de gewijzigdAieswet met uitvoeringsbesluiten en bijlagen TOEGELICHT, VOORAL MET ^Sgroenemeyêr REFERENDARIS AAN HET DEPARTEMENT VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN Mr. G^li^I^.FOELiè^ SECRETARIS DER GEMEENTE HELDER ALPHEN a.d. RUN N. SAMSOM 1918 KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 2289 7125 DE GEWIJZIGDE KIESWET. DE GEWIJZIGDE KIESWET MET UITVOERINGSBESLUITEN EN BIJLAGEN TOEGELICHT, VOORAL MET HET OOG OP DE PRAKTIJK, door w. groenemëyer referendaris aan hét departement van binnenlandsche zaken en Mr. g. a. van poelje secretaris der gemeente helder (bibliotheek) alphen a.d.RIJN N. SAMSOM 1918 VOORWOORD. Op verzoek van den uitgever hebben ondergeteekenden zich belast met het bewerken dezer uitgave van de gewijzigde Kieswet. Het werk is vooral voor de praktijk bestemd. Als gevolg hiervan is naar korte, duidelijke aanteekentngen gestreefd. Wat voornamelijk theoretische beteekenis heeft, is zooveel mogelijk op den achtergrond gehouden. De omstandigheid, dat de „nieuwe" Kieswet bestaat uit twee heterogene deelen: voorschriften der oude wei, waaromtrent een vrij uitgebreide literatuur en jurisprudentie bestaan, en nieuwe artikelen, omtrent welker doelmatigheid de praktijk nog uitspraak moet doen, maakte het dikwijls moeilijk om tn getal en omvang der aanteekentngen de relatieve waarde der verschillende wetsartikelen en vraagpunten eentgermate tot haar recht te doen komen. Ondergeteekenden hebben er niettemin ernstig naar gestreefd om hun werk zooveel mogelijk een eenheid te doen vormen. Bij de aanteekentngen op de oude artikelen ts de vermelding van jurisprudentie en literatuur zooveel mogelijk beperkt. Indien de redelijkheid eener bepaalde opvatting voor de hand ligt, ts het, althans in een voor de praktijk bestemde uitgave, niet noodig, steeds nauwgezet vast te leggen, wanneer of door wie zij het eerst verkondigd werd. Volledige gegevens daaromtrent vindt men in de uitgave „ De Kieswet en haar toepassing" door het Adviesbureau van den Ned. Bond van Gemeenteambtenaren en P. Sikkes, Secretaris der gemeente Sneek, van welke uitgave, met goedvinden der bewerkers, op onbekrompen wijze gebruik ts gemaakt. VI Voorwoord. De aatiteekeningen op de nieuwe artikelen zijn tn hoofdzaak aan de gewisselde stukken en de beraadslagingen in de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontleend. Enkele uitzonderingen daargelaten, hébben ondergeteekenden gemeend zich van casuïstiek omtrent de toepassing dier artikelen te moeten onthouden. De ervaring leert veelal, dat de moeilijkheden juist daar liggen, waar de commentator, die zonder praktische ervaring schreef, haar niet verwachtte. DE SCHRIJVERS. 25 Januari 1918. INHOUD. Blz. Voorwoord V Opgaaf van stukken betreffende de totstandkoming van de Kieswet LX Tekst van de Kieswet 1 Inleiding 21 Overzicht van den inhoud der Kieswet volgens de lezingen van 1896/1900 en 1917 41 Toelichting op de Kieswet '. 45 De overgang tot de toepassing van de nieuwe Kieswet, zooals die geregeld is in de bepalingen der Wet van 29 November 1917 (St.bl. no. 662), tot verandering in de Additionnele Artikelen der Grondwet ' 143 Toelichting op de Provinciale Wet voor zooveel betreft de artikelen, die verwijzen naar artikelen of gedeelten van artikelen der Kieswet 151 Toelichting op de Gemeentewet voor zooveel betreft de artikelen als voren 165 Tabel A en B, bedoeld in artikel 31 der Kieswet .... 184 Besluit van 8 December 1917 (St.bl. no. 687) 200 Besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 691) 204 Besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692) ..... 208 Besluit van 24 Mei 1901 (St.bl. no. 109) 254 Missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken aan de Gedeputeerde Staten van 27 December 1917, no. 10954, afd. B.B., betreffende de uitvoering der Kieswet 256 Alphabetisch register op de artikelen der Kieswet, en op de artikelen der Provinciale Wet en der Gemeentewet, die verwyzen naar artikelen of gedeelten van artikelen der Kieswet, of uit anderen hoofde mede vermeld zijn 259 OPGAAF VAN STUKKEN BETREFFENDE DE TOTSTANDKOMING VAN DE KIESWET. Voor de gewisselde stukken en de beraadslagingen» raadplege , men ten aanzien van: de wet van 7 September 1896 (St.bl. no. 154) (Kieswet): Bijl. Hand. 2e Kamer 1894/95, no. 200,1—4; 1895/96, no. 27, 1—58. Hand. id. 1895/96, bladz. 