63 The Irishman answered with no abatement of his calm. "Not sell, your Highness. I can teil you of a plot that —" The Prince broke in with a dry scorn: "I hear of these plots every day. If you come here to amuse me with idle tales you will find it a dangerous game. Who are you ?" "Dermot Fairfoul, sir, Irish and a Catholic. I was with your Highness your Spanish forces in the last campaign." "Plotting the meanwhile against my government, eh?" "No, your Highness. I was dismissed by my officer for a small fanlt of discipline, and, leaving the army, feil in with one Lacruex whom I had known before, and he led me on to engage in schemes between the French and the Republicans in Amsterdam." He knew the man he spoke to well enough to couch his speech in open and concise terms, and with a quick glance under his lids marked the effect of it. The Prince was imperturbable in look and voice. "What went wrong with this bargain that you come to me?" he asked. "Sir, I found myself, to my extreme horror, involved in an inner plot which aimed at nothing less than the life of your Highness." "And you though that dangerous ?" "I thought it infamous." •And so resolved to betray your accomplices," said the Prince quietly. 'Well, go on, sir." "What I have to disclose is of so surprising a nature —" "Do not trouble yourself about that, Mr. Fairfoul, I am used to surprising things." The Irishman, slightly discomposed, bowed. "Your Highness will remember that when the MM. de Witt met a just death at the hands of the people, who punished them for the usurping pretenders they were —" Again the Prince's cold voice cut into his speech. "The MM. de Witt were my friends and great men; speak of them with respect, and do not try to put on this vile form of flattery."- 65 lowlands, de lagere landen van Schotland, de Nederlanden, this is of no interest to me, dit is van geen belang voor mij. EXERCISE 32 CONTINUED V The prince turned his head so that his commanding profile, with the high arched nose, curved lips and cleft chin, was towards Mr. Fairfoul, who continued with more confidence before the prince's lowered eyes: "This Cornelius de Witt became drawn into the French plots at Brussels, and was ever foremost in the intrigues that were te ruin your Highness. About a year ago he came to The Hague, calling himself a Spanish Protestant and pretended to the tuning of stringed instruments. By this means and through the help of a traitor in your service, he gained access to this palace and was the means of conveying much information to the French. This Lacruez also came to The Hague under the disguise of a merchant, and the two were engaged to encompass the death of your Highness which was to be the signal for the rise of the French factions and the overthrow of Holland." "Go on," said the Prince without looking up. "Finish what you have to say, sir." "When it was known that your Highness would accomplish this English marriage, it was resolved in Paris that you and Lord Danby must go — and this Cornelius de Witt was the man to despatch your Highness, which he intended to do the first time you rode on the sands at Scheveningen; and I, knowing no other way to prevent a murder, am here to give your Highness this information." 5 67 "You go to Loevestein," he said, "for you are a dangeroustalking man and I will have you silenced." Sheer thwarted anger and swift hate held the spy and traitor dumb. "One question — how do you know this man to be the son of Cornelius de Witt?" Mr. Fairfoul saw a gleam of hope in that; despite eveiything the Prince was interested, it seemed. •He betrayed himself a thousand ways. Among other things he treasures one of the medals struck in '72 and the face on it of M. the Ruard is his face." WÊm The usher entered in answer to the bell. •Teil the officer on guard," said the Prince, "to get a plain carriage and an escort and take this man to the Gevangenpoort. I will send out my orders." Mr. Fairfoul gave a furious exclamation. He prided himself on being a clever man and here he had walked, like any fooi, straight into the trap. He began some incoherent speech but the prince silenced him. •Any disturbance now will not help but damage your case. The soldiere are without. I advise you to go quietly. Mr. Fairfoul controlled himself. He considered that he had been always careful about documentary evidence, and that once on his trial he might be able to implicate his enemies without betraying himself; and there were so many po werf ul men whose secret he held that they must, out of self-defence, protect and save him; so he turned and followed the usher without a word. But the Prince foresaw his line of action quite clearly and had other ideas. He sat down to the desk in the corner and wrote out brief orders that the prisoner, with the greatest secrecy, was to be taken to Loevestein and there kept from all communication with any one. There was to be no trial. In these mattere his Highness was absolute. As he sealed up the paper, he smiled rather grimly at the thought of the pretty plan of vengeance he was spoiling for Dermot Fairfoul. 68 arched, gebogen. contemptible, ellendig, access' toegang. hanger-on, aanhangsel, the rise, het opstaan. aanhanger, to rise opstaan. disdain, minachting, the ovêrthrow, de ondergang, sullenly, op stuggen toon. to ovêrthrow, ten onder bren- reckless, roekeloos. gen. savagely, woest, to accomplish, sluiten, to silence, tot zwijgen bren- verwezenlijken. ëento resolve, besluiten. gleam, straal, to despatch, van kant maken, to treasure, bewaren als een afzenden. schateagerly, met opgewon- incoherent, onsamenhan- denheid. gend' to disbelieve, in twijfel trek- to damage, verergeren, ken beschadigen, niet gelooven. powerful, invloedrijk, detail bijzonderheid, secrecy, geheimhouding, to endeavour, trachten. communication, gemeenschap, memory, geheugen. commanding profile, indrukwekkend profiel, about a year ago, ongeveer een jaar geleden, to call oneself, zich uitgeven voor. to pull oneself erect, zich oprichten, a plain carriage, een gewoon rijtuig, to walk into the trap, in de val loopen. documentary evidence, schriftelijke bewijzen. triai} gerechtelijk onderzoek. TWEEDE AFDEELING 71 VERTALING VAN EXERCISE I DE WOLF EN HET LAM Een wolf ontmoette een lam bi/ een beek. De wolf wilde het lam opeten. .Hoe durft gij het water troebel maken ?" zei hij. .Ik kan het nu niet drinken." „Het water stroomt van u naar mij," zei het lam, .dus kan ik uw drinken niet bederven." .Alles goed en wel," zei de wolf, .maar gij hebt mij een jaar geleden belasterd." .Een jaar geleden was ik nog niet geboren," zei het lam .Dan was het uw vader," schreeuwde de wolf, en daarmede sprong hij op het arme, hulpelooze lam toe en at het op VERTALING VAN EXERCISE 2 DE VOS EN DE HOUTHAKKER Een vos, door jachthonden achtervolgd, kwam bij een man die aan het hout hakken was en smeekte hem om een plaats, waar hij zich verbergen kon. De man wees hem zijn eigen hut - de vos sloop er in en verborg zich in een hoek. Juist verschenen de jagers, die den man vroegen, of hij den vos gezien had .Neen, zei hij, maar wees met den vinger naar den hoek Zij begrepen echter den wenk niet en gingen onmiddellijk weer weg Toen de vos bemerkte, dat ze uit het oog verdwenen waren sloop hij weg, zonder een woord te zeggen. Maar de man be* nspte hem, zeggende: .Neemt u op deze manier afscheid van uw gastheer, zonder een woord van dank voor uw veiligheid?" .Een mooie gastheer!" zei de vos, zich tot hem wendende• 72 .indien gij even eerlijk ware geweest met uw vingers, als met uw tong, dan zou ik uw hut niet verlaten hebben, zonder u vaarwel te zeggen." VERTALING VAN EXERCISE 3 DE RAAF EN DE VOS Een raaf droeg in haar klauwen een stuk vergiftigd vleesch, dat een tuinman daar had neer geworpen, om de katten van zijn buurman te vergiftigen. Juist wilde zij het in den top van een ouden eik opeten, toen een vos naar haar toesloop en haar toeriep: .Gegroet vogel des hemels!" .Waarvoor ziet gij mij wel aan?" vroeg de raaf. .Waarvoor ik u aanzie?" antwoordde de vos. .Zijt gij niet de werkzame arend, die dagelijks uit den Hemel wordt gezonden om mij, arm schepsel, dat ik ben, te voeden?" Waarom vermomt gij uzelf? Zie ik in uw klauw de gave niet, die de hemel mij steeds door u toezendt?" De raaf was verwonderd en zeer verheugd voor een adelaar gehouden te worden. .Ik moet den vos in dien waan laten," dacht ze. Dom door grootmoedigheid, liet zij haar buit vallen, en vloog trotsch weg. De vos ving het vleesch lachend op en verslond het met boosaardige vreugde. Maar heel spoedig veranderde zijn vreugde in smart; het vergif begon te werken en hij stierf. 74 De leeuw wilde het kleine ding juist dooden, toen het voor zijn leven begon te pleiten. Het pleitte zóó dringend, dat de leeuw het eindelijk liet gaan en de dankbare muis zeide: „Edele leeuw! ik hoop, dat ik eens in staat zal zijn, uw goedheid voor mij te vergelden." De leeuw lachte om het idee, dat zulk een klein dier hem ooit tot eenig nut kon zijn; en de muis liep naar haar hol. Een poos daarna raakte de leeuw verward in een sterk net, van touwen vervaardigd, dat door jagers voor hem in het bosch uitgespannen was. Hij worstelde te vergeefs om zich los te rukken, en brulde van pijn en schrik. De kleine muis hoorde hem en kwam hem te hulp. Zij begon met haar scherpe tandjes te werken; en ten slotte, na heel veel arbeid, knaagde ze de touwen stuk en verloste den leeuw. VERTALING VAN EXERCISE 6 DE TAMME TIJGER Een heer in Indiê verloor eens bijna het leven door een tammen tijger, dien hij had. Hij had het dier gekregen, toen het heel jong was, en het zóó laten africhten, dat het om hem heen speelde en hem volgde als een kleine hond. Op zekeren avond zat hij buiten zijn tent te lezen, terwijl zijn kleine geliefde tijger dicht bij hem op den grond lag uitgestrekt. Met de eene hand hield hij zijn boek vast, terwijl de andere naast hem hing. De tijger begon zijn hand te likken en bleef dit een tijd lang doen. Een zacht gebrom deed den heer het hoofd omwenden en naar beneden kijken. Hij zag, dat zijn hand met bloed bedekt was. In een oogenblik begreep hij, dat het noodlottig instinct van het dier ontwaakt was, en dat, indien hij zijn hand terugtrok, de tijger, die nu bloed geproefd had, hem dadelijk bespringen zou. Daar 77 aan 't rechter noch aan 't linker; het is in 't geheel niet blind." De rechter, door zulk een vernuftig en sprekend bewijs overtuigd, liet het paard aan den rechtmatigen eigenaar teruggeven, en de Spanjaard kreeg zijn welverdiende straf. VERTALING VAN EXERCISE 9 DE LEEUWERIK EN ZIJN JONGEN Een leeuwerik had een nest met jongen in een korenveld, dat bijna rijp was, en maakte zich bezorgd, dat de maaiers zouden komen, vóór zijn jongen konden vliegen. Daarom beval hij ze, als hij uitvloog om voedsel te zoeken, goed te letten op hetgeen zij in zijn afwezigheid zouden hooren. Toen hij weg was, hoorden zij, dat de eigenaar van het veld zijn zoon toeriep: „Wel, ik denk dat dit koren rijp genoeg is, en ik zou willen, dat gij morgen tijdig onze buren en vrienden gingt verzoeken om ons bij het maaien te komen helpen." Toen de oude leeuwerik thuis kwam, vertelden de jongen trillend en tjilpend, wat er gebeurd was, en smeekten zoo spoedig mogelijk weggebracht te mogen worden. „Weest gerust," sprak de moeder, „als de boer op vrienden en buren vertrouwt, ben ik zeker, dat morgen het koren niet gemaaid wordt." Den volgenden dag, toen de eigenaar wachtte op hen, die hij Verzocht had, en bemerkte, dat geen sterveling hem kwam helpen, zei hij tot zijn zoon: „Gij moet naar uw ooms en neven gaan en hun zeggen, dat ik hun verzoek, morgenochtend hier te zijn, om ons te helpen maaien." Dit werd wederom met angst door de jongen aan hun moeder vertéld. „Indien dat alles is," zei ze, „vreest dan niet, kinderen, daar bloedverwanten in 't algemeen niet zoo toeschietelijk zijn om elkaar te helpen, maar luistert •bijzonder goed naar hetgeen gij hem morgen zult hooren zeggen, 78 en pas op, dat gij het mij vertelt." Den volgenden dag ging hij net als gewoonlijk uit en toen de eigenaar zijn bloedverwanten even nalatig vond als zijn buren, sprak hij tot zijn zoon: «Luister eens, Georgel zorg dat gij tegen morgenochtend een paar goede sikkels gereed houdt, dan zullen wij zelf het koren maaien." Toen de jonge leeuweriken dit aan hun moeder vertelden, zei ze: .nu moeten wij voorzeker weg, want, als iemand zijn arbeid zelf onderneemt, is het niet waarschijnlijk, dat het ongedaan zal blijven." Zij bracht dan ook haar jongen dadelijk weg en het koren werd den volgenden dag door den landman en zijn zoon gemaaid. VERTALING VAN EXERCISE 10 DE GEHEIMZINNIGE BRIEF. Op een Zondagmorgen beklom een dominee in de buurt van Aberdeen als gewoonlijk den preekstoel, om den dienst te leiden. Toen hij den Bijbel opende, ontdekte hij een gevouwen papier, dat hij voo- een kennisgeving hield, daar door den kerkeknecht neergelegd. Voor hij den zegen uitsprak, begon hij het papier met luider stemme voor te lezen, toen hij plotseling ophield, bleek werd, en den dienst met zooveel gemoedsbeweging besloot, dat de menschen benieuwd waren, wat er aan de hand was. Toen de gemeente was weggezonden, vroeg men hem naar de oorzaak zijner aandoening, maar hij ging naar de pastorie terug zonder die vraag te beantwoorden. De brief luidde als volgt: „Toen ik gisteravond naar Aberdeen terugkeerde, werd ik bij het dorp aangehouden door den kerkeknecht en den voorzanger. Nadat zij mij gedood en beroofd hadden, wierpen zij mijn lichaam in de Dee." De brief was onderteekend door een in het district welbekenden marskramer, 102 VERTALING VAN EXERCISE 21 VERVOLG II .Neen, zeker niet, mijnheer!" antwoordde Sam, .ik bleef in de gang tot men mij binnen riep en toen was de juffrouw er niet meer." .Luister nu eens goed, Weller," zei Buzfuz, terwijl hij eea groote pen in den voor hem staanden inktkoker doopte, met de bedoeling Sam schrik aan te jagen, als hij zag, dat zijn antwoord opgeteekend werd. .Gij waart in de gang en zaagt toch niets van wat er gebeurde. Hebt gij een paar oogen, mijnheer Weller?" .Jawel, ik heb een paar oogen/' antwoordde Sam, .maar daar zit het hem juist. Als ik in plaats daarvan een paar vergrootglazen in mijn hoofd had, die alles een millioen maal vergrootten, zou ik misschien door een trap en een houten deur hebben kunnen heen zien, maar met gewone oogen kon ik dat niet." Bij dit antwoord, dat zonder den geringsten schijn van ergenis, met den meesten eenvoud en doodbedaard gegeven werd, begonnen de toeschouwers te gichelen; de kleine rechter glimlachte en Buzfuz maakte een gek figuur. Na even met Dodson en Fogg overlegd te hebben, wendde zich de advokaat nogmaals tot Sam, en zei, met een pijnlijke poging om zijn boosheid te verbergen: ,Nu mijnheer Weller, dan wil ik u omtrent een ander punt iets vragen, als u het belieft." „Als het u blieft, mijnheer!" antwoordde Sam, in de beste luim. „Herinnert gij u op zekeren avond in November van het vorige jaar bij juffrouw Bardell te zijn geweest?" .0 ja, dat herinner ik mij best." .Zoo, herinnert gij u dat, mijnheer Weller," zei Buzfuz, weer moed scheppende; .ik dacht wel, dat wij eindeüjk toch eens iets uit u zouden krijgen." „Ja, dat dacht ik ook wel, mijnheer!" antwoordde Sam, en bfl deze woorden begonnen de toeschouwers weer te gichelen. 13 EXERCISE 11 THE PICKWICK CLUB The Ball "What na mes, sir?" said the man at the door. Mr. Tracy Tupman was stepping forward to announce his own titles, when the stranger prevented him. "No names at all;" and then he whispered Mr. Tupman, "Names won't do — not known — very good names in their way, but not great ones — capital names for a small party, but won't make an impression in public assemblies — incognito the thing — Gentlemen from London — distinguished foreigners — anything." The door was thrown open; and Mr. Tracy Tupman, and the stranger, entered the ball-room. It was a long room, with crimson-covered benches, and wax candles in glass chandeliers. The musicians were securely confined in an elevated den, and quadrilles were being systematically got through by two or three sets of dancers. Two card-tables were made up in the adjoining card-room, and two pair of old ladies, and a corresponding number of stout gentlemen, were executing whist therein. The finale concluded, the dancers promenaded the room, and Mr. Tupman and his companion stationed themselves in a corner, to observe the company. "Wait a minute," said the stranger, "fun presently — nobs not come yet — queer place — Doek-yard people of upper rank don't know Doek-yard people of lower rank — Doch-yard people of lower rank don't know small gentry — small gentry don't know tradespeople — Commissioner don't know anybody." "Who's that little boy with the light hair and pink eyes, in a fancy dress?" inquired Mr. Tupman. "Hush, pray — pink eyes — fancy dress — little boy — nonsense — Ensign 97th. — Honourable Wilmot Snipe — great family — Snipes — very." "Sir Thomas Clubber, Lady Clubber, and the Miss Clubbers!" 15 fan, grap. queer, dwaas, zonderling. doek-yard, scheepswerf. small gentry, renteniers. tradespeople, winkeliers, public assemblies, to render hamage, inquiring look, yard, werf. charitable, liefdadig. to usher, binnen leiden, aankondigen, to crowd, dringen, deferentially, eerbiedig, openbare bijeenkomsten, zijn opwachting maken, vragende blikken. EXERCISE 12 CONTINUED II Miss Bulder was warmly welcomed by the Miss Clubbers; the greeting between Mrs. Colonel Bulder and Lady Clubber was of the most affectionate description; Colonel Bulder and Sir Thomas Clubber exchanged snuff-boxes, and looked very much like a pair of Alexander Selkirks — "Monarchs of all they surveyed." 1 While the aristocracy of the place — the Bulders, and Clubbers, and Snipes — were thus preserving their dignity at the upper end of the room, the other classes of society were imitating their example in other parts of it. The less aristocratie officers of the 97th. devoted themselves to the families of the less important functionaries from the Doek-yard. The solicitors' wives, and the wine-merchant's wife, headed another grade (the brewer's wife visited the Bulders); and Mrs. Tomlinson, the post-office keeper, seemed by mutual consent to have been chosen the leader of the trade party. One of the most popular personages, in his own circle, present was a little fat man, with a ring of upright black hair round his head, and an extensive bald plain on the top of it — Doctor 16 Slammer, surgeon to the 97th. The Doctor took snuff with everybody, chatted with everybody, laughed, danced, made jokes, playe'd whist, did everything, and was everywhere. To these pursuits, multifarious as they were, the little Doctor addedamore important one than any — he was indefatigable in paying the most unremitting and devoted attention to a little old widow, whose rich dress and profusion of ornament bespoke her a most desirable addition to a limited income. Upon tbe Doctor, and the widow, the eyes of both Mr. Tupman and his companion had been fixed for some time, when the stranger broke silence. «Lots of money — old girl — pompous Doctor — not a bad idea — good fun," were the intelligible sentences which issued from his lips. Mr. Tupman looked inquisitively in his face. ■jJH dance with the widow," said the stranger. •Who is she?" inquired Mr. Tupman. "Don't know — never saw her in all my life — cut out the Doctor — here goes." And the stranger forthwith crossed the room; and, leaning against a mantel-piece, commenced gazing with an air of respectful and melancholy admiration on the fat countenance of the little old lady. Mr. Tupman looked on, in mute astonishment. The stranger progressed rapidly; the little Doctor, danced with another lady; the widow dropped her fan, the stranger picked it up and presented it, — a smile — a curtsey _ a few words of conversation. The stranger walked boldly up to, and returned with, the master of ceremonies; a little introductory pantomime; and the stranger and Mrs. Budger took their places in a quadrille. to survey, to devote, bald, pursuits, multifarious, overzien. wijden. kaal. bezigheden, talrijk en verschillend profusion, ornament, inquisitively, astonishment, to progress, overvloed. sieraad. vragend. verbazing. vorderingen maken. 30 fight, namely, "Go In, and win:" — an admirable thing to recommend, if you only know how to do it. He took off his cloak, however, in silence — it always took a long time to undo, that cloak — and accepted the pistol. The seconds retired, the gentleman on the camp-stool did the same, and the belligerents approached each other. Mr. Winkle was always remarkable for extreme humanity. It is conjectured that his unwillingness to hurt a fellow-creature intentionally was the cause of his shutting his eyes when he arrived at the fatal spot; and that the circumstance of his eyes being closed, prevented his observing the very extraordinary and unaccountable demeanour of Dokter Slammer. That gentleman started, started, retreated, rubbed his eyes, stared again; and, finally, shouted "Stop, stop!" •What's all this?" said Doctor Slammer, as his friend and Mr. Snodgrass came running up; "That's not the man." "Not the man!" said Dr. Slammer's second. •Not the man!" said Mr. Snodgrass. •Not the man!" said the gentleman with tbe camp-stool in his hand. «Certainly not," replied the little Doctor. 'That's not the person who insulted me last night." •Very extraordinary!" exclaimed the officer. •Very," said the gentleman with the camp-stool. 'The only question is, whether the gentleman, being on the ground, must not be considered, as a matter of form, to be the individual who insulted our friend, Doctor Slammer, yesterday evening, whether he is really that individual or not:" and having delivered this suggestion, he took a pinch of snuff, and looked profoundly round, with the air of an authority in such matters. Now Mr. Winkle had opened his eyes, and his ears too, when he heard his adversary call out for a cessation, of hostilities; and perceiving by what he had afterwards said, that there was, beyond all questions, some mistake in the matter, he at once foresaw the increase of reputation he should inevitably acquire by con- 31 cealing the real motive of his coming out: he therefore stepped boldly forward, and said. — H am not the person. I know it." •Then, that," said the man with the camp-stool, 'is an affront to Dr. Slammer, and a sufficiënt reason for proceeding immediately." 'Pray be quiet, Payne," said the Doctor's seconds. «Why did you not communicate this fact to me this morning, sir?" "To be sure — to be sure," said the man with the camp-stool, indignantly. «I entreat you to be quiet, Payne," said the other. "May I repeat my question, sir?' embarrassment, verlegenheid. adversary, to assent, goedvinden. hostilities, bystander, omstander. to foresee, to conjecture, gissen. to conceal, fatal spot, noodlottige plek. to entreat, demeanour, gedrag, houding. to wing, in den vleueel. arm of been trrffpn tegenstander, vijandelijkheden, voorzien, verbergen, dringend verzoeken. a pinch of snuff, snuifje. EXERCISE 19 CONTINUED VI. «Because, sir," replied Mr. Winkle, who had had time to deliberate upon his answer, "because, sir, you described an intoxicated and ungentlemanly person as wearing a coat which I have the honour, not only to wear, but to have invented — the pro- 32 posed uniform, sir, of the Pickwick Club in London. The honour of that uniform I feel bound to maintain, and I therefore, without inquiry, accepted the challenge which you offered me." "My dear sir," said the good-humoured little Doctor, advancing with extended hand, "I honour your gallantry. Permit metosay, sir, that I highly admire your conduct, and extremely regret having caused you the inconvenience of this meeting, to no purpose." "I beg you won't mention it, sir," said Mr. Winkle. "I shall feel proud of your acquaintance, sir," said the little Doctor. „ «It will afford me the greatest pleasure to know you, sir, replied Mr. Winkle. Thereupon the Doctor and Mr. Winkle shook hands, and then Mr. Winkle and Lieutenant Tappleton (the Doctor's second), and then Mr. Winkle and the man with the camp-stool, and, finally, Mr. Winkle and Mr. Snoodgrass - the last-named gentleman in an excess of admiration at the noble conduct of his heroic friend. -I think we may adjourn," said Lieutenant Tappleton. •Certainly," added the Doctor. "Unless," interposed the man with the camp-stool, «unless Mr. Winkle feels himself aggrieved by the challenge; in which case, I submit, he has a right to satisfaction." Mr. Winkle, with great self-denial, expressed himself quite satisfied already. «Or possibly," said the man with the camp-stool, "the gentletnan's second may feel himself affronted with some observations which feil from me at an earlier period of this meeting: if so, I shall be happy to give him satisfaction immediately." Mr Snodgrass hastily professed himself very much obhged with the handsome offer of the gentleman who had spoken last, which he was only induced to decline by his entire contentment with the whole proceedings. The two seconds adjusted the cases, and the whole party left the ground in a much more hvelymanner than they had proceeded to it. 35 Sam bowed bis acknowledgments and turned, with unimpaired tfaeerfutness of countenance, towards Serjeant Buzfuz. "Now, Mr. Weller," said Serjeant Buzfuz. "Now, sir," replied Sam. "I believe you are in the service of Mr. Pickwick, the defendant in this case. Speak up, if you please, Mr. Weller." "I mean to speak up, sir," replied Sam; "I am in the service of that gentleman, and a very good service it is." «Little to do, and plenty to get, I suppose?" said Serjeant Buzfuz, with jocularity. "Oh, quite enough to get, sir, as the soldier said when they ordered him three hundred and fifty lashes," replied Sam. "You must not teil us what the soldier, or any other man, said, sir," interposed the judge; "it's not evidence." •Very good, my lord," replied Sam. «Do you recollect anything particular happening on the morning when you were first engaged by the defendant; eh, Mr. Weller V' said Serjeant Buzfuz. "Yes I do, sir," replied Sam. 'Have the goodness to teil the jury what it was." •I had a regular new fit out of dothes that morning, gentlemen of the jury," said Sam, "and that was a very particular and uncommon circumstance with me in those days." Hereupon there was a general laugh; and the little judge, looking with an angry countenance over his desk, said, "You had better be careful, sir." "So Mr. Pickwick said at the time, my lord," replied Sam; ■and I was very careful of that suit of dothes; very careful indeed, my lord." The judge looked sternly at Sam for full two minutes, but Sam's features were so perfedly calm and serene that the judge said nothing, and motioned Serjeant Buzfuz to proceed. «Do you mean to teil me, Mr. Weller," said Serjeant Buzfuz, folding his arms emphatically, and turning half-round to the jury, as if in mute assurance that he would bother the witness yet: 36 "Do you mean to teil me, Mr. Weller, that you saw nothing of this fainting on the part of the plaintiff in the arms of the defendant, which you have heard described by the witnesses ?" serjeant at law, meester in de to point out, aanwijzen. rechten, to commit, gevangennemen, to vociferate, luid schreeuwen, countenance, gelaat, witness-box, getuigenbank. defendant, beklaagde, rail, leuning. jocularity, grappigheid, assembly, vergadering. lash, zweepslag, taste, smaak. to proceed, voortgaan, aloud, luid. to bother, plagen, commotion, opschudding. lastig maken, culprit, schuldige. fainting, bezwijming, indignation, verontwaar- plaintiff, aanklaagster. diging. acknowled- erkenning, dank. gement, to motion, door een beweging te kennen geven. EXERCISE 21 CONTINUED II "Certainly not,'* replied Sam. "I was in the passage 'till they called me up, and then the lady was not there." "Now, attend, Mr. Weller," said Serjeant Busfuz, dipping a large pen into the inkstand before him, for the purpose of frighlening Sam with a show of taking down his answer. 