Juli 1914 '' Electr. Dru kke k ij M. Wyt Sc Zonen Rotter dam. : J{ptterdamsche Bank GEDENKSCHRIFT ter herinnering aan het 50-jarig bestaan der ROTTERDAMSCHE BANK thans Rotterdamsche Bankvereeniging 1863 'Ï913 Juli 1914 Electr. Drukkerij M. Wyt & Zonen Rotterdam ROTTER DAMSCHE BANK 1863 Ben 16 Mei 1863 '9'3 had op uitnoodiging der heer en T{. Mees er Zoonen, Jan Jiavelaar er Zoon, Gebroeders Chabot, Schaay er JHadry, Hendrik Muller Szn, en J. W. Bunge een vergadering plaats, die ten doel had de oprichting eener handelsbank. Aan deze bijeenkomst namen deel de heeren: CORN. BALGUERIE & ZOON, BESIER & JONKHEYM, BONKE & Co., Hk BOS, lid der firma Bos, Van Maanen & Co., J. W. BUNGE, lid der firma W. Bunge & Co., Consul van Pruisen, GEBROEDERS CHABOT, A. ELLERMAN, MOZES EZECH1ELS 6t ZONEN, A. C. FRASER & Co., C. GRANSBERG, lid der firma R. Kraemer & Co., JAN HAVELAAR & ZOON, HOFFMANN DORREPAAL & Co., JAN VAN DER HOOP & ZOON, W. HOYACK, Mr. P. F. HUBRECHT, F. s'JACOB, KOCH & VLIERBOOM, J. J. KRAEMER, lid der firma R. Kraemer & Co., VAN DER KUN & VAN SCHELLE, MURK LELS, E. & S. & C. ST. MARTIN & Co., R. MEES & ZOONEN, A. MOENS, lid der firma Mees & Moens, M. & R. DE MONCHY, HENDRIK MULLER & Co., VAN OVERZEE & Co., Mr. J. C. REEPMAKER, H. G. J. REYNVAAN, lid der firma Rbynvaan & Co., A. RUEB, Wm. RUYS & ZONEN, SCHAAY & MADRY, L. W. SCHÖFFER, lid der firma W. Schöffer & Co., JACQUES SERRUYS & Co., FOP SMIT VAN N1EUWLEKKERLAND, Ridder der Orde van de Eikekroon, E. SU ERMONDT, lid der firma E. Suermondt & Zoonen &. Co., R. F. TURING, Consul van Hare Britsche Majesteit, ROB. TWISS St ZONEN, VINK & Co., MAR1E V1RULY, lid der firma Kregli nger & CO., C. VLIERBOOM & ZONEN, Wed. J. VAN WITS EN & ZOON. Jll die firma's en personen, waarvan reeds nu, na nog slechts een halve eeuw de groots meerderheid verdwenen is, besloten tot de vestiging van de ROTTERDAMSCHE BANK. ROTTERDAMSCHE BANK ■■■■is In een tweede bijeenkomst, die slechts drie dagen later plaats had, werd het kapitaal der nieuwe onderneming bepaald en tot het ontwerpen van statuten een commissie benoemd, bestaande uit de heeren A. Rueb, F. J. Plate, Mr. M. Mees, J. W. Bunge, J. J. van Witsen, Mr. J. C. Reepmaker en Mr. P. F. Hubrecht. Deze statuten werden op 27 Mei daaraanvolgende goedgekeurd, terwijl de vergadering tevens besloot, dat van de aanvankelijk uit te geven eerste serie, groot 5 millioen van het op 15 millioen te bepalen maatschappelijk kapitaal, voor de oprichters 4 millioen zou worden gereserveerd, terwijl de rest aan het publiek zou worden aangeboden. 1ttSc^r^'eng De ten kantore der firma R. Mees & Zoonen voor de oprichters AandetUn gehouden inschrijving, deed biljetten inkomen ten bedrage van ƒ 5.078.000,—, zoodat de verdeeling slechts pondspondsgewijze kon plaats hebben. Nog grooter succes had de publieke inschrijving op het overblijvende i millioen, op 4 Juni 1863. Hierop werd niet minder dan ƒ58.498.750,— ingeschreven, zoodat slechts een gering percentage kon worden toegewezen. deftyri'chters ^en toenmaals uitgegeven circulaire, strekkende als uitnoodiging om tot het maatschappelijk kapitaal bij te dragen, had ook de bedoelingen der oprichters omschreven. Men wees daarbij op de groote crediet- en bankiersinstellingen in Engeland, te Hamburg en elders, die de beweegkracht uitmaakten van den kolonialen en transatlantischen handel. Men betreurde dat niets van dien aard werd gevonden in Nederland, waar de handel met de koloniën en met verre landen nauwelijks van minder gewicht was. „Niemand is hier op de hoogte van het feit dat er in onze koloniën een waar gebrek aan kapitaal bestaat" - heette het verder - „terwijl dit van Nederland T "3 mttdeTiotonUn .zelfde kapitaal dikwijls te vergeefs emplooi zoekt elders". De onderteekenaars der circulaire zochten de oorzaak niet in het gebrek aan voortvarendheid bij de Nederlandsche kapitalisten, doch in het ontbreken van eenig financieel instituut, dat de beide landen gestadig met elkander in connectie kon brengen. Men verwachtte niet, dat particulieren aan 6 R O T T E RDAMSCHE BANK xisim^^^ i ,|||,M|n„, mm „iiiimniii u , dit gebrek aan kapitaal in de koloniën zouden tegemoet komen. Tot Gebrek aan dusver hadden zij het trouwens nog niet gedaan. a^Kotonitn Dan werd er de aandacht op gevestigd, dat in de Engelsche koloniën de banken zich met deze taak belastten. Zij openden den handelaar credieten bij hare filialen in de Engelsche bezittingen, in China, enz., terwijl die filialen op haar beurt gelden voorschoten