op $ 114 millioen per jaar, waarvan de reizigers aan salaris $ 60 millioen, de hotels enz. $ 27 millioen en de spoorwegen ongeveer $ 27 millioen minder ontvingen. Men verwachtte, dat binnen een jaar 60.000 reizigers hunne betrekking zouden verliezen. Als voorbeeld werd aangehaald, dat de Rijwieltrust 600 reizigers van hun betrekking had ontheven. Ook de Sigarettentrust dwong 3000 reizigers hun ontslag te nemen. De Baking Powder Trust ontsloeg op enkelen na alle reizigers en zoo ging het bij vele andere trusts. Hoewel het publiek dikwijls tracht de trust te noodzaken haar prijs te reduceeren, door zich niet, of zoo min mogelijk van het dure artikel te bedienen, of poogt dit door een ander minder duur te vervangen, blijkt toch meestal, dat de macht van de trust hiertegen bestand is en blijft zij meesteres van het terrein. Alleen wanneer het gelukt, hetzij door eene nieuwe vinding, hetzij door medewerking van groote lichamen, zooals spoorwegmaatschappijen enz., blijvend een evengoed artikel tegen minderen prijs te verkrijgen, wordt haar kracht gebroken en ziet zij zich verplicht prijsverlaging toe te staan. Dat tusschen productie, arbeidsloonen en concurrentie een innig verband bestaat, zal uit het voorgaande wel duidelijk zijn en ook uit de volgende hoofdstukken nader blijken. In het algemeen mag concurrentie alleen het middel blijven tegen monopolie; doch, zooals, helaas! te dikwijls geschiedt, nimmer worden aangewend met het uitsluitend doel den concurrent te ver' nietigen, om daarna de prijzen te kunnen verhoogen. Vooral in Amerika hadden de trusts een groote uitbreiding verkregen en alle pogingen, die ook langs officieelen weg in het werk werden gesteld, om dat gevaar af te wenden, waren tot nu toe vrrjwel op hunne groote macht afgestuit. Reeds onmiddellijk na het tot stand komen nam het pubhek positie tegen de trusts. In verschillende autonome Staten van 15 Amerika kwamen anti-trustwetten tot stand, terwijl het federale Congres in 1890 de Schermans Anti-Trust Act uitvaardigde. Zoowel president Mac Kinley als zijn opvolgers hebben de trusts bestreden, doch met betrekkelijk gering succes. Eerst in het begin van 1922 heeft het Amerikaansche Hooggerechtshof voor het eerst in de ruim 30 jaren dat deze wet bestaat, een uitspraak gedaan, waarvan aan de overtreders een gevangenisstraf werd opgelegd. Het proces liep tegen de leden van een trust van fabrieken van dakpannen, die niet alleen waren aangeklaagd wegens samenspanning tot het hoog houden der prijzen, maar ook wegens andere misbruiken, zooals geldafpersing van aannemers. Ook de American Hardwood Manufacturers Association werd verklaard in strijd te handelen met de anti-trustwet. Eigenaardig is, dat deze vervolgingen niet geschiedden op last der regeering, doch op instigatie van een commissie uit het wetgevend lichaam van den Staat New-York. Deze Commissie wenschte in verzet te komen tegen misbruiken in de bouwvakken, in welke branche in de Vereenigde Staten meer dan 10.000 ondernemingen zouden zijn, die de anti-trustwet overtreden en die door de regeering niet zouden worden vervolgd. Het schijnt dat men nu ook zelfs tegen de arbeidersorganisaties wil gaan optreden. Intusschen heeft de wereldoorlog op dit gebied een merkwaardigen invloed uitgeoefend. Dienden de syndicaten vóór den oorlog tot onderlinge bescherming der ondernemers, tijdens den oorlog waren vele van beteekenis veranderd en tot organisaties, ten dienste van den Staat geworden. De centrale lichamen, in verschillende der oorlogvoerende landen door den Staat in het leven geroepen en onder zijn toezicht gesteld, hadden ten doel, de productie zoo hoog mogelijk op te voeren, of de maximum-prijzen vast te stellen, waartegen geleverd moest worden. Zij dienden dus niet meer de belangen van de ondernemers, doch waren juist het tegendeel geworden van wat tot nu toe de kartels waren. Niet meer het eigenbelang, doch uitsluitend het algemeen belang, werd beoogd. Tijdens den oorlog heeft men kunnen waarnemen, hoe langzamerhand de ondernemersvrijheid werd opgeheven en vervangen door het toezicht van den Staat, die aan de ondernemers voorschreef, welke grondstoffen verwerkt mochten worden en tot welk doel; hij regelde den afzet en stelde de prijzen vast. Wij hebben dingen zien gebeuren, die men in normale tijden voor 16 onmogelijk zou hebben gehouden, of in elk geval eerst in een ver verwijderde toekomst voor uitvoerbaar zou hebben geacht. Waar de Staat zich vroeger tegen de Syndicaten verzette, had hij tijdens den oorlog dwangsyndicaten in het leven geroepen, waarvan hij de geheele leiding onder controle had. In de Vereenigde Staten van Amerika had de regeering alle spoorwegen onder Staats-exploitatie gebracht, ten einde een zoo intensief mogelijke samenwerking der verschillende lijnen te verkrijgen en het vervoer tot het uiterste te kunnen opdrijven. Deze toestand is na den oorlog weder opgeheven, en thans mogen de spoorwegen volgens de nieuwe transportwet onder goedkeuring van de Interstate Commerce Commission tot fusie overgaan. De oorlogstoestand dreef trouwens ook in andere opzichten steeds meer tot een dergelijke concentratie en dwong de verschillende regeeringen haar vroeger standpunt te verlaten. In Engeland werd kartelleering van hooger hand met alle kracht bevorderd. In Duitschland nam de vorming van nijverheids-kartels met den dag toe en werden, al naar gelang de omstandigheden in bepaalde bedrijven zulks noodig maakten, steeds meer ondernemingen tot syndicaatsvorming verplicht. Door den aard der omstandigheden kwam in de eerste plaats verdere aaneensluiting tot stand tusschen ijzer- en staalfabrieken en steenkolenmijnen, waarna samenvoegingen van verschillende bedrijfstakken in de staalindustrie volgde. Ook in de chemische nijverheid ontstond een verder doorgevoerde concentratie, terwijl de katoenindustrie eveneens tot syndiceering werd genoopt. Bij Keizerlijk besluit van 15 Juli 1915 werden alle steenkolenproducenten in de districten Dortmund en Kreveld verplicht zich bij het Rheinisch-Westfalisches-Kohlensyndicat aan te sluiten. Het voorschrift luidde, dat de kolenmijnen in het Ruhrgebied een syndicaat moesten vormen, dat ten minste 97 percent van de productie in dat district omvatte. Daar de Staatsmijnen meer dan 3 percent der productie vertegenwoordigden, werd deze groep vanzelf verplicht zich bij het gedwongen syndicaat aan te sluiten, daar anders de voorgeschreven 97 percent onmogelijk zou kunnen worden bereikt. Het syndicaat kreeg het recht, zoowel de productie, den afzet als den verkoopsprijs te regelen. De bedoeling van het syndicaat was wel voornamelijk den bin- 17 nenlandschen strijd op de kolenmarkt te voorkomen en de positie tegenover het buitenland te versterken. Reeds in September bleek, dat verder ingrijpen der regeering niet noodig was, omdat bijna alle producenten, de krasse maatregelen der regeering vreezende, zich vrijwillig tot aansluiting hadden verplicht. De sterke onttrekking van werkkrachten ten dienste van de legers, de groote behoefte aan oorlogsmateriaal van allerlei aard, de noodzaak om de moeielijk aan te voeren grondstoffen zoo productief mogelijk te gebruiken en de positieversterking tegenover het neutrale buitenland, waren oorzaken, die tot deze industrieele mobilisatie hebben geleid. Ook na het sluiten van den vrede is de concentratie van industrieën voortgezet. De arbeidslust, die bij het sluiten van den vrede sterk was gedaald, is sedert weder toegenomen bij arbeiders en ondernemers. Een der grootste industrieën, „de Montan" industrie, die na den wapenstilstand door het wegvallen der munitie-orders, het verlies van Elzas-Lotharingen en het buitenlandsche afzetgebied geheel was gedesorganiseerd, is door de grootindustrieelen tengevolge van fusie gedeeltelijk hersteld. Een nieuwe „Electro Montan" trust is ontstaan uit samenvoeging van Siemens & Halske en de Siemens-Schuckert Werke met de Rhein Elbe Union. Op dezelfde wijze hebben samenvoegingen van andere industrieën plaats gehad, zoodat er steeds meer kans ontstaat dat de Duitsche Industrie in handen van enkelen geraakt, waaruit weer het gevaar ontspruit, dat door deze lichamen politieken invloed wordt uitgeoefend. Deze trustvormingen zijn in een tijd dat op socialisatie der productiemiddelen wordt aangedrongen zeker zeer opvallend en geven aanleiding tot het vermoeden dat men daartoe, althans in de eerste tijden, niet zal komen. Hand aan hand met deze industrieele fusie loopt de samenvoeging van de banken. Steeds meer leest men dat groote en kleine banken zich tot één belangengemeenschap te zamen voegen. In ons land is het gebrek aan grondstoffen tijdens den oorlog later en niet in zoo ernstige mate ontstaan, als in sommige andere landen, terwijl de behoefte aan oorlogsmateriaal, ook al werd hieraan groote aandacht gewijd, niet zulke eischen aan de industrie stelde als in de oorlogvoerende landen. 18 De regeeringspolitiek betreffende het beschikbaar stellen van goedkoope levensbehoeften, die de schatkist wel is waar zware eischen stelde, verhinderde de al te groote stijging der loonen en maakte de toestanden minder moeielijk, doch ook in Nederland was men, zoowel in de industrie als in den handel, door den oorlog tot grooter samenwerking gekomen. De moeielijkheden bij de verkrijging van grondstoffen hebben tot combinatie gedwongen van velen, die tot nu toe nimmer tot samenwerking te vinden waren, en de resultaten, die daarmede zijn verkregen, hebben vele der gevormde combinaties van blijvenden aard doen zijn. Afgescheiden van den invloed, dien de wereldoorlog in de verschillende rijken heeft uitgeoefend en nog zal uitoefenen, is het merkwaardig te zien, hoe de verschillende omstandigheden en opvattingen in de landen der groot-industrieën op de ontwikkeling dier bedrijven hebben ingewerkt. Zoo ontstonden in Frankrijk en Duitschland, tengevolge van het verschil in de dividendpolitiek, eigenaardige afwijkingen bij de uitbreiding en concentratie van de kolen- en mijnindustrie. De Fransche industrieel houdt bij de oprichting van eene onderneming onmiddellijk het oog gevestigd op de verkrijging van reserves, ten einde ook in ongunstige jaren een dividend te kunnen verzekeren aan zijn aandeelhouders, die niet zelden kleine renteniers zijn. Hij beperkt zich daartoe zooveel mogelijk tot zijn onderneming, tracht deze zoo sterk mogelijk te maken en is spaarzaam bij het doen van uitgaven, die niet onmiddellijk rendabel zijn. Hij kan dientengevolge gemakkelijker aan de schokken, veroorzaakt door nadeelige marktposities, het hoofd bieden. De Duitsche industrieel is echter in de eerste plaats er op bedacht, zijn onderneming te vergrooten en uit te breiden; te trachten door combinatie meer invloed te krijgen en dientengevolge grooter kans op gunstige resultaten in de toekomst te verwerven. De vrijkomende gelden worden zooveel mogelijk voor dit doel besteed, doch intusschen is hij wel verplicht, wil hij het vertrouwen, dat gewoonlijk gelijken tred houdt met de grootte van het dividend, bij het publiek handhaven, de uitkeeringen van winst niet te zeer te veronachtzamen. Eventueele tegenslagen op de markt worden echter door de gevolgde taktiek veel moeielijker opgevangen, het dividend schommelt sterker dan bij zijn Franschen nabuur, en het gevaar voor credietoverspanning is niet uitgesloten. 24 Tot goed begrip der zaak zullen wij het bovenstaande nader toelichten. a. Men verlieze hierbij niet uit het oog, dat kostprijsberekening en vaststelling van een verkoopsprijs twee geheel verschillende zaken zijn. Al kent men zijn kostprijs nog zoo nauwkeurig, dan moet men daaruit niet afleiden, dat men nu ook zijn verkoopsprijs naar believen kan vaststellen. De kooper van een product vraagt niet aan den fabrikant wat het hem zelf kost, dat is hem volkomen onverschillig. Voor hem is het hoofdzaak het artikel tegen den geringst mogelijken prijs te verkrijgen. De fabrikant daarentegen zal trachten den hoogst mogelijken Prijs te bedingen. Zijn er weinig koopers, dan zal de fabrikant eerder geneigd zijn den prijs te verlagen, dan wanneer er veel zijn en zoo zal het tot standkomen van een transactie door allerlei invloeden beheerscht kunnen worden. De algemeene marktpositie, welke ten opzichte van het artikel bestaat, zal daarbij in de eerste plaats een rol spelen. Het zal den fabrikant niet altijd gelukken den prijs te bedingen, dien hij meent voor zijn producten te moeten verkrijgen. Geringe' vraag, groote concurrentie, te dure inkoop van grondstoffen, slechte inrichting of leiding der fabriek enz. kunnen oorzaak zijn,' dat de prijzen die men vraagt, door niemand geaccepteerd worden. Vooral indien het artikelen betreft die een marktprijs hebben, zal de fabrikant bij het bepalen van de verkoopsprijzen aan enge grenzen gehouden zijn en zal alleen de kwaliteit nog aanleiding tot schommeling kunnen geven. Of de fabrikant onder zulke omstandigheden den kostprijs kent of niet, het zal hem geen meer kans geven een hoogeren prijs te verkrijgen. De kostprijs beheerscht den verkoopsprijs niet, doch hij zal den fabrikant tot baken dienen op den weg, dien de omstandigheden hem dwingen te volgen. Kent hij echter den kostprijs niet, dan zal hij ook geen antwoord krijgen op de vragen: tot hoe ver kan de verkoopsprijs dalen, zonder dat ik verlies, of wat zal ik verliezen, indien ik tegen een bepaalden prijs verkoop? De beantwoording van deze vragen is echter voor den fabrikant van het grootste gewicht, zoodat reeds op grond hiervan, de kostprijsberekening niet achterwege mag blijven. Arbeidsloonenboek. Model No. 62. No. Datum der werklijsten. J Stook. ', loonen. j Transportkolen. Kolen los* en opslagloonen. Uitbreiding. Buizennet. Gereed* schappen. Gebouwen. Gebouwen. Ovens. Onderhoud. Buizennet. Bediening stoomketels. Gasmeters. I Gereed* schappen. Gashouders. Gaszuivering. Afleveren van cokes. Plaatsing van gas* meters en Gemeente N.N. straatverlichting. Totaal. 1922 1 1-4 Januari . . ƒ 1419 45} / 80 20 ƒ 21 61 - f 40 10 /120 15 /11014 ƒ 34 65} / 30 86 / 16 43 f 36 40 / 7610 / 5729 ƒ 159 01 / 40 L^ ƒ 179 40 / 2409 92 2 5-11 „ . . 114010 42 10 13640 10415 53 10 I 7040 I 72 40 50 07 50 14 15,10 840 120^7 314 07 48]10 245 10 2469 70 3 12-16 „enz. enz. 1858 24} 307 80 332^29 175 90 417 02 5956 I 117 25} 239 47 214 93 369 67 5960 46382 1037 32 471 88 631 90 8236 16 Totaal Januari . ƒ 44I7L ƒ420 10 /49oL - - /320 lsl /£45 27 ƒ24010 ƒ224 31 ƒ310 50 /281 40 /421 17 /l__jt0 /64118 / 1510 40 ƒ560 10 ƒ 1057 40 ƒ13115 78 313 verdiende loon geboekt wordt, en waaruit derhalve het totaal bedrag, aan arbeidsloonen te betalen, afgeleid wordt. De inrichting dezer lijsten blijkt uit model no. 61. Ten slotte worden de eindcijfers dezer weéklijsten overgenomen in een register, het „Arbeidsloonenboek", waardoor men een overzicht verkrijgt van alle betaalde, loonen. Waar de oorzaak van eene eventueele vermeerdering of vermindering gezocht moet worden, wordt onmiddellijk aangegeven. Het spreekt van zelf, dat het nauwkeurig splitsen der arbeidsloonen moeite veroorzaakt; maar het groote nut, dat eene met zorg gehouden verdeeling met zich brengt, beloont deze moeite dubbel, en zij mag derhalve nimmer achterwege blijven. De indeeling van het bedoelde Arbeidsloonenboek blijkt uit model no. 62. Het aantal hoofden is afhankelijk van de inrichting en de grootte der fabriek. Bij de betaling der arbeidsloonen wordt de Arbeidsloonrekening gedebiteerd en de kas gecrediteerd, terwijl aan het einde van elke maand de arbeidsloonen worden overgeschreven op de rekeningen, die aan het hoofd der verschillende kolommen aangegeven staan. Daarom is het noodig, dat dit register maandelijks wordt opgeteld. Wil men het onderhoud in meerdere onderdeelen splitsen en de loonen in het algemeen over een grooter aantal rekeningen verdeelen, wat in groote fabrieken noodzakelijk is om een juist overzicht te verkrijgen, dan is de invoering van werkbriefjes gewenscht. (Zie model no. 63.) WERKBRIEFJE. Mode. No. 63. ; dag, den 1922. De radergeteeker.de verklaart, dat door hem heden op de onderstaande uren de daarnaast vermelde werkzaamheden verricht zijn. Verrichte werkzaamheden. Gewerkt van: I I Xe hoAm op ^ rckening. v'm' tot v'm- (Deze kolom wordt niet n.m. n m. door den werkman, doch op >* »• het kantoor ingevuld.) Accoord: De opzichter, Volgnr. De werkman. 316 Voorzijde van den bon» Model No. 66. STUKWERK. No. 1353. Hoofd COKES. Stukwerk op 15 Februari 1922. Aard van het werk: Parelcokes belten met karren a 5 H.L. tiit het verdeelhuis. Tarief: IV4 ets. per H.L. Wagon No. Schuit No. Voor rekening van: Schrapjes betreffende het aantal karren: Totale hoeveelheid: 565 H.L. Accoord: Schrijver: J. van den Berg. De Cokesbaas, Gezien: K. de A. De Hoofdopzichter, J. de L. Keerzijde van den bon. Begonnen: 6 uur v.m. 1 Geëindigd: 3% „ n.m. i Verricht door: 8 uur. No. NAAM. BEMERKINGEN. A 139 „ 314 „ 313 L. Asseler. J. Barten. G. Kok. J. Broerman. tot 8y2 uur. 317 317 De verschillende bons worden dagelijks verzameld in een berekeningsstaat overeenkomstig achterstaand model no. 67, waarop het gemiddeld verdiend uurloon voor eiken werkman wordt ingevuld en waarna de berekening van hetgeen hij in stukwerk verdiend heeft (op denzelfden staat) kan plaats hebben. Om een totaal overzicht te verkrijgen van hetgeen in een week aan stukwerk verschuldigd is en om de controle voor de boekhouding te verscherpen, wordt een recapitulatiestaat, als model no. 68, aangehouden, terwijl ter bepaling van het bedrag, dat elke werkman aan het einde der week aan stukwerkloon te vorderen heeft, een staat als model no. 69 wordt bijgehouden, welke desgewenscht kan vervallen, indien in de dag- of tijdlijst een kolom voor de boeking der door eiken werkman verdiende stukwerkloonen wordt opgenomen. Betreft het stukwerk andere werkzaamheden, zooals bijv. het leggen van gasleidingen, dan zal ook de administratie eenigszins gewijzigd moeten worden en zal de bon, welke voor het werk wordt uitgegeven, gewijzigd kunnen worden als model no. 70 aangeeft, terwijl de berekeningsstaat overeenkomstig model no. 71 veranderd zal moeten worden. Intusschen bestaan, vooral in gemeenten waar verschillende bedrijven door de gemeente zelf geëxploiteerd worden, allerlei voorschriften, die op de berekening der arbeidsloonen van grooten invloed zijn. Zij betreffen hoofdzakelijk de berekening van het loon bij overwerk, zoowel bij dag, bij nacht als op den Zondag, stukwerk, uitkeeringen wegens verlof, ziekte, ongeval of andere redenen enz., terwijl men ook dikwijls een overzicht verlangt, zoowel van het aantal uren, dat elke werkman gedurende 1 jaar onder gewone als onder buitengewone omstandigheden heeft gewerkt en verzuimd. De voorschriften zijn somtijds van dien aard, dat het zeer moeilijk wordt, om in één boek, behalve de berekening van het verdiende weekloon, ook de gegevens op te nemen, die noodig zijn voor de splitsing van het loon op de verschillende hoofden van boeking. Vandaar, dat het dan overweging verdient, beide becijferingen te scheiden. Het tijdboek, dat dientengevolge alleen zal dienen ter berekening van het bedrag, dat eiken werkman wekelijks moet worden uitbetaald, kan ingericht worden als model no. 72 aangeeft. Uit de gegevens, welke dit boek verstrekt, wordt wekelijks de betaalstaat gemaakt, waarin slechts de namen der werklieden en de verdiende bedragen vermeld worden, terwijl in loonboekjes of kaar- Model No. 69. VERZAMELSTAAT Stukwerk Coke* Week No. 7 van 13 tot 21 Februari 1922. 125 j 132 135 139 j 314 313 317 enz A.Hoekeman.| N. Salier. J. Pot. L. Asseler. | J. Barden. G . Kok. A. Broerman. srzl w ! STz 1 « I STz II 9 JTz I ff ISTzl Sp | STz I £ I «z I » §"z II g> Data S c ■ S. S« S. SS S- SS 8. 3 5. fr 8 § §■ 8 § &• 2-§ 8" C g * kg w «b «b * Ms. § "8 Mal '8 ' R S I °8 ' R 8 « SS p ~ ^ ^ ~ M ^ *M • 1^^ I S5 | p i " b | p Ra I p Februari 15 1 / 2 88 1 1/ 2|88 1 1/ 055 1 / 2 19 1 / 203 1 1/ 203 1 / 203 16 17 18 19 20 | [ I Totaal 1/ 288 / 288 }ƒ pjss 1/2 19 / 203 / 203I [/ 203 —1 1 rr ! n ! ! I ^ STUKWERKBON. Model No. 70. No- STUKWERK op 15 Februari 1922 Begonnen v.m. 7 uur. Geëindigd n.m. 6% uur. Loodjes. No. 12 82 NAMEN. BEROEP. B. de Werker. Fitler J. J. Schoen. Fittershelper. Aangenomen: in 6 werkdagen in de week van 15 tot 20 Febr. 1922. Het maken van 5 Binnenleidingen. " >• » 3 Stijgleidingen. Te plaatsen: 1 Meter en 10 ornementen. Voor de som van . . . . f 32. . Bemerkingen: Adressen: Marnixstraat 1—3—5—7—9. ten, ingericht overeenkomstig model no. 73, waarin nog verdere aanteekéningen betreffende het loon, verhoogingen enz. gemaakt kunnen worden, de cijfers voor eiken werkman afzonderlijk worden overgenomen, om aan het einde van het jaar een gedetailleerd overzicht te hebben van de hierboven bedoelde aanteekéningen van iederen werkman. De loonboekjes worden wekelijks bij de uitbetaling van het loon aan den werkman overhandigd, opdat hij zich kan overtuigen van de juistheid van het berekende bedrag, dat hem is uitgekeerd. Bij de invoering van deze administratie zullen de tijdlijsten gesplitst kunnen worden in verband met de verschillende werkzaamheden, welke door de' arbeiders verricht worden, om gemakkelijker de bedragen te kunnen bepalèn, die op de verschillende boekhoofden gebracht moeten worden. Zoo zal men dus tijdlijsten krijgen voor de afdeeling stokerij, fitterij, werkplaatsen, openbare verlichting buizennet enz., waarvan enkele niet verder gesplitst behoeven te worden. De berekening der bedragen, die op onderhoud enz. moeten komen, is echter samengestelder. Om dit werk eenigszins te vereenvoudigen, kan men uitgaan van een gemiddeld loon. Daartoe worden de verschillende werklieden in soortgelijke groepen verdeeld, _ bijv. in smeden, timmerlieden metselaars, arbeiders, metermakers enz., - wier loongrenzen groepsgewijze niet te zeer uiteenloopen. Het loon van eiken werkman wordt niet afzonderlijk gesplitst, doch eerst wordt het aantal 21 321 Model No. 71. DISTRIBUTIE» AFDEELING. Muntgasmeterfitterij. Berekening Stukwerkloonen in week No. 7, van 14 tot 21 Februari 1922. »r > loc? g Uitgewerde werk. | J| . Dagen en uren in stukwerk ° f £ |U Namenen g| f2 g _ jj^jl I || beroenen 5 » ° 3 § Meter Orna. g g R-S S'S.S " c S§ S8 beroepen ^ S Binnl. Stijgl. plaafe ment § |g g p g. 15 16 17 18 19 20 g g.» * M » I" S- 3 | sing pl. | F |§ __J » tt 12 B. de Werker. 1/32 — 27 61 5 3 1 1/1440 /1690 / 250 10% 10% 10% 10% 10% 7% 60 / 028 Fitter. 82 J. J. Schoen. „12 60 „15 10,, 2 50 10% 10% 10% 10% 10% 7%. 60 „ 0 25 Fittershelper. | | ^ZT^Z^Z | [Ï20 i 1—I I I ' I I | | r" Week No. 1. Tijdboek voor de week van Januari 1922. g Hg > Naam, Beroep, a & '3 S- 8ewoon loon en I! ? " S] bezoldiging OMSCHRIJVING £- Bedragen. 1234 P. de Vries. Als: arbeider loon / 12.— (voor 60 uur) Als: stoker loon / 15.— (voor 60 uur) Tijdloon j in eig. of gel. bez. funct binnen den (als: rooster ( „ stoker Overwerk Stukwerk met 10 pCt. verhooging „ m „ „ 50 .. ' ,. 100 „ Suppletie Totaal verdiend arbeidsloon Verlof Ziekte Ongeval Andere redenen 4V Totaal 62 Als loon / Als loon / Tijdloon i in eig. of gel. bez. funct. binnen den j als: rooster / „ stoker Stukwerk / met 10 pCt. verhooging Overwerk ] " ^ •■ ' 100 Suppletie xoiaai vercuena arbeidsloon Verlof Ziekte Onseval Andere redenen Totaal / 2 44 / 6 /14190 90 Aantal uren Za. Zo. Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. 10% 10% ziek 8 M odei No. 72. Rectificatiën en Aan» bereke- Aftrek, ningen. kingen Naam van den werkman Model No. 73. Loodjesnummer LOONBOEKJE. Beroep Gewerkt Verzuimde , __, . Totaal Inhoudingen . i < c Verdiend arbeidsloon. Uitkeeringen wegens weeens < aantal uren uren wegens •* | o o van wegen» Totaal * Weken L c/, rtl Verlof. I L 4 f g 5 I to Ö 7~ _ .UitkeC> I SP I i van het H 9 , —r-= k., O 3 3- 8 ol ff Sr ^ ^ iv, O S> ringen en «2. S> , . , e s S h « 3 ib? » =8. 5* '£ «5 £ ~ b o-b j- j 8 » ol8 9-b betaalde van —tot 6 ? S J jpr» » « 8S1o o f 2 2- 8 2. -j , 3e» I K-|| |ö Be- |'. Be- fi J Jan' k BedraS talingen Saldo S Bedra« 's talingen Saldo I Bedra« talingen Saldo g NAAM Woonplaats c — a » i s— i a ■ s s a 3 "7 f 8 L 1 Iji [ SJ 3 „ S Sla , | 3 * 3 8 3 § ^ I i5 rfi ü 5 5 ü ü ^ J3 -s ü ls t jO «ü £ *£ o 5 "S o ls o ls I ü I S > p| S I S > p [ |S | |S > £ £ S I | | | 1 n i !' j ■ | I j | j Saldo APRIL op den 30sten . I April g Bedrag Be» talingen MEI Saldo Bedrag; 357 Model No. 77. Lijst der geïncasseerde geLen van Muntgasmeters door den opnemer J. van den Berg op 2 Januari 1922. A"ö jj Naam of Aantal gein* o *» a nummer van casseerde _ , q o s den gasver» 2% cent Bedrag. Aanmerkingen. —i «31 bruiker. | stukken. 1 13408 75 II / l!s7j| 2 13409 83 „ 207i 3 13410 125 - „ 3|l2J 4 13416 10 ' „ —25 5 • 14721 216 „ 540 6 14731 20 „ —50 enz. -t^^tJ . I "1 '1 Deze methode werkt o.i. de fraude zeer in de hand, omdat men gelegenheid geeft de 2V2 ets. stukken, welke achterblijven, geheel of gedeeltelijk te ontvreemden, terwijl het niet gemakkelijk zal zijn den schuldige te ontdekken. Nemen wij b.v. aan, dat iemand twaalf 2% ets. stukken in het geldbakje heeft geworpen, dan kan hij daarvoor, bij een gasprijs van 7Vè ets. per M3., 4 M3. gas ontvangen. Blijkt nu bij de opname, dat slechts 2 M3. zijn verbruikt, dan moet de opnemer zes 2% ets. stukken uit het geldbakje nemen en zes stuks daarin achterlaten. Neemt hij echter ook deze zes stuks mede en verantwoordt hij ze niet, dan zal de opnemer, die een volgenden keer komt, een te kort constateeren van zes stuks, maar het zal zeer moeilijk vallen te bewijzen, dat deze door zijn voorganger wederrechtelijk zijn meegenomen. Natuurlijk zal de opnemer, die de fraude pleegde beweren, dat hij van niets weet, of opmerken, dat de meter misschien verkeerd gewerkt heeft. Men voert hiertegen wel aan, dat het aantal 2% ets. stukken, dat geïncasseerd is, aangeteekend wordt op een kaart, welke bij den meter hangt, of geconstateerd wordt door afgifte van een recu, en dat door den verbruiker toezicht bij de mcasseering dient uitgeoefend te worden, doch kaarten en recus 22 338 helpen in dit geval niet en het toezicht van de zijde van het publiek is gewoonlijk zoo slecht, dat ook daarin geen waarborg tegen fraude gezocht kan worden. Het komt ons daarom gewenscht voor, eene andere methode te volgen, n.1. de volgende. Door den opnemer worden de standen der drie telwerken opgenomen en genoteerd in zijn opneemboekje 1) en op de kaart, welke zich bij den muntmeter behoort te bevinden. Alle geldstukken, welke zich in het geldbakje bevinden, worden bij het opnemen van den meter medegenomen en het aantal vergeleken met de aanwijzing van den totalisator. Eventueele verschillen worden onmiddellijk aan den gasverbruiker gerapporteerd. Eert verschil moet worden toegeschreven aan een gebrek aan het telwerk, of aan fraude van de zijde van den gasverbruiker. Het laatste blijkt gewoonlijk uit dè verbreking van het zegel, waarmede het geldbakje gesloten is. Het ontvangen aantal 2V2 ets. stukken wordt door den opnemer op een lijst geboekt, teneinde dagelijks het totaal der ontvangen bedragen te kunnen berekenen. Deze lijst wordt vooraf, wat de namen of de nummers van de verbruikers betreft, gereed gemaakt en doorloopend genummerd, ten einde te weten, hoeveel biljetten aan den opnemer zijn ter hand gesteld en hoeveel hij er dus des middags moet inleveren. De lijst (zie model 77) blijft op het kantoor berusten^ De opnemer heeft dus bij de opname van den meter geen berekeningen te maken. Hij noteert slechts de standen van de telwerken en het aantal 2V2 ets. stukken, dat hij heeft geïncasseerd. Het overige wordt op het kantoor verricht. Alleen heeft men zorg te dragen, wat trouwens ook voor de opname der gewone meters geldt, dat de opname van een zelfden meter elke maand door een anderen opnemer geschiedt, om te voorkomen, dat men door valsche noteeringen fraude pleegt. Voor eiken verbruiker wordt ten kantore van de gasfabriek eenrekening-courant gehouden (zie model no. 78), waarin de door den. opnemer verzamelde cijfers worden geboekt en waarop bovendien-, het ontvangen en het verschuldigde bedrag aangeteekend wordt. *) Het opneemboekje kan zoowel voor muntmeters als voor gewone metersdoelmatig vervangen worden door losse biljetten, in een map bijeengehouden,, waardoor de biljetten voor nieuwe verbruikers gemakkelijk tusschen gevoegd kunnen worden en de juiste volgorde, waarin de meters moetent worden opgenomen, gehandhaafd blijft. 339 Model No. 78. Rekening-courant met muntgasmetergebruikers. Naam: W. HENDRIKSEN. Volgnummer 1574. Woonplaats: Marnixstraat 23. 5 Lichtsmuntmeter No. 41472. I Aantal I Datum Stand Ver. Ver' Stand 2iT ï Ont, , , .i . schul* van den ?. van van den bruik in , , , stukken vangen Bemerkingen, digd totali» . . opname. meter. M'. b. "» de bus bedrag ° I aanwezig Laatste stand 767 j 307 / —15 I Balans (muntrad) 1922 Januari 31 809 42 / 3 15* 430 123 3 07* Februari 28 836 27 202} 515 85 212* Maart 31 869 33 247} 608 93 2 32} April 30 903 34 2 55 714 106 2 65 Mei 31 935 32 2 40 803 89 2 22} Juni 30 959 24 1 80 883 80 2 — Juli 31 987 28 2 10 967 84 2 10 Aug. 31 22 35 2 62} 71 104 2 60 Sept 30 62 40 3— 189 118 2 95 Oct. 31 96 34 2 55 291 102 2 55 Nov. 30 133 37 2 77} 400 109 2 72} Dec. 3i 169 36 2 70 509 109 2 72} Totaal 402 / 30 15 1202 / 3o20 Muntrad. . . ► - 07} Te veel betaald Te weinig betaald 02} 1923 / 3032} / 30 22} Januari 1 Balans (muntrad) / 340 Hierbij zullen verschillen tusschen de onderlinge aanwijzingen gemakkelijk ontdekt kunnen worden. Bij de afsluiting der rekeningen-courant aan het einde des jaars, moet het bedrag, waarvoor nog gas geleverd moet worden, in aanmerking worden genomen en als een schuld op de Balans gebracht worden. Het blijkt daarbij dan zeer dikwijls, dat er kleine verschillen zijn, die hun ontstaan te danken hebben aan de omstandigheid, dat men gewoonlijk bij de opneming der meters gedeelten van 1 M3. gas verwaarloost. Al naar de gewoonte, welke gevolgd wordt, om bij de opname het verbruik naar boven of naar beneden af te ronden, vormen deze verschillen een schuld of eene vordering welke eveneens op de Balans behoort gebracht te worden. Verschillen, ontstaan door fouten in het mechanisme, zullen door bijbetaling of door restitutie vereffend moeten worden. Ter bepaling van het maandelijksch gasverbruik en het verschuldigd bedrag, moeten de cijfers van de opneemboekjes verzameld worden. Het doelmatigst geschiedt dit door een register aan te leggen, waarin door het aanbrengen van een inlegvel, (zooals bij model no. 76) de gelegenheid bestaat de noodige cijfers voor eiken verbruiker gedurende ben geheel jaar te verzamelen en waarin tegelijk de bedragen, welke bij de afsluiting aan het einde des jaars verzameld moeten worden, een plaats kunnen vinden. Daardoor behoeft de naam van eiken gasverbruiker voor een geheel jaar slechts eenmaal in dit register te worden ingeschreven. Het register kan ook dienen voor de berekening en de boeking der verschuldigde en betaalde bedragen, betrekking hebbende op een eventueel voorschrift, waarbij is bepaald, dat, indien een zekere hoeveelheid gas per jaar niet verbruikt is, voor eiken M3. gas, welke minder verbruikt is, een zeker bedrag verschuldigd is. Een dergelijk voorschrift komt in vele gemeenten voor. # Een model van bovenbedoeld register vindt men onder no. 79. Ook hierbij kan met machinale arbeid belangrijk voordeel worden behaald. Hoofdzaak is dat men van goed geoefend personeel gebruik maakt daar men zonder dat, veel minder resultaten bereikt, dan verkregen kunnen worden. De administratie moet dan echter de noodige wijziging ondergaan. Het opneembiljet wordt van meer beteekenis, daar de RekeningCourant (model no. 78) komt te vervallen. Dit brengt natuurlijk wel eenige bezwaren met zich, doch bij doel- Register ter bepaling van het verbruik en het verschuldigde door muntgasmetersgebrulkers. < Januari. Februari ^ Wegens minder gasverbruik <£" • en 3C H S «• dan . . . M3. per jaar. e NAAM I - verdere w Ë. —i— B V^rKn.it Verschul» Ontvan. g" g £. , i n» M» digd be- maanden * * f I vr,huls vir onbe- drag. bedrag. J a's Januari. P- digd. betaijng \ taald- / / ~ 't i ; s | t"t 342 Model No. 80. Staat van afgeleverde cokes op 1922. Verkocht a contant. _ . , Hoeveel» Eerste Laatste Aantal , . vt beid ver* Totaal Prijs c^j„„ No. van No. van afgegeven ., , ^ Bedrag. . . . , i Tu meld op de H.L. per H.L. heden. heden. kaart] es. ... | kaartjes. 5790 5820 30 1 H.L. 30 4321 4450 129 2 „ 258 2544 2680 136 5 „ 680 9240 . 9250 10 10 „ 100 8710 8715 5 15 „ 75 2190 2193 3 20 „ 60 1203 / 0.50; / 601 50 Contröle. Standen der maten. Gemeten I '„ . . . . , No. , . Wisselstanden; , Eerste Laatste hoeveel» van van heid in Eerste stand heden 417 heden. heden. Vt H.L. Laatste „ „ 510 1 4324 I 4440 116 Geladen • • • • 93 karren a 5 " L' = 465 rl.L. 2 2710 2840 130 Gemeten 1318 „ 3 8810 9240 430 Totaal . . 1783 H.L. 4 3822 4418 596 5 1744 2288 544 Verkocht a contant 1203 H.L. 6 4520 4830 310 Verkocht op crediet aan J. v. d. Berg 456 „ 7 5410 5920 510 Voorraad in zakken 115 „ Totaal 2636 Totaal . . 