% KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK I GESCHENK VAN j 71S3 - '32 HOLLAND-ZUID-AFRIKA H OLLAND—SOUTH-AFRICA Hint. J. F. L. DE BALBIAN VERSTER HOLLAND-ZUID-AFRIKA EEN GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT VAN SCHEEPVAARTEN HANDELSBETREKKINGEN IN OUDE EN NIEUWE TIJDEN HOLLAND-SOUTH-AFRICA AN HISTORICAL ACCOUNT OF SHIPPING- AND COMMERCIAL RELATIONS IN OLD AND MODERN DAYS AMSTERDAM BERNARD HOUTHAKKER 332, N.Z. VOORBURGWAL DE UITGAVE VAN DIT WERK IS BEZORGD VOOR DE H O L L A N D—Z U I D-A FRIKA LIJN DOOR BERNARD HOUTHAKKER, AMSTERDAM, DIE TEVENS DE ILLUSTRATIES HEEFT UITGEZOCHT. THE PRESENT BOOK WAS EDITED FOR THE HOLLAND-SOUTH-AFRICA LINE BY BERNARD HOUTHAKKER, AMSTERDAM, WHO ALSO SELECTED THE ILLUSTRATIONS. GEDRUKT BIJ H. J. KOERSEN PRINTED BY H. J. KOERSEN AMSTERDAM. De Scheepvaart van Holland op The Navigation between Holland Zuid-Afrika and South-Africa Ruim twee eeuwen hebben de Nederlanders, bij hun vaart naar en van Indië, om de Kaap gezeild. Hun vestiging in Zuid-Afrika is zoo duurzaam geweest, dat het Hollandsche element, in raseigenschappen en in taal, stand heeft gehouden en overheerschend is gebleven, ondanks allen toevloed van vreemden en van vreemde overheersching. Dit is te merkwaardiger omdat na de opening van het Suez-Kanaal, zelfs de vaart om de Kaap onder Hollandsche vlag, en daarmede de rechtstreeksche verbinding, geheel waren verloren gegaan. Eerst in onze dagen is voldaan aan dien steeds dringenden eisch, het herstel der directe verbinding van het stamland met Hollandsch ZuidAfrika, door de stichting van de Holland-ZuidAf rika Lijn. In de volgende bladzijden stellen wij ons voor, een vluchtig geschiedkundig overzicht te geven van de betrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika, We kunnen daarbij vaststellen dat de Portugeezen, die ons op den weg naar Indië toch meer dan een eeuw waren voorgegaan, geen ernstige pogingen hebben gedaan om zich in het Kaapland te vestigen. Spanjaarden, Franschen noch Engelschen, hebben het belang daarvan ingezien. Aldus was het For more than two centuries, on their voyages to and from the Ihdies, the Dutch sailed round the Cape. Their settlement in South Africa proved to be so durable that the Dutch element in language and racial qualities maintained* its position and remained predominant, in spite of the stream of foreigners and of foreign dominion. This is so much the more remarkable because since the opening of the Suez Canal the voyages round the Cape in ships flying the Dutch flag, and consequently all direct communication, had ceased entireIy. It is only recently that the demand, which had become more and more urgent, for the restoration of direct communication from the molher country with Dutch South Africa, has been met by the establishment of the Holland South Africa Line. In the pages which follow we wish to give a brief historical sketch of the relations between the Netherlands and South Africa. In this connection we may begin by stating that the Portuguese, who hadpreceded the Dutch by more than a century on the route to India, made no serious attempt to establish themselves at the Cape. Neitherthe Spanish, the French, nor the English saw the advantage of doing so. Hence it was reserved to the Dutch to HOLLAND - ZUID-AFRIKA 6 HOLLAND - SOUTH-AFRICA weggelegd voor de Hollanders om, trouwens eerst in net midden van de 17e eeuw, aan de Kaap een kolonie te stichten. Zij hebben dit slechts aarzelend gedaan, feitelijk door de omstandigheden gedwongen, zonder de gevolgen en het belang te beseffen, en eerst in later tijd is het groote nut daarvan ten volle gewaardeerd. Laat ons nu eerst de feiten aanstippen uit de VOORGESCHIEDENIS. In 1486 omzeilde de Portugees Batholomeu Diaz een hoog voorgebergte in Zuid-Afrika, dat hij Cabo Tormentoso of Stormkaap noemde, maar dat door zijn Koning Cabo de Boa Esperanca werd herdoopt. De hoop dat men langs dien weg Indië zou bereiken, werd door Vasco da Gama in 1 498 verwezenlijkt. De Kaap de Goede Hoop had hij niet aangedaan, maar oostwaarts daarvan ankerde hij in een inham die thans Mosselbaai heet, en op den eersten Kerstdag zeilde hij langs een prachtig land, dat hij den naam Natal gaf ter gedachtenis aan den dag waarop Christenen het voor de eerste maal hadden gezien. Op een der volgende tochten, in 1 503, liep het schip van den bevelhebber Antonio de Saldanha in een diepe baai, waar in het midden van een ruime vallei een heldere rivier vloeide. Op den achtergrond verhief zich een hooge, afgeknotte rots, die hij beklom en den naam Tafelberg gaf. Van den top kon men de Kaap de Goede Hoop zien. De baai werd naar dezen scheepsbevelhebber, Aguado de Saldanha (de plaats waar Saldanha water innam) geheeten maar een eeuw later kreeg zij den naam van Tafelbaai. Voor de eerste maal kwamen Europeanen hier in aanraking met inboorlingen en daarbij ontstond een gevecht waarin Saldanha zelf werd gewond. In 1510 liep de eerste onderkoning van Portugeesch Indië, Francisco d Almeida, op de thuisreis die baai binnen. Na eenigen ruilhandel met de Hottentotten ontstond een geschil waarbij twee Portugeezen werden geslagen. Met hun zwaarden en lansen gewapend rukten toen de krijgslieden het land in om bloedige weerwraak te nemen, maar toen zij bezig waren om vee uit een kraal weg te voeren, werden zij door een found acolony at the Cape, though not earlier than the middle of the 1 7th. century. They set about it hesitatingly, being practically compelled to do so by circumstances, without realizing the consequences and the significance of the act, and only in later times was its great value fully appreciated. We shall now recall the principal events in the EARLY HISTORY. In the year 1 486, the Portuguese Bartholemeu Diaz sailed round a high range of hills in South Africa which he called Cabo Tormentoso or Cape Storm, but which was rebaptized by his King the Cabo de Boa Esperanca or the Cape of Good Hope. The hope that the Inches could be reached this way was realized by Vasco de Gama in 1498. He had not touched at the Cape of Good Hope, but came to anchor to the east of it in a bight which is now called Mossel Bay, and on Christmas day he sailed past a lovely country which he named Natal in commemoration of the day on which Christians had first sighted it. On one of the subsequent voyages, in the year 1 503, the ship of Antonio de Saldanha, the commander, sailed into a deep bay, into which in the middle of a wide valley a bright river flowed. In the background rose a high, flat-topped rock, which he mounted and named Table Mountain. From the top the Cape of Good Hope could be seen. The bay was called, after the ship's commander, Aguado de Saldanha (the place where Saldanha took in water), but a century later it was given the name of Table Bay. It was here that Europeans first came into touch with the natives and on this occasion a fight took place in which Saldanha himself was wounded. In 1510 Francisco d'Almeida, the first Viceroy of Portuguese India, put into the bay on the home voyage. After some barter with the Hottentots, a dispute arose during which two Portuguese were struck. Armed with their swords and lances, the soldiers then marched into the country to take a bloody revenge, but while they were engaged in bringing away cattle from a kraal, they were attacked by a much Superior Kaart van Zuid-Afrika uit het journaal van Willem Lodewycksz op de reis van De Houtman (1595). Rechts beneden de Baai van Agua de Sam Bras (later Mosselbaai). Map of South-Africa from the journal by Willem Lodewycksz on De Houtman's voyage (1595). In the right bottom corner the Bay of Agua de Sam Bras (later called Mossel Bay). HOLLAND - ZUID-AFRIKA 8 HOLLAND - SOUTH-AFRICA groote overmacht aangevallen, waarbij 65 officieren en schepelingen met knopkieries en assegaaien werden afgemaakt. Ook de onderkoning d'Almeida deelde dit lot. Het Portugeesche rijk in Indië, met Goa tot hoofdplaats, breidde zich uit, en bijna een eeuw lang was de handel van het Oosten evenzeer een monopolie van de Koningen van Portugal als hij het vroeger van de Arabieren was geweest, maar na de slachting van d'Almeida en de zijnen in de Tafelvallei, vermeden de Portugeezen zooveel mogelijk de zuidpunt van Afrika. Het land had onder hen den naam bewoond te zijn door de wreedaardigste wilden en zonder dat het iets opleverde. Van jaar tot jaar omzeilden hun vloten de Kaap, maar zelden deed een hunner schepen ten zuiden van Sofala een haven aan. Hun ververschingsstation was St. Helena en vandaar stevenden zij zonder tusschenlanding naar Mozambique. Nooit hebben zij een poging gedaan om ten zuiden van Delagoa Baai een tusschenstation te vestigen. Dit verklaart waarom zij wel een vrij nauwkeurige kennis verkregen van Afrika s Oostkust, maar dat hun vroegste kaarten wemelen van onjuistheden, waarbij nagenoeg het geheele Kaapland wordt ingenomen door het fantastische rijk Monomotapa, dat naar hun meening dicht was bevolkt en met groote steden bezet. Bijna een eeuw verstreek vóór Afrika's zuidkust door andere zeevaarders werd bezocht. De Franschen zijn de eersten geweest die de Portugeezen naar Indië volgden, daarop kwamen de eerste vloten van de Engelsche Indische Compagnie, maar ook zij deden weinig om het gezag der Portugeezen aan te tasten. Die taak was weggelegd voor een volk, dat te midden van den strijd om vrijheid en onafhankelijkheid tot de groote vaart werd gedreven: de Nederlanders. DE EERSTE HOLLANDERS AAN DE KAAP. Verschillende Hollanders hadden in Portugeeschen dienst den zeeweg in Indië leeren kennen. Tot hen behoorde Jan Huyghen van Linschoten, schrijver op een koopmanskantoor te force and 65 o meers and men were killed with knob-kerries and assegais. The Viceroy d'Almeida also shared this fate. The Portuguese Empire in India, with Goa as its capital, expanded and, for almost a century, trade with the East was as much a monopoly of the Kings of Portugal as it had formerly been of the Arabs, but after the slaughter of d'Almeida and his men in the Table Valley, the Portuguese avoided the southermost point of Africa as much as possible. Among them the country had the reputation of being inhabited by cruel savages, but producing nothing. Year after year their fleets doubled the Cape, but rarely did their vessels call at a port to the south of Sofala. Their provisioning station was St. Helena and from there they set sail for Mozambique, without putting in anywhere on the way. They had never attempted to establish an intermediary station in between to the south of Delagoa Bay. This explains why they acquired a fairly accurate knowledge of the East Coast of Africa, while their earliest maps are full of mistakes in which practically the whole of the Cape country was occupied by a fantastic kingdom Monomotapa, which according to them was thickly populated and possessed large towns. Almost a century elapsed before the south coast of Africa was visited by other navigators. The French were the first who followed the Portuguese to the Indies and then came the first fleets of the English India Company, but neither did much to undermine the power of the Portuguese. This task was reserved to a people which, in the midst of their struggle for freedom and independence, were driven to sail upon the high seas, viz: the Netherlanders. THE FIRST DUTCHMEN AT THE CAPE. Several Dutchmen had learned the route to the Indies by sea while in the service of the Portuguese. Among these was Jan Huyghen van Linschoten, a clerk in a merchant's office HOLLAND - ZUID-AFRIKA 9 HOLLAND - SOUTH-AFRICA Lissabon, toen Portugal door Spanje werd veroverd, daarna in dienst van den aartsbisschop te Goa. In 1592 kwam hij over Lissabon bij zijn verwanten te Enkhuizen terug en vier jaar later verscheen het beroemde boek met platen en kaarten, waarin hij alle bereikbare gegevens uit Portugeesche bronnen had verzameld en met eigen ervaring aangevuld. Toen in April 1595 „d'eerste Schipvaerd naar Indië" begon, hadden de schepen als een vertrouwbare gids en raadsman „Jan Huygen's boeck" aan boord. Op den 2den Augustus zagen De Houtman's schepelingen de Kaap de Goede Hoop en, de kustlijn volgende, liepen de vier schepen een paar dagen later een baai (de Mosselbaai) binnen, waar zij het anker lieten vallen om in de eerste plaats de watervaten te vullen. De eerste aanrakingen van Nederlanders met de bevolking waren van vriendschappelijken aard. Voor gebroken messen, oud gereedschap en stukken ijzer, werden zware ossen en vette schapen gekocht. Vrouwen werden niet gezien en de mannen maakten een weerzinwekkenden indruk. In een der journalen worden deze Hottentotten aldus beschreven: „Sy syn cleyn van parsoon, leelyck van gesichte, haer hooft staedt oft affgeschroyt waer van de sonne ende sien daeruyt gelyck een dieff, die door het langhe hanghen verdrooght es, sy gaen gans naeckt, dan hebben een staert van een < wilt cleyn gedierte voor haer schamelheyt, twelck door de staert seer weinigh bedeckt es; daar beneffens hebben sy in plaatse een cleedt een wilde beest syn huydt om den hals hanghen, die van het smeeren wel sterck ruycken ende stincken, alwaer het haer noch op staedt, twelck het buytenste is, ende hanght haer omt lyff gelyck een mantel. Belangende haer spraeck is eeven gelyck ofte men een deel Calcoense hanen hoorden rasen, eeven gelyck is oock haer spraecke, daer van gy weinich anders cont hooren als clocken ende flueyten." In Juli 1601 deedPaulus van Caerden op „het Hof van Holland", uit Indië komende, aan Afrika's zuidpunt achtereenvolgens drie baaien aan, die ter herinnering aan hetgeen de bemanning opdeed, de Mossel-, de Vleesch- en de Vischbaai werden at Lisbon when Portugal was conquered by Spain, and who subsequently entered the service of the Archbishop at Goa. In 1 592 he returned home to his relatives at Enkhuizen by way of Lisbon and four years later his famous book with plates and maps appeared, in which he had collected all available facts from Portuguese sources and supplemented them with his own experiences. When in April 1595 the first navigation to India began, the vessels all had "Jan Huyghen's book" on board as a reliable guide and counsellor. On the 2nd. of August the crew of De Houtman's ship sighted the Cape of Good Hope and, following the coastline, a couple of days later the four ships put into a bay (the Mossel Bay), where they dropped anchor first of all to take in fresh water. The first intercourse of the Netherlanders with the natives was of a friendly nature. In return for broken knives, old implements and pieces of iron, heavy oxen *and fat sheep were exchanged. No women were seen and the men had a disgusting appearance. In one of the ships' journals thé Hottentots were described as follows: "They are small of stature, ugly of face, their heads were as if they had been scorched by the sun and they consequently looked like thieves who had dried up from long hanging; they walk about quite naked, and wear the tail of a small wild animal before their parts of shame, which is but slightly covered by the tail; besides this, instead of clothing, they hang round the neck the skin of a wild beast which is so dirty that it smells and stinks and on which the fur is still standing and is worn outside, and which hangs on their bodies like a mantle. As to their speech it was just as if one heard a troup of angry turkey-cocks, and such is their language that you can hear little else than clucking and whistling." In July 1601 Paulus van Caerden, on the "Hof van Holland" on his way from India, put in at three bays in succession along the coast of the southern point of Africa, which in remembrance of what the crew took in there were called the Mossel, the Vleesch and the Visch bay. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 10 HOLLAND - SOUTH-AFRICA gedoopt. In November van hetzelfde jaar kwam Joris van Spilbergen met zijn drie Zeeuwsche schepen, naar Indië op weg, in de groote baai aan den voet van den Tafelberg en hij gaf haar voorgoed den naam Tafelbaai. Dit waren de eerste bezoeken van Hollandsche schepen vóór de oprichting, in 1602, van de Vereenigde Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie. In den eersten tijd zeilden hare vloten nog gemeenlijk langs de Kaap, slechts in enkele gevallen deden zij öf St. Helena aan, of liepen zij de Tafelbaai binnen, om versch water in te nemen. Soms bleef een bemanning er eenigen tijd, b.v. om zeehonden te dooden, op het Robbeneiland, of om walvisschen te vangen die hier nog zeer talrijk waren. In 1616 echter gelastten de Heeren Zeventien dat alle vloten van de Compagnie op de uitreis de Tafelbaai moesten aandoen en sedert ankerden zij daar bijna ieder jaar. Het eenige doel was om zich te ververschen en van de inboorlingen vee te koopen. Het gebruik ontstond om de namen der vertrekkende schepen met de data van aankomst en vertrek, te beitelen in steenen en op aangewezen plekken brieven te begraven voor degenen die later zouden komen. Als blijvende herinneringen aan dezen primitieven vorm van postdienst, worden nog enkele dezer steenen te Kaapstad bewaard. In andere gevallen werden bevriende hoofden van de Hottentotten met het bewaren en overbrengen van brieven aan later komende scheepsbevelhebbers belast. Buiten deze korte landingen werd in een lange periode overigens niets gedaan om het land te verkennen, zoodat de kennis van Zuid-Afrika tot omstreeks de helft van de I 7°e eeuw niet verder was gevorderd dan tot het weinige, wat de Portugeezen in de geheele 16de eeuw hadden verzameld of ondersteld en wat door Linschoten was overgeleverd. Engelsche schepen deden mede vrij geregeld de Kaap aan en in 1619 besloten de directeuren van de Engelsche Oost-Indische Compagnie om daar ergens een fort te bouwen, hetzij voor zichzelf alleen, hetzij in samenwerking met de Nederlandsche Oost-Indische Compagnie. Zij openden daartoe onderhandelingen, maar de Heeren Zeven- In the month of November of the same year Joris van Spilbergen arrived with his three Zealand ships, on his way to India, in the large bay at the foot of the Table Mountain and permanently gave it the name of Table Bay. These were the first visits of the Dutch ships before the foundation, in 1602, of the United Chartered East India Company. At first its fleets usually sailed past the Cape, and only in a few cases did they call at either St. Helena or at the Table Bay to take in fresh water. On several occasions a crew remained there for some time in order to kill seals on Seal Island, or to catch whales which were still plentiful there. In the year 1616 however, the "Lords Seventeen", directors of the Company, ordered that all fleets should call at the Table Bay on the outward journey, and since then they anchored there practically every year. The only object of the call was to take in fresh provisions and to buy cattle from the natives. The custom arose to carve the names of the ships and the dates of their arrival and departure on the rocks and to bury despatches in places indicated for those who arrived later. A few of these stones are still preserved at Cape Town as a permanent record of this primitive form of postal service. In other cases friendly chiefs of the Hottentots were charged with the custody and delivery of letters to the captains of ships which called after they had left. Outside these brief landings during quite a long period, nothing was done to reconnoitre the country, so that until about the middle of the 1 7th. century the knowledge of South Africa had advanced no farther than the little which the Portuguese had collected during the whole of the 16th. century and what tradition had passed on through Linschoten. English ships also called fairly regularly at the Cape and in 1619 the Go vernors of the English East India Company determined to build a fort somewhere in the neighbourhood, either for their own use alone, or in co-operation with the Dutch East India Company. They opened up negotiations with this end in view but the " Seventeen* Gezicht op de reede van Batavia, vermoedelijk in 1641, met den bevelhebber eener retourvloot en zijne vrouw. Naar het schilderij van Aelbert Cuyp. View of the roads at Batavia, probably in 1641, with the commander of a return fleet and his wife in the foreground. After the painting by Aelbert Cuyp. Rijh Museum.] \Amsterdam. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 12 HOLLAND - SOUTH-AFRICA tien sloegen het aanbod af en daarbij deelden zij mede, voornemens te zijn een eigen ververschingsplaats aan*de Kaap te stichten. Wat de Nederlanders dus van plan waren, brachten de Britten tot een begin van uitvoering. De eerstvolgende vloot welke uit Engeland vertrok, vier schepen onder Shillinge onderweg naar de Perzische golf, kwamen in Juli I 620 in de Tafelbaai en in samenwerking met Fitzherbert, admiraal van een vloot voor Bantam bestemd, namen de Engelschen formeel bezit van het land. Daarvan stelden zij ook een document op en zij heschen de Britsche vlag, op een heuvel welken zij Kingjames's Mount noemden en die later den naam van Leeuwenberg heeft gekregen. Toch heeft deze handeling geen verdere gevolgen gehad. Er bleef geen bezetting achter en de Engelschen behielden St. Helena als geregelde ververschingsplaats, zonder geregeld de Kaap aan te doen. Een toevallige omstandigheid heeft, weer een aantal jaren later, er toe geleid, dat de Tafelbaai en omgeving bij de onzen beter bekend werd en dat het reeds sedert 1616 slapende plan voor een blijvende vestiging, eindelijk werd uitgevoerd. EEN SCHIPBREUK EN HARE GEVOLGEN. De retourvloot van 1646 vertrok, volgens den regel in de laatste dagen van het jaar uit Batavia, drie zoogenaamde „naschepen" gingen echter eerst op 16 Januari 1647 onder zeil naar het vaderland. Het waren de „Nieuw-Haerlem* ' de „Oliphant" van de Kamer van Amsterdam en de „Schiedam" van de Kamer van Hoorn. Alle drie zouden de Kaap aandoen. De „Oliphant" lag reeds op de ree, toen de „Nieuw-Haerlem", op 25 Maart den Leeuwenberg omzeilende, door een verkeerde manoeuvre aan den grond liep bij het .strand van den Blauwberg en niet meer was af te brengen. Met groote inspanning werd verbinding met den wal verkregen, waarna het volk, wapenen met munitie en levensmiddelen werden geborgen. De vice-commandeur Van 't Zum voer als de laatste met een beladen vlot naar het strand. Geholpen door volk van de „Oliphant" werden declined the offer and at the same time stated that they intended to establish their own provisioning place at the Cape. Hence what the Dutch intended to do the British commenced to carry out. The next neet which left England, four ships under command of Shillinge and bound for the Persian Gulf, arrived at the Table Bayinjuly 1 620 and jointly with Fitzherbert, admiral of a fleet destined for Bantam, they formally took possession of the country on behalf of the English. They drew up a document establishing this fact and hoisted the British flag on a hill which they named King James's Mount, and which was subsequently called the Leeuwenberg. This act did not however have any further consequences. No garrison was left behind and the English retained St. Helena as a regular post where they could lay in provisions, without regularly touching at the Cape. An accidental circumstance, a number of years later, was the cause of the Table Bay and surrounding country becoming better known by the Dutch and of the plan, which had been dormant since 1616, being finally carried out. A SHIPWRECK AND ITS CONSEQUENCES. The homeward bound fleet of the year 1646 left Batavia, as was then the rule, during the last few days of the year, but three so-called "after-ships" only set sail for the mother country on the 16th. of January 1647. They were the "New Haarlem", the "Oliphant" belonging to the Chamber of Amsterdam, and the "Schiedam" belonging to the Chamber of Hoorn. All three ships were to call at the Cape. The "Oliphant * was already in the roads when the "New Haarlem" rounded the Leeuwenberg on the 25th. of March and owing to an incorrect manoeuvre ran aground on the beach near the Blauwberg, from which she could not be got off. After great exertions a connection was made with the shore, whereupon the crew salved the arms and munition, and the provisions. The vicecommander Van 't Zum left the ship last HOLLAND — ZUID-AFRIKA 13 HOLLAND - SOUTH-AFRICA langs een stroomend zoet water — nabij het midden van de tegenwoordige Kaapstad —, hutten gebouwd, welke omringd werden door een aarden wal als bescherming. Nog vóór die primitieve nederzetting gereed was, kwamen twee Engelsche schepen uit Bantam op de reede. De bemanning hielp mede bij de berging uit het wrak en op verzoek van Van *t Zum namen de Engelschen zelfs 40 Nederlandsche bootgezellen mede naar St. Hel ena. De onderkoopman Leendert Jansz bleef met 60 man achter. Zij zouden wachten op de komst van de volgende retourvloot en intusschen van de lading uit de „Nieuw-Haerlem" zooveel mogelijk in veiligheid brengen. Weinige dagen later verscheen ook het derde schip, „de Schiedam", waarna het lossen met vereenigde krachten werd voortgezet. Talrijke zakken met peper en suiker, balen met kaneel en levensmiddelen, ja zelfs kanonnen, werden aan wal gebracht. Na korten tijd echter vertrokken de „Oliphant" en de „Schiedam" naar Patria en de 60 schipbreukelingen bleven achter. Zij moesten zich nu maar zien te redden. Met de Hottentotten konden zij het wel vinden, maar het was toch noodig hun met nadruk te beduiden dat zij niet in de buurt van het kampement mochten komen. De handel in vee ging vrij vlot, zoodat Jansz zelfs een vaderlandschen bodem van vleesch kon voorzien. Er was overvloed van wild en visch te verkrijgen er daar men zaden en landbouwgereedschappen uit de „Nieuw-Haerlem" had kunnen redden, werden tuintjes aangelegd waarin velerlei groenten welig tierden. Het grootste nadeel bestond in het volk, dat dikwijls onwillig was en geneigd tot oproerigheid. Daarover klaagde Jansz aan de Heeren Zeventien, in een brief dien hij in September met een Engelsch schip medegaf. Nog enkele malen kregen de schipbreukelingen bezoek, ook van schepen naar Indië bestemd. Een dezer bracht in Maart 1648 te Batavia bericht, dat de mannen van de „Nieuw-Haerlem" gezond waren, maar dat zij steeds moeilijker waren te regeeren en dat allen sterk verlangden naar de retourvloot die hen zou afhalen. Op enkele dagen na was het reeds een vol jaar and reached the shore with a loaded raft. With the assistance of the crew of the "Oliphant", huts were put up alongside fresh running water — near the centre of what is now Cape Town — which were surrounded by an earthen wall by way of protection. Even before this primitive settlement had bèen completed, two English ships from Bantam appeared in the roads. The crew helped to salve the wreek and at the request of Van 't Zum the English even took 40 Dutch sailors along with them to St. Helena. The assistant merchant Leendert Jansz remained behind with 60 men. They were to wait for the arrival of the next homeward bound fleet and in the meantime save as much as possible of the cargo of the "Nieuw Haerlem". A few days later the third ship, the "Schiedam" appeared, whereupon the discharge of the cargo was continued with their combined forces. Many bags of pepper and sugar, bales of cinnamon and provisions, and even cannons were brought ashore. Shortly after however the "Oliphant" and the "Schiedam" set sail for Holland and left the 60 shipwrecked marmers behind, who were now obliged to fend for themselves. They were on friendly terms with the Hottentots, though it was necessary to impress upon these that they were not to come in the vicinity of the settlement. The trade in cattle was comparatively easy and Jansz was even able to s'upply a Dutch ship with meat. Game and fish were available in abundance and as the settlers had been able to save seeds and agricultural implements from the "Nieuw Haerlem", small gardens were laid out in which all kinds of vegetables thrived luxuriantly. The greatest difficulty however was the insubordination of the crew. They were subsequently visited by various ships, also by merchantmen on their way to India. #In the month of March 1648 one of these brought the news to Batavia that the men of the "Nieuw Haerlem" were in good health, but that they were becoming more and more dimcult to manage. It was, all but a few days, a whole year that HOLLAND - ZUID-AFRIKA 14 HOLLAND - SOUTH-AFRICA dat de schipbreukelingen in de Tafelvallei hadden gewoond, toen de retourvloot de baai binnenliep. Zij telde niet minder dan 12 schepen, die onder bevel stonden van Cornelis Wollebrant Geleynsz de Jonge, extra-ordinaris Raad van India en laatst president in Perzië. Hij was een Alkmaarder van geboorte en daar in het Burgerweeshuis opgevoed. Bij zijn uitersten wil heeft hij zijn door Van Everdin~en geschilderd portret aan dat weeshuis toegewezen. Het stedelijk museum te Alkmaar bezit bovendien het curieuse schilderij waarop de groote retourvloot van het vredesjaar 1648 is voorgesteld, liggende op de ree van Batavia. Een zeldzame voorstelling van zulk een jaarlijksche gebeurtenis, maar nog van bijzondere beteekenis omdat op het fluitschip ,,de Coninck van Polen", het kleinste vaartuig in deze vloot, de man repatrieerde wiens naam aan de geschiedenis van Zuid-Afrika voor altijd zou worden verbonden : Jan van Riebeeck. De instructie van Geleynsz luidde om aan de Kaap de geborgen goederen van de ,,NieuwHaerlem" zoo spoedig mogelijk in de voor Amsterdam bestemde schepen te laden en het achtergebleven volk over de vloot te verdeelen. Dit werd naar de letter uitgevoerd. Na 16 dagen hard werken kon de vloot vertrekken, maar men was er niet in geslaagd voldoende vleesch en andere verversching voor de schepen in te nemen, zoodat Geleynsz tot zijn teleurstelling genoodzaakt was, om ook St. Helena nog aan te doen. Na den gebruikelijken omweg, „achter Ierland en Schotland om ', een maatregel om het nooit geheel veilige Kanaal te vermijden, bereikte de rijke retourvloot in Augustus het vaderland. De Bewindhebbers keurden het sterk af dat de geheele vloot er bij te pas was gekomen om de schipbreukelingen af te halen. Men had daartoe een enkel schip uit Batavia kunnen afzenden, want nu had de vloot een volle maand vertraging gekregen, hetgeen gelijk stond met een grooter verlies dan de waarde van de gebergde lading. Leendert Jansz, tezamen met zekeren Proot, leverden na hun thuiskomst, in Juni 1649, aan de Amsterdamsche Kamer een rapport in over de wenschelijkheid van een vestiging aan de Kaap the shipwrecked crew had been living in the Table Valley, when the home fleet dropped anchór in the bay. It consisted of no less than twelve ships under the command of Cornelis Wollebrant Geleynsz de Jonge, Counsellor Extraordinary of India, formerly President in Persia. He was a native of Alkmaar and had been brought up and educated in the Municipal Orphanage there. In his last will he bequeathed his portrait, painted by Van Everdingen, to this orphanage. The Museum at Alkmaar possesses the curious painting representingthegreatfleet which returned home in the Year of Peace 1648, in the roads at Batavia. This is a rare representation of such an annual event, and on this occasion of even greater significance because on board the flute the "Coninck van Polen", the smallest vessel of the whole fleet, there was a man, then returning home, whose name would always be connected with the history of South Africa, viz: Jan van Riebeeck. Geleynsz' instructions were to take up the merchandise which had been salved at the Cape as soon as possible into the ships bound for Amsterdam, and to distribute the ship's crew which had been left there among the other vessels. This was punctually carried out. After sixteen days* hard work the fleet was able to set sail, though they had not been able to take in sufficiënt fresh meat and provisions for the ships, so that Geleynsz, to his great disappointment, was obliged to put in at St. Helena. After the usual detour "round behind Ireland and Scotland" in order to avoid the Channel, never quite safe for sailing vessels, the rich homing fleet reached the Netherlands in the month of August. The Governors strongly disapproved of the fact that the entire fleet had been required to take off the shipwrecked crew. A single ship could have been sent from Batavia, for now the entire fleet had been delayed a whole month, which meant a greater loss than the value of the cargo which had been salved. Leendert Jansz, together with a certain Proot, on their return home presented a report to the Amsterdam Chamber on the desirability of making De retourvloot van 1648, onder commando van C W. Geleynsz de Jonge, liggende op de ree van Batavia. Aan boord van „De Coninck van Polen", bestemd voor Amsterdam, het eerste schip van links, was Jan van Riebeeck. The return fleet of 1648, under command of C. W. Geleynsz de Jonge, in the roadstead of Batavia. On board of „De Coninck van Polen", bound for Amsterdam, the first ship from the left, was Jan van Riebeeck. Gemeente Museum-] [Alkmaar. HOLLAND - ZUID-AFRIKA als een vast ververschingsstation, zoowel voor de uit- als de thuisvarende schepen. Op grond van hun ervaring gedurende bijna een jaar, spraken zij er hun verwondering over uit, dat de „algemeene vyant", Portugeezen en Spanjaarden, niet reeds lang tevoren daar een rendez-vous hadden gevestigd, ,,alsoo geen bequamer plaatse ter werelt dan de Cabo souden cunnen gevonden worden.' Het hier bedoelde rapport is de grondslag geworden voor de verdere overweging, maar het duurde nog tot 18 Maart 1651 voor de Heeren Zeventien het besluit bekrachtigden om aan de Kaap een vaste nederzetting te stichten. Tegelijkertijd ontwierpen zij een instructie voor den bevelhebber. Zij luidde dat hij eerst aan de Zoete Rivier een loods moest zetten met een logies voor 80 man en vervolgens op een geschikte plek bij de rivier een fort bouwen dat ,,de Goede Hoope' zou heeten. Er moest goede grond worden gezocht voor de tuinen en om het vee te laten weiden. De inboorlingen moesten te vriend worden gehouden en het was streng verboden zich aan hun vee of goederen te vergrijpen. Van onderdeden uit het vaderland meegenomen, zouden loodssloepen worden gemaakt en aan land masten opgericht om seinen te geven. Dit waren in hoofdzaak de orders waarnaar men zich had ,,te reguleren." DE VESTIGING DOOR JAN VAN RIEBEECK. De geheele uitvoering werd door de Heeren Zeventien opgedragen aan de Kamer van Amsterdam. Leendert Jansz, de man die aangewezen scheen voor dezen verantwoordelijken post, deed daarnaar geen aanzoek. Zijn medeonderteekenaar Proot is evenmin in aanmerking gekomen. Een derde meldde zich aan met het verzoek om als „opperhooft nae de Cabo de Bona Esperanca te gaan." Nadat vier bewindhebbers van de Amsterdamsche Kamer een gunstig rapport over hem hadden uitgebracht en hijzelf in aansluiting met de memorie van Jansz en Proot handig een stuk had opgesteld — hij was er immers maar zeer kort geweest —, werd de bedoelde sollicitant, Jan van Riebeeck, inderdaad aangewezen. Hij 16 HOLLAND - SOUTH-AFRICA a settlement at the Cape as a permanent provisioning station, both for the homeward and outward bound ships. From their experience of almost a year, they expressed their surprise that the "general enemy", the Portuguese and the Spaniards, had not long since established a rendez-vous there, "for which no more convenient place than the Cabo could be found in the world." This report became the basis for further consideration but it was not before the 18th. of March 1651 that the "Seventeen" sanctioned the resolution to establish a permanent settlement at the Cape. At the same time they drafted instructions for the Commander. They were to the effect that he should in the first place put up a shed with accomodation for 80 men and to build a fort, which was to be called "The Good Hope' , at a convenient spot on the Zoete Rivier. Plans were given them for the purpose. They were to look round for good soil for the gardens and as pastures for the cattle. They were to keep on good terms with the natives and it was strictly forbidden to touch their goods and chattels. Pilot sloops were to be constructed from parts brought along from home and signalling masts were to be erected on shore. These were the principal instructions which the settlers had to follow. THE SETTLEMENT BY JAN VAN RIEBEECK. The entire execution of the project was entrusted by the "Seventeen" to the Chamber of Amsterdam. Leendert Jansz, who seemed to be the ideal person for this responsible post, did not apply for it, nor did his co-signatory Proot come into consideration. A third presented himself and requested to be allowed "to go to the Cabo de Bona Esperanqa as upper chief". After four of the Governors of the Amsterdam Chamber had reported favourably upon him and he himself had cleverly prepared a report in connection with the memorandum by Jansz and Proot — for he had only been there a very short time — this applicant, Jan van Riebeeck, was actually appointed. Born at Culemborg in 1618, he had embarked for JAN VAN RIEBEECK 1618—1677 Stichter van Hollandsch Zuid-Afrika. Founder of Dutch South-Africa. Rijks Museum ] [Amsterdam. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 18 HOLLAND - SOUTH-AFRICA was in 1618 geboren te Culemborg, in 1639 vertrok bij als onderchirurgijn naar Indië, waar hij spoedig tot de zoogenaamde pennisten overging. In 1642 ging hij als secretaris met een regeeringscommissaris mede naar Atjeh. Nadat hij het volgende jaar weder op de secretarie te Batavia had gewerkt, vertrok hij in den rang van onderkoopman naar Japan, waar hij op Decima dienst deed, totdat hij in het laatst van 1644 werd gezonden naar Tonkin, een belangrijke factory, waar hij ondanks zijn jeugd, tweemaal als waarnemend opperhoofd fungeerde. Tot zijn teleurstelling werd hij toch niet met de leiding van dat kantoor belast. Daartoe heeft blijkbaar de omstandigheid medewerkt dat hij zich, als trouwens zoovele anderen, aan particuliere negotie had schuldig gemaakt. Met den rang van koopman keerde hij, naar wij gezien hebben, op de retourvloot van Geleynsz in 1648 naar het vaderland terug. Hij vestigde zich toen te Amsterdam en in het volgende jaar huwde hij met Maria de la Quellerie (Quevellerius), de dochter van een Hugenoot, Waalsch predikant te Rotterdam. Hij maakte nu reizen naar Groenland en naar West-Indië, maar hierover ontbreken gegevens. In ieder geval was hij in de tweede helft van 1651 weder in het land. Toen werd d'Edele Jan van Riebeeck door de Kamer van Amsterdam met den rang van opperkoopman, benoemd als opperhoofd van het volk dat bestemd was voor de vestiging aan de Kaap. Hij voerde als commandeur de vlag op het schip „Drommedaris' vergezeld van de „Reyger" en't jacht ,,de Hoope". Twee andere schepen zouden spoedig volgen. Het vlootje vertrok op 24 December 1651 en reeds op 5 April 1652 kreeg men de Tafelbaai in zicht. Een zeer korte en buitengewoon voorspoedige reis, waarbij geen dooden waren te noteeren. Dit was het gelukkige begin, maar de taak die van Riebeeck wachtte was veel zwaarder en omvangrijker dan iemand had kunnen vermoeden. Hijzelf had zich voorgesteld slechts zoolang te blijven tot, althans binnen een jaar, het fort was voltooid, om dan naar Indië te gaan, waar hij zou kunnen stijgen in rang en in het algemeen grooter voorspoed bereiken. Het is geheel anders geloopen, India in 1639 as Assistant Surgeon, where he soon went over to the so-called pennists. In 1642 he accompanied a government commissioner to Atjeh as his secretary. After having, in the course of the following year, again been employed at the offices of the secretary at Batavia, he sailed for Japan with the rank of assistant merchant, where he served in Decima until, towards the end of 1644, he was sent to Tonkin, an important factory, and where, in spite of his youth he was on two occasions in charge as acting upper chief. To his' great disappointment he was not entrusted with the permanent leadership of that factory. This was apparently partly due to the fact that he had been guilty of private trading, as indeed so many others had been. As we have already seen he repatriated, with the rank of merchant, on the fleet under the command of Geleynsz in I 648. He then settled at Amsterdam and the next year he married Marie de la Quellerie (Quevellerius), the daughter of a Huguenot, a Walloon pastor at Rotterdam. He then made voyages to Greenland and to the West Indies, although no further information has reached us on this subject. In any case he was again in the Netherlands in 1651, for the Honorable Jan van Riebeeck was then appointed, with the rank of Upper Merchant, to be the upper chief of the people who were to form the settlement at the Cape. He flew his flag as commander on the ship "Drommedaris" accompanied by the "Reyger" and the yacht "de Hoope". Two other ships were to follow shortly after. This small fleet weighed anchor on the 24th. of December 1651 and sighted Table Bay on April 5th. 1652, after a very short and exceedingly prosperous voyage during which, there were no deaths to record. This was a happy beginning, but the task that awaited van Riebeeck was far heavier and greater than anyone suspected. He himself had expected to remain there until the fort had been completed and then within a year, to go to India where he could rise in rank and attain greater prosperity. The course of events was however entirely different, for his sojourn at the Cape was extended to a ttd* VcrtWiithcm nc TAFEL BAY Gelagen Acn CABO de BONA ^PEEAISTCA. Gezicht op de Tafelbaai in 1655. De oudst bekende afbeelding van de nederzetting. View of the Table Bay in 1655. This is the earliest picture of the Dutch settlement there. Rtlha«*M [Dcn Haag HOLLAND - ZUID-AFRIKA 20 HOLLAND - SOUTH-AFRICA want zijn verblijf aan de Kaap is tot tien jaar gerekt en zijn groote verdiensten, door de tijdgenooten miskend of onvoldoende gewaardeerd, zijn eerst door het nageslacht begrepen en dankbaar erkend. De bouw van het fort vorderde weinig, maar op 1 5 Mei 1652, toen de grondslagen waren gelegd, werd het reeds gedoopt. Zooals was voorgeschreven kreeg het den naam ,,de Goede Hoop", evenals het jacht in de baai, terwijl de bolwerken op de vier hoeken werden genoemd naar de schepen die onder