1056—1092, 1094—1134, 1136—1179, 1182—1194, 1196—1430, 1432—1459, 1499—1501. Hand. Ie Kamer 1895/96, bladz. 399—423, 443—456, 479—507; de wet van 8 December 1900 (St.bl. no. 208) (wijziging Kieswet): Bijl. Hand. 2e Kamer 1899/1900, no. 188, 1—7; 1900/1901, no. 24, 1—24. Hand. id. 1900/1901, bladz. 177—221, 223—241, 243—264, 267— 281, 284—286. Hand. Ie Kamer 1900/1901, bladz. 60—67, 93—107; de wet van 29 November 1917 (St.bl. no. 662) houdende wijziging by de Additionnele Artikelen VII, Vffl en LX der Grondwet, van de Kieswet, de Provinciale Wet en de Gemeentewet; voor de behandeling in eerste lezing: Bijl. Hand. 2e Kamer 1915/1916, no. 226, 1—16. Hand. id. 1916/1917, bladz. 719—726, 728—741, 744—778, 792, 971. Hand. Ie Kamer 1916/1917, bladz. 227—246, 258—259, 359—372, 447—456, 598—610, 613—654; voor de behandeling in tweede lezing: Bijl. Hand. 2e Kamer, 1917, no. 180, 1—7. Hand. id. 1917/1918, bladz. 25—28. Hand. Ie Kamer 1917/1918, bladz. 25—27, 34—42. WET VAN DEN 7dbn- SEPTEMBER 1896, S. 154, tot regeling van het kiesrecht en de benoeming van afgevaardigden ter Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, gewijzigd bij de wetten van 31 Dec. 1897, S. 309, 8 Dec. 1900, S. 208, 27 April 1912, S. 165 en 27 Maart 1915, S. 170, laatstelijk bij het Additionneel Artikel VII der Grondwet, (KIESWET) (De gewijzigde tekst werd bekend gemaakt bij Koninklijk besluit van 15 December 1917 (Staatsblad no. 694). EERSTE AFDEELING. VAN HET KIESRECHT. § 1. Van de kiezers. Art. 1. De leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal worden gekozen door de mannelijke ingezetenen des Rijks,1 tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandsche onderdanen erkend, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt. Art. 2. Onder hen, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt verstaat deze wet hen, die dien leeftijd hebben bereikt vóór of op den 15den Mei. Art. 3. Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten: zij, wien het kiesrecht ontzegd is bij eene onherroepelijke rechterlijke uitspraak; zij, die rechtens van hunne vrijheid zijn beroofd; zij, die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren, of van de ouderlijke macht of de voogdij over een of meer hunner kinderen ontzet zijn; zij, die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak tot eene gevangenisstraf van meer dan één jaar zijn veroordeeld, ge¬ durende drie jaren nadat hunne straf is volbracht en levenslang wanneer voor de tweede maal eene gelijke straf is opgelegd; zij, die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens bedelarij of landlooperij zqn veroordeeld, gedurende drie jaren nadat hunne straf is volbracht, gedurende zes jaar, indien de straf voor de tweede maal, en levenslang, indien de straf voor de derde maal opgelegd is; zij, die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraken binnen een tjjdsverl<%>p van drie jaar meer dan tweemaal zijn veroordeeld wegens een strafbaar feit, insluitende openbare dronkenschap, gedurende drie jaren nadat de laatste uitspraak onherroepelijk is geworden. Met onherroepelijke veroordeeling wordt gelijk gesteld vrijwillige betaling van het maximum van geldboete overeenkomstig artikel 74 Wetboek van Strafrecht en vrijwillige betaling van geldboete krachtens een bij verstek gewezen rechterlijke uitspraak. Art. 4. De uitoefening van het kiesrecht van militairen bij de zee- en landmacht in werkelijken dienst kan door Ons voor het geheele Rijk of voor een bepaald gedeelte worden geschorst, zoolang de dienstplichtigen krachtens artikel 185 der Grondwet geheel of ten deele buitengewoon onder de wapenen worden gehouden. KlESW. X 2- Tekst der wet. Art. 5. Voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden der Provinciale Staten gelden dezelfde regelen, als die welke in de artt. 1—4 voor de bevoegdheid tot het kiezen van Leden der Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn gesteld, met dien verstande, dat men bovendien ingezeten der provincie moet zijn. Art. 6. Voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden van den gemeenteraad gelden dezelfde regelen als die welke in de artikelen 1—4 voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn gesteld, met dien verstande, dat men bovendien ingezetene der gemeente moet zijn. § 2. Van de lijsten der kiezers. Art. 7. In elke