ZOEK-LIGHT NEDERLANDSCHE ENGYGLOPAEDIE VOOR ALLEN MEDEWERKERS AAN DEEL I Dr. P. C. M. BOS, J. BRANBERGEN, Ir. Jhr. W. N. DE BRAUW, J. R. DE BüsSy, P. BIJHOUWER, Mrj. Mr. I. DEUTZ, G. A. EVERS, J. FRANSEN, Ds. J. G. FRERIOHS. H. HEUKELS, Mej. Dr. R. HIRSCH, F. W. HUDIG, J. N. KOLLEWIJN, E. KUPERS, J. H. DE LEEUW, J. P. MIERAS, Dr. L VAN OS, Dr. J. F. VAN OSS, H. J. RUITERS, Mrj. L. SNITSLAAR, Dr. G. C. A VALEWINK, J. F. L. DE BALBIAN VERSTER, P. VOS, H. WOLF. ZOEK-LICHT NEDERLANDSGHE ENCYCLOPEDIE VOOR ALLEN ONDER LEIDING VAN Dr. T. P. SEVENSMA DIRECTEUR DER OPENBARE LEESZAAL EN BIBLIOTHEEK TE AMSTERDAM EERSTE DEEL N.V. UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ VAN LOGHUM SLATERUS & VISSER ARNHEM MCMXXn A A, eerste letter van het Nederlandsen I alfabet; van vorm gelijk aan de Latijn- sche en Grieksche letter, ontleend aan I den Phoenicischen grondvorm. Eerste j klinker in alle talen, wordt met wijden geopenden mond uitgesproken. In de j muziek de 6de noot van de toonschaal I van C. I A, in de electriciteit, is Ampère. A, als vlaktemaat is Are = 100 M*. a. a. Chr., anno ante Christum is thet jaar vóór Christus. A. D., anno Domini, in het jaar des IHeeren. a. i., ad interim, voorloopig, ter vervanging. A. P., Amsterdamsch peil. A. P., anno passato,in het vorig (boek) jaar. a. p. Chr., anno post Christum, in het |.... jaar na Christus. A, veelal Aa, wordt in Nederland en in andere Germaansche landen |van oudsher gebruikt tot aanduiding ;van een stroomend watertje of riviertje. | Ai, wordt in de scheepvaart gebruikt [ter aanduiding van de hoogste klasse rvan zeewaardigheid van een schip (zie Lloyd's). Aa, Van der, is de geslachtsnaam van [een Nederlandsche familie van boekhandelaren en schrijvers. De bekendste zijn: 1) Pieter (1659-1733) cartograaf en boekhandelaar te Leiden; 2) Chr. C. H. (1718-1793) godgeleerde; 3) Corn*Ms (1749-1815) boekhandelaar en politiek schrijver; 4) Abraham Jacob 1792—1857) boekhandelaar, geschiedkundige, stelde een uitgebreid „Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden" samen (13 dln.) en schreef een belangrijk deel van het nog steeds veel ge¬ bruikte „Biographisch woordenboek der Nederlanden" (21 deelen). Aa, P. J. B. C. Robidé van der (1832 — 1887), een Nederlandsen letterkundige en aardrijkskundige, werkte aan vele tijdschriften mede, schreef enkele brochures en bezorgde de uitgave van verschillende reisbeschrijvingen. Aak is de naam van een vaartuig met platten bodem, die opbuigt naar de kop en daar samenkomt met de zijkanten. Aken worden in de binnenwateren gebruikt; Keulsche- of Rijnaken noemt men die welke op den Rijn varen. Aal. Zie Alen. Aalberse, Pieter Josephus Mattheus (1871— ), Roomsch-Kath. staathuishoudkundige en sociaal-politicus, was advocaat, directeur v. h. Centraal Bureau voor de Kath. sociale actie, hoogleeraar in de staathuishoudkunde aan de Technische Hoogeschool te Delft, Kamerlid, en sedert Sept. 1918, teétt MÜr-. departement werd ingesteld, rnjnister van arbeid. Stichtte het Kath. Sociaal weekblad en schreef verschillende vlugschriften. Aalbes. De aalbes behoort tot het geslacht Ribes (fam. Saxifragaceeën). Vroeger uitsluitend geplant voor eigen gebruik; thans is de cultuur voor den handel zeer uitgebreid, zoowel voor binnen- als buitenland, in de eerste plaats ter bereiding van jams. Uitvoer van roode, witte en zwarte bessen naar Engeland 1 mill. K.G. bijna in 1905, in 1913 wel 1,5 mill. K.G., naar Duitschl. in 1905 maar weinig, in 1913 ruim »/, mill. K.G. De aalbessenstruik verdraagt wat schaduw, kan daarom dienen voor tusschenplanÜng in appel- en pereboomgaarden. 2 AALBES—AALST Men onderscheidt: I. de roode aalbes (Ribes rubrum, met een witte verscheidenheid, var. album), houdt van vrij zwaren, kleiachtigen grond, wordt opgekweekt van stek, twijg met 5 knopjes, 's winters snijden, voorjaar planten, na het derde jaar jaarlijks alle lange twijgen flink inkorten, daar de bessen vooral groeien langs de oudere gedeelten. Op zwaren grond 2—2,5 M. uiteen planten, op lichten grond 1 — 1,5 M. II. de zwarte aalbes (Ribes nigrum), groeit graag op lichtten grond, opkweeken als de roode, weinig snoeien, daar de vruchten groeien langs de eenjarige twijgen, afstand iets ruimer nemen. Beste variëteiten zijn voor roode aalbes de Roode Hoornsche, de Hollandsche Geelsteel, voor witte aalbes de Groote Hollandsche, voor zwarte de Groote Hollandsche, de Goliath en de Lee's Prolific. Aalborg, oude havenstad m Denemarken aan de Limf jord, telt ongeveer 33000 inw. Fabrieksnijverheid (scheepsbouw), uitvoer van landbouwartikelen, handel op Engeland, Noorwegen en Zweden. Historisch verle- ^Aalders, Wülem Jan (1870— ), een Nederlandsen godgeleerde, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Groningen sedert 1915. Bewerkte o.a. deel III van het Bijbelsch-kerkelijk woordenboek. Aalesund, havenstad in Noorwegen, 62-28^.8., met goede haven, telt c. 16000 inw. Belangrijke kabeljauwvangst. In 1904 vrijwel geheel verbrand, sedert herbouwd. Aali-Pasja (1815-1871), gematigd Turksch staatsman, was minister van buitenlandsche zaken, herhaaldelijk groot-vizier en slaagde er in Kreta (1866) en Egypte (1869) nog voor Turkije te behouden. Aalmoes, een woord uit het Gneksct afkomstig, is de gave uit barmhartigheid aan den behoeftige geschonken als uiting van Christelijke liefde, God< welgevallig geprezen. Nieuwere denk beelden over armenzorg hebben een andere waardeering van aalmoezengeven medegebracht. Aalmoezenier is oorspronkelijk degene die door een godsdienstige stichting is aangewezen voor het uitreiken der aalmoezen. Ook aan vorstelijke hoven (Frankrijk, England) was deze waardigheid bekend. In het Nederlandsche leger dragen de als veldprediker werkzame R. Kath. geestelijken den naam aalmoezenier. Aalscholver (Phalacrocorax carbo) of schollevaar, fraaie donkergekleurde vogel behoorend tot de familie der Roeivogels onder de zwemvogels, omdat de 4 teenen onderling door zwemvliezen verbonden zijn. Zij komen in ons geheele land voor, maar broeden slechts op enkele plaatsen b.v. bij Giethoorn en Lekkerkerk. Zij maken hunne nesten in boomen, soms tot 20 toe op denzelfden boom. Zij leven van visschen en zijn om hunne vraatzucht berucht. Aalsmeer, dorp ten Zuiden van Amsterdam aan de ringvaart van de Haarlemmermeer en de Westeinder plas. Bekend zijn de aardbeien-, bloem- en boomkweekerijen aldaar. Is ook de naam van een gemeente rondom het gelijknamige dorp; telt c. 5600 inw. ÜSAalst, in het Fransch Alost geheeten, ïs een stad met c. 35000 inw. in OostVlaanderen, middelpunt van den koophandel; fabrieken van zijden-, linnenen katoenen goederen; werd in 1914 door de Duitschers beschoten en ernstig beschadigd; had ook in vroegere oorlogen veel te lijden. Aalst, C. J. K. van (1866- ), president van de Nederlandsche Handelmaatschappij, begon in 1889 zijn werkzaamheden bij deze Maatschappij als correspondent te Batavia, werkte in Singapore mede tot de economische ontwikkeling van Atjeh, en werd in 1902 directeur, in 1913 president. In, den oorlog trachtte hij als voorzitter, van de N. O. T. handel en scheepvaart \ zooveel mogelijk staande te houden. . Werd in 1920 door de Berlijnsche Univ. AALST—AANDEEL 3 gepromoveerd tot doctor honoris causa m de rechtswetenschap. Aalten is een dorp met c. 2000 inw nabij Winterswijk in den Gelderschen Achterhoek aan de Aaltensche beek gelegen in een gelijknamige gemeente. Aaltjes behooren tot de klasse der spoelwormen, hoofdafd. der wormen, 't Ziin kleine, naar beide einden spits toeloopende diertjes, waarvan sommige soorten in planten leven en zich voeden ten koste van deze. Zoo veroorzaken de stengelaaltjes in hyacintbollen het ring- of oudziek en leven ook in rogge, haver, boekweit en klaver; de wortelaaltjes veroorzaken abnormalen groei bij ui, tomaten, koolsoorten, enz. Bladaaltjes dooden het bladweefsel van varens. Beeonia'sa O Voor verdere bi- Blad aangetast door zonderheden en Aaltjes. > voor bestrijdingsmiddelen zie men wer; ken over plantenziekten van Ritzema [ Bos, Van Poeteren, Van den Broek & Schenk, e.a. Zeer bekend zijn ook de | aaltjes, die in oude azijn, zure stijfsel enz. optreden. A-al-tolletje is de benaming voor leen zeskant draaitolletje op welks vlakken de letter A (alles), B (bij) D | (dubbel), N (niet), Z (zet) en T (trek) zijn aangebracht en waarmede men een ; soort kansspel speelt. I Aam, maat voor vloeistoffen. Vooral wijnmaat van vier ankers of 144 L • lalsi oliemaat 145,5 L. Aam wordt ook wél' gebezigd in de beteekenis van vat, ton. Aambeeld is een langwerpig vierkant nzeren blok, bevestigd op een zwaren houten onderlaag. De smid gebruikt het voor de bewerking van gloeiend ijzer met den hamer. Aambeien zijn knobbelvormige uitzettingen van aderen van den endeldarm. Men onderscheidt in- en uitwendige aambeien, de eerste in den darm dus niet ziehthaar Aa j ' de aarsopening. Ze geven soms aanleiding tot bloeding, vooral wanneer de ontlasting hard is. Bovendien veroorzaken zij soms een ondragelijk jeuken Aanaarden, vakwoord van land- en tuinbouwers: van twee of van alle zijden een aardlaag tegen de plantenstengels opschuiven, waardoor geen gevaar voor verdrogen zal bestaan (bii aardappelen wordt het vaak gedaan) Aanbesteding, het doen inschrijven naar de uitvoering van eenig bouwwerk of de levering van benoodigdheden door gegadigden, die daarbij prijs opgeven waarvoor zij de uitvoering of levering op zich nemen. Bij openbare aanbesteding kan iedereen inschrijven, bij onderhandsche alleen daartoe uitgenoodigden Aanbidding. Zie Adoratie. Aandeel, bewijs van deelname in het kapitaal eener naamlooze vennootschap te zijn „op naam", als de naam van den houder er op vermeld staat, in blanco of „aan toonder", in welk geval de houder als eigenaar wordt beschouwd. Niet volgefourneerde (= volgestorte) aandeden (van hypotheekbanken en levensverzekeringmaatschappijen), moeten op naam staan, en de houder is verplicht het aandeel vol te storten, als het bestuur der maatschappij dit verlangt; zoodat ze, in tegenstelling met aand. aan toonder, slechts met toestemming der maatschappij van eigenaar kunnen verwisselen. Soorten aand.: 1. gewone aand.; 2. preferente aand. (prioriteitsaand.), die in de eerste plaats een vastgesteld dividend krijgen, en bij ontbinding der maatschappij (liquidatie) eerst geheel terugbetaald worden, voordat op de. gewone aand. iets terugbetaald wordt; 3. pref. winst- 4 AANDEEL—AANPLAKBILJET deelende aand. (bepaald dividend, als < 2 en meedeeten in de verdere winst);4. : cumulatief-pref. aand. (als 2, en als de winst in een bepaald jaar ontoereikend is om het vastgestelde dividend te betalen wordt het te weinig betaalde uit de winst van het volgende jaar eerst aangezuiverd); 5. cum.-pref. winstdeelende aand. (als 3 en 4); 6. winstaand. (actions de jouissance), deelen op bepaalde wijze mee in de winst; 7. oprichtersaand. of —bewijzen, als 6. Aangifte. In verschillende gevallen eischt het burgerlijk recht, dat van een gebeurtenis aangifte wordt gedaan. 1. Bij huwelijk, aan den ambtenaar v. d. burgerleken stand in de woonplaats van een der partijen. 2. Bij kindergeboorte door den vader, of bij ontstentenis, door een persoon, die bij de bevalling tegenwoordig was. De aangifte moet geschieden binnen 3 dagen na de bevalling aan bovengenoemden ambtenaar. 3. De vinder van een pasgeboren kind moet van de vondst aangifte doen. 4. Bij overlijden moet aangifte gedaan aan den burgerlijken stand ter plaatse der gebeurtenis. 5. In belastingzaken. 6. Bij sommige misdrijven bestaat d< verplichting aangifte te doen, wanneei men weet, dat zij geschied zijn, of dat het plan bestaat, dat zij geschieden zullen. Aanhaling noemt men het woordelijk weergeven in woord of schrift van de gesproken of geschreven uiting van een ander. Voor den belastingambtenaar beteekent aanhaling de inbeslagneming van goederen wegens de ontduiking der belasting. Aanhangmotor. Zie Buitenboordsmotor en Rijwielmotor. Aanklacht, beschuldiging door den aanklager bij den bevoegden ambtenaar, ten doel hebbende een gerechtelijke vervolging uit te lokken tegen den aangeklaagde. De aanklager van staatswege is het z.g. Openbaar Ministerie. Aanleg noemt men in het algemeen !e geërfde geschiktheid van een orgalisme tot verwerving van een bepaalde ichameUjke of geestelijke geaardheid en ;ot het verrichten van de daaruit voortvloeiende lichamelijke of geesteijke werkzaamheden. Deze physieke aaneg gaat deels in een blijkbaar vastrepaalde richting, deels is zij onder nvloed van allerlei factoren vatbaar iroor verandering. In waardeerenden rin spreekt men van aanleg wanneer emand in het bezit is van een aangeboren geschiktheid die het hem mogelijk maakt zich velerlei kundigheden sneller, gemakkelijker en beter eigen te maken dan vele anderen. Aanleg (van aanleggen = ten laste leggen, beschuldigen). Beschuldiging, gerechtelijke vordering. In eersten aanleg = in eerste instantie. Aanloopkleur ontstaat bij langzame verhitting van metalen aan de lucht, door de vonning van dunne laagjes metaalozyde die het opvallende licht bij verschillende temperaturen op bepaalde manier terugkaatsen. Bij het temperen van gehard staal (om de brosheid te verminderen) dienen de aanloopkleuren om den gang van het proces na te gaan. Aanlooptransformator, Zie Autotransformator. Aanloopweerstand is een veranderlijke weerstand, die gebruikt wordt voor het regelen van den electrischen stroom bij het doen „aanloopen" of in beweging brengen van electro-motoren. Aanmonsteren is het in dienst nemen van scheepsvolk voor den waterschout. Afmonsteren beteekent het uitbetalen en ontslaan van hen. Aannemer is ieder, die zich verbindt een bepaald werk tegen een van te voren vastgestelden prijs te verrichten. Aanplakbiljet, aanvankelijk een geschreven aankondiging met officieele mededeeling van algemeen belang, die zich geleidelijk tot een universeel aankondigingsmiddel ontwikkelde en een bijzondere vlakversieringskunst in het leven riep, toen in de plaats van den AANPLAKBILJET - AANVARING 5 typografischen druk de moderne illustratie-procédés werden toegepast, om de ontwerpen van kunstenaars te vermenigvuldigen. Aanplakking. Een uittreksel uit de acte van afkondiging van een huwelijk moet aan het stadhuis worden aangeplakt gedurende den tijd tusschen le en 2e afkondiging. Bij faillissement | "J?**** de verplichting een uittreksel m. net vonnis aan te plakken aan het stadhuis en het gerechtsgebouw van het Arrondissement. Aanplemping noemt men in tegenstelling met indijking het droogmaken van watervlakten door middel van af- ] val als puin, asch, en dergelijk. Dit 1 gebeurt vaak tot vergrooting van groote . steden als Amsterdam, Rotterdam, waar j men over veel afval beschikt. ( Aanrazeering, aanvulling met metsel- i werk of beton van de ruimte tusschen , een gewelf en zijn rechtstanden, of < tusschen gewelven onderling teneinde i ( de stabiliteit der gewelven te verzekeren ( ,. Aanschouwelijk onderwijs noemt men c , die leermethode welke groote waarde c hecht aan de ontwikkeling van het % voorstellingsvermogen der leerlingen en \ dit wil bevorderen door hen met zorg ° te leeren opmerken en waarnemen, t (Rousseau, Pestalozzi). ^ -3 z Aansprakelijkheid, in rechten gebon- l den zijn, hetzij strafrechtelijk, indien d ; de rechtsgevolgen liggen op 't gebied c f ■ïï? st«*echt, hetzij burgerrechte- r, lijk, indien zij liggen op 't gebied van s P het burgerlijk recht. ' Burgerrechtelijke aansprakelijkheid u kan voor iemand ontstaan door over- d eenkomst, door eigen onrechtmatige ti daad of onrechtmatige nalatigheid of li door het handelen of de onrechtmatige si daad van anderen, voor wie de wet v MLiïPr-?ïe1Jgevaüen «een eigen aan- « sprakehjkheid aanneemt. (Zie Last- » fv™.{ « Voogdij). Deze aanspra- K kelykheid omvat in den regel alle k roerende en onroerende goederen De ti ! ^f* v^fv* •Jechter een ^Perkte aan- U sprakehjkheid in gevallen, waar deze g uitdrukkelijk is voorgeschreven. (Zie Abandon Naamloote Vennootschap. Coöperatieve Vereenizing); zie ook Verantwoordelijkheid en toerekenbaarheid • , Aanstelling is de benoeming verleend aan iemand door een publiekrechtelijk bokking* ^ VCrVUUen Van «.Aantrede, het horizontale gedeelte vaa de trede van een trap. Naar gelang jan de bestemming der trap varieert • M de aantrede van 25-35 Aantrekking, Algemeene. Alle voorraden trekken elkaar aan met een "ÜSht' door Isaac Newton geformu- aantr.kracht tusschen twee toffehjke deeltjes is recht evenredig net t product hunner massa's en 'ingekeerd evenredig met het kwadraat 'an den afstand (gemeten van zwaartepunt tot zwaartepunt). De aantrekking, lie twee lichamen op elkaar uitoefenen s de som der attracties van alle kleinste eeltjes van het eene op alle kleinste eeltjes van het andere. De aard van leze kracht is nog niet ontdekt, hoerel men de wetten kent. Uit de wetten olgt dat er (althans theoretisch) geen renL£_,V0Or den ^tand, waarop de antrekkmg nog plaats heeft. Voor cover bekend heerscht de aantrekmg overal in de ruimte; men neemt ie waar bh de beweging der planeten m de zon, van de manen om de plasten, W de beweging der dubbelïïïï!n'.,b*,,de storingen, die de verJhillende planeten en manen op elkaar itoefenen. Voor groote afstanden wordt e A. zeer klein, zoodat we bijv. praksch kunnen aannemen, dat de ondernge aantrekking van zon en vaste erren nul is. 't Staat echter niet ast of we die aantrekking wel veraarloozen mogen. (Zie ook Adhaesie i Conaeste). Aanvaring, het met elkaar in aanraing komen van twee vaartuigen, meesH tengevolge hebbend beschadiging ■vertj) van een of beide. Om aanvarin;n op zee te voorkomen bestaan inter- 6 AANVARING- AARDAPPEL nationale bepalingen op het voeren van lichten, het teven van geluidseinen, de vaart (snelheid) van een schip bij mist en op het uitwijken. Om de gevolgen van een aanvaring zooveel mogelijk te beperken wordt een schip doormiddel van waterdichte schotten in een aantal compartimenten verdeeld, waardoor het na aanvaring voldoende drijf vermogen kan behouden. De mate van schuld aan een aanvaring wordt in ons land beoordeeld door den Raad voor de Scheepvaart, (z. a.) zitting houdende te Amsterdam. Aanvullingskleuren of Complementaire Kleuren zijn élke twee kleuren, die samen wit vormen; zij zijn van belang in de leer der kleurenharmonie. Aanzet-, het vlak waarop een boog bij zijn geboorte in de muur steunt, -steen, hoekstuk van natuursteen waartegen bogen of strekken rusten. Aanzettoestellen zijn toestellen, die de machines aan den gang brengen, doen stoppen en verder de snelheid van deze regelen. Aap. Zie Apen. Aar. verzameling van on¬ gesteelde, tweeslachtige bloemen, langs den stengel geplaatst b.v. weegbree. Soms zijn ook aartjes tot aren vereenigd, zoog. samengestelde aren b.v. bij de aargrassen. Van den tros verschilt de aar alleen, doordat bij den tros de bloemen gesteeld zijn. Vandaar, dat er overgangen bestaan tusschen aar en tros (aarvormige tros); Aar is de naam van verschillende rivieren. De voornaamste is de Zwitsersche Aar, die ontstaat uit den Boven- en Beneden Aargletscher, langs Bern stroomt, de Reuss en de Limmat opneemt en zich bij Waldshut in den Rijn stort. Aarau. De hoofdstad van het Zwitsersche kanton Aargau, ligt aan den voet der Jura. Fabrieken voor zijde, katoen en natuurkundige instrumenten, c. 9500 inw. Aardaker (Lathyrus tuberosus), overblijvende plant uit de fam. der Vlinderbloemigen, in ons land wild-groeiend, en wel veel in kleibouwland, bloeit Juli-Aug., rood, 2—3 bloemen bijeen. De plant bezit knollen als kleine aardappelen, die bijna 20 % zetmeel en enkele percenten suiker en eiwit bevatten. Aardamandel (Cyperus esculentus) plant uit Zuid-Europa en Egypte, fam. Cyperaceêen, waarvan de knollen in Italië wel gegeten worden. Aardappel (Solanum tuberosum, fam. Solanaceêen) is afkomstig uit Zuid-Amerika (Peru), werd voor 't eerst in 't midden der 16e eeuw overgebracht naar Engeland. Pas in de 17e eeuw werd de cultuur van de plant, om de eetbare knollen, meer verbreid op 't vastland van Europa, waarna de aardappel langzamerhand het meest algemeene volksvoedsel is geworden. Gemiddeld bevat 100 gram aardappelen 76 gram water, 21 gram koolhydraten (voornamelijk zetmeel), 2 gram eiwit en 1 gram celstof. De bessen der plant, alsmede de door het zonlicht groen gekleurde deelen v/d. knol, bevatten een verdoovend vergift. Op allerlei grondsoorten, zand, veen en klei, worden de aardapp. verbouwd; het zand levert de fijnste, het veen de minst duurzame, de klei de duurzaamste en voedzaamste aardapp. In fabrieken bereidt men uit het zetmeel der knollen het aardappelmeel (z.a.), ook stijfsel, stroop en sago. Hierdoor en door het steeds toenemend voedselverbruik is de aardappeloogst alleen al in ons land gestegen tot bijna 43 mill. H.L. in 1920, geteeld op 173 000 H.A. land. Het aantal „soorten" (eigenl. variëteiten of hybriden) is zeer groot en steeds worden er uit zaad (na kunstmatige bestuiving) weer nieuwe aangewonnen. Vroege aardapp. worden al in Januari in verwarmde ruimten tot „spruiten" gebracht en op zonnige strooken van zeer beschutte terreinen („zonnebermen") gepoot. De oogst valt van half Mei—half AARDAPPEL-AARDAPPELMEEL 7 Juli; hierna kan nog een tweede gewas (groente) volgen. De late „soorten" worden eind Maart—begin Mei buiten uitgepoot; oogst inSept.-October. Afstand van poten naar gelang van de grootte der knollen van 30—50 c.M., op lichte zandgronden minder ruim dan op zwaren grond. Een hectare, met aardapp. bei plant, moet voor een ruimen oogst bevatten: 134 K.g. stikstof, 62 KG ï phosphorzuur, 215 K.g. kali en 33 K.g' | kalk. Op niet te slechten grond kan men ; volstaan met jaarlijks een kunstmest- i bemesting te geven van 5 K.g. chili- I salpeter, 10 K.g. superphosphaat en 1 7 K.g. patentkali (alles per are), voor i de vroege rassen maar 3 K.g. chili. Dit geldt voor consumptieaardapp., voor : fabrieksaardapp. geeft men wel 8 K.g. e chili, om sterken groei en groote op- 1 brengst aan knollen te verkrijgen. c . Het poten geschiedt op rijen, in \ f kuiltjes of voren, diepte ± 10 c.M. s Den grond tusschen de rijen goed schoon 1 houden van onkruid; de rijen zelf even v aanaarden (van links en rechts wat aarde d ! er tegenaan schuiven). Noodig 15 L. d l S°te5t 8X6 '< opbrengst gewoonlijk e f—f;5 H.L. per are (een H.L. is ruim z 70 K.g.), op besten grond 3.5-4 H.L. n Sedert 1844 is men zeer beducht voor s< i de aardappelziekte, die in genoemd jaar b ; overal hevig woedde, waardoor de oogst g ! voor 't grootste deel waardeloos werd t ™rzaak dezer riekte is een zwam ai I (Phytophthora infestans), die blad en d » knollen aantast. Een tijdige besproeiing di vóór den zomer met Bordeauxsche pap n I (zie aldaar) kan de planten vrijwaren m tegen deze ziekte. Beslist kalkarme grond D i geeft „kringerige" aardappelen, te veel p( [kalk in den grond maakt de knollen m { „schurftig" of „pokkig". Verschalende m andere ziekten teisteren van tijd tot as tijd de aardapp., 't zij het blad, *t zij wc de knollen. Van groot belang voor een ze gezond gewas is de hoedanigheid v/d. de poters, een uitstekende grondbewerking sh en een goede bemesting. Enkele goede da „soorten" van tegenwoordig zijn de he vroege Andijker muizen, Duitsche of de Deensche muizen, Milords, Gladiator enz. en de late Blauwen, Eigenheimers' Bravo's, Red Star, enz. Zie verdér uitgebreide werken over Bijzondere Plantenteelt en over Groententeelt en het werkje van De Gier, de Teelt van vroege aardappelen (1917). Aardappelbovist. Zie Bovist. Aardappelkever of Coloradokever, is sen kever, die als volwassen insect en us larve in de Vereenigde Staten v. N Mn., zeer veel kwaad doet aandeaardtppelteelt. Ze vermeerderen zich buiengewoon sterk en zijn daardoor moeilijk e bestrijden. Gelukkig schijnt het insect n ons werelddeel niet te kunnen aarden. Aardappelmeel is het zetmeel, dat uit lardappelen met hoog zetmeelgehalte n goede opbrengst, gewonnen wordt )e aardappelen komen per schip aan p de fabrieken, die daarvoor steeds aan rater liggen, worden in een goot met troomend water gewasschen, door een acobsladder naar een automatische weegschaal gevoerd en gaan dan naar e raspen, terwijl tijdens eiken omloop oor een Jacobsladder met één bakje, sn monster genomen wordt. (Van de mding van één leverancier komen alle lonsters bij elkaar, waarvan dan het >ortel. gewicht wordt bepaald en met rfiulp hiervan uit tabellen het zetmeelïhalte afgelezen). Het raspen geschiedt doordat de aarddelen door hun gewicht tegen cylinirs worden gedrukt, bezet met zagen, e de aardappelen in kleine stukjes' spen, die dan door stroomend water iar de zeeftoestellen worden gevoerd. lt zijn schuin liggende zeven van koxgaas, die op en neer wippen. De zeteelkqrrels gaan er doorheen en strooen met het water weg, terwijl de vezels n het onderste gedeelte van de zeven >rden weggespoeld. Ook cylinderven zrjn in gebruik. Het water met zetmeelkorreh stroomt in groote basis, waar zich het zetmeel afzet (vanar de naam). Vanuit deze bassins kan t nogmaals in een stelsel schuinliggengoten gespoeld worden. Het natte 8 AARDAPPELMEEL- AARDAPPELSTROOP zetmeel gaat dan naar centrifuges, die het meeste water afslingeren. Ten laatste passeert het aldus voorgedroogde zetmeel door doeken zonder eind met stoom verhitte droogkamers. Daar buiten wordt het kurkdroge zetmeel gezeefd in zakken van 100 K.G. verpakt. De vezels, die men in andere bassins laat afzetten, gisten daar gedurende 1 & 2 jaren, waardoor de nog zetmeel bevattende cellen opengaan, die dan weer op zetmeel worden verwerkt. De vezels dienen als veevoer. De vezelgisting, waarbij 20 % van de droge stof verloren gaat, wordt wel achterwege gelaten, waardoor de voedzaamheid en dus de prijs van het vezelvoer wordt verhoogd. Vuil geworden meel kan door spoelen, afzetten en bleeken worden gereinigd. Na het raspen wordt soms alles vermalen, waardoor dus direct alle cellen opengaan en alle zetmeel wordt gewonnen. Het water dat in de fabrieken veel kali en eiwitten heeft opgenomen, stroomt in de (Groningsche) kanalen uit en heeft deze vervuild. Het is zeer geschikt voor bevloeiing van bouwland. Men onderscheidt verschillende kwaliteiten zetmeel (het vuile en het vezelmeelleveren tweede kwaliteit). Onder den microscoop herkent men de aardappelmeelkorrels aan den mosselschelpvorm. Aardappelmeel wordt gebruikt in de huishouding, bij de fabricage van macaroni en vermicelli, voor de aardappelsagofabricage, voor sterken van garens, voor het appreteeren van weefsels, voor het vullen van papier en zachte zeep, bij de worstfabricage en voor de fabricage van dextrine, witte stroop en glucose. Maïszetmeel is een sterke concurrent. Voor den oorlog waren Nederland en Duitschland (het Duitsche had door Hollandsche knoeierijen een beteren naam, waarom veel Hollandsen onder Duitschen naam werd verkocht) voorname producenten, terwijl tijdens den oorlog Japan zeer is opgekomen. Het produceerde in 1919 100.000 ton. Ons land, dat in 1919 10.000.000 H.L. inde campagne verwerkte, exporteerde in 1919 12.000 ton meel ter waarde van / 6.000.000. Meer dan de helft van de fabrieken zijn coöperatief. De laatsten verwerkten in 1919 8.700.000 H.L. aardappelen. Ze hebben in Groningen een centraal verkoopkantoor. Naast Japan is ook Denemarken een ernstige concurrent, terwijl de invoermoeilijkheden door Engeland en Amerika, die de eigen aardappelteelt willen beschermen, nog worden verhoogd. Aardappelpootwerktuigen bestaan gewoonlijk uit een ploegschaar, die een voor snijdt, een inrichting om op geregelde afstanden knollen neer te leggen en twee kleine ploegonderdeelen die de voor weer sluiten. Het regelmatig strooien van de knollen is hier de eerste voorwaarde; dit wordt bij sommige systemen bereikt door een jacobsladder, bij andere, doordat de knollen aan de spaken van een wiel opgeprikt worden. Practisch zijn deze werkt, moeilijk bruikbaar door den eisch, dat de knollen zeer zorgvuldig naar de grootte gesorteerd i moeten zijn. Aardappelrooimachines. Het ideaal van zulk een machine, die de gerooide knollen schoon in den zak oplevert, is nog niet bereikt; proeven met dergelijke constructies zijn mislukt, daar de machines te zwaar waren. Veel gebruikt wordt de machine, die rij aan rij omploegt, waarbij de knollen door een groep arbeiders geraapt en tegelijkertijd gesorteerd worden. Aardappelschiller noemt men het toestel waarin de aardappelen door rotatie tusschen harde borstels van de schil ontdaan worden. Aardappelstroop is een glucose oplos- I sing, verkregen door aardappelmeel met verdund zoutzuur te koken. (Ook uit maïszetmeel wordt in Amerika een stroop verkregen). Is alle meel omgezet dan wordt het zuur met krijt of soda gebonden en de vloeistof over kool gefiltreed. Zoo wordt een heldere vloeistof verkregen, die bij niet te sterke indamping, de bekende witte (of blanke) stroop oplevert. Ze wordt wegens den AARDAPPELSTROOP- AARDBEI 9 lageren prijs als plaatsvervanger voor suiker gebruikt in de huishouding, in bonbons en in jam- en limonadefabrieken. De stroop is vrij van accijns. Ons land produceert jaarlijksch ± 20.000.000 K.G. tegen / 15 per 100 K.G. (in normale tijden). De export wordt door hooge invoerrechten zeer bemoeilijkt. Engeland is een groote afnemer. Aardappelwalsmeel of aardappelgries is een product verkregen door aardappelen op verschillende wijzen te drogen. De gereinigde aardappelen worden onder een druk van 6 atmosferen gestoomd en vallen dan op verhitte cyHnders. Door messen worden ze dan voor ze kunnen ontleden, van de cylinders afgenomen. Ze worden dan fijngemaakt of komen als aardappelvlokken direct in den handel. Bij een andere bereidingswijze worden de gereinigde aardappelen machinaal tot schijfjes gesneden. Een stroom heete lucht stroomt dan in tegen banden zonder eind, waarop het snijdsel ligt (ookbevinden zich wel tusschen de banden zonder eind met stoom verwarmde ribbenbuizen). De zoo verkregen „schnitzel", die ter vermijding van dëxtrinevorming niet boven 90" C. verhit mogen zijn, worden wel als zoodanig verkocht of tot meel vermalen. Het walsmeel is geschikt voor menging onder biscuitbloem en voor huishoudelijk gebruik. Het voordeel boven aardappelmeel is het behouden van alle eiwit. Tijdens ! den oorlog zijn voor de fabricage in de Centrale landen en ook in ons land vele fabrieken opgericht, terwijl het meel toen onder bakkersbloem werd gemengd waardoor de kwaliteit van het brood' achteruit ging. Talrijke fabrieken zijn weer verdwenen. Aardappelziekte. Zie Aardappel. Aard-as is de wiskundige lijn, die loodrecht staat in het middelpunt op het equatorvlak, de grootste doorsnede van t aardoppervlak; deze lijn snijdt 'top- ■ pervlak der aarde in twee punten, die ' men Noord- en Zuidpool noemt. Ook i zegt men wel, dat de A. de lijn is die ] de polen verbindt, waarbij men de polen < dan definieert als die punten van de oppervlakte, die bij de rotatie in rust blijven. En als derde definitie kan gezegd worden dat de A. de verzameling punten in 't lichaam der aarde is, welke bij die rotatie in rust blijven. Aardbaan is de elliptische weg, die het middelpunt der aarde elk jaar om de zon aflegt. Gemiddeld legt de aarde per dag 59 boogminuten of 29.745 K.M; af. De excentriciteit van de baan is 0,0167; de kortste zonsafstand bedraagt 23.050, de langste 23.840 aardstralen. Aardbei. De aardbei of aardbezie (Fragaria) behoort tot de plantenfamilie der Rosaceëen en heeft, evenals alle leden dezer familie.éen schijnvrucht.bestaande uit een vleezig-sappig geworden bloembodem, waarop de eigenlijke eenzadige, vruchtjes (de „pitjes") vastgegroeid zijn. De tegenwoordige aardbeien zijn alle ontstaan door kruising van in- en uitheemsche soorten. Eén daarvan is de bosch-aardbei. Enkele van deze hybriden iragen éénmaal vrucht, andere meernalen. Grootte, vorm, geur en smaak Ier „vruchten" zijn zeer verschillend, ;erwijl door jarenlange cultuur vroege in late rassen zijn verkregen. Thans ;elden voor de beste aardbeien voor de iultpur buiten: Jucunda of Amazone de Beverwijksche aardbei), Oranje of ïredasche (klein, en geurig), Laxton's *oble (groot en vast van vleesch), (ladame Moutot (groot, rijkdragend), «aint Joseph (doordragend tot Nov.): foor de teelt in bakken of kassen zijn iet meest aan te bevelen: Sveger, >eutsch Evem en Koningin Emma! n ons land is Beverwijks omgeving en centrum geworden van aardbeienultuur voor den handel; het grootste eel van wat daar op de veiling wordt erkocht (alles in platte hengselmandjes, oogenaamde „sloffen", inhoud 3 K.G.) ordt voor Engeland opgekocht (voor imbereiding). Nieuwe aardbei variëteiten worden uit »ad opgekweekt; van de bestaande weekt men voort door jonge plantjes, ie aan de uitloopers van de moeder- 10 AARDBEI—AARDBEVINGEN plant ontstaan; aan eiken uitlooper groeien er meerdere achter elkaar, waarvan de eerstgekomen altijd de krachtigste en beste blijven. Bij geregeld verwijderen van deze uitloopers of „ranken" wordt de vruchtopbrengst grooter. Verder is het verstandig, de oude planten om de 5 jaar te vervangen door jonge (eenjarige). Men zet de planten, op humusrijken, voedzamen grond, minstens 30 c.M. uiteen, gewoonlijk op bedden van ± een meter breed. De cultuur van aardbeien kan zeer goed gecombineerd worden met die van allerlei groenten (doperwten, vroege aardappelen, poot uien, stokboonen, tuinboonen, kropsla); ook kruinen aardbeien dienen als tusschengewas in fruit tuinen of boomkweekerijen. Een klein gedeelte van de opbrengst wordt gebruikt in ons eigen land, het meeste wordt uitgevoerd, vroeger (tot 1915) naar Duitschl. vooral, nu meest naar Engeland; in 1905 bedroeg de uitvoer 2 mill. K.G., in 1913 ruim 6 mill. K.G. Als sierplant voor kassen en serres wordt gekweekt de Indische aardbei; 't is een aardige hangplant met gele bloempjes en geelachtig roodgekleurde vruchten, die wel vleezig, maar niet sappig worden. Vormt ook jonge planten aan de uitloopers. Aardbevingen zijn min of meer sterke golvingen of trillingen der aardkorst, die hun oorsprong hebben in een of andere ondergrondsche plaats, het centrum (hypocentrum) van de beving. Er komen zeer zeker duizenden aardbevingen per jaar voor; op sommige plaatsen treden ze zeer dikwijls, op andere vrij zeldzaam op. Soms is de uitwerking zeer noodlottig, soms volkomen zonder merkbare gevolgen. Uit nauwkeurig onderzoek is gebleken, dat de aardkorst, behalve regelmatige bodemslingeringen, onophoudelijk in geringe mate in trilling is (mikroseismische bewegingen of aardpulsaties). Met behulp van zeer gevoelige instrumenten, seismometers (z.a.) kan men aantoonen, dat deze trillingen afhankelijk zijnsvan of althans samenhangen met verschijnselen op de zon en de maan, in verband staan met de jaargetijden, met barometervariaties en natuurlijk met vulkanische uitbarstingen (erupties) en met op min of meer groote afstanden plaats hebbende aardbevingen. De sterk merkbare (makroseismische) verstoringen zijn 't hevigst op de plaats, die vlak boven 't centrum is gelegen (epicentrum); ze doen zich daar voor als heftige verticale trillingen van boven naar beneden. Op verder afgelegen plaatsen komt de verstoringsgolf zwakker en ook scheever aan, naarmate de afstand tot 't epicentrum grooter is; de trilling kan dan nog slechts voor een deel verticaal zijn en voor een ander deel is ze horizontaal of zijdelings (undulatorisch). Soms ook kan een draaiende (rotatorische) beweging ontstaan als de undulatorische beweging voortgezet wordt op deelen, wier zwaartepunten niet in de richting van voortplanting liggen. De snelheid van voortplanting en ook de uitwerking zijn afhankelijk van de kracht van de oorspronkelijke verstoring en van de homogeniteit, vastheid, veerkracht, e. d. van de steen- en rotssoorten, waardoor de voortplanting geschiedt. Door proefnemingen is gebleken, dat de voortplanting van kunstmatig opgewekte stooten in zand (300 M. per sec), zandsteen (1200 —2200 M. p.s.) en graniet (3000 M. p.s.) overeenkomen met de voortpl. snelheden van aardbevingen (die tusschen 300 en 5200 M. p.s. liggen). Over zeer groote afstanden is de voortpl. sn. veel grooter soms zelfs 10.000 M. p.s., waaruit 't besluit getrokken kan worden, dat de voortplanting niet door de aardkorst, maar ook door de daar onder gelegen lagen plaats heeft. Verbindt men de punten op aarde, die gelijktijdig door een beving getroffen worden dan omsluiten deze lijnen (isoseisten) het epicentrum; zijn ze cirkelvormig, dan omsluiten ze een punt (centrale aardb.), zijn ze elliptisch, dan omsluiten ze een ellips of rechte lijn (lijnvormige aardb.). AARDBEVINGEN 11 Door vele goede waarnemingen en de ontwikkeling der seismologie of aardbevingsleer heeft men gevonden, dat er géén centrale bevingen of wel puntvormige bestaan; er komt altijd een reeks punten of wel een gebied, dat volstrekt niet rechtlijnig behoeft te zijn, in trillende beweging en zoo spreekt men van epicentrale gebieden. De oorzaken van aardbevingen kunnen verschillend zijn; de meeste geologen onderscheiden drie soorten: 1°. vulkanische, die meestal van lokalen aard zijn, 2°. instortings-aardbevingen, tengevolge van 't instorten van kunstmatige of natuurlijke holle ruimten (in mijnstreken en bij kalksteen formaties), wier gebied ook zeer beperkt is. 3°. tektonische of dislocatie-aardbevingen, met de grootste gebieden van werking en vernieling. Deze ontstaan door bewegingen langs reeds bestaande spleten en breuken in de aardkorst (aardbevingslijnen); die lijnen zijn óf evenwijdig aan groote ketengebergten óf loodrecht op de as van zulke bergketens. Ze wijzen er op, dat er nog steeds barsten en spleten gevormd worden, ze staan dus in oorzakelijk verband met gebergtevorming. In een vulkanische streek, waar de vulkanische werkzaamheid als uitgeput beschouwd kan worden, kunnen aardbevingen en wel instortings-aardb. optreden. Zoo worden de bevingen, die Ischia in 1881 en '83 teisterden, toegeschreven aan het uitspoelen van den ondergrond door warm water; of aan vulkanische werking. Het feit, dat vele streken, waar vaak aardbevingen voorkomen, rijk aan vul- • kanische verschijnselen zijn, maakt dat 1 vele tektonische bevingen als vulkanische ] worden beschouwd; wanneer echter het 1 hypocentrum op een diepte van 30 a i 60 K.M. ligt, waar een temperatuur ' heerscht van 1000° a 1500° C, dan kan ^ de beving, volgens Gerland, onmogelijk c een tektonische zijn; op die diepte, bij i die temperatuur en hoogen druk zijn de gesteenten plastisch of zelfs dikvloei- ! baar, zoodat een naar-beneden-storten van rotsstukken e.d. onmogelijk is. Bij zulk soort bevingen verbinden de centra zich in het overgangsgebied tusschen vaste en vloeibare stoffen; Gerland meent nu, dat de stooten of trillingen hier ontstaan als gevolgen van ontploffingen, die samengaan met de plotselinge overgangen van gas in vloeistof (gelijk we dat waarnemen bij de vorming van water uit zuurstof en waterstof). Heftige explosies van deze soort werken in op de aardkorst, waarin ze verschuivingen en instortingen van natuurlijke gewelven en holten te weeg brengen, zoodat ze zich als tektonische a. manifesteeren, hoewel ze van anderen aard zijn. Ligt het hypocentrum onder den zeebodem, dus 't epicentrum in zee dan ontstaat er een zeebeving. Is deze van vulkanischen aard dan zijn de verschijnselen verschillend naar gelang van de heftigheid. Soms gaat 't zeewater ter plaatse slechts over geringen afstand omhoog, terwijl de temperatuur van 't water rijst, maar oók gebeurt het, dat met donderend geluid, waterdamp- en zelfs vuur- en rookzuilen uitgestooten worden tot op groote hoogte, terwijl soms lava en puimsteen in de zuilen mee omhoog worden geworpen. Door voortplanting ontstaat de vloedgolf, waarvan de voortplantingsnelheid afhankelijk is van de zeediepte. Bij de bekende Krakatau-uitbarsting (1883) werd ook de atmosfeer in beweging gebracht; er trad ïen luchtgolf op, die de geheele aarde ;enige malen rondliep alvorens tot rust te komen; opmerkelijk is wel, dat bij :ektonische zeebevingen de zee-opper/lakte óf rustig blijft, óf slechts in een jorrelende beweging komt, alsof 't tookt. De groote vloedgolven zijn alleen oe te schrijven aan vulkanische ooraken. Ligt 't hypocentrum dicht bij t vaste land dan plant de stoot zich 'oort naar 'tland, door de aarde heen n wordt als een gewone aardbeving waargenomen; dit geschiedt dikwijls in lapan, de eilanden van de Egeïsche zee n elders. In zee zelf is de voortplanting 12 AARDBEVINGEN-AARDE dan gering, uitgezonderd ais 'teeb vulkanische beving (zie boven) betreft. Om 't veelvuldig voorkomen van aardbevingen te Ulustreeren: De Rossi vond, dat alleen in 1876 in Italië 1273 stooten hadden plaats gehad; in Tokyo telde men 2170 stooten in 24 jaren. Maar ook vernielende aardbevingen kunnen meermalen in één jaar voorkomen. Zoo hadden in 1906 plaats: 16 Januari in Calabrië, 31 Jan. aan de kust van Columbia, 21 Febr. aan de Z.-kant van de Kaukasus, 17 Maart op Formosa, 18 April te San Francisco en 16 Aug. toen Valparaïso verwoest werd. Deze waren alle van tektonischen aard, terwijl er in hetzelfde jaar nog twee vulkanische plaats hadden n.1. te Ustika in Z.-Italië op 21 Maart en op de Antillen 23 Maart. Men weet reeds van ouds, dat sommige streken zeer vaak, andere zeer zelden worden getroffen; aantal en sterkte der bevingen op een plaats duidt men aan als hare seisrniteit. Zoo hebben alle vlakke landstreken, zooals Nederland, 't N. van Duitschland, N.-Rusland en N.-Azie, O.-Amerika, enz. een kleine, maar alle berglanden een groote seisrniteit. Van deze laatste gaan ook de tektonische bevingen uit, die op de geheele aarde als mikroseismische bewegingen door de instrumenten geregistreerd worden. Door I. Milne zijn de voornaamste haarden van dit soort bewegingen bepaald en tot twaalf groepen gebracht; zoo vond hij, dat er vijf van deze groepen in zee liggen en slechts een geheel en zes gedeeltelijk op 't vaste land te vinden zijn. Groote aardbevingen waren: Lissabon 11 Nov. 1755; Zuid-Italië 5 Febr. 1783; San Francisco 14 April 1906; Valparaiso 16 Aug. 1906; Zuid-Italië 28 Dec. 1908; N. W. China 16 Dec. 1920; Zie Milne, Earthquakes (1898) en . M. W. Meyer, Erdbeben und Vulkant (1919). Aardbogen, ook spaarbogen genoemd, worden toegepast in diepe fundeeringsmuren, ter besparing van materiaal. De druk der muren op den bodem is niet meer gelijkmatig verdeeld over de volle muurlengte maar geconcentreerd op bepaalde plaatsen. Aarde De, het schouwtooneel van de bedrijvigheid der menschen, is de derde van de acht groote planeten, die om de zon wentelen. De beschouwing der aarde, door de ouden onder de namen Tellus, Gaea, e.d. vaak als persoon voorgesteld, als lid van het zonnestelsel doet ons uitkomsten krijgen, omtrent hare plaats en beweging in het stelsel en het verband, waarin ze tot de overige planeten en de zon staat. Neemt men de aarde als afzonderlijk lichaam dan wil men haregedaante en afmetingen bepalen en de plaatsen der verschillende punten op 't oppervlak, ten opzichte van elkaar, vaststellen. Dit alles behoort tot de astronomische of wiskundige (mathematische) aardrijkskunde. De bepaling van de massa, van dichtheid, temperatuur, eigen warmte, het onderzoek naar de magnetische eigenschappen en naar de verdeeling van vastland en water, het nasporen van de eigenschappen van de aardkorst (elasticiteit, hardheid, enz.), invloed van 't water op de vaste stoffen, van de samenstelling van en gebeurtenissen in de atmosfeer, verspreiding van planten en dieren, klimaateigenschappen, enz. behoort tot de natuurkundige aardrijkskunde. Verschillende volken hadden verschillende voorstellingen van den vorm der aarde. Zoo hielden de oude Grieken haar voor een plat vlak, een vlakke cirkelvormige schijf, omspoeld door de wereldzee (Okeanos) en overwelfd door den hemelkoepel, die op zuilen rustte. Anaximander (611 —547 v. C.) en Pythagoras (582— 507 v. C.) kwamen tot den bolvorm. Aristoteles (384—321 v. C.) beschouwde de aarde als een vrij in de ruimte zwevende bol, waaromheen zon, maan en planeten hunne dagelijksche omwenteling volbrachten; de poolster hield hij voor 't eenige vaste, onveranderlijke punt. Deze zienswijze was ook die der geleerden, zooals Cicero (106—43 v. C), Plutarchus (50—120 n. C.) en van hunne tijdgenooten, die aanspraak AARDE 13 maakten op beschaving. In 't begin der middeleeuwen trachtten velen het geloof aan den vlakken vorm weer ingang te doen vinden en die pogingen, welke slaagden, duurden tot de 15e en 16e eeuw. Thans zijn de bewijzen voor den bolvorm in elk elementair leerboek van sterrekunde of cosmografie te vinden. Copernicus (1534) leerde, dat de dagelij ksche beweging der hemellichamen, om de aarde, slechts schijnbaar is en dat de aarde in 24 uren sterretijd (of 23 uur 56 minuten, 4,1 seconden middelbare tijd) om hare as draait in de richting van W. naar O. Deze rotatietijd (d.i. een sterredag) is volkomen onveranderlijk. Een rechtstreeksch bewijs kon hij niet aanvoeren ;het eerste werd geleverd door Richer in Cayenne (1672), die waarnam, dat zijn slingeruurwerk, 't welk in Parijs volmaakt juist ging in Cayenne ongeveer uuuuui j«ci uag acncernep, zooaat een verkorting van den slinger noodig was om 't weer een goeden gang te geven. Na terugkeer in Parijs moest hij den slinger weer evenveel verlengen. Newton gaf de verklaring, door er op te wijzen, dat bij een wentelende aarde de versnelling van de zwaartekracht aan den equator kleiner moest zijn, dan op alle andere plaatsen. Tegelijkertijd vond hij uit voortgezette proefnemingen, door verschillende personen ondernomen, dat de aardmeridianen geen cirkels zijn, maar ellipsen, waardoor hij vanzelf tot 't feit van de afplatting kwam. In latere tijden werden zijne uitkomsten bevestigd door graadmetingen, o.a. in Peru en Lapland. Praktisch is de vorm der aarde die van een ellipsoïde, waarvan de equatorstraal is 6378,2 K.M. (omtrek van den equator 40.075.719 M.) en de poolstraal 6356,819 K.M., waaruit een afplatting 1 : 298,3 volgt. Daar, zooals door, zoo nauwkeurig mogelijke, waarnemingen gebleken is, dat de beide poolstraten in werkelijkheid ongelijk zijn en de equator niet precies een cirkel is, heeft Listing 't woord geoïde ingevoerd om den vorm aan te duiden. De afwijkingen zijn echter zeer gering. De afstand tot de zon is 149,4 millioen K.M. De beweging om de zon wordt kenbaar door de schijnbare, uiterst kleine, gesloten baan, die elke vaste ster om hare gemiddelde plaats beschrijft (z. parallax) en omgekeerd is het constateeren van die elliptische baantjes een bewijs van de beweging om de zon. En 'tis niet te verwonderen, dat de tegenstanders van 't wereldsysteem van Copernicus van de voorstanders eischten, dat ze dit bewijs zouden leveren en evenmin, dat laatst genoemden alle krachten in 't werk stelden om door waarnemingen tot dit bewijs te komen. Door de aardbeweging schijnt de zon in den loop van een jaar een grooten cirkel aan den hemel te beschrijven, in de richting van W. naar O., zoodat een ware zonnedag iets (ongeveer 4 min.) langer is dan een sterredag (z.a.); deze cirkel heet ecliptica of schijnbare zonnebaan. Het vlak, door dien cirkel gebracht (het ecliptica-vlak) helt onder een hni>k van ongeveer 23° 30' op het equatorvlak, hetwelk verder ten gevolge heeft, dat alle zonnedagen niet even lang zijn (de tiidsvereffening. Tweemalen nor ia ar n.1. 21 Maart en 23 September gaat de zon precies in 't O. op en precies in 't W. onder; dit zijn de tijden, waarop dag en nacht even lang zijn; men spreekt dan van lente- en herfstnachtevening (zie Equinoctiën). Het gemiddeld Soortelijk Gewicht der aarde (als één lichaam beschouwd) is ongeveer 5,5 en daar de aardkorst uit gesteenten bestaat, wier S. G. varieert tusschen 2,5 en 3,5 (gemiddeld geschat op 2,7) moeten er in het binnenste der aarde zwaardere stoffen aanwezig zijn. Is het binnenste der aarde vloeibaar of taai-vloeibaar, dan moet deze massa, evenals 't zeewater onderhevig zijn »■"» eb en vloed tengevolge van de werkingen van zon en maan; en de aardkorst, die a. h. w. een meer of min elastisch omhulsel is, zou daar de gevolgen van moeten ondervinden. Dit is nooit 14 AARDE geconstateerd. Verder volgt uit verschillende onderzoekingen en vernuftige gevolgtrekkingen (o.a. van Lord Keivin en G. H. Darwin), dat het binnenste der aarde niet vloeibaar en ook niet siroopachtig zijn kan; de aarde, als één lichaam beschouwd heeft een vastheid en starheid als die van staal, zoodat 't binnenste óf vast óf gasvormig moet zijn. Bij de hooge temperatuur en den enormen druk in 't binnenste komen alle stoffen in gasvorm en wel in gedissocieerden toestand voor; de elementen kunnen géén verbindingen met elkaar aangaan b.v. zijn zuurstof en waterstof te zamen aanwezig, dan kunnen ze toch geen water vormen. De temperatuur van 't inwendige wordt wel geschat op 20.000° C. en nóg veel hooger, maar die schatting is, zeer waarschijnlijk althans, véél te hoog en men moet dit erkennen, als men let op de temperatuur der zon, die van buiten 6000° C. en in 't binnenste 12.000° C. (zie Zon) bedraagt; de aarde, als kleiner lichaam zal geen inwendige temperatuur hebben, die hooger is dan die van de zon. De totale oppervlakte van het vaste land is 136.481.000 vierk. K.M.; het N.O. deel bevat 't grootste deel der vaste landen, terwijl het Z.W. deel 't meeste water, den Grooten Oceaan, bevat. Het totale aardoppervlak is in rond getal 510 millioen vierk. K.M. Onder ouderdom der aarde verstaat men gewoonlijk den tijd, die verloopen is sedert de verharding der oppervlakte, waardoor de aardkorst (z.a.) ontstond. Uit beschouwingen omtrent de warmteuitstraling in de wereldruimte en de veronderstelde Waarde van het temperatuurverval van het binnenste tot de oppervlakte, trok Lord Keivin het besluit, dat de ouderdom 20 a 40 millioen jaren moet bedragen. Het warmteverlies naar buiten wordt echter voor een groot deel aangevuld door de ontleding van radiumhoudende gesteenten en zoo komen we tot een veel grooter jaren-aantal. Door de warmteontwikkeling dezer gesteenten wordt 't afkoelingsproces zeer vertraagd en de voorraad is zoo groot, dat we gerust mogen aannemen, dat de eigen warmte der aarde gedurende eenige milhoenen jaren niet noemenswaard zal verminderen. Het zoutgehalte der zeeën levert een ander uitgangspunt ter bepaling van den ouderdom, d.i.de tijd van 't ontstaan der oer-gesteenten af (het Azoïsche of Archaïsche tijdperk begon toen) tot heden toe. Aannemende, dat gedurende dit tijdsverloop aan de zeeën evenveel zout per jaar is toegevoegd geworden als heden geschiedt, zijn er ruim honderd millioen jaren noodig geweest om het zoutgehalte tot het tegenwoordige bedrag op te voeren. De vastlanden waren vroeger wel is waar kleiner dan thans (immers aanvankelijk was de geheele aarde door zee bedekt, waaruit door vulkanische uitbarstingen en grondverschuivingen de vastlanden langzamerhand te voorschijn kwamen), maar de vulkanische werkingen waren menigvuldiger, zoodat de vergrooting van den eenen factor gepaard ging met de verkleining van den anderen. Neemt men aan, dat het oorspronkelijk zoutgehalte van de per-zee de helft was van 't tegenwoordige, dan komt men op een ouderdom van ongeveer 50 millioen jaren. Nog een andere methode berust op de geleidelijke afneming van hooge bergrotsen; drie oorzaken, verweering, regen en stroomend water, werken aan die afneming mede. Betrouwbare metingen en onderzoekingen leeren, dat er ongeveer gemiddeld 1400 jaren noodig zijn, om van uitstekende en niet al te vlakke rotsvlakten zooveel stof weg te sleepen als bevat is in een laag van 1 M. dikte. De jongste bergketenen, die ontstaan moeten zijn aan 't einde van het tertiaire tijdvak, vindt men in Midden-Azië met tophoogten van ongeveer 6000 M., en in de Andes van Z.-Amerika met hoogten van 5000 M.; het gemiddelde, 5500 M. wordt nu als uitgangspunt gekozen. De gebergten, die ouder zijn, maar toch, 't dichtst bij de genoemde, dateeren uit het Steenkool- (Carbon-) tijdperk; men AARDE-AARDEWERK 15 vindt ze in O.-Afrika met hoogten van 2000 M., en in het Alleghany-gebergte (Alleghanj Mountains, Apallachische geb.) in N.-Amerika met toppen van 1500 M. *t Gemiddelde bedraagt 1750 M. en het verschil met het vorige gemiddelde is 3750 M. Dit verschil is van de Carbon-bèrgen afgeslepen, als men aanneemt, dat ze oorspronkelijk even hoog als de andere waren. En voor dat afslijpen is dan noodig geweest 3750 x 1400 of 5,3 miUioen jaren d.i. dus de tijd van het carbon-tijdperk tot einde van het tertiaire. Nu zijn er drie zulke intervallen tot aan het tijdstip, waarop de eerste organismen op aarde optreden, d.i. een gezamenlijke tijd van 16 millioen of, tot op heden, van 16,5 millioen jaren. Neemt men verder 't gekozen punt van uitgang als het midden van den tijd tusschen 't ontstaan van de aardkorst tot heden, dan komen we op een ouderdom van 33 millioen jaren. Zie B. G. Escher, De gedaanteverwisselingen onzer aardt (1920) en Unsere Erde. (Allgemeine Verlagsgesellschaft München). Aarden in den tuinbouw zijn mengsels van verschillende grondsoorten, vermengd met geheel of ten deele in ontbinding overgegane organische resten. Men onderscheidt tuin- of teelaarde, veld-, blad-, broei-, veen-, en houtaarde. Aarden, Eetbare, bestaan gewoonlijk uit kalk en kiezelzuur en worden in velelanden als lekkernij gegeten (op Java, daar heet het ampo; verder in NieuwCaledoniê, Bolivia enz.), ofschoon het niet de minste voedingswaarde heeft. Soms worden er koekjes van gebakken. In den Elzas, Pommeren en den Lausitz eet men het witte bergmeel waarvan men in tijden van gebrek wel brood heeft gebakken. De menschen die het eten noemt men geophagen. Het aardeten wordt verklaard door gewoonte, gebrek, en ook Boor geloof in de geneeskracht en godsdienstige opvattingen. Aardenburg, eenoudstadjeinZeeuwschVlaanderen, heeft c. 2000 inwoners en IS OOOr een vppr via RrpcL-pno mat- Aa rest van Nederland vprhrmrlpn Wot- «ra» reeds in de 9de eeuw als koopstad bekend. Aardewerk omvat in algemeenen zin alle voorwerpen uit klei gevormd en door zonnewarmte of vuur gedroogd. In nauweren zin verstaat men onder aardewerk kleiproducten gebakken bij een temperatuur, die de klei niet tot sintering doet overgaan (800°—1100°). Dit aardewerk is rood of bruin van kleur, de scherf is ruw.Het is van nature poreus en wordt, als men het waterdicht wil maken, met een glaslaag gedekt. Deze glaslaag (glazuur) is doorzichtig en kleurloos; zij bestaat dan in hoofdzaak uit kiezelaarde en loodoxyde (loodglazuur) of zij is ondoorzichtig en wit, indien aan het genoemde mengsel tinoxyde wordt toegevoegd (tinglazuur). Door bijmenging van andere metaaloxyden kan zij verschillend worden gekleurd. Geschiedenis. Tot een kunstvorm kwam het aardewerk het eerst in Egypte, waar ook de oudste voorbeelden van glazuur gevonden zijn. Omstreeks 1350 v. Chr. bestonden in Teil el Amarna reeds groote werkplaatsen voor verglaasd aardewerk; vooral kleurige muurtegels werden hier gemaakt. Ook in Perziê, Babylonië en Assyriê werd veel gebruik gemaakt van verglaasde muurtegels en bouwsteenen. De vazenkunst komt het eerst tot volle ontplooiing op het eiland Kreta. Het oudste vaatwerk vertoont hier een teekening in mat wit, rood of oranje op een zeer dunne glimmend zwarte glazuurlaag (Kamares-vazen). Later werden de figuren met dun zwart glazuur op de roode klei geschilderd. Verder ontwikkelt dit aardewerk zich in Argolis, in de steden Tiryns en Mykene, waar bij de versiering meest aan de zee ontleende motieven werden toegepast, eerst in matte kleuren, later glanzend. Van Mykene werd in de 14de eeuw v. Chr. veel aardewerk naar Egypte uitgevoerd. Na 1200 v. Chr. verarmde deze kunst in Griekenland om in de 9de eeuw langzaam weer op te bloeien, vooreerst met uitsluitend geometrisch ornament, tot daar in de 7de eeuw ook figuurlijke voor- 16 AARDEWERK stellingen tusschen gevoegd worden, waaruit zich dan de z.g. zwart-flgurige vazenstijl ontwikkelt, waarbij met glimmend zwart glazuur op den rooden kleigrond .voorstellingen zijn geschilderd, dikwijls met wit en paarsachtig rood opgeluisterd. Tegen het einde der 6de eeuw v. Chr. treedt hiervoor de roodfigurige vazenstijl in de plaats, waarbij de figuren in een zwarten plazuurgrond zijn uitgespaard. Van Griekenland verbreidt zich deze kunst naar Etrurië, waar vooral in den zwart-figurigen stijl werd gewerkt en naar Zuid-Italië, waar de roodfigurige stijl meer ingang vond. In Hellenistischen tijd maakt de beschildering veelal plaats voor reliefversiering, waarbij de invloed van gedreven metaalwerk merkbaar wordt. Hieraan sluit zich het glanzend verglaasde roode aardewerk aan van het eiland Samos en van het Etruskische Aretium (Arezzo), dat door ver- wisseling mee eveneens roode gestempelde geneeskrachtige kleiblokjes algemeen „terra sigülata" genoemd wordt. In den keizertijd verspreidt zich dit werk over al de Romeinsche provincies. wok voor ae DeeianouwKunst speelt het aardewerk in de Oudheid een belangrijke rol, in de eerste plaats in Egypte, waar veel amuletten en kleine godsdienstige figuren van verglaasd aardewerk vervaardigd werden. Ook op Kreta en in Argolis werden kleine figuren van beschilderde gebakken klei gemaakt. Tot grooten bloei komt deze boetseerkunst in Griekenland in de 4de en 3de eeuw v. Chr. Het beeldwerk uit dezen tijd is meestal wel gekleurd, maar niet verglaasd (Tanagra). Het aanknoopingspunt tusschen het kunstvol aardewerk uit de Oudheid en dat van de Middeleeuwen moet in het Mohammedaansche Oosten gezocht worden in de streek van Pende tot Egypte. Tot den nieuwen opbloei droeg het Islamitisch verbod bij om gouden en zilveren vaatwerk te gebruiken. Dit gaf aanleiding tot een nieuwe versieringswijze, waarbij het glazuur metaalglans verkrijgt (luster). De oudste vondsten op dit gebied dateeren uit de 9de eeuw. De grondstof bestaat daarbij hoofdzakelijk uit kiezelzuur (kwarts), pijpaarde en alkalie. Veelal werd deze specie met tinglazuur gedekt, daarna gebakken, vervolgens met kleurige en metaalglansglazuren versierd en bij matiger temperatuur nagebakken. Een tweede soort aardewerk, waarbij de klei veel kwartszand bevatte, was wit genoeg om het dekkende tinglazuur te missen. Hier wordt dadelijk op de gebakken aarde geschilderd; over de bonte versiering wordt dan een kleurloos loodglazuur aangebracht. Bij minder zuivere specie moest de klei eerst met een helderwitte sliblaag overdekt worden, voordat de kleuren konden worden aangebracht. Het schoonste, dat op dit gebied werd voortgebracht is het Turksche aardewerk uit de 16de eeuw, zoowel in vaatwerk als in tegels. Met den Islam kwam het Oostersche aardewerk al vroeg naar Spanje. Het lusterwerk van Spanje werd in de middeleeuwen naar geheel West Europa uitgevoerd. Het gebruik van met gekleurde tinglazuren versierde muurtegels kwam eveneens over Spanje naar Europa. Langs drie wegen leerde Italië de Oostersche aardewerkkunst kennen, van Sicilië, van Snania en van Turkije. Spanje nam daarbij de eerste plaats in. De uitvoerstapelplaats was hier het eiland Majorca, daarnaar werd het met tinslazuur eedekte aardewerk in Italië Majolica genoemd. Toen later de Italiaansche stad Faenza het centrumder aardewerk-industrie geworden was, kwam de term Fayence in gebruik met meer algemeene beteekenis. Mezza-majolica noemt men in Italië het aardewerk met loodglazuur, waarbij naar Oosterschen trant de ruwe klei met een zuiverwitte sliblaag overtrokken is. Dikwijls werden bier tegen het ineenvloeien der kleuren de contouren der teekening met een doorn ingekrast (sgraffito). Tot grooten bloei kwam het aardewerk met tinglazuur in de 1 Sde eeuw in Italië door de werkzaamheid van Luca della Robbia, die deze techniek voor het eerst AARDEWERK 17 ook op reliëfs van grooten omvang toepaste. Op de pottenbakkerij had dit weinig invloed, deze kwam pas in het begin der 16de eeuw in Italië tot ontwikkeling, waarbij Faenza de eerste plaats inneemt, verder Caffagiolo, Siena, Castel Durante bij Urbino en Deruta, dit laatste vooral om zijn lusterwerk bekend. Van 1525 af is het hertogdom Urbino vooraan met werkplaatsen in Urbino, Pesaro, Gubbio (robijnluster) en Castel Durante. De ornamentale versiering heeft nu voor een picturale plaats gemaakt. In de tweede helft der 16de eeuw wordt deze weer afgelost door een versiering met grottesken op witten grond. Van de 17de eeuw af wordt de majolica door het Chineesche en later ook door het Europeesche porselein op i den achtergrond gedrongen. Van Italië : en Spanje verspreidde zich in de 16de \ eeuw de kunst om aardewerk 'met tin- i glazuur te maken naar het Noorden, i maar in bijna alle landen van Noord- i Europa ontstond naast of door de navol- < ging van het Italiaansche en Spaansche < aardewerk een zelfstandig product. Het ( meest vasten voet kreeg de Italiaansche i majohca-techniek in Zwitserland 1 waar zij tot in de 18de eeuw, vooral voor t het maken van kacheltegels werd toe- i gepast. De voornaamste werkplaatsen * waren in Winterthur. In Frankrijk g is het m plastische vormen versierde e aardewerk van Bernard Palissy in de v 16de eeuw belangrijker dan wat in directe v navolging van Italië werd gemaakt. Op k Italiaansche wijze werd in de 16de eeuw S te Ne vers gewerkt, later liet zich hier si ook HoUandschen en Oosterschen in- v vloed gevoelen. Van meer beteekenis ti dan Nevers was Rouaan, waar ook eerst si naar Italiaansche, later naar Holland- m scne en Oostersche voorbeelden werd ge- d< werkt, tot men aan het einde van de pl 17de eeuw tot een geheel eigen Fransche d< wijze van versiering overging. In dezen zi tijd kwam door de financieele crisis, ec die de bevolking dwong de kostbare h< metalen serviezen door eenvoudigere dc te vervangen, ook in ZuM-Frankrijk de li aardewerk-industrie tot bloei, de centra waren bier Moustiers (vooral blauwe versiering op witten grond) en Marseille, dat kleuriger werkte en aan het einde der 18de eeuw zijn glanspunt bereikte. Ook naar de Nederlanden kwam In de 16de eeuw de Italiaansche techniek In Antwerpen, Rotterdam, Leeuwarden' waarschijnlijk ook in Haarlem en andere plaatsen bestonden in de tweede helft der 16de en in het begin der 17de eeuw werkplaatsen, waar eenvoudigere soorten van Italiaansche majolica (vooral die van Faenza) vrij getrouw werden nagebootst. Door de directe invoer van porselein uit China kwam hier sedert iet begin der 17de eeuw verandering in. Men begon nu de porseleinversiering >p het aardewerk na te bootsen, waarbij lanvankelijk het blauwe ornament op ritten grond de voorkeur kreeg. Daar le industrie zich van toenaf in Delft concentreerde, wordt dit aardewerk ilgemeen „Delftsch" genoemd. (Dergelijke fabrieken waren er o.a. in Rotterlam, Haarlem, Makkum, enz.). Kleurig ;hineesch en japansch porselein wordt 'ooral in de 18de eeuw nagebootst, bieriij zijn drie soorten te onderscheiden, ie waarbij alle kleuren met het glazuur ï het volle vuur gebakken zijn, die waarbij enkele kleuren in het volle vuur ebakken zijn, andere later toegevoegd a nagebakken (gemoffeld) en die 'aarbij alle kleuren gemoffeld zijn De oornaamste Delftsche aardewerkfabrieen waren die van Aelbrecht de Keizer amuel van Eenhoorn, Rochus Hoppeeyn, Adriaen Pynacker, Lambertus an Eenhoorn, Louwys Fictoor en de ibriek de Roos. Behalve vaatwerk en erstukken maakten zij vooral veel uurtegels, die dezelfde ontwikkeling >ormaken met dit verschil dat zij in aats van met Chineesche ornamenten rorgaans met inheemsche voorstellingen n versierd. Aan het einde der 18de uw werd het Delftsch aardewerk geel door het Engelsche steengoed en irselem verdrongen. In Duitschind is niettegenstaande de vele fa- 18 AARDEWERK brieken de aardewerk-industrie van weinig artistiek belang. Een soberen kunstvorm vertoonen sedert de middeleeuwen de kacheltegels, met reliëfs versierd en met kleurig loodglazuur gedekt. In het Schwarzwald en in de Maasstreek (ook in Nederlandsch Limburg) werd door eenige eeuwen heen aardewerk met ringeloorversiering gemaakt, waarbij op bruine klei met behulp van een tuitkannetje (ringeloor) ornamenten van witte klei worden aangebracht, vervolgens met loodglazuur gedekt. In E n g e1 a n d o.a. in de buurt van Bristol werd in de 17de eeuw aardewerk gemaakt, dat, hoewel waarschijnlijk direct van het Italiaansche afhankelijk, sterk met het vroege Nederlandsche overeenkomt. Later brachten Delftsche pottenbakkers de Hollandsche techniek naar Londen (Lambeth), zoodat hier wit en blauw aardewerk ontstond, dat nauwelijks van het Delftsch is te onderscheiden. Aardewerk met loodglazuur komt in Engeland van de middeleeuwen af voor, waarbij veel gebruik gemaakt wordt van plastische versiering in verschillende kleisoorten. Onafhankelijk van het aardewerk ontwikkelt zich het harde aardewerk, en porselein (zie deze artt.). litteratuur: Flinders Petrie, TeU el Amarna, (1894). CarlSchuchardt, Schlienumns Ausgrabungen in Troya, Tiryns, Mykenae, etc. (1891). Furtwaengler & Reichold, Griechische Vasenmalerei (1904). Buschor, Die Griechische Vasenmalerei, Fouquet, Contributions d Vél. de la céramique oriëntale, (1900). Forrer, Geschichte der Europ. Fliesenkeramik, (1901). Solon, Italian Majolica, (1907). Falke, Majolica (1907). Havard, La céramique hollandaise (1909). Neurdenburg, Oud Aardewerk, (1920). Aardewerk (Hard). (Engelsch Crockery, Duitsch Steingut). Ceramisch product, dat harder en minder poreus is dan aardewerk en bij een vrij hooge temperatuur gebakken wordt (1100—1300° C), zonder dat daarbij een sintering (gedeeltelijke smelting der specie) plaats vindt, zooals bij Steengoed en Porcelein (zie daar). De scherf is ruw en van kleur wit, lichtgeel of lichtgrijs. De grondstof bestaat hoofdzakelijk 'uit veldspaat en kalk, en wordt om haar waterdicht te maken met loodglazuur gedekt. Dit verglazen geschiedt niet opeens, maar in een tweede vuur, waardoor kleurige versieringen gemakkelijker zijn aan te brengen, dan bij steengoed of porselein. Tot bloei kwam de hard-aardewerkbakkerij in de 18de eeuw in Engeland vooral door toedoen van den genialen pottenbakker Thomas Whieldon. Hetz.g. „tortoise shell ware", waarbij met verschillende oxyden gekleurde klei naast elkaar gebruikt werd, zoodat een gevlekte oppervlakte ontstond, werd reeds in het begin der 18de eeuw in Staffordshire gemaakt. Whieldon (± 1740—1780) voegde hier het „agate ware" aan toe, de gekleurde kleisoorten werden hier op elkaar geperst en met een draad doorgesneden, waardoor een geaderd aspect ontstond (hier in den handel „kievit" genoemd). Zijn vormen ontleende hij bij voorkeur aan planten en dieren. Hij imiteerde ook groenten en vruchten met verschillend gekleurde loodglazuren („pine-apple" en „cauliflower ware"). Zijn medewerkers Josiah Wedgwood en Josiah Spode zetten zijn werkzaamheid voort. Aan den eerste is de uitvinding van het lichtgeel getinte „cream ware" te danken, een der schoonste hard aardewerksoorten, uitmuntend door zuiverheid van vorm en afwerldng. Veelal werd het met schilder- en drukwerk in kleurig email versierd. Het „cream ware" werd door geheel Staffordshire en ook daarbuiten, (Leeds, Liverpool, enz.) nagemaakt. Van het einde der 18de tot het midden der 19de eeuw werd het harde aardewerk veelal met luster gedekt, een door oplossingen van platina en koper verkregen zilver- en goudglans. Het „agateware" werd nagebootst door het harde aardewerk met gekamde sublagen af te dekken. Ook voor het maken van plastisch werk werd hard aardewerk gebruikt, gedekt met zorgvuldig gekleurde glazuren. In de 19de eeuw nam de hard aarde- AARDEWERK—AARDKERN 19 werkfabricage voor huiselijk gebruik steeds grooteren omvang aan en verdrong grootendeels het zooveel kostbaarder porselein. Een grooten rol speelde daarbij in de eerste 50 jaren het ironstone china, waarbij door gemalen ijzersteenslakken aan de klei toe te voegen E groote duurzaamheid werd bereikt. Later werd het door eenvoudiger materiaal vervangen, dat door verbeterde methodes I van toebereiding (b.v. het electro-magnetische reinigen der klei van ijzeroxyde) toch aan vrij hooge eischen kon voldoen. I Litteratuur: Burton, A history .... ■ «/ english earthenware and stone ware, (1904). Church, Josiah Wedgwood, moster potter, (1907). Hudig, Engelsch aardewerk en porselein in het Ned. Museum, (1922). Aardfout. Zie Aarding. Aardgas, brongas of natuurgas is het brandbare gas, dat uit sommige boorgaten der petroleumbronnen stroomt. Vooral in Noord-Amerika komen ondergronds enorme afzettingen voor, die onder hoogen druk staan. Het bestaat grootendeels uit methaan en vluchtige benzine-koolwaterstoffen, welke laatste er steeds meer uit gewonnen worden. Het gas wordt in Amerika op grooten schaal als licht- en krachtgas gebruikt. De industrie verbruikt ongeveer'/, van de totale productie, welke in 1916 21 biljoen M' ter waarde van $ 120.000.000 bedroeg. Soms laat men het natuurgas direct verbranden om uit de roetende vlam zwartsel te winnen. In de laatste jaren scheidt men er in Amerika ook Helium uit af. In laagveengronden zijn vaak groote hoeveelheden methaan als moerasgas aanwezig; dit wordt daar ook wel als lichtgas gebruikt door boven j sloten, waaruit het opborrelt, een kleinen gashouder te plaatsen. Uit het Ameri- ; kaansche brongas verkrijgt men vrij i groote hoeveelheden prima benzine. i Aardhommel (Bombus terrestris) is een 1 van de meest algemeen voorkomende hommelsoorten. Het voorborststuk en i het tweede achterlijfssegment zijn geel, : de spits van het achterliif is wit. vprriW , c is het geheele lichaam zwart. In leefwijze - komt hij overeen met andere soorten van - het geslacht Bombus. (Zie Hommel.) Aardinductie. Zie Magnetisme. Aardinductor. Zie Magnetisme. Aarding, het in geleidende verbinding i met de aarde brengen van een overigens ■ van de aarde geisoleerden geleider. Is l deze aarding niet vrijwillig en dus niet i gewenscht, dan spreekt men van aardfout of aardsluiting. Aardkastanje (Carum Bulbacastanum), een aan karwij verwante plant, uit de fam. der Umbelliferen, die bij ons vrij zeldzaam op kalkhoudenden grond voorkomt en onder den grond een bijna bolronden knol heeft. Aardkern. De aardkorst gaat geleidelijk over in een zandachtige, plastische laag, waarin zich de gloeiende mineralen bevinden, die door de hooge drukking nog in vasten toestand verkeeren. Met toenemende diepte zal men meer opgeloste mineralen vinden, de taaivloeibare massa van 't magma (aardinhoud) omvat een grooter percentage, totdat de diepte bereikt wordt, waar ijzer en andere zware metalen de overhand hebben, 't Is mogelijk, dat verder weer een tweede laag van zandachtige structuur wordt aangetroffen, die op nóg grootere diepte wéér overgaat in een taai-vloeibare massa. Echter mag men niet aannemen, dat de opeenvolging van lagen en toename van temperatuur een regelmatig verloop hebben; op sommige plaatsen kan een temperatuur van 1000° C. en meer heerschen op slechts enkele K.M. beneden de oppervlakte, terwijl diezelfde warmtegraad op een andere plaats pas op veel grooter diepte wordt gevonden. En evenals we op de oppervlakte van het gloeiende zonnelichaam allerlei stoffen constateeren, zoo zullen ook in den aardkern allerlei stoffen gemengd voorkomen. Ook zal het vloeibare magma zich hier uitstrekken tot ver in de aardkorst, als een zeeboezem in 't vasteland en op een andere plaats zal een deel van de vaste aardschors in de gloeiende, vloeibare massa steken als 20 AARDKERN—AARDKORST een schiereiland in zee, terwijl de meest verschillende stoffen als klompen en slierten zweven en zich voortbewegen in de vloeibare en, dieper, gasvormige, binnenste massa. Aardkorst, aardschors of lithosfeer (steenkring, steenschaal; vgL atmosfeer, dampkring) of biosfeer (omdat 't leven er zich op afspeelt), is het vaste, buitenste deel der aarde. Ze vertoont zoowel in haar geheel als in hare grootere en kleinere deelen de sporen van vroegere bewegelijkheid, zoowel in loodrechte als in horizontale richting, waardoor ze veel gelijkt op de opgestuwde ijsmassa's in een rivier. Ze is opgebouwd uit een betrekkelijk klein aantal mineralen, deels gekristalliseerde steenmassa's (platonische of stollings-gesteenten) deels uit rivierwater bezonken of geprecipiteerde stoffen. Tot de gesteenten behooren ook klei, zand en vulkanische asch. Door verweering (inwerking van water en lucht) worden de gesteenten veranderd; sommige stoffen lossen op, andere blijven als gruis over, soms als zand. Dit kan door rivieren naar zee gevoerd worden. Zandafzettingen kunnen door druk worden omgezet in zandsteenlagen. De oudste vormen, die we kennen zijn kristallijn, zooals gneis (een mengsel van veldspaat, mica en kwarts), leisteen en graniet; ze worden als grondvormen van de aardkorst beschouwd. De sedimenten of afzettingsgesteenten uit ontledingsproducten van kristallijne gesteenten ontstaan, zooals zandsteen, pijpaarde, of uit neerslagen zooals kalk en gips, maar ook wel uit organische overblijfselen zooals koraal; schelpen en kool bestaande, komen gewoonlijk laagsgewijze voor. Evenals van de oudere kristallijne gesteenten worden ook hunne lagen op vele plaatsen afgebroken door eruptie-gesteenten (porphier, basalt, e.d), ook zijn ze vaak van hunne oorspronkelijke plaatsen verdrongen, verschoven, samengevouwen, overeindgezet door onderaardsche werkingen (erupties). De derde groep, die der metamorfe gesteenten, zijn uit de beide vorige groepen door latere veranderingen ontstaan. Uit scheikundige analyse van stollingsgesteenten en andere blijkt, dat alle gesteenten der korst uit stollingsgesteenten zijn ontstaan. Aan rotsachtige kusten ontstaat door de inwerking van het zeewater een sediment, waaruit de oplosbare deelen door 't water weggevoerd zijn. Warmte en druk kunnen sommige sedimenten weer tot kristallijne gesteenten omvormen. In 't laboratorium zijn deze omzettingen niet altijd na te bootsen, omdat daar de factor „tijd" ontbreekt. Het aardoppervlak ontvangt warmte door de eigen warmte der aarde (zie Aarde) en door de zon. Van de eerste neemt de warmtegraad met de diepte toe, maar niet overal in gelijke mate. De uit de diepste lagen naar en verder door de aardkorst voortgeleide, warmte ontmoet op zekere hoogte (diepte) de van buiten indringende warmtegolven (te danken aan de zon-bestraling), die door de wisseling der jaargetijden, niet altijd even sterk zijn; deze golven dringen tot zekere grens door, waar steeds dezelfde temperatuur heerscht,waar deze ongeveer gelijk is aan de gemiddelde jaartemperatuur van de buitenlucht. In tropische landen en ook in de nabijheid van de zee vindt men, op ongeveer 4 a S M. diepte de laag van constante temperatuur. Voor Noordelijke landen houden op 20 tot 30 M. diepte alle temperatuurschommelingen op, waaruit volgt, dat op die plaatsen, waar de jaartemperatuur lager dan 0° C. blijft, de bodem eeuwig bevroren blijft. Grondboringen in Yakutsk (gemiddelde jaartemp. 11" C. onder nul) nebben dit feit aangetoond. De JuU-temperatuur bereikt daar ongeveer 21° C. (d.i. even hoog als b.v.b. in Parijs), maar de gemiddelde Januaritemperatuur is er 43° C. onder nul. Op 190 H. diepte vindt men dan pas een temperatuur van 0° C. In de zomermaanden ontdooit de bovenste laag, zoodat akker- en tuinbouw mogelijk zijn, terwijl de benedengrond stijf bevroren blijft. Op onze breedte vindt men op 10 tot 20 M. de laag van constante tempé- AARDKORST—AARDMANNETJES 21 ratuur; even daarboven hebben schommelingen plaats. De hoogste temperatuur wordt daar gevonden in den winter en niet in den zomer, want de, tijdens den zomer, in den bodem opgenomen warmte heeft langen tijd noodig om naar 't afgekoelde oppervlak te gaan. Op alle plaatsen op aarde vindt men beneden de laag, waar constante temperatuur heerscht een toename van warmte, als men de boringen dieper voortzet; die stijging is niet overal gelijk, maar gemiddeld bedraagt ze 3° C. per 100 M. diepte. Een hooger bedrag is gewoonlijk te danken aan de nabijheid van steenkoolbeddingen, warme bronnen, lagen die zwavelijzer bevatten e.d. kortom in de nabijheid van die plaatsen, waar chemische processen plaats hebben. Maar ook toot verschillende diepten is de toename niet constant. Niet alleen bij het boren van mijnputten maar ook van tunnels (Simplon en St. Gotthard o.a.) zijn waarnemingen van deze soort gedaan, die dikwijls tot verrassende resultaten leidden. We mogen aldus op de ge- • nacuuc, O per IUU M., VOl- strekt geen berekening bouwen ter bepaling van de temp. in't binnenste der aarde. De bodem, waarop wij leven is niet zoo vast en onafgebroken als men wel denkt; onze grond rust op, dikwijls scherp van elkaar gescheiden „schotsen" van zeer verschillende grootte,, die van de vroegste tijden tot op heden een zekere losheid van elkaar hebben gehad. Er hebben verschuivingen, inzinkingen en verheffingen plaats gegrepen van allerlei afmetingen, van 1 d.M. tot duizenden Meters. Overblijfselen van zeedieren, die vroeger in de diepten der Oceanen leefden, vinden we op groote hoogten in Alpen, Andes, en andere bergen. Er is geen plek op aarde of ze is aan verticale veranderingen onderworpen geweest. Evenzeer Vinden we horizontale vervormingen als gevolgen van samendrukking en opstuwing, in de gedaanten van vouwen, spleten en verschuivingen. De aardschors is op ontelbare wijzen vervormd en gespleten en die spleten strek¬ ken zich tot op diepten uit, waar de starheid overgaat in den plastischen toestand. Aardlicht wordt dikwijls gezien bij nieuwe maan. Het maakt den indruk alsof de lucht zelf of een er in zwevende nevel fosforesceert. De eerste eenigszins nauwkeurige beschrijving gaf Alex. v. Humboldt, zonder eenige verklaring. Volgens Förster is er een soort gloeilicht aanwezig (te vergelijken met N.-licht) van geringe intensiteit, dat onze aarde omgeeft. Vroeger gaf men een andere verklaring. Evenals het diffuse zonlicht door terugkaatsing op de dampkringdeeltjes ontstaat en de verlichting van den dampkring overdag veroorzaakt, zoo maakt het diffuse sterrenlicht den nachthemel minder donker. Dan zou echter de nachtelijke hemel donkerder moeten schijnen, naarmate men den horizon met den blik nadert; metingen door onze landgenoot Dr. Yntema in 1909 gedaan leerden, dat er plekken nabij den horizon zijn, wier helderheid juist grooter is, zoodat hij tot dezelfde conclusie kwam als Förster. Ook prof. van Rhijn, heeft tijdens ZÜn vprhlnf nn Aa Mt. Wilson (N.-Amerikal »n r,nri»r.„.i. ingesteld en bevonden, dat 't aardlicht toeneemt van de ecliptica-pool af naar de ecliptica toe; daarom moet misschien eer aan samenhang met 't zodiakaallicht (ca.) dan aan verband met 't poollicht gedacht worden, 't Aardlicht mag niet verward worden met de verlichting, die afkomstig is van z.g. lichtende nachtwolken. Aardmannetjes of Kaboutermannetjes worden voorgesteld als kleine gebaarde, en als oude mannetjes uitziende wezens uit de Germaansche fabelleer, die tot het geslacht der Alven of Elven behooren. Zij worden ondersteld te wonen in de diepte der aarde, door een koning geregeerd, betoonen zich bij sommige gelegenheden gedienstig voor de menschen, doch kunnen, wanneer hun leed aangedaan wordt, boosaardig zijn. Het aardmannetje is hetzelfde schepsel, als de Duitsche Kobold. 22 AARDNOOT-AARDRIJKSKUNDE Aardnoot, grondnoot, of olienoot of apennoot (Arachis Hypogea) is een plant behoorende tot de peulvruchten, die vooral in tropische streken groeit. De vrucht boort zich na de vruchtzetting in den grond (vandaar de naam grondnoot) . De nootjes hebben een houtachtige schil, die door insnoeringen in eenige afdeelingen is verdeeld, die elk een pit door een bruin vlies omgeven, bevatten. De pit bestaat uit twee helften, waartusschen de kiem ligt. De pit heeft een oliegehalte van 44 %. Aardnoten komen uit de productielanden (o.a. BritschIndië, China, West-Afrika) gepeld en ongepeld op de markt; de laatste soort levert de beste olie, daar de gepelde nooten altijd aan het gevaar van ranzig worden blootstaan. Toch wordt het meerendeel gepeld aangevoerd. De productie van Britsch-Indië was in 1919 653.000 ton en de uitvoer 62.000 ton. Vooral uit Spanje komt een soort, die na voorzichtig „branden" veel als lekkernij gegeten wordt, onder den naam apennoot of curacaosche amandel. Aardnotenmeel wordt gemaakt uit de perskoeken van de aardnoten. Het bevat ± 50 % eiwit en 18 % olie en heeft dus groote voedingswaarde. Het wordt als surrogaat in roggebrood gebruikt en in de zuidelijke landen als volksvoedsel. Bovendien dient het evenals perskoeken zelve voor veevoer. Aardnotenolie (of grondnotenolie) wordt verkregen door gepelde grondnoten die van de kiem ontdaan zijn, te persen en te zuiveren. De prima kwaliteit wordt als tafelolie gebruikt. De margarine-industrie gebruikt groote hoeveelheden. Aardpeer (Helianthus tuberosus), overblijvende soort zonnebloem (fam. der Compositen), afkomstig uit Brazilië, wordt vooral in Zuid-Frankrijk gekweekt onder den naam van Topinambour; de knollen leveren een zeer geschikt veevoeder en lijken in vorm veel op aardappelen. Aardpulsatie. Zie Aardbevingen. Aardrups (Agrötis), larve van een nachtvlinder (uil); houdt zich overdag, opgerold, in den grond verborgen, vreet 's nachts aan allerlei sappige sten- «ararups. geldeelen (ook knol¬ len) van bijna alle tuinbouwgewassen. De beste bestrijding is het sparen van hunne natuurlijke vijanden (mol, vleermuis, spitsmuis). Aardrijkskunde of Geografie heeft tot object van studie de aarde, in 't bijz. haar oppervlakte; is een dualistische wetensch., rust zoowel op historischen als op physischen grondslag. Ze ontleent haar stof aan de geologie, meteorologie, botanie, zoölogie, anthropologie, ethnologie, geschiedenis, staathuishoudkunde etc. en bewerkt deze zelfstandig. In tegenstelling met genoemde wetenschappen stelt zij steeds het plaatsbegrip op den voorgrond; beantwoordt echter niet alleen het waar?, maar ook het hoe? en waarom? Indeeling: I. algem. aardr., welke de aarde en haar oppervl. als één geheel bestudeert en II. bijz. aardr., welke die oppervl. in natuurlijke gebieden tracht te verdeelen en deze geografisch te definieëren. Tot de algem. aardr. behooren: l)de wisk. aardr. die de aarde beschouwt als hemellichaam, en omvat ook het meten der aarde (geodesie) en haar voorstelling op kaarten (cartographie); 2) de natnurk. aardr., welke behalve de hypothesen omtrent het ontstaan der aarde en den toestand der aardkern vooral behandelt den invloed der onderste lagen der atmosfeer op organische wezens (Klimatologie), de vormen, afmetingen en verschijnselen in de wateren (Oceanografie en Hydrografie), het bodemrelief en de veranderingen, welke deze voortdurend ondergaat (Orografie en Morfologie) en ten slotte de verspreiding van planten en dieren en van menschen over den aardbol; 3) de Anthropogeografie, die den invloed nagaat door mensen en aarde wederkeerig op elkaar uitgeoefend. Ze onderzoekt de oorzaken AARDRIJKSKUNDE 23 van de verdeeling der menschheid in stammen en volken, den invloed van bodemgesteldheid, klimaat, producten en ligging op de ontwikkeling der volken (Historische geogr.), wijst op de rol door de aardr. factoren bij het ontstaan, veranderen en verdwijnen van staten gespeeld (Politieke geogr.) en den invloed door deze factoren uitgeoefend op handel en verkeer (Handelsgeogr.) en op de sociale toestanden (0economische geogr.). De bijz. aardr., gewoonlijk landen volkenkunde (Chorografie) genoemd, behandelt de afz. deelen onzer planeet, waarvan ze grootte. ligging, horizontalen én verticalen vorm, verheffing boven het zeeniveau, klimaat, planten, dieren en menschen nagaat. beoefend door de Grieken. Uit de gedichten van Homerus blijkt, dat ze de aarde beschouwden als een groete.platte, ronde schijf met opstaanden rand, omringd door een snelvlietenden stroom (Okeanos), waaruit alle bronnen en rivieren 'ontstaan. Op den buitensten oever van dien stroom rust het hemelgewelf, door zuilen gedragen en in 't midden van die schijf ligt Hellas. Veel dankt de aardr. aan Herodotus (± 450 v.C.) en Hippocrates (± 400 v.C). De eerste denkt zich de aarde als een langwerpige schijf door de Str. van Gibraltar, Midd. Zee, Kaspische Z. en Araxes in tweeën gescheiden. Ook Xenophon, die Klein Azië uit eigen aanschouwing kent en Pythea van Massilia, die de westkusten V Aardrijk volgens Herodotus. Geschiedenis. Reeds de Israëlieten van Europa bezoekt, hebben aardr 3„mvT g60grJ £ennï verdi«»*ten. Veel belangrijker zijn de Egypte. Krachtig werd deze bevorderd tochten van Alexander den Gr en door des Phoeniciërs, die op hun zeereizen de later door de Ptolemaeën geórga- t eerst den Atl Oceaan bereikten en niseerde zeereizen. Aristoteles (± 350 m sschien om Afrika heenzeilden en op v.C.) trachtte reeds uit de maansver- t!"400^61^ Voor-Arie duisteringen en de wet der zwaarte- kenms maakten. De Karthagers zetten kracht den bolvorm der aarde te bewij- Wetenschappelijk werd de aardr. *t eerst drie d« eetel /W „„.„„1 e-.." 24 AARDRIJKSKUNDE tosthenes (3de eeuw v.C.) schreef hier 't eerste handboek der algem. aardr. Zeer belangrijk is 't werk van Strabo (t 24 n.C.) voor de kennis van landen en steden. Een groote stap vooruit was ook het werk van den Alexandrijn Ptolemaeus (2de e. n.C.) tot diep in de M.E. algemeen gebruikt. De Christenzendelingen en Noormannen de aardr. kennis uit. Ook de Arabieren lieten zich niet onbetuigd; Bagdad en Damascus richtten sterrewachten op. Groote Arab. ontdekkingsreizigers van lateren tijd waren Edrisi van Ceuta (1153), die reeds van Scand., Finland en de Faroër spreekt en Ibn Batoeta (14de e.) Aardrijk volgens Ptolemaeus. Romeinen hebben, in weerwil dat ze een wereldrijk stichtten, in de aardr. wetensch. weinig gepresteerd. Hun voornaamste geograaf is Plinius de Oude (le e. n.C). Van belang zijn de Romeinsche reistabellen en de zoogenaamde „Itineraria" of wegkaarten, waarop de heerbanen beschreven of geteekend waren. Alleen een fragment van de Tabula Peutingeriana is overgebleven. In de M.E. ging in het christelijk Europa de wetensch. aardr. weinig vooruit. De christelijke wereldbeschouwing eischte het prijsgeven van den bolvorm der aarde en terugkeer tot de voorstelling eener schijf. Aanvankelijk breidden de die van Marokko uit tot in 't hart van Azië doordrong. Sterk werd de geogr. horizon uitgebreid door de Kruistochten, de stichting van het Mongoolsche wereldrijk en de handelsbetrekkingen van Venetië, Genua en de Hanzasteden. Groote aardr. werken schreven Albertus Magnus (1250) en Roger Baco (1270). Marco Polo gaf ± 1300 een beschrijving van China. Reeds eerder werden met behulp van 't kompas nauwkeurige zeekaarten vervaardigd van de Midd. Z. en den Atl. Oceaan en toen de bolvorm der aarde weer 't burgerrecht kreeg, was de onmisbare voorwaarde voor de groote ontdekkingsreizen der Portug. en AARDRIJKSKUNDE 25 Span), aanwezig. Ongemeen snel volgen ■ nu de ontdekkingen elkaar op, zoodat bij | 't eind der 18de e. de Poolstreken en de I binnenl. van Afr. en Austr. nog alleen onbekend zijn. Copernicus, Galileï en Kepler gaven een betere voorstelling van ons zonnestelsel. Beroemde geogra, fen der 16de e. waren Mercator, die een omwenteling in 't kaartteekenen bracht l en Ortelius, die een handboek schreef. In de 17de e. werd onze landgenoot Varenius de grondlegger der wetensch. i aardr. Groote ontdekkingsreizigers zijn nog onze Abel Tasman, die 't vasteland ; van Austr. ontdekte (1642) en de Engelschman Cook, welke op zijn 3 reizen Oceanië in kaart bracht. In den nieuwsten tijd, waarin vooral na 1850 ook handelsbelangen en kolo( niale honger der groote mogendheden een groote rol spelen, worden de binnenlanden der werelddeelen (vooral Afrika) grondig onderzocht en drong men steeds verder in de Poolstreken door. (N.- 1909, en Z.-pool 1911 bereikt I) Dit is de periode der wetenschappelijke reizen. Sedert wordt ook de aardr. zelve streng wetenschapp. beoefend, vooral onder invloed van Alexander von Humboldt, Carl Ritter en Oscar Peschel. Aan vele universiteiten worden leerstoelen van aardr. {opgericht; 't eerst in Duitschl., later in '•andere beschaafde landen. In ons land in A'dam reeds in 1877 en in Utrecht pas jln 1908; betrekkelijk laat, daar in Ned. |van ouds de geogr. ijverig beoefend werd. Immers de St. van Holland hielden fer zelfs een officiéelen „kaartenmaker" fop na en velen onzer landgenooten als Linschoten, Heemskerk en Barents, Olivier van Noort e.a. deden groote ontdekkingsreizen of schreven beroemde perken, zooals Vatenius en Petrus Merula of maakten prachtkaarten en globes, : nml. Willem Jansz. Blaeu en diens zoon , Johannes. 't Belangrijkste werk over i ped. is „Tegenw. Staat der Ver. Ned." uit 't laatst der 18de eeuw. Uitmuntende be- ] schrijvingen van afz. prov. geeft reeds i Schotanus (1664) en van onze overzeesche ' bezittingen Frangois Valenlijn in zijn | i „Oud- en Nieuw O.-Indiën" (1724—26). Voornaamste geogr. tijdschriften: Geogr. i Mitteilungen v. Petermann en Hettner's , „Geogr. Zeitschrift", „Journal" van het Geogr. Genootsch. te Londen, „La ' Géographie" van het Aardr. G. te Parijs en „Bulletin of the Americ. Geogr. Society" te New-York. Ook andere landen hebben htm eigen tijdschrift. Ned. heeft „Tfldschr. Kon. Ned. A. G." en „T. voor Economische Geogr.". Uitstekende hulpmiddelen verder: „Geografenkalender" van Justus Perthes en „Geogr. Jahrbuch" van Behm en Wagner. De beste algem. werken zijn: Elisée Reclus, Nouvelle Géographie Universelle, Sievers' Allgemeine Ldnderkunde en Stanfords Compendium of geography and travel. Handboeken van Wagner en Hettner. Woordenboeken van Vivien de Saint Martin en van Ritter. Belangrijk verzamelwerk: Ratzel, Bibliothek geogr. Handbücher. Voor natuurk. aardr.: Hann e.a. Allgem. Erdkunde, Supan Grundzüge der physischen Erdk., Penck, Morphologie, Martonne, Traité de la géographie physique en Suess, das Antlitz der Er de; verder Ratzel's Anthropogeogr. en zijn PoUtiscke geograp. Voor handelsaardr.: Andree, Geogr. des Welthandels. Handatlassen van Stieler, Kiepert, Andree, Vivien de Saint Martin et Schrader, Ravestein (Eng.), Berghaus, Physical Handatlas. The Times Survey atlas of the world (1921). Aardr. Congressen dateeren van de laatste 50 jaar; de nationale zijn 'teerste in Engeland gehouden, weldra ook in Frankrijk; daarnaast sedert 1878 jaarlijksche bijeenkomsten der aardr.-genootschappen: in Zwitserland vanaf 1881, in Italië vanaf 1892. In Duitschland werden de „Geographentage" sedert 1881 geregeld gehouden. Verder heeft de „Vertin deutscher Naturforscher und Aerzte" een sectie aardr. evenals het „Nat. en Geneesk Congres" in ons land een sectie voor geologie en phys. geogr. heeft, 't Eerste intematoinale congres, in 1871 te Antwerpen gehouden, werd door vele andere gevolgd. 26 AARDRIJKSKUNDIGE GENOOTSCHAPPEN—AARD WAS Aardrijkskundige genootschappen stellen zich de bevordering der aardrijkskundige wetenschap in haar geheel of van een onderdeel ervan ten doel. Zij bevinden zich in vrijwel alle landen van Europa; als oudste wordt beschouwd de African Society, in 1788 te Londen opgericht. In Nederland het Koninklijk Nederlandsck Aardrijkskundig Genootschap te Amsterdam (1873) terwijl ook hiertoe gerekend mag worden het Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië te 's-Gravenhage (1852). Aardschors. Zie Aardkorst. Aardslak {Limax rufus), vrij groote, naakte slakken met in den mantel verborgen een kleine schaal en met 4 voelers aan den kop, waarvan de 2 langste aan den top de oogen dragen. Aardsluiting. Zie Aarding. Aardster (Geaster), geslacht uit de Aardster. fam. der Stuifzwarnmen. De wand van het vruchtlichaam is dubbel, de buitenste laag springt in stervormig geplaatste slippen open en de binnenste laag opent zich met een gat aan den top, om de sporen vrij te laten. Een bekende soort is deG.hygrométricus (in dennenbosschen). Aardstroom, een electrische stroom, welke in de aarde voorkomt en waarvan de oorzaak niet met juistheid bekend is. Richting en kracht ervan ondergaan regelmatige veranderingen. Hij bezit eene dagelijksche en eene jaarhjksche periode,is het krachtigst in den namiddag en des nachts het zwakst. De aardstroom wordt vaak in lange telegraafen telefoonkabels waargenomen. Aardvarken (Orycteropus capensis), .behoort tot de fam. der Wormtongigen uit de orde der Tandeloozen onder de zoogdieren, heeft met den langen staart erbij een lengte van 1,9 M. en leeft in Z.- en M.-Afrika. Het leeft van insecten en mieren en weet met zijne krachtige klauwen de stevige termietenheuvels te vernielen. Dan komt uit de kleine mondopening de wormvormige, kleverige tong, waaraan de termieten blijven hangen, die dan door de kiezen (zonder wortels) gekauwd worden. Aardveil. Zie Hondsdraf. Aardverschuiving heeft in bergachtige streken plaats als een aardlaag, gelegen is op een hellende klei- of leemlaag, waar 't water niet door kan dringen. Bij sterken regenval, verzamelt 't water zich tusschen de zand- en de leemlaag en neemt de bovenste, bij 't naar beneden stroomen, mee; zoo kunnen groote uitgestrektheden land afschuiven, waarbij vaak groote verwoestingen worden aangericht. Aardvlooien, kevertjes met springpooten, behoorende tot de familie der Goudhaantjes. Vooral één soort, de geelgestreepte aardvloo (Haltica nemorum) doet veel schade aan de kiemplanten van allerlei kruisbloemige tuinbouwgewassen (koolsoorten, rapen, radijs, tuinkers). Daar ze ook leven op onkruiden uit dezelfde plantenfamilie (herik, herderstaschje, enz.) is het verstandig, deze allereerst te bestrijden. Voor verdere bizonderheden zie men een werk over plantenziekten (z.a.). Aardwas of ozokeriet bestaat grootendeels uit amorfe, wasachtige producten; het is waarschijnlijk een verdampingsrest van petroleum. Het komt voor in Galicië en Utah (Vereenigde Staten). In het eerstgenoemde land wordt het geëxploiteerd door schachten te graven, waar het door den druk der aardlagen wordt ingeperst. Door uitsmelten, zuiveren met pyrozwavelzuur en bleeken met bloedkool ontstaat ceresine of kunstwas, dat als vervangmiddel van bijenwas, waar het zeer veel op lijkt, wordt gebruikt. Per jaar wordt ongeveer 2000 ton geproduceerd. AARD WIND—AARTSDIAKEN 27 Aardwind is een werktuig tot verplaatsing van zware lasten, ongeveer > gelijk aan een kaapstander. Aardworm (Lumbricus terrestris), behoort tot de orde der Borstelwormen. ,. Heeft geen voetstompjes maar wel borstels, waarmede zij zich in de gangen vasthouden en die bij het graven met het voorste deel van het lichaam den \ noodigen steun geven. Zij leven in zelfgemaakte gangen in den bodem van half j vergane stoffen , terwijl zij de onverteerbare stoffen boven den grond uit hun lichaam verwijderen. Door hun groot aantal zijn zij zeer nuttig, doordat zij den bodem poreus maken en omwerken, zoodat ook diepere grondlagen aan de verweerende werldng der lucht worden blootgesteld, waardoor het voedsel er in voor de planten geschikt gemaakt wordt. Aargau, sinds 1803 kanton, ligt in het Noorden van Zwitserland, heeft wijn- en landbouw en veeteelt. Ook de katoennijverheid envisscherij zijn er van belang. Bekend zijn de geneeskrachtige bronnen. C. 230.000 inw. Aargletscher, onderscheiden in Ober- cii umeruurgieiscner, ngi in het Oostelijk gedeelte der Berner alpen. De grootte is 39 K.M.» Aargrassen. Zoo noemt men de groep van de fam. der Gramineëen, die langs de spil van de bloei wijze slechts ongesteelde of zeer (kort gesteelde bloempakI jes draagt. Rogge en tarwe, kamgras en raai gras zijn «bekende soorten uit deze groep. W~ Aarhus, de hoofdstad van het gewest van dien naam, is een havenplaats aan de Oostkust van Jutland. Het is een der oudste steden van Denemarken en heeft veel visscherij, ook eenige fabrieksnijverheid; telt c. Aarlanderveen is een ge- Aargras. ] meente in Zuid-Holland met c. 4000 inw. Landbouw en veeteelt behooren tot de hoofdmiddelen van bestaan; ook vindt men er steenbakkerijen. Aaron, de oudere broeder van Mozes, was hoogepriester der Israëlieten tijdens den tocht door de woestijn; hij was het die de vereering van het gouden stierbeeld (kalf) toeliet. Aarpluimgrassen. Groep van de fam. Oer trrammeeen, waarbij de spil van de bloei wijze korte zijtakken draagt, die op hun beurt weer vertakt zijn. Het geheel krijgt daardoor min of meer een cilindervorm. Eenige soorten uit deze groep zijn reukgras, helm, kanariezaad, vossestaart. Aarsmade (Oxyuris vermicularis) een vooral bij kinderen vaak in den darm voorkomend wormpje van slechts eenige m.M. lengte. De wijfjes verlaten om hun eieren te leggen den darm en veroorzaken dan door bun beweging om den aars een zeer hevig jeuken, waardoor de kinderen zich hoogst onbehagelijk ee- Varpluimgras. voelen. Aartsbisschop is de bisschop van de ïoofdstad eener kerkelijke provincie. 5elf bestuurt hij een bisdom en heeft soowel eene eere- als rechtsvoorrang op le andere bisschoppen. Zoo voor het iamenroepen van vergaderingen, welke sen aartsbisschop voorzit. In Nederland s slechts één aartsbisdom n.1. dat van Jtrecht. Aartsdeken wordt wel genoemd de Inglikaansche Aartsdiaken, door de verwarring van de Engelsche woorden 'eacon (diaken), met dean (deken). Aartsdiaken, in ouden tijd de vooraamste der diakenen, was langen tijd en kerkelijk waardigheidsbekleder dieet onder den bisschop in de RoomsenCath. kerk, waar de waardigheid thans 28 AARTSDIAKEN - ABANDON niet meer bestaat. In de Anglicaansche kerk is de archdeacon nog onder den bisschop belast met de visitatie van een deel van een bisdom. Aartsengel is eigenlijk de opperste der engelen. Het O. T. noemt Michaël, Gabriêl, Raphaël, en Uriel als aartsengelen. In de Openbaring van Johannes wordt van zeven aartsengelen gesproken. Aartspriester was vroeger in de Roomsch-Katholieke Kerk, de voornaamste priester bij een kathedrale kerk, die optrad als er geen bisschop was. Aartsvader is de naam der stamvaders van het Israëlitische volk, n.1. van Abraham, Izaak en Jacob. Aas, vroeger een éénheid van gewicht, is thans de éénheid in kaart- en andere spelen. Aas, afgeleid van een Grieksch werkwoord met de beteekenis eten, is voedsel, en meer bepaald lijken, voor dieren. Aasdomsrecht, (van Asege= rechts- of wetszegger, en dom ■= doem = vonnis.) Rechtspraak door den „asege" tijdens de oude rechtsbedeeling in de vroegere Friesche gewesten. De schout leidde de terechtzitting; de buren, aan wier hoofd de „asege" stond, wezen het vonnis. Later verdrongen door het schepengerecht. Aasen, Ivar Andreas, (1813—1896) een Noorsch letterkundige, legde zich er op toe de Noorsche taal van vreemde bestanddeelen te zuiveren, en door invoeging van woorden, ontleend aan de oude saga's en de verschillende dialecten, een zuivere Noorsche taal Landsmaal te doen ontstaan. Ook heeft hij den stoot gegeven tot de patriottische beweging, bekend als Maalstraev, Aasgier is een kleine gier, (Neophron perenopterus) die in Zuid-Europa, Afrika en Azië leeft en zich met doode dieren voedt. Aaskevers (Silphiden) hebben een sterk ontwikkelden reukzin en sporen daarmede allerlei in ontbinding verkeerende dieren op, waarmee zij zich voeden en waarin zij hunne eieren leggen, zoodat de uitkomende larven dadelijk voedsel hebben. De meer bekende soorten behooren tot het geslacht Silpha, meest zwart of donkerroodbruin en het gesL Necrophorus (doodgraver) (z.a.). Aasvliegen worden eenige vliegensoorten van verschillende geslachten genoemd. Haar eieren leggen zij op aas en dierlijke uitwerpselen. Ababdeh is de naam van een Afrikaansch nomadenvolk in Opper-Egypte. Zij zijn voornamelijk kooplui en karavaan-gidsen. Abaca noemt men op de Philippijnen de vezels van den banaanboom, waarvan de Manillahennep (z. a.) vervaardigd wordt. Abacus is een plaat of tafel, die Grieken en Romeinen voor sommige berekeningen vooral (vermenigvuldigingen) gebruikten. A bacus wordt ook in verscheidene bouwstijlen, het bovenste gedeelte van een kapiteel genoemd. Abadan is een eiland aan den mond van de Shatt-el-Arab, in de Perzische golf gelegen. Abaddon (Hebr. verderf) is de naam van het verblijf der dooden (schimmenrijk, of hel), ook van den bewaker daarvan onder den naam Apollyon. Abakansk is de naam van een bergketen, welke evenwijdig loopend met den Altaï, zich tot aan de stad Tomsk uitstrekt. Abakansk is een stad in Siberië, aan een zijrivier van de Jenissei gelegen, c. 2000 inw. Abandon. Het Wetb. v. koophandel stelt in art. 321 den eigenaar van een schip of de medereeders, elk naar evenredigheid van zijn aandeel, aansprakelijk voor de handelingen en verbintenissen van den schipper. Deze aansprakelijkheid nu kan beperkt worden door abandon of afstand van het schip en de nog te verdienen vrachtpenningen. Abandon geschiedt door een verklaring bij notarieele akte. Eigendom gaat door abandon niet over. Ook voor handelingen en verbintenissen v. d. boekhouder kan iedere medereeder afstand doen van Ztjn aandeel in ABANDON-ABBATE 29 het schip en de verdiende en nog te verdienen vrachtpenningen. De inlader mag niet de goederen voor de vracht abandonneeren, doch vaten met vloeistoffen gevuld, die gedurende de reis geheel of bijna leeggeloopen zijn, kunnen worden geabandonneerd voor vracht, averij en onkosten, (art. 497 W. v. K.). Abandonnement is mogelijk na abandon. Door abondonnement treden de verzekeringspenningen ter waarde van het geabandonneerde i. p. v. het schip. De assuradeur verkrijgt dus de volle eigendom van de zaak, waarvan de Verzekerde afstand heeft gedaan, doch de betaling aan den verzekerde geschiedt alsof totaal verlies had plaats gehad. De gevallen, waarin abandonnement plaats kan hebben zijn in de wet genoemd. (Over abandonnement art. 663—680, 694 W. v. K.) Abano Bagni is een klein stadje in Italië, niet ver van Padua gelegen. Ten tijde der Romeinen was het reeds beroemd wegens zijn warme baden; er werden overblijfselen van vroegere badinrichtingen gevonden; teltc. 5000 inw. Abarbanel. Zie Abrabanel. Abarim was in de oudheid de naam van een bergketen tusschen Moab en Kanaan. Volgens de Bijbel zag Mozes op den top Nebo van dit gebergte het Beloofde Land en stierf daar. Abat-jour is 1". een schuinstaand venster, dat het licht van boven ontvangt; verder een soort jalousieën, en ten laatste een mooi uitgesneden papleren lampe|kap. Abattoir is een meestal gemeentelijke (Inrichting, waar onderdeskundig toezicht, Ivee geslacht wordt, dat als voedsel voor de menschen moet dienen. Het eerste was f.dat van Parijs in 1818, later kwamen zij in alle groote steden, vooral na de herwaalde vleeschvergiftigingen in de 2de welft der negentiende eeuw. Het slachtvee wordt daar door veeartsen en hulpkeurmeesters gekeurd, zoodat er grooter praarborg is dat het vleesch voor de gezondheid van den mensch onschadelijk Is. Ook worden de dieren er op de snelste en minst pijnlijke wijze afgemaakt. Abba is het Arameesche woord voor vader. In het N. T. wordt het eenige malen gebruikt, doch steeds met toevoeging van het Grieksche woord voor vader. Abbadie, Antoine (1810—1897), en Arnauld (1815—1893), twee broeders, geboren in Dublin en opgevoed in Frankrijk, zijn vooral beroemd geworden door hun reizen in Abessinië (1837— 1848). Abbas (566 — 652), een oom van Mohammed en sedert 624 ook zijn aanhanger werd de stamvader van het vorstenhuis der Abassiden. Zijn nakomelingen regeerden van 750—1258 als kaliefen te Bagdad. _ Abbas I, de Groote (1557—1629), Perzisch sjah uit het vorstenhuis der Sofi's, wist door vele bloedige veroveringen zijn rijk zóó uit te breiden, dat het zich van den Ti gris tot aan den Indus uitstrekte. Hij was verdraagzaam jegens de Christenen, doch wreed jegens zijn onderdanen. Zijn kleinzoon Abbas II regeerde van 1642-1667. Abbas III, de laatste regeerende vorst uit het huis der Sofi's, voerde slechts van 1732—1736 het bewind. Abbas I (1813-1854), Egyptisch onderkoning, was bondgenoot van Turkije in den Krimoorlog. Abbas II (1874— ), was van 1892 — 1914 Khedive van Egypte, en werd in dat jaar door de Britsche regeering afgezet wegens zijn samengaan met Duitschland. Abbas Mirza (1783—1833), een bekwaam vorst van Perzië, trachtte, door Europeanen aan zijn hof te verbinden, zich de Europeesche beschaving eigen te maken. Ondanks zijn bekwaamheid leed bij in de oorlogen tegen Rusland (1811-1813, 1826-1828) veel nederlagen. Abbate, Nicolo dell' (1512—1571), een beroemd frescoschilder, was vooral een navolger van Correggio. Omstreeks 1560 ging hij naar Frankrijk, waar hij werkte 30 ABBATE —ABBT aan de groote frescoschilderijen te Fontainebleau. Abbatini, Antonio Maria (1595— 1677), een componist der Romeinsche school, was kapelmeester te Rome en Damaso. Hij schreef een aantal kerkelijke werken en een comische opera. Abbazia, een dorp in Istrië aan de Quarnero,ten Westen vanFiume is bekend wegens zijn heerlijk klimaat en mooie ligging. Het telt c. 2300 inw. Abbé, in Frankrijk titel van jonge mannen van goede familie, die de priesteropleiding hadden gevolgd maar nog niet tot priester waren gewijd. Sommigen voerden het administratief beheer van een abdij; anderen bleven als geleerde of 1 eeraar werkzaam. In het alg. is abbé de titel in Frankrijk en in het Franschsprekend België voor eiken geestelijke, die noch tot depraelatuur noch tot een religieuse orde behoort, dus voor alle wereldgeestelij ken. Abbé, Clevdand (1838-1916), een Amerikaansch meteoroloog en astronoom, was directeur der sterrenwacht te Cincinnati en later werkzaam aan den weerkundigen dienst van de Amerikaansche marine. Vooral op dit gebied deed hij werk van beteekenis. Abbe, Ernst (1840 — 1905), een Duitsch natuurkundige, eerst hoogleeraar, later deelgenoot der fabriek van optische instrumenten van Karl Zeiss te Jena, wist groote verbeteringen in de constructie der microscopen aan te brengen. Ter verwezenlijking zijner sociaal-politieke ideeën (winstaandeel aan de arbeiders) werd op zijn initiatief de fabriek omgezet in de „Karl-Zeiss-Stiftung". Abbema, Andries Sijbrand (1736— 1802) ,Nederlandsch staatsman.bekleedde tijdens de Bataafsche Republiek verscheidene belangrijke landsbetrekkingen. Balthasar Elias Abbema (1739—1805), schepen van Amsterdam aan de zijde der patriotten, werd na 1795 gezant in Hamburg. Abbeville, arrondissementshoofdstad in het Fransche departement Somme, heeft lakenfabrieken en vlasspinnerijen. De gothische kerk met prachtigen gevel is bekend. Het heeft c. 20.000 inw. Was een belangrijk centrum van hospitalen, oefenplaatsen en ravitailleering in den grooten oorlog. Abbey, Edwin Austin (1852—1911), was een bekend schilder en verluchter. Onder zijn voornaamste schilderijen behooren: Richard III and Lady Anne en Crusaders sighting Jerusalem. Abbiate-Grasso, stad in de Italiaansche provincie Milaan, ligt aan het Naviglio Grande. De inwoners (15.000) vinden een bestaan in zijdeteelt en rijstbouw. Abbing, Justine, pseud. van Carry van Bruggen—de Haan. Zie aldaar. Abbot, George (1562—1633), aartsbisschop van Canterbury, deed een poging om een vereeniging tot stand te brengen tusschen de Schotsche en Engelsche Kerk en was een van de Bijbelvertalers. Abbotsford, aan de Tweed gelegen, nabij Melrose, vroeger klooster, was van 1812—1832, het buitenverblijf van Walter Scott, die veel zorg besteedde aan de verfraaiing ervan. Abbott, Lyman (1835— ), Amerikaansch geestelijke, redacteur van „The Outlook", schreef verscheidene veel gelezen werken op theologisch en sociaal-politiek gebied. Abbreviatuur noemt men de afkorting die van ouds veel naar een bepaald systeem in handschriften werd toegepast. Uitgebreide toepassing van afkortingen leidde in den Romeinschen tijd tot een soort verkort schrift (stenografie). Ook in de oudste gedrukte boeken vindt men nog abbreviaturen. Abbruzzen, De, is eene bergachtige streek aan de Adriatische Zee, ten Zuiden van den vroegeren Kerkelijken staat gelegen. De bergtoppen zijn onherbergzaam, maar de dalen uitstekend geschikt voor wijnbouw en zuidvruchtenteelt. De bewoners, vroeger beruchte bandieten wijden zich thans aan de veeteelt. De voornaamste steden in deze streek zijn Teramo, Aquila, Chietti en Campobasso. Abbt, Thomas (1738 — 1766), populair wijsgeer en schrijver, heeft door zijn vele ABBT - ABD-OEL-MEDS JID 31 geschriften medegewerkt tot de ontwikkeling der Duitsche letterkunde in het midden der 18de eeuw. Abd is een Arabisch woord,dat dienaar, knecht beteekent. Het komt veel voor in samengestelde eigennamen, b.v. Abd el Kader dat knecht van den machtige beteekent. Abdallah [knecht Gods) heette de vader van den profeet Mohammed. Adallah f764 was de oom der eerste [Kaliefen uit het huis der Abassiden. Abdallah ben Yasin was de naam van een Arabier uit N.W. Afrika, die zich den naam van heilige bij vele volgelingen wist te verwerven en stamvader werd van een Marokkaansch vorstengeslacht. Abdar-Rahman heeten vijf leden van de Omyaden-dynastie, welke over Cordova geregeerd heeft. De bekendsten zijn: Abd ar Rahman I, 731 — 787, die het sultanaat Cordova stichtte en zijn rijk tot aan de Pyreneên uitbreidde. Abd ar Rahman III (912—961), die een einde maakte aan den burgeroorlog tusschen Arabieren en Spanjaarden en Spanje tot het best bestuurde land van Europa maakte. Abd-el-Kader (1807 — 1883),eerst priester, later emir van Maskara, voerde van 1832—1847 oorlog tegen Frankrijk. In dat jaar werd hij gevangen genomen, ondanks dat hem door de Fransche regeering vrije aftocht was toegestaan.In 1852 werd hem de vrijheid geschonken f«n ontving hij van Frankrijk een jaarlijksch pensioen. In zijn later leven trad |Abd-el-Kader op als beschermer der Christenen in Syrië en schreef eenige godsdienstig, wijsgeerige werken. In Nederland is hij bekend gebleven door met dichtstuk van B. ter Haar. I Abdera was een stad in Thracië, haar ruïnen liggen bij kaap Boeloestra. Hoewel de inwoners bekend waren wegens hun domheid, was het de geboorteplaats van Anaxarcnus, uemocntus en rro- tagoras. Abderhalden, Emil (1877— ), is professor in de physiologie te Halle, schreef verscheidene werken ovpr hin- chemie en een bibliografie over het alcoholvraagstuk. Abderrahman Ibn Abdallah, een Arabisch veldheer, wist Frankrijk binnen te dringen, doch werd in 732 tusschen Tours en Poitiers door Karei Martel verslagen. Abderrahman, sultan van Marokko, (1778—1859) deed een vergeefsche poging om de zeerooverij te doen herleven en koos in den strijd der Franschen en Arabieren, de zijde van Abd-el-Kader. In 1844 werden zijn ruiterbenden aan den Isly vernietigd en sloot hij vrede met Frankrijk. Abdicatie, het afstand doen van een waardigheid, meestal gebezigd bij het aftreden van een vorst. Abdis, de vrouwelijke vorm voor abt, is de overste van een abdij voor vrouwelijke kloosterlingen. Abd-oel-Aziz (1830—1876), 32ste sultan van Turkije, trachtte veel hervormingen in te voeren, maar bereikte door gebrek aan wilskracht zelden zijn doel. Hij stond langen tijd onder invloed van den Russischen gezant Ignatiew en werd in 1876 door opstanden in Herzegowina gedwongen afstand te doen en vermoord. Abd-oel-Hamid (1725—1789), de 27ste sultan van het Turksche rijk, beklom in 1774 onder treurige omstandigheden den troon. Door zijn nederlagen tegen de Russen zag hij zich genoodzaakt, een voor Turkije nadeeligen vrede te sluiten. Abd-oel-Hamid II, (1842—1918), sultan van Turkije, bleek eerst zijn rijk volgens vaste lijnen te willen regeeren (schenking van een grondwet), maar kwam al spoedig onder invloed van verschillende gunstelingen. Hij voerde een voor Turkije noodlottigen oorlog tegen Rusland en moest na den oorlog met Oostenrijk, Bosnië en Herzegowina afstaan. Toen nu ook Bulgarije zich onafhankelijk verklaarde, zette de Jong-Turksche partij, die al meer en meer macht gekregen had, den sultan in 1909 af. Abd-oel-Medsjid (1823-1861), de 31e sultan van Turkije, trachtte hervormingen in te voeren,waarvan de uitvoering meestal niet gelukte door de onwilligheid 32 ABD-OEL-MEDSJID — ABEOKOETA van zijn Turksche onderdanen. Door tusschenkomst van de Europeesche mogendheden, wist hij Ibrahim Pasja staande te honden. In den Krimoorlog werd hij door zijn Westersche bondgenooten gedwongen een nieuwe grondwet in te voeren, die bij zijn onderdanen veel ontevredenheid opwekte. Abd-oel-Moemen (1101-1163), de grondlegger van het vorstenhuis der Almohaden, werd in 1130 tot emir al moemenin gekozen, en wist zich van geheel Marokko en een deel van Spanje meester te maken. Abd-oer-Rahman Khan (1843-1901), emir van Afghanistan, voerde oorlog tegen den emir Sjèr-Ali en moest, verslagen door diens zoon, vluchten naar Samarkand. In 1880 werd hij door de Engelschen tot emir uitgeroepen en heeft steeds trouw aan hun zijde gestaan. Abdomen. Zie Buik. Abdij is een klooster, dat een abt of abdis als hoofd heeft. Voor de Hervorming waren vooral in Groningen en Friesland een groot aantal machtige abdijen. Ook verder in ons land vond men er vele, bekend is o.m. de abdij van Egmond. Abecedarium noemt men het boekje, waarmee men vroeger aan de kinderen spellen en lezen leerde (a-b-boekje).Onder de eerste proeven van drukkunst zijn verscheidene abecedaria. Abeel. Zie Populier. Abel of Habel was de tweede zoon van Adam en Eva, die uit afgunst door zijn broeder Kaïn werd doodgeslagen. Abel, Frederick A ugustus (1827— 1902), Engelsche scheikundige deed met Nobel belangrijke uitvindingen op het gebied van explosiestoffen. Abel, Niels Henrik (1802-1829), een Noorsch wiskundige, muntte vooral uit door zijn diepgaande studies de algebra betreffende. Abélard, Pierre (1079-1142), een scholastiek wijsgeer en godgeleerde, was reeds op jeugdigen leeftijd een zeer gevierd leeraar te Parijs, waar hij hoofd van de school aan de Notre Dame werd. De canonicus Fulbert droeg hem het onderwijs op van zijne jonge nicht Heloise. Beiden verliefden op elkaar en werden na een geheim huwelijk gewelddadig gescheiden. Abélard werd monnik, Heloise non. Abélard nam zijn taak als leeraar en zijne wetenschappelijke arbeid wederom op. Beide geliefden werden in één graf begraven en in 1817 werden hunne overblijfselen vervoerd naar het kerkhof Père Lachaise te Parijs. Abele spelen zijn de ernstige spelen uit de Middeleeuwen, waarvan enkele bewaard zijn gebleven. De bekendste zijn Esmoreit en Lanseloet. Tegenover de abele spelen staan de sotterniën of kluchten. Abelianen, Abelieten, Abeloiden of Abelonieten heetten de leden van een Oud-Christelijke sekte uit de 4de eeuw, waarschijnlijk van gnostisch-dualistischen oorsprong. Zij onthielden zich van alle geslachtsgemeenschap en namen kinderen aan, ter voorkoming van uitsterving van hun sekte. Abels toestel dient voor de vlampuntsbepaling van oliën. Het bestaat uit een bakje waarin de olie door een omgevende luchtmantel zeer langzaam verwarmd kan worden. Door een uurwerk duikt op bepaalde tijden een vlammetje in het dampluchtmengsel. De ontstekingstemper at uur heet vlampunt (Abel test). Abencerragen vormden een edel en machtig Moorsch geslacht dat Mohammed VII (ongeveer 1450) steunde in de twisten te Granada en de oorlogen tegen de koningen van Castilië. Abendanon, J. H. (1852- ), Nederlandsch rechtsgeleerde, was als ambtenaar werkzaam in Indië, werd in 1900 benoemd tot directeur van het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, schreef eenige rechtskundige werken en publiceerde de brieven van Raden Adjèng Kartini. Aben Esra (1093—1168) was een der geleerdste Israëli ten in de Middeleeuwen. Vooral zijn taal- en uitlegkundige geschriften waren van belang. Abeokoeta is de hoofdstad van het rijk ABEOKOETA—ABERRATIE VAN HET LICHT 33 der Egba's aan de Slavenkust in WestAf rika gelegen. Telt c. 100.000 inw. Dit gebied kwam in 1914 onder Engelsch toezicht. 1 Abercrombie,Lascdfcs(1881— ) is ■ een Engelsch criticus en dichter, t Abercromby, Sir Ralph (1734—1801), een Engelsch krijgsman, diende als generaal-majoor in het leger, dat onder den E hertog van York naar de Nederlanden gezonden, met de Russen in 1799 door de troepen derFranschen en Bataven bij Bergen en Castricum verslagen werd. F Hij sneuvelde kort daarna bij Alexandriê. Aberdeen, de hoofdstad van het Schotsche graafschap van dien naam is de voornaamste Noordelijke Schotsche zeehaven. De Dee verdeelt de stad in Ouden Nieuw-Aberdeen; Oud-Aberdeen heeft sinds 1495 een universiteit, Nieuw-Aberdeen is de plaats van textielfabrieken, ijzergieterijen en scheepstimmerwerven Aberdeen telt 163.000 inw. Het graafschap Aberdeen, dat zich met Kaap Kinnaird noordoostwaarta «u- echter niet in rust, doch wordt door de aarde met een snelheid van ongeveer 30 K.M. per sec. in de baan om de zon meegenomen in een richting door 't pijltje aangegeven. Gedurende den tijd, die 't licht noodig heeft de kijker-as OA te doorloopen, legt de kijker een wegje af in de richting van den pijl, zoodat de lichtstraal het oculair A op een plaats «al treffen, die iets naar de linkerhand verschoven lijkt; die plaats zal zóóveel verschoven lijken als de kijker heeft afgelegd.De sterwordt dus niet in de (ware) ri^ltjn? AOS gezien, maar in de richting AOS' rh. a. w. de ster lijkt iets verschoven en wel in de richting van de aardbeweging. Deze verplaatsing heet aberratie of afdwaling. Het bedrag er van, d.i. de grootte van den hoek SOS', wordt gemeten door de verhouding van de snelheidscomponent van de aardbeweging loodrecht op de richting van den lichtstraal, tot de snelheid van het licht. In Ie tweede figuur stelt abcd een stuk van ■trekt, heeft c. 311.000 inw., die zich jgoomamelijk met landbouw, visscherij en mijnontginning bezig houden. Abergavenny, in het Latijn Gobannium is een oude stad in het Engelsche graafschap Monmouth. Men vindt er de bouwvallen van een burcht der Noormannen mn brug met 15 bogen over de Usk en merkwaardige monumenten in de Mariakerk (14de eeuw). Deze stad van 8500 »"i "c,c" oeiangrijke ijzersmelterijen en ilanelweverijen. ■ Aberratie van het licht. Is S een ster en AO de richting van de kijker-as, die i op de ster gericht staat, dan zal, als de kijker zich in rust bevindt, de lichtstraal m> m de richting SOA door den kijker Aberratie v. h. licht, gaan, zoodat 't oog van den waarnemer ■F> de ster zal zien op de plaats S, waar deze zich werkelijk bevindt. De kijker is i Aberratie van het licht, de aardbaan voor, die we als een cirkel aannemen, terwijl S een ster is, die zich op zulk een grooten afstand bevindt, dat we de lichtstralen, die uit S komend de aarde treffen, steeds gelijk gericht mogen beschouwen, onverschillig waar de aarde zich in haar baan bevindt, m. a. w. we mogen aannemen.dat de, lichtstralen S,o, S,b, Ssc, enz. evenwijdig zijn. De pijl geeft de richting der aardbeweging aan; verder stellen aa', ib,cc , dd', de baansnelheden voor in de punten a, b, c, d. In punt a zal de ster tengevolge van lichtsnelheid en baansnelheid zich in de richting aS1' ver- 34 ABERRATIE VAN HET LICHT-ABERRATIE toonen. In punt 6 moeten we de snelheid 66' ontbinden in één 66" loodrecht op de lichtvoortplanting en een 66"' langs deze richting; de ontbondene 66"' zal blijkbaar geen invloed op de schijnbare richting van 't sterrelicht hebben, maar bb" zal een afwijking geven, zoodat we de ster in de richting aS'' zullen zien. In punt c, dat 90° van punt a af Hgt, vallen de richtingen van aardbeweging en lichtsnelheid samen, zoodat dan geen afwijking kan ontstaan en de aberratie dus' O is. In punt d zal weer een aberratie optreden, die even groot maartegengesteld is als in 6 (daar hoek bZc gelijk is aan hoek cZd). Ligt een ster in de ecliptica, d.i. In 't vlak van de aardbaan (hier als vlak van teekening genomen), dan zal ze om haar waren stand een slingerbeweging schijnen uit te voeren, met grootste afwijking als de aarde zich in a, of in 't tegenovergestelde punt bevindt. Staat de ster in de pool van de ecliptica d.i. in 'tpunt loodrecht boven Z, buiten het vlak van teekening, dan is de_ totale snelheid der aarde in haar baan, steeds loodrecht op de gezichtslijn van de aarde naar de ster A i r.n Ap rir.htinff der lichtsnelheid, en de ster zal dientengevolge een cirkeltje om haar waren stand schijnen te beschrijven, waarvan de middellijn gelijk is aan het rechte lijntje, dat de eerste ster in de ecliptica schijnbaar beschrijft. Ligt een ster tusschen de ecliptica en de ecliptica-pool, zoo zal ze een ellipsje schijnen te beschrijven, waarvan de groote as weer gelijk is aan de zooeven genoemde middellijn van 't cirkeltje, maar waarvan de kleine as kleiner zal zijn naarmate de ster dichter bij de ecliptica ligt. De gemiddelde snelheid van de aarde in haar baan is (nagenoeg) 30 K.M. per sec. en de lichtsnelheid is (nagenoeg) 300.000 K.M. per sec; in den rechthoekigen driehoek, die deze twee grootheden tot rechthoekszijden heeft stelt de meest scherpe hoek de maximale grootte van de aberratie voor d.i. dus de hoek S, a S,' van de tweede figuur. Deze hoek is gemakkelijk te berekenen; men vindt er voor ket in de provincie Utrecht aan het Gein en den Krommen Angst el gedeeltelijk in de gemeente Abkoude-Baambrugge en Abkoude-Proostdij. De bodem rondom deze plaatsen bestaat uit veen |1 en klei. In de nabijheid ligt het Abkouder meer. d' Ablaing, Willem Matthias (1851— ( 1889), was een verdienstelijk Neder- i landsch rechtsgeleerde, die professor i Goudsmit in 1882, als hoogleeraar in het r Romeinsch recht opvolgde. < d' Ablaing van Giessenburg, Rudolf Charles (1826-1904), een Amsterdamsen < boekhandelaar en uitgever, vriend van i Multatuh, maakte zich bekend als ver- i dediger van diens ideëen en van vrfie 2 gedachte. j d' Ablaing van Giessenburg, WUlem i ^«n,6«r34) was de schoonvader van Mohammed- Na diens dood (632) erfde hij zijn fk en liet „de openbaringen van den jrofeet opteekenen in 114 kapittelen, lie samen den Koran vormen. Aboekir, een klein Egyptisch dorp aan le kust ten N.O. van Alexandriê gelegen i bekend geworden door de zee- en eldslagen, die in de nabijheid geleverd «n-Ne'son versloeg er de FrSnsche vloot ï 1798 en Napoleon de Turken in 1799 Lbercromby heroverde het fort bij Lboekir voor de Engelschen in 1801 Aboelf eda( 1273 -1331), Arabisch vorst a geleerde, heeft belangrijke geschriften p historisch gebied nagelaten. In zijn oedamgheid van stadhouder van Haïat en later sultan nam hij deel in den tnjd tegen de kruisvaarders. Aboe Noewas (750— 810), een der rootste Arabische dichters was een unsteling van Haroen-al-Rasjid. Zijn edichten zijn lyrisch, doch soms wel ïw van toon. Aboe-Simbel, Ibsamboel of Ipsamboel de naam van eenige rotsen op den akeroever van den Nijl. In deze rotsen itgehouwen, zijn in 1812 en 1874 twee rachtige Egyptische tempels ontdekt, sstijds op last van Koning Rhamses II ïbouwd. Aan den ingang van den grooten staan 4 kolossale beelden van dien )nmg, 20 M. hoog, zittend op een troon. Abo (in het Finsch Turku, in het ii ..«,uJCi, nuusjer en tsoesfr genaamd, i een havenstad met c. 15.000 inw. aan 38 ABOESJER—ABRAHAMSZ de noordkust van de Perzische golf gelegen. Er is vrij belangrijke invoer van katoenen stoffen, thee en metalen en uitvoer van opium, ruwe katoen en zijde, tabak en tapijten. Abolitie beteekent dat de daders van bepaalde misdrijven niet zullen worden vervolgd of dat de reeds begonnen vervolging niet voortgezet zal worden. Terwijl amnestie verleend wordt voor bepaalde handelingen, betreft abolitie bepaalde personen of groepen van personen. Beide moeten verleend worden bij wet. Abolitionisten werden in Noord-Amerika de menschen genoemd, die voorstanders van dadelijke en totale afschaffing der slavernij waren. De beweging begon reeds in 1775 onder Benjamin Franklin, maar werd onder William Lloyd Garrison van veel grooter kracht. Zij bereikte, dat in alle beschaafde landen (het laatst in Noord-Amerika 1863) de slavernij werd afgeschaft. Abome, de hoofdstad van Dahome, aan de Slavenkust gelegen, was vroeger bekend als slavenmarkt. Het telt c 20.000 inw. Aborigines noemden de Romeinen het legendarische volk, dat oorspronkelijk Latium bewoonde. Naam wordt tegenwoordig nog wel gebruikt voor de oorspronkelijke bewoners van een landstreek. Abortus noemt men het geboren worden van de dierlijke vrucht voor die lpvpnsvathaar is. Men onderscheidt Abortus naturalis (natuurlijke misgeboorte), die een gevolg kan zijn van ziekte, schrik, val, enz. van abortus arte provocatus d.i. door de kunst opgewekte. Deze laatste is strafbaar.tenzij op geneeskundige aanwijzing en door bevoegden verricht. About, Edmoni (1825—1885), een bekend Fransen roman- en dagbladschrijver, was in den Fransch-D ui tschen oorlog verslaggever van „Le Soir". Daarna werd hij redacteur van „Le XIXme Siècle" een republlkeinsch blad. Tot zijn werken behooren „La question romaine" en „Le roman d'un brave homme". Abrabanel, Isaac of A barbanel (1437 — 1508), een Joodsch godgeleerde, wijsgeer en staatsman, schreef belangrijke commentaren op het Oude Testament. Abracadabra was een tooverformule waarschijnlijk uit de 2de eeuw, die geschreven op perkament en gedragen aan een vlasdraad om den hals, in staat werd geacht koorts en andere ziekten te verdrijven. Thans beteekent het woord abracadabra wartaal of onzin. Abraham of Abram de eerste der drie aartsvaders, wordt door de Israëlieten als hun eigenlijke voorvader en als stichter van hun godsdienst beschouwd. Volgens het Bijbelsch verhaal trok hij uit Mesopotamië het land Kanaan binnen. Hij was een trouw en gehoorzaam dienaar van zijn God (wien hij zelfs zijn zoon wilde otteren) en worui ai» zuuuamg ,u het Nieuwe Test. geprezen. Ook de Mahomedanen hebben een hooge vereering voor hem. Velen beschouwen de verhalen betreffende Abraham en de zijnen als overleveringen van stammen. Abraham a Sancta Clara (1644-1709), eigenlijk Vlrich Megerle geheeten, eerst Augustijner monnik, later provinciaal bij zijn orde, is vooral bekend wegens zijn theologische geschriften. Op onverschrokken wijze geeselde hij de gebreken van zijn tijd; hij doorvlocht zijn predikatiën vaak met grappige uitvallen en woordspelingen. Abrahamieten of Boheemsche Deïsten traden na de maatregelen van verdraagzaamheid van Jozef II, die vrijheid van godsdienst waarborgde, te Pardubitz op (1782). Hun leer was gegrondvest op 't geloof aan één God, op de Tien Gebodenen het „Onze Vader". Deze secte heeft slechts kort bestaan. Abrahams, Anna Adelaïde (1849— ), Nederlandsche schilderes, te 's Gravenhage woonachtig, is vooral bekend om hare stillevens, welke herinneren aan die van M. van der Maarel. Abrahamsz, Galenus (1622—1706), eigenlijk Galenus Abrahamsz de Haan geheeten, is een bekend leeraar geweest der ABRAHAMSZ—ABSBNTIS ME 39 Amsterdamsche Doopsgezinden, die in zijn tijd xeer verdeeld werden: schreef vele theologische werken. Abramsz,SM»o»(1867- ), vroeger hoofd eener openbare school te Amsterdam, thans te Velp woonachtig, is bekend als opvolger van Louwerse als redacteur lIV^L"Voor '* J°nSe Volkje" en als schrij ver van kinderboeken als „Sprookje jes uit moeders jeugd", „Veertien dagen I I op een ijsschots" enz., benevens eenige II werken, geschikt tot voorlezen aan kleinere kinderen. Abrantes, een zeer oude stad in de Fortugeesche provincie Estramadura werd in 1807 ingenomen door den Fran- /.«nnfT-^31 Junot- De inwoners I (c. 6500) drijven handel in graan, wijn. vruchten en ohjfolie. ' ' , Abrasie, afslijping of afschaving is 't ' afnemen van de zeekust door de werking • der branding; in vroegere perioden van" < t bestaan der aarde zijn groote vastlan- ! den en gebergten door abrasie verloren 1 gegaan A. noemt men ook 't afslijpen ( van rotsen tengevolge van er tegen | botsende door de wind meegevoerde, 1 zandkorrels. Steenen, die toonen, dat 1 *ÏLm ^gere tijden op deze wijze zijn \ geslepen, wijzen er op, dat de streek e waar ze voorkomen, een steppenvorm of v een woestijnachtig karakter had. KAbrasas, een geheimzinnig woord ge- v vormd in de Grieksch-Christelijke werfld s der 2de eeuw ter aanduiding van den si Heer der wereldsfaeren. In de Midden- ei eeuwen werden abraxassteenen, met sc kabbalistische figuren beschreven, als g( talisman gebruikt. 6 II Abrikoos {Prunus Armeniaca). Boom met steenvruchten uit de onder-fam. der w ?A^V^d?it^en van de fam-der Rosaceëen, d< alk. uit t binnenl. van Azië, later verbreid over heel Zuid-Europa. Bij ons is de cul- af tuur met of wemig loonend, daar ze door be naar vroegen bloei (nog vóór den perzik) he spoedig lijdt van nachtvorsten. De mees' tt te abrikozen komen gedroogd (uit Ita- tei hanH°fim^mS?k^ (uit Frankrijk) in den pa v^i v ,i-ElSCht hum«srijken grond met uil veel kalk en een warme, zonnige stand- go plaats. Geschikt als leiboom tegen een zonnig muurvlak, als struikvorm of stamboom vooral beschutten tegen wind Voor ons klimaat wordt de Dubbele' uranje beschouwd als de sterkste varie- Abrogatie, het afschaffen van een wet, door haar in te trekken. Alleen een nieuwe wet vervangt een oude, tenzij de wet een gelegenheidswet was, die vanzelf vervalt met de reden, die haar aeeft doen ontstaan. Abrus praecatörius, Indische klimïr?i*4fam: Vladerbloemigen, waarvan ie kleine, harde, lakroode zaden vaak gebezigd worden tot het maken van rozenkransen (paternosters); onder den naam iran paternosterboonen zijn ze in den ïandel. Moet bier gekweekt worden in de varme kas; 's avonds vouwen de bladihppen van 't gevinde blad zich samen ivenals bij donker, regenachtig weer. .elfs beweren de inlanders dat deze Jladstand aanwijzing kan geven omtrent le aanstaande komst van aardbevingen Absalom, de derde zoon van koning' Javid, schoon van gestalte en lang van aren wist een opstand tegen rijnen ader te ontketenen doch werd verslagen anToab d00d d°°r het zwa^rd Absces is een met etter gevulde holte an een door infectie veroorzaakte onteking. Men onderscheidt warme absces:a als gevolg van acute ontstekingen i koude abscessen die bij een chronihe (meestal tuberculeuze) ontsteking :vormd worden. Abscis. Zie Coördinaten. Absenteisme noemt men wel het dikJls afwezig zijn der Kamerleden uit vergaderingen der Staten-Generaal. Absenhsme beteekent de regelmatige bezigheid der landeigenaren van hun zittingen. De administratie en het beer der goederen geschiedt door pachs en andere ambtenaren, terwijl ageni, tusschenpersoon bij eigenaar en chter zijn. Het woord absentisme stamt Ierland, waar deze vorm van landsderenbeheer veelvuldig voorkomt 40 ABSENTISME—ABSTINENTIE doordat het land voor een groot deel in handen van Engelschen is. Ook in andere landen komt absentisme voor, bij ons in enkele provincies, waar de grondeigenaren in de groote steden (bijv. Den Haag) wonen. Absin th is een likeur die gestookt wordt uit de bladeren der absinthplant, met alcohol en water. Dikwijls wordt ze gekleurd met allerlei kleurmiddelen. Ze bevat ruim 50 pet. alcohol en wordt vooral in Frankrijk gedronken (vaak met water verdund). Het tast het zenuwstelsel sterker aan dan andere dranken zoodat overmatig gebruik absinthisme doet ontstaan. Dit is een ziektetoestand welke zich openbaart door stoornissen van de gevoeligheid, hallucinaties, spierverslapping, soms collapsum en epilepsie. De nakomelingen kunnen met hysterie erfelijk belast zijn. Absolute, Het, is in de nieuwere wijsbegeerte een term ter aanduiding van den als eenheid boven veelheid, boven ruimte en tijd verheven grond van alle dingen. Meestal wordt in dezen zin het Aticnliito TTint flnd eeliik eesteld. Absolute temperatuur is het aantal graden geteld van het absolute nulpunt d.i. het punt van de schaal van Celsius 273° beneden het vriespunt of gewone nulpunt (zie Uitzettings-coefflcient). Absolutie is in de Roomsen Kath. kerk een deel van de biecht waarbij de priester den zondaar van zijne zonden ontslaat en kwijtschelding verleent van de eeuwige en tenminste van een gedeelte der tijdelijke straffen. Absolutiekruis was een looden kruis, waarop absolutieformules, dat in de Middeleeuwen onder den overledene in de kist werd gelegd. Absolutisme is een regeeringsvorm, waarbij de vorst door geen constitutie of grondwet in zijn. macht beperkt is. Wel regeert een absoluut vorst overeenkomstig vastgestelde wetten en beginselen; hierin onderscheidt hij zich van een despoot, die naar volslagen willekeur heerscht. Absoluut wordt in tegenstelling tot relatief (betrekkelijk) iets genoemd, dat | op zich zelf, onafhankelijk van al het I andere bestaande, kan bestaan. Absoluut maatsysteem. Zie Electrische eenheden. Absorptie in de natuurkunde is een I verschijnsel waarbij lichamen stralende I energie opnemen. De aarde absorbeert I bijv. een deel van de uitgestraalde ener- I gie van de zon. Op astronomisch gebied I is uit waarnemingen gebleken, dat een H algemeene absorptie van 't sterrelicht I niet, of althans niet noemenswaard, 1 voorhanden is. Wanneer 't licht door I gas- of nevelwolken gaat, dan wordt I het diffuus verstrooid en wel zóó, I dat de blauwe stralen meer, ae rooae minder hieraan onderworpen zijn, zoodat j een ster, welker licht door zoo'n wol» j gaat, ons rooder moet toeschijnen dan ze in werkelijkheid is. Het is gebleken dat de meer dichtbij zijnde sterf'. ren dezelfde kleurschaal vertoonen als zeer veraf staande, zoodat er geen algemeene absorptie in de wereldruimta mag aangenomen worden, immers, was deze aanwezig, dan zouden de veral. staande sterren, alle in de kleurschaal naar 't rood verschoven moeten zijn. | Dit resultaat is van zeer groot gewicht, want daardoor weten we pas, dat d» ware helderheid en kleur van sterre^j niet beïnvloed worden door hun afstand. Scheikundig noemt men absorptie het j verschijnsel dat bepaalde lichamen door! andere worden vastgehouden. B.v. allèi koolsoorten absorbeeren gassen en uitj mengsels in vloeistoffen ook vele kleurstoffen. Water absorbeert zeer sterk) ammoniak, chloorwaterstof en andere gassen. Gebluschte kalk absorbeert 1 koolzuur uit de lucht en vormt er eeii vast gesteente (koolzure kalk) mee onder afscheiding van water. Het vasthouden aan de oppervlakte wordt ook wel adsorptie genoemd. Absorptie-spectrum. Zie Spectrum. ;1 Abstinentie wil zeggen onthouding bijv. van alcoholische dranken, opium enz. vooral door personen die hiervan te voren misbruik gemaakt hebben. Ge* ABSTINENTIE—ACADEMISCH STATUUT 41 heele en vooral plotselinge abstinentie kan verschijnselen van overprikkeling of zwakte geven. Wanneer lijders aan acute ziekten die met hooge koorts gepaard gaan, zooals longontsteking, typhus enz. gewoontedrinkers zijn, is het noodzakelijk hun regelmatig alcohol toe te dienen, daar anders gevaarlijke aanvallen van hartzwakte het leven kunnen bedreigen. I Zie verder Geheelonthouding. Abstract {afgescheiden) noemt men in de wijsbegeerte in tegenstelling met concreet die begrippen welke slechts in ons denken bestaan. Zij worden gevormd door bij onze waarnemingen het vele bijkomstige af te zonderen en het wezenlijk kenmerkende zelfstandig onder woorden te brengen (bijv. velerlei menschen maar het begrip mensen). Abt, van het Syrisch abbas (vader) gevormd, is sedert de 5de eeuw in de Kath. Kerk de titel van de overste van sommige kloosters met de macht en de onder- scueiaingsieeKenen van een Disscnop. Naast deze reguliere abten hebben ook wereldlijke abten bestaan. Abt, Frans (1819—1885), was een populair Duitsch componist. Hij schreef verscheidene melodieën van liederen, waaronder het algemeen bekende „Wenn die Schwalben heimwarts ziehen". Abutilon, plantengesl. van de fam. der Malvaceëen uit Brazilië, met groote, gele, oranje of roode, klokvormige, meestal hangende bloemen en eschdoornachtig blad, dat dikwijls fraai gevlekt is. Veel hybriden onder bizondere namen. Zaaien of stekken. Ze eischen voedzamen, humusrijken grond. Abydos is een oude.stad in Klein-Azië, > aan den Straat der Dardanellen gelegen, vanwaar Xerxes door middel van een brug naar Europa overstak en een wapenschouwing hield. Abydos was ook een Stad inOpper-Egypte, waarde Memnons zuil en de prachtige tempel met het graf van Osiris stond. Acacia, plantengesl. uit de groep der Leguminosem (fam. Mimosaceae), de meeste soorten stammen uit Australië, worden in Z.-Europa ook veel gekweekt als tuinplant; bij ons koude-kasplant ('s zomers buiten), 's Winters ontvangen onze bloemisten de afgesneden bloemtakken uit Zuid-Frankrijk onder den naam mimosa. Alle soorten worden voortgekweekt uit zaad of van stek. Niet te verwarren met den boom, die bij ons Acacia wordt genoemd, maar eigenlijk Robinia heet. Academie was een aan den heros Academus gewijde plek in de nabijheid van Athene waar Plato in de schaduwrijke lanen zijne lessen gaf. In onzen tijd geeft men dien naam 1°. aan instellingen ter bevordering van kunsten en wetenschappen; 2°. aan inrichtingen voor hooger vakonderwijs. Instellingen van de eerste soort werden reeds in de 15e en 16e eeuw in Italië gesticht. Bekend is de Academie francaise in 1635 gesticht, welke vele andere in andere landen tot voorbeeld heeft gediend. In Nederland bestaat de Koninklijke Akademie van wetenschappen in 1851 georganiseerd om de regeering te adviseeren in zaken van wetenschap, om een middelpunt te vormen voor de beoefenaars der wetenschap in Nederl. en Ned. O.-Indië en* 7.H fcxfoo* uit een afdeeling voor wis- en natuurkundige wetenschaDDen en eens afrW- ling voor taal-, letter-, geschiedkundige en wijsgeerige wetenschappen en is te Amsterdam gevestigd in het Trippenhuis. Als inrichting voor hooger onderwijs duidt men met academie gewoonlijk een inrichting aan waar één vak of één groep van vakken wordt onderwezen. Zoo kent men in Nederland een drietal academies voor beeldende kunsten (Amsterdam, 's-Gravenhage en Rotterdam), een militaire academie (Breda) en een Nederl. Ind. bestuursacademie ('s-Gravenhage). Minder juist wordt het woord academie (en academisch) ook dikwijls gebruikt voor Universiteit (en universitair) waar het geheele hooger onderwijs naar faculteiten ingedeeld wordt gedoceerd. Academisch statuut is de gangbare naam van het Koninklijk besluit van 15 Juni 1921 (Staatsblad n°. 800), waarbij de in de artikelen 131, 137 en 141 der 42 ACADEMISCH STATUUT—ACCELERATIE VAN DE MAAN Hooger-onderwijswet bedoelde examens en promoties zijn vastgesteld. De tekst met aanteekeningen en toelichtingen is met machtiging van den minister van Onderwijs uitgegeven door H. J. Smidt (1922). Acadia heetten vroeger alle Fransche bezittingen aan den Golf van St. Laurens, thans is het de naam van de Engelsche koloniën: Nieuw-Brunswijk en Nieuw-Schotland. Fransche volksplanters vestigden zich er reeds in 1604, in de 17de en 18de eeuw betwistten Frankrijk en Engeland elkaar dit gebied tot het eindelijk in 1763 in Engelands bezit kwam. Acalypha, warme-kasplanten uit de fam. der Wolfsmelkplanten; sommige, zooals de A. musaica, met prachtig gekleurd blad, andere met fraaie, kattestaartvormige bloeiwijzen, in kleur afwisselend van wit tot purperrood. Voort- Kweeisen aoor steK. Acanthaceae, plantenfam. der Sympetalen, nauw verwant aan de Labiaten, maar het vruchtbeginsel is hier 2-hokkig en ae vrucnt een ^-Kleppige doosvrucht; in het Korinthisch kapiteel is het gestyleerde blad van Acanthus möllis (ZuidEur.) toegepast. Acanthocephalen, (stekelsnuit-wormen), komen in de ingewanden van menschen en dieren voor en hebben een snuit met weerhaken. Zij worden bij den mensch zeer zelden aangetroffen. AcanthopSnax, gestekelde bladheester van de fam. der Araliaceeen, vaderland O. Afrika, meestal gebruikt als dekheester of onderhout. Meest voorkomende soort is A. spinosum. Twijgstekken. A cappella is een uitdrukking in de muziek.diede beteekenis heeft van „meerstemmig gezang zonder begeleiding van instrumenten". Zij stamt uit.den tijd toen de kerkmuziek als de eenige kunstmuziek werd beschouwd en gecultiveerd. In de kerk zong het koor (cappella) zonder instrumentale begeleiding; a capella is dus: op de wijze van het kerkkoor, of zuiver vocaal. Acapulco, stad in Mexico aan den Grooten Oceaan gelegen, heeft een prachtigen haven. Vaak in haar bloei belemmerd door aardbevingen en burgeroorlogen, telt c. 5.000 inw. Acarnanië, vroeger een landstreek in het W. van Hellas, is thans met Aetolië vereenigd een provincie in Griekenland. De hoofdstad is Missolonghi. Acca Larentia, de vrouw van den herder Faustulus, de zoogster van Romulus en Remus. De feesten ter harer eere den 23sten December gevierd en Larentalia genaamd, zijn volgens een andere sage feesten ter eere der oud-Italische godin Larenta. Accelerando (muziekterm) beteekent, dat het tempo gaandeweg versneld moet worden. Acceleratie. Zie Versnelling. Acceleratie der vaste sterren is het tijdverschil tusschen den sterredag en den gemiddelden zonnedag, d.i. 3 min. 56,5 sec. Acceleratie van de maan is de versnelling van de maanbeweging in haar baan, die Halley in 't begin van de 18e eeuw vond door de tiidstinnen van vrnp.trprp eclipsen met de nieuwere waarnemingen te vergelijken. Het scheen alsof de maan, behalve aan de aantrekking, nog aan een andere kracht was onderworpen. Na langdurig onderzoek vond Laplace, dat, tengevolge van de langzame vermind». ring van de excentriciteit van de aardbaan, de werking van de zon op de maan ook veranderlijk is en daardoor een versnelling van 10" per eeuw op de maansbeweging veroorzaakt. Deze waarde kwam overeen met het bedrag, dat uit 't vergelijken der eclipsen, werd afgeleid. Adams vond echter 6" en toonde de fout in de berekening van Laplace aan. De waarde van Adams werd meermalen nagerekend en goed bevonden. Zoo bestaat er dus een verschil tusschen de berekende en de waargenomen acceleratie. Als mogelijke oorzaak van het verschil wordt aangegeven de wrijving van den vloedgolf van den Oceaan, waardoor de omwentelingsnelheid der aarde om ACCELERATIE VAN DE MAAN—ACCOMODATIE hare as steeds verminderd wordt; het bedrag van deze vertraging veroorzaakt dat onze tijdrekening elke eeuw 3 seconden achterblijft. Echter is bedoelde wrijving van zóó geringen invloed, dat we die tot dusver niet door waarnemingen hebben kunnen bevestigen. Accent of betooning, in de taalkunde benaming, waaronder de verschijnselen, die betrekking hebben op afwisseling in klemtoon en toonhoogte bij het spreken, worden samengevat. Men onderscheidt : dynamisch of krachtaccent, ook wel ezpiratorisch genoemd (= klemtoon, druk, gevormd door de kracht der uitademing), en muzikaal of chromatisch a. («= toonhoogte). Beide vormen kunnen dalend (gravis), stijgend (acutus) of dalend en stijgend (tweetoppig, circumflex) zijn. Er bestaat woordaccent en zinsaccent. Dit laatste hangt af van de bedoeling en beteekenisnuance. In 't Ned. bijv. heeft een vraag een stijgend muzikaal a. Accept. Acceptatie, aanneming van l een wissel; een, door de handteekening : op de voorzijde van den wissel gestelde, i verklaring van den betrokkene, dat hij 1 aan de daarin bevatte betalingsopdracht i zal voldoen. , Accessio, (natrekking) heeft in rech- j ten plaats, wanneer een zaak zoodanig 1 met een andere verbonden is.dat zij daar- 1 mede één geheel vormt, doordien zij zich j als bijzaak daarin heeft opgelost. De i eigenaar van de hoofdzaak wordt zoo- s doende eigenaar van de bijzaak.Wettelij- e ke voorbeelden o.a.: ontstaan van eilan- t den en platen in onbevaarbare rivieren- c aanspoeling van land; bouwen, planten d en zaaien op en in den grond. t Accessit, een Latijnsch woord, beteekent letterlijk „hij is nabijgekomen", r Tegenwoordig heeft het de beteekenis d van tweeden prijs of eervolle vermelding d bij een wedstrijd of prijsuitdeeling. k Acctajuoli of Acciajoli is de naam van h een bekend Florentijnsch geslacht. Tot de voornaamste leden behoorden: 1 °. An- o gelo Acctajuoli, Dominicaner monnik, zi die een gewichtige rol vervulde bij den a opstand tegen den Hertog van Athene. 