1783 H.L. of H.L... 1318 343 matige inrichting van het „Register" (model no. 79) kunnen deze worden ondervangen en de dagelijksche contröle op de ontvangen en verschuldigde bedragen zoodanig worden verscherpt dat het zoeken naar fouten aan het einde der maand zoo goed als geheel kan worden voorkomen. De verkoop der bijproducten kan op verschillende wijzen geregeld worden. Geschiedt zij bij contract, dan is het aanleggen van het vroeger reeds besproken contractboek noodig. Elke afgifte moet door een schriftelijk bewijs gedekt zijn, wat het gemakkelijkst door middel van een bon kan geschieden; het gedeelte, dat in het bonboek is achtergebleven, kan te gelijk als verkoopboek dienst doen. Gewenscht is het voor elk bijproduct een afzonderlijk register te houden. Aan het einde der maand worden de verschillende koopers gedebiteerd en de rekeningen der bijproducten gecrediteerd. Bij verkoop in het klein, zooals dikwijls met cokes het geval is, is deze wijze van administratie te omslachtig en is het doelmatiger de bons te vervangen door verschillend gekleurde kaartjes (in verband met de hoeveelheden, die er op vermeld staan) en elk te voorzien van een doorloopend volgnummer. Door de nummers, waarmede eiken dag begonnen wordt af te trekken van de nummers waarmede wordt geëindigd, kan men de hoeveelheid, die verkocht werd, gemakkelijk bepalen. Bovendien kan men voor het meten der cokes gebruik maken van meettoestellen, die zoodanig zijn ingericht, dat de meting en aflevering automatisch wordt aangeteekend door een telwerk. Door de standen van dit telwerk des ochtends en des avonds op te nemen, kan men de hoeveelheid, welke afgeleverd is, controleeren. Daar de hoeveelheden cokes, welke moeten worden bezorgd, meestal reeds daags te voren, geheel of gedeeltelijk, gemeten worden, is het voor een doelmatige contröle noodzakelijk, dat het aantal gereed gemaakte H.L. cokes dagelijks geteld wordt Een gelijke contröle kan men instellen op de hoeveelheden cokes, die per schip of per waggon afgeleverd worden, indien deze aflevering geschiedt langs rails, door middel van wagentjes van een bepaalden inhoud, waarbij dus het tijdroovende" meten per V2 H. L. vervalt. De rails moeten dan zoodanig gelegd worden, dat geen wagen passeeren kan, zonder dat een wissel of ander toestel over- 344 gehaald wordt, dat automatisch het aantal overhalingen op een telwerk aanteekent. Door opneming van de standen bij hel begin en het einde der lading verkrijgt men het aantal wagens dat gepasseerd is. Gelijksoortige controle kan men verkrijgen indien de aflevering geschiedt uit silo's, bij hoeveelheden van een bepaalde grootte, en het openen en sluiten der silo's automatisch door een telwerk wordt aangeteekend. De aanteekening der verschillende standen, en de afgifte van de cokeskaartjes kan op een staat als model no. 80 geschieden. Evenals in elke fabriek is ook hier het houden van een kasboek voor het boeken der ontvangsten en uitgaven noodzakelijk. De inrichting wijkt niet af van het reeds vroeger gegeven model. Echter is het met het oog op het groot aantal posten, dat dagelijks geboekt moet worden, noodig, dat voor de ontvangsten wegens geleverd gas een afzonderlijk kasboek aangelegd wordt, waarvan alleen het eindcijfer dagelijks in het kasboek wordt overgenomen. Om het journaliseeren aan het einde der maand gemakkelijk te maken, verdient het aanbeveling de verschillende dagelijksche ontvangsten voor geleverd gas en a contant verkochte bijproducten aan te teekenen in een „Hulpkasboek", waarin in verschillende kolommen de ontvangen bedragen voor het verkochte geboekt worden. Houdt men dit register, dan kan men volstaan met in het kasboek, onder verwijzing naar het hulpkasboek, dagelijks slechts het totaalcijfer dier ontvangsten te boeken. Bij het journaliseeren aan het einde der maand worden de verschillende rekeningen voor de ontvangen bedragen gecrediteerd. Het aantal kolommen is geheel afhankelijk van den aard der ontvangsten en kan natuurlijk naar behoefte worden uitgebreid. Hoe verder de splitsing wordt doorgevoerd, hoe eenvoudiger het journaliseeren wordt. De inrichting blijkt uit model no. 81. Bij ver doórgevoerde splitsing ontstaat het zoogenaamde kasjournaal, waarin dagelijks alle ontvangsten en uitgaven naar haar aard in verschillende kolommen gespecificeerd worden. Dit register is niet alleen toe te passen in een gasfabriek, doch ook in andere fabrieken. Men zal n.1. in elke fabriek maandelijks eene recapitulatie van de in het kasboek geboekte posten, die op dezelfde rekening betrekking hebben, moeten maken, en dit werk komt beter tot zijn 345 Hulpkasboek. Model No. 81 Datum. Gas. Meter huur. Kosten I Cokes- nlaatcino Hoeveel» v. Meters ' neia Bedrag. in n.l. Koolteer. Hoeveel heid in K.G. Bedrag. Totaal. 1922 Jan. 2 » 3/31 / 202O5 -/ 15 70; / 17 „ 44128 50 „ 582 70 ,, 96 415 43529 / 12450 „13087 50 / 44330 55 / 598 40 / 144 22 Gasverbruikers. 44044 /13212- 200 1000 / 3 . 15 1200 / 18 / 362 ,57900 / 58263 recht, indien het dagelijks in het kasjournaal geschiedt dan dat het tot het einde der maand wordt uitgesteld en dan dikwijls op losse staatjes plaats vindt. De modellen no. 82 en 83 geven een dergelijk kasjournaal. Indien de hulpboeken goed zijn ingericht is een journaal zoo goed als overbodig en kan men in elk geval volstaan met daarin slechts de eindcijfers der hulpboeken te vermelden. Het overbrengen toch van de posten uit de hulpboeken in het grootboek, is dan een machinaal werk geworden, dat geen aanleiding tot vergissingen behoeft te geven, terwijl de juistheid der boeking er door zal winnen indien het grootboek onmiddellijk uit de hulpboeken wordt samengesteld. In hoofdzaak zijn dit de boeken, die met de boekhouding in direct verband staan. Daarnaast moeten nog verschillende registers gehouden worden voor het aanteekenen van den aankoop en de plaatsing der meters, voor de contröle daarop, voor de behandeling van ingekomen klachten, voor den eventueelen verhuur van gaskachels, fornuizen, komforen enz. Om niet al te wiidloopig te worden, zullen wij ze echter buiten bespreking laten. Wij vertrouwen, dat het inrichten daarvan voor den boekhouder geen overwegende bezwaren zal opleveren. Behalve de reeds besproken rekeningen moeten in het grootboek geopend worden eene „Fabricagerekening", eene „Distributierekening" en eene „Oasrekening". De eerste dient ter bepaling van den kostprijs van het gas in den gashouder, de tweede ter bepaling van de kosten aan de distributie verbonden, de derde ter berekening van den kostprijs van het Kasjournaal. — Ontvangsten. Model No. 82. Debiteuren voor: Dubieuse^ebiteuren o | Diversen. . : :—'r—4—- o a»: A v i * - - i— | Namen. | ë | Q, \x gg | g a |a| 1| f | 8 8 | f | „ Totaal. 3 p B g ^ '|« 'ï» » |. |'|I |S;p " 8 | £ ' g- • Hoofd van Rekening. g- 347 Kasjournaal. — Uitgaven. Model No. 83. I B II I ' rï II B II I II « » . 5 së Diversen. i \ »|2S 3 S * i 3 Namen. & fg g g \ J$ & ej Totaal. Q v <«,3 I <3 o n Hoofd van rekening. -5 1 u | J, q | I m f 'II II gas op het oogenblik, dat het den meter bij de verbruikers verlaat. De opbrengst der verkochte hoeveelheden gas wordt eveneens op de laatstgenoemde rekening geboekt. Op de Fabricagerekening wordt aan de creditzijde de opbrengst der bijproducten, die op verschillende daarvoor geopende rekeningen in het grootboek geboekt staat, overgebracht. Zij vermindert derhalve den kostprijs, daar deze wordt voorgesteld door het debetsaldo der fabricagerekening. Daar op deze rekening uitsluitend geboekt worden de kosten aan de fabricage verbonden en de kosten van verkoop daarop niet voorkomen, wijst dit saldo derhalve den prijs aan van het gas, wanneer het zich in den gashouder bevindt. Dit saldo wordt op de rekening „Gas" overgebracht. Alle kosten aan den verkoop verbonden waaronder dus ook het gasverlies, ontstaan door condensatie en lekken moet gerekend worden, behooren op de rekening ..Distributie" geboekt te worden. Deze kosten worden echter verminderd met de vergoeding voor het plaatsen van gasmeters en de meterhuur. Deze opbrengst, die 348 aan de creditzijde der rekeningen, welke daarvoor geopend zijn, geboekt staat, wordt op de creditzijde der Distributierekening overgeschreven. Het op de Distributierekening overblijvende debetsaldo, wordt daarna overgeschreven op de rekening „Gas". Op deze rekening bevinden zich alsdan de kosten aan de fabricage verbonden, benevens de kosten van distributie, dus de totaal kosten van het gas, wanneer het zich ter aflevering in den gasmeter bi] den gasverbruiker bevindt. Vóór wij een model der drie genoemde rekeningen geven, moeten wij nog een paar opmerkingen over de bijproducten maken. Zooals wij hiervoor bespraken, wordt de opbrengst der bijproducten geboekt aan de creditzijden der rekeningen, die wij daarvoor openden. Het spreekt van zelf, dat de waarde van den voorraad, die bij het opmaken van den inventaris aan het einde des boekjaars vastgesteld is, eveneens aan de creditzijde van die rekeningen moet verschijnen. Het is echter somtijds lastig daarvoor de juiste waarde te bepalen. Is alles bij contract verkocht, dan zou men daarvoor den contractprijs kunnen nemen onder aftrek van de kosten welke later door de aflevering voor rekening van de fabriek komen. Loopen er echter geen contracten, dan is het aannemen van den prijs geldende op den dag der afsluiting, verminderd met de kosten aan den verkoop en het transport op de terreinen verbonden, aan te bevelen. In elk geval is het raadzaam de prijzen niet te hoog te stellen en met te verwachten prijsverminderingen rekening te houden. Thans laten wij de Fabricagerekening, de Distributierekening en de Gasrekening volgen, (zie de modellen no. 84, 85 en 86), zooals zij zich in het grootboek zullen voordoen, nadat al de verschillende overboekingen hebben plaats gehad. *) Daarbij zij nog opgemerkt, dat wij de volgende afschrijvingen in rekening hebben gebracht: Op de gebouwen en leidingen in gebouwen 2Y2 pCt. „ ovens 7 pCt. „ gashouders 2 pCt. „ stoomketels 6 pCt. „ machines en werktuigen 8 pCt. „ gereedschappen 10 pCt. „ buizennet 2 pCt. „ gasmeters 5 pCt. 1) Om niet al te uitvoerig te worden hebben wij specificatie van ziekengelden, pensioenen, enz. enz. weggelaten. 349 Debet. fabricagerekening. Model No. 84. Credit Voor 37.421.750 KG. kolen a ƒ 7,00 H gaszuivering „ kosten van gasonder» zoek ,. onderhoud gebouwen „ onderhoud machines en werktuigen.... „ onderhoudgashouders ,, id. gereedschappen ,, id. ovens ,, salarissen"..' „ stookloonen/39.523,68 ,, kolentrans» portloonen ƒ 7.242,63 n bediening machines „ 2.535,14 h assurantie M drukwerken en kan» t o or be hoef ten ,. diverse onkosten .... j „ afschrijvingen op: gebouwen en leidingen in gebouwen ovens gashouders stoomketels machines en werktuigen gereedschappen ! / 261.952 25 2.903 65 2.45639 12.72039 13.09140 2.910 10 2.413 77 6.90032 16.17894 49.30146 1.120 30 3.186 30 3 787 71 6.515 — 16.835 — 6.310 — 324 — 12.056 — 9.040 — /430.00298 Voor 15 358,365 K.G. of 342.297 H.L. cokes /127.387 80 „ 1.980.567 KG. koolteer 43.66930 ,, 117.178 H.L. ammo» niakwatera 1° Bé.. 6.566 43 „ 2649.406KG.of47.570 H.L. cokesgruis 10.515 72 „ sintels 675 ,, productiekosten van 10.915.340 M3. gas.. 241.188 73 (Over te schrijven op Gas» rekening.) /430.002 98 Totale productie 11.171.500 M3 Af voor fabrieksgebruik 256.060 Blijft 10.915.440 M3. gas 241 :18873 ™ °n gashouder) bedraagt derhalve 10.915,440 X 1000 = f 22W5 per 1000 M'- 350 Debet. Distributierekening Model No. 85. Credit. Voor onderh diensthuizen ƒ 5.510,40 „ buizennet.. „ gasmeters .. salarissen afschrijving op bui» zcnnet enz afschrijving op gas» meters 2.14051 5 894 — 5.750 — 7.810 — 3.060 — / 30.165 05 Voor meterhuur ƒ 8 025|24 „ kostenvan distributie 22.139i81 (Over te schrijven op Gas» rekening.). / 30.165 05 Beschikbaar . . . Af wegens gasverlies 10.915.440 M3. gas. 710.283 „ „ Netto 10.205.157 M3. gas. Zoodat de kosten van distributie per 1000 M3. bedragen 22.139,81 10.205,157 L- X 1000 = ƒ 2.169. Debet. Gasrekening. Model No. 86. Credit. Voor 8610 M8 gas in voor» raad op 1 Januari. • • / 340 — „ kosten van productie van 10.915 440 M3 gas- 241.18873 „ kostenvan distributie 22.13981 „ winst 235 707 18J /499.375 72 Voor verkocht 10.205.729 M8 gas „ 8038 M3 gas in voor» raad 31 Dec / 499.188 15 187 ƒ499.375 57 72 Ten verkoop beschikbaar 10.915.440 M3. gas. Af wegens gasverlies 710.283 „ Netto 10.205.157 M3. gas. De kosten der productie bedragen f 241.188,73 „ van distributie „ * 22.139,81 Totaal ƒ 263.328,54 351 zoodat de kostprijs van 1000 M8. gas, wanneer het den gasmeter verlaat, bedraagt ^ jll^lt X 1000 = ƒ 25.803. iu.zuj.io/ ƒ499 188 1 5 De gemiddelde opbrengst bedroeg 1Q 205 157 X 1000 = / 48-91. Blijkens de gasrekening bedraagt de winst f 235.707.18. Dit winstcijfer dient overgeschreven te worden op de winst- en verliesrekening en zal met de daarop voorkomende baten of verliezen vermeerderd of verminderd moeten worden. Het saldo zal overeenkomstig eventueele voorschriften verdeeld kunnen worden. De balans zal ten slotte een gelijke winst moeten aanwijzen. In ons land bestaan geen voorschriften omtrent den vorm van de balans of de winst- en verliesrekening en ieder kan haar naar zijn eigen inzichten samenstellen. In Engeland daarentegen is voor verschillende ondernemingen, o.m. ook voor gasfabrieken, voorgeschreven, in welken vorm de resultaten dier ondernemingen gegeven moeten worden. In de meermalen aangehaalde werken van Dicksee en Pixley treft men verschillende der voorgeschreven modellen aan. Evenals bij de in het vorig hoofdstuk behandelde boekhouding eener fabriek ter bereiding' van zwavelzure ammoniak, moeten wij ook hier de gegevens, die de Fabricage- en de Distributierekeningen verschaffen, ons ten nutte maken en met de in vorige jaren verkregen uitkomsten vergelijken. Het saldo der Fabricagerekening leert ons, dat de kosten aan de productie van 10.915.440 M8. gas verbonden, hebben bedragen ƒ 241.188,73 of ƒ 22,095 per 1000 M8. gas. Deze prijs kost ons het gas op het oogenblik, dat het zich in den gashouder bevindt. Is deze prijs hooger of lager dan een voorgaand jaar, zoo weten wij met zekerheid, dat de oorzaak daarvan in en niet buiten de fabriek gezocht moet worden, omdat alle kosten aan den verkoop van het gas verbonden, op eene afzonderlijke rekening, de Distributie-rekening", geboekt zijn, waarvan het saldo niet op de Fabricagerekennig is overgebracht. Bedraagt ten slotte de prijs van het gas in den gasmeter bij de gasverbruikers meer of minder dan vroeger, bij overigens gelijken productieprijs, dan ligt de oorzaak daarvan in de distributie, waaromtrent de Distributierekening ons nader kan inlichten. In het bovenstaand voorbeeld bedragen de distributiekosten ƒ 22.139,81 of per 1000 M8. f 2,169. Vergelijken wij deze kosten 352 met die van een voorgaand jaar, dan blijkt onmiddellijk, of zij gestegen of gedaald zijn en daarvan dient de oorzaak te worden opgespoord. Zoowel de kosten, vermeld op de fabricage- als op de distributierekening, kunnen in veranderlijke en onveranderlijke kosten gesplitst worden en vooral indien een wijziging in den gasprijs wordt overwogen of in geval om andere redenen een buitengewone toename van het debiet te wachten is, zal deze splitsing bij de berekening van de gevolgen zeer nuttig zijn. Wenschen wij een goed vergelijkbaar overzicht van de verschillende factoren waaruit de kostprijs bestaat, dan moeten wij de berekeningen voor fabricage en distributie geboekt, verdeelen over 1000 Ms. geproduceerd gas en komen wij tot de volgende uitkomsten: Verbruik aan steenkolen / 23,998 Kosten van gaszuivering - 0,266 Kosten van gasonderzoek (laboratorium) . . - 0,225 Onderhoud gebouwen . . . - 1,166 „ machines en werktuigen .... - 1,199 „ gashouders - 0,267 ,. gereedschappen - 0,221 „ ovens - 0,632 Salarissen - 1.482 Loonen - 4,517 Assurantie - 0,103 Drukwerken en kantoorbehoeften - 0,292 Diverse onkosten - 0,347 Afschrijving op gebouwen en leidingen in gebouwen - 0,596 „ „ ovens - 1,542 „ „ gashouders - 0,577 „ stoomketels - 0.030 „ „ machines en werktuigen ... - 1,104 „ „ gereedschappen - 0,828 ƒ39,392 353 Te verminderen met de opbrengst der bijproducten, als: Cokes /11,670 Koolteer _ ^qqq Ammoniakwater Q602 Cokesgruis -0963 Sintels 0,062 ƒ 17,297 Kostprijs van het gas in den gashouder ƒ22,095 Deze prijs stijgt tengevolge van het gasverlies tot 22,095 X 10.915.440 10.205.157 ~ 23,633' Kosten van distributie per 1000 M8.: Onderhoud diensthuizen ƒ0540 | buizennet 0210 1 gasmeters 0,578 Salarissen - 0^563 Afschrijving op buizennet enz o,766 » „ gasmeters rj,299 ƒ2,956 Te verminderen met Opbrengst meterhuur . , - 0,786 Kosten der distributie ƒ2,170 De totaalkosten der productie bedragen derhalve f 23 633 + ƒ 2,170 = ƒ 25,803 per 1000 M8. Bij vergelijking van bovenstaande cijfers met die in een voorafgaand jaar verkregen, kan onmiddellijk uitgemaakt worden, waardoor eventueele verhooging of verlaging van den kostprijs ontstaan is. Ter controle van de zuinigheid in het bedrijf of ter vergelijking van wijzigingen in de werkmethoden kunnen nog verschillende calculatiën gemaakt worden. Zoo dient men de stookloonen te bepalen, die per 1000 K.Q. verwerkte kolen zijn betaald, even als de loonen per 1000 H.L. cokes die werden opgeslagen en afgeleverd. De kosten van transport der kolen op de terreinen per 1000 K.Q. enz. 23 Overzicht van de werking der fabriek gedurende de maand Januari 1922. Model No. 87. KOOLGASFABRICAGE. Op 1 Januari waren in werking : de Nos. generatorovens „ M roosterovens ,, ,, ovens met staande retorten In werking gebracht : de Nos Uitgevallen : de Nos. Zoodat Uo. Ja de Nos. werking Aantal in werking geweest : Maxim. Minim. Ovens Retorten Gefabriceerd gas per retort per etmaal. Maximum M8. Per 100 K.G. Steenkolen. Lichtsterkte in E.K Calorische waarde Soortelijk gewicht Zwavel per 100 Ms. (in gr Ammonia ,, ,» Koolzuurgehalte ...„,., ..Gas ..Cokes ..Ziftsel ..Teer . Amm. w. Slakken Per 100 Ma. Gas. Steenkolc ..Cokes ..Teer ..Amm. w. COKESFABRICAGE. Aantal gangen. Agregaat A Totaal Gem. p. gang M* gas Gefabriceerd per etmaal. P. 100 K.G. Iuchtdr. Cok. Gemaakt. Verbruikt. ..Gas ..Olie ..Teer ..Slakken Per 100 L. Olie. Gemaakt. Verbruikt. Per 100 M3. Gas. Gemaakt. Verbruikt. COKES GAS. Resultaten van het Laboratorium-onderzoek van het menggas over het jaar MAANDEN. Model 1922. No. 88. D > O! Samenstelling van het menggas in volumeprocenten Koolzuur Zware koolwater» stoffen Zuurstof Kooj' oxyde Methaan ^ater. StJkstof Januari... Februari . Maart ... April Mei Juni Juli Augustus. September October ., November December.. Gemiddeld 15.56 15.53 0.529 0.473 0,003 0.003 2.07 4.30 2.23 4.59 0.75 13.91 0.77 14.92 22.54 22.14 50.62 48.85 5.83 0.494 5.030 6.49 0.530 5.016 Overzicht van de werking der] Gemeentegasfabrieken over 1921. Model No. 89. STEENKOLEN IN KILOGRAMMEN. Duitsche Engelsche Cannel Totaal COKES IN KILOGRAMMEN. GASVERBRUIK IN M3. Gemaakt Gebruikt Voorraad op 1 Januari 1921 Aangevoerd in 1921 Gemaakte cokes in 1921 ... 28.527034 170.654.232 1.633.000 58.102.900 182.305 Totaal Gebruikt in 1921 voor de: Distillatie Werkpl, locomotieven en stoomponten Stoomk. ten dienste der koolgasfabric. Stokerij met droogstoken Fabricage van het cokesgas met inbe» grip van aanmaken en onderhoud der vuren Stoomketels cokesgasfabrieken sulfaatfabrieken Verwarming van gaskuipen, vuurpot» ten, het buizennet en de gebouwen Verkocht Vergruisd Totaal Voorraad op 1 Januari 1922 199.181.266 59.735.900 176.392.593 281.565 1.230 23.614 9.384 14.380 53.919.910 4.440 182.305 147.150 86 850 57 176.722.766 | 53.925.286 22.458.500 5.810.614 147.207 35.098 30.342.339 228 757.132 259.099.471 230.459.653 286.005 1.230 23.614 9.470 15.287 230.795.259 28.304.212 Per 100 K.G. Kolen (zonder Cannel). 1.366.160 168 011.290 169.384.450 1.248.400 39.499.088 16.807.800 32.000 290.160 54.901 880 50.710 230 Voorraad menggas op 1 Januari 1921 202.200 M3 Gemaakt koolgas in 1921 .. 67.765 750 M8 Afgeleverd cokesgas ter vermenging 28 418 650 „ - 96.184.400 „ Totaal beschikbaar 96.386.600 Al3 163.489.550 5.894.900 Geleverd aan: Particulieren voor gewone meters 51.158.118 M8 „ „ muntmeters 37.676.127 „ Gemeentegebouwen 1.630.837 „ De Gemeente ten dienste der lantaarns openbare verlichting 3.727 565 „ Verlicht, der lant. Vondelp. en Pretoriusstr. 23.818 ,, Particulieren op abonn. en illuminatie .. 13.745 „ De Gemeente » » » » .. 5.791 „ Cokesgas» en Sulfaatfabrieken * 102.184 „ 94338.185 M' Eigen gebruik en verlies (1.934 %) 1.860915 „ Voorraad op 1 Januari 1922 187.500 „ Totaal 96.386600 M8 r> i. Cokes voor , . , uemaakt _ . «... 1 , . , _ ,, Ammoniak* v , uemaakte cokes de vuren incl. Koolteer .„ „. Koolgas , . , water 1° Bé droogstoken zonder gruis 50,934 K.G. I 29,405 M8 17,150 K.G. 4,125 K.G. 0,290 H.L. met gruis 72,952 K.G. Ammoniakwater 1° Bé. Voorraad op 1 Januari 1921.. 4.933 H.L. Gemaakt in 1921 667.964 „ 54.901.880 K.G 20.745.140 Verkochte cokes 1.372.547 H.L. r 245.516 „ parelcokes grms* 153.988 „ ziftsel Van de gemaakte cokes is vergruisd. 38,18 % van de totale hoeveelheid Van de gebruikte kolen was 76,54 „ Duitsche *; H •• ,. .. , • 23,40 „ Engelsche „ „ „ „ , 0,06 „ Cannel Koolteer. Voorraad op 1 Januari 1921 1.288.325 K.G. Gemaakt in 1921 9.505.596' „ Cokesgasteer gem. in koolteer 400 „ Totaal 10.794 321'KG. Verkochtinl917 9.488.980 KG. Eigen gebr. „ 22.300 „ - 9.511 280 iVoorraad op 1 Januari 1922 1 283.041 K.G. | Cokesgruis. Voorraad op 1 Januari 1921 5.172.790 K.G. Gemaakt in 1921 50.710.230 „ Totaal 672 897 Hl- Verbruikt Sulfaatfabrieken.... 667.863 „ Verkocht 36 „ Voorraad op 1 Januari 1922.. 4 998 H.L. Totaal 55.883.020 K.G. Verkocht 20.745.140 KG. "{Verbruikt voor stoomketels ten dienste der koolgasfabricage.. 18.487.410 „ „ „ cokesgasfabrieken 6.757.125 „ „ „ sulfaatfabrieken 3.696.915 „ „ verwarming, gaskuipen, voor gebouwen, stoomponten en terreinen 1.365.190 ,, 50.051 780 „ Voorraad op 1 Januari 1922 5.831.240 K.G. Model No- 90 Fabricagerekening Koolgas over de maand Januari 1922. Per Totaal 1000 M8 1.120.000 M3 Gemaakt Koolgas = 280 M» per 1000 K.G. Kolen. Bedrag gemaakt koolgas 4 000.000 K.G. kolen af 8.- per 1000 K.G I ]f 32000 — f 28 571 — ,, cannel „ M —.— *, »> •» " ■ *• 4.500 „ benzol „,.80.10 ,.360 45,, 0 322 p.1000 KG.kol. 17.600 H.L. cokes in de stokerijen 4.40HL. L. 7920 - „ 7 071 Voor de stoomketels: ■ 1.800 H.L. cokes 0,45 „ f 800- 80 „ parelcokes P-02 ■• •• 31 6,400 „ cokesziftsel L60 „ ., 960|— 2.500 K.G. kolen . • ,°.«KG. „ 20 - „ 1822 - „ 1 627 — ,, ijzeraarde voor zuivering . [»• Arbeidsloon j |" 0 1» Stookloonen ; •■ 6720 ~ L « - Bediening machines, kolentransport enz „ 19041-!., 1700 Kosten van cokesverwerken L »» ~ L l i» Totale productiekosten f 52092 85 f «jsu p. 1000 Bruto opbrengst der Bijproducten KG.kol. 62.000 H.L. cokes i f 0.45 per H.L. 1550 HL f 27200 - „ 24 911 5.000 „ parelcokes 0,40 ., „ 1,25 „ „ 2000- „ 1786 8.8C0 ,. cokesziftsel 0,15 „ „ 2.» „ „ 13» - „ 1179 160.000 K.G. koolteer 1,»P.100KG. 40KG „ 19» - , 1714 9.200 H.L. ammoniakwater 1« Bé 0,13 per H.L. 230 L. „ 11% — „1 068 3.733 „ sintels verkocht „ 112 — „ — 100 — K.G. retortengraphiet verkocht »» „ — — ,, afgewerkte ijzeraarde »» „ Opbrengst der bijproducten f 34448 — [ 30 758 Mi Netto kosten \( 17644 85 f 15 754 1 I 1 COKES (zonder gruis en parelcokes) Verwerkte kolen 4000 tons. P« *» KOLEN Parelcokes Stookloonen koolgas Geproduceerd 15.50 H.L. 1.25 H.L. per ton kolen f 1,68 Verbruik vuren en stoomketels 4,85 „ 0,02 ■■ Verdere distillatie Beschikbaar 10,65 H.L. 1,23 H.L. loonen id. f 0.476 Af verbruik cokesgasfabriek 1,55 „ 0.33 „ f 2,156 Beschikbaar ten verkoop 9,10 H.L. [ 0,90 H.L. 359 Model No. 91. Fabricagerekening Cokesgas over de maand Januari 1922. 420.000 M3 gemaakt Cokesgas = 170 M» pet 100 K.G. Cokes. Bedrag. Totaal bedrag. 1000 M» gemaakt cokesgas. 6185 h.l. cokes voor generatoren . . 1300 ,, parelcokes voor stoomketels 800 ,, cokesziftsel ,, .' „ Stookloonen Bediening ma 10000 K.G. ijzeraarde , stoomketels . . okesgaszuivering K.G. benzol voor carburatie benzine ,, 107100 K.G. solarolie „ /an onderhoud 29648 K.S. cokesteer geproduceerd i f 1.70 per 1000 K.G. / 520 „ 120 / 630 .. 294 „ 630 .. 294 ■ ■ 4284 / 876625 „ 825,30 / 9591B5" 524 500 0 700 «311 10200 20872 1762 _0203 22837 „ 1]200 7 2T637 MENGGAS. Gemaakt koolgas .... 1.120.000 M3 „ cokesgas .... 420.000 ,, Gemaakt menggas .... 1.540.000 M3 Koolgas Per 1000 M3 Netto kosten (zie hiernevens) j ƒ 17644 851 / 15 754 Onderhoud fabriek I tl 3920 — ., 3 500 Diverse kosten fabricage , 1344 — „ 1 200 / 22908 85 1 20 454 Af diverse baten als: Sulphaatfabricage ƒ 1680,- \ 1 500 Afval , 89,60» I),, 1769 60 _„ 0080 / 21139 25 / 18 874 Hierbij kosten van Cokesgas (zie hierboven) „ 9087 55 1.540.000 M3 gemaakt mengga / 30226 80Tf Ï9 628 360 Bij dergelijke becijferingen kan men n.1. niet steeds uitgaan van de geproduceerde hoeveelheid gas, omdat deze per 1000 K.Q. kan zijn gestegen tengevolge van betere kwaliteit der kolen. Een daling van de stokerrjloonen per 1000 M3. gas zou hiervan een gevolg zijn, zonder dat die loonen in werkelijkheid waren gedaald. Intusschen kunnen gewijzigde werkmethoden in de stokerij een stijging der gasproductie per eenheid kolen tengevolge hebben en daarom heeft het zijn nut beide berekeningen te maken, opdat de invloed van wijzigingen duidelijk aan den dag trede. Ook andere berekeningen kunnen leeren of, afgescheiden van de financieele uitkomsten, de inrichting en de exploitatie der fabriek beantwoorden aan de eischen, die men daaraan stellen mag. Deze becijferingen, feitelijk van technischen aard, zijn voor den fabrikant van het hoogste gewicht en omvatten gewoonlijk de bepaling van het aantal ovens en retorten dat in werking is geweest, de hoeveelheid geproduceerd gas per retort per etmaal, de productie en het verbruik van bijproducten, de lichtsterkte, de calorische waarde enz. Een voorbeeld van een dergelijk overzicht geeft model no. 87, dat zoowel voor kolengas als cokesgas is ingericht. De chemische samenstelling van het gas moet voortdurend worden vastgesteld; zij wordt gewoonlijk in gemiddelden berekend en in een staat over het geheele jaar verzameld als in model 88 is aangegeven. Als contröle op en verzameling van de verwerkte hoeveelheden kolen, de productie van bijproducten en de aflevering van het gas wordt een jaarstaat gemaakt, waarbij de verwerkte hoeveelheden en de productie worden afgeleid uit de begin- en eindvoorraden, de aanvoeren en de verkochten hoeveelheden. Eeh voorbeeld van een dergelijk overzicht, ontleend aan de administratie der gemeentegasfabrieken van Amsterdam, geeft model no. 89. Maandelijksche berekeningen. Bovenbedoelde berekeningen van den kostprijs worden als regel eerst na het einde van een boekjaar gemaakt, doch in fabrieken van eenigen omvang is dit niet voldoende. Daar behoort men gedurende den loop des jaars regelmatig de resultaten der fabriek onder de oogen te krijgen en vooral die cijfers, welke van groote beteekenis zijn in het bedrijf. Daarom make men maandelijks, in een afzonderlijk register, dus buiten het grootboek om, een Fabricagerekening en bepale men den kostprijs van het gas in den gashouder per 1000 Ms. gas. 361 Een model van een dergelijke rekening geeft no. 90. Ter berekening van de gemiddelde maandelijksche prijzen der grondstoffen enz., die voor de maandelijksche calculatiën noodig zijn, moet men registers aanleggen, waarin de ontvangen en afgegeven hoeveelheden met hare waarde aangeteekend worden. Deze registers kunnen als controlemiddel op- de gekochte en verwerkte hoeveelheden goede diensten bewijzen. De gemiddelde maandelijksche prijzen varieeren in verband met de voorraden, de aankoopen en de verwerkte hoeveelheden. Over het geheele jaar genomen moet de gemiddelde prijs gelijk zijn aan dien, welke uit de rekeningen van het grootboek voortvloeit. (Zie model no. 93.) Het verdient aanbeveling om, behalve maandelijks, elke 3 maanden een overzicht te maken van het afgeloopen kwartaal ter vergelijking met het overeenkomstige kwartaal in het vorige jaar. Indien, zooals in den laatsten tijd in zeer vele gasfabrieken plaats heeft, ook cokesgas vervaardigd wordt, moet de berekening van den kostprijs van dit gas geheel afgescheiden van de berekening van den prijs van het koolgas geschieden. De-berekening beperkt zich echter tot den prijs van' het gas in den gashouder, omdat het gemengd met het koolgas, in het buizennet afgeleverd wordt, zoodat de kosten buiten de fabriek door het m e n g g a s gedragen worden en niet afzonderlijk voor het cokesgas bepaald kunnen worden. De grondstoffen voor het cokesgas bestaan uit stoom en cokes, welke laatste door de koolgasfabriek gefabriceerd en geleverd wordt. De kwaliteit van het geproduceerde gas wordt gewoonlijk door olie verbeterd, tenzij zoogenaamd blauw cokesgas wordt gefabriceerd, waaraan inplaats van olie, benzol of benzine wordt toegevoegd. Als prijs van de cokes dient te Worden aangenomen de gemiddelde prijs van verkoop, verminderd met de kosten van aflevering. Als bijproduct ontstaat bij de fabricage van cokesgas het zoogenaamde cokesgasteer, dat in samenstelling belangrijk afwijkt van koolteer, dus afzonderlijk wordt bewaard en verkocht en uitsluitend ten bate van de cokesgasfabricage moet komen. Evenals voor de koolgasfabricage is het noodig dat de verschillende maandstaten gehouden worden, die weer verzameld worden in een jaaroverzicht als door model no. 92 wordt aangegeven. Men verkrijgt daardoor een duidelijk overzicht van de werking der cokesgasfabriek over de verschillende maanden des jaars. 362 Na de berekening van de prijzen der beide gassoorten wordt ook de gemiddelde prijs van het menggas becijferd. Model no. 91 geeft aan, op welke wijze berekening van het cokesgas en het menggas geschieden kan. Zoowel bij de maandelijksche berekeningen van den prijs voor kool- als cokesgas is de afschrijving buiten beschouwing gelaten, omdat het hoofddoel is een overzicht te verkrijgen van de veranderlijke productie-kosten. Aan de hand van deze kosten dient de fabrikant telkens uit te maken, welke soort gas het voordeeligst is te produceeren en of bij vermeerdering of vermindering van de vraag al dan niet gewoon koolgas in meerdere ofc mindere mate moet worden toegevoegd. In het grootboek dient voor elk der gassoorten een fabricagerekening te worden geopend. Beide worden aan het einde des jaars in de algemeene fabricagerekening opgenomen. Wordt het Ammoniakwater op de fabriek zelf verwerkt tot zwavelzure ammoniak of fabriceert men uit het gas ook ferrocyaankalium of ferrocyaannatrium, dan zal voor elk artikel eveneens een geheel op zichzelf staande fabricagerekening gehouden moeten worden, waarvan aan het einde des jaars ook overschrijving naar de algemeene fabricagerekening dient te geschieden. Zoowel voor de zwavelzure ammoniak als voor het ferrocyaankalium moet een rekening van bewerkte goederen geopend worden, ten einde de resultaten der fabricage te doen blijken. De overschrijving op de algemeene fabricagerekening kan geschieden door daarop alleen het saldo van laatstbedoelde rekeningen over te nemen, of door het totaal der fabricagekosten en het totaal der opbrengst van het product in debet- en creditzijde te vermelden. Voor een duidelijk overzicht is laatstgenoemde wijze van boeking aan te bevelen. Bij het samenstellen van de fabricagerekening voor zwavelzure ammoniak, kan men het verwerkte ammoniakwater tegen een bepaalden prijs van de gasfabriek als gekocht boeken, of de waarde van de grondstof niet in rekening brengen. In het eerste geval zal men op de algemeene fabricagerekening van het gas de opbrengst van het ammoniakwater vermeld vinden. In het tweede geval treft men die waarde niet aan, doch zal de fabricagerekening van de zwavelzure ammoniak met een even groot bedrag verminderd, aan de debetzijde geboekt staan. Model No. 92. Overzicht van de Cokesgasfabrlcage over het jaar 1922. Cokes, I i I tj o I £ „ ! I*- hri R»r„W gebruikt Cu -fc* V u -i 8 Sr L J 8* «5-ft, ¥ ff Brandstof » gebruikt Verbruik 2 Productie -3 Productie ^ Afgegeven: , K o gebruikt / voor "^3 " • 8" 8° g" 8 MAANDEN LX, ~" '§• F «F? I 8 I r t § ^ I I I " • " ? menging " $ K.G. I K.G. H.L. K.G. K.G. M3 M3 K.G. ~ Cal. M3 M' % Januari | Februari Maart ' April Mei Juni Juli Augustus September October November December Totalen Gemiddeld Register ter berekening van den ge- MODEL No. 93. middelden prijs van grondstoffen. Ontvangen. Voorraadboek Duitsche kolen. Verbruikt. n . I Omschrijving der Hoeveelheid ij Eenheids» |j Bed Datum I Omschrijving der I Hoeveelheid I Eenheids» Bedrag, soorten. In K.G. prijs. soorten. in K.G. | prijs. 1922 1922 Gedistilleerd: Jan. 1 Voorraad 9.615.000 / 8 24 / 79.227 60 Jan. 1/13 Consolidation 2.400.000 \ 1/31 Consolidation 1.245.000 Dahlbusch 1.505.500 j' 8_ ' 32.000- Dahlbusch 425.500 Ewald 94.500 \„ 7 28 „ 23.33240 Ewald 575.500 ( Stoomketels: Köningsgrube 959.000 Ewald 2.500 „8— „ 20 — Jan. 31 Voorraad 8.817.500 „8- „ 70.540 — Ü82Ö.