MASKERADE 1 JULI 1914. 1914», H. N. WERKMAN — GRONINGEN. TOELICHTING TOT DE MASKERADE TE HOUDEN OP 1 JULI 1914, BIJ GELEGENHEID VAN HET 60STE LUSTRUM VAN HET Groningsch Studentencorps „Vindicat Atque Polit" DOOR F. G. SCHELTEMA Lid der Maske rad ecom missie. H. N. WERKMAN - 1914 - GRONINGEN. Naar Terborch. Intocht van Pauw met Vrouw en Dochter in Munster. Pij ZTy |||e' 's de bedoeling van dit, door mij op verzoek Wk Ai W der Maskeradecommissie geschreven boekje, den '^^^rm^^^M toescnouwer der optocht en plechtige vredes^^^^^^^g afkondiging door de Groningsche studenten den '^^^^^^m, 1EN JULI 1914 voor te stellen, dié historische Y^^^^^^^^ feiten mede te deelen of in herinnering te brengen, Welke tot goed begrijpen dier dubbele handeling bepaald onmisbaar zijn; en voorts hem althans eenigszins inzicht te geven in ideeën en onderlinge verhouding der handelende personen, opdat hem de vele gecostumeerden, die in de lustrumweek onze stad Groningen vullen, niet slechts feestvierende studenten, maar tevens deftige plenipotentiarissen en ernstige raadsleden mogen schijnen. PAX OPTIMA RERUM. I. AANLEIDING TOT DEN Munsterschen Vrede. EN sprong van meer dan honderd jaar achterwaarts moet LlilsllT men maken, wil men eenigszins de beteekenis leeren fe^g-gji kennen van den vrede, in Munster en in het dicht daarbij gelegen plaatsje Osnabrück gesloten; tot den dag waarop, in het jaar 1517, Luther aan de Wittenbergsche kerk zijn stellingen aansloeg, moet men teruggaan, zoo men van de tallooze twisten en oorlogen, waaraan die vrede van 1648 een einde maakte, naast velerlei uiterlijke aanleiding ook de gemeenschap- ' pelijke diepste oorzaak wenscht te bevatten. Geweldig is in geheel Europa de invloed geweest van de ideeën, verkondigd in de stellingen van den Wittenbergschen hoogleeraar; geweldig bovenal, doordien die ideeën niet slechts hebben beheerscht het terrein, van nature voor haar aangewezen, n.1. dat van het subjectieve geloofsleven; maar doordien tevens de politiek zich de "scheiding, door de reformatie in de gemoederen ontstaan, heeft ten nutte gemaakt, en zoodoende zeer groote staatkundige en sociale belangen met deze godsdienstige beweging zijn in verband gebracht. Wie Duitschland ziet zóó, als het gedurende den 30-jarigen oorlog door eigen vorsten en veldheeren, alle even begeerig naar machtsuitbreiding, wordt ondermijnd, wie bedenkt hoe in dienzelfden oorlog het katholieke Frankrijk onder leiding van een kardinaal in naam van het protestantisme dat duitsche Rijk nog verder tracht uit te mergelen, beseft, hoezeer de beweging van een theologische een maatschap- 6 pelijke is geworden; hoezeer over Luther s ideeën niet in de stille binnenkamer, doch op het slagveld werd gerecht. De Augsburger godsdienstvrede van 1555 had voorloopig den toestand tusschen katholieken en evangelischen geregeld. In de daarop volgende 50 jaren had het uiterlijk den schijn alsof beide partijen volkomen rustig naast elkander leefden; maar inderdaad heeft in dien tijd de antithese geleidelijk aan de verhoudingen zoozeer verscherpt, dat iedere kleine gebeurtenis aanleiding kon geven tot een heftige uitbarsting. En deze bleef niet uit. Drie duitsche gezanten werden, naar een oude kroniek uit dien tijd meedeelt „anno 1618 over eenige scherpe woorden „(welcke sij in faveur van den Keijser spraken) van de Boheemsche' „Gereformeerde in 't Praager Slot uijt de Vensteren gheworpen; „edoch bleven alle drie noch in t leven. Dit veroorsaeckte Krijgh" „tusschen Keijser Mattheas met Bohemen. En deze krijg van katholieke vorsten en standen tegen protestantsche was het die, aanvankelijk slechts interne aangelegenheden van Duitschland betreffende, geworden is tot den grooten internationalen strijd, waarin de natiën van West Europa elkander en zich zelve zulke ontzettende rampen hebben toegebracht, en die het gewone volk zóózeer aan ellende en ontbering heeft gewend, dat hij, die nog op vrede dorst te hopen, een dwaas werd gescholden. De keizer, die aan katholieke zijde stond, werd gesteund door het hem verwante Habsburger huis in Spanje; daarentegen had Zweden, onder Gustaaf Adolf, zich de zaak der protestanten aangetrokken, terwijl Frankrijk, wiens staatslieden Richelieu en Mazarin niets zoozeer vreesden als een te groote macht der beide Habsburger huizen, aanvankelijk financieel, doch later ook daadwerkelijk de zaak der reformatie tegen den keizer steunde. Waar zóó één groote gedachte geheel Europa in twee kampen verdeelde, had schier ieder land partij gekozen. De Republiek der Vereenigde Nederlanden die, toen de duitsche krijg begon, reeds 50 jaren lang voor het nieuwe geloof had gestreden, stond natuurlijk aan de zijde der reformatie; tegen Spanje zocht zij steun bij Frankrijk, en niets scheen natuurlijker dan dat, toen men, de jarenlange ellende moe, op initiatief van Duitschland 7 over de mogelijkheid van een vrede waagde te denken, ook de republiek verzocht werd hare gezanten naar Munster te zenden, om aan de onderhandelingen deel te nemen. Want ook te onzent verlangde men wel zeer naar eindelijken vrede. Hoezeer handel en nijverheid, hoezeer ook de op zijn rust gestelde burger dien wenschte, maakt ons een — ietwat realistische — beschrijving van 's lands toestand omstreeks 1648 duidelijk: „De rijcke neering was aen 't dorren en verslensen". „Den koopman sach geen winst of voordeel meer te moet." „De Moordt wiert glad en vet, en at zich zat aan menschen." „En soop zich dol en vol in zulck