Van Riebeeck's vlag waren uitgekomen: Drommedaris, Walvis, Olyphant en Reiger. De teleurstellingen en tegenslagen waren vele. Er braken ziekten uit, de proeven met zaaien en planten mislukten en het slecht gevoede volk, dat werkelijk reden tot kla gen had, was steeds onwillig, weerbarstig, en bovendien onbekwaam. Enkelen hepen roekeloos de wildernis in en kwamen in deerniswekkenden toestand terug. Diefstal en muiterij kwamen veel voor, zoodat het dringend noodig was om een provoost-geweldige aan te stellen, die tevens als scherprechter dienst kon doen. Van Riebeeck zelf liep gevaar door een woesteling te worden vermoord. Aan alle kanten dreigden gevaren : van het wilde gedierte, waarbij leeuwen, panters, hyena's, jakhalzen, slangen, zeekoeien en zelfs „renosters"; van de inboorlingen in het ongerepte binnenland en bovendien van buitenlandsche vijanden, niet alleen Portugeezen en Spanjaarden, maar nu ook'— in den eersten Engelschen oorlog — de Britten. Het grootste gevaar echter, was niet minder dan hongersnoo d. Dit althans werd afgewend toen men van de Kaapmans, een stam van Hottentotten van flinker slag dan de armzalige strandloopers, groote kudden vee kon koopen. De verstandhouding liet dikwijls te wenschen, maar het strekte van Riebeeck tot eer dat hij, hoe hoog de nood soms drong, streng vasthield aan den stelregel om nooit op onrechtmatige wijze runderen of schapen te bemachtigen. Als men op slechten voet verkeerde met de Hottentotten en de retourvloot eens de Kaap voorbij zeilde, werd de heele nederzetting met den hongerdood bedreigd. Langen tijd hebben de eerste kolonisten in angst gezeten over den oorlog met Engeland. Nog op period of ten years and his great merit, insufficiently appreciated and even undervalued by his contemporaries, were only fully realized and gratefully acknowledged by later generations. The building of the fort progressed very slowly but it was baptized on the 1 5th. of May 1652, as soon as the foundations had been laid. As had been ordered, it was named "the Good Hope", like the yacht lying out in the bay, and the bastions at the four corners were named after the ships which had sailed out under van Riebeeck's flag, the Drommedaris, Walvis, Olyphant and the Reiger. Many were the disappointments and misfortunes. Diseases broke out among the men, the experiments with seeds and plants failed, while the ill-fed troup of men, were always unwilling, insurgent and moreover incapable. Several of them recklessly went into the wilderness and came back in most pitiable condition. Robbery and mutiny frequently occurred so that it was urgently necessary to appoint a master-at-arms, who could also act as executioner. Van Riebeeck himself was in danger of being killed by a savage fellow. Dangers threatened from all sides: from wild animals, among which were Hons, panthers, hyenas, jackals, snakes, sea cows and even ,,renosters ; from the natives from the unexplored interior, and moreover from foreign enemies, not only the Portuguese and Spaniards, but also, in the first war with England, the British. The greatest danger however was no lëss than death from starvation, which at any rate was averted when the settlers were able to buy large herds of cattle from the Kaapmans, a tribe of the Hottentots of sturdier build than the miserable shore savages. The relations were not always as amicable as they might have been but it must be said to van Riebeeck's honour that, however great was his need, he strictly maintained the rule never to seize sheep or cattle illicitly. If the settlers had been on bad terms with the Hottentots and the homeward bound fleet happened to sail past the Cape without putting into the bay, the entire settlement would have become a prey to famine. For quite a long time the early colonists were in great anxiety with regard to the war with England. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 21 HOLLAND - SOUTH-AFRICA 22 Juli 1654 werd er aan de Kaap een bededag gehouden, want natuurlijk was het daar toen nog onbekend dat de vrede van Westminster reeds op 1 5 April was gesloten. Eerst op den 1 5den Augustus werd het heuglijke bericht gebracht door den Amsterdammer Gerard Huift, als eerste Raad van Indië en Directeur-Generaal naar Batavia onderweg, die een paar weken de gast van Van Riebeeck zou blijven. (Hij is in 1656 als „veldoverste" der Compagnie voor het belegerde Colombo gesneuveld). Bij de vredesonderhandelingen beriepen de Engelschen zich op de officieele bezitneming van de Kaap door Shillinge en Fitzherbert in 1620, maar het baatte hen niet. In het laatst van t jaar werd in het nu voltooide fort een echt vredesfeest gevierd, toen Engelsche Compagnieschepen de Tafelbaai binnenliepen. De vele geschillen met de inboorlingen behooren niet tot dit onderwerp. Op den duur was het fort genoegzaam versterkt en om tegen aanvallen bestand te zijn, werd het Compagniesgebied beschermd door drie vooruitgeschoven blokhuizen welke de sprekende namen droegen van Kyckuyt, Keert-de Koe en Houdt-den-Bul. De kleine nederzetting slaagde er in om allerlei bekende planten uit Europa en uit Indië aan te kweeken, maar aardappelen en mielies (Turksche tarwe) werden eerst veel later verbouwd. In den aanvang mislukte telkens de oogst van graansoorten tengevolge van de gure winden. Daarna werd, onder beschutting van den Duivelsberg, met het beste gevolg een aanplant beproefd op een plek waar een rond bosch van doornboomen stond en welke daarom „het Ronde Doorn Bossie" (Rondebosch) werd geheeten. Ofschoon de Kaap reeds aan de bestemming van ververschingsstation voldeed door het proviandeeren van de naar en van Indië varende schepen, bleef de plaats nog langen tijd weinig in tel. De gezagvoerders waren weinig tevreden over het gedwongen oponthoud, ook omdat zij daardoor hun kans op de premie voor een snellen overtocht zagen vermirjderen. Ook waren de kosten van het station hooger dan de Bewindhebbers der Compagnie hadden verwacht. Om hieraan tegemoet te komen, gelastten zij in 1655 dat eenige burgers A day of prayer was held at the Cape as late as July 22, 1654, for they naturally could not know that the Peace of Westminster had already been signed on April 15th. The glad tidings were brought to the settlement on August 15th. by Gerard Huift of Amsterdam, who was on his way to Batavia as First Counsellor of India and Director General, and who remained at the Cape a few weeks as van Riebeeck's guest. During the peace negotiations the English had appealed to the official occupation of the Cape by Shillinge and Fitzherbert in 1620, without avail however. Towards the end of the year a real festival was held in the now completed fort in celebration of the peace, when some of the English Company's ships put into Table Bay. A record of the many disputes with the natives has no place in these annals. The fort was eventually sufficiently strengthened to resist all attacks, and the Company's territory was protected by three advanced block houses which were given the expressive names of "Kyck-uyt" (Look-out) "Keert-de-Koe" (Turn the Cow) and "Houdtden-Bull" (Hold the Buil). The tiny settlement succeeded in growing all kinds of well-known plants from Europe and India, but potatoes and mealies (Indian Corn or Turkish wheat) were only cultivated much later. At first the crops of cereals always failed owing to the cold and keen winds. Later on, in the shelter of the Devil'sPeak, acrop was successful in a spot where stood a round copse of thorn bushes, which was consequently named "het Ronde Doorn Bossie" or the Round Thorn Bush (Rondebosch). Although the Cape already answered its purpose as a provisioning station for the victualling of ships going to and from India, the place was not in favour for quite a long time. The ships' masters were dissatisfied at the compulsory delay, also because they saw their chances diminish of earning the premium awarded for a quick voyage. Moreover the costs of maintaining the station were higher than the Governors of the Company had counted upon. In order to remove this objection they ordered, in the year 1655, that a few burghers should be HOLLAND - ZUID-AFRIKA stukken grond buiten het fort zouden krijgen, als tuinders of kleine boeren. Dit plan werd in 1657 uitgevoerd en daarmede was de grondslag gelegd voor een echte kolonie aan de Kaap. Herhaaldelijk zijn, reeds onder Van Riebeeck s bewind, exploratie-tochten naar het binnenland ondernomen, zoodat men gaandeweg beter met het land en zijne gesteldheid werd bekend. In 1658 werd de wijnstok in Zuid-Afrika geplant, waarna de Commandeur zelf, aan de Liesbeek boven Rondebosch, een wijngaard aanlegde (Wijnberg). In 1659 leidden de vele moeilijkheden met de inboorlingen tot den eersten Hottentot-oorlog. Daarbij werd de kolonie gedeeltelijk omheind en het aantal wachthuizen vermeerderd, om tegen overvallen bestand te zijn. Toen in het volgend jaar na den vrede een overeenkomst was gesloten, kon op groote schaal handel in vee worden gedreven. In 1660 leed een Fransch schip, dat van Nantes naar Madagascar op weg was, schipbreuk in de Tafelbaai. Alle opvarenden werden gered, onder wie een groot aantal Hugenoten. Van dezen gingen 35 in dienst van de Compagnie over. Hoewel de nederzetting meer en meer aan haar bestemming voldeed, was men daarvan in het moederland nog altijd niet overtuigd. Het oordeel van de schippers was in tegenspraak met de rapporten van Van Riebeeck, welke te optimistisch werden geacht. De bemanning van de retourschepen, voor een groot deel ruw en ongebonden volk, had tegenzin in de Kaap, vooral omdat daar aan land gewerkt moest worden. Door dit alles is de waardeering voor het werk van Van Riebeeck benadeeld. Met groot beleid heeft hij in dien eersten, moeilijken tijd het bewind gevoerd, orde en rechtszekerheid weten te handhaven te midden van allerlei woelige elementen en het hoofd geboden aan tallooze verwikkelingen met de inboorlingen, de kolonisten en het oproerig scheepsvolk. Hij was gematigd in al zijn optreden, verzoeningsgezind en minzaam, rechtvaardig tegenover de inboorlingen, ijverig en werkzaam, onbesproken in handel en wandel, een goed huisvader, oprecht in den geloove. Omdat hij inzag, dat hij het den Hoogen Heeren toch niet naar den zin kon maken en zij zijn arbeid HOLLAND - SOUTH-AFRICA given plots of land outside the fort, which they could cultivate as gardeners and farmers. This plan was carried out in 1 657 and thus laid the foundation of a real colony at the Cape. Even under van Riebeeck's régime, repeated expeditions into the interior were made with a view to exploring the country, so that the settlers gradually learnt more and more of the land and its nature. In 1658 the vine was planted in South-Africa and, shortly after, the Commander himself laid out a vineyard on the Liesbeek, above the Rondebosch (Wijnberg). In 1659 the many difficulties with the natives led to the first war with the Hottentots. At this time a part of the colony was palisaded and the number of guard houses increased in order to prevent surprise attacks. When in the following year, after the peace, an agreement was made, the trade in cattle could be carried on on a large scale. In the year 1 660 a French ship, on her way from Nantes to Madagascar, was shipwrecked in Table Bay. All on board were saved, among them many Huguenots. Thirty-five of these entered the service of the Company. Although the settlement answered its purpose more and more fully, those in the home country were not yet convinced of the fact. The opinion of the captains was in contradiction with the reports of Van Riebeeck, which were deemed to be too optimistic. The crews of the homeward bound ships, who were mostly coarse and dissolute, had an aversion to the Cape chiefly because they had to work when on shore there. In consequence of all this the appreciation of van Riebeeck's labours was diminished. During these early and difficult times Van Riebeeck governed with great skill and prudence, and was able to maintain order and the assurance of justice in the midst of all kinds of turbulent dements, while he bravely faced countless complications with the natives, the Colonists and rebellious sailors. He was temperate in all his acts, of a conciliatory nature and amiable, just towards the natives, a zealous and industrious man, irreproachable in word and deed, a good father, strong in religion. Seeing that he could not please Their High Mightinesses and that they did not appreciate his 22 Oost-Indisch Compagnie-schip, de „Asia" van de Kamer van Amsterdam, admiraalschip in de retourvloot van 1678- Naar het eenig bekende exemplaar van de prent door W. Swidde, gedateerd 1680. The East Indiaman „Asia" of the Amsterdam Chamber, which was the Admiral ship of the return fleet of 1678. This is a reproduction of the unique copy of an engraving by W. Swidde, dated 1680. Prentenkabinet.] Amsterdam. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 24 HOLLAND - SOUTH-AFRICA niet op prijs stelden, had hij reeds meer dan eenmaal om ontheffing verzocht, maar eerst in 1662 werd hem eervol ontslag van zijn post vedeend. Nadat hij te Batavia korten tijd lid van den Raad van Justitie was geweest, werd hij in September 1662 Commandeur en President van Malakka. Toen in het laatst van 1664 zijn vrouw hem was ontvallen, schreef hij een roerenden brief naar Batavia en toen eerst werd aan zijn verzoek voldaan. In November 1665 kwam hij te Batavia aan en werd benoemd tot Secretaris van GouverneurGeneraal en Raden van Indië. Aldus kreeg hij wel zitting in het hoogste college, maar niet als medelid. Ook aan een anderen hartewensch is niet voldaan, want het vaderland heeft hij niet teruggezien. In den leeftijd van 58 jaren is hij in 1677 te Batavia overleden en in de Groote Kerk begraven. Weinig tijds daarna keerde zijn veelbelovende zoon, Abraham, geboren aan de Kaap in October 1653, die te Leiden in de rechten had gestudeerd, in Indië terug. Deze bereikte geleidelijk de hoogste ambten. Van 1 709 tot aan zijn dood in 1 71 3 is hij Gouverneur-Generaal geweest. HET HOLLANDSCH BEWIND 1662 - 1711 Onder Zacharias Wagenaar, van Riebeeck's opvolger, stichtte de Compagnie, met het oog op het dreigende optreden van de Franschen, een versterkte factorij op Mauritius, welke onderhoorig werd aan de Kaapstad. In het laatst van 1664 kwamen daar berichten over een vermoedelijken oorlog met Engeland. Op last van de Bewindhebbers werden daarom 300 soldaten aan de Kaap geland en werd veel volk te werk gesteld aan den bouw van een echte vesting, in tegenstelling met het eerste fort met aarden wallen, dat den naam had gekregen van Van Riebeeck's Kasteel. De eerste steen van het nieuwe, het Kasteel de Goede Hoop, werd gelegd op 2 Januari 1666. Het station op het Kaapsche schiereiland was nu gegroeid tot een strategisch punt van groote beteekenis, een bolwerk tegenover Fransche en Engelsche concurrentie. Dat iets dergelijks noodig was, daarvan had men reeds het besef opgedaan in het laatst work, he had more than once asked to be relieved of his post, but it was only in 1662 that his resignation was accepted. After he had, for a short time, been member of the Council of Justice at Batavia, he was appointed Commander and President of Malacca in September 1662. Towards the end of 1664, when he was bereft of his wife, he wrote a touching letter to Batavia and only then did they comply with his request. He arrived at Batavia in November 1665 and was appointed Secretary to the Governor General and to the Council of India. He thus attained to a seat in the highest official body in the Colony, but only as a scribe. He was notto become Councillor of India, or to see his mother country once more, for he died in 167 7, at the age of 58, at Batavia, where he was buried in the Groote Kerk, without having revisited the Netherlands. Shortly after his death, his promising son Abraham,born at the Cape in October 1653, and who became Doctor of Laws at Leiden, returned to India, and in succession occupied the highest posts in the Colony. From 1 709 until his death in 1713 he was Governor General of India. THE DUTCH GOVERNMENT 1662 — 1711 Under Zacharias Wagenaar, van Riebeeck's successor, the East India Company, owing to the threatening attitude of the French, established a fortified factory on the island of Mauritius, which was made subsidiary to Cape Town. Towards the end of 1664 reports reached the Colony of a possible war with England, and in pursuance to orders of the Governors 300 men were landed at the Cape and a number of men were set to work to build a real fortress, instead of the first fort with its mud walls, which had been given the name of Van Riebeeck's Castle. The foundation stone of the new fort, named the Castle of Good Hope, was laid on January 2nd. 1666. Thé station on the Cape peninsula had now become a point of great strategical importance, and was a strong bulwark against French and English competition. That something of the kind was necessary had already been feit at the KAART VAN KAAPSTAD. — 1660 — MAP OF CAPETOWN. A. Stadsgrens; B. Compagnies kabelloods; C. Hoveniershuis; D Waterkorenmolen; G. Koe- en schapenstal; H. Ziekenhuis; K. Smidswinkel; L. Kombuis voor 't volk en de slaven; N- Hoofd; O. Versche rivier; Q. Gracht; R. Steenoven; 5. Huizen van vrijluyden; V- Compagnie's huizen; IV. Tuinen der vrijlui. RWu Archief] [Den Haag Het nieuwe kasteel ,,De Goede Hoop", in gebruik genomen ïn 1674. The New Castle „the Good Hope", garrisoned in 1674. Rijks Archief.] [Den Haag. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 26 HOLLAND - SOUTH-AFRICA van 1668, toen een Fransche vloot van 12 schepen, naar Indië onderweg, de Tafelbaai binnenliep. De Commandeur Cornelis van Quaelbergen wist niet beter te doen dan de Franschen op ruime schaal van alles te voorzien en hen te helpen bij het kalefaten van hun lekke schepen. En dat hoewel deze mededingers aanstalten maakten om zich in de Saldanha Baai blijvend te komen vestigen. Zij richtten daar Fransche wapenborden op als teeken van bezit. Die misplaatste hulpvaardigheid is den Commandeur zoo zwaar aangerekend, dat hij bij de eerste gelegenheid werd ontslagen. De Bewindhebbers gelastten, dat vreemde schepen nooit meer uit de Compagniesvoorraden mochten worden voorzien, maar hoe dan ook, zich zelf maar moesten redden. Niet lang daarna was er gelegenheid om deze instructie toe te passen. In 1670 liep een tweede Fransche vloot onder Admiraal de la Haye de Tafelbaai binnen, maar de toenmalige commandeur, Hackius, weigerde pertinent haar uit de Compagniesvoorraden te voorzien. De Franschen namen dit zeer euvel. Met zes hunner schepen gingen zij naar de Saldanha-Baai en vermeesterden de Hollandsche versterking, maar daarna vertrokken zij zonder bezetting achter te laten. Toen enkele maanden later het garnizoen met 300 man was versterkt, werd ook deze post weer in bezit genomen. De grootsche plannen van Frankrijk, die tegen de Compagnie in Oost-Azië waren gericht, zijn ten slotte totaal mislukt. De vloot van De la Haye werd in 1674 op de kust van Coromandel door Rycklof van Goens geheel verslagen. Het hier voorgaande gebeurde gedurende den derden Engelschen oorlog, toen de Republiek ook door Frankrijk werd aangevallen. Om die redenen werd met groote inspanning voortgewerkt aan het nieuwe Kasteel van Kaapstad. Uit Amsterdam werd hout en steen aangevoerd, groote voorraden werden bijeengebracht en alles voor een mogelijken aanval ingericht. De gevreesde aanval van Engelschen of Franschen bleef achterwege, maar gedurende de oorlogsjaren werd de vrede verbroken met den machtigsten stam van inboorlingen in de buurt van het Kaapsche end of 1668 when a French fleet of 12 ships, on their way to India, put into Table Bay. The Commander at the time, Cornelis van Quaelbergen, thought he could not do better than generously to supply the French with everything they required and to render them assistance in caulking their leaky ships, in spite of the fact that these rivals showed signs of establishing themselves permanently in the neighbourhood, in the Saldanha Bay. The French put up their coats of arms there as a sign of possession. This misplaced eagerness to help on the part of the Commander was taken so much amiss at home that he was relieved of his post at the first opportunity. The Governors issued an order that foreign ships were never again to be victualled from the Company's stores, but that they should look after themselves as best they could. Not long afterwards an opportunity occurred to carry out these instructions.In 1670,asecondFrench fleet under command of Admiral de la Haye called at Table Bay. Hackius, the Commander then in charge, positively refused to supply them with anything from the Company's stores. The French took this in very bad part, and, with their six vessels, went to Saldanha Bay and there seized the Dutch fortification, although they subsequently departed without leaving any garrison behind. When a few months later the Cape garrison was increased by 300 men, this post was retaken. The grand plans of France, which had been aimed at the power of the Company in Eastern Asia, terminated in a total failure. De la Haye's fleet was defeated by Rycklof van Goens off the coast of Coromandel in 1674. The events outlined above took place during the third war with England, when the Republic was also attacked by France. On this account great energy was devoted to the construction of Cape Town Castle. Timber and stone were imported from Amsterdam, a considerable quantity of stores was collected and everything prepared to resist a possible attack. The expected attacks from the English and French did not take place, but during the war the peace was broken with the powerful tribe of natives in the neighbourhood of the Cape peninsula. Rycklof van Goens, Regeeringscommissaris aan de Kaap in 1657, Commandant in de zeeslag bij Coromandel in 1674, en zijn gezin. Rycklof van Goens, High Commissioner at The Cape 1657, Commander in the battle off Coromandel 1674, and his family. B. van der Helst pinxtt 1655. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 28 HOLLAND - SOUTH-AFRICA schiereiland. Deze, de zoogenaamde tweede Hottentot-oorlog, in 1673 begonnen, duurde vier jaren en bracht door het vervallen van den handel in vee, de voedselvoorziening in groot gevaar. Toen de vrede was hersteld, werd er ernstig naar gestreefd dat de kolonisten zelf veeteelt zouden bedrijven, om niet langer afhankelijk te zijn van de inboorlingen. Dit werd vooral bevorderd door SIMON VAN. DER STEL, een der bekwaamste commandeurs die de Kaap heeft gehad. Hij is opgetreden in 1679 en heeft bijna twaalf jaren met groote energie het bewind gevoerd. Kort na zijn aankomst maakte hij inspectiereizen en daarbij kwam hij in een prachtige vallei aan de andere zijde van de landengte. Daar vloeide een heldere rivier welke zich in twee takken verdeelde en aldus een met zware boomen begroeid eiland vormde. Om zijn naam te vereeuwigen, noemde hij dat eiland Stellenbosch en daar stichtte hij eene nieuwe kolonie. Alles stelde hij in het werk om haar tot bloei te brengen en hij slaagde naar wensch. Toen de beste gronden van Stellenbosch door boeren waren bezet, werd er een gerechtshof gesticht, later kwam er een jaarmarkt met gepaste kermisvermakelijkheden, waar naar vaderlandschen trant naar den vogel werd geschoten. In 1 683 werd er een school geopend. Hij bewerkte ook, dat de groote moestuin, welke diende voor het garnizoen en de aanloopende schepen, werd uitgebreid en vermaard werd als de „Compagnies Tuin", welke nog een eeuw later ieders bewondering wekte door fraaien aanleg en verscheidenheid van gewassen, als de schoonste botanische tuin buiten Europa. Nog is de Laan te Kaapstad daarvan een prachtig overblijfsel. In de eerste jaren hadden de aanplantingen te Stellenbosch veel te lijden van insecten, maar in 1684 kon voor de eerste maal graan naar Indië worden uitgevoerd. Sedert was Zuid-Afrika onafhankelijk van de buitenwereld voor den invoer van voedingsmiddelen. In den loop van den tijd, reeds onder Van Riebeeck, waren herhaaldelijk hooge commissarissen aan de Kaap geweest om verbeteringen aan te brengen naar den zin van de meesters in This so called second Hottentot war, which commenced in 1673, lasted four years and greatly endangered the victualling of ships owing to the inability to trade in cattle with the natives. When peace was restored, care was taken that the colonists should breed cattle themselves so that they should no longer be dependent on the natives. This formed part of the task of SIMON VAN DER STEL, one of the most able commanders óf the Cape. He took charge in 1679 and governed with great energy for the space of nearly twelve years. Shortly after his arrival he made several voyages of inspection and in doing so discovered a magnificent valley on the other side of the peninsula. Flowing through this valley he found a clear river, which there forked and thus formed an island, covered with large trees. In order to preserve his name to posterity he named the island Stellenbosch and founded a new colony there. He did everything he could to make this settlement a success, and attained his desire. When the best land at Stellenbosch was occupied by the farmers, a Court of Justice was established, and subsequently an annual fair, where according to Dutch wont, birds on a pole were shot at. A school was opened there in 1683. He also enlarged the gardens of the Company, which supplied the garrison and vessels with fresh food, and became famous as the "Compagnies Tuin" which a century later was to be universally admired for its beautiful arrangement and great variety of plants, as the most beautiful botanical gardens outside Europe. The Avenue at Cape Town is a still magnincent remnant of these gardens. During the first few years the crops at Stellenbosch suffered considerably from insects, but in 1684 the farmers were able, for the first time, to export corn to the Indies. Since that date South Africa has been independent of the outside world for its food supplies. At various times since the establishment of the Colony, even under van Riebeeck's régime, High Commissioners had repeatedly arrived at the Cape in order to bring about the improvements desired by HOLLAND — ZUID-AFRIKA 29 HOLLAND - SOUTH-AFRICA Nederland en in Indië. Dit geschiedde weer in 1685, toen Van Reede van Drakestein als commissaris-generaal met uitgebreide volmacht was uitgegaan, om alle misbruiken in Indië te onderzoeken en tegen te gaan. Aan de Kaap vestigde hij een geheel stelsel van bestuur met tal van instellingen naar Nederlandsch model (colleges voor burgerlijke, justitieele en kerkelijke zaken, een weeskamer, landdrosten, heemraden, enz.) Ook regelde hij de verhouding tot de slaven en hun behandeling, waarbij huwelijken tusschen Europeanen en vrijgelatenen werden verboden. Vele van de wettelijke regelingen door Van Reede van Drakestein in naam van de Bewindhebbers ingesteld, hebben zelfs de O. I. Compagnie overleefd. Van Reede had Van der Stel in de buurt van Wijnberg een aanzienlijk grondbezit toegewezen. Daar stichtte deze een prachtig landgoed, dat hij naar zijne vrouw Constantia noemde en waar hij wijngaarden aanlegde. Toen er in 1687 in de buurt van den naar Van der Stel genoemden Simonsberg eene nieuwe kolonie werd aangelegd, gaf hij die den naam van Drakestein. Steeds was men bedacht op het uitbreiden van het aantal der kolonisten. Personen op de aan- en afvarende schepen, die daarvoor in aanmerking kwamen, werden aangemoedigd zich als boeren of vrije burgers te vestigen. Dertig jaar na de stichting was er reeds een vrij talrijk nageslacht van de pioniers, maar het vrouwelijk element bleef weinig talrijk. Daarom werden op aanlokkelijke voorwaarden meisjes uit de weeshuizen te Amsterdam en te Rotterdam uitgezonden. Dit is inderdaad van 1685 gedurende enkele jaren geschied, maar er kwamen telkens ten hoogste 7 of 8 en het totaal is klein gebleven. Die weesmeisjes trouwden meest met de welvarende Kaapsche burgers, gewoonlijk binnen enkele weken na aankomst. In deze periode werd echter de kolonie belangrijk versterkt door een vrij groot aantal Hugenoten, die na de herroeping van het Edict van Nantes, uit Frankrijk naar ons land waren gevlucht. De Bewindhebbers oordeelden terecht, dat deze Franschen bijzondere kennis hadden van den wijnbouw, het winnen van olie en the masters in the Netherlands and the Indies. Such a visit was again made in 1685 when Van Reede van Drakestein had been sent out as Commissioner General with extensive powerstoinvestigate and suppress all abuses in India. At the Cape he established a complete system of administration with institutions based on the Dutch model (councils for civil, judicial and ecclesiastical matters, a Court of Chancery, Magistrates, Dike-reeves, etc.) He also regularized the condition of the slaves and their treatment, prohibiting marriages between Europeans and freed slaves. Many of the laws instituted by Van Reede van Drakestein in the name of the Governors have outlived the East India Company itself. This High Commissioner was gratefully remembered by the Commander, for van Reede had allotted to him a considerable property in the neighbourhood of Wynberg. Here Van der Stel laid out a magnincent estate which he named Ccnstantia after his wife.and where he planted a vineyard. In the year 1687 a new settlement was established in the neighbourhood of the Simonsberg, so called after Van der Stel himself; it was named Drakestein. The colonistswere always on the alert to increase by all possible means the number of settlers. Persons on board the numerous ships calling at Table Bay were, if suitable, encouraged to establish themselves in theColony as farmers or free burghers. Thirty years after the date of the settlement there was already a fairly numerous progeny of the pioneers, but the feminine element continued to be relatively small. For this reason, girls from the Municipal orphanages at Amsterdam and Rotterdam were sent out on attractive terms. This actually was done for a few years after 1685, but no greater number than 7 or 8 at a time ever went out, and their total number was very small. As a rule these orphans were married to the most prosperous Cape burghers, practically within a few weeks after their arrival. During this period however the colony was considerably reinforced by a fairly large number of Huguenots who had left France to take ref uge in the Netherlands after the revocation of the Edict of Nantes. The Governors were rightly of opinion, that these Frenchmen possessed special knowledge HOLLAND - ZUID-AFRIKA van andere producten. Daarom werd hun emigratie naar de Kaap aangemoedigd en op verschillende wijzen gesteund. Voor een deel vestigden zij zich te Stellenbosch, velen te Drakestein, anderen in een nieuwe nederzetting, de Fransche Hoek. Onder het langdurig bewind van Van der Stel is veel gedaan voor het onderzoek van het binnenland. Het was een groot voordeel, dat deze bekwame man zich aan het land gehecht gevoelde en persoonlijk veel belang stelde in de welvaart der kolonie. In 1691 werd hij verheven tot Gouverneur, een titel welke voortaan blijvend werd gevoerd in overeenstemming met de beteekenis van het gewest. Daarna heeft hij nog geregeerd tot 1699. Zoozeer was hij gehecht aan de Kaap dat hij zich vestigde op zijn landgoed Constantia, om zich te wijden aan den wijnbouw en aan aanplantingen op groote schaal. In 1711 is hij aldaar overleden. Omdat Simon van der Stel bij de Bewindhebbers in hooge eere stond, als de man, die de Kaap in den werkelijken zin tot bloei had gebracht, werd zijn zoon Willem Adriaan van der Stel, tot zijn opvolger benoemd. Deze nieuwe Gouverneur was ontegenzeggelijk iemand van veel bekwaamheid, maar opvliegend, heerschzuchtig en bovenal be lust op geld. Hij maakte zich meester van een groot gebied, Vergelegen geheeten, hij verrijkte zich zelf met het landbouwbedrijf, ja feitelijk beheerde hij de geheele kolonie als een aan hem persoonlijk ondergeschikte onderneming, van welke hijzelf dus de grootste inkomsten trok. In het eind werd deze tirannieke Gouverneur in 1 706 teruggeroepen, maar met behoud van zijn rang en titel. Later werden hijzelf en zijn gunstelingen niet eervol ontslagen. Zijn bezittingen aan de Kaap werden verbeurd verklaard en ten bate van de Compagnie verkocht. Vergelegen werd in vieren verdeeld. Tegelijk werd verordend, dat de leiders der kolonie voortaan niet voor eigen rekening zaken mochten drijven. Omtrent den ouden Gouverneur, Simon van der Stel, werd bepaald dat hij in het bezit van Constantia mocht blijven, maar dat ook dat landgoed na zijn dood zou worden verkocht. Dit is dan ook in 1711 geschied. Ondanks zijn wanbeheer HOLLAND - SOUTH-AFRICA of the cultivation of the grape, and of oil and other products.Consequently their emigration to the Cape was encouraged and subsidized in various ways. Some settled at Stellenbosch, but most at Drakestein, and a few in a new settlement called the "Fransche Hoek". During Van der Stel's long term of governorship, a great deal was done in exploring the interior. It has been to the Colony*s lasting advantage that this most able man was much attached to the country and personally interested in the prosperity of the settlement. In 1691 he was promoted to the rank of Governor, a title which, thenceforward, was permanently given to the commander in view of the importance of the Colony. He governed the Colony until 1 699 and was so much attached to the Cape that after his retirement he settled on his estate Constantia, devoting himself to viniculture and planting. He died in 1711. As Simon van der Stel slood high in the estimation of the Company, mainly as the man who had really led the Colony to prosperity, his son Willem Adriaan van der Stel was appointed his successor. This new Governor was undeniably a man of great ability, but hot-tempered, domineering, and, above all, possessed of the love of gain. He took possession of a Iarge district, named Vergelegen, and enriched himself by agriculture, indeed, he actually administered the entire colony as if it were an enterprise subject to himself personally, and from which he thus drew the greatest possible revenue. In the end, however, this tyrannical governor was recalled in 1706, though he still retained his rank and title. Subsequently he and his favourites ■were "dishonorably" deprived of their office. His possessions at the Cape were forfeited to the Company and Vergelegen was divided into four parts. At the same time instructions were laid down that the head of the Colony should no longer be allowed to trade on his own account. As to the former Governor Simon van der Stel, he was allowed to retain the possession of the Constantia estate, but it was to be sold after his death, which was actually done in 1 71 1. In spite however of his misgovernment, Willem Adriaan van der Stel did 30 Het Oost-Indische Huis, zetel van de O. I. Compagnie, Kamer van Amsterdam. The East-India House, residence of the Amsterdam Chamber of the E. I. Company. Het Burgerweeshuis te Amsterdam, afdeeling voor de meisjes, waarvan enkele naar de Kaap zijn uitgezonden» The Burgher-Orphanage of Amsterdam. The female department. Some of the girl-orphans emigrated to the Cape during the 17th cent. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 32 HOLLAND - SOUTH-AFRICA heeft Willem Adriaan van der Stel, gropt en blijvend nut gesticht, omdat hij groote waterreservoirs aanlegde voor de irrigatie in tijd van droogte. 1711 — 1784 De volgende jaren werden gekenmerkt door een reeks van rampen en tegenslagen. In het laatst van 1710 werd Stellenbosch door een zwaren brand geteisterd. In 1713 werd door waschgoed op een Indisch schip een epidemie van kinderpokken in Zuid-Afrika aangebracht. Zij woedde onder de slaven, zoodat een derde van hun aantal bezweek, verspreidde zich onder de Europeanen en deed velen omkomen, waarna de besmetting zoo groote verwoestingen aanrichtte onder de Hottentotten, dat geheele stammen uitstierven. Drie jaren duurde deze plaag en nog lang bleven de gevolgen merkbaar. Daarna ontstonden moeilijkheden met de Boesmans, die de afgelegen boerderijen overvielen, moord en doodslag bedreven en het vee wegroofden. In 1715 werd tegen hen een kommando van koloniale burgers uitgezonden, het eerste in een lange reeks. Na den vrede te Utrecht in 1713, welke den 12-jarigen oorlog met Frankrijk beëindigde, ging de Compagnie haren handel aanzienlijk uitbreiden. Nadien nam het scheepvaartverkeer ook aan de Kaap sterk toe. (Van begin 1 71 5 tot einde 1 724 deden 871 schepen de Kaap aan, waarvan 645 Hollandsche, 182 Engelsche, 17 Fransche, 10 Deensche, 4 Portugeesche en 3 Vlaamsche). Er kwamen voortaan minstens vier uit- en thuisvarende Compagniesvloten per jaar. De overmacht van de Hollandsche vlag werd nog sterker omdat de vreemde schepen de Kaap vermeden, waar zij in de volgende tijden van schaarschte — veroorzaakt door een nieuwe plaag, het mond- en klauwzeer — niet voldoende konden worden voorzien. De vreemdelingen brachten gereed geld in het land en toen zij wegbleven, werd dit door de burgers sterk gevoeld. In al dien tegenspoed waren, bij het toenemend scheepvaartverkeer in de Tafelbaai, tallooze schipbreuken te betreuren met verlies van vele menschenlevens en groote waarde aan lading. Vooral in het jaar 1 737 zijn vele schepen verloren gegaan. In much to the great and lasting benefit to the Colony, because he built the large water reservoirs to serve (or irrigation purposes in times of drought. 1711 — 1784 The following years were marked by a series of disasters and failures. Towards the end of 1710 Stellenbosch was ravaged by a great fire. In 1713 an epidemie of smallpox raged throughout South Africa, the infection having been brought ashore with the linen from an East Indiaman. The slaves were so severely attacked by the disease that more than a third of their number perished, spreading to the Europeans, many of whom also died of the disease. Among the Hottentots the epidemie made such ravages that whole tribes were wiped out. The plague lasted for three years and its effects were still noticeable for many years after. After this, difficulties arose with the Boesmans, who feil upon isolated farms, killing and plundering and stealing away the cattle. In 1715a commando of colonial burghers was sent out against them, the first of a long series of such expeditions. After the Peace of Utrecht in 1713, terminating the Twelve Years' War with France, the Company considerably extended its trade. After this date shipping to the Cape greatly increased. (From the beginning of 1 71 5 to the end of 1 724, 874 ships called at the Cape, of which 645 were Dutch, 182 English, 17 French, 19 Danish, 4 Portuguese, and 3 Flemish). Thenceforward no fewer than four fleets of merchantmen belonging to the East India Company sailed out and home every year. The superiority of the Dutch flag was even more pronounced because the foreign ships avoided the Cape as in the subsequent periods of food shortage — owing to the new cattle plague, the foot and mouth disease — they could nót sufficiently replenish their fresh victuals. The foreigners had brought ready cash into the country and, when they stayed away, the absence of the revenue was severely feit by the burghers. These days of adversity were also marked by numerous shipwrecks which took place in the neighbourhood of Table Bay, involving the loss of many lives and Gezicht op Kaapstad met het kasteel in 1762 naar een teekening van J. Rach. View of Capetown with the castle in 1762, after the sepia 'drawing of J. Rach. Collectie Van Stolt ] [Rotterdam. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 34 HOLLAND - SOUTH-AFRICA 1742 werd een groote verbetering verkregen toen in verband met de heerschende winden, de Simonsbaai werd ingericht om gedurende een deel van het jaar als vluchthaven te dienen. Toen in het volgende jaar de nieuw-benoemde Gouverneur-Generaal van Indië Van Imhof f te Kaapstad aankwam, werden de plannen uitgebreid en de grondslag gelegd voor de Simonsstad. Tegelijk werd in de Tafelbaai een groote golfbrekende dam aangelegd, maar deze onderneming is vruchteloos gebleken, waarna het werk is gestaakt. De resten van dien golfbreker zijn echter nog tegenwoordig te zien. Betere tijden braken aan onder het bewind van den Gouverneur RijkTulbagh, die in 1 751 optrad. Hij heeft ten volle bewezen wat een goed regeerder vermag in wien allen onbeperkt vertrouwen stellen door strikte onpartijdigheid en eerlijkheid. Te meer werd dit op prijs gesteld in een tijd toen corruptie en eigenbaat heerschten. Onder zijn bestuur werden nieuwe bepalingen vastgesteld op de slaven, die steeds van Madagascar en elders werden aangevoerd en groote moeilijkheden veroorzaakten. De financieele toestand verbeterde na 1757 toen vele Fransche schepen de Tafelbaai binnenliepen en in zonderheid wijn insloegen. De Kaapstad breidde zich nu gestadig uit, de werken te Simonsstad werden voltooid en Stellenbosch nam in beteekenis toe. De verhouding met de inboorlingen onder Tulbagh's bestuur was over het algemeen bevredigend en ondanks eenige jaren van droogte vertoonden de uitvoer van graan, erwten en boonen, en die van wijn, stijgende cijfers. Daarbij werden nu ook paarden geëxporteerd. De Gouverneur, die den eerenaam van „Vader" Tulbagh had verworven, had volle twintig jaren de Kaap bestuurd, toen hij in 1771 overleed, door iedereen betreurd. Zijn opvolger, Joachim van Plettenberg daarentegen, miste vele eigenschappen van een goed regeerder, vooral omdat hij zijn ondergeschikten gelegenheid liet tot omkooperij en knevelarij. Het onrechtvaardige optreden van de justitie verwekte groot verzet, te meer omdat de begrippen van vrijheid en vrijmaking in deze dagen uit Amerika werden overgebracht. Ondanks alle pogingen van den Gouverneur om hun vertrek te verhinderen, vertrokken in 1 779 vier enormous values in cargoes. The year 1737 was fateful in this respect, for a great many ships were lost. A great improvement came in 1 742, when, in view of the prevailing winds, Simons Bay was made a port of refuge during part of the year. When, a year later, the new Governor-General of India, Van Imhoff, arrived at the Cape, the plans were extended and thus laid the foundation of Simonsstad. At the same time a large breakwater was built out into Table Bay, but the project proved to be a failure, and the work was stopped. The remains of this breakwater can still be seen to-day. The Colony passed through more prosperous times under the government of Ryk Tulbagh, who came out in 1751. He has shown what a good ruler could do in whom every one placed unlimited confidence because of his strict impartiality and honesty. This was appreciated so much the more in a period when corruption and self-interest were rampant. Under his regime new laws were made with regard to the slaves, who were being continually imported from Madagascar and elsewhere and caused great dirhculties. The Colony's financial position improved considerably after 1757 when many French ships put into Table Bay and particularly took wine on board. Cape Town now gradually grew, the port works at Simonsstad were completed and Stellenbosch increased in importance. During Tulbagh's governorship the relations with the natives were on the whole satisfactory, and in spite of several years of drought, the exports of grain, peas, beans, and of wine showed increasing figuies; these exports also began to include horses. When the Governor, who had been honored with the name of "Father" Tulbagh, died in 1771, he had governed the Colony for twenty years and was regretted by every one. His successor, Joachim van Plettenburg, on the other hand, lacked many of the qualities of a good governor, particularly because he allowed corruption and extortion among his officials to go unpunished. The unjust actions of the judical authorities aroused considerable antagonism, especially as just about this time the notions of liberation had reached the Colony from America. In spite of every effort on the part of the Governor De Drostdij te Tulbagh, genoemd naar den Gouverneur Rijk Tulbagh (1751 — 1771). Voorbeeld van den Kaapsch-Hollandschen bouwstijl. The Government House at Tulbagh, named after the Commander Rijk Tulbagh (1751 —1771). A typical Cape Dutch building. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 36 HOLLAND - SOUTH-AFRICA afgevaardigden van de protesteerende kolonisten naar Nederland, waar zij aan Heeren Zeventienen hun klachten uiteenzetten. Van Plettenberg verdedigde zich schriftelijk, maar het geding werd in 1 781 onderbroken door den nieuwen oorlog met Engeland, waarbij de Republiek door Frankrijk werd gesteund. Terwijl nu de moeilijkheden met de Boesmans aan de grenzen steeds toenamen, was de Kaap zoo goed als onverdedigbaar voor een Engelschen aanval. Een Engelsch schip dat argeloos binnenliep, werd vermeesterd, maar een groote Britsche vloot was nu naar Zuid-Afrika onder zeil. Een geluk, dat zij in den slag bij St. Jago door een Fransche vloot onder De Suffren groote schade leed. Deze bereikte de Kaap het eerst en bracht er tijdelijke welvaart. Eerst na den oorlog met Engeland, in 1 784, werden van hoogerhand veranderingen in het bestuur aangebracht, echter zoo weinig afdoende dat de agitatie in Zuid-Afrika voortduurde. 1784— 1796 De Oost-Indische Compagnie, die in werkelijkheid reeds hopeloos bankroet was, trachtte door machtsvertoon haar crediet nog op te houden. Van Plettenberg* s opvolger, kolonel Van de Graaff (Graaff-Reinet draagt de namen van hem en zijn vrouw), deed niets omdeverdorvenheidende slechte praktijken zijner ambtenaren tegen te gaan en zelf gaf hij een slecht voorbeeld door in de grootste weelde te leven en schatten te verspillen aan nuttelooze versterkingen. Het deficit op den dienst werd reusachtig. Van de Graaff voelde zich sterk als een gunsteling van Prins Willem V. Eerst in 1792 kwamen twee commissarissen, Mr. Sebastiaan Cornelis Nederburgh, eerste advocaat van de Compagnie en de zee-officier Simon Hendrik Frykenius, om ingrijpende veranderingen aan te brengen. Zij slaagden er in, de uitgaven te beperken, maar de algemeene ontevredenheid konden zij niet wegnemen en terwijl de grenzen door de Kaffers werden aangevallen, vermeerderde de algemeene onrust en het verzet tegen het bestuur. De heele kolonie verkeerde in een staat van achteruitgang en dreigend verval. Toen Nederburgh en Frykenius in 1793 waren vertrokken en Sluysken tot Gouverneur was tostop them, four deputies were sent to the Netherlands by the protesting colonists, where they explained their grievances to the "Seventeen '. Van Plettenberg defended himself in despatches but the case was interrupted by the new war with England, in which the Republic was supported by France. Now that the troubles with the Boesmans at the frontiers constantly increased, the Cape was practically indefensible against an English attack. An English ship that unsuspectingly put into the bay was seized, but a large British fleet was on its way to South Africa. Fortunately this fleet had suffered considerably at the hands of the French under De Suffren in the battle off St. Jago. The latter reached the Cape first and brought temporary prosperity. It was only after the war with England, in 1784, that changes were made by the home authorities in the Government, but these were so inadequate that the agitation continued in South Africa. 1784— 1796 The East India Company, which was in reality hopelessly bankrupt, attempted to maintain its credit by a show of power. Van Plettenberg s successor, Colonel de Graaff, (Graaff-Reinet bears his name and that of his wife) did nothing to counteract the malpractices and corruption of his officials, and he himself gave a bad example by living in the greatest luxury and wasting fortunes in useless defences. The deficit in the administrative budget became enormous. Van de Graaff feit himself strong as a favourite of Prince William V. It was 1 792 before two commissioners, Dr. Sebastiaan Cornelis Nederburgh.the Company's chief advocate and the naval officer Simon Hendrik Frykenius, arrived at the Cape in order to make radical changes. They succeeded in reducing the expenditure but they could not take away the general discontent and, while the frontiers were being attacked by the Kafirs, the general unrest and opposition to the government only augmented. The entire Colony was in a state of decline and threatening decay. When Nederburgh and Frykenius left in 1 793 and Sluysken had been appointed Governor, there were riots during which the burghers of Graaff-Reinet HOLLAND - ZUID-AFRIKA 38 HOLLAND — SOUTH-AFRICA benoemd, ontstonden opstanden waarbij de burgers van Graaff—Reinet en Stellendam de landdrosten wegjoegen en kleine republiekjes stichtten. De gebeurtenissen in Europa verhaastten het einde. De Fransche troepen waren in Holland met geestdrift ingehaald, de Stadhouder was naar Engeland gevlucht en de nieuwe, de Bataafsche Republiek, sloot een verbond met Frankrijk. Onmiddellijk zond toen Engeland een vloot uit om de Kaap Kolonie te bezetten. In Juni 1 795 kwam zij in de Tafelbaai aan. De bevelhebber, admiraal Elphinstone, bracht een bevelschrift over van den Stadhouder om de Britsche troepen als een bevriende krijgsmacht, toe te laten tot het Kasteel en de forten, welke de kolonie tegen een Franschen aanval zou beschermen. De overgroote meerderheid der bevolking was Oranjegezind, maar men aarzelde, uit vrees dat de Engelsche bezetting wel eens blijvend kon zijn. Te midden van de onderhandehngenliepeenHollandsch schip de Simonsbaai binnen. Het werd bezet door de Engelschen die alle schrifturen in beslag namen behalve één courant en daarin stond de proclamatie van 4 Maart 1795, waarbij alle burgers inNederland en Koloniën van den eed van trouw aan den Prins waren ontslagen. Wel bracht dit bericht verandering in de meening der Prinsgezinden, maar toch werd tot weerstand besloten. De troepen werden versterkt met gewapende burgers, zelfs uit het pas nog oproerige Stellendam. De Bataafsche Republiek zond nog een vloot van 9 schepen onder admiraal Lucas uit om de Kaap te hernemen, maar toen deze in Augustus 1 796 in de Saldanhabaai aankwam, werd zij door een groote Britsche overmacht, te water en te land ingesloten en tot volledige overgave gedwongen. Een groot aantal, meest Duitsche soldaten aan boord, ging in Engelschen dienst over. Dit was het einde der O. I. Compagnie in ZuidAfrika, na een bestier van 143 jaren. Nog gedurende drie jaren is de Kaap hierna onder Nederlandsch bestuur teruggekeerd. Bij den vrede van Amiens op 27 Maart 1802 tusschen Groot-Brittanje, Frankrijk en de Bataafsche Republiek, werd de Kaap Kolonie aan haar vroegere be- and Stellendam chased the magistrates away and founded little republics of their own. The events in Europe hastened the end. The French had been enthusiastically received in the Netherlands by the patriots, the Stadtholder had fledto England and the new, the Batavian Republic, made a treaty with France. England then immediately sent out a fleet to occupy the Cape Colony, which arrived in June 1 795. The commander, Admiral Elphinstone, had brought a written command from the exiled Stadtholder to admit the British troops to the Castle and the forts as a friendly force which would defend the Colony against the attacks of the French. By far the greater majority of the Colonists favoured Orange, but they hesitated because they feared that occupation by the English might easily prove to be permanent. While the negotiations were proceeding, a Dutch vessel put into Simons Bay. It was occupied by the British, who seized all documents on board. A newspaper however reached the shore and this paper contained the proclamation of March 4th. 1795 which stated that all citizens in the Netherlands and Colonies were absolved from their oath of aUegiance to the Prince of Orange. Although this news changed the opinion of the Prince's partisans, they determined to resist. The troops were reinforced with armed citizens, recruited even from the so recently rebellious Stellendam. The Batavian Republic sent another fleet of nine ships under command of Admiral Lucas to recover the Cape, but when this fleet arrived in the Saldanha Bay, it was surrounded on all sides, by a much superior English force, and forced to a complete surrender. Alarge number of the soldiers on board, most of them Germans, entered the service of the English. This was the end of the East India Company in South Africa, after a rule of 143 years. Once more, however, but only for three years, did the Cape revert to the Dutch. By the Peace of Amiens made on March 27th. 1802 between Great Britain, France and the Batavian Republic, the Cape Colony was returned to its former owners. HOLLAND — ZUID-AFRIKA 39 HOLLAND - SOUTH-AFRICA J. A. UYTENHAGE DE MIST. zitters teruggegeven. In Februari 1803 werden de Britsche troepen door een Hollandsen garnizoen van 3000 man vervangen en de Engelsche generaal droeg het bewind over aan den Bataafschen Regeeringscommissaris J. A. Uytenhage de Mist, die den nieuwen Gouverneur, luitenant-generaal Janssens, installeerde. De le Maart werd gevierd met een dank- en bededag en er was groote vreugde aan de Kaap. Onder nieuwe en vrijgevige beginselen werden bevredigende regelingen getroffen voor allerlei onderdeden van het bestuur. De vrede in Europa duurde slechts enkele maanden. Toen Janssens bericht kreeg van den nieuwen oorlog deed hij het mogelijke om tegenstand voor te bereiden, maar hij kreeg orders om zijn beste troepen naar Java te zenden, zoodat hij slechts 2000 overhield. In Januari 1806 kwam een Britsche vloot van niet minder dan 63 schepen bij Robbeneiland voor anker. Tegen de verpletterende overmacht kon weinig verzet worden geboden en na enkele dagen werd, op eervolle voorwaarden, de overgave geteekend. Thans werden de troepen op kosten van Engeland naar Holland gezonden. Een aantal ambtenaren, vrouwen en kinderen verkozen naar Europa terug te keeren. Op 6 Maart 1806 vertrok het C. S. VAN DER GRAAFF. In February 1 803 the British troops were replaced by a Dutch garrison of more than 3000 men and the English General transferred the government to the Commissioner of the Batavian Republic, J. A. Uytenhage de Mist, who installed the new Governor, Lieutenant General Janssens. The lst. of March was celebrated as a day of prayer and thanksgiving and there was great rejoicing at the Cape. Under new and liberal principles satisfactory regulations were laid down for all parts and members of the administrative body. The peace of Europe lasted but a few months. When Janssens received the news of the new war, he did everything in his power to prepare for resistance, but he received orders to send his best troops to Java, so that he was left with only 2000 men. In January 1 806 a British fleet of no less than 63 ships dropped anchor off Seal Island. Against such an overwhelming superiority in numbers resistance would have been of little avail, and the surrender, on honorable terms, was signed a few days later. The troops were sent to Holland at England's expense. A number of officials, women and children elected to return to Europe. On the 6th. of March 1806 the squadron set sail for Europe HOLLAND - ZUID-AFRIKA 40 HOLLAND - SOUTH-AFRICA eskader met den laatsten vertegenwoordiger van de heerschappij der Nederlanders over de door hen gestichte kolonie aan de Kaap. Na dit tijdstip behoorde de Britsche Regeering de Kaap te beschouwen, niet als nationaal bezit, maar als een gewest, dat mogelijk nog aan den vroegeren bezitter moest worden teruggegeven. Toen de Prins van Oranje in 1814 uit zijn ballingschap was teruggekeerd en tot Souverein Vorst uitgeroepen, werd er met hem een overeenkomst getroffen, waarbij de Kaap-Kolonie voor goed aan Engeland overging. De Hollandsche kolonisten zouden vrijheid hebben om handel te drijven met de Nederlanders en Hollandsche schepen van iedere soort mochten gebruik maken van al de havens aan de Kaap de Goede Hoop voor het verkrijgen van ververschingen en reparaties, zonder onderworpen te zijn aan zwaarder belastingen dan de Britsche. Met deze, de Londensche Conventie van Augustus 1814, waren alle aanspraken van Nederland op de Kaap Kolonie opgeheven. De voorstelling dat de Kaap aan Engeland was verkocht is onjuist, ondanks de overeengekomen uitkeering in geld, want Koning Willem I werd geen keus gelaten. Volgens een volkstelling in 1805, toen het Nederlandsch bestuur ten einde liep, telde de kolonie toen: 25,755 blanken, de soldaten niet meegerekend. Deze kolonisten waren eigenaren van bijna 30.000 slaven en hadden bovendien in dienst ongeveer 20.000 Hottentotten, bastaards en Boesmans. Een nauwkeurige studie door Dr. H. T. Colenbrander, op grond van officieele gegevens, heeft uitgemaakt, dat toen in 1806 de bevolking ophield uit of door bemiddeling van Nederland te worden gevoed, de afkomst der kolonisten voor ruim 50 pCt. Nederlandsch was, voor 27 pCt. Duitsch, voor meer dan 1 7 pCt. Fransch en voor ongeveer 5'/2pCt. van andere nationaliteiten. In een studie, van Dr. D. Brink Bosman „Oor die afkomst van die Boere" — Vragen van den Dag, 1923 blz. 305, — wordt becijferd: Nederlanders 53, Duitschers 28, Franschen 1 5, andere nationaliteiten 4pCt. De meerderheid der bevolking van Zuid-Afrika vertoont de karakteristieke raseigenschappen der Hollandsche stichters en, onder het streven naar vereenvoudiging, heeft zij ook de taal van de stamvaders behouden. having on board the last representative of Dutch rule over the Colony founded by them at the Cape. After this date the British Government was to have considered the Cape not as a national possession but as a colony acquired by conquest, which might possibly be returned to its former owner. When however the Prince of Orange returned from exile in 1814 and was proclaimed Sovereign of the Netherlands, an agreement was made with him on certain conditions, according to which theCapeColony was permanently transferred to England. The Dutch colonists were to be at liberty to trade with the Netherlands and Dutch ships of every kind were to be permitted to make use of all the ports at the Cape of Good Hope for purposes of victualling and repairs, without being more heavily taxed than the British subjects were. By this, the Convention of London, of August 1814, the Netherlands surrendered every claim to the Cape Colony. Although the terms of the convention included the payment by England of a sum of money, the suggestion that the Cape Colony was sold to England is incorrect, for King William I was left no other choice. According to a census taken in 1805, towards the end of the Dutch administration, the white population of the Colony numbered 25.755, not counting the soldiery. These colonists possessed nearly 30.000slaves and had in their service about20.000 Hottentots, cross-breeds and Boesmans. A careful study made by Dr. H.T.Colenbrander, based on official records, has shown that when in 1806 the population ceased to be fed from or through the Netherlands, the origin of 50 per cent of the Colonists was Dutch, 27 per cent German, more than 1 7 per cent was French, while 5 /* per cent was of various nationalities. In a later study, by Dr. D. Brink Bosman, "Oor die afkomst van die Boere". Vragen van den Dag 1923, p. 305, the proportion is given as: Dutch 53, German 28, Frensch 1 5 and other nationalities 4 per cent. The majority of the population of South-Africa still shows the racial characteristics of the Dutch founders of the 1 7th. century and have, though with a tendency to simplify its forms, retained the speech of their forefathers. De 19e Eeuw en later. The 19th Century and after. Toen het Hollandsche bewind voor goed was afgeloopen, is een lange periode van meer dan een eeuw aangebroken waarin de directe scheepvaarverbinding tusschen Nederland en Zuid-Afrika totaal verbroken is geweest. Daarmede had ook de emigratie op groote schaal uit het land van oorsprong opgehouden, maar het Hollandsche element heeft zich over heel Zuid-Afrika uitgebreid. Het is te danken geweest, — naar Dr. A. Kuyper eens heeft geschreven, — aan de oud-testamentische vruchtbaarheid van de Boerenvrouw, dat het volk der Hollandsche Afrikaanders in minder dan een eeuw van ongeveer 60,000 tot een half millioen is vermeerderd. En dit ondanks de verliezen in den jarenlangen strijd tegen de inboorlingen, in weerwil zelfs van de oorlogen van de Boeren Republieken. Deze geschiedenis behoort niet tot ons onderwerp. We hebben dus slechts vast te stellen, dat het stamverwante volk in Zuid-Afrika in raseigenschappen, in zeden en in taal, niet is ontaard, maar trouw is gebleven aan zijn afkomst. Dit is ten allen tijde in het moederland erkend en met de grootste waardeering en sympathie begroet. Daarvan zijn tallooze en sprekende getuigenissen afgelegd. Vele Nederlanders en onder hen mannen van beteekenis, zijn uitgegaan naar Zuid-Afrika en zij hebben aandeel genomen in de cultureele ontwikkeling van het broedervolk, evengoed als aan den worstelstrijd. Omstreeks 1850 kwamen, in navolging van Amerika, de ijzeren clipperschepen in gebruik welke ook op Nederlandsche werven werden gebouwd. Zij hadden een reputatie door hun snelheid. De reis van Nederland naar Indië, die in den ouden tijd van 190 tot 250 dagen kon duren, was in het midden der vorige eeuw tot gemiddeld 100 dagen ingekort, maar toen de „snelle" clippers in de vaart kwamen, waren reizen van 75, ja zelfs van 70 dagen geen zeldzaamheden meer. De schepen wedijverden in snelheid, maar zij liepen altijd kans om in een stilte- When the Dutch rule had come to end for good. we find a long period of more than a century during which direct connection between the Netherlands and South-Africa was totally broken. Together with the shipping, all emigration on alargescale from the country of origin ceased, but the Dutch element at the Cape did not deteriorate and, in spite of all disasters and adversity, has spreadthroughoutSouth Africa. It was due to what Dr. A. Kuyper once termed the "old testamentary fertility of the Boer women" that the Dutch Africanders increased in less than a century from about 60.000 to half a million, and this in spite of the losses in the long struggle against the natives, in spite even of the wars of the Boer Republics. This history does not however belong to the scope of our subject. We only wish to establish the fact that the kindred péople in South-Africa have not lost their racial peculiarities either of morals or language, but that they remained true to their origins. This was always recognized in the mother country and aroused great appreciation and sympathy in return, of which numerous and striking proofs have been given. Many Dutchmen, and among them men of note, went out to South Africa and shared in the political development of the fraternal people, and also in their struggles. . About the year 1850, iron clippers, built in Dutch yards, came into use in imitation of America. They had a reputation for speed; the voyage to the Indies which in the old days lasted from 190 to 250 days, was towards the middle of the last century reduced to an average of 100 days, but when the "fast" clippers came into use, voyages of 7 5 and even of 70 days were not unfrequent. The ships vied with each other as to which could make the swiftest voyage, but they always ran the risk of