ÖÖÖ" / 102.560^ 12.820.000 f 120.560- Febr 1 Voorraad 8.817.500 „ 8— / 70.540 — 365 Voor een duidelijk overzicht is prijsbepaling van het ammoniakwater gewenscht. Zij kan geschieden door aan het einde van elke maand de prijzen voor vaste en vluchtige zouten tot basis aan te nemen. Het houden van maandelijksche fabricagestaten is ook voor de genoemde bijproducten noodig. Behalve bovenbedoelde berekeningen, dienen ook de kosten van distributie maandelijks geanalyseerd en de noodige statistische aanteekéningen gehouden te worden. In hoofdzaak zal men een overzicht moeten verkrijgen over de kosten van het plaatsen en wegnemen der gasmeters, gesplitst voor gewone en muntgasmeters, onderhoud van buizennet, diensthuizen, meters enz., aantal geplaatste en weggenomen meters, lengte van gelegde of uitgenomen hoofd- en diensthuizen, gesplitst naar hare doorlaatwfjdte, enz., terwijl ook over werklieden, de schulden en de vorderingen aanteekéningen dienen te worden gehouden, als in Hoofdstuk XI „Bedrijfsstatistiek" is aangegeven. De kosten van eventueele openbare gasverlichting, welke bij gemeente-exploitatie door de Gemeente aan de gasfabriek geheel vergoed behooren te worden, moeten op eene afzonderlijke rekening geboekt worden. Zij behooren op de fabricage- of de winst- en verliesrekening niet voor te komen, zooals wel in sommige gemeenten geschiedt. In een zoodanig geval vormen zij een bedekte bijdrage aan de gemeente, welke, sinds de wet toelaat dat van gemeentebedrijven door de gemeenten winst genoten mag worden, geen reden van bestaan meer heeft. Wordt de boekhouding op de hierboven beschreven wijze gehouden, en blijven de hiervoor besproken berekeningen niet achterwege, dan zal de fabrikant steeds "nauwkeurig op de hoogte van den gang zijher zaken zijn. l) *) Wij verwijzen hierbij nog naar den staat betreffende de nuttigheid van het kapitaal, opgenomen in Hoofdstuk III „Rentabiliteitsrekening". HOOFDSTUK VIII. De boekhouding eener Weverij. Bij de inrichting der beide boekhoudingen, die wij in de voorgaande bladzijden behandeld hebben, hadden wij het oog op fabrieken, waarin slechts één enkel product vervaardigd wordt. Hoewel al het besprokene ook van toepassing blijft op andere fabrieken, zal toch uit den aard der zaak de boekhouding voor eene fabriek, waarin verschillende artikelen vervaardigd worden, meer samengesteld zijn. Gaf toch de fabricagerekening der fabriek, waarin slechts één artikel wordt gemaakt, ten slotte den kostprijs van het product per eenheid, bij eene fabriek, waarin velerlei voorwerpen tot stand komen, zal de op gelijke wijze gehouden fabricagerekening wel aanwijzen de totaalkosten door de fabricage veroorzaakt, doch de kostprijs van elk voorwerp in het bijzonder zal daaruit niet kunnen worden afgeleid en daarom moet de boekhouding eenigszins anders worden ingericht. Bij de inrichting der administratie van dergelijke fabrieken zal men scherp dienen te onderscheiden of men inderdaad met naast elkander loopende bedrijven te doen heeft, of dat de verschillende bewerkingen, waaraan de grondstoffen onderworpen worden, achtereenvolgens moeten geschieden om tot het eindproduct te komen. Tot de eerst bedoelde industrieën behoort bijv. een bierbrouwerij, waarin Beiersch bier, Pilsener bier en Lager bier gefabriceerd wordt, terwijl tot de tweede soort een weverij gerekend kan worden, waarin ook de garens gesponnen worden, die voor het weven van de goederen moeten dienen. In dit bedrijf loopen de werkzaamheden dus niet parallel aan elkander, doch achter elkander. De gesponnen garens zijn wel eindproduct in de spinnerij, doch tevens grondstof voor de weverij. Zij zijn dus een tusschenproduct, dat aan de weverij tegen den kostprijs geleverd moet worden. 367 Vervaardigt men in eene fabriek twee of meer met elkander parallel loopende artikelen, dan dient men voor elke soort een afzonderlijke fabricagerekening te openen. In de biervoor bedoelde bierbrouwerij, waarin drie soorten bier gebrouwen worden, zal men derhalve drie fabricagerekeningen openen, n.1.: „Fabricage Beiersch Bier", „Fabricage Pilsener Bier", „Fabricage Lagerbier", waaruit men kan afleiden, dat ook drie rekeningen voor bewerkte goederen noodig zullen zijn. Is het aantal verschillende soorten veel grooter, dan is het in de eerste plaats noodig de te produceeren voorwerpen in verschillende groepen in te deelen en voor elk dier groepen eene afzonderlijke fabricagerekening te openen. Het aantal dezer rekeningen zal'geheel afhangen van den aard der fabriek. Zoo zal men bijv. in' eene weverij de artikelen kunnen indeelen in katoenen stoffen, halfwollen stoffen en wollen stoffen; in geverfde en niet geverfde stoffen; in geverfde, gedrukte en normale stoffen. Op welke wijze alsdan de boekhouding moet worden ingericht om den kostprijs van elk der gefabriceerde goederen te leeren kennen, willen wij thans nader trachten duidelijk te maken. Allereerst zal men zich op de hoogte moeten stellen van de inrichting der fabriek en van de verschillende bewerkingen die de grondstof ondergaat, vóór zij voor verwerking geschikt is, en van de wijze waarop de fabricage tot bewerkt goed tot stand komt. Wij moeten dus weten, of de benoodigde garens in een eigen Spinnerij gesponnen worden, of dat zij in bewerkten toestand gekocht worden en welke bewerkingen zoowel de garens als de geweven stoffen ondergaan. Deze bewerkingen geschieden gewoonlijk in afzonderlijke afdeelingen, en daarvan moeten de kosten afzonderlijk worden geboekt, zoowel om den kostprijs der gereedgekomen goederen te kunnen bepalen, als om de kosten der verschillende bewerkingen te kunnen controleeren. De garens vormen de grondstof waaruit de stoffen geweven worden en ter berekening van den prijs der garens moet derhalve, indien zu zelf gesponnen worden, een rekening in het grootboek geopend worden, onder het hoofd „Spinnerij*'. Voor de verschillende bewerkingen die de garens ondergaan, vóór zu ter verwerking aan de weverij worden afgegeven, moeten verder afzonderlijke rekeningen worden geopend, ten einde de daaraan verbonden kosten behoorlijk onder controle te hebben. Magazijndagboek. Model No. 94. I Gewicht volgens I Geconstateerd ge« ^ ' °ntefaan- Geschiedt het verven der garens niet in de fabriek, dan is de bepaling der kosten van het verven gemakkelijk, omdat dit dan gewoonlijk tegen vooraf bepaalde prijzen plaats heeft. Ter contröle op de ter verving afgegeven garens is het noodig een register aan te leggen, waarin voor elk der fabrikanten, aan wie eene partij gezonden is, eene rekening geopend wordt. Vorenstaand model no. 95 kan hier dienea Ook voor het aanteekenen der goederen, die eerst nadat zij geweven zijn, ter verving worden afgegeven, kan dit register gebruikt worden. Bemerkin* o Z gen. Q p ' ■ — 3 Totaal * bedrag. Loon. N * r- - r - 8 Q ja j;— . . c . —■ f Q * JQ — ! 3 < O " ' ; ■JJ Soort ba goed. o> — c. ö ö Z Gesterkt. Aantal stokken. ttt Yards. O* l5 Draden. ö ~* : — Z No- * i ■ ü 3 e 371 372 Men houde hierbij in het oog, dat tengevolge dezer bewerking de hoeveelheid afgegeven goederen niet zal overeenkomen met de terugontvangeii hoeveelheid. Vele der stoffen krimpen. Het spreekt vanzelf, dat de terug ontvangen hoeveelheden in de magazijnboeken der geverfde stoffen geboekt moeten worden. Om ons voorbeeld verder uit te werken, splitsen wij de goederen in katoenen stoffen, halfwollen stoffen en wollen stoffen.' Bij de afgifte van grondstoffen voor de „Weverij", moet telkens aangegeven worden voor welke dezer groepen de grondstoffen noodig zijn. Behalve in de magazijnboeken moeten de ter verwerking afgegeven goederen aangeteekend worden in een register, waarin voor elk weefgetouw eene rekening geopend is, die voor de ontvangen grondstoffen gedebiteerd wordt. Het wordt te gelijk gebezigd, om daarin het arbeidsloon te noteeren. De inrichting van dit boek is als model no. 96. Van uit dit register worden de fabricaten, die een doorloopend volgnummer bekomen, overgeboekt in het Magazijndagboek, waarin naar gelang de goederen gereed komen, de boeking plaats heeft. Het houden van dit register is noodig, omdat die goederen, zooals wij reeds opmerkten, nog bewerkingen, als bleeken, drukken, ruwen, verven of appreteeren, zullen moeten ondergaan. Sommige goederen toch worden van geverfde garens geweven, andere worden eerst geverfd of gedrukt, nadat zij geweven zijn. De inrichting van het Magazijnboek kan zijn als model No. 97. Zoodra in dit register de kolom voor de folio's van het ververijof appreteerboek ingevuld is, blijkt daaruit, dat het stuk ter verdere behandeling is afgegeven en dus niet meer in onafgewerkten toestand aanwezig is. Alleen de goederen in normaalkleur worden ter verving afgegeven. Worden de stukken aan één der bovenbedoelde bewerkingen onderworpen, dan wordt daarvan aanteekening gehouden in het Ververijboek, in het Appreteerboek, in het Drukkerijboek enz., waarin weder alle kosten, betrekking hebbende op de afdeeling waar de bewerking plaats heeft, verzameld worden. De inrichting dezer boeken komt met model no. 95 overeen, waarin echter de gelegenheid moet worden geopend de kosten aan chemicaliën, loonen enz. te verzamelen. Bij indeeling in groepen is het gewenscht daarin weder 3 kolommen aan te brengen voor afzonderlijke noteering der katoenen, half- 373 Magazijndagboek. Model No. 97. Soort der fabricaten. Dato Katoe Half. wol. Wol. -g Kleur. 1922 Jan. 3 m 3 5 Foli Ververij boek. Appre. teer. boek. Aanmer» kingen. 1 1200 Piquée 3 1201 : „ 4 1202- — 6 12031 — 48.— 1.30 normaal 49.50 — — Phantasie. 48.50 134 blauw — met wit. 50.-[ 1.34 bruin - met zwart wollen en wollen stoffen, zoodat de vorm dan wordt als de modellen no. yo en 99. Zoodra de goederen uit bovenbedoelde inrichtingen of afdeelingen geheel gereed terug komen, wordt daarvan aanteekening gehouden in het magazijnboek der bewerkte stoffen. Behalve dat daarin van de ontvangen en afgegeven hoeveelheden katoenen, halfwollen en wollen stoffen afzonderlijk aanteekening gehouden wordt, is het noodig, dat die aanteekening zich ook uitstrekt over elk der verschillende soorten van katoenen goederen enz., m. a. w. men moet zich niet tevreden stellen met alleen in het magazijnboek rekeningen te openen voor elk der hoofdfabricaten, maar ook voor de onderscheiden soorten, waarin elk hoofdfabricaat naar kleur of dessin te verdeelen is. Hoe nauwkeuriger hiervan noteering gehouden wordt, hoe duidelijker het overzicht wezen zal. Ter bepaling van den kostprijs der fabricaten worden even zooveel fabncagerekeningen in het grootboek geopend, als er groepen zijn waann de gefabriceerde goederen zijn ingedeeld. Wij openen dus de volgende rekeningen: Fabricagerekening katoenen stoffen. Fabricagerekening halfwollen stoffen. Fabricagerekening wollen stoffen. Elk dezer rekeningen wordt, naar gelang er voor de bewerking grondstoffen worden afgegeven en andere kosten in een der afdee- 374 Model No. 98. Vèrverijboek. (Naam der firma, aan wie de goederen gezonden zijn). fl 2 ** Soort j i fl • Lengte * ü der goederen Lengte I 2 * Totaal £"3 na V 11 S f f -tt of Kleur j J ft . * na de ajf 3 ft £ • — flv> bedrag o -ft bewer* p q o Katoen j* o ^ gewicht | =g | bedra8; | z .S king 1922 Jan. 3 Jan. 13 Piquée — — 48 50 M. blauw ƒ 010 / 4 851 1200 48 M. 3 „ 14 „ - — 50 „ „ l„ 010 „ 5 -1 1201 49.5 „ I i' ' Model No. 99. Appreteerboek. (Naam der firma, aan wie de goederen gezonden zijn). c fl _ Soort 'IjsS fl-* Lengte > £ > &?f der goederen 2 . Totaal \\ $ 2 j Bf I^S Lengte Kleur Jg * " u 3«f £jU ^7; o g:p bedrag o* bewer# g « « § Katoen g g ^ « E king 1922 Jan. 5 Jan. 7 — — phan 49 50 M. blauw / 210 / 210 1202 48 M. tasie met wit „ 5 „ 7 — — id. 50 „ bruin „ 2 lo'„ 210 1203 45.5 „ met zwart * * Eventueel te vervangen door kolommen voor loon en de andere kosten. 375 lingen gemaakt worden, gedebiteerd voor de waarde dezer grondstoffen en de gemaakte kosten. •Deze kosten worden ontleend aan de verschillende hulpboeken die voor de afdeelingen, waarin de fabriek gesplitst is, gehouden worden en waarvoor in het grootboek afzonderlijke rekeningen geopend zijn. Gewoonlijk zal men daarin dus de volgende rekeningen aantreffen: Spinnerij; Spoelerij; Scheerderij; Sterkerij; Kamrijgerij; Ververij; Geverfde garens; Weverij; Bleekerij; Appreteerderij; Drukkerij; Ruwerij; De rekeningen worden gedebiteerd voor het totaal der veroorzaakte kosten, terwijl zij gecrediteerd worden, wanneer deze kosten op de verschillende fabricagerekeningen worden overgeschreven. Voor de bedrijfskosten moeten, evenals in elke andere fabriek, verschillende rekeningen worden geopend. Deze kosten worden op verschillende wijzen verdeeld, doch wij meenen dat de beste verdeeling verkregen wordt door ze voor elke afdeeling afzonderlijk te bepalen en over de in die afdeeling bewerkte goederen om te slaan. Het zal van den aard der inrichting afhangen of het gewenscht is de bedrijfskosten van de afzonderlijke machines te bepalen. Is dit noodig, dan zal overwogen moeten worden of het aantal machine-uren van de machines bepaald moet worden, om de omslag der bedrijfskosten zoo zuiver mogelijk te doen geschieden. In bet volgende hoofdstuk vindt men omtrent de administratie, die alsdan gevolgd moet worden, nadere gegevens. De ontstane afval zal niet altijd van elk stuk afzonderlijk gehouden kunnen worden en dus in mindering van het totaal komen, waarbij dan echter gewoonlijk wel gelegenheid is elks aandeel, waarmede de fabricagekosten verminderd moeten worden, in procenten uit te drukken. Voor de algemeene kosten worden eveneens meerdere rekenin- 376 gen geopend. Een paar rekeningen, die echter niet in elke fabrieksboekhouding voorkomen, doch meer speciaal bij eene weverij aangetroffen worden, zijn de Stalen- en de Dessinrekening. Dikwijls veroorzaakt het maken van stalen en de daarvoor noodige kaarten, boeken of doozen niet onbelangrijke kosten. Om de grootte dezer onvermijdelijke kosten te leeren kennen, is het noodig eene afzonderlijke rekening te openen, die voor de gemaakte kosten wordt gedebiteerd en bij overschrijving op de fabricagerekening der goederen, waarvoor de stalen zijn vervaardigd, wordt gecrediteerd. Evenzoo moet voor de kosten, verbonden aan het vervaardigen van nieuwe dessins, eene afzonderlijke rekening geopend worden. Hierbij moeten wij echter opmerken, dat deze kosten niet altijd in een enkel jaar behoeven afgeschreven te worden, of in hun geheel overgeschreven moeten worden op de verschillende fabricagerekeningen der goederen, waarvoor de nieuwe dessins vervaardigd worden. De vaststelling van het juiste procent, dat jaarlijks op deze kosten moet afgeschreven worden, is moeielijk en hangt natuurlijk af van de gunst, waarmede het nieuwe dessin bij het publiek ontvangen wordt. Neemt men aan, dat het dessin 3 jaar gangbaar zal blijven, dan kan men met eene afschrijving van % per jaar volstaan. Gewoonlijk schrijft men echter 50 pCt. af. Is men voornemens van het nieuwe dessin een bepaald aantal stukken te vervaardigen, dan moeten de kosten natuurlijk door dit aantal gedragen worden. Weet men daarbij, welke tijd noodig zal zijn eer dit aantal gereed zal wezen, dan is de bepaling der afschrijving gemakkelijk. Ten einde te kunnen berekenen, welke som elk der fabricaten in de algemeene kosten heeft te dragen, moeten wij, na het totaal bedrag dezer kosten bepaald te hebben, nagaan hoe groot de som van de verwerkte grondstoffen en arbeidsloonen op elk der fabricagerekeningen bedraagt. In verhouding van deze sommen kunnen de algemeene kosten op deze rekeningen worden overgeschreven, tenzij er redenen zijn, die eene andere verdeeling vorderen. Ook ten opzichte der rekening van de bewerkte goederen is de verdeeling in groepen noodzakelijk en opene men de rekeningen: Katoenen stoffen, Halfwollen stoffen, Wollen stoffen, waarop de debetsaldo's, voorkomende op de correspondeerende fabricagerekeningen, overgeschreven worden. Door deze rekeningen te crediteeren voor de verkochte goederen, 377 kan aan het einde des boekjaars bepaald worden, hoeveel op elk der groepen, waaronder de verschillende goederen werden gerangschikt, gewonnen of verloren is. Hoewel door de hier voorgestelde wijze van boeking bereikt wordt, dat men kan nagaan welke resultaten de fabricage van eene bepaalde groep goederen opgeleverd heeft, wordt daarmede het eigenlijk doel, de kennis van den kostprijs van elk stuk, of eiken meter stof, die vervaardigd is, niet bereikt. Wij weten wel welke voordeelen of nadeelen de fabricage der katoenen, halfwollen of wollen stoffen afgeworpen heeft, maar of deze ontstaan zijn tengevolge der gekleurde of normale stoffen of nieuw ingevoerde dessins, kunnen wij niet vaststellen. Vandaar dat de boekhouding niet volledig is en nog aanvulling behoeft in den vorm van een ^Calculatieboek", waarin met behulp der reeds genoemde hulpboeken de kostprijs van de verschillende stukken berekend wordt. Ook hierbij voert men de aangenomen verdeeling in groepen door, zoodat voor katoenen, halfwollen en wollen stoffen elk een afzonderlijk calculatieboek gehouden wordt. De inrichting dezer boeken kan zijn overeenkomstig model no. 100. Door voor elk stuk, dat in bewerking gegeven wordt, een kaart aan te leggen, waarop alle kosten verzameld worden, die aan de fabricage van een stuk verbonden zijn, kan men het doel eveneens bereiken. Een voorbeeld der te volgen wijze van berekening geeft model no. 101. Hierbij bestaat gelegenheid de kosten voor verschillende stukken van dezelfde soort achtereenvolgens in de naast elkander gelegen kolommen te bepalen door gebruikmaking van de beschikbare kolommen, terwijl te gelijk de prijs per eenheid in de buitenlandsche maten en muntsoorten genoteerd kan worden. Het is duidelijk, dat de berekening van den kostprijs geheel samenhangt met de wijze van fabricage. Zooals wij reeds opmerkten, moeten de verschillende afdeelingen als geheel op zichzelfstaand beschouwd en dienovereenkomstig geadministreerd worden. Geschieden de hierbedoelde bewerkingen buiten de fabriek, dan is het aanleggen van registers, in den vorm als door model no. 95 aangegeven is, noodzakelijk. Men zal derhalve naar omstandigheden te handelen hebben. Uit de inrichting der boeken zal, naar wij vertrouwen, gebleken zijn, dat in weverijen en dergelijke fabrieken, de kostprijs van elk (78 Calculatie voor wollen stoffen. Model No. 100. Weefgetouw 7. Calculatie tot vaststelling van den kostprijs van: 1 stuk 50 M. phantasie wollen stof No. 784 28 k; kettingmateriaal a / 1,10 Wever: 21 ft' inslag „ „ ,, 1,40 Totaal materiaal P. de Vries. Weefloon a 11 ct. per M / 3080 „ 2940 Uitgegeven den: Bedrijfskosten 50 pCt. van / 5,50 / 6020 550 ƒ 6570 240 Aandeel in nieuwe patronen. =======| Afdeeling Ververij Gereed gekomen „ Appreteeren ƒ 6845 240 / is-; „ 2 — den Algemeene kosten 20 pCt. Totaal.. ■. Oorspronkelijke lengte 50,— M. Krimpen door verven en appreteeren. .. 1,50 ,, f 87,85 1747 / 105 32 Blijft.... 48,50 M. Kostprijs / 105,32 : 48,50 = / 2,17. artikel in een hulpboek berekend wordt, terwijl hij in fabrieken, waar men slechts één product vervaardigt, door het grootboek wordt aangegeven. In de zooeven behandelde boekhouding geeft het grootboek alleen den totaal kostprijs van al de goederen, die tot eene der groepen behooren, waarin de te fabriceeren goederen verdeeld zijn. Ten slotte willen wij hier nog de rekeningen noemen, waarvan de opening in bijna alle weverijen noodig zijn: Kapitaal. Qrond. Gebouwen. Stoomketels. Machines! Weefgetouwen. Gereedschappen. Drijfriemen met toebehooren. Grondstoffen. (Te splitsen naar gelang der gebruikt wordende grondstoffen.) Calculatie voor katoenen stoffen. Model No. 101. Datum Ketting No. a per K.G. Reed No Kwaliteit No Pies per inch. Soort „Breed inches = c.M. Reedspace Ends Gewicht ketting K.G. per ......... yard Gewicht inslag z/v K.G „ per stuk van yards Ketting + % verlies / Sterkloon % a ,, Inslag + % verlies „ Weefloon „ Ruwen „ Verven „ Bleeken „ Drukken kleuren 1, 2, 3, 4 ,, Decoratie „ Zoomen katoen/zijdeband ,, Bedrijfsloon „% weefloon „ Totaal.... ƒ Verkoopkosten % / Kostprijs.... / El = per El / j Yards = „ Yard , j j Meters = „ Meter . .. „ j Stukken = ,. Stuk „ Pence per yard Pfennige per yard Centimes „ meter 380 Salarissen. Arbeidsloonen. Spinnerij. Spoelerij. Scheerderij. Sterkerij. Kamrijgerij. Ververij. Geverfde garens. Weverij. Bleekerij. Appreteerderij. Drukkerij. Ruwerij. Kolen. Kosten van opwekking van stoom of electriciteit. Machinekame r-b eho ef ten. Verlichting en verwarming. Verdere rekeningen voor de bedrijfskosten. Afval. Dessinrekening (nieuwe patronen). Kas. Debiteuren. Crediteuren. Te innen wissels. Te betalen wissels. Rekeningen voor handelsonkosten als: Reiskosten. Provisie. Stalen. Reclame. Belastingen enz. Fabricagerekeningen (te splitsen in verschillende groepen). Bewerkte goederen idem. Ten opzichte van de berekeningen die ook hier gemaakt zullen moeten worden, om den gang van het bedrijf te contröleeren, verwijzen wij naar Hoofdstuk XI „Bedrh'fsstatistiek". HOOFDSTUK IX. De boekhouding eener Machinefabriek. Hoewel de hiervóór behandelde boekhouding eener weverij ook in fabrieken, waar vele verschillende voorwerpen vervaardigd worden, met eenige wijziging te gebruiken is, en dus ook in eene machinefabriek kan worden toegepast, wijkt zij toch in sommige opzichten belangrijk af van de boekhouding, zooals die in laatstgenoemde fabriek behoort te zijn ingericht. De omvang en de aard der fabriek geven daarbij den doorslag. ^Evenals in eene weverij moeten in eene machinefabriek de verscnfflende fabricaten onderscheiden bewerkingen ondergaan, vóór zu geheel gereed zijn, of worden speciale onderdeelen in afzonderlijke afdeelingen vervaardigd; daarom moet de inrichting der boekhouding ook hier zoodanig zijn, dat de kosten, aan deze bewakingen of vervaardiging verbonden, duidelijk aan den dag komen. Vandaar dat voor de verschillende afdeelingen, waarin de fabriek gesplitst is verschillende rekeningen in het grootboek geopend moeten worden' Deze rekeningen dragen elk het karakter van eene fabricagerekening en zullen dus evenals deze gedebiteerd moeten worden voor de kosten, door elke afdeeling in het bijzonder gemaakt, terwijl het totaal, of een deel der kosten, zal worden overgeschreven op de rekeningen, die voor de bewerkte goederen geopend worden u , u6", dC fabriek van eenigen omvan« is' is het gewenscht de boekhouding te scheiden in eene Hoofdboekhouding en in eene Fabncageboekhouding. Beide administratiën worden geheel op zich ' zelfstaand gevoerd, terwijl elke afdeeling haar eigen fabricageboekhouding heeft. Het ligt hierbij in de bedoeling duidelijk te doen uitkomen, met welke resultaten elke afdeeling in het bijzonder werkt en hoe groot de kostprijs van de verschillende fabricaten in elke afdeeline bedraagt. 382 In de Hoofdboekhouding boekt men alle in- en verkoopen en de kosten, welke daarmede samenhangen, terwijl de fabricageboekhoudingen alle rekeningen bevatten, welke noodig zijn, om tot eene zuivere kostprijsberekening te kunnen komen. Men zal hieruit tegelijk kunnen afleiden, dat een scherpe scheiding tusschen Handels- en Fabricagekosten verkregen wordt. De boekhouding van de eene afdeeling zal, in verband met haar aard, van die van eene andere kunnen afwijken, doch over het algemeen een zelfde karakter dragen. Nemen wij aan, dat de fabriek in de onderstaande afdeelingen gesplitst is, waarvan men de afzonderlijke resultaten wenscht te kennen: Machinebouw; Werktuigenbouw; Gieterij; Modelmakerij; Draaierij; Polijsten en vernikkelen; Montage; Reparatiën; Electrische centrale; Stoomopwekking; dan zal voor elk dezer afdeelingen in de Hoofdboekhouding een rekening geopend worden, die de plaats eener rekening van bewerkte goederen inneemt. Verder worden daarin geopend de rekeningen der activa: Gebouwen, Machines, Kassa, Magazijngoederen, Debiteuren, enz., benevens die voor Crediteuren, Arbeidsloonen, Salarissen en verder alle rekeningen, welke noodig zijn, om een gedétailleerd overzicht te verkrijgen van de handelsonkosten, waarvan wij reeds in een der vorige hoofdstukken een overzicht gaven. De rekening der Magazijngoederen wordt belast voor den voorraad aan het begin des jaars en de aankoopen gedurende den loop van het jaar. Aan het einde van het jaar wordt zij voor den voorraad gecrediteerd, terwijl het verbruik maandelijks op de Algemeene Fabricagerekening, welke in de Hoofdboekhouding geopend is, wordt overgeschreven. Op deze rekening worden verder maandelijks de arbeidsloonen, salarissen enz., welke ten laste der verschillende afdeelingen komen, van de Algemeene arbeidsloonrekening overgeschreven, terwijl alle andere fabricagekosten op deze rekening gebracht worden. 383 Deze rekening geeft dus het totaal van alle fabricagekosten, waarvan in de Fabricageboekhouding van elk der afdeelingen de détails te vinden zijn. Aan het einde van het jaar worden de fabricagekosten van elk der afdeelingen overgeschreven op de verschillende rekeningen der Bewerkte goederen, welke hiervóór zijn aangegeven met Machinebouw, Werktuigenbouw, enz., die daarvoor gedebiteerd worden, terwijl de Algemeene fabricagerekening gecrediteerd wordt en dan behoort te zijn afgesloten. Deze rekening vormt dus de schakel tusschen de Hoofdboekhouding en de Fabricageboekhouding en levert een goede contröle op de juistheid der plaats gehad hebbende boekingen. Voor goed begrip der zaak wijzen wij hier nog op het volgende. De ontvangen rekeningen zullen geboekt kunnen worden in een crediteurenboek als model no. 58 aangeeft. De kolommen van ..Betaling" zullen echter niet altijd bruikbaar zijn; dit is afhankelijk van de omstandigheid of per kas, per remise, per traite of op langen termijn voldaan wordt en of over eiken post of over meerdere te gelijk beschikt wordt. Daardoor kan het overzicht geschaad worden en zal het houden van een afzonderlijk Crediteurenboek, waarin voor eiken crediteur een rekening geopend wordt, noodig kunnen zijn. Het zal van den omvang der zaak afhangen of men één enkel Algemeen magazijn voor gekochte goederen houdt of dat elke onderafdeling haar eigen magazijn en administratie daarover voert. In het laatste geval komen alle daaruit voortvloeiende kosten ten laste dier afdeeling en zullen als bedrijfskosten over de fabricaten, die in dè afdeeling gemaakt worden, moeten worden omgeslagen. In dit geval wordt, bij ontvangst der facturen, in de Hoofdboekhouding het bedrag ten laste van die afdeeling gebracht, in wier magazijn de goederen zijn opgeslagen. Het best geschiedt dit door in het Crediteurenboek, behalve een totaalkolom, evenveel kolommen op te nemen als er afdeelingsmagazijnen zijn en voor elke afdeeling een kolom te bestemmen. Door optelling verkrijgt men dan het bedrag, waarvoor elke afdeeling haar magazijnrekening belasten moet. De overige kolommen in het Crediteurenboek zullen hoofdzakelijk moeten dienen tot boeking der algemeene kosten, omdat de fabricage- en de bedrijfskosten van de afdeelingen door elk harer geadministreerd worden. Wordt slechts één magazijn gehouden, dan zullen de daaraan ver- 384 bonden kosten volgens een bepaalden maatstaf over de afdeelingen verdeeld moeten worden. Dit geldt ook voor kosten van bewaking, portiers, algemeen waterverbruik, schoonhouden terrein, spooraansluiting, teekenbureau, lichtdrukafdeeling enz. Voor een goed overzicht is het gewenscht voor elk der kosten een rekening te openen en het saldo aan het einde des jaars op een algemeene rekening (Algemeene Bedrijfskosten) over te schrijven en daarna aan elke afdeeling haar aandeel ten laste te brengen. Is de zaak van dien omvang, dat voor een bepaalde afdeeling een afzonderlijke teekenkamer of lichtdrukinriohting bestaat, dan komen de kosten voor rekening dier afdeeling. Zijn de kosten, bij een algemeene inrichting voor teeken- en lichtdrukwerk, voor elke afdeeling zuiver te berekenen, dan moet dit trouwens ook geschieden, doch meestal is het zeer moeilijk, om met juistheid te bepalen, welk bedrag der kosten voor elke afdeeling komt. Voor zoover eenigszins mogelijk behooren de kosten, die ten laste van eenig bepaald werk gebracht kunnen worden, op rekening van dat werk gesteld te worden. Wordt electrische stroom gekocht of zelf opgewekt, dan zullen de afdeelingen elk hun aandeel in de kosten hebben bij te dragen en is het gewenscht, even als in het geval, dat de fabriek door stoom gedreven wordt, ter bepaling van de kosten eene afzonderlijke rekening in de Fabricageboekhouding op te nemen. De rekeningen, welke daarvoor noodig zijn, werden reeds nader aangegeven bij de behandeling van de boeking der bedrijfskosten. Verder behoort tot de Hoofdboekhouding, het Kasboek, het Journaal en het Grootboek. In de Fabricageboekhouding van elk der afdeelingen zal men in het algemeen onderstaande rekeningen moeten opnemen, waarin echter, in verband met den aard der afdeeling, wijziging kan komen. Magazijn. Grondstoffen. Hulpmaterialen. Direct productieve loonen. Indirect „ „ Salarissen en loonen voor opzicht en administratie. Onderhoud gebouwen. „ machines. „ werktuigen (en dergelijken). Aandeel in de kosten van stoom- of electriciteits-opwekking. Verwarming, verlichting, schoonhouden, water (en dergelijken). 385 Assurantiepremie. Technisch bureau (teekenwerk, lichtdrukken enz.). Afschrijving op gebouwen. „ „ machines. „ h werktuigen. ,. modellen (en dergelijken). Kosten van Analyses. Aandeel Algemeene bedrijfskosten. Afval. Diversen. Fabricagerekening. In de boekhouding van elke afdeeling komt eene Fabricagerekening voor ter vaststelling van het totaal bedrag, dat in die afdeeling is uitgegeven, terwijl het saldo op de rekening der bewerkte goederen, welke eveneens in elke afdeelingsboekhouding voorkomt, overgeschreven wordt. Deze rekening wordt echter niet gecrediteerd voor de opbrengst bij verkoop der bewerkte goederen, doch voor de fabricagekosten, daar de verkoopen alleen in de Hoofdboekhouding geboekt worden. Deze fabricagekosten zijn samengesteld uit de waarde der gebruikte grondstoffen, de productieve loonen en de bedrijfskosten. De bedrijfskosten van elke afdeeling behooren bij de berekening van den kostprijs over de in die afdeeling geproduceerde goederen te worden omgeslagen. Ten einde contröle uit te oefenen op de juistheid der in rekening gebrachte kosten op elk der fabricaten, wordeu de in rekening gebrachte bedrijfskosten telkens op een verzamelrekening „Verrekende bedrijfskosten" geboekt, welke daarvoor gecrediteerd wordt. Aan de debetzijde dezer rekening worden de verschillende bedrijfskosten, welke op de afzonderlijke rekeningen geboekt zijn, verzameld. Kon men met juistheid vooruit bepalen met welk deel van de bedrijfskosten de fabricageprijs van elk vervaardigd artikel verhoogd moet worden, dan zou deze rekening een gelijk bedrag aan de creditzijde moeten opleveren als de totaalsom der bedrijfskosten bedraagt en zou de rekening der Bewerkte goederen geen saldo mogen geven Daar dit deel echter nooit met absolute zekerheid vooruit te bepalen is, zal men steeds een debet- of credit-saldo vinden. Zijn overigens de verwerkte materialen en loonen tot het juiste bedrag in rekening gesteld, dan zal een debetsaldo aanwijzen, dat het percentage ter 25 386 verdeeling der bedrijfskosten te laag is geweest, terwijl een creditsaldo het tegendeel zal aantoonen. Iets dergelijks zal men kunnen aantreffen in de boekhouding, welke gevoerd wordt ter bepaling van de kosten aan stoom- of electriciteits-opwekking verbonden, indien men vooraf een eenheidsprijs heeft vastgesteld, waarnaar het verbruik in den loop des jaars aan de verschillende afdeelingen in rekening zal worden gebracht. Een saldo zou, in evenredigheid van het in rekening gebrachte, met de respectieve afdeelingen verrekend moeten worden. Het saldo op bovengenoemde rekeningen der bewerkte goederen eventueel aangetroffen, zal met de rekening der „Verrekende Bedrijfskosten" vereffend moeten worden. Behalve de bedrijfskosten moeten, om den kostprijs te vinden, ook de Handelsonkosten verrekend worden. Daartoe wordt door de Hoofdadministratie een zeker procent vastgesteld, waarmede de prijs, door de fabrieksafdeeling bepaald, moet worden verhoogd. De contröle op de juistheid van het aangenomen procent kan op dezelfde wijze geschieden als bij de verrekening der bedrijfskosten is aangegeven. Op bovenstaande wijze verkrijgt men voor elke afdeeling de gegevens, welke voor de Hoofdboekhouding noodig zijn ter bepaling van de resultaten, welke met elke afdeeling verkregen zijn. Het is echter noodig, dat men behalve de resultaten van elke afdeeling ook den kostprijs van elk der geproduceerde artikelen leert kennen en daartoe moet de fabricageboekhouding ons in staat stellen. Hoe dit kan geschieden, zullen wij thans nader aangeven, en daartoe zullen wij de administratie van een der afdeelingen, bijv. van de machinebouw, behandelen. Zoodra een order tot uitvoering van eenig werk ontvangen is, wordt daarvan door de Hoofdadministratie aanteekening gehouden in het „O r d e r b o e k". Elke order wordt van een • doorloopend volgnummer voorzien en naast den datum van bestelling, wordt ook de datum van uitvoering, overeengekomen prijs, tijd van levering en duidelijke omschrijving van het bestelde vermeld. De inrichting kan zijn als model no. 102. De order wordt daarna doorgegeven aan het technisch bureau, dat zoo noodig de teekeningen voor de werkplaatsen vervaardigt, en vaststelt, welke goederen voor verwerking zullen noodig zijn. 387 Model No. 102. ■Register van ontvangen orders. vin"1 Naam van Omschrijving Aanne- Tijd van Ter uitvoe' „, , llbJelLg besteU« order mingssom leJvering Gderai 1922 I 1 Januari 12 Van den Berg Een stoom. S. Co. machine van Dordrecht 8 pk. met... enz. ƒ1080 — 4 Maart 5 Maart ' — 2 Januari 4 Van Leusden 212 roosterbaren & Cie. model 714 —— 20 Jan. Groningen Het geeft daarvan kennis aan de administratie der afdeeling, aan het Magazijn en aan den technischen chef der afdeeling, die tegelijk de teekeningen en verdere omschrijving van het werk ontvangt. De magazijnmeester gaat onmiddellijk na of de benoodigde goederen in voorraad zijn en zoo dit niet het geval is, wordt op een formulier, als model no. 1, de aanvraag tot bestelling aan het Technisch bureau of de Hoofdadministratie gericht. De magazijnmeester houdt aanteekening van hetgeen besteld is in een afzonderlijk register, teneinde te kunnen nagaan of het bestelde tijdig geleverd wordt. Indien voor de uitvoering van het werk ook andere afdeelingen haar hulp moeten verleenen, wordt daarvan aan haar door het technisch bureau eveneens mededeeling gedaan. De afdeelingen toch staan met elkaar in verbinding alsof zij gewone cüënten van elkander zijn en verrekenen dan ook de kosten onderling. Het eenmaal vastgestelde ordernummer geldt voor dat werk voor alle afdeelingen, zoodat het in elk der afdeelingen onder hetzelfde nummer bekend is. Zoodra eenig werk onderhanden wordt genomen, wordt daarvoor een kaart gemaakt, die tijdens den duur van het werk, daarbij blijft. Gaat het werk van de eene afdeeling naar de andere, dan vergezelt L 388 deze kaart het werk. Worden onderdeelen van eenig werk in een andere afdeeling vervaardigd, dan wordt daarvoor, onder hetzelfde ordernummer, eveneens een kaart gemaakt. Is het werk gereed, dan zullen deze kaarten dus te zamen komen in de afdeeling, waar het werk geheel voltooid wordt geleverd. Deze kaarten zijn noodig, om verwarring te voorkomen, en om contröle te hebben op den duur van het werk. De inrichting van de kaart kan zijn als model no. 103. No. van de order: Model No. 103. Datum „ „ „ Begeleidingskaart. Omschrijving der ..... , . Gereed- Bewerkt Aard van . Ardeehng bewerking , ■ order. ° genomen | gekomen | door het werk Het is in groote inrichtingen gebruikelijk voor werkzaamheden, welke ten laste van de zaak komen, vaste ordernummers aan te nemen, of het ordernummer steeds door een bepaalde letter te doen volgen. Het doel, om het werk voor derden niet te verwarren met werk waarvoor geen vergoeding ontvangen wordt, kan ook bereikt worden door voor dergelijk werk gekleurde kaarten te bezigen. Hiervan maakt men ook wel gebruik, om de orders voor de verschillende afdeelingen te onderscheiden. Elke afdeeling ontvangt dan hare orders steeds op een kaart van dezelfde kleur. Ter berekening van de arbeidsloonen wordt gewoonlijk de volgende administratie gevoerd. Elke werkman vult dagelijks een werkbrief je in als model no. 63, waarin echter een kolom opgenomen moet worden, om het ordernummer te vermelden. Het aantal uren en de verdere gegevens worden van de tijdbrief jes overgenomen in de dag- of tijdlijst (zie model no. 104), waaruit blijkt, welk bedrag aan loon aan eiken werkman aan het einde der week verschuldigd is en door welke werkzaamheden het is verdiend. Uit dit register wordt aan het einde der week de betalingsstaat samenge- Daglijst: Afdeeling Machinebouw 1—7 Januari 1922. Model No. 104. Maandag. Dinsdag. Woensdag Donderdag. Vrijdag. Zaterdag. o r* ^ Naam j ■. ■. ■ w_ o ^ 1 beroep. I °m' fl °m' ï?'