een zee van bloed." Ook redenen van politieken aard deden den vrede zeer gewenscht zijn. De steun, dien de Nederlanden bij Frankrijk hadden gezocht, was. hun verleend; en het is bekend met hoeveel succes in de laatste periode van den 80-jarigen oorlog de vereenigde legers van Lodewijk en Frederik Hendrik in de Zuidelijke, spaansche Nederlanden vochten. Intusschen: . hoe meer de macht van Spanje daalde, zoo meer steeg die van Frankrijk, en weldra begon men, meer dan Filips den vierden, wien slechts de trots weerhield dezen voor hem zoo bezwarenden krijg te eindigen, den „Alder-Christelijcksten Majesteijt van Franckrijck" als een gevaarlijk nabuur te beschouwen, dien ieder jaar langer oorlogen tevens nader aan onze grenzen bracht. De verstandige mannen in den lande begrepen dat men, op déze wijze oorlog voerende tegen Spanje, in waarheid de wapens tegen zich zelve richtte, en dat dus hoe eer zoo beter een vrede diende gesloten die, wat er van de Zuidelijke Nederlanden nog aan Spanje restte tot een hechte barrière tusschen Frankrijk en de Republiek zou maken. Daarentegen was Frankrijk's politiek er op gericht, zoo lang mogelijk het sluiten van dien vrede tegen te gaan; te dien einde had het met de republiek een verbond weten te sluiten, waarbij beide partijen zich verbonden, geen verdrag met Spanje te zullen aangaan dan met gemeene bewilliging terwijl, waren eens de vredeshandelingen aangevangen, de eene partij daarmee niet sneller zou mogen voortgaan dan 8 de andere. Weinig heeft men destijds vermoed hoe listig Mazarin van deze bepaling misbruik zou maken door, zelf alle onderhandelen met Spanje weigerende, tevens der republiek het vrede sluiten te beletten, en hoe deze diplomatieke zet, na eerst onze onderhandelingen met Spanje twee jaar lang gerekt te hebben, tenslotte de republiek zou dwingen tot een contractsbreuk die, schoon te verdedigen, toch een onaangenamen indruk maakt. Redenen tot vrede sluiten waren er dus te over: sedert geruimen tijd was dan ook door de provinciën de keuze harer afgevaardigden gedaan, maar onderlinge oneenigheid verlaatte het vertrek, terwijl voorts nog talrijke formaliteiten moesten worden behandeld, waaraan zich de gezanten te Munster hadden te houden, zoo „hoe men, vreemde gezanten tegemoet komende op de straet" „sich sal gedragen in het wijeken en groeten de een aan de „andere" e. a. Eindelijk, October '1645, werd de procuratie vastgesteld, waarbij de Staten Generaal, overwegende „dat met „onderling Accoort uijtgekozen is de Stadt Münster in West- ' „phalen tot een versamelinghe ende Handelinge van een generale „ruste in de Christenheijt" aan de afgevaardigden volmacht geven te onderhandelen met de plenipotentiarissen „van den seer „machtigen ende seer Excellenten Prince Don Philippe de vierde, „Coning van Spagnien, tot wechneminge van de langduyrigen, . „Lantverderfrelijcken ende bloedigen Oorloch." Begin 1646 togen nu de gezanten van hun woonplaatsen op reis, en ontmoetten elkaar te Deventer. Het waren de volgende 8 heeren: Barthold van Gent, Heer van Meynerswijk wegens Gelderland. Adriaan Pauw 1 . . . . . . > beide wegens Holland. Johan van Mathenesse J Joan de Knuit wegens Zeeland. Godard van Reede, Heer van Nederhorst wegens Utrecht. Francois van Donia wegens Friesland. Wilhelm Ripperda wegens Overijssel. Adriaan Clant van Stedum wegens Groningen en Ommelanden. Van deze personen was van Gent degene, die formeel aan 9 't hoofd van het gezantschap stond, en bij officiëele gelegenheden het woord voerde; daarentegen was het inderdaad Pauw die én Adriaan Pauw. Eerste gevolmachtigde van Holland. ten gevolge van zijn uitnemend verstand én in qualiteit van Holland's afgevaardigde verreweg den meesten invloed had; hij en Mathenesse waren het ook, die ijverden voor een dadelijken vrede met Spanje, terwijl Nederhorst en andere zich aan het verbond met Frankrijk wilden houden, en daarom als den Franschen zeer welgezind werden beschouwd. Van den groningschen plenipotentiaris deelt de historie mede, dat hij werd gehouden voor een man van kleine bekwaamheid, en geschikt om zich te voegen naar de meesten. Op den morgen van den I 1en Januari toog het gezantschap op reis, en den avond van dienzelfden dag reden ze de poorten der stad binnen, door de burgerij feestelijk ontvangen. II. De Gezanten te Munster. j i^JH s LS in den aanvang van het jaar '46 onze gezanten te jkjpj ! Munster aankomen, vinden ze de stad van diplomaten i-InrfTmTTl overvuld: een ooggetuige deelt mee, dat er zóó vele afgevaardigden zijn, dat men ze in zes uren niet kan tellen en op honderd wagens niet vervoeren; markt en straten zijn er mee gevuld, en steekt ge uw hoofd uit de deur zoo moet ge terstond tien gezanten groeten. Het meerendeel dezer personen bevond zich reeds sinds 1643 in de stad: groote vordering had echter tot op dit oogenblik de vredeshandel nog niet gemaakt. De schier ongeloofelijke nauwgezetheid waarmee het ceremoniëel werd nagekomen belemmerde iedere snelle afwikkeling van zaken, en had ten gevolge gehad dat men na 18 maanden vergaderen nog niet verder was gekomen dan tot het vaststellen der wederkeerige betiteling; de ontzettende naijver der gezanten onderling deed het zijne: tusschen de beide fransche afgevaardigden d' Aveaux en Servien heerschte hij in dié mate dat, wijl de één niet velen kon dat de ander een daad van beteekenis verrichtte, beide werkeloos bleven, zoodat tenslotte Mazarin het noodig achtte den hertog van Longueville