473 DE OPLOSSING VAN HET SPELLING-VRAAGSTUK OPEN BRIEF AAN ZIJN EXCELLENTIE DE MINISTER VAN ONDERWIJS DOOR DR C. G. N. DE VOOYS HOOGLERAAR AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT J 48 BIJ J. B. WOLTERS - GRONINGEN. DEN HAAG, 1920 KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 2289 6945 DE OPLOSSING VAN HET SPELLING-VRAAGSTUK OPEN BRIEF AAN ZIJN EXCELLENTIE DE MINISTER VAN ONDERWIJS DOOR DR C. G. N. DE VOOYS HOOGLERAAR AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT f 0,25 BIJ J. B. WOLTERS' U. M. - GRONINGEN, DEN HAAG, 1920 BOEKDRUKKERIJ IM1L WOLIERS. DE OPLOSSING VAN HET SPELLINGVRAAGSTUK. Open brief aan Zijn Excellentie de Minister van Onderwijs. Excellentie, Uw voornemen om het spellingvraagstuk, dat door uw ambtsvoorgangers steeds ter zijde gelegd is, onpartijdig en voortvarend op te lossen, zal in brede kringen met instemming vernomen zijn. Hoewel het u' aan voorlichting niet ontbroken heeft, neem ik de vrijheid, u in de volgende bladzijden een ongevraagd advies te ontvouwen. Het Verslag van de jongste Staatskommissie vertoonde namelik — ten gevolge van de beperkte opdracht en de ambtelike fiktie dat deze Kommissie een uitvloeisel zou zijn van de Staatskommissie-KuYPER een bedenkelike leemte: de belangrijke vraag hoe de voorgestelde vereenvoudigde spelling ingevoerd zou moeten worden, is zelfs niet aangeroerd. Toch is m. i. juist het antwoord op deze vraag van het allergrootste gewicht voor een duurzame oplossing van het gehele vraagstuk. Bij een praktiese spellinghervorming dient men deze drie principiële punten in het oog te houden: 1°. Elke enigszins ingrijpende spellingwijziging zal stuiten op hardnekkige tegenstand, die men niet door het opleggen van onnodige dwang moet vergroten. 4 II0. Bij elke overgang tot een nieuwe spellingeenheid zal men gedurende een vrij lange periode de last van tweeerlei spelling moeten verdragen. III0. Een nieuwe regeling zal alleen dan waarborgen van duurzaamheid bevatten, indien men voldoende rekening houdt met de motieven waaruit de drang naar spellinghervorming voortkivam. Ter toelichting van deze stellingen zou ik het volgende onder uw aandacht willen brengen: I. In onze tijd van veel en vlug lezen hebben de schriftelike woordbeelden bij ervaren schrijvers en lezers een buitengewone vastheid gekregen. Daarin ligt de hoofdoorzaak van het verzet tegen ongewone woordbeelden. Deze onberedeneerde tegenzin gaat gaarne schuil achter gewichtig schijnende argumenten en krachtwoorden als „taalverminking" en „taalverarming." Vandaar dat het grote publiek zo licht geloof hecht aan de misvatting als zou de spelling van De Vries en Te Winkel, gegrond op de uitkomsten van taalwetenschappelik onderzoek, ver staan boven het „stelsel"-KoLLEWijN, dat uitsluitend de „spreektaal" volgt. Uw Excellentie zal bemerken dat in het Verslag van de Staatskommissie van een dergelijke principiële tegenstelling niet gerept wordt. De beginselen waarvan Dr. Kollewijn uitging, zijn die van de moderne taalwetenschap. De toongevende taalgeleerden in het buitenland staan, als ze hun mening uiten over verbetering van de orthografie, op hetzelfde standpunt. Hermann Paul zegt: „Unsere Schreibung hat dem Bedürfnis der Gegenwart zu dienen und nicht über Sprachgeschichte zu belehren." *) En A. Meillet, in !) Deutsche Gramtnatik I, 143 (1916). 