2 . Niccolo Acctajuoli (1310—1366), die in de dagen van Robert van Anjou naar Napels ging, aldaar grooten invloed kreeg en belangrijke bezittingen in Apulie en Griekenland verwierf. 3". Donato Acciajuoli (1428-1478), die staatsman en schrijver was en 4°. Vincento Acciajulo (c. 1600-1572) bekend als geschiedkundige. Accidens noemt men in de wijsbegeerte de uiterlijke, toevallige, veranderlijke eigenschap van een ding welke niet tot net eigenlijke wezen daarvan behoort. Acclimatisatie is het vermogen van levende wezens om zich aan het klimaat van eene andere streek aan te passen, in het algemeen hebben de levende wetens een bepaald verspreidingsgebied, al rijn er ook sommige kosmopolieten en rinden in dat gebied de voorwaarden iroor hun bestaan vervuld; maar dietelfde wezens bezitten toch ook het vernogen, zich aan een ander klimaat aan ;e passen. Soms acclimatiseeren zij zich Mo volledig, dat zij later, als men het liet wist, niet meer als zoodanig hercend zouden kunnen worden. Zoo s het met sommige in ons land aangeroerde planten, maar veelal is de acclinatisatie onvolledig en staan zij b.v. >loot aan zoog. acclimatisatieziekten, i.v. het blanke menschenras in de Troien. De meerderheid onzer landbouwlanten is ook afkomstig uit andere treken en dat zij niet volledig zijn gecclimatiseerd, blijkt al daaruit, dat zij etrekkelijk zelden verwilderen. En wat e sierplanten betreft, is de meerderheid aarvan ook uit de Tropische of subropische streken afkomstig. Accolade is de omhelzing van den tot dder geslagene door den grootmeester er orde, na het ontvangen van den riderslag. Accolades worden ook de tee- 1 ens genoemd, die als verbindings- } aakje gebruikt worden. ) Accomodatie is het vermogen van het Jg om zich in te stellen voor het scherp en van voorwerpen die op verschillende standen zich bevinden. Dit geschiedt 43 44 ACCOMODATIE—ACCUMULATOR door het vermeerderen of verminderen van de kromming van de lens. Wil men een nabijgelegen voorwerp scherp zien, dan wordt die kromming verhoogd, terwijl voor verder afgelegen voorwerpen de lens platter wordt. Dat vervormen geschiedt door meer of minder samentrekken van den musculus ciliaris, een ringvormig om de lens gelegen spier. Reeds vanaf het 10e levensjaar vermindert het accomodatievermogen, maar pas op ± 45-jarigen leeftijd heeft die vermindering een zoodanige graad bereikt dat men er last van ondervindt, doordat men voorwerpen nabij (zooals bij het lezen) niet scherp kan waarnemen, en daardoor genoodzaakt is een bril te gebruiken. Accoord, overeenkomst tusschen een schuldenaar en zijn schuldeischers, t.a.v. de voldoening der schuldvorderingen, welke overeenkomst, gehomologeerd door de rechtbank, verhindert, dat de boedel insolvent wordt verklaard. Accoord (van lat. chorda: snaar) in de muziek, harmonische, d.w.z. op de natuurlijke trillingsverhoudingen berustende verbindingen van meer dan twee tonen tot een samenklank, en tot een zulke te herleiden samenklanken. Met het onderzoek naar de practischaesthetische toepassing van accoorden in de toonkunst houdt zich de „harmonieleer" bezig. De twee consonante drieklanken (groote terts + kleine terts; kl. t. + gr. t.) zijn haar uitgangspunt. Accordeon is een draagbaar muziekinstrument, dat zeer veel op een handharmonika gelijkt en evenveel muzikale waarde heeft als deze. Accoucheur, Verloskundige. Zie Verloskunde. Accountancy, het belangrijkste vak van de examens, door de verschillende accountantsvereenigingen ingesteld. Men kan er onder rekenen: de leer van het inrichten, bijhouden en controleeren der boekhouding, de leer van inventaris en balans, van depreciatie en reservefondsen, de kostprijsberekening, de administratieve statistiek, het opmaken van rapporten, ook in verband met de belastingaangifte. Accountant, wie van accountancy zijn vak maakt. In ons land is dit beroep nóg niet (een ontwerp van wet is ingediend) wettelijk geregeld. De verschillende accountantsvereenigingen (Ned. Instituut van Accountants, Ned. Ace. Ver., Ned. Bond van Ace., Ned. Academie van Ace., Nationale Organisatie van Ace., e.a.) houden hun eigen examens. Accra is een havenstad aan de Goudkust van c. 20.000 inwoners. Uitvoer van rubber, cacao en ivoor. Accumulator of accu, dient tot het opzamelen van electrische energie in den vorm van scheikundige energie en werd het eerst door Plan té in 1860 vervaardigd. Wordt zwavelzuur tusschen 2 loodplaten door een el. stroom ontleed, dan ontstaat aan de negatieve plaat waterstof en aan de positieve plaat zuurstof, dat zich met het lood vereenigt tot loodoxyde. Verbindt men dan beide platen door een geleiddraad, dan ontstaat een onüadingsstroom die in den accu tegengesteld aan den eersten stroom loopt. Daarbij gebeurt het volgende. begin: PbO,(+) H,SO, Pb(—(stroomrichting: —> er ontstaat: H, <— —> SO, PbO, + H, + H.SO, - Pb + SO, eindproducten: PbSO, PbSO,. Gaat daarna weer een stroom door den accu in de eerste richting dan wordt deze geladen volgens het schema: begin: PbSO, ( + ) H.SO, PbSO.(-) stroomrichting: —> er ontstaat: SO( <— —> H, PbSO. + SO, + 2H.0 - PbSO, +H, = eindproducten: PbO, + 2H,SO, en HjSO, + Pb. Accu's worden geladen tot de spanning ruim 2,5 Volt bedraagt; hij ontlading daalt deze in enkele seconden tot 2,2 V. („coup de fouet") en daarna langzaam tot 1,9 a 1,85 V., waarna zij opnieuw geladen moeten worden. De verhouding van de bij ontlading vrijkomende energie tot de voor de lading ACCUMULATOR—ACETIMETE R 45 gebruikte (het rendement) bedraagt 0.75 a 0,85. De capaciteit van een accu is de bij ontlading geleverde boeveelheid electriciteit in Ampère-uren en varieert van 20 tot 20.000 Ampère-uren. Door meerdere accu's achter elkander te verbinden, kan men elke willekeurige spanning verkrijgen. Accu's worden veelvuldig toegepast, vooral bij automobielen, motorrijwielen, booten, trams, telegrafie, telefonie enz. benevens in el. centrales om tijdens de grootste stroomafname een deel van den stroom te leveren, terwijl zij in de uren van gering stroomverbruik geladen worden. Levert de centrale stroom voor el. trams dan verandert de stroomafname voortdurend. Deze onregelmatigheden worden dan door een uit accu's bestaande oujjeroatteri] verettend. Behalve de algemeen in gebruik zijnde loodaccumulator worden er ook toegepast waarbij de platen, uit ijzer- en nik keiverbindingen bestaande, in kaliloog" zijn geplaatst en eene ontlaadspanning van 1,2 Volt hebben. ^Accusativus of 4e naamval noemt men in de taalkunde de naamv. waarin het voorwerp wordt geplaatst, waarop de werking overgaat; dus het lijdend voorwerp, bepalingen van maat, gewicht, tijd, prijs, en woorden door een voorzetsel voorafgegaan. Accijns is een belasting op voorwerpen van dagelijksch gebruik. De accijnzen worden gelegd op goederen die in het land zijn voortgebracht, terwijl van dergelijke goederen die uit het buitenland worden ingevoerd een invoerrecht wordt geheven. De fabrikant of importeur, die deze belasting betaalt, verhoogt de prijs der goederen en wentelt daardoor de belasting af op de verbruikers. Omdat deze belastingen, vooral als ze van voorwerpen geheven worden, die tot de dagelij ksche levensbehoeften behooren, een onuitputtelijke bron van inkomsten vormen, werden ze in alle landen veelvuldig door den staat, de provincies en de steden geheven. De onbillijkheid dezer belasting is echter zeer groot. Niet alleen wordt met de draagkracht geen rekening gehouden, maar de minder gegoeden, die weinig keus hebben in de wijze van voorziening in hun dagelijksche levensbehoeften en dikwijls grootere gezinnen hebben, worden door deze belasting naar verhouding het zwaarst getroffen. Bij de provinciale wet (1850) en de gemeentewet (1851) zijn provinciale en gemeentelijke accijnzen verboden en geleidelijk afgeschaft; het aantal voorwerpen, waarvan de staat accijns heft is ingekrompen tot artikelen wier gebruik overbodig, althans niet noodzakelijk werd geacht. Van eenige zooals die op suiker, zout, geslacht kan dit zeker betwijfeld worden, maar door de ruime baten, die zij afwerpen voor de schatkist, zullen ze voorloopig wel blijven bestaan. Enkele accijnzen zijn zelfs tijdens of na den oorlog aanmerkelijk verhoogd, zooals op suiker, geslacht, gedistilleerd. De laatste in 1912 tot /300.- per H.L. van 50 %. De opbrengst der accijnzen bedroeg in 1921: acciins od suiker / 37 ksh h9q _ op wijn / 2.006.922.— op gedistilleerd / 61.001.29— op zout / 1.460.919.—op bier/4.415.747-op geslacht f\ 1.250.377.totaal / 117.694.087.— of 26.86 % der gewone middelen. Acer. Zie Eschdoorn. Aceras. Zie Poppenorchis. Acetalen ziin verbindingen Hi« ont¬ staan uit een aldehyde met 2 moleculen alcohol onder uittreding van water. De algemeene formule is RCH (OR)R. is alkyl (zie aldaar). Ze ontstaan wanneer men alcohol, waarin 1% watervrij zoutzuurgas is opgelost, met aldehyd vermengt. Het zijn vloeistoffen met aromatischen reuk, die niet door alkali, maar gemakkelijk door zuren in hun componenten worden gesplitst. Acetanilide. Zie Anti-febrine. Acetaten. Zie Azijnzure zouten. Ace timeter of azijnmeter of azfjnweger is een verdeelde glazen buis, waarmee men van een vloeistof, die azijn bevat, het gehalte aan deze stof bepaalt, door er eerst azijn in te brengen en deze (na 46 ACETIMETER —ACHAZ roodkleuring met lakmoes) met verdunde ammoniak juist te neutraliseeren. Het aantal toegevoegde kubiek centimeters ammoniak is een maat voor het azijnzuur gehalte der vloeistof. Aceton (CH, CO CHa) is de eerste term van de alifatische ketonen. Heit wordt bereid (in de techniek) door gloeien van droog calciumacetaat. Ook wordt het gewonnen uit de waterige vloeistof, die bij de houtdestillatie ontstaat, door schudden met natriumbisulfiet. Het dient vooral als oplosmiddel in de industrie der ontploffingsmiddelen. Acetophenott of hypnon (C„ H, CO CH.) is een gemengd aromatisch-alifatisch keton. Het kan verkregen worden door destillatie van calciumacetaat en — benzoaat, of uit benzol en ace tylchloride met aluminium-chloride. Onder den naam hypnon komt het als slaapmiddel in den handel. Acetyl (CH, CO—) is de eenwaardige groep of radikaal, op zich zelf niet bestaanbaar, die van azijnzuur overblijft, indien men de hydroxylgroep weggenomen denkt. Acetyleen (C, H,) is een kleurloos gas, dat uit calciumcarbide met water wordt bereid. Het gas is brandbaar met een fel licht, ontploft hevig in zuurstof of lucht en bij samenpersing. Het is sterk oplosbaar in aceton en komt als zoodanig in stalen flesschen in den handel (acétylène dissous in de gas-accumulatoren). Het wordt in het klein als lichtgas gebruikt door het, uit een speksteenen brander met 2 nauwe openingen stroomende, als platte fel lichtende schijf te verbranden. Verder met zuurstof in speciale branders voor het verkrijgen van de zeer hooge temperatuur, noodig voor het autogeen lasschen en snijden van metalen. In den laatsten tijd heeft men toestellen uitgevonden om ook onder water ermede te kunnen werken. Het dient ook als grondstof voor de synthetische bereiding van aceetaldehyde, azijnzuur en alcohol. Achab, Koning van Israël (918—897 of 878 — 857), een zoon van Omri, wist door het sluiten van bondgenootschappen met naburige landen den vrede te handhaven en de welvaart van zijn volk te bevorderen. Hij wekte echter den toorn op vooral bij de profeten onder aanvoering van Elia door de invoering van den Baaldienst onder invloed van zijne vrouw Isebel, een Phoenioische prinses. Onder het bewind van Achab kwam een einde aan den oorlog met Juda, hijzelf sneuvelde in den strijd tegen den koning van Syrië, Benhadad. Achaemeniden is de naam van een oudPerzisch vorstenhuis, waartoe o.a. ook Cyrus behoorde. Achaea vormt met Elis een provincie van Griekenland. De havenplaatsen Patras en Aegion hebben een zeer belangrijke krentenuitvoer. Achajers, De, vormden een der vier hoofdstammen van het Grieksche volk; bij Homerus worden vaak alle Grieken met den naam van Achajers aangesproken. Zij waren in de 11de eeuw v. Chr. den Peloponnesus binnengedrongen en hadden zich van Aegialea meester gemaakt. Het Achaeïsch verbond omvatte twaalf steden, die tusschen 257 v. Chr. en 146 v. Chr. de hegemonie in Griekenland hadden. In 146 v. Chr. verwoestten de Romeinen Korinthe en maakten van Achaja een wingewest. Achard, Franz Carl (1753—1821), was een bekwaam scheikundige, die groote verbeteringen in de beetwortelsuikerbereiding aangebracht heeft. Friedrich Wilhelm III stelde hem finantieel in staat een suikerfabriek te Cunern in Silezië te stichten (1801). Door den oorlog verwoest, werd zij in 1810 zóó hersteld, dat zij als inrichting van onderwijs kon dienen. Achates is in de „Aeneïs" van Virgilius de trouwe vriend van Aeneas. Tegenwoordig gebruikt men de uitdrukking „fidus (getrouwe) Achates" om een zeer getrouwe vriend aan te duiden. Achaz, koning van Juda (742 —727), riep de hulp in van koning Tiglat Pilesar van Assyrië om Israël met Syrië, diens bondgenoot, te bestrijden. Wel kwam ACHAZ—ACHMED 47 hij Achaz te hulp en versloeg diens vijanden, maar eenmaal in Judea zijnde, dwong hij Achaz, hem hulde te brengen en den Assyrischen godsdienst in te voeren. Achelis, Ernst Christian (1838—1912), Duitsch theoloog, hoogleeraar. te Marburg, schreef o.a. „Praktische Theologie", ook in het Nederl. vertaald. Achelis, Thomas (1850—1909), een Duitsch ethnoloog, studeerde letteren en wijsbegeerte en werd rector aan het gymnasium te Bremen. Hij heeft vooral bekendheid verworven door zijn werken op ethhologisch gebied. Zijn hoofdwerk is „Moderne Völkerkunde, deren Entwicklung und Aufgaben", een overzicht der verschillende opvattingen en onderzoekingen van de voornaamste volkenkundiger! gedurende de laatste eeuw. Achelous, thans Megdova genaamd, een belangrijke rivier in Griekenland, ontspringt op den Pindus, loopt als grensrivier tusschen Aetolië en Akarnaniê en mondt uit inde Ionische zee. Door haar slib zijn de Echinaden-eilanden met de kust verbonden. In de Grieksche fabel¬ leer is Acneious ae god van dezen stroom. Hij streed met Heracles om het bezit van Delanira, in welken strijd Heracles hem (daar hij zich in een stier veranderd had) één der hoornen van den kop rukte. Achenbach, Andréas (1815—1910),een leerling van W. Schadow te Dusseldorp, was een zee- en landschapschilder, die veel aan de Noordzeekust schilderde. Oswald Achenbach (1827—1905), .een broeder van den voorgaande, schilderde voornamelijk Italiaansche landschappen. Achenbach, Heinrich (1829 —1899), werd in 1860 tot hoogleeraar in het Duitsche recht en opperbergraad benoemd. In dien tijd stichtte hij het „Zeitschrift für Bergrecht", werd eenige jaren later lid van het Huis van Afgevaardigden in Pruisen en was een der stichters der Vrijconservatieve partij. In 1873 tot minister van Handel, Nijverheid en Openbare Werken benoemd, zeidé hij in 1878 deze functie vaarwel wegens conflict met Bis- marck. Hij gaf ex-keizer Wilhelm II les in het staatsrecht. Achensee is het mooiste en grootste meer van Duitsch Tirol, op 920 M. boven de zeespiegel gelegen. Het is 7 v. Km. groot, 133 M. diep en omgeven door bergen van 2000 M. hoogte. Langs den Oostelijken oever loopt een weg over den Achenpas naar Kreut in Beieren. Acheron is een rivier in Griekenland, die door het landschap Thesprotia, daarna door een bergstreek, vervolgens door de vlakte van Ephyra stroomt en in een moerassig meer uitmondt. In de fabelleer is de Acheron een der rivieren in de onderwereld. Acheron is ook de zoon der aarde, die door Zeus veranderd werd in een moderrivier, omdat hij de Titanen bij hun hemelbestorming van water voorzien had. Achillea. Zie Duizendblad. Achilles, zoon van Peleus en Thetis, de dapperste der Grieken voor Troje, vriend van Patroclus, nam wraak over diens dood, door Hector tot een gevecht uit te dagen, waarbij deze sneuvelde. Hoewel Achilles, enkel aan zijn hiel kwetsbaar was, werd hij juist daar getroffen door een pijl en stierf vóór de inneming van Troje. Achillesoees. De sterkste nees van hof menscheliik lichaam is het niteinrle van de kuitspieren en vastgehecht aan het hielbeen. Ze is onmisbaar bij het staan en loopen en veroorzaakt bij verkorting de z.g. paardevoet. Achimenes, plantengeslacht uit Midden-Amerika en Brazilië, fam. der Gesneriaceae, waarvan veel soorten en hybriden gekweekt worden in koude en gematigde kassen. Fraaie bloeiers voor de zomermaanden, met witte, rose, oranje, roode, purper of blauwe bloemen. Zaaien in Jan. —Febr., warm; blijven over met geschubden wortelstok. Achmed (Arabisch, Geprezene) is de naam van zeven kaliefen uit het huis der Abbassiden: Achmed I (1589—1617) sultan van Turkije, moest na den oorlog met de Oostenrijkers, aan dezen land afstaan ; hij streed ook tegen Perzië. Achmed 48 ACHMED-ACHROMATISCHE PRISMA'S (1642—1695) voerde oorlog tegen Venetië en Oostenrijk. Onder zijn regeering werden de. Turken uit Hongarije verdreven. Achmed III (1673 — 1736) verleende gastvrijheid aan Karei XII na den slag bij Poltawa en kwam hierdoor in oorlog met Rusland. Ook hij streed op ongelukkige wijze tegen Oostenrijk en Venetië en nog later tegen Perzië. Onder zijn bestuur kwamen vele verbeteringen tot stand, n.1. de belastingen werden minder drukkend en de eerste Turksche drukkerij werd opgericht. Binnenlandsche twisten noodzaakten Achmed III in 1730 af te treden. Achmed Foead (1868— ), sultan van Egypte, zoon van Ismaël Pascha, volgde zijn broeder als sultan op onder Engelsch protectoraat (1917). Achras Sapota, mispelboom, behoort thuis in tropisch Amerika, doch wordt ook in andere tropische landen gekweekt om de vrucht, die smakelijk is. Achromatische prisma's, lenzen en kijkers. Valt een lichtstraal op een glazen prisma dan heeft breking en ook dispersie of kleurschifting plaats. De sterkte van de dispersie hangt af van den hoek van inval, maar ook van het z.g.n. dispersievermogen der stof, waaruit het prisma bestaat. We kennen twee glassoorten n.1. crownglas en flintglas, die wel (nagenoeg) 't zelfde brekend vermogen hebben, maar verschillend schiftend vermogen en wel zóó, dat dit laatste voor flintglas bijna dubbel zoo groot is als dat voor crownglas, d.w.z. dat, onder overigens gelijke omstandigheden het spectrum bij een flintglazen prisma dubbel zoo groot is als bij een van crownglas. Zet men nu een crownglazen prisma BCA tegen een flintglazen dito ACD aan, A J) 't welk een brekenden /V ] hoek C heeft, half zoo / \ groot als de brekende / \ hoek A van 't eerste, / \ dan zal een invallende / \ Uchtstraaldehelftder 3 *c afwijking ondergaan, dan wanneer alleen 't crownglazen pris¬ ma aanwezig was, maar de dispersie zal opgeheven zijn. Door deze inrichting hebben we een z.g.n. achromatisch pasma verkregen d.i. dus een prisma, hetwelk wèl een afwijking aan de lichtstralen geeft, maar deze niet meer in de spectraalkleuren ontleedt. Om een achromatische lens te verkrijgen maakt men van dezelfde eigenschappen van beide glassoorten gebruik; men combineert een convexe lens van crownglas met een concave van flintglas van ongeveer de halve kromming. Een nauwkeurig voorschrift voor de verhouding der kromrningen is niet te geven, daar de brekende vermogens van verschillende glasssoorten (en zelfs van verschillende stukken van dezelfde soort) niet precies gelijk zijn. Nadat nu de brekings-indices bepaald zijn, kan de verhouding bepaald worden. De beide lenzen geven nu gelijke maar tegengestelde dispersies en de evenwijdig invallende lichtstralen zullen in één brandpunt samenkomen, welks afstand tot de lens ongeveer de dubbele brandpuntsafstand is van de lens van crownglas. Vroeger maakte men de objectieven der kijkers veelal uit drie lenzen, n.1. een biconcave van flintglas, tusschen twee biconvexe van crownglas; thans neemt men gewoonlijk een biconvexe van crownglas, die naar 't voorwerp is gericht en een bij- _ na plan-concave lens /A van flintglas, die F II naar 't oculair is -H—j gekeerd. Door terug- U j *■ kaatsing op de ver- \AV schillende opper¬ vlakten gaat ongeveer 5 % van 't licht voor elk oppervlak verloren; daarom brengt men dikwijls bij kleinere objectieven een dunne laag Canadabalsem tusschen de elkaar (bijna) rakende oppervlakten. Volkomen achromatisch is de zoo samengestelde lens nog niet, daar het roode deel van *t spectrum voor crownglas langer is dan het violette bij flintglas. Het daardoor ontstane, z.g.n. secundaire spectrum is zeer kort, maar toch veroor- ACHROMATISCHE PRISMA'S -ACHTSCHELLINCK 49 zaakt het nog gekleurde randen om de beelden van zeer heldere voorwerpen. In den laatsten tijd zijn echter glassoorten vervaardigd (o.a. 't Jenaër glas), wier verstrooiend vermogen zóó is, dat het secundaire spectrum praktisch verdwijnt. De meeste optische instrumenten, mikroskopen, teleskopen, verrekijkers, zijn van lenzen voorzien, die de chromatische en sferische aberratie zooveel mogelijk opheffen. Achromatisch beteekent tonder kleur. Achromatische stof. Zie Celkern. Achsjaroemon, Nicolaj Dmitryjewitsch . (1820— 1893), een Russisch letterkundige, wijdde zich aan de schilderkunst en aan de letterkunde. Hij verwierf zich bekendheid door zijn novelle .Dvionik" ^uuucigaugcrj. Achterhand is de handwortel, die hand en voorarm verbindt. Achterhand wordt bij paarden gebruikt, ter aanduiding van het achtergestel. Bij het kaartspel beteekent „in de achterhand zitten" het laatst aan de beurt komen. Achterhoek noemt men vooral het oostelijk deel van Gelderland (het graafschap Zutfen), echter ook wel dat van Overijsel, n.1. Twente. Ook verschillende buurtschappen heeten Achterhoek, zooals in de gemeente Nijkerk, Ambt-Almeloo, Neede, enz. Achterland is in 't volkenrecht het land, dat ligt achter een aan een bepaalden staat onderworpen kuststreek. Politiek strekt het zich sedert de Congo-Acte van Febr. 1885 niet verder uit dan 't gebied, waarin het den bezitter der kust mogelijk is zijn gezag te handhaven. In het andere geval is het achterland hoogstens „Belangensfeer". De opvatting dat het zich ook uitstrekt over onbezet gebied werd o.a, gehuldigd door Engeland tegenover Duitschland, toen het op grond van het bezit der Walvisch Baai opkwam tegen de Duitsche bezetting van Angra-Pequena. Achterleen (Subfeudum) was een leen, dat door den leenman, die dan als leenheer optrad, opnieuw aan een derde in bruikleen werd gegeven. Bij een achter¬ leen waren dus drie personen batrokken: de opperleenheer, de onderleenheer en de achtervazal, die alle drie jegens elkaar rechten en plichten te vervullen hadden. Achterlijke kinderen zijn die, welke door gebrekkige geestelijke vermogens het gewone onderwijs niet kunnen volgen. Hiervan zijn wel te onderscheiden de kinderen, die door slecht gehoor of gezicht, door een spraakgebrek of andere oorzaak tijdelijk of blijvend achterlijk zijn. Al deze kinderen hebben echter dit gemeen dat zij „buitengewoon" onderwijs behoeven, maar door de uiteenloopende oorzaken van hun tekort zijn verschillende scholen voor hen noodig. Het buitengewoon onderwijs is in 1905 bij afzonderlijke wet geregeld; gemeenten en besturen van vereenigingen, die dergelijke scholen hebben opgericht genieten subsidie. Naast de scholen voor achterlijke kinderen bestaan inrichtingen waar behalve voor onderwijs ook voor huisvesting en opvoeding der kinderen wordt gezorgd. De Central*. VPr»«ni. ging ter behartiging van de belangen van zwakzinnigen", pevestiorl t» im_ sterdam, beoogt behartiging van de belangen van psychopathische personen en in het algemeen van hen, die tengevolge hunner psychische minderwaardigheid, hulp en leiding behoeven. De vereeniging geeft een orgaan uit. Het Schoolmuseum te Amsterdam bezit een collectie leermiddelen voor achterlijke kinderen. Men heeft in Nederland verscheidene gestichten tot opvoeding en verpleging van achterlijke kinderen. Zie J. Klootsema, Misdeelde kinderen (1903). Achtkarspelen of Achtkerspelen, gemeente in Friesland met c. 13.000 inw., vroeger de zesde grietenij van Oostergoo, heeft een weinig vruchtbaren bodem. Tot de gemeente, eerst uit 8 kerspelen bestaande, behooren thans een elftal dorpen. Buitenpost, de hoofdplaats der gemeente,ligt aan de spoorlijn Groningen— Leeuwarden. Achtschellinck (of Achtschellincx), Lucas (1626—1699), een Vlaamsen land- 50 ACHTSCH E LLINC K—ACONCAG U A schapschilder, leerling van Pieter van der Borcht, schilderde meestal de Vlaamsche natuur, maar met een Zuidelijk accent. Hij heeft vele groote schilderijen voor Vlaamsche kerken geschilderd. Achturendag. Zie Arbeidswet. Addimetrie is dat deel der maatanalyse dat zich bezighoudt met de bepaling van de hoeveelheid zuur die in een vloeistof aanwezig is. Door toevoeging van loog uit een buret of maathuis wordt het zuur geneutraliseerd, waarbij het neutrale punt aangegeven wordt door een bijgevoegde stof (indicator) die dan van kleur verandert. Acker, Paul (1874—1915), was een Fransch journalist en romanschrijver. Hij leverde bijdragen tot de „Temps", de „Revue de Paris", en de „Revue des Deux Mondes". Ackere, Maria van, geboren Doolaeghe (1803—1884), was een Vlaamsche dichteres. Haar gedichten zijn in verscheiden bundels uitgekomen. Ackermann, Konrad Ernst (1712— 1771), één van de voornaamste tooneelspelers der 18de eeuw, stond na 1767 aan het hoofd van het tooneelgezelschap te Hamburg. Ook zijn vrouw Sophie Charlotte Biereichel, weduwe Schröder, was een bekende actrice. Ackermann, Rudolf (1764—1834), een Duitscher van geboorte, vestigde zich in 1795 te Londen als kunsthandelaar. Hij maakte zich verdienstelijk op velerlei gebied, o.a. door invoering van de lithografie in Engeland. Hij stichtte veel geïllustreerde tijdschriften. Ackermann, Louise Victoire, geboren Choquet (1813—1890), was een talentvolle Fransche dichteres en taalkundige. Haar „Contes et vers" zijn verheven van vorm maar pessimistisch van toon. Ackersdijk, Willem Cornelis (1760— 1843), was secretaris van's-Hertogenbosch, verloor deze betrekking door de omwenteling van 1795, en bekleedde onder koning Lodewijk het ambt van staatsraad in buitengewonen dienst. In zijn later leven schreef hij geschied- en oudheidkundige opstellen. Zijn zoon Jan Ackersdijk (1790—1861) werd eerst hoogleeraar in de staathuishoudkunde aan de hoogeschool te Luik en later te Utrecht. Deze wist in ons land voor de staathuishoudkunde belangstelling te wekken. Hij schreef hierover eenige werken en gaf eenige reisbeschrijvingen uit. Acket, J. M., (1862- ), sinds 1887 leeraar in het Nederlandsch aan de H. B. S. te Breda, gaf in Gids 1896 een artistieke studie over Lod. v. Deyssel, schreef „Over de Navolging Christi" (1898). Heeft doorzijn in de verschillende tijdschr. verspreide opstellen, die in 1920 als „Verzamelde Opstellen" verschenen, veel invloed geoefend op de moderne richting in het taal- en litteratuuronderwijs. Acne, een aandoening van de smeerklieren van de huid die dan tot roode puistjes opzwellen. Acne kan o.a. ontstaan door het in de huid geraken van prikkelende stoffen zooals teer, koolstof, sommige schoonheidsmiddelen enz. Acoka, bijgenaamd Pyadassi, een beroemd Indisch koning, regeerde van 270—230 v. Chr. Hij is beroemd geworden om twee redenen: 1°. was hij de eerste koning, die tot het Boeddhisme overging en deze leer o.a. naar het eiland Ceylon deed overbrengen; 2°. liet hij op verscheidene plaatsen in de rotsen inschriften uithouwen liefst in verschillende alphabetten en dialecten. Deze inschriften hebben thans voor de kennis der Indische volkstalen groote waarde. Acolyt (Gr. akolouïhos ■> dienaar) is een R.K. geestelijke van lagerenrang, die in de oude kerk te zorgen had voor 't aansteken der kaarsen en voor het brood en den wijn. Later namen leeken deze functies over. Aconcagua, een uitgedoofde vulkaan en de hoogste bergtop van Amerika, is op de grens van Chili en Argentinië gelegen. De berg werd in 1883 bestegen tot 6560 M.hoogte, in 1898 werd de top bereikt. De hoogte is c. 6900 M. Aconcagua is ook de naam van een bergachtige streek in Chili met c. 140.000 ACONCAGUA - ACRE SI ■uw. cu au nooiastaa ban Felipe. In de vruchtbare dalen groeien zuidvruchten en wordt veel graan verbouwd. In de bergen zijn kopermijnen. Aconietzuur ontstaat door verhitting van citroenzuur, onder afgifte van water. Het is een driebasisch, onverzadigd zuur.' Aconitine is een zeer vergif tig alkaloid! dat uit de monnikskappen door extractie met wijnsteenzuur (vroeger met zwavelzuur) gewonnen wordt. Vroeger werden verschillende soorten onder de namen Fransche, Duitsche en Engelsche aconitine verhandeld. Thans heeft men de classificatie amorf, gekristalliseerd en pseudo-aconitine ingevoerd; van deze soorten is het amorfe het minst werkzame. De in den handel voorkomende preparaten zijn altijd met eenige andere alkaloïden vermengd; aconitine wordt tegen gewrichtsrheumatiek en andere ziekten gebruikt. Aconitum. Zie Monnikskap. Acorus. Zie Kalmus. d'Acosta, Josi (1539-1600), een bpaansch Jezuïet en geschiedschrijver Peru Provineiaal «jner Orde en in 1588 rector van de universiteit te Salamanca. Zijn hoofdwerk is -Historia moral y natural de las Indias." Acosta, Gabriel, later Uriël (1591?— 1640), behoorde tot een Christen geworden Joodsche familie. Hoewel opgevoed in de R.K. leer, vluchtte hij c. 1618 met 1 zijn familie naar Amsterdam, sloot zich i dij de Israëlieten aan en veranderde zijn 1 naam Gabriël in dien van Uriël. Daar in 1 zrjn idealen teleurgesteld, bekritiseerde e hij de leer der Rabbijnen en werd door i hen uit de gemeente verbannen vooral t wegens zijn geschrift „Examen de Tra- z dicoens Phariseas conferidas conablev \ escnpte", dat de onsterfelijkheid der ( ziel loochende. Na jaren vervolging en spot te hebben verdragen, onderwierp 5 hij zich eindelijk aan de hem opgelegde a boete, doch maakte in 1640 een einde aan k sfln leven. Verscheidene geschriften zijn * over hem uitgegeven; de Duitsche dichter b Gutzkow koos hem tot held van zijn b treurspel „Uriél Acosta". a, Acoustiek, wetenschappelijk de leer van den galm als onderdeel van de geluidsleer, heeft voor den bouw van schouwburgen, concertzalen, kerken waarin het gesproken woord of de zang zonder hinderlijke bijgeluiden als echo weergalm moet klinken, en voor ziekenhuizen waar demping van het geluid voor de rust der patiënten en het wetenschappelijk onderzoek vereischt wordt, een belangrijke beteekenis. Bij de acoustiek spelen de vorm en de afmetingen der ruimten een groote rol, alsook de materialen waaruit de muren zijn samengesteld. Veelal is noodig de resonnantie der steenen wanden te verminderen door bekleeding met geluid-isoleerende stoffen als kurk, turfmos, zeegras, trichopiese. lAe voorts onder geluid. Acquaviva della Fonti, een stad van C 11.000 inwoners in de Italiaansche provincie Bari aan den spoorweg van Ban naar Tarente, is bekend wegens haar hoofdkerk in Romaanschen stijl en een merkwaardige druipsteengrot in haar nabijheid. Acqui, het oude Aquae Staticllae, staat net c. 16.000 inw. in Piemont, bezit een ierk uit de 12de eeuw en resten van een Romeinsche waterleiding. Warme zwavelbronnen. Acquoy, Johannes Gerardus Rijk (1829 -1896), Nederlandsen kerkhistoricus loogleeraar te Leiden, schreef vooral perken op het gebied der Nederlandsche :erkgeschiedenis, o.a. „Het klooster te Vindesheim en zijn invloed (3 dln) " n der kerkmuziek: „Middeleeuwsche eestehjke liederen en leizen met pianobegeleiding". Veel gebruikt is nog steeds ïjne „Handleiding tot de kerkgeschiedorschmg en kerkgeschiedschrijving" 2e druk door F. Pijper 1910). Acre (Acca, Acja, Acra, Ptolomaïs, t. Jean d Acre) een havenstad in Syrië an de Middellandsche zee, oorspronehjk een volksplanting der Phoeniciërs, as in de middeneeuwen jaren lang een Dlwerk der kruisvaarders en tot 1291 Dofdzetel der Johannieters. Toen werd ït door den Egyptischen sultan inge- 52 ACRE—ACTIE EN REACTIE nomen. Aan Napoleon gelukte het in 1799 niet, maar Ibrahim Pasja in 1832 wel, het te veroveren. In 1840 kwam het door hulp van Engeland en Oostenrijk weer in Turksch bezit; in 1918 werd het bezet door de troepen van generaal Allenby. Acre, dat c. 11.000 inwoners heeft, is door verzanding der haven, alleen als vesting belangrijk. Acre is een Engelsche vlaktemaat, gelijk aan 4840 vierkante yards of 43560 Engl. vierk. voet, naar metrieke maat 40,5 Are. 30 acres vormen etn yard of land, en 100 acres heeten een hide of land. In de V. St. van N. Amerika is een Acre of land — 40,4719 Are. Vroeger gebruikte men in Frankrijk evenals in Nederland de acre als veldmaat. In Nederland was een acre of morgen ongeveer V, bunder groot. Acre-gebied is een streek in Zuid-Amerika, doorstroomd door de Acre een zijrivier van de Amazone, waar Bolivia, Brazilië en Peru aanspraak op maakten. Na jarenlange oneenigheid is men eindelijk in 1910 tot een overeenkomst ge- lmmen. Acridine komt in ruwe anthraceen voor; het is anthraceen waarin een CH-groep door N is vervangen. Men bereidt er verschillende kleurstoffen, vooral voor zijde uit. (Chrysaniline, dat ook voor wol gebruikt wordt, behoort er o.a. toe). Acrobaat (van een Grieksch woord, dat op de teenen loopen beteekent, afgeleid) is thans een koorddanser of ook wel kunstenmaker. Ten tijde der Grieken legden de beroepsacrobaten zich alleen op werken op het koord toe; in latere tijden ook op springen en het doen van andere gymnastische toeren. Acroclinium (Helipterum), fam. der Compositen, uit Texas, bloemen met geel hartje en rose (later witte) omwindselblaadjes, veelvuldig gebruikt als „stroobloempje"; eenjarig. Acroleine (CH,: CHCHO), een onverzadigd aldehyde, ontstaat door wateronttrekking aan glycerine. Het ontstaat o.a. bij uitdooving van een vetkaars; de scherpe reuk kan tevens dienen ter onderscheiding van was van vetten. Acrostichon is een gedicht, waarvan de eerste letters der opvolgende regels, *en woord of spreuk vormen. In een dubbel acrostichon vormen zoowel de begin- als eindletters een woord of spreuk. Thans wordt deze versvorm bijna alleen in 't gelegenheidsgedicht gebruikt. Act beteekent in Engeland en N.-Amerika, het besluit door een wetgevend lichaam of door een vergadering genomen. Een „Act of Parliament" is een besluit, door 't parlement genomen. Uit de geschiedenis zijn bekend o.a. de Test-act en Habeas Corpus-act (z. a.). Acta, handelingen, verrichtingen,noemde men bij de Romeinen de regeeringspublicaties, in het bijzonder de handelingen van den Senaat. Verder zijn nog bekend Acta apostolorum het bijbelboek in het Nederl. bekend als Handelingen der apostelen; Acta erucMorum een wetenschappelijk Duitsch tijdschrift (1682 — 1776); Acta Pilati een apocrief bijbelboek ook bekend als het Evangelie van Nicodemus; Acta sanctorum, berichten over heiligenlevens uitgegeven door de Bollandisten (zie aldaar). Actaea, fam. Ranunculaceëen. Vaste planten onzer siertuinen: A. japönica, 1 M. hoog, witte bloemen in Aug.-Sept. A. racemosa, 1,5 M. hoog, ook wit, JuniJuli, beide met lange, aarvormige trossen. In Zuid-Limburg groeit in 't wild A. spicata (Christoffelkruid), witte bloemen in Mei-Juni. Deze is vergiftig. Actaeon, een beroemd jager, kleinzoon van Cadmus van Thebe, werd door Artemis, omdat hij haar bij 't baden bespied had, in een hert veranderd, en door zijn eigen honden verscheurd. Acte is een schriftelijk bewijsstuk, door tusschenkomst van een ambtenaar of bevoegd persoon opgemaakt. Al naar de acte is opgemaakt door de tusschenkomst van een ambtenaar of niet, onderscheidt men authentieke en onderhandsche acten. Zie verder Authenticiteit. Actie. Zie Aandeel. Actie en reactie. Een wet in de natuur- ACTIE ÊN REACTIE -ACTON 53 kunde (die ook in de stemkunde toegepast wordt) zegt, dat actie gelijk aan reactie is of dat werking gelijk tegenwerking is; d.w.z. oefent een lichaam een kracht uit op een ander lichaam, dan zal dat tweede een gelijke maar tegengestelde kracht op 't eerste uitoefenen. Zoo is de aantrekkende werking van de zon op de aarde gelijk aan die van de aarde op de zon. Actief noemt men de bezitting, het gezamenlijk bedrag van roerende en onroerende goederen, dat tegenover het passief (de schulden) staat. Vooral spreekt men van actief en passief bij een faillissement. Actinidia (fam. Ternstroemiaceëen) is een prachtige klimplant uit Japan afkomstig. De bloemen hebben 5 kelk- en bloembladen en talrijke meeldraden. De vrucht is een bes. Actinien. Zie Zeeanemonen. Actinium is de naam van een radioactieve stof, die samen met thorium in iici pctteris voorKomt. Actinograaf of stralenschrijver is een door Pouillet uitgevonden toestel 't welk, met behulp van gevoelig papier, aangeeft hoe lang de zon schijnt. Het is later vervangen door den zonneschijn-autograaf. Actinometer of warmtestralingsmeter. Het eerste toestel tot 't meten van de warmte, die door de zonnestralen op aarde wordt gebracht, werd door W. Herschel (1834) geconstrueerd. Vele verbeteringen en veranderingen zijn later aangebracht. Dat van Angström bestaat uit twee volkomen gelijke, dunne platinareepjes, die aan de eene zijde zwart zijn gemaakt. Het eene wordt aan de zonnestralen blootgesteld, het andere door een dubbel scherm voor die stralen beschut, maar dit wordt door een electrischen stroom verwarmd. De stroom wordt zóó geregeld, dat beide reepjes gelijkelijk in temperatuur stijgen (thermometers, achter de reepjes geplaatst, wijzen de temperaturen aan). De stralingsenergie is dan voor beide gelijk en de waarde van degene die door den stroom wordt geleverd kan gemakkelijk gevonden worden. (Zie Pyrheliometer). Acttnomycose is een ziekte veroorzaakt door een paddestoel. Zij kenmerkt zich door onafgebroken voortschrijdende ontsteking der beenderen en der weeke deelen. In bepaalde streken komt zij veelvuldig onder het vee voor en wordt nu en dan op den mensen overgebracht, waar zij zich vooral aan den onderkaak vertoont als een scherp begrensde zwelling die langzamerhand langs den hals tot het sleutelbeen voortschrijdt en eindelijk op verschillende open plaatsen openbreekt. Daarbij ontledigt zich dan een op etter gelijkende trillende sponsachtige slappe massa. - Actium, thans La Punta, een voorgebergte en stad in Griekenland, was getuige van veel zeeslagen. De belanrijkste was die tusschen Antonius en Octavianus (31 v. Chr.). Activisten noemt men in België de Vlamingen die tijdens de bezetting van België door de Duitschers zich aanpasten bij het Duitsche regiem en als steun voor de Vlaamsche beweginghet staatsbestuur (..bestuurliike sr.heiHina"* vn»rH»i den wil der Duitsche overheersching. Acton, Sir John Francis Edward (1736—18111. eerst in Hi.nct t,;; a„ Toscaansche marine, werd door invloed van koningin Maria Carolina minister van Ferdinand IV van Napels. Hij deinsde voor geen middel terug om zichzelf en den koning macht te verschaffen en betrok daartoe Napels als bondgenoot van Engeland in verscheidene oorlogen tegenFrankrijk. De vrede van Florence (1801) dwong Ferdinand van alle verdere bondgenootschap met Engeland af te zien en maakte een einde aan de rol van Acton. Acton, Sir John Emeric Edward Dalberg (1834-1902), was een der bekwaamste leden der anti-ultramontaansche R. K. partij in Engeland. In 1895 professor in de geschiedenis te Cambridge geworden, gaf hij den stoot tot de uitgave van de bekende Cambridge Modern History. 54 ACTUALITBITSTHBORIE—ADALIA Actualiteitstheorie noemt men de wijsgeerige opvatting dat van een feitelijke werkelijkheid, een Zijn niet kan worden gesproken maar dat alles bestaat in een voortdurend worden of zich ontwikkelen. De oudste vertegenwoordiger van dit denkbeeld is Heraclitus; vele nieuwere wijsgeeren zijn deze meening toegedaan zoowel op het gebied der metaphysica als op dat der psychologie. Actuaris (naar het Latijnsche actuarius, griffier van den Senaat in het oude Rome) is de in Engeland gebruikelijke titel voor den wiskundig onderlegden bedrijfsleider eener levensverzekeringmaatschappij. De titel is in Nederland in de laatste jaren gebruikelijk geworden voor wiskundige adviseurs van levensverzekeringmaatschappijen. Een speciale opleiding voor dit beroep bestaat in Nederl. thans nog niet; aan de Nederl. Handeb-Hoogeschool te Rotterdam worden colleges in de verzekeringswiskunde gegeven. Actuarissen vormen de Vereenieine voor Verzekeringswetenschap. Acupunctuur is het insteken van een metalen naald in een ziek lichaamsdeel om genezing te bewerken. Deze geneeswijze, in de 14de eeuw vanuit China en Japan naar Europa overgebracht, werd aangewend tot het bestrijden van ontstekingen. Ada, een kleindochter van David, koning van Schotland, huwde in 1162 met Floris III, graaf van Holland. Ada, dochter van Dirk VII, graaf van Holland en Zeeland, werd bij den dood van haar vader (1203) door haar moeder aan Lodewijk van Loon uitgehuwelijkt ten einde, als gravin van Holland, haar vader te kunnen opvolgen. Doch, daar Holland een zwaardleen was, verzetten zich vele edelen tegen deze opvolging en trachtten Ada af te zetten. Weldra viel Ada in hun handen en werd, toen haar oom Willem I, graaf van WestFriesland, het bewind in handen kreeg, naar Texel en nog later naar Engeland gevoerd. Adaequaat beteekent passend; vooral met de werkelijkheid overeenstemmend. Een definitie b.v. moet adaequaat zijn. Adagio (muziekterm uit het Italiaansch), langzaam tempo, maar iets sneller dan largo. Adalbert I (Adelberf), aartsbisschop van Mainz, (1117—1137), werd door koning Hendrik V tot kanselier benoemd. In den Investituurstrijd trok hij Hendrik's partij en werd daarom door dezen tot Aartsbisschop van Mainz benoemd. Later werd hij echter een heftige tegenstander van Hendrik V en werd zelfs door dezen uit Mainz verdreven. Adalbert had echter zooveel macht, dat hij den strijd voortzette en zelfs bij den dood van Hendrik wist te bewerken, dat er een pausgezinde opvolger gekozen werd. Adalbert, Heinrich Wilhelm (1811 — 1873), prins van Pruisen, voelde zich reeds jong aangetrokken tot de zee¬ vaart. JNa veei reizen en siucue op uit gebied werd hij in 1854 tot admiraal benoemd en wist ondanks veel tegenwerking de basis te leggen van een groote Duitsche oorlogsvloot. Adalbert, Ferdinand Berengar (1884 — ),derdezoon van den ex-keizer Wilhelm II, streed als zeeofficier in den oorlog. Adalbert (c. 1000—1072), aartsbisschop van Bremen en Hamburg, werd in 1045 door paus Leo X tot legaat van het Noorden verheven, zoodat hij macht kreeg over geheel Scandinavië. Hij deed veel voor de welvaart van Bremen. Adalbert van Praag (c. 950-997), wel genoemd Apostel der Pruisen, werd in 982 bisschop van Praag. Daar hij telkens in conflict kwam met de half-heidensche Bohemers zocht hij tweemaal zijn toevlucht in een klooster en ging daarna het evangelie prediken aan de Pruisen. Voordat hij echter nog werk van eenig belang had kunnen uitrichten, werd hij door een heidensch priester gedood. Adalia (in de oudheid A ttalia genaamd) is een zeehaven aan de kust van KleinAziê, bij de golf van Adalia gelegen. De ADALIA -ADAMS 55 stad, die c. 25.000 inwoners telt, heeft een levendige handel In hout, paarden en geweven, artikelen. Men vindt er een prachtige poort uit den tijd der Romeinen. Adaline {Broom diaethyl acetyl ureum). Een bijna smakeloos en reukeloos kristallijn poeder, gemakkelijk in water ea,J^cobo1 oplosbaar, wordt als slaapmiddel aangewend. Adam, welke naam „mensch" beteekent, was volgens de bijbelschëopvatting de eerste mensch wiens schepping door God in de eerste hoofdstukken van den Bijbel wordt verhaald. Volgens velen moet men in dit bericht eigenlijk twee scheppingsverhalen onderscheiden dat in Genesis 1 en dat in Genesis 2 en 3 Rondom Adam hebben zich in latere eeuwen vele legenden geweven, zoo in de Joodsche literatuur en den Koran. Adam, Charles Adolphe (1803—1856), een Fransch musicus, legde zich al vroeg toe op de compositie van liederen en pianowerken, later op die van opera's. Veel succes oogstte hij in met „Le Postillon de Long jumeau" en " Si j'étais roi". " Adam, Juliette (1836- ),een Fransche romanschrijfster en journaliste schreef behalve verscheidene romans ook werken over literatuur, geschiedenis en pohtiek. Ook was zij redactrice van ," .„?ouveUe Revue", een tijdschrift In 1879 door haar gesticht. Adam, Paul (1862- 1920),een Fransch i romanschrijver, schreef eerst eenige psy- c chologische romans en novellen, daarna i historische, waarvan „La Force" (1899) het meest bekend is. 1 Adam van Bremen (overl. c. 1076) < domheer te Bremen, werd door Adalbert 1 van Bremen naar deze stad beroepen. 1 Hij schreef het zeer belangrijk historisch j werk „Hlstoria Hammaburgensis ecclesiae." Adam de la Halle (c. 1240-1287), met s den bijnaam „Le bossu d'Arras", was 1 troubadour bij Robert II, graaf van ^ Artois. Hij heeft veel composities na- 1 gelaten, waaronder „Le jeu de Robin et I Marton", dat de oudste komische opera is. Adam van Fulda, een belangrijk componist uit de 15de eeuw uit de school van Ockeghem.schreef met eenige kerkelijke werken een verhandeling over de theorie der muziek. Adamas, de Grieksch-Latijnsche naam voor diamant, was in de Oudheid een geheimzinnige stof, wier buitengewone hardheid geroemd werd. De helm van Hercules b.v. was uit adamas vervaardigd, ook sommige werktuigen der Gneksche goden. Adamaua of Adamawa, een rijk in het Afrikaansche binnenland, heeft een vruchtbaren bodem, doch een ongezond klimaat. Het levert als voornaamste producten, katoen en indigo. De katoen wordt verwerkt te Iola (20.000 inw ) de hoofdstad. Sedert 1916 na het verdrijven der Duitschers is Adamawa Engelsch gebied. Adama van Scheltema, Carel Steven. Zie Scheltema. Ada mi, John George (1862— ) een Bntsch geneeskundige, deed dienst als zoodanig in den oorlog en werd in 1919 vice-kanselier aan de Universiteit te Liverpool. Adamieten is de naam van op verschilende tijden opgetreden sekten, die dachten door naaktheid weer zonder zonden ■e worden, evenals Adam voor den mndevah In de 2de eeuw na Chr. beitond er een dergelijke sekte in N.-Afrika • le Wederdoopers in de 16de eeuw werden vel evenzoo genoemd. Adamkiewicz, Albert (1850— V een jekwaam geneeskundige, deed veel' onlerzoekingen omtrent zenuwgestel en lersenen en ook omtrent kanker. Beangnjke geschriften over deze onderoekingen zijn van zijn hand verschenen. Adams, John (1735-1826), een AmeUtaansch rechtsgeleerde, deed zich; als fgevaardigde voor het Congres, te" Phiidelphia als een overtuigd voorstander an de onafhankelijkheid kennen. In 778 vertrok hij als gevolmachtigde naar rankrijk, vandaar naar de Nederlanden 56 ADAMS—AD ATRECHT dia door zijn toedoen de zijde der kolonisten kozen. Ook nam hij deel aan de vredesonderhandelingen te Parijs 1783. Toen in 1789 Washington als president gekozen werd, kreeg Adams de benoeming van vice-president en volgde van 1797—1801 Washington in diens functie van president op. Adams, John Quincy (1767— 1848),een der bekwaamste Amerikaansche diplomaten van zijn tijd, een zoon van John Adams, begon zijn loopbaan als advocaat. In 1794 werd hij tot gezant te den Haag in 1797 te Berlijn benoemd. De staat Massachusetts koos hem in 1803 tot lid van den Senaat, daarna tot afgevaardigde naar het Congres. Van 1809— 1815 bekleedde hij weer de post van gezant en wel te Petersburg en te Londen. Daarna was hij gedurende 8 jaar staatssecretaris en werd in 1825, als opvolger van Monroe, tot president gekozen. Adams, Charles Francis (1807-1886), een zoon van John Quincy, was ook rechtsgeleerde en staatsman. Evenals zijn vader door de staat Massachusetts tot afgevaardigde naar het Congres gekozen, werd hij in 1861 tot gezant te London benoemd, waar hij gedurende den burgeroorlog den vrede tusschen Engeland en Amerika wist te bewaren. Adams, John Coach (1819-1892), een Engelsch sterrenkundige, ontdekte in 1846 de planeet Neptunus tegelijkertijd metdeFranschesterrenkvmdigeLeverrier. In 1861 werd hij tot directeur der sterrenwacht te Cambridge benoemd. Adamsappel, het vooruitstekende deel van het strottenhoofd in het midden van den hals, bij mannen meer zichtbaar Han hii vrouwen. Adamsappel of paradijs-appel, een eenigszins op een citroen gelijkende vrucht, wordt gebruikt bij het Israëlietisch loofhuttenfeest. Adamsbrug is de reeks rotsen, die zich ten N.W. van Ceylon uitstrekken. Over deze rotsen gaat de bijna voltooide spoorlijn, die Ceylon met Indiê verbindt Volgens de Brahmanen ^voerde over deze rotsen Rlma zijn legers naar Ceylon. Adamson, Robert (1852 — 1902), Schotsch wijsgeer, eerst hoogleeraar in de wijsbegeerte en staathuishoudkunde te Manchester, later in de logica te Aberdeen en Glasgow, schreef als zijn belangrijkste werk „Development of Modern Philosophy." Adamson, Wittiam (1863— ), een Schotsch mijnwerker, werd in 1910 lid van het Parlement, in 1917 voorzitter van de „Labour" factie in het Parlement en in 1918 leider der Labour-partrj. Adamspiek, de hoogste berg op Ceylon, heeft een hoogte van 2250 M. Op den top is een plek, door de Mohammedanen als voetspoor van Adam aangeduid, na zijn verdrijving uit het paradijs. De Boeddhisten echter beweren, dat Boeddha bij zijn komst op aarde, daar zou zijn aan gekomen; daarom is voor hen deze plek een bedevaartsplaats geworden. Adana, de hoofdstad van het Turksche vilajet van dien naam, in KleinAzie, aan den Saros gelegen, een middelpunt van spoorwegen, is vooral uit krijgskundig oogpunt zeer belangrijk. Het telt c. 44.000 inwoners. Adanson, Michcl\\lil — ibuoj, een ueroemd Fransch plantkundige, bracht vijf jaar in Senegal door, om daar natuuronderzoekingen te doen. Hij schreef vele werken op het gebied der botanie, zijn belangrijkste is: „Families des plantes." Adansonia. Zie Broodboom. Adatrecht. Gewoonterecht der inlanders in de O.-I. Archipel. Het adatrecht als rechtsbron vindt toepassing in die gedeelten van Indie, waar de inlandsche bevolking nog haar eigen rechtspleging heeft mogen behouden. Het adatrecht geldt voor de in elke streek thuisbehoorende of zich met de inlanders vermengd hebbende bevolking. Voor andere personen wordt de rechtspraak uitgeoefend door de gouvernementsrechters. Toch wordt het adatrecht door Europeanen beïnvloed, daar n.1. de inheemsche rechtspraak kan worden opgedragen aan Gouvernementsambtenaren, het toezicht aan Europeesche be- ADATRECHT—ADEL 57 stuurders. Zijn Europeanen belast met provinciale rechtspraak over Inlanders dan moet er althans één persoon zijn die in h. bijz. met het adatrecht bekend is, ten einde den rechter van advies te dienen. Het adatstrafrecht heeft zijn geldigheid verloren. Adatstaats- en adminisstratiefrecht is voor enkele onderwerpen van kracht gebleven en is zelfs van grooten invloed voor de inrichting van hetgouvernementsbestuur, waar de adatinstellingen zooveel mogelijk worden behouden. Er is steeds een groote strijd om het al of niet beperken van de toepassing van het adatrecht. Ad Calendas Graecas had bij de Romeinen dezelfde beteekenis als de Nederlandsche uitdrukking „Met St. Juttemis". Adda, een linkerzijrivier van de Po, ontspringt in de Alpen, stroomt door het Comomeer en bereikt dezé rivier boven Cremona. Adders (Viperideae). Behooren tot de orde der slangen van de klasse der Reptiliën en wel tot die slangen, die giftanden hebben, welke doorboord zijn en dicht bij den top een opening bezitten. Zij zitten zijwaarts in de bovenkaak en hunne buis staat in verbinding met de onder de wangspieren liggende gifklieren. In rust liggen die giftanden tegen het gehemelte, maar bij het opensperren van den bek worden zij rechtop gezet en wordt door drukking der wangspieren vergif uit de klieren geperst in de buis, dus in de wonde, als de adder juist een dier heeft gebeten. Dit vergif werkt alleen schadelijk als het in het bloed komt, niet in het darmkanaal, als daar nergens een wondje is, zoodat een door een adder gemaakte wonde gerust kan worden uitgezogen. In ons land komt de gewone adder (Vipera berus) voor, gekenmerkt door een donkerbruine zigzaglijn over den rug. De kleur is uiteenloopend, maar bij het mannetje meest lichter dan bij het wijfje. De adder komt op zand- en hooge veengrond nog al voor. Zij heeft een spleetvormige pupil, die zich des nachts verwijdt, is dan ook een nachtdier. Zij leeft hoofdz. van muizen. Voor den mensch is haar beet gevaarlijk, maar meest niet doodelijk; gelukkig is zij in het algemeen traag. Zij vermenigvuldigt zich door levende jongen, 15 a 20 in getal. In het zuidelijk deel van Europa is zij vervangen door 2 andere soorten, de aspis en de zandadder, die in levenswijze vrijwel met haar overeenkomen. Addertong (Ophioglossum vulgarum), klein varentje met een enkel, eivormig blad en een aar van sporendoosjes aan een steel, die uit het smalle deel van het blad komt. In duinpannen en op dergelijke plaatsen. Adderwortel (Polygonum Bistorta), een op vochtige plaatsen groeiende plant behoorende tot de fam. der Polygonaceeên, met een aar van lichtroode bloemen en bladen met gevleugelde stelen. Addis Abbeba is bekend als residentie van Keizer Menelik van Abessinië tot 1901. In 1896 werd er de vrede tusschen Italië en Abessinië gesloten. Additie (chemische) is de chemische vereeniging van meerdere stoffen tot één enkele stof, bijv. salmiak uit ammonia en zoutzuur. Een zeer belangrijke nieuwere technische toepassing is de vetverharding. Is een zekere eigenschap van een nietenkelvoudige stof gelijk aan de som van eigenschappen van de samenstellende stoffen, dan spreekt men van een additieve eigenschap. In de organische scheikunde kent men aan de methyleengroep (CH,—) additieve eigenschappen toe. Additie. Zie Optelling. Adel. De staatkundige rechten, die de adel vroeger als stand genoot, zijn in Nederland bij de staatsregeling van 1798 afgeschaft. Onder de grondwet van 1815 vormde de adel weder een afzonderlijken stand bij de samenstelling der Provinciale Staten maar de grondwet van 1848 maakte hieraan een einde. Adellijke titels zijn blijven bestaan. De koning verleent deze; vreemde adeldom kan door geen Nederlander worden aangenomen. Er 58 ADEL—ADELSBERGER GROT bestaat een Hooge Raad van Adel, die alles wat op den adel betrekking heeft regelt. Adellijke organisaties zijn verder de Duitsche Orde Balije van Utrecht, de Souvereine Orde van Malta, Balije Nederland en de Commenderij Nederland der orde van St. Jan. Adel was volgens de sage, de vader van Friso, den stamvader der Friezen. Hij stamde in rechte lijn van Sem den zoon van Noach af. Adela, dochter van graaf Wigman V, heer van Nordingerland, is in de historie berucht gebleven wegens haar wreedheid. Haar zuster Luitgard, haar broeder graaf Wigman VI en haar zoon Dirk liet zij allen op verraderlijke wijze om het leven brengen. Zij stierf omstreeks 1020. Adelaar. Zie Arend. Adelaar. Het symbool van macht is door alle eeuwen heen, het veldteeken en wapen van verschillende vorsten geweest. In de wapenkunde, waar men den enkelen en dubbelen adelaar onder- scneim, wordt de adelaar dan ook, als de voornaamste onder de vogels beschouwd. Adelaarsorden. Voor den oorlog werden in verscheidene landen ordeteekenen verleend, waarop meestal in kleur een adelaar was aangebracht. Daarom noemde men deze orden adelaarsorden ; er waren o.a. de Witte Adelaar van Rusland, de Zwarte en Roode Adelaar van Pruisen en de Witte Adelaar in Servië. Adelaarsvaren is de naam van een ook in ons land in boschachtige streken veelvuldig voorkomende varensoort, die ongeveer 2 M. hoog kan worden. De naam ontleent zij aan de gelijkenis met een dubbelen adelaar, welke te voorschijn komt bij doorsnede van den bladsteel. Adelaide, de hoofdstad van Britsch Zuid-Australië, is in 1836 gesticht en ontving haar naam naar de toenmalige Engelsche koningin. Deze stad, die met de voorsteden tot c. 205.000 inwoners gegroeid is, bezit een universiteit, botanischen tuin, vele kerken en scholen en is de zomerresidentie van den onder¬ koning. Er is groote export van tarwe, wijn, wol, vruchten, zilver en koper. Adelaide (1732—1800) was een der drie ongetrouwde dochters van Lodewijk XV, bekend als „Mes dames de France". In 1791, bij het uitbreken der revolutie, begaf zij zich naar Italië waar zij is overleden. Adelaide (1792-1849), Koningin van Engeland, dochter van George, hertog van Saksen-Coburg en vrouw van koning Willem IV; hoewel deugdzaam en weldadig, was zij niet zeer populair. Zij deed veel om de zeden aan het Engelsche hof te verbeteren. Adelaide, Euginie Louise van Bourbon, prinses van Orléans (1777-, 1847), was een zuster van koning Lodewijk Philips en een steun voor de liberale partij. Adel boden, badplaats en bekend oord voor wintersport ligt in het Zwitsersche kanton Bern 1357 M. boven den zeespiegel. Van Adelboden uit loopt een pas over den Hahnemmoos (IQS4M1 naor het ObersimmentaL Adelbold, volgens de overlevering een zoon van Asinga Ascon, hertog van Friesland, volgde zijn vader in 173 op, deed in 185 afstand en overleed in 208. Adelbold. een Friesch edelman was. na raadsheer van Keizer Hendrik II geweest te zijn, in het begin der 11de eeuw, de negentiende bisschop van Utrecht. Adelborst (edelknaap) heetten in de Middeleeuwen de jonge zonen der edelen. Thans worden aspirant-zeeofficieren bij de Nederlandsche Marine met dien naam bestempeld. Adelheid, de Heilige (931—999), dochter van koning Rudolf II van Bourgondië, was eerst gehuwd met Lotharius van Italië, daarna met keizer Otto II. Haar later leven sleet zij in het klooster Selz in den Elzas. Adelheid is ook de naam van verschillende vrouwen uit de oudere Nederlandsche geschiedenié. Adelsberger grot is een bekende druipsteen-grot in het Karstgebergte in Joego-Slavië, doorstroomd over korten afstand door da ondergrondsche rivier da ADELSBERGER GROT —ADEMHALING 59 Poik. De druipsteen heeft zich tot de vreemdste gedaanten vervormd, waaraan dan ook allerlei namen gegeven worden. Adelung, Johann Christoph (1732— 1806), een Duitsch taalgeleerde, maakte zich verdienstelijk door de werken, die hij op het gebied der Duitsche taalkunde schreef. Friedrich von Adelung (1768— 1843), een neef van den vorige, was behalve taal- ook geschiedkundige. Ook hij publiceerde onderscheidene werken op taal-, geschied- en oudheidkundig gebied. Ademhaling is een levensfunctie van alle levende wezens. Zij bestaat in de opneming van zuurstof uit de omgeving, welke gebruikt wordt voor de oxydatie in het lichaam, die de bron is voor het arbeidsvermogen, terwijl er tevens warmte ontstaat, welke vooral in het lichaam van veie meren voor net leven noodig is. De opneming van zuurstof kan plaats hebben door osmose door de huid. Zoo is het bij vele onder de lager georganiseerde waterdieren en bij de in het water ondergedoken planten. De dieren en planten, die in de lucht leven en ook vele waterdieren bezitten bijzondere inrichtingen voor de opneming der lucht, de ademhalingsorganen. Het eenvoudigst zijn deze bij de planten, waar bij de huidmondjes, openingen, die zich vooral aan de ondervlakte der bladen bevinden en die door 2 bijzonder gevormde cellen begrensd zijn, kanalen beginnen, welke zich in het inwendige der plant tusschen de cellen voortzetten en waardoor de buitenlucht alle levende cellen kan bereiken. Iets samengestelder is de inrichting bij de insecten en duizendpooten, waar aan de buitenzijde van het lichaam openingen aanwezig zijn, de stigma's, die in buizen met eigen wand (de tracheeën of luchtbuizen) overgaan, welke zich door het geheele lichaam vertakken en zoo de zuurstof in alle weefsels brengen. Vaak wordt door bijzondere bewegingen van het lichaam gezorgd voor de verversching dier lucht. In deze genoemde gevallen kan men zeggen, dat feitelijk de oppervlakte van dier of plant die met de lucht in aanraking komt, door die inrichting vergroot wordt. , Geheel anders is het bij de ademhaling door longen (bij gewervelde landdieren en ook bij de walvisschen) en die door kieuwen (bij gewervelde en andere hooger ontwikkelde waterdieren). Hier zijn het bij de ademhaling door longen groote holle zakken in het lichaam, die periodiek van lucht voorzien worden; bij de ademhaling door kieuwen zijn het franjeachtige aanhangsels van deelen van het lichaam, die voortdurend met het luchtbevattende water in aanraking zijn en waarbij gezorgd wordt voor de voortdurende verversching van dat water. Hier wordt de zuurstof direct gebracht in bepaalde deelen van het lichaam, maar is er een ander transportmiddel om die zuurstof naar alle levende deelen te brengen, n.1. het bloed, dat in de Iongen en kieuwen de zuurstof opneemt (het zijn vooral de roode bloedlichaampjes en in het bijzonder de roode kleurstof van deze, de haemaglobin, die de zuurstof tot zich trekt) en haar vervoert naar alle levende deelen. Bij den mensch geschiedt de ademh. dus door longen. In die longen vertakt zich als een boom de Inchtniin tnt ten laatste de fijnste takjes eindigen in de besvormige longblaasies. die uiterst dunne wanden hebben en omsponnen zijn door een net v. d. fijnste bloedvaatjes (haarvaten). Tusschen die organen heeft de ruiling van zuurstof tegen koolzuur enz. plaats. De normale gezonde mensch ademt ± 15 maal per minuut, bij ziekten en bij onvoldoende zuiverheid d.i. bij te gering zuurstofgehalte v. d. lucht, kan dat aantal veel grooter worden. Bij de ademhaling onderscheidt men in- en uitademen, beide worden door spierwerking verricht, waarbij het middenrif een voorname plaats inneemt naast de spieren van hals, buik en de tusschenribspieren. Kunstmatige ademhaling noemt men het uitvoeren van enkele handgrepen, noodig om de stilstaande ademhaling weder op gang te brengen. Stilstand van ademhaling kan optreden in alle gevallen 60 ADEMHALING—ADERLATEN waarin de toevoer van lucht tot de longen beperkt is, zooals bij verdrinken, gasvergiftiging enz. Men kent verschillende methoden van kunstmatige ademhaling, maar bij alle behoort eerst mond en neus van ingedrongen vuil gereinigd te worden. De meest bekende methode is die van Sylvester, waarbij de armen beurtelings boven het hoofd worden samen gebracht (inademing) en met kracht naar beneden tegen de flanken worden gedrukt (uitademing). Een andere methode is die van Schater. Hierbij legt men den patiënt op zijn buik, plaatst zich zelf schrijlings over diens rug, plaatst zijn handen ter weerszij van diens wervelkolom, laat zich op zijn handen voorover vallen (uitademing) en heft zich plotseling weer op (inademing). Men denke er aan de beweging vooral niet te snel te volvoeren ongeveer 15 maal per minuut, daar anders geen succes is te verwachten. De kunstmatige ademhaling moet soms een paar uur worden toegepast, voordat de natuurlijke ademhaling zich herstelt. Ademwortels zijn holle uitgroeiingen van de wortels, boven den grond en voorzien van luchtopeningen, voorkomend bij moerasboomen en dienend voor de luchttoevoer tot bet wortelstelsel. Typische gevallen bij Taxodium (moeras-cypres) en bij meerdere boomen der Middenamerik. „Swamp" gebieden en der tropisch-Aziatische mangrovebosschen. Aden is een stad aan de Z.W.-kust van Arabië op het schiereiland van dien naam gelegen. Het ligt op den ouden krater van een vulkaan in een onvruchtbaar dal, maar is belangrijk als kolenen kabelstation en als Engelsche vesting. Aden is sinds de verovering door de Engelschen in 1839 zeer in belangrijkheid toegenomen en is nu een stad met c. 46.000 inwoners. De Turken hebben het in 1915 en 1916 tevergeefs belegerd. Adenet, „de koning der minnezangers", leefde in het midden der 13de eeuw aan de hoven van den hertog van Brabant en den graaf van Vlaanderen. Hij genoot vooral de gunst van Marie, koningin van Frankrijk en van Blanca, een dochter van Lodewijk den Heilige. Drie gedichten van hem uit den sagenkring van Karei den Groote zijn voor het nageslacht bewaard gebleven. Adenoïde Vegetaties noemt men gezwelvormige woekeringen van de klieren van de neuskeelholte, waaronder de neusamandel (z.g. 3e amandel) de voornaamste plaats inneemt. Verschijnselen zijn pas waarneembaar, wanneer zij zooveel ruimte in de neus-keelholten innemen, dat niet voldoende lucht voor de ademhaling wordt doorgelaten. Hierdoor worden de patiënten gedwongen door den mond te ademen en ook met open mond te slapen. Dit voortdurend openhouden van den mond geeft aanleiding tot een eigenaardige gelaatsuitdrukking: de kinderen hebben een dom-sufferig voorkomen. De adenoïde vegetaties, zijn weliswaar goedaardige gezwellen doch het is wenschelijk ze te verwijderen, zoo¬ wel wegens net scnaaen van net intellect als wegens de kans op kankerachtige ontaarding. Adept was oudtijds de beoefenaar der alchemie, die in de verborgenheden van deze wetenschap was doorgedrongen. Thans is een adept een ingewijde in de geheimen van een kunst of genootschap. Aderen noemt men buisvormige bloedvaten die het bloed dat zijn loop door het lichaam volbracht heeft, weer naar de rechterhartboezem terugvoeren. Zij bevatten donkerrood d.i. zuurstofarm bloed. De aderen hebben een slappen wand en aan de binnenzijde klepvormige uitbochtingen, waardoor het terugvloeien van de bloedstroom belet wordt. Aderfistel is een ziekte, die wel bij paarden en runderen voorkomt na aderlatingen teweeg wordt gebracht door verontreini gin g. Aderlaten noemt men het vroeger veelvuldig toegepaste, later in onbruik geraakte maar in den laatsten tijd weer meer voorkomende, openen van een ader teneinde daaruit eene hoeveelheid bloed af te tappen. Gewoonlijk neemt men daarvoor de middelste der drie ADERLATEN-AD JATAPPARANG 61 aderen die aan de voorzijde van de bovenarm dicht bij de elleboog loopen. Aderno (Hadranum) is een stad op Sicilië aan de Zuidelijke helling van den Etna gelegen. Het heeft verscheidene merkwaardige gebouwen. Aderno telt c. 30.000 inwoners. Adersbach, een Boheemsch dorp in het district Köhiggratz, is bekend wegens de z andsteenrotsen in den omtrek. Deze zandsteenrotsen hebben een doolhof gevormd, die vaak voor schuilplaats diende in verschillende oorlogen. Aderspatten zijn meest aan de onderbeenen maar soms ook aan de dijen voorkomende uitzettingen van bloedvaten, die dicht, onder de huid gelegen daaraan een blauwe (eigenlijk donkerroode) kleur geven, vandaar de naam blauwschuit. Ze worden veroorzaakt door belemmering van de bloeds afvoer b.v. door langdurig staan maar ook door zwangerschap (waarbij de zwangere baarmoeder op de afvoerende vaten drukt) en door andere oorzaken die den bloedsomloop bemoeilijken zooals te nauwsluitende kousenbanden. Aderspatten kunnen door stooten enz. licht openspringen en aanleiding geven tot bloedingen (spataderen). Adgillus is volgens de overlevering, de vijfde koning en de eerste Christen-koning van Friesland geweest. Hij leefde in 't begin en midden der 7de eeuw. Adhaesie of aankleving is de aantrekking, die de deeltjes van twee stoffen, die nauw met elkaar in aanraking zijn, op elkaar uitoefenen. Op deze eigenschap berusten schilderen, schrijven, teekenen, lijmen, enz. Zie ook Cohaesie. Het woord adhaesie wordt ook overdrachtelijk gebruikt in de beteekenis „instemming." Adherbal, zoon van Micipsa en koning van Numidië in 118 v. Chr. werd door zijn neef Jugurtha van den troon verdreven en in 112 v. Chr. door dezen te Cirta om het leven gebracht. Adiabaüsche uitzetting is uitzetting van een gasmassa, zonder toevoeging of onttrekking van warmte. Adiantum. Plantengeslacht uit de Adiantum. Edgewörthii familie der Varens, waarvan er zeel veel soorten gekweekt worden. De sterkste _. van alle is A. pe- dstum, die onder bedekking 's winters buiten kan blijven, voor de koude kas (ook kamers) kunnen i dienen A. cunea' turn, scütum en dëcorum voor de warme kas dienen A. Tarleyênse, A. A. macmnhvlliim voortKweeking door sporen of scheuren der oude planten. Adiaphora. Uitdrukking in de zedekunde gebruikt ter aanduiding van zedelijk onverschillige zaken, d. w. z. van wat noch kwaad noch goed is te noemen. Adiathermaan of athermaan zijn stoffen, die de warmtestralen niet doorlaten. Steenzout (klipzout) laat alle warmtestralen (infra-roode str.) door, is dus diathermaan. Aluin daarentegen houdt de warmtestralen tegen en is dus athermaan. Andere stoffen houden bepaalde stralen uit 't infra-roode deel van 't spectrum tegen; daarom noemde Melloni het gedrag dezer stoffen warmtekleuring of thermochrose. Adipati, op één na de hoogste titel van een inlandsen vorst op Java, wordt bij wijze van onderscheiding aan regenten toegekend. Adipocera is een bruinachtige wasachtige stof, die zich uit rottende, dierlijke stoffen vormt, gewoonlijk door langdurige onderdompeling in water of begraven in vochtige aarde. Adirato beteekent in de muziek snelle opgewonden voordracht. Adirondack gebergte is op een hoogvlakte ten N.O. van New York gelegen. De hoogste berg, de Mount Marcy, is 1600 M. hoog. Tusschen de bergen, die uit granietsteen bestaan, liggen vele groote en kleine meren. Adjatapparang „ten Westen van het 62 ADJATAPPARAN6-ADMINISTRATIEF RECHT Meer" is een landschap In hst Z. van Celebes. • . Adiecüvum of byvoeglyk naamwoord, woord, dat een hoedanigheid van een zelfstandigheid noemt. Attributief gebruikt, als bepaling.diedezelfstandigneicl voorafgaat (vroeger veel, en thans bij eigennamen en in vaste uitdrukkingen onmiddellijk volgende) en dan sterk en zwak verbogen; praedicatief als deel van het gezegde en dan onverbogen. Heeft vergelijkende trap en kan als zelfstandig naamwoord worden gebruikt. Adjudant is de titel van een officier, die aan vorstelijke personen of hoofdofficieren toegevoegd wordt. Ook een adjudant-onderofficier wordt met dien titel aangesproken. Adjudant is ook de naam van een ooievaar-achtigen vogel uit wiens vleugels maraboevederen" afkomstig zijn. Adjustage noemt men het zuiver instellen van meetinstrumenten door een fijne schroefbeweging, nadat men dit reeds op een grovere manier zoo goed mogelijk heeft gedaan. Adler, Friedrich (1827-1908), een Duitsch architect, ontwierp verscheidene kerken (Beriijn, Jeruzalem) en ga geschriften hierover uit. Ook nam hij deel aan de opgravingen te Olympia. Adler, Viktor (1852-1918), leider dei Sociaal-democratische partij in Oosten' rijk richtte de Sociaal-democratisch( bladen „Gleichheit" en „Arbeiterzei tung" op en schreef politieke vlugschrif ten. Adler, FrUx (1879- ), zoon vai Viktor, eveneens overtuigd Socialist vermoordde in 1916 graaf Stürgkh dei Oostenrijkschen rninister-president li December 1918 werd hij tot hoofd de Oostenrijksche Roode Garde uitgeroepen Adler, Guido (1855- ), een geest driftig bewonderaar van Wagner, wa een der oprichters van de „Akademisch Wagnerverein". In 1898 werd hij to hoogleeraar in de muziek aan de hooge school te Weenen benoemd. Hij schree eenige werken over muziekgeschiedenis Adler, Gtorg (1863 -1908), een Duitse staathuishoudkundige, was eerst buitengewoon hoogleeraar te Bazel, in 1899 • hoogleeraar te Berlijn. Hij schreef vele sociaal-politieke werken. Ad majorem Dei gloriam (Tot meerdere eere Gods) is het devies der Jezuïetenorde. De werken, die deze orde uitgeeft zijn meestal versierd met de initialen: A. M.D.G. ig . _ Admetus, koning van Pherae in Thessalië, nam deel aan den Argonautentocht en de jacht op het Calydonische everzwijn. Z^n vrouw Alcestis wilde zich voor hem opofferen, om hem van den dood te redden, maar werd door Hercules 66 Adminiitratie noemt men meestal het fmantieele beheer van maatschappijen, landgoederen enz. en het bestuur van staat, gemeente en provincie. De Militaire Administratie omvat het finantieel beheer van het leger. Administratief recht en administratieve rechtspraak. Administreeren is besturen. Terwijl het staatsrecht bepaalt welke de regeeringsvorm is, wie voorschriften geven kan en hoe deze tot stand komen, zet het administratieve recht het raderwerk in beweging. Het werkt de staatstaak in bijzonderheden uit, b.v. in de onderwijswetgeving, militiewet, belastingwetten, woningwet enz.; het omschrijft wat de besturende ambtenarenen colleges . moeten doen en van de ingezetenen kun. nen vorderen, welke rechten en verpheh. tingen de inwoners hebben tegenover het openbaar gezag. Bij de toepassing dezer , voorschriften kunnen tusschen ambtenaren en colleges, die de wet moeten [ uitvoeren eenerzijds en particulieren, i die daaraan onderworpen zijn anderr ziids geschillen ontstaan over de toepassing Het is de taak der administratieve - rechtspraak hierin onpartijdig te beslis3 sen. Het oude stelsel was echter dat de » uitvoerende macht zelf de moeilijkheden t had op te lossen, die bij de uitvoering . zich voordeden en ook zelf de gerezen f geschillen te beslissen had. In t algemeen geldt dit stelsel in Nederland nog. i De koning n.1. beslist, na advies te heb- ADMINISTRATIEF RECHT— ADONAI 63 ben incecnnnpn van Am ,(a - - *•- van den Raad van State, welke afdeeling de zaak in openbare vergadering behandelt en advies geeft in den vorm van een ontwerp beslissing, die gepubliceerd wordt; hiervan wordt door den koning niet afgeweken dan bij gemotiveerd besluit. Aan de bepaling, opgenomen bij de grondwetsherziening van 1887 in art. 154, dat een afzonderlijke administratieve rechtspraak kan worden ingesteld, is nog geen gevolg gegeven. Wel is sinds dien voor enkele gevallen | een afzonderlijke regeling voor de beI slissing van administratieve geschillen gemaakt. Zoo b.v. de Raden van beroep voor de belastingen en de Raden van beroep (met hooger beroep op den Centralen Raad van beroep) voor de arbeibeidersverzekeringswetten. Zie aldaar. Administratiekantoren hebben op hun naam een inschrijving tot een groot bedrag op het Grootboek der Nationale Schuld genomen, en geven daartegen ; Certificaten (bewijzen aan toonder) af. Als loon nemen ze I % der rente, zoodat ?e„7~ J> «^«Pon van een 3 % Cert. N.W.S. groot ƒ 1000.- bedraagt ƒ 15 -15 cent - / 14.85. Daar de Amerikaansche shares (aandeelen) op naam zijn , vuur ueze enecten ook adm. kantoren. Deze hebben origineele sha- ( res op hun naam welke ze bewaren en waartegen ze Certificaten (z.a.) hebben uitgegeven aan toonder, die door I eenvoudige overgave van eigenaar kun- [ nen veranderen. Admiraal is een woord van Arabische afkomst en van oudsher in gebruik ab naam voor den bevelhebber van een kleinere of grootere vloot.de leidinggevend van zijn „admiraalschip". Admiraliteitscolleges, lichamen, belast | met de behartiging van alle zaken, die I op de vloot, havens en beveiliging der koopvaardij gedurende de Republiek ider Ver. Nederlanden betrekking hadden, en hiervoor de gelden trokken uit de convooien en licenten (- in- en uitvoerrech- Iten op de door schepen vervoerde goederen). Er warea ervijf:dat van de Maas (te Rotterdam), dat van Amsterdam, dat van het Noorderkwartier (te Enkhuizen of Hoorn), dat van Zeeland (te Middelburg, later Vlissingen), dat van Friesland (te Dokkum, later Harlingen) Sinds 1597 bestond elk college uit 7 leden te benoemen door de Staten-Generaal. De admiraal-generaal was voorzitter van elk college en van de vijf tezamen Ze benoemden de luitenants der schepen en droegen de kapiteins bij de Stat. Gen! ter benoeming voor. Admiraliteitseilanden is de naam van een 40-tal eilanden ten N.O. van NieuwGumea gelegen. Zij zijn in 1616 door den Hollander W. Schouten ontdekt kwamen in 1885 onder Duitsch beheer =u iijn in oept. i?14 door Australische troepen bezet. Admiranten of Amiranten is een groep koraal-eilandjes ten N.O. van Madagasker met c. 100 bewoners. Zij staan sinds 1814 onder Britsch beheer. Adoea of Adowa, stad in Tigré in Abessyniê, heeft veel katoenhandel. Deze stad van c. 3.000 inwoners is vooral bekend geworden door den nederlaag van het Italiaansche leger aldaar in 1896. Adolf van Nassau (c. 1255—1298) zoon van Walram II, werd in 1292 tot Duitsch koning gekozen. Door geldgebrek gedwongen moest hij hulp aannemen van Eduard van Engeland. Trachtte zijn grondgebied uit te breiden en kwam in strijd met Albrecht van Oostenrijk en andere Duitsche vorstenwerd in 1298 bij Worms verslagen en gedood. Adolf Frederik (1710-1771), koning van Zweden, hertog van Holstein-Eutin werd in 1743 tot koning gekozen. Door zijn onverstandige politiek, onder invloed van zijn vrouw Louise Ulrike, werd zijn koninklijke macht sterk besnoeid. Adonai, (Mijn Heer) is een in het O. T. veel voorkomende naam voor God. Het woord is de meervoudsvorm van het Hebreeuwsch adon (heer) met het achtervoegsel van het voornaamwoord lste perseca „mijn." Daar de Joden den naam 64 ADONAI—ADRIAAN FLORISZOON van God niet mogen uitspreken, lezen zij op de plaatsen, waar „Jahwe" geschreven staat „Adonai". Adonara of Andonara is een eiland ten O. van Flores in de residentie Timor gelegen. De half Heidensche, half Mohammedaansche bevolking leeft van visch vangst. Adonis was de zoon van Cinyras, koning van Cyprus en Myrrha. Hij was zoo schoon dat Aphrodite in liefde voor hem ontbrandde. Op de jacht werd hij gedood door een beer, die de ijverzuchtige Ares op hem afgezonden had. Aphrodite was zoo ontroostbaar, dat zij Zeus wist af te smeeken, Adonis de helft van 't jaar in de onderwereld, de andere helft bij haar te laten vertoeven. De Grieksche vrouwen kweekten 's zomers snel verwelkende planten, de z.g. „Adonistuinen." Adonis, plantengesl. uit de fam. der Ranunculaceeën, waarvan alle soorten vergiftig zijn. Gekweekt worden Kooltjevuur, Herfstadonis, beide van Juni af bloeiend met roode bloemen, en Voorjaarsadonis, geel, in April-Mei. Adoptianisme noemde men de in de 8e eeuw verkondigde maar door de kerk verworpen leer dat Christus wel Gods zoon was, doch slechts diens aangenomen (adoptief) zoon en dat Christus volkomen mensch was als alle menschelijke wezens. Adoptie, het aannemen als kind. In Rom. recht adoptio in engeren zin: wanneer de aan te nemen persoon nog onder de patria potestas (vaderlijke macht) stond. Ador, Gustave, (1845— ),eenZwitsersch staatsman, werd in 1919 tot president der Zwitsersche republiek gekozen. Adoratie, aanbidding, verheerlijking, wordt in de R. Kath. kerkleer scherp onderscheiden van veneratio of vereering. Adoratie komt alleen Gode toe, veneratio kent men toe aan engelen, heiligen en hunne afbeeldingen en reliquien. Adour, een rivier in 't Zuiden van Frankrijk, ontspringt op de Pic du Midi de Bigorre, stroomt eerst door het dal de Campan, daarna door de laag¬ vlakte en mondt 5 K.M. beneden Bayonne in zee uit. Adoza. Zie Muskusplant. Ad pias causas of ad pios usus beteekent „voor godvruchtige doeleinden" en is in de R. K. kerk een term voor zaken en gelden, die bestemd zijn voor alle mogelijke kerkelijke doeleinden. Adra is een stad in Spanje van c. 9000 inw. aan de Middeüandsche zee. De bewoners werken in de marmergroeven en in de loodsmelterijen. Adrar, een door Berbers bewoond bergland in het Westelijk deel der Sahara, rijk aan oasen, onder Fransch protectoraat. Wadan is de hoofdstad. Adrastus, koning van Argos, stelde zich volgens het verhaal aan het hoofd van den tocht van „De zeven tegen Thebe" en was daar de eenige overlevende. Hij stierf van smart over den dood van zijn zoon Aegialeus. Adres is een geschrift gericht aan een bevoegde macht, waarin men verklaring geeft van zijn gevoelens. Een adres van adhaesie betuigt instemming met een verzoek of een voorstel. Een Adres van antwoord stelt de Eerste Kamer der Staten-Generaal op als antwoord op de troonrede van de koningin. Adria, H adria, Atria of Hatria, een stad in Italië, lag vroeger aan zee, nu 22 K.M. het land in, in de Podelta. Er zijn leder- en aardewerkfabrieken. Adria dat thans c. 15.000 inwoners telt, is in September 1915 door de Oostenrijksche troepen gebombardeerd. Adriaan Floriszoon (1459-1523), als paus Adrianus VI, is de eenige Nederlander geweest, die den pauseüjken zetel bekleed heeft. Hij was de zoon van een handwerksman, doch wist zich zoo te onderscheiden, dat hij door de landvoogdes van Panna tot leermeester van Karei V benoemd werd. Deze stelde zooveel vertrouwen in zijn leermeester, dat hij hem in 1517 bij zijn vertrek naar Duitschland, het bestuur van Spanje overliet. In 1517 reeds kardinaal, werd hij in 1522 tot paus gekozen. Als paus trachtte hij veel bezuinigingen en ver- ADRIAAN FLORISZOON—ADVENT 65 I beteringen in te voeren, maar maakte i ach daardoor gehaat. Adrianus VI beI schouwde Luther als een groot ketter en verzette zich met kracht tegen diens denkbeelden. Adriaansz, Cornelis. Zie Corndis van Brugge. , Adriani, Nicolaus (1865— ), NeI derlandsch zendeling en taalkundige, beI studeerde de Toradja-talen op MiddenI Celebes, schreef verscheidene taalkunI dige opstellen en werken, o.a. met A. C Kruyt, „De Bareesprekende Toradia's van Midden-Celebes." | Adrianopel, in het Turksch Edirneh Ednereh of Adranah geheeten, de hoofd- i stad van de Turksche provincie van dien i naam, is naar den Romeinschen keizer ] : Hadnanus aldus genoemd, omdat deze < veel deed voor uitbreiding der stad. Het hgtaan de spoorlijn naar Konstantinopel j en heeft een belangrijken handel in rozen- ! olie, lederwaren, opium, zijde en tabak. 1 Bekend is de prachtige moskee, gebouwd i op bevel van sultan Selim II. Adrianopel t is vooral de laatste eeuw slachtoffer van 1 vele oorlogen geweest. Gedurende den l eersten Balkanoorlog (1912-1913) is het r 155 dagen belegerd, in handen der Bul- s ; garen gevallen, doch later weer aan Tur- s :s kfle gekomen. Adrianopel telt c. 80.000 e inwoners. j Adriatische Zee is een breede zeearm r tusschen Italië i h. W. en Joego-Slavié b i. h. O. t N. deel is de Golf van Venetië z waarvan die van Triest een onderdeel is. De It. kust heeft behalve de G v 't Manfredonia geen insnijdingen. Vaart b mendeStr.vanOtrantobinnen,dankrijgt B men achtereenvolgens Brindisi (kunst- V {haven), Bari, Barletta, Aneona en Ri- oi mini. Van hier tot Triest echte lagunenkust met sterke aanslibbing, waardoor v« de havens verzanden (Venetië). Triest wi lijdt hier met onder. De O. kust is rijk aan eilanden en schiereil. Op Istrie ligt m. de oorlogshaven Pola en even ten O. Ir m( van het veel omstreden Fiume. De Dalmatische kust heeft goede natuurlijke Ch havens, als Zara, Sebenico, Spalato, va Ragusa en Cattaro. De kust van Albanië aa is laag, moerassig en ongezond; de eenige haven is Durazzo. Rivieren: Po, Etsj en Narenta in Herzegowina. 't N. deel is 200 M. diep, 't Z. deel ± 1100 M. Eb en vloed zijn nauwelijks merkbaar, 't zoutgehalte is hoog. De scheepvaart wordt s winters bemoeilijkt door de Bora (N. O. wind) en de Sirocco (Z. wind) Gevischt wordt naar dolfijnen, robben, schildpadden, tonijnen, sardijnen, koraal en sponsen. Adrichem was de naam van een oud Jdellrjke Nederlandsche familie, die haar kasteel bn Beverwijk had. Reeds in de llde eeuw wordt hun naam genoemd, n de 115de eeuw Beten zij in de Hoekschè ;n Kabeljauwsche twisten van zich spreien. De laatste mannelijke afstammeling >verleed m 1588. Adsjmir, hoofdstad van de provincie Idsjmir-Merwana, een stad van c 16.000 inwoners, heeft een belangrijken landel in zout, katoen, opium. Het graf an den heüige Kodsja-Sahib, dat zich e Adsjmir bevindt, is een veelbezochte edevaartplaats. Adstringentia zijn samentrekkende eeeesmiddelen die in staat zijn de weef5ls strakker te maken; zij doen het eiwit tollen, de spiervezels zich samentrekken i de bloedvaten zich vernauwen, waaroor zn ook wel bloedstelpend werken e meeste gebruikelijke adstringentia evatten als werkzaam bestanddeel looiïur. Aduard, een dorp van c. 1900 inw. in Westen van de provincie Groningen is skend door het beroemde klooster der enardijnen, dat er gestaan heeft, waar essel Gansfoort en Rudolf Agricola hun Heiding ontvingen. Adulaar is een doorzichtige kleurlooze Idspaat. Het is een dubbel-silikaat en >rdt als siersteen gebruikt. Ad Valorem (volgens de waarde) is iestal de maatstaf waarnaar goederen st invoerrechten zijn belast. Advent is in de R. Kath. en andere r. Kerken de jaarlijksche periode a de vier Zondagen voor Christus' ïkomst (geboorte) Kerstmis. Met den 66 ADVENT —ADVIESBRIEF eersten van deze vier Zondagen vangt het kerkelijk jaar aan. Adventisten zijn de volgelingen van William Miller (1781 — 1849), die in 1843 de nabijheid van het 1000-jarig rijk en den ondergang dezer wereld voorspelde. Toen deze voorspelling niet uitkwam, scheidden zich velen af, en ontstonden er nieuwe secten, waarvan die der 7de dag Adventisten of Sabbatariers de belangrijkste is. Zij verwachten de wederkomst van Christus en houden den Zaterdag voor rustdag. Ook bestrijden zij het gebruik van tabak eh alcohol. Zij maken zeer ijverig propaganda in Amerika en vele landen van Europa. Adventiefflora. Deze omvat alle niet in een streek oorspronkelijke plantensoorten, dus alle ingevoerde. Strikt genomen behooren daartoe ook alle soorten, die in voorhistorischen tijd met de cultuurplanten zijn ingevoerd, dus b.v. de onkruiden in het graan en de verwilderde sierplanten, maar gewoonlijk rekent men er alleen toe de soorten, die in den laatsten tijd, als gevolg van het groote wereldverkeer, zijn aangevoerd, dus b.v. langs spoorwegen, op stationsterreinen, op schepenlaadplaatsen, bij meelfabrieken enz. worden aangetroffen. Men noemt ze ook Pothoofdplanten, omdat zij het eerst bij ons op een terrein bij Deventer, het Pot hoofd, zijn gevonden, op een plaats, waar afval van een meelfabriek werd gestort. Veelal blijken zij slechts een voorbijgaande verschijning te zijn, daar zij ongeschikt blijken voor het klimaat van ons land en b.v. geen zaad vormen, soms echter worden ze op den duur door verspreiding tot een bestanddeel onzer flora. Zoo behooren de Oenotherasoorten, de Erigeron canadensis enz. tot de oorspronkelijk aangevoerde planten en is het kroosvaren (Azolla) druk bezig zich een plaats onder de waterplanten te veroveren, ten koste van een vroeger aangevoerde plant, de Waterpest (Helodea canadensis). Adventieforganen der planten. Deze ontstaan op oudere plaatsen aan de plant, dus uit zich daar nieuwvormende vegetatiepunten. Zoo ontstaan vaak takjes aan wortels van loofboomen of aan stammen, vooral als deze van de kroon of takken beroofd zijn (b.v. knotwilgen), ook op bladen van vele planten (b.v. knoppen op Begoniabladen en vooral op varenbladen, waar zij later losj laten en voor ongeslachtelijke vermenigvuldiging dienst doen). Ook behooren er toe de adventiefwortels, die aan oudere stengels, zelfs aan bladen ontstaan. Zoo b.v. de luchtwortels der Rhizophoren in de mangrovewouden der; warme gewesten. Adverbium of bijwoord is een woord, dat een handeling, toestand of eigenschap nader omschrij ft. Een bijwoord is onveranderlijk en soms gevormd van bijvoegelijke naamwoorden door middel van het achtervoegsel-lijk of -s. Advertentie of annonce, de sedert het begin der 17de eeuw in periodieke drukpersvoortbrengselen tegen betaling geplaatste aankondigingen, in 't laatst der 18de eeuw ook voor familieberichten in gebruik gekomen, welke allengs in hoofdzaak een der meest waardevolle reclame-middelen voor handel en nijverheid en een voorname inkomstenbron van couranten en tijdschriften werd. De groote omvang en verscheidenheid der periodieke pers maakte in den lateren tijd de bemiddeling van advertentiebureauz voor doeltreffende plaatsing noodzakelijk. Advies beteekent bericht of oordeel. Deskundigen brengen vaak advies uit over een ontwerp of verzoek; zoo heef tmen ook commissies van advies voor allerlei doeleinden. Ook gebruikt men het woord in den handel, als kennisgeving van den trekker op den betrokkene, dat er een wissel getrokken is en in den postgirodienst aan een bericht dat machtigt tot uitbetaling. Adviesbrief, brief, waarmede de trekker van een wissel bericht (advies) zendt aan den betrokkene, dat, en tot welk bedrag, hij een wissel op hem trok, en wat de aanleiding tot de trekking was. Slechts bij kleine bedragen trekt! men wel zonder advies. ADVIES JACHT - AEGINA 67 Adviesjacht was een vaartuig aan grootere oorlogschepen toegevoegd, om ■ berichten en lastgevingen over te brengen I en verkenningen te doen. Advocaat, rechtsgeleerd raadsman; degene die bevoegd is voor het gerecht de ■ zaak van zijn cliënt te bepleiten. InsomI mige gevallen wordt den beklaagde een ■ advocaat „toegevoegd." Een advocaat is ■ verplicht zijn woonplaats te vestigen bin- ] ■ nen het arrondissement, waarin het rech- ! ■ terUjk college, waarbij hij ingeschreven j I is, is gevestigd. Deze inschrijving gaat gepaard met beëediging. De advocaat | I pleit in een costuum, dat bij bijzonder s Reglement is voorgeschreven. J Advocaat-Generaal is bij den Hoogen ( Raad en bij een Gerechtshof de tweede ( ambtenaar van het Openbaar Ministerie. < Adwaita psend. van A. J. Der Mouw. 1 Zie aldaar. Aeacus was volgens de Grieksche i mythologie een zoon van Zeus en Ae- i gina; hij was koning over de Myrmidonen. i Door zijn wijsheid en rechtvaardigheid c stond hij zoö in aanzien bij de goden en i de menschen, dat hij na zijn dood met 1 Minos en Rhadamanthus tot rechter der i onderwereld verheven werd. t Aediles waren Romeinsche overheids- r personen, oorspronkelijk twee in getal, 1 uit de plebs gekozen, om deze bezitloozen v I te beschermen tegen de groot-grondbezitters en toezicht te houden over de ti openbare gebouwen, de baden, de spelen e en korenmagazijnen. Ten tijde van k Juhus Caesar waren er zes aediles, doch langzamerhand werd hun macht zeer t< beperkt en onder de latere keizers geheel k afgeschaft. el Aeduërs, De, waren vroeger een mach- E tige Keltische volksstam in Gallig. Hun e< rijk met de hoofdstad Bibracte lag tus- ki schen de Loire en de Saóne. Zij leefden tc m vrede met de Romeinen en verkregen ei in 69 na Chr. het Romeinsch burgerrecht, ki Aegadische eilanden vormen een eilan- er dengroep ten Westen van Sicilië, waarvan V de grootste zijn Favignana, Levanzo, en G Manttimo. De c. 7000 bewoners leven st van wijnbouw en tonijnvangst. hc Aegeïsche Zee is een deel van de Middellandsche Zee tusschen 't Balkanschiereil. en Kl.-Azië. Eilandengroepen als de Cycladen en Sporaden vormen een brug tusschen Europa en Azië. De W. en N.kust, die thans geheel Grieksch zijn, zijn sterk geleed, maar hebben weinig belangrijkehavens als Nauplia, Piraeus en Laurijm en Aegina en Salamis, die op eilandjes iggen. Aan den N. rand van Thessaiê ligt tusschen den Ossa en Olympus iet beroemde dal Tempé. De kust van Macedonië en Thracië heeft slechts één [oede haven: Saloniki. Ten O. van het chiereil. Chalcidice, op welks oosteijken landtong de berg Athos ligt, zijn Ie havens Kavala en Dede-Agatsj van enig belang. Met het langgerekte schieril. Gallipoli begint de O.-kust, welke lehalvehetgebied van Smyrnanog geheel rurksch is. Genoemde plaats is de voorlaamste uitvoerhaven. De grootste diepe is tenN. van Kreta (2250 M.). 's Zomers raaien er voortdurend W. en N.O. winlen, die droog en gezond zijn; 's winters eranderl. winden, vooral Z.O., Z.W. en I. winden, welke laatste soms tot storlen aangroeien, zoodat gedurende dien ijd de scheepvaart in de Oudheid geheel ustte. Doorgaans echter is de lucht zeer elder en komt zware mist nauwelijks oor. Aegidius, De heilige, een van de veeren noodhelpers in de 8ste eeuw, is srst kluizenaar, daarna stichter van een looster in de Provence geweest. Aegina, Egina of Engina is een eiland in Z.W. van Athene gelegen. Oorspron;lijk werd het bewoond door Doriërs, i stond het onder heerschappij van pidaurus, de bewoners wisten zich hter in de 6de eeuw v. Chr. vrij te main. Aegina kwam tot grooten bloei, tdat de Atheners onder Pericles het land schatplichtig maakten. Later fam het in handen van Macedoniërs Romeinen, nog later werd Aegina een snetiaansche kolonie. Gedurende den •iekschen vrijheidsoorlog was de hoofdid van het eiland, ook Aegina geheeten, ofdstad van Griekenland. Ont th<.„. 68 AEGINA —AEOLIERS staat het onder Grieksch bewind. Van 1901 — 1905 zijn er belangrijke opgravingen gedaan, zoo zijn daar b.v. de overblijfselen van den tempel van Aphaea gevonden. De hoofdstad Aegina met c. 4300 inw. heeft een goede haven. Belangrijk zijn ook de beeldengroepen gevonden bij den Athenatempel door de Aeginetische beeldhouwers voor den tijd der Perzische oorlogen vervaardigd. Aegir is in de Noorsche. mythologie de zeegod. Zijn vrouw Ran en hun negen dochters, de verpersoonlijkte zeegolven, heerschen over alle zeevarenden. De Duitsche ex-keizer Wilhelm II heeft op Aegir een lied gedicht en gecomponeerd. Aegis was vplgens de Grieksche godenleer het met een geitenvel bedekte schild van Zeus. Ook Palias Athene droeg het wel eens, als zij ten strijde trok. In het midden stond het hoofd van de Gorgo Medusa, dat ieder, die het aanziet, doet versteenen. Aegisthus, de zoon van Thyestes, vermoordde zijn oom Atreus, omdat deze hem bevel gegeven had, zijn eigen vader te dooden. Later bracht hij door sluipmoord met behulp van diens vrouw Clytemnestra Agamemnon, bij zijn terugkeer uit Troje, om het leven. Agamemnons zoon Orestes doodde later Aegisthus en zijn eigen moeder Clytemnestra. Aegopodium. Zie Zevenblad. Aelen, Johannes (1853— ), een Roomsen priester, geboren te Tilburg, werkte als missionaris langen tijd in Britsch-Indië en werd van 1890—1902 directeur van het missiehuis te Roozendaal. In 1902 werd hij tot titulair bisschop van Temisonië en tot coadjutorbisschop van Madras gewijd. Aelst, Evert van (1602—1657), was een schilder van doode vogels, wild, en dergelijke. Men verwart zijn werk wel eens met dat van zijn veel bekwameren neef en leerling Willem van Aelst. Aelst, Willem van (1626-1683), schilderde eerst te Delft onder leiding van zijn oom Evert van Aelst en ging daarna naar Italië en Frankrijk. In 1656 vestigde hij zich te Amsterdam, waar hij stillevens en bloemstukken schilderde. Zijn werken bevinden zich zoowel in binnen- als buitenlandsche musea. Aemstel. Zie Amstcl. Aeneae, Henricus (1743—1810), een Nederl andsch wiskundige, werd in 1769 meester in de vrije kunsten en doctor in de wijsbegeerte en ging in 1795 met den hoogleeraar van Swinden naar Parijs, om er het congres over de eenheid van maten en gewichten bij te wonen. Aeneas, de zoon van Aphrodite' en Anchises, was een der Trojaansche helden. Als Troje in brand wordt gestoken, vlucht hij met zijn ouden vader Anchises op den rug en zijn zoontje Ascanius of Iulus aan de hand uit de stad. Na allerlei omzwervingen komt hij te Carthago waar hij door koningin Dido zeer hartelijk ontvangen wordt, maar dat hij op raad van Zeus weer moet verlaten. Hij steekt weer in zee, en komt eindelijk in Latium bij koning Latinus, wiens dochter Lavinia hij trouwt. Volgens de Romeinsche legende was Aeneas' zoon Ascanius de stamvader van de gens Iulia, dus van de Romeinsche keizers. Vergilius beschrijft in zijn „Aeneïs" de lotgevallen van Aeneas. Aeneas Sylvius, Bartholomaeus Piccolomini. Zie Pius II. Aengenent, Joannes Dominicus Joseph (1873— ), te Rotterdam geboren, in 1897 tot priester gewijd, werd reeds in 1904 professor in de wijsbegeerte en sociologie aan het groot-seminarie te Warmond. Tevens is hij geestelijk adviseur van de „Katholieke Sociale Actie", en nog eenige andere Katholieke vereenigingen. Behalve kleinere brochures en artikelen in Katholieke bladen publiceerde hij „Handboek van de gesch. der wijsbegeerte" (1908), „Leerboek der sociologie" (1909) en (met C. L. Wesseling) „Handboek der zielkunde" (1913). Aengwirden of Engwirden is een gemeente van c. 4500 inwoners in Friesland; tot deze gemeente behooren Heerenveen, Gersloot, Luinjeberd, Tjalleberd en Terband. Aeoliërs waren volgens de Grieksche AEOLIERS - AERODROME 69 sage afstammelingen van Aeolus en vormden een der voornaamste stammen [ van het Grieksche volk. Vanuit Thessalië verspreidden zij zich naar Boeotië en i vandaar naar Klein-Azië, waar zij een machtige kolonie vormden en tot den tijd van Croesus onafhankelijk bleven. Aeolus was de stamvader der Aeoliërs in Thessalië. Aeolus, zoon van Hippotes, was de gebieder der winden, die in een I grot zijn opgesloten. Aeolusharp, een- zeer oud muziekinstrument, bestaat uit een klankbord, waarover snaren van verschillende dikte gespannen zijn. Wanneer de harp zóó opgehangen wordt dat de wind er door spelen kan, brengen de snaren tonen van verschillende hoogte voort. Aeon, kosmologische uitdrukking die een langer tijdvak, wereldperiode, aanduidt. Volgens de leer der Gnostieken waren aeonen de wezens geëmaneerd uit de hoogste godheid. Aepyornis maximus was een geweldige struisvogelachtige vogel, van wien in 1850 op het eiland Madagaskar nog eieren gevonden werden. De vogel was 3 x zoo groot als een gewone struis, en had eieren van 9-12 L. inhoud. Thans is de soort uitgestorven. Aequator. Zie Equator. "v ' Aequatoria (Egyptisch Hatt el Èstiva) is een vruchtbare, waterrijke provincie van Egyptisch Soedan. Emin Pasja bestuurde het na 1878 met groot succes . maar werd in 1889 genoodzaakt voor dé ' Mahdisten te wijken. Kitchener bracht i iSS*0 weer onder Engelsch bewind in 1898. De voornaamste uitvoerproduc- . | ten zijn ivoor en caoutchouc. Aequatoriaal. Zie Equatoriaal. Aequi, De, een oud volk in Italië, dat ten N.O. van Latium woonde, kwam in 302 v. Chr. onder Romeinsche heer- ï schappij. 1 Aequinoctium. Zie Equinoctium. , Aequivalent beteekent gelijkwaardig. / In de natuurkunde wordt het woord gebruikt om gelijkwaardige hoeveelheden i I energie aan te duiden, bijv. het mechanisch warmte-equivalent is 425 Kilo- grammeter. In de scheikunde duidt het hoeveelheden stof aan, die elkaar kunnen binden of vervangen. Zoo is b.v. 1 gram waterstof aequivalent met 8 gram zuurstof. Het electrochemisch aequivalent is de hoeveelheid van een stof, die afgescheiden wordt door een Ampèresecunde of 96500 Coulombs. Uit de ionentheorie (zie aldaar) volgt dat het electrochemisch aequivalent van een element gelijk is aan atoomgewicht. valentie. Aequivalent-gewichten zijn de relatieve hoeveelheden van verschillende elementen, die zich met eenzelfde bepaalde hoeveelheid van een ander element (b.v. zuurstof of waterstof) kunnen verbinden, bijv. 8 gram zuurstof verbinden zich met 1 gram waterstof tot water, of met 31,75 gram koper tot koper-oxyde: de aequivalentgewichten van waterstof en koper zijn dan resp. 1 en 31,75. Aerarium was bij de Romeinen het geld van den staat. Ook de schatkist, die n den tempel van Saturnus stond en waarin dat geld bewaard werd, droeg hen naam. Aerdenhout, dorp in de gem. Bloemendaal, even ten Zuiden van Haarlem gelegen in fraaie omgeving aan de binïenzijde der duinen. Aerenthal, Aloys Lexa, graaf,fvon 1854—1912), een Bohemer van geboorte vas langen tijd in de diplomatie werk:aam en werd in 1906 Oostenrijksch minster van buitenlandsche zaken. Hij rist de inlijving van Bosnië en Herzegowina door te voeren en was een voortander van de forsche internationale lohtiek, welke tot den grooten oorlog geeid heeft. Aërides is een welri ekende orchidee, die rel in O.-Indië, China en Japan voorkomt. Aerë, of Arroë, is een zeer vruchtbaar Jeensch eiland ten Z. van Funen, ten ). van Alsen gelegen. De bewoners van e grootste plaats Marstal met c. 3000 ïwoners, leven van reederij en vischangst. Aërodrome noemt men het complex 70 AERODROME — AESCHINES van gebouwen, hangars en landingsterreinen voor vliegtuigen. Aërodynamische parados. Een papierfilter (droog) in een trechter gelegd kan men niet verwijderen door in de buis van den trechter te blazen. Door de luchtstroom wordt de lucht tusschen filter en glaswand meegevoerd en dus verdund, zoodat de buitenlucht den filter juist vaster tegen den trechter aandrukt. Zie Giffard. Aeroklinoscoop is een toestel, door Buys Ballot uitgevonden, dat dient om de zeelieden op de hoogte te houden van den dampkringsdruk, zooals die op het Meteorologisch instituut wordt berekend. Aërolieth. Zie Meteoriet. Aëromechanica is de leer van 't evenwicht (Aërostatica) en van beweging (Aërodynamica) van gassen. Aeroplane noemt men in Engelsche en Fransche landen de vliegmachine. Zie verder Vliegtuig. ■ Aëroskoop, toestel, door Pouchet uitgevonden, om 't aantal stofdeeltjes te tellen dat zich per c.M.» in lucht bevindt. Een luchtstroom wordt geblazen tegen een glazen plaat die kleverig is gemaakt door druivensuiker en glycerine. Is een bepaald aantal c.M.* doorgeblazen, dan wordt het aantal stofdeeltjes, dat op de plaat is blijven hangen, met behulp van een mikroskoop geteld. Zie Atmosfeer. Aerostatische pers is een open cylinder met een dubbelen, geperforeerden bodeminhetmidden. Inhet pharmaceutisch laboratorium wordt hij gebruikt om extracten te bereiden. Tusschen den dubbelen bodem brengt men de te extraheeren stof en laat de vloeistof doorloopen, terwijl men tegelijk van onderen de lucht wegzuigt. Aerotherapie is het toepassen van de dampkringslucht als geneesmiddel. Vroeger meende men dat verdunde lucht heilzaam zou zijn voor sommige ziekten, vooral voor longtuberculose en het men lijders daaraan op zeer hoog gelegen plaatsen verblijven. Men heeft echter het onjuiste van die onderstelling ingezien, en thans zendt men nog wel tuberculose-patienten naar matig-hoog gelegen plaatsen (Montreux, St. Moritz, Davos enz.). Maar het voordeel is dan slechts de zuiverheid van de lucht en de gelijkmatige temperatuur die daar heerscht. Samengeperste lucht vindt toepassing in z.g. pneumatische cabinetten; dit zijn hermetisch afgesloten ruimten, waarin lucht van ± 1,5 atmospheerspanning gevoerd wordt. Men behandelt er mede sommige ziekten van de luchtwegen, omdat de ademhaling dieper en regelmatiger wordt en daardoor de longen zich beter uitzetten, hetgeen vooral bij emphyseem, luchtpijpcatarrh en dergelijke ziekten van veel nut is. Aerschot, Philips van Croy, hertog van, een aanzienlijk Nederlander, was gedurende het bestuur van Margareta van Spanje, lid van den Raad van State. Daar hij een vijand was der opstandelingen, doch te veel Nederlander om de Spanjaarden geheel te gehoorzamen, vertrok hij naar Venetië en stierf aldaar in 1595. Aerssen, Francois van, heer van Sommelsdijk (1572—1641), Nederlandsch staatsman, gezant aan het Fransche hof, behoorde tot de partij van Maurits, was een der voornaamste vijanden van 01denbarneveldt. Zijn kleinzoon Cornelis van Aerssen (t 1688) werd gouverneur van een deel van Suriname, trachtte daar door een krachtig bestuur de toestanden te verbeteren, doch werd door oproerige soldaten gedood. Aertsen of Aertsx, Pieter (1507—1575), ook wel Lange Pier genaamd, schilderde verscheidene genrestukken, waaronder „de Eierdans" een der bekendste is. Ook schilderde hij altaarstukken en maakte het ontwerp voor de gebrandschilderde vensters in de Oude kerk te Amsterdam. Aeschines (389—314 v. Chr.), Grieksch staatsman en redenaar, tegenstander van Demosthenes, diende tegen den eerste een aanklacht in, doch werd door hem in zijn beroemde rede „Over den krans" verslagen. Aeschines stichtte een redenaarsschool te Rhodus. AESCHYLUS — AESTHETICA 71 Aeschylu»(625—456 v. Chr.), Grieksch treurspeldichter uit een aanzienlijk Attisch geslacht, streed tegen de Perzen te Marathon, Salamis en Plataeae, schreef reeds op jeudigen leeftijd zijn treurspelen, waarvan er zeven bewaard zijn gebleven. (De Perzen, De Zeven tegen Thebe, De Smekelingen, Prometheus, Agamemnon, De Choephoren en De Eumeniden). Zijn stukken kenmerken zich door eenvoud en grootheid van opvatting, ook legt hij meer dan Sophocles den nadruk op het noodlot. Aesculus of paardekastanje is een soort uit de familie der Hippocastaneeën. Zie Kastanje. Aesopus, gestorven omstreeks 550 voor Chr., een slaaf in Phrygië geboren, was de beroemde fabeldichter der oudheid. Croesus van Lydiê zond hem met een gezantschap naar Delphi, waar de priesters zich door zijn scherpe tong beleedigd achtten en hem in een afgrond wierpen. Zijn fabelen zijn eerst door mondelinge overlevering bewaard ge- —. «i» m Klieren iijq opgetee- kend. Aesthesiometer is een instrument om de gevoeligheid van aanraking op elke plaats van het lichaam te meten. Aesthetica (Grieksch) beteekent eigenlijk :deleer vanhet waarnemen. Het woord „Aesthetica" werd voor 't eerst door den Duitschen wijsgeer A. Baumgarten in 1750 als titel van een werk gekozen; hij bedoelde met dit woord ongeveer, wat wij er thans onder verstaan: de wetenschap van het schoone in het kunstscheppen en — genieten. De aesthetica wil een antwoord geven op de vragen: wat is iets schoons, waarom is het schoon, hoe en waardoor wordt het schoone opgewekt. De aesthetica is een psychologische wetenschap, want alle oordeelvelling omtrent het schoone is slechts mogelijk, zoo men een aesthetisch oordeelend subject onderstelt en is slechts door zielkundige ontleding te verstaan. Men kan vijf perioden in de geschiedenis dezer wetenschap onderscheiden. In de lste werd door Plato de algemeene grondslag der aesthetica gelegd; inde 2de werd door Aristoteles de grondslag der' bijzondere Aesthetica gelegd; in de 3de ontwikkelde zich depsychologischeaesthetica (in de 18de eeuw); in de 4de werd de ae. op stelselmatige wijze opgebouwd (in de 18de en 19de eeuw); in de 5de wordt de proefondervindelijke wijze van onderzoek toegepast (in de 19de en 20ste eeuw). I. Reeds vóór Plato vindt men bij de Grieksche denkers uitlatingen over het wezen der schoonheid, maar eerst door hem wordt de grondslag voor de ae. gelegd. Hij ziet de schoonheid in het harmonische en symmetrische, dat op zichzelf behagen kan, maar tevens door de betrekking tot de Idee der schoonheid. De kunst moet volgens Plato zedelijke strekking bezitten; hij verwerpt alle kunst, die slechts door schoonen schijn wil behagen. (Vgl. het standpunt van Tolstoy in onzen tijd.) II. Aristoteles heeft de aesthetische oordeelvelling willen begrijpen. Door zijn invloed werd de ae. een wetenschap der ervaring. Zijn beschouwingen over het drama en de uitwerking van het tragische op 's menschen sremnerl zttn zéér grooten invloed geweest; vooral zijn opvatting der „Katharsis" (zuivering van de ziel bij het aanschouwen van de tragedie). Bij den volgeling van Plato, Plotinus, zien wij een zuiver speculatieve ae. God is voor hem de hoogste schoonheid ; de schoonheid der dingen is slechts een afschaduwing dezer hoogste schoonheid. De scholastiek der Middeleeuwen had weinig belangstelling voor aesthetische problemen. Alleen bij Augustinus en Thomas van Aquino vinden wij daarover beschouwingen. In de Renaissance worden daarentegen vele aesthetische beginselen en theorieën ontwikkeld onder invloed van de klassieke schoonheidsopvatting. Zoo vinden wij bij L. B. Alberti beschouwingen over de schilderkunst en bouwkunst (midden 15de eeuw) evenals bij Leonardo da Vinei in zijn verhandeling over de schilderkunst (begin 16de eeuw). Ook Dolce, Vasari, Dürer 72 AESTHETICA schreven toen over ae. vraagstukken. III. De Fransche schoonheidsleer aan 't einde der 17de eeuw is aanvankelijk zuiver rationalistisch. Voor Boileau („L'art poétique" 1674) is .de rede het eenige richtsnoer voor den kunstenaar, die naar haar wetten moet scheppen. Descartes en zijn wijsbegeerte is op deze schoonheidsleer van beslissenden invloed geweest. De kunst, die de zuivere natuur (van den mensch) moet nabootsen, vereenigt het nuttige met het aangename. De eischen die Boileau aan de kunst stelt zijn: waarheid, klaarheid en formeele correctheid. Alle schoonheidis tevens waarheid. Ware natuurlijkheid is ware redelijkheid. Dubos („Reflexions critiques sur la poésie et la peinture", 1719), die onder Engelschen invloed staat, verdedigt de stelling: de poëzie moet gelijk aan de schilderkunst zijn. De kunst moet ons voor verveling vrijwaren door onze hartstochten op te wekken en bezig te houden. Voor Batteux is het doel der kunst: idealiseerende nabootsing der natuur; ook Diderot heeft belangwekkende ae. denkbeelden uitgesproken. De Engelsche aesthetica der 18de eeuw steunt voornamelijk op de onmiddellijke psychologische ervaring en beschrijft de ae. gewaarwordingen door ze te ontleden. Ze beproeft algemeene beginselen uit de ae. verschijnselen en ervaringen af te leiden. Addison, die vooral de beteekenis der verbeeldingskracht in 't licht stelt, Hutcheson, Harris, Hogarth, Burke en Home gaan inductief te werk. Zij stellen allen min of meer het gevoelselement hooger dan het verstandelijke. Zij waardeeren tevens het natuurlijke, als de vormende kracht en macht in het kunstscheppen. Shaftesbury („Characteristics of men, letters, opinions and times", 1711) neemt een zeer bijzondere plaats in de Engelsche ae. van dezen tijd in. Hij geeft psychologische beschouwingen over het eigenaardige van het kunstscheppen. Dié kunst heeft voor hem een hooger waarheidsgehalte dan de natuur. Kunst is geen onmiddellijke nabootsing van de natuur. De kunstenaar heeft voor alles een zedelijke taak; hij moet streven naar volmaakte innerlijke harmonie en deze in zijn kunst openbaren. Hij is afhankelijk van Plotinus. In Duitschland wordt door Baumgarten (zie boven) voor de ae. de grondslag gelegd. Verder zijn belangrijk: Sulzer, die in een groot werk in alphabetische volgorde ae. vraagstukken en onderwerpen bespreekt („Allgemeine Theorie der schonen Künste", 1771); Moses Mendelssohn, Lessing (Laökoon). Deze richting in de ae. is sterk intellectualistisch; aesthetica is bijv. voor Baumgarten de logica van het „lagere kennisvermogen" (d. w. z. van het gevoel en de verbeeldingskracht in tegenstelling met het hoogere verstand en de rede). Deze ae. gaat van Leibniz' philosophie uit. Maar langzamerhand zien wij ook hier een grootere waardeering van gevoel en fantasie, die ten slotte haar hoogtepunt bereikt in de aesthetische beginselen en idealen van Hamann en Herder in 't laatste deel der 18de eeuw. IV. Eerst Kant heeft de ae. verschijn selen op kritische wijze beschouwd. In zijn „Critiek der oordeelskracht" geeft hij een diepzinnige theorie van de aesth. oordeelvelling. Schoon is voor hem het voorwerp, dat zonder de gedachte aan 't bezit, aan het werkelijke bestaan, behaagt; hij neemt aan, dat aan iedereen het waarlijk schoone moet behagen: wij hebben 't recht bij een ieder een dergelijk behagen te vooronderstellen. De schoonheid is voor hem in laatste instantie het „zinnebeeld der zedelijkheid". Door K. beïnvloed is Schiller, die in zijn ae. geschriften nieuwe denkbeelden aan de theorie van Kant toevoegt en deze verdiept. Ook Goethe heeft een aantal ae.geschriften 't licht doen zien, die ten nauwste samenhangen met zijn natuurwetenschappelijke denkbeelden. De Duitsche philosofen na Kant hebben op stelselmatige wijze een zuiver idealistische ae. ontwikkeld. Voor Hegel b.v. is de schoonheid het verschijnen der Idee op de wijze der zinnelijke waarneembaar- AESTHETICA —AETHERISCHE OLIËN 73 held.) Vgl. Bolland: „Aesthetische Geestelijkheid" in „Zuivere Rede en hare werkelijkheid"). Voor Schopenhauer is dekunstde herhaling der in contemplatieven staat aanschouwde platonische ideeën. V. De hedendaagsche aesthetica eischt het proefondervindelijk onderzoek der ae.-verschijnselen. Fechner („Vorschule der Aesthetik") heeft een op de ervaring gebaseerde Ae. op inductieve wijze willen ontwikkelen. Het vinden van ae.-wetten met behulp van proeven was zijn doel. Thans speelt in ae. vooral het begrip „Einfühlung" bij Lipps e.a. een groote rol. Dit begrip duidt aan een medeleven en -voelen op de wijze der intuïtie bij alle ae. gewaarwording. Literatuur: Bosanquet, History of the Aesthetics 1892; K. H. von Stein, Die Entstehung der neueren Asthetik 1886; R. Sommer, Grundzüge einer Geschichte der deutschen Psychologie und Aesthetik von Wolff-Baumgarten bis Kant-Schiller, 1892; Fechner, Vorschule der Aesthetik, 1876; Lipps, Aesthetik, Psychologie des Schonen und der Kunst; Volkelt, System der Aesthetik, 1905; Dessoir, Aesthetik und allgemeine Kunstwissenschaft, 1906. Kleinere werken: Meumann, Aesthetik der Gegenwart, (in „Wissenschaft und Bildung"; R. Hamann, Aesthetik (Aus Natur und Geisteswelt, 1911); Juliusde Boer, Aesthetica, schets van het stelsel der schoone Idee, 1911 (Hegeliaansch). Aestivatie heet in de plantkunde de wijze waarop de bladeren in den knop gerangschikt zijn. Aether is volgens de Grieksche mythologie een zoon van Erebus (de duisternis) en Nyx (de nachtgodin). Ook komt hij voor als de wereldgeest, die aan alles het leven geeft. In de latere mythologie is de aether de woonplaats der goden. Aether (natuurkundig) is de drager der electro-magnetische verschijnselen. De hypothese van het bestaan van den aether is noodzakelijk om een voorstelling te kunnen maken van licht-, warmteen electriciteitsgolven. Zie J. D. van der Waals Jr., De wereld-aether. Aether (scheikundig CtH.-O-CjH,) verkrijgt men door destillatie van alcohol met sterk zwavelzuur bij. 140° onder voortdurend toevoegen van alcohol. Aether is een zeer beweeglijke, kleurlooze vloeistof, met kenmerkenden reuk en smaak. Kookpunt 35°, verdampt reeds zeer sterk bij gewone temperatuur onder sterke afkoeling. Het is brandbaar en door zijn groote vluchtigheid moet men er _ zeer voorzichtig mee omgaan. In de chirurgie wordt gezuiverde aether gebruikt voor de narcose. Een mengsel van 100 deelen aether, 100 deelen water en 200 deelen (absoluten) alcohol wordt als Hoffmann-druppels als opwekkend middel gebruikt. Het kan vetten en oliën, schietkatoen, rubber, harsen en andere stoffen oplossen en is dan ook een technisch oplosmiddel met zeer uitgebreide toepassing, b.v. met alkohol gemengd als oplosmiddel voor nitrocellulose, waarmee het dan collodium vormt. Aetherische oliën zijn vluchtige organische verbindingen, die gekenmerkt zijn door hun reuk en meestal gewonnen worden uit allerlei plantendeelen, zooals bloembladeren, vruchten, schillen, bladeren, enz. Het zijn vloeistoffen met aangenamen reuk, welke zeer dikwijls door minimale hoeveelheden erin aanwezige reukstoffen veroorzaakt wordt. De vele aetherische oliën worden op verschillende wijzen gewonnen door persen en stoomdestillatie; de fijnere door maceratie (roeren van bloesems in olijfolie enz. bij 70° en daarna opnemen van de reukstoffen in alcohol, waarbij de „extraits" verkregen worden, die door verdampen van den alcohol de „quintessence" achterlaten), extractie (met petroleum-aether en daarna behandelen als bij maceratie), enfleurage (voor bloesems, die na het plukken nog reukstoffen produceeren en daarom een bijzondere vetbehandeling vereischen), enz. De oliën zijn vaak geel of groen gekleurd en komen dikwijls in koperen vaten in den handel. Zeer veel aetherische oliën worden thans kunstmatig (synthetisch) bereid, 74 AETHERISCHE OLIËN—AETHYLACETAAT vooral in Duitschland, Zwitserland en ook in Nederland. Van het groote aantal aetherische oliën noemen we o.a.: terpentijnolie, uit terpentijn bereid; de meeste komt uit NoordAmerika (in 1910 555.000 vaten van 50 gallons, ter waarde van $ 17.500.000. De beste komt uit Frankrijk. Voor lakken, verven, boen- en wrijf was wordt het als oplosmiddel gebruikt. Rozenolie komt voornamelijk uit Bulgarije, Zuid-Frankrijk; de prijs bedroeg in 1917 vaak meer dan /1000.— per K.G. Citronella-olie komt van Java en Ceylon. Lemon-grassoolie bevat 70 % citraal, dat van de meeste andere ook een hoofdbestanddeel is, en dat uitgangspunt is voor de synthetische bereiding van jonon, die naar viooltjes ruikt. De reukstof der viooltjes is iron. In de bakkerij en in de zeepindustrie wordt bitteramandelolie gebruikt. Pepermuntolie levert het bekende menthol. Bekend zijn nog kien-olie, dennenolie, palmarozenolie, geraniumolie, petit-grainolie, anijsolie, berkenolie, kaneelolie, cassiaolie, kruidnagelolie, lavendelolie, sandelhoutolie, kamferolie, enz. Aethers, Samengestelde, of esters zijn organische verbindingen van alcoholen met zuren, die reageeren onder uittreden van water. Omgekeerd kan een ester zich met water ontleden in alcohol en zuur. Dit heet verzeepen en wordt gewoonlijk niet met water, maar met loog gedaan. Vele esters van lagere zuren rieken naar vruchten en worden daarom in de likeuren limonade-industrie gebruikt. De esters van glycerine met de hoogere vetzuren, triglyceriden, zijn de vetten. Htm ontleding door loog vormt den grondslag van de zeep-industrie. De salpeterzure ester van glycerine is het bekende ontploffingsmiddel nitroglycerine, het hoofdbestanddeel van dynamiet. Ook was bestaat uit esters. AethiopiS was in de oudheid het land, dat ten Z. van Egypte, aan weerszijden van den Nijl gelegen was; het hedendaagsche Nubië en Abessinië (z.a.) Herodotus vertelt, dat het door twee volks¬ stammen bewoond was, van welke de Oostelijke het meest ontwikkeld was. De hoofdstad Meroë werd in 530 v. Chr. door Cambyses veroverd. Later werden de Christelijke staten in Abessinië Aethiopië genoemd. Aethiopische oudheden noemt men de bouwvallen van pyramiden, tempels enz. aan den Middenloop van den Nijl, gevonden in het midden der negentiende eeuw. Al deze bouwwerken zijn van een stijl, die zeer veel op de Egyptische gelijkt, maar blijken uit verschillende tijden afkomstig te zijn. Aethiopische taal en letterkunde. De taal, die reeds sedert de 14de eeuw alleen nog als schrijftaal gebruikt wordt, gelijkt veel op het Arabisch. Tijdens de invoering van het Christendom werden veel kerkelijke en godsdienstige werken in het Aethiopisch geschreven en sprak men deze taal ook. Doch langzamerhand verdreef het Amharisch het Aethiopisch als spreektaal en werd dit laatste alleen als schrijftaal gebruikt. Aethrioscoop. Zie Ethrioscoop. Aethusa. Zie Hcmdspeterselie. Aethyl (CaHs) noemt men in de scheikunde den groep, die men verkrijgt door uit aethaan (C,H,) een waterstof-atoom weg te nemen. De gewone of aethylalcohol bevat deze groep. Aethyleen (C,H,) is de eerste term der reeks van olefinen. Dit zijn koolwaterstoffen van agemeene formule CnHjn, die 2 dubbel gebonden koolstofatomen bevatten. Aethyleen is te bereiden door aan alcohol met overmaat zwavelzuur water te onttrekken. Het is een gas, dat door het hooge koolstofgehalte brandt met lichtgevende vlam; het is met lucht explosief. Met broomwater vormt het snel aethyleenbromide C2H1Br2. Lichtgas bevat ± 2 % aethyleen, dat er met zwavelzuur uit gewasschen kan worden; het ontstane aethylzwavelzuur is Om te zetten in alcohol. Vooral in Engeland verwacht men van deze methode van alcoholbereiding veel. Aethylacetaat. Zie Aethers, Samengestelde. AETHYLAETHER —AFDRIJVEN 75 Aethylaether. Zie Aether. Aethylaldehyd. Zie Aldehyd en Propion-aldehyd. 1 Aetiologie is in het algemeen de leer der oorzaken en meer in 't bizonder de leer van de oorzaken der ziekten. Aëtion was een Grieksch schilder, die c. 350 voor Chr. leefde. Zijn meesterwerk was. „Het huwelijk van Alexander en Rhoxane". Geen van zijn werken is bewaard gebleven. Aëtius (396— 454) was een Romeinsch veldheer en de laatste held van het West-Romeinsche rijk. In 451 versloeg hij met zijn bondgenoot Theoderik, koning derWest-Gothen, Attila in de Catalonische velden. Hij werd in 454 door keizer Valentinianus vermoord. A êtius was in de 4de eeuw het hoofd van een secte der Arianen, naar hem welAëtianen genoemd. Aetolië heette oudtijds een landstreek in het W. van Griekenland met vlakke kustlanden en bergachtig binnenland. In den bloeitijd van Griekenland werden de bewoners door de Hellenen als barbaren beschouwd; eerst ten tijde van het Aetolisch verbond, 321 voor Chr., kregen zij meer invloed op de Grieksche politiek. Nadat zij eerst als bondgenooten van de Romeinen tegen de Macedoniërs gestreden hadden, vereenigden zij zich later met de Syriërs en trokken tegen de Romeinen ten strijde, doch werden verslagen en kwamen geheel onder Romeinsche heerschappij. Later was hun gebied achtereenvolgens van de Venetianen en de Turken. Thans vormt het een deel van het moderne Griekenland. Afbinden noemt men in de chirurgie eene methode om kleine gezwellen, wratten, polypen enz. te verwijderen. Daartoe wordt om het overtollige weefsel een draad van zijde, zilver of catgut gelegd en toegehaald. Hierdoor wordt de bloedtoevoer naar het te verwijderen voorwerp gestremd en na eenigen tijd valt dan het weefsel dood af. Bij het verrichten van bloedige operatiën noemt men afbinden het door een draad afsluiten van de in de wond bloedende slagaderen en groote aderen. Afbranden is een bewerking die men metalen en hout doet ondergaan teneinde oude verflagen ervan te verwijderen. Dit geschiedt doorereenheetebenzinevlam op te richten; door de sterke verhitting bladert de verf snel af. Afbranden doet men wel eens veenen heidegronden om deze vruchtbaar te maken. De asch geeft tijdelijk eenige vruchtbaarheid aan den bodem, maar op den duur is het afbranden voor den grond schadelijk. Afdammen noemt men het inslaan van waterdichte houten of ijzeren schotten in of aan het water, teneinde daarbinnen, na droogmaling, bouwkundige werkzaamheden, als het leggen van fundeeringen voor bruggen of sluizen, van duikers of rioolbuizen, te kunnen verrichten. Afdeelingen noemt men de groepen, waarin de Staten-Generaal zich volgens onze Grondwet moeten verdeelen, om de ingekomen wetsontwerpen te onderzoeken. Ieder der beide Kamers verdeelt zich bij loting in vijf afdeelingen, die elk hun voorzitter en ondervoorzitter hebben. De vijf voorzitters vormen met den Kamervoorzitter de Centrale afdeeling, die de volgorde van behandeling der wetsvoorstellen regelt. De gezamelijke rapporteurs der afdeelingen vormen de Commissie van rapporteurs, welke het zoogen. voorloopig verslag opstelt. Afdekking. Zie Ezelsrug, Latei, Rollaag. Afdreigen, misdrijf, strafbaar gesteld bij art. 318 W. v. S. (Hij, die met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim iemand dwingt hetzij tot de afgifte van eenig goed, dat geheel of ten deele aan hem of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld, wordt, als schuldig aan afdreiging gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren). Het misdrijf is een klachtdelict. Afdrijven is een bewerking, waardoor 76 AFDRIJVEN—AFGEVAARDIGDEN zilver of goud uit de legeering van deze metalen met lood, zuiver worden gewonnen. Zoo wordt bij de bereiding van zilver uit de zilverertsen ten slotte een züver-loodlegeering verkregen. Is het zilvergehalte daarvan groot genoeg, dan wordt deze in een vlamoven in een oxydeerende vlam gebracht. Het lood wordt daarbij tot loodglit geoxydeerd. Dit smelt en wordt afgegoten. Zie ook Abortus. Afdwaling van het licht. Zie A berratie. Affecten noemt men gemoedsaandoeningen die met neiging, drift en hartstocht verwant zijn en die zich openbaren doorsnel opkomende gemoedsbewegingen waardoor kalm nadenken wordt uitgesloten. Affettuoso, een uitdrukking in de muziek, beteekent hartstochtelijk, met gevoel. Affiche. Zie Aanplakbiljet. Affidavit. In het Eng. recht: beèedigde schriftelijke verklaring. Ten onzent: schriftelijke verklaring, dat de houder van zekere coupons buitenlander is. In landen, waar Eng. recht heerscht, wordt zulk een verklaring geëischt, om aldaar vrijstelling te verkrijgen van de belasting op coupons, die men anders bij de uitbetaling zou moeten voldoen. Affineeren (metaalbewerking) is het bevrijden van goud van bijgemengd zilver en koper door middel van sterk zwavelzuur, welke methode na 1800 in gebruik kwam. Gewoonlijk maakt men met opzet een legeering die 1 goud tegen 3 zilver bevat en kookt die met de dubbele hoeveelheid zwavelzuur 66° Bé tot zooveel mogelijk is opgelost. Uit de moederloog bereidt men zilver en koper. Een nadeel van dit procédé vormen de groote hoeveelheden zilver die als ballast voortdurend in 't bedrijf circuleeren. Tegenwoordig wordt meestal electrolytisch geaffineerd. Affiniteit (verwantschap) noemt men de oorzaak voor de vorming van chemische verbindingen. Deze oorzaak vatte men vroeger als een soort van kracht op; later bleek deze voorstelling niet op te gaan en ook thans heeft men nog geen volkomen helder begrip van het wezen der affiniteit. Affodil. Zie Asphodelus. Affre, Denis Auguste (1793-1848), een Roomsen Kath. geestelijke, werd in 1848, toen hij als aartsbisschop van Parijs trachtte bemiddelend op te treden, op de barricaden door een geweerschot gedood. d'Affry, Louis Augustin Auguste graaf (1713—1793), van afkomst een Zwitser, doch reeds vroeg in Franschen dienst werd van 1755—1762 gezant van Frankrijk in de Nederlanden en wist te bewerken, dat Nederland Engeland niet te hulp kwam in den oorlog van 1756—1763. Aan zijne intriges in Nederland kwam in 1762 een einde; hij werd toen kolonel van de Zwitsersche garde, tot het uitbreken der revolutie, welke hem naar Zwitserland verdreef. Affuit noemt men het onderstel van kanonnen. Men onderscheidt velerlei soorten van affuiten. Zie Kanon. Afgevaardigden zijn zij, die door een groep personen gekozen zijn om dezen te vertegenwoordigen. Zoo kiezen ook afdeelingen van vak- en andere vereenigingen afgevaardigden naar de algemeene vergaderingen of congressen dier organisaties. Soms zijn die afgevaardigden vrij in het uitbrengen van hun stem naar eigen inzicht, soms hebben zij een bindend mandaat. In alle constitutioneele staten kiest de bevolking afgevaardigden voor de volksvertegenwoordiging. De vereischten om in Nederland tot lid der 2e of le Kamer gekozen te worden zijn slechts, dat men Nederlander of Nederlandsen onderdaan is, niet krachtens rechterlijke uitspraak van de verkiesbaarheid ontzet is of wegens zwakheid van geestvermogens het beheer over zijn goederen verloren heeft en 30 jaar oud is. Het aantal leden voor de 2e Kamer bedraagt 100; zij worden voor 4 jaar gekozen en treden dan tegelijkertijd, af zoodat de nieuwe verkiezingen een Kamer kunnen opleveren, die een beeld geeft van de sterkte AFGEVAARDIGDEN—AFGHANISTAN 77 der politieke partijen op dat tijdstip. De le Kamer telt 50 leden en wordt voor 9 jaar gekozen, terwijl om de 3 jaar een derde gedeelte der leden aftreedt. De leden stemmen zonder last van of ruggespraak met ben, door wie zij gekozen zijn. Afghanistan. A ardrijkskunde. Oppervl. 0,56 mill. K.Ma. = Frankr. Bevolking 6,4 mill., waarvan */, Afghanen. 't Land vormt een bufferstaat tusschen Britsch en Russisch Azië, grenst in het W. aan Perzië, in het N. aan Aziatisch Rusland, in het O. aan Indië en in het Z. aan Beloetsjistan. 't Is een naar het Z.W. en N. afdalende hoogvl. van 1300— 2300 M., waarop zich de reusachtige HindoeKoh (7750 H.) met zijn uitloopers de Sefid-Koh en de Koh-i-Baba verheft; langs de Indische grens loopt de Soleiman-keten. Van de rivieren is de Hilmend, die in het Hamoen-moeras uitmondt, de voornaamste; de Kaboel stroomt naar den Indus; eerst W. dan N.-waarts stroomen de Heriroed en de Moerghab om ten slotte in het woestijnzand te versmoren; de Amoe Darja vormt gedeeltelijk de N.-grens. In de hooge dalen zijn de zomers heet, de winters streng en valt weinig regen; het Z.W. is woestijnachtig. De fauna biedt o m. luipaarden, jakhalzen, tijgers,beren en gazellen. De, dalen zijn, indien bevloeid, voor landbouw geschikt en geven jaarlijks 2 oogsten. Verbouwd worden granen (ook rijst), groenten en vruchten (o.a. vijgen en druiven). Uitstekende weiden voor schapen, paarden, kameelen en geiten. De mineralen wachten op ontginning en de industrie beteekent weinig; men produceert behalve stoffen uit wol, geiten- en kameelenhaar ook schapevachten, vilt en karpetten. Uitvoerartikelen : zijde,tapijten, gommen, vruchten, graan, drogerijen, huiden en tabak. Invoerprod.: katoenen stoffen, suiker, verf-, ijzer- en leerwaren. Groote transitohandel uit de grenslanden naar Herat en Kaboel, 't Vervoer geschiedt met paarden en kameelen; de eenig bruikbare wegen zijn de door de Eng. aangelegde heer¬ banen. Tusschen Dsjalabad en Kaboel is een telefoon. De belangrijkste plaatsen zijn: Kaboel, Kandahar, Herat en Ghazni. De Afghanen zijn groot en slank, hebben zwart haar, lichte huidkleur en geringe beschaving. Hun huizen, uit baksteenen gebouwd, hebben geen verdieping en een plat dak; zwervende stammen wonen in tenten, waarvan de bodem met vilt of wollen dekens bedekt is. Hun leger, dat 100.000 man telt, is goed ingericht; de soldaten zijn dapper, maar spoedig ontmoedigd en verraderlijk.. De meest gebruikte taal is het Poesjtan; ook wordt Perzisch gesproken. Zij belijden den Islam en zijn meest Soennieten. De regeering berust bij den emir, een absoluut vorst, die wordt bijgestaan door een raad van sirdars, khans en moelah's. Geschiedenis. In de Oudheid en Middeleeuwen hebben hier o.a. een tijdlang gezag uitgeoefend Alexander de Gr. (4de e. v.Chr.), de Bactriërs, Romeinen, Parthen, Perzen en Saracenen, Turken en verder Dzjengis-Khan (13de e.) en Timoer (± 1400). In 1522 bezette een van zijn nakomelingen Baber de stad Kandahar en eenige jaren later werd Afgh. een deel van het door dezen veroveraar gestichte Rijk van den Groot Mogol van Delhi. Pas in 1747 na den moord op Nadir Sjah kreeg het een eigen heerscher in Ahmed Khan uit den stam der Doenani. In 1834 trachtte Dost Mohammed Engelsche hulp tegen Perzië te krijgen, maar de Engelschen vertrouwden hem niet, zetten hem af en plaatsten Sjah Sjoedsjah op den troon (1838). Drie jaar later werd ingevolge een samenzwering de Engelsche opperbevelhebbervermoord en werden de Engelschen bij verdrag gedwongen het land te ontruimen. De 2de Afghaansche oorlog begon in 1878, toen de emir Sjir-ali weigerde Britsche zendelingen in zijn rijk toe te laten. Hierop rukte een Engelsch leger het land binnen, de emir vluchtte en met zijn zoon Jakoeb Khan werd overeengekomen, dat voortaan de buitenlandsche politiek van Afghanistan onder toezicht zou staan van 78 AFGHANISTAN-AFKONDIGING den te Kaboel resideerenden Britschen gezant. Opnieuw een blijk van trouweloosheid der Afghanen: moord op den gezant en zijn staf. Andermaal verschenen Engelsche troepen onder Roberts in 't land en bezetten Kaboel, Kandahar en Ghazni; Jakoeb Khan werd gegrepen en Abd-oer-Rahman als emir erkend (1880). Spoedig daarna plaatste zich diens broer Ejoeb-Khan aan 't hoofd van 't leger en bracht den Engelschen met groote overmacht een neerlaag toe bij Maiwand. Hij werd echter eenige weken later beslissend geslagen. Sedert langdurige twisten tussohen Engeland en Rusland over de noordgrens van Afgh. Abd-oer-Rahman toonde zich een loyalen buurman voor Engeland tot aan zijn dood in 1901. Hij werd opgevolgd door Habiboellah, welke zich gedurende den wereldoorlog strikt neutraal hield, in weerwil van de aansporing van zijn broer om de wapens voor xurKije op te nemen, in feDr.iyiy vermoord, werd zijn plaats ingenomen door zijn derden zoon Amanoellah, die Eng. aanvankelijk vijandig gezind was, doch weldra vrede maakte. Zie Pennell, Afghanistan, the Buffer State (1910); Tait, Kingdom of Afghanistan. Afgietseldiertjes. Zie Infusoriên. Afgietsels maakt men wel van beelden en reliëfs. Dit doet men door het voorwerp met een weeke stof te begieten, deze er af te nemen en als de stof hard geworden is, ze als vorm te gebruiken,en daarin een weeke massa te gieten, die spoedig verhardt. Deze massa heeft dan vrijwel denzelfden vorm, als het oorspronkelijke voorwerp. Van afgietsels van beroemde kunstwerken worden in versch. musea verzamelingen aangelegd, vooral als hulpmiddelen van het onderwijs in de kunstgeschiedenis. Afgoderij noemt men onder Christenen deerkenningen vereering van voorwerpen of machten, wier bestaan of goddelijk karakter door den Christen niet wordt erkend en wier vereering door den Christen wordt afgekeurd als strijdig met de vereering van den eenig waren God. Afharden, vakwoord van den bloe¬ mist: het langzaam gewennen van planten (door minder stoken en veel luchten van kassen of bakken) aan een lagere temperatuur. Afkappingsteeken is een teeken in den vorm van een komma, dat dient om aan te wijzen, dat voor af achter een woord een of meer letters zijn weggelaten. Afkisten is een bewerking, die men bij het maken van fundeerings- of andere grondwerken toepast, om het verschuiven van den bodem of het toe treden van water tegen te gaan. Afkistingen bestaan uit op een rij tegen elkaar geplaatste palen en als zij dienen tot waterkeering dikwijls uit een dubbelen wand opgevuld met klei, een z.g. kistdam. Afkoelen noemt men in fabrieken en laboratoria de bewerking, waarbij men heete voorwerpen in aanraking brengt met lucht of water van lagere temperatuur of ook met ijs. A. geschiedt of door stroomende lucht of water, of in ruimten waar de lucht-temperatuur door ijsmachines (z. a.) laag wordt gehouden. Afkoelingsmachines. Zie Koeltechniek. Afkoken is in de artseniihereidknndfi de methode om (meest plantaardige) stoffen met water te koken zoodat de oplosbare bestanddeelen in dat water overgaan. Het meest bekend zijn afkooksels van kinabast, lijnzaad, ramnusbast, Iersche- en IJslandsche mos enz. Men gebruikt daarvoor open pannen van porcelein of vertind koper. Afkondiging. Geen wet is verbindende. zoolang zij niet behoorlijk is afgekondigd. De wetten zijn in het geheele koninkrijk verbindende, uit krachte van derzelver afkondiging door den koning gedaan. Zij werken van kracht terstond, nadat derzelver afkondiging in alle deelen van het Koninkrijk zal kunnen bekend zijn. Wanneer bij de wet geen ander tijdstip is vastgesteld, wordt de afkondiging gerekend in het geheele Koninkrijk bekend te zijn, op den twintigsten dag na dien der dagteekening van het staatsblad, in hetwelk de wet geplaatst is (artt. 1 en 2 der Wet houdende Alg. bep. der wetgeving van het Koninkrijk). In art. 72 Grw. vindt AFKONDIGING—AFPERSEN 79 men het formulier, dat moet worden gevolgd bij het afkondigen van wetten. Aflaat of indulgentie noemt men in de Roomsch-Kath. kerk kwijtschelding van tijdelijke zondestraffen onder voorwaarde van het doen van goede werken, als H. Communie, bidden, vasten, en ook aalmoezen geven. De aflaat wordt onderscheiden in volle afl., waarbij een tijdelijke zondestraf geheel wordt kwijtgescholden en in gedeeltelijke afl., waarbij deze straf slechts gedeeltelijk wordt kwijtgescholden. Volgens de leer dat de Kerk beschikt over de overvloedige goede werken van Christus en de heiligen, kan den biechteling door de kerk hieruit worden overgedragen. De handel in aflaten verwekte in de latere Middeleeuwen bij het minder ontwikkelde volk de meening, dat men de zondestraf voor geld kon afkoopen. Deze „aflaatkramerij" had grooten invloed op het ontstaan van de Hervorming. Aflaatsluis. Zie Sluis. Afleggen of Inleggen heet in de boomkweekerij het kweeken van gewortelde stekken door het neerbuigen tot even in den grond van eenjarige twijgen van hoornen en heesters. Tot dat doel snijdt men oudere boomen of heesters (moerplanten) laag bij den grond af, zoodat op die plaats vele scheuten ontstaan. Vooral bij bizondere variëteiten van iep, linde, hazelaar, Magnolia e.a. heeft het afleggen plaats. Na 1, 2 of 3 jaar zijn de afgelegde twijgen voldoende geworteld en worden daarna van de moêrplant gescheiden en afzonderlijk uitgeplant. In de rij van vermenigvuldigingswijzen volgt afleggen na zaaien en stekken en staat nog vóór enten en oculeeren. Afleggen noemt men ook de zorg van ontkleeden, wasschen en in doodskleederen kleeden van gestorvenen voor de begrafenis. Afleiding, Electrische, is het omgekeerde van den isolatieweerstand van een el. geleider. De Dractische eenheid van aflei¬ ding wordt genoemd de Mho of Siemens. tien geleider wiens isolatieweerstand 108 Ohms bedraagt, heeft eene afleiding van 10-* Mho of Siemens. Afleiding noemt men in de Geneeskunde het geven van eene andere richting aan de lichaamsvochten om die zoo zij zich op een zieke plaats hebben opgehoopt, daarvandaan te verwijderen. Als middelen daartoe waren of zijn in gebruik, purgeerende middelen, lavementen, aderlaten, spaansche vlieg, mosterdpap, koppen, heete hand- en voetbaden, koude omslagen, stortbaden enz. Afloopen, het in het water glijden van een schip van de helling af , waarop het gebouwd is. Om het schip te doen afloopen wordt het op smeer gezet. Hieronder verstaat men het bevestigen van een tijdelijke houten kiel onder de stalen kiel en het daaronder aanbrengen van een slee, die aan de stapelblokken bevestigd is. De ruimte tusschen de stapelblokken wordt opgevuld met balken. Houten kiel en slee worden goed met vet gesmeerd. Meer naar de zijden worden ook ghj-inrichtingen onder het schip aangebracht. Een zwaar stuk ijzer, de klink, houdt het schip nog op zijn plaats, ook wanneer de meeste stutten zijn weggeslagen. Wanneer de klink wordt weggeslagen loopt het schip af. Afmonsteren. Zie Aanmonsteren. Afmijnen gebeurt bij een publieken verkoop meest van vaste goederen. Als gebleken is wie bij opbod hoogste bieder is, wordt een bepaald bedrag genoemd, telkens verlaagd; wie dan „mijn" roept wordt eigenaar. Wanneer er niet „mijn" geroepen wordt, is de hoogste bieder eigenaar. Afpersen, misdrijf, strafbaar gesteld bij art. 317 W. v. S. (Hij die met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te be voordeden, door geweld of bedreiging met geweld iemand dwingt, hetzij tot de afgifte van eenig goed, dat geheel of ten deele aan dezen of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld, wordt, als schuldig aan afpersing, gestraft met een gevangenis- 80 AFPERSEN —AFRIKA straf van ten hoogste 9 jaren.) Het misdrijf is een klachtdelict. Afplatting. Zie Aarde. Afplatting van een planeet wordt uitgedrukt als de verhouding van twee getallen ; het eerste is het verschil van equator-straal en poolstraal, het tweede is de equatorstraal. Voor de verschillende planeten bedraagt de afplatting: Mercurius (0), Venus (0) Aarde (1 : 293); Mars (1 : 200); Jupiter (1 :15 a 1 :17), Saturnus (1 : 10); Uranus en Neptunus onbekend. Af ra, een heilige, werd door bisschop Narcissus tot het Christendom bekeerd en stierf in 304 voor haar geloof op den brandstapel. Afranius, Lucius, een Romeinsch blijspeldichter in de 1ste eeuw v. Chr., schreef een 40-tal komische stukken, wel eens plat van toon. Afrekening. Zie Clearing en Giroverkeer. Africanus, Sextus Julius, een Christenschrijver in de 3de eeuw na Chr., schreef een wereld-geschiedenis in 5 deelen, die van 5500 v. Chr. tot 221 na Chr. liep. Afridi is een bergvolk in Afghanistan, aan de N.W. grens van Britsch-Indiê wonend. Gedurende den opstand van de grens volken 1895-1896 trachtten zij zich onafhankelijk te houden, maar werden ten laatste toch onderworpen. Hun volk bestaat uit c. 300.000 menschen, waaronder 27.000 strijdbare mannen. Afrika. Oppervl. 29.820.200 K.M.' = 3 x Europa; nadert dit werelddeel in de Straat van Gribraltar i/h. N.W. en is in het N.O. met Azië verbonden door de landengte van Suez. 't Strekt zich uit van 37° 20' N.Br. tot 34° 51' Z.Br. en van 17° 30' W.L. tot 51° 24' O.L. v. Gr. Kusten. Afrika wordt besnoeid door de Middell. Z., den Atlant. Oceaan, Indischen Oceaan en de daarmee verbonden Roode Zee. Door zijn massieven vorm heeft het weinig golven; de voornaamste zijn G. van Sydra en van Gabes i/h. N. en de G. van Guinea met de baaien van Benin en Biafra in het W. Van de eilanden is het door 't Kan. van Mozambique van de O. kust gescheiden Madagaskar zoo groot als Frankrijk Bodemgesteldheid, 't Is een groot hoogland, uit vele plateaus bestaande, waarop dikwijls randgeb. staan. In het Z. zijn de eerste gemidd. 1200 M.; aan den N.rand hiervan daalt het Ngami-bekken tot 900 M.; 't Zambesi-dal ligt ter hoogte der Victoria-vallen 800 M. hoog. De waterscheiding tusschen Zambesi en Kongo meet 1200 M., 't Kongobekken zelve 400 M.; de waterscheiding tusschen dit en de Sjari 500 M. 't Bekken van 't Tsaad M. zinkt in tot 270 M.; de Sahara is gemidd. 500 M. en de depressie der Lybische woestijn ligt beneden den zeespiegel (— 20 M.). In het N.W. verheft zich het Barbarijsch bergland (Atlas) en in het W. het Kameroengeb. tot boven 4000 M.; de grootste hoogten vindt men echter ten O. van de door groote meren gekenmerkte „O.-Afrikaansche laagte", de Kilima-Ndzjaro en Kenia, beide boven 5500 M. Ten N. biervan klimt de O.