nog naar Munster af te vaardigen om door het overwicht van zijn hoogen rang beide gezanten samen te houden. Dit alles bedenkende weet men somtijds waarlijk niet waarover zich meer te verwonderen: dat zóó groote, geheel Europa betreffende belangen in handen van zóódanige personen zijn gelegd, dan wel dat uit zóó vele kleingeestigheden nog een zoo beteekenisvolle vrede is geboren. Niet altijd echter was het enkel persoonlijke eerzucht, die tot dergelijke handelwijze dreef. De ontzettende pracht en praal 11 deed niet slechts den desbetreffenden gezant, doch tevens den vorst, dien hij vertegenwoordigde, in aanzien stijgen; en was, na maanden lang wisselen van stukken aan den eenen gevolmachtigde in een stoet de voorrang boven een ander gegeven, dan was hierdoor tevens de verhouding der beide landen uitgedrukt. Te beoordeelen naar de wijze van ontvangst kende men destijds der republiek reeds een tamelijk vaste internationale positie toe. Bij hun aankomst toch te Munster werden de onzen tegemoet gereden door eenige karossen van Frankrijk en Portugal; binnen de poorten der stad vonden zij drie compagnieën soldaten in de wapenen, en voorts „de Borgerie, die haer alle eere" „bewezen, ende haer over derselver comste verheucht toonden"; terwijl terstond den volgenden dag talrijke ambassadeurs hun de eer van het eerste bezoek deden. Vooral de Spanjaarden toonden zich merkwaardig vriendelijk: Penaranda deelde als staaltje zijner welwillendheid mee, dat hij zijn arm wilde laten afsnijden om den vrede te erlangen, en bij het afscheid nemen gaf men den onzen de hand, wijl dit zoo de hollandsche manier was. Eenige dagen na aankomst begonnen de onderhandelingen met don Caspar de Bracamonte y Gusman, Conde de Penaranda Graaf van Penaranda. Eerste gevolmachtigde van Spanje. 12 en Antonio Brun: de spaansche ambassade. Aanvankelijk schenen die besprekingen zoo snel tot haar doel te zullen voeren, dat reeds naar het spaansche hof was geschreven om ratificatie van het overeengekomene, wijl men in de maand Juni den vrede gesloten hoopte. Juist deze brief echter was door het fransche hof te Parijs onderschept; vol verontwaardiging toonden hem de fransche gezanten den onzen, hen herinnerende aan 't verbond van '44, en verzoekende, verdere onderhandelingen te willen staken tot ook Frankrijk zoo ver zou zijn gevorderd. Sinds dien dag hebben voortdurend de onzen geprobeerd Frankrijk en Spanje tot den vrede te brengen, terwijl omgekeerd de Franschen trachtten, door alderhande politieke kunstgrepen — hier onmogelijk te vermelden — Spanje en de Republiek van elkaar te verwijderen, en het tot stand komen van hun eigen vrede te beletten. Wij zagen reeds hoe Pauw, Mathenesse en De Knuyt terstond den vrede wilden sluiten, daarentegen Nederhorst e. a. nog op Frankrijk wilden wachten. Eenzelfde tegenstelling van minder of meer franschgezindheid had zich ook in de republiek zelve geopenbaard, en talrijke schotschriften waren over deze quaestie verschenen, die dikwijls getuigenis aflegden van een zeer laag peil van debat. Pauw en zijn vrouw werden „de gierichste Duyvels" „van de werelt" genoemd; Knuyt (alias Guyt!) wordt als zeer omkoopbaar gebrandmerkt; zelfs worden de Spaanschen beschuldigd Nederhorst van kant te hebben willen maken aangezien hij, van een hunner maaltijden thuiskomende „eenigh vergift in" „ t lijff hadde, en daedelijck schrickelijck braeckte" : zooals men ziet, geen al te sterke argumentatie! Van de andere zijde wordt aldus gerepliceerd: „U valsche belijdenisse", aldus een anonymus, „ghelesen hebbende, stonde ick in twijffel, of ick mijn verstant," „tijds en Penne soo onwaerdigh woude achten u schelmachtige" „logenen, vals versierde achterklappen, ende infame discoursen" „te beantwoorden, te meer also ick wete dat die sijn voortko-" „mende uyt een Nederhorsts-Servientse Koocker." Intusschen, naar te verwachten, zet schrijver zich over deze bezwaren heen, en wederleggende de klacht over de groote gierigheid van Pauw gaat hij voort: „De klachten, die gedaen sijn so ghij seght" 13 „(doch liegt 1) en komen niet eens in consideratie bij degene die „gedaen sijn van de Cocx, Keldermeester als andere tot Münster, „also sij den tijdt van twee Jaren continuelijck voor Nederhorst „sijn Vrouw, Sonen, Dochteren, Nichten ende Neven, Maegden „ende Knechten dagelicx alleen soveel mosten koocken en tappen „als voor de geheele Hofhoudinge" Waarmee schrijver het betoog zijns tegenstanders genoegzaam beantwoord acht, „refererende „het nader tot bequamer tijt." Waardiger is het debat tusschen de heeren Pauw en Mathenesse eenerzijds, Nederhorst anderzijds in eenige schrifturen aan Hunne Hoogmogendheden ter décharge gericht. Men kan iets voor het streng formeele standpunt van Nederhorst, zich aan de letter van t contract te houden, gevoelen; maar toch, ziet men hoe de fransche gezanten ieder redelijken eisch van Spanje direct afsloegen, hoe bij hen klaarblijkelijk de wil voorzat géén vrede te sluiten, dan moet men wel de zeer groote meerderheid in den lande gelijk geven die deze, aan ons met Frankrijk gesloten tractaat gegeven uitlegging onzedelijk noemde, en het als „pure sophisterij" beschouwde, zich daaraan te houden „alsof simpelijck wij aen „Vranckrijck verbonden waren tot een eeuwich bloedtvergieten „tot lust ende appetijdt van den Cardinael (Mazarin).' Zoo dan leden Frankrijks al te fijne combinaties schipbreuk op de nuchtere inzichten der Hollanders: den 30en Januari 1648 's avonds