5 Les langues de F Europe nouvelle (1918): „II serait bon surtout de supprimer des distinctions grammaticales qui ne répondent a rien dans la prononciation actuelle et qui vont contre 1.'esprit de la langue." ) Bij grondige en deskundige voorlichting versmelten de argumenten die tegen spellingvereenvoudiging aangevoerd worden, maar de tegenzin b\\){t. Een referendum onder „geletterden'-', gelijk Prof. J. W. Muller dat — blijkens zijn Nota — gaarne zou zien, is volstrekt overbodig, want de uitslag staat van te voren vast: een overgrote meerderheid zou zich tegen elke enigszins ingrijpende spellinghervorming verklaren. „Immer stellt sich die Gewohnheit der jetzigen Generation, die schon die Erlernung der Orthographie hinter sich hat, dem Interesse der neu heranwachsenden Generation entgegen." 2) Op deze gronden is met vrij grote zekerheid te voorspellen dat de bemiddelingspelling van de Staatskommissie, die Uw Excellentie zich voorgenomen heeft in te voeren, niet zoveel minder ergenis zal wekken bij een behoudend ouder geslacht, als de ongewijzigde spelling-Kollewijn. Een verdér gaande koncessie in de richting van de nota-MuLLER zal daar m. i. niet veel aan veranderen. Ook de Staatskommissie was van mening dat in het biezonder de zogenaamde negende regel door de overgrote meerderheid van het publiek ongunstig ontvangen zou zijn. ) Dit moge zo lijken, als men op de strijdschriften afgaat, in de werkelikheid blijkt het omgekeerde. Wanneer sommigen auteurs, uit beginsel of taktiek, de vereenvoudigde spelling niet geheel willen aanvaarden, ziet men juist 1) Blz. 290. 2) H. Paul, t. a. p. blz. 143. blz. 8, bovenaan. *) Verslag, 6 dat ze bij een eerste stap in onze richting die negende regel gaan volgen. Dat was o. a. het geval bij Johan de Meester en Frans Coenen, bij Van Hulzen en Albert Verwey. Opmerkelik is nu, dat de meeste lezers aan het ontbreken van de buigings-» zo weinig aanstoot nemen. Dezelfde lezers die luide hun afkeer te kennen geven van „rare" woorden als vissen, ogen, leraar, mensen, Franse, — ook volgens de bemiddelingspelling van de Staatskommissie! — zullen in zeer korte tijd „van de vriend die ik ontmoette" gewoon vinden, niet alleen omdat deze vormen zonder n volmaakt-beschaafd Nederlands zijn, maar ook omdat de woordbeelden „de" en „die" niets ongewoons vertonen. Als de geschiedenis ons nu leert hoe zeer de Siegenbekianen aan hun kagchel en hun regt gehecht waren, dan is het duidelik dat de Staatskommissie-spelling, die tienmaal zoveel woorden wijzigt, tienmaal groter ergenis bij de ouderen zal wekken. De grote verdienste van de vereenvoudigers hier te lande is geweest, dat zij onmiddellik begrepen hebben dat die ergernis getrotseerd moet worden. Hadden ze het gelaten bij het verkondigen van theorieën en het doen van voorstellen, dan was het gegaan als in Engeland en Amerika, waar zeer aannemelike en gematigde voorstellen, ondanks de steun van vooraanstaande geleerden en invloedrijke mannen, schipbreuk leden. Alleen het veelvuldig zien van de nieuwe woordbeelden doet de onberedeneerde tegenzin wijken. Men kan veilig zeggen dat er nu geen ontwikkeld Nederlander bestaat, die niet tenminste elke maand genoodzaakt is, een stuk in nieuwe spelling te lezen. Dat ongeveer alle belangrijke Nederlandse tijdschriften en uitgevers na langdurig verzet gecapituleerd hebben, is een bewijs 7 dat dit soort propaganda een einddoel bereikt heeft, en dat dit baanbrekend werk de toestand rijp gemaakt heeft voor regeringsinmenging. Deze overwegingen leiden mij tot een dubbele gevolgtrekking : 1 °. Bij een grondige spellinghervorming moet men verdacht zijn op krachtig verzet, dat — krachtens zijn aard —- zeer snel zal afnemen. 