W^ÉMEDEDEELINGEN VAN DE COM^irSSlË VAN FABRIEKSNIJVERHEID IN No. 4. gDLIE-INDUSTRIE I (PLANTAARDIGE) „• JN " . - NEDERLANDSCH-INDÏÈ DOOR B. STREEFLAND. BiATaIsa - IiA^SDRllSKEiiJ ' :t 1918.„ 1 1 MEDEDEELINGEN VAN DE COMMISSIE VAN FABRIEKSNIJVERHEID IN NEDERLANDSCH-INDIË. No. 4. OLIE-INDUSTRIE (PLANTAARDIGE) IN NEDERLANDSCH-INDIË DOOR B. STREEFLAND. BATAVIA - LANDSDRUKKERIJ 1918. INHOUD. Bladzijde. Inleiding .. 1 HOOFDSTUK F Oliehoudende gewassen. Katjang tanah 3 Djarakpitten 8 Kedelee 12 Widjen 17 Kapokpitten 22 Klappercultuur 26 HOOFDSTUK II. De oliefabrikatie. De oliefabrikatie , 33 Analyses 36 HOOFDSTUK III. De Industrieele mogelijkheid. Britsch-Indië, Ceylon, De Straits, Ned.Tndië 49 Nieuw Guinea, Pacificeilanden Fiji & N. Caledonië 49 West & Oost Afrika, Mauritius, Madagascar, Zanzibar 49 Centraal & Zuid Amerika (West-Indië, Pernambuco) 49 Amerika als consumptieland 51 Engeland id. 51 Duitschland id. 51 Nederland id. ". 52 Arachides Productie-, export- en consumptie 53 Ricinus id. id. id. 54 Sojaboonen id. id. id. 54 Sesamzaad id. id. id. 55 iv Bladzijde. Inlandsche Industrie 56 Europeesche Industrie 58 Neven Industrie 58 Zeepfabrikatie 58 Boterfabrikatie 60 Cocosvezel 63 Vergelijkende Statistieken 63 Grafische Voorstellingen 65 Litteratuur 67 INLEIDING. Met het uitgeven van beknopte verhandelingen omtrent daarvoor in aanmerking komende industrieën stelt zich de commissie tot Ontwikkeling van de Fabrieksnijverheid voor, de aandacht van belangstellenden te vestigen op de factoren welke de bestaansmogelijkheden daarvoor in Nederlandsch-Indië beheerschen. De fabriekmatige bereiding van oliën en vetten uit plantaardige grondstoffen is in het laatste tiental jaren in alle landen bijzonder op den voorgrond gekomen en de vorderingen der vetverhardingstechniek hebben de reeds grootsche vooruitzichten nog in hooge mate verruimd. De snel toenemende exporten van copra en andere oliehoudende grondstoffen bewijzen dat ook onze archipel reeds een zeer belangrijke rol ten deze vervult. Die vele duizenden tonnen worden in de landen hunner bestemming fabriekmatig omgezet tot fabrikaten van hooge waarde. Dit deed de vraag rijzen of ook voor de productielanden niet een grooter aandeel in de ^economische voordeden dier fabrikage was te bereiken. Het bevestigend antwoord daarop is gegeven door het ontstaan van olie-export-industrieën, zoowel hier als elders. Zeer gewenscht werd het daarom dat meer bekend werd omtrent dit .vraagstuk, en de moeilijkheid om een deskundige te vinden in staat en bereid dit op zich te nemen werd op de meest volledige wijze overkomen doordat de heer Streefland hierbij zijne gewaardeerde medewerking wilde verleenen. Uit den aard der zaak zijn, evenals bij de soortgelijke verhandelingen omtrent papierfabrikage en mestfabrikage de hierna volgende inzichten die van den Schrijver. De Commissie rekent zich gelukkig de meeningen van een zoo bevoegd deskundige als „Mededeeling" onder een ruimer kring van belangstellenden en belanghebbenden te kunnen verspreiden. Het Gedelegeerd Lid van de Commissie tot Ontwikkeling der Fabrieksnijverheid, VAN REIGERSBERG VÈRSLUIJS. HOOFDSTUK I. OLIEHOUDENDE GEWASSEN. De voornaamste oliehoudende gewassen die in NederlandschIndië voorkomen zijn: Katjangtanah, djarak, kedelee, widjen, kapokboomen en de cocosboomen. Alle deze landbouwproducten worden door de Inlandsche bevolking gekweekt en zoowel voor de inheemsche consumptie als voor den export bereid. Daar slechts bij uitzondering Europeanen zich bezighouden met den aanplant van deze gewassen, kan men ten aanzien daarvan met recht spreken van een zuiver Inlandsche Cultuur. Van welk groot economisch belang deze voor de bevolking van Java en de overijfe bezittingen is, zal aanstonds blijken uit de speciaal voor dit doel verzamelde statistieken. KATJANGTANAH (arachides hypogaea). Dit product komt vrijwel over heel Java voor als z.g. tweede gewas. In dit verband varieert de plant- en oogst-tijd voor de verschillende gewesten. Over het algemeen hebben de grootste oogsten gedurende de maanden November t/m Februari plaats. Ofschoon tweemaal 'sjaars op Sawahgronden geoogst kan worden en bovendien eenmaal op tegallans, geschiedt zulks nietregelmatig. Gewoonlijk wordt 100 dagen na het uitzaaien geoogst; een belangrijk betere productie — zoowel wat qualiteit als quantiteit aangaat — wordt evenwel verkregen wanneer men het product 10 dagen langer laat rijpen. Het onderhoud laat in den regel nogal veel te wenschen over en zou wanneer dit intensiever werd uitgevoerd, door periodiek schoonhouden der tuinen en „aanaarden" der planten — zooals men dat bij de aardappelteelt pleêgt te doen — een zeer gunstigen invloed op de productie hebben. Dank zij de groote activiteit die door landbouwleeraren wordt — 4 — aan den dag gelegd, valt in sommige streken van Java een zichtbare productie toename te constateeren. De productie cijfers per bouw loopen zeer uiteen en varieeren van 5 tot 20 picol katjang-glondong (ongeschilde katjang). De productie-kosten per bouw bedragen gemiddeld voor heel Java: voor twee maal ploegen ƒ 10.—■ „ een „ eggen „ 5.— oogsten „ 5.— transporten „ 5.— of totaal ongeveer ƒ 25.— per bouw. Bij een gemiddelde opbrengst van 10 picol droge katjang per bouw komen dus de zelfkosten op ƒ 2.50 pp. hetgeen bij een gemiddelde verkoopwaarde van ƒ 6.— pp. (welke prijs safe .mag worden aangenomen) een netto winst 'per bouw van ƒ 35.— beteekent. Gezien den zeer korten tijdsduur tusschen ploegen en oogsten, kan de katjangcultuur als een voor de bevolking zeer loonende worden beschouwd en verdient zij alle aandacht van de Regeering. Een gehouden onderzoek, in den loop van dit jaar, naar de jaarlijksche productie van katjangtanah gaf de volgende cijfers: JAARLIJKSCHE PRODUCTIE VAN KATJANG OP JAVA. Jaarlijk- Totaal I GEWEST. AFD RELING. Aantal sche Pr0" Productie TOELICHTING. Bouws. auctie in ï/n gewest picols. in picols.' Bantam Serang 1 509 | 27 000 Pandeglang... 500 5 000 Lebak (Rang- kasbitoeng). 700 7 200 2709 1 39 200 39 200 Batavia Stad en Voorsteden — - Meester-Corne- lis — — geen tijdige opgave ont- Tangerang — — vangen. ' Buitenzorg... — — Krawang(Poer- wakarta) ... — — - 5 - JaarUjk- Totaal GEWKST. AFDEELING. Aantal sche Pr0' Productie TOELICHTING. ' Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picols. Preanger- Bandoeng ' 10 771 200 000 gem. 2 X oogstenp. jaar'. Regentschappen Tjundjoer 1800 18 000 „ 1 oogst per jaar. Soekaboemi... 2 608 52 000 „ 2 oogsten per jaar. Soemedang... 5 598 54 000 „1 „ „ » . Garoet 3000 30000 „ 1 „ „ „ . Tasikmalaja... — — 23 777 354000 354 000 Cheribon Cheribon 16 000 160 000 1 a 2 oogsten- per jaar'. Indramajoe... 3125 | 24000 1 oogst per jaar. Madjalengka.. 3 900 78 000 2 oogsten per jaar. 23025 262 000 262 000 Pekalongan — Pekalongan... - - Batang — — Tegal Pemalang .... 600 4 200 1 oogst per jaar. Brebes — — 600 | 4200 4 200 Semarahg...., Semarang — — Salatiga — — Kendal — — Demak — geen tijdige opgave ont- Grobogan 1 „ 6 , „ ! vangen. (Poerwodadi). — — Pati - - Koedoes — — Japara — — Rembang Rembang 3140 | 50000 2 oogsten per jaar. Toeban 16187 320000 2 „ „ „ . Bo.ijonegoro... 2020 40000 2 „ „ „ . Blora 21347 410000 410 000 — 6 — Jaarlijk- Totaal GEWEST. AFDEELING. Aantal sche Pro" Productie TOELICHTING Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picols. Soerabaja Soerabaja 3700 30 000 1 a 2 oogsten per jaar. Sidoardjo 10450 20000 1 oogst hoofdzak. voor Modjokerto.... 8 676 65000 1 oogst per jaar. Djombang. 1350 13500 1 „ „ „. Grisee 1331 12000 " 1 „ \ „. Lamongan 12 680 100 000 1 „ , 38187 240 500 240500 Madoera Pamekasan... 1309 10 000 1 a 2 oogsten per jaar. Soemenep 5 900 25 000 1 oogst per jaar. Bangkalan.... 7900 100000 1 a 2 oogsten per jaar. Sampang 2176 18 000 1 a 2 „ „ „ . 17284 153000 153 000 Pasoeroean.... Pasoeroean— 4000 - wordt groen geoogst. Bangil 1027 3 000 1 oogst per jaar. Malang 21867 380000 1 a 2 oogsten per jaar. Probolinggo... 340 1 500 1 a 2 „ „ „ . Kraksaan 4500 45 000 1 a 2 „ „ „ . Loemadjang .. 4189 60 000 35923 489 500 489 500 Besoeki Bondowoso... 2 483 25 000 l oogst per jaar. Djember 1550 12400 Panaroekan (Sitoebondo). 925 5 000 Banjoewangi.. 3 500 52000 1 a 2 oogsten. 8 458 94 400 94 400 Banjoemas Banjoemas.... 2 000 10000 2 oogsten per jaar. Poerwokerto.. 3435 25 000 1 oogst per jaar. Poerbolinggo.. 1260 10080 1 „ „ „ . Bandjarnegara. 4172 25 000 1 Tjilaijjap — — onvoldoende gegevens. 10867 1 70080 . 70 080 Kedoe Magelang 2 200 22000 1 oogst per jaar. Temanggoeng. 428 4 000 l n B Poerworedjo.. 1600 16 000 i " , " Keboemên 4 789 25000 l B * Wonosobo 145 1 500 i 9162 I 68 500 68 500 — 7 — Jaarlijk- Totaal GEWEST. AFDEELING. Aantal sche Pro" Pr°ductie TOELICHTING Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picols. Djokjakarta.... Mataram (Djok- jakarta) 3676 36 000 1 oogst per jaar. Köelon Progo (Wates) 2617 13000 1 „ „ „ . Goenoengkidoel (Wono- sari) 2200 30000 2 oogsten per jaar. 8 492 1 79000 79 000 Soerakarta..,. Soerakarta 6 605 66 000 Klaten 2 263 30000 Bojolali *- — geen opgaaf. Sragen 848 4 000 9716 [ 100 000 100 000 Madioen Madioen 4920 25600 Ngawi... 3 264 13056 Magetan 3600 36000 Ponorogo . *.. 1684 6 600 Patjitan 438 6132 2 oogsten per jaar. 13 906 86 688 86688 Kediri Kediri........7 13 885 138 850 Toeloeng- De praktijk wijst uit ^oeng 8 000 96 000 de productie geringer Berbek (Ngan- j8 djoek) 7845 60000 Blitar .'. 16 899 168 99Ó * 46 629 1 463 840 463 840 1 J RECAPITULATIE. Jaarlijksche productie van katjang op Java. _,„.„-.„_„_ , . , Productie ui GEWEST. Aantal Bouwb. . , picols. Bamtam 2 709 39200 Batavia — — Preanger-Regentschappen... 23777 364000 Transporteeren.- I 26 486 393 200 — 8 — nv-nr-caw a i i t> Productie in GEWEST. Aantal Bouws. . , picoUf. . Per transport 26486 393 200 Cheribon 23025 262 000 Pekalongan 600 . 4 20u Semarang , I — Rembang j 21 347 410 000 Soerabaia 38187 210500 Madoera I 17 284 153000 Pasoeroean 35923 489 500 Besoeki ; 8 458 94 400 Banjoemas 10 867 70 080 Kedoe 9162 68500 Djocjakarta 8 492 79 000 Soerakarta 9 716 100 000 Madioen ; | 13 906 86 688 Kediri 46 629 463840 Totaal op Java en Madoera | 270 082 2 914 908 Volgens vorenstaande statistiek, bedraagt het totaal aantal jaarlijksch beplante bouws, voor Java 270.082 met een totaalproductie van 2.914.908 picols katjang-glondong. • Omgerekend in tonnen (van 1000 KG.) geschilde katjang, krijgl men: 100.000 ton voor Java—Madoera. De productie op de Buitenbezittingen is niet noemenswaard. DJARAKPITTEN (ricinus communis). Van eigenlijke aanplantingen mag niet gesproken worden, daar de djarakboomen slechts in bepaalde streken zeer verspreid voorkomen; meestal treft men deze boomen langs wegen en voetpaden aan, tevens als afrastering van woonerven en tuinen dienende. De grootste aanplantigen komen voor in de gewesten: Solo, Madioen, Rembang, Soerabaja, Pasoeroean en Besoeki. De djarakboom is een éénjarig gewas, en wordt, telkens, wanneer voldoende bessen tot rijpheid gekomen zijn, van deze vruchten ontdaan. De oogsttijd duurt van 3 tot 4 maanden en valt in het tijdvak October—Januari. De productie per bouw varieert van 5 tot 20 picols, — 9 — De kosten van aanplant, onderhoud en oogsten inclusief het benoodigde zaad, bedragen totaal per bouw ƒ 40.— a ƒ 50.—. Bij een gemiddelde opbrengst van 8 picol, bedragen de zelfkosten per picol, ongeveer ƒ 6.—. De marktwaarde bedraagt tegenwoordig ƒ 7.— tot ƒ 10.