te tien uur werd ten huize van de staatsche ambassade het tractaat van vrede, in 't fransch en nederlandsch opgesteld, geteekend door de heeren Brun en Penaranda en door alle Nederlanders uitgezonderd Nederhorst die „sijn swacke indispositie „postponerende (hij stierf eenige maanden later) zich alsnog had „verkloeckt, de 't samenkomste eenighen tijdt bij te wesen, om — „vruchteloos — in zijn advis te repeteren"; maar die vóór de onderteekening de zaal had verlaten. Terstond daarop zijn de heeren naar Den Haag vertrokken om de bekrachtiging der Staten te verzoeken: slechts Zeeland weigerde haar hoewel zijn afgevaardigde wél had onderteekend. Dies togen de afgezanten der overige 6 provinciën opnieuw naar Munster waar op den 15en Mei de plechtige uitwisseling der 14 bekrachtigingen en beëediging van t verdrag zou plaats vinden. In dien tusschentijd is Nederhorst door zijn provincie gelast mede te teekenen; bekrachtiging door Zeeland heeft veel later plaats gehad „terwijl de Staten bleeven betuigen, onschuldig te" „willen zijn aan de verwarringen en rampen, die den Staat door" „dit afzonderlijk verdrag gedreigd werden." Volledigheidshalve zij hier meegedeeld dat Nederland's voorbeeld tot navolging heeft gespoord: nog in hetzelfde jaar is ook tusschen den duitschen keizer met zijn aanhang eenerzijds, Zweden, Frankrijk en de protestantsche vorsten en standen anderzijds de vrede, die aan den dertigjarigen oorlog een eind maakte, gesloten: het behoeft niet gezegd dat deze vrede op het duitsche volk bovenal de lasten van zóó lange strijdperiode deed neerkomen. Oude prent naar Terborch. Beëediging van den Vrede. III. B eëediging en Publicatie VAN DEN VREDE. P den 15en Mei zou het door beide partijen geteekende verdrag, krachtens volmacht der spaansch-nederlandsche overheid, worden beëedigd. Als plaats hiervoor was gekozen het raadhuis, door de burgemeesters Timmerscheidt en Herding daarvoor welwillend afgestaan. Om 1 uur in den middag tijgen de staatsche gezanten met hun gevolg ten raadhuize; een half uur later verschijnt in volle pracht, begeleid door burgers en gewapende militairen, met vijf rijtuigen elk door 6 paarden getrokken, in het laatste waarvan hij zelf is gezeten, graaf Penaranda, door den raad hartelijk begroet, door onze gezanten vele malen omhelsd. Tezamen begeeft men zich dan naar de vergaderzaal waar na een korte toespraak van Brun en Meijnerswijk de plechtige beëediging van het tractaat plaats heeft, het moment door Terborch op zijn, hiernaast afgedrukte schilderij, weergegeven. Links — voor den toeschouwer — ziet men de staatsche gezanten, de twee vingers in de lucht stekende en wel: op de voorste rij van links naar rechts Clant v. Stedum, Pauw, Mathenesse en van Gent; op de achterste rij Ripperda en Donia. Rechts van van Gent staat, evenals deze met het eedsformulier in de hand, Penaranda, met zijn rechterhand ter beëediging op een evangelieboek wijzend; naast hem Brun. De persoon die het evangelieboek vasthoudt is de eerste gezantschapskapelaan Don Miguel Lopez de Barnuero; achter hem de tweede Don Diego Bahac. Rechts op den voorgrond staat met een typischen mantel en een geschrift in de hand Bruns secre- 16 taris Belne; links in de hoek de stadscommandant von Reumont. Op den achtergrond spaansche en nederlandsche toeschouwers. Na de beëediging heeft Penaranda „met groote reverentie de „Ambassadeurs van hare Hoogh. Mogh. hooft voor hooft om„helst, gevende den eene den anderen seer vriendelijcken en „bewegelijken den Kus des Vredes"; terwijl buiten burgers en soldaten juichen en van de wallen der stad het geschut dreunt. Den 16en Mei had de plechtige afkondiging plaats. Te dien einde was op spaansche kosten aan den voorgevel van het oude, in gothischen stijl opgetrokken raadhuis een podium aangebracht, van boven en beneden met tapijten behangen opdat, naar een toeschouwer meedeelt, nóch de hitte der zon, nóch de regen (sed abfuit illa, abfuit) een zoo indrukwekkende handeling in t minst zoude verstoren. Wanneer de staatsche en spaansche gezanten binnentrekken, worden ze van alle kanten toegejuicht door de, zich in de huizen aan de markt bevindende, vreemde gezanten met hunne vrouwen en andere aanzienlijke personen; op de markt zelve bevinden zich eenige muziekcorpsen, die beurtelings hun spel ten beste geven. Terwijl nu de gezanten achter op het podium vertoeven, treden de herauten naar voren, en verricht Johannes Christophorus Belne de eigenlijke publicatie: voorlezing — eerst in t nederlandsch, daarna in 't spaansch — van het tractaat, waarvan het eerste artikel de provinciën een eeuwige vrede belooft, en in welks overige 78 bepalingen de vele, voor Holland s handel zoo voordeelige conditiën zijn neergelegd; terstond daarop begint het geschut te daveren en de muziek te spelen. De gezariten, die weer door herhaalde omhelzingen hun vreugde aan den dag hebben gelegd, begeven zich daarna te midden van de juichende burgerij naar hun woningen; op de markt laat heel den dag Penaranda ten behoeve van 't volk een wijnfontein stroomen, en des avonds illumineert hij, door voor zijn huis een lange rij kaarsen te plaatsen. 