°- °m' Ml °m< f f °m' g 2, schrijving. ? schrijving. p ^ schrijving. p z I schrijving. p z schrijving. 3 z schrijving. p c § » f | I ? 1 |° | | | P | I P I ' g 5* | 1W. Groot, 1 schroeven 71— werktuigen 5 bouten 5 — — werktuigen 5 wiel 5 smid. 5 flenzen 3 gieterij 10 1 „ 3 ziek gieterij 10 9 reparatiën 2 1 assen 1 — werktuigen 7 riemschijf 1 gieterij 3 10 10 10 — 10 10 50/0.18!/ 9- 2 L.Hoop, 1 wiel 10 1 cylinder 10 4 bussen 3 1 ringen 3 7 I 5 cylinder 4 draaier- 4 assen 4 1 flenzen 4 stangen 10 9 reparatiën 8 8 „ 3 — modellen gieterij 3 10 10 10 10 10 12 62/0.20,, 12 40 I a i Totaal / 2140 390 steld, evenals een staat, waaruit blijkt welk bedrag aan loon van eiken werkman ten laste van een bepaald ordernummer gebracht moet worden. Deze staat kan als model no. 105 worden ingericht. Model No. 105. Staat ter splitsing van de arbeidsloonen. Week. I O"1"" |Naam van dcnl Aantal koon per I Totaal Aanmerkingen. No. werkman. uren. uur. . . . 1922 1—7 Januari 1 W. Groot 11 / —18 / 198 1 L. Hoop 27 ,. —20 „ 5 40 Indien stukwerk verricht wordt, zal de administratie, voor dit doel aangegeven bij de hiervoor behandelde boekhouding eener gasfabriek, met eenige wijziging in vele gevallen dienst kunnen doen. Op den bon, waarbij het stukwerk wordt uitgegeven, zal echter het ordernummer moeten voorkomen, evenals de aanteekening of het werk door middel van eene bijzondere machine zal worden verricht, waarvan het aantal machine-uren bekend moet zijn om een zuiveren kostprijs te kunnen berekenen. De werkman zal dan op de bon zoowel het aantal uren dat hij met handenarbeid, als dat hetwelk hij met machine-arbeid is bezig geweest, moeten vermelden. De goederen, welke voor eenig werk noodig zijn, worden aangevraagd door middel van een bon, waarvan de afdeelingsadministratie een afschrift ontvangt. De magazijnmeester voert de administratie zooals in een der vorige hoofdstukken onder Boeking der magazijngoederen is aangegeven. Hij verstrekt dagelijks aan de administratie op een staat eene opgave van de verbruikte goederen; de afdeelingsadministratie vult in den staat de eenheidsprijzen en de totaal bedragen in. Heeft de magazijnmeester goederen voor eene andere afdeeling afgegeven, dan wordt daarvan in den staat aanteekening gehouden, opdat de administratie die afdeeling kan belasten, terwijl eveneens vermeld 391 moet worden of de goederen eventueel geboekt moeten worden ten laste van een der rekeningen van de bedrijfskosten. De hier bedoelde staat zal als model no. 106 kunnen worden ingericht. Door de afdeelingsadministratie wordt de boekhouding der magazijnen met waardeverrekening gevoerd, waartoe zij door den staat, welken zij dagelijks van den magazijnmeester ontvangt, in de gelegenheid wordt gesteld. Afd. Machinebouw. Modei No. 106. Staat van afgegeven magazijngoederen op 1922. (Afdeeling) bedrijf» kosten. Benaming der goederen. 78 108 Klinknagels No. 5 20 stuks 14 rdcn door de afdeelingsadministratie ingevuld. 20 Van den omvang van de zaak zal het afhangen of de overboeking van dezen staat dagelijks of wekelijks zal geschieden. Geschiedt zij per week, dan moet uit den staat eene recapitulatie vervaardigd worden, waaruit blijkt welk bedrag ten laste van elk ordernummer komt. Maandelijks worden zoowel de betaalde loonen als de waarde der 392 verwerkte materialen verzameld en ten laste gebracht van de in de afdeelingsboekhouding gevoerde rekeningen van arbeidsloonen en verwerkte grondstoffen. Ter bepaling van den kostprijs van eenig artikel en van de bedrijfskosten worden twee registers aangehouden. Voor de bedrijfskosten kan het een kolommenregister zijn, waarin voor elke rekening een kolom gereserveerd is ter boeking van de waarde der gebruikte materialen en der betaalde loonen. Het Kostprijsregister, ook wel Constructieboek genaamd, kan gesplitst worden in één voor werken voor eigen rekening en in één voor werken voor rekening van debiteuren. In het register voor werken voor eigen rekening komen uitsluitend die posten, welke betrekking hebben op het aanmaken of het onderhoud van machines, gereedschappen enz., welke in de fabriek gebruikt worden. In het register voor werken voor rekening van debiteuren komen de posten, welke voor derden ter uitvoering aan de fabriek zijn opgedragen. Voor elke order wordt eene voldoende ruimte gelaten ter boeking van de gebruikte materialen, de loonen, de bedrijfskosten, en de algemeene kosten. Het percentage, dat elke afdeeling ter dekking van de algemeene kosten, hetzij over de materialen, hetzij over de loonen, hetzij over beide, moet omslaan, wordt door de Hoofdadministratie vastgesteld. Heeft het artikel in een der andere afdeelingen eenige bewerking ondergaan, dan wordt daarvan melding gemaakt en de door die afdeeling gemaakte kosten in het register opgenomen. Worden de loonen en de goederen per week verzameld, dan vindt men in het constructieboek de werklieden en de verbruikte goederen niet met name genoemd, doch alleen de wekelijks becijferde bedragen. Het totaal bedrag van het constructieboek levert, zooals men uit hét bovenstaande wel begrepen zal hebben, de contröle op de juistheid van de Fabricagerekening, welke in de boekhouding der afdeeling gehouden wordt. Een voorbeeld van het kostprijs- of constructieboek laten wij volgen onder model no. 107. Zoodra eenig werk ter aflevering gereed is, wordt daarvan aan de Hoofdadministratie kennis gegeven met mededeeling van den kostprijs. De Hoofdadministratie maakt daarna de factuur, waarbij zij den kostprijs plus een zeker percentage voor winst, of den over- Model No. 107. KOSTPRIJS- OF CONSTRUCTIEBOEK n t Omschrijving Gebruikte ^ _ os* ï rn uatumvan o der order | Goederen Arbeidsloonen o QW £ Kosten van andere afdeelingen -f d" nS TT] i W ff 11 ifr ï 11 s|sfl«lrt rëTTi Kil"! !_l I cro I 1,5 1 | I n " | O 8 i • j r~ j 7 - j 3 J '~ 1 394 eengekomen aannemingsprüs aan den betrokken besteller in rekening brengt. Zijn de gereedgekomen goederen artikelen, die in voorraad gehouden worden, dan wordt het „Magazijn voor gereed gekomen goederen" belast. Aan het hiervoor genoemde constructieboek kan ook een eenigszins andere bestemming gegeven worden door het als verzamelboek dienst te laten doen; alsdan worden daarin alleen geboekt de eindbedragen der verschillende kosten. Als algemeen stelsel, of voor de berekening van omvangrijke orders, kan namelijk het kaarten-systeem ingevoerd worden. In een dergelijk geval wordt bij de opdracht aan eene afdeeling voor elke order een kaart ingevuld, waarbij het uitgegeven werk omschreven is en waarop, in plaats van in het constructieboek, de kosten aan de uitvoering van het werk verbonden, verzameld worden. Het voordeel van dit systeem is, dat er nimmer sprake van kan zijn, dat de ruimte in het Constructieboek voor de kostprijsberekening van het werk bestemd, te klein genomen is. De inrichting der kaarten kan geheel in overeenstemming met die van het Constructieboek zijn. De totalen worden dan in het Constructieboek overgenomen, ten einde een recapitulatie van de kosten der werken te verkrijgen en de boeking in het Grootboek te kunnen uitvoeren. Het zal, naar wij vertrouwen, geen bezwaar opleveren, om, na aandachtige lezing van het bovenstaande, voor de overige afdeelingen, met inachtneming van de afwijkingen, die het gevolg zijn van den aard der afdeeling, de administratie in te richten. Ten opzichte van enkele afdeelingen wenschen wij echter nog het een en ander op te merken. Is het noodzakelijk de bedrijfskosten van eenige machine te kennen per machine-uur, dan moet ter berekening dier kosten eene afzonderlijke berekening gemaakt worden, waarbij dus het krachtsverbruik, de smeermiddelen, het onderhoud enz., benevens de afschrijving per jaar bepaald worden. Wenscht men dit bijv. voor een bepaalde machine bijv. een draaibank, een knip-, boor- of snijmachine te weten, dan kunnen de kosten verzameld worden in een staat als model no. 108 aangeeft. 395 Het kostprijs- of constructieboek zal, indien de bedrijfskosten per machine-uur verrekend worden, ook eenige wijziging ondergaan; vooral indien de bewerking van eenig artikel op verschillende machines moet geschieden. De kolom voor bedrijfskosten zal alsdan zoodanig gewijzigd moeten worden, dat vermeld kunnen worden de machines, waarop gewerkt is, het aantal machine-uren, de eenheidsprijs per machineuur en de totaalkosten. In het algemeen zal voor elke afdeeling een register, zooals door model no. 18 is aangegeven, moeten worden bijgehouden ter boeking van de toe- en afname van den inventaris, van de machines, de gereedschappen enz.; doch indien de machines of werktuigen van zooveel belang zijn, dat de verrekening der afschrijving en der verdere bedrijfskosten per machine-uur moet geschieden, is het gewenscht in een register of op een kaart alle gegevens te verzamelen, die voor de verkrijging van een juist overzicht van de bedrijfskosten dier machines noodig zijn. Het register of de kaart zal als model no. 109 ingericht kunnen worden. De kosten van montage kunnen in verband met den aard van het werk groot of klein zijn. Zij kunnen in den verkoopsprijs zijn opgenomen of afzonderlijk aan den afnemer van een machine in rekening worden gebracht. In beide gevallen verdient het overweging ze geheel afzonderlijk te boeken ten einde den kostprijs er van te kunnen vaststellen. De kosten bestaan hoofdzakelijk uit loonen voor de monteurs en hulparbeiders, eventueel reiskosten, kosten voor het maken van stellingen, verpakking, hulpmateriaal, slijtage, gereedschappen enz. De montage, welke in de fabriek geschiedt, vormt een onderdeel van den kostprijs van het werk, en een nauwkeurige boeking der kosten is om verschillende redenen noodig. In uitgebreide zaken zal het daarom aanbeveling verdienen daarvoor een afzonderlijke administratie te voeren. Dit is ook vooral gewenscht indien de montage geschiedt ter plaatse waar de machine gebruikt moet worden. De monteurs en arbeiders werken dan gewoonlijk niet onder voortdurend toezicht, zoodat men uit de gemaakte kosten zal moeten afleiden of de werkzaamheden zijn geschied in den tijd, die daarvoor gewoonlijk wordt gesteld. De afdeeling „Modelmakerij" zal als regel de kosten der gemaakte 396 Model No. 108. Bedrijfskosten Knipmachine No. 35 over het jaar 1922. Smeer» Aantal Krachts» nneK; Onder» _ Maanden , ... LirïTtr, . * Totaal Totaal . . . / X werkuren verbruik imiaaeien - houd , , , .. . .r | enz. Afschrijving „ Y Totaal. . . . /X + Y Januari ƒ — ƒ — / — / — De bedrijfskosten per Februari machinesuren zullen Maart derhalve gevonden worden door het aan» enz. tal werkuren te dee» len op / X + Y. . / ' - / -j / - / - Model No. 109. Verzamelstaat van onderhouds- en bedrijfskosten enz. Knipmachine No. 35. Kostprijs / Eigen fabricaat Dec. 1914. (Leverancier ) Kosten van I T : . Lc . .. • Boekwaarde Verdere bedrijfs» onderhoud Inventaris Afschrijving L.h.einde van' kosten Jaar|Bedrag| A ^"^^"SSjj-tl Bedragjjaarj Bedrag|Jaar A«Jl Bedrag n i i n 1915 1915 1915 1915 1915 1916 1916 jl916 1916 1916 1917 1917 1917 1917 1917 1918 1918 1918 1918 1918 1919 1919 1919 1919 1919 1920 1920 1920 1920 1920 . 1921 1921 1921 1921 1921 1922 1922 1922 1922 1922 397 modellen in rekening stellen van de afdeeling, waarvoor zij vervaardigd werden. Zijn zij voor eenig bepaald orderwerk vervaardigd en daarna niet meer te gebruiken, dan worden zij geheel ten laste van dat werk gebracht. Zijn het echter modellen, die als standaard dienen en dus herhaaldelijk gebruikt kunnen worden, dan moet alleen een zeker percentage van de kosten van aanmaak ten laste van het werk worden gebracht, zooveel mogelijk overeenstemmende met het waardeverlies, dat door het gebruik ontstaan is. Elk model dient van een afzonderlijk nummer of een naam voorzien te worden en in volgorde daarvan, of overeenkomstig de soorten, in het magazijn te worden opgeslagen, ten einde het later gemakkelijk te kunnen terug vinden. Het Kostprijsboek zal eenige wijziging moeten ondergaan om het nummer of den naam van het model te kunnen vermelden en het bedrag, dat ten laste van eenige afdeeling gebracht zal moeten worden. Het restant van de kosten, dat voor de fabriek de waarde vertegenwoordigt, dient in den inventarisstaat vermeld te worden terwijl brj eventueel verder gebruik der modellen, het in rekening gebrachte bedrag afgeschreven zal moeten worden. Jaarlijks dient bovendien zorgvuldig nagegaan te worden of het restant der waarde nog inderdaad als zoodanig onder het actief mag worden opgenomen in verband met wijzigingen, welke er in de vraag naar het artikel, waarvoor het model diende, gekomen kan zijn. De afdeeling „GieteriT zal ook in vele gevallen werk leveren aan de verschülende afdeelingen. De berekening van den kostprijs van het gegoten werk is meestal een moeilijke zaak, omdat de verschillende kosten aan het gieten verbonden, gewoonlijk niet met zekerheid te bepalen zijn, evenmin als de verliezen door het smelten en gieten ontstaan. Vandaar dat men voor deze verliezen dikwijls een zeker percentage stelt dat door de ervaring is aangewezen en waarvan tabellen in verband met den aard van het gietwerk zijn samengesteld Gelijksoortige tabellen heeft men samengesteld voor de berekening van het smeltloon en de gietcokes, voor verschülende gietwerken noodig Het percentage afval kan bij een en ander een belangrijke rol spelen. De bedrijfskosten worden gewoonlijk omgeslagen over de loonen 398 van de vormers en de kernmakers, omdat deze loonen bij elk bijzonder gietwerk van de meeste beteekenis zijn en het meeste verband met den kostprijs der artikelen houden. Om het tijdroovende en de moeilijkheid der becijfering van elk gietstuk te voorkomen, maakt men ter berekening van de bedrijfskosten in sommige fabrieken gebruik van tabellen, waarin, op basis van de vormers- en kernmakersloonen, de prijs van gietwerk bepaald wordt. Het gietwerk is daartoe in groepen ingedeeld en voor de becijfering van den prijs worden in bovengenoemde loonen met een bepaald percentage verhoogd, waarbij dan nog de waarde van het metaal, berekend in verhouding tot het gewicht van het gereed gekomen stuk gevoegd wordt. Het spreekt wel van zelf, dat men in elke fabriek rekening zal moeten houden met de soort der te vervaardigen stukken en de inrichting der fabriek, zoodat geen vaste cijfers kunnen worden gegeven. Is de fabriek niet in geheel op zich zelf staande afdeelingen gesplitst, dan blijft het toch noodig in de boekhouding de resultaten van de verschillende soorten van werkzaamheden, die uitgevoerd worden, te doen uitkomen. Hoewel dus de afzonderlijke administratie voor elke afdeeling vervalt, komen de hiervoor genoemde Afdeelingen toch met eene rekening in het Grootboek voor. De administratie zal daardoor in sommige opzichten veranderd en vereenvoudigd worden. Zoo zal b.v. het- arbeidsloonboek gewijzigd kunnen worden en zal men uit de daglijst der arbeidsloonen (model no. 104) één arbeidsloonboek, voor al de afdeelingen te zamen, kunnen aanleggen. De vorm daarvan zal worden zooals model no. 110 aangeeft en de overboeking der loonen in het Kostprijs- of Constructieboek zal van daar uit kunnen plaats hebben. De verdere inrichting zal, naar wij vertrouwen, echter geen bezwaren opleveren, daar het beginsel niet gewijzigd behoeft te worden. Het zal zeker wel geen betoog behoeven, dat de door de administratie verstrekte gegevens ook hier verder verwerkt moeten worden en men zich niet alleen tevreden mag stellen met eene vergelijking der resultaten van elk der afdeelingen met vorige jaren, doch Arbeidsloonenboek. Model No. 110. Gieterij. Machinegebouw. Montage. Reparatiën. Onderhoud Modellen Loon i ; - . 8 NAAM EN BEROEP. per o g „ o QI II Q ~\ jj l pC|Bedrag- f S Bedrag' \ f 'BedraS' o||f|Bedra8- f f Bedrag. | f Bedrag. 1—7 Januari 1922. I I 1 —I 111 / i opj t , 0| J|, AL, 1\ i j ' i , W r * -J La i o J /- - 9 2 ƒ 0 36 ƒ_ _ ƒ_I Het totaal van lijst No. 101 1 W. Groot, smid. ƒ0.18 — 23 ƒ 414 513 „ 234 _ I mnM „ 7 j i -■*■->„ *.->rt , — — moet overeenkomen met 7 1 „ 018 het totaal der in neven» o t tj _ j • \ n —-J staande kolommen vermei- L. Hoop, draaier. „0.20 - 3 , 060 1 27,, 540 9 8,160 de bedragen. 4 7j„ 140 5 4„ 080 I I 710 ,, 2 — ' 8 3 „ 060 Totaal IfWq ||7Ï4|7ö| \J-\- \ f~i\% ; j/Zq | 400 men behoort zoo nauwgezet mogelijk, en volgens een vast systeem, na te gaan of in het bedrijf de noodige zuinigheid heerscht en alle uitgaven behoorlijk tot hun recht komen. Statistische gegevens moeten in velerlei opzicht verzameld worden en sommige daarvan zullen per dag of per week, andere per maand, weer anderen per jaar verzameld en vergeleken moeten worden, om daaruit zijn conclusies te kunnen trekken. Wij verwijzen hier naar Hoofdstuk XI „Bedrijfsstatistiek". HOOFDSTUK X. De boekhouding van Chemische Fabrieken. Het overzicht, dat wij tot hiertoe van de inrichting der boeken bij verschillende fabrieken gaven, zal wel duidelijk hebben doen .zien, dat de bepaling van den kostprijs in de eene fabriek aan veel minder moeilijkheden onderworpen is dan in de andere. In sommige fabrieken is die berekening dikwijls uiterst lastig. Dit is vooral het geval in sommige chemische fabrieken, waar uit één grondstof, hetzij met, hetzij zonder bijvoeging van eenige andere stoffen, of door een voortgezet proces, een groot aantal producten vervaardigd wordt. Het is dan dikwijls niet met juistheid vast te stellen, welk gedeelte van de grondstof voor de samenstelling van een bepaald product noodig was; wel weet men bijv., dat bij verwerking van 100 K.G. -van de grondstof 2 K.G. van het bedoelde product ontstaat, doch niet, vóór reeds eenige andere producten, dikwijls tot een veel grooter kwantiteit, zijn verkregen. Daardoor moet het eene product als bijproduct van het andere beschouwd worden, hoewel het dit -feitelijk niet is. Wanneer wij ons bijv. het samengestelde bedrijf van een koolteerstokerij voorstellen, waar uit koolteer door voortdurende distillatie der reeds verkregen producten, 10 a 12 producten voortgebracht worden, dan is het zeer bezwaarlijk, den kostprijs van elk dier producten vast te stellen, omdat de verschillende toestellen niet uitsluitend dienen tot fabricage van één enkel product. Zij zijn onvermijdelijk noodig, om uit de grondstof de verschillende producten te verkrijgen, die men wel verplicht is daaruit te vervaardigen, om "het bedrijf loonend te maken. In dergelijke gevallen is het noodig, dat men nagaat, welk der verkregen producten het belangrijkste is en derhalve bij de verkrijging van goede of slechte resultaten het meeste gewicht in de schaal legt. 26 402 Blijven wij bijv. bij de zooeven genoemde koolteerstokerijen, dan vinden wij, dat, bij een voldoend voortgezet proces, de volgende producten worden verkregen: benzol, solvent naphta, creosootolie, anthraceen, carbolzuur (ruw en in kristallen), creoline, black varnish, pyridinzuur, pek. De pek, die als residu na de bewerking verkregen wordt, heeft als grondstof voor briquettenfabrieken, enz. eene niet onbelangrijke waarde. De prijs is echter meermalen 20 a 30 maal zoo laag als die van enkele der andere genoemde producten *) (anthraceen en carbolzuur in kristallen). Daar echter de bij de verwerking van het koolteer verkregen hoeveelheid pek (gemiddeld 68 pCt.) die der overige duurdere producten (0.20 en 0.03 pCt.) sterk overtreft, zal het welslagen der onderneming voor een groot deel afhangen van de prijzen, die men voor de pek kan verkrijgen. De kennis van den kostprijs van dit artikel is dus noodzakelijk. Hoewel wij dus feitelijk met een afvalproduct te maken hebben, zijn wij verplicht dit artikel als hoofdproduct te beschouwen, met het oog op den overwegenden invloed, dien het op de resultaten uitoefent. Het rijzen of dalen van eenige procenten van den prijs heeft zeer merkbare gevolgen, met het oog op de groote hoeveelheid die beschikbaar komt. Daalt of rijst bijv. de prijs van een product, waarvan uit 100 K.G. grondstof slechts 0.20 pCt. wordt verkregen, dan zullen natuurlijk de daardoor veroorzaakte gevolgen van veel geringer invloed zijn. Bij de inrichting der boeken moet een en ander dus wel in het oog worden gehouden en daar de verkregen pek als hoofdproduct moet beschouwd worden, verkrijgen wij feitelijk de boekhouding eener fabriek, waar, naast een groot aantal bijproducten, slechts één hoofdproduct wordt verkregen. De inrichting der boeken kan dus voor het grootste deel op dezelfde wijze geschieden als bij een gasfabriek. Ten slotte komen dan op de fabricagerekening aan de creditzijde de verschillende opbrengsten der bijproducten, terwijl aan de debetzijde' de kosten aan de fabricage verbonden, geboekt zijn.. Het saldo wijst ons vervolgens de totale productiekosten aan, waaruit wij natuurlijk gemakkelijk den productieprijs kunnen afleiden. Verder verwijzen wij naar hetgeen wij omtrent bijproducten schreven in § 7 van Hoofdstuk II. l) Deze verhouding wijzigt zich voortdurend. 403 In al dergelijke fabrieken is het van het hoogste belang steeds nauwkeurig na te gaan, of de uit de grondstof verkregen producten in hoeveelheid en kwaliteit beantwoorden aan hetgeen daaruit verkregen kan worden. Bij eene belangrijke afwijking van de hoeveelheden, die volgens theoretische berekeningen te verkrijgen zijn, moet een onderzoek worden ingesteld, ten einde te kunnen vaststellen of de slechte resultaten aan de grondstof, dan wel aan de werking der fabriek moeten worden toegeschreven. Is hieromtrent zekerheid verkregen, dan zal men kunnen trachten de fouten weg te nemen. Geheele overeenstemming met de theoretische cijfers zal in de meeste gevallen wel niet te verkrijgen zijn, daar deze alleen onder de allergunstigste omstandigheden mogelijk is en in elke fabriek, hoe zorgvuldig het toezicht ook is en hoe uitstekend de toestellen en machines ook zijn ingericht, toch steeds verliezen, tengevolge van kleine gebreken, lekken, verdamping, condensatie, enz. geleden worden. Het is echter noodzakelijk voortdurend vast te stellen, welke kwaliteit en welke hoeveelheden van de verschillende producten geproduceerd worden en hoeveel deze van de theoretische maxima afwijken. Eveneens moet het verbruik der grondstoffen, die ter verkrijging van bijzondere producten bijgevoegd moeten worden en het verbruik aan kolen en andere hulpstoffen nauwkeurig gecontroleerd en aan de hoeveelheid verwerkte hoofdgrondstof getoetst worden om daaruit te kunnen afleiden of op eenigerlei wijze ook verspilling Plaats heeft, of dat slechte kwaliteit der grond- of hulpstoffen oorzaak van een eventueel grooter gebruik is. Vandaar dat in dergelijke industrieën het met groote nauwgezetheid houden van eenen exploitatiestaat, waarin de verbruikte en gefabriceerde kwantiteiten worden aangeteekend, een eerste eisch is. Verder is het maken van verzamelstaten, waaruit de gang van zaken over een bepaald tijdsverloop, bijv. over een maand, een kwartaal of een halfjaar blijkt, ook bier zeer aan te bevelen. Eene vergelijking der verkregen resultaten met die over eenzelfde periode van het voorgaande jaar of voorgaande jaren, zal een duidelijk beeld geven van de werking der fabriek. Voegt men op deze staten de gemiddelde prijzen bij, die voor de verschülende producten, welke verkocht zijn, bedongen worden, dan zuüen deze staten een voor- of achteruitgang tijdig doen zien en den fabrikant op de hoogte van den toestand brengen. Model No. 111. Bedrijfsrecapitulatie der Nederlandsche Koolteerstokerij van 1 Januari-30 Juni 1922. Geprodu* ceerde hoeveelheid. 36000 12000 6000 12000 900 12000 6000 12000 197100 100 K.G. verwerkte teer. 22.— 1.20 0.40 0.20 0.40 0.03 0.40 0.20 0.40 6.57 Verkochte hoeveelheid. 2000000 K.G. 550000 „ 35000 „ 2000 „ 1000 ,. 5000 „ 200 „ 7000 „ Totaal opbrengst. / 35000 „ 16500 „ 10500 „ 400„ 487! „ 410 ., 122 ( ,, 1171 Voorraad koolteer 1 Januari .... 450300 K.G. Ontvangen van 1 Januari-30 Juni . 4720500 „ Totaal .... 5170800 K.G. Verwerkt 1 Januari—30 Juni . . . 5000000 „ Voorraad 30 Juni 170800 K.G. I 64681 1 Water, gehalte: Direct 5 pCt. Indirect 6 Gemiddelde teerprijs (: iet water) / 1.70 >nder direct water . M 1.784 „ indirect „ . „ 1.80 Door de in voorraa te berekenen, kan men het uitbreiden, daar men alsda teer kan vaststellen* De bepaling van den vooi van het magazijnboek geschieden ijnde producten teg zicht der resultaten n marktwaarde natuurlijk nog de opbrengst van 100 K.G. dit geval met behulp Verbruikte kolen . . zwavelzuur soda . . . . 100500 K. . 32500 „ . 5800 „ , 16100 „ .. .. 2-65 ,, ., 7.— „ ,. 10.— / 6733.50 „ 861.25 „ 406.— „ 1610.— 405 De hierbedoelde verzamelstaten kunnen worden ingericht als model no. 111. Voor het overige meenen wij, dat, indien men het voorgaande behoorlijk in acht neemt, de inrichting der boeken geen bepaalde bezwaren zal opleveren. Trouwens, elke fabrieksboekhouding brengt hare eigenaardige moeilijkheden met zich, die echter, indien slechts een ernstig streven bestaat, om de boekhouding aan haar doel te doen beantwoorden, kunnen opgeheven worden. Wat de verzameling betreft van verdere gegevens ter beoordeeling van den gang van het bedrijf, verwijzen wij naar Hoofdstuk XI „Bedrijfsstatistiek". HOOFDSTUK XI. Bedrijfsstatistiek. Tijdens de oorlogsjaren, die achter ons liggen, toen het verbruik van allerlei noodzakelijke artikelen van hooger hand moest worden beperkt en verdeeld, en de productie op allerlei wijze werd bevorderd door Rijkstoelagen enz., is herhaaldelijk aan het licht gekomen, hoe weinig men, ook zelfs de Regeering, op de hoogte was van het bedrijfsleven. Telkens bleek, dat men ten opzichte van verbruik en productie van tal van artikelen zoo goed als geen gegevens had, zoodat men zich daaromtrent slechts met de meest ruwe schattingen tevreden moest stellen. In dit opzicht was Nederland ten achter bij andere Staten, daar hier zelfs geen behoorlijke bedrijfstelling had plaats gehad. Wel beschikte men ten opzichte van de landbouwbedrijven, de mijnbouw, spoorwegen, de groote reederijen en fabrieken van accijnsplichtige artikelen over enkele gegevens 1), doch daaruit kon men geen voldoende conclusies trekken. Als resultaat is ontstaan de Wet van 1 December 1917 op de Statistiek van voortbrenging en verbruik, krachtens welke tellingen van materiaal-verbruik en productie onzer industrie seder 1913 heeft plaats gehad. Wij zullen ons hier verder niet verdiepen in het belang dat aan een algemeene, wij zouden kunnen zeggen, openbare statistiek verbonden is, doch ons beperken tot de bespreking van de bedrijfsstatistiek van industrieele ondernemingen op zich zelf, welke derhalve uitsluitend het inwendige leven van het bedrijf weergeeft, van de „interne" bedrijfsstatistiek. Deze is voor elke industrieele onderneming van eenigen omvang x) Zie „Inleiding tot de beoefening der Statistiek" door Dr. C. A. Verrijn Stuart, deel III, Eerste Stuk. Haarlem 1915. 4TJ7 van het grootste belang, omdat de volgens een bepaalde methode verzamelde gegevens, een duidelijk beeld kunnen geven van het geheele bedrijfsleven in al zijn onderdeelen, van zijne ontwikkeling, of van zijne achteruitgang. Hieruit volgt onmiddellijk, dat men bij den opbouw der gegevens met de uiterste nauwkeurigheid te werk moet gaan. De groepeering en combinatie moeten volgens een vast plan en nauwgezet plaats vinden, daar men anders de kans loopt een verkeerd beeld van den gang der zaken te scheppen, waardoor de statistiek," in plaats van een wegwijzer te zijn, een gevaar zou worden, omdat zij tot verkeerde conclusies aanleiding zou kunnen geven. Met het oog hierop zal het wel duidelijk zijn, dat men het statistisch werk niet aan den eersten den besten kan toevertrouwen. In het" groot-bedrijf zal men voor de samenstelling der statistiek eene afzonderlijke afdeeling dienen te stichten, waarvan de leiding slechts kan worden gegeven aan iemand, die de beteekenis der statistiek grondig verstaat, en het bedrijf in al zijn vertakkingen en onderdeelen kent. Zonder deze kennis zal het hem niet mogelijk zijn de verschijnselen in het bedrijf juist waar te nemen en den bedrijfsleider de richting aan te geven, waarin het bedrijf geleid moet worden Voorop dient te worden gesteld, dat de bedrijfsleider zelf het belang en de noodzakelijkheid eener goede statistiek inziet, haar grondig bestudeert en zich door haar doet leiden bij de overwegingen omtrent de koers die gevolgd moet worden, anders is het werk nutteloos, zal de statisticus de liefde voor zijn werk verliezen en ontaardt de statistiek in een droge dorre cijfermassa. ï De opleiding van vele der bedrijfsleiders is slechts technisch geweest, zoodat hun belangstelling het meest naar deze zijde gaat en het economisch en administratief deel door hen stiefmoederlijk wordt behandeld. Dat het bedrijf daaronder moet lijden zal ieder die zich in de vraagstukken, welke hier aan de orde zijn, wil verdiepen, spoedig duidelijk zijn en wij hebben vertrouwen, dat de pogingen, die in de ) „Statistik ist Teil der Leitung, der Ober- oder Gesatnmt-Leitung. Liegt sie nicht in der Hand des verantwortlichen ersten Leiters selbst, so kann sie nur einem Manne übertragen sein, der an der Oberleitung Teil hat, einem Trüger besonders hoher Flhigkeiten". Betrieb-Wissenschaft von Rudolf Dietrich. München-Leipzïg 1914. 