37 "You were in the passage, and yet saw nothing of what was going forward. Have you a pair of eyes, Mr. Weller?" "Yes, I have a pair of eyes," replied Sam, "and that's just it. If they were a pair of patent doublé million magnifying glasses, perhaps I might be able to see through a flight of stairs and a deal door; but being only eyes, it is not possible." At this answer, which was delivered without the slightest appearance of irritation, and with the most complete simplicity and equanimity of'manner, the spectators tittered, the little judge smiled, and Serjeant Buzfuz looked particularly foolish. After a short consultation with Dodson and Fogg, the lawyer again turned towards Sam, and said, with a painful effort to conceal his vexation, "Now, Mr. Weller, 1*11 ask you a question on another point, if you please." "If you please, sir," rejoined Sam, with the utmost goodbumour. "Do you remember going up to Mrs. Bardell's house, one night in November last?" "Oh yes, very well." "Oh, you do remember that, Mr. Weller," said Serjeant Buzfuz, recovering his spirits; "I thought we should get at something at last." "I rather thought that, too, sir," replied Sam; and at this the spectators tittered again. •Well; I suppose you went up to have a little talk about this trial — eh, Mr. Weller ?" said Serjeant Buzfuz, looking knowingly at the jury. "I went up to pay the rent; but we did get a talking about the trial," replied Sam. "Oh, you did get a talking about the trial," said Serjeant Buzfuz, brightening up with the anticipation of some important discovery. "Now what passed about the trial; will you have the goodness to teil us, Mr. Weller?" •With all the pleasure in life, sir," replied Sam. "After a few unimportant observations from the two virtuous females as has 38 been examined here to-day, the ladies got Into a very great state of admiration at the honourable conduct of Messrs. Dodson and pogg __ the two gentlemen who are sitting near you now." This, of course, drew general attention te Dodson and Fogg, who looked as virtuous as possible. «The attorneys for the plaintiff," said Serjeant Buzfuz. «Well! They spoke in high praise of the honourable conduct of Messrs. Dodson and Fogg, the attorneys for the plaintiff, did they?" «Yes," said Sam, "they said what a very genereus thing ü was of them to have taken up the case on speculation, and to charge nothing at all for costs, unless they got it out of Mr. Pickwick." At this very unexpected reply, the spectators tittered again, and Dodson and Fogg, turning very red, leant over to Serjeant Buzfui, and in a hurried manner whispered something in his ear. «You are quite right," said Serjeant Buzfuz aloud, with affected composure. «Ifs perfectly useless, my lord, attempting to get at any evidence through the impenetrable stupidity of this witness. I will not trouble the court by asking him any more questions. Stand down, sir." ■ . «Would any other gentleman like to ask me anything?' nv quired Sam, taking up his hat, and looking round most deliberately. «Not I, Mr. Weller, thank you," said Serjeant Snubbin, laughing. «You may go down, sir," said Serjeant Buzfuz, waving his hand hnpatiently. Sam went down accordingly, after doing Messrs. Dodson and Fogg's case as much harm as he convenientty could, and saying just as little respecting Mr. Pickwick as might be, which was predsety the object he had had in view all along. to frighten, schrik aanjagen, virtuous, deugdzaam, spectator, toeschouwer. praise, lof. to titter, gichelen. to praise, prijzen, vexation, boosheid, speculation, speculatie. ergernis, composure, bedaardheid, the rent, de huur. kalmte- 39 discovery, ontdekking. impatiently, ongeduldig, magnifying-glass, vergrootglas, to look foolish, een gek figuur maken. EXERCISE 22 IN THE PRISON Near sunset that evening an elderly gentleman was standing with his back against the smaller entrance-door of Stoniton jaiL saying a few last words to the departing chaplain. The chaplain walked away, but the elderly gentleman stood still, looking down on the pavement, and stroking his chin with a ruminating air, when he was roused by a sweet dear woman's voice, saying: "Can I get into the prison, if you please?" He turned his head, and looked at the speaker for a few moments without answering. "I have seen you before," he said at last "Do you remember preaching oh the village green at Hayslope in Loamshire?" "Yes, sir, surely. Are you the gentleman that stayed to listen on horseback ?" 'Yes. Why do you want to gó ihto the prison?" "I want to go to Hetty Sorrel, the young woman who has been [condemned to death — and to stay with her, if I may be permitted. Have you power in the prison, sir?" "Yes; I am a magistrate, and can get admittance for you. But did you know this criminal, Hetty Sorrel?" "Yes, we are kitt: my own aunt married her uncle, Martin Poyster. But I was away at Leeds, and didn't know of this great trouble in time to get here before to-day. I entreat you, sir, for the love of our heavenly Father, to let me go to her and stay with her." •How did you know she was condemned to death, if you are only just come from Leeds?" 47 to cling, zich vastklemmen, weakness, zwakheid. zich aandringen wilfnl, opzettelijk. tegen. pity, medelijden, to feel gevoelen, to shut out, buitensluiten. medelijden hebben, falsehood, leugen, dreadful schrikkelijk. dread, vrees, wicked, slecht, despair, wanhoop. onzedelijk. blessidness, zegen, mercy, barmatigheid. to cast off, afwerpen, to overcome, overwinnen. strength, kracht, ignorance, onwetendheid. after a pause, na een oogenblik zwijgens. in a frightened whisper, met een angstig gefluister, to hide in darkness, in duisternis hullen. I wouldn't mind, Niets zou mij kunnen schelen, the burden of our wickedness, het gruwelijke van onze goddeloosheden. to shut out from helping, de mogelijkheid benemen iemand te helpen. his pardoning mercy, zijn vergevende genade, to drag down to misery, medesleepen en rampzalig maken. EXERCISE 25 CONTTNUED IV •Hetty, we are kneeled before God: he is waiting for you to teil the truth." Still there was silence. At last Hetty spoke, in a tone of beseeching — "Dinah... belp me... I can't feel anything like you... my heart is hard.'* 48 Dinah held the clinging hand, and all her soul went f orth in her voice: "Jesus, thou present Saviour! Thou hast known the depths of all sorrow: thou hast entered that black darkness where God is not, and hast uttered the cry of the forsaken. Come, Lord, and gather of the fruits of thy travail and thy pleading: stretch forth thy hand, thou who art mighty to save to the uttermost, and rescue this lost one. She is clothed round with thick darkness: the fetters of her sin are upon her, and she cannot stir to come to thee: she can only feel her heart is hard, and she is helpless. She cries to me, thy weak creature... Saviour! it is a blind cry to thee. Hear it! Piercethe darkness! Look upon her with thy face of love and sorrow that thou didst turn on him who denied thee; and melt her stonen heart. "See, Lord, — I bring her, as they of old brought the sick and helpless, and thou didst heal them: I bear her on my arms and carry her before thee. Fear and trembling have taken hold on her; but she trembles only at the pain and death of the body: breathe upon her thy life-giving Spirit, and put a new fear within her — the fear of her sin. Make her dread to keep the accursed thing within her soul: make her feel the presence of the living God, who knows and beholds all the past, to whom the darkness is as noonday; who is waiting now, at the eleventh hour, for her to turn to him, and confess her sin, and cry for mercy — now, before the night of death comes, and the moment of pardon is for ever fled, like yesterday that returneth not. "Saviour! it is yet time — timeto snatch this poor soul from everlasting darkness. I believe — I believe in thy infinite love. What is my love on my pleading? It is quenched in thine. I can only clasp her in my weak arms, and urge her with my weak pity. Thou — thou wilt breathe on the dead soul, and it shall arise from the unanswering sleep of death. "Yea, Lord, I see thee, coming through the darkness, coming, like the morning, with healing on thy wings. The marks of thy agony are legible upon thy face — I see, I see thou art able and willing to .«ave — thou wilt not let her perish for ever. 49 "Come, mighty Saviour! let the dead hear thy voice; let the eyes of the blind be opened: let her see that God encompasses her; let her tremble at nothing but at the sin that cuts her off from him. Melt the hard heart; unseal the closed lips: make her cry with her whole soul, Father, I have sinned . . ." •Dinah," Hetty sobbed out, throwing her arms round Dinah's neck, «I will speak... I will teil... I won't hide it any more." But the tears and sobs were too violent. Dinah raised her gently from her knees, and seated her on the pallet again, sitting down by her side. It was a long time before the convulsed throat was quiet, and even then they sat some time in stillness and darkness, holding each other's hands. At last Hetty whispered — •I did do it, Dinah... I buried it in the wood... the little baby and it cried... I heard it cry... ever such a way off... all night... and I went back because it cried." She paused, and then spoke hurriedly in a louder, pleading tone. to utter, slaken. infinite, grenzenloos. to gather, oogsten, to urge, aandringen. vereenigen. healing, genezing, to stretch, uitsteken. agony, lijdenswee dothed round, gehuld. groote 'smart. fetter, boei. legiNe, leesbaar, to pierce, doorboren. to encompass, omringen, to mdt, vermurwen, to unseal, ontzegelen. verteederen. to sob, snikken, to dread, duchten. hurriedly, haastig, everlasting, eeuwige. in a tone of beseeching, op smeekenden toon. in a pleading tone, op een toon van verontschuldiging. Jesus, thou present Saviour. Jesus, alomtegenwoordige Verlosser. thy life-giving spirit, uw geest der levendmaking. to snatch, snel en plotseling grijpen, gappen, the convulsed throat, het stuipachtig snikken. 4 50 EXERCISE 26 CONTINUED V "Bat I thought perhaps it wouldn't die — there might somebody find it. I didn't kill it — I didn't kill it myself. I put it down there and covered it up, and when I came back it was gone . . . It was because I was so very miserable, Dinah ... I didn't know where to go . . . and I tried to kill myself before, and I couldn't. Oh, I tried so to drown myself in the pond, and I couldn't. I went to Windsor — I ran away — did you know? I went to find him, as he might take care of me; and he was gone; and then 1 didn't know what to do. I daredn't go back home again — I couldn't bear it. I couldn't have bore to look at anybody, for they'd have scorned me. I thought of you sometimes, and thought I'd come to you, for I didn't think you'd be cross with me, and cry shame on me. But then the other folks would come to know it at last, and I couldn't bear that. It was partly thinking of you that made me come towards Stoniton; and, besides, I was so frightened at going wandering about till I was a beggar-woman, and had nothing more left; and sometimes it seemed as if I must go back to the Farm sooner than that. Oh, it was so dreadful, Dinah. . . I was so miserable. . . I wished I had never been bom into this world. I should never like to go into the green fields again — I hated them so in my misery/' Hetty paused again, as if the sense of the past were too strong upon her for words. "And then I got to Stoniton, and I began to feel frightened that night, because I was so near home. And then the little baby was bom, when I didn't expect it; and the thought came into my mind that I might get rid of it, and go home again. The thought came all of a sudden, as I was lying in the bed, 53 but I couldn't go away. And after ever such a while — hours and hours — the man came — him in a smock-frock, and he looked at me so, I was frightened, and I made haste and went on. I thought he was going to the wood, and would perhaps find the baby. And I went right on, till I came to a village, a long way off from the wood; and I was sick, and faint, and hungry. I got something to eat there, and bought a loaf. But I was frightened to stay. 1 heard the baby crying, and thought the other folks heard it too, — and I went on. But I was so tired, and it was getting towards dark. And at last, by the roadside there was a barn — ever such a way off any house — like the barn in Abbot's Close; and I thought I could go in there and hide myself among the hay and straw, and nobody would be likely to come. I went in, and it was half full of trusses of straw, and there was some hay, too. And I made myself a bed, ever so far behind, where nobody could find me; and I was so tired and weak, I went to sleep ... But oh, the baby's crying kept waking me; and I thought that man as looked at me so was come and laying hold of me. But I must have slept a long while at last, though I didn't know; for when I got up and went out of the barn, I didn't know whether it was night or morning. But it was morning, for it kept getting lighter; and I turned back the way I had come. I couldn't help it, Dinah; it was the baby's crying made me go: and yet I was frightened to death. I thought that man in the smock-frock would see me, and know I put the baby there. But I went on, for all that: I had left off thinking about going home — it had gone out of my mind. I saw nothing but that place in the wood where I had buried the baby ... I see it now. O Dinah! shall I ever see it again ?" Hetty clung round Dinah, and shuddered again. The silence seemed long before she went on. •I met nobody, for it was very early, and I got into the wood. . . I knew the way to the place ... the place against the nut-tree; and I could hear it crying at every step ... I thought it was alive ... I don't know whether I was frightened or glad ... I 54 don't know what I feit. I only know I was in the wood, and heard the cry. I don't know what I feit till I saw the baby was gone. And when I had put it there, I thought I should like somebody to find it, and save it from dying; but when I saw it was gone, I was struck like a stone, with fear. I never thought of stirring, I feit so weak. I knew I couldn't run away, and everybody that saw me would know about the baby. My heart went like a stone: I couldn't wish or try for anything; it seemed like as if I should stay there for ever, and nothing would ever change. But they came and took me away." Hetty was silent, but she shuddered again, as if there were still something to follow; and Dinah waited, for Hetty's heart was so full, that tears must come before words. At last she burst out, with a sob — "Dinah, do you think God will take away that crying and the place in the wood, now I have told everything?" "Let us pray, poor sinner: let us fall on our knees again, and pray to the God of all mercy." in a whisper, fluisterend. faint, flauw. chip, spaander. to faint, flauw vallen. turf, graszoden. a loaf, een brood. grave, graf. barn, schuur. smock-frock, kiel. to shudder, rillen. it darted into me like a light- de gedachte vloog mij door het ning, hoofd, a bit of bread, een hapje brood, a long way off, ver weg. it was getting towards dark. de avond begon te vallen, an abbot's Close, een weide bij een Abdij. a close, een terrein bij een cathedraal of abdij. a truss of straw, een bos stroo. to lay hold of somebody, iemand opbrengen, it kept getting lighter, het werd steeds lichter. 36 •I think you spy on me," said Don Ramon with a sittile. "Spy — on you?" "You are very often in my path." "Don Ramon, you are not yourself to-day," said Mr. Fairfoul firmly. The other laughed and said: "Come, we always disliked one another." "What are you seeking to put on me?" "To the Binnenhof!" Don Ramon loosed his hand suddenly with a movement of utter contempt. "Well, why not?" "Who are you going to see there?" "Who do you think?" "Mr. Fagel." The Irishman flushed and asked: "What is the matter with you?" Don Ramon laughed as if beside himself. ■You are going to betray us all, you poor creature, but not — do you hear me? — before I have killed this damned Prince." ■You are intoxicated," whispered Mr. Fairfoul quickly. "You don't know what you say — in the open street!" and he clutched at Don Ramon's mantle to silence him. "Do you think that I could be stopped by such as you?" ■Do you want," demanded Mr. Fairfoul fiercely, "us both to be arrested?" "If I let you go, you will wam the Prince. I know your kind who act for money.'' Mr. Fairfoul answered desperately. "If you must talk like a madman, come outside the town." «Away from the Binnenhof," answered Don Ramon. He added sombrely, "If no other way, I can kill you." «By God!" exclaimed Mr. Fairfoul softly, "we shall see as to that." They walked in a rapid silence through the glooming streets out on to the fields towards Ryswick, where Don Ramon had walked with Father Constant a few hours ago. traitor, verrader. to stir, stroomen, gunsmith, wapensmid. zich bewegen, glowing, gloeiend. vein, ader. glittering, schitterend. to repeat, herhalen, filigree, filigraan. to spy, spionneeren. to slacken, zich ontspannen, to flash, een kleur krijgen, slap worden. blozen, clink, geluid. to betray, verraden, sound, geluid. intoxicated, dronken, cobble, kei. fiercely, verwoed, to stoop, bukken. desperately, wanhopig, to cross, oversteken. madman, gek. glooming, donker, to look at somebody with iemand op een onverschillige en a careless yet pointed onbeschaamde wijze aankijken, air of insolence. in a thick tone, met schone stem. to come to a pause, stilstaan, to dislike one another, elkander niet mogen lijden, a movement of utter con- een beweging van diepe min- tempt. achting, to speak sombrely, op somberen toon spreken. EXERCISE 29 CONTINUED II Here by a canal and a dump of alder-trees, Mr. Fairfoul came to a stand. "Now" he said, "if you are sane and sober, explain yourself." Don Ramon seated himself on a stump of an alder. Behind him a distant windmill with a thatched roof cut the straight line of the horizon; overhead the clouds were changing, submerging into one hard threatening darkness. 58 •It came to me when I saw you", said Don Ramon slowly, "that you must on no account betray us — because of my wife as well as because of what I have to do." Mr. Fairfoul moistened his lips and frowned anxiously. "Who," he asked, "gave you this character of me?" "I know it for myself", said Don Ramon calmly. Mr. Fairfoul forced a laugh. "Something has turned your brain." Don Ramon ignored all he said with the settled calm of a man absorbed in other issues. •My life," he said, "is of no value beyond this one use — afterwards you might betray me to the scaffold, not before. I will see to it not before." "Bij Heaven," cried Mr. Fairfoul, "why do you suspect one who has gone as deep into this affair as any — as yourself?" •The death of the Prince is nothing to you," returned Don Ramon, "save as you can make money out of it. You know very well that though it will ruin Holland and elate France, it will bring death to those immediately concerned. You would not wish to lose your life for that, would you, Mr. Fairfoul ? No, you would rather make a fortune by betraying us all." He spoke with almost painful clearness and slowness and when he finished smiled dreadfully. The Irishman shivered with anger. ■I will leave you te debate these thoughts alone," he said. "I take no heed of your insults, for I do think you mad." He stepped back as Don Ramon rose from the alder-stump. "Mad," he repeated and was turning away. "Since I can get no reason from you, I have no wish te argue here." He was going to leave, but Don Ramon was lightly across his path. "If I have to knock you senseless you shall not go!" He put his hand to his side. The Irishman exclaimed quickly: •You are unarmed. If you force folly 1*11 not be answerable. Stand aside." 64 The tone was like a whip and even Mr. Fairfoul's brazen cheek flushed; he took up the thread of his discourse with difficulty. "Mr. Cornelius de Witt left two sons — both of whom went abroad; the younger died and the elder causefl it to be given out that he too was dead of the plague at Venice — but he returned to the Spanish lowlands and lived in Brussels under a disguise. There I met him. He was seized with a fever and became very ill, and one Dona Teresa, daughter of this Lacruez, nursed him —" "This," said the Prince," is of no interest to me." "I must beg a little longer — a few more words. This son of Cornelius de Witt had been a lazy drifting fellow since his parent his death, and after this fever he cherished the black design ol murdering your Highness — to whom," added Mr. Fairfoul with some malice, "he attributed the death of his uncle and father." idle tale, praatje, campaign, veldtocht, to dismiss, ontslaan, horror, afschuw, infamous, schandelijk, accomplice, medeschuldige, to remember, zich herinneren, usurper, overweldiger, whip, zweep, brazen, onbeschaamd. with a dry scorn, to couch one's speech in open and concise terms, an inner plot, go on, to go abroad, to cause something to be given out, plague, pest. Venice, Venetië, a disguise, een vermomming, een valschen naam. to attribute, ten laste leggen. with malice, met boosaardigheid, kwaadaardig. minachtend. zich openhartig en zakelijk uitdrukken,een geheim complot, ga voort. naar het buitenland gaan. iets laten verspreiden. 66 The Prince did not speak and Mr. Fairfoul continued eagerly: •If your Highness is apt to disbelieve me I have papers which will prove what I say, and you may search the house of this De Witt, where he lives with his wife, the daughter of Lacruez." The Prince raised his eyes. •You teil me," he said, "what I have known for a year." Mr. Fairfoul stepped back and clutched the chair behind him. •Sir!" he exclaimed. "And I can give you," continued the Prince, •some details that you have omitted — such as that outside Ath you endeavoured te put a bullet through me." He smiled. "Did you think that I did not see you? I have good eyes and a good memory, Mr. Fairfoul." The Irishman's dark face was flecked with pallor. He pulled himself erect and answered thickly: •Your Highness is mistaken. I have been in no plot but what I was led into by this damned De Witt." •You are," answered the Prince, "the very contemptible hangeron to the sins of better men. What you have told me I know, and will deal with in my own way. As for you — I had better have had you shot outside Ath as I advised." "I was never near Ath!" exclaimed Mr. Fairfoul. "Your Highness is deceived. If you know of these plots I was, not aware of it. I wished to save your life —" The Prince took a step forward. "Keep your lies," he said in a cold disdain. *What can you teil me of these intrigues in Amsterdam?" Mr. Fairfoul measured him with a baffled glance, then said sullenly: "Nothing". •Ha! you mean you will not. You are to buy your freedom by betraying the more reckless plotter, and will use it to continue to work for France. It is a pretty scheme, Mr. Fairfoul, but one that will not serve." •What does your Highness mean to do?" cried the Irishman savagely. The Prince rang the bell. 76 was verplicht zich te ontkleeden en een bad te nemen om zich van zijn kwelgeesten te bevrijden. De overige gasten moesten lachen om het geval en vertroetelden het dier nog meer dan tevoren. VERTALING VAN EXERCISE 8 DE INDIAAN EN DE SPANJAARD Een Spaansch reiziger ontmoette een Indiaan midden in een woestijn. Beiden waren te paard, maar de Spanjaard vreesde, dat zijn paard niet in staat zou zijn hem tot het einde zijner reis te dragen, daar het zeer oud en vermoeid was. Hij vroeg daarom het paard van den Indiaan, dat jong en sterk was, in ruil voor het zijne. De Indiaan weigerde natuurlijk aan de onrechtvaardige vraag te voldoen. De Spanjaard trachtte toen ruzie met hem te maken, en weldra werden zij handgemeen. De Spanjaard, die goed gewapend was, werd den Indiaan gemakkelijk de baas, en zijn sterk ros nemende, zette hij zijn reis voort. De Indiaan volgde hem naar de dichtstbijzijnde stad, diende een aanklacht tegen den dief in, die dientengevolge gedagvaard werd voor den rechter te verschijnen en zijn paard mede te brengen. De Spanjaard zwoer, dat de Indiaan een bedrieger was, dat het zijn eigen paard was en dat hij het zelf groot gebracht had. Daar er geen bewijs van het tegendeel bestond, was de rechter juist voornemens de zaak af te wijzen, toen de Indiaan uitriep: .Het paard behoort mij toe, en ik zal het bewijzen." Meteen wierp hij zijn mantel over den kop van het dier en sprak tot den rechter: .Deze man verklaart, dat hij dit paard gehad heeft van heel jong af; laat hem dan zeggen aan welk oog het blind is." De Spanjaard, die niet den schijn wilde hebben, dat hij twijfelde, zei dadelijk: „Aan het rechter." De Indiaan ontblootte toen den kop van het paard, en zei: .Noch 81 twee paar oude dames en een gelijk aantal dikke heeren speelden daar whist. Toen de finale afgeloopen was, wandelden de dansers door de zaal, en de heer Tupman en zijn metgezel gingen in een hoek staan om het gezelschap in oogenschouw te nemen. .Wacht even," zei de vreemdeling, „we zullen zoo straks nog grappen zien - de groote heeren zijn er nog niet - 't is hier een gekke plaats - menschen van de scheepswerf van hoogeren rang kennen de menschen van de scheepswerf van lageren rang met - menschen van de scheepswerf van lageren rang kennen de renteniers niet - de Commissaris gaat met niemand om" .Wie is die kleine jongen, met blond haar en roode oogen in dat maskerade-pak?" vroeg Tupman. „Houd u toch stil - roode oogen - maskerade-pak - kleine jongen. Onzin - hij is Vaandrig bij het Zeven-en-negentigsteJonkheer Wilmot Snipe - een aanzienlijke familie, deSnipes" .Sir Thomas Clubber, Lady Clubber, en de Dames Clubber" nep de man aan de deur met stentorstem. Het binnenkomen van een langen heer in een blauwe jas en schitterende knoopen, een groote dame in blauw satijn, en twee jonge dames van ongeveer dezelfde grootte, in nieuwmodische japonnen van dezelfde kleur, veroorzaakte een heele opschudding in de zaal. 6 .Commissaris - hoofd van de werf - een aanzienlijk man «en zeer aanzienlijk man," fluisterde de vreemdeling Tupman toe, terwijl het bestuur van het liefdadigheidsbal Sir Thomas Clubber «n zijn familie naar het einde der zaal geleidde. Jonkheer Wilmot Snipe en andere deftige jongelieden verdrongen elkander om de Dames Clubber hun opwachting te maken, en Sir Thomas uubber stond kaarsrecht en met de noodige waardigheid het geselschap over zijn zwarte das op te nemen. .De Heer en Mevrouw Smithie, en de Dames Smithie," werd er nu weer aangekondigd. .Wat is de heer Smithie?" vroeg Tupman. .Iets aan de werf," antwoordde de vreemdeling. De heer 6 82 Smithie boog eerbiedig voor Sir Thomas Clubber, en deze beantwoordde den groet met een minzaam knikje. Lady Clubber bekeek Mevrouw Smithie van het hoofd tot de voeten door haar lorgnet, en Mevrouw Smithie bekeek weer op haar beurt iemand anders, wier echtgenoot volstrekt niet aan de scheepswerf was. „Kolonel Bulder, Mevrouw Bulder en Juffrouw Bulder," volgden nu. „Commandant van het garnizoen," zei de vreemdeling, als antwoord op Tupman's vragende blikken. VERTALING VAN EXERCISE 12 VERVOLG | Juffrouw Bulder werd hartelijk verwelkomd door de Dames Clubber, en ook de begroetingen van Lady Clubber en Mevrouw Bulder waren allerhartelijkst; Kolonel Bulder en Sir Thomas boden elkaar hun snuifdoozen aan, en geleken wel wat op twee Alexander Selkirks — „heerschers over al wat zij konden overzien." Terwijl de aristocratie der stad de Bulders, en de Clubbers en de Snipes, al hun best deden om hun waardigheid op te houden aan het einde der zaal, werd hun voorbeeld nagevolgd door de andere standen der maatschappij, in andere gedeelten er van. De minder aanzienlijke officieren van het zeven-en-negentigste wijdden zich aan de families van de mindere ambtenaren der scheepswerf. De vrouwen van de advocaten en wijnkoopers waren No. 1 95 en haalde juist zulk een foudraal voor den dag, als Snodgrass had meegebracht. „Wij hebben verder niets meer te zeggen, geloof ik, mijnheer!" merkte hij koel op, terwijl hij het foudraal opende, „van een excuus wil men niet hooren." «Niets, mijnheer!" zei Snodgrass, die zich hoe langer hoe minder op zijn gemak begon te gevoelen. .Wilt u wat meer naar voren komen ?" vroeg de officier. .Zeker," anlwoordde Snodgrass. De afstand werd afgepast en de voorbereidende maatregelen werden genomen. VERTALING VAN EXERCISE 18 VERVOLG V .Deze zijn beter dan de uwé," zei de secondant van de tegenpartij, terwijl hij zijn pistolen liet zien. .Gij hebt ze mij zien Iaden. Hebt gij er iets tegen deze te gebruiken?" .Volstrekt niet," antwoordde Snodgrass. Dit aanbod redde hem uit een groote verlegenheid; want zijn vroeger begrip van het Iaden van een pistool was tamelijk vaag en onbepaald. .Nu kunnen wij onze mannen plaatsen, denk ik," merkte de officier aan, met even groote kalmte alsof de hoofdpersonen schaakstukken en de secondanten spelers waren. .Dat kunnen wij wel doen," hernam Snodgrass, die in ieder voorstel toegestemd zou hebben, omdat hij niets van de zaak wist. De officier begaf zich naar dokter Slammer en Snodgrass ging naar Winkle. .Alles is klaar," zei hij, hem het pistool overhandigende, „geef mij uw mantel." 