—. Een behoorlijk opgezette onderneming van djarakboomen kan ongetwijfeld de productie tot 20 picol per bouw opvoeren, zoodat deze cultuur onder de aandacht van de Europeesche lahdbouwindustriëelen mag worden gebracht. JAARLIJKSCHE AANPLANT EN PRODUCTIE VAN DJARAKPITTEN OP JAVA. Jaarlijk- Totaal GEWEST. AFDEELING. Aantal sche Pro" Productie TOELICHTING Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picols. Bantam Serang — — 11 Pandeglang... - — komt in dit gewest niet Lebak (Rang- voor. kasbitoeng). — — Batavia Stad en Voorsteden — — Meester-Cor- nelis. — — Tangerang.... - Seen °PSave ontvangen. Buitenzorg... — — • Krawang(Poer- wakarta) ... — — '•■ jger-Re- Bandoeng — —i geen geregelde aanplan- uentschappen. Tjiandjoèr — — tingen. Soekaboemi... - komt voornamelijk als Soemedang... — — pagger aanplant voor. Garoet — productie niet te taxee- Tasikmalaja — — ren Cheribon -.. Cheribon .... — Indramajoe... - komt niet voor. Madjalengka — — ) Pekalongan Pekalongan .. — komt niet voor. Batang — — Tegal - — l „ „ Pemalang — — 7 • Brebes — I — - 10 - Jaarbjk- I Totaal GEWEST. AFDEELING. Aantal sche P1"0- Productie TOELICHTING. Bouws. ductie in i/h gewest " picols. in picols. Se ma rang Semarang .... — — Salatiga — — Kendal — — Demak — — Grobogan geen opgave ontvangen. (Poerwodadi). — — Pati — - Koedoes : — — Japara — — Rembang Rembang 102 500 1 oogst per jaar. Toeban 921 3000 1 „ . „ Bodjonegoro.. 470 1 500 1 „ „ - < Blora — — 1493 5 000 5 000 Soerabaja Soerabaja — — Sidoardjo — — Modjokerto... 146 700 1 oogst per jaar. Djombang 575 2875 1 „ „ , Grisee... 111 555 1 „ » » Lamongan..... 600 5 000 1 s , „ 1432 1 9130 9130 Madoera Pamekasan... — geen geregelde aanplant Soemenep — — B B B Bangkalan.... — — * Sampang — — B B B Pasoeroean.... Pasoeroean ... — geen geregelde aanplant. Ban gil — — Malang — — Probolinggo .. 750 " 3000 Kraksaan 110 300 Loemadjang... 255 2 550 1115 5 850 5 850 Besoeki Bondowoso ... 70 700 Djember — — Panaroekan (Sitoebondo). 2 900 18 000 Banjoewangi.. ■ 5 50 2975 1. 18750 18750 — 11 — jaarlijk- Totaal GEWEST. AFDEELING. Aantal sche Pr0' Productie TOELICHTING Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picols. Banjoemas Banjoemas.... — niet noemenswaard. Poerwokerto.. — — Poerbolinggo. — — Bandjarnegara 31 300 Tjilatjap — — 31 300 300 Ked»e Magelang — — sporadisch. Temanggoeng. — — Poerworedjo.. — — Keboemen • — — Wonosobo — — Djokjakarta... Mataram(Djok- jakarta) — — Koeion Progo (Wates) — — Goenoengki- doel (Wono- sari) 550 2 500 550 2 500 2 500 Soerakarta Soerakarta 10000 40 000 deze opgaaf komt ow- Klaten 5 50 juist voor. Bojolali — — geen opgave. Sragon 96 200 10101 40250 40 250 Madioen Madioen — — Ngawi 574 1722 Magetan — — Ponorogo 1130 4000 Patjitan 70 140 x 1774 5 862 5 862 Kediri Kederi 20 160 Toeloenga- goerig — — niet noemenswaard. Berbek (Ngan- djoek) 193 579 Blitar 533 1665 746 2 404 2 40'4 * = 12 - RECAPITULATIE. Jaarlijksche aanplant en productie van djarakpitten op Java. Productie in Gewest. Aantal bouws. picols Bantam — — Batavia — — geen opgave. Preanger-Regentsch — — Cheribon — — Pekalongan — — Semarang — — geen opgave. Rembang 1493 5000 Soerabaja 1432 9130- Madoera — — Pasoeroean 1115 5 850 Besoeki 2 975 18 750 Banjoemas 31 300 Kedoe — — Djocjakarta 550 2 500 Soerakarta 10101 40250 . Madioen 1 774 5 862 Kediri 746 2 404 Totaal op Java en Madoera. 20217 90 046 TOTAAL PRODUCTIE DJARAKPITTEN. Java—Madoera 5550 ton. Buitenbezittingen niet noemenswaard. KEDELEE (sojaboon) + (glycine hispida maxim). De kedelee komt op Java, dank zij de goede financieele resultaten die de bevolking met deze cultuur verkrijgt, en de groote voedingswaarde die het product heeft, in groote hoeveelheden voor. De planttijd is niet voor geheel Java gelijk, daar deze afhankelijk gesteld moet worden van bodem en klimaat. Als regel kan tweemaal 'sjaars geplant worden. Ongeveer 100 dagen na het planten kan geoogst worden. De productie varieert van 5—10 picol per bouw. — 13 — De kosten van zaad, aanplant, onderhoud en oogsten Beloopen ongeveer ƒ 25.— per bouw. Bij een gemiddelde opbrengst van 7.5 picol per bouw bedragen de zelfkosten van 1 picol ± ƒ 3.33, zoodat bij verkoop ad gemiddeld ƒ 6.— een ruime winst geboekt kan worden. JAARLIJKSCHE PRODUCTIE VAN KEDELEE (SOJABOONEN) OP JAVA. Jaarlijk- Totaal GEWEST, AFDEELING. Aantal sche- Pro" productie TOELICHTING Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picols.. Banlam Serang — — Pandeglang... 24 240 Lebak (Bang- kasbitoeng). 40 400 64 | 640 640 Batavia . Stad en Voorsteden — — Meester-Corne- lis — — Tangerang.... — — geen opgave ontvangen Buitenzorg . . — — Krawang(Poer- — — wakarta). — — Preanger-Re- Bandoeng 500 5 000 1 oogst per jaar. gentschappen. Tjiandjoer. .. 800 4000 1 „ „ „• Soekaboemi... 35 350. 1 „ „ „ Soemedang 1033 350 1 „ . „ „ . Garoet 3 618 28 944 2 oogsten per jaar. Tasikmalaja .. — ' — 5 986 38 644 38 644 Cheribon Cheribon 3 200 19 200 1 oogst per jaar. Indramajoe... 205 1 640 1 „ „ „ Madjalengka.. 5660 33 300 l „ „ „ 9 065 54140 54140 — 14 — I Jaarlijk- Totaal GEWEST. AFDEELING. Aantal 80116 Pro' Productie TOELICHTING. Bouws. auctie in i/h gewest I picols. in picols. , . Pekalongan.... Pekalongan... — — Batang — — Tegal - — Pemalang 220 1 320 1 oogst per jaar. Brebes — — 220 1 320 1 320 Semarang Semarang..... — — Salatiga. — — Kendal — — Demak — — Qrobogan geen opgave ontvangen. (Poerwodadi). — — Pati — — Koedoes — — Japara — — Rembang Rembang 2032 8 000 j 1 oogst per jaar. Toeban 3 440 34 000 2 oogsten (per jaar. Bodjonegoro... 1663 7 000 2 „ ' „ „ Blora — — 7036 49000 49 000 Soerabaja Soerabaja.. .. 120 600 1 oogst per jaar. Sidoardjo 10 513) 80000 1 „ „ „ Modjokerto.... 3686 16000 1 „ „ „ Djombang 10 300 50000 1 „ ,. „ Grisee 42 200 1 „ „ „ Lamongan.... — — 24 661 1 146800 146 800 Madoera Pamekasan... — — Soemenep .... — — Bangkalan.... — — Sampang — — Pasoeroean Pasoeroean 1356 4 000 1 a 2 oogsten per jaar. Bangil.. ..... 3 900 19 600 „ Malang..».. 3648 26000 „ Probolinggo... 150 500 „ Kraksaan 2100 11000 „ Loemadjang. 2 576 26 000 „ 13 730 87000 87000 — 15 — Jaarlijk- Totaal GEWEST. AFDEELING. Aantal sche P1"0" Productie TOELICHTING Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picols. Besoeki..; Bondowoso.. 33 250 1 oogst per jaar. Djember 700 4 000 Panaroekan (Sitoebondo). 15 120 Banjoewangi.. 600 900 1348 5 270 5 270 Banjoemas...:. Banjoemas 2 000 12 000 2 oogsten per jaar. Poerwokerto.. 1335 6 700 Probolinggo... 2 300 13800 Bandjarnegara. 100 300 Tjilatjap 1200 7 200 6935 40000 40 000 Kedoe Magelang 114 i ioo Temanggoeng. — — Poerworedjo.. 900 12 000 Keboemen..... 9 033 45 000 Wonosobo — 10.047 | 58100 58100 Djokjakarta Mataram(Djok- jakarta) 3 528 35 000 Koeion Progo (Wates) 2162 10 500 Goenoengki- doel (Wono- sari) 1690 14 000 7 380 ■ 59 500 69 500 Soerakarta—Soerakarta— 16114 | 160 000 verm. foutieve opgave. Klaten 2693 39 000 Bojolali — — geen opgave. Sragen 874 3 500 19681 I 202 600 202 500 'adioen Madioen 5 950 43 800 Ngawi 3 629 10 0Ö0 Magetan 6 600 66000 Ponorogo..... 16 570 115 990 Patjitan 561 3 000 - 33 310 1 238790 I 238790 - 16 - Jaarljjk- Totaal GEWEST. ' AFDEELING. Aantal 1 scne Pr0' Productie TOELICHTING. Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picels. Kediri Kediri 4 684 32 788 Toeloeng- ügoeng 6000 30000 Berbek (Ngan- djoek) '. 10 594 50000 Blitar 3 688 19 000 24 966 1 131 788 131 788 RECAPITULATIE. Jaarlijksche productie van kedelee (sojaboonen) op Java. „_„._„_ . . , _ Productie in GEWEST. Aantal Bouws. . , picols. Bantam 64 640 Batavia — Preanger-Regentschappen 5 986 38 644 Cheribon 9 065 54140 Pekalongan 220 1 320 Semarang — — Rembang 7 035 49 000 Soerabaia. 24 561 146800 Madoera — — Pasoeroean .' .13 730 87 000 Besoeki 1318 5 270 •Banjoemas. ■ 6 935 40 000 Kedoe 10047 68100 Djocjacarta 7 380 59 500 Soerakarta 19681 202 500 Madioen....; 33 310 238 790 Kediri 24 966 131788 Totaal op Java en Madoera.' 164 298 1113492 De totaal productie voor Java en Madoera bedraagt dus per / jaar 68730 ton. De productie op de buitenbezittingen is nihil. — 17 — WIDJEN (sesam). Widjen treft men in hoofdzaak in Midden- en Oost-Java aan; de aanplantingen zijn niet veel omvattend. Gewoonlijk wordt tweemaal 'sjaars geplant. (Mei en October). 120 dagen na planttijd wordt geoogst. De kosten per bouw voor aankoop zaad, ploegen, planten, onderhoud en oogsten, bedragen gemiddeld ƒ 35.—. De opbrengst per bouw varieert, evenals bij alle tweede gewassen nogal sterk, en bedraagt naar gelang van meer of mindere intensieve bewerking en behoorlijk onderhoud, 4 tot 15 picols. Bij een marktwaarde van ƒ 7.— p. p. en een average-productie per bouw van 10 picol, zal de netto-winst dus ƒ 35.— per bouw bedragen. JAARLIJKSCHE PRODUCTIE VAN WIDJEN (SESAMZAAD) OP JAVA. Jaarlijk- Totaal GEWEST. AFDEELING. Aantal sche Pr0" j*311- Prod- TOELICHTING Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picols. Bantam Serang — Pandeglang... — — Lebak (Rang- kasbitoeng). 75 875 75 375 375 Batavia Stad en Voorsteden — — Meester-Corne- Tangerang!;;; - I geen opgave. Buitenzorg.... — — Krawang(Poer- wakarta) — — Mededeelingen. 2 — 18 — Jaarlijk- Totaal GEWEST. AFDEELING. Aantel sche pro-jaarl. prod TOELICHTING. Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picols. Preanger-Re- Bandoeng — — geen aanplanting. gentschappen Tjiandjoer ... - productie. Soekaboemi.. — — zeer genng. Soemedang.... — — niet te taxeeren. Garoet — — Tasikmalaja.. — — Cheribon Cheribon — — . Indramajoe... — niet noemenswaard. Madjalengka — — Pekalongan.. .Pekalongan... — productie Batang — uiterst gering Tegal — niet te taxeeren. Pemalang — Brebes — Semarang Semarang — Salatiga — Kendal '. — Demak — Grobogan Seen °PSave- (Poerwodadi), — Pati — — Koedoes — Japara Rembang Rembang 164 350 1 oogst per jaar. Toeban 193 1 500 2 „ „ „ Bodjonegoro... 60 .180 1 a 2 oogst per jaar. Blora — 417 2 030 2 030 Soerabaja Soerabaja - niet noemenswaard. Sidoardjo — » » Modjokerto ... — — » » Djombang 1250 4 000 1 oogst per jaar. Qrisee — niet noemenswaard. Lamongan.... — » » 1250 4 000 4 000 — 19 — Jaarlijk- Totaal GEWEST. AFDEELING. sche Pro" J8""1- Proa- TOELIGHTING Bouws. ductie in i/h gewest picols. in picols. Madoera Pamekasan... — — Soemenep — — Bangkalan 750 3 750 Sampang. — — 750 1 3 750 3 750 Pasoeroean.... Pasoeroean 75 225 Bangil 35 100 - Malang 50 250 Probolinggo... 90 200 Kraksaan 15 20 Loemadjang... 45 280 310 1075 1075 Besoeki Bondowoso.... 40 400 Djember 200 400 Panaroekan (Sitoebondo). 1300 7 800 Banjoewangi.. 100 • 500 1640 9100 9100 Banjoemas Banjoemas — — niet bekend. Poerwokerto. 485 1 940 Poerbolinggo.. — — Bandjarnegara. — — Tjilatjap — onvoldoende gegevens. 485 I 1940 1 940 Kedoe Magelang — — Temanggoeng. — — Poerworedjo.. — — Keboemen — — Wonosobo.... — — Djokjakarta.... Mataram(Djok- jakarta) — — Koeion Progo (Wates)..... — — Goenoengki- doel (Wono- sari) 600 3 000 1 a 2 oogsten. 600 3 000 3 000 — 20 — Jaarlijk- Totaal OTW™,T ATTOEELING AaaM 8Che Pr°" Jaarl' Pr°d' TOELIGHTING. GEWEST. AFDEEL1NI*. Bquws ductie ^ ^ gewest picols. in picols. ——— j | Soerakarta.... Soerakarta.... 666 3 000 1 42 oogsten. Klaten 283 2 830 Bojolali — — " " Sragen 63 125 » » 1012 5 955 5 955 Madioen Madioen — » Ngawi , 571 1713 „ » Magetan. — — » » Ponorogo 138 414 » » Patjitan 46 322 » » 755 1 2 449 2 449 Kediri Kediri 18 60 » » Toeloeng- agoeng 300 2 400 l« Berbek (Ngan- djoek) 10 40 » » Blitar 1347 4 000 1675 6500 6 500 RECAPITULATIE. JAARLIJKSCHE PRODUCTIE VAN WIDJEN (SESAMZAAD) OP JAVA. Productie in GEWEST. Aantal. Bouws. picolg Bantam 76 _375 Batavia Preanger-Regentschappen Cheribon Pekalongan Semarang T„™ Rembang i , 417 *™ Soerabaia 1*0 4000 Madoera -750 3 750 Pasoeroean 310 Transporteeren 2 802 11230 — 21 — GEWEST. T Aantal Bouws. in picols. Per transport 2802 11230 Besoeki 1640 9100 Banjoemas 485 1 940 Kedoe — — Djocjakarta 600 3 000 Soerakarta 1012 5965 Madioen 755 2 449 Kediri 1675 6 500 Totaal op Java en Madoera 8969 40174 De totaal productie bedraagf dus voor Java en Madoera per jaar ongeveer 2500 ton. De productie op de Buitenbezittingen is niet noemenswaard. Ongetwijfeld zal een continueele voorlichting van landbouwleeraren en het aanleggen van demonstratievelden vanwege het Departement van Landbouw, in de toekomst de productie der tweede gewassen belangrijk doen toenemen. Door behoorlijk onderhoud en eene matige bemesting voor sommige gronden kan de productie dezer gewassen zeer zeker 25—50% worden opgevoerd. Gaan we in dit verband na, het geldswaardig bedrag dat de opbrengst der hiervoren genoemde producten vertegenwoordigt, dan krijgen we de volgende resltaten. Generaal Overzicht der Jaar-productie van de tweede gewassen in Nederlandsch-Indië: JAVA & MADOERA. PRODUCT. ,!WtTTJaarproduct in geldsw. bedr. in tonnen. duizenden guldens. Katjang (gepeld) 100000 12 750 Djarak 5 500 715 Kedelee 68730 6 873 Widjen 2 600 275 Totalen 176730 20613 — 22 — Wanneer wij dus in het eerstvolgend decennium, door de zeer te waardeeren zorgen van het Departement van Landbouw, een productie stijging van 25% te zien zullen krijgen, dan zal dit vopr Java alleen een meerdere inkomsten geven van ongeveer ƒ 5.000.000.