408 laatste jaren gedaan worden, om onze aanstaande bedrijfsleiders hiervan te doordringen, even als de moeilijke tijden, waarin wif leven en die ons misschien nog te wachten staan, hierin verbetering; zullen brengen. Bij de inrichting der Statistiek dient men er zich goed rekenschapvan te geven, dat de verzamelde cijfers en gegevens slechts op feiten behooren te berusten en dus geen schattingen of ramingen mogen zijn. Zij moeten uitsluitend aan het bedrijf zijn ontleend, terwijl- de oorsprong steeds duidelijk moet kunnen worden aangetoond.x) De verzameling der gegevens zal zoodanig moeten zijn, dat de bedrijfsleiding er onmiddellijk door gewaarschuwd wordt bij elke afwijking van eenige beteekenis, die in den gang der onderneming plaats vindt. In kleine bedrijven zal het, met het oog op de kosten, niet mogelijk zijn eene op zich zelf staande afdeeling voor de verzameling der statistische gegevens te stichten. Zij is daar ook minder noodzakelijk, omdat het bedrijf dan ook eenvoudiger en gemakkelijker te overzien zal zijn. De bedrijfsleider zal daar zooveel mogelijk deze taak moeten overnemen en wanneer de administratie goed is ingericht en er zich van bewust is, dat haar taak méér moet zijn dan klakkeloos allerlei gegevens te boeken, zal door samenwerking vruchtdragend werk geleverd kunnen worden. Dit laatste geldt trouwens ook daar, waar met het oog op den omvang der zaak eene afzonderlijke afdeeling bestaat, die in het bijzonder belast is met de verzorging van de statistiek.. De afdeeling Boekhouding zal ook hier vele waardevolle gegevens kunnen verstrekken en samenwerking en contröle tusschen de afdeelingen Boekhouding en Statistiek zal niet kunnen worden gemist, doch dit neemt niet weg, dat de laatste harer gegevens zelfstandig moet verzamelen, tenzij zij deze onder de noodige waarborgen van nauwkeurigheid van de Boekhouding of andere Afdeelingen kan overnemen. In vele gevallen is de Statistische afdeeling reeds verplicht zelfstandig te werken, op grond van de omstandigheid, dat in groote zaken de Boekhouding dikwijls eerst na geruimen tijd gegevens kan verstrekken, terwijl de waarde van de Statistiek juist toeneemt met de snelheid, waarmede zij haar uitkomsten aan den bedrijfs- x) „Statistik ist Kunst in dem sprachgeschichtlichen Doppelsinne: schaf f endes, formendes Tun, und Werk. Ihre Stoffe sind: Tatsachen, Wirklichkeiten des Lebens; nicht Meinungen, Wahrungen, Wünsche, Phantasiën und verwandte Scheinwesen". Betrieb-Wissenschaft von Rudolf Dietrich. 409 leider kan verstrekken. Bovendien zijn vele statistische gegevens niet van direct belang voor de Boekhouding, zoodat beide afdeelingen in velerlei opzicht niet dezelfde gegevens ter beschikking behoeven te hebben. De vorm, waarin de statisticus zijn gegevens aan den bedrijfsleider zal verstrekken, is afhankelijk van de soort der gegevens en den omvang van het bedrijf. In vele gevallen zullen zij bestaan uit cijferreeksen op doelmatige en overzichtelijke wijze in kolommen en staten verzameld. Een groot aantal, of zeer groote cijfers geven echter bij onderlinge vergelijking slechts een gebrekkig beeld en onvolkomen indruk van de feiten. Van daar dat men in vele gevallen zijn toevlucht zal moeten nemen tot grafische voorstellingen. Deze toch dringen opvallend gemakkelijker tot het bewustzijn door dan cijfergroepeeringen, waardoor ook het resultaat — het trekken van conclusies — vergemakkelijkt wordt. En hierop komt het ten slotte aan, want het doel mag niet zijn vele cijfers in bepaalde groepen te verzamelen, doch het moet zoo zijn, dat zij duidelijk spreken, dat zij wijzen op fouten of gebreken in het bedrijf, dat zij aanleiding geven tot onderzoek en verbetering, kortom zij moeten het compas vormen, waarop verder gevaren zal worden. Zoo zal men bijv. wanneer het er om gaat duidelijk te doen uitkomen over welk geografisch gebied de clientèle verdeeld is en waf de invloed is geweest van een bepaalde reclame of bewerking door vertegenwoordigers in verschillende landen of provincies, met vrucht gebruik kunnen maken van landkaarten, waarbij men den omzet door middel van cirkels kan aangeven, waarvan de straal gelijk is aan de omzetwaarde of de verkochte hoeveelheden. In gevallen, waarbij een dagelijks vergelijkend overzicht noodig is van het verbruik van bepaalde grond- of hulpstoffen, zal men dit daarentegen geheel anders moeten inrichten en gebruik kunnen maken van borden, waarop de gegevens bijv. gedurende een week kunnen worden verstrekt door verstelbare cijfers of door zoogenaamde „ruitertjes". In het algemeen zal de Statistiek moeten worden ingericht naar den aard van het bedrijf. Ook de soort der te verzamelen gegevens zal hiermede samenhangen, zoodat wij slechts algemeene wenken kunnen geven. Zij zal echter alle deelen van het bedrijf moeten omvatten en zoowel gegevens per dag, per week, per maand als per jaar moeten leveren. 410 Evenals de fabrieksadministratie in drie hoofdgroepen valt in te deelen, n.1. in een van inkoop van grond- en hulpstoffen, een voor de verwerking daarvan en een voor den verkoop der producten, zou de interne bedrijfsstatistiek ook in deze drie hoofdgroepen kunnen worden verdeeld. Haar taak omvat echter ook de inrichting der fabriek. Allereerst zal zij een juist en duidelijk overzicht moeten geven van alle productiemiddelen; van de grootte en inrichting der gebouwen en hare verdeeling met geleidingen enz.; van de machines, toestellen, werktuigen enz.; van de middelen van transport in en buiten de fabriek als transportbanen en sporen, auto's, wagens, paarden, booten, schepen enz. Nauwkeurig zullen van een en ander de capaciteiten, met alle wijzigingen die daarin zijn gekomen, aangeteekend behooren te worden, zoodat een soort geschiedenis van de toeneming en vermindering der productiemiddelen wordt verkregen, aangevuld met de waarde van aanschaffing en dè afschrijvingen. Verder zullen moeten worden verstrekt, voor zoover het de eerste Hoofdgroep betreft: overzichten betreffende de hoeveelheden der gekochte grondhulpstoffen en magazijngoederen, de prijzen en de waarde, herkomst, wijze van levering, met de kosten van transport, opslag en beheer; vergelijkende overzichten van de prijsbewegingen in de verschillende landen van herkomst, waarbij rekening moet worden gehouden met de schommelingen in zee-, rivier- en spoorvrachten, en de perioden van het jaar, tijden van levering, koersen van het geld enz. Overzichten van de ontvangen en opgeslagen hoeveelheden; de wijze van levering; de duur en kosten van lossing; van de kwaliteiten, analyses enz. Voor zoover het de tweede Hoofdgroep betreft, zullen overzichten moeten worden samengesteld betreffende: de voorraden grond- en hulpstoffen en magazijngoederen; het verbruik in bepaalde tijdvakken, zoowel wat de hoeveelheden als de waarde betreft; de verliezen of toenamen tijdens de bewerking; de productie hoeveelheden, de rendementen, d.w.z. de verhouding tusschen de werkelijke opbrengst (en de opbrengst die verwacht mocht worden) en de verwerkte hoeveelheid grondstoffen, in verband met de samenstelling der grondstoffen; betaalde arbeidsloonen in elk der afdeelingen waarin de onder- 411 neming gesplitst is, gescheiden in direct en indirect productieve loonen. Overzichten van: Bet aantal werklieden in verband met de verschillende beroepen, onderverdeeld naar sexe en leeftijd; de uurloonen; het aantal werkuren per dag en per week; de overuren, nacht- en Zondagsuren en de tijdvakken waarin zij zijn voorgekomen; de verhouding van het in stukwerk verdiende loon tot het totaal bedrag der loonen; het aantal uren dat in stukwerk is gewerkt met de percentages die in stukwerk verdiend zijn boven het gewone loon. Overzichten betreffende: het aantal dagen wegens ziekte of verwondingen, zoowel per afdeeling als per persoon, met de daarvoor gedane uitkeeringen; de verloven en vacanties, aantal dagen en uitkeeringen, zoowel van loon als van vacantietoeslagen; de verdere kosten ten gevolge van vrijwillige of verplichte bijdrage aan fondsen. Soortgelijke overzichten ten opzichte van de ambtenaren. Overzichten van de bedrijfskosten in elk der afdeelingen, zooveel mogelijk gesplitst in de onderdeelen; de verbruiken aan kolen, electriciteit, water, stoom enz. met de onderlinge verhoudingscijfers hierop betrekking hebbende; kosten van verlichting en verwarming enz. in het algemeen van alle kosten, waaruit de bedrijfskosten zijn samengesteld; de verhoudingen tusschen de productiehoeveelheden en de daarbij aangewende kapitalen. Wat de derde Hoofdgroep betreft, zullen overzichten moeten worden gemaakt betreffende het aantal, de grootte en de waarde der ingekomen, uitgevoerde en onuitgevoerde orders, verdeeld naar de verschillende geografische gebieden waarop zij betrekking hebbenhet aandeel dat elk der verkoopers heeft gehad in den omzet Overzichten betreffende de algemeene verkoop-kosten, gesplitst in de verschillende onderdeelen waaruit zij bestaan, zooals salarissen en loonen van verkoopers en depothouders, reiskosten, provisiën kosten van reclame, belastingen, kosten van verlichting en verwarming, kosten van verpakking enz. enz.; voor zoover deze kosten op verschillende geografische gebieden betrekking hebben, daarnaar verdeeld en onderling vergeleken. 412 Overzichten van de wijzigingen die zoowel in de algemeene kosten als in den totalen kostprijs zijn ontstaan, vergeleken met den omzet. Ten slotte zullen vele berichten en verslagen op technisch, economisch en sociaal gebied verzameld en vergeleken moeten worden. Ook de gegevens van soortgelijke bedrijven, hetzij eigen, hetzij vreemde, dienen onderling te worden vergeleken en tot een vergelijkende statistiek te worden verwerkt. Natuurlijk is het meestal niet gemakkelijk gegevens van vreemde particuliere bedrijven te verkrijgen. De verslagen zijn gewoonlijk zeer sober en bieden niet veel materiaal dat nuttig kan worden verwerkt. Van Rijks-, provinciale- of gemeentebedrijven is het meestal gemakkelijker, doch er zijn ook verschillende bedrijven, waarvan het verbruik der producten uit openbare statistieken valt af te leiden en waardoor men in staat is te controleeren, welk aandeel men zelf daarbij vervult in de verschillende gebieden waarheen geleverd wordt. Hierbij kunnen gegevens omtrent in- en uitvoer, prijsschommelingen enz. van veel nut zijn. Met vergelijkingen met andere bedrijven moet men echter uiterst voorzichtig zijn en wij kunnen niet genoeg waarschuwen tegen het spoedig trekken van conclusies. In elk. geval dient men zich zoo goed mogelijk op de hoogte te stellen van de beteekenis der cijfers die gegeven worden. Al worden daarbij dezelfde namen gebezigd als men zelf gebruikt, daarom is het nog niet het zelfde. De groepeeringen en samenstellingen kunnen daarbij zoo uiteenloopen, zonder dat dit ook maar eenigszins blijkt, dat dergelijke gegevens als vergelijkend materiaal alle waarde missen, en als men omtrent de beteekenis geen zekerheid kan krijgen, doet men beter dergelijke gegevens niet te gebruiken, omdat de kans groot is dat men tot conclusies komt, die verder van het doel voeren. HOOFDSTUK XII. Contröle in fabriekszaken. Het is niet onze bedoeling hier een uitgebreide studie over contröle in het algemeen te geven, doch wij wenschen slechts op eenige belangrijke punten bij de contröle in fabriekszaken de aandacht te vestigen. Daarbij hebben wij natuurlijk slechts het oog op administratieve contröle. Dit is trouwens gewoonlijk de eenigste contröle die wordt uitgeoefend, indien er al van contröle sprake is. Toch is het zeer de vraag of door de administratieve contröle niet al te zeer de aandacht van wat men de technische contröle zou kunnen noemen, wordt afgeleid. Gewoonlijk toch meent men, dat, indien men zich overtuigd heeft, dat de administratie naar behooren is gevoerd, alle verdere contröle achterwege kan blijven en alles in volkomene orde is. Zorgvuldig zijn dan alle bescheiden geraadpleegd en met de boeken vergeleken, voorraad staten, boeken en registers nageteld, prijzen gecontroleerd, kortom alles minitieus nagezien, maar of de eigenlijke leiding der fabriek is zooals zij kon en moest zijn en of niet groote kapitalen onoordeelkundig zijn aangewend, ontsnapt aan de contröle, ligt buiten den gezichtskring en beoordeeling van den accountant. In het algemeen wordt dit in naamlooze vennootschappen geacht te behooren tot de taak van Commissarissen, doch ieder, die met de practijk bekend is, weet ook, welke waarde in de meeste gevallen aan dit toezicht moet worden toegekend. Het spreekt van zelf, dat technische contröle groote moeüijkheden met zich zou brengen en aanleiding tot veel geschil zou geven, waarbij de leider der fabriek zou kunnen weigeren de verdere verantwoordelijkheid voor het bedrijf te dragen, indien hij verplicht werd tot het nemen van maatregelen, die z.i. in strijd met het be- 414 lang van de zaak waren of gevaarlijk in de uitvoering zouden zijn, doch ook de administratieve controle werd, en wordt nog door velen, als een onnut, belemmerend en lastig ding beschouwd, dat slechts geduld en niet gewaardeerd wordt. Toch zijn nog meerderen bij nadere kennismaking en door ervaring geleerd, van tegenstanders voorstanders van administratieve contröle geworden en vermoedelijk zou men, bij invoering van technische contröle, ook daarvan langzamerhand het nut gaan inzien en het middel gevonden worden om gecontroleerden en controleurs nuttig te doen samenwerken. Vele bezwaren, die tegen technische contröle kunnen worden aangevoerd, bestaan ook tegen administratieve contröle, doch de laatste twintig jaar hebben geleerd, dat zij met eenigen goeden wil gemakkelijk zijn te overwinnen. Intusschen zullen wij dit onderwerp hier verder laten rusten en ons uitsluitend tot de administratieve contröle beperken. Voorop moet worden gesteld, dat, afgescheiden van de contröle welke eventueel van buiten af wordt uitgeoefend, het toezicht door het eigen personeel zoo scherp mogelijk moet zijn, m. a. w. dat de interne contröle goed geregeld behoort te zijn. Eene voortdurende en zich over alle onderdeelen der administratie uitstrekkende contröle behoort in elke fabriekszaak te bestaan. Het verband der verschillende afdeelingen, waarin de administratie is gesplitst, dient zorgvuldig te zijn bepaald, evenals de taak en de bevoegdheid der afdeelingschefs. Opdat de boeking der verbruikte materialen en de splitsing der arbeidsloonen steeds op gelijke wijze plaats vindt, wat vooral van beteekenis is indien meerdere soortgelijke fabrieken onder ééne Directie staan, is het gewenscht daarvoor vaste regels te stellen en het personeel, dat met deze werkzaamheden is belast, daaromtrent schriftelijk instructies te verstrekken. Zonder deze is de kans groot, dat vandaag dezelfde soort werkzaamheden op een ander hoofd van rekening worden gesteld dan morgen, of dat in de eene fabriek bepaalde materialen ten laste van een geheel andere rekening komen dan in de andère fabriek. De contröle in fabriekszaken wijkt natuurlijk niet af van die in handelszaken, doch er zijn in fabriekszaken enkele belangrijke onderdeelen, die in vele andere zaken niet voorkomen of een minder beteekenende rol spelen en daarop wenschen wij hier hoofdzakelijk de aandacht te vestigen. De contröle in fabriekszaken zou men als volgt kunnen indeelen: 415 a. Contröle op de ontvangen en verwerkte grondstoffen; * ' " " " » » hulpmaterialen en magazijngoederen; c- i(l. • ,, ,, gereedschappen; * id. ,, ,, arbeidsloonen; e. id. ,. hiinrr.rInr>Ton • t. ■ id. g. id. h. id. i. id. bedrijfskosten en de algemeene kosten; kostprijsberekening; productie-cijfers; kas; ^ " " de verdere rekeningen in het grootboek a.B«I de contröle op de ontvangen grondstoffen zal men voorai dienen toe te zien of de ontvangen hoeveelheden zoo nauwkeurig worden bepaald als de omstandigheden en den aard van Ie goederen zulks veroorloven. Daarbij zal men de vrachtbrieven, cognossementen, weegbriefjes enz. hebben te raadplegen, zal men moeten nagaan o de pr^en nl overeenstemming zijn met wat is bedongen en of eventuee^Tcn ten en verdere onkosten juist zijn berekend; of resütuti^Zt betaalde vrachten hebben plaats gehad en eventueJe\Tr.Sïï; op cognossementen behoorlijk zijn verrekend voorscüotten ke™ i^"" V°0rraden '" eentezins "o"-""*» "»<• afwij. £ dïï,r? °ndCT*ew°-* omstandlsheden beschikbaar behoortte «, , , wuiucn gevestigd. Vooral m neriodpn nic n»ii Plaats beeft aTs de aard vat de , 7? V*"***"' 200 nauwgeze' zulks toelata 8r0"dS'0' en de »™taettanefl,oden beid waarmede » worden B»^!? ^.SjiZ^^ 416 Het komt n.1. niet zelden voor, dat men het verbruik tot m geringe gewichts- of maatseenheden aangeeft, waaruit men zou mogen afleiden dat de bepaling dezer hoeveelheden allerzorgvuld.gs geschiedt, terwijl bij een nauwkeurig ingesteld onderzoek zou binken, dat zij is gebaseerd op schattingen, waaraan geen groote waarde is te hechten. . Ook komt het voor, dat ontstane manco's of surplussen worden weggewerkt" door de hoeveelheden, voor een eenheid van het fabricaat noodig, willekeurig te verhoogen of te verlagen. Tegen dergelijke methoden dient men te waken. Als eerste eisch moet worden gesteld, dat eenmaal geconstateerde tekorten of overschotten duidelijk worden vermeld. Zijn de omstandigheden van dien aard, dat zij bezwaarlijk zijn te voorkomen, doordat de aard der grondstoffen op de wijze van productie een afdoende controle op de verbruikte hoeveelheden te duur of te omslachtig zouden maken, dan kunnen zij aan de directie eener fabriek niet als een fout worden ten laste gelegd, mits zu duidelijk blijken. Worden verschillen echter op de een of andere wijze weggewerkt", of wordt getracht ze aan de contröle te onttrekken, dan heeft de directie het aan zich zelf te wijten, indien wantrouwen ontstaat. Bij de contröle behoort men zich derhalve in de eerste plaats te overtuigen, hoe de geboekte cijfers zijn ontstaan, hoe zij verder zijn verwerkt en of de gevolgde methode onder de gegeven omstandigheden als de beste mag worden aangenomen die gevolgd kan worden. Het spreekt van zelf, dat verliezen, die door verstuiven of andere oorzaken kunnen ontstaan, of gewichtstoenamen, die te danken zijn aan opslag in de open lucht, een belangrijke rol bij de contröle zullen spelen en vóór men zijne conclusiën bij het constateeren van verschillen trekt, zal men daarmede dus wel rekening dienen te houden. In vele fabrieken is de contröle op de verbruikte hoeveelheden zeer moeilijk en bepaalt zij zich hoofdzakelijk tot een opneming van de voorraden op bepaalde tijdstippen gedurende den loop van een boekjaar of aan het begin en het einde daarvan, en de vaststelling van de ontvangen hoeveelheden gedurende deze perioden. In dergelijke gevallen zal de bepaling der voorraden zoo nauwkeurig moeten geschieden als maar eenigszins mogelijk is, opdat betrouwbare gegevens omtrent het verbruik verkregen worden. 417 Laat in dit opzicht de nauwkeurigheid te wenschen over, dan zullen ook de daarop gebaseerde resultaten geen juist beeld van de werking der fabriek geven. De contröle over ontvangen en verbruikte goederen, wordt natuurlijk beheerscht door hun soort. Immers kan zij niet op gelijke wijze geschieden over goederen van zeer groote en zeer kleine waarde, over artikelen van geringen omvang of zulke, die bij groote massa's worden aangevoerd, waarop het toezicht zeer moeilijk is, terwijl andere gemakkelijk zijn weg te sluiten. Niet minder aandacht zal men moeten schenken aan de eenheidsprijzen, waartegen zoowel de waarde van de verbruikte als de in voorraad zijnde grondstoffen wordt berekend. De wijze waarop de eenheidsprijzen worden vastgesteld, laat dikwijls veel te wenschen over en het spreekt van zelf, dat fouten, hierbij gemaakt, tot verkeerde gevolgtrekkingen aanleiding moeten geven en onjuiste resultaten in het leven zullen roepen. Men dient zich dus op de hoogte te stellen van de wijze, waarop zij worden bepaald, en te onderzoeken, of de gevolgde methode als juist kan worden beschouwd en of het uit de administratie blijkt, indien fouten worden gemaakt. b. Al hetgeen gezegd is omtrent de contröle op de grondstoffen, is ook van toepassing op de contröle van de hulpmaterialen of magazijngoederen. De ontvangen hoeveelheden goederen zullen moeten blijken uit het ontvangstboek, dat gecontroleerd moet worden met het magazijnboek en de facturen. Ook hier zal men zich dienen te overtuigen, of de bepaling der boeveelheden zoo geschiedt als behoort, zoodat de geboekte hoeveelheden ook inderdaad ontvangen zijn en of bij de bepaling der prijzen rekening is gehouden met eventueele betaalde vrachten, rechten en verdere onkosten. Men eische steeds, dat het ontvangstboek a jour is en lette er op of het wel eens voorkomt, dat ontvangen goederen, om welke reden ■dan ook, niet in het ontvangstboek vermeld worden. De boeking wdt n.1. wel eens verschoven tot keuring der goederen heeft plaats gehad, terwijl dan bij afkeuring, van de ontvangst niets vermeld wordt. Dit systeem is echter zeer verkeerd, daar dan hetgeen heeft plaats gehad, niet uit de boeken blijkt en aanleiding tot allerlei verwarring kan geven. Als regel moet worden gesteld, dat alles wat ontvangen is, onmiddellijk wordt geboekt. Afkeuring of terugleve- 27 418 ring moet eveneens duidelijk worden aangegeven, opdat ten allen tijde kan worden nagegaan, wat eigenlijk heeft plaats gehad. De afgifte van verbruikte goederen mag alleen tegen overgave van een bon geschieden. Men stelle daarbij als eisch, dat elke verandering daarin geparafeerd worde door den persoon die den bon afgaf. Indien hieraan niet streng de hand wordt gehouden, zet men de deur open voor allerlei fraude. Gewoonlijk wordt aan een bon voor goederen te weinig waarde gehecht en waar men er niet aan zou denken een kwitantie te veranderen, daar aarzelt men dikwijls niet, om cijfers in een bon te wijzigen, zonder dat de verandering behoorlijk gewaarmerkt wordt. De contröle op de bons is trouwens moeilijk, omdat verandering daarin niet altijd even gemakkelijk valt te constateeren. Het cijfer 1 valt bijv. gemakkelijk in 10 te veranderen en alleen vergelijking met het afschrift van den bon zal dergelijke veranderingen aan het licht brengen. Bij contröle der bons zal te gelijk aandacht geschonken moeten worden aan de boekingshoofden, waarop de waarde der goederen geboekt zal worden. Daar het personeel, met de afgifte der bons belast, meestal onvoldoende op de hoogte is van boekhouden, verdient het aanbeveling, zooveel mogelijk vaste voorschriften te geven omtrent de boekingshoofden, ten einde te voorkomen, dat goederen, voor eenzelfde doel gebruikt, vandaag op een geheel ander hoofd geboekt worden dan morgen. Dit is vooral ook noodig indien in verschillende magazijnen goederen worden afgegeven. Eveneens dient te worden nagegaan of de waardeberekening der verbruikte goederen overeenkomstig de werkelijkheid geschiedt. Het systeem dat hierbij wordt gevolgd, dient nauwkeurig te worden onderzocht, ten einde vast te stellen of daarin ook fouten bestaan, die tot onjuiste boekingen aanleiding geven. In elk magazijn van eenigen omvang zullen verschillen ontstaan tusschen den boekvoorraad en den werkelijken voorraad, hetzij door onnauwkeurigheden bij de boeking, bij de ontvangst of de afgifte, hetzij door fraude, terwijl ook indroging, verstuiving, morsing enz_ daartoe aanleiding kunnen geven. Boekingsfouten zullen door nauwkeurige contröle kunnen worden opgeheven, doch de andere verschillen zullen niet altijd kunnen worden opgespoord, en ten slotte moeten worden afgeschreven. Het vaststellen van fraude is meestal gemakkelijker dan den schuldige aan te wijzen en daarom verdient het aanbeveling, om, waar zulks mogelijk is, verschillende goederen in het magazijn onder toezicht 419 van bepaalde personen te stellen, opdat blijke, in wiens afdeeling de verschillen ontstaan. Als eisch moet ook hier gesteld worden, dat alle verschillen duidelijk blijken. Qeen wegmoffelen, op welke wijze dan ook, mag worden toegestaan en gewenscht is het, dat alle verschillen op één staat worden verzameld, opdat men een overzicht verkrijge van de belangrijkheid dier afwijkingen. Fraude met magazijngoederen kan op verschillende wijzen worden gepleegd en bedekt. Een dikwijls voorkomende wijze is wel, dat bij de afgifte van goederen minder wordt afgegeven dan wordt aangevraagd, wat niet altijd aan den aanvrager blijkt. Dit middel wordt dan ook wel toegepast om te voorkomen, dat er tekorten ontstaan bij artikelen waar door üidroging of inweging verschillen zoo goed als niet te vermijden zijn. Men kan dergelijke handelingen echter niet toestaan en daarom zal het goed zijn, van tijd tot tijd te doen controleeren, of hetgeen afgegeven is, in overeenstemming is, met wat op den bon werd aangevraagd. Zoowel wat de grondstoffen als de magazijngoederen betreft, zal gecontroleerd moeten worden, of in de kostprijscalculattën opgenomen hoeveelheden goederen in overeenstemnüng zijn met de als afgegeven geboekte kwantiteiten. Van voorname verbru&sartikelen, als oliën, vetten, machinekamerbehoeften enz., die in bijna alle fabrieken voorkomen, is het gewenscht, vergelijkende overzichten te doen vervaardigen, ten einde te kunnen constateeren of het verbruik in evenredigheid is met de bedrrjfsdrukte, of dat aan verspilling of erger gedacht moet worden. Naar den aard der fabriek zullen dergelijke overzichten gemaakt moeten worden, die, zoowel voor den- fabrikant zelf als voor de contröle, van veel nut kunnen zijn. Indien vervoermiddelen, als auto's, stoomschepen, motorbooten enz. gebruikt worden, zullen de daarvoor afgegeven hoeveelheden benzine, oliën enz., vergeleken moeten worden met de afgelegde afstanden, ten einde te kunnen beoordeelen of daartusschen de juiste verhouding bestaat, of dat op de een of andere minder gewenschte wijze hoeveelheden verdwijnen. In verband hiermede is.het gewenscht om, voor zoover zulks mogelijk is, eiken chauffeur steeds de zelfde machine te doen bedienen Daardoor verkrijgt men de gelegenheid het verbruik onderling te kunnen vergelijken en op het spoor te komen van misbruiken en verspringen, of van slechte werking der machines. 420 In het algemeen zal men steeds, waar het verbruik van goederen evenredig behoort te zijn met een zekere opbrengst, te onderzoeken hebben of deze evenredigheid bestaat, of dat er oorzaken zijn die het aannemelijk maken, dat er afwijkingen zijn. c. Het toezicht op de gereedschappen is vooral in fabrieken waar veel losse gereedschappen in gebruik zijn, van beteekenis. Waar mogelijk, verdient het de voorkeur, dat elk werkman steeds zijn zelfde gereedschap behoudt, opdat de verantwoordelijkheid daarvoor duidelijk uitkomt. Werklieden, die slordig of ruw met hun gereedschap omspringen en het dus spoediger dan noodzakelijk is onbruikbaar maken, dient men de gelegenheid te benemen, daarvan de schuld op anderen te werpen. Elke werkman, die gereedschap onder zich heeft, behoort in het bezit te zijn van een boekje, waarin aantal en soort duidelijk zijn vermeld. Op onregelmatige tijdstippen moet het opzichtvoerend personeel controleeren of de werklieden in het bezit zijn van het hun in bruikleen verstrekte gereedschap en of het zich in goeden toestand bevindt. Gereedschappen die slechts van tijd tot tijd door een werkman worden gebruikt, en waarvan dus niet steeds elke werkman een exemplaar in zijn bezit behoeft te hebben, blijven onder berusting van den werkmeester, die ze naar gelang van behoefte leent en daarvan aanteekening houdt, opdat ten allen tijde kan blijken waar ZÜ zich moeten bevinden en wie ze eventueel heeft beschadigd. Indien gereedschap van een nieuwe soort of ander merk in gebruik wordt genomen houde men hiervan aanteekening, opdat blijke of de nieuwe soorten de voorkeur verdienen boven de gewoonlijk gebruikte. d. Tot een der belangrijkste onderdeelen van de contröle mogen zeker wel de arbeidsloonen gerekend worden. Zij vormen niet zelden het grootste deel van den kostprijs der producten, zoodat de contröle daarop niet te scherp kan zijn, vooral ook, omdat fraude met arbeidsloonen een vaak voorkomend verschijnsel is. Fraude met arbeidsloonen kan op velerlei wijze geschieden. Men lette vooral op, of meer werklieden dan werkelijk aanwezig zijn op de loonlijsten vermeld worden; of in een zelfde periode loon in uurgeld en in stukwerk voor denzelfden persoon berekend wordt; of tegelijk ziekengeld en loon wordt betaald; of als overuren ge- 421 boekte uren ook werkelijk gemaakt zijn; of het aantal uren overeenkomt met dat door den portier of een tijdregister aangeteekend; of voorschotten en inhoudingen voor fondsen behoorlijk worden afgehouden; of stukwerkloonen over de juiste hoeveelheden en tegen de overeengekomen prijzen zijn berekend en of die hoeveelheden in overeenstemming zijn met die, welke in de overige administratie voorkomen; of de betalingsstaten nauwkeurig zijn geteld en berekend en in overeenstemming zijn met de loonboeken enz. enz. Het komt er vooral op aan of de inrichting der loonadministratie met zorg heeft plaats gehad. Hierin toch moet de grootste waarborg tegen fraude gelegen zijn. Men overtuige zich dus hoe de betalingsstaten tot stand komen, dale daarbij in alle onderdeelen af en overwege, of deze of gene wijze van doen ook fraude in de hand kan werken. Men zorge er zooveel mogelijk voor, dat zij, die het aantal gewerkte uren noteeren, of de loonen berekenen, of daarop invloed kunnen uitoefenen, in geen geval met de betaling belast worden. De uitbetaling door opzichters, die meestal onmiddellijk bij de vaststelling der loonen betrokken zijn, moet, zoo maar eenigszins mogelijk, voorkomen worden. De beste regeling is, dat de uitbetaling geschiedt door personeel, dat overigens niets met de loonberekening heeft uit te staan, en dat de loonen nauwkeurig worden gecontroleerd door daarvoor speciaal in het bedrijf aangesteld personeel. In de wijze van betaling en in de interne contröle ligt de meeste waarborg tegen misbruiken. In kleine fabrieken is de interne contröle echter dikwijls gering en zal het accountantstoezicht nog scherper moeten zijn. Het stellen van een handteekening door den werkman bij de ontvangst van het loon, wat door sommigen een middel tegen fraude wordt geacht, heeft practisch niet veel waarde en is ook in groote fabrieken te tijdroovend. Wel is het houden van een loonboekje voor eiken werkman, waarin het loon, dat verdiend wordt, wekelijks wordt aangeteekend en bij de betaling aan den werkman wordt ter hand gesteld, een middel om fraude te bemoeilijken en de invoering daarvan is dus zeer aan te bevelen, terwijl ook de staten, die voor de Rijksverzekeringsbank moeten worden gehouden, een bruikbaar middel bij de contröle zijn. Worden loonen om bijzondere redenen vóór of na den betaaldag betaald, dan is het gewenscht deze op afzonderlijke staten te vermelden, waarop de persoon die betaalt, door het stellen van zijn 422 handteekening moet erkennen, dat de betaling heeft plaats gehad, omdat in vele gevallen de uitbetaling niet zal geschieden door hen die daarmede gewoonlijk zijn belast. Op juiste splitsing der loonen voor de boekhouding moet niet minder worden gelet en het spreekt van zelf, dat de kostprijscalculatiën, waarin de loonen zijn opgenomen, aan een nauwkeurige controle moeten worden onderworpen, terwijl ook uit de verhouding, die er tusschen de betaalde loonen en de productiehoeveelheden bestaat, er op kan wijzen, dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn, indien deze verhouding belangrijk afwijkt van de in een vroegere periode gevonden cijfers. In het algemeen is het aan te bevelen, de opgaven van het aantal gewerkte uren en het verrichte werk door de werklieden zelf te doen opgeven op zoogenaamde tijd- of werkbriefjes, onder controle van de betrokken opzichters en steeds de oorspronkelijke bescheiden te raadplegen. e. Ter contröle van de bijproducten dient allereerst te worden vastgesteld of de geproduceerd wordende hoeveelheden al dan niet nauwkeurig worden bepaald en of er geldende redenen zijn, waarom meting of weging achterwege blijft. Zoo mogelijk dienen de geproduceerde hoeveelheden op eenigerlei betrouwbare wijze te worden bepaald en voorraad-staten of -registers te worden bijgehouden. In sommige fabrieken is het echter, met het oog op de daaraan verbonden kosten of den omslag, practisch niet mogelijk en zal men ten slotte de voortgebrachte hoeveelheden moeten afleiden uit de afgeleverde hoeveelheden en de voorraden aan het begin en het einde van een boekjaar. Men verzuime nimmer om op tijden, dat de voorraden zeer gering of nihil zijn, de productie te bepalen, omdat men dan, door het gemis van een onzekeren factor, n.1. den voorraad, die ook niet altijd met even groote zekerheid kan worden vastgesteld, de gelegenheid heeft de productiecijfers met juistheid te kunnen vaststellen, welke cijfers ter vergelijking bij latere contröle van dienst kunnen zijn. De regeling bij de aflevering van bijproducten dient ongeveer gelijk te zijn aan die, welke geldt bij de afgifte van andere goederen; bij de contröle zal men behooren na te gaan of de verhouding tusschen de productiehoeveelheid der bijproducten en de verwerkte hoeveelheden grondstoffen, waaruit zij zijn ontstaan, in overeenstemming is met de cijfers die daarvoor in de practijk gelden. Afwijkingen zullen niet steeds zijn op te sporen. Vele oorzaken 423 kunnen medewerken tot het doen ontstaan van groote verschillen, vergeleken bij vroegere resultaten, doch in elk geval dient daarop dan de aandacht te worden gevestigd. Bij de contröle op de opbrengst zullen eventueele contracten met de betreffende leveringen behooren te worden vergeleken. Worden bijproducten zelf verder in de fabriek verwerkt, dan zal de contröle zich ook moeten uitstrekken over de wijze, waarop de verwerkte hoeveelheden worden bepaald en de prijzen, die voor de waardebepaling worden aangenomen. Dit laatste geldt trouwens ook ten opzichte van de geproduceerde hoeveelheden. f. Contröle op de bedrijfskosten en de algemeene kosten sluit van zelf in zich, dat men nauwkeurig nagaat of de groepeering en verdeeling met de noodige juistheid geschiedt. Fouten, welke hierbij gemaakt worden, kunnen ernstige gevolgen hebben en men volge dus in alle onderdeelen het systeem, dat hierbij wordt toegepast. Een goede groepeering, en vergelijking der kosten met die van vorige perioden, zal van groot nut zijn en aan den fabrikant het bewijs kunnen leveren, dat sommige onderdeelen der fabriek niet met die zorg behandeld worden, die zij verdienen. De kosten voor opwekking van kracht, licht en warmte bijv. vormen in elke fabriek een belangrijken factor en een juiste bepaling en verdeeling dier kosten is dus van groot belang. Men lette vooral op, of ook sommige afdeelingen of machines ten laste of ten bate van andere worden ontlast of belast. Dat komt n.1. veelvuldig voor, hetzij dan met, hetzij dan zonder opzet. De stijging en daling der kosten dient nauwkeurig te worden gevolgd en de oorzaak daarvan opgespoord te worden, ten einde te kunnen vaststellen of deze al dan niet gemotiveerd is. Men zorge voor een doelmatige en zoo gedetailleerd mogelijke splitsing der kosten, opdat wijzigingen daarin spoedig blijken en het opsporen van de oorzaken vergemakkelijkt worde. Een der voornaamste posten onder de hier bedoelde kosten is wel de afschrijving. Daarmede wordt niet zelden allerzonderlingst omgesprongen en een nauwkeurig onderzoek naar de wijze, waarop zij wordt berekend, is derhalve noodzakelijk. Vooral dient daarbij te worden nagegaan, of de afschrijvingen plaats hebben van de aanschaffingswaarde of van de boekwaarde en of zij als voldoende mogen worden aangemerkt. Wordt van de aanschaffingswaarde afgeschreven, dan behoort 424 men zich te overtuigen, of die waarde met juistheid bekend is en of niet wordt afgeschreven op activa, waarvan de waarde reeds geheel is afgeschreven. Hoe zonderling het ook moge klinken, komt het toch meermalen voor, dat men op grond van vorige afschrijvingen rustig doorgaat met afschrijven, terwijl feitelijk de volle waarde van het activum reeds is afgeschreven. Zooveel dit mogelijk is, zal men bij de controle van de onderhoudskosten moeten vaststellen of zich daaronder ook kosten bevinden, die feitelijk niet op onderhoud, doch op uitbreiding en omgekeerd behoorden te worden geboekt. Niet zelden komt het voor, dat alle uitbreidingen, of een groot deel daarvan, op onderhoud worden geboekt en hoewel dit om verschillende redenen in de practijk zeer nuttig kan zijn, kan het ook nadeelig werken en het overzicht van den gang van zaken vertroebelen. Beter is het in elk geval, beide soorten van kosten scherp gescheiden te houden, opdat de invloed van beide duidelijk blijke. Bij het afsluiten der boeken kan dan nog altijd overwogen worden of overschrijving om bepaalde redenen gewenscht is. Doch dan blijkt in elk geval, dat dit heeft plaats gehad en kunnen later geen verkeerde gevolgtrekkingen gemaakt worden. g. De kostprijsberekening eischt uit den aard der zaak in elke fabriekszaak de volle aandacht. Een juiste berekening van de kostprijzen der producten is van zoo groot belang, dat wij niet te veel op zorgvuldige contröle dezer calculatiën kunnen aandringen. Grondige studie van het systeem, dat daarbij gevolgd wordt, dient aan de eigenlijke contröle vooraf te gaan en alle bronnen behooren te worden geraadpleegd. De inrichting der administratie zal zooveel mogelijk zoodanig dienen te zijn, dat als het ware een soort zelfcontrole ontstaat, waaruit blijkt, of alle grond- en hulpstoffen, loonen en verdere kosten in de berekende kostprijzen zijn opgenomen. Men schenke ook vooral zijn aandacht aan de prijzen, die bij het samenstellen van de balans tot grondslag zijn genomen voor da waardebepalnig der bewerkte goederen en de halffabricaten en wijze er op, indien deze van de werkelijke kostprijzen of de marktprijzen afwijken. Dikwijls neemt men bij de inventarisatie de prijzen hooger aan dan de kostprijzen, met de bedoeling de balans-uitkomsten te flatteeren. Men becijfert dan winsten die wellicht nooit behaald zullen worden. 