17 Nog denzelfden dag zijn de onzen gecomplimenteerd door de duitsche en spaansche ambassade; de geheele week door volgen talrijke feestelijkheden elkander op, die van zucht tot pracht en praal getuigenis afleggen, als van de blijdschap over het feit dat dan eindelijk althans twee van de vele landen, in Westphalen vertegenwoordigd, waren verzoend. In de republiek zelve was de tijding van het definitief tot stand komen van den vrede met ontzettende vreugde vernomen: den 5en Juni had in schier alle deelen des lands een plechtige herdenking plaats. Amsterdam bovenal, dat nu een glorierijk tijdperk tegemoet ging, jubelde: het volk vermaakte men dien dag door op den Dam allerhande allegorische voorstellingen te vertoonen; het meer beschaafde publiek werd in den Stadsschouwburg op „De Leeuwendalers" vergast, het zinnebeeldige herdersspel, waarin Vondel de vreugde om den vrede bezingt, en der burgerij een tijd van rust en voorspoed voorspelt, in de laatste, zoo bekende rei: „De Heemraet leit den Haet aan toom" „De koeien geven melk en room" „Het is al boter tot den boom" „Men zingt al Pais en Vre." IV. De Maskerade, PlBSjjlU de, den eersten Juli 1914 te geven maskerade is veri^llÉnt on<^erste^' ^at öeeecn8inS en afkondiging op één en IIIÉlliiyii denzelfden dag terstond na elkaar hebben plaats gehad; zonder een bepaald historische onmogelijkheid te scheppen, vermag men op deze wijze aan de uitvoering een grootere suggestieve waarde te geven. Ten stadhuize bevinden zich de burgemeesters en senatoren der stad Munster, in het hierachter aangegeven plan van den stoet als groep A aangeduid. Te ongeveer 3 ure in den namiddag ontvangen zij de nederlandsche ambassade (groep D); even later verschijnen ook Penaranda en Brun met hun gevolg (groep B), begeleid door duitsche en venetiaansche gezanten (groep C), die als belangstellenden zijn meegetrokken om de beëediging te aanschouwen. De twee groepen trekken het raadhuis binnen, alwaar de beëediging gefingeerd wordt plaats te vinden. Vervolgens begeven zich de beide gezantschappen met eenige herauten en een secretaris op het tegen den voorgevel van het raadhuis aangebrachte podium en stellen zich daar, als hieronder aangegeven, op. 19 Voorgevel raadhuis. @ heraut (anonymus) heraut (anonymus) (§] Johannes Christophorus Belne (H. van Hoorn) j O heraut (anonymus) Q heraut (anonymus) |5] i Thans verricht de secretaris van Brun, Johannes Christophorus Belne de afkondiging, uit practisch oogpunt door de maskeradecommissie beperkt tot voorlezing van het eerste, meest belangrijke artikel, luidende: „Den Heer Coninck van Spagnien verklaert ende erkent dat" „de H eeren Staten Generael van de Vereenichde Nederlanden " „en de respective Provintien van de selve, met alle haer geasso-" „cieerde Landtschappen, Steden en aenhoorige Landen, sijn" „vrije ende Souoeraine Staten, Provintien en Landen, op de welcke," „noch op haer geassocieerde Landtschappen, Steden en Landen" „voorsz., hij Heer Coninck niet en pretendeert; noch nu ofte" „namaels, voor hem selven, sijn successeurs en Nacomelingen" „immer meer yets sal pretenderen; ende dienvolgens te vreden" „te sijn met de selve Heeren Staten te tracteren, ghelijck hij" „doet bij deze tegenwoordige, Een Eeuwige Vrede." Na dit plechtige moment beginnen de klokken te luiden; de gezanten en hun gevolg stellen zich inmiddels op, om gezamenlijk naar hunne woningen te trekken, aan welken ommetocht door de stad de m.-c. eenige uitbreiding heeft gegeven, om zoo een historisch verband te leggen tusschen de handeling der afkondiging en de eigenlijk-gezegde maskerade. De echtgenooten van 20 drie der nederlandsche gezanten, benevens Pauw's dochter, die de beëediging en afkondiging vanuit het raadhuis hebben gadegeslagen, nemen thans ook in de koetsen plaats, en trekken mee de stad rond. Gelijk reeds werd aangegeven, valt de maskeradestoet in vier onderdeden te splitsen. In de eerste plaats het stadsbestuur van Munster: de senatoren met hun twee burgemeesters, voorafgegaan door den deftigen stadssecretaris. Vervolgens de spaansche groep. Zij wordt geopend door den garnizoensoverste von Reumont met twee officieren: hierna spaansche edelen, legatiekapelaans en andere personen, tot het gevolg behoorend, waarop als middelpunt dezer groep de door zes paarden getrokken witte koets komt, onmiddellijk voorafgegaan door Penaranda's tweede stalmeester en twee officieren van zijn lijfgarde, onmiddellijk gevolgd door vier pages, den eersten stalmeester, en den afkondiger Belne. In de koèts zelve Penaranda en Brun met een secretaris. De derde afdeeling is die der vreemde gezanten: twee vertegenwoordigers van het bourgondische huis, drie duitsche en drie venetiaansche gezanten: alle te paard in schitterende kleedij. Eindelijk de nederlandsche groep. Vooraan gaat de secretaris der legatie Jacob van der Borch: daarna eenige edelen te voet. Van de 7 gezanten gaan er vier te voet, drie bevinden zich in een koets en wel: in de eerste koets Pauw met vrouw en dochter, in de tweede van Reede (Nederhorst) en van Donia met hunne echtgenooten. Tusschen beide koetsen in twee munstersche officieren, de vier overige nederlandsche gezanten, en eenige nederlandsche edelen. De stoet wordt gesloten door edellieden en vijf munstersche officieren te paard. De gegevens aangaande de wijze van afkondiging en de opstelling van den stoet danken wij voor een groot deel aan de mededeelingen van een enthousiasten ooggetuige, Johannes Cools, die zeer nauwkeurig alle bijzonderheden heeft geboekstaafd. Veel minder zekerheid heeft men natuurlijk aangaande de op dien dag door de optredende personen gedragen costumes: echter is 21 al het mogelijke gedaan die costumes althans in 't algemeen historisch juist te doen zijn; een enkele opmerking dienaangaande moge daarom