-rand van het Abessinische hoogland tot boven 4500 M. en ten Z. hiervan reiken de Drakensbergen ten O. van Oranje-Vrijstaat en Transvaal tot 3600 M. Op vele plaatsen zooals in het Kameroen geb., 't Abessinische hoogland en bij den Keniaen Kilima-Ndzjaro komen de oudste gesteenten, graniet, gneiss en lei, ook vulkanische gesteenten aan de oppervlakte; elders zooals in het N.W. geven jongere vormingen den toon aan. Rivieren en meren. Van de rivieren stroomt de Nijl naar de Middell. Zee; de Zambesi met de Sjire en de Limpopo naar den Indischen Oceaan; de Oranjeriv. met de Vaal, Koenena, Koeanza, Kongo, Niger met de Binoewé, de Gambia en Senegal naar den Atl. Oceaan. De meeste meren liggen aan den W.-rand van het O.-Afrikaansche bergland, nL Rudolf, Albert, Albert-Edward, Victoria, Tanganjika, Nyassa, Bangweolo, Moero M. In den Midden-Soedan ligt het Tsaad M. Klimaat, planten en dieren. Dit heetste werelddeel ligt voor 97 % in de tropische AFRIKA 81 zone; alleen de N.W. en de uiterste Z. en Z.W. rand behooren tot de subtropische. Aan weerszijden van den aequator is 't heele jaar door een groote neerslag; ten N. en ten Z. hiervan /Sahara en k-olohorj\ heerscht regenloosheid of regenarmoede; i/h. Atlasgebied en in het Z.W. van het Kaapland winterregens. De flora is in N.-Afrika Z.-Europeesch; in Z.-Afrika vindt men uitgestrekte heidevelden; in Aequatoriaal Afrika groeien palmen (oliepalmen) en baobabs, vooral in het W. rubberboomen in het O.; in de oasen der Sahara dadelpalmen. Zeer rijk is de fauna. Afrika bezuiden de Sahara heeft dikhuiden zooals olifant, rhinoceros en rivierpaard, verder roofdieren als leeuwen en hyena's; apen als gorilla's en sjimpansees; voorts buffels, giraffen, zebra's en antilopen. Vogelsoorten, als struisen, ibissen en flamingo's. Reptiliëh als krokodillen en slangen; insecten als termieten, tsetsevliegen (gevaarlijk voor 't »>»/ <=« spnnnnanen. veie aezer dieren komen ook in N.-Afrika voor. Ingevoerd zijn kameelen, runderen en schapen. Bevolking. De meerderheid bestaat uit Negers, die ten Z. van de Sahara wonen. Zij worden onderscheiden in Soedannegers die naar de taal tot verschillende stammen behooren en de zuidelijker wonende Bantoe-negers, waarvan de kaffers. Zoeloe's en Ivlarahelo'e Ho mooc* bekende zijn. In het Z.W. van Afrika zwerven de veeteelt drijvende Hottentotten en de jagende Boschjesmannen rond; zij zijn lichter van kleur dan de Negers. In de oerwouden van den Kongo leven te midden van Negers zeer kleine dwergstammen. In de 8ste eeuw v. C. drongen Hamieten uit Voor-Azie N.Afrika binnen; tot ben rekent men de oude Egyptenaren, Nubièrs en Berbers; later vestigden zich Semieten uit Arabië in Abessinië en door de verbreiding van den Islam vele Arabieren in Egypte en N.-Afrika. Hamieten, Semieten en Negers hebben zich met elkaar vemengd; hieruit ontstonden o.a. de gele Foelbe of Fellatah's, die den Midden-Soedan bewonen. Op Madagaskar, vooral in de O.-helft geven de Maleische Hova's den toon aan. De beschaving is gering; de regeeringsvorm zeer uiteenloopend van het anarchisme der Boschjesmannen tot het despotisme der Zoeloe's. 't Familieleven is patriarchaal, polygamie algemeen. Zij wonen in rechthoekige, kegel- of bijenkorfvormige hutten. Voornaamste bestaansmiddelen: landbouw eh veeteelt (dikwijls gecombineerd). De industrie is betrekkelijk zeer ontwikkeld: metaalbewerking, aardewerk, hout- en ivoorsnijwerk. Zrj vechten met speer, boog, knods, strijdbijl of dolkmes en dragen ivoren en metalen sieraden. Slavernij nog zeer algemeen, doch de slavenhandel sterk afgenomen. De meeste bewoners zijn heidenen; fetisjisme en vereering van voorouders komt veel voor; verder veel Mohammedanen, waarvan die in den Soedan zeer fanatiek zijn. Ten slotte31/,mill. Christenen en 1 mill. Joden Handel en Verkeer. Voornaamste handelsprod.: palmolie, -pitten, kopra, ivoor, koffie, hars, struisveeren, diamanten, goud. kniidnaorela «»,(. o„ sierhout. Kaapl., Natal, Egypte en Algerië voeren veel katoen uit (de beide laatste ook graan); Mauritius en Réunion suiker, Transvaal goud, Kaapland diamanten, Kongostaat koper, Marokko graan en vee. De buitenl. handel !• meest in Europ. handen en neem toe. Het Transoceanisch verkeer wordt onderhouden door stoomvaartmijen van bijna alle zeevarende naties (sedert den wereldoorl. ook van Nederl.). Ook 't spoorwegnet breidt zich uit. Van groot belang zijn twee lijnen dwars door Afrika: de Kaap — Kaïro-spoorw. en de Boma (aan de Kongo) — Mombassa-spoorw. (Br. O. Afr.). De Trans-Sahara-spoorw., door de Franschen aan te leggen, is op komst. De meeste spoorw. zijn, waar 't Europeesch bestuur krachtig heeft doorgewerkt. Afrika heeft groote behoefte aan spoorw., daar slechts de Kongo, Niger met Binoewé alsmede Zambesi met Sjire bruikbare waterwegen vormen. Ook Nijl en Senegal worden evenals Victoria M., Tanganjika M. en Nyassa M. 6 82 AFRIKA door stoomschepen bevaren. Jammer is de armoede aan steenkolen. Waar stoomvaart- en spoorweg-verbindingen eindigen , beginnen de primitieve verkeers-middelen. Ten N. van den Soedan wordt de kameel als rij- en lastdier gebruikt; in Z.-Afr. maakt men gebruik van den ossewagen, voor postwagens spant men paarden en muildieren. In W.-Afr. is de rijstier een geschikt vervoermiddel, (voorzoover de tsjetse-vlieg het niet belet). Reisbenoodigdheden en andere goederen worden in geheel Midden-Air. door uit Negers bestaande karavanen getransporteerd. Langs de wegen liggen de belangrijkste marktplaatsen. Van de ruilmiddelen is de M. Theresia-daalder van 1780 gangbaar aan de W.-kust ver in Soedan, alsmede in Zanzibar; de Indische ropij aan de O.-kust en in Abessinië. Inlandsche ijzeren munten in den vorm van dunne platen, houweelen of lanspunten zijn zeer verbreid aan de Sjari; koperen kruisen in het Kongo-bekken. De kaoerischelp is wettig betaalmiddel in W.-Soedan, zout in Z.-Soedan en Abessinië; elders nog katoenen stoffen, ijzer- en koperdraad, geweren en munitie. Staatkundige indeeling. De eenige zelfstandige staten zijn Liberia en Abessinië. 't Overig gebied omvat de Europeesche koloniën, die bijna alle haar oorsprong vinden in handelsondernemingen. De vroegere Duitsche koloniën Togo, Kameroen, D. Z.W.-Afrika en D. O.-Afrika worden krachtens mandaat van den Volkerenbond bestuurd. Engeland vestigde een protectoraat over Egypte Dec. 1914. Tot het Britsche Rijk behooren met meer of minder zelfstandigheid: Basoetoland, Beetsjoeanenland, O.-Afrikaprotectoraat, Gambia, Goudkust, Nigeria Nyassaland, Somahiand, Rhodesia, Siërra Leone, Swaziland, Oeganda, Zuid-Afr.Unie, Walvisch B., Zanzibar, Egypte met Egyptischen Soedan en eenige eil.; samen 5,7 mill. K.M.'. Frankrijk bezit Algerië, Fr. Somali-kust, Fr. Aequatoriaal Afr., FT. W. Afrika, Madagaskar, Sahara, Tunis, Marokko-protectoraat; samen 10 mill. K.M.2 België heeft den Kongo; opp. 2,4 mill K.M.'; Italië Eritrea, Tripolis, Ital. Somali-land; opp. 1,5 mill. K.M.' Portugal heeft Angola, Port.-O.-Afrika en Guinea en eenige eil.; opp. ruim 2 mill. K.M.;; Spanje Rio Muni, Rio de Oro en een kuststrook van Marokko en de eil. Fernando Po en Anno Bom. Geschiedenis tot ± 1500. Toen de Grieken Afrika betraden, vonden ze in het N.O. twee beschaafde staten: Egypte en Ethiopië; zij noemden het Lybië naar de Lboe, die in Cyrene woonden. De Romeinen spraken van Afrika naar het Karthaagsch woord, dat kolonie beteekende of leidden het af van pharikia = vruchtenland of wel van den Berberstam der Aouraghen. Egypte werd in 525 v. C. door de Perzen veroverd; in 332 werd het hun door Alex. d. Gr. ontrukt. Onder de Ptolemaeën bleef het drie eeuwen zelfstandig tot het in 30 v. C een Romeinsche provincie werd. Tegen 't eind der 9de e. v. C. stichtten de Phoeniciërs Karthago, dat allengs zijn macht uitbreidde over de geheele N. kust. Een botsing met Rome leidde tot de 3 Punische oorlogen, waarin Karth. ten onder ging en haar gebied de Romeinsche prov. Africa werd, (146 v. C). Het westelijker gelegen Numidië werd 50 j. later ingelijfd; het nog westelijker liggende Mauretanië bleef zelfstandig. Hiervan is de naam Mooren of Mauri afgeleid, waaronder men allengs alle N.-Afrikanen samenvatte. Noord-Afrika stond gedurende 500 jaar onder Romeinsche heersch. en werd grondig geromaniseerd; ook het Christendom schoot wortel; de grootste steden werden zetels van bisschoppen en brachten kerkvaders voort als Tertullianus en Augustinus. In 10 jaren (429—39) werd het met uitzondering van Westelijk Numidië veroverd door de Vandalen, aan wier gezag ruim 100 jaar later een einde werd gemaakt door de Byzantijnen onder Belisarius (534). In de 7de eeuw traden de Arabieren als veroveraars op, welke hun macht vestigden tot in Marokko. Zij assimileerden zich met de over- AFRIKA 83 wonnen Berbers, die weldra dweepzieke Muzelmannen werden en van wien de verovering van Spanje uitging (711). Ook knoopten zij handelsbetrekkingen aan met den Soedan. Spoedig viel de Arabische heerschappij uiteen; Marokko werd een afzonderlijke staat; ook andere gebieden rukten zich los, maar werden in 't laatst der 10de eeuw weer vereenigd onder Zeirites van Egypte. ± 1150 bezetten de Noormannen een deel der kust, welke zij weldra weer ontruimden. Tunis,. Algerië en Marokko waren in de 13de eeuw weer zelfstandige staten. Na de capitulatie van Granada (1492) gingen de Mooren gedeeltelijk uit Spanje naar Afrika terug. Toen de Turken de hegemonie in den Islam kregen, werd in 1517 Egypte veroverd; spoedig ook alle westelijke' staten, uitgezonderd Marokko, dat zich allengs Z.-waarts tot Timboektoe aan den Niger uitbreidde (1588). Wat 't overige Afrika aangaat, hadden de oude Egyptenaren reeds eenige kennis van Ethiopië; zij drongen den Nijl een eind opwaarts; onder de Ptolemaeën werd reeds Abessinië betreden en de geograaf Ptolemaeus teekende reeds kaarten, waarop de groote meren en het Maangebergte, het brongebied van den Nijl. Reeds veel vroeger hadden de Phoeniciërs het goudland Ophir bezocht. De Arabieren stichtten steden in Abessinië en den Soedan en dreven handel op de O.-kust tot den mond der Zambesi. De Portugeezen bezetten onder Prins Hendrik den Zeevaarder reeds Ceuta (1415) en verwierven in 1443 van den Paus de heele kust van kaap Bojador tot Indië. Toen de handel in goud en slaven steeds winstgevender werd, zeilden ze over den Aequator (1471). Hun koning noemde zich weldra „heer van Guinea"; in 1484 werd de Kongo-mond bereikt; in 1486 Kaap de G. Hoop en 12 jaar later kwam Vasco de Gama te Calicut in Voor-Indië aan. De Portugeesche macht werd nu gevestigd van de Delagoa B. tot de G. v. Aden en deed zich tijdelijk in Abessinië gevoelen. Na de veroveringen van Portugal door Spanje (1580) begon die macht te tanen. De Europeesche mogendheden na 1500. De eerste Engelschen verschenen in 1552 aan de Goudkust; de Eng. African Co. zond expedities naar de Gambia ten einde Timboektoe te bereiken, welk voorbeeld door andere werd gevolgd. De Nederl. vestigden zich later eveneens aan de Goudkust en stichtten in 1652 Kaapstad; de Franschen vatten den mond der Senegal in 't oog en de Brandenburgers beproefden hun geluk aan de kust van Guinea. Groote verandering bracht de strijd tegen den slavenhandel tegen het laatst der 18de eeuw. 't Eerst werd dit bedrijf aan Deensche onderdanen verboden; in 1807 ook aan Engelsche; in 1820 werd de Republiek Liberia gesticht voor bevrijde slaven. In 1814 moesten de Nederlanders 't Kaapl. aan Engeland afstaan; in 1852 stichtten Hollandsche Boeren, die niet onder Eng. gezag wilden staan Transvaal, in 1854 Oranje-Vrijstaat; Natal, waar ze eerst waren heengetrokken, werd spoedig door Engeland bezet. Reeds in 1830 was Frankrijk een strijd met Algerië begonnen, welke pas in 1847 met volledige onderwerping eindigde; in 1881 bezette het Tunis. Grooten invloed op de verdeeling van Afrika werd uitgeoefend door de Brtisselsche conferentie van 1876, waartoe koning Leopold II v. België het initiatief nam. Opgericht werd de „Internationale Afrik. Associatie", gevestigd te Brussel en feitelijk een private onderneming van Leopold. Stanley, wiens reis ter opsporing van Livingstone hem naar den Kongo had gevoerd, trad in dienst van de „I. A. A.", bereisde den Boven-Kongo in 1879 en stichtte de stations Leopold ville en Stanley-PooL De Brazza, in Franschen dienst, stichtte Fr. stations aan die rivier. Portugal hernieuwde in 1882 zijn oude aanspraken op deze streek, welke hoewel aanvankelijk door Engeland gegarandeerd op het Berlijnsche congres in 1885 niet werden erkend. Kort vóór dit congres was de toestand deze: Frankrijk en Duitschland trachtten Engeland uit het 84 AFRIKA Nigergebied te verdrijven, welke poging niet slaagde. Engeland behield den benedenloop der rivier, terwijl Frankrijk den bovenloop inpalmde. In Zuid-Afrika had Eng. Beetsjoeanenland onder zijn bescherming genomen en grooten invloed gekregen in Nyassa-land, Matabele en Zanzibar. Duitschland had in 1884 Angra Pequena genomen en zijn protectoraat over Togo-land en Kameroen afgekondigd, 't Berlijnsch Congres (1884 — '85), door Bismarck bijeengeroepen, stelde vast: 1) Vrije handel voor alle naties op het Kongo-gebied op de W.-kust van 2°30' N.Br. tot 8° Z.Br. en op de O.-kust van 5° N.Br. tot de Zambesi en langs een bepaalde route van hier tot den Kongo. 2) Vrije vaart op den Niger en 3) slechts een effectieve bezetting heeft waarde. Leop. II werd vorst van den Kongo-staat, welke na zijn dood (1908) een Belgische kolonie werd. Portugal betwistte de grensregeling in het W. en Eng. in het Z. Weldra botsing tusschen België, Frankr. en Eng. in het Boven-Nijlgebied; in 1898 bezette Frankrijk Fasjoda, dat het op aandrang der Egyptische regeering, daarin gesteund door Eng. ontruimde (1899), na elders compensatie te hebben verkregen. In 1885 stichtte Peters de D. O.-Afr. Cie. en annexeerde met goedvinden van Eng. Zanzibar. Van 1885—95 hadden de laats ten Br.-O.-Afr. gesticht en in 1890 Oeganda ingelijfd. In 1889 kreeg de „British S.-Afr. Co." concessie voor de ontginning van Rhodesia. Na den Boeren-oorlog werden ■ Oranje-Vrijstaat en Z.-Afrik.-R. tot Eng. kolonies gemaakt. Tien jaar later werden ze met Kaapl. en Natal vereenigd tot de Zuid-Afrikaansche Unie (1911). Italië kreeg tusschen 1870 — 91 grooten invloed in Eritrea en Somalüand. >i, vestigde koloniën in dit gebied v. 1856— 87. Britsch Somaliland dagteekent van 1884; de verdeeling van de kust van Guinea tusschen Portugal, Eng. en Fr. v. 1885, 86, 92, en 1907. Ned. had in 1872 de Goudk. aan Eng. afgestaan. De NigerCo. kreeg 1886 haar concessie; in 1900 werden Zuid- en Noord-Nigeria gevormd. Egypte, waar in den loop der 19de e. onder Mehemed Ali en zijn opvolgers de band met Turkije steeds losser was geworden, kwam in 1883 geheel onder Engelschen invloed; Frankrijk betwistte aanvankelijk Engelands gezag, doch voerde geen oppositie meer sedert het zijn prioriteitsrechten in Marokko door Engeland erkend zag (1904). Duitschland, dat hier tegen opkwam, berustte er in tegen afstand van een deel van Fransch-Kongo (1911). Ook Spanje verwierf een kuststrook in Marokko. Frankrijk breidde zijn invloed over de Sahara uit en Italië verzekerde zich na een oorlog tegen Turkije (1912) van het bezit van Tripolis en Cyrenalca. Ontdekkingsreizen, 't Wetensch. onderzoek begon met Bruce's reis in het Blauwe Nijl gebied 1770— 72. De Londensche „African Association" zond Mungo Park uit, die in 1795 den Niger bereikte; de mond werd in 1830 Ontdekt door gebrs. Louder. Burton, Speke en Grant ontdekten de Nijlmeren (1858—64); Livingstone opende Centraal-Afrika (1849—73). Na Stanley maakten zich verdienstelijk voor het onderzoek van Centr-Afrika: de Hongaar Holub, Keith Johnston en Thomson, de Portug. majoor Serpa Pinto (Boven-Zambesi gebied), de Duitschers Pogge en Wissmann (1880— 85): (Bov. Kongo, de Fr. Lemaire, Majoor Gibbons (Zambesi), Giraud (1882-84) (tusschen Zambesi en Kongo). In het BovenNijlgebied reisden: Schweinfurth, Juncker, Meyer, Emin Pasja, en Stuhlmann (1891), de Nederl. Schuver (1881), Johnston (1900), majoor Darley en Kirchstein. N. W. Afrika werd onderzocht door Rohlfs en Lenz (beiden Duitschers), Foucauld (Marokko), Binger (1887—89) Boven-Nigeria, Lenfort (1903 — 7). De Sahara werd vóór 1880 vooral bereisd door Barth, Vogel, Overweg, Richardson en Nachtigall. Luit. Boyd Alexander doorkruiste 't gebied tusschen Niger en Nijl. Abessinië bestudeerd door gebrs. James (1883) en Donaldson Smith (1894 — 5). De eerste, die Afrika van de AFRIKA —AFSCHEIDING 85 Kaap tot Kalro doortrok, was Grogan (1898—1900). 23e Johnston, History of Colonisation of Africa; Hahn, Afrika; Rouire, L'Afrique aux Europêens,les colonies del'Europt en Afrique; H. M. Stanley, In Afrika's donkerste wildernissen (met vervolg door A. J._ M. Jephson, Bij Emin Pacha.). Afrikaander Bond, politieke vereeniging (1880-1911), voortgesproten uit „di Genootskap van regte Afrikaners" (opgericht 1875). Doel: het nationaliteitsgevoel der Holl. Afrikaners aankweeken, en Z. Afr.'s zelfstandigheid, vrijheid van taal en opvoeding bevorderen. Na 1911 overgegaan in „de Nationale Partij." Afrikaansch-Hollandsch, taal door de afstammelingen der Nederl. kolonisten en Hottentotten in Z. Afr. gesproken. Onderscheidt zich v. h. Nederl. o. a. door ontstentenis van taalkundig geslacht, buigings- en vervoegingsvormen, door dubbele negatie, en gedeeltelijk anderen woordenschat, onder invloed der Maleisch-Portugeesche taal, die van de Hottentotten en die van de Fransche, Duitsche en later Engelsche kolonisten. Zie S. P. E. Boshoff, Volk en Taal van Suid-Afrika. (1921). Afrikaansche Genootschappen hebben het onderzoek van Afrika, vooral van de onbekende streken daarvan, ten doel. Het eerste genootschap werd in 1788 in Engeland opgericht; in den loop der 19de eeuw, volgden ook België, Italië en Frankrijk. Afrikaansche talen, in drie groote groepen te verdeelen: I. Het Oèrafrikaansch; II. het Hamitisch; III. het Semitisch. Groep I omvat: a) Bantoe-negertalen, d.z. suffigeerend-agglutineerende talen over geheel Z.-Afrika gesproken; b) Gemengde negertalen, tusschen den Equator, Sahara en Nijldal gesproken, waartoe tal van dialecten behooren, die onderling veel verschillen, maar grootendeels suffigeerend zijn. Tot groep II behooren: a) Oud-Egyptisch en 't latere Koptisch, als volkstaai verdwenen, vroeger in het Nijldal gesproken (Zie Maspéro, Intro- duction d l'étude de la phonêlique Egyptienne); b) Lybische talen, van Egypte tot Canarische eilanden (b.v. Berbersch, Toearegsch enz.); c) Aetiopische talen, iroeger tusschen Nijl en Roode Zee; i) Het Hottentotsch, dat zich kenmerkt door woordverdubbeling en de z.g.n. klikklakgeluiden en de taal der Bosjesmannen. Tot groep III behoort het Arabisch op de Noordrand van Afrika en tegenwoordig in Egypte gesproken. Afschaffingsgenootschappen. Zie Alcoholisme, Drankgebruik, Geheelonthouding. Afscheiding. Het bepalen der grenzen van ieders eigendom door uiterlijk waarneembare teekenen. Afscheiding moet op gemeenschappelijke kosten geschieden (art. 678 B.W.). Afscheiding noemt men in het dierenrijk het uit de voedingsvochten afzonderen van verschillende stoffen. Daartoe dienen bepaalde cellen, die in groepen tot organen zijn samengevoegd en dan een specifiek product bereiden. De voornaamste dier organen zijn de klieren zooals: speekselklier, alvleeschklier, lever enz. die aan het bloed stoffen onttrekken en daarvan een bepaald product (secreet) bereiden en dat door een uitloozingsbuis afvoeren. Behalve die klieren kent men er ook met z.g. inwendige afscheiding d.w.z. zonder voor ons waar neembare uitloozingsbuis en waarvan toch het secreet voor het leven noodzakelijk is. (Schildklier, bijnieren enz.). Dan treft men ook op de slijmvliezen, dit is op_ de geheele binnenbekleeding v. h. spijsverteringsorgaan en van de luchtpijp, aan de binnenvlakte der bloedvaten enz. ontelbare klieren die eveneens een product afzonderen. Verder bevat de huid een groot aantal zweetklieren die het zweet afscheiden. Bij de gewrichten vindt men de slijmbeurzen die ook een stof vervaardigen, welke werkt als de smeerolie voor een machine. Afscheiding noemt men in Nederland de in 1834 ontstane kerkelijke beweging, welke in verzet kwam tegen de leerstellingen en praktijk der Nederd. Herv. kerk zooals die inl 816 waren vastgesteld. De 86 AFSCHEIDING-AFSTAMMINGSLEER bedoeling dezer afscheiding was terugkeer tot de ware Gereformeerde kerk, vandaar dat de Afgescheidenen aanspraak maakten op gebouwen en goederen der Nederl. Herv. kerk. In 1836 stichtten de aanhangers dezer denkbeelden de „Christelijk Gereformeerde kerk onder het Kruis in Nederland". Hoofdmannen van deze beweging waren Ds. H. de Cock te Ulrum en Ds. P. H. Scholte te Doeveren. Zie verder het art. „Gereformeerde kerken in Nederland". Zie Rullmann, De Afscheiding in de Nederd. Hen), kerk in de 19de eeuw, (1916). Afschrift is een schriftetuk, dat letterlijk overeenstemt met het oorspronkelijke (de minuut geheeten) waarnaar het vervaardigd is. In vele gevallen kan een afschrift, wanneer het door een hiertoe bevoegd ambtenaar is onderteekend, voor het oorspronkelijk stuk dienst doen. Afschrijven noemt men in de handelswetenschap het verminderen der boekwaarde van verschillende bezittingen (gebouwen, machines, dubieuze debiteuren), of het stelselmatig doen verdwijnen van kapitaalsverminderingen (fictieve activa), als oprichtingskosten, recht op de firma, goodwill, concessie. Deze vermindering wordt aangeteekend op de rekening zelf, of op een aparte rekening bij meer belangrijke bezittingen. Zie Kreukniet, Depreciatie en Reservefondsen. Afslag is een openbare verkooping, waarbij de prijzen in afdalende reeks worden genoemd en de koop aan den hoogsten af mijner wordt toegewezen. Zie Afmijnen. Afsluiter, inrichting tot het sluiten of verbreken van een el. stroom; worden" de heen- en de terugleider beide verbroken dan spreekt men van dubbelpoligen afsluiter; in het tegenovergestelde geval van enkelpoligen afsluiter (zie verder: Installatiemateriaal). Alsluiter, toestel tot het afsluiten en toelaten van gassen of toelaten van gassen of vloeistoffen inleidingen. Bestaat uit het huis, een pijpstuk met middenschot, waarvan de opening wordt afge¬ sloten door een klep of schuif. Daaraan I is een stang bevestigd, die met behulp I van een wiel of kruk draaibaar is in een I moer, aangebracht in of buiten het huis | en door een pakkingbus stoom- of water- I dicht buiten het klephuis treedt. Naar- I gelang van den stand der leidingen die I de afsluiters verbinden onderscheidt I men haaksche afsluiters of rechte af- I sluiters. Afstammingsleer. Deze leert ons dat I de soorten van levende wezens niet van I het begin af alle hebben bestaan met I de eigenschappen, die wij nu aan hen I waarnemen, maar dat zij zich uit anders I gevormde voorouders hebben ontwikkeld I en wel gaat daarbij de ontwikkeling der I soorten in de richting van den eenvou- I digsten tot den meer samengestelden I bouw. De soorten zijn dus, volgens de afstammingsleer, niet onveranderlijk, maar I gaan over in andere. Dit direkt waar te nemen is onmogelijk, daarvoor gaan de veranderingen te langzaam. Alle bewijzen voor de afstammingsleer pleitend zijn dus indirekte. Als bewijsmiddelen gelden de feiten, die moeilijk of niet te begrijpen zijn, indien wij aannemen, dat dc soorten onveranderlijk zijn, maar juist \ ] het best en soms alleen te verklaren zijn door aan te nemen, dat zij in elkaar overgaan. En dit aantal feiten is zoo groot, dat men gerust de afstammingsleer als ! een der meest stevig gegrondveste theorieën mag beschouwen, terwijl omgekeerd alle bewijzen voor de onveranderlijkheid der soorten en haar zelfstandig ontstaan, geheel ontbreken. Die feiten, vóór de afstammingsleer pleitend, zijn ontleend aan de meest verschillende ge- I bieden der biologische wetenschap. 1. Aan de vergelijkende anatomie. Nemen wij een der vele voorbeelden daaruit. Als wij weten, dat b.v. de graafpooten I van een mol, de zwempooten van een I bruinvisch, de vleugels van een vleermuis, de voorpooten van een paard, hoe verschillend hunne functiëh ook zijn, toch inwendig uit dezelfde beenderen bestaan met dezelfde ligging van deze AFSTAMMINGSLEER - AFSTAND 87 ten opzichte van elkaar, dan brengt dit ons van zelf op het denkbeeld, dat al deze dieren van hetzelfde dier moeten afstammen en dat de wijzigingen in den bouw als aanpassingen aan de verrichting moeten worden beschouwd. Ook de rudimentaire organen, organen, die bij een bepaalde soort voorkomen en geen functie bezitten, terwijl bij verwante dieren en planten aan dezelfde organen wel een functie toekomt, mogen als bewijs voor gemeenschappelijke afstamming gelden. Door vergelijkend anatomische onderzoekingen toch is het teruggaan van een orgaan en ten slotte bet rudimentair worden in verband met het niet gebruiken vaak aangetoond; zij mogen dan ook niet anders beschouwd worden dan als organen, die bij de voorouders ontwikkeld waren, maar door het niet gebruiken achter uit zijn gegaan, wat weer pleit voor de afstamming van andere wezens. 2. Uit de ontwikkelingsgeschiedenis. Gedurende de geheele ontwikkelingvan ei tot volkomen dier of plant, maakt ieder organisme een reeks veranderingen door, die alleen te verklaren zijn door aan te nemen, dat ieder organisme tijdens zijne ontwikkeling vormen aanneemt, die de voorouders dier soort van de oudste tijden af tot nu hebben doorloopen. Dit pleit weer voor gemeenschappelijke afstamming. Als wij b.v. zien, dat de embryo's van zoogdieren op zeker oogenblik kieuwspleten bezitten, die later weer verdwijnen, terwijl zij bij de visschen gedurende het geheele leven bestaan, dan wijst dit er op, dat de zoogdieren van vischachtige dieren afstammen, doch een verdere ontwikkeling hebben doorgemaakt dan deze en daardoor voor het landleven geschikt geworden zijn. 3. Uit de palaeontologie. Als de afstammingsleer waar is, moeten de overblijfselen van dieren en planten (fossielen) in de aardlagen dit kunnen aantoonen, want deze zijn na elkaar ontstaan en de hoogere lagen zijn zonder bijzondere omstandigheden later gevormd dan de lagere en dus moeten zich in de onderste lagen resten bevinden van lager ontwikkelde organismen dan in de hoogere lagen. Dit is bewezen juist te zijn. 4. Uit de verspreiding van planten en dieren. Als de in het systeem dicht bij elkaar staande vormen van gemeenschappelijke voorouders afstammen is het te verwachten, dat zij vaak in hunne verspreiding beperkt zijn tot een samenhangend gebied, nL tot dat, waar de voorouders woonden en dit te meer, als zulk een gebied door scherpe grenzen is, of lang afgesloten was. De bewoners van zulke af gesloten gebieden moetendan een gemeenschappelijke afstarnming doen zien. Dit is juist gebleken. Een der meest sprekende voorbeelden is de fauna van Australië, die wat de zoogdieren betreft, alleen bestaat uit buidel- en vogelbekdieren. Aldegenoemde feiten wijzen er op, dat in den bouw der organismen overal de sporen te vinden zijn van afstamming van anders gebouwde voorouders. Ieder, orgaan is, wat zijn bouw betreft, bepaald door 2 voorwaarden n.1. door van de voorouders geërfde en van de in aanpassing aan zijne functie verkregen eigenaardigheden. De bouw der organen is juist het gevolg van den strijd tusschen het behoudende element der overerving en het voortschrijdende der aanpassing en dit laatste blijkt het krachtigste te zijn, zoodat soms zelfs de sporen der overerving geheel of bijna geheel te niet zijn gedaan. Zie art. Darwinisme, Erfelijkheidsleer en Ontstaan der soorten. Verder: Handwörterbuch der Naturwissenschaften, Art. Descendenzlehre. Afstand. De afstand tusschen twee punten is de lengte van de rechte lijn, die de beide punten verbindt. A. van een punt tot een lijn (vlak) is de lengte der loodlijn, uit 't punt op de lijn (het vlak) neergelaten. Onder A. van twee lichamn verstaat men den A. van hunne zwaartepunten. Bij het landmeten (z.a). bepaalt men den A. tusschen twee punten rechtstreeks door meten met de ketting of door middel van hoekmeting en berekening. Zie Trigonometrie. 88 AFSTOOTENDE KRACHT—AFWATERING Afstootende kracht komt voor bij electrische lichamen, die gelijknamig geladen zij11 en bij gelijknamige magneetpolen. Draden, waardoor tegengesteld gerichte electrische stroomen gaan, stooten elkaar ook af. Zie ook Radiatiedruk. Aftakdoos. Zie Installatie-materiaal. Aftapkraan is een kraan, waarmee men den tot water verdichten stoom uit den cylinder kan aftappen. Afterdinner is de tijd onmiddellijk na het middagmaal in Engeland, evenals aftemoon, de tijd is na het noenmaal. Deze woorden worden vaak in verbindingen gebruikt, als afterdinner-sigaar, afterdinner-speech, enz. Afternoon-tea noemt men de thee, die men oorspr. vooral in Engeland, in de latere jaren ook Nederland, gebruikt omstreeks 4 uur des namiddags. Aftrommelen is een term uit den bijenteelt; men doet dit een bijenkorf, wanneer men het bijenvolk naar een anderen korf wil overbrengen. Men bevestigt de beide korven aan elkaar, beklopt met de handen de oude korf en in een kwartier is het bijenvolk naar de nieuwe korf overgegaan. Afval is de verzamelnaam voor de onverkoopbare stoffen van de industrie. De onverkoopbaarheid kan berusten op: l°het ontbreken van bruikbare stoffen; 2° er zijn wel bruikbare stoffen aanwezig, maar de transportkosten worden te hoog bij de geringe waarde van het product. 3° de wijze van winning van de bruikbare stoffen is niet economisch of onbekend. In de techniek rekent men vaak bijproducten van geringe waarde ook tot afval. Het is dikwijls voorgekomen, dat een afvalproduct, door nieuwe toepassingen tot een van de hoofdproducten werd. Zoo werd de teer van de gas- en cokesfabrieken vóór het vinden van de teerkleurstoffen als een zeer lastig afvalproduct beschouwd. Door de vinding van de kunstmatige kleurstoffen is deze teer langzamerhand de grondstof geworden, niet alleen voor genoemde kleurstoffen, maar ook voor vele medicamenten, pharmaceutische producten, enz. Afvalwarmte is de warmte die uit alle stoffen bij het productieproces gebruikt, nog nuttig gebruikt zou kunnen worden. In de techniek legt men er zich steeds meer op toe die afvalwarmte nuttig te gebruiken. Van de vele voorbeelden biervan noemen we het gebruiken van de warmte van schoorsteen-gassen voor het verhitten van stoomketels, van lucht voor drogerijen, etc. Afvalwater is het verontreinigde water, dat uit fabrieken afvloeit. Het heeft daar bestanddeelen opgenomen, die het dierlijke leven in rivieren en kanalen benadeelen. De strookarton- en aardappelmeelfabrieken in Groningen hebben de meeste kanalen in die provincie totaal vervuild. In ons land bestaan nog geen wettelijke voorschriften voor de voorzuivering van het afvalwater. Vele groote steden en fabrieken loozen het afvalwater in zee. Soms wordt het afvalwater op de z.g. „biologische manier" gereinigd: na bezinking van de mechanische verontreinigingen, laat men het water door draaiende sproeiers over steenhoopen vloeien; hierin ontstaan ten slotte zooveel speciale bacteriën, dat alle schadelijke bestanddeelen worden vernietigd, terwijl ook de pathogene bacteriën gedood worden. Sommige groote steden bevloeien met het afvalwater groote velden; deze worden hierdoor bemest en zijn zeer geschikt voor groenteteelt, ofschoon de methode duur is. Uit het afvalwater der sulfietcellulose-fabrieken wint men wel spiritus. Tijdens den wereldoorlog won men in de Centrale Rijken uit allerlei afvalwateren, vooral die van de textielindustrie, oliën en vetten in de industrie gebruikt. In Bradford wordt het afvalwater der wolwasscherijen gezuiverd en verwerkt op lanoline en Yorkshire Grease. Afwatering noemt men de afvoer van regenwater naar een rivier of beekAfwatering geschiedt over de oppervlakte en haar snelheid hangt af van de bodemsgesteldheid. Bij kale hellingen gaat de afwatering vlugger dan bij begroeide, terwijl lage landen meestal een AFWATE RING - AGADIR 89 langzame, slechte afwatering hebben. Afwateringskanaal is een kanaal, dat ten afvoer van het overtollige water In de omliggende landen dient, het wordt meestal tevens voor scheepvaart gebruikt. Afweergeschut. Zie Kanon. Afwezigheid, in rechten als vermoeden van overlijden. Indien iemand zijn woonplaats heeft verlaten, zonder orde op zijn zaken te hebben gesteld, kan hij, wanneer 5 jaren zijn verloopen na zijn vertrek of na de laatste tijding, waaruit kan blijken, dat hij in leven was, zonder dat in die 5 jaren bewijs is gekomen van zijn aanwezen of overlijden, bij openbare dagvaarding worden opgeroepen voor de rechtbank zijner verlaten woonplaats. Verschijnt hij niet noch iemand voor hem dan kan de rechtbank na herhaalden oproep, op daartoe gedanen eisch, na verhoor van het O. M. uitspreken, dat er rechtsvermoeden van overlijden bestaat. (B.W. Boek I, titel XIX). De termijn van 5 jaar wordt ingekort tot 3 j., wanneer de af wezige blij kt behoort te hebben tot de bemanning of passagiers van een schip, waarvan gedurende dien tijd geen berichten zijn ingekomen. De termijn wordt 1 jaar, wanneer de afwezige vermist is ter gelegenheid eener noodlottige gebeurtenis op 's lands kusten, binnenlandsche wateren of zeeën, aan eenig vaartuig, aan een deel zijner bemanning of zijner passagiers overkomen. Afwijking. Zie Declinatie en deviatie. Afwijking, Optische. Zie Lens. Afzelius, Adam (1750—1837), een Zweedsch plantkundige, leerling van Linnaeus, stichtte het Institutum Linnaeanum en publiceerde behalve vele werken op het gebied der plantkunde, ook de autobiografie van Linnaeus. Afzelius, Arvid August (1785—1871), een Zweedsch letterkundige, werd vooral bekend, door zijn vertaling van de Edda en zijn uitgave van oude volksliederen. Afzet is het verkoopen van grondstoffen en handelswaren. Afzet wordt ook gebruikt ter aanduiding van het totaal van één of meer handelswaren, die over een bepaald tijdsverloop verkocht worden. Afzuigen noemt de boomkweeker eene manier van enten, welke vooral bij treurboomen wordt toegepast, waarbij rondom dezen een aantal flinke zaailingen (recht-opgroeiend) worden geplant; nu worden eenjarige twijgen van den treurboom met den top omhoog gebogen en samengebonden met daarnaast groeiende zaailingen, na een flinken bastschilver aan de naar elkaar toegekeerde kanten van beide te hebben weggesneden. Na een jaar ruim is de vergroeiing geschied en wordt de treurende twijg van den boom gescheiden. De bewerking wordt tegenwoordig meer en meer vervangen door gewone entwijzen. Afzwering van Philips II koning van Spanje, door de Algemeene Staten der Vereenigde Nederlanden, was de plechtige handeling, waarbij Philips vervallen werd verklaard van de heerschappij over deze gewesten (26 Juli 1581). Agaat is een doorschijnende, gestreepte vorm van chalcedon (SiO,). De strepen zijn aan elkaar evenwijdig en vertoonen allerlei kleuren. Ze komt voor ingesloten in ander gesteente, in blaasvormige holten. In Bohemen, Brazilië en Uruguay komen mooie variëteiten voor; de Zuid-Amerikaansche worden dikwijls geverfd, ook worden ze wel gebeitst en gebrand. Ze worden als siersteen en half-edelgesteente gebruikt. Vooral in Bohemen bestaat een uitgebreide industrie die ook veel Zuid-Amerikaansche steenen verwerkt (Oberstein en Idar). Agache, Alfred Pierre (1843-1915), was een Fransch schilder. Tot zijn beste werken behooren „Etude de Femmes" en „Vieux Conquérant". Agades is de hoofdstad van de oase Air in de Sahara bewoond door c. 8000 Toearegs. Agadir is een havenplaats aan de W. kust van Marokko, door de Portugeezen gesticht. Deze plaats van c. 1000 inwoners, en nu vervallen, is vooral bekend geworden door de zending van het Duitsche 90 AGADIR —AGATHA oorlogschip „Panther" in 1911 ter bescherming der Duitsche belangen in Afrika. Thans behoort Agadir aan Frankrijk, dat biervoor in ruil een deel van den Franschen Congo afstond, welke landstreek het terug ontving bij den vrede van Versailles (1919). Agam heet één der afdeelingen van de Padangsche bovenlanden met hoofdplaats Boekit Tinggt. Het heeft een mooie ligging aan den voet van den Merapi en den Singgalang. Agamemnon, koning van Mycene en een broeder van Menelaus, koning van Sparta, stond aan het hoofd der Grieken, die naar Troje trokken, om de schaking van Menelaus' vrouw Helena te wreken. Daar Agamemnon bij ongeluk een hinde aan Artemis gewijd, neerschoot, was deze godin dermate vertoornd, dat zij windstilte gebood, opdat de Grieken niet weg konden zeilen. Eerst nadat Agamemnons dochter Iphigenia geofferd was, toonde zich de godin verzoend. Bij zijn terugkeer in Mycene werd hij door zijn vrouw Clytemnestra en haar minnaar Aegisthus gedood. Agami, een vogel uit Guyana, behoort tot de trompetvogels, aldus genaamd naar het eigenaardig geluid dat zij maken. De agami (Psop- hia cre-bitans) ze lijkt veel op de kraanvogels en is omstreeks M. lang. Hij wordt gemakkelijk tot huisdier getemd en dan door de inlanders gebruikt om kudden te geleiden en te bewaken. Agapanthus umbellatus, de zoogenaamde blauwe tuberoos, afkomstig uit het rvaapiana, als sierplant in kuipen gekweekt, bloeit «•«si veei oiauwe Dioemen in een scherm. Familie Liliaceeën. Vraagt 's zomers veel licht en veel water. Agapemonieten is een Engelsche secte gesticht door H. J. Prince (1811 — 1899), die de vergeestehjking van het huwelijk predikt. Het tegenwoordig hoofd is T. H. Smyth—Pigott, die zich tot Messias verklaarde. Agapen of liefdemaaüijden waren gemeenschappelijke maaltijden bij de eerste Christenen in gebruik, ter gedachtenis aan het lijden en sterven van Jezus. Deze maaltijden, waaraan ieder naar vermogen bijdroeg, dienden tot opwekking der onderlinge liefde. Uit deze ui«iujuai is waarscnijniijK langzamer uauu ue avonamaaisvienng overge Agar-agar is een koolhydraat af- van uusi-Aziatiscne zeealgen (Zie Wieren!. Het heeft irnmaeM.V» =! „„„ schappen en wordt gebruikt voor he ayuiciccicn van zrjae, in ae banketbakkerij, voor het vervalschen van jams en als voedingsbodem in de bacteriologie. In de landen van oorsprong o.a. Japan en China wordt het als voedingsmiddel gebruikt. Agardh, Karl Adolf (1785—1859), een Zweedsch natuurvorscher en staatsman deed veel onderzoekingen op 't gebied van classificatie van wieren en schreef daarover verschillende werken. Zijn zoon Jakob Georg Agardh (1813-1901), zette zijn werk voort en publiceerde eveneens vele werken, die over wieren handelen. Agaricaceeën. Zie Plaatzwammen. Agassiz, Louis Jean Rudolphe (1807— 1873), Zwitsersch zoöloog van be teekenis, hoogleeraar te Neuchatel en vervolgens te Boston en Camhridge (U. S. A.), heeft door zijn reizen en populaire werken veel bijgedragen tot de kennis der visschen. Agatha, een heilige der R. K. kerk, stierf op Sicilië den marteldood in den kerker (251). Agatha, pseudoniem van Mej. Jï. de Goeie (1833-1893), schrijfster van veel gelezen meisjesboeken, waarvan „De genius van het kransje" en „Brieven AGATHA - AG ESI LA US 91 van mijn poes" bekend zijn. Gaf ook bewerkingen van sprookjes. Agathaklooster, St., of St. Aegtenklooster, was een der rijkste kloosters en omstreeks 1400 te Delft gesticht. Het had zulke groote inkomsten, dat het wel geld aan vorsten leende. Aan het einde der 16de eeuw werden de goederen door de Staten van Holland, de gebouwen door de stad Delft in beslag genomen. Een gedeelte diende als woonplaats van den Prins van Oranje, wanneer deze te Delft vertoefde. Willem de Zwijger is dan ook in 1584 bier vermoord. Agathocles (361—289 v. Chr.), de zoon van een pottenbakker, heeft 28 jaar als tyran van Syracuse geregeerd. Met een leger huurlingen overmeesterde hij de stad, zette de oligarchische partij af en wierp zich op tot alleenheerscher. Hij gaf goede wetten en zorgde uitstekend voor leger en vloot, zoodat in den oorlog de Karthagers meermalen verslagen werden, maar deinsde voor geen middel terug, om zijn heerschappij te handhaven. Agathon (c. 448—400 v. Chr.) was een Grieksch treurspeldichter, leerling van Soerates, vriend van Plato en Euripides. Agave is de naam van een aantal planten, tot de fam. der Amaryllidaceeèn behoorend, die in verschillende soorten vooral in Mexico (Yucatan) voorkomt, maar ook in andere streken (Ned.Indië) gekweekt wordt. De planten hebben vele kransen van groote bladeren, die krans worden weggesneden. Zie ook Aloë. Agavevezels worden uit de bladeren bereid door het bladmoes met zuurvaste botte messen weg te nemen. Na drogen en dikwijls na roten verkrijgt men 2 % van het bladgewicht aan vezels, welke grootendeels naar de Ver-, Staten gaan voor bindtouw in oogstmachines. De voornaamste soorten zijn „heneguen" (productie in 1913 145.000 ton ter waarde van / 50.000.000), of sisal, cantala, aloë. Zie o.a. Van Gorkom—Prinsen Geerligs, Oost Indische Cultures. Deel III. Agen, een Fransche stad van c. 23.000 inwoners op den rechteroever van de Garonne, heeft chemische fabrieken en handel in wijn en graan. Agence Havas is het Fransche bureau voor telegrafische berichten gevestigd te Parijs, dat in verbinding staat met buitenlandsche en provinciale Fransche correspondentschappen en met deze van nieuws op allerlei gebied verwisselt. Agenda noemt men op kerkelijk gebied de verzameling van voorschriften en formulieren welke dienen te worden in acht genomen bij de kerkelijke plechtigheden. In de Roomsch kath. en Grieksch kath. kerken noemt men deze verzameling gewoonlijk rituale. Het woord agenda is in Duitschland meer gebruikelijk. Agenda noemt men ook de lijst van punten welke in een vergadering ter sprake zullen worden gebracht. Agents provocateurs noemt men handlangers der politie, die trachten het vertrouwen te winnen van politiek verdachte personen en hen tot staatkundige vergrijpen aan te sporen. Agenzia Stefania, een Italiaansch telegraafbureau te Rome, in 1854 opgericht te Turijn, heeft agentschappen in Italië en staat in verbinding met buitenlandsche bureaux. Het levert telegrammen van allerlei aard aan de dagbladen. Ageratum, perkplantje uit Mexico (A. mexiednum), fam. der Compositen; de gewone soort bloeit blauw en wordt gezaaid; de wit- en geelbloemige variëteiten, alsmede de dwergvormen worden gestekt. Verlangen voedzamen grond en veel water. Agesilaus is de naam van twee Spartaansche koningen. Agesilaus I regeerde c. 900 j. v. Chr., Agesilaus II (445— 360 v. Chr.), een bekwaam veldheer, versloeg de Perzen en daarna de verbonden legers der Grieken en Thebanen, die gedurende zijn afwezigheid in Sparta waren doorgedrongen, te Chaeronea 394 v. Chr. Later in den slag bij Mantinea won Epaminondas, aanvoerder der Thebanen 362 «. Chr., doch 92 AGESILAUS—AGNES Agesilaus wist een wapenstilstand onder gunstige voorwaarden te bedingen. Agger noemt men de snelle en kortstondige rijzing van zeewater, welke zoowel tijdens eb als vloed wordt waargenomen, ook in ons land aan de kust der Noordzee. Agglomeraat is de naam voor een gesteente, bestaande óf uit los door elkaar liggende stukken, óf uit eruptiefgesteente, waarvan de stukken door een bindmiddel samengehouden worden. Agglomeraat heet ook wel puingesteente, dat op secundaire plaats door een bindmiddel wordt bijeengehouden. Agglutinatie noemt men in de geneeskunde het onmiddellijk aaneenhechten van wonden, met een of ander van de lucht afsluitend hechtmiddel, zoodat de wond niet verontreinigd kan worden. Agglutineerende talen zijn talen, waarbij de woorden alleen door aaneenkoppeling van wortelwoorden worden gevormd. Aggregatietoestanden of groepeeringst. Vele stoffen kent men, die evenals water (ijs, water en waterdamp) in drie toestanden voorkomen; dit schrijft men toe aan verschillende groepeering der moleculen, vandaar de naam. Overgangen tusschen vast en vloeibaar zijn: hard, week, taai-vloeibaar; evenzoo bestaan er geleidelijke overgangen tusschen vloeistof en gas. Aggriparels, of Agiri- of Akoriparels, zijn sieraden van steen of glas, op verschillende wijzen versierd, die wel aan de Goudkust en het oostelijk deel van Opper-Guinea gevonden worden, yooral in graven. Men vermoedt, dat zij aan rijke of hooggeplaatste personen behoorden, ook wel als onderscheidingsteeken uitgereikt werden. Dergelijke sieraden zijn ook gevonden in graven in Amerika, op Timor en in sommige streken van N.W.-Europa. Agincourt, Slag van. Zie Azincourt. Agio, opgeld, wat de waarde van effecten, munten meer is dan de nominale waarde, uitgedrukt in percenten der nominale waarde. Geeft een naamlooze vennootschap aand. uit tegen 120 pet., dan bedraagt het agio 20 pet. Vroeger was 1 papier-Mark «= 1 goud-Mark, thans (1 M. = 1 cent) is 60 p. M. = 1 g. M., dus 59 p. M. meer,' zoodat het agio van den g.-M. 5900 pet. is t.o.v. den p.-M. Agiotage, beursspel, ontaarding van den termijnhandel. Men sluit bijv. op 19 Januari een overeenkomst tot bepaalden koers of prijs, en als deze nu op den volgenden likwidatiedag hooger gesteld wordt, heeft de kooper het verschil gewonnen, de verkooper verloren. Bij daling omgekeerd. De koop en verkoop zijn slechts schijn, omdat het niet de bedoeling is de effecten of goederen te ontvangen of te leveren. Komt aan goederenbeurzen misschien veel meer voor dan aan effectenbeurzen. Agira is een stad op Sicilië, ten W. van de Etna en heeft c. 22.000 inwoners. In de oudheid heette zij Agyrium. Aglaia of Aglaie. Zie Charües. Aglaiavlinder {Argynnis aglaia) behoort tot de Paarlemoervlinders onder de Dagvlinders. Hij is vooral te kennen aan den groenachtiggelen top aan de onderzijde der voorvleugels, waar in zes zilverkleurige puntjes. Bij ons is hij zeldzaam, komt het meest nog in de duinen voor. Agnano, Meer van, een kratermeer 8 K.M. ten W. van Napels gelegen, dat in 1870 drooggemaakt is, als malariakweekplaats voor den omtrek. Agnaten of zwaardmagen zijn bloedverwanten, die in de mannelijke lijn van één stamvader afstammen. Ook vrouwen kunnen agnaten zijn, maar haar kinderen niet, daar die niet in de mannelijke lijn van den oorspronkelijken stamvader afstammen. Agneessens, Edward (1842— 1885), Belgisch schilder, leerling van de Academie des beaux-arts, een der wegbereiders der nieuwe Vlaamsche School, schilderde in hoofdzaak portretten. Agnes, de heilige, leefde in de derde eeuw. Als Christin weigerde zij den zoon van den heidens chen prefect AGNES- AGRARIËRS 93 Symphronius te huwen. Na veel smaad ondergaan te hebben, werd zij in 304 op aanstoken van Symphronius tot den brandstapel veroordeeld, doch toen de vlammen haar niet deerden, werd zij met een zwaard doorstoken. Haar gedenkdag is 21 Januari. Agnesi, Maria Gaetana (1718— 1799), te Milaan geboren, was een zeer bekwaam taal- en wiskundige. Na haar vaders dood werd zij tot zijn opvolger, als hoogleeraar aan de universiteit te Bologna benoemd, doch aanvaardde deze functie niet en begaf zich in een klooster. Agnetapark is de naam van een groep arbeiderswoningen (tuinstad), behoorend bij de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek te Delft, in 1870 gebouwd op initiatief van J. C. van Marken. Agni is bij de Hindoes de god van het vuur. In den tijd der Veda's werd hij zeer geëerd, bij werd beschouwd als de bron van alle leven en was de beschermgod bij offeranden. Hij wordt afgebeeld, als een god met roode lichaamskleur, met 2 aangezichten, 3 beenen en 7 armen. Agnosticisme is een in 1869 door Huxley voor het eerst gebruikte term ter aanduiding van de opvatting dat een bewijs van Gods bestaan niet mogelijk is en dat indien er een God bestaat, diens wezen voor ons onkenbaar is: standpunt dat niet als het atheïsme (zie aldaar) het bestaan van een God ontkent en dit meent te kunnen bewijzen, maar dat er den nadruk op legt dat hiervan kennis niet mogelijk is. Agnus Dei (lam Gods), is een uitdrukking in het Nieuwe Test. voor Jezus Christus als den Messias gebruikt; voorgesteld als een lam, dat een kruis of vaantje draagt, welk teeken in de R. K. kerk als symbool wordt gebruikt op velerlei kerkelijke voorwerpen. Ook is Agnus dei als afkorting de naam geworden van een door den priester in de Mis uitgesproken gebed. Agonie is de med sche term voor doodsstrijd. Agoraphobie. Zie Neurasthenie. Agosta (Augusta) is een stad van c. 16.000 inw. op Sicilië, nabij Santa Croce gelegen, in welks nabijheid Michiel Adriaansz. de Ruijter sneuvelde (1676). Agoult, Mar ie Christine Sophie de Flavigny, gravin d' (1805—1876), een Fransche, schreef onder den schuilnaam Daniël Stern verscheidene politieke en philosophische werken. Tot haar bekende werken behooren „Histoire de la révolution de 1848" en „Esquisses morales". Haar minnaar was Franz Liszt, hare dochter Cosima werd later de vrouw van Richard Wagner. Agra, de hoofdstad van het district Agra, ligt in de Noordwest-provincies van Voor-Indië. In de 16de en 17de eeuw was het een groote en zeer belangrijke stad, waaraan nog de vele prachtige gebouwen herinneren. Beroemd is vooral het mausoleum door Sjah Dsjehan (1628 — 1658) voor zijn vrouw opgericht, een wit marmer gebouw, een der schoonste bouwwerken ter wereld. Agra heeft een belangrijke industrie in schoenen, goudweefsels, en mozaïkwerk en telt c. 186.000 inwoners. Agraaf is een groote haak met kleinere haken en oogen er aan, om kleedingstukken samen te houden, ook is het wel een damessieraad, een sierspeld in het haar, en een haak om een gordijn op te nemen. In de chirurgie is het een instrument om de randen der wonden bij elkaar te trekken. Ook gebruikt men een agraaf tot het samenhouden van steenen. Agram is de hoofdstad van de provincie Kroatië en Slavonië in het koninkrijk Joego-Slavië. Er is lederen linnenindustrie en handel in wijn en graan. Agram, ook wel Zagreb geheeten, is een universiteitsstad met c. 80.000 inwoners. Agrariërs noemt men de leden van een Duitsch-politieke partij, die den landbouw, of beter het groot-grondbezit willen beschermen. De leden behooren meestal tot de „Junkerpartei" 94 AGRARIËRS—AGRARISCHE KWESTIE en sluiten zich in hun programma geheel bij de conservatieve partijen aan. Agrarische kwestie. De landbouw moet de menschheid de noodige voedingsmiddelen verschaffen. De agrarische kwestie is het vraagstuk welke maatregelen genomen moeten worden om een bloeiend landbouwbedrijf te scheppen en in stand te houden. Het scherpst zal deze vraag gesteld worden wanneer het den landbouw slecht gaat. In Nederland had de landbouw van 1850 tot ongeveer 1875 een gouden tijd gehad, maar deze maakte in de laatste 25 jaren der 19e eeuw plaats voor een periode van hopeloozen achteruitgang. Verschillende omstandigheden werkten hiertoe samen. De groote uitbreiding van het moderne wereldverkeer deed den invoer van granen sterk toenemen en de graanprijzen dalen. De doelmatige inrichting van het Amerikaansche spooren transatlantische stoomvaartverkeer deed de vrachtprijzen zoo dalen dat het vervoer van graan uit Amerika naar Rotterdam niet meer kostte dan dat van het Zeeuwsche graan per schip naar Rotterdam. Bovendien waren de productiekosten van den Amerikaanschen boer, wiens cultuur op roofbouw steunde, uiterst gering. Gelijke oorzaken deden ook de invoer van graan uit Argentinië, Rusland en Britsch-Indië naar West-Europa toenemen. De marktprijs van de tarwe, die te Groningen tusschen 1860 en 1870 gemiddeld /10,10 per H.L. van 75 K.G. was, daalde tot / 4,55 in 1893. Winstgevende teelten, als van koolzaad en meekrap gingen te niet. De lage graanprijzen verschaften den veeboeren goedkoope voeding voor het vee, zoodat de veeteelt aanvankelijk goed ging door uitvoer van slachtvee en vooral ook van fokvee naar Amerika en Duitschland. Maar weldra deed zich ook hier de buitenlandsche concurrentie gevoelen en liepen de prijzen terug. Ook de Nederl. zuivelproducten werden door die van andere landen (Denemarken) van de internationale markt verdrongen. Daar¬ bij kwam dat de meeste landen door protectionistische maatregelen den invoer van Nederlandsche producten belemmerden. Luide waren de klachten en onder den druk der malaise werd naar middelen tot verbetering gezocht. Een Staatscommissie werd benoemd (1886) die in 1891 deed verschijnen: „Uitkomsten van het onderzoek naar den landbouw in Nederland" en een „Verzameling van adviezen". Dit onderzoek deed zien dat de toestand veel te wenschen overliet en wees, naast de conjunctuur, als oorzaken daarvan aan gebrek aan kennis en daardoor achterlijkheid, gemis aan organisatie en coöperatie en aan een regeling van het crediet. De taak der regeering was onderwijs en voorlichting te verstrekken en initiatief aan te wakkeren. Hoewel de conjunctuur na het verschijnen van dit verslag nog ongunstiger werd en de crisis ongekende afmetingen aannam, zou weldra (na 1900) een betere tijd aanbreken. De Staat was door onderwijs en voorlichting intusschen den landbouw te hulp gekomen. Sinds 1889 werden gelden beschikbaar gesteld voor subsidieering van landbouwcursussen en er werden rijkslandbouw- en tuinbouwwinterscholen gesticht. De landbouwschool te Wageningen, in 1874 opgericht, was in 1876 door het rijk overgenomen, werd in 1896 en in 1904 gereorganiseerd en in 1919 tot Landbouw-Hoogeschool verheven. Rijksproefstations werden opgericht (in 1898 waren er vijf), proefvelden aangelegd, rijkslandbouwieeraren en zuivelconsulenten sinds 1890 aangesteld. Ook de landbouwers zelf togen aan het werk. Van het onderwijs en den voorlichtingsdienst werd druk gebruik gemaakt; nieuwe methoden werden gevolgd, betere werktuigen gebruikt; coöperatie bij aankoop van meststoffen, zaaizaden, veevoeder allerwege toegepast; coöperatieve zuivelfabrieken werden opgericht en de crediet verleening door boerenleenbanken verbeterd. Ook de ver- AGRARISCHE KWESTIE—AGRICOLA 95 beterde conjunctuur heeft meegeholpen den landbouw weer uit rijn verval op te heffen. De toeneming der grootindustrie deed een trek van het platteland naar de steden ontstaan. Deze industriëele centra, waar de levensstandaard steeg, deden groote behoefte aan landbouwproducten, ook zuivel en vleesch, ontstaan. Duitschland en vooral Engeland kwamen steeds meer levensmiddelen te kort; Amerika had zelf meer producten noodig, de roofbouw moest voor betere cultuur plaats maken; de vrachtprijzen stegen. Door deze omstandigheden was de Nederlandsche landbouwer, die zijn bedrijf meer economisch had ingericht, dus goedkooper produceerde, beter tot concurreeren in staat. Daarbij deed de aardappelmeelfabricage en vooral de suikerindustrie (beetwortels) groote vraag naar landbouwproducten ontstaan. De agrarische kwestie, opgevat als de vraag, hoe het bedrijf staande gehouden moest worden, behoorde na 1900 tot het verleden: de productie vermeerderde. de welvaart nam toe. Toch bestaan er een groot aantal agrarische vraagstukken en de oorlogstoestand heeft er nieuwe aan toegevoegd. Duidelijk bleek in den oorlog dat geen volk in eigen levensbehoeften kan voorzien; de landbouwer produceert niet meer voor een plaatselijken kring, zelfs niet voor de speciale behoeften van het eigen volk, maar voor de wereldmarkt. De in 1920 te 's-Gravenhage opgerichte LandbouwHandelskamer beoogt omtrent dit vraagstuk voorlichting te geven door bestudeering van toestanden in binnen- en buitenland en door een inlichtingenbureau. Daarnaast bestaat het vraagstuk, hoe er voor gezorgd kan worden dat de plattelandsbevolking op het land blijft wonen, opdat de landbouw voldoende werkkrachten heeft en hiermee in verband de kwestie van de arbeidstoestanden onder de landarbeiders. Agrarisch recht. Dit is geen op zichzelf staand rechtsgebied, maar men duidt ermee aan alle voorschriften, die be¬ trekking hebben op het landbouwbedrijf en op den toestand der landarbeiders. Hiertoe behooren o.a. de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, die op humvan landerijen betrekking hebben (artt. 1624—1636); een ontwerp tot wijziging dezer voorschriften met verscherping van het remissierecht is bij de Staten-Generaal aanhangig (1922); de jachtwet, waarvan een nieuw ontwerp is aangenomen (1922); de wet tot afschaffing der tienden (1907), de wet tot verdeeling der markgronden (1886), de regeling van het staatsboschbeheer, de boschwet, de vogelwet, de wet tot verkrijging van onroerend goed door landarbeiders. Agreda, Maria Fernandez Coronel, de abdis van een Franciscanenklooster te Agreda (t 1664), schreef een boek ter verheerlijking van Maria, dat als een goddelijke openDanng wera Descnouwa. Hoewel eerst voorloopig uit voorzichtigheid verboden, werd het na hernieuwd onderzoek onder Paus Benedictus XIV goedgekeurd en in verschillende talen overgebracht. Agrégé is in Frankrijk iemand, die na een daartoe aan de universiteit af te leggen examen, de bevoegdheid bezit voor leeraar aan een lyceum of andere middelbare school. Ook heeft men agrégé's in de rechten en medicijnen, deze zijn eenigszins te vergelijken met onze buitengewone hoogleeraren. Agricola, Gnaeus Julius (40 — 93), een Romeinsch veldheer en staatsman, streed in Britannië en Klein-Azië, was daarna opperbevelhebber van een legioen en stadhouder van Britannië. Zijn schoonzoon Tacitus heeft zijn leven beschreven. Agricola, Rudolf (1443—1485), heette eigenlijk Rudolf Huisman. Hij was geboren te Baflo, werd leerling van Thomas a Kempis te Zwolle en studeerde later oude talen te Leuven. Na een verblijf in Italië, werd hij geheimschrijver te Groningen en een vriend van Wessel Gansfort. Als afgevaardigde van de stad Groningen ging hij naar 96 AGRICOLA—AGRIPPINA 't hof van keizer Maximiliaan I en daarna vertrok hij voor studie naar Worms en Heidelberg, waar hij den stoot gaf tot de herleving van de studie der klassieken (Renaissance). Van zijn geschriften geldt „De Inventione Dialectica" het belangrijkste wegens zijn invloed op de studie der wijsbegeerte. Agricola, Alexander (1445 — 1506), was een Nederiandsch componist en kapelmeester van Philips den Schoone. Van zijn werken zijn eenige liederen en missen bewaard gebleven. Agricola, Martin (1486—1556), was behalve godgeleerde en taalkenner, vooral musicus. Hij was muziekonderwijzer aan de Luthersche school te Maagdenburg, en gaf vele werken over muziek uit. Agricola, George, of Bauer (1490— 1555), een Duitsch geneesheer, was de grondlegger der mineralogie. Hij maakte studie van de verschillende delfstoffen en was de eerste, die ze systematisch indeelde. Tot zijn voornaamste ge- -x»uUvcu ™™n „uv re metaiuca . Agricola, Jokan, eigenlijk Schneider of Schnitter geheeten (1494—1566), was een van de Duitsche hervormers; oorspronkelijk een vriend van Luther en Melanchton, raakte hij later met Luther in onmin wegens leerstellige opvattingen. Hij vertrok naar Berlijn en werd hofprediker van keurvorst Joachim II van Brandenburg. Op last van Karei V stelde hij met twee R. K. bisschoppen het Augsburgsche Interim op, dat echter een zoo Katholiek karakter droeg, dat Agricola zich de haat van de Protestantsche godgeleerden op den hals haalde. Agricola, Johann Friederich (1720— 1774), leerling van J. S. Bach en van Quantz, was leider van de koninklijke kapel in Berlijn. Zijn composities zijn bijna geen van alle uitgegeven. Agrigentum, in de oudheid een bloeiende stad, aan de Zuidkust van Sicilië, in 582 v. Chr. gesticht door Grieksche kolonisten; had in de 5de eeuw v. Chr. c. 800.000 inw. en werd over 't algemeen op democratische wijze geregeerd. In 406 v. Chr. werd het door de Karthagers verwoest. Weer opgebouwd in 340 v. Chr., werd het niet meer zoo welvarend. Later kwam het onder Romeinsche heerschappij en werd bij den val van het West-Romeinsche rijk verwoest. Op haar puinhoopen ligt thans de plaats Girgenti. Agrimonia Eupatoria behoort tot de fam. der Rosaceeën en heeft een niet vertakten stengel, geveerde bladen, en kleine, goudgele bloemen in lange aren. Komt vrij algemeen aan wegen en in weiden voor. Agriopyrum is een ondergeslacht van Triticum, behoorende tot de grassen Agriopyrum repens, kweek, is een moeilijk uit te roeien onkruid. (Zie Kweek). Agrippa, Marcus Vipsanius (63—12 v. Chr.), een Romeinsch veldheer, schoonzoon van keizer Augustus, was driemaal consul, behaalde overwinningen in Gallië en Spanje, en deed veel voor de verfraaiing van Rome. Hij was ook opperbevelhebber der vloot, die in 31 v. Chr. bii Actinm overwon. Agrippa von Nettesheim, Heinrich Comelius (1486—1535), een geneesheer en alchimist te Keulen geboren, leidde een zwervend en avontuurlijk ] leven. Hij was eenige malen hoogleeraar; kapitein bij het leger, lijfarts van de moeder van koning Frans I en geschiedschrijver van de landvoogdes Margaretha _in de Nederlanden. Door zijn geschriften, kwam hij meermalen in moeilijkheden en heeft dikwijls gevangenisstraf ondergaan. Agrippina, de Oudere (f 33 n. Chr.), dochter van Marcus Vipsanius Agrippa, was de vrouw van Germanicus, dien zij op al zijn veldtochten vergezelde. Na zijn dood werd zij naar het eiland Pandataria verbannen, waar zij den honherdood stierf. Agrippina, de Jongere (16 — 59), dochter van Agrippina de oudere, was de moeder van Nero en liet om dezen op den troon te brengen haar derden echtgenoot vergiftigen. Zij was AGRIPPINA—AHLWARDT 97 Nero te heerschzuchtig, zoodat deze haar op haar landgoed het ombrengen. Agroste mma. Zie Bolderik, Agrostis. Zie Struisgras. Agrotis. Zie Aardrups. Agtelek of Aggtelek is een dorpje in Hongarije aan den weg van Ofen naar Kaschau, beroemd door de bijna 6 K.M. lange druipsteengrotten in de nabijheid aanwezig. Agua of Volcan de Agua is een vuurspuwende berg van 4120 M. hoogte in de staat Guatemala. Aguas Calientes, een staat in Mexico van c. 120.000 inwoners, heeft een vruchtbaren bodem, die zuidvruchten en graan oplevert. De hoofdstad Aguas Calientes genaamd, met c. 45.000 inw. ook aan de Rio Grande del Santiago gelegen, heeft- een levendigen handel met het binnenland en katoen-weverijen. In de nabijheid zijn warmebronnen, vanwaar de naam van stad en staat. d'Aguesseau, Henri Francais (1668 — 1751), volgens Voltaire de geleerdste '. staatsman, dien Frankrijk ooit gehad : had, was eerst rechtsgeleerde en later ! kanselier van Frankrijk. Hij voerde ' allerlei hervormingen in de wetgeving i in en trachtte den toestand der finan- i ciën te verbeteren. : Aguilar de la Frontera is een stad i van c. 13.000 inwoners in Andalusië < (Spanje) aan de rivier de Cabra gelegen. Handel in olijven en wijn. " > Aguilera, Ventura Ruis (1820—1881), ^ was een Spaansch dichter, die onder c invloed stond van Béranger en Lamar- \ tine. Hij publiceerde vele dichtbundels, 1 proza-werken en dramatische geschriften. , Aguinaldo y Famy, Emilio (1869— C ), een Philippijner van geboorte, n was hoofd van den opstand der Phi- ii hppijners tegen Spanje; streed later h onder Amerikaansche vlag in den Z Spaansch-Amerikaanschen oorlog, om de b Philippijnen vrij te maken. Toen de Amerikanen hun belofte om van de 1' Philippijnen een onafhankelijke repu- ti bhek te maken niet hielden, nam hij H de wapens op tegen Amerika. Drie jaar hield hij stand, doch moest zich toen door verraad overgeven. Agulhas, Cabo, is de Zuidelijkste punt van Afrika en zeer gevaarlijk voor de scheepvaart. Sinds 1849 staat er een vuurtoren. Aguti (Dasyprocta aguti) of Goudhaas, behoort tot de fam. der Halfhoevigen van de Knaagdieren. Het is een fraai gekleurd dier. De huid is roodachtig citroengeel glanzend en donker geringd. Het haar is hard. Zij leven in bosschen in Zuid-Amerika. De jongen hebben bij de geboorte dadelijk open oogen. Ahasverus, koning van Perzië, echtgenoot van Esther, is waarschijnlijk de Hebreeuwsche vorm van den naam Xerxes. De naam komt op verschillende plaatsen in het O. T. voor, zonder dat met zekerheid kan worden aangewezen welke vorst bedoeld wordt. Ahasverus, bijgenaamd de Wandeend Jood, was volgens de legende de nwoner van Jeruzalem, die niet toejtond, dat Jezus op zijn gang naar jolgotha bij hem even uitrustte en laarom tot zwerven gedoemd is tot aan len wederkomst van Christus. Vele chrijvers (Eug. Sue, Rob. Hamerling) lebben de geschiedenis van den Wanlelenden Jood behandeld. Ahazia (1) was koning over Israël an 854 - 853 v. Chr. Ahatia (2), zoon an Joram, werd in 842 v. Chr. koning ver Juda, trok met zijn zwager Joram an Israël ten strijde en werd door den oogepnester Jehu doodelijk gewond. Ahgaiambos is de naam van een olksstam, die op Britsch Nieuwruinea in de moerassen leeft. Zij woen in > paalwoningen, bereiken elkaar i cano's of door zwemmen, zoodat zij et loopen bijna geheel ontwend zijn. n zijn flink gebouwd, maar hun ;enen en voeten slecht ontwikkeld. Ahlwardt, Theodoor Wilhelm (1828 — K)9), hoogleeraar in de Oostersche len aan de Universiteit te Greifswald. ij gaf verscheidene werken over 98 AHLWARDT - AIGRETTE Arabische letterkunde en geschiedenis uit. Ahmadnagar, hoofdstad van het district van dien naam in Britsch-Indië, is een stad van c. 42.000 inw. Er zijn katoen-, zijde- en tapijtweverijen. Ahmadnagerstaat sinds 1803 onder Engelsch beheer. Ahmedabad, hoofdstad van het district van dien naam, is een van de mooiste Indische steden (ivoormoskee). Zij is gesticht in de 14de eeuw en bereikte in de 17de eeuw haar toppunt van bloei; ook nu bezit zij nog een belangrijken handel in zijde, goud en opium. In 1818 kwam de stad in het bézit der Engelschen; in 1919 hadden er opstanden tegen 't Engelsch bestuur plaats. Aho, Juhani (eig. Brofeldt) H861 — ), bestudeerde de moderne Finsche taal en schreef verscheidene werken in het Finsch en Zweedsch. Ahocramazda. Zie Ormoezd. Ahorn. Zie Eschdoorn. Ahr, een linkerzijrivier van den Rijn in Duitschland, ontspringt in den Eifel bij Blankenheim en mondt bij Sinzig in den Rijn uit. De oevers zijn fraai begroeide bergen met oude kasteelen en kleine dorpen. Vanaf Hönningen zijn de bergen vooral met wijngaarden begroeid, die een goeden witten, maar nog veel beteren rooden wijn opleveren. De Ahrwijn staat dan ook zeer goed aangeschreven, vooral die vut Walporzheim is beroemd. Ahrenberg, Johann Jacob (1847— ), een Finsch-Zweedsch romanschrijver en architect, is thans in Zweden eerste staatsarchitect. Zijn werken zijn in verscheidene talen vertaald. Ahriman, of Angra-Mainyoe, is volgens de oud-Perzische leer van Zoroaster de opperste der booze geesten, tegenstander van Ahoeramazda of Ormoezd den geest van het goede. Ai behoort tot de Banda-eilanden in Oost-Indië. Het werd reeds in 1616 door de O. I. Compagnie veroverd; muskaatnotenteelt. Aicard, Jean (1848 — ), een Fransch dichter uit de Provence, lid van de Académie, schreef verscheidene novellen en gedichten, waaronder „Poèmes de Provence" en „La Chanson de 1'enfant" het beste worden geoordeeld; ook schreef hij een „Visite en Hollande" i (1879). Aide de camp is een adjudant, aan een generaal toegevoegd, om orders over te brengen. Aïdin is een Turksche provincie in i Klein-Azië. Aïdin, de hoofdstad van deze provincie met c. 36.000 inwoners, heeft marokijnleerfabrieken en een grooten handel in katoen en zuidvruchten. Het ligt aan den spoorweg naar Smyrna. De Grieken versloegen hier de Turken ia Aug. 1919. Aigoen is een Chineesche stad in Mantsjoerije aan den Amoer, doch onder Russisch beheer. Er is handel in granen, knoflook en mosterd. Aigoen telt c. 20.000 inwoners. Aigospotami (geitenrivier) was een riviertje in Klein-Azië, dat in de Hellespont uitmondde en alwaar Lysander in 405 v. Chr. de Atheensche vloot versloeg. Aigrette heet in de plantkunde het haarbundeltje, dat aan sommige zaden zit, zoodat de wind deze gemakkelijk meevoeren kan. Aigrette is ook in de natuurkunde een stralenbundel, die zich soms in 't donker aan de uitstekende hoeken van electrische voorwerpen vertoont. Ook is de aigrette afkomstig van een reigersoort (Ardea alba, I de zilverreiger), die in Zuid-Oost Europa, i maar verder in M.- en Z.-Azië, Afrika I en Australië voorkomt. Deze vogel, I wiens gevederte geheel wit is, heeft I een paar lange smalle veeren aan den kop, verder vrij groote veeren aan den hals, maar zijn voornaamste sieraad zijn de prachtige dekveeren op de vleugels, die over den staart reiken en die losse zijdraden hebben. Deze komen als aigretten in den handel en zijn zeer gezocht als versiersel op hoeden en in het haar. AIGUES-MORTES-AISE 99 Aigues-mortes (Aquae Mortuae), stad in Frankrijk, ten Z. van Nlmes, thans van geen belang, was tot aan de 16de eeuw een der voornaamste Fransche steden aan de Middellandsche Zee. Aikin, Lucy (1781 — 1864), een Engelsche schrijfster, studeerde Engelsche geschiedenis en letterkunde en gaf verschillende geschiedkundige wérken uit. Ailanthus glandulosa. Zie Hemelboom. d'Ailly, Pierre (1350—1420), een geleerd Fransch kardinaal, woonde de kerkvergaderingen te Avignon en Constanz bij, was een vijand van Huss en stemde vóór diens doodvonnis en dat van Hieronymus van Praag. Ailva. Zie Aylva. Aimard, Gustave (1818—1883), een Fransch romanschrijver, zwierf in zijn jeugd onder de Roodhuiden in Amerika, in Spanje en Turkije en schreef bij zijn riaiinnjï romans in den trant van F. Cooper. Zijn werken (Indianenboeken), in vele talen overgebracht, worden in *t Nederlandsen meestal als jongensboeken gelezen. Ain, een departement in Oost-Frankrijk, grenzend aan Zwitserland, wordt doorstroomd door de rivier de Ain die op de Zwitsersche Jura ontspringt.' De bodem is in 't O. bergachtig, in 't W. vlak, overal is veel landbouw en veeteelt; verder eenige papier- en linnenfabricage. De hoofdstad is Bourg. Ain is een Arabisch woord, dat bron of oog beteekent. Het komt veel voor in plaatsnamen in Palestina, b.v. Aïn Moesa = Mozesbron. Aino of Ainoe is een volk, dat op net Japansche eiland Jesso, op Sachalin en de Koerilen woont, in type zeer veel van de Japanners verschilt en ^waarschijnlijk vroeger geheel Japan bewoond heeft. Zij tatoeëeren zich, laten het haar lang groeien, wonen in fi^tten, leven van jacht en visscherij. Ook hun godsdienst is eigenaardig en polygamie is bij hen gebruik. Hun aantal sterft merkbaar uit, het geheele volk bestaat nog uit c. 12.000 zielen. Ainsworth, Thomas(1795—1841), zoon van een Engelsch katoenfabrikant, richtte in 1833 met medewerking van de Handelsmaatschappij te Goor, in 1836 te Nijverdal, een weefschool op, waar het weven met de Engelsche snelspoel geleerd werd. Deze scholen hebben veel bijgedragen tot de ontwikkeling van de textiel-industrie in Twente. Ainsworth, William Harrison (1805 — 1882), een Engelsch schrijver van meest historische novellen, welke indertijd veel werden gelezen en met de werken van Dickens op één lijn werden gesteld. Aintab of Ain Tab, stad in de Turksche provincie Aleppo, ligt aan een zijrivier van den Eufraat. De bewoners, c. 40.000, houden zich vooral met' lederbewerking bezig. Air of Asben, groote oase, vruchtbaar bergland in de Sahara in Fransch Soedan, bewoond door c. 40.000 menschen, meest Toearegs, een vermenging van Berbers en Negers. De hoofdstad Agades (15.000 inw.) is een karavaancentrum. Uitvoer van gierst en vijgen Aira. Zie SmxxU ' Airdrie, een stad in Lanarkshire in het Z. van Schotland met 24.400 inwoners, heeft groote ijzergieterijen en steenkolenmijnen. Airy, George BiddeU (1801 — 1892), Engelsch sterrenkundige, werd directeur van de sterrenwacht te Cambridge, later te Greenwich, deed niet alleen vele waarnemingen van vaste sterren, maar ook van planeten en verduisteringen; wist de sterrenwacht door nieuwe instrumenten te verbeteren; schreef vele werken op wis- en sterrenkundig gebied. Ais (muz.). Duitsch ais, Fransch la dièse, Engelsch a sharp, is de toon, die een halve toon hooger is dan a. Ze wordt aangeduid door de noot a, met voorgeplaatst verhoogingsteeken en is op de piano gelijk aan bes. Voor de toonsoorten van dezen naam zie Toonsoort. Aise, Gustaaf van (1854—1902), Belgisch historie- en portretschilder, wiens eerste werken sterk onder invloed der Romantiek staan. Zijn later werk ken- 100 AISNE — A J ALON merkt zich door eenvoud van uitvoering. Aisne is een departement in NoordFrankrijk met de hoofdstad Laon, doorstroomd door de rivier de Aisne, in 't Zuiden heuvelachtig. Landbouw en veeteelt zijn van belang. Textielfabrieken en suikerraffinaderijen. Het geheele departement heeft in den laatsten oorlog zwaar geleden. Onophoudelijk is er gestreden langs de rivier de Aisne, die in de Argonnen ontspringt en in de Oise uitloopt. Drie groote veldslagen zijn er geleverd n.1. van 12—18 Sept. 1914; vooral in de „Chemin des Dames" is vreeselijk gevochten; 16 April-20 Mei 1917; 27 Mei-18 Juni 1918. Aistulf was van 746—756, koning der Longobarden. Daar hij zijn heerschappij over geheel Italië wilde uitbreiden, kwam hij in strijd met den Paus, die met behulp van Pepijn, den koning der Franken, Aistulf versloeg. Hij werd nu vazal van Pepijn en moest een deel van zijn land aan den Paus afstaan. Aitken, William Maxwell, 1ste Baron Beaverbrook (1879— ), een Engelsch financier en staatsman, streed onder de Canadeesche troepen in Frankrijk, werd in 1916 in den adelstand verheven en was in 1918 minister. Aiton, William (1731-1793), een Schotsch plantkundige, werd directeur van de Kewgardens nabij Londen, die onder zijn leiding zeer beroemd werden. Hij gaf een belangrijke plantenbeschrijving uit: „Hortus Kewensis". Aitzema, Hessel van, maakte deel uit van het gezantschap, dat in 1584 eerst aan den koning van Frankrijk, daarna aan koningin Elisabeth de souvereiniteit over de Nederlanden aanbood. Later deed hij met eenige anderen door bemiddeling van Leicester nog eens een mislukte poging om de heerschappij aan koningin Elisabeth aan te bieden. Foppe van Aitzema was in 't begin der 17de eeuw eerste Nederlandsche resident te Hamburg, later vervulde hij diplomatieke zendingen in Denemarken en bij den keizer van Oostenrijk. Bij den laatsten bereikte hij niet zijn doel, maar wel persoonlijk voordeel, zoodat hij als verrader werd beschouwd en moest vluchten. Lieuwe van Aitzema (1600—1669), een neef van den vorige, werd door bemiddeling van zijn oom resident der Hanzesteden te 's-Gravenhage. Hij is vooral bekend geworden door zijn werken: „Saaken van staat ed oorlogh in en omtrent de Vereenigde Nederlanden", de „Vredenhandel" en de „Herstelde Leeuw". Aïwalik, in het Grieksch Kydoniae, is een havenstad in Klein-Azië. In 1821 is het uit straf voor de deelname aan den Griekschen opstand geheel verwoest, nu is het weer een stad van c. 21.000 inwoners geworden. Export van visch, wijn en olijven. Aix is een eiland nabij de Fransche havenstad Rochefort gelegen, waar Napoleon zich aan de Engelschen overgaf. Aix-en-Provence, een stad in het Fransche departement Boucbes du Rhöne, is in 123 v. Chr. door de Romeinen gesticht; heeft een zeer oude kathedraal en een hoogeschool en als industrieën bereiding van olijfolie en katoendrukkerijen. Het telt c. 30.000 inwoners. In de nabijheid zijn bekende geneeskrachtige warme bronnen. Aix-la-Chapelle. Zie Aken. Aix-les-Bains is een bekende badplaats in het Fransch departement Savoye, nabij het meer van Bourget gelegen, met c. 9000 inwoners. De warme zwavelbronnen, die zeer veel badgasten trekken, waren reeds bij de Romeinen bekend. Ajaccio, hoofdstad (c. 19000 inw.) van het eiland Corsica, ligt aan de golf van Ajaccio, door de bergen ingesloten en zeer gezocht als winterverblijfplaats. Als geboorteplaats van Napoleon I vindt men er standbeelden en gehouwen, die aan de Bonapartes herinneren. Ajalon, tegenwoordig Jalo, was een stad van 22 K.M. ten W. van Jeruzalem gelegen, waar Josua de Amorieten versloeg. (Joz. 10, vers 12). AJANGGEBERGTE—AKELEI 101 Ajanggebergte of Janggebergte is een gebergte in 't Oosten van Java in de residentie Besoeki, dat uit twee evenwijdig loopende ketenen bestaat. De Argapoera is de hoogste bergtop (3086 M.). Ajax, de groote. de zoon van Tela- mon, was een der dapperste strijders in den Trojaanschen oorlog. Na den dood van Achilles maakten Odysseus en Ajax aanspraak op zijn wapen-usting; toen deze aan Odvsseus werd tneoy>- wezen, doodde Ajax zichzelf in een vlaag van krankzinnigheid. Ajax, de kleine, hoewel niet zoo geweldig van gestalte als zijn naamgenoot, niet minI der dapper en zeer snelvoetig, was I de zoon van Ofleus uit Lokris. Bij zijn terugkeer van Troje werd hij door Poseidon uit een stroom gered, doch I toen hij daarna begon te snoeven, ■ wierp Poseidon hem in zee. Volgens I anderen is hij door Pallas Athene met I den bliksem gedood, omdat hij de ■ yiuictca lidssduura onieera naa. Ajeg-Ajeg is een samengestelde vul- Ikaan op Java tusschen de Tengger en [ Smeroe gelegen. Op de hellingen liggen drie kratermeren. I Ajer is een Maleisch woord, dat water l of rivier beteekent en in Nederl. OostIndië in samenstellingen als naam van plaats of rivier voorkomt. i Ajisja, de vrouw van Mohammed sedert 624, was de dochter vanAboebekr. Zij stond zeer in den gunst bij Mohammed, vergezelde hem op zijn tochten en wist te bewerken, dat haar ■ader opvolger werd bij den dood van den Profeet. Een geheel hoofdstuk van den Koran is aan haar gewijd om haar van de verdenking, die Ali Mohammeds schoonzoon tegen haar had uitgebracht Mij te pleiten. |A jour beteekent opengewerkt, doorzichtig bij gebreide of geweven goederen ■'>tn wordt ook gebruikt voor een manier zetten van edelsteenen nam. zon;lfcr achterbedekking. In de boekhouding heeft het de beteekenis van: tot let laatste oogenblik bijgehouden. Ajuga. Zie Zenegroen. Ajuin. Zie Ui. Akaba is een golf in het N.O. van de Roode Zee nabij het Sinaï-schiereiland gelegen. Ook heet een havenplaats op het Sinaï-schiereiland Akaba, waar veel pelgrims en karavanen samenkomen. In 1906 werd het bij verdrag aan Turkije toegewezen. In 1917 werd het door de troepen van generaal Allenby veroverd en kwam in 1920 met geheel Palestina onder Engelsch bewind. Akademie. Zie Academie. Akashi is een stad op Hondo in Japan van c. 21.000 inwoners. De tijd in Japan wordt geregeld naar den meridiaan over Akashi getrokken. Akbar, de Groot» (1542—1605), keizer van het rijk der Mongolen in Hindostan, was een van de beroemdste GrootMogols. In 1556 kwam hij aan de regeering, maakte groote veroveringen in het Noorden, was zeer verdraagzaam in het godsdienstige, beschermer van kunsten en wetenschappen en bevorderde den handel, zoodat zijn rijk zeer in welvaart toenam. Zie de roman van P. A. S. van Limburg Brouwer, Akbar (1872). Akebia ouindi/i /mat R-taWtr r.lo^\ A. lobdta (met 3-tallig blad) zijn mooie, halfgroen blijvende klimplanten uit China en Japan, met bruinroode, augurkvormige vruchten. Uitstekend ter begroeiing van zonnige muurvlakten, samen bijv. met bloeiende klimplanten. Akeldama, een Arameesch woord, beteekent bloedakker. Aldus wordt een veld genoemd nabij Jeruzalem, dat tot begraafplaats diende van vreemde Joden. Dat veld zou gekocht zijn voor de 30 zilverlingen die Judas Ischarioth ontvangen had voor het verraden van Jezus en die hij later uit wroeging weer aan den hoogepriester zou hebben teruggegeven. Akelei (Aquilêgia, fam. Ranunculaceeên), overblijvende planten met gespoorde bloemkroonbladeren; bij de meeste soorten hangen de bloemen wat over, zoodat de sporen omhoog gericht 102 AKELEI—AKRON zijn. In onze bosschen groeit, meest verwilderd, de A. vulgaris, blauwpurperen bloemen; als sierplanten kweekt men A. coerdlea, blauw paars of wit, A. Skinneri, met roode sporen en A. chrysantha, met gele, rechtopstaande bloemen. Aken (Aachen, Aix-la-Chapelle) is een zeer oude stad in de Rijnprovincie, aan de Romeinen bekend. In de Munsterkerk is het graf van Karei den Groote; van 813—1531 was het de krcningsstad van de Duitsche koningen. In de 17de eeuw kwam de stad in verval, maar den laatsten tijd bloeit de ndustrie er weer door de ontginning van de steenkolenbekkens in de nabijheid. Ook is er belangrijke laken- en ijzerindustrie. In de mooie omstreken zijn de bekende minerale bronnen. In 1668 werd hier de vrede tusschen Spanje en Frankrijk gesloten, in 1748 die na den Oostenrijkschen Successieoorlog; in 1818 het congres van Aken ter bekrachtiging van de Heilige Alliantie; in 1914 was hier gedurende het beleg van Luik, Ludendorffs hoofdkwartier. Aken telt c. 148.000 inwoners. Akershus is een ambt in Noorwegen, waarin Christiania ligt. Akersloot, Willem Outgersz., was in 't begin der zeventiende eeuw een Nederlandsch graveur van portretten, bijbelsche voorstellingen, enz. Akiba ben Joseph, een geleerde rabbijn en leeraar aan de universiteit te Jabne c. 100 na Chr., werd door de Romeinen in 135 terechtgesteld, omdat hij deelgenomen had aan den opstand van Bar-Kochba. Hij heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt door het bijeenbrengen van de stof der Mischna (z.a.). Akita, een stad van c 30.000 inwoners op Hondo, in Japan, heeft handel in rijst en zijde. Akka, een dwergvolk in MiddenAfrika, woont aan de Oroewimi en de Nepoko. Zij zijn van 1,30—1,50 M. lang en goede jagers en krijgslieden. Schweinfurt ontdekte hen in 1869. Akkad, een van de voornaamste steden in het land Sjinear (Zuid-Babylonië), vermeld in Gen. 10 vers 10. Bij opgravingen, in 1917—1919 gedaan, heeft men aldaar de ruïnen van een Oude stad ontdekt. Akkeringa, Johannes Evert (1864 — ), Nederlandsch schilder van stranden duinstukken. Akkermaalshout. Zooals de naam zegt, is akkermaalshout de beplanting (bij wijze van heggen) als afscheiding tusschen de akkers, meestal van eikenstruiken. Verder bedoelt men er mee laaggroeiende gedeelten eikenbosch, struiken op 1 M. afstand geplant, dat geregeld (eerst om de 5 jaar, later om de 10—12 jaar) gekapt wordt, om den schors te oogsten voor de runbereiding en looizuurfabricatie en de rest te ver- koopen voor brandhout (talhout en rijs). Akkerman, een stad van c. 30.000 inwoners in Bessarabië, aan de Zwarte Zee, behoorde vroeger aan Rusland, thans aan Roemenië. Hier werd het verdrag tusschen Turkije en Rusland in 1826 gesloten. Uitvoer van wijn en zout. Akkerpest. Zie Paardestaart. Akkerslak (Limax agrestis). Deze is grauw met zwarte voelers. Komt overigens overeen met de aardslak (z. a.) maar is kleiner (5 cm.). Zij doet veel schade aan gewassen. Akkrum is een dorp in Friesland, aan den spoorlijn Zwolle-Leeuwarden, met c. 1800 inwoners. Akmolinsk is een provincie in Siberië, rijk aan goud, koper en steenkolen. Akmolinsk, de hoofdstad van de provincie, is een k ara vanencentrum, telt c. 10.000 inwoners. Akoniet. Zie Monnikskap en Winterakoniet. Akromegalie, een ziekte waarbij vooral handen, voeten, neus en lippen onmatig groeien en ook de overige lichaamsdeelen hun normale afmetingen overschrijden. Akron een stad van c. 69.000 inwoners in Ohio U.S.A. heeft de grootste rub- AKRON—ALAIS 103 SÏÏ^tZLSÏÏ&**' * ffif^S-.,^ (haven). als schrijver bekend. wi^^-nf£w tn £n Staten van Noord-Amerika. -1886), een broeder van Constanthn Enila^^ger°?rl0g (1861-'865) had was een groot voorstander ^aT^et fe/ZuillStT' kaP^^epen Panslavisme. Deze beweging waarin f.?1^1"1"5 Staten, die aan de koophij een der hoofdleider^ w^fdeedYos" Sn^T" 1*** ^ veel schade land in 1877 partij kiezen voor He r, * EnfeIa°-d gebouwd en uitgeBulgaren tegen t£S de^orlol ral» Tad £ l°TÏ t kl?»er "Ala^- voor Rusland niet gelukkig eindigde ^h. k , handelsvloot der Unie veel werd het Panslavistisch Comité ont-' men denbnrokkend> ^ daarom noemde bonden. le ont men dea hevigen politieken strijd, die Akschehr, een stad in Klein-Aziê in Wrh?ndp°P fen °odog "** te looPen de Turksche provincie KouLfheèt^ S Ama0^ e* die in de oudheid Philomelium Het telt c nteta^ WaS de ..Alabama- 10.000 inwoners. Uitvoer van^aPuten is het ^ geSchfl °P te losse" Aksoe, een stad in OostTurkestan SheM emdei"k voorgedragen, aan een van c. 15.000 inwoners" h^ groot dat n fïï^K^ S,^biterS m Uaravaancentrum. Er s bSS to b^W"B|l*«4 handel in leer, bewerkte metalen en IrL^L^f* van een e100'6 som edelgesteenten. metalen en schadevergoeding veroordeelde. Akyab is een zeehaven in Britsch 1690l^Tn' v"™ Margaretha (1647Birma, hoofdstad van het dfetrict van haa^'vi^ Fransche non, gaf door dien naam. Het kwam in isï Ljf "aar visioenen aanleiding tot de verEngelsch bewind eT^lt c.' 38^00 £ L^aia* Hart van ! woners. Uitvoer van rijst. J ïï! nI,,.,864 werd zij «alig verklaard. Alaard of Alardus van Amsterdam hero+t?g a'S de, naam yan een ge(1491-1544), een humanist, UKeuZ Erzfroen? t^6"^' de Pr°™cie geboren, leerling van de unive^iteS 2, ™' Waar de Moerad-soe, de te Leuven. Hoewel hij ia Te T^L AuT™ Van «5 E«fraat, ontspringt. Kerk van die dagen vele gebreken za* uit den n een > een verhaal bleef hij evenals Erasmu! een vijand in het h£?*l,d ^ één Nacht" «*• van de Hervorming. J ° m üet ?,ea* j* van een wonderlamp, E Alabama, een der ZuideHjke staten au ■ J Vele scha"en verwerft van de Noord-Amerikaansche 'ünj? lnwonerTfa"l^T.*^ ï3" C" 790-000 aan de golf van Mexico gelegen door' ner°im.Bl?nlie. vlak aan de kust, Stroomd door de rivier dfiSmaX "JSfJ*het binnenland. Produc' hi de golf van Mobüe in^mndt^HW « h.ve&ti"^ k?ffie: hoofdstad Steenkolen- e?7zerrmjnen, meT verf Az^datT ^bergte fa CentraaI- ^UtUs^ ^« ^ PanÜr- kust zijn pijnboomScnen, uUvoel Fr^kriik'J611^ (c"3a000 « fan hout. De groote steden zijn^Mont SeT^L'ea JM^S HeTwal 104 ALAIS—ALARMFLUIT in de 17de eeuw lang een bolwerk der Hugenoten. Alajuela is de naam van een provincie en een stad in Costa Rica (Midden-Amerika). Ala-koel is de naam van twee meren, waarschijnlijk vroeger vereenigd, in Russisch-Turkestan, nabij China. Alamanni, Lutg» (1495—1556), een Italiaansch dichter te Florence geboren, werd door de Medici uit de stad verbannen en kwam als gezant bij Frans I en Hendrik II. Hij schreef eenige gedichten en blijspelen. Alameda is een stad in Californië, aan de baai van San-Francisco met c. 24.000 inwoners. Alamos of Real-de-los-Alamos, is een stad in den Mexicaanschen staat Sonora met c. 10.000 inwoners. In de nabijheid zijn zilver- en loodmijnen. Alands-eilanden, eilandengroep in de Botnische golf, sinds Juni 1921 aan Finland behoorend; het grootste is Aland. In 1915 en 1916 werden zij door de Russen bezet, in 1918 door Duitschland. De volkenbond besliste in 1921 dat de Alandseilanden met Finland vereenigd zouden worden, niet met Zweden. Alanen, Alani of Albani, is de naam van een nomadenvolk, dat oorspronkelijk in den Kaukasus woonde. In de lste eeuw na Chr. deden zij een inval in het Romeinsche rijk, in de 4de eeuw woonden zij tusschen Kaukasus en Don, totdat zij door de Hunnen overwonnen werden. Zij vestigden zich met de volksverhuizing in N.-Afrika en Spanje. Alang-Alang is een grassoort met c. I1/, M. langen halm en stijve, smalle bladeren, die in de tropische gewesten en op den geheelen Indischen archipel voorkomt. Het dient als veevoeder en gedroogd als dakbedekking. Alant (Inüla Helênium), gele composiet met zeer groote, grove bladeren, als sierplant gekweekt en nu en dan verwilderd. Alarcon, Don Pedro Antonio de (1833 — 1894), een Spaansch dichter en staatsman, werd reeds jong directeur van een radicaal blad, nam als vrijwilliger deel aan den krijgstocht in Marokko en werd liberaal afgevaardigde naar de Cortes (1860); koning Alfons XII benoemde hem tot staatsraad. Zijn novellen en verhalen geven een goed beeld van het Spaansche leven. Alarcon y Mendoza, Juan Ruiz de (1580—1639), een Spaansch tooneelschrijver, woonde in Mexico en Spanje. Hij schreef vele tooneelstukken, die thans meer geprezen worden dan in zijn eigen tijd. Alard, Delphin (1815—1888), leerling, later leeraar aan het Parijsche conservatorium. Was beroemd als vioolvirtuoos en -paedagoog. Zijne talrijke vioolcomposities zijn verouderd. Waarde hebben nog zijne vioolmethode en zijne anthologie „Les Maitres classiques du Violon". Alaric I, koning der West-Gothen (o. 370—410), werd na den dood van keizer Theodosius (395), door de Gothen tot koning en aanvoerder uitgeroepen. Hij trok met zijn troepen naar Griekenland, veroverde Athene, verwoestte het en kon nog juist ontkomen aan de legers van den veldheer Stilicho, die het OostRomeinsche rijk te hulp was gekomen. In 402 deed Alaric weer een inval in het West-Romeinsche rijk, was reeds tot Milaan gekomen, doch werd nu in 402 bij Turijn door Stilicho verslagen. Eerst in 410 na Stilicho's dood gelukte het Alaric tot aan Rome door te dringen, het te veroveren en grondig te plunderen. Alaric stierf kort na de verovering van Rome en werd door zijn zwager Athaulf opgevolgd. Alaric II, in 485 zijn vader als koning van het West-Gotische rijk opgevolgd, werd in 507 door Chlödwig, koning der Franken, bij Poitiers verslagen en gedood. Alarmfluit, fluit, op den stoomketel bevestigd, die bij te lagen waterstand een sein geeft, doordien tengevolge van het verplaatsen vaneen vlotter of het smel- ALA RMFLUIT- ALBANI 105 ten van een looden prop stoom tot de fluit toetreedt. Al as- en Gajolanden. Zie Gajo- en Alaslanden. Alasjer, een stad in Klein-Azië van c. 22.000 inwoners, 118 K.M. ten O. van Smyrna, heeft graan-, tabaks- en katoenbouw. Alasjgerd, een stad in de provincie Erzeroem in Armenië, is in 1914 door de Russen ingenomen. Alaska, een schiereiland in N. Amerika omgeven door Bering-Zee, Noordel. IJszee en Grooten Oceaan, behoort tot de Vereenigde Staten. Het land is in 't Z. bergachtig en gedeeltelijk vulcanisch, in 't N. heuvelachtig, over 't geheel rijk aan gletschers. Aan den Atl. Oceaan heeft het een zeeklimaat, langs de Beringzee, en in 't binnenland zijn de Winters strenger en de zomers warmer. De groote bosschen leveren hout, de rivieren zalm. Van de mineralen in den bodem is het goud zeer belangrijk, verder ook zilver, koper, steenkolen en ijzer. Vooral de goudvelden worden ontgonnen langs de Klondijke en de Joekon waar in korten tijd vele plaatsen verrezen zijn en een spoorlijn aangelegd is. Alaska werd het eerst ontdekt en bezocht door Bering, later door Cook, was eerst het eigendom van een Russisch-Amerikaansche Compagnie en werd in 1867 aan de Vereenigde Staten verkocht. Alassio, een havenstad van c 5600 inwoners in de provincie Genua in Italië, is vooraf1 als winterverblijfplaats zeer gezocht. Alatan is de naam van een gebergte in Russisch Centraal-Azië, met een gemiddelde hoogte van 2000 M. De hoogste top reikt tot c. 3500 M. Alatri, een stad van c. 15.000 inwoners in Italië aan de spoorlijn Rome-Napels gelegen, heeft laken -en tapijtfabrieken. Het bezit nog de merkwaardig cyclopische muren van den ouden burcht Aletrium. Alatyr, een stad in Rusland, ligt aan het vereenigingspunt van Alatyr en Soera, een zijrivier van de Wolga. Het telt c. 12.000 inwoners en heeft een belangrijken koren- en houthandel. Alava is een Baskische provincie in Noord-Spanje met de hoofdstad Vittoria. Op de berghellingen groeit de wijndruif en olijfboom. Uitvoer van hout, zout en graan. Alba is een stad van c. 14.000 inwoners in de Italiaansche provincie Cuneo. Wijnbouw en zijdeteelt. Alba of Albe verkort voor Alba tunica, is een lang wit kleed, gedragen vooral door geestelijken in de R. Katholieke, maar ook wel door die van de Anglikaansche en Duitsch-Luthersche kerk. Daar het als zinnebeeld van reinheid gedragen wordt, was het in de Oud-Christelijke kerk ook in gebruik bij hen, die pas de doop ontvangen hadden. Albacete is de hoofdstad van een provincie van dien naam in Spanje. Het telt c. 25.000 inwoners, heeft een belangrijke jaarmarkt en handel in saffraan. ?*' Alba Longa was een stad in Latium (Italië), 300 jaar voor de stichting van Rome ontstaan. Van uit Alba Longa werd Rome gesticht. Albada, Agge (t 1587), een aanzienlijk Friesch geleerde en staatsman, bekleedde verschillende hooge ambten in het Duitsche Rijk en de Nederlanden. Albani is de naam van een zeer aanzienlijke Romeinsche familie, die in de 15de eeuw zich uit Albanië in Italië vestigde. Vijf leden waren kardinaal, één paus, n.L Giovanni Francesco Albani, ab paus Clemens VI (1700—1721). Albani, Francesco (1578 — 1660), een Italiaansch schilder, was leerling van Caracci en een vriend van Guido Renl. Hij schilderde meest mythologische voorstellingen en idyllische herderstafereelen. Albani, Mathias, de oudere (1621 — 1673), was vioolmaker te Botzen. Zijn zoon, ook Mathias geheeten, werkte bij de Amati in Cremona, vestigde zich later te Rome, waar hij beroemde violen maakte. Albani, Marie Louise Cecilie (pseud. van Melle Lajeunesse, 1852— ), is 106 ALBANI - ALBANIË een beroemde opera- en oratoriumzangeres. Al barna was in de oudheid een landschap aan de Kaspische Zee gelegen, in de 10de eeuw na Chr. door TurkschTataarsche stammen veroverd. Albanië. Aardrijkskunde. Oppervl. 28.000 K.M'; bevolking c. één millioen. Grenst in het W. aan de Adriatische Zee en wordt aan de landzijde door Joegoslavië en Griekenland ingesloten. De O.grens wordt gevormd door uit kalk- en leisteen gevormde parallelketens. Tusschen de gebergten liggen komvormige hoogvlakten, waarop meren als dat van Skoetari en Ochrida. De plateaux zijn niet onvruchtbaar en tamelijk bevolkt. De rivierdalen van Bojana, Drin en Vojussa vormen geen goede verkeerswegen. De kust van Noord- of NederAlbanië is laag, vlak, moerassig en daardoor ongezond; in Opper- of ZuidAlbanië is de kust hoog en steil, 't Klimaat is behalve aan de lagunenkust uitstekend; in het Z. wordt de hitte getemperd door berg- en zeewinden. Mats en andere granen groeien overal, tabak wordt veel verbouwd; in de dalen groeien zuidvruchten, langs de kust olijven. De wouden zijn alleen in 't binnenland gespaard gebleven. De voornaamste uitvoerproducten zijn schapen, schildpadden, gedroogde visch, galappels en was; zeezout wordt bereid bij Avlona, waar ook asphalt, zwavel en gips wordt gewonnen. Van de bewoners zijn de Ghegen in het N. Roomsen Kath. of Mohammedaansch, de Tosken in het. Z. Grieksch-kath. of Moh. In de Oudheid was het overgangsland van Italië naar 't Balkanschiereil.; toen leidde de via Egnatia van Durazzo naar Saloniki. Belangrijke plaatsen: Skoetari, Durazzo, Elbazan en Aolona. Geschiedenis. Albanië was oudtijds een deel van Illyrië, dat eerst onder Macedonische, later onder Romeinsche heerschappij stond. Na den val van het W.-Rom. Rijk (476 n. Chr.) ging de verkregen beschaving weer te loor, toen Slavische volken het land over¬ stroomden. Door de Byzantijnsche keizers werden de Albaneezen nu eens als bondgenooten, dan weer als muitelingen beschouwd. Met Slaven, Hongaren en Venetianen streden ze tegen de Turken, welke hun in 1389 bij Kossova een neerlaag toebrachten. Nog vele jaren duurde het verzet tegen deze overweldigers, waarin ze met succes geleid werden door hun dapperen vorst Skanderberg (t 1468). Na de inneming van Skoetari werd Albanië een Turksche provincie. Vele Christenen gingen nu tot den Islam over en namen dienst in het Turksche leger, waarvan ze weldra de kern vormden. Tot 1770 voortdurende onderlinge strijd en met de buren. Opstanden tijdens den Griekschen vrijheidsoorlog en later werden bloedig onderdrukt. Groote oppositie verwekten bij de Albaneezen de besluiten van het Berlijnsch Congres (1878), waarbij deelen van hun land aan Servië en Macedonië werden toegewezen. Pas in 1881 werd dit verzet door de Turken in bloed gesmoord. Sedert voortdurend onlusten, welke hun toppunt bereikten in den Balkanoorlog (1912), waardoor hun onafhankelijkheidsgevoel geprikkeld werd, nog versterkt door de actie der Italianen gedurende de laatste jaren. Op de Londensche conferentie in 1913 werd besloten tot stichting van een zelfstandig vorstendom Albanië. De uitbreiding van de Zuidgrens tot den N.-oever van het Korfoe-kanaal vond hevige tegenkanting bij Griekenland, waardoor de verwarring sterk toenam. Om hieraan een einde te maken gingen op verzoek der groote mogendheden en met toestemming der Ned. regeering kolonel de Veer en majoor Thomson (die verraderlijk is doodgeschoten) naar Albanië om de gendarmerie te organiseeren. Hun zending slaagde slechts ten deele, Thomson werd verraderlijk vermoord. De nieuwe Vorst Wilhelm von Wied werd als „Mbret" (= heerscher) erkend ook door den gezaghebbenden Albanees Essad-pasja; moest echter reeds spoedig het land weer verlaten. ALBANIË—ALBAY 107 Tijdens den wereldoorlog werd het door vreemde troepen bezet. Op de conferentie van San Remo (April 1920), werd Italië mandataris van Albanië. Peacock, Albania, the Foundling State of Europe; Chekrezi, Albania, Past and Present; Fabius, Zes maanden in Albanië 1918). Albano, een stad van c. 8000 inwoners, ten Z. van Rome, bij het Albanermeer gelegen, heeft prachtige omstreken en is als zomerverblijfplaats geliefd. In de nabijheid is de ruïne van Pompejus' villa's. Albano, Meer van (Lago di Castello), is een prachtig meer in Italië, in de krater van een uitgedoofden vulkaan. Tot afwatering dient een kanaal van 1200 M. lengte, reeds in 396 v. Chr. door de Romeinen in de rotsen uitgehouwen. Albany (1) is een rivier in Britsch Noord-Amerika, die uitmondt in de Hudsonbaai. Albany (2) is de hoofdstad van den staat New-York in U.S.A., aan de Hudson en Erie-kanaal gelegen en telt c. 100.000 inwoners. Behalve een belangrijke handel in koren en hout zijn er bierbronwerijen, machine- en verfstoffenfabrieken. Oorspronkelijk was Albany een Hollandsche nederzetting (1624), in 1664 kwam het in bezit der Engelschen. Albany (3) is ook een district op de Z.O.-kust der Kaapkolonie, met de hoofdstad Grahamstown. Albany, Louise Marie Caroline, gravin van (1753-1824), een dochter van Gustaaf Adolf van Stollberg-Gedern, huwde met den pretendent Karei Eduard Stuart, kleinzoon van Jacobus II (1773). Daar haar huwelijk zeer ongelukkig was, nam ze haar toevlucht tot een klooster, vanwaar ze in 1788 na den dood van haar man, naar Florence vertrok. Zij werd de minnares van Alfieri, die haar in zijn gedichten vereeuwigde. Albany, Leopold George Duncan Albert (1853—1884), jongste zoon van koningin Victoria, huwde met Helene van Waldeck-Piermnnt H„„ ir._ rel Eduard. hertnir van Qal,o=„_r„K. Gotha, verloor in 1919 als vijand van Engeland, zijn Britsche titels en rechten. Albarda, Johan Willem (1877— ), Nederlandsen politicus, lid der Soc. Dem.Arbeiderspartij, is werktuigkundig ingenieur, leeraar in de wiskunde, wethouder van 's Gravenhage en sedert 1913 lid der Tweede Kamer. Albast is een fijnkorrelige soort gips, doorschijnend, dikwijls met parelmoerglans. De mooiste soort wordt bij Florence ge vonden en daar ook verwerkt. Duitschland levert-albast met marmerachtige teekening. Egypte levert de z.g. Oostersche albast, lichtgeel of wit. Van de oudste tijden af wordt albast voor versieringen en kunstvoorwerpen gebruikt. Albast wordt verwerkt' door snijden en zagen, eventueel afdraaien, geslepen met albastpoeder, met zeep, krijt en water gewasschen. Albatros (Diomedea exulans), ook Kaapsche schaap en Vliegende Hollander genoemd, behoort tot de fam. der Stormvogels van de orde der Zwemvogels. Het zijn groote, krachtige (vlucht tot 4 M.), bijna geheel witte vogels, met korten hals en sterk snijdenden aan den top gekromden snavel en zeer lange, smalle vleugels. Zij leven in de zeeën van het Zuidelijk halfrond en broeden het meest op eenzame eilanden in den Grooten en Atlantischen Oceaan. Zij vliegen uitstekend, snel en overtreffen te irfthóudingsvermogen alle andere vogels. Merkwaardig is dat zij over groote afstanden voortvliegen zonder merkbare vleugelbeweging. Daar zij niet kunnen duiken, leven zij van verschillende weekdieren, die zij van de oppervlakte der zee wegvangen. Het groote nest bevat gewoonlijk maar één wit ei. Albattani, Mohammed ben Dsjéber, of Albategnius (854—929), stadhouder der Khalifen in Syrië, was de grootste Arabische sterrenkundige. Albay, de hoofdstad van de provincie van dien naam, ligt op Luzon, een eiland der Philippijnen. Het telt c 15.000 inwoners. 108 ALBEDO—ALBERONI Albedo of witheid van een stof is 't getal, dat de verhouding aangeeft van de (in alle richtingen) diffuus teruggekaatste lichthoeveelheid tot de totale hoeveelheid opgevallen licht. Voor een planeet of de maan (d.i. dus voor een bolvormig lichaam) waarop evenwijdige lichtstralen, van de zon, invallen, gebruikt men de definitie van Bond, nl.: de verhouding van 't naar alle richtingen diffuus teruggekaatst zonlicht tot de hoeveelheid, die in evenwijdige stralen op de planeet valt. De verhouding wordt gewoonlijk in procenten uitgedrukt. De albedowaarden voor verschillende planeten zijn: Mercurius 0.07; Venus 0,59; Aarde 0,45; Mars 0,15; Jupiter 0,56; Saturnus 0,63; Uranus 0,63; Neptunus 0,73; de maan 0,12; voor de donkere deelen der maan (zgn. zeeën) 0,08. Eenige andere waarden zijn: versch gevallen sneeuw 0,78; wit papier 0,70; witte zandsteen 0,24; vochtige bouwgrond 0,08. Albemarle, is een Engelsche graventitel, verleend in 1696 door Willem III aan Arnold Joost van Keppel. Albemarle-Sont is een ondiep haf aan de kust van Noord-Carolina, U. S. A. Albeniz, I. (1860—1909), voornaamste Spaansche moderne componist, eerst gevierd pianovirtuoos. Wordt op tateren leeftijd (1890) leerling aan de Schola Cantorum te Parijs en wijdt zich dan uitsluitend aan de compositie. Bekend is zijn „Suite espagnole" voor piano; zijne pianosuite „Ibéria" (1908) is van groote be teekenis om haar typisch Spaansch karakter en toonaangevende voor de modernen om de kleur, vorm en pianobehandeling. Verder schreef hij een belangrijke orkestsuite „Catalonia", opera's (Trilogie Roi Artus), operettes, liederen en een oratorium. Alberda van Ekenstein, Willem Karei Antoon (1825—1903), geboren te Appingedam, bekleedde onderscheidene belangrijke functies in provincie en staat, en was vanaf 1888 liberaal lid der Eerste Kamer. Alberdingk Thijm, Jos. Alb. (1820— 89), dichter en prozaschrijver. Oorspr. in handel, 1876 hoogleeraar in aesthetiek en kunstgeschiedenis aan Akademie Beeld. Kunsten te Amsterdam. Vóór alles strijdend katholiek; romanticus, vereerder der Midden-Eeuwen en gothiek. Als redacteur van 't door hem gestichte tijdschr. De Dietsche Warande, scherp criticus. Volledige werken uitgegeven door Sterck. De voornaamste: De klok v. Delft; Organist v. d. Dom; Geertruida v. Oosten; Het Voorgeborchte; Karolingische Verhalen; Portretten v. Vondel. Zie J. A. Alb, Thijm door A. J. (1893) en versch. tijdschrift-artikelen, Aug. 1920. Alberdingk Thijm, P. P. M. (18271904), broer van Jos. Alb. historicus en sinds 1870 hoogleeraar in Nederl. litterat. geschiedenis te Leuven. Sinds 1887 redacteur Dietsche Warande en Belfort. ^Alberdingk Thijm, K. J. L. (1864), (pseud. Lodewijk van Deyssel), zoon van J. A. Alb. Thijm. Zijn hartstochtelijke kritieken (van 1886 af) voor namelijk in Nieuwe Gids. Individualist en bewonderaar van het Fransche Naturalisme (Zola). Uit deze periode zijn romans:' Een Liefde (1881 — 85) en De kleine Republiek (1888). 1890 nieuw tijdperk (De dood van het Naturalisme): wordt onder invloed van Maeterlinck en Huysmans lyrisch mysticus. In dien tijd zijn prozagedichten (In de Zwemschool, Jeugd, Apocalyps, 1893). 1894 samen met Verwey redacteur Tweern. Tijdschr. Daarna sensitivistische prozagedichten met sterke detailschildering (Adriaantjes). 1909 weer medewerker N. Gids. Bijna al zijn werk verzameld in bundels „Verzamelde Opstellen". In 1911 verscheen nog afzonderlijk: Uit het leven van Frank Rozelaar. Onder pseudoniem A. J. schreef hij een biographie van zijn vader en een studie over Multatuli. Zie: Benno J. Stokvis, Lodewijk van Deyssel (1921). Alberoni, Giulio (1664—1752), kardi- ALBEROKI—ALBERTI 109 naai en een der slimste staatslieden van zijn tijd, zeer in aanzien in Spanje ten tijde van Philips V, werd in 1717 eerste minister en grande. Hij trachtte Spanje weer in aanzien te brengen door versterking van leger en vloot, doch werd hierin verhinderd door de QuadrupleAlliantie, tusschen Engeland, Frankrijk, Nederland en Oostenrijk gesloten. Hij was genoodzaakt Spanje te verlaten (1719) en ging naar Italië, waar hij ook weldra in kerkelijke zaken groote macht kreeg. Albers, Petrus Henricus (1856— ), in Duitschland geboren, kwam reeds jong naar Nederland en ontving daar zijn opleiding. In 1896 werd hij professor in de kerkgeschiedenis aan het R. Kath. Theologisch collegie te Maastricht. Hij schreef verscheidene tijdschriftartikelen en grootere werken op het gebied der kerkgeschiedenis „Geschiedenis van het herstel der hiërarchie in de Nederlanden" (2 dln. 1903-04) en „Handboekder alg. kerkgeschiedenis" (2 dln. 4e dr. 1918). Al bert is de naam van een rivier in Queensland, in Australië. Albert is ook de naam van een vruchtbaar district in de Kaapkolonie, tusschen Stormberg en Oranjerivier. Albert een stadje in Noord-Frankrijk, dep. Somme, aan de Ancre, was in den oorlog beurtelings in handen der geallieerden en der Duitschers, zoodat het geheel verwoest werd. Albert, bisschop van Riga, stichtte omstreeks 1200 een Duitsche kolonie in Lijfland. Albert, Franz August Karl Emanuël (1819—1861), prins van Saksen-KoburgGotha, huwde in 1840 met koningin Victoria van Engeland en kreeg in 1857 de titel van Prince Consort. Hij heeft zich zeer bemind weten te maken bij het Engelsche volk. Albert, koning van Saksen (1828— 1902), streed mede in de oorlogen tegen Denemarken, in die van 1866 en van '70. In 1873 volgde hij zijn vader koning Johann op. Zijn huwelijk met prinses Carolina van Wasa bleef kinderloos. Albert, Honorius Karei, vorst van Mo¬ naco (1848— ), volgde in 1889 zijn vader op, en deed veel voor het diepzeeonderzoek. Albert I, koning van België (1875 — ), volgde in 1909 zijn oom Leopold II op. Bij het uitbreken van den oorlog in 1914 stelde hij zich aan het hoofd van zijn troepen en heeft gedurende den geheelen oorlog het commando gevoerd. Hij is in 1900 gehuwd met Elisabeth, hertogin van Beieren en heeft drie kinderen: kroonprins Leopold, prins Karei, en prinses Marie-José. Albert, Eduard (1841 —1900), een Oostenrijksch heelkundige, studeerde te Weenen, werd hoogleeraar te Innsbrück en te Weenen en gaf belangrijke chirurgische geschriften uit. d' Albert, Eugen (1864— ), pianist en componist, als pianist leerling van Liszt, schreef muziekwerken op allerlei gebied, vooral opera's. Met zijn opera „Tiefland" oogstte hij vooral veel roem. Albertmeer of Albert Edward Nyanzameer, bronmeer van den Nijl, behoort tot de drie grootste meren van CentraalAfrika, is in 1876 door Stanley ontdekt. Behoort aan Engeland en België. Alberta is sedert 1906 een provincie van het Dominion of Canada, aan de Oostel. helling van de Rocky Mountains. Het Noorden is boschrijk, het Z. W. in de bergdalen van het Rotsgeb. zeer vruchtbaar; belangrijke landbouw en veeteelt, ook fruit en tabaksbouw. Het klimaat is gezond, vooral in de bergdalen. In de bergen zijn goud, zilver, koper, ijzer en steenkolenmijnen, ook petroleumbronnen. Alberti, Leo Batiista (1404—1472), was een Italiaansch dichter, bouwmeester en schilder, was op kunstgebied de raadgever van Paus Nicolaas V; ontwierp eenige gebouwen in Florence en een kerk te Rimini. Ook gaf hij werken over bouwkunst uit. Alberti, Friedrich August (1795— 1878),een Duitsch geoloog, ontdekte door boringen nieuwe zoutmijnen en bracht' die in ontginning (Schwenningen, Friedrichshall). 110 ALBERTI—ALBINUS Alberti, Conrad (1862—1918), pseud. van Konrad Sütenfeld, Duitsch schrijver van kritieken, letterkundige werken, naturalistische romans en novellen. Tot zijn werken behoort o. a. „Der Weg der Menschheit". Albertine Agnes (1634—1696), een dochter van stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms, huwde in 1652 met Willem Frederik, stadhouder van Friesland. Haar zoon was Hendrik Casimir. Albertinelli, Mariotto (1474—1515), een Italiaansch schilder, was een vriend en navolger van Fra Bartolommeo. d'Albertis, Luigi Maria (1841 —1901), een Italiaan, deed veel onderzoekingsreizen op Nieuw-Guinea en heeft zijn bevindingen aldaar in boekvorm uitgegeven. Albertus Magnus (1193—1280), studeerde te Padua, werd Dominicaner monnik en maakte zich beroemd door zijn voorlezingen en geschriften over Aristoteles. Daar hij ook op natuurkundig gebied veel onderzoekingen deed, werd hij door 't volk voor een beoefenaar der zwarte kunst gehouden. Zijn bijnaam was „doctor universalis". Hij stierf te Keulen. Albertus VII, aartshertog van Oostenrijk (1559—1621), was eerst geestelijke doch verliet in 1599 dezen stand, huwde met Isabella, de dochter van Philips II en kreeg de Nederlanden als bruidschat. Albertusdaalder of Albertijn is de naam van een gouden muntstuk, zoo genoemd naar Albertus van Oostenrijk. De waarde was 2'/2 a 3 gulden. Het stuk werd het eerst in 't begin der 17de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden geslagen, later ook in Brunswijk, Pruisen en de Russische Oostzee-provincies. Albertville, stad met c. 6400 inw. in het Fransche departement Savoie, aan de Ariy. Aardewerkfabrieken, tegelbakkerijen. , Alberus, Erasmus (c. 1500—1553), een dichter en geleerde, studeerde te Wittenberg, voorstander der Hervor- ming en gunsteling van Luther. Hij schreef dichterlijke en satirische werken. Albi (Alby), de hoofdstad van het departement Tarn in Frankrijk, heeft een oude kerk en een aartsbisschoppelijk paleis, wol en katoenindustrie, wijnbouw; telt c. 25.000 inwoners. Albiet is een wit, triklien natriumaluminiumsilikaat. Het wordt door zuren weinig aangetast; men vindt het als bijmengsel van allerlei mineralen. Albigenzen was de naam van een godsdienstige secte aan het einde der 12de eeuw in Albi, Zuid-Frankrijk. Daar de paus hen als ketters beschouwde, vaardigde hij tegen hen en hun aanvoerder Raymond van Toulouse een kruistocht uit. Legers trokken moordend en plunderend door de Languedoc en Raymond moest zich met vele vestingen overgeven. Toen de bevolking toch hun overtuiging en aanvoerder trouw bleef, werd er een tweede kruistocht ondernomen. Raymond's zoon en opvolger moest */, van zijn gebied afstaan en in Toulouse werd de Inquisitie ingesteld. Velen vluchtten naar Piémont en schaarden zich later onder de Waldenzen. Albinisme. Ontbreekt de kleurstof (pigment), die bij dieren gewoonlijk Voorkomt in haren, veeren enz., dan zijn deze deelen wit en noemt men die dieren albino's, Bij de echte albino's ontbreekt ook het pigment in de oogcn en is de iris rood (door de roode kleur van het bloed). Het meest vallen de albino's natuurlijk op bij de gekleurde menschenrassen, b.v. bij negers, die dan blond zijn en blauwe oogen hebben. Ook half-albino's komen voor, dan hebben b.v. negers rood haar, ook plaatselijk albinisme, dat zich in vlekken uit op de huid, b.v. bij de tijgermeesjes en de eksternegers. Van vele dieren zijn albino's bekend b.v. witte muizen, ratten, mollen, kraaien, musschen. Het albinisme behoort tot de eigenschappen, die volgens Mendel's regel overerven, doch het is een recessieve eigenschap (zie ald.). Albinus, Bernard (1653—1721), geboren te Dessau, lijfarts van den keur- ALBIN US—ALB ULA 111 vorst van Brandenborg, werd hoogleeraar in de geneeskunde te Leiden. Bernard Siegfried Albinus (1697—1770), een zoon van den voorgaande, werd eveneens medicus en hoogleeraar in de ontleed- en heelkunde te Leiden; hij maakte zich bekend, door de prachtige ontleedkundige plaatwerken, die hij uitgaf. Albion is de Keltische en oudste naam voor Groot-Brittannië, reeds in de 6de eeuw v. Chr. gebruikt. Albion is de naam van één der Banggaai-eilanden, in de Moluksche zee en tevens die van de straat, die de Banggaai- én Soelaeilanden scheidt. Alblasserdam, een dorp aan de Alblas in Zuid-Holland, heeft belangrijken scheepsbouw. Telt c. 6.000 inwoners. Alblasserwaard is een landstreek tusschen Merwede, Lek en Vijfheerenlanden gelegen, ruim 1 M. beneden A.P. Veeteelt en hennepbouw. Alboin, koning der Longobarden, huwde met Rosamunde, de koningsdochter van de door hem overwonnen Gepiden. In 568 veroverde hij geheel Italië tot aan Rome en maakte in 572 Pavia de hoofdstad van zijn rijk. In 573 werd hij door zijn vrouw vermoord. Albona is een stad op Istrië in Italië, met 12.000 inwoners. Wijn- en olijvenbouw. Alboni, Marietta (1823—1894), was een beroemde altzangeres, leerling van Rossini. Zij maakte kunstreizen door een groot deel van Europa en Amerika en verbond zich aan de Italiaansche opera te Parijs. Albrech I (1250—1308), zoon van Rudolf van Habsburg, stichter van de dynastie der Habsburgers, werd in 1298 tot Roomsch koning gekroond. Hij voerde tot uitbreiding van zijn bezittingen veel oorlog en werd door zijn neef Johann van Zwaben vermoord. Albrecht II (1298 — 1358), zoon van Albrecht I en hertog van Oostenrijk, veroverde Korinthië en Krain. Albrecht III, zoon van den voorgaande, volgde met zijn drie broeders op. Twee stierven en aan den anderen, Leo¬ pold III, werd Stiermarken, Korinthië en Tirol toegedeeld, terwijl hij zelf het eigenlijke Oostenrijk behield. Albrecht van Beieren, een zoon van Lodewijk van Beieren en Margaretha van Henegouwen, werd in 1358 wegens krankzinnigheid van zijn broeder Willem V, als ruwaard over de Nederlandsche gewesten aangesteld. Hij was Hoekschgezind en trad streng op tegen de Kabeljauwschen, voerde oorlog tegen den hertog van Gelderland en den bisschop van Utrecht. Ook bemoeide hij zich met de twisten van Schieringers en Veltkoopers in Friesland. Hij volgde zijn broeder in 1388 als graaf op en stierf in 1404. Albrecht (1490—1568) was de laatste grootmeester van de ridders der Duitsche orde. Hij ging met de geheele orde tot de Hervorming over en veranderde Pruisen in een wereldlijk hertogdom. Hij zorgde voor 't onderwijs en stichtte de universiteit in Koningsbergen. Albrecht, Jacob of Albright (1759— 1808), van Duitsche afkomst in Pennsylvanië geboren, trad als boetprediker op en werd het hoofd van een sekte, genaamd „Evangelical Association of North-America". De aanhangers van deze sekte in Duitschland en Zwitserland heeten Albrechtsleute. Albrechtsberger, Johann Georg (1736 — 1809), een bekend Oostenrijksch componist, schreef behalve composities vele werken over muziektheorie, was organist en leermeester van Beethoven. Albregt-Engelmann, Wilhelmina J. E. (1834—1902), was een bekende en populaire Nederlandsche tooneelspeelster, die Vooral haar kracht toonde bij het spelen van echt Hollandsche, komische stukken. d'Albret, Jeanne (1528—1572), koningin van Navarre, huwde met Antoine van Bourbon en regeerde na zijn dood alleen over Navarre. Haar zoon was de latere Hendrik IV van Frankrijk. Zij was voorstandster van de Hervonriing. Albula is een pas in Graubunderland (Zwitserland), tusschen Bergün en het hoogste gedeelte van het Engadin. De 112 ALBULA-ALCHEMIE Albula spoorweg loopt van Thusis aan den Achterrijn naar St. Moritz in het Engadin. Album, bij de Romeinen een met gips bestreken bord, waarop de namen der senatoren, der gezworenen of andere belangrijke openbare personen vermeld stonden. Zoo heeft men: Album academicum als lijst van alle aan eene bepaalde academie ingeschrevenen; Album amicorum, lijst van namen van vrienden (dikwijls met bijschriften) en andere. Later werd het de naam van een boek, waarin verzamelingen van allerlei aard, gedichten, postzegels, briefkaarten enz. Albumine is het eiwit dat voorkomt in kippeneieren en bloed. Gedroogd kippeneiwit bestaat voornamelijk uit albumine. Uit bloed wordt het in Amerika wel gewonnen door het gestolde bloed sterk te slaan. Het bloed wordt dan verdeeld in het vaste fibrine en het vloeibare bloedserum, die in een centrifuge van eiKaar woraen gescneiden. Door indampen van het serum in vacuo beneden 40° veiHurijgi men net aiDumme vast. net wordt gebruikt in de ververij, bij het klaren van wijn en voor het maken van fotografisch papier. In water is het beneden 40° geheel oplosbaar. Boven 40° gaat de oplossing over in een gestolde massa, die niet meer in water oplosbaar is. Albuminurie is letterlijk vertaald eiwit in de urine. Normale urine bevat geen eiwit of althans een voor het gewone onderzoek niet waarneembare hoeveelheid. Wanneer dus in de urine eiwit wordt aangetroffen, is dit een bewijs dat er in het pisbereidend en afzonderend orgaan iets hapert. Ware albuminurie d. w. z. waarbij het eiwit een integreerend deel der urine uitmaakt, is een verschijnsel van een aandoening, waarbij de nieren eiwit doorlaten, hetgeen behalve bij nierziekten ook in het verloop van vele andere ziekten zich voorbijgaand kan voordoen. Albuquerque (1), stad in NieuwMexico (U. S. A.), telt c. 11000 inw. universiteit; wol, huiden, graan en centrum van mijnbouw. Albuquerque (2) stad in Spanje met c. 10.000 inw., bezit 13de eeuwsch kasteel. Albuquerque, Alfonso d', de Groote (1453—1515), een Portugeesch krij gsheld en ontdekkingsreiziger, deed vele reizen naar Indië en veroverde Goa, Malakka, Ceylon en Ormoes. Tengevolge van laster werd hij van zijn waardigheden ontheven en stierf kort nadien. Alcaeus (einde 7de, begin 6de eeuw v. Chr.), was een van de grootste Grieksche lierdichters, leefde op Lesbos. Hij dichtte hymnen op de vrijheid en tegen de tyrannen, krijgsliederen en minnezangen. De Alcaeische strofe, een vierregelig vers, door Horatius veel in zijn Oden gebruikt, is naar hem genoemd. Alcala heeten dertien steden in Spanje; de voornaamste is Alcala de Henares met c 11.000 inwoners, weverijen, lederen zeepfabrieken, vroeger beroemde universiteit, geboorteplaats van Cervantes. Alcalde is afgeleid van het Arabische woord al kadi — rechter. Dit woord is nu de titel van een ambtenaar in Spanje, die tegelijk burgemeester en rechter is. Alcamo. een stad van c. 51.000 inwoners op N.W. Sicilië, ligt in een vruchtbare streek. Oude cathedraal. Alcan, Michel (1811 — 1877), een Fransch werktuigkundige, bracht vele verbeteringen aan in de weefmachines. Alcantara-orde is in 1156 als geeste¬ lijke ridderorde ter verdediging tegen de Mooren gesticht. Later kwam het grootmeesterschap aan de Spaansche kroon. De orde is in 1873 opgeheven doch in 1874 hersteld als militaire orde van verdienste. Alcazar, van het Arabische woord alkazar afgeleid, dat „het paleis" beteekent, heeten de versterkte paleizen uit den tijd der Mooren in Spanje. Men vindt ze in Cordova, Segovia, Toledo en SevUla, vooral die in de laatste stad is nog goed bewaard gebleven. Alchemie is de scheikunde, zooals deze beoefend werd reeds lang vóór het begin onzer jaartelling tot de 17de eeuw. Haar hoofddoel was de omzetting van onedele in edele metalen (vooral in goud). ALCHEMIE—ALCOHOLISME 113 I Terwijl^ men tegenwoordig een metaal | door zijn onveranderlijke eigenschappen kenmerkt, waren de eigenschappen van I de door de alchimisten bereide metalen telkens verschillend, naar gelang van de bereidingswijze en grondstoffen. Daar- I door dachten ze het eene metaal uit het andere te kunnen bereiden. Het kwikzil- I ver namen sommige als oermetaal aan. I Uit het weeke kwikzilver en de gele | zwavel meende men het vuurvaste edele goud te kunnen maken, indien men maar de „prima materia" („steen der wijzen") I kon vinden, die voor al deze omzettingen noodzakelijk was. De alchimisten hebben hun doel nooit kunnen bereiken, maar hebben wel een buitengewoon rijk fei- I tenmateriaal voor de latere scheikunde bijeengebracht. Bekende alchimisten waren Zosimus, Lullius en vooral Paracelsus, de ontdekker van de waterstof en |de eerste, die de scheikunde dienstbaar maakte aan de medische wetenschap. |(Voor een" nadere Alchemiebeschrijving zie Backer: Chemische laboratoria van zosimus wc noernaaveot Jaeger: Elementen en atomen voorheen en thans.) Alchemilla. Zie Leeuwenklauw. Alcibiades (450—404 v. Chr.), een Grieksch veldheer en staatsman, opgevoed door Socrates en Pericles, was een man van groote gaven, maar ijdel, lichtzinnig en onbetrouwbaar. Hij was genoodzaakt uit Athene te vluchten, omdat hij schuldig was aan 't vernielen van Hermesbeelden, ging toen naar Sparta en verBed de plannen der Atheners aan Sparta. Hij kreeg groote macht in Sparta, wist ■en bondgenootschap tusschen Sparta en Perzie tegen Athene te bewerken, doch was na eenigen tijd ook daar niet meer veilig, omdat hij het hof maakte Ban de vrouw van Koning Agis II. Nu Bocht hij toevlucht bij den Perzischen satraap Tissaphernes en trachtte dezen over te halen de zijde van Athene te kiepen. Van een burgeroorlog in Athene wist bij gebruik te maken, om weer daarheen terug te keeren (408), waar uij weer rnacni Kreeg aan ooit te voren. Toch werd hii na eeo naar iaar weer verbannen en in Phrygiê vermoord. Alciphron, een Grieksch schrijver uit de 2de of 3de eeuw na Chr., schreef romans in briefvorm. Door de wijze van vertellen en mooie taal hebben dj veel waarde. Aldra, een stad van c 20.000 inwoners in Spanje, was tijdens de heerschappij der Mooren welvarend. Nu achteruitgegaan. Zuidvruchten, rijst. Alcmaeon, een Griek, zoon van Amphiaraus en Ériphyle, doodde zijn moeder en zwierf daarna krankzinnig rond. Daar alle landen, waar hij zou komen, door zijn moeder vervloekt waren, bleef hij rondzwerven tot hij kwam in het land aan den Achelous, waar hij veilig kon blijven, daar het bij de vervloeking van zijn moeder nog niet bekend was. Hij huwde daar met Callirrhoë en werd gedood toen bij de halsketting van Harmonia voor haar trachtte te bemachtigen. De Alcmaeoniden, een aanzienlijk geslacht in Athene, waren nakomelingen van Alcmaeon, een kleinzoon van Nestor. Alcmene was volgens de Grieksche sage de moeder van Hercules, wiens vader Zeus was. Zij huwde met Amphitryon en schonk hem een zoon Iphicles. Later huwde zij met Rhadamanthus. Alcock. Sir Rutheriord (1809—18971. een Engelsch staatsman en geneeskundige, nam als officier van gezondheid deel aan eenige veldtochten, kwam later bij de diplomatie in China en Japan, over welke landen hij eenige werken heeft geschreven. Alcoforado, Marianna (1640—1723), is de schrijfster van „Brieven van een Portugeesche non", een zeer tragische roman. Alcoholen zijn organische verbindingen^ die van de koolwaterstoffen zijn afgeleid door vervanging van 1 waterstofatoom door een hydroxylgroep (OH). Alcohol is ook de gewone naam voor aethyl alcohol (C,H,OH). (Zie daarvoor verder onder spiritus). Alcoholisme. Het gebruik en vooral het misbruik van alcoholische dranken richt groote schade aan, zoowel voor den stoffelijken, geestelijken en zedelijken 114 ALCOHOLISME - ALDEHYDEN toestand van den enkelen mensch als voor geheele volken. Het ondermijnt de gezondheid, verwoest het organisme, maakt vatbaar voor ziekten, verkort den levensduur, belast de nakomelingen en leidt tot pauperisme. De bestrijding van dit kwaad eischt omzichtigheid daar te strenge voorschriften tot groote ontduiking leiden. Het krachtigst kan het geschieden door de bevolking zelf gesteund door den staat. De particuliere pogingen hebben geleid tot stichting van een groot aantal organisaties, waarvan sommigen matigheid, andere geheelonthouding nastreven. De eerste richting is vertegenwoordigd door den „Volksbond tegen Drankmisbruik", opgericht 1875, gevestigd te 's Gravenhage; door dezen zijn o. a. opgericht de volkskoffiehuizen, waar geen bedwelmende dranken worden verkocht. De geheelonthoudersbeweging telt een groot aantal vereenigen, verschillend naar godsdienstige opvattingen, middelen tot bereiking van het doel, beroep (onderwijzers, artsen, predikanten),leeftijd (kweekelingen, leerlingen onderwijsinrichtingen). De staat verleent medewerking tot dit doel door subsidie te verleenen en door voorschriften regelende den drankverkoop (Drankwet 1904). Volgens deze wet wordt het aantal vergunningen vast gesteld in verband met het aantal inwoners, terwijl de gemeenteraad, Gedeputeerde Staten gehoord, tot verlaging van het aantal vergunningen kan overgaan. Inrichtingen, waar andere dranken dan sterke drank per glas verkocht worden, moéten „verlof" hebben. Een afzonderlijke drankwetinspectie is ingesteld, hetgeen de uitvoering der wet zeer heeft bevorderd. Een voorstel op initiatief van eenige leden der 2e Kamer ingediend tot invoering van plaatselijke keuze, is door de 2e Kamer aangenomen, maar door de le Kamer (Febr. 1922) verworpen. Zie Don en van der Woude, Het boek van den alcohol (1917). Zie verder Geheelonthouding. InAmsterdamis gevestigd het Medisch consultatiebureau voor alcoholisme. Alcoholometrie is de bepaling van het alcoholgehalte van vloeistoffen naar het soortelijk gewicht. Daar in de te bepalen alcoholoplossing nog andere stoffen voorkomen, welke van invloed zijn op het s. g., destilleert men den alcohol af, verdunt het destillaat tot het oorspronkelijke volume en bepaalt de temperatuur en het s. g. met een gevoeligen areometer. Uit tabellen leest men dan het gehalte af. Alcott, Louisa May, (1833—1888) was een Amerikaansche schrijfster van meisjesboeken, vele van haar werken zijn in 't Nederlandsen vertaald als „Onder Moeders vleugels" e.a. Alcuinus, Flaccus Albinus (735 — 804), een Angelsakser van geboorte, groot geleerde, was opvoeder en vriend van Karel den Groote. Hij deed zeer veel om de beschaving te bevorderen, stichtte verscheidene scholen, o. a. een te Tours, die eeuwenlang beroemd bleef. Zijn vele geschriften zijn uitgegeven. Atcyone, volgens de Grieksche mythologie dochter van Aeolus, vrouw van Ceyz, koning van Trachis. Na hun dood door schipbreuk, werden zij en haar man in ijsvogels veranderd. Alcyone of Alkyone, de helderste ster der Pleiaden (het Zevengesternte). Aldan is een bevaarbare zijrivier van de Lena in Siberië. Aldebaran is een roode ster der eerste grootte, de schitterendste in de groep der Hyaden. Aldegrever, Heinrich (1502—1558), Duitsch schilder en teekenaar, is vooral als kopergraveur bekend. Hij graveerde voorstellingen uit den Bijbel, de mythologie en het dagelijksch leven. Aldehyden ontstaan door oxydatie van primaire alcoholen, d. w. z. van alcoholen die de groep CHsOH bevatten. Ze hebben de kenmerkende groep CH: O De bekendste term is aceetaldehyd (CH3. CH : O), verkregen door oxydatie van aethylalcohol. Het is een vloeistof met kenmerkenden reuk; kookt bij 22° O, is gemakkelijk te oxydeeren tot azijnzuur eh reduceert een ammoniakale zilveroplossing onder vorming van een zil- ALDEHYDEN—AXECSANDRI 115 verspiegel. Drie of meer moleculen groepeeren zich gemakkelijk tot het grootere molecule van metaldehyd (zie onder) en paraldehyd; met alkali gaat het in een Boort hars over (aldehydhars). Technisch wordt aceetaldehyd gemaakt uit acetyleen (dat op zijn beurt uit calciumcarbid wordt gemaakt) door verbinding met water onder invloed van kwikverbindingen en zwavelzuur; door reductie wordt er alcohol, door oxydatie azijnzuur uit Bereid. Polymerisatie doet metaldehyd, (gen witte vaste stof ontstaan, die onder Ben naam „meta" als vervangmiddel poor brandspiritus in den handel komt. Alderman, van het Angelsaksische Boord Ealdorman, is iemand, die in Engeland deelneemt aan de regeering Ban graafschap of gemeente en tevens vrederechter is. In enkele steden heeft alderman de beteekenis van wethouder, ft Alderney, in het Fransch Aurigny ge: heeten, is een Britsch eiland ten Westen van rvaap ja Jtlogue. De c. 2000 inwoners spreken Engelsch en Normandisch- rranscn. De Doaem is vruchtbaar, veeSteelt. Aldershot, een plaats in het Engelsche graafschap Hampshire, is sedert 1855 me groote vaste leger- en exercitieplaats van Engeland. Aldtnen of Aldijnen, noemt men de boeken aan het eind der vijftiende en begin zestiende eeuw, gedrukt door de deden der familie Aldus Manutius' te ■enetiö. Zij drukten Grieksche, La,;tijnsche en Italiaansche werken in een mooi lettertype en zeer nauwkeurig. iTusschen 1494 en 1530 verschenen hun .(beste uitgaven. Aldobrandini was de naam van een aanzienlijk Florentijnsch geslacht; een van haar leden Ippolüo Aldobrandini was als Clemens VIII paus van 1592— 1605. I Aldol (CHaCHOH.CHs.CH : O) ontstaat door samenvoeging (condensatie) van twee moleculen aceetaldehyd onder invloed van verdunde kabioog. Het heeft zoowel alcohol- als aldehydeigenschappen. Aldrich, Thomas BaUey (1836 — 1907), een Amerikaansch dichter en prozaschrijver, was redacteur van de „Atlantic Monthly". Hij schreef vele romans en gedichten in den trant van balladen. Aldrovandi, Ulisses (1522—1605), een Italiaansch natuurvorscher, werd in Bologna hoogleeraar en stichtte daar den botanischen tuin. Hij schreef werken op 't gebied der plantkunde en een uitgebreid zoölogisch werk, waarin de dieren systematisch behandeld worden. Ale is een biersoort, die in Engeland wordt gebrouwen. Ze wordt verkregen door gisting boven 15° C. („bovengisting"). Ze is sterk gehopt, daar ze anders snel zou bederven. Men onderscheidt donkere en lichte ale, welke laatste weer onderverdeeld wordt in „mild ale" en „pale ale". Pale ale bevat de meeste hop en heeft het hoogste alcoholgehalte. De smaak wijkt af van de hier te lande gebrouwen soorten. Aleander, Hieronymus (1480—1542), een Italiaansch kardinaal, wijdde zich geheel aan de letterkunde, tot aan het optreden van Luther. Van dat oogenblik af spande hij al zijn krachten in voor de bestrijding der Hervorming, spoorde Karei V aan steeds strenger maatregelen tegen de ketters te nemen en wilde Luther na den rijksdag te Worms doen gevangen nemen. Vooral He N»H»,-i=.r,H,>„ hadden door zijn ijver te lijden, op zijn aanstoken werden hier de eerste ketters verbrand. Aleardi, Aleardo (1812—1878), Italiaansch dichter, nam deel aan He revnln. tie van 1848, kwam daardoor en door het schrijven van vele patriottische gedichten herhaaldelijk in botsing met Oostenrijk. Alecsandrescu, Gregorius (1812—1886), Roemeensch dichter en staatsman, behoorde tot de Liberale partij en schreef vele staatkundige verhandelingen en satirische gedichten. Alecsandri, Vasü (1821 — 1890), Roemeensch dichter, verzamelde vele balladen en volksliederen en schreef zelf blijspelen en gedichten. 116 ALECTOROLOPHUS-ALEPPO Alectorolophus (Rhinanthus). Zie Ratelaar. Aleman, Motto (c. 1550—1609), een Spaansch romanschrijver, was de auteur van de schelmenroman „Guzman de Alfaroche". Alemannen waren in de 3de eeuw en later een groep Germaansche volksstammen tusschen de Main en de Alpen. Zij waren herhaaldelijk in strijd met de Romeinen, trokken zelfs over de Alpen, werden in 't Zwarte Woud overwonnen en kwamen in 496 voor een deel onder de heerschappij van Clovis, den Frankischen koning; het andere deel sloot zich bij Theodorik den koning der OostGothen aan. Hun afstammelingen wonen hoofdzakelijk in Zwaben, de Elzas en Zwitserland. De naam leeft voort in de Fransche betiteling der Duitschers (Allemands). d'Alembert, Jean le Rond (1717 — 1783), Fransch wijsgeer en wiskundige, leerling van het college-Mazarin, werd reeds in 1741 lid van de Fransche Academie en muntte vooral uit op het gebied der wiskunde. Zijn veelzijdigheid toonde hij als medewerker van Diderot in de „Dictionnaire encyclopédique" (1751 — 1780). Ook buiten dit werk publiceerde hij nog vele geschriften. Hij had vele vrienden, doch was zeer gehaat door de clericalen wegens zijn sceptisch standpunt tegenover religie en kerk. Alemtejo is een Portugeesche provincie, doorstroomd door de Guadiana, Taag en Sado. Het Zuiden is onvruchtbaar, de bergdalen in 't N.O. echter zijn uitstekend geschikt voor tarwe- en maïsbouw en zuidvruchtenteelt, ook vindt men daar eenige koper- en ijzermijnen. De voornaamste steden zijn: Evora, Portalegre en Beja. Alen (Anguilliden), een familie van langgerekte beenvisschen, wier rugvin onmiddellijk in de staartvin en deze weer in de aarsvin overgaat, met een nauwe kieuwspleet en zonder buikvinnen. De alen worden in zee geboren, maar zwemmen in het voorjaar de rivieren op en verspreiden zich dan in alle wateren soms wel door over den grond of door een modderigen bodem heen te kruipen. In die wateren blij ven zij ruim 4—8 jaar, tot zij volwassen zijn en zwemmen dan vooral tegen het najaar naar zee. Daar ontwikkelen zich de geslachtsorganen en zwemmen zij naar zeer diepe plaatsen (onze alen door de betrekkelijk ondiepe Noordzee naar de Westkust van Ierland) en schieten daar op meer dan 1000 M. diepte kuit. De jongen zijn geheel doorschijnende, platte vischjes (men noemt ze glas vischjes en zij werden vroeger tot een apart geslacht Leptocephalus gebracht). Deze blijven daar, veranderen geleidelijk van vorm en krijgen in 1 l/a jaar den echten aalvorm. Dan zoeken ze van uit zee het zoete water op, waar zij weer blijven tot zij volwassen zijn. De alen worden om hun smakelijk, zeer vetrijk vleesch veel gevangen. Alencon, een stad in Frankrijk, vooral bekend door de kantindustrie, die nu een weinig achteruitgaat. Textielfabrieken, telt c. 17.000 inwoners. De graven en hertogen van Alencon vormden een zijtak van het huis van Valois, hun stamvader was Karei II van Valois (1322). Aleoeten is de naam van een reeks eilanden ten N.W. van Alaska in den grooten Oceaan, oorspronkelijk bewoond door Eskimo's. De meeste zijn vulkanisch, met ruw klimaat en weinig plantengroei ; hoofdmiddelen van bestaan zijn: jacht en visscherij. Het grootste eiland is Unimak; Unalaska is de hoofdstad. De eilanden zijn door Russen ontdekt en behooren nu aan de Vereenigde Staten. Aleppo, een stad in de provincie van dien naam in Klein-Azië, in een vruchtbare vlakte gelegen, was vóór de ontdekking van den zeeweg naar Indië, de stapelplaats der waren uit Europa en Azië. De havenstad is Alexandretta. Tapijtweverijen en leerlooierijen, uitvoer van zijden en katoenen stoffen. Aleppo is oorspronkelijk door de Phoeniciërs gesticht, kwam in 1517 onder de Turken, werd in 1918 door de Engelschen ingenomen en in 1919 onder Arabisch bewind gebracht. ALESIA —ALEXANDER 117 Alesia was een van de oudste steden in i- Gallië, waar Caesar Vercingetorix overwon. De Noormannen verwoestten het in de 9de eeuw; thans ligt op deze plaats Alise Sainte Reine. Alessandria is een Italiaansche provincie met hoofdstad van denzelfden naam in Piemont. Landbouw en zijdeteelt. De hoofdstad (c. 75.000 inwoners) ligt in de nabijheid van het slagveld van Marengo. Alessi, GaUazzo (1512—1572), Italiaansch bouwmeester, leerling van MichelAngelo, ontwierp vele paleizen en kerken, vooral te Genua. Alessio, een stad in Albanië, ten Z. O. van Skoetari, viel in 1912 in handen van Serviërs en Montenegrijnen, werd in 1916 > door de Oostenrijkers veroverd en is sinds 1918 in Italiaansch bezit. Aletrino, Arnold (1858—1916), een Nederlandsen geneesheer en letterkundige, nam deel aan de Nieuwe Gids-beweging en schreef romans en vele novellen. Aletschgletscher, de grootste gletscher van Europa, is 24 K.M. lang en ligt in het kanton Wallis, nabij de Jungfrau. Aleurometer is een toestel, bestaande mt een cylinder met passende zuiger, dat men gebruikt om meel te onderzoeken op geschiktheid tot bakken: uit het meel bereidt men rle wwfcf^f ~t „i.. [(eiwitachtige .ronde korreltjes die uit jhet zaad stammen) door uitwasschen; Jaoor verhitting in een oliebad op 150° fcwelt de kleefstof op en doet de zuiger . .