425 Bij de contröle zal -het blijken of de omslag der bedrijfs- en algemeene kosten juist heeft plaats gehad en of afwijkingen aan gebrek aan systeem of aan andere oorzaken moet worden toegeschreven. In zaken waar kostprijsberekeningen van omvangrijke werken worden gehouden, zal er acht op geslagen moeten worden of alle daarvoor speciaal gemaakte kosten voor opzicht, teekenbureaux, stellingen, machines enz. enz. in rekening zijn gebracht en niet geheel of gedeeltelijk op werken zijn gebracht, die daarmede feitelijk niets hebben uit te staan. Dit is niet altijd gemakkelijk te constateeren en gewenscht is het daarom, dat er op wordt aangedrongen, dat de administratie zoodanig wordt ingericht, dat vergissingen worden voorkomen. De kosten aan stellingen, machines, gereedschappen enz., die voor meerdere werken in gebruik zijn, dienen, wat afschrijving en onderhoud betreft, over de werken waarvoor zij gebruikt worden, te worden verdeeld. Men kan dan niet volstaan met dergelijke kosten onder de bedrijfskosten op te nemen en zoodoende over alle werken om te slaan. Daarbij ontstaat gevaar, dat ook werken, die niet hebben bijgedragen tot die kosten, daarmede belast worden. Zijn van die werken begrootingen gemaakt en prijsopgaven gedaan, dan zullen deze met de kostprijsberekeningen moeten worden vergeleken en de aandacht gevestigd moeten worden op afwijkingen van beteekenis. De begrootingen en prijsopgaven zullen tegelijk kunnen dienen, om te controleeren of in de kostprijsberekeningen ook posten zijn weggevallen, die daarin behoorden te zijn opgenomen. De mogelijkheid bestaat ook, dat, om te lage ramingen te bedekken, waardoor de werken verlies opleverden, waarvan men liever de hoegrootheid niet door de administratie wil zien aangetoond, verschillende posten op hoofden geboekt worden, waarop zij niet thuis behooren. Een algemeen en nauwkeurig toezicht op ingekomen rekeningen, afgegeven goederen, loonen enz., zal daarom noodig zijn, terwijl ook de aard van het werk en de daarvoor noodige grondstoffen tot richtsnoer kunnen strekken bij de contröle. h. In sommige fabrieken kan men van eigenlijke productiecijfers niet spreken, doch in vele andere zijn deze cijfers van groote beteekenis en is de verhouding van grondstofgebruik en opbrengst (rendement) gemakkelijk in cijfers uit te drukken. De inrichting der fabriek zal natuurlijk op de uitkomsten van 426 grooten invloed zijn en bij de beoordeeling van de cijfers zal men daarmede dus in de eerste plaats rekening moeten houden. Vergelijking tusschen theoretisch berekende opbrengst en in de practijk verkregen resultaten, evenals tusschen de productie in verschillende perioden of tusschen fabrieken van gelijke soort, is van groote waarde en zal kunnen aantoonen, dat er bij de fabricage fouten gemaakt worden, die behooren te worden opgeheven. De berekening van productiecijfers behoort zich niet alleen over het product zelf uit te strekken, doch ook over de bijproducten en afvalstoffen en zoowel bij gunstige als ongunstige resultaten zal men behooren op te sporen of de oorzaak daarvan ligt in de kwaliteit der grondstoffen, in de werking der machines of toestellen, in het toezicht, in wanbeheer of aan andere omstandigheden moet worden toegeschreven. Vooral dient men zich te overtuigen hoe de productiecijfers worden verkregen en of de wijze van berekening juist is. Indien de nauwkeurigheid van bepaling der verwerkte hoeveelheden grondstoffen of de verkregen producten en bijproducten te wenschen overlaat, spreekt het van zelf, dat men aan de productiecijfers geen al te groote waarde kan hechten. Indien de kwaliteit der producten door analyse kan worden vastgesteld, zullen de langs dezen weg verkregen cijfers ook voortdurend behooren te worden vergeleken, om te kunnen uitmaken of de kwaliteit in overeenstemming is met de eischen, die daaraan gesteld mogen worden en de oorzaak van afwijkingen zal ook hier behooren te worden opgespoord. Voortdurende contröle over de productiecijfers is van groot belang, omdat deze waarschuwen of het verloop van het productieproces is zooals het behoort te zijn, en het vervaardigen van grafische voorstellingen der verkregen cijfers is hier dus zeer aan te bevelen, daar het overzicht daardoor zeer vergemakkelijkt wordt. Onjuiste productiecijfers zullen zich van zelf in de finantieele resultaten van de fabriek weerspiegelen, doch waar de prijzen van grond- en hulpstoffen, arbeidsloonen enz. het bij de beoordeeling zeer moeilijk kunnen maken om een betrouwbare maatstaf te leveren, blijft nauwgezette contröle der cijfers een eisch. Zij zijn in de eerste plaats voor den fabrikant zelf noodig, om zijn eigen werk te controleeren en waar daaraan geen groote aandacht wordt geschonken, kan men veilig aannemen, dat in velerlei opzicht het toezicht te wenschen overlaat. 427 L k. De controle op de kas en de verdere rekeningen in het grootboek wijkt in een fabriekszaak niet af van die in een gewone handelszaak en daar het slechts onze bedoeling was op eenige belangrijke hoofdzaken bij de contröle in industrieele ondernemingen de aandacht te vestigen, zullen wij daarop verder niet ingaan Wijvertrouwen intusschen, dat de vingerwijzigingen, die wij hierboven gaven, brj de contröle van nut zullen zijn. Het spreekt van zelf, dat waar elke industrie haar eigenaardigheden met zich brengt, ook de contröle zich daaraan behoort aan te passen. De hierboven gegeven wenken zijn dan ook alleen als van algemeenen aard te beschouwen HOOFDSTUK XIII. Normale productie. In § 1 van Hoofdstuk II hebben wij betoogd, dat de kostprijsberekening en kostprijsanalyse o.m. dient: a. om te kunnen vaststellen, tegen welken uitersten prijs men zijn producten moet verkoopen, om niet te verliezen; b. om te kunnen controleeren, of het productieproces in alle opzichten zoo voordeelig verloopt als verwacht kan worden en of de noodige zuinigheid in het bedrijf heerscht. Wij hebben er op gewezen, dat verschillende kosten niet of slechts weinig onder den invloed van de productiehoeveelheden staan, dat andere daarentegen daarmede geheel op en neer gaan, en dat men bij de bepaling van het aandeel, dat elk der producten van de bedrijfs- en de algemeene kosten moet dragen, kan uitgaan van een vooraf geraamde productie, gebaseerd op de in een vroegere periode gefabriceerde hoeveelheden, waarbij de wijzigingen, die men daarin verwacht, zijn in acht genomen. Deze hoeveelheden varieeren dus, gaan naar gelang van omstandigheden op en neer en oefenen onmiddellijken invloed op den kostprijs. Bij vergelijking van den kostprijs van de eene periode met dien eener andere, stuit men dientengevolge op het bezwaar, dat niet onmiddellijk is uit te maken, of een eventueele verandering moet worden toegeschreven aan een wijziging in de productiehoeveelheid, aan toegepaste maatregelen bij het productieproces, dus aan de economie in het bedrijf, of aan beide. Het spreekt van zelf, dat men door een nauwkeurig onderzoek den invloed van elk der factoren, die tot de wijziging aanleiding gaf, zal kunnen vaststellen, doch men streeft er naar, beide direct afzonderlijk uit de administratie te doen spreken. Men heeft daarom naar een middel gezocht, waardoor alle becijferingen vergelijkbaar zijn, en meent dit gevonden te hebben, door alle 429 calculatiën te baseeren op zoogenaamde normale productieverboudingen. Bij het aannemen van deze norm wordt echter tegelijk de berekening van den werkelijken kostprijs overboord geworpen Men wil dezen prijs zelfs niet kennen, men acht dit noch noodig noch gewenscht. Allereerst zou men nu mogen verwachten, dat men had vastgelegd wat men onder normale productie, ook wel normale bedrijfsdrukte genaamd, te verstaan heeft. Immers, indien men bij de becijferingen van den kostprijs een be angrijken factor als deze wenscht in te voeren, dan dient de beteekenis daarvan aan geen twijfel onderhevig te zijn Het woord normaal is taalkundig een te vage uitdrukking, dan dat daaruit niet groot misverstand geboren zou kunnen worden en een scherpe en duidelijke omlijning van dit begrip kan dus allerminst overbodig geacht worden. En toch vindt men niet duidelijk aangegeven, wat men daaronder te verstaan heeft en wanneer het noodzakelijk is, dat de aangenomen norm veranderd worde. In het werk van Simon x) vinden wij: „Lang niet altijd gemakkelijk is de vraag te beantwoorden- Wat „is normale productie"? „Bij de oprichting van een nieuw bedrijf moet men hiervoor toch „cijfers aannemen, en dikwijls zal men daarbij de plank ver misslaan. De gevolgen van die misslagen kunnen zeer onaangenaam „zijn, maar bij een goed ingericht stelsel wordt men ten minste spoe,.dig gewaarschuwd. „Bij bestaande fabrieken ondergaat de normale basis eveneens „wijzing m den loop der tijden, door uitbreiding en verbetering van „het productieproces. Ook hier waarschuwen de cijfers spoedig „genoeg. Trouwens door die wijzigingen wordt toch een productie„vermeerdering beoogd. „De grootte der productie kan men, al naar omstandigheden, uitdrukken door: aantal, afmetingen of gewicht der producten; aantal „werklieden eener fabriek of afdeeling; totaal gebruikten tijd door „eene groep werklieden of eene machine; uitgegeven arbeidsloonen; ^sltt; grondstoffen: totaai der —sten, SilS^ fabrieksorganisatie door K. G. 430 „In ieder van die gevallen bedragen dé constante kosten (van 't „geheele bedrijf, afdeeling of bepaalde bewerking) onder normale „omstandigheden, een zeker veelvoud of een fractie van de gedoemde grootheden, in geld uitgedrukt. „Bij de berekening der normale zelfkosten (zooals zij voortaan „ter onderscheiding van de werkelijke zullen worden genoemd) heeft „men dus, ook bij niet normale productie, dezelfde verhoudingsge„tallen te gebruiken. „Het aandeel in de constante kosten bedraagt dus voor een be„paald product of een groep producten, onafhankelijk van de „bedrijfsdrukte: „a % van het uitgegeven loon, b gulden per 1000 kg., c centen per „uur, dat een machine gebrHikt is, enz. „Wanneer bijv. het uitgegeven loon en gewicht der gietstukken „tot maatstaf der productie dienen, resp. in de ketelmakerij en de „gieterij eener machinefabriek, dan zal, indien in de eerste afdeeling „M. gulden minder verloond, in de tweede N. ton ijzer meer gegoten „is, dan als normaal is aangenomen, alleen reeds daardoor in de a. M. ., . „ketelmakerij een verlies ontstaan van ^ gulden. en in de „gieterij eene winst = f 6. N. Desondanks kan, door andere oorzagen, de eerste werkplaats met winst, de tweede met verlies werken." Men ziet hieruit, dat wel wordt aangegeven, op welke wijze men de grootte der productie kan uitdrukken en dat het lang niet altijd gemakkelijk is de vraag te beantwoorden, wat normale productie is, doch een afdoend antwoord blijft achterwege. In een artikel in No. 189 van het „Maandblad voor Boekhouden" van de hand van prof. Volmer vinden wij: „Wat nu als normale productie genomen moet worden en in welke „verhouding deze staat tot de capaciteit der inrichting, dat zijn twee „vragen, waarop het antwoord voor ieder bedrijf een ander zal zijn. „In zaken met weinig fluctuatie in den omzet, kan het percentage „hoog gesteld worden; in andere moet het lager gesteld worden. In „den regel zal een bedrijf bij een omzet, die gelijk is aan 70 % van „zijn capaciteit, zijn kosten ten volle moeten dekken. „In ons voorbeeld ligt de grens tusschen 61 % resp. op 50 % der „productie. Bij groote instellingen moet de grens lager liggen dan „bij kleine ondernemingen, willen ze in tijdperken van slapte niet „genoopt zijn tot het doen van offerten, die de markt geheel zouden 431 „derouteeren en die doodend zouden zijn voor de kleinere onder„nemingen." De bovenstaande percentages zijn zeker voor aanvechting vatbaar, terwijl het ook lang niet altijd gemakkelijk zal zijn, het productievermogen van alle fabrieken precies vast te stellen. Van fabrieken van massaproducten zal dit meestal niet zoo bezwaarlijk zijn, hoewel ook hier de vraag rijst, of men de theoretische of de practische capaciteit moet aannemen, doch voor fabrieken, waarin tal van artikelen worden vervaardigd, die onderling veel uiteenloopen, die groote reparatie-inrichtingen hebben of wier artikelen naar gelang van de vraag gewijzigd worden, zal het zeer dikwijls bezwaarlijk En hoe zal men eigenlijk kunnen spreken van een normale productie in fabrieken, wier productie en capaciteit zonder ophouden worden vergroot? - «vuuuueu Er Zijn toch vele ondernemingen, wier productie een steeds • stijgende hjn aanwijst. Daar zal de vastgestelde normale productie spoed.g zoozeer afwijken van de werkelijke, dat een terugkeer tot de normale productie iets heel abnormaals zou zijn Nemen wij bijv. eens de Amsterdamsche gemeentebedrijven en meer speciaal de gasfabrieken, waar de productie in 15 jaren onafgebroken zoodanig toenam, dat zij van 30 millioen tot 100 millioen gas stee2- Waar ligt hier de normale productie? Elke vermindering in de productie zou op iets buitengewoons wijzen, en bij het stelsel, dat men weiischt in te voeren, wii1 men e toch juist den nadruk op leggen, dat stijging 0f daling boven den aan- "mineerm * * ™ ™ En toch zal het moeilijk zijn eenige andere basis voor de vaststelling der normale productie te vinden. Neemt men het aantal beh^ZT ^ niCt Uit het 00* te V€r*ezen, dat, behalve door inkrimpmg e„ uitzetting der productie, het aantal werklieden kan worden gewijzigd door aanschaffing van nieuwere machines, door toepassingen van uitvindingen, enz. Wijziging in het aantal werklieden duidt dus nog niet altijd op afwijking van de normale productie, zoodat dit niet als een betrouwbare maatstaf voor normale productie kan gelden. maarsiai Het bedrag der betaalde loonen vervalt daarmede van zelf als grondslag, afgescheiden nog van de omstandigheid, dat het loon gewoonlijk steeds stijgende is, ook al vermeerdert de hoeveelheid werk niet. Ook het verbruik der hoeveelheid grondstoffen kan niet worden aanvaard, in verband met de verbeteringen, die voortdurend in de techniek plaats hebben en waardoor de opbrengst per eenheid stijgt of het verbruik vermindert, zonder dat van bedrijfsslapte gesproken kan worden. Blijft dus wel het productievermogen der fabriek of de hoeveelheid product, doch waar elke fabrikant er naar streeft beide te doen toenemen, zal daarvan niet veel stabiliteit verwacht kunnen worden en de normale productie dus in de meeste gevallen spoedig een getal zijn, dat zoover van de werkelijke productie afwijkt, dat het moeilijk meer als basis van betrouwbare vergelijkingen kan dienen. Waarschijnlijk zal men antwoorden, dat men in dergelijke gevallen de grens der normale productie zal moeten verleggen, doch zoodra dit geschiedt, en vooral als dit dikwijls moet geschieden, is de waarde der normale productie tot nihil gereduceerd, omdat er dan van een contröle, als men wenscht, geen sprake meer zal zijn. Uit het bovenstaande blijkt wel, dat de bepaling van de normale productie iets vrij willekeurigs is. Trouwens, de voorstanders van het systeem beseffen zelf wel, dat het laatste woord in deze zaak nog niet gesproken is. Aan het slot van het reeds aangehaalde werk van Simon lezen wij: „In het bijzonder is in dit boek de nadruk gelegd op den invloed „van de in de meeste ondernemingen steeds wisselende bedrijfs„drukte, aan de berekening van dien invloed en de wijze, waarop „zij in rekening kan worden gesteld. Dat is gebeurd, niet omdat de „schrijver van de voortreffelijkheid der hier ontwikkelde methode „boven alles overtuigd zou zijn, maar omdat het zoo hoog noodig „is, aan dezen zoo belangrijken factor van het nuttig effect eener „onderneming wat meer aandacht te besteden. Wel is waar wordt „die invloed volstrekt niet altijd verwaarloosd, doch men springt „daarmede op hoogst primitieve wijze om. Wanneer een fabrikant „na een buitengewoon druk of slap bedrijfsjaar zijne percentages of „opslagen voor indirecte kosten berekent, zal zijne voorzichtigheid „hem wel verhinderen, die zonder meer te gebruiken voor een „raming der kosten van een volgend jaar. Hij zal door een zorgvuldige analyse zijner uitgaven nagaan, welke kosten kleiner of grooter „zullen uitvallen, wanneer de bedrijfsdrukte weer in het normale „spoor is teruggekeerd, en hoe groot het verschil zal zijn; hij zal 432 433 „daartoe een norm voor bedrijfsdrukte aannemen. Hetzelfde wat elk „voorzichtig fabrikant aan het einde van een buitengewoon druk of „slap bedrijfsjaar pleegt te doen, is hier tot een stelsel omgewerkt„daar „buitengewoon" geen absoluut, doch een relatief begrip is „moest hierin van zelf elke afwijking van de norm als abnormaal' „worden beschouwd. De vaststelling van die norm biedt den fabrikant, door de systematische behandeling, minder zwarigheden dan „diezelfde vaststelling aan het eind van een buitengewoon druk of „slap bedrijfsjaar. Daarbij wordt hij, bij eene eventueele mistasting „m dezen, veel spoediger gewaarschuwd." De schrijver zegt hier. dat de voorzichtigheid den fabrikant die na een buitengewoon druk of slap jaar de percentages berekent voor indirecte kosten, wel zal verhinderen, die zonder meer te gebruiken voor eene raming der kosten van een volgend jaar en dat hu daartoe een norm zal aannemen voor de bedrijfsdrukte Op hetzelfde wezen wij reeds vroeger en wij zijn het er geheel mede eens, dat de voorzichtige fabrikant rekening zal houden met de toekomst. De norm, dien deze aanneemt, is echter niet de normale productie en bij het zoeken naar een maatstaf, waarnaar hij zun indirecte kosten moet verdeelen in een komend jaar, zal hij o. i. heel wat veiliger zijn bij aanneming van de hier bedoelde norm, dan bij aanneming van de normale productie, waarvan hij wellicht weet, dat zij meer zal afwijken van de werkelijkheid dan zijn raming. Deze fabrikant gaat niet van een theoretisch getal uit, doch hij steunt op zijn ervaring en inzicht en zal met hun hulp den kostprijs beter benaderen. Men acht de raming der toekomstige bedrijfsdrukte in het algemeen moeielijk en gevaarlijk, vergeleken bij het vaststellen van een normale productie; men acht die raming in vele gevallen onmogeluk en men acht het geheel iets anders, of men zich na berekening van het productievermogen van de fabriek afvraagt- bij welke bezetting van het bedrijf moet ik rekenen, dat mijn kosten alle m den berekenden kostprijs gedekt zijn?", dan dat men vraagt„hoe druk zal ik het in de volgende maand of het volgend kwartaal nebben? Geheel iets anders zijn beide vragen zeker, doch daarmede is de moeilijkheid niet opgelost. Afgescheiden van de moeilijkheid, om het productievermogen van elke soort fabriek met juistheid vast te stellen, kan men deze 28 434 toch niet als normale bedrijfsdrukte aannemen en zal men haar dus bij schatting moeten bepalen, wat zeker niet minder gevaarlijk is dan het ramen van een toekomstige bedrüfsdrrrkte. Bovendien zij men voorzichtig met de door het systeem van normale productie verkregen contröle op de zuinigheid in het bedrijf. Men meene niet, dat, indien de cijfers dalen of gelijk blijven, de zaak in orde is. Men hechte aan de zoo verkregen cijfers geen meerdere waarde dan de langs anderen weg verkregen gegevens. Evenals bij elke andere contröle op de zuinigheid zeggen de cijfers, op zich zelf beschouwd, weinig. Verbeteringen in de productiemiddelen of in de productiemethoden, waarvan gunstige resultaten op den kostprijs verwacht mogen worden, kunnen geheel of gedeeltelijk te niet zijn gedaan door andere maatregelen, bijv. die op sociaal gebied, waardoor de loonen gelijktijdig zijn gestegen. Het bij de contröle verkregen resultaat zal dan wellicht geen antwoord geven op de vraag, welken invloed elk der maatregelen afzonderlijk heeft uitgeoefend en de mogelijkheid bestaat, dat de invloed van beide onderschat wordt. Met aanneming van normale productie alleen is men er niet. Daarnaast diende men wel tot becijfering met normale loonen en normale materiaalprijzen over te gaan, wil men door vergelijking tot contröle op de zuinigheid komen. Als één factor van den kostprijs in onzen tijd weinig stabiel is, dan is het zeker wel het loon en een stijging van een bepaalde groep kosten zal zeker niet altijd op verspilling in het bedrijf wijzen, doch kan in de eerste plaats aan verhooging der loonen te wijten zijn, waarop men, vooral in bedrijven, waar de loonen aan een periodieke stijging onderworpen zijn, moet letten. Vandaar dat wij splitsing van alle kosten in loon en materiaal, die door sommigen overbodig geacht wordt, niet verwerpen, doch haar integendeel een middel vinden, om de contröle te verscherpen en de richting aan te geven, waarin de oorzaak van stijging of daling gezocht moet worden. Zonder aanneming van de normale productie, meent men, wordt de contröle op de zuinigheid van het bedrijf vertroebeld. Wij meenen echter, dat men ook zonder dezen norm de contröle kan uitoefenen. Om de door hem ontwikkelde stellingen nader aan te toonen,. 435 maakt Simon gebruik van de in ons werk als voorbeeld gegeven fabricagerekening eener fabriek van zwavelzure ammoniak »J Hu heeft daartoe de verkoopskosten van de totaalkosten ad l 26.288,49 gescheiden. De productiekosten worden daardoor J 24.488,29, terwijl de verkoopskosten op ƒ 1800,— worden gesteld De volgende redeneering wordt nu gehouden: Voor zijn prijsopgave heeft de fabrikant steeds noodig te wetenhoeveel bedragen de zelfkosten van 100 K.G. zwavelzure ammoniak b,j een prijs van ƒ x per H.L. ammoniakwater (tot één graad Be herleid), van ƒ ij per 100 K.G. zwavelzuur en ƒ z per waggon kolen (van 10 ton). Uit de gegeven cijfers blijkt nu, dat de normale productie van 301.560 K.G. zwavelzuren ammoniak (deze hoeveelheid wordt als normaal aangenomen) werd verkregen met 121.633 H.L. ammoniakwater van 1 Bé, 310.350 K.G. zwavelzuur, 200.320 KG kolen en ƒ 6906,80 andere productiekosten, of 100 KG. zwavelzure ammoniak met ƒ 40,34 H.L. ammoniakwater, 102,91 K.G. zwavelzuur 66,42 K.G. kolen en ƒ 2,29 andere kosten. De fabrikant zal dus een formule kunnen gebruiken van den vorm: P = 40,5 * + 1,0, ij + <«i + 2>29. De verkoopkosten bedroegen ƒ 1800,— of 7,36 % van de totale productiekosten, dus schijnbaar voor de hand ligt de formule: Zelfkosten van 100 K.g. = (1 -f- ~) P. Door echter de verkoopkosten om te slaan over de hoeveelheid product worden de verkooponkosten per 100 K.G. f 1800,— : 3015,6 = / 0,60 en de formule ten slotte: K 100 = 40,5 x + 1,03 ij + 0,00665 z + ƒ 2,89. De laatstgenoemde f 2,89 worden (bij normale productie van 1000 K.G. per dag) gesplitst in f 20,- constante (onveranderlijke) kosten, d.w.z. kosten die men in elk geval heeft te betalen en f 0,89 kosten, welke evenredig zijn met de geproduceerde hoeveelheid zwavelzure ammoniak. In de staten op blz. 307/308 zien wij nu hoe Simon de normale ^Hoewel in den tweeden druk van het werk van Simon, bewerkt door E- C-van Saarloos, het voorbeeld en de daaraan geknoopte beschouwingen zonder nadere verklaring zijn weggelaten, laat ik ze hier opnieuw volgen, omdat in het eigenlijke systeem van normale-productie-berekening geen wijziging is gebracht. 436 productie gebruikt bij zijn calculatiën, door de normale zelfkosten en de geraamde zelfkosten met elkander te vergelijken en het verschil daarvan te bepalen. De normale jaarproductie is 300.000 K.Q., d.i. 1000 K.Q. per dag, of in 1 maand (waarover de berekening loopt) 1/12 der jaarproductie = 25.000 K.G. De productie bedroeg in deze maand werkelijk 23.600 K.G. Er is dus 1400 K.G. productie-te-kort, m.a.w. de 23.600 K.G. hadden normaal in 23,6 dag gefabriceerd moeten zijn. De constante kosten bedroegen, als boven vermeld, ƒ 20,— per werkdag. De werkelijke zelfkosten bedroegen f 2159.34. Had de productie echter op den normalen grondslag van 1000 K.G. per dag plaats gehad, dan zou zij in 23,6 dag zijn geschied of in 1,4 dag minder en zouden dus de constante kosten 1,4 X f 20 = f 28,— minder hebben bedragen. De normale kosten bedroegen dan f 2159,34 — ƒ 2g_ _ ƒ2131,34 De geraamde zelfkosten bedragen - 2138,29 Rekenverschil. ... ƒ 6,95 voordeelig. Wij merken hierbij op, dat het bedrag der geraamde zelfkosten ad ƒ 2138,69 is gevonden uit de resultaten van vorige jaren en de bedoeling van het „rekenverschil" is, aan te geven de zuinigheid van het bedrijf bij thans gelijkgemaakte bedrijfsdrukte. Wij zijn nu van meening, dat de invoering van de normale bedrijfsdrukte niet noodig is om de zuinigheid in het bedrijf te controleeren. Immers uit bovenvermelde formule blijkt, dat: K 100 = 40,5 x + 1,03 ij + 0,00665 z + f 2,89, of (I) K 100 = (40,5 x + 1,03 ij + 0,00665 z + f 0,89) + f 20,-, waarin de factor f 20,- weder voorstelt de constante kosten, terwijl de factor (40,5 x + 1,03 ij + 0,00665 z + ƒ 0,89) evenredig is met de grootte der productie. Nemen wij nu eene willekeurige dagproductie van bijv. 900 K.U., dan vinden wij dat: (II) K 900 = ^ (40,5 X + 1,03 y + 0,00665 z + ƒ 0,89) + j 20,-; stellen wij, dat een productie van 45000 K.G. in 50 dagen is geproduceerd en het bedrag der werkelijke kosten ƒ W. heeft bedragen; 437 dat men, om de bedrijfszuinigheid te controleeren, deze kosten wenscht te vergelijken met die van een vroegere periode, waarin echter de productie een andere hoeveelheid bedroeg dan als normale productie is aangenomen, dan wordt de becijfering als volgt: De normale productie is op 1000 K.Q. per dag gesteld. De 45000 K.Q. hadden derhalve in 45 dagen of in 5 dagen minder vervaardigd kunnen worden. Daar, zooals wij gezien hebben, de constante kosten f 20,— per dag bedroegen, zou die productie 5 X ƒ 20,— minder hebben bedragen en de normale zelfkosten dus f W. — ƒ 200,— zijn geweest. De „geraamde zelfkosten", die steunen op de uitkomsten van een vroegere productie, waarbij de bovenbedoelde productie in den normalen tijd van 45 dagen had kunnen geschieden, zouden dus voor 45000 K.G. overeenkomstig de onder I genoemde formule bedragen: 45 K 100 = 450 (40,5 x + 1,03 ij + 0,00665 z + ƒ 0,89) +45 X ƒ 20,—. De „normale zelfkosten" worden nu met de „geraamde zelfkosten" vergeleken door aftrekking en' het „rekenverschil" (R.) bepaald, zoodat gevonden wordt (III) R = (JW—f 200) - { 450(40,5 x + 1,03 y 4- 0,00665 t + ƒ 0,89) — ƒ 40 x ƒ 20,— } Heeft men nu, om dit doel te bereiken, de normale productie noodig? Neen! en wij kunnen langs eenvoudigen weg tot gelijk resultaat komen. De 45.000 K.G. werden geproduceerd in 45 dagen, dus per dag 900 K.G. Volgens de sub II vermelde formule mag men de kosten voor de bedoelde 45.000 K.G. ramen op: 50 K 900 (40.5 x + 1,03 y 4- 0,00665 z + f 0,89) + 50 x ƒ20,—. De werkelijke kosten hebben wij op f W. gesteld, zoodat wij ter bepaling van het zoogenaamde „rekenverschil" vinden: (IV) R = /W{450(40,5x +1,03y+0,00665z+ƒ0,89)-50 X ƒ 20.-} Indien men de uitkomsten van de beide vergelijkingen, weergegeven door de formuies sub III *en IV, met elkander vergelijkt, zal men zien, dat zij gelijk moeten zijn, daar beide leden van de formule sub III ƒ 200,— grooter zijn dan die van formule IV. Toch zijn in IV de werkelijke kosten met de geraamde vergeleken, dus door vergelijking bij de werkelijke bedrijfsdrukte, terwijl 438 in IV de geraamde zelfkosten vergeleken zijn bij de normale bedrijfsdrukte. Inlassching van de normale bedrijfsdrukte is dus voor de beoordeeling der zuinigheid onnoodig. Wenscht men het bewijs meer algemeen, door weglating van de bij bovenvermelde formule gebezigde cijfers, dan zal men tot geen ander resultaat komen. Stel: , ^1 De in formule I genoemde kosten (40,5 x + 1,03 ij + 0,00665 z 4- ƒ 0,89) == a de constante kosten per dag f 20,— = b. de duur der productie in dagen — d. de duur bij normale productie in dagen s= e. de geproduceerde hoeveelheid — F- het totaal der werkelijke kosten = W. de geraamde zelfkosten ** M. de normale zelfkosten = N. dan zou de normale dag productie, -, gekost hebben: Kg.