gemeente wordt jaarlijks door het gemeentebestuur eene lijst opgemaakt, de inwoners aanwijzende, die tot het kiezen van leden van de Tweede Kamer, van de Provinciale Staten en van den gemeenteraad bevoegd zijn. De lijst wijst de inwoners aan, die de voor de kiesbevoegdheid gevorderde vereischten bezitten op den lsten Februari, voor zoover niet deze wet met betrekking tot eenig vereischte een anderen dag aangeeft! Art. 8. De lijst vermeldt het volgnummer, voorts in alphabetische volgorde, de namen der kiezers en verder hunne voornamen, de plaats en dagteekening hunner geboorte en de dagteekening hunner naturalisatie, zoo die heeft plaats gevonden en tot welke verkiezing zij bevoegd zijn. Is eene gemeente in kieskringen of in stemdistricten of zijn de kieskringen in stemdistrictén verdeeld, dan wordt daarenboven, zoo mogelijk met aanduiding van straat en nummer, melding gemaakt van de plaats hunner woning op den lsten Februari van het jaar der vaststelling, en van den kieskring en van het stemdistrict, waartoe zij dientengevolge behooren. De kiezers van wie de plaats der woning niet met zekerheid kan worden aangewezen, behooren tot het eerste stemdistrict der gemeente of, is de gemeente in kieskringen verdeeld, tot den eersten kieskring en het eerste stemdistrict daarvan. De vorm en de inrichting der kiezerslijst worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Art. 9. Onze Minister van Justitie doet jaarlijks vóór den 15den Februari aan de burgemeesters toekomen eenes gewaarmerkte opgaaf van de namen in alphabetische volgorde gesteld, en van de voornamen, met vermelding van plaats en dagteekening van geboorte, van de mannelijke personen, die vóór of op den löden Mei den leeftijd van yijf en twintig jaren zullen hebben bereikt en op wie toepasselijk is het bepaalde in artikel 3 met uitzondering van hen die rechtens van hunne vrijheid zijn beroofd. Art. 10. Het gemeentebestuur stelt dé kiezerslijst telken jare opnieuw vast op den 22sten Maart. Het stelt te gelijker tijd alphabetische lijsten vast der namen en voornamen van hen, die met betrekking tot eene of meer der verkiezingen van de kiezerslijst zijn afgevoerd en daarop zijn gebracht. De kiezerslijst wordt, met de in het voorgaande lid bedoelde lijsten, van den 23sten Maart tot en met den 2lsten April op de secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage nedergelegd en, tegen betaling der kosten, in afschrift of afdruk verkrijgbaar gesteld. Van dit een en ander geschiedt te gelijker tijd openbare kennisgeving. Art. 11. Tot en* met den löden April is een. ieder bevoegd bij het gemeentebestuur verbetering van de door dat bestuur vastgestelde kiezerslijst te vragen, op grond dat hij zelf of een ander, in strijd met de wet, daarop voorkomt, niet voorkomt of niet behoorlijk voorkomt. Art, 12. Indien het verzoek om verbetering van de kiezerslijst niet den verzoeker betreft, wordt den belanghebbende door den burgemeester binnen vier en twintig uren schriftelijk hiervan mededeeling gedaan. Art. 13. De verzoeken om verbetering van de kiezerslijst worden, met de bijgevoegde bewijsstukken, dadelijk tot en met den 2lsten April voor èen ieder op de secretarie der gemeente ter inzage nedergelegd en in afschrift, tegen betaling der kosten, verkrijgbaar gesteld. Een ieder is tot tegenspraak van het verzoek bevoegd. De tegenspraak wordt schriftelijk en uiterlijk den 23sten April aan het gemeentebestuur ingediend. Tekst dee wet. 3 Art. 14. Na den 23sten April, doch vóór den löden Mei, beslist het gemeentebestuur over de verzoeken om verbetering en worden de daarbij bevolen wijzigingen in de kiezerslijst aangebracht, met waarmerking der wijzigingen door den burgemeester en den secretaris. De beslissing van het gemeentebestuur is met redenen omkleed en wordt in haar geheel door den burgemeester op de secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage nedergelegd en in afschrift, tegen betaling der kosten, verkrijgbaar gesteld. De burgemeester doet hiervan ten spoedigste, uiterlijk op den vijfden dag na dien der beslissing, openbare i kennisgeving en deelt te gelijker tijd de beslissing, is daarbij wijziging van de kiezerslijst bevolen, schriftelijk mede aan*hem wien de wijziging betreft. Gelijke mededeeling geschiedt wanneer het verzoek om verbetering geheel of ten deele niet is toegewezen, aan