—. Waar de mate van welvaart der bevolking onmiddellijk verband houdt met de opbrengst van den bodem, daar moet dankbaar geconstateerd worden, het Dept. v. Landbouw sedert enkele jaren een systeem van voorlichting en opleiding heeft ingevoerd, dat der bevolking enorme voordeden zal brengen. Doch helaas zijn de schouders van Landbouwleeraren reeds zoodanig belast, dat zij een zwaarderen druk nauwelijks zouden verdragen. De Regeering moet daarom niet aarzelen, aan het personeel, dat geroepen is, de bevolking bij het bebouwen van hun akkers van raad en daad te dienen, een zeer belangrijke uitbreiding te geven: De landbouwleeraren zullen een groot succes te boeken hebben wanneer zij de bemesting, zooals die in heel enkele streken door de bevolking wordt toegediend, in algemeene toepassing weten te brengen. In samenwerking met de afdeelingsbanken kan in deze richting veel bereikt worden. KAPOKPITTEN. Kapokpitten komen vrijwel over heel Java voor. Met uitsondering van een paar Europeesche firma's die een kapokonderneming exptoiteeren, wordt deze cultuur ook al weer door inlanders uitgeoefend. De gehouden enquête naar de bestaande aanplantingen en productie, heeft niet het resultaat opgeleverd dat daarvan verwacht werd. De productieverhouding van kapokpitten tot die van kapok, loopt voor verschillende afdeelingen zoo uiteen, dat de conclusie getrokken moet worden, de opgaven niet voor alle gewesten als juist moeten worden aangenomen. Niettemin zijn de gegevens zeer waardevol, omdat de voor sommige streken opgegeven zeer geringe productie aan pitten, het vermoeden wekt, dat vele pitten hun weg naar den passar vinden voor de inlandsche consumptie. Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat in alle productie- — 23 — landen kapokpitten werden weggeworpen en slechts last veroorzaakten aan kapokbereiders, door de groote bergruimten die zij eischten. Men ging er toe over de pitten, als zijnde waardeloos, te verbranden. De Hollanders waren de eersten die proeven namen met de verwerking van kapokpitten. Tegenwoordig is het artikel een waardevol product geworden en wordt in normale tijden grif met ƒ 3.— p. p. betaald. Daar naast 1 picol kapok gemiddeld \y2 picol pitten verkregen worden — bij Europeesche Cultuur is deze verhouding 1—2 picol — kan men zeggen dat de verkoop der pitten een meerdere opbrengst van ƒ 4.50 p. p. kapok beteekent. JAARLIJKS CHE PRODUCTIE VAN KAPOK EN KAPOKPITTEN OP JAVA. GEWEST. AFDEELING. r*^*' ^n.^' TOELICHTING. Bantam Serang 12 554 7 962 Pandeglang 1 100 2 200 Lebak (Rangkas- bitoeng) 500 — 14 154 10162 Batavia Stad en Voorsteden — — Meester-Cornelis.. — — Tangerang — — ,geen opgave. Buitenzorg. — — Krawang (Poer- wakarta — — Preanger-Regent- Bandoeng 12 693 6 372 schappen Tjiandjoer 1000 900 Soekaboemi .... 6 000 16 000 Soemedang 2863 5135 Garoet 600 1000 Tasikmalaja — — 23 146 29 407 Cheribon Cheribon 13 500 18 000 Indramajoe. 4607 10 431 Madjalengka 3 500 3 000 21 607 1 31 431 — 24 — Pikolska- Pikols pit- „„„,,„7^ GEWEST. AFDEELING. pok ten TOELICHTING. Pekalongan Pekalongan — — Batang — — Tegal — — Pemalang 8 000 12000 Brebes — — 8000~ 12 000 Semarang Semarang — — Salatiga — ' — Kendal — — Demak — — Grobogan (Poer- geen opgave. wodadi) — — Pati — Koedoes — ~ Japara — — Rembang Rembang 2 077 1 889 Toeban 700 1 000 Bodjonegoro 700 1000 Blora — — 3 477 1 3 889 Soerabaja Soerabaja — prod. n. noemenswaard. Sidoardjo 5 360 10 720 Modjokerto 1269 1 837 Djombang 6 000 9 000 Grisee — productie niet bekend. Lamongan — — niet noemenswaard. 12629~ 21557 Madoera Pamekasan 1295 2 019 ' Soemenep 3000 5 000 Bangkalan 3000 1 500 Sampang 500 750 7 795 9 269 Pasoeroean Pasoeroean 3500 5 000 Bangil — — onbekend. Malang 12 411 21 700 Probolinggo — — productie niet bekend. Kraksaan 10 000 15O0O Loemadjang 5 088 7 500 30 999 1 49 200 — 25 — GEWEST. | AFDEELING. I Pik°]n pit" TOELICHTING. Besoeki Bondowoso - — niet te taxeeren. Djember 1000 1500 Panaroekan (Si- toebondo) 5 000 7 500 Banjoewangi .... 6000 9 000 12 000 | 18000 Banjoemas Banjoemas 370 500 Poerwokerto 600 900 Poerbolinggo — — geen gegevens. Bandjarnegara... — — Tjilatjap 760 1100 1730 2 500 Kedoe Magelang _ _ niet noemenswaard. Temanggoeng — — Poerworedjo — — Keboemen — — Wonosobo — = n n Djokjakarta Mataram (Djokja- karta) — — Koeion Progo (Wa- tes) 200 300 Goenoengkidoel (Wonosari) 1500 2 700 1700 3 000 Soerakarta Soerakarta 6 734 9 000 Klaten 5 588 8 000 deze opg. verm. onjuist. Bojolali 5 000 12 000 Sragen 4000 6 000 21322 1 35 000 Madioen Madioen 12 200 14 880 Ngawi 7 800 30121 Magetan 8 250 1 675 onnauwkeurig. Ponorogo + 8 000 12 000 Patjitan 2 540 3 577 ■ - 38 790 1 62 253 Kediri Kediri 46 911 61772 Toeloengagoeng.. _ geen opgave verstrekt. Berbek (Ngan- dJoek) 7947 4 469 Blitar — 0pg. zeer onjuist. Daar- om niet opgenomen. 54 858 66 241 — 26 — RECAPITULATIE. JAARLIJKSCHE PRODUCTIE VAN- KAPOK EN KAPOKPITTEN OP JAVA. GEW.-8T. I Picols. ka- I Picote pit- I pok. ten. Bantam 14164 10162 Batavia — — geen opgave. Preanger-Regentschappen 23146 29 407 Cheribom. 21607 31 431 Pekalongan 8 000 12 000 Semarang — — geen opgave. Rembang 3 477 3889 Soerabaia 12629 21557 Madoera 7 795 9 269 Pasoeroean 30999 49 200 Besoeki 12000 ' 18000 Banjoemas 1730 2 600 Kedoe — — Djocjakarta 1700 3 000 Soerakarta 21322 35 000 Madioen 28 790 62 253 Kediri 54 858 66 241 Totaal op Java en Madoera 242 2Ö7 353909 Van de buitenbezittingen kwamen onvoldoende gegevens binnen. De productie is echter zeer gering. De jaarlijksche productie op Java bedraagt dus 21800 ton kapokpitten. KLAPPERCULTUUR. De klappercultuur wordt met uitzondering van slechts een paar ondernemingen, die onder Europeesch beheer staan, uitsluitend door de Inlandsche bevolking gedreven. Over heel Java en een groot deel van de Buitenbezittingen treft men klapperboomen aan. Zooals uit hierna volgende beschouwingen zal blijken, werpt deze cultuur voor. de bevolking enorme voordeden af, waarom met voldoening mag geconstateerd worden, de klapper (cocosnöten) productie jaarlijks toeneemt en de aanplantingen een voortdurende uitbreiding ondergaan. — 27 — AANTAL KLAPPERBOOMEN OP JAVA IN 1917. Aantal Aantal Totaal vrnrhtrtra n 16 * aantal boo- GEWEST. AFDEELINÖ. ™™ vruchtdra- men in TOELICHTING. boomen. &ende het boomen. gewest. Bantam Serang 1 227 943 469 471 1 697 414 . Pandeglang... 503 273 469170 972 433 Lebak (Rang- kasbitoeng). 211 109 82349 293458 1942315 1020990 2 963 305 Batavia Stad en Voorsteden — — — Meester-Cotne- lis — — — geen opgave. Zie aan- Tangerang.... — — - hangsel. Buitenzorg ... — — — KrawangfPoer- wakarta) ... — — — Preanger-Re- Bandoèng 179 710 193 905 373615 gentschappen. Tjiandjoer 318 273 210536 528 809 SoekaboemL.. 153897 178202 332 099 Soemedang... 65 538 86 685 152 223 Garoet 72143 105405 177 548 Tasikmalaja... 3 250000 3 500 000 6 750 000 4 039 561 4 274 733 8 314 294 Cherfbon Cheribon 447 785 480 250 928035 Indramajoe... 145 016 40 535 185 550 Madjalengka.. 206120 117100 323220 798 920 637 885 1 436 805 Pekalongan Pekalongan... — _ geen opgave. 1 Zie aan- Batang — — _ j n \ hang- Tegal — — — „. „ I sel. Pemalang. ... 318526 155 578 474104 Brebes — — — 318526 | 155578 ] 474104~ — 28 — GEWEST. AFDEELING. Aantal vruchtdragendeboomen. Aantal niet vruchtdragendeboomen. Totaal aantal boomen in het gewest. TOELICHTING. Semarang Rembang. Soerabaja. Madoera... Pasoeroean Semarang.... — — — Salatiga — — — Kendal — — — Demak — — — Grobogan (Poerwodadi). — — — Pati — — — Koedoes — — — Japara — — — Rembang 206178 135296 341474 Toeban 1118134 683160 1 801294 Bodjonegoro. . 1069 822 562 358 1 632180 Blora — — — 2 394134~ 1380 814 3774 948 Soerabaja 151798 73 841 226639 Sidoardjo 571*945 315 200 887145 Modjokerto.... 414 322 203 221 617 543 Djombang 548 221 206 890 755111 Grisee 140147 47 292 187 439 Lamongan.... 212 914 114898 327 812 2 039347 961342 1 3000 689 Pamekasan... 226074 136005 361079 Soemenep 554 913 452907 1 007 820 Bangkalan 148000 82 500 230500 Sampang 108500 97600 206000 1037 487 1 767912 1 805 399 Pasoeroean.... 250593 103 279 353872 Bangil 341727 161686 503 313 Malang 429 711 496 825 926 536 Probolinggo... 106 377 49474 155851 Kraksaan 279121 124 428 403 549 Loemadjang .. 141558 113 677 255 235 1 549 087 1 049 269 2 598 356 geen opgave, hangsel. Zie aan- Bawean inbegrepen. Kangean inbegrepen. — 29 — Aantal Aantal Totaal I vruphtdra.. niet aantal booGEWEST. AFDEELIXG. ,luuu"ul'i vruchtdra- men in TOELICHTING, gende boomen. ^nde het boomen. gewest. Besoeki Bondowoso... 145150 61756 206 906 Djember 534200 373 200 907 400 Panaroekan (Sitoebondo). 68000 44 000 112000 Banjoewangi.. 655 000 382 000 1 037 000 1402 350 , 860 956 | 2 263 306 Banjoemas .... Banjoemas ... 569100 363100 932 200 Poerwokerto.. 624000 319300 | 943 300 Poerbolinggo.. 716010 314 990 1 031000 Bandjarnegara. 362907 163 834 526 741 Tjilatjap 1014 395 506176 1 520571 3286412 1 1667400 4 953812 Kedoe Magelang 475 000 356000 831000 Temanggoeng. 114 221 126226 240 447 Poerworedjo .. 1699047 1 255445 2 954 492 Keboemen 2117 080 1 262 500 3 379580 Wonosobo.... 224105 174 761 398 866 4629 453~1 3174932 | 7 804 385 Djokjakarta.... Mataram (Djokjakarta). 1074 341 600 531 1674872 Koeion Progo (Wates) 701501 542 533 1 244 034 Goenoengkidoel (Wono- sari) 117 916 91 210 209126 1893758 1 234 274 3128032 Soerakarta Soerakarta 478615 522188 1 000 803 Klaten 299880 176 210 476 090 Bojolali 118 201 78985 197186 Sragen 182056 155254 337 310 1078752 I 932637 | 2011389 — 30 — Aantal Aantal Totaal vrurhtdra- niet aantal booGEWEST. AEDEELING. vruchtdra- men in TOELICHTING. boomen. 8ende net boomen. gewest. Madioen Madioen 680166 453018 1 133184 Ngawi 344 555 272 284 616 839 Magetan 212 500 262000 474 500 Ponorogo 691580 785 824 1 477 404 Patjitan 1060 615 594 713 1 655 328 2 989 416 I 2 367 839 | 5 357 255 Kediri Kediri 593935 458 244 1 062 179 Toeloeng- ;igoeng 1287 900 891537 2179 437 Berbek (Ngan- djoek) 517645 652 643 1 170 288 Blitar 592342 685835 1 278177 2 991822 I 2 688 259 j 5 680081 I I RECAPITULATIE. Aantal klapperboomen op Java in 1917. Aantal Aantal niet GEWEST. vruchtdragende vruchtdragende Totaal. boomen. boomen. Bantam 1942315 1 020 990 2 963 305 Batavia — — geen opgave. Preanger-Regentschappen 4 039561 4 274 733 8 314 294 Cheribon 798920 637 885 1 436 805 Pekalongan 318 526 155 578 474 104 Semarang — — geen opgave Rembang 2 394134 1 380 814 3 774 948 Soerabaia 2 039 347 961342 3 000 689 Madoera 1037 487 767 912 • 1805 399 Pasoeroean 1549087 1 049 269 2 598356 Besoeki 1402 350 860 956 2 263 306 Banjoemas 3 286 412 ■ 1667 400 i 4953812 ; Transporteeren ' 18 808139 12776 879 31585 018 — 31 — Aantal Aantal niet GEWEST. vruchtdragende vruchtdragende Totaal. boomen. boomen. Per transport 18 808139 12 776 879 31585 018 Kedoe 4629453 3174932 7 804 385 Djocjacarta. .