^5a ecu vcrueeiae scnaal stijgen. Hoe i grooter de stijging is (minstens 25 schaalI deelen) des te geschikter is het meel voor j bakken. In de praktijk wordt het toestel t meestal weinig gebruikt. Alewijn, Abraham, Nederlandsen ^ rechtsgeleerde en tooneeldichter, einde I 17de en begin 18de eeuw, schreef vooral vele blijspelen als „De bedrogen woekeraar" enz. Alexander I, paus van 103—114, is volgens de overlevering als martelaar gestorven. Alexander II, paus van 1061 f '—1073, bracht vele verbeteringen aan in de kerk en muit. Ho„„ pewldlijkgezag. AlexanderIII, paus van 1159—1181, een vijand van Frederik I Barbarossa, sprak over dezen den banvloek uit, dien hij in 1177 ophief. De paus regeerde volgens een vaste lijn, was in 1179 voorzitter van het derde Lateraansche concilie, waarbij besloten werd, dat de pausen met een meerderheid van •/• door de kardinalen gekozen moesten worden. Alexander IV, paus van 1254— 1261, kwam in oorlog met Manfred van Sicilië, trachtte de Grieksche en Latijnsche kerk te vereenigen en stelde de Inquisitie in Frankrijk in. Alexander V, paus van 1409-1410, werd op het Concilie te Pisa tot paus gekozen en kwam m oorlog met Napels. Alexander VI (Rodrigo Borgia) paus van 1492—1503, was reeds zeer jong kardinaal en werd door omkooping paus. Hij is in de lange rij van Pausen een van de weinige op wiens particuliere leven smetten rusten, en bekend door het streven zijn geslacht tot macht en aanzien te brengen en zijne kinderen vorstendommen te verschaffen, (zie Borgia). Alexander VII, paus van .uw— ioo/, was een voorstander der Jezuïeten in hun strijd met de Jansenisten; kwam in oorlog met Frankrijk en moest Avignon afstaan. Alexander VIII, paus van 1689—1691, kwam weer in 't bezit van Avignon en weigerde de stellingen der Gallicaansche kerk te erkennen. Alexander de Groote (356 —323 v. Chr.), koning van Macedonië, zoon van Philippus II van Macedonië en leerling van Aristoteles, beklom in 336 v. Chr. den troon, bracht eerst de pas veroverde Grieksche gewesten tot rust en begon in 334 zijn tocht tegen Darius III, koning der Perzen. Zijn overwinning bij den Granicus verleende hem toegang tot Klein-Azië; in 333 v. Chr. versloeg hij den Perzischen koning bij Issus. Daarop veroverde hij Phoenicië en Egypte, waar hij Alexandrië stichtte. In 331 v. Chr. trok hij ten tweede male tegen Darius op, versloeg dezen bij Arbela en liet zich in Babyion en Susa als Perzisch vorst kronen. Steeds voerde hij zijn leger verder naar het Oosten, trok in 326 zelfs den Indus over doch werd in 324 door zijn 148 ALEXANDER—ALE XANDERARCHIPEL leger genoodzaakt terug te keeren. Een jaar later stierf hij vrij plotseling te Babyion. Alexander is vooral van beteekenis geweest als verbreider der Grieksche beschaving, welke hij in aanraking bracht met de Oostersche. De nieuwe periode der Grieksche cultuur, die hierdoor ontstond, noemt mennet Hellenisme. Zie den roman van L. Couperus, Iskander (1920). Alexander Severus, Marcus Aurelius (208 —235), Romeinsch keizer, bloedverwant en opvolger van keizer Heliogabalus, was een rechtvaardig vorst; werd door de Praetorianen te Mainz vermoord. Alexander van Ha les, scherpzinnig wijsgeer uit de 13de eeuw, een Franciscaner monnik, schreef „Summa universae theologiae". Hij stierf in 1245. Alexander I (1857—1893), vorst van Bulgarije, prins van Battenberg, werd ui ig/7 ioi vorst van cutgarije gekozen, annexeerde Oost-Roemelië, zeer tegen den zin van Rusland, In 1886 won hij den oorlog met Servië, maar moest vooral dank zij het aanstoken van Rusland, in dat jaar afstand doen. Alexander (1893—1920), koning van Griekenland, tweede zoon van Koning Constantijn, volgde in 1917 zijn vader na diens gedwongen abdicatie op. Overleed in 1920 tengevolge van een infectie, waarna zijn vader weer den Griekschen troon beklom. Alexander (1461 — 1506), koning van Polen, zoon van Casimir IV, trachtte tevergeefs Lithauen tegen de Tartaren te beschermen. Alexander I Paulowitsj (1777—1825), tsaar van Rus land, kwam in 1801 aan de regeeringen trachtte door verbetering van het onderwijs en van het lot der lijfeigenen, de welvaart te bevorderen. Eerst groot bewonderaar van Napoleon, kwam bij weldra met dezen in conflict en wist hem in 1812 uit zijn land te verdrijven. Op het Weener congres trad bij vredelievend op en spaarde geen moeite om de vriendschap der vorsten en den vrede in Europa te handhaven (Heilige Alliantie. In veel van zijn verwachtingen teleurge¬ steld, werd hij op 't eind van zijn regeering reactionair. Alexander II Nikolajewitsj (1818— 1881), tsaar van Rusland, kwam tijdens den Krimoorlog aan de regeering (1855); deed veel om de welvaart te bevorderen (scholen,spoorwegen, rechtspraak), schafte de lijfeigenschap af, doch was despotisch tegenover de Polen. In 1872 sloot hij met de keizers van Duitschland en Oostenrijk den Driekeizersbond. In 1877 kwam bij in oorlog met Turkije. De laatste jaren van zijn regeering deden de Nihilisten verscheidene aanslagen op zijn leven. Door een daarvan kwam hij in 1881 om het leven. Alexander III Alexandrowitsj (1845 — 1894), tsaar van Rusland, kwam in 1881 aan de regeering, stond eerst aan de zijde van Duitschland en Oostenrijk, maar werd langzamerhand door de Panslavisten gedrongen partij voor Frankrijk te kiezen. Hij trachtte in sommige opzichten de welvaart te bevorderen, doch was in de OostzeeproVincies gehaat door zijn reactionaire maatregelen. Alexander Karageorgewitsj (1806— 1885) werd na het verjagen van Michaël Obrenowitsi tot vorst der Serviërs nlt- geroe pen (1843). Hij koos echter naar den zin van het volk te veel de zijde van Oostenrijk en deed in 1858 afstand van He regeering. Alexander I Obrenowitsj (1876 — 1903), koning van Servië sedert 1889, nadat zijn vader Milan afstand van de troon had gedaan; werd in 1903 met zijn gemalin Draga door officieren vermoord. Alexander Goesa (1820—1873), uit een aanzienlijke Roemeensche familie afkomstig, gingeerst in de staatkunde, later tot den krijgsdienst over en werd in 1861 tot vorst van Moldavië en Walachije gekozen. In 1866 moest hij plaats maken voor Karei I van Hohenzollern—Sigmaringen. Alexander, Boyd (1873—1910), een Britsch ontdekkingsreiziger, doorkruiste geheel Midden-Afrika en schreef werken over de vogels, die hij daar vond. Alexanderarchipel is een groep eilan- ALEXANDERARCHIPEL—ALEXANDRIJNSCHE SCHOOL 119 den, ten W. van Alaska, behoorend aan ™ vcreenigae staten. Ue grootste eilanden zijn: Prins van Wales en Baranow. Alexanderromans verhalen de lotgevallen van Alexander den Groote. Zij zijn waarschijnlijk in Egypte ontstaan in de 3de eeuw na Chr. en hebben zich langzamerhand ook over Europa verbreid. Vooral in de Middeleeuwen waren zij zeer geliefd. De versmaat waarin eén dezer Alexanderromans geschreven werd, kwam zoo in zwang, dat zij hiernaar Alexandrijn genoemd werd. Alexandra (1844- ), dochter'van ï koning Christiaan IX van Denemarken huwde met Edward VII van Engeland (1863), moeder van den tegenwoordigen koning George V. Alexandra Feodorowna (1872—1918) voor haar huwelijk met Nikolaas II van Rusland was haar naam Alice van Hessen, werd met haar man en kinderen den 16 Juli 1918 door de Roode Garde te | Jekatrinenburg vermoord. Alexandra-Nijl of Kagera, een der bronnen van den Nijl, ontspringt op het Maangebergte en mondt in het VictoriaNyanza-meer uit; is alleen in zijn benedenloop voor kleine vaartuigen bevaarbaar. Alexandre, Arsine, (1859— ), Fransch kunstcriticus, publiceerde ver; scheidene artikelen en werken, o. a. „1'Esprit satirique en France pendant la 6 guerre". Alexandrette of Skanderoen, aan de van Syrië, is de havenplaats van Aleppo. Uitvoer van katoen, wol en ■ graan; c. 1500 inwoners. Alexandrië of Alexandria, gesticht in 1331 v. Chr. door Alexander den Groote was in de oudheid een beroemde stad.' f De oude stad was verdeeld in Bruchium (Gneksch-deel) en Rhacotis (Egyptisch deel). In het Bruchium stonden het beI roemde museum met boekerij, de vorstelijke paleizen, het mausoleum van i Ptolomaeus I, de tempel van Poseidon,en < de naalden van Cleopatra. In het Rhacosti vond men den tempel van Serapis een tweede bibliotheek en de Doodenstad < (Nekropolis). De stad was het middelpunt van handel, wetenschap en kunst, eerst onder de Ptolomaeên en later onder Romeinsch bestuur. Onder de Arabieren ging zij langzamerhand achteruit, totdat zij in 1517 door de Turken geheel verwoest werd. Eerstin de 19de eeuw kwam zij onder Mehemed Ali weer eenigszins tot bloei en is nu de groote havenstad van Egypte. Er is invoer van steenkool, textielgoederen en machines; uitvoer van katoen, wol, indigo, hennep en suiker. Alexandrië heeft thans c. 450.000 inwoners. Daar door de rijkdom en weelde van deze stad de Grieksche kunst hier opnieuw tot bloei kwam, spreekt men wel van Alexandrijnsche kunst. Een der Ptolomaeên stichtte in Alexandrië een museum met bibliotheek, waar geleerden op staatskosten konden studeeren Deze inrichting, de Alexandrijnsche school genaamd, was zoo'n kostbare boekenverzameling rijk, dat van alle zijden de geleerden haar bezochten. Grieksche en Joodsche wijsgeeren kwamen hier samen en later ook de Christenen, zoodat hier een Christelijke wijsgeerige theologie ontstond, die ook in andere landen zeer veel invloed heeft gehad. Een gedeelte van de bibliotheek ging te gronde bij de belegering van Alexandrië door Ceasar de rest werd of door Theodosius in 390 of in 648 door de Mohammedanen vernietigd. Een groot gedeelte was echter reeds naar Konstantmopel overgebracht Alexandropel, een stad in Trans-Kaukasie met ruim 40.000 inwoners, is in den aatsten oorlog tevergeefs door de Arnemërs verdedigd. Uitvoer van zijde Alexandrowsk (1) is de naam van een itad in Z. Rusland, gouvernement Jejatnnoslaw met c. 16.500 inwoners. Uexandrowsk (2) is een ijsvrije haven, indpunt van de Moermanspoorlijn in J. Rusland, gouvernement Archangel Uexandrowsk (3) {Alexandrowski Post) i een havenstad in Oost-Siberië tegenver het eiland Sachalin. Alexandrijnsche school noemt men te Jexandrië werkende Christelijke geleeren uit de 2e en 3e eeuw na Chr. Bekend 120 ALEXANDRIJNSCHE SCHOOL-ALFADIR met de godsdienstige en wijsgeerige opvattingen van hunne omgeving, verklaarden zij de Christelijke leer in wijsgeerigen trant en legden de Heilige Schriften allegorisch uit met verwaarloozing van de eigenlijke beteekenis. Origenes is de meest-bekende vertegenwoordiger van deze richting. Alexandrijnsche verzen hebben versregels van zes jamben, met een caesuur in het midden (na den derden voet). Wij za|tèn laatst|blj Saar|tf ons oujde goe|de ba | Eer Zij zijn waarschijnlijk genoemd naar een Franschen Alexanderroman uit de Middeleeuwen in die versmaat geschreven. Deze versvorm is door de Fransche en Nederlandsche klassieken der 17de eeuw met veel succes gebruikt, na dien tijd is zij vrijwel in onbruik geraakt. Alexeï Michailowitsj (1629—1676) was de tweede Russische tsaar uit het huis Romanow en vader van Peter den Groote. Hij breidde zijn rijk in 't Oosten uit en liet een Russisch wetboek opstellen. Alexeï Petrowitsj (1690—1718), de oudste zoon van Peter den Groote, was een tegenstander van zijns vaders hervormingen en sloot zich bij de oud-Russische partij aan. Peter verklaarde hem vervallen van den troon en Alexei vluchtte naar Weenen. Op bevel van zijn vader teruggekeerd, werd hij gevangen genomen en is waarschijnlijk tengevolge van martelingen gestorven. Alexeï Nikolajewitsj (1904—1918), zoon van keizer Nikolaas II van Rusland, werd met zijn andere familieleden door de Roode Garde te Jekatrinenburg vermoord. Alexianen of Cellieten zijn leekebroeders, die zich sedert de 1 Sde eeuw in de Nederlanden aan het verplegen van zieken wijdden. Zij zijn genoemd naar hun beschermheer, den Heiligen Alezius. Alexejew, Michel Wassüiewitsj (1857 —1918), een bekwaam Russisch generaal, streed in den Russisch-Turkschen en Russisch-Japanschen oorlog, werd in den Grooten oorlog chef van den generalen staf aan het Zuid-West. front; in 1918 opperbevelhebber, voegde bij zich later bij Kornilow in den strijd tegen de Bolsjewiki, doch stierf kort daarna. Alexinatz, een stad met c 5500 in- 1 woners in Servië, viel in 1917 in handen der Bulgaren, die het echter in 1918 weer moesten afstaan. Uitvoer van tabak. Alexis,jP«irf(1847—1901), een Fransch naturalistisch schrijver, bewonderaar van Zola, schreef benevens andere romans een goede studie over dezen laatste. Alexis, Willibald (1798—1871), pseud. van Wilh. Haring, Duitsch schrijver aan- | vankelijk navolger van Wal ter Scott, 1 schreef later historische romans, spelend in Pruisen o. a.: „Die Hosen des Herrn von Bredow." Alezius de Heilige, de zoon van een aanzienlijk Romein in de 5de eeuw, was I zeer weldadig en werd kluizenaar. Hij is I de beschermheer van de orde der Alexia- I nen of Cellieten. Alezius I Comnenus (1048—1118), een Byzantijnsch keizer, streed tegen de j Noormannen en wist den stoot te geven j tot den eersten kruistocht 1095. Angelus Alexius III, Byzantijnsch keizer van | 1195—1203, stiet zijn broeder Izaak I van den troon en liet hem gevangen nemen. Op zijn beurt werd hij door de kruisvaarders onttroond en stierf in I een klooster te Nicea. Angelus Alexius IV, was Byzantijnsch mederegent (1203 — 1204) van zijn blinden vader Izaak, die I eerst door Angelus Alexius III ont- I troond was. Daar hij echter naar den zin I der Byzantijnen te veel beloften aan de I kruisvaarders gedaan had, werd bij door I hen vermoord. Alfa- of half agras is de Arabische naam voor espartogras, dat in Noord Afrika groeit en op verschillende wijzen bewerkt, gebruikt wordt voor hoeden, matwerk en touw. Ook wordt er in Engeland wel stevig papier van gemaakt. Het is een voornaam uitvoerproduct in Tunis en Tripolis. Alfadir (Alfodr in het Noorsch) of Al- ALFADIR—ALGARVIE 121 vader, is in de Noorsche mythologie de God, die boven alle goden en menschen staat en onveranderlijk is. Waarschijnlijk is men door invloed van het Christendom aan dezen naam gekomen. Alfalfa is de Spaansche naam voor een soort klaver (lucerne) uit de familie der Papilionaceeën; het wordt ab veevoeder in Argentinië en Californië verbouwd. Alfarabi. Zie Fardbi. Alfenide. Zie Christoffelzilver. Alfieri, Vütorio graaf (1749—1803), een Italiaansch dichter, kreeg een weinig zorgvuldige opvoeding en begon eerst later zich op de studie toe te leggen. Zijn ' eerste treurspel was „Cleopatra" (177S). Hij ging vervolgens naar Florence, om het beroemde Toscaansch te leeren, bestudeerde daar de oude Italiaansche meesters en ontmoette de gravin van Albany, wier leven hij met het zijne verbond. Door zijn aanzienlijk vermogen onafhankelijk, wijdde hij zich geheel aan de dichtkunst en schreef vele treur- en blijspelen. Alfoeren, Halfoeren of Alifoeren, worden de nog heidensche bewoners van «oora-^eieDes en ae Molukken genoemd. Zij staan in velerlei opzichten in beschaving lager dan de Christenen en Mohammedanen in deze streken. Alfons b de naam van S vorsten van Aragon, 11 van Castilië, 2 van Spanje en 6 van Portugal. Alfons V (1401 — 1458), de grootmoedige, koning van Aragon, kwam door erfenb in bezit van Napeb ren Sicilië, welks anderen pretendent Lodewijk van Anjou hij versloeg, Alfons X ,(1226—1284), koning van Leon en Castilië, „de Sterrenkundige" of „de Wijze", overwon in 1263 de Mooren, werd in 1282 door zijn zoon Sancho afgezet. AU , fans 7(1110-1185) de Veroveraar, eerste koning van Portugal, nam in 1139 na den slag van Ourique tegen de Mooren, den koningstitel aan. Alfons XII (1857— 1885), koning van Spanje, zoon van Isabella, kwam in 1874 aan de regeering, maakte een einde aan den opstand der Carlisten (1876) en wfat vrede en rust in zijn land te bewaren. Zijn zoon Alfons XIII (1886- 1 kwam in 1902, na het regentschap van zijn moeder aan de regeering, huwde in 1906 prinses Ena van Bottenberg. De kroonprins Alfons werd in 1907 geboren. Alfonsijnsche tafelen zijn sterrekundige tafelen onder leiding van Alfonsus X van Castilië door den rabbijn Isaak Hazan en anderen vervaardigd. Alfred de Groote (849 — 901), eerst koning van Wessex, later over alle Angelsaksen, trok ten strijde tegen de Noormannen en rustte niet voor hij hen bij Ethandun versloeg. De Noormannen trokken naar Oost-Anglia terug en erkenden Alfred ab koning. Weer deden de Noormannen vanuit overzeesche gewesten een inval, doch werden nu door Alfreds vloot verslagen. In den vredestijd, die volgde, verbeterde hij de rechtspraak, bevorderde landbouw en handel en stichtte scholen. Zelf vertaalde hij eenige werken uit het Latijn in 't Angelsaksisch. Alfred-Ernst Albert (1844 — 1900), hertog van Saksen-Koburg-Gotha was de tweede zoon van koningin Victoria, erfde van ziin oom het hertncrJnm en nnsJa met Maria, de dochter van Alexander II van Rusland. Algarobilla of valsche divi-divi, b een in Mexico inheemsche plant, welke 3 a 3,5 c.M. lange hubvormige vruchten oplevert met een looistofgehalte van 40— 45 pet. De looistof is gemakkelijk oplosbaar; ook het extract komt in den handel. Algarotti, Francesco graaf (1712— 1764), een Italiaansch dichter, philosoof en kunstcriticus, reisde door geheel Europa, maakte kennis met Voltaire en werd vriend en kamerheer van Frederik den Groote. Hij was zeer ontwikkeld en geestig. Zijn geschrift „Neutonianfamo per le Donne", aan Newtons optica gewijd, maakte veel opgang. Algarvië is de Zuidelijkste provincie in Portugal, het N. is bergachtig, het Z. fa vruchtbaar en uitstekend geschikt voor zuidvruchtenteelt. De hoofdstad fa Faro, de Guadiana de grootste rivier. 122 ALGAU—ALGEBRA De bewoners zijn zeelieden en visschers. Algau is de naam van een landstreek in Zwaben, met het aangrenzend deel van Wurtemberg en Tirol. Algebra. Het woord A. is uit 't Arabische alsjabro afgeleid, dat samengesteld is uit: 't lidwoord al en 'tzelfst. n. w. sjabron, samenhangend met 't werkw. sjabara d. i. tot éen brengen of samenvoegen. De uitvinding der A. kan men terugvoeren tot zeer zeker twintig eeuwen voor onze jaartelling. De oudste A., die der Babyloniërs, was zeer eenvoudig. Van hier uit werd de A. naar Egypte overgebracht. De beginselen der A., door Diophantes van Alexandrië (4e eeuw) te boek gesteld, werden in 't Latijn vertaald; het oorspronkelijke werk is verloren gegaan. Hindoes en Arabieren werkten aan den verderen opbouw. Na de verovering van Spanje door de Arabieren (Mooren) werd Cordova 't brandpunt der wetenschap. De eerste Arabische verhandeling, die we ncuucu, is me van jyionammeü ben Mousa (9e eeuw); ze werd vertaald in Jt Italiaansch en sedert dien werd Italië 't land, waar de wiskunde 't ijverigst werd beoefend. Het eerste gedrukte werk was dat van Luca Pacioli di Borgo te Venetië (1494). Verder hebben geleerden van de meer noordelijke landen aan de uitbreiding en volmaking der A. gewerkt. Stifel, een Augustijner monnik, die in 1522 de Luthersche leer omhelsde, schreef de Arithmetica integra (1544) en voerde de teekens -f, — en in; Recorde gaf 'tteeken=. De eerste, die algemeene symbolen gebruikte, zoowel voor bekende als onbekende grootheden, was de Fransche wiskundige Francois Vieta (1540—1603) en hiermede begon eigenlijk de groote vlucht der moderne Algebra. Tot aan de 17e eeuw ging de ontwikkeling der Meetkunde naast die der Algebra zelfstandig voort, totdat in 1637 Descartes het verband tusschen deze twee takken der wiskunde vastlegde (zie Analytische M.), waartoeechter Vieta reeds een poging gedaan had. In de 17e eeuw ziet men een groote vooruit¬ gang in alle wetenschappen en de A. deelde daarin; van degenen, die 't meest meewerkten, noemen we Newton, Wallis, Euler, Jacques enjean Bernoulli, Fermat en Leibnitz. De A. is later, als vanzelf, in verschillende takken uitgekropen; elk dezer onderdeelen wordt meer en meer uitgewerkt. De gewone, elementaire A. of Stelkunde, zonder imaginaire of complexe getallen, is een manier van rekenen (z. a.), waarbij elke letter éen enkel getal voorstelt; dat getal kan dan vast (constant) of veranderlijk (variabel) zijn. Verder werden imaginaire getallen ingevoerd en door verbinding van reëele en imaginaire de z.g.n. complexe getallen (zie bieronder). Het is mogelijk met complexe getallen te rekenen door gebruik te maken van dezelfde rekenregels voor de verschillende bewerkingen (optelling, aftrekking, enz.), die ook voor de reëele getallen gelden. Door de invoering der complexe getallen wordt een afgesloten geheel gevormd, d. w. z. er bestaan geen andere getallensoorten, die tegelijkertijd met de hier genoemde aan d« c- wone regels der A. gehoorzamen • nnHere getallen dan reëele, imaginaire en complexe behooren niet meer tot de gewone algebra (zie Vector). Algebra is alzoo de kunst om, naar vaste regels, met teekens te werken waarbij stellingen afgeleid worden, die voor alle grootheden gelden, welke door die teekens worden afgebeeld of voorgesteld; hierbij is uitgezonderd het gebruik van differentiatie en integratie (z. a.). De rekenregels geven aan hoe met de teekens moet gewerkt worden. Grootheden, die gelijknamig zijn, doch in tegengestelden toestand voorkomen, onderscheidt men door de namen positief en negatief, door bij een positief getal een negatief te voegen, dat evenveel eenheden bevat, komt men tot nul. B.v. heeft iemand ƒ7.— schuld terwijl hij ook / 7.— bezit, dan is zijn bezitting /O.—. Men zegt ook wel, dat gelijke positieve en negatieve grootheden elkaar vernietigen. „Schuld" kan zoowel neg. als pos. ALGEBRA 123 genoemd worden, maar dan moet men tegelijkertijd „bezitting" pos. of neg. noemen. Positieve getallen duidt men aan door er een + teeken voor te zetten en negatieve door er een — teeken voor te plaatsen; deze teekens hebben dan niet de beteekenis van optellen of aftrekken, maar 't zijn eenvoudig, toes tand teekens. In (— a) -f (+ b) — ( — c) zijn de teekens buiten de haakjes teekens van bewerking, die binnen de haakjes geven den toestand der grootheden a, b en c aan. Verminderen met een negatief getal is 't zelfde als vermeerderen met 't even groote positieve getal en bijvoegen van een negatief getal (optellen) is hetzelfde als verminderen met een even groot positief getal; men kan dus zeggen: (- a) + (+ b) - (- c) = - a + b +c Volgens het zooeven gezegde is dus -7 + 3 = -4-3+3=-4, immers — 3 en + 3 heffen elkaar op. Een aantal pos. en neg. getallen kan samen¬ genomen woraen en ae uitkomst, die men verkrijgt, na alle optellingen (en aftrekkingen) uitgevoerd te hebben, heet de algebraïsche som der getallen. Nul is de gemeenschappelijke grens der pos. en neg getallen; we tellen .... — 3, — 2, — 1 0, + 1, + 2, + 3, De elementaire operatie-symbolen +, —, x en: worden evenals in de rekenkunde toegepast. De aanwijzing van bewerkingen op eenige algebraïsche getallen noemt men een algebraïsche vorm. Het x teeken wordt dikwijls vervangen op deze wijze: a x b = a. b = ab. De volgorde der bewerkingen is: machtsverheffing, vermenigvuldiging, deeling, worteltrekking, optelling en aftrekking, waarbij men van links naar rechts te werk gaat. Alzoo voert men in a — b : c x d + e eerst de vermenigvuldiging uit, daarna de deeling, vervolgens de aftrekking en ten slotte de optelling. Wil men wijziging in deze volgorde, dan maakt men gebruik van haken en accolades. Bestaat een product uit gelijke factoren, dan noemt men het een machten schrijft het in verkorten vorm; a. a. a. a. a — a5, waarbij men a het grondtal en 5 de exponent van de macht noemt; de uitkomst heet: de vijfde macht van a (zie macht). De regels der vier hoofdbewerkingen zijn voor elk verschillend. a. voor de optelling van reëele getallen gelden .vijf hoofdregels: 1. De opt. is steeds uitvoerbaar en éénduidig (d. i. van éen, ondubbelzinnige beteekenis); als a en b gegeven getallen zijn, dan bestaat er slechts éen getal a + b. 2. De opt. is commutatief ; a + b = b + a. 3. De opt. is associatief ; (a + 6) + c = a + (b + c). 4. Er bestaat een getal 0, de modulus der optelling, zoodanig, dat a + o = o + a = a. 5. Er bestaat een steeds uitvoerbare, eenduidige omkeering der optelling n.1. de aftrekking. Uit éen der drie gelijkheden : a + b = c; c — b = a; c — a = b volgen de beide andere. De aftrekking is niet commutatie want c — bifdb — c en ook niet associatief want (a — 6) — c r±a — Ib — c\ en ze bezit geen modulus. Hieruit volgt als definitie: De opt. is een eenduidige, commutatieve en associatieve verbindingswijze met modulus en eenduidige omkeering. 6. VOOr de Vermenie-vnlrlicnncr von reëele getallen bestaan zes hoofdregels: 1. De verm. is steeds uitvoerbaar en éénduidig; als a en b gegeven getallen zijn bestaat er slechts éen getal a x 6. 2. De verm. is commutatief; a . b =» b . a. 3. De verm. is associatief; (ab) c = a (b c). 4. Er bestaat een getal 1, de modulus der verm., zoodanig dat a. i = i. a = a voor alle waarden van a. 5. Er bestaat steeds een eenduidige, uitvoerbare omkeering van de verm., n.1. de deeling (met uitzondering als de deeler = o is). Uit elk der drie gelijkheden , c c '6 ** aena = > V0'Sen de beide andere (uitgezonderd als de deeler — 0 124 ALGEBRA—ALGEBRAÏSCH FUNDAMENTAAL PROBLEEM Is). De deeling is niet commutatief: e : 6 ± b : c. De deeling is ook niet associatief; (a : 6) : czfza : {b : c) enheeft géén modulus. 6. De verm. is distributief ten opzichte van de optelling, d. w. z. (a + 6) c = ae + be (distributieve eigenschap k priori) en a (b + c) = ab + ac (distrib. eigensch. a posteriori). Hieruit volgt als definitie'. De verm. in de gewone Algebra is een commutatieve en associatieve verbindingswijze, met, op éen uitzondering na, éénduidige omkeering en een modulus, die distributief is ten opzichte van de optelling. c. De drie bewerkingen van de derde trap, machtsverheffing, worteltrekking en logarithmiseering voldoen niet aan zooveel eenvoudige regels. Zoo is de machtsverheffing slechts éénduidig als de exponent een geheel getal is. Ze is niet commutatief; ab ba. Ze is niet associa- uei zfz \a»)« en ze heeft ook geen modulus. Omdat de commutatieve eigenschap vervalt, heeft ze twee omb keeringen ;a» = c geeft a ■= */ e, maar ook b = «log c. Echter zijn deze bewerkingen niet meer voor alle getallen uitvoerbaar en eenduidig. Teekenregel. Het product van twee pos. of van twee neg. getallen is positief; van een neg. en een pos. getal is *t negatief. Hieruit volgt onrmddellijk, dat *t product van een even aantal negatieve getallen pos. en van een oneven aantal neg. getallen negatief is. Positieve en negatieve getallen vat men samen onder den naam reëele getallen. Imaginaire en complexe getallen. Uit den teekenregel volgt, dat een negatief getal geen reëele vierkantswortel kan hebben, immers er is géén getal te vin' den, dat in 't kwadraat gebracht, een negatief getal oplevert. Men zegt dan, dat y — a imaginair is en, schrijft men dat in den vorm t/a x — 1, waar a de rekenkundige waarde van 't getal voorstelt, dan komt men tot de imaginaire eenheid v* — 1 of »'; deze kan ook weer pos. of neg. zijn; alzoo zijn + » en — t dan resp. de pos. en neg. eenheid. Complexe getallen zijn van den vorm a + ib waar a en b pos. of neg. getallen zijn. De beschouwing van verschillende eigenschappen naar aanleiding van de opvatting van imaginaire en complexe getallen leidt tot belangrijke ontwikkelingen in Algebra en Goniometrie. Vormen. Een éenterm is een algebraïsche vorm, waarin de laatste bewerking géén optelling of aftrekking is; zoo zijn 2ab; 3a : b; (5a + b : c - d) (a - 26); V (a + 6) eentermen. Is de laatste bewerking een optelling of aftrekking, dan spreekt men van een veelterm. Zoo is a + b een tweeterm, 3a + b : c — 46 een drieterm; 8 (a + 6) + V (3a — 2b) — a : b + c een vierterm, enz. Voor Reeksen, VergeUjkingen, Permutaties en Combinaties, Logarithmen, enz. verwijzen we naar de betreffende artt. Alles wat niet tot de elementaire Algebra behoort en ook wat niet bij Diff. en Inteer, rekening. Functieleer Verfo¬ ren, enz. wordt ondergebracht, behoort tot de Hoogere A.; b. v. Reeksen van hooger orde, hoogere machtsvergelijkingen, determinanten, kettingbreuken, binomium van Newton, e. a. Zie: M. Canter, Vorlesungen über Geschichte der Mathematik, Nesselmann, Die Algebra der Griechen, Gerhardt, Geschichte der Mathematik in Deutschland. Diverseleerboeken der Algebrabestemd voor Middelbaar Ond. Thans bestaat er in onze taal een volledige serie leerboeken voor de A. n.1.: P. Wydenes. Lagere Algebra I en II; P. Wydenes en F. Schub, Middel-Algebra. Verschillende onderwerpen uit de lagere A. en inleiding tot de hoogere A.; F. Schuh, Lessen over de hoogere Algebra. Algebraïsche analyse is een verzameling onderdeelen van de elementaire wiskunde, welke dient ter voorbereiding tot de studie der differentiaal- en integraalrekening. Zie Cauchy, Cours d''Analyse; Schlömilch, Handbuch der algebraïschen Analysis. Algebraïsch fundamentaal probleem. ALGEBRAÏSCH FUNDAMENTAAL PROBLEEM - ALG. NED. VAKVERB. 125 Elke vergelijking van den eersten graad met een onbekende heeft een wortel, waaruit volgt, dat elke ne graadsvergelijking n wortels heeft. Vroeger werd dit door beschouwing van bijzondere vergelijkingen b.v. met de hinomiaal vergelijking aangetoond. Het eerste strenge bewijs vond C. F. Gauss in 1797 en maakte het openbaar in zijn dissertatie in 1799. Later gaf G. nog drie bewijzen. Tegenwoordig is 't aantal bewijzen zeer groot; ze worden in groepen ingedeeld. Algeciras, een stad in Spanje, aan de golf van Gibraltar gelegen, was van de 8ste — 14de eeuw, in het bezit der Mooren. Het telt c. 12.000 inwoners en heeft uitvoer van koren en leder. In 1906 werd hier de Marokko-conferentie gehouden. Algemeen Nederlandsch Vakverbond, Het. Dit Verbond werd opgericht op 5 Juli 1919. Op dien datum kwam er een fusie tot stand tusschen het „Nederlandsch verDona van iNieutraie Vakvereemgmgen" en het „Centraal Comité van Neutraal Overheidspersoneel". Beide organisaties vertegenwoordigden, wat de naam reeds aanduidt, de zoogenaamde „neutrale" richting in de Nederlandsche Vakbeweging. Een kenmerkende eigenschap van deze richting is, dat zij op de eigenlijke handarbeiders betrekkelijk weinig invloed heeft. Meer dan V4 van haar ledental, dat op 1 Januari 1922 49602 bedroeg, bestaat uit personeel in 's Rijks en Gemeentedienst en uit Kantoorbedienden. Doel en middelen van het A.N.V. zijn in de artikelen 2 en 3 der Statuten als volgt omschreven: Doel. Artikel 2. Het Verbond heeft ten doel het bevorderen van de belangen der aangesloten vakorganisaties met vermijding van alle vraagstukken op het geI bied van godsdienst en partijpolitiek. Middelen. Artikel 3. Het Verbond I tracht haar doel te bereiken langs wet1 tigen weg en wel door: a. het verbreiden 1 van de beginselen, waarop het Verbond I berust in woord en geschrift; b. het verI zamelen en verwerken van statistische i gegevens omtrent de vakbeweging in I binnen- en buitenland; alsmede om¬ trent alle economische en sociale aangelegenheden, die de vakvereenigingen in hare actie van dienst kunnen zijn; c. het bevorderen van de oprichting van neutrale vakvereenigingen in die bedrijven, waar zij nog niet bestaan, en waar mogelijk, de aaneensluiting tot landelijke vakbonden; d. het onderhouden van verstandhouding met soortgelijke verbonden in het buitenland; e. het dienen van advies omtrent aangelegenheden van economischen en socialen aard; /. het bevorderen van steunverleening, zoowel financieel als moreel, aan aangesloten vereenigingen, die zulks behoeven; g. verder door alle wettige middelen, die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn. In de Beginselverklaring is het standpunt, dat dit Verbond ten aanzien van verschillende maatschappelijke vraagstukken inneemt, nader gepresiseerd. Deze beginselverklaring luidt aldus: Beginselverklaring. Het Verbond streeft naar maatschappelijke, zedelijke en stoffelijke verheffing van de werknemers in Nederland. Het tracht deze te bereiken, o.m. door algemeene ontwikkeling, het kweeken van saamhnnriv. heidsgevoel en het verkrijgen van invloed op de bedrijfsuitkomsten. Langs den weg van georganiseerd overleg tusschen werkgever en werknemer, overheid en ambtenaar, moet verbete- ring van de positie van den werknemer en daardoor sociale bevrediging worden verkregen. De omstandigheid, dat Kapitaal en Arbeid, als twee vijandige machten onverzoenlijk tegenover elkander staan, behoort te verdwijnen.1 Het Verbond wil samenwerking van kapitaal, intellect en arbeid, daardoor den werknemer naast een voldoend loon, zijn rechtmatig deel in de winst verzekeren, den ambtenaar een behoorlijk bestaan waarborgen en voor beiden een onbezorgden ouden dag. Tegenover werkgevers, die billijke en gerechtvaardigde eischen afwijzen en daardoor weigeren de sociale rust en dus grootere welvaart voor de ge- 126 ALGEMEEN NEDERLANDSCH VAKVERBOND-ALGERIÊ heele gemeenschap te bevorderen, neemt het Verbond doelbewust de partij der werknemers op. Het eischt medezeggenschap in de regeling der arbeidsvoorwaarden en waar mogelijk, deelgenootschap in het bedrijf. Het streeft naar verhoogde volksontwikkeling en vakopleiding in overleg met de vakorganisatie. Teneinde het bovenstaande te bereiken is eenheid van willen eti werken noodig en daarom moet in de vakorganisatie plaats zijn voor iederen vakgenoot, mitsdien wil het verbond zijn arbeid tot werknemersbelangen beperken. Om die machtsvorming mogelijk te maken, dient alles vermeden te worden, wat op principieel meeningsverschil leidt en mag noch godsdienst, noch partijpolitiek in de vakorganisatie worden gebracht, uit zuiver welbegrepen saamhorigheidsgevoel, en dringt het Verbond derwege naar den eenigen en door allen te aanvaarden grondslag, de volkomen samenwerking in het belang van alle werknemers. Dit belet evenwel niet, dat het Ver- uuuu zien uitspreekt over vraagstukken, welke het voor de werknemers van belang acht en actie voert voor het verkrijgen van algemeene, maatschappelijke verbeteringen. Bij dit Verbond waren op 1 Januari 1922 de volgende organisaties aangesloten: 1. Alg. Bond v. Gem. Person. 2. Alg. Bond v. Car.-, Rijtuig- en Wagenmak. Gezellen. 3. Alg. Bond v. Incasseerders en Kantoorloopers. 4. Alg. Bond v. Sigarenmak. en Tabaksbew. in Ned. 5. Alg. Ned. Bond v. Land-, Tuin-, Veen- en aanverw. vakarbeiders. 6. Alg. Ned. Borstehnakersb. 7. Bond v. Ambt. b. d. Watersch. 8. Bond v. Nietonderwijzend Schoolpersoneel. 9. Bond v. Procureurs- en Deurwaardersklerken in Ned. 10. Centrale v. Ver. v. Pers. in Rijksdienst. 11. Handelsreis. „Eendracht". 12. Nat. Bond v. Handelsen Kantoorbed. „Mercurius". 13. Nat. Vakb. v. Muziekinstr. makers- en stemmers. 14. Nat. Verb. v. Gem. Ambt. in Nederland. 15. Ned. Graf. Bond. 16. Ned. Bond v. Banketb. bed. 17. Ned Neutr. Bond v. Arb.(sters) i.d. Kleedingind. 18. Ned. Neutr. Bond van Metaalbewerkers. 19. Ned. Neutr. Bond v. Schoen- en Lederbewerkers(sters). 20. Ned. Neutr. Timmerl. bond. 21. Neutr. Bond v. Spoorw.pers. 22. Neutr. Bond v. Pers. in de Voedingsbedrijven. 23. Neutr. Bond v. Pers. in de Winkel- en Grossiersbedr. 24. Neutrale Ned. Bond van Confectiebedienden. 25. Neutr. Mijnwerkersbond. 26. Ned. Neutr. Fabrieksarbeiders(sters) bond. 27. Textielarb. Ver. „Steunt Elkander". 28*. Vakverb. Mil. Luchtvaart. 29. Ver. v. Rott. Kappers- en Barbiersbedienden. Met in totaal 49602 leden. Algemeen Nederlandsch Verbond, een in 1898 gestichte en in 1905 Konink. goedgekeurde vereeniging, welke zich ten doel stelt verhooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam en handhaving en verbreiding van de Nederlandsche taal. Het is gevestigd te Dordrecht en is ingedeeld in een vijftal groepen, welke weer zijn onderverdeeld in afdeelingen. Het verbond geeft het maandblad „™oi«uuid uit, verzendt Doeken naar alle oorden waar het Nederl. element met Nederlandsche boeken gebaat is en organiseert cursussen en lezingen, Algemeene Nederl. Diamantbewerkers Bond. Afgekort A. N. D. B. Zie Diamantbewerkersorganisatie. Algemeene Nederl. Wielrijdersbond, afgekort A. N. W. B. Toeristenbond van Nederland is de in 1883 gestichte organisatie ter bevordering der wielersport; zij heeft aan de ontwikkeling hiervan steeds richting weten te geven en bovendien de zorg van het watertoerisme en het motortoerisme onder hare hoede genomen. Haar bureaux zijn: 'sGravenhage Parkstraat 18 gevestigd; haar hoofdconsulaat Amsterdam, Keizersgracht 590. Zij geeft het weekblad De Kampioen uit. Algen. Zie Wieren. Algerië, de belangrijkste Fransche kolonie, ligt in N.-Afrika tusschen de Middell. Z. in 't N. en de Sahara in 'tZ. en ALGERIË 127 vormt het centrale deel van de oude Barbarijsche staten. Van Tunis in het O. en Marokko in 't W. wordt 't alleen door staatk. grenzen gescheiden. Oppervl.ruim 0,5 mill. K.M1; bevolking ruim 5Vj mill. Kusten, bodemgesteldh., rivieren. De hooge, bergachtige kust is weinig ingesneden; de baaien zijn door rotsachtige kapen tegen O. en N.O. winden beveiligd en vormden geschikte schuilplaatsen voor zeeroovers. In W.O. richting loopen 2 bergstelsels door 't land, die men den Atlas van het Teil en van de Sahara kan noemen; deze bergklompen verheffen zich van 1200—2400 M. De plateaux er tusschen zijn van 700—1100 M. en worden naar het O. toe steeds lager en smaler. Ten Z. van het zuidel. bergstelsel ligt de Algerijnsche Sahara, die zich uitstrekt tot een duinenreeks El Erg genaamd. Beter dan de gewone indeeling van Algerië in Teil, Sjots en Sahara is het te spreken van de bergachtige streken, lage kustvl., hooge bebouwbare vlakten, ""ri'"1 >=" oa de hydroxyden 1 der aardalkalimetalen. Van deze is cal- 1 mS^7^lyfe of. eebI^ohte kalk (Ca (OH)j het belangrijkst; dit wordt bereid d uit ongebluschte kalk (Cao) met water v cnf^fr , Hnetalen zijn de metale" cal- h £rW(Ca-)-' bJtTUa (Ba> en strontium z (br), ze zijn te bereiden door electrolyse li hunner gesmolten zouten. Technisch d Bim ze van minder belang xecnmscn * sti^^T naam voor een aa"tal kl stikstofhoudende organische verbindin- sc gen, die aan hun alkalische eigenschap- vi penhunnaamontleenen. Ze bevindenzich gebonden aan zuren in alle deelen der planten. Het zijn meestal zeer zware vergiften, die in minimale hoeveelheden als opwekkende stoffen eh geneesmiddelen worden gebruikt. Door looizuur worden ze neergeslagen. Gebonden aan minerale zuren komen ze in den handel voor. Zeer bekend zijn o. a.: kinine uit de kinabast, nicotine uit de tabak, caffeine (of theine) uit de koffie en thee theobromine uit de cacao, cocaïne uit de cocabladeren, morphine uit het zaad van den papaver somniferum, enz. Alkannawortel is de wortel' van een plant uit de familie der Boraginaceeën, wtrff5 °nsSa?el*ke roode kleurstof wordt gebruikt in wijn, zout, zalf, reukwater en toiletpoeder. Alkarsinen zijn op te vatten als arseenwaterstof (AsH,), waarin een of meer a^L w,atPi.ofatomen vervangen zijn kakodylverbmdingen, met de groep R (R = alkyl); ze zijn zeifont- brandbaar, hebben een zeer onaangeaamen reuk en zijn vergiftig. Alkemade is een gemeente in ZuidHolland, waartoe, behalve eenige dor- rfi IV^^"' ook het Brasemer neer behoort, telt c. 5200 inw. Alkemade Oud) was vroeger een kasteel te Warnond, behoorend aan het geslacht der Ukemade s. Alkemade, Cornelis van (1654—1737) ïederlandsch oudheidkundige, schreef ele werken betrekking hebbende op de und geschiedenis en oudheid- Alken (Alciden) behooren tot de orde er zwemvogels. Zij hebben groote zwemliezen tusschen de 3 teenen, tamelijk mge vleugels en kunnen uitstekend remmen en duiken, doch slechts tamek vliegen. Zij komen vooral in de NoorJijke IJszee voor, maar komen ook «L*? 1SZ vk.u,sten' b-v-de gewone en de eme alk. Zij leven in troepen, van visben en kreeften en worden veel eeingen om als voedsel te dienen 132 ALKMAAR-ALLEENZALIGMAKENDE KERK Alkmaar, een oude stad in N. Holland met c. 21.000 inwoners, is beroemd geworden, doordat het de eerste stad was, die de Spanjaarden weerstond (1573). Belangrijke kaas- en veemarkten. Alkohol, Alkoholaten enz. Zie Alcohol, Alcoholaten enz. Alkoof, van een Arabisch woord afkomstig, was oorspronkelijk een meestal koepelvormig vertrekje dat in verbinding stond met een grooter vertrek. Thans is het een tusschenkamer, die niet rechtstreeks lucht en licht ontvangt, veel voor slaapkamer gebruikt en in moderne huizen meestal niet meer gebouwd wordt, daar zij niet aan de eischen der hygiëne voldoet. Alkyl noemt men de een waardige groep, die overblijft als men van een koolwaterstof een waterstofatoom wegdenkt ; zoo krijgt men van methaan (CH,) de methylgroep (CH,—), van aethaan (CjH„) de aethylgroep (C,H5—) enz. Om bepaalde alkhyl-groepen in een of andere verbinding in te voeren, werkt men meestal met hetzelfde alkylderivaat; zoo gebruikt men voor de methylgroep gewoonlijk methyljodide (CH,J). Alkylenen of olefincn is de naam voor de groep van onverzadigde verbindingen, die men verkrijgt door uit alcoholen watertaf te splitsen. Eenige ontstaan ook bij de droge distillatie van steenkool. Aethyleen is de eerste term van deze groep. Alla breve is in de muziek de naam van de maatsoort die de grootste bij haar voorkomende notenwaarde: de heele noot, verdeelt in twee halve noten i. p. v. in 4 kwartnoten, als teléénheden met ongeveer een tijdduur van de kwartnoot. Zij is dus een bijna dubbele versnelling van de vierkwartsmaat. De naam is afgeleid van brevis, een notenteeken, aangevende een notenwaarde gelijk staande aan twee heele noten van ons notenschrift, waarbij dit tempo voor 't eerst werd gebruikt. Allah is de naam, waaronder de aanhangers van Mohammed hunnen God vereeren. Allahabad, de hoofdstad van het Engelsch-Indische district van dien naam, ligt aan de vereeniging van tweë heilige rivieren en is een bedevaartsplaats. Het heeft een belangrijke jaarmarkt en katoenhandel en telt c. 170.000 inwoners. Allais, Alphonse (1854—1905), Fransch romanschrijver, schreef met medewerking van Alfred Capus eenige tooneelstukken. Tot zijn romans behoort: „Vive la viel" Allan-line is een stoomvaartlijn, die velschillende Engelsche havens met steden in U. S. A. en Canada, en met La Plata verbindt. Allard, Hugo, een Nederlander uit Doornik afkomstig, was in de 17de eeuw te Amsterdam een bekend uitgever en graveur van prenten, voorn, historieprenten en portretten. Zijn zoon Carel A llard was ook uitgever en graveur vooral van portretten van vorstelijke personen. Allargando, muziekterm, voorschrift voor rhythmische „verbreeding" (van Ital. allargare), wordt gebruikt als met een tempovertraging (ritardando) een aanzwelling van de toonsterkte (crescendo) gepaard gaat. Alldeutscher Verband is een vereeniging, die het nationaliteitsgevoel in Duitschland hoog wil houden, de Duitsche taal wil verbreiden, en voorstander vanmilitarismeis. Ofschoonzij geen eigenlijke politieke partij is,behoorenhaar leden meest tot de conservatieve partijen in Duitschland. Allebé, G er ar dus Arnoldus Ni colaas (1810—1892), een Nederlandsch geneesheer, was de eerste die populariseerende werken over kinderzorg en opvoeding, schreef, welke in Nederland veel gelezen zijn; zoo „De ontwikkeling van het kind naar lichaam en geest" (le druk 1845). Allebé, Augustus (1838— ), een Nederlandsch schilder, studeerde in Brussel en werd van 1880—1908 directeur aan de Rijks-academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Hij schilderde veel dieren en tafereelen uit bet kinderleven. Alleenzaligmakende kerk is een leer- ALLEENZALIGMAKENDE KERK—ALLENTOWN 133 begrip dat vooral door de R. Kath. kerk Allegretto beteekent i _>. wordt gehandhaafd: door Christus is in dl müzie-IZ^St^X te de leering der waarheid en de uitdee- gro en andante in P tusscneD- alle- dJa,°m alIeen ^ veri°reD- deelte van een muziekwerk dat in dit ra Sc. t sar — ssscs-tf. - —- leghanynvier gelegen en daarmee thans wel van een dans in tw^XSts maat een geheel vormend. Belangrijke ijzer- Allen Ethan M1739-17RQ1TtrlvL j lte^d*"ergroene bergen, het Zuiden Amerikaansch romanschrijver The dat der blauwe bergen met den Black Choir Invisible" 7l 8971 wordt 'tot" ia» ÏÏTJ** h02Plen Ï°P (2°44 M->- Het beste w«k gerekend J t0t "Jn ^'K^-'^* Allen Grag„<(1848dl,899,,eennatuur- ^uuicuuiuraimea. onderzoeker en romanschriiver in Ta. geworden tot het gebruik van symbolen nevtnt'v^cniiae v^el-geLzen nt* " voor begrippen (kruis, anker, hart voor vellen en romm7i ifw .« toJJn aeenz.) tn letterkunde leidde dit co««t (1861- ), Engelsch generaal ate I^uS^uw"^? •egriPKPen streedtoBeetsjTOanalandgen?^Z8f^ feriji^rt*-"Kft raspas-Mi v"™u Aiientown, een stad in Pennsylvanie 134 ALLENTOWN - ALLIUM (U. S. A.), heeft ijzer- en zijdefabrieken. Het telt c. 52.000 inwoners. Aller, een zijrivier van de Weser, ontspringt in het district Maagdenburg en mondt nabij Verden in Hannover, in de Weser uit. Allerheiligen en Allerzielen, twee Roomsch-Kath. gedenkdagen worden op 1 en 2 November herdacht; Allerheiligen ter eere der martelaren en heiligverklaarden, Allerzielen ter nagedachtenis der overledenen voor wie gebeden en missen worden gelezen, terwijl men de graven met bloemen versiert. Allerheiligenbaai is een golf aan de Oostkust van Z. Amerika, waaraan Bahia ligt. Allerheiligen-eilanden (lies des Saintes) is de naam van een kleine eilandengroep ten Z. van Guadeloupe in West-Indiê. Deze vijf kleine eilanden hebben c. 1300 bewoners, die zich met katoenbouw en visscherij bezighouden. Allerheiligste noemt men in het algemeen het voor de gewone geloovigen niet toegankelijke deel van een tempel. Bij de Israëlieten bevond zich hier in uen tempel te Jeruzalem tot de ballingschap de ark des verbonds; later was het ledig. Alleen de Hoogepriester had er toegang. De Roomsch-Kath. verstaan onder het Allerheiligste de in de monstrans geborgen geconsacreerde hostie of het altaar-sacrament. Allerzielen. Zie Allerheiligen. Alliage. Zie Legeering. Alliance francaise, gevestigd te Parijs, met een afzonderlijk comité in Nederland, is een vereeniging in 1883 opgericht die tot doel heeft den invloed van de Fransche taal buiten Frankrijk te verbreiden en een vaste band te vormen tusschen Frankrijk en de daarbuiten wonende Franschen. Alliance Israélite Universelle is een in 1860 te Parijs gestichte vereeniging, welke snel een groote verbreiding over Europa en Amerikajheeft gevonden; ook in Nederland bestaat een afdeeling. Zij stelt zich de ontwikkeling en ondersteuning der Israëlieten ten doel en is vooral bij Jodenvervolgingen in versch. landen opgetreden. Alliantie is een verbond tusschen staten of staatkundige partijen, gesloten tot verdediging tegen den gemeenschappelijken vijand, zonder dat hierbij een van de partijen zijn onafhankelijkheid verliest. Een alliantie van mogendheden is bijv. niet zoo bindend als een bond of unie. Bekend zijn: de Triple-alliantie (1668) tusschen Engeland, Zweden en Nederland; de Heilige-alliantie tusschen Oostenrijk, Rusland en Pruisen (1815), en de Triple-alliantie tusschen Duitschland, Oostenrijk en Italië (1882) en de alliantie tusschen Engeland, Frankrijk en Rusland (1914). Allier is een zijrivier van de Loire in Frankrijk, die beneden Nevers in deze uitstroomt. Allier is ook een departement van Frankrijk, ten W. van Saóne-etLoire, ten N. van Puy-de-Dóme, heeft een vruchtbaren bodem; graanbouw, fruitteelt; ijzer- en steenkoolmijnen. De hoofdstad is Moulins. Alligatierekening is de berekening van het gehalte van een of ander metaal in een legeering; vroeger gaf men het gehalte van een legeering aan goud aan in karaat, aan zilver in lood. Thans geeft men op hoeveel deelen edel metaal in 1000 deelen legeering aanwezig zijn. Alligator. Zie Kaaiman. Alligator River of Snuth Allionfn, River is een rivier in Noord-Australië, die uitmondt in de Van Diemens golf. Allitteratie of stafrijm, vooral bij Oud-Germaansche dichters in oehmilr is het herhalen van dezelfde klanken aan 't begin van een woord en onderscheidt zich hierin van eindrijm dat gelijke eindklanken vraagt. Allium, een uitgebreid plantengeslacht fam. Lüiaceeën, waartoe behooren de volgende wildgroeiende planten: A. vineale, kraailook, algemeen langs dijken wegen en in weilanden, bloeit purper, Juli-Aug.; A. ursinum, daslook, op beschaduwde plaatsen aan den duinkant, bloeit wit, Mei-Juni; A. oleraceum, moeslook, in kreupelh. en aan wegen, groen- ALLIUM—ALLUVIUM 135 achtig of rosé, Juli-Aug.; A. Schoenoprasum, bieslook, langs rivieren, blauw of paars, dezelfde maanden. Gekweekt worden de volgende- A ascalönicum, de sjalot, bekend inmaakuitje, bloeit rose of lila, Juli-Aug • A Cepa, de ui (zie ook bij dit artikel), bloeit groenachtig wit, Juli-Aug.; A. sativum, knoflook bekend toekruid, roodachtig wit, Juli-Aug.; A. neapolitanum, aardig blauw bloeiend voorjaarsbolgewasie, dat ook vervroegd wordt. Planten in den i nerfst: A. mantimum, zoogenaamde zeeui, vroeger veel als kamerplant, met i breed buigzaam blad, dat opgerold en ] met gekleurd Imt werd samengebonden. < Allmend. Zie Meent. \ , „ Al,Imera> Hermann Ludwig (1821 1902) Duitsch dichter en schrijver van , gegoede boererifamilie, deed vele reizen ( in Europa en keerde naar zijn landgoed i terugom er zijn werken in proza en poëzie te schrnven, o.a. „Marschenbuch" en " „Komische Schlendertage". Alloa oude havenstad in Schotland 1 aan de Forth, heeft dokken, bierbrouwe- e rrjen, glasblazerijen en ijzergieterijen- t uitvoer van steenkool. Het telt c. 12 000 ii inwoners. " Allobrogen was een Keltische volks- h t!!m\-Wfnendo m het tegenwoordige o: rennn^ cn„Sav°ye- ZÖ waren bond- b genoot van Hannibal en werden (121 le v. Chr.) door Julius Caesar overwonnen, bi Alloaitieisiii de Roomsch Katholieke w*- , toesPraak vau den paus tot de ec algemeen*1 °f tot de kerk * " M Allodium was in den Frankischen tijd de * bezitting die men in vollen eigendom de nad en waaraan geen verplichtingen w; jegens een meerdere waren verbonden aa in tegenstelling met „feodum", waarvan st leenrechten betaald moesten worden le Allonge is het verlengstuk aan een wis- zij sel waarop de endossementen worden wc voortgezet als de wissel zelf daartoe ric geen ruimte meer biedt. aj] Allongepruiken zijn lange krulpruiken, du wijk XIII en XIV veel gedragen werden, no. S- Allooi is het gehalte van een legeering rf van een of ander metaal, in 't bijzondeï aan gouden en zilveren muntstukken l. en sier- en gebruiksvoorwerpen. Het - wordt meestal uitgedrukt door op te t' Sf„?n. h0ev\el duizendste deelen edel t metaal voorhanden zijn. ï ™ AU?Pathie noel>»t men in tegenstelling \ w,arnr°m?f5P,atllie de geneesmethod! \ ETul m,ddelen worden gegeven die in ; „i Ilchaam een aan de ziekteverschijnIn tePnS^ide werking opwekken. ; „1iVIoPh.?an 1S een waterhoudend alummiumsihkaat met zeer hoog smeltpunt. "etck,om'voor *? Duitschland (Salzburg ' wit ^Z,ê) efn, Hongarije. De kleur if wit, geel, of lichtblauw. AHori, Alessandro (1535-1607), was portretschilder der Florentijnsche school. Cnnstofano Attori (1577-1621) een zoon yan Alessandro schilderde a. o „Judithmethethoofd van Holophernes" Allotropie noemt men het voorkomen van een stof in verschülende vormen. Men onderscheidt moleculaire allotropie en phasenallotropie. Moleculaire allotropie is het voorkomen van een stof m meerdere vormen met verschillende chemische samenstelling; hiertoe be- ozon (Oa) voorkomt. Phasenallotropie is het voorkomen van een stof in verschülende knstalhsatietoestanden, b.v. rhombische en monokliene zwavel AUoxaan (C^O.N.) is de'naam voor een ontledingsproduct van urinezuur. Men kan het door oxydatie met salpeterzuur eruit verkrijgen. AUuvium De quartaire periode van de vorming der aardkorst is de jongste waann voor het eerst met zekerheid de aan wezigheid van den mensch is geconstateerd en waarin de planten en dieren leefden, die geheel of bijna geheel gelijk zijn aan de tegenwoordig levende. Gewoonlijk onderscheidt men in deze periode nog 2 afdeelingen, het dUuvium en alluvium, waarbij de eerste de oudste is dus waarbij niet aan de oppervlakte ligt bedekt is door aUnvium en de tweede nu nog zich voortzet. Een scherpe scheiding 136 ALLUVIUM - ALMANAK er tusschen is niet te maken. In ons land rekent men tot het diluvium de zandgronden van het Oostelijk deel van£ons land, terwijl de klei- en veengronden met de duinvormingen tot het aüuvium worden gebracht. Die kleigronden zijn ten deele uit de zee afgezet (hetzij direct of in het vroegere haff (binnenzee), dat men meent, dat hier een groot gedeelte van wat wij nu alluvialen grond noemen, heeft bedekt, ten deele zijn het afzettingen van de rivieren en beken (rivierklei, beekbezinkingen). De venen zijn ten deele laagvenen (in plassen ontstaan) b.v. in Friesland, Utrecht, Noorden Zuid-Holland, ten deele hoogvenen (boven den waterspiegel gevormd) bijv. in het Oostelijk deel van Groningen, Drente, Overijsel en Noord-Brabant. De duinen bestaan uit zand, dat uit zee is opgestoven. Al deze vormingen gaan nog steeds door. Aangezien in dit alluviale tijdperk reeds eeuwen lang de afzettingen plaats hebben, kan het gebeuren, dat verschillende alluviale lagen boven elkaar liggen bijv. veen op klei en ook omgekeerd. Allyl (CHa : CH CR,) is de eenwaardige, onverzadigde groep, die men verkrijgt door van propaan 3 waterstofatomen weg te nemen. Ze is geen zelfstandige stof. Allylverbindingen komen in de natuur voor. Alfylalcohol (CH, : CH CH,OH) ontstaat bij inwerking van oxaalzuur op glycerine. Allylsulfide vormt het voornaamste bestanddeel van de knoflookolie. De smaak en reuk van mosterdolie wordt veroorzaakt door een aUylverbinding. Alma, een rivier op het schiereiland dë Krim (Rusland), ontspringt op het Jailagebergte en mondt uit in de Zwarte Zee. In 1854 werden aan haar oevers de Russen door de verbonden Franschen en Engelschen verslagen. Alma-Tadema, Sir Lawrence (1836 — 1912), een Fries van geboorte, genaturaliseerd Engelschman, schilderde vooral tafereelen uit de Oudheid, die knap van compositie en zooveel mogelijk in details historisch juist zijn. Almaden, een stad in Spanje met c. 7000 inwoners, is bekend door de kwikzilvermijnen in haar nabijheid, die al sedert een paar eeuwen geëxploiteerd worden. Almagest, naam, samengetrokken uit de Arabische vertaling „Tabrir al magesthi" (827 n. C.) van 't „Groote Systeem" dat, samengesteld door Claudius Ptolemeüs (ongeveer 150 n. O), de ontdekkingen en vondsten op wisk. en astr. gebied bevat van Hipparchus en Ptolemeüs. Later kwam de Arabische vertaling, die 13 boeken of deelen bevatte, in Europa waar ze in 't Latijn werd overgebracht. De voorstelling van het zonnestelsel, door Pt. gegeven, werd tot Copernicus als waarheid aangenomen. De aarde is een bol, waar zon, maan en planeten zich in cirkels omheen bewegen in de volgorde: (Aarde), Maan, Mercuiius Venus, Zon, Mars, Jupiter, Saturnus. Ook staat er een sterrencatalogus in van 1025 sterren, wier plaatsen opgegeven worden, naar waarnemingen van Pt. zelf. Almagro, Diego ie (1464—1538), een Spaansch veroveraar, bezette met Pizarro Peru en trok in 1535 als eerste Europeaan naar Chili. Pizarro, afgunstig op zijn roem, trachtte hem bij 't Spaansche hof in een verkeerd daglicht te stellen, zoodat er een twist tusschen hen beiden ontstond, die met de gevangenneming en dood van Almagro eindigde. Diego Almagro ie Jongere (1520—1542), zoon van den vorige, vermoordde uit wraak Pizarro en werd later door de aanhangers van dezen onthoofd. Alma mater noemden de Romeinen de zegenaanbrengende godin als Ceres, Cybele e.a., ook de voedende moeder Aarde. Tegenwoordig wordt door stu¬ denten hun hoogeschool dikwijls met I dezen term aangeduid. Almanak, oorspronkelijk boekje met opgaven van astronomischen en astrologischen aard, waarbij later meer wetenswaardigheden gevoegd werden. De naam kwam uit 't Oosten tegen 't einde der middeleeuwen in Europa. De eerste ALMANAK—ALOË 137 A., die gedrukt werd, was van Regiomontanus (1474), uitgegeven in Neurenberg ; deze gold voor 147S — 1506 en werd later tot 1551 voortgezet. Jaarlijksche almanakken schijnen in de 16e eeuw in gebruik te zijn gekomen. Sedert 1679 verscheen in Parijs de A. royal, die ook de postverbindingen, jaarmarkten en sedert 1699 de feestdagen van 't koninklijk huis, opgaf. In Nederland is vooral de Enkhuizer Almanak bekend, welke al sedert een paar honderd jaar veel gebruikt wordt. De later ontstane volksalmanakken waren meer uitgebreid door belletristische bijlagen; o.a. denken we aan de „Muzenalmanakken". Zie b.v. Grand-Carteret, Les almanachs francais édiits d Paris 1600—1895. Almans8r (712—775), de tweede kalief uit het Huis der Abassiden, was wreed en verraderlijk, doch een krachtig heerscher, tevens een bevorderaar der wetenschap. Almeida, Don Francisco af (c. 1450— 1510), een Portugeesch legeraanvoerder, onderscheidde zich bij de verovering van Granada, werd tot onderkoning van Oost-Indië benoemd, en later vervangen door Albuquerque. Hij sneuvelde in een gevecht met inboorlingen. d'Almeida-Garrett, Joas Baptiste de Silva Leitao, Visconde (1799 — 1854), een Portugeesch dichter en staatsman van Iersche afkomst, schreef prozawerken en vooral treurspelen. Verzamelde werken in 20 dln. (1877). Almeloo, een gemeente in Overijssel, sinds 1914, ontstaan uit de gemeenten Stad- en Ambt-Almeloo, heeft belangrijke linnenweverijen, ververijen, en katoenspinnerijen. Stad- en Ambt- Almelo hebben samen c. 22.000 inwoners. Almeria, de hoofdstad van de Spaansche provincie van dien naam aan de Middeliandschezee, heeft een Afrikaansch karakter, suikerraffinaderijen, lakenfabrieken, uitvoer vandruiven,espartogras, ijzererts en zijde. Het telt c. 45.000 inwoners. Almkerk, een gemeente in N. Brabant met c. 3400 inwoners, bevat de dorpen Almkerk en Uitwijk. Landbouw en veeteelt. Almonde, Philips van (1644 — 1711) luitenant-admiraal van Holland en Westfriesland, kwam reeds jong in 's Lands dienst, nam deel aan den Vierdaagschen zeeslag (1666) en werd in 1676 na het sneuvelen van de Ruyter bevelhebber der vloot. Met succes streed hij bij kaap La Hogue (1692) en bij Vigo (1702). In de kerk te Brielle, zijn geboorteplaats, is hij begraven. Almoraviden en Almohaden zijn de namen van twee Moorsche vorstenhuizen in Spanje, die van Afrikaansche Berbers afstammen. De Almoraviden regeerden in de 11de en 12de eeuw in Zuid-Spanje en werden verdreven door de Almohaden (1147), die tot 1269 in Spanje macht, hadden. Almqvist, Kart Jonas Ludwig (1793— 1866), een Zweedsch schrijver van groote veelzijdigheid, volgeling Van Rousseau en van de Romantiek, gaf vele romans, gedichten en essays uit. Almukantarat of azimutaalcirkel is de Arabische naam voor cirkels aan den hemel, die evenwijdig zijn aan den horizon, 't Zenith (toppunt) en 't nadir (voetpunt) zijn dus hunne polen. De sterren die zich op denzelfden A. bevinden, hebben gelijke hoogten. Alnus. Zie Els. Aloë, woestijnplant uit het Kaapland, fam. Liliaceeên, met dikke, sappige, puntig toeloopende en langs de randen vaak Aloë. gestekelde bladeren. Nauw verwant hiermee is de fijnwit gevlekte Gasteria variegata, daarom ook vaak Aloë genoemd. Een^heel andere plant is de Midden- 138 ALOË—ALPEN amerikaansche woestijnplant Agave ame-» ricana, veel grooter, forscher en van eenl heel andere familie (fam. Amaryllida-j ceeën). Toch heet deze algemeen de honderdjarige aloë (honderdjarig, omdat ze pas op hoogen leeftijd bloeit, meestal na 25— 40 jaar). Aloen- Aloen is op Java, de grasvlakte, die of omringd door hoornen, of geheel kaal, voor het huis van een inlandsen vorst of hooggeplaatste ligt. Zij diende oorspronkelijk tot het houden van steekspelen; tegenwoordig hebben daar wel dierengevechten plaats. Alopecurus. Zie Vossestaart. Alor is een bergachtig eiland ten i N. W. van Timor. De bergbewoners houden zich bezig met landbouw (rijst, i gierst, enz.); de kustbewoners met i handel en vischvangst. Alora, een stad in de Spaansche pro- < vincie Malaga, heeft zuidvruchtenteelt ! en minerale bronnen; telt c. 10.500 in- ' woners. j Alp of Zwabische Jura is een ui tlooper ] van de Zwitsersche Jura, die aan den '. Rijn begint, naar het N.O. loopt en de ( waterscheiding tusschen Donau en Nee- < kar vormt; de hoogste top (Lemberg) 1 is 1015 M. De dalen zijn vruchtbaar; 1 wijnbouw, fruitteelt, graanbouw; de toppen kaal. De hoogvlakte is dor, daar f de kalkbodem het water absorbeert; rog- c ge, vlas, aardappels. Aan de Neckar-zijde e zijn de bergen steil, aan de Donau-zijde 1 zachtglooiend. s Alpen, met oppervlakte van 175.000 «i K.M\, vormen het rotsige hart van l Europa, loopen van Savona eerst naar \ het N.; daarna naar het O. tot Weenen t over een lengte van 1100 K.M. Zij han- C gen samen met de Apennijnen in het I Z.W., met de Zwitsersche Jura in het /. N.W. en met de kalkplateauz van het p Balkanschiereil. in het Z.O. Overigens I worden ze geheel omgeven door vlakten: g Po-vlakte in het Z., Zwitsersch-Zwabisch- g Beiersche hoogvl. in het N. en het W., b Hongaarsch heuvelland in het O. De v breedte varieert van 150 — 300 K.M.; F naar de hoogte onderscheidt men Voor-A. J tot 1800 M. (boomgrens), Midden-A. tot 2700 M. (sneeuwgrens) en Hoog-A., 't gebied der eeuwige sneeuw. De hoogste toppen, Mont Blanc (4810 M.) en M. Rosa (4638) M. liggen in de W.-Alpen. De Oost-A. hebben slechts één top boven 4000 M.: de Mt. Bemina. Gemidd. kamhoogte is aan de Middell. Z. 2000 M., stijgt tot 3000 M. bij het meer van Gelieve, is *t grootst in den Mt. Rosa (3800 M.) en neemt verder naar het O. af. De lengtedalen zijn door rivieren Joorstroomd; kenmerkend zijn die van ie Rhóne, Voor-Rijn, Salzach, Inn, Drau en Enns. De dwarsdalen zijn kort sn steil, zooals die van Reuss, Tessino, Detz- en Zülertal. De rivieren worden leels door bronnen, deels door gletsjers fevoed. Vele, die in verschillende richtingen stroomen, ontspringen dicht bij sikaar, zooals Rijn, Tessino, Rhóne en Reuss nabij den St. Gothard. Talrijke vatervallen; aan den N. en Z. kant van iet hooggeb. vele meren, zooals Lago Ifaggiore, Como M., Garda M. in het 5. en M. v. Genève, Zürich, Constanz, ^hiem en Traun in het N. De rivieren, lie er doorstroomen, laten er hun slib •ezinken, zoodat de meren als zuiveringslekkens dienen. Indeeling. In verband met de orogaische en geologische gesteldheid te verleelen in twee hoofdgroepen: West-A. n Oost-A.; grenslijn loopt van het Boden I. naar het Lago Maggiore. De kern betaat uit kristallijne gesteenten, die in e Oost- A. slechts door sedimentaire alkgesteenten vergezeld worden. De Vest-A. bestaan uit: 1) de oostel. gneisu, welke omvatten: de Ligurische A., ottische A. en Grajische A., die op 'ransch gebied liggen; de Penninische .. met Matterhorn en M. Rosa; de Leontische A. met de ten Z. ervan liggende essiner A.; ten W. er van de Simplonroep en ten O. er van de St. Gothardroep; 2) de westelijke gneis-A., waartoe shooren: de Zee-A., Dauphiné-A., SaDoische A. (met den Mt. Blancgroep); reiburger A., Berner A. (met de door ingfrau en Mönch gekroonde Finster- ALPEN 139 BoruorngToep; en warner-A. met Tödigroep. 3) de Fransche Kalk-A., waarvan de voornaamste zijn: Provence-A. en Jura-A. De Oost-A. bestaan uit: 1: de gneis-A., waartoe de AdulaA. ;Rhaetische A. met den Berniner-, Oetztaler, Adamello- en Ortlergroep; de Tauern, waartoe de Hooge Tauern met de Zillertaler A., de Lage Tauern en de Norische A. 2) de Schiefer-A., waartoe o.m. de Salzburger A. 3) de Noordel. Kalk-A., waartoe Algauer A., Noordtiroler Kalk A Salzburger Kalk-A. en Oostenr. A • 4) Zuidel. Kalk-A., welke bestaan uit Lombardische A. (onderdeel Bergamasker A.), Trienter A., Z.-Tiroolsch hoogland, waartoe de Dolomieten, VeneÜaansche A., Karnische A. met de Karawanken en de Julische A. ^Ontstaan en geologische gesteUh. De A. zijn ontstaan door in horizontale richting werkende krachten, welke de sedimentaire lagen tegelijk met de daaronder ge- ] legen kristallijne gesteenten plooiden. Zij ' schijnen van het Z. naar het N. te hebben : gewerkt, want de lagen zijn dikwijls in 1 die richting verschoven en overgekanteld, < zoodat de oudere gesteenten de jongere i bedekken. Langs den N. of buitenrand 1 hgt een breede gordel sedimenten; aan < den Z. of binnenrand treden ze eerst ten i O. van het Lago Maggiore op. De kern s bestaat uit de oudste kristallijne ge- c steenten, als gneiss, glimmerlei en graniet. AandenM. en Z. rand hiervansiluri- s sche en devonische formaties; nog verder r, naar de buitenranden trias, jura en krijt, s Sterk zijn de A. in den loop der tijden e geërodeerd (uitgevreten), waarbij naast n ! het water de gletsjers een rol gespeeld w hebben. _ Klimaat. De A. vormen een klimaat- t scheiding tusschen Midden-Eur. met zijn bladwisselend loofhout en grasvelden en « | Zuid-Eur. met zijn altijd groene loof- o boomen en olijven. In de A. zelve zijn d alle klimaten vertegenwoordigd. Zuid- d vruchten en tamme kastanjes groeien ei aan den voet van met ijs bedekte top- b Den: groene Aln»n™o4J™ «-.t donkere naaldhoutwouden met loofhoutbosschen. In de A. daalt de temperatuur £0 j j M- 10 C. Een gemidd. temp. van u j men aan aen N--rand op 2000 M., in de Centraal A. op 2100 M. en in de Zuidel. A. op 2400 M. Behalve locale winden waaien er N.O. en Z.W. winden <*öhn); slechts die uit het kwadrant N—O zijn droog; de neerslag is gemiddeld 1080 mM. jaarlijks, d.i. grooter dan in de omringende vlakten. Boven 3000 SLvalt veel sneeuw en weinig regen. Door afwisselend smelten en bevriezen gaat de sneeuw eerst in firn, vervolgens in gletsjerijs over. Losgerukte sneeuw- en ijsmassa's vormen de gevaarlijke Iawine's; nog grooter verwoestingen richt iet stroomende water aan. De flora heeft een eigen karakter; de benedenste hellingen zijn in den regel net bosch bedekt, welke dat in het laagand in weelderigheid overtreft; ook ramen uitgestrekte grasvlakten voor. rypische plan ten vormen zijn kromhout net korten, knoestigen, vaak scheef- of ïonzontaalgroeienden stam; heesters, ükwijls rechtopgroeiend, maar ook krui>end en evenals kromhout altijd groen; mssenvormige planten aan sommigen mzer mossen herinnerend; rozetplanten net kort ineengedrongen stengels en lpine gewassen, welke slechts lage zolen vormen. Zie ook Alpenflora. De fauna bestaat behalve uit in 't groot efokte runderen, schapen, geiten en aarden uit inheemsche dieren als de teenbok (alleen in de Grajische A.), marmtjes, Alpenhaas en sneeuwmuis, lamlergier, steenarend en sneeuwhoen; olf, vos, wilde kat, hermebjn en beer jn naar de hoogere streken verdrongen, e Alpenbeken bevatten forellen. Bevolking. De oudste sporen van beoning zijn de paalwoningen, waarvan rerblijfselen in vele meren zijn gevonsn; deze zijn uit Voor-Romeinschen tijd; s bewoners waren waarschijnlijk Kelten ï kwamen kort voor Chr. onder Rom. :ersch., namen taal en zeden der over- Korenvelden wisselen af mot t-u,„t™. ..• .'•'J"^"3 "c vuiKsveram- ""ë vesugaen zien Uerm. en Slavische 140 ALPEN - ALPENFLORA stammen in de A.; de eersten drongen de N. en Z. dalen binnen, de laatsten de Z.O. De W. A. behielden hun geromaniseerde Keltische bewoners, waarmee de van het Z. gekomen Germ. samensmolten. Thans wonen de Germ. in het midden, N. en O., de Romanen i. h. W. en Z. en de Slaven in het Z.O. De Alpensteden zijn klein, de dorpen uitgestrekt; in de hooggelegen dalen staan de huizen om de kerk; een deel woont vooral in het N. in op zich zelf staande boerderijen en 's zomers in de „Sennhütten" op de Alpenweiden. De strijd om de West. A. werd eerst gevoerd tusschen Savoye, Dauphiné en Provence; later tusschen Savoye en Frankrijk en ten slotte beslist ten gunste van het laatste; in het midden ontstond de Zwitsersche vrijstaat door zich van het Duitsche Rijk los te maken, 't Oosten was het terrein van Oostenrijk, dat in den loop der 19de eeuw een deel aan Italië moest afstaan. Bestaansmiddelen. Naast landbouw, welke graan, peulvruchten, aardappels, zuidvruchten, ooft en druiven produceert, komt veeteelt voor, vooral in de dalen en lagere Voor-A.: runderen, schapen, varkens, paarden, geiten en muildieren. Sommige bewoners zijn houthakker, werken in de mijnen en ertssmeiterijen of doen dienst als voerlieden en gidsen. IJzerindustrie wordt uitgeoefend in Stiermarken, Opper-Oostenrijk en Tirol; zijdeteelt- en spinnerijen aan de Z.-zijde; houtsnijden in 't Berner Oberland, Salzb. en Tiroler A., katoenindustrie in Glarus, borduren in St. Gallen. Groote baten levert ook het vreemdelingenverkeer, dat zich vooral richt op het dal van Chamonix, Berner Oberland met Interlaken, Vierwaldstatter M. met Luzern en Rigi, Nicolaidal met Zermatt in Wallis, Engadin-dal in Grauwbunderland, de Italiaansche meren, Salzb. A. met Salzkammergut. Herstellingsoorden zijn: Montreux aan het M. v. Genève, Davos en Arosa in Grauwb. en Meran in ZuidTiroL Gletsjertochten en bergbestijgingen worden ondernomen op den M. Blanc, M. Rosa, Finsteraarhorn, Ber- nina-gr. Hohe Tauern en de Dolomieten. Verkeerswegen bleven lang gebrekkig, in 't laatst der 18de eeuw konden alleen de Col di Tenda, Brenner- en Arlbergpas met wagens bereden worden. Napoleon I liet wegen over den Simplon en den Mt. Cenis aanleggen; die over den SplUgen en St. Gothard volgden. De voorn, spoorw. zijn: over den Col di Tenda, Mont-Cenis 1871, Simplon 1906, St. Gothard 1882, Brenner 1867, Arlberg 1884, Semmering 1853; de meeste gaan door tunnels. Van belang is ook de Iauernspoorw. 1909. Suess, (Die) Entstehung der Alpen, Penck und Brückner, Die Alpen im Eiszeitalter, Conway, The Alps. Alpenclubs of Alpenvereenigingen hebben het nauwkeurig alpenonderzoek ten doel, waarvan zij meestal de resultaten in boeken of tijdschriften publiceeren. De eerste is opgericht te Londen (1857), later volgden ook clubs in Oostenrijk en Duitschland, Frankrijk, Zwitserland en Italië. De Nederlandsche Alpenvereeniging is opgericht in 1902. Alpenflora zijn planten, 'die op de Alpen boven de boomgrens groeien (ook in het Noorden van Europa, waar zij op veel mindere hoogte voorkomen) en in verband met het klimaat bijzonderheden in den lichaamsbouw bezitten. De felle winden maken het gewenscht, dat de planten niet hoogstengelig zijn (zij zijn meest zodenvormend) en sterk ontwikkelde wortels hebben, terwijl de felle zonneschijn en de sterke afwisseling in temperatuur, waaraan zij zoodoende zijn blootgesteld, het gewenscht maken, dat zij een xerophile structuur hebben (veelal kleine bladen en een sterke beharing). De bloemen zijn meestal grooter en sterker gekleurd. De flora bestaat vooral uit Saxifraga-, Gentiana-, Primula-, Alsine-, Campanula-, Silene- en Carexsoorten en uit vele Cruciferen. Vooral bekend zijn het edelweiss (Leontopodium alpinum) met zijne sterke haarbekleeding en de alpenrozen (Rhododendron-soorten). Sommige dezer planten komen zeer hoog voor, zelfs boven 3000 M., b.v. Silene ALPENFLO RA - ALPINI 141 acaulis en Ranunculus glacialis. Zie G. Hegi, Alpenflora. Alpengloeien doet zich vóór zonsopgang en na zonsondergang voor bij helder weer. De besneeuwde toppen zijn dan eenige minuten als door een roodachtig licht beschenen, dat prachtig Alpenjagers waren oorspronkelijk een leger vrijwilligers onder Garibaldi; thans komen Alpenjagers voor in het leger van ieder land, waar de Alpenketenen zijn. Vooral in Italië hebbenzij in den laatsten oorlog groote diensten bewezen. Alpenkraai (Fregilus graculus) behoort tot de fam. der Kraaien (Corviden), met een langgerekten, dunnen, gebogen, koraalrooden snavel en glanzendgroen of blauwzwart gevederte. Zij bewonen het hooggebergte, dicht bij den sneeuwgrens. Alpenmuseum dient om een beeld te geven van kennis en natuur der Alpen. Het grootste bevindt zich te München, dat alle mogelijke gegevens, over bergsport, gesteldheid van den grond, beklimmingen, hulpmiddelen bij het klimmen verzamelt. Ook vindt men er statistieken, reliëfs, photografieën, afbeeldingen van Schutzhütten enz. Alpenroos. Zie Alpenflora. Alpensport. Zie Alpinisme. Alpertus, monnik in de 11de eeuw in Utrecht, schreef in de St. Paulus-abdij aldaar de kroniek: „De diversitate temporum", dat de geschiedenis van Utrecht, Nijmegen, en omstreken verhaalt. Alpes- Maritimes, een departement in Frankrijk, grenzend aan de Middell. Zee, Italië en een gedeelte der Alpen omvattend, is beroemd wegens zijn klimaat in den winter, vooral in de kuststreek: de Riviera. Uitvoer van Zuidvruchten. Steden zijn: Nice, Cannes, Mentone. Alpha is de eerste letter van het Grieksche abc, de omega de laatste. Ik ben de „alpha en de omega" beteekent het begin en het einde, de eeuwige. Alphabet noemt men, naar de beide Grieksche letters alpha (a) en beta (b), de volgorde van de letterteekens, die in een bepaalde taal gebruikt worden. Die der Europeesche talen kunnen door middel van het Latijn en Grieksch van het Phoenicisch en Egyptisch worden afgeleid. Waarschijnlijk danken deletters hun oorsprong aan afbeeldingen van voorwerpen. Zie de afbeelding pag. 142. Alphastralen noemt men een van de drie soorten stralen, welke spontaan door radioactieve lichamen worden uitgezonden. Deze stralen vertoonen in een magnetisch veld een betrekkelijk kleine afwiikine en ze hebhen een wrin» ri™. dringingsvermogen. Ze bestaan uit positief geladen heliumionen, welke uitgestooten worden met een snelheid «• '/„ van die van het licht. Ze zijn analoog aan de kanaalstraten. Alphen (1) is een gemeente en dorp in Z.-Holland aan den ouden Rijn gelegen, met c. 6400 inwoners. Steenbakkerijen, kalkbranderijen. Alphen (2) is een dorp in de gemeente Appeltern in Gelderland, met 1200 inwoners. Alphen (3) is een dorp in N.-Brabant, aan de spoorlijn Tilburg-Turnhout met 400 inwoners. Alphen. Hieronvmus van 1174f>— i Hnai een Nederlandsch dichter en rechtsgeleerde, schreef eenige aesthetische studiën en bundels gedichten. Bekend waren zijn cantate „De sterrenhemel" en zijn „Kleine gedichten voor kinderen". De laatste vooral waren geslachten achtereen bij velen geliefd; zij worden nu alleen nog uit historisch oogpunt belangrijk geacht. Zie Pomes, Over van Alphen's kindergedichtjes (1908). Alpheus, de voornaamste rivier in de Peloponnesus, doorstroomt de vlakte van Elis en mondt uit in de Ionische zee. In de Grieksche mythologie was Alpheus de stroomgod, die de bronnimf Arethusa achtervolgde. Alpini, Prospero (1553—1617), Italiaansch plantkundige en geneesheer, hoogleer aar in de plantkunde te Padua, bestudeerde den plantengroei in Egypte en gaf o. a. „De plantis Aegypti" uit, dat de in Europa onbekende koffiestruik en de papierplant bevatte. 142 ALPHABET ja -g -o •I £ -o -o-a ■S & 8 ^ 61 | :g w » -a w E « - a ü ^ ^ • Ik 2r X cl 4 AAU Al A I CL I a s s s J y 7 r f^^a A 4 0DDcl d «ratn tte ^^^ee e e ' ti \\ lPlvl * ' e • ff // # H BH H h h s a ta, ^ # @ ®0O O*}* th 10 * ? * * "\ I I I \ i « ^ 1 5^ y( M K k .2 jfc» A / M vl/ U L 1 » M >jf5 /i 7 r /i m m m « - ^ ;t v 7 r ^ *n n n » — É $ 1= +x x x x i« ¥ O o QCi\& O O O o ■ ^ /* r r ts is 23 £^ b 9 9 9q tfj k so o ^ /) A P „R. r r " M 5 H1 r P t t t -3* t Alphabet in verschillende talen. ALPINISME—ALTAAR 143 Alpinisme noemt men de wetenschappelijke, maar vooral ook sportieve belangstelling in de Alpen, welke de laatste honderd jaar zeer sterk is toegenomen en zich uit in het bestijgen van bergen en gletschers, beoefenen van wintersport enz. Zie Ph. C. Visser: Boven en oeneaen aen sneeuwgrens (1918) en Aubrey le Blond: „Avonturen in de bergen" (1920). Alpu jarras is een hoog bergland in het Z. van Spanje, met vruchtbare dalen (zuidvruchten, suikerriet) en hooggelegen meren (3000 M.), was de laatste verblijfplaats in Spanje der Mooren, wier nakomelingen waarschijnlijk thans nog de bewoners ervan zijn. Alruin is een plant uit de familie der Solanaceeën, wier wortelstok in vroegere tijden veel gebruikt werd als toovermiddel, dat den bezitter geluk aanbracht. Die wortelstok heeft soms den vorm van een klein gebaard mannetje. Alsem (Artemisia Absinthium), fam. der Compositen, half heesterachtig plantje, geheel viltig, met fijnverdeeld blad en ronde, lichtgele bloemhoofdjes. Uit deze plaat en andere Artemisia-soorten uit de Zwitsersche dalen wordt het absinth-extract bereid. Bloeit in de zomermaanden. Groeit ook in ons land, op drogen, steenachtigen grond. Zie ook Artemisia. Alsen, een vruchtbaar eiland in de Oostzee, met c. 25.000 inwoners, behoorde van 1864-1920 tot Pruisen, thans aan Denemarken. Alsinefa. Zie Caryophyllaceein. Als-ob-philosophie of fictionalismi noemt men de positivistisch-wijsgeerige richting, welke de grondbegrippen van het weten als ficties beschouwt d. w. z. als opzettelijke schepping van den geest om de werkelijkheid beter te leeren kennen en te doen beantwoorden aan de behoeften van het gemoed. Zie Vaihinger, Philosophie des „Als-Ob". Alsophila austrdlis, zeer sterke boomvaren uit Nieuw-HoUand, hier als kuipplant gekweekt, 's zomers buiten, 's winters in koude kas of oranjerie. Alster Is een rechterzijrivier van de Elbe, die bij Hamburg een tweetal bassins vormt en in de Elbe uitmondt. Alstroemeria, rijkbloeiend bolgewas; fam. Amaryllidaceeën, bloemstengels tot 60 c.M. hoog, met veel oranjegele of zwavelgele bloemen. Alt (Latijn altus = hoog, vox alta =■ hooge stem, contratenor), is in de muziek oorspr. de boven de melodievoerende stem, boven de Tenor gelegen stem, derhalve tegenwoordig de lage vrouwenstem. Normale omvang klein a 3- Altinstrumenten (alt-viool b.v.) noemt men dezulke, welke in klankkleur overeenkomst met die stem toonen. Altaar, dikwijls symbool voor kerk (vgl. troon en altaar), is inderdaad in Katholiseerende kerken het centrum van eeredienst. onvallenH Hmr m„i kaarsen, kruisbeelden; vóór dit altaar draagt de priester de H. misop. Het altaar was oorspr. een tafel of mensa ter herinnering aan het laatste avondmaal; later in den tijd der vervolgingen dekplaat van het graf van martelaren; vandaar dat in het altaar steeds relieken van heiligen rusten en aan het altaar zelf de vorm van een graltombe was gegeven. Nog altijd vindt men er reliek en sacrament bijeen. Het hoog (hoofd-) altaar is steeds naar het O. geplaatst in de apsis; daaraan soms altaarstukken, daarbij de eeuwige lamp. De Protest, eeredienst kent mis noch altaar; waar sacramenteele neigingen stand hebben gehouden, bleef ook het altaar, zoo bij de Luthersenen in het buitenland. Er zijn ook draagbare altaren. Er is geen onmiddellijk verband tusschen Christelijk en Joodsch of heidensch altaar. Deze hebben dezelfden oorsprong. Het slachtofferaltaar (waarvóór geslacht werd) is vermoedelijk het oudst; daarna komen brandoffer-, reuk-, pleng- 144 ALTAAR—ALTHAEA en wij-altaar. De horens (Ps. 118 : 27) moeten zuilen zijn geweest, oorspronkelijk op de hoeken goden voorstellend en later „gedaald". Ook de Heidenen, versierden evenals de Kath., het a. reeds met bloemen en kransen. In musea nog resten o. a. van het reuzenaltaar van Zeus te Pergamum (38 bij 35 cM.) Vandaar in de historie teruggaande, komt men tot het meest primitieve: een aarden hoop. Altaar komt van alta ara (hooge haard). Altaardwaal, is de drievoudige witlinnen doek, die in de R. K. kerk over de altaartafel is gespreid. Altaarsacrament. Zie Eucharistie. Altaarsteen, is de steen in het altaar met de reliquiën, waarop de consecratie, van brood en wijn plaats heeft, die de ruimte, waarin zich de reliquièen van martelaren bevinden,. afsluit. Altaartabellen of camonborden bevat¬ ten geoeaen, cue ae priester bidt gedurende de mis en die, drie in getal, op het altaar staan. Altai-gebergte, bestaande uit een reeks bergketenen, loopt van af de woestijn Gobi langs de Russisch-Chineesche grens en heeft uitloopers in vele richtingen. De Altai bestaat hoofdzakelijk uit leisteen en graniet, heeft een echt vastelandsklimaat, niet zeer geschikt voor ooftbouw, wel veel landbouw; alpenbloemen. De gemiddelde hoogte is 1600 M., de hoogste top 3352 M. Russische Altai is rijk aan metalen. De bevolking bedraagt c. 650.000 zielen. Altaiërs is een volksstam, die tusschen de zee van Ochotsk en Europeesch Lapland woont, ongeveer de zelfde taal spreekt en bestaat uit: Finnen, Toengoesen, Samojeden en Turken. ^ Altaïr of Ataïr, de helderste ster van 't beeld den Arend, is een licht geelachtige dubbelster van de le gr. Altamira, een oude grot in Spanje bij Santander is bekend door de afbeeldingen van verschillende dieren (roode stieren), die aan 't einde van den ijstijd in Zuid-Europa inheemsen waren, op de wanden ingekrast en gedeeltelijk geverfd. Altamura is een stad in de Italiaansche provincie Bari met c. 26.000 inwoners. Wijnbouw, veeteelt. Altaroche, Marie Michel (1811 — 1884), Fransch letterkundige, was na de Juli-revolütie medewerker aan verscheidene Republikeinsche tijdschriften, schreef o. a. „Chansons politiques" en „La Réforme et la Révolution". _ Altazimut of universaal-instrument dient om hoogte en azimut van een hemellichaam te bepalen. Altdorfer, Albrecht (c. 1480—1538), was een Beiersch schilder en etser, leerling van Albr. Dürer. Van zijn werken is „De veldslag tusschen Alexander en Darius" het meest bekend. Altena, een stad in Pruisen, heeft belangrijke metaalindustrie en bezit het stamslot van de graven van den Mark; telt c. 15.000 inwoners. Altena, Het land van, ligt tusschen Merwede, Oude Maas en Biesbosch; veel landbouw en veeteelt; Woudrichem is de voornaamste plaats. Altenberir Peter MR50_lOIO\ o!„„„ lijk Richard Englander geheeten, een Oostenrijksch schrijver, publiceerde eenige bundels schetsen, was ook medewerker aan „Simplicissimus". Altenburg, hoofdstad van SaksenAltenburg, heeft paardenmarkten, eenige industrie, 14de eeuwsch slot; telt c. 37.000 inwoners. Alteratie duidt in het mensuraalnotenschrift (13de—17de eeuwscfie muziek) in bepaalde gevallen een verdubbeling van tijdduur aan van de tweede van twee gelijke notenwaarden. Alternatief beteekent beurtelings afwisselend. In den handel heeft het wel de beteekenis van verbintenis naar keuze. Alternativo (beurtelings) staat in de muziek geschreven bij tweedeelige dansstukken boven het tweede deel om aan te geven, dat de twee deelen afwisselend gespeeld moeten worden. Althaea, plantengeslacht uit de fam. der Malvaceeèn, waartoe in de eerste plaats behoort de bekende heemst, een meterhooge plant van moerassigen grond, aan ALTHAEA - ALUMINIUM 145 den zeekant en langs rivieren, met zacht viltig blad en vrij groote, bleek rozeroode bloemen. Uit den wortelstok (den althaeawortel) wordt de althaeastroop bereid. Als sierplanten worden veel gek week t (één- of tweejarig) de stokrozen (Althaea rösea), 2—3 M. hoog, stijve plant, met ruwviltig blad en groote, enkele of dubbele bloemen, wit, geel of rood en A. chinensis, lager van groei, dezelfde kleuren. Bij vroeg zaaien bloeien ze nog *t eerste jaar; in Mei-Juni gezaaid, valt de bloei in 't tweede jaar. Althaeaboompje. Zie Hibiscus. Alting, naam van een geslacht uit Annen in Drente afkomstig. Reeds komt de naam in de 14de eeuw voor; de meest bekende leden van deze familie, leefden I echter in de 16e en 17e eeuw. Altona, een havenstad in Duitschland aan de Elbe, grenzend aan Hamburg, heeft een belangrijke handel en scheep& "vaart, ook industrie (scheepstimmerwerven, ijzergieterijen en machinefabrieken), Altoona, een stad in Pennsylvanie, heeft fabrieken van spoorwegmateriaaltelt c. 52.000 inw. Alto reliëvo of hoog-reliëf noemt men in de beeldhouwkunst beeldhouwwerk, waarbij de figuren in tegenstelling van basso-reliëvo, voor meer dan de helft van haar dikte naar voren springen. I Altorf is de hoofdplaats vam het Zwitsersche kanton Uri, aan de Reuss, telt |c 3200 inw., heeft veel herinneringen aan Wilhelm Teil. Altruïsme noemt men in tegenstelling met egoïsme de gezindheid waarbij men pn zijn handel en wandel geleid wordt Woor zorg voor het belang van anderen. De uitdrukking is door Aug. Comte gesmeed ten staat in het midden van diens zedeleer. Altvater is de hoogste top van het Altvatersgebergte, een gedeelte der Sudeten op de grens van Moravië. Hoogte 11490 M. 6 Aluin is een dubbelzout (theoretisch) verkregen door aluminiumsulfaat samen te brengen met kaliumsulfaat. De scheikundige formule is Al8(S01),R,SO, 24H,0. Het wordt ook uit aluinsteen door verwering gewonnen. Door omkristalliseeren uit heet water kan het gemakkelijk gezuiverd worden. Het kristalliseert dan in cubi of octaëders. Het wordt gebruikt als bijtmiddel in de ververij, in de papierfabricage voor de bereiding van de witte lijm, in de witleerlooierij, voor het zuiveren van drinkwater en gemengd met gips nog voor enkele andere doeleinden. Zeer veel aluin, of ook wel aluminiumacetaat, wordt gebruikt bij het ondoordringbaar maken van weefsels voor water. Vervangt men in de bovenstaande formule voor aluin, het kalium (K) door natrium (Na) of ammonium (NHJ en het aluminium door ijzer (Fej of chroom (Cr) dan worden andere „aluinen" verkregen. Ze kristalliseeren alle regelmatig en worden alle in de ververij als beitsmiddel gebruikt. Aluinaarde (Al,Os), het oxyde van aluminium, ontstaat door verhitting van aluminiumhydroxyde. Het wordt bereid uit bauxiet en is de grondstof voor het metaal aluminium. Aluminaten ontstaan door oplossen van aluminiiimhvrlrnwrlo in a1Va.il ir«_ hum- en natriumaluminaat hebben tot formules AIO(OK) en AlO(ONa). Ze spelen een rol bij de zuivering van bauxiet (zie aluminiumoxyde). Aluminium (Al) wordt bereid door electrolyse van aluminiumoxyde in gesmolten kryolieth. In een met koolplaten bekleede ijzeren kroes, welke tevens als negatieve pool dient, wordt kryolieth (AIF3,3 NaF) gesmolten met behulp van een electrischen lichtboog, welke tusschen de kroes en een door koolstaven gevormde positieve pool, onderhouden wordt. Is er voldoende gesmolten (veelal wordt keukenzout toegevoegd om het smeltpunt te verlagen) dan wordt in kleine hoeveelheden aluminiumoxyde (verkregen uit bauxiet) er bij gedaan, hetwelk zich ontleedt in aluminium en zuurstof; deze laatste verbrandt de positieve pool langzamerhand tot kooloxyde en het aluminium verzamelt zich op den bodem als gesmolten metaalmassa, die 10 146 ALUMINIUM - AL VA van tijd tot tijd afgstapt wordt. Ia de kroes met metaalplaten bekleed dan ontstaan direct legeeringen (b.v. aluminiumbrons). Aluminium is een zilverwit metaal, soortelijk gew. 2.68; het is rekbaar en smeedbaar. Het wordt door loog (b.v. sodawater) en zoutzuur (ook door organische plantenzuren) aangegrepen; niet door salpeterzuur; aan de lucht bedekt het metaal zich met een uiterst dun oxydelaagje, dat verder roesten belet. Het wordt vooral gebruikt voor keukengereedschap, in de vliegtuigtechniek (wegens zijn lichtheid) en in de industrie (voor kookpannen enz.). Bij gunstige prijzen wordt aluminiumdraad gebruikt ter vervanging van koperdraad voor electrische geleidingen. Het is niet te soldeeren dan met speciale middelen. Alurniniumcel is de naam van een electrische cel, gevormd door een aluminium- en een ijzeren plaat in een oplossing. Ze kan gebruikt worden voor „geKjkrichter" daar de stroom verbroken wordt als het aluminium positief is (er vormt zich dan n.1. een isoleerend laagje alumiumoxyde, dat oplost bij tegengestelde stroomrichting). Aluminiumhydroxyde (Al (OH),) komt In de natuur voor als bauxiet en diaspoor. Het ontstaat door bij een aluminiumzout ammoniak te voegen. In alkaliën lost het op onder vorming van aluminaten. Aluminiumlegeeringen worden gemaakt door aluminium met andere metalen samen te smelten. Zoo bevat aluminiumbrons 90 a 95 % koper en 5 a 10 % aluminium; het dient voor zuurleidingen in fabrieken en ander zuur bestendig materiaal. Duralumin bevat koper (4 %), mangaan (0,5 %), magnesium (0,5 %) en verder aluminium. Aluminiumoxyde ontstaat bij verbranding van aluminium (Zie thermiet en aluinaarde). H Alutol. Zie Blik. Aluminothermie is een door Goldschmidt in 1895 uitgevonden methode voor het verkrijgen van zeer hooge tem¬ peraturen in kleine ruimten: een mengsel van gegranuleerd aluminium en ijzeroxyde (thermiet genaamd) wordt aangestoken met een patroon welke aluminiumpoeder en een oxydatiemiddel bevat; deze patroon wordt met een brandend stukje magnesiumband ontstoken. In weinige seconden verbrandt het aluminium en de temperatuur stijgt tot 3000° C. Het tjzeroxyde gaat over in gesmolten zuiver ijzer. Wordt dus een vorm van leem gemaakt om de te repareeren plaats en die vorm wordt opgevuld met een geringe hoeveelheid thermiet, dan ontstaat voldoende warmte om stukken smeedijzer of staal zoo heet te maken, dat ze zeer week en vanzelf door druk aan elkaar geweld worden. Neemt men veel thermiet, dan kan alles samensmelten met het ijzer uit het ijzeroxyde ontstaan. Door mengen van gegranuleerd aluminium met oxyden van chroom, mangaan of andere metalen kan men die metalen in zuiveren toestand vrij krijgen. Alumniaat of alumnaat (afgeleid van het Latijnsche alumnus voedsterling) noemt men wel de inrichting, waar leerlingen kost en inwoning genieten en ook de ondersteuning die aan behoeftige studenten wordt verleend. ■* i n'é Alundum is een zeer vuurvast materiaal dat men bereidt door in een electrischen oven aan gesmolten bauxiet kaoline toe te voegen. De ontstane massa bevat zeer veel aluminiumoxyde. Alundum wordt gebruikt voor buizen voor electrische ovens en is wegens de hardheid ook geschikt voor slijpmiddel. Aluniet is een in de natuur voorkomend basisch kalium-aluminiumsulfaat dat wel op aluin verwerkt wordt en tijdens den oorlog ook op kalizouten. Al va, Ferdinand Alvares de Toledo hertog van (1508—1583), een uitstekend doch hardvochtig veldheer en fanatiek Katholiek uit een aanzienlijk Spaansch geslacht, trad in den krijgsdienst en was reeds op dertigjarigen leeftijd opperbevelhebber van het leger van Karei V. Hij streed in Italië, Hongarije, Algiers ALVA—AMADEUS 147 rranrarijK en wist m den Smalkaldischen oorlog in Duitschland den slag bij Mühlberg te winnen (1547). Het meest is hij echter berucht geworden door zijn optreden in de Nederlanden (1567—1573) waar hij door Philips II heen werd gezonden, tot tuchtiging der Nederlanders na den Beeldenstorm. Hij stelde een rechtbank in, die volgens zijn eigen zeggen 18.000 man ter dood veroordeelde („Bloedraad") waaronder de graven van Egmond en Hoorne en vele andere edelen. Zijn geharde troepen versloegen de legers der opstandelingen en namen de opgestane steden in, tot II eindelijk de vloten der Spanjaarden werden verslagen en vooral ook door de i K- herring der belastingen de toestand j voor Alva onhoudbaar werd en hij naar ' Spanje terugtrok, waar hij door Philips 1 II met ondank beloond werd. In 1580 ( veroverde hij echter voor zijn koning { Portugal, en stierf kort daarna. < Alvarado, Pietro de (1495—1541) Spaansch avonturier, streed onder Cortes ] in Mexico en veroverde zelf Guatemala i en Honduras. , Alvertje (Alburnus luscidus), behoort tot de fam. der Karpers onder de Week- 1 vinnigen. Het is een zilverglanzend r vischje met gemakkelijk loslatende C schubben. Zij leven in zoetwater, ook a in Nederland. In Duitschland worden zij gevangen, de schubben er afgehaald, 2 deze fijn gestampt (essence d'Orient) d |>en dit gebruikt voor inwendige bekleeding van holle glaskogeltjes (valsche z ■parels). T Alvin, Louis Joseph (1806-1887), een S Belgisch schrijver, publiceerde eenige ti letterkundige werken en tooneelspelen. v Alvleeschklier (Pancreas) is de naam ir van een achter de maag, naar links gele- ki gen 7 a 8 c.M. lang orgaan. Zij scheidt eenige voor de spijsverteering onmisbare h< vochten (buikspeeksel) af, die dooreen b< buis op dezelfde plaats als de gal in de (1 twaalfvingenge darm worden uitgestort. d< Ziekelijke aandoening van de alvleesch- Vi klier kan onder omstandigheden ver- ze schijnselen van suikerziekte vertoonen wi Alwar is een vazallenstaat in Radsjpoetana (Britsch-Indiê), vruchtbaar en rijk aan metalen. De hoofdstad, ook Alwar genaamd, heeft c. 57.000 inw. Alypine wordt wel gebruikt in plaats van cocaine, daar het veel minder giftig is; het is een wit kristalpoeder. Vooralin de tandheelkunde en voor de slijmvliezen van oogen en keel, vindt het toepasisng. Alypius (Alypios) een Grieksch muziekgeleerde uit Alexandrië (4de eeuw) schreef werken over toonsoorten en musiekschrift der Grieken. Alyssum, plantengeslacht uit de fam. Ier Cruciferen, waarvan één soort, het ichildzaad, op zandigen, drogen grond, n de duinen en op puinhoopen wild voorkomt; *t is een eenjarig, klein, grijslarig plantje, met bleekgele bloempjes. iekweekt wordt als overblijvende pjant le A. saxatile, met zachtviltig blad en oudgele bloemen. Alzog, Johann Baptist (1808—1878), t. K. Duitsch theoloog, schreef als oornaamste werk „Lehrbuch der UniersalgeschichtederChrisUichenKirche". Amadeo, Giovanni Antonio (1477— 522), een Italiaansch beeldhouwer' laakte het prachtige grafteeken in de appella Colleoni te Bergamo en werkte Is bouwmeester aan den Dom te Milaan. Amadeus-meer is een zoutmoeras in uid-Australië, in 1872 door Giles ontekt. Amadeus I (1845-1890), de tweede jon van Victor Emanuel, koning van .alië, werd in 1870 tot koning van panje uitgeroepen, trachtte als constiitioneel vorst te regeeren, doch onderJnd zooveel moeielijkheden, dat hij 1873 afstand deed, en naar Italië terug ierde. Amadeus, naam van vele hertogen uit it huis van Savoye. Tot de bekendsten boort Amadeus VIII, de Vreedzame 383-1451). Hij erfde ook Piemont, oh deed in 1434 afstand ten behoeve n zijn zoon en trok zich terug als klui-naar te Ripaille (Meer v. Genèvel:rd in 1440 tnt Po,,» „„t j__v - — - ««^ S^JW^Cil, aoc n 148 AMADEUS—AMANDEL niet algemeen erkend, deed hij ook afstand van deze waardigheid. Amadinen (Spermestes), dunsnavelige prachtvinken uit de fam. der wevervinken (Ploceiden). Omtrent nest en voorkomen, zie Astrilds. Het zijn levendige vogels, die bij ons veel als kamervogels gehouden worden. Bij de jongen van sommige soorten is de omgeving van den snavel in een lichtvlek veranderd, in zooverre dat het weinige in het nest dringende licht daar zoo terugkaatst en geconcentreerd wordt, dat die vlek licht schijnt te geven, een goede wegwijzer voor de voedsel aanbrengende ouders. Hiertoe behooren o. a. het rijstvogeltje en de bengall. Amadis. 1) Amadis de Gaula, onwettige zoon van Perion v. Gaula (= Wales) en Elisena v. Bretagne. Huwt Oriana. Zijn achterkleinzoon: 2) Amadis v. Griekenland; 3) Amadis van der Sterre, achterkleinzoon van 2. Allen helden uit Amadisromans. Amadisromans, waarvan de eerste 4 boeken, geschreven door Montalvo, in 1508 verschenen, zijn de voortleving in Spanje en Portugal van de Britsche middeleeuwsche romans, en van daar via Frankrijk over Europa verbreid. Behandelen heldendaden van Am. van Gaula en diens afstammelingen. Kenmerken zich door hoffelijke gesprekken, zwierige etiquettedienst, overdreven liefdesuitingen, ridderlijke hof avonturen van dolende ridders. Amager, een Deensch eiland in de Sont, door een nauwe straat van Kopenhagen gescheiden, is zoo goed in cultuur gebracht, dat het de groententuin van Kopenhagen genoemd wordt. Van de bewoners varen velen ter zee. Amahei is een onderafdeeling van de residentie Amboina, gelegen aan de Zuidkust, van Ceram. Amalasuntha (Amalaswinta), dochter van Theoderik, koning der Gothen, regeerde na haar vaders dood voor haar onmondigen zoon Athalarich en werd in 534 door haar tweeden gemaal en neef Theodatus vermoord. Amalekieten was een geducht nomadenvolk, dat ten Z.O. van Palestina woonde, en tot de vijanden der Israëlieten behoorde. Na koning David komt bun naam niet meer voor in het O. T. Amalfi (Atnalphia), een stad in de Italiaansche provincie Salerno, vormde in de middeleeuwen tot aan de 12de eeuw een machtige handelsrepubliek, werd van dien tijd af overweldigd door Pisa. Het telt tegenwoordig c. 7400 inw., heeft macaroni- en papierfabrieken; oude cathedraal. Amalgama noemt men een legeering van kwikzilver met andere metalen. Ze zijn gedeeltelijk vloeibaar gedeeltelijk vast, naar gelang er minder of meer nietkwikzilver in aanwezig is. In de techniek der goudwinning wint men uit het gesteente met kwikzilver een goudamalgama, dat door destilleeren het kwik weer afgeeft en goud achterlaat. Natrium in kwikzilver opgelost geeft vast of vloeibaar natriumamalgama, dat zich met water ontleedt in natriumhydroxyde, kwik en waterstof en in de organisch chemische techniek als reductiemiddel dienst doet. Tinamalgama werd vroeger gebruikt als spiegelmateriaal. Geamalgameerd zink dient als negatieve pool voor electrische elementen. Amalgameeren is het behandelen van metalen met kwikzilver waardoor ze in amalgama overgaan (zie aldaar). Amalia, gravin van Solms (1602— 1675), huwde in 1625 met stadhouder Frederik Hendrik. Kinderen uit dit huwelijk waren: Willem, Albertine Agnes, Maria en Louise Henriëtte. Na den dood van haar zoon Willem II, streed zij voor de belangen van haar kleinzoon, den lateren stadhouder Willem III. Amalia, Anna (1739—1807), hertogin van Saksen-Weimar, wist haar hof tot een middelpunt van letterkundig leven te maken, waar Wieland, Herder, Goe the en Schiller langen tijd vertoefden. Amalthea is in de Grieksche fabelleer de nimf die Zeus met geitenmelk voedde, of de heilige geit, die Zeus zoogde. Amandel (Amygdalus communis),even- AMANDEL—AMARNA 149 alspruim,perzik en abrikoos uit de onderfam. der Amygdalaceeën van de tam. der Rosaceeën; wordt bij ons te lande uitsluitend geplant als sierheester om zijn fraai rozeroode of witte bloemen (soms gevuld), die nog vóór de bladontwikkeling verschijnen. In Zuid-Europa behoort de a. tot de veel gekweekte zuidvruchten, waarvan de zaden (bittere en zoete amandelen) en de olie vooral voordcelen geven. De amandel wordt veel als lekkernij gegeten (studentenhaver). De bij ons voorkomende sierheesters worden geoculeerd op zaailingen of op pruimonderstammen. Amandelen zijn zich achter in de keelholte bevindende, bij geopende mond zichtbare organen, die soms zoo groot zijn dat zij de ademhaling belemmeren en dan verwijderd of verkleind dienen te worden. Ook zijn zij dikwijls het voorwerp van ontsteking in verschillende vormen. Amanita, (knolzwam), geslacht der plaatzwammen (paddestoelen), waarvan een zevental soorten in ons land voorkomen, de meeste tamelijk groot, plaatjes en sporen beide wit; alle hebben een knol vormigen steelvoet met een scheede er om,de beurs, de hoed is gewoonlijk voorzien van wratjes of plaatjes, de steel heeft een ring.—A. mappa (gele knolama- ; niet) is doode Amanita. \_ lijk giftig. A. muscaria (vliegenzwam), 'i A. pantherina (panteram.) en A. phalloides (groene knolam.) zijn alle drie Izeer giftig, A. rubescens (paarl. a.) is , eetbaar, evenals de A. vaginata (slanke I a.). Zie verder Paddestoelen. Amanitine komt voor in vliegenzwam (Amanita muscaria) naast het vergiftige muscarine hetwelk eruit bereid kan worden. Het is een isomeer van neurine en is o. a. ook uit lecithine der kippeneieren te maken. Amanoebang is een staatje van c. 12.000 zielen op de Z.-kust van Timor. Residentie is te Niki-Niki. Amanuensis was eertijds te Rome een geletterde slaaf, die als schrijver dienst deed; tegenwoordig is het meestal een helper in een laboratorium of een beambte aan een bibliotheek. Amanus was in de oudheid een gebergte in Syrië, thans Gjaur Dagk, in het Z. Alma-Dagh genaamd. Amarantaceeën, plantenfam. der Choripetalen, verwant aan de Polygonaceeëh, met dicht opeens taande bloemen en met vliezig, meest gekleurd bloemdek en 3—5 meeldraden. Van Amarantus meerdere soorten in ons land in het wild. In cultuur: A. caudatus (kattestaart) en Celosia-soorten, waaronder de hanekam. Amarantus. Zie A marantaceeën. Amarapoera, vroegere hoofdstad van Birma, telde in 1810 170.000 inw., doch is door brand (1810) enaardbe ving( 1839), geheel verwoest. Amari, Michele (1806-1889), Ita- en geschiedkundige, moest wegens het scrhijven van zijn beroemd werk over den Siciliaanschen Vesper naar Parijs vluchten en werd na de overwinning van Garibaldi minister van Onderwijs en in 1864 hoogleeraar te Florence. Amaril, of fijngebroken korund, is aluminiumoxyde (Al,Oa). Het wordt vooral op 't eiland Naxos gevonden en wordt ook kunstmatig gemaakt. Op papier of katoen geplakt heet het schuurpapier of -linnen. Het dient vooral voor het maken van slijpsteenen. Amarna (of Tell-El Amarna) is bekend door zijne ruinen in Midden-Egypte, waarin werden gevonden de z.g. Amarnabrieven (1887), leemen platen met Babylonisch schrift, die berichten van de Egyptische vorsten aan hun veldheeren Amaranthus. ISO AM A RNA - AMAZONEMIE R in Palestina en aan andere Aziatische vorsten bevatten (c. 1500 v. Chr.). AmaryllidaceeSn, plantenfamilie der Monocotylen, nauw verwant aan de Liliaceeën, maar er van verschillend door het onderstandige vruchtbeginsel, omvat bolgewassen. Bekende geslachten : Narcissus, Galanthus (sneeuwklokje) Leucöjum (zomerklokje), Agave, Clivia, Polyanthes (tuberoos), Crinum, Amaryllis, Hippe astrum. Amaryllis, plantengesl. uit de fam. der Amaryllidacetên, vroeger uitgebreider dan nu, omdat de A. formosissima nu tot 't geslacht Sprekëlia is gebracht, A. longifolia meestal Crinum wordt genoemd, A. hyacinthina gewoonlijk Griffinia heet en de grootbloemige soorten en hybriden uit tropisch Amerika nu Hippeastrum heeten. Over blijft de A. Belladonna, een bolgewas van de Kaap, bloeit Sept., scherm van rozeroode bloemen (ook anders gekleurde variëteiten), meestal in bak of kas gekweekt, kan met flinke dek- King ook Duiten (zonnige plaats; overblijven. Amasia, een stad in Klein-Azië, was in de Oudheid de residentie van de Koningen van Pontus, thans vervallen, telt c. 30.000 inw., zijdeteelt, zuidvruchten, wijn. Amasis I (1580-1557 v. Chr.), koning van Egypte en grondvester van de 18de dynastie, maakte belangrijke veroveringen. Amasis II (570 — 526 v. Chr.), een vriend der Grieken en bekwaam heerscher, kwam in oorlog met Cambyses, zoon van Cyrus, koning der Perzen, die na zijn dood Egypte veroverde. Amateur is in tegenstelling met professional (beroepsbeoefenaar) iemand, die een kunst of sport beoefent voor zijn genoegen en daar in geen opzicht geldelijke belooning voor ontvangt. Amati is de naam van een beroemde Italiaansche vioolbouwersfamilie uit Cremona. Andreae Amati (c. 1525—1611) was een bekwaam vioolbouwer en zijn broeder Nicola eveneens. De zonen van Andrea, Antonio (1555—1638) en Giro- lamo (1556—1630), maakten beroemde violen, doch de meest volmaakte werden door Nicola (1596—1684) gemaakt. Deze laatste was de leermeester van Stradi vari. Amatongaland is een gebied in ZuidAfrika, sinds 1897 bij Natal ingelijfd. Amazia, koning van het Zuidelijke rijk Judea (800—780), kwam in strijd met het Noordelijke rijk Israël en werd bij Beth-Semes gevangen genomen; hij werd later door moordenaars om het leven gebracht. Amazonas, (1) provincie van Brazilië, boschrijke streek, heeft als uitvoerartikelen, rubber, hout en cacao; telt c. 500.000 inw.; hoofdstad is Manoas; (2) gebied in het Zuiden van Venezuela met c. 45.000 inw. Uitvoer van rubber. Hoofdstad San Fernando de Atabapo. Amazone, de grootste rivier der aarde in 1500 ontdekt door Pinzon, Ontstaat uit samenvloeiing van Ucayali en Maranon in Z. Amerika. Zij heeft c. 200 zijrivieren en stort c. 5 millioen kub. voet water per seconde in zee uit. De grootste zijrivieren zijn: Purus, Madeira, Xingu, Yapura, Ucayali, Rio Negro. Haar leneté bedraagt 5340 K.M.. de nu. pervlakte van haar stroomgebied 5.600.000 v. km. De rivier zelf en de zijstroomen zijn op groote lengte bevaarbaar, wat den afvoer van boschproducten zeer bevorderlijk is. Amazonen waren volgens de Griek¬ sche mythologie strijdbare vrouwen, die bij de Zwarte Zee aan de rivier de Thermodon woonden. Oorspronkelijk waren het misschien dienaressen van Artemis of van een Aziatische godin. Men kan ze vergelijken met de Germaansche Walkuren. Een dame te paard wordt ook amazone genoemd. Amazonemier (Polyergus rufescens) is glanzend roodbruin en bij ons zeldzaam. Evenals de bloedroode roofmier houdt zij slaven, beter hulpmieren, die zij als werkmierpoppen rooft uit nesten van de grauwzwarte mier en van de veel moediger variëteiten van deze, de roodbaardmier. Meende men vroeger, dat de kolonie der amazonemieren alleen AMAZONEMIER - AMBLYOPIB 151 uit wijfje» bestond, dit is onjuist gebleken, er zijn ook werkmieren maat van geen van beidé* zijn de monddeelen (de gekromde en puntige bovenkaken) geschikt voor de verzorging van zich zelf en van de jongen, maar wel om bij het aanvallen van andere mierennesten waarheen zij in slagorde trekken, te i overwinnen. Zij dooden de mieren in zulke nesten en slepen de poppen mede. Amazonensteen, groengekleurde veld spaat, wordt gevonden in Amerika, Madagaskar en in den Oeral en als siersteen gebruikt. Ambacht wordt meestal gebruikt ter aanduiding van een beroep (handwerk) dat aangeleerd kan worden. Ter verbetering van de vakkundigheid van de ambachtsheden zijn ambachtsscholen gesticht; ook zijn er vereenigingen, die zich bezighouden met de veredeling van het ambacht (Amsterdam). Ambacht was vroeger in *t algemeen, vooral in Holland en Zeeland, een disl ™ * voor de laSere rechtspraak. Zoo was West-Friesland verdeeld in 4 ambachten: Drechterland, de Vier Noorder Koggen, Geestmer-Ambacht en de Schager en Niedorperkoggen. Het bestuui was opgedragen aan een ambachtsbestuur, met den schout als hoofd bijgestaan door schepenen, of ook wel door buren en heemraden. Met de rechtspraak was de ambachtsheer beleend, deze had ook macht in dijkzaken. Ambachtsheerlijkheid was het gebied, waarover zich de rechtspraak van den ambachtsheer uitstrekte. AmbachtsSl-hnUn nnomt m«„ A~ 1 len, die zich ten doel stellen den grond; slag te leggen voor de vorming van bekwame werklieden. Men verdeelt t ze in eigenlijke ambachtsscholen (dagscholen) en avondambacht en teekenscholen. De eerste ambachtsscholen dateeren in Nederland uit c. 1875. Zie verder Nijverheidsonderwijs. Ambala of Umballa, een stad in Pendsjaab in Britsch-Indie, telt c. 80.000 inw.' graan, tapijten, katoenen stoffen; garnizoensplaats. In April 1919 opstanden tegen *t Engelsch bestuur. Ambarawa, hoofdplaats van de afdeeling Salatiga, ligt aan een zijtak van de lijn Semarang-Soerabaja. Ambassadeur is vanouds de titel van de hoogste klasse van gezanten die op vorstelijke eerbewijzen recht hadden en het voorrecht konden doen gelden zonder tusschenpersoon te onderhandelen met den vorst bij wien zij als gezant waren geaccrediteerd. Amber is een grauwe wasachtige massa met aangenamen reuk, die uit de Stille Zuidzee wordt opgevischt en waarschijnlijk uit de ingewanden van zeedieren stamt. Ze wordt voornamelijk in de productielanden voor parfumerieën gebruikt. Onder amber wordt ook wel barnsteen verstaan. (Zie aldaar). Amberg, een stad in Beieren, telt c. 25.000 inw., heeft ijzer-en steenkoolmijnen en porseleinaarde in haar nabijheid. «uurcigcr, yjimsiopn (löio—1562), Duitsch schilder, is vooral bekend als vervaardiger van portretten. Amberiet is een schietpoeder, meestal bestaande uit nitroglycerine en nitrocellulose. Amhiorix, vorst der Eburonen in Belgisch-Gallië, verzette zich met kracht tegen de heerschappij der Romeinen (54 v. Chr.), werd door Caesar overwonnen, doch wist te ontvluchten. Ambitus beteekent rondgang. Daar de Romeinen, die graag in een staatslichaam gekozen werden, rondgingen op het Forum bij de kiesgerechtigde burgers kreeg ambitus langzamerhand de beteekenis van dingen naar een ambt, wat nog in ons woord ambitie opgesloten is. Amblave, een eiland in O. Indië ten Z. O. van Boeroe, is onvruchtbaar; de bevolking (1000 inw.) leeft van vischvangst en handel. Amblève, rivier in België, ontspringt op het Eifelgebergte en stort zich in vrijwel onbevaarbaren loop in de Ourthe. r_ Amblyopie noemt men eene vermindering van het gezichtsvermogen, die noch door eene troebeling of verandering van de hchtbrekingsorganen, nóch door af- 152 AMBLYOPIE —AM BTSGEHEIM wijkingen wan het inwendige oog wordt veroorzaakt, maar die op een centrale d. i. een in de hersenen gelegen oorzaak berust. Amblyopie kan zijn aangeboren of verkregen en kan één of beide oogen treffen. Ambo was in de Oud-Christelijke kerk een soort lessenaar, vanwaar het evangelie afgelezen werd, later vervangen door de preekstoel. Amboina, de residentie, omvat eilanden n de Bandazee en een gedeelte van Nieuw-Guinea De oppervlakte bedraagt c. 50.000 v. km. en telt c. 290.000 inw. Amboina (eiland). Zie Ambon. Amboinahout is een roodachtig geel meubelhout van Amboina afkomstig. Amboise, stad in Frankrijk aan de Loire met c. 4600 inw., heeft een mooi oud slot, waar Abd-el-Kader gevangen is geweest; ook was het getuige van de erechtstelling van 1200 Hugenoten; beruchte onderaardsche kerker (Lodewijk XII). Ambon, een der belangrijkste eilanden van de Molukken in de Banda-Zee, behoort tot de residentie Amboina. Het eiland is bergachtig, langs de kust veel klippen, niet vruchtbaar, en toch belangrijk door de kruidnagelen en muskaatnotenteelt, ook cacao en koffie. De bewoners (39.000) spreken maleisch. Ambon de hoofdplaats aan de baai van dien naam,beroemd door de „Zeetuinen", koraalvormingen op den bodem van het water, is goed gebouwd, heeft een gezond klimaat telt c. 8300 inw. Amboneezen noemt men de Christelijke of Mohammedaansche bewoners der Ambonsche eilanden, de Heidenen heeten Alfoeren. Ambriz, een Portugeesch district in Nederguinea met c. 3000 inwoners, heeft handel in gom, rubber en koffie. Ambros, August Wilhelm (1816— 1876), muziekcriticus, werd hoogleeraar in de muziek te Praag, schreef o. a.: het veelgebruikte werk „Geschichte der Musik." Ambrosia, bij Homerus de spijs der goden, was ook de naam van een zalf en bij 't balsemen in gebruik. Ambrosiaansche bibliotheek, door kardinaal Borromeo gesticht in Milaan (1609), bevatte oorspronkelijk drukwerken en handschriften uit Europa en Azië. Later is zij met vele werken verrijkt en verbonden met een museum, waarin voortbrengselen van beroemde 16de eeuwsche schilders. Ambrosiaansch gezang is het kerkgezang uit het Oosten afkomstig, door Ambrosius van Milaan het eerst ingevoerd. Het bleef in het Z. eenigen tijd in zwang, doch werd verdrongen door den Gregoriaanschen zang. Ambrosius, de Heilige (c. 340—397), kerkvader, bisschop van Milaan, werd in 374 vóór hij nog tot Christen gedoopt was, tot bisschop uitgeroepen, gaf al zijn krachten aan de kerk, trachtte deze inwendig sterk te maken en onafhankelijk van het Romeinsche rijk. Daarom trad hij streng op tegen de Arianen, als ook tegen keizer Theodosius I. Hij heeft het kerkgezang zeer verbeterd, was opvoeder van Augustinus en een bekwaam schrijver. Ook is Ambrosius de beschermheilige van vele godsdienstige broederschappen, naar hem Ambrosianen genaamd. Ambrosius, Johanna (1854— ), Duitsche dichteres, schreef zeer geliefde gedichten over de natuur. Ambtseed is de eed door een ambtenaar bij het aanvaarden van zijn betrekking afgelegd. Deze eed houdt meestal de belofte in van ijverig en trouw zijn werk te doen maar kan bij niet voldoende nakomen, niet als meineed beschouwd worden. De ambts-eed heeft grootere beteekenis voor ambtenaren, verbonden bij de Rechterlijke Macht. Ambtenaar is degene die in dienst der overheid of in dienst van half-publiekrechtelijke lichamen staat. Voor het overheidspersoneel gelden de bepalingen van het arbeidscontract in het algemeen niet. Ambtsgeheim. Verschillende personen verplichten zich bij het aanvaarden van hun betrekking, dat zij al wat zij in die betrekking als zoodanig zullen AMBTSGEHEIM—AMERICANISMEN 153 vernemen als geheim zullen bewaren (arts, postambtenaar enz.). Voor sommige groepen is schennis van ambtsgeheim strafbaar. Ambulance is een tijdelijke, verplaatsbare geneeskundige inrichting, toegevoegd aan een krijgsmacht. In de Krimoorlog (1856) werd voornamelijk door toedoen van Florence Nightingale en hare helpsters het ambulancewezen veel verbeterd. Tijdens en na het gevecht is een deel (vliegende ambulance) belast met het opzoeken, eerste hulp verleenen en vervoer der gekwetsten, een ander deel (depot-ambulance) wordt op eenigen afstand van de gevechtslinie opgeslagen en dient tot het ontvangen en verder Denanaeien aer door ae vliegende ambulance aangebrachte gewonden. Meestal worden die daarna doorgezonden naar stationaire ziekeninrichtingen. Tot eene ambulance behooren artsen, apothekers, verplegend- en verder dienstpersoneel, waaronder ook ziekendragers. Dan de noodige wagens met bespanning tot vervoer der tenten, instrumenten, genees- en voedingsmiddelen, benevens ziekenwagens tot vervoer der gekwetsten. In den wereldoorlog zijn voor het eerst ambulancetreinen gebruikt, die als hospitalen op kleine schaal waren ingericht. Ambulantisme, het stelsel van „rondwandelen", noemt men het systeem volgens hetwelk het hoofd eener school niet onderwijs geeft in een eigen klas. Tegen dit stelsel is veel oppositie gevoerd, zoodat volgens de Lager-Onderwijswet van 1920, het schoolhoofd belast is geworden met het onderwijs van een vaste klasse. Ameide, gemeente en dorp in Z. Holland aan de Lek met c. 1700 inw., heeft belangrijke paardenmarkten; veeteelt, is in 1672 geheel verwoest door de Franschen. Amelanchier. Zie Rotsmispel. Ameland, een der twee Friesche Noordzee-eilanden, is van Terschelling door het Amelander gat, van Schiermonnikoog door het Pinkegat gescheiden en telt c. 2000 inw. Het be¬ staat uit zandgrond en uit 8 polders, waar veeteelt, rogge- en aardappelbouw. Het eiland is in 1871 met het vasteland door een dam verbonden ter bevordering van de aanslibbing, doch daar het geen resultaat oplevert, is de dam in verval geraakt. Nes is het grootste dorp. Ameland is de laatste jaren eenigszins als badplaats in trek gekomen. Het eiland heeft een merkwaardige geschiedenis; was eerst eigendom der familie Cammingha en werd door keizer Maximiliaan als een onafhankelijke heerlijkheid erkend (1494); het beschouwde zich vrij van de Republiek der Vereenigde Nederlanden en zond daarom in 1654 gezanten naar Cromwell vanwege „neutraliteitsschending". Het bleef tot 1704 nog onafhankelijk, werd in dit jaar door Johan Willem Friso, Stadhouder van Friesland, gekocht van de erfgenamen der Cammingha's. Amen is een Hebreeuwsch woord, dat „het zij zoo" beteekent. Het wordt door Christenen en Mohammedanen gebruikt, de Christenen besluiten er hun gebeden en predikatiën mede. Amendement of verbetering noemt men het van een of meer leden der volksvertegenwoordiging uitgaand voor¬ stel tot wijziging van een wetsvoorstel. De Tweede Kamer heeft het recht van amendement, de Eerste niet. Amenhotep, naam van vier Egyptische koningen der 18de dynastie. Amenhotep III (c. 1400 v. Chr.) is afgebeeld od een van de Memnonzuilen bij Thebe. Zijn zoon Amenhotep IV, ook Échnaton geheeten, was een ijverig hervormer, die trachtte een monothelstischen zonnedienst in te voeren. Amer, genormaliseerde rivier, voortzetting van het Oude Maasje, mondt in het Hollandsen Diep uit. Americanisme noemt men op kerkelijk gebied de hervormingen, die de Amerikaan Isaac Hecker in het katholicisme trachtte in te voeren tot het winnen van meer bekeerlingen. Door paus Leo XIII zijn die veranderingen afgekeurd. Amsricanismen zijn de eigenaardige 154 AMERICANISMEN—AMERIKA woorden en uitdrukkingen, die in de Engelsche taal in Amerika, en niet in Engeland gebruikt worden. Zij rijn gedeeltelijk van Oud-Engelschen, gedeeltelijk van Spaanschen, Franschen en Nederlandschen oorsprong. - Amerika (N.B. zonder de Ver. Stat.), gelegen op het Westel. Halfrond, bestaat uit 2 continenten, Noord- en ZuidAm., verbonden door Centraal-Am., dat zich van de landengte van Tehuantepec tot die nan Panama uitstrekt, 't Ligt tusschen 71° N. —54° Z. en 35°—160° W. Zonder den Arctischen Archipel, die gebrekkig bekend is, is de oppervl. van N.-Am. 1918 mill. K.M', van CentraalAm. en W.-Indie 0,8 mill. K.M«. en van Z.-Am. 17,7 mill. K.M'. 't Vasteland, dat in het W. bespoeld wordt door den Gr. Oceaan, in het O. door den Atl. Oceaan en in het N. en Z. door de IJszeeën, nadert Azië aan de Beringstr. tot op 12 K.M. Noord-Amerika. De N.kust is, hoewel diep ingesneden, bijna steeds ontoeganke- "Jtt wui t ijs; ae nuason caai is een ware ijskelder; de Hudson Str. moeilijk bevaarbaar evenals Str.. Davis en de Baffins B. De O.-kust is in het N. sterk ontwikkeld; de St. Laurens G. met 't Prins Edwards eil. en Anticos ti dringt diep in het land in; ten N.O. van het schiereil. Nieuw-Schotland Egt het eiland Cap Breton. Het er voor gelegen eil. Newfoundland heeft een steile f jordenkust met goede havens. Verder Z.-waarts is de kust eerst rotsachtig, daarna vlak, weldra laag en moerassig; 't schiereil, Florida Mgt slechts even boven den zeespiegel. De kusten der G. v. Mexico hebben 't zelfde karakter: haffen en kusteilandjes. De W.kust van Mexico is afwisselend steil en moerassig; die der V. St. bijna overal steil met de prachthaven San Francisco. Ten N. van 48° begint een sterk verbrokkelde steile fjordenkust met begeleidende kust-eilandjes, waarvan Vancouver 't grootst is; ten N. daarvan liggen Koningin Charlotte, Prins van Wales en Sitka. Het uiterste N.W. is het schiereil. Alaska. Zoowel in N.- als Z.-Am. ligt het laagland in 't midden en de hooglanden aan de randen. In Mexico is het Westel. hoog]., plateau van Anahuac geheeten, in welks zuidrand zich vulkanen tot 5500 M. verheffen, ruim 2200 M. hoog. Ten N.W. hiervan ligt het Groote Bekken (Great Basin), waarin de Colorado diepe canons heeft uitgeslepen. Aan den O.-rand vérheft zich het Rotsgeb. met honderden toppen boven 4000 M. en zeer hooge passen (Evans pas!). Tusschen de noordel. ketens stroomt de Joekon naar de Bering Zee. De W.-rand wordt gevormd door de Siërra Nevada, 't Kustgeb., 't Cascadengeb. en de N.Amerik. Zee-Alpen, waarin de Mac Kinley, de hoogste berg van Amerika (6240 M). 't Oostel. hoogl. van Am. bestaat uit 't lage rotsplateau van Labrador en 't Alleghanygeb., dat in het Z. tot ruim 2000 M. klimt en uit evenwijdige ketens bestaat. Het tusschen beide hoogl. gelegen laagl. bestaat uit de Poolvlakte en de Mississinni.vl scheiden door een verheffing van 300— 500 M., waarop de Canadeesche meren: Boven M., Michigan M., Huron M., Erie en Ontario M. liggen. De Poolvl., die in 't N. uit toendra's bestaat, omgeeft in een grooten boog de Hudsons B.; de waterscheidingen tusschen de stroomgebieden zijn nauwelijks merkbaar. Dit gebied is merenrijk: 't Groote Beren M., 't Gr. Slaven M. en 't Athabaska M. wateren langs de Mackenzie af naar de N. IJszee ; de Nelson voert 't water van het Winnipeg M., dat door de Saskatsjewan gevoed wordt, naar de Hudsons B. Voor de scheepvaart hebben die rivieren weinig belang. De Mississippi-vlakte is het stroomgebied van de Mississippi-Missouri; 't Westel. deel bestaat uit hoogvl. met lang gras bedekt (prairiën) en 't oostel. deel is een woudgebied, waar de bosschen plaats maken voor bouwland. Klimaat zeer verschillend; biedt uitersten. Er zijn bosschen van pijnboomen, beuken, eiken, notenboomen, esschenj sycomoren, kastanjeboomen etc. Enorme hoeveelheden tarwe, mais, gerst AMERIKA 1S5 gierst en erwten worden geproduceerd, , vele vruchten gekweekt; rijst, suiker, I koffie, katoen, cacao, vanille geteeld. De fauna is evenals in Zuid-Am. minder goed ontwikkeld dan in de oude wereld; de roofdieren zijn minder groot en krachtig en melkgevende herkauwers ontbreken. *t Uiterste N. levert pelsdieren, als bisam of muskusschaap, ijsbeer, poolvos marter en bever; verder 't rendier. In de Zuidel. helft van N.-Am. leven bisons (thans meest uitgeroeid), herten, antilopen, knaagdieren en slangen; in de rivieren kaaimans. Zeer rijk aan nuttige mineralen: steenkolen, ijzer, goud, zil' ver, koper, lood, nikkel, zout en petroleum. Staatkundig bestaat het uit Groenland, dat Deensch is, de Dominion of Canada met Newfoundland, die En| gelsch zijn, de Ver. Staten, waartoe Alaska behoort en Mexico. Centraal-Amerika. Aan de O.-kust scheidt het schiereil. Yucatan de golven van Campêche en Honduras; Aspinwall of | Colon dankt zijn ontstaan aan de over- lauiuruuie naar Panama. De W.-kust is hoog en steil met weinig insnijdingen; de mooiste is de Fonseca B. De Cordilleren strekken zich uit tot de ± 100 M. hooge landengte van Panama; de gemidd kamhoogte is 2000 M.; enkele toppen klimmen tot 4500 M. Er zijn vele vulkanen en aardbevingen komen veelvuldig |voor. Een diepe dwars kloof leidt van de Fonseca B. over het Managua M. naar |het Nicaragua M., dat door de San Juan afwatert naar de Caribische Zee. 't Klimaat hangt van de hoogte af. De tropische gordel levert rubber, mahoniehout, cacao; verder koffie, graan, zuidvruchten, indigo en huiden, 't Bestaat uit 6 republieken: Guatemala, Honduras, Salvador, Nicaragua, Costa Rica en Panama. I West-Indië bestaat uit 1) de Bahamagpil. (meest koraalriffen), 2) de Groote Antillen: Cuba, Haïti, Portorico enjamaica en 3) de Kleine Antillen, welke de Caribische Zee in een boog afsluiten. Cuba en Haïti zijn zelfstandige republieken, Portorico is Amerikaanscb, Ja¬ maica, Bahama-eil. en vele KI. Antillen (vooral van deeiland en bovenden Wind) zijn Engelsch. De eilanden beneden den Wind, die langs de kust van Venezuela strijken, behooren aan Nederland. Zuid-Amerika. De N.-kust met de golven van Darién en Maracalbo is aanvankelijk laag en moerassig, later steil. Bij de Paria-G. wendt ze zich naar het Z.O. en is overal vlak met modderbanken er voor („wilde kust"); midden in dit deel is de breede Amazonenmond. Bij kaap San Roque buigt de kust zich naar het Z. om en blijft vlak tot kaap Frio; hier is ze eerst steil, maar weldra wordt ze een vlakke lagunenkust tot de Rio de la Plata. De nu volgende kusten van Patagoniê zijn weer hooger en hebben goede havenplaatsen. Voor de Zuidpunt ligt Vuurland, door Str. Magelhaes van het continent gescheiden. Ten O. van die straat liggen de Falklandseil. De W.-kust is in 't begin een steile fjordenkust met eilanden er voor; daarna blijft se tot Panama hoog en steil en bijna zonder insnijdingen. 't Westeliik hoogland «an 7_a™ strekt zich langs de heele kust uit en bestaat uit ketens, die hoogvlakten en dalen insluiten en wordt aangeduid als Cordilleras de los Andes. Ten N. van 32° Z.Br. bestaan ze uit 2 of meer ketens; de hoogste verheffing is de Aconcagua (7040 M.), *t hoogste bergmeer 't TiÜcaca M. (3900 M.). *t Oostelijk hoogl. bestaat uit 't hoogl. van Guyana (100 M.) in het N. en 't Braziliaansch tafelland (300—1000 M.) in het Z.; ze worden gescheiden door de Amazonenvlakte. Het laagland bestaat uit 3 bekkens door lage ruggen gescheiden: 1) de llano's van den Orinoco, grassteppen met weinig boomgroei, 2) de selva's van den Amazonas, dichte oerwouden als op Sumatra, 3) de pampa's van de Rio de la Plata, uitgestrekte met gras bedekte vlakten, afgewisseld door zoutsteppen (de laatste veel in Patagoniê!). t Klimaat varieert van tropisch tot gematigd. Enorme bosschen, door dicht onderhout en slingerplanten bijna on- 156 AMERIKA doordringbaar, komen voor; verder vruchten als oranjeappels en ananassen, mango's en bananen; rubber, koffie, bitterhout, kina, tapioca, vanille, indigo", cacao en suikerriet. De dieren vertegenwoordigd door jagoears, poema's, apen, kolibri's, papegaaien en sidderalen; in de Andes leven lama en condor; in Patagonië de nandoe of struis. Belangrijkste mineralen: goud, zilver, diamant, ijzer en tin. Geologisch zijn het Rotsgeb. en de Andes van jongen datum, ontstaan in de tertiaire periode. De Alleghanies bestaan uit archaeïsche gesteenten, gedeeltelijk bedolven door palaeozoïschen leisteen, in het W. bedekt door carbonische formaties, 't Braziliaansch hoogl. en de Adirondacksften N.van New-York) behooren tot het archaeïsch tijdperk. De Z. Amerik. laagvl. zijn opgebouwd uit tertiaire en quartaire sedimenten; de N.-Amerik. dateeren uit de palaeozoïsche en mesozoïsche periode. Groote gebieden als aan de Columbia op de Great Basin zijn met vulkanische gesteenten bedekt. Bevolking. In Arctisch N.-Am. wonen de Eskimo's meestal in onderaardsche hutten of in tenten uit huiden gemaakt. Zij hebben kort, vettig, zwart haar en bruine huidkleur en winnen den kost met robbeslag en vischvangst; in aantal gaan zè achteruit, 't Zelfde is 't geval met de oorspronkelijke bewoners, de Indianen (Roodhuiden), die nog in talrijke stammen rondzwerven. Zij huizen in wigwams, uit huiden vervaardigd. Ze hebben zwart, sluik haar en weinig baardgroei, terugwijkend voorhoofd en uitstekende jukbeenderen; zij zijn lichtgeel tot donkerbruin, slechts weinigen koperkleurig, zwaarmoedig en flegmatiek van aard. Ze leven van de jacht en hadden vóór de komst der blanken slechts steenen en houten wapens. Polygamie komt bij vele stammen voor; sommige vrouwen staan in hoog aanzien. Kunst is hun niet onbekend. Van de Indianenstammen zijn het best bekend de Sioux in de oostel. vlakten, de Irokeezen in Canada de Araucaniërs en Patagoniërs in Chili. Beschaafd waren alleen de Azteken in Mexico en de Inca-volken in Peru. In Mexico en Centr.-Am. wonen veel creolen (uit Spaansche ouders geboren blanken) en mestiezen of „halfbloeden"; negers en mulatten komen veel voor in Brazilië en in de Ver. Stat. van N.-Am. Van de blanken zijn de bewoners ten N. van Mexico meest van Germaanschen stam; die van het overige gebied zijn Romanen. Verkeerswegen. Am. heeft meer K.M. spoorweg dan de overige werelddeelen samen.' Van veel belang zijn de Pacificspoorwegen, waarvan de meeste in N.Am. zijn. De hoogste spoorbaan der aarde ligt in Peru. De straatwegen zijn jonger dan de spoorwegen. De rivieren zijn meerendeels goede waterwegen. Geschiedenis. De Noormannen bereikten Groenland in de 10de eeuw en be zochten vandaar de O.-kust van NoordAm. Daar elke herinnering aan dit feit 500 jaar later was verloren gegaan, is Columbus de ware ontdekker. Hij kwam op de Bahama-eil. aan in 1492; op zijn latere reizen (1493 — 1504) in Zuid-Amerika en West-Indië. Spaansche avonturiers zetten zijn werk voort. De Spaansche heerschappij strekte zich allengs uit over Centraal-Am., Mexico met inbegrip van Californië, Nieuw Mexico en Texas, benevens het N. en W. van Zuid-Amerika. Mexico was veroverd (1521—23,) Peru (1524 - 33,) Chili (1540 - 53). Brazilië werd ontdekt en in bezit genomen door de Portugeezen (1510). De Nederl., Franschen en Engelschen stelden zich in 't bezit van Guyana. Brazilië maakte zich in 1822 los van Portugal; werd toen eerst een keizerrijk, in 1889 een republiek. Opstanden in Spaansch Amerika (1810 —26) leidden tot de stichting van de volgende republieken: Venezuela, Columbia, Ecuador, Peru, Bolivia, Chili, Argentinië, Uruguay en Paraguay, alle in Z.-Amerika. In Centr.-Am. ontstonden toen (1821) 5 republieken, welke in 1823 werden vereenigd tot één bondsstaat; in 1839 scheiding; behalve Costa AMERIKA—AMERIKAANSCHE LETTERKUNDE 157 Rica andermaal vereenigd van (1842— 45), in 1921 weer een Unie. Britsen Honduras werd in 1850 Engelsch. In Noord-Am. bezaten de Russen Alaska, dat ze in 1867 aan de Amerik. Unie verkochten. De Franschen hadden het St. Laurens-en Mississippi-gebied benevens eenige kleine Antillen bemachtigd; Engeland had de O.-kust, Labrador, de Hudsons B. landen en een deel van West-Indie bezet. Het Nederl. en Zweedsche bezit aan die O.-kust werd door Engeland genomen. In 1713 moest Frankr. New foundland en Acadië; in 1763 Canada aan de Engelschen afstaan. De Amerik. Vrijheidsoorlog kwam den laats ten op 't verlies der 13 koloniën aan den AtL Oceaan te staan (1783). De nieuw gestichte Unie verwierf de rest van net franscne en Spaansche bezit. In 1903 had Panama zich met steun van de V. St. van Columbia losgemaakt. Ami, North-America, Bryce, SouthAmerica, Enock, Secret of the Pacific, Keane, Ethnologie. Amerika-nevel is een opeenhooping van nevelstof in het sterrenbeeld de Zwaan, welke niet gezien kan worden, maar die een lichtsoort (ultra-violet) uitstraalt, welke wel op de fotografische plaat inwerkt. Foto's van dezen nevel geven een verrassende overeenkomst met den omtrek van N. Amerika, waardoor de nevel zijn naam heeft gekregen. I Amerikaansch duel noemt men wel pet beslechten van een geschil tusschen [twee menschen, door zelfmoord van ;éen, hiertoe aangewezen door het lot. Amerikaansche kakkerlak. Zie Kakkerlak. Amerikaansche Letterkunde. Hoewel betrekkelijk jong (ongeveer 350 jaar) behoeft deze niettegenstaande haar jeugdigen leeftijd niet achter te staan bij haar oudere zusters. Haar geschiedenis is een zeer merkwaardige. L Wanneer men van Amerikaansche letterkunde spreekt, dan denkt men aan de vertolking der gevoelens van toïe Engelsche bewoners van NoordAmerika. Als vroegste uitingen heeft men de eenvoudige aanteskeningen der Engelsche Kolonisten en reizigers omstreeks een honderd jaar na de ontdekking van Amerika en deze simpele verhalen hebben zich allengs uitgebreid tot een bloeiende EngelschAmerikaansche letterkunde, die ondanks haar jeugd een zeer interessante is. In de eenvoudige onopgesmukte verslagen der Engelsche reizigers treft men natuurlijk herhaaldelijk schermutselingen met Indianen aan. Vervolgens komen de geschiedschrijvers aan de beurt, die voor economische of politieke doeleinden berichten geven omtrent de ligging en de gesteldheid van verschillende deelen van Noord-Amerika. Onder deze geschiedschrijvers nemen William Bradford en John Winthrop een eerste plaats in. Met William Bradford is men reeds genaderd aan de „Pilgrim Fathers", de uitgeweken Puriteinen, die langen tijd de letterkunde beheerschen en met hun sombere strengheid en strakke dogma's een eigenaarrlio-e LUr aan Am literatuur verleenen. John Eliot en Thomas Stooker mogen als bekende figuren onder hen genoemd worden, tevens Edwards, die voornamelijk bekend is om zijn verhandeling over „The Freedom of the Will". Doch langzamerhand begint men genoeg te krijgen van de onverzettelijke dogma's der Puriteinen en breekt er hier en daar een lichtstraal door van ruimere denkers, die indertijd veel van zich lieten spreken. De in Europa alom bekende Benjamin Franhlin is een der velen. ^Intusschen beginnen couranten en tijdschriften te verschijnen, waarvan vele een even vluchtig bestaan leidden als menig insect. Ook brengt de houding van Engeland tegenover Amerika de politiek in de literatuur en dateeren uit den tijd van 1760—1790 vele politieke geschriften. De poëzie en het tooneel ontbreken evenmin, terwijl de roman de letterkundige producten komt voltooien. 158 AMERIKAANSCHE LETTERKUNDE-AMBTHYST Uit het begin der 19de eeuw ver- veel gelezen en bemind is geweest als dienen, om maar een greep te doen, door de Amerikaansche. genoemd te worden als schrijvers van En eindigen kan men met den dichfictie de bekende Washington Irving, ter, die in 1892 gestorven is, en die onder de dichters William Culten Bryant niet onder een bepaalde categorie thuis en onder de romanschrijvers James is te brengen, omdat hij eenig is in Fennimore Cooper ook bij de Holland- zijn soort, als de vertegenwoordiger sche jeugd bekend en geliefd. van een nieuw en krachtig volk, dat Als wijsgeerig schrijver neemt Ralph frank en vrij zijn vleugels uitslaat en Waldo Emerson een voorname plaats in. zich door geen bekrompenheden laat Zoo komt men langzamerhand aan weerhouden om zijn plaats in de wereld het Amerika, nog wel niet zooals we in te nemen: Walt Whitman, die in de het heden kennen, maar toch aandien Engelsche letterkunde zijn gelijke nog grooten bond van onafhankelijke sta- niet gevonden heeft, al zijn er veel ten, ieder met haar eigenaardigheid, navolgers geweest, maar toch met een gevoel van saam- Literatuur: Kellner, Geschichte der gehoorigheid van Amerikaansche staats- nordamerikanischen Literatur (1913, burgers. Het Amerika, waar een lite- Sammlung Göschen); Boyton, History ratuur opbloeit, die groote schrijvers of American literature (1919) en History en dichters oplevert, waar mannen als of American literature, Ed. by W. P. Longfellow, Whittier en Edgar Allan Poe Trent e. a. (4 dia 1918—1921). even bekend en geliefd zijn bij het Amerongen, plaats in de provincie Engelsch lezend publiek als de En- Utrecht, bezit het 17de eeuwsche slot der gelsche letterkundigen. graven Bentinck waar de Duitsche Het eigenaardige Amerikaansche leven ex-keizer, na zijn troons-afstand een jaar met zijn dikwijls zoo scherpe contrasten, verblijf heeft gehouden (1918—1919); waar eenzelfde mensch nu eens in de telt c. 2500 inw., tabakscultuur, wildernis, dan weer in een hyper- Amerongen, Toets of Taetse van, is een moderne stad leeft, nu verkeert met de adellijk geslacht, afkomstig uit de alleronderste lagen der maatschappij, provincie Utrecht, dan weer met de meest verfijnde rijken, Amersfoort, stad in de provincie schept een bijzonder soort van schrij- Utrecht, aan een kruispunt van spoorvers en humoristen, waaronder Mark wegen gelegen, heeft tapijt- en sigarenTwain geen onbekende voor ons is fabrieken, handel in graan en tabak. Been de zoo kort geleden gestorven Jack kend is de plaats door de verscheidene London wel een wereldvermaardheid en goede onderwijsinrichtingen o.a. een heeft gekregen. seminarium voor oud-Katholieken; ook De Amerikaansche schrijvers zijn van is het als garnizoensplaats van belang, alle markten thuis tegenwoordig, men In de nabijheid vindt men ook de vindt bij hen alle moderne richtingen Stichting Intern. School voor wijsbevertegenwoordigd. Men heeft er de geerte. Het telt c. 30.000 inw. en breidt schrijvers in dialect, de novellenschrij- zich sterk uit; bekend is nog de 94 M. vers, welke laatsten hun Engelsche hooge Lieve Vrouwetoren, collega's in dit soort welhaast over- Amethyst is een bepaald soort kwarts treffen. Poe, Henry James, Mary Gar- (Si O,) welke eruit ziet als gekleurde land en O'Henry zijn uitmuntende bergkristal. Meestal is de kleur niet egaal vertegenwoordigers van dit genre. maar vertoont plekken. Door gloeien Men heeft er de schrijvers voor de wordt amethyst kleurloos en komt dan jeugd, waarvan enkelen, we denken Swel als topaas in den handel; vooral o. a. aan Louisa M. Alcott door onze! JBrazilie levert veel amethyst, welke als Hollandsche jeugd misschien wel even-" tsiersteen gebruikt wordt. AMFIOEN—AMMON 159 Amfioen is de Maleische naam voor opium. Zie aldaar. I Amette, Léon Adolphe (1850—1920), Kardinaal Aartsbisschop van Parijs, Pwas een groot ij veraar voor de zaak der geallieerden in den oorlog en deed veel ten bate der vluchtelingen. jf. Andd, Giovanni Battista (1786—1863), Italiaansch sterrenkundige, observator r; aan de sterrenwacht te Florence, was de uitvinder van verscheidene telescopen en een nieuw soort spiegehnicroscoop. Amicis, Edmondo de (1846—1908), Italiaansch krijgsman en schrijver, streed tegen de Oostenrijkers (1866), trok zich later uit den krijgsdienst terug en publiceerde verscheidene romans en no- I vellen. Zijn „Cuore" (in het Nederlandsch onder den titel „Jongensleven") werd in vele talen overgebracht 'v lusschelpen vooral, doorbrieken; daaraan wordt eerst kalk toe- h^t&Q^'fï^i °-a' oe kamerwanden op gevoegd en daarna gedestilleerd. Tegen- S~KH©vi?7y*£y schelpen zoo sterk zigw. z. uit de elementen) gemaakt volgens N^V%^1'^^^ zagvormig verloopen. De de methode van Haber, waarbij water- grootte der schelpen wis- stof en stikstof bij hooge temperatuur selt van eenige cm. tot en druk zich met elkaar verbinden onder Ammoniet. meer dan 1 M. Het aaninvloed van bepaalde stoffen (katalysa- tal geslachten en soorten is zoo groot en toren). Volgens de methode van Claude komt in zoo verschillende lagen van de wordt nogtveel hoogere druk gebruikt (900 aardkorst voor, dat deze ammonieten een atmosferen). Het wordt ook wel bereid der gewichtigste middelen zijn om den beuit kalkstikstof. De meeste ammoniak trekkelijken ouderdom der lagen te bewordt met zwavelzuur omgezet tot zwa- palen (Gidsfossielen). Het is daarbij velzure ammoniak, een zeer belangrijke vooral het verloop der naden op de kunstmeststof. Vloeibare ammoniak schelp, dat het middel aangeeft om de komt in stalen flesschen in den handel geslachten en soorten te onderscheiden en wordt dan gebruikt in ijsmachines, en daarbij is gebleken, dat de bouw der Ammoniakgom is het ingedroogde naden steeds meer samengesteld wordt, melksap van de Dorema ammoniacum hoe jonger de lagen zijn. Vooral in de Don. Het heeft een eigenaardigen reuk krijtperiode was de rijkdom aan vormen en wordt gebruikt voor kitten en in de zeer groot. De Ammonieten waren zeemedicijnen, dieren. Ammoniakzeep is de verbinding van Ammonieten, de bewoners van Ammon ammoniak met vetzuren en wordt vooral ten O. van de Jordaan, werden beschouwd gemaakt door ammoniak te leiden in als afstammelingen van Lot. Zij waren vetzuren, die opgelost zijn in petroleum, gedurig in oorlog met de Israëlieten Deze zeep tast de goederen veel minder (Jefta, David), deden in de 2de eeuw v. aan dan de gewone en dient vooral voor Chr. een laatsten aanval onder Antiohet wasschen van teere goederen. Ze chus IV Epiphanes, doch werden door brandt als stearine en wordt wel eens Judas Maccabaeus verslagen, gebruikt voor kaarsen. Ammonium is de denkbeeldige groep AMMONIUM—AMOEBEN 161 NH4 die men In alle ammoniumverbindingen aanneemt. Ammoniak (NH,) verbindt zicb met zoutzuur (HC1) tot salmiak en deze stof heeft veel eigenschappen gemeen met keukenzout (Na Cl) en kaliumchloride (K Cl); daarom spreekt men hier van ammoniumchloride en geeft aan de stof de formule NH,C1. Ammoniumsulfaat of zwavelzure ammoniak is een van de belangrijkste stikstofhoudende kunstmeststoffen. Het wordt op verschillende manieren bereid het gas, dat in de cokes- en gasfabrieken wordt gemaakt, bevat geringe hoeveelheden ammoniak; deze wordt opgevangen in water, met kalkmelk uitgedreven en met zwavelzuur gebonden, waardoor er het vaste ammonium sulfaat uitkristalliseert, dat na centrifugeeren en wasschen met ammoniak-water opgeslagen of direct verpakt wordt. Het meeste wordt het gebruikt als stikstof mest: ln den bodem wordt het door bacteriën geoxydeerd en de ontstane salpeterzure verbindingen worden door de planten opgenomen; ook worden er de meeste andere ammonium-verbindingen uit bereid. Ons land produceerde (vóór den oorlog) ± 10.000 ton en verbruikte 17.000 ton. In Duitschland bedroeg de productie 500.000 ton in 1918. De wereldproductie was voor den oorlog ca. 1.000.000 ton pa de prijs ƒ 17.30 per 100 K.G.; begin 1022 was er overal een groot tekort aan deze meststof, en de prijs bedroeg toen ± / 22,80 per 100 K.G. Ammoniumverbindingen bevatten alle de groep NH4; men kan ze ontstaan denken uit ammoniak en zuren. Alle ammoniumverbindingen geven in oplossing bij [Verhitting met alkaliën ammoniak af en ontleden zich bij verhitting in ammoniak en zuur. Voorname meststoffen (Zie ammoniumsulfaat) behooren ertoe. Ammophila. Zie Helm. Amnesie, gebrek aan herinneringsvermogen. Zie Geheugen en Hersenziekten. Amnestie komt alleen in buitengewone omstandigheden voor en beteekent dat bepaalde strafbare feiten niet zullen worden vervolgd; bfiv. de amnestiewet van 6 Aug. 1914 bepaalde dat amnestie verleend werd aan hen, die zich vóór 1 Augustus 1914 aan desertie hadden schuldig gemaakt, mits zij slch vóór 1 November 1914 aangemeld hadden. Amnion. De embryo's der reptiliën, vogels en zoogdieren zijn omhuld door een met een eiwithoudende vloeistof gevulden zak, het amnion,' die met het embryo onmiddellijk samenhangt en zich ook uit het materiaal van het ei heeft ontwikkeld. Het is n.L door plootvorming van het kiemvlies ontstaan. Bij de geboorte barst het en de vloeistof, het vruchtwater, komt vrij. Amoe of Amoe-Darja, in de Oudheid Oxus genaamd, rivier in Z. Turkestan, ontspringt op het Pamir-hoogland, vormt de grens tusschen Afghanistan en Bokhara, stroomt door Bokhara en Khiva en mondt in een delta in het Aral-meer uit. De Amoe is c. 2500 K.M. lang, en voor 't grootste deel bevaarbaar, in haar middenloop wordt er veel water door besproeiingskanalen naar de landerijen afgevoerd. Amoeben behooren tot de klasse der Rhizopoden (wortelvoetigen) van de Protozoen en bestaan uit onregelmatige klompjes protoplasma met een celkern. Zij leven in het water, hebben geen bepaalden vorm, maar veranderen ieder oogenblik van vorm, door op de eene plaats uitsteeksels (pseudopodiën) te vormen en die op andere plaatsen in te trekken. Zoo bewegen zij zich ook voort. II 162 AMOEBEN - AMORIM Om kleine stukjes voedsel op te nemen, brengen zij er 2 uitsteekseltjes om heen, trekken deze dan in en met hen het voedselstukje in hun lichaam. Na eenigen tijd verwijderen zij, door het omgekeerde te doen, het onverteerbare deel. Ademhalen doen ze door de geheele lichaamsoppervlakte. Voor aanraking en voor licht is het protoplasma gevoelig. Vermenigvuldiging heeft plaats door het lichaam in het midden in te snoeren, dus door deeling. Amoentai, onderafdeeling der residentie Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo, wordt besproeid door de Barito en de Bahan. Goud en diamantenAmoentai, de hoofdstad van deze onderafdeeling, telt c. 2600 inw. Vruchtenteelt. Amoer, Generaal-Gouvemement, omvat in N.Ó.-Azié het Amoergebied, TransBaikaliê, het Kustland en Sachalin. De Amoerrivier, een van de grootste rivieren in N.O.