2 . Dat verzet kan alleen bij onnodige dwang noodlottig worden: men moet een ouder geslacht niet dwingen om de nieuwe spelling te schrijven, maar alleen, die te lezen en bij het opgroeiende geslacht te dulden. II. Bij velen die het spellingvraagstuk onvoldoende doordacht hebben, bestaat de misvatting, dat het in de macht van de Regering ligt binnen korte tijd aan de „anarchie" op dit gebied een eind te maken, door een officiële regeling te doen ontwerpen en in te voeren. Deze misvatting kwam tijdens de begrotingsdebatten tot uiting in de rede van de afgevaardigde Schaper. Daartegenover stellen wij het ervaringsfeit, dat de Overgrote meerderheid, vooral van minder geletterden, levenslang de op school aangeleerde spelling blijft schrijven. Maar ook auteurs zijn op dit punt vaak zeer behoudend. Busken Huet b.v. hield levenslang aan de spelling-SiEGENBEEK vast. Vooral van onze hedendaagse auteurs is het niet te verwachten dat ze hun • eigen gewoonten en opvattingen laten varen. In het maatschappelik leven zijn tal van kringen die hun eigen gemak en hun eigen belang allereerst laten gelden, en vrij onverschillig zijn voor een volstrekte spellingeenheid. De Regering kan niet verwachten dat uitgevers van dagbladen en populaire lektuur een vriendelike wenk onmiddellik zullen volgen, als ze zich tal van 8 moeielikheden en klachten van de zijde van hun klanten op de hals halen. Op de regeringsbureau's zullen de oudere en hogere ambtenaren, in stilte of luide mopperend, wellicht onder dwang bukken, maar op de grote handelskantoren, op tal van bureau's die niet rechtstreeks van de regering afhankelik zijn, zal men spellingwisseling nodeloze last en tijdverlies achten. Wie zich onze maatschappij in werkelikheid voorstelt, zal beseffen dat geen dwang systeem in staat zou zijn, binnen b.v. vijf jaar aan het nieuwe stelsel de alleenheerschappij te verschaffen. Naar mijn schatting zal er tenminste een kwart-eeuw mee gemoeid zijn. Dit lijkt een schrikbeeld voor hen, die voortdurend van „anarchie" spreken. Inderdaad is het een toestand die zeer goed te verdragen is, mits er niet meer dan tweeerlei spelling in zwang is. Daarvoor zoveel mogelik zorg te dragen, ligt in de macht, en is m.i. de plicht van de overheid. Dat is dan ook steeds mijn bezwaar geweest tegen het ontwerpen van een derde, een tussenspelling. Ook de overweging dat een vrij lange overgangsperiode in elk geval onvermijdelik is, voert dus tot de gevolgtrekking: oefen geen dwang op het oudere geslacht; voed een jong geslacht op in de nieuwe spellinggewoonte, dan zullen de ouderen daar tegen wil en dank vrij spoedig aan gewennen. III. De invoering van een vereenvoudigde spelling bij het opgroeiende geslacht zal eveneens moeielikheden opleveren. Maar terwijl in de ambtenaarswereld niets dan tegenstand te wachten is, kan de overheid rekenen op krachtige medewerking uit onderwijskringen. Alleen daar voelt men die vereenvoudiging als iets anders xlan een „last". Terecht is dus de zaak aanhangig gemaakt, niet bij het departement van Binnenlandse Zaken, maar 9 bij dat van Onderwijs. Dat Uw Excellentie aan het slot van uw rede duidelik toonde in te zien hoe zeer het belang van het moedertaalonderwijs er mee gemoeid was, zal menigeen verheugd hebben. Daaruit volgt echter, dat de slechtste oplossing van het spellingvraagstuk verkregen wordt, als men zich, met de afgevaardigde Schaper, uitsluitend de vraag stelt: hoe komen we het vlugst en met de minste concessies van dat gezeur af? Allereerst dienen de motieven en de argumenten