den verzoeker, zoo de gevraagde verbetering van de kiezerslijst hemzelf betrof. De overgelegde bewijsstukken worden na de beslissing van het gemeentebestuur aan belanghebbenden teruggegeven. Art. 15. Van den löden Mei tot den löden Mei van het volgende jaar blijft de door het gemeentebestuur vastgestelde lijst, zooals die door zijne beslissingen al dan niet is gewijzigd, van kracht, behoudens de wijzigingen daarin tengevolge van rechterlijke uitspraken, welke wijziging der lijst bevelen, te brengen. De kiezerslijst blijft voor een ieder op de secretarie der gemeente ter inzage nedergelegd en in afschrift of afdruk, tegen betaling der kosten, verkrijgbaar. Afschrift of afdruk van de van kracht geworden kiezerslijst wordt onverwijld gezonden aan den voorzitter van het hoofdstembureau in den kieskring. Aan hem geschiedt ook mededeeling van de wijzigingen, welke de lijst tengevolge van rechterlijke uitspraken ondergaat. Art. 16. Gedurende vijf dagen, te rekenen van den dag der in art. 14 bedoelde kennisgeving, kan door een ieder, die niet in de door het gemeentebestuur genomen Beslissing berust, de zaak bij een met redenen omkleed verzoek, vergezeld van dé bewijsstukken en van een afschrift der beslissing van het gemeentebestuur, worden onderworpen aan de uitspraak van den kantonrechter, binnen wiens ressort de lijst is opgemaakt. Met inachtneming der navolgende bepalingen wordt dit verzoek als eene burgerlijke zaak berecht. . Art. 17. De verzoeker laat zijn verzoekschrift met afschrift der bewijsstukken en der beslissing van het gemeentebestuur, binnen twee dagen na de indiening beteekenen aan hen, die bij het Verzoek aan het gemeentebestuur partijen zijn geweest. Hij doet het exploit van beteekening ter griffie van het kantongerecht nederleggen. Art. 18. De wederpartij kan binnen vijf dagen na deze beteekening eene memorie van antwoord aan den kantonrechter indienen met overlegging van bewijsstukken. Art. 19. De kantonrechter is bevoegd partijen te hooren en aan elke van haar bewijsvoering door getuigen of een eed op te leggen. Binnen zes dagen doet hij zijne einduitspraak of geeft hij eene beschikking als bedoeld bij het eerste lid van dit artikel. In het laatste geval kan hij bij zijne beschikking tevens bij provisie wijziging der kiezerslijsten bevelen. Art. 20. De vernietiging van de ten gevolge van de artt. 16 tot 19 gedane uitspraak van den kantonrechter kan, doch alleen wegens schending of verkeerde toepassing der wet, gevraagd worden aan den Hoogen Raad, door ieder, die bij die uitspraak partij is geweest. Art. 21. Hij legt daartoe, binnen veertien dagen na den dag, waarop het vonnis van den kantonrechter is uitgesproken, ter griffie van den Hoogen Raad een verzoekschrift neder, waarin zijne gronden en eisch tot, cassatie worden ontvouwd, met aanwijzing der wetsbepalingen, welke hjj beweert te zijn geschonden of verkeerdelijk toegepast. Hij legt daarbij over een afschrift van het vonnis, waarvan hij de vernietiging verlangt, en alleen die bewijsstukken, welke hij voor den kantonrechter heeft gebruikt. Partijen zijn niet gehouden zich van de tusschenkomst van advocaten te bedienen. Art. 22. De verzoeker laat binnen acht dagen na het lederleggen van het voormelde verzoekschrift ter griffie van den 4 Tekst deb wet. Hoogen Raad aan de wederpartij beteekenen: 1°. een afschrift van dat verzoekschrift; 2°. een afschrift van het bewijs, door den griffier van den Hoogen Raad afgegeven, van het nederleggen van dit verzoekschrift ter griffie Van dien Raad; en doet het exploit van beteekening ter zelfde griffie nederleggen. Art. 23. De wederpartij kan, binnen veertien dagen na het ontvangen der beteekening, in het voorgaande artikel vermeld, ter griffie van den Hoogen Raad een verzoekschrift doen- nederleggen, waarin hare beantwoording van den ingestelden eisch van cassatie en hare conclusie worden ontvouwd. Zij mag daarbij geen andere bewijsstukken overleggen, dan die zij voor den kantonrechter heeft gebruikt. Art. 24. Binnen vier en twintig uren na afloop van den in art. 23" bedoelden termijn, stelt de griffier van den Hoogen Raad al de t© dier zake ontvangen en te zijner griffie nedergelegde stukken in handen van den procureur-generaal bij den Hoogen Raad. Art. 25. Deze brengt binnen veertien dagen daarna, zijne conclusiën ter terechtzitting van den