-Azië, ontstaan uit Sjilka en Argoen, vormt de grens tusschen Silberië en Mantsjoerije en mondt uit bij Nicolajewsk, tegenover Sachalin; de monding is verzand. De rivier is de helft van 't jaar bevaarbaar (April— November). Amoerang, afdeeling der Minahassa, in 't N. van het eiland Celebes, verdeeld in 5 districten, telt c. 30.000 inw. bijna alle Christenen. Koffieteelt. Amoerang, de hoofdstad van deze afdeeling, aan de Celebeszee, aanlegplaats der Kon. Paketvaart Mij., telt c. 3000 inw. Amoer-provinde in O. Siberië, begrensd door het gebied van Jakoetsk, het kustgebied, de Amoerrivier en Transbaikalië, is bergachtig, heeft een vastelands klimaat, ertsmijnen en steenkool. De rivier de Amoer bevordert het verkeer te water, ook spoorwegen. De ge heele prov. geschikt voor landbouw, veeteelt, jacht en visscherij, ook uitvoer van houtsoorten. Zij telt c. 200.000 inw. meest Russen, ook zijn er Mennonietenkolonies. Blagowjeotsjenk is de hoofdstad. De bewoners uit dit gebied heeten Amoerkozakken. Amoerspoorweg in N. Siberië, grooten¬ deels evenwijdig aan de rivier de Amoer loopt van Nertsjinsk naar Chabarowsk en is c. 2000 K.M. lang. Er zijn vier zijlijnen aan verbonden. Amok is een toestand van razernij, die tengevolge van overmatig opiumgebruik of andere opwinding wel bij de inlanders in Indië voorkomt. Iemand die hieraan lijdt de z.g. „Amokmaker" tracht ieder, die hem in den weg komt, met zijn kris te doorsteken of op een andere manier te dooden. Een amokmaker is vogelvrij verklaard. Amon, oorspronkelijk een god der vruchtbaarheid in Thebe (Egypte), werd gedurende de 18de dynastie een zonnegod evenals Re en kreeg den naam Amon-Re; zijn cultus breidde zich toen over geheel Egypte uit. Hij wordt meestal voorgesteld als een mensch op een troon gezeten, ook wel als een ram met horens. Te zijner eere werden reusachtige tempels opgericht, o.a. te Karnak en te Thebe. Na 1000 v. Chr. daalde de macht van Thebe en ook die van AmonRe. De ram was aan hem gewijd. Amor was bij de Romeinen de God der liefde, evenals bij de Grieken Eros. Zie verder Eros. Amorf isme is het voorkomen van stoffen in den amorf en (d. i. vormloozen), niet gekristalliseerden toestand. Dikwijls zien de stoffen er dan uit als witte poeders. Men vat ze gewoonlijk op als vloeistoffen die ondanks de afkoeling niet vast geworden zijn. Hun physische eigenschappen zijn in alle richtingen hetzelfde. Glas en kwarts rekent men er ook toe. Amorie van der Hoeven, des. Zie Hoeven, des Amorie van der. Amorie ten waren de oorspronkelijke bewoners van Kanaan voor de komst der Israëlieten die hen onder Jozua in 1300 v. Chr. verdrongen. Amorim, Francesco Gomes de (1827— 1892), Portugeesch dichter en schrijver van de Romantische School, dichtte drama's, lyrische gedichten en vrijheidszangen. Zijn meest bekend prozawerk is „Garrett, Memorias biographica's." AMORPHA-AMPÈRE 163 Amorpha. Zie Indigobloem. Amorphophallus Rivieri, knolgewas uit Cochin-China, fam. Araceeên, bloeit evenals de aronskelk (kolf in scheede, die donkergroen is met rosé vlekken, soms l M. lang); na den bloei (Febr.) verschijnt het meterlange blad, dat handvormig samengesteld is. Na afsterven van het blad wordt de knol droog en vorstvrii overwinterend, liefst in de kas. Amortisatie is het aflossen eener geldleening. Het geheelejbedrag kan ineens afgelost worden, of aan het eind van iedere vastgestelde periode (jaar, halfl kwartaal) wordt een vast bedrag afgelost (aflossing, volgens het annuïteitensysteem). Dit laatste veelal bij Obligatieleemngen. In het prospectus, dat de leenmg aankondigt, vindt*men soms een amortisatieplan (aflossingsplan), een tabel, die de bedragen aangeeft, welke elkTjaar zullen worden afgelost. Door loting worden de nummers der af te lossen Obl. bepaald. Voor vervroegde aflossing wordt meestal een premie (agio) gegeven. Bij loten- en premieleeningen wordt het^amortisatieplan (trekkingsplan) zeer uitvoerig opgegeven. De loten (premieloten) worden verdeeld in seriën. Bij de trekkingen loten eerst eenige senën uit, vervolgens alleen de loten dezer seriën (serieloten) met kans °P enkele hooge premies. Amortisatiekas. Wat van de opbrengst van verkochte geborgen strandgoederen na aftrek der bergloonen en onkosten overblijft, werd vroeger ten behoeve der ' rechthebbenden gestort in de amortisa- 1 tiekas (Art. 577, W. v. K.). (Opgeheven 1 bij de wet van 27 Dec. 1822.) Tegenwoor- < dig gebeurt dit in de Consignatiekas (Wet van 11 Juli 1908, gewijzigd 1 art II wet van 23 Maart 1918). Amos, de oudste der Oud-testamen- « teche profeten, die zijne profetieën te s boek heeft gesteld, leefde in de 8e eeuw i v. Chr. in het Noordrijk (Israël) en ver- ,' kondigde, vertoornd over goddeloosheid ^ en onrecht, het naderend godsgericht Je over vorst en volk. K Amoy, een der verdraghavens in het Ég Z.W. van het eiland Amoy (China) is sinds 1842 voor den handel opengesteld Vroeger belangrijke uitvoer van thee thans zijde, tabak, suiker en porselein' invoer van opium en katoen. Ook is het een belangrijke emigrantenuitvoerhaven ?naooJnS. Cl 100-°°0)- Amoy telt c. 1^0.000 inw. Ampas noemt men in *t Javaansch en Maleisch uitgeperst suikerriet, vaak als brandstof in ovens gebruikt. Ook noemt men aldus den afval in suiker- en indigofabneken. Ampelopsis (synoniemen Psedêra Quina™> Patthenocissus). plantengeslacht uit de fam. der Vitaceeên; 'tzifn klimplanten met hechtschijfjes aan de uiteinden der takranken, waardoor ze zeer geschikt zijn voor begroeiing van muurvlakten A. qmnquefólia (gewone wilde wingerd) heeft groot, vijftallig blad, stamt uit N. Amerika. A. tricuspidata (meestal A yeitchii genoemd), uit Japan, heeft drietallig blad, aan de jonge scheuten enkelvoudig of 2-taUig. Fraai roode herfsttint. Voortkweeken door stek. Ampenan, plaats aan de W. kust van J-ombok, is de voornaamste uitvoernaven van dit eiland. Ampère, Andrt Matie (1775-1836) Fransch natuurkundige, professor aan het College de France in Parijs, maakte TOoral studie van het magnetisme en de ïlectnciteit en werd beroemd door zijn ;Iectro-dynamische theorie. Zijn zoon 'ean Jacques Antoine Ampère (1800 — 864), hoogleeraar in de Fransche letterrande, ook uitstekend bekend met de etterkunde van andere landen, schreef ». a.: L Histoire Romaine a Rome. Ampère (A), practische eenheid voor iet meten van electrische stroomsterkte. Ampèremeter is de naam voor eiken alvanometer (z. a.) waarbij de stroomterkte direct in ampères kan worden fgelezen. Ampère, Regel van, geeft de afwijking an een magneetnaald aan, waarop een lectnsche stroom werkt. Met den elecischen stroom mede zwemmend, het slaat gericht naar de naald, ziet men 164 AMPÈRE - AMPHITRITE diens noordpool naar links afwijken. Ampère-uur is de hoeveelheid electriciteit, die in 1 uur stroomt door een geleider, waarin de stroomsterkte 1 Ampère bedraagt. Ampezzo (Cortina iTAmpezzo), hoofdplaats van het Ampezzodal in de ZuidTiroler Dolomieten, door de Alpini in 1916 bestormd, in 1917 hernomen door de Oostenrijkers. Amphibiën (Tweeslachtige dieren). In aansluiting aan Linnaeus heeft men langen tijd deze klasse der gewervelde dieren vereenigd met die der Reptiliën. Later heeft men van de naakte dieren een afzonderlijke klasse gemaakt, die der Amphibiën. Niet alleen is het bij de Amph. ontbrekende amnion (z. a.) een verschUkenmerk, maar ook. zijn de naakte, slijmerige huid, bijzonderheden in den bouw van schedel en wervels, o. a. het bezit van 2 achterhoofdsknobbels (bij de Rept. 1), de ontwikkeling met gedaanteverwisseling, waarbij de larven aan het waterleven zijn aangepast, verschillen. Ook is het hart eenvoudiger gebouwd en bestaat slechts uit eene kamer met 2 boezems, die meest ook nog onvolkomen gescheiden zijn. Wat de ontwikkeling betreft, ontstaan uit het ei in water levende larven, zonder pooten, met een langen zijdelings samengedrukten staart als bewegingsorgaan en 3 paar uitwendige kieuwen, welke echter spoedig inwendig worden doordat er een huidplooi over groeit, die echter een opening laat, de uitwendige kieuwspleet. Van den voet der kieuwen gaan inwendige kieuwspleten naar den slokdarm. Bij de gedaanteverwisseling of metamorphose worden de dieren geleidelijk zoo veranderd, dat zij voor het landleven geschikt worden: zij krijgen pooten en de longen ontwikkelen zich, terwijl de kieuwen verdwijnen. De Amphibiën worden in 3 orden verdeeld n.L 1. de Kikvorschen (Anura), zonder staart (z. a.), 2. de salamanderachtigen (Urodela) met blijvenden staart en korte ledematen (z. a.) en 3. de blindslangen (Gymnophiona), in den grond levende, wormvormige dieren, in de warme gewesten voorkomend. Amphictyonen (omwoners) waren in Griekenland de leden van de amphictyonie, n.1. een verbond van volken, die om een bepaald heiligdom woonden. Het belangrijkst was dat van Delphi, waartoe 12 stammen behoorden, zij vergaderden jaarlijks één maal te Delphi en éénmaal in de Thermopylae ter beslechting van geschillen. Amphion, een zoon van Zeus en Antiopé, was een tweelingbroeder van Zethos. Als herders opgevoed, maakten zij zich op lateren leeftijd meester van de stad Thebe en omgaven haar met een muur met zeven poorten. Amphion was een zoo bekwaam harpspeler, dat de steenen zich van zelf in goede rangorde schikten, door 'tspel van zijn lier. Amphioxus. Zie Lancetvischje. Amphipoden. Zie Vlookreeften. Amphipolis was een oude stad in Macedonië, gesticht door de Atheners in de 5de eeuw v. Chr. Haar ruïnen liggen bij het dorp Neochori. Amphissa, stad in Griekenland, ten N.W. van Delphi, werd in 339 v. Chr. door Philippus van Macedonië verwoest, doch kort daarna weer opgebouwd; thans ligt op haar plaats Salona. Amphitheater was bij de Romeinen een rond of ovaalvormig gebouw met een arena in het midden en de zitplaatsen naar buiten schuinoploopend er om heen. Oorspronkelijk was het van hout en werd het na gebruik weer afgebroken. In het amphitheater hadden de kampspelen der gladiatoren en gevechten van de wilde dieren plaats. Langzamerhand werden ze van omvang grooter en van steen gebouwd, vaak zeer kostbaar met marmeren beelden versierd. Het Colosseum te Rome kon 87.000 menschen bevatten en had vier verdiepingen. In vele plaatsen, waar de Romeinen gezeteld hebben, zijn nog overblijfselen van oude amphitheaters te vinden, o. a., Nimes, Arles, enz. Amphitrite is in de Grieksche mythologie de dochter van Nereus en Doris, de AMPHITRITE-AMSDORF vrouw van Poseidon. Hun zoon was Triton. Amphitrite-baai, inham aan de kust yan Sumatra, ligt tegenover het eiland Lmgga. Amphitryon, de zoon van Alcaeus en Hipponome, was de gemaal vaaAlcmene I de moeder van Hercules. De zoon van Amphitryon en Alcmene heette Iphicles. A mphitryon was het onderwerp van vele treur- en bhjspeldichters o. a. Sophocles, Plautus, Molière. Amphora was bij de Grieken en Romeinen een dikbuikige aarden vaas met twee ooren, meestal in gebruik voor wijn en olie. Het was ook een vloeistofmaat bij de Grieken van c 40 L., bij de Romeinen van c. 26 L. Ampliatie (Rom. recht), verdaging van een burgerlijk of strafrechtelijk proces, om meer en betere gegevens te verkrijgen voor een beslissing. (Oudholl. recht). Aanvulling van een inventaris of boedelbeschrijving, wanneer nog met alle goederen zijn opgegeven. Amplitude of uitwijking in de natuurk. de maximum afstand van een slingerend of trillend punt uit den evenwichtsstand; in de cosmographie de boog van den horizon, begrepen tusschen 'tpunt van opganer van s™ homoiu^v» „„ >. r\~± ijpunt; ook de boog van den horizon tusschen t punt van ondergang en *t Westpunt heet a. Vaste sterren met een Noordelijke amplitude hebben een dagboog, die grooter is dan de nachtboog. Een ster, die den hemelequator volst heeft een amplitude = 0. Zon, maan en planeten hebben veranderlijke amplituden. Op 21 Maart is de a. van de zon gelijk nul, ze neemt toe naar 't N. en bereikt 22 Juni de grootste waarde (bijna N. O. voor onze breedte) zoodat de zon dan de grootst mogelijke middagli0^?, bereikt (voor ons 66°,5) en in tN.W. ondergaat; de dag duurt dan ongeveer 17 uur. Na 22 Juni neemt de a. af, de dagen korten en 23 Sept. komt de zon precies in *t O. op, de dag is gelijk aan den nacht en dat geldt voor de geheele aarde; de middaghoogte van de 165 zon is dan voor onze breedte 38°. Na 23 Sept. wordt de a. Zuidelijk en bereikt 22 Dec. hare maximum waarde; de middaghoogte van de zon is dan (voor onze breedte) 14°, 5. Ampulla is een kleine glazen of aardewerk-vaas ter bewaring van oliën of reukwaters, zoowel in gebruik bil de godsdienstige plechtigheden der Romeinen, als thans bij de R. Katholieken. Ook Zijn er in de catacomben ampulla's gevonden met waarschijnlijk bloed der martelaren erin. Amputatie is het verwijderen van hchaamsdeelen, meest ledematen, door middel van snijdende werktuigen. De kunstbewerking dateert reeds van zeer oude tijden, reeds Hippocrates (400 v. Chr.) spreekt er van. Behalve met het mes kon men ook amputeeren met het giucicuu ijzer en aoor middel van afsnoering, 't zij met een zijden of metalen draad, 't zij met den galvonocaustische lus. Tegenwoortta is het amputeeren, dank zij de aseptische en antiseptische wondbehandeüng, veel minder noodig dan vroeger. Amputeeren in een gewricht noemt men exarticuleeren. Amraoti (ook Amrdvdti), de hoofdstad van het district Berar in Britsch-Indië met c. 34.000 inw., heeft textielindustrie ea uitvoer van gerst. Amritsar, stad in de Pendsjaab in Britsch-Indië, verdedigd door de vesting Gobindgarh, is een groote handelsplaats voornamelijk van kasjmir-sjaals en zijden en wollen stoffen. Het is ook'de heilige stad der Sikhs met het heiligdom „de Bron der onsterfelijkheid" als bedevaartsoord. Het telt cl52.000 inw.;in 1919 hadden er ernstige pogingen tot opstand tegen 't Britsch bestuur plaats. Amrum (Amrom), een der Oost-Friesche eilanden in de Noordzee, aan de kust van Sleeswijk-Holstein heeft twee badplaatsen Satteldüne en Witdttn, ook een vuurtoren; telt c. 975 inw. Amsdorf, Nicolaus von (1483—1565), vriend van Luther, predikant, protes' tantsch bisschop van Naumburg, hoogleeraar te Weimar, werkte ijverig mede 166 AMSDORF—AMSTERDAM aan de stichting van de hoogeschool te Jena. Amsjaspands heeten in de godsdienst van Zarathoestra de zeven hoogste geesten van het licht wier hoofd Ahoeramazda of Ormuzd is. Hunne namen leeren dat zij personificaties zijn van voorstellingen als „goede gedachte" enz. Amstel is de naam van een gekanaliseerd riviertje, ontstaan uit de vereeni¬ ging van Drecnt en Kromme Mijdrecht, dat door Amsterdam stroomt en zijn water in 't IJ loost. Amstel, Heer en van, worden reeds in de 12de eeuw genoemd. Gijsbert van Amstel stond in c. 1203 bekend als een aanhanger van gravin Ada. Door de hulp aan haar verleend, kwam hij in allerlei oorlogen. Gozewijn werd in 1249 bisschop van Utrecht. Gijsbert III was de bekende vijand van Floris V, hij is waarschijnlijk naar het buitenland gevlucht. Vondel koos hem tot held van zijn treurspel „Gijsbrecht van Amstel". Nakomelingen zijn nog de ge- siacnien: Amsiei van iviijnaen, r*ater van Amstel en Ploos van Amstel. Amstelland, het hoogheemraadschap, strekt' zich uit van Woerden tot aan de watergrens der Vecht, tot aan de Zuiderzee en het waterschap Spenger. Het wordt bestuurd door een dijkgraaf en vier hoogheemraden en 10 hoofdingelanden. Amstelveen, vroeger een dorp van c. 400 inwoners in de gemeente Nieuwer-, Amstel ten Z. van Amsterdam, is thans voor een deel door deze stad geannexeerd. Amsterdam, niet wettelijke, maar feitelijke hoofdstad van Nederland, 683.600 inw. (1 Jan. 1922); grondgebied vóór de uitbreiding 4739, daarna (op 1 Jan. 1921) 17.455 H.A. Oppervlakte water voor diepgaande schepen 138 H.A.; kadelengte 11.000 M. Woningen 151.341 (31 Dec.'21), in aanbouw 8765 (id.). Bruggen 311 (31 Dec. '20). Parken, totaal 112, waarvan Vondelpark 48, Y-bosch 28 H.A. Handel. In 1920 invoer 1.942.000, uitvoer 943.000, doorvoer 348.000, to¬ taal 3.233.000 tonnen van 1000 K.G. Scheepvaart, in 1919, door de Noordzeesluizen naar A. 17.781, inhoud 12.175.476 M».; van A. 16.985, inhoud 12.338.000 M'.; Oranjesluizen, in beide richtingen samen, 47.357. Merwedekanaal, naar A. 24.117, of 4.231.886 tonnen, Rijnschepen 1.233 of 888.143 tonnen; van A. 25.601, of 4.458.797 tonnen. Rijnschepen 722 of 510.096 tonnen. Nijverheid. Diamantbewerking 11.200, kleeding en reiniging 10.400; metaalbewerking, stoom- en andere werktuigen, scheepsbouw 11.400 werklieden. Hoofdgebouwen. Kon. Paleis (oorspronkelijk Raadhuis, gebouwd door Jacob van Campen en Dan. Stalpaert, geopend 1655); Oude Kerk (St. Nicolaaskerk, 14de eeuw); Nieuwe Kerk (St. Catharina kerk, 15de eeuw), Zuiderkerk (1611), Noorderkerk (1625), Westerkerk (1631), Port. Isr. Synagoge (1670), St. Willebrordus buiten de veste (Dr. Cuypers, 1873), St. Nicolaaskerk (A. C. Bleys, 1887), Stadhuis (sedert 1808, vroeger admiraliteits- of Prinsenhof); Paleis voor Volksvlijt (Outshoorn, 1864), Rijksmuseum (Dr. Cuypers, 1885), Centraalstation (Dr. Cuypers, 1889), Groote Beurs (Dr. Berlage, 1903), Effectenbeurs (Jos. Th. J. Cuypers, 1914). Monumenten uit oud-A msterdam. Schreyerstoren, St. Anthoniespoort (laterïWaag op de Nieuwmarkt), St. Olofsof O. Z. Kapel (15e eeuw of vroeger), Montelbaanstoren (1607), Munttoren (1617), Regulierstoren, Athenaeum IIlustre (1631, het voormalige Agnietenklooster), Militiezaal (Artillerie- of Bushuis 1605), Begijnhof (± 1600), Burgerweeshuis (1660), Pesthuis (1635, later Buitengasthuis), West-Indisch Huis (1642). Oost-Indisch Huis (1661): Lom¬ bard (1663), R. C. Armenkantoor (voormalige Schouwburg, verbrand 1772), R. C. Maagdenhuis (1752), Muiderpoort (1771). Instellingen. Stedelijke Universiteit (sedert 1870), Universiteits-Bibliotheek, Openbare Leeszaal en Bibliotheek, de Vrije Universiteit (1880), Stadsschouw- AMSTERDAM-AMYL 167 * burg (na den brand in 1890 herbouwd), KConcertgebouw (1881), Stedelijk Museum, Museum. Fodor (1863), Mus. Willet — Holthuysen (1896), Museum Amstel- i kring (1893), Schoolmuseum, Veiligheidsmuseum, Kon. Academie van Wetenschappen (in het Trippenhuis, sedert 1888), „Natura Artis Magistra" (1839), Hortus Botanicus (oudtijds Hortus Medicus of Stads-artsenytuin), Kweekschool voor de Zeevaart (1785), „Arti et Amicitiae" (1839), Rijks Academie voor Beeldende Kunsten, Rijksschool voor Kunstnijverheid. Koloniaal Instituut (1910, centrale zetel in aanbouw). Rem- : brandts huis (1911). Ned. Historisch Scheepvaart Museum (1917). % Geschiedenis. De naam A. (naar een dam in den Amstel) komt het eerst voor in een privilegie van 1275; stadsrechten, 1300; groote branden: 1421, 1452; uitbreidingen: 1595, 1612, 1660, 1870, f2896, 1921; einde van het Spaansche' ucvviiiu, iö/o; nooiazetet van ae U. 1. Compagnie (1602), id. van de Noordsche Compagnie (1614), idem van de WestInd. Compagnie (1621); mislukte aanslag van Willem II, 1650; de verovering van het land verhoed, 1672; de Fransche ^omwenteling begonnen, 1795; residentie ..van het Koninkrijk Holland, 1808; de derde stad van het Fransche Keizerrijk, 1811; de Souvereine Vorst in de Nieuwe [Kerk ingehuldigd, 1814; de Ned. Handel-Maatschappij (1824, tot 1831 in «>en Haag); opening van het Groot pfoord-Hollandsch Kanaal, 1825; spoorlijn Amst. Haarlem, 20 Sept. 1838; idem «Amst. — Utrecht, 1843; opening van het Noordzee-Kanaal, 1876; oprichting van de Deli Maatschappij (eerste naaml. venn. op Indië), 1869; Koninginnedok, ■879; opening van het -Mer wede kan aal, 1897; vliegdienst naar Londen, 17 Mei 1920, naar Hamburg-Copenhagen, 1 Sept 1920, naar Parijs, 2 Mei 1921. Zie de geschiedenis van: Conimelin, Wagenaar, ter Gouw. Amst. Jaarboekje, Jaarbdoeken v. h. Gen. Amstelodamum, gemeentelijke statistische uitgaven. Amsterdam, (2) stad in de staat NewYork U. S. met c. 32.000 inw., heeft tapijt- en wollengoederenfabrieken. Amsterdam (3) of Nieuw Amsterdam is een onvruchtbaar vulkanisch eiland in den Indischen Oceaan, in Fransch bezit. Amsterdam (4) is een eiland, ten N.W. van Batavia. Amsterdamsen Peil oorspr. stadspcil van Amsterdam. Thans in Nederland gebruikelijk nulpunt ter hoogtebepaling. Nauwkeurig Amsterd. Peil (N. A. P.) is het verbeterde nulpunt dat ongeveer 1880 is vastgesteld. Amulet, waarschijnlijk een woord van Arabischen oorsprong dat aanhangsel beteekent, is een voorwerp, dat als ring, armband of halsketting gedragen wordt) en dient tot het afweren van onheil en het aanbrengen van geluk. Reeds bij de Egyptenaren kwam dit gebruik voor en ook thans worden amuletten niet alleen in Indië, doch ook in de Europeesche landen, meestal als voorbehoedmiddel tegen ziekten gedragen. Amundsen, Roatd (1872— ), Noorsch DOOlondftrzoeker n,m /fnAl de expeditie van De Gerlache (1897— '99), deed met de „Gjöa"in 1903 een reis om de magnetische pool te onderzoeken en de N.W. doorvaart *•> hem gelukte. In 1911 ondernam hij met Nansens „Fram" een reis naar de Z. Pool, welke hij den 14 Dec. bereikte. Zijn poging om in 1918 de N. Pool te bereiken mislukte, in 1920 waagde hij het opnieuw, doch zonder gunstig resultaat. Amygdaline is een stof die o. a. voorkomt in bittere amandelen, maar voornamelijk in de bittere amandelolie die uit abrikozenpitten gewonnen wordt. Door distillatie gaat het amygdaline over in benzaldehyde (C„H5.CH : O), glucose en blauwzuur. Amygdalus. Zie Amandel en Persik. Amyl heet in de organische scheikunde de groep C,HU die men verkrijgt door in pentaan (C6H,2) éen waterstofatoom weg te nemen. Vormen de koolstofatomen een onvertakte reeks dan heet de groep normaal. Door bijvoeging van het voor- 168 AM YL—AN AESTH AESIE voegsel „iso" wordt aangeduid, dat vertakkingen in de reeks koolstofatomen voorkomen. Amylacetaat. Zie Azijnzure esters. Amylum. Zie Zetmeel. Amylverbindingen komen vooral voor in de foezelolie (zie spiritus) en zijn daar ontstaan uit de eiwitten der granen. Door distillatie Wint men er o. a. amylalcohol (C5HU OH) uit, dat uitgangsprodukt is voor de bereiding van allerlei esters die in bonbons, likeuren, kunstwijn en cognac gebruikt worden en vooral ook voor amylaether, die naar zuurtjes riekt en vooral van belang is als oplosmiddel voor cellulose-derivaten, zooals voor celluloïde; bet is daarom een bestanddeel voor zaponlak. Amyot, Jaqcues (1513—1593), Fransch schrijver en taalkundige, bisschop van Auxerre, vertaalde klassieke auteurs, waaronder de vertaling van Plutarchus' „Levens" als de beste gerekend wordt. Anabasis beteekent eigenlijk een opwaartsche gang n.1. van het kustland naar het binnenland. Xenophon beschrijft in zijn „Anabasis" de tocht der 10.000 Grieken onder Cyrus tegen Artaxerxes (c. 400 v. Chr.). Anacharsis, Scythisch vorst, leerling van Solon, wilde in zijn vaderland veranderingen in het bestuur en den Griekschen godsdienst invoeren en werd hiervoor ter dood gebracht. Anachoreten waren in de 3de eeuw na Chr. kluizenaars, die zich in de woestijn terugtrokken, alle wereldsche genietingen afzworen en een leven van kastijding leidden. Er kwamen langzamerhand zooveel anachoreten, dat zij Zich gingen vereenigen en het begin vormden van de vele monnikorden en kloosters der Middeleeuwen. Anachronisme of fout in de tijdrekening is bij oudere schrijvers tot aan het einde der 18de eeuw toe een veel voorkomend euvel. Alle groote treurspeldichters der 16e en 17e eeuw hebben er zich aan bezondigd. Vondel bijv. laat zijn „Gijsbrecht van Aemstel" (c. 1300) spelen in het Amsterdam van c. 1540. Het woord a. wordt ook gebruikt voor iets wat niet meer in een bepaalde tijd past of geheel uit den tijd is. Anacolouth noemt men het niet beëindigen van een grammatikalen zin ook wel het overloopen van een zin in een andere constructie. Anaconda, stad in Montana U. S. met c. 10.000 inw., heeft kopersmelterijen en zilvermijnen. Anaconda, niet-giftige reuzenslang, levend in Z.-Amerika, vooral in Suriname, verwant aan den Boa constrictor. Grootste lengte 8 M. Anacreon (c. 563 — 478 v. Chr.), de Grieksche lierdichter van Teos, beschermeling van Hipparchus schreef liederen over liefde en wijn, die in alle tijden veel nagevolgd zijn, o.a. door Horatius, Voltaire en Béranger en de Duitsche „Anakreontiker" in de 18de eeuw. Van Anacreons werk zijn slechts fragmenten bewaard gebleven. Anacrouse Fransche (oorspr. Grieksch) muziekterm voor opmaat (z. a.). Anaemie, bloedeloosheid, is een toestand waarbij óf een te geringe hoeveelheid bloed aanwezig is, óf de samenstelling van het bloed ziekelijk is veranderd. Anaemie kan behalve als ziekte op zichzelf optreden als gevolg en verschijnsel van vele andere ziekelijke aandoeningen. De voornaamste verschijnselen zijn meestal een wasbleeke huid, bleeke slijmvliezen van oogleden, lippen enz. en dikwijls eene abnormale hartswerking. Niettemin kunnne bij sommige vormen van anaemie (chlorose) juist de slijmvliezen zeer intens rood gekleurd zijn, zoodat men voorzichtig moet zijn met het stellen der diagnose. Anaesthaesie, gevoelloosheid, is een toestand waarbij het vermogen der gevoelszenuwen om indrukken naar het bewustzijn over te brengen verminderd of geheel opgeheven is. Men onderscheidt natuurlijke anaesthaesie, veroorzaakt door sommige ziekten van het zenuwstelel, van kunstmatige anaesthaesie, die door chloroform, aether of andere verdoovende middelen wordt opgewekt om ANAESTHAESIE—ANALYSE 169 het pijngevoel tijdens eene operatie op te heffen. Anaesthesine (aethylester van het para-amido-benzoë-zuur) is een wit, in water onoplosbaar poeder, dat gebruikt wordt om door strooien op wondvlakken deze pijnloos te maken. Anaesthetische middelen zijn middelen om gevoelloosheid op te wekken. Zie Narcose. Anagallis. Zie Guichelheil. Anagni, stad in Italië, ten Z. O. van Rome met c. 10.000 inw., heeft een oude cathedraal met prachtige fresco's, was in de Middeleeuwen vaak verblijfplaats der pausen. Anagram is het verplaatsen van letters in een woord, zoodat er een nieuw woord van geheel andere beteekenis ontstaat, b.v. Roma-Amor. Vooral in de 16de en 17de eeuw was het maken van anagrammen in zwang. Analaboe of Melaboe, een staatje in N.W. Sumatra, wordt besproeid door de Melaboe-rivier. Analecta, een Grieksch woord met de beteekenis van bloemlezing, omvat een letterkundige verzameling van de beste Stukken van één of meer schrijvers. Analogie beteekent overeenstemming. Men gebruikt dit woord in de logica wanneer men uit een overeenstemming in de hoofdpunten besluit tot verdere punten van overeenstemming; in de planten dierkunde gebruikt men analogie ter aanduiding van gelijkheid in functie bij verschil van organen; in de taalkunde voor de dikwijls onbewuste vorming van woorden of uitdrukkingen onder invloed van gelijksoortige woorden en uitdrukkingen; in de uitlegkunde bijv. van wetten past men een wetsartikel bij analogie toe op een geval waarvoor het niet is geschreven in de overtuiging dat de overeenkomst in rechtsgrond deze toepassing toelaat. Theologisch spreekt men evenzoo in analogie des geloofs wanneer men onduidelijke bijbelplaatsen verklaart aan de hand van bijkomstige duidelijke plaatsen. Analphabeten noemt men hen, die niet lezen of schrijven kunnen. Men stelt hun aantal vast, bij het sluiten van een huwelijk en bij het treden in militaire dienst. In percenten uitgedrukt geeft bun aantal een vrij goed beeld van de ontwikkeling van een volk. In Nederland trof men in 1865 c. 18 %, in 1918 0,3 % analphabeten aan. Een laag percent hebben de Scandinavische landen, een hoog bijv. de Balkanlanden. Analyse (Grieksch) beteekent oplossing, ontleding. In de wijsbegeerte gebruikt men het als tegenstelling tot synthese (samenvatting). Analyse is dan ontleding van een begrip in zijne kenmerkende deelen. In de wiskunde verstaat men onder A. de werkwijze waarbij men 't gevraagde of de te construeeren figuur als gegeven aanneemt en dan nagaat, waaraan het gezochte moet voldoen, zoolang tot men de redeneering of werkwijze vindt, die van de gegevens tot het gevraagde leidt. Sommigen verstaan onder A. de geheele wiskunde met uitzondering van de zuivere meetkunde (z. a.) waarbij zij dan onderscheiden de lagere A. die zich met eindige grootheden ophoudt, van de hoogere A. die ook oneindig groote en kleine grootheden behandelt. De eerste gebruikt alleen elementaire hulpmiddelen, de tweede berust op differentiaal- en integraal rekening (z. a.). De scheikundige analyse wordt verdeeld in kwalitatieve cn kwantitatieve. De kwalitatieve analyse dient om te onderzoeken, welke elementen of elementgroepen in een gegeven stof aanwezig zijn. Ze wordt weer als volgt onderverdeeld : De analyse langs drogen weg (of het vooronderzoek) kan reeds enkele elementen doen herkennen, zooals de vlamkleuring door metalen. Deze analyse geeft evenwel geen zekerheid omtrent de aanwezige bijmengselen en wordt inde praktijk meestal slechts bij mineralogisch onderzoek toegepast. De analyse langs natten weg tracht de te onderzoeken stof in oplossing te her- 170 ANALYSE - ANANAS kennen, door te zien of toevoeging van bepaalde stoffen (reagentia) veranderingen te weeg brengen, zooals neerslaan, gasontwikkleing en kleur. Dit deel van de analyse deelt de anorganische stoffen en groepen in, genoemd naar de gebruikte reagentia. Zie A. H. W. Aten, Tabellen voor de kwalitatieve analyse. F. P. Treadwell, Lehrbuch der anal.Chemie I. N. Schoorl, Organische analyse 2 dln. De kwantitatieve analyse gaat na hoeveel van een bepaald element (of groep) er in de te onderzoeken stof aanwezig is. Ze wordt weer onderverdeeld in: gewichtsanalyse; in een afgewogen hoeveelheid stof bepaalt men het daarin aanwezige, gewenschte bestanddeel, door dit (meestal door het uit de oplossing der stof neer te slaan) nauwkeurig te wegen. De maatanalyse voegt een bepaald volume van de reagentia in gegeven concentratie toe en berekent daaruit het gehalte van de te bepalen stof. Ze wordt onderverdeeld in alkalimetrie, acidimetrie, jodometrie, oxidimetrie (zie aldaar). De bewerkingen heeten titreeren. De gasanalyse bepaalt de bestanddeelen van gassen; ze is een soort maatanalyse, daar de gassen naar het volume bepaald worden. De bepaling geschiedt meestal door absorptie of verbranding. Analyst(e) is iemand, die op een laboratorium belast is met de uitvoering van scheikundige analyses. In Nederland bestaan voor de niet-academisch gevormden opleidingscurssussen aan enkele laboratoria. De Nederl. Chemische vereeniging neemt hiervoor tweemaal 's jaars te Utrecht een examen af. Analytische Meetkunde. Descartes vond de manier om door middel van rekenkundige beschouwingen tot een inzicht te komen van meetkundige eigenschappen van figuren. Wanneer twee veranderlijke getallen door een vergelijking aan elkaar verbonden zijn, zal elk dezer telkens een bepaalde waarde krijgen, als men 't andere telkens een andere waarde toekent. Door nu aan de getallen een meetkundige beteekenis te geven, door bijv. aan te nemen, dat elk paar, bij elkaar behoorende waarden der getallen, een punt in 't platte vlak voorstelt, ten opzichte van twee vast aangenomen coördinaat-assen (z.a.), wordt de vergelijking de rekenkundige (algebraïsche) uitdrukking van een lijn. Door deze handelwijze ontstond de A. Meetk. Elke vergelijking tusschen twee grootheden geeft 't aanzijn aan een lijn; het aantal op te stellen vergelijkingen is onbegrensd groot, zoodat ook 't aantal in rekenkundig (algebr.) onderzoek te nemen lijnen onbegrensd groot is. Langs zuiver algebralschen weg zijn nu de eigenschappen der lijnen op te sporen. Uitbreiding van de veranderlijke getallen tot drie, deed de A. M. in de ruimte ontstaan, waar, in plaats van lijnen, oppervlakken te voorschijn komen. Het eerst werd dit toegepast door Parent (1666—1716); meerdere uitbreiding werd gegeven door Clairaut (1713 — 1765) in een boek over gebogen oppervlakken en kromme lijnen, die niet in een plat vlak liggen (z.g.n. lijnen van dubbele kromming). Zie P. van Geer, Leerboek der Analytische Meetkunde. Anambas-eilanden, eilandengroep in de Chineesche Zee, tusschen Borneo en Malakka, behooren tot de residentie Riouw; tellen c. 4000 inw.; vischvangst. Anamnese, herinnering, is dat deel van het onderzoek van den patiënt door den arts waar hij vragen stelt naar het voorafgegane leven van den patiënt en c.q. van diens verwanten, en naar door gemaakte ziekten om daaruit aanwijzingen \t,/t, tenuttenom- trentoorzaak en aard van het tegenwoordig lijden. Ananas (Bromelia Ananas), cultuurplan tuit de fam. der Bromeliaceëen, afk. uit tropischAmerika, nu ook in Azië en Afrika in overvloed ANANAS—ANARCHISME 171 geteeld. In vorige eeuwen werd ook in Europa (in bizondere stookkassen) veel werk van de cultuur gemaakt, maar thans kan de vrucht beter en goedkooper worden ingevoerd uit andere werelddeelen. De vrucht is samengesteld uiteen groot aantal pitlooze bessen,tmet een bundel gewone stengelbladeren aan den top. Een ananas kan 6—8 K.G. zwaar worden en is een der meest verfrisschende vruchten. Ananasaether. Zie Boteraetker. Ananias (1) is de hoogepriester, voor wien Paulus terechtstond; hij bleef waarschijnlijk tot 59 hoogepriester te Jeruzalem. Ananias (2), de man van Saffira, werd met zijn vrouw gestraft voor hun huichelarij en bedrog tegenover hun mede-Christenen (Handelingen V). Anapest is een versvoet, die uit twee korte, gevolgd door één lange lettergreep, bestaat (u u —). De Grieken gebruikten hem vooral bij marsch- en krijgsliederen. Anarchisme. Het anarchisme (anarchie = regeeringloosheid) is het streven naar een maatschappelijk stelsel waarbij de individuen de meest onbeperkte vrijheid zullen genieten en waarbij regeering en regeerdwang afwezig zal zijn. Proudhon (1809—1865) wordt als de grondlegger van dit stelsel beschouwd, door zijn geschrift: Qu'est ce que la propriété (1840). Hij argumenteert ongeveer als volgt 1° privaateigendom is het resultaat van de exploitatie van anderer arbeidskracht, is diefstal. Privaateigendom moet worden vervangen door gebruikrecht op de resultaten van eigen arbeid. 2° Alle partijen eischen regeeringsgezag op: er zij geen gezag meer maar onbeperkte vrijheid van het individu. 3° Uiting van groot optimisme: alle menschen hebben een zeker besef van rechtvaardigheid en deze rechtvaardigheid eischt dat in het sociale leven overeenkomsten moeten worden nageleefd. In de toekomstige maatschappij zal het regiem van vrijwillige overeenkomsten alle overige recht en regeering overbodig maken. 4° De mensch kan zeer wel worden opgevoed tot geschiktheid voor dit nieuwe regiem. Dwang of geweld is hiervoor Overbodig. Terwijl het socialisme een organisatie nastreeft, waarin de staat een belangrijke leidende rol vervult, wil derhalve het anarchisme van die leiding niets weten; uitgangspunt en doel der samenleving is de vrijheid van bestaan en beweging der individuen en hieruit zal door vrije schikkingen en overeenkomsten de orde vanzelf voortvloeien. Had Proudhon de theorie verkondigd, Bakounine heeft daaraan niet verder toegevoegd en ontkende Proudhons vertrouwen in 's menschen geschiktheid zonder dwang tot het nieuwe regime te komen en wilde die met daden verwezelijken. Hij, uitnemend redenaar, stichtte vereenigingen, die tot verzet moesten opruien en aanzetten tot de sociale revolutie. Hij trad in 1869 met zijn aanhangers toe tot de Internationale Arbeiders-vereeniging van Marx, doch moest na heftigen strijd in 1872 met zijn fractie weer daaruit treden. Daarna sluiten de anarchisten in elk land afzonderlijk zich aan een en breekt een periode van anarchisme van de daad aan, zich uitend in bomaanslagen in Duitschland, Frankrijk, Spanje, Italië en de Ver. Staten. In Nederland zijn de anarchisten niet tot een vereeniging van eenige beteekenis gekomen. De vrije socialisten naderden hun standpunt, terwijl in de vakvereenigingen enkele groepen propaganda voor deze leer trachtten te maken, doch zonder veel resultaat. Tijdens en na den wereldoorlog zijn de anarchistische elementen grootendeels bij de communisten, die echter op revolutionnairsocialistisch standpunt staan, gekomen. In den laatsten tijd wenden de anarchisten pogingen aan om tot nieuwe aaneensluiting en georganiseerd optreden te komen ter verwezelijking hunner idealen, waarbij de sociaal-anarchisten een belangrijke rol spelen (Intern. Anarchisten-Congres Berlijn, 25—31 Dec. 1921). De bekendste anarchist in Nederland was F. Domela Nieuwenhuis, in wiens boek „Van Christen tot Anar- 172 ANARCHISME—ANATOMIE chist" vele gegevens over het Ned. anarchisme te vinden zijn. Literatuur: P. Eltzbacher, Het Anarchisme (1903) en H.Zoccoli, Die Anarchie (1909) en F. Domela Nieuwenhuis en J. van Leeuwen in de serie Pro en Centra (1909). Max Nettlau, Bibliographie de „1'Anarchie"; Michel Bakounine, Oeuvres (Tomes 6); James Guillaume, 1'Internationale, Documents et Souvenirs (Tomes 4). Anarcho-Communisten achten het anarchistische ideaal alleen in een communistisch geordende wereld mogelijk; leggen vooral nadruk op religieuze motieven; zijn afkeerig van het geweld als strijdmiddel, maar willen „geestelijke weerbaarheid.*' Anastasia, naam van eenige martelaressen. Anastasia de Oudere stierf onder keizer Nero. Anastasia de Jongere, een aanzienlijke Romeinsche vrouw, Werd in 303 onder keizer Diocletianus levend verbrand. Anastasia, een Grieksche vrouw, bekoorde keizer Justinianus, doch ontvluchtte hem in een klooster Anastasius I (c. 430—518), keizer van Byzantium, huwde de weduwe van keizer Zeno en werd aldus in 491 keizer, had met veel moeielijkheden te kampen, doch regeerde verstandig en omzichtig. Anastasius II, secretaris van keizer Philippicus, volgde dezen op, doch moest het veld ruimen voor Theodosius III en werd gedood (721). Anastatica. Zie Roos van Jericho. Anastatische druk, procédé om een bestaand drukwerk op de minst kostbare wijze te facsimileeren, door een origineel zoodanig te prepareeren, dat het op een lithografische steen kan worden overgedrukt en van deze steen weer in bepertk aantal de noodige, met het origineel identieke, afdrukken kunnen worden verkregen. Anastigmatische lens. Zie Lens. Anastomose is de ineenvloeiing van twee bloedvaten. Door herhaalde anastomose ontstaan de adernettenen is bet mogelijk dat een lichaamsdeel waarvan de voornaamste bloedaanvoerende slagader is afgesneden, toch in het leven kan blijven, omdat de natuur in dergelijke gevallen de anastomose vorming zeer doet toenemen en Zoodoende de bloedstoevoer herstelt. Anatas is een mineraal, bestaande uit titaanzuuranhydried (FiOJ, hetwelk tetragonale kristallen vormt met sterken glans; het komt vooral voor in de Zwitsersche Alpen en in Scandinavië in graniet, glimmerlei en gneis. Anathema was oorspronkelijk iets, dat als wijgeschenk in den tempel geofferd werd, thans is het de banvloek, of de persoon, die in den ban (z. a. gedaan wordt. Anatocisme (via het Latijn uit het Grieksch). Rente van rente. Handeling van den schuldeischer, die binnen den tijd van een jaar de rente bij het hoofdkapitaal voegt en zoodoende het rentegevend kapitaal grooter maakt. Interestwoeker, woekerrente; volgens het Ned. recht verboden. Anatolië, naam voor bet binnenste, hooger gelegen gedeelte van Klein-Azië, vormt thans het voornaamste deel van het Turksche rijk. Anatolische spoorwegen noemt men wel het spoorwegnet in Klein-Azië, beginnend bij de Zee van Marmora en gaande over Angora, Konia, hier staat deze lijn in verbinding met den Bagdadspoorweg en andere lijnen. Anatomie (Ontleedkunde). De algemeene anatomie is eene uiteenzetting der enkelvoudige vorm bestanddeelen van de weefsels en de daaruit opgebouwde organen, terwijl men de leer van den fijneren, microscopischen bouw dier weefsels, weefselleer (histologie) noemt. De bijzondere anatomie behandelt de organen en weefsels in onderling verband en wordt bij den mensch verdeeld in osteologie (leer der beenderen), syndesmologie (leer der banden), myologie (leer der spieren) angiologie (leer der vaten), neurologie (leer der zenuwen) en splanchnologie (leer der ingewanden). Vergelijkende anatomie is de leer der onderlinge vergelijking van den vorm en bouw van organen van verschillende die ANATOMIE—ANCONA 173 ren of planten. De anatomie is een zeer oude wetenschap want te allen tijde hebben de artsen behoefte gevoeld om lijken te openen ten einde in de samenstelling van het menschelijk lichaam eenig inzicht te krijgen en daardoor ook een beter begrip van ziekte te erlangen. Reeds Erosistratus von Cos (± 300 v. Chr.) ontleedde menschen-Ujken maar Galenus (± 130 na Chr.) gebruikte andere zoogdieren daartoe. Aangezien de leer van Galenus vele eeuwen de geneeskunde heeft beheerscht, werden in de Middeleeuwen evenmin menschen-lijken geopend en eerst Mondino de Luzzi te Bologna deed in 1315 weder eenige lijkopeningen en gaf als gevolg daarvan een leerboek der Anatomie uit. Niettemin bleef het eene uitzondering en pas in de 16e eeuw werd de autoriteit van Galenus omgeworpen en het openen van lijken meer algemeen. Van dien tijd af dateeren dan ook de belangrijkste ontdekkingen in de anatomie waarbij vooral de naam van Vesalius van Brussel (1543) genoemd moet worden. Sinds is de Anatomie door lijkonderzoekingen steeds vooruit gegaan en alle beschaafde landen hebben beroemde personen geleverd, die door belangrijke ontdekkingen de ontleedkunde hebben gebracht op het hooge peil, waarop zij zich tegenwoordig bevindt. Als onderdeel kent men ook de pathologische anatomie d.i. de wetenschap die door onderzoek van het lijk, de oorzaak van ziekte en dood tracht te vinden. De anatomie wordt ook door beeldende kunstenaars bestudeerd teneinde het menschelijk lichaam met juistheid te leeren teekenen. Zie J. Rijkse, Anatomie voor kunstenaars (1913). Anaxagoras (c. 500— 428 v. Chr.) Grieksch wijsgeer uit de Ionische school, woonde te Athene, vriend van Pericles. Volgens zijn opvatting regeerde de geest, die de oorsprong van alles was de wereld. Ook was de zon een roodgloeiende massa, de maan een bewoonbaar lichaam met bergen en dalen. Als gevolg van deze nieuwe theorieën werd hij van atheïsme beschuldigd en uit de stad verbannen; Pericles redde hem met moeite van den dood, doch den tweeden keer werd hij veroordeeld. Zijn geschriften zijn grootendeels verloren gegaan. Anaxarchus, Grieksch wijsgeer in de vierde eeuw voor Christus, uit de school van Democritus, vriend van Alexander den Groote, stierf (volgens zeggen) den marteldood op Cyprus. Anaxi mander (611—545 v. Chr.), Grieksch wijsgeer en natuurkundige uit Milete, leerling van Thales, nam het bestaan van een oerstof „apeiron" aan, verklaarde de hellingen der ecliptica en was de eerste landkaart- en globemaker bij de Grieken. Anaximenes (C. 550 v. Chr.), Grieksch wijsgeer uit de Ionische school, beschouwde de altijd trillende lucht (aether) als oerstof. Ancelot, Jacques Arsène Frangois Polycarpe (1794—1854), Fransch treurspeldichter, schreef „Louis XI" e. a. Zijn vrouw Marguerite Chardou (1792— 1875) was in haar tijd een bekend romanschrijfster. Anchises, koning van Dardanus, vader van Aeneas, werd door dezen uit het brandende Troje weggedragen. Hij vergezelde Aeneas op diens zwerftochten en stierf op Sicilië. Anchitherium was een drieteenig paard in de Mioceen-periode. Anchusa. Zie Ossentong. Anchylostomiasis. Zie Mijnwormziekte. Anciënniteit is de rangorde in dienstjaren, welke in vele staatsbetrekkingen, inzonderheid bij leger en vloot, als maatstaf geldt bij bevordering. Bij gelijk aantal dienstjaren wordt gewoonlijk de leeftijd medegerekend. Naast bevordering naar anciënniteit staat bevordering naar dienstpraestaties. Ancona (1) is een provincie in Italië, tusschen Apennijnen en Adriatische Zee gelegen. Ancona (2), havenstad aan de Adriatische Zee ten Z. van Venetië, reeds in 380 v. Chr. gesticht, bezit prachtige oude bouwwerken, n.1. havendam met triumfboog van Trajanus; Oud-gothische beurs en hoofdkerk 174 ANCONA-ANDERSEN e. a. Belangrijke nijverheid: zijdeweverijen, touwslagerijen, scheepstimmerwerven, leer- en papierfabrieken. Haven na 1860 veel verbeterd, daardoor bloeiende handelen scheepvaart; telt c.68000inw. Ancona, Allessandro d' (1835—1914) Italiaansch schrijver, hoogleeraar in dé Italiaansche letterkunde te Pisa, schreef o. a. „Manuale della letteratura italiane". Ancre, baron de Lussigny d' (gest. 1617), eigenlijk Concino Concini geheeten gunsteling van Maria de Medici de vrouw van koning Hendrik IV, werd na den dood van dezen maarschalk en eerste minister van Frankrijk. In 1617 gelukte het aan een complot van Fransche edelen, hem te doen vermoorden. Ancus Marei us, vierde koning van Rome (c. 613—587), kleinzoon van Numa Pompilius, overwon verschillende Latijnsche ■ ^„icuiuucu cii uverurugae ae Hoer. Ancyra, het tegenwoordige Angora, in Galatië (Klein-Azië) bloeide ten tijde van keizer Augustus. Inscripties in een tempel aan hem gewijd, vermelden zijn daden. Andala, Ruardus (1665—1727), Nederlandsch godgeleerde, hoogleeraar in de theologie en wijsbegeerte te Franeker, was een rechtzinnig leeraar en volgeling van Cartesius. Andalusië,. het Zuidelijkste gedeelte yan Spanje, het gebied der vier Moorsche koninkrijken, verdeeld in Opper- en Neder-Andalusië, besproeid door de Guadalquivir, is in het N. en Z. bergachtig, het overige gedeelte heuvelland. Langs de rivieren met prachtige dalen is kleigrond, waarop allerlei zuidvruchten, mais- suikerriet en wijnbouw. De bodem zou veel meer kunnen opleveren, wanneer de besproeiing beter was, zooals onder de Mooren. De mijnen leveren koper, steenkool, lood en zilver; stieren en hengsten worden uitgevoerd. Groote steden zijn: Granada (met Alhambra), Sevilla, Malaga en Cadiz. De bewoners zijn Spanjaarden, in Granada met Mooren vermengd, evenals in het gebergte. Ook de huizen zijn in Moorschen stijl gebouwd. Andalusiet is een eenvoudig aluminiumsilikaat (Al,SiOt), hetwelk in graniet en lei in Spanje, Zuid-Duitschland en Amerika voorkomt. Het wordt wel als siersteenen gebruikt. Andamanen, eilandengroep in de Golf van Bengalen, ten N. van de Nicobaren, zijn bergachtig met vruchtbaren bodem; oorspronkelijk bewoond door de Minkopies, die langzamerhand uitsterven. Het grootste aantal bewoners bestaat Hit Britsch-Indische gedeporteerden (17 000), daar deze eilanden sinds 1858 een Britsche strafkolonie zijn. Andante (gaande) geeft in de muziek een matig langzaam tempo aan; ook is het wel de naam van een gedeelte van symphonie of sonate, in dit tempo geschreven. Anderlecht, de Z.W. voorstad van Brussel, heeft vele fabrieken, teltc. 68.000inw. Andertnatt, dorp (900 inw.) in het Zwitsersche kanton Uri aan de Reuss, ligt aan de St Gotthard baan (1444 M. boven zeeDeill: veel hezneht Anrvf .n-oöm. delingen. Andernach, een oud stadje, in de 3de eeuw na Chr. gesticht, in Pruisen aan den linker Rijnoever, heeft een omgeving rijk aan Romeinsche oudheden; telt c. 10.000 inw., handel in molensteenen en tras. Andersen, Hans Christiaan (1805— 1875), Deensch dichter en romanschrijver, de zoon van een armen schoenmaker te Odense geboren, ontving bijna geen onderwijs en trok op 14-jarigen leeftijd naar Kopenhagen om zijn fortuin te zoeken. Na vele moeielijkheden werd hij eindelijk geholpen en kon de Latijnsche school en universiteit bezoeken. In 1850 publiceerde hij een bundel gedichten, later naar aanleiding van zijn reizen nog andere gedichten en novellen; beroemd werd hij echter door zijn „Sprookjes" (1835), die in de meeste talen van Europa overgezet zijn in het Nederl. o. a. door Mevr. van Eeden—van Vloten. Op lateren leeftijd schreef hij ook reisbeschrijvingen. Zie: Christine Doorman, Uren met Andersen. ANDERSEN-AND RASSY 175 Andersen, Adolf (1818-1879), een beroemd Duitsch schaakspeler, professor in de wiskunde, schreef ook werken over het schaakspel. Andersson, Kart Johan (1827—1867), Zweedsch ontdekkingsreiziger in Afrika, drong van de Walvischbaai uit door tot het Ngamimeer (1854), woonde jaren in Z.-Afrika en stierf op een tocht naar Cunene. Andes (Cordilleras de los) is een ± 7000 KM. lang ketengebergte, dat zich langs de heele W.-kust van Zuid-Am. uitstrekt. Behalve in het Z., waar slechts één keten is, bestaat het uit 2 of 3 ketens, die hoogvlakten of lengtedalen insluiten. De breedte is gemiddeld 400 a 450 KM.; onder 20° meer dan 900 K.M. De W-. helling is tamelijk steil, in het O. vormen lagere gebergten den overgang naar de hoogvlakte. De passen zijn zeer hoog. De hoogste top van 't werelddeel is de Aconcagua (7040 M.) in Argentinië. Iets lager zijn de Sorata (6550) en IUimani (6410) in den keten, die langs de O. zijde van het Titicaca M. strijkt. Verder N. waarts wordt het hoogland van Quito ingesloten door ketens, die gekroond zijn met 26 besneeuwde toppen, meest vulkanen, waarvan de Chimborazo (6247 M.) en de Antisana (5780 M) de bekendste zijn. Tot in Venezuela heeft de Andes een hoogte van meer dan 4000 M. 't Aantal vulkanen is 56, waarvan 26 werkende; aardbevingen komen veelvuldig voor, waaronder vooral de kusten van den Atl. Oceaan lijden. De kern der Andes bestaat uit kristallijne gesteenten, meest in de Oostelijke ketens voorkomende; in de Zuidelijke veel jura en krijt, in de Westelijke jongere gesteenten. Verder eruptief gesteenten als porphyr, trachiet en andesiet. Rijk aan mineralen: goud, zilver, koper, ijzer, mangaan, kwikzilver en salpeter. Bekend zijn de zilvermijnen v. Potosi in Bolivia en de salpetergroeven in de Atacama woestijn. De belangrijkste bergspoorwegen zijn: de lijn Callao— Lima—Oroya (de hoogste der aarde), Guayaquil—Quitolijn en Mallendo— Arequipa—Titicaca-lijn. De eerste Pacific-spoorw. in Z.-Am. tusschen Valparaiso en Buenos-Aires gaat over den Cumbre-pas (3000 M.) en is pas in 1910 voltooid. Van Chilecito loopt een „luchtspoorweg" naar de Farnatinakopermijnen. Andesien is een triklien, op albiet gelijkend alu™*""™-''»!'^"'" natriumsilikaat; het smelt lager dan albiet; de kleur is wit, geel of groen. Andischan, stad in de provincie Ferghana in Russisch-Centraal-Azië, op den linkeroever der Syr Darja, aan den Transkaspischen spoorweg, telt c. 74.000 inwoners, die zich met land -en tuinbouw bezig houden. Andoorn {Stachys), geslacht der Labiaten, kenbaar, doordat de langere meeldraden na het stuiven gewonden zijn en gebogen. Bekende wilde soorten: S. silvaticus( Bosch-and. boschplant), S. paluster, Moeras-a., aan slootkanten). Gekweekt als vaste plant stachys lanatus, met witwollig blad. Andorra, republiek in de Pyreneeën, tusschen het Fransche departement Ariège en de Spaansche provincie Lerida, door hooge bergen ingesloten, onder Fransch protectoraat' en geestelijk gezag van den bisschop van Urgel, telt c. 6.000 inw. Andorra, reeds in 801 een onafhankelijke staat, wordt geregeerd door een raad van 24 leden, gekozen uit de familiehoofden. De bewoners, zeer vrijheidslievend, leven van schapenteelt en smokkelhandel. Andrada e Silva, José Bonifaeio d' (1765—1838), Braziliaansch staatsman, strijder voor de onafhankelijkheid van Brazilië, werd in 1822 minister van binnen- en buitenlandsche zaken, maar moest weldra het land verlaten. In 1829 keerde hij terug en werd voogd over Dom Pedro II. Andrade, Francesco d' (1859-1921), Portugeesch operazanger, was vooral bekend door zijn mooie voordracht van Mozarts „Don Juan". Andrassy, naam van een aanzienlijk Hongaarsch geslacht uit Zevenburgen. 176 AND RASS Y—AND RI ES SEN Graaf Guyla Andrassy (1823—1890), staatsman, nam deel aan de revolutie in '48, ontvluchtte zijn doodvonnis in 't buitenland, keerde in 1860 terug, werd in 1867 voorzitter van 't Hongaarsch ministerie. Met medewerking van Bismarck wist hij de verzoening tusschen Rusland en Oostenrijk tot stand te brengen en het protectoraat van Oostenr. over Bosnië en Herzegowina te verkrijgen; hij was een vriend van Duitschland. Zijn. zoon Julius graaf Andrassy (1860— ), eveneens staatsman, hoofd der oppositie tegen graaf Tisza; was in Oot.—Nov. 1918 ministerpresident. Andreae, Sybrandus Johannes Fockema (1844-1921), Nederlandsch rechtsgeleerde, hoogleeraar te Leiden, gaf vele geschriften uit op het gebied van de geschiedenis van het Nederlandsch recht. Andreas, apostel, broeder van Petrus, eerst volgeling van Johannes den Doo- per, later van jezus. volgens de overlevering werd hij in Griekenland gedood aan een kruis met schuingeplaatste balken, dat naar hem Andreaskruis genoemd wordt. Hij is de beschermheilige van Rusland en Schotland. Andreas, naam van drie Hongaarsche koningen. Andreas I, van 1046—1060 koning, werd door zijn broeder Bela aan de Theiss verslagen en opgevolgd. Andreas II, van 1205—1235 koning, nam deel aan een kruistocht en moest aan zijn volk de Bulta aurea geven, om de rechten van den adel te bevestigen. Andreas III, van 1290—1301 koning, de laatste van zijn huis, streed tegen de kroonpretendenten Karei en Robert van Anjou. Andreas van Oostenrijk, neef van keizer Maximiliaan en kardinaal, was van 1598—1599 plaatsvervangend landvoogd in de Nederlanden voor aartshertog Albertus van Oostenrijk. Andreas berg, oud stadje in den Harz, met c. 4.000 inw., heeft sinds 1487 ontgonnen lood- en zilvermijnen. Andreasorde of Distelorde is een Schotsche ridderorde, in 787 gesticht en aan Andreas gewijd. In 1540 opnieuw ingesteld, telt zij 12 leden, Schotsche pairs, en heeft tot devies „Nemo me impune lacessit". (Niemand tergt mij ongestraft.) De Russische Andreasorde, door Peter den Groote ingesteld, werd alleen aan leden der keizerlijke familie verleend. Andree, Karl Theodoor (1808—1875), Duitsch aardrijkskundige, redacteur van meerdere dagbladen, schreef geografische werken o. a. „Géographie des Welthandels". Zijn zoon Richard Andree (1835-1912), geograaf en ethnograaf, hoofd van het geografische instituut van Velhagen en Klasing, gaf atlassen uit en schreef vele werken o.a. „Braunsch weiger Volkskunde". Andree, Salomon August (1854— 1698), Zweedsch ingenieur, deed verschillende tochten per luchtballon en trachtte in 1897 van uit Spitsbergen per ballon den Noordpool te bereiken. Van hem noch van zijn metgezellen is ooit iets vernomen of teruggevonden. Andrejew, Leonid Niholajewitsj (1871 — 1919), realistisch en psychologisch RuSSisch SChriiver van vele rnmona «,„ schetsen, schreef o. a. „De zeven Gehangenen". Verscheidene van zijn werken zijn ook in 't Nederlandsch vertaald. Andreoli, Giorgio di Pietro (c. 1465— 1553), Italiaansch majolica-schilder en pottebakker te Gubbio. Zijn werk is beroemd, door de rooden metaalglans (lustre), welke hij er aan wist te geven. Andria, stad op een kleinen afstand van Italië's oostkust, ten Z. van Barletta, met o. 50.000 inw., had mooie cathedraal met de graven der vrouwen van keizer Frederik II, in 1916 verwoest. Uitvoer van amandelen. Andriessen, Jurriaan (1742—1819), Nederlansch schilder, ontwierp behangsels en was de vervaardiger van eenige historie- en genrestukken. Zelfportret in het Rijksmuseum. Zijn leerling en broeder Anthonie Andriessen (1746— 1813), schilderde ook landschappen, ANDRIESSEN—ANDIJVIE 177 historie- en genrestukken. Christiaan Andriessen (1775—c. 1847), zoon en leerling van Jurriaan, was schilder van historie- genrestukken, stadsgezichten en portretten. Andriessen, Pieter Jacob (1815—1877) onderwijzer te Amsterdam, was schrijver van verscheidene kinderboeken over onderwerpen uit de vaderlandsche geschiedenis in het bijz. uit den 80jarigen oorlog, welke veel opgang maakten en nog steeds veel gelezen worden. Andriessen, Willem (1887— ), Nederlandsch pianist en componist, leeraar aan het Conservatorium in den Haag; componeerde vooral liederen, behoort tot de beste jonge Nederl. pianisten. Andrieuz, Francois Guillaume Jean Stanislas (1759—1833), Fransch rechtsgeleerde en dichter, hoogleeraar aan het College de France, lid van de Académie, schreef proza en poeziê, was vooral een geestig schrijver van blijspelen. Androclus is de naam van een Romeinschen slaaf, die naar het verhaal gaat voorgeworpen aan een leeuw in de arena, door dezen niet werd verslonden, omdat bij vroeger eens een doorn uit zijn poot getrokken had. Andromache, vrouw van Hector, moeder van Astyanax, kwam na de inneming van Troje in het bezit van Pyrrhus, zoon van Achilles. Roerend beschreven is in de Ilias, boek VI, het afscheid van haar en Hector. Andromeda, dochter van Cepheus en Cassiopeia, werd aan een rots gebondenter offering aan een zeemonster, dat anders geheel Aethiopiê (haar vaderland) zou verwoesten. Perseus bevrijdde haar echter en kreeg haar tot vrouw. Andromeda is een sterrenbeeld met drie sterren, tweede grootte, niet ver verwijderd van Perseus, Cepheus en Cassiopeia. Andromeda, plantengeslacht uit de fam. der Ericaceeên, waarvan 2 soorten veel worden aangeplant in de tuinen, beide groenblijvend, n.1. A. floribünda en A. japöhica, de eerste met donkerder blad dan de tweede, beide met witte bloemtrosjes in Maart. Ze verlangen humusrijken, veenachtigen grond en kunnen geen kalk verdragen. Andromedieden. Zie Bieliden. Andronicus, naam van vier Byzantijnsche keizers. Andronicus I Comnenus (1110—1185), bevelhebber van Cilicië, daarna 12-jaar gevangene van keizer Manuel, ontsnapte in 1165 en wist eindelijk door allerlei listen en moorden keizer te worden 1183. In 1185 kwam hij in een opstand om het leven. Andronicus II Paleologus (1260—1332), zoon van keizer Michael VIII, werd herhaaldelijk door de Turken verslagen, en moest in 1328 na vele burgeroorlogen, afstand doen. Andronicus III Paleologus (1296— 1341), de Jongere, kleinzoon van den vorige, verloor gedurende zijn regeering Bulgarije en Macedonië en moest zijn gebied tot aan de Bosporus aan de Turken afstaan. Andronicus IV Paleologus (gest. 1385) was steeds in twist met zijn vader Johannes V, met wien hij zich in 1381 verzoende. Andros, grootste en Noordelijkste der Cycladen (Griekenland), vruchtbaar eiland; landbouw, zuidvruchten en zijderupsenteelt, ook schapenfokkerijen, telt c. 20.000 inw. De hoofd- en handelsstad Andros aan de Oostkust telt 8500 inw. Het eiland was van 1207 — 1566 in bezit der Venetiaansche familie Dandolo. Andujar, stad in Andalusië (Spanje) aan de Guadalqui vir, met c. 16.000 inw., fabrikage van leemen waterkruiken; teelt van zuidvruchten. Andvari, in de Noorsche mythologie, een dwerg in het bezit van een schat, die Loki opeischt en waaronder zich de onheilaanbrengende ring A ndvaranaut bevindt. Deze ring werd later in verband gebracht met de schat der Nibelungen. Andijk, gemeente in N. Holland met c. 3.000 inw.; strekt zich langs de zeedijk uit. Veeteelt; verbouw van kool. Andijvie (Cichörium Endïvia), groentesoort voor den vollen grond, fam. Com- 12 178 ANDIJVIE - ANGARIERECHT posieten. Naar den tijd van gebruik onderscheid!: men zomer-andijvie (zaaien eind April of Mei) en winter-andijvie (zaaien eind Juni), de eerste om de 2 a 3 weken opnieuw, om ze later uit te dunnen, de tweede op een zaaibed, om ze later op 30—35 c.M. uit te planten, op zeer voedzamen grond. Bij het planten het blad op de helft afsnijden. Later de plant samenbinden, om het binnenblad te bleeken. Bij de „krulandijvie" met kroesvormig blad is opbinden haast niet noodig. Ane of Anai, rivier op de Westkust van Sumatra, ontspringt op den Singalang en mondt beneden Doekoe in den Indischen Oceaan uit. Bekend is de kloof, waardoor de rivier stroomt, in 1833 overbrugd voor den postweg; in 1891 is er een spoorweg in aangelegd. Anecdote, woord dat thans de beteekenis heeft van een kort grappig verhaal, vooral een voorval uit het leven van een historisch persoon, dankt haar ontstaan aan het boek „Anecdota" van Procopius, waarin deze bizondere gebeurtenissen uit het leven van Justinianus den Groote meedeelt. Anema, Anne (1872— ), hoogleeraar in de rechtswetenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, promoveerde in 1894 en werd in 1904 benoemd tot hoogleeraar. Hij was lid van verschillende staatscommissies, gaf enkele kleinere publicaties in het licht en bewerkte deel V van Asser's Handleiding ; tot de beoefening van het Nederl. Burgerlijk recht (1915). Anema, Seerp (1875— ), orthodox Calvinistisch dichter en prozaschrij- i ver, tot 1910 onderwijzer in den Haag. 1 Wijdde zich daarna geheel aan letterkunde en studie, waarvan getuigen zijn < bundels „Poëzie" en „Aan Hollands s kusten", waarin hij zich, wat de vorm 1 betreft, een volgeling van Perk toont, zijn roman „In 's levens Opgang", en ï zijn in 1921 verschenen studie „Een ver- i geten dichteres uit de 18e Eeuw" i *» Clara Feyona Sytzama). t Anemometer is een werktuig om de druk en snelheid van den wind te meten. Anemoon, gewassen met vleezigen wortelstok, fam. Ranunculaceeën met meest 3-tallige bladen en onder de bloem een krans van bladen. Bekendste soorten zijn: Anemóne nemorösa, boschanem. bloeit wit of rozerood, Maart—Mei, in boschachtige streken. Gekweekt worden: A. Pulsatilla, met dicht behaarde, paarse bloemen, Mrt. — Mei, later pluizige vruchten A. coronaria, allerlei kleuren, enkelen dubbelbloe- Anemoon. ml&' ™el-JUT> door de bloemisten in kassen en bakken veel getrokken, ook ingevoerd uit Zuid-Frankr. Worden alle voortgekweekt door „klauwtjes" (stukken v. d. wortelstok). Aneroïde-barometer. Zie Barometer. Anethum. Zie Dille. Aneurysma noemt men een ziekelijke uitzetting van een slagader. De oorzaak is meestal gelegen in een ziekte van den vaatwand (endarteriitis) maar kan ook een verwonding of beleediging van het bloedvat zijn. 't Meest komt het aneurysma voor aan den boog van den grooten lichaamslagader, 't Groote gevaar is gelegen in een barsten van het aneurysma, hetgeen doodelijke inwendige verbloeiing tot gevolge kan hebben. Dit kan selfs plaats vinden al heeft het van teiroren nooit eenig verschijnsel vertoond ;n was men dus met zijn bestaan niet lekend. Angara, rivier in Siberië, zijrivier van le Jenissei, ontspringt in Transbaikalië, troomt door het Baikal-meer en verlaat iet aan de W. zijde. Angarierecht {jus angariae) is het echt dat een vijandelijke of neutrale aogendheid heeft om in geval van loodzaak gebruik te maken van voeringen en schepen welke in particulier ANGARIERECHT-ANGINA 179 bezit zijn, tot het volbrengen van militaire operaties. Steeds moet echter schadevergoeding betaald worden. Angel noemt men den legboor, als wapen gebruikt, van sommige insecten. Zie Vliesvleugeligen. Angel, Philips (1616—c. 1685), Nederlandsch schilder, was eerst in dienst der O. I. Compagnie en gaf later les aan de shah van Perzië. Hoewel hij veel moet geschilderd hebben, is slechts één werk van hem bekend: een stilleven in het Museum te Berlijn. Angela van FoÜgno (1248—1309), bekend door haar bekeering en de visioenen, welke zij kreeg. Angelen (Angli), Germaansch volk wonend aan den benedenloop der Elbe, vereenigden zich later met Saksen en Jutten en kregen den naam van Angelsaksen. Angelica. Zie Engelkruid. Angelico, Fra (1387—1455), eigenlijk genaamd Guido, Italiaansch frescoschilder, Dominicaner monnik in Florence, waar hij zijn beroemde fresco's in het klooster San Marco schilderde. Zijn werk kenmerkt zich door groote vroomheid en eenvoud, is naar opvatting geheel Middeleeuwsch, toch bespeurt men in de uitvoering reeds den invloed der Renaissance. Angeliken, naam van een nonnencongregatie in N. Italië, naar voorschriften der Augustijnerorde. Zij werd in 1530 gesticht en bleef tot in de 19de eeuw bestaan. Angell, Norman (1874— ), pseudoniem van Ralph Lane, journalist en pacifist, schreef o. a. „The Great Illusion" (1913). Angelsaksers noemt men de volksstammen, welke in de 5de en 6de eeuw uit Duitschland Engeland binnendrongen en de aldaar wonende Britten naar 't bergland in 't Westen verjaagden. Angelsaksische taal- en letterkunde. De Ags. taal is een West-Germaansche taal, verwant aan Oud-Saksisch en Friesch, gesproken en geschreven in Engeland van ± 800—1066. Bloeitijd letterkunde in 9e eeuw. Bewaard zijn o. a. de heldendichten Beowulf (zie aldaar), fragmenten van een gedicht Widsith (verwant met Dietrichsage) en Deorsklacht (Wielandsage), benevens tal van Christel, legenden en stichtelijk proza, deels aan Koning Alfred toegeschreven, deels uit iets later tijd. Angelus, een Latijnsch woord, beteekent bode of verkondiger. Het komt ook als bij v. naamw. voor n.1. angelicus. Het Ned. woord engel is van angelus afgeleid. Angelus, het gebed, naar de beginwoorden „Angelus Domini nuntiavit Mariae", („de engel des Heeren verkondigde Maria" de menschwording van Christus) geheeten, wordt in de R. K. Kerk drie maal daags gebeden. Angelus Silesius, eigenlijk Johannes Scheffler (1624—1677), dichter van vele geestelijke liederen en schrijver van mystieke spreuken („Cherubinischer Wandersmann"), Luthersch opgevoed doch later tot de R. K. kerk overgegaan, schreef ook theologische strijdschriften, die verre bij zijn gedichten achterstaan. Angerlo, gemeente in Gelderland aan den IJssel met c. 2250 inw., bestaat uit de dorpen Angerlo, Giesbeek en Latum. Angermanland, district in N. Zweden, grootendeels met meren bedekt, heeft veeteelt, een weinig landbouw, veel mijnbouw en houtzagerijen. Angers, stad in het departement Maine-et-Loire (Frankrijk), vroeger de hoofdstad van Anjou, bezit vele nieuwe en oude gebouwen, waaronder de 13de eeuwsche cathedraal en de universiteit; bestond reeds ten tijde der Romeinen. Geboorteplaats van den beeldhouwer David. Handel in manufacturen, koren, wijn; ijzergieterijen. Het telt 83.700 inw. Angina noemt men de ontsteking van het zachte verhemelte en van het slijmvlies van de keel en de amandelen. De meest bekende vormen biervan zijn de gewoonlijk onschuldige angina-tonsillaris en ang. follicularis waarbij men op de amandelen witte stippen ziet en de gevaarlijke ang. membranacea of ang. 180 ANGINA—ANGLIKAANSCHE KERK diphteritica waarbij de amandelen met grijsachtige vliezen bedekt zijn. Angioma, Vaatgezwel. Zie Gezwellen. Angiospermen. Zie Bedektzadigen. Angke, rivier op Java, ontspringt op den Salak en valt ten W. van Batavia in zee. Angkola en Sipirok, onderafdeeling der residentie Tapanoeli in W. Sumatra, wordt besproeid door de rivier de Angkola. Angkor, stad in Kambodsja (Siam), is beroemd wegens de ruinen van den reusachtigen Angkor Vattempel (3,5 K.M. ontrek), thans veel bezocht ais bedevaartsplaats. Anglesiet is een mineraal, bestaande uit loodsulfaat (Pb SO,), in de natuur gevormd door oxydatie van loodglans (PbS). Het heet naar het eiland Anglesey; men vindt het vooral op Sardinië, in Siberië en in Pennsylvanië, waar het als grondstof voor de loodbereiding gebruikt wordt. Anglikaansche Kerk (of Episcopale) heet de Staatskerk van Groot-Brittanje en Ierland. Zij staat in tusschen de R. K. (met 12 bisschoppen en een aartsbisschop te Westminster) en die Prot. kerken, welke als Nonconformisten of Dissenters worden saamgevat; ze draagt door inrichting en ritus een hybridisch, in leer echter overwegend Protestantsch karakter. Hoogste regent is de Koning; hem leggen bisschoppen den eed van trouw af; onder hen zijn twee aartsbisschoppen te Canterbury en York, waarvan de eerste primas is; als eerste pair van het rijk volgt hij in rang op de prinsen; de bisschoppen zijn pairs van het Hoogerhuis. Angel, kerken zijn er vele in de dominions en N.-Amerika; enkele in ons land. Van 1865 dateert het streven naar aaneensluiting hiermede, Pan-Anglican communion (gemeenschap), tot uiting gekomen op bisschops-conferentie's in Lambeth Palace, de Londensche residentie van den metropoliet van Canterbury; se zijn representatief, dus niet bindend als concilie's. In 1908 is een Pan- Angl. congres van leeken gehouden. Niet met Rome, maar met het Grieksch Kathol, is verbintenis gezocht. In de Angl. kerk zijn onderscheiden richtingen. Onder leiding eerst van Newman (later R. Kath. geworden), toen van Pusey heeft de High-Church (Hoog-Kerkelijke) of Oxforder beweging midden 19e eeuw dogma, ritus, sacramenten en bisschoppelijke regeering vooropgesteld. Zelfs hebben sommige Anglo-Katholieken biecht, mis, processie's, viering van den Sacramentsdag enz. ingevoerd. Daarnaast staan de Breedkerkelijken (Broad Church), die alle orthodox Prot., ook Dissenters tot éénheid des geloof s trachtten te verbinden en daartoe de bisschopp. hiërarchie (om der wille van Dissenters) op den achtergrond schoven. De Hoogkerkelijken hebben zich schrap gezet; toch is in latere jaren door het streven naar Pan-Anglican communion dit breed kerkelijk ideaal de ritualistische High Church welgevalliger geworden (zoogen. Home réunion). Voor de ordinatie der geestelijken is echter nog geen oplossing gevonden. De Broad-Church heeft ook baan gebroken voor historisch kritisch onderzoek der Schrift. Op dit punt hebben én High Church en Low-Church (Laag-Kerkelijken) zich samen tegen haar partij gesteld. De laag-kerkelijkcn (Evangehcals van Exeter-Hall), vooral onder de lagere geestelijken, handhaven de strenge inspiratieleer; overigens moeten zij van het aristocratisch-ritualistisch karakter der High-Church niets hebben. Deze laatste heeft voor kerkelijke kunst verdiensten (koor in St. Paul's). De scheidingslijnen, ook met Dissenters vervloeien intusschen door socialen arbeid, volksprediking enz. Angel, en Nonconf. wegen in getalsterkte ongeveer tegen elkaar op; in Wales is de Angl. kerk in de minderheid; zij heeft zich echter nog steeds kunnen handhaven in de positie, die Koningin Elizabeth haar heeft gegeven. Hendrik VIII is stichter. Zijn per- ANGLIKAANSCHE KERK—ANGOULÊME 181 soonlijke belangen, niet de wensch naar hervorming deden hem met Rome breken. Die hervorming is onder op- en neergang gekomen. Onder Eduard VI is het Common-Prayer Book (gebedenboek) tot stand gekomen, nu nog de liturgische regel. De Roomsche restauratie onder Maria heeft de breuk met Rome beslist. Onder Elizabeth is de huidige geloofsbelijdenis in 39 artikelen opgesteld. Ze bevat Calvinistische ideeën. Door allerlei uniformiteitsacten hebben de regeeringen alle Protestanten aan het eene kerklichaam willen binden, echter vergeefs (Nonconformisten). Door de Test-act (erkenning van de suprematie van den koning en afzweren der transsubstantiatie) waren tot in de 19e eeuw dissenters en katholieken van alle ambten uitgesloten. In 1829 is die eed vervangen door een verklaring, dat men de Staatskerk geen afbreuk zal doen. Anglomania is een term in verscheidene landen van Europa en Amerika in gebruik, om een buitensporige vereering voor Engeland aan te duiden, zooals bijv. in de 2de helft der 18de eeuw in Frankrijk en Duitschland voorkwam. Er tegenover staat Anglophobie, een buitengewone haat jegens Engeland, die in vele landen tijdens den Boerenoorlog en in Duitschland tijdens den laatsten oorlog heerschte. Angola, Portugeesche kolonie in W.Afrika, ten Z. van den Congostaat, in 't W. Britsch Zuid-Afrika en den Atlantischen Oceaan in 't O., is omgeven door randgebergten welke rijk zijn aan koper, zilver en ijzer. Het gebied bevat veel water, voornaamste rivier de Coanza, het klimaat in 't Noorden vochtig, in 'tZ. droog; in de lagergelegen streken heerscht malaria. Behalve aan ertsen is Angola ook rijk aan landbouw- en boschproducten, als rubber, katoen, koffie, olie en was. De voornaamste steden zijn Loanda, zetel van den gouverneur, en Ambriz, Benguella, Mossomedes, Lobito. Sinds 1913 zijn er belangrijke spoor- en telegraaflijnen. De inboorlingen (c. 4.000.000) heeten vrij, doch zijn in wer¬ kelijkheid niet meer dan slaven, ook het bestuur laat te wenschen over. De kolonie behoort sinds 1575 aan Portugal en was van 1641 — 1648 in Hollands bezit. Angora, district in Klein-Azië, met bergachtigen bodem, alleen in 't Z. W. laagvlakte, wordt besproeid door de Sakaria, Kisil, Irmak. Landbouw, doch de grond slecht in cultuur gebracht; koren, peulvruchten, rijst, zuidvruchten. Ook veeteelt (Angorageit). Weinig mijnbouw, lood, zilver, koper, zout. Nijverheid: tapijtweverijen, leerlooierijen. Het verkeer wordt bevorderd door den grooten Anatolischen- en Bagdadspoorweg. De hoofdstad, ook Angora, vroeger Ancyra geheeten, met c. 29.000 inw., de zetel van 3 aartsbisschoppen, heeft handel in kemelsgaren, angorawol of mohair genoemd, n.1. haar afkomstig van de Angora-geit. De angora-wol it zijdeachtig en fijn en dient tot het vervaardigen van mohair lustre, serge en camelotte. Angora is tegenwoordig zetel van de Turksche regeering van Kemalbey (z.a.). Angora-geit. Zie Geit. Angora-kat is een kattensoort, met lang, meest bruinachtig wit haar. Angostura of Ciudad Bolivar, hoofdstad van Bolivar in Venezuela, met 12.000 inw. aan de Orinoco, ligt zeer geschikt voor den handel. Uitvoer van rubber, katoen, tabak, koffie en cacao. Ook bekend door uitvoer van bitter, vervaardigd uit extract van de schors van enkele boomsoorten. Angoulême, hoofdstad van het Fransche departement Charente, aan den linkeroever van de Charente met c. 38.000 inw. Oude stad met mooie oude kerk; heeft brandewijnstokerijen, papierfabrieken, machine- en tapijtfabrieken. Angoulême is het oude Iculisma in Aquitanië. Angoulême, Charles de Valois, hertog van (1573—1650), onwettige zoon van Karei IX, nam deel aan een samenzwering tegen Hendrik IV, werd ter dood veroordeeld, doch in 1616 in vrijheid gesteld,in 1619 tot hertog benoemd. Hierna 182 ANGOULÊME - ANILINE trad hij in 't leger en nam deel aan vele belegeringen en veldtochten. Angoulême, Louis Antoine de Bourbon, hertog van (1775—1844), zoon van Karei X van Frankrijk, vluchtte in 1789 uit Frankrijk, stond in 1792 aan het hoofd van het emigrantenleger en huwde in 1799 zijn nicht Marie-Therèse. Na den val van Napoleon keerde hij naar Frankrijk terug en werd generalissimus van Frankrijk. In 1830 was hij weer genoodzaakt Frankrijk te verlaten en stierf in 1844 te Görz. Angoulême, Motie Thirèse Charlotte, hertogin van (1778—1851), dochter van Lodewijk XVI, bracht de revolutiejaren in de Temple door, kon in 1795 Frankrijk verlaten en huwde in 1799 met haar neef, den hertog van Angoulême. Na 1815 woonde zij in Parijs, waar zij het middelpunt was van den ultralegitimistischen kring. In 1830 vluchtte zij naar Engeland, ging later naar viorz en stieri te rronsaort. Angra Pequena, havenstad aan de kust van Z.W. Afrika, door de Duitschers Lüderitzland gehceten, ligt goed beschermd tegen de hevige winden door twee eilanden. De stad kwam niet tot bloei, door de onvruchtbare streek, waarin zij ligt. In 1883 Duitsch bezit geworden, is deze geheele streek thans aan Engeland toegewezen. Angrivariërs, naam van een Germaansch volk, wonend aan den MiddenWeser; na de volksverhuizing versmolten zij met de Saksen. Angströmsche eenheid (A. E.) is 't tiende deel van een miUi-micron en alzoo 't tien millioenste deel van een m.M. De golflengte van licht wordt hierin uitgedrukt; zoo is de golflengte van de lijn F van 't spectrum (in 't blauw) 4861,5 A.E. of X 4861,5. Het trillingsgetal van deze lichtstraal is 617 billioen, d.w.z. dat er zooveel trillingen per sec. plaats hebben. Het product van golflengte en trillingsgetal moet gelijk zijn aan de voortplantingssnelheid van 't licht d.i. 300.000 K.M. p. sec. Anguilla of Snake's Island, naam van een N. eiland der kleine Antillen (West Indië), telt c. 4000 inw.; veeteelt, zout, katoen. Anhalt, vroeger hertogdom, sedert 1918 republiek, met c. 330.000 inw., is bijna geheel door Saksen ingesloten; besproeid door de Elbe. In het midden landbouw: tarwe, fruit; in het W. rijk aan delfstoffen, zilver, koper, lood, marmer. Veel nijverheid: machine-, chemicaliën-, beetwortelsuikerfabrieken, bierbrouwerijen, brandewijnstokerijen. De hoofdstad is Dessau. An-hoeéi of Ngan-hwei, Chineesche provincie aan den Jang-tse-Kiang met c. 16 millioen inwoners, heeft een zeer vruchtbaren bodem; katoen, rijst, thee, zijde. Hoofdstad is Nankin. Anhydride noemt men een stof, die geen water bevat, maar dit wel bevatten kan. Zoo bevatten b.v. kristallen van kopersulfaat water, maar door voorzichtige verwarming kan dit verdreven worden. Na eenigen tijd neemt de stof vanzelf weer water uit de lucht op. Men spreekt ook van zuur- of base-anhydriden en bedoelt dan, dat deze stoffen zich met water moeten verbinden om zuren reen basen te vormen; zuren en basen zijn meestal niet door eenvoudige, verhitting in hun anhydriden over te voeren. (Zwaveldioxyde is het anhydride van zwaveligzuur; kooldioxyde van koolzuur; ongebluschte kalk van gebluschte kalk, enz.). Anhydriet of gebrande gips ontstaat door sterke verhitting van kristalwaterhoudende gips; ook in de natuur komt het voor. Het neemt langzaam water op en gaat dan over in de gewone waterhoudende gips; hierop berust het gebruik voor het maken van gips-afgietsels. Ani, ruïnenstad in Russisch Armenië, bezat in de Middeleeuwen prachtige paleizen en kerken. In de 13de eeuw al gedeeltelijk door oorlogen verwoest; de oorzaak van haar ondergang was een aardbeving in 1319. Haar ruinen hebben een omtrek van l'/i uur gaans. Aniline (C,H5NHJ is het eerste aromatische amine. Het wordt technisch ANILINE—AN JOU 183 op groote schaal bereid door reductie van nitrobenzol (CdHjNO,) o.a. met ijzer en zoutzuur. Het is een (in zuiveren toestand) kleurlooze olie met aromatischen reuk; ze kookt bij 180°; door de amidogroep heeft aniline een basisch karakter en vormt ze met zuren zouten. Aniline vormt de grondstof voor een groot aantal kleurstoffen (de z.g. koolteerkleurstoffen daar nitrobenzol uit benzol en dit in laatste instantie uit steenkolenteer bereid wordt). Anilinevergiftiging wordt veroorzaakt door inademing van het bij de anilinebereiding gebruikte arsenicum of door uitwendig gebruik van aniline. Sommige soorten schoensmeer kunnen anilinevergiftiging veroorzaken (o.a. Pantherschwarze). Verschijnselen zijn: een algemeen blauwkleuren van de huid (cyanose), dronkemansgang, in ernstige gevallen verlies van bewustzijn, lage lichaamstemperatuur, geelzucht, bloedurine, ernstige anaemie en zelfs de dood. Animato (bezield, levendig) is een term wel in de muziek in gebruik. Animisme dient in de godsdienstgeschiedenis en volkenkunde ter karakteristiek van de primitieve gedachtenwereld, die in het bestaan van geesten gelooft en ze reeds van hunne behuizing heeft leeren onderscheiden. De term is van E. B. Tylor; hij paste den naam toe op het geloof aan voortbestaan der voorouders en vereering daarvan. Later heeft het begrip zich uitgedijd over de erkenning van een aktief, levend, zelfs persoonlijk element in natuurverschijnselen (bronnen, boomen, etc). Van dezen tijd is het streven om geloof in natuurbezieling gescheiden te houden van animisme en hieronder enkel te verstaan geloof in onderscheiden werkingen-van menschenzielen tijdens en na het leven. De primitieve gedachten hierover zijn door W. Wundt in zijn Völkerpsychologie in finesses behandelt. Over animisme en godsdienst zie men: N. Adriani, Het animistisch heidendom als godsdienst. Anio of Teverone, rivier in Midden Italië, reeds in de Oudheid beroemd we¬ gens haar prachtige oevers en watervallen, ontspringt in het gebergte bij Trevi en mondt nabij Rome in den Tiber uit. Anion. Zie Electrolyse. Aniridie is een toestand waarbij de iris, het regenboogvlies van het oog, geheel of gedeeltelijk ontbreekt. Anjelier of anjer (Didnthus), onderfam. Sileneeën van de fam. der Caryophyllaceeên. Uitgebreid geslacht; enkele soorten in ons land in 't wild óp zandgrond, vele andere gekweekt als sierpl., o.a.: 1. D. chinënsis, Chineesche 'a., zeer veel verscheidenh., klein- en grootbl. enkelbl. en gevuld, eeuwenlang in Europa in cultuur (de „Nelken" der Duitschers, de „oeillets" der Franschen, de „carnations" der Engelschen), uit zaad gemakkei. op te kweeken, allerlei bloe inkleuren. 2. D. barbatus, duizendschoon, tweejarig of overbl., in veel kleuren, bloemen in platten, scherm vormigen tros. 3. D. plu- marius, grasanjer, overbl. plant met enkele of dubbele bloemen, gemengde kleuren en steeds fijn gefranjede bloembl.; veel gebruikt voor randen. 4. D. caryophyllus, tuin anjelier, overbl. soort uit Z. Eur., den heelen zomer doorbloeiend, vrij groote,enkele of dubbele bloem in veel kleuren. Zaaien of stekken. Anjelierachtigen. Zie Caryophyllaceein. Anjer, assistent-residentie op Java, heeft na de Krakatau-uitbarsting Tjilegon als hoofdplaats. Anjer, vroeger een welvarend plaatsje aan de W. kust van Java, ging met de toename der stoomvaart achteruit en werd in 1883 door de groote vloedgolf geheel weggevaagd. Op eenigen afstand ontstond Anjer-lor met vuurtoren en loodsstation en het beginpunt van den spoorweg dwars door Java. Anjou, Frans van (1554—1584), zoon Anjelii 184 ANJOU—ANKER van Hendrik II en Catharina de Medici is vooral in Nederland bekend. In 1578 werd hem het opperbevel der Nederlandsche gewesten aangeboden, vooral op aandringen van Willem van Oranje, die aldus hoopte hulp van Frankrijk te krijgen. Na veel onderhandelingen werd in 1581 te Bordeaux de overeenkomst gesloten, waarbij Anjou tot heer der Nederlanden werd gekozen, met uitzondering van Holland, Zeeland en Utrecht. Daar zijn macht ook door de Algemeene Staten beperkt werd, trachtte hij zijn gezag uit te breiden en deed in 1583 een aanslag op Antwerpen, Fransche furie genaamd, welke mislukte. Ook in andere pogingen faalde hij, werd zich zijn impopulariteit bewust en vertrok naar Frankrijk, waar hij na korten tijd stierf. Anker of poolstuk, een stuk week ijzer, dat, geplaatst tegen de polen van een hoefmagneet, dient om diens draagkracht te bewaren, te beproeven of ook te versterken (zie ook Dynamo's). Anker, ijzeren verbindingsstuk tusschen verschillende constructiedeelen van een bouw werk. Men onderscheidt : balkankers, kozijnan¬ kers, kettingankers,steenankers,| schoorsteenankers. Anker, zwaar ijzeren of stalen voorwerp van zoodanigen vorm, dat het in den bodem houdt en daardoor het schip waarmede het door middel van een ketting verbonden is, op de door den gezagvoerder gewenschte plaats doet liggen. De eerste fig. stelt een anker van den ouden vorm (stokanker) voor. De voornaamste deelen zijn: a. roerring (ter bevestiging van den ankerketting), 6. schacht, c. armen, d. kruis, e. handen of vloeien, /. stok. Zulk een anker zal met het kruis op den bodem vallen en daarna op een der uiteinden van den stok komen te rusten. Komt er kracht op den ankerketting, dan valt het anker om en grijpen de handen in den bodem. Een stokanker moet, nadat het is opgehieuwd, op het voorschip gelegd worden, en vóór het moet vallen weer buitenboord gebracht worden. Om deze tijdroovende bezigheden te vermijden, worden tegenwoordig algemeen stoklooze ankers gebruikt (2e fig.). Deze ankers behoeven niet binnenboord gehaald te worden, maar worden in de kluis gehieuwd. De kluis is een zware stalen koker in den boeg van het schip, waardoor de ankerketting binnenboord komt. Voor stoklooze ankers is de kluis zoo wijd, dat de schacht van het anker er in kan, terwijl de handen voor den boeg blijven zitten. Een stokloos anker heeft bewegelijke armen en twee handen grijpen gelijktijdig in den bodem. Een schip moet twee ankers op het voorschip hebben (boegankers) en één als reserve; bovendien twee kleinere ankers (werpankers), die van andere gedeelten van het schip kunnen worden uitgebracht en waaraan men een stalen tros bevestigt. De kettingen voor de beide boegankers ANKER—ANNA STUART 185 zijn 120 & 165 vadem (van 1,8 H.) lang en worden geborgen in een kettingbak, een ruimte beneden in het voorschip. De ankerkettingen worden ingehieuwd met een ankerspil, dat door stoom in beweging gebracht wordt. Anker, als wijnmaat, heeft een inhoud van 38,8 L. In den vischhandel is een anker een fust, inhoudend 50 K.G. Anker, Sijbrand van den (1822—1894), R.K. godgeleerde, sedert 1864 leeraar aan het seminarium in Kuilenburg, schreef verscheidene werken op kerkelijk gebied. Ankerhorloge was een uurwerk, waarin de pal door een anker vervangen werd. Ankerkuil, een groot kuilnet, vast- en uitgehouden door een op stroom ten anker liggend vaartuig, en aan de zijde van den kuil zelf aan een anker bevestigd. De kuil is de zak, waarin een vischnet uitloopt. Met den ankerkuil wordt de zeer kleine visch ook gevangen, hetgeen daardoor veroorzaakt wordt, dat de kuil zeer kleine mazen heeft. Ankersmit, Pieter (1835-1903), scheikundige, publiceerde weinig wetenschappelijk werk, doch was zeer werkzaam in de gerechtelijke scheikunde, en sinds 1890 deskundig adviseur der Justitie. Ankeveen, gemeente met c. 600 inw. in Noord-Holland ten Z.W. van Hilversum, aan de veenplassen gelegen. Landbouw, handel in turf. Anklam, stad in het district Stettin, Pruisen, aan de Peene, met c. 15 000 inw., heeft machinefabrieken en scheepstimmerwerven. Behoorde van 1648— 1720 aan Zweden. Ankylosis is de onbewegelijkheid van een gewricht. Ware ankylosis bestaat als de gewrichtsuiteinden met elkaar vergroeid zijn, valsche ankylosis wanneer door vergroeiing of verkorting der naburige spieren de onderlinge verplaatsing der gewrichtseinden is opgeheven of verminderd. Anlo, dorp in het N.O. der provincie Drente met c. 4500 inw., heeft turfgraverijen. Rogge, aardappelen, boekweit. Anna, De Heilige, de moeder van Maria de moeder van Jezus, was de echtgenoot van den heiligen Joachim, is de schutspatrones der meubelmakers. Haar gedenkdag valt op 26 Juli. Anna Comnena (1083—1148), dochter van den Byzantijnschen keizer Alexius I, huwde met Nicephorus Bryennius. Zij trachtte tevergeefs haar broeder Johannes van den troon te stooten. Bekend is de goede levensbeschrijving, welke zij van haar vader schreef. Anna Iwanowna (1693—1740), keizerin van Rusland, dochter van Iwan III, den halfbroeder van Peter den Groote, huwde in 1710 den Hertog van Koerland, die reeds in 1711 overleed. In 1730 na den dood van Peter II werd zij keizerin van Rusland, doch liet grootendeels baar gunsteling Biron regeeren. Anna Leopoldowna (1718 — 1746),dochter van hertog Karei Leopold van Mecklenburg en Catharina Iwanowna, huwde in 1739 prins Anton Ulrich van Brunswijk — Wolfenbuttel, riep zich zelf tot regentes van haar zoon Iwan uit, doch werd kort daarop door den Russischen adel met haar man en kind te Kolmoghori aan de Dwina gevangen gezet, waar zij in 1746 overleed. Anna Maria Mauritia (1601 —1666), gemalin van Lodewijk XIII, moeder van Lodewijk XIV en Philips van Orleans. Zij was regentes tijdens de minderjarigheid van Lodewijk XIII en stond onder invloed van Mazarin, hetgeen de haat van den adel opwekte en aanleiding was tot vele twisten. In 1661 legde zij haar regentschap neer. Anna Paulowna (1795—1848), dochter van Paul I, Czaar van Rusland, huwde in 1816 den la teren Koning Willem II van Nederland en was de moeder van Koning Willem III. Anna Stuart (1665—1714), koningin van Groot-Brittannië en Ierland, dochter van Jacobus II en Anna Hyde, huwde prins George van Denemarken (1683) en koos in 1688 de zijde van Willem III. Zij volgde hem in 1702 op, nam deel aan den Spaanschen successieoorlog en 186 ANNA STUART—ANNECY stond onder invloed van den hertog yan Marlborough en zijn vrouw. Daar haar kinderen allen jong stierven, werd tegen Anna's wü vastgesteld, dat de nakomelingen van Jacobus werden uitgesloten van den troon en het huis Hannover zou opvolgen. Anna van Bretagne (1476—1514) dochter van Frans II, hertog van Bretagne, volgde haar vader in 1488 op en huwde in 1491 met Karei VIII. Na den dood van Karei VIII trad zij in het huwelijk met Lodewijk XII (1499) en vereenigde aldus Frankrijk met Bretagne. Anna van Buren, dochter van Maximiliaan, graaf van Buren, eerste gemalin van Willem I, prins van Oranje, huwde dezen in 1551, waardoor haar goederen aan de Oranje's overgingen. Zij stierf ï?7s,i ' en was de moeder van Philips Willem en de gravin van Hohenlo. Anna van Kleef (1515-1557), vierde gemalin van Hendrik VIII, dochter van J""™ "* van ivieer, nuwde in 1540 den koning van Engeland, die zich echter in hetzelfde jaar van haar liet scheiden. Anna van Oostenrijk, dochter van Maximiliaan, werd in 1570 de vierde gernalin van haar oom Philips II, nadat zij eerst verloofd was geweest met diens zoon Karei. Zij stierf reeds in 1573. Anna van Saksen (1544—1577), dochter van Maurits van Saksen en 2de gemalin van Prins Willem I, was de moeder yan Maurits, Anna en Amelia. Prins Willem I liet zich in 1575 van haar scheiden. _ Annaberg, stad in het district Chemnitz in Saksen in het ertsgebergte, met c. 17.000 inw. heeft wollen- en katoenstoffenindustrie, kantklopperijen en in haar nabijheid mijnbouw. Annaland (St), gemeente op 't eiland Tholen (Zeeland), heeft een vruchtbaren bodem; landbouw, haven, telt c. 2500 inw. Annalen of jaarboeken waren de boeken, waarin de voornaamste gebeurtenissen bij de oude volken van jaar tot jaar werden opgeteekend, vaak door de priesters, zooals die bij de Romeinen de Annales Pontificum of Annales Maximi schreven, betrekking hebbend op den eeredienst. Vanaf den tweeden Punischen oorlog tot ongeveer den tijd van Augustus had men annalisten, die de voorvallen in den staat en de daden der dappere mannen opschreven, waartoe Fabius Pictor behoorde. De Annales van Tacitus is een geschiedkundig werk geen jaarboek. Annam of Anam, koninkrijk in AchterIndië onder Fransch protectoraat (sedert 1883) tusschen Tongking en CochinrmVS ber&achti8> alleen de kuststreek vlak. Noord-Annam heeft een gezond klimaat en is vruchtbaar, het regenjaargetijde duurt van September tot Januari. Tot de producten behooren rijst, koffie! allerlei soorten timmerhout, ijzer, goud en zilver. Goede havens zijn: Toeran en Huê. De bewoners (c. 5.500.000) zijn Indo-Chineezen en Amanneezen, klein van gestalte en wel eenige overeenkomst hebbend met de rhine»»or, ÏJ.t 11. ï- hoofdzakelijk Boeddhist, de aanzienlijken zijn aanhangers van Confueius, ook zijn er ruim 400.000 Katholieken. Frankrijk gebruikte Annameesche soldaten in den wereldoorlog. Anna-Parochie (St.), in de Friesche gemeente 't Bildt, ten N.W. van Leeuwarden, telt c. 3.000 inw. Vroeger stond daar een landhuis van Willem van Haren, dat in 1735 verbrandde. Anna-Paulowna, gemeente met c. 3700 mw. in N. Holland, omvattend de AnnaPaulownapolder. Veeteelt, tuinbouw. Annapolis, stad in Maryland U.S. aan de Chesapeakebaai, met c. 8600 inw., bezit het marine-instituut der V. St. en een sterrenwacht. Oesterteelt. Ann-Arbor, stad in Michigan U.S. aan de Huronrivier in een vruchtbare Streek, bezit een zeer belangrijke universiteit, telt c. 14.800 inw.; fabrieken van papier en piano's. Annaten (jaargelden) kunnen bij de yerieemng van een kerkelijk ambt door den Paus worden geheven. Annecy, hoofdstad van het Fransche ANNECY—ANOMALIE 187 departement Haute-Savoie, zetel van den bisschop, aan het prachtige meer van Annecy, met c. 15.600 inw., 448 M. boven zeeniveau; heeft veel industrie voorn, textielfabrieken, leerlooierijen, zijdefabrieken. In het meer zijn overblijfselen van paalwoningen gevonden. Annexatie wil zeggen dat een staat of een deel ervan bij een anderen aangrenzenden staat wordt ingelijfd en daarmee voortaan een geheel uitmaakt. Een enkele maal vond zulk een annexatie plaats overeenkomstig den wensch der inwoners, zoo b. v. de inlijving van Savoye en Nizza bij Frankrijk, maar meestal zonder of tegen hun wil zooals, na de verdeeling van Polen, de inlijving der deelen bij Rusland, Oostenrijk en Pruissen en in 1909 de inlijving van Bosnië en Herzegowina bij Oostenrijk. Het woord wordt ook wel eens minder juist gebruikt, om aan te duiden dat een deel van een gemeente bij een andere gemeente wordt gevoegd. Annihilator is een soort handbrandspuit, geschikt om een begin van brand te blusschen. Anniversarium (jaargedachtenis) noemt men de jaarlijksche herdenking van men Sterfdag van een martelaar in den R.K. kerk. Ook noemt men aldus de mis die voor een overledene op den datum van zijn sterfdag wordt gehouden. Anniviers, Val d', prachtig hoog gelegen dal in het Zwitsersche kanton Wallis; in het hoogst gelegen gedeelte ligt det dorp Zinal met de Zinalgletscher. Anno, of Hanno, de Heilige (1000— 1075}, aartsbisschop van Keulen, regent tijdens de minderjarigheid van Hendrik IV, was eenijverigdochheerschzuchtig man. Annonay, oude stad in het Fransche departement Ardèche, met c. 17.000 inw., mooi gelegen aan Cance en Déóme; heeft veel industrie: zeemtouwerijen, handschoeneh-,zijde-,enpapierfabrieken. Annuïteit, het bedrag, dat jaarlijks (halfjaarlijks, per kwartaal) betaald moet worden om een geldleening met intrest in een bepaalden tijd af te lossen. Door deze wijze van aflossing worden de lasten van rentebetaling en aflossing gelijkmatig over een vooraf vast te stellett aantal jaren verdeeld. Elke annuïteit bestaat uit 2 deelen: 1. rente over het nog niet afgeloste deel der leening en 2 aflossing. Het berekenen der annuïteiten geschiedt veelal met annuïteitentafels. Annunciata-orde, in 1360 ingesteld, door Amadeus van Savoye werd in 1518 hernieuwd. Thans is zij de hoogste Italiaansche ridderorde met den koning als grootmeester. Annundaten-orde. (1) Fransche nonnenorde in 1501 gesticht door Johanna van Valois. (2) Italiaansche nonnenorde ook Coelestes (hemelsche) genoemd, gesticht in 1630 door Maria Victoria Fornari. (3) Lombardische vrouwenorde voor ziekenverpleging gesticht in 1408. Annunciatio, de aankondiging van den engel Gabriël aan Maria dat zij de moeder van Christus zal worden, wordt op 25 Maart in de R.Kath. kerk gevierd als Maria-Boodschap. d' Annunzio, Gabriele (1863— ), eigenlijk Rapagnetta geheeten, Italiaansch dichter en schrijver van beteekenis, wiens werken vooral uitmunten door goede taal en stijl (H piacere; Le Vergini della Roccio). Als staatsman werkte hij voor de deelname van Italië in den wereldoorlog aan de zijde der Entente, nam dienst in het leger; hij bezette in Oct. 1919 aan het hoofd van een groep vrijwilligers Fiume, waarvan de onafhankelijkheid in 1920 door Italië werd toegestaan. D'Annunzio woont veel in Parijs. Anoa compressicomis (Gemsbuffel), een dwerg van het geslacht rund, op de bergen van Celebes levend en veel in onze dierentuinen voorkomend. Anode. Zie Electrolyse. Anomalie (letterlijk: abnormaal, van den gewonen regel of vorm afwijkend). In de astronomie bedoelt men met A. den hoekafstand van een planeet of komeet tot het perihelium. Stel dat de ellips PKA in de figuur de baan is1 188 ANOMALIE - ANSELMUS van een komeet of planeet K, dat AP de lijn der apsiden, dat M het middelpunt ia en Z een der brandpunten, waarin de zon staat en verder dat P het perihelium en A 't aphelium is. Nu is L PZK A M Z p de ware anomalie van 't lichaam K; in 't perihelium is de a. = o° en in 't aphelium =■ 180°. Zet men op AP een halve cirkel en trekt men door K een loodlijn op AP, die den cirkel in S snijdt, dan is L PMS de excentrische anomalie. De hoekafstand tot P, die 't lichaam van M uit gezien, zou hebben als 't zich gelijkmatig, in denzelfden omloopstijd langs den cirkel PSA bewoog, heet middelbare anomalie. Het verschil tusschen ware en middelbare a. heet middelpuntsvereffening. Anoniem (naamloos) noemt men de geschriften, waarvan de schrijversnaam niet op het boek vermeld wordt. Anopheles. Zie Malariamug. Anorganisch beteekent in 't algemeen niet tot de georganiseerde (levende) natuur behoorend. In de scheikunde rekent men er alle stoffen uit het minerale- of delfstoffenrijk toe. Anorthiet is een veldspaatrnineraal, veel gelijkend op albiet,; het is een calcium-aluminium-silikaat. Anorthoskoop, een toestel door Plateau (1836) geconstrueerd, 't welk op optisch bedrog berust. Twee schijven draaien om eenzelfde as; in de eerste, ondoorzichtige, zijn openingen aangebracht, waardoor men kijkt, terwijl de tweede teekeningen bevat. Deze wordt sterk verlicht. Men ziet telkens, als een opening van de eerste schijf, 'toog passeert, een deel van deze teekeningen. Door de ongelijke wentelingsnelheid der schijven en den duur van eiken lichtdruk op 't oog (nawerking op 't netvlies) worden bij een bepaalde verhouding van de draaisnelheden, de teekeningen in geheel andere verhoudingen tot het bewustzijn eehra/At Aan »o l« werkelijkheid, aangeven. Zoo kunnen de teekeningen op de schijf vreemd en fantastisch schijnen, terwijl 't beeld een „gewone" voorstelling er van geeft. Anquetil du Perron, Abraham Hyacinthe(\73\ — 1805),studeerde Oostersche talen, ging naar Indië om daar van de priesters het Nieuw-Perzisch en Sanskriet te leeren en gaf de eerste vertaling van de Zend-Avesta in Europa, later vertaalde hij ook uit het Perzisch in het Latijn „Oupnek'hat". Anraadt, Pieter van, Nederlandsch schilder, leerling van Petrus van Schendel en misschien van Terborch, stierf in 1675 in Deventer. Werken van hem, meest portretten, bevinden zich in musea te Haarlem en te Amsterdam. Anrooy, P. G. van (1879— ), Nederlandsch musicus, studeerde bij* Johan Wagenaar (piano), Veerman (viool) en ten slotte bij W. Kes (viool, compositie). Werd in 1905 dirigent te Groningen, in 1910 te Arnhem, in 1917 te den Haag. Van zijne composities maakte de rapsodie voor orkest „Piet Hein" naam. Ansbach, stad in Beieren met c. 20.000 inw., heeft vele fabrieken, kruispunt van spoorwegen; oud kasteel. Anseele, Eduard (1856— ), Belgisch socialist, oprichter van „De Volkswil" en hoofdredacteur van de „Vooruit", schreef den roman „Voor 't Volk geofferd". In Nov. 1919 werf hij minister van publieke werken. Anselmi, Michelangelo (1491 — 1554), Italiaansch schilder, leerling van SrUtn. ma en Correggio, schilderde, o. a. „Maria en het kind Jezus, aangebeden door Johannes den Dooper en Stefanus." Anselmus van Canterbury (1033 — 1109), een van de invloedrijkste godgeleerden van zijn tijd, werd geboren in ANSELMUS—ANTARCTISCH 189 Aosta, ging in 1060 in het klooster der Benedictijnen te Bec, werd in 1093 aartsbisschop van Canterbury en kwam in strijd met de koningen Willem II en Hendrik I over het investituurrecht. In 1109 kwam aan dezen strijd een einde. Hij schreef zeer belangrijke theologische werken o. a. „Cur Deus homo?" en trachtte een bewijs voor het Godsbestaan te leveren, het z.g. ontologisch bewijsfz.a.). Ansgarius of Anskar (801 —865), de apostel van het Noorden, is volgens den een in Picardië, volgens den ander in Holland geboren. Hij predikte in Denemarken en Zweden. Ansingh, Lizzy (1875— ), Nederlandsch schilderes, leerlinge van Thérèse Schwartze, schildert vooral geestige kinderpoppen. Ansjovis (Engraulis encrasicholus), behoort tot de fam. der Haringachtigen onder de Weekvinnigen. Het is een la 1"/, dM. lang, op den rug groenachtigblauw, doch verder zilverwit vischje met vrij groote, loszittende schubben. Het leeft in zee, ook in onze zeeën is het algemeen. In levenswijze komt het veel met de haringen overeen. In den paartijd komen ze in groote scholen voor en worden dan veel gevangen (bij ons vooral in de Zuiderzee en de Zeeuwsche stroomen van Hei tot Juli). Zij worden gezouten of gekruid gegeten. Anslo, Reyer (1626-1669), Nederlandsch dichter, bewonderaar en navolger van Vondel, ging evenals deze tot het Katholicisme over en werd secretaris van kardinaal Capponi te Rome. Tot zijn gedichten behooren: „De Parijsche Bloedbruiloft." Anslijn, Nicolaas (1777—1838), Nederlandsch opvoedkundige, onderwijzer te Amsterdam en Haarlem, schreef o.a. de bekende kinderleesboekjes „De brave Hendrik" en als vervolg „De brave Maria". Anson, Sir William Reynell (1843— 1914), Engelsch rechtsgeleerde, lid van bet parlement, schreef vele rechtskundige werken o. a. het veelgebruikte „Englisch Law of Contract". Ansorge, K onrad (\862— ),Duitsch pianist, leerling van Liszt, woont In Berlijn en is professor in de muziek. Ansted, David Thomas (1814—1680), Engelsch geoloog, hoogleeraar aan het King's College Londen, schreef vele werken over mijnbouw en andere geologische onderwerpen. Anstey, F. (1856— ), pseudoniem van Thomas Anstey Guthrie, schreef humoristische werken, o. a. „Vice Versa " en leverde ook bijdragen voor Punch. Antaeus, zoon van Poseidon en Gaea, heerscher in Libye, worstelde met alle vreemdelingen, die daar kwamen en was onoverwinnelijk, zoolang hij met zijn moeder Gaea (Aarde) in aanraking bleef. Hercules doodde hem, door hem van den grond op te heffen. Antagonisme beteekent in de physiologie die inrichting in het lichaam, waardoor de werking van een orgaan de werking van een ander orgaan tegenwerkt of opheft. Het duidelijkst is zulks bij bet spierstelsel te zien waar sommige spieren bijv. buigers en strekkers, elkaar rechtstreeks tegenwerken en daarom antagonisten genoemd worden. Inhetzenuwstelselstaantegenover elkaar de prikkelende en de remmende zenuwen bijv. wordt de hartswerking door prikkeling der sympathische zenuwen versneld, door die van de zwervende zenuw verlangzaamd. Waarschijnlijk werken sommige tegengiften ook aldus, door bij de vergiftigingen antagonistischen invloed op het zenuwstelsel uit te oefenen. Antaki, het oude Antiochiê (zie aldaar), stad in Syrië met c. 26.000 inw., bezit vele openbare gebouwen en kerken; zijdespinnerijen. Antananarivo. Zie Tananarivo. Antara, Ebn Sjeddad el Absi, was een beroemd Arabisch dichter en krijgsman in de 4e eeuw. Vele van zijn gedichten zijn ook door Westersche geleerden uitgegeven, o. a. door Ahlwardt in zijn „Diwan" (1870). Antarctisch noemt men wat nabij 190 ANTARCTISCH - ANTHOLOGIE de Zuidpool is gelegen en wat daartoe behoort. Antares, ster eerste grootte in de Schorpioen, wordt aldus genoemd, omdat haar vuurrood licht op dat van Mars (Ares) gelijkt. Antecedenten zijn feiten vroeger geschied, waarnaar latere voorvallen vergelijkenderwijze behandeld kunnen worden. Men spreekt ook van iemands antecedenten als van iemands verleden. Antediluviaansch beteekent letterlijk „voor den zondvloed", figuurlijk iets zeer ouderwetsch. Antennaria. Zie Rozenkransje. Antenne, een op meer of minder hooge palen of andere steunpunten bevestigde en daarvan electrisch geïsoleerde metalen draad of draadnet, dienende voor het uitzenden of opvangen van electrische golven (zie verder Draadlooze telegrafie). Antenor, een van de wijste vorsten van Troje, gaf den raad Helena aan meneiaus terug te geven. Later zou hij volgens de sage zijn vaderstad aan de Grieken verraden hebben, gespaard zijn bij de verwoesting en in Italië de stad Patavium gesticht hebben. Antequera, het oude Antiquaria, stad in de provincie Malaga (Spanje), met c. 32.000 inw., heeft fabrieken van wollen stoffen, leerlooierijen, zijdeweverijen, handel in zuidvruchten. Anthem is in de Engelsche kerk het kerkgezang, meestal gecomponeerd op bijbelteksten. Het neemt de plaats in van het motet in de R. K. kerk. Anthemis. Zie Kamille. Anthericus. Zie Liliaceeën. Antheridiën. Zie Geslachtelijke vermenigvuldiging. Antheunis, Gentil Theodoor (1840— 1907), Vlaamsen rechtsgeleerde en dichter, schreef welluidende gedichten, waarvan vele op muziek gezet zijn. Anthocyaan, een roode, blauwe of violette kleurstof, die in het plantenrijk menigvuldig voorkomt en wier scheikundige samenstelling nog weinig bekend is. Zij speelt een belangrijke rol 1° in de bloemen, waar zij de roode, blauwe of violette kleur der bloemkroonbladen veroorzaakt, rood in een zure, blauw of violet in eene basische omgeving; 2°. in de bladen, waar die kleurstof vooral dient om licht en warmte om te zetten en om de stoffen, die vervoerd worden van en naar de bladen, te beschutten tegen de ontledende werking van het zonlicht. Het roodgekleurd zijn van vele bladnerven en het roodviolet of roodbruin gekleurd zijn van kiemplanten heeft vooral beteekenis in het laatstgenoemde opzicht evenals ook het roodgekleurd worden van vele bladen in het najaar bijv. wilde wingerd (vele bladen nemen dan een rood- of bruingele kleur aan, hetgeen veroorzaakt wordt, doordat behalve de roode kleurstof ook vele gele korreltjes aanwezig zijn als resten van het bladgroen) dient om de producten, die dan uit de bladen weggevoerd worden, te beschermen tegen overmatige lichtwerking. De omzetting van licht en warmte door het anthocyaan heeft vooral beteekenis bij de bladen der waterplanten met drijvende bladen en h» nlanten nW ,„„.._ telrosetten. waar vaak rie nnrlervbtf» bladen rood of violet is, klaarblijkelijk om de lichtstralen, die anders door het blad heen zouden gaan, om te zetten in warmte, die aan de bladen ten goede komt. Bij planten, wier bladen reeds vroegtijdig en bij lage temperatuur groeien bijv. Saxifraga tradactylites, Veronica praecox e. a. en bij planten, die in het hooggebergte in de nabijheid der eeuwige sneeuw groeien, zijn de bladen vaak van boven en onderen van anthocyaan voorzien, al weer om vele zonnestralen in warmte om te zetten. Anthologie, Grieksch woord voor bloemlezing, noemt men meestal een verzameling van kleine gedichten, epigrammen, enz. Bekend is de Grieksche anthologie, een verzameling van kleine Grieksche gedichten in de 10de eeuw door Constantinus Cephalas bijeengebracht. De voornaamste Latijnsche ANTHOLOGIE—ANTHROPOLOGIE 191 Anthologie is die, welke door Burmann (1759) bewerkt werd. Anthologium is in de Grieksche kerk het naar 12 maanden ingedeelde boek, •waarin lofzangen, gebeden enz. staan, die jaarlijks gezongen moeten worden. Anthoxanthum. Zie Reukgras. Anthraceen (C,4H10) komt in geringe hoeveelheden (0.25—0.45 %) in de steenkolenteer voor en dient na zuivering als grondstof voor een groot aantal kleurstoffen o. a. het alizarine. Anthraceen is in zuiveren toestand een vaste witte stof, smeltende bij 213° en kokend bij 351°. Door oxydatie ontstaat anthrachinon (CI4H,0,). Anthraciet is het laatste lid in de rij der fossiele steenkolen en heeft dus het hoogste koolstofgehalte (92% —96%, verbrandingswarmte 7000 — 8000 calorieën). Ze komt weinig in Europa voor; hetgeen in Europa als anthraciet wordt verhandeld, is een goed soort magere steenkool. Echte anthraciet komt voor in Noord-Amerika en Engeland. Deze verft bijna niet af, verbrandt practisch zonder vlam en rookvrij. Pas na 1820 kwam ze in gebruik, terwijl ze voordien werd weggegooid. Ze dient met magere steenkool voor rookvrije vuren, watergasbereiding, metallurgische reducties en voor electroden-fabricage. Anthranilzuur wordt op groote schaal bereid uit phtaalimide met chloorkalk. Het is een grondstof voor indigo (zie aldaar). Anthriscus. Zie Kervel. Anthropocentrisch noemt men de wereldbeschouwing welke uitgaat van de gedachte dat de mensch het middelpunt van het heelal vormt en dit dat om zijnentwille geschapen is. Anthropogeografie gaat den invloed na door aarde en mensch wederkeerig pp elkaar uitgeoefend. De mensch is wel afhankelijk van de hem omringende natuur, doch kan ook wijzigingen brengen in den oorspronkelijken toestand der aard- oppervl. Deze invloed werd 't eerst aan¬ gewezen door A. von Humboldt in zijn beschrijvingen van Mexico, Cuba en Venezuela en door Carl Ritter in zijn groot werk over Afrika en Azië. Terwijl echter beiden zich tot de landkunde beperkten, was Friedrich Ratzel de eerste, die een algem. aardr. van den mensch gaf. Anthropolatrie, menschenvereering, noemt men wel het bewijzen van goddelijke eer aan menschen of aan goden in menschengedaante. Anthropologie. Hieronder verstaat men de natuurlijke historie van den mensch. De anthropologie moet zich ook bezighouden met de anthropomorphe apen, daar anders de stelling en de afstamming van den mensch niet te begrijpen zijn. Het groote gebied wordt gewoonlijk verdeeld in: 1. de algemeene anthropologie, die de algemeene biologische problemen van den mensch behandelt, dus variabiliteit, erfelijkheid, selectie enz., verder het ontstaan van den mensch met zijne fossiele vormen, de vorming van rassen, de vermenging en het uitsterven er van, eindelijk de wisselwerking tusschen het totaal aantal individu's eener sociale groep en het lot der groep zelf, dus de sociale anthropologie. 2. de bijzondere of systematische anthropologie, die de afzonderlijke orgaansystemen en de normale en pathologische werkzaamheid van deze bij den mensch beschrijft. Daarbij treden vooral op den voorgrond de uitwendige lichaamsvorm, de schedelleer, haar en huid, omdat daardoor rassenkenmerken ontstaan. 3. anthropografie, de zuiver beschrijvende behandeling van alle afzonderlijke groepen (uitgestorven en levende, variëteiten, rassen en onderrassen), waaraan de algemeene vragen over rassengeografie en rassensystematiek aansluiten. De anthropologie is reeds een zeer oude wetenschap, daar zelfs de oude Grieken er reeds opgaven in hunne literatuur over deden. Zie Topinard, Elements d''anthropologie génerale. 1885, en Handwörterbuck der Naturwissenschaften, Art. Anthropologie. Anthropologie is ook de naam voor 192 ANTH ROPOLOGIE—ANTICHRIST het gedeelte van de Chr. geloofsleer, dat handelt over het wezen en de bestemming van den mensch. Vooral van den toestand van den mensch vóór den zondeval en de gevolgen van dien val wordt rekenschap gegeven. Anthropomorphe apen. Zie Apen. Anthropomorphisme (van Gr. mensch en vorm) is een spreek- of denkwijze, waarbij aan God (of goden) oogen, handen, menschelijke attributen worden toegekend; zijn het menschelijke gevoelens, dan spreekt men van anthropopathisme. In godsd. litteratuur is het schering en inslag; zonder dat is geen voorstelling mogelijk. Hen moet spreek- en denkwijze onderscheiden; het kan beeldspraak zijn. Tegenover het voordeel van kleur en leven staat het gevaar, dat aan bet beeld straks bewijskracht wordt toegekend (God Onze Vader). Wijsgeerige bespiegeling verwijdert steeds verder van a. Dikwijls is zij langs den weg der ontkenning van het menschelijke tot het Absolute opgestegen. Haar met de voorstelling heeft ze den hartader van den godsdienst dikwijls weggenomen. Ook in mystiek kan a. worden overwonnen. Anthropopathisme. Zie Anthropomorphisme. Anthropophagie. Zie Kannibalisme. Anthroposophie, ook geesteswetenschap genoemd, is de door Rud. Steiner begonnen poging de resultaten van de wetenschappelijke arbeid van WestEuropa in overeenstemming te brengen met kennis verkregen met behulp van de door de Indische theosophie aanvaarde occulte krachten. De naam is gekozen als tegenstelling tot theosophie (wijsheid omtrent God) en beteekent wijsheid omtrent den mensch. Zie verder Steiner, Rudolf. Anthurium, plantengesl. uit tropisch Amerika, fam. Araceeën, in warme kassen gekweekt, deels om het prachtig geteekende blad van sommige soorten, deels om de eigenaardig gekromde, fraai gekleurde bloemkolf en scheede. Soms komen deze bloeiers voor onder de na¬ men van staartbloem of fla«a--=5s mingoplant. Voortkweeken door zaaien (dadelijk na rijpheid), ff Anthyllis vulneraria. Zie - j Wondkruid. • /#*M Anti-apex is het punt op, ( ' 1/ 1 den neme"bol dat met het V_/' |j Apex op éen middellijn ligt. II Het is te vinden in het ster| rcnbeeld de Duif op 't Zuiü del. Halfrond. Zie Apex. |l Antiaris (fam. Moraceeën), jj boom op Java voorkomend, • welks sap een zeer sterk Anthurium.,vereif> °-a- voor P-jlen oplevert. Antibacchius of palimbacchius is een versvoet, die uit twee lange en een korte lettergreep bestaat (— — ^ria'OMuaatot af«en°n'- Weld« namen in Engeland de wal werking 'eS Zm msteUta«en. vakvereenigingen en friendly societies waar werkloozen opgenomen worden, (hulpkassen) dit ter hand, doch al"e! SomsTn. T 1,andarbfid 'e verrichten, meen wordt het thans ak eèn p^cht van rth? Jlw d0eI 2*2*"* die werkloos den staat erkend hiervoor zorg te dragen faa^Tn lo HTrS°haffen\SOlmombede- Mtschland ging hierin voor door ut I?n£ l landl0°Pers °P te nemen ten voering van de verplichte ziekteverzeeinde hen aan een geregeld leven te kering in 1883, ongevaUenverzekerinffn wennen en een vak te leeren. Een voor- 1887, invaliditeitsverzekeringin Y£89 beeld hiervan is^de kolonie yan de Maat- In Nederland werd in 1901 de Lgèvallenschappn voor Weldadigheid te Frede- wet ingevoerd (zie aldaar), Se wet tot nksoord, opgericht door generaal Van verzekering van arbeideritegenTeil Het °Hohogela^d" 6der'rh ^ k°l0me ^ SeV°^a -»^«t en ot „net hloogeland der Christel, ver- derdom (zie aldaar) kwam in 1913 tot eemging tot s ichting en instandhouding stand en werd ingevo^rdVn 1919 de van arbeidskolonien en de Eerste Friesche verzekering tegen wLkloosheid na « Arbe.dskolonie, welke laatste ook aan deeltelijk feregeld te zita doÖr samen den reclasseeringsarbeid deelnemen. werking vin gemeenten en vakvere^S ^Arbeiderspartij. Zie Soc. Dem. Arb. gingen, kreeg tijdens den ooriog groote Arbeidersraden ook Arbeiders- en t^T^^ S&^^S^ soldatenraden geheeten, noemt men de werp is (1922) aanhan Jg (z a™ 15 226 ARBEIDERSTUIN—ARBEIDSBEMIDDELING Arbeiderstuin. Zie Volkstuin. Arbeidersvraagstuk omvat de verschillende kwesties, die zich in de laatste eeuw bij het toenemen van de fabrieksarbeid hebben voorgedaan, n.1. wat betreft arbeidsloon, arbeidstijd, verzekering enz. Arbeiderswoningen, kleine woningen, eenvoudig gebouwd en ingericht, ten einde door een lagen huurprijs geschikt te zijn voor huurders met een beperkt inkomen. Door de snelle ontwikkeling der groote steden werd de arbeiderswoningbouw massaproductie, welke bijna uitsluitend in handen van eigenbouwers was. Het door hen in ons land gebruikte type, de alcoofwoning (breedte ± 5 M.), was uit hygiënisch oogpunt af te keuren, vooral wanneer voor- en achterwoningen met blinde alcoven op één verdieping werden gemaakt. De Woningwet yan 1901 maakte hieraan een einde; zij schiep organen, die uitsluitend in het belang der volkshuisvesting werkzaam zijn (Woningbouwvereenigingen), welke ook Ae arMtprt hü den woninebouw be¬ trokken. Onder diens handen werd niet alleen het uiterlijk doch vooral de indeeling der woningen en de groepeering daarvan aan de straten en pleinen verbeterd. Getracht werd in de kleine steden te komen tot z.g. open bebouwing, in de groote steden tot laagbouw (2 verdiepingen onder de kap), hetgeen gewoonlijk een combinatie van hoog- en laagbouw werd. Het streven naar rustige wooncentra, leidde tot aparte woonstraten, open en gesloten hofbouw, het groepeeren van woningen om een binnenplein. De massabouw leidde tot blokbouw, groepen van woningen, die één architectonisch geheel vormen en soms een als gemeenschappelijke tuin aangelegde binnenplaats insluiten. In 't algemeen bevatten de laatste woningtypen: woonkamer (± 16 M!), keuken, 3 slaapkamertjes en een balcon. Op de zolders richt men geen slaapkamers meer in, tenzij dooreen afzonderlijke trap met de hoogste verdieping verbonden. Door den oorlog, die de finantieele lasten aan den arbeiderswoningbouw verbonden, verzwaarde, nam de staatsbemoeiing in hooge mate toe. De Regeering verleent aan de Gemeenten ten behoeve van woningbouwvereenigingen voorschotten, uiterlijk in 75 jaar af te lossen. De voorschotten op 1 Januari 1921 bedroegen ± / 400.000.000. — Voor afbeeldingen zie: Arbeiderswoningen in Nederland, 50 uitgevoerde plannen, bijeengebracht door Dr. H. P. Berlage, Ir. A. Keppler, W. Kromhout en J. Wils. Zie verder Volkshuisvesting. Arbeidsbemiddeling. De arbeidsbe- middeling beoogt de arbeiders, die Werk zoeken en de patroons, die arbeiders noodig hebben, tot elkaar te brengen, opdat niet arbeidsgelegenheid, die er is, onbenut blijft. De instelling, die hen samenbrengt, is de arbeidsbeurs. De maatschappelijke voordeelen hiervau-boven het ongeorganiseerd werkzoeken liggen zoo voor de hand, dat sedert langen tijd pogingen aangewena zijn om me uomiddeling te verleenen. Aanvankelijk geschiedde dit door de betrokken partijen zelf, hetzij door de patroons, hetzij door de arbeiders, doch veelal werden deze door één der partijen opgerichte arbeidsbeurzen door de andere partij gewantrouwd en gemeden, daar zij verdacht werden bijoogmerken te dienen. Het resultaat van deze instellingen is dan ook gering geweest. Daarnaast zijn paritetische arbeidsbeurzen gekomen, opgericht door gemeenten of vereenigingen : en bestuurd door vertegenwoordigers van beide groepen en eenige door het gemeentebestuur of de vereeniging benoemde personen, buiten de partijen staande. Tijdens en na den oorlog heeft deze beweging een grooter vlucht genomen dan ooit te voren en zijn in de meeste Staten regelingen gemaakt waardoor van rijks- en gemeentewege in de arbeidsbemiddeling wordt voorzien. In Nederland werd onmiddellijk na het uitbreken van den wereldoorlog een Centrale Rijksarbeidsbeurs opgericht op 3 Aug. 1914, die in samenwerking met de Vereeniging van Nederlandsche Ar- ARBEIDSBEMIDDELING-ARBEIDSCONTRACT 227 boidsbearzen een organisatie in het leven riep, waardoor in elke gemeente een be- I middelingsorgaan tot stand kwam. In de grootere gemeenten, waar een arbeidsbeurs was, was deze dit orgaan; in andere gemeenten werd biertoe een I arbeidsbeurs of bureau opgericht of wel er werd van gemeentewege een correspondent der arbeidsbemiddeling aan- I gewezen. I Deze tijdelijke organisatie is in een k duurzame omgezet bij K. B. van 19 ï Sept. 1916 waarbij ingesteld is de Dienst der Werkloosheidsverzekeringen Arbeids| bemiddeling, die drieerlei taak heeft t. w. a. Werkloosheidsverzekering, b. Arbeidsbemiddeling, c. andere onder\ werpen, zooals werkverruiming, beroepskeuze, wachtgeldregelingen. Daarop is bij besluit van 14 April 1917 de werkzaamheid der Centrale Rijksarbeidsbeurs nader geregeld. Deze is gevestigd te 's Gravenhage, Koningskade 22; zij heeft eenige vakafdeelingen en is verder t ma voigi georganiseerd. Wet land is verI deeld in 34 districten; in elk is, ter plaatse ■■ waar een gemeentelijke arbeidsbeurs is, ! tevens de districtsarbeidsbeurs gevestigd en ruim 1000 correspondentschappen in de andere gemeenten, binnen de districten gelegen. De plaatselijke organen trachten in de eerste plaats aan |de aanvragen van werkgevers en arbeiders in hun gemeente te voldoen en pgeven geregeld kennis aan de districtsarbeidsbeurs van de aanvragen, waaraan |zij niet hebben kunnen voldoen. De districtsarbeidsbeurs, beschikkende over hde gegevens haar toegezonden door de correspondentschappen binnen haar kring, tracht binnen het district de plaatsing te bewerken en geeft, indien zij hiertoe niet in staat is, onmiddellijk kennis aan de Centrale Rijks-arbeidsbeurs. Deze neemt die aanvragen op in haar Dagelijksch bericht, dat aan alle plaatselijke arbeidsbeurzen en correspondentschappen wordt gezonden, om aldus plaatsing in een ander district mogelijk te maken. Voor handelsreizigers en voor bet Hotel-, koffiehuis- en restau¬ rantbedrijf zijn afzonderlijke vakafdeelingen bij de centrale rijksarbeidsbeurs ingesteld. Om de regeering voor te lichten is ingesteld de Centrale commissie van Bijstand voor de arbeidsbemiddeling te 's Gravenhage. Arbeidsbeurs. Zie Arbeidsbemiddeling. Arbeidscontract. De bepalingen omtrent de arbeidsovereenkomst, opgenomen (1907) in het Burgerlijk Wetboek, zijn op 1 Februari 1909 in werking getreden. Enkele algemeene kenmerken hiervan zijn vooreerst, dat de regeling geheel civielrechtelijk is d. w. z. dat de overeenkomst tusschen partijen gesloten wordt en deze verbindt, dat bij niet-nakoming de eene partij schadeloosstelling kan vorderen van de andere, maar dat de rechter in een dergelijk geval niet straf kan opleggen. Voorts is de regeling van algemeene strekking en geldend voor ieder, die zich verbindt in dienst vaneen ander tegen loon gedurende zekeren tijd arbeid te verrichten; zoowel de handlanger, die ongeschoolde arbeid verricht als de directeur eener ernnte fahn'elr v„i* er onder. En in de derde plaats is vrijwel de geheele regeling dwingend recht, dus elk beding in strijd met de bepalingen der wet is nietig. Eenige bepalineen uit de xeer uit. voerige regeling zijn de volgende: I. De arbeidsovereenkomst in het algemeen. De gehuwde vrouw wordt verondersteld bewilliging van haar man te hebben; zij kan over haar loon ten bate van haar gezin beschikken. Gedwongen winkelnering is verboden. Het loon van een niet-inwonend arbeider mag uitsluitend bestaan in geld en in artikelen + i sin. - (cos.

). Argus, met den bijnaam Panoplis (alziende), de bewaker van Io, werd door Hermes in slaap gespeeld en daarop gedood. Hera plaatste nu de oogen van Argus op de staart van de pauw, die aan haar gewijd was. Argusfasant (A rgus giganteus), behoort tot de familie der Pauwen (Pavoniden) van de orde der Hoenderachtigen. Fraaie, groote vogels, die in de bosschen van Sumatra en Malakka eenzaam leven. Het mannetje heeft in den staart 2, wel 1 M. lange staartpennen en in de vleugels zijn de slagpennen van den benedenarm en de schouder-veeren bijzonder verlengd en van oogvlekken voorzien. Het zetdezeop bij het balderen (zie aucrhoen) dat het echter op den grond doet en waardoor het wijfje aangelokt wordt. Argusvlinder (Lycaena argus), behoort tot de familie der Blauwtjes onder de Dagvlinders en komt bij ons in beidestreken veel voor. Het mannetje heeft van boven lichtblauwpaarse vleugels, het wijfje bruine vleugels met ronde randvlekken. Argyll, graafschap in West-Schotland, aan den Atlantischen Oceaan, is bergachtig en rijk aan delfstoffen. Aan de kust zijn vischrijke baaien o.a. Loch Long en Loch Fyne. Bewoners arm, door het grootgrondbezit; de bodem weinig in cultuur gebracht; weinig landbouw en schapenteelt; aan de kust vischvangst. Sommige eilanden in den Atlantischen Oceaan behooren ook tot het graafschap. De hertogen van Argyll hebben hier veel land in bezit. Argyll, graaf van, titel, die een tak van het geslacht Campbell sinds 1457 voert, sinds 1701 hertog. Archibald, markies van Argyll (1598—1661), ijverig aanhanger der Presbyterianen, onder Cromwell's regeering zonder invloed, werd na de Restauratie op bevel van Karei II in 1761 onthoofd. Archibald Argyll (1629—1685), royalist doch tevens aanhanger der Presbyterianen, was onder Karei II genoodzaakt naar Friesland te vluchten. Van hieruit deed hij met den hertog van Monmouth een inval in Schotland welke mislukte en werd evenals deze onthoofd. Verschillende leden van dit geslacht bekleedden in de 19e eeuw belangrijke staatsbetrekkingen in Engeland. Argyrodiet is een monoklien kristalliseerend, vrij zacht en bros mineraal, dat naast 75 % zilver en 17 % zwavel, nog 7 % germanium bevat; dit element werd door Winkler in argyrodiet ontdekt. Aria is de naam, die begin 17de eeuw gegeven werd aan het in dien tijd opkomend kunstlied voor solozang met begeleiding van instrumenten, ter onderscheiding van het koorlied en het volksof strophenlied. Haar meest populaire vorm is de da capo-vorm, bestaande uit twee contrasteerende deelen, waarvan het eerste deel met door den zanger aan te brengen versieringen, na het tweede wordt herhaald. Een instrumentaal ritornel dient als inleiding, slot en tusschenspel. Haar vorm is dus o verheerschend muzikaal, de tekst geeft slechts de uit te beelden gemoedstoestand aan, wat een zeer vrij gebruik van tekstherhalingen en ten slotte de ontaarding in coloratuuraria ten gevolge heeft. Met Gluck beginnen de hervormingen, die leiden tot eene samensmelting van lied en aria. De aria komt zeer zelden op zich zelf staand voor — zij heet dan concertaria —, maar bijna steeds is zij een onderdeel van opera, oratorium of cantate. Zij onderbreekt de voortgang van de handeling of het verhaal om uitdrukking te geven aan de bij de dramatis personae (opera) of bij den toehoorder (oratorium, cantate) gewekte gevoelens of overdenkingen. Haar karakter is dus zuiver lyrisch. Ook voor instrumentaalcomposities van gelijke strekking en vorm is de naam aria overgenomen. Ariadne, dochter van koning Minos van Creta, gaf aan Theseus een kluwen om den weg te vinden door het labyrinth, zoodat hij den Minotaurus verslaan kon. Daarna trok Theseus met ARIADNE —ARIOSTA 245 Ariadne uit Kreta, liet haar op Nazos achter, waar zij door Artemis werd gedood. Arianisme is de betiteling van een bepaalde beschouwing van Christus; ze heeft in den mond der kerkelijke orthodoxie den klank van een beschuldiging en wordt met Remonstrantisme enz. in éénen adem genoemd. De kerkelijke orthodoxie erkent Christus, die met God volkomen op één lijn staat; in de leer der Drieéenheid is dit uitgedrukt. De Alexandrijnsche presbyter Arius was een man, die levend in de vragen van zijn tijd, met zijn wijsgeeriggodsbegrip niet kon rijmen, dat de Zoon den Vader volkomen gelijk zouzijn, allerminst dat hij van eeuwigheid Zoon, ongegenereerd kon wezen. Hij poneerde daarom: eens was hij niet; hij is een volmaakt schepsel. De Katholieke leer in het Oosten (hier is deze kwestie vooral beslist) koos op den duur tegen Arius, tegen homoiousios = in wezen gelijkend en voor homousios ™ in wezen één. In den tijd der volksverhuizingen verspreidde zich de leer van het Aranisme ook over de door Germanen bewoonde streken. Ariae Montano, Benito (1527—1598), Spaansch godgeleerde en taalkundige, huisprelaat van Philips II, bewerkte een uitgave van den Bijbel in vele talen en 9 boeken over Joodsche oudheden. Bij de Inquisitie stond hij echter slecht aangeschreven en hij had groote moeite zich te rechtvaardigen. Ariccio, stad in Italië, nabij Albano met c. 40.000 inw., is als zomerverblijf door de inwoners van Rome en door schilders veel gezocht. Een viaduct verbindt Albano met Ariccio. Ariège (1), rivier in Frankrijk, ontspringt in de Pyreneeën en mondt nabij Toulouse in de zee uit. Ariège (2), departement besproeid door de rivier van dien naam, bevat een gedeelte der Pyreneeën, waarop goede weiden en bosschen kurkeiken. In 't N. landbouw: graan, vruchten en vlas. De streek is rijk aan delfstoffen: ijzer, kwikzilver, steenkool. De hoofdstad is Foix. Ariël (Hebr. leeuw Gods) is in het Oude Test. een eigennaam maar wordt door Jesaja ook gebruikt ter aanduiding van Jeruzalem (Jes. 31). Later is het vooral gebruikt ter aanduiding van een luchtgeest (Shakespeare, tempest). Ariens, Alphons Maria Augustinus Jozeph (1860— ), Nederl. R. K. priester, in Rome tot doctor theologiae gepromoveerd, pastoor te Maarsen, is vooral bekend als schrijver voor drankbestrijding en vakorganisatie. De vereeniging tot bev. der verpleging van Katholieke drankzuchtigen beheert het „Dr. Ariensfonds". Ariirs noemt men de Indogermaansche bewoners van Indië en Perzië. Ariërs (vrije, edele), is ook de naam van hen, die in Indië tot de drie hoogste kasten behooren. Dikwijls gebruikt men ook Arisch ter aanduiding van wat vroeger veelal Indogermaansch werd genoemd. In Duitschfand zijn in de laatste kwart eeuw vele pogingen gedaan om de voortreffelijkheid van het Arische ras (boven het Semitische) op den voorgrond te brengen. Ariës (ram) is het eerste teeken van den Dierenriem. Zie verder Ram. Ariëtiden. Onder A. verstaat men verschillende meteorietenstroomen (z. a.), die in October zijn waar te nemen en die hun radiatiepunt (z. a.) in 't beeld Ariës of Ram hebben. Arion, dichter en cytherspeler in Griekenland, werd voor den uitvinder der dithyramben gehouden (7de eeuw v. Chr.). De sage vermeldt, dat schippers hem van zijn geld beroofden en wilden dooden, dat Arion zich echter zelf al spelende van de achtersteven stortte, door een dolphijn op den rug werd genomen en nabij Corinthe aan land kwam. Arioso is in de muziek een korte, melodische phrase van lyrisch karakter in of aan 't slot van een recitatief. Ariosto, Ludovico (1474—1533), beroemd Italiaansch dichter, studeerde rechten en letteren, kwam aan het hof van kardinaal d'Este, later aan dat van den hertog van Ferrara, werd goever- 246 ARIOSTA—ARÏSTOL neur van Carfagnana en keerde na eenige jaren terug in Ferrara. Zijn meesterwerk is „Orlando furioso", dat de lotgevallen van Karei den Groote's paladijnen verhaalt, en waaraan hij jaren werkte. Het gedicht wordt tot het beste der Romantische poëzie gerekend. Ariovistus, legerhoofd der Sueven, werd door de Sequaners te hulp geroepen, versloeg hun vijanden, de Aeduers, doch verdeelde groote landstreken van het Sequaansche gebied onder zijn soldaten (71 v. Chr.). Toen hij later met Caesar in strijd kwam, werd hij door dezen overwonnen en kon slechts met moeite ontsnappen. Aristaeus, een Grieksche god, zoon van Apollo, was de beschermer van landbouw, veeteelt, jacht en bijenteelt, ook bezat hij de gave der voorspelling. Aristagoras, tyran van Milete, eigenlijk Perzisch stadhouder, stond met vele Tonische steden tegen het Perzisch bestuur op. Na de nederlaag der Grieken uij npnesus v. Lnr.|, vluchtte hij naar Thracië waar hij in 497 v. Chr. stierf. Aristarchus van Samos, sterrenkundige in de 3de eeuw v: Chr., was volgens sommigen de eerste, die beweerde, dat de aarde om haar as en om de zon draaide. Een bekend werk van hem is: „Over de grootteenden afstand van zon en maan", Aristarchus van Samothrace, c. 170 v. Chr., een beroemd spraakkundige, heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt door zijn critische aanteekeningen bij de gedichten van Homerus. Aristides (1) (535-467 v. Chr.), „de rechtvaardige", Athcensch staatsman, onderscheidde zich in den slag bij Marathon, werd eerste archont en in 483 vooral door invloed van Themistocles verbannen. Toch streed hij later weer aan de zijde der Atheners te Salamis en te Plataea. Aristides (2) van Thebe (c. 300 v. Chr.), Grieksch schilderwas, een tijdgenoot van Apelles. Aristides (3) van Milete (c. 100 n. Chr.), de eerste Grieksche romanschrijver, schreef novellen in den trant . van Boccacio's „Decamerone". Puilius Aelius Aristides (4) (117—135), beroemd Grieksch redenaar, hield redevoeringen, die hem in visioenen meegedeeld werden. In vele steden verrezen standbeelden te zijner eer. Aristides, Apologie van, een geschrift in de 2de eeuw tot Antoninus Pius gericht ter verdediging van het Christelijk geloof. Aristippus van Cyrene (430—360 v. Chr.), Grieksch wijsgeer, stichter van de Cyrenaeïsche school, leerling van Soerates, beschouwde niet de deugd, doch het genot als het hoogste goed. Aristo van Chios (geb. c. 275 v. Chr.), wijsgeer uit de Stoïcijnsche school, was leerling van Zeno, verschilde in vele opzichten met dezen en beschouwde de deugd als het hoogste goed. Aristobulus I (1) was vorst uit het Joodsche huis der Maccabeeën (c. 100 v. Chr.) en tevens hoogepriester. Aristobulus 11(2), kleinzoon van den vorige, werd in 69 v. Chr. tot koning uitgeroepen. Hij was voortdurend in strijd met zijn broeder en de Romeinen, werd zelfs door Pompejus als overwonnene voor zijn triomftocht naar Rome gevoerd, doch wist te ontsnappen en naar Palestina terug te keeren. Aristobulus (c. 150 v. Chr."_ naam van een Joodsch Peripatetisch wijsgeer, was grondlegger van de Joodsch-Alexandrijnsche wijsbegeerte. Aristocratie (Grieksch) noemt men den regeeringsvorm waarbij de macht bij de aanzienlijksten berust. In de Grieksche stad-staaten was deze vorm een tijdlang zeer algemeen. Ook in de Nederlanden vóór de Fr. revolutie was de regeeringsvorm aristocratisch. Aristodemus (1), zoon van Aristomachus, was de vader van Euristhenes en Precies, de stamvaders der Spartaansche koningen. Aristodemus (2), koning der Messeniërs, doodde om aan een godspraak te voldoen zijn dochter en later uit wanhoop zich zelf (723 v. Chr.). Aristogiton. Zie Harmodius. Aristol, disthymoldijodide, een fijn steenrood poeder, oplosbaar in water, wordt in de geneeskunde gebruikt ab ARISTOL- ARISTOTELES 247 strooipoeder, in zalven en in verbandgaas. Het kleurt het ondergoed doch niet de huid. De werking is als die van jodoform, doch minder sterk. Aristolochiaceën, plantenfam. der CHoripetalen., gekenmerkt doordat de meeldraden op het vruchtbeginsel zitten en soms er mee vergroeid zijn. Geslachten : Aristolochi a (A. clematitis in Nederl. i. h. wild) en Asarum (mansoor). Aristophanes (450—c. 380 v. Chr.), de grootste Grieksche blijspeldichter, Atheensch burger, aanhanger der conservatieve partij, maakte in zijn tooneelspelen dikwijls zijn politieke vijanden onder wie Socrates, belachelijk. Ook hekelde hij in zijn stukken de gebreken van zijn tijd. Tot zijn werken behooren: „De vogels", „De ridders", „De kikvorschén", „De wolken", enz. Van zijne stukken zijn 11 bewaard gebleven. Aristoteles, Grieksch wijsgeer, heeft onvergelijkelijken invloed uitgeoefend op het menschelijk denken. In de Middeleeuwen heette hij „de filosoof'. Zijn onbeperkt gezag is door het empirisme verbroken. Voordien had Thomas van Aquino zijne wijsbegeerte in de kerkleer verwerkt, het Thomisme beheerscht het Roomsche denken nog in onzen tijd. < Niet alleen daar, — op de logica aller • eeuwen heeft A. zijn stempel gezet. Vol- • gens Kant heeft die wetenschap sinds 1 A. geen stap vooruit kunnen doen. In- j tusschen gekit zijn beteekenis thans niet ] geevenredigd aan zijn invloed; hij is in 1 menig opzicht een rem voor het denken < gebleven. Toch blijft bij merkwaardig als i systematicus en veelweter, grondlegger ■< van logica en empirische psychologie, i oorspronkelijk ethicus; hij geldt voor c het prototype van kamergeleerde (schreef 1 400 (?) werken) en bibliograaf. Plato i noemde hem den „lezer". Veel kennis ï had hij uit boeken. r 1. Wijsbegeerte is voor hem kennis g van verband. Zij wil inzicht in den sa- ï menhang aller dingen. Dit is voor deD mensch bereikbaar, maar kan enkel g gevonden worden in iets anders, dat ab- s soluut bestaat. Met deze metafysische c gedachte stelt hij . zich naast zijn leermeester Plato, wiens ideeën-leer hij echter niet overnam. Ideeën, die de waarneembare wereld slechts tijdelijk en ten deele in de stof zou bevatten, maar die tegelijk volmaakt in de bovenzinnelijke wereld bestonden — voor Plato een verzoening met het onvolmaakte der wereld — lagen voor A. te ver van het gewone spraakgebruik. In zijn leer der categorieën onderscheidde hij substantie's (dingen) en accidentie's (eigenschappen in den ruimsten zin). Deze laatste kunnen niet op zich zelf bestaan. Schoon is een eigenschap. Er is geen idee der schoonheid. Substantie's zijn zaken, die niet in iets anders bestaan; zij kunnen andere eigenschappen aannemen. De eigenlijke substantie in een ding is het blijvende en duurzame, dat altijd aanwezig is. Vatfhet individucele b.v. in een mensch ziet A. af, dat is tijdelijk; het blijvende is de vorm, het wezen, typeerende;dit noemt A. idee (gestalte) in lezen zin, dat nu elk ding, dat wij waarlemen, een compositie is van substantie, materie als secundair element en de rorm, idee als primair element, die zich lan de materie heeft opgedrongen en het ling gemaakt tot wat het is . Zoo is de vereld een verzameling van eeuwige, onveranderlijke wezens, die met materie ijdelijke verbindingen hebben aangedaan. Bij die verbinding is concurrentie, h de substantie liggen vele mogelijkleden, potentie's; wat actueel zal worlen, hangt af van den strijd der ideeën, oe val speelt bij de beslissing een rol. Vermdering is in deze verklaring opgenonen: als water ijs wordt, verbindt zich le ijs-idee met het water, waarin de poentie van ijs reeds verscholen lag. Deze iee, in de Middeleeuwen „substantieele orm" genoemd, heeft in de redeneeIng der scholastiek een universeele rol espeeld, totdat zij bleek als kwasierklaring niet voort te helpen. Deze beschouwing van A. hangt volens sommigen samen met zijn teleologi3he neigingen; hij leerde: niets gebeurt m niet en bekeek de natuur met het oog 248 ARISTOTELES —ARITHMETICA Tan «en werkman, di* vorm geeft In verband met het gestelde doel. Verder verwaarloosde hij het individueele volkomen voor het soortelijke, maakte een onrechtmatige scheiding tusschen substantie (waaraan de eigenschappen) die ten slotte ook eigenschapsloos gedacht kan worden èn de eigenschappen of toestanden, die afhankelijk zijn. Hier speelde zijn vrees om zich te ver van „gewoon denken" te verwijderen hem parten. Door zijn leer van het toeval maakte hij causaliteitsbeschouwing onmogelijk. 2. Naast deze natuur moet een godheid gedacht worden, enkel vorm, dus onstoffelijk, eeuig en onveranderlijk. Lijnrecht tegenover de vormlooze materie die te denken is, staat zij als materielooze vorm. Zij moet boven het ondermaansche staan; van het ondermaansche, dat 4 elementen bevat (aarde, water, lucht en vuur), is ze door een vijfde element, den aether gescheiden. Zij moet er zijn, als oorsprong der beweging en daarom ook het hemelgewelf aanraken; zij is de eerste bewegende en toch onbeweeglijk. Dit kan omdat zij einddoel is; een doel brengt verandering te weeg zonder zelf te veranderen. Haar bezigheid is denken over het denken. Daaraan is de hoogste zaligheid verbon den. Alle substantie's streven naar verwezenlijking van het denken. Alleen in den mensch wordt dit bewust. Dit godsbegrip was voor de scholastiek aantrekkelijk. 3. Arist. is geboren encyclopaedist; de wetenschap „der natuur" verdeelde hij in een logisch, physisch, „metaphysisch", ethisch en aesthetisch terrein. In de natuurlijke historie onderscheidt hij tusschen een organisch en anorga nisch rijk der natuur Hij gaf een systematisch overzicht van het dierenrijk, vermoedelijk ook van het plantenrijk. Niet altijd nam hij nauwkeurig waar. Vrees voor het paradoxale speelt hem parten; voorgangers hadden juistere opvattingen (dat de aarde draait, het licht tijd noodig heeft), die hij verwierp. Ex¬ perimenteeren werd nutteloos door de leer van het toeval. Zijn onderzoek van het denken leidt hem tot logische regels (organon). Bekend is zijn definitie van waarheid: ze is overeenstemming tusschen een zaak en ons denken. Met empirische zielkunde heeft hij een begin gemaakt. In zijn ethisch hoofdwerk (Nicomachische ethiek naar zijn vader) leert hij dat het levensdoel geen ander kan zijn dan „welzijn". Deze wordt bereikt door het voortreffelijke leven. Daartoe moet de rede overheerschen. Deugd is niet enkel weten (Soerates), maar een vaardigheid door oefening verkregen. Zij is het bewaren van het juiste midden. Wien dit gelukt, is een „verstandige". Hij schreef zijn ethiek voor den praktischen mensch. Het zuiver beschouwend leven is onbereikbaar. Hij kende 4 hoofddeugden. Veel stof is opgeworpen over zijn definitie van tragedie: nabootsing van een ernstige gebeurtenis, die langs den weg van aandoeningen op reiniging van affecten (opluchting?) uitloopt. 4. Ar. werd in 384 v. Chr. te Stagira in Thracië geboren. Zijn vader Nicomachus was geneesheer. Van 366—347 was hij te Athene leerling van Plato; 343 werd bij door Philippus van Maced. aangesteld als leermeester van Alexander (den Groote), die hem later bij zijn verzamelen hielp. In 334 ging hij terug naar Athene waar hij een school voor wijsbegeerte stichtte; naar de lanen van het Lyceum of naar zijn wandelend doceeren „de Peripatetische" genoemd. In 322 werd hij, politiek verdacht, van goddeloosheid aangeklaagd. Hij vluchtte en stierf in hetzelfde jaar te Chalcis. Hij is beurtelings hoog vereerd (o. a. door Hegel) en scherp gecritiseerd. Beiden doen F. A. Lange, Gesch. des Materialismus en Lewes, Arisiotle. Aristoxenus (geb. c. 350 v. Chr.), Grieksch wijsgeer, leerling van Pythagoras en Aristoteles, schreef over de grondstellingen der muziek in „Beginselen der harmonie". Arithmetica. Zie Rekenkunde, ARIUS—ARKEL 249 Arius. Zie Arianisme. Arizona, staat van de V. S. van N. Amerika, tusschen 31° 20' en 37° N.B. en 109° 3' en 114° 45' W.L. v. Gr. begrensd in bet N. door Nevada en Utah in het O. door Nieuw-Mexico, in 't Z. door Mexico en in 't W. door Californië en Nevada. Oppervl. 0,29. mill. K.M'., bevolking 0,204 mill. 't N.O. is een 1500—2200 M. hoog plateau, doorsneden door diepe canons, gevormd door de Colorado en haar bijrivieren. Daarop verheffen zich vulkanische gebergten, zooals de San Francisco Mountains tot 3825 M, In het Z. liggen terraslanden van 300— 800 M. met de breede dalen der Gila en Salt River. 't Klimaat is zeer droog, de Julitemperatuur stijgt in het Z.W. soms tot 50° C, de Jan.-temp. daalt in 't N.O. dikwijls tot — 30° C. Groote uitgestrektheden zijn met laag kreupelhout bedekt; op de alluviale gronden worden naast zuidvruchten, vijgen, druiven en dadels ook tarwe en aardappels geteeld. Veel belangrijker is de veeteelt: schapen, runderen, paarden, geiten en varkens. Mineralen: koper, lood, goud, zilver, kwikzilver en zink. Industrietakken: koper- en houtbewerking, autofabricage en meelfabrieken. De bevolking bestaat uit blanken, meest van Spaansche afkomst, Indianen en een gering aantal Negers en Chineezen. De meesten zijn R.-Kath.; sommigen behooren tot de Mormonen. De hoofdstad is Phoenix. In 1667 werd 't land ontdekt door de jezuïeten van Sonora en reeds in 't begin der 18de e. waren er vele landbouwkoloniën gevestigd, welke in de oorlogen met de Apachen verwoest werden. Bij 't verdrae van Guadelune-Hidalgo (1848) werd Arizona als deel van Nieuw-Mexico aan de V. S. afgestaan. Van Nieuw Mexico gescheiden werd 'tin 1863 een territorium en in 1912 als afzonderlijke staat tot de Unie toegelaten. Het zendt 3 afgevaardigden naar 't Congres. Ark, is in de Bijbel: 1°. de naam van het vaartuig, waarmede Noacb met zijne familie en heel de dierenwereld aan de Zondvloed ontkwam; 2°. de godskist, ark des verbonds, waarin Mozes de steenen tafelen der wet borg en welke volgens oude verhalen in zeer nauw verband werd gebrachtmet Jahve(Jehovah). Zij werd op de woestijnreis vervaardigd, was eerst geplaatst in den tempel te Silo, werd door de Filistijnen veroverd en door David in den tempel te Jeruzalem geplaatst. Na de verwoesting van den tempel vernemen wij niets meer van de ark. In de laatste jaren zijn verschillende studies aan de ark gewijd tot verklaring der zeer uiteenloopende berichten. Arkadië. Zie Arcadië. Arkansas, staat in het Z. van de U. S., is begrensd door de Missouri, Tenessee en Mississippi, Louisiana, Oklahoma en Texas. Het O. is moerassig en ongezond, het midden heuvelachtig (prairiën), het W. bergachtig en gezond, (steenkool). Arkansas, White en Red river, Mississippi, Washita besproeien het gebied. Oorspronkelijke bewoners Indianen; in 1685 gekoloniseerd door de Franschen, sedert löob Dij ae unie. ATKansas is een lauubouwstaat: katoen, mals tarwe, haver, aardappelen en tabak; ook veel fruitteelt, perziken en aardbeien. Belangrijke veestapel: paarden, muildieren, runderen, schapen en varkens. De groote bosschen leveren bout. Mineralen: steenkool, slijp- en oliestcen. Industrie: katoenspinnerijen, meelfabrieken. De hoofdstad is Little Rock. Arkansas, zijrivier v. d. Mississippi, ontspringt in het Rotsgebergte, slecht bevaarbaar, wordt in Colorado voor de besproeiing gebruikt. Arkel, de Heerlijkheid, tusschen Lek en Merwede, begrensd door Gelderland, Utrecht, Holland en Brabant, behoorde reeds in de 1 Ode eeuw aan de huren van Arkel, die nabij het plaatsje Arkel hun kasteel hadden en dat tot in de 15de eeuw in hun bezit hielden. Velen traden in de Middeleeuwsche oorlogen op den voorgrond en waren beroemd wegens hun dapperheid („Arkel de stoutste"). Ook na het verlies van hun bezittingen, bleven de leden van het geslacht zich Arkel noemen. 250 ARKONA—ARMAGNAC Arkona, voorgebergte op N. Rügert in de Oostzee, waarop 'een vuurtoren van 24 M. hoogte. In de nabijheid de overblijfselen van een zeer oude vesting. Arkwright, Richard (1732—1792), vond een spinmachine uit, welke groote vooruitgang bracht in de katoenindustrie. Hij richtte in Cromford een fabriek op, waar hij zijn vindingen in practijk bracht. Arlberg, alpenpas op 1800 M. hoogte tusschen Tirol en Vorarlberg, vroeger belangrijker dan nu, door de opening van den Arlberg-spoorweg. Arles, stad op den linkeroever v. d. Rhóne, in het Fransche departement Bouches du Rhóne, met c. 31.000 inw., door de Romeinen gesticht, heeft velé ruinen uit dien tijd o. a. amphitheater. Verder een oude cathedraal (7de eeuw). Thansolie-en machinefabrieken, scheepstimmerwerven, zijdespinnerijen. Arlington, Henry Bennet (1618— 1685), Engelsch staatsman, aanhanger •™ iciu uuuer jvarei n mi¬ nister, stelde zich in verbinding met de Oranjepartij in Holland en trachtte tevergeefs Willem III aan Engelands zijde te halen. Arion (Vlaamsch Aarlen), hoofdstad in de Belgische provincie Luxemburg met c. 12.000 inw., heeft wol- en ijzerindustrie. Vroeger belangrijk uit strategisch oogpunt. Arm is het lichaamsdeel bij menschen en apen dat zich bevindt tusschen den schouder en de hand. Men onderscheidt de opperarm die van boven door een kogelgewricht (het meest vrije gewricht van het menschelijk lichaam) met het schouderblad is verbonden en naar beneden door het ellebooggewricht aan den onderarm is bevestigd. De onderarm bestaat uit 2 beenderen aan de duimzijde het spaakbeen en aan de pinkzijde de ellepijp, die om elkaar heen kunnen draaien en daardoor de handpalm naar voren en naar achter kunnen keeren. Met den handwortel is de benedenarm door een gewricht verbonden, dat buigen, strekken, aan- en afvoeren van de hand tenopzichte van de benedenarm veroorlooft. Armada, De, was de naam der zoogenaamd „onoverwinnelijke" vloot door FUips II in 1588 onder bevel van den onervaren hertog van Medina Sidonia uitgezonden om eerst Engeland, daarna de Nederlanden te veroveren. De vloot uit 160 logge schepen bestaande, onder onbekwame leiding, werd langzamerhand vernietigd door de Engelsche admiraals Howard, Drake en Hawkins, terwijl Hollanders en Zeeuwen beletten, dat Parma zich met zijn krijgsmacht bij de andere Spanjaarden voegde. Ook de storm droeg er toe bij deze geheele vloot en daarmee het Spaansch imperialisme geheel ten gronde te richten. Armadillo, een geslacht der Pissebedden (Isopoden) van de Crustaceeên. Zij onderscheiden zich van de andere pissebedden door het meer gewelfde lichaam en doordat zij zich kunnen oprollen. De meest bekende is de A.officinarum, die onder den naam millinedes een veel c*ehT-,,itt middel vormde. Armageddon, ontleend aan de Openbaring van Johannes (16,16) waar het de plaats is van den eindstrijd tus' schen de machten van het goed en het kwaad, werd vooral in Engeland gebruikt als uitdrukking ter aanduiding van het gruwelijke van den Wereldoorlog. Armagh, graafschap in Ulster (Ierland), is in 't N. en midden vruchtbaar, aardappelen, haver, vruchten en vlas. Eenige linnenindustrie. De bevolking gaat snel achteruit; veel grootgrondbezit. Rivieren zijn: Blaun, Blackwater, Callan en Neury. De hoofdstad is Armagh met c. 7500 inw. zetel van R. K. en Anglikaanschen aartsbisschop. Handel in koren, linnen en leder. Armagnac, vroeger een graafschap in Z.W. Frankrijk. De graven van Armagnac, een zeer oud aanzienlijk Fransch geslacht, regeerden van de 10de totde 15e eeuw. De beroemdste was Bernard VII, tijdens de binnenlandsche twisten het ARMAGNAC—ARMENIË 251 hoofd dar Orteanspartij, veroverd* Parijs (1413) en werd in 1418 vermoord. Ook zijn zoon streed mede en hun soldaten, Armagnacs genaamd, verspreidden schrik in geheel Frankrijk. Zij werden daarom als hulptroepen naar keizer Frederik III gezonden, om de Zwitsers te betrijden. Na dien oorlog Zwierven zij nog langen tijd in Duitschland rond. Armansperg, Joseph Ludtnig graaf van (1787—1853), staatsman, eenige malen minister in Beieren, was van 1812— 1837 president van het regentschap en staatskanselier in Griekenland. Armatolen waren de bewoners der N. streken in Griekenland die na de verovering van Griekenland door de Turken (1460) in het gebergte vluchtten en den Turken veel last veroorzaakten. Zij behoorden tot de beste troepen, welke in den Griekschen vrijheidsoorlog tegen de Turken streden. Armatuur van een magneet, zie anker; van een el. condensator (z.a) de beide geleidende deelen van den condensator; van dynamo's en motoren (z.a.) het bewegende deel (ook rotor geheeten) van deze machines. Armband, sieraad, dat reeds in voorhistorische tijden door mannen en vrouwen gedragen werd. De Oostersche volken hadden armringen meestal van edel metaal, de Germanen van brons. Sinds de 12de eeuw werden armbanden hoofdzakelijk door vrouwen gedragen, vaak met edelgesteenten versierd; de tegenwoordige armband-horloges worden weer door vrouwen zoowel als door mannen gedragen. Armborst, kruisboog, oorspronkelijk door Archimedes samengesteld, werd aanvankelijk door de Romeinen, later door de Germanen overgenomen en bleef tot de 17de eeuw in gebruik. Armenbijbel. Zie Biblia pauperum. Armengelden zijn de bedragen, die door schenkingen, erfstellingen, legaten aan de algemeene armen eener gemeente worden vermaakt. Deze gelden worden door Burgemeesters en Wethouders ver¬ deeld onder de instellingen, di* zich met armenzorg in de gemeente bezig houden. Armenhuis. Onder armenhuis of werkhuis verstaat men instellingen, waarin óf ouden van dagen en invaliden verpleging vinden en waarin de verrichte arbeid dient om lichte bezigheid te verschaffen, óf valide armen, landloopers dronkaards enz. opgenomen worden en te werk gesteld worden tot verbetering of straf; in dit laatste geval zijn het dus lichte gevangenissen. Armenië, een gebied in Voor-Azië, vóór den wereldkrijg verdeeld over eenige Turksche vilayets o. a. Erzeroem, Russische gouvernem. o. a. Eriwan en Tiflis en de Perzische prov. Azerbeidsjan. 't Grenst ten W. aan Kl.-Azië, ten O. aan de laagvl. van Aras en Koer, ten N. a/d Kaukasus en ten Z. aan de geb. langs den linkeroever van de Moerad, 't Is een aaneengesloten hoogland, hooger dan de omliggende landen, 't Binnenland bestaat uit met weide bedekte 800—2000 M. hooge plateaux, waarop zich geisoleerde vulkanenf Hoogste de Ararat 5156 M.) en lange bergketens verheffen. In bouw komt dit bergland overeen met den Kaukasus; een kern van kristallijne gesteenten is bedekt met jonge sedimenten, dikwijls doorbroken door vulkanische formaties, 't Is rijk aan mineralen: zilver, lood, ijzer, koper, aluin en steenzout. De Eufraat, Tigris en Aras hebben er hun bronnen; de bergmeren Wan M. (1590M.) en Oermia M. (1250 M.) zijn zonder afvoer. Onder invloed der koude N.O. winden is 't klimaat in de hoogere deelen vrij bar. In de dalen echter zijn wijnen boomgaarden en wordt katoen, tabak, mais, rijst, hennep en vlas verbouwd. De Armeniërs zijn Christenen en staan bekend als intelligent; in htm stamland herders of landbouwers; in den vreemde gewoonlijk slimme, gewetenlooze kooplieden (Konstan tinopel). Te midden der Armeniërs (1 mill.), wonen Turken, Koerden e. a. 