aan het huis te Calcutta, Hongkong of Singapore, het meest op connossementen. Men wilde nu ook een dergelijk instituut te Rotterdam oprichten. Dit zou, in verhouding tot zijn middelen, credieten openen, voorschotten Openen van geven op connossementen, zijn eigen kapitaal en dat, wat het door anderen ZtlZtZ op werd toevertrouwd, ter beschikking stellen van handel, industrie en cultuur conno"em'",ttn op Java, teneinde bij de ontginning van dit groote eiland behulpzaam te zijn. Voorts zou de bank in andere groote stapelplaatsen van den handel in Azië credieten openen, ten behoeve van den Nederlandschen handel, die tot dusver schatplichtig was gebleven aan vreemde financieele instellingen. Verder werd vertrouwen op succes uitgesproken en te kennen gegeven, dat onmiddellijk een filiaal of agentschap te Batavia zou worden gevestigd, riUaat om daarna geleidelijk de operaties uit te strekken tot Engelsch-lndië, teBatavi<' Singapore, China, Japan, enz. Zooals hierboven reeds gezegd, het vertrouwen der oprichters bleek blijkens de inschrijvingen gedeeld te worden. Men had het den Maximum van inschrijvers trouwens ook zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt. Bepaald was, dat bij de inschrijving i o pCt. moest worden gestort, terwijl verder elke drie maanden nogmaals 10 pCt. zou worden gevraagd, tot een storting van 50 pCt. was bereikt. Daarna zou niet eerder meer mogen opgevraagd worden dan na de emissie van de tweede en derde serie van het kapitaal, bij welker inschrijving de eerste aandeelhouders de prioriteit zouden hebben. Als eerste commissarissen werden benoemd de heeren: J. W. Bunge, Eerste lid der firma W. Bunge & Co., J. J. van Witsen, lid der firma Wed. J. van co™an"MeB 7 ROTTERDAMSCHE BANK ■IIIIIIM Witsen & Zn., F. j. Plate, lid der firma Corn. Balguerie & Zn., A. Rueb, commissaris der Nederlandsche Handel-Maatschappij, J. H. C. van der Kun, lid der firma Van der Kun & Van Schelle, Hendrik Muller Szn., lid der firma Hendrik Muller & Co., j. C. Burlage, lid der firma -A. Ellerman, F. Koch, lid der firma Koch & Vlierboom, J. Mees, lid der firma R. Mees & Zoonen, W. Hoyack, lid der firma L. Hoyack & Co., President van wje u u , M. Hinsberg en Mr. P. F. Hubrecht, de laatste als secretaris, terwijl de heer J. S. A. Ie Vino op verzoek bereid bleek als honorair lid der directie te fungeeren. Aanvang der Deze heeren, die elkander tot dusver vreemd geweest waren, besteedden werkzaamheden den eersten tijd aan gemeen overleg, betreffende de algemeene richting, die de bank zou volgen, aan de organisatie en het aanknoopen van relaties, zoodat de eigenlijke werkzaamheden eerst aanvingen op 1 October 1863. Aanteekening verdient reeds dadelijk, dat het gemeenschappelijk overleg aanvankelijk deed afzien van het vestigen eener eigen succursale in Indië, om de daaraan verbonden kosten. Wel knoopte de directie door bemiddeling eener handelsfirma te Batavia relaties aan met Indië, hetzelfde geschiedde door bemiddeling van een handelshuis te New-York voor Noord-Amerika, terwijl overigens de taak in Europa werd beperkt tot den wisselhandel, het sluiten van beleeningen en het disconteeren van wissels en promessen. Commanditaire Inmiddels bereidde de directie toch ook nog andere operaties voor, vereeniging b.v. ten aanzien van het geven van voorschot op connossement, het openen van rekening-courant, het nemen van gelden in deposito en den verkoop van reiswissels. Maar bovendien — en dat is van bijzonder belang — organiseerde zij een vereeniging van vennooten, die zich 8 R O T T E R DA MSCH E'BANK ■■■^ lMIÏISiniJnfMMFITHIJNIifilNfHIJMfJrifiïïffHniJMilNIMMfJliUiniilMliLil^UWilMilMlïISllliailEJlJ IIIIIÜIIIIIIIIÜB en commandite aan de Bank verbond. Het doel dezer commanditaire vereeniging was, „aan handel en nijverheid in en buiten Nederland een zeker goedkoop credict te bezorgen en daardoor tevens de Rotterdamsche Bank van uitgebreide en goede relaties te voorzien". Inderdaad was deze commanditaire vereeniging een succes. Reeds in Kapitaal **r « • i_i j , Commanditaire het eerste jaar Jciommen de aanvragen tot deelneming tot ƒ8.514.500,—, Vereniging waarvan op 31 December 1864 ƒ 5.640.000,— was aangenomen (verdeeld over 164 vennooten), zoodat het commanditaire kapitaal toen reeds het in aandeelen uitgegeven kapitaal met ƒ640.000,— overtrof. Een tweede belangrijke stap, die reeds in 1864 werd ged aan, Was Hoofdagentschap de vestiging van een hoofdagentschap te Batavia, waarvan tot directeuren *' Batav"> werden benoemd