Hoogen Raad uit. De Hooge Raad doet binnen veertien dagen daarna zijne uitspraak. Art. 26. Wanneer de Hooge Raad grond vindt tot vernietiging van het vonnis van den kantonrechter, beslist hij in hetzelfde arrest de hoofdzaak, zooals de kantonrechter, die het vernietigde vonnis heeft gewezen, "had behooren te doen. Indien de beslissing der hoofdzaak afhangt van daadzaken of rechtspunten, welke bij de vroegere behandeling zijn onopgelost gelaten, verwijst de Hooge Raad het geding naar den kantonrechter, ten einde met inachtneming van de uitspraak van den Hoogen Raad, de hoofdzaak verder te behandelen en te beslissen. - Art. 27. De procureur-generaal bij den Hoogen Raad'is, wanneer geene der partijen zich tegen het vonnis van den kantonrechter, in hare zaak gewezen, in cassatie heeft voorzien, bevoegd die cassatie, in het belang der wet, te vragen. Het te wijzen arrest kan de rechten, door de partijen verkregen, niet benadeelen. Art. 28. Indien er geene wederpartij is, of deze niet heeft geantwoord, komen de in art. 30 niet bedoelde kosten, zoo het verzoek wordt toegestaan, ten laste van den Staat. Art. 29. Van de rechterhjke beslissing welke wijziging van de kiezerslijst beveelt, wordt uiterlijk den volgenden dag door den griffier aan het bestuur der gemeente, welker kiezerslijst daardoor wijziging behoeft, kennis gegeven. Overeenkomstig deze rechterhjke beslissing wordt onverwijld de kiezerslijst gewijzigd, met aanteekening van de rechterlijke beslissing waarvan de wijziging een gevolg is en met waarmerking door den burgemeester en den secretaris. Art. 30. De in de vorige artikelen bedoelde verzoekschriften, stukken, voor de rechtsvordering benoodigd, beslissingen, uitspraken en kennisgevingen zijn vrij van zegel-, griffie- en registratiekosten. De mededeelingen en kennisgevingen in de artt. 12 en 14, bedoeld, geschieden bij aangeteekenden brief. De aanteekening en de verzending geschieden kosteloos. § 3. Van het kiezen. Art. 31. Voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer wordt het Rijk, voor de verkiezing van de leden der Provinciale Staten iedere provincie verdeeld in kieskringen, welke op de bij deze wet gevoegde tabellen A en B zijn aangewezen. Voor de verkiezing van de leden van den gemeenteraad worden de gemeenten van meer dan 20000 zielen verdeeld in drie kieskringen. Gedeputeerde Staten, den raad gehoord, regelen de verdeeling in kieskringen. Zij zorgen daarbij dat iedere kieskring een ongeveer gelijk gedeelte der bevolking omvat. De kieskringen voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer worden door Onzen Minister va,n Binnenlandsche Zaken na ingewonnen advies der Gedeputeerde Staten, die voor de verkiezing van de leden der Provinciale Staten door de Gedeputeerde Staten verdeeld in stemdistrieten, in dier voege, dat een stemdistrict in den regel niet meer dan duizend kiezers bevat en in geen geval samenvoeging van gemeenten of deelen van vei^hillende gemeenten plaats heeft. Voor de verkiezing van de leden van Tekst der wet. 5 den raad kan eene gemeente of kunnen de kieskringen waarin eene gemeente is verdeeld in stemdistricfien morden verdeeld. Eene plaatselijke verordening, aan de Gedeputeerde Staten mede te deelen, stelt die verdeeling vast. Art. 32. Er is een centraal stembureau, gevestigd te 's-Gravenhage. Het is samengesteld uit vijf leden. De leden en drie plaatsvervangende leden worden door Ons benoemd en ontslagen. De benoeming geschiedt voor vier jaren. Uit de leden worden door Ons de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter aangewezen. Bepalingen ter regeling van de werkzaamheden van het centraal stembureau worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Deze algemeene maatregel wijst ook het lokaal aan waar het centraal stembureau zijne zittingen houdt. Art. 33. Voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer en der Provinciale Staten wordt in eiken kieskring een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente aangewezen op de tabellen genoemd in artikel 31. Het hoofdstembureau is samengesteld uit een voorzitter en vier andere leden. Voorzitter is de burgemeester der gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. De andere leden en drie plaatsvervangende leden worden benoemd en ontslagen, door Ons voor de hpofdstembureaux ter verkiezing van de leden der