being caught in the doldrums and thus losing a great deal of time. In any case they attempted to sail to HOLLAND — ZUID-AFRIKA 42 HOLLAND - SOUTH-AFRICA gordel te geraken en daardoor veel tijd te verliezen. In ieder geval trachtten zij van Amsterdam or Rotterdam, zonder tusschenhavens Batavia te bereiken, waarbij zij ver zuidelijk de Kaap voorbijzeilden zonder dus de Tafelbaai aan te doen. Wanneer dit wèl gebeurde was het slechts als gevolg van een bijzondere omstandigheid. Na de opening van het Suezkanaal in 1869 kwam de zeilvaart in verval. Ook de Nederlandsche stoomschepen zochten de korte route, door welke de zeeweg naar Indië met een derde was verkort. Gaandeweg werd de vaart om de Kaap steeds minder en daarmede ook de gevallen waarin de Nederlandsche vlag in Zuid-Afrika werd gezien. Vele jaren verstreken totdat, in het laatst van de 19e eeuw, de groote gebeurtenissen in Zui d-Afrika de geheele wereld in spanning hielden en bewondering wekten voorde strijdende Boeren, die langen tijd groote Engelsche legers wisten te weerstaan. Zoodra in October 1 899 de vijandelijkheden waren uitgebroken, besloot de Nederlandsche Regeering een oorlogschip naar Lourenco Marquez te zenden, tot bescherming van de Nederlandsche onderdanen, die wellicht daarheen de wijk zouden nemen. Daartoe werd Hr. Ms. pantserdekschip „Friesland" tijdelijk aan de scheepsmacht in Indië onttrokken en naar Zuid-Afrika gedirigeerd. Deze bodem is langen tijd in Lourenco Marquez geweest, waar Nederlanders die met hunne gezinnen waren uitgezet, aan boord werden genomen om op andere schepen naar het vaderland te worden overgebracht. De „Friesland" heeft ook in Kaapstad en in Durban gelegen, waar officieren en bemanning talrijke aanrakingen hadden met het Hollandsch-Afrikaansche element. Eerst in Augustus 1900 kon het oorlogsschip naar Indië terugkeeren. Uit het laatst van 1900 dateert het historisch geworden geval van een schip onder Nederlandsche vlag dat met een zeer bijzondere taak naar ZuidAfrika werd afgezonden. Te Nelspruit, aan den Delagoaspoorweg, werd op 28 September 1900 het besluit geteekend, waarbij aan Staatspresident Paul Kruger, een verlof naar Europa werd verleend om daar de zaak der Boeren te bevorderen. Daarop vertrok Oom Paul met den trein naar Batavia from Amsterdam or Rotterdam without calling at any intermediary port, and rounded the Cape far to the South, thus without putting in at Table Bay. When this did happen it was always due to some special circumstance. After the opening of the Suez Canal in 1869, navigation by sailing-ships feil into a decline. The Dutch steamers also took the shorter route, which reduced the length of the vóyage to India by a third. The number of voyages to India round the Cape gradually diminished and consequently also the number of ships flying the Dutch flag which called at South African ports. Many years passed before, at the end of the preceding century, the great events took place in South Africa which kept the world in tension and filled everyone with admiration for the struggle of the Boers, who long withstood large English armies. As soon as hostihties broke out in October 1899, the Netherlands Government resolved to send a man-of-war to Lourenco Marqués in order to protect any Dutch subjects who might perhaps take refuge there. For this purpose H.M.armoured deck ship "Friesland" was detached for the time being from the naval force in India and sentto South Africa. This vessel stayed at Lourenco Marqués for a considerable time where Netherlanders with their families, who had been put out of the country, were taken on board the "Friesland" in order to be transferred to other homeward bound ships. The "Friesland" however also lay for some time at Cape Town and Durban where the officers and crew were in frequent contact with the DutchAfrican element. It was August 1900 before the man-of-war could return to India. It is towards the end of 1900 that the historie event took place viz. that a ship under the Netherlands Flag was sent out to South Africa with a very special mission. It was at Nelspruit, onthe Delagoa Railway, the temporary seat of the Government of the Boer Republics, that a resolution was signed on September 28th 1900, which granted President Paul Krüger, leave to go to Europe and there promote the cause of the Boers. Uncle Paul then left by train for Lourenco Marqués, where he hoped Pantserdekschip „Gelderland", van de Koninklijke Nederlandsche Marine, ter beschikking gesteld van President Paul Kruger in October 1900. H. M. S. „Gelderland", an armoured deck ship of the Royal Dutch Navy, placed at the disposal of President Paul Kruger by Queen Wilhelmina in October 1900. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 44 HOLLAND - SOUTH-AFRICA Lourenco Marquez waar hij aan boord hoopte te gaan- Hij werd genoodzaakt zijn intrek te nemen, niet bij den Nederlandschen consul-generaal, maar bij den Portugeeschen Gouverneur, waar hij feitelijk in gevangenschap verkeerde. In die donkere dagen kwam, als een lichtstraal, het bericht dat H. M. de Koningin der Nederlanden, een oorlogschip ter beschikking wilde stellen van den President, om hem naar Europa over te brengen. Het duurde echter tot 20 October vóór Hr. Ms. „Gelderland", aankwam en de President met zijn gevolg aan boord kon gaan. Door slecht weer was de reis zeer moeilijk. Alle schepen die de „Gelderland" ontmoetten brachten een groet, enkele Fransche veranderden daartoe zelfs hun koers. Eerst op 23 November kwam men te Marseille aan. De welsprekende daad van Koningin Wilhelmina is ten zeerste gewaardeerd en in ZuidAfrika zal hij nooit worden vergeten. In 1910 kwam Hr. Ms. „De Zeven Provinciën" te Kaapstad op bezoek. Het onthaal dat de Nederlandsche zeelieden toen te beurt viel, is nog lang in het geheugen gebleven. Het werd voor officieren en bemanning een lange reeks van feestelijkheden en uitstapjes. De kommandant werd met zijn geheelen état-major door den toenmaligen eersten Minister, Generaal Botha, ontvangen, op „Groote Schuur". Op een anderen dag werd na vele toespraken een „Juliana-boom" geplant. Er warentuinpartijen en avondfeesten, welke aan boord van het oorlogsschip werden beantwooid met een tea waarop 500 genoodigden verschenen. Toen „De Zeven Provinciën" vertrok werd zij uitgeleide gedaan door een onafzienbare menigte die luide hoezee's ten afscheid liet hooren. Slechts weinige jaren later is de groote wereldoorlog, die zooveel veranderingen met zich bracht, de indirecte aanleiding geweest, dat gedurende eenigen tijd talrijke schepen onder Nederlandsche vlag de Tafelbaai aandeden, als in den goeden ouden tijd. De Maatschappij „Nederland" en de „Rotterdamsche Lloyd" hadden intusschen reeds in het najaar van 1914 een geregelden dienst meï vrachtschepen geopend van Java naar New-York om de Kaap; later sloten zich nog twee andere maatschap- to be able to go on board. He was obliged to put up, not at the house of the Dutch Consul General, but in that of the Portuguese Governor, where he was practically a prisoner. In these dark days there came, like bright ray of light, the news that Her Majesty the Queen of the Netherlands wished to place a Dutch man-of-war at the disposal of President Krüger to enable him to come to Europe. It was however the 20th. of October before H.M.S. "Gelderland", had arrived and President Krüger and his suite was able to embark. The voyage was a very bad one owing to boisterous weather. All the ships which the "Gelderland" encountered saluted, a few French ships even altered their course for the purpose. It was November 23rd. before the President arrived at Marseilles and then commenced his triumphal march. This eloquent act of Queen Wilhelmina was highly appreciated and will never be forgotten in South-Africa. In 1910 H. M. S. "De Zeven Provinciën" paid the Cape a visit. The reception accorded to the Dutch sailors on that occasion was long remembered. The officers and crew were given a long series of festivities and excursions. The Commander was received, together with whole staff of officers, by the then Prime Minister General Botha, at Groote Schuur, and on the next day. after many speeches, a "Juliana" tree was planted. There were numerous garden parties and evening parties, which were reciprocated by a tea on board the man-of-war at which 500 guests were present. When the "De Zeven Provinciën" left, an enormous crowd of people collected to see her off and took leave of the ship and its crew with loud hurrahs. Only a few years later, the Great War, which brought about so many changes everywhere, was for a certain length of time indirectly the cause of many Dutch steamers calling at Table Bay, as in the good old days. The Steam Navigation Company "Nederland" and the "Rotterdamsche Lloyd" had, in the autumn of 1914, established a regular freight service between Java and New York via the Cape, Jan Pieterszoon Coen, een mailboot der Stoomvaart Maatschappij „Nederland" bij Kaap de Goede Hoop, Januari 1916, op weg naar Indië. a mailsteamer of the Steamship Company „Nederland" near Table Bay, in January 1916, on her way to India. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 46 HOLLAND - SOUTH-AFRICA pijen daarbij aan. Deze schepen deden, hetzij Lourenco Marquez, hetzij Durban aan, om kolen te laden. Een enkele maal ook de Kaapstad. Gedurende eenigen tijd zou de Kaapstad echter nog grooter belang krijgen als aanloophaven van Nederlandsche schepen. Toen de kolenvoorziening te Port Said hoe langer hoe onzekerder werd en een aanval van de Turken op het Suez Kanaal moest worden gevreesd, werd in den aanvang van 1916 de route van de mailschepen van Nederland op Java veranderd in een driewekelijkschen dienst om de Kaap. Het eerste schip in deze nieuwe route was de „Jan Pieterszoon Coen", van de Maatschappij „Nederland". Het was op 1 Januari 1916 van Amsterdam vertrokken en kwam op den 27»ten van die maand in de Tafelbaai voor anker, waar deze verschijning groot opzien en vreugde verwekte. De gezagvoerder had reeds uit zee „draadlooze" uitnoodigingen verzonden voor een feestelijk noenmaal aan boord, waaraan vele autoriteiten deelnamen. De toespraak van kapitein Uilkens, werd beantwoord door den oud-Staatspresident F. W. Reitz, thans voorzitter van den Senaat. Hij zeide, gehoord te hebben dat er nu een geregelden dienst tusschen Holland en ZuidAfrika zou komen, en in dat blijde vooruitzicht, voegde hij er gekscherend bij, had hij alvast een vaatje pekelharing besteld. De spreker hoopte van harte dat die dienst werkelijkheid zou worden, niet zoozeer om die pekelharing, maar omdat men er in Zuid-Afrika reeds zoo lang naar had verlangd. De Zuid-Afrikaners waren tevreden met de vlag en de regeering onder welke zij leefden, maar als de kapitein aan land kwam zou hij er zich van kunnen overtuigen, dat zij aan hunne zeden, aan hun kerk, hun geloof en hun taal hadden vastgehouden. De aankomst van de „Coen" wekte groote geestdrift in heel Zuid-Afrika. Van heinde en ver, zelfs uit Transvaal en Oranje Vrijstaat, kwamen belangstellenden om dit schip onder Nederlandsche vlag te begroeten, het grootste dat op een Nederlandsche werf was gebouwd en dat tegelijkertijd zulk een schoon voorbeeld gaf van moderne Nederlandsche kunst en kunstnijverheid. De honderden die gebruik maakten van de gelegenheid om het te bezichtigen, in which two other companies subsequently took part. These steamers — in the Java-New York Luie — at first called at either Lourenco Marqués or Durban for bunkering purposes, and once or twice also called at Cape Town. Cape Town was however to become even more important as a port of call for Dutch ships. When the supply of bunkers at Port Said became increasingly uncertain and an attack on the Suez Canal by the Turks was feared, the route of the Dutch mail steamers between Indies and the Netherlands was, early in 1916, changed by both companies into a three-weekly service via the Cape. The first ship to take this new route was the "Jan Pieterszoon Coen" belonging to the S. N. C. "Nederland". This mail steamer had left Amsterdam on January 1 st. 1916 and dropped anchor in the Table Bay on the 27th. of . the same month, where her appearance aroused great admiration and joy. Her Captain had already while at sea, sent out invitations by wireless for a festive luncheon, at which many authorities were present. Captain Uilkens* speech was replied to by the former State President Mr. F. W. Reitz, then President of the Senate. He said that he had heard that a regular service would now be maintained between Holland and South Africa and, in that pleasant prospect, he jocularly added, he had already ordered a barrel of pickled herrings! He earnestly hoped that such a service would be realized, not so much for the pickled herrings, but because they in South Africa had so long desired it. The South-Africans were happy under the flag and the government under which they lived, but if the Captain came ashore he would see for himself that they had stuckto their customs, their church, their creed and their language. The arrival of the "Coen" created great enthusiasm far and wide in South Africa, and many people came even from the Transvaal and the former Orange Free State to visit this ship flying the Dutch flag, the largest ship ever built in a Dutch yard and which at the same time represented such a fine example of Dutch art and craft. The hundreds who seized the opportunity to view the ship were filled with admiration. Never had such a beautifully Tewaterlating van het S.S. Klipfontein van de Holland—Zuid-Afrika Lijn Launch of the S.S. Klipfontein of the Holland—South-Africa Line HOLLAND - ZUID-AFRIKA 48 HOLLAND - SOUTH-AFRICA waren vol bewondering. Nooit had men in de Kaapstad zulk een prachtig, rijk ingericht schip gezien. Juist een maand na de „Coen" verscheen te Kaapstad een vaartuig, dat vermelding verdient. Op 3 Februari 1916 vertrok van Rotterdam de „Insulinde", van den Rotterdamschen Lloyd naar Indië. Aan boord was de nieuwbenoemde Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, Mr. J. P. Graaf van Limburg Stirum met familieleden en gevolg. Het schip deed Lissabon en Las Palmas aan en kwam op Zondag 27 Februari voor Kaapstad. Zijne Excellentie had gewenscht enkele dagen in Zuid-Afrika te verblijven en te Durban weder aan boord te gaan. Bij zijne aankomst werd hij verwelkomd namens de Rsgeering van de Unie en de Kaapkolonie. Daarop werden hij en de zijnen gasten der Regeering. Gedurende hun verblijf aan de Kaap. In het laatst van 1916 is de „Rembrandt" van de Maatschappij „Nederland", naar Indië onderweg, ten gevolge van machineschade genoodzaakt geweest om tien dagen te Kaapstad en daarop nog twee weken te Durban te blijven liggen. Met de „Sindoro" van den Rotterdamschen Lloyd, is dit een der laatste mailschepen geweest in de tijdelijke route, waarbij het Suez Kanaal werd gemeden. Ongeveer tegelijkertijd, in den aanvang van 191 7, werd de route van de Java New-York Lijn verlegd. Zij ging niet meer om de Kaap, maar door het Panama Kanaal naar San Francisco. Het heeft toen volle twee jaar geduurd, vóór de gewone route kon worden hersteld. Het eerste schip dat aldus de vaart om de Kaap hervatte, was de „Bawean" van de Maatschappij „Nederland", dat in Februari 1919 van Batavia vertrok. Toen het te Durban aankwam, was er daar reeds sprake van dat een deputatie onder Generaal Hertzog naar Europa zou vertrekken om een onafhankelijke stem van Zuid-Afrika te doen hooren bij de vredesonderhandelingen te Versailles. In de Kaapstad was alles er vol van. Men had eerst plaatsen besproken op een Engelsche mailboot, maar de bemanning had met staking gedreigd indien deze passagiers aan boord zouden gaan. Daarop zouden de heeren met een Engelschen kruiser worden overgebracht, maar er rezen zooveel moeilijk- equipped and richly fitted ship been seen at Cape Town. The "Coen" also called at Durban where a repetition of the festive reception took place and where large numbers of visitors went on board to view the magnincent decoration and fittings for themselves. This event opened the service of these steamers round the Cape. The mailsteamers of the "Nederland" and of the Rotterdamsche Lloyd then came in regular succession, and called at Cape Town and Durban. Exactly a month after the appearance of the "Coen" a steamer arrived at Cape Town which deserves separate mention. The "Insulinde" of the Rotterdamsche Lloyd left Rotterdam for the Indies on February 3rd. 1916. On board was the newly-appointed GovernorGeneral of the Dutch East Indies Count van Limburg Stirum, together with his family and suite. The ship had called at Lisbon and Las Palmas and appeared in Table Bay on February 27th. His Excellency wished to stay in South Africa a few days and to rejoin the ship at Durban. On his arrival he received an official welcome on behalf of the Government of the Union of South Africa and of the Cape Colony, and he and his party were the guests of the Government during his stay. At about the same time, early in 191 7, the route of the Java-New York line was altered; the steamers no longer went via the Cape but trough te Panama Canal to New York. It was fully two years before the regular route was again taken. The first ship on this service which resumed the voyage to India via the Cape was the "Bawean" of the S. N. C. "Nederland", which had left Batavia in February 1919. When she arrived at Durban there was already some talk of a deputation under General Hertzog going to Europe to voice South African opinion independently at the peace negotiations at Versailles. Cape Town was full of the idea. The Deputation had at first reserved passaged on an English steamer, but both the crew and the doek labourers threatened to go on strike if these passengers went on board. The deputation was then to have conveyed by an English cruiser, but so many difficulties arose that it was not to be Het etablissement van de Holland—Zuid-Afrika Lijn te Rotterdam met de schepen Springfontein en Klipfontein. The steamers Springfontein and Klipfontein of the Holland—South-Africa Line at the Company's Pier at Rotterdam. HOLLAND - ZUID-AFRIKA heden, dat aan dezen overtocht niet viel te denken. Toen verscheen de „Bawean" als een redder in den nood. In overleg met zijne officieren, en nadat de Regeering van de Unie noch de Nederlandsche consulaire ambtenaren politieke bezwaren heten gelden, stemde kapitein Vollewens er in toe om den heeren passage te verschaffen naar New-York, vanwaar zij dan naar Europa zouden kunnen reizen. Alles werd zoo goed mogelijk ingericht. Het heele geval verwekte in Kaapstad groote geestdrift. Bij het vertrek werden vaderlandsche en stichtelijke liederen gezongen, redevoeringen gehouden, bloemen en vruchten als geschenken aangebracht. Op 30 Maart is de „Bawean" te New-York aangekomen. Het was niet zonder veel moeite dat men er in slaagde om passage te verkrijgen op een boot van de Holland-Amerika Lijn en aldus in Nederland aan te komen. Te Versailles had Generaal Hertzog een onderhoud met Minister Lloyd George, maar het doel dat men zich had voorgesteld werd niet bereikt. We wenschen alleen nog in herinnering te brengen dat deze Odyssee van Zuid-Afrikaansche politici met het voorafgaande nog lang niet ten einde was. De deputatie is, verdeeld op twee booten van de „Nederland" naar Colombo vervoerd en, toen zij daar geen scheepsgelegenheid naar hun vaderland vond, mede gegaan naar Batavia. Hier kon zij op een boot van de Holland-Amerika Lijn, eindelijk Kaapstad weder bereiken. Het opmerkelijke is, dat de geheele omzwerving onder Nederlandsche vlag was volbracht. Uit het voorgaande blijkt dat de in Zuid-Afrika duidelijk uitgesproken wensch naar een geregelde stoomvaartverbinding met Nederland in den aanvang van het jaar 1916 reeds scheen verwezenlijkt. Het zou niet lang meer duren tot deze werkelijk tot stand kwam, door de oprichting van de HOLLAND - ZUID-AFRIKA LIJN. De directie van Van der Eb & Dresselhuys' Scheepvaart-Maatschappij te Rotterdam besloot in het jaar 1919 een schip naar Zuid-Afrika te zenden. Dit was het ss. „MontBlanc" dat na eenigen tijd werd gevolgd door het s.s. „Zuiderdiep* . HOLLAND - SOUTH-AFRICA thought of. Just at the right moment however the Dutch steamer appeared, like a friend in need. After consulting the ship's officers and when neither the Union Government nor the Netherlands Consular officers had made any objection, Captain Vollewens consented to take the party to New York from where they could take passage to Europe. Everything on board was arranged as comfortably as possible for the passengers on this freight steamer. When the ship sailed an cnormous crowd collected on the quays where patriotic and sacred songs were sung, speeches made and gifts of flowers and fruit presented to the party. The "Bawean" arrived at New York on the 30th. of March, and it was not without difficulty that the party were able te secure a passage on board one of the steamers of the Holland-America Line aud thus reach the Netherlands. At Versailles Mr. Hertzoghad an interview withMr. Lloyd George, but did not attain the object he had hoped to gain. We now need only put on record that this Odyssey of these South African politicians was not yet at an end. The members of the deputation, divided between two mailsteamers of the " Nederland", sailed to Colombo and when they could not secure a passage from there to their homes, they continued the voyage to Batavia. From here they were at last able to reach Cape Town on a steamer of the Holland America Line. The remarkable fact about these wanderings is that they were made entirely under the Dutch flag. From the foregoing it appears that the desire for a regular steamship service with Holland which had been clearly expressed in South Africa, was already partly realized early 1916, and it was not long after, when the regular connection was actually brought about by the foundation of the HOLLAND—SOUTH AFRICA LINE. In the year 1919 the management of Van der Eb & Dresselhuys' Scheepvaart Maatschappy at Rotterdam determined to send a ship to South Africa. This was the s.s. "Mont Blanc", which was followed shortly after by the s.s. "Zuiderdiep". 