de heeren Dflmmler & Co. aldaar en de heer W. Betzold, secretaris van Baron Rothschild te Weenen. Niettegenstaande zich in 1864 een belangrijke financieele crisis voor- Eerste dividend deed, wist de Bank af te sluiten met een dividend van 4.23 pCt. In de v"ankap7ta'a"f algemeene vergadering van 29 Maart 1865, waarin het verslag over 1864 werd behandeld, werd tevens machtiging gevraagd en verkregen tot uitgifte van de 2* en 3 e serie van het maatschappelijk kapitaal, waarbij de verzekering werd gegeven, dat op de eerste serie geen meerdere stortingen zouden gevraagd worden. Doch eerst in 1866 werd van die machtiging gebruik gemaakt en dan nog slechts op zeer beperkte schaal. Aan houders der eerste serie werd een bedrag van ƒ 2.944.250,— nominaal van het nieuwe kapitaal afgegeven. De politieke toestand deed het niet wenschelijk voorkomen om tot Vestiging van verdere uitgifte over te gaan. Overigens was die toestand geen beletsel, Ts^pZT dat de Bank gestadig hare relaties uitbreidde, met name door vestiging Sotrahasa van agentschappen te Singapore en Soerabaya. Tegel^kertijd zag zij eenige wijziging in haar onmiddellijk bestuur. Terwijl met 1 April 1866 als vierde lid der directie werd benoemd de heer A. W. P. Kup, oudConsul der Nederlanden te Hongkong en oud-lid der firma John 9 ROTTERDAMSC HE BANK ■■iiiiiiniiiiiiH Wijziging in Burtj & Co. aldaar, diende nauwelijks een maand later de directeur de directie Hinsberg zijn ontslag in, waarin door de algemeene vergadering werd berust. Hij werd in de buitengewone algemeene vergadering van 19 Juni 1867 vervangen door den heer W. Betzold, tot dusver, als boven gezien, een der leiders van het hoofdagentschap te Batavia, die op zijn beurt in deze functie werd opgevolgd door den heer H einrich Meyer, werkzaam bij de Bodencreditanstalt te Weenen. Agentschap q„ December 1867 werd ook een agentschap te Amsterdam te Amsterdam r J ' u tr geopend, waarvan het beheer werd toevertrouwd aan den heer H. K a i s e r, vroeger ten kantore der firma Rothschild frères te Parijs in betrekking, laatstelijk directeur van het agentschap Hongkong van het Comptoir d'Escompte te Parijs. Intusschen waren al deze regelingen niet van zeer langen duur. Ongunstig jaar jaar } ggg was voor je g^fe zeer ongunstig, tengevolge van den Ontslag j^n^den financieelen toestand in Indië eenerzijds, anderzijds doordien der directie ' niet onbelangrijke verliezen waren geleden door de operaties van een der directeuren, welke trouwens aanleiding hadden gegeven tot zooveel verschil van gevoelen tusschen de leden der directie onderling, dat ten slotte allen hun ontslag bij de algemeene vergadering indienden, hetwelk werd aangenomen, wat den heer Betzold betreft onmiddellijk, van de overige directeuren met eenig respijt. Het aftredende college moest zijn taak overdragen met een gedeclareerd verlies van ruim / 156.000,—, nadat de sinds het begin gekweekte reserven in het credit der winst- en verliesrekening waren gebracht. debuten te ^bt de onmiddellijk ingevoerde, zeer noodzakelijke bezuinigingen Singapore en behoorde de opheffing der nauwelijks opgerichte agentschappen te Amsterdam Singapore en Amsterdam. meuwe directie ]n de buitengewone vergadering van deelhebbers, gehouden op 29 Juni 1869, werden tot directeuren benoemd de heeren F. A. Muller, president, J. Canters en G. van der Kors. 10 ROTTERDAMSCHE BANK De nieuwe directie stond voor een wel buitengewoon moeilijke taak. TinandeeU crisis Zij moest tot volledige reorganisatie overgaan, waarbij de hoofdaandacht ' diende gevestigd te worden op de geleidelijke afwikkeling der zaken in het financieel zoo zwaar geteisterde Indië. Te dien einde vertrok de directeur, de heer J. Canters derwaarts, eerst om een betrouwbaar overzicht te krijgen van den toestand, later om na het aftreden der firma Dümmler & Co. het beheer van het hoofdagentschap te Batavia op zich te nemen en eindelijk om, toen dit was geliquideerd, nog een wakend oog te houden op het realiseeren der verdere belangen. (*) Dat dit niet zonder aanzienlijke verliezen zou kunnen geschieden, Ontwikkeling was vrijwel duidelijk, doch gelukkig maakte de voorspoedige ontwikkeling f"^""*'** der Europeesche zaken, waarvan de directie te Rotterdam zelve de leiding had, het mogelijk om de voor Indië noodzakelijke afschrijvingen te dekken. Reeds in het eerste jaar van haar beheer (1869) kon zij een winst- en verliesrekening overleggen, waarop het door haar overgenomen nadeelig saldo volledig was gedelgd, terwijl nog