nog volgen. Sinds in den aanvang der 17e eeuw op staatkundig gebied Frankrijk ten koste van Spanje was gerezen regelde zich ook de mode niet meer naar Madrid, doch naar het parijsche hof: in plaats van de stijve ongemakkelijke spaansche dracht met haar geplooiden wijd-uitstaanden halskraag en korte pofbroek, was een losse, meer zwierige kleedij in zwang gekomen, die omstreeks het jaar 1630 overal was ingeburgerd, en in de maskeradecostumes dan ook ten volle is doorgevoerd. Het heerencostuum bestaat uit een z.g.n. mouwvest, van onderen meestal geopend, zoodat het wit-kanten overhemd zichtbaar wordt, en een pantalon, die tot de knieën reikt en daar óf met een strik is afgezet, óf met lange neerhangende linten is versierd. Over het mouwvest wordt achter op den rug een mantel gedragen ; de hals is gesloten met een haast altijd platten, over de schouders neervallenden kraag. Wat de hoofdbedekking betreft: toen de stijve opstaande spaansche kraag verviel was de mogelijkheid geschapen het haar in volle lengte te laten groeien: de pruiken die men in deze maskerade ziet stellen dan ook voor t meerendeel écht haar voor: alleen zij, die van nature een dergelijke groeikracht niet bezaten, namen tot de techniek hun toevlucht; reeds in 1615 komen uit Parijs verbaasde reizigers met de mededeeling dat ze menschen zagen die op hun hoofden nog een nagemaakt hoofd droegen, 't welk ze „pruik" noemden. De hoed is van vilt, slap met breede randen, voorzien van één of meer veeren. Personen, te voet gaande, dragen lage schoenen; zij, die te paard zijn, hooge laarzen met breede zoomen die echter kunnen worden omgeslagen en alsdan tot over de knie reiken. Het costuum van Penaranda is als volgt: hoed wit met goud gegarneerd, en 4 witte veeren mantel lichtblauw fluweel, met goud afgezet mouwvest -grijsblauw, met wit-zijden mouwen hemd van witte kant pantalon van blauwe zij kousen witte zij. 22 van Pauw: hoed grijs met 3 witte veeren mantel paars pluche mouwvest paars satijn, met groen zijden mouwen hemd van witte kant pantalon van groene zij kousen van grijze zij. Wat de damescostumes betreft: de vervaardigster, mevr. Janssen—Reitsma, was zoo welwillend mij het volgende mede te deelen: het keurslijf is laag uitgesneden, van voren en van achteren eindigende in een korte punt; de hals is gegarneerd met witte kant en tule. De mouwen zijn kort en over de geheele lengte gespleten, zoodat de onderjapon zichtbaar is. De rokken zijn lang en zeer wijd, in diepe plooien vallende; ze laten van voren een groot deel der onderjapon zien, evenals de keurslijfjes en rokken zelve met witte kant, goud en zilvergalon gegarneerd, en met edelsteenen versierd. Als halssieraden worden parels gedragen: voorts hebben de dames een groote broche van diamanten. De kleur van het costuum van de echtgenoote van Pauw is groen, dat van haar dochter wit; Catharina Utenhove is in het lila, Helena van Hoecklum in 't blauw gekleed. 24 25 opstelling van den stoet. (Vervolg volgende bladz.) Twee Pedels p □ Academievaandel, Corpsvaandel ■ ■ M. van Rhijn, J. H. Engelkens. Muziekcorps Leeuwarden Twee hellebaardiers H m \ anonymi. 1- Heinrich Hollandt, stadssecretaris □ ] j Doyer 2, 3. Heinrich Herding, Johann Timmerscheidt, burgemeesters van Munster*. O □ ! . 2. Mr. E. E. V. Brouwer, 3. A. Meyjes. 4,5. Heinrich von Detten, Jonker Travelmann, senatoren . □ D 4. W. A. A. Boekhoudt, ' 5. W. J. van Bommel van Vloten. 6. 7. Johann Heerde, Licentiat Wydenbrug, senatoren I □ □ 6. H. E. H. Qeertsema, 7. J. Römelingh. 8, 9. Lycentiat Johann Meiners, Dr. Hildebrandt Plönies, senatoren . . . . □ □ j 8. B. Taconis, 9. H. E. Rookmaker. 10. Johann von Reumont, stadscommandant II ■ \ 10. C. A. Tjeenk Willink 11, 12. Heinrich Nünning, Kaspar Schletbrügge, munstersche officieren . . . . ■ ■ 11. R j. C. Eenkema van Dijk, 12. N. van Hasselt junior. 13, 14, 15. Don Pedro de Aguilar, don Francisco de Aparicio, don Juan Nino de Tavora, spaansche edelen ■ ■ ■ 13. A. H. Stikker, 14 15. E. Meindersma. 16, 17. Don Diego Bahac, don Miguel Lopez de Barnuero, kapelaans . . . |. D □ 16. D. J. de Waard, 17. A. F. de Savornin Lohman. 18, 19, 20. Don Sebastian de Obeya y Boneta, schatmeester, don Antonio Ricardo, tolk, don Juan Bautista Berenguel, kapitein |. □ □ □ 18. A. J. Kingma, 19. E. J. Dijksterhuis, 20. C. J. Albertijn. 21, 22. Don Juan Coloma, don Juan Alenso Pimentil, spaansche edelen . . L ■ ■ 21. O. O. Bergsma, 22. H. L. Wilkens. 23, 24. Don Antonio de Solis y Ribadeneyra, don Melchior de Vera, spaanscHe edelen | ■ ■ 23. H. Doornveld, 24. C. de Marees van Swinderen. Twee trompetters g p \ Drie lakeien | m m m \ anonymi. Twee hellebaardiers (§1 g) J 25- Don Francisco de Harra, 2e stalmeester van Penaranda □ g 25. F. A. Ebbinge. 26, 27. Don Juan de Qinia Qibaja, don Gabriel del Aquila y Bracamonte, officieren van de lijfgarde van Penaranda I ■ ■ 26. H. H. Mallinckrodt, 27. A. A. van Rhijn. I. I © ® © { anonymi m m 28. Don Pedro Fernandez de Campo y Angolo, secretaris der legatie . . j. I 28. P. van Kleffens. 29, 30. Don Antonio de Brun, don Caspar de Bracamonte y Qusman, graaf v* Penaranda, spaansche gezanten |q □ 29. A. J. Sybenga, 30. N. van Hasselt senior. Lakei @" anonymus. 31, 32. Don Francisco de Mendoza, don Alfonso de Batres, pages van Pen. . . □ □ 31. W. F. J. Brouwer, 32. P. H. Schröder. 33, 34. Don Diego de la Cueva, don Garci Sanchez de Badajoz, pages van Pen. □ □ 33. Tj. Taconis, 34. P. H. Loeff. 