Tweede Kamer, door de Gedeputeerde Staren voor die ter verkiezing van de leden der Provinciale Staten. Voor de verkiezing van de leden van den raad van eene gemeente, die in kieskringen is verdeeld, wordt in eiken kieskring een hoofdstenrbureau ingesteld. In elke niet in kieskringen verdeelde gemeente wordt, behoudens het bepaalde in art. 34, derde lid, een hoofdstembureau ingesteld. Het tweede lid van dit artikel is hierbij van toepassing. In gemeenten, die in kieskringen zijn verdeeld, is de b irgemeester voorzitter van het hoofdstenvbureau van den kieskring waar binnen het gemeentehuis is gelegen; voor de overige hoof dstembureaux wordt de voorzittel' door den gemeenteraad benoemd en ontslagen. Hij wordt benoemd uit de leden van den raad. De andere leden en drie plaatsvervangende leden worden door den gemeenteraad beroemd en ontslagen. De benoemingen krachtens dit artikel te doen geschieden voor vier jaren. De hóofdstembureaux houden hunne zittingen in de gemeenten die in kieskringen zijn verdeeld, in de stemlokalen door den gemeenteraad aan te wijzen; in de andere gemeenten in het stemlokaal van het eerste stemdistrict van de gemeente .waar het is gevestigd. Art. 34. Voor de verkiezing van de leden der Provinciale Staten treedt het hoofdstembureau van den kieskring, waarin de gemeente is gelegen waar de vergadering der Staten wordt gehouden, tevens als centraal stembureau op. Voor de verkiezing van de leden van den raad van eene gemeente die in kieskringen is verdeeld, treedt het hoofdstembureau, van hetwelk de burgemeester voorzitter is, tevens als centraal stembureau op; in de overige gemeenten treedt het hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op. In de gemeenten, welke voor de verkiezing van de leden van den raad niet zijn verdeeld in stemcüstricten, treedt het stembureau tevens als hoofd- en als centraal stembureau op. Art. 36. Op den dag der candidaatstelling kunnen bij den burgemeester, voorzitter van het hoofdstembureau, ter secretarie van de gemeente waar dit is gevestigd, van des voormiddags negen uur tot des namiddags vier uur lijsten van candidaten worden ingeleverd. Ten minste drie dagen vóór den dag der candidaatstelling geschiedt hiervan in elke gemeente openbare kennisgeving. Iedere lijst wordt onderteekend door ten minste vijf en twintig kiezers, bevoegd tot deelneming aan de verkiezing waarvoor de inlevering geschiedt. Betreft het de verkiezing van de leden der Tweede Kamer of der Provinciale Staten, dan geschiedt de onderteekening door kiezers, voorkomende op de kiezerslijst van eene gemeente gelegen binnen den kieskring waarin de lijst wordt ingeleverd, en wordt, tenzij de Meskring slechts ééne gemeente omvat, tevens achter den naam van ieder der onderteekenaars de gemeente vermeld, op welker kiezerslijst hij voorkomt. Betreft 6 Tekst deb wet. het de verkiezing van de leden van den raad van eene gemeente die in kieskringen is verdeeld, dan kunnen de lijsten van candidaten op den dag der candidaatstelling op de in het eerste lid vermelde uren worden ingeleverd bij den voorzitter van het hoofdstembureau in eiken kieskring en geschiedt de onderteekening door kiezers, cÜe bevoegd zijn te stemmen binnen den kieskring waarin de lijst wordt ingeleverd. Dezelfde kiezer mag niet meer dan ééne lijst onderteekenen. De vorm en de> inrichting der lijsten worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Deze wijst tevens aan den tijd en de plaats waarop formulieren kosteloos voor de kiezers verkrijgbaar moeten zijn. Art. 36. De candidaten worden met vermelding van hunne voorletters en woonplaats op de lijsten geplaatst in de volgorde waarin door de onderteekenaars aan hen de voorkeur wordt gegeven. Art. 37. Op dezelfde lijst mogen ten hoogste tien candidaten worden geplaatst. Indien het betreft de verkiezing van de leden der Tweede Kamer, of der Provinciale Staten of van den raad van eene gemeente, die in kieskringen is verdeeld, mag dezelfde candidaat niet voorkomen op meer dan ééne van de lijsten, ingeleverd in denzelfden kieskring. Indien het betreft de verkiezing Van de leden van den raad van eene gemeente die niet in kieskringen is verdeeld, mag dezelfde candidaat niet voorkomen op meer dan ééne lijst. Art. 38. Bij de inlevering van eene lijst kunnen de onderteekenaars schriftelijk een gemachtigde en diens