OUD-GRONINGEN STAD EN LANDE. Gedrukt bij Mouton & Co. te 's-Gravenhage. OUD GRONINGEN «BIBLIOTHEEK U De titelversiering is ontleend aan een Groninger landkaart van 1596. Opgedragen aan den Oud-Groninger Trofessor Dr. J. Kjaus op wiens herhaalden aandrang en met wiens steun dit werk tot stand is gekomen. VOORWOORD. De Provincie Groningen met hare vruchtbare klei-streken, met hare nijvere en niet minder welvarende veen-koloniën, met hare armere gedeelten en met hare eenige Stad, bezit eene eigenaardige bevolking, dooreengenomen met goed verstand, bijzonder praktisch, zelfs ietwat nuchter aangelegd, en daardoor voor ééne der ideëele zijden van het leven, de kunst, betrekkelijk weinig gevoelend, althans te weinig, om er geldelijk veel voor over te hebben. Vandaar, dat zij die er aanleg hadden en roeping gevoelden om teekenaar, schilder, beeldhouwer of bouwmeester te worden, eene warmere omgeving ter hunner ontwikkeling en om te kunnen bestaan noodig hadden, er uit moesten, waardoor deze Provincie niet alleen steeds arm was en is aan mannen van beteekenis op kunstgebied, maar arm ook aan schilderstukken, teekeningen, gravures en beeldhouwwerk uit en betreffende haar verleden. Haar waardevol bouwverleden, het vond veel te laat eerst eenige waardeering, verscholen als zij met alles lag in een uithoek van het land; het sprak ook niet door buitengewone afmetingen, of door rijkdom van materiaal of behandeling, het was bijna in elk opzicht zoo eenvoudig en bescheiden, dat het in het geheel niet opviel, evenmin als het landschap; men ging ze ongemerkt voorbij die oude gebouwen en liet ze verknoeien of afbreken, om ze dan eerst te gaan missen. Door mijn betrekking als bouwmeester, kijk op en belangstelling voor dat architectonisch verleden krijgende, kwam ik er toe, daarin aangemoedigd door wijlen Minister J. G. van den Bergh, (1883-87), om al wat daarvan nog restte, op te zoeken, op te meten, in teekening te brengen en te verwerken, eerst tot eene studie „Oud-Groningen", in 1907 opgenomen in het Tijdschrift van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, en vervolgens tot eene studie „Oud-Groningerland", verschenen in jaargang 1912 van dat tijdschrift, beide echter beknopter dan ik wenschte, en, voorzooveel in boek-formaat verkrijgbaar gesteld, spoedig uitverkocht. Op voorstel van de toenmalige Commissie voor de Inventarisatie onzer Monumenten, bleek de Minister van Binnenlandsche Zaken, Mr. Cort van der Linden, bereid de uitgave eener nieuwe studie „Oud-Groningen, Stad en Lande", de beide vroegere aanvullend en vervangend, te bevorderen, waarna zijn opvolger in het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Dr. J. Th. de Visser, na persoonlijk van het aanwezig studie-materiaal kennis te hebben genomen, zich bereid betoonde de uitgave ervan mogelijk te maken, door daarvoor een subsidie op de begrooting uit te trekken. Het aantal afbeeldingen is daarin verdubbeld, de tekst echter belangrijk ingekort. Trouwens, men leest bijna niet meer, en de buitensporige prijsverhooging van plaaten drukwerken eischte beperking. Aan Oost-Friesland, welks architectonisch verleden met dat van Groningen één geheel vormt, is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd. Het gegevene, bijna geheel de vrucht van eigen opname, berust op waarneming met het oog, niet op angstvallig onderzoek aan den lijve. Mijn doel was dan ook niet om elk gebouw in detail te beschrijven, maar om in het algemeen het karakter en de waarde der Oud-Groninger architectuur te doen kennen, en daarvoor belangstelling en waardeering op te wékken, het gaarne aan jongeren overlatende om deze studie verder aan te vullen en te verbeteren. 'S-GRAVENHAGE, 24 OCTOBER 1921. C. H. PETERS. INHOUDS-OVERZICHT. *) INLEIDING, Blz. i. Bouwmateriaal, blz. 3. — Hout, blz. 3. — Baksteen, blz. 4. — Eigen kunstuiting, blz. 9. — Overgebleven kerken, blz. 10. — Overgebleven torens, blz. 13. - Overgebleven borgen, blz. 14. — Hut en hoeve, blz. 15, — Het dorpskarakter wijzigde zich, blz. 16. — De ééne stad, blz. 17. — Het dorp Groningen wordt markt- en verblijf-plaats, blz. 19. — De bedrijfs-plaats omwalt en ommuurt zich, blz. 20. — Brand, herbouw en uitleg der stad, blz. 21. OUD-GRONINGERLAND, Blz. 23. Begrenzing en vroegere toestand, blz. 23. — Vroegere bewoners, blz. 25. — Bekeering tot het Christendom, blz. 25. — Kerkbouw, blz. 26. — St. Walburgskerk in de stad, blz. 26. — Centraalvormige kerk te Bedum, blz. 28. — Middeneeuwsche kerkbouw, blz. 31. — Tufsteen-bouw, blz. 32. — Gewelf-bouw, blz 32. — Eenvoudin aanleg en behandeling, blz. 35. — Bestaande kerken uit de vier eerste gewelf-perioden, blz. 35. — Bestaande kerken der 5de en 6de gewelf-periode, blz. 38. — Nog bestaande, voorheen overwelfde XlIIde eeuwsche kerken, blz. 55. — Verdwenen overwelfde XlIIde eeuwsche kerken, blz. 58. — A. De kerken, die volgens beschrijving of afbeelding voorheen overwelfd waren, blz. 58. B. De overige hier verdwenen XlIIde of XlVde eeuwsche kerken, blz. 63. — I. De Klooster-groep, blz. 63. — II. De Dollart-groep, blz. 70. — III. De groep der geheel verbouwde of vernieuwde XlIIde en XlVde eeuwsche kerken, blz 70. — Die in de voormalige kerk dorpen, blz. 70. — Met kruis-gewelven overdekte kerken, blz. 71. — De Protestantsche kerk-groep, blz. 82. — De kerk van binnen en haar ameublement, blz. 93. — Bevloering, blz. 93. — Gewelf, glas- en muur-beschilderingen, enz., blz. 94. — Het ameublement, blz. 95. — De kerk-torens, blz. 100. — Klok-gestoelten en torens, blz. 100. — Torens met steenen spitsen, blz. 106. — De St. Maartens-toren in de stad, blz. 106. — De A-toren, blz. 109. — Kerk-hoven, blz. 113.—Dorps-aanleg, blz. 115.—Bruggen, blz. 115. — Pastorieën, blz. 115. — Standerd-molens, blz. 115. — De school, blz. 117. — Gemeentehuis, blz. 122. — Hoefstallen, blz. 123. — Putten en pompen, blz. 123. — Dorpskarakter, blz. 124. — Hut, hoeve, woning, borg, blz. 129. — Het open vuur, blz. 132. — De schoorsteen, blz. 133. — De hoeven verdwijnen in de markt-plaats, blz. 136. — De steen-bouw, blz. 136. — Woonindeeling, blz. 138. ') De bladwijzer op blz. 374 geeft in alphabetische volgorde den tekst-inhoud aan. De bladwijzer op blz. 379 geeft in alphabetische volgorde de afbeeldingen aan. DE STAD GRONINGEN, Blz. 145. De vestiging van een keizerlijk landgoed, blz 146. — Omwalling en ommuring der marktplaats, blz. 148. — Het optreden van den Bisschop van Utrecht als heer der Stad, blz. 150. — De nieuwe aanleg na den grooten brand, blz. 151. — De groote uitleg in het begin der XVIIde eeuw, blz. 157. — De aansluiting aan het spoorwegnet, blz. 160. — De opheffing en ontmanteling der vesting en de uitleg der stad, blz. 162. — De vroegere verdedigingswerken, blz. 172. — Behoefte aan bouwgrond, blz. 176. — Opvolgende veranderingen, blz. 179. —Oudste plattegronden der stad, blz. r8i. — Plattegrond van E.Haubois, blz. 184.— De historische plattegrond, blz. 186. — Oude aanzichten der stad, blz. 190. — De ommuring, blz. 192. — De poorten, blz. 195. — Openbare gebouwen, blz. 202. — Markt-hal, blz. 202. — Het Raadhuis, blz. 210. — Het Wijnhuis, blz. 215. — Het nieuwe Raadhuis, blz. 219. — Het Olde Rechthuis, blz. 221. — Het Gerechtshof, blz. 222. — De Gevangenis, blz. 224. — Toename van openbare gebouwen, blz. 225. — De Waag, blz. 227. — De Vischbanken, blz. 228. — De Beurs, blz. 228. — Verdere bestuurs gebouwen, blz. 230. — Het Prefecten-hof. blz. 230. — Het Bisschops-hof, blz. 230. — Het Stadhouders-hof, blz. 232 — Het Provincie-huis, blz, 232. — Het Provinciaal Collecte-huis, blz. 233. — Het Ommelanderhuis, blz. 236. — De Gasthuizen, blz. 237. — Scholen, blz. 239. — De St. Maartens-school, blz. 239. — De Hooge School, blz. 240. — Verdere openbare gebouwen, bruggen, kranen, enz., blz. 243. — De Woning- en gevel-bouw, blz. 248. — De woning-inrichting, blz. 261. — De Bevloering, blz. 267. — De Wand, blz. 268. — De Zoldering, blz. 270. — De Burchten, blz. 273. — De Boerderij, 290. — De Arbeiders-woning, blz. 305. — Het vroegere Bedrijfsleven, blz. 312. — Aanvulling Bedrijfsleven, blz. 354. — De Groninger kunst en volkskunst, blz. 317. — De Vensters, blz. 319. — De Deuren, blz. 321. OOST-FRIESLAND, Blz. 333. BIJLAGEN. Bijlage I, Overzicht der voorheen en deels nog in steen overwelfde kerken, blz. 357. — Bijlage II, Overzicht der vroegere borgen, blz. 361. — Bijlage III, Overzicht van de kerken in Oost-Friesland, voorheen of nog geheel of ten deele overwelfd, blz. 364. Bijlage IV, Overzicht naar tijds-orde van verschillende aangelegenheden en gebeurtenissen, Groningen en Groningerland betreffende, blz. 366. — Bijlage V. Overzicht als boven Oost-Friesland betreffende, blz. 372. — Bladwijzer van personen, plaatsen, zaken, enz. in alphabetische volgorde, blz. 373. — Alphabetisch overzicht der afbeeldingen met verwijzing naar hare nummers, blz. 378. SLOTWOORD, BI. 385. 2. FRESCO SCHILDERING IN DEN DOM TE MUNSTER VAN ± A° 1270. Fi velgoërs,Hunsingo ërs,Reiderlanders en Smallingerlanders, den patroonhunnerkerk schattingaanbiedende*). INLEIDING. Groningen is in menig opzicht, doch vooral voor de studie onzer oud-Nederlandsche bouwkunst, een onzer belangrijkste provinciën. Gedurende eeuwen betrekkelijk afgezonderd gelegen, was zij op zichzelve aangewezen en nam 'daardoor minder dan andere gewesten vreemde invloeden op. Kerkelijk bijna geheel staande onder den Bisschop van Munster, had zij hare handelsbetrekkingen : met Westphalen, daarmede door de Eems en door een landweg over Coevorden verbonden; met Oost-Friesland, waarmede zij in taal en landaard, in kunstrichting en bouwmateriaal overeenkwam, en, over zee, met Engeland, Sleeswijk en de Oostzee-steden. Gedurende eenige eeuwen, feitelijk tot het midden der XVIIde, heeft zij zich op hare wijze op bouw- en kunstgebied ontwikkeld, daarin als 't ware eene eigen richting, eene eigen school vormend, die zij met Oost-Friesland gemeen had, waarmede zij destijds in veelvuldige betrekking stond. Van het toen gestichte is, helaas, verdwenen al wat vóór en tot in de Xlde eeuw tot stand was gebracht, hetwelk, met uitzondering van de Sint-Walburgskerk in de stad, van hout gebouwd, vergaan of verbrand is, of door een steen-bouw werd vervangen, of, wat de hoeven betreft, tot onkenbaar wordens toe, stuksgewijze is vernieuwd. — Van het tusschen de XIIde en de XVfflde eeuw gebouwde, zijn meerendeels nog bewaard en in dienst gebleven de parochiekerken, hier, tijdens de middeneeuwen althans, hoezeer hoogst eenvoudig, toch met alle toewijding en degelijk gebouwd. *) Hierboven staat geschilderd het volgende opschrift: „Inclita Justitise et Virtutum Semita Vitae, Regula Paule quis det tibi Frisa namque, Muneribus datis téstando quod tibi gratis, Fit Testudo duplex per eam studio Pietatis", zijnde vertaald: „Het bekende pad van rechtvaardigheid en deugd is de richtsnoer voor het leven. O Paulus, wat mag Friesland U ten geschenke aanbieden, als een U aangenaam dubbel bewijs van zijn vromen ijver.'' Op het Midden-lint staat: „Sint tibi o Paule nostra Munera grata", d. i. vrij vertaald: „Mogen, o Paulus, onze geschenken U aangenaam zijn." 2 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 3. Kaart der nog bestaande waardevolle oude kerken, der voormalige kloosters en der rivier-boezems. Kerken van buitengewone afmetingen, van kostbare materialen, met een rijkdom van beeld-, snij- of schilderwerk, komen hier niet voor. De vrijwel eenig rijk behandelde kerk, die van de abdij te Aduard, is op het einde der XVIde eeuw gesloopt, en de waardevolle voorwerpen voor den kerkdijken dienst zijn in de dagen van strijd in de XVIde eeuw verdwenen; gering ook is het aantal der zichtbaar overgeblevene, kunstvol behandelde grafzerken. — Schilderachtige kasteel-ruïnes vindt men hier niet en de borgen, hier voorheen in grooten getale aanwezig, zijn op een enkele na, zoowel hier als in OostFriesland, verdwenen. — Alles, van af de arbeiderswoning tot en met kerk en toren, was hier voorheen steeds bescheiden van afmeting, op 't doelmatigst en eenvoudigst gebouwd van materiaal, bijna uitsluitend van eigen bodem afkomstig. Wie meer mocht verlangen, bezoeke deze provincie, die ook weinig natuurschoon bezit, niet. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 3 4. Baksteen-muurwerk op den zolder der school, gevestigd in het vóórgedeelte van het te Aduard overgebleven abdij-gebouw, A°. 1880. BOUWMATERIAAL. HOUT. Tot in de XIde eeuw vond men hier, behalve langs de kust, nog vele bosschen, rijk aan eiken en ander timmerhout, meerendeels in gemeen bezit der aangelegen gemeenten; uit den landschapsnaam Westerwolde en uit de vele dorpsnamen, op wolde eindigend, blijkt zulks voldoende. Met de toename der bevolking verbruikt, zijn die bosschen verdwenen, en daarmede verdween hier tevens het eenige, voor direct gebruik aanwezige bouwmateriaal. En dat bouwmateriaal diende hier toen voor alles, voor hut en hoeve, voor kerk en klooster, voor woon- en werkhuis, voor 't klokgebint, den toren hier voorafgaande, voor standerd-meulen en brug. Doch dat alles, het is verdwenen, op een enkel klokgebint en een enkelen standerd-meulen na en op een paar oude boerderijen in 't Westerwoldsche. Bij de boerderijen toch was men gewoon om, wat vernieuwing vroeg: een bintstijl of deurpost, een schoor of deel, door een ietwat gelijkvormigen stijl of post of schoor te vervangen, zoodat, in verloopt van eeuwen, een inmiddels verzakte of versukkelde boerderij, stuksgewijze, met behoud van haar afzonderlijk karakter, feitelijk één of meermalen vernieuwd is. En, was het bemoste rieten dak, dat, onder hoog geboomte bijna verscholen, beschenen door de avondzon er soms als een dak van brons kon uitzien, eindelijk op, welnu, dan werd 5. De Onze Lieve Vrouwe van Aduard. 4 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. het geheel of ten deele van eene nieuwe rietbedekking voorzien, die na verloop van tijd op haar beurt in een bronzen dak veranderde. Die oude boerderijen — Drenthe bezit er misschien nog een tiental, blijkbaar dagteekenende uit den tijd van Karel den Groote — schijnbaar bouwvallig, zijn zóó oud, zóó krom, zóó verbogen of verzakt, zóó uitgebleekt, zóó karakteristiek in elk opzicht (zie de afb.), dat zij, in de schaduw van 't oude geboomte aan een breeden landweg op 't eigenaardigst soms gelegen, voor menig schilder meer waarde hebben dan eene model-boerderij van onzen tijd. De welvaart is echter hun vijand. Binnenkort zal dan ook de laatste zijn verdwenen, en zullen ons enkel nog resten de gravures naar teekeningen van A. Bloemaerts, E. van Drielst en L. Hansen (zie de afb.) ten bewijze van haar vroeger bestaan. — Bleef, voor hut en boerderij, die hout-bouw op de heide- en veenstreken, ofschoon afnemend, nog tot aan en in de vorige eeuw bestaan, bij den kerk-bouw verdween hij al heel vroeg. Vanaf de Xlde eeuw toch, werd ook hier de drang naar eene onbrandbare kerk zoo sterk, dat eindelijk elk dorpje zijn kappelken of kerksken verving door eene steenen en, zoodra 't kon, door eene in steen overwelfde kerk. BAKSTEEN. Daar echter de bodem hier, behalve wat vlinten en graniet-brokken in den omtrek van den Hondsrug, geen natuursteen bevat, moest het voor dien steen-bouw benoodigde, of van elders worden aangevoerd, of van klei van eigen bodem — langs de zeekust en langs de riviertjes de A, de Eems, de Fivel en de Hunze ruimschoots voorhanden — worden gevormd en gebakken. Om van klei voorwerpen voor huiselijk gebruik en voor de graven te bakken, had de natuur zelve aan de vroegste bewoners dezer streken geleerd, terwijl de Romeinsche legioenen, in de vier eerste eeuwen na Christus gelegerd aan Maas en Waal, aan Rijn en IJsel, den daarbij als hulp-troepen dienenden Friezen en Bataven hadden geleerd om van klei ook bouwen vloersteenen en dakpannen te maken voor de vaste kampen of castra. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 5 Waren echter de Romeinen bij hun bouwwerken gehaast, of lagen deze gemakkelijk bereikbaar voor hun den Rijn afkomende schepen, dan lieten zij daartoe tufsteen uit de buurt van Andernach aanvoeren, aldaar ruimschoots voorradig en met geringe moeite verkrijgbaar, en die tevens gemakkelijk te verwerken en duurzaam is. Gewoon echter, als onze voorouders waren, om het hout, hier toen ruimschoots aanwezig, te benutten voor 't weinige, dat zij te bouwen hadden, kwam men er niet toe om 7. ADUARD. — Buiten-aanzicht van het abdij-gebouw in restauratie, A°. 1920. bouwsteen van eigen klei te bakken, zoodat men alle ervaring daarin verloor en Karel de Groote in de VlIIste eeuw, voor den bouw zijner paleizen te Aken, Maastricht en Nijmegen, in hoofdzaak tufsteen moest gebruiken en slechts met moeite daarvoor dak- en vloertegelsenz. van gebakken steen kon krijgen. — En toen de markt-plaats Groningen in de IXde eeuw besloot, om hare, bij den inval der Noormannen afgebrande houten Sint-Walburgs-kerk in steen te herbouwen, namen hare kooplieden, die met hun schepen de Rijn-steden bezochten, daartoe op de terugreis de noodige tuf¬ steen mede. 8. ADUARD. - Binnenzicht, A°. 1920. 6 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. o. ADUARD. — Een der muur-rozetten met geglazuurde baksteenen relief-tegels. Eerst toen, na het jaar iooo, de drang naar het bezit eener nieuwe, eener onbrandbare kerk, ook hier algemeen werd, bouwde men daar, waar aanvoer van tufsteen ondoenlijk' of te kostbaar werd, die kerkjes van steen, van eigen klei gebakken, daarbij niet zelden geholpen door Benedictijner monniken, die hier toen hun kloosterstichtingen begonnen. Onder de kloosterlingen, tot dusdanige stichting vooruitgezonden, bevonden zich altijd eenige ervaren vaklieden, die zich uitstekend wisten te behelpen met de bouwmaterialen ter plaatse aanwezig; hier slechts hout, geen natuursteen, wel geschikte klei vindend, begonnen zij zich van hout een tijdelijk onderdak en eene kapel te maken, om daarna van klei een voorraad steenen en tegels te vormen en te bakken, voldoende om den bouw van het eigenlijke klooster te kunnen aanvangen en dit in een 10, 20 of meer jaren, al naar de omstandigheden zouden gedoogen, te kunnen voltooien, daarbij benuttend de in de buurt te vinden arbeidskrachten, deze zoodoende vormend tot degelijke vaklieden. Die kloosterbroeders, zich geheel wijdend aan hun geloof en aan hun vak, waren dra niet meer tevreden met muurwerk van gewone baksteenen. Wetend wat men elders, in Noord-Italië, daarin reeds had bereikt, gingen zij nu mede sier- en ornament- en OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 7 glazuursteen maken en toepassen, zoo noodig daarin ervaren broeders van ginds ontbiedend. En toen op 't laatst der Xlde eeuw ook de Cisterciënsers en de Premonstratensers hier kloosters kwamen stichten en in dat streven doorgingen, aan den baksteen-bouw vragend, niet enkel onbrandbaar maar tevens kunstvol werk, wist deze bouw zich hier binnen eene eeuw tot iets monumentaals te ontwikkelen. Het eenvoudige, zoowel als het duurzame, het weinig kostbare en gemakkelijk uitvoerbare van dien baksteen-bouw, zich eigenend voor het meest alledaagsche en het sierlijkste, onder eene meesterhand kunstwerk leverend, daarbij inzonderheid geschikt voor gewelf-bouw, maakte indruk op de praktische Groningers, die dan ook, vijf eeuwen lang, aan dien baksteen-bouw trouw zijn gebleven, en daarin reeds spoedig, en wel in de XIIIde eeuw, het meesterschap bereikten. In de geschiedenis van onzen baksteenbouw zou Groningen eene nog meer beteekenisvolle plaats innemen, was daarvan niet zooveel waardevols gesloopt en verdwenen. De ommuring en bepoorting der stad in iiio wijst reeds op toenmalige steenbakking op groote schaal. De halfronde boog van den noordelijken ingang van het Benedictijner klooster-kerkje te Rottum, (zie de afb.), met zijn gebakken a jour rank-werk, toont wat men hier in den aanvang van de Xllde eeuw reeds vermocht. De romaansche siertegels, gevonden bij het restaureeren van het abdij-gebouwtje te Aduard, (zie de afb.), evenals die in het Leeuwarder Museum, dienend ter nis- en vloerbekleeding, en de sierlijke baksteenen kapiteeltjes en basementjes, in het romaansche kerkje te Oldenzijl, (zie de afb.), toonen verder wat men hier kon en deed. 10. GRONINGER-MUSEUM. Gedeelte van de koperen bekleeding van den XIIde-eeuwschen reliquaire. ii. ADUARD. — Muur-rozet. 12. ADUARD. — Een der tegels van rozet n, op grooter schaal. 8 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. OUD-GRONINGEN. STADENLANDE. 9 19. ADUARD. — Gebakken rozet-rand, 20. ADUARD. — Gebakken opschrift-letter, aldaar gevonden. bij de ontgraving gevonden. EIGEN KUNSTUITING. In haar midden-eeuwschen baksteen-bouw is deze provincie eenig, is zij de karakteristiekste provincie van Nederland, in het bouwmateriaal van eigen bodem komend tot een «^«kunstuiting en die brengend tot een eigen stijl. ■- Het destijds afgelegene dezer provincie, zonder Vorstenhuis zelfs, was haar voordeel. Zij onderging daardoor weinig invloeden van buiten, terwijl haar voortdurende strijd met de zee, bijna elke eeuw zware offers vragend, en veeltijds aller zorg vereischend, van diepen invloed was op de bevolking, deze gevend dat ernstige, degelijke en vooruitziende, dat eenvoudige, praktische en zuinige, dat zelfgenoegzame en weinig toeschietelijke, hetwelk menig echten Groninger in meerdere of mindere mate nog steeds eigen is. Overstroomingen en zeevloeden, gevolgd vaak door misoogsten en ziekten, werkten op hen, die hier woonden, karaktervormend in. Met hun duurzaam bouwmateriaal van eigen bodem vertrouwd geworden, zich in hun kerk-type en bouwstijl thuis gevoelend, bleven zij daarbij. Zij verlangden geen meer sprekende en kostbaarder materialen, geen rijkere behandeling, geen grootere afmetingen. Door eeuw aan eeuw die eigen bouwstof, de baksteen, op 't verstandigst en 't smaakvolst te verwerken, werden zij daarin volkomen meester. Elke bouwstijl van beteekenis vraagt nu eenmaal zijn drie tot vijf eeuwen om zijn volle hoogte te kunnen bereiken. Welnu, een vijf eeuwen aaneen bleven onze Groningers hun bouwmateriaal en hun bouwstijl getrouw, het brengend van het arme kerkje in Marsum tot de kruis-kerk in Termunten, waarin zij speelden met de vormen; in het koor der Martini-kerk in de Stad hun durf en tegelijk hun eenvoud toonend, en eindelijk in den toren dierzelfde kerk het bewijs leverende dat zij, desgewenscht, ook een prachtmonument in berg-steen wisten te bouwen. TO OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 21. GRONINGER-MUSEUM. Muur-tegels, uit het refugium van de abdij van Aduard A°. 1547. OVERGEBLEVEN KERKEN. Van wat hier in de middeleeuwen werd gebouwd zijn nog overgebleven tal van kerken, meerendeels dagteekenend uit de XlIIde eeuw en, trots tijden van verwaarloozing, ten deele nog in het bezit harer steenen overwelving. Deze kerken dienden, bij overstroomingen of branden en tijdens overvallen of plundertochten, tot schuilplaats voor de omwonenden, zoomede voor feesten en samenkomsten van algemeenen aard bij wijze van overheidsgebouw. Zij hebben geleden, geleden van de natuur, maar meer nog van den mensch, die ze niet zelden bij wijze van vesting bènutte; doch het meest leden zij in en na de XVIde -eeuw, toen zij van Catholieke tot Protestantsche kerken werden vervormd. Oppervlakkig beschouwd, was die overgang voor het gebouw zelf van geringe, inderdaad echter van groote beteekenis; vooral inwendig. Die kerken toch, klein als zij waren, hadden alle, de eene meer^ de andere minder, een intiem karakter, iets eigens, eene eigen stemming, en voor, de daartoe behoorenden eene eigen geschiedenis tevens. Al de treffende momenten in het plaatselijk en eigen leven waren daar bezegeld; bijna al hun dierbaren lagen daar ter ruste. Buitendien bekleedt het kerkgebouw in het Catholieke leven eene meer beteekenisvolle plaats dan in het Protestantsche. Immers, voor den Catholiek is de kerk het huis Gods, het huis van den Christus, die er in symbolischen zin in woont. En dat huis kan daarom in zijn oog nooit te verzorgd, te sierlijk zijn, nooit te veel getuigen van het leven en lijden en van de leer van dien Zaligmaker, en van hen, die die leer hebben verspreid, zich daarvoor hebben opgeofferd en in den kring der heiligen zijn opgenomen. Voor den Protestant echter, is de kerk slechts het bede-huis, waarin men saamkomt om, onder leiding van den voorganger, door woord, gebed en zang te worden gesterkt in den geloove, God te eeren en diens Zegen af te smeeken. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. ii 22. DEN ANDEL. — Kerk-inzicht. Het Catholieke kerkgebouw is veelal een, ook in elk zijner onderdeden sprekend gebouw, een voor allen als het ware opengeslagen Evangelie-boek, dat zijn bezoekers allerwegen toeroept: „ziet toch, wat de Heiland voor u heeft geleden, u voorhoudt, u vraagt"; op de muren, op de gewelven, op de vensters staat dat geschilderd; in snij- en beeldwerk is dat uitgedrukt, zoowel in de staties van den lijdensweg, als op het altaar, de communiebank, de doopvont, den preekstoel en den biechtstoel, alles meestal met alle toewijding en zorg door begaafde kunstenaars ontworpen en door bekwame handen uitgevoerd. Dat alles verhoogt de waarde, den indruk van dat kerkgebouw, daaraan een eigen karakter gevend, het niet zelden vormend tot een kunst-geheel van bizondere waarde, tot een schat voor de geloovigen, wier gaven en offers zulks mogelijk maakten. Ontdoe het van dit alles, en het schijnt hetzelfde gebouw niet meer; de stemming, de ziel is er dan uit, al behield het ook als gebouw zijn Catholiék karakter. Een eigen Protestantsch karakter, dat is het wat juist die voor den Protestantschen eeredienst in gebruik genomen oude kerkjes missen. Ontdaan van alles, wat er vroeger stemming in bracht, veranderden zij niet zelden in arme, kille ruimten, waarin het woord van den bedienaar des Evangelies alle ziel had te brengen. Het koor, voorheen het voornaamste gedeelte, is nu meestal afgesloten en mag dan dienen tot nachtmaalsruimte of tot bergplaats. En uitwendig ? Wel, door de kleine oude vensters te vervangen door grootere nieuwe, door het dak bij vernieuwing te verlagen, door gedeeltelijke slooping eenerzijds en aan- 12 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 23. DEN ANDEL. — Plattegrond, opstand en doorsnede der kerk en aanzicht van den vrijstaanden toren. bouw anderzijds, en door bepleistering van het buitenmuurwerk, hebben minstens een 70 °/o dier oude kerken ook uitwendig haar karakter verloren, sommige daarbij bijna het aanzien aannemende van een steenklomp. Om de Oud-Groninger kerkjes naar eisch te kunnen waardeeren, moet men ze terugdenken in haren middeneeuwschen toestand, en ze, als gebouw, daarin weder zooveel doenlijk terugbrengen, hetgeen met enkele, zooals die te Stedum, Ulrum, Winschoten en Zuidbroek, dan ook heeft plaats gehad. — Die oude kerkjes, een 50-tal zijn er nog van overgebleven, geven, hoe verknoeid meerendeels ook, te zamen toch een hoogst merkwaardig en vrij volledig beeld van onzen eenvoudigsten middeneeuwschen kerk-bouw, den baksteenbouw, en van de geleidelijke ontwikkeling van onzen gewelf-bouw, vollediger, eigenaardiger dan in eenig ander gewest van ons land. Had men de abdij van Aduard en die van Wittewierum niet moedwillig gesloopt, maar in welstand behouden, dan — het van het XV~de-eeuwsche Kruisbroeders-klooster te Ter Apel overgeblevene toont zulks — bezaten en konden wij nu nog waardeeren twee OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 13 zeldzame monumenten der XlIIde eeuw, die misschien, evenals de Mont St. Michel van Normandië of als de Certosa bij Pa via, voortdurend kunstlievende bezoekers in massa zouden trekken. — De Protestantsche kerk-bouw hier, van de XVIIde en de XVIIIde eeuw, ofschoon meer dan 80 kerken omvattend, biedt hoogstens een 6-tal, uit een kunstoogpunt van eenige waarde; 't meerendeel mist eenig karakter, is veelal te schriel en zonder voldoend talent en toewijding behandeld. OVERGEBLEVEN TORENS. In den toren-bouw zocht men het hier voorheen niet, een kerk-toren achtte men niet bepaald noodig, een houten klok-gebint of klokken-huis eigenlijk voldoende, (zie de afb.). Menig dorpje heeft het hier dan ook nooit tot een toren gebracht. En, was het oude klok-gebint eindelijk ineen gesukkeld, dan verving men het door een steenen klokkenhuis, zelfs in dorpen als Noord- en Zuidbroek, of door een armzalig houten dakruitertje of koepeltje. In enkele dorpen echter verlangde men een toren, om als gids in het landschap of als baken op zee, of om in tijden van nood tot verkenning en verdediging te kunnen dienen, dien toren bij voorkeur afdekkend met een zadeldak. Slechts bij hooge uitzondering bouwde men hier bij eene kerk twee of meer torens, zooals bij de abdij-kerken van Aduard en Wittewierum en bij de in den Dollart verdwenen kerk te Midwolde. Een kruistoren, op de snijding van het langs- en dwarsschip der kerk, als in het OostFriesche dorp Pilsum, (zie de afb.), zoekt men hier tevergeefs; alleen de kloosterkerk te Termunten had, blijkens den aanleg harer kruis-pijlers, voorheen zoodanigen toren. *) De vrijwel eenige torens van monumentale beteekenis zijn de midden-eeuwsche SintMaartens- en de renaissance A-toren in de Stad, beide, elk in zijn stijl, karaktervolle bouwwerken, behoorende in ons land tot de beste van hun tijd en het bewijs leverende, dat men hier toch ook voor den toren-bouw oog had. 24. GRONINGEN. - Gebakken opschriftletter, gevonden in de fundeering van het gewezen refugium der abdij. x) Op den zilveren nachtmaalskelk van 1643 van Leermens heet de kerk van dat dorp afgebeeld te zijn, eene kerk met twee zeszijdige west- en één achtzijdigen kruis-toren, torens die er echter nooit bestaan hebben. 14 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 25. APPINGEDAM. — A°. 1665. Schets van I. Wiersma, naar het schilderij op de raadzaal. OVERGEBLEVEN BORGEN. Van de borgen, hier voorheen in grooten getale aanwezig, is er feitelijk nog maar één over, de menkema-borg te Uithuizen; de borg te Slochteren en de Nienoort bij de Leek zijn buitens geworden. Op de kaart van Tjarda van Starkenborgh, van ± 1650, komen er nog een 80-tal voor; op die van Gebr. Conders van Helpen, van 1681, nog een 60-tal adellijke of considerabele huizen, en daarvan 24 ter randversiering in opstand afgebeeld; op de kaart van F. Beckeringh, van 1781, nog 47, meerendeels echter reeds in buitens veranderd, waarvan mede 24 op 't zorgvuldigst in den rand zijn afgebeeld. Van geen dier borgen bestaan oorspronkelijke teekeningen van aanleg, indeeling en bouw; enkel van het huis Nittersum te Stedum, door Vingboons gebouwd, komt het ontwerp voor in de uitgave zijner bouwwerken, verschenen te Amsterdam. Slechts van één dier borgen bezitten wij eene vogelvlucht-teekening, zooals E. Haubois die in 1643 van Groningen, de stad zijner inwoning, maakte, den borg voorstellende met oprijlaan, grachten, ophaalbrug, voorplein, cingels, bijgebouwen en dienstwoningen, hovingen, reigersbosch voglenhuis, duivenkaste, boerderij met schuren en grazen lands, en zooals er meerdere van kasteelen uit die eeuw bestaan. De Groninger oudheidkundige dr. Ludolf Smits (1649—1720) geeft in zijn „Schatkamer der Nederlandse Oudheden" wel 46 kasteelen van elders, maar geen enkelen borg van hier, zoodat omtrent den Groninger borg, van karakter veranderd, verdwenen en in zijn verschillende stadia niet afgebeeld of beschreven, al heel weinig zekers is te geven. — Hun bouw was oorspronkelijk hoogst bescheiden, zich met enkele uitzonderingen, als die van Farmsum, Middelstum, de Nienoort, en wellicht nog een enkele andere, bepalend tot een verdedigbaren woontoren, tegen over- en aanvallen omgracht, en, naarmate de tijden veiliger werden, vergroot met aansluitende vertrekken, om in de XVIIde eeuw allengs te worden veranderd in een landhuis, dat in de XVIIIde, niet meer als zoodanig aantrekkelijk, verlaten werd en nu, of veranderd werd in, of vervangen door eene boerderij, en ten slotte geheel verdween. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 15 26. APPINGEDAM. — Gezicht op het Diep, naar C. Pronk, A°. 