van pedagogiese zijde grondig onderzocht te worden. De Staatskommissie-KnjwER, zich streng houdende aan de opdracht, heeft dit niet tot haar taak gerekend. Indien een Minister van Onderwijs de opdracht gegeven had, zou deze ongetwijfeld ruimer geweest zijn. Maar dan was ook de kans groot geweest dat het advies anders geluid had. Nu zegt de Kommissie herhaaldelik: in beginsel is er tegen de eenvoudiger regeling van de Kollewijn-spelling niets aan te voeren, maar omdat de Regering een spelling wenst ,,voor Haar eigen gebruik", wordt een middenweg aanbevolen. In het biezonder geldt dat voor de nieuwe „regeling" van het taalkundig geslacht. Voordat Uw Excellentie besluit, de regeling, zoals die door Prof. J. W. Muller wordt aanbevolen, officieel te bekrachtigen, zou ik ernstig op hernieuwde overweging aan willen dringen. Daarvoor heb ik de volgende gronden: 1°. Een dergelijke regeling, door Prof. Muller zelf gekarakteriseerd als „een daad van betrekkelijke willekeur, waartegen uit wettenschappelijk oogpunt zeer veel te zeggen is", ') zal met de kiemen van verderf geboren worden. Nbch in de wetenschappelike, nbch in !) Verslag blz. 26. 10 de pedagogiese, nbch in de letterkwidige wereld zal men de nieuive voorschriften met ingenomenheid, ontvangen. Onderwijzers kunnen — volgens de juiste opmerking van Prof. D. C. Hesseling — nooit datgene goed en met overtuiging onderwijzen, waarvan zij de innerlike onwaarde beseffen. 2 . De voorstanders achten een nieuwe kunstmatige regeling niet zo bezwaarlik, als het aantal zogenaamd mannelike woorden maar sterk ingekrompen wordt. Zij zien daarbij over het hoofd, dat aan de verouderde onderscheiding een groot stuk verouderde spraakkunst vastzit, als de traditionele taal- en redekundige ontleding, waarvan Dr. Jac. van Ginneken terecht opmerkte : Nog wordt eiken dag die mummikataloog op alle scholen als onmisbare levenswijsheid ingeprent, op kweekscholen zelfs, hoe droog het ook zij, voor voedend levenssap letter voor letter geslikt; nog worden ge durende meerdere maanden in het jaar alle toekomstige onderwijzers voor custos in dit mikrokosmos-museum geëxamineerd. Dat kan zoo toch niet langer blijven" •). 3°. De overgang van de oude spelling naar de vereenvoudigde zal vlotter gaan, naar mate de laatste zich door eenvoud onderscheidt. Vele ouderen zullen nog wel te vinden zijn voor een vereenvoudiging van hun spelling, waarvan zij de regels in één dag kunnen leren, terwijl ze een tussenstelsel met uitzonderingen, die het herhaaldelik raadplegen van een woordenboek noodzakelik maken, zullen weigeren. Maar bovenal bij het onderwijs is in de overgangsperiode een nieuwe ingewikkelde regeling bezwaarlik. Leerlingen die de oude spelling geleerd hebben en dan in een klasse komen l) De Nieuwe Taalgids V, blz. 274. 11 waar de nieuwe ingevoerd is, zullen van een nieuw stelsel dat afzonderlike oefening eist, veel last ondervinden. Daarentegen zal men der eenvoudige regel dat de e en o in open lettergreep behandeld wordt als a en u, en dat men de buigings n bij de, die, deze, wie niet schrijft, waar die niet gehoord wordt, met gemak en met genoegen leren. 4°. Gemeentebesturen en schoolbesturen zullen zich bij spellingvereenvoudiging grote uitgaven moeten getroosten voor het aanschaffen van nieuwe schoolboeken. Wanneer nu vrij algemeen de overtuiging heerst, dat de nieuwe regeling door innerlike gebreken binnen korte tijd herzien zal moeten worden, dan ontstaat er een sterke neiging, om de verdere ontwikkeling eerst eens aan te zien en voorlopig bij het oude te blijven. 