103 .Zoo, gij zijt er zeker eens heen gegaan, om het een en ander omtrent de aanklacht te hooren, niet waar?" hernam Buzfuz, met veelbeteekenende blikken naar de jury. .Ik ging er heen om de huur te betalen; maar het gesprek kwam op de aanklacht," antwoordde Sam. .0, zoo, kwam het gesprek op de aanklacht ?" zei Buzfuz, die zich zichtbaar verheugde op de eene of andere belangrijke ontdekking. ,En wat werd er van de aanklacht gezegd ? Wees zoo goed ons dat eens te vertellen, mijnheer Weller." .Met alle genoegen, mijnheer!" antwoordde Sam. ,Na eenige weinig belangrijke opmerkingen van die twee brave vrouwen, die hier vandaag verhoord zijn, putten de dames zich uit in lof over Dodson en Fogg — de twee heeren, die daar naast u zitten." Dit vestigde natuurlijk aller aandacht op Dodson en Fogg, die zoo deugdzaam voor zich keken, als zij maar konden. .De zaakgelastigden van de aanklaagster," zei Buzfuz. „Zoo, spraken zij met grooten lof over het waardig gedrag der heeren Dodson en Fogg." „Ja," zei Sam; „zij zeiden dat het al heel mooi was, dat zij de zaak op speculatie hadden ondernomen, en er niets voor zouden rekenen, tenzij zij het geld uit Pickwick konden krijgen." Bij dit onverwachte antwoord begonnen de toeschouwers weer te gichelen; Dodson en Fogg kregen een kleur en bogen zich voorover naar Mr. Buzfuz, wien zij haastig iets in het oor fluisterden. .Gij hebt volkomen gelijk," zei Mr. Buzfuz met voorgewende kalmte, ,wij verspelen den tijd slechts, Mylord! terwijl wij trachten eenig getuigenis van dezen dommen, onwilligen getuige te krijgen, ïk wil het Hof niet langer ophouden door hem nog meer te vragen. Gij kunt gaan, mijnheer!" Heeft een van de andere heeren mij ook nog iets te vragen?" vroeg Sam, terwijl hij zijn hoed opraapte en zeer bedaard om zich heen zag. .Ik niet, dank u zeer, mijnheer Weller," zei Snubbin lachend. .Gij kunt gaan, mijnheer!" zei Buzfuz, ongeduldig met de 104 hand wenkende. Sam ging derhalve heen, nadat hij de zaak van de heeren Dodson en Fogg zooveel mogelijk benadeeld, en zoo weinig mogelijk over Pickwick gezegd had, juist zooals zijn voornemen was geweest. VERTALING VAN EXERCISE 22 IN DE GEVANGENIS. Tegen zonsondergang op dienzelfden avond stond een bejaard heer met den rug tegen den kleinen ingang der gevangenis te Stoniton geleund, met eenige woorden afscheid nemend van den zich verwijderenden predikant. De predikant ging zijnsweegs, maar de bejaarde heer bleef staan, met neergeslagen oogen en peinzend zich de kin strijkend, toen hij werd gewekt door een zachte en heldere vrouwestem, die vroeg : „Mag ik de gevangenis binnengaan, als 't u blieft?" Hij wendde het hoofd om en zag de spreekster eenige oogenblikken in het gelaat zonder te antwoorden. „Ik heb u meer gezien," sprak hij eindelijk. „Herinnert gij u gepreekt te hebben in het dorp Groen te Hayslope in Loamshire?" „Ja, zeker, mijnheer. Is u de heer, die bleef luisteren te paard ?" „Juist. Waarom wilt gij in de gevangenis gaan?" „Ik wensch Hetty Sorrel te bezoeken, de jonge vrouw, die ter dood veroordeeld is — en bij haar blijven, zoo het mij vergund wordt. Hebt gij iets te zeggen over de gevangenis, mijnheer?' „Ja; ik ben een magistraat, en kan toegang voor u verkrijgen. Kent gij deze veroordeelde, Hetty Sorrel, van vroeger?" „Ja, wij zijn bloedverwanten, mijnheer; mijn eigen tante is gehuwd met haar oom, Martin Poyster. Maar ik was te Leeds, en heb van dezen groofen nood niet tijdig genoeg geweten om 106 .0 mijnheer, kunt gij mij iets omtrent hem mededeelen ? Kunt gij mij zeggen, waar hij gehuisvest is? Want mijn arme oom was te zeer terneergedrukt onder zijn verdriet om zich iets te herinneren." „Hier dichtbij. Mijnheer Irwine heeft mij alles van hem verteld. Hij houdt zijn verblijf boven een blikslagerswinkel, in de straat aan uw rechterhand als gij de gevangenis binnengaat. Een oude schoolmeester is bij hem. En nu, vaarwel; ik wensen u een goeden uitslag." „Vaarwel, mijnheer! Ik blijf u dankbaar." VERTALING VAN EXERCISE 23 VERVOLG II Terwijl Dina de binnenplaats der gevangenis met den cipier overstak, scheen het plechtig avondlicht de muren hooger te maken, dan zij waren bij dag, en het liefelijk bleek gelaat onder het kapje geleek meer dan ooit op een witte bloem tegen dezen somberen achtergrond. De cipier keek haar al dien tijd ter zijde aan, maar sprak geen woord; het was alsof hij gevoelde, dat zijn eigen ruwe stem op dit oogenblik klinken zou als gekras. Hij stak een licht aan, toen zij de donkere gang binnentraden, die naar de cel der veroordeelde leidde, en zei toen op zijn beleefdsten toon: „Het zal wel bijna reeds donker zijn in de cel: maar ik kan een oogenblik met mijn licht hier blijven staan, zoo gij dat verlangt." „Neen, vriend, dank u," antwoordde Dina. „Ik wil liever alleen binnengaan." „Zooals gij verkiest," zei de cipier, den knarsenden sleutel in 120 „Als ik u vrij laat gaan, zult gij den Prins gaan waarschuwen — ik ken dat soort, dat voor geld handelt." Fairfoul viel hem wanhopig in de rede: „Als gij dan toch als een gek wilt te keer gaan, kom dan buiten de stad." „Ver van het Binnenhof," antwoordde Don Ramon, en voegde er op somberen toon bij: „Als er geen andere gelegenheid is, zal ik u dooden." „Dat zullen wij eens zien!" riep Fairfoul zachtjes uit. En zij liepen met snellen pas de donkere straten door en de stad uit in de richting van Rijswijk, waar Don Ramon een paar uur geleden met Vader Constant geloopen had. VERTALING VAN EXERCISE 29 VERVOLG II Fairfoul bleef bij een groep vlierboomen aan den kant van een kanaal staan en zeide: „Welnu dan," als gij uw zinnen bij elkaar hebt en niet dronken zijt, kunt gij uitleg geven van uw vreemdsoortig gedrag." Don Ramon zette zich op een vlierboomstomp neer. Achter hem teekende zich een windmolen met een rieten dak tegen de rechte lijn van den horizon af en de wolken begonnen zich boven zijn hoofd tot een dreigende donkere massa samen te pakken. „Toen ik u zag aankomen, kwam het op eens in mij op," zeide Don Ramon langzaam, „dat gij ons onder geen voorwendsel moogt verraden, zoowel om mijn vrouw, als om wat mij nog te doen staat." Fairfoul likte zijn lippen en vroeg met gefronste wenkbrauwen: „Wie heeft mij in dit fraaie daglicht geplaatst?" 121 „Dat voel ik zelf," zeide Don Ramon bedaard. Fairfoul antwoordde met eengemaakten lach: „Ik geloof heusch, dat uw hersens niet in orde zijn." Maar met de vastberaden kalmte van iemand, die een zeker doel in 't zicht heeft, deed Don Ramon, alsof hij deze opmerking niet hoorde en zeide: „Mijn leven heeft slechts waarde voor mij, totdat ik dit ééne ding volbracht zal hebben . . . daarna moogt gij mij verraden en op 't schavot brengen, maar niet daarvóór — daar zal ik voor zorgen . . ." „Maar mijn hemel!" riep Fairfoul uit; „waarom wantrouwt gij iemand, die even diep als gijzelt in deze zaak betrokken is?" „'s Prinsen dood heeft geen waarde voor u," antwoordde Don Ramon, „behalve, dat gij er geld uit zult kloppen — gij weet zeer goed, dat hoewel Holland er door zal ten gronde gaan en Frankrijk zich er door zal verheffen, het den dood zal brengen aan hen, die er onmiddellijk in betrokken zijn. Daar zoudt gij uw leven niet voor willen geven, nietwaar, mijnheer Fairfoul? O neen, gij zoudt liever uw fortuin maken door ons allen te verraden." Hij zeide dit alles langzaam en met pijnlijke duidelijkheid, en keek den Ier met een vreeselijken lach aan. De Ier beefde van woede en zeide: „Ik zal u maar alleen laten met uw gedachten ... Ik trek mij uw beleedigingen niet aan, want ik geloof, dat gij gek zijt . . ." Hij deed een stap achteruit, toen Don Ramon van de vlierboomstomp opstond, en herhaalde: „Gek, en daar ik u niet tot rede kan brengen, wil ik niet langer met u blijven redeneeren." Hij maakte zich gereed te vertrekken, maar Don Ramon trad hem in den weg met de woorden : „Al zou ik uw hersens moeten inslaan, gij zult niet van hier gaan . . ." en hij bracht de hand aan de zijde; maar de Ier riep haastig uit: „Gij zijt ongewapend ... als gij mij tot het uiterste brengt, sta ik niet voor de gevolgen in ... ga uit den weg . . ." Zijn opvliegende natuur ontvlamde, toen de andere hem stevig bij zijn mouw greep. „Gij zijt ongewapend," herhaalde hij op waarschuwenden toon. 122 „Ik herinner mij," antwoordde Don Ramon ; „ik liet mijn wapenen bij den wapensmid achter . . . toch kan ik u tegenhouden . . ." „Gij zijt een groote gek", riep Fairfoul uit, zijn mouw loswringende, „veronderstel, dat ik van plan was uw fanatiek plan te verraden, zoudt gij er mij dan op deze wijze van kunnen terughouden ?" „Ja, op deze wijze!" riep Don Ramon uit, hem bij de keel grijpend. Fairfoul wankelde; hij was de kleinste en geenszins door zoo'n furie bezeten; toch hield hij zich staande, rukte zich half los. en greep met zijn vrije hand het pistool beet, dat hij heimelijk bij zich droeg. Don Ramon zag de beweging, stootte een korten, harden lach uit en liet hem los om het wapen te grijpen. De Ier was hem echter te vlug af en bracht den ander met de kolf een geweldigen slag toe op het voorhoofd, juist daar, waar de bruine krullen zich scheidden. Don Ramon tuimelde half bedwelmd naar voren, strekte de handen uit en viel zijdelings op zijn elleboog neer. „Ik heb je wel gezegd, dat je gek waart," hijgde Fairfoul. VERTALING VAN EXERCISE 30 VERVOLG III Don Ramon lachte, trachtte overeind te komen, gleed uit en viel bewusteloos met het gelaat op den grond. Fairfoul schikte met bevende vingers zijn verwarde kleeren terecht, stak zijn pistool weer in den zak en raapte zijn hoed op. Achter den molen brak een dof-roode streep door de zwarte wolken heen; een sombere zonsondergang maakte een einde aan den grauwen dag. 123 Fairfoul liep haastig den straatweg op en de stad weer in. Hij ging naar een herberg op de Plaats, nuttigde een goeden maaltijd, bleef daar zitten tot de klok zes uur sloeg en begaf zich toen door de koude, verlichte straten naar het Binnenhof, waar hij verzocht den Raadpensionaris te mogen spreken, bij wien hij na eenig oponthoud werd toegelaten. Zijn onderhoud met mijnheer Fagel was zeer kort, maar 't einde er van was, dat deze hem in zijn koets meenam naar het Huis ten Bosch, om een audiëntie bij den Stadhouder te vragen. De Prins zat aan tafel, de Raadpensionaris liet hem echter weten, dat 't een zaak gold van het uiterste gewicht, zoodat de Prins, wiens geest steeds was voorbereid op internationale verwikkelingen, hem onmiddellijk te woord stond. Hij vond mijnheer Fagel wachtende in het met zwarte en witte tegels bevloerde voorhuis. «Wat is er gaande?" vroeg hij dadelijk. .Uwe Hoogheid," zeide mijnheer Fagel met nadruk, „ik heb daar buiten in mijn koets een schurk zitten, die bereid is alle bijzonderheden mede te deelen betreffende een samenzwering." .Een samenzwering?" viel de Prins hem met ongeduld en teleurstelling in de rede; „ik dacht dat gij met belangrijk nieuws kwaamt." Fagel stond echter pal en zeide: „Ik weet, hoe onverschillig Uwe Hoogheid is, waar 't zulke zaken geldt — maar dit is zeer ernstig — de kerel is in het leger geweest en men heeft gebruik van hem gemaakt om met de Republikeinsche partij in Amsterdam te intrigeeren . . ." Dit boezemde den Prins onmiddellijk belang in en hij zeide met gefronste wenkbrauwen: „Amsterdam!" — „ik wil hem nu terstond zien om te weten te komen, of het de moeite waard is." „Maar niet alléén, Hoogheid?" «Mijnheer Fagel — ga de Prinses gezelschap houden, die alleen aan tafel zit en die 't hier wel vreeselijk vervelend zal vinden na Whitehall." 'ffik- De Raadpensionaris, die een haastigen blik had kunnen werpen op een vrouw van ongewone pracht en uitheemschen rijkdom. 1 EXERCISE 1 THE WOLF AND THE LAMB A wolf met a lamb by the side of a brook. The wolf wanted to eat the lamb. "How dare you make the water muddy?" he said. "I cannot drink it now." "The water runs from you to me," said the lamb, "solcannot spoil your drink." "Be that as it may," said the wolf, "you said some bad things about me last year." "I was not bom a year ago," said the lamb. "Then it was your father," cried the wolf, and with that he sprang on the poor helpless lamb and ate her up. to meet, ontmoeten. to spoil, bederven, brook, beek. to cry, schreeuwen, to dare, durven. to spring, springen, muddy, troebel. helpless, hulpeloos. Be that as it may, alles goed en wel. to say bad things about iemand belasteren, somebody, a year ago, een jaar geleden. EXERCISE 2 THE FOX AND THE WOODMAN A fox, hard pressed by the hounds after a long run, came up to a man who was cutting wood, and begged him to afford him some place where he might hide himself. The man shewed him his own hut; and the fox, creeping in, hid himself in a corner. The hunters presently came up, and asked the man whether he had seen the fox. "No," said he, but pointed with his finger to 1 2 the corner. They, however, not understanding the hint, were off again immediately. When the fox perceived that they were out of sight, he was stealing off without saying a word. But the man upbraided him, saying: "Is this the way you take leave of your host, without a word of thanks for your safety?" "A pretty hostl" said the fox, turning round upon him, 'if you had been as honest with your fingers as you were with your tongue, I should not have left your hut without bidding you farewell." woodman, houthakker. hunter, jager, pressed, achtervolgd. hint, wenk. hound, jachthond. to steal off, wegsluipen, to beg, smeeken. to upbraid, berispen, to hide, verbergen. to take leave, afscheid nemen, to show, wijzen. host, gastheer, creeping in, sloop er in. safety, veiligheid, corner, hoek. to bid farewell, vaarwel zeggen. EXERCISE 3 THE RAVEN AND THE FOX A raven carried away a piece of poisoned meat in his claws, which a gardener had thrown there to poison his neighbour's cats. He was just going to eat it on the top of an old oak, when a fox crept towards him, and cried: "Hail, bird of Heaven!" "For whom do you take me ?" asked the raven. "For whom I take you ?" answered the fox. "Are you not the active eagle, who is sent down daily from Heaven to feed me, poor creature I am ? Why do you disguise yourself ? Do I not see the gift in your claw, which the Heaven still sends me by you?" The raven was surprised and much pleased to be taken for an eagle. "I must not undeceive the fox," though he. 3 Generously stupid, he allowed his prey to fall down, andflew proudly away. The fox caught the meat with a laugh, and devoured it with malicious joy. But his joy was soon turned to pain, the poison began to work, and he died. raven, poisoned, claw, to throw, to creep, hail, active, eagle, raaf. vergiftigd. klauw. werpen. sluipen. gegroet. werkzaam. arend, adelaar. creature, to disguise, gift, to undeceive, prey, proudly, malicious, to turn to pain, schepsel. vermommen. gave. uit de dwaling helpen. buit. trotsch. boosaardig. in smart veranderen. EXERCISE 4 THE FATHER, SON, AND ASS. A man and his son were driving their ass to the fair to sell him. On the way they met some people who began to laugh at them and to say; "Look at the foolish pair trudging along on foot when they might be riding." The man put his son on the ass and walked bij his side. Soon they met some more people, who called out: "Look at that idle young scamp riding while his father has to walk." Hearing this, the son got down, and his father got up. In a little while they met others in the road who said: "You are a lazy fellow to load the poor ass like that. You two are better able to carry him than he is te carry you." "Anything to please you," said the man, getting down. Then he tied the animal's legs together, and placing a stout pole between them, he and his son tried to carry the beast on their shoulders. 4 AH the people now ran to see the strange sight, and the ass began to kick. The cords broke, and the animal feil off the pole into a river they were crossing. So in trying to please everybody they pleased nobody, and lost the ass into the bargain. to drive, drijven. to load, laden, fair, markt. to carry, dragen, foolish, gek. to tie, binden, to trudge, voortsukkelen. pole, paal. idle, lui. sight, schouwspel, scamp, deugniet. to kick, schoppen. into the bargain, op den koop toe. EXERCISE 5 THE LION AND THE MOUSE One day, as a lion was lying asleep in a forest, some mice began to amuse themselves by running over him. At last they awoke him; and, starting up, he laid his paw upon one little thing that could not get away with th<» rest. The lion was just going to kill the little thing, when it began to plead for its life. It pleaded so hard, that at last the lion let it go; and the grateful mouse said: "Noble lion! I trust I may one day be able to repay your kindness to me." The lion smiled at the idea, of such a little animal ever being of use to him; and the mouse ran off to its hole. Some time after this, the lion was caught in a strong net made of ropes, that had been spread for him in the forest by some hunters. He struggled in vain to get free, and roared with pain and terror. The little mouse heard him, and ran to his help. Itsettowork with its sharp teeth; and at last after a great deal of labour, it gnawed through the rope, and set the lion free. s forest, bosch. rope, touw. to amuse, vermaken. to spread, uitspannen, to awake, wakker maken. to struggle, worstelen, to start, opspringen. in vain, te vergeefs, to lay, leggen. to roar, brullen, paw, poot met klauw. terror, schrik, to plead, pleiten. labour, arbeid, grateful, dankbaar. to gnaw, knagen, idea, idee. to set free, verlossen, to catch, verward raken, vangen. EXERCISE 6 THE TAME TIGER A gentleman in India nearly lost his life, on one occasion, through a tame tiger which he had. He had got it when it was quite young, and had it so trained that it played about and followed him like a little dog. He was sitting one evening outside his tent reading, while his little pet tiger lay stretched on the ground close beside him. With one hand he held the book, while the other hung by his side. The tiger began to lick his hand, and continued to do so for some time. A low growl made the gentleman turn his head and look down. He saw that his hand was covered with blood. In an instant he knew that the fatal instinct of the animal had awoke, and that if he withdrew his hand, the tiger, having now tasted blood, would at once spring upon him. Seeing his servant at a little distant, he called to him to bring his loaded gun and shoot the tiger dead on the spot. The gentleman sat quite still, allowing the tiger to growl and lick the blood at his pleasure. The moments thus spent seemed to him a very long time indeed. At length, however, the servant brought the gun, approached very stealthily, so as not to disturb the animal, took a steady aim, and shot it through the heart. 6 tiger, tijger. to awake, ontwaken, life, leven. to withdraw, terugtrekken, to get, krijgen. to taste, proeven, to train, africhten. loaded gun, geladen geweer, one evening, op zekeren avond, to shoot, schieten, to lay stretched, uitgestrekt liggen, to spend, doorbrengen, to lick, likken. to approach, naderen, growl, gebrom. stealthily, heimelijk, fatal instinct, noodlottig instinct, to disturb, stooren. EXERCISE 7 AN ELEPHANT'S REVENGE A French gentleman resident in India had a young elephant which was exceedinly tame and was treated as a pet It was allowed to roam all over the house, and was accustomed to come into the dinning-room after dinner to beg delicacies from the guests. One day when a large party was seated at table taking dessert, the elephant came round, and putting its trunk between the guests, begged from them gifts of fruit. One of the gentlemen refused to give it anything, but the animal would not leave him. At length, being greatly annoyed at the elephant's importunity, he lifted his fork and gave its trunk a smart stab with the prongs. The animal went off and finished its rounds. Shortly after, however, it went into the garden, tore off the branch of a tree which was swarming with large black ants, returned to the room and shook the branch violently over the gentleman's head. In a moment he was covered with the ants, which bit him severely. They filled his hair, crept down his neck, and crawled up his sleeves. He brushed some of them off, stamped in his anger, shook his clothes, and did his best to rid himself of the annoyance ; but he could not manage it, and was obliged to undress and get into a bath to free himself from his tormentors. The rest of 7 the guests could not help laughing at the occurrence, and petted the animal more fondly than bef ore. revenge, wraak. to shake, schudden, resident, woonachtig. violently, met geweld, he tame, mak. to cover, bedekken, pet, lieveling. to bite, bijten, to roam, rondzwerven, to fill, vullen, to accustom, gewoon zijn. to creep, kruipen, delicacy, lekkernij. to crawl, kruipen, guest, gast. sleeve, mouw. dessert, dessert. to stamp, stampvoeten, trunk, slurf. anger, toorn, to leave, verlaten. to rid, ontdoen, to annoy, ergeren. to free, bevrijden, importunity, aandringen. tormentor, kwelgeest, to tear off, afbreken. occurrence, geval, branch, boomtak. to pet, vertroetelen, ant, mier. EXERCISE 8 THE INDIAN AND THE SPANIARD A Spanish travelier met an Indian in the middle of a desert. They were both on horseback, but the Spaniard was afraid that his horse would not be able to carry him to the end of his journey, as it was very old and tired. He therefore demanded the Indian's horse, which was young and strong, in exchange for his. The Indian, as was natural, refused to comply with the unjust demand. The Spaniard then tried to piek a quarrel with him, and they soon came to blows. The Spaniard being well armed, easily defeated the Indian, and seizing his vigorous steed, continued his journey. The Indian followed him to the nearest town, and lodged 8 a complaint against the thief, who was accordïngly sumrnoned to appear before the judge, and bring the horse with him. The Spaniard swore that the Indian was an impostor, that the horse was his own, and that he had reared it himself. There being no proof to the contrary, the judge was about to dismiss the case, when the Indian cried: "The horse is mine, and I will prove it." He thereupon suddenly threw his cloak over the animal's head, and thus addressed the judge: "This man declares that he has had this horse since it was quite young; make him teil which of its eyes is blind." The Spaniard, not wishing to appear to have any doubts on the point, at once said: "The right eye." The Indian then uncovered the horse's head, and said: "Neither the right oor the left; he is not blind at all." The judge, convinced by a proof so ingenious and strong, ordered the horse to be restored to its rightful owner, and the Spaniard received his well-deserved punishment. travelier, reiziger. to swear, zweren, the middle, het midden. impostor, bedrieger, desert, woestijn. to rear, grootbrengen, on horseback, te paard. to dismiss, afwijzen, journey, reis. case, zaak. to tire, vermoeien. to throw, werpen, in exchange, in ruil. cloak, mantel, to comply with, voldoen aan. to doubt, twijfelen, demand, vraag. to uncover, ontblooten. to try, trachten. to convince, overtuigen, vigorous, sterk. proof, bewijs, steed, ros. ingenious, vernuftig, nearest, dichtstbijzijnde. to restore, teruggeven, to summon, dagvaarden. well-deserved, welverdiende, to appear, verschijnen. punishment, straf. to piek a quarrel, ruzie maken. to come to blows, handgemeen worden. to defeat somebody, iemand de baas worden. to lodge a complaint against, een aanklacht indienen tegen. 