< 1893 758 1 234 274 3128 032 Soerakarta 1 078 762 932 637 2 011389 Madioen 2 989 416 2 367 839 5 357 255 Kediri 2991822 2 688259 5 680081 Totaal op Java en Madoera... 32 391340 23174820 55 666160 Voor zoover de opgaven verstrekt werden, volgt hier de verzamel staat van het aantal boomen op de buitenbezittingen. Aantal klapperboomen op de Buitenbezittingen. Niet GEWESTEN. Vruchtdr. vruchtdr. TotaaL Sumatra's W. K 2 009 583 1 355 760 3 365 343 Tapanoeli 548069 610343 1158 412 Benkoelen geen opgave verstrekt. LampongscheDistr.(Palembang). 876131 .489895 1366026 Djambi 100561. 194 377 294 938 O. K. v. Sumatra 1254 821 1868 573 3 123 394 Riouw 2704348 3 045 794 6 750142 Banka 337 500 612 300 949 800 Billiton geen opgave verstrekt. Westerafd. Borneo 3123826 2 864691 j 5 988517 Z.-& O.-afd. Borneo 844 351 775993 1 620 344 Menado 4 517 968 5 380 240 9 898198 Celebes 217 440 123 550 340990 Amboina I Ternate *, •} geen opgave verstrekt. Timor. I Bali & Lombok I | 16 534 588 | 17 321 516 | 33 856104 De maandelijksche noten productie per boom is niet overal gelijk doch" vermindert naarmate de beplante streken hooger gelegen zijn. Zoo mag men in lage landen voor goed onderhouden boomen op 6 noten per maand rekenen, terwijl de klapperboom in de Preanger hoogstens 3 noten 's maands oplevert; bovendien — 32 — zijn de noten in hoogere streken kleiner, tengevolge waarvan het rendement copra ook geringer is. Als een gemiddelde productie voor volwassen boomen, mag men niet meer dan 50 noten 'sjaars aannemen. Voorts kan als average worden vastgesteld, dat 300 noten één picol droge copra uitleveren, zoodat als maatstaf voor de berekening der copraproductie kan worden aangenomen dat, 6 volwassen boomen één picol copra 'sjaars geven, of rond 100 boomen, één ton copra 'sjaars. Aan de hand van bovenstaande gegevens komt men dan tot een huidige jaarlijksche copra-productie voor Java & Madoera: van323.913 ton copra en voor de Buitenbezittingen van 165.345 ton. (*). Welk deel hiervan door de bevolking zelve geconsumeerd wordt, vindt men onder hoofdstuk III. (*) Daar van de gewesten Benkoelen, Amboina, Ternate, Timor, Balien Lombok geen opgaven binnen kwamen mag de totaal productie wel op 200 000 ton getaxeerd worden. (Zie aanhangsel). SITUATIE VAN EENE OLIEFABRIEK TE RANGKAS - BËTOENG Schaal 1:4000. HOOFDSTUK II. DE OLIEFABRIKATIE. De moderne oliefabrikatie in Ned.-Indië dateert feitelijk van het jaar 1907 toen — voor het eerst met goed succes — door de toenmalige Maatschappij Van Heel twee oliefabrieken in exploitatie werden gebracht. Vóór 1907 werden reeds fabrieken opgericht te Padang, Kediri en Pontianak. De eerste twee moesten evenwel spoedig geliquideerd worden. De fabriek te Pontianak bestaat nog. Ofschoon de publieke opinie, gezien den grooten tegenspoed waarmee vorige fabrieken te kampen hadden en ook het feit, dat nagenoeg elke inlander zijn eigen olie bereidde, zeer pessimistisch gestemd was over de levensvatbaarheid van een oliefabriek, had de genoemde Maatschappij, die aanvankelijk op Inlandsche wijze werkte, van af den beginne succes te boeken, ware het ook slechts matig. In 1910 werden de eerste uit Europa ontvangen hydraulische persen met bijbehoorende machinerieën opgesteld en in werking gebracht. Al spoedig gaven de betere resultaten, die met de zoo intensieve bewerking behaald werden, aanleiding tot uitbreiding der zaken en schroomde de directie der voornoemde Maatschappij niet, belangstellenden voor te lichten en hare tusschenkomst voor het installeeren van moderne oliefabrieken aan derden te verleenen. Een snelle uitbreiding van de olieindustrie volgde, waardoor de concurrentie niet alleen bij den opkoop van het ruw product, doch meer nog bij den verkoop der oliën, die alle op Java gedistribueerd moesten worden, meer en meer een funesten invloed op de winsten begon uit te oefenen. Met deze omstandigheid voor oogen, werd begin 1913 de Maatschappij Van Heel geconverteerd in de N. V. Oliefabrieken Insulinde, met het doel de beschikking te krijgen over groote kapitalen, waardoor de gelegenheid geopend zou worden aan de zaken een zoodanige uitbreiding te geven, en daardoor de productie zóó hoog op te voeren, dat in de naaste toekomst een Mededeelingen. 3 — 34 — gezonde basis voor den export van de afgewerkte producten zou zijn verkregen. De moderne Oliefabrikatie zooals die thans reeds vrij algemeen in Ned.-Indië wordt uitgeoefend, geschiedt, met slechts geringe afwijking voor hiervoor genoemde producten, op nagenoeg de zelfde wijze. Een eerste vereischte is, dat men het te verwerken product absoluut droog aan de machines brengt. De "kwestie van „drogen" baart den meesten oliefabrikanten groote zorgen. Voor alle oliehoudende zaden — dus copra uitgezonderd — kan men volstaan met het uitspreiden op speciaal daarvoor gebouwde droogvloeren, die zoodanig moeten zijn ingericht, dat het product bij opkomende regenbuien in den kortst mogelijken tijd kan worden afgedekt. Na het drogen wordt het product — voor zoover noodig — machinaal geschild; de ontbolsterde zaden worden dan nogmaals op dezelfde wijze in de zon gedroogd, om daarna in daartoe ingerichte walsmolens geplet te worden. Het verkregen poedervormig product wördt dan in z.g. meelketels voorgewarmd, van waaruit het naar de perskamers gevoerd wordt, die daarna gevuld worden. Hydraulische persen worden middels accumulatoren langzaam op druk gebracht, totdat een druk van 350 ad 400 Atmosfeeren verkregen is. Door dezen geweldigen druk vloeit de olie door daarvoor in de perskamerwand uitgespaarde zeer kleine openingen weg, terwijl de vaste substantie — de koeken — die geen gelegenheid heeft door evengenoemde nagenoeg onzichtbare openingetjes een uitweg te vinden, achterblijft. De perskamer wordt dan geopend en, wederom met behulp van hydraulischen druk, worden de koeken eruit geperst. De verkregen olie wordt gefiltreerd en daarna — voor zoover noodig — gebleekt en geraffineerd. De koeken van katjang, kapok, djarak, widjen en kedele worden op Java zonder uitzondering aangewend voor bemesting, terwijl de oliën van evengenoemde producten voor consumptiedoeleiïF^ den eveneens een markt op Java vinden. Alleen de djarak-olie wordt in den handel gebracht als smeerolie (ruw) en als medicinale-olie (geraffineerd). Voor den handel in oliën en boengkils zie men verder hoofdstuk 3. Voor de verwerking van copra wordt nagenoeg dezelfde me- - 35 - thode gevolgd als hiervoor beschreven. Alleen eischt het drogen van copra meer zorg en zijn de evengenoemde droogvloeren daarvoor niet altijd voldoende. Door de Oliefabrieken Insulinde zijn diverse proeven genomen met drooghuizen van verschillende vormen, die er ten slotte toe leidden een drooghuis van onderstaande constructie in toepassing te brengen. De constructie-teekeningen werden aan het Departement van ~ Landbouw afgedragen. Het ligt in de bedoeling deze drooghuizen over heel Java te verspreiden teneinde de qualiteit copra te verbeteren. Momenteel bestaan op Java, behalve tal van fabriekjes met inlandsche werkwijze, reeds twintig moderne oliefabrieken (grootere en kleinere) alle ingericht met hydraulische persen. De gezamenlijke capaciteit dezer fabrieken bedraagt — omgerekend in copra — 135000 ton per jaar. Enorme uitbreidingen zijn bij de groote fabrieken in voorbereiding zoodat de capaciteit op Java binnen twee jaren ongetmjfeld tot 200.000 ton copra zal zijn opgevoerd. Dit beteekent nu niet, dat in werkelijkheid direct al 200.000 ton copra 's jaars zal worden verwerkt want vele kleinere fabrieken verwerken meer katjang en kapokpitten, doch waar alléén de fabrieken van de grootste combinatie in 1918 ongeveer 100.000 ton copra zullen verwerken, en de capaciteit harer fabrieken belangrijk wordt uitgebreid, daar lijdt het geen twijfel, of de gezamenlijke capaciteit van alle fabrieken op Java zal spoedig tot 200.000 ton zijn opgevoerd. Voorts zijn plannen in bewerking voor den bouw van zeer groote fabrieken op de Buitenbezittingen, hetgeen de rechtmatige verwachting doet koesteren, dat binnen twee jaren op de Buitenbezittingen ongeveer 50.000 ton copra tot olie en veekoeken zal worden verwerkt. Teneinde de zelfkosten zoo laag mogelijk te doen zijn, worden de tegenwoordige nieuwe fabrieken opgericht met een capaciteit van minstens 1000 picol copra per etmaal. Voor een dergelijke fabriek met pakhuizen, tanks en woningen etc. is een terrein noodig van ongeveer 60.000 M2. De totale bouwkosten eischen een bedrag van ongeveer ƒ 1.500.000.—, terwijl aan werkkapitaal ten behoeve van een permanente stock aan ruw- en afgewerkt product een bedrag van ongeveer ƒ 3.000.000.— wordt noodig geoordeeld. In sommige streken van Java houdt de bevolking zich nog — 36 — bezig met het bereiden van klapperolie, doch de primitieve methode van werken is oorzaak van het groote vetgehalte dat in de „ampas" achterblijft, terwijl dit laatste niet in koek- doch in poédervorm verkregen wordt, hetgeen den verkoop naar Europa onmogelijk maakt, zoodat het slechts ten deele op Java als goedkoop varkensvoer afzet kan vinden. Deze industrie is dus ten doode opgeschreven en zal vervangen moeten worden door eene op moderne leest geschoeide. ANALYSES. Voor een juiste beoordeeling van de handelswaarde der hiervoor genoemde oliehoudende gewassen, volgen hieronder verschillende analyses, die als een gemiddelde voor de producten op Java mogen worden aangemerkt. DJARAKPITTEN. De pitten bestaan uit 20% Schil en 80% Kern. Analyse der Schil. Watergehalte 9-5% Vet 33 » Asch ..: 53 » Stikstof 09» Analyse der Kern. Watergehalte ■•• 4-2% Vet 59.1,, Stikstof 4 » KATJANGGLONDONG. De., noten bestaan uit 38% Dop en 62% Kern. Analyse van den Dop. Watergehalte 10.1% Vet •• 2.9 „ Asch 22 » Stikstof 11 n — 37 — Analyse der Kern. Watergehalte 4.0% Vet 45.0 „ Asch 2.5 „ Stikstof 4.5 „ KAPOKPITTEN. De pitten bestaan uit 50% Schil en 50% Kern. Analyse der Schil. Watergehalte 6.8% Vet 4.3 „ Asch 5.3 „ Stikstof 1.5 „ Analyse der Kern. Watergehalte 4.8% Vet 46.4,, Stikstof 5.4 „ KEDELEE (SOJA). De boonen bestaan uit 12% Schil en 88% Kern. Analyse der Schil. Watergehalte 7.8% Vet 3.4 „ Asch 2.3 „ Stikstof 1.4 „ Analyse der Kern. Watergehalte 10.0% Vet 19.2 „ Asch 2.2 „ Stikstof 6.1,, — 38 — SESAMZAAD. Analyse v/h ongeschilde zaad. Watergehalte 7-°% Vet 530 » Asch 6 9 » Stikstof • 3-6» OUDE COPRA. Watergehalte 4-5% Vet 65-°» Asch 21 " Stikstof L4» JONGE COPRA (Ezelsooren). Watergehalte 6-8% Vet 54.0 „ Asch 2-2 » Stikstof 16 » Bij vergelijking der Analyses voor rijpe en onrijpe (jonge) copra valt al dadelijk het groote verschil in het oliegehalte op. Daar bovendien de olie van jonge copra minderwaardig is aan die van mooie, oude, rijpe, behoeft wel niet nader op het groote belang te worden gewezen, dat het plukken van uitsluitend rijpe vruchten, zoowel voor de bevolking als voor den fabrikant, met zich brengt. Immers zal hierdoor op den duur de Java-olie op de wereld markt vermaard worden en zullen goede prijzen daarvoor te bedingen zijn hetgeen onmiddellijk den copraproducent ten goede komt. Om nu tot verbetering van het product „Copra" te geraken, door verordeningen in het leven te roepen die het plukken van onrijpe klappers strafbaar stellen, is niet zoo eenvoudig als het wel lijkt. Toch heeft een dergelijke verbodsbepaling op Bali, buitengewoon gunstige resultaten opgeleverd, die daar zóó goed wordt doorgevoerd, dat, bij wijze van spreken, niet één enkele onrijpe klapper wordt geplukt. No. 2a. HIJDRAULISCHE PERSENBATTERIJ. — 39 — Evenwel moet hierbij onmiddellijk worden opgemerkt, dat van de Balineezen zelf eene groote medewerking werd ondervonden. Intusschen mag "dankbaar geconstateerd worden, dat men ook op Java begint in te zien, dat de mogelijkheid van het oogsten van uitsluitend