1720. HUT EN HOEVE. Eene andere verandering had plaats met hut en paalwoning, de woning van arbeider en visscher, en, met de stolp-hoeve, de woon-, werk- en bergplaats van den landbouwer. De bestaans-, de levens-voorwaarden veranderden, de overvallen van zee en van menschen hielden op, oorlogstoestand deed zich zelden meer voor, het verkeer, de bedrijfs-ervaring en de welvaart namen toe, alles wijzigde zich. Naarmate er dijken kwamen en deze op meer afdoende wijze bescherming boden, verdween aan zeekust en rivieroever de paalwoning en de kleine paalhoeve. Kerk en klooster, destijds de grootgrondbezitters, plaatsten nu hun stolphoeven en vestigden hun hoorigen bij voorkeur te midden hunner landerijen, eerst de verst afgelegene, later ook een deel hunner bijgelegene gronden uitgevend in pacht, allengs overgaande in erfpacht, en later in een beklemrecht, daarbij, voor den bouw van hut en hoeve, timmerhout, stroo, riet en leem beschikbaar stellend. Waar de hut bewoond werd door een vlijtig en spaarzaam gezin, door geen rampen getroffen, werd ze langzamerhand grooter; de ronde of ovale grondvorm veranderde in een langwerpigen, er komt een uitbouwtje bij voor een geit, een schaap, een varken, een koe eindelijk; zij wordt gaandeweg een klein keuterijtje, dit een grootere en deze na jaren soms eene beklemde plaats van beteekenis. Zoo groeide de hut tot eene kleine hoeve, en deze tot eene grootere hoeve en zelfs wel eens tot een borg, die eindelijk veranderde in een buiten en verdween of eindigde als boerderij. i6 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. HET DORPSKARAKTER WIJZIGDE ZICH. Het oude kerkje is meerendeels veranderd, niet zelden mishandeld; het er voorheen nevenstaande houten klok-gebint is verdwenen, evenals de ommuring van het kerkhof met gracht en poort; 't kerkhof zelf is hooger geworden, niet zelden ook kleiner. De karakteristieke oude weem of pastorie met schuur en stal veranderde in een modern huis, en het kleine schoolvertrek, in 's meesters bescheiden woning, in een groot gebouw met ruime speelplaats en groote woning. De leem-hutten van vroeger zijn vervangen door van steen gebouwde arbeiders-woningen; en de met stroo gedekte houten stolp-hoeven, feitelijk ééne groote dakruimte, dienend tot woon-, werk-, stal- en berg-ruimte met een groot, open vuur, de heerd, in 't midden, zijn vervangen door groote schuurvormige met pannen gedekte steenen gebouwen met aansluitend woongedeelte. De oude borg, met zijn grachten en singels en boomgaarden, is vaak spoorloos verdwenen, evenals het oude klooster bij menig dorp, en de olde standerd-meulen, en de oude hoefstal, en de typische ophaal-putten. Zoo ook de smalle kerkpaadjes, van één baksteen op zijn plat, zich slingerend van dorps-toren naar dorps-toren door weiden en langs OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. !7 akkers, en op Zon- en feestdagen vaak druk bezet. Gaandeweg verloren de dorpen daardoor al 't eigenaardige, karakteristieke en schilderachtige van vroeger; zelfs de terp waarop zij gelegen waren bleef niet ongedeerd, maar werd zooveel doenlijk afgegraven en de afkomende grond duur verkocht en vervoerd. In de welvarende dorpen verdween tevens het ruime en het groen met de doorzichten van voorheen; de groote erven splitsten zich in kleinere, alles voegde zich dichter bijeen, alles werd hooger gebouwd ook, de dorpswoning kreeg langzamerhand 't karakter van een woning in de stad. En de boerderijen, tot aan de tweede helft der XLXde eeuw nog passend bij het dorp en in het landschap, veranderden bij nieuw-bouw soms in vreemdsoortige villa's, het typisch rustige en eenvoudige van vroeger daarbij geheel verliezend. Wat kan zoo'n oude boerderij, op haar omgracht erf onder 't geboomte bijna verscholen, door de morgen- of avondzon beschenen er bij wijlen treffend uitzien, en hoe storend doet daarentegen de nieuwe boerderij, die daar niet past, die er de stille harmonie verbreekt. De mulle zand- en de vaak onbegaanbare kleiwegen van vroeger zijn hier nu overal vervangen door goed onderhouden grintwegen, alle dorpen onderling en met de Stad verbindend, evenals dit geschiedt door tal van diepen of vaarten, die tevens den waterafvoer regelen. 28. APPINGEDAM. — Gezicht in het Diep, naar photo. DE ÉÉNE STAD. In geen andere provincie is de verbinding van de dorpen onderling en van deze met de Stad, zóo doordacht doorgezet; trouwens hier is en was steeds maar e'éneStad, maar ééne marktplaats, maar één daartoe uitstekend gelegen gewestelijk middelpunt, hetwelk voorheen meestal beschikte over vooruitziende, degelijke bestuurskrachten. — En die ééne Stad, zij' was, meer dan zeven eeuwen aaneen, er steeds op uit om te zijn: de markt, de stapelplaats van allen in- en uitvoer, de koop- en bedrijfsplaats voor al hetgeen de bewoners harer Ommelanden wenschten of noodig hadden. i8 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. Harer Ommelanden, want bedrijfs- en kooplieden, kramers ofcremers, als de stadbewoners in hoofdzaak waren, beschouwden zij die Ommelanden als hun afzetgebied en de Ommelanders als hun aangewezen klanten, en waren erop uit om, door middel van wegen en vaarten, steeds meer het middelpunt te worden en te blijven van het Gewestelijk verkeer, van den Gewestelijken handel, van het Gewestelijk leven, leiding en stuwkracht gevende in gewichtige aangelegenheden en binnen hare veste, zetel oudtijds van den burggraaf, zetel der Hoofdmannenkamer, zetel van den Stadhouder mede, den omwonenden in oorlogstijden een veilige wijkplaats aanbiedende. — Zelfbewust, haar eigenbelang inziende en, wat dit eischte doende, wist de Stad, zooal niet de opkomst, dan toch de ontwikkeling van meerdere marktplaatsen in het Gewest te beletten; zij is, wil en zal de eenigste markt-plaats, de eenigste Stad blijven, daarbij strevend naar overwegenden invloed in en over het Gewest en naar het stapelrecht, waardoor zij bij herhaling, reeds in de XIIIQe eeuw, in botsing kwam met de stoere Fivelgoèrs en Hunsingoërs, die haar zelfs belegerden en innamen. Trots dat, weet zij toch de eenigste marktplaats te blijven en stapelplaats te worden. En, handelde een borgheer bij de uitoefening zijner heerlijke rechten, of als Gewestelijke grootheid, in strijd met hare belangen, dan trad zij zoo noodig dwingend op, ter voorkoming van verdere storingen, soms borg en al koopend, de daaraan verbonden rechten aan zich trekkend en 't gebouw sloopend, evenals zij voordien reeds op naasting of slooping bedacht was van burggravelijke kasteelen, wat al te dicht bij hare ommuring gelegen. En toen in het begin der XVIIde eeuw de ontvening in het Gewest, door vreemden begonnen, dreigde te mislukken, nam zij die over, beginnend met het graven van „diepen" stadwaarts en met het droogleggen van het gevaarlijke Sappe-meer. Van toen af dagteekenen hare veen-koloniën, waarin tal van welvarende dorpen onstonden, wier nijvere bevolking een voorheen woestliggend gedeelte wist te veranderen in eene bloeiende nijverheids-streek, die zoodoende een element van zakelijke beteekenis werd voor Stad en Gewest. — En nadat met de Hervorming alle kerk- en kloosterscholen, bijna de eenige destijds, hier verdwenen waren, was zij, de Stad, er meer dan ooit op uit om te zorgen, dat bij haar de Gewestelijke behoefte aan zakelijk en wetenschappelijk onderricht naar eisch voldoening kon vinden, erop uit ook om op het terrein van wetenschap en kunst het Gewestelijk middelpunt te zijn en te blijven. 29. APPINGEDAM. — Plattegrond der kerk; de zes 8-gratige vierkante gewelf-vakken geven aan den omvang der XIIIde eeuwsche kruis-kerk. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. J9 30. APPINGEDAM. — Langsdoorsnede van het dwars-schip der kerk. HET DORP GRONINGEN WORDT MARKT- EN BEDRIJFSPLAATS. Op het uiteinde van den Hondsrug gelegen, veilig voor de hoogste zeevloeden, met de Hunze als open weg naar zee en met den Hondsrug als altijd begaanbaren heerweg naar het zuid-oosten, werd deze, ter bewoning als het ware voorbeschikte plaats, voor een steeds ruimeren kring van omwonenden, de markt-plaats, alwaar deze, 't geen zij van oogst en vee konden missen, kwamen ruilen tegen kleeding, werktuigen, wapens, enz. — Hare drukker wordende jaarmarkten trokken ook vreemde kooplieden met hun waren, en met en door die markten veranderde de oude woonplaats, oorspronkelijk bestaande uit een aantal om een ruime brink gelegen houten stolphoeven en wat hutten, van een Drentsch dorp geleidelijk in eene markt- en eindelijk in eene bedrijfsen handels-plaats van beteekenis. — De groote erven splitsen zich, de groote hoeven verdwijnen, het landbouw-bedrijf maakt langzamerhand plaats voor dat van den smid, van den wagen- en schuitemaker, van den wever, van den zadel- en wapen-maker, van den kleermaker en kuiper, in voorraad werkend voor de markt, tot zich uit die bedrijfsgroep afscheidt de met het in voorraad gewerkte naar andere jaarmarkten gaande koopman. Vanwege de lasten en gevaren daaraan verbonden, sluiten de kooplieden zich nu aaneen tot een broederschap, een hanse of gilde, elkaar helpend en steunend, doch allengs tevens vermindering of vrijdom van tollen vragend of koopend, van 't elders geziene en ondervondene zooveel doenlijk partijtrekkend ten bate van eigen zaak, van eigen marktplaats. Onbewust de dragers van nieuwe denkbeelden, de verspreiders van meerdere beschaving, 20 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. de brengers van kunstvol bewerkte stoffen of voorwerpen, werken zij mede ter kunstontwikkeling, tot verhooging van het bedrijfs-peil in de eigen woonplaats. Op hun aandrang komt er een gangbaarder munt, worden de enkele land- en waterwegen wat bruikbaarder, komen er overzet-veren, komt er meer veiligheid op de heirwegen, komt er in de markt-plaats eene markthal, een gasthuis, komt er een marktrecht, eene waag, enz. DE BEDRIJFSPLAATS OMWALT EN OMMUURT ZICH. In de open markt-plaats, bedrijfs-plaats geworden, gevoelden zij, wier bezit hoofdzakelijk bestond in bedrijfs-voorraden, zich in onrustige tijden allesbehalve veilig, en, in navolging van elders, dringen zij er op aan, haar te omgrachten, te omwallen, met poorten af te sluiten, de kosten grootendeels voor hunne rekening nemend. isn ziet, de open markt-plaats, zij verandert nu in eene stad, zich afscheidend van, zich sluitend voor de omgeving, doch, dat doende, te zelfder tijd haar grondvlak vastleggend. Men gevoelde zich nu veilig, maar, naarmate de bedrijfsplaats in beteekenis en bevolking toenam, begon haar veiligheidsgordel te knellen. Uit gebrek aan bouwgrond splitsen zich nu de groote erven in kleinere, hetlandbouwbedrijf verplaatst zich naar buiten, de houten woningen komen steeds dichter opeen- en eindelijk aaneen te staan, in de hoogte en in over-bouw zoekt men de noodige ruimte. — Het Drentsche dorp van voorheen is niet meer te herkennen in die omgrachte, bepoorte, drukke bedrijfsstad, met hare in rij en gelid staande holten huizen, slechts door een mandeeligen wand gescheiden; intusschen had die verandering ook eene gevaarlijke zijde: toename van brand in aantal en omvang; vandaar dat welvarende kooplieden hun „holten hues" nu door een steenen, door een stins lieten vervangen, dit dekkend met pannen en het tevens, wegens de vele burgertwisten, eenigszins verdedigbaar inrichtend. Van nu af verdwijnt langzamerhand het houten huis met zijn rieten dak en, nog grootere veiligheid wenschend, vervangt men de omwalling met palisadeering door eene steenen ommuring met omgaanden weergang en kasteelvormige poorten. Dit bracht haar in strijd met haar Heer, den Bisschop van Utrecht, die haar dwingt die om- 31. APPINGEDAM. — Opgang naar het bovengestoelte in de kerk, na 1880. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 21 muring weder af te breken. Maar zij geeft het niet op, en binnen 50 jaar heeft zij hare ommuring op haar Heer veroverd, en is en blijft zij eene naar eisch beveste Stad, die uit gebrek aan bouwgrond eindelijk wel moest toestaan, dat zich buiten hare poorten, aan de west- en zuidzijde, tal van buiten-poorters vestigden, — in tijden van gevaar ommuring hunner vóórsteden eischend. BRAND, HERBOUW EN UITLEG DER STAD. Na den burgertwist in April 1237, waarbij de stad grootendeels verbrandde, besloot de Overheid haar te herbouwen volgens een wel overwogen plan van straat- en perceelsindeeling, haar binnen-haven naar buiten te verplaatsen en de westelijke voorstad aan te trekken, mede te ommuren en te omgrachten. Een 2de uitleg, aantrekking, met ommuring en omgrachting der zuidelijke vóórstad, had plaats in de 2de helft der XVde eeuw; een 3de zoodanige uitleg, opnieuw westwaarts, in het begin der XVIde eeuw; de 4^ de grootste, in het begin der XVIIde eeuw. Bij het beleg en de inname der stad door Prins Maurits in 1594 was op 't duidelijkst de verouderde toestand harer verdedigingswerken gebleken. Nu toegetreden tot de Unie der Vereenigde Nederlanden, en eene Froritier-stad geworden, diende zij volgens den Prins op 't spoedigst afdoende te worden versterkt. Het daartoe vastgesteld plan was aan hare zuid-zijde reeds in uitvoering, toen het stadsbestuur begreep, zoo ooit, dan nu, met inbegrip van het beoosten de stad gelegene Schuten-schuvers kwartier, den voor minstens één of twee eeuwen noodigen grond binnen den nieuwen vestinggordel te moeten opnemen, verdere uitvoering daarom verdagend tot dit plan van uitleg met zijn verdedigingswerken zou zijn vastgesteld. Die grootsche uitleg, het oppervlak der stad binnen de veste bijna verdubbelend, uitgevoerd inióio—'30, heeft, tot aan hare ontmanteling in ADDrarm*,. To„<; • • 1 . , , r APPINGEDAM. — Plattegrond der 1876-1900, voorzien in al hare ruimte-behoef- Sacristy met trap en doorsnSede over ten, hoezeer op 't laatst die vestinggordel met Sacristy en boven Schatkamer. zijn verboden kringen knellender werd dan ooit. In de tweede helft der XLXde eeuw, tijdens hare aansluiting aan het spoorwegnet en tijdens hare ontmanteling, miste de Stad echter de vooruitziende mannen en technische krachten van vroeger; er was blijkbaar niemand met voldoenden kijk op haar toe- 22 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE! 33- APPINGEDAM. — Het dubbel-gestoelte in de kerk van bezijden gezien in A° 1880. komst; op die beide, hoogst belangrijke momenten in haar bestaan was er feitelijk geen loods aan boord en lag de leiding niet bij haar zelve, maar bij personen van buiten. Haar anders zoo wakker bestuur scheen toen te zijn ingedommeld, haar ruim acht eeuwen achtereen, logisch doorgezette ontwikkeling, in aan- en uitleg beide, is toen, helaas, onderbroken, en met geen millioenen zijn de toen gemaakte fouten weder ongedaan te maken. De laatste uitleg, die, nu zij niet meer door vestinggrachten en wallen is omsloten, rustig voortgaat, bij voortduring haar omtreksvorm veranderend, telkens grootere brokken van het landschap inslikkend en zich daarin bijna verliezend, verdubbelt opnieuw, verdrievoudigt straks haar grondvlak. In de VIIde en VIIIste eeuw een Drentsch dorp, dat zich tot markt- en bedrijfsplaats ontwikkelde, is zij in 't begin der Xlde eeuw eene verdedigbare, in de Xllde eeuw eene ommuurde stad, die, trots het verzet der Ommelanders, de eenigste Gewestelijke markt- en handelsplaats, de eenigste Stad wist te blijven, in de XVde eeuw optredend bijna als Souvereine Staat. Bij herhaling zich uitleggend en hare verdedigingswerken verbeterend, komt zij in de tweede helft der XLXde eeuw tot de overtuiging, dat die werken waardeloos zijn geworden en dringt aan op ontmanteling, wordt eindelijk ontmanteld, en is nu in staat om rondom te kunnen uitgroeien, te kunnen toonen over welke levenskrachten zij beschikt 'om opnieuw voor eenige eeuwen het Gewestelijk middelpunt te zijn. 34- APPINGEDAM. — Raadzaal na restauratie, Oct. 1912. OUD-GRONINGERLAND. De provincie Groningen is op kunstgebied belangrijk, omdat zij, beter en vollediger dan eenige andere, de ontwikkeling toont onzer bouwkunst in vroegere eeuwen. BEGRENZING EN VROEGERE TOESTAND. Begrensd ten noorden door de Wadden en de Noordzee, ten oosten door Oost-Friesland, waarmee zij op kunstgebied vrijwel een was, ten westen door Friesland en ten zuiden door Drenthe, was zij oudtijds verdeeld in de landschappen: Hunzingo, Fivelingo, de beide Oldampten, Westerwolde, het Westerkwartier en de Stad met omgelegen Go of Gorecht. Haar omtreksvorm is die van een doodshoofd in profil gezien: de zeedijk omspoeld door de Wadden is de schedel, de Dollart de oogholte, de Lauwers de terugsprong bij den nek, het Gorecht met Westerwolde de onderkaak. Eertijds grooter, heeft de zee haar vroegeren duinrand ingebrokkeld en doorge- 24 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. broken en zijn 'de riviermonden van de Lauwers, de Hunze, de Fivel en de Eems steeds dieper naar binnen gedrongen, waardoor een groot gedeelte lands veranderd werd in zeebanken, platen en stroomen, de Wadden vormende, zoodat de kust zich gemiddeld een 16 kilometer binnenwaarts verplaatste, tusschen Schiermonnikoog en Borkum een eilanden-strook achterlatend, waarvan alleen Rottummeroog is overgebleven, hetwelk, in 1617 nog een visschersdorp, nu enkel door den strandvonder met zijn gezin wordt bewoond.1) —Op grond van de terp-afgravingen der laatste jaren neemt men aan *), dat dit gewest, ook langs de kust, bewoond is geweest vóór er wierden en dijken waren, en dat de bodem, oorspronkelijk + 1.80 M. hooger ten opzichte van de zee gelegen, door inzinking is gedaald, de bewoners verplichtend om zich, of zuidwaarts te verplaatsen, of wierden of terpen op te werpen, en, deze daarna onderling door dijken verbindend, zich tegen zee- en rivier-overstroomingen te beschermen. — Reeds omstreeks 808 is er sprake van den Innersdijk voor de lage landen rond Bedum en, in'eene Frankische wet van 8tq. van ziilen of sluizen *). In de Xde eeuw gaan er Friezen van hier naar Sleeswijk en Holstein om er dijken aan te leggen. - Volgens de terpenkaart van Dr. S. P. Rietema *) waren hier in 1918 nog 63 terpen nagenoeg intact aanwezig en 20 half afgegravene, zich splitsend in eene Hunzegroep, eene Fivel-groep en eene Delleweg-groep, deze laatste gelegen tusschen Winnemeer en Uskwerd. — Van de door de zee ingeslikte kuststrook van 16 kilometer is allengs een kleine 5 kilom. door bedijking en inpoldering teruggenomen, bij den Dollart veel meer zelfs, alwaar de 5 tot 7 achter elkaar gelegen dijken die opvolgende terugname aanwijzen. — De wierden en dijken met hetgeen erin verborgen mocht zitten, hun ge- 35. APPINGEDAM.—Raadhuis-gevel vóór de restauratie. i) Het eiland Bosch, in 1565 nog bewoond, blijkens de kaart van Gebr. Conders in 1680 nog aanwezig, is sedert in eene zandplaat veranderd. Het eiland Korenzand, eertijds benoorden het dorp Hornhüizen gelegen, was in 1344 nog bewoond. a) Zie A. E. van Giffen: „Bijdrage tot de kennis van enkele Geologisch-Archaeologische verkenmerken in verband met het vraagstuk der bodem-daling in historischen tijd". (A°. T917). 3) Zie J. Zijlma : „de Marne", verschenen A°. 1884. *) Eene kaart, voorkomend in de studie van den Civ. Ing. D. H. S. Blaupot ten Cate, „Het ontstaan der wierden", enz. Deel II van de „Bijdragen tot de kennis van de Provincie Groningen." OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 25 schiedenis en de strijdvragen waartoe een en ander aanleiding geeft aan de geologen overlatend, volgt nu een overzicht van het architectonisch kunstverleden van dit Gewest. VROEGERE BEWONERS. Het oudste monument is de ruïne van een hunnebed te Noordlaren, ons nagelaten door de Kelten, van wier steengraven ook te Glimmen en Warffum granietblokken gevonden zijn, zooals die, waarop de toren van Doezum gefundeerd is. Verontrust door herhaalde overstroomingen, trokken die Kelten zuidwaarts, en toen de Romeinen in het begin onzer jaartelling hunne tochten allengs tot hier uitstrekten1), vonden zij er de Friezen, van wier herkomst en vestiging langs de Noordzeekust, van af de Schelde tot aan de Wezer en Eider, wij feitelijk heel weinig weten. — Die Friezen, zoogenaamd bondgenooten geworden der Romeinen, werden opgenomen in hun hulptroepen, in hun legioenen, zelfs in Nero's lijfwacht, en hun ondernemende kooplieden, dat verbond benuttend, bezochten in de lilde eeuw reeds de Rijnsteden,waagden zich in hun ciulen of met leer bekleede vaartuigjes of kielen over het Kanaal, in Engeland handel drijvend, en er zich zelfs vestigend. — Doch nadat Rome, bedreigd door de Hunnen, in het begin der Vde eeuw haar legioenen had opgeroepen, kwamen uit het oosten Saksische stammen zich vestigen in Twenthe en Drenthe, de Friezen zeewaarts dringend, waarvan er velen, de noodige ruimte missend, zich aansloten bij de Anglen en Saksen, in het laatst dier eeuw Engeland in bezit nemend. — Bewoond in 't noordwesten door de Friezen, in 't zuid-oosten door de Saksers, ontwikkelde zich in de streek tusschen Eems en Lauwers langzamerhand eene eigen bevolking, de Groningers, minder stug en teruggetrokken dan de Friezen, minder angstvallig en bedachtzaam dan de Drenthen, toch ietwat nuchter en koud voor 't oog, maar vasthoudend en doortastend. BEKEERING TOT HET CHRISTENDOM. Eerst vrij laat kwam het Christendom. De Franken brachten het: de zendeling ging voor, de koopman volgde, het terrein effenend voor den overwinnaar. Karel de Groote (744—809) voltooide die overwinning en bekeering, en zond Ludger, in 't Friesche Wierum geboren en in Engeland gevormd, om alles kerkelijk te ordenen. In diens levensbeschrijving door Altfridus ontmoeten wij voor het eerst Groninger dorpsnamen: Holwierde, Rottum, Uskwerd en Warffum. Ludger, door Karel den Groote aangewezen tot Bisschop van Munster, voegt de Groninger gouwen Hugmerchi, Huninga en Fivilga, alsook de Oostfriesche Emisga en Federitga bij zijn bisdom; de stad Cruoninga met omgeving, Westerwolde en Drenthe kwamen bij het Bisdom Utrecht, één gedeelte van Oost-Friesland bij het Bisdom Bremen, een ander gedeelte bij dat van Osnabrück. — Ludger stichtte de Benedictijnerabdij Werden bij Elberfeldt in Westphalen, stierf daar in 809 en is er sedert als u Volgens overlevering, zou ten jare 15 na Chr. een Romeinsch legioen, onder Vitellius, door een zeevloed overvallen, nog tijdig op de beide Leenster-wierden een wijkplaats gevonden hebben. 26 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. heilige vereerd; zijn graf werd eene ook door Groningers druk bezochte bedevaartplaats, 't geen blijkt uit hun vele schenkingen aan de kerk dier abdij. — In de schenkingsoorkonden, en mede in die aan de abdij te Fulda, door Bonifacius gesticht, komen niet minder dan 59 Groninger plaatsnamen (kerk-dorpen?) voor.') KERKBOUW. Wat is er van de eerste kerken in gewest en stad overgebleven ? — Niets. Het waren trouwens maar kleine houten gebouwtjes, evenals de stolphoeven bestaande uit een gekoppeld dubbel gebint van beslagen eiken stammen, omsloten door een lagen omgang, gezamenlijk het in het gezicht blijvende, hooge stroo-dak met lichtopening dragend, dienende het westelijk middengedeelte van dien omgang tot ingangs-portaal en het oostelijk middengedeelte tot plaatsing van een altaar. — Houten schuur-kerkjes, tijdens de rooftochten der Noormannen in de LXde en Xde eeuw verbrand en herbouwd, zijn zij eerst tegen, of in de Xllde eeuw, door steenen kerken vervangen. — Alleen in de marktplaats Groningen, A°. 808 door die Noormannen verwoest, werd nog in die zelfde eeuw de afgebrande door eene steenen kerk vervangen, waartoe hare kooplieden, den Rijn bevarende, van Andernach tufsteen meebrachten. ST. WALBURGSKERK IN DE STAD. Blijkens de afbeelding vertoont deze kerk een achtzijdigen binnen-bouw van + 40 voet binnen-diameter, met zestienzijdigen omgang, wijd + 15 voet. De 8 pijlers zijn door half ronde bogen verbonden, den bovenbouw met zijn venstertjes, koepelgewelf en bekapping dragend, geschoord door de overwelving en het afdak van den omgang en met een naar het oosten uitgebouwd koor, 12 treden hoog, waaronder een crypt, met de reliquieën van Sancta Walburga, die + 870 haar heilige werd. Dit kleine kerkje, meer dan 2 eeuwen de eenige steenen kerk benoorden Utrecht, met een aanbouw, sacristy en klokketoren vergroot, is bij burgertwisten herhaaldelijk tot burcht benut, belegerd en opnieuw gewijd. Daartegen verzette zich in 1195 Bisschop Baldewijn, als zijnde het gebouw volgens hem eenBisschoppelijk Oratorium, doch de poorters, bewerende, hun ronde St. Wolbrigh als sterkte tegen en tijdens de Noormannen te hebben gebouwd, stoorden zich weinig aan dat verbod. Drie eeuwen was deze de eenige parochiekerk der stad, totdat, in verband met de toename der bevolking, in het begin der XlIIde eeuw een tweede, de Sint-Meertens-kerk, en tegen het midden dier eeuw een derde, de onze Lieve Vrouwe ter A werd gesticht. Bij den zoogenaamden religions-vrede, gesloten op St. Jansdagh 1579, werd zij met de Minderbroeders-kerk aan de Hervormden !) In deel VI van de : „Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheidkunde der Provincie Groningen" geeft dr. R. Westerhoff eene studie over de oude Geographie dezer provincie, daarin op blz. 81 aanhalend de volgende woorden van den Rijks-Archivaris Mr. L. Ph. C. van den Bérgh : „men mag aannemen, hoezeer het stellige bewijs mist, dat een aantal onzer tegenwoordige dorpen, onder dezelfde namen reeds in de derde en vierde eeuw na Chr. bestonden"; zijne studie, een 168 Groninger oude plaatsnamen omvattend, besluit met de woorden: „dat alles bevestigt ons in het gevoelen, dat de meeste Ommelander dorpen reeds zullen bestaan hebben tijdens de Romeinen in ons land heerschappij voerden". OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 27 afgestaan, doch reeds op 3 Maart 1580 werd die vrede opgeheven. Tijdens de belegering van 1504 ontdaan van hare loodbedekking om van dat metaal kogels te kunnen gieten, bleef zij open voor regen en sneeuw, totdat op 12 Aug. 1611 hare „Sud-oostensijdts del stortte", en „voor de reste vresende en wegens onvermogen der stad" besloot de breede Raad haar af te breken en de tufsteenen te verkoopen. Eerst in 1627 was zij geheel gesloopt, en, als gold het eene dierbare doode, werd nu, ter plaatse waar zij gestaan had, een zarck geleid met hare afbeelding en het stadswapen. In 1743, toen Hofsnijder zijn kroniek uitgaf, was die steen reeds grootendeels in den grond weggezakt; nadien verdween zij en daarmede het eenigste wat er nog van Groningen's oudste en merkwaardigste kerk was overgebleven1). In hoeverre op haren bouw, behalve de Munster van Aken, de ronde St. Michels-kerk te Fulda in A°. 820 gebouwd, of wel de polygonale kerk tijdens Alcuin in York gebouwd — eene marktplaats toen door Friesché kooplieden druk bezocht — van invloed is geweest, blijkt niet. Hoe lang zij de eenige steenen kerk in dit Gewest is gebleven, is mede niet meer te zeggen.2) 36. BEDUM. - Afbeelding der kerk op den zilveren nachtmaals-schotel. ') De kroniek van Lemego, geschreven ± 1447, geeft op. blz. 45 eene kleine beschrijving dezer kerk. Ubbo Emmius, de Rector der Sint Maartensschool, haar dagelijks van uit zijn kamer aldaar ziende, zegt in zijne beschrijving der stad van 1616 enkel: „dit o ver-oude gebouw getuigt van de oudheid der Stad'', waarschijnlijk meenend, evenals de oud-burgemeester J. P. Hüininge, die voor Bleau's Stedenboek van 1648 de Stad Groningen beschreef, dat de St. Walburgskerk door de Romeinen was gebouwd, wijl tijdens de afbraak op de gewelven en in de fundeering tal van Romeinsche munten gevonden waren. *)Op alle plattegronden en aanzichten der stad, tot en met het jaar 1616, is zij afgebeeld; het plan van N. Geelkerck van dat jaar toont haar dak ingestort; op de gravure van S. Savery, de belegering der stad in 1594 voorstellende, voorkomende in Bor, is in den linkerbenedenhoek de kerk in opstand voorgesteld, eene afbeelding, door dr. L. Smits in 1711 overgenomen in zijn „Schatkamer der Nederlandsse Oudheden". 28 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. centraalvormige kerk te bedum. Op den zilveren nachtmaals-schotel van de Ned. Herv. kerk te Bedum is gegraveerd: „de kercke tot Bedum", (zie de afb.), zooals deze was in het begin der XVIIde eeuw; op die gravure staat, bezuidoosten van de St. Walfridus, de ruïne eener ronde kerk met lagen omgang, daken missend, gesteund door schuine beeren*), blijkbaar hetgeen er, nadat de Gelderschen in 1536 Bedum verbrandden, nog overig was van de graf- of bedevaartskerk gewijd aan St. Walfridus, aldaar in de D£de eeuw door de Noormannen gedood. Van welken tijd was die oude kerk? Blijkens den nog bestaanden, XIIde - eeuwschen tufsteentoren der neven-gelegenparochie-kerk, dateert zij van vóór dien tijd, denkelijk uit de i) Blijkens Jaarboek I „Van en voor de Provincie Groningen", van N. Westendorp, verschenen 1829, blz. 104, was toen nog in de pastorie te Bedum eene teekening op perkament,sedertspoorloos verdwenen, die oude grafkerk voorstellend. — Nadat (volgens Westendorp), de parochie-kerk aldaar tot eene Collegiale of Kapittelkerk was verheven, een zeldzaam iets in dit Gewest, werd zij ten jare 1484 vergroot; in 1536 ten deele afgebrand, werd zij in 1564 herbouwd. 37. BEDUM. — Kerk en toren, N.-zijde vóór het afbranden van de torenspits. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 29 Xlde eeuw, toen, in navolging van de kerk van het Heilige Graf te Jeruzalem, meerdere ronde kerken in Duitschland gebouwd zijn, o.a. te Busdorf door Meinwerk, den Bisschop van Paderborn, die in 1036 stierf. In de Denkmaler der Elsass komt voor de ronde Benedictijner kerk te Hugshofen, (zie de afb.), in de XVIIIde eeuw afgebrand en gesloopt, die aantoont, hoe die te Bedum, in de 2de helft der XVlIde eeuw gesloopt, kan geweest zijn.1)— Volgens J. C. Montijn (Gron. Volksalm. 1901, blz. 189) zou in een begroeiden heuvel te Vrieschelo, bij Bellingwolde, nog ver- !) Op een der beide aanzichten van Duinkerken, voorkomend in 't Verheerlijkt Vlaandre, door A. Sanderus A°. 1641 uitgegeven, ligt buiten die reeds A°. 996 ommuurde stad eene soortgelijke, doch achtkante kapel, welke St Elizius in de VIde eeuw op die visschersplaats in de duinen zou hebben gesticht-. Kerktoren te^eduh 38. BEDUM. — Tufsteenen kolom in de bo ven-galmgaten. 39. BEDUM. — Kerktoren W-zijde, gerestaureerd gedacht. 3° OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 40. A. en B. Tegels van het klooster Genazareth te Hallum. C. Tegel, gevonden te Wijllaerd. scholen zitten de fundeering eener tweede ronde kerk, en wel van het in 1150 reeds voorkomende dorpje Vriescheloo. Meer is hier van den vroegs^en kerkbouw in steen, in centraal-vorm, niet te vermelden. Toen het jaar 1000, ook hier met angst verbeid, als dat des laatsten oordeels, gelukkig voorbij was, herademde men, en kwam er een drang tot stichting van nieuwe kerken. Van het toen in hout-, in tufsteen of in bak steen gebouwde is bijna niets overgebleven. Te klein of bouwvallig geworden, of ten deele verbrand, is alles vervangen, gesloopt of vernieuwd, zonder dat eenige afbeelding of beschrijving zelfs daarvan is overgebleven. 4I—43- Hugshofen in de Elsas. Plan, doorsnede en opstand van het Benedicteiner kerkje, toonend hoe dat van Bedum is geweest. MIDDENEEUWSCHE KERKBOUW. De kerkbouw tot en met de eerste helft der XVIde eeuw splitst zich in drie stijlgroepen: de Romaansche, de Overgangs en de Gothische groep, of beter gezegd: in eene vroegGothische, midden-Gothische en laat-Gothische groep. De Romaansche of vroeg-Gothische is kenbaar aan hare rondbogen, kleine halfrond gesloten vensters en zwaren, rustigen, gedrukten bouw. — Met de Overgangs-groep komt de spitsboog, het koepelvormig graat-gewelf en de fijnere profileering, en met de Gothische het kruisgewelf, grootere afmetingen, grootere vensters toelatend, doch steunbeeren eischend en komt, met het durven en kunnen, het meesterschap over de bouwstof. Die drie stijl-groepen, geleidelijk in elkaar overgaande, toonen saam den ontwikkelingsgang van den middeneeuwschen kerkbouw, die eene onbrandbare, eene geheel in steen overwelfde kerk wenschte en daarom een zoeken was, eerst naar een gewelfvorm, daarna naar den doelmatigsten, totdat deze eindelijk was gevonden in het £n«'.s-gewelf, dat toeliet den gewelf-druk over te brengen op enkele owwrikbare steun-punten. — Ook de Groninger kerkbouw van dien tijd toont dat zoeken en vinden. Niet tevreden meer met een houten kerkje met riet gedekt, verlangde men eerst eene steenen kerk met pannen-dak, daarna een in steen overwelfd koor, eindelijk eene geheel in steen overwelfde kerk-ruimte. De weinige ervaring, in den steen- en gewelf-bouw vóór en tijdens Karel den Groote hier opgedaan, was in het tijdvak van 850—1000, toen de Noormannen hier kwamen plunderen en brandschatten, verloren gegaan; men moest dus in de Xlde eeuw weer opnieuw steen leeren bakken, in steen leeren bouwen en steenen gewelven leeren slaan. In de zand- en veenstreken van Westerwolde en 't Westerkwartier moest men zich 32 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. eerst wel blijven vergenoegen met houten kerkjes, maar in de welvarende kleidorpen, aan een bevaar- of berijbaren weg gelegen, liet men voor de nieuwe kerk tufsteen aanvoeren en, waar dit niet kon, ging men van klei steen bakken. — Juist toen kwamen de kloosterlingen, de Benedictijners eerst, de Cisterciënsers en de Premonstratensers later, hier kloosters stichten, en, niet beschikkend over middelen, maar wel over bekwame werkkrachten en bouw-ervaring, wisten zij te benutten de bouwstof, die de bodem hun aanbood, de klei, tot zij daarvan niet enkel steen, duurzamer dan tuf en berggesteente, maar ook sier-, profiel- en glazuur-steen, pannen, estrikken, buizen en al wat er in steen voor den bouw noodig was, wisten te maken. Door hun toedoen vooral was het, dat de oogsteen hier toen is geworden de bouwstof bij uitnemendheid; geen enkel klooster, geen enkele borg is hier dan ook van tufsteen gebouwd; de tufsteen kerken en torens bevinden zich hier alle in dorpen, waar öf geen geschikte klei was, öf men, nog onervaren in 't steenbakken, gemakkelijker, en minder kostbaar, tufsteen dan baksteen van elders kon aanvoeren. TUFSTEEN-BOUW. Van die tufsteen-kerken resten er drie in nog betrekkelijk goeden toestand, die te Heixum, Leens en Siddeburen; van die tufsteen-torens nog vier, die te Bedum, Doezum, Godlinse en Zuidwolde, alle boven ten deele in baksteen vernieuwd of ingestukt. Het overige, in tufsteen gebouwde, is afgebroken en door baksteen-werk vervangen, waarin tevens de nog gave tufsteen uit de afbraak verwerkt is, o.m. aan de kerken te Baflo, Godlinse, Kantens, Leermens, Loppersum, Middelstum, Usquert, Westeremden, Woltersum, enz. '); soms ook is die tufsteen in den herbouw, bij wijze van versiering, in afwisselende lagen met den baksteen verwerkt, o.m. aan het koor van de kerk te Siddeburen en aan den toren te Uitwierde. GEWELF-BOUW. Dat de middeleeuwsche kerk-bouw tot zulk een schitterende hoogte is gekomen, dankt hij aan de zeldzame ontwikkeling van den gewelf-bouw, waarvan, al is het op bescheiden schaal, ook de hier nog aanwezige kerken getuigen. Daar de gewelf-bouw, begonnen in de IXde eeuw in de Sint-Walburgskerk, nadien in geen anderhalve eeuw meer was beoefend, stond men in de Xlde eeuw opnieuw voor de vraag, hoe eene onbrandbare kerk te bouwen. — Men begon met de houten kerkwanden door steenen te vervangen, daarbij behoudend echter het houten dakwerk, waarop, bij brand in de buurt, de vlam lichtelijk kon overslaan. Vandaar dat-men de i) De vroegere tufsteen-kerken te Beerta en Farmsum, de St. Walburg in de Stad en die te Sebaldeburen, Vierhuizen, Warfhuizen, Wetsinge, Zuidhorn, enz. zijn spoorloos verdwenen. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 33 44—47. BIERUM. — PI an, opstand en doorsnede over de kerk j plan en doorsneden van den toren met boven-kapel. 34 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. kerkruimte onder dat dak wilde dekken met eene steenen zoldering, een gewelf. Men ging daartoe het koor, het waardevolste gedeelte, iets versmallen en halfrond sluiten, waardoor dit zich eigende tot overdekking met een half koepelgewelf in steen. Dit was de eerste stap, het koor voor zich was nu onbrandbaar geworden, het overige nog niet. Een tweede stap was, de geheele kerkruimte, het koor inbegrepen, bijwijze van kelder te overdekken met één doorloopend (halfrond) ton-gewelf; de halfronde afsluiting van het koor werd nu te lastig, eene rechte afsluiting doelmatiger. Dat vrij onoogelijke kelder-gewelf wist men bij een volgenden bouw een iets aangenamer vorm te geven door het op regelmatige afstanden te versterken met gordel-bogen, rustend op daartoe uitgemetselde muur-pilasters, de wand-vlakken 48. BIERUM. - Kerk-inzicht. indeelend in muur- en gewelf-vakken, de ruimte schijnbaar meer hoogte en diepte gevend. Dit was een derde stap, die tevens wat minder muur-zwaarte of wat meer breedte en hoogte in de kerk toeliet. Door dat doorloopend gewelf, inplaats van den halfronden daarna een spitsbogigen, een meer in de dakruimte oploopenden vorm te geven, verminderde men den zijdelingschen druk op het muurwerk en werd het mogelijk om, bij gelijke muur-zwaarte, aan de kerk opnieuw iets meer breedte en hoogte te geven: de vierde stap. En, nadat men begonnen was die gordelbogen te lossen, deze van versterkings-bogen te veranderen in draag-bogen, ging men nu, ze zooveel doenlijk onderling op gelijken afstand plaatsend als het schip der kerk breed was, de tusschen die bogen en zijmuren besloten vierkante ruimten dekken met een in de dakruimte oploopend koepel-gewelf. Dit was de vijfde stap, en van nu af had elk vak zijn eigen gewelf. Aan die koepel-gewelven gaf men vervolgens een 4-, 6-of 8-tal kraalvormige sier-ribben of sier-graten, neerloopend op de muur-pilasters en op de gordel- en muur-bogen, en in de gewelf kruin saamkomend in een rozet, met soms diep neerhangenden sluitsteen, zooals in het koor van het kerkje te Siddeburen, (zie de afb.). Van die sierribben lag de overgang tot zelfstandige draagribben voor de hand, waardoor het koepelgewelf in velden werd gesplitst, elk met zijn eigen gewelfje. Aldus ontstond het mé?/o- . j.^*, ;~, verdeeld in gewelf-velden, naar teekening van J. Berghuis, A°. 1854. gedicht met een ster-gewelf. Boven de daarbij aansluitende, overwelfde sacristy is eene overwelfde, ziend-gemetselde schat-, nu archief-kamer. Toen dit werk in 1460 voltooid, ingewijd en in dienst genomen was, besloot men, niet over te gaan tot den bouw van een nieuw dwars-schip en schip, maar de bestaande te behouden en de zijbeuken te verbreeden en te verhoogen, daartoe de middenschips-tusschenkolommen'met bogen en muurgedeelten uitbrekende en vervangende door groote spitsbogen, aldus dat midden-schip met de aansluitende nieuwe zijbeuken den vorm gevende eener hallen-kerk, met breede vensters in de opgaande eindgevels dier beuken tot aan de overwelving doorloopende (zie de afb.). Doch: op Paeschehillige dach van 1464 werd Sunte Mertens-toeren door den bhjxtn getroffen, ende up Sunte Johannes Baptista dach van 1468, sondach 26 Juny, stortte hij deL 5 gewelfvelden der kerk vernielend. Onmiddellijk werd besloten tot den bouw van een nieuwen, den nog bestaanden toren, die, uitgevoerd in 1469—82, geplaatst is iets bewesten den vroegeren, in de as der Oosterstraat, in de as tevens van de riep langs de huizen, staande aan de noordzijde de dwarsschips-absiden, beginnend met den bouw van een nieuw koor met omgang en sacristy. Dit nieuwe koor, (zie de afb.), breed binnenwerks 9 M., lang 24 M., is verdeeld in 4 gewelf-vakken en eene zes-zijdige, scherp eindigende sluiting; 13 baksteenen kolommen van 1.30 M. diameter en 7.25 M. hoogte, de middelste in de as der kerk staande, scheiden met hare spitsbogen dat koor van den 5.55 M. breeden omgang van gelijke indeeling en sluiting, eveneens gedekt met kruis-gewelven, hoog 12 M. en in hetbinnenkoor 26.25 M. Deze hooge boven-bouw heeft noch conterforten, noch schoorbogen. Benoorden werd tegen den koor-omgang aangebouwd eene kapel van 2 verdiepingen, binnenwerks groot 8.40 bij 16.10 M., beide door 2 pijlers met bogen 44 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. der Groote Markt. Na voltooiing van den toren, is de kerk er tegen aangesloten, zooveel verlengd. In de eerste helft der XVIIIde eeuw heeft men de daken en topgevels der zijbeuk-travées vervangen door eene doorloopende bekapping met gootlijst en nadien aan de vensters hun baksteenen stijlen en bogen en hun glas in lood ontnomen, erin plaatsend gegoten ijzeren ramen. En inwendig ? Wel, door een overhemeld twee-hoog gestoelte werd het inzicht in het koor gesloten, en daardoor aan de drieschepige, lage hallen-kerk, hoog onder de gewelven slechts 17 M., het doorzicht ontnomen in het 10 M. hoogere, rijzige binnenkoor met zijn eigenaardige sluiting van dicht opeen staande kolommen en spitsbogen, en rustige belichting. Ontdaan van dat, bijna twee zijner travées in beslag nemend gestoelte, ware dat koor zonder belangrijke uitgave weder terug te brengen tot eene stemmingsvolle kerk-ruimte, waardoor te zelfder tijd aan de vóór-kerk het in-en doorzicht kan worden hergeven, dat men haar nooit had mogen ontnemen. 57. FARMSUM. — De baksteenen preekstoel. Van de Xfflde-eeuwschekerk is dus enkel overgebleven het midden- en dwarsschip met enkele hunner pijlers en bogen, het 8-gratig koepel-gewelf met neerhangenden sluitsteen in het kruis-vak, en de 4-gratige koepelgewelven in de vleugels van het dwars-schip en in 2 travées van het midden-schip. In zijne studie: „de Romaansche kunst in ons land" beschreef Alberdingk Thijm in 1859 deze kerk als volgt: „De Sint-Martinus te Groningen was eene kruis-kerk uit de Xllde eeuw. Stel een latijnsch kruis samen uit 5 quadraten in de lengte, 3 in de breedte. Plaats in het top-quadraat het rechthoekig presbyterium, uw altaar; bouw daar van buiten aan in de hoeken tegen de kruis-armen, ter noordzijde uw gerwe-kamer of sacristy, ter zuidzijde uw schatkamer; trek binnen het voet-quadraat uw toren op, met zijn dubbele rondboogvenstertjes en spits getopt; breng zijbeuken aan en geef ze de helft der breedte van het midden-schip; verdeel ze in vierkante welfsvelden en laat de schildbogen dezer zij-beuken, om den anderen op tusschen-zuiltjes nederkomen, die de hoofdarkaden met hare bekleede pijlers in tweeën scheiden; bewaar de zijbeuk-vakken neven den toren ter noordzijde voor doop-, ter zuidzijde voor uitvaart-kapel; vergeet niet, ook op deze hoogte, behalve de voorname ingang door den toren en de kruis-armen, buitendeuren in de zijbeuken aan te brengen, schuin afgedaakt, opdat men zonder stoornis den ongedoopte in het zuiveringsbad brenge en den ontslapene uitdrage naar den akker der ruste; laat uw kruis-arm gevels, elk met drie, uw choor met zeven vensters verlicht zijn, drie in den oostgevel en twee aan beide kanten; het getal zeven is daar op OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 45 58. GARMERWOLDE. — Z.W.-zijde der kerk, het dwars-schip mist. zijne plaats, waar het de gemeenschap met het licht van den Hemel geldt — zeven gaven des H. Geestes, zeven sakramenten, zeven vensters der genade; breng in uw schips-bovenmuur in den vorm van een halven cirkel, vijfvoudig uitgeschulpte lichten aan; voltooi uwe welven door de gansche kerk, bedek de kappen met vast lood (ondanks het gevaar, dat het als te Utrecht in 1582 voor 28120 gulden verkocht worde en de kerk aan het onweder ten prooi geworpen) en gij hebt, naar de goede teekening van den Heer Eyck uwe fraaie Groningsche St. Martijn herbouwd". 8. Groningen, de A-kerk.—De St. Nicolaas-of de Maria-kapel der schippers, in't begin der Xfflde eeuw tot 3de parochie-kerk verheven, werd alstoen vervangen door eene overwelfde kruiskerk met rechtgesloten koor en west-toren, (zie de afb.), en 4 April 1246 gewijd. Te klein geworden, werd in 1425 het koor door een grooter met omgang en vijfzijdige sluiting vervangen, het binnen-koor met bovenlicht, om, voltooid zijnde, daarbij een passend west-gedeelte aan te bouwen. De vergrooting der Martini-kerk in 1450—60 en de bouw van den Martini-toren in 1469-82, zware offers vragend, verijdelden zulks; althans het oude dwars-schip en schip zij zijn niet afgebroken, maar verhoogd en het schip l) Bij die studie was gevoegd eene schets der kerk van den oudheidkundige Eijck van Zuijlichem. 46 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. vergroot met breede zij-beuken,(zie de afb.), alles gedekt met kruisgewelven, hoog in de kruin 25.10 M. Uit het aanzicht der stad van 1637, (zie de afb.), blijkt, dat die nieuwe zij-beuken waren doorgetrokken langs den toren, zich openend in een westelijk dwars-schip, uitwendig evenwicht brengend tusschen het oost- en west-gedeelte, en inwendig het ruimteeffect vergrootend. Bewesten was de hoofdingang, en diende de ingebouwde toren tot tweede portaal, tot deze op 1 Mei 1671 door den bliksem getroffen afbrandde; bij zijn herbouw in 1674 is, (zie de afb.), dat westelijk dwars-schip verdwenen. Trots de hoogte van het overwelfde binnenkoor en midden-schip, boven de aansluitende daken van omerana: en 59- GARMERWOLDE. - Kerk-inzicht. zijbeuken 6.50 M. uit¬ komende, achtte men het onnoodig dien boven-bouw met conterforten te versterken, of door schoor-bogen te ontsieren, aldus bewijzend wat men in dien hoogst eenvoudigen baksteen hier toen aandurfde. Na de reductie in 1594 Protestantsche kerk geworden en ontdaan van al wat aan het Catholieke geloof herinnerde, is sedert in elk opzicht aan dit gebouw zijn monumentaal karakter ontnomen. Tusschen de transsept-pijlers vindt men storende schoor-balken, het binnen-koor is door een gestoelte met glaswand en de koor-omgang door een schotwerk van de overige kerkruimte afgesloten; de beide travées, bezijden den toren, zijn tot gewelfshoogte van de reeds veel te korte kerkruimte afgenomen, alle verhoudingen storende. Hergeef haar de ruimten daarvan afgescheiden, en zij is opnieuw een monument; herstel haar tevens, en met betrekkelijk weinig kosten is zij Groningen's waardevolste kerk. 9. Haren, zie bladz. 39. 10. Holwierde. Deze, aan SintNicolaas gewijde, laat-XIIIde-eeuwsche kruis-kerk, oor- OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 47 spronkelijk recht gesloten, kreeg in de XVde eeuw eene 7-zijdige koor-sluiting met kruis-gewelf en conterforten. Het schip, breed 8.50 M., lang 2 travées, verloor in 1825 zijn overwelving, en kreeg toen eene blauw geschilderde zoldering. Het dwars-schip, breed 6.90 M., lang 16.40 M., bezit in zijn kruis-vak nog zijn 8-gratig koepel-gewelf, hoog 11.70M., eindigend in een groot rozet met 6 klaverbladen; de smalle vleugels zijn gedekt met bolvormig oploopende segmentgewelven; in den westgevel bevinden zich nog een paar oude vensters, groot 0.40 bij 3.60 M. 11. Husinge. Deze laat XlIIde. eeuwsche kerk, lang 4 travées, de oostelijke met halfronde sluiting, is gedekt met 8-gratige koepel-gewelven. Het schip is breed 7.55 M., de overwelving hoog 11.80 M., de spitsbogige oude vensters zijnbuiten enbinnenomkraald, en groot 0.52 bij 2.60 M. 12. Krewerd, (zie de afb). Tegen .deze omstreeks 1290 gestichte, recht gesloten kerk, lane q travées, is in de XVde eeuw aangebouwd een west-toren met uitgebouwde steenen wentel-trap. De beide oostelijke travées zijn gedekt met 8-gratige meloen-vormige gewelven, hoog 9.50 M. met kraal-profiel, de west-travée echter met een kruis-gewelf met ojiefvormige graten. Het is een karakteristiek kerkje, nu met groote ramen, voorheen met venstertjes van 0.42 M. dagbreedte. 13. Leens, (zie de afb.). Deze aan St. Petrus gewijde Xllde-eeuwsche tufsteenen kruiskerk, 1880 bepleisterd, heeft een schip met twee, een koor metéén travée en overkoepelde halfronde sluiting; de west-toren, van 1863, vervangt den toen afgebroken tufsteen-toren. Het schip met het kruis-vak zijn gedekt met 8-gratige gewelven van 10.25 tot 11.65 M. hoogte, de beide dwarsschips-vleugels en de koor-travée met 4-gratige; de halfrond gesloten koorvensters zijn groot 0.55 bij 2.60 M. 14. Leermens. Deze vroeg XlIIde-eeuwsche, voorheen aan St. Sebastianus en St. Fabianus gewijde kruis-kerk, nu recht gesloten, schijnt, te oordeelen naar den triomph-boog en de vele tufsteen daaraan nog aanwezig, oorspronkelijk eene tufsteen-kerk met halfronde koorsluiting geweest te zijn. Schip en dwars-schip, dit laatste met ondiepe vleugels, voorheen overwelfd, zijn nu overzolderd; de koor-travée bezit nog haar 8-gratig meloen- 60. GARMERWOLDE. — Oostgevel der kerk. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 51 65. GRONINGEN. — De St. Martini-kerk in de XVIde en XVIIde eeuw. gordel-bogen rusten binnen op conterfortsgewijze voorspringende pilasters, (zie de afb.). De koor-overkoepeling, 7 M. in diameter, heeft 4 graten, op 6.80 M. boven den vloer saamkomende in een rozet met neerhangenden sluitsteen; de oude koorvenstertjes zijn gedicht en vervangen door één buiten alle verhouding groot venster; tot in 1832 stond hier volgens het kerk-boek, „een staketsel vóór 't koor", bedoeld wordt een oxaal, van 1482. 20. Stedum. Deze aan St. Nicolaas gewijde, vroeg Xfflde-eeuwsche baksteenen kruiskerk, (zie de afb.), oorspronkelijk recht gesloten, met halfronde altaar-nis, kreeg in het begin der XVde eeuw een grooter koor, met 5-zijdige sluiting, ster-gewelf en conterforten. De beoosten tegen de vleugels van het dwars-schip aanwezige altaar-nissen zijn toen verdwenen, en in den hoek van den noord-vleugel is toen tegen het koor aangebouwd eene sacristy, met schatkamer er boven. Het schip was eerst, (zie de afb.), lang 3 travées, waarvan de westelijke, door een middenpijler met bogen van de andere afgescheiden, diende tot kapel of vóórhal. Deze kapel is echter in de XlVde eeuw tot 2.10 M. ingekort, en daartegen toen aangebouwd een zware toren, waarbinnen later zijn opgetrokken vier door spitsbogen verbonden 16.50 M. hooge baksteenpijlers, als klokke-stoel dienst doende. Behalve het koor, heeft de kerk 8-gratige gewelven, hoog 10.85 M, met XVde-eeuwsche fresco-schildering, (zie de afb.). De zij-vensters der dwars-schips-vleugels zijn groot 0.42 bij 2.35 M. Oorspronkelijk van binnen niet bepleisterd, maar haar gevoegd metselwerk toonend, kwamen die Groninger baksteen-kerken, inzonderheid hare profileeringen, daardoor veel sprekender uit, hier vooral in de details, (zie de afb.), eene vrijheid en eene gemakkelijkheid van oplossing toonend, die een volkomen meesterschap verraadt. 21. Termunten. Van deze, A°. 1299 door dé abdij van Aduard gebouwde, recht gesloten kruis-kerk, zijn alleen nog over het koor-vak, doch zonder overwelving, en het kruisvak. In dat koorvak, groot 8.55 bij 8,60 M., heeft elk der drie gevels, zwaar 1.40 M., eene drie-ledige venstergroep, (zie de afb.); colonnetten met hare spitsbogen dragen bij wijze van galerij het bo ven-muurwerk, dit zijn zwaarte ontnemend, deze in diepte omzettend, 52 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. en die vensters tot eene zich tegen het gewelfbeloop aansluitende groep vormend, met ruime lichtspreiding, eene oplossing voorheen, toen dit alles owgepleisterd, in eigen kleur en zwaar gevoegd sprak, veel typischer uitkomend dan thans. De sterk naar binnen springende aanleg van de pijlers van het kruisvak, (zie de afb.), toont, dat deze oudtijds een kruis-toren gedragen hebben, evenals die van de kerk tePiLSUM in Oost-Friesland, (zie de afb.) '). Een 8-gratig meloen-vormig gewelf, hoog 13.20 M., dekt dat kruis-vak. De voorliefde der Cistercienser bouwmeesters voor overkragingen blijkt in de buiten-gevels, wier pilasters en colonnetten eerst boven den grond beginnen op daartoe aangebrachte geglazuurde kraagstukken, (zie de afb.). 22. Uithuistermeeden. Deze Xfflde-eeuwsche kerk, binnen goed onderhouden en aangenaam van indruk, buiten geheel bepleisterd, was vermoedelijk oorspronkelijk recht gesloten en lang 3 travées, gedekt met 8-gratige gewelven, waarvan het middelste met graten in dubbelen kraal-vorm nog aanwezig is. De koor-travée moet in 1718 vervangen 66. GRONINGEN. — Martini-kerk en toren zijn door een klein dwars-schip, breed 5.80, lang naar Haubois, Ag. 1643. x9-70 M.,met een koor, lang ééne travée met 5-zijdige sluiting, gedekt met kruis-gewelven; ook de westtravée, waartegen in 1717 de toren aangebouwd is, heeft een kruis-gewelf. 23. Uithuizen. Deze, eertijds aan St. Jacobus gewijde Xfflde-eeuwsche kerk, al mede gepleisterd, oorspronkelijk recht gesloten en 3 travées lang, is gedekt met 8-gratige gewelven, hoog 10.50 M. In het begin der XVde eeuw is het koor verlengd, 5-zijdig gesloten en gedekt met kruisgewelven en overwelfd, daartegen benoorden aangebouwd, bij wijze van half dwars-schip, eene kapel, nu tot ingang dienend; vervolgens is benoorden de 2de en 3de travée van het schip een overwelfde zij-beuk aangebouwd, en het schip aan die zijde geopend. 24. U/rum. Deze Xfflde-eeuwsche recht gesloten, nu 4 travées lange kerk met west-toren, was oorspronkelijk lang 5 travées en zonder toren. Binnen de vroegere west-travée staan nu de 4 pijlers met spitsbogen, den voet vormend van den met zijn naaldspits 40 M. hoogen toren. De volgende travée was, te oordeelen naar de ter weerszijden in het muurwerk aanwezige, veelledige spitsbogen, bestemd tot kruis-vak van een dwars-schip of van een tweevoudigen kapel-aanbouw. Hoe ver die bouw destijds gevorderd was blijkt niet; die travée is gedekt met een eenigszins koepelvormig gewelf zonder graten, de overige met 4-en 8-gratige gewelven, hoog 8.90 M. De halfronde vensters zijn groot 0.75 bij 2.05. Dit kerkje, reeds veroordeeld om zijn gewelven te zien afbreken en in een modern spreekzaaltje te worden veranderd, is door tusschenkomst van de Synode en met dezer geldelijken steun en dien van het Rijk, in het bezit dier gewelven gebleven, naar eisch gerestaureerd en nu opnieuw een waardevolle Groninger dorps-kerk. ) Het was de bouwkundige S. Koldijk te Leeuwarden, die, in het maandblad: „de Groninger Spraak" eene beschrijving dezer kerk gevende, op den aanleg van dien kruis-toren heeft gewezen. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 53 67. GRONINGEN. — St. Martini-kerk. Langs-doorsnede over de as van het koor. 25. Westeremden. Deze recht gesloten, Xfflde-eeuwsche kerk, lang 4 travées, is eene overwelfde kruis-kerk, de vleugels nu missend; het schip is in 1801 overzolderd; in het gewezen kruis-vak, breed 8.20, diep 6.50 M., ligt de gewelf-kruin op 10.65 M., in het daarvan door een halfronden triomf-boog gescheiden koor op 915 M.; de halfronde vensters, voor zooveel behouden, zijn groot 0.45 bij 2.30 M. 26. Westerwijtwerd. In deze recht gesloten Xfflde-eeuwsche kerk, lang 4 travées, met west-toren, zijn de beide middelste travées nog gedekt met 8-gratige gewelven, in de beide andere vervangen door een plafond; de west-travée is slechts diep 3.75, de daarop volgende 5 M. en 5 60 M.; de halfronde vensters in den noordgevel, groot 0.50 bij 2 M., zijn buiten en binnen omkraald. 27. Winschoten. Deze rijzige, laat Xfflde-eeuwsche recht gesloten kerk, heeft 5 travées, te zamen lang 35.15 M , (zie de afb.). Zij had hare overwelving en hare vóórspringende muurpilasters met daarop rustende gordel-bogen verloren, wier afmeting en vorm echter onder de bevloering is teruggevonden bij de restauratie, waarbij zij met Rijkssubsidie in 1907 hare overwelving herkreeg. De vensters, in de zij-gevels twee-, in de eind-gevels drieledig, zijn spitsbogig en in den dag 0.65 bij 4.95 M. 28. Woldendorp, (zie de afb.). Van deze voorheen aan St. Pieter gewijde kruis-vormige, waarschijnlijk recht gesloten kerk, is enkel nog over het schip, lang 2 travées, met het 54 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. ondergedeelte van den west-toren; die travées zijn gedekt met 8-gratige meloen-vormige gewelven, hoog 10.60 M. De west-muur, zwaar 1.16 M., kerk en toren scheidend, is op 3 M. boven den vloer, ter halve dikte over eene breedte van 5.75 M. veranderd in eene galerij van baksteenen colonnetten, hoog 2 M., (zie de afb.), met hun bogen, die het gewelf-beloop volgen, het boven-muurgedeelte dragend. 29. 't Zandt. Deze eerst recht gesloten, nu buiten verhouding lange, Xfflde-eeuwsche kerk kreeg in de XVde eeuw een nieuw koor, lang 10.80, met 5-zijdige sluiting, kruis-gewelven, steunbeeren en groote vensters; een halfronde triomf-boog scheidt het koor van het schip, gedekt met 8-gratige meloen-vormige gewelven, hoog 10.55 M. 30. Zeerijp, (zie de afb.). Deze XlVde-eeuwsche kruis-kerk, lang 3 travées, met dwarsschips-vleugels van 2.65 M. diepte, het koor met veelzijdige sluiting en 1.75 M. hooger opgaand dak, is behalve in de koorsluiting en in die dwarsschips-vleugels gedekt met meloen-vormige gewelven, hoog 14.75 M. De vensters dezer karaktervolle, XTVde-eeuwsche dorpskerk zijn groot 1.20 bij 6.50 M. 31. Zuidbroek, (zie de afb.). Deze voorheen aan St. Pieter gewijde, laat Xfflde-eeuwsche kruis-kerk, waarvan het schip, lang 2 travées, behoudens den in 1766 vernieuwden westgevel, nog intact is, behoorde, trots haar eenvoud, tot eene der waardevolste middeleeuwsche kerken van ons land. Zij is gelukkig van verhouding, rijzig, en met alle zorg in helder rooden baksteen uitgevoerd, was van binnen ziend-gemetseld en gevoegd en is gedekt met 8-gratige gewelven, hoog 16.75 tot 17.50 M. De vensters in den oostmuur zijn drie-, overigens tweegroepig, groot 0.75 bij 5.50 M. en waren tot 1850 met geschilderd glas gedicht. Hare gewelven, in de XVde eeuw gewit en beschilderd, zijn na de Hervorming weder overgewit. '). Behalve deze geheel of ten deele nog met koepel-vormige gewelven gedekte kerken, alle, uitgezonderd die te Zeerijp, tot de XlIIde eeuw, tot den overgangs-stijl behoorende, dienen nog vermeld de: 68. GRONINGEN. — St. Martini-kerk, kapiteel van een der kruis-pijlers. *) In 1915, met Rijks-hulp gerestaureerd, werd de westgevel in zijn vroegeren toestand teruggebracht, de vensters weder met glas in lood gedicht, de XVIIIde-eeuwsche buiten-portalen, tegen haar aangebouwd, afgebroken, de ingangen met nieuwe deuren voorzien, de gewelf schilderingen ten deele blootgelegd en het koor van binnen ontdaan van de pleister-laag, die muren en gewelf dekte. Vergeleken bij het overige kerk-gedeelte, schijnt het koor daardoor nu smaller, lager, donkerder; doch de vorm, de profileering, het beloop van eiken boog, van elk onderdeel komt nu dubbel uit door de witte voegen, bij dien helder rooden steen elk profiel, elke buiging, tien- tot vijftig-voud, op 't sprekendst herhalend, tot en in zijn volle recht brengend. De kleine rozet-vensters, in 't koor onder weder geopend, geven een eigenaardig licht-effect. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 55 69. GRONINGEN. — St. Martini-kerk, dwars-doorsnede over koor en zuid-kapel. NOG BESTAANDE, VOORHEEN OVERWELFDE XIIPE. EEUWSCHE KERKEN. De nog bestaande kerken uit deze eeuw, voorheen overwelfd, en de verdwenen kerken uit denzelfden tijd, voorheen blijkens beschrijving of afbeelding overwelfd, worden, wijl alle nog overwelfde Xfflde-eeuwsche kerken hier gedekt zijn met koepel-vormige gewelven, mede tot deze gewelf-groep gerekend. Die nog bestaande zijn de volgende: 1. Baflo. Deze recht gesloten kerk, breed 9.30 M., is én in 1656 én in 1808 gerepareerd, en verknoeid. De zijgevels bevatten nog veel tufsteen; te oordeelen naar hun zwaarte en naar de venster-groepeering in den oostgevel, was zij voorheen overwelfd; tot in 1910 was zij geheel met-klimop begroeid en was haar zonnewijzer aan den zuidgevel daaronder zelfs verscholen geraakt. 56 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 2. Ten Boer, (zie de afb.). Recht gesloten, breed binnen hare muren 8.65 bij 31.55 M., was deze kerk voorheen door gordel-bogen met pilasters verdeeld in 4 overwelfde travées. Het koor-muurwerk heeft van binnen een eigenaardig niswerk, (zie de afb.), en de drie vensters in den oost-gevel zijn door colonnetten met spitsbogen, het gewelf-beloop vroeger volgend, tot een groep vereend. 3. Kantens. Binnen deze tufsteenkerk, wier oostelijk gedeelte in 1664 in baksteen vernieuwd en recht gesloten werd, is bewesten in de XVIIde eeuw opgetrokken een achtkante toren, hoog ± 34.50 M. Toen in 1817 één der gewelven neerstortte, werd zij voor afbraak verkocht, doch Koning Willem I kocht haar van den slooper terug en schonk haar aan de Gemeente, deze tevens in staat stellend haar te herstellen. Hare gewelven zijn toen door een plafond vervangen en sedert 1821 is zij opnieuw in dienst. In het westelijk gedeelte harer zijgevels beeft het tufsteenmuurwerk nog het oude boogfries met daklijst, (zie de afb.). 4. Noordwolde. Deze kerk, recht gesloten, breed 8, lang 26.60 M., was voorheen verdeeld in 4 travées en overwelfd; in den oostgevel zit nog een zandsteenen altaar-gootsteen, buiten kopvormig, doch onkenbaar verweerd. De toren heeft in zijn bovenbouw van de XVIIde eeuw, op 21 M. boven het kerkhof, een omgang, een peervormige acht-zijdige spits dragend. 5. Opwierde. Dit recht gesloten kerkje, breed 7.70 M., lang 3 travées, voorheen overwelfd, is, nadat die overwelving was uitgebroken, belangrijk verlaagd, bewesten ingekort en geheel overzolderd. Tot in 1888 stond de karakteristieke houten klokkestoel, (zie de afb.), nog op het kerkhof. 6. Slochteren. Deze Xfflde-eeuwsche, met de baksteen-kerk te Eexta overeenkomende, (zie de afb.), verloor in 1781 hare overwelving, is toen verlaagd en verkleind tevens, vorm en karakter daarbij inboetend, waarna zij, in 1881 geheel uitgebrand, ten overvloede nog bepleisterd is. Men beweert dat zij voorheen eene kruis-kerk is ge- 70. GRONINGEN. — St. Martini-kerk, koor-inzicht. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 57 weest, die, te oordeelen naar de hooge ligging harer bevloering boven het kerkhof, tevens als graf-kerk bedoeld was. Hare zware vrijstaande toren met huisdak diende voorheen bij herhaling tot verdediging. 7. Thesinge. Dit kleine kerkje met veelzijdig gesloten koor is het eenig overgeblevene van de vroegere kruiskerk, lang 130 voet, met dwars-schip, lang 75 voet, van het A°. 1215 gestichte Benedictijner Maagden-klooster : „Germania", zijnde het 13 voet verlaagde, voorheen overwelfd koor met aansluitend kruis-vak. Toen de Gewestelijke Staten op 12 Sept. 1629 besloten tot den bouw van een Artillerije huys in de Stad, werden, „zonder dat nochtans die kercke angetast sal worden" de gebouwen van 't Thesinger doester daarvoor als bouwmateriaal aangewezen. In deze kerk, voor den Protestantschen eeredienst ingericht, stond in 1664, vóór het beschut ('toxaal) van 't Choor nog het olde orgel, en in dat koor nog „die choor-zetels, swaer van holte utghesneden nae gewoonte, evenals het H. Sacraments-schriintien met Engell utghehouwen, uut sarck, ontvligende uitsijn handen't opschrift: „Hic Servator verum corpus, natum de Maria Virgine" ". In 1825 is de abtswoning,met de cellen der nonnen totpastorie dienend, afgebroken. 8. Tinallinge. Deze recht gesloten, A. 1903 gepleisterde kerk, voorheen zoo't schijnt overwelfd, had 3 travées, wier buiten-pilasters, in navolging van die te Termunten, eerst op 1.50 M. boven het kerkhof op eene uittanding beginnen. Het oude orgel, waarop de graanprijzen van 1549 uitvoerig vermeld stonden, is na 18 r8 verdwenen. 9. Tolbert. Dit eigenaardig kerkje, uitwendig als dat te Haren, bestaat uit een laag, recht gesloten koor, voorheen in 2 travées ingedeeld, en een hooger opgaand schip, 71. GRONINGEN. — St. Martini-kerk, inzicht N.O.-zijde. 58 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. voorheen met 2 overwelfde travées, nu overzolderd; de west-toren met huis-dak, onder in zijn muurwerk zwaar 1.70 M., was eertijds overwelfd. 10. Uskwert. In dit oude dorp, reeds in de IXde eeuw genoemd, en in 1231 afgebrand, heeft de gepleisterde St. Jacobus kerk een lang schip met 3-zijdig gesloten koor van ouden baksteen, waarin tuf der vroegere kerk verwerkt is. De overwelving is in 1855 uitgebroken, de vensters zijn alle vergroot en de voorheen vrijstaande toren in 1869 door een west-toren vervangen. 11. Westernieland. Dit in 1877, met zijn west-toren gepleisterde, recht gesloten baksteen-kerkje, in 1831 zoogenaamd hersteld, verloor toen zijn overwelving en werd overzolderd. 12. Wirdum. Dit recht gesloten kerkje, voorheen in steen, is nu in hout overwelfd; de oude west-toren met huisdak is in 1878 afgebroken 72. GRONINGEN. — St. Martini-kerk, inzicht N.W.-zijde. en de west-gevel toen be¬ pleisterd. De oude pastorie had op een harer eiken zolderbalken eene plavuis-bevloering, dragend het jaarcijfer A°. 1108. VERDWENEN OVERWELFDE XIIIde. EN XIVde-EEUWSCHE KERKEN. Hiertoe behooren: A. DE KERKEN, DIE VOLGENS BESCHRIJVING OF AFBEELDING VOORHEEN OVERWELFD WAREN: 1. Aduard, de abdij-kerk. Deze abdij, wier stichting dagteekent van 1192, begon in 1224 met den bouw eener nieuwe kerk, die, op het einde der XVIde eeuw gesloopt, misschien de grootste, en zeker de rijkst uitgevoerde baksteen-kerk van het noorden van ons land was. Eerst ten jare 1263 had de eindwijding plaats, nadat in 1256 daarin OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 59 73. GRONINGEN. — St. Maartenstoren, plattegrond gelijkstraats. reeds 15 altaren waren gewijd en in dienst genomen. Ubbo Emmius, die haar kende, is de eenige, die haar hoewel zeer onvolledig beschreven heeft, zeggend (vrij vertaald): „Hetkerkgebouw is niet alleen bewonderenswaardig om zijn grootte, maar vooral om zijnkunst- volle behandeling, zijn schoonheiden 74. GRONINGEN. — St, Maartens-toren, Westelijke doorgang, fraai en hoog gewelf, dooreen steil dak gedekt; een gewelf, rustend op 18 zware kolommen,zich uitstrekkend in de lengte50 en in de 'breedte 15 schreden. Halverwege door een dwars-schip tot een kruis vergroot van gelijke hoogte, met 8 kolommen, 14 schreden breed en 25 lang. De kerk heeft zij-beuken, met hooge wanden, waarop het gewelf rust. Het hoofd-altaar, in het binnenste halfronde koor, is omgeven door dunne dubbel-zuilen, 12 ten getale, dat omsluitend, elke zuil uit één stuk. Rond dat koor liggen elf kapellen met evenveel altaren, alles uitmuntende door pracht en schitterenden arbeid. Naast deze kerk staat nog een andere, tijdens den bouw den kloosterlingen en omwonenden dienende. Het klooster is, bij wijze van veste, door een sterken muur met gracht omsloten, het aanzien eener stad hebbende, bezet met gebouwen en tuinen van allerlei aard." Deze kerk bestond uit een schip met zij-beuken, lang 6 travées, een dwars-schip, lang 3 travées, en een koor van 2 travées en halfronde sluiting met omgang en kapellen-krans; 4 trap-torens, door Emmius niet vermeld, gaven toegang tot de gewelven, tevens dienend voor de verschillende klokken. Van deze kerk is niets overgebleven dan wat in den grond verscholen puin: haar afkomende materialen toch zijn benut voor de nieuwe vestingwerken der stad in 1607—30; ■ van de klooster-gebouwen is over nog één gebouw, vermoedelijk de ten jare 1297 voltooide nieuwe zieken-zaal met kapel en altaar, groot 9 bij 37.50 M., gedekt voorheen met een in de bekapping oploopend houten gewelf. ') Na opheffing van het klooster ingericht tot *) Ofschoon buiten eenvoudig, zijn binnen de ziend gemetselde muren met sier-nissen behandeld, de bovennissen bekleed met geglazuurde relief-tegels, in ornament overeenkomende met dat van de koperen bekleedsels, van den Xllde-eeuwschen reliquaire, in de Stad indertijd opgegraven. Ook in de banden en rozetten der oudste bevloering komen siersteenen voor, een getorste kraal omsluit binnen de ondervensters. Zie de afb. van dit gebouw en van de daarin gevonden gebakken siersteenen. 6o OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 75. GRONINGEN. — St. Maartens-toren in opstand, Protestantsche kerk, school en meesterswoning, bleef zij, hoezeer veranderd, behouden en is nu sedert 4 jaar in restauratie. Abdij ter Duinen. — Bij gemis aan afbeeldingen van een Groninger Cisterc. klooster-geheel, moge dienen de vogelvlucht-teekening, ontleend aan een der uitgaven van Vlaanderen van A. Sanderius van 1641, (zie de afb.), voorstellende de Cisterc.-abdij: „Beatae Mariae Virginis de Dunis", bij Veurne aan de Vlaamsche kust. Gesticht A°. 1107, kreeg zij A". 1129 het recht de duin-gronden aldaar in cultuur te brengen, die voor de zee nog opene moerassige kust-streek alstoen bedijkend, droogleggend en in vruchtbaar land herscheppend. A°. 1262 werd de kerk herbouwd en het klooster ommuurd en omgracht, hetwelk uitgestrekte bezittingen kreeg, zich uitstrekkend van Duinkerken tot Aelst; bij de overstroomingen in het begin der XVde eeuw ten deele verwoest^ voltooide de oorlog van Maximiliaan met de Vlamingen hare rampen; zij werd verlaten en veranderde vrijwel in een puinhoop, nu bij de boerderij ten Bogaerde gelegen. De afb. toont haar in vroegeren welstand, omgracht en ommuurd. Vanaf het zuiden geeft een breede weg tusschen twee muren en portiershuizen toegang tot het westelijk vóór-terrein, groot ± 190 bij 250 M., en tot het oostelijk hoofdterrein, groot + 300 bij 400 M. Dien weg volgende, komt men door de hoofdpoort, met naastgelegen kapel, bij het huis der gasten, een ommuurde gebouw-groep, en van daar in het Abtshuis, grenzend aan het hoofdgebouw met zijn kloostergang, gelegen om een groote binnenplaats, omvattend de kerk, de bibliotheek, de eetzaal, de slaapzaal en de kapittel-zaal; een tweede kleinere gebouwgroep met kloostergang en binnenplaats sluit zich oostwaarts hiertegen aan, met het Priorshuis; en zuidwaarts een derde groep, met het ziekenhuis. De kapel, waarin St. Bernard zelf eertijds de mis bediende, ligt benoorden bij den standerd-molen; voorts is er een wasch-huis, broodhuis, koe- en paardestallen, slachthuis, looierij, weverij, kleermakerij, schrijnwerkerij, stucadoorswerkplaats en een gebouw voor de water-voorziening; op den zuid-oostelijken hoek ligt het ommuurde kerkhof, met de duive-toren; tuinen, boomgaarden en wandelplaatsen vullen de ruimten, OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. terwijl een groot bosch, beoosten de ommuring, tot beschutting van het geheel diende. Sprekender echter dan het te Aduard overgeblevengebouw,is de ruïne van de baksteen-kerk van het Cisterciënser-klooster „Portus Mariae" te Hude, halverwege Bremen—Oldenburg, eene kerk van denzelfden bouwtijd. De afb. toont het bouwplan, en 't geen er nog over is van die recht gesloten kruis-kerk met zij-beuken; het schip breed 10.40 M., met bovenlicht, lang 6 travées, had gewelven hoog 20.60 M., wier gordel-bogen halverhoogte aanvangen op kraagstukken. 