plaatsvervanger aanwijzen, bevoegd tot het verbinden van de lijst overeenkomstig artikel 50. Art. 39. Bij de lijst wordt overgelegd de schriftelijke vérklaring van iederen daarop voorkomenden candidaat, dat hij bewilligt in de plaats hem op de lijst aangewezen. De onderteekening van de verklaring moet zijn gelegaliseerd door den burgemeester van de woonplaats van den candidaat. Art. 40. De inlevering der lijsten geschiedt persoonlijk door één der onder¬ teekenaars. De candidaten kunnen daarbij tegenwoordig zijn. De voorzitter van het hoofdstembureau stelt een bewijs van ontvangst ter hand aan dengene, die de lijst inlevert. De voorzitter van het hoofdstembureau doet de bij hem ingeleverde lijsten onverwijld op de secretarie der gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd voor een ieder ter inzage nederleggen. Art. 41. Het hoofdstembureau onderzoekt de lijsten. Voldoet eene lijst niet aan de eischen gesteld in artikel 35, derde lid, is een candidaat niet aangeduid met vermelding van zijne voorletters èn woonplaats, of ontbreekt eene verklaring als* vermeld in artikel 39, dan geeft het hoofdstembureau hiervan, met aanduiding van het verzuim, onverwijld bij aangeteekenden brief of tegen gedagteekend ontvangbewijs kennis aan hem, die de lijst heeft ingeleverd. Voor den aangeteekenden brief wordt vrijstelling verleend van het aanteekenrecht bedoeld in artikel 11 der wet van 15 April 1891 (Staatsblad no. 87), en vervalt de aanspraak op schadevergoeding bedoeld in artikel 12 dier wet. Binnen drie dagen na den dag waarop de kennisgeving is Verzonden, kan hij, die de lijst heeft ingeleverd, het verzuim in de kennisgeving aangeduid, herstellen ter secretarie der gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. Bij verhindering of ontstentenis van hem, die de lijst heeft ingeleverd, treedt voor de toepassing van dit artikel en van de artikelen 45, 46 en 47 in diens plaats een der andere onderteekenaars van de lijst, in de volgorde waarin zij haar hebben onderteekend. Art. 42. Uiterlijk op den veertienden dag na de inlevering beslist het hoofdstembureau in eene openbare zitting over de geldigheid der lijsten en over de handhaving van de daarop voorkomende candidaten, met inachtneming van hetgeen in de beide volgende artikelen is bepaald. Dag en uur van de zitting worden vooraf aangekondigd in een der nieuwsbladen van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd of, bij gebreke daarvan, van eene naburige gemeente. Art. 43. Ongeldig zijn de lijsten: o. die niet zijn ingeleverd met macht* Tekst der wet. 7 neming van artikel 35, eerste lid, en artikel 40, eerste lid; 6. die niet door het vereischt getal bevoegde kiezers zijn onderteekend. Bij de vaststelling van dit getal blijven buiten aanmerking de onderteekenaars, achter wier naam ontbreekt de vermelding in artikel 35, derde lid, gevorderd, of die meer dan ééne lijst hebben onderteekend; c. die niet voldoen aan de voorschriften vastgesteld bij den algemeenen maatregel van bestuur in artikel 35, laatste lid, bedoeld; d. waarop, door toepassing van artikel 44, alle candidaten zijn geschrapt. Art. 44. Het hoofdstembüreau schrapt, in de volgorde in dit artikel aangewezen, van de lijsten de candidaten: a. die niet daarop zijn geplaatst op de wijze in artikel 36 bepaald; b. van wie niet is overgelegd de verklaring vermeld in artikel 39; c. die voorkomen, indien het betreft de verkiezing van de leden der Tweede Kamer, der Provinciale Staten of van den raad van eene gemeente, die in kieskringen is verdeeld, op meer dan ééne in den kieskring ingeleverde lijst, indien het betreft de verkiezing van de leden van den raad van eene gemeente die niet in kieskringen is verdeeld, op meer dan ééne lijst; d. die op de lijst voorkomen na het ten hoogste toegelaten aantal. Art. 46. Binnen twee dagen na den dag waarop door het hoofdstembureau over de geldigheid der lijsten en over de handhaving der daarop voorkomende candidaten is beslist, kan hij, die eene lijst heeft ingeleverd, van de beslissing waarbij zij ongeldig is verklaard, of een candidaat is geschrapt, in beroep komen bij de Gedeputeerde Staten. Art. 46. De Gedeputeerde Staten behandelen het beroep in eene openbare vergadering, te houden binnen acht dagen na den dag waarop het is ingekomen. Dag en uur der vergadering worden onverwijld door Onzen Commissaris