't Land was in de Oudheid achtereenv. onderworpen aan Assyrië, 252 ARMENIË-ARMENZORG Medié, Perzië en Rome. In 632 kwam 't U| 't Byzantijnsche Rijk, later onder de khaliefen; in de 11de eeuw onder de Seldsjoekische Turken en in de 16de eeuw werd 't verdeeld onder Turkije en Perzië. In 1828 lijfden de Russen een deel van 't land in; verder vormden zich in de 19e eeuw revolutionaire comi té's, welke massa-moorden door de Turken uitlokten, o.a. in 1894 en ook tijdens en na den wereldoorlog. Dientengevolge een scherpe nota aan de Porte, gevolgd door de bezetting van Konst. door de Geallieerden. De vredesconferentie stichtte een onafhankelijk Armenië onder bescherming der Geallieerden. De hoofdstad is Erzeroem, de haven Trebisonde. De letterkunde der Armeniërs bestaat vooral uit wijsgeerige theologische geschriften. De taal behoort tot de Indo-Germaansche talen, uc iciicriecKens zijn grootenaeeis aan het Grieksch ontleend. Lynch, Armen ia, travels and studies. Armenraad. Zie A rmenwet. Armenrecht is de bevoegdheid om kosteloos te procedeeren, na overlegging van een bewijs van onvermogen, afgegeven door den burgemeester van de gemeente waarin de onvermogende woont. Dit stuk wordt met een verzoekschrift waarin de eisch of de tegenspraak tegen eens anders eisch is vermeld, aan den rechter overgelegd, die hierop verlof tot kosteloos procedeeren verleent of dit weigert. Armenüères, stad in het Fransche departement du Nord, nabij Rijssel met c 28.000 inw., had voor den oorlog belangrijke katoen- cn linnenfabrieken. Gedurende den oorlog is het 2 maal in bezit der Duitschers geweest en heeft veel te lijden gehad. Armenwet. De Armenwet van 1912 huldigt, evenals haar voorgangster van 1854, het beginsel, dat overheidszorg tot leniging van armoede een aanvullende taak heeft te vervullen maar dat de behoeftige zich eerst tot een kerkelijke of bnzondere instelling moet wenden, en ook dat niemand recht heeft op on¬ derstand. De instellingen worden onderscheiden in burgerlijke, kerkelijke en bijzondere, die plaatselijk in een Armenraad vereenigd zijn, om tot samenwerking te komen (zie Armenzorg). Aan de kerkelijke en bijzondere instellingen kan in bijzondere gevallen subsidie worden verleend. De wet heeft voorts, naast de Armenraden, nog een algemeen instituut ingesteld t.w. een Algemeene Armencommissie, wier taak het is aan autoriteiten en, desverlangd, aan instellingen van weldadigheid raad te geven omtrent aangelegenheden van het Armbestuur en zich op de hoogte te houden van de werking der Armenwet. Armenzorg. Arm noemt men die personen, die zelf niet in hun onderhoud kunnen voorzien en steun van anderen noodig hebben. Er zijn echter vele graden van armoede, want naarmate de grens van het bestaansminimum hooger gesteld wordt, zal het aantal personen dat daaronder blijft, grooter zijn dan daar waar die grens laag gesteld wordt. Zoo komt het voor dat in landen met een hoogen levensstandaard het aantal bedeelde personen grooter is en de kosten voor armenzorg hooger zijn dan in landen, waar het algemeene wolvaarteneil laag is. Even uiteenloopend zijn de oorzaken van armoede; deze kunnen van algemeenen, maatschapppelijken aard zijn en het kunnen individueele oorzaken zijn. Tot de eerste behoort de werkloosheid, die een gevolg kan zijn van invoering van nieuwe machines of andere verbeteringen in de techniek, van fluctuaties in de productie, waardoor een crisis kan ontstaan, die tallooze arbeiders werkloos maakt; door veranderingen in de vraag, waardoor bepaalde bedrijven overbodig worden en te niet gaan. En daarnaast bestaan vele individueele oorzaken, als het verlies van den kostwinner, ziekte, tegenslagen, maar ook ondeugden als luiheid, dronkenschap. De armenzorg stelt zich tot taak den nood te lenigen, en als het kan, de oorzaken weg te nemen. Hiertoe bestaan een groot aantal instellingen ARMENZORG—ARMILLARIA 2S3 van weldadigheid, die in burgerlijke, kerkeliikc en bijzondere kunnen wor¬ den onderscheiden. De burgerlijke armmenzorg wordt óf door de gemeenten zelf uitgeoefend óf door instellingen, tot wier oprichting de gemeenteraad het initiatief kan nemen; in vele gemeenten bestaan dergelijke instellingen reeds van ouden datum. De kerkelijke instellingen zijn bij de Protestantsche kerkgenootschappen in den regel de Diaconiën, bij de R. Kathol, het parochiaal armbestuur, bij de Israëlieten het Isr. kerkelijk Armbestuur. De bijzondere instellingen vertoonen een groote verscheidenheid. Sommige ' houden zich met het verleenen van onderstand in het algemeen bezig, andere verleenen slechts op een bepaalde wijze hulp. Heeft iemand onderstand noodig dan kan hij zich tot het Burgerlijk Armbestuur, de kerkelijke armbesturen of een bijzondere instelling wenden. Het burgerlijk armbestuur mag niet helpen, als hij zich niet eerst tot de kerkelijke of particuliere liefdadigheid heeft gewend; naast deze groote lichamen bestaan dan allerlei kleine. Al deze instellingen zijn vereenigd in den Armenraad, die een Bureau heeft dat o. a. omtrent de werkzaamheden van alle instellingen binnen zijn gebied gegevens verzamelt, inlichtingen inwint omtrent alle personen, die zich bij het bureau of een der instellingen als hulpbehoevend aanmelden, hieromtrent weder inlichtingen verstrekt en zich op de hoogte stelt van alles wat het armenwezen in zijn gebied betreft. Zie Gids voor armenzorg en maatsch. steun in Nederland (1919). Armeria. Zie Strandkruid. Armfelt, Gustaaf Maurits (1757— 1814), Zweedsch staatsman en veldheer, onderscheidde zich in den oorlog tegen Rusland, was na den dood van Gustaaf III genoodzaakt naar Rusland te vluchten, keerde in 1801 terug en werd goeverneur van Finland. Armida, schoone vrouw en toovenares uit „Verlost Jeruzalem", houdt langen tijd den ridder Rinaldo gevangen, die door een wonder bevrijd wordt en later Armida tot het Christendom bekeert en tot vrouw neemt. Armillaar-sfeer of- cirkel, soms ook, hoewel verkeerdelijk, Astrolabium (z.a.) genoemd, bestaat uit een samenstel van eenige houten of metalen cirkels, waarvan er één n.1. B I ( zie fig.) zoo geplaatst is, dat hij in 't ecliptica-vlak Armillaar-sfeer. ligt, De punten P komen dan met de polen van de ecliptica overeen. Men draait het toestel in 't vlak EI zóódanig dat de cirkel ApMp door de pool van den equator gaat. Bij P en P zijn tappen aangebracht, waar de cirkels B en C om kunnen draaien; de binnenste cirkel draagt een vizier, waardoor men een der middellijnen op een ster kan richten. Zoo zijn astron. lengte en breedte van de ster te bepalen. De uitvinding van 't intrument verliest zich in den nacht der tijden. Hipparchus en Ptplemeüs ontdekten met behulp van de A. de ongelijkheden in de bewegingen van zon, maan en planeten en ook Tycho Brahe bediende er zich van, o. a. bij zijn talrijke Mars-waarnemingen. Armillaria. Zie Honingzwam. 254 ARMIN—ARNHEM Armin, Friedrieh Sint v»n (1851 — 1919), Duitsch generaal, aan wien Brussel zich (1914) overgaf, was in den wereldoorlog verscheidene malen bevelhebber van een leger en werd in 1919 na den Wapenstilstand in Asch vermoord. Arminianen. Zie Remonstranten. Arminius of Herman (17 v. Chr.—24 na Chr.), Germaansch veldheer, versloeg in 9 na Chr. de Romeinsche legioenen onder Varus nabij het Teutoburgerwoud, wat een paniek in Rome teweeg bracht. Nieuwe legioenen onder Germanicus behaalden een overwinning, maar de volgende slag bleef onbeslist. Beschuldigd van, naar alleenheerschappij te streven, werd hij door verwanten gedood. Arminius is de nationale held van Duitschland geworden (HermannDenkmal). Arminius, Jacobus (1560 — 1609), Nederl. godgeleerde, eigenl. Jac. Hermans geheeten, studeerde te Leiden, Genève en Bazel en werd in 1588 predikant te Amsterdam. Hij kwam met zijn rechtzinnigen ambtgenoot Gomarus in strijd over de leer der voorbeschikking. Deze strijd nam een grooten omvang, heel het Prot. Nederland werd erin betrokken, ook na het overlijden van Arminius in 1609. Zijne aanhangers Arminianen of Remonstranten geheeten leden den nederlaag op de Dordtsche synode (1618, 1619). Zie Remonstranten. Armoede. Zie Armenwet en Armenzorg. Armoriaal noemt men een boek dat beschrijvingen van familiewapens geeft. Bekend in Rietstaps werk over de wapens van den Nederl. adel en het vervolg hierop door van Epen. Armpootigen. Zie Brackiopoden. Armstrong, William George (1810 — 1900), Engelsch ingenieur, vond een nieuw soort kanonnen uit, naar hem Armstrongkanonnen genoemd. Hij werd het hoofd der kanonnengieterij in Woolwich, trad later af, daar aan het geschut van Withworth de voorkeur werd gegeven boven het zijne. Arnauld, Antoine{\ 560 —1619) .Fransch redenaar, aanhanger van Hendrik IV, tegenstander van de Jezuiêtea, stichtte het klooster Port Royal. Zijn zoon Antoine Arnauld (1612—1694), de Groote genaamd, het hoofd der Jansenisten, ijverde zijn geheele leven in verscheidene strijdschriften tegen de Jezuiëten en was eindelijk genoodzaakt Frankrijk te_ verlaten. In de Z. Nederlanden zette hij zijn strijd tegen hen en tegen de Hervormden voort en stierf te Luik. Bekend is zijn werk „Art de penser". AngeUca Arnauld, zuster van den voorgaande was abdis van het bekende Jansenisten-klooster Port-Royal de Paris, waarmee vele bekwame mannen o. a. Pascal zich in verbinding stelden. Arnault, Antoine Vincent (1766— 1834), Fransch treurspeldichter, gunsteling van Napoleon, moest na diens val Frankrijk verlaten, schreef toen „Germanicus", dat veel opschuding te weegbracht. Zijn kleine gedichten beteekenen meer dan zijn drama's. Arndt, Ernst Moritx ) 1769—1860), Duitsch dichter, maakte naam met zijn „Versuch einer Geschichte der Leibeigenschaft in Pommeren und Riigen", dat tegen de lijfeigenschap gericht was en belangrijke gevolgen had. Vooral is hij bekend als de dichter van Duitsche nationale liederen in den trant van „Der Gott, der Eisen wachen liess" enz., met welke liederen hij zijn volk tegen Napoleon aanvuurde. Ook in zijn later leven nam hij ijverig aan den politieken en nationalen strijd deel. Arne, Thomas Augustine (1710 — 1778), beroemd als componist van de melodie voor Rule Britannia. Schreef vele opera's, instrumentaal- en vocaalwerken. De universiteit van Oxford verleende hem den titel Mus. Dr. Arnemuiden, stadje met verzande haven op O. Walcheren, vroeger belangrijk; bezit nog oude kerk en stadhuis. Het telt c. 1700 inw. Vischvangst en landbouw. Arnhem, hoofstad der provincie Gelderland, aan den Rijn, door een schipbrug en een spoorbrug met de Betuwe verbonden, is vooral wegens haar mooie. ARNHEM—ARNOLD VAN BRESCIA 255 omstreken gezeeht. In de Middeleeuwen veroordeeld, doch ontweek die in het een vesting, heelt zij haar oud aanzien buitenland. geheel verloren; slechts de kerk en het Arnim-Beauchamp, Mary Annette stadhuis (vroeger woning van Maarten gravin von (1856— ), Engelsch rovan Rossum) dagteekenen van eeuwen manschrijfster, Australische van geterug. Er is drukke doorvoerhandel boorte, huwde den graaf von Arnim op Duitschland en niet onbelangrijke (gest. 1910) en in 1916 graaf Russel. industrie van ijzerwaren, instrumenten, Tot haar veelgelezen werken behooren: meubelen, sigaren, leder enz. Het station „Eiizabeth and her German Garden", e.a. is een kruispunt van spoorwegen. Van Arno, rivier in Midden-Italië (Tosde landgoederen in den omtrek is vooral cane), ontspringt in de Apennijnen, Sonsbeek (thans gemeente-eigendom) mondt nabij Pisa in de Middellandsche bekend. In 1918 werd op den Water- zee uit en is vanaf Florence bevaarbaar, berg het Nederlandsch Openlucht Mu- Arnold, Christoph (1650—1695), een seum geopend. Arnhem telt c. 70.000 inw boer, als sterrenkundige beroemd, in Arnhemsland was vroeger de naam Sommerfield, nabij Leipzig; ontdekte van het N.W. deel van Z. Australië, twee kometen en den voorbijgang door Nederlanders in 1623 ontdekt. van Mercurius voor de zon. Arnica montana. Zie Wolverlei. Arnold, Gottfried (1666—1714), Lu- Arnim, Ludwig Achim von (1781— thersch godgeleerde van piëtistische 1831),Duitsch dichter uit de Roman- richting, schreef behalve eenige kerke- tische school, schreef met rijke phantasie, Ujke liederen „Historie der Kerken en doch was niet geheel meester van den Ketteren." vorm. Hij schreef romans, gedichten, Arnold, (Thomas (1795—1842), En- tooneelstukken en gaf met Brentano gelsch opvoedkundige, directeur van „Des Knaben Wunderhorn" uit, een een school te Rugby, in 1841 professor verzameling Duitsche volksliederen. te Oxford, bracht vele verbeteringen in Arnim, Elisabeth von, gewoonlijk het onderwijs aan. Zijn zoon Matthew Bettiha genaamd (1785—1859), zuster Arnold (1822—1888), Engelsch dichter van den dichter Brentano, een talent- en criticus, schreef gedichten en publi- volle vrouw, had reeds jong groote nei- ceerde zijn bevindingen over het onder ging tot dweperij o. a. met de stiftsfreule wijs op het vasteland in uitgebreide van Günderode en met Goethe. In 1811 geschriften. huwde zij Ludwig von Arnim en schreef Arnold, Edwin (1832—1904), En- nog vele werken, alle mystisch getint gelsch dichter en journalist, werd direc- en in vele opzichten overdreven. Haar teur van het Sanskritcollege te Poena liefde voor Goethe uit zij in het boek (Indië) en in 1861 redacteur van de „Goethe's Briefwechsel mit einem „Daily Telegraph". Van zijn gedichten Kinde." is vooral bekend „Light of Asia", epos Arnim, Harry, graaf von (1824—1881), over het leven van Boeddha. Duitsch diplomaat, werd in 1868 ge- Arnold-Forster, Hugh Oakley (1855- zant naar den Heiligen Stoel, was 1909), Engelsch staatsman, sinds 1892 tegenwoordig bij de vredesonderhan- lid van het Lagerhuis, van 1903—1905 delingen in 1870 en werd in 1871 ge- minister van oorlog, schreef vele werken zant in Frankrijk. Daar hij zich in o. a. „This world of ours". dit land met binnenlandsche aange- Arnold van Brescia (1100—1155), legenheden bemoeide, kwam hij in con- leerling van Abélard, Italiaansch mon- flict met Bismarck en werd in 1874 nik, streed tegen de wereldlijke macht teruggeroepen. Na zijn vertrek bleek van den paus en predikte de eenvoud dat hij diplomatieke stukken ontvreemd en armoede der apostelen. Door Bernard had; hij werd nu tot gevangenisstraf van Clairvaux tot ketter verklaard, 256 ARNOLD VAN BRESCIA-AROMATISCHE VERBINDINGEN zwierf hij in Frankrijk en Zwitserland, stichtte in Rome een republiek, doch werd in 1155 gevangen genomen en tot den brandstapel veroordeeld. Arnolfo di Cambio (1232—1310), Italiaansch bouwmeester, maakte een aanvang met het bouwen der kathedraal te Florence. Arnoseris. Zie Korensla. Arnott, Neil (1788-1874), Schotsch natuurkundige en geneesheer, deed vele practische uitvindingen op geneeskundig gebied, schreef ook enkele werken o.a. „Elements of physics". Arnould, Madeleine Sophie (1744— 1802), Fransche operazangeres, aan de Groote Opera te Parijs, is bekend door haar boek „Arnouldiana", dat vele van haar geestige opmerkingen en gezegden bevat. Arnsberg, vroeger hoofdstad van een graafschap, thans vaneen district in Westfalen, met c. 11.000 inw., fabrieken van spoorwegmateriaal en papier. Ruïnen van het grafelijk slot. Arnstadt, stad in Thüringen met c. 18.000 inw., aan de Gera, bezit vele scholen en belangrijke nijverheid: metaalgieterijen, leerlooierijen en handschoenfabrieken. In de nabijheid zoutbronnen. Arnswalde, stad in Brandenburg (Pruisen) met c. 10.000 inw., heeft ijzergieterijen en houtzagerijen. Arntzenius, Abraham Robert (1850 — ), gedurende lange jaren griffier der Tweede Kamer, kenner van het Nederlandsch staatsrecht. Gaf de Handelingen van de grondwetsherziening 1883—1887 in 8 deelen uit. Arntzenius, Floris (1865— ), Nederlandsch schilder, leerling van Allebé en Verlat, geeft in zijn werken het drukke stadsleven weer. Arnulf (c. 850—899), Duitsch keizer, onechte zoon van koning Karloman, werd na de afzetting van Karei den Dikke in 887 tot Duitsch koning gekozen; hij onderwierp de Noormannen in 891 en werd in 896 te Rome tot keizer gekroond. Arnulf, de Heilige, bisschop van Metz (612—627), trok zich in 627 in een klooster terug en stierf daar in 640. Hij it de stamvader van het Karolingische huis, daar zijn zoon Adalgisil de overgrootvader van Pepijn was. Aroe-baai, inham in de residentie Oostkust van Sumatra, eindpunt van despoorlijn vanMedan naar het Noorden. Vroeger Bataksch rijk, later door Atjeh veroverd, werd deze kust in de 18de eeuw onveilig door de zeeroovers. Aroe-eilanden, groep van c. 100 eilandjes, gelegen in de Banda-zee ten Z. van Nieuw-Guinea, behoorend tot de residentie Amboina. De grootste zijn: Warialaoe, Kola, Wokan, Kobror, Maikor, Koba en Tarangan. De bodem is er vruchtbaar, doch zij zijn dun bevolkt. Uitgevoerd worden: parels, paradijsvogelveeren, schildpadschilden. De posthouder woont te Dobo op Wammer. Aroewimi, rivier in Afrika, rechterzijrivier van den Kongo ontspringt in de Blauwe Bergen. Stanley volgde in 1887 haar loop tot het Albertmeer. Arolas, Don Juan (1805—1849), Spaansch dichter, geestelijke in de orde der Piaristen, schreef eerst minne- en herderzangen, later godsdienstige verzen. Hij stierf krankzinnig. Arolsen, stad in Waldeck (Duitschland) met c. 3.000 inw. bezit vorstelijk slot met een kostbare schilderijen verzameling en opgegraven voorwerpen uit Herculanum en Pompeji. Aromatische middelen zijn opwekkende, vluchtige geneesmiddelen, die gebruikt worden, 't zij om den smaak van bittere middelen te verbeteren (corrigentia), 't zij om den eetlust te bevorderen. Aromatische verbindingen vormen naast de aliphatische verbindingen de tweede hoofdgroep van de organische chemie. Ze kunnen alle van benzol worden afgeleid, dat zelf is opgebouwd uit een „ring" van 6 koolstofatomen, terwijl aan ieder koolstofatoom één waterstofatoom is gebonden. Door vervanging van een of meer dezer waterstofatomen worden alle aromatische verbindingen AROMATISCHE VERBINDINGEN—ARREST 257 eruit afgeleid (gedacht). Zie Holleman, Leerb. der Chemie II. Aronskelk. Onder dezen naam komt een wildgroeiende plant voor uit de bosschen, de gevlekte aronskelk (Arum maeuldtum), met hartvormig, vaak zwangevieKt Diaa en knolvormigen wortelstok. Kleine bloempjes zitten aan het benedeneinde van den bloemkolf, waarvan de paarse top boven de bloeischeede uitsteekt. Alle deelen der plant zijn vergiftig. Meer bekend is de aronskelk uit Zuid-Afrika (Calla aethiöpica of Richardia africSna), met groot, groen blad en sneeuwwitte bloeischeede van den gelen bloemkolf. Met enkele andere soorten wordt deze bij duizenden gekweekt, om de afgesneden bloeiwijzen in den handel te brengen. Voortkweeken door scheuren van de plant. Ze verlangt zwaren grond, veel warmte en veel vocht gedurende den zomer. Zoowel de wilde als de gekweekte aronskelk behooren tot de familie der Araceëen. Aronstein, \v.dwig (1841 — 1913), Duitsch scheikundige, ontving zijn opleiding in Duitschland, ging in 1866 naar Nederland, waar hij assistent te Leiden, leeraar te Breda en hoogleeraar in Delft was. Hij schreef behalve vele tijdschriftartikelen een leerboek der anorganische scheikunde. Arosa, plaats op c. 1900 M. in het dal van de Plessur (Graubunderland), ligt «eer beschut en wordt daarom veel als verblijfplaats voor longlijders gekozen. Arouet, Francois Marie de, Zie Voltaire. Arpad, van 889-907 hertog der Magyaren, veroverde Hongarije en was de grondlegger van een vorstenhuis. Hij is de nationale held der Hongaren. Arpeggio of arpeggiato (muziekterm) „op de manier der harp" (arpa), beteekent, dat de noten van een accoord niet gelijktijdig, maar na elkaar moeten worden aangeslagen, dus: accoordbreking. Arnino. stad in Casert.i ntaKn ™o* c. 11.000 inw. geboorteplaats van Marius en Cicero; is het oude Arpinum. Lakenfabrieken. Arran, eiland in de Firth of Clyde(Schotland), bergachtig, ruw doch gezond klimaat, 's zomers druk bezocht; vischvangst. Voortbrengselen zijn: aardappelen, schapen en koeien. Arrangement, in de muziek bewerking van een muziekstuk voor andere instrumenten dan waarvoor het oorspronkelijk geschreven is. Arraroba is de bast van. een Braziliaanschen boom, die onder den naam Goapoeder tegen huidziekten wordt gebruikt. Arras, hoofdstad van het Fransche departement Pas de Calais aan de Scarpe met c. 26.500 inw. vroeger beroemd om zijn tapijten; thans handel in olie en graan, beetwortelsuikerfabrieken; heeft door den laatsten oorlog geleden. Begin Oct. 1914 had er een groote slag plaats en ook de latere gevechten vernielden veel. Arras was uit strategisch opzicht belangrijk. Arrebo, Anders Christensen (1587— 1637). biSSchoD Van Dl-ontheiTn «er- taalde de psalmen en schreef een gedicht over de Schepping „Hexaemeron" genaamd. Arrealede noemt men de meestal fraai versierde en met bellen voorziene, door een of meer paarden bespannen slede, waarmee men over sneeuw en ijs gaat. Arrest, vroeger een lichte soort van vrijheidsstraf, later meer een krijgstuchtelijke straf. Ook: een vonnis van het Gerechtshof of den Hoogen Raad, zoowel in burgerlijke, als in strafzaken. Ook: aanhouding, vasthouding van ver- 17 258 ARREST—ARSENIK dachten, beklaagden, beschuldigden of veroordeelden. Ook: maatregel van het hoofd van den staat, waardoor zich in 's lands havens bevindende schepen van een vreemde natie worden aangehouden. Arrest, Heinrich Ludwig d' (1822— 1875), Duitsch sterrenkundige, hoogleeraar te Kopenhagen, bestudeerde vooral kometen nevelvlekken en sterrenhoopen. Arrestatie, gevangenneming van een persoon door de bevoegde macht. Bij preventieve gevangenneming geeft het O. M. last tot de arrestatie. Bij veroordeeling geschiedt zij uit kracht van een rechterlijk vonnis. Arrha. Zie Handgeld. Arrhenius, Svante August (1859— ), Zweedsch natuur- en scheikundige, hoogleeraar te Stockholm, later directeur van het Nobelinstituut aldaar, maakte zich bekend door zijn theorie over de geleiding van den electrischen stroom. In 1903 kreeg hij den Nobelprijs voor natuurkunde. Van beteekenis is Ook zijn werk op het gebied der Kosmogonie waarop hij versch. werken schreef: („Das Werden der Weiten", „Schicksal der Planeten") e. a. Arriaga, Manset José de (1839—1917), was van 1911 — 1915 de eerste president der Portugeesche republiek. Arrianus, Flavius (c. 96 —170),Grieksch historicus en wijsgeer, was stadhouder van Cappadociê en later archont . te Athene. Hij schreef een belangrijke geschiedenis van Alexander den Groote. Arroba, gewicht en inhoudsmaat voor vloeistoffen, vroeger gebruikt in Spanje, Portugal en Mexico. Arrogatio, vorm van adoptie, afkomstig uit het Rom. recht, beteekenende, dat een onafhankelijk persoon in een familie werd geadopteerd. Beiden, degeen, die adopteerde en de aangenomene zelf, moesten hun goedkeuring aan de daad hechten. De adopteerende moest minstens 60 jaar zijn. Wie reeds kinderen had, mocht niet meer arrogeeren. Arrom, Cecilia de. Zie Caballero Ferman. Arrondissement, afronding, later: provincie. In Ned. diende de verdeeling in arrondissementen om de rechtsmacht te regelen. Ook nu vormen de arrondissementen het rechtsgebied van de rechtbanken van eersten aanleg en van het gebied van (arrondissements) schoolopzieners. Arrowroot is het zetmeel uit de WestIndische pijlwortel (Maranta arundinacea). Het meel wordt bereid door raspen van de wortel en uitwasschen met water. Hieruit laat men het meel afzetten. Het werd een tijdlang veel gebruikt als „versterkingsmiddel". Vervalschingen zijn microscopisch te herkennen. Ook wordt de naam arrowroot aan vele andere zet meelsoorten gegeven; zoo heet cassave wel Braziliaansche arrowroot ; Oost-Indische arrowroot is dikwijls het zetmeel uit de curcuma-wortel. Arrowsmith, Adron (1750— 1823), Engelsch aardrijkskundige, maakte zeer nauwkeurige kaarten, vooral die van de wereld en van Schotland zijn uitstekend. John Arrowsmith (1790—1873), een neef van voorgaande, zette het werk voort, publiceerde „London Atlas of universal geography" en was een van de oprichters van het Londensch Aardrijkskundig Genootschap. Arsaciden, vorstenhuis in het rijk der Parthen (aldus genoemd naar den stichter A rsaces),dat van250v. Chr. — 226 na Chr. regeerde en zich langen tijd tegen de Romeinen verdedigde. Hun heerschappij werd door Artaxerxes, stamvader van de dynastie der Sassaniden, vernietigd. Arsenaal. Zie Tuighuis. Arsenaten. Zie Arsenik. Arsenik of arsenicum is zoowel de naam voor het element (As) als voor het oxyde daarvan (As, O,). Het element komt vrij in de natuur voor in groote klompen. Aan zwavel gebonden komt het in pyrieten voor. Vandaar het voorkomen van arsenik (of arseen) in ruw zwavelzuur en ruw zoutzuur. De bereiding geschiedt door reductie van het oxyde met koolstof of door verhitten van arsenikkies. Het is bros ARSENIK-ARSENIKZUÜR 259 en heeft een staalblauwe kleur. Hagel bestaat uit lood, samengesmolten met 0,5 % arsenicum. Koperen en ijzeren knoppen van paraplus worden wel er mee bedekt door ze in een warme zoutzure oplossing van rattekruid te dompelen. Met koper en tin geeft het spiegelmetaal. Het arsenikoxyde of rattekruid is een witte, meestal fijnpoederige stof. De I bereiding geschiedt doorsublimeeren (dit is destilleeren, waarbij het destillatieproduct direct als vaste stof ontstaat) van arseenverbindingen. Het wordt gebruikt voor het wasschen van schapen tegen ongedierte en voor het conserveeren van huiden. Met natronloog geef t het een zout, natriumarseniet, dat als middel tegen insecten zeer veel wordt gebruikt. Ratte\ kruid is een sterk vergift en mag door apothekers slechts op recept verkocht worden. In hoeveelheden boven 1 K.G. " uci viij vernanaeiDaar. Arsenikhexoxied. Zie Arsenik. Arsenikkoper of Porijzer groen is een verf, die veel wordt gebruikt, voor het | verven van scheepsrompen om de aanI groei ertegen te beletten. Schweinfürterï groen is een mengsel van (vooral voor behangselpapier) arsenikkoper en koperacetaat. Het wordt als groene verf en tegen insecten gebruikt. Beide verven worden uit rattekruid bereid en zijn zeer vergif tig. Arseinkpentoxyde is een witte, glasachtige stof, die bereid kan worden door verhitting yan arseenzuur. Arsenikpreparaten zijn arsenicumhoui' dende stoffen. In de geneeskunde worden als zoodanig vooral gebruikt pillen met arsenigzuur (rattekruid). Hiertoe behooren het liquor Fowleri en 't Levicowater, een natuurlijk bronwater. Arseniktrioxyde. Zie Arsenik. Arseniktrisulfide (As, S„), auripigment of opermentiseen kristallijne verbinding die in de natuur voorkomt. Technisch wordt het uit rattekruid met zwavel gemaakt. Het dient als pigment voor getto» is niet giftig. Het wordt wel met gebluschte kalk vermengd en heet dan Rbusma, hetwelk dient voor het ontharen van huiden. Arsenikvergiftiging. Acute arsenikvergiftiging vertoont al de verschijnselen van Aziatische Cholera als onstilbare diarrhee, pijn in de maag, braken en krampen, 't Braaksel en de ontlasting bevatten veel bloed, de huid wordt koud en bleek, kuitkrampen treden op, 't bewustzijn gaat verloren, de pijn in het lijf is bijna ondragelijk. Behandeling: Terwijl men wacht op het terstond in de apotheek bestelde „tegengif tegen arsenicum", tracht men braking op te wekken door aanraken van de keel met een penseel of een veertje en zoo mogelijk door ui the velen van de maag. Is dan het tegengif (versch bereid uit ijzerchloride en gebrande magnesia) aangekomen dan geeft men daarvan iedere 10 minuten 2 4 3 eetlepels tot men ongeveer 20 a 30 maal de hoeveelheid van het ingenomen veTgift heeft verstrekt; hiermede gaat men een paar dagen door, telkens grootere tusschenrujmten tusschen het innemen latend. ïnmiHriels ral „,„i deskundige de leiding der behandeling hebben overeenomen. Chmnicchs nn^ nikvergiftiging komt voor bij arbeiders in_ arsenicummijnen, glasfabrieken, fabrieken van arseenhoudende kleederen, tapijten, kunstbloemen, behangsels enz. Verschijnselen zijn: ontsteking van het oogbindvlies, chronische maag- en darmcatarrh, uitslag op de handen, bloedarmoede, uitvallen der haren, slapeloosheid enz. Arsenik waters tof (AsH^) is een vergiftig brandbaar gas met onaangenamen reuk, dat wordt verkregen bij het aantoonen van arsenicum. Door zink en zuiver zwavelzuur wordt waterstofgas verkregen, dat met het aanwezige arsenicum arseenwaterstof vormt. Bij verbranden geeft het een groene vlam, die tegen porcelein zwart afzet. Arsenikzuur of arseenzuur wordt bereid door verwarmen van arsenigzuur (een waterige oplossing van rattekruid) met salpeterzuur. De zouten ervan heeten arsenaten. Het calsium- en loodzout worden in Amerika veel gebruikt voor de bêstuiving van de katoen velden (zie katoen). 260 ARSENIUS-ARTERIOSCLEROSIS Arsenius (\) dt Heilige (gest. 450), een Romein, was opvoeder der zonen van Theodosius den Groote en trok zich later in de woestijn terug. Arsenius (2), patriarch van Konstantinopel (1255), deed keizer Michael Palaeologus in de ban, daar deze Johannes Lascaris de oogen had laten uitsteken. Arsinoë (1) (geb. c. 316 v. Chr.), dochter van Ptolomaeus I, huwde achtereenvolgens met Lysimachus van Thracië, Ptolomaeus Ceraunus en haar broeder Ptolomaeus II. Arsinoë (2), dochter van Ptolomaeus III Euergetes, gehuwd met haar broeder Ptolomaeus IV Philopator, streed dapper in den slag bij Raphia (217 v. Chr.). Arsinoë (3), zuster van Cleopatra, werd door Caesar voor zijn triomftocht naar Rome gevoerd en in 41 v. Chr. gedood. Arsis beteekent heffing of verheffing en staat tegenover het woord thesis (daling). In de dichtkunst noemt men de lettergreep, die den klemtoon heeft, „arsis". Arsonvalstroom of Teslastroom is een electrische wisselstroom van hooge spanning en zeer hooge frequentie (tot een millioen), die opgewekt wordt door condensatoren. Ze wordt in de geneeskunde gebruikt. Art, Bertha (1858— ), Belgisch schilderes, vooral van stillevens, ook een aquarelliste van beteekenis. Arta (1), hoofdstad van een district in Griekenland met c. 8000 inw. Arta (2), stad op het eiland Mallorca (Spanje) met c. 6000 inw., heeft handel in katoen. Golf van Arta (3), in de Ionische zee, op de grens van Griekenland en Turkije. Artagnan, Charles de Baatx d' 'c. 1612 — 1673), wordt door Dumas in verschillende van zijn romans behandeld o.a. in „Drie Musketiers". Artan de Saint Martin, Louis (1837 — 1890), Belgisch schilder, gaf landschappen en zeegezichten ook etsen. Artaxerxes, naam van drie Perzische koningen uit de dynastie der Achaemeniden. Artaxerxes 1 Macrocheir, regeerde van 465— 425 v. Chr., streed met de Grieken in Klein-Azië, is vooral bekend in de Joodsche geschiedenis. Artaxerxes II Mnemon, regeerde van 405— 362 v. Chr., kwam gesteund door Grieksche hulptroepen in strijd met zijn broeder Cyrus. Deze strijd en de terugtocht der Grieken is beschreven in Xenophon's Anabasis. Artaxerxes III Ochus, regeerde van 358 — 337 v. Chr. en onderwierp Egypte met behulp van Grieksche troepen. Artel is in Rusland een vereeniging van werklieden, die gezamenlijk kapitaal en arbeid of alleen arbeid leveren en daar allen een gelijk loon voor ontvangen. Artemidorus (1), van Ephesus c. 100 v. Chr., aardrijkskundige, deed vele reizen en gaf hierover een werk met verscheidene kaarten uit. Artemidorus (2), 2de eeuw na Chr., droomuitlegger, schreef een boek over verklaringen van droomen. Artemis, de Grieksche godin der jacht, is gelijk aan de Romeinsche godin Diana. Zie aldaar. Artemisia (1), koningin van Halicarnassus, streed in den slag bij Salamis. (480 v. Chr.) dapper mee tegen de Atheners. Artemisia (2), koningin van Carië (352—350 v. Chr.) liet een Mausoleum bouwen, dat tot een van de 7 wereldwonderen gerekend werd. Artemisia, plantengeslacht uit de fam. der Composieten; bijna alle soorten hebben smal blad, bij de meeste zeer fijn verdeeld of grijsviltig bovendien; de bloemen zijn altijd zeer klein, met weinig kleur en in ronde hoofdjes, dicht bij. elkaar geplaatst. Er behooren toe: Bijvoet (A. vulgaris), Averuit (A. campêstris), Dragon (A. Dracünculus), Alsem (A. Absinthium), Citroenkruid (A. Abrotanum) en A. maritima. Voor bizonderheden zie men de desbetreffende artikelen. Arteriën. Zie Slagader. Arteriosclerosis (slagaderverkalking) is een zeer veel voorkomende aandoening waarbij het binnenste vlies van de slagader (intima) ziekelijk is aangedaan en op meer gevorderden leeftijd het elas- ARTERIOSCLEROSIS—ARTI ET INDUSTRIAE 261 tisch weefsel door bindweefsel wordt vervangen. Uitwendig neemt men dan kronkeling en dikker worden van de slagader waar, zooals duidelijk te zien is aan de slaapslagader. Arteriosclerosis grijpt in lateretijdperken dikwijls de kransslagader van het hart aan en veroorzaaktidan gevaarlijke hartaandoeningen. fv'Artesische putten zijn genoemd naar de provincie Artois, waar in de nabijheid van 't Karthuizer klooster te Lillers in 1126 een bron werd aangeboord, die overvloedig water gaf. Bij een a. put of bron spuit het water dikwijls eenige meters boven den beganen grond uit. Het water schijnt zich verzameld te hebben in een kom, in een ondoordringbare kleilaag, waarboven zich lagen van poreuse grondsoorten of losse gesteenten bevinden, die van boven weer door kleilagen zijn afgesloten. Zoo komt het water onder druk te staan, zoodat bij 't boren van een gat, boven de bron, het water daardoor met geweld naar boven wordt geperst. De meeste worden toevallig ontdekt, maar ook werden boringen ' verricht op plaatsen, waarvan men redelijkerwijze kon verwachten, dat ze op een ondergrond rustten, die aan de vereischte voorwaarden voldeed. In Rusland schijnt men het boren van bronnen van Chineezen geleerd te hebben. Over de geheele aarde zijn de a. bronnen verspreid. Niet alleen voor drinkwater, maar ook voor bevloeiing en ten behoeve van fabrieken zijn deze bronnen van groot nut. In de wijze van boren is in den loop der tijden, dank zij de vooruitgang der techniek, groote verandering en verbetering gekomen. Artevelde, Jacob van (1287—1345), burger van Gent, kwam spoedig aan het hoofd te staan van de volkspartij in Vlaanderen, tegenover den Vlaamschen Franschgezinden graaf Lodewijk I. Artevelde wist een bondgenootschap tot stand te brengen tusschen Gent en den Engelschen koning Eduard III. Hierdoor kwam hij in' strijd met den graaf en de Franschen, was in dezen krijg niet ge¬ lukkig en werd door het gepeupel op straat vermoord. Zijn zoon, Philips van A rtevelde, zette den strijd tegen de Franschen voort, versloeg in 1381 den graaf van Brugge, werd ruwaard en sneuvelde zelf in den slag bij Roosebeke (1382). Arthois, Jacques d' (1613—1686), Vlaamsch schilder van historische landschappen, was leerling van Jan Mertens. Arthropoden. Zie Gelede Dieren. Arthur of Artus, volgens de Historia Britanum van Nennius uit de 9e eeuw, een aanvoerder der Kelten in hun strijd tegen de Angelsaksen. In de in 1136 opgestelde fabelachtige Historia regum Britaniae treedt hij op als nationale held en wordt hij zelfs tot een soort wereldvorst gemaakt. Deze Historia, door Wace in het Fransch vertaald; dan wordt hij in de Fransche gedichten der 12e en 13e eeuw het middelpunt van een reeks ridderromans, waarin hij en zijn omgeving (Perceval, LanceTot, Walewein) t ridderlijk ideaal vertegenwoordigen. Zijn hof te Carduel is slechts 't uitgangspunt (Ronde Tafel) voor de edelen, wier avonturen verhaald worden. Na zijn verwonding door zijn neef Mordred wordt hij overgebracht naar een feeenrijk, 't eiland Avalon, waar hij heet voort te leven. Zie de Sagen van Koning Arthur en de ridders van de tafelronde, vertaald door N. Montijn—de Fouw (1920). Arthur, Chester Allan (1830—1886), 21ste president der Vereenigde Staten in 1881, als candidaat der Republikeinen gekozen. Articuleeren is het duidelijk uitspreken van alle letters en lettergrepen. Arti et Amicitiae, naam van een maatschappij met het doel de beeldende kunsten te bevorderen, in 1839 te Amsterdam opgericht. Zij bezit aldaar een gebouw met bibliotheek, waar ook tentoonstellingen gehouden worden. Onder het beheer van deze maatschappij is ook „de Vereeniging tot bevordering der beeldende Kunsten", die eveneens in Amsterdam zetelt. Arti et Industriae, naam van een vereeniging tot bevordering der Kunst- 262 ARTI ET INDUSTRIAE—ARTS nijverheid in 1884 te 's Gravenhage opgericht. Artikel of lidwoord, woordje, dat voor een substantief wordt geplaatst, om dit laatste als bepaald, bekend, of onbepaald, onbekend, willekeurig, voor te stellen. In het eerste geval heet het lidw. v. bepaaldheid (de, het, 't), in het tweede üdw. v. onbepaaldheid (een, 'n). Artillerie noemt men in een leger dat gedeelte (wapen) dat belast is met de zorg voor het geschut met wat daartoe behoort en dit geschut in den oorlog bedient. In sommige landen staat ook de trein van het leger onder de hoede der artillerie. Men onderscheidt: 1°. veldartillerie met vrij licht geschut door paarden getrokken, 2°. rijdende artillerie, welke de cavallerie kan begeleiden, 3°. bergartillerie met uiteenneembaar, licht geschut, 4°. vestingartillerie, vroeger aan het zware geschut der vestingen gebonden en in den laatsten oorlog bewegelijk geworden, 5°. kustartillerie ten bediening van het geschut voor de verdediging van havens en kusten. Zie verder Geschut en Scheepsgeschut Artillerie-park noemt men de terreinen waar artilleriemateriaal in loodsen en in open lucht wordt bewaard. Artiodactyla (Parighoevigen). Het is vooral op grond van palaeontologische onderzoekingen, dat de vroegere verdeeling der Hoefdieren onder de Zoogdieren in Een-, Twee- en Veelhoevigen is opgegeven. De Artiodactyla zijn gekenmerkt door het bezit van een even aantal teenen met hoeven. De 3e en 4e teen zijn steeds even lang, doch langer dan de andere, zij komen op den grond, de 2e en 3e zijn meest veel korter. Men verdeelt ze in 2 onderorden: de Nonruminantia (Niet herkauwenden), waartoe zwijn en nijlpaard behooren en de Ruminantia (Herkauwenden), waartoe rund schaap, geit, antilope, hert, giraffe, kameel en lama behooren. Artis, in de wandeling de naam voor den dierentuin te Amsterdam, opgericht door het genootschap „Natura Artis Magistra." Artisjok (Cynara Scolymus), fam. der Composieten, hoog groeiende plant, die in België en Frankrijk veel, bij ons zeen weinig voor groente wordt gekweekt! Men gebruikt dan voor de consumptie de saprijke, dikke omwindselblaadjes van] de groote bloemhoofdjes. 't Is een over-s blijvend gewas, dat echter 's winters! een luchtige, droge bedekking noodig heeft (b.v. turfstrooisel). Scheuren in Maart—April of zaaien in Maart (onder glas). Artium liberalium magister is een oude titel, gelijkstaande met het tegenwoordige : doctor in de wis- en natuurkunde. Artois, vroeger graafschap in NoordFrankrijk, welks grenzen ongeveer dezelfde zijn als die van het tegenwoordige departement Pas de Calais. In 't N. zeer vruchtbaar, in 't Z. alleen vruchtbare dalen en vlakten. Producten: tarwe, vlas, hennep, beetwortelen. In den loop der tijden behoorde het aan Vlaanderen, Frankrijk, Bourgondië, Oostenrijk en) Spanje en kwam in 1659 weer aan Frankrijk terug. Steden daar zijn: Arras, Bapaume, Béthune, Lens enz., de rivieren : Authie, Canche, Aa, Lijs en Scarpe. Artois heeft het voorrecht met Vlaan-i deren gemeen uitstekend geschikt voor slagveld te zijn. In vele oorlogen en niet het minst in den laatsten is hier gestreden. Van October 1914 tot Sep-i tember 1918 was het succes afwisselend aan Fransche en Duitsche zijde. In October 1914, Mei en Juni 1915, April j 1917, Maart en Sept. 1918 hadden hier de grootste gevechten plaats. Arts is in Nederland sinds 1865 uit- , sluitend de officieele titel voor degenen die de bevoegdheid hebben verkregen tot uitoefening der Genees-, Heel- en Verloskunde. Het artsexamen wordt afgelegd ter overstaan van een staats-; commissie, waarvan er jaarlijks 4, in iedere Universiteitsstad één, worden benoemd en vereischt een studie na afgelegd eindexamen H.B.S. of Gymnasium ] of afgelegd examen tot toelating aan de Universiteit voer 6 a 7 jaren. Zie ook Geneeskunde. ARTSENIJ—AS 263 Artsenij. Zie Geneesmiddel. 11 Artsenijplanten worden in de genees■ kunde gebruikt. Van de alleroudste I tijden af hebben zij steeds toepassing geI vonden en tegenwoordig heeft het kweeI ken (ook in Nederland) en de studie 11 hunner werking weer een groote vlucht JI genomen. Zie A. J. van Laren, Geneesj I kruiden en geneeskruidenteelt, afbn. (1919). Artsibasjef, Michael (1878— ), I Russisch romanschrijver, maakte veel 11 indruk met zijn werk „Sanin". t Artz, David Adolphe Constant (1837 — 11 1890), Nederlandsch schilder, voornaamj| ste leerling van Jozef Israëls, werkte 11 met Jacob en Matthijs Maris te Parijs, I volgde ook in onderwerp zijn leermeester 11 en schilderde veel visschers in hun dageI lijksch leven. I Aruba, eiland van de kleine Antillen in j I Nederlandsch W. Indië, in 't N. een steile I kust, in 'tZ. laag en gedeeltelijk met koI raalriffen. De bodem bestaat uit kwarts; II in het N.W. wordt eenig goud gevonden; de ontginning van phosfaat is belangrij- I ker, dit vormt met de z.g. „PanamaI hoeden" en aloèhars het voornaamste I uitvoerartikel. Het klimaat is gezond, I de bodem onvruchtbaar, niet voor land* [bouw geschikt; wel is er veeteelt. De Ibevolking bestaat hoofdzakelijk uit een vermengd ras van Indianen en negers, er worden bijna geen zuivere Europeanen aangetroffen. De taal is het Papiamento, Nederlandsch wordt slechts door weinigen verstaan. De hoofdplaats is Oranjestad aan de Zuidkust. Het is sedert de 18e eeuw Ned. bezit. Arum. Zie Aronskelk. Araneus. Zie Geitenbaard. I Arandel en Surrey, Thomas graaf van (1586—1646), was een der eersten, die oud-Grieksche kunstvoorwerpen, stukken van gevels, geschriften enz. verzamelde. Zijn kleinzoon schonk deze collecI Itie aan de universiteit te Oxford. I Arundo. Zie Pijlriet. I Arvaalsche broeders noemde men te I Rome een vereeniging van twaalf priesters, die reeds in zeer oude tijden ont' staan was en tot de 3de of 4de eeuw na Chr. stand heeft gehouden. Zij offerden tot het verkrijgen van een rijken oogst en bielden hun feest in Mei ter eere van Ceres. Arve, ontspringt in Savoye, loopt door het dal van Chamonix en mondt nabij Genève in de Rhóne uit. Arve (Pinus Cembra), een bekende boom, die tot de fam. der Coniferen behoort en op de Alpen en Karpathen op een hoogte van 1600 — 2500 M. groeit. De naalden staan hier meest 5 bij elkaar en de kegels staan rechtop. Aiterners, Keltische volksstam in Aquitanië, stonden onder Vercingetorix tegen de Romeinen op (52 v. Chr.), doch werden door Caesar onderworpen. Arvers, Alexis Félix (1806—1850), Fransch dichter en schrijver, is bekend geworden door zijn sonnetten. Arwidson, Adolf Ivar (1791 — 1858), een Fin van geboorte, werd in 1817 privaat-docent hTTle geschiedenis, doch werd in 1822 nit zijn land verbannen wegens een geschrift tegen de Russische regeering. Hij ging naar Zweden en werd in 1843 bibliothecaris te Stockholm. Hij gaf aldaar Finsche handschriften uit en schreef een werk over Finland. Ai (coördinaten-). Zie Coördinaten. As, in den machinebouw, een prismatisch lichaam voor een deel ondersteund, dat door draaiing om zijn lengteas arbeid overbrengt. Bedrijfsassen zijn cylindrische stalen staven tot 7 M. lang, die onderdeden van het drijfwerk in fabrieken vormen. Verder heeft men krukassen en schroefassen (z. a.). As, draaüngs-,wentelings-of rotatie-as, noemt men in de mechanica een Hjn, waarom een lichaam zich zoodanig beweegt, dat al zijne punten cirkels beschrijven, wier vlakken loodrecht op die as gelegen zijn; de middelpunten dier cirkels zijn alle op de as gelegen. Ook zegt men wel, dat de as uit de verzame ling punten bestaat, die bij de rotatie van een lichaam in rust blijven. Is de massa van 't lichaam zoodanig om de as gegroepeerd, dat deze geen drukking 264 AS—ASBEST bij de rotatie ondervindt, dan spreekt men van een vrije as. Daar elk roteerend deeltje door de traagheid of inertie (z.a.) er naar ■treeft in rijn beweging te volharden, dus de cirkelbaan te blijven doorkropen zoo zal de vrije as hare richting trachten te behouden. Van daar ook dat de planeten, die om vrije assen wentelen, steeds dezelfde asrichting trachten te bewaren, zoodat 't equator vlak een constanten hoek met het baanvlak maakt (zie ook praecessie). As, in de meetkunde, is de rechte lijn, die in rust wordt gedacht en waarom een rechte of gebogen lijn wentelt, waardoor 't oppervlak van een omwentelingslichaam beschreven wordt. Zoo ontstaat een boloppervlak als een halve (of heele) cirkel om een middellijn, als as, wentelt. De meetkundige as van een figuur is in wijderen zin, elke rechte lijn ten opzichte waarvan de punten der figuur regelmatig geplaatst zijn. Zulk een as heet ook wel as van symmetrie, 't Spreekt van zelf, dat een omwentelihgs-as tevens as van symmetrie is; deze betrekking is niet wederkeerig. As (muiiek), Duitsch: as, Fransch: la bémol, Engelsch: a flat, is de toon, die een halve toon lager is dan a. Ze wordt aangeduid door de noot a met voorgeplaatst verlagingsteeken (p) en is op de piano gelijk aan gis. Voorde toonsoorten van deze naam zie: Toonsoort. As was een Romeinsch gewicht van 327,45 gram. Later was het eveneens de naam van een koperen muntstuk, door Servus Tullius ingevoerd met het gewicht van een libra of Romeinsch pond. Langzamerhand verminderde het gewicht van dit muntstuk tot */a uncia. As (optische) van een lens is de lijn, die loodrecht op de beide bolvormige begrenzingsvlakken staat. As of Asch, Pieter Janszoon van (c. 1602—1678), was een Nederlandsch landschapschilder in den trant van Van Goyen en Ruysdael. As, G. G. van, pseud. van G. Schrijver. Zie aldaar. Asa, koning van Juda c. 925 v. Chr., streed gedurende zijn lange regeering tegen den afgodendienst. Zijn opvolger was Josaphat. Asa foetida. Zie Duivelsdrek. Asahan, rijkje op Oost-Sumatra, onder. Nederlandsen protectoraat, bewoond door Maleiers en Bataks. De kust is moerassig, de bodem loopt van de kust af op. Veel tabaksbouw, ook uitvoer van rijst, copra, rubber en kamfer. De rivieren zijn de Asahan, die de afwatering vormt van het Toba-meer en voor kleine schepen bevaarbaar is en de Soengei Kwaloe. De hoofdstad is Tandjong Balei aan de kust. Asaky, Georges (1788—1869), Roemeensch schrijver, legde zich toe op de ontwikkeling van de Roemeensche taal door het schrijven van boeken en het stichten van een Roemeensch blad „Albinia." Asaph, tijdgenoot van koning David, hoofd van het Levietisch tempelkoor. . Zijn naam staat boven ps. 50 en ps. 73 — 83, doch het is niet zeker te zeggen, of hij de dichter van deze psalmen geweest is. Asarja, later Abednego genaamd, was een lotgenoot van Daniël, aan het hof van Nebukadnezar. Asarum. Zie Mansoor. Asbest komt in 2 vormen voor: serpentinasbest, een magnesiumsilicaat, en hoornblende asbest, een calcium-magnesiumsilicaat. Alleen het laatste is zuur? bestendig; beide soorten zijn vuurbestendig (asbest beteekent onverbrandbaar). Het mineraal bestaat uit lange vezels, vergroeid met andere gesteenten. Het komt voor in Canada, Rusland, Rhodesië, Zuid-Afrika en Cyprus. Het wordt in dag- en mijnbouw gewonnen. De totale productie bedroeg in 1916 150.000 ton, waarvan 118.000 uit Canada kwam. Men onderscheidt langvezelige en kortvezelige soorten. De eerste, ongeveer 4 % van de totaalproductie, heeft een 10 x zoo hooge handelswaarde als ASBEST-ASCH 265 dc andere en wordt gebruikt voor het maken van garen, waaruit o.a. vuurvaste gordijnen, handschoenen en isoleermateriaal worden gemaakt. De kortvezelige wordt op asbestkarton verwerkt en op andere isolatiemiddelen, zooals: vulco-asbest en klingeriet. Asbjörnsen, Peter Christian (1812— 1885), Noorsch schrijver, studeerde natuur- en plantkunde, werd houtvester en verzamelde als zoodanig met den predikant Jörgen Moe „Noorweegsche volkssprookjes", welke in vele talen vertaald werden. Asbury-Park, stad met c. 10.000 inw. in New-Yersey (U.S.A.) aan den Atlantische n Oceaan, als badplaats en plaats voor godsdienstige en andere congressen veel gezocht. Ascanius, zoon van Aeneas en Creusa, vluchtte met zijn vader van Troje naar Italië en volgde zijn vader in het door dezen gestichte rijk op. Ascariden, As ca ris. Zie Ingewandswormen. Ascendenten. Zie Descendenten. Ascensie of ascensio recta. Zie Rechte klimming. Ascension, eiland in den Atlantischen oceaan tusschen Afrika en Z.-Amerika, ten N.W. van St. Helena, is rotsachtig, onvruchtbaar en vulkanisch, alleen op de Green Mountain eenige plantengroei. Thans telegraaf- en kolenstation, uitvoer van schildpadden. De hoofdplaats is Georgetown met c. 250 inw. Het eiland behoort aan Engeland. Ascese in den gebruikelijken zin is vrijwillige onthouding van genietingen, die het zedelijk oordeel niet als ongeoorloofd verbiedt, mits zij blijven binnen de perken, die de rede voorschrijft; wie zich toch in deze dingen opvallende beperking oplegt noemt men asceet. Voor de R.K. moraal zit in deze ontzegging op zich zelf reeds iets verdienstelijks (versterving) ; voor de Prot. moraal hangt de lof f elijkheid af vaneen bepaald doel. Belde vinden aanknoopingspunten in het N.T. (1 Cor. 7 : 5 en 9). Ascese wordt echter ook in ruimeren zin gebruikt, samen¬ hangende met den oorspronkelijken zin van oefening. De Grieken kenden ascese, onthouding van sezueel verkeer en sterke dranken, voor sportieve doeleinden, bij ons training (1 Cor. 9 : 25). Daarmee samenhangend heeft men alle oefening, die het welzijn der ziel beoogt c.q. hare vrijheid, voorbereiding voor de hemelsche toekomst ascese genoemd; dan valt hieronder gebed, meditatie, Godsvereering enz. Een schrede verder liggen afzondering en kloosterleven. Ascese in engeren zin was den eigenlijken Griekschen geest vreemd. Aristoteles noemt in zijn ethica zelfbeheersching bet juiste midden in het streven naar zingenot; ze ligt tusschen losbandigheid en een ander uiterste dat onder menschen niet voorkomt. Toch kenden Cynici een oefening tot deugd, die een ascetisch karakter droeg (Diogenes). Vooral de mysterie-godsdienst hebben a. gesteld als eisch van wijding. De strengste ascese heeft haar vaderland in het Oosten (gymnosophisten). Later prees het Neo-Platonisme onthouding van vleesch en huwelijk als middel om te komen tot vereeniging met God. Onder de Joden zijn de Esseéen van ascetische beginselen. In het Christendom heeft de oefening der ziel geleid tot ascese in engeren zin; in het monnikendom ontving zij hare kerkelijke sanctie. De Reformatie heeft haar in beginsel veroordeeld; Luther is allerminst een ascetische figuur. Met Calvijn heeft ontzegging grootere plaats gekregen in de Chr. levensbeschouwing (Puritanisme). De moderne levensbeschouwing acht ascese in engeren zin een ongezonden uitwas van den menschelijken geest. Zie C. E. Hooykaas, Oud Christelijke ascese (1905). Asch is hetgeen overblijft bij verbranding van organische lichamen. Alle organische lichamen, zooals steenkool, papier, aardappelen enz. bevatten nl. een zeker percentage anorganische stoffen, die bij verbranding achterblijven en de asch vormen. De bepaling van de aanwezige hoeveelheid anorganische stoffen 266 ASCH—ASCLE PI AD AC E E ËN of korter de bepaling van het aschgehalte is dikwijls van het grootste belang bij de beoordeeling van de kwaliteit der organische stoffen. Zoo mogen goede steenkolen niet meer dan 4—7 % asch bevatten, hoewel het gehalte soms veel hooger is. Ook bij de beoordeeling van papier (voor de bepaling van de anorganische vulstoffen), bij ruwe suiker enz. is het aschgehalte van belang. Bij verbranding van hout blijft er een asch achter, die veel gebonden kali bevat en vroeger op potasch (kaliumcarbonaat) werd verwerkt. Asch, Pieter Janszoon van. Zie As. Asch van Wijck, Jhr. Hubert Matthijs Adriaan Jan van (1774—1843), Nederlandsch geschiedkundige, advocaat te Utrecht, lid der Tweede later der Eerste Kamer en staatsraad, schreef eenige historische werken. Asch van Wijck, Jhr. Titus Anthony Jacob van (1849—1902), reeds jong een ijverig voorstander van het bizonder onderwijs, was achtereenvolgens lid der Tweede Kamer, burgemeester van Amersfoort, lid der Prov. Staten, gouverneur van Suriname, lid der Eerste Kamer en in 1901 minister van koloniën. Aschabad, hoofdstad van het Transkaspische gebied in Russisch-Centraal Azië, met c. 50.000 inw. aan den Transkaspischen spoorweg. Aschaffenburg, vroeger een vorstendom, thans een district in Beieren, heeft als hoofdstad Aschaffenburg met c. 30.000 inw., ten Z.O. van Frankfort aan den Hain, met oud slot Johannisburg. Nijverheid, handel in hout, vee en wijn, Ascham, Roger (1515—1568), Engelsch schrijver en opvoedkundige, onderwijzer van Edward en Elisabeth van Engeland, later geheimschrijver van deze vorsten en van Koningin Mary Tudor, schreef paedagogische werken o.a. „The Schoolmaster". Aschdag of Asch woensdag is de eerste dag van de veertigdaagsche vasten. De naam is ontstaan doordat op dezen dag de priester de hoofden der geloovigen bestrooit met gewijde asch ter herinne¬ ring aan het Bijbelsche „gedenk dat gij stof zij t en tot stof zult wederkeeren." Aschera, volgens sommigen de Hebreeuwsche naam van de Phoenicische godin Astarte, volgens anderen een paal, aan de godin der vruchtbaarheid gewijd. Aschersleben, stad met c. 28.000 inw., in de Pruisische provincie Saksen, nabij de Harz, heeft suiker- en ijzerfabrieken kali- en bruinkoolmijnen. Ascherson, Paul Friedrich August (1834—1913), plantkundige, hoogleeraar in Berlijn, schreef: „Synopsis der mitteleuropaischen Flora". Aschkruid. Zie Cineraria. Aschregen. Deze bestaat uit de door kraters uitgestooten fijne, poedervormige stof; de asch kan zeel verschillend in samenstelling zijn; de kleur varieert van wit, door grijs en grijsbruin tot zwart. Bij de uitbarsting van den Vesuvius (79 n. C.) was de asch zeer fijn, wat aan den dag is gekomen bij de ontgraving van de bedolven steden Herculanum en Pompei. Fijne asch kan door de wind zeer ver meegevoerd worden; voorbeelden hiervan vinden we in 1778 (Etna-asch tot Malta), in 1814 (van St. Vincent tot Barbados), in 1883 (Krakatau) toen de asch tot in de hoogste luchtlagen wolken vormde. Ascidiën (Zakpijpen). Deze orde behoort tot de klasse der Tunicaten (Manteldieren) van de Weekdieren. Het zijn meest vastzittende dieren van eene zakvormige gedaante met naast elkaar liggende in- en uitvoeropeningen, met wijden kieuwzak, zij ontwikkelen zich, met een gedaanteverwisseling. Vaak zijn verscheiden dieren door eene gemeenschappelijke mantellaag omhuld en vormen groote, vrij weeke, levendig gekleurde koloniën, die meestal in zee op steenen, planten of andere voorwerpen korsten vormen. Ascites. Zie Waterzucht. Asclepiadaceeën, plantenf am. der Sympetalen, verwant aan de Gentianaceeên, waarbij echter de meeldraden met den stijl vergroeid zijn. Bovendien zijn er ASCLEPIADACEEËN—ASEN 267 2vruchtbeginselsmet een stempel. Eigenaardige bloeminrichting: het stuifmeel blijft in klompjes bij elkaar en haakt met een klemmetje aan de pooten der insecten. Bekende geslachten zijn Asclepias (zijdeplant, N.- en Z.-Am.), Vincetoxicum (engbloem, Europa, artsenijplant). Asclepiades (eerste eeuw na Chr.), geneesheer uit Bithynië, vestigde zich te Rome, werd daar de stichter van de z.g. methodieke school en was vooral beroemd wegens zijn kennis van de verschillende koortsen, welke te Rome heerschten. Asclepius, Grieksche god der geneeskunde, zoon van Apollo en Coronis, werd later ook te Rome als godheid vereerd. Zijn beroemdste tempel was het Asclepium, nabij Epidaurus waar priesters, Asclepiaden genaamd, dienst verrichtten en geneeskunde uitoefenden. Hun kennis hielden zij zorgvuldig geheim. Asclepius heeft als attributen een staf en een slang. Ascomyceten (Zakjeszwammen), een der klassen der Fungi (zwammen), waarbij het lichaam (mycelium) uit gelede draden bestaat waarop vaak een vruchtlichaam ontstaat, dat de zakken (asci) bevat, die meest knotsvormig zijn en meest 8 met 0O een vlies omgeven sporen bevatten. De- (1/3j1P^lt§(?l§IOT ze sporen worden |(f (i'lmls nM$l meest uit de zakjes JSlI 11 In M\B gespoten. Naast deze ascosporen komen vaak zoog. conidiën voor, die óf direct uit de ascosporen ont¬ staan óf op bepaalde takken van het mycelium af gesnoerd worden óf zich in het inwendige van bijzondere deelen, de pycniden, vormen. Vele onzer meest voorkomende schimmels zijn zulke conidiëndragende toestanden van Ascomyceten. De conidiëndragers versmelten soms tot stevige lichamen, de conidiënvruchten. De vruchtlichamen zijn óf rond en bevatten het hymenium inwendig óf het hymenium is spoedig of van het begin af vrij óf de vruchtlichamen hebben van het begin af een opening. Vele soorten, die ziekten van land- en tuinbouwgewassen veroorzaken, behooren er toe. In een of ander opzicht zijn meer bekend: 1. Penicilliumsoorten, die de meest gewone schimmel op vochtige voorwerpen vormen, een grijsgroen overtreksel op de onderlaag, waaruit conidiëndragers naar boven komen, die zich vertakken eri conidiënsporen vormen. 2. Tubersoorten (Truffels), waarbij de groote vruchtlichamen onder den grond zitten; daarin zijn doolhofachtige gangen, die met hymenium bekleed zijn. Zij zijn eetbaar. 3. Rhytisma acerinum, die de zwarte vlekken op eschdoornbladen veroorzaakt en parasitisch leeft. 4. Pezizasoorten, op den bodem groeiend, met vleezige of wasachtige bekervormige vruchtlichamen, die soms zeer groot en vaak sterk gekleurd zijn 5. Morchellasoorten (Morielje), met een steel en een hoed, de laatste met rechte dwars- enoveriangsche lijsten, die met hymenium bekleed zijn. Zeer smakelijk. 6. Helvelassoorten (kluifjeszwam), waarbij de beker sterk gelapt en gevouwen is. Eetbaar, Ascon of Asconius (2de eeuw na Chr.) was volgens de kronieken de eerste hertog van Friesland. Ascot Heath ten Z.W. van Windsor in Engeland, is bekend door de wedrennen, aldaar jaarlijks in Juni gehouden. Asdod, een der vijf Philistijnsche steden met tempel van Dagon, ook uit strategisch oogpunt belangrijk, werd in de dagen van Salomo door de Joden veroverd, kwam later in handen van Assyriërs en Egyptenaren, doch werd door Judas Maccabaeus heroverd. Asega was in Friesland een rechtskundig persoon, die onder den schout stond en door het volk gekozen werd. A segaboek is het oud-Friesche landrechtboek. Asen beteekent (in de Noorsche mythologie) „geesten". Oorepronkelijk was Ase de naam van Wodan, als aanvoerder der zielenschaar, later die van alle goden 268 ASEN—ASIAGO en hoogere geesten. De drie voornaamste waren: Wodan, Donar en Frya. De goden worden in de Germaansche godenleer wel als wezens van hoogere orde, doch met menschelijke deugden en gebreken voorgesteld. Asepsis, woordelijk „geen besmetting", noemt men in de heelkunde de methode van opereeren waarbij men de uiterste zorg draagt dat bij de te maken wonden geen besmetting kan komen en waar men dus geen behoefte heeft aan kiemdoodende (antiseptische) middelen. Daartoe wordt alles wat met den patiënt in aanraking komen kan, zorgvuldig kiemvrij gemaakt (gesteriliseerd), hetgeen daartoe geschikt is zooals instrumenten en verbandstoffen door uitkoken, het overige door het betrachten van de grootste reinheid. Als vloeistof wordt uitsluitend gekookt water gebruikt. Aseptol (Phenolsulfozuur), een kleurlooze stroopachtige vloeistof, waarvan een 33,5 % oplossing in den handel is. Het wordt gebruikt ter ontsmetting van ontlasting enz. Aserbeidsjan, N.W. provincie van Perzie, het O. deel van het Armeensche hoogland bevattend, is het rijkste handelsen industriegebied van Perzië. Voortbrengselen zijn: granen, wijn, zuidvruchten, katoen en tapijten. De bewoners zijn in hoofdzaak Koerden; de hoofdstad is Tebris. Asfalt is waarschijnlijk een oxydatieproduct van petroleum. Hen vindt het op Trinidad en Venezuela in de zg. asfaltmeren. Verder als asfaltiet in gangen en als asfaltsteen (95 % is kalksteen) in Neufchatel. Uit de asfaltmeren wordt het bereid door loshakken en verwarmen met stoom. Trinidad produceerde in 1918 71.000 ton ter waarde £ 44.500. Kunstmatige asfalt of goudronasfalt is het vaste residu van de petroleumdestilleerderij en komt voorn!, uit NoordAmerika. Sommige asfaltsoorten zijn vrij zuur bestendig en worden gebruikt voor bekleeding van tanks. Een andere wordt, op juteweefsel gebracht, gebruikt om uimten waterdicht te maken. Fijnge¬ maakte asfalt dient, met steengruis gemengd, voor het maken van weeën. Asfaltpapier maakt men door dik papier te trekken door gesmolten pik en er daarna zand over te strooien. Het wordt in groote hoeveelheden voor dakbedekking gebruikt. Asfaltolie wordt verkregen door droge distillatie van asfalt; het is een bruinzwarte olie. Ashburton (l),stad in Devonsbire (Engeland) met c. 2400 inw., marktplaats, oude kerk, had vroeger belangrijke tinmijnen. Ashburton (2), rivier in WestAustralië, ontspringt ten W. van de groote Woestijn, mondt in den Indischen Oceaan uit; niet bevaarbaar. Ashburton (3), stad aan bovengenoemde rivier met c. 2600 inw., ligt aan den spoorlijn Timaru-Christchurch. Ashford, stad in Kent (Engeland) met c. 14.000 inw., bezit een oude kerk; vrij belangrijke industrie; werkplaats van de S. E. Spoorweg Mij., bierbrouwerijen, leerlooierijen en steenbakkerijen. Ashikaga, stad in Japan, door spoorweg met Tokio verbonden, heeft katoenen zijdeindustrie, beroemde universiteit uit de 9de eeuw; telt c. 22.000 inw. Ashio, stad met c. 31.000 inw. op Hondo (Japan), heeft uitvoer van koper. Ashley, Antony, lord. Zie Shaftesbury. Ashley, Sir William James (1860— ), Engelsch economist, hoogleeraar in Birmingham, schreef werken over vele economische problemen o. a. „The tariff problem". Ashmead- Bartlett, Ellis (1881 — ), oorlogscorrespondent, maakte zich vooral bekend door zijn „Dispatches from the Dardanelies". Ashton-under-Lyne, stad in Lancashire (Engeland) met c. 45.000 inw. heeft katoen- en zijdefabrieken, ververijen, steenkoolmijnen. Asiago, stad met c. 6500 inw. in de provincie Vicenza (Italië) c. 1000 M. boven zee gelegen, heeft veehandel, is het middelpunt van een vestinggordel. In den wereldoorlog °s het tweemaal in handen der Oostenrijkers geweest. ASINIUS-ASPARAGUS 269 Aslnius, geb. 76 v. Chr., Romeinsch veldheer en staatsman trok met Caesar den Rubico over, werd door het driemanschap tot consul benoemd (40 v. Chr.). Hij was de eerste, die zijn kostbare bibliotheek en verzameling kunstwerken voor ieder toegankelijk stelde. Ook schreef hij redevoeringen en een Romeinsche geschiedenis. Asjanti, voormalig Negerrijk, thans Engelsche kolonie, ten N. der Goudkust in W.-Afrika (7° N., 1° 49' W.), oppervl. 27.000 K.M*., bevolk. 287.000, is vlak, vruchtbaar en boschrijk, wordt besproeid door de Volta, Zwarte Volta, Tana en Bia. Twee regentijden door 2 droge seizoenen gescheiden; brengt graan, tabak, suiker, cacao en ananas voort; ook katoen, gommen, verf- en timmerhout en rubber zijn van belang. Om 't ivoor wordt jacht gemaakt op olifanten. De Asjantijnen zijn bedreven in 't weven van tapijten, 't bewerken van goud en aardewerk. Behalve genoemde artikelen wordt palmolie uitgevoerd. Invoerprod. zijn: ooworpn kniit. metalen, spiritualiën en geweven stoffen. De Asjantijnen zijn zeer krijgshaftig, hun oorlogen bloedig. Door de uitbreiding van den Islam in den Soedan werden ze naar het Z. gedrongen. De eerste Europeanen aan de Goudkust waren de Portugeezen, die in 1481 in Elmina 't fort St. George bouwden, dat in 1637 door de Nederl. werd veroverd. De Engelschen kregen in 1667 vasten voet in Cape Coast Castle. Tot 1831 af en toe strijd, waaraan behalve Eng. en Ned. Asjantijnen en Fauti (een naburige kuststam) deel namen. In 1837 sloten de Nederl. een verdrag met de Asjantijnen, waarbij deze zich verplichtten jaarl. 1000 Negersoldaten voor onze Oost te leveren. Toen wij in 1872 Elmina aan Engeland afstonden, weigerde dit de souvereiniteit der Asjantijnen over deze plaats te erkennen. De hieruit ontstane oorlog eindigde in 1874 met de verbranding van Koemassi door gen. Wolseley. 1895— 96 nieuwe strijd, doordat koning Prembeh 't volledige Eng. protectoraat afwees. Hij werd afgezet en verban¬ nen, zijn land geannexeerd en onder 't bestuur van den Gouverneur der Goudkust geplaatst. Asjera. Zie Aschera. Askalon, een van de vijf Philistijnsche steden, lag ten Z W. van Jeruzalem aan de Middellandsche Zee, was afwisselend in bezit der Israëlieten of zelfstandig. Ook is het in bezit der kruisvaarders geweest ; slechts ruinen zijn overgebleven. Askanië, vroeger burcht nabij Aschersleben, was ook de naam van het graafschap, waarin deze burcht lag, en behoorde aan het geslacht Anhalt. In 1648 kwam Askanië aan Brandenburg. Askari was de naam van de inboorlingenlegers in Duitsch-Oost Afrika. Askwith, George Ranken, baron (1861 — ), Engelsch staatsman, werd eerst verbonden aan de „Board of Trade" in 1911, trad later vooral in den oorlog als adviseur op handels- en industrieëel gebied op den voorgrond. Asmodi, een booze geest, dto optreedt als verstoorder van het huwelijksgeluk, komt voor in een der apocnete Doeiten van het O. T. (nam. Tobias of Tobith). Asmus, een pseudoniem voor Matthias Claudius. Zie Claudius. Asnières, voorstad van Parijs, op den linker Seineoever met c. 42.000 inw., is gezocht als plaats voor watersport. Asoka. Zie Afoka. Asparageeen. Zie Lelieachtigen. Asparagin* is vaak een bestanddeel van kiemende zaden. Het gehalte in de zaden van de lupine is zeer hoog. Door verzeepen levert het asparaginezuur, dat in bouw in nauw verband met appelzuur staat. Asparagus, zeer bekend plantengeslacht uit de familie der Liliaceeen (lelieachtigen). Bij dit geslacht zijn de schijnbare bladen geen bladen maar bladachtige takjes. Hiertoe behoort in de eerste plaats de bekende asperge (Asparagus officinalis); zie daarvoor het betreffende artikel. Verder een tweetalsierplanten, A. plumösus en A. Sprêngeri, beide fraaie hangplanten. Ook voor den handel in „snij groen" (bebladerde takken voor 270 ASPARAGUS-A8PHYXIE boeketten, enz.) worden deze planten bij duizenden gekweekt. De A. plumösus Asparagus." wordt daarvoor als klimplant geleid langs stokken of touwtjes, vaak in speciaal daartoe gebouwde kassen. Men vermenigvuldigt deze planten door zaaien of scheuren. Zie verder het boekje „Snijgroen" door W. Lodder. Aspasia (geb. c. 470 v. Chr.), beroemde vrouw uit de Grieksche Oudheid, had door haar geest en schoonheid omgang met de meest bekwame en geleerde mannen uit dien tijd. Zij was de minnares van Pericles, werd later zijn gemalin en had veel invloed op staatsaangelegenheden. Aspe, Vallée d', prachtig dal in de Fransche Pyreneeën, in de Middeleeuwen een onafhankelijke republiek, waardoor de Romeinsche weg naar Spanje ging. Minerale bronnen. Aspecten zijn de verschillende betrekkelijke standen der planeten, zon en maan; zoo kennen we conjunctie (samenstand) van twee (of meer) dezer hemellichamen, wanneer ze aan den hemel vlak bij elkaar schijnen te staan, waarbij soms de een den ander geheel of ten deele bedekt (eclipsen). Twee hemellichamen staan in oppositie (tegenstand) als ze aan weerszijden van den waarnemer staan. Een planeet (of de maan) staat in kwadratuur als de richting Aarde—Zon een rechten hoek vormt met de richting Aarde-planeet (of -Maan). As peren, baronie in het O. van Z. Holland, grenzend aan Gelderland, oorspronkelijk in bezit van de heeren van Arkel, is ook langen tijd het eigendom geweest van het geslacht van den Boetzelaer. In de baronie ligt het stadje Asperen aan de Linge met c. 1600 inw.; paardenmarkten. Asperge. Een goede 200 H.A. meest vrij hoog gelegen zandige grond wordt gebruikt voor de teelt in ons land van asperges (Asparagus officinalis, fam. Liliaceeen) voor den handel. Het doel bij deze cultuur is om jonge, dikke stengeldeelen op te kweeken en ze tevens te bleeken. Volgens verschillende cultuurwijzen (Westlandsche, Brunswijksche, Argenteuilsche methode) worden de jonge planten in diep omgespitten grond op rijen geplaatst en in 't derde jaar van hun groei (in Maart) bedekt met een laag zandigen grond van ruim 50 c.M. De jong opgroeiende stengelspruiten blijven door deze afsluiting van 't licht roomwit van kleur. Al te dunne of door 't daglicht even beschenen en daardoor blauwkoppige spruiten zijn van minder waarde. Na den oogst wordt de zandlaag verwijderd en groeien de overige stengels den heelen zomer ongestoord door. Dezelfde planten kunnen zoo vele jaren achtereen worden gebruikt. Enkele van de beste variëteiten zijn de Roem v. Brunswijk, de Connover's Colossal, de Gele Bourgondische, de Vroege Vlijmensche, enz. Zie verder de werkjes van Stienstra, De Asperge en van Rietsema, A spergecultuur. Aspergillus. Zie Schimmels. Asperifoliaceeën. Zie Borraginaceeën. Aspern, dorp aan den linker Donauoever tegenover Weenen, (Oostenrijk) waar Napoleon den 21 sten en 22sten Mei 1809 slag leverde met de Oostenrijkers, onder aartshertog Karei en verslagen werd. Asperula. Zie Lieve Vrouwebedstroo. Asphodelus, plantengeslacht uit de fam. der Liliaceeen, waartoe de affodil, met smal, puntig blad en pluimvormige bloeiwijze, terwijl een andere soort met gele bloemen (A. lüteus), als overblijvende tuinplant voorkomt. Asphyxie noemt men een toestand van benauwdheid, ontstaan doordat de ASPHYXIE-ASQUITH 271 toevoer van zuurstof naar de longen belemmering ondervindt. Asphyxie kan reeds bij het pas-geboren kind optreden. Het voornaamste verschijnsel is een blauw worden van gelaat en lichaam. Ook kan asphyxie veroorzaakt worden, wanneer de lucht niet voldoende «uurstof bevat, zooals bij gasvergifting e» «ich ontwikkelende kolendamp. Wordt het bezwaar niet spoedig opgeheven dan treedt de dood in. Aspidistra elatior, bekende sterke kamerplant uit Japan, fam. der LiUaceeën, met glanzend groene, gesteelde bladeren, die alle onmiddellijk opgroeien uit de dunne, witte, onderaardsche Aspidistra. stengeldeelen. In *t voorjaar verschijnen de vreemd gevormde, vleezige bloemen als ongesteelde paddestoelen vlak op de aarde van den bloempot. Voortkweeken door scheuren. In den handel is ook een witbonte verscheidenheid, die minder sterk is. Verlangt voedzamen grond (bladgr. + ouden koemest + zand), flink licht en matige begieting. Aspidium. Zie Mannetjesvaren. Aspiratie is in de geneeskunde het opzuigen door middel van luchtverdunning van vloeistoffen (b.v. met een spuit). Zoo kan men b.v. uit een absces de etter, bij pleuris het vocht uit de borstholte aspireeren. Ook wordt als middel om den aard van sommige ziekten te her¬ kennen het ruggemergsvocht geaspireerd en daarna microscopisch onder zocht. Aspiratie-thermometer. Zie Hygrometer. Aspirator, toestel, dat gebruikt wordt om door een of andere ruimte een luchtstroom te doen ontstaan, tot 't drogen van een stof, die men daar in heeft gebracht, óf om een luchtverdunde ruimte te verkrijgen. De eenvoudigste A. bestaat uit een groote glazen flesch, die van onderen een «fldelingsche opening heeft; in den hals steekt een kurk of stop, waardoor een rechthoekig omgebogen buis gaat. Indien nu de flesch vol water wordt gedaan, hetwelk men dan door de onderste opening laat wegloopen, wordt lucht door de buis gezogen; brengt men die buis door middel van een slang of stop in verbinding met bovengenoemde ruimte, dan zal daarin de lucht verdund worden als ze afgesloten is of er zal lucht dóór gezogen worden als ze door een tweede opening met de buitenlucht gemeenschap heeft (Zie Luchtpomp). Aspirine [Acetylsalicylzuur), in water niet oplosbare kristallen van lichtzuren smaak. Het heeft «ich in de vorm van tabletten als volksgeneesmiddel groote naam gemaakt. Hoewel meestal tamelijk onschuldig, kan toch voortgezet of overmatig gebruik schadelijk zijn. Aspit of schildvulkaan. Deze vulkanen worden opgeworpen door een effusieve (uitstroomende) centraal-eruptie. Komen explosies en effusies (met lava-uitvloeüng) beurtelings voor, dan ontstaat een samengestelde of gelaagde of stratovulkaan. Tot deze soort behooren alle overgangsvormen van zuiver effusieve schildvulkanen tot de zuiver explosieve exemplaren. B. G. Escher, De gedaanteveranderingen onzer aarde (1920). Asplenium (= Asplenum). Zie Streepvaren. Aspromonte, ruwe en boschrijke bergstreek in Z.W. Calabrié, waar Garibaldi 29 Aug. 1862 gewond, gevangen genomen werd. Asquith, Herbert Henry (1852— ), 272 ASQUITH-ASSER Engelsch staatsman, werd In 1886 als candidaat der liberalen lid van het Lagerhuis, in 1892 minister van Binnenlandsche Zaken, in 1908 minister-president, moest in 1916 plaats maken voor Lloyd George. In 1920 werd hij herkozen in het parlement. Assagaai is een werpspies, met ijzeren punt en houten schacht, van c. 2 M. lengte bij Kaffers, Hottentotten en Beetsjoeanen ingebruik. Assaï, zeer, in de muziek versterking van een voordracht- of tempo-aanduiding. Assam, provincie in 't N. O. van VoorIndiê, besproeid door de Brahmapoetra en Soerma, waartusschen gebergte, in het N. uitloopers van de Himalaja. Groote theeplantages; thee belangrijkste uitvoerproduct, verder: rijst, hout. Bodem rijk aan mineralen: steenkool, ijzer, petroleum. Ook rubber, jute, aardewerk, bewerkte stoffen, worden uitgevoerd. Bewoners gelijkend op Chineezen zijn meest Hindoes, verder Mohammedanen, Christenen en Boeddhisten. Hoofdstad is Sjtllong. Assam is sinds 1826 Britsch bézit. Assarotti, Ottavio Giovanni Battista (1753 — 1829), Italiaan, was de eerste, die met doofstommen-onderwijs in Italië begon, werd door Napoleon instaat gesteld hiertoe een school op te richten. Assassijnen, naam van een geheim genootschap in de 11de eeuw in Perzië, zoo genoemd naar hun stichter Hassan. Het opperhoofd was Sjeik el Dsjebel (vorst van den Berg); de „oningewijden" (de ondergeschikte leden) werden eerst bedwelmd en moesten dan de bevelen van hun opperhoofd (meest moorden) uitvoeren. Zoo kwam deze secte in het bezit van vele burchten en verspreidde alom schrik en vrees, vooral bij de kruisvaarders en had zij invloed tot in Syrië en Klein-Azië. Tot aan het einde der 13de eeuw hield hun macht stand. Assche, stad in de Belgische provincie Brabant, met c. 8.000 inw , werd den 2lsten Aug. 1914 door de Duitschers bezet. Bierbrouwerijen, zeepziederijen. Asschepoester, heldin uit een sprookje, dat oorspronkelijk in het Fransch door Perrault geschreven is, met den titel van: „Cendrillon ou la petite pantoufle de verre". Asscher is de naam van een zeer bekende firma (I. J. Asscher), welke een bekende diamantslijperij te Amsterdam bezit en exploiteert. Zij heeft hiervoor in 1907 een groote modelfabriek doen bouwen, welke voor een personeel van 500 man bruikbaar is. Aan deze firma werd bij herhaling de bewerking van buitengewoon kostbare diamanten (Cullinan) toevertrouwd. Hooggeplaatste bezoekers van Amsterdam brengen zeer dikwijls een bezoek aan dit belangrijk bedrijf. Asschewoensdag. Zie Aschdag. Asselijn, Jan (1610-1652), Nederlandsch schilder, meest van veldslagen en landschappen, ging naar Rome en werkte later sterk onder Italiaanschen invloed. Asselijn, Thomas, Nederlandsch blijspeldichter aan het eind der 17de eeuw, behoorde in zijn genre tot de besten van zijn tijd. „Jan Klaeszen" wordt als zijn hoofdwerk beschouwd. Assemani, Joseph Simon (1687—1768), Syriër van geboorte, werkte te Rome in de bibliotheek van het Vaticaan, verzamelde vele Oostersche handschriften waarover hij belangrijke werken schreef. Assen, hoofdstad van de provincie Drente aan de Noord Willems-en Drentsche hoofdvaart met mooie omstreken, telt c. 13.700 inw. Heeft weinig industrie, wel eenige veenderijen en als hoofdstad verschillende scholen, rechtbank, gouvernementsgebouw; ook garnizoen. Assendelft, in N. Holland ten N.O. van Haarlem, ten W. van Zaandam gelegen, heeft als gemeente c. 4000 inw. als dorp 700 inw. Veeteelt, veenderijen en zeildoekmakerijen. Asser, Tobias Michael Carel (1838 — 1913), beroemd Nederlandsch rechtsgeleerde, studeerde te Leiden, werd reeds in 1862 hoogleeraar te Amsterdam, ASSER- ASSIGNATIE 273 in 1875 adviseur bij het departement van binnenlandsche zaken, in 1893 staatsraad. Hij onderscheidde zich vooral als kenner van het internationaal recht en was dan ook in 1893 en later bij herhaling de leider der op dit gebied in Den Haag gehouden conferenties van het intern, privaatrecht. Hij schreef verschillende juridische werken; zeer veel gebruikt is zijne „Schets van het Nederl. Handelsrecht" (1873, sedert een twintigtal drukken). Hij was medeoprichter van de „Revue de droit international" en van het „Institut de droit international". Asser, Carel (1843 — 1898), Nederlandsch rechtsgeleerde, eerst rechter, daarna hoogleeraar in het Burgerlijk In Pruisen is het de titel van een ambtenaar der rechterlijke macht. Thans is het dikwijls de titel van een lid van een bestuur, die geen bepaalde functie heeft. Assiento, Spaansch woord, dat verdrag, vaststelling beteekent, wordt meer in 't bizonder gebruikt voor het recht, dat de Spaansche regeering aan vreemde staten of compagnieën verleende, om negerslaven uit Afrika in de SpaanschAmerikaansche koloniën in te voeren. Assignaten, papiergeld, in 1790 in de Fransche republiek geschapen met als zekerheid de waarde der in beslag genomen geestelijke goederen. Van dit geld werden in 6 jaren ongeveer 45 milliard lires gedrukt, zoodat het volkomen 2. République ^jfssïgnatde Cree Ie 7 Vcndemlalre Fran^aise. 1 an 2T* de la Républimie. "Doraarae» ^tóanaxrx.. 1504. mmMmM*am®3m 120: mmsmmsmmasm Recht te Leiden. Zijn voornaamste werk is „Handleiding tot de beoefening van het Nederlandsch Burgerlijk Recht". Assessor (bijzitter) noemde men hen, die vóór 1848 met den burgemeester het dagelijksch bestuur eener gemeente vormden, thans wethouders geheeten. waardeloos werd. In 1796 werd het ingetrokken en tegen "/,„ der nominale waarde ingeruild tegen mandaten welk papiergeld spoedig eveneens waardeloos werd. tl Assignatie is handelspapier, van een wissel verschillende doordat de waarde- 18 274 ASSIGNATIE—ASSOCIATIE erkenning ontbreekt en de plaats van uitgifte dezelfde kan zijn als die van betaling. Hij is dus bestemd als betaalmiddel in het locale verkeer. Van een assignatie, waarop geen vervaldag is vermeld, moet binnen één maand betaling worden gevraagd, als uitgever en betrokkene in dezelfde plaats wonen, anders binnen drie maanden. Bij nonbetaling heeft de houder alleen verhaal op den onmiddellijk voorafgaande endossant of op den uitgever. Overigens gelden hier in 't algemeen de voorschriften omtrent den wissel. De Nederlandsche Bank geeft bankassignaties uit van het eene bankkantoor of correspondentschap op het andere om de aangegegeven som te betalen aan dengene te wiens name de assignatie is gesteld of diens order (kosten/0,35). Assimilatie, het voedingsproces bij de planten, waarbij in de bladgroenhoudende cellen, dus vooral in de bladen, uit koolzuur, dat uit de lucht Ar.r.r He hninmondies der bladen in de plant treedt en water, dat overal in het plantenlichaam aanwezig is, als eindproduct zetmeel gemaakt wordt. Dit geschiedt alleen onder den invloed van het zonlicht en het is het arbeidsvermogen hiervan, dat voor dit proces gebruikt wordt. Assioet, stad in Opper-Egypte, met c. 40.000 inw., op den linker Nijloever, is karavaancentrum; aardewerk, ivoor; in de benedenstad groote irrigatiewerken. Assisi, in de Oudheid Asisium geheeten, stad met c. 18.000 inw. in Perugia (Italië), geboorteplaats van Propertius en den Heiligen Franciscus. Het gebeente van den laatste bevindt zich in de kloosterkerk, welke versierd is met fresco's van Giotto. Assistent-resident, Nederlandsch OostIndisch ambtenaar, is het hoofd van een afdeeling eener residentie en staat onder den resident. Assmann, Richard (1845-1918), Duitsch meteoroloog, was eerst geneesheer, werd later directeur van het door hem opgerichte Aëronaunsch observatorium te Lindenberg. Hij schreef o.a. „Wissenschaftliche Luftfahrten". Assmannshausen, dorp van c. 1100 inw., in de Rijnprovincie, nabij het Niederwald, warme bronnen; wijnbouw. Associatie, vereeniging, komt op allerlei gebied voor en heeft ten doel gemeenschappelijke belangen te behartigen. Een belangrijke plaats nemen de arbeidersassociaties of vakvereenigingen, in; daarnaast spreekt men ook van coöperatieve associaties, die samenwerking beoogen op het gebied van de productie (in de bouwvakken bijv. of consumptie. Vooral op het gebied der bouwvakken worden tegenwoordig weer proeven genomen met productieve associaties. In Nederland is dit sedert 1890 herhaaldelijk beproefd zonder blijvend resultaat, uok in isngeland heeft men geprobeerd in de bouwvakken productieve associaties te vormen (in 1898 bestonden daar 10 met 1482 leden, in 1908 nog 6 met 992 leden, in 1918 nog één met 40 leden). De tegenwoordige bouw-associaties beschikken over een klein bedrijfs-kapitaal door de leden-arbeiders bijeengebracht, voldoende om de noodige gereedschappen en hulpmaterialen te kunnen bekostigen, maar niet voldoende om als aannemerléverancier op te treden. De materialen levert de bouwheer. De ledenvergadering wijst voor ieder werk een uitvoerder aan. De winst, die van al de begrootingen overblijft, wordt over de leden naar de werkuren verdeeld. Zij werken zooveel mogelijk met eigen-leden. Het essentieele van deze bedrijfsvorm is de volkomen democratie. In 1922 bestonden in Amsterdam in de bouwvakken 19 samenwerkende organisaties met ruim 650 leden en / 350.000 bedrijfskapitaal, tot een „Federatie" vereenigd. In enkele andere plaatsen in Nederland bestaan ook bouwassociaties in kleinen omvang (in totaal 13). Vooral in den laatsten tijd heeft associatie op het gebied van het credietwezen (zie bankwezen) belangrijke afmetingen aangenomen. ASSOCIATIE VAN IDEEËN—ASSYRIOLOGIE 275 Associatie Tan ideeën, psychologische wijsgeerige term ter aanduiding van het verschijnsel dat een bepaald woord ongewild een reeks van denkbeelden kan wekken. Het verschijnsel zelve was reeds in de Oudheid bekend, later door de Engelsche wijsgeeren Hobbes en Locke nader bestudeerd en in den laatsten tijd door Wundt experimenteel onderzocht en uitgewerkt. Assoean of Aswan, stad in OpperEgypte op den rechter Nijloever, tegenover het eiland Elephantine, mat c. 13.000 inw., ligt op de plaats van het oude Syene, ruinen van oude tempels uit den tijd der Ptolomaeên, oude Romeinsche vestingwerken. Groote stuwdam in den Nijl. Assollant, Jean Baptiste A Ifred (1827— 1886), Fransch romanschrijver, schreef eerst romantische opstellen vooral over Amerika, later romans. Tot zijn werken behoort o. a. „Histoire fantastique du célèbre Pierrot". Assur (1), vroeger de hoofdstad van Assyrië, op den rechterover van den Tigris; Duitschers hebben daar belangrijke opgravingen gedaan. Nu ligt daar Kalat Schirgat. Assur (2), naam van den God der Assyriërs, wiens tempel nabij genoemde stad lag. Met den val van het Assyrische rijk, hield ook de cultus van die godheid op. Assur-bani-pal, strijdvaardig koning van Assyrië (669—626 v. Chr.), die veel zorg besteedde aan de wetenschap o.a. door het aanleggen van een groote bibliotheek van kleitafeltjes. Bij de Grieken heette hij Sardanapalos, in het O T. Asenaphar. Hij heeft vele omliggende landen ook Egypte aan Assyrië onderworpen. Assurantie. Zie Verzekering. Assyrië, oudtijds Assur geheeten, was het land O. en W. van den Tigris ten Noorden van Babylonië. In den bloeitijd van het Assyrische rijk omvatte het Babylonië, Medië, Armenië, Syrië, Palaestina en Egypte. Het is een vruchtbare hoogvlakte met vele rivieren. Omstreeks 1500 v. Chr. begon het Assyrische rijk van beteekenis te worden zoodat het Babylonië eenigen tijd overvleugelde. Omstreeks 1100 v. Chr. bracht Tiglath-Pileser I Assyrië tot groote macht. Hij veroverde Babel en breidde zijn gebied uit tot de Middellandsche zee. Na eeuwen van achteruitgang werd deze toestand (c. 850 v. Chr.) wederom bereikt door Salmanassar III. Wederom volgden jaren van achteruitgang tot Tiglath- Pileser IV (c. 750 v. Chr.)' de eigenlijke stichter van het Assyrische Rijk werd. Hij en zijn opvolgers voerden het systeem der deportaties van heele volkstammen in (Bab. ballingschap der Israëlieten). In dezen tijd smolten Babylonië en Assyrië ineen; de Bab. beschaving werd door de Assyriërs overgenomen, al bleef in het Rijk de tegenstelling tusschen Noord en Zuid bestaan. Een laatste bloeitijd beleefde Assyrië onder Assurbanipal. Na zijn dood ging het te niet onder de aanvallen der Chaldeeërs en Meden, (ongeveer 600 v. Chr.) .Zie E. Meyer, Geschichte des AUertums (1910) en H. Wincker in Helmolts Wettgeschichte (Band II). Assyriologie noemt men de wetenschap, die zich bezig houdt met de bestudeering van de taal, godsdienst, kunst en geschiedenis van Assyrië en Babylonië. Wel steunt de jongere Assyrische beschaving op de Babylonische maar hun samensmelting is vooral en het meest bekend geworden door de gegevens door de Assyriërs nagelaten. Bestudeering der Bab. Assyrische beschaving is van groote waarde voor onze kennis van het Oude Testament. In het Assyrisch spijkerschrift op de vele kleitafeltjes zijn vele gegevens bewaard gebleven, terwijl vele opgegraven monumenten met stijlvolle reliëfs en uitgebreide opschriften de Bab. Ass. gedachtenwereld en beschavingstoestanden levendig schilderen. Zie ook Babylonië en Spijkerschrift. Literatuur: H. Winckler, Die Keilinschriften und das Alte Testament (1903); Jeremias, Das Alte Testament im Lichte des alten Orients (1906) en Landersdorfer, Kultur der Babylonier und Assyrier( 1913). 276 ASTARTE—ASTHMA Astarte, godin die onder velschillende namen (Istar, Attar enz.) als het vrouwelijk evenbeeld van Bel of Baal vereerd werd in de Semietische landen. In het Oude Testament wordt zij herhaaldelijk genoemd. Zij is godin der voortplanting en der vruchtbaarheid en wordt ook als krijgsgodin voorgesteld. Zij komt veel overeen met de godin Venus der Grieksch-Romeinsche wereld. Astatische naaldstelsel, twee even sterke magneetnaalden, evenwijdig boven elkaar aan eenzelfde as bevestigd en daarmede in hetzelfde verticale vlak opgehangen. Doordien de naalden met de tegengestelde polen boven elkander zijn geplaatst, wordt de aardmagneetkracht, die een enkele naald plaatst in de richting van den magnetischen merididiaan bijna geheel opgeheven en doet een zeer geringe kracht het stelsel, dat gebruikt wordt om zeer zwakke electrische stroomen aan te toonen, daarvan afwijken (zie ook galvanometers). Astatki of mazout is hetgeen er van ruwe Russische petroleum overblijft als de lichte oliën en de kerosine afgedistüleerd zijn. Astatki is een geschikte brandstof voor olievuren en werd vroeger op de Russische spoorwegen en stoombooten op de Wolga gebruikt. Astatkistookinrichting, inrichting tot bet toevoeren van astatki (z. a.) in de vuren. Na voorgewarmd te zijn wordt de astatki door sproeibuizen in fijnverdeelden toestand in de vuren gespoten. Dit geschiedt door een pompwerktuig maar kan ook verkregen worden door een stoomstraal of door saamgeperste lucht. Asten, in Noord-Brabant nabij Helmond, heeft als gemeente c. 3800 inw., als dorp 1400 inw., bezit oud kasteel. Landbouw, veeteelt, boterfabrieken, bierbrouwerijen. Aster, fraai geslacht uit de fam. der Compositen. Een paar soorten groeien in ons land in het wild, n.1. Aster Tripölium (zulte of zeeaster), tweejarig, vooral aan den zeekant op zouthoudenden grond en Aster salicifölius (wilgaster), met smal, gaafrandig blad, tusschen 't riet en in de grienden langs onze rivieren. Van de eerste zijn de bloemen paars met geel hart, van de tweede lichtblauw of wit. Als sierplanten in onze tuinen komen een aantal overblijvende planten voor, met witte, rose, roode, paarse of blauwe bloemen; daarbij zijn vroegbloeiers, zomerbloeiers en herfstbloeiers. Prachtige bloeiers en sterke groeiers. Voortkweeken door scheuren. Bovendien nog gekweekt (eenjarig, uit zaad) de A. chinênsis. Deze verlangt veel warmte en dus een zonnige groeiplaats. Asteriscus is een sterretje (*), dat Grieksche geleerden op belangrijke plaatsen in oude handschriften voegden om te wijzen op de beteekenis van die plaatsen. Twijfelden zij aan de echtheid, dan plaatsten zij aldaar een streepje, obelus (+) genaamd. Asteroïden. Zie Planetolden. Asthenopie is gezichtszwakte zonder waarneembare afwijking aan het oog, die zich uit in een spannend en drukkend gevoel in dat oog. Bij het lezen schijnt spoedig de een bladzijde over de andere te verschuiven, de letters loo pen door elkander en verder werken is onmogelijk; dit gaat gepaard met hoofdpijn vooral in het voorhoofd. Na eenigen tijd rust verdwijnen alle verschijnselen. Asthma. Onder asthma verstaat men in het algemeen aanvallen van kortademigheid, die niet alleen door hun plotseling en onverwacht optreden maar ook door hun betrekkelijk plotseling ophouden gekenmerkt zijn. Tusschen de aanvallen is de lijder óf geheel vrij van bezwaren óf wel er bestaat een lichte graad van benauwdheid, die echter in geen verhouding staat tot de voorafgegane aanval. Asthma kan het gevolg zijn van vele oorzaken. Soms zetelt die oorzaak in de longen en de kleinere luchtpijpvertakkingen (Asthma bronchiale); in andere gevallen is die oorzaak een ziekelijke aandoening van de bloedvaten of het hart (Asthma cordiale). Ook kunnen aandoeningen v. h. ASTHMA-» AST RAEA 277 spijsverteringsapparaat of van de overige buikingewanden langsref lectorischen weg aanvallen veroorzaken en eindelijk ziet men ook wel ten gevolge van verschillende ziekten v. h. zenuwstelsel een asthmaaanval uitbreken, waarbij dan prikkeling van het in het verlengde ruggemerg gelegen ademhalingscentrum de directe oorzaak is. Asti, stad in Alessandria (Italië) met c. 40.000 inw., was in de Middeleeuwen aanzienlijke republiek met vele kerken en paleizen. Geboorteplaats van Aliieri. Zijde, leder, muskaatwijn. Astigmatisme is een toestand waarbij de verschillende meridianen van het oog een verschillende brekingscoëfficiënt hebben. Daardoor vertoonen zich de voorwerpen verwrongen en onduidedelijk en is vooral 't scherp zien van kleine voorwerpen onmogelijk, wat door een passend geslepen bril kan worden verholpen. Astilbe {Spiraéa, Hotiia) japönica, fam. Saxifragaceein, overbl. plant, die met witte pluimen bloeit; de plant wordt veel getrokken voor voorjaars- bloei. Andere bekende. Astilbe-soorten zijn A. Davidii (rood, bloeit laat), A. astilboides (wit, zomerbloei), terwijl een aantal fraai rose-bloeiende hybriden zijn verkregen. Twee der fraaiste zijn Queen Alexandra en Peach blossom. De naam Spiraea aan dit geslacht ook wel gegeven, is geheel verkeerd, daar Spiraea tot de Rosaceeën behoort. Astorga, Emanuele . "% 4 Athyrium. Zie Varens. Atinggola, district der assistent-residentie Gorontalo op N. Celebes. Tabaken suikerbouw. Atitlan, kratermeer in Guatemala, van 600 M. diepte, zonder zichtbaren afvoer. Aan den oever ligt de stad Atitlan met 9.000 inw.; minerale bronnen, katoenweverij. Atjeh (Gouv. van) en Onderhoorigheden omvat 't noordelijk deel van Sumatra en een reeks eilanden als Banjakgroep, Simaloer, Poeloe Nasi, P. Bras en P. Weh. Oppervl. 58000 KM.', bevolk. 660.000 't Grenst aan Tapanoelie en Sumatra's Oostkust. Kern bestaat uit hooge ketens (2800 M.) van den Barisan, bewoond door Gajo's en Alassers met alluviale vlakten er om heen. Op 't bergland tertiaire sedimenten. Voor 't verkeer zijn met uitzondering van de Atjeh-riv. van belang de Singkel, Tripa en Wojla aan de W. kust en de Pensangan, Djamboe ajer en de riv. van Tamiang aan N. en O. kust. Sedert 1898 heel wat wegen aangelegd; de geprojecteerde auto-weg van Lhonga tot Melaboeh is reeds klaar tot Leupoe-ëng. De kampongs liggen als boomgaarden te midden der sawah's. De bevolking in Groot-Atjeh en langs de kusten is overwegend Atjehsch, die in de onderafd. Tamiang Maleisch, in Singkel Maleisch-Bataksch. De sawah-bouw belangrijker dan die op ladangs; de pepercultuur gaat achteruit; die van den areca- of betelpalm houdt zich staande; die van klapper gaat vooruit. Rubbercultuur van beteekenis in Tamiang en Langsar, kapokteelt op de Banjak-eil. Behalve karbouwen worden ook runderen en paarden gehouden; op zee wordt gevischt, zout aangemaakt; timmerhout gekapt. Vaardig in 't maken van weefsels, gouden en zilveren sieraden. Petroleumbronnen in Perlak. Handel 286 ATJEH—ATLANTISCHE OCEAAN meest in handen van de Atjehsche Handel Hij.; wordt bevorderd door den At jehtram, die van Oleh-leh tot Koeala Simpang 475 K.M. lang is. Aan 't hoofd van 't bestuur staat een civiel- en militair gouverneur, 't Land is verdeeld in 5 afdeelingen; de bestaande adathoofden zijn gehandhaafd. Geschiedenis. Reeds tijdens Marco Polo's bezoek aan N.-Sumatra (1292) had de Islam er ingang gevonden. Atjeh begon een rol te spelen na de verovering van Malaka door de Portugeezen (1511), met welk volk 't dikwijls oorlog voerde. Cornelis de Houtman was de 1ste Hollander, waarmee de Atjehers in weinig vriendschappelijke aanraking kwamen (1599), doch reeds 2 jaar later zonden ze een gezantschap naar Prins Maurits. In 1640 nam hun bloeitijd een einde; in 1659 sloot de O. I. C. met hen een voordeelig verdrag. Pas in 1819 kreeg Engeland contact met hen. Na 't in 1824 met Engeland gesloten tractaat van Londen herhaaldelijk conflicten tusschen onze regeering en die van Atjeh, welke na 1859 niet ophielden, toen van Swieten met haar een overeenkomst aanging betreffende wederzijdsche toelating van handel en beteugeling van zee- .strand- en menschenroof. Bij 't Sumatra-tractaat van 1871 met Engeland kreeg onze regeering 't recht met Atjeh af te rekenen en toen ons bleek, dat de Sultan contact zocht met andere mogendheden verklaarden wij den oorlog (1873). Nadat de 1ste expeditie mislukt was, gaf een 2de onder van Swieten eenig resultaat : de Kraton werd genomen, herdoopt in Kota-Radja en tot vast verblijf ingericht. De onderwerping van 't binnenland scheen te zullen gelukken aan generaal Van der Heyden (1878—81), die Groot-Atjeh pacificeerde. Nadat deze was teruggeroepen, werd zeer ontijdig een civiel bestuur ingevoerd, waarop 't verzet weer begon. Men begon zich terug te trekken binnen een „geconcentreerde linie", waaraan tot 1896 werd vastgehouden. Van 1983—96 scheen de toestand wat gunstiger, doordat een in¬ landsen hoofd Toekoe Oemar ons tegen betaling van groote geldsommen zijn steun verleende. Na diens verraad werd de vijand krachtigaangepakt,vooraldoor Vetter en Van Heutz. De laatsten heroverden geheel Groot-Atjeh en bezetten Pedir (1898); in 1903 bood de onbeduidende pretendent-sultan zijn onderwerping aan; het voornaamste bendehoofd Panglima Polim volgde zijn voorbeeld. In 1904 deed Van Daalen een tocht dwars door de Gajo- en Alaslanden, wel noodig daar 't tijdens den RussischJapanschen oorlog (1904—05) weer begon te gisten. Sedert is met grooten tact opgetreden tegen onwillige hoofden en oelema's, zoodat thans de rust voldoende verzekerd is. Zie C. Snouck Hurgronje, De Atjehers (3 dln. 1895) en E. S. de Klerck, De Atjeh-oorlog (I, 1922). Atlant, dragende of schorende mannelijke figuur. Atlanta, hoofdstad van Georgia (U. S.A.),eerst in 1845 gesticht. In 1864 belegerd en gedeeltelijk verwoest, telt c. 200.000 inw. Handelscentrum, katoen, papier, tabaksindustrie. Atlantic City, zeer druk bezochte badplaats in New Jersey (U.S.A.), telt c. 59.000 inw. Atlantis, in de oudheid een mythisch eiland, bevond zich ten W. van de zuilen van Hercules in den Atlantischen Oceaan. Het zou een rijk, goedbestuurd eiland geweest zijn, waar goede zeden heerschten; toen die laatste verdwenen, werd het door den Oceaan verzwolgen. Atlantische Oceaan, groot bekken tusschen de W. kust van Europa—Afrika en de O.-kust van Amerika. N. en Z.grens zijn de poolcirkels. Opp. bijna 80 mill. K.M.*, met de randzeeën 90 mill., grootste breedte tusschen Senegambië en G. v. Mexico, kleinste tusschen Noorwegen en Groenland. Aanzienl. kustontwikkeling, doch weinig eilanden. Sedert 1850 nauwkeurig onderzocht; in 1910 't onderzoek van den N. Atl. Oceaan opgedragen aan een internationale commissie. Gemidd. diepte 3763 M.; 2 evenwijdige dalen strekken zich N.-Z. uit en ATLANTISCHE OCEAAN-ATLASVLINDER 287 rijn gescheiden door een smallen onderzeeschen rug met vulkanische eil., welke de richting der beide kustlijnen volgt en waarop men zelden meer dan 3000 M. peilt, terwijl de troggen aan weerszijden tot meer dan 5000 M. dalen, 't Diepst is de Portorico-geul (8340 M.) in den W. Atlant. trog; in den Oost-Atl. ligt het diepste punt (6295 M.) 1500 K.M. ten W. van Ferro. De Walvischrug van, Tristan da Cunha naar de Walvisch B. maakt, dat het water op den bodem van den Oost-Atl. trog nog een temperatuur heeft van + 2° C, terwijl die in het W. bekken hoogsten 0,5° C. is. De zeebodem is in volle zee bedekt met fijn gruis van schelpen en grijs slib; 't water is zouter dan in eenigen anderen Oceaan, meer dan 3,5 %. De getijden worden beheerscht door vloedgolven, die zich van het Z. naar 't N. bewegen ; hoogste vloeden in de Fundy B. (12—18 M.) en in de B. v. St. Michel (12,5 M.). Zeestroomen: Aequatoriale stroomen, Guyana str., Braziliaansche kuststr., Benguela str., Falkland str., Antillen str., Florida str., Golfstr., Guinea of Aequatoriale tegenstr., Canarische str., O.Groenlandstr en Labradorstr., welke laatste twee drijfijs meevoeren. Winden: tusschen de passaatstreken is de aequatoriale kalmtegordel en ten N. en ten Z. daarvan heerschen veranderlijke winden. Druk scheepvaartverkeer; de schepen volgen meestal vaste routes; snelste reis tusschen Amerika en Europa duurde 4 dagen 10 uur. Aantal transatlantische kabels: 19. Vier vluchten in 1919: de American N.C. 4 hydroplane vloog over de Azoren, Lissabon naar Londen in 30 u. en 2 min.; de Engelschman Hawker van St. Johns (op N.-foundland) naar Ierland en kwam midden in den Oceaan neer; Alcock en Brown vlogen in een VickersVimy machine rechtstreeks naar Ierland en wonnen den door de „Daily Mail" uitgeloofden prijs van£ 10.000. 't Engelsche luchtschip R. 34 voer heen en weer over den Oceaan en bleef daarbij steeds in draadlooze verbinding met het luchtministerie in Londen. Zie Schott, Géographie des Atlantische» Ozeans. Atlas, zoon van den .Titan Japetus, werd veroordeeld het hemelgewelf te dragen, na de overwinning van Zeus op de hemelbestormende reuzen. Toen hij Perseus gastvrijheid weigerde, hield deze hem het Medusahoofd voor en veranderde Atlas in een berg. Atlas, een verzameling van land- of zeekaarten. Deze naam werd het eerst gebruikt door Mercator in 1595 voor zijn collectie kaarten en is sedert algemeen gebruikelijk geworden. Atlas, een geb. in N.W. Afrika van kaap Ghir in Marokko tot kp. Bon in Tunis. Aan den Atl. Oceaan begint de Hooge Atlas met toppen tot 4700 M.; ten Z. hiervan de 3000—4000 M. hooge Anti-Atlas en aan de N. kust het woeste „Rif". In Algerië en Tunis vormt het geb. 2 ketens, die eindigen in kaap Blanco en kp. Bon en 't landschap in drieën verdeelen: 't gebied van den KI. Atlas (gr. hoogte 1940 M.), 't hoogl. der Sjots, bedekt met alfa-gras (gemidd. 800—1100 M.) en 't gebied van den Gr. Atlas i. h. Z. (hoogste punt 2310 M.). Gletsjers ontbreken in den Atlas, doch de hoogste toppen zijn 't heele jaar met sneeuw bedekt. De Atlas is een plooiingsgeb. uit de tertiaire periode. De flora is arm; in Marokko ceder- en eikenbosschen op de berghellingen. Atlaspapier, papier ingewreven met talkpoeder, daardoor glanzend. Atlassatijn, zijden stof met een schitterenden glans. De mooiste soorten worden in Florence (Italië) vervaardigd. Atlasspaat is een fijn vezelige vorm van calciumcarbonaat (Ca. CO,). Het kan gepolijst worden en men maakt er in Engeland sieraden uit; het is vrij zacht en gewoonlijk wit gekleurd met zijdeachtigen glans. Atlasvlinder (Saturnia Atlas), behoort tot de Spinners. Het is de grootste vlinder (heeft een vlucht van 20 cm., hoewel het lichaam maar 37 mm. lang is) 288 ATLASVLINDER-ATMOSFEER en komt in China en Oost-Indië voor. Atmologie = Leer der verdamping. Atmometer of evaporometer of verdampingsmeter is een toestel, 't welk dient om de grootte der verdamping van een vloeistof per tijdseenheid te bepalen. Die hoeveelheid kan men of door de volumevermindering óf door 't gewichtsverlies meten; 't laatste is wel 't nauwkeurigst. Toestellen die 't gewichtsverlies aangeven lijken veel op een gewonen brievenweger, op welks wijzer men op gezette tijden 't verlies in gewicht afleest, dat een vloeistof ondergaat, welke in een bakje op de schaal is geplaatst. Het geheel is besloten in een glazen kast op welker bodem een bakje met chloorcalcium is geplaatst om de lucht droog te houden, zoodat de verdamping geregeld door kan gaan en niet verhinderd wordt door damp, die in de lucht aanwezig is. Atmosfeer is in 't algemeen het gasvormige omhulsel van een vast lichaam. Zoo heeft de aarde een atmosfeer of dampkring, waarvan de deeltjes, krachtens de eigenschappen der gassen om zich onbeperkt te willen uitzetten, in de ruimte verloren zouden gaan, als de aantrekking ze daarin niet verhinderde. Door de wenteling der aarde is de atmosfeer afgeplat en wel veel sterker dan 't aard-lichaam, omdat gasdeeltjes gemakkelijker ten opzichte van elkaar bewegelijk zijn. Uit verschillende waarnemingen (o.a. schemeringsverschijnselen) volgt, dat de hoogte van de atmosfeer 60 a 80 K.M. bedraagt, in elk geval, dat op die hoogte er nog lichtreflexie is. Neemt men aan, dat de dichtheid in de hoogere lagen afneemt, zoodanig dat de drukking (of spanning) ten slotte 0 wordt, dan komt men aan het punt waar de werking van de zwaartekracht der aarde juist nog groot genoeg is om de luchtdeeltjes in de cirkelvormige beweging te houden (men zegt dan wel, dat de zwaartekracht evenwicht maakt met de centripetaalkracht). Bij deze beschouwing krijgt men een veel grooter bedrag als uitkomst. Neemt men aan, dat de dichtheid in de hoogere lagen volgens dezelfde wet afneemt, als in de lagen, die we kunnen onderzoeken, dan vindt men, dat 't deel van den dampkring, 't welk boven 80 a 90 K.M. gelegen is een minimaal breukdeel is van de totale gashoe veelheid. Is de luchtdruk op 't aardoppervlak 76 c.M. kwikdruk (normale barometerstand),danis dieop 10 K.M. 21,7 c.M., op 50 K.M. 0,01 c.M. en op 100 K.M. hoogte slechts 0,0001 c.M. Echter zijn vallende sterren, die uit de wereldruimte op aarde vallen, reeds waargenomen op 200 K.M. hoogte, waaruit volgt, dat op die hoogte gassen aanwezig moeten zijn, die door wrijving zooveel warmte in het meteoor opwekken, dat 't gloeiend en dus zichtbaar wordt. Zoo wordt gevonden, dat de exemplaren der Perselden op een gemiddelde hoogte van 113 K.M. beginnen te gloeien en die der Leoniden zelfs op 155 K.M. Let men op 't feit, dat eerstgenoemden met een gemiddelde snelheid van 60 K.M. in de atmosfeer treden en laatstgenoemden met 70 K.M., dan zien we, dat, hoe grooter de snelheid is, op des te grooter hoogte de lichtverschijnselen optreden. Eveneens wijst de aanwezigheid van lichtende wolken er op, dat de dampkring zéker hooger dan 80 K.M. is. En neemt men verder aan, dat de poollichten (Zuider- en Noorderlicht) verschijnselen in den dampkring zijn, dan moet deze zich tot minstens 200 K.M. uitstrekken. In 1895 vonden Ramsay en Rayleigh het tot toen onbekende bestanddeel Argon en later ontdekte Ramsay nog eenige zeldzame gassen (z.g.n. edelgassen, omdat ze zich niet met andere stoffen verbinden en dus „rein" blijven) zooals helium, krypton, neon, xeon; ze zijn echter in geringe hoeveelheden aanwezig. Droge, zuivere lucht bevat in volumeprocenten 78,04 stikstof, 20,99 zuurstof, 0,04 argon, en 0,05 % koolzuur (gemiddeld), 't Gehalte aan zuurstof is overal en tot op 6 K.M. hoogte constant. Het koolzuurgehalte is niet overal 't zelfde ATMOSFEER—ATOOM 289 en wisselt ook in de verschillende maanden; ook is 's nachts 't koolzuurgehalte iets grooter dan overdag en bij lage temperaturen grooter dan bij hoogere. Ook vindt men kleine bedragen ammoniak en ozon in de afmosfeer; gemiddeld 1,3 tot 2,7 m.G. per 100 M». Het t verschil voor stadslucht en landlucht is zeer groot en varieert van 5,1 m.G. tot 0,97 m.G. Sommige verontreinigingen, zooals zwavel- en stikstofoxyden, kzijn afkomstig uit rottingsprocessen in dierlijke en plantaardige afvalproducten, uitademing van planten en dieren, uit verbranding, e. d. Hoe zuiverder de lucht is, d.w.z. hoe minder rook, stof en nevel er in aanwezig is, des te beter is de doorzichtigheid. Vaste deeltjes worden in de atmosfeer gebracht door rook (fabrieks- en andere schoorsteenen, bosch- en veenbranden), door den golfslag, als uiterst fijne deeltjes zeezout en door den wind. Daardoor komt het ook, dat men van hooge punten uit, als bergen en torens 't schoonste en helderste uitzicht heeft, kort na regenbuien, wanneer de waterdruppels de vaste bestanddeelen neergeslagen hebben. Bij gelijke vochtigheidstoestand van de lucht is 't product van 't aantal stofdeeltjes per c.M.3 en den afstand, waarop men voorwerpen nog duidelijk onderscheiden kan, nagenoeg constant. Komen er 400 stofdeeltjes per c.M." voor, dan is de gezichtgrens ongeveer 400 K.M.; bij 5000 stofdeeltjes echter hoogstens 25 K.M. Het tellen der stofdeeltjes geschiedt door middel van j«en (door Aitken) vernuftig uitgedacht instrument. Aitken vond aan den voet van een berg 4700, op 300 M. hoogte 3300 en op 600 M. hoogte 1450 stofdeeltjes per c.M.". In steden is 't aantal stofdeeltjes veel grooter; het kan daar stijgen tot 500.000 per c.M." Over den invloed van den dampkring op sterrekundige waarnemingen zie pnen bij straalbreking of refractie, extinctie en scintilleeren. Omtrent de blauwe kleur des hemels vinden we *t eerst een theorie van Leonardo da Vinei, in diens „Trattato della pittura". Verschillende theorieën zijn verder door Newton, Nichols, Clausius, e.a. gegeven, maar geen van alle is, in alle opzichten, bevredigend. De beste theorie is die welke Lord Rayleigh in 1871 bekend maakte. De kleine stofdeeltjes, die zich in de atmosfeer bevinden, kaatsen het zonlicht terug en nu vond R. dat ze de lichtstralen met korte golflengten meer volkomen reflecteeren dan die met. grootere golflengten, m.a.w. het blauwe deel van 't spectrum wordt beter teruggekaatst dan 't roode deel; zoo is dus de blauwe kleur overwegend. Deze theorie geldt voor deeltjes, wier middellijn kleiner is dan 0,00035 m.M., een bedrag, ongeveer gelijk aan dat van de kleinste golflengte van 't licht, dat hier in aanmerking komt. Wanneer de lucht vele deeltjes bevat, wier middellijn eenige malen genoemd bedrag overtreft, dan heeft er gewone reflexie plaats, d.w.z. 't witte zonlicht wordt als wit teruggekaatst, waaruit volgt dat een, door stof- of waterdeeltjes, vertroebelde atmosfeer wit moet lijken, 't welk met de waarneming overeenstemt. Ook aan de lucht moleculen zelf wordt een zoodanige verstrooiing van 't zonlicht toegeschreven, dat de hemel een blauwe kleur vertoont. Atmosfeer als eenheid van gasdruk. Men neemt hiervoor de drukking van den dampkring op een breedte van 45° aan het zeestrand, gereduceerd op 0° C. Daar de barometerstand niet constant is heeft men een zoo goed mogelijk gemiddelde gekozen en hiervoor aangenomen 76 c.M. Eén atmosfeer is dus een gasdruk, die in evenwicht is met een kwikzuil van 76 c.M. hoogte bij een temperatuur van 0° C.; deze druk komt overeen met 1,0336 K.G. per c.M.» Ook wordt wel als eenheid aangenomen een druk van 1 K.G. per c.M."; in Engeland wordt als eenheid gebruikt de druk van 1 'Eng. pond op 1 vierk. inch; deze komt overeen met 0,0703 K.G. per c.M." Atol. Zie Koraaleilanden. Atoom (scheikundig) beteekent on- 19 290 ATOOM - ATROPHIE deelbaar en is een begrip dat reeds door den Griekschen wijsgeer Demokritos werd ingevoerd, om zich een beeld te vormen van de wijze waarop de stoffen zijn opgebouwd. Zijn denkbeelden zijn pas weer opgevat door Dalton in 1808, die zich voorstelde dat de chemische elementen zijn opgebouwd uit ondeelbare harde deeltjes, de atomen, welke kenmerkend zijn voor een element maar verschillend voor de verschillende elementen. Door samengaan van twee of meer ongelijksoortige atomen (dus van verschillende elementen) ontstaan scheikundige verbindingen. Zoo verbinden zich twee atomen waterstof met éen atoom zuurstof tot een deeltje water, welk deeltje het kleinst mogelijke deeltje water is en dan molecuul heet. Verbinden zich meerdere atomen van eenzelfde element dan ontstaat een molecuul van dat element (bijv. 2 atomen waterstof verbinden zich tot 1 molecuul waterstof). Van enkele elementen is later gebleken, dat men de atomen niet als volkomen ondeelbaar moet opvatten, maar dat de bovengenoemde hypothese alleen geldt voor zoover het chemische omzetting betreft (zie radioactiviteit). Voor een uitvoeriger uiteenzetting zie Holleman, Leerboek der Chemie I. Atoomgewicht. Onder het atoomgewicht van een element verstaat men nu het getal dat aangeeft hoeveel maal een atoom van dat element zwaarder weegt dan een atoom waterstof. Ieder element wordt aangeduid met de beginletter van zijn Latijnsche naam; die letter beteekent bovendien: 1 atoom van dat element en komt tegelijkertijd overeen met het atoomgewicht. Zoo beteekent O ■= 16: een atoom oxygenium of zuurstof, met atoomgewicht 16. Enkele andere atoomgewichten zijn: waterstof = hydrogenium = H ■» 1 zuurstof = oxygenium = O = 16 chloor « chlorium •— Cl = 35,5 fosfor >= phosphorus ■= P ■» 31 stikstof = nitrogenium = N = 14 zwavel '-1 sulphur = S = 32 natrium *» natrium = Na — 23 calcium = calcium = Ca = 40. koper *» cuprum = Cu = 63,5 ijzer = ferrum — Fe = 56 zink zincum «■ Zn = 65 zilver = argentum ■= Ag. = 108 kwik = hydrargyrum = Hg = 200. Atoomvolume is het volume dat ingenomen wordt door één gramatoom van een element (dat is zooveel grammen als het atoomgewicht aangeeft dus 16 gram zuurstof, 35,5 gram chloor enz.). Het wordt gevonden door het atoomgewicht van een element te deelen door zijn soortelijk gewicht. Atoomwarmte is het product van atoomgewicht (zie aldaar) en soortelijke warmte en moet volgens Dulong en Petit voor alle vaste elementen standvastig en wel 6,4 zijn. Voor elementen waarvoor het kleiner gevonden wordt, nadert het product tot de bedoelde waarde bij: hoogere temperatuur, zooals Nernst heeft bewezen. Atoxyl (para amido phenyl arseenzuurnatrium) is een wit reukeloos poeder, dat ongeveer 25 % arsenik bevat. Het kan bij langdurig gebruik blindheid veroorzaken en wordt in de geneeskunde alleen door middel van onderhuidsche inspuitingen toegediend. Atrecht. Zie Arras. Atreus, volgens de Grieksche mythologie, zoon van Pelops en koning van Mycene, wreekte zich op zijn broeder Thyestes, door diens zonen te dooden en hem dezen als spijs voor te zetten. Hij werd later door Thyestes' zoon, Aegisthus genaamd, om het leven gebracht. De beide zonen van Atreus, de Atreïden genaamd, waren Agamemnon en Menelaus. Atriplez. Zie Melde. Atrium, het voornaamste gedeelte in een Romeinsch huis, deed dienst als ontvangkamer. De andere vertrekken waren er omheen gebouwd. In de zoldering was een vierkante opening, waardoor het licht binnenviel, en waaronder zich een bassin bevond om het regenwater op te vangen. Atropa Belladonna. Zie Belladonna. Atrophie noemt men in de genees- ATROPHIE—ATTILA 291 kunde een toestand, waarbij óf het geheele lichaam, óf een bepaald lichaamsdeel door onvoldoende voeding in groei en ontwikkeling achterblijft of teruggaat. Vooral bekend is de atrophie der zuigelingen, die door ondoelmatige en daardoor onvoldoende voeding niet groeien en het uiterlijk van een grijsaard vertoonen. Verder de inactiviteitsatrophie, d. w. z. bet stilstaan of teruggaan in ontwikkeling van een lichaamsdeel dat niet gebruikt wordt. Atropine, een zwaar vergift, is bet alcaloïd van Atropa-Belladonna (doodkruid), 't Wordt aangewend in de oogheelkunde om de accomodatiespieren te verlammen, waardoor de pupil verwijd wordt. Verder vindt het nog aanwending bij sommige zenuwziekten. Attacca (van It. attaccare „aanvallen") wordt in de muziek aan het slot van een deel eener compositie geplaatst, wanneer het volgende deel zonder noemenswaardige pauze aan dit deel moet worden verbonden. Attaché noemt men iemand in een speciale functie, b.v. als officier bij landof zeemacht, aan een gezantschap „toegevoegd". Attalea funifera is een Braziliaansche boom, die een zekere bladvezelsoort levert, „piassava" genaamd. De boom levert elk jaar 2 4 3 K.G. vezels, maar door roofbouw is het product schaarscher geworden. De uitvoer bedroeg 1750 ton tn 1914 ter waarde van / 500.000. De vezels worden gebruikt voor zwarte vezels, borstels en vlechtwerk, terwijl de allerfijnste een zeer sterk touw leveren. Attalus (1), keizer van het West Romeinsche rijk in 409 door Alarik als tegenkeizer benoemd, werd echter afgezet en verbannen. Attalus (2), van 241 —197 v. Chr. koning van Pergamum, streed tegen Philippus X van Macedonië. Attalus (3), Philadelphus, van 159—138 v. Chr. koning van Pergamum versloeg Prusias van Bithynië. Attalus (4), Philometer, van 138—133 v. Chr. koning van Pergamum, werd krankzinnig en liet zijn rijk aan de Romeinen na. lrt, r vyf Attentaat. Algemeen: iedere poging tot misdrijf. In het bijzonder: aanranding, aanval, aantasting. De Code pén al, bier ingevoerd in 1812 en gewijzigd in 1854, kende 2 soorten attentaat: 1°. tegen de veiligheid v. d. Staat. Attentaat was strafbaar, als het gericht was tegen leden van het Keizerlijk geslacht, of als het oogmerk bestond de hooge regeering of de orde der troonsopvolging te veranderen. 2°. tegen de bijzondere persoon, i. h. b. tegen de zeden. Attentaat bestond, zoodra er een daad was gepleegd of begonnen gepleegd te worden, om tot het uitvoeren dezer misdrijven te geraken. Atterbom, Peter Daniël Amadeus (1790—1855), Zweedsch dichter, hoogleeraar in de Aesthetica, gaf in zijn land een nieuwe richting aan in de letterkunde en werd de baanbreker voor de Romantiek in Zweden. Van zijn werken is „Lycksalighetens ö", een romantisch sprookjesdrama het meest bekend. Attersee of Kammersee is een meer in Salzkammergut (Opper-Oostenrijk). Attestatie wordt vooral gebruikt in de beteekenis van uittreksel uit het lidmatenboek eener kerkelijke gemeente, afgegeven door de kerkeraad aan een lidmaat bij vertrek uit de gemeente, oorspr. mededeeling bevattend betr. belijdenis en levenswandel. Attestatie de vita is een „verklaring van leven". Attestatie de morte, een acte van overlijden. Attica, landschap in het Oude Griekenland, grenzend aan Boeotië, Megaris en de Aegeïsche Zee, vormt een schiereiland; had als hoofdstad Athene. Men vindt er de gebergten Citbaeron en Parnassus, waartusschen de verschillende vlakten o. a. die van Athene, van Eleusis en die van Marathon. Nabij Athene is de berg Pentilicus met marmergroeven. Voortbrengselen: olijven, druiven, vijgen. Vroeger in het Laurisch gebergte zilver-, thans loodmijnen. Rivieren Eridanus en Cephissus. Heerlijk klimaat. Attila (c. 406 — 453), koning der Hun- 292 ATTILA—AUBERGINE nen, met den bijnaam van „ Geesel Gods"; zoon van Moendzoek, volgde eerst met zijn broeder Bleda op, doch vermoordde dien, om alleen te kunnen regeeren. Hij vereenigde alle Hunnenstammen, maakte veroveringen tot in N. Italië en Frankrijk, doch werd daar in de Catalonische velden bij Chalons sur Marne verslagen. Vooral het Oost-Romeinsche rijk, bad veel van zijn invallen te lijden. In 452 deed hij weder een inval in N. Italië, bedreigde zelfs Rome, maar verwoestte op aandringen van Paus Leo I deze stad niet. Attila stierf in Pannonië, kort na zijn huwelijk met een Bourgondische prinses. Attis, volgens de Grieksche mythologie een schoon jongeling uit Phrygië, op wien de godin Cybele verliefd werd. Toen hij de koningsdochter van Pessinus wilde huwen, maakte de godin hem waanzinnig en doodde Attis zich, waarop viooltjes uit zijn bloed ontsproten. Op de smeekbeden der godin riep Zeus hem weer in 't leven. Attractie. Zie Aantrekking. Attribuut (Latijn) is in de wijsbegeerte de kenmerkende eigenschap of het kenmerk dat een voorwerp of een persoon wordt toegekend. In de beeldende kunst wordt het toegepast als zinnebeeld om een voorwerp of persoon aan te duiden. Zoo kan men in de R. Kath. kerkelijke kunst de heiligen herkennen aan hunne attributen. Attritie is volgens de R. Kath. kerkleer in tegenstelling met contritie het onvolmaakt berouw, dat ontstaat uit vrees voor Gods straf, maar toch met een beginnende liefde tot God, die door de zonde werd beleedigd. Het onvolmaakt berouw, onderstelt dus ook een verfoeien van de zonde zelf. Het wordt echter voldoende gerekend voor een geldige biecht. Atwood, George (1746—1807),Engelsch natuurkundige is de uitvinder van de Valmachine, waarmede de wetten van den vrijen val der lichamen aangetoond kunnen worden. Atys. Zie Attis. Aubade (van 't Fransche aube = ochtend), morgenlied, ook voor instrument aalcomposities gebruikelijk. Aubaine (Droit d'), vroeger recht van de overheid, om zich, met uitsluiting van de wettige erfgenamen, geheel of ten deele de nalatenschap toe te eigenen, die een vreemdeling in het land zijner inwoning achterliet. Aubanel, Joseph Marie Jean Baptist* Thioaore (1829-1886), Fransch Provencaalsch dichter, deed vele pogingen om het Provencaalsch dialect te verbeteren en schreef zelf zijn gedichten en drama's in deze taal. Aube (1), rechterzijrivier van de Seine, ontspringt op het plateau de Langres, besproeit het departement Aube (2), in Midden Frankrijk gelegen. Het N.W. deel is onvruchtbaar (veeteelt), het Z. deel vruchtbaar, vooral de rivierdalen. Voortbrengselen zijn daar: wijn, granen, appels. Ook de Seine doorstroomt dit departement. Hoofdstad is Troyes. Auber, Daniël Francais Esprit (1782— 1871), werd oorspr. voor den handel opgeleid. In 1812 ontdekte hem Cherubini bij de uitvoering van A.'s eerste proeve van dramatische kunst. „La bergère chatelaine" van 1820 is zijn eerste succes. Zijn belangrijkste werk is de groote opera „La Muette de Portici" (1828), andere bekende werken zijn „Le Macon" (1825), „Fra Diavolo" (1830), „Le Cheval de bronze" (1835), „Le domino noir" (1837). Hij wijdde zich bijna uitsluitend hij lid van de Académie, 1842 directeur van het conservatorium, 1857 keizerlijke hofkapelmeester van Napoleon III. Aubergine is de naam, in Frankrijk, voor de vrucht van Soldnum Melongêna (Eierplant), fam. Solanaceeën. Ook in ons land, maar noe weinie. gekweekt: naar de kleur der vruchten onderscheidt men de vroege violette en de witte. Zaaien in Maart (warm), later in AUBERGINE—AUDITEUR 293 bak of kas, warm opkweeken, in voedzame aarde en met rijkelijke begieting. Auberrilliers of Notre Dame des Vertus, een voorstad van Parijs met c. 57.000 inw. Chemische fabrieken. Aubignac, Francois Hédelin, Abbé d' (1604—1676), Fransch dicht er en criticus, was in zijn „Pratique du théatre", de grondlegger van den regel, dat in een klassiek drama, eenheid van tijd, plaats en handeling moet zijn. Aubigné, Theodore Agrippa d' (1550— 1630), Fransch dichter en krijgsman, aan de zijde der Hugenoten, streed in alle oorlogen mede met Hendrik van Navarre, moest na diens dood Frankrijk verlaten en was de schrijver van „Histoire universelle" en „Les Tragiques". Franfoise d'Aubigné. Zie Madame de Mainterum. Aubin, stad in het Fransche departement Aveyron met c. 10.000 inw.; ijzersmelterijen. Auburn (1), stad in den staat NewYork (U. S. A.) met c. 37.000 inw.; schoenen- en wolf abrieken. Auburn (2), stad in den staat Maine (U. S. A.) met /e. 16.000 inw., heeft schoenfabrieken. Auburnsch stelsel, aldus genoemd naar Auburn, een plaatsje in Amerika, in de nabijheid van New-York, is een gevangenisstelsel, dat het midden houdt tusschen celstraf en gemeenschappelijke opsluiting. De gevangenen zijn in zalen vereenigd om te werken, doch hierbij moet het stilzwijgen ten strengste gehandhaafd worden. Aubusson, stad in het departement Creuse (Frankrijk) met c. 7.000 inw.; heeft groote tapijtfabrieken. Auch, hoofdstad van het Fransche departement Gers, aan de Gers met c. 13.500 inw., bestond reeds ten tijde van Caesar. Zetel van den aartsbisschop; katoenf abrieken, stokerijen van eau d'Armignac; handel in wijn en pluimvee. Auckland, stad op het N. eiland van Nieuw-Zeeland met c. 130.000 inw. Scheepstimmerwerven, dokken, houtzagerijen, glasblazerijen en suikerraffinaderij. Aucklandseilanden, eilandengroep nabij Nieuw-Zeeland in den Stillen Oceaan, in 1806 ontdekt en nog steeds onbewoond. Auctie of veiling, noemt men een openbare verkoop bij opbod van boekwerken, platen, meubelen enz. Auctor. Auctor intellectualis: de persoon, die iemand beweegt een misdrijf uit te voeren; hij, die het misdrijf „doet plegen." Auctor materialis: de uitvoerder van het misdrijf. Aucuba, plantengeslacht uit de fam. der Cornaceeën, waarvan vooral als tuinen als kuipplant de goudbonte variëteit van A. japönica (uit Japan) wordt gekweekt. De struik is bladhoudend, de vrouwelijke ex. (ze is tweehuizig) dragen besachtige, roode steenvruchten. De bruine bloemen zitten in kleine pluimen bijeen. Vermenigvuldiging door zaaien of stekken. Aude (1), rivier in Zuid Frankrijk, ontspringt in de O. Pyreneeën, mondt nabij Narbonne in de Middellandsche Zee uit. Aude (2), departement, besproeid door bovengenoemde rivier, aan de Middellandsche zee gelegen, heeft een warm klimaat; behalve aan zee een vruchtbaren bodem; mals, wijnen, vruchten. Zeer belangrijke bijenteelt nabij Narbonne. Industrie: laken- en zij def abrieken. Mijnbouw: koper, ijzer; verder marmeren leisteengroeven. Hoofdstad is Carcassonne. Audebert, Jean Baptiste (1759—1800), Fransch schilder en natuuronderzoeker, schreef en verluchtte zelf werken over vogels en andere dieren. Audiëntie, is een plechtig gehoor, door vorsten of hooggeplaatste personen verleend. Vroeger heette de zitting van een rechtbank ook wel audiëntie. Audion. Zie Draadlooze telegrafie. Auditeur is de naam van verschillende rechterlijke ambtenaren uit vroegeren tijd. (1) Auditeur des comptes, belast met het nazien van rekeningen. (2) Auditeur militair: Het O. M. bij schutters en krijgsraden. (3) Auditeur général: de ambtenaar, die vóór 1830 belast was 294 AUDITUER—AUFRECHT met het toezicht der mihtaire wetten. Auditief, psychologische term om aan te duiden, dat men voorn, door middel van het gehoor de dingen in zich opneemt (een vreemde taal bijv.), het leven meer in klanken dan in beelden beleeft, enz.; tegenovergestelde is visueel. Audouin, Jean Victor (1797—1841), bekwaam Fransch zoöloog maakte zlcb vooral verdienstelijk door het onderzoek naar de ziekte onder de zijderupsen en naar de druivenziekten. Hij schreef hierover „Histoire naturelle des insects nuisibles a la vigne." Audoux, Marguêrite, Fransch schrijfster, maakte zich vooral naam door haar in 1910 verschenen veelgeprezen roman „Marie-Claire", welke door de Académie Goncourt werd bekroond. In 1920 verscheen hierop een vervolg getiteld„1'Atelier de Marie-Claire". Audran, Edmund (1842-1901), studeerde aan het muziekinstituut van Niedermeyer bij Parijs, werd 1861 dirigent aan de Jozefkerk te Marseille, leefde van 1877 af te Parijs. Is bekend als operettencomponist (Le Grand Mogol 1877, La Mascotte 1880 enz.). Audsley, George A shdown (1838 — ), arfhifer-t en kunstcriticus, bouwde met zijn broeder William James Audsley verscheidene gebouwen in New-York. Hij schreef „Handbook of Christian Symbolism", en verschillende prachtwerken over Japansche kunst o. a. „Gems of Japanese art and handicraft." Audubon, John James (1780-1851), Amerikaansch dierkundige, bestudeerde in Frankrijk en in Amerika het leven der vogels, gaf hierover uit: „Birds of America". Auer, Aloys, Ritter von Welsbach (1813—1869), boekdrukker, directeur der keizerlijke hof- en staatsdrukkerij te Weenen, was de uitvinder van den natuurdruk en van verschillende zelfwerkende persen. Zijn zoon Karl Auer, Freiherr von Welsbach (1858— ), kwam door onderzoeking van zeldzame aarden tot de ontdekking van gasgloeilicht, verbeterde het electrisch licht door de invoering van osmiumdraden. Auerbach, Berihold (1812-1882), Duitsch romanschrijver van Joodsche afkomst, verwierf reeds in 1837 roem door zijn werk over het leven van Spinoza. Van zijn latere romans zijn de „Schwarzwalder Dorfgeschichten", waartoe „Der Lauterbacher" en „Barfüszele" behooren, bekend. Auerhoen (Tetrao urogallus), behoort tot de fam. der Veldhoenders van de orde der Hoenderachtigen. Zij hebben een rond, vleezig, tot 8/« M. lang lichaam met vrij korte vleugels. Het mannetje is fraai, in hoofdzaak blauwzwart gekleurd, het wijfje is kleiner en meer roodachtig bruin. De vogel leeft polygamisch in de bergbosschen van Noorden Oost- Europa en is in Duitschland al zeldzaam. Op een tak gezeten begint in Maart en April (in het begin van den paartijd) het mannetje het balderen, waarbij het, om zrjne gewaarworamgen mem ie geven, allerlei krampachtige bewegingen maakt en vreemde tonen laat hooren en daarbij zoo ongevoelig is voor zijne omgeving, dat een schot hem zelfs niet stoort. De wijfjes zitten daarbij op den bodem in de nabijheid. Auerochs. Zie Oeros. Auersperg, Anton Alexander, graaf von (1806—1876), Oostenrijksch dichter, schreef onder het pseudoniem van Anastasius Grün vele vaderlandslievende en vrijzinnig-politieke gedichten. Auerstedt, Pruisisch dorp van c. 600 inw., in Oost- Thüringen, waar de Franschen onder Davoust de Pruisen onder den hertog van Brunswijk versloegen (1806). Auffenberg, Morüz von (1852— ), Oostenrijksch generaal, in 1911 minister van oorlog, in 1914 bij het uitbreken van den oorlog opperbevelhebber van het 4e leger, overwon de Russen in den slag bij Komarow, werd daarvoor in den adelstand verheven, was later genoodzaakt zich uit het militaire leven terug te trekken. Aufrecht, Theodor (1822-1907), AUFRECHT—AUGUSTA 295 taalkundige geboren in Opper-Silezië, hoogleeraar in het Sanskriet en in de vergelijkende taalstudie te Edinburgh en Bonn, gaf de „Rigveda" uit. Augereau, Pierre Francais Charles, duc de Castiglione (1757—1816), Fransch maarschalk, streed in vele veldtochten mede onder Napoleon; hij onderscheidde zich vooral in den slag bij Eylau (1807). Later onderwierp hij zich aan Lodewijk XVIII, doch weigerde Ney te veroordeelen. Augias (stralende), koning der Epeeêrs in Elis, had 3000 runderen, wier stallen in 30 jaren niet gereinigd waren; Hercules volbracht de schoonmaak hiervan, door er de rivieren Alpheus en Peneus door been te leiden. Augier, Guillaume Victor Etltile (1820 — 1889), Fransch tooneeldichter, wist in zijn werken met levendigen spot de gebreken van zijn tijd aan de kaak te stellen. Hiertoe behooren „Le gendre de M. Poirier" (dat hij met Sandeau schreef) en andere. Augiet is de naam voor een aantal silicaten die zeer veel op asbest lijken, maar ervan verschillen door andere ^boeken tusschen de kristalvlakken. Er bestaan vooral monokliene en rhombische augietsoorten. Het zijn silicaten die meestal calcium en magnesium bevatten, daarnaast ook aluminium, ijzer, natrium en kalium. Augietporfier is een gesteente, dat bestaat uit augiet en plagiokiaas, verbonden door een glasachtige massa. Augment of vermeerdering is in de Indo-Germaansche talen een voorgevoegde klank of lettergreep. Augsburg, stad in Beieren met c. 150.000 inw., reeds in den Romeinschen tijd gesticht, was vooral in de 15de en 16de eeuw een zeer belangrijk handelscentrum, waar de goederen uit N. Europa, Venetië en de Levant ter markt kwamen. Thans katoenspinnerijen en weverijen, papier-, machine- en chemische fabrieken, bierbrouwerijen. Oude Domkerk en prachtig raadhuis. Augsburgsche Confessie, in het Latijn confessio Augustana, is de belangrijkste geloofsbelijdenis der Lutbersche kerk, door Melanchton in het Latijn en het Duitsch opgesteld en op den Rijksdag te Augsburg 27 Juni 1530 aan Karei V ter hand gesteld. Zij bestaat uit 21 artikelen en 7 bezwaren tegen misbruiken in de R. Kath. kerk. Augsburgsche godsdienstvrede noemt men den vrede in 1555 totstandgekomen tusschen de afgevaardigden van den keizer en de Duitsche Protestantsche vorsten waarbij vrijheid van godsdienst werd gelaten aan de Duitsche steden, die de Augsburgsche confessie hadden aangenomen. Augur was bij de Romeinen het lid van een priestercollege dat uit de vlucht en de kreten der vogels, uit bliksem en donder de toekomst en den wil der goden wist op te maken. Augurk (Cücumis sativus), een variëteit van de komkommer met kleine, stekelige vruchten, die vooral gebruikt worden voor de inmaak (in azijn met peper gekruid). Buiten zaaien half Hei of een maand eerder in kouden bak, afstand later minstens 60 cM., in lichten, voedzamen grond, op warm beschut terrein. Voor den handel worden de vruchten gesorteerd naar de grootte in fijn, basterd, grof en bommen. Augusta (1), stad in den staat Maine (U.S.A.) met c. 14.000 inw. Schoenen-, katoen- en papierfabrieken. Wapenmagazijnen der Vereen. St. Augusta (2), stad in Georgia (U.S.A.) aan de Sevannah, handelscentrum, katoen- en chemische fabrieken. Augusta, Maria Louise Catharina (1811 — 1890), Duitsch keizerin, gemalin van Wilhelm I, dochter van groothertog Karei Frederik van Saksen-Weimar, was zeer weldadig, deed veel voor de ziekenverpleging. Augusta, Victoria (1858—1921), Duitsche ex-keizerin en koningin van Pruisen, dochter van hertog Frederik van Slees wij k-Holstein, huwde in 1881 ex-keizer Wilhelm II. Zij was bekend door haar vroomheid en liefdadigheid, 296 AUGUSTA—AUGUSTUS III volgde den ex-keizer in zijn verbanning naar Holland, waar zij in April 1921 te Doorn overleed. Augustinus, Aurelius (354 — 430), heilige, kerkvader,werd door zijn Christelijke moeder Monica opgevoed doch bleef zelf een heiden tot 387. Hij was leeraar in de welsprekendheid te Carthago, Rome en Milaan, legde zich toe op de wijsbegeerte, behoorde tot de secte der Manicheêrs (z. a.) tot hij in 387 in Milaan door Ambrosius werd bekeerd en tegelijk met zijn zoon Adeodatus gedoopt. Hij trok zich toen in de eenzaamheid terug te Tagaste, werd presbyter, later bisschop van Hippo in Numidië waar hij is overleden. Zijne geschriften zijn van buitengemeen groote beteekenis voor de verdere ontwikkeling van Christelijk leven en denken. Hij heeft veel geschreven. Zijne Confessiones verhalen zijne eigene levenservaringen; zijn De civitate Dei bevat een verdediging van het Christendom tegen de aanvallen der Heidenen De Regula Beati Augustini is een levensregel welke de grondslag is geworden voor vele middeneeuwsche geestelijke orden. Zie Aur. Augustinus Belijdenissen vert. door Fr. Erens (1917) en W. J. Aalders, Groote Mystieken I, (1913). Augustinus (gest. 612), apostel der Angelsaksen door paus Gregorius I gezonden, bekeerde koning Ethelbert van Kent tot het Christendom. Augustulus, Romulus, laatste keizer van het West-Romeinsche rijk (475— 476), werd door Odoacer afgezet en verbannen. Augustus, titel, beteekenend de „Doorluchtige" of „Verhevene", werd door het Romeinsche volk het eerst in 27 v. Chr. aan keizer Octavianus verleend. Later namen alle Romeinsche keizers dien titel of bijnaam aan. Augustus (63 v. Chr.—14 na Chr.), eigenlijk Gajus Julius Caesar Octavianus geheeten, de eerste Romeinsche keizer behoorde tot het geslacht der Octaviërs. Daar zijn vader jong stierf, werd hij door Caesar geadopteerd en tot zijn erfgenaam benoemd. Na Caesars dood kwam hij eerst in strijd met Antonius, doch sloot later met hem en Lepidus het driemanschap (43. v. Chr.) waarbij Lepidus Afrika en Antonius het Oosten kreeg. Nadat Augustus eerst Sextus Pompejus, daarna Lepidus van hun macht ontdaan had, trok hij ten strijde tegen Antonius, die in 't O. onder Cleopatra's invloed leefde, en versloeg hem bij Actium (31 v. Chr.). Hij was nu in werkelijkheid alleenheerscher, verkreeg den titel van Imperator en wist zich door ruime giften, verbetering van vele misstanden en door bescherming van de kunst de volksgunst te verwerven. Zijn tijd was de gouden eeuw der Romeinsche letterkunde, daar toen de dichters Virgilius, Horatius, Ovidius, Propertius, Livius enz. leefden. Augustus I, koning van Polen, regeerde van 1548—1572. Hij wist zijn gebied uit te breiden, zoo, dat Polen het toppunt van zijn macht bereikte en gaf zijn onderdanen vrijheid van godsdienst. Augustus, Keurvorst van Saksen (1526 — 1586), tweede zoon van Hendrik den Vrome, een bekwaam vorst, deed veel voor den bloei van Saksen. Augustus II, de Sterke (1670—1733), keurvorst van Saksen, 2de zoon van koning Johann Georg, na den dood van zijn broeder (1694) keurvorst, ging tot het Katholicisme over en werd tot koning van Polen gekozen (1700). Hij kwam hierdoor in oorlog met Zweden, moest de Poolsche waardigheid aan Stanislaus Leszcensky afstaan (1706), doch werd in 1719 na een tweeden oorlog weer in zijn waardigheden hersteld. Augustus III (1696—1763), keurvorst van Saksen en koning van Polen, zoon van den voorgaande, werd Luthersch opgevoed, doch ging in 1712 reeds tot het Katholicisme over. Hij stond geheel onder invloed van zijn minister en gunsteling Graaf van Brühl, die Saksen deed deel nemen aan den Oostenrijkschen Successie- en Zevenjarigen Oorlog. AUGUSTUS-AURELIANUS 297 Augustus of Oogstmaand, de 8ste maand, volgens den Romeinschen kalender de 6de, genoemd naar keizer Augustus, heeft 31 dagen. Augustijn, typografische lettersoort met een corps van 12 punten, ook wel Cicero genaamd, die tevens als eenheid in het typografisch puntenstelsel geldt en waarmede derhalve het corps van andere lettersoorten in overeenstemmende verhouding is gebracht, teneinde ze gemakkelijk in onderling verband te kunnen gebruiken. Augustijnen noemt men de verschillende orden die den naar den Heil. Augustinus genoemden leefregel volgen. In de eerste plaats zijn dit Augustijner koorheeren of kanunniken, in de tweede plaats de verschillende congregaties der Augustijner Heremieten, waarvoor in 1256 een ordegewaad werd vastgesteld. Uit deze congregaties ontstonden in de 16e eeuw Augustijner barrevoeters. Bovendien bestaan er sedert 1519 enkele congregaties van Augustijner nonnen. In Nederlaad hebben de Augustijnen vier kloosters (Eindhoven, Utrecht, Witmarsum, Venlo) en eenige kerken. Aula, oorspronkelijk de plaats in het huis van een aanzienlijken Griek of Romein, waar de huisgenooten samen kwamen, thans de vergaderzaal in school of academie. Aulis, in Boeotië, was de haven, vanwaar de Grieksche vloot onder Agamemnon naar Troje vertrok. Aulnis de Bourouill, Johan baron d' (1850— ), Nederlandsche staathuishoudkundige, studeerde te Leiden, werd in 1878 hoogleeraar in de staathuishoudkunde, statistiek en staatkundige geschiedenis te Utrecht. Hij schreef vele werken op nationaal en internationaal economisch gebied. Aulnoy, Marie Catherine Jumel de Berneville gravin d' (1650—1705), Fransch romanschrijfster, is vooral bekend door haar „Contes de Fées". Aumale, stad in het Fransche departement Seine Inférieure, met c. 2500 inw., in de Middeleeuwen Alba Maria genaamd. Leerlooierijen. Aumale, Henri Eugine Pkilippe Louis d'Orleans hertogvan (1822— 1897), vierde zoon van koning Louis Philippe, onderscheidde zich in den strijd in Algerië, werd in 1847 aldaar gouverneur-generaal, gaf na de Februari-revolutie deze functie op en was van 1879—1883 opperbevelhebber in het Fransche leger. Hij schreef: „Histoire des princes de Condé." Au porteur, aan toonder. Als op waardepapieren niet den naam van den eigenaar staat noemt men dit papieren aan toonder (in blanco). Toonderpapier: de cheque, een in blanco geëndosseerde wissel (alleen handteekening als endossement), effecten niet op naam, cognossementen, ceelen. Aura noemt men in de geneeskunde een ziekelijke gewaarwording, die het uitbreken van sommige ziekten b. v. epilepsie, vooraf gaat en dus eenigszins aankondigt. Auray, havenstad met c. 6.000 inw. in Morbihan (Frankrijk); sardinenvangst, oesterteelt. In de nabijheid de bedevaartplaats St. Anne d'Auray. In 1364 werd aldaar, de slag geleverd, welke een einde maakte aan den 23-jarigen oorlog om Bretagne. Aurelia (groote en kleine, Vanessa polychloros en V. urticae), behooren tot de Dagvlinders. Beide zijn oranje met geel geldeurd met zwarte vlekken vooral op de voorvleugels. De gedoomde rupsen leven van de groote op verschillende boomen, van de kleine op brandnetels. Aurelia. Zie Kwallen. Aurelianus, Claudius Lucius Valerius Domitius (c. 214—275), in 270 tot Romeinsch keizer uitgeroepen, wist de Gothen aan den Donau te verslaan, verdreef de Alemannen en Marcomannen en overwon Zenobia, koningin van Palmyra. Hij liet Rome door sterke muren omringen en herstelde de rust in 't gansche keizerrijk. Aurelianus werd nabij Byzantium vermoord. 298 AURELIUS- AUSSIG Aurelius, Marcus. Zie Marcus Aurelius. Aurengabad (1), vroeger provincie in Dekan. Aurengabad (2), stad in Haiderabad (Voor-Indiê) met c. 39.000 inw.; katoenen en zijden stoffen, goud- en zilverbrocaat. Aureool, glans die als teeken van majesteit de geheele figuur van de godheid volgens Christelijke voorstelling omgaf. Dikwijls verwisseld met den nimbus die het hoofd van Heiligen, Maria enz. omgaf. Aurich, stad met c. 6300 inw. in de Pruisische provincie Hannover. Versch. inrichtingen van onderwijs; paardenmarkt. Nabij de stad is de Upstallsboom, waar eertijds de Friezen volksvergaderingen hielden. Auriga (Wagenman) is een ster in het sterrenbeeld de Voerman. Aurignac, plaatsje in het departement van de boven-Garonne (Frankrijk), bekend vooral door een in de nabijheid gelegen hol, waarin menschelijke en dierlijke skeletten uit het diluviale tijdperk gevonden zijn. Aurikel. Zie Primula. Aurillac, stad in het departement Cantal (Frankrijk) met c. 18.000 inw., handel bi zuivelproducten en vee. Auripigment. Zie Arseniklrisulfide. Aurispa, Giovanni (1369—1459), Italiaansch geleerde, bracht verscheidene Grieksche bandschriften uit Constantinopel naar Italië en deed veel voor de herleving van de belangstelling in de Grieksche letterkunde. Auroengseb (1619—1707), Indisch grootmogol, overwon zijn beide broeders, liet zijn vader ombrengen en beklom in 1658 den troon. Onder zijn regeering bereikte het Mongoolsche rijk het toppunt van macht; hij deed den Mohammedaanschen godsdienst te vuur en te zwaard verbreiden en beschermde handel, nijverheid en wetenschap. Aurora, godin van den dageraad (in 't Grieksch Bos genaamd), dochter van Hyperion en Thia, heeft bij Homerus den bijnaam van „rozenvingerige" en „vroeggeborene". Aurora, stad in Illinois (U. S. A.) met c. 30.000 inw., heeft textiel- en machinefabrieken. Auscultatie is in de geneeskunde de methode om door het gehoor zich een oordeel te vormen over den toestand van inwendige organen. Zij vindt voornamelijk toepassing op borst en rug om zoodoende de ademhaling te beluisteren en het al of niet bestaan van eene ziekelijke aandoening van luchtpijpen en longen vast te stellen. Hetzelfde geldt voor het hart, waar men uit de graad van zuiverheid der harttonen het bestaan van bepaalde klepvliesgebreken kan constateeren. In de verloskunde wordt de auscultatie aangewend om te onderzoeken of de vrucht leeft of afgestorven is en onder omstandigheden of eene meervoudige geboorte is te verwachten. Men kan ausculteeren direct d.w.z. met het oor op het lichaam van de te onderzoeken persoon of indirect d.w.z. door middel van een apparaat, stethoscoop genaamd. Corvisart is de eerste die de directe, Laënnec de eerste die de indirecte methode gebruikt heeft. Ausgleich (overeenkomst) noemt men het in 1867 overeengekomene en daarna vaak hernieuwde verdrag tusschen Oostenrijk en Hongarije, waarbij de verdeeling der staatsschuld, het tol- en handelsverbond geregeld werd. A uso, volgens gewoonte, volgens gebruik; bij in Nederland betaalbare wissels verstaat men onder a uso een termijn van dertig dagen. Ausonius, Decimus Magnus, Romeinsch dichter, in de 4de eeuw na Chr. in GaUië geboren, leeraar in de taalkunde te Bordigala, later consul in Gallis, schreef o.a. „Mosella" een beschrijving van een reis langs Moezel en Rijn. Auspex was de Romeinsche priester, die uit de vlucht der vogels de toekomst voorspelde. Auspicium. Zie Augur. Aussig of Usti, stad met c. 39.000 inw. in Tsjecho-Slowakije, aan de Elbe gelegen. Chemische fabrieken, wol- AUSSIG-AUSTRALIË 299 ververijen, glasblazerijen, bruinkoolmijnen. In 1426 behaalde de Hussieten hier een overwinning. Austen, Jane (1775—1815), Engelsch romanschrijfster wist in haar werken goed het leven van den Engelschen middenstand weer te geven. Eerst in latere jaren, vooral door invloed van W. Scott, werd zij meer gewaardeerd. Zij schreef o.a.: „Sense and Sensibility". Austerlitz, stad in Moravië (TsjechoSlowakije) met c. 3.600 inw., waar in 1805 de beroemde Driekeizersslag geleverd werd en Napoleon de verbonden Russen en Oostenrijkers versloeg. Austerlitz, dorp in de gemeente Zeist (Utrecht) waar in den Franschen tijd een soldatenkamp gelegerd was en dat toen genoemd werd naar de plaats, waar Napoleon zijn roemrijke overwinning behaalde. De pyramide van Austerlitz wijst de plaats van het kamp aan. Austin, San Felipe de, hoofdstad van Texas (U. S. A.) met c. 35.000 inw. aan de Colorado bezit een mooi kapitool, vele inrichtingen van onderwijs. Ijzergieterijen, handel in katoen, wol en vee. Austin, Alfred (1835—1913), Engelsch dichter en journalist, medewerker van de „Standard", muntte vooral uit op lyrisch gebied, Werd daarom na Tennyson's dood tot „poet laureate" benoemd. Tot zijn gedichten behooren: „The human tragedy"; tot zijn prozawerken „The garden that I love". Australië, een vasteland op het Z. Halfrond (10°4r-39°8' Z, 112° 57'153° 39' O), wordt in het N. door de Torresstraat gescheiden van NieuwGuinea en in het Z. door de Basstr. van Tasmania; overigens bespoeld door de Alfoeren Z. en Timor Z. in 't N., den Indischen Oceaan in 't W. en Z. en door den Gr. Oceaan met Koraal Zee in 't O. Oppervl. 