2. Farmsum. Van deze, 1869 gesloopte kerk bestaat nog eene teekening van j. Berghuis, (zie de afb.). Oorspronkelijk eene overwelfde kruis-kerk met halfrond uitgebouwd koor, was zij, na tot collegiale kerk verheven te zijn, in de XVde eeuw vergroot met een veelzijdig gesloten koor en met zij-beuken, en werd benoorden dat koor eene sacristy met schatkamer aangebouwd. 3. Scharnier. Blijkens de teekening van j. Ensing, (zie de afb.), had dit in 1296 gebouwde, A°. 1824 gesloopte, recht gesloten kerkje 5, waarschijnlijk overwelfde travées. 4. Sebaldeburen. Het zegel van Langewolt, (zie de afb.), heet voor te stellen deze in 1807 gesloopte kruis-kerk, met halfrond koor, zijbeuken en torens. Afgebroken tijdens de oudheidkundige Ds; N. Westendorp er predikant was, spreekt deze in zijn inwijdingsrede der nieuwe kerk (1809 in druk verschenen) wel van andere oude Groninger kerken, maar met geen enkel woord van zijn eigen _oude kerk, die hij voor slooping had moeten vrijwaren. l6. GRONINGEN.—St.Maartens-toren in nnstanden dnnrsncHp 62 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 77. GRONINGEN.—St. Maartens-toren, A. horizontale doorsnede over de onder-verdieping. B. „ „ „ „ eerste boven-verdieping. C. „ „ » » tweede boven-verdieping. D. „ „ „ „ lantaarn-verdieping. 5. Uitwierde. De met pilasters en nissen gelede, in afwisselende tuf- en baksteenlagen gemetselde • onderbouw van den 8.40 M. breeden, overwelfden west-toren, in 1844 40 voet 'verlaagd en met een huisdak gedekt, doet vermoeden, dat ook de in 1838 afgebroken, overwelfde oude kerk beteekenis. had. 6. Wittewierum. De houten kerk der An. 1209 gestichte Premonstratenser-abdij Bloemhof werd in 1236—59 vervangen door eene steenen kerk, in plattegrondsvorm overeenkomstig die van de moeder-abdij te Prémontré. Zij had bij hare wijding 7 altaren en een hoogenklokketoren; dit is vrij wel 't eenige wat Emo en Menko in de kroniek dier abdij daarvan mededeelen, behalve de beschrijving der diepe fundeering, wegens de oude Fivel-bedding noodig. In 1566 door Staatsche krijgsbenden in brand gestoken, liet Bisschop Knijf van Groningen haar met de klooster-gebouwen in 1569 afbreken, en de afbraak deels verkoopen, deels OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 63 Eerste omgang en doorsnede. Derde omgang. 78—80. GRONINGEN. — St. Maartens-toren, plattegrondsvormen ter hoogte der omgangen. naar zijn Bisschoppelijk hof in de Stad vervoeren. Evenals die te Aduard, verdween deze belangrijke abdij-kerk, zonder dat er ééne enkele afbeelding zelfs van rest. B. DE OVERIGE HIER VERDWENEN XIIIDE. OF X1VDE- EEUWSCHE KERKEN. Deze laten zich splitsen in: I. de klooster-groep; II. de Dollart-groep; III de groep der door nieuwe vervangen of geheel verbouwde kerken; IV. de groep kerken in de voormalige kerk-dorpen. I. DE KLOOSTER-GROEP. *) 1. Aduard, het Cisterc. mannen klooster (zie bladz. 58) gesticht 1192, verbrand 1580, daarna gaandeweg gesloopt, nadat op verzoek der aldaar wonenden in Oct. 1602 de heer-weg door het klooster was gelegd. ') Volledigheidshalve worden ook de enkele, boven reeds beschreven klooster-kerken hier nog even vermeld. 64 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 2. Appingedam. Het Augustijner mannen klooster A°. 1237 gesticht; de kerk 1546 parochie-kerk geworden is in 1705, het klooster in 1562 gesloopt. Het Franciscaner vrouwen klooster, Au. 1328 aldaar gesticht, zich hoofdzakelijk aan onderwijs wijdend, is einde XVIde eeuw gesloopt. 3. Beerta. Dit Premonstreiter of Premonstratenser vrouwen klooster moet A". 1287 door den Dollart verwoest zijn. 4. ten Boer. Dit Benedictijner vrouwenklooster, einde Xllde eeuw gesticht, veranderde A". 1345 in het Cisterc. klooster Klein-Aduard, welks bewoonsters A°. 1455 overgeplaatst werden naar het klooster Thesinge, waarvan alleen de kerk is overgebleven, zie bladz. 57. 5. Cusemer. Het Premonstreiter vrouwen klooster „Kuische Maria", allengs Kuismer, eindelijk Cusemer genoemd, A°. 1204 dicht bij Sebaldeburen gesticht, werd A°. 1590 voor afbraak verkocht. 6. Essen of Jesse, 't Cisterciënser vr. ld. „Maria's Kamp", A°. 1215 gesticht, zich wijdend aan onderwijs, is A°. 1594 gesloopt. Volgens Caesarius van Heisterbach, die het A°. 1222 bezocht, was alles er toen nog van hout; op 15 Juni 1595 wordt in de kloosterrekeningen nog verantwoord eene post van fl. 180, wegens verkoop van de resteerende steen van 't melckhuys. 7. Feldwerd. Benedictijner m. en vr. kl., A°. 1183 gesticht, meesttijds genoemd het Oldeklooster bij den Dam (Appingedam), ter onderscheiding van het A". 1204 onder Oosterwijtwert verplaatste Nije- of vr. kl., beide na de Reductie van 1594 afgebroken. 8. Golthorn. Johanniter klooster, dat A». 1454 nog bestond, doch sedert door den Dollart verzwolgen is. In de Stad Groningen waren zes kloosters, te weten: 9. Het Augustijner C7ar*'ssnf<-Ia Aar- omwenteling het werk in Febr. 1795 opnieuw gestaakt en wel tot in 1802; in 1810 was het gebouw eindelijk geheel voltooid. Hoezeer dit „Domus Senatoria", in zijn klassieken stijl, al heel weinig paste bij de oud-Groninger architectuur, die het omgaf, en doorzijn groote afmetingen ook de vroegere verhoudingen stoorde, is het toch een onzer best geslaagde raadhuizen: in dien stijl een rustig en deftig gebouw, een echt Senaats-huis, (zie de afb.). In 1872 is de open binnenplaatszijde door een aanbouw ter volle hoogte geslotenl). Dat een, met het plaatselijk karakter meer overeenstemmend raadhuis, zelfs in veel bescheidener afmeting, hoogere waarde heeft, toont dat te Appingedam, in 1630 tevens als waag gebouwd, met zijn open voor-galerij nog herinnerend aan de markt-hal. Dit karakteristieke gebouwtje, (zie de afb.), met zijn groote kruisvensters met schelpen tot boogvullingen, met zijn Justitia in den middendam en zijn latijnsche opschriften, heeft op de verdieping eene eenvoudige raadzaal, (zie de afb.), met schilderij, een gezicht op dat vlek ten jare 1665 voorstellend, (zie de afb.). Wat een, bij de architectuur eener stad passend, monumentaal opgevat raadhuis kan zijn, toont dat te Emden, in 1574-6 gebouwd, (zie de afb.). Een in allen deele even waarde- en zorgvol uitgevoerd, en tevens ter plaatse meer geëigend monument, zou Groningen zich waarschijnlijk ook gebouwd hebben, had zij, als Emden, een paar eeuwen vroeger tot den bouw van een nieuw raadhuis kunnen besluiten; maar toen doorliep zij een hoogst moeilijken tijd, een van tegenspoed en teruggang. 286. GRONINGEN. - De Waag, gesloopt 1875. i) Huslij zelf heeft in den Tegenwoordigen Staat, deel XXI, verschenen Ao. 1793 dezen Raadhuisbouw zeer uitvoerig beschreven; ook het klassieke Raadhuis te Weesp zou door hem in 1734 gebouwd zijn. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 221 287. GRONINGEN. — Voorgével van het 1614 gebouwde Academie-gedeelte. HET OLDE RECHTHUIS. De zittingen van het Nedergericht hadden tot in de XVde eeuw plaats, 't zij evenals andere bijeenkomsten in de open lucht, op den Hove, op het noordelijk gedeelte van het Sint Walburgs-kerkhof, 't zij in het Raadhuis, doch na den bouw van het Rechthuis in 1509, binnen dit gebouw; zijn gedenksteen zegt: „Justicia et Pax osculate sunt, A° 1509", hetgeen vrij vertaald beteekent: „het Recht en de Vrede zijn hier liefdevol vereend." Dit kleine gebouwtje, onder en boven met breede kruis-vensters in den voorgevel, is blijkens de caert van Haubois, (zie de afb.), later noordwaarts verlengd met een aanbouw ter volle hoogte, denkelijk de kasteleins-woning, en zuidwaarts met een lagen, uitspringenden aanbouw en had bovendien twee waeckbodetjes, in 1657 geremoveert. De kastelein zorgde, dat alles voor de gerechtszittingen gereed stond en de beide vertrekken voor het stadsgericht onder, en voor het Selwerder-gericht boven, 's winters, zoo noodig, verwarmd waren; hij bewaarde de arrestanten, de in beslag genomen voorwerpen en de boeien, waarin „de wedman", 's rechters rechterhand en vertegenwoordiger, den'veroordeelde sloot, terwijl „de roode roede" 's rechters dienaar of bode was. Tegen den zuidelijken hoekdam van den voorgevel stond, + 1.80 M. hoog, de kaak, zijnde een muurzuil met dekplaat, in 1636 echter vervangen door een vrij staande, sierlijke hardsteenen kaak met zeskanten voet, bekroond met het beeld der Gerechtigheid, (zie de afb.), volgens de caert van Haubois vóór het gebouw staande, naast het houten paard met scherp gekanten rug, door het krijgsgericht benut; beide zijn echter in r8u verwijderd. Nadat, door verplaatsing van het Nedergericht, de benedenverdieping was vrijgekomen, werd deze in 1647 geapropieert tot burgers- en soldatenwacht; na opheffing van het gericht van Selwerd in 1803 geheel hoofdwacht geworden, werd het in 1847 aan net Rijk m eigendom overgedragen, dat toen langs den voorgevel eene galerij van Ionische kolommen met kroonlijst en verdere afdekking liet aanbrengen, welke galerij echter in 1876, na de opheffing der hoofdwacht, is afgebroken. In 1898— 9 is het gebouwtje ontdaan van zijn aanbouw en pleisterlaag en gerestaureerd, en bleek de bestrating der markt, sedert 1509, langzamerhand ruim 3 voet te zijn verhoogd, hetgeen het alles behalve ten goede komt. *) ') Op de afbeelding der Hoofdwacht, voorkomende in den Gron. Volksalmanak van 1839, ziet men, behalve de muur-kaak, een klein pleintje vóór het gebouw, omzet met eene, deels enkele, deels dubbele rij stoeppalen, waar tusschen een, ten behoeve der trommen, uitgeholden legger. 222 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 288. GRONINGEN. — Hooge der A, de Vischbanken, naar aquarel van J. Bulthuis, van A°. 1773. HET GERECHTSHOF. Midden in de Oude Boteringestraat staat, aan de westzijde, een eenvoudig, groot gebouw in Oud-Groninger stijl, kennelijk niet in eens, maar bij gedeelten in verschillende tijdperken gebouwd, (zie de afb.), en dat vanwege zijn typische, talrijke smalle vensters veel langer schijnt dan het is, in 't geheel slechts 25.15 M. Behalve den vleugel met kelder-verdieping, bezuiden de inrijpoort toegang gevend tot de binnenplaats met aansluitend terrein, heeft het gebouw, tot bovenkant goot hoog 10.50 M. boven de straat, eene doorgaande boven-verdieping met hoog dak, besloten tusschen twee opgaande trapgevels, de noordelijke met het jaarcijfer 1612 en met een windvaan met het jaarcijfer 1717 op zijn top. De noordelijke iets voorspringende vleugel, breed 8.64 M., vormde in de tweede helft der XVde eeuw het huis van de familie Ewsum; in 1585 voor schuld verkocht, kwam hetin het bezit van het klooster Selwerd, doch bij de saecularisatie der klooster-goederen in 1594 aan de Provincie, die het A°. 1607 verkocht aan Burgemeester Abel Coenders van Helpen; door dezen in 1612 verbouwd en vergroot met stal, koetshuis en inrijpoort, kreeg het vóór of omstreeks 1643 in hoofdzaak zijn tegenwoordigen gevel-vorm. Nadat in 1749 de Hoofdmannen-kamer door een Provinciaal Hof van Justitie was vervangen, zitting houdende in de midden-zaal van het Raadhuis, werd het in 1754 door de Provincie teruggekocht en voor de bijeenkomsten van dat Hof van Justitie ingericht; vandaar in den noordelijken vleugel de opgang met stoep en het beeld van Themis, (zie de afb.). Op de binnenplaats werd toen gebouwd eene kleine gevangenis met cipiers-woning, OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 223 het blok genaamd, eene gevangenis van 2 verdiepingen, beide bevattend vier kleine vertrekken, elk voor 4 arrestanten, enkele uit de ervoor langs loopende gang licht en lucht krijgende, zooals in een toenmalige gevangenis gebruikelijk was. In 1810 Rijkseigendom geworden, diende het gebouw sedert tot Gerechtshof en tot Arrondissements-Rechtbank; na de opheffing van dat Gerechtshof tot Rechtbank en Kantongerecht, en na den bouw van een afzonderlijk, veel grooter Kantongerecht aan het Kattenhage in den tuin van het gewezen Stadhouders-hof, werd het in 1913—17 geheel ten dienste der Rechtbank ingericht en tevens gerestaureerd.*) 289. GRONINGEN. - O.-zijde der Waag, naar photo. ') In den Gron. Volksalmanak voor 1918 heeft wijlen de Architect W. H. KamaSzn., onder wiens toezicht die verbouw en restauratie plaats had, de geschiedenis van dit gebouw uitvoerig beschreven en met afbeeldingen toegelicht. 224 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 290. GRONINGEN. — Stadhouders-hof en Provincie-huis, naar Haubois, A°. 1643. DE GEVANGENIS. Een gebouw, bepaaldelijk tot gevangenis ingericht, had men slechts in enkele middeneeuwsche steden; deze waren dan niet van hout, zooals de huizen, maar van steen gebouwd, en werden daarom toen „de Steen" genoemd. Trouwens, vrijheidsstraffen waren destijds uitzondering, men had de ter kaak stelling, verschillende lijfstraffen, met de doodstraf als uiterste, en verbanning. Maar juist van die verbanning had het platteland allen last, en bovendien kende dit tijden van groote onveiligheid, vanwege landloopers en roof benden, zulks vooral in het laatst der XVIde eeuw. Vandaar, dat de Gewestelijke Staten in 1594 een gedeelte van het gewezen Jacobijner klooster in de Stad bestemden en lieten inrichten tot opsluit- en verbeterhuis, en tevens tot een „Geweldige" of „Provoost" voor militairen. In 1601 werd echter voor rekening van Stad en Provincie een „ Tuchthuis" gebouwd, doch wegens wan-beheer reeds in 1623 opgeheven. Op 14 Sept. 1661 besloot de Landdag tot den bouw van een Tucht- of Spin-huis, in eene straat van het nieuwe Stadsgedeelte, sedert de Spinhuis-straat genoemd, een gebouw in 1664 gesticht, waarvar de tuchtmeester soms een premie uitloofde voor het aanbrengen van bedelaars, die goed konden werken, want de „geconfineerden" konden er al werkend hoogstens hun kost en 3 stuijvers daagsch verdienen; wat hun werk meer opbracht, was te zijnen bate, zoodat het vaak klachten regende. In 1826 werd dit gebouw vergroot en verdoopt tot een „Burgerlijk en Militair Huis van Bewaring", dat afgebroken is na de indienststelling van de in 1882—83 gebouwde Cellulaire Gevangenis aan den Heereweg bij Helpman. Op den plattegrond der Stad van 1556 ligt „het Galgeveld" buiten de Heerepoort; op dien van 1575, (zie de afb.), buiten de Poele-poort, op de caert van Haubois van 1643 dient de Jacobiner Dwinger als zoodanig. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 225 291. GRONINGEN. — Het Provincie-huis, zijnde de vroegere St. Maartens-school, naar teekening van C. Pronk van 1754. TOENAME VAN OPENBARE GEBOUWEN. Toen het Raadhuis, de taak der Markt-hal overnemende, allengs tevens Bestuurs- en Vergadergebouw, Gerechts-, Waag- en Accijns-gebouw werd, was men bij toename van de bevolking en van het verkeer wel verplicht, voor enkele dier afdeelingen afzonderlijke gebouwen in te richten en zoo kwam er nu, behalve een zelfstandig recht-huis, mede een zelfstandig weeg-en munt-huis; zóó kwamen er ook allengs afzonderlijke hallen, eene vleesch-, eene laken-1), eene boterhal; eindelijk mede een afzonderlijk wijnhuis, eene vischhal, eene beurs,enz. !) In de resolutiën van Borgem. ende Raadt van de XVIIde en XVIIIde eeuw wordt met de StadtsHalle altijd bedoeld de Laken-hal, alwaar alle „wullen ende linnen lakenen, geverfde ende ongeverfde", in- en uytlandsche, bij heele ende halve stucken te koop gebracht, moesten worden opgeslagen en uitsluitend mogten worden verkocht, onder betaling van een vast stede- en meet-geldt. Tot bevordering van de welvaert der draperijen en van de halle noodigden Borgem. ende Raadt, bij resol. van 5 Sept. j68i uit: „Sijdewerckers, Drapiers van Saijen, enz., Lakenbereijders ende Manufacturiers, mitsgaders derselver Hantwerckers ende Ververs, zich in hunne Stad te komen vestigen met hun bedrijf, hen belovend Jt ghemeen Borgerrecht ende de Gilde deser Stadt voor haer en hare kinderen, mitsgaders vrijdom van wachtgelt, alles voor den tijdt van gelijcke tien jaren ende daar en boven, eximatie van onser punt-kamers accijsen en impositiën van Craene, Waege en Wip-gelden". — Alles echter vruchteloos, het bedrijf bleek onherstelbaar te zijn verloopen. 226 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 293 292. GRONINGEN — Voorgevel der Academie, op 30 Aug. 1906 afgebrand. 293. GRONINGEN. — Plattegrond van het 1846—50 gestichte Academie-gebouw. Nadat, met de Reductie in 1594, de verhouding tusschen Stad en Ommelanden voor goed gewijzigd was, liet ook de Provincie voor hare bijzondere behoeften gebouwen stichten of inrichten, enkele als: het Stadhouders-hof, de Academie en het Tuchthuis in samenwerking met de Stad, andere als: het Provincie-huis, het Ommelander-huis, het Hof van Justitie, het Collecte-huis, het Arsenaal, enz geheel voor eigen rekening. Naarmate echter de zelfstandigheid van Stad en Provincie afnam en de Staat meer en meer de bestuurstaak, de leiding en het toezicht overnam, zooals de zorg voor de algemeene veiligheid en voor de verdediging, voor het gerechts- en gevangeniswezen, voor het munt-, post- en ijk-wezen, voor een groot deel van de belastingen en van het onderwijs, ontstond er een nieuwe groep van openbare gebouwen, die der Rijks-gebouwen. Van het meerendeel dier hier later gekomen openbare gebouwen valt weinig te zeggen; de oudste hunner, vaak vrij primitief van vorm en onbeteekenend van afmeting, zijn spoorloos verdwenen; van de meeste kent men hoogstens hun vroeger bestaan, terwijl de jongste, de Rijksgebouwen, feitelijk nog geen geschiedenis hebben. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. .227 294. GRONINGEN. — Voorgevel van het voorm. Provincie-huis; A". 1870 zijn de vóórgebouwen en traptoren afgebroken. DE WAAG. Geschiedde het wegén eerst in eene kleine ruimte in de markt-hal, later werd de waag in het Raadhuis ondergebracht, terwijl een afdak ertegen tot „lutke waghe" diende;, daarna werd op den noord-oostelijken hoek van „Tusschen beide Markten" eene waag gebouwd, die echter reeds vrij spoedig te klein werd, er ook te benauwd stond, te weinig toegangsruimte had, zoodat in 1626 die ruimte werd verbreed ten koste der omwonenden, hun perceelen toch namen daardoor mede in waarde toe. Vanaf 1615 tot 1659 kwamen bij herhaling in den Raad in behandeling voorstellen en plannen tot stichting eener nieuwe waag, doch eerst op 1 Maart 1660 werd geaprobeerd het ontwerp van den Fabrijckmeester der Provincie Conraet Roeloffs. Door dezen werd in 1660—62 op den noordwestelijken hoek der Groote Markt het waaggebouw uitgevoerd, (zie de afb.). Het was 2 verdiepingen hoog, had onder Dorische, boven Ionische pilasters van zandsteen, was versierd met guirlandes, festoenen en het Stadswapen en had voorts eene gróote luifel en een ompaald opslag-terrein. Toen echter na afschaffing der Stedelijke accijnsen de inkomsten daalden, werd het gebouw in veler oog een lastpost, een sta-in-den-weg en toen het eindelijk, na lange verwaarloozing, eenig onderhoud begon te eischen, werd het kalmweg bouwvallig verklaard, en in 1873 voor afbraak verkocht, waarna op den noordhoek der Guldenstraat van Stadswege een foei-leelijk nieuw gebouw, onder tot Boter-waag dienend, werd gezet. Bezuiden het oude Raad- en Wijn-huis staan, op de caert van Haubois, de banken der Butter-merct. 228 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 295. GRONINGEN. — A—F, details van het XVde-eeuwsche baksteenen huis in de Brugstraat, (zie de afb.). G—L, details van de XVde-eeuwsche kapel en schatkamer der St. Martini-kerk. DE VISCHBANKEN. Van oudsher stonden langs de Visch-markt groepsgewijze tal van lage houten banken, van Stadswege tot Visch-bancken verhuurd; in 1627 vond men goed aan het Noorderdiep bi de olde Botteringe poorte ook Vischmarkt te holden en banken te plaatsen, waerna de bewoners van het Zuiderdiep mede visch-banken vroegen en kregen. Eerst ± 1773 werd aan het Der A, tegenover het einde der Visschers-straat, eene Vischhal gebouwd in galerij-vorm, een karakteristiek gebouwtje, (zie de afb.), in 1890 echter gesloopt. DE BEURS. Het pleijntien, in 1679 beoosten het Wijn-huis gemaakt, diende jaren lang tot koornbeurs, bij goed weer. Bij slecht weer echter ging men in het wijnhuis, op dezelfde wijze als men eenige eeuwen vroeger, onder het geboomte van het Sint-Walburgs-kerkhof ter vergadering bijeen, deze bij intredend slecht weer binnen de Sint-Walburgs-kerk voortzette. Eerst in 1777 werd op het oosteinde van het A-kerkhof eene houten |""j-vormige galerij tot beurs ingericht met open binnenplein, breed 11.25 M., diep 13.50 M., in 1826 door een iets grooter, gelijkvormig gebouw in steen vervangen. Dit was Groningen's tweede beurs, welke in 1864 plaats maakte voor het glazen gebouw met quasi klassiek-front, haar derde beurs, waardoor het voorheen mooie gezicht vanaf Tusschen beide Markten, over de Vischmarkt, op het koor der A-kerk helaas geheel is weggenomen. 296. GRONINGEN. — Het Provinciaal Collecte-huis, geb. A°. 1635, naar aquarel van J. Ensing van A*. 1838. 230 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 297. GRONINGEN. — De Corps du Guarde en de A". 1886 gesloopte Boteringe boogbrug. VERDERE BESTUURS-GEBOUWEN. HET PREFECTEN-HOF. De Prefect, 's-Bisschops stedehouder, had zijn hof in de Stad, op het terrein op den N.O.-hoek der Groote markt, begrensd door de Ebbinge- en de Jacobijner-straat en het Kreupel-straatje, met grooten tuin aan de markt. Later het Selwerder Hof genoemd, kwam het in de XVde eeuw in particuliere handén en is toen verdwenen om voor woon- en winkelhuizen plaats te maken. HET BISSCHOPS-HOF. 's Bisschops open herberg of hospitium, zijn verblijf bij bezoek aan de Stad, komt reeds voor in eene oorkonde van 19 Sept. 1125, en was gelegen ten zuid-oosten van het tegenwoordige Martini-kerkhof. Het is later in particulier bezit gekomen en gesplitst in perceelen, zoodat, toen de Stad in 1568 de zetel van een Bisdom werd, op last van Alva, het klooster der Fraters aan het Sint-Walburgs-kerkhof tot Bisschoppelijk verblijf werd bestemd en ingericht. 298. GRONINGEN. — Het Provinciaal Collectehuis, naar photo. 232 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 299. GRONINGEN. — Gevel van het Doofstommen-Instituut,van 1647; waaraan de midden-topgevel ontbreekt. * HET STADHOUDERS-HOF. Dit Bisschoppelijk Hof is, bij de opheffing van het Catholiek bewind en van de kloosters, in 1594 aan de Provincie gekomen, en toen verbouwd tot Stadhouders-Hof. Het diende als zoodanig tot in 1795, (zie de afb.), werd in het jaar 1800 bestemd tot's Lands Militair Hospitaal en dient daartoe ten deele nog. De groote, prachtige zonnewijzer boven de inrij-poort aan het Schuitend iep, in de XVIIIde eeuw aangebracht, is na de slooping dier poort, 10 jaar geleden, overgeplaatst bij een der nieuwe Academische gebouwen. HET PROVINCIE-HUIS. Bij resolutie van 20 Juni 1601 besloten de Staten van Stad en Lande om de aloude SintMaartens-school, gelegen beoosten het Martini-kerkhof, over te brengen in de gebouwen van het Minderbroedersklooster in de Kijk-in-'t Jat-straat, en dat schoolgebouw nu in te richten ten dienste hunner vergaderingen en van die van Gedeputeerden, sedert 1594 gehouden in de weem of pastorie der Sint-Maartens-kerk. Den ióen Juni 1602 hielden de Staten er hun eerste zitting, in Dec. 1603 de Gedeputeerden. Blijkens de kaart van Haubois, stond op het nagenoeg driehoekig terrein, besloten door het Martini-kerkhof, de groote Snor zuid-waarts, de kleine Snor noordwaarts en de Singelstraat oostwaarts, aan laatstge- OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 233 noemde straat het hoofdgebouw van 2 verdiepingen, breed 12.30 M., lang ± 40 M., met tal van lange, smalle vensters en met een in den vóórtuin uitgebouwden, achtzijdigen trap-toren, (zie de afb.), terwijl een paar vóórgebouwtjes met poort, dagteekenende uit het midden der XVIde eeuw, dien tuin later aan de vóórzijde afsloten. Bij den grooten verbouw in 1685—86 werden de onder- en boven-zaal betimmerd en voorzien van nieuwe schoorsteenmantels, met allegorische schilderstukken van H. Collenius en van goud. leeren behangsel, (zie de afb.)1); in 1823 zijn de vóórgebouwtjes met poort vervangen door een doorgaand laag vóórgebouw, (zie de afb.), dat met den achtzijdigen trap-toren in 1871 is afgebroken en vervangen door een nieuwen vleugel, hoog twee verdiepingen, met hoofdingang en opgang en tal van bureaux, w.o. voor den telegraafdienst; A°. 1881—82 is bezuidoosten daartegen aangebouwd een Rijks-archief. Na nog geen 50-jarigen dienst echter is al het in 1871 gebouwde gesloopt en in 1917—20 vervangen door een nieuw, een grooter en sierlijker gebouw met hoek-toren, zich uitstrekkend tot de noordzijde der verbreede Sint Jans-straat, de Snor in beslag nemend, en dit stadsgedeelte een geheel ander aanzien gevend. 300. GRONINGEN. — Het poortje in de Zwane-straat, van A°. 1633. HET PROVINCIAAL COLLECTE-HUIS. Dit huis, het kantoor van den ontvanger der Provinciale belastingen en accijnsen, staande bewesten over het Raadhuis, met zijn voor- en zij-gevel aan de markt, met zijn achter-gevel aan de Suup-straat is slechts breed 8.90, diep 10.15 en hoog tot zijn nok 16.60 M. Het was eertijds, toen het zijn kruisvensters en zijn sierlijke vóór-galerij nog bezat, uitwendig het waardevolste Groninger huis, een zeldzaam XVIIde-eeuwsch monument, alleszins verdienend teruggebracht te worden in den toestand, waarin het nog *) In den Gron. Volksalm., jg. 1917, is door Dr. H. A. Poelman dit gebouw beschreven en in M.Nijhoff's uitgave „Oude Binnenhuizen in Nederland", van 1908, zijn die beide schoorsteenmantels afgebeeld. 3oi. GRONINGEN. — Het N.-gedeelte van „bij der A", naar Haubois in A°. 1643. 234 305. GRONINGEN. — Het voormalige huis „de 13 tempels" in de Boteringe-straat, volgens B. Bueninck naar H. Collenius. 235 236 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. tl 306. GRONINGEN. — Topgevel van een huis aan de Osse-markt. was in 1838, toen de Groninger schilder J. Ensing er een aquarel van maakte, (zie de afb.). Op het fries van de cordons staat: „Date Caesare quae Sunt Caesaris — Ao 1635"; sedert zijn de kruisvensters veranderd in groote vensters, gevel-gaten, en is de Toscaansche kolom-galerij met hare borstwering en sierlijke wapenbekroning gesloopt, waardoor dit gebouw, werkelijk eenig in zijn soort, schromelijk is mishandeld (zie de afb.). HET OMMELANDER-HUIS. Op de caert van Haubois staat aan de oostzijde van de Agter den Muurstraat, bezuiden de Poele-straat, het Ommelands Huijs, alwaar reeds in 1643 de Ommelander Heeren ter Landdag vergaderden. In 1784 kreeg dit huis een nieuwen voorgevel en in 1850 eene andere bestemming; sedert 1876 is het eigendom eener Loge. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 237 307. GRONINGEN. — Gevels, N.-zijde Spilsluizen, hoek Nieuwe Ebbinge-straat. DE GASTHUIZEN. Het Heilige Geest-Gasthuis. Een gasthuis van bescheiden afmeting bestond reeds vroeg in de zich ontwikkelende marktplaats, waarschijnlijk op dezelfde plek, waar het nu nog wordt gevonden en wel op het einde der Pelster-straat, dicht bij de drukste poort, de Heerepoort, in de Hilghegeeststrate, (zie de afb.). Op verzoek van den „magister et fratres hospitalis Sancti Spiritus in Gronicgen", droeg de Paus in April 1267 den Bisschop de wijding op van een kerkhof bij dit „hospitael, ziecken en armen herbergende", dat eene eigen kapel had, die A 1600 tot Protest. Kerk ingericht, in 1773 is vergroot en nog als zoodanig dient, de Pelster-Gasthuis-kerk. De inkomsten van dit gesticht bestonden in het ophalen van aelmissen door de conventesluden en in schenkingen van landerijen en huizen, of vaste renten uit dezen, door de stadgenooten „um saligheijt hunner zielen wille" gegeven. Oorspronkelijk werden er ook leprozen en pestlijders in opgenomen, doch in 1422 richtte de provisor, met consent ende rade van de broeders en zusters, een huis met bijbehoorend kamp lands, hem even bezuiden Helpman geschonken, tot hospitael in, „daerinne rusten en wonen moghen Lazarusesche menschen", het Sint-Jurgens-gasthuis. De tegenwoordige bestemming van het Heilige Geesthuis blijkt uit het opschrift boven den ingang van 1708, zeggende: „Tot hulp en troost — Van Man en Vrouw — Is opgericht — Dit groot gebouw — In ruste ieder — Hier zijn tijd — En 't eijnde van — Zijn leven slijt". — Het Gasthuis der armen. A° 1342 werd door den cureet der A-Kerk ingericht een 2, 238 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. hospitium voorde armen dat, in 1673 vereenigd met het „armhuiszittend convent", sedert als het Lammehuim^g-gasthuis bekend is. Het Sint Geertruijds- Gasthuis, gelegen aan 't oosteinde der Peperstraat dicht bij de Poele- en Oosterpoort, is gesticht A°. 1405 „tot enen gasthues ellendighe arme pelgroms in te herberghen twe nachte of drie, wanneer dat se des begherende ziin, ende nijetlangher, ten zie bij verlove desgeens, de vorware is dees hues ende stede" (zie de afb.). Op de caert van Haubois beslaat ,,St. GeertruidsGasthuus en Kerck, met Sieken- en Dolhuus" een groot terrein met twee binnenplaatsen, waarvan het tot 1844 totDolhuus dienend gedeelte tegen den stadsmuur, naast een toen nog bestaanden muurtoren was gelegen. Bij herhaling, in 308. GRONINGEN. — Gevel, N.zijde Osse-markt. tijden van beclijftelijcke of haestiger sieckten, met opname der lijders belast, liet de Raad in 1644 net °lde kruijt huijs bij Bottringe poerte in de walle daarvoor approprieren. De kerk werd in 1631 ingericht voor den Herv. eeredienst en sedert vergroot, en de koestal en het lange huis — ook dit gasthuis had evenals het H. Geesthuis oorspronkelijk eene eigen bakkerij, brouwerij, melkerij, slachterij, enz. — in 1607 bestemd tot Stads-artillerie-bergplaats. Het Sint-Anthonij-Gasthuis, op de Rae-markt bij de Ooster-poort gelegen, is in 1517 vanwege de Stad gebouwd van de afbraak van het dwangkasteel, door Graaf Edzard buiten die poort aangelegd; Sicke Benninge zegt in zijn Kroniek: „Santé Anthoni Gasthuis voor de Oosterpoorte wort gemaecket van de Cancelerije, dat de Graeve daer gemaecket hadde en dat stondt op holten sullen; soo namen se dat pannedack aff ende de muijren braken ze aff, en dreeven dat huis bij staende werck over de straete, op de steede daer't noch huiden des daeges staet". Ao 1695 gerenoveerd, dagteekent de poort, (zie de afb.), van 1721, en heeft tot opschrift: „Bespodt niet een out wijf ofte Man — Niemant wijet waer hem toe comen can. — Van OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 239 ouderdom en doet is Godt alleen bevrijt —'- Alle andere dingen verouderen met der Tijt". Het Aduarder Gasthuis in het Munnikeholm is het gedeelte van het gewezen refugium van de abdij van Aduard, in 1599 door den laatsten abt gekocht en door dezen bestemd en ingericht ter opname van arme menschen. A° 1775 werd het geheel verbouwd, (zie de afb.). Behalve de genoemde, zijn er nog een 26-tal kleinere gasthuizen, meest alle door liefdadige menschen of kerkelijke vereenigingen gesticht, waarvan op het plan van Haubois van 1643 reeds een 9-tal bij name worden vermeld. Voor opname en behandeling van zieken, enz. werd feitelijk eerst in 1801 een gebouw aangewezen en ingericht, namelijk een gedeelte van bovengenoemd Aduarder refugium, dat van 1623—1791 had mogen dienen tot „Westinds-huus", zijnde de Groninger-kamer der voormalige West-Indische Compagnie. Dit eerste „Nosocomium" of 309. GRONINGEN. — Het Roode Wee naar J. Ensing, A°. 1839. ihuis-poortje, Academisch Ziekenhuis, in het belang der studie ingericht, werd in 1852 vergroot en veranderd in een Stads-, Provinciaal-en Academisch Ziekenhuis, en dit in 1901 vervangen door de groote en kostbare inrichting, 3'/2 heet. vestinggrond aan de oostzijde der Stad beslaande; vóórdien waren er reeds enkele kleine ziekenhuizen voor operatieve behandeling opgericht en namen het H. Geest-, het Sint-Geertruyds- enhetSint-Anthonie-gasthuis geen zieken meer op. SCHOLEN. DE SINT-MAARTENS-SCHOOL. Deze parochiale school had, door invloed en medewerking der betrokkenen, hier reeds vroegtijdig een breeder karakter gekregen. Zij was waarschijnlijk reeds in de XlIIde eeuw 240 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. mede Latijnsche school, alwaar, behalve in die taal, onderricht werd gegeven in de toen zoogenaamde zeven vrije kunsten: 'de grammatica, de dialectica, de rhetorica, de musica, de arithmetica, de geometrica en de astronomica. Het Stadboek van 1425, een ouder vervangend, spreekt in artikel CXCVI: „Van der Schole tho Sunte Meerten" als volgt: „De raed mijtter wijsheit van de stad sijn des to rade worden, dat de schole tho westen van Sunte Merten sal blijven tho ener schole also langhe, dattet den rade ende der stad ende der wijsheit goedduncket. Ende de scholemester sal de schole dijchte holde ende gans, dewile dat he de schoolmester is. Ende als he de schole upghevet, so sal he se antworden ende leveren den rade dichte ende gans". Blijkbaar was dat gebouw toen reeds eigendom der Stad; tijdens het rectoraat van Regnerus Praedinius^ in aanzien, verviel de school na zijn dood in 1559, waarom Borgem. ende Raedt in 1595 Ubbo Emmius uth Ost-frieslandt tot Rector benoemden. Er werden: „hem einen bequemenendewollgeoefenden Correctoren, und nog veer andere geschickede Collegen bijgevoget, ende op dat alles des tobet ende bequemer moge gescheen", werd die school nu verplaatst en ingericht in het vrij gekomen Minderbroedersklooster, „unde mit genochsame underschedtlicken, sehr bequeme und schoene Auditoriis, ganz woll instrueret". DE HOOGE SCHOOL. 