rijpe vruchten, geenszins tot de vrome wenschen zal blijven behooren, doch met goeden wil ook op Java zeer veel bereikt kan worden. Zeer interessant is hetgeen de Controleur van Tjaringin (Bantam) hierover schrijft naar aanleiding van een desbetreffende vraag. Bedoeld ambtenaar schrijft als volgt: „Alvorens hierop een antwoord te geven, zij het mij ver„gund een korte schets te geven van hetgeen door het initiatief van één mijner voorgangers, den Controleur C. E. „Barre, op dit gebied tot stand is gebracht. „De klappercultuur is, sedert één van de vroegere Regenten „van Tjaringin, Raden Adipati Koesoemaningrat, die direct „na de Krakatau-ramp tot Regent benoemd werd, haar op „alle mogelijke wijzen aangemoedigd en bevorderd had, algemeen geworden. Zij vormt thans een der grootste bron„nen van inkomsten van de bevolking. „De handel in copra is voor deze contröle-afdeeling van „groote beteekenis, niet het minst na het tot stand komen „van den spoorweg Rangkasbetoeng—Laboean in 1906. „Het zijn v. n. Chineezen te Menes en Laboean, die of „op eigen risico of wel voor hunne lastgevers te Batavia de „klappers voor de bereiding van copra opkoopen. „Door de goede prijzen, welke men doorgaans voor de „klappers maken kon, kwam klapperdiefstal veelvuldig voor; „terwijl het euvel om alles, rijp en onrijp, te verkoopen zich „sterk begon uit te breiden. „Aan de handelaren in copra wist men, soms met slinksche „middelen, zijn klapper, ook de onrijpe, altijd te verkoopen. „Enkele. coprahandelaren, de goede, werden huiverig om „goede prijzen voor de klappers te besteden, omdat ze voortdurend in onzekerheid verkeerden of ze niet bedot werden. „Anderen, en dat was wel het meerendeel, kochten ook „de onrijpe klappers gretig op. Dezen waren minder consciëntieus en de concurrentie was door de goede copraprijzen „zeer fel. Doch om van jonge klappers copra te bereiden „heeft men veel meer noten noodig dan wanneer men uit- 40 - „sluitend oude klapper gebruikt; terwijl de copra inferieur „blijft. Aan de klapper konden geene hooge prijzen besteed „worden. „Tengevolge van dat al verminderde de gemiddelde klap„perprijs. „De bezitters van klappertuinen klaagden erg over de me-' „nigvuldige klapperdiefstallen, waaraan de politie geen paal „en perk wist te stellen; de coprahandelaren begrepen hunne „winstderving omdat hun veel onrijpe klapper verkocht werd, „waarvan slechts inferieure copra bereid kon worden. „Toen werd op initiatief van Controleur Barre opgericht „de „Vereeniging tot bevordering van den Coprahandel" te „Laboean, het belangrijkste centrum van den coprahandel in „deze contróle-afdeeling. De statuten dezer vereeniging wer„den goedgekeurd en de vereeniging mitsdien als rechtspersoon erkend bij G. B. van 20 October 1915 No. 73. „De vereeniging stelt zich ten doel: „a. den coprahandel der leden te bevorderen; „b. .diefstal van klappers tegen tea gaan. „De leden der vereeniging zijn verplicht slechts rijpe klap„pernoten van en aan elkaar te koopen of te verkoopen, voorzoover deze noten moeten dienen tot bereiding van copra. „Leden kunnen zijn inwoners van het district Tjaringin, „die coprahandelaars of bezitters van klapperboomen zijn. „De vereeniging tracht klapperdiefstal tegen te gaan door „hare leden, coprahandelaars zoowel als bezitters van klapperboomen, te verplichten elke transactie van klappernoten „tusschen die beide categoriën gepaard te doen gaan met „een respectievelijk opvragen en afgeven van kaarten, welke „kaarten, gewaarmerkt door het bestuur, aan ieder lid-klap„perboombezitter worden afgegeven. Deze klapperboombe„zitters moeten hunne kaarten bij verkoop van hunne klappers „aan den brenger medegeven, en bij verkoop aan den copra„handelaar kunnen toonen. Kan zulks niet, dan is de op„kooper verplicht de politie in kennis te stellen met het feit „van aanbieding van die klappers. „Behalve dat ieder lid der vereeniging vrijen toegang heeft „tot de erven en copraloodsen der coprahandelaars, leden „der Vereeniging, om te contröleeren of inderdaad slechts „rijpe klappernoten verhandeld worden, bestaat een commis„sie, die ten alle tijde de gekochte en verkochte noten keuren No. 3a. HET UITHALEN VAN COPRA UIT DE COCOSNOOT. — 41 — „kan en aan wie de opsporing is opgedragen van de overtredingen tegen de door de Vereeniging in het leven geroepen „regelen. „Alle overtredingen worden gestraft met geldboeten; deze „boeten vormen de geldmiddelen van de vereeniging. „Oorspronkelijk opgericht voor het district Tjaringin, werd „dingen tegen de door de Vereeniging in het leven geroepen „voor het district Menes; deze tak is nu echter weer afgescheiden van de vereeniging in het district Tjaringin en „bestaat op zichzelf, zonder dat hij nog rechtspersoonlijkheid „verkregen heeft. „De vereeniging in het district Tjaringin telt 3946 leden; „in het district Menes 2108 leden. „Van af de oprichting van den tak Menes van de oorspronkelijke vereeniging voor het district Tjaringin, omvat de „vereeniging in het district: „Tjaringin: de onderdistricten Tjaringin en Tjarita en een „gedeelte van de onderdistricten Tjening en Pa„gelaran; „Menes: de onderdistricten Menes, Bandjarwangi, Tjian„djoer en de aan het district Menes grenzende „gedeelten van de onderdistricten Tjening en „Pagelaran. „Over het algemeen werkt de vereeniging in beide districten goed; in den laatsten tijd kwam wel eenige oneenig„heid voor in de Vereeniging te Menes door de oppositie, „die er gevoerd werd door de leden van de S. I., tegelijk leden „van de vereeniging. „Van degenen, die het weten kunnen; van hen die den „toestand vóór de oprichting van de vereeniging tot bevordering van den coprahandel hebben medegemaakt, vernam „ik, dat deze vereeniging goede vruchten heeft afgeworpen. „Stijging van den gemiddelden klapperprijs en belangrijke „vermindering van klapperdiefstal ten voordeele van de Inlandsche bevolking zijn er het gevolg van geweest; het voordeel, dat den coprahandelaren ten deel viel was, dat deze „in de gelegenheid werden gesteld goede, althans betere, „copra te bereiden dan voorheen. „Waar in deze contróle-afdeeling reeds een vereeniging als „boven geschetst is, bestaat, welke op goede resultaten bogen „kan, komt het mij allerminst gewenscht voor dat inzake — 42 — „het „plukken en ter markt brengen van onrijpe klappers" „van hoogerhand ingegrepen wordt. „Als de vereeniging goed werkt, zal dat euvel tot een mini„mum beperkt zijn. „En dan is het beter, dat aan belanghebbenden, die zelf „ingezien hebben, welke kwade zijden de verkoop van onrijpe „klappers had, en daarom een vereeniging als waarvan hier „sprake is oprichten, verder zelf de bestrijding van het euvel „van den pluk en het ter markt brengen van onrijpe klappers „wordt overgelaten. „Men grijpe hier niet meer in, maar late der Vereeniging „de gelegenheid zich te ontwikkelen en om zich zoo goed „mogelijk aan de praktijk aan te passen. „Ik vergeet niet, dat het district Tjibalioeng niet bij de „vereeniging tot bevordering van den coprahandel aangesloten is. „Voor de eerste jaren kan dit district echter voor de invoeging van een verbod tegen het plukken en ter markt brengen „van onrijpe klappers buiten beschouwing gelaten worden. „De klappercultuur heeft er nog niet zoo'n hooge vlucht „genomen; vruchtdragende boomen zijn er, in vergelijking „met de beide andere districten, nog niet veel. „Door de afgezonderde ligging van het district en de „bestaande slechte communicatie-middelen leveren de handel „in klappers en de coprabereiding er nog niet bijzondere voordeden op. „Drang tot het plukken en ter markt brengen van onrijpe „klappers bestaat daar niet of in zeer geringe mate. „Alles bijeen genomen is het n. m. m. niet noodig, ja zelfs „niet wenschelijk, dat voor de contröle-afdeeling Tjaringin „van hoogerhand een verbod wordt uitgevaardigd tegen het „plukken en ter markt brengen van onrijpe klappers. „Zal echter daar, waar een vereeniging, zooals in deze „contröle-afdeeling opgericht niet bestaat, en het algemeen „belang vordert dat tegen het plukken en ter markt brengen „van onrijpe klappers paal en perk wordt gesteld, een verbod daartoe met succes kunnen worden uitgevaardigd? „Mijn gevoelen is dat de controle op een uitgevaardigd „verbod bloot tot het plukken en ter markt brengen van „onrijpe klappers in de praktijk ««Ié aioeiiigdfcfaeden met zich „brengen zal; het doel, dat men zichh met de uitvaardiging — 43 — „van zulk een verbod voor oogen stelt, niet bereikt zal worden, indien niet tevens het bezit en de opkoop van onrijpe „noten worden verboden. „Wie zal in den vroegen ochtend vóór zonsondergang con„tröleeren of er geen onrijpe klappers geplukt worden? „Wie zal niet dan met groote moeite kunnen opsporen „dengene, die onrijpe klappers ter markt bracht, als die in „het bezit van Inlandsche of Chineesche opkoopers worden „gevonden? Door dezen wordt veel klapper gekocht reeds „in de tuinen der klapperboombezitters direct na den pluk „of op den weg, waar de verkoopers op hun gang naar de „markt worden opgewacht. De verkoop geschiedt vaak vóór „zonsopgang. Den opkoopers Van onrijpe klappers, die natuurlijk in de meeste gevallen de verkoopers zullen trachten „te sauveeren, kost het immers geen moeite om te zeggen „dat ze de onrijpe klappers gekocht hebben van iemand, dien „zij niet kennen. „Naar aanleiding van hetgeen de Vereeniging tot bevordering van den coprahandel ons te zien geeft, wordt in overweging gegeven de volgende regeling te treffen: „a. verplichting, op te leggen aan een ieder, die in het bezit „is van klappers (dus ook: opkoopers en coprahan„delaren), om op verzoek van eiken politieambtenaar en „-beambte zijne klappers te toonen; „b. bevoegdheid, te geven aan eiken politieambtenaar en be„ambte om in tuinen, op erven, in het algemeen in be„bewaarplaatsen van klappers en in inrichtingen voor de „bereiding van copra, onderzoek te mogen doen naar „de aanwezigheid van onrijpe klappers; „c. het strafbaarstellen van: „le. het plukken en vervoeren van onrijpe klappernoten; „2e. het bezit en den opkoop van onrijpe klappernoten. „Door zulk een samenstel van bepalingen, waarvan de „controle op de naleving best aan het Bestuur, kan worden „overgedragen zal men iets kunnen bereiken. „De vereeniging tot bevordering van den coprahandel toch „heeft reeds veel bereikt hoewel zij in het district Tjaringin „slechts over twee; in het district Menes over één persoon, „aan wie bepaaldelijk de naleving van hare voorschriften en „het constateeren van overtredingen daartegen opgedragen is, „beschikt. — 44 — De controle concentreere zich in de centra van coprabe„rëiding, waartoe de bestaande politie voldoende in staat kan „worden geacht. Ik ben geneigd om de „strafbaarstelling van het bezit en „den opkoop van onrijpe klappernoten" als de voornaamste '„bepaling in het door mij boven aangegeven samenstel van „bepalingen te beschouwen. Door deze bepaling kan men de Inlandsche of Chineesche opkoopers en coprahandelaars treffen. Wordt er geene "straf bedreigd, waarmede men die personen kan treffen, en "zouden de straffen zich alleen bepalen tot het plukken en ".vervoeren van onrijpe noten, dan vrees ik, dat men in de praktijk slechts weinig bereiken zal. Niet alleen tegen pluk en verkoop der onrijpe klappernoten door de Inlandsche klapperboombezitters, doch aan "den anderen kant ook tegen den opkoop en het bezit van „onrijpe noten door Inlanders en Chineeeze dient tegelijkertijd te worden opgetreden". Terecht merkt de heer J. B. Hartelust op, dat het voor zijn afdeeling geen nut zou hebben een strafbepaling uit te vaardigen, waar de bestaande vereeniging reeds zulke goede resultaten te zien creeft. De voorgestelde regeling van den Heer J. B. Hartelust moge, evenals de bestaande verordening op Bali, voor andere gewesten tot leiddraad dienen bij de samenstelling, hetzij van vereenigingen, hetzij van verordeningen die het plukken van onrijpe klappers onmogelijk zullen maken. Teneinde een ieder in de gelegenheid te stellen het verschil tusschen jonge (onrijpe) en oude (rijpe) klappers te kunnen beoordeelen volgen hier eenige reproducties van rijpe en onrijpe noten zooals die ter markt worden gebracht en van dito copra. . , De moderne industrie op Java staat in het teeken van voorspoed en is in hare volle ontwikkeling. Vooropgesteld de Regeering den vereischten steun met zal onthouden, doch dezen op het juiste moment zal weten te verkenen mag het rechtmatig vermoeden worden uitgesproken, dat binnen enkele jaren deze industrie in Ned.