5°. Zal een spellinghervorming aan de verbreiding van het Nederlands in de kolonieën ten goede komen, dan moet men geen half werk verrichten. In het biezonder zijn dan nieuwe geslachtsregels met de bijbehorende verouderde grammatika te verwerpen. Uit het voorafgaande volgt, dat naar mijn persoonlike mening de schoolopziener J. C. Wirtz in 1903 de juiste taktiek aangewezen heeft, al heb ik mij neergelegd bij het besluit dat op onze jaarvergadering van 1918 in overleg met de belangrijkste onderwijsorganisaties genomen werd. De behoudende partij vraagt eerbied voor wat histories-geworden is; wij zijn van mening, dat tot het histories-gewordene ook de Vereenvoudigde Spelling behoort. Van „anarchie" is geen sprake, wanneer de Regering twee afgeronde stelsels erkent, en de ontwikkeling in geregelde banen leidt. Omtrent de wijze van invoering deel ik niet meer de 12 opvatting die onze Vereniging in 1903 voorstond, nl. dat de hervormingsbeweging het best zou slagen, indien de Regering zich van elk ingrijpen onthield. De overheidsbemoeiing stel ik mij in grote trekken aldus voor: De Regering geeft opdracht aan het Rijksschooltoezicht om de invoering van de nieuwe spelling bij het onderwijs zoveel mogelik te bevorderen. Op het platteland, waar de voordelen het sterkst gevoeld worden, zal de nieuwe spelling vrij algemeen en binnen korte tijd ingevoerd zijn. In de steden, waar men meer met aansluiting bij andere onderwijsinrichtingen, met opleiding voor kantoren rekening te houden heeft, zal overleg nodig zijn, en is een geleidelike invoering het meest gewenst. Tegenwerking van het biezonder onderwijs is niet te verwachten, als het openbaar onderwijs vóórgaat. Wanneer in een gemeente één van een bijeenbehorende groep scholen of één hogere onderwijsinrichting zich verzetten zou, dan is ingrijpen door de overheid gewettigd. De gemeentebesturen zouden waarschijnlik wel het initiatief willen nemen voor onderling overleg, waarbij een kleine minderheid zou moeten buigen. Op grond van onze ervaring reeds in 1903, durven wij een gunstige uitslag voorspellen i in verscheiden belangrijke steden heerste toen reeds vrij algemene overeenstemming. Sedert heeft onze enquête van 1913 aangetoond dat bij het gymnasiaal en middelbaar onderwijs meer medewerking dan tegenwerking te wachten is. In de laatste 17 jaren is de tegenstand nog belangrijk verzwakt, terwijl het aantal voorstanders van de Vereenvoudigde Spelling, ook in regeringslichamen, toegenomen is. Met deze maatregelen kan de Regering niet volstaan, want weldra komt er een nieuw geslacht van de 13 schoolbanken in de maatschappij. Werd daar de eis gehandhaafd dat op elk bureau, op elk kantoor slechts één spelling geduld werd, dan zou door terugwerkende druk de invoering bij het onderwijs belemmerd, zo niet onmogelik gemaakt worden. De overheid die de invoering bij het onderwijs bevordert, zal tegelijk aan alle regeringsorganen een aanschrijven dienen te richten, dat voortaan het gebruik van de nieuwe spelling, ook in officiële stukken, niet verboden mag worden. Ook hier zal men tijdelik de last van een dubbele spelling moeten dragen als een „conditio sine qua non" van elke spellinghervorming. De niet te ontveinzen moeielikheden die hieruit in de ambtelike wereld zullen ontstaan, acht ik geringer dan de bezwaren die rijzen wanneer men alle ambtenaren gelijktijdig zou dwingen, zelf het nieuwe spellingsysteem toe te passen. Vervolgens zal de Regering moeten besluiten, de beide spellingsystemen