35. Don Alonso de Herrera, le stalmeester van Pen ■ 35. J F. H Kuiik 36. Broeder Martin, 36, Johannes Christophorus Belne, secretaris . . . . ü D J anonymus, 36. H. van Hoorn. . te paard, □ te voet, S anonymus te paard, © anonymus te voet. Behalve de in den stoet aangegeven anonymi heeft bijna ieder persoon te paard nog een anonymus bij zich. 26 «> OPSTELLING 37, 38. Pieter van Weyms, Johan Cuyennans, gezanten van het bourgondische huis 39. Johan Lodewijk graaf van Nassau, gezant van den keizer . . . 40, 41. Georg Ulrich graaf van Wolckenstein, Ferdinand Ernst graaf van Waln- stain, gezanten van Bohemen 42. Aloysius Contarini, gezant van Venetië 43, 44. Bernardo Capello, Pietro graaf Dandolo, venetiaansche edelen .... Twee trompetters 45. Jacob van der Borch, secretaris der legatie 46, 47. Cornelis van Aerssen, Amelius van Boekhorst, nederlandsche edelen . . 48, 49. Frans Eysinga van Jouwsum, Alexander van der Capellen, nederl. edelen Vier paardeknechten en koetsier | 50. Elisabeth Pauw, dochter van Pauw Twee lakeien 51, 52. Anna de Ruytenburgh, echtgen. van Pauw, Adriaan Pauw, afgev. v. Holland Lakei 53, 54. Johann van Otterstedde, Johann Honasch, munstersche officieren . . . 55, 56. Adriaan Clant van Stedum, Barthold van Gent, afgevaardigden respectievelijk van Groningen en Gelderland 57, 58. Willem Ripperda, Johan van Mathenesse, afgevaardigden respectievelijk van Overijssel en Holland 59, 60, 61. Hendrik van Raaphorst, Osebrand Jan Rengers, Robert van Arnhem, nederlandsche edelen s 62, 63, 64. Gemme van Burmania, Diderik van Lynden, Gerhard Donckel, nederlandsche edelen Vier paardeknechten en koetsier j 65, 66. Godard van Reede, Frans van Donia, afgev. resp. van Utrecht en Friesland Twee lakeien 67, 68. Catharina Utenhove, echtgenoote van van Reede, Helena van Hoecklum, echtgenoote van van Donia Lakei 69, 70. Gerard van Reede, Ernst van Aylva, nederlandsche edelen 71, 72. Johann Hense, Heinrich Freye, munstersche officieren 73, 74. Konrad Hulsbusch, Johann Wilckinghoff, munstersche officieren . . . Twee hellebaardiers Muziekcorps Kampen ■ te paard, □ te voet, S anonymus te paard, © anonymus te voet. Behalve de in den 27 VAN DEN STOET. ■ ■ \ 37. K. S. Nanninga, 38. J. Broeker. ■ 39. T. D. Zijlker. c ■ ■ 40. A. J. Kiewiet de Jonge, 41. H. E. Pelinck. ■ 42. B. J. Gratama. ■ ■ j 43. L. G. Brouwer, 44. L. A. Ries. S S anonymi. o 45. J. H. D. Munnik. □ □ 46. J. Kunst junior, 47. J. Roorda. □ o 48. B. Selhorst, 49. T. Reddingius. © I © \ O © j anonymi. BI J □ 50. Mej. E. Hulsman. M © anonymi. □ □ 51. Mej. E. H. Huizenga, 52. N. G. Bounia. W\ anonymus. ■ ■ 53. B. G. F. Smits, 54. B. M. Llefstingh. □ □ 55. H. van Wageningen, 56. F. G. Scheltema. □ □ D 57. J. V. C. Wichers, 58. W. W. Feith. □ □ □ 59. E. Huizinga, 60. M. Koppius, 61. R. Roelofs. □ □ □ 62. S. K. de Waard, 63. W. A. Visser, 64. P. de Jager. © i © 1 min | anonymi. ® J □ q| 65. J. S. Korteweg, 66. S. W. Kool. U [öj anonymi. o □ 67. Mej. P. M. Salverda de Grave, 68. Mej. G. E. Bergsma. © anonymus. □ □ 69. J. Klippus, 70. J. D. Dibbits Rienstra. ■ ■ 71. J. R. Rijtma, 72. R. Veendorp. ■ ■ 73. H. Vos, 74. O. Meeuwes. © © anonymi. stoet aangegeven anonymi heeft bijna ieder persoon te paard nog een anonymus bij zich. ALPHABETISCHE LIJST van de Namen der Deelnemers aan de Maskerade. Albertijn (C. J.) Bergsma (mej. G. B.) Bergsma (O. O.) Boekhoudt (W. A. A.) Bouma (N. G.) Broeker (J.) Brouwer (Mr. B. E. V.) Brouwer (L. G.) Brouwer (W. F. J.) Doornveld (H.) Doyer (J.) Dijk (P. J. C. Eenkema v.) Dijksterhuis (E. J.) Bbbinge (F. A.) Feith (W. W.) Geertsema (H. E. H.) Gratama (B. J.) Grave (mej. P. M. Salverda de Hasselt Sr. (N. van) Hasselt Jr. (N. van) Hoorn (H. van) Huizenga (mej. E. H.] don Juan Bautista Berenguel, kapitein van de spaansche garde. Helena van Hoecklum, echtgen. van van Donia. don Juan Coloma, spaansch edele. Heinrich von Detten, senator van Munster. Adriaan Pauw, heer van Heemstede, gevolmachtigde van Holland. Johan Cuyermans, gezant van het bourgondische huis. Heinrich Herding, burgemeester van Munster. Bernardo Capello, venetiaansch edele. don Francisco de Mendoza, page van Z. E. don Antonio de Solis y Ribadeneyra, spaansch edele. Heinrich Hollandt, secretaris van de stad Munster. Heinrich Nünning, kapitein van 't munstersch garnizoen. don Antonio Ricardo, tolk der spaansche legatie. don Francisco de Harra, 2e stalmeester v. Z. E. Johan van Mathenesse, gevolmachtigde van Holland. Johann Heerde, senator van Munster. Aloysius Contarini, gezant der republiek Venetië. i CatharinaUtenhove.echtgenootev. van Reede. don Caspar de Bracamonte y Gusman, graaf van Penaranda, eerste gevolmachtigde van Spanje. Kaspar SchletbrOgge, kapitein van 't munstersche garnizoen. Johannes Christophorus Belne, secretaris van Brun. Anna de Ruytenburgh, echtgenoote van Pauw. 29 Huizinga (E.) Hulsman (mej. E.) JagerJP. de) Jonge (A. J. Kiewiet de) Kingma (A. J.) Kleffens (P. van) Klippus (J.) Kool (S. W.) Koppius (M.) Korteweg (J. S.) Kuijk (J. F. H.) Kunst Jr. (J.) Liefstingh (B. M.) Loeff (P.) Lohman (A. F. de Savornin) MaUinckrodt (H. H.) Meeuwes (O.) Meindersma (E.) Meijjes (A.) Munhik (J. H. D.) Nanninga (K. S.) Pelinck (H. E.) Reddingius (T.) Rhijn (A. A. van) Rienstra (J. D. Dibbits) Ries (L. A.) Roelofs (R.) Hendrik van Raaphorst, nederlandsch edele. Elisabeth Pauw, dochter van Pauw. Oer hard Donckel, burgemeester van Deventer. Qeorg Ulrich, graaf van Wolckenstein, gevolmachtigde van het oostenrijksche huis. don Sebastian de