een jaar later reeds een bescheiden dividend kon worden uitgekeerd, hetwelk geleidelijk weer belangrijke proporties aannam, niettegenstaande ook al dadelijk was overgegaan tot het opnieuw kweeken van een reservefonds. Hoewel mitsdien het zwaartepunt der zaken was verlegd naar Europa, werden toch de belangen die Nederland bij de koloniën had, niet uit het oog verloren. Er werd na liquidatie van het hoofdagentschap een overeenkomst gesloten met de Chartered Bank of India, Australia and China, welke in staat stelde om aan de relaties dezelfde faciliteiten in Indië te verschaffen, als ware er de Rotterdamsche Bank zelve gevestigd gebleven. Toen het eenmaal was gelukt de zaken in Indië te liquideeren, Liquidatie was de tijd ook gekomen om bij de aanzienlijke vermeerdering der uungm^' Europeesche zaken, zoowel over te gaan tot de versterking van het (*) Na zijn terugkeer uit Indië bleef de heer Canters nog slecht* tot 1876 directeur. 11 ROTTERDAMSCHE BANK Uitbreiding van kapitaal Zetel der Bank Opbloei te T\otterdam Oprichting stoomvaartlijn op Amerika T^otterdamsche Handelsvereeniging Deutsche Seehandlung werkkapitaal, als tot uitbreiding der directie. Wat het eerste betreft, werden de aandeelhouders in de gelegenheid gesteld om vrijwillig hun aandeel en vol te storten, maar bovendien werd een overeenkomst gesloten met de Bank für Handel- und Industrie te Darmstadt, waarbij deze % millioen aan aandeelen vast overnam en zich tevens verbond om 5 millioen successievelijk in het buitenland te plaatsen. Op het einde van 1872 was aldus het werkkapitaal tot 1 o millioen opgevoerd. Tot versterking der directie viel de keuze op Mr. D. van Weel, die al eenigen tijd commissaris was geweest. Niet vergeten mag ook worden te vermelden, dat de zetel der Bank, die in den beginne aan de Gelderschekade was geweest, werd verplaatst naar de Boompjes, waar het voormalig Hó tel des Pays-Bas was aangekocht en voor de nieuwe bestemming geschikt gemaakt. Het is in dit gebouw dat de Bank — die moest verhuizen, wijl hare eerste kantoren in de onteigening vielen, ten behoeve van den spoorweg door de stad — nog gevestigd is, zij het dan dat het na de in dit en het afgeloopen jaar plaats gehad hebbende veranderingen, in ruimte meer dan verdubbeld is. Versterking van middelen was ook wel noodig in het jaar 1872, toen zich een geweldige opbloei in Rotterdam scheen voor te doen, tengevolge van ontluikenden ondernemingsgeest, aan welken de Rotterdamsche Bank, der traditie getrouw, de hand wilde reiken. Zoo verleende zij haar medewerking aan de oprichting der directe Stoomvaartlijn op Amerika, die in genoemd jaar hare werkzaamheden begon, terwij) zij zich evenzeer te zamen met Amsterdamsche en buitenlandsche bankinstellingen interesseerde bij de met een kapitaal van 15 millioen opgerichte Rotterdamsche Handels vereeniging, welke begon met de bebouwing van het eiland Feyenoord en het aanleggen van entrepots en dokken aldaar. Verder steunde zij met kapitaal de oprichting van een filiaal te Rotterdam der „Deutsche Seehandlung" te Mannheim en nam deel aan de werkzaamheden van een comité door den Minister van 12 ROfTERDAMSCHE BANK Koloniën ingesteld om maatregelen te beramen tot het aanleggen van een uitgebreid spoorwegnet in Indië. In het volgend jaar dankten mede aan haar hulp het aanzijn de Hcinekens Bierbrouwerij-Maatschappij, de Rotterdamsche Suikerraffinaderij, de Overijsselsche Bank, etc Evenwel, de omstandigheden steunden het krachtig initiatief van de toenmalige directie niet. Immers reeds in haar verslag over het boekjaar 'Verheid 1873 moest zij constateeren, dat een crisis was ingetreden, welke de handelsen financieele wereld vooral in het buitenland zwaar had geteisterd, zoodat ook hier wel de terugslag moest worden ondervonden. Die crisis werd veroorzaakt door een algemeene reactie op den tijd van overdrijving in zaken na den Fransch-Duitschen oorlog. Een der eerste gevolgen was wel, dat de Bank für Handel und Industrie er voorloopig van had moeten afzien de aandeelen van de Rotterdamsche Bank aan haar clientèle aan te bieden; een tweede dat van de relaties nog al eens iemand in gebreke bleef; een derde, dat de industrieele ondernemingen, waarvoor de bank zich had geïnteresseerd door er een deel harer middelen in vast te leggen, aanvankelijk [niet konden voldoen aan de daarvan gekoesterde verwachtingen. De balansen van die jaren moesten dus wel niet onbelangrijke bedragen bevatten op effectenconto, deelneming in industrieele en financieele