50 S. S Jagersfontein, 8820 T. D. W. HOLLAND - ZUID-AFRIKA 52 HOLLAND - SOUTH-AFRICA De met deze beide reizen behaalde resultaten waren zoo aanmoedigend, dat de reederij ernstig overwoog om een geregelde verbinding met Zuid-Afrika te openen en zij daartoe ook besprekingen ging voeren met de N.V. Furness' Scheepvaart- en Agentuur Maatschappij, mede te Rotterdam. In denzelfden tijd hadden enkele groote bankinstellingen in Nederland plannen ontworpen voor een geregelde stoomvaartverbinding tusschen Nederland en Zuid-Afrika. Reeds was de Koninklijke goedkeuring gevraagd op de statuten van een daartoe op te richten vennootschap. Na onderhandelingen zijn de beide combinaties tot elkaar gekomen, met 't gevolg, dat op 19 November 1919 werd opgericht: de Naamlooze Vennootschap Zuid-Afrikaansche Scheepvaart-Maatschappij, Tot directeuren werden benoemd Mr. J. C. Heyning en C. Vermey. In den loop van het jaar 1920 heeft de Regeering een wetontwerp ingediend om de jonge onderneming steun te verleenen, door een voorschot van totaal vijf millioen gulden, in vijf jaarlijksche termijnen van één millioen. De Regeering wenschte aldus blijk te geven van waardeering voor het streven om een nationale stoomvaartverbinding te vestigen tusschen Nederland en het stamverwante ZuidAfrika. Het wetsontwerp is op 28 Juli 1921 door de Tweede Kamer, en spoedig daarna ook door de Eerste Kamer aangenomen. Daar ten tijde van de oprichting de aangeboden scheepsruimte uiterst schaarsch was, werd de dienst in het eerst onderhouden met gehuurde schepen. Op 20 November 1920 echter kon het eerste eigen schip, de „Jagersfontein", van Rotterdam vertrekken. De maatschappij heeft haar pogingen om een eigen vloot te krijgen krachtig voortgezet en zoo konden achtereenvolgens de volgende stoomschepen in de vaart worden gebracht: de „Randfontein" de „Bloemfontein", „Rietfontein", „Springfontein" en „Klipfontein".. Gedurende 1920 en 1921 werd een maandelijksche dienst onderhouden, maar in 1922 werd het aantal afvaarten tot 1 7 opgevoerd. In het jaar 1923 zou dit aantal waarschijnlijk 18 bedragen. De Holland-Zuid Afrika Lijn bezit thans eigen kantoren te Durban, Joannesburg en Kaapstad. The results obtained with these two voyages were so encouraging that the Company seriously considered establishing a regular line of steamers to South Africa, and with this end in view entered into negotiations with the Furness' Scheepvaart & Agentuur Maatschappij, also at Rotterdam. About the same time several large banking concerns in Holland had prepared plans for the establishment of a regular line of steamers between the Netherlands and South Africa. The Royal Sanction had already been applied for on the statutes. After negotiations the combinations met and came to an arrangement, with the result that on the 19th. of November 1919 the deed of incorporation of the: Naamlooze Vennootschap Zuid-Afrikaansche Scheepvaart Maatschappij (South African Shipping Company Ltd.) was passed. The managers appointed were Dr.J. C. Heyning and Mr.C.Vermey. In the course of the year 1920 the Government presented a bill to Parliament proposing to subsidize the young concern by advancing the sum of nve million guilders in five yearly instalments of one million guilders each. The Government wished in this manner to express its appreciation of the attempt to establish a national steamship connection between the Netherlands and kindred South Africa. The bill was passed by the Second. Chamber on July 28th. 192 I and shortly after by the First Chamber. As at the time of the establishment of the line the amount of available tonnage was very small, the service was at first maintained with chartered steamers. The first ship actually owned by the Company, the s.s. "Jagersfontein", left Rotterdam on the 20th. of November 1920. The company continued its efforts to secure a fleet of its own and was eventually able to put into service, one after the other, the following steamers: the "Randfontein" the "Bloemfontein", the "Rietfontein" the "Springfontein" and the "Klipfontein". During the years 1920 and 1921 a monthly service was maintained but during 1922 the number of sailings was increased to 17, and for the year 1923 this number will probably be 1 8. The Company non have their own offices at Durban Johannesburg and Capetown. S. S. Rietfontein Eetzaal Dining-room Damessalon 'S. S. Rietfontein Ladies room HOLLAND - ZUID-AFRIKA 54 HOLLAND - SOUTH-AFRICA Voor het innemen en lossen van lading en voor het in- en ontschepen van psssagiers, worden de volgende havens aangedaan, in Europa: Rotterdam, Antwerpen en Hamburg; in Zui d-Afrika: Walvischbaai, Lüderitzbucht, Kaapstad, Port Elisabeth, Oost Londen, Duiban en Delagoa Baai. Het uitgaande vervoer omvat in hoofdzaak: bouwstoffen, ijzer, hout, cement, kunstmest, gebruiksartikelen en stukgoed. De voornaamste inkomende lading omvat: maïs, wol, schors, vellen, huiden, lood, erts, walvischolie, enz. De passagiersschepen van de vloot zijn: „Springfontein"(1 0580 ton D.W.), „Klipfontein"(9420), „Randfontein" (9000), en „Rietfontein' ' (8825). Deze vier stoomschepen zijn ingericht voor groote hoeveelheden lading en voor een beperkt aantal passagiers. Modern laad- en losgerei waarborgt snel laden en lossen in de tusschenhavens. Het aantal passagiers dat kan vervoerd worden, bedraagt voor alle schepen pl.m. dertig, uitsluitend in de 1 e klasse. De schepen zijn alle geplaatst in de hoogste klassen van Lloyds of Veritas. Zij zijn van staal gebouwd en hebben vijf dekken: tusschen-, shelter-, hoofd-, promenade- en brugdek. De gemiddelde snelheid bedraagt beladen ongeveer 1 2 mijl. Bij de passagiersinrichting is in alle onderdeden eenvoud met degelijkheid vereenigd. Daarbij is gestreefd naar ruimte, licht en lucht, orde en netheid. Aan de bereiding van het eten wordt de meeste zorg besteed, zoodat ook hierin de goede naam van de Hollandsche stoomvaartlijnen is gehandhaafd. De ruimten voor de passagiers bestaat in hoofdzaak uit: vestibule, eetzaal, damessalon, rooksalon en promenadedek. Indeeling en ligging is op alle schepen dezelfde, met uitzondering van de „Klipfontein" welke een afwijkende inrichting vertoont Op het promenadedek dat aan den voorkant geheel en aan de zijden gedeeltelijk is voorzien van verplaatsbare glasschermen, is de toegang tot de vestibule.waar men langs een dubbele trap naardeeetzaal afdaalt. Rondom de vestibule met haar gezellige zitjes, zijn de dekhutten, welke door hun ligging en doordat zij in plaats van patryspoorten van ramen zijn voorzien, zeer frisch zijn. De stemmig betimmerde eetzaal bevat vijf ronde The steamers take passengers and cargo at and for the following ports; in Europe: Rotterdam, Antwerp, and Hamburg; and in South Africa: Walvisch Bay; Lüderitzbucht; Cape Town; Port Elizabeth; East London; Durban; and Delagoa Bay. The outgoing cargoes consisted chiefly of: building materials, iron, wóod, cement, fertilizers, household articles and general cargo. The principal cargo of the homeward bound ships was maize, wool, bark, hides and skins, lead, ore, whale-oil.etc. The Company's passenger steamers are the "Springfontein" (10.580 tons D. W.) the "Klipfontein" (9420 tons) the "Randfontein" (9000 tons) and the "Rietfontein" (8825 tons). These four steamers are freight steamers with passengers accomodation, fast modem boats built to carry a large cargo and a small number of passengers. The latest type of loading and discharging gear enables them to take in and discharge cargo in the shortest possible time at the intermediate ports. All these steamers can accomodate about 30 passengers each, exclusively first class. The ships are all in the highest rating a Lloyds and Veritas. They are built of steel and have five decks, viz: 'tween deck, shelter deck, main deck, promenade deck and the bridge deck. The mean speed is about 1 2 miles. In the passengers quarters simplicity and solidity have been combined in all details. The designers have tried to allow as much room, light and air, and orderliness and neatness in the amount of space at their disposal. The greatest care is devoted to the food, so that the excellent reputation of Dutch steamers is also maintained in this respect. The rooms and spaces for the passengers are, as a rule, the hall, the dining room, the ladies' drawing room, the smoking room and the promenade deck. The size and situation of these are exactly the same on all the steamers, with the exception of the "Klipfontein", whose accomodation is slightly different from the general type which was first laid down in the "Springfontein". From the promenade deck, which is entirely closed in front, and partly so along the sides by removable windows, the hall is reached, and from there a doublé staircase leads S. S. Rietfontein Rooksalon Smoking room HOLLAND - ZUID-AFRIKA 56 HOLLAND - SOUTH-AFRICA tafels voor de gasten. Buiten de voor de maaltijden bestemde uren wordt de eetzaal ook als salon gebruikt. Naast de eetzaal en uit deze door openslaande deuren toegankelijk, ligt aan stuurboordzijde de damessalon. Tegenover de damessalon is de rookkamer met gemakkelijke stoelen en een schrijfbureau. Dit vertrek is in donkerder toon gehouden. Door kleine vestibules ter weerszijden van de eetzaal, komt men in de gangen aan stuurboord- en aan bakboord, welke aan de uiteinden door een dwarsgang zijn verbonden. Alle hutten, behalve de genoemde aan dek, liggen aan den buitenkant van die twee gangen. De badkamers en toiletten daarentegen liggen aan den binnenkant daarvan. De hutten zijn voor drie personen ingericht, maar Hoofdkantoor te Durban. Head-Ofnce at Durban. zij kunnen desgewenscht worden voorzien van een vierde bed, waarbij dan het derde, indien dit niet gebruikt wordt, tot sofa kan dienen. De betimmeringen van trappen, eetzaal enz. zijn eenvoudig maar smaakvol ingericht door zulke bekende meubelfirma's als Mutters en Pander. Hutten Kantoor te Kaapstad. Office at Capetown. down to the dining room. Comfortable seats are arranged in the hall, round which the deck cabins are situated. These are very airy owing to their position on the deck and because they havewindows instead of portholes. The soberly decorated dining room contains five round tables for the passengers, and can also be used as a drawing room outside meal hours, for which reason there is a piano in the room. Next to the dining room on the starboard side is the ladies drawing room which is reached trough doublé folding doors; it is fitted with cosy corners, a bookcase and a writing table. The whole is tastefully decorated and upholstered with bright materials. Opposite the ladies' drawing room, therefore on the port side of the ship, we find the smoking room with easy chairs and a writing table. In view of the nature of this room its decoration has been kept in darker colours. Small corridors on either side of the dining room lead into corridors on the port and starboard side which are connected at the end by means of a corridor across the ship. All the cabins except the deck cabins already mentioned are situated on the outside of these corridors, while the bath rooms and lavatories are all on the inside. The cabins contain three berths and can if necessary be fitted with a fourth, in which case one of them can, when not in use, be used as a couch. The decoration of the staircase, dining room, HOLLAND - ZUID-AFRIKA 57 HOLLAND - SOUTH-AFRICA en gangen, badkamers en toiletten zijn ruim en luchtig, en alle helder wit beschilderd. In alle verblijven treft men electrische waaiers aan, welke op de reis in de tropische wateren goeden dienst doen, en centrale verwarming welke op het noordelijk deel van het traject onmisbaar moet worden geacht. De schepen zijn voorts alle voorzien van een krachtige installatie voor draadlooze telegraphie, van welke de passagiers tegen betaling gebruik kunnen maken voor het verzenden en ontvangen van telegrammen. Op deze wijze zijn de passagiers voor persoonlijke of zakelijke aangelegenheden gedurende de vaart steeds te bereiken. Aan boord van elk schip is een geneesheer, die de beschikking heeftover eenhospitaal en een apotheek. Voor het overige is ook gezorgd voor middelen tot afleiding en verpoozing gedurende de reis. etc. has been made in simple but tasteful style by such well known firms as Mutters and Pander. The cabins and corridors, bath rooms and lavatories are roomy and well ventilated and are all painted white. Electric fans which render excellent service in the tropics, are to be found in all rooms and cabins and there is central heating which is indispensable for the northern portion of the voyage. All the steamers are fitted with a powerful wireless station, which is available, at reasonable charges, for the use of passengers, so that they can in this way always be communicated with for personal or business matter. On board every steamer there is a surgeon, with an infirmary and a dispensary. Provision has also been made for the recreation and amusement of the passengers during their stay on board. Het doel van deze uitgaaf, een overzicht te geven van de historische betrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika, is in de voorafgaande bladzijden bereikt. Wij zijn echter in staat hieraan nog iets toe te voegen. Dank zij de zeer gewaardeerde medewerking van de Directie van de Zuid-Afrikaansehe Staatsspoorwegen en Havens, welke op deze wijze een duidelijk blijk van belangstelling heeft willen geven, volgt hier een door die Directie zelve opgestelde beschrijving van Zuid-Afrika als een aantrekkelijk land voor toeristen. The special object of this book, viz. a résumé of the historie relations between the Netherlands and South Africa which have now so definitely been sealed by the establishment of the Holland-SouthAfrica Line, has been realized in the foregoing pages. We are now however able to add a few words with regard to the history of South Africa as a country of novel attractions for the tourist, written by the Management of the State Railways, who in this way have clearly shown their interest in this publication. ZUID-AFRIKA Ben aantrekkelijk land voor toeristen SOUTH AFRICA A country of novel travel attractions Zuid-Afrika is een der aantrekkelijkste landen ter wereld- De bekoring die er Van uitgaat is moeilijk te beschrijven, maar dat zij bestaat is onloochenbaar. Dit is niet uitsluitend te verklaren door het klimaat, hoe heerlijk het ook moge zijn, noch door hel grootsche der bergen of door de bekoorlijkheid van het boschlandschap. De werkelijke reden ligt dieper en is te verklareri door het feit, dat voor hen die Zuid-Afrika tot vaste Woonplaats hebben gekozen en zelfs voor degenen die er slechts lijdelijk verbleven, Zuid-Afrika altijd het eenige land zal blijven Waarnaar zij terug Ververlangen. Dominions Royal Commission. Om Zuid-Afrika oprecht te waardeeren, te beseffen wat het nastreeft en waartoe het zich kan ontwikkelen, behoort men iets te weten van geheel Afrika, het werelddeel dat bekend is als ,,het zwarte ', maar waar evenwel de beschaving haar bakermat vond en nog tot hoogen trap kan stijgen. Afrika is het werelddeel geweest dat het laatst werd dooxvorscht, maar dat het eerst in de geschiedenis verscheen. Over 9/10 deel bestaan geen betrouwbare bronnen en tot in de nieuwere tijden werd het door beschavende invloeden niet aangeroerd. Maar welke andere streek ter wereld dan het ééne tiende deel, de noordkust van het werelddeel, kan bogen op zulk een afwisselend en wonderbaarlijk verleden? Dit was het Afrika van Hannibal, den al-veroveraar zijner dagen; het monumentale Afrika van de Farao 8, maatschappelijk en architectonisch grootscher dan eenig land te voren of daarna; het Afrika, van de Ptolemeëen, trotsch op een in zijn vooruitstrevendheid bijna modern bewind; het letterkundig schitterende Afrika, zooals Augustus het heeft gekend; het Afrika van Antonius en Cleopatra, in romantisch waas gehuld. Toch is zelfs in de noordelijke streek de grootschheid van de oudheid verdwenen, om plaats te maken voor verlatenheid en verval. Dit is zoo waar, dat men tegenwoordig reizende in Egypte en Algiers, plotseling het besef krijgt hoezeer Noord-Afrika slechts een schaduw is van weleer en hoe weinig er nog over is dat herinnert aan het grootsch verleden. Zelfs de talen waarin de geschiedenis staat beschreven zijn dood, zoo goed als de beroemde oude beschaving. Carthago, waaraan 300 steden hulde brachten, is weggevaagd South Africa is one of the most attractive counlries in the World. Its charm Would be hard to analyse, but undoubledly it exists. This cannot be set down entirely to climale, beautiful though that is, or to the wide expanse of the rolling Veld, or to the grandeur of its mountains, or to the charm of its woodland scenery. The real cause lies deeper, and results in the fact that to those who have made South Africa their home, and even to those who have made only a temporary sojourn there, it will always remain the one country to which they desire to return. Dominions Royal Commission. Properly to appreciate South Africa — what it stands for and may develop into — one should know something of Africa as a whole, the continent usually known as „dark , but where nevertheless civilisation had its infancy, and where it may yet have a high manifestation. Africa was the last continent to be explored, but the first to figure in history. Nine tenths of it has no authentic record, and until modern times was little affected by civilising influences. But the tenth part, the northern fringe of the continent, what other portion of the world has had so varied and so wonderful a past? This was the Africa of Hannibal, all-conquering in its day; the monumental Africa of the Pharaohs, socially and architecturally spectacular beyond anything before or since; the Africa of the Ptolemies, boasting a rule almost modern in its enlightenment; the literary brilliant Africa Augustine knew ; the Africa of Antony and Cleopatra, steeped in romance. But, even in that northern area. the ancient grandeur is gone. Solitude and decay have taken its place. So completely is this so, that, travelling in Egypt or Algeria to-day, it is with something of shock one realises, not only how far Northern Africa has fallen from its old estate, but how little there is even to remind one of the great past. The very languages in which its history is recorded, the illustrious civilisations of old, are dead. Carthago, „to which three hundried cities paid homage", has been wiped from the face of the earth. Thebes, the hundred-gated, is fallen. Alexandria, that seat of ancient learning and luxury, how different its world-status to Kaapstad —■ Capetown Kampen Baai Camps Bay van' net aangezicht der aarde. Het honderdpoortige Thebe is gevallen- Wat is de hedendaagsche beteekehis van Alexandrië, eens de zetel van het klassieke weten en de weelde? En de groote Afrikanen der oudheid, de redenaars, wetgevers en krijgslieden, die zelfs aan de groote wereld van Griekenland en Rome een Othello-achtigen luister verleenden, zijn te ruste gegaan. Waar zijn hunne nazaten? Bij den opmarsch der beschaving is Afrika hoe dan ook, achtergebleven, van de spits in de achterhoede geraakt en steeds verder afgezakt. Aldus is Afrika, ofschoon door de eeuwen heen bekend, tegenwoordig minder vermaard dan zulke veel jongere ontdekkingsvelden ars Noord-Amerika en Australië. Alles saamgenomenis het minder vatbaar gebleken voor toenemende beschaving en minder onder vreemden invloed veranderd. Zelfs in Azië hebben de opeenvolgend van buiten indringende volkeren hun merkteekenen achtergelaten op de zeden en gewoonten, het geloof, de eigenschappen en de kleur der bewoners. In Afrika echter hebben Phoeniciërs, Grieken, Romeinen of Perzen wel bloeiende rijken gesticht, maar deze hielden geen stand en lieten zelfs geen blijvenden indruk na. De kolonisatie der antieken is een bankroet geworden. In plaats dat zij hun stempel op Afrika hebben gedrukt, heeft dit langzaam maar zeker zijn stempel gezet op hen. Zijzelf werden overheerd. Achter den sluier welke zoovéél in Afrika met geheimzinnigheid omhult, zijn zij op hun beurt verdwenen. Het groote werelddeel heeft hen opgeslorpt