— =— a + b. b e e Nemen wij aan, dat de geproduceerde hoeveelheid F niet in den normalen tijd, doch met geringer dagproductie is gemaakt, dan had zij in d—e dagen minder moeten zijn gemaakt dan nu inderdaad is geschied en hadden de constante kosten b ook b (d-e) minder bedragen. * ., . . , De werkelijke zelfkosten, M, zouden dan W-b (d-e) bedragen hebben. De normale zelfkosten, N, zijn dan per K.Q.: e(JLa + b) of Fa + eb. Hetrekenverschil" = N-M = {W-b (d-e)} - { Fa + eb } = W- bd + be — Fa — eb = W - Fa — bd. Berekenen wij op basis van vroegere uitkomsten hoe groot de kosten zouden zijn geweest, dus de „geraamde zelfkosten", dan vinden wij: F Kg. in d dagen =^fKg. per dag waarvan de kosten zijn: * a + b of van de geheele hoeveelheid d (^-a + b) = Fa + bd, d 439 welke kosten dus W— (Fa + bd) minder dan W zijn, derhalve gelijk aan het gevonden „rekenverschil". Wij wezen er reeds op, dat men bij het vergelijken van de kostprijzen voorzichtig moet zijn met het trekken van conclusies en men aan alle factoren, waaruit de prijzen zijn samengesteld, aandacht moest schenken. Zoo is in het hier gegeven voorbeeld de prijs van het ammoniakwater bepaald in verhouding tot het aantal graden Bé, terwijl dit geen juiste maatstaf is, omdat dit niet altijd evenredig is aan het gehalte vaste en vluchtige zouten, waarop het eigenlijk aankomt; zoo speelt ook het gehalte aan vaste zouten weer een rol, omdat daarvan de hoeveelheid kalk afhankelijk is, terwijl het aantal calorieën van de kolen weer zijn invloed doet gelden op het kolenverbruik voor de opwekking der benoodigde stoom. Alle invloeden, die wel tot uitdrukking komen in den kostprijs, doch waarbij de een den ander kan opheffen, zoodat de kostprijs zelf, zonder de factoren waaruit hij is samengesteld, bij de beoordeeling van de zuinigheid in het bedrijf slechts van betrekkelijke waarde is. Of men bij zijn becijferingen van normale of werkelijke productiehoeveelheid uitgaat, brengt hierin geen verandering. In veel gevallen zal de normale productie te ver van de werkelijke liggen, om tot grondslag van vergelijkingen of tot basis van prijsstelling te kunnen dienen. Bij de bepaling van de verdeelingscoëfficiënt der indirecte kosten zal men, indien men daarbij de normale productie tot grondslag neemt, zijn kostprijs niet zoo nauwkeurig benaderen als in geyal men de productie van de laatste periode, gewijzigd overeenkomstig de omstandigheden, bezigt. De laatst bedoelde productie is niet zoo moeielijk te ramen als men wel voorstelt. Er zijn toch verschillende kenteekenen, die er op wijzen of een toeneming of een afneming der bedrijfsdrukte te wachten is. Schokken zijn niet uitgesloten, doch gewoonlijk worden zij tijdig genoeg aangekondigd om er, zoo noodig, rekening mede te kunnen houden en als regel zal de geraamde werkelijke productie dichter bij de werkelijke productie komen dan bij de normale. Maakt men bij de verdeeling der kosten gebruik van de normale productieverhoudingen, dan vindt men den zoogenaamden normalen kostprijs, welke dus niet de werkelijke kosten aangeeft, 440 doch een kostprijs, die zou gelden, indien de productie zoogenaamd normaal was geweest. Deze prijs acht men noodig te kennen bij de prijspolitiek, die de fabrikant bij het plaatsen van zijn producten moet volgen. Ook hier treedt onmiddellijk het bezwaar op, dat „normale productie" geen vaststaand begrip is, waardoor dus de normale kostprijs van zelf een eenigszins willekeurig getal wordt. Vóór wij hierop nader ingaan, wenschen wij er nog eens nadrukkelijk de aandacht op te vestigen, dat de calculatie van een kostprijs en de bepaling vari een verkoopsprijs twee geheel verschillende zaken zijn. De kostprijsberekening dient wel om tot richtsnoer te dienen bij het doen van aanbiedingen of het accepteeren van een bod, doch de kennis van den kostprijs geeft ons niet de minste zekerheid, dat wij deze bij verkoop zullen kunnen bedingen. Komt de fabrikant door ongunstige verhoudingen tot het inzicht, dat de verkoopprijzen, die bedongen kunnen worden, geen winst zullen laten, dan zal het de vraag zijn of hij niet beter doet met den geboden prijs te aanvaarden, dan dat hij het bod afslaat. Door aanvaarding van het bod is het mogelijk, dat hij, behalve de veranderlijke kosten, ook een deel der onveranderlijke kosten, die hij ook moet maken indien hij het bod afslaat, vergoed krijgt. Het is echter noodzakelijk, dat de fabrikant weet tot hoe ver hij den prijs kan verminderen vóór er van verlies sprake zal zijn en daartoe wordt weder door de voorstanders van de normale productietheorie de normale kostprijs tot grondslag genomen. Daarbij gaat men dus uit van een bedrijfsdrukte. die zeer veel kans geeft verder te staan van de werkelijkheid of de meest waarschijnlijke drukte, dan de door ons geraamde, waardoor de normale kostprijs dus ook verder zal staan van den werkelijken kostprijs dan van den kostprijs gebaseerd op de geraamde bedrijfsdrukte. Om te doen zien, op welke wijze men nu te werk gaat, om de uiterste grens te bepalen, waartoe men bij een offerte kan gaan, zullen wij het voorbeeld, door den heer Simon hierboven vermeld, vervolgen. Hij schrijft: „Behalve voor de vraag, hoeveel onder normale omstandigheden „100 K.G. zwavelzure ammoniak kosten, kan de fabrikant nog „voor de onaangename keuze komen te staan, om te verliezen, het- 441 „zij door verkoop beneden kostprijs, hetzij door bedrijfsslapte. Wel „is waar kan hij zich soms aan dit dilemna onttrekken, door in „voorraad te werken, doch dit verslindt veel kapitaal en is bovendien eene niet ongevaarlijke speculatie. „Van twee kwaden zal de fabrikant het minste kiezen en daartoe „nagaan, welke uitgaven hij zal hebben bij een minimale productie, „en eventueel, wanneer het bedrijf gedurende zekeren tijd wordt „stopgezet. De uitgaven voor arbeidsloon, verlichting etc. zijn in „het eerste geval, dat men met het onbelast loopen eener machine „kan vergelijken, terstond veel grooter, dan bij stilstand. De moei„lijkheden en kosten van weder in bedrijfstelling zijn evenwel groot, „en ook voor crediet en afzet is stopzetten schadelijk. „Indien dus de kwestie van algeheelen bedrijfsstilstand buiten beschouwing blijft, zal de fabrikant allereerst uit zijn boekhouding „extraheeren de uitgaven, welke bij verandering der productie „binnen ruime grenzen, niet noemenswaard veranderen, constante „kosten alzoo. „Deze zijn: „Salarissen ƒ 2200,— „Onderhoud van gebouwen . - 490,— „Bureaukosten en drukwerk . - 275,—'. „Diverse onkosten .... - 165,— doolT^Xg^L^erk^tè „Afschrijvingen - 995,— ' Mg™. Totaal /4125 — „Voorts zijn er een aantal uitgaven, welke een zeker minimum „hebben, zoodra het bedrijf slechts even in gang is. Dit minimum „is niet in de boeken te vinden, omdat een dergelijke lediggang der „machine eenvoudig niet voorkomt, maar het is wel af te leiden uit „cijfers bij verschillende bedrijfsdrukte verzameld. „Gesteld, men vindt bij de geringe productie van 250 K.G. per „dag x), en bij normale productie (301560 K.G. per jaar = 1000 K.G. per dag) de volgende cijfers: *) Wij zijn zoo vrij te veronderstellen, dat indien de productie van 1000 K.Q. per dag valt op 250 K.G., er sprake is van een crisis, die geheel andere toestanden in het leven zal roepen dan verder verondersteld wordt. 442 Prod. 250 K.g. 1000 K.g. prod. VERSCHIL. Arbeidsloonen ƒ2000, ƒ3240 — ƒ1240 — Macriinekamerbehoeften Water en verlichting . Onderhoud toestellen . Laboratoriumkosten . . 260, 70, 60,- 150, 596 — 165155 — 231 — 336 — 95 — 95 — 81 — ƒ2540,- ƒ 4387 — f 1847 — (Alles per jaar berekend.) ,,'t Verschil, ad f 1847,—, is toe te schrijven aan een verschil in „de productie van % der normale. „Het gezochte minimum is dus f 4387 — V8 X f 1847 = f 1925,—. „(De bewerking moet natuurlijk ter contröle met cijfers uit andere perioden worden herhaald). *) „Dit minimum, hoewel in de boeken vermeld, is er toch altijd en „verandert, binnen ruime grenzen, niet Het behoort dus tot de „constante kosten. In totaal bedragen deze alzoo: / 4125,— + „ƒ 1925,— = / 6050 — per jaar, of, afgerond f 20,— per dag. „Het overige gedeelte der kosten wordt geacht evenredig te zijn „met de geproduceerde hoeveelheid sulfaat, al is dit niet volkomen „juist, en wel is het te stellen op / 0,89 per 100 K.Q. „Immers bij normale productieverhoudingen (1000 K.Q. per .dag) „werd de formule gevonden: „K 100 = 40,5 x + 1,03 ij 4- 0,00665 z + 2,89, terwijl de constante „1/10 van ƒ 20,— = / 2,— bedragen. Indien men nu steeds volgens "deze formule de zelfkosten eener bestelling berekent, kan men „zeggen, dat een bedrag van ƒ 2,— per 100 K.Q. daarvan ook zou „worden uitgegeven zonder aanvaarding der opdracht, dus geen „gevolg is van de uitvoering daarvan. „Indien men derhalve eene bestelling accepteert voor f 1,90 per „100 K.G. minder dan de berekende zelfkosten daarvan bedragen, ,','levert deze nog altijd f 0,10 per 100 K.G. voordeel op. !) Wij hebben gegronde reden te vermoeden dat in de practijk het verschil geheel anders zal zijn. Het is n.1. een hatelijke eigenschap van vele kosten, dat zij bij vermindering der productie niet noemenswaard dalen, al zou dit in theorie ook het geval moeten zijn. 443 „Schijnbaar is dit een verbluffend paradox, maar toch wil het „niets anders zeggen, dan dat men, nu men toch eenmaal voor zekere „uitgaven staat, ook voordeel heeft bij een gedeeltelijke vergoeding „daarvan. „Wanneer de treinen toch rijden, brengen ook reizigers voor halve „vracht nog voordeel aan de maatschappij; daaruit volgt nog niet, „dat de laatste hare vrachtprijzen zou kunnen halveeren!" Het voorbeeld van de treinen die toch rijden, waardoor reizigers, die halve vracht betalen, toch voordeel aan de Maatschappij opleveren, gaat in de practijk niet op. Wij gelooven, dat indien de Maatschappij dezen maatregel nam, het niet heel lang zou duren of zij zou verplicht zijn, alle reizigers tegen halve vracht mede te nemen en dan zou de remedie erger zijn dan de kwaal. Dan zou het wel blijken, dat het beter was geweest, indien de Mij. direct begonnen was met den prijs voor alle reizigers met % te verminderen. Dan zou er ten minste gegronde reden zijn om te veronderstellen, dat het vervoer zou toenemen en daardoor de kostprijs per reiziger zou dalen. In het algemeen is het bezwaarlijk om onder overigens gelijke omstandigheden voor een deel der productie afwijkende verkoopprijzen te bedingen, vooral indien de prijzen gemakkelijk controleerbaar zijn, en spoedig zal de fabrikant gedwongen worden zijn geheele productie tegen den verlaagden prijs te verkoopen. Daarom achten wij het niet gewenscht, een prijs voor de normale productie-hoeveelheid en een voor de rest te becijferen. Wij geven er de voorkeur aan, de productie zoo nauwkeurig als de omstandigheden zulks veroorloven te ramen en een gemiddelden kostprijs te berekenen. Daarmede willen wij niet zeggen, dat onder alle omstandigheden geen gebruik is te maken van de bedoelde becijferingen, doch wij zouden daarbij stellig de normale productie uitschakelen en alleen, indien er voor verkoop van de geraamde productiehoeveelheid gegronde kans bestaat, zal men bij een bijzondere offerte boven die geraamde hoeveelheid in overweging kunnen nemen of men den prijs zoodanig zal stellen, dat de constante kosten geen rol meer spelen. Indien bijv., om een eenvoudig voorbeeld te nemen, een bestaande gasfabriek, electriciteitsfabriek, waterleiding etc. de gelegenheid krijgt om in een naburige gemeente, die overweegt een eigen installatie te touwen, haar product te leveren, dan zal de vraag natuurlijk rijzen: waar ligt de uiterste grens, waartoe men bij 444 de prijsbepaling voor een offerte kan gaan, zonder dat de levering nadeel zal opleveren? Hierbij zal men kunnen overwegen, dat een groot deel der kosten onveranderlijk zijn, geheel kunnen worden gedragen door den geraamden omzet, en door de levering aan de andere gemeente niet noemenswaard zullen stijgen. Deze levering behoeft daarin dus niet bij te dragen. Alleen die kosten, welke onmiddellijk door de nieuwe levering worden veroorzaakt, moeten door haar gedragen worden en in den prijs worden opgenomen. Zal men nu bij zijn becijfering uitgaan van normale productie, terwijl men uit vorige perioden nauwkeurig weet hoe het verloop van het debiet is en dus voor de komende periode met vrij groote zekerheid kan worden aangenomen? Wij meenen, dat er geen enkele reden kan zijn, daartoe over te gaan en dat men met raming der productie veel verder zal komen. De prijsbepaling is in dergelijke gevallen veel lastiger dan een eenvoudige rekensom, vooral indien de overeenkomst voor een lange reeks van jaren wordt aangegaan. De wijzigingen die de arbeidsloonen, de prijzen van grondstoffen, de productiemethoden enz. zullen ondergaan, zijn moeilijk te voorzien en het zal in dergelijke gevallen gewenscht zijn, een middel te vinden, om bij bepaalde veranderingen in een en ander, de gelegenheid te openen al te groote wisselvalligheden te compenseeren. Simon komt nog tot de conclusie, dat men aan de werkelijke zelfkosten voor een offerte geenerlei houvast heeft. „Hoogstens kan „men er aan zien, hoeveel men aan een order of contract zou „verdienen of verspelen, wanneer de productie gedurende de uitvoering der opdracht niet toe- of afnam." „De tweede belangrijke vraag voor den fabrikant, boven welke „grens aanvaarding eener bestelling meer voordeel of minder nadeel „zal opleveren dan weigering daarvan, kan met behulp der werkelijke „zelfkosten eveneens worden beantwoord, hoewel niet „rechtstreeks." De beide conclusiën zijn o.i. bewijzen voor de juistheid van hetgeen wij hebben geschreven. Bij aanneming der normale productie is men toch evenmin zeker van den komenden omzet en de productie. Indien alleen de aanneming dezer theorie de zekerheid kon brengen dan zouden wij niet aarzelen eiken fabrikant te raden haar te accepteeren. Maar de practijk stoort zich liet aan theorieën en 445 zoodra de normale productie niet bereikt wordt, zijn alle daarop gebaseerde becijferingen waardeloos. In de tweede stelling wordt toegegeven, dat de tweede belangrijke vraag ook met behulp van de werkelijke zelfkosten kan worden berekend, zoodat wij ook in dit opzicht gerust kunnen zijn. Wat zal men trouwens aan normale productie hebben, indien men tot prijsverlaging overgaat met het uitsluitende doel de productie en den afzet zoodanig te vermeerderen dat daardoor niet alleen de vermindering van ontvangsten gedekt wordt, doch nog een grooter winst dan vroeger is behaald, zal overblijven? Alleen een raming van de komende debietstoename en vergelijking met de tegenwoordige productie en niet met de normale productie zal den fabrikant tot een dergelijk besluit kunnen leiden. Blijft men in het algemeen in een fabriek de als normale productie aangenomen hoeveelheid handhaven en wijzigt men haar niet telkens naar de omstandigheden, dan lijkt het ons een stuk instrument in handen van den industrieel. ■ ?.; . En zoodra men de norm telkens wijzigt is de norm geen norm meer en zijn alle voordeelen, die men er van verwacht, verdwenen. Zoolang de basis, waarop de theorie is opgebouwd, niet steviger staat dan op het oogenblik, kan de theorie nog niet als een betrouwbaren gids worden aanvaard. Wij willen er hier nog de aandacht op vestigen, dat normale productie niet verward moet worden met zoogenaamde calculatie met normalen, die in fabrieken van massa producten wel gemaakt wordt. Deze calculatie vormt feitelijk een plan de campagne, dat voor een komende bedrijfsperiode gemaakt wordt op grondslag van de uitkomsten van een vorig jaar en waarbij het gemiddeld verkregen rendement, de productiehoeveelheid, de omzet en de gemiddeld bedongen prijs, tot grondslag worden genomen. Deze cijfers zijn de normalen, die voor de komende periode als maatstaf bij de contröle van de uitkomsten worden aangenomen en door middel waarvan men de te verwachten winst begroot. Stel dat per 100 KXj. grondstoffen een opbrengst van 30 K.Q. product verkregen wordt en dat de totaal kosten per 100 K.Q verwerkte grondstof ƒ 180,- bedragen hebben, dan zal de kostprijs 446 van het product f 180 : 30 = f 6,- bedragen. Wordt de prijs van verkoop op gemiddeld f 6,50 gesteld, dan zal de winst dus geraamd worden op f 0,50 per K.Q. en ook de totale winst begroot kunnen worden Zoodra om bijzondere redenen de normalen, als hoeveelheid, opbrengst per 100 K.Q., prijs van de grondstoffen, loonen en vexkoopprijs veranderd moeten worden, zal het niet moeilijk zijn den invloed daarvan te becijferen. Zoo kan men ook op grond van een geraamden gemiddelden opbrengstprijs becijferen hoe groot het gemiddelde rendement per 100 KQ. zal moeten zijn, om alle geraamde kosten van productie te dekken en door voortdurende vergelijking met de werkelijke uitkomsten zal men dus tijdig gewaarschuwd worden voor de gevolgen die eventueele wijzigingen zullen brengen. AANHANGSEL. Vragen. Vraag t. Met hoeveel is het bedrijfskapitaal toegenomen der in Hoofdstuk VI behandelde fabriek ter bereiding van zwavelzure ammoniak? Waaruit bestaat het en zou er bezwaar zijn de gemaakte winst uit te keeren? Vraag 2. Een fabriek (bijv. een cacaofabriek) blijkt bij het einde des jaars met verlies gewerkt te hebben. Uit het verslag van den Directeur blijkt, dat dit niet het gevolg is van het technisch beheer of van onjuiste calculatiën, maar van de enorme stijging der prijzen van enkele grondstoffen, waardoor op vroeger gesloten contracten tot levering van het fabrikaat belangrijke sommen werden verloren. U wordt opgedragen een ontwerp eener boekhouding in te dienen, waardoor in de winstrekening scherp uitkomt, welke resultaten verkregen zijn met het normale bedrijf en welke door de speculatie in grondstoffen. Geëischt wordt: rekening indeeling; opgave der voornaamste boeken en hun onderling verband; liniatuur van enkele voorname boeken; enkele wenken betreffende het opmaken der jaarrekening. (Examen Ned. Instituut van Accountants.) Vraag 3. Geef een model voor: een bestelboek, dat een duidelijk overzicht der ontvangen bestellingen geeft; een magazijnboek van bewerkte goederen voor eene weverij; een register van onder rembours gezonden goederen. Vraag 4 P. de Jong, bouwondernemer, heeft met een fabrikant N. N. gecontracteerd, dat deze hem vóór 1 December 1901 zal leveren 500 sloten model A, 300 sloten model B en 200 sloten model C, tegen respectievelijk ƒ 1,50, ƒ 1,70 en f 2,— per stuk. In de overeenkomst is bepaald, dat indien N. N. niet op tijd levert, de Jong het recht 448 heeft de benoodigde sloten voor rekening, van N. N. te koopen. Het eventueel meerder te betalen zal van de rekening worden afgetrokken. Op 1 December worden geleverd 100 sloten model A, 150 model B en 100 model C. Daar N. N. in gebreke blijft het restant te leveren, bestelt de Jong op 20 December bij van den Berg & Co. 200 sloten model A, 50 model B en 100 model C, tegen resp. / 1,90, / 2,— en ƒ 2,25 per stuk, waarvan op 24 December 150 stuks model A, 30 stuks model B en 80 stuks model C geleverd worden, terwijl het restant op 3 Januari 1902 geleverd wordt. Op 1 December waren in voorraad 20 sloten model A a / 1,60 per stuk, 30 model Ba/ 1,75 en 40 model Ca/ 2,10. Verwerkt zijn op 5 December 10 stuks model A en 20 model B. Op 8 December 30 stuks model C. 9 110 „ „ A, 8 model B, en 80 model C. 1' 12 „ 142 „ » B. „ 26 „ 80 „ n A, 10 „ B, „ 100 „ C. Hoe behoort het magazijnboek te zijn ingericht, waarin bovengenoemde posten geboekt worden? Geef daarvan een afschrift na de afsluiting op 31 December 1901 en de opening op 1 Januari 1902. (Examen Ned. Instituut van Accountants.) Vraag 5. Van een fabriekszaak zijn bijgaande Exploitatierekening en Balans opgemaakt en aan uwe goedkeuring onderworpen. Gevraagd wordt, of gij u met beide kunt vereenigen? Zoo ja, hoe zal uw rapport luiden? Zoo neen, welke wijzigingen acht gij noodig of welke zijn uw opmerkingen? Verkeert de zaak in gezonden toestand? Omtrent de winstverdeeling is bepaald, dat eerst aan preferente aandeelhouders 6 pCt., daarna aan gewone aandeelhouders 5 pCt. op hun aandeelen zal worden uitgekeerd. Daarna komt voor het Reservefonds / 2000,-, Afschrijvingsfonds f 5000,-, Ondersteuningsfonds / 1000,-, Ziekenfonds f 1000,-. Het eventueel restant zal bestemd worden voor verdere afschrijvingen en voor tantièmes. Voor 1901 wordt dientengevolge door de Directie voorgesteld / 230,— te bestemmen voor afschrijving op oprichtingskosten en ƒ 840,'— voor tantièmes. Aangenomen wordt, dat alle boeken en bescheiden te Uwer dispositie zijn gesteld. (Examen Ned. Instituut van Accountants.) Exploitatierekening orer het jaar Directie en administratie Onderhoud fabrieksgebouwen Aankoop grondstoffen Onderhoud vervoermiddelen Id. modellen Aankoop hulpstoffen Onderhoud machines Id* werktuigen en gereedschappen Arbeidsloon ' Provisie Reizigers Assurantie Verlichting en verwarming fabriek Id. id. kantoor en magazijnen > . . Steenkolen * Bureaubehoeften, postzegels en telegrammen Machinekamer behoef ten , Kosten van reclame Aankoop van emballage Invoerrechten grondstoffen Vracht van verkochte fabrieksgoederen Winst: Dividend pref. aandeelhouders f 1680 ld. gewone id. . . ,, 6500 Reserves: Reservefonds /' 2000 Afschrijvingsfonds ,, 5000, Ondersteuningsfonds M 1000. Ziekenfonds „ 1003. Oprichtingskosten Tantièmes f 1680, ■I 6500, Verkochte fabrieksgoederen f 162303 — Voorraad grondstoffen „ 2040 — ld. hulpstoffen , 310 — Huuropbrengst van land 180 — Verkocht afval 240 — Verkochte onbruikbaar geworden machine 219 — Opbrengst verkochte grondstoffen »• 712 — id. id. afbraak bergloods 197 — f 1662011 Kas ƒ 5420— Kapitaal / 130000 Fabriek en gebouwen „ 17040o|— Preferent kapitaal „ 28000 Machines „ 45020 — Traite rekening „ 24050 Gereedschappen en werktuigen „ 14400— Obligatierekening „ 50000 Vervoermiddelen „ 3586— Arbeidsloonen „ 630 Grondstoffen 2040— Centrale Bank „ 19300 Modellen „ 1410— Diverse onkosten „ 170 Steenkolen , 2040— Crediteuren „ 43710- Debiteuren „ 28093— Rente „ 180 Hulpstoffen „ 310— Creditbank „ 4000 Machinekamerbehoeften „ 340— Winst: Ongeplaatste aandeelen „ 30000— Dividend preferente aandeelhouders/1680.— Exploitatie „ 1930— ld. gewone id. „6500.— Oprichtingskosten , 4230 — — / 8180 — Goederen in bewerking „ 5021 — Reserves: Remise rekening „ 4050— Reservefonds ƒ2000.— v Aanschrijvingsfonds , 5000.— \ Ondersteuningsfonds „ 1000.— n. Ziekenfonds „ 1000.— \ „ 9000 — N. Oprichtingskosten „ 230 — N. Tantièmes , 840 — \ „ 18250" f 318290— / 318290- Balans op 31 December 451 Vraag 6. Qeef eene vergelijkende bedrijfsrecapitulatie of exploitatiestatistiek eener beetwortel-suikerfabriek over de campagne jaren 1919—20 en 1921—22. Welke gegevens hebt gij daarvoor noodig? Vraag 7. In een machinefabriek heeft men een kleine metaalgieterij. De werkmeester der gieterij is belast met de samenstelling der gietsels; uit de door hem in een werkboek verstrekte opgaven wordt op het kantoor een gietingboek bijgehouden, waaruit men aan het einde van elke maand een journaalpost maakt. Bij verstrekking der metalen en van het hout voor modellen uit het magazijn der fabriek wordt „Magazijn gieterij" belast en „Magazijn" gecrediteerd; terwijl bij het uitbetalen van loon o.a. ook „Loon gieterij" wordt belast. Als U weet, dat 1°. de te gieten voorwerpen aan den meester worden opgegeven in een orderboek, waarin de opdrachten een volgnummer hebben, 2°. uit één mengsel een aantal orders worden gegoten, 3°. een metaalmengsel bestaat uit 2 of 3 metalen van verschillende soort en prijs, 4°. het metaal van mislukte gietingen in het credit moet komen van de ordernummers, waaronder de gegoten voorwerpen gemaakt worden en in debet der rekening „Magazijn gieterij" wordt gebracht, 5°. een gietkroes geacht wordt voor drie gietingen dienst tè kunnen doen, 6°. het wenschelijk is, de modellen voor de eerste gieting als onkosten te beschouwen, 7°. de verschillende benoodigdheden voor de gieterij uit het magazijn der fabriek worden betrokken en geboekt worden op eene rekening „Algemeene behoeften gieterij". Vraagt men U het gietingboek in te richten. (De kostprijs en de onderdeelen van den kostprijs moeten er duidelijk uit blijken). (Examen Ned. Instituut van Accountants.) Vraag 8. Aan een fabriek wordt, voor het vervaardigen van zeker stuk wérk, gerekend, dat één man het in 90 uren kan maken en dat het uurloon 25 ct. bedraagt. Maakt de man het in korteren tijd, dan 452 krijgt hij op het normale uurloon een toeslag, bedragende 1 % voor elk uitgewonnen uur. Verklaar nu het volgende: a. Is deze overeenkomst ook voor den werkgever steeds voordeelig? b. Zoo ja, neemt dit voordeel toe met het afnemen van den arbeidstijd? c. Zoo ja, is die toename evenredig met de afname van het aantal uren? d. Indien de toeslag zooveel % bedroeg, als het uitgewonnen aantal uren uitmaakt van het normale aantal 90, welk verband vindt men dan tusschen de toename van het voordeel voor den werkgever en de afname van het bestede aantal uren? (Examen B der Ned. Vereeniging van Leeraren in het Boekhouden). Vraag 9. In een stoomtimmer- en meubelfabriek werkt het personeel deels in uurloon (weken van 56 uren met overuren) deels naar het premiestelsel van Rowan. *) Het komen en gaan wordt gecontroleerd met behulp van een Rochesterklok. Voor iederen in premie te maken arbeid wordt de grondtijd vermeld op een kaart in vier exemplaren van volgend model. Voorzijde. Werk No. Stuklijst No Onderdeel No Aard der werkzaamheden Grondtijd uur. den 191 Baas Werkman x) Bij dit stelsel wordt voor iederen te verrichten arbeid aangegeven binnen welken tijd hij verricht moet zijn (grondtijd). Wordt de arbeid in korter tijd bijv. in 30 % minder uitgevoerd, dan 453 Keerzijde. Aangevangen den Geëindigd den 11 Goedgekeurd den Arbeidsduur uur verantwoord op daglijst van uren Werkman Baas Eén exemplaar ontvangt de werkman, één gaat naar het loon- en kostprijsbureau, één behoudt de baas als stok, terwijl het vierde exemplaar ingevuld aan het loon- en kostprijsbureau wordt gegeven nadat het werk verricht is en ook de keerzijde is ingevuld. Uitbetaald worden de loonen van Zaterdag tot Vrijdagavond den daarop volgenden Zaterdagmiddag en de premiën 1°. den tweeden Dinsdag in Maart. 2°. „ „ „ „ Juni. 3°. „ „ „ „ September. 4°. „ laatsten Dinsdag in November, en bij ontslag op den dag van uittreding. Geef een beknopte omschrijving der geheele loonadministratie (incl. der betaling), geef daarbij het verloop der stukken aan, die de voor de administratie noodige gegevens bevatten en doe in het bijzonder ook uitkomen het verband tusschen hoofdboekhouding en kostprijsboekhouding. N.B. De fabriek heeft de volgende afdeelingen: krachtopwekking, schaverij en zagerij; kistenmakerij; bouw-timmerwerk; meubelmakerij en afzonderlijke rekeningen voor de productieve- en onproductieve loonen per afdeeling. De afdeelingen „bouw-timmerwerk" en „meubelmakerij" ontvangen het te verwerken hout deels gezaagd en geschaafd van de desbetreffende afdeeling. (Examen van het HandelswetenschappeWk Genootschap.) wordt het uurloon met evenveel percenten verhoogd. Zoo dus in eenig geval de grondtijd op 30 uur is gesteld en het uurloon 25 cent bedraagt, terwijl het werk in 21 uur is uitgevoerd, dan wordt het uurloon gebracht op 130/ioo X. 25 Ct. = 32.5 ct. 454 Vraag 10. Bereken met onderstaande gegevens den gemiddelden kostprijs per maand van 1 K°. kaas loco fabriek voor de zuivelfabriek NoordScharwoude, indien U weet, dat uit de room, die zooals de staat aangeeft, van 11—14 % van de hoeveelheid volle melk bedraagt, 1/6 gedeelte aan boter wordt verkregen. De dan resteerende karnemelk wordt den leveranciers tot 10 % van de geleverde melk gratis teruggegeven. De eventueel meerdere karnemelk wordt tegen f 2,— de 100 L. (neem aan 1 K°. = 1 L.) verkocht. Uit de ondermelk (na het afscheppen van een deel der room ontstaan) wordt kaas gemaakt. De kaas-opbrengst is ongeveer 11 % van de oorspronkelijke hoeveelheid volle melk. De na verkazing resteerende wei wordt den leveranciers gratis teruggegeven. De vracht van de melk naar de fabriek kost haar f 0,10 per bus van 50 K°. De fabriek heeft het volgende personeel: 3 melkontvangers a ƒ 12 — per week. 1 melkonderzoeker ,, ,, °,— „ „ 3 botermakers » » 17-50 „ „ 4 kaasmakers » » 15,— » » 1 fabriekschef >. 1500,— „ jaar 1 machinist >» 15 — »• week 1 stoker » 10 — » kantoorpersoneel >, » 150,— „ maand een directeur » »2500,— „ jaar Het kolenverbruik wordt berekend op .... ƒ 1500,— per jaar Het onderhoud machines, machinekamerbehoeften, onderhoud fabriek bedragen »1600,— „ Het onderhoud gereedschappen voor boterbereiding 600'— "' " Het onderhoud gereedschappen voor kaasbereiding ,f** " " Het onderhoud van de melktransportbussen bedraagt 400'— " ". Aan kaaszout is verbruikt 3900,— „ „ kaasstremsel is verbruikt »3150,— „ „ diverse ingrediënten voor boterbereiding is verbruikt 1200,— „ De algemeene onkosten bedragen 6000,— „ ,, De verkoopsonkosten voor boter bedragen 0,08 „ K . inclusief verpakking. 455 Het fabrieksgebouw heeft gekost f 80.000,—; de machines, ketel en inventaris tezamen / 35.000,—, waarop jaarlijks resp. 2 % en 10 % wordt afgeschreven. Het eigen en geleend kapitaal der fabriek bedraagt f 150.000,—. Over het geleende kapitaal betaalt men 5 % rente en men beschouwt als winst, hetgeen men boven de 5 % op het eigen kapitaal verdient. In de maanden April—September is aan overwerk en los volk uitbetaald resp. f 70—, f 80—, f 95—, f 115,—, f 100—, f 90,—. De per maand ontvangen hoeveelheden melk vindt U in onderstaanden staat, benevens den betaalden prijs per 100 K°., het percentage room, den prijs der boter per K0., en het percentage der uit de melk verkregen kaas. Verkoop. Verkregen Prijs Hoeveelheid Percentage prijs boter kaas in perc. van de melk melk in Ko. room. per Ko. volle melk per 100 Ko. Januari . . . 100.000 -12 % ƒ1,40 11 % fl — Februari . . 120.000 12%,, „1,30 11% „ „6,50 Maart . . . 150.000 12%,, „1,20 11%,, „ 6,50 April . . . 200.000 12 „ „ 1,20 11V4,, „ 6 — Mei ... . 240.000 14 „ „ 1,10 11 „ „ 6,— Juni .... 240.000 14 „ „ 1,10 11%,, „ 5,50 Juli .... 250.000 13%,, „1,05 ll3/4„ „5,— Augustus . . 250.000 14 „ „ 1,15 11%,, „ 4,50 September . 220.000 12% „ „ 1,20 11 „ „ 4,75 October . . 200.000 12 „ „ 1,25 11%,, „ 5 — November . 160.000 11% „ „ 1,30 11 „ „ 6,— December . . 120.000 11% „ „ 1,40 11 „ „ 6.50 (Examen van het Handelswetenschappelijk Genootschap). Vraag 11. Bij de oprichting eener fabriek heeft men de jaarproductie en den omzet geraamd op 300.000 stuks van een bepaald artikel, waarvan gemiddeld 1000 stuks per werkdag vervaardigd zullen worden. Voor de productie van 100 stuks zal aan arbeidsloon f 1,40 en aan grondstoffen f 80,— noodig zijn. De overige kosten zijn als volgt geraamd: Directie en administratie f 12.000,— Loonen voor machinisten en ketelbediening .... - 4.000,— Salarissen van opzichters - 3.000,— 456 Algemeene loonen f 2.500,— Kolen en verdere kosten van stoomopwekking ... - 4.500,— Onderhoud fabrieksgebouwen - 4.000,— „ machines, ketels en gereedschappen ... - 10200,— „ kantoorgebouw en meubilair - 500.— Verlichting en verwarming fabrieksgebouwen .... - 2.000,— Verlichting en verwarming kantoorgebouw .... - 600,— Belasting, porti en verdere kosten . . • - 2.200,— Afschrijving op fabrieks- en kantoorgebouwen 2 %. Gemiddelde afschrijving op machines, gereedschappen en ketels 8 %. Afschrijving op verlichting en verwarmingsinrichtingen 5 %. Onvoorziene kosten f 2.180,— Het stamkapitaal is geraamd als volgt: Grond f 30.000,— Fabrieksgebouwen • - 100.000,— Kantoorgebouwen en meubilair - 20.000,— Machines inclusief montage - 70.000,— Gereedschappen - 24.000,— Stoomketels met toebehooren - 20.000,— Verlichting en verwarmingsinrichtingen - 16.000,— Onvoorzien - 20.000,— Het bedrijfskapitaal is geraamd op - 125.000,— Het kapitaal bestaat uit een aandeelen-kapitaal van - 300.000,— en een 5 % obligatieleening van f 125.000,—. De coupons vervallen 1/1, 1/4, 1/7, 1/10. De verkoopsprijs der producten is op ƒ 260,— per 100 stuks begroot, terwijl verwacht wordt, dat de verkoop regelmatig het geheele jaar zal plaats hebben en wel de helft tegen contante betaling en de rest per 3 maanden. De grond- en hulpstoffen worden a contant gekocht; de voorraad daarvan zal doorloopend f 40.000,— bedragen. Gevraagd wordt: a. de rentabiliteits-rekening samen te stellen; b. te controleeren of het bedrijfskapitaal voldoende zal zijn. Vraag 12. Geef een model van een werkbrief voor monteurs, die buiten de fabriek werkzaam zijn en gewoon zijn voor reiskosten en verdere onkosten een voorschot te ontvangen, dat wekelijks verrekend wordt. 457 Antwoorden. Antwoord op vraag 1. Het bedrijfskapitaal, dat bij de oprichting der fabriek in kas werd gestort, bedroeg f 5000,—. Uit de balans, welke op 31 December 1918 werd samengesteld, blijkt, dat het bedrijfskapitaal toen bestond uit: Gelden in kas f 2.320,80 Voorraden grond- en hulpstoffen: Ammoniakwater - 120,40 Zwavelzuur - 200,— Kalk, - 40,20 Kolen . . . - 175,30 Machinekamerbehoeften - 75,80 Bewerkte goederen: Zwavelzure ammoniak - 964,43 Debiteuren - 1.270,15 Kasvereeniging - 7.400,— ƒ 12.567,08 af: Crediteuren - 2.155,24 Blijft. . . /10.411.84 zoodat het bedrijfskapitaal is toegenomen met f 5411,84 Tot uitkeering van het dividend zou geen bezwaar bestaan. Er is n.1. in geld aanwezig ƒ 2.320,80 Terwijl bij de Kasvereeniging is gedeponeerd ... - 7.400,— Totaal. . . / 9.720,80 Uit de boeken zal moeten blijken, of de vorderingen en de schulden al dan niet direct opeischbaar zijn. Nemen wij aan, dat beide ongeveer gelijktijdig vervallen, dan zal van Debiteuren worden ontvangen - 1.270,15 ƒ 10.990,95 Terwijl aan Crediteuren zal worden betaald .... - 2.155,25 Blijft. . . ƒ 8.835,71 Zoodat, na uitkeering der winst ad - 4.416,44 Nog beschikbaar blijft ƒ 4.419,27 wat onder gewone omstandigheden wel voldoende zal zijn, de fabriek verder te exploiteeren. Indien de crediteuren onmiddellijk zouden moeten worden voldaan 458 en de debiteuren eerst later hun schulden behoefden te betalen, zou na uitkeering der winst een bedrag beschikbaar zijn van: ƒ 4.419,27 — ƒ 1.270,15 = f 3.149,12. Antwoord op vraag 2. Uit het vraagstuk blijkt o.i. duidelijk, dat wij hier met eene bijzondere speculatie in grondstoffen te doen 'hebben en dat de slechte resultaten niet zoozeer toegeschreven moeten worden aan het koopen en verkoopen van grondstoffen, als wel aan het zich niet verzekeren van een voldoende hoeveelheid grondstoffen tegen een bepaalden prijs, bij de afsluiting der „contracten tot levering van het fabricaat". Men heeft hoogstwaarschijnlijk verwacht, dat de prijzen der grondstoffen öf zouden dalen of in elk geval niet zouden stijgen. Men heeft het dus gewaagd de contracten aan te gaan, zonder vooraf zeker te zijn, dat men de grondstoffen gedurende den duur van het contract zou kunnen verkrijgen tegen den prijs, dien men bij de bepaling van den verkoopprijs heeft aangenomen. Deze speculatie is slecht afgeloopen en wordt door de boeken niet duidelijk weergegeven. Bij de behandeling van het boeken der grondstoffen in Hoofdstuk V wezen wij er op, dat in geval grondstoffen werden aangekocht met het doel deze in natura te verhandelen, het openen van een afzonderlijke rekening noodzakelijk was. In het bovenstaande geval is dit echter niet voldoende, omdat daardoor het doel niet geheel bereikt zou worden. De fabricagerekening zou bij verwerking der grondstoffen, toch telkens gedebiteerd worden voor de waarde der verbruikte hoeveelheden, berekend tegen den prijs van aankoop en daardoor zou juist hetgeen men wilde zien, niet aan den dag treden. Men moet daarom een geheel anderen weg volgen en nagaan, welke prijzen men voor de grondstoffen heeft aangenomen, toen men de calculatiën voor de afsluiting der contracten maakte. Bij eiken aankoop van grondstoffen zullen de betreffende rekeningen moeten worden gedebiteerd,, niet tegen den prijs van aankoop, doch tegen den prijs welke bij de calculatiën werd aangenomen, terwijl het verschil op eene afzonderlijke rekening dient te worden geboekt. Bij verbruik van grondstoffen zal de fabricagerekening dan belast worden voor een bedrag, berekend tegen laatst bedoelden prijs. 