ondernemingen en in syndicaten. En het werd er zoo weinig beter op, dat in 1875 in een buiten- Vermindering gewone vergadering van aandeelhouders het voorstel gedaan moest m7akcLppetijk worden om door aankoop van aandeelen in de Bank ter Beurze, het iapi!aat f°or * 7 aankoop ter uitstaande maatschappelijk kapitaal tijdelijk met 3 millioen te verminderen, Beur*e voorstel, verband houdende met de voornemens der directie, om zich, tot de tijdsomstandigheden beter werden, weer meer te gaan bepalen tot de dagelijksche eigenlijke bankzaken, een voornemen dat wel te verklaren is uit de teleurstellingen, die bij het steunen van ondernemingen werden ondervonden, zoodanig dat aanzienlijke afschrijvingen noodzakelijk waren. De terugkoop van de 3 millioen aandeelen, welke vernietigd 13 ROTTERDAMSCHE BANK IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIB werden, gaf tegen de nominale waarde een winst van ƒ 269.914,59, een bedrag, dat bij latere gebeurtenissen nog goede diensten zou blijken te bewijzen. Crisis te £)jt was jn , Qyq toen de Bank, op den 14 Mei, mede getroffen \otterdam r """" 6 werd door de bekende Pincoffs-ramp, die trouwens geheel Rotterdam in rouw dompelde en ontzaglijke verliezen met zich meebracht. Engagementen yan jen omvang dier catastrophe voor de Bank alleen, kan men der Dank zich een denkbeeld vormen, indien men verneemt, dat zij was geëngageerd voor ongeveer i millioen wisselcrediet aan de Afrikaansche Handelsvereeniging tegen onderpand van goederen tot gelijke waarde (dit onderpand was evenwel door kwade trouw voor een belangrijk bedrag niet aanwezig); ƒ 250.000,— blanco crediet aan dezelfde vereeniging; ƒ400.000,— wissels van dezelfde maatschappij op de firma M. L. Bauer & Co. te Londen; ƒ 150.000,— voorschot aan de firma Kerdijk & Pincoffs tegen onderpand van aandeelen Afrikaansche Handelsvereeniging. Niettemin was de Bank volkomen bij machte om haar bedrijf geregeld voort te zetten en door een volledige opening van zaken, die zulks bevestigde, wist zij, ondanks in de Balk de geleden verliezen, die met opoffering van de reserven aanvankelijk op ongeschokt ƒ 850.000,— werden geschat, het vertrouwen naar buiten te behouden. Het behoud van dit vertrouwen was te eerder mogelijk, doordien ook door anderen met groote energie getracht werd, uit de catastrophe al datgene te redden, wat levensvatbaar was. Zoo werd de Rotterdamsche Handelsvereeniging op de been gehouden, de Afrikaansche Handelsvereeniging gereconstrueerd en werden allerlei andere maatregelen genomen om de geleden verliezen te beperken of zich daarvan te herstellen. Ontslag van Doch al mocht het vertrouwen naar buiten zijn gehandhaafd, naar directeuren binnen bestond het blijkbaar niet al te zeer. Oe directeur Mr. D. van Weel nam zijn ontslag, enkele commissarissen volgden of stelden zich niet herkiesbaar, terwijl het zelfs een oogenblik moeilijk is geweest om voor dit gewichtig ambt nieuwe mannen te vinden. Inderdaad bleef de Bank 14 ROTTERDAMSCHE BANK il!l!ll!!!l!!l!!!!!!!l!!ll!l!!!IIII!lia«!!P1 aanvankelijk in benarde omstandigheden verkeer en, wijl zich bij de in 1879 geleden verliezen nog een ander voegde, voortspruitende uit de hulp aan een bouwgrond-onderneming te Berlijn verleend. Na herhaalde reconstructies dier onderneming, zag de Bank zich genoodzaakt haar belangen daarbij van de hand te doen, hetgeen slechts mogelijk was met een zoodanig verlies, dat het uit het vorig jaar stammende debet het bedrag van 1 millioen kwam te overschrijden. Daar intusschen overigens de zaken een -Afschrijvingop ., , de aandeelen bevredigende ontwikkeling lieten zien, kwam het gewenscht voor het geheele verlies op de balans te delgen, door een afschrijving van 20 pCt. op de aandeelen. Overwegingen hierbij waren, dat een debetbalans gedurende verscheidene jaren een verlammenden invloed moest uitoefenen op de gestadige ontwikkeling, terwijl door de onmiddellijke delging aan deelhebbers het vooruitzicht geopend kon worden, hun bezit spoedig weer rentegevend te zien. Aldus werd het kapitaal het volgend jaar vastgesteld °P / 5-141 «6oo,—. Met ingang van 1 November 1882 werd op verzoek eervol ontslag als Meuwe directeur verleend aan den heer F. A. Muller en in zijn plaats benoemd de heer G. van Beusekom. Als het ware sloot hiermede in het bestaan der Rotterdamsche Bank een tweede periode af, die even bewogen was geweest als de eerste, doch welke thans ging plaats maken voor een van langzame en geleidelijke ontwikkeling, dank zij een uiterst