-Indië hare volmaaktheid zal hebben bereikt. HOOFDSTUK III. DE INDUSTRIEELE MOGELIJKHEID. Bij de bestudeering van het vraagstuk „is olieindustrie, gebaseerd op den export, in de productie centra mogelijk en loonend", moet men in de allereerste plaats vergelijkingen treffen tusschen deze industrie in de consumeerende landen en die in de productie centra en daarbij de voor- en nadeelen van beide duidelijk in het licht stellen. Vóór het uitbreken van den oorlog, was olie-export vanuit Java naar consumeerende landen als Holland, Frankrijk, Duitschland, Engeland enz. niet mogelijk; echter niet, omdat toen nog niet het economisch bestaan was ontwricht, doch alléén daarom niet, omdat de capaciteiten der fabrieken toen nog onvoldoende waren om den export te leiden in de banen waarin hij zich thans beweegt. De idee als zoude de olie-export in het leven zijn geroepen door toevallige gunstige omstandigheden, ten gevolge van den oorlog, om onmiddellijk na het sluiten van den vrede weer tot staan gebracht te worden, is een absurditeit. Zooals in het eerste hoofdstuk reeds werd gezegd heeft bij de groote oliefabrieken reeds lang vóór het uitbreken van den oorlog, de idee voorgezeten, om in de toekomst het bedrijf in hoofdzaak voor den export in te richten, welk doel evenwel, om hierna te melden redenen, niet zou worden bereikt, vóór eene enorme capaciteits verhooging zou hebben plaats gehad. Dat de voorgenomen uitbreidingen tengevolge van de oorlogsconjunctuur in niet geringe mate bespoedigd zijn, valt niet te ontkennen. De voordeden die de olieindustrie op Java en andere produceerende landen heeft boven die in consumeerende landen zijn: le. de grondstof wordt versch verwerkt, terwijl deze in Europa dikwijls, ten gevolge van de lange reizen en het verschepen in te vochtigen toestand, beschimmeld en ranzig aankomt; 2e. de arbeidsloonen zijn goedkooper, waardoor de productiekos- — 46 — ten lager zijn, aangenomen de fabrieken met groote capaciteit werken; 3e. de vrachten voor ruw product van Java naar Europa zijn, sedert de versdieping van olie in vloeibaren toestand geschiedt, hooger dan die voor een equivalente hoeveelheid olie en koeken; 4e. fabrieken in productiecentra, betrekken hun product uit de allereerste hand terwijl fabrikanten in consumptielanden niet zelden hun product uit de 4e of 5e hand moeten koopen. De voordeel*» voor de industrie in Europa bestonden vroeger in de omstandigheid dat bijv. copra in goedkoope zakken geemballeerd werd en olie in kostbare drums verpakt moest worden, r Dit was dan ook de eenige reden waarom de export van olie toen onmogelijk was. : !Niet zoodra echter was de capaciteit der fabrieken op Java groot genoeg om contractueele, — in verhouding tot copra — lagere vrachten te bedingen voor olie in bulk, of het export- ** vraagstuk was opgelost. Een gunstige bijomstandigheid is nog, dat olie en koeken samen ongeveer 60% van de scheepsruimte behoeven van een equivalente hoeveelheid copra, welke zeer zeker de eerste jaren ook van invloed zal zijn op de vermindering van copra export. Doch afgescheiden van deze laatste, — tijdelijke — voordeden, is het duidelijk, de oliefabrikatie met meer voordeel in de productiecentra gedreven kan en moet worden dan in de consumptielanden. De denkbare mogelijkheid dat Stoomvaartmaatschappijen na den oorlog, eventueel de tarieven zoodanig zullen herzien dat deze in het voordeel van het ruw product zullen uitvallen, kan geen verandering in de situatie brengen, daar betrokken fabrikanten in de copraproduceerende landen, zooals Java, dan onverwijld tot vervoer in eigen schepen zullen overgaan. De emballage en transport quaestie is dus zoodanig afdoend geregeld, dat deze geen belemmering kan zijn voor een geregelden export van oliën van Java naar Europa en Amerika. Rest thans te overwegen in hoeverre de maatregelen, die de mogendheden na den oorlog, ten opzichte van de tarieven (in- en uitvoerrechten) zullen nemen, van funesten invloed kunnen worden op den export van afgewerkte producten. WERELDPRODUCTIE van COPRA. — De 'tkrieVénqukèstte zal voórloopig nog een onopgelost vraagstuk blijven, doch men mag vrijwel als vaststaand aannemen, — en het mag voorzichtig heeten zulks te doen — dat over het algemeen beschermende rechten zullen worden geheven. Zoo zullen ongetwijfeld consumptielanden als Duitschland vrij hodge invoerrechten gaan heffen op oliën, en copra vrij laten, teneinde eigen industrie te bevoordeelen. Doch het zal blijken, daarmee weinig bereikt zal worden en wel omdat momenteel in alle productie centra, over de gansche wereld, een zeer sterke neiging tot industriëele ontwikkeling bestaat en deze in vele landen reeds een hoogen sport bereikte. Ons bepalende tot de Olieindustrie, valt te constateeren dat deze op Java — zeer waarschijnlijk voor het einde van den oorlog — reeds in staat zal zijn 200.000 ton copra 'sjaars te verwerken — de. gezamenlijke cap. der fabrieken in copra omgerekend. Op de PhilHppijnen zal de gezamenlijke capaciteit der fabrieken begin 1918 zijn gestegen tot 350 ton copra per dag of ruim 100.000 tón per jaar. In Britsch-Indië worden machtige consortiums gevórmd met het doel „een Serie" groote oliefabrieken in het land zelve op te richten. Men ziet, zóó'n stroom is niet meer te stuwen. De belangen die straks voor de industrie in de productie-centra op 't spel staan, zijn minstens zoo groot als Voör die in Europa. Teneinde een meer aanschouwelijk beeld te verkrijgen van de ligging der copraproduceerende landen, wordt hierbij gevoegd een ontwikkeld wereldkaartje, waarop de cocosgroeiende streken in groen zijn aangegeven. Volgens Belfort en Hoyer zou de copraproductie voor de verschillende landen overeen komen met de op het kaartje voorkomende cijfers. Daar men evenwel tot nu toe, met uitzondering van Ned.-Indië, nergens tot het tellen der boomen is overgegaan, zullen deze cijfers niet juist de productie weergeven, doch kuhnen beter als maatstaf voor den export worden aangenomen. De productie is ongetwijfeld veel grooter daar de consumptie in de landen zelf, uit den aard der zaak, enorm is. Java is hiervan een sprekend voorbeeld. Van de jaarlijksche productie op Java van 323.913 ton copra werd de laatste jaren gemiddeld ongeveer 60.000 ton geëxporteerd terwijl 40.000 ton door de fabrieken'werd verwerkt waaruit 48 - zou volgen, dat 223.913 ton door de bevolking zelve geconsumeerd wordt. Dit oogenschijnlijk groote quantum, mag als vrij juist worden aangenomen, daar de pfimitieve verwerking der copra slechts een rendement van 45 tot 50% olie geeft, zoodat de olieproductie van genoemde hoeveelheid copra ongeveer 110.000 ton zal bedrageen. Bij eene bevolking van 40 miljoen Inlanders en vreemde Oosterlingen, beteekent dit per hoofd per jaar 2^ KG. Ter vergelijking moge dienen, dat consumptie van plantenvet in het continent van Europa vóór den oorlog 10 KG. per hoofd per jaar bedroeg en in Engeland ruim 2 KG. Langzamerhand moet de wijze waarop de Inlandsche olieindustrie gedreven wordt, verdwijnen en door de intensieve Europeesche werkwijze Worden vervangen. Dit zou bij vorengenoemde, thans door Inlanders verwerkte, boeveelheid copra per jaar een meerdere olieproductie beteekenen van 11.000 ton, (aannemende het rendement slechts met 10% verhoogd zou worden), welk quantum in zijn 'geheel voor den export beschikbaar zou komen. Behalve dit groote voordeel zou nog 88.000 ton waardevol veevoer (cocoskoeken) gefabriceerd worden terwijl thans de bij Inlandsche fabricatie verkregen z.g. „Ampas" slechts voor een zeer gering deel als varkensvoer wordt verhandeld, doch voor het overgroote deel als waardeloos wordt weggeworpen. Ten slotte zal de Inlander zijn olie en of vet tegen lageren prijs van de grootindistrie kunnen betrekken dan de zelfkosten bij eigen fabricatie bedragen. De bevolking is dus ook ten zeerste gebaat bij de Europeesche olieindustrie. Evenwel mag hieruit niet de conclusie worden getrokken, het de Eur. Industrie gelukken zal de Inlandsche in een spanne tijd te verdringen, zij het ook in het belang van de bevolking, want om een voorbeeld te noemen; het heeft de pioniers een jarenlangen strijd gekost, eer de Inlander overtuigd was, de z.g. Inlandsche olie in qualiteit verre ten achter stond bij de fabriekmatige. Eer nu algemeen den Inlander de overtuiging is bijgebracht, zijn voordeel meebrengt, de zelffabricatie van klapperolie vaarwel te zeggen en zich te bepalen tot de bereiding van copra, zullen ongetwijfeld eenige jaren verstrijken. — 49 — Ook hier ligt voor den landbouwleeraar een dankbaar arbeidsveld braak. Bij nadere beschouwing van het wereldkaartje, ontwaart men, dat de cocosnoot uitsluitend tusschen 20° NB en 20° ZB wordt gecultiveerd, welke omstandigheid maakt, dat de afstanden van produceerende tot consumeerende landen geen bizonder groote verschillen te zien geven, waardoor de vrachten geen noemenswaardigen invloed uitoefenen op de marktwaarde der copra. Britsch-Indië, Ceylon, De Straits, Ned.-Indië (en de Phillippijnen gedeeltelijk) vinden hun afzet voor copra in Europa (Enge* land, Marseille, Hamburg, Bremen). De afstanden zijn: Amsterdam—Colombo 6778 mijlen. Singapore 8324 „ Batavia 8587 „ Marseille—Batavia 6804 „ Manilla 7884 „ Bremen—Batavia 8800 „ De vrachtverschillen beinvloeden den handel in copra in deze landen niet. Nieuw Guinea, Pacific eilanden, Fiji & Caledonië, vinden uit den aard der zaak hun afzet in Australië, waar de consumptie vrijwel overeenkomt met de productie dezer landen. Deze eilanden kunnen dus geen invloed uitoefenen op den coprahandel in Europa en of Amerika. West en Oost Afrika, evenals Mauritius, Madagascar en Zanzibar verschepen deels naar Europa, deels naar de Zuidkust van Afrika zelf. De productie is echter nog zeer gering en zeker niet voldoende om eenigen invloed op de Europeesche markt uit te oefenen. Afstand Zanzibar—Marseille 4623 mijlen. Centraal & Zuid Amerika (West-Indië—Pernambuco) vinden zoowel te New York als te London afzet. Daar de afstand Pernambuco London 4144 mijl en die van Pernambuco—N. York 3678mijl is, volgt hieruit de marktwaarde in Europa ongeveer Mededeelingen. 