310. GRONINGEN. - De XVde-eeuwsche baksteen- Reeds van 1594 af overwoog het Ste- gevel in de Brug-straat. delijk en Gewestelijk Bestuur de stichting eener Hooge School, in navolging van die van Leiden van 1557 en van Franeker van 1585, doch eerst op den 26sten Van slagtmaand 1612 volgde het besluit: „opdat de eigene jongelingschap, hier in hunne Vader Stad tot alle wetenschappen konden komen, om bij tijd-wijle in Kerk en Staat dienst te doen". — Het moest worden „eene kweekschool van echte geleerdheid en van ongeveinsde godsvrucht"; vijf Professoren werden benoemd, om er te doceeren: de OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 241 Theologie, de Regten, de Medicijnen, de Geschiedenis, de Wijsbegeerte en de Mathesis. De gebouwen van het Minderbroeder s-klooster, (zie de afb.), voor zooveel nog niet in gebruik bij de Latijnsche School, werden nu met kerk en sacristy daarvoor aangewezen en het benoorden dier kerk, aan de Broerstraat gelegen, gewezen Vrou Sijwenconvent bestemd en ingericht voor de drie Auditoria, de Senaatskamer en Pedelswoning, alsmede voor de Oeconomia ofte Burse. — Het lage gebouw aan de Broerstraat, langs de zuidzijde van de groote binnenplaats van dat klooster gelegen, werd in 1614 voorzien van eene nieuwe poort, (zie de afb.). Ook werd langs die binnenplaats aan 3 zijden eene overdekte galerij aangebracht en in deze galerij met overdekten put in het midden, nu „de area" genoemd, kwam men saam en werd gestoeid vóór het begin der colleges. Het koor der kerk diende voor Academische plegtigheden en oraties, de aangrenzende sacristy onder voor „Anatomy", boven voor „Librije"; de kerk zelve diende later tot Fransche kérk, terwijl het benoordwesten aansluitend VrouMenolda Convent tot drie Professors-woningen werd ingericht met bijbehoorende tuinen, (zie de afb.). Begonnen met 5 Profes- .111- 311. GRONINGEN. — De XVde-eeuwsche baksteen-gevel, gerestaureerd gedacht. 242 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 312. GRONINGEN. - Topgevel van het 313. GRONINGEN. - Middeleeuwsche topgevel Dinghuis van A°. 1506. naar Haubois. soren, had de hoogeschool in 1817 er 15 en een Lector, en in 1918 een 40-tal met twee Lectoren en vijf Privaat-docenten. Opvallend is, vergeleken bij nu, de kleine, hoogst bescheiden ruimte, waarover de Academie toen beschikte en de eenvoud in allen deele; de persoonlijkheid, de bekwaamheid van den Professor was toen alles. Eerst in 1847—50 werd, op kosten van Stad en Provincie, een eigenlijk Academie-gebouw gesticht, staande op de toen tot een plein verbreede Broer-straat. Het had eene voorgevelbreedte van 72.80 M. en eene hooge Ionische zuilen-portiek tot opgang, (zie de afb.), en was uitgevoerd volgens het ontwerp van J. F. Scheepers, een kweekeling van Minerva. Op 30 Aug. 1906 afgebrand, is het vervangen door een nieuw, z.g.n. hoofdgebouw, terwijl vóór- en na-dien voor het academisch onderwijs tal van afzonderlijke, in grootte en kostbaarheid steeds toenemende gebouwen, zijn gesticht en ingericht.*) Die eenvoudige Sint-Maartens- en die primitieve Hooge School vormden met enkele particuliere en eenige arme ofte Diaconije Schooien — waarvan B. en W. op 10 Febr. 1756 besloten er eene aan de Noord- en eene aan de Zuid-zijde der Stad „op te regten, om de Jeugd in de gronden der Letterkunde, Religie en goede zeden te onderwijzen, ten einde dezelve bekwaam te maaken tot nutte leden van de sociëteit" — tot in de XIXde eeuw al de inrichtingen van onderwijs in deze stad. !) Het Gedenkboek der Academie, bij gelegenheid van haar 200-jarig bestaan verschenen, geeft volledig de geschiedenis van het gebouw, en een waardevol overzicht vooral van de daaraan in verloop van tijd verbonden leerkrachten. MUUMUIHBMBH» OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 243 314. GRONINGEN. — Aan het Winschoter-diep, bij het voormalige Klein-poortje. VERDERE OPENBARE GEBOUWEN, BRUGGEN, KRANEN, ENZ. Van de militaire openbare gebouwen is enkel nog aanwezig de Corps de Guarde, in 1634 bij de binnen-Boteringepoort gebouwd. Het had toen beneden eene opene galerij, 6 M. breed en n M. lang, met Toscaansche kolommen van zandsteen en halfronde bogen, die eene boven-verdieping dragen. Toen het gebouw in het begin der XIXde eeuw eene andere bestemming kreeg, zijn de boogstellingen gedicht. De eenvoudige boogschutters Doelens en het latere Schutten-hms en het Bussen-huis, zij zijn spoorloos verdwenen; het karakteristieke Arsenaal in 1627 door de Provincie gebouwd en omgracht verdween in 1879, de Kazerne aan het Suder-Kerckhoff verdween in 1896 en die aan het Nieuwe Kerckhoff in 1897. Vermelding verdienen voorts de steenen boog-bruggen over het Diep binnen de Stad, waarvan die in de Boteringe-straat opviel vanwege haar sierlijk beloop en geringe gewelfdikte, bij eene spanning van ruim 59 en eene pijlhoogte van ruim 29 voet, (zie de afb.); in 1886 bouwvallig verklaard, werd zij vervangen door een vakwerkbrug van gesmeed ijzer. Ook de boog-brug over het diep in Winsum van + 13 M. spanning, A° 1808 gebouwd, (zie de afb.), en die bij Aduard verdienen vermelding. Evenals deze bruggen, zijn ook de Stads-kranen verdwenen. Op den oudsten plattegrond. 315- GRONINGEN. — Topgevel van de Heeren-sociëteit, O.-zijde Groote Markt. 244 10 246 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. dien van 1550, (zié de afb.), staat er reeds eene bij de Crane-poort, welke poort er zelfs naar genoemd is; op het plan van 1575, (zie de afb.), staat er eene tweede aan het Reid-diep; nadien kwam er nog eene derde, de groote, omhuisde loskraan aan de Haven, bij de Jatsbrug: „de Suder Craenopslagh"; op het plan van 1643 van Haubois komen de beide eerste echter niet meer voor. Bestratingen had men in oud-Groningen niet, behalve hier en daar een smal paadje van enkele, op hun plat gelegde baksteenen vóór huis. Eerst in 1446 werd de Vischmarkt „met bolkeijen of vlinten rede gemaket," en in 1447 de Grote en Brede Mercket. Later zijn langzamerhand ook de straten bekeid, nadat de omwonenden meerendeels zelf reeds langs hun huis een soort voetpad hadden aangelegd; eerst in 1654 bet de Raad aan de noord- 317. GRONINGEN.-Ingang doofstommen-Instituut. zijde der Groote Markt een voetpad of rijpe leggen van gele klinkers, nadien volgden langzamerhand de overige riepen. In de behoefte aan drinkwater werd oudtijds voorzien door de openbare wipputten met zwengel en galg, later vervangen door de ophaal- of windas-putten en in het begin der XVIIde eeüw door pompen. Deze werden door elke buurt zelve bekostigd en onderhouden, totdat de Stad, die in de kosten vaak bij moest springen, de zorg daarvoor geheel op zich nam. Gegoede burgers lieten later in hun huis een eigen welput en een eigen regenbak maken, hun daken daartoe voorziende van goten met buisleidingen. Vóór de brouwerijen, die het water uit het Diep gebruiken, stonden z.g n. putstoelen, aan het A-diep op het plan van Haubois zelfs een 13-tal. Na indienststelling van de waterleiding in 1880, zijn alle openbare en tal van huis-pompen verdwenen of buiten dienst gesteld. Straatverlichting kende men oudtijds niet. Bij avond of 's nachts uitgaande, was men verplicht eene brandende lantaarn mede te nemen, of zich te laten voorlichten om niet in moddergaten terecht te komen. In 1679 liet men den meester van de introductie der lantaarns in Amsterdam van daar overkomen om ook hier in de verlichting te voorzien; in 1681 kreeg de stad hare eerste straatverlichting met olielampen, die in 1830 zijn veranderd in hang-lantaarns, reverbères en in 1854 vervangen door gaslicht, nu op zijn beurt deels vervangen door electrisch licht. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 247 Straat-reiniging is mede van jonge dagteekening: de vrij losloopende varkens zorgden er oudtijds op hunne wijze voor. Eerst in de XVIIde eeuw liet de Stad een of tweemaal 's weeks het vuil ophalen, dat ieder in een soort vuilniskuil vóór zijn huis bewaarde of op bepaalde vuilnisstekken wierp, een bron van last en verdriet, vooral als de opene straat-gruppen bij stortregens erdoor verstopt raakten. Nog meer last echter veroorzaakte het ledigen der privaatkuilen, bij het kleiner worden der erven door privaat-putten, bij de komst der kelder- en boven-woningen door privaattonnen vervangen, welke geregeld geledigd moesten worden. Zoo kwam de Groninger drekwagen, de drek-stoep en de drek-schuit ten behoeve der veen-koloniën; sedert het einde der XIXde eeuw, met de komst van waterleiding en rioleering, zijn en worden nu die tonnen door het watercloset allengs vervangen. Politie-dienst. Ook deze is nog van jonge dagteekening. Oudtijds toch was de Stad verdeeld in wijken, Kluften genaamd en in elk dezer zorgden de aldaar zelf gekozen Kluft-meesters voor de goede orde, de veiligheid en voor alles wat de openbare straat en het buurt-leven betrof, bezwaren en geschillen oplossend, boeten opleggend, vonnissen wijzend. Het brandgevaar, destijds vrij groot, en de onvolkomen veiligheid binnen de 318. GRONINGEN. — Zandsteenen gevel van het huis met de hoofden, van A°. 1559, gesl. 1893, herpl. 1919. houten woningen maakte toezicht van Borgermeesteren en Raad over die Kluften en ingrijping bij verzuim noodig. In 1681 werd daarom aangesteld een algemeene ratelwacht van 34 personen voor den nachtdienst; later vinden wij ratel-huisjes, waarin men na gedane uur-ronde even kon rusten. Blijkens een rapport van 7 Oct. 1796 had de Stads-Schout toen onder zich één eerste en 3 gewone schouten-dienaars; eerst in 1830 is die schout gepromoveerd tot Commissaris van Politie met één ondergeschikte en 5 agenten voor den dagdienst en met één nachtschout en 4 dienaars voor den nacht-dienst Sedert is dit korps echter-in aantal in veel sterkere verhouding toegenomen dan de bevolking der Stad. 248 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 319. GRONINGEN. — Venster 320. GRONINGEN. — Venster van de gewezen van het Dinghuis, A°. 1506. St. Maartens-school, nu het Provinciehuis. DE WONING- EN GEVEL-BOUW. Uit het voorgaande is gebleken, hoe de woning, aanvankelijk hut of stolphoeve, in de laatste 12 eeuwen eene algeheele verandering doorliep: de hut, voor een klein deel hoeve geworden, veranderde anderdeels in eene kamer, in eene arbeiders-woning; de stolphoeve, bij uitzondering borg wordende, veranderde in de marktplaats allengs in een bedrijfs- of winkelhuis, en dit op zijn beurt soms in een gesloten huis. Het hout, het oorspronkelijk bouwmateriaal, als stamhout schaarscher wordend, werd daarom gaandeweg dunner en eindelijk als plankhout gebruikt; het brandgevaar werd daarmede ernstiger en nu kwam het steenen huis het houten vervangen. Bestonden aanvankelijk hut, hoeve, borg en bedrijfs-huis slechts uit ééne overdekte ruimte, voor allen en alles dienend, met de komst van den schoorsteen als rook-vang en rook-geleider, werd die tot dusverre ééne, ondeelbare ruimte, deelbaar in verdiepingen, en deze in vertrekken, zoodat het huis in de Stad, gelijkstraats voldoende ruimte missend, deze nu kon zoeken in de hoogte; bedrijfs- en woon-ruimten gingen zich nu splitsen. In de hoeve verplaatste zich die woon-ruimte uit het midden naar het achterdeel, om zich daar eerst iets, doch allengs meer en eindelijk geheel af te scheiden en over te gaan in een langs- of dwars-huis, nog slechts door een portaal of hals met de overige ruimte ver- OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 249 bonden. Bij gebrek aan woningen in de Stad ontwikkelde zich nu, in de daartoe geschikte huizen en drukste buurten, de kelderwoning en de kelder-zaak, met eigen, vrijen ingang, alsmede de afzonderlijke boveh-wovaa.'g met vrijen opgang, van buiten af toegankelijk. Zoo was in het kort de geschiedenis der woning, zoo kwam men van hout- tot steenbouw, zoo werd de aanvankelijk owdeelbare ruimte, zoowel in vertikalen als horizontalen zin onderverdeeld Verandering in bouwstof en inrichting bracht verandering in vorm en afmeting mede, het sterkst zich uitend in den vóórgevel-bouw, vooral nadat de vroeger vrijstaande huizen in rij en gelid, en eindelijk dicht opeen waren komen te staan. In den gevel toch, was de ingang, waren de vensters, iri hoofdzaak voor de belichting zorgend; daar ook, moest het bedrijf kenbaar, moest de koopwaar zichtbaar zijn. In dien gevel moest zich uiten de bestemming van het gebouw, hij werd het gelaat van het huis; was dit vriendelijk, rustig, karakteristiek, dan werkte het uitnoodigend. Aan dien gevel werd dan ook steeds bijzondere zorg be¬ steed, altnans in ae marKt- en koop-straten; het zijn dan ook de voorgevels der oude huizen, welke het duidelijkst het verschil in karakter der opvolgende bouw-stijlen en dezer onderlinge kunstwaarde toonen. 321. GRONINGEN. — Gevel in de Kijk-in-'t-Jatstraat. Die gevels, zij zijn zoovele opene bladzijden uit het geschiedboek van het bouwverleden eener plaats. Het huis zelf met zijne inrichting moge voor den voorbijganger gesloten zijn, zijn gevel spreekt tot hem, en hoe meer karakteristiek sprekende gevels eene plaats nog bezit, hoe grooterhaar aantrekkelijkheid is. Met eiken waardevollen gevel, die er verdwijnt, wordt de plaats armer, onbeduidender, minder zeggend H Ui O 251 252 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. Terwijl, bij wisseling van bewoners of zaak, het huis van binnen veelal veranderde, bleef zijn gevel meestal vrijwel dezelfde. Hoogstens werden ingang en vensters iets gewijzigd, de gevel veranderde in den regel het minst, zoodat een vroeg XVIde-eeuwsche gevel hier meestal een laat XVIIIde. eeuwsch of zelfs modern innerlijk dekt. Wat is er van den vroegeren gevelbouw in Stad en Lande overgebleven? In de-provincie enkel de gevel, van 1630, van het Raadhuis te Appingedam en een paar trapgeveltjes: één in Bellingwolde, één in de Leek en enkele arbeiderswoning-geveltjes. In de Stad, nog één XVde-eeuwsche gevel, enkele XVIde. en meerdere XVIIdeen XVIIIde-eeuwsche. Afheelrlino-pn van verdwenen karakteristieke gevels moeten daarom in dit werk het ontbrekende aanvullen. Aan den hout-bouw herinnert nog de oude leerlooierij, aan de oostzijde van het Schuiten-diep in de Stad, (zie de afb.). Het weinige, van den hout-bouw nog aanwezig op oude afbeeldingen, geeft (zie de noot op bladz. 141) allerminst het beeld eener XVde-eeuwsche straat met houten gevels, zooals b.v. geven de rue aux Fèvres en de rue du Paradis in Lisieux, de Normandische stad, die op het einde der XIXde eeuw nog een 500 houten huizen, waaronder tal van waardevolle, bezat. Van de XVde-eeuwsche baksteen-ge veis der Stad rest enkel die in de Brug-straat, een erg verwaarloosde, waardevolle, tot in zijn details met alle zorg uitgevoerde gevel, (zie de afb.), welke doet denken aan de middeleeuwsche baksteen-gevels van tal van koopmanshuizen, zooals er noe vele in Lübeck staan; ook Emden bezit nog een paar gevels uit dien tijd, (zie de afb.). Haubois vult met zijn plan van 1643, de Stad in vogelvlucht gezien van uit het west-zuidwesten, het ontbrekende aan. Alle aan de oostzijde der pleinen en straten staande gebouwen zijn daarop, elk in eigen vorm en afmeting, afgebeeld; duidelijk zijn daarop te onderscheiden tal van middeleeuwsche gevels, (zie de afb.). De afbeelding der Groote Markt van C. Pronk, van 1730, (zie de afb.), geeft, behalve het XVde-eeuwsche Raad- en Wijn-huis, mede eenige gevels uit dien tijd; de af beelding 326. GRONINGEN. - Het Drakenhuis, N.-zijde Vischmarkt, gesl. 1904. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 253 toont ten volle het karakter van de gevels van dat Raadhuis, met welks boven-bouw geheel overeenstemt die van een gevel van den borg te Nienoort bij de Leek, (zie de afb.). Het eigenaardige huis „de 13 tempels" voorheen in de Oude Boteringestraat staande, (zie de afb.), is boven middeneeuwsch, beneden van jongere dagteekening l) Tot de nog bestaande gevels uit de eerste helft der XVIde eeuw, met hunne niet meer spitsbogig, maar nu halfrond of gedrukt halfrond gesloten raam-nissen, ter volle gevel-hoogte doorgaande ofwel bij elke verdieping zich herhalend, behoort de voorgevel van het Dinghuis, van 1509, (zie de afb.), de voorgevel van de ongeveer 1550 herbouwde Sint-Maartens-school, (zie de afb.), een achtergevel op het Schoolholm, en de Emder gevel, (zie de afb.); tot de verdwenen gevels, het typische geveltje staande naast het huis met de 13 tempels, (zie de afb.). Uit de tweede helft dier eeuw, Groningen's moeielijken tijd, is enkel overgebleven tle zandsteenen gevel van het z.g.n. huis Cardinaal in de Kijk-in 't-Jat-straat, 1559 gebouwd, 1893 gesloopt, 1919 herbouwd, (zie de afb.). Met zijn kolom-dammen en topgevel-behandeling is het eenig in zijn soort, hier feitelijk een vreemdeling, denkelijk verdwaald uit Emden, alwaar men in dat genre, tusschen 1530—1550 gevels bouwde, (zie de af b.), daar gebouwd't zij onder Vlaamschen invloed, 't zij in directe navolging van den houten gevel-bouw der vroegRenaissance in de handels-steden Caen, Rouaan, enz. In het begin der XVIIde eeuw herleefde, met den Groninger handel, ook de bouw-lust, en komen er nieuwe gevel-vormen; de geboogde raam-nis verdwijnt, het aantal smalle vensters wordt grooter, de gevels daardoor schijnbaar langer en tevens hooger en de belichting, bij afschuining der dammen binnen, wordt vooral in groote vertrekken daardoor rustiger, gelijkmatiger, aangenamer. Die smalle vensters, dagteekenend nog uit den tijd der verdedigbare huizen, bleven hier dan ook in eere in borg en woonhuis; zjj werden nu zelfs een kenmerkend iets van het Groninger huis, met het kruis-venster soms in denzelfden gevel debelichtings-taak broederlijk deelend. De sluitboog en de boogvormig gemetselde tusschendorpel, het kalf, (zie de afb.), veranderen nu in een zandsteenen boven- en midden-dorpel, en die boven-dorpel, !) Daar er slechts één van de vele honderden hier voorheen met alle zorg uitgevoerde baksteenen midden-eeuwsche gevels is overgebleven, blijkt niet of hier toen in den gevel-bouw, evenals in dien van Hannover en Lübeck, en in dien van den Klunderborg in Emden, fries-1 en cordon-banden van siersteen waren aangebracht. Waarschijnlijk wel, want aan de bijgelegene Aduarder-abdij is reeds in de XlIIde eeuw in ruime mate die siersteen toegepast. 327. GRONINGEN. — Zandsteenen topgevel in de Poele-straat. 254 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 328. GRONINGEN. — Gevel aan de N.-zijde van het Martini-kerkhof van A°. 1660. ontlast door een halfrond boogje met een paar aanvangs- en één sluitsteentje, krijgt in zijn boogruimte, de tympan, eene vlakke vulling, (zie de afb.), of eene zandsteenen schelp, (zie de afb.), eene schelp-versiering, welke den Groninger gevel-bouw tusschen 1615—1645 typeert.1) *) Aan het huis, door Maarten van Rossem, A°. 1540 te Zaltbommel gebouwd, komt de schelp boven de vensters reeds voor; in de gevels van de Waag te Enkhuizen, van 1557, op Groningerwijze, boven 3 vensters, en in het koor-hek van 1542 der Wester-kerk aldaar als boognis-sluiting. In het Visschers-gildehuis, door A. Keldermans in 1519 te Gendt nog in middeneeuwschen stijl gebouwd, verschijnt in het maaswerk boven één der vensters de schelp voor het eerst; in het in 1510 gebouwde gedeelte van het aartsbisschoppelijk paleis te Sens is de schelp, een symbool van den bedevaartganger, het meest sprekend, het overal toegepast versierings-motief. 329- GRONINGEN. — Zeventiende-eeuwsche gevel met midden-partij van A°. 1770, O.-zijde Martini-kerkhof, gesloopt A°. 1916. 256 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. Bij den bouw van het raadhuis te Emden, 1572 — 74, werd zij, die schelp-versiering voor het eerst toegepast, namelijk boven de kruisvensters, gedekt met 2 ontlastingsbogen en 2 schelpen in den achter-gevel, (zie de afb.), deze zoodoende herleidend tot dubbel-vensters. Sedert van de XVIIIde eeuw af in die smalle vensters de kleine ruitverdeeling met glas in lood door groote glasruiten werd vervangen en zij tevens hun midden-dorpel, het kalf, verloren, werden zij daardoor te lang en werden in de gevels met zandsteenen banden, waarvan dat kalf de voortzetting vormde, die banden storend verbroken. De volgens het dakbeloop afgedekte, en ook de rustige trap-topgevels voldeden langzamerhand niet meer, maar werden nu vervangen door rijkere, ten deele in zandsteen uitgevoerd, daarbij gaarne volgend een sier-motief, blijkbaar ontleend aan de grafzerk van den in 1616 in de Martini-kerk begraven Rentmeester der Stadt en Omblanden, Johan van Deest, (zie de afb.), en die van de topgevels van het Collecte-huis, van A°. 1635, en andere. In en na de tweede helft der XVIIde eeuw worden de gevels echter weder strenger en doet zich de invloed gevoelen van den toenmaligen gevelbouw in Amsterdam, kenbaar o.a. in het A°. 1904 gesloopte z.g.n. draken-huis aan de Visch-markt, (zie de afb.), kenbaar ook in de hals-gevels, (zie de afb.), terwijl de deftige pilaster-gevel, met zijn kroonlijst, fronton en guirlandes aan de Noorder Haven, (zie de afb.), getuigt van den invloed van het nieuwe Raadhuis van Amsterdam. In de XVIIIde eeuw wordt de gevel-bouw over het geheel eenvoudiger, in enkele zijner details echter vaak veel rijker, de topgevel maakt nu gaarne plaats voor eene houten kroonlijst met gebeitelde kraagstukken; de midden-partij vooral, wordt nu gaarne tot uiting gebracht en de ingang dan soms met alle zorg bewerkt en omkleed, (zie de afb.), een enkele maal zelfs gedekt met een smaakvol uitgevoerd balkon, (zie de afb.); ook wel wordt het boven-venster in de omkleeding opgenomen, (zie de afb.), en deur met bovenlicht, voorheen gescheiden, (zie de afb.), nu vaak als een geheel behandeld, (zie de afb.). De kelder-verdieping, onmisbaar in de vroegere koopmans-huizen eener Stad die belegerd kon worden, werd, bij gebrek aan bouwgrond, in de drukke buurten, niet zelden voor een bedrijf of zaak met woonverblijf ingericht en verhuurd met vrijen toegang en met uitstal-gelegenheid. Vandaar, dat die kelder-huizen meerendeels een stoep met opgang vóór de deur en eene buiten-trap met naastgelegen potkast ten behoeve der kelderwoning hebben, (zie de afb.). 330. GRONINGEN. — Voordeur in zandsteenen omlijsting. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 257 331. GRONINGEN. — Opgang met bordes N.-zijde Osse-markt. Die stoep met opgang is dan vaak met alle zorg behandeld, somsbij wijze van buiten-portaal, (zie de afb.), op het daarvan overgebleven basement der beide kolommen met voetmuur, soms is deze ter volle lengte gedekt met een sierlijke galerij, zooals voorheen bij het Collecte-huis, (zie de afb.)1). Die stoepen met heur op- en neer-gang, heur potkast, heur zitbanken, heur hekwerken (zie de afb.), heur uitstallingen op marktdagen, vol kijkers op feestmomenten, verlevendigden het straatgeheel en vormden ook in de mindere buurten vaak leuke hoekjes, (zie de afb.), nu bijna alle helaas verdwenen. Van het oogenblik af dat er bevlintingen, bestratingen kwamen en deze bereden werden, kwam in vele harer die stoep-vóórsprong met potkast en luifel in 't gedrang, kwamen er voorschriften hun voorsprong beperkend, bij toenemend verkeer gevolgd door inkortingsen eindelijk op drukke punten door verdwijnings-bepalingen. Zoodoende zijn verdwenen alle luifels, voorheen onmisbaar voor een winkel- of bedrijfshuis, tal van potkasten en buiten-kelder-ingangen, tal van stoepen met hun zitbanken en heur regenbak-hals, en is mede verdwenen de open buiten-trap, die bij een hoekhuis soms den toegang tot het boven-huis vormde; zoo verdween ook het eenvoudige, meestal ronde, l) De galerij kwam hier oudtijds meer voor, o.m. aan den noordgevel van het Raad- en Wijnhuis, (zie de afb.), bij de Corps de Garde, (zie de afb.), bij het Collecte-huis bovengenoemd, langs de stadszijde der Heerepoort van 1620, (zie de afb.), bij de Hoofdwacht, (zie de afb.), enz., terwijl de vroegere Korenbeurs en de voormalige Vischbank feitelijk galerij-gebouwen waren. 258 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. winkel-uitstek, (zie de afb.), en het nog eenvoudiger glazen uitstekje van de bovenkamer met zijn aardig zitje en zijn zijkijkjes in de straat. Verdwenen zijn ook de gesmeed ijzeren uithangborden met hun bedrijfs-aanwijzing of typische huisnamen, de windvanen der topgevels, onderling meest altijd in wind-stand verschillend, het meerendeel der vroegere sierankers, alle bel-trekkers, alle toen ««/slaande venster-luiken, en ook de naar binnen draaiende onder- en bovenluiken, zooals die in het oude huis Wijchel aan de Vischmarkt, (zie de afb.). Verdwenen is ook zoo menig eigenaardig oud „arkeneel" of dakvenster, en zoo menige op het leukst overdakte hijschbalk; nog slechts enkele hiervan doen er dienst bij het opslaan van turf. Het karakteristieke, toen aan menig huis en aan menige straat eigen, het verzorgde van elk onderdeel, vooral van voordeur en stoep, het vriendelijke, het aantrekkelijke van dat alles, het verdween; de straten werden ruimer, de gevels verloren bijna alles wat er voorheen uitstak, de vensters veranderden in nuchtere lichtgaten, de verhoudingen werden langzamerhand veronachtzaamd, en, bij afwezigheid van echt kunstgevoel en van smaak, gaat men het nu maar al te veel en te vaak zoeken in het opvallende, soms zelfs in het schreeuwerige. Het Xllde-eeuwsch Groningen kende enkel 332. GRONINGEN. — Voordeur met balkon den hout-bouw, zich eigenend tot uit- en over- bouw met een geopend luik vaak, tot venster dienend, tot het vormen van leuke hoekjes en afschuiningen, tot het maken van zitjes en kijkjes en voorspringende daken. Het XlIIde-eeuwsch Groningen, zich herbouwend, veranderde dien Aow/-bouw ten deele in steen-bouw en nu kwam de stins met zijn kelder-verdieping, zijn lange smalle vensters, zijn hooge topgevels, tevens tot rookgeleiders dienend en met zijn weergang langs den dakvoet. Het XlVde. en het XVde-eeuwsch Groningen zag het vrijstaande huis, den hout-bouw en die stins bijna geheel verdwijnen; in drukke straten werden de huizen nu twee, soms drie verdiepingen hoog, het bedrijfs- en het winkel-huis opende zich en het kruis-venster kwam naast het in hoogte en in aantal toenemende smalle venster. In de XVIde eeuw komt de bergsteen, als lijst, als band, als dorpel en als afdekking, kleur en afwisseling brengen in den gevel-bouw. Maar de tijden zijn hier ongunstig OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 259 en de nieuwe stijl, van uit Italië over Frankrijk en België langzamerhand het noorden opzoekende, komt wel in Emden, niet hier; het huis Cardinaa! (zie de afb.), bleef alléén. In het begin der XVIIde eeuw komt echter die nieuwe stijl ook hier tot volle uiting; door de bekwame bouwmeesters, die Groningen toen had, werd zij als het ware omgezet tot een eigen stijl. Maar, vóórdat die stijl zich had doorgewerkt tot in de volksbuurt, lang vóórdat hij hier voldoende tijd en gelegenheid had gehad te geven, te bereiken, wat daarin bij voortgezetten, zorgvollen arbeid onder meesterhand te geven, te bereiken was geweest —een der nog bestaande zandsteenen topgevels aan de noord-zijde der Groote Markt bevat o.a. nog een vensterversierings-motief, blijkbaar ontleend aan den hout-bouw, volop waard door- eh uitgewerkt te worden —, reeds in de tweede helft der XVIde eeuw ging men hier, ongelukkigerwijze, bij den bouw der nieuwe Waag overnemen dé klassieke vormen, de pilasteren kroonlijst-architectuur van het Mauritshuis te 's-Gravenhage en van het Raadhuis te Amsterdam. Van nu af, onder den invloed van het veelvuldiger verkeer met Holland, verliest het hier gebouwde steeds meer een eigen karakter, en wordt ook hier van nu af de mode gevolgd, elke halve eeuw een nieuwen stijl meebrengend, in zoo korten tijd niet in staat tot volle ontwikkeling te komen. De sierlijke schelp- en top-gevels, onderling alle verschillend, onderling vaak wedijverend in smaakvolle uitvoering, zij zagen nu naast zich komen stijve, schabloon-vormige gevels, geen meesterhand meer vorderend om goed te worden, maar wel een bijzonder talent eischend om er iets uitstekends van te kunnen maken. Vele en wel de meeste der mooie gevels uit de eerste helft der XVIde eeuw, afgebeeld in dit werk, zijn reeds verdwenen. Verschillende bestaan er echter gelukkig nog, maar bijna geen enkel volkomen intact. Hadden zij kruis-vensters, zooals voorheen het Provinciaal Collecte-huis, (zie de afb.), dan zijn deze uitgebroken met hun midden-stijl en midden-dorpel. Ten koste der juiste verhoudingen veranderden daardoor die vensters, 333. GRONINGEN. — Achttieride-eèuwsche pilaster-gevel, aan de Noorder-Haven. 2ÓO OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. met hun soms diepe schaduwen, van vierdeelige in ééndeelige, feitelijk in groote gevelgaten, en de gevels kregen nu deftige kroonlijsten, schijnbaar rustend alle gelijk, soms op stijve pilasters met zwaren voet, zich weinig eigenend voor den huishouw met al zijn eischen en eigenaardigheden en waarbij men zich bezwaarlijk kan storen aan vaste verhoudingen en strenge eischen van symmetrie. In de XVIIIde eeuw gunt men ook aan dien stijl geen tijd om zich goed in te burgeren of de rococo komt: alles wordt nu eenvoudiger, platter, behoudens de midden-partij; de pilasters verdwijnen doch de kroonlijst blijft, wordt drukker, en de praktische top-gevel komt nu terug als ha/s-geve\. En de XIX°e eeuw, die geen eigen gevelstijl had — de empire-stijl toch is binnenkunst gebleven —, die het vroeger gemaakte begreep noch waardeerde, zij verniélde voor twee derde wat er nog uit het verledene restte, zij zocht intusschen een eigen stijl en gaf daarbij allerlei onrijps en vreemds, terwijl thans de XXste eeuw met haar gewapend beton bezig is om er een nieuwen gevel-stijl in te stampen. Ware het niet dat de tijdsomstandigheden mij tot beperking verplichtten, zoowel in woord als in beeld, het ware verleidelijk geweest deze korte schets verder uit te werken, de gevel toch is het tot allen het meest sprekend gedeelte der architectuur, de belangrijkste factor tevens in het straatbeeld. 334. GRONINGEN. — Achttiende-eeuwsche voor deur met bovenlicht, Ooster-straat. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 261 335. GRONINGEN. — Huisje met kelder-woning aan het Schuitendiep. DE WONING-INRICHTING. De oorspronkelijk zoo hoogst eenvoudige woning met houten wanden, stroo-dak en leemen-vloer — woning met behulp der buren grootendeels, zooal niet geheel met eigen krachten ineengezet van wat stamhout, al dan niet gekloofd, uit het naburige bosch — had aanvankelijk vaste banken, deels tot kleer-kist ingericht, langs de wanden, eene vaste tafel, een paar wand-schappen, een paar wand-rekken en enkele ietwat uitspringende bintpennen tot gerief en redden, terwijl eenige bossen stroo, 's avonds op den grond neergelegd met een paar vachten, tot bed dienden. Wat houten borden, nappen en kommen, wat ruwe aarden potten en pannen, eenige lepels en messen, ziedaar het huisraad, door een spinnewiel en een weefstoel in vele woningen aangevuld. Die primitieve wooninrichting veranderde het eerst in de marktplaats, doch reeds eerder in enkele priester-woningen en in die der castellani en beambten op het keizerlijk landgoed. De kloosters brachten verbeteringen, zij benutten den schoorsteen in 336- GRONINGEN. — Huisje met opgang en potkast ' 337. GRONINGEN. — Voormalig hoekhuis, bezijden overgebouwd, aan het Schuitendiep. naar oude teekening. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 263 hun keuken, in hun stove. Toen volgde daarmede de borg en het koopmanshuis, terwijl de drang naar beveiliging tegen brand en geweld den houtbouw door den steen-bouw, het stroo-dak door het pannen-dak deed vervangen. In de woning met steenen wanden komt nu het eerste ameublement, het eerste losse, verplaatsbare stuk huisraad: de kist, de kast, de tafel, het ledikant, de bank, de mat en het tapijt, eindelijk de stoel. Die steenen wanden worden gekalkt en de smalle vensters gedicht nu met schijfjesglas, in lood gevat en door roedjes gesteund; de leem-vloer wordt 338. GRONINGEN. — Oud hoekje bij 't voormalige Klein-poortje. vervangen door een van gebakken plavuizen, en de woon- en werkruimte overdekt met eene zoldering, rustend op zware balken ten einde den oogst-voorraad te kunnen dragen. Eerst gaandeweg splitste zich de groote hooge benedèn-ruimte: reeds spoedig wordt daarin eene slaapgelegenheid . gemaakt, een boen of beun, bij wijze van een insteek- of gedeeltelijke tusschen-verdieping, daarna eene afgescheiden kookruimte, vervolgens een comptoir, of zij-vertrek, vaak eveneens met eene tusschenverdieping, door eene smalle, open galerij dan met de andere achter verbonden. Behalve het houten en aarden vaatwerk, komt er nu, bij toenemende welvaart, behalve een gesmeed ijzeren vuur-gerei, soms een koperen kook- of keuken-gerei en een tinnen eeten drink-gerei. Alles wordt langzamerhand met meer zorg en smaak bewerkt, de wanden worden ten deele bekleed, de vloeren ten deele belegd, de zoldering geschilderd. Gaandeweg worden de ven- 339. GRONINGEN. — Oude leerlooierij, O.