voorzichtig beleid, hetwelk zich in de allereerste plaats ten doel stelde, om de Bank zich op gezonde wijze te laten herstellen van de toen toegebrachte slagen. Deze pogingen werden niet gemakkelijker gemaakt, door de perioden van lagen rentestand, welke uiteraard op het bedrijf van grooten invloed waren, alsmede van tijdperken van malaise en slechten gang van zaken in de handels- en scheepvaartwereld. Van die perioden van lage rente heeft men het beste bewijs door Convenu de mededeeling dat, in de komende jaren, de Rotterdamsche Bank tot Vm een,nge" tweemaal toe het gemeentebestuur van Rotterdam behulpzaam was in het converteeren zijner leeningen in andere van Jager rentetype en wel in 1886, 15 ROTTERDAMSCHE BANK toen 14 millioen 4 pCts. obligaties werden veranderd in 3? en in 1894, toen niet minder dan 33 millioen werd omgezet van 3^ in 3 pCts. fondsen. stqgingvan Die minder gunstige omstandigheden ten spijt - uit anderen hoofde omzetten stegen inmiddels de omzetten gestadig - gelukte het naast de uitbetaling van niet onbevredigende dividenden, belangrijke reserves aan te kweeken. In 1891 was aldus de bij de statuten voorgeschreven verhouding van de reserve tot het kapitaal bereikt en kon daarnaast een tweede reserverekening worden geopend. In hetzelfde jaar werden de lokaliteiten der Bank uitgebreid door bijtrekking van het pand No. 81 aan de Boompjes, terwijl de directie voorts ook kon denken aan hulp voor zich zelf, die zij verkreeg door de benoeming van Mr. L. H. Browne tot secretaris, een functie die deze overigens slechts tot 1898 heeft bekleed. Pensioenfonds J3en belangrijke gebeurtenis uit die dagen was de van 1888 begonnen personeel regelmatige dotatie van het Pensioenfonds voor het personeel. Reeds in de allereerste jaren van het bestaan der Bank werd een dergelijk fonds gecreëerd en ook wel enkele malen uit de winsten bedacht. In hoofdzaak evenwel moest het tot het genoemde jaar aangroeien door stortingen der geëmployeerden en een regelmatige vergoeding van 5 pCt. van wege de Bank. Zoo was het in 1888 geklommen tot ruim ƒ62.000,—, en van toen af kon het geregeld rekenen op een storting van wege de Bank zelve. Dank zij die medewerking, was het fonds in 1909 gestegen tot ƒ300.000,—, terwijl het in 1910 nog werd bedacht met een legaat van ƒ 50.000,— van den oud-directeur, den heer G. van der Kors, die tot de aangroeiing zulk een grooten stoot had gegeven. Het fonds is thans tot bijna ƒ 500.000,— geklommen, terwijl de ambtenaren der Bank van iedere bijdrage zijn vrijgesteld. Uitbreiding \n 1898 werd het voorstel goedgekeurd tot uitbreiding van het kapitaal maatschappelijk kapitaal tot 6 millioen en de Bank genoot nu zulk een groot vertrouwen, dat de afgifte der nieuwe aandeelen zoo belangrijk boven pari kon plaats hebben, dat uit het agio de eerste reserve-rekening 16 R O TT E RDAMSCH E BANK ■IIIIIIIIIIBIIIIIIIH onmiddellijk op het statutaire maximum van / 600.000,— kon worden gebracht, terwijl de tweede reserve-rekening zoodanig kon worden gedoteerd, dat zij nagenoeg even groot werd als de eerste. Sedert is uit de Be'aB^'*e Statuten de al te beperkende bepaling omtrent de grootte der reserve verdwenen en heeft het bestuur het in zijn macht deze te brengen op het cijfer dat het voor een voorzichtig en solied beheer noodzakelijk acht. Tegelijk was ook de dividendvoet niet onaanzienlijk opgevoerd en deze beweegt zich sedert in stijgende lijn, niettegenstaande het geleidelijk zeer ver groote kapitaal. Was dit toch in 1899 gebracht op 6 millioen, in 1910 volgde een ^«'««w* in i« kapitaal uitgifte van nog i£ millioen, waarbij het agio weer werd aangewend om uitgifte de eerste reserve-rekening op ƒ 750.000,—, de tweede op ƒ1.110.000,— te brengen, terwij) in 1911 de gezamenlijke reserves ƒ 1.900.000,— bereikten. Intusschen hadden verschillende fluctuaties in het bestuur plaats Nieuwe gevonden. Was in 1899 de secretaris Mr. L. H. Browne vervangen door 'rece"ren den directeur W. R. Esser, deze laatste nam reeds in 1902 zijn ontslag en werd vervangen door den heer W. West er man, die aanvankelijk de functie van secretaris en algemeene-procuratiehouder bekleedende, met ingang van 1 Mei 1904 werd benoemd tot mededirecteur. Den 1 April 1906 zag de heer G. van der Kors zich genoopt om gezondheidsredenen zijn betrekking neer te leggen om te worden geremplaceerd door den heer Arend H. Weingardt, die eerst weer optredende als algemeene procuratiehouder, den 1 Mei 1907 als mededirecteur werd aangesteld. Hij verliet dien post in 1910. Inmiddels was in 1908 ook de heer G. van Beusekom overleden. In 1910 werd de directie samengesteld uit de heeren W. We ster man, Mr. Dr. J. P. van Tienhoven en Mr. K. P. van der Mandei e, van wie de laatste te voren eerst bijzondere procuratiehouder, later algemeene-procuratiehouder en secretaris der directie was geweest. Een zeer bijzondere reorganisatie was weggelegd voor het jaar 1911. 