459 Men zou de rekeningen der grondstoffen ook kunnen belasten met de sommen betaald bij de aankoopen, en het verschil aan het einde des jaars op de winst- en verliesrekening kunnen overboeken. In beide gevallen zal duidelijk blijken, welke resultaten het gevolg zijn geweest van het risico, dat men geloopen heeft, door den aankoop der grondstoffen niet te doen geschieden bij de afsluiting der contracten. Het antwoord op de overige vragen meenen wij veilig achterwege te kunnen laten. Indien men zich eenigszins op de hoogte van den gang van zaken eener cacaofabriek stelt en hetgeen in de vorige hoofdstukken behandeld is goed heeft gevolgd, vertrouwen wij, dat de gevraagde rekeningindeeling, enz. geen bezwaar zal opleveren. • Antwoord op vraag 3. Bostelboek. Model No. 112. I j Datum Naamenwoon. Besteld door Omschrijving der bestelling. Datum g-S-B der plaats van . ... — i Hoe. ~^7T~ van Bemerkmgen. S?" B u u=ct»n^ bemiddeling van: Betalmgs. Tijd van aflevering. | g bestelling, den besteller. Soort. veel» Prijs: conditi^ levering. auevenn8- 1921. I 412 Dec. 21 P. van den Berg, ReizigerJ.de Groot Sigaren merk 20.000 / 2250 Contant 1 maand In kistjes van 413 's.Gravenhage. „Juniores" Claro 2% korting 100 stuks. # Model No. 113. Debet. Magazijn voor bewerkte goederen. Credit. Datum g-g? «Sc Af me. Eenheids' Totaal Datum Naam van ■ , »gg Afme» Eenheids. Totaal van Soort 8 B £,p B prijs. , , van , , Dessin, e g , , ontvangst. -"^g (kostprijs.) | bedra*- verkoop. den kooPer- j^i tingen. prijs. bedrag. 1921. Dec. 14 Laken . . . 1214 718 40 M. / 3 50 / 140 — I I I Register van onder rembours verzonden goederen. Model No. 114. Datum Naam en woonplaats Merken Rembours. Verzonden door ^ntvanest1 °nt* ^ ■ a i • van van den van y jr vangen Onkosten Aanmerkingen, afzending. geadresseerde. het pakket. bedrag. bemiddeling van: bedrag. Ï92L Dec. 10 L.J.Meijer,Rotterdam M.'v. E. / 5— Van Gend en Loos. 461 Antwoord op vraag 4. Model No. 115. (Debetzjfde). Sloten. Model A Model B Model C Datum Leverancier — J5 — _3 — & S Ja1!? Totaal Q Jj» Totaal fl 2# Totaal < s°* < g°* < 1H I 1 m II I w || lu || 1901 i i I T T" Dec 1 Voorraad 20 / 1.60 / 32— 30 ƒ 1.75 52 50 40 / 2 10 / 84 — .. 1 N.N 100 1.50 150— 150 1.70 255— 100 2.-| 200 — „ 24 VandenBerg&Co. 150 1.50 225 — 30 1.70 51— 80 2.— 160 — Totaal ... 270 / 407 - 210 / 358 50 220 1/ 444 — 1902 ■ —i*—==^====—r"""T—""""* Jan. 1 Voorraad 70 / 1.50 ƒ 105 — 30 / 1.7* 51 — 10 / 2.-1/ 20 — (Creditzijde). Sloten,- Datum Leverancier Model. A JS:gj Totaal fl °* Model B S j3:5j Totaal J2 es o. < «3 Model C Totaal 1901 Dec. 5 X I 10 100 Voorraad 70 Totaal , 270 / 1.60 / 16 1.60 1.50, 1.50 1.50, 16 150 120 105 20 /1.75 ^ 35 — V407 \ 2 i 140 10 30 210 1.75 1.75 1.70 1.70 1.70 350 238 — f 358 50 30/2.10 10 2.10 70 2.— 100 2.— 10 2.— 220 / 6321 140- 200 — 20 — /444- 462 Antwoord op vraag 5. Wanneer wij de Balans en de Exploitatierekening aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpen, zullen wij zien, dat daarbij zeer veel valt op te merken en dat inzage der boeken noodig zal zijn vóór een afdoend rapport zal ingezonden kunnen worden. Wij zullen ons daarom tot het maken van onderstaande opmerkingen moeten bepalen. In de eerste plaats kunnen wij ons niet vereenigen met den vorm der zoogenaamde Exploitatierekening en wij achten splitsing noodig in: Fabricagerekening, Rekening van bewerkte goederen, Rekening van Verkoopkosten, en Winst- en Verliesrekening. Op eerstgenoemde rekening behoort aan de debetzijde te worden geboekt, de waarde der verwerkte grond- en hulpstoffen. Op de Exploitatierekening zijn thans aan de debetzijde geboekt de aankoopen en aan de creditzijde de voorraden aan het einde des jaars aanwezig, waardoor niet alleen het overzicht belemmerd wordt, maar waaruit valt te concludeeren, dat er geen afzonderlijke rekeningen voor de grond- en hulpstoffen worden gehouden, en dat elke aankoop direct op de Exploitatierekening geboekt wordt. Aannemende, dat aan het begin des jaars geen voorraad bestond, zou de Fabricagerekening dus voor de grondstoffen moeten worden belast met f 60.320, f 2.040,— = f 58.280,— en voor de hulpstoffen met / 1.301, ƒ 310 — = ƒ 991,—. Van het bedrag der grondstoffen ad f 58.280,— moet echter worden afgetrokken de waarde der verkochte grondstoffen (zie credit expl. rek. f 712,—), berekend tegen den inkoopsprijs. Daarvoor had eene afzonderlijke rekening geopend moeten worden, waaruit de gemaakte winst of het geleden verlies had kunnen blijken en waarvan overschrijving op de Winst- en Verliesrekening had behooren te geschieden. De inkoopwaarde zal dus uit de boeken moeten worden nagegaan. Om het antwoord zoo volledig mogelijk te kunnen geven, nemen wij aan, dat de verkochte grondstoffen ƒ 650,— bij inkoop gekost hebben, zoodat een winst van f 62,— gemaakt is. Voor grondstoffen zullen wij derhalve op de Fabricagerekening ƒ 58.280, / 650,— = ƒ 57.630,— moeten aantreffen. Wenschelijk is het de kosten van Directie en Administratie op afzonderlijke rekeningen te brengen. Evenmin als voor grond- en hulpstoffen, schijnt eene rekening te 463 zijn gehouden voor „Emballage", daar op de Exploitatierekening ook gesproken wordt van „aankoop emballage". Op de Fabricagerekening behoort slechts gebracht te worden de waarde der verbruikte emballage. De „Invoerrechten grondstoffen", welke op de Exploitatierekening met / 3.010,— voorkomen, behoorden te zijn geboekt op de rekening grondstoffen en alleen dat deel der invoerrechten behoort op de Fabricagerekening te worden overgeschreven, dat betrekking heeft op de verwerkte grondstoffen. Het dividend, dat men voornemens is aan gewone aandeelhouders uit te keeren, is onjuist berekend. Dit had n.1. niet genomen moeten worden over het nominale kapitaal van f 130.000,—, doch alleen over dat deel, dat werkelijk geplaatst is, zoodat de uitkeering moet zijn 5 pCt. van (ƒ 130.000,— — / 30.000,—), welk laatste bedrag, blijkens de balans, niet geplaatst is. De rekeningen onder de rubriek „Reserves" geplaatst, behooren daaronder niet gerangschikt te worden. Wij geven er de voorkeur aan, onder eene dergelijke benaming alleen r e ë e 1 e reserves, zooals het „Reservefonds", te rangschikken en niet het afschrijvingsfonds, dat een fictieve reserve vormt. „Ondersteuningsfonds" en „Ziekenfonds" behooren in geen geval tot de Reserves, daar deze rekeningen een verplichting tegenover derden aanwijzen. De afschrijving, welke geheel afhankelijk gesteld is van de resultaten welke met het bedrijf behaald worden, is slecht geregeld. (Wij verwijzen hierbij naar hetgeen wij onder „De Afschrijvingen" in een der vorige hoofdstukken opmerkten.) De opbrengsten der onbruikbaar geworden machine ad f 219,— en de afbraak bergloods ad f 197,—, behooren niet geboekt te worden op de Exploitatierekening. Indien de geheele waarde van beide activa reeds afgeschreven was, zou deze opbrengst een winst vertegenwoordigen, welke op de Winst- en Verliesrekening gebracht moet worden. Is de waarde niet geheel afgeschreven, dan zal het verschil tusschen de boekwaarde en de opbrengst als winst of verlies op de Winst- en Verliesrekening geboekt moeten worden. Is de boekwaarde niet bekend, dan dient de opbrengst in elk geval te worden afgeschreven en mag zij niet als winst worden aangemerkt. Uit de omstandigheid, dat nog geen afschrijvingsfonds bestond, 464 leiden wij af, dat nog geen afschrijvingen hebben plaats gehad. Nemen wij verder aan, dat de boekwaarde niet bekend is, dan moeten bovengenoemde bedragen respectievelijk op de rekeningen „Machines" en „Fabriek en gebouwen" worden afgeschreven en moeten deze derhalve voor een overeenkomstig lager bedrag op de balans voorkomen. Blijkens de Balans was aan het einde des jaars resp. ƒ 170 — en ƒ 180,— verschuldigd voor Diverse kosten en voor Rente. Beide rekeningen komen echter niet voor op de Exploitatierekening. Zeer waarschijnlijk heeft men verzuimd, bij het ontwerpen van de Exploitatierekening deze posten in aanmerking te nemen, tenzij zij ten onrechte op eene andere rekening geboekt zijn. Hiernaar dient dus een onderzoek te worden ingesteld, terwijl dan tevens kan worden nagegaan, of aan de Obligatiehouders geen rente betaald is geworden. Wij nemen thans aan, dat de posten ad f 170,— en / 180,— vergeten zijn. Eveneens heeft het er allen schijn van, dat de voorraad „Goederen in bewerking", blijkens de balans eene waarde vertegenwoordigende van ƒ 5.021,—, abusief op de Exploitatierekening is weggevallen, tenzij dit bedrag ten onrechte geboekt is op het hoofd „Verkochte fabrieksgoederen". Om een duidelijk beeld te kunnen geven van de „Fabricagerekening", nemen wij aan, dat genoemde som van f 5.021,— bij het opmaken der Exploitatierekening vergeten is. Dat de Exploitatierekening „klopt" met de Balans is geen afdoend bewijs, dat bovengenoemde posten in rekening zijn gebracht. Het boekonderzoek moet aanwijzen, wat heeft plaats gehad. Onderzocht dient te worden, wat de oorzaak is, dat op de Balans onder het hoofd „Exploitatie" een bedrag van f 1.930,— als actief gebracht is. Is het een saldo van vroegere jaren, dan had dit behooren te worden afgeschreven. Is het een saldo der tegenwoordige Exploitatierekening, dan had deze rekening daarvoor gecrediteerd moeten worden. Opmerking verdient verder, dat niets gereserveerd is voor „Bedrijfsbelasting" en „Dubieuse debiteuren" en er geen voorraad „Bewerkte goederen" schijnt te zijn. Wat den toestand betreft waarin de zaak verkeert, merken wij 465 op, dat tegenover de beschikbare kasmiddelen ad f 5.420,— vermeerderd met de vorderingen op Debiteuren (die wij voor het oogenblik als dadelijk opeischbaar willen beschouwen) ad - 28.093,— en de opbrengst der Remisen ad - 4.050,— dus totaal. . . f 37.563,— de volgende schulden staan (waarvan dient te worden uitgemaakt wanneer zij vervallen). Traite-rekening ƒ 24.050,— Arbeidsloonen - 630,— Centrale Bank - 19.300,— Crediteuren - 43.710,— Crediet Bank - 4.000,— Totaal . . . /91.690,— Vervallen de verschillende schulden dus binnenkort, dan zullen zonder twijfel financieele moeilijkheden ontstaan, tenzij de „Ongeplaatste aandeelen" kunnen worden verkocht en het crediet bij eene Bankinstelling belangrijk uitgebreid kan worden, of zeer spoedig groote hoeveelheden bewerkte goederen a contant van de hand gezet kunnen worden. Gunstig kunnen wij den toestand echter zeker niet noemen en onder deze omstandigheden zouden wij, alle overige bemerkingen ter zijde stellende, niet aanraden de schulden, door betaalbaarstelling van het dividend, nog te vermeerderen. Intusschen zou de Accountant bij een dergelijk advies zeer waarschijnlijk moeten hooren, dat juist onder deze omstandigheden uitkeering van dividend niet achterwege mag blijven, ten einde het hoognoodige crediet niet te schokken. Wij zouden echter tegen uitbetaling blijven adviseeren, omdat vermindering van bedrijfskapitaal de schromelijkste gevolgen kan hebben. Blijkbaar heeft men reeds vroeger met gebrek aan middelen te kampen gehad. Van het kapitaal ad f 130.000,— is n.1. niet geplaatst ƒ 30.000,—. Niettegenstaande bestaat een preferent kapitaal van ƒ 28.000,— en een obligatieteening van f 50.000,—, waaruit men dus zou kunnen afleiden, dat alleen gunstiger conditiën dan aan gewone aandeelhouders aangeboden werden, oorzaak zijn geweest, dat de noodige gelden verkregen zijn. 30 466 O ogenschijnlijk (alle fouten buiten beschouwing latende) is het saldo der Exploitatierekening in verband met de grootte van den omzet niet ongunstig, doch daarbij dient vooral niet uit het oog verloren te worden, dat de afschrijvingen zeer slecht geregeld en zeer waarschijnlijk onvoldoende zijn. Eene afschrijving, gebaseerd op de verkregen resultaten, is foutief en het hiervoor in casu gereserveerde bedrag van f 5.000,— lijkt ons gering. De activa, waarop dit bedrag moet worden afgeschreven, zijn: Fabriek en gebouwen . . ... . f 170.400,— Machines - 45.020,— Gereedschappen en werktuigen . . - 14.400,— Vervoermiddelen - 3.586,— Modellen - 1.410,— Totaal ... / 234.816,— gemiddeld derhalve slechts ruim 2 pCt., wat in een fabriekszaak, in het algemeen gesproken, zeker niet ruim genoemd kan worden. Bovendien behoorde de afschrijving vóór de bepaling van de winst te zijn geschied en op de Exploitatierekening (fabricagerekening) geboekt zijn. Uit de gemaakte opmerkingen blijkt voldoende, dat de administratie niet aan de eischen voldoet en zij zal derhalve zoodanig gewijzigd moeten worden, dat de fabricagerekening en de vroeger genoemde rekeningen, als onderstaand kunnen worden samengesteld. Dat het saldo der winst- en verliesrekening daarbij niet overeenstemt met dat van de Balans, zal in verband met de gemaakte bemerkingen, zeker geen nader betoog behoeven. 467 Debet F» bricagerek euing Credit. Verwerkte grondstöf.l Verkochte afval . . / 240— fen ƒ 57.630— Goederen in bewer» Invoerrechten id. 3 010,— king 5.021 — Verwerkte hulpstoffen 991— Kosten van productie 121.608 — Arbeidsloonen • • • 1 40.320|— (overschrijven op de Steenkolen 10 420,— rekening „Bewerkte Machinekamerbehoef» j| goederen"). ten 840- L Verlichting en ver» warming fabriek . .11 1.220— Onderhoud fabrieks» gebouwen 4.050— Onderhoud modellen I 730— n machines | 1.870— „ werktuigen \ en gereedschappen . 408— Assurantiën 380— Afschrijvingen . . . 1 5000— \f 126.869,— \f 126.869— Verkoopkosten, enz. Directie en administr. ƒ 15.000 onderhoud vervoermiddelen .... 410 Provisie reiziger . . 2.500 Verlichting magazijn en kantoren . . . | 430 Bureaubehoeften, post»! zegels en telegram» men 1.500 Kosten van reclame . | 1.030 Verbruikte emballage, 810 Vracht, verkochte fa» brieksgoederen . . | 1.402 Diverse onkosten. . 180 Rente ...... 170 ƒ 23.432 Verkoopkosten (overschrijven op de rekening „Bewerkte | goederen" . . . . | ƒ 23.432 — \ 30* 468 Bewerkte goederen. Kosten van productie / 121.608 — Opbrengst verkochte Verkoopkosten . . 23.432— fabrieksgoederen . . ƒ 162,303— .Winst (overschrijving op de winst? en ver» ~— liesrekening) . . . 17.263 — / 162.303- / 162.303 — Winst en Verlies. 1 ■ II Winstverdeeling: Winst op verkochte Dividend prefer. aan- fabrieksgoederen. . / 17.263 — deelhouders / 1680—. Huuropbrengst v. land 180 — Idem gewone Winst op verkochte aandeelhou» grondstoffen ... 62 — ders . .. ■ „5000.- / 6.680 Reservefonds ... 2.000 — Ondersteuningsfonds. 1.000 — .. ;?S fx Ziekenfonds. ... 1.000Oprichtingskosten / g Tantièmes . . . ƒ / 17.505- | / 17.505^ Antwoord op vraag 6. De gegevens noodig voor de vervaardiging van den gevraagden staat zijn de volgende, ö. Totale hoeveelheid gekochte en verwerkte beetwortelen. b. Minimum, maximum en gemiddelde hoeveelheid verwerkte beetwortelen per dag. c. Prijs, vracht en verdere onkosten benevens suikergehalte der beetwortelen. d. Verbruikte hoeveelheid en prijs der steenkolen, gietcokes en kalksteen. e. De productie der suiker en der bijproducten. ƒ. De prijzen der suiker en der bijproducten. Vergelijkende exploitatie-statistiek over de jaren 1919/20 en 1921/22. Model No. 116. Verwerkte beetwortelen. Hoeveelheid Prijs | Suikergehalte I 1920/21 I 1921/22^ 1920/2111921/22 j 1920/2111921/22 Betaalde beetwortelen 56.700 OOOp.500.000 / 9.82 | ƒ 9.52 j 15.36 j 15.37 Vracht, losloon, weegloon, dhr. onkosten, enz. „ 2.25 „ 2.21 Totaal /12.07 7ÏL73 Verbruikt Hoeveelheid Prijs Procent Omschrijving i :— ! _, 1920/21 1921/22 1920/21 1921/22 1920/21 I 1921/22 Steenkolen.. 5.329.800 1 5.937.500 I ƒ 10.— I / 9.40 I 9.40 9.50opbeetw p. 1000 K.G. I Gietcokes... 281.200 324.000 ^/ 125^— „ 123.50 8.- klOopkalkst Kalksteen... 3.515.400 I 4.000.0001 / 5.35 „ 5.20 1 6.2 6.40 op beetw p. last van I | 2000 K.G. | Verkregen prijzen _ , . Minimum [ Maximum I Gemiddeld Omschrijving —i ■. . 1920/21 1921/22 1920/21 1921/22 1920/21 1921/22 Suiker (per 100 K.G.) / 11.- / 10.- / 12.- I / 11.- / 11.80 / 10.90 Melasse „ 100 „ „ 5.— L 4.90 L 5.20 „ 5.15 „ 5.15 „ 5.03 Pulp „ 1000 „ „ 2— „ 3.— „ 2.90 „ 3.15 „ 2.85 „ 3.05 Schuimaarde,, 2000 „ | „ 1.501 „ 1.60 „ 1.60 „ 1.70 „ 1.53 „ 1.64 Productie. Hoeveelheid ^Veïïw!^' Gem. titrage Omschrijving p , 1920/21 1921/22 1920/21 1921/22 1920/21 1921/22 ! i L_1I 1 Suiker le product 6.435.450 7.081.250 11.35 11.33 91.— 91.1 2e „ 652.050 725000 1.15 1.16 79.2 79.2 3e „ 170.100 175.000 0.30 0.28 — — Melasse 963.900 1.125.000 1.70 1.80 — - Pulp 36.288.00040.625.000 64 65 — - Schuimaarde 2.778.300 3.125.000 4.90 5.— — - Verwerkte hoeveelheid beetwortelen per dag 1920^21 1921/22 Maximum 945.500 990.000 Minimum 927.300 944.500 Gemiddeld 934.500 965.500 Antwoord op Vraag 7. METALEN. Model No. 117. rt I ff « KROEZEN gp 8 51 g1 AF. AFVAL TOTAAL •% Q O I O "o E. 2 Totaal K » n oo 8 * ». s- soort s &t §■ r j I. s s£ —£—z—zr\ rê 3 5 ^ " S- bedrag . f W 2. *i« O O ~ 3 3 I* • Aantal Geld o 2 xtLo P2 2- I 2 Geld ^ ? * S: O Cf o*- B» I ? | 10 - x y3 P q 2 8 17y2* x+fl + z+ ! 220 6 — ij +P + q+r+ 221 4 — * z x+ij + z +t%vanx4- 222 T 1) + 2 mm s! —- — 'mt— — —— — daarna gedeeld 224 Gieting No. 1 a b jc d e f | doorl7%=W. | j |225 (*) Na in aanmerking genomen te hebben het gewichtsverlies blijkende door het gewicht der metalen te verminderen met het totaal gewicht der gemaakte voorwerpen. Dit gewichtsverlies moet sluiten met een ondervindingspercentage. Men zou voor verlies en percentage kolommen kunnen aanleggen. Desgewenscht ondersplitsen stuks | gew. | geld cent | geld totaal Model No. 117. I . aan. gewicht I £ O 1 MODEL. m I tal kg **i c/> (Jy <-»- OMSCHRIJVING ^ • gj « --p |p TOTAAL ^usper POSi. GIETWERK. $ $ g. S« ^ t H ?.? Toeslag geld.' f I Stuk g | " 5. ~ [ N | g. £ 20 18 0,25 5 5 X w ibis cbis m aa cc% van aa dd ^"^wplus] Vorige / Magazijn gieterij ïloon+op* kolom J (f + k) m q n cn c c w uu o/ ii lslag m ■+ gedeeld I Gegoten voor» 10 9 0,50 5 5Xw n bb cc% van bb ee J 0/ j 10 / n\ ' f aa + cc% door 18. f werpen (1) ' van aa = Aan magazijn 3 3 dd. gieterij (a b) Aan alg. behoef» n 1 ten gieterij (c) 1 1 enz. enz. enz. enz. enz. enz. enz. enz. enz. » _ P _ 4 > '.. Aan loon gieterij (dd bis) 2 1 Aan Toesl.rekg. Gieterij (e) kan a t ook genoemd 4 3 enz. enz. enz. enz. enz. enz. enz. enz. enz. enz. , , , worden toeslag. re kg. vormloon, _ -.1 .ii— __n> 1.1 - kernloon, enz. Aan dito gieten dbis cbis g h i k 1 A (c bisJ .. 0 Aan magazijn gieterij (g) Aan loon model' makerij (h) Aan Toesl.rekg. modelmakerij (i) 472 OPMERKINGEN. 1. Toeslag voor Alg. behoeften gieterij etc. is het ondenandingspercentage afgeleid uit afschrijving gieterij. Alg. behoeften gieterij, enz. Als de gieterij grooter wordt, zullen wij de onjuistheid, die zitten kan in toeslag per K.G., trachten te verminderen door zooveel mogelijk directe belasting in te voeren. Bij deze kleine gieterij het percentage uit te drukken in guldens per K.G. gebruikt metaal. 2. Toeslag op loon modelmakerij is het ondervindingspercentage afgeleid uit afschrijving localiteit en werktuigen, alg. behoeften enz. 3. Daar de kans, dat het model in deze kleine gieterij nog eens gebruikt kan worden, zeer gering is, late men het model bij het eerste gebruik op de betreffende order drukken. 4. De mislukte gieting moet ten gunste strekken van het betreffende ordernummer, bijv. bij order 220 moet de metaalwaarde van 2 voorwerpen afgetrokken worden. * RUBRIEK F. 5. Hetgeen bij het gieten op den grond valt, enz. enz. (opkomers, restanten) kan niet ten gunste van een speciale order gebracht worden, doch moet ten gunste van alle orders van dezelfde gieting kómen (orders 220—226). (De Accountant, Februari 1913.) Antwoord op vraag 8. a. Werkt de man bijv. a uren minder, dan ontvangt hij (90—a) 25 ct. of 2250 — 25a plus a% daarvan, bedragende 22% a—Y^a2. Totaal in ets. 2250 — 2Yza — Y^a2, dus steeds minder dan 2250. Voordeel voor den werkgever in ets. 2Vaa + %a2. b. Hoe grooter a, des te grooter 2% a + V^a2; derhalve ja. c. Neen, want 2Yia — %a2 of a (2% + Vio) is niet een standvastig getal maal a. d. Nu komt er bij 2250 — 25a voor elk uur V»o. dus -fa bedragende 25a — "/ma2, totaal 2250 — 5/i8o2. Voordeel voor den werkgever 7i8a2, dus evenredig met het kwadraat van het aantal uitgewonnen uren. (Maandblad voor het Boekhouden, Juli 1913.) 473 Antwoord op vraag 9. a. Tijdcontröle en opmaken van de loonlijsten. 's Vrijdagsavonds of 's Zaterdagsmorgens worden op grond van de Rochester-kaarten de daartoe voorbereide loonlijsten bijgewerkt en de keerzijde der kaarten ingevuld. De liniatuur der loonlijsten zij zoo eenvoudig mogelijk. Het is voldoende als zij volgende kolommen bevatten: N°., naam en beroep van den werkman, week- resp. uurloon, aantal uren aanwezig, aantal overuren, loon, extra voor overuren, totaalloon, kortingen, uit te betalen bedrag. Splitsing totaal loon „in uurloon" en „in premie"; loonbedrag voor de ongevallenverzekering. b. 's Zaterdagsmorgens om 12 uur vindt ieder werkman de bijgewerkte kaart op zijn bank. In zijn schafttijd kan hij de opgaven controleeren. Op het betaaluur heeft de betaling plaats ten overstaan van den betrokken afdeelingsbaas en tegen afgifte van de gekwiteerde kaart. Om de betaling te bespoedigen, ligt het loon voor ieder man afgepast gereed. c Op grond van de door iederen werkman dagelijks in te dienen daglijst (werkbriefje), die door den baas wordt gecontroleerd, stelt het loonbureau het loonsplitsingsboek samen, dat naar afdeelingen is ingedeeld. De daglijsten der werklieden hebben voor iedere afdeeling een andere kleur. Personeel dat voor meerdere afdeelingen werkzaam is, verantwoordt den tijd op grijze kaarten. Indeeling: Naam, nummer en beroep van den werkman, aantal uren (moeten correspondeeren met de gegevens van de loonlijst), hiervan indirecte loonen en directe loonen (vermelding van het werknummer) en in premie (vermelding werknummer). Het eindcijfer moet voor iederen werkman sluiten met het op hem betrekking hebbende cijfer op de loonlijsten. Iedere werkman heeft in een naar het loose-leaf-ledger en dan op naam of wel in een gebonden boek en dan op nummer een hoofd van rekening, waarop vermeld wordt: N°., naam, beroep, afdeeling. Premie-contant N0., grondtijd, werkelijke tijd, verrekend loon, m opslag in percenten, premie. Weekliist N°., datum, op premiewerk ontvangen loon. Bijv.: G. BRANDTS, Schaver — Zagerij en Schaverij (Afdeeling). Werk. Grond. Werk. Verrekend Opslag Premie. Week. Premie lijst Datum - Bedrag No. tijd tijd loon in perc. loon j,jo 62 40 32 f 8— 20% f . '960 ƒ 160 1 Jan. | L-a = c t/m \ —a==loo>1op nog niet afge. 14 April leverd werk. a b c d\ De rekeningen worden doorgeschreven. Het 2e exemplaar ontvangt de werkman Zaterdags vóór de afrekening, dus eens in de 3 maanden. Het 4e exemplaar der premie-briefjes wordt iedere week ingevuld in „premie-boeken", die eené aanvulling van het loonverdeelingsboek vormen. Op grond van de premie-boeken (of lijsten) worden eenerzijds de kostprijsboekhouding en de hoofdboekhouding bijgewerkt; anderzijds het vorenbedoelde „premie-verrekeningboek" ingevuld. Op grond van dit laatstgenoemde boek wordt 3-maandelijks de premie-uitbetalingslijst opgemaakt. De premiën worden op dezelfde wijze betaald als het loon. Overzicht: Rochesterkaarten Kasboek Loonlijst 1 i T Hoofdboekhouding-. 1 Kasboek I Daglijsten I Loonverd.» boeken. Premiebriefjes T Premieboeken— -Premieverr. boek Hoofdboekh. Kostprijsboekhouding Lijst der uit te betalen premiën. 475 Het R e k e n i ng-verband (in de hoofdboekhouding) blijke uit de volgende journaalposten: a. (Loonlijsten). Uurloonen Premieloonen aan Te betalen loonen. aan Boeten ) „ i Kortingen, enz. J p c. (Premieverdeeling). Indirecte loonen (afd. Directe loonen (afd. aan Premieloonen. b. (Loonverdeeting). Indirecte loonen (afd....) Directe loonen (afd....) aan uurloonen. d. (Kasboek). Te betalen loonen aan Kas Premiedoonen aan Kas wekel. j 3*maand. Statistiek: afdeeling voor afdeeling ) totaal loon bedrag: direct en indirect en in uurloon en in premie, voor het geheele bedrijf) verhouding premie tot uurloon, (Maandblad voor het Boekhouden, 1 Februari 1912.) Antwoord op vraag 10. Kaas is blijkbaar het hoofdproduct, boter en karnemelk zijn bijproducten. Maand voor maand vindt men dus den kostenden prijs naar de c , , O + G — Km — B formule: k = 5 : productie De kosten, verbonden aan de productie van boter, kan alleen dan noodig zijn, indien door die splitsing wezenlijk afwijkende cijfers zouden verkregen worden. 1) Theoretisch zouden echter, en in de praktijk zijn daaraan ook voordeelen verbonden, de kosten evenwel gesplitst moeten worden: a. naar de artikelen waarop ze betrekking hebben j b. in vaste en veranderlijke. *) Zulks is echter onwaarschijnlijk, omdat de hoeveelheden kaas en boter beide op- en neergaan met de verwerkte hoeveelheid melk. 476 OMSCHRIJVING Algemeen Melk Kaas Boter Vaste kosten. 3 Melkontvangers 52 X / 36.— . . . 1 Melkonderzoeker 52 X ƒ9.— . . . 3 Botennakers 52 X ƒ52.50. . . , 4 Kaasmakers 52 X ƒ60.— . . . , 1 Fabriekschef . . , 1 Machinist 52 X ƒ15.— . . . . 1 Stoker 52 X ƒ 10.—. . . . Kantoorpersoneel . . Directeur Algemeene onkosten. Afschrijving Rente en winst • . . waarvan Vu Variabele kosten. Kolenverbruik . . . Onderhoud...... Kaaszout en stremsel Botersingrediënten. . Verdeelingsbasis. Per eenheid. f 1872.— ƒ 1500.— „ 780.— 520.— 1800.— 2500.— 6000 — 1600 — 3500.— 7500.— f 3120.— ƒ 25700.— „ 2141.67 2340.195.- ƒ 3120.„ 260.- 1500.— 1600.— ƒ 400.- ƒ 3100.— | ƒ 400.— V^25O0^Ko.'ln*dr — ƒ 1.555 p. 1000 K°. ƒ 720.„ 7050.- 7770.— ƒ 2730.- ƒ 2730.227.50 600.1200.- 1800.- 482.33 K.G. boter. K.G. 3,732 cent. Productie. Boter. Kaas. bo~%. I 2.000 11.000 II ... 2.500 13.800 500 III 3.125 17.625 625 IV ... 4.000 22.500 V ... 5.600 26.400 4.000 VI 5.600 27.600 4.000 VII 5.625 29.375 3.125 VIII 5.833 28.125 4.167 IX 4.583 24.200 917 X ... 4.000 23.000 XI 3.067 17.600 XII 2.300 13.200 48.233 254.425 17.334 1) Feitelijk moeten deze cijfers met 1/364 verhoogd worden. 477 A. Berekening voor de maand Januari. a. Kosten: Melk ƒ 7000,— Vracht 200,— Vaste onkosten» melk 195,— Variabele kosten , 155,56 »» kaas - 335,90 Vaste „ „ _ 260 »» » „ (algemeen) - 2141,67 ƒ 10288,13 . . . ƒ 2800,— ƒ 160,— - 277,50 - 74,64 462,14 2337,86 Zuivere kosten .... ƒ 7950,27 of per K.Q. f 7950,67: = 0,72*. B. Alle kosten omgeslagen over kwantum melk: a. Vaste kosten ƒ 2824,17 . 13.070 b. Variabele kosten 22gQ00Q 100.000 = - 581,— ƒ 3405,17 * ~'J.'t. Melk. 7200,— ƒ 10605,17 af: botér a f 1,32. . . - 2640,— ƒ 7965,17 11000— 0,72* Naar methode sub B vindt men in halve centen nauwkeurig voor de volgende maanden: II ƒ0,616; III /0,58s; IV ƒ0,53; V ƒ0,506; VI ƒ0,44; VII ƒ0,435VIII ƒ 0,35; IX ƒ 0,41; X ƒ 0,42; XI f 0,565; XII ƒ 0.645. (Maandblad voor het Boekhouden, April 1911.) b. Opbrengst: Boter .... af: verkoopkosten vaste kosten . vaste kosten . 478 Antwoord op vraag 11. De rentabiliteitsrekening zal als volgt samengesteld kunnen worden Productie 300,000 stuks. Verbruik aan grondstoffen .... 3000 X ƒ 80,-^ = f 240,000,— Arbeidsloonen 3000 X f 140 - = f 420.000,— Totaal ƒ 660,000,— Bedrijfskosten: Loonen voor machinisten en ketelbediening ƒ 4.000- Kolen en verdere kosten voor stoomopwekking - 4.500,— Onderhoud fabrieksgebouwen - 4.000,— id. machines, ketels en gereedschappen - 10.200,— Kosten van verlichting en verwarming fabrieksgebouwen . - 2.000,— Afschrijving op fabrieksgebouwen .... - 2.000,— id. „ machines, ketels en gereedschappen - 9.120,— Afschrijving op verlichting en verwarmingsinrichtingen - 800,— Salarissen opzichters - 3.000,— f 39.620,— Bijzondere kosten . . f 699.620,— Algemeene kosten: Directie en administratie f 12.000,— Algemeene loonen • . - 2.500,— Onderhoud kantoorgebouw en meubilair - 500,— Verlichting en verwarming kantoorgebouw - 600,— Afschrijving op id - 400,— Belastingen, porti, kleine onkosten, enz. - 2.200,— Rente obligatieleening .' . - 6.250,— f 24.450,— Onvoorzien - 2.180,— Totaal kosten ƒ726.250,— 479 De verkoopprijs is geraamd op ƒ 260,— per 100 stuks, zoodat de totaal opbrengst 3000 X ƒ 260,— zal bedragen = f 780.000,—, en de winst f 780.000, f 726.250,— = f 53.750,— of per f 100,— van het aandeelen-kapitaal f 17.98. Berekening van het bedrijfskapitaal: Men verwacht, dat het product voor de helft a contant en voor de helft per drie maanden zal worden verkocht. : Indien alles per drie maanden werd verkocht, zouden alle uitgaven voor de eerste drie maanden beschikbaar moeten zijn met inbegrip van het bedrag voor den aankoop van grond- en hulpstoffen. Het bedrijfskapitaal zou dan moeten zijn: Voor aankoop grond- en hulpstoffen ƒ 40.000,— Totaal van de bijzondere en de algemeene kosten . . - 726.250,— Te verminderen met: Afschrijving op fabrieksgebouwen .... ƒ 2.000,— id. op machines, ketels en gereedschappen - 9.120,— Afschrijving op verlichting en verwarmingsinrichtingen - 800,—i Afschrijving op kantoorgebouw en meubilair - 400, 12.320,— Blijft. . . . /713.930,— Voor drie maanden zal dus noodig zijn ƒ 178.482,50 Totaal. . . . ƒ218.482,80 Intusschen worden de producten verkocht. De totaal verkoop is geraamd op 300.000 stuks tegen ƒ 260,— per 100 stuks, zoodat de opbrengst in het geheel ƒ 780.000,— zal bedragen of in drie maanden Vé = ƒ 195.000,—. Hiervan is de helft a contant, zoodat in geld ontvangen zal worden - 97.500, Als bedrijfskapitaal zal dus de eerste drie maanden beschikbaar moeten zijn ƒ 120.982,50 Zoodat het geraamde bedrag van f 125.000,— voldoende kan worden geacht. De eerste drie maanden zullen n.1. de geldbehoeften het grootst zijn. Immers in de vierde maand zal weder % van de hiervoor berekende kosten ad f 178.482,50 beschikbaar moeten zijn = f 59.494,—. 480 Wegens contanten verkoop zal ontvangen worden: van / 780.000,— = ƒ 32.500 — terwijl ook het verschuldigde voor de in de eerste maand per drie maanden verkochte producten zal voldaan worden . - 32.500,— Totaal. . . . ƒ65.000,— zoodat er meer geld ontvangen dan betaald wordt; dit zal zoo ook in de volgende maanden het geval zijn. Het spreekt vanzelf, dat in de practijk de zaken nog wel eens eenigszins anders kunnen loopen dan berekend wordt. Zoo zullen meestal de verkoopen en leveringen niet onmiddellijk van den eersten dag dat de fabriek in bedrijf is gezet, plaats hebben, doch zal er wel eenigen tijd verloopen voor de levering regelmatig kan geschieden. Dientengevolge zullen de eerste ontvangsten ook later vallen dan waarschijnlijk is aangenomen, terwijl men nimmer met zekerheid weet of de verhouding tusschen de verkoopen a contant en op drie maanden zoo zal zijn als men verwacht. Om dus het gevaar van te kort aan geldmiddelen te ontgaan, zal het raadzaam zijn het bedrijfskapitaal eenigszins ruimer te nemen dan men theoretisch berekent. Uit bovenstaande becijfering zal men gemakkelijk kunnen afleiden welke invloed op de grootte van het bedrijfskapitaal wordt uitgeoefend, indien men de grond- en hulpstoffen niet a contant doch bijv. op drie maanden kocht en alle verkoopen a contant of op crediet geschieden, terwijl ook niet uit het oog moet worden verloren, dat verschillende betalingen, als die voor onderhoud, belasting enz., niet steeds zoo regelmatig vervallen als werd aangenomen. Als regel is het gewenscht, daarbij eerder een te vroege dan een te late betaling te veronderstellen. Antwoord op vraag No. 12. modei, n. ns WERKBRIEF van Monteur. van 4—11 Januari 1922. j o —. na*,,m Ë T I £ Gewerkt Gebruikte Datum t I g B Aard van het werk , . , ,S « ^ 3 blJ: materialen Totaal aantal uren Ontvangen voor I Gedane " net doen van d j voorschotten voorschotten oearag ƒ Aantal uren . . . Loon per uur f 0. Bedr. v. h. weekloon ƒ Bij saldo Voorschot,, Af „ Totaal te ontvangen ƒ j Totaal ƒ r " Totaal ƒ Saldo te Saldo ver* goed „ _schuldigd,J Totaal/ Totaal ƒ ~ 1 1