7,94 mill. KM», bevolking 5,426 "ïill De kusten hebben weinig insnijdingen; alleen de Carpentaria G. in 't N. en de Australische Bocht in 't Z. De O. kust is steil met goede havens als Cooktown, Rockhampton, Brisbane, New-Castle Sydney met Port Jackson; voor het N. deel ligt het Barrière-rif. Ook de Z. kust is over 't algemeen steil; hier liggen Melbourne met Geelong aan Port Philip, Adelaide aan de St. Vincent G. en Port Augusta aan de Spencer G. De W. kust blijft steil tot Perth met de haven Fremantle, is verder vlak en zandig tot de Kimberley, waar ze eenigszins fjordachtig wordt en goede havens heeft als Port Darwin, waar de in Port Augusta beginnende overlandtelegraaf eindigt. De kust van de Carpentaria G. is moerassig, met mangrovebosschen begroeid en daardoor weinig toegankelijk. Bodemgesteldheid en rivieren, 't Laagste punt van de Australisch hoogvl. is het Eyre M. (—12 M), naar welke depressie de bodem van alle kanten afdaalt. De O. rand, dikwijls samengevat onder den naam Groot Scheidingsgeb., is gemidd. 600 M. boog. Onderdeelen hiervan zijn de Australische Alpen (hoogste top Townshend 2241 M.), Blauwe Bergen, Liverpool B. en Nieuw-Engeland B., welke alle beneden de sneeuwgrens liggen. Zij sluiten de laagvlakte van de Murray-Darling in 't O. af. 't Australisch hoogland is maar 500 M. (Darling keten in 't Z.W.) aan de W. kust, verder naar binnen wordt het steeds lager. In dit deel vinden we in Zuid-Australië de Flindersketen, ten O. er van en parallel er mee de Grey en Stanley ketens en diep in 't binnenland de Max Donnell keten (1450 M.). Aan de O.-kust ligt carbonische zandsteen op ouden leisteen en graniet, soms doorbroken door vulkanische gesteenten; verder naar binnen is tertiaire zandsteen en in 't MurrayDarlinggebied jura en krijt overwegend. De rivieren lijden alle aan watergebrek; zelfs de Murray heeft moeite de zee te bereiken en haar bijrivieren Darling, Murrumbidgee en Lachlan hebben 't zelfde euvel. De aan de O.-kust uitmondende Hunter, Clarence, Brisbane, Fitzroy en Burdekin zijn slechts in den korten benedenloop bevaarbaar. Weinig 300 AUSTRALIË beter is 't met de naar de Carpentaria G. en Timor Zee stroomende Flinders, Roper en Victoria en met de Murchison en Zwanenrivier in W.-Austr. De steppenriv. in 't binnenland, zooals de Barkoe of Cooper en de Diamantina, hebben vaak geheel droge beddingen. Vele meren, zooals Byre, Frome, Torrens, Gairdner, Amadeus en Austin, hebben zout water en zijn een groot deel des jaars slechts moerassen. Een uitzondering hierop vormen eenige door rivieren gevoede meren in het MurrayDarlinggebied. Klimaat, planten en dieren. De kleinste helft van 't continent ligt in de heete zone, de grootste in de gematigde. Aan de kusten reeds is er groot verschil tusschen hoogste en laagste temperatuur (Melbourne 41,3° C. en — 1, 1° C); in 't binnenland is 't nog grooter (50° C. en — 5° C). Vandaar waaien verschroeiende winden over de O.-helft des lands. De kuststreken hebben een voldoende, soms overvloedige regenhoeveelheid, doch 't weer is onbestendig. Duidelijk springt in 't oogde klimaatscheidenderol van 't Gr. Scheidingsgeb. Sydney aan de O.-zijde heeft een jaarl. regenval van 1202 m.M.; 't gebied aan den W.-kant, waarover de droge Z.O. passaat strijkt, lijdt aan regenarmoede, tengevolge waarvan soms groote sterfte onder schapen en runderen. Volslagen regenloos zijn de Groote Zandwoestijn en de Gr. Victoria woestijn. De inheemsche flora heeft een grijze, blauwachtige tint; de boombladeren zijn vaak verticaal geplaatst of tot doornen en naalden verschrompeld. Eucalypten of gomboomen, waarvan de eucalyptus globulus of „koortsboom" de bekendste is, verder casuarinen, boomvarens en grasboomen. De vlakten in 't binnenland zijn dikwijls bedekt met scrub (doornachtig kreupelhout) en spinifex (stekelvarkengras). Nuttige houtsoorten leveren sommige eucalypten, sandelhoutboomen en palmen. De fauna is zeer bijzonder; wordt vertegenwoordigd door buideldieren, zoo¬ als kangoeroe's, wombats en opossums. Verder door 't vogelbekdier, mierenegel en dingo (soort hond); door ratten, muizen, vleermuizen. Voorts door papagaaien, emoe's (struisen), liervogels, zwarte zwanen, slangen en alligators. Ingevoerd zijn o.a. 't konijn, dat een plaag geworden is en de huismusch. Bevolking. De oorspronkelijke bewoners (170.000) vormen een zelfstandig ras, hebben zwart golvend haar en bruine huid en zijn forscher van lichaamsbouw in 't N. dan in 't Z. Ze zijn jagers of visschers, niet kieskeurig in hun voedsel, eten zelfs larven van insecten. Hun wapens (werpschijf en boemerang) zijn evenals hun gereedschappen uit hout gemaakt. Ze varen in van boomschors vervaardigde booten of in uitgeholde stammen en wonen in hutten van takken, schors en gras. Kleeren dragen ze haast niet, 't tatoeëeren is algemeen verbreid. Hun godsdienst bestaat uit 't geloof aan demonen of vereering der voorouders. Ze zijn den Blanken weinig vriendschappelijk gezind en afkeerig van allen geregelden arbeid. 90 % der kolonisten zijn van Britsche afkomst; in Z.-Australië, Queensland, Victoria en Nieuw—Z. Wales wonen veel Duitschers, die vooral in landbouw hun bestaan vinden. Sedert 1880 worden Chineezen, zooveel mogelijk geweerd; men wenscht, dat Australië een „white continent" blijft, 't Werd in 1788 als strafkolonie in bezit genomen, welk karakter in het 1868 geheel verloor, toen ook de deportatie naar West-Austr. ophield. Van meer waarde dan die bannelingen waren de vrije kolonisten, wier vestiging door de regeering krachtig werd bevorderd. Thans staat de immigratie vrijwel stil. De volksontwikkeling is hooger dan in 't moederland, dank zij de uitstekende zorg voor 't onderwijs. Bestaansmiddelen. De landb. neemt in alle staten toe, behalve in Z.-Austr. waar veel bouwland in weiland wordt omgezet. Voorn, producten zijn granen (vooral tarwe), aardappelen, suikerbieten, tabak en voedergewassen. In het tropische gedeelte (Queensland) rijst. AUSTRALIË—AUTE UIL 301 suikerriet, katoen, bataten en koffie. Voorts,vele vruchten als appels en peren, sinaasappelen, ananassen, bananen en olijven. Ook de wijnstok tiert er goed, sojabooken eveneens met succes verbouwd. Belangrijk is de veeteelt; Austr. is 't eerst schapenland der aarde; schapenfokkers (squatters) en rundveehouders (graziers) zijn hier de kapitalisten. Van groote beteekenis is ook de mijnbouw: goud, waarvan de productie vroeger 't grootst was in Nieuw-Z.-Wales en Victoria, thans in W.-Australie; zilver in alle staten, maar 't meest bij Broken Hill in N.-Z.-Wales, koper vooral in Z.-Austr., tin op Tasmania; ijzer komt in alle staten voor, maar wordt alleen ontgonnen in 'tZ.O.; lood, dat uit de zilverertsen wordt gewonnen; steenkool met uitzondering van Z.-Austr. overal, maar 't meest in N.Z.-Wales; zout uit de meren. Deundustrie komt op, vooral in het Z.O. Handel en verkeer, zeer levendig tusschen de staten onderling en met 't moederland; uitvoerproducten: wol, tarwe en meel, boter, vleesch, buiden en vellen, koper; invoerartikelen: kleeding en katoenen stoffen, ijzerwaren, machines, hout en thee. Australië heft hooge invoerrechten. Kabelverbindingen ' met Java, Nieuw-Zeeland, Fidsji, Vannniive.r. Londen. 22000 K.M. spoor: lijn Adelaide—Brisbane, en in de richting van Port Darwin, van Brisbane, Rockhampton en Townsville naar binnen; van Perth naar Geraldton en Albany; in aanleg lijn Port Augusta— Kalgoorlie ter verbinding met de West-Australische lijn. N.Z.-Wales en Victoria hebben een vrij dicht net. 't Zijn alle staatsspoorwegen. Draadlooze stations langs de kust; goede stoomvaartverbindingen met de voornaamste landen. Indeeling en Bestuur. 5 staten op 'tcontinent: N.-Z.-Wales, Victoria, Queensland, Z.-Austr. en W.-Austr. benevens het Northern Territory, dat sedert 1910 onder de bondsregeeringstaat + 1 eilandstaat Tasmania. Ze zijn in 1901 vereenigd in een federatie, de „Commonwealth of Australia". Papoea in Nieuw-Guinea en Norfolk staan direct onder 't federaal bestuur. De Gouverneur-generaal vertegenwoordigt den koning; de wetgev. macht berust bij senaat en huis der afgevaardigden. De gouverneurs der staten door den koning benoemd. Zetel der bondsregeeringis Yass Canberra in een nieuwgevormd bondsdistrict in N.-Z.-Wales. 't Leger telde in 1918 100.000 man; de marine 7 groote schepen. Geschiedenis. Willem Jansz. bereikte in 1606 de N.-Kust van Nieuw Hoüland (Austr.). Andere Nederlanders als Frederik Houtman en Pieter Nugtsontdekten deelen van N. en W.-kust en Abel Tasman in 1642 Tasmania. De Engelschman Dampier stevende naar Eendrachtsland (1699) en Cook naar de O.-kust (1770). In 1787 ontstond aan Port Jackson de 1ste neerzetting van bannelingen. Sedert kusten en binnenland steeds nauwkeuriger onderzocht door Flinders en Murray. üen eveneinem was de komst van de Beagle (± 1840) met Darwin aan boord aan de Victoriakust. Over de Blauwe Bergen trokken in 1813 Blazland, Lawson en Wentworth; eenige jaren later bereikte Ozley de Lachlan rivier. Kapitein King bereisde West-Austr.; Sturt onderzocht hetDarling-Murrumbidgee-gebied(1831); Eyre exploreerde 't binnenland (1840— 41); de Duitscher Leichhardt doorvorschte een deel van Queensland. Stuart doorkruiste 'teerst het continent van 'tZ. naar het N. in 1862. Andere doorkruisingen verricht door Warburton, Giles, Forrest e.a. Zie: Wise, the Commonwealth of Australia; Fraser, Australia, the making of a nation, Hassert, Landeskunde und Wirtschaftsgeogr. des Festlandes Australien; Heeres, Het aandeel der Nederlanders in de ontdekking van Australië (1899). Austrasië was de naam van het Oostel. deel van het rijk der Franken, van 511 — 751 een koninkrijk. De hoofdstad was Metz. Auteuil, dorp aan de Seine, thans door Parijs geannexeerd, was vroeger als zomerverblijf gezocht. 302 AUTEURSNAMEN—AUTO-DA-FÉ Auteursnamen zijn de namen van plant- en dierkundigen, die een bepaalde planten- of dierenfamilie, een geslacht of een soort hebben benoemd en beschreven. Meestal duidt men den auteursnaam aan door een afkorting: L. voor Linnaeus, Ehrh. voor Ehrhart, enz. Voorbeelden: Arum maculatum L., Acer dasycarpum Ehrh. Auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld (wet van 23sten Sept. 1912). Het auteursrecht wordt beschouwd als een roerende zaak; het is niet vatbaar Voor rechterlijk beslag. Bij de Berner Conventie van 1886, gewijzigd in 1896 en 1908 is het auteursrecht internationaal geregeld. Een groot aantal landen was hierbij aangesloten, Nederland echter niet, hetgeen een onbillijkheid was, daar wij nu konden profiteeren van de in die aangesloten landen gemaakte werken. Onze toetreding geschiedde eerst in 1912. Zie De Auteurswet en de Berner Conventie (1913 uitgeg. door den Nederl. uitgeversbond). Authari werd in 585 koning der Longobarden, huwde de Beiersche vorstin Theodolinde. Zijn naam wordt in veel sagen genoemd. Authenticiteit, (het authentiek zijn). Gebruikt bij acten en geschriften. Een acte is authentiek, wanneer zij is opgemaakt door een persoon, daartoe door het publiek gezag met bevoegdheid bekleed, onder de voorwaarden aan welke die bevoegdheid is gebonden, strekkende om tot bewijs te dienen van feiten, in verband met door de wet aan die feiten verbonden privaatrechtelijke rechtsgevolgen. Voorbeelden van genoemde ambtenaren zijn: deurwaarders en notarissen. Deze acten hebben alleen formeele bewijskracht: d.w.z. zij bewijzen de waarheid van datgene, wat de instrumenteerende ambtenaar in zijn acte verklaart, dat hij gezien, gehoord en verricht heeft. Wanneer een acte, niet voor authentiek gehouden kan worden, doordat de ambtenaar onbevoegd of onbekwaam was, of door een gebrek in den vorm, heeft zij, indien zij door partijen onderteekend is de kracht van een onderhandsch geschrift, (art. 1906 B W.) Authentiek, d.i. echt, oorspronkelijk, heeten in de muziek die kerktoonaarden waarvan het octaaf verdeeld is in een kwint en een kwart, ter onderscheiding van de van deze afgeleide, plagale kerktoonaarden (kwart + kwint). Autobiografie noemt men de levensbeschrijving, die iemand van zijn eigen leven opstelt. Bekende voorbeelden zijn die van Augustinus, Rousseau en Goethe. Autochroomdruk, eenvoudig kleurendrukprocédé voor massa-artikelen, waarbij kleurenvakken, voor de gemengde kleuren ook over elkaar, over een afbeelding (in den regel een autotypisch uitgevoerde zwartdruk) worden gedrukt, zoodat schijnbaar een samengestelde kleurendruk ontstaat. Autochroomfotografie, het op de driekleurentheorie berustende procédé van de gebr. Lumière, om rechtstreeks kleurendiapositieven te vervaardigen, waartoe de glasplaat een rooster van gemengde, in rood, geelgroen en blauw gekleurde aardappelmeelkorrels onder de panchromatische broomzilverlaag draagt. Bij juiste belichting toont de ontwikkelde en gefixeerde plaat bij doorvallend licht een natuurgetrouw kleurenbeeld, dat des verlangd wel weer op een autochroomplaat, doch niet op papier kan worden afgedrukt. Autochthonen (eigenlijk uit den grond opgekomenen) noemde men in Griekenland de oorspronkelijke bewoners van een landstreek. Autocratie noemt men den regeeringsvorm waarbij de geheele wetgevende en uitvoerende macht onbeperkt in één persoon vereenigd is. Auto da fé (daad van geloof) was AUTO-DA-FÊ—AUTOMAAT 303 de plechtige afkondiging van de vonnissen der Spaansche Inquisitie, waarbij oiwel vnjspraaK voigae, ui vci^ucums met de kerk, ofwel de hardnekkige schuldigen naar de burgerlijke rechtbanken verden verwezen. Met de uitvoering van de vonnissen van de burgerlijke rechtbank wachtte men meestal tot een groot feest b.v. de_ troonsbestijging van een vorst en liet dan alle gevonnisdeu in het openbaar levend verbranden^ Dit had voor he,t eerst plaats in U82, voor het laatst op het eind der achttiende eeuw. Autogene^metaalbewerking is een in de laatste jaren steeds meer in gebruik gekomen methode voor het lasschen en snijden van metalen. Bij deze methode worden waterstof en zuurstof door 2 buizen gevoerd, waarvan de openingen vlak bij elkaar uitkomen. De waterstofvlam wordt dan door de uitstroomende zuurstof tot een steekvlam geblazen, waarin de temperatuur snel boven 2000° ■tijgt. De punt van deze vlam wordt nu langs de lijn gevoerd, welke getrokken is op de te bewerken ijzeren plaat. Het ijzer smelt en verbrandt. Bij dit snijden gebruikt men overmaat zuurstof, terwijl bij het lasschen overmaat waterstof wordt gebruikt. Een bezwaar van het gebruik van waterstof is, dat dit gas in het ijzer oplost, dit hard en moeilijk te bewerken maakt, zoodat het metaal na de autogene bewerking weer uitgegloeid moet worden. Dit nadeel van het gebruik van waterstof bezit acetyleen niet, terwijl dit bovendien nog een bijna S X zoo groote verbrandingswarmte als waterstof bezit. Daardoor wordt acetyleen veel inplaats van waterstof gebruikt. Wegens het felle licht van het verbrandende metaal moeten de oogen van den werkman met brillen van gekleurd glas worden beschermd. Ook andere metalen dan ijzer worden tegenwoordig autogeen bewerkt, terwijl dit ook wordt toegepast voor het lasschen onder water, wat voor het repareeren van scheepsrompen van groot voordeelis. ZieookAluminothermie. Autografen zijn de oorspronkelijke handschriften van beroemde personen. De grootste waarde wordt toegekend aan die, welke tevens een handteekening bevatten. Zij worden meestal meer uit het oogpunt van zeldzaamheid, dan om den inhoud verzameld. Eigenlijke autografenverzamelingen dagteekenen van het einde der zestiende eeuw. Autografie, enkelvoudige steendrukmethode, waartoe het origineel met vette inkt op geëigend papier wordt geschreven of geteekend en vervolgens op steen overgedrukt. De geprepareerde steen kan weer een willekeurig aantal afdrukken, gelijk aan het origineel, leveren. Autogravure, fotomechanische kleurendruk, voornamelijk ter reproductie van schilderijen, waarin de structuur van het doek en de penseelstreken door inpersing (reliëfdruk) worden nagebootst. Auto-infectie, zelfbesmetting, noemt men een toestand waarbij, vanuit een bestaande plaatselijke besmettelijke aandoening, meerdere besmette haarden in het lichaam zijn ontstaan. Het meest voorkomende voorbeeld is dat, waarbij een lijder aan een steenpuist (bloedzweer) zich zelf voortdurend nieuwe puisten bezorgt, door niet zorgvuldig genoeg de eerst bestaande te behandelen. Ook spreekt men van auto-infectie wanneer van uit een wond langs den bloed- of langs den lymphbaan kiemen naar elders worden versleept en daar nieuwe ontstekingshaarden opwekken. Auto-intoxicatie, zelfvergiftiging, is een toestand waarbij het lichaam zich zelf vergiftigt, met voor uitscheiding bestemde stoffen, die om de een of andere reden niet langs den natuurlijken weg geloosd kunnen worden. Ze worden geheel of gedeeltelijk in het bloed opgenomen en daarmede door het geheele lichaam uevnerH om in. soms ver af¬ gelegen, organen hun voor dat orgaan giftige werking uit te oefenen. Automaat noemt men een toestel, dat de bewegingen van mensch of dier kan nabootsen. Reeds in de Oudheid 304 AUTOMAAT-AUTOMOBIEL waren toestellen bekend als een wande- wagens, welke alleen geschikt zijn voor lend beeld en een fladderende duif enz., stadsgebruik electrisch (zie electromo- ook in de Middeleeuwen worden zij biel) en bij enkele typen automobielen genoemd, in de 18de eeuw werden zeer voor vrachtvervoer en zeer enkele voor kunstige vervaardigd door Jacob Droz personenvervoer door stoom (zie stoom- uit Chaux de Fonds. Tegenwoordig auto). noemt men ook automaten de machines De explosiemotor m (flg. 1) is normaal tot verkoop van perronkaartjes en post- aan de voorzijde van de auto geplaatst zegels enz., welke werken door het in- en heeft bij vrachtauto's vier, bij perwerpen van een geldstuk. sonenauto's meest vier of zes verticale, Automaat(«'ecfro'eeAn.),aMuiter,welke doorgaans watergekoelde cylinders. Alden el. stroom verbreekt, zoodra deze leen voor goedkoopere auto's worden boven een zekere sterkte stijgt. De tweecylindermotoren toegepast, terwijl stroom doorloopt daartoe de windingen verder ook luxeauto's met acht of twaalf van een electromagneet, welke bij cylinders gebouwd worden, optreden van te groote stroomsterkte De motor is een viertact-benzinede verbreking van den stroomkring be- motor; slechts zelden wordt een tweewerkstelligt. tactmotor toegepast. De benzine wordt Automatisme is een in de moderne in een reservoir op de auto meegenomen zielkunde gebruikelijke aanduiding voor en vloeit van hier uit naar den carbuhandelingen die men half- of schijnbaar rator, waarin een mengsel van benzineonbewust verricht en die toch een be- damp en lucht wordt gevormd. Dit paald, bedoeld resultaat hebben. Zoo mengsel wordt in de cylinders tot ontwordt bijv. door mediums automatisch ploffing gebracht; de ontsteking geschrift geleverd. schiedt door een electrische vonk. De Automobiel, mechanisch gedreven, stroom voor deze wordt geleverd door doorgaans vier-, somtijds driewielig een door den motor gedreven hoogspan- Fig. 1. ChassisUvan een^benzine-automobiel. m = motor. c = cardan.* ïe^^*»^^. st = stuurinrichting. k = koppeling. t = transmissietandwielen, vv en av — voorveer en g = gangwissel. d ■= differentiaal. Ui achterveer. o — transmissie-as. r = radiator. tr •= langsligger v. h. raam, voertuig. De aandrijving geschiedt mees- ningsmagneet of door een accumulatal door een explosie-motor, bij sommige torenbatterij, welke laatste door een door AUTOMOBIEL 305 den motor gedreven dynamo op spanning gehouden wordt. De accumulatorenbatterij levert eveneens den stroom voor een electromotor voor het in gang zetten van den explosiemotor (zelfstarter) en voor de electrische verlichting van de automobiel. De afkoeling van den motor geschiedt somtijds door lucht, welke door een ventilator langs de cylinders gezogen wordt, doch doorgaans door water. Dit water wordt weder afgekoeld in den somtijds achter, meestal vóór den motor geplaatsten radiator (r fig. 1; fig. 2); Fig 2. Radiator, a «« bovenreservoir. b = onderreservoir, c •» luchtopeningen. »' = lamellen ter vergrooting v. h. uitstralingsoppervlak, o •= watertoevoer. e = waterafvoer, m =» overloopbuis. f -= ventilator, s = ventilatorriem. aan den vorm van den radiator herkent men het gemakkelijkst het fabrikaat van de automobiel. De oliesmering geschiedt automatisch onder druk Van een door den motor gedreven pomp. Het geluid van de onder hoogendruk ontwijkende uitlaatgassen wordt gedempt in de knalpot, waarin de gassen langs een omweg door nauwe openingen gevoerd worden, zoodat een geleidelijke geluidlooze strooming ontstaat (fig. 3). Daar de explosiemotor slechts bij een bepaald aantal toeren voldoende kracht ontwikkelt om den wagen vooruit te be- Fig. 3. Knalpot. wegen, zal het in de praktijk herhaaldelijk noodzakelijk wezen, dat de transmissieas, welke de beweging van den motor op de achteras overbrengt, met een kleiner aantal toeren draait dan de motoras (b.v. bij het wegrijden, bij het oprijden van hellingen, enz.). Ten einde dit mogelijk te maken bezit de automobiel een z.g. gangwissel of versnellingsbak (g, fig. 1), waarin door middel van tandwielen met verschillend aantal tanden een verschil in snelheid tusschen motor-as en transmissie-as mogelijk wordt gemaakt. Op de hoogste versnelling worden deze beide assen direct met elkaar verbonden (fig. 4J. Zie pag. 306. Ten einde twee tandwielen in de versnellingbak, terwijl motor en transmissie-as met verschillende snelheid draaien, zonder gevaar voor tandbreuk met elkaar in aangrijping te kunnen brengen, is tusschen motor en gangwissel een uitschakelbare wrijvingskoppeling (k fig. 1) aangebracht, waardoor de verbinding tusschen deze beide onderdeelen kan worden verbroken. De koppeling is in den regel vereenigd met het vliegwiel van den motor (fig. 5). Zie pag. 307. Motor en gangwissel zijn bevestigd in een uit (j-vormige stalen balken samengesteld raam (lr fig. 1), dat ook het koetswerk of de carrosserie van de auto draagt; het raam rust door middel van veeren op de assen. Het onderstel, bestaande uit het raam met motor 20 306 AUTOMOBIEL Fig. 4. Gangwissel van een automobiel. A •= motoras B = transmissie-as. 1. Gangwisselas verbonden met de motoras draagt alleen tandwiel 6 en klauwen 7.2. Huipas van den gangwissel; draagt tandwielen 6' 8 9 en 10. 3. Hoofdas van den gangwissel, verbonden met de transmissieas.' Draagt de tandwielen 8' en 9' en klauwen 7'. 4 en 4' omschakelassen 9" tandwiel veor de achteruitbeweging. Tandwielen 6 en 6 nrasteeds in aangr'ijping. 6-6', 9-9' - le versnelling. 6-6', 8-8' - 2e versnelling. 7-7 (directe verbmdhrg) - 3e versnelling. 6 - 6', 10-9", 9"-9" - achteruitbeweging. AUTOMOBIEL 307 koppeling en gangwissel, transmissieorganen, assen, wielen, veeren en bijbe- noorenae aeeien (stuurinncntmg en remmen) draagt den naam van het chassis (hg. 1). V Fig. 5. Conuskoppeling. V = vliegwiel, bevestigd a. h. uiteinde v. d. motoras (krukas). C = conus, bekleed met leder of ferodo, wordt i. h. vliegwiel geperst door R = spiraalveer. VB =■ verbinding met versnellingsbak. De krachtsoverbrenging van den gangwissel op de achteras, welke in den regel de drijfas is, geschiedt gewoonlijk door een transmissie-as a en conische tandwielen t (fig. 1) of somtijds wormwielen; bij zware vrachtautomobielen geschiedt de overbrenging ook wel door kettingen. Daar het raam en de hierin bevestigde gangwissel door veeren w en av (fig 1) met de achteras vereenigd zijn en deze onderdeden gedurende het rijden voortdurend ten opzichte van elkaar bewegen, kan men deze niet door een vaste as met elkaar verbinden, daar in dat geval een wringing en dientengevolge vrij spoedig breken van de as zou optreden. Om deze reden wordtinde transmissieas een speciale koppeling, de z.g. car- dankoppeling (c fig. 1), aangebracht, welke mogelijk maakt, dat de deelen van deze as ten opzichte van elkaar iederen willekeurigen stand kunnen innemen (fig. 6). Aan deze koppeling ontleent de overbrengingsas den naam van cardan-as en de transmissie met as den naam cardantransmissie, in tegenstelling tot de kettingtransmissie. Bij zeer enkele automobielen geschiedt de overbrenging op de voorwielen, terwijl enkele vrachtauto's vier gedreven wielen bezitten (vierwieldrijving). In de hiertoe uit twee deelen bestaande drijfas wordt een samenstel van tandwielen, het z.g. differentiaal (d, fig. 1) aangebracht, dat mogelijk maakt, dat de drijfwielen, hoewel zij beide door den motor worden aangedreven, met verschillende snelheid kunnen draaien, hetgeen noodzakelijk is aangezien in bochten het buitenste wiel een grooteren weg aflegt dan het binnenste. Fig. 6. Cardankoppeling. a—b = deelen van de transmissie-as. Deze dragen aan hun uiteinden c — vorken, welke draaibaar zijn om de J. op elkaar staande d — e — pennen. De wielen kunnen met houten spaken (z.g. artillerie-wielen), holle metalen spaken (Sankeywielen) of draadspaken of als z.g. schijvenwielen zijn uitgevoerd. Zij zijn bij personenauto's voorzien van luchtbanden, bij vrachtautomobielen en auto-omnibussen worden ook massieve gummibanden toegepast. De wielen voor luchtbanden zijn veelal gemakkelijk afneembaar, ten einde bij bandeneffecten het betreffende wiel door een reservewiel met een goeden 308 AUTOMOBIEL band te kunnen vervangen; voor betzelfde doel worden ook afneembare velgen toegepast. Iedere automobiel moet voorzien zijn van minstens twee onderling onafhankelijke remmen. Sommige auto's bezitten Fig. 7. Bandrem werkende op de transmissieas. A •= remtrommel. B = remband. C, D, E en F = commando hefboomen. één rem op de transmissie en één op de achterwielen, veelal worden ook twee remmen op de achterwielen en geen op de transmissie aangebracht, terwijl ten Fig. 8. Binnenrem. A = remtrommel. B = remsegmenten. C = rem veer. D = remnok. Door deze met behulp van hefboom 3 om zijne as te draaien worden de remsegmenten te^n de remtrommel gedrukt. slotte duurdere wagens somtijds van remmen op vóór- en achterwielen voorzien zijn. De transmissierem werkt doorgaans aan de buitenzijde op een remschijf (fig. 7), terwijl indien slechts één rem op de achterwielen is aangebracht deze gewoonlijk binnenin een remtrommel werkt (fig. 8). - I Het sturen van de automobiel geschiedt door de voorwielen een anderen stand te geven. Hiertoe wordt niet, zooals bij paardenvoertuigen, de geheele AUTOMOBIEL Fig. 10. Stuurinrichtingrnet sector en worm. a = stuurkolom. b = stuurwiel, e = wormwiel. d = getande sector, e = stuurstang, (wordt door een verbindingsstang vereenigd met het oog e van de fusee, fig. 9). 309 vooras gedraaid, doch alleen de om verticale assen draaibare uiteinden (fusees), waarop de wielen bevestigd zijn (fig. 9). De beweging van het stuurwiel wordt door middel van een schroef en moer of een worm en getanden sector (fig. 10) overgebracht op een samenstel van hef boomen, dat de fusees en met deze de wielen beweegt. De verbinding van het raam en de assen (ophanging) geschiedt zooals wij reeds hebben opgemerkt, door middel van de veeren. Deze kunnen kwartelliptisch, half-elliptisch (fig. 1, w), drie kwart elliptisch (fig. 1, av) of als z.g. cantileverveeren zijn uitgevoerd. De kwart-elliptische veeren worden alleen bij goedkoope wagens, de geheel-elliptische in het algemeen slechts zelden toegepast. De driekwart-elliptische veeren treft men hoofdzakelijk aan als achterveeren bij oudere modellen cardanwagens. De voorveeren zijn tegenwoordig meest halfelliptisch, de achterveeren half-elliptisch ot als cantileverveeren uitgevoerd. Zie N. J. Kollewijn, De moderne automobielv motor (1917) en SamenfëX stelling en werking van i@j de benzineautomobiel (1916). 310 AUTONOMIE - AUXANOMETER Autonomie beteekent in de wijsbegeerte dat de mensch vrij is in het bepalen van hetgeen geoorloofd en ongeoorloofd is, dat hij vrijheid van wil heeft. Ten opzichte van staten, kerkgenootschappen en andere corporaties, dat zij zelfstandig, souverein, zijn. In het staatsrecht heeft autonomie groote beteekenis in verband met de vraag in hoeverre provincies en gemeenten bevoegd zijn tot zelfstandig optreden. In Nederland hebben, sinds de grondwetsherziening van 1848, de provincies en de gemeenten, naast zelfbestuur ook autonomie. Zij mogen verordeningen maken, die zij in het belang der provincie resp. der gemeente noodig achten. In de provincie berust deze bevoegdheid bij de Provinciale Staten, in de gemeente bij den gemeenteraad. Daar de provincies en gemeenten deelen zijn van het staatsgeheel, mogen deze verordeningen niet in strijd zijn met de wet of het algemeen belang en niet treden op het gebied van rijks- (resp. provinciaal) gezag. Zij houden op te bestaan indien het onderwerp geregeld wordt door een wet resp. prov. verordening. In vele wetten van den laatsten tijd wordt de gemeentelijke autonomie aan banden gelegd. Autopsie (zelf zien) noemt men in de geneeskunde het onderzoek naar den aard van een ziekte, zonder den zieke te ondervragen. Ook wordt lijkschouwing wel autopsie genoemd. Autorisatie. Zie Machtiging. Autotransformator of spaartransformator is een transformator (z.a.), welke niet, zooals gewoonlijk, twee afzonderlijke wikkelingen doch slechts ééne wikkeling bezit, waarvan de beide uiteinden zijn verbonden met het net. Takt men nu een secundaire stroomkring af tusschen een der uiteinden en een punt b.v. in het midden der wikkeling, dan verkrijgt men daarin de halve primaire spanning. Zij worden o.a. gebruikt als aanlooptransformator voor asynchrone motoren en kunnen in het algemeen daar toepassing vinden, waar de primaire spanning niet hoog is. Autotypie, fotomechanische reproductie-methode tot het vervaardigen van cliché's, waardoor origineelen met midden tin ten (zgn. half-tonen), als fotografieën, gewasschen teekeningen enz., in de boekdrukpers kunnen worden vermenigvuldigd. Door middel van een glazen lijnenrooster wordt de afbeelding met een netwerk van punten overtrokken, welke punten door de fotografische opname en het daaropvolgende etsen in de donkere partijen dicht aaneengesloten, in de lichte partijen ver uit elkaar, in de middentinten naar gelang der lichtverhoudingen in het origineel minder ver van elkaar komen te liggen. Zoodoende ontstaan in de afdrukken van bet gereede cliché de met de lichtintensiteit van het origineel overeenstemmende tinten, donker met grijze overgangen naar de lichte gedeelten, naar gelang van de dichtheid der punten. De autotypie heeft de groote vlucht der moderne geïllustreerde pers mogelijk gemaakt. Autran, Joseph (1813—1877), Fransch dichter, schreef verscheidene gedichten, „La Mer" enz. en een treurspel „La fille d'Eschyle"; hij was lid der Académie francaise. Autun, stad met c. 15.500 inw. in het Fransche departement Saóne-etLoire. Overblijfselen van Romeinsche bouwwerken, oude cathedraal. Chemische-, machine- en textielfabrieken. Auvergne, vroeger provincie en graafschap in Frankrijk, beslaat thans de departementen Puy-de-Döme en CantaL Het was het land der Averners, een machtige Keltische volksstam. De bergvlakte is onvruchtbaar, de dalen zeer vruchtbaar. Auwers, Arthur (1838—1915), Duitsch sterrenkundige, werd in 1878 secretaris der physisch-mathematische afdeeling van de Academie te Berlijn, stichtte een observatorium te Potsdam, gaf met Gill uit: „Determinations of the solar parallax". Auxanometer is een toestel om tot wetenschappelijke doeleinden den groei van een plant te meten. AUXERRE—AVENTINUS 311 Auxerre, hoofdstad van het departement Yonne (Frankrijk) met c. 22.000 inw. Oker- en machine-fabrieken; wijngaarden. Abdij St. Germain. Auxonne, stad met c. 6300 inw. in het Fransche departement Cöte d'Or, aan de Saóne. Kerk uit de 14de eeuw. Wolfabrieken. Auxosporen. Zie Wieren. Aval, borgtocht; een schriftelijke verbintenis op een wissel gesteld, of bij afzonderlijk geschrift, zelfs bij een brief, waarbij iemand zich borg stelt voor het betalen van een wissel. Deze borg heet avalist (Wetb. v. Kooph. artt. 130, 131, 132). Avallon, stad in het departement Yonne (Frankrijk) met c. 6.000 inw. Handel in wijn. Avalon, schiereiland in het Z.O. van New-Foundland. Vischvangst. Avance, winst, voordeel; ook een soort speculatie van den wisselarbitrageur, die zijn transacties niet baseert op bestaande koersen, maar op vermoedelijke, (arbitrageeren en avance of en tendens). Avant la lettre (vóór het onderschrift) noemt men de eerste afdruk van een kopergravure, welke nog niet van een onderschrift voorzien is. Avaren, naam van een Tartaarsch volk, dat benoorden den Kaukasus naar het W. trok en tot de Alpen doordrong. Door Karei den Groote werden zij onderworpen. Avarij. Zie Averij. Avatar is. in den godsdienst der' Hin¬ does, de nederdaling en vleeschwording van een godheid op aarde, in het bizonder worden de 10 verschijningen van Vishnoe avatars genoemd. Avaux, Jean Antoine, graaf d' (1640 — 1709), Fransch gezant in de Nederlanden, trachtte buiten Willem III om, de Staten-Generaal tot een bondgenootschap met Frankrijk over te halen. Ave (Latijn) beteekent „wees gegroet" en was als groet hij bet komen en gaan onder de Romeinen gebruikelijk. Het is nog bekend gebleven in de aanvangswoorden „Ave Maria", het aan Lucas 1 vers 28 ontleende gebed der R. Kath. tot de Heilige Maagd. Avebury, John Lubbock le baron (1834—1913), Engelsch bankier en politicus, lid van het Lagerhuis, schreef o.a. „Pleasures of Life". Avebury, dorp in Wiltshire (Engeland), waar zich een Druïden-gedenkteeken, bestaande uit een kring van steenen, bevindt met ten Z. daarvan een kunstmatige heuvel, de Silburyhill. Aveelzaad, een verscheidenheid van raapzaad, die vroeger wel in ons land geteeld werd, maar thans geheel verdrongen is door de cultuur van koolzaad. Avegaar is de naam van een groote boor der timmerlieden. Aveiro, havenstad in de Portugeesche provincie Beira met c. 10.000 inw. Handel in wijn, zuidvruchten en olijfolie. Vischvangst. Aveiron. Zie Aveyron. Avellaneda, Gertrudis Gom** de (1816 — 1873), Spaansche dichteres en romanschrijfster, werd vooral in Spanje gewaardeerd. Zij publiceerde „Poesias liricas", vele novellen en de Bijbelsche treurspelen „Saul" en „Balthasar". Avellino (1), zeer vruchtbare provincie in beneden-Italië, besproeid door de Colore. Avellino (2), hoofdstad van gelijknamige provincie met c. 24.000 inw. Noten en linnen- en papierfabrieken. Avena. Zie Haver. Avenarius, Richard (1843—1896), een wijsgeer, werd in 1877 hoogleeraar te Zürich. Zijn hoofdwerk is: „Kritik der reinen Erfahrung". Avenarius, Ferdinand (1856— ), Duitsch dichter en kunstcriticus, schreef lyrische en epische gedichten en een drama „Faust". Is stichter van den Dürerbund. Avenhorn, gemeente met c. 1200 inw. in N. Holland, omvattend de dorpen Avenhorn, Groothuizen en Scharwoude. Ligt aan den spoorweg Amsterdam— Hoorn. Aventinus, Johann (1477—1534), eigenlijk Turmair genaamd, geschied- en letterkundige, hoogleeraar in de Griek- 312 AVENTINUS-AVBRIJ sche en Latijnsche letterkunde, werd gouverneur der prinsen van Beieren. Zijn belangrijkste werk is een geschiedenis van Beieren „Chronicon Bavariae" genaamd. Aventurien is een kwartssoort welke door glimmerblaadjes of door scheurtjes met ijzeroker gevuld, bruin gekleurd is. Het komt voor bij Madrid, in Stiermarken, Oeral, Frankrijk, enz. Na polijsten is het als siersteen bruikbaar. Aventurienglas werd vroeger bij Venetië gemaakt volgens een geheime methode; het leek op aventurien en had een goudglans. In 1843 ontdekte Wöhler dat het te maken is door glas een gehalte aan koper te "geven. Aventijnsche berg (Aventinus mms), één der 7 heuvelen van Rome aan den linker Tiberoever, was in het oude Rome de woonplaats der Plebejers. Avercamp, Hendrik (1585—1663), Nederlandsch schilder van winterlandschappen, welke in vele Nederlandsche musea te vinden zijn. Avereest, gemeente in Overijsel, waartoe de dorpen Avereest, Dedemsvaart en Ommerschans behooren, met c. 8100 inw. Landbouw, veeteelt, kalkbranderij, matten vlechterij. Averesco, Alexander (1858— ), Roemeensch generaal, achtereenvolgens gezantschapsattaché en minister van oorlog, werd bevelhebber over een gedeelte van het leger in den wereldoorlog (1916). Toen de Duitsche troepen Boekarest naderden, werd hij opperbevelhebber en wist ook den terugtocht van het leger goed te leiden. Averkamp, Anton (1861— ), begon zijne muziekstudies onder D. de Lange (piano en compositie), voltooide ze te Berlijn en München. In 1890 richtte hij het Amsterdamsen a-capello-koor op, dat ook in het buitenland vermaard werd. Toenhij zijne functie als leider neerlegde, werd het koor een jaar later ontbonden. Ook van andere koren is A. dirigent geweest. A. schreef critieken en opstellen over muziek, voor 't meerendeel vocaalcomposities met en zonder begeleiding, gaf marschen in gebruik bij het Nederlandsche leger en oudNederlandsche liederen uit. Sinds 1917 is Averkamp directeur van de Muziekschool te Utrecht. Avernus, klein kratermeer nabij Napels, waaruit vergiftige dampen stegen, die zelfs de overvliegende vogels doodden. Men dacht daarom, in de oudheid, dat hier de ingang van het schimmenrijk was. Averroës (1126—1198), eigenlijk IbnRosjd geheeten, Arabisch wijsgeer uit Cordova, beroemd wegens zijn verklaring van Aristoteles, was vooral bij de Christenen in aanzien en werd door vele Mohammedanen als ketter beschouwd. Zijn voornaamste werk is een vertaling en verklaring van Aristoteles. Avers of voorzijde noemt men de zijde van een muntstuk of medaille, waarop het kopstuk of andere beeltenis staat. De andere zijde heet revers of keerzijde. Aversa, stad in Italië, nabij Napels, met c. 23.000 inw. Zuidvruchten, witte wijn. Averuit (Artemisia campêstris), fam. Compositen, niet hoog, ' M., met fijnslippig blad, alleen de bloemstengels, met kleine, weinig gekleurde bloemhoofdjes in een pluim, staan rechtop, de rest hangt sterk over of ligt neer. Bloeit Aug.—Oct., komt voor in de duinen en langs rivieroevers. Zie ook Artemisia. Averij of Avarij, zeeschade: elke schade door schip of lading op een zeereis geleden, en alle buitengewone onkosten, gedurende de reis voor schip of lading gemaakt (Art. 696 W. v. K.). Men onderscheidt: a. Avarij-grosse (gemeene avarij), d.w.z. die schade door schip of lading op een zeereis geleden, en die buitengewone onkosten gedurende de reis gemaakt, welke door schip, vracht en lading gemeenschappelijk worden gedragen, en b. averij-particulier of bijzondere averij, d.w.z. die schade en onkosten, welke uitsluitend wordèn gedragen door hem, die de schade onmiddellijk lijdt AVERIJ—AVILA Y ZUNIGA 313 of ten wiens behoeve de onkosten meer bepaaldelijk zijn gemaakt (art. 698 W. v. K.). Reeds in de oudste tijden kwamen bepalingen over averij voor; de bekendste is de Lex Rhodia de jactu, waarbij o. a. de schipper gemachtigd was in geval van nood (overboord) te werpen, voor het behoud van het schip. Men onderscheidt 1° averij-grosse (schade of onkosten, zie boven). 2°. de averij-grosse handeling, de handeling die averij-grosse ten gevolge heeft. 3". de averij-grosse omslag, de verdeeling der averij-grosse over hen, die deze schade of onkosten moeten dragen. De averij-grosse berust op het beginsel: de kosten der maatregelen tot afwending van dreigend gevaar behooren te komen voor rekening van hen, wier goederen aan dit gevaar zijn blootgesteld. Oudste typen van averij-grosse handelingen zijn: zeeworp en kappen v.d. mast. Elementen: 1°. buitengewone handeling. 2°. door den schipper (toeval vestigt geen averij-grosse). 3°. ten gemeene bate van schip en lading. / De door deskundigen opgemaakte verdeeling heet dispache. De meeste cognossementen bepalen, dat averijgrosse zal zijn onderworpen aan internationale regels: de York-Antwerprules, het laatst gewijzigd in 1890. Avesta. Zie Zend-Avesta. Aveyron, departement in Zuid-Frankrijk, besproeid door Lot, Aveyron en Tarn. Uitgestrekte bosschen, veeteelt; de bodem levert: steenkool, lood, antimonium en zink. De hoofdstad is Rodez. Avezzano, stad met c. 6000 inw. in de provincie Aquila (Italië), aan het vroegere meer Fucino, in 1875 drooggelegd. Avianus, Flavius, Romeinsch fabeldichter in de 4de eeuw na Chr., wiens fabelen vooral in de Middeleeuwen geliefd waren. Aviatiek. Zie Luchtvaart. Aviateur. Zie Luchtvaart. Avicebron, Salomo ben Jehuda ben Gebirol (c. 1020—1069), Joodsch wijsgeer en dichter uit Spanje, ontleende zijn denkbeelden aan de Neo-platonici en aan Aristoteles. Avicenna (980—1037), eigenlijk Ibn Sina genaamd, Arabisch wijsgeer en arts, studeerde te Bockhara, waar toen een belangrijke Mohammedaansche universiteit was, blonk zoo uit in de geneeskunde, dat zijn geschriften hierover eeuwenlang door de Mohammedanen gebruikt werden. Zijn wijsgeerige werken duiden aan, dat hij een volgeling van Aristoteles was. Aviditeit (scheikundig) is de verhouding van de sterkten van zuren, welke gemeten wordt door de verhouding der hoeveelheden waarin, in een mengsel van de zuren, deze zich met eenzelfde base verbinden. Avignon, stad met c. 49.000 inw. aan den linkeroever der Rhóne, waarschijnlijk reeds in de 6de eeuw voor Chr. door Phoeniciërs gesticht, stond van 1348—1790 onder direct bestuur der pausen, die er van 1309—1379 gedwongen hun zetel hadden (oude cathedraal, pauselijk paleis). Verder bezit de stad een oude brug over de Rhóne, 14de eeuwsche wallen, museum met kostbare boekerij, kerk met de graftombe van Petrarca's Laura. Thans industriestad. Zijde- en katoenspinnerijen, ververijen, ijzergieterijen en papierfabrieken. Avila (1), Spaansche provincie ten Z. van Valladolid, vooral in 't Z. bergachtig. Vruchtbare dalen; zuidvruchten, vlas, graan; in den bodem steenkool en ijzer. Avila (2), de oude hoofdstad met c. 12.000 inw. van deze provincie, was de geboorteplaats van de H. Theresia. Lakenfabricage. Avila, Sancho d', Spaansch krijgsman, diende onder Alva in de Nederlanden en sneuvelde in 1607 in den golf van Gibraltar, waar hij opperbevelhebber der vloot was, welke tegen Jacob van Heemskerck streed. Avila y Zuniga, don Luis de (c. 1490 — 1560), Spaansch geleerde en staatsman, was de gunsteling van Karei V. 314 AVILA Y ZUNIGA—AXEL Hij schreef een partijdig werk over den oorlog van Karei V met het Smalkaldisch Verbond. Aviles, stad met c. 13.000 inw. in de Spaansche provincie Oviedo. Glasen textielfabrieken. A vista. Zie A prima vista. A vista, op zicht, na zicht. Als dit op een wissel staat, dan beteekent het, dat de betrokkene moet betalen, zoodra de trekker den wissel met dit doel aanbiedt. Avizorde, oorspronkelijk een Portugeesche geestelijke ridderorde, in de 12de eeuw gesticht tot het verdrijven der Mooren. De orde ontving haar naam naar den grensvesting Avis, haar door koning Alfonsus II geschonken. Thans is het een militaire ridderorde. Avlona. Zie Valona. Avogadro (Wet van). Deze door Amadeo Avogadro in 1811 gevonden wet zegt dat gelijke volumina van verschillende gassen onder gelijke omstandigheden van temperatuur en druk, gelijke aantallen moleculen bevatten, waarbij de afstanden der moleculen (ten opzichte van hunne massa's) zóó groot mogen aangenomen worden, dat ze geen onderlinge aantrekkingen uitoefenen. Hieruit volgt, dat de gewichtsverhoudingen van zulke gasvolumina gelijk zijn aan de gewichtsverhoudingen der verschillende moleculen. Avoirdupois, naam van een Engelsch gewicht behalve in Engeland, ook in de koloniën en de Vereenigde Staten, meestal voor grovere handelswaar in gebruik. Een pond avoirdupois = 453,59 gr- Avola, havenstad met c. 17.000 inw. in de provincie Syracuse (Sicilië). Wijn, suikerriet, zuidvruchten. Avon (Keltisch woord voor „rivier") is de naam van eenige rivieren in Engeland. (1) Lomer Avon ontspringt in Gloucestershire, mondt nabij Avonmouth in het kanaal van Bristol uit. Upper Avon (2) ontspringt in Northamptonshire, stroomt voorbij Strafford (ge¬ boorteplaats van Shakespeare), mondt uit in de Severn. Avond- en morgenrood. De levendige kleuren, die we als avond- en morgenrood waarnemen, zijn een gevolg van de verschillende weerkaatsing en breking van het zonlicht in de waterdeeltjes, die zich, in de bovenste luchtlagen, bevinden. Vooral treedt A. op als eenige wolken aan den helderblauwen westelijken hemel staan. Hunne hoogte bepaalt de tint; sommige zijn donkerrood, terwijl andere, die oogenschijnlijk even hoog staan, geelachtig zijn. Helderblauwe hemel met lichtrood A. en enkele vederwolken aan de horizon, die ook rood gekleurd zijn, is gewoonlijk voorbode voor mooi weer. Een witachtig geel of zeer dof A. is bewijs van 't tegendeel, 't Zelfde geldt voor morgenrood. Avondpauwoog. Zie Pijlstaartvlinders. Avondirood. Zie Olifantsvlinder. Avondvlinders. Zie Pijlstaartvlinders. Avont, Pietervan(1600-1652), Vlaamsch landschapschilder, muntte ook als etser uit, voornamelijk in zijn serie kinderetsen. Avranches, stad met c. 7200 inw. in het departement Manche (Frankrijk), was reeds onder Karei den Groote een vesting. Kantfabrieken, leerlooierijen, zoutziederijen. Awaji, eiland in Japan, beroemd door het aardewerk, dat aldaar vervaardigd wordt. Awatsja, naam van een rivier op het schiereiland Kamsjatka (Azië), welke uitmondt in de Awatsjabaai. Awe Loch, meer in Argyllshire (Schotland). Zalm- en forelvisscherij. Awoeh (1), vulkaan in het N. gedeelte van het eiland Groot-Sangi, ter hoogte van c. 1000 M. Awoeh (2), vulkaan van c. 1900 M. hoogte op het eiland Siaoe. Op de helling worden muskaatnoten verbouwd. Axel, stadje met c. 2600 inw. in Zeeuwsch-Vlaanderen, aan den spoorweg Terneuzen—St. Nicolaas. In 1586 werd het door Maurits veroverd, in 1747 AXBL-AYR 315 verdedigde het zich tegen de Franschen. De gemeente telt c. 5100 inw. Landbouw. Axenstrasse is een weg, langs het Vierwoudstedenmeer loopend van Fluelen naar de Tellskapelle en in de rotsen uitgehouwen. Axim, havenstad aan de Goudkust van Opper-Guinea. Rijst- en katoenuitvoer. Axiniet is een triklien kristalliseerend silikaat dat tot sieraden verwerkt wordt. Het bestaat uit kiezelzuur en boorzuur met aluminium, calcium, magnesium, mangaan en ijzer. Men vindt het in Frankrijk, Duitschland en Engeland. Axioma is een stelling die men aanneemt als vanzelf te spreken; ze heeft geen bewijs noodig, maar kan ook niet bewezen worden. In de wiskunde worden alle stellingen teruggebracht op de grondstellingen of axioma's. Axminster, stadje van c. 3000 inw. in Devonshire (Engeland), bedt een oude abdij. Vroeger een tapijtfabriek, welke nu is te Wilton, waar de Axminstertapjjten vervaardigd werden. Axoem, stad in Abbessynië met c. 5000 inw., was vroeger de hoofdstad van het Axoemsche rijk. Vele bouwvallen, waaronder obelisken met inscripties. Thans de verblijfplaats van c. 800 monniken. Axolotl. Deze behoort tot de orde der Salamanders onder de Amphibiën en komt in meren in Noord- en MiddenAmerika voor. Het dier is 2 a 2£ dm. lang, gelijkt op een salamander, doch behoudt gedurende zijn geheele leven uitwendige kieuwen en plant zich dus ook zoo voort. Het is echter gebleken, dat men het dier kan dwingen over te gaan tot het landleven, dat het zich dan verder ontwikkelt, de kieuwen verliest en zich longen gaan vormen. In dien vorm heet het dier Amblystoma tigrinum. Axonometrie is een parallelprojectie, waarbij de afbeeldingen den indruk van perspectivische afbeeldingen maken, waarbij echter alle werkelijke evenwijdige lijnen ook als evenwijdig worden afge¬ beeld. Zie Vonderlinn, Parallelperspective (Sammlung Göschen). Ayacucho (1) of Guatnancha, departement in de Z. Amerikaansche republiek Peru, ten O. van de Andes. Ayacucho (2), hoofdstad van dit dep. in 1539 gesticht door Pizarro, is bekend geworden door den slag aldaar in 1824 tusschen Spanjaarden en Z.-Amerikanen. Ayala, Pedro Lopez d' (1322-1407), Spaansch krijgsman, geschiedkundige en dichter, schreef de kronieken, van de vier Kastiliaansche koningen, onder wier regeering hij geleefd heeft. Ayala, AdeXardo Lopez d' (1828 — 1879), Spaansch dichter en staatsman, schreef gedichten en treurspelen. Eerst aanhanger der liberalen, ging hij later tot de conservatieve richting over en werd voorzitter der Kamer van Afgevaardigden. Ayamonte, havenstad met c. 8000 inw. in de Spaansche provincie Huelva, aan den linkeroever der Guadiana. Aylesbury, stad in Buckinghamshire (Engeland) met c. 11.000 inw. Eendenfokkerijen, handel in boter en gecondenseerde melk. Ayleswortn, AUan Bristol (1854— ), Canadeesch staatsman, minister van Justitie in Canada (1906), was Engelsch afgevaardigde naar de Haagsche Conferentie (1910). Aylva is de naam van een oud Friesch geslacht, bekend uit de Vaderlandsche Geschiedenis. Vele leden ervan hebben belangrijke landsbetrekkingen bekleed. Aymara, Indianen-stam in Bolivia en Zuid-Peru; bij de verovering door de Spanjaarden, waren zij reeds door de Inca's onderworpen. Ajrr (1) of Ayrshire, graafschap in Z.Schotland, een bergland met vruchtbare dalen: aardappelen, kaas, vee. Mijnbouw : ijzer, steenkool en bouwsteenen. Voornaamste rivieren: Ayr, Irwin en Doon. Langs de Irwin industrie. Vischvangst. De Schotsche dichter Robert Burns werd in Ayrshire geboren. Ayr (2), de hoofdstad van dit graafschap, met c. 33.000 inw. aan de Ayr, haven- 316 AYR-AZIË plaats, heeft een universiteit. Chemische-, schoenen- en wolfabrieken. Scheepstimmerwerven. Aysma, naam van een oud Friesch geslacht, waarvan de leden vooral in de 16de eeuw aanzienlijke landsbetrekkingen bekleedden. Aytoun, William Edmondstoune (1813 — 1865), Schotsch dichter, sinds 1845 hoogleeraar in de welsprekendheid te Edinburgh, vertaalde Goethe's gedichten in het Engelsch en schreef: „Lays of the Scottish cavaliers." Aytta, Viglius, Zwichemius of van Zwichem bijgenaamd (1507—1577), Nederlandsch staatsman, studeerde aan verschillende buitenlandsche hoogescholen rechtswetenschap, werd in 1542 lid van den Geheimen Raad, na de abdicatie van Karei V lid van den Raad van State. Hoewel een overtuigd Katholiek, trachtte hij zeer gematigd op te treden tegen de oproerlingen en ketters en wilde vóór alles bloedvergieten voorkomen. Ayuntamiento, naam voor het gemeentebestuur in de Spaansche steden, aan welks hoofd de alcalde staat. Azalea, fam. Ericaceeën. Alle Azalea's zijn afkomstig uit Japan en China. Tegenwoordig onderscheidt men drie groepen: 1°. de vollegronds-Az., variëteiten en hybriden van A. pöntica, bladverliezende, winterharde heesters van middelmatige grootte (1 — 1,5 M.), bloeiend in kleuren van wit, geel, oranje, rose en rood. 2°. de „Japansche" Az., kleine struiken, rijk bloeiend, wit, rose rood of paars, op beschutte plekjes winterhard. Deze beide groepen bloeien zeer vroeg, vóór de bladontwikkeling en voldoen het best vóór groepjes groenbl. heesters of met tusschenplanting van hooge bolgewassen (lelies b.v.). 3°. de kamerplant, Azalea indica, meest gekweekt in Gent en omstreken, veredeld op stekplantjes v. A. phoenicea of op Rhododendron-onderstammetjes ('t eerste in Febr.; 't tweede in Juli), gewoonlijk gevormd tot kroonboompjes op een laag stammetje, de laatste jaren ook tot piramidevormen, 's Zomers staan ze buiten, in voedzamen, humusrijken, grond. Sept.—Oct. binnengebracht, bloeien ze van Nov. — Maart, al naar ze vroeger in de warmte worden gebracht. Vroege variëteiten zijn Mme Pet riek (rood), Deutsche Perle (wit), VervaeneSna (bont, d.i. wit + rood). Het aantal benoemde var. loopt in de honderden. Azazel, de booze geest in de woestijn, aan wien door de Israëlieten op GrootVerzoendag een (zonde)bok beladen met de zonden van Israël werd geofferd. Azeglio, Massimo Taparelli markies d' (1798—1866), Italiaansch staatsman en schrijver, huwde met een dochter van Manzoni, welke laatste hem tot schrijven aanspoorde. In zijn eerste werk „Ettore Fiéramosca" wekte hij de vaderlandsliefde der Italianen op, begaf zich van dat oogenblik in de politiek en werd de grondlegger der liberale politiek in Italië. Van 1849—1852 was hij minister. Azië, 't grootste werelddeel, oppervl. 44 mill. KM2., bevolking ± 1000 mill. 't Vasteland ligt tusschen 11lt" — 773° N. en 26° O.L. en 16'9° 44' W.L. en wordt begrensd door de N. IJzee, den Grooten en Indiscben Oceaan, de Middell. en Zwarte Zee en 't Europeesch continent; de natuurlijke grens wordt hier bepaald door de Pontisch-Kaspische laagvl., de Kaspische Zee, Oeral-rivier en Oeral-geb. Kusten. De N. kust is laag en wordt bespoeld door de ondiepe Siberische IJszee. De Gr. Oceaan vormt aan den O. kant 4 randzeeën: de zee van Ochotsk, aan de Oceaanzijde afgesloten door 't schiereil. Kamtsjatka en de Koerillen; de Japansche Z. door de Japansche eilanden; de O. Chineesche Z. met de Gele Z. door 't schiereil. Korea, Kioesjioe, LioeKioe eil. en Formosa; de Zuid-Chineesche Z. door de Philippijnen, Borneo en 't schiereil. Malakka. Bijna al deze schiereil. en eil. zijn vulkanisch. De Indische Oceaan dringt in 't Z. met 2 bekkens, G. van Bengalen tusschen Achter- en Voor-Indië en de Arabische Z. tusschen Voor-Indië en Arabië, diep vain 't ste- AZIË 317 land. Tusschen Middell. en Zwarte Zee springt 't schiereil. Klein-Azië ver naar 't W. Bodemgesteldheid en rivieren. Azië is 't hoogste werelddeel; 3 x zoo hoog als Europa; hoog- en laagland verhouden zich als 2:1. Door 't midden loopt een samenhangend hoogland, dat in 't N. begrensd wordt door de ToeranischSiberische laagvl. en in 't Z. zich voortset in verschillende bergstelsels. Waar de Toeranische en Indus-Gangesvl. elkaar het dichtst naderen, is 't hoogland 't smalst. Ten W. dezer insnoering ligt 't hoogl. van Voor-Azië, ten O. daarvan dat van Achter-Azië. Beide einden verbonden door een hoog sneeuwgeb. den Hindoe-Koh. De Z. grens van 't AchterAziatisch hoogl. wordt gevormd door de Himalaja met den Mt. Everest (8840 M.), den hoogsten berg der aarde. Ten N. en evenwijdig hieraan ligt 't Sven Hedin geb., waarvan de Karakoroem het W. deel vormt; de W.-randishet Pamier Plateau (3000 — 4000 M.), waarop de Amoe Daria ontspringt. De N.-rand van 't Achter-Aziatisch hoogl. bestaat uit een reeks ketens, waarvan de voornaamste zijn: Tiën Sjan, Gr. Altai, Sajanisch geb., Changa geb., Jablonoi en Stanowoi. Aan den O.-rand verheft zich 't Chingangeb. op de W.-grens van Mantsjoerije en het N. Chineesch bergl.; ten O. hiervan ligt de Groote Chineesche laagvlakte en ten Z. 't Zuid-Chineesch bergland, 't Hoogl. van Achter-Azië 'wordt door de Kwen-Lun, Altyn-Tag en Nan-Sjan in tweeën verdeeld. De Z.helft is 't hoogl. van Tibet (3500—5000 M.), 't hoogste plateau der aarde, waarmee het bergl. van Achter-Indië samenhangt en de N.-helft wordt ingenomen door het Tarimbekken en de Gobi of Sjamo. Ten Z. van de Indische laagvl. ligt het hoogland van Dekan (450—980 M.). Voor-Azië is aan de Z.-zijde diep ingesneden door de Perzische G., waarvan de laagvl. van Mesopotamië een voortzetting is. Ten O. hiervan strekt zich het door hooge randgebergten ingesloten hoogl. van Iran uit; ten W. er van liggen 't hoogl. van Armenië en dat van Klein-Azië. Op de landengte tusschen Zwarte Zee en Kaspische Z. verheft zich de Kaukasus met den vulkaan Elbroes (5646 M.). Tot de Middell. Zee reikt het Syrische hoogl., dat in 't Z. samenhangt met 't Arabisch woestijnplateau. Geologisch is Azië jong; de voornaamste bergstelsels bestaan hoofdzakelijk uit granietgesteenten; gneiss komt in de Himalaja voor, vulkanische vormingen in Indië en Siberië. Een groot deel van 't continent was nog in de laatste geologische periode door de zee bedekt. Van de rivieren stroomen Ob, Jenissei en Lena naar de IJszee; Amoer, Hoangho, Jangtse-kiang en Mekong naar den Grooten Oceaan, Irawadi, Brahmapoetra Ganges, Indus, Tigris en Eufraat naar den Ind. Oceaan. In geen werelddeel zijn zooveel streken zonder afvloeiing als hier, vandaar veel stepperivieren, waarvan de bekendste zijn: de Amoe en Syr Darja, die naar 't Aral M. stroomen; de Koera en Aras naar de Kaspische Zee; de Jordaan naar de Doode Zee (—400 M., de diepste depressie op aarde); de Tarim naar het Lob Nor; de Ili naar het Balkasj M. Andere meren zijn nog Tengri-Nor en Koeko-Nor in Tibet en het Baikal M., waardoor de Angara stroomt. Klimaat, planten, dieren, delfstoffen. Naar 't klimaat zijn 3 gebieden te onderscheiden: 1) 't woestijn- en steppenge bied, dat Voor en Achter-Azië en Toeran omvat met groote uitersten in temperatuur en weinig of geen regen, daar alle neerslag aan den buitenkant der gebergten valt. Armenië, Syrië en Klein-Azië hebben droge zomers en regenrijke winters; 2) de Siberische vlakte, waar het landklimaat sterker geprononceerd is dan elders. Werchojansk op 67J° N.B. heeft een gemiddelde Jan. temperatuur van —51°C.eneen Juli-temp. van 15°C.; 3) 't moesongebied in China en Indië met regelmatige afwisselende droge en natte jaargetijden, constante hooge 318 AZIË temperaturen en dikwijls groote regenhoeveelheden. (In Oostelijk Bengalen tot 12 M. jaarlijks). Eveneens kan men spreken van 3 floragebieden. Aan de N. IJszee de toendra's of mosvlakten met de daarbij aansluitende Siberische wouden, waarin aanvankelijk naaldboomen den toon aangeven, daarna berken, elzen en wilgen. Op den gordel van hoogvlakten woestijn- en steppeplanten, vooral bolgewassen en hooge grassoorten. In 't Oost-Aziatisch moesongebied altijd groene gewassen en cultuurplanten en in 't Indisch moesongebied tropische wouden en cultuurgewassen en aan de kusten mangrove-bosschen. In Syrië en KleinAzië heeft de flora een Zuid-Europeesch karakter. Elk dezer streken heeft ook haar eigen fauna. In de toendra's leven ijsbeer, poolvos en rendier; in de Siberische wouden hermelijn, sabeldier en eekhoorn. In de steppen zwerven rond wolven, dsjiggetai's, wilde ezels, antilopen; in Tibet muskusdieren, yaks en kasjmiergeiten. Wat 't moesongebied aangaat hoort de fazant thuis in China, de reuzensalamander in Japan. Indië is 't land van de apen (orang-oetan), koningstijgers, civetkatten, olifanten, rhinocerossen, pauwen, papagaaien, pythons en boa's. In Australisch Insulinde buideldieren. Azië is ook rijk aan allerlei mineralen: goud in den Oeral, en aan de boven-Ob, -Jenissei en -Lena; zilver, lood en koper bij Nerts jinsk; platina in den Oeral, tin op Malakka, Ban ka en Billi ton; ijzer o.a. in Japan en China; steenkolen in China; petroleum in den Kaukasus, Perzië, Birma, Insulinde en Japan; graphiet in Siberië; edelgesteenten in Indië. Bevolking is zeer verschillend in dichtheid; de hoogvlakte-gordel scheidt de schraalst bevolkte gewesten in het N. van de dichtst bevolkte in 't Z. De bewoners behooren tot 4 rassen: 1) de Mongolen, die het talrijkst zijn en waartoe behooren natuurvolken als Samojeden, Ostiaken, Toengoezen, Jakoeten en Tsjoeksjen, welke alle in aantal afnemen; herdersvolken als Kirgiezen, Kalmuk- ken, Tataren en Tibetanen en cultuurvolken als Chineezen en Japanners, Koreanen en Turken; 2) de Maleiers, die in Achter-Indië en op 't schiereil. Malakka en Insulinde wonen; 3) de Kaukasiërs, waartoe behooren IndoEuropeanen als Hindoes, Afghanen, Beloetsjen, Koerden en Armeniërs; Semieten als Arabieren, Joden en Syriërs; en de stammen in den Kaukasus. 4) Dravida's, die in Voor-Indië wonen. Onder de Kaukasiërs ontstonden de 4 wereldgodsdiensten, 't Christendom onder de Joden, de Islam onder de Arabieren, 't Brahmanisme en Boeddhisme onder de Hindoes, 't Laatste heeft veel aanhang gevonden in Midden- en OostAzië. In 't N. en N.W. wonen meest Heidenen, grootendeels Sjamanen. Bestaansmiddelen. Vooral landbouw en veeteelt; de eerste levert katoen, rijst, thee, koffie, tabak, indigo, suiker, specerijen en tarwe; de veeteelt huiden en vellen; China en Japan hebben zijdeteelt. Inheemsche industrieproducten zijn: zijden weefsels in China, katoenen stoffen bi Voor-Indië, sjaals in Kasjmier, porcelein, lak- en snijwerk in China, wapens in Indië en Syrië, tapijten in Indië, Boekhara, Perzië en Smyrna. Onder Engelschen invloed ontwikkelde zich in Voor-Indië katoen- en juteindustrie. De landhandel is meest in handen van inboorlingen, de zeehandel in die van Europeanen en Amerikanen. Goede stoomvaart-, telegraaf- en postverbindingen met alle deelen der wereld. In 't binnenland wordt 't verkeer onderhouden door karavanen, waarbij kameelen, paarden, honden en rendieren worden gebruikt; in de Himalaja de yak. Indeeling. Zelfstandig zijn de volgende staten: Turkije, Perzië, Afghanistan, Nepal en Bhoetan, Siam, China en Japan, Armenië. Van de onderworpen gebieden behoort het grootste deel aan Rusland en Engeland, 't Eerste bezit Toerkestan en Siberië; 't laatste het keizerrijk Indië (dat Voor-Indië en de W.helft van Achter-Indië omvat) met verscheidene eilanden en vaste punten. AZIfi—AZOREN 319 Frankrijk bezit 't O. deel van AchterIndië en eenige vaste punten, Nederland bijna geheel Insulinde en de V. St. van Amerika de Philippijnen. Geschiedenis. De oudste beschavingscentra waren Assyrië, Babylonië, VoorIndië en China. In de 6de eeuw v. C. veroverde Perzië de beide eerste landen en handhaafde zich tot de komst • van Alexander den Grooten, wiens wereldrijk na zijn dood uiteenviel. In Voor-Azië ontstond nu het Syrische rijk, dat opgeslokt werd door het Romeinsche rijk. In de 3de eeuw n. C. streden de NieuwPerzen met de Romeinen om de suprematie in W.-Azië, later met de Byzantijnen. Met de opkomst van den Islam in de 7de eeuw kwam de oppermacht aan het khalifaat, dat allengs in verval kwam. Mahmoed van Ghaznai vestigde in de 10de eeuw het Rijk van den Groot Mogol in Indië en de Seldsjoeken werden de meesters in 't W. deel van VoorAzië. In de 13de eeuw werd hun macht vernietigd door de Mongolenhorden onder Dzjengis-khan en zijn zoons. Weldra kwam een nieuwe heerschappij op, die der Turken, welke in 1453 met de inneming van Konstantinopel een einde maakte aan het Byzantijnsche rijk. Sedert de 16de eeuw verschenen de Europeanen in Azië en bezetten de streken, welke zij nu nog geheel of gedeeltelijk bezitten. Beroemde ontdekkingsreizigers in de laatste 100 jaar zijn: Vambéry (Toeran), van Toll (Siberië), Prsjewalski, Younghusband en Sven Hedin (Centraal-Azië), van Richthof en (China), Gebrs. Schlagintweit (VoorIndië), Pallgrave en Zwemer (Arabië). Zie H. P. N. Muller, Azië gespiegeld (I en IX, 1912, 1918). Azimuth is een der coördinaten (z. a.) waardoor de plaats van een hemellichaam ten opzichte van den horizon bepaald wordt. Cirkels aan den hemel, gaande door het toppunt of zenith van den waarnemer en loodrecht op den horizon, heeten verticaal- of hoogte cirkels; door elk hemellicht kan men zulk een cirkel brengen. Het azimuth van 't hemellicht is de boog van den horizon gemeten van het Zuidpunt door 't W. (event. verder door 't N. en O.) heen, tot waar de verticaalcirkel van 't hemellicht den horizon snijdt. Het azimuth wordt dus gemeten van 0° tot 360°. Soms wordt 't ook geteld als westelijk van 't Zuidpunt positief, Oostelijk daarvan negatief, telkens dus van 0° —180°. Azimuthaalcirkel. Zie Almukantarat. Azincourt, dorp met c. 400 inw. in het Fransche departement Pas de Calais, waar den 25sten October 1415 de Engelsche koning Hendrik V, aan het hoofd van een leger van 14.000 man, een Fransche overmacht versloeg. Azine-kleurstoffen bevatten de groep Ar N, Ar, evenals de azoverbindingen (zie aldaar) maar op andere wijze gebonden; er behooren toe de eurhodinen, safraninen, indulinen, flavinduline en andere. Azolla, klein waterplantje uit de fam. der Salviniaceeën (Watervarens), met dunne, sterk vertakte stengeltjes en dikke, schubachtige, gespleten blaadjes, die in de schaduw groen, in de zon rood gekleurd worden. In onze wateren komen 2 soorten voor, beide uit Amerika, maar hier geheel ingeburgerd. De grootste (A. filiculoides, uit Zuid-Am.) is de algemeen in slooten voorkomende groote kroosvaren (blaadjes 2—2,5 mM.), de kleinste (A. carolinianum, uit N. Am.) heeft blaadjes van 1 — 1,5 mM. Beide vormen soms een dikke laag op de wateroppervlakte. Azoren, eilandengroep ten W. van Portugal liggend, vormen samen één Portugeesche provincie en drie groepen. De Oostel. groep omvat: Santa Maria, San Miguel en Formigas; de middelste: Fayal, Pico, San Jorge, Graciosa en Terceira; de Westel.: Flores en Corvo. De eilanden zijn bergachtig, vulkanisch, hebben ook vele warme bronnen, worden vaak door aardbevingen geteisterd. Het klimaat is gelijkmatig en gezond, rijke plantengroei, landbouw, waarin door grootgrondbezit weinig vooruit- 320 AZORBN-AZIJN gang; producten: mais, zuidvruchten, suikerriet, tarwe, wijn. Industrie: brandewijnstokerijen en kaasmakerijen; ook uitvoer van boter. Veeteelt is van belang. Wal vischvangst wordt door Amerikanen uitgeoefend. Eenige van de eilanden werden in 1432 ontdekt door de Portugeezen, bleken reeds aan de Carthagers bekend te zijn geweest, waren met Portugal van 1580—1640 onder Spaansch bestuur, doch kwamen na dien tijd weer aan Portugal. De bewoners zijn Portugeezen vermengd met Mooren en negers. Horta op Fayal is de beste haven. Azoverbindingen worden bereid door aromatische aminen (zooals aniline) in zoutzure oplossing met natriumnitriet te behandelen waardoor stoffen ontstaan van de algemeene formule Ar-N,-Ar. (Ar is een al of niet gesubstitueerde aromatische kern; de bewerking heet diazoteeren). Wordt in een van de kernen van azobenzol (CSH5-N,-C6H5) een NH,groep ingevoerd, dan ontstaat anilinegeel, de eenvoudigste azokleurstof (C, H4 (NHS) N, C, H5). Door invoeren van telkens andere groepen heeft men een zeer groot aantal azokleurstoffen bereid die de natuurlijke (houtextracten, orseille enz.) grootendeels vervangen hebben. Azow, stad met c. 28.000 inw. in de streek der Donsche Kozakken. Vischvangst. Steppe van Azow is een zeer onvruchtbare vlakte langs de Don en de Manytsj. Een weinig veeteelt. Zee van Azow, golf van de Zwarte Zee, met deze door de straat van Kertsj verbonden, is zeer vischrijk; Caviaar, gezouten visch en lijm, zijn dé uitvoerproducten. Ondiep, ongeschikt voor scheepvaart; de oppervlakte schijnt kleiner te worden. Azteken, naam van een Nahuastam, welke in de 15de eeuw de heerschappij voerde in Mexico; in sommige opzichten een volk van hooge cultuur: een uitgebreide litteratuur; bloeiende nijverheid, vooral goudsmederijen en leerbewerking; een aanzienlijke handel werd met de kustlanden gedreven. Het volk was ver¬ deeld in families, uit de koninklijke familie werd een opvolger gekozen, geen erfopvolging dus. De oorlog stond in aanzien, men trachtte zooveel mogelijk levend gevangenen buit te maken, welke aan hun oorlogsgod Mextli geofferd werden, jaarlijks had men c. 20.000 slachtoffers noodig. Zij streden met knots, speer en schild. In 1519 vernietigde de Spanjaard Cortez het rijk der Azteken. Azuay, Zuidelijke provincie van de Z.-Amerikaansche republiek Ecuador met de hoofdstad Cuenca. Landbouw, veeteelt en als nijverheid: het maken van stroohoeden. De bewoners zijn meest Indianen. Azuni, Domenico Alberto (1749—1827), Italiaansch rechtsgeleerde en geschiedschrijver, gaf een belangrijk werk over het zeerecht „Droit maritime de 1'Europe" en een geschied- en aardrijkskundig werk over Sardinië uit. Azuur noemt men de helderblauwe kleur van het hemelgewelf; in de heraldiek wordt deze kleur, indien het geheele wapen ongekleurd is, aangegeven door horizontale arceering. Azijn is een waterige oplossing van azijnzuur, terwijl dikwijls nog andere stoffen die geur en kleur geven, aanwezig zijn. De grondstoffen ervoor zijn: 1*. alcoholhoudende stoffen, als verdunde spiritus, wijn enz. 2°. hout, 3°. calciumcarbide. De bereiding uit alcohol geschiedt in groote eikenhouten vaten, die van geperforeerde dwarsschotten zijn voorzien. Op deze dwarsschotten liggen beukenspaanders, die een voedingsbodem zijn voor de azijnmoer. Dit zijn bacillen (Mycoderma Aceti) die de omzetting van den alcohol in azijnzuur veroorzaken. Voor deze omzetting is zuurstof, dus lucht, noodig, zoodat in den wand van het eikenhouten vat gaten zijn geboord, waardoor de lucht vrij kan toetreden. Een mengsel van alcohol (van 6—10 %) met bier of moutextract druppelt van boven naar beneden. De vloeistof passeert achtereenvolgens verschillende vaten. Dit is de z.g. snelazijnbereiding. Houtazijn ontstaat AZIJN-AZIJNZUUR 321 bij de droge distillatie van hout, naast methaan, aceton en andere producten. Door toevoeging van kalk wordt het azijnzuur tot calciumacetaat gebonden. Door destilleeren met zwavelzuur verkrijgt men hieruit onzuiver, sterk azijnzuur. Dit wordt nog weer gezuiverd door distillatie in zuurvaste kolomapparaten. Dan verkrijgt men watervrij azijnzuur (ijsazijn, omdat het 's winters vast is en dan op ijs lijkt). Iets verdunder (80 %) heet het azijn-essence of houtazijn. Uit calciumcarbide maakt men aceetaldehyde (zie aldehyden) dat door oxydatie azijnzuur levert. Vooral in den oorlog is deze bereidingsmethode sterk opgekomen. In ons land wordt veel azijn gemaakt uit Amerikaansch acetaat. Azijn vindt uitgebreide toepassing, zoowel in de huishouding (inmaken) als ia de industrie, vooral voor de bereiding van acetaten (azijnzure zouten) die als beitsmiddel in de ver veil} gebruikt worden en voor de bereiding van organische producten (zooals celluloseacetaat voor kunstzijde), Groote hoeveelheden worden als essence naar de tropen verscheept, waar ze weer ver¬ dund wordt en voor 't coaguleeren van rubbermelksap toepassing vindt. Azijn-aetker of -ester is aethylacetaat (CH,COC,H,) dat bereid wordt door distillatie van natriumacetaat met alcohol en zwavelzuur. Het wordt gebruikt voor allerlei essences en in de organische synthetische industrie (kleurstoffen o.a.). Azijnzure zouten of acetaten verkrijgt men door azijnzuur met een loog samen te brengen en de verkregen oplossing in te dampen. Door verhitting ontleden ze alle. Die van aluminium (Al. (CH. COO),), ijzer (Fe (CH, COO),) en chroom (Cr (CH3 COO)3) zijn van groot belang als bijtsmiddel in de katoendrukkerij. Calciumacetaat (Ca, (CH, COO),) ontstaat bij de bereiding van houtazijn als tusschenproduct (zie aldaar) en is tevens de grondstof voor aceton dat er door verhitting uit verkregen wordt. Azijnzuur, acidum aceticum (CH, COOH) is een van de belangrijkste organische_ zuren. Voor bereiding en gebruik zij naar azijn verwezen. Het is een vrij zwak zuur en kleurt blauw lakmoes slechts steenrood. 21 B nlaats Het is een zachte lipletter, Semietische landen, ook bij de Israi- «"£. £ £SS vanheCne^ J—J Rekent I' S ae scheikun^oriiim. n^hjki'lodteid stond ^ als B D.'zie Bonner Durckrnu^rung. f^^^^^^fbelit inzichten in overeenstemming te bren- koge« besxhn.ft ^S, S^f^eenTpeV^ ffltfR-S-- ^gesloten haan (zonnebaan) om de Sers gedragen,' wordt wel baadje aar^bese^ft^^ ^ ^ geR°aea?d(n een dik wollen weefsel, sterren. Zie Dubbelsterren. -JFT waarnemingen, «nTS Caribts^^ tijdstippen gedaan moeten zending van Koopwaar, uc muvuu — BAAN-ELEMENTEN- BAAR 323 ,mDf ^f.ft zioh in een ellips om de van in de ruimte zijn aldus bepaald - de hoek , is één der elementen. Het baan- voor elk, wfflekeurig te Mezen tnVktfn I vlak van de planeet snijdt de ecliptica te bepalen g ' tijdStlp volgens een hjn, die door de zon gaat: Het vaststellen „i _ * rweten^h^n31^^^6^ ^t^^^t^XZ & bi=SsT£SiSs &=2=a* aas I planeet uit het deel van haar baarn en, (I92n blz StT^' f ^0B<"»»f. I dat ten Z. van de ecliptica ligt, overgaat Haszmanni; T Pn„i \ %.vlee\en -S genoemde hoek wordt nu aangegeven Baan™»w 1 ^ door den boogafstand van den IS ^iT^Vy^o^^^^ vangrootteenwrrn^ Baar°?rf 3? T sdt^^- de halve groote as a, het deXelement stnk Hot 1? waPe°ku""fi een herautlen de excentriciteit «Tz «Tkrfd j ' ' at /s van het veld Desla»t en fc /n"SLV^JSf g^hol^ ^cie^ana6 perihelium) en deze geeft^et lijfde Sp~3^ltSapierfabrlekenj element. Ten slotte heeft men ah ÏÏ! h- ' fP0^aaln v00r een Europeaan, element de Epoche, d. 1 ^tlfidstm het 5? ta ^«"««e komt. Verder is' 324 BAAR—BAARD WIJ KSCHE OVERLAAT Baar (1), naam voor een metalen staaf, meestal van goud of zilver. Baar (2), gewicht, gelijkstaande aan 3 pikols, bij de O. L Compagnie in gebruik. Baard noemt men het haar, dat bij mannen de kin, de bovenlip en de wangen bedekt. In het Oosten geldt hij als sieraad en teeken van kracht. Bij de Westersche volken is het scheren, gedeeltelijk of geheel laten groeien van den baard, afhankelijk van de mode. Baard (1), stukjes lood, aanweerskanten van het mondgat van een orgelpijp, om den toon te verhoogen of te verlagen. Baard (2), het gedeelte van den sleutel, dat past in het sleutelgat en rechthoekig op de schacht staat, waarin in overeenstemming met het slot de kepen en kruisen worden gevijld. Baard (3), overtollige specie, die bij het voegen der muren uit de voeg puilt en met den voegspijker wordt weggenomen. Baard (byssus), wordt gevormd door een orgaan aan den voet van sommige Plaatkieuwigen b.v. bij de mossel. Bij deze is de voet vingervormig en dicht bij het uiteinde zit een holte, waarin een klier, de byssus klier, en tevens ligt daarin een halvemaanvormige plaat met openingen. Deze wordt tegen de klier gedrukt en bij het terugtrekken wordt de kleverige stof tot een draad uitgerekt, die in de groeve komt te liggen, terwijl het voorste einde tegen een voorwerp gedrukt wordt. Zoo gaat het voort. Al die draden vormen de baard en dienen om de dieren aan de onderlaag te bevestigen, zelfs worden ze ook gebruikt om kleine bewegingen te maken, door nl. de achterste draden te verscheuren en nieuwe in de richting der beweging te spinnen. Baarderadeel, Friesche gemeente in het landschap Westergoo, ten Z.W. van Leeuwarden, telt c. 5600 inw. De bodem bestaat uit zeeklei. Baardgier. Zie Lammergier. Baardkoekoeken (Bucconiden), ver¬ want aan de Baardvogels. Zij komen in Z.-Amerika voor, leven in de bosschen, waar zij weinig in beweging zijn en b.v. de insecten, waarvan zij leven, zittende vangen. Hun gevederte is los, dof, met stijve borstels in de omgeving van den snavel. Baardman, naam van een Rijnsche steenen kruik van hard aardewerk uit de 16de en 17de eeuw; aan de zijde tegenover het oor met een bebaarde mannenkop versierd. Baardmannetje. Zie Baardmees. Baardmees of Baardmannetje (Parus biarmicus). Het mannetje van deze soort heeft een heldergeel, bijna oranje snaveltje en tusschen snavel en oogen loopt een zwarte vlek langs de keelstreek; daar zijn de veeren wat langer en staan vaak wat af, zoodat het werkelijk lijkt of hij een paar knevels heeft. Bij het wijfje is het ook zoo, maar daar valt het minder op, doordat de kleur als het andere gevederte is. De baardmees komt aan oevers van meertjes en veenplassen in het riet voor b.v. bij ons in het Naardermeer. Het is van onze meezen de eenige trekvogel. Baardmos (Usnea barbdta), vrij zeldzame korstmossoort, aan boomstammen groeiend, vanwaar het in lange, grijze draden afhangt. Vruchtschijfjes treft men er zelden aan. Baardvogels (Megalaeniden). Zij behooren tot de orde der Klimvogels. Zij komen in een groot aantal soorten in de warme streken der aarde voor. Het zijn levendige, vroolijke, rustelooze vogels, die vaak scharen vormen. Het gevederte is prachtig gekleurd en vormt in de omgeving van den snavel tal van borstels. Baardwerk, voegwerk met baarden (zie aldaar). Baardwijk, gemeente met c. 1600 inw. in de provincie Noord-Brabant, aan de Langstraat. In 't N. klei, in 't Z. zandbodem. Schoenmakerijen. | Baardwijksche overlaat, tusschen twee leidijken gelegen, is de plaats waar het BAARDWIJKSCHE OVERLAAT-BABEL 325 water van de Beersche Maas naar de Langstraat en het Oude Maasje afvloeit. Baarle-Nassau, gemeente met c. 2500 inw. in de provincie Noord-Brabant op de Belgische grens met enclaves in België. Zandgrond, gedeeltelijk ontgonnen. Baarmoeder noemt men het orgaan der vrouwelijke zoogdieren, waarin de vrucht groeit tot zij geboren wordt. Het is gelegen in het onderste gedeelte van den buik, tusschen, aan de voorzijde de pisblaas en aan de achterzijde de endeldarm. De vorm is ongeveer die van een driehoek met de basis naar boven gekeerd; in die basis monden de eileiders of buizen van Fallopius, waardoor het ei in de baarmoeder geraakt en daar al of niet bevrucht wordt. In het laatste geval gaat het ten gronde, in 't eerste geval hecht het zich aan den baarmoedermond en groeit aan tot het m normale omstandigheden als voldragen vrucht wordt uitgestooten. Tijdens dien groei van de vrucht neemt ook de baarmoeder in omvang toe, krijgt een ongeveer kogelvormige gedaante, om, na de geboorte van de vrucht zich onmiddellijk weer te verkleinen, maar nimmer meer de oorspronkelijke maagdelijke afmeting en vorm te herkrijgen. Men noemt 't bovenste deel van de baarmoeder de bodem, het middelste het lichaam en het onderste deel de hals. Baarn, gemeente in de provincie Utrecht, met c. 10.000 inw., bestaat uit de dorpen de Vuursche en Baarn, in een boschrijke streek, welke veel vreemdelingen trekt; het paleis Soestdijk en andere buitenplaatsen. Landbouw en veeteelt. Baarsnet, een driewandig, staand net, hoofdzakelijk in gebruik tot het vangen van baars. Baarsvisschen (Perciden), een der fam. der Stekelvinnigen met meestal 2 rugvinnen, waarvan dan de voorste alleen stekelstralen heeft, terwijl er ook nog een of meer stekelstralen voor in de aars- en buikvinnen zitten. Bij het postje echter is er maar een rugvin, die vooraan stekelstralen beeft. _De rivierbaars is een zoetwatervisch, die vooral in stroomend water voorkomt, meest in troepjes leeft en een echte roofvisch is. Deze wordt veel gevangen. In N.- en M.-Europa komt in de rivieren de zander voor. De zeebaars komt vooral in de Middellandsche Zee en den Atlantischen Oceaan voor en zwemt de rivieren wel op. Het postje is een zoetwatervisch, die, hoewel veel minder algemeen dan de rivierbaars, bij ons wel in de rivieren en andere zoete wateren voorkomt. Baba (1), een Turksch woord, dat „vader" beteekent en waarmede geestelijken in Turkije en Perzië worden aangesproken. Baba (2), een vrouwelijk wezen (heks), dat voorkomt in de Slavische folklore. Babar-eilanden, groep van zes eilanden in Insulinde, tot de residentie Amboina behoorend. Van deze eilanden ligt Babar het hoogst boven de zee. Zij zijn merkwaardig, door de mooie, jonge kalkterrassen, welke er gevonden worden. Babbaee. Charles M70t_1R7n T7r._ gelsch wis- en werktuigkundig' mi de uitvinder van een rekenmachine en gaf logarithmen-tafels uit. Babbittmetaal is een alliage van 85 % tin, 10 % antimonium en 5 % koper; het is vrij zacht. Den naam dankt het aan zijn Amerikaanschen uitvinder; het is een bekend lagermetaal, d. w. z. metaal voor tappen en andere wrijvende deelèn van machines. Babcock en Wilcoxketel is de naam van een waterpijpketel, waarvan de verticale pijprijen in afzonderlijke waterkasten uitmonden. Voordeelen: geen steunen in de waterkasten, gering gevaar bij ontploffing, gemakkelijke montage. Zie verder Stoomketels. i Ba bel of Babyion is de naam van de hoofdstad van het Babylonische rijk, middelpunt van de Voor-Aziatische beschaving gedurende eeuwen. Haar stichtingstijd is onbekend, maar zij was 326 BABEL—BABYLONIË reeds een bloeiende stad ongeveer 2500 v. Chr. Haar geschiedenis hangt nauw samen met die van het Babylonische Rijk (zie Babylonië-Assyrië). Babel is herhaaldelijk verwoest; in 539 v. Chr. door Cyrus ingenomen. Na den tijd van Alexander den Groote is het geheel in verval geraakt en geworden tot een berg van ruïnen, waaruit bij de opgravingen veel belangrijks te voorschijn is gebracht. Zie hierover Koldewey, Das wicdererstehen.de Babyion (1913). Babel, Toren van, geweldige tempeltoren van verscheidene verdiepingen, welke op de bezoekers van Babyion een ontzaggelijken indruk maakte. In Genesis XI wordt met een woordspeling („babbel" = in verwarring brengen) verhaald hoe de bouw van deze toren aanleiding werd tot het ontstaan der talen. Bab-el-Mandeb (Tranenpoort) is de straat welke de Roode Zee en Indischen Oceaan verbindt. In deze straat ligt het eiland Perim, waarop een vuurturen, door de Engelschen in bezit genomen. Babelsberg, kasteel der Hohenzollerns nabij Potsdam, van 1835—1849 gebouwd en door een mooi park omgeven. Baber (1483 — 1530), bijnaam van Zahir oed-din Mohammed, een afstammeling van Timoer, volgde in 1494 zijn vader op, veroverde Kandahar, Ghasna Kaboel en Indië. Zijn daden en lotgevallen beschreef hij zelf. Zijn nakomelingen droegen den titel van Groot-Mogol. Babeuf, Franfois Noël (1760—1797), journalist en voorstander der Fransche Revolutie, ijverde voor een soort communisme, nam onder het Directoire deel aan een samenzwering en werd geguillotineerd. Babi zijn de aanhangers van het Babisme, een voorlooper van het Bahaïsme. Zie Bahaïsme. Babington, Anthony (1561 —1586), Engelsch Katholiek edelman, langen tijd page van koningin Maria Stuart, was aan 't hoofd der samenzwering, welke den dood van Elizabeth en de bevrijding van Maria beoogde. Het plan lekte uit en Babington werd ter dood veroordeeld. Babiroesa. Zie Hertzwijn. Babisme. Zie Bahaïsme. Baboeya, eilandengroep tot de Philippijnen behoorend, vulkanisch. Tabak, rijst, mals, ook veeteelt. Babrias of Babrius, Grieksch fabeldichter in de 3de eeuw na Chr., volgens anderen ten tijde van Augustus. Een belangrijk handschrift van hem is in 1844 op den berg Athos gevonden. Baburen, Dirck of Theodoor van (c. 1570—1624), Nederlandsch schilder en etser, leerling van Paulus Moreelse en Gerard Honthorst, schilderde vooral in den geest van den laatste. Babyion. Zie Babel. Babylonië is historisch de naam van een landstreek tusschen den benedenloop van Eufraat en Tigris, waar zich reeds ± 4000 v. Chr. een centrum van beschaving moet hebben bevonden, dat van wereldhistorische beteekenis is geworden. Opgravingen van ruinenheuvels (tell's) hebben de overleveringen van Berossus — een Babyl. geschiedschrijver, die putte uit het archief van den Mardoek-tempel 3e eeuw v. Chr. — en de gegevens uit het O. T. toegelicht en aangevuld. De Fransche consul Botta is begonnen 1842 te Chorsabad, voortgezet door Victor Place. Naam hebben gemaakt de Engelschman Henry Layard met de Assurbanipal-bibliotheek (30.000 kleitabletten), Henry Rawlinson en George Smith te Eral en Borsippa; Amerikanen te Nippoer; Sarzec te Lagasch; de Deutsche Orient-Gesellschaft te BabyIon. Het gevonden materiaal is tijdrekenkundig nog niet geordend. Het historisch beeld wordt aldus geschetst; ± 4000 wonen in Z.-Bab. Soemeriërs, in N.-Babyl. Akkadiërs; ze zijn niet Semitisch noch Indo-Europeesch, vertoonen een Mongoolsch type en worden afkomstig geacht uit het Oeral-Altal BABYLONIË— BABYLONISCH-ASSYRISCHE GODSDIENST 327 i gebied. Zij kennen spijkerschrift, maten ■ Bcwiuiieu, astronomie en hebben I het land door kanalisatie tot een I „Eden" van welvaart gemaakt. Zij I stonden in handelsverkeer met Syrië I en Phoenicie, Arabië enz. Volgens somj migen is van hier het brons de wereld I ingegaan. Politieke eenheid is er niet Stadsstaatjes zijn Lagasch, Oeroe, Oeroek, Nippoer, Eridoe; in het NoordenSippoer, Koetha. In dit cultuurland I hebben Semieten een invasie gedaan |.van het Noorden uit; de oorspronkeI Ibke bevolking is in hen opgegaan, het I laatst in 't Zuiden. Sargon I - wiens I jeugd met die van Mozes overeenkomt — en zijn zoon Naramsin noemen zich op zuilen koningen van Akkad; zij I worden ± 3000 gedateerd. Het Zuiden ■ is tijdelijk overheerscht door Elamiten I jh* het °-» nun residentie is Larsa. [ Chammoerabi, 6e koning uit de le I Babyl. dynastie, onderwerpt Elam en I vereenigt Akkadië en Soemerië onder I zijn scepter; Babel (zusterstad: BorI sippa) wordt residentie en het recht I in één codex geregeld (± 2250). Deze codex is door de Morgan teruggevonden ?P de verwoeste acropolis te Susa in 1797. Het Zuidelijk deel bleef als Chaldeeënland onafhankelijk. Uit de TellAmarnavondsten (Midden-Egypte) blijkt ' I dat ± 1500 Babylonisch de internationale taal was. Politiek was Babel I verzwakt, door Kassjieten overheerscht Assyne kwam op; van 1500— 800 j kampten Assur en Chaldea (met Elam) i °,m, B-Eerste Assyr.-Bab. koning is ! Tiglat-Püeser-Poel (729). Sanherib, die , in Niniyé (nu Chorsabad) een nieuwe j I residentie schiep, verwoestte B Na i herbouw begint een nabloei ondér de ï Chaldeërs Nabopolassar, Nebukadnezar e II (605-562). In 539 echter viel Babel ] in handen der Perzen, van Indo-Europ a origine. Onder het Romeinsch imperium 1 |fe het als Chaldëa bekend. Met de y t ,Üoe? J"erd het weer Semitisch. 1 ! In 1638 hebben de Turken B. veroverd a en verdeeld in de vilajets Bagdad en n Basra. Het geheel is bekend als Irak- S sn Arabi, ter grootte van Italië en sinds in den oorlog onder Engelsch mandaat :n In tegenstelling met Assyr., die milirn tanstisch waren (de ijzer-kuituur vond ië men waarschijnlijk 't eerst bij hen) i- worden Babyl. getypeerd als volk van d handel, nijverheid en wetenschap. Voor t. het verkeer waren wegen aangelegd. !- De vruchtbaarheid was door goede .: waterbeheersching fenomenaal. Herod dotus heeft het gezien en beschreven a De hoofdstad was cosmopolitisch en i- weelderig. Beroemd was de tempel t van Beel-Mardoek, in terrassen opges bouwd; evenzoo de tempel Ekoer te t Nippoer. Wegens steen- en houtarmoede ï werd gebouwd van leem en asphalt J Uit de gevonden klei-tabletten heeft i men zich zelfs een beeld van het volksi leven kunnen samenstellen. Zie Starck . Babyloniën und Assyrièn (1908). 1 _ Babylonisch-Assyrische godsdienst is i één, te verklaren uit de geestelijke • overheersching van Bab.; alleen staat • in Ass. de stadsgod Assjoer (Assur) aan het hoofd van de goden. Het pantheon is zeer groot, vele zijn oorspronkelijk stadsgoden. Verschuivingen in rang volgen dikwijls op politieke gebeurtenissen. Onder hen zijn astraalgoden d. w. z. zon, maan, planeten en sterren; ook echter van oudsher aardgoden. Hoofdgod is Mardoek (van Babel) « morgen- en voorjaarslicht; toen Babel hoofdstad werd, werd hij Heer van de landen der aarde. Vroeger nam Bel (van Nippoer) deze positie in, bij de Soemenërs reeds bekend. Tot het pantheon behooren verder: Anoe, heer des hemels; Ea (van Eridoe) =. zoetwateroceaan om de aarde heen, bron van regen; Sin (van Oeroe - Ur), maan en orakelgod; Sjamaasj (van Sippoer en larsa) zonnegod; hij geeft als Alziende aan Chammoerabi (Hammoerabi) de wet • Nergal (van Koetha) heer van onderwereld, ziekte en verschroeiende hitteTammoez, god van den plantengroei! aan Adonis verwant. Onder de godinnen domineert Isehtar (Astarte in aynë) moedergodin; „hemelkoningin" 328 BABYLONISCH-ASSYRISCHE GODSDIENST— BACCHIUS tegelijk godin van den krijg. Deze godengestalten treden op in verschillende mythen van schepping en paradijs, zondvloed (Eabani) enz. De ontdekking van den hoogen ouderdom dezer mythen, gevoegd bij het gezag en de verbinding der Bab. cultuur heeft de afhankelijk heid der Bijbelsche parallellen aannemelijk gemaakt. Intusschen heeft de Assyrioloog F. Delitzsch — door dit verband te stellen — een verwoeden BabelBibel-strijd uitgelokt. Naast de goden kent de Bab.-Assyr. godsdienst een heirleger van geesten, die door aanroepingen en bezweringen worden geleid. Magie en astrologie hangen samen met dien godsdienst, die zijn invloed over alle maatschappelijke handelingen uitstrekte. Hoewel hij niet het O. T. peil bereikt, is hij niet van zedelijk gehalte ontbloot. Men zie 3 voordrachten van F. Delitzsch, Babel und Bibel (1902 en v.v.), H. Th. Obbink, Het Bijbelsch paradijsverhaal en de Babylonische bronnen (1907) en L. Spence, Myihs of Babylonia and Assyrië (1916). Babylonische ballingschap (letterlijk). Nebukadnezar heeft na de verovering van Jeruzalem (586 v. Chr.) de aanzienlijkste inwoners van het rijk Juda naar het land der Chaldeeën gedeporteerd. Dit feit heeft den eersten stoot gegeven aan de verstrooiing der Joden. Hun gedwongen verblijf heeft hen niet alleen in nauwe aanraking gebracht met de wereldcultuur der Babyl., maar ook onder leiding van Ezechiël e. a. een proces in gang gezet, waardoor de gedachten der profeten geestelijk eigendom zijn geworden van de Joodsche gemeenten: God, wet en volk zijn zoo een onverbreekbare trits geworden. Men vat de nieuwe geestelijke waarden samen als na-exilisch Jodendom (exilium — ballingschap). Van de tragiek geeft Ps. 137 een nagalm; van de godsdienstige veerkracht Jezaia 40 — 48 een beeld. De kerkelijke politiek van den Perzenkoning Cyrus leidde tot terugkeer der ballingen (537). Figuurlijk noemt men het gedwongen verblijf der Pausen te Avignon (1305 — 1377) ook Bab. ballingschap. Ook Luther schreef tegen het Pauselijk primaat in „de Babyl. gevangenschap der kerk" (1520). Baccalaureus, in het Fransch bachelier, in het Engelsch bachelor genaamd, is een titel in de 13de eeuw aan de Universiteit te Parijs ingevoerd, voor hen, die na bepaalde examens, gerechtigd waren tot het houden van voorlezingen. Ook in Engeland ingesteld, is zij daar tot heden blijven bestaan en duidt de laagste academische graad aan, terwijl ze in Frankrijk afgeschaft is. Het woord leeft nog voort in het Fransche Baccalauréat de l'enseignement, hetgeen gelijk staat met ons staatsexamen. Baccarat is een uit Frankrijk afkomstig hazardspel met kaarten, berucht wegens zijn wisselende kansen van groote winst of aanzienlijk verlies. Baccarat, stad met c. 7000 inw. in het Fransche departement Meurtheet-Moselle, bezat een broemde kristalfabriek, welke in den oorlog geheel verwoest werd. Het kristal, daar gemaakt droeg den naam van Baccarat. Bacchanaliën, in Griekenland Dionysusfeesten geheeten, werden te Rome en Griekenland, ter eere van den god Bacchus (Dionysus) gevierd. Daar deze feesten langzamerhand gepaard gingen met de ergste uitspattingen, werden zij in 186 v. Chr. bij Senaatsbesluit verboden. Thans worden luidruchtige drinkgelagen ook bacchanaliën genoemd. Bacchanten waren in de oudheid de deelneemsters aan de Bacchusfeesten; in de Middeleeuwen studenten, die niet aan één hoogeschool studeerden, doch van de ééne naar de andere zwierven. Bacchiglione, rivier in Italië, stroomt langs Padua en Vicenza, mondt uit in de Adriatische Zee. Bacchius, versvoet bestaande uit een korte en twee lange lettergrepen, werd in de Bacchushymnen gebruikt. BACCHUS-BACH 329 Bacchus, de god van den wijn, is de Romeinsche naam voor den Griekschen Dionysus. Zie verder Dionysus. Bacchylides, Grieksch lierdichter in de Sde eeuw v. Chr., leefde aan het hof van Hiëro te Syracuse, schreef oden, elegiën en drinkliederen. Bacdochi, Felice Pasquale (1762— 1841), Italiaansch edelman, trad in Franschen dienst, huwde Napoleons zuster Marie Anne Elise en kreeg den titel van vorst van Lucca. Bacdo d'Agnolo (1462-1543), Italiaansch bouwmeester, beeldhouwer en houtsnijder, bewerkte o. a. de koorbanken in de Santa Maria Novelle te Florence. Bach, Johann Sebastian. Bach is de naam van eenThüringsche (niet Hongaarsche) familie, waarbij de muziek als beroep in de 17e en 18e eeuw traditie was. Zij leverde in die jaren een groot contingent cantoren en organisten aan de Thüringsche steden en stond in haar land in hoog aanzien, wat wel hieruit blijkt, dat in Erfurt nog op 't einde van de 18e eeuw de stadmuzikanten „Die Bache" heetten, ofschoon er geen enkele Bach meer bij was. Het belangrijkste lid van dit geslacht en tevens één der allergrootste persoonlijkheden in de toonkunst is Johann Sebastian (1685— 1750), geboren te Eisenach. Op tienjarigen leeftijd wees, werd hij door zijn broeder Johann Christoph, organist in Ohrdruf, opgenomen. Van 1700— 1703 was bij leerling aan de Michaëlisschool te Lüneburg. Daarna bekleedde hij de volgende betrekkingen: in 1703 violist aan de hofkapel te Weimar (slechts eenige maanden), 1703—1707 organist te Arnstadt; 1707—1708 organist te Mühlhausen; 1708—1714 hoforganist en kamermusicus; 1714—'17 hofconcertmeester in Weimar; 1717— '23 kapelmeester en „Kammermusikdirektor" te Kothen en eindelijk van 1723 tot aan zijn dood Kantor aan de Thomasschule en „Universitats-Musikdirektor" te Leipzig. Bach was tweemaal getrouwd: met zijn achternicht Maria Barbara Bach en met Anna Magdalena Wülken. Op 't eind van zijn leven leed hij aan een oogziekte: hij stierf blind. Hij had 20 kinderen, waarvan 6 zonen en 4 dochters hem overleefden. Een gedeelte van zijn zeer omvangrijk werk is verloren gegaan: wij bezitten bijv. slechts 190 kerkcantaten van de vijf volledige jaargangen voor alle zon- en feestdagen, slechts 2 van de 5 „Passionsmusiken": de Matthaeus- en de Johannes-Passion (de Lucas-Passion is hoogstwaarschijnlijk onecht). Voor de Dresdener Katholieke hofkerk schreef hij eveneens meer dan de ons bekende H-moll- en de vier kleine missen. Andere groote koorwerken zijn: het vijfstemmig „Magnificat", het „Weihnachts-", het „Himmeifahrts"- en het „Oster"-oratorium. Met minder belangrijk dan zijn vocaal werken, zijn zijne instrumentaalcomposities, in de eerste plaats die voor zijn hoofdinstrument, het orgel: zij beteekenen een hoogtepunt in de orgelliteratuur, dat vóór noch na hem is bereikt. Ongetwijfeld heeft ook zijn schrijftrant voor orgel in vele van zijne composities voor andere instrumenten en voor zang nagewerkt. De voornaamste pianowerken zijn: „Das Wohltemperierte Klavier", bestaande uit twee deelen van ieder 24 praeludia met volgend fuga in alle dur- en mol-toonsoorten, waarmee Bach als eerste het geheele systeem der moderne toonaarden, dat de kerktoonaarden had vervangen, in zijne verste consequenties uitwerkt; de „Kunst der Fuge", waarin hij met één thema alle problemen der fugakunst behandelt en aan het slot, dat hij echter niet ten einde beeft gebracht, het thema B-A-C-H invlecht; Engelsche en Fransche suites; een concert „im Italienischen Stile", de Goldberg-variationen, twee- en driestemmige inventionen, fantasieën, toccata's, sonates, concerten voor één, twee en drie piano's, en één voor vier naar Vivaldi, met orkestbegeleiding. De bekendste andere werken zijn: 3 sonates en 3 partita's — de beroemde Ciacona staat in de dmol-partita — voor viool alleen, 6 sona- 330 BACH—BACHOFEN ^LZ^l^i^^r^ Ier? t Wtre^t' das klavier m spietwee violen en orkest,Tsonaten voo? Leven MM-Wft™ TT™ uit«e* fluit en piano, 6 suites voor violoncel-solo wTarde v^?-ï A * • °°g heden ^°°te enz. Voor orkest: de zes BraSu?g° Tno^lsTeeuwke^s der ^—ren s^esTteTdV^ roemde air, dat later naar C dur getrant morfeZ'^ TT6118,2661 be«M«- De poneerd bekend is als het air od de^ £n £ , 7& heefJ ^f'j""1 hem te Aa*' snaar"). Bach verbindt de sli'uLnrreï tt- n l75.4 werd ^ huiskapelmeester vantweeperiodcn^^ ^2^»^ In ^T' * verk^brtït ffE^'SS ffi SÜF^' ^ h ~ ! ing en ent hij opSde besta Jafpolypnote a^gevenT weUT"^6„ ^ t00akunst. Van het verleden is hii de heW, aange,vena werden. Hrj schreef vele ning, voor de t Jkonïropenf hij n^u^e" Ö TaltilfnïïL^Ï* tapmogelijkheden, die nog heden eelden ™ * i zijn werk hgt m zijde instruLiteïotuur: Ph. Softta 7 ƒfl?mm me"taaJc°mposities, ^ zeer talr«k «*>• -•80, 2 dln); A Pir™K i' ? „Bachar,ach. ^«ije met c. 1800 inw. T9,o!^I9S06n' K '* D^Cl1 K'cht sTanhfck1116' Van vertahng in 1908) oacneiier, iretttf (1859— ), Ame- Van zijn zonen hebben de meeste be- Masfe? ft romaaschriJ>er schreef „The teekenis: de „Hallesche B.", Wilhelm ]jen noe en andere werFriedemann (1710-1784), de oudste. Bachelor Zie n«,,„7 .... van '47-47 * ?^6n en Bachem- /«"«■ (Ï8«-Ï9Ïé), Duitach leMde'hij e^JKS f8^rdeV\^VCT^ai te Berlijn. Hij was zeer beeaafd m»« r£ I de Centrumpartij lid van het excentrieken SedTte Sg^org e^defoonVM ™ A*«evaa^g ten) als ruilmiddel dienst doen. Onder , normale omstandigheden behooren de I bankbilletten steeds tot elk bedrag I inwisselbaar te zijn. Krachtens de wet I van 1904 zijn de bankbilletten uitgegeven door de Nederlandsche Bank, I wettig betaahniddel behalve voor be-l talingen door de Bank zelf te doen. Volgens het verslag der Nederlandsche I Bank over 1921/1922 waren op 31 Maart 1922in omloop een aantal van213.193 billetten van ƒ 1000.— ; 226.612 stuks van /300.—; 305.634 stuks van ƒ200.— ;| 2.105.549 van /100.-; 1.281.901 van ƒ 60. — ; 1.813.067 van / 40.— ; 5.996.408 van/25.-; 14.387.637 van / 10. - .tezamen met nog 11 van / 500.— en 15 van / 80. — welke laatste niet meer uitgegeven worden, een bedrag van / 996.088 310.— uitmakende. Bankbiljettendruk. Zie Waardepapierdruk. Bankbreuk, het in staat van f aillisse-l ment geraken, tengevolge van feiten, die 1 den failliet strafbaar stellen volgens de t wet. BANKBREUK-BANKS 361 In artt. 340 en 341 onderscheidt ons W. v. Strafr. eenvoudige en bedriegelijke bankbreuk. Van eenvoudige bankbreuk spreekt men: a. als de verteringen v. d. failliet buitensporig zijn geweest. b. indien hij, met het oogwerk om zijn faillissement uit te stellen, wetende dat het daardoor niet kon worden voorkomen, op bezwarende voorwaarden geldopnemingen heeft gedaan. e. indien hij de boeken die hij gehouden heeft, niet in ongeschonden staat te voorschijn brengt. Van bedriegelijke bankbreuk spreekt men, indien de failliet ter bedriegelijke verkorting van de rechten zijner schuldeischers: a. hetzij lasten verdicht heeft, of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft, of niet verantwoordt, hetzij eenig goed aan den boedel onttrokken heeft, of onttrekt; b. eenig goed, hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd. c. ter gelegenheid van zijn faillissement of op een tijdstip, waarop hij wist dat zijn faillissement niet kon worden voorkomen, een zijner schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt. d. niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen t. o. v. het houden, bewaren, en te voorschijn brengen van boeken en papieren. Bij eenv. bankbreuk bestaat er geen kwade trouw, noch vermoeden daarvan. Bij bedriegelijke bankbreuk worden, op aanzoek van buitenlandsche regeeringen, vreemdelingen uitgeleverd. Bij bankbreuk krijgt de gefailleerde niet, zooals anders, levensonderhoud uit de gereede penningen. Bovendien is hij uitgesloten van het voorrecht van boedelafstand. Bankconto is de rekening, die een koopman bij een bank heeft. Bankcrediet is het crediet, dat iemand heeft op de boeken van een bank. Bankert, Joost van Trappen genaamd (t 1646), Nederlandsch vlootvoogd, begon zijn loopbaan als bootsgezel, was in 1628 bij de verovering der Zilvervloot vice-admiraal, streed in 1639 onder Tromp bij Duinkerken en stierf op de vloot in 1646 uitgezonden tegen Brazilië. In 1637 werd hij tot commandant over de kust van Zeeland benoemd. Zijn zoon Adriaan Bankert (f 1684) streed in 1659 nabij Denemarken, in 1666 tegen den Engelschen admiraal Monk en onderscheidde zich vooral als vice-admiraal in 1672 onder de Ruyter tegen de Engelschen en de Franschen. Bankier. Kassiers en bankiers zijn hierdoor van elkander onderscheiden dat kassiers, volgens de bepalingen van het Wetboek van Koophandel, uitsluitend, tegen genot van zekere provisie, gelden voor anderen bewaren of voor rekening van derden gelden incasseeren of uitbetalen, terwijl de bankiers de opgenomen gelden weder aan anderen uitleenen tegen hooger rente dan zij zelf moeten geven en slechts zooveel beschikbaar houden als zij voor de betalingen van iederen dag rekenen noodig te hebben. Meer en meer is het bedrijf der particuliere bankiers overgegaan op naamlooze vennootschappen. Zie verder het art. Bankwezen. Bankrestrictie wil zeggen dat de verplichting eener circulatiebank hare billetten in te wisselen tijdelijk wordt opgeschort. Het eerst is dit geschied ten aanzien van de Engelsche Bank in 1797. Tijdens den wereldoorlog is in vele landen deze verplichting opgeheven. In Nederland is krachtens de wet van 3 Augustus 1914 s. 347, de regeering gemachtigd geworden de verplichte uitbetaling der bankbilletten door de Bank op te heffen; men heeft hiertoe echter niet behoeven over te gaan. Bankroet, faillissement, in het bijzonder bij bankbreuk (z. a.). Banks, Sir Joseph (1743—1820), Engelsch plantkundige, vergezelde Cook op zijn reis om de wereld, deed onderzoekingen in Australië en spoorde hierdoor velen tot nederzetting aan. 362 BANKS- BANKWEZEN Banks, Nathaniël Prentis (1816— 1894), Amerikaansch staatsman, werd in 1857 gouverneur van Massachusetts, in den burgeroorlog divisie-generaa aan de zijde der Noordelijke Staten en was de overwinnaar van Port-Hudson. Bankschroef, toestel aan de werkbank bevestigd, waarmede de bankwerker het werkstuk vastklemt door het aandraaien van een kruk, waardoor de bekken, waartusschen het werkstuk geklemd wordt, zich verplaatsen. Parallelbankschroeven noemt men de nieuwste constructie, waarbij de bekken zich evenwijdig verplaatsen. Banksia, fam. Proteaceae, altijdgroene heesters uit Australië, genoemd naar den Engelschman Jos. Banks; om hun sierlijk blad hier als kuipplant gekweekt, 's Zomers buiten, 's winters in oranjerie of koude kas. Van B. serrata zijn de bladeren getand, van B. integrifolia zijn ze gaafrandig. Bank van leening is de instelling, die voorschotten op onderpand van roerende goederen geeft; het doel is credietverleening op kleine schaal en hulp in of voorkoming van armoede. Dit onderwerp is geregeld bij de Pandhuiswet van 1910; instellingen waar uitsluitend geld tot een hooger bedrag dan / 25. — op onderpand wordt verstrekt, vallen niet onder deze wet. In elke gemeente waar daaraan behoefte bestaat, moet een gemeentelijke bank van leening worden opgericht. Particuliere banken kunnen worden opgericht, mits met toestemming van B. en W. De jaarcijfers geven opgave omtrent 17 gemeentelijke banken; de grootste is die te Amsterdam. In 1921 werden door de bank te Amsterdam 668 796 panden beleend, waarop / 6 104 588,75 werd voorgeschoten. Het grootste aantal voorschotten was tusschen / 3 en / 10 gelegen. Bankwezen. Het tegenwoordig maatchappelijk leven zou het zonder crediet (zie aldaar) niet kunnen stellen. Banken zijn de instellingen die hun bemiddeling verleenen bij het verstrekken van crediet, Eenerzijds nemen zij zelf crediet, zij trekken door hiervoor rente te geven alle beschikbare kapitaal tot zich; anderzijds leenen zij tegen rente deze kapitalen weder aan credietbehoe venden uit. Zij brengen dus credietzoekers en -gevers tot elkaar, maar niet direct persoonlijk; op eigen risico neemt de bank op en ook op eigen risico leent de bank weder uit. Daarnaast verleenen vele banken ook wel hun bemiddeling in credietzaken, waarbij de bank de partijen zelf tot elkaar brengt. Naar de wijze waarop de banken credieten opnemen en verleenen, kan men onderscheiden: circulatiebanken (z. a.), depositobanken (z. a.), hypotheekbanken (z. a.), spaarbanken (z. a.), banken van leening (z. a.), boerenleenbanken (z. a.). De kleinere bankkantoren worden door een bankier of vennootschap onder firma gedreven; de grootere instellingen zijn bijna alle naamlooze vennootschappen. Zij hebben dus eene eigen vennootschapskapitaal. Niet bij alle banken heeft dit dezelfde beteekenis. Bij circulatiebanken, die in den regel een opereerend kapitaal hebben grooter dan eenige andere bank, is het maatschappelijk kapitaal dikwijls klein; bij hypotheekbanken zijn de aandeelen in den regel niet volgestort; bij depositobanken is het aandeelenkapitaal wel volgestort, terwijl de grootte er van stijgt bij de uitbreiding der zaken van de Bank. De beteekenis is hierin gelegen dat het dienen kan voor actieve credietoperaties van de bank, alsmede om eventueele verliezen te dekken. Bij de circulatiebank nu die óf staatsbank is óf wier werkzaamheden toch geheel door den staat zijn geregeld, figt de zekerheid in de voorgeschreven dekking en in den aard der credieten die zij verleent en de voorwaarden waarop dit geschiedt. De hypotheekbank, die, zooals de naam aangeeft, crediet op langen termijn verstrekt, gebruikt daarvoor niet haar aandeelenkapitaal, maar het kapitaal dat zij door uitgifte van pandbrieven ontvangt; van daar dat vele hypotheekbanken eenerzijds er BANKWEZEN—BANTAENG 363 wel naar streven een groot maatschappelijk kapitaal te hebben, om, zoo noodig, eventueele verliezen te kunnen dekken, maar anderzijds dat aandeelenkapitaal niet doen volstorten, daar de bank het niet voor credietverleening behoeft, terwijl de aandeelhouders zoo noodig tot bijstorting verplicht zijn. Depositobanken gebruiken dikwijls wel een deel van hun aandeelenkapitaal voor credietverleening, in het bijzonder bij oprichting en uitbreiding van handels- en industrieele ondernemingen; de bank treedt dan niet alleen als crediet bemiddelaar op, maar interesseert zich in de onderneming op zoodanige wijze dat het onmogelijk is hare credieten plotseling terug te vragen. Voor het verstrekken van dergelijke credieten, hetgeen vooral in Duitschland zeer veel voorkomt (Anlagecredit) en waardoor het bankwezen in zoo sterke mate op de industrieele ontwikkeling invloed uitoefent, kunnen geen gelden gebruikt worden, die op korten termijn aan de bank zijn toevertrouwd; hiervoor gebruikt zij een deel van haar eigen kapitaal. Van de gelden, die door het publiek aan de bank toevertrouwd worden, is het grootste gedeelte onmiddellijk opeischbaar; het is daarom noodzakelijk dat de bank deze ook slechts op korten termijn uitleent en bovendien is het noodig dat zij steeds voor voldoende liquide middelen zorgt om onmiddellijk aan alle aanvragen tot terugbetaling te kunnen voldoen. Het verschijnsel der concentratie, dat op het gebied van handel en nijverheid waarneembaar is, vertoont zich in bijzonder sterke mate in het bankwezen. Verschillende oorzaken werken hiertoe mede; vooreerst (reeds vóór den oorlog) de groote staats- en gemeente leeningen, die in den regel niet langzaam bij het publiek geplaatst kunnen worden, maar die in eens door kapitaalkrachtige instellingen overgenomen moeten worden; voorts vereischen de stichting en uitbreiding van groote industrieele ondernemingen groote ka¬ pitalen; ook de noodzakelijkheid van provinciale banken om directe verbindingen te hebben met de centrale beurzen des lands, werkt in de hand dat deze provinciale kantoren in nauwere relatie treden met of filialen worden van de groote banken, die in de centra gevestigd zijn; en ook het moderne giroverkeer bevordert de concentratie. Langs verschillende wegen komt die concentratie tot stand; de voornaamste zijn uitbreiding van het maatschappelijk kapitaal der bank, door fusie van verschillende bestaande banken, door overneming van aandeelen in andere bankzaken, door stichting van filialen en depositokassen, door stichting van dochtermaatschappijen, die in de koloniën of in het buitenland werken. Een bijzondere plaats nemen de circulatiebanken in. Deze toch hebben de bevoegdheid fiduciaire betaalmiddelen in omloop te brengen. Tot welke gevaren deze bevoegdheid zelf (papieren) geld te scheppen leiden kan, leert de toestand in de lage-valutalanden, waar de bülettenpers vrijwel ongelimiteerd papieren geld aflevert, dat echter zeer geringe waarde heeft. Alleen dan zullen de billetten hun volle waarde hebben, wanneer ze in voldoende mate gedekt zijn en ten allen tijde inwisselbaar zijn. In de landen met lage valutakoers ontbreken deze twee voorwaarden geheel. De bepalingen, die in de verschillende staten voor den oorlog omtrent de verplichte dekking bestonden, liepen zeer uiteen. Zie Circulatiebanken, Nederl. Bank, Javasche Bank, Surin. Bank. Literatuur: G. Obst, Geld-, Bank- und Bbrsenwesen (16e dr. 1921); G. J. Fabius, Voordrachten over munt-, crediet- en bankwezen (1919, populair); Eisfeld, Das niederldndische Bankwesen (1916), en W. M. Westerman, De concentratie in het bankwezen (2e dr. 1920). Bantaëng of Bonlhain, afd. en onderafd. van het gouvernement Celebes en onderh. De hoofdplaats van dien naam aan de kust heeft een goede haven. 364 BANTAM - BAPTISTEN Bantam, Westelijkste residentie van Java, hoofdzakelijk bewoond door Soendaneezen bestaat in 't N.W. uit een vulkaangroep, waarvan 0. een groote vlakte en in 't Z. een berg- en heuvelland. De N.kust, het N. der Westkust, de vlakte en de berghellingen zijn welvarend en goed bevolkt, het verdere heuvel- en. bergland niet. Vroeger was peper het belangrijkste uitvoerartikel, thans veel rijstbouw, klapperteelt en vischvangst. De steenkolenlagen zijn nog niet voldoende geëxploiteerd. Rivieren zijn: Tji Liman, Tji Boengoer, Tji Oedjong en Tji Doerian. Bantam was een der eerste streken, welke in het bezit der Compagnie kwamen. Bantam vroeger de hoofdplaats van het Bantamsche Rijk, is thans een klein plaatsje aan de Bantambaai, welke op de N.kust van Java gelegen is. Banteng (Bos banteng) gelijkt heel wat op ons rund maar is fraaier en sierlijker van bouw, lijkt meer op een antilope. Het komt op Java, Bali en Borneo in het wild voor en leeft in de bosschen in kudden. Bantik, district in de residentie Menado op Celebes. De bewoners, een Bink en krachtig ras, zijn eerst kort tot het Christendom overgegaan. Bantingkuur is een methode om zwaarlijvigheid te bestrijden, die het eerst op den heer W. Banting door W. Hawey werd toegepast. Ze bestaat in hoofdzaak in regeling van de hoeveelheid en aard van de gebruikte spijzen en dranken, die zoodanig worden gekozen, 'dat de vet vorming tot een minimum blijft beperkt, terwijl de spierkracht niet vermindert. Bantock, GranvMe (1868— ), is een van de belangrijkste Engelsche componisten. Hij schreef verschillende orkestwerken (ouvertures, symphonische gedichten, variaties, suites; „Elegiac Poem" en „Sapphic Poem" voor violoncel en orkest), vocaal werken met orkestbegeleiding, pianobegeleiding (6 bandjes „Songs of the East": 1 Arabische, 2 Japansche, 3 Egyptische, 4 •Perzische, 5 Indische, 6 Chineesche liederen) en zonder begeleiding; muziek bij Sophocles' „Electra" en een groot aantal pianostukken, ook gaf hij onder den titel „Old-English Suite" werken van zijn virginaalcomponisten opnieuw uit. Tevens vervult B. een uitgebreide werkkring als dirigent in Engeland, is hij sinds 1900 directeur der muziekschool van het „Birmingham and Midland Institute" en sinds 1908 professor aan de faculteit der muziekwetenschap van de universiteit te Birmingham. Bantoevolken is een naam, aan een groep volken ten Z. van de ae qua tor wonend in Afrika gegeven en met betrekking tot de taal bij elkaar behoorend. Tot hen worden ook de Kaffers en Zoeloe's gerekend. Banus. Zie Ban. Banville, Theodore Faullain de (1823 — 1891), Fransch letterkundige en dichter, maakte naam met zijn „Odes funambulesques", schreef vele blijspelen waaronder „Gringoire" en prozawerken. Banzai is een Japansche groet, letterlijk beteekenend „1000 jaar". Het was de oorlogskreet in den JapanschRussischen oorlog. Baobab. Zie Apenbroodboom. Bapaume, stad in het Fransche departement Pas de Calais, ligt ineen streek, welke de waterscheiding tusschen Schelde en Somme vormt. In 1871 werd hier een slag geleverd; in den wereldoorlog viel het twee maal in handen der Duitschers en werd geheel verwoest. Baphomet, naam van een tweehoofdig afgodsbeeld, dat volgens overlevering door de Tempelridders aangebeden zou zijn. Waarschijnlijk is het woord een verbastering van Mahomed. Baptisia, plantengesl. fam. Papilionaceae, vaste plant gelijkend op de overbl. lupine, blauwe bloemen (ook var. alba), in -Mei—Juni. Vaderland Noordoost-Amerika. Baptisten noemt men een groep BAPTISTEN - B ARALONG 365 Protestanten die 1*. door vrije gemeentelijke vereeniging, 2°. door hunne sacramentsbediening, 3°. door zeker wantrouwen tegen „de wereld" een eigen plaats innemen. Naar buiten treft 2°. het meest, inzonderheid de doop, waarbij de aspiranten na openlijke belijdenis, dat zij „verloren zondaren zijn die vrede hebben gevonden door het bloed des kruises", door den dienaar in een kanaal of opzettelijk daartoe gebouwd bassin na het uitspreken der formule achterover worden gelegd en ondergedompeld. Om dezen doop „naar het voorbeeld der Schrift" (Mt. 3 : 16; Hand. 8 : 39) noemen zij zich „gedoopte Christenen" en heeten zij Baptisten (letterlijk: doopers). Zij huwen niet dan met geloovigen in Christus, zijn voor Zondagsheiliging (een deel verkiest den Sabbat, heeten daarom Zevende dags Baptisten), zijn tegen alcoholgebruik en oefenen tucht over de leden met tijdelijke uitsluiting. Elke maand vieren zij avondmaal. Van de 32 Ned. gemeenten, die ruim 2000 leden tellen, zijn er 25 toegetreden tot de Unie van Baptisten gemeenten. Hun voorgangers ontvangen de nietverplichte opleiding aan het PredigerSeminar te Horn bij Hamburg, tijdens den wereldoorlog ook aan de Vrije Univ. De secte is ontstaan te Gasselternijeveen in 1845; toen is aan een Ned. Herv. predikant, die wegens weigering van den kinderdoop was afgezet, met 6 volgelingen een kanaaldoop voltrokken door een Duitschen B. Eenige jaren te voren was in Hamburg de dompeldoop begonnen. In zooverre Van jongen datum, is er toch verband met de Baptists, in de 17e eeuw in Engeland ontstaan en de Doopers der 16e eeuw, die voorstonden 1°. vrijwilligheid, 2". volwassen doop, 3°. gemeente des Heeren wilden zijn in een te mijden wereld. Menno Simons wordt onder B. gelezen en door hen — ten onrechte — ingelijfd. De Baptists tellen nu in Engeland en Amerika resp. i en 5 millioen aanhangers. Zij vormen een World-Alliance, waarbij Nederl. Unie is aangesloten. Elk jaar verschijnen er in E. en A. „Handbooks" met mededeelingen. Typisch vertegenwoordiger van het B. is John Bunyan met de „Christenreize naar de Eeuwigheid". Men vertale B. niet door Doopsgezind. Zie N. van Beek, Het Baptisme in Nederland (1908), (Kerk en secte 11,3). Bar, stad met c. 11.000 inw. in Podolië, Rusland, bekend door de R. Kath. Confederatie van Bar (1768). Handel in graan. Bar, Karl Ludwig von (1836—1913), Duitsch rechtsgeleerde, hoogleeraar in Rostock en Göttingen, schreef: „Lehrbuch des internationalen Privat- und Strafrechts". Bara, Jan (1603—1668), Nederlandsch glasschilder en graveur, vervaardigde ramen in de St. Jacobskerk te Antwerpen en in de St. Gudule te Brussel. Baraba, groote vruchtbare vlakte in West-Siberië, tusschen de Irtisj en de Ob, sinds het midden der 18de eeuw door Russen gekoloniseerd. Graan. Barabbas, is de naam van een roover, wiens vrijlating door het Joodsche volk van Pilatus werd gevraagd in plaats van de aangeboden vrijlating van Jezus. Marcus 15 vers 6 enz. Barabra, een Mohammedaansche volksstam in Nubië, tusschen Assoean en Dongola, welke zich met landbouw bezighoudt. Baraguay d'Hilliers, Louis (1764— 1812), Fransch generaal, onderscheidde zich op de veldtochten van Napoleon naar Italië, Egypte en Rusland. Zijn zoon Achille Baraguay d'Hilliers (1795 — 1878), maarschalk van Frankrijk, streed in den Krimoorlog en den oorlog in Italië (1859). Barak, een houten gebouw, tot tijdelijk verblijf ingericht, veel toegepast aan ziekenhuizen, in 't bijzonder voor lijders aan besmettelijke ziekten. Baralong, Engelsche hulpkruiser, kwam in Aug. 1915 in strijd met een Duitsche U-boot, bracht deze tot zinken en de reddingsbooten, waarin de beman- 366 B ARALONG— BARBEYRAC Ding trachtte te ontkomen eveneens, daar deze volgens beweren der Engelschen bommen aan boord hadden. Barante, Aimable Guülaume Prosper Brugière baron de (1782—1866), Fransch geschiedschrijver en staatsman aan de zijde der liberalen, schreef als zijn voornaamste werk: „Histoire des ducs de Bourgogne". Baratynski, Jewgenij Abramowitsj (1800-1844), Russisch dichter, oorspronkelijk officier, publiceerde als eerste gedicht „Eda". Zijn beste werk is „De Zigeunervrouw". Barbaar is nog steeds in navolging der Grieken de aanduiding van een ruw, onbeschaafd mensch. De Grieken verstonden onder barbaren allen die geen Grieksch spraken. Barbacena da Rainha, stad in Brazilië, met c. 6000 inw. Landbouw. Goudmijnen. Barbados, een der Oostelijkste eilanden der Kleine Antillen, behoorend aan Engeland, grootendeels bestaande uit koraalkalk; zeer vruchtbaar, gezond uuuaaL. uitvoer van suiKer, rum en huiden. Barbara, de Heilige (3de eeuw na Chr.), werd door haar vader Dioscoros uit Nicodemië (Klein-Azië), na vele martelingen onthoofd, omdat zij het Christendom toegedaan was. Omdat de vader na deze daad door de bliksem getroffen zou zijn, wordt zij bij onweder aangeroepen. Haar gedenkdag is 4 December. Barbarakruid (Barbarea). Van de verschillende soorten is bij ons B. vulgaris vrij algemeen. Zij behoort tot de Cruciferen, heeft gedeelde bladen, gele bloemen en lange, lijnvormige hauwen. Groeit vooral aan slootkanten, rivieroevers en in bouw- en grasland. Barbari, Jacopo de (c. 1450—1515), Venetiaansch schilder, werkte in Duitschland, oefende invloed op de Duitsche schilders en werd hofschilder te Brussel. Zijn kenteeken is de mercuriusstaf, hij heeft daarom den bijnaam van „meester met den caduceus". Barbarossa of Roodbaard. Zie Frederik I. Barbarossa, Horoek, Turksch zeeroover in de 16de eeuw, behaalde veel overwinningen op de Spaansche vloot in de Middellandsche Zee, doch werd in 1518 gevangen genomen en onthoofd. Zijn broeder Khaireddin Barbarossa nam achtereenvolgens Algiers en Tunis in en werd, nadat Karei V vergeefs getracht had, hem te verslaan, admiraal der Turksche vloot onder Soliman II. (1536). Tot zijn dood (1645) zette hij zijn rooftochten voort en was de schrik van alle Christenen om de Middellandsche Zee. Barbarije, oudtijds de naam voor het land der Berbers in N.-Afrika, omvattend de landen Marokko, Algerië, Tunis en Tripolis. Van de Middeleeuwen tot aan de 19de eeuw, werden de bewoners als zeeroovers gevreesd. Barbauld, Anna Letitia (1743—1825), Engelsch schrijfster en opvoedkundige, schreef eenige prozawerken o. a. „Hymns in prose". Barbeel (Barbus üuviatilis\ hehnnrt tot de Karoerachtiere visschen onrier Am Weekvinnigen en is gekenmerkt door 4 voeldraden aan de uitstekende bovenkaak. Komt in onze rivieren voor. Barberini, naam van een aanzienlijk Italiaansch geslacht. Maffeo Barberini (1568-1644), als paus Urbanus VIII, was de stichter van een prachtig paleis, tot welks verfraaiing hij echter vele antieke gebouwen deed verwoesten. Barberton, stad met c. 2400 inw. in Transvaal met belangrijke goudvelden, sinds 1877 ontgonnen. Barbey d'Aurevilly, Jules (1808— 1889), Fransch criticus en romanschrijver, bekend door zijn naturalistische wijze van schrijven. Schreef „Une vieille maitresse" en andere werken. Barbeyrac, Jean (1671 — 1744), hoogleeraar in het publiek recht te Groningen, van Fransche afkomst, schreef vooral werken op het gebied van internationaal recht. B A R BIANO—BARCLAY 367 Barbiano, Jan Jacob (1565—1620), streed onder Panna in de Nederlanden, onderscheidde zich bij de verovering van Kamerijk en de ontzetting van 's-Hertogenbosch (1603) en was bevelhebber van den Spaanschen koning in de Zuidelijke Nederlanden. Barbier, Henri Auguste (1805-1882), Fransch schrijver, bekend door zijn hekeldichten, uitgekomen in den bundel „Jambes". Sommige van deze satiren zijn in 't Nederlandsch vertaald. Barbieri, Giovanni Francesco (1590 —1666), Italiaansch schilder te Bologna, schilderde fresco's te Rome en in de cathedraal te Piacenza. Barbiers, naam van een Nederlandsche schildersfaniilie in de 18de en in het begin 19de eeuw. Barbiton of Barbitos, oud-Grieksch snareninstrument, verwant aan de lyra. Werd getokkeld en voor begeleiding van den zang gebruikt. Barbituurzuur of malonylureum is een door von Baeyer ontdekte stof, verkregen uit ureum met malonzuur. Het diaethylbarbituurzuur is het slaapmiddel veronal. Barbizon, dorp ten Z.O. van Parijs, bekend geworden door de vele Fransche landschapsschilders, die daar gewerkt hebben in het midden der 19de eeuw, o. a. Corot en Millet. De naam Barbizonsche school duidt de door deze schilders ingeslagen richting in de Fransche schilderkunst aan. Barbosa, Odoardo, Portugeesch reiziger, bezocht in 1511 Malakka, gaf een beschrijving van deze tocht uit, welke veel wetenswaardigs over Java bevat. Barbosa du Bocage, Manoël Maria (1765—1805), Portugeesch dichter, werd wegens zijn atheïstische en oproerige geschriften in 1797 gevangen gezet. Zijn gedichten zijn onder den naam „Obras poeticas" uitgekomen. Barbour, John (1316—1395), Schotsch volksdichter, schreef het uit geschieden taalkundig oogpunt belangrijke gedicht „The Brus", dat de heldendaden van koning Robert II bevat. Barbuda, eiland in Britsch WestIndie, behoorend tot de Kleine Antillen. Koraaleiland, gezond klimaat, katoenbouw, sponsenvisscherij. Barbusse, Henri (1873 — ), Fransch romanschrijver, publiceerde in 1908 „De Hel", nam deel aan den oorlog en beschreef zijn vreeselijke ondervindingen in „Le Feu" („Het vuur"), dat grooten opgang maakte. „Het schijnsel in den afgrond" behoort tot zijn laatste werken. Barcarole of Gondoliera (Gondellied), oorspronkelijk een eenvoudig lied van gondeliers of visschers ter begeleiding van het roeien. Een der oudste is het lied „Un pescator dell'onda". In de instrumentaal-fmeestal piano-)muziek is het overgenomen voor composities van vrijen vorm met als eenig normatief het gelijkmatige rhythme der roeibeweging. Barcellona Pozza di Gotta, stad met c. 25.000 inw. op Sicilië, in de provincie Messina. Zijdeweverijen. Zwavelhoudende bronnen. Barcelona (1), havenstad in Spanje met c. 620.000 inw. aan de Middellandsche Zee, hoofdstad van de provincie Barcelona, voornaamste handels- en fabrieksstad van Spanje; op wetenschappelijk gebied de tweede, met belangrijke universiteit en andere onderwijsinrichtingen; heeft zijde- en linnenweverijen, ijzergieterijen,machinefabrieken,scheepstimmerwerven, uitvoer van wijn, zeep en zuidvruchten. Gothische cathedraal, paleis van de koningen van Aragon, prachtige wandelweg de „Rambla". Waarschijnlijk reeds in 300 v. Chr. door den Carthager Hamilcar gesticht, was het in de 8ste eeuw onder Moorsche heerschappij, thans de revolutionnaire stad bij uitnemendheid. Barcelona (2), stad met c. 7000 inw. in Oost-Venezuela aan de Aragua, met de havenstad Guanta. Steenkolenmijnen. Barclay, Alexander (1475—1552), Schotsch dichter, maakte zich bekend door zijn bewerkingen van Seb. Brants „Narrenschiff", dat hij onder den titel van „Shyp of Folys" uitgaf. 368 BARCLAY - BARENDSZ Barclay, John (1582-1621), Schotsch hekeldichter, schreef vele werken in 't Latijn, o. a. „Argensis", dat de toestanden aan 't Fransche hof beschrijft. Barclay, Robert (1648 -1690), Schotsch Kwaker, werkte samen met William Penn. Zijn „Apologia" is het standaardwerk der Kwakers. Barclay, Florence (1862—1921), Engelsch schrijfster van veel gelezen en vertaalde romans, waartoe „De Rozenkrans", de „Upasboom" e. a. behooren. Barclay de Tolly, Michael, vorst (1761 — 1818), Russisch veldmaarschalk, onderscheidde zich in 1809 in den oorlog tegen Zweden, werd in 1810 minister, was in 1812 bij den tocht der Franschen in Rusland opperbevelhebber van 't Westelijke leger, in 1814 bij Leipzig en Kulm bevelhebber over alle Russische troepen. Bar Cochba, Simon, is de naam gegeven aan Simeon, die de Israëlieten von ioz — ioo na Cnr. tegen keizer Hadrianus aanvoerde in hun laatsten strijd voor hun volksbestaan en sneuvelde bij de inneming van de laatste Joodsche versterking. Bard was de naam van den Keltischen dichter, die met zijn gezang de krijgslieden aanvuurde of de plechtige feesten opluisterde. De barden vormden een eigen stand, hadden vele voorrechten en groote macht. Hun bestaan was reeds aan de Romeinen bekend en tot aan de 17de eeuw kwamen zij in Ierland voor. Na den overgang der Kelten tot het Christendom en de bloei der beschaving in Ierland en Wales nam ook de bardenliteratuur een hooge vlucht. Vele beroemde sagen ontstonden om koning Arthur en zijn helden. Jaarlijks hielden de barden onderlinge wedstrijden, „Eisteddfods" genaamd, welke eerst door koningin Elizabeth afgeschaft werden. In den tegenwoordigen tijd met de herleving der belangstelling in de Keltische cultuur hebben in Wales weer jaarlijks de „Eisteddfods" plaats. Bardeleben, Adolf von (1819—1895), Duitsch heelkundige, hoogleeraar in Berlijn, schreef: „Lehrbuch der Chirurgie". _ Bardes, Willem Dirksxoon (gest. 1568), sinds 1542 schout van Amsterdam, werd valsch beschuldigd van tot de Wederdoopers te behooren, wist zich vrij te pleiten, doch werd later voor den Raad van Beroerten gedaagd en gepijnigd. Zijn zoon Willem Bardes (gest._ 1603), een voorstander der Hervorming, was eenige malen burgemeester van Amsterdam. Bardesanes (154—222), Gnostisch wijsgeer, schreef evenals zijn zoon Harmonius vele godsdienstige liederen; welke tot het Syrisch kerkgezang behooren. Bardwan. Zie Boerdwan. Bare'e, taal behoorend tot de OostToradja'sche talen, het meest gesproken op Midden-Celebes. Het heeft een rijke letterkunde, die zich door mondelinge overlevering in stand houdt. Barèee. naam van pen dunne i«nn. stof, vervaardigd uit zijde of een weefsel van zijde met wol of katoen. Het eerst werd deze stof in de omstreken van Barèges gemaakt. Barèges, badplaats op c. 1200 M. hoogte in het Fransche departement Hautes-Pyrénées. Zwavelhoudende bronnen. Bareilly, stad met c. 130.000 inw. in Britsch-Indië, aan een zijrivier van den Ganges, uit strategisch oogpunt belangrijk. Suikerraffinaderijen, industrie van bamboe-meubels. Hevige oproeren in 1857 en 1858. Baren, Johan van (1875— ), hoogleeraar aan de Landbouw-Hoogeschool te Wageningen, schreef werken over de geologie van Nederland en zijn Koloniën, o. a. bewerkte hij den 2en druk van Starings, De bodem van Nederland. Barendrecht, dorp behoorende tot de gemeente Oost- en West-Barendrecht in Zuid-Holland, aan de spoor- en tramlijn naar Rotterdam. Barendsz, Willem (gest. 1597), Nederlandsch zeevaarder, maakte in 1594 BARENDSZ—BARING 369 en 1S95 deal uit van het conveoi, dat de Noorderdoorvaart trachtte te bereiken, doch onverrichter zake moest terugkeeren. Niet ontmoedigd nam hij in 1596 opnieuw dienst onder Jacob van Heemskerck, die met Jan Cornelis de Rijp, den anderen bevelhebber, weer een poging deed. Jacob van Heemskerck en zijn bemanning waren genoodzaakt den winter op Nova-Zembla door te brengen onder de grootste ontberingen. Eenigen, waaronder Barendsz, stierven, de overigen bereikten in den zomer van 1597 Kola aan de Witte Zee. In 1871 zijn door een Noorsch walvischvaarder de overblijfselen der hut en het scheepsjournaal op NovaZembla gevonden. Tollens heeft deze tocht bezongen in zijn: „Overwintering op Nova Zembla". Barendszee, gedeelte van de Noordelijke IJszee tusschen Spitsbergen en Nova-Zembla. Barentsz, Dirck (1534—1592), Nederlandsch schilder, werkte zeven jaren onder Titiaan in Italië. Hij schilderde ™« aununersiuKKen (KijKsmuseum). Barère de Vieuzac, Bcrtrand (1755— 1841), Fransch advocaat, lid van de Nationale Conventie en het „Comité du Salut public", hielp Danton en Robespierre ten val brengen, kreeg den bijnaam van „Anacreon der guillotine". Tijdens de restauratie der Bourbons werd bij als koningsmoordenaar verbannen. Barferoesj, handelsstad met c. 50.000 inw. in de Perzische provincie Mazenderan, nabij de Kaspische Zee. Groote bazaars; zijde, katoen. Barfleur, havenstad en badplaats met c. 1200 inw. op het schiereiland Co tentin (Normandiê). In de Middeleeuwen belangrijke haven op Engeland. Bargervenen noemt men de veenstreek rondom de gemeente Emmen in Drente. Bargiel, W. (1828-1897), Duitsch componist, was leeraar aan 't conservatorium te Keulen, van 1865 —'74 kapelmeester en directeur der muziek¬ school _ van de afdeeling der „Maatschappij tot bevordering der ' toonkunst" te Rotterdam en na 1874 professor aan de „Hochschule für Musik" te Berlijn. Schreef voornamelijk instrumentaalwerken: eene symphonie, ouvertures, 3 pianotrio's, 4 strijkkwartetten, enz. Hij stond onder den invloed van Schumann en Mendelssohn. Bargoensch noemt men de voor buitenstaanders onverstaanbare taal, van dieven en landloopers, voor een groot deel bestaande uit een mengelmoes van verbasterde Hebreeuwsche en Duitsche woorden. Tot het bargoensch behooren woorden als: smeris, gochem, enz. Zie W. L. H. Koster Henke, De boeventaal (1906). Barham, Richard Harris, pseud. Thomas Ingoldsby (1788-1845), Engelsch geestelijke en humoristisch schrijver, maakte zich bekend door zijn verhalende gedichten „Ingoldsby Legends". Bar-Hebraeus, Gregorius (1226—1286), bisschop van Aleppo, eigenlijk Aboel Faradsj geheeten, een veelzijdig geleerde, schreef: „Chronicon Syriacum", een geschiedenis der wereld vanaf haar ontstaan, en een commentaar op den Bijbel. Verschillende van zijn werken ziin in de laatste helft Her 1QH» uitgegeven. Bari. neeervolk wonend in rio nm. geving van den Witten Nijl. Bari (1) delle Puglie, provincie in Apulië (Zuid-Italië). Zuidvruchten, veeteelt, zoutwinning. De hoofdstad Bari (2) met c. 104.000 inw. tevens havenstad, heeft handel in wijn, olijfolie en zuidvruchten. Zetel van den aartsbisschop; oude cathedraal. Baribal. Zie Beren. Barilla is de naam van een plant, die langs de kusten der Middellandsche Zee voorkomt en die in Z.-O. Spanje en Z. Frankrijk veel verbrand wordt, daar de asch tot 30 % soda bevat. (Ze heet wel soda van Alicante). Baring, Engelsche bankiersfamilie, van 1770 — 1890 eigenaars van het huis „Baring Brethers and Co.", sinds] 1890 24 370 BARING-BARLA AM een vennootschap. Vele leden zijn vooraanstaande staatslieden geweest en in den adelstand verheven. Baring-Gould, Sabine (1834— ), Engelsch geestelijke en schrijver van romans, godsdienstige liederen en oudheidkundige werken. Baringomeer, meer in Britsch OostAfrika, zonder zichtbare afvloeiing, in 1883 door Thomson ontdekt. Barisan, (baris = exerceeren), naam van Inlandsche hulptroepen, die in woelige tijden door Inlandsche vorsten werden opgericht om de rust te bewaren. Thans is het de naam van de inlandsche troepen op Madoera, welke buiten het leger staan. Barisan-gebergte is het bergland, dat een groot deel van Sumatra bedekt en langs ae westkust loopt, bestaande uit eenige parallel loopende bergketens, waanusicueii ue lengteaaien or noogvlakten o. a. de Bataklanden. Door de lengtedalen en verder door een dwarsdal, stroomen naar de W.kust vele kleine rivieren, naar het O. grootere. Over het gebergte zijn slechts weinige passen, één spoorlijn gaat van Emmahaven naar het Ombilinkolenveld (steenkool, petroleum). In de Padangsche bovenlanden wordt goud gevonden. De hoogste toppen tevens vulkanen, zijn Goenoeng Korintji en Dempo. Barito, rivier op Borneo, ontspringt op den Batoe-Antouw, onder den naam van Moeroeng. In haar bovenloop en bij het doorbreken van het Z. bergland, vormt zij veel stroomversnellingen, in haar loop door het heuvelland veel moerassen. De voornaamste zijrivieren zijn: Negara en Martapoera; de belangrijkste plaatsen aan de rivier: Poeroek Tjahoe en Moeara Téwé. Bariton, mannelijke zangstem met een omvang, van A-fis, door haar rijk geschakeerd timbre de veelzijdigste der mannelijke stemsoorten. Het strijkinstrument van dezen naam (ital. viola di bordone of bardone), ter grootte van een violoncel, was in de 18de eeuw zeer populair. Haydn heeft er voor geschreven. Het had 6 a 7 snaren met 7—44 medetrillende, stalen snaren onder deze; het is nu in onbruik geraakt. Bariton-sleutel. Zie Sleutel. Barium. Zie Baryum enz. Bar-Jezus of Elymas, is de naam van den valschen profeet wiens aanraking met den apostel Paulus wordt verhaald in Hoofdst. 13 van de Handelingen der Apostelen. Hij werkte Pau1 lus' zendingsarbeid tegen en werd met blindheid gestraft. Bark, een zeilschip, waarvan de voorste twee masten (fokke- en groote mast) van raas voorzien zijn, terwijl de achterste mast (bezaansmast) geen raas draagt. Barka, Oostelijk deel van de Italiaansche kolonie Lybië aan de Middellandsche Zee, grootendeels bestaande uit een hoogvlakte. Barka, Derna en Bengasi zijn vrij goede havens. Men vindt er ruïnen van belangrijke steden uit de Oudheid o. a. Cyrene. Tot 1912 was het een Turksche kolonie. Barkas, de grootste sloep, die op een schip aanwezig is. Somtijds wordt zij, vooral op oorlogsschepen, door middel van stoom voortbewogen (stoombarkas). Barking, stad met c. 38.000 inw. in Essex (Engeland!. Chemische fahrieken pompstation voor den afval van Londen. Barkly-East, district en stad in het N. O. van de KaaDkolonie. ten N: van het Drakengeb. Schapenfokkerijen. Barkly-West, district en stad in West-Griqualand (Kaapkolonie). Diamantwasscherijen. BarlaSm (gest. 1348), monnik in de Grieksch Katholieke kerk, trok om politieke en godsdienstige redenen van het Oosten naar Italië, wist daar de belangstelling voor de Grieksche cultuur gaande te maken en gaf aldus mede den stoot tot de Renaissance. Barlaam en Josaphat, een Middeleeuwsche geestelijke roman, behandelt de bekeering van den Indischen prins Josaphat door den kluizenaar Barlaam. Eigenlijk verhaalt deze legende niets anders dan Boeddha's leven, tot een Christelijke roman omgewerkt. BA RLA YMONT—BARNATO 371 Barlaymont, Charles graaf van (gest. 1579), gunsteling van Filips II, vijand van den prins van Oranje, vormde eerst | met Viglius van Aytta en Granvelle een driemanschap, was onder Al va lid van I den Raad van Beroerten. Volgens de overlevering is het woord „Geuzen" van hem afkomstig. Zijn zoon Gilles van Barlaymont streed tegen Lodewijk van Nassau bij Jenimingen, stierf bij het beleg van Maastricht (1579). Barletta, havenstad met c. 44.000 inw. in de provincie Bari (Italië), aan de Adriatische Zee. Handel, vischvangst. Barlow, Jane (1860-1917), Iersch schrijfster, publiceerde vooral schetsen en novellen over het boerenleven in Ierland, o. a.: „Irish Idylls". Barlowsche ziekte is een bij kunstmatig gevoede zuigelingen tamelijk veel voorkomende aandoening. Zij is verwant aan scheurbuik en openbaart zich door een algemeen onwelzijn gepaard met bloedingen onder de huid en op de slijmvliezen, vooral van de mondholte. In den laatsten tijd is gebleken dat de oorzaak een tekort aan vitaminen in het Barmakiden, naam van een Perzisch geslacht met grooten invloed onder de Abassiden-kaliefen tot het jaar 803, toen zij door Haroen-al-Rasjid uit hun ambten ontzet werden, beschuldigd van ongeloof. Barmen, stad met c. 156.000 inw. in het Pruisische district Düsseldorf, in het dal der Wupper, samengegroeid met Elberfeld, bestaande uit Boven- Middenen Beneden-Barmen. Verscheidene inrichtingen van onderwijs, belangrijke industrie z.g. Barmerartikelen, (Band, lint, garen enz.) weverijen, ververijen. Hangende spoorbaan over de Wupper! Barmhartige broeders is een uitgebreide Katholieke congregatie van leekebroeders, die zonder aanzien van volk of geloof zich op de verpleging van zieken toelegt. Zij is in 1540 door Johan Ciudad gesticht; haar leden volgen den leefregel van den Heiligen Augustinus. Vooral in Oostenrijk heeft de orde vele kloosters. Barmhartige zusters is de naam van eenige vrouwenorden, welke zich eveneens aan ziekenverpleging wijden. De bekendste is de orde van de „Soeurs de la charité" in 1633 door Vincentius de Paulo opgericht. Bar Mizwa (zoon van het gebod) is de Joodsche knaap na zijn dertiende jaar en dan verplicht tot alle kerkelijke handelingen en gebruiken. Barmsijsje (Aegiothus linaria) behoort tot de fam. der Vinken onder de Zangvogels. De snavel is geel, de kin zwart en er is rood op den kop en aan de borst. Leeft vooral van elzen- en berkenvruchtjes en komt bij ons alleen des winters uit het Noorden. Barnabas, oorspronkelijk een bijnaam: vermaner, propagandist, is de gangbare naam geworden van een populaire figuur uit de eerste Christengemeente. Handelingen 4 : 36, 37 wordt hij het eerst vermeld met een milde schenking, die in het debat over oorspronkelijk communisme der Christenen meestal als contra dienst doet: een met name genoemd uitzonderingsgeval.Later voert hij Paulus in Christelijke krincen hinnor, i« reisgezel op de eerste zendingsreis enheeft zich ook verder aan de Heidenzending gelegen laten üggen. Ten onrechte staat op zijn naam: de brief van Barnabas, waarin Joodsche gebruiken allegorisch worden belicht. De Roomsche overlevering schrijft hem de stichting der kerk te Milaan toe. Van het klooster St. Barnabas aldaar is de predik-orde der Barnabieten uitgegaan. Barnabieten, naam van een orde van reguliere koorheeren, in 1530 in de St. Barnabaskerk te Milaan gesticht. De leden wijden zich aan de wetenschap en aan de bekeering der ketters. Barnardo, Thomas John (1845—1905), Iersch philanthroop, stichtte in 1867 in Ionden een tehuis voor verwaarloosde kinderen, waarop weldra vele andere volgden, zoodat thans in Engeland c. 100 „Barnardo's Homes" bestaan. Barnato, Barnett Isaacs (1852—1897), Zuid-Afrikaansch diamanthandelaar, 372 BARNATO—BARNUM stichtte de Barnato Diamond Mining Co. in Kimberley, thans deeluitmakend van de De Beers Co. Barnaul, stad met c. 60.000 inw. in het Siberische gouvernement Tomsk; belangrijke goud- en zilvermijnen. Barna ve, Antonie Pierre Joseph Mar ie (1761 — 1793), beroemd redenaar tijdens de Fransche Revolutie, lid van de Constituante; pleitte later voor den koning en werd daarom ter dood veroordeeld. Barnes, William (1800—1886), Engelsch geestelijke en dichter, schreef vele taalkundige- en dichtwerken; o. a. „Poems of rural life in the Dorset dialect". Barnett, Satnuel Augustus (1844— 1913), Engelsch geestelijke en philanthroop, wijdde zich met Toynbee aan de verbetering der levensomstandigheden van de bewoners in WhitechapeL Barneveld (1), dorp met c. 3.000 inw. op de Veluwe, ten O. van Amersfoort; schapenmarkten; kerk waar Jan van Schaffelaar in 1482 van den toren sprong. De gemeente Barneveld (2) met c. 11.000 inw. omvat de dorpen Barneveld, Voorthuizen, Garderen en Kootwijk. Barnfield, Richard (1574-1627), Engelsch dichter en vriend van Shakespeare, schreef: „The affectionate Shepherd" enz. Barnsley, stad met c. 55.000 inw. in het graafschap York (Engeland). Ijzergieterijen, papier- en schoenenfabrieken. Barnstaple, havenstad met c. 14.500 inw. in het Engelsche graafschap Devon aan de Taw. Aardewerkfabrieken. Barnsteen is een fossiel hars, afkomstig van den tertiairen barnsteenden (Picea succinifera) en wordt vooral aan de kusten van Oost-Pruisen (Samland) gewonnen; verder in Roemenie en Sicilië, ook spoelt het wel uit zee aan. Het vormt gele, onregelmatige, doorzichtige stukken met schelpachtigen breuk (soortelijk gew. 1.08, hardheid 2 a 2,5; hierdoor wordt het van imitatie onderscheiden). Door wrijven wordt B. electrisch (het heet in het oudgrieksch „elektron"); het smelt bij hooger temperatuur dan andere natuurlijke harsen, zooals kopal, n.1. bij 287°. Het verbrandt met lichtgevende vlam, onder sterke rookontwikkeling en verbreidt daarbij een aangenamen geur. Barnsteen bevat verschillende harssoorten, een weinig barnsteenzuur en vluchtige olie; het lost op in chloroform en in aether; in heete olie of vet verhit, is het te buigen en te vormen. Zie verder Barnsteenindustrie. Barnsteencolofonium is het residu van de droge destillatie van barnsteen (zie -industrie) en komt, opgelost in terpentijn, als barnsteenlak in den handel. Barnsteenindustrie zetelt voornamelijk in Oost-Pruisen en Australië waar de barnsteen) zie aldaar) op verschillende wijzen gewonnen werd door baggeren en graven, maar in den la teren tijd vooral door mijnbouw. De massa wordt dan met water gespoeld en met de hand in vier soorten (wit, geel, rood en afval) gesorteerd. In Pruisen is de productie (400.000 K.G. waarvan 300.000 K.G. afval, per jaar) en verkoop in 't groot in handen van den staat. Barnsteen wordt in hoofdzaak voor mondstukken van pijpen en kralen gebruikt, terwijl de afval soms tot een soort lak wordt opgelost of op barnsteencolophonium, barnsteenzuur (zie aldaar) enz. wordt verwerkt. Vooral de Oostersche landen (zooals Turkije) zijn goede afnemers van barnsteenen voorwerpen. Imitatie-barnsteen bestaat dikwijls uit amhrold, dat uit de afvallen bereid kan worden; soms ook uit glas, celluloid, bakeliet of galalieth (zie aldaar). Barnsteenolie wordt verkregen bij de droge distillatie van barnsteen (afval) en dient voor vernissen. Barnsteenvernis. Zie Barnsteenolie. Barnsteenzuur (CHaCOOH), is een vaste gekristalliseerde stof, met een smeltpunt van 182°. Het komt voor bij ontleding van barnsteen, fossiel hout en in veel planten; de zouten heeten succinaten. Barnum, Phineas Taylor (1810—1891), BARNUM-BAROMETER Amerikaan, eigenaar van een circus en museum; wist door groote reclame en veel geschreeuw deze aantrekkelijk voor het publiek te maken en zoo eigenaar te worden van een aanzienlijk vermogen; „humbugman" bij uitnemendheid. Barocdo, Federigo (1528—1612), Italiaansch schilder, leerling van Titiaan. Voornaamste werk is: „De afneming van het kruis." Baroda (1), leenstaat in Voor-Indie, bestuurd door den „gaekwar" (vorst) onder Britsen, protectoraat. Tropisch klimaat, rijke plantengroei; graan, katoen, suiker, tabak en opium. Baroda (2), de hoofdstad van deze staat, met c. 99.000 inw., heeft mooie paleizen en Hindoetempels. Zijde- en katoenindustrie. Barograaf. Dit is een zelf registreerende barometer naar het principe van Vidi (z. Barometer). De figuur geeft de werking aan. De vormveranderingen van de luchtledige doos worden door hefboomen overgebracht op een schrijfstift, die tegen een cylinder rust, die door een uurwerk|(binnen den cylinder.aan- Barograaf^van Richard. gebracht) in éen week éénmaal ronddraait. De stift schrijft een kromme lijn op den cylinder; blijft de luchtdruk eemgen tijd constant, dan zal de lijn gedurende dien tijd, recht zijn. Op den cylinder staan de dagen en uren aangegeven, benevens getallen die in c.M. kwik- 373 druk (72-79 c.M.) de drukking van de atmosfeer aangeven en die, door vergelijking met een bakbarometer, zijn bepaald. Barokstijl is de kunst, die zich na de Renaissance vanuit Italië ontwikkeld heeft in Europa en in het algemeen gekenmerkt wordt door zware, pompeuse vormen en de neiging tot het magistrale. In Italië zijn haar scheppers Michel Angelo en Andrea Palladio, Waarvan de eerste Hnnr eol„'1.4«~.,.l.