4 - 50 - gelijk zal zijn aan die in Amerika (wij spreken óver normale tijden). De Philippijnen kunnen met meer voordeel copra naar San Francisco zenden dan naar Europa, omdat de afstand Manilla— Frisco 6238 mijl bedraagt en Manilla—Marseille 7884 mijl. Toch werd vóór den oorlog copra van Manilla naar Marseille geëxporteerd. Daar evenwel de consumptie van plantenvet in de United States in het begin van den oorlog nog in het eerste stadium verkeerde, doch sedert zeer sterk is toegenomen en het te voorzien is, dat evenals over de gansche wereld, het verbruik van plantenvet in de Vereenigde Staten in de naaste toekomst enorme afmetingen zal afnemen, zal na dezen oorlog van de Philippijnen geen picol copra meer naar Europa verzonden worden daar de productie van dit eilandenrijk ontoereikend zal blijken voor de consumptie in Amerika. Daarom zal Java ook na den oorlog in Amerika een groot afzetgebied van olieën en vetten blijven vinden. Bij eene nuchtere beschouwing van feiten valt te constateeren, dat de consumptie van plantenvet vóór den oorlog in het continent van Europa het grootst was, terwijl in Engeland de verbruikscurve een sterke stijging aantoonde. Het artikel plantenvet deed ongeveer 4 jaar geleden zijn intrede in de United States; het was daar te lande toen nog lang niet algemeen bekend. Het verbruik zal in de naaste toekomst — Amerika heeft eene bevolking van 102 miljoen zielen — zulke afmetingen aannemen, dat de wereldproductie, ondanks de voortdurende uitbreiding van aanplantingen van oliehoudende gewassen, die vóór den oorlog reeds — zónder Amerika als groot afzetgebied — niet te groot was, ongetwijfeld ontoereikend blijken, om in alle behoeften te voorzien. Het onloochenbare feit, dat de veestapel in het continent van Europa een gevoeligen knak heeft gekregen ten gevolge waarvan de boterproductie zeer sterk afgenomen is, wordt nog buiten beschouwing gelaten. Het is dus duidelijk, de behoefte aan plantaardige vetten in de toekomst ongetwijfeld zal toenemen en de wereldproductie met graagte zal worden opgenomen. De oorlogstoestanden hebben er toe meegewerkt, dat de olie- — 51 — industrie in de productie centra over de heele wereld, zooals hiervoor gezegd, eene zoodanige evolutie heeft ondergaan, dat zij zich niet meer door die in Europa of Amerika zal laten verdringen. Ofschoon mogelijk, is het niet noodzakelijk zelfs niet aan te bevelen, door oliefabrikatie in de productie centra, de industrie in consumptie landen ten onder te brengen, daar toch deze de olie als grondstof voor de boterfabrikatie kan verwerken. Met een enkel woord haalde ik de tarieven quaestie reeds aan, die voor de industrie in de consumptie landen als het eenige wapen zou kunnen worden beschouwd, waarmee zij den strijd met die in productie landen zou kunnen aanbinden. Laten we deze quaestie nader ontzenuwen. Amerika zal wellicht invoerrechten op oliën-vetten — gaan heffen en misschien olieproducten afkomstig van de Philippijnen, vrij laten, doch aangezien de productie van genoemde eilanden ontoereikend zal zijn voor de consumptie in Amerika, zullen de vetprijzen in het algemeen zich regelen naar die van andere uitvoerlanden dan de Philippijnen, in casu Java, en kan de duty beschouwd worden als eene belasting, den consumenten opgelegd en een extra voordeel voor de Philippijnsche oliefabrieken. Engeland zal ongetwijfeld na den oorlog de olieën en vetten uit eigen koloniën betrekken, die — daarop voorbereid — enorme ontwikkeling aan de olieindustrie geven. Deze industriëele opbouw geschiedt op weldoordachhte wijze. Zoo is bekend, dat door belanghebbende industriëelen in Britsch-Indië, reeds ten vorigen jare der Britsche Regeering het verzoek werd gedaan om, zoodra dit noodig mocht blijken, uitvoerrechten op cbpra te heffen en den uitvoer van olie en oliekoeken vrij te laten; een verziende en goedgedachte politiek die als een zeer radicaal middel kan worden beschouwd tegen eventueel in te voeren beschermende invoerrechten op olieën en vetten in consumptie centra. Vóór den oorlog exporteerde Duitschland ruim 30.000 ton kokosolie per jaar naar Engeland. De olieindustrie in BritschIndië heeft voor goed dezen export onmogelijk gemaakt tengevolge waarvan Duitschland 50.000 ton copra minder zal behoeven te importeeren welk quantum weer ongeveer overeenkomt met den export van copra uit Britsch-Indië naar Duitschland zooals uit volgende statistiek moge blijken. - 52 - Èxport van copra in tonnen van Britsch-Indië naar Hamburg. 1908 22834 ton 1909 30115 „ 1910 55302 „ 1911 70458 „ 1912 52356 „ Het lijdt geen twijfel of het Britsche Rijk zal tijdens en na den oorlog rechtstreeks vanuit hare koloniën van de noodige vetten worden voorzien. Duitschland zal blijvend worden uitgeschakeld, wat trouwens, afgescheiden van overwegingen van politieken aard, geheel voor de hand ligt. Ook de export van vetten uit Duitschland naar Amerika, is, sedert de goede en geregelde scheepvaartverbinding tusschen Amerika en Indië, onmogelijk geworden. Duitschland zal zich dus na den oorlog kunnen (moeten) bepalen tot den import van een quantum copra, dan wel cocosolie en -koeken, juist voldoende voor eigen consumptie. Daar dit land nagenoeg geheel is aangewezen op den import uit vreemde laden, en de wereldproductie van plantaardige vetten ontoereikend is voor de consumptie, zal het gedwongen zijn, het product te accepteeren in den vorm waarin men het verkiest aan te bieden, dus in copra dan wel in „olie- en koeken". Het heffen van invoerrechten op olieën, zal den oliefabrikanten in de productie-centra niet meer kunnen dwingen, hun bedrijf stop te zetten. Consumptielanden die tot het heffen van invoerrechten op olie mochten overgaan, zullen daarvan spoedig weer moeten afzien, willen zij op een behoorlijk deel van de wereld-vet-productie beslag kunnen leggen, tenzij bedoelde rechten als een belasting beschouwd worden, den consumentén opgelegd. Nederland importeerde vóór den oorlog hoofdzakelijk copra uit Ned.-Indië, doch werd deze slechts voor een gering gedeelte in het land zelve verwerkt. Verreweg het grootste gedeelte was voor den heruitvoer naar andere landen bestemd. Deze export was voornamelijk naar Duitschland gericht, hetgeen uit volgend overzicht moge blijken. — 53 — HOEVEELHEID COPRA IN TONS. Totale invoer in Totale uitvoer uit Neder- aar' Nederland. land naar Duitschland. 1911 91730 72875 1912 102 230 60 942 1913 I 100 594 72109 Nu de olieindustrie in Ned.-Indië een zoo snelle evolutie doormaakt, zullen in de toekomst „olie en koeken" instede van copra naar Nederland gezonden worden. De olie zal hetzij in Nederland zelve hetzij in Duitschland voor de boter- en zeepfabrikatie worden aangewend terwijl de koeken als veevoer ter markt zullen worden gebracht. De hypothese, als zoude Nederland invoerrechthen op olie gaan heffen, afkomstig uit eigen koloniën, kan geen gezonde basis hebben, daar toch Nederland onmiddellijk belang heeft bij eene bloeiende koloniale industrie en de handel in cocosolie voor het moederland minstens evengroote voordeden zal afwerpen als die in copra. Bovendien biedt de import van olieën, de boterindustrie in het moederland eene schitterende gelegenheid haar aandeel op de wereldmarkt enorm te vergrooten. Het is een onomstootelijk feit, dat de olieindustrie in de productiecentra niet alleen levensvatbaarheid heeft, doch een zekere welstand onder de bevolking zal brengen, die het der betrokken Regeering tot een gebiedende plicht maakt, haar te steunen en tot verderen bloei te brengen. Tot slot wil ik eenige cijfers groepeeren waaruit het groote belang dat Nederlandsch-Indië bij de olie industrie heeft, moge blijken. Arachides. De jaarlijksche productie van Arachides bedraagt volgens de jongste enquête — vide hoofdstuk I —100.000 ton gepelde Arachides. De export van gepelde- en ongepelde Arachides — bedroeg gedurende de jaren 1914 t/m 1916 — van Java: — 54 — Ongepelde Totaal omgerekend Jaar. Gepelde Arachides Amd,^ in tot gepelde m 1000 K.G. 1000 K G> in 1000 K q 1914 7 642 8162 12533 1915 5897 5 553 9 506 1916. 5912 2 623 7 616 Sedert 1911 is de export, als een gevolg van de toenemende oliefabrikatie, geleidelijk afgenomen. De Europeesche olieindustrie wordt geacht momenteel niet meer dan gemiddeld 25.000 ton gepelde Arachides per jaar te verwerken. Vermindert men nu de totaal geraamde productie met de gezamenlijke hoeveelheid geëxporteerde en in de fabrieken ver werkte gepelde Arachides, dan komt men tot de conclusie dat ongeveer 65.000 ton door de bevolking zelve op inlandsche wijze tot voedingsmiddelen bereid worden. Ricinus. De jaarlijksche productie bedraagt voor Java 5550 ton. De export bedroeg gedurende de laatste drie jaren van Java. Hoeveelheid geëxporteerde Jaar. Ricinus (Djarakpitten) in tonnen. 1914 1533 1915 2415 1916 1714 De Europeesche industrie verwerkt het totale verschil tusschen productie en export en zal zeer waarschijnlijk dit jaar reeds de geheele productie verwerken tot olieën voor technische zoowel als voor medicinale doeleinden. Soja (kedelee). De jaarlijksche productie bedraagt voor Java én Madoera alléén 68730 ton, welke hoeveelheid in haar geheel — 55 — door de bevolking geconsumeerd wordt. De olie wordt niet gewonnen. Het ligt op den weg van de Europeesche industrie zich voor de oliewinning uit kedelee (soja-olie) te gaan interesseeren. Het residu is een goed veevoer en kan voor Java ook als meststof gebruikt worden. Sesamzaad. De jaarlijksche productie bedraagt 2500 ton terwijl de export gedurende de laatste 3 jaren bedroeg: Hoeveelheid geëxporteerde i33*- sesamzaad in tonnen. 1914 1852 1915 1318 1916 I 1550 Het door de oliefabrieken verwerkte quantum Sesam is niet vermeldenswaard, zoodat aangenomen mag worden, dat het verschil in productie en export al weer door de bevolking zelve gegeconsumeerd wordt. Recapituleerende vindt men als gemiddelde voor den export en de consumptie door de bevolking van Java de volgende hoeveelheden in 1000 KG. Gemiddelde jaarlijksche Gemiddelde jaarlijksche Product. export in 1000 K.G. comsumptie door in ronde cijfers. de bevolking. Arachides .... 9 885 65 000' Ricinus 1887 (restant wordt — door fabrieken verwerkt). Sojaboonen... 68 730 Sesamzaad 1570 930 Totaal 13 342 134 660 Ten opzichte van de productie heeft de export van deze producten niet veel te beteekenen en zal deze in de toekomst eene — 56 — gestadige vermindering aantoonen totdat hij geheel tot het verleden zal behooren. Het verwerken van deze oliehoudende zaden in de productiecentra ligt te meer voor de hand daar het residu hier te lande als meststof aangewend kan worden hetgeen een belangrijke besparing van vervoerkosten naar Europa beteekent, daar de olie hoogstens 30% van de ruimte vraagt, die het ruw product noodig heeft De verwerking van vorengenoemde zaden tot voedings- en genotmiddelen door de bevolking zelve, neemt fabelachtige afmetingen aan; en als men nu weet, dat bij de primitieve bereiding gemiddeld 8% olie verloren gaat. (Bij sojaboonen wordt heelemaal geen olie gewonnen), dan komt men tot het respectabel cijfer van 10772 ton olieveriies per jaar. Voegen wij hierbij het verlies aan cocosolie dat de zelfverwerking van 223000 ton copra veroorzaakt, (het percentage aannemende op slechts 5%), ad 11150 ton, dan ontwaart men, dat ten huidigen dage op Java alléén een zuiver verlies aan olie wordt geleden van21922 ton. Bij een average van slechts gemiddeld 35 cent per KG. vertegenwoordigt dit een bedrag van ƒ 7.672.700.