-zijde Schuiten-diep. 264 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. sters iets grooter en voorzien met vaste zitten, voorzoo veel de muurdikte dit toeliet; de het open vuur dekkende rookkap wordt allengs behandeld als midden- of hoofdpartij van het vertrek, rustend op zandsteenen . lijst of beeldwerk, sierlijk gebeiteld of gesneden met wapens, of ander reliëfwerk. De gebint-stijlen, voorheen den last der moerbalken overbrengend op den onderbouw, worden nu vervangen door korte muurstijlen hal ver vertrekhoogte rustend op een kraag- 340. GRONINGEN. — Huis met kelderwoning in de Poele-straat. Steentje, met hun karbeels dien last op het muurwerk zelf overbrengend; nu komt de betimmerde bedstede, de betimmerde kast, het betimmerd portaal, de betimmerde trap, ofschoon men deze laatste bij hoek- en vrijstaande huizen 't liefst plaatste in eene daartoe uitgebouwde, van keldervloer tot zolder doorgaande ruimte, deze bij voorkeur aldus een eigen steenen trappen-huis gevend. Elk onderdeel der woning, het had feitelijk in het verloop der eeuwen zijn eigen geschiedenis, waard om in een afzonderlijk hoofdstuk met tal van afbeeldingen behandeld te worden. De ontwikkeling van het venster en die van den hoofd-ingang of voordeur, komen ten deele in en bij den gevel-bouw uit, die van de trap echter niet, verscholen als zij oudtijds meestal was, 't zij binnen de muurdikte, 't zij in een klein toren-bestek en dan vaak tot een minimum breedte beperkt; vrij laat eerst, krijgt zij in den kasteel-bouw, daarna ook in den woon-bouw de beteekenis, de plaats en de behandeling die haar toekomt, welke zij bij den kerkbouw, als koor-opgang, bij de markthal en bij het raadhuis, als vrijstaande buiten-trap, reeds lang gevonden had. In de XVIIde eeuw plaatste men haar, als hoofdtrap, gaarne in het vóórhuis, op de eerste verdieping dan eindigende in een portaal of omgang; in de XVIIIde eeuw echter gaf men haar veelal opnieuw een ter volle hoogte doorloopend trappen-huis, dan binnen aangebracht en met boven-licht voorzien, en door den stucadoor soms op het rijkst versierd met ornament en beeldwerk. De schoorsteen genoot echter in elk huis de meeste zorg. En terecht, want hij omsloot het haardvuur, dat overdag warmte en gezelligheid en in de schemering tevens licht verspreidde, en daardoor vanzelf de geliefdste plek in het vertrek was. Hoogst bescheiden begonnen, enkel als eene uitholling in den zwaren kasteel-muur, overgaande in een rook-kanaal, had men, veiligheidshalve, die uitholling ter weerszijden onder met een steenen voorsprong omsloten, en, om den niet zelden het vertrek indwarrelenden rook op te vangen, tevens een voorspringende rookkap gemaakt, rustend op een paar schoorstuk- OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 265 ken, die, dra vervangen door een paar draag-steenen, dat geheel den naam van schoorsteen deden geven. In elk klooster, in eiken borg, in elke woning, hoe bescheiden ook, werd de schoorsteen nu het voornaamste onderdeel van keuken en woon-vertrek, meest met een iets verhoogd vloer-gedeelte in steen, en met een steenen vuur-wand, meestal nog ter vuurhoogte gedekt met een gegoten ijzeren haard-plaat, omsloten door hard gebakken haardtegels. Een paar gesmeed ijzeren brandijzers, op ijzeren standers rustend, begrensden de haardruimte aan de voorzijde, bezijden besloten tusschen zandsteenen lijststukken, boven vooruitspringende ten behoeve van de gebeitelde vóórplaat, op ongeveer 1.80 M boven den vloer de haardruimte afsluitend en den schuinen rookvang dragend. Vanaf de XVIde eeuw worden die schoorsteenen in raadhuis en borg en in het woonvertrek van den welgestelden koopman steeds rijker behandeld; beelden met kraagstukken, pilasters met arabesken, later gepolijst marmeren kolommen of marmeren lijst- en krulwerk, vervangen nu de schoorstukken van vroeger; de vóórplaat is veranderd in eene afsluitlijst met fries en daarin zijn nu gebeiteld wapens of tafreelen, de stichting of geschiedenis van het huis betreffende: de schuine boezem is nu een recht opgaande geworden, rijk betimmerd, omtimmerd en gebeiteld en een allegorisch schilderstuk of eene in reliëf gesneden voorstelling omsluitend; in de XVIIIde eeuw komt bovendien de spiegel, eerst in bescheiden afmeting, plaats latend nog voor hei schoorsteenstuk, doch dit allengs geheel vervangend. 266 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. In die eeuw beschikte Groningen blijkbaar over bekwame beeldhouwers en stelde tevens menig welvarend burger er prijs op in één of meer zijner vertrekken een sierlijken schoorsteen te hebben. Opvallend toch is nog hun aantal, door behandeling met draperie-, bladen krul-werk en in hun geheelen opzet eene eigen, eene Groninger groep vormend, rijk aan verscheidenheid, (zie de afb.). In groote vertrekken had, zoolang men het open vuur behield, een groote opene haard met vóórspringenden rookvang volop zin, was dit de geëigende vorm. Toen echter de woning zich splitste, werden met het woon-vertrek ook vuur en schoorsteen kleiner, minder monumentaal en vrijer behandeld. De lagere haardopening werd nu soms gedekt met een elegant gebogen, rijk gesneden of gebeiteld hjststuk tot dracht van den boezem, volop hoogte aan- 342. USKWERD. - Schoorsteenmantel van biedend VOOr SPieSel en schilderstuk. A°. 1461, afkomstig uit het Klooster Wijtwerd. Met het gebruik van den wgemetselden haard, op het laatst der XVIIIde eeuw, veranderde echter de tot dusverre opene haardruimte in een geslotene, feitelijk in eene haardomsluiting, in een haard-omzetsel met of zonder voorspringende dekplaat, in een zgn. schoorsteenmantel 1). Met de komst van de vrijstaande kachel, enkel door eene rookbuis met het opgaande rook-kanaal verbonden, verloor echter de schoorsteen, zooals deze zich allengs ten behoeve van het open vuur ontwikkeld had, zin en karakter; een enkele maal kreeg hij daarom nu den vorm van eene halfronde nis, ter plaatsing dier kachel, maar ook dat beviel niet en hij kwam terug, doch van nu af enkel als sierstuk, als een blijkbaar onmisbaar geworden souvenir, dubbel vreemd daar, waar die kachel, door den raditor eener centrale verwarming vervangen, rook-kanaal vraagt noch benut. !) In het gewezen raadhuis, het Paleis in Amsterdam, werd in het begin der XIXde eeuw, in verschillende vertrekkëif, binnen de groote oude schouw, deze overigens geheel intact latend, een kleine marmeren schoorsteenmantel geplaatst. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 267 343. GRONINGEN. — Achttiende-eeuwsche kamer met geschilderde behangsels en schouw in de Heere-straat A°. 1917. DE BEVLOERING. Het huis, oorspronkelijk slechts uit eene ruimte gelijkstraats bestaande, had een vloer van vastgestampte leem, zooals in alle boerendelen nog gebruikelijk is; in het woongedeelte veranderde deze vloer, zindelijkheidshalve, reeds spoedig in een vloer van baksteen, op zijn plat, in vischgraat- of ander verband gelegd, en daarna in eene vlakkere, gladdere, van hardgebakken estrikken of plavuizen, allengs in verschillende kleuren, 268 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. vormen en patronen verwerkt Evenzoo in en voor den kerkbouw, plavuizen dan soms met ander kleurige klei ornamentaal gevuld en geglazuurd, of in reliëf gevormd, getuige de oude bevloering, (zie de afb.), dit jaar te Aduard gevonden. Ook werd de bovenen de zolder-verdieping in menig middeleeuwsche woning, borg- en binhuus, tot keering of beperking van brand, met een steenen vloer gedekt, hetzij direct op de daartoe op vereischten onderlingen afstand gelegde kinderbalken, hetzij op eene zandlaag over de houten zoldering. Ook enkele o verzolderde kerkjes, o.a. die te Zuidwolde, waren voorheen met een zoodanigen sieen-zolóer gedekt. In de woon-vertrekken werden de steenen vloeren ten deele belegd met biezen matten, of met een klein tapijt, bij feesten bestrooid met bloemen en des zomers op den borg met gedroogde welriekende kruden ut 't blomhof. DE WAND. De hut en de stolphoeve hadden in den aanvang, met heur op den grond rustend dak, geen wanden, niet anders dan dakvlakte. De wand kwam met de paal-woning, met de omkleede gebints-ruimte, met de woning van opeengelegd stamhout. De eenige daaraan te stellen eisch was afdoende afsluiting tegen wind, regen en koude. Aan eenige versiering werd niet gedacht doch deze kwam reeds spoedig, getuige de Noorsche hout-bouw. Bij baksteen-bouw wenschte men echter de vele oneffenheden weg te nemen en tevens aan den wand eene aangenamere, lichtere kleur te geven. Was die steen verwerkt in leem, dan werd daarom de wand van binnen met eene leem-laag afgevlakt, en met eene laag kalk-mortel, als hij daarin was opgetrokken, en nu gedekt met wat biezen-matwerk langs de zitting der vaste muur-banken en binnen de bed-ruimte. Eerst met den schoorsteen kwam eene zoldering het woon-vertrek dekken, dat nu kleiner van inhoud, aangenamer van vorm en tevens zindelijker werd. Van nu af wordt dan ook alles binnen dat vertrek langzamerhand met meer zorg behandeld, de gebint-stijlen worden iets afgeschuind, de karbeels minder stug, gebogen van vorm; de muurschap en het wandrek 344. GRONINGEN. — Schoorsteen-bovenmantel met schilderstuk van H. Collenius in het Provincie-huis. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 269 krijgen nu uitgezaagde kardoezen, vóór- en achterstukken; de bank en de kist worden nu sierlijker, de slaap-ruirnte langzamerhand door een vasten wand van het vertrek afgescheiden; er komen eindelijk kasten met deuren en gordijnen voor de open bedsteden, en eene betimmering, door lijstwerk omsloten en afgedekt, biedt plaats aan voor pronkborden, voor kommen en pullen. In den venster-wand komen, bij voldoende muurdikte, de vensters nu binnen overboogde nissen, (zie de afb.), en in den schoorsteenwand vormt de schouw met haar groot open • vuur nu steeds de meest verzorgde partij. De gekalkte wand tot dusverre onder gedekt met een tegelplint en daarboven ten deele met een mat, krijgt nu eene houten lambrizeering, die later verhoogd tot ± 1.50 M. boven den vloer, voorzien wordt met omgaande deklijst tot plaatsing van wat tafelgerei of pronkgoed. De ruimte daarboven wordt nu soms beschilderd of gedekt met een tapijt, later bekleed met goudleer of met eene damast-stof, in de XVIIIde eeuw echter hier veelal met linnen behangsels, beschilderd met landschappen, rivier- en berggezichten of jacht-voorstellingen. Vergeeld, verschoten, beschadigd, zijn deze behangsels bijna alle verdwenen, of wel, voor zooveel zij waarde hadden, verkwanseld en naar het buitenland gegaan om plaats te maken voor een daarbij vergeleken armzalig behangselpapiertje, dat bij den eersten zonnestraal dien het ziet zijn kleur verliest; ook de smaakvolle bed- en kast-betimmeringen zijn nu alle verdwenen. de schoorsteen gevoelt er zich niet meer thuis, en aan den raam-wand dienen de gordijnen nu grootendeels tot versiering. Het woon-vertrek, oudtijds niet zelden het merkwaardigste in menigen borg, in menig burger- en koopmanshuis, het heeft nu nog slechts bij hooge uitzondering eenig karakter, laat staan eenig familie-karakter. GRONINGEN. — Schoorsteenmantel in het Raadhuis. 270 £*ü©;GRONINGEN. STAD EN LANDE. 346. ADORP. — Kamerbetimmering van A". 1790, naar O. Eerelman. DE ZOLDERING. De zoldering had niet enkel ten doel afsluiting, dekking van het woon-vertrek, maar tegelijkertijd om dienst te doen als bevloering voor de ruimte erboven, die in het koopmanshuis oudtijds meestal bestemd was tot opslag der voorraden, en daarop dus berekend moest zijn. De aanwezige gebints-balken, zoo noodig versterkt, dienden nu tot hoofd- of moerbalken en dwars daarover werden vrij dicht bijeen de kinder-balken gelegd, en hierop de eiken bevloering genageld, eene bevloering, zooals gezegd, niet zelden gedekt of belegd met een steenen, een plavuis-vloer. De gebints-stijlen, die in den steen-bouw feitelijk gemist konden worden, werden nu vervangen door korte muurstijlen, rustend op een kraagstukje, met zwaren bovenligger, nu moerbalk geworden, door een karbeel of schoorstuk ter weerszijden ontlast, schoorstukken eerst vrij primitief behandeld, doch allengs gebeiteld of gesneden, daarna vervangen door uitgezaagde en gestoken sleutelstukken of gebeeldhouwde kraagstukken, evenals het balkhout niet zelden in kleur afgezet of ornamentaal beschilderd. De naden der bevloering dekte men soms, om doorstuiving te voorkomen, onder met een lijstje, aansluitend in een omgaand lijststuk, dat de balkvelden paneelsgewijze indeelde. In een der abtskamers van het klooster te Ter Apel zijn die balkvelden op de einden ornamentaal beschilderd en in een ander gesloten met uitgezaagd snijwerk, (zie de afb.); in borg of kasteel werden die velden soms versierd met wapens of emblemen, snij- en schilderwerk, steeds in het karakter van den bouwstijl. Zoo bleef de zoldering eenvoudig, haar geheele samenstelling toonend, maar toen in het midden der XVIIde eeuw 272 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. wandbetimmering en schouw langzamerhand 'rijker behandeld werden, moest de zoldering wel volgen; de moerbalken werden nu in paneel bekleed en tegen de kinderbalken werd een paneel-plafond of wel een rijk beschilderd plafond met omgaahde lijst aangebracht, totdat dit op 't laatst van de XVIIde en in de XVIIIde eeuw, eerst enkel in de vestibule, maar later ook in de vertrekken, moest plaats maken voor kunstvol behandeld stucadoorwerk met omgaande hollijst, vaak op 't sierlijkst met blad- lof- en beeldwerk gevuld. In aansluiting daarmede veranderde allengs ook het karakter van de schouw en dat der deur-omtimmeringen, die met paneel- en lijst-werk vaak tot aan of in de plafondlijst reikten en dan schilderstukken, zoogenaamde dessus de porte, omsloten. Langzamerhand was alles sierlijker, drukker, rijker geworden, ten koste van het rustige, stemmige van voorheen; het aldus met de uiterste zorg behandelde vertrek was tot een pronk-vertrek gemaakt, meest enkel op zonof feest-dagen gebruikt. Van de vroeger meest hoogst eenvoudig, doch niettemin vaak karakteristiek betimmerde winkels, met hun tallooze plank- en ladevakken, hun typi¬ sche weegschaal- en zakken-houder, vaak in slangvorm, met hun nette vaatjes, hun Delftsche potten, hun gelakte bussen en trommels, hun vijzel of tinwerk is weinig meer over. Bijna al die winkels hebben reeds lang een vernieuwingskuur ondergaan; in 1908 bevond zich in de Oude Ebbingestraat echter nog de tabakswinkel: „In de Rookende Moor", (zie de afb.), en in de Oosterstraat nog de winkel: „In 't Oldamster Wapen". 348. GRONINGEN. — Kamerbetimmering, naar O. Eerelman. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 273 DE BURCHTEN. De onveiligheid in vroegere tijden bracht menig grootgrondbezitter ertoe om, öf al zijn land met de er op staande hoeven te verpachten en zich als burger in de Stad te' doen opnemen, öf wel daarvan een gedeelte aan te houden en zich daarop te bouwen een steenen, een verdedigbaar huis, een borg, aanvankelijk enkel bestaande uit eene overwelfde beneden- en eene overdakte boven-ruimte, met gekanteelden dakvoet en eene in de muurdikte verscholen trap, een huis staande op een klein plein binnen eene breede omgrachting met ophaalbrug. De borg kreeg, in navolging der kloosters, allengs een moes-hof, een appel-hof, een cruijt-hof, een boomgaard, een bloemhof, enz., nam in grootte en bewoonbaarheid steeds toe, doch legde na verloop van tijd zijn karakter van verdedigbare woonplaats af om langzamerhand over te gaan in een aantrekkelijk buitenverblijf met tuinen, hoven en wandeldreven, hetwelk, na eerst nog een tijdlang als zomerverblijf te hebben gediend, allengs of verdween of weder heerd of boerderij is geworden. De borg komt in Groningen reeds voor in de XlIIde eeuw, in navolging van de kasteelen, door de burggraven der Stad, de vertegenwoordigers van den Bisschop van Utrecht, buiten het stadsgebied gebouwd, zooals het Cortinghuis aan de Hunze, het kasteel Groenenberg en dat te Selwerd, kasteelen, waarvan men weinig anders weet dan dat zij eens bestonden, dat zij bij herhaalde twisten met de Stad door deze zijn belegerd en reeds vroeg zijn verdwenen. Eerst was zoo'n borg weinig meer dan een omgracht toren-vormig gebouw, zooals het olde stenhues te Bunde in O.-Friesland, dagteekenend van vóór of uit het 274 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 350. Asniga-borg tot Ulrum, gesl, 1810, naar Beckeringh. begin der XlIIde eeuw, (zie de afb.), groot buitenwerks 7.40 bij 11.40 M., hoog tot nok + 16 M., het onder-muurwerk op zijn pilasters gemeten zwaar 1.65 M. Van uit de overwelfde kelderruimte, met schiet-spleten en waterput geeft eene wenteltrap toegang tot de zaal op de verdieping, groot 5.45 bij 9.28 M., hoog onder de zoldering 4.22 M., bevloerd met estrikken, de oudste vensters groot 0.32 bij 0.95, de latere 0.65 bij 1.60 M. en met later vernieuwde schouw; boven deze zaal is nog eene dergelijke, doch lagere zaal. A°. 1712 werd tegen dezen borg een achterhuis aangebouwd, de gracht gedempt, de ophaalbrug en poort gesloopt en het geheel in eene boerderij veranderd. De borch „ten Dijke" of „Dijksterhuijs tot Pieterburen", in deXIVde eeuw buitendijks op een zandplaat gebouwd, (zie de afb.), was een dergelijk gebouw, 8.30 M. breed, 11 M. lang, met overwelfden kelder, 3 bovenverdiepingen en zolder, door eene in de muurdikte uitgespaarde smalle trap bereikbaar, de zolderingen gedekt met een steenen vloer. In de XVde eeuw werd bezijden eene zandsteenen wenteltrap en achter een vleugel aangebouwd, met vensters breed 0.65, hoog 2.25 M. Deze borg stond op een ondiep plein, met breede gracht omsloten, over eene houten jukbrugin verbinding met het vóórplein, met de dienstwoningen, stal en koetshuis; het vóór-of buiten-hof, groot 7V2 heet, voor zich omgracht en omsingeld, had eene brug door twee leeuwen bewaakt en een statige oprijlaan van hoog opgaand oud geboomte; dit alles is in 1903 verkocht en gesloopt. Ook het huis Leilens, in 1896 gesloopt, bestond oorspronkelijk uit een soortgelijk gebouw, groot 7.50 bij 10.50 M., (zie de afb.); de nog overgeblevene oude vleugel van het vroegere slot te Wedde is groot 7.20 bij 16 M., met traptoren uit het begin der XVIde eeuw. De kleine borg, door den „heer van Nijenborg" in 1634 °P ZW lana" in de Paddepoel, een half uur gaans benoord-westen de Stad gebouwd, was blijkens de afb. mede een 351.Dijksterh.uis tot Pieterburen, gesl. 1903, naar Beckeringh. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 275 352. DIJKSTERHUIS. - Plattegrond en details. zoodanig gebouw, met buiten de gracht gelegen lantmanswoning, schuur, stal en koetshuis. Naarmate het buiten wonen veiliger werd en de woon-eischen grooter, werd vanaf het midden der XlVde eeuw menig borg vergroot met een vleugel, 't zij vóór, achter of bezijden; nieuwe borgen nemen nu bij voorkeur den [~j-vorm aan, het achtergebouw, hoog ééne kelder en 2 bovenverdiepingen; de voorspringende zijvleugels, met kelder-en ééne boven-verdieping, dienden tevens tot afsluiting van het tusschengelegen plein, zooals bij de Asinga-borg tot Ulrum, (zie de afb.), de Fraeijlema-boxg tot Slochteren, (zie de afb.), en andere; enkele kregen slechts één zij-vleugel, zooals de Onsta-borg tot Wetsinghe, enz. In de tweede helft der XVde eeuw kregen de toen gebouwde of verbouwde borgen een vriendelijker karakter, de vensters worden grooter en talrijker, hun tralies verdwijnen, men wil uitzicht, het vóórplein blijft, doch nu met rozen of planten bezet en omsloten met eene lage borstwering, terwijl het trappen-huis, vaak achtzijdig als verkennings-toren opgetrokken, voorzien wordt van klok en windvaan, zooals bij de Scheltkemaborg tot Sandeweer, (zie de afb.), en andere. De borg Hanckema tot Zuidhorn, 1874 gesloopt, gebouwd in de eerste helft der XVIde eeuw, (zie de afb.), toont reeds den overgang tot een buitenhuis, met tal van vensters naar alle zijden uitzicht aanbiedend. De borg Nittersum tot Stedum, door den Amsterdammer architect P. Vingboons in 1669 gebouwd, doch in 1818 gesloopt, (zie de afb.), is feitelijk eene rondom vrijstaande.omgrachte aanzienlijke stads-woning, en als zoodanig eindigde dan ook de borgbouw; vóór-plein, gracht en ophaalbrug verdwenen nu langzamerhand en werden vervangen door een vóór-tuin met vijver, waardoor het geheel gaandeweg afnam in beteekenis, evenals trouwens die van menig borgheer zelf ook. 353- Borg Ewsum bij Middelstum, met plan, opstand en doorsnede van den in 1472 geb. (later verlaagden) geschut-toren. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 277 354. FARMSUM, de borg naar C. Pronk, A°. 1703, gesl. 1812. Het stille landleven toch bevredigde menige familie niet meer, het werd er haar te stil, te drukkend; het jongere geslacht met zijn hoogere levenseischen kon er niet meer aarden en de borg, nog een tijdlang bij wijze van zomerverblijf aangehouden, wordt eindelijk verlaten, verwaarloosd, verkocht, gesloopt of tot boerderij ingericht; op de gewestelijke kaart 1686 komen er een 70-tal, op die van 1781, bijna elk landhuis een borg noemende, een 100-tal voor, waarvan nu enkel de Fraeijlema-borg, de Menkema-borg1) en de Nienoort zijn overgebleven. De borg der XlIIde eeuw vergrootte zich in de XlVde en XVde veranderde van karakter in de XVIIde^ gjng over tot een buitenverblijf in de XVIIIde en verdween, van zijn vroeger bestaan weinig anders achterlatend dan zijn naam, of een enkele aanteekening of afbeelding, of in de dorps-kerk een gestoelte, en een grafzerk of rouwbord als herinnering aan zijne bewoners. ') Deze borg is met de binnen zijne grachten gelegen tuinen, boomgaarden, singels en gebouwen, ter oppervlakte van ± 7 heet. in den herfst van 1920 door zijn bezitters in eigendom en beheer kosteloos overgedragen aan het Provinciaal Museum te Groningen, onder voorwaarde hem met zijn aanhooren in welstand te onderhouden. 355. Fraeijlema-borg, naar Beckeringh. 278 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. SM» 356. Fraeijlema-borg te Slochteren, naar photo. De oudste afbeeldingen, die van de 24 borgen, welke als randversiering op de Ommelander Caert van Gebr. Conders voorkomen, zijn slechts schets-krabbels; veel beter zijn die van de 24 borgen op de kaart van Beckeringh, maar deze toonen ons die borgen zooals zij waren in 1780, een 3 eeuwen te laat. Wat enkele borgen oudtijds beteekenden, blijkt uit voormalige schilderstukken, als dat van + 1650 van den borg Scheltkema-Nijensteijn, (zie de afb.), met zijn omgeving, zijn breede gracht, zijn ophaalbrug, zijn beide houten afsluitpoorten, zijn bloemtuin, typische stolphoeve en boomgaarden, en mede uit dat van den borg Ewsum, sedert einde 1920 in het Groninger Museum. Uit de penteekening van C. Pronk van 1730 van het huis Farmsum, (zie de afb.), blijkt de grootsche opzet van dat kasteel, dat toen echter zijn midden-eeuwsch karakter reeds miste, hetwelk de Nienoort, (zie de afb.), nog bezat, toen H. Numan daarvan in 1792 het oudste gedeelte teekende, (zie de af b.). Hiervan komt de topgevel met weergang en erkers geheel overeen met dien van het Raad- en Wijnhuis in de Stad. Welke waarde, (zie de afb ), de oude penteekening heeft, die het slot te Wedde voorstelt, worde in het midden gelaten; gelukkig zorgde Jhr. Mr. V. de Stuers, dat vóór de afbraak van den Hanckema-borg te Zuidhorn, daarvan volledige opmetingen zijn gemaakt, waaraan de afb. 358, 359, 360 ontleend zijn, terwijl afb. 357 ontleend is aan eene teekening van A. van Beerestraten van ± 1660. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 279 357. Hanckema-borg, naar Van Beerestraten, A°. 1660, naar ph oto in bezit van den Heer J. V. maar zijn J. Stellingwerf teekende tusschen 1700—24 verschillende Groninger borgen, werk heeft meerendeels weinig architectonische waarde. Van bijzondere waarde is evenwel de voeelvlucht- teekening, in de eerste helft der XVIIde eeuw geteekend door J. Norden Jr., voorstellende denOnnemaborg te Zandeweer, afb. no. 374, met zijn singel en grachten, zijn oprij-laan en zijn zijlaan naar de duiventil.1) Deze borg werd na 1689 gesloopt. Onder de borg-beschrijvingen, uit vroegeren tijd, is eene der zakelijkste vervat in een brief, in 1518 door Eijlcke Onsta gericht aan graaf Edzard, dezen meldende de schade aan zijn borg tot Sauwert, op 8 April 1514 door de burgers der Stad toegebracht Daarin leest men: „Dat huijss to Sawert, daer waeren 4 goeder steijnhusen toe, die twee mit leiden gedecket, unde !)Deze afb. is te danken aan den Heer J. Vinhuizen te Middelstum, die o.m. in het Maandblad Groningen van 1920, eene vogelvlucht-teekening van 1711 gaf, met volledige Descnnjvmg van den vroegeren „borgh GroeningaMeevA" 358. Hanckema-borg te Zuidhorn te Leermens. . ... ' in plattegrond. 359- Hanckema-borg vóór de slooping in 1874. 360. Hanckema-borg vóór de slooping. 361. HUIS TELELLENS. — Achterzijde, vóór de slooping in 1896. 281 362. HUIS TE LELLENS.—Plattegrond. 282 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. die anderen mit dubbelde pannen, unde twee goede steijnkameren daerbij getimmert, desgelijcke een kamer beneden end boven. „Alle deze husen waren wall gezieret en gestoffiert mit alle dingen daer zu behoerende unde wall beschoten mit wagenschutte alle de kameren beneden und boven. Daer waeren 10 slaepkameren mit beddesteden, daer waren 25 beschoten beddesteden unde 13 schoernesteijnen op den husen und alle die huijse eijne solder boven die kameren, unde één deijll twee solderen, alle die vensteren mit dikke iseren traliën, unde kelders oock mit onder-vensters. „Alle dat iseren werck dat daer an was, hebben die Groningers mit ijere hulpers to Groningen gevoert. „Daer bij eigen goet steijnhuijss, daer men in bruwet, 21 gebintlanck — unde dat huijs 3 solderen hoge boeven die bakken unde alle van gueden gekanten eijcken holt, daer na hoge und wijtt —. „Noch eijn guede schuijre van gueden holte, daerbij mit eijnen gueden peerdestalle, die stall mit de schuijre bijna so lanck als dat bruwehuijs, dit hebben sij alle verbrant mit bruggen unde poorten, unde eijn deijll bomen affgehouwen in den hoeven also dat sulxs niet gemaeckt en was mit 808 goltgulden, als zij daer gebrant en afgebrocken hebben. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 283 364. DE NIENOORT BIJ DE LEEK. - Houten vóórpoort met ophaalbrug. „Noch daer zu hebben die van Groningen genomen 8 guede beslotene kisten — eijne groten bruwketel — alle huijsraedt, bruwwerck, meer ketelen unde potten als in sulcken huijse behoeret, beden mit ijzere tubehoren, stoelle, kussens ende ender handell. - „Noch daer zu genomen eijnen overdeckten waegen unde twee beschoten wagens, all mit beslaegen raeden unde ijserwerck unde gereijgtschaff toe, unde meer ander waegens unde bouwgereijtschaft. „Item genomen ut den huse binnen Groningen, 6 kisten, unde voort spinden unde trijsoeren, unde alle huijsraet als zij daer vonden, als wij behoefden, als wij daer waeren, ketelen unde potten, schoetelen unde kannen, bedden mit allen ijren zu behoeren, kussen unde allerhande ander guet. De somme van alle schaeden vurschreven is gereekent op 13000 ende 400 unde 15 goltgulden, mijner meijer schaede ungerechent." ') — Bestond in de XlIIde en XlVde eeuw de waarde van een borg in zijn verdedigbaarheid, zijn veiligheid als woning, tegen de XVde eeuw werd ten gevolge van de ingebruikname van het vuur-geschut die verdedigbaarheid vrij gering, daarentegen dealgemeene veiligheid grooter. De borg wordt nu een ruimer en aangenamer verblijf met verzorgden J) Deze brief is ontleend aan de „Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheidkunde van de Provincie Groningen". Deel V, bladz. 309. 284 285 367. De Nijenborch A°. 1634 gebouwd, titelplaat uit J. v. Nijenborch's Hof-Steede. 368. Het huis Nittersum te Stedum, in plattegrond, geb. 1669. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 287 373. Borg Scheltkema-Nijenstein, te Zandeweer, naar schilderstuk van de XVIIde eeuw. tuin, met boomgaard en met wandeldreven. Met de XVIIde eeuw zijn karakter als borg verliezend, wordt hij nu een gewaardeerd buitenverblijf, volop ruimte, uitzicht en vrijheid van beweging aanbiedend, alwaar men zich ongestoord kon wijden aan de bezigheden en genoegens van het land- en hofleven, aan studie en literatuur, en tevens uitrusten kon van de beslommeringen van het zakelijke leven. Het was de tijd der z.g.n. kasteelen, elk vorst had er verschillende, elk groot heer het zijne, menig welvarend koopman 'zijn buiten, met onderlingen wedijver soms in het bezit van den smaakvolst aangelegden tuin, van het grootste park met waterpartijen, beeld- en water-werken, enz., waarvan getuigen de vele daarvan overgebleven gravures, zooals die van de kasteelen te Dieren, Honselaersdijk, het Loo, Roosendaal, Rijswijk, Zorgvliet, enz. en van de buitens aan den Amstel, den Rijn, het Spaarne, de Vecht, enz.]) «) De eenigste XVIIde-eeuwsche Groninger tuin-afbeeldingen, aan schrijver bekend, zijn: die van het Stadhouders-hof op de kaart der stad van Haubois (1643), alwaar volgens van Nijenborg toen de passijbloem groeide, en die van den Scheltkema-borg (1650), (zie bovenstaande afb.). De beteekenis onzer toenmalige „Princelijcke en Heerlijcke Lust-hoven en Hofsteden en hoe men deselve, met veelderleij uijtnemende Boomen, Bloemen en Kruijden, kon beplanten, bezaeijen, en verderen" blijkt uit het zeldzame, rijk geïllustreerde boekje in 2 deelen „den Nederlantsen Hovenier" door J van' der Groen, Hovenier van sijn Doorluchtige Hoogheijdt, den Heere Prince van Orangien, verschenen 1670, waarvan het 2de deel bewerkt is door „P. Nijland, der Medicijnen Doctor". 288 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 374. Onnema-borg te Zandeweer, + A°. 1630, door J. Norden Jr. Johan van Nijenborch beschrijft in de gedichten, gewijd aan zijne Hof-stede, A°. 1659 uitgegeven en nadien herdrukt, het geluk van het buiten-leven, zeggend: „Gheluckich is die Man, die als de Ouden, deeden, Sijn wooningh heeft op 't Landt, en daer meed' is te vreeden, Die, buijten al 't geraes van Hoven en van Staet, Nu op sijn groene weijde, dan op sijn Hoeve gaet, Die met sijn eijghen vee, sijn eijghen landt kan bouwen;" Uit die gedichten blijkt, dat op zijne hof-stede was een bloemhof, een boomgaert, een cruijd-hof, een keucken- en een moes-hof; dat rontom 't hoff liep een gracht met singel-perc van eisen en wilgen, dat er was een vijver met swanen en visch, en een prieel, uitzicht gevend op de Stad en op de dorpen in den omtrek. De boomgaert bevatte behalve aelbesien en cruijs-dooren, appel-, kerssen-, mispel-, peer-, pruijm-, quede, note- en wilde amandelboomen. Het keuken-hof, alles wat de tafel vroeg; het cruijthof medicinale planten; het bloem-hof, de bedden met palm afgezet, de alofi, amaranth, angelier, anemone, anemij, de hiacinth, stijlarissen en tulp, de lelij en filet, de narcis, roos en rosemarijn, de pimpineel en scabiose en sonneblom. Er was een „sonnewijser van Pallem, waerin dat men oock vondt, meed' veelerhande Bloemen en Tulpen geel gevlamt en paers of wit en roo, die de uijren des Daeghs aenwees aen alle kanten". OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 289 375. Het Slot te Wedde, naar XVIIde-eeuwsche teekening. In de XVIIIde eeuw verdwenen de groote landgoederen, men begon te reizen, werd veeleischender in tal van opzichten en de borg, verliest eindelijk ook als zomerverblijf zijn aantrekkelijkheid en beteekenis, om niet zelden te eindigen als boerderij. Zelden ontbrak bij den borg een typische duiven-til, zooals voorheen op den Fraeijlemaborg te Slochteren; bij de Alberda heerd bij 't Zandt stond in 1910, en allicht nog, een duiven-til in den vorm van een vierkant zomerhuis op palen, gedekt met rieten dak; de toegang tot de boerderij Boelsema-heefd te Heemwerd onder Lellens, is door eene houten poort, met duivenkooi tot afdekking, evenals men zulks op 't schilderachtigst ziet bij oude hoeven in Bulgarie en in Kroatië. Op bijlage I zijn in alphabetische volgorde opgenomen de kasteelen, de borgen en enkele der z.g.n. adellijke huizen in verschillende stukken en archieven vermeld. Volledig en zonder fouten is dat overzicht echter niet, want, nu eens genoemd naar plaats- dan naar familie-namen, kregen zij bij overgang vaak andere namen, zoodat dezelfde borg soms onder tal van verschillende benamingen voorkomt, hetgeen verwarring geeft. Welke borgen er in de XlIIde, welke in elk der daarop volgende eeuwen in Groningen gesticht zijn, is niet te zeggen; de gebouwen zelf zijn er niet meer, en de bestaande afbeeldingen toonen niet hun begin-vorm, enkel hoe zij waren op een later moment. '290 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. DE BOERDERIJ. Boven is reeds op bladz. 129 kortelijk de ontwikkeling geschetst van de stolp-hut tot stolp-hoeve, van de pyramidale tot langwerpige stolp-hoeve, van de ééndeelige tot de veeldeeligè ruimte, van den hout- tot den steen-bouxv. In hoeverre is het nu nog mogelijk die ontwikkeling door afbeeldingen te staven? Op nog bestaande oude landkaarten zijn de boerderijen meestal te klein en te schetsmatig behandeld om daaruit, wat dezer vorm en karakter betreft, gegevens te mogen afleiden, en oude dorps- en buurt-teekeningen zijn er van Groningerland zoo goed als niet. Het Rijksarchief te 's-Gravenhage bezit eene kaart, no. 3083, vóór 1667 geteekend door Cornelius Edzkens, landmeter, nog groot 0.74 bij 1.10 M., doch vroeger grooter, van het Midwolder Hamrick en van de streek bewesten Hilgerlee tot Golthoorn, met daaraan grenzend Dullart gedeelte. Op elke der lange perceelen lands staat eene boerderij, alle blijkbaar in steen-bovm en met schoorsteen, de groote plaatsen reeds met uitgebouwde woning en dubbele schuur, een paar zelfs met een hooischelf; van de drie molens zijn er twee standerd-meulens. ') Onder de kaarten van + 1640 in het Groninger archief zijn nog enkele van E. Haubois, o.m. die van het Carspel Beerte, waarop men ziet, behalve tal van houten juk-bruggen over het Diep, en éénen ophaalput met galg en zwengel, drie hooibergen, blijkbaar boerderijen van van elders gekomen landbouwers. Ook de kaarten tusschen 1700—1743 gemaakt van de klooster-landerijen, toen in Provinciaal bezit, geven ten dezen weinig licht; wel de boerderij voorkomend op het schilderstuk van + Ao 1650 van den borg Scheltkema tot Zandeweer, (zie de afb.), zijnde eene langwerpige stolphoeve met hooge inrijdeur in het midden, de oprij-plaats, bloemtuin van appel-hof scheidend, gelegen bezijden de borg-gracht. ') Op deze kaart ligt nog, buiten tegen den Dullartdijk, de kerk van Midvoolda, met hare 4 torens, blijkbaar met steenen helmen, torens in 1667 ingestort; de kerk zelve verdween eerst in 1715. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 291 377. Stolphoeve in de Gemeente Emmen. (Drenthe). De boerderij volgde hier in de klei-streken het Friesche type, met eenige wijziging echter, doch in de heide- en veen-streken het Drentsche type. *) De Friezen, oorspronkelijk l) Dit Drentscke type vertegenwoordigt de oud-Saksische stolp-hoeve, zijnde de groote, hooge, overzichtelijke hal, oorspronkelijk het type der hoeve, der vorstelijke woning en der kerk, met omgaand lage zijgedeelten, het deel met in het midden terugspringende groote deur aan de vóórzijde, de open stallen ter weerszijden, de haard met het open woongedeelte eerst midden op het deel, later tegen den eindwand, de oogst geborgen boven op de bint-balken. Eene zoodanige hoeve is opgesteld in het Openlucht-Museum te Arnhem en beschreven in „Het Buiten", jrg. 1919, No. 17. Bij de zeevarende volkeren langs de Noord-zeekusten, gewoon aan hun kleine, zindelijke scheepsruimte, veranderde die oud-Germaansche hoeve allengs in de Friesche, waarin alles onderling gescheiden wordt en daardoor het overzichtelijk geheel, de hal verdween; het deel zelf dient nu tot oogst-berging; inrit en dorschvloer zijn nu links, de stallen rechts en achter, het woongedeelte aan de vóórzijde, zich echter gaandeweg ontwikkelend tot een bijna geheel vrijstaand woonhuis. 378. Baksteenen hondehok,XIIIde- 379. Baksteenen boerderij, XlIIde eeuw, van de eeuwsch, van nevenstaande boer- Cisterc.-abdij Ter Doest, bij Veurne, derij, naar schets van A. Heins. naar schets van A. Heins. 292 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 380. De stolphoeve, staande bij den borg Scheltkema-Nijenstein, te Zandeweer op afb. 373, vergroot voorgesteld. de 7 Zeelanden, de kusten der Noordzee, vanaf de Schelde tot de Weser en de Eider, en de riviermonden bewonend, zagen zich verplicht, bij het dalen of inklinken van den bodem, wierden of terpen op te werpen en zich woningen en hoeven te bouwen, bestand tegen aanstroomende vloedgolven; in ruimte erg beperkt, opéén wonend, tot een hechten bouw verplicht, moesten hunne hutten, woningen en hoeven wel andere zijn dan die der Drenthen, die, door geen overstroomingen verontrust, op hun ruime, meest wijd 294 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 385. Drentsche stolphoeve te Annen, naar E. van Drielst, ± 1790. 386. Piramidale stolp-hoeve, opstand. uiteengelegen erven, zich van timmerhout uit het naburige bosch een groote stolphoeve konden bouwen, deze dichtend, deels met plaggen, deels met gevlochten rijswerk met leembestrijking, doch het voornaamste gedeelte met stam- of deelhout, terwijl zij er meestal nog eene schaapskooi of wagenschuur bijplaatsten. En, hoe schraler zijn grond was, hoe zuiniger de Drenth werd, hoe geringer zijn levenseischen waren en hoe langer hij zich behielp in en met zijne overoude stolphoeve, haar tot in Jt eindelooze stuksgewijze vernieuwend, tot ze bijna ineenzakte. *In de klei-streken echter eischte de grond, duur gekocht of hoog gepacht, en met dijk- of maal-lasten | bezwaard, volle ervaring | en alle zorg om het bedrijf h loonend te doen zijn; elke verbetering beteekende er winst, en, meer dan 2 eeuwen vroeger dan op de heide-streken, komt hier de schoorsteen, de tot dusverre ondeelbare hoeve veranderend in eene deelbare, waarin zich eerst de woning afscheidt, vervolgens elke soort vee zijn eigen stal krijgt, op 't eenvoudigst ingericht, en, naarmate men de groote waarde van zindelijkheid begon te begrijpen en te ondervinden, werd deze nu toegepast ook op kelder en stal, op water en voedsel. Op de heide-streken kon men, tot voor een 20 jaar geleden, die geheele ontwikkeling van plaggen-hut tot kleine hoeve en van deze tot eene grootere, nog menigvuldig waarnemen, o.m. in de Drentsche gemeente Emmen, (zie de afb.), en in het Friesche Zwaagwesteinde; de ontwikkeling van arbeiderswoning tot kleine boerderij in de klei-streken, zeldzaam vanwege den grondprijs, heeft echter in de veen-streken van het Wester-kwartier en in de Veen-koloniën in Groningerland nog voortdurend plaats. Sedert, door het gebruik van kunstmest, schrale gronden in dankbare te veranderen zijn, is de oude" Drentsche hoeve aan 't verdwijnen; daar, waar de woningwet wordt OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 295 387. Friesche stolp-hoeve, opstand. toegepast, verdwijnen nu mede de plaggen-hut en de vroegere arbeiders-woning. Vanwege de zuivelfabriek, de geheele melkopbrengst ter bewerking overnemend, verloor de weide-plaats haar dagelijksch werk en personeel, veranderend feitelijk in een gewoon huishouden met een enkelen vasten arbeider ter verzorging van het vee, terwijl de welvaart, welke de oorlogsjaren den boerenstand brachten, den veranderingsgang nog versnelde. De oude boeren-plaats is nu overal of verdwenen of bezig te verdwijnen, Piramidale stolp-hoeve in plattegrond. 389. Friesche boerderij in plattegrond 296 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 300. ZEVENHUIZEN BIJ DE LEEK. — Boerderij, schets van I. Wiersma A°. 1918. en eene nieuwe, een soort villa of heerenhuis in een modern gewaad, komt er niet zelden voor in de plaats, niet passend, meestal zelfs storend in de omgeving en in het landschap. Het is daarom goed om door enkele karakteristieke typen dien vroegeren ontwikkelingsgang te verduidelijken: afb. 376 is eene schets in 1905 genomen, van eene plaggen stolp-hoeve, wegens haar eigenaardigen dakvorm, de kameel genaamd; afb. 377 toont eene eenvoudige stolphoeve, een 15 jaar geleden en misschien nog staande op de heide bij Emmen. De afbeeldingen 382 van A. Bloemaert (1564—1658) en 383 en 385 van den Groninger E. van Drielst (1746 —1818), die bij voorkeur in Drenthe teekende, toonen op het eigenaardigst de vaak zoo schilder¬ achtige Drentsche hoeve, in plan-vorm afb. 388; bij schets no. 385 heeft de langwerpige stolphoeve reeds een steenen vooreind met woning, en vindt men den diep terugliggenden inrit bezijden, evenals zulks bij vele kleine boerderijen en moeskerijen om en bij de Stad gelegen voorkomt, (zie de afb.). In Onstwedde stond in 1908 nog de boerderij met uitgebouwde woning, houten topgevels en oude vensters, (zie afb. 397), dat jaar echter gesloopt; bij de oude stolp-hoeve te Veele, in 't Westerwoldsche, in 19x7 gesloopt, was het schuur-eind nog geheel van hout en voorzien van een overgebouwden topgevel, zooals er in den Overijselschen Achterhoek nog enkele zijn, (zie afb. 384). Afb. 395 stelt voor eene hoeve, in 1908 nog staande bij Assen op het Aertsche veld; de uitgebouwde woning is van jongere dagteekening; afb. 392, is die eener kleine boerderij met uitgebouwde woning, in 1918 te Opende in 't Westerkwartier geschetst; afb. 390, eene grootere onder Zevenhuizen bij de Leek; afb. 399 toont de oude boerderij, thans nog aan het Westerwijtwerdermaar Plan en doorsnede eener J 0 kleine keuterij naar gelegen. W. L. Eerkes. Afb. 387 is een schets eener XLXde-eeuwsche stolp- OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 297 392. OPENDE. — Boerderijtje, naar I. Wiersma A°. 1918. hoeve onder Bolsward, in Friesland; terwijl de afb. 391 en 393 de indeeling eener kleine en eener grootere keuterij, onder Wildervank gelegen, boerderij op de vruchtbare kleistreken soms de grootte en den vorm aannemen van die te Uithuistermeeden, (zie de afb. 401—403). Bij die alle, groot of klein, vormt het gekoppeld gebint-stel de constructieve kern; bij die alle zijn het een paar zware stijlen op steenen voet, boven in een zwaren balk, door karbeels gesteund, vergaard, op beide einden een dwars-balk dragend door karbeels op die stijlen een deel van hun last overbrengend, dat gebint onwrikbaar koppelend aan een 2de; aan een 3de, een 4de, of 5de gebint, wier zwaarte, breedte, diepte en hoogte toeneemt met de grootte der boerderij. Bij de kleinste boerderijen van slechts één gebint-stel, of één golf, is deze nauwelijks 3 M. wijd, diep en hoog; bij de grootere zijn 4 gebint-stellen, zijn 4 golven, elk wijd 5.10 M., diep 3.60 M. tusschen de stijlen en hoog 4 M. tot onderkant balk; op de groote XIXde-eeuwsche boerderij Groot Zeewijk onder Warffum van den Heer C. Reinders bestaat de groote schuur zelfs uit 13 gebint-stellen, elk wijd 9.60 M., diep 4.35 M., hoog onder den bintbalk 8.10 M. Ook in de XlIIde eeuw kende men reeds groote boerderijen, het z. g. n. bouw-huijs der kloosters, die, beschikkende over kleigrond, over eene tichelarije en over voldoende werkkrachten, daar waar men overstroomingen duchtte, hun boerderijen van muurwerk in baksteen optrokken, buiten versterkt met conterforten, doch binnen met de onmisbare zware gebintstelleri. — Eene dier XlIIde-eeuwsche boerderijen, die van het Cisterciënser klooster Ter Doest, (afb. 379), stond vóór den laatsten oorlog nog aan de Vlaamsche kust bij Veurne en op diezelfde toonen en, die 393. Plan en doorsnede eener grootere keuterij, naar W. L. Eerkes. . 298 396. OPENDE. — Overgang van arbeiders-woning tot keuterij. 299 397. ONSTWEDDE. — Oude boerderij, gephot. even vóór hare afbraak in 1908. 3°° OÜD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 398. NOORDLAREN. — Boerderij. boerderij was toen ook nog het gemetselde XlIIde-eeuwsch hondehok, (zie de afb. 378 en 379) !)• De boerderij, begonnen als stolphoeve, is dit uitwendig gebleven. Van hare eerst onverdeelde, geheel overzichtelijke ruimte, voor allen en alles gelijktijdig dienende, scheidde zich, na de indienststelling van den schoorsteen, eerst het woongedeelte geheel af. Daarna werden de stallen voor paard én koe, voor varken én jong vee, die feitelijk ieder voor zich eigen afmetingen en inrichtingen, eigen licht, lucht en zorg vereischen, daarin ingedeeld afgesloten, hoezeer meerendeels nauwelijks nog aan een minimum dier eischen voldoende, hetgeen zich in tijden van veeziekte dan ook dubbel wreekt. Met dat zich splitsen in gesloten onderdeden, elk eenigermate volgens eigen bestemming ingericht, had zij, die stolphoeve, in tal van bedrijfsopzichten belangrijk gewonnen, maar zij verloor daardoor geheel het treffend eigenaardige van voorheen, haar inwendig karakter als hal, als groote pyramidale ruimte, als werk-, woon- en berg-zaal, als gast- en feest- én vergader-zaal, op 't eigenaardigst vaak belicht door het in het midden aanwezige vuur, soms hoog opvlammend, soms door zijn rook de diepte, de hoogte verdubbelend. Het boerendeel met al zijn afwisseling en toevalligheden, met al zijn eigenaardig licht en duister, was terecht een gezocht onderwerp voor de Ostade's, voor een Jan Steen, voor een Brouwer en een Teniers: op hun schilderstukken komt het soms uit in al de aantrekke- !) Deze beide schetsjes zijn ontleend aan de „Anciennes Granges Monumentales de la Flandre Maritime" van Armand Heins, Gand 1905. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 301 399. WESTERWIJTWERDERMAAR. - Oude boerderij, naar photo in bezitvan den Heer J. V., A°. 1920. lijkheid die het had voor hun schildersoog; ook menig vroeger of later schilder, de ge boorte van het kindeke Jezus gevend, koos als stal van Bethlehem een hoekje van zoo'n deel; bij gemis aan goede afbeeldingen, photografisch is zoo'n interieur onmogelijk naar waarde te geven, moge naar die schilderstukken worden verwezen, doch op geen dezer komt dat deel, als typische ruimte, als hal, voldoende uit, zoo uit, als het spreekt tot een architectonisch oog. Het woongedeelte bestond aanvankelijk in hoofdzaak uit één vertrek, uit een groote keuken, tot woon- en slaap-vertrek tevens dienend, met kleinen kelder, waartoe een trapje in den vloer bij een der wanden, gedekt met een schuin luik dan toegang gaf, een luik, tevens ingericht tot opgang naar het kamertje boven dien kelder, met een paar slaapgelegenheden en tot berging dienend van het beste spul. In de groote open schouw, onder wijd voorspringende rook-kap, met een houten lijst omtimmerd, een beeldje en een paar pronkborden dragend, en met een geplooid groen saaien valletje omzet, brandde het open vuur, waarboven aan de getande ijzeren haal de ketel hing; de schoorsteenwand was rond de ijzeren Vuurplaat betegeld, de steenen schoorsteen vloer met rakel-dobbe iets verhoogd ; enkele muurschappen, tegen de gekalkte wanden, dienden met een paar hangrekken tot berging; de bevloe- 400. Schets eener oud-Groninger boerderij, naar H. W. Mesd 3°2 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 401. UITHUIZERMEEDEN. — Boerderij van voren gezien. ring van gebakken estrikken en eene houten zoldering voltooiden het geheel, dat eeuwenlang zoo bleef, enkel een paar vaste en een paar losse banken, geen stoel nog had; tot tafel diende een houten blad op een paar schragen, ter plaatse van elk der aanzittenden iets uitgehold, en na eiken maaltijd afgenomen en buiten even afgespoeld. Aan den zolder hing de voorraad hammen en worsten; alleen aan bed- en kast-wand werd langzamerhand, in navolging van de abtskamer in het klooster en van de pastoors- 402. UITHUIZERMEEDEN. — Bovenstaande boerderij van bezijden gezien. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 303 403. UITHUIZERMEEDEN. - Achterzijde der boerderij. kamer in de weem, allengs wat zorg besteed en deze nu soms met eenig snij- en sierwerk behandeld; de bedden lagen altijd hoog boven den grond, uit voorzorg bij overstroomingen. Eerst later kwam een matten stoel met gedraaide spijlen en kwam het kabinet de banken kleer-kist vervangen, kwam het fornuis, kwam de kachel, kwam de vloermat en muurbetegeling, kwam de hang-klok, kwam een olie-lampje, eindelijk de brandende kienspaan met haar houder vervangen, verdween het spinnewiel; ten slotte is er bijna geen onderscheid meer in inrichting en meubileering tusschen de eenvoudige woning in Stad en die op het land. Afb. no. 422 is de schets eener keuken in eene Friesche boerderij, karnvertrek tevens; afb. no. 408 de photografische opname eener boeren keuken-kamer in Peize (Drenthe); afb. no. 409 stelt voor een vertrek in eene oude boerderij te Uskwerd, de schoorsteen van A°. 1461 is afkomstig uit het klooster te Wijtwerd; afb. no. 410 geeft een kijkje in een „old binhuus" te Maarslagt, kort geleden gesloopt. * 4> m. » 406. Plattegrond en doorsnede eener groote 407. Plattegrond en doorsnede eener plaggen-hut onder Emmen. plaggen-hut onder Emmen. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 305 408. PEIZE (Drenthe). — Kamer in eene oude boerderij. DE ARBEIDERSWONING. De ronde of ovale plaggen-hut, (afb. 405), op de heide bestaanbaar, en aldaar tot in het midden der XIXde eeuw nog in gebruik, had aan de zeekusten en aan de rivieroevers als visschers-woning in hoofdzaak den vorm eener rechthoekige paal-woning. Ook de hut ging allengs over tot den doelmatigen, langwerpigen grondvorm, (afb. 404, 406, 407), voor en achter langzamerhand haar plaggen-wand vervangend door een houten en dezen door een steenen, toen, met de komst van den schoorsteen, tevens de zolder-afscheiding kwam. Het dak, tot dusverre ter weerszijden steeds doorloopend tot op en in den grond, komt nu te rusten op lage zijwanden, de hut krijgt nu den huis-vorm; de wanden, ten deele van turf opgezet, ten deele met gevlochten rijshout met leembeslag gedicht, worden langzamerhand vervangen door plankhout, eindelijk door een baksteen muurtje, en later het dak met pannen gedekt. — Het is nu eene woning geworden met leemen vloer eerst, met steenen vloer later, met eene houten zoldering door middel van een ladder met luik toegankelijk, eene woning met een bed- en kast-wand, met een schouw- en venster-wand. 3o6 410. MAARSLAGT. — Kamer eener oude boerderij, gesloopt 1920. 3°7 4i3- LOPPERSUM. — Arbeiders-woning. 414. OUDE-PEKELA. — Dubbele arbeiders-woning met open portaal vóór de ingangen, A°. 1901. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 3°9 415. UITHUIZERMEEDEN. - Arbeiderswoning, reeds kleine keuterij. De vensters zijn smal, het ondergedeelte sluitbaar met een luik. De deur, gesplitst in eene onder- en bovendeur, opende zich direct in de buitenlucht, vandaar dat men gaarne boven die deur het dak bij wijze van luifel liet oversteken, dat overstek ook wel benuttend tot een portaaltje, (afb. 414), met zitje, (afb. 420). Stond het huisje vrij, dan werd vaak het kleine, zelden ontbrekende, achter aansluitende schuurtje benut tot ingangen tochtportaal, of, was dit bezijden iets uitgebouwd, dan een zijgang of zij-portaaltje daarbij aangesloten, en zoo het lastige tochtbezwaar opgelost, (afb. 417 en 438). Het type der woningen, 416. STADSKANAAL. - Platte- 417. STADSKANAAL. — Plattegrond eener arbeiders-woning. grond eener burger-woning. 419- WARFUM. — Arbeiders-woning van Wed. Bos, naar photo in bezit van den Heer J. V. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 3ii bij honderd-tallen staande langs de kanalen in de Veenkoloniën, toont de plattegrond, (afb. 416); in dat type vertegenwoordigt de enkele kamer de arbeiders-woning, dat met schuur-aanbouw de kleine keuterij, dat met een in het schuurtje gebouwde keuken met waschhok de eenvoudige burgerwoning, afb. 417 op haar beurt uitgroeiend tot eene grootere met bovenverdieping; afb. 418 toont een reeks dier woningen, alle vrij van elkaar op een ruim en zeer diep erf aan het kanaal gelegen, daarop uitziende en met een klein zijvenster in de kneep er langs ziende. De oude arbeiderswoningen ten platte lande met haar stukje grond en bleekje, met haar enkelen boom of een paar planten en bloemen, met haar vrij uitzicht en met haar zon vooral, zijn veel aantrekkelijker dan de oude arbeiders-woningen in de Verversgang, in de Sleemenners-straat, of in een der vele Driften of Gangen der Stad. Daarentegen bieden de nieuwe arbeiderswoning-groepen, nu om en bij de Stad gelegen, allerlei verbeteringen in ruimte en licht, in indeeling en gerief; zij worden of zijn nu zelfs reeds veel beter dan vele kleine burger-woningen van voorheen. 420. LIPPENHUIZEN (Friesland). - Huisje met gedekten ingang met twee zitjes, naar schets van h Wiersma, A°. 1917. 312 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. HET VROEGERE BEDRIJFS-LEVEN. Sedert de laatste honderd jaar vooral is door de opwekking en toepassing der natuurkrachten, waardoor handen-arbeid steeds meer onnoodig werd, het bedrijfsleven in tal 432. Boerenkeuken en karn-vertrek, 423. De karn-molen, naar schets van naar schets van L Wiersma. I. Wiersma, A°. 1919. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 3i3 424. Weefgestoelte van 1590 uit Noordlaren, nu in het Gron. Museum. beoefend, zijn daardoor niet meerloonend en fabrieks-bedrijven zijn daarvoor in de plaats gekomen, terwijl men er in elke zaak of bedrijf bij voortduring op uit is om het daarin noodige personeel door machine-arbeid te vervangen, ter besparing van kosten en vooral van verdrietelijkheden. Het arbeidsloon is veel hooger geworden, de daarvoor geleverde arbeidswaarde is echter gedaald, terwijl de werkman als vakman, dooreen genomen, schromelijk is achteruitgegaan. In zijn: „Toonneel der Ambachten of Den Winckel der Handtwercken en Konsten" beschrijft Heer Johan van Nijenborch tot Groeningen in 1659 (hetjaar van den 2) Dr. F. Ritter bewijst zulks in jaarb. XVII van de „Gesellschaft fur Bildende kunst und Vaterlandische Alterthümer in Emden" — en tevens, dat Martin Ariëns van Delft, gest. Sept. 1575, voorheen steeds de bouwmeester van dit raadhuis genoemd, als„Zimmermeister", enkel „die patrone des holten torns up den Raithuse" heeft ontworpen, toen uit vrees voor den bouwgrond, van den voorgenomen steenen toren¬ bouw moest worden afgezien. 485. HINTA. - De borg. 342 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 486. loquardt. — Kerk-ingang, baksteenwerk. deeld, wordt door het avant-corps met zijn breede poort met pakkend doorzicht, niet in het midden van het gebouw gelegen, onderbroken, en dient voor de verschillende bureaux, terwijl de statige midden-verdieping, met hare 20 kruisvensters in den zandsteenen voorgevel en met haar balkon boven die poort, dient voor vergader- en feestzalen. De achtergevel, opgetrokken van baksteen met zandsteenen banden en boogstukken, heeft smalle dubbelvensters in de tusschen-verdieping, vensters alle gedekt met halfronde ontlastings-bogen, de tympans afwisselend gevuld met een sierlijk gebeitelde zandsteenen schelp of met een cartel. Zoo kwam de schelp in de Emder gevel-architectuur der XVIde en XVIIde eeuw, welk motief daar gaarne werd gevolgd, (afb. 498 en 501), en dat men eveneens aantreft in de stad Norden in het karakteristieke huis van 1576, welks plattegrond, (afb. 487), de toenmalige indeeling van een deftig burgerhuis aangeeft. Met de Groninger families, in en na 1594 uit ü-mden terugkeerend, kwam de schelp in de stad Groningen, waar zij in de eerste helft der XVIIde eeuw haar gevel-architectuur typeerde. Bovendaks wijst de toren de as der Groote Straat en die van den doorgang door het Raadhuis aan, doch die toren met zijn tot nokshoogte van het dak, vierkant, ongeleed opgaanden onderbouw, draagt op zijn omgang niet den steenen boven-bouw door Steenwinckel ontworpen, maar den eenvoudigen, luchten achtzijdigen houten bouw door Ariëns van Delft getimmerd. In dit Raadhuis de sierlijke zandsteenen wenteltrap met haar stergewelf en met het opschrift: „In Spe et Silentio, Fortitudo nostra" opgaande, vinHt mpn arht(*r Hf» ornnlp yaal Hf» kampr mpr Hf»n z.P\n. ..Zllverschat . ; "Tr ? j r ; j u * '487.norden. (afb. 509), voorstellende de voornaamste der gedreven verguld ot onver- piattegron(j guld zilveren bekers, bokalen, kannen en schalen van de XVde en vaneen oud XVIde eeuw, bij feestmaaltijden in dienst en ter tafelversiering aan- woonhuis. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 343 488. MARIENHAFE. - Z.O.-zijde der Kerk, tijdens de afbraak in 1829, naar A. van Hatem. wezig1); de zilveren monstrans, (afb. 241) is uit Oost-Friesland afkomstig, toen in kerk en raadhuis, kasteel en borg menige zeldzame kunstvoorwerpen bevattend Op de boven-verdieping van het Raadhuis bevindt zich nog een geheel andere schat, in de z.g.n. „Rüstkammer"; daar toch vindt men goedgeordend eene groote verzameling wapenrustingen en wapenen van laat-middeneeuwschen en lateren tijd, ééne der 21 belangrijkste wapenkamers van Europa. Slechts in een paar Emder gevels, in die van den Klunderborg, begin XVIde eeuw, komt voor een fries van gebakken sier-tegels, (afb. 51 i),misschien door koopvaarders meegebracht uit Lübeck, Luneburg of Rostock, waar dergelijke friesversieringen in de gevels der XVde eeuw veel voorkomen, en vanwaar de laterarius, reeds in de XlIIde eeuw bij herhaling genoemd, dikwijls naar elders ontboden werd. De Stad Norden bezit, behalve bovengenoemd schelpen-huis, hare St. Ludgeri-kerk met hoog koor en omgang van A°. 1445, in allen deele met dat der St. Maartens-kerk in de stad Groningen overeenstemmende, en voorts haar, na den grooten brand van 1508 ') Verschillende Duitsche steden bezitten nog heur z.g.n. „Raadszilver", o.a. Keulen, Nürnberg, enz., de Russische stad Riga, nog prachtvolle gildebekers. 344 346 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 493. PILSUM. — Oost- of koor-zijde der kerk. herbouwd raadhuis, met overwelfden kelder en uitgebouwd trappen-huis met zandsteenen wentel-trap, toegang gevende tot de z.g.n. „Theel-Kammer" op de verdieping, alwaar nog altijd jaarlijks de deelgerechtigden in de opbrengst der landerijen der „Theelacht", (zijnde een 3000 deimat of ruim 1700 heet.), aan hunne voorouders, uit dank voor OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 347 494. LOQUARDT. - Vrijstaande klokke-toren. hunne ten jare 884 op de Noormannen behaalde overwinning toebedeeld, saamkomen om die opbrengst te deelen. Bij Gödens ligt het in 1544 do°r uitgeweken Mennonisten gestichte Neustadt, toen een stadje aan zee, aan de Jade, nu anderhalf uur van zee gelegen, dat over zijn hoogen OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 349 497. EMDEN. - Gevel van het voormalig 498. EMDEN. — Gevel met twee- Raadhuis met houten overbouw. lings schelp-vensters,in de Groote Dijkstraat. dijk, het als een wal omsluitend, zijn 3 Protestantsche, zijn Catholieke en zijn Jodenkerkje laat zien. Wat in Oost-Friesland van het vroegere bedrijfsleven nog overig is, is mij niet bekend; van de vroegere vo/ks-kunst in dit gewest, bezit het Museum van de „Gesellschaft für Bildende Kunst und Vaterlandische Altertümer zu Emden", opgericht in 1820, menig waardevol voorwerp, waaronder nog enkele beschilderde stukken huisraad, (afb! 469 en 474). Verder getuigt daarvan: genoemde Theel-Kammer in het raadhuis te Norden, de Ost-friesische Bauernstube in het Gewerbe-Museum, te Bremen, de Nord-friesische Pesel van ± 1700 in het Museum te Altona en die in de Musea te Hamburg en Nürnberg. 35° 499. EMDEN. — Vijftiende-eeuwsche 500. Emder kolom-gevels der XVIde eeuw in 1907. baksteenen boven-gevel. 501. Emder tweelings- 502. EMDEN. — Vijftiende-eeuwsche baksteen-gevel, schelp-venster. 351 509- EMDEN. — Zilver-schat op het Raadhuis. Bokalen, drinkschalen en waterkan met waschbekken, beschreven in „Jahrbuch IV der Gesellschaft f'ür Bildende Kunst und Vaterlandische Altertümer zu Emden". OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 353 Simon Bosboom, de Amsterdamsche bouwmeester en schrijver, onder Jacob van Campen werkzaam aan den bouw van het nieuwe raadhuis aldaar, werd in 1614 in Emden geboren; ook Ludolf Backhuijsen, 1631 —1709, in 1650 in Amsterdam gekomen om den koophandel te leeren, doch er een beroemd zeeschilder wordend, is van Emden geboortig. 511. EMDEN. — Gedeelte gevel-fries in terra-cotta. 354 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. AANVULLING BEDRIJFS-LEVEN. Uit de mededeelingen, omtrent het vroegere Groninger bedrijfsleven mij verstrekt, ontleen ik het volgende, dat tot aanvulling van het op bladz. 312—317 gegevene moge dienen: A. Het Kuipers-vak, welks beoefenaren in de stad oudtijds een eigen gilde vormden, met eigen banier, met eigen gildeschreen (nu in het Museum), met eigen gilderol, misschien even keurig gebonden als die der kramers (in het archief bewaard), is in de laatste 30 jaar zóó teruggegaan, dat het aantal kuiperijen van een 25- tot op een 10-tal is verminderd. In de provincie waren zij meestal wagen-makerijen tevens, maar ook dat bedrijf verloor zijn beteekenis en is nu bijna geheel verdwenen. Wat is de oorzaak van den teruggang dier beide bedrijven? Wel, voordien had bijna elke boerderij een karn, haar melk-teijlen of tijnen, haar melk-bollen en emmers, haar eiken boter-vaten, haar spoel-tobben, enz. Doch met de zuivel-fabriek, het geheele zuivelbedrijf aan zich trekkend, kwamen nu tevens de gegalvaniseerd ijzeren en de zinken teilen en tobben, vaten en emmers en het geëmailleerde goed het houten van vroeger vervangen; vanwege de rioleering en de waterleiding in de stad verminderde de aanmaak van privaat-tonnen tot op een minimum, de vraag naar stal-emmers daalde, metalen en fijne aarden kuipen en kommen vervangen nu de houten, petroleum-fusten en spiritus-fusten nu grootendeels de fusten van den kuiper, wiens werk daardoor nog voortdurend afneemt. Ook de wagen-maker zag en ziet zijn werk verminderen. De sjees, het tent-wagentje, de koetse-wagen, de slede, voorheen bijna alle op elke flinke boerderij, te vinden, zij zijn door het spoor, de tram, de fiets en de auto bijna geheel buiten gebruik geraakt, alleen de kruiwagen, de mest- of stort-kar en de karre- of bolderwagen, zij zijn gebleven, maar de assen vroeger van hout, veranderden deels in ijzeren; de houten ploeg, het houten rolblok en de vlegel van voorheen, zijn mede buiten gebruik geraakt, fabrieken voor rijtuigen en voor landbouwgereedschappen en werktuigen machinaal ingericht, zij hebben de oude wagen-makerijen en kuiperijen het werk ontnomen, haar in hoofdzaak nog wat herstelwerk latend. B. Het tinnegieters-vak, hier voorheen mede met eigen gilde, bezat toen in onderling gebruik de noodige koperen vormen, die omstreeks 1868 in het bezit gekomen van een tweetal OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 355 tinnegieters, door dezen toen publiek zijn verkocht en een 30 of 40 mille moeten hebben opgebracht. Het vak was reeds kwijnende, het gebruik van tin voor borden en schotels, voor schalen en terrines, voor olie-, azijn-stel en tafel-comfoor, voor kandelaar en lamp, voor koffie- en thee-goed, voor trommeltjes en blaadjes, voor inkt-en tabaks-potten, voor bekers, kroezen, kannen, pullen en maten, enz., verviel en thans is er in geheel Groningerland nog maar één tinnegieter, de Heer H. Amsing in de Jacobijner-straat in de Stad, enkel nog makend kraantjes-koffie-potten in 7 afmetingen, thee-potten, schotels in 5 maten, hoogstens nog 4 pond zwaar, voorheen tot 7 ponds, brij-kommen in 2, bed-kruiken in 3 maten en pap-lepels en natte maten in verschillende grootten. C. Wol-ververijen. Op het laatst der XVIIIde eeuw waren in Stad en Lande misschien wel over de 100 wol-ververijen, die echter sedert de groote ontwikkeling der textielindustrie en het gebruik van aniline-verven bijna alle zijn verdwenen. Onder deze, was eene der bekendste en oudste, die van de familie van Kregten, nu in het bezit van het zevende geslacht dier familie en tot vóór den laatsten oorlog nog eene flinke zaak. Toen echter werd door de regeering beslag gelegd op al de wol, waarvannen groot deel anders door de boeren zelf tot garens gesponnen, daar werd geverfd, hetgeen die zaak een knak gaf. De wol-ververij, meer bekend als blauw-ververij, werd zoo genoemd, omdat de blauw geverfde wol het meest gevraagd werd, in die kleur toch, verkregen door het gebruik van indigo uit Guatamala, vermengd met meekrap uit Zeeland, met potasch uit Petersburg en met een pastel uit Hongarije, wist men de wol in verschillende nuances te verven licht-echt en wasch-echt. Voor het rood bezigde men cochenille, een Indische bladluis, die gedroogd, reeds in de oudheid de kleurstof leverde voor de Oostersche prachtgewaden. Behalve garens werden ook de geweven stoffen geverfd, met name het vijfschacht, de ijzersterke, glanzende stof door onze schippers en visschers en voor vrouwen-rokken voorheen bij voorkeur gedragen, doch nu, zegt men, niet meer vervaardigd. D. Ook de Mast-, blok- en zeil-makerijèn/de touwslagerijen en taanderijen verdwenen naarmate de houten schepen en vaartuigen door ijzeren werden vervangen en de wind eertijds dezer voortstuwende kracht, door andere krachten geen masten gaffels en zeilen meer behoevende werd vervangen, en het blok- en schijfwerk, voorheen van hout nu op metaal-fabrieken gemaakt wordt. Ook de uitgeboorde houten pompen voorheen bij elke boerderij en op of bij eiken stal aanwezig, verdwenen meerendeels, door metalen vervangen nu, en met hen de vroegere pompe-makers, vanaf de komst der drukwaterleiding in de stad er tevens hun overig pompwerk grootendeels verliezend. • ^'°^et G0Ud' 6n Zilversmids-bedrijf is hier niet meer wat het vroeger was. Reeds in de X llde eeuw, m 1245, komt de „aurifaber" hier voor en reeds vanaf 1489 werd in het hoekhuis A-Kerkhof-Lutke Nieuw-straatje, waar toen „Arp de goltsmit" woonde, dat bedrijf uitgeoefend, wier leden zich in 1512 vereenden tot een gilde met eigen statuten (*) Het zilveren sierwerk van de staven der vroegere stadsboden, de zilveren gildebekers en bokalen in het Museum bewaard, het zilveren beslag van het stadsboek van Ao l6oo ') Zie: de Groninger Volksalmanak voor 1895: a. Mr. J. A. Feith: „Het gilde der goud- en zilversmeden te Gromngen; b. Dr. C. Hoestede de Groot, Johannes Lutma van Lningen 356 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. en dat van enkele gilderollen in het Rijksarchief aanwezig, alsmede nog zoo menig zilveren avondmaalsstel 0) en tal van kerk-boeken, kandelaars, enz. toonen, wat men in dit gilde voorheen kon en deed, dat onder zijn leden kunstenaars telde als de Lutma's, vader en zoon, als Jan Swart, Johan Drews en anderen. Toen was bijna alles wat er in de winkelkasten was of men uit dén winkel afleverde, eigen werk, meer of minder met een eigen, een Groninger karakter, nu is echter bijna alles fabrieks-werk, elders bij dozijnen vervaardigd, en is een stuk werk van eigen ontwerp en van eigen uitvoering, vrijwel uitzondering. GRONINGEN. - Copie van een schets-ontwerp voor Groninger topgevels, begin der XVIIde eeuw. i) Zie: J. Vinhuizen en Dr. G. A. Wumkes, „Het avondmaalszilver in de Provincie Groningen", verschenen in 1913. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 357 BIJLAGE t OVERZICHT DER VOORHEEN EN DEELS NOG IN STEEN OVERWELFDE KERKEN.*) PLAATSNAAM: BOUWTIJD: PLANVORM: TOELICHTING: Aduard-abdij, kerk. 1240-1263. B|gfe gesloopt XVId; geb. siersteen. den Andel. XlIIa. rm Appingedam, Par. kerk. XIII., XV. iiigg^ hallen-kerk, nu. , Franc. kl. k. 1237. gesloopt 1705. • XlIIa rkd koorsluiting driezijdig. Noordbroek. 1280., XV. rechte koorsl. door veelz. verv. Noordijk. XVb. ± tWW koor scherp gesloten. Noordlaren. XVb. + C—» koor overwelfd. Noordwolde. XIIIc. EHS nu houten gewelf. BOUWTIJD : PLANVORM: TOELICHTING: OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 359 PLAATSNAAM: Oldenzijl. Onstwedde. Oosternijland. Oosterwijtwerd. Opwierde *. Pieterburen. Rottum, kl. kerk. Saaksum. Scharmer. Scheemda*. Sebaldeburen. Sellingen. Siddeburen. Slochteren *. Stedum. Ten Boer. Ter Apel, voorh. kl. kerk. Termunten. Thesinge, voorh. kl. kerk. * Tinallinge. Tolbert. Uithuizen. Uithuizermeeden. BOUWTIJD: PLANVORM: TOELICHTING: Xlla. m s> met gebakken siersteen. XVa. SMffl koorsluiting veelzijdig. XlIId. 0^HZ& koor voorh. recht nu veelzijdig. XIIc. CD koorgewelf gesloopt. XIIIc. EH3 gewelf gesloopt; kerk verlaagd. XlVd. + 1 Vb koorsluiting driez. is overwelfd. Xllb. ± E? koorsl. 