<-< — uitbeelding der massa's, de tweede op statige, strenge manier, het kolossale, monumentale, overweldigende trachtte uit te drukken. Bekend zijn de werken van Maderna, Bernini en Borromini aan de St. Pieterskerk, St. Pietersplein en Vaticaan te Rome. In Frankrijk verstaat men onder de Barok speciaal de bouwkunst ten tijde van Lodewijk XIV (2e helft 17e en begin 18e eeuw). De voornaamste monumenten in dezen stijl zijn de Louvre-Kolonnade door Claude Perrault (± 1670) en het Paleis te Versailles, een werk door Jules Hardouin Mansart in samenwerking met den schilder Charles Lebrun ontworpen. Beroemd is de spiegelgalerij die als typeerend voor den stijl kan gelden en het door A. le Nötre, grootsche in geometrische vormen aangelegde park. In Nederland verkreeg de Barokstijl geringe navolging. Slechts aan enkele bouwwerken van Hendrick de Keyser zijn barokke detailvormen te herkennen. Het klassieke schema van Palladio wint echter veld door den bouw van het Raadhuis te Amsterdam (thans Kon. Paleis) door Jacob van Campen (± 1650). Barometer, letterlijk zwaartemeter, geeft het gewicht of de zwaarte, waarmede de dampkringslucht op het oppervlak der aarde drukt. Als uitvinder wordt genoemd Evangelista Torricelli (1608—1647), deze merkte op, dat de atmosferische druk aan veranderingen onderhevig is. Na geconstateerd te hebben, dat een zuigpomp het water niet hooger dan ongev. 10 M. kan opzuigen, hetwelk hij toeschreef aan het feit, dat de 374 BAROMETER atmosferische druk evenwicht maakt (vacuüm) van Torricelli. Houdt men me* •*£ waterkolom van die hoogte, de buis schuin, dan blijft de boven- vulde hrj een buis, die ongev. 8 d.M. lang ste kwikspiegel even hoog boven den was en aan éen kant gesloten, met kwik, ondersten spiegel, d. w. z. de verti- in Hm Kat /■«„ t\ 5. . i -i. 5ï- — -™ \"5- "> cycli glUUl ais me van A. Door de helling kleiner te maken kan men het kwik tot den top G van de buis laten komen, 't geen tévens het bewijs is dat er zich geen lucht in de buis bevindt. Zet men nu een schaalverdeeling tegen de buis aan, dan moet het O-punt van Barometer, sloot haar met den duim af en keerde haar om in een bak met kwik (zie figg. 1 en 2). Na 't verwijderen van den duim, liet hij het open uiteinde van de buis in den kwikbak staan; de vloeistof in de buis daalde, totdat de drukking der kwikkolom evenwicht maakte met die der buitenlucht. Het kwik bleef bij A staan ter hoogte van 76 c.M. Bij gebruik van water zou die hoogte geweest zijn 13,6 x 76 = 10336 c.M., immers water is 13,6 maal zoo licht als kwik (of wel het Soortelijk Gew. van kwik = 13,6). Boven A bevond hij een luchtledige ruimte later genoemd het luchtledig Barometer. die schaal gelijk gezet worden met het kwikniveau in den bak; bij toenemende dampkringsdrukking zal het kwik in de buis stijgen, dus in den bak dalen, zoodat de verdeelde schaal naar beneden BAROMETER verplaatst moet worden. Voor niet al te nauwkeurige bepalingen kan de schaal blllven staan olc j. j v"=cu - — —> ut uuorsneae van den bak groot neemt ten opzichte van die der buis. Verschillende modificaties van dezen bakbarometer (o. a. de reisbarometer van Fortin) zijn in gebruik. Bij den hevelbarometer heeft men den bak laten vervallen en het ondereinde van debuis omgebogen naar boven; op r H™tt rkjpleg? > dat °Pen uiteinde drukt de dampkringslucht en men meet I het: verschil der kwikhoogten in het open I 6n m fi floten been. Ook hier moet de verdeelde schaal te verschuiven zijn Hooke het in het kwik van het open been een glazen of ijzeren staafje drijven, Hangende aan een koord, hetwelk over een katrol is geslagen en door een tweede gewichtje gespannen wordt gehouden; aan het katrol is een wijzer bevestigd die langs een srti™i™rHji: i , ° 1 y - . . ----- ■ -™uu6 «au loopen. Zoo ontstond het z.g. weerglas of de weerklok, die men nog dikwijls aantreft. De verdeehng op de wijzerplaat is aangebracht door vergelijking met de stanI den van een bakbarometer. De afgelezen barometerstand moet ook nog gecorrigeerd worden voor de I ,rmperatuur- Hoe warmer *t is, des 'te I 1fr js '* kwik (door uitzetting) en I de?..,te h°oger staat de kwikkolonTVerI ee^\smg van barometerstanden op verschillende tijden kan slechts geschieden als steeds vloeistof van hetzelfde S. G. wordt gebruikt en daarom moet elke afgelezen barometerstand op 0° C. herleid worden. Ook moet de aflezing gecorrigeerd worden voor de capaciteit, d. i. de verhouding van ri« j . . .„ , — ~r va" oen Dak en die der buis; >t is hierbij noodig het z.g. neutrale punt aan te geven d i SmJS"^ T*31** kwik bij 0» C. stond Seil ^ ^f]ze"en van de schaalvertlft S- ?aaï de baroiD-eter, dan rijst het '%Fm bak en de aflezing « dan te hoog Wanneer de barometerstand bow 36t ne?tf-P»ut komt, deelt men dit hoogteverschil door de capaciteit en men telt t verkregen quotiënt bij de afgelezen hoogte op; staat het kwik beneden 375 net neutr. p. dan trekt men het quotiënt van 'f hoogteverschil en de capaciteit ÏZ df- *5 6Zen hoogte Een derde correctie is die voor de capillariteit (z a 1 Hoe geringer de doorsnede van een glazen bms ,s de.s te lager zal het kwik er in ™ x 1J fen bnismiddeUijn van 10 m.M. staat de kwikspiegel 0,42 m.M te aag, voor 9 m.M. wijdte 0,53 m.M tl laag, voor 7. mM wijdte 0 88 m.M te laaf' n°°r 6 m>M- •Wljdte 1 ** «n-M.' te laag Deze correctie moet dus bij de afgelezen hoogte gevoegd worden. Tegenwoordig wordt veelal gebruik gemaakt van metaalbarometers, die in twee typen geconstrueerd worden. Die van Vidi (fig. 4) bestaat uit een lucht? Fig. 4. Metaalbarometer v. Vidi. ledige doos K, welker wanden uit dun metaalbhk zijn gemaakt en waarvan het deksel gegolfd is ten einde de veerkracht te verhoogen. Het veerende metaalstuk P verhindert, dat de buitenlucht het deksel geheel zou indrukken. Bij toe- en afname van de luchtdrukking, wordt meer °f min ingedrukt zoodat P bewogen wordt; deze kleine bewegingen worden door een stel hefboomen en len Kettinkje pp een wijzer overgebracht. De scnajdyerdeeling wordt gemaakt door vergelijking met de standen van een bakbarometer. De barometer van Bour- 376 BAROMETER-BAROZZI don (fig. 5) bestaat uit een platten hollen luchtledigen metalen ring, die in B is vastgezet en welks uiteinden A en C vrij zijn. Wordt de luchtdruk grooter, dan komen de uiteinden A en C dichter bij Fig. 5. Metaalbarometer van Bourdon. elkaar; wordt de druk kleiner, dan gaan A en C verder van elkaar. De bewegingen worden door staafjes AE en CD overgebracht op een heugel, welks tanden grijpen in die van een tandrad op welks as een wijzer is bevestigd. De verdeeling maakt men evenals die bij den barometer van Vidi. Baron is in ons land een adellijke titel staande tusschen jonkheer en graaf. In vroegere tijden was een baron, iemand van adel, alleen afhankelijk van keizer of koning; later de eigenaar van een baronie. In Duitschland vormen zij de eerste klasse van den lageren adel, in Engeland de laagste klasse van de eigenlijke „nobility". Baron, Miehel (1653—1729), beroemd tooneelspeler zoowel in komische als tragische rollen aan het „Thé&tre Molière". Hij bracht groote verbeteringen in het Fransche tooneelspel aan, schreef zelf ook eenige blijspelen. Baronga, volk tot de Bantoe'* behoorend, wonend aan de Delagoabaai (Afrika). Flink gebouwd ras, vredelievend; houden zich bezig met landbouw. Baronius, Caesar (1538—1607), R. K. kerkhistoricus, achtereenvolgens apostolisch protonotarius en bibliothecaris van het Vaticaan. Zijn voornaamste werk is: „Annales ecclesiastici a Christo nato ad annum 1198". Baroscoop is een gevoelige balans aan welker eene uiteinde een holle, gesloten glazen ballon en aan welker andere einde een metalen gewicht hangt, die elkaar in evenwicht houden. Bij verandering van luchtdruk b.v. onder de klok van een luchtpomp, daalt het ballonnetje. Men gebruikt het toestel als proefondervindelijk bewijs voor de opwaartsche druk van gassen (wetjlv. Archimedes). Barothermometer, ook wel thermobarometer of thermohypsometer genaamd, is een toestel, dat dient om de hoogte van een plaats boven den zeespiegel te bepalen. De B. berust op 't feit, dat het kookpunt van water afhankelijk is van de drukking der omringende lucht. Een verandering in drukking van 1 m.M. kwikdruk eeeft een verande¬ ring van ongeveer 0.04 graad Celsius in 't kookpunt. Er moeten op den thermometer kleine temperatuurverschillen afgelezen kunnen worden; een tabel geeft den barometerstand bij elk afgelezen kookpunt en uit den zoo verkregen barometerstand leidt men de hoogte af, waarop toestel en waarnemer zich bevinden. Barotse, stam der Bantoes in N. W. Rhodesia. ten O. en ten N. van de Zam¬ besi wonend, eertijds de heerschende negerstam in het rijk Barotse Maboenda. Lialoei is de hoofdstad. Barotsj, in 't Engelsch Broach genaamd, hoofdstad van het district van dien naam in Britsch-IndiëSjmet c. 44.000 inw. Vroeger belangrijke haven en beroemde lakenweverijen. Thans uitvoer van tarwe en katoen. Barozzi, Giacomo (1507—1573), ook BAROZZI—BARRIÉRERIF 377 da Vignola genaamd, Italiaanshc bouwmeester, beschermeling van paus Julius III, volgde Michel Angelo als bouwmeester der St. Pieterskerk op. Hij was ook de ontwerper der Jezuïetenkerk te Rome. Barquisimeto, hoofdstad met c. 35.000 inw. van de provincie Lara (Venezuela), door een spoorweg met de haven Tucacas verbonden. Barr, Amelia Edith (1831— ), Engelsch romanschrijfster, vestigde zich in de Vereenigde Staten waar zij haar wer ken, waartoe o. a. „Trinity Bells" behoort, schreef. Barr, Robert (1850-1912), Schotsch romanschrijver en journalist, richtte met Jerome K. Jerome het tijdschrift „Idler" op. Tot zijn werken behoort o. a. „Cardillac". Barra-eilanden, eilandengroep behoorend tot de Hebriden (Schotland). Vischvangst. De voornaamste haven is Castlebay. Barranquüla, havenstad met c. 49.000 Inw. in Columbia (Zuid-Amerika) aan de Magdalena-rivier. Uitvoer van katoen, Barrantes, Vicente (1829 — 1898), opaans.cn scnrijver van drama's, romans en gedichten, nam ook deel aan hét politieke leven in zijn land, werd in 1872 lid der Spaansche academie. Barras, Paul Jean Francois Nicolas comte de (1755-1829), Fransch staatsman, lid der Nationale Conventie, werkte mede tot den val van Robespierre, hielp Bonaparte bij de belegering van Toulon, werd lid van het Directoire doch moest in 1799 voor Bonaparte' wijken. Zijn „Mémoires" bevatten veel belangrijks op geschiedkundig gebied. Barrel is een inhoudsmaat in verschillende streken van verschillende grootte en inhoud. In Engeland bevat een barrel als biervat c. 163 L., als petroleummaat c. 156 L. In Noord-Amerika is het als gewichtsmaat gelijk aan 88 K.G. Barrès, Maurice (1862— ), Fransch letterkundige, lid der Académie, schrijft romans in individualistischen geest, sedert den oorlog spoort hij in zijn werken tot vaderlandsliefde aan. Hij publiceerde, „Le Jardin de Bérénice" „Le Roman dè 1'énergie nationale" met vervolgen e. a. Barrett Elisabeth. Zie Browning. Barrevoeters (lat. discalceati) zijn monniken en nonnen, die of voor immer, of voor eenigen tijd ongeschoeid gaan of slechts sandalen dragen. Oorspronkelijk voortkomende uit armoede, geldt het thans als een teeken van groote vroomheid. Het is nog in gebruik bij de Karmelieten, Franciscanen e. a. Barrias, Felix Joseph (1822—1907), Fransch schilder van historiestukken. Zijn werken bevinden zich in verscheidene Fransche musea. Barrias, Louis Erneste (1841 — 1905), Fransch beeldhouwer, vervaardigde vele standbeelden en werken naar onderwerpen uit de Oudheid o. a. „Adam en Eva met het lijk van Abel". Barricaden zijn in de haast gemaakte versperringen van wagens, tonnen, steenen enz. om een bepaald punt van een stad te verdedigen. Vooral bij oproeren worden zij opgeworpen; de Parijzenaars hebben het door de eeuwen heen zoo vaak gedaan, dat zij er een zekere bedrevenheid in gekregen hebben. In de 19de eeuw n»rH»n K« T..H en Februari-revolutie op voorbeeld van Parijs ook in vele andere steden barricaden gevechten geleverd; thans behoort het nog tot de strijdmiddelen der Sinn Feiners. Barrie, James Matthew (1860— ), Schotsch roman- en tooneelschrijver, maakte naam met zijn schetsen, waarin hij het Schotsche leven beschrijft. Tot zijn werken behooren: „A window in Thrums", „The admirable Crichton" e. a. Barrière is een slagboom of hek ter afsluiting van een weg, een brug of een poort. Barrière, Théodore (1823—1877), Fr. tooneelschrijver van vele blijspelen, was zeer geliefd bij het publiek vooral door zijn stuk: „Les faux bonshommes". _ Barrièrerif, naam van eenige koraalriffen, wordt meer in *t bizonder ge- 378 BARRIÈRERIF- BARTFELD geven aan het Groote Barrièrerif, dat zich voor dé N. O. kust van Australië bevindt. Barrièretractaat, verdrag tusschen de Republiek der Vereenigde Nederlanden en Oostenrijk gesloten (1715), waarbij de Nederlanden het recht verkregen bezetting te leggen in de vestingen aan de Fransche grens in België. Barrili, Antonio Giulio (1836—1908), Italiaansch journalist en schrijver van vele populaire romans en novellen, o.a. „Con Garibaldi alle porte di Roma". Barringtonia, fam. Myrtaceeën, uit de keerkringslanden, meest boomen of heesters. Hier niet gekweekt. Barrister is in Engeland een practiseerend advocaat, die na een proeftijd van eenige jaren in de orde der barristers kan worden opgenomen en dan tot pleiten bij de hoogere gerechtshoven bevoegd is. Barroe, landschap aan de W.-kust yan Celebes, in 't W. vlak (rijstbouw) in *t O. bergland. De bevolking in taal gcuiuinen veei overeenKomend met de Boegineezen, houdt zich bezig met landbouw en vischvangst. Barroe is tevens een onderafdeeling van het gouvernement Celebes. Barros, Joao de (1496-1570), Portugeesch geschiedschrijver, bekend door zijn werk „Asia", dat de historie der veroveringen in Indië door de Portugeezen bevat. Barrow, Isaac (1630—1677), Engelsch wiskundige en godgeleerde, eerst hoogleeraar te Cambridge in wiskunde, stond zijn leerstoel af aan Newton, en verkreeg zelf het professoraat in de godgeleerdheid. „Lectiones opticae et geometricae" is zijn bekendste werk. Barrow, John (1764—1848), Engelsch staatsman en aardrijkskundige, bevorderde als secretaris der Engelsche Admiraliteit vele ontdekkingsreizen, vooral naar het Noordpoolgebied. Barrow-in-Furness, stad met c. 80.000 inw. aan de Iersche Zee in Lancastershire. Belangrijke ijzer-en staalindustrie. Groote scheepstimmerwerven van Vickers. Barry, zeehaven met c. 36.000 Inw. in Wales (Engeland), toegankelijk voor groote schepen. Uitvoer van steenkooi. Barry, Charles (1795—1860), Engelsch architect, ontwierp het Parlementsgebouw en andere groote gebouwen. Bars, district in Tsjecho-Slowakije, met de hoofdstad Aranyos-Maros. In den bodem goud, zilver, koper, ijzer en antimonium. Barsac, plaats met c. 2700 inw. aan de Garonne in het departement Gironde (Frankrijk). Witte wijn. Barsingerhorn, dorp in N. Holland, aan den weg Schagen-Kolhorn. De gemeente met c. 1900 inw. omvat de dorpen Barsingerhorn, Kolhorn, Haringhuizen, den Waardpolder, N. deel Waard- en Groetpolder. Landbouw, veeteelt, zuivelbereiding. Barsowiet is een in de goudmijnen van den Oeral voorkomend, kleurloos gesteente dat dezelfde samenstelling heeft als anorthiet (z.a.). Bar-sur-Aube, stad met c. 4500 inw. in het Fransche departement Aube. Oude kerken. Wijn en graan. Bart. Tean (1651 — 1702) Ttranexh zeeheld, geboren te Duinkerken, diende eerst onder De Ruyter in de Nederlanden, doch verliet dezen dienst tijdens den oorlog tusschen Frankrijk en de Republiek en bewees de Fransche vloot, als kaperkapitein groote diensten. Tot belooning werd hij in 1697 tot commandant van een eskader benoemd. Bartels, Adolf (1862— ), Duitsch schrijver en letterkundige, schrijft romans als „Die Dithmarscher" en vele werken over de tegenwoordige Duitsche literatuur en dichters, alle anti-semitisch gekleurd. Tot zijn hoofdwerken behoort: „Die deutsche Dichtung der Gegenwart". Bartels, Max (1843—1904), Duitsch geneesheer en anthropoloog, maakte veel ethnologische studiën, schreef: „Die Medicin der Naturvölker." Bartels, Hans (1856—1913), Duitsch schilder, schilderde vele strandgezichten in Noord-Duitschland en Holland. Bartfeld of Bartfa, stad met c. 7000 B A RTFELD — BA RTOLI 379 inw. in Tsjecho-Slowakije. Modderbaden. Bartholomaen», één der twaalf apos°l.eerste .Hongaarsch-Protestantsche telen van Jezus, wordt door sommigen synode werd daar gehouden. vereenzelvigd met Nathanaël Men HemHch (182l-i865), Duitsch meent, dat hij in Indië den ma 'teldood ontdekkingsreiziger, maakte van 1845- gestorven is. Zijn gedenkdag is 24 1847, zijn eerste groote reis door N. Augustus. Afrika, Syrië en Klein-Azië en van Bartholomé, Paul Albert (1848- ) f- een door de Sahara en Fransch schilder en beeldhouwer, verSoedan. Zijn bevindingen beschreef hij vaardigde het „Monument aux mörls" in: Reisen und Entdeckungen in Nord- op het kerkhof ,Père Lachaise" te Parus' iZZ^P^Lo Bartholomeusnacht noemt men de Barth Paul (1858- ), Duitsch groote moord, die den 24sten Aug wijsgeer, hoogleeraar m Leipzig schreef: 1572 plaats had op de Protestanten' iS?S°phle der Geschichte als Sozio- in Parijs, samengekomen omhet^huweiyk n.rrt,cw; t\ •* v . ,. . . il„ van Hendrik van Navarre met een zuster in 19^'h^Xr. D.u\tsc„h s.0C1,a^t, n(itte van Karei IX te vieren. Ónder de „hlpL» T ^et Soc««»-I>emocrati- slachtoffers bevond zich ook de Coligny sche-Partijverband een nieuwe partij De moord werd met toestemming vla op welke de revolutie in 1918 voorbe- Karei IX bedreven, biertoe aangespoord SwtUnïï! t06n ^ tljd lang Ud d6r d00r z«n moeder Catharina ^ Sei R,^g reg,eewg"-, ~, • Bartholomew, John (1831-1893) Barthélemy, SaMtf, eiland der Kleine Schotsch aardrijkskundige, ontwerper Antillen in W. Indië, aan Frankrijk van vele land- en zeekaarten richtte het behoorend. Onvruchtbare bodem, ge- Aardrijkskundig Instituut mEdin zond klimaat. Hoofdstad is Gustavia. burgh op ^tnuut m Kdin- 17BavrthilemyV Jeal lacques <1716- Barthou, Jean Louis (1862- ) 1795), Fransch oudheid- en muntkun- Fransch staatsman, behoorende tot dé iige, maakte zich bekend door zijn: republikeinsche partij, was onderschei! Voyage du jeune Anacharsis en Grèce», dene malen minister, o.a. in 1921 mintóter waarin hij het huiselijk en maatschap- van oorlog minister ?eh]k leven der Grieken schildert. Bartjens,' onderwijzer in Amsterdam 186? SfTf"f (1796- en Zwolle,'in de 17de eeuwfö bekend 1867), Fransch dichter schreef met geworden en gebleven door het rekenSléry vele pamfletten tegen de regee- boek door hem uitgegeven dat iT de mg der BourW, en een verheerlijking 19de eeuw nog op lagere' scholen in ran Bonaparte in zijn: „Napoléon en gebruik was. 3Ên£t*\T2£fr ^ {Xif Honllarsch contp'onUT -1895), Fransch geleerde en repubh- vens pianoleeraar aan de Landes-Musikteinsch staatsman, gaf vele oudheid- Akademie" te Boedapest Schreef wer ^f„W^ en1e-en V6rtaUng ken ™* (suftes, s^phonTsch B^nlT^aulVoZh^M^ P*?* "Kossuth"* enz.) fimexnS L l J tP (1734-.806). o.a. tweestri kkwartetten), piano (suite •ransch geneesheer hoogleeraar in de allegro barbare, enz.) en eert opera' Xi:ernvan\efTerk^er*NWaS *" Gai °°k klassieke ^werken" uR Ets d e ki sriencT^ i'A'Nouveau* verzamelingen Hongaarsche, Slowaak- l?»£hniM p iïï? d 1 bomme". sche en Roemeensche volksliederen. Bartholdi, Fredinc Auguste (1834- Bartoli, Adolfo (1833-1894) itaU- ^H«W ^h-ibee^U^ Vervaar" aansoh letterkundige, hoogleeraar te èghaven van New YorteldSbeeld V°°r SChreef ^ voornaamste werkl e haven van New-York. „Storia della letterature italiana". 380 BARTOLINI—BAR YUM Bartolini, Lortnzo (1777—1850), Italiaansch beeldhouwer, directeur der academie in Florence. Zijn werken bevinden zich in Italiaansche en andere musea. Bartolommeo, Fra (1475—1517), Italiaansch monnik en frescoschilder, eigenlijk Baccio della Porta geheeten, leerling van Leonardo da Vinei. Tot zijn meest beroemde stukken behoort „De verloving van de H. Catharina" in het Louvre te Parijs. Bartolozzi, Francesco (1728—1813), Italiaansch graveur, maakte prenten naar schilderijen van oude meesters. Barton, Bernard (1784—1849), Engelsch dichter, de „Quaker Poet", vriend van Southey en Lamb, schreef „Household verses" en andere gedichten. Barton-on-Irwell, stad met c. 4000 inw. in Lancastershire (Engeland), waar het Bridgewaterkanaal door middel van een groot aquaeduct over het Manchester Ship Canal gaat. Bartonia, fam. Rosaceeën, één- en tweej. pl. uit N. Am., een enkele maal wel bij ons gekweekt, o. a. B. afirea, goudgele bloemen. Bartsch, Karl Friedrich (1832—1888), Duitsch letterkundige, hoogleeraar te Heidelberg, gaf vele MiddeleeuwschDuitsche en Provencaalsche gedichten uit, o.a. het Nibelungenlied. Bartsch, Rudolf Hans (1873— ), Oostenrijksch romanschrijver van „Die Haindlkinder", „Lukas Rabesam" en andere romans en novellen. Bartzoen, Jasper (gest. 1553), Nederlandsch Jezuiet, studeerde te Leuven en werkte als zendeling in Indië, vooral te Goa. Baruch, in den nieuwen tijd velen gemeenzaam als voornaam van den wijsgeer Spinoza, letterl. de gezegende — is een geschiedkundige figuur uit het O. T., wiens lotgevallen dooreengeweven zijn met die van den profeet Jeremia, wiens rechterhand en geestverwant hij was. Als secretaris v. J. heeft hij in 605 v. Chr. diens profetieën op schrift gesteld, benevens biografische aanteekeningen, zoodat van den hoofdinhoud van het huidige boek Jeremia hem de eer toekomt. Men zie Jer. 32: 12—16; 34 : 4 -32; 43 :3, 7; 45 : 1-5. Aan zijn persoon zijn vastgeknoopt eenige Joodsche en christelijke apocriefen: een boek Baruch, eenige Apocalypsen en woorden. De geschiedkundige aanteekeningen hierin worden ongeloofwaardig geacht. Barycentrische regel of centribarische r. of r. van Guldin, wordt door den paterJezuiet Guldin in zijn werk „De centro gravitatis" (1635 — 41) vermeld ter bepaling van inhoud en oppervlakken van omwentelingsfiguren. De Grieksche mathematicus Pappos te Alexandrië (3e eeuw n. C.) heeft deze regel ook reeds gegeven. Ze luidt: de oppervl. van een omw. fig. is gelijk aan de lengte van de beschrijvende lijn, vermenigvuldigd met den weg, die het zwaartepunt van de lijn doorloopt en de inhoud van een figuur is gelijk aan het oppervlak van de wentelende figuur, vermenigvuldigd met den weg die zijn zwaartepunt doorloopt. Barycentrum. Zie Zwaartepunt. Barye, Antoine Louis (1795—1875), Fransch beeldhouwer vooral van dieren. Bekend is zijn werk „De leeuw en de slang". Barytgeel. Zie Baryumchromaat. Barytocalciet is een calciumbaryumcarbonaat dat in twee vormen voorkomt in Cumberland, gemengd met baryumcarbonaat. Barytwater. Zie Baryumhydroxyde. Baryum (Ba) is een element en behoort tot de aardalkalimetalen. Het kan in het klein bereid worden door verhitting van het oxyde met magnesium. In den laatsten tijd is men baryum in het groot gaan bereiden door electrolyse van gesmolten baryumchloride met gesmolten lood als kathode en komen legeeringen van baryum, calcium en lood in den handel. Baryum is zilverwit en week als lood. Het soortelijk gew. is 3,75. De voornaamste mineralen waarin baryum voorkomt, zijn witheriet (baryumcarbonaat) en zwaarspaath (baryumsulfaat). De Engelsche witheriet-productie bedroeg voor den wereldoorlog ± 10.000 ton per jaar tegen / 24 per ton in 1913. In 1916 produceerde N.-Amerika 220.000 ton baryumverbindingen tegen ± ƒ 20 per ton. Uit beide mineralen wordt het baryumoxyde bereid, dat uitgangspunt vormt voor diverse baryumverbindingen. Baryumcarbonaat (BaCO,) wordt evenJ als het natuurlijke witheriet veel gebruikt in de glasindustrie bij het maken I van verschillende baryumglassoorten. Baryumchloraat (Ba(C10,)t) is oplosbaar in water en dient vaak voor de be1 reiding van chloorzuur. Baryumchloride (BaCl, + 2H,0) is oplosbaar in water. Het dient tegenI woordig voor de electro-chemische bereiding van baryum. Baryumchromaat (Ba CrO,) dient in de scheikundige analyse vaak voor het I aantoonen van baryum. Het is nl. een I in water onoplosbare gele verbinding. I Als barylgeel komt het in den handel. 1 Het is, evenals alle baryumverbindingen, j vergiftig. Baryumhydroxyde. (Ba(OH)2) is de I in water goed oplosbare base van baI ryum. Deze oplossing heet barytwater en dient vaak voor het aantoonen van I koolzuur, door de vorming van het onoplosbare baryumcarbonaat. Baryumnltraat (Ba(NO,),) is in water oplosbaar. Het wordt in de scheikundige j analyse wel in de plaats van baryumchloride gebruikt. Baryumoxyde (BaO) wordt uit de baryummineralen bereid. Door oplossen in water geeft het barytwater. Bij zeer hooge temperatuur neemt het onder druk zuurstof op en geeft dan baryumperoxyde (BaO,). Dit peroxyde geeft met zwavelzuur het in water onoplosbare baryumsulfaat, terwijl waterstofperoxyde in oplossing blijft. Dit is één van de bereidingswijzen voor deze stof. Baryumsulfaat is onoplosbaar in water en kan daardoor voor verschillende doeleinden worden gebruikt: a. bij het aantoonen van zwavelzuur met een oplosbare baryumverbinding in de scheikundige analyse waarbij dan een fijn wit BARYUM—BAS 381 ) neerslag ontstaat 6. als witte verf. Daar. toe wordt het natuurlijke zwaarspaath > door slibben in water gezuiverd. Zoo • worden na drogen velschillende kwali: teiten verkregen, die alle zeer fijn ver; malen worden. Ze komt als witte verf , onder den naam permanentwit of „blanc- ■ fixe" in den handel. Het dekt niet ■ zoo goed als loodwit, maar heeft het voordeel dat het, ook in de nabijheid van stadsgrachten, wit blijft. Het is ook een bestanddeel van lühopoon (zie baryumsulf ide). Als vuiler voor rubber wordt het veel gebruikt. Een nieuwe toepassing van permanentwit is het bekleeden van wanden (in plaats van lood) van lokalen, waarin voortdurend met radium wordt gewerkt. Baryumsulfhydraat (Ba(SH)a) ontstaat bij de bereiding van barytwater uit baryumsulfide. Met koperoxyde wordt de zwavel uit de oplossing verwijderd. Baryumsulfide dient voor de bereiding van barytwater, maar voornamelijk voor de bereiding van de bekende witte verf lithopoon. Ze wordt gemaakt uit een oplossing van bariumsulfide met een zinksulfaatoplossing. Daarbij ontstaat dan een mengsel van baryumsulfaat en zinksulphide. Baryumsuperozyde. Zie Baryum-oxyde. Bas 1), laagste mannelijke zangstem met omvang van F—f'. 2), Afkorting voor het instrument contrabas (zie aldaar). 3) Bij een naam van een instrument gevoegd, beteekent het de laagste soort van het betreffende instrument. 4) Laagste der vier hoofdstemmen in de muzikale compositie, van groot gewicht voor de accoordopvolging. Bas, Dirk, Amsterdammer uit de 17de eeuw, maakte verscheidene malen deel uit van een gezantschap naar vreemde mogendheden. Hij stond bekend wegens zijn verdraagzaamheid. Bas, F. de (1840 - ), Nederlandsch officier en geschiedkundige, directeur van het krijgsgeschiedkundig archief van den Generalen Staf, schreef versch. werken op het gebied der vaderlandsche historie o.a. „Brieven van Prins Willem V 382 BAS—BASEDOW aan Baron van Lijnden van Blitterswijk", „Prins Frederik der Nederlanden en zijn tijd" en geeft met F. J. G. ter Raa uit „Het Staatsche leger van 1568— 1795" waarvan tot 1921 5 deelen verschenen. Basalt is de naam voor een grauw en dicht eruptiefgesteente van betrekkelijk geringen ouderdom, dat gekenmerkt is door schelpvormigen breuk, groote aruKvastneia (van ^uu tot swo Kg. per vierk. cm.), dikwijls in zuilen gevonden wordt en uit zeer verschillende combinaties van mineralen kan bestaan, waarvan de voornaamste zijn: plagioklas, augiet, olivien, magnetiet, nephelien en leuciet. De gewone basalt bestaat uit natronkalkspaath, olivien en magneetijzersteen of titaanijzersteen. Deze gesteenten komen over de geheele wereld voor en worden in groote hoeveelheden gebruikt als ruwe groote steenen voor bevestiging van waterkeerende muren en dijken, voor straatsteeno, als toeslag bij de bereiding van ijzer, in de glas- en cementfabrieken, etc. Ook als steenslag vindt het ruim gebruik. Enkele soorten vertoonen een verschijnsel, dat in Duitschland „Sonnenbrand" genoemd wordt en dat hierin bestaat, dat het basalt verweert tot fijnkorrelige stukjes. Deze soorten zijn technisch absoluut minderwaardig. De oorzaak van dit verschijnsel is nog niet vol • komen bekend. Basan, landschap, ten N.O. van Palestina, behoorde in den tijd van David en Salomo aan het rijk Israël. Thans heet deze streek En Noekra. Bascule of brugbalans. De figuur geeft een schematische voorstelling. De hefboom BC, die om 0 draaibaar is, draagt in C de schaal, waar de gewichten geplaatst worden. In A en B zijn twee stangen, draaibaar, aangebracht. De stang Bb is in 6 scharnierend aan een hefboom bb' verbonden en de staaf Aa eveneens in a aan den hefboom aa'. Eigenlijk zijn a' en b' de projecties op 't vlak van teekening, zoodat de lijnen aa' en bb' eigenlijk twee drie¬ hoeken aa'a' en bb'b' voorstellen. Op A aa'a' is een plaat gelegd, de brug, waarop het te wegen voorwerp L geplaatst wordt. In c grijpt dan een kracht aan gelijk aan 't gewicht G van 't voorwerp L, 't welk zijn zwaartepunt in Z heeft. G wordt ontbonden in de krachten P en Q. Wanneer men bij den bouw er voor zorgt, dat Va' : b b = OA ifiB en bovendien, dat OA : OC =1:10 dan is G = 10 x S. Men heeft dan een deci- Bascule. maal-bascule, Waarbij het gebruikte gewicht in de schaal, met 10 moet vermenigvuldigd worden om het ware gewicht van het voorwerp te krijgen. Bovendien is het bij zulk een toestel onverschillig waar L op de brug geplaatst wordt; bij een kleine verplaatsing blijft de brug horizontaal. Bascule-brug. Zie Brug. Base bali, het nationale spel in Amerika wordt gespeeld met een harde, leeren bal en een slaghout, door 18 spelers in twee gelijke partijen verdeeld. Het wordt hoofdzakelijk door beroepsspelers gespeeld, die een aanzienlijk honorarium genieten. Basedow, Johann Bernard (1723 — 1790), bekend paedagoog, was éérst theoloog, later leeraar in de zedekunde. Hij stichtte het Philanthropeum te Dessau en schreef onder invloed van Rousseau's Emile en ook in het Nederl. vertaald „Methodenboek voor de BASEDOW—BASILIDES 383 vaders en moeders" (1770) en „Elementarwerk" (1774). Basedow'sche ziekte ook Graves' stekte genoemd is eene aandoening waarvan de voornaamste verschijnselen zijn: krópvorming d.i. een uitgroeien van de scuuuKiier, uitpuilen van de oogballen en eene versnelde hartswerking. Hoewel omtrent de oorzaak der ziekte nog geen volkomen zekerheid bestaat, is het toch wel duidelijk dat het zenuwstelsel er een belangrijke rol bij speelt. In sommige deelen van Zwitserland komt de Basedow'sche ziekte veelvuldig voor. Baseleer, Richard (1867— ), Belgisch zee- en landschapschilder en etser, schildert vooral veel gezichten in de haven van Antwerpen. Basement, het onderste gedeelte van een gebouw, meestal in den vorm van een naar voren springend plint, soms ook als een niet te hooge benedenverdieping, door massief karakter het gebouw als 't ware een voetstuk gevend. Voorts onderste gedeelte van sommige zuilen en beelden. Bases noemt men in de scheikunde stoffen, welke in waterige oplossing rood lakmoes blauw kleuren. Deze waterige oplossingen heeten loogen. Ze bevatten alle de kenmerkende „OH" (hydroxyl) groep. In de eerste plaats zijn te noemen de hydroxyden van de alkalimetalen (z.a.), waarbij de hydroxylgroep dus verbonden is met K. of Na. (scheikundige formule is KOH en Na OH). Ook de andere metalen of groepen (bv. ammonium) gebonden aan een of meer hydroxylgroepen vormen bases. In het plantenrijk komen gecompliceerde organische bases voor, de alkaloïden (z.a.). Met zuren geven alle bases zouten. Basiciteit noemt men het gehalte van een oplossing aan base of loog (eigenlijk aan OH' ionen). Ze wordt bepaald volgens de methoden der alkalimetrie (z.a.) door titreeren met zuren. Basiciteit wordt ook wel gebruikt in plaats van Basisch. Basidiomyceten (S teelt jeszwammen), hiertoe behooren o.a. de als paddestoelen bekende planten, die als vruchtlichaam een meestal op een steel zittenden hoed bezitten. Het mycelium (z. Zwammen) woekert in de onderlaag. Het hymenium of vruchtvlies bekleedt hier de geheele of een deel der oppervlakte of ligt in het inwendige van het vruchtlichaam en bestaat uit zoog. basidiën, diespo- t, ... „ ren afsnoeren, Basidiomecyten. waartmsi-iio meestal paraphysen (z. Zwammen). De basidiën zijn kort cylindrische of knotsvormige cellen, die op hun boveneinde op meest 1 — 4 uitsteeksels (sterigmen) ieder een conidie afsnoeren, die bier basidiosporen heeten. Behalve de brandzwammen (Ustilagoen Tilletiasoorten), die den brand in het koren veroorzaken en de roestzwammen, die o.a. het roest in het koren teweegbrengen en vaak een merkwaarrhVe ae. neratiewisseling (z.a.), hebben behooren hiertoe de orden der Vlieszwammen (Hymenomyceten) en Buikzwammen (Gasteromyceten) (z.a.). Bij de eerste is het hymenium vrij, bij de laatste is het verborgen in het vruchtlichaam. Basidium. Zie Zwammen. Basilan, Noordelijke eilandengroep der Zoeloe-eilanden, behoorend aan de Vereenigde Staten. Het grootste eiland Basilan heeft een goede haven. Basile, Giovan Batista, graaf van Torone (c. 1575-1632), Italiaansch dichter, schreef in Napelsch dialect een verzameling volkssprookjes. Basilianen zijn de monniken en nonnen, die leven volgens de voorschriften van Basilius den Groote. Zie aldaar. Basilicum, of basielkruid (Ocimum Basilicum), een van de zeven balsemkruiden, fam. Labiaten. Uit Indië naar hier overgebracht. Moet binnenshuis (kas, bak), overwinterd worden, daar de plant tegen onze winters niet bestand is. Basilides, een Alexandrijnsch gnosticus, van wiens leven en werken weinig 384 BASILIDES-BASJI-BAZOEKS bekend is. Hij is een dier Christenen geweest, die langs wijsgeerigen weg oplossing hebben gezocht voor de vragen, die de Openbaring in O. en N. T. hem niet gaf. Problemen zijn voor hem: de verhouding van den God van het 0. T. tot dien van het N. T.; God en het Kwaad; God en de Verandering. Hij leerde: Van God, die oneindig ver is en onbewogen, vloeien uit (emaneeren) 365 sferen; de eerste is het rijk der Rede; de laatste dat van den Schepper in Gen. 1, die uit stof en geestelijke elementen de onvolkomen wereld maakte. Ter verlossing daalt de Rede af, vereenigt zich met den mensch Jezus bij den doop en trekt zich voor diens dood in het rijk des Lichts terug. Vandaar Jezus' klacht: Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten ? Als een goddelijke magneet trekt hij nu de eindige geesten tot zich. Clemens van Alexandrië heeft het tegen B. voor de kerkleer der eenvoudigen opgenomen. Basiliek, een gebouw met een hooge ruimte (middenbeuk) aan beide zijden van de lager afgedekte zijgalerijen (zijbeuken) afgescheiden door een rij kolommen; bij de Romeinen een beursgebouw of rechtsgebouw (Julia-basiliek te Rome). De middenbeuk van het rechthoekige gebouw werd afgesloten door een halfcirkelvormige uitbouw (apsis) bestemd voor den zetel der rechters (tribunaal). In de Oud-Christelijke Bouwkunst is het kerktype met bovengenoemd schema overeenstemmend. (S. Appolinare in Classe te Ravenna). Het basiliek-schema is in den kerkbouw in alle latere bouwstijlen in hoofdzaak doorgevoerd. Basilieken, naam van een verzameling wetten, bijeen gebracht door keizer Basilius I en zijn zoons (9de eeuw), hoofdzakelijk een bewerking van den Codex van Justinianus. Basiliscus (1), overweldiger van het Oost-Romeinsche keizerschap in 476, in 478 door Zeno den Isauriër onttroond. Basiliscus (2), fabelachtig dier in Oudheid en Middeleeuwen, voortgekomen uit een hanenei, wiens blik zelfs doodelijk was. Basiliscus (3), dier uit de familie der Leguanen, tot de hagedissen behoorend, in de bosschen van Guyana, van insecten levend. Basilius I, de Macedoniër, van 867 — 886 keizer van het Oost-Romeinsche rijk, kwam als stalmeester aan het hof, werd in 866 mederegent van keizer Michaël III, na diens dood keizer, bevorderde de welvaart en de rechtspleging. Basilius II (957—1025), zoon van keizer Romanus II, keizer van het O. Romeinsche rijk, bekwaam doch wreed heerscher, onderwierp de Bulgaren. Basilius de Groote of de Heilige (329— 379), Grieksch kerkvader, geboren te Caesarea in Cappadocië, wijdde zich eerst aan de studie, leefde eenigen tijd als kluizenaar, werd in 370 bisschop te Caesarea en verzette zich in die functie met alle kracht tegen het opkomend Arianisme. Ook zuiverde hij de kerk van misbruiken en was een groot voorstander van het kloosterleven waarvoor hij zijn 362 „regulae breviores" schreef. Vele kloosterorden in het Oosten leven nog volgens deze regelen. Basilius Valentinus, naam van een alchimist in de 15de eeuw, Benedictijnermonnik in een klooster nabij Erfurt, deed zeer belangrijke chemische ontdekkingen, vooral van antimonium. Basis is een Grieksch woord, dat grondslag beteekent; in de bouwkunst het onderste van een zuil of peiler, in de meetkunde de zijde, waarop men zich den driehoek rustend denkt, enz. Basisch. Men verdeelt de zuren in één basische, twee-, drie-, etc.-basische al naar gelang ze één, twee, drie of meer waterstofatomen hebben, die door metaalatomen vervangbaar zijn. Zoo is zoutzuur (HC1) één basisch, zwavelzuur (H2SO,) en fosforzuur H,PO,) twee- resp. drie basisch. Azijnzuur echter (CH3COOH) is slechts één basisch daar alleen het waterstofatoom van de COOH-groep door metaal vervangbaar is. Basji-Bazoeks is de naam van Turksche troepen die in oorlogstijd worden BASJI-B AZOE KS — BASSELIN 385 I geworven, uit allerlei heterogene eleRmenten bestaan, met moeite aan discipline gewennen en bekend staan 1 wegens de gruwelen, welke zij in vele ■ oorlogen bedreven. Basjkieren of Basjkoerten, volk tot de Mongolen behoorend, levend in f Europeesch Rusland, in den Oeral | (gouv. Orenburg). 's Winters hebben | zij vaste woonplaatsen, 's zomers | trekken zij met hun groote kudden f (vooral paarden) rond. Ook houden % zij zich bezig met jacht en bijenteelt. | Vroeger waren zij een onafhankelijk l volk, dat Oefa als vesting had, doch I zij moesten langzamerhand de Rusli sische regeering erkennen. Zij zijn Mohammedanen. I Bas j kir tsj ef, Mar ie (1860—1884), Russische schilderes, schilderde veel tafereelen uit het Parijsche straatleven. [ Heeft zich ook bekend gemaakt door haar „Journal", dat na haar dood [' uitkwam. Basken, ook Vascongados of Eusfcaldunac genaamd, zijn een zeer oud | volk wonend ten N. en Z. der W. I Pyreneeën, nl. in het Fransche departement Basses-Pyrenées en een gedeelte ; van Navarra in Spanje. Zij onderschei| den zich door hun grootere lichaamst lengte, lichtere haarkleur en blankere huid van de omliggende bewoners; hun \ taal is niet indogermaansch, waarschijnlijk verwant aan het Iberisch, de taal door de oudste bewoners van Spanje gesproken en gelijkt op geen andere [ Europeesche taal. Zeer lang bleven zij onafhankelijk, ook nu bezitten zij nog vele voorrechten en hebben gedeeltelijk een eigen regeering. Het is 1 een sterk ras, de mannen waren vooral vroeger uitstekende zeelieden en doen i veel aan smokkelhandel; verder is 1 de landbouw een middel van bestaan. < [Zij zijn streng Roomsch katholiek en ' zeer gehecht aan land en gewoonten. Baskerville, John (1706—1775), En- < gelsch boekdrukker, maakte zelf zeer « mooie, nieuwe lettertypen. Werken door Bem gedrukt, hebben groote waarde. i Basnage de Beau val, Jacques (1653 - —1723), Fransch godgeleerde, vestigde i zich na de herroeping van het Edict s van Nantes in de Nederlanden en werd door de Staten van Holland als t geschiedschrijver aangesteld. Hij schreef i vele kerk-historische werken. 1 Basoetoland, Britsche kroonkolonie i in Z.-Afrika, bewoond door de Basoei to's, begrensd door Oranje yrijstaat, i Kaapkolonie en Natal. Het gebied werd i in 1871 bij de Kaapkolonie ingelijfd' . en kwam in 1884 onder direct bestuur : van Engeland. De bewoners doen i vooral aan schapenteelt, werken ook in de mijnen. Basra, Basora of Bassora, stad met c. 60.000 inw. in Mesopotamië, aan den Sjat-el-Arab en den Bagdadspoorweg; eens een zeer belangrijke handelsstad, is het den laatsten tijd . weer in beteekenis toegenomen. Druk scheepvaartverkeer; handel in wol, koren, dadels, katoen en suiker. Nov. 1914 werd het door Engelsche troepen bezet. Basreliëf is half verheven beeldhouwwerk. Zie verder Reliëf. Bassam, stad met c. 2500 inw. aan de Fransche Ivoorkust (Afrika). Ivoor, stofgoud, palmolie. Bassano, stad met c. 17.000 inw. in de Italiaansche provincie Vicenza. Handel in wijn en olijven. Bassano, Alvarex de, markies van Santa Crux (1510 — 1582), bekwaam Spaansch admiraal, was aanvankelijk tot bevelhebber der Onoverwinnelijke Vloot aangewezen, doch stierf kort voor het uitzeilen daarvan. Bassano, Jacopo da Ponte (1512 — —1590), Italiaansch schilder, schilderde eerst historische en bijbelsche tafereelen, later genrestukken. Zijn werken worden ook buiten Italië (Londen, Weenen,_ Dresden) gevonden. Basselin, Olivier, Normandisch volksdichter in de 15de eeuw, dichtte verschillende kleine rijmen, welke door Jean le Houx verzameld en uitgegeven zijn (1610). 25 386 BASSERMANN—BASTAARDEERING Bassermann, Aug. (1848— ), Duitsch tooneelspeler, was achtereenvolgens theaterintendant in Mannheim en Karlsruhe. Bassermann, Ernst (1854—1917), Duitsch staatsman, lid van den Rijksdag, was gedurende eenige jaren leider der nationaal-liberale partij. Basses-Alpes, departement in Z.O.Frankrijk, gedeeltelijk ingenomen door de Zee-Alpen. Op de bergen weiden, in de Z. dalen zuidvruchten en olijven. Basset, René (1855— ), Fransch taalkundige, maakte studie van de Berber-talen, gaf daarover verschillende werken uit o. a. „Notes de lexicographie berbère". Bassetthoorn, altclarinet in F van F—c'". Mozart schreef soli voor dit instrument in zijn opera „Titus" en gebruikt ze in zijn Requiem. Mendelssohn schreef twee concertstukken voor clarinet, bassetthoorn en piano. Sindsdien is ze in onbruik geraakt. Richard Strauss alleen schrijft ze in zijn „Electra" voor. Bassiavetten zijn de plantenvetten, verkregen door fijnmaken, uitpersen of uitkoken van de zaden der Bassiaplanten. Ze worden in Europa voor kaarsen en zeep, in de productielanden als voedsel gebruikt. De voornaamste zijn: shea-boter, uit de W.-Afrikaansche Bassia Parkii; illepevet uit Bassia latifolia en longifolia, welke ook wel mowraholie heet (Br. Indië); phulwaraboter of ghee van Bassia butyracea uit het Himalayageb., e. a. Enkele soorten komen ook uit O.-Indië. De bier genoemde smelten resp. bij 43°, 29° en 49° C. en hebben in verschen toestand een aangenamen, aan cacao herinnerenden reuk; ze worden echter snel ransig. Van djavevet, smeltende resp. bij 40° en noungonvet is de herkomst nog niet zeker bekend; het /aatste ruikt onaangenaam. Bassim of Bassetn, hoofdstad (met c. 32.000 inw.) van het gelijknamige district in Birma (Britsch-Indië). Handel in rijst. Bassleutel. Zie Sleutel (muziek). Basso mpierre, Francois de (1579—; 1646), Fransch staatsman en maarschalk van Frankrijk, was verscheidene malen gezant, onderscheidde zich bij de belegering van La Roebelle, doch werd, daar Richelieu hem wantrouwde, 12 jaar in de BastiUe gevangen gehouden. Zijn „Mémoires" bevatten veel belangrijks, doch zijn niet betrouwbaar.' Bassora. Zie Basra. Bassoragom is een bruingele, weinig' in water oplosbare gom die in onregelmatige, doorschijnende stukken in den' handel komt; ze is waarschijnlijk afkomstig van een acacia. Bast. Terwijl men in het dagelijksch leven de buitenste laag der boomen afwisselend schors of bast noemt, bestaat er in de plantkundige wetenschap verschil en wordt de buitenlaag de schors genoemd, terwijl daaronder een laag ligt, die tot het cambium (zie aldaar) gaat en de bast genoemd wordt. Die bast bestaat bij jonge tak-! ken uit het buitenste deel der vaat*] bundels en het grond weefsel er tusschen, maar later is de onderscheiding niet zoo scherp meer door secundaire bastvorming, die van het cambium uitgaat. Zie verder het art. Vaatbundsel. Bast of BoebastiSf naam van een] Egyptische godin, aan wie de kat! gewijd was. Haar feesten ontaardden vaak in hevige braspartijen. Bastaard of basterd is de naam voor kind, buiten echt geboren. De oorsprong van het woord is niet met zekerheid op te geven; het komt het eerst voor in de 11de eeuw waar Willem I de Veroveraar, een natuurlijke zoon van hertog Robert, bastardus genoemd wordt. Bastaardeering. Als stuifmeel eener bloem op den stempel eener bloem' van eene andere variëteit, soort of geslacht komt, worden er soms zaden gevormd en de daaruit ontstane planten heeten bastaarden. Op dergelijke wijze kunnen dieren paren en ontstaan ook ! bastaarden. Hierbij is gebleken, dat de BASTAARDEERING—BASTIAANSE 38? kans op nakomelingen het grootst is, als de beide indivudu's, die met elkaar paren of bestoven worden, variëteiten eener zelfde soort zijn, minder, als zij soorten van hetzelfde geslacht zijn, nog minder als zij tot verschillende geslachten derzelfde familie behooren en dat paring of bestuiving van individu's van verschillende familiën nooit succes heeft. Zie verder Erfelijkheid. Bastaarden. Zie Bastaardeering. Bastaardkrabben (Anomura), een fam. der Tienpootigen onder de Schaaldieren. Zij staan, vooral wat de ontwikkeling van het achterlijf betreft, in tusschen kreeften en krabben. Zie het art. Heremietkreeft. Bastaardnachtegaal. Zie Heggemuschje. Bastaardrupsen. Zie Bladwespen. Bastaardsatijnvlinder (Porthesia chrysorrhoêa), een vlinder van de fam. der Spinners, met sneeuwwitte vleugels en grootendeels wit lichaam, behalve de top van het achterlijf, die zwartbruin behaard is. De rupsen vreten aan het Bastaardsatijnvlinder. blad van haast alle vruchtboomen, beuken, eiken, eschdoorns, iepen, hazelaars, populieren, enz. en overwinteren in de bij elkaar gesponnen bladeren als in een nest. De rupsen hebben brandbaren, die een sterke jeuk veroorzaken, als zij in de huid komen. Bestrijding door uitknippen, van de nesten met een rupsenschaar of uitbranden met een rupsenfakkel hl den winter of vroeg voorjaar. Bastaardschorpioenen (Pseu corpioniden) behooren tot de orde der Schorpioenen onder de Spinachtige dieren. Het zijn slechts eenige mm. lange diertjes, waarvan sommige soorten in oude boeken (boekenschorpioen, zie aldaar), andere onder mos, boomschors enz. leven. Zij gelijken op schorpioenen, maar hebben geen staart en zijn niet vergiftig. Bastaardspinnen. Zie Hooiwagens. Bastaardmuur. Zie Guichelheil. Basterdtras is een metselspecie bestaande uit kalk, tras en zand. Zij wordt naar het kalk-trasgehalte onderscheiden in sterke en slappe basterdtras. Basterdwederik (Epilöbium), geslacht van de Wederikachtigen (Onograceeën), met lange doosvruchten, waaruit na het openspringen de Van lang zaadpluis voorziene zaden wegwaaien. Bekende soorten: het wilgenroosje met tweezijdig symmetrische bloemen (E. angustifölium), zeer veel op kap vlakten in de bosschen; op moerassige plaatsen de groote b. (E. hirsütum), de moeras-b. (E. palüstre), e. a. Bastert, Nicolaas (1854— ), Nederlandsen schilder, ontwikkelde zich onder invloed van de Marissen en Mauve, munt Vooral in riviergezichten uit. Bastia, havenstad met c. 29.000 inw. op Corsica, vroeger de hoofdstad. Vesting; fruitteelt, vischvangst. Bastiaans, ƒ. G. (1812—1875), Nederlander, studeerde muziek in Dessau bij Schneider en in Leipzig bij Mendelssohn. Was daarna organist van de Zuiderkerk te Amsterdam en van de St. Bavokerk te Haarlem. Componeerde, voornamelijk voor orgel, in den geest van Mendelssohn. Bastiaanse,Fra»s (1868 — ) .Nederl. dichter, doctorandus Nederl. letteren, leeraar H. B. S. Hilversum; Secretaris der Vereen, v. Nederl. Letterkundigen. Bundels gedichten: Natuur en Leven (1900), Gedichten (1909), Een Zomer droom (1916). Gaf ook een „Overzicht 388 BASTIAANSE— BATAAFSCHE REPUBLIEK v. d. Ontwikkeling der Nederl. Letterkunde". Over hem: d'Oliveira in „De jongere generatie". Bastiaansz, Cornelis, in de 16de eeuw een bekend Zeeuwsch zeevaarder, maakte veroveringen in Indië. Bastiaansz, Willem, bijgenaamd Schepers, (f 1704) Rotterdamsch koopman, tevens een bekwaam zeeman, was verscheidene malen de raadgever van Willem III, waar het aangelegenheden der zeevaart betrof. Bastian, Adolph (1826—1905), Duitsch ontdekkingsreiziger en ethnoloog, hoogleeraar te Berlijn, bereisde alle werelddeelen. Zijn hoofdwerken zijn: „Der Mensch in der Geschichte" en „Die Völker des östl. Asiens". Bastian, Henry Charlton (1837—1915), Engelsch geneesheer, hoogleeraar in de pathologische anatomie, schreef: „The origin of life" e. a. Bastiat, Frédiric (1801 — 1850), Fransch staathuishoudkundige, voorstander van den vrijhandel en tegenstander van het Socialisme. Was schrijver van: „Sophismes économiques" e.a. Bastien-Lepage, Jules (1848—1884), Fransch schilder in naturalistischen geest, schilderde portretten en landschappen, ook tafereelen ontleend aan het leven der boeren o. a. „De Hooioogst". BastiUe, een bouwwerk met defensief doel opgericht, meer in 't bizonder een vesting in Parijs in de 14de eeuw tegen de Engelschen gebouwd, na Richelieu staatsgevangenis. Als symbool van het despotisme, werd zij den 14den Juli 1789 door een volksmassa bestormd en verwoest. Bastion, een driehoekige uitbouw aan een vestingmuur of fortwal. Bastonnade (van het Ital. bastone = stok) is de straf, vóór 1840 bij de Turken in gebruik n.1. het slaan met een riem of touw op de voetzolen. Bastvezels. Zie Vaatbundels. Bat, naam van een heerlijkheid op Z. Beveland, gemeente Rilland-Bat. Het gelijknamige dorp werd door de overstrooming van 1539 weggevaagd. Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte, in 1769 in Nederland opgericht, heeft de bevordering der natuurwetenschappen ten doel en tracht dit te bereiken, door het houden van lezingen en het uitschrijven van prijsvragen. Het is te Rotterdam gevestigd. Bij het 150-jarig bestaan werd een fraai gedenkboek uitgegeven. Bataafsche republiek. Deze begint met het vertrek van stadhouder Willem V en de komst der door de Patriotten binnengehaalde Franschen in ons land (1795), waarna de regeering in de steden, prov. Staten en Stat.-gen. uit nieuwe leden wordt samengesteld, die pogen met het verleden te breken, en de revo-; lutionnaire ideeën in daden om te zetten, alles naar Fransch model. Na het nadeelige verdrag van den Haag stond de Bat. Rep. feitelijk onder Fransch pro-; tectoraat, wat oorlog tegen Engeland met zich bracht (1796). De door getrapte; verkiezingen gekozen Nationale Vergadering, bestaande uit Unitarissen (voorstanders centraal bestuur) en federalisten (voorstanders provinciale souvereiniteit), maakt grondwet. Na staatsgreep 1798 grondwet in centraliseerende geest afgekondigd (5 directeuren met uitvoerende macht, le kamer ontwerpt, 2e bekrachtigt). Inval Russen en Engelschen in 1799 bij Castricumafgeslagen. Nadat Napoleon consul van Frankr. was geworden volgt hier in 1801 een staatsgreep, waarna nieuwe grondwet (staatsraad van 12 personen, met een volksvertegenwoordiging, die weinig te zeggen had). 1802 vrede met Engeland, waarbij de veroverde kolonieêh ons grootendeels teruggegeven worden; dit verheerlijkt in gedichten van Loots, Fokke Simonsz. e. a. In 1803 oorlog hervat. Toen Nap. keizer was, wenschte hij hier ook éénhoofdig bestuur, zoodat in 1805 Schimmelpenninck raadpensionaris wordt, terzijde gestaan door Raad van State en een wetgevend lichaam, benoemd door de departementale besturen. Volksinvloed nu uit, onder hem belastingen door Gogel, lager onderwijs BATAAFSCHE REPUBLIEK—BATAKS 389 door v. d. Palm geregeld. Ten slotte benoemt Napoleon zijn broer Lodewijk tot koning van Holland, waarmee de Bat. Rep. ophoudt te bestaan (1806). Dichters, die in 1795 de Bat. Rep. bezongen waren o. a. Witsen Geysbeek, Gerrit Paape, Corn. Loots e. a. die echter niet zoo geestdriftig bleven, evenmin als Helmers en Fokke Simonsz. die de dweeperij met de vrijheid, waarvan na 1798 zoo weinig overbleef, bespotte. Zie Colenbrander: De Bat. Republiek. Bataille, Henry (1872—1922), Fransch schrijver, legde zich eerst op de schilderkunst toe, publiceerde in 1895 een bundel verzen „La Chambre blanche", schreef daarna vele tooneelstukken, o.a. „Le Masqué" (1902) en „La Marche Nuptiale" (1905), welke tot de belangrijkste Fransche tooneelwerken van thans behooren. Bataillon is de naam van een legerafdeeling ter sterkte van 4 compagnieën, gewoonlijk gecommandeerd door een majoor. Een Nederlandsch bataillon bestaat uit ruim 1000 man. Twee tot vier bataillons vormen een regiment. Bataklanden, op Sumatra gelegen, omvatten geografisch de bovenstreken van de inlandsche rijkjes Langkat, Deli, Serdang, Asahan, de heelen Karo-hoogvlakte, de bovenstreken van Batoe Bara tot aan het Toba M. en verder bijna geheel Tapanoeli, behalve de eilanden en de kuststrook der afd. Natal en Batang Natal. Zij liggen tusschen ¥°—3J° N.B. en ± 97° 40' —100° 10' O. L. Oppervl. 38.500 K.M'. 't Grootste stuk valt binnen de resid. Tapanoeli; de rest binnen 't Gouv. Oostkust van Sumatra. De kern is een hoogvl. om het Toba M. (960 M. boven 't zeeniveau), welke door Z.O. — N.W. strijkende bergketens (waarin vele vulkanen) worden verdeeld in: 1) de Karo- hoogvl. 2) de Timoer hoogvl. 3)de Pakpak- of Dalri-landen en 4) de Tobahoogvl. 't Zuidelijk deel bestaat uit parallel loopende ketens, die een smalle vallei (vroeger een meer) insluiten. Deze vallei bestaat uit 1) die van den Batang Toroe 2) die van den Batang Angkola en van den Batang Gadis. De laatste wordt ten Z. afgesloten, deels door hooggeb., deels door kaal, golvend heuvelland, welke beide de grens vormen tusschen de Bataklanden en de Minangkabausche landen. De moeilijke toegankelijkheid verklaart de afsluiting van deze streken. Steeds meer echter beginnen de hoogvl. de aandacht te trekken van Europeesche ondernemers. Op de hellingen van het landschap Siantir wordt superieure thee verbouwd; ook de teelt van kina en robustakoffie geeft goede resultaten. Eveneens breiden de rubberaanplantingen zich ui*, vooral in de omgeving van Batang Toroe. De Bataklanden wateren af door 6 groote rivieren, n.1. de Bampoe in Langkat, de Asahan-riv. in Asahan en de Pané-Bila-riv., welke alle 3 in Str. Malaka uitmonden; de Batang Toroe, de Batang Gadis en de Batang Natal, die in den Indischen Oceaan uitstroomen. Ook de Singkel-riv., die naar de W.-kust gaat en de Rokan, die naar de O.-kust stroomt, voeren een deel van 't water der Bataklanden naar zee. Bataks bewonen de gewesten Tapanoeli en een groot deel van bet Gouv. Oostkust van Sumatra. Aantal f millioen. Naar de dialecten verdeeld in 6 groepen: Karo-Bataks (ten N. van het Toba M. en in de bovenstreken van Langkat. Deli en Serdang), Papak-B. en Dalri-B. (ten W. van het Toba M.), Toba-B. (in 't centrale Batakland), Angkola-B. en Mandailing-B. Kannibalisme kwam van ouds voor, doch de verhalen hierover zijn sterk overdreven. Voor hun beschaving danken de Bataks veel aan de Hindoe's of Hindoe-Javanen. Zij wonen in vaste dorpen, vroeger versterkt door zware afarden wallen. In elk dorp staan behalve woonhuizen ook rijstschuurtjes; alle gebouwen staan op palen. De nationale kleeding wijkt voor de Maleische of Europeesche. Onder de bestaansmiddelen staat rijstbouw bovenaan; op de Karo-vlak te worden in de laatste jaren aardappelen 390 BATAKS—BATATEN geteeld volgens Europeesche methode. Als 2de gewas kweekt men maïs in Padang Lawas; koffiecultuur is er in Sipirok, Pakantan en Toba. Veeteelt eveneens belangrijk. Beroemd zijn de Bataksche paarden van de Karo-hoogvl., Samosir en van de Toba-vlakte; ook buffels en runderen, 't Verzamelen van boschproducten en 't aanplanten van rubberen benzoëboomen is van belang, o. a. in de Papaklanden; kamfer wordt weinig meer gewonnen. Handel is uitsluitend binnenl. handel. De genealogische eenheid bij de Bataks is de mar ga, dat zoowel „stam" als „geslacht" of familie beteekent. 't Huwelijk in de marga is verboden. Dit huwelijk is een koophuwelijk, waardoor de vrouw eigendom wordt van den man, ja zelfs van den stam, waartoe de man behoort. Vrouwen en meisjes kunnen niet erven. Van ouds was de godsdienst het animisme, verbonden met spiritisme en de vereering van „godheden". Onder invloed van Regeering, Zending en Islam brokkelt het aan alle kanten af. 't Zuidelijk deel der Bataklanden is reeds bijna uitsluitend Mohammedaansch; 't centrale deel overwegend christelijk en de rest nog bijna geheel heidensch. De lijken worden in den regel begraven; bij sommige Karo-stammen echter verbrand. Onderwijs en Zending hebben onder de Bataks veel resultaat gehad. Over heel Sumatra, zelfs daarbuiten, zijn Bataksche onderwijzers, schrijvers en artsen werkzaam. Bataksch Instituut, vereeniging in 1908 te Leiden opgericht met het doel het uit cultuurhistorisch oogpunt zoo belangrijke volk en land der Bataks te leeren kennen. De vereeniging heeft reeds enkele geschriften uitgegeven, vooral de zendeling Joustra, die 10 jaar in de Bataklanden vertoefde, leverde veel materiaal. Batam- of Battam-archipel, eilandengroep, ten Zuiden van Singapore gelegen, geheeten naar het grootste eiland. Zij zijn gedeeltelijk bewoond en zeer boschachtig. Bataneilanden, Noordelijke eilanden¬ groep der Philippijnen. Havenplaats is San José d'Ybano. Batang (1), afdeeling en regentschap der residentie Pekalongan op Java. Batang (2), de hoofdplaats van die afdeeling telt c. 16.400 inw. Batang is op Sumatra de algemeene naam voor stroom. Batang Gadis ontspringt op de grens van de Padangsche Benedenlanden en Tapanoeli, stroomt aan de Westkust in zee uit. Batang Hari of Djambi-rivier, ontspringt op de Padangsche Bovenlanden, vereenigt zich met de Goemanti en de Sangir, ontvangt verder, waar zij den naam van Djambi draagt, het water van de Tebo en Tembesi en stroomt met verschillende takken in de Zuid-Chineesche Zee uit. Batangas, hoofd- en havenplaats van het eiland Luzon (Philippijnen) met c. 45.000 inw. Batang Haridistricten, onderafdeeling van de residentie Sumatra's Westkust, bestaande uit de districten Batang Hari en Kota Bes ar; eerst sedert 1905 onder Nederlandsch Gouvernement. De bevolking leeft nog zeer primitief. Batang-Loepar, gebergte op de grens van de Westerafdeeling van Borneo met Serawak, waar ook de rivier van dien naam ontspringt. De bewoners de Batang-Loepar, Dajaks, zijn beruchte koppensnellers. Batang Nila is een belangrijke zijrivier der Kampar op Sumatra. Batang Toroe of Taro, groote rivier op Sumatra, ontspringt in de residentie Tapanoeli en is de afvoerstroom van een groot deel der Toba-hoogvlakte. Zij mondt aan de Westkust in zee uit, heeft in haar benedenloop een sterk verval. Bataten (batatas), zetmeelrijke knollen van Ipomaea Batatas, synoniem Convölvulus B. en andere winde-soorten uit de fam. der Convolvulaceeën. Evenals onze aardappelen zijn ze zeer veranderlijk van grootte en vorm, maar in vochtig klimaat minder geschikt. Als herinnering van deze knollen noemen onze matrozen en militairen de aardappelen vaak „patatters", misschien mede in BATATEN—BATAVIA 391 verband met het Engelsche woord „potato" voor aardappel. Bataven heetten de burgers der Bataaf sche Republiek, ook de Batavieren worden wel Bataven genoemd. Batavia, zetel van het bestuur van Ned.-Indië en hoofdplaats van de gelijknamige residentie aan de noordkust van West-Java (deze met de afdeelingen: Stad en voorsteden van B., Meester Cornelis, Tangerang, Buitenzorg en Krawang). Het gebied van het tegenwoord'ge B. beeft een oppervlakte van 125 vierk K.M. met een bevolking van ruim io^.uuu zielen, waarvan lo.uuu Europeanen, 115.000 inlanders, 30.000 Chineezen enz. Het nog belegerde fort bij Jacatra (Soenda Kalapa), aan de monding van de Tji Liwoeng, werd op 12 Maart Loiy geuoopi met oen naam ü. Kjp ou Mei d.a.v. verwoestte J. P. Coen, tot ontzet uit de Molukken teruggekeerd, de inlandsche stad Jacatra. Hij wilde het „generael rendez-vous" NieuwHoorn noemen, maar de naam B. werd op 4 Maart 1621 door de Bewindhebbers bekrachtigd. Coen en zijn Raden verleenden de stad (vroeger Jacatra) een wapen en zegel, bestaande uit „een sweert van azur in een orange schilt steeckende met de poincte deur een lauweren crans van coleur bruyn groen", (aldus gehandhaafd voor de Stad B. bij Raadsverordening van 8 Febr. 1911, met twee leeuwen als schildhouders en als devies de tot gevleugeld woord geworden opwekking, geschreven door Coen op 28 Sept. 1618 aan de Bewindhebbers „Dispereert niet!". Ongeveer op de plaats van het fort verrees het Kasteel, de stad aan beide zijden van de rivier. In 1618 en 1629 had de stad een beleg te doorstaan van Javaansche legers van Mataram. Coen en zijn opvolgers, vooral Specx, Brouwer en Van Diemen, later Maetsuyker, bouwden de stad uit, totdat zij in 1667 voltooid was naar het model van een echt Hollandsche, versterkte havenstad met een netwerk van 16 grachten (en 46 steenen bruggen)welke elkander rechthoekig kruisten. In den vestingring waren bolwerken en bastions. Het Kasteel had vier punten met namen van edelgesteenten (vandaar de naam diamantveste, Kota Inten). De Tji Liwoeng, die de stad doorsneed vormde een der voornaamste grachten (nog steeds Kali Bes ar, groote rivier), een andere was de beroemde Tygersgracht. B. verwierf zich den naam van Koningin van het Oosten. Na een uitbarsting van de Salak in 1699 werd de rivier Vervuild, de watervoorziening door sluizen bleef in gebreke, de havenmond raakte steeds meer verzand. In de 18e eeuw breidde B. zich ook buiten de vestingwerken uit. De groote toevloed van Chineezen in de stad en de ommelanden, voerde in 1740 tot een opstand welke, na onhandige maatregelen, in een furie werd onderdrukt, waarbij 10.000 Chineezen werden vermoord, De toenmalige G.G. Valckenier werd op zijn thuisreis aan de Kaap aangehouden en teruggezonden; hij bleef op het Kasteel gevangen tot aan zijn dood in 1751, daarbij zijn opvolger en tegenstander Van Imhoff overlevende. In de tweede. helft der 18e eeuw nam de ongezondheid in B. steeds toe. Velen vestigden zich in de buitenwijken. In 1808 gelastte Daendels de ontruiming van B. als zetel der regeering. Hij liet het Kasteel en tal van historische gebouwen afbreken. Alleen de Amsterdamsche poort, die toegang gaf tot het Kasteelplein, is blijven staan. Od het Dlein bii het oude landgoed Weltevreden, liet hij het Paleis, later Groote Huis geheeten, bouwen, dat eerst onder Du Bus in 1827 werd voltooid. In 1811 werd B. door de Engelschen veroverd, in 1816 (ingevolge het tractaat van 1814) weder van hen overgenomen. Oud-B. de benedenstad, is het centrum van den handel (groote kantoren aan de Kali Besar), verder woonplaats voor handeldrijvende Chineezen, Arabieren, enz. Het oude stadhuis van 1710 is 392 BATAVIA-BATH thans zetel van de Gemeente Batavia (sedert 1 April 1905, onder een burgemeester). Daarachter het gebouw van den Raad van Justitie. Oud-B. is verbonden met de bovenstad of Weltevre den door den weg Molenvliet, langs het gelijknamige kanaal. In de winkelbuurten Rijswijk en Noordwijk ook groote kantoorgebouwen. Op Rijswijk de sociëteit „Harmonie", reeds door Daendels gesticht, en het Paleis van den G.G. voor de recepties. Aan het Koningsplein, een uur gaans in het vierkant, het museum van het Bat. Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen. Dit plein is door de Willemslaan verbonden met het Waterlooplein, waarop het genoemde „Groote Huis" en de meeste andere regeeringsgebouwen. Van dit plein voert een belommerde weg langs Senen, Kramat en Salemba naar Meester Comelis. Tusschen beide pleinen het Hertogspark. Het hier gelegen „witte paleis", vroeger zetel van den legercommandant (die met het depart. van oorlog naar Bandoeng verhuisde), is sedert 21 Mei 1918 gebouw van den Volksraad. Aan den ouden Jacatra-weg de gedenksteen aan den verrader Pieter Erberfelt in 1722. Voorts de als toevallig gespaarde oude Portugeesche Buitenkerk. Aan den Tjikiniweg de Planten- en Dierentuin (aangelegd in 1864 door den schilder Raden Saleh), met de „Harmonie" en „Concordia" (de militaire sociëteit), een der voornaamste verzamelplaatsen van het uitgaande B. Bij het Waterlooplein het militair hospitaal op de plaats van het vroeger landgoed Weltevreden. De spoorlijn B.— Buitenzorg doorsnijdt het heele stadsgebied. Het N. en Z. der stad zijn verbonden met de westelijk gelegen haven Tandjong Priok (aangelegd van 1877— 1886, kosten 26,5 millioen), bestaande uit: buitenhaven met 2 hoofden van 1850 M.; een binnenhaven met groote handelskaden; kolenhaven, kanaal, spoor weg en rijweg naar B. Voorts dokken en werkplaatsen. De exploitatie van de haven geschiedt van staatswege, met uitzondering van het droogdok. Als haven is B. van minder beteekenis^ dan Soerabaja en zelfs Semarang. Zie J. F. L. de Balbian Verster en M. C. Kooy van Zeggelen, Batavia, oud en nieuw (1920). Batavia, Baai van, bocht aan de N. kust van W. Java, tusschen Kaap Oentoeng Djawa en den hoek van Krawang, waarin kleine eilanden en koraalriffen liggen. Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschappen, gesticht 1778 onder de zinspreuk „Tot nut van 't algemeen" heeft de studie van de Oost-Ind. Koloniën zeer bevorderd door de uitgave van „Verhandelingen" en (sedert 1853) Tijdschrift voor Ind. taal-, land-, en volkenkunde. Het genootschap bezit een uitgebreide bibliotheek. Batavieren, De, naam van een Germaanschen volksstam, die een eeuw voor Chr. den Rijn af kwam zakken en zich in Gelderland, Utrecht en Holland vestigde. Door de Romeinen overheerscht,; stonden zij in 70 na Chr. op onder Claudius Civilis en wisten door dezen beter voorwaarden tot een bondgenootschap te verkrijgen. Batavieren, Eiland der, de tegenwoordige Betuwe, lag tusschen twee Rijnarmen, was moerassig. De Batavieren vestigden zich daar en bouwden hun woningen op terpen. Batavodurum, misschien hetzelfde als Oppidum Batavorum, was waarschijnlijk Nijmegen. Batenburg, gemeente en stadje met c. 550 inwoners aan de Maas in Gelderland. Landbouw; ruïnen van een oud slot. Bates, Henry Watter (1825-1892), Engelsch natuurkundige, bereisde met A. R. Wallace het stroomgebied van de Amazone, schreef hierover: „The naturalist on the Amazons". Bath (1), stad en badplaats in Engeland met c. 69.000 inw. aan de Avon. De Romeinen kenden reeds de bronnen, bouwden er badhuizen, waarvan nu nog de overblijfselen te vinden zijn en noemden de plaats Aquae Solis. Vooral in de 18de eeuw was het de modebadplaats. BATH-BATJAN 393 Bath (2), stad met c. 10.000 inw. in Maine U. S. A. Scheepstimmerwerven, metaalgieterijen. Bath-metaal is een geelachtig witte legeering, bestaande uit 55 dln. koper en 45 dln. zink. Bathometer of Dieplood. Zie Diepzeeonderzoek. Bath-orde, Engelsche ridderorde, werd in 1399 ingesteld, in 1725 en 1815 hernieuwd. Hoewel oorspronkelijk een militaire orde, wordt zij sinds 1847 ook aan burgers verleend. Het ordeteeken is een wit schild, waarop een roos, klaverblad en distel en het devies „Tria juncta in uno" staat. Bathori, naam van een oud-adeürjK, later vorstelijk geslacht in Zevenburgen dat in de 11 de eeuw reeds goederen in Hongarije verkreeg. Bathseba, vrouw van Uria, een veldheer van koning David, later van David zelf. Om haar te kunnen huwen, liet David Uria den gevaarlijksten post in den strijd innemen, zoodat deze sneuvelde. Bathseba was de moeder van Salomo. Zie 2 Samuel 11 en 12. Bathurst (1), stad in Nieuw-ZuidWales (Australië) met c. 9.000 inw. Gouden zilvermijnen. jBaihurst (2), hoofdstad van Gambie W. Afrika, met c. 9.000 inw., behoorend aan Engeland. Aardno- Bathybius. Het slijm, dat het diepzeeslib bedekt en indertijd beschouwd werd als het eenvoudigste levende wezen, het oerslijm. Het bestond uit eiwithoudende, gelatineuze klompjes, maar later is het gebleken een neerslag van cakinmcarbonaat te zijn, die, als men diepzeeslib met alkohol behandelt, als vlokkige, gelatineuze massa optreedt. Batikken is het versieren van weefsels volgens een speciale methode, die uit Ned. Indie afkomstig is. Een weefsel, waarop een patroon in meerdere kleuren aangebracht moet worden, wordt zoover met een wassoort bedekt (b.v. door de was in oplossing met een penseel erop te brengen) tot een stuk van het patroon uitgespaard is, dat in een be¬ paalde kleur geverfd moet worden. Het stuk wordt dan in de verf gebracht, waardoor alleen de onbedekte plaatsen de kleurstof opnemen. Daarna wordt alle was weer weggenomen en een nieuwe laag wordt er opgebracht, alweer een stuk van het patroon openlatende, zoodat dit in een andere kleur geverfd kan worden. In Europa wordt een dergelijk resultaat verkregen door bet bedrukken van weefsels in verschillende kleuren met blokken of met cylinders. Merkwaardige effekten, vooral op fluweel, worden wel verkregen door het geheele weefsel met was te bedekken en deze beschermende laag dan door kreukelen te breken. Door dan naderhand de lap in een kleurstof te brengen kan deze alleen doordringen langs de scheuren in de was, waardoor een dikwijls zeer fraaie teekening van grillige lijnen verkregen wordt. Iets dergelijks bereikt men ook door een lap goed tot een reep te vouwen en die te knoopen, waardoor het verschil in druk op verschillende plaatsen' een verschil in absorptie van ae Kieurstoi veruuiz.aan.1.. Het Koloniaal Museum te Amsterdam gaf een boekje uit over batikpatronen in Ned. Indie. Het batikken wordt in ons land op enkele scholen van kunstnijverheid onderwezen.. Een uitvoerige beschrijving der batikkunst met prachtige illustraties vindt men in G. P. Rouffaer en H. H. Juynboll, De batikkunst in Nederlandsch-Indiè en haar geschiedenis (2 dln. 1914) en in J. E. Jasper en Mas Pirngadie, De batikkunst (1916). Batipoeh, landschap ten N.> van het meer van Singkarah (Sum. Westkust). Batjan, eiland in de Moluksche Zee, ten Z. W. van Halmaheira, in 't midden vooral bergachtig. Bosschen geven timmerhout. Muskaatnoten en kruidnagelen. In den bodem een weinig goud en zilver. Sultanaat Batjan, behoorende tot de residentie Temate, bestaat uit c. 80 eilandjes ten W. van Halmaheira, waarvan Batjan het grootste is. De sultan regeert met 7 rijksgrooten; de verhouding tusschen 394 batjan-batthyAnyi gouvernement en sultanaat is bij de Korte Verklaring van 1910 geregeld. In 1609 werd Batjan door de Nederlanders op de Spanjaarden veroverd. Batjoesjkoff, Constantijn Nikolajewitsj (1787-1855), Russisch dichter, was eenige jaren werkzaam in den krijgsdienst, daarna in de diplomatie, dichtte elegiën, (waaronder „Tasso's dood") en liederen, werd in 1822 krankzinnig. Batley, stad met c. 36.000 inw. in Yorkshire Engeland. Wolindustrie. Batoea, Watwa, naam van een dwergstam (gemiddelde lichaamslengte 1.35 M.) in Centraal-Afrika, ontdekt door Wissmann in 1881. Zij hebben een gele gelaatskleur en leven van jacht. Batoe, Maleisch woord, dat steen, róts beteekent, komt als bijvoegsel veel in plaatsnamen enz. voor. 'Batoe Basoerat (1), (■= beschreven steen) plek in de nabijheid van Fort van der Capellen, waar beschreven steenen uit den Hindoetijd gevonden worden. Batoe-eilanden W, groep van o groote en vele kleine eilanden tenW. van Sumatra met belangrijke kokoscultuur. Batoe Bara (3), stroomgebied van de rivier van dien naam, welke in de Bataklanden (Sumatra) ontspringt. Deze streek vormt een onderaf deeling van het Gouvernement O. kust van Sumatra. Batoelapa (4), zelfbesturend landschap op Celebes, ten O. van straat Makassar. Bergachtige streek; Boengieng grootste rivier. Hals, timmerhout. Aan het hoofd staat een vorstin. Batoetoelis (5), kampong nabij Buitenzorg, waar een steen met Oud-Soendaneesch opschrift gevonden wordt. Batoem (1), provincie in Trans-Kaukasië (Rusland), aan de O. kust van de Zwarte Zee. Landbouw. Uitvoer van petroleum en graan. Batoem (2),hoofdplaats van deze provincie met c. 32.000 inw. is een belangrijke haven. Uitvoer van petroleum. Ba toer (1), district in de afdeeling Bandjarnegara van de residentie Banjoemas met de hoofdplaats Ba toer, 1624 M. boven den zeespiegel gelegen aan den voet van den Goenoeng Peterangan. Batoer (2), vulkaan op O. Bali van c. 1500 M. hoogte met 2 steile toppen, welke diepe kraters hebben, heeft nog in' 1905 gewerkt. Batonga, naam van een Bantoevolk in Z. Afrika, wonend tusschen de Zambesi en haar zijrivieren. Goede landbouwers en jagers. BSton-Rouge, hoofdstad van Louisiana (U. S. A.) met c. 18.000 inw. Universiteit, katoenhandel. Batrachiërs. Zie Kikvorschachtige dieren. Batrachium. Zie Waterboterbloem. _ Batrachomyomachia, komisch heldendicht, parodie op de „Ilias", door Pigres van Halicarnassus. In de Oudheid werd het algemeen aan Homerus toegeschreven. Battaglia, stad en badplaats met c. 5000 inw. in de Italiaansche provincie Padua. Zwavelbronnen. Battenberg, stad met c. 1000 inw. in Duitschland, district Wiesbaden. De kinderen van Alexander van Hessen en CTavin Tulie von Hanke nntviniron mo* hun moeder in 1851 den titel van nrino of prinses van Battenberg. De oudste zoon Lodewijk, (gest. 1921), admiraal bij de Engelsche vloot, veranderde in 1917 zijn naam in dien van Mountbatten. De derde zoon Heinrich Morits huwde in 1885 met Beatrice, dochter van koningin Victoria, hun dochter Victoria Eugénie huwde in 1906 koning Alfons XIII van Spanje. Battersea, voorstad van Londen, aan den rechteroever van de Theems met c. 150.000 inw. Ijzergieterijen. Batterij {militair), twee tot zes kanonnen van gelijke soort, samen voor één doel opgesteld en onder één commando. Ook noemt men zoo het beschuttende permanente of tijdelijke bouwsel dat rondom die batterij is opgesteld. Batterij, electrische. Zie Elementen, galvanische. Batthyanyi, naam van een zeer oude Hongaarsche magnatenfamilie, waarvan verschillende leden zich onderscheiden BATTHYANYI - BAUER 395 hebben. Eörs, een bevelhebber van Arpad in 884, wordt als hun stamvader beschouwd. Battle, stad met o. 3.000 inw. in Sussex (Engeland) met ruïnen van een prachtige abdij, gesticht door Willem den Veroveraar, na den slag bij Hastings (1066). Battle-Creek, stad met c. 25.000 inw. in Michigan (U. S. A.). Machinefabrieken, zandsteengroeven. Bauang, stad op Luzon (Philippijnen) met c. 40.000 inw. Hoeden- en mattenvlechterijen. Baucis. Zie Philemon en Baucis. Baud, Jean Chr Uien (1789— 1859), ging als waarnemend secretaris van den gouverneur in 1810 naar Indie, werkte mede tot oprichting der Handelmaatschappij (1824), werd vice-president van den Raad van Indie en in 1840 minister van Koloniën. Hij is vooral bekend als medewerker van Van den Bosch, bij de invoering van diens cultuurstelsel. Baudart, Willem of Wilhelmus Baudartius (1565—1640), Nederlandsch godcrp.lp.erde. in Vlaanderen eeboren. studeer¬ de in Engeland en Duitschland, werd in 1619 door de Dordtsche Synode tot een der vertalers van het Oude Testament benoemd. Baudelaire, Pierre Charles (1821 — 1867), Fransch dichter, bewonderaar van Poe, vertaalde vele van diens werken, bad invloed op de latere Fransche dichtkunst. Zijn bekendste werk, dat veel aanstoot heeft gegeven, was de dichtbundel „Fleurs du mal". BaudrUlart, Henri Joseph Lion (1821 — 1892), Fransch staathuishoudkundige, van liberale richting, schreef behalve tijdschriftartikelen vele werken op economisch gebied, waartoe o. a. „Manuel d'économie politique" behoort. BaudrUlart, Alfred (1859- ), Fransch geschiedkundige en geesteUjke, streefde er in zijn geschriften naar wetenschap en godsdienst te verzoenen. Hij schreef: „Philippe V et la cour de France". Bauer, Nicolaas (1767—1820), Nederlandsch schilder, begon als behang¬ selschilder, doch maakte later stadsgezichten en landschappen. Tot zijn beste werk behoort een gezicht op Amsterdam (Rijksmuseum). Bauer, Andreas Friedrich (1783— 1860), Duitsch werktuigkundige, vond met Friedrich König de snelpers uit. In 1818 richtten zij te Würzburg (Beieren) een fabriek tot het vervaardigen van snelpersen op. Bauer, Karoline (1807—1877), Duitsch toooneelspeebter, was van 1829—1831 met prins Leopold van Saksen-Cbburg, den lateren koning der Belgen, in een morganatisch huwefijk verbonden, na dien tijd keerde zij tot het tooneel terug. Zij schreef: „Aus meinem Bühnenleben". Bauer, Bruno (1809—1882), Duitsch godgeleerde en bijbelcriticus, privaatdocent te Bonn, aanvankelijk orthodox, bleek weldra zóó radicaal te zijn, dat. hij in 1842 uit zijn ambt ontzet werd. Zijn voornaamste werü is uc uuiucujuc „Kritik der evangelischen Geschichte der Synoptiker"; ook trachtte hij in zijn „Philo, Strauss, Renan und das Ürchristentum" het Christendom te herleiden tot denkbeelden van Philo en het Romeinsche Hellenisme. Bauer, Mari Alexander Jacques (1864 — ), Nederlandsch schilder en etser, leerling van de Haagsche Academie, geeft vooral in zijn schilderijen en etsen Oostersche tafereelen en landschappen weer. Hij stelt zich in zijne etsen vooral Rembrandt ten voorbeeld. Bauer, Stephan (1865— ), Oostenrijksch staathuishoudkundige, hoogleeraar te Bazel, sinds 1901 directeur van het Internationaal Arbeitsamt. Bauer, Gustav (1870— ), Duitsch politicus behoorende tot de Meerderheidssocialisten, werd in 1912 afgevaardigde naar den Rijksdag, in 1918 staatssecretaris, in 1919 rijkskanselier en in 1921 eenigen tijd minister van Financien. Bauer, Harold (1873— ), vermaard pianist, woont in Parijs. Verwierf naam als solist en als kamermuziekspeler (lid van het trio: Jacques Thibaud (viool) — 396 BAUER—BAUTAIN Pablo Casals (violoncel) — Bauer). Ook geeft hij concerten met Pablo Casals. Bauernfeld, Eduard von (1802—1890), Oostenrijksch blijspeldichter, behandelt in zijn blijspelen als „Leichtsinn aus Liebe", „Die Bekentnisse" in hoofdzaak het leven van de hoogere standen in Weenen. Bauges of Beauges, kalkplateau in Savoye (Frankrijk), gemiddeld 1000 M. hoog. Hoofdplaats is Le Chatelard. Baukin, Kaspar (1560—1624), Zwitsersch plantkundige, hoogleeraar te Bazel, heeft zich vooral op het gebied der indeeling en ordening van planten onderscheiden. Zijn hoofdwerk is „Pinax theatri botanici", dat nog wel geraadpleegd wordt. Baumannshöhle, kalksteengrot in den Harz (Duitschland), 280 H. lang, reeds in de 16de eeuw bekend. Baumbach, Rudolf (1840—1905), Duitsch dichter, schreef bet epos „Zla- torog en andere gedicnten. oaume, Amovne\\ieo— ïout;, rranscu scheikundige, hoogleeraar aan de pharmaceutische school te Parijs, was de uitvinder van den naar hem genoemden areometer. Baumgartner, Karl Heinrich (1798 — 1886), Duitsch geneesheer, hoogleeraar te Freiburg deed vele onderzoekingen op het gebied der embryologie, was de wegbereider voor Schwann en diens cellen theorie. Baumgarten, Otto (1858— ), Protestantsch godgeleerde, hoogleeraar te Kiel, schreef vele theologische werken, o.a.: „Neue Bahnen" en „Christentum und Weltkrieg," Baumgarten, Alexander Gottlieb, (1714 — 1762) Duitsch wijsgeer, volgeling van Wolf was hoogleeraar te Frankfurt a. O. en was de stichter van de aesthetica als zelfstandig vak van studie Hij schreef: „Aesthetica" (1758). Baumgarten-Crusius, Ludwig Friedrich Otto (1788—1842), Duitsch Protestantsch godgeleerde, hoogleeraar te Jena, schreef o.a. „Lehrbuch der christlichen Sittenlehre." Baumgartner, Andreas riddenjfvon (1793—1865), Oostenrijksch natuuron-. derzoeker en staatsman, professor te Weenen, later directeur van de keizerlijke porceleinf abriek, bekleedde na 1848 ook verschillende politieke betrekkingen. Baumgartner, Gallus Jacob (1797— 1869), Zwitsersch staatsman van ultramontaansche richting, was sinds 1859 landamman, schreef: „Die Schweiz in ihren Kampten und Umgestaltungen von 1830 — 1850". Zijn zoon Alexander Baumgartner (1841 — 1910), letterkundige en Jezuiët, woonde te Luxemburg, waar hij mede-redacteur was van: „Stimmen aus Maria Laach"; schreef ook een werk over „Goethe". Baumhauer, Eduard Hendrik von (1820—1885), Nederlandsch scheikundige, hoogleeraar aan het Athenaeum te Amsterdam, stichtte aldaar in 1858 een bureau voor het onderzoek van levensmiddelen; schreef een leerboek der anorganische scheikunde. Baur, Ferdinand Christian (1792— 1860), Duitsch godgeleerde, hoogleeraar te Tübingen, bestudeerde vooral de groei der Christelijke kerk in de eerste eeuw van haar bestaan, was de stichter van eene theologische richting („Tübinger School"). Hü tracht een zoo zuiver moge¬ lijk historisch beeld van het wordende Christendom te vormen en ziet dit vooral ontstaan uit de tegenstelling tusschen het Joodsch-Christendom en dat van Paulus. Zijne vele studiën hebben veel bijgedragen tot de geschiedenis der Christelijke dogmatiek. Baussnern, Waldemar von (1866— ), vruchtbaar Duitsch componist, sinds 1916 directeur van het Hochsche Conservatorium te Frankfort a. M. Schreef opera's, 4 symphonieên en kamermuziek met groote bezettingsverscheidenheid. Bautain, Louis Eugène Marie (1796 — 1867), Fransch wijsgeer en priester, eerst hoogleeraar in Straatsburg, kwam door zijn vrijzinnige geschriften bij herhaling in conflict met de geestelijkheid, werd in 1863 hoogleeraar aan de Sor- BAUTAIN- BA YARD 397 bonne. Tot zgn werken behoort: „Psychologie expérimentale." Bautzen, stad in Oberlausitz (Saksen) aan de Spree, met c. 34.000 inw. Verscheidene inrichtingen van onderwijs, oude Domkerk; woündistrie, textielen papierfabrieken. Vroeger residentie der Boheemsche koningen, in 1813 overwon Napoleon aldaar de legers der Pruisen en Russen. Bauwens, Isidoor (1855— ), Belgisch geneesheer, schreef behalve een roman, werken over de lijkbehandeling bij de oude volken. Bauxiet of terre de Baux is een verontreinigd aluminiumhydroxyde (Al (OH),) dat vooral in Frankrijk en Noord-Amerika (tijdens en na den wereldoorlog ook in Dalmatiê en Guyana) gewonnen wordt. Het vormt de grondstof voor aluminium (zie aldaar) en wordt gezuiverd óf door smelten met natron en ontleden van het aluminaat door koolzuur, óf door koken met natron in een autoclaaf. In beide gevallen ontstaat Al (OH), dat door verhittin? ALO. levert. Het bijproduct (ijzeroxyde) gaat als zuiveringsmassa naar de gasfabrieken. In 1917 produceerde Amerika 420.000 ton (80 % hiervan voor aluminium), tegen 200.000 ton vóór 1914; toen produceerde Frankrijk 200.000 ton. Bavai, stad in N. Frankrijk met c. 2000 inw. was van Augustus 1914 tot November 1918 in bezit van de Duitschers. Bavianen. Zie Apen. Bavinck, Herman (1854-1921), Nederlandsch godgeleerde, hoogleeraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, schreef behalve theologische ook paedagogische werken. Hiertoe behooren: „Gereformeerde dogmatiek", „De opvoeding der rijpere jeugd", en „Paedagogische beginselen". Bavo, een heilige, schutspatroon van de stad Haarlem en van Gent, leefde in de 7de eeuw in Vlaanderen. Zijn naamdag valt op 1 October. Bawean, eiland in de Java-zee, ten N. van Straat Madoera, behoorende tot de residentie Soerabaja, bestaat hoofdzakelijk uit een met bosch bedekte vulkaanruïne. Dicht bevolkt, bewoners gelijken op de Madoereezen, de mannen drijven handel in bijna geheel O.-Indië, doen ook aan vischvangst. Uitvoerartikelen: matjes, slendangs en sarongs. Baz, Joon, Nederlandsch krijgsman, in den 80-jarigen oorlog, was bevelhebber van het Muiderslot. Zijn broeder Paulus Bax onderscheidde zich eveneens bij vele belegeringen (Grol en Hulst) en bij veldslagen (Turnhout en Nieuwpoort). Hij werd door Koningin Elizabeth in den adelstand verheven en gouverneur van Bergen-op-Zoom. Na zijn dood volgde zijn broeder Marcelis Bax, die hem in den strijd trouw terzijde had gestaan, hem in deze hoedanigheid op. Bax, Ernest Belfort (1854- ), Engelsch socialist, richtte met Morris in 1885 de „Socialist League" op, schrijft vooral werken over de historische ontwikkeling van het Socialisme. Baz, A. E. Trevor (1883- ), begaafd Engelsch componist van moderne richting. Schreef o. a. „Celtic song-cycle" en instrumentaalwerken. Baxter, Richard (1615-1691), Engelsch Puriteinsch prediker ten tijde van Cromwell en Karei II, heeft gedurende de regeering van den laatste eenigen tijd in gevangenschap doorgebracht, schreef vele werken als: „Saints everlasting rest" e. a. Bayard, Pierre du Terrail, Chevalier de (1473—1524), Fransch krijgsman, streed roemrijk in de oorlogen ten tijde van Karei VIII, Lodewijk XII en Frans I. Zijn dapperheid en edelmoedigheid gaven hem den bijnaam van „ridder zonder vrees of blaam". Hij verdedigde de brug bij Garigliano alléén tegen vele Spaansche ridders en de vesting Mézières tegen de Duitschers. Frans I ontving van hem den ridderslag. Hij werd in 1524 bij Abbiategrasso doodelijk gewond. Bayard, Jean Francais Alfred (1796 — 398 BAYARD—BAZEL 1853), Fransch blijspeldichter, schreef zeer vele tooneelstukken, waarvan ook verscheidene in 't Nederlandsch vertaald zijn. Bekend zijn: „La reine de seize ans", „La fille de 1'avare" e. a. Bayazid, stad met c. 4000 inw. in Aziatisch-Tnrkije, ten Z.O. van Erzeroem, werd in Oct. 1914 door de Russen bezet. Bay City, stad met c. 45.000 inw. in Michigan (U. S. A.). Houtzagerijen, gezouten visch. Bayer, Adolf von. Zie Baeyer. Bay et, Jean Ferdinand (1882—1915), Fransch kunstcriticus en schrijver van: „Les richesses d'art de la vüle de Paris", „Egypt" e. a. Bayeux, stad met c. 7500 inw. in Calvados (Frankrijk), kant, porselein. Oude cathedraal en bibliotheek, waarin een beroemd wandtapijt van 70 M. lengte, voorstellend de verovering van nugtiaDü, uoor vviueiu uen veroveraar. Bayle, Pierre (1647—1706), Fransch wijsgeer, hoogleeraar aan de Protestantsche Universiteit te Sedan, na de opheffing hiervan, leeraar aan het gymnasium te Rotterdam, werd wegens zijn vrijzinnige denkbeelden ontslagen. Zijn „Dictionnaire historique et critique" had grooten invloed op het ontstaan van vrijzinnige denkbeelden in de 18e en 19e eeuw. Zie C. Serrurier, Pierre Bayle en Holland (1912). Bayly, Ada Ellen. Zie Lyall, Edna. Bay nes, Thomas Spencer (1823 — 1887), Engelsch schrijver, achtereenvolgens hoofdredacteur van de „Daily News" en hoogleeraar in de logica té St. Andrews, bezorgde den 9den druk van de „Encyclopaedia Britannica". Bayonne (1), stad met c. 28.000 inw. in het Fransche departement Basses Pyrenees aan de Adour; oude kerk; handel in gerookt vleesch en brandewijn. Bayonne (2), stad met c. 66.000 inw. in New-Jersey (U. S. A.). Chemische fabrieken, petroleumraffinaderijen. Bayreuth, stad met c. 33.000 inw. in het Beiersche district Boven-Franken aan den Rooden Main, vroeger vorstelijke residentie, bezit een theater speciaal, voor Wagners opera's opgericht; eenige mooie kasteelen. Textiel-, porselein-, meubel-, papierfabrieken. Bay-rum, naam van een verfrisschend toilet-water, vooral in Amerika in gebruik. De beste bay-rum wordt op Jamaica gemaakt en bestaat uit rum, alcohol, water en een aftreksel van de bladeren en bessen van den baybessenboom. Baza, stad met c. 13.000 inw. in de Spaansche provincie Granada, in den tijd der Mooren een bloeiende handelsstad. Landbouwcentrum, zwavelhoudende bronnen. Bazaar is in Perzië en Turkije de marktplaats, waar goederen te koop worden aangeboden, ook wel een breede straat of magazijn, waar zulks geschiedt. Bazaine, Francois Achille (1811 — 1888), maarschalk van Frankrijk, begon zijn loopbaan als gewoon soldaat,! werd in den Krimoorlog generaal,' in 1870 opperbevelhebber van het Rijnleger, vervulde zijn plicht slecht en gaf Metz aan den vijand over. Door den krijgsraad in 1873 van verraad beschuldigd, werd hii eerst ter dood ver¬ oordeeld, later veranderde de straf in 20-jarige gevangenschap. Hij ontvluchtte in 1874 uit zijn gevangenis en overleed te Madrid. Bazard, Saint-A mand (1791 — 1832), Fransch socialist, aanhanger van St. Simon, richtte in navolging van de Ital. Carbonari de vereeniging „Amis de la vérité" op. Bazeilles, dorp met c. 2000 inw. in het Fransche departement Sedan, waar in 1870 zwaar gestreden is tusschen de Beieren en de Franschen. Bazel (1), kanton in N.W. Zwitserland, grenzend aan Duitschland, sedert 1833 verdeeld in de kantons Landen Stad-Bazel. Veeteelt, wijngaarden. Bazel (2) de hoofdstad van het kanton, aan beide zijden van den Rijn, met c. 136.000 inw., belangrijke universiteit oude kerk en stadhuis. Zijde-in- BAZEL—BEARDSLEV 399 dustrie. Druk transitoverkeer. Concilie van Bazel (1431-1443), de laatste van de drie kerkvergaderingen tot hervorming der kerk door paus Martinus V samengeroepen, voortgezet door Eugenins IV. Het Concilie trachtte zich te verzoenen met de Hussieten, doch kon de goedkeuring van den Paus niet verkrijgen; een hevige strijd ontbrandde en een nieuwe paus onder den naam van Felix V werd gekozen. Eerst in 1449 kwam een einde aan den strijd. De besluiten van het Concilie worden niet als wettig erkend. De vrede van Bazel werd in 1795 gesloten tusschen Frankrijk en Spanje en tusschen Frankrijk en Pruisen. Bazel, K. P. C. de (1869- ), architect van vele, meest kleine, bouwwerken, in 't bijzonder van landhuizen, die zich kenmerken door een zeer persoonlijk karakter. Zijn architectuur is wel overwogen, verfijnd en zuiver van verhouding. Tot zijn grootere werken behooren een ontwerp voor het Rotterdamsche Raadhuis en het Gebouw voor de Ned. Handelmaatschappij te Amsterdam, dat thans in aanbouw is. Rarin Kent (1853— 1. Fransch romanschrijver, hoogleeraar te Angers, lid der Académie, schrijft vooral familieromans en over het boerenleven, ook reisbeschrijvingen. Tot zqn werken behoort o.a.: „La terre qui meurt" en „Les Oberlé". Bazuin (ItaL Trombone, Duitsch: Posaune), koperen blaasinstrument van het trompettype, bestaande uit twee windingen of „coulissen": in halve cirkel gebogen holle buizen met verlengstukken, die in elkaar sluiten. Door ' het in en uit elkaar schuiven dezer windingen, wordt de lengte der luchtkolom en dus de toonhoogte veranderd. Van de alt-, tenor- en basbazuinen is tegenwoordig hoofdzakelijk de tenorbazuin, met omvang contrabas tot c'", in gebruik. Het instrument vervult een belangrijke rol in de tegenwoordige orkesten, de klank is vol en plechtig. Bij de ventielbazuin wordt de luchtkolom door ventielen kunstmatig_ verkort en verlengd; haar klank is minder edel. Bazzi, Gianantonio. Zie Sodoma. Bazzini, Antonio (1818-1897), Italiaansch vioolvirtuoos en componist, was vanaf 1873 leeraar aan en vanaf 1882. directeur van het conservatorium te Milaan. Zijn voornaamste werken zijn zijne 6 strijkkwartetten, en -kwintet. Ook schreef hij werken voor koor en orkest. Hij stond onder Duitschen invloed. Bdellium is de naam voor een aantal gomsoorten uit Afrika en Sicilië, die vroeger in den handel kwamen als reukmiddelen in kaarsen en voor pleisters. Zij worden thans niet meer hl den handel gebracht. Beachy-Head, voorgebergte aan_ de Z. kust van Engeland, tusschen Hastings en Brighton, waar in 1690 de Fransche vloot de overwinning op de Engelsch- Hollandsche benaalae. Beaconsfield (1), stad in Engeland met c. 5000 inw., voorstad van Londen, Beaconsfield (2), stad met c. 22.000 inw. in de Kaapkolonie (Z. Afrika) voorstad van Kimberley, diamantmijnen. Beaconsfield, Benjamin Disraeli, Earl of (1804—1881), Engelsch staatsman en romanschrijver, van Joodsche afkomst, ging in 1817 tot de staatskerk over, publiceerde in 1826 z^n eerste roman „Vlvian Grey", werd in 1837 als Tory lid van het Lagerhuis, in 1852 kanselier van de schatkist, in 1868 eerste minister, in 1876 in den adelstand verheven. Hij voerde een uitgebreide koloniale politiek, op zijn aandringen werd de koningin van Engeland keizerin van Indie; ook het Congres te Berlijn in 1878, een wijziging van den vrede van S. Stefano, kwam door zijn invloed tot stand. Beardsley, Aubrey Vincent (1872 — 1898), Engelsch teekenaar, verluchtte boeken van Wilde e. a., hoewel technisch zeer goed, naderde zijn werk soms tot het decadente. 400 BÉARN—BEAULIEU Béarn, vroeger vorstendom in Z. Frankrijk, kwam na 1134 aan de huizen Foiz en Albret; in 1589 werd het door Hendrik IV met Frankrijk vereenigd; maakt deel uit van het departement Basses-Pyrénées. Beatenberg, Sankt, dorp in kanton Bern (Zwitserland) 1150 M. hooggelegen, als herstellingsoord druk bezocht. Beatificatie (zaligspreking) is in de R. K. Kerk een verklaring van den Paus, dat iemand als zalig mag worden vereerd; gaat aan de heiligverklaring (canonisatie) vooraf. Beaticum, middeleeuwsch voor Viaticum, van beatus mr zalig, noemt men wel de gewijde hostie welke de R. K. priester aan een stervende toedient. Beati possedentes, Latijnsch spreekwoord: zalig zijn de bezitters. Dit duidt op hetgeen de eigenlijke bezitter vóór heeft op dengeen, die slechts tracht in het bezit te komen: de feitelijke dcïillci mag mei in zijn Dezit gestoord worden, tenzij door een rechterlijke uitspraak het bezit aan een ander is toegewezen. Beatrice is een vrouwennaam, die vooral bekend is geworden door de werken van Dante. Waarschijnlijk was zij een jong Florentijnsch meisje, later gehuwd met Simone dei Bardi en reeds op jeugdigen leetijd overleden. Haar beeld en persoon hebben grooten inspireerenden invloed geoefend op Dante's werk. Haar persoon werd reeds vroeg als een dichterlijke schepping beschouwd. Beatrys, een 14e eeuwsche Marialegende, is bij herhaling in het oorspr. Middelnederi. dicht uitgegeven (o. a. door Kaakebeen); een moderne bewerking is van Boutens (1908). Beatty, David (1871— ), Engelsch admiraal, kwam in 1884 in zeedienst was in 1898 en 1900 bevelhebber te Soedan en China, werd in 1910 admiraal, streed in 1915 bij Doggersbank; in Mei leidde hij het grootste gedeelte van den slag bij Jutland, waarna hij tot opperbevelhebber van de Groote Vloot benoemd werd. In 1919 kreeg hij de titel van „Earl of the North Sea". Beaucaire, het oude Ugernum der Romeinen, stad met c. 8.000 inw. in het Fransche departement Gard aan den rechter Rhóne-oever. Textiel-industrie, wijnbouw, groote jaarmarkt. Beauce, landschap ten Z. W. van Parijs met de hoofdstad Chartres. Graanbouw, schapenteelt. Beaufort, Willem Hendrik de (1845— 1918), Nederlandsch rechtsgeleerde, staatsman en letterkundige; was vele jaren afgevaardigde naar de Tweede Kamer, van 1897 — 1901 minister van Buitenlandsche Zaken. Hij schreef historische en politieke werken. Beaugency, stad in het Fransche departement Loiret aan de Loire met c. 3500 inw. Wijnhandel (Clos de Guignes), bezit vele oude gebouwen en een druidenmonument. Beauharnais, A lexandre vicomte de (1760—1794), huwde Josephine Tascher de la Pagerie, de latere vrouw van Napoleon I. Als Fransch generaal streed hij aan de zijde van het volk in het Noorderleger, werd niettemin in 1794 door de revolutionnaire rechtbank ter dood veroordeeld. Zijn dochter Hortense de B. huwde Lodewijk Bonaparte, koning van Holland en was de moeder van Napoleon III. Zijn zoon Engine de Beauharnais II781 — 18241 streed in het leger van Napoleon, werd onderkoning van Italië, trok zich met de Restauratie uit het publieke leven terug. Beaujeu, stad in het Fransche departement Rhöne, met c. 2900 inw., vroeger hoofdstad van het landschap Beaujolais. Bekende Bourgognewijn. Beaujon, Anthonie (1853—1890), Nederlandsch staathuishoudkundige en statisticus, werd in 1884 benoemd tot directeur van het Statistisch Instituut, in 1885 tot hoogleeraar in de staathuishoudkunde te Amsterdam. Behalve vele tijdschriftartikelen schreef hij „Handel en handelspolitiek". Beaulieu, naam van verschillende BEAULIEU—BECAN OS 401 plaatsen In Frankrijk. De voornaamste, Beaulieu-sur-Minoire aan de Dordogne, telt c. 1800 inw. Messenfabrieken. Beaumarchais, Pierre Augustin Caron de (1732—1799), Fransch dichter van eenvoudige afkomst, wist door zijn geestigheid en intrigues tot in de hoogste kringen door te dringen en zich een aanzienlijk vermogen te verwerven. Hij maakte zich in zijn tijd beroemd door zijn: „Barbier de Séville" en „Le mariage de Figaro". Beaumont, Simon van (1574—1654), Nederlandsch rechtsgeleerde, bekleedde vele aanzienlijke landsbetrekkingen en werd in 1634 pensionaris van Rotterdam. Ook schreef hij gedichten, door zijn zoon als „Tijt-Snipperingen" uitgegeven. Beaumont, Francis (1584—1616), en John Fletcher (1579-1625), Engelsche tooneelschrijvers, schreven tesamen vele treur- en blijspelen; zij worden voor de beste navolgers van Shakespeare en Ben Jonson gehouden. Hun voornaamste werken zijn: „The Maid's Tragedy", „Philaster" en „The Scomful Lady". Beaumont, Jean Baptiste Artnand Louis Lionce Elie de (1798-1874), Fransch geoloog en mijningenieur, deed in geheel Europa reizen om de bodemgesteldheid te onderzoeken, stelde een theorie op, omtrent de vorming van gebergten, vervaardigde met Dufrénoy „Carte géologique de la France". RMiimnnto-eweer is de naam van een in 1871 uitgevonden geweer, dat in Nederland is verdrongen door het geweer model -1895. Beaune, stad met c. 14.000 inw. in het Fransche departement Cöte d'Or. Industrie; beroemde Bourgognewijn. Beaune, Florimond de (1601 — 1652), Fransch wiskundige, wordt als de grondlegger der integraal-rekening beschouwd. Beaunier,i4» aan de voorzijde door waterbakjes, aan het achtereinde door dwarsbuisjes. Bellevois, Jacob (1621 — 1676), Nederlandsch schilder, schilderde zeestukken ) in den trant van Simon de Vlieger. Zijn werken bevinden zich in verschillende Nederlandsche musea. Bellevue (fr. „schoon uitzicht") is de naam van verscheidene vorstelijke] buitenverblijven in Frankrijk en Duitsch- J land. RBelli, Giuseppe Gioachino (1791 — 1863), Italiaansch dichter, schreef in dialect vele sonnetten over het volksleven te Rome. Bellincioni, Gemma (1866— ), Italiaansche coloratuurzangeres, vervulde aanvankelijk vele hoofdrollen in verschillende opera's, staat thans aan het hoofd van een zangschool te Charlottenburg. Bellingwolde, dorp in de prov. Gro- £ ningen, nabij Winschoten, op den zandgrond. De gemeente Bellingwolde met c. 5500 inw. omvat de dorpen Belling- BELLINGWOLDE—BELOETSJISTAN 437 wolde, Vriescheloo en Oude-Schans. Landbouw, veeteelt, veenderijen. Bellini, naam van een beroemde Venetiaansche schildersfamilie. De bekendste leden zijn: Gentile Bellini (1427—1507), die „Marcus predikend te Alexandrië" schilderde; en zijn broeder Giovanni Bellini (1428—1526), die de Veneüaansche school stichtte en leermeester was van Titiaan, Georgione e. a. Zijn werken vindt men in verschillende kerken te Venetië. Bellini, Vincenzo (1801 — 1835), beroemd Italiaansch opera-componist. Zijne hoofdwerken: „Montechi e Capuleti", „La Somnambula" en de met meer zorg geschreven „Norma" en „I Puritani" maakten grooten opgang. Zijne melodieën, waarop alleen de bekoring van zijne opera's berust, dragen een persoonlijk karakter. Bellinzona, hoodfstad van het Zwitsersche kanton Tessino, met c. 10.000 inw., aan den weg over den St. Gotthard en den St. Bernhard gelegen, voor het verkeer en uit stategisch oogpunt belangrijk. Bellis. Zie Madeliefie. Bell-Lancastersche onderwijsmethode, genoemd naar hare beide uitvinders A. Bell en J. Lancaster, berust op de gedachte dat kinderen gemakkelijker van elkaar leeren dan van volwassenen. Daarom werden van de meer-gevorderde leerlingen uitgezocht om de mindergevorderden te onderwijzen, zij het onder toezicht van een onderwijzer. Deze methode werd een tijdlang veel in Engeland en ook op het vasteland toegepast. Bell man, Karl Michael (1740—1795), Zweedsch dichter en improvisator, wist in zijn gedichten uitstekend de natuur en het vroolijke leven weer te geven. Zijn voornaamste werken zijn: „Fredmans Epistlar" en „Fredmans Sa'nger". Bello, Andres (1781 — 1865), Spaansch dichter en letterkundige in Venezuela, gaf den stoot tot het stichten van een universiteit te Santiago, schreef ook belangrijke juridische werken. Belloc, Hilaire (1870 — ), Engelsch dichter en schrijver van romans en reisbeschrijvingen. Zijn bekendste boek is: „The path to Rome". Bello-Horizonte, hoofdstad van den Braziliaanschen staat Minas Geraes, met c. 40.000 inw. In de omgeving goudmijnen. Bellona, Romeinsche godin van den oorlog, de gezellin van Mars. Haar tempel stond te Rome op den Campus Martius. Bellotstraat, zeestraat in N. Amerika, op 72° N. B. gelegen, genoemd naar den Franschen poolreiziger J. B. Bello t. Bellovaken (Bellovaci), behoorden tot de machtigste volken van BelgischGallië, woonden tusschen Somme en Seine. Beauvais was hun hoofdstad. Bellow Falls, naam van eenige watervallen van den Connecticut in Vermont (U. S. A.). Belloy, Pierre Laurent BuiretU de (1727—1775), Fransch tooneelschrijver en tooneelspeler, schreef: „Zelmire", Je Siège de Calais" e.a. Bell Rock, rots op de Schotsche kust tegenover den mond van de Firth of Tay, zeer gevaarlijk voor de scheepvaart, daar zij bij vloed niet te zien is, heeft thans een vuurtoren. Belluno (1), stad met c. 20.000 inw. in. N. Italië, in het Piavedal. Zijdespinnerijen, stroovlechterijen. Belluno (2), provincie doorsneden door de Dolomiet-alpen; wijngaarden,koper,looden zinkmijnen. Belmez, stad met c. 10.000 inw. In de Spaansche provincie Cordova. Moorsch kasteel, steenkoolmijnen. Beloch, Julius Alwin (1854— ), Duitsch geschiedschrijver, hoogleeraar te Rome, schreef als zijn hoofdwerk: „Griechische Geschichte". Beloetsjistan, staat in Azië, tusschen Perzië en Voor-Indië gelegen, onder Engelsch protectoraat. In 't O. een hoog bergland, in 't N.W. vlak, weinig regenval, daardoor grootendeels onvruchtbaar. Heete zomers en koude winters. Tot de voortbrengselen behooren: vruchten. 438 BELOETSJISTAN - BEM granen, aardappelen; vee- en paardenteelt. Delfstoffen zijn goud, zilver, steenkool, ijzer, lood en asbest. De industrie bestaat hoofdzakelijk uit het weven van tapijten, de handel omvat uitvoer van ruwe wol en landbouwproducten, het verkeer geschiedt in hoofdzaak met kameelen, één spoorlijn loopt van de haven Karatsji naar Chaman op de grens van Afghanistan. De bevolking bestaat uit Beloetsjen (Indo-Germanen) en in de bergstreken uit Brahoes. Aan het hoofd staat de Khan, zetelend in Kelat, evenals de Engelsche gouverneur. Belomantie is een Grieksch woord dat „waarzeggen door middel van pijlen" beteekent. In den ouden tijd werden orakels gegeven door het werpen met pijlen met opschriften of teekens. Beloneezen. Zie Timor. Beloniet is de naam voor zeer kleine, naaldvormige kristallen, die in obsidiaan en andere natuurlijke glasgesteenten voorkomen. Belot, Adolphe (1829—1890), Fransch tooneel- en romanschrijver, bewerkte ook eenige romans van Daudet voor het tooneel. Belovar-Kreutz, stad met c. 6.000 inw. in Joego-Slavië, aan den voet van het Bilogebergte. Graan- en wijnbouw. Below, Fritz von (1853 — 1918), Duitsch generaal, aanvoerder van het 1ste en 2de Duitsche leger in den slag aan de Somme (1914), stierf te Weimar. Below, Georgvon (1858— ),Duitsch geschiedkundige, hoogleeraar te Freiburg i. Br., schreef belangrijke werken over de geschiedenis der Duitsche stadstaten o.a. „Das altere Deutsche Stadtewesen" (1905). Below, Otto von (1857— ), Duitsch generaal der Infanterie, onderscheidde zich in 1914 bij den strijd in Oost- Pruisen, was in 1916 legeraanvoerder in Macedonië, in 1917 in Italië, later opperbevelhebber in het Westen van het 17de leger. Belpaire, Maria Elisa (1853— ), Belgisch schrijfster, schreef gedichten, schetsen en letterkundige werken, is redactrice van de „Dietsche Warande en Belfort", beweegt zich ook op sociaal gebied. Belsazar is de naam van den koning van Babel, uit wiens geschiedenis in het boek Daniël verhaald wordt. Bij gelegenheid van een schitterend feest werd door een onzichtbare hand bet waarschuwende Mene tekel (gewogen en te licht bevonden) op den muur geschreven. Hij was de zoon van koning Nabonedus, werd door de legers van Cyrus geslagen (539 v. Chr.) en werd bij de verovering van Babyion gedood. Heine vereeuwigde B. in een gedicht (1827). Belt, naam van twee zeestraten tusschen Noord- en Oostzee. De Groote Belt, tusschen Seeland en Funen, is wegens zandbanken en den sterken stroom voor de scheepvaart gevaarlijk. De Ktetne Belt, tusschen Jutland en Funen is eveneens moeielijk bevaarbaar. Beltrami, Eugenio (1835—1902), Italiaansch wiskundige, hoogleeraar te Rome, bestudeerde vooral de differentiaalrekening, schreef: „Opera matematiche". Belvedère (Ital. „schoon uitzicht"), is de naam van eenige paleizen en buitenverblijven, ook van een deel van het Vaticaan. Belijdenis of Confessie noemt men in de Christelijke Kerk — voorn, de Protestantsche — iemands openlijke en plechtige uiting van zijn godsdienstig geloof. Gewoonlijk is het een verklaring van aanneming en erkenning van de geloofsleer, zooals die in de formalieren van een bepaald kerkgenootschap is omschreven. Zie verder Confessie en Geloofsbelijdenis. Belzebub. Zie Beëlzebub. Belzoni, Giovanni Batista (1778— 1823), Italiaansch onderzoeker en oudheidkenner, was een der eersten, die de Egyptische oudheden onderzocht, o.a. de pyramide van Chephren. Bern, Josef (1795-1850), Poolsch generaal, streed mede in den Poolschen opstand van 1830 en den Hongaarschen van 1848, waar hij aan het hoofd stond der troepen; in Zevenburgen. In 1849 BEM-BEMMEL 439 verslagen, vluchtte hij naar Turkije en werd gouverneur van Aleppo. Bemalen noemt men het leegpompen van het water uit fundeeringsputten, door middel van een tonmolen of centrifugaalpomp of machine, ook het op peil houden van het water in polders.. Bembameer. Zie Bangweolomeer. Bembe. Zie Limpopo. Bembo, Pictro (1470—1547), Italiaansch geleerde en dichter, historieschrijver van Venetië en kardinaal, in wiens werkenVooral de stijl uitmunt. Hij schreef o. a.: „Historia Veneta". Bemesting. Hieronder verstaat men het toedienen van planten voedsel aan den bodem, hetzij direct in den vorm van vloeibare of vaste meststoffen, hetzij indirect door het onderspitten of onderploegen van mos, heiplaggen, graszoden of een opzettelijk voor dat doel gezaaid landbouwgewas (lupinen, klaver, serradella). In het laatste geval spreekt men van. groenbemesting. Zoolang men gebruikt maakt van de vloeibare of vaste uitwerpselen van huisdieren (paard, rund, varken, schaap, hoenders, ganzen) of van menschen (beer), of van allerlei plantaardigen of dierlijken afval, zooals de natuur die oplevert (blad, stroo, turfmolm, roet, asch, beenderen, wolvezels, enz.), bezigt men natuurlijke meststoffen. Wanneer grondstoffen fabriekmatig worden bewerkt (gemalen, gestoomd, vermengd, ontvet of i. d.), om ze daarna voor bemesting te bezigen, noemt men ze kunstmeststoffen. Daar men bij de bemesting rekening moet houden zoowel met den aard en de hoedanigheid van den grond als met den aard en de soort van het gewas, waarvoor de mest is bestemd, is een oordeelkundige bemesting niet zoo eenvoudig als men soms meent en zeer moeilijk in algemeene regels te bepalen. Het best is, zich zelf de volgende vragen te stellen: 1". welke voedingsstoffen bevat de bodem reeds? 2°. is de grondsoort geschikt om een te veel aan voedingsstoffen vast te leggen (te absorbeeren) voor later gebruik ? 3". is de bemesting bedoeld voor een vroeg of een laat gewas, voor een bladgewas, een bloemgewas, een vruchtgewas, een bol- of knolgewas? 4°. kan de bemesting met bepaalde meststoffen schade doen aan het betrokken gewas? 5°. moet men ook rekening houden met gewassen, die in combinatie met of onmiddellijk na het betrokken gewas worden geteeld? 6°. hoe is de bemesting geweest in voorafgaande jaren? Vaak zijn proefnemingen noodig, om een afdoend antwoord op deze vragen te ontvangen. Zulke bemestingsproeven worden jaarlijks in alle land- en tuinbouwgebieden van ons land genomen onder leiding van de Rijksland- en tuinbouwconsulenten, echter ook dikwijls door vereenigingen en particulieren. Zij kunnen alleen dan waarde bezitten voor den proefnemer, als ze gepaard, gaan met een zeer nauwlettend toezicht en nauwkeurige administratie. Behalve het aanbrengen van plantenvoedsel, heeft de bemesting vaak ook grooten invloed op de structuur van den bodem, zijn watergehalte, zijn gehalte aan humusstoffen, zijn warmtevermogen, zijn absorptievermogen en op het bacterieleven. Dit alles maakt de keuze tusschen natuurlijke of kunstmeststoffen al reeds moeilijk. In de laatste jaren zijn vele grootere en kleinere werken over de leer der bemesting geschreven. Men zie o. a. Kok, Bemestingsleer (1920); Stienstra, Bemestingsleer voor landbouwers (1917) en idem voor tuinbouwers (1918); Roes, Rust roest (landbouwbemesting); Elema, Bodem en bemesting (1914); Wisselink, Mest en bemesting (1921 ^Bijhouwer, Tuinbouwcursus I, Afd. D. Voeding en bemesting (1917). Bemmel (1), dorp in Gelderland met c. 1600 inw. ten Z. v. Arnhem aan den Waaldijk. Bemmel (2), gemeente metc. 5900 inw., omvat de dorpen Bemmel, Angeren, Doornenburg en Ressen. Kleigrond: tarwe, tabak en kersen. Bemmel, Willem van (1630—1708), 440 BEMMEL— BENDIN Nederlandsch landschapschilder, leerling van H. Saf tleven, werkte voornamelijk in Italië en Duitschland. Zijn landschappen, welke onder Italiaanschen invloed staan, vindt men o. a. te Weenen en te Dresden. Bemmel, Eugène baron van (1824 — 1880), Belgisch schrijver en letterkundige, hoogleeraar te Brussel, schreef o. a. „Histoire de Belgique". Bemmelen, Abraham van (1763 — 1822), Nederlandsch wiskundige, leerling van Van Swinden, schreef een boek oVer Algebra, dat zeer veel gebruikt werd. Bemmelen, Jacob Maarten van (1830— 1911), Nederlandsch scheikundige, hoog- icciaar m ae anorganiscne cnemie te Leiden, maakte studies op het gebied der kolloidchemie. Bemmelen, Johan Frans van (1859— ), Nederlandsch dierkundige, was eenige jaren werkzaam in Nederl. OostIndië, hoogleeraar te Delft, daarna hoogleeraar te Groningen, maakt vooral studie van vergelijkende anatomie. Bemmelen, Willem van (1868— ), Nederlandsch meteoroloog, directeur van het Meteorologisch Observatorium te Batavia, publiceerde zijn onderzoekingen, voornamelijk die der hoogere luchtlagen in verschillende tijdschriftartikelen. Ben, Israëlitisch en Arabisch woord voor zoon; vaak voor den naam van den vader geplaatst om den zoon aan te duiden bijv. Salomo ben David. Benaderen noemt men het door de douane inbeslagnemen der goederen, wegens ontduiking der belasting. Benadering (wisk.) is 't vinden van een getalwaarde, die niet nauwkeurig s, maar dicht bij de ware waarde van een wisk. uitdrukking is gelegen. Zoo is 0,3 een benaderde waarde voor f, waarvan 0,33 en 0,333 nauwkeuriger benaderingen zijn. Gewone breuken met groote tellers en noemers kan men, door middel van kettingbreuken (z. a.) door eenvoudiger breuken, benaderd voorstellen. Benaja was een der aanvoerders van de troepen van Koning David. Door zijne medewerking aan de opvolging van Salo¬ mo werd hij ook van diens lijfgarde de bevelhebber. Ben Akiba. Zie Akiba. Benares, stad met c. 240.000 inw. aan de Ganges in Britsch-Indië, de heilige: stad der Hindoes en de zetel van de Brahmaansche geleerdheid. Jaarlijks komen duizenden bedevaartgangers zich daar baden in de Ganges, den heiligen stroom; vele tempels, moskeeën, paleizen en andere gebouwen. Belangrijke' industrie: brocaat, zijden en wollen stoffen, koperwerk. Sinds 1776 is de stad in handen der Engelschen. Benasque, stad en vesting met c. 1400 inw. in de Spaansche Pyreneeën. Minerale bronnen. Benavehte, Jacinto (1866— ), Spaansch schrijver, schreef meest satirische blijspelen en kluchten. Benckendorff, Alexander graaf (1849 — 1917), Russisch diplomaat, van 1903— 1917 Russisch gezant in Engeland. Benczur, Julius (1844— ), Hongaarsch historieschilder, sinds 1AR3 hnncr. «raar aan de Academie te Boedapest. Benda, Julien (1867— ), Fransch' wijsgeerig schrijver, tegenstander van H. I Bergson, schreef: „Le Bergsonisme" en „Belphégor. Essai sur 1'esthétique de la présente société francaise" (1918). Bender of Benderv. stad met r. 35 (Mn 1' inw. in Bessarabië (Roemenië), aan den Dnjestr. Handel in hout, vee, wijn en wol. Bender, Wilhelm (1845-1901),Duitsch godgeleerde, hoogleeraar te Bonn. Als ! aanhanger van Ritschl kwam hij in con- [ flict met de heerschende orthodoxie. Van zijne geschriften is vooral bekend j „Das Wesen der Religion" en „Schleiermachers Theologie". Bender-Abbas, havenplaats met c. /.uuu inw. in ae r-erziscne provincie Engelsch protectoraat. Uitvoer van amandelen, dadels, wol, katoen en meekrap. Bendin, stad in Polen, nabij de Duitsche grens met c. 25.000 inw., was een der eerste steden in 1914 door de Duit- BENDIN— BENEDICTUS VAN ANIANE 441 schers bezet. Steenkolenmijn, zinkfabriek. Bendizen, Friedrich (1864—1920), leider van de Hamburgsche Hypotheekbank, schreef o. a.: „Das Wesen des Geldes". Bendorp, Carel Frederik (1736—1814), Nederlandsch etser. Zijn zoon Christiaan Johannes Bendorp (1766—1849) was teekenaar en graveur. Benecke, Georg Friedrich (1762 — 1844), Duitsch bibliothecaris en taalkundige, hoogleeraar te Göttingen, maakte vooral studie van het Middel. Hoogduitsch en zijne uitgaven van Middel- Hoogd. dichtwerken. Benedek, Ludwig von (1804—1881), Oostenrijksch generaal, streed in den opstand tegen Polen, onderscheidde zich in den oorlog tegen Italië bij Solferino, stond in 1866 aan het hoofd van het Noordelijk leger, werd bij Königgratz verslagen. Beneden, Pierre Joseph van (1809— 1894), Belgisch dierkundige, hoogleeraar te Gent en te Leuven, schreef o. a. „La vie animale et ses mystères." Zijn zoon Eduard van Beneden (1846—1910), hoogleeraar te Luik, maakte vooral studies op embryologisch gebied. Beneden- en Bovenwindsche eilanden, tezamen Kleine Antillen genaamd, behooren tot den W. Indischen Archipel. De Bovenwindsche eil. liggen ten W. van de Caribische Zee in N. Z. richting, de Benedenwindsche liggen langs de N. kust van Venezuela. Benedetti, Vincent graaf (1817—1900), Fransch politicus, gezant te Berlijn, bekend door zijn gesprek met koning Wilhelm te Ems, aan den vooravond van den Fransch-Duitschen oorlog, schreef "Ma mission en Prusse". Benedicks, Carl Axel Frederick (1875— ), Zweedsch metallurgist, was de eerste, die kunstmatig meteoorijzer wist te verkrijgen, schreef: „Metallography and Colloidal Chemistry". Benedict, Julius (1804— 1885), Duitsch componist, pianist, later dirigent te Londen, leerling van Hummel en Weber, schreef opera's en cantates o. a. „ Richard Löwenherz". Bénédictiner, naam van een fijne likeur door monniken in de Benedictijner abdij te Fécamp uitgevonden. Benedictio heet de zegening door den priester, waardoor de Roomsche Kerk Godsgenade afbidt of een zekere wijding verleent. Eenvoudige zegen kan door handgebaar te allen tijde worden geschonken. De plechtige zegen is een onderdeel van den gewonen dienst of een opzettelijkeihandeling aan jonggehuwden, kraamvrouwen, enz. Het gebied is ruim; zaken in verband met personen b.v. kerkhoven vallen onder de b. Tot de middelen behooren gebed en handeling, besprenkeling met wijwater en bewierooking. Den Paus is voorbehouden de b. apostolica, bij plechtige gelegenheden aan stad en wereld (urbi et orbi) uitgedeeld. Benedictus [Gezegende), naam van 15 pausen. De bekendste zijn: Benedictus IX, in 1033 tot paus gekozen, wegens zijn zedeloosheid meermalen afgezet, verkocht zijn pausdom aan den priester Gratianus, zonder zelf af te danken, werd in 1046 door keizer Hendrik III afgezet. Benedictus XII, vroeger geheeten Jacques Fournier 1334—1342, paus te Avignon deed veel goed en trachtte het pausdom te Rome te herstellen. Benedictus XIV, Prospero Lorenzo Lambertini genaamd, paus van 1740—1758, een geleerd en verdraagzaam man, ging den invloed van de Jezuïeten tegen, beschermde kunsten en wetenschappen, stichtte een hoogeschool te Rome. Benedictus XV, genaamd Giacomo delta Chiesa (1854—1922), in 1878 tot priester gewijd, werd in 1907 aartsbisschop van Bologno, in Mei 1914 kardinaal en in September 1914 tot paus gekozen. Tijdens den oorlog koos hij geen partij, en trad steeds voorzichtig verzoenend op tusschen de mogendheden. Benedictus van Aniane (750 — 821), een Heilige, stichtte in 779 het klooster Aniane, waar hij evenals in andere kloosters met hulp van Lodewijk den Vrome strenge tucht invoerde. 442 BENEDICTUS VAN NURSIA—BENEVENTO Benedictus van Nursia. Zie Benedictijnen, Benedictus, Benexet St. (1165—1184), stichtte hiertoe door een visioen aangespoord, de orde der Hospitalieters in Frankrijk. Benedictijnen, O(rdo) B., de oudste, nu nog bestaande monniksorde van West Europa, gegrond op den regel van Benedictus van Nursia, die in 529 een klooster stichtte te Monte-Cassino (tusschen Rome en Napels), in 580 door de Longobarden verwoest, doch herbouwd. Zij heeft — afgezien van herhaalde inzinkingen — een roemrijke geschiedenis, zich van politiek onthouden, de wetenschap gediend (o. a. door afschrijven van handschriften) en door onderwijs en het in cultuurbrengen van den bodem de beschaving van W. Europa bevorderd. Van den in 515 opgestelden, in 529 ingevoerden regel van Benedictus vormden volharding (in het kloosterleven), bekeering (tot armoede en kuischheid) en gehoorzaamheid aan den voor het leven geKozen abt de hoofdgeloften, liturgische oefening (gebed en gezang) moest den arbeid afwisselen. Voor het kloostergewaad was het scapulier (een breed schouderkleed) kenmerkend; de kleur is thans zwart. Van Italië heeft de orde zich over W. Europa uitgebreid. Willebrord en Bonifacius waren B.; ook de kloosterlingen van de Egmonder Abdij. Eerst stonden de kloosters op zichzelf; moreele inzinking dreef tot organisatie-pogingen; onder dezen is de Clunyacenser beweging (omstreeks 900) bekend. In den tijd der Hervorming zijn van ruim 15.000 kloosters 10.000 verloren gegaan. Thans is het getal tot 160 gedaald met ruim 5000 leden. De leden der orde zijn verdeeld in koormonniken (meestal priesters) en leeken; de kloosters vereenigd in 14 congregatie's met een aartsabt aan het hoofd en sinds 1893 in een allen-omvattend verband waarvan het hoofd, de abbasprimas als zaakgelastigde bij den Apostolischen Stoel optreedt; hij woont in San-Anselmo te Rome. De orde heeft mannenkloosters te Merkelbeek (Z.Limburg) en Oosterhout (N.-Br.); eerlang misschien te Lemiers (bij Vaals). Zij leggen zich vooral toe op liturgische oefening van den godsdienst. Benedictijner nonnen hebben kloosters te Driebergen en Oldenzaal. Benedikt, Moritz (1850—1920), Oostenrijksch uitgever, eigenaar van de „Neue Freie Presse", een dagblad, dat vooral tot aansluiting van Oostenrijk bij Duitschland aanspoorde. Benedix, Roderich (1811 — 1873), Duitsch blijspeldichter en tooneelspelerj schreef blijspelen o. a. „Das bemooste Haupt", welke thans ook nog wel gewaardeerd worden. Beneficie, aan het Latijn ontleend, beteekent gunst of voorrecht en wordt in het kerkelijk recht nog gebruikt voor inkomsten behoorend bij een kerkelijk ambt. Ook in het Nederl. burgerl. recht wordt het gebruikt in de beteekenis van „recht" (recht op beraad enz.). Beneficie van inventaris. Zie Inventaris. Beneke, Friedrich Eduard (1798— 1854). Duitsch wiismer en r,^„^„l„ hoogleeraar te Berlijn, schreef o. a.' „Erfahrungsseelenlehre", waarin zijn philosophische richting duidelijk blijkt, en „Lehrbuch der Psychologie". Benelli, Sem (1874- ), Italiaansch dichter, eerst arbeider, daarna journalist, schreef eenige treurspelen. Benes, Eduard (1884— ), Tsjechisch staatsman en socioloog, van 1909 — 1914 hoogleeraar in de staathuishoudkunde te Praag, vluchtte uit Bohemen en werkte voor de tot standkoming van de Tsjechisch-Slowakische republiek, werd hiervan in 1918 minister van Buitenlandsche Zaken. Benevento (1), provincie in Italië, vroeger deel van de Kerkelijke Staat, vruchtbaar laagland. De hoofdstad Benevento (2), met c. 24.000 inw., het Beneventum der Romeinen» waar Pyrrhus in 275 v. Chr. verslagen werd, bezit vele oudheden: triomfboog van Trajanus; kasteel en cathedraal, In de Middeleeuwen was BENEVENTO—BENIN 443 het in bezit der Longobarden, later behoorde bet den paus. Benfey, Theodor (1809-1881), Duitsch oriëntalist en philoloog, hoogleeraar te Got tuigen, schreef :„ Grammatik der Sanskritsprache", en gaf vele werken in het Sanskriet uit. Bengaalsch vuur, vuurwerk, vaak voor feestelijke gelegenheden in gebruik, bestaande uit een mengsel van salpeter, zwavel en zwavelantimonium. Tot het verkrijgen van een gekleurd licht wordt bariumnitraat, strontiumnitraat, enz. toegevoegd. Bengalen, grootste provincie van Britsch-Indië, begrensd door Sikkim, B hoe tan, Assam, Birma, Bihar en Orissa en de Golf van Bengalen, besproeid door de Ganges en de Brahmapoetra. Vruchtbare bodem, sterke regenval, verbouw van rijst, jute, opium, suiker, oliezaden, tabak, peper, thee, katoen, zijde, timmerhout; ook veeteelt en mijnbouw. Wanneer de rijstoogst mislukt, hongersnood door de buitengewoon dichte bevolking. Vaak heerschen cholera en koortsen. De bewoners zijn in hoofdzaak Mohammedanen en Hindoes, de hoofdstad is Calcutta. De Golf van Bengalen is het gedeelte van den Indischen Oceaan tusschen Voor- en Achter-Indië. Bengali is een der nieuwere Indische talen, verwant met het Sanskrit, gesproken in Bengalen. Bengaliet, in de electrische industrie gebruikt isoleermiddel, vervaardigd uit zeer dunne glimmerblaadjes en schubben door hooge drukking (tot 200 atm.) onder gelijktijdige verwarming. Bengawan Djero, naam van een district in de residentie Soerabaja, vruchtbare bodem, doch weinig productief, wegens de slechte regeling van water af- en toevoer. De arbeid tot verbetering hiervan (Solo-werken) is gestaakt. Bengel, Johann Albrecht (1687—1752), Duitsch godgeleerde, bekleedde verschillende kerkelijke waardigheden; bekend is zijn werk: „Gnomon Novi Testament!", een belangrijke commentaar op bet N. T. Van zijn stichtelijke liederen zijn verscheidene op muziek gezet en kerklied geworden. Benghasi, havenstad in de Italiaansche kolonie Libije, met c. 25.000 inw. Uitvoer van wol, struisveeren en sponsen. Het is het Hesperides en Berenice der Oudheid. Bengkalis, de zuidelijkste afd. van 't Gouv. Oostkust van Sumatra, strekt zich uit langs de kust van den mond der Pané-riv. tot even ten Z. van dien der Kampar. Omvat de stroomgebieden van Rokan, Siak en Kampar. Hiertoe behooren de eil. Roepat en de Brouwerseil., nl. Bengkalis, Padang en Rantau of Tebing Tinggi. De hoofdpl. Bengkalis was van 1873 — 87 de zetel van den resident van Sumatra's Oostkust. Benguella, San Felipe de, districtshoofdstad van de Portugeesche Kolonie Angola in Z.W. Afrika, met c. 2000 inw., haven, uitvoer van rubber, was en ivoor. Benhadad, naam van drie koningen van Damascus, voorkomend in het O. T. Benhadad I werd door Aza van Juda omgekocht met schatten uit den tempel om hem in den strijd tegen Baëza van Israël bij te staan. Benhadad II was meermalen in oorlog met koning Achab, werd door zijn knecht Hazael vermoord. Benhadad III werd driemaal verslagen door Joahaz, koning van Israël. Beni, rivier in Bolivia, ontspringend op de O. helling van de Andes, vereenigt zich met de Rio Mamoré. El Beni, departement van de Zuid-Amerikaansche republiek Bolivia met de hoofdstad Trinidad. Beni-Hassan, dorp in Mjdden-Egypte, aan den rechteroever van den Nijl met c. 1300 inw., bekend door de rotsgraven in de nabijheid, dateerend van c. 2200-1900 v. Chr. Benin, vroeger een negerrijk, thans een district van Zuid Nigeria (Engelsch). Vruchtbaar land, aan de kust ongezond; rijst, palmolie, rubber, mahoniehout. In Benin is bijzonder fraai koper smeedwerk, ivoor en houtsnijwerk gevonden. 444 BENINC- BENNINGSEN Beninc, Alexander, Vlaamsch miniatuurschilder, woonde c. 1500 te Gent en te Brugge, verluchtte verscheidene handschriften. Beningha, Sicko, Groningsch kroniekschrijver, heeft in zijn werken de gebeurtenissen in Groningen en Friesland van 1492—1527 beschreven. Beni-Suëf (1), Provincie in OpperEgypte. Beni-Suëf (2), hoofdstad van deze provincie met c. 29.000 inw., heeft katoenindustrie, handel in tapijten, groote jaarmarkt. Benjamin heet de jongste van de lievelings-zonen van den aartsvader Jakob (Genesis 35 : 16—18);vandaar algemeen voor den jongste (de Genestet's gedichtje: Benjamin-af). De naam schijnt oorspronkelijk eenige families van den stam Jozef aangeduid te hebben als: Zonen van het Zuiden; de sage heeft er een persoon van gemaakt. De stam ucujauuu weiu ui aen ncnieren-trja bijna geheel vernietigd (Richt. 20); hij herstelde zich door maagdenroof (zie J. Cats, Trou-ringh). De eerste koning van Israël, Saul, was Benjaminiet. David lijfde B. in hoofdzaak bij Juda in. Benjamin van Tudela (12de eeuw), Joodsch koopman uit Spanje, was de eerste Europeaan, die Perzië en Tartarije bereisde. Benkoelen, res. op Sumatra, ligt tusschen 2° Z.B. en den Vlakken Hoeken tusschen den Boekit Barisan (hoogste top Dempo!) en de westkust. De landbouw nog primitief; de meeste rijst wordt op tegals gekweekt, hoewel de sawah-bouw toeneemt. Verder wordt geteeld koffie, zwarte peper, tabak, pisang en hevea. Uit de bosschen haalt men timmerhout en rotan. Belangrijk is de mijnbouw; goud levert Redjang Lebong. 't Auto-verkeer is vrij druk evenals de kustvaart tusschen de hoofdpl. Bengkoelen en Ketaoen. Bevolking c. 220.000 inw., waarvan c. 500 Europ. en c. 5500 Chineezen. De inlanders behooren tot verschillende stammen en zijn meest Moh.; de Christelijke zending maakt bekeerlingen onder de heidenen. Tot de res. behooren o.a. Tikoes (Ratteneil.) op de reede van Bengkoelen en Engano. In 1825 ging de streek uit Engelsche handen in Nederl. over. Bekende pl. zijn nog Moko-Moko, Manna, Bintoehan, Moeara Anam en Kepahiang. Bennebroek, gemeente met c. 1200 inw. in N.-Holland, aan den stoomtram Haarlem—Leiden, op den geestgrond. Vruchtbare bodem, mooie bosschen. Bennekom, fraai gelegen dorp met c. 2000 inw. in Gelderland, behoorende tot de gemeente Ede. Vele buitenverblijven. Bennett, James Gordon (1795—1872), Amerikaansch journalist, richtte in 1835 de „New-York Herald" op, zond in 1871 een expeditie onder Stanley uit, om Livingstone op te sporen. Zijn zoon (1841 — 1918) zette zijne ondersteuning van het werk van Stanley voort, rustte een Noordpoolexpeditie uit en stichtte prijzen voor lucht- en vliegsport. Bennett, Sir William Sterndale (1816— 1875), Engelsch componist uit de school Mendelssohn-Sr.hnmann stirhfro in 1IUO de Londensche „Bach-Society", was ook dirigent, van af 1856 muziekprofessor te Cambridge en vanaf 1866 directeur van de Royal Academy of Music. De Engelschen noemen hem den stichter eener „Engelsche school". Hij schreef 4 pianoconcerten, 4 ouvertures, een symphonie, koor- en kamermuziekwerken. Bennett. Enoch Arnnld (lRr.7— 1 Engelsch roman- en tooneelschrijver. Van zijn tooneelwerken is vooral „Milestones" (Mijlpalen, (met E. Knoblauch in ons land bekend; tot zijn beste romans worden gerekend „Clayhanger" en „The old wives tale". Ben Nevis, bergtop in het Grampiangebergte (Schotland) van 1343 M. hoogte, hoogste berg van Groot-Britannie. Benningsen, Levin August Theophil graaf von (1745—1826), Russisch veldheer, streed tegen Napoleon bij Eylau, werd verslagen bij Friedland, doch ! wist bij Leipzig (1813) roemvol te overwinnen. BENNO-BENTHEIM 445 Benno, St. (1010 — 1107), bisschop van Heissen, bekeerde de Wenden tot het Christendom. In 1523 werd hij door paus Hadrianus VI heilig verklaard, wat Luther zijn geschrift: „Wider den neuen Abgott und alten Teufel, der zu Meissen soll erhoben werden" deed schrijven. Benoist, Charles (1861 — ), Fransch staatsman, liberaal republikein, redacteur van de Revue des Deux Mondes, sedert 1920 gezant in Nederland, schreef o.a.: „L'organisation du travail" (1905). Benoit, Peter (1834—1901), Vlaming, heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt voor de verheffing der Vlaamsche toonkunst, zoowel door zijne composities en geschriften als in Zijne hoedanigheid van directeur van het conservatorium te Antwerpen (sedert 1867). Hij componeerde hoofdzakelijk op Vlaamsche teksten en schreef bijna uitsluitend Vlaamsch. Zijn bekendste composities zijn: de oratoria „Lucifer", „De Schelde", „De Rijn", de Rubens-cantate „Vlaanderens kunstroem", de cantate „De Oorlog", enz. Hij begon zijn actie met het opstel „L'école de musique flamande et son avenir", dat hij als winnaar van de Prix de Rome op zijn reis door Duitschland schreef. Andere geschriften zijn: „Verhandeling over de nationale toonkunde" (2 dln.), „De muzikale opvoeding en opleiding in België", „Onze Nederlandsche Muzikale Eenheid", enz. en vele tijdschriftartikels. Benoit Pierre, ( — ), Fransch schrijver, verwierf zich snel groote bekendheid door zijne romans „Koenigsmarck" (1918), „1'Atlanide" (1919), „PourDonCarlos" (1920), „Le Lac Salé" (1921), welke zeer veel worden gelezen, maar over welker letterk. waarde de meeningen zeer uiteenloopen. Benoit de Sainte-Maure, Fransch trouvère uit Touraine, schreef c. 1160 de „Roman de Troie" en de berijmde „Chronique des ducs de Normandie". Benson, Edward White (1829—1896), Anglicaanshc geestelijke, eerst bisschop te Truco, later aartsbisschop van Canterbury, schreef: „Life of Cyprian". Zijn zoon Arthur Christopher Benson (1862— ), Engelsch romanschrijver, schreef o.a.: „House of quiet". Edward Frederic Benson (1867— ), broeder van den vorige, is eveneens romanschrijver. Tot zijn werken behoort: „The House of Defense". Robert Hugh Benson (1871 — 1914), broeder van den vorige, ging als geestelijke van de Anglicaansche tot de R. K. Kerk over, schreef: „The light invisible" en verscheidene bist. romans. "* Benson, William Shepherd (1855— ), Amerikaansch admiraal, was afgevaardigde in 1917 naar den oorlogsraad der geallieerden. Bent, James Theodore (1852—1897), Engelsch oudheidkundige, bereisde met zijn vrouw Griekenland, Klein-Azië, Abessinië en Z. Afrika, schreef: „Ruined cities of Mashonaland". Benteng, versterkt fort in Ned. O.-L, in den oorlog zoowel door de Hollanders als de Inlanders gebruikt. Bentham, Jeremy (1748—1832), Engelsch rechtsgeleerde en wijsgeer, trachtte vele verbeteringen in de Engelsche rechtspraak aan te brengen, was een verdediger van het utilitarisme: het doel van het zedelijk handelen is het grootst mogelijk geluk voor het grootst mogelijk aantal. Met deze richting oefende hij in Engeland grooten invloed, vooral daar hij deze ook wenschte toe te passen in de practische politiek (vrijhandel). Tot zijn belangrijkste geschriften behoort „Introduction to the principles of morals and education". Benthamsche stelsel. Volgens dit stelsel wordt bij belastingheffing van elk inkomen, hoe groot ook, een zelfde som voor noodzakelijke levensonderhoud afgetrokken en de rest proportioneel belast. Bentheim, districtshoofdstad in de Pruisische provincie Hannover, met c. 2900 inw. Zwavelbronnen, steengroeven. Bentheim, graven van, afstammelingen van de graven van Kleef, stierven in 1421 uit. Hun goederen gingen over aan Eberwijn von Güterswijk, wiens nakomelin- 446 BENTHEIM —BENZINE gen in 1807 tot vorsten werden verheven. Bentinck, naam van een adellijke familie, die zich in de 14de eeuw in Gelderland vestigde. Thans bestaat dit geslacht uit twee takken, n.1. de Engelsche, welker leden den naam van Cavendish-Bentinck dragen en de Duitsche tak, die bezittingen in Nederland (Middachten, kasteel te Amerongen) en in Sleeswijk-Holstein heeft. Tot de bekendste leden behoort Hans Willem, baron Bentinck (1651 — 1709), Nederl. generaal was de vertrouwde vriend en raadsman van prins Willem III. Hij ging als gezant naar Engeland en Frankrijk en nam deel aan de vredesonderhandelingen te Rijswijk. In 1689 ontving hij tevens den Engelschen titel van graaf van Portland. Bentivoglio, Guido (1579—1644), Italiaansch kardinaal, nuntius in Vlaanderen, schreef een werk over den opstand der Nederlanden tegen Spanje. Bentley, Richard (1662—1742), Engelsch taalkundige, hoogleeraar in de theologie te Cambridge, bewerkte veelgebruikte uitgaven van Horatius en Terentius, publiceerde eveneens theologische werken. Bentzon, Thirèse (1840 — 1907), pseud. van Mar ie Thirèse Blanc — De Solms, Fransch romanschrijfster, behandelt in haar werken het vraagstuk der vrouwenemancipatie. Hiertoe behooren: „Un divorce", „Constance" enz. Benyowsky, Morits August graaf van (1741 — 1786), Hongaarsch avonturier, streed als officier in Oostenrijk en Polen, kwam na veel omzwervingen te Madagascar, waar hij zich door de inboorlingen tot koning liet uitroepen, stierf in een gevecht met Fransche troepen. Benzalchloride (C,H5CHC12) wordt verkregen door inwerking van chloor op kokend toluol. Benzaldehyd (C,H5CHO) is het bestanddeel, dat den kenmerkenden reuk aan de bittere amandelolie geeft. De abrikozenpitten, waaruit deze olie wordt bereid, bevatten nl. het glucoside amygdaline, dat zich door een gistings¬ proces splitst in benzaldehyde, glucose en de zeer vergiftige cyaanwaterstof. Het benzaldehyde wordt ook synthetisch gemaakt. Het heeft de meeste kenmerkende aldehydeigenschappen (zie aldehyden). Benzamide (C6H,CONH2) wordt verkregen uit benzoylchloride met ammoniak of ammoniumcarbonaat of door verhitting van benzonitril met kali. De waterstofatomen van de NH,-groep (amido-groep) zijn gemakkelijk vervangbaar door metalen. Benzidine (C,H,NH,), ontstaat door reductie van azobenzol in zure oplossing of uit hydrazobenzol onder inwerking van sterke zuren. Het is een zeer belangrijk tusschenproduct. Zoo is het congorood een benzidineverbinding, terwijl ook de purpurinekleurstoffen van een gemethyleerd benzidine zijn afgeleid. Benzine is de algemeene naam voor de vluchtigste distillatie-producten der ruwe petroleum, welke bestaan uit heptaan en hoogere koolwaterstoffen. De fractie die beneden 150° kookt is de ruwe benzine, welke weer opnieuw gedistilleerd wordt en dan petroleumaether, gasoline (algemeene naam voor benzine in de Ver. Staten; in Engeland heet het petrol; in Frankrijk essence), motorenbenzine, en minder vluchtige producten, zooals Ugroine of poetsolie, levert. Het zijn alle vloeistoffen met eigenaardigen reuk, die zeer gemakkelijk ontbranden en wier dampen met lucht een explosiefmengsel vormen. De vluchtigste soorten koken tusschen 30" en 75°, terwijl hun soortelijk gewicht varieert van 0.64 tot 0.68. Het gehalte aan benzine is in verschillende soorten ruwe petroleum als volgt: Sumatra 30a 40 %; Pennsylvanië 18 a 20 %; Baku 2—10 %; Galicië 0—5 %. Behalve uit de ruwe petroleum worden ook groote hoeveelheden benzinverkregen door droge destillatie („cracking" = kraken) van minder waarde- j volle petroleumproducten en ook door afkoeling van natuurgas of oplossing hiervan in petroleumproducten casinghead- BENZINE—BENZOL 447 benzine). Ook de distillatie van olielei (shale) levert minderwaardige benzine. De meeste benzine wordt gebruikt als brandstof in explosie-motoren, zoodat de productie, door bet stijgend automobielverbruik, sterk vergroot moest worden (zie ook Benzol). Vroeger vormde de benzine een lastig bijproduct, dat het brandgevaar der petroleum vergrootte; thans is het het meest waardevolle product. Door het groote oplossend vermogen voor vetten is het een zeer belangrijk oplosmiddel geworden voor de chemische industrie en voor het extraheeren van oliehoudende zaden. Aan dezelfde eigenschappen dankt benzine zijn gebruik in de chemische wasscherijen en als vlekkenwater in de huishouding. De productie van Noord-Amerika steeg van 6.700.000 barrels (è 159 liter) in 1899 tot 50.000.000 in 1918 (waarvan 25 % werd geëxporteerd) en ruim 100.000.000 in 1921 (waarvan 10% is geëxporteerd). Benzinger, Immanuel (1865— ), Protestantscb theoloog, woonde langen tijd in Duitschland, thans te Jeruzalem. Tot zijn werken behoort: „Hebraische Archaologie" en een uitnemende bewerking van Baedekers Gids voor Palestina. Benzoë is een harssoort, afkomstig uit de jonge boomen van de op Sumatra, Java en Achter-Indië groeiende Styrax Benzoin Dryand. Ze bestaat uit grootere stukken van bruinachtige kleur met schelpachtigen breuk, waarin kleine korrels zitten (amandelbenzoë); soms komt ze voor in oranjeroode korrels (benzoëtranen). Benzoë ruikt sterk naar vanille, is oplosbaar in alcohol, de Siameesche ook in zwavelkoolstof; ze bevat c. 20 % benzoëzuur, 80 % harsen en een weinig aetherische oliën, vanilline en looistof. Door bepaling van smeltpunt (95°; de korrels smelten bij 85" of 75°) en andere konstanten kan men vervalschingen met dammar, storax, terpentijn of colopbonium opsporen. Benzoë wordt vooral te Londen verhandeld, gewoonlijk in met linnen bekleede kisten van c. 90 K.G. gegoten of in palmbladeren gewikkeld. De hars wordt vooral in de parfumerieindustrie gebruikt, in de medicijnen en in de kleurstofindustrie (voor anilineblauw); vroeger werd het veel gebruikt om er door sublimeeren benzoëzuur (z. a.) uit te bereiden. Benzoëaether (CeHtCOOC,H,) ontstaat uit benzoëzuur, alcohol en zoutzuur en wordt door zijn pepermuntachtigen reuk veel als reagens op alcohol gebruikt. Benzoëtinctuur wordt verkregen door 1 deel gestampte benzoëhars met 5 deel alcohol uit te trekken. Het is een aangenaam riekende vloeistof, die wel in reukstoffen wordt verwerkt. Benzoëzuur (C,H5COOH) werd vroeger verkregen door sublimatie van benzoëhars (zie benzoë); door apothekers wordt deze methode nog wel toegepast. Tegenwoordig wordt het bijna uitsluitend synthetisch verkregen door kokend benzol met chloor en daarna met oververhitten stoom te behandelen. Het zuur is door stoomdistillatie te zuiveren, smelt bij 121° en sublimeert bij 250°; het wordt vooral als conserveermiddel gebruikt en in de medicijnen. De zouten heeten benzoaten. Benzoëzuuranhydride (C,H,CO. O. CO C,H,) ontstaat uit natriumbenzoaat en benzoylchloride. Door koken met water ontstaat er benzoëzuur uit. Benzol is een kleurlooze vloeistof met kenmerkenden reuk, welke als bijproduct gewonnen wordt bij de distillatie van steenkolenteer (z. a.), tegelijk met xylolen en toluol, waarvan het door gefractioneerde distillatie gescheiden wordt (kookpt. 80° O). Ook bij het wasschen van licht- en cokesovengas met middelolie ontstaat het en wordt uit deze oplossing door distillatie gewonnen. Het wordt soms voor dezelfde doeleinden gebruikt als benzine (z. a.) en was in Duitschland tijdens en na den oorlog een belangrijke brandstof voor motoren. De chemische formule is C,H,; het vormt den grondslag voor alle 448 BENZOL—BÉRANGER aromatische verbindingen (z. a.) die daarom ook wel benzolderivaten heeten; ze kunnen alle in laatste instantie uit benzol worden gemaakt. Over de structuur van het benzol is men het nog niet eens. Door zijn samenhang met alle andere aromatische verbindingen is benzol een van de belangrijkste grondstoffen voor een groot aantal organische preparaten, kleurstoffen, reukstoffen, enz. Benzoldehyd. Zie Bitter amandelolie, Benzonitril (C,H5CN) kan verkregen worden door destillatie van benzolsulfozure natrium met cyaankalium en op nog enkele andere manieren. Het riekt, evenals benzoldehyd, naar bittere amandelen. Benzophenon (C„H5COCeH5) is een aromatisch keton, verkregen door droge destillatie van calciumbenzoaat of door condensatie van benzol, phosgeen onder invloed van alumimurn chloride. Het komt voor in 2 verschillende vormen („monotrope modificaties"), waarvan de metastabiele, die bij alle temperaturen in de stabiele modificatie kan overgaan (en niet omgekeerd) smelt bij 27° en de stabiele smelt bij 40°. Benzoylchloride (C.H.COCl) wordt technisch verkregen door behandeling van benzaldehyd met chloor. Het heeft een onaangename reuk, werkt zeer prikkelend op de oogen en kookt bij 194°. Het wordt in de organisch-chemische industrie zeer veel gebruikt voor de invoering van de benzoyl-groep (C,H5CO) in vele verbindingen (benzoyleeren). Benzyl is de eenwaardige groep C,HS CH„ die men uit toluol (C,H,CHS) ontstaan kan denken, door wegname van een waterstofatoom. Beo (Gracula religiosa) behoort tot de fam. der Spreeuwen en komt op het vaste land van Indië voor. De beo's onderscheiden zich door den korteren, iets gekromden snavel en de kale huidlappen aan het achterhoofd en onder het oog. Kleur hoofdzakelijk blauwzwart. Andere soorten komen op Ceylon, Java, Soembawa en N. Guinea voor. Zij zijn alle bekend om hun vermogen om woorden en zinnen na te praten en worden daarom wel in kooien gehouden. Beothy, Zoltdn (1848— ), Hongaarsch dichter, hoogleeraar te Boedapest, schreef verscheidene romans en een veelgedrukte Hongaarsche literatuurgeschiedenis. Beowulf, Angelsaksisch heldendicht van Scan dina vis chen oorsprong, waarin de strijd van Beowulf, koning der Goten. (Zuid-Zweden) met een draak wordt geschilderd. Het verhaal stamt uit de 7e eeuw, en is bewaard in een hs. uit de 10e eeuw. Zie R. C. Boer: Beowulf. Beraad, Recht van. Artt. 1070—1075 B. W. geven den erfgenaam het recht, zich te beraden, of bij een erfenis wil aanvaarden of verwerpen en bij aanvaarding, of hij dit wil doen zuiver, of onder voorrecht van boedelbeschrijving.. Het recht van beraad verkrijgt men door een verklaring, ter griffie van de arrondissementsrechtbank. Aan den erfgenaam wordt, te rekenen van den dag der afgelegde verklaring een tijdvak van 4 maanden gegund ten einde den boedel te doen beschrijven en zich te beraden. Gedurende de voorgeschreven termijn kan hij niet worden genoodzaakt de hoedanigheid van erfgenaam aan te nemen. Het recht van beraad kan de erflater den erfgenamen niet ontnemen (art. 1089 B. W.). Verjaringstermijnen worden er niet door geschorst. (Art 2029 B. W.). De erfgenaam die zich beraadt moet wèl aangifte doen voor de successiebelasting. Béranger, Pierre Jean de (1780—1857), Fransch dichter, wiens „chansons", meestal met een politieke strekking, hem tot den meest populairen dichter in Frankrijk maakten. Vooral na de Restauratie trad hij als woordvoerder derliberalen op en de regeering vermocht! niet de uitgave van zijn gedichten te verhinderen. Zij zijn in de bundels „Chain sons anciennes, nouvelles et inédites" en „Chansons nouvelles et dernières", uitgekomen;