bij examens voorlopig gelijke rechten te verlenen, totdat de tijd zal komen, dat de oude spelling als de weinig gebruikelike geschrapt kan worden. Bij een oplossing van het spellingvraagstuk kan men dus twee wegen kiezen, die ik de bureaukratiese en de organiese zou willen noemen. Minister Cort van der Linden gaf de voorkeur aan de eerste, blijkens zijn opdracht aan de Staatskommissie: de Regering kiest dan „voor haar eigen gebruik" een spelling, legt die aan alle ambtenaren op, en schrijft die voor bij het (openbare) onderwijs. Naar mijn vaste overtuiging zal de vrij ingrijpende wijziging die de Staatskommissie voorstelt, en die Uw Excellentie geneigd is over te nemen, in de ambtenaarswereld op een zo hardnekkig verzet stuiten, dat het welslagen van de gehele her- 14 vorming in gevaar komt. Bovendien is het vrij zeker dat bij invoering van een bemiddelingspelling die de tegenwoordige vereenvoudigers niet bevredigt, ook de ongewijzigde Vereenvoudigde Spelling in gebruik blijft, waarvan het voortbestaan trouwens èn door belangrijke geschriften in die spelling, èn door de officiële invoering in Zuid-Afrika reeds verzekerd is. In plaats van regelend, zou de regeringsinmenging verwarrend werken: de eenheid werd dan niet bedreigd door tweeërlei, maar door drieërlei spelling. Bij het volgen van de organiese weg houdt men rekening met wat zich in de laatste kwart-eeuw ontwikkeld heeft. De Regering dwingt de volwassenen niet om met vastgewortelde gewoonten te breken, maar bewerkt met zachte dwang dat het oudere geslacht de opkomst duldt van een nieuwe spelling, die zijn levensvatbaarheid bewezen heeft, en die onmiskenbare voordelen heeft voor het moedertaalonderwijs en voor de verbreiding van onze taal. Door het onderwijs aanvaard, zal deze vereenvoudigde spelling binnen een menseleeftijd tot een nieuwe eenheid leiden. * Nu door Uw Excellentie zelf erkend is, dat de tijd voor een afdoende oplossing van het spellingvraagstuk gekomen is, meen ik, met een beroep op uw prakties inzicht en uw voortvarendheid, Uw Excellentie ernstig te moeten ontraden, de aangekondigde gedragslijn te volgen, en er op aan te dringen de oplossing te zoeken in de richting die onze Vereniging, op grond van veeljarige ervaring, en na rijp beraad, heeft voorgestaan. Utrecht, 9 Januarie 1920. C. G. N. DE VOOYS. UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS — GRONINGEN, DEN HAAG. DE NIEUWE TAALGIDS TWEEMAANDÈLIKS TIJDSCHRIFT. Verschijnt om dc 2 maanden in afleveringen van minstens 3 vel druks. VEERTIENDE JAARGANG. Onder redakfie van J. KOOPMANS en Dr. C. G. N. DE VOOYS. Prijs, per jaargang f 5,50, franko per post. . . . f 5,90 Tienjarig register op De Nieuwe Taalgids, voor inteekenaren gratis. OPSTELLEN OVER SPELLING EN VERBUIGING door Dr. R. A. KOLLEWIJN. DERDE DRUK. Met een woord vooraf van Prof. Dr. C. G. N. DE VOOYS. Prijs, ingenaaid f 2,25, gebonden f 2,90. UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, DEN HAAG. UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, DEN HAAG. WOORDENBOEKEN NIEUWE TALEN. K, TEN BRUGGENCATE, ENGELSCH 8e druk, gebonden in linnen in 1 deel of 2 deelen f 9,90 L VAN GELDEREN, DUITSCH 4e druk, gebonden in linnen in 1 deel of 2 deelen f 9,90 C R, C, HERCKENRATij FRANSCH 4e druk, gebonden in linnen in 1 deel of 2 deelen f 9,90 m- )• koenen, NEDERLANDSCH 12e druk, 1 deel gebonden in linnen f 5,25 Prijs der 4 Woordenboeken NIEUWE TALEN per stel besteld ......... f 33,50 UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, DEN HAAG.