—. Een ideaal toestand zal verkregen zijn, zoodra de Inlandsche industrie zóódanig gemoderniseerd zal zijn, dat zij vorengenoemde oliehoudende producten met de vereischte intensiteit kan verwerken. Dat deze toestand geschapen zal worden, staat vast, doch hoeveel tientallen van jaren zullen verstrijken eer uit de komende geslachten goede organisators of bedrijfsleiders gesproten zijn, valt, in weerwil van de krachtige evolutie die wij thans meemaken, niet met zekerheid te voorspellen. Ook aan de ontwikkeling van de Inlandsche industrie behoort door de Regeering leiding gegeven te worden. De hoogste eisch die hieraan gesteld moet worden is, dat van meet af, volgens een vast programma worde gewerkt, en men zich daarvan niet laat afbrengen door uiteenloopende adviezen van invloedrijke personen, hetgeen slechts aanleiding kan geven, tot een herhaaldelijk — 57 — aïstand doen van eenmaal aangenomen principus, tengevolge waarvan men steeds verder van het doel verwijderd geraakt. De leiding behoort te berusten bij de afdeeling Nijverheid en Handel van het Departement van Landbouw, dat een permanente commissie zal benoemen bestaande uit niet meer dan drie personen, welke met de instelling — dan wel de bevordering van een bepaalde industrie worde belast. Aan bedoelde commissie moet een groote zelfstandigheid en macht worden toegekend teneinde in veel voorkomende gevallen, handelend te kunnen optreden. Het programma voor de bevordering van de olieindustrie zal als volgt moeten worden samengesteld. In de allereerste plaats behoort de landbouw geperfectionneerd te worden en de productie tot een hoog peil worden opgevoerd. Het bemestingsvraagstuk moet worden opgelost, waartoe men zich van de medewerking van de Volkscredietbanken zal verzekeren. Maatregelen moeten worden getroffen ter voorkoming van het oogsten van onrijp product. Gedurende evenbedoelde periode zal aan de bestaande Europeesche industrie allen steun worden verleend teneinde deze tot grooten bloei te brengen waardoor een maximum opbrengst van de producten wordt verzekerd. De onderwijsinrichtingen zullen aan de Europeesche industrie geleidelijk meer intelligente jongelieden afleveren, die gelegenheid zullen vinden zich op de fabrieken verder praktisch te bekwamen zoodat verwacht kan worden, daaruit later de Inlandsche industrieelen geboren worden. Nimmer mag uit het oog verloren worden dat, het in 't leven roepen van Inlandsche industrie zich niet laat forceeren. De Inlander is er zeer zeker nü nog niet rijp voor, doch zal dit in de toekomst ongetwijfeld worden, mits men de ontwikkelingsperiode geleidelijk, zonder hiaten, doet plaats hebben. Een dringende eisch voor toekomstige industriëelen is, zich een behoorlijke administratieve kennis eigen te maken. — 58 — Voor de bevordering van de bestaande Europeesche Industrie zal het wenschelijk zijn, in het moederland eveneens een commissie worde samengesteld die samenwerkt met de Indische. Beide colleges blijven bij voortduring met elkaar in contact en doen de beide Regeeringen voorstellen die tot eene snelle ont wikkeling der olieindustrie in Ned.-Indië zullen leiden. Het allereerst zal de aandacht der Hooge Regeering worden gevraagd voor de protectionistische in- en uitvoerrechten opdat zij er op voorbereid zal zijn om, zoodra vreemde mogendheden ev. beschermende invoerrechten op olieën en koeken zullen heffen, onmiddellijk een contramaatregel te treffen, in den vorm van uitvoerrechten op het oliehoudend ruwproduct als copra, arachides etc. Deze quaestie vraagt nü reeds alle aandacht van de Regeering. NEVEN INDUSTRIEËN. Als nevenindustrieën bij het oliebedrijf op Java komen in aanmerking: de zeep-, boter-, en vezelfabrikatie. ZEEPFABRIKATIE. De invoer van zeep gedurende de laatste jaren nam gestadig toe, hetgeen uit ondervolgende statistiek moge blijken. VO INVOER VAN ZEEP (IN 1000 GULDENS). 1911. 1912. 1913. 1914. 1915. 1916. HERKOMST. g j g 4 g j .g "t \ 4 "S « ' 3 4 £ w 4g m g | g £ | m £ | g £ m Nederland 499 152 559 192 618 | 260 560 245 536 | 279 349 I - Groot Brittannie 172 219 237 251 332 319 607 397 766 603 1643 - Duitschland 87 44 114 86 131 90 121 34 17 16 - - Oostenrijk 21 - 19 3 11 9 5 5 - 9 - - Britsch-Indië 5 13 - 24 - 42 — 6 1 10 Penang - 92 1 91 - 108 — 176 - 157 - - Singapore 18 208 20 205 4 210 8 215 10 319 9 - Australië 7 76 3 138 1 128 9 134 22 151 Japan — - - — - - — - - 23 49 - U.S.A - I — - — - - 3 - - - 63 Elders — 32 - 13 26 '- - - - 38 49 - 809 836 933 1002 1123 1166 1313 1212 1S52 1605 2162 - I !_ L Totaal in Ned.-Indie 1645 1935 2289 2525 2957 - — 60 — In 1915 werd reeds voor bijna ƒ 3.000.000 aan zeepen geïmporteerd terwijl 1916 de import voor Java alléén een stijging van ƒ 1.352.000.— tot 2.162.000.— aantoont zoodat momenteel, safe gerekend, de totale import in Ned.-Indië op een waarde van ƒ 4.000.000.— getaxeerd mag worden. Voegen we hierbij nog de miljoenen Kilogrammen door de Inlandsche huisnijverheid geproduceerd, dan geloven wij niet te overdrijven, wanneer we het zeepverbruik in Nederlandsch-Indië taxeeren op een waarde van ƒ 10.000.000.—. De Inlandsche zeepen zijn door de samenstelling van veel loog, met heel veel water en een miniem percentage oliën, zeer slecht en schadelijk in het gebruik. Voor een behoorlijk fabrikaat voor de Inlandsche markt dat tegen geringen prijs kan worden aangeboden, zal ongetwijfeld een groot debiet in Indië gevonden worden. BOTERFABRIKATIE. Onderstaande tabellen geven den import van Natuur- en Kunstboter gedurende de laatste jaren weer. INVOER VAN NATUURBOTER (IN 1000 KILOS). ON 1911. 1912. 1918. 1914. 1915. 1916. HERKOMST. * i \ * 3 A | I ■§ | ' j -g I 1 Ijl I I I | I I | « I m Nederland 816 262 934 I 299 877 I 341 992 346 827 301 790 I Denemarken - 4 4 3 16 28 11 40 8 - Australië... 528 32 603 42 614 121 736 46 679 38 947 - Elders - 36 - I 37 56 - 17 - 11 27 94 - ■ 1344 333 1541 .81 1547 | 478 1773 403 1567 374 1831 - Totaal in Ned.-Indië. 1677 1922 2025 2176 1931 f3 INVOER VAN KUNSTBOTER (IN 1000 KILOS). 1911. 1912. 1913. 1914. 1915. 1916. HERKOMST. "3 ja "S ' ja '2 ja "2 ja "4 ja 2 ja 5. | 51 I | 51 | i. | 51 | 51 1 S '3 5"3 £ '3 > '3 '3 t» •a 4'| fi A m £ m £ m g m 3 w Nederland 35 3 32 4 141 7 122 8 128 4 336 — Groot Brittannië 15 — 28 — 4 11 14 — 1 I 5 — Duitschland 7 — 24 — 23 17 — 23 — 3 — — Italië 183 — 159 — 159 19 112 12 — 5 — — Penang 9 3 11 3 — 10 — ' 7 — 4 — — Singapore 15 — 11— — 9 — 9 1 8 — — Elders — — — — 2 — 2 — — — 3 — 264 6 265 7 329 73 '250 54 130 29 339 — ! I. % Totaal in Ned.-Indië 270 272 402 304 159 — — 63 — De betrekkelijk geringe import van ongeveer 2000 ton boter wijst er op, dat dit artikel inhoofdzaak door de Europeesche bevolking en slechts voor een gering deel door de Inlandsche en Chineesche inwoners wordt geconsumeerd. De olieindustrie kan door de fabrikatie van het z.g. plantenvet voor een groot deel de boter verdringen. Bovendien zaï bij doelmatige en goedkoope verpakking, dit artikel in de naaste toekomst een ongelimiteerd afzetgebied vinden voor de Inlandsche consumptie. COCOSVEZEL. Import van cocosvezel bestaat niet, wel van artikelen uit deze grondstof vervaardigd. Het verdient dus aanbeveling voor oliefabrikanten, na te gaan, in hoeverre het winnen van de cocosvezel en eventueel het fabriceeren van matten en de voor de oliefabrikatie zelve benoodigde persdoeken, tot een loonend nevenbedrijf kan worden gemaakt. De groote moeilijkheid schuilt in het verzamelen van de benoodigde vezel, die over lange afstanden in betrekkelijk kleine quanta moet worden aangevoerd, zoodat zeer waarschijnlijk de transportkosten een groot bezwaar zullen opleveren. Hoe het zij, het onderwerp is voor de oliefabrikanten een studie overwaard. Vergelijkende Statistieken. Onderstaande tabel geeft aan een vergelijkende statistiek tusschen oliehoudende- en de voornaamste andere op Java voorkomende gewassen. VERGELIJKENDE STATISTIEK. Totaal vertegenwoorJaarl. beplante Productie digd geldswaardig oppervlakte per jaar bedrag waarbij geGEWAS. m D0UWS in tons middelde markt- op Java. (1000 KG.), waarde v.h product aangenomen. Arachides 270 082 100000 12 750 000.- Ricinus 20 217 5 500 715 000.- Kedele (Soja) 164298 68 730 J 873 000.- Transporteeren... J 454597 174 230 [. 20338 000.- — 64 — Totale vertegenwoorJaarl. beplante Productie digd geldswaardig GEWAS oppervlakte per jaar bedrag waarbij gein bouws in tons middelde marktop Java. (1000 KG.), waarde v.h. product aangenomen. Per transport 454 597 174 230 20 338000.— Sesam 8 969 2 500 275000.— Kapokpitten 21800 872 000.— Copra 300000 323 913 72 880 000.— Totaal oliehoudende produten 763 566 507 443 94 365000.— Suiker 225 000 1 666 666 270 000 000.— Padi 4150 000 niet nauwk. niet nauwk. te te taxeeren taxeeren Mais. 2045 000 Idem. Idem. Sassave 565 000 Idem. Idem. Hieruit blijkt dat de gezamenlijke productie van de voornaamste oliehoudende gewassen een geldswaardig bedrag vertegenwoordigt van ƒ 94.365.000.— tegen ƒ 270.000.000.— voor de totale suikerproductie. Bij verwerking hier te lande van alle oliehoudende gewassen vindt men in ronde cijfers de volgende producties olie- en boengkils (koeken) met de daarachter gestelde geldswaarden. Jaarlijksche Waaruit door fa- j ,r . . opbrengst brikatie kan wor- /«'tegenwoor- Pr0duCt in tons den verkregen legende een gelds- (1000 KG.). in 1000 KG. waarde van: Arachides 100 000 l| 35000 olie 10 500000.- I 62 000 boengkil 4 500 000.— Ricinus 5 500 f 2200 olie 1100000.- \ 3200 boengkil 160000.— Kedelee 69000 l100:0olie 4 000000.- j 58000 boengkil 4 350 000.— Sesam 2 500 { 1000 0116 300000.- I 1500 boengkil 75000.— Kapokpitten 22000 j 4000 olie 1000000.- I 17 000 boengkil 680 000.— Copra : ... 325000 (190000 olie 95000000.- 1130 000 boengkil 5 000000.— Totaal geldswaardigbedrag I 126665 000.— — 65 — Het verschil tusschen de vertegenwoordigde geldswaarde van het ruwoliehoudend product en het tot olie en boengkil verwerkte, kan dus aangenomen worden op ƒ 32.300.000.— welk bedrag dus, dank zij de Industrie, in Ned.-Indië blijft en verdeeld wordt, voor het grootste deel onder de bevolking (in den vorm van meerdere opbrengst product en arbeidsloonen) en de industrieëlen, voor het kleinste deel. Bij vergelijking van de geldsbedragen vertegenwoordigd door de suikerproductie ad ƒ 270.000.000.— en de ev. olie- en boengkil productie ad ƒ 126.000.000.—; komt men tot de conclusie dat de olieindustrie in de toekomst, voor het land van nagenoeg evenveel belang mag heeten als de suikerindustrie vooral ook omdat het in cultuur brengen van oliehoudende gewassen uitsluitend door de bevolking geschiedt. Voor een meer aanschouwlijk overzicht mogen ondervolgende grafische voorstellingen dienen. 66 - AANHANGSEL. Tijdens het afdrukken van deze „mededeelingen", kwamen nog enkele productie-opgaven, welke niet meer verwacht werden, van Java en de Buitenbezittingen binnen. Wij achten ons, gelukkig deze belangrijke cijfers als „aanhangsel" aan vorenstaande toe te voegen, hierdoor den lezer in de gelegenheid stellende, de diverse tabellen te completeeren. Batavia. Semarang. Pekalongan. Naam van hot | produc . Jaarlijksche productie in picols. Katjang 131360 141509 26010 Djarakpitten 23 046 Kedelee . 1544 129 944 59 315 Widjen niet noemens waard. Kapokpitten 2 325 110 000 14 000 Aantal klapperboomen in de gewesten Benaming der • boomen. Batavia. Semarang. Pekalongan. Vruchtdragende 686 706 3 748267 726 899 Niet vruchtdragende... 817 427 2106099 366175 Ten slotte van de buitenbezittingen nog de volgende opgaven betr. het aantal klapperboomen in de hiervolgende gewesten. Benaming der „. Bali & boomen. | Celebes & O. Amboina. Timor. | Lombok- I I Vruchtdragende 1703 797 1 286025 975 334 2 461168 Niet vruchtdragende. 1609 442 1 038093 768238 638154 II GRAFISCHE VOORSTELLING VAN DE JAARLIJKSCH OP JAVA BEPLANTE OPPERVLAKTE IN BOUWS VAN DIVERSE GEWASSEN. GRAFISCHE VOORSTELLING DER VERHOUDING VAN DE JAARLIJKSCH OP JAVA TOTAAL BEPLANTE OPPERVLAKTE IN BOUWS VAN OLIEHOUDENDE PRODUCTEN TOT DIE VAN SUIKER. R*Nl Totaal oppervlakte beplant met oliehoudend product. ISjCS tt „ met suiker beplant. GRAFISCHE VOORSTELLING VAN DE VERHOUDING DER GELDSWAARDIGE BEDRAGEN VAN HET RUW-TOT VERWERKT OLIEHOUDEND PRODUCT. V7A Geldswaardig bedrag van het tot olie en boengkil verwerkte oliehoudend product. YAA Geldswaardig bedrag van het ruw oliehoudend product. GRAFISCHE VOORSTELLING VAN DEN EXPORT van COPRA & COCOSOLIE van JAVA. Copra Cocosolie - 67 LITTERATUUR. Munro & Brown. A practical guide to coco-nut planting. Hamel Smith & Fred: A. G. Pape. Coco-nuts. The consols of the east. Belfort & Hoyer. All about, Coco-nuts. Ernst Bolten. Cocos Nucifera. Publicaties v. h. Dept. van Landbouw. Afdeeling Nijverheid & Handel 1915 N. L Copraproductie en Coprahandel. H. R. Roelfsema.. .De Kokoscultuur. Dr. Max Birk. Kopraproduction \ind Koprahandel. Hefter. Technologie der Fette und Oele. Dr. L. Ubbelohde. Chemie, Analyse und Gewinnung der Oele Fette und Wachse. Dept. v. Landbouw, Handel & Nijverheid. Diverse Publicaties.