17 ROTTERDAMSCHE BANK iiiiuiim^ Samensmelting Toen toch werd na wederzijdsche onderhandeling, krachtens het besef Deposito- en dat het gestadig in ontwikkeling voortgaande Rotterdam behoefte had aan Adm inis tratie- Bank een krachtig geldinstituut, besloten tot een fusie van de Rotterdamsche Bank en de in 1900 opgerichte Deposito- en Administratie-Bank, Verandering jn den vorm der gezamenlijke oprichting van de Rotterdamsche Bank- van naam vereeniging, die 1 Juli 1911 haar werkzaamheden begon. De plannen der beide besturen bleken in een destijds uitgegeven circulaire aldus geformuleerd: ^ntraM? "'n ^e eerste plaats toch begrepen beide partijen, dat slechts langs Bankinstituut dezen weg een instituut in het leven geroepen kon worden, dat ook in de toekomst ten volle aan de steeds groeiende kapitaalseischen voor een zich zoo snel ontwikkelende koopstad zou kunnen blijven tegemoet komen. Dan ook was reeds sinds jaren door onze directie de behoefte aan een Vestiging eigen kantoor te Amsterdam gevoeld en zonder twijfel zou daarin eerlang te Amsterdam M uit eigen kracht zijn voorzien. Inzonderheid ons emissiebedrijf en het wisselverkeer met onze buitenlandsche relatiën werden gaandeweg te zeer bemoeilijkt, dan dat de geldende toestand veel langer had kunnen bestendigd worden. Het spreekt vanzelf, dat dit te meer klemmen moest bij een zooveel groot ere instelling; trouwens wij ontmoetten bij de interessenten der Deposito- en Administratie-Bank evenzeer dè gevestigde overtuiging, dat de saamgevoegde groote locale en internationale belangen der beide banken aanspraak moesten maken op rechtstreeksche vertegenwoordiging in het centrum der geld- en wisselzaken — een recht, dat wel niemand in twijfel zal trekken". In de Rotterdamsche Bankvereeniging bracht de Rotterdamsche Bank 7I millioen, de Deposito- en Administratie-Bank 4 millioen in, terwijl tegelijkertijd nog i\ millioen nieuw kapitaal werd uitgegeven, zoodat van het kapitaal der nieuwe onderneming, dat in de statuten op 25 millioen werd vastgesteld, onmiddellijk 14 millioen zou worden gestort. Aan de gezamenlijk ingebrachte reserve (Rotterdamsche Bank ƒ 1.900.000,—■, 18 ROT TERDAMSCHE BANK iiïöffi.iïiii.isiminiiiiiiiiMi Deposito- en Administratie-Bank ƒ 1.200.000,—) werd een bedrag van ƒ 750.000,— onttrokken, ten einde de oprichtersbewijzen van laatstgenoemde bank te kunnen uitkoopen. Anderzijds werd die reserve opgevoerd tot ƒ 3.400.000,— door het agio op de 2$ millioen nieuwe aandeelen. Het bestuur der Rotterdamsche Bankvereeniging werd samengesteld Bestuurder uit de besturen van beide banken. Wat de Directie betreft, hieromtrent b«»w^<«w werd bepaald dat zij zou bestaan uit de heeren W. Westerman, president, Mr. Dr. J. P. van Tienhoven, Mr. K. P. van der Mandel e, Rob. Bruns en A. J. Brandt. De dagelijksche leiding van het kantoor te Rotterdam werd opgedragen aan de heeren Van der Man dele en Bruns, die te Amsterdam aan de heeren Van Tienhoven en Brandt, terwijl de president zijn opmerkzaamheid aan beide kantoren wijdt en voor het noodige verband zorgt. Verder verzekerde de nieuwe onderneming zich een belang in de firma Determeyer, Weslingh & Zoon, te Amsterdam, waarin de heeren Westerman, Van Tienhoven en Brandt als firmanten toetraden, terwijl in het pand dier firma aan de Keizersgracht, dat door de Bankvereeniging werd aangekocht, voorloopig ook haar Amsterdamsen kantoor werd gevestigd. Inmiddels is daarvoor een geheel nieuw pand aan het Rokin opgetrokken en in gebruik genomen. Het bleek al zeer spoedig dat de uitgegeven 2* millioen niet voldoende Uitbreiding waren voor de uitvoering der plannen door de nieuwe bank gemaakt, van kapitaal reden waarom werd overgegaan tot uitgifte van nog 6 millioen, waarvan 1 millioen aan de deelhebbers werd aangeboden, terwijl 5 millioen vast werd overgenomen door een Parijsche Bankiersgroep, vertegenwoordigd door de Société Générale pour favoriser le développement du commerce et de 1'industrie en France en de Société francaise de Banque et de Dépots. Gevolg dezer transactie was dat de Rotterdamsche Bankvereeniging