1838 en schip 1891 gesl. 1550. 1 y koor overwelfd 1852 gesloopt. XHIb. ± ebh gesloopt 1824. XlIId. + nu met houten gewelf. XlIIa. + uee&p gesloopt 1807. XVb. 1 koor overwelfd, overzold. schip. XIIc. ± 0Z3 oorspronkelijk tufsteen-kerk. XlIIb. ? overw. gesl. 1781; graf-kerk. XlIIa., XV. |i'm<^ schip 1765 verb.; koorsl. 1835gesl. Zandeweer. XlIIa. ± gew. 1850 gesloopt. 't Zandt. XIIIc. ± koor recht, later veelz. gesloten. Zeerijp. XlVb. imxix^ft Zuidbroek. XIIIc. Ee|^ Zuidhorn*. XII. ECHO ? vergroot, nu overzolderd. Zuidwolde*. XII. v.h. met sfey 1672. Aug. 4. De Ruijter valt met de Oost-Indische vloot Delfzijl binnen. 1681. In de Stad komt straat-verlichting en eene ratel-wacht. 1686.N0V.12-13. Sint-Maartensvloed; de Stad ligt als een eiland in zee. 1686. De kaart van Stad en Lande van Gebr. Conders van Helpen ver¬ schijnt. 1698. De Helper-linie bezuiden de Stad door Menno van Coehoorn aan¬ gelegd. 1707. De Staten-zijI gelegd. 1711. De Joden worden uit de Provincie verbannen. 1714-16. Runder-pest. 1717. Dec. 25. Groote overstrooming. 1721. termunter-zijl gelegd. 1726-29. Groote indijking aan de Lauwers bij Zuurdijk. 1731. Er rijdt een postwagen van Stad naar de Lemmer. 1740. Bedum bouwt zich eene Cath. Kerk, de classis vraagt hare afbraak. ± 1740. Den Hoorn bouwt zich eene Cath. kerk, Gedeputeerden gelasten afbraak, doch de Hoog Mogenden geven tegen-bevel. 1742. De opregte Nieuwe Groninger Courant verschijnt. 1745. Appingedam bouwt eene Cath. kerk in 1748 door andersgezinden verwoest, 1751 herbouwd. 1748. Boeren-opstand tegen de jonkers en redgers. 1765. De aanleg van het Stads-kanaal begonnen. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 371 1774. Het Raad- en Wijnhuis in de Stad bouwvallig verklaard en gesloopt. 1774. De eerste koorn-beurs gebouwd. 1793-1810. Het nieuwe Raadhuis in de Stad gebouwd. 1795. De adel en alle heerlijke rechten afgeschaft, doch A. 1815 hersteld. 1798. Oct. 5. De Gilden opgeheven. 1810. Mei. Verbod van allen handel en scheepvaart in de Provincie. 1811. Aug. 19. Bij decreet bepaald, vaste familie-namen' aan te nemen. 1824-42. Aanleg van den straatweg van Stad, via de Punt, naar Assen en Zwolle. 1825. Eene nieuwe beurs gebouwd. 1828. De binnen A- en Poel-poorten gesloopt. l835'43- Provinciale grintwegen aangelegd, tot 1880 over eene lengte van 125000 M. 1839-40. Tal van • borgen gesloopt. 1842. De eerste stoomboot bevaart het Riet-diep. 1846-50. Eene nieuwe Academie gebouwd. 1854. De gasfabriek door de Stad gebouwd. T85Ó. Het Eems- of Groot scheepvaart-kanaal begonnen. l857- De laatste stander-roggemolen in de Marne, die te Ulrum, door een acht-zijdigen pel-roggemolen vervangen. 1864. De Stedelijke accijnsen afgeschaft. 1865. Een nieuwe beurs in de Stad gebouwd. 1866. De eerste spoorweg-verbinding, die met Leeuwarden komt tot stand. 1873-77. Afsluitdijk met sluis in het Reitdiep aan de Zoutkamp gemaakt. 1874. April 18. De vesting Groningen bij Koninklijk besluit opgeheven. 1875. De Waag in de Stad gesloopt. 1878. Juli 10. Het plan van uitleg der Stad, van B. Brouwer, door den Raad aan¬ genomen. 1879. Het Provinciaal Artillerij-huis gesloopt. 1879-80. De drinkwater-leiding in de Stad 'aangelegd. 1880. Nov. De nieuwe schoolwet ingevoerd, vertimmering van bijna alle scholen volgt. 1880. Een paarde-tram in de Stad aangelegd. 1882. De Cellulaire Gevangenis bezuiden de Stad gebouwd. 1889-94. De Martini-toren gerestaureerd. 1892. Een nieuwe vee-markt buiten de Stad aangelegd. l893- Een Museum voor Provinciale Oudheden in de Stad gesticht. 1897. Een nieuwe kazerne bezuiden de Stad gebouwd. 1903-05- Het groote Academisch Ziekenhuis aan de Oostzijde der Stad gebouwd. 1906. Aug. 30. Het Academie-gebouw op het Broer-plein verbrand. 1917- 20. Nov. Het Provincie-huis vergroot en de Sint Jans-straat verbreed. 1918- 19. Het Gerechtshof gerestaureerd. 1920. Nov. Provinciale Centrale voor Electrische Stroomlevering te Zoutkamp in dienst gesteld. 372 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. BIJLAGE V. OVERZICHT NAAR TIJDSORDE VAN ENKELE AANGELEGENHEDEN EN GEBEURTENISSEN, OOST-FRIESLAND BETREFFENDE. Anno. 785. Het gewest door Karei den Grooten onderworpen en tot het Christen¬ dom bekeerd. 884.. De Friezen verslaan bij Norden de Noormannen. 1214-31. Vergaderingen van deelgerechtigden aan den Upstals-boom bij Aurich. 1217 en 1269. De Friezen nemen deel aan de kruistochten naar Palestina. 1270. Aurich wordt een marktvlek en bouwt zijn St. Lamberti-kerk. 1324-27. Laatste vergaderingen aan den Upstals-boom. 1362. De groote Marcellus-vloed vernielt de Eems-dijken. 1431-53. Emden door de Hamburgers ommuurd en bepoort. 1447. Het klooster Palmar, door den Dollart bedreigd, verlaten. 1448. Te Aurich het slot gebouwd. 1454-66. Ulrich Cirksena eerste graaf over het gewest. 1457. Te Emden de grafelijke burcht gebouwd. 1526. Oldersum heeft reeds twee protestantsche predikanten. 1529. Graaf Enno II heft enkele kloosters op en ontneemt allen een deel hunner goederen en kostbaarheden. 1548. Het Grafelijke praalgraf in de Groote Kerk te Emden gebouwd. 1553. Emden neemt vluchtelingen op uit Engeland. 1569-80. Emden neemt tal van vluchtelingen op uit Groningerland. 1572. Emden neemt vluchtelingen op uit Frankrijk. 1574-76. Emden bouwt een nieuw, zijn tweede raadhuis. 1633. De veen-koloniën West- en Oostgrosfehn ontstaan. 1725. Eene volledige en zakelijke beschrijving gemaakt van alle kerkelijke ge¬ bouwen in dit gewest. 1744. 25 Mei. Het gewest komt aan Pruisen. 1744. 7 Juni. Het Hollandsche garnizoen vertrekt uit Emden en Lehrort. 1807-10. Hét gewest wordt bij Holland gevoegd. 1815. Het gewest wordt bij Hannover gevoegd. 1823. 1 Aug. Leer tot Stad verheven. 1840. 20Maart. De eerste stoomboot van Leer op Delfzijl komt in de vaart. 1856. 2 Mei. Aansluiting aan de Hannoversche spoorbaan, het vak Papenburg-Lingen geopend. 1876. November. Opening van de spoorbaan Nieuweschans-Ihrhove. 1901. Augustus. Emden's nieuwe havenwerken feestelijk geopend. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 373 BLADWIJZER VAN PERSONEN, PLAATSEN, ZAKEN, ENZ. IN ALPHABETISCHE VOLGORDE. GRONINGERLAND. Bladz. Andel, den, kerk 38 Aduard, voorm. abdij 58 Amsterdam, prot. Noorder-kerk . . 84 Appingedam, kerk 39 „ voorm. klooster. . . 64 „ raadhuis 220 Arbeiders-woningen 305 Baflo, kerk 55 Baksteen-bouw 4, 9, 32, 297 Bedum, voorm. kerk 28 „ latere kerk 73 „ kerk-toren 103 Bedrijfs-leven, vroeger . . 312, 354 „ goud-enzilversm.-bedr. 354 „ hoefstal.... 123, 314 kuiperij . . . . 314, 354 pomp-makerij. . 314, 355 „ smederij 314 tinne-gieterij . . 314, 354 „ wagen-makerij . . . 354 „ wol-ververij .... 354 Bedijkingen 24 Beerta, voorm. klooster 64 Bellingwolde, kerk 73 Bewoners, vroegste 25 Bierum, kerk en toren . . . .39, 104 Blokzijl, (Overijsel) prot. kerk . . 84 Boerderijen . . . .4, 15, 17, 141, 290 Boeren-kunst of volks-kunst . 317, 330 Boog-bruggen 243 Borgen, burchten 14, 273 „ voormalige, bijlage II . . 254 Bourtange, prot. kerk 86 Bouw-materiaal, baksteen . . . 6 „ hout 3 „' tufsteen .... 5 Bladz. Bulthuis, J., teekenaar 358 Bunde (Oost-Friesland), borg . 273, 340 • » kerk . . . 336 Christendom, bekeering tot het . . 25 Cusemer, voorm. klooster .... 64 Delfzijl, prot. kerk 86 Deuren 321 Doezum, overwelfd koor .... 35 „ kerk-toren 104 Dollart, verdwenen kerk-dorpen . . 70 Doopvonten 339 Dorps-aanleg 16 Dorps-karakter 124 Drielst, E. van, teekenaar .... 375 Dijksterhuis, voorm. borg .... 274 Eenrum, kerk 41 Eerelman, O, schilder . . . 332, 357 Eexta, voorm. kerk 41 Eigen kunstrichting . . 9, 259, 317, 325 Emden (Oost-Fr.), gevelbouw. . . 342 „ „ graf-monument . 340 „ „ raadhuis . . . 341 Emmen (Drenthe), hut en hoeve. . 305 Engerhafe (Oost-Fr.), kerk . . 220, 336 Ensing, J., teekenaar 358 Essen of Jesse, klooster 64 Farmsum, borg 278 „ voorm. kerk 61 Feldwerd, voorm. klooster. ... 64 Fraeijlema, borg 275 Fransum, preekstoel 95 Garmerwolde, kerk 42 374 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. Bladz. 't Gebint, als constructieve kern. 270, 297 Gemeentehuis 122 Gewelf-bouw, ontwikkelings-verloop 32, 35 „ half koepel-gewelf . . 35 , ton-gewelf 36 „ koepel-gewelf. ... 38 „ meloenv.-gewelf. . 38, 52 Aanleg van A°. 1227 151 Aan- en inzichten 190 Aansluiting aan spoorwegnet. . . 160 Academie 240 Ameublement 263 Arsenaal 243 Baksteen-bouw 20 Bedrijfs- en markt-plaats .... 19 Behoefte aan bouwgrond . . . . 176 Bestrating . 221, 246 Beurs 228 Bisschop Heer der Stad . . 150, 172 Bisschops-hof. 230 Brand, groote, in A. 1227. . . . 151 Brand-voorzieningen 247 Boteringe boog-brug 243 BraunenHogenberg's plan en aanzicht 182 Brink, de 187 Brouwer's, B., plan van uitleg . . 169 Boog-bruggen 243 Buiten-trappen 257 Coehoorn, van, vesting-ingenieur . 198 Collecte huis, prov 233 Collenius,. H., schilder 233 Corps de Garde 243 Dinghuis 221 Deuren 323 Deventer, J. van, landmeter . . . 181 Dolhuis Drinkwater-voorziening 246 Eenige Gewest- stad 17 Galerijen 257 Gasthuizen: Aduarder 239 „ St. Anthony 238 „ der Armen 237 „ St. Geertruids .... 238 Bladz. Gewelf-bouw, kruis-gewelf .... 71 , ster-gewelf . . . 48, 80 Godlinse, kerk 42 Golthorn, verzwolgen klooster . . 64 Grafmonumenten 97 Grafzerken 96 Gasthuizen: H. Geesthuis . . 204, 237 Geelkerck, N., landmeter .... 182 Gendt, F. W. van, ontm.-ingenieur. 169 Gerechtshof 222 Gevangenis 224 Gevel-bouw 248 „ XVe eeuw. . . 252, 258 „ XVIe eeuw 253 „ XVIIeeeuw. . 253, 259 „ XVIIIe eeuw . . 256, 260 „ XlXe eeuw 260 Gevels, bergsteen- 258 „ kolom- en lijstwerk- . . . 253 „ pilaster- 256, 259 „ hals- 256 Haven 155 Haubois, E., bouwmeester 184, 191, 388 Heim, (H. J. van der), Min. v. Fin . 165 Herbouw van 1227 21 Historische plattegrond 186 Hoofdmannen-zaal 212 Hoofdmomenten in het stedeleven . 145 Hoofdwacht 221 Hout-bouw . . . .179, 248, 252, 258 Husly, J. O, bouwmeester .... 220 Kamer-ameublement 261 „ bevloering 267 „ -wanden 268 ,, -zoldering 270 Kazernes 243 Kelder-woningen 249, 256 Kerken: St. Walburgs- . . . , . 26 „ St. Martini- 42 „ O. L. Vrouwe ter A. . . 45 „ Noorder- 89 Kloosters: Broeders van 't gem. leven 65 STAD GRONINGEN. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 375 Bladz. Kloosters: Clarissen- 64 „ Jacobijner- 65 „ Minderbroeders-.... 64 „ Vrou Menolts- .... 65 „ Vrou Sijwen- 65 Koopmanshuizen 256 Kranen (stads-) 243 Eigen kunst-richting 266 Lakenhal 225 Landgoed, keizerlijk 146 Ligging, veilige 19 Markt-hal 202, 210 Markt-plaats 19 Markt-verkleining 108 Omgrachting en omwalling . . 20, 148 Ommuring 20, 148, 192 Ompalisadeering .... 20, 148, 172 Ommelander-huis 236 Onderwijs 208 Ontmanteling 162 Plattegronden der Stad 181 Politie 247 Poorten 195 Pot-kasten 257 Prefecten-hof 230 Pronk, Corn., teekenaar 191 Provinciale gebouwen 226 Provincie-huis 231 Putten en pompen 123 Raadhuis, voormalig 210 Raadshuis, bestaande 219 GRONIN Hanckema, voorm. borg. . . 275, 278 Haren, kerk en toren ... 39, 105 Harkstede, protest, kerk .... 81 Hinta (Oost-Friesland) borg . . . 340 Hoefstal 123 Hoeve 15, 290, 300 Holwierde, kerk 46 Hout-bouw . . . 3, 15, 294, 305, 341 Hude (Duitschl.). Cisterc. kl. ruïne . 61 Hugshofen (Elsass.) voorm kerk. . 29 Husinge, kerk 47 Hut • • • • 15,305 Bladz. Rechthuis (olde) 221 Roelofs, C, fabriekm 227 Scholen: St. Maartens- of Lat. 208, 239 „ Hooge school 240 Schouw . . ». 264 Stadhouders-hof 231 Stapelrecht Steen-bouw . . . .179, 248, 258, 263 Stinsen 156, 258 Stoepen 257 Straatnamen 199 Straatverlichting 246 Straatverbreeding bij de poorten. . 155 Straatvern. aan de markt .... 155 Stroo-daken 179 Torens: St.Martini 106 n A-toren ....... 109 Tufsteen-bouw 26 Uitleg, achtereenvolg. . . 21, 157, 189 „ groote-, XVII 157 Utrecht, in zakelijke betrekking tot 150 Vensters: in boog-nissen . . 253, 319 „ kruis- 259, 321 „ schelp- . . . 254, 321, 342 smalle 253, 319 Verordeningen 257 Vischbanken 228 Waag 227 Woning-inrichting 261, 323 Wijnhuis, stads- 203, 215 Ziekenhuizen 205 RL AND. Kantens, kerk 65 Kerk, het cath. kerkgebouw ... 10 „ centraalvormige bouw ... 26 „ middeneeuwsche bouw... 31 „ overwelfde bouw .... 35, 82 „ protest, kerkgebouw. . . 11, 82 Kerk-ameublement 95 Kerk-beschildering 94 Kerk-bevloering 93 Kerk-ingangen . . 67 Kerk-hoven 113 Kerk-torens 100 376 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. Bladz. Bladz. Klooster, Cisterc.- te Aduard... 58 Mariënhafe (Oost-Fr.), kerk en toren 336 „ ' kruisbr.- te Ter Apel . 67, 76 Marsum, kerk 35 „ Cist.- ter Duinen (Vlaand.) 60 Menkema, borg 277 „ „ Hude (Duitschl.). . 61 Middelstum, kerk 36, 73 „ Bened.- te Rottum ... 67 Midwolde (WK.), kerk 38 „ Prem.- te Steinfeldt (Duitschl.) 68 „ „ graf-monument . 97 „ „ „Wittewierum 62,68,76 Molens (standerd) 115 Klok-gestoelten 100 Klokken-huis 100 Neustadt (Oost-Friesl.) 347 Kramer, j. G. en P., photografen . 357 Nienoort (de), borg .... 253, 278 Krewerd, kerk en toren 47 Nittersum, voorm. borg 275 Noordbroek, kerk 59 Leermens, kerk 47 Noordlaren, kerk 75 Leens, kerk en toren 47 Noordwolde, kerk 56 Leilens, voorm. borg 274 Nijehove, het dorp Lisieux (Fransche stad) hout-bouw. 252 Nijenborch, de- voorm 288 Loquardt (Oost-Fr.) kerk-deur. . . 321 „ „ kerk-toren . . 335 Oldenzijl, kerk 49 Loppersum, kerk en toren .... 48 Onnema, voorm. borg 279 Onstwedde, kerk en toren .... 75 Maassluis, (Zuid-H.) protest, kerk . 89 „ oude boerderij. . . . 296 Maeseijck (België), markthal . . . 203 OOST-FRIESLAND. Baksteen-bouw . 335 Klokken 339 Bunde, borg 340 Klokken-huizen 335 „ kerk 336 Kloosters 334 Doopvonten 339 Loquardt, kerk-ingang 321 Emden, stadsplan 340 „ klokkehuis 335 „ gevel-bouw 342 Mariënhafe, kerk 336 „ grafmonument 340 Neustadt 347 „ raadhuis 341 Norden 343 „ raajdszilver ...... 342 Oost-Friesland, 333 Engerhafe, kerk 336 Pilsum, kerk en toren 335 Hinta, borg 340 Preekstoelen 339 „ toren 335 Protest, kerken 340 Hout-bouw 341 Volkskunst 349 GRONINGERLAND. Oostwold (Old.), prot. kerk ... 89 Plaggenhut 15, 139, 305 Open vuur 16, 300, 325 Pieterburen, kerk 76 Pilsum (O.-Fr.) kerk en toren. . 52, 335 Paal-woningen 15 Portaal-bouw. . . \ . . . 142, 309 Pastorieën 115 Preekstoelen 95, 99, 339 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 377 Bladz. Protest, kerk-gebouwen .... 82, 340 „ opgave der gebouwde . . 91 Rottum, voorm. kerk-ingang ... 67 Sappemeer, prot. kerk 86 Sauwert, voorm. borg 279 Scharmer, voorm. kek 61 Scheltkema-Nijensteijn, voorm. borg en boerderij 278 Schildwolde, kerk-toren 105 Schoorsteen, komst van den . . . 305 „ ontwikkeling . . 264, 301 Sebaldeburen, voorm. kerk ... 61 Sellingen, kerk 75 Siddeburen, kerk en toren. . . 40, 49 Siersteen, gebakken . . 7, 67, 253, 343 Slochteren, kerk 56 Stedum, kerk en toren 51 „ , graf-monument 97 Stroo-dak 3, 16, 141, 334 Ten Boer, kerk 56, 64 Ter Apel, klooster . 76 Ter Doest (Vlaanderen) boerderij XIII 297 Ter Duinen, Cist. abdij in Vlaanderen 60 Termunten, kerk 51 Thesinge, kerk 57 Tinallinge, kerk 57 Tolbert, kerk 57 Torens 13, IOo „ kerk- met kapellen . . 103, 104 i kruis" 15, 52, 335 „ met gemets. helmen. . 103, 106 „ tufsteen- 103 Tufsteen-bouw 3, 5, 12, 103 Uithuizen, kerk 52 „ kop. graf-plaat .... 188 Uithuizermeeden, kerk 52 Bladz. Uithuizermeeden, boerderijen . . . 297 „ graf-monument . 188 Uitwierde, kerk-toren 62 Ulrum, kerk en toren 52 Uskwerd, kamer-betimmering . . . 324 „ boeren-kamer 325 „ kerk 58 „ pastorie . . . . . . . 115 Vaarten en wegen 17 Veen-koloniën 18 Vensters 310 Venster-galerijen 51, 336 Visschers, of volks-kunst .... 339 Vlagtwedde, kerk . 80 Volks-aard 254 Volks-kunst 317,339 Warffum, kerk 80 „ , boerderij 297 Wedde, borg of slot 274 Wehe, kerk 81 Westeremden, kerk 53 Westernieland, kerk 58 Wetsinge, kerk 53 Wierden 24,. 292 Wiersma, I, teekenaar . . . 332, 357 Willemstad,(Noord-Brab.), prot.kerk 82,86 Winschoten, kerk 53 Wirdum, kerk 58 Woldendorp, kerk 53 Woning-indeeling 300, 324 „ -inrichting 261, 303 Wijtwerd, voorm. klooster .... 69 Zandeweer, kerk 81 't Zandt, kerk 54 Zeerijp, kerk en toren '54 Zuidbroek, kerk 54 Zuidwolde, kerk en toren . . . . 104 378 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. OVERZICHT DER AFBEELDINGEN IN ALPHABETISCHE VOLGORDE MET VERWIJZING NAAR HARE NUMMERS. GRONINGERLAND. Afb. den Andel, kerk 22, 23 Adorp, kamer-betimmering.... 346 „ tafel 464 Aduard, abdij-gebouw . . . . 4, 7,20 „ Maria-beeld 5 „ muurtegels 21, 22 „ siersteen (gebakken). . . 9-20 Appingedam, aan- en in-zichten. . 25-28 „ kerk. . . . 29, 30, 32,239 „ kerkgestoelte. 31, 33, 446 „ raadhuis .... 34, 35 „ vertrek 419 Arbeiders-woningen 216, 396,411, 412, 419 Armen-blokken: . . 123, 200, 419, 435 Asinga, voorm. borg 350 Assen (bij) Drenthe, oude boerderij 395 „ (Museum) doopvonten . . . 245 Banken 465, 467 Baksteen-bouw: o.m. 4, 8, 32, 44.47, 54, 55» 58, 60, 91, 93, 98, in, 113, 116, 118, 121, 127,150,151, 165,170,172-176, 180-182, 209, 212-215, 2I7» 222> 223> 225> 226, 230, 234-236, 268, 280,294,302, 303, 305. 3IO> 3"-3i3> 3!9» 32°> 378, 379- 442> 443, 478, 480, 482, 484, 493, 499, 502 Bedum: oudste kerk 36 „ kerk en toren .... 37-39 Beckeringh, F. teekenaar .... 281 Beerestraten, A. van, schilder . . 357 Bellingwolde, kerk-venster.... 94 Berghuis, (J.) teekenaar 56 Bergum, (Fr.) graf kruis 431 Bierum, kerk 44, 45, 48 „ toren-kapel 46, 47 „ kerk-kroontje 429 Boerderijen: Drentsche 377,381-385,388,395 Afb. Boerderijen: Friesche . . 376, 387, 389 „ Gron. 380,386,390-394,397-403 „ Oost-Friesche .... 487 „ Veluwsche 384 „ Vlaamsche 379 Boeren-vertrek 408-410 Bloemaert, A. teekenaar .... 382 Bolten, J. teekenaar 405 Bolswert, B. teekenaar 381 Boog-friezen 39, 52, 53, 91, 116, 119, 120, 127, 150, 165, 170, 172, 209, 212, 215, 234, 489, 493 Borgen: Asinga 350 „ Bunde (O.-Fr.) .... 476,477 „ Dijksterhuis 351,352 „ Ewsum 353 „ Farmsum 354 Fraeijlema . . . 349, 355-356 „ Hanckema 357"36o Hinta (O.-Fr.) 485 „ Leilens 361, 362 „ Menkema 363 „ Nienoort, de .. .. 364-366 „ Nijenborch, de .... . 367 „ Nittersum 368 „ Onnema 374 „ Onsta-borg tot Wetsinge . 370 „ Onsta-borg tot 't Zandt . 372 „ Scheltkema-Nijensteijn . 369, 373 „ Tamminga 371 „ Wedde, slot 375 Borger (Dr.) armenblok 435 Bourtange, vesting-plan 49 Braun en Hogenberg (ontl. aan) 259, 265 Bruggen 224, 297, 364 Bulthuis, J. teekenaar. . 237, 285, 288 Bunde, (O.-Fr.) borg .... 476-477 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 379 Afb. Bunde, kerk, de venster-galerij . . 478 Burger-woningen, Stadskanaal . 417,418 Qteaux, (Frankr.) Cist. abdij ... 6 Clairveaux (Frankr.) Cist. abdij . . 50 Collenius, H. schilder 305, 344 Delfzijl, A°. 1591 51 Deurenx): kerk-ingangen 113,119,134,155, 162, 192-195, 197, 227, 230, 486 „ binnenkerk- . . 122, 445, 446 „ ter Doest. (Vlaanderen), kl.-boerd. 378,379 Doezum, kerk-toren 52 Doopbekkens 123, 430, 436 Doopvonten 242, 244, 245 van Drielst, E. teekenaar . . 383, 385 Dijksterhuis, borg 351, 352 Ee (Fr.), herberg met overd. vóórrid 481 Eenrum, doopvont 244 Eerelman,0. schilder 346,348,441,444, 473 Eexta, voorm. kerk 53"55 Eilsum (O.-Fr.) kerk 484 Emden, (O.-Fr.) huisraad 454, 469, 470,474 „ gevel-ankers . . 503, 505, 508 „ gevel-bouw . . . 497-500, 502 Afb. Emden, graf-monument Gr. kerk . 496 „ plattegrond in vogelvlucht . 479 „ raadhuis 510 „ schelp-venster 501 „ siersteen (gebakken) . . . 511 „ raadszilver 509 Emmen (Dr.), plaghutten 404,406,407, 411 „ stolp-hoeve .... 377, 388 Engerhafe (O.-Fr.), k. m. v.-gal. 480,482,483 Ensing, J 164,186, 296,309, 325 Ewsum, borg 113 Ezinge, grafzerk .... 248,296,309 Farmsum, borg 344 „ voorm. kerk en toren. . 56 Fivelgoërs, enz. in de XIIIde eeuw. 2 Fransum, baksteenen preekstoel. . 57 Fraeijlema, borg .... 349,355, 356 Garmerwolde, kerk 58-60 Geelkerck N., landmeter . . . 263,479 Gevel-ankers 298, 308, 315, 317, 321, 322-325, 329-443, 503-506,508 Graf-monumenten . 246,251,253,255,256 Graf-steenen .... 247, 248, 250, 252 GRONINGEN. Academie 96, 287, 292, 293 Deuren, hoofd-ingangen. . . 283, 298, Aanzichten ... 260, 261, 264, 265 305, 308,317, 325, 329 Banken 465, 467 „ met bovenl. 305, 324,326,328-334 Bedrijfs-leven: hoefstal 425 Dinghuis 275,276,284 „ karnerij . . . 422, 423 Galerij, (portiek) 276,280,285,292,293,296 „ kuiperij 428 Gasthuizen: Aduarder- 107 „ pomp-makerij . . . 426 „ St.Anthonie- .... 105 „ smederij 421 „ St. Geertruids-. . 103, 104 „ tinne-gieterij. . . . 427 „ H. Geest- 106 „ weefgestoelte . . . 424 Gerechtshof 283 Behangsels, kamer- .... 343, 347 Gezichten in de Stad .... 285, 286, Boteringe-brug 297 288, 290, 296, 297, 301, 304, 314 Collecte huis (prov.). . . . 296,298 Gevels: boognis-276,280,282,284,305,311 Corps de Garde 297 „ kolom- 318 Deuren, binnen-. . . i\ 262, 441, 447 „ middeneeuwsche . . . 280, 281, 295> 3°4» 3°5. 3r°> 311 *) Zie mede Deuren onder Stad Groningen. „ pilaster- 326, 333 38o OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. Afb. Gevels: schelp-venster- 296,298, 306-308, 315, 322-324, 327, 329 „ smal-venster- . . 280. 283, 291, 294, 299, 317 Gevel-toppen. . . . 279-281, 311-313 XV ... . 284, 305, 318 XVIIa . . .316, 325, 327 „ XVIIb 298, 306, 315, 324 „ XVIIc . . . 323, 326, 328 Grafzerken, A-kerk 247 „ Martini-kerk 252 Hekwerken, ijz., 283,296,297,316,331,334 Hooge school, (academie) 287, 292, 293 Kamer-betimmering . 341, 347, 348, 473 Kelder-woningen 279, 285, 310, 311, 316, 325» 335, 33°, 338, 340 Kerken: St.Walburg. ...... 61 A-. ...... . 84-87, 93 „ St. Martini- 62-72, 91, 262, 295 „ Noorder, prot. kerk 108-110,447 Kloosters: Br. van het Gem. Leven 102 „ Geestelijke maagden-. . 98-99 „ Jacobijner- .... 100, 101 „ Minderbroeders- . . . 96-97 Groote markt: in 1734 279 i in 1773 285 „ in 1875 286 Monstrans 241 Plattegronden: histor., (titelplaat). . 1 „ van A°. 1550 . . . 258 ± A°. 1575 .... 259 „ A°. 1616 263 Poorten: A-poort 268, 272 „ Ebb.- en Boter, poort . . 273 Afb. Poorten : Heere- .... 2Ó6; 269-271 „ Ooster- - . 267 „ Steentilp.-wachth. . . 274 Poortjes, van: 't St. Anth.-gasth. . 105 „ „ de Latijnsche school. 300 „ „ 't Roode weeshuisp. 309 Provincie-huis 291, 294 Potkast-huizen 279, 281, 316, 325, 335, 336, 338, 34° Raad- en wijn-huis. . . 279-282, 472 . Raadhuis 277, 278 Reliquaire-figuur 243 Schouw, XVII 341, 344, 472 XVIII 343, 345, 347 XVIII, gedrap. . 345, 449, 450 Stadhouders-hof. 290 Stoepen: 277,279,281,283,285,292,293,296, 298,305- 3!6,325,326,331,333336,338,34° Tafels .... 348, 463, 465, 467-468 Torens. A- 85, 88-90 „ St. Martini- . . 63, 73-83, 285 Vensters, boognis- . 280, 282, 305, 310, 311, 3!3, 319, 320 „ kruis- 279-282, 284, 296, 298, 303, 305, 3", 325» 444 „ oog- (geb.) 440 „ schelp- . . . 296, 298, 306, 3°8, 3r5> 322, 324, 327, 329 „ smalle- 272,280, 283, 289,291, 294, 299, 307, 317, 442, 443 Vischbanken ■". . . . 288 Waag 285, 289 Winkel-inrichting 439 GRONIN Haal 436 Haard 348, 404, 451 Haren, kerk en toren. . . 112-113,240 „ toren-kapel 111 Hanckema-borg. ...... 357-360 Harkstede, prot. kerk .... 114-115 Haubois, E. landmeter 66,89,100,275, 290, 301, 3°4 Heins A. teekenaar 378, 379 ERLAND. Hengselwerk 436 Hinta (O.-Fr.) borg 485 „ klokken-huis 495 Hoefstal 425, 437 Holwierde, kerk 116,117 Hout-bouw 1). . . . 27, 158, 159, 507 Houtgehage, (Fr.) plaggen-hut . . 376 ') Zie verder onder stad Groningen. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 38i Afb. Afb. Hude, (Duitschl.) Cist. kl. ruïne. . ti8 , Loquardt (O.-Fr.) kerk-ingang. . . 486 Hugshofen, (Elsass) Bened. kerkje 41-43 „ „ klokken-huis . . 494 Hulswit, J:, teekenaar 384 Husinge, kerk en toren 119 Maarslagt, boerenvertrek .... 410 Mariënhafe, (O.-Fr.) kerk . . . 487 Kaart van Groningerland .... 3 Menkema, borg 363 „ van Oost-Friesland ... 475 Mesdag, H. W., schilder .... 400 Kantens, kerk, tufsteenen boogfries. 120 Middelstum, de borg Ewsum . . . 353 „ doopbekken 430 „ kerk en toren. . . 137,138 Karnerij 422-423 „ gewelf-schildering . 141,142 Kasten 347, 452-454 „ gedenksteen .... 246 Kast-wand. 341, 346, 348, 439, 448. 473 Midwolde (Old) voorm. kerk. . . 139 Kisten 455. 471, 474 „ (W. K.), graf-monument253, 255 Kloosters. Aduard 4, 22 „ „ kerk en toren 140, 143 „ Br. van 't Gem. Leven . 102 „ „ tafel 461 „ ter Duinen. (Vlaand.). . 208 „ Cïteaux (Frankr.) ... 6 Nienoort, de, borg 364-366 „ Clairveaux (Frankr.) . . 10 Nittersum, voorm. borg 368 „ Clarissen in de stad . -98-99 Noordbroek, kerk 144, 145 „ Hude (Duitschl.) . . . 118 Noordlaren, boerderij 398 „ Jacobijner 100,101 Norden (O.-Fr.), oude woning-ind. 487 „ Minderbroeders ... 96, 97 Norg (Dr.), doopvonten. . . 244, 245 „ Rottum 163 Nijehove, dorps-aanleg . . . 146, 147 „ Steinfeldt (Duitschl.) . . 177 „ kerk-torentje 148 „ Ter Apel. . 184-207,413-460 „ graf-plank 433 Klok-gestoelten T57"i59 Nijenborch, de, voorm. borg . . . 367 Krewerd. kerk n. o. buitenzijde . . 121 „ koor-ing., tevens orgel-voet 122 Oldehove, kerkvenster 92 „ preekstoel 123 Oldenzijl, kerk 150,151 Oldekerk, klok-gebint 159 De Leek, dorps-gezicht ..... 132 Onnema, voorm. borg 370 Leens, kérk 124 Onsta, voorm. borg bij Sauwerd 372 Leermens, kerk 127-131 Onsta, voorm. borg bij Wetsinge . 370 Leilens, voorm. borg 361-362 Onstwedde, boerderij 397 Lippenhuizen, (Fr.) woning m. portaal 420 „ doopvont 242 Lofvers, H., teekenaar 132 „ kerk en toren. ... 152 Loppersum, kerk en toren. . 133, 136 Oosterlittens, (Fr.) kerk-ingang . . 155 „ kerk-deur 134 OOST-FRIESLAND. Schets-kaart, gewestelijke .... 475 Bunde, borg 476-477 „ kerk, de venster-galerij . . 478 Eilsum, kerk 484 Emden, gevel-ankers . . . 503,505,508 Emden, gevels 498-502 „ graf-monum. Gr. kerk . . 496 „ hout-bouw 497 „ huisraad, museum 469, 470, 474 „ plan in vogelvlucht . . 479 382 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. Afb. Afb. Emden, raadhuis . 510 Hinta, klokken-huis 495 „ raads-zilver 509 Loquardt, kerk-ingang 486 „ schelp-vensters . . . 498, 501 „ klokken-huis 494 „ siersteen, gebakken . . . 511 Mariënhafe, kerk, voorheen . . . 488 Engerhafe, kerk m. venst.-gal. 480,482,483 Norden, woning-indeeling .... 487 Hinta, borg 485 Pilsum, kerk en toren .... 489-493 GRONINGERLAND. Oosterwijtwert, kerk-inzicht . . . 153 Oosterwolde (Fr.), arbeiders-woning 438 Oostwold, (Old.) prot. kerk . . . 156 Opende, arbeiders-woning in overg. 396 „ boerderijtje 392 Opwierde, kerk 160,161 „ klok-gebint 158 „ sacraments-huisje . . . 204 Osnabrück, venster-gal. in de dom-k. 154 Oude Pekela, arbeiders-woning . . 414 Oxaal 117, 200, 202, 205 Paterswolde, kleine boerderij . . . 394 Peize, (Dr.) boeren-vertrek. . . . 408 Pilsum, kerk en kruis-toren . . 489-493 Plaggen-hutten .... 404, 407, 411 Portalen (buiten) . . 414, 420, 438, 481 Preekstoelen 57, 117, 123, 144, 153, 171, 228, 253 Pronk, C, teekenaar 26, 27,261,264,268, 279, 291, 302 Prooijen, A. G, teekenaar .... 316 Putten 383 Roderwolde (Drenthe) voorm. kerkje 157 Rottum, voorm. kerk-ingang . . . 162 „ voorm. klooster . . . . 163 Ruisscherbrug, hoefstal 437 Sappemeer, prot. kerk 196 Scharmer, voorm. kerk 164 Scheltkema-Nijensteijn, v.m. borg 369,373 „ „ oude boerderij 380 Schildwolde, kerk-toren 165 Schuur-deuren . 377, 379, 380, 383, 384, 386, 388, 390, 395, 400, 403 Sebaldeburen, voorm. kerk. . . . 179 Sellingen, kerk 166 Siddeburen, kerk en toren.... 167 Siersteen (gebakken) 9-20, 24,40,151,155, 162, 239, 240, 295, 440, 486, 511 Slochteren, de borg .... 355, 356 Smeedwerk ijzeren*) . . . 431, 432, 436 Smidse 421 Spijk, dorps-aanleg 148 Standerd-molens . . 254, 257, 260, 261 Stedum, de borg 368 „ kerk en toren 168-170,172,175,176 » gewelf-schilderingen . 171, 174 „ graf-monument 256 Steinfeldt, (Duitschl.), Prem. kl. . . 177 Stellingwerf, J., teekenaar .... 375 Stolp-hoeven. . . 377, 380-383, 385-390 Stolp-hut 405 Tafels .... 408, 409, 461-465, 468 Tamminga-borg 371 Ten Boer, kerk. . 178, 180-183, 197 Ter Apel, klooster 184-195 „ „ „ kast . . 453, 456-460 » kist 455 „ „ „ koor-banken . . 200 „ „ „ priester-gestoelte 201 „ „ „ oxaal . 200, 202, 205 „ „ „ standerd-molen . 257 „ „ „ zolder-versier. 203-207 Ter Duinen, Vlaanderen, Cist. kl. . 208 Termunten, kerk . . 209-215, 239, 240 Tolbert, dorps-aanzicht 216 Toren-kapellen 46, 47, n 1 Torens . 27, 37-39,44, 52, 73, 83,85, 88, 90, 112, 136, 137, 143, 149, 152, 165, 167, 168, 170, 216, 227, 238, 489, 490, 494, 495 ') Zie voorts gevelankers en hekwerken. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. Afb. Topgevels') . 23, 55, 60, 116, 127, 182, 212, 223, 230, 234, 236, 365 Tufsteen-bouw: torens . .37-39, 52, 338 „ boogfries .... 120 „ kerken 11, 124-126, 167 Uithangborden 436 Uithuizen, arbeiders-woning . . . 415 „ de borg 363 „ grafzerk 250 „ kist .... ^ ... 471 Uithuizermeeden, boerderijen . 401-403 „ graf-monument . . 251 Ulrum, kerk 217 Uskwerd, boeren-vertrek .... 409 „ pastorie 218 „ Veronica-statie .... 249 Veendam, kast-wand 448 Vensters : 32,60-62,67,92-94, 108,121,128, 150,172,185, 199,209, 212-215, 218, 222, 223, 233, 236, 352 rozet- 41, 54, 55, 62, 63, 108, r39> T79, ïSi, 182, 209, 212, 215, 220, 222, 223, 232-235 Venster galerij. . . 154, 214, 215, 225, 226, 478, 480, 483 Verhulst, (Romb.), beeldh. . . 255, 256 Vlagtwedde, armluchters .... 436 Wedde, het slot 372 Westerwijtwerdermaar, boerderij . 399 383 Afb. Westerwijtwert, kerk 219 Wiersma, I., teekenaar 25, 146-149, 216, 390-392, 412, 420, 423, 437, 438, 44i» 444» 481 Wildervank, boerderijen. . . 391, 393 Winschoten, kerk 220-223 y „ stand vink 507 „ tafel 462 Wigbold, H. en J., teekenaars . . 260 Winsum, boog-brug 224 Woning-indeeling . .352, 358, 362, 368, 388, 389, 391, 393, 404, 407, 416, 417, 477, 487 Woldendorp, kerk 225 Zandeweer, kerk en toren . . 227, 228 de borgen. . 369, 373, 374 Zeerijp, kerk 229-231 „ gesm. ijzeren voorz.-lezenaar 436 „ tafeltje 466 „ uithangbord 436 Zegels : van Langewold 179 „ van 't Oldambt 139 „ oudste Stadszegel .... 62 Zevenhuizen, boerderij 390 Zuidbroek, kerk 232-236, 239 Zuidhorn, de borg 357-360 „ standerd-molen .... 254 Zuidwolde, kerk en toren ... 237-238 „ kerk-deur 445 Zutphen, St. Walburgs-k., venst.-gal. 226 ') Zie: mede onder stad Groningen. OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. 385 SLOTWOORD. Een woord van erkenning en dank ten slotte voor de medewerking, bij deze studie zoo veelzijdig en ruimschoots ondervonden. Het Gemeentebestuur van Groningen, de Directeur van Gemeentewerken en de Archivarissen aldaar, zij stelden ter inzage en gebruikname, al wat er was en kon dienen; de Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten gaf mij toegang tot zijn archief inzake de spoorweg-aansluiting der Stad, de Administrateur der Domeinen stelde mij in staat de geheele ontmantelings-geschiedenis der Stad in zijn archief na te gaan; het bestuur van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, en dat van den Oudheidkundigen Bond, waren bereid, kosteloos de cliché's af te staan, welke dienden voor mijne vroegere, in hun tijdschriften opgenomen, oud-Groninger studiën. De Architect voor de Gebouwen van het Departement van Justitie stelde te mijner beschikking de photo's, genomen bij de restauratie van het Gerechtshof in Groningen; door tusschenkomst van den Directeur van de Monumenten werden van het in restauratie zijnde klooster-gebouw in Aduard tal van photo's ten behoeve dezer studie genomen. De schilder O. Eerelman, stond mij volgaarne toe zijn schetsboeken in te zien en daaraan te ontleenen al wat dienstig kon zijn. De beide photographen, nu wijlen J. G. Kramer en zijn zoon P. Kramer hebben tijd noch moeite ontzien om, wat kon worden opgenomen zoo goed mogelijk weer te geven, waarbij hun artistieke aanleg van groote waarde was. Aan hun groote zorg en toewijding is de voortreffelijkheid van tal der hier gegeven afbeeldingen te danken. De heer J. Vinhuizen zond mij alles wat hij liet photografeeren op het gulst ten gebruike. De schilder I. Wiersma, vol belangstelling voor het vroegere volks- en kunst-leven, maakte daarvan tal van schetsen, veel meer dan de beschikbare ruimte toeliet op te nemen. De uitgever M. Mouton ontzag persoonlijk tijd noch moeite, om dit boek, dat zijn belangstelling had, in allen deele op 't zorgvolst uitgevoerd te doen verschijnen. De polytechnische student W. L. Eerkes, uit de Wildervank, schreef: „beschik in de vacanties over mij en mijn klein kiek-toestel". Ook zij, wier bedrijf boven is afgebeeld, hielpen belangstellend mede om die opnamen te doen slagen, en hebben bovendien in geschrifte het eigenaardige van hun bedrijf toegelicht. Zoo van alle zijden geholpen, werd het mogelijk het bovenstaande niet enkel te geven, maar dit ook te geven rijker geïllustreerd en breeder toegelicht nog, dan de tijdsomstandigheden anders zouden hebben gedoogd. Toch was, helaas, beperking een niet te ontkomen eisch, eene beperking, die in zooverre hinderlijk is geweest, dat veel, wat reeds in beeld was gebracht of schriftelijk uitgewerkt, moest worden teruggenomen, hetgeen in 386 OUD-GRONINGEN. STAD EN LANDE. zooverre zijn nut had, dat alles thans op het kortst en zakelijkst moest worden gezegd, terwijl er nu tevens nog veel voor anderen te doen overblijft. Van het werk van oud-Groninger meesters is zooveel doenlijk partij getrokken, namelijk van: F. Beckeringh, die werkte in het laatste kwartaal der XVIIIde eeuw. S. Berghuis, A°. 1821-1896, J. Bulthuis, j) A°. 1750-1801, H. Collenius, A°. ± 1650 — begin XVIIIde eeuw, E. van Drielst, A°. 1746-1818, J. Ensing, A°. 1797-1867, E. Haubois, die werkte tot het midden der XVIIde eeuw, H. Lofvers, A°. 1739-1815, H. W. Mesdag, A°. 1831-1915, H. Numan, A°. 1744-1820, A. G. van Prooyen, A°. 1796-1854, ') J. Bulthuis vooral heeft veel geteekend; behalve toch tal van teekeningen van het tusschen 1785-1796 ten onzent voorgevallene, maakte hij een serie teekeningen van de voornaamste gebeurtenissen te Parijs, tijdens de revolutie; schilderde kamer-behangsels en leverde tal van afbeeldingen, opgenomen in de uitgaven van dien tijd; een volledig overzicht van het werk van dezen meester, van wien het bureau der Monumenten alhier, niet minder dan 56 kleine teekeningen van Zeeuwsche plaatsen bezit,ontbreekt echter nog. 'S-GRAVENHAGE,. 24 OCTOBER 1921. C. H. PETERS. 1