9 EXERCISE 9 THE LARK AND HER YOUNG ONES A lark had a nest with young ones in a field of corn which was almost ripe, and was under some fear lest the reapers should come, before her young ones were able to fly. Therefore, upon flying out to look for food, she ordered them to take notice of what they shoüld hear in her absence. When she was gone, they heard the owner of the corn call to his son: "Well," says he, "I think this corn is ripe enough, I would have you go early to-morrow, and desire our friends and neighbours to come and help us to reap it." When the old lark came home, the young ones, quivering and chirping round her, related what had happened, begging her to remove them as fast as she could. Be easy; "for", says the mother, "if the owner depends upon friends and neighbours, I am pretty sure the corn will not be reaped to-morrow". Next day, when the owner, expecting those he had sent for, found that not a soul came to assist him, he said to his son : "You must go to your uncles and cousins, and teil them, I desire they would be here to-morrow morning to help us to reap." This the young ones, in a great fright, reported also to their mother. "If that be all", says she, "do not be frightened, children, for relations are generally not so very forward to serve one another; but take particular care what you hear him say tomorrow, and be sure you let me know it." She went out the next day as usual; and the owner, finding his relations no more ready to assist him than his neighbours, said to his son t "Hark ye, George! get a couple of good sickles ready by to-morrow morning, and then we will reap the corn ourselves." When the young ones told their mother this, "Now," says she, "we must be off indeed 1 for, when a man undertakes his business himself, it is not likely that it should be left undone." So she removed her young ones immediately, and the corn was reaped the next day by the man and his son. 10 lark, leeuwerik. to relate, vertellen, field of corn, korenveld. to remove, vervoeren, wegbrengen. almost, bijna. to depend, vertrouwen op. fear, vrees. to assist, helpen, bijstaan, reaper, maaier. relations, bloedverwanten, absence, afwezigheid. as usual, net als gewoonlijk, owner, eigenaar. hark ye, luister eens. to reap, maaien. sickle, zeis, sikkel, to quiver, trillen, beven, likely, waarschijnlijk, to chirp, tjilpen. undone, ongedaan, to take notice of, letten op. EXERCISE 10 THE MYSTERIOUS LETTER One Sunday morning, a clergyman in the neighbourhood of Aberdeen went up to the pulpit, as usual, to conduct the service. On opening the Bible, he noticed a folded paper, which he took to be an intimation placed there by the beadle. Before pronouncing the benediction, he began to read the paper in a loud voice, when he suddenly stopped, turned pale, and concluded the service with so much agitation, that the people wondered what was the matter. When the congregation was dismissed, he was asked the cause of his emotion, but he withdrew to the manse without answering the question. The letter ran as follows: "Yesterday evening when returning to Aberdeen, I was stopped near the village, by the beadle and the precentor. Having killed and robbed me, they threw my body into the Dee." It bore the signature of a pedlar well known in the district, who often lodged with the beadle, a tavern-keeper in the village. Havind dined, 11 and reflected on the strange incident for some time, the clergyman took up his Bible and repaired to a justice of the peace, to teil him what had happened. On opening the paper to read it, the justice found that there was no writing on it, and began to think that the clergyman, who stood dumbfounded, had been dreaming. The latter, recovering at length from his surprise, declared that it was no dream, but a reality; and it was arranged that secret inquiries should be made in Aberdeen regarding the pedlar. It was found that he had been expected there on Saturday evening, but had never appeared. Search had been made for him in all directions, but in vain. The justice resolved to have the beadle and the precentor examined separately as to their knowledge of the lost pedlar; but the examination threw no light on his whereabouts. Just then some salmonfishers reached the village, bringing the body of the pedlar, which they had found in the Dee, and which bore marks of violence. In the left hand, which was convulsively closed, was a button like those on the precentor's coat, from which one was a-wanting; and on closer inspection it seemed to have been torn off in a struggle. Confounded by this unexpected confirmation of their guilt, the two murderers confessed their crime, and were condemned te death. It turned out afterwards that the clergyman's servant, an intelligent but timid young man, had, on the night of the murder, been on a visit to a farm near the village, and had witnessed the murder. He recognised the perpetrators of the deed, but kept himself hid, not having courage to interfere on behalf of their victim. Returning home, he passed a sleepless night. His conscience told him that he ought not to conceal such a crime, but the fear of appearing as a witness against the murderers hindered him from becoming an informer. After much hesitation, he resolved to write the letter and put it in his master's Bible. But scarcely had the clergyman gone to the church, when he repented of having gone so far. He thought his handwriting would be recognised, and that he being the only witness, the charge would not be proven. These new ideas made him take the letter out of the Bible when 12 his master was at dinner, and put in its place a piece of blank paper. It was only after the execution of the assassins that he cleared up the mystery. mysterious, geheimzinnig, convulsively, krampachtig, clergyman, dominee. to want, ontbreken, neighbourhood, buurt. noodig hebben, pulpit, preekstoel. struggle, worsteling, as usual, gewoonlijk. to struggle, worstelen, folded, gevouwen. to confound, in de war brengen, intimation, kennisgeving, unexpected, onverwacht, beadle, kerkeknecht. conhrmation, bevestiging, benediction, zegen. guilt, schuld, to turn pale, bleek worden, to confess, bekennen, to conclude, besluiten. to condemn, veroordeelen. agitation, gemoedsbeweging, intelligent, verstandig, to wonder, benieuwd zijn. timid, verlegen, manse, pastorie. farm, boerderij, precentor, voorzanger. to recognize, herkennen, pedlar, marskramer. perpetrator, bedrijver, to lodge, logeeren. to keep hid, schuil houden, to reflect, nadenken. to interfere, tusschenbeide komen. incident, voorval. on behalf, ten behoeve, to repair, zich begeven, sleepless, slapeloos, to recover, herstellen. conscience, geweten, rèality, werkelijkheid, to conceal, verbergen, inquiry, onderzoek. to hinder, beletten, to appear, verschijnen. informer, aanklager, separately, afzonderlijk. to repent, berouw hebben, whereabouts, verblijfplaats, witness, getuige, salmon-fisher, zalmvisscher. execution, terechtstelling, to reach, bereiken. to clear up, ophelderen, justice of the peace, vrederechter. to stand marks of the peace, vrederechter. dumbfounded, verslagen staan, violence, sporen van geweld. 14 shouted the man at the door in a stentorian voice. A great sensation was created throughout the room by the entrance of a tall gentleman in a blue coat and bright buttons, a large lady in blue satin, and two young ladies, on a similar scale, in fashionably-made dresses of the same hue. "Commissioner — head of the yard — great man — remarkably great man," whispered the stranger in Mr. Tupman's ear, as the charitable committee ushered Sir Thomas Clubber and family to the top of the room. The Honourable Wilmot Snipe, and other distinguished gentlemen crowded to render homageto the Miss Clubbers; and Sir Thomas Clubber stood bolt upright, and looked majestically over his black neckerchief at the assembied company. "Mr. Smithie, Mrs. Smithie, and the Misses Smithie," was the next announcement. "What's Mr. Smithie?" inquired Mr. Tracy Tupman. "Something in the yard," replied the stranger. Mr. Smithie bowed deferentially to Sir Thomas Clubber; and Sir Thomas Clubber acknowledged the salute whit conscious condescension. Lady Clubber took a telescopic view of Mrs. Smithie and family through her eyes-glass, and Mrs. Smithie stared in her turn at Mrs. Somebody else, whose husband was not in the Doek-yard at all. •Colonel Bulder, Mrs. Colonel Bulder, and Miss Bulder", were the next arrivals. "Head of the Garrison," said the stranger, in reply to Mr. Tupman's inquiring look. to whisper, fluisteren. Commissioner, Commissaris, impression, indruk. fancy dress, maskerade-pak. foreigner, vreemdeling. nonsense, onzin, to throw open, openwerpen. ensign, vaandrig, crimson, donkerrood. stentorian voice, stentorstem, chandelier, candelaber. sensation, opschudding, to station, plaatsen, hue, kleur, gaan staan. 17 indefatigable, onvermoeid. fan, waaier, unremitting, onophoudelijk, curtsey, buiging. to break silence, het stilzwijgen verbreken. EXERCISE 13 CONTINUED III The surprise of Mr. Tupman at this summary proceeding, great as it was, was immeasurably exceeded by tbe astonishment of the Doctor. The stranger was young, and the widow was flattered. The Doctor's attentions were unheeded by the widow; and the Doctor's indignation was wholly lost on his imperturbable rivat Doctor Slammer was paralysed. He, Doctor Slammer, of the 97th., to be extinguished in a moment, by a man whom nobody had ever seen before, and whom nobody knew even now! Doctor Slammer — Doctor Slammer of the 97th. rejected! Impossible! It could not be 1 Yes, it was; there they were. What! introducing his friend I Could he believe his eyes! He looked again, and was under the painful necessity of admitting the veracity of his opties; Mrs. Budger was dancing with Mr. Tracy Tupman, there wasno tnistaking the fact. There was the widow before him, bouncing bodily, here and there, with unwonted vigour; and Mr. Tracy Tupman hopping about, with a face expressive of the most intense solemnity, dancing (as a good many people do) as if a quadrille were not a thing to be laughed at, but a severe trial to the feelings, which it requires inflexible resolution to encounter. Silently and patiently did the Doctor bear all this, and all the handings of negus, and darting for biscuits, and coquetting, that ensued; but, a few seconds after the stranger had disappeared 2 23 defensive; and if, on this very first occasion of being put to the test, he shrunk back from the trial, beneath his leader s eye, his name and standing were lost for ever. Besides, he remembered to have heard it frequently surmised by the uninitiated in such matters, that by an understood arrangement between the seconds, the pistols were seldom loaded with ball; and, furthermore, he reflected that if he applied to Mr. Snodgrass to act as his second, and depicted the danger in glowing terms, that gentleman might possibly communicate the intelligence to Mr. Pickwick, who would certainly lose no time in transmitting it to the local authorities, and thus prevent the killing or maiming of his follower. Such were his thoughts when he returned to the coffee-room, and intimated his intention of accepting the Doctor's challenge. •Will you refer me to a friend, to arrange the time and place of meeting?" said the officer. ■Quite unnecessary," replied Mr. Winkle; "name them to me, and I can procure the attendance of a friend afterwards." •Shall we say — sunset this evening?" inquired the officer, in a careless tone. •Very good," replied Mr. Winkle; thinking in bis heart it was very bad. *You know Fort Pitt T "Yes; I saw it yesterday." *If you will take the trouble to turn into the field which borders the trench, take the foot-path to the left when you arrivé at an angle of the fortification, and keep straight on 'till you see me, I will precede you to a secluded place, where the affair can be conducted without fear of interruption." •Fear of interruption I" thought Mr. Winkle. coat, jas. warlike, krijgszuchtig, dress-coat, rok. reputation, goede naam. to stagger, achteruit deinzen, dexterity, behendigheid, minutely, nauwkeurig. to depict, afschilderen, to refer, verwijzen. to maim, verminken. 24 unwelcome, ongewenscht, niet welkt token, teeken. challenge, uitdaging, to have a vague recollection, local authorities, to intimate, in a careless tone, to keep straight on, trench, gracht, i. secluded, afgezonderd, eenzaam. een flauwe herinnering hebben. plaatselijke overheid. te kennen geven. op onverschilligen toon. rechtuit gaan. EXERCISE 16 CONTINUED i •Nothing more to arrange, I think," said the officer. «I am not aware of anything more," replied Mr. Winkle «Good morning." "Good morning:" and the officer whistled a lively air as he strode away. That morning's breakfast passed heavily off. Mr. Tupman was not in a condition to rise, after the unwonted dissipation of the previous night; Mr. Snodgrass appearedtolabourunderapoetical depression of spirits; and even Mr. Pickwick evinced an unusual attachment to silence and soda-water. Mr. Winkle eagerly watched his opportunity: it was not long wanting. Mr. Snodgrass proposed a visit to the castte, and as Mr. Winkle was the only other member of the party disposed to walk, they went out togetber. "Snodgrass," said Mr. Winkle, when they had turned out of the public street, "Snodgrass, my dear fellow, can I rely upon your secrecy?" As he said this, he most devoutly and earnestly hoped he could not 25 "You can," replied Mr. Snodgrass. "Hear me swear —" "No, no," interrupted Winkle, terrified at the idea of his com- panion's unconsciously pledging himself not to give information; "don't swear, don't swear; it's quite unnecessary." Mr. Snodgrass dropped the hand which he had, in the spirit of poesy, raised towards the clouds, and assumed an attitude of attention. "I want your assistance, my dear friend, in an af fair of honour," said Mr. Winkle. "You shall have it," replied Mr. Snodgrass, clasping his friend's hand. •With a Doctor — Doctor Slammer, of the Ninety-seventh," said Mr. Winkle, wishmg to make the matter appear as solemn as possible; " an af fair with an officer, seconded by another officer, at sunset this evening, in a lonely field beyond Fort Pitt." "I will attend you," said Mr. Snodgrass. He was astonished, but by no means dismayed. It is extraordinary how cool any party but the principal can be in such cases. Mr. Winkle had forgotten this. He had judged of his friend's feelings by his own. "The consequences may be dreadful," said Mr. Winkle. "I hope not," said Mr. Snodgrass. "The Doctor, I believe, is a very good shot," said Mr. Winkle. "Most of these military men are," observed Mr. Snodgrass, calmly; "but so are you, an't you ?" Mr. Winkle replied in the affirmative; and perceiving that he had not alarmed his companion sufficiently, changed his ground. "Snodgrass," he said, in a voice tremulous with emotion, "if I fall, you will find in a packet which I shall place in your hands a note for my — for my father." This attack was a failure also. Mr. Snodgrass was affected, but he undertook the delivery of the note as readily as if he had been a Twopenny Postman. "If I fall," said Mr. Winkle, "or if the Doctor falls, you, my 26 dear friend, will be tried as an accessory before the fact. Shall I involve my friend in transportation — possibly for life 1" Mr. Snodgrass winced a little at this, but his heroism was invincible. "In the cause of friendship," he fervently exclaimed, "I would brave all dangers." How Mr. Winkle cursed his companion's devoted friendship internally, as they walked silently along, side by sjde, each immersed in his own meditations 1 The morning was wearing away; he grew desperate. "Snodgrass," he said, stopping suddenly, "do not let me be baulked in this matter — do not give information to the local authorities — do not obtain the assistance of several peace officers, to take either me or Doctor Slammer, of the Ninetyseventh Regiment, at present quartered in Chatham Barracks, into custody, and thus prevent this duel; — I say, do not." dissipation, uitspatting. to affect, aandoen. to evince, aan den dag accessory, medeplichtige. leggen, to wince, ontstellen, •ecrecy, geheimhouding. terugdeinzen, terrified, verschrikt. heroism, heldenmoed, to dismay, verschrikken. invincible, onverwinnelijk. affirmative, ' bevestigend. to brave, trotseeren. to alarm, ontstellen, on- to curse, vervloeken, gerust maken. verwenschen. tremulous, bevend. internally, inwendig, emotion, ontroering. side by side, naast elkander, transportation, verbanning. to immerse, verdiepen. depression of spirits, melancholie to take into custody, arresteeren. 40 "I have seen my uncle since the trial, sir. He is gone back to hls home now, and the poor sinner is forsaken of all. I beseech you to get leave for me to be with her." «What! have you courage to stay all night in the prison? She is very sullen, and will scarcely make answer when she is spoken to." «Oh, sir, it may please God to open her heart still. Don't let us delay." "Come, then," said the elderly gentleman, ringing and gaining admission; "1 know you have a key to unlock hearts." Dinah mechanically took off her bonnet and shawl as soon as they were within the prison court, from the habit she had o! throwing them off when she preached or prayed, or visited the sick; and when they entered the jailer's room, she laid them dow'n on a chair unthinkingly. There was no agitation visible in her, but a deep concentrated calmness, as if, even when she was speaking, her soul was in prayer reposing on an unseen support. After speaking to the jailer, the magistrate turned to her and said: "The turnkey will take you to the prisoner's cell, and leave you there for the night, if you desire it; but you can't have a light during the night — it is contrary to rules. My name is Colonel Townley: if I can help you in anything, ask the jailer for my address, and come to me. I take some interest in this Hetty Sorrel, for the sake of that fine fellow, Adam Bede: I happened to see him at Hayslope the same evening I heard you preach, and recognised him in court to-day, ill as he looked." «Ah, sir, can you teil me anything about him? Can you teil me wnere he lodges? For my poor uncle was too much weighed down with trouble to remember." «Close by here. I inquired all about him of Mr. Irwine. He lodges over a tinman's shop, in the street on the right hand as you entered the prison. There is an old schoolmaster with him. Now, good-bye: I wish you success." "Farewell, sir. I am grateful to you." 41 chaplain, predikant to unlock, ontsluiten, to strike, strijken. mechanically, werktuiglijk, to preach, preeken. bonnet, vrouwenhoed magistrate, magistraat (zonder rand), admittance, toegang. shawl, doek, sjaal, to entreat, smeeken. jailer, cipier, trial, verhoor. unthinkingly, zonder er bij te sinner, zondaar, denken, zondares. onnadenkend, to forsake, verzaken, agitation, bejaagdheid. verlaten. soul, ziel. to beseech, smeeken. unseen, onzichtbaar, sullen, eigenzinnig. turnkey, cipier, to delay, talmen, fine, voortreffelijk. uitstellen. to lodge, huisvesten, zijn verblijf houden, to be weighed, terneergedrukt zijn. I am grateful to you, ik blijf u dankbaar, we are kin, wij zijn bloedverwanten, with a ruminating air, peinzend. EXERCISE 23 CONTINUED n As Dinah crossed the prison court with the turnkey, the solemn evening light seemed to make the walls higher than they were by day, and the sweet pale face in the cap was more than ever like a white flower on this background of gloom. The turnkey looked askance at her all the while, but never spoke: he somehow feit that the sound of his own rude voice would be grating 55 it had gone out of my mind, het was uit mijn hoofd gegaan. I was struck like a stone, ik werd gevoelloos als een steen, she was silent, zij zweeg, she burst out with a sob, zij barstte snikkend uit. EXERCISE 28 THE TRAITOR The gunsmith's shop, the artist's room with the glowing stove, the cage of doves, the glittering painting of still life had become to Don Ramon as a dream. He remembered them with a kind of horror as he leant against the corner of the house and stared at the box that contained the heart of Mr. Cornelius de Witt. In his right hand he held the key, which was fantastically shaped of fine silver filigree; as his fingers slackened, it feil with a clear clink to the cobbles. This sound called him back to the reality. He stooped, caught up the key and in raising his head saw Mr. Dermot Fairfoul crossing the street, and looking at him with a careless yet pointed air of insolence. The blood began to stir in the frozen veins of Don Ramon; he stepped lightly across to the Irishman. •Where are you going?" he asked in a thick tone. •What is that to you?" demanded Mr. Fairfoul, coming to a pause. Don Ramon laughed and laid his hand heavily on the other's shoulder. •Where are you going?" he repeated. Mr. Fairfoul noted dangerous eyes, a reckless bearing, a look that he had never seen on the serene face of Don Ramon before, and he used the instinctive caution of a man face to face with an unusual mood in another. •I am going to the Binnenhof," he answered pleasantly enough. 73 VERTALING VAN EXERCISE 4 VADER, ZOON EN EZEL Een man en zijn zoon dreven hun ezel naar de markt om hem te verkoopen. Onderweg ontmoetten zij eenige menschen, die hen uitlachten en zeiden; „Zie dat gekke paar te voet voortsukkelen, terwijl zij rijden konden." De man zette zijn zoon op den ezel en hij liep er naast. Weldra ontmoetten zij wat meer volk, dat uitriep: „Zie dien luien jongen deugniet rijden, terwijl zijn vader moet loopen." Dit hoorende, ging de zoon van den ezel af en zijn vader erop. Na een poosje ontmoetten zij andere menschen op den weg, die zeiden: „Gij zijt een luie jongen om den armen ezel zoo te beladen. Gij beiden zijt beter in staat hem te dragen, dan hij in staat is u te dragen." .Juist zooals u wilt," zei de man, die van het dier afging. Hij bond toen de pooten van den ezel samen, stak er een sterken paal door, dién zij over de schouders namen en trachtten zoo het beest te dragen. Iedereen kwam nu aangeloopen, om dat vreemde schouwspel te zien, en de ezel begon te schoppen. De touwen braken en het beest viel van den paal in een rivier, die zij juist overgingen. Door zoo iedereen te willen behagen, behaagden zij niemand, en verloren den ezel op den koop toe. VERTALING VAN EXERCISE 5 DE LEEUW EN DE MUIS Eens, toen een leeuw in een bosch lag te slapen, begonnen eenige muizen zich te vermaken met over hem heen te loopen. Eindelijk maakten zij hem wakker, en, opspringend, legde hij zijn poot op een klein ding, dat niet met de anderen weg kon komen. 75 hij op korten afstand zijn bediende zag, riep hij hem toe, zijn geladen geweer te brengen en den tijger onmiddellijk dood te schieten. De heer bleef volkomen stil zitten, terwijl hij den tijger naar genoegen liet grommen en het bloed likken. De dus doorgebrachte oogenblikken schenen hem zeer lang toe. Eindelijk evenwel bracht de bediende het geweer, naderde heimelijk, om het dier niet te storen, mikte, en schoot het door het hart. VERTALING VAN EXERCISE 7 WRAAK VAN EEN OLIFANT Een Franschman, woonachtig in Indië, had een jongen olifant, die zeer mak was en als een lieveling behandeld werd. Hij mocht door het geheele huis rondzwerven en was gewoon in de eetzaal te komen na het diner, om lekkernijen van de gasten te vragen. Op een keer, toen een groot gezelschap aan tafel het dessert zat te gebruiken, kwam de olifant rond en stak zijn slurf tusschen de gasten, om hun iets van de vruchten te vragen. Een van de heeren weigerde hem iets te geven, maar het dier wilde hem niet verlaten. Eindelijk, zeer geërgerd door het aandringen van den olifant, nam hij zijn vork en gaf het dier een pijnlijken prik met de tanden in zijn snuit. Het dier ging weg en eindigde zijn rondgang. Kort daarna echter ging hij den tuin in, brak een boomtak af, die vol met zwarte mieren zat, ging terug naar de kamer en schudde met den tak hevig heen en weer boven het hoofd van den heer. In een oogenblik was hij bedekt met mieren, die hem hard beten; zij vulden zijn haar, kropen in zijn nek en liepen tegen zijn mouwen op. Hij borstelde er eenige af, stampvoette van toorn, schudde zijn kleeren en deed zijn best om zich van deze kwelling te ontdoen, maar het gelukte hem niet en hij 79 die dikwijls bij den kerkeknecht, een herbergier in het dorp, logeerde. Toen de dominee gegeten had en een tijd lang ovel het vreemde voorval had nagedacht, nam hij zijn Bijbel op en begaf zich naar een vrederechter, om hem te vertellen, wat er gebeurd was. Nadat de rechter het papier had opengemaakt om het te lezen, bevond hij, dat er niets op geschreven stond en begon te denken, dat de dominee, die verslagen stond, gedroomd had. Toen deze zich eindelijk van zijn verbazing herstelde, verklaarde hij, dat het geen droom, maar werkelijkheid was; en men kwam overeen, dat er in Aberdeen een geheim onderzoek zou ingesteld worden naar den marskramer. Men bevond, dat hij daar op Zaterdagavond verwacht was, maar in het geheel niet was verschenen. Er werd in alle richtingen, doch tevergeefs naar hem Ngezocht. De rechter besloot den kerkeknecht en den voorzanger afzonderlijk te laten ondervragen over hetgeen zij van den vermisten marskramer afwisten; maar het onderzoek bracht niet aan 't licht waar hij zich bevond. Terzelfder tijd bereikten eenige zalmvisschers het dorp, die het lijk van den marskramer, dat zij in de Dee gevonden hadden, en dat sporen van geweld droeg met zich medebrachten. In de linkerhand, die krampachtig gesloten was bevond zich een knoop, gelijk aan die aan de jas van den voorzanger, waaraan er een ontbrak; en bij nader onderzoek scheen deze er in een worsteling te zijn afgerukt. In de war gebracht door deze onverwachte bevestiging van hun schuld, bekenden de beide moordenaars hun misdaad en werden ter dood veroordeeld Later bleek het, dat de knecht van den dominee, een verstandige maar verlegen jonge man, op den avond van den moord een bezoek gebracht had aan een boerderij nabij het dorp, en getuige geweest was van den moord. Hij herkende de bedrijvers van de daad, maar hield zich schuil, daar hij niet den moed had om tusschen beide te komen ten behoeve van hun slachtoffer. Naar huis teruggekeerd zijnde, bracht hij een slapeloozen nacht door. Zijn geweten zeide hem, dat hij zulk een misdaad niet behoorde te verbergen maar de vrees om als getuige tegen de moordenaars te verschijnen' belette hem, aanklager te worden. Na lang aarzelen besloot hij 86 en de heer Tupman gingen naar de kamer van den laatste, om de geleende veeren terug te brengen aan den heer Winkle, die van dit alles volkomen onbewust was. Deze heer lag vast te slapen en spoedig was alles weer geborgen, waar het geweest was. De vreemdeling was bijzonder grappig en de heer Tracy Tupman, die geheel in de war was van wijn, sterke dranken, lichten en dames, beschouwde de geheele zaak als een prachtige grap. Zijn nieuwe vriend vertrok en na met eenige moeite de opening van zijn slaapmuts gevonden te hebben, waarin hij zijn hoofd moest steken, en vervolgens zijn blaker te hebben omgegooid in zijn pogingen om haar op te zetten, slaagde de heer Tracy Tupman er in zijn bed te bereiken, na een reeks van ingewikkelde gymnastische toeren, en kort daarop sluimerde hij in. VERTALING VAN EXERCISE 14 HET DUEL Den volgenden morgen had het nauwelijks zeven uur geslagen, toen Pickwick's schrander brein, door een luid kloppen aan zijn kamerdeur, uit den staat van onbewustheid werd gewekt, waarin de slaap hem had doen verzinken. „Wie is daar?" vroeg Pickwick opspringende. „De schoenpoetser, mijnheer." „Wat moet gij hebben?" „Zoudt gij mij, als 't u belieft, ook kunnen zeggen, mijnheerl wie van de heeren van uw gezelschap een blauwe gekleede jas draagt met vergulde knoopen, met P. C. er op?" „Zij is gegeven om geborsteld te worden," dacht Pickwick, „en nu heeft de man zeker vergeten aan wien zij behoort — mijnheer Winkle," riep hij, „twee deuren verder rechts." 