de zaken overnam van het sinds eenigen tijd te Rotterdam gevestigde filiaal van laatstgenoemde Société en dat het gestort kapitaal der Rotterdamsche '9 ROTTERDAMSCHE BANK niiiiiiiiiB Bankvereeniging werd vermeerderd tot 20 millioen, terwijl in het afgeloopen jaar, nadat dat zoo aanzienlijk vergroot kapitaal een dividend had gegeven van 8 pCt., de reserve werd opgevoerd tot ƒ 5.400.000,—. Nieuwe De hierboven kortelijk omschreven fusie is in den loop van 1913 - het jubileumjaar - gevolgd door een overneming van Labouchere Oyens & Co's Bank te Amsterdam, in verband waarmede het geplaatst kapitaal van 20 millioen is verhoogd tot 30 millioen (25 millioen als gevolg der transactie en 5 millioen voor nieuwe kapitaalbehoefte). De reserve is vermeerderd met de reserve van voornoemd Amsterdamsch Bankinstituut en met het agio op de uitgifte dier 5 millioen verkregen. Na de versterking uit de winst van 1913 bedragen de reserves ƒ7.800.000,—. Een der directeuren van de overgenomen instelling, de heer Max Najork, maakte tot 1 Juni 1914 - toen hij wegens verandering van werkkring eervol ontslag uit zijn betrekking verzocht - deel uit van de Directie der Rotterdamsche Bankvereeniging, terwijl een der andere directeuren en verschillende commissarissen der Labouchere Oyens & Co's Bank in het college van commissarissen der Rotterdamsche Bankvereeniging zitting namen. A. V. 20 ROTTERDAMSCHE BANK XlliliMM^ Directeuren van de Jtytterdamsche Bank sedert de oprichting. J. S. A. Le Vino (honorair) 1 Oct. 1863 — 16 Oct. 1865 D. Bauduin 1 Oct. 1863 — 1 April 1869 M. Hinsberg 1 Oct. 1863 — 21 Juni 1866 Mr. P. F. Hubrecht 1 Oct. 1863 — 1 April 1869 A. W. P. Kup 1 April 1866 — 1 April 1869 W. Betzold 1 Juli 1867 — 18 Nov. 1868 F. A. Muller 1 April 1869 — 1 Nov. 1887 J. Canters 1 April 1869 — 1876 G. van der Kors 1 April 1869 — 1 April 1906 Mr. D. van Weel 8 April 1873 — 31 Dec. 1879 G. van Beusekom 1 Nov. 1882 — 28 Juni 1908 W. R. Esser 1 Juni 1900 — 1 April 1902 W. Westerman 14 April 1904 is thans nog president. Arend H. Weingardt 7 April 1907 — 1 Maart 1910 Mr. Dr. J. P. van Tienhoven i Maart 1910 is thans nog directeur te Amsterdam. Mr. K. P. van der Mandel e 1 Maart 1910 is thans nog directeur te Rotterdam. *Rob. Bruns 1 Juli 1911 is thans nog directeur te Rotterdam. *A. J. Brandt 1 Juli 1911 is thans nog directeur te Amsterdam. *Max Najork 30 Oct. 1913 — 1 Juni 1914 Sedert de fusie met de Deposito- en Administratie-Bank tot Rotterdamsche Bankvereeniging. ** In verband met de overneming van Labouchere Oyens & Co's Bank te Amsterdam. 2 I ROTTERDAMSCHE BANK Commissarissen van de J(ptterdamsche "Bank sedert de oprichting. J. W. Bunge 1863 — 1872 en 1873 — 1886 J. }. van Witsen 1863 — 1866 "F. J. Plate 1863 — 1871 en 1872 — 1880 °A. Rueb 1863 — 1881 J. H. C. van der Kun 1863 — 1878 Hendrik Muller Szn 1863 — 1864 J. C. Burlage 1863 — 1870 en 1871 — 1876 F. Koch 1863 — 1869 en 1886 — 1900 J. Mees 1863 — 1864, 1868 — 1870 en 1871 — 1879 W. Hoyack 1863 — 1868 °M. M. de Monchy 1864 — 1869, 1870 — 1879 en 1894 — 1898 C. Gransberg 1864 — 1872 L. Pincoffis 1864 — 1871 en 1872 — 1879 Mr. D. van Weel 1869 — 1873 P. J. Cantzlaar 1869 — 1874 H. W. de Critter 1870 — 1881 W. S. Burger Wzn 1874 —1881 Mr. A. Hoynck van Papendrecht 1876 —1877 °D. H. A. Kolff 1877 — 1894 °J. J. M. Blankenheym 1878, vervult nog het commissariaat. H. V. B. Molenaar 1879 — 1895 A. A. Wambersie 1879 — 1886 J. E. Knight 1881 — 1892 ° Bekleedden het presidentschap. 22 ROTTERDAMSCHE BANK G. Th. Philippi 1886, vervult nog het commissariaat. Mr. W. H. s'Jacob 1892 — 1896 A. Plate 1896, vervult nog het commissariaat. J. Drost 1896 — 1909 Jhr. A. L. Teixeira de Mattos 1899 — 1907 Mr. S. Muller Hzn 1905, vervult nog het commissariaat. M. G. van den Arend 1905 — 1912 G. van der Kors 1906 —1909 B. E. Ruys 1909, vervult nog het commissariaat. tO. Randebrock 1911, » » » » tjhr. A. R. Schuurbeque Boeye 1911, » » » » H. Bousquet 1912, » » » » tCh. Good 1911, » » » » C. Kolff A.Qzn 1912, » » » » tAlb. Maquinay 1911, » » » » H. Poirier 1912, » » » » tH. Soherr 1911, » » » » tFr. Speth 19H, » » » » Joost van Vollenhoven 1912, » » » » §Mr. W. H. de Beaufort .. 1913, » » » » §E. S. Labouchere 1913, » » » » § K. van Lennep 1913, » » » » §A. D. de Marez Oyens 1913, » » » » Mr. C. J. den Tex Bondt 1913, » » » » G. L. d'Abo 1914, » » » » t Sedert de samensmelting met de Deposito- en Administratie-Bank tot Rotterdamsche Bankvereeniging. § Sedert de overname der Labouchere Oyens & Co's Bank. 23