in zijn heidenschen schoot en hun persoonlijkheid is opgegaan in die van het sterkere Afrikaansche geslacht. Duidelijk herkenbare nazaten hebben zij niet achtergelaten, hunne werken liggen in puin, en gelijk het oorspronkelijk is geweest, is Afrika brjna onveranderd gebleven, het werelddeel vol raadselen en nagenoeg onbeperkte mogelijkheden. Ofschoon dus naar zijn afmetingen het tweede, en naar zijn toekomst wellicht het grootste der wereld- Kaapstad — Capetown gezien van Seinheuvel from Signal Hill day. And the Africans of old — orators, legislators, soldiers — who Othello-Iike gave lustre to the society, of even Greece and Rome, have gone to their rest and left no successors. In the march of civilisation, Africa somehow lost step, and from the van feil to the rear, and there lagged farther and farther behind. So that though known through the ages, Africa is really less famous to-day than those modern discoveries, North America and Australia; it has on the whole proved less amenable to progressive civilisation, and has been less changed by foreign influence. Even in Asia, successive tides of invasion have left their mark on the manners, habits, laws, beliefs, features and complexions of the people. In Africa invasion, whether Phoenician or Greek, Roman or Persian, established regimes splendid in their day, but they did not last; they did not even leave a lasting impression. The ancient colonists were failures. Instead of setting their stamp on Africa, slowly but surely it set its stamp upon them. They were absorbed. Behind the veil that shrouds so much of Africa in mistery, they each in turn disappeared. The dark continent took them to her pagan bosom, their identity was lost in that of the stronger African blood. They have left no clearly recognisable descendants, their works Iie buried in ruin, and Africa is again much as originally it was, a continent with problems and possibilities still almost virgin. Therefore though in the size the second, and in possibilities perhaps the largest of the continents, Africa has on the whole contributed much towards the edification, but little to the support of mankind. Though fruitful, with large areas under the best of climates, it has on the whole proved impervious to colonisation. Will this always be 80, in a world gradually becoming crowded? The problem is as interesting as it was in the days deelen, heeft Afrika veel bijgedragen tot de voorlichting, maar weinig tot den vooruitgang der menschheid. Hoe vruchtbaar ook met zijn uitgebreide gebieden, onder het beste klimaat, is het bij slot van rekening ontoegankelijk gebleven voor kolonisatie. Zou dit altijd zoo blijven in een wereld die geleidelijk overbevolkt wordt? Het vraagstuk is even belangwekkend als in de dagen der grootheid van Egypte, maar het terrein voor de proefneming is verplaatst. Niet als in overoude tijden in het noorden, maar in het zuiden van Afrika, ligt tegenwoordig de beteekenis van het werelddeel. Oudtijds kwamen alle vreemde invloeden, alle pogingen tot kolonisatie uit het noorden Afrika binnen. Onder de moderne wijze van koloniseering is het proces omgekeerd en van het zuiden uit begonnen. Van deze manier nu, de Europeesche vestiging op blijvende, groote en steeds toenemende schaal, wordt in Afrika het beste, het meest uitgebreide en tegelijk het oudste voorbeeld gegeven, in het gewest dat thans bekend is als de Zuid-Afrikaansche Unie. Hier zijn gedurende bijna drie eeuwen, Europeesche gebruiken ingeworteld en zij verkeeren er in bloeienden toestand terwijl zij zich bevruchtend uitbreiden over het omringende land. Hier hebben de blanke kolonisten niet alleen vasten voet gezet, maar pok hun vaderlandsche kracht en hun huidskleur bewaard. Het is waar dat het noorden met name Algiers een aanmerkelijke Europeesche bevolking omvat, maar deze is noch zoo groot, noch zoo lang gevestigd als die van Zuid-Afrika- Zonder overdrijving kan men zeggen, dat de Zuid-Afrikaansche Unie tegenwoordig den last heeft te torsen onder welke Egypte, Griekenland en Rome zijn bezweken. Want de Unie tracht het vraagstuk op te lossen, welke plaats in het stelsel der volkeren aan de Afrikaansche rassen behoort te worden toegekend. - De Zuid-Afrikaansche Unie beslaat minder dan één twintigste van heel Afrika s oppervlakte en naar verhouding van haar grondgebied is zij volstrekt niet het dichtst bevolkte gewest van het werelddeel. Toegerust als zij is voor de bestudeering en voor de oplossing van het groote Afrika-vraagstuk, vormt de Unie echter, het zij dan slechts een klein, maar toch een belangrijk en zeer belangwekkend deel van Afrika. Naar het klimaat gerekend gelijkt dit land veel op Nieuw-Holland, in maatschappelijken zin stemt het overeen met de oudere vestigingen in de Vereenigde Staten welke eveneens aan Hollanders, Britten en Hugenoten hun oorsprong te danken hebben. De vergelijking gaat alleen hierdoor mank, dat de Unie met hare reeds lang gevestigde Europeesche bevolking, bovendien een groote, steeds aanwassende zwarte bevolking bezit, waarbij elk ras echter zijn eigen karaktereigenschappen bewaart, ook al leven zij in onderlinge vriendschap en streven zij beide naar gelijkmatigen vooruitgang. of Egypt s glory, but the scène of the interest has shifted. It is not the north, but the south, that plays the leading role in Africa to-day- In ancient times all foreign influences, all attempts to colonise, entered Africa from the north- Modern colonisation reversed the process and started from the south. And of this colonisation, of European settlement on a permanent, considerable and progressive scale, the best because the most extensive and oldest example in Africa to-day is found in. the southerniost extremity of the continent, in what is now known as the Union of South Africa. There, through nearly three centuries, European traditions and institutions have been acclimatised, and now flourish and permeate the surrounding country. There white colonists. have retained not only a footing but their native vigour and complexion. Algeria, it is true, has a considerable European population, but neither so large nor so long-settled as that in South Africa. Indeed it is hardly exaggerating to say that the Union of South Africa to-day carries the burden which Egypt, Greece and Rome let fall; for the Union is trying to solve the problem of the African races' proper place in the scheme of things. It is a more important problem than is generally realised. If satisfactorily solved, not only will the native of the south benefit directly, but the solution of the south may leaven, and in time transform, the conditions of life throughout the whole of Africa. It may bring into line with the rest of the progressive world that mightly continent which has lain so long in darkness and in tethargy. The Union of South Africa is less than one-twentieth the size of the continent of which it forms part, and relative to area, by no means the most densely populated portion of that continent; but with its equipment for studying and perhaps solving the problems of Africa, the Union, though only a small part of Africa, is an important and most interesting part. Climatically it is much like Australia. Socially it resembles the older communities of the United States, having the same foundation of Dutch, British, and Huguenot bloodYet in essentials it differs from both in this, that besides its long established European population it has a large and growing black population, each race preserving its own characteristics yet living in amity and for steady progress. In history this is something unusual, almost unique. Generally either the colonist or the native has succumbed» In America it was the native; in ancient Africa, the colonist. In Asia Europeans have never established themselves, except as a small ruling" caste. But in South Africa native flourishes and increases under European colonisation, which gives South Africa a political significance, and international interest, greater even than that of larger Dominions- Market street, Johannesburg. Ziedaar een ongewoon, zelfs een bijna eenig verschijnsel in de geschiedenis. In het algemeen zijn óf de kolonist, óf de inboorling ondergegaan. In Amerika is het de inboorling, in het oude Afrika is het de kolonist geweest. In Azië hebben de Europeanen zich nergens gevestigd, tenzij als een kleine klasse van overheerschers. In Zuid-Afrika daarentegen komen onder Europeesche kolonisatie de inboorlingen tot welvaart en vermenigvuldigen zij zich. Dit verleent aan het land zijn internationale beteekenis, grooter zelfs dan die van veel uitgestrekter koloniën. . Aldus treedt Zuid-Afrika dikwijls op den voorgrond en toch is het land, hoe tegenstrijdig het klinken moge, over het algemeen nog weinig bekend. Ieder heeft gehoord van den rijkdom aan mineralen of van de politiek van Zuid-Afrika, maar buiten de Unie hebben slechts weinigen een juist besef van alle aanspraken welke het land mag maken op meer algemeene waardeering. Er zijn uitbundige lofredenen gehouden, ook door personen die bekend waren met de schoonste deelen der aarde, met de slotsom dat indien Zuid-Afrika's lustoorden maar beter bekend waren, zij door bezoekers bestormd zouden worden. En gedurende enkele tientallen van jaren hebben de gebeurtenissen in het land de wereld in beroering gebracht. Die lofspraken zijn echter meest ongeschreven gebleven en zij klonken niet ver genoeg door om de aantrekkelijkheden van Zuid-Afrika zoo wijd vermaard te maken als b.v. die van Italië of van Japan. De naam die het land zich in de wereld verwierf dankt het aan het goud en de diamant, of aan de ondernemende daden van zijn staatslieden, veel meer dan aan zijn romantisch verleden. Zelfs door degenen die door belangen aan het land zijn verbonden, is Zuid-Afrika in den vreemde meer voorgesteld als een erfdochter dan als een bruid. Bij het bewonderen van haar rijkdom werd haar schoonheid voorbijgezien. De tijd om dit te herstellen is aangebroken. Thans is het mogelijk om de Unie bekendheid te verschaffen op een wijze als twintig jaar geleden niet kon worden gedaan. Toen was het land verdeeld over vier regeeringen, de republieken van Transvaal en Oranje Vrijstaat, Pretoria Regeeringsgebouw Union Building* South Africa is thus often in the public eye, yet, paradoxical as it may seem, is on the whole little known. Everybody, has heard of its mineral wealth and politics, but comparatively few outside the Union have any conception of its other claims to attention. Eulogies, suggesting that were its pleasant places better kno wn they would be thronged, have been bestowed unstintingly, even by those acquainted with the best elsewhere; and for a decade or two the affaire of the country have been prominently before the world. But the eulogies were generally oral, did not carry far enough to make the attractions of South Africa as widely known as those of, say, Italy or Japan; and the world — wide prominence of the country had reference to its gold and diamonds, or the enterprising experiments of its statesmen, rather than to the country •tself — its scenery, climate and romantic past. South Africa, even by those wedded to her interests, somehow was pictured abroad more as an heiress than as a bride; in the contemplation of her riches her beauty was lost to sight. The time for remedying this has arrived. It is now possible to view and introducé the Union in a way that could not be done twenty years ago. Then it was divided under four Governments : The republics of the Transvaal and Free State, and the colonies of the Cape of Good Hope and Natal. Now it is united by one Government, under the British flag. It merits mention too, that twenty or thirty years ago, when neither the railway, shipping nor hotel accomodation of South Africa were nearly so good as now, the country was too remote, entailed too much discomfort and expense on travellers to be popular asaresort; and the attractions of Europe and the then novel East were still too absorbing for travellen to seek new fields. It is different to-day. The remotest part of Africa is now reached and enjoyed with ease and comfort; not only have the travelling facilities been modernised, but the attractions to which they lead are of the kind for which the demand had noticeably increased. They are fresh and uncommon. The convenience and charm of European and North- de koloniën van Kaap de Goede Hoop en Natal. Nu is het vereenigd onder één Gouvernement en onder de Britsche vlag. Het verdient opmerking dat twintig of dertig jaar geleden, toen het spoorwegwezen, het scheepvaartverkeer en het hotelbedrrjf lang niet zoo goed verzorgd waren als tegenwoordig, reizen in dit land met zijn groote afstanden, met te veel ongemak ging gepaard en te kostbaar was om toeristen aan te trekken. De aantrekkelijkheid van Europa en van het Oosten, dat toen zeer in tel was, voldeden te zeer aan den reislust dan dat men uitzag naar andere oorden. Tegenwoordig is het alles anders geworden. Het verst verwijderde deel van Afrika kan thans zonder moeite of ongemak worden bereikt en bezichtigd. Niet alleen zijn de reisgelegenheden gemoderniseerd, maar de aantrekkelijkheden zijn juist van dien aard welke meer en meer wordt gezocht. Zij zijn nieuw en ongemeen. De aantrekkingskracht en de bekoring welke van de bekende toeristenplaatsen in Europa en in NoordAfrika uitgaan, zullen, ondanks de verwoestingen door den oorlog, wel niet worden overtroffen. Zij hebben recht op die populariteit, maar het nieuwtje is er af. De „season in Rome, te Cairo en aan de Riviera, lijkt meer en meer op die in Londen, Parijs of NewYork. Overal vindt men er schitterend gezelschap, voorstellingen, partijen, kortom alles wat geld en mode kan aanbrengen om het leven op te voeren tot de hoogste weelde. Het reizen wordt daardoor zeer veraangenaamd. Niets van dat alles heeft Zuid-Afrika aan te bieden. Maar juist een sterke tegenstelling trekt sterk aan en is noodig. Het is heerlijk om bijwijlen te verkeeren onder geheel andere, zonnige luchten, rond te dolen te midden van nieuwe tafereelen en onbekende menschen, de atmosfeer en den toonaard van het dagelijksch - milieu te verwisselen voor een geheel vreemde omgeving. Zuid-Afrika heeft den reiziger véél aan te bieden. Als toeristenland is het buitengemeen. Anders dan vele koloniën en bezittingen, is het in geene deele zonder historische be teekenis. .Al ontberen de kusten het antiquarische van Europa en de praal van Azië, toch verlevendigen zij de herinnering, niet alleen aan nationale maar ook aan wereldgebeurtenissen- Zuid-Afrika vormt naar wij hebben. gezien een klein gedeelte van het werelddeel, maar het is zoo gesteld dat het op verkleinde schaal het geheel weergeeft. Het omvat een groote verscheidenheid van landschap en van economisch belang, bijna elke soort plantengroei, van den pijnboom tot de palm, een klimaat afwisselend tusschen het gematigde en tropische en elk type van het menschelijk geslachtOp het Kaapsche schiereiland zijn heerlijke landschappen, boschpartijen, berg- en zeegezichten. De schoonheid van de Drakensbergen is wel niet te vergelijken met de Alpen, maar in haar soort is de natuur African travel resorts, despite the ravages of the war, are such as will probably continue unrivalled. Their popularity is deserved; but the edge of their novelty wears oir- More and more the season in Rome, Cairo or along the Riviera resembles that of London, Paris or New York. Brillant throngs, setscenes, functions, all the innovations that money and fashion can contrive to make life super-luxurious, are there. All are goodThey make travel doublé enjoyable South Africa has nothing like it to offer- But a thorough change is also good. It is well occasionally to get beneath not only suimy but new skies, to wander amid fresh scènes and unfamiliar people, to ' shift the atmosphere and tenor of one's life to parts altogether strange. It is well occasionally to enlarge ideas, widen sympathies, and vary experience by going far abroad. Change and innovation are however everywhere, and who shall say how soon there may be no going abroad in the true sense? The development of the distant parts of the globe, improved and rapid communication, closer intercourse between the nations, European spheres of influence in Asia and Africa, no doubt tend to material advantage; but increasingly they create uniformity. As already is so noticeable in Japan, the East becomes Western, in costume and outward semblance, if not in heart. The colonies and dominions model themselves more closely on European lines, distinctiveness lessens, the quaint and the picturesque depart- So that in time, one may suppose, there will be little variety for the traveller, few national differences except in speech, complexion and climate. Even South Africa is becoming conventional. The etiquette and fashionplate of the boulevard creep gradually to the kraal, and already the buxom Kafir wench of the town knows something of ballgowns; and the native dandy, whose ancestors were content with the skins of the animals they slew, or the cloth of the bark they wove, now enters domestic service that he too may promenade in lavender gloves and patent-leather boots. South Africa therefore should be seen before in the general transition its distinctiveness also is lost. It has much to offer the traveller. As a field of travel it is out of the common- Unlike most colonies or dominions, it is by no means devoid of historie interest. Its coast has associations which, if they lack European antiquity and Asiatic pageantry, .still stir memories not only of national but of world events South Africa, as we have seen, is only a small part of the continent, yet so situated as to reflect in miniature the whole. . It has great variety of scenery and interest — nearly every species of foliage from the pine to the palm — a climate varying from the temperate to the tropical, and every type of mankind from the Oriënt to the Polana Beach ' Lourenco Marquez hier even grootsch en indrukwekkend. In Natal en in gedeelten van de Transvaal heerscht de levendige schoonheid eener sub-tropische natuur. De voornaamste aantrekkelijkheden zijn hiermede vermeld, maar ook de zijwegen lokken aan. Rondom Pieter Maritsburg en Bloemfontein, evengoed als in den omtrek van Port Elisabeth en Oost Londen, in het bovenland van de Transvaal en den Vrijstaat, in het Boschveld of in de bosschen van Knysna, ja zelfs op de dorre fCarroe-vlakte, overal vindt men wijde luchten, een ongerepte bestaansruimte, bijna dagelijkschen zonneschijn, en vele belangwekkende menschen, hetgeen alles bijeen in dit uitgestrekte reisgebied samenwerkt tot zuiver genieten. De belangstelling word verlevendigd door zulke totaal verschillende merkwaardigheden, als de machtige Victoria watervallen, de geheimzinnige bouwvallen van Zimbabwe het hardnekkige Calvinisme van de pioniers, waarmede plaatsen als Pretoria nog zijn doortrokken, en de beteekenis van Johannesburg, de wereldstad van het goud. De afwisseling van het tafreel is zoo groot, en bovenal, het klimaat zoo verrukkelijk, dat het onaandoenlijkst gemoed voor de lokking van Zuid-Afrika moet bezwijken. Daaróm is hier getracht een denkbeeld te geven van hetgeen zij, die besluiten om te trekken naar het zonnige land, er zullen vinden. Hoe genotvol Europa en het Oosten ook mogen wezen, de toeristen zullen niet minder worden bekoord door Zuid-Afrika. Een geïllusteerd boekje met algemeene voorlichting omtrent Zuid-Afrika kan kosteloos aangevraagd worden ten kantore van den Hoogen Commissaris van de ZuidAfrikaansche Unie, op Trafalgar Square in Londen. Esplanade Durban Occident. In the Cape Peninsula are exquisite scènes, woodland, mountain and marine. In the Drakensberg you have not exactly Alpine effects, but a grandeur in its way as impressive. And in Natal and parts of the Transvaal there is the vivid beauty of the sub-tropics. These are the main attractions, but the byways also call. Around Pietermaritzburg and Bloemfontein, as around Port Elizabeth and East London; on the upper altitude of the Transvaal and Free State, as in the Bushveld or in the forests of Knysna; «ven on the arid Karoo, genial skies, clean breath of existence, almost daily sunshine, and many interesting people, conduce to a serene enjoyment of this field of travel. The splendour of the Victoria Falls, the mystery of the Zimbabwe Ruins, the lingering Calvinism of the pioneers, which still invests places like Pretoria; and the peculiar interest of Johannesburg, that golden metropolis, combine by their piquancy to keep the interest from flagging. Such is the variety of scène, and such, above all, the delightfulness of the climate, that the least pliant minds may be calculated to yield to the lure of South Africa. Hence this effort to convey some idea of what may be expected by those who elect to come sunward, this in the belief that however enjoyable Europe and the East, travellers will be pleased with South Africa. An illustrated decriptive booklet and general information about South Africa may be obtained gratis from the Office of the High Commissioner for the Union of South Africa, Trafalgar Square, London. 1