Obeya y Boneta, schatmeester der spaansche legatie. don Pedro Fernandez de Campo y Angolo, secretaris der spaansche legatie. Gerard van Reede, utrechtsch edele. Frans van Donia, heer van Hinnema en Heelsum, gevolmachtigde van Friesland. Osebrand Jan Rengers, nederlandsch edele. Godard van Reede, heer van Nederhorst, gevolmachtigde van Utrecht don Alonso de Herrera, le stalmeester van Z. E. Cornelis van Aerssen, nederlandsch edele. Johann Honasch, kapi'ein van het munstersch garnizoen. don Garci Sanchez de Badajoz page v. Z. E. don Miguel Lopez de Barnuero, le legatiekapelaan. don Juan de Ginia Gibaja, luitenant van de lijfgarde van Z. E. Johann Wilckinghoff, luitenant van het munstersch garnizoen, don Juan Nino de Tavora, spaansch edele. Johann Timmerscheidt, burgemeester van Munster. Jacob van der Borch, secretaris der nederlandsche legatie. Pieter van Weyms, gezant van het bourgondische huis. Ferdinand Ernst, graaf van Walnstain, gevolmachtigde van Bohemen. Alexander van der Capellen tot den Boedelhoff en Nierveld, nederlandsch edele. don Gabriël del Aquila y Bracamonte, kapitein van de lijfgarde van Z. E. Ernst van Aylva, nederlandsch edele. Pietro graaf Dandolo, venetiaansch edele. Robert van Arnhem, nederlandsch edele. 30 Römelingh (J.) Rookmaker (H. E.) Roorda (J.) Rijtma (J. R.) Scheltema (P. G.) Schröder (P. H.) Selhorst (B.) Smits (B. Q. F.) Stikker (A. H.) Swinderen (C. de Marees v.) Sybenga (A. J.) Taconis (B.) Taconis (Tj.) Veendorp (R.) Visser (W. A.) Vloten (W. J. van Bommel van) Vos (H.) Waard (D. J. de) Waard (S. K. de) Wageningen (H. van) Wichers (J. V. C.) Wilkens (H. L.) Willink (C. A. Tjeenk) Zijlker (T. D.) Licentiat Wydenbrug, senator van Munster. Dr. Hildebrandt Plönies, senator van Munster. Amelius van Boekhorst, nederlandsch edele. Johann Hense, luitenant van het munstersch garnizoen. Barthold van Gent, heer van Loenen en Meynerswijk, gevolmachtigde v. Gelderland. don Alfonso de Batres, page van Z. E. Frans Eysinga van Jouwsum, nederlandsch edele. Johann van Otterstedde, luitenant van het munstersch garnizoen, don Pedro de Aguilar, spaansch edele, don Melchior de Vera, spaansch edele, don Antonio de Brun, gevolmachtigde van Spanje. Lycentiat Johann Meiners, senator v. Munster, don Diego de la Cueva, page van Z. E. Henrich Freye, luitenant van het munstersch garnizoen. Diderik van Lynden, nederlandsch edele. Christoph Travelmann, senator van Munster. Konrad Hulsbusch, luitenant van het munstersch garnizoen. don Diego Bahac, 2e legatiekapelaan. Gemme van Burmania, nederlandsch edele. Adriaan Clant van Stedum, gevolmachtigde van Stad en Ommelanden. Willem Ripperda, gevolmachtigde v. Overijsel. don Juan Alonso Pimentil, spaansch edele. Johann von Reuniont, kommandant van het munstersch garnizoen. Johan Lodewijk, graaf van Nassau Catzenellnbogen, gevolmachtigde van den Keizer. ALPHABETISCHE LIJST van de Namen der Maskerade-Personen. Aerssen (C. van) J. Kunst junior. Aguilar (don P. de) A. H. Stikker. Angolo (don P. P. de Campo y) P. van Kleffens. Aparicio (don F. de) Aquila (don G. del — y Bracamonte) . . . A. A. van Rhijn. Arnhem (R. van) R. Roelofs. Aylva (E. van) J. D. Dibbits Rienstra. Badajoz (don G. S. de) P. Loeft Bahac (don D.) D. J. de Waard. Barnuero (don M. L. de) A. F. de Savornin Lohman. Batres (don A. de) P. H. Schröder. Belne (J. C.) H. van Hoorn. Berenguel (don J. B.) C. J. Albertijn. Boedelhoff (A. van der Capetien tot den — en Nierveld) T. Reddingius. Boekhorst (A. van) J. Roorda. Boneta (don S. de Obeya y) A. J. Kingma. Borch (J. van der) J. H. D. Munnik. Bracamonte (don C. de — y Gusman, graaf van Penaranda) N. van Hasselt senior. Bracamonte (don G. del Aquila y) . . . . A. A. van Rhijn. Brun (don A. de) A. J. Sybenga. Burmania (G. van) S. K. de Waard. Campo (don P. F. de — y Angolo). . . . P. van Kleffens. Capellen (A. van der — tot den Boedelhoff en Nierveld) T. Reddingius. Capello (B.) L. G. Brouwer. Clant (A. — van Stedum) H. van Wageningen. Coloma (don J.) O. O. Bergsma. Contarini (A.) B. J. Gratama. Cueva (don D. de la) Tj. Taconis. Cuyermans (J.) J. Broeker. Dandolo (Pietro, graaf) L. A. Ries. Detten (H. von) W. A. A. Boekhoudt. Donckel (G.) P. de Jager. Donia (F. van) S. W. Kool. Eysinga (F. — van Jouwsum) B. Selhorst. Freye (H.) . . R. Veendorp. Gent (B. van) F. G. Scheltema. Gibaja (don J. de Ginia) H. H. Mallinckrodt. Qinia (don J. de — Gibaja) H. H. Mallinckrodt. Gusman (don C. de Bracamonte y — graaf van Penaranda) N. van Hasselt senior. Harra (don F. de) F. A. Ebbinge. 32 Heerde (J.) . . . . . H. E. H. Geertsema. Hense, (J) J. R. Rijtma. Herding (H.) Mr. E. E. V. Brouwer. Herrera (don A. de) J. F. H. Kuijk. Hoecklum (Helena van) mej. G. E. Bergsma. Hollandt (H.) J. Doyer. Honasch (J.) B. M. Liefstingli. Hulsbusch (K.) H. Vos. Jouwsum (F. Eysinga van) B. Selhorst. Lynden (D. van) W. A. Visser. Mathenesse (J. van) W. W. Feith. Meiners (L. J.) B. Taconis. Mendoza (don F. de) W. F. J. Brouwer. Nassau (Johan Lodewijk, graaf van) . . . T. D. Zijlker. Nederhorst (G. van Reede, heer van) . . . J. S. Korteweg. Nierveld (A. van der Capellen tot den Boedelhoff en) T. Reddingius. Nünning (H.) P. J. C. Eenkema van Dijk. Obeya (don S. de — y Boneta) A. J. Kingma. Otterstedde (J. van) B. G. F. Smits. Pauw (A.) N. G. Bouma. Pauw (Elisabeth) mej. E. Hulsman. Penaranda (don. C. de Bracamonte y Gusman, graaf van) N. van Hasselt senior. Pimentil (don J. A.) H. L. Wilkens. Plönies (dr. H.) H. E. Rookmaker. Raaphorst