in de provincie medegedeeld aan hem die het beroep heeft ingesteld en aan het hoofdstembureau. Bij de behandeling kan hij die het beroep heeft ingesteld dit beroep, en de voorzitter of een der andere leden van het hoofdstembureau de beslissing van dit bureau toehchten. Art. 47. De Gedeputeerde Staten beslissen op het beroep bij een met redenen omkleed besluit, uiterlijk op den dag na de behandeling. Zij deelen hun besluit onverwijld mede aan hem die het beroep heeft ingesteld en aan het hoofdstembureau. Art. 48. Nadat de termijn voor beroep is verstreken, of in geval van beroep, nadat het besluit van de Gedeputeerde Staten aan het hoofdstembureau is medegedeeld, doet dit burea,u de geldige lijsten, na die te hebben genummerd in de volgorde door het lot aangewezen, onverwijld toekomen aan het centraal stembureau. Art. 49. Het centraal stembureau maakt onverwijld de lijsten openbaar. De openbaarmaking geschiedt: indien het betreft de verkiezing van de leden der Tweede Kamer of der Provinciale Staten, door plaatsing van de lijsten, naar de kieskringen gerangschikt en met vermelding van haar nummers, in de Staatscourant; ^ndien het betreft de verkiezing van de leden van den raad, door néderlegging van de lijsten ter inzage voor een ieder op de secretarie der gemeente, als het geldt eene gemeente die in kieskringen is verdeeld, naar de. Meskringên gerangschikt en met vermelding van de nummers der lijsten. Van de néderlegging geschiedt tegelijk openbare kennisgeving. Bovendien worden de lijsten zoo spoedig mogelijk in afschrift aangeplakt, indien het betreft de • verkiezing van de leden der Tweede Kamer of der Provinciale Staten, in alle gemeenten van den kieskring in welken de lijsten zijn ingeleverd, indien het betreft de verkiezing van de leden van den raad in de gemeente waar de verkiezing plaats heeft. Daartoe worden afschriften van de lijsten door het hoofdstembureau toegezonden aan de burgemeesters van de betrokken gemeenten. Art. 60. Binnen zeven dagen na den dag waarop de lijsten overeenkomstig het tweede lid van het vorig artikel zijn openbaar gemaakt, kunnen de gemach-i tigden der onderteekenaars van lijsten deze tot eene groep verbinden door eene daartoe strekkende gemeenschappelijke verklaring, schriftelijk bij het centraal stembureau in te leveren. 8 Tekst der wet. Dezelfde lijst kan niet deel uitmaken van meer dan ééne lijstengroep. Heeft' een gemachtigde meer dan eene vérklarihg, als vermeld in het eerste lid, onderteekend, dan is zijne onderteekening onder iedere van deze verklaringen ongeldig. Onmiddellijk na afloop van den termijn gesteld in het eerste lid wordt, op de wijze voorgeschreven bij artikel 49, tweede lid, openbaar gemaakt, welke lijsten tot eene groep zijn verbonden. Art. 51. Binnen vijf en veertig dagen na de candidaatstelling geschiedt eene stemming over de lijsten en de daarop voorkomende candidaten. Indien het betreft de verkiezing van de leden der Tweede Kamer, der Provinciale Staten of van den raad van eene gemeente die in kieskringen is verdeeld, geschiedt in iederen kieskring de stemming uitsluitend over de in dien kieskring ingeleverde lijsten en de daarop voorkomende candidaten. Art. 52. Tenminste drie dagen vóór den tot stemming bepaalden tijd ontvangt elk kiezer, die bevoegd is aan de stemming deel te nemen, van den burgemeester der gemeente, op welker kiezerslijst hij voorkomt, eene kaart, bevattende eene oproeping voor de stemming. Op deze kaart worden vermeld zijn naam en voorletters, het nummer, waaronder hij op de kiezerslijst voorkomt, het lichaam, waarin plaatsen moeten worden vervuld, het stemdistrict, waartoe hij behoort, de plaats der stemming in dat district, de tijd der stemming, de lijsten van candidaten in de volgorde der nummers en de inhoud van art. 128 van het Wetboek van Strafrecht, zoomede eene herinnering aan de verplichting, opgelegd bij art. 71, tweede lid. Indien het betreft de verkiezing van leden van den raad van eene gemeente, die in kieskringen is verdeeld, wordt op de kaart tevens vermeld de kieskring, waartoe de kiezer behoort. De vorm en de inrichting dezer kaart worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Aan den tot deelneming aan de stemming bevoegden kiezer die zijne kaart heeft verloren, of wien geen kaart is toegezonden, wordt op zijne aanvraag door of van wege den