83 in een andere afdeeling (de vrouw van den brouwer kwam wel bij de Bulders aan huis) en Mevrouw Tomlinson, de echtgenoote van den directeur van het Postkantoor, scheen met algemeene stemmen tot hoofd van den winkeliersstand, gekozen te zijn. Een van de meest geziene leden van zijn eigen kring was een kort, dik mannetje, met een krans van zwart recht opstaand haar om zijn hoofd, en een groote kale plek bovenop. — Dokter Slammer, officier van gezondheid bij het zeven-en-negentigste. De dokter nam met iedereen een snuifje, hij maakte overal een praatje, lachte, danste, verkocht grappen, speelde whist, deed alles en was overal.' Bij deze bezigheden hoe talrijk en verschillend zij ook waren — voegde de dokter nog een meer belangrijke — hij was onvermoeid in het bewijzen van allerlei attenties aan een kleine oude weduwe, wier rijke kleeding en talrijke sieraden te kennen gaven, dat zij een begeerlijke aanwinst voor een beperkt inkomen zou zijn.' De heer Tupman en zijn metgezel hadden beiden al eenigen tijd naar den dokter en de weduwe staan kijken, toen de vreemdeling het stilzwijgen verbrak. .Een aardig duitje geld — oude dame — ingeeelde dokter — 't is zoo kwaad nog niet bedacht — 't zou wel aardig zijn," waren de onduidelijke zinnen, die hij sprak. De heer Tupman keek hem vragend aan. .Ik zal eens met die weduwe gaan dansen," zei de vreemdeling. „Wie is zij?" vroeg Tupman. .Weet het niet — nooit gezien — maar ik zou den dokter er wel uit willen draaien - vooruit maar!" En onmiddellijk daarop ging de vreemdeling naar den anderen kant der zaal en bleef tegen den schoorsteenmantel geleund staan, .en begon met een blik vol eerbiedige droefgeestige teederheid het dikke gezicht der oude dame aan te staren. De heer Tupman stond er met stomme verbazing naar te kijken. De vreemdeling maakte snelle vorderingen; de kleine dokter danste met een andere dame — de weduwe liet haar waaier vallen, de vreemdeling raapte hem op en bood hem haar aan, een glimlach - een buiging - een gesprek van weinige woorden. De vreemdeling stapte kordaat op den ceremoniemeester 93 mijn voornemen te verhinderen — breng de zaak niet ter kennis der plaatselijke overheid — roep niet de hulp van verscheidene politie-agenten in om öf mij öf dokter Slammer van het zevenen-negentigste, op dit oogenblik in de Chathamkazerne in garnizoen, te arresteeren en op die wijze het duel te verhinderen; ik herhaal nog eens: doe dat niet." VERTALING VAN EXERCISE 17 VERVOLG IV Snodgrass greep de hand zijns vriends, terwijl hij met geestdrift antwoordde: „Voor niets ter wereld." Een rilling voer door Winkle's leden bij de overtuiging, dat hij van de vrees zijns vriends niets te hopen had en voorbestemd was een levend doelwit te worden. Nadat de geheele geschiedenis aan Snodgrass was verhaald en zij een foudraal met een paar uitstekende pistolen en even uitstekende kogels, kruit en slaghoedjes van een geweermaker gehuurd hadden, keerden de twee vrienden naar hun hotel terug; Winkle, om over den naderenden strijd na te denken, en Snodgrass, om de wapenen voor onmideHijk gebruik in gereedheid te brengen. Het was een sombere mistige avond, toen zij zich op weg begaven voor hun onaangename onderneming. Winkle had zich in een grooten mantel gehuld, opdat niemand op hem letten zou en Snodgrass droeg de moordtuigen onder den zijnen. „Hebt gij alles bij u?" vroeg Winkle met een onvaste stem. .Alles," antwoordde Snodgrass; volop ammunitie, voor het geval dat de eerste schoten doel missen. Er is twee en een half ons kruit in den hoorn en ik heb twee couranten bij mij voor proppen." 91 VERTALING VAN EXERCISE 16 VERVOLG III „Anders niets af te spreken, geloof ik," zei de officier. „Ik weet niets meer te bedenken," antwoordde Winkle. „Goeden morgen 1" „Goeden morgen!" En de officier floot een vroolijk deuntje, terwijl hij heenging. Dien morgen was het ontbijt verre van opgewekt. Tupman was niet in staat om op te staan na de ongewone uitspatting van den vorigen avond; Snodgrass scheen aan dichterlijke neerslachtigheid te lijden en zelfs Pickwick legde een ongewone voorkeur voor spuitwater en stilzwijgendheid aan den dag. Winkle wachtte in groote spanning een goede gelegenheid af. Deze bleef niet lang uit. Snodgrass stelde voor een bezoek aan het kasteel te brengen en aangezien Winkle het eenige lid van het gezelschap was, dat lust tot wandelen gevoelde, begaven zij zich samen op weg. „Snodgrass," zei Winkle, toen zij de drukke straten achter zich hadden, „Snodgrass, beste vriend, kan ik op uw geheimhouding rekenen ?" Terwijl hij dit zei wenschte hij in het diepste van zijn hart, dat hij het niet kon. „Dat kunt gij," antwoordde Snodgrass. „Ik zweer, dat . . ." „Neen, neen," viel Winkle hem in de rede, verschrikt bij de gedachte dat zijn vriend, in zijn onbekendheid met de zaak, zich tot strikte geheimhouding zou verbinden, „zweer niet, zweer niet; het is volstrekt niet noodig." Snodgrass liet de hand weer zakken, die hij, als bij een dichterlijke ontboezeming, naar de wolken had opgeheven en luisterde met aandacht. „Ik heb uw hulp noodig, beste vriend! in een zaak van eer," zei Winkle. „Gij zult ze hebben," antwoordde Snodgrass, terwijl hij zijn vriend de hand drukte. 92 „Met een dokter — dokter Slammer van het zeven-en-negentigste," zei Winkle, die de zaak gaarne zoo plechtig mogelijk wilde voorstellen; „een zaak met een officier, met een anderen officier tot secondant; hedenavond bij zonsondergang in een eenzaam veld, voorbij het Fort Pitt." „Ik zal u vergezellen," zei Snodgrass. Hij was verwonderd, maar volstrekt niet verschrikt. Het is merkwaardig, hoe in zulk een geval iedereen koel blijft, behalve de personen wien het aangaat. Winkle had daar niet op gerekend. Hij had de gevoelens van zijn vriend naar zijn eigene beoordeeld. „De gevolgen kunnen vreeselijk zijn," zei Winkle. „Ik hoop van neen," zei Snodgrass. „De dokter, is, geloof ik, een goed schutter," zei Winkle. „Dat zijn de meeste militairen," merkte Snodgrass bedaard op, „maar gij ook, nietwaar?" Winkle antwoordde bevestigend en bemerkende, dat hij zijn vriend niet ongerust genoeg gemaakt had, beproefde hij het op een ander manier. „Snodgrass," zei hij, en zijn stem beefde van ontroering, „als ik val, zult gij in een pakje, dat ik u geven zal, een brief vinden, voor mijn — voor mijn vader." Ook deze aanslag mislukte. Snodgrass was aangedaan, maar hij nam de bezorging van den brief bereidwillig op zich, als ware hij een postbode geweest. „Als ik val," zei Winkle, „of als de dokter valt, zult gij, mijn waarde vriend, als medeplichtige voor het gerecht gedaagd worden. Dan zal het mijn schuld zijn, zoo gij verbannen wordt, misschien levenslang!" Snodgrass, ontstelde hierdoor een weinig, maar zijn heldenmoed was onverwinnelijk. „Voor de zaak der vriendschap," riep hij met geestdrift uit, „zou ik alle gevaren kunnen trotseeren." Hoe verwenschte Winkle inwendig die trouwe vriendschap, terwijl zij zwijgend naast elkander voortwandelden, ieder verdiept in zijn eigene overpeinzingen. De morgen ging voorbij; hij werd wanhopig. „Snodgrass," zeide hij, plotseling stilstaande, .tracht niet mij in 97 lijks, toen hij zijn tegenpartij om een schorsing der vijandelijkheden hoorde roepen, en toen hij, uit hetgeen hij later hoorde, begon op te maken, dat er toch een vergissing in het spel was, voorzag hij onmiddellijk hoe hij in ieders achting zou rijzen, zoo hij de ware gronden van zijn komst verborg; hij stapte dus moedig vooruit en zei: „Ik ben die persoon niet, dat is mij bekend." „Dat is dan," zei de man met het veldstoeltje, „een beleediging voor dokter Slammer en voldoende reden om onmiddellijk voort te gaan." „Houd u toch stil, Payne 1" zei de secondant van den dokter. „Waarom hebt gij mij dit hedenmorgen niet medegedeeld, mijnheer ?" „Natuurlijk, natuurlijk," zei de man met het veldstoeltje, zeer verontwaardigd. „Ik verzoek u stil te zijn, Payne 1" zei de andere. „Mag ik mijn vraag herhalen, mijnheer?" VERTALING VAN EXERCISE 19 VERVOLG VI „Omdat, mijnheer!" antwoordde Winkle, die tijd had gehad te denken over wat hij moest zeggen, „omdat u mij de beschrijving gaaft van iemand, die dronken was en zich onfatsoenlijk gedroeg, terwijl hij gekleed was in een jas, die ik niet alleen de eer heb te dragen, maar die ik heb uitgevonden, — het is de voorgestelde uniform van de Pickwick Club te Londen. Ik reken mij verplicht de eer van die uniform te handhaven, en nam daarom zonder verder onderzoek de uitdaging aan, die gij mij overbracht." 7 98 .Waarde heer," zei de goedhartige kleine dokter, met uitgestoken hand op hem toetredende, ,ik bewonder uw dapperheid. Sta mij toe u te zeggen, mijnheer! dat ik den grootsten eerbied voor uw handelwijze koester en het mij veel leed doet, u voor niets het onaangename van deze ontmoeting te hebben veroorzaakt." ,'t Is de moèite niet;" zei Winkle. „Ik zal mij zeer vereerd gevoelen, indien gij mij wilt toestaan nader kennis met u te maken, mijnheer!" zei de kleine dokter. „Het zal mij hoogst aangenaam zijn," antwoordde Winkle. Daarop schudden zij elkaar de handen en vervolgens gaf Winkle luitenant Appleton (den secondant van den dokter) de hand en toen den man met 't veldstoeltje en eindelijk wisselde hij een handdruk met Snodgrass; de laatste was in verrukking over het edele gedrag van zijn heldhaftigen vriend. „Ik geloof, dat wij nu kunnen heengaan," zei luitenant Appleton. „Zeker," stemde de dokter toe. „Tenzij," viel de man met het veldstoeltje in, „tenzij de heer Winkle zich door de uitdaging gekrenkt gevoelt; in dat geval ben ik van oordeel, dat hij voldoening kan vragen." Winkle zei met groote zelfverloochening, dat hij volkomen voldaan was. „Of misschien," zei de man met het veldstoeltje, .voelt de secondant van dezen heer zich beleedigd door eenige uitdrukkingen, die mij bij het begin van ons samenzijn ontsnapten; zoo dit het geval mocht wezen, zal het mij aangenaam zijn hem oogenblikkelijk voldoening te geven." De heer Snodgrass haastte zich de verzekering te geven, dat hij zeer gevoelig was voor het beleefd aanbod van den laatsten spreker, dat hij echter, door zijn volkomene instemming met al wat er voorgevallen was, er toe gebracht werd dit niet aan te nemen. De twee secondanten sloten de foudralen en het geheele gezelschap verliet de plaats, in vrij wat opgewekter stemming dan het er gekomen was. „Blijft gij lang hier?" vroeg dokter Slammer den heer Winkle, terwijl zij zeer vriendschappelijk samen voortwandelden. 99 „Ik denk dat wij overmorgen zullen vertrekken," was het antwoord. „Ik hoop, dat gij en uw vriend mij een bezoek op mijn kamers zult brengen, en wij samen een gezelligen avond zullen doorbrengen na deze leeiijke vergissing," zei de kleine dokter. „Zijt gij vrij van avond." „Wij hebben hier enkele vrienden," antwoordde Winkle, die ik hedenavond niet gaarne alleen zou laten. Misschien zult gij en uw vriend onze gasten wel willen zijn in het hotel „de Os"?" „Met veel genoegen," zei de kleine dokter; „zou het te laat zijn, als wij om tien uur nog een half uurtje kwamen ?" „O zeker niet," antwoordde Winkle, „het zal mij zeer aangenaam zijn u met mijn vrienden, de heeren Pickwick en Tupman, In kennis te brengen." „Het zal mij veel genoegen doen," antwoordde dokter Slammer, weinig vermoedende, wie de heer Tupman was. „Dus gij komt zeker?" vroeg Snodgrass. „Ja, zeker." Op dit oogenblik had men den weg bereikt; men nam op de hartelijkste wijze afscheid van elkaar; Dokter Slammer en zijn vrienden gingen naar de kazerne terug, terwijl de heer Winkle en zijn vriend Snodgrass zich naar hun hotel begaven. VERTALING VAN EXERCISE 20 SAM WELLER VOOR DE RECHTERS Buzfuz stond nu met nog meer plechtigheid dan te voren op en zei met luider stem: „Roep Samuel Weller 1" Het was geheel overbodig Samuel Weller op te roepen, want hij stapte, zoodra zijn naam genoemd werd, vlug in de bank der 100 getuigen, zette zijn hoed op den grond en keek met zijn armen over de leuning de geheele vergadering rond. „Hoe heet gij, mijnheer!" vroeg de rechter. „Sam Weller, Mylord!" antwoordde hij. „Schrijft gij dat met een V of een W?" vroeg de rechter. „Dat hangt af van den smaak van den man, die hem spelt, Mylord!" antwoordde Sam, „ik heb het maar een paar malen in mijn leven behoeven te schrijven, maar ik doe het met een V." Een stem op de galerij riep luid: „Heel goed, Samuel, heel goed. Zet een V, Mylord 1 zet een V." „Wie vermeet zich daar te spreken?" zei de kleine rechter opkijkende. „Deurwaarder." „Ja Mylord!" „Breng dien persoon dadelijk hier." „Ja, Mylord!" Maar aangezien de deurwaarder dien persoon niet kon vinden, kon hij hem ook niet brengen, en na veel opschudding gingen alle menschen, die opgestaan waren, om naar den schuldige te zoeken, weer zitten. De kleine rechter wendde zich tot den getuige, zoodra zijn verontwaardiging hem toeliet te spreken, en zei: „Weet gij, wie dat was, mijnheer?" „ïk vermoed, dat het mijn vader was, Mylord 1" antwoordde Sam. „Ziet gij hem nu hier?" zei de rechter. „Neen, Mylord!" antwoordde Sam, opkijkende. „Als gij hem had kunnen aanwijzen, zou ik hem dadelijk hebben laten arresteeren," zei de rechter. Sam boog als om hem te bedanken, en wendde zich met een even vroolijk gelaat naar Buzfuz. „Nu, mijnheer Weller?" zei Buzfuz. „Nu, mijnheer 1" antwootdde Sam. „Ik geloof, dat gij bij mijnheer Pickwick, den beschuldigde in deze zaak, in dienst zijt. Geef als 't u blieft antwoord, mijnheer Weller." „Ik ben van plan antwoord te geven, mijnheer!" zei Sam, „ik BIBLIOTHEEK 1 PR!ESTERS VAN HET H. HART ij j NIJMEGEN 101 ben in dienst bij dien heer, en 't is een heel goede dienst, ook." .Weinig te doen, en veel te halen, denk ik," zei Buzfuz schertsend. „O ja, ik krijg genoeg, mijnheer! zooals de soldaat zei, toen zij hem tot drie honderd vijftig zweepslagen veroordeeld hadden," antwoordde Sam. .Gij behoeft ons niet te vertellen, wat de soldaat of iemand anders gezegd heeft," viel de rechter in de rede, .dat is geen getuigenis afleggen." .Best, Mylord!" antwoordde Sam. „Herinnert gij u ook, of er iets bijzonders gebeurd is op den morgen, toen gij bij den beschuldigde in dienst tradt — zeg mijnheer Weller?" zei Buzfuz. „Ja zeker, mijnheer!" antwoordde Sam. .Wees zoo goed de jury te vertellen, wat dat wasl" „Ik kreeg dien morgen een heel nieuw pak kleeren, heeren van de jury," antwoordde Sam, .en dat was in die dagen iets heel bijzonders en ongewoons voor mij." Hierop volgde een algemeen gelach; de kleine rechter keek met een boos gezicht over zijn lessenaar en zei: .Gij moogt wel voorzichtig zijn, mijnheer!" „Dat zei mijnheer Pickwick toen ook, Mylord!" hernam Sam, „en ik was heel voorzichtig met die kleeren, hoor!" De rechter keek Sam twee volle minuten streng aan, maar Sam's gelaat bleef zoo volkomen kalm en opgewekt, dat de rechter niets zeide, maar Buzfuz een wenk gaf om voort te gaan. .Wilt gij mij wijs maken, mijnheer Weller," zei Buzfuz, terwijl hij zijn armen plechtig over de borst kruiste en zich half tot de juryleden wendde, alsof hij hen zwijgend de verzekering wilde geven, dat hij het dezen getuige nog lastig zou maken; .wilt gil mij wijs maken, Weller, dat gij volstrekt niets gezien hebt van dat flauwvallen van de aanklaagster in de armen van den beschuldigde, waarvan gij door de getuigen hebt hooren verhalen?" 105 eerder dan heden hier te kunnen zijn. Ik smeek u, mijnheer, uit liefde voor onzen Hemelschen Vader, mij bij haar te laten gaan en bij haar te laten blijven." „Hoe wist gij, dat zij ter dood veroordeeld was, zoo gij nu pas van Leeds gekomen zijt?" „Ik heb mijn oom gezien na het verhoor, mijnheer! Hij is nu naar zijn eigen huis teruggekeerd, en de arme zondares is van allen verlaten. Ik smeek u, vraag verlof voor mij om naar haar toe te gaan." „Wat! Hebt gij den moed om den ganschen nacht in de gevangenis te blijven ? Zij is zeer eigenzinnig en wil ternauwernood antwoord geven, indien men haar toespreekt." „O, mijnheer, misschien behaagt het God, haar hart nog te openen. Laat ons niet talmen." „Kom dan," zei de bejaarde heer, aanschellend en toegang verkrijgend ; „ik weet, dat gij een sleutel bezit om de harten te ontsluiten." Zoodra zij op de binnenplaats der gevangenis gekomen waren, deed Dina werktuigelijk haar hoed en doek af, uit oude gewoonte om zich daarvan te ontdoen wanneer zij predikte, of bad, of zieken bezocht, en toen zij de kamer van den cipier binnentraden, legde zij ze op een stoel neder, zonder er bij te denken. Geen gejaagdheid was merkbaar in haar doen, maar een diepe, ingespannen kalmte, alsof, zelfs wanneer zij sprak, haar ziel in den gebede rustte op den onzichtbaren steun. Nadat hij met den cipier gesproken had, wendde de magistraat zich tot haar en zeide: „De cipier zal u naar de cel der gevangene brengen en u daar den heelen nacht laten, indien gij dat begeert; maar gij moogt gedurende den nacht geen licht hebben — dat is tegen den regel. Mijn naam is kolonel Townley; zoo ik u in iets van dienst kan zijn, vraag den cipier dan om mijn adres en kom tot mij. Ik stel belang in deze Hetty Sorrel, ter wille van dien flinken kerel Adam Bede; toevallig zag ik hem te Hayslope op denzelfden avond, dat ik u hoorde preeken, en ik herkende hem vandaag in de gerechtszaal, hoe slecht hij er ook uitzag." 118 schen of aanvangen; het scheen, of ik daar mijn leven lang zou blijven staan, en er nimmer eenige verandering komen zou. Maar zij kwamen en namen mij mede." Hetty zweeg; doch zij rilde weder, alsof er nog iets volgen moest, en Dina wachtte, want Hetty's hart was zóó vol, dat de tranen moesten komen vóór de woorden. Eindelijk barstte zij snikkend uit: „Dina, denkt gij, dat God dat schreien zal wegnemen, en het plaatsje in het bosch, nu ik alles verteld heb?" .Laat ons bidden, arme zondares, laat ons nogmaals op onze knieën vallen, en bidden tot den God van genade." VERTALING VAN EXERCISE 28 DE VERRADER De winkel van den wapensmid, 't atelier van den schilder met de gloeiende kachel, de duivenkooi, de schitterende kleuren van het stilleven schenen Don Ramon toe als een droom, waaraan hij met afgrijzen terugdacht, terwijl hij tegen den hoek van het huis leunde en naar de doos staarde, die het hart van Cornelis de Witt bevatte. In zijn rechterhand hield hij den sleutel, een vreemdsoortigen sleutel van filigraan-zilver gemaakt, die met een helder geluid op de keien viel, toen zijn vingers zich ontspanden. Dit geluid bracht hem weer tot de werkelijkheid terug; hij bukte zich, raapte den sleutel op en toen hij het hoofd oprichtte, zag hij Dermot Fairfoul de straat oversteken en hem op een onverschillige en onbeschaamde wijze aankijken. Het bloed begon weer te stroomen in de verstijfde aderen van Don Ramon. Hij stapte snel naar den Ier toe en vroeg hem met schorre stem: „Waar gaat gij heen?" 119 „Wat kan t u schelen ?" vroeg Fairfoul, stilstaande. Don Ramon lachte, legde de hand zwaar op den schouder vast den ander en herhaalde: „Waar gaat gij heen?" Fairfoul zag, dat er een gevaarlijke uitdrukking in zijn oogen lag en over zijn geheele persoonlijkheid iets uitdagends, dat hem in Don Ramon geheel vreemd voorkwam; daarom was hij voorzichtig, als voelde hij instinctmatig, dat hij iemand in een bijzondere gemoedsgesteldheid voor zich had. „Ik was op weg naar 't Binnenhof," antwoordde hij zoo vriendelijk mogelijk. „Ik geloof, dat gij mij bespionneert," zeide Don Ramon met een glimlach. „Dat ik u . . . bespion neer!" „Gij bevindt u ieder oogenblik op mijn pad." „Don Ramon, gij zijt heden geheel buiten uzelf," zeide Fairfoul met besliste stem. De ander lachte en zei: „Och kom, wij hebben elkander nooit mogen lijden." „Wat hebt gij met mij voor?" „Naar 't Binnenhof!" en Don Ramon liet plotseling zijn hand met een beweging van diepe minachting los. „Waarom niet?" „En wien gaat gij daar opzoeken ?" „Wien zoudt gij wel denken?" „Mijnheer Fagel!" De Ier kreeg een kleur en vroeg: „Wat mankeert u?" Don Ramon lachte, alsof hij buiten zichzelf was: „Gij gaat ons aUen verraden, jij arme kerel - maar niet voor ik dien verwenschten Prins gedood zal hebben, hoort gij?" „Gij zijt dronken," fluisterde Fairfoul haastig; „gij weet niet, wat gij zegt — en dat nog wel op straat!" en hij trok Don Ramon aan den mantel om hem tot zwijgen te brengen. „Denkt gij soms, dat iemand als gij mij tegen kan houden?" „Wilt gij, dat wij beiden gevangen genomen worden ?" vroeg Fairfoul verwoed. 124 gevoelde zich eenigszins schuchter tegenover een Koninklijke hooghartige schoone. Hij trachtte zich te verontschuldigen, maar de Prins beval hem, zich naar de eetzaal te begeven en gaf zelf orders Fairfoul in het kleine, sombere vertrek toe te laten, waar hij indertijd Momposson ontvangen had. Men stak haastig eenige kaarsen aan en schoof de gordijnen dicht om den November-avond buiten te sluiten. Er was geen vuur aan, hetgeen de Prins opmerkte en hem nog onaangenamer stemde, want de koude greep hem dadelijk aan en hij haatte een kil vertrek. Hij stond voor den haard, in een gebogen maar opmerkzame houding, slank en waakzaam als een wilden valk, de fijne spieren strak gespannen in nauw bedwongen woede en een onpeilbare uitdrukking in den vasten blik. Fairfoul trad binnen en aldus bevond hij zich een paar uur na zijn onstuimige ontmoeting met Don Ramon, in tegenwoordigheid van den Prins, tegen wien de haat van dit jongmensch gericht was. Hij was uiterst kalm en maakte een hoffelijke, diepe buiging voor den Stadhouder, die echter in een zijner stugste buien verkeerde, een ijskoude gestrengheid, waartegen zelfs de grootste onbeschaamdheid niets vermocht. VERTALING VAN EXERCISE 31 VERVOLG IV „Mijnheer Fagel zegt mij, dat gij ons eenige inlichtingen wenscht te verkoopen," zeide hij. De Ier antwoordde met onverstoorbare kalmte: „Niet verkoopen, 125 Uwe Hoogheid — ik kan U mededeelingen doen betreffende een samenzwering, die . . ." De Prins viel hem minachtend in de rede met: .Daar hoor ik iederen dag van — als gij hier zijt gekomen met praatjes, zult gij ondervinden, dat dit een gevaarlijk spel is; wie zijt gij?" „Dermot Fairfoul, Uwe Hoogheid; ik ben een Ier en Katholiek; ik diende onder Uwe Hoogheid in de Spaansche troepen gedurende den laatsten veldtocht." „En spande toen tegen mij samen, nietwaar? „Neen, Uwe Hoogheid; ik werd door mijn commandant ontslagen wegens een kleine overtreding tegen het gezag, en toen ik het leger verlaten had, ontmoette ik een zekeren Don Lacruez, dien ik reeds vroeger gekend had, en die mij overhaalde om deel te nemen aan zekere plannen van Franschen en Republikeinen te Amsterdam." Daar hij het karakter van den man, met wien hij sprak, maar al te goed kende, droeg hij zorg zich zoo openhartig en zakelijk mogelijk uit te drukken en met een steelschen blik van onder zijn oogleden trachtte hij de uitwerking zijner woorden waar te nemen, 's Prinsen uitdrukking en het geluid zijner stem waren echter onverstoorbaar. „Wat mankeerde er aan de zaken, dat gij nu naar mij toe komt?" vroeg deze. „Tot mijn onuitsprekelijken afschuw zag ik mij betrokken in een geheim complot, hetwelk niets minder ten doel had, dan *t leven van Uwe Hoogheid." „En dat scheen u gevaarlijk toe? „Neen, ik vond 't schandelijk." „Daarom besloot gij uw medeplichtigen te verraden," zeide de Prins op kalmen toon. „Ga voort, mijnheer." „Wat ik verder te vertellen heb, is zoo verrassend . . ." „Laat u dat niet verontrusten, mijnheer Fairfoul, ik ben gewend aan verrassingen." De Ier was eenigszins uit't veld geslagen; hij boog en vervolgde: „Uwe Hoogheid zal zich herinneren, dat, toen de heeren De Witt k 126 als overweldigers een welverdienden dood vonden door de handen van 't volk." Wederom sneed de ijskoude stem van den Prins den draad van zijn gesprek af. „De heeren De Witt waren mijn vrienden en groote mannen — spreek met eerbied over hen en tracht niet mij op zulk een onwaardige wijze te vleien." De toon, waarop dit gezegd werd, had de uitwerking van een zweep en bracht zelfs een blos op het onbeschaamde gelaat van den Ier te voorschijn. Deze hernam eenigszins aarzelend: „Cornelis de Witt liet twee zonen achter; beiden trokken naar het buitenland, waar de jongste stierf; de oudste liet echter verspreiden, dat hij eveneens te Venetië aan de pest gestorven was, en keerde toen naar de Spaansche Nederlanden terug, waar hij onder een valschen naam te Brussel woonde. Daar leerde ik hem kennen, hij kreeg de koorts en Dona Teresa, de dochter van dien Lacruez, verzorgde hem, terwijl hij zwaar ziek was." „Dat is van geen belang voor mij," zeide de Prins. „Ik moet Uwe Hoogheid nog een oogenblik geduld verzoeken. Nog enkele woorden. Na den dood zijns vaders leidde deze zoon van Cornelis de Witt een lui en zwervend leven, maar na zijn ziekte had hij slechts één enkel doel voor oogen i Uwe Hoogheid te vermoorden, wien hij den moord van zijn vader en zijn oom ten laste legde," voegde hij er kwaadaardig bij. VERTALING VAN EXERCISE 32 VERVOLG V De Prins wendde het hoofd om, zoodat zijn indrukwekkend profiel, met den gebogen neus, de fraai gevormde lippen en de 127 bijzondere plooi in de kin naar Fairfoul was toegekeerd, die, nu de oogen van den Prins van hem waren afgewend, met meer vertrouwen vervolgde: „Deze Cornelis de Witt werd in Brussel in Fransche intriges betrokken en was, waar t gold den ondergang van Uwe Hoogheid te bewerken, steeds vooraan. Ongeveer een jaar geleden kwam hij naar Den Haag en gaf zich uit voor een Spaanschen Protestant en stemmer van instrumenten. Hierdoor, en met behulp van een verrader in uw dienst, kreeg hij toegang tot dit paleis en was aldus in staat mededeelingen aan de Franschen te doen. Lacruez kwam ook naar Den Haag als koopman vermomd. Sinds dien tijd zijn zij voortdurend bezig geweest met het beramen van plannen om Uwe Hoogheid te dooden, wat tevens het teeken zou zijn voor de Fransche facties om op te staan en Holland ten onder te brengen." „Ga voort," zei de Prins zonder hem aan te zien; „eindiguw verhaal, mijnheer." „Toen het bekend was geworden, dat Uwe Hoogheid dit Engelsche huwelijk zou sluiten, besloot men in Parijs, dat gij en Lord Danby uit den weg geruimd moesten worden. Cornelis de Witt werd aangewezen om Uwe Hoogheid van kant te maken, wat zou geschieden de eerste maal, dat gij op 't strand te' Scheveningen zoudt rijden - en daar ik geen andere manier wist om een moord te voorkomen, ben ik er Uwe Hoogheid van komen verwittigen." De Prins zeide geen woord en de Ier vervolgde met opgewondenheid : „Indien Uwe Hoogheid mijn woorden in twijfel trekt, heb ik papieren bij mij, die zullen bewijzen, dat ik de waarheid spreek en gij kunt het huis laten doorzoeken van dien De Witt, die met de dochter van Lacruez getrouwd is." De Prins keek op en zei: „Wat gij mij daar vertelt, weet ik reeds sinds een jaar." Fairfoul deed een stap achteruit, greep zich aan de leuning van een stoel vast en riep uit: „Hoogheid!" „En ik kan u tevens eenige bijzonderheden vertellen, welke gij 128 vergeten hebt er bij te voegen," vervolgde de Prins bedaard; .bijvoorbeeld dit, dat gij bij Ath trachtte mij een kogel door 't hoofd te jagen — dacht gij soms, dat ik u niet gezien heb ?" vroeg hij glimlachend. .Ik heb scherpe oogen en een goed geheugen, mijnheer Fairfoul." Er vertoonden zich vaalwitte plekken op het donkere gelaat van den Ier, die zich oprichtte en met schorre stem zei: „Uwe Hoogheid vergist zich — ik was nimmer in een samenzwering betrokken — behalve waar ik werd ingehaald door dien verwenschten De Witt." De Prins antwoordde: „Gij zijt een ellendig aanhangsel van de zonden van betere mannen; wat gij mij vertelt is geen nieuws voor mij en daarvoor zal ik mijn eigen maatregelen nemen. Wat u betreft — ik had beter gedaan u buiten Ath te laten doodschieten, zooals men mij aanraadde." „Ik ben nooit te Ath geweest! riep de Ier uit. „Uwe Hoogheid vergist zich — indien gij van deze komplotten afwist, ik niet — ik wenschte uw leven te redden —." De Prins kwam een stap nader en zei met koele minachting: „Ik zou die leugens maar voor me houden — wat kunt gij mij van de intriges in Amsterdam vertellen ?" Fairfoul keek hem aan, met een ontwijkenden blik en zeide toen op stuggen toon: „Niets." „O zoo, dat beteekent, dat gij niet wilt — gij tracht vrij man te worden door de roekelooze samenzwering te verraden en dan uw vrijheid te gebruiken om Frankrijk te dienen — een prachtig plan, mijnheer Fairfoul, maar een plan, dat niet op zal gaan." „Wat heeft Uwe Hoogheid dan met mij voor?" schreeuwde de Ier woest. De Prins belde en zei: „Wij zullen u naar Loevestein sturen, want gij zijt een gevaarlijk zwetser en wij zullen u tot zwijgen brengen." De spion en verrader kon uit verkropte woede en haat geen woord uitbrengen. „Eén vraag — hoe weet gij, dat deze man de zoon van Cornelis de Witt is?" 129 De Ier zag hierin een straal van hoop — niettegenstaande alles scheen de Prins er toch belang in te stellen. Daarom antwoordde hij: „Hij heeft zich op honderden manieren verraden — onder andere bezit hij een der gedenkpenningen, die in '72 geslagen werden en zijn gelaat gelijkt treffend op dat van den Ruwaard." Er kwam een lakei binnen, tot wien de Prins zei: „Zeg aan den Officier van de wacht, dat hij een gewoon rijtuig laat voorkomen, om dezen man met een escorte naar de Gevangenpoort te brengen; ik zal nadere orders zenden." De Ier slaakte een verwoeden uitroep. Hij had er zich steeds op laten voorstaan een handige kerel te zijn, en nu was hij als een dwaas recht in de val geloopen. Hij begon eenige onsamenhangende woorden uit te spreken, maar de Prins bracht hem tot zwijgen met: „De minste tegenstand zal uw toestand slechts verergeren. De soldaten staan buiten klaar — ik raad u kalm mee te gaan." Fairfoul bedwong zich; hij dacht er aan, hoe hij er steeds voor gezorgd had schriftelijke bewijzen te hebben, en dat hij bij zijn gerechtelijk verhoor zijn vijanden zou kunnen laten beschuldigen, zonder zichzelf te verraden. Hij bezat de geheimen van zóóveel invloedrijke mannen, dat zij hem in hun eigen belang wel zouden moeten verdedigen en redden. Daarom wendde hij zich om en volgde zwijgend de soldaten. Maar de Prins doorzag zijn bedoeling volkomen en had daarom een ander plan. Hij zette zich aan den lessenaar in den hoek van het vertrek neer en schreef eenige korte bevelen, last gevende, dat de gevangene in de grootste geheimhouding naar Loevestein gebracht en daar van alle gemeenschap afgesneden gehouden moest worden. Er zou geen gerechtelijk onderzoek plaats hebben. De Prins gaf dienaangaande de strengste bevelen. En terwijl hij het papier verzegelde, speelde een bittere glimlach om zijn lippen, want hij dacht er aan, hoe aldus het welberaamde plan van wraakneming van den Ier in het water viel. INHOUD. EERSTE AFDEELING. Bladz. The Wolf and the Lamb 1 The Fox and the Woodman 1 The Raven and the Fox 2 The Father, Son and Ass 3 The Lion and the Mouse 4 The Tame Tiger. 5 An Elephant's Revenge 6 The Indian and the Spaniard 7 The Lark and her Young Ones 9 The Mysterious Letter 10 The Pickwick Club. The Ball 13 The Duel * 19 Sam Weller before the Judges 34 In Prison 39 The Traitor 55 TWEEDE AFDEELING. Bladz. De Wolf en het Lam 71 De Vos en de Houthakker 71 De Raaf en de Vos 72 Vader, Zoon en Ezel 73 De Leeuw en de Muis • . 73 De Tamme Tijger 74 Wraak van een Olifant 75 De Indiaan en de Spanjaard 76 De Leeuwerik en zijn Jongen 77 De Geheimzinnige Brief. 78 De Pickwick-Club. Het Bal 80 Het Duel 86 Sam Weller voor de Rechters. 99 In de Gevangenis 104 De Verrader. 118 a'mm'iiin 51 Bij uitgeefster dezes verscheen van denzelfden schrijver een 2en druk van de Nieuwe en volledige Taalmethode voor Zelfonderricht om in zes maanden de Engelsche Taal te leeren lezen, schrijven en spreken. Prijs ing. / 1.50. geb. ƒ 1.90. Uit de Beoordeelingen bij den eersten druk ■ ALGEMEEN HANDELSBLAD van 12 September 1915. Nieuwe en volledige taalmethode voor zelfonderricht om In zes maanden de Engelsche taal te leeren lezen, schrijven en spreken, door F. C. Gijsen. De vervaardiger van het leerboek plaatste achter de Engelsche woorden de uitspraak volgens Ten Bruggencate's woordenboek, om aldus te bevorderen, dat de gebruiker van zijn taalmethode zich, met behulp van de korte regels daartoe gegeven, deze moeilijkheid - de grootste, die de Engelsche teersche™ * °VerWmnen geeft ~ zo° sPoedig mgelijk zal be- DE MAASBODE van 15 September 1915. Te Amsterdam is van de hand van den heer F. C. Gijsen leeraar in de vreemde talen te Brussel, verschenen eene nieuwe'en volledige Taalmethode voor zelfonderricht, om in zes maanden de Engelsche taal te leeren lezen, schrijven en spreken Dit leerboek is inderdaad zeer flink opgezet en practisch ingericht en zal menigeen bij de zelfstudie van groot nut kunnen zijn Het boek bevat le. de noodigckorte regels voor de uitspraak met aanduiding der uitspraak achter ieder woord; 2e. desamenstel ing der spraakkunst met de noodige korte regels en voorbeelden; 3e. gemakkelijke samenspraken, ontleend aan het dagehjksche even, met de Hollandsche vertaling ernaast; 4e. talrijke nuttige termen voor den handel, eveneens met de Hollandsche woofden e" ^ W00rden,ijst met de meest gebruikelijke In zes maanden tijd Engelsen leeren lezen, schrijven en spreken Dat is snel! Maar als 't mogelijk is, dan is 't mogelijk met een leerboek als dat van den heer Gijsen DE STANDAARD van 25 September 1915. Taalmethode voor Zelfonderricht, door F. C. Gijsen, leeraar in de vreemde talen, te Brussel. De heer Gijsen geeft in dit werk eene methode aan om in zes maanden de Engelsche taal te leeren lezen, schrijven en spreken, door zelfonderricht. Het boek bevat de noodige, korte regels voor de uitspraak achter ieder Engelsch woord; de samenstelling der spraakkunst met de noodige korte regels en voorbeelden; gemakkelijke samenspraken aan het dagelijksche leven ontleend met de Hollandsche vertaling; talrijke en nuttige termen voor den handel, eveneens met de Hollandsche vertaling; eene woordenlijst met de meest gebruikelijke woorden. DE TIJD van 2 October 1915. Onder de leerboeken voor taai-zelfonderricht, welke de laatste jaren verschenen, is er wel geen zoo practisch als de thans uitgekomen „Nieuwe en Volledige Taalmethode voor zelfonderricht, om in zes maanden de Engelsche taal te leeren lezen, schrijven en spreken". De samensteller, de leeraar F. C. Gijsen, heeft er iets geheel eigens in verwerkt, berekend op de practijk en tegelijkertijd voor de practijk. Wie door zelfonderricht, vlug en goed het Engelsch wil leeren handteeren, kan hier uitmuntend terecht. De schrijver vat de noodige uitspraakregels zoo bondig mogelijk samen met een letterlijke verklanking achter ieder woord. Desgelijks doet hij met de regels der spraakkunst, die hij in practische voorbeelden illustreert, waarna hij het geleerde bevestigt in gemakkelijke samenspraken over onderwerpen van het dagelijksch leven. Een en ander wordt aangevuld door de gebruikelijke termen voor handelsbrieven en een volledige lijst der in het boek gebezigde woorden. Het kan niet simpeler, en voor velen zal dit boek een vondst zijn, waarmee zij zich geluk wenschen. NIEUWE VLISSINGSCHE COURANT van 2 Oct. 1915. Nieuwe Engelsche taal methode. Door den heer F. C. Gijsen, leeraar in vreemde talen te Brussel is een nieuwe methode voor zelfondericht geschreven om in zes maanden de Engelsche taal te leeren lezen, schrijven en spreken. |Bl- 0JB- R.;K; BOEK -C AMST-EIRD AM ENGELSCH LEESBOEK MET HOLLANDSCHE VERTALING, DOOR F. C. GIJSEN, SCHRIJVER VAN DE NIEUWE EN VOLLEDIGE TAALMETHODE VOOR ZELFONDERRICHT OM IN ZES MAANDEN DE ENGELSCHE TAAL TE LEEREN LEZEN, SCHRIJVEN EN SPREKEN = I PRIESTERS A- -i ; 1915 N. V. DE R.-K. BOEK-CENTRALE, AMSTERDAM Gedrukt in ,t Kasteel van Aemstel", - N. Z. Voorburgwal 69-73, - Amsterdam. VOORBERICHT. Reeds bij de bewerking van mijn .Nieuwe en Volledige TaaiMethode voor Zelfonderricht, om in zes maanden de Engelsche Taal te leeren lezen, schrijven en spreken" was het mijn bedoeling, in aansluiting hiermee een Lees- en Vertaalboek voor de Engelsche taal te doen verschijnen. Alvorens hier echter toe over te gaan, wilde ik eerst afwachten, of genoemde Taai-Methode zich een plaats kon veroveren onder de vele werken op het gebied der Taalstudie, en, nu gebleken is, dat dit is gelukt, en mijn werk met open armen door het studeerend publiek is ontvangen, heb ik mijn voornemen ten uitvoer gebracht. Het succes, hetwelk mijn .Taai-Methode" mocht ondervinden, wordt wel het beste bewezen, door de noodzakelijkheid, hiervan een tweeden druk het licht te moeten doen zien, daar de eerste, ten getale van 2500 exemplaren binnen twee maanden na verschijning was uitverkocht, en nog steeds exemplaren aangevraagd worden. Hierdoor aangemoedigd, verwacht ik, dat ook dit Lees-en Vertaalboek zijn weg zal vinden, en vertrouw, dat de gebruikers ervan overtuigd zullen zijn, van welk groot nut het is bij de studie in de Engelsche taal. Allen, die deze taal bestudeeren of reeds kennen, zullen in dit boekje datgene vinden, waarnaar zij reeds dikwijls gezocht hebbenVan de vele reeds bestaande Lees- en Vertaalboeken onderscheidt dit boekje zich, door de gemakkelijke wijze, waarop de leerling zelf zijn werk kan corrigeeren, en geheel zelfstandig na kan gaan of zijn vertalingen juist zijn. Wetende, dat de Taalstudie een z.g. dorre studie is, heb ik getracht zooveel mogelijk het aangename aan het nuttige te paren. door opneming van verscheidene boeiende en interessante Engelsche Leesoefeningen. Onder de Engelsche Leesoefeningen vindt men van de moeilijkste woorden een Hollandsche verklaring, terwijl de Hollandsche vertalingen in de tweede afdeeling volgen. De leerling wordt hierdoor dus in staat gesteld, de Engelsche oefeningen in de Hollandsche taal over te zetten, waarna hij zijn vertaling kan vergelijken met de in het boek voorkomende en zoodoende zichzelf op de hoogte kan stellen van zijn vorderingen in de Engelsche taal. Daar zich over de geheele wereld, steeds meer en meer, de noodzakelijkheid doet gevoelen van de kennis der Engelsche taal, heb ik getracht door samenstelling van (fit boekje, het allen, die deze taal bestudeeren of zulks wenschen te gaan doen, gemakkelijk te maken en zal het niet alleen aan allen, die op handelsgebied werkzaam zijn en bij de correspondentie de Engelsche taal noodig hebben, welkom wezen, doch eveneens hun, die deze taal meer uitsluitend voor de conversatie noodig hebben. Ook voor dit werkje houd ik mij aanbevolen voor op- of aanmerkingen van daartoe bevoegden, en hoop, dat allen, die het bij hun studie in gebruik zullen nemen, hun werken met succes bekroond mogen zien. Amsterdam, October 1915. F. C GIJSEN. OPMERKING. Van alle Leesoefeningen zijn de vertalingen zooveel mogelijk letterlijk gegeven. De Hollandsche vertalingen bevinden zich in de tweede afdeeling met dezelfde nos. aangeduid. Hier zij opgemerkt, dat men niet altijd letterlijk kan vertalen, daar anders de zinsbouw te veel gewrongen zou worden. De leerling moet iedere oefening meermalen lezen en daarna trachten te vertalen, zonder zich van de gegeven vertaling te bedienen. ERRATA Pag. 41, 10e regel v. b. staat bejaagdheid, moet zijn gejaagdheid. , 41, 18e » » » , to be weighed, moet zijn to be weighed down. , 43, 10e , v. o. „ hereself, moet zijn herself. » 44, 11e , v. b. , beweegloos,motii\\a.bewegingloos. , 47, 8e , . . , blessidness, moet zijn blessedness. , 47, 9e , . , » barmatigheid,moe.tz\)n barmhartigheid. , 48, 8e , v. o. , on, moet zijn or. EERSTE AFDEELING 18 to lead Mrs. Budger to her carriage, he darted swiftly from the room with every partiele of his hitherto-bottled-up indignation effervescing, from all parts of his countenance, in a perspiration of passion. The stranger was returning, and Mr. Tupman was beside him. He spoke in a low tone, and laughed. The little Doctor thirsted for his life. He was exulting. He had triumphed. "Sir!" said the Doctor, in an awful voice, producing a card, and retiring into an angle of the passage, "my name is Slammer, Doctor Slammer, sir — 97th. Regiment — Chatham Barracks — my card, sir, my card." He would have added more, but his indignation choked him. "Ah !" replied the stranger, coolly, "Slammer — much obliged — polite attention — not ill now, Slammer — but when I am — knock you up." "You — you're ashuffler! sir," gasped the furious Doctor, "a poltroon — a coward — a Har — a — a — will nothing induce you to give me your card, sir?" "Oh! I see," said the stranger, half aside, "negus too strong here — liberal landlord — very foolish — very — lemonade much better — hot rooms — elderly gentlemen — suffer for it in the morning — cruel — cruel;" and he moved on a step or two. "You are stopping in this house, sir," said the indignant little man; "you are intoxicated now, sir; you shall hear from me in the morning, sir. I shall find you out, sir; I shall find you out." "Rather you found me out than found me at home," replied the unmoved stranger. Doctor Slammer looked unutterable ferocity, as he fixed his hat on his head with an indignant knock; and the stranger and Mr. Tupman ascended to the bedroom of the latter to restore the borrowed plumage to the unconscious Winkle. That gentleman was fast asleep; the restoration was soon made. The stranger was extremely jocose; and Mr. Tracy Tupman, being quite bewildered with wine, negus, lights, and ladies, thought the 19 whole affair an exquisite joke. His new friend departed; and, after experiencing some slight difficulty in finding the orifice in his night-cap, originally intended for-the reception of his head, and finally overturning his candlestick in his struggles to put it on, Mr. Tracy Tupman managed to get into bed by a series of complicated evolutions, and shortly afterwards sank into repose. anheeded, verwaarloosd, negus, warme gekruide paralysed, verlamd. wijn. unwonted, ongewoon. intoxicated, dronken, to exult, jubelen, juichen, jocose, geestig, grappig, to produce, te voorschijn exquisite, voortreffelijk, halen. prachtig, shuffer, Hitvluchten- orifice, opening. zoeker, candle-stick, blaker, poltroon, lafaard. complicated, ingewikkeld, coward, lafaard. evolutions, gymnastische liar, leugenaar. toeren. the borrowed plumage, de geleende veeren. EXERCISE 14 The Duel Seven o'clock had hardly ceased striking on the following morning when Mr. Pickwick's comprehensive mind was aroused from the state of unconsciousness, in which slumber had plunged it, by a loud knocking at his chamber door. "Who's there?" said Mr. Pickwick, starting up in bed. "Boots, sir." "What do you want?" "Please, sir, can you teil me, which gentleman of yonr party 20 wears a bright blue dress coat, with a gilt button with P. C. on it?" "It's been given out to brush," thought Mr. Pickwick, "and the man has forgotten whom it belongs to. — Mr. Winkle," he called out, "next room but two, on the right hand." ■Thank'ee, sir," said the Boots, and away he went. "What's the matter?" cried Mr. Tupman, as a loud knocking at his door roused him from his oblivious repose. "Can I speak to Mr. Winkle, sir ?" replied the Boots from the outside. "Winkle — Winkle!" shouted Mr. Tupman, calling into the inner room. "Hallo!" replied a faint voice from within the bed-clothes. "You're wanted — some one at the door —" and having exerted himself to articulate thus much, Mr. Tracy Tupman turned round and feil fast asleep again. "Wanted!" said Mr. Winkle, hastily jumping out of bed, and putting on a few articles of clothing: "wanted! at this distance from town — who on earth can want me?" "Gentleman in the coffee-room, sir," replied the Boots, as Mr. Winkle opened the door, and confronted him; "gentleman says he'U not detain you a moment, sir, but he can take no denial." "Very odd!" said Mr. Winkle; Til be down direttly." He hurriedly wrapped himself in a travelling-shawl and dressinggown, and proceeded down-stairs. An old woman and a couple of waiters were cleaning the coffee-room, and an officer in undress uniform was looking out of the window. He turned round as Mr. Winkle entered, and made a stiff inclination of the head. Having ordered the attendants to retire, and closed the door very carefulty, he said, "Mr. Winkle, I presume?" "My name is Winkle, sir." "You will not be surprised, sir, when I inform you, that I have called here this morning on behalf of my friend, Dr. Slammer, of the Ninety — seventh." "Doctor Slammer!" said Mr. Winkle. •Doctor Slammer. He begged me to express his opinion that 21 your conduct of last evening was of a description which no gentleman could endure: and (he added) which no one gentleman would pursue towards another." Mr. Winkle's astonishment was too real, and too evident, to escape the observation of Dr. Slammer's friend; he therefore proceeded — "My friend, Dr. Slammer, requested me to add, that he was firmly persuaded you were intoxicated during a portion of the evening, and possibly unconscious of the extent of the insult you were guilty of. He commissioned me to say, that should this be pleaded as an excuse for your behaviour, he will consent to accept a written apology, to be penned by you, from my dictation." "A written apology 1" repeated Mr. Winkle, in the most emphatic tone of amazement possible. •Of course you know the alternative," replied the visitor, coolly. •Were you entrusted with this message to me, by name ?" inquired Mr. Winkle, whose intellects were hopelessly confused by this extraordinary conversation. unconsciousness, to plunge, to jump, to confront to detain, onbewustheid. dompelen. springen. tegenoverstaan. ophouden. to endure, portion, to apologize, apology, dat is al heel klein tenue. verdragen, gedeelte, zich verontschuldigen,excuus, verontschuldiging,vreemd. verry odd, undress uniform, EXERCISE 15 CONTINUED II •I was not present myself," replied the visitor, 'and in consequence of your firm refusal to give your card to Doctor Slammer, 22 I was 'desired by that gentleman to indentify the wearer of a very uncommon coat - a bright blue dress coat, with a gilt button displaying a bust, and the letters P. C" Mr Winkle actually staggered with astonishment as he heard his own costume thus minutely described. Dr. Slammer's friend proceeded: — "From the inquiries I made at the bar, just now, I was convinced that the owner of the coat in question arrived here, with three gentlemen, yesterday afternoon. I immediately sent' up to the gentleman who was described as appearing the head of the party, and he at once referred me to you." If the principal tower of Rochester Castle had suddenly walked from its foundation, and stationed itself opposite the coffee-roomwindow, Mr. Winkle's surprise would have been as nothingcompared with the profound astonishment with which he had heard this address. His first impression was, that his coat had been stolen. "Will you allow me to detain you one moment?" saidhe. "Certainly," replied the unwelcome visitor. Mr. Winkle ran hastily up-stairs, and with a trembling hand opened the bag. There was the coat in its usual place, but exhibiting, on a close inspection, evident tokens of having been worn on the preceding night. «It must be so," said Mr. Winkle, letting the coat fall from his hands. "I took too much wine after dinner, and have a very vague recollection of walking about the streets and smoking a cigar afterwards. The fact is, I was very drunk; - I must have changed my coat - gone somewhere - and insulted somebody — I have no doubt of it; and this message is the terrible consequence." Saying which, Mr. Winkle relraced his steps in the direction of the toffee-room, with the gloomy and dreadful resolve of accepting the challenge of the warlike Doctor Slammer, and abiding by the worst consequences that might ensue. To this determination Mr. Winkle was urged by a variety of considerations; the first of which was, his reputation with the club. He had always been looked up to as a high authonty on all matters of amusement and dexterity, whether offensive or 27 EXERCISE 17 CONTINUED IV Mr. Snodgrass seized his friend's hand wartnly, as he enthusiastically replied, "Not for worlds!" A thrill-passed over Mr. Winkle's frame as the conviction that he had nothing to hope from his friend's fears, and that he was destined to become an animated target, rushed forcibly upon him. The state of the case having been formally explained to Mr. Snodgrass, and a case of satisfaction pistols, with the satisfactory accompaniments of powder, ball, and caps, having been hired from a manufacturer, the two friends returned to their inn; Mr. Winkle to ruminate on the approaching struggle, and Mr. Snodgrass to arrange the weapons of war, and put them into order for immediate use. It was a dull and heavy evening when they again sallied forth on their awkward errand. Mr. Winkle was muffled up in a huge cloak to escape observation, and Mr. Snodgrass bore under his the instruments of destruction. "Have you got everything?" said Mr. Winkle, in an agitated tone. "Ev'rything," replied Mr. Snodgrass; "plenty of ammunition, in case the shots don't take effect. There's a quarter of a pound of powder in the case, and I have got two newspapers in my pocket for the loadings." These were instances of friendship for which any man might reasonably feel most grateful. The presumption is, that the gratitude of Mr. Winkle was too powerful for utterance, as he said nothing, but continued to walk on — rather slowly. "We are in excellent time," said Mr. Snodgrass, as they climbed the fence of the first field; "the sun is just going down." Mr. Winkle looked up at the declining orb, and painfully thougbt of the probability of his "going down" himself, before long. 28 •There's the officer," exclaimed Mr. Winkle, after a few minutes' walking. "Where?" said Mr. Snodgrass. "There; — the gentleman in the blue cloak." Mr. Snodgrass looked in the direction indicated by the forefinger of his friend, and observed a figure, muffled up, as he had described. The officer evinced his consciousness of their presence by slightly beckoning with his hand; and the two friends followed him at a little distance, as he walked away. The evening grew more dull every moment, and a melancholy wind sounded through the deserted fields, like a distant giant whistling for his house-dog. The sadness of the scène imparted a sombre tinge to the feelings of Mr. Winkle. He started as they passed the angle of the trench — it looked like a colossal grave. The officer turned suddenly from the path, and after climbing a paling, and scaling a hedge, entered a secluded field. Two gentlemen were waiting in it; one was a little fat man, with black hair; and the other — a portly personage in a braided surtout — was sitting with perfect equanimity on a camp-stool. "The other party, and a surgeon, I suppose," said Mr. Snodgrass ; "take a drop of brandy." Mr. Winkle seized the wicker bottle which his friend proffered, and took a lengthened pull at the exhilarating liquid. "My friend, sir, Mr. Snodgrass," said Mr. Winkle, as the officer approached. Doctor Slammer's friend bowed, and produced a case similar to which Mr. Snodgrass carried. "We have nothing farther to say, sir, I think," hecoldly remarked, as he opened the case; "an apology has been resolutely declined." •Nothing, sir," said Mr. Snodgrass, who began to feel rather uncomfortable himself. "Will you step forward?" said the officer. •Certainly," replied Mr. Snodgrass. The ground was measured, and preliminaries arranged. 29 to ruminate, overdenken. portly, gezet. fence' nek. equanimity, gelijkmoedigheid. orD> bol. a drop, een slokje, to beckon, een wenk geven, to proffer, aanbieden, to scale, opklauteren. exhilarant, opwekkend. not for worlds, voor niets ter wereld. to sally forth, uittrekken, de deur uitgaan. EXERCISE 18 CONTINUED V "You will find these better than your own," said the opposite second, producing his pistols. "You saw me load them. Do you object to use them?" "Certainly not," replied Mr. Snodgrass. The offer relieved him from considerable embarrassment, for his previous notions of loading a pistol were rather vague and undefined. "We may place our men, then, I think," observed the officer, with as much indifference as if the principals were chess-men, and the seconds players. "1 think we may," replied Mr. Snodgrass; who would have assented to any proposition, because he knew nothing about the matter. The officer crossed to Doctor Slammer, and Mr. Snodgrass went up to Mr. Winkle. "It's all ready," he said, offering the pistol, "Give me your cloak." "You have got the packet, my dear fellow," said poor Winkle. "All right," saidMr. Snodgrass. "Be steady, and wing him." It occurred to Mr. Winkle that this advice was very like that which bystanders invariably give to the smallest boy in a street 33 •Do you remain long here ?" inquired Dr. Slammer of Mr. Winkle, as they walked on most amicably together. "I think we shall leave here the dayafterto-morrow," was the reply. •I trust I shall have the pleasure of seeing you and your friend at my rooms, and of spending a pleasant evening with you, after this awkward mistake," said the little Doctor; "are you disengaged this evening?" "We have some friends here," replied Mr. Winkle, "and I should not like to leave them to-night. Perhaps you and your friend will join us at the Buil." "With great pleasure," said the little Doctor; will ten o'clock be too late to look in for half-an-hour?" „Oh dear, no," said Mr. Winkle. "I shall be most happy to introducé you to my friends, Mr. Pickwick and Mr. Tupman." "It will give me great pleasure, I am sure," replied Doctor Slammer, little suspecting who Mr. Tupman was. "You will be sure to come?" said Mr. Snodgrass. "Oh, certainly." By this time they had reached the road. Cordial farewells were exchanged, and the party separated. Doctor Slammer and his friends repaired to the barracks, and Mr. Winkle, accompanied by his friend Mr. Snodgrass, returned to their inn. to invent, uitvinden. to affront, beleedigen. inquiry, onderzoek. to profess, openlijk verklaren, to grieve, krenken. amicably, vriendschappelijk. ' self-denial, zelfverloochening, awkward, onaangenaam. Permit me to say, Sta mij toeu te zeggen. to feel onesclf affronted, zich beleedigd voelen. 3 34 EXERCISE 20 SAM WELLER BEFORE THE JUDGES Serjeant Buzfuz now rose with more importance than he had jet exhibited, if that were possible, and vociferated: 'Call Samuel Weller." It was quite unnecessary to call Samuel Weller; for Samuel Weller stepped briskly into the witness-box the instant his name was pronounced; and placing his hat on the floor, and his arms on the rail, took a view of the entire assembly. «What's your name, sir?" inquired the judge. ■Sam Weller, my lord," replied that gentleman. -Do you spell it with a V or a W?" inquired the judge. •That depends upon the taste of the speller, my lord," replied Sam; "I never had occasion to spell it more than once or twice in my life, but I spell it with a V." Here a voice in the gallery exclaimed aloud, "Quite right too, Samuel, quite right. Put it down a V, my lord, put it down aV." •Who is that, who dares to speak?" said the little judge, looking up. •Usher." •Yes, my lord." •Bring that person here instantly." •Yes, my lord." But as the usher didn't find the person, he didn't bring him; and, after a great commotion, all the people who had got up to look for the culprit, sat down again. The little judge turned to the witness as soon as his indignation would allow him to speak, and said: •Do you know who that was, sir?" ■I rather suspect it was my father, my lord," replied Sam. •Do you see him here now?" said the judge. •No, I don't, my lord," replied Sam, staring up. •If you could have pointed him out, I would have committed him instantly," said the judge. 42 just then. He struck a Iight as they entered the dark corridor leading to the condemned cell, and then said in his most civil tone, «It'11 be pretty nigh dark in the cell already; but I can stop with my light a bit, if you like." "Nay, friend, thank you," said Dinah. "I prefer to go in alone." "As you like," said the jailer, turning the harsh key in the lock, and opening the door wide enough to admit Dinah. A jet of light from his lantern feil on the opposite corner of the cell, where Hetty was sitting on her straw pallet with her faceburied in her knees. It seemed as if she were asleep, and yet the grating of the lock would have been likely to waken her. The door closed again, and the only light in the cell was that of the evening sky, through the small high grating — enough to discern human faces by. Dinah stood still for a minute, hesitating to speak, because Hetty might be asleep; and looking at the motionless heap with a yearning heart. Then she said, softly — "Hetty r There was a slight movement perceptible in Hetty's frame — a start such as might have been produced by a feeble electrical shock; but she did not look up. Dinah spoke again, in a tone made stronger by irrepressible emotion — "Hetty... it's Dinah." Again there was a slight, startled. movement through Hetty's frame, and without uncovering her face, she raised her head a little as if listening. "Hetty Dinah is come to you." After a moment's pause, Hetty lifted her head slowly and timidly from her knees, and raised her eyes. The two pale faces were looking at each other: one with a wild hard despair in it, the other full of sad, yearning love. Dinah unconsciously opened her arms and stretched them out "Don't you know me, Hetty? Don't you remember Dinah? Did you think I wouldn't come to you in trouble?" Hetty kept her eyes fixed on Dinah's face, like an animal that gazes, and gazes, and keeps aloof. 43 Tm come to be with you, Hetty — aot to leave you — to be your sister to the last." Slowly, while Dinah was speaking, Hetty rosé, took a step forward, and was clasped in Dinah's arms. They stood so a long while, for neither of them feit the impulse to move apart again. Hetty, without any distinct thought of it, hung on this something that was come to clasp her now, while she was sinking helpless in a dark gulf; and Dinah feit a deep joy in the first sign that her love was welcomed by the wretched lost one. The light got fainter as they stood, and when at last they sat down on the straw pallet together, their faces had become indistinct. Not a word was spoken. Dinah waited, hoping for a spontaneous word from Hetty; but she sat in the same dull despair, only clutching the hand that held hers, and leaning her cheek against Dinah's. It was the human contact she clung to, but she was not the less sinking into the dark gulf. Dinah began to doubt whether Hetty was conscious who it was that sat beside her. She thought suffering and fear might have driven the poor sinner out of her mind. But it was borne in upon her, as she afterwards said, that she must not hurry God's work: we are over-hasty to speak — as if God did not manifest himself by our silent feeling, and make his love feit through ours. She did not know how long they sat in that way, but it got darker and darker, till there was only a pale patch of light on the opposite wall: all the rest was darkness. But she lelt the Divine presence more and more, — nay, as if she hereself were a part of it, and it was the Divine pity that was beating in her heart, and was willing the rescue of this helpless one. At last she was prompted to speak, and find out how far Hetty was conscious of the present. to cross, solemn, background, gloom, askance, oversteken, plechtig, achtergrond, somberheid, terzijde, schuins. timidly, yearning, to yearn, unconsciously, beschroomd, innig. vurig verlangen, onwillekeurig, onbewust. 44 to grate, knarsen. to startle, . doen ontstellen, civil, beleefd. to gaze, kijken, staren, nigh, bijna. impulse, aandrang, harsh, knarsend. to move apart, scheiden, jet of light, lichtstraal. distinct, duidelijk, to bury, verbergen, thought, meening. begraven, wretched, rampzalig, grating, traliewerk, indistinct, onduidelijk. tralievenster, spontaneous, uit eigen to discern, onderscheiden. beweging, motionless, beweegloos. over-hasty, te haastig, perceptible, merkbaar. to manifest, openbaar maken, frame, gestalte. patch, plekje, start, trilling. to be prompted, gedreven inepressible, niet te onder- worden. drukken, to prompt, aansporen, startled, trillend. as you like, zooals gij wilt. a straw pallet, een strooien matras. human faces, menschelijke aangezichten. te keep aloof, op een afstand houden. without any distinct zonder eenig bewustzijn van de thought of it, rede, waarom, in a dark gulf, in een afgrond van donkere wateren. it was borne in het werd haar ingegeven, upon her, the Divine presence, de tegenwoordigheid Gods. 45 EXERCISE 24 CONTINUED III «Hetty," she said, gently, "do you know who it is that sits by your side?" •Yes," Hetty answered, slowly, «it's Dinah." •And do you remember the time when we were at the Farm together, and that night when I told you to think of me as a friend in trouble?" "Yes," said Hetty. Then, after a pause, she added, «But you can do nothing for me. You can't make them do anything. They'U hang me on Monday — it's Friday now." As Hetty said the last words, she clung to Dinah, shuddering. "No, Hetty, I can't save you from that death. But isn't the suffering less hard when you have somebody with you, that feels for you — that you can speak to, and say what's in your heart?... Yes, Hetty: you lean on me: you are glad to have me with you." "You won't leave me, Dinah? You'11 keep close to me?" "No, Hetty, I won't leave you. 1*11 stay with you to the last... But, Hetty, there is some one else in this cell besides me, some* one close to you." Hetty said, in a frightened whisper, "Who?" "Some one who has been with you through all your hours of sin and trouble — who has known every thought you have had — has seen where you went, where you lay down and rose up again, and all the deeds you have tried to hide in darkness. And on Monday, when I can't follow you, — when my arms can't Teach you, — when death has parted us, — He who is with us now, and knows all, will be with you then. It makes no difference — whether we live or die, we are in the presence of God." "O Dinah, won't nobody do anything for me? Will they hang me for certain?... I wouldn't mind if they'd let me live." "My poor Hetty, death is very dreadful to you. I know it's dreadful. 46 But if you had a friend to take care of you after death — in that other world —some one whose love is greater than mine — who can do everything... If God our Father was your friend, and was willing to save you from sin and suffering, so as you should neither know wicked feelings nor pain again? If you could believe he loved you and would help you, as you believe, I love you and will help you, it wouldn't be so hard to die on Monday, would it?" «But I can't know anything about it," Hetty said, with sullen sadness. •Because, Hetty, you are shutting up your soul against him, by trying to hide the truth. God's love and mercy can overcome all things - our ignorance, and weakness, and all the burthen of our wickedness — all things but our wilful sin; sin that we cling to, and will not give up. You believe in my love and pity for you: Hetty; but if you had not let me come near you, if you wouldn't have looked at me or spoken to me, you'd have shut me out from helping you l I couldn't have made you feel my love; I couldn't have told you what I feit for you. Don't shut God's love out in that way, by clinging to sin... He can't bless you while you have one falsehood in your soul; his pardoning mercy can't reach you until you open your heart to him, and «ay, *I have done this great wickedness; O God, save me.make me pure from sin.' While you cling to one sin and will not part with it, it must drag you down to misery after death, as it has dragged you to misery here in this world, my poor, poor Hetty. It is sin that brings dread, and darkness, and despair: there is light and blessedness for us as soon as we cast it off: God enters our souls then, and teaches us, and brings us strength and peace. Cast it off now, Hetty — now: confess the wickedness you have done — the sin you have been guilty of against your heavenly Father. Let us kneel down together, for we are in the presence of God." Hetty obeyed Dinah's movement, and sank on her knees. They still held each other's hands, and there was long silence. Then Dinah said — 51 and it got stronger and strenger ... I longed so to go back bome.... I couldn't bear being so lonely, and coming to beg for want. And it gave me strength and resolution to get up and dress myself. I feit I must do it ... I didn't know how ... I thought I'd find a pond, iï I could, like that other, in the corner of the field, in the dark. And when the woman went out, I feit as if I was streng enough to do anything ... I thought I should get rid of all my misery, and go back home, and never let them know why I ran away. I put on my bonnet and shawl, and went out into the dark street, with the baby under my cloak; and I walked fast till I got into a street a good way off, and there was a public, and I got some warm stuff to drink and some bread. And I walked on and on, and I hardly feit the ground I tred on; and it got lighter, for there came the moon — O Dinah, it frightened me when it first looked at me out of the clouds — it never looked so before; and I turned out of the road into the fields, for I was afraid of meeting anybody with the moon shining on me. And I came to a hay-stack, where I thought I could lie down and keep myself warm all night. There was a place cut into it, where I could make me a bed; and I lay comfortable, and the baby was warm against me; and I must have gone to sleep for a good while, for when I woke it was morning, but not very light, and the baby was crying. And I saw a wood a a little way off. ... I thought there would perhaps be a ditch or a pond there . . . and it was so early I thought I could hide the child there, and get a long way off before folks was up. And then I thought I would go home — I would get rides in carts and go home, and teil them I had been to try and see for a place, and couldn't get one. I longed so for it, Dinah, I longed so to be safe at home. I don't know how I feit about the baby. I seemed to hate it — it was like a heavy weight hanging round my neck; and yet its crying went through me, and I daredn't look at its little hands and face. But I went on to the wood, and 1 walked about but there was no water" . . . 52 miserable, ongelukkig, want, gebrek. ellendig, public, herberg, pond, vijver. bierhuis, to bear, uitstaan, dulden, hay-stack, hooiberg, to scorn, verachten. comfortable, heel goed, to wander, ronddolen. gemak gevend, to long, verlangen. ditch, sloot. safe, veilig. to be cross with somebody, hard tegen iemand zijn. the other folks, de andere menschen. EXERCISE 27 CONTINUED VI Hetty shuddered. She was silent for some moments, and when she began again, it was in a whisper. «I came to a place where there was lots of chips and turf, and I sat down on the trunk of a tree to think what I should do. And all of a sudden I saw a hole under a nut-tree, like a little grave. And it darted into me like lightning — I'd lay the baby there, and cover it with the grass and the chips. I couldn't kill it any other way. And I'd done it in a minute; and, oh, it cried so, Dinah — I couldn't cover it quite up — I thought perhaps somebody would come and take care of it, and then it wouldn't die. And I made haste out of the wood, but I could hear it crying all the while; and whenT got out into the fields, it was as if I was held fast — I couldn't go away, for all I wanted so to go. And I sat against the hay-stack to watch if anybody would come: I was very hungry, and I had only a bit of bread left; 59 His quick temper flamed up as the other gripped him firmly by the sleeve. «You are unarmed," he repeated on a note of warning. «I remember," answered Don Ramon, «I left my weapons with the gunsmith. Yet I can prevent you." "You are a very great fooi," exlaimed Mr. Fairfoul, wrenching at his sleeve. "Suppose I wished to betray your fanatic scheme, is this the way to stay me?" "Yes, this!" cried Don Ramon and had him by the throat. Mr. Fairfoul swayed. He was the slighter man and animated by no such deep passion; but he kept his footing, struggled himself half free and slipped his hand round to the secret pistol he carried. Don Ramon saw the action, gave a short excited laugh and loosed his hold to grasp the weapon, but the Irishman was too quick for him. He brought the butt end down with ugly force on the other's tawny curls where they swept back from the brow. Don Ramon gave a sicklurch, threw out his hands and feil sideways on his elbow. "I told you you were a fooi," gasped Mr. Fairfoul. clump, greep, alder-tree, vlierboom, a thatched roof, een rieten dak. to moisten, likken, bevochtigen. scaffold, schavot. to ruin, te gronde gaan. to elate, verheffen. to shiver, beven. to be sane and sober, to say calmly, to take no heed, to knock somebody senseless, to prevent. tegenhouden, to wrench at, loswringen, to stay, terughouden, blijven. to sway, wankelen. to grasp, grijpen. weapon, wapen. butt-end, kolf. to gasp, hijgen. zijn zinnen bij elkaar hebben en niet dronken zijn. bedaard zeggen. zich niet aantrekken. iemand de hersens inslaan. 60 to be answerable, voor de gevolgen instaan, verant¬ woordelijk zijn. stand aside, ga uit den weg. to keep one's footing, zich staande houden, to give a sick larch, half bedwelmd naar voren tui¬ melen. voor de gevolgen instaan, verant- EXCERCISE 30 CONTINUED III Don Ramon laughed, tried to rise and slipped on to his face unconscious. With shaking fingers Mr. Fairfoul arranged his disordered ctothes, replaced his pistol and picked up his hat. The stern grey clouds were breaking in a smear of .dull red behind the windmill; a dreary sunset was closing into a colourless day. Mr. Fairfoul turned briskly on to the high road and so back into the town. He went to an eating-house on the Plaats, had a good dinner and sat over it till the clocks struck six, then he took his way through the cold, lit streets to the Binnenhof. He asked for the Grand Pensionary and after some delay was admitted. His interview with Mr. Fagel was brief. It ended in that gentleman taking him in his coach to the "Huis ten Bosch" and demanding an audience of the Stadtholder. The Prince was at dirmer, but the Grand Pensionary sent in a message talking of important business, and the Prince with his mind ever on the alert for complications of international politics, came out instantly. He found Mr. Fagel in the white-and-blacktiled lobby. 31 61 •What is this?" he asked at once. •Your Highness," said Mr. Fagel impressively, "I havearascal without in my coach who is prepared to give a full account of a plot —" •A plot!" interrupted the Prince impatiently and with some disappointment. «I thought you came with weighty news." But Mr. Fagel stood his ground. ■I know how regardless your Highness is in these marters, but this is a serious affair. The man was with the army and hath been employed to intrigue with the Republican faction in Amsterdam —" The Prince was at once caught by that. "Amsterdam!" he frowned; then, "I will see the fellow and discover if there is anything in this." "Not alone, Highness?" "Mr. Fagel, go and speak to the Princess, who is making a lonely dinner and finding us all mighty dull after Whitehall." The Grand Pensionary, who had had one glimpse of a lady of a discomposing splendour and foreign richness and was shy of the scorn of royal beauty, endeavoured to excuse himself, but the Prince commanded him into the dining-room, and himself gave orders for Mr. Fairfoul to be admitted into the small sombre chamber where Mr. Mompesson had once been received. A few candles were hastily lit and the curtains drawn across the November evening. There was no fire and the Prince noticed it and annoyance clouded his humour; the cold was in his blood and he hated chilly rooms. He stood on the hearth, in a bent but watchful pose, looking like a haggard falcon, slim, alert, fine fibre drawn taut with acute contained passion and steady compelling eyes of unfathomable meaning. Mr. Fairfoul entered, and thus found himself, a few hours after his mad encounter with Don Ramon, in the presence of the Prince, against whom that young man had launched his hate. He was quite composed and swept the Stadtholder a courtly bow; 62 but the Prince was at his sternest, and his sternest was an iron humour of freezing gravity against which even irapudence spent itself in vain. unconscious, bewusteloos, to piek up, oprapen, dreary, somber, sunset, zonsondergang. Grand Raadpen- Pensionary, sionaris. interview, onderhoud. Stadtholder, Stadhouder, lobby, voorhuis, rascal, schurk, plot, samenzwering, weighty, belangrijk, regardless, onverschillig, to intrigue, intrigeeren. international politics, to say something impressively, to give a full account, a Republican faction, a freezing gravity, dull, vervelend, glimpse, blik. shy, schuchter, chilly, kil. hearth, haard, falcon, valk. slim, slank, alert, waakzaam, unfathomable, onpeilbaar, meaning, uitdrukking, to launch, richten tegen, courtly, hoffelijk, impudence, onbeschaamd¬ heid. internationale verwikkelingen, iets met nadruk zeggen. alle bijzonderheden mededeelen. een Republikeinsche partij, een ijskoude gestrengheid. EXERCISE 31 CONTINUED IV «Mr. Fagel," he said, «told me you have some information you would 6ell to us." 80 den brief te schrijven en legde hem in den Bijbel van zijn meester. Maar nauwelijks was de dominee naar de kerk gegaan, of hij had er berouw van, dat hij zoo ver gegaan was. Hij meende, dat zijn schrift zou herkend worden, en dat de misdaad niet bewezen zou kunnen worden, daar hij de eenige getuige was. Deze nieuwe gedachten deden hem den brief uit den Bijbel nemen, toen zijn meester aan tafel zat, en er een stuk onbeschreven papier voor in de plaats leggen. Eerst na de terechtstelling der moordenaars helderde hij het geheim op. VERTALING VAN EXERCISE 11 DE PICKWICK-CLUB HET BAL „Welke namen, mijnheer?" zei de man, die bij de deur stond. De" heer Tracy Tupman was juist op het punt zijn eigen namen en titels op te geven, toen de vreemdeling tusschenbeide kwam. „In 't geheel geen namen," en daarop fluisterde hij Tupman in 't oor: ,'t is veel beter onze namen niet op te geven, zij zijn niet bekend — het zijn heel goede namen, maar het zijn geen klinkende namen; prachtige namen voor een kleine partij, maar in openbare bijeenkomsten maken zij volstrekt geen indruk, daarom is incognito het beste. Heeren uit London — aanzienlijke vreemdelingen of iets dergelijks." De deur werd opengeworpen en de heer Tracy Tupman en de vreemdeling traden de balzaal binnen. Het was een langwerpige kamer, met roodbekleede banken, en waskaarsen in glazen candelabres. De muzikanten waren veilig geborgen op een soort van balconnetje, en eenige quadrilles werden door twee of drie paren dansers stelselmatig uitgevoerd. An de kamer er naast waren twee speeltafeltjes klaar gezet en 85 handigen van warmen wijn, het halen van beschuitjes en het coquetteeren dat er volgde; maar een paar seconden nadat de vreemdeling verdwenen was, om mevrouw Budger naar haar rijtuig te geleiden, stoof hij de kamer uit, terwijl zijn opgekropte verontwaardiging in eens dreigde uit te barsten, en zijn drift hem het zweet langs zijn gezicht deed loopen. De vreemdeling keerde juist met den heer Tupman terug. Hij sprak op zachten toon en lachte. De kleine dokter dorstte naar zijn bloed. Hij juichtte. Hij had overwonnen. «Mijnheer!" zei de dokter met verschrikkelijke stem, terwijl hij een visite-kaartje te voorschijn haalde en zich in een hoek van de gang terugtrok, „mijn naam is Slammer, dokter Slammer, van het zeven-en-negentigste regiment, in garnizoen te Chatham, mijnheer! mijn kaartje!" Hij wilde er nog meer bijvoegen, maar zijn verontwaardiging deed hem bijna stikken. „Zoo!" antwoordde de vreemdeling koel, „Slammer —zeer verplicht - bijzonder beleefd — ik ben op het oogenblik niet ongesteld; maar mocht dat het geval zijn, dan zal ik u laten halen." „Gij — gij zijt een uitvluchtenzoeker, mijnheer," hijgde de woedende dokter - „een lafaard, een leugenaar, een .... een . . ., zal niets u bewegen, mij uw kaartje te geven ?" „O, nu begrijp ik het!" zei de vreemdeling half terzijde, „warme Wijn te sterk - gastheer al te mild - erg dwaas - limonade veel beter — warme kamers — bejaarde heeren — den volgenden morgen moeten zij er maar voor boeten — treurig — treurig;" en hij verwijderde zich eenige schreden. „Gij logeert hier in huis, mijnheer!" zei het verontwaardigde kleine mannetje; „gij zijt nu dronken, mijnheer! morgenochtend zult gij van mij hooren, mijnheer 1 Ik zal u wel weten te vinden mijnheer! Ik zal u wel weten te vinden." „Liever dat gij mij uit vindt, dan dat gij mij thuis> vindt," antwoordde de onverstoorbare vreemdeling. Dokter Slammer's aangezicht vertoonde de grootste woede terwijl hij zijn hoed nijdig op zijn hoofd sloeg; en de vreemdeling' 87 .Dank je, mijnheer!" zei de schoenpoetser en ging verder. .Wat is er?" riep de heer Tupman uit, toen een luid geklop aan zijn deur hem deed ontwaken. .Kan ik den heer Winkle spreken, mijnheer?" vroeg de schoenpoetser buiten de deur. „Winkle, Winkle," schreeuwde Tupman naar de tweede kamer. .Hei daar!" antwoordde een zwakke stem van onder de dekens. „Men vraagt u te spreken — aan de deur," en na met veel inspanning deze woorden gesproken te hebben, keerde Tupman zich om en viel weer vast in slaap. „Mij spreken!" zei Winkle, haastig uit zijn bed springend en eenige kleedingstukken aantrekkende; „mij spreken! en dat op dezen afstand van de stad; wie ter wereld kan me nu hier willen spreken?" „Een heer in de koffiekamer, mijnheer!" antwoordde de schoenpoetser, toen Winkle de deur opende en voor hem stond; „en de heer zegt, dat hij u niet zal ophouden, maar dat hij u bepaald moet spreken." „Dat is al heel vreemd," zei Winkle;-, „ik zal dadelijk beneden komen." Hij wikkelde zich haastig in een kamerjapon, en ging naar beneden. Een oude vrouw en een paar kellners waren bezig met de koffiekamer schoon te maken, en een officier in klein tenue stond uit het venster te kijken. Hij keerde zich om toen de heer Winkle binnentrad en maakte een stijve buiging met het hoofd. Daarop beval hij den bedienden zich te verwijderen, sloot de deur zeer zorgvuldig en zeide toen: .Mijnheer Winkle naar ik meen!" ,Ik heet Winkle, mijnheer!" ,U zult zeker niet verwonderd zijn, mijnheer! wanneer ik u zeg, dat ik hier dezen morgen ben uit naam van mijn vriend, dokter Slammer, van het zeven-en-negentigste." .Dokter Slammer!" zei mijnheer Winkle. .Dokter Slammer. Hij heeft mij verzocht, u mede te deelen, dat uw gedrag van gisterenavond van zulk een aard was, dat 88 geen fatsoenlijk man het zich kan laten welgevallen, en (voegde hij er bij) hetwelk ook geen fatsoenlijk man ten opzichte van een ander zou volgen." Winkle's verbazing was te echt en te duidelijk, om aan de blikken van dokter Slammer's vriend te ontgaan; deze ging dus voort: „mijn vriend, dokter Slammer, heeft mij verzocht er bij te voegen, dat hij vast overtuigd is, dat gij een gedeelte van den avond dronken en mogelijk onbewust waart van den omvang van de beleediging, waaraan gij u schuldig gemaakt hebt. Hij droeg mij op u mede te deelen, dat, zoo gij daarmede uw gedrag wilt verontschuldigen, hij genoegen zal nemen met een door u geschreven excuus, dat ik zal dicteeren." „Een schriftelijk excuus," herhaalde de heer Winkle op een toon der hoogste verbazing. „Natuurlijk begrijpt gij wat anders de gevolgen zullen zijn," hernam de bezoeker koel. „Heeft men u deze boodschap met name aan mij opgedragen?" yroeg de heer Winkle, wien dit zonderling gesprek geheel in verwarring bracht VERTALING VAN EXERCISE 15 VERVOLG 1 „Ik zelf was er niet bij tegenwoordig," antwoordde de bezoeker, „maar, daar gij geweigerd hebt uw kaartje aan dokter Slammer te overhandigen, heeft deze heer mij verzocht, den drager van een zeer ongewone jas op te zoeken — een lichtblauwe jas met vergulde knoopen, waarop een borstbeeld en de letters P. C. stonden." 84 af en keerde met dezen terug; een kleine pantomime van introductie; en de vreemdeling en mevrouw Budger namen hun plaatsen in een quadrille in. VERTALING VAN EXERCISE 13 VERVOLG III Hoe groot de verwondering van mijnheer Tupman ook was over deze brutale wijze van optreden, kon zij toch niet bij de verbazing van den dokter halen. De vreemdeling was jong en de weduwe voelde zich gevleid. De weduwe schonk geen aandacht meer aan de beleefdheden van den dokter en zijn onverschrokken mededinger scheen volkomen ongevoelig voor zijn verontwaardiging. Dokter Slammer scheen als verlamd. Zou dokter Slammer, van het zeven-en-negentigste, in één oogenblik verdrongen worden door een man, dien niemand ooit gezien had en dien niemand zelfs kende. Slammer — dokter Slammer van het zeven-en-negentigste afgewezen! Onmogelijk! Het kon niet zijn! En toch was het zoo; daar stonden zij. Wat! introduceerde hij zijn vriend? Kon hij zijn oogen gelooven? Hij keek nog eens en moest tot zijn leedwezen bekennen, dat hij goed gezien had: Mevrouw Budger danste met den heer Tracy Tupman, dat kon niet ontkend worden. Daar was de weduwe voor hem, op en neer huppelende met ongewone vlugheid; terwijl de heer Tracy Tupman met een hoogst ernstig gezicht rondhuppelde en (evenals zoovele menschen) danste alsof een quadrille niet iets is om mee te lachen, maar een zware beproeving voor de gevoelens, die met onverschrokken moed doorstaan moest worden. Stil en geduldig verdroeg de dokter dit alles, en al het over- 94 Dit waren bewijzen van vriendschap, waarvoor iedereen met alle reden dankbaar mocht zijn. Waarschijnlijk was de dankbaarheid van Winkle zóó sterk, dat zij hem de spraak benam; want hij zei niets, maar wandelde voort met tamelijk loome schreden. „Wij zijn prachtig op tijd," zei Snodgrass, toen zij het hek van het eerste veld overklommen; „de zon gaat net onder." Winkle sloeg zijn blikken naar den verdwijnenden lichtbol en dacht met smart aan de waarschijnlijkheid, dat hij zelf binnenkort zou ondergaan. „Daar is de officier," riep Winkle uit, nadat zij een weinig verder geloopen hadden. „Waar?" vroeg Snodgrass. „Ginds, de heer met dien blauwen mantel aan." Snodgrass keek in de richting, die zijn vriend hem met den vinger aanwees, en zag een gedaante, gelijk hem beschreven was. De officier gaf door een licht gebaar met de hand te kennen, dat hij hen gezien had, de twee vrienden volgden hem op een kleinen afstand, toen hij voortging. De avond werd van minuut tot minuut somberder en een naargeestige wind ruischte door de eenzame velden, alsof een reus in de verte zijn hond floot. De treurigheid van het tooneel drukte den heer Winkle neer. Hij deinsde terug, toen zij den hoek van de gracht voorbij gingen: het was net een reusachtig graf. De officier verliet eensklaps het pad en na een omheining overgeklommen te zijn en over een heg te hebben gesprongen, kwam hij in een geheel afgezonderd veld. Daar wachtten hen twee heeren; de een was een korte, dikke man met zwart haar, terwijl de andere zeer gezet was, een gegalonneerden rok droeg en met de grootste kalmte op een veldstoeltje had plaats genomen. „De tegenpartij en een arts, vermoed ik," zei Snodgrass; „neem een slokje cognac." De heer Winkle greep naar de veldflesch, die zijn vriend hem aanbood, en nam een Hinken teug van den opwekkenden drank. „Mijn vriend, de heer Snodgrass, mijnheer 1" zei Winkle, toen de officier hem tegemoet kwam. Dokter Slammer's vriend boog „Hebt gij het pakje, beste vriend?" zei de arme Winkle. „Ja zeker," zei Snodgrass, „blijft maar bedaard en tref hem in den arm." Het schoot Winkle te binnen, dat deze raad veel leek op dien, welken de omstanders gewoonlijk aan den kleinsten jongen geven, als er op straat gevochten wordt, namelijk: doe je best, dan win je het," iets dat men heel goed kan aanbevelen, als men maar weet, hoe het gedaan moet worden. Hij ontdeed zich echter zonder iets te zeggen van zijn mantel — hij had altijd lang werk om dien mantel af te doen — en nam het pistool aan. De secondanten gingen achteruit, evenals de heer op het veldstoeltje, en de tegenstanders naderden elkander. Winkle muntte altijd uit door groote menschlievendheid en het is waarschijnlijk dat hij, een medemensch niet willende verwonden, zijn oogen sloot toen hij de noodlottige plek bereikte, en dat hem daardoor het zeer buitengewone en onverklaarbare gedrag van dokter Slammer ontging. Deze deinsde terug, keek, ging eenige schreden achteruit, wreef zijn oogen, keek weer en riep eindelijk: „Houd op, houd op I" „Wat moet dit beteekenen ?" zei dokter Slammer, toen Snodgrass en zijn vriend toesnelden. „Dat is de man niet!" „De man niet!" zei dokter Slammer's secondant. „De man niet!" zei Snodgrass. „De man niet!" zei de heer met het veldstoeltje in de hand. „Wel neen," antwoordde de kleine dokter, „dat is niet de persoon, die mij gisterenavond heeft beleedigd." „Dat is al zeer vreemd," riep de officier uit. „Zeer vreemd," zei de heer met het veldstoeltje. „Het is alleen maar de vraag, of deze heer, die hier nu aanwezig is, niet voor den vorm beschouwd moet worden degene te zijn, die onzen vriend, dokter Slammer, gisterenavond heeft beleedigd, of hij die persoon werkelijk is of niet, en na dit voorstel gedaan te hebben, nam hij een snuifje, en keek onderzoekend rond, als iemand, die veel verstand van dergelijke zaken had." Winkle had terstond zijn oogen geopend en zijn ooren insge- 89 De heer Winkle deed een stap achteruit van verbazing toen hij zijn eigen kleeding zoo nauwkeurig hoorde beschrijven. Dokter Slammers vriend ging voort: „Door navragen aan het buffet kwam ik tot de ontdekking, dat de eigenaar van genoemde jas gisterennamiddag, in gezelschap met drie andere heeren hier aangekomen was, men heeft mij dadelijk naar u verwezen." Indien de voornaamste toren van het Kasteel van Rochester in eens van zijn fondamenten was afgegaan en zich voor het venster van de koffiekamer had geplaatst, zou de heer Winkle al niet meer verwonderd hebben kunnen zijn, dan toen hij deze toespmk hoorde. Zijn eerste indruk was, dat men zijn jas had gestolen „Zoudt gy zoo goed willen zijn een oogenblik te wachten?" zei bij. „Zeker," antwoordde de onwelkome bezoeker. De heer Winkle liep haastig naar boven en opende met bevende handen het valies. Daar lag de jas op haar gewone plaats, maar bij nadere beschouwing droeg zij duidelijk sporen, van den vorigen avond gedragen te zijn. „Het moet wel zoo wezen," zei de heer Winkle, terwijl hij de jas uit zijn handen liet vallen. „Ik dronk na het eten te veel wijn en heb een flauwe herinnering, dat ik door de straten heb gedwaald en later een sigaar gerookt heb. Het is een feit, dat ik erg dronken was; - ik moet een andere jas hebben aangetrokken - ergens heen zijn gegaan - en iemand hebben beleedigd — ik twijfel er niet meer aan; en deze boodschap is er het vreeselijk gevolg van 1" Dit zeggende ging de heer Winkle naar de koffiekamer terug, terneergeslagen, maar vast besloten de uitdaging van den knjgszuchtigen dokter Slammer aan te nemen en het ergste' af te wachten, wat er van komen kon. Tot dit besluit werd Winkle door verschillende beweegredenen gebracht, waarvan zijn aanzien in de club de voornaamste was Men had hem altijd beschouwd als iemand, die bijzonder goed op de hoogte was omtrent alle zaken van vermaak en behendigheid, zoowel aanvallend als verdedigend; indien hij dus bij de eerste gelegenheid, dat hij op de proef gesteld werd, onder het oog 90 van zijn leider terugdeinsde, waren zijn naam en zijn positie voor altijd verloren. Bovendien herinnerde hij zich dikwijls door oningewijden te hebben hooren vertellen, hoe gewoonlijk bij stilzwijgende overeenkomst de secondanten er voor zorgden, dat, de pistolen niet geladen waren; en verder bedacht hij, dat, als hij Snodgrass verzocht zijn secondant te zijn en hem de gevaren in de treffendste bewoordingen uiteenzette, genoemde heer zich misschien wel geroepen zou gevoelen Pickwick met het geheele geval in kennis te stellen, die zeker onmiddellijk de plaatselijke overheid er van in kennis zou stellen, om op deze wijze te verhinderen dat zijn vriend gedood of verminkt werd. Vol van deze gedachten keerde hij naar de koffiekamer terug en gaf zijn voornemen te kennen de uitdaging van den dokter aan te nemen. „Wilt gij mij een vriend aanwijzen, om met hem tijd en plaats af te spreken?" zei de officier. „Dat is onnoodig," antwoordde Winkle, „vertel dat maar aan mij, dan kan ik naderhand wel een vriend opzoeken." „Zullen wij zeggen — van avond tegen zonsondergang?" vroeg de officier op onverschilligen toon. „Zeer goed," antwoordde Winkle, die in zijn hart vond, dat het zeer slecht was. „Kent gij het Fort Pitt?" „Ja, ik heb het gisteren gezien." „Zoo gij de moeite wilt doen het veld in te slaan, dat aan de gracht grenst en dan het voetpad links wilt volgen, zoodra gij aan den hoek van het fort komt, en dan recht door loopen wilt, tot gij mij ziet, zal ik u voorgaan naar een eenzame plaats, waar de zaak kan afgedaan worden, zonder vrees voor verhindering." „Vrees voor verhindering 1" dacht Winkle. 107 het slot omdraaiend, en de deur zoover openend als noodig was om Dina binnen te laten. Een lichtstraal van zijn lantaarn viel op den tegenovergelegen hoek der cel, waar Hetty nederzat op haar strooien matras, met het aangezicht verborgen tusschen haar knieën. Het scheen, dat zij sliep, en toch had het knarsen van het slot haar moeten wekken. De deur werd weder gesloten, en het eenige licht in de cel was nu dat der avondlucht door het smalle, hooge tralievenster, juist genoeg om menschelijke aangezichten er bij te onderschelden. Dina stond eenige oogenblikken stil, aarzelend, of zij spreken zou, omdat Hetty wellicht sliep, en met het hart vol medelijden bleven haar oogen staren op den bewegingtoozen vorm daar ia den hoek. Toen sprak zij zachtjes: „Hetty!" Een lichte beweging was merkbaar in Hetty's gestalte — een trilling, zooals zou kunnen worden voortgebracht door een zwakken electrischen schok; maar zij zag niet op. Dina sprak weder, op een toon, krachtiger door niet te onderdrukken ontroering — , Hetty ... het is Dina." Wederom doorliep een lichte trillende beweging Hetty's gestalte, en zonder haar gelaat te ontdekken, hief zij haar hoofd een weinig op, alsof zij luisterde. , Hetty . . . Dina is tot u gekomen." Na een oogenblik van stilte beurde Hetty het hoofd langzaam en beschroomd van haar knieën omhoog en richtte de oogen opwaarts. De beide bleeke aangezichten zagen elkander aan; het eene met woeste, harde wanhoop er op uitgedrukt, het andere vol droevige, innige liefde. Onwillekeurig opende Dina haar armen en stak ze uit. .Kent gij mij niet, Hetty? Herinnert gij u Dina niet? Dacht gij niet, dat ik tot u zou komen in den nood?" Hetty hield haar oogen gevestigd op Dina's aangezicht — als een dier, dat kijkt en staart, en zich op een afstand houdt ,Ik ben gekomen om met u te zijn, Hetty — om u niet weder te verlaten — om uw zuster te wezen tot het einde toe." 108 Langzaam, terwijl Dina sprak, stond Hetty op, deed een schrede voorwaarts, en lag in Dina's armen. Zoo stonden zij een lange poos, want geen van beiden gevoelde aandrang tot scheiden. Hetty, zonder eenig duidelijk bewustzijn van de reden, waarom, klemde zich vast aan dit zeker iets, dat de armen naar haar uitbreidde op het oogenblik, dat zij reddeloos nederzonk in een afgrond van donkere wateren, en Dina voelde een diepe vreugde over dit eerste bewijs, dat haar liefde welkom was aan de rampzalig verlorene. Het licht werd flauwer, terwijl zij zoo stonden, en toen beiden zich eindelijk op de strooien matras nederzetten, waren hun aangezichten onduidelijk geworden. Geen woord werd gesproken. Dina wachtte, hopend op een ongevraagd woord van Hetty's zijde; maar zij zat neder in dezelfde sombere wanhoop, alleen de hand drukkend, die de hare omvat hield, en met haar wang geleund tegen die van Dina. Het was de menschelijke aanraking, waaraan. zij zich vastklemde, maar zij voelde zich niettemin in den afgrond der donkere wateren wegzinken. Dina begon te twijfelen, of Hetty zich bewust was wie er naast haar zat. Zij dacht, dat lijden en vrees de arme zondares misschien van het verstand beroofd hadden. Maar het werd haar ingegeven gelijk zij later zeide, dat zij met God's werk niet moest haasten: „Wij zijn te haastig met spreken — als openbaarde God zich niet ook door ons zwijgend medegevoel, en als maakte Hij zijn liefde niet kenbaar door de onze heen." Zij wist niet, hoe lang zij zoo zaten, maar het werd donkerder en donkerder, tot er eindelijk niets dan een bleek plekje overbleef op den muur tegenover haar; al het overige was in duisternis gehuld. Maar zij gevoelde de tegenwoordigheid Gods meer en meer — ja, het was of zij zelve er een deel van uitmaakte, en het was Gods medelijden, dat in haar boezem klopte, en besloten was tot redding dezer hulpelooze. Ten laatste werd zij gedreven tot spreken, opdat zij weten zou in hoever Hetty besef had van haar toestand. 109 VERTALING VAN EXERCISE 24 VERVOLG III .Hetty," zeide zij zacht, .weet gij, wie naast u zit?" .Ja," antwoordde Hetty langzaam, .het is Dina." ,En herinnert gij u den tijd, toen wij samen waren op de hoeve, en dien nacht, toen ik u zeide aan mij te denken als een vriend in den nood?" „Ja," zeide Hetty. Toen, na een oogenblik zwijgens, voegde zij er bij: .Maar gij kunt niets voor mij doen. Gij kunt niets van hen gedaan krijgen. Maandag zullen zij mij ophangen — het is nu Vrijdag." Terwijl Hetty de laatste woorden sprak, drong zij zich huiverend tegen Dina aan. .Neen, Hetty, van dien dood kan ik u niet redden. Maar is het lijden niet minder zwaar, wanneer gij iemand bij u hebt, die medelijden met u heeft — tot wie gij spreken kunt en zeggen, wat er in uw hart omgaat? ... Ja, Hetty, gij leunt tegen mij aan; gij zijt blij, dat ik bij u ben." .Gij zult mij niet verlaten, Dina? Gij zult dicht bij mij blijven?" .Neen, Hetty, ik zal u niet verlaten. Ik zal ten einde toe bij u blijven . . . Maar Hetty, er is nog iemand in deze cel, behalve ik, iemand zeer dicht bij u." Hetty zeide met een angstig gefluister: „Wie?" „Iemand, die met u geweest is gedurende al uw uren van zonde en nood — die ieder uwer gedachten heeft gekend gezien heeft, waar gij heengingt, waar gij nederlaagt en weder opstondt, en al de daden, die gij gepoogd hebt in duisternis te hullen. En Maandag, wanneer ik u niet volgen kan — wanneer mijn armen u niet meer bereiken kunnen — wanneer de dood ons zal gescheiden hebben — dan zal Hij, die nu met ons is, en alles weet, ook bij u zijn. Het maakt geen onderscheid — betzij wij leven of sterven, wij zijn in tegenwoordigheid van God." 110 O Dina, zal niemand iets voor mij doen ? Zullen zij mij zeker ophangen? . . . Niets zou mij kunnen schelen, zoo zij mij lieten leven." „Mijn arme Hetty, de dood is schrikkelijk voor u. Ik weet, dat hij schrikkelijk is. Maar zoo gij een vriend hadt om zorg voor u te dragen in den dood — in die andere wereld — iemand, wiens liefde grooter is dan de mijne — die alles doen kan . . . Indien God onze Vader uw vriend was, en bereid om u van zonde en lijden te redden, zoodat gij nooit slechte gedachten noch bittere pijn meer kendet? Zoo gij kondt gelooven, dat Hij u liefheeft en u helpen wil, zooals gij gelooft, dat ik u liefheb en u helpen wil, dan zou het minder hard zijn Maandag te sterven, zou het niet ?" „Maar daar kan ik niets van weten," zei Hetty in sombere droefheid. „Omdat Hetty, omdat gij uw ziel voor Hem sluit, door uw pogingen om de waarheid te verhelen. Gods liefde en barmhartigheid kunnen alles overwinnen — onze onwetendheid, onze zwakheid, al het gruwelijke van onze goddeloosheden — alleen onze opzettelijke zonde, waaraan wij ons vasthouden en die wij niet willen opgeven. Gij gelooft in mijn liefde en in mijn medelijden met u, Hetty; maar zoo gij mij niet bij u toegelaten hadt, mij niet aangezien of niet tot mij gesproken hadt, zoudt gij mij de mogelijkheid hebben benomen u te helpen; ik zou u mijn liefde niet hebben kunnen doen gevoelen; ik zou u niet hebben kunnen zeggen wat ik gevoelde voor u. Sluit niet aldus Gods liefde buiten, door u aan de zonde vast te houden ... Hij kan u niet zegenen, zoolang er een enkele leugen in uw ziel overblijft ; zijn vergevende genade kan u niet bereiken, tenzij gij uw hart voor Hem opent en zegt: „Ik heb deze groote goddeloosheid bedreven; O God, red mij, reinig mij van de zonde." Zoolang gij u aan eene zonde blijft vasthouden en niet van haar scheiden wilt, zal zij u medesleepen en u rampzalig maken na den dood, zooals zij u heeft medegesleept en rampzalig gemaakt in deze wereld, mijn arme, arme Hetty. Van de zonde komen alle vrees, 111 en duisternis, en wanhoop; licht en zegen gaan over ons op, zoodra wij haar van ons afwerpen. God treedt dan onze zielen binnen, en onderwijst ons, en brengt ons kracht en vrede. Werp haar thans van u af, Hetty — thans. Beken de goddeloosheid, die gij bedreven hebt — de zonde, waaraan gij u schuldig hebt gemaakt tegenover uw Hemelschen Vader. Laat ons samen nederknielen, want wij zijn in tegenwoordigheid van God." Hetty gehoorzaamde aan Dina's aandrang en zonk op haar knieën. Steeds hielden zij elkander bij de hand, en er was een lange stilte. Toen zei Dina : VERTALING VAN EXERCISE 25 VERVOLG IV «Hetty, wij zijn geknield voor God; Hij wacht, dat gij de waarheid zeggen zult." Nog was er stilte. Eindelijk sprak Hetty op smeekenden toon: „Dina . . . help mij . . . Ik kan niet voelen, zooals gij . . . mijn hart is zoo hard." Dina omvatte de hand, die de hare omklemde, en haar gansche ziel lag in haar stem: „Jezus, alomtegenwoordige Verlosser! Gij hebt de diepte van alle lijden gekend, Gij zijt binnengegaan in de zwarte duisternis, waar God niet is, en hebt den kreet der veriatenen geslaakt. Kom Heer, en oogst een deel der vruchten van Uw werk en uw smeekgebed; strek Uw hand uit, o Gij, die machtig zijt te verlossen, en red deze verlorene. Zij is in dikke duisternis gehuld, de boeien harer zonde houden haar omklemd, en zij kan niet opstaan, om 112 lot U te komen; zij kan alleen gevoelen, dat haar hart zoo hard en zij zoo hulploos is. Zij roept tot mij uw machteloos schepsel . . . Verlosser, het is een roepen in den blinde tot U. Hoor het! Doorboor de duisternis! Zie haar aan met dien blik vol liefde en smart, dien Gij op hem, die U verloochende wierpt, en vermurw haar steenen hart! .Zie, Heer — ik leid haar tot U, zooals weleer de zieken en hulpeloozen tot U gebracht werden, en Gij genaast ze. Ik draag haar in mijn armen en breng haar naar U toe. Vrees en beving hebben haar bevangen; maar zij beeft alleen terug voor de smart en den dood des lichaams; stort Uw geest der levendmaking over haar uit, en leg in haar een nieuwe vreeze — de vreeze harer zonde. Doe haar duchten, het vervloekte voorwerp in haar ziel te bewaren; doe haar de tegenwoordigheid van den levenden God gevoelen, die al het verledene kent en overziet, voor wien de duisternis is als de volle dag, die in dit oogenblik, in deze elfde ure, wacht, dat zij zich tot Hem keere, haar zonde belijde, Zijn genade aanroepe — in dit oogenblik, vóór de nacht des doods komt, en de ure der vergiffenis voor eeuwig gevloden is, zooals de dag van gisteren, die niet wederkomt. .Verlosser! nog is het tijd — tijd om deze arme ziel te behouden van de eeuwige duisternis. Ik geloof — ik geloof in uw grenzenlooze liefde. Wat is mijn liefde of mijn voorspraak? Zij komen in de Uwe om. Ik kan niet meer dan haar in mijn machtelooze armen klemmen, en met mijn machteloos medelijden haar aansporen. Maar Gij, — Gij kunt ademen over haar doode ziel, en zi) zal verrijzen uit den sprakeloozen doodslaap. ,Ja, Heer, ik zie U, komend door de duisternis, komend als de morgen, met genezing op uw vleugelen. De teekenen van Uw lijdenswee zijn leesbaar op Uw gelaat — ik zie, ik zie, dat Gij machtig en bereid zijt haar te redden — dat Gij haar niet voor eeuwig zult laten omkomen. .Machtige Verlosser, kom, laat de doode Uw stem hooren; laat de oogen der blinde geopend worden; laat haar zien, dat God haar omringt; laat haar slechts voor dit ééne beven, voor de 113 zonde, die haar van Hem scheidt. Verteeder het harde hart, ontzegel de gesloten lippen, doe haar met haar gansche ziel uitroepen: Vader, ik heb gezondigd . . ." .Dina", snikte Hetty, de armen om Dina's hals slaande, ,ik zal spreken... ik zal vertellen... ik zal niets meer verbergen." Maar tranen en snikken waren te hevig. Dina hief haar zachtjes van haar knieën op, en zette haar weder op de matras neder, zelve nevens haar plaats nemend. Het duurde geruimen tijd eer het stuipachtig snikken bedaard was, en zelfs daarna zaten zij nog een wijl in de stilte en de duisternis neder, elkander bij de hand houdend. Eindelijk fluiterde Hetty* „Ik heb het gedaan, Dina... ik begroef het in het bosch ... het kindje... en het schreide ... ik hoorde het schreien ... hoe ver ook weg ... den ganschen nacht... en ik ging terug, omdat het schreidde." Zij hield op en sprak toen haastig, luider en op een toon van verontschuldiging: VERTALING VAN EXERCISE 26 VERVOLG V. „Maar ik dacht dat het misschien niet sterven zou — iemand zou het kunnen vinden. Ik heb het niet vermoord — ik heb het niet zelf vermoord. Ik heb het daar neergelegd en heb het toegedekt, en toen ik terugkwam, was het weg... Het was omdat ik zoo ontzettend ongelukkig was, Dina... ik wist niet waarheen te gaan... en eerst beproefde ik mij zelve van het leven te berooven, maar kon niet. O, ik heb zoo mijn best gedaan om mij in den vijver te verdrinken, maar ik kon niet. Ik was naar Windsor gegaan — ik was weggeloopen — weet gij? Ik ging hem zoeken, om voor mij te kunnen zorgen, en hij was vertrokken, 114 en toen «rist ik niet wat te doen. Ik durfde niet naar huisterugkeeren — ik kon het niet uitstaan. Ik zou niemand hebben durven aanzien, want zij zouden mij veracht hebben. Soms dacht ik aan u, en meende naar u toe te gaan, want ik kon niet gelooven, dat gij hard tegen mij zoudt zijn en schande over mij roepen zoudt. Maar dan, de anderen moesten het toch eindelijk ook te weten komen, en dat kon ik niet dulden. Het was gedeeltelijk de gedachte aan u, die mij naar Stoniton deed komen, en daarenboven vreesde ik zoo om rond te dolen, tot ik een bedelaarster wezen en niets meer over hebben zou; somtijds kwam het mij voor, dat ik maar liever naar de hoeve moest terugkeeren. O, het was zoo verschrikkelijk, Dina... ik was zoo ellendig ... Ik wenschte nooit te zijn geboren in deze wereld. Ik zou nimmer weder in de groene velden hebben willen gaan — ik haatte ze zoo in mijn ellende." Hetty hield weder een oogenblik op, alsof de herinnering aan het verledene haar het spreken belette. „En toen ging ik naar Stoniton, en begon angstig te worden dien nacht, omdat ik zoo dicht bij huis was. En toen werd het kindje geboren, op een oogenblik, dat ik het niet verwachtte, en toen kwam de gedachte in mij op, dat ik mij van het kind moest ontdoen en weder naar huis terugkeeren. De gedachte kwam plotseling, terwijl ik in bed lag, en zij werd al sterker en sterker ... ik verlangde zoo naar huis ... Ik kon het niet dragen zoo verlaten te zijn, en eindelijk te moeten bedelen van gebrek. En dit gaf mij kracht en vastberadenheid om op te staan en mij aan te kleeden. Ik voelde dat ik het doen moest... ik wist niet hoe ... ik dacht dat ik een vijver moest zien te vinden, zoo ik kon, zooals dien anderen, in den hoek van het veld, in donker. En toen de vrouw uitging, had ik een gevoel alsof ik sterk genoeg was om alles te volbrengen... Ik dacht van al mijn ellende bevrijd te kunnen worden en naar huis terug te kunnen keeren, en dat nooit iemand zou behoeven te weten, waarom ik weggeloopen was. Ik zette mijn hoed op en sloeg mijn doek om, en ging uit in de donkere straat, met het 115 kind onder mijn mantel; en ik Hep hard voort tot ik in een straat kwam, een heel eind verder, en daar was een herberg, waar ik iets warms om te drinken en een stuk brood kreeg. En ik liep steeds voort en voort, en voelde nauwelijks den grond, waarop ik ging, en het werd lichter, want de maan kwam op — o, Dina, sij maakte mij zoo bang, toen zij mij voor het eerst aanzag van tusschen de wolken - zij had er nooit zoo uitgezien, en ik ging van den grooten weg af in de velden, want ik vreesde, dat iemand mij zou tegenkomen in het maanlicht. En ik kwam aan een hooiberg, waarin ik meende te kunnen nederliggen en mij warm houden den ganschen nacht. Er was een plaats in uitgestoken, waar ik mij een bed kon maken, en ik lag daar heel goed, en het kindje warm bij mij, en ik moet langen tijd geslapen hebben, want toen ik wakker werd, was het morgen, maar niet volkomen licht, en het kind schreide. En ik zag een bosch, een weinig verder op... Ik dacht, dat daar misschien een sloot of vijver wezen zou... En het was nog zoo vroeg, dat ik het kind daar meende te kunnen verbergen en een heel eind weg te kunnen wezen voor de menschen op zouden, zijn. En toen dacht ik aan naar huis gaan - ik zou mederijden, nu in de eene kar, en dan ra de andere, en zoo thuiskomen, en zeggen dat ik een dienst was gaan zoeken, maar er geen had kunnen vinden. Ik verlangde er zoo naar, Dina — ik verlangde zoo om veilig thuis te wezen. Ik weet zelve niet recht, wat ik gevoelde voor het kind. Het was alsof ik het haatte — het was als een zwaar gewicht, dat mij om den hals hing, en toch ging zijn schreien mij door alles heen, en ik durfde niet kijken naar zijn kleine handjes en gezichtje.' Maar ik ging voort in de richting van het bosch, en liep rond, maar zag geen water ..." 116 VERTALING VAN EXERCISE 27 VERVOLG VI Hetty rilde. Zij zweeg eenige oogenblikken, en toen zij weder begon, was het fluisterend. „Ik kwam aan een plaats, waar een aantal spaanders en graszoden lagen, en ik zette mij op den tronk van een boom neder, om te bedenken, wat ik doen zou. En plotseling zag ik een gat onder een noteboom, als een klein graf. Toen vloog mij de gedachte door het hoofd — dat ik het kind daar neder moest leggen en het bedekken met het gras en de spaanders. Ik kon het op een andere manier niet dooden. En in een oogwenk was het gedaan, en o, het schreide zoo, Dina — ik kon het niet gansch en al bedekken — ik dacht, dat er misschien wel iemand komen en er voor zorgen zou, en dat het dan niet zou sterven. En ik haastte mij het bosch uit, maar ik kon het steeds hooren schreien, en toen ik buiten in de velden kwam, was het alsof ik vastgehouden werd — ik kon niet weg, hoezeer ik het ook verlangde. En ik zette mij tegen den hooiberg neder om te zien of er iemand komen zou; ik was zeer hongerig, en had maar een hapje brood meer over, maar ik kon niet weg. En na een lange poos — na veel uren kwam die man — met zijn kiel, en hij keek zoo naar mij, dat ik bang werd, haastig opstond, en voortging. Ik dacht, dat hij naar het bosch ging, en misschien het kind vinden zou. En ik liep recht door, tot ik aan een dorp kwam, ver weg van het bosch, en ik was ziek en flauw en hongerig. Ik kreeg daar eenig eten, en kocht een brood. Maar ik durfde niet blijven. Ik hoorde het kind schreien, en dacht, dat de andere menschen het eveneens hoorden — en ging voort. Maar ik was zoo vermoeid, en de avond begon te vallen. En eindelijk, bezijden den weg, daar stond een schuur — ver van alle huizen verwijderd — zooals de schuur in de weide van onze Abdij, en ik dacht: daar kan ik binnengaan, en er mij verbergen tusschen het hooi en 117 stroo, en waarschijnlijk zou daar niemand komen. Ik ging er binnen, zij was halfvol bossen stroo; en er was ook eenig hooi En ,k maakte mij een bed, zoover mogelijk achterin, waarin niemand mij vinden kon; en ik was zóó vermoeid en zwak, dat * in slaap viel. . . Maar o, het schreien van het kind hield mij wakker, en ik dacht dat de man, die mij zoo had aangezien gekomen was om mij op te brengen. Maar toch moet ik ten laatste langen tijd achtereen geslapen hebben, ofschoon ik er geen weet van had, want toen ik opstond en de schuur uitging wist ik niet, of het nacht of morgen^as. Maar het was morgen want het werd steeds lichter, en ik ging den weg terug, dien ik gekomen was. Ik kon het niet laten, Dina; het was het schreien li3", ,^d' ^ miJ dCed gaan' en toch was ik in doodsangst Ik dacht, dat de man met de kiel mij zien zou, en dat hij wist dat ik het kind daar neergelegd had. Maar toch ging ik voortik dacht met meer aan terugkeeren naar huis - het was uit mijn hoofd gegaan. Ik zag niets dan die plaats in het bosch, waar jk het kind begraven had . . . ik zie haar nu. O Dina, zal ik haar ooit terugzien ?" Hetty klemde zich aan Dina vast, en rilde weder. De stilte scheen lang te duren, voor zij weder voortging • 'ut°ltmT[e niemand' W3nt het was zeer vroe& en ik kwam m het bosch ... Ik kende den weg naar het plaatsje . . het plaatsje tegen den noteboom, en bij iederen voetstap kon ik het kind hooren schreien ... Ik dacht, dat het leefde . . Ik weet met, of ik schrikte of mij verheugde ... ik weet niet, wat ik gevoelde. Ik weet alleen, dat ik in het bosch was, en het geschrei hoorde. Ik weet niet, wat ik gevoelde, tot ik zag, dat het verdwenen was. En toch - toen ik het daar nederlegde, had ik gewenscht, dat iemand het vinden zou en het mocht redden van den dood, maar toen ik zag, dat het verdwenen was, werd ik gevoelloos als een steen, van vrees. Geen oogenblik dacht ik er aan, «ij te verwijderen; ik gevoelde mij zoo zwak. Ik wist, dat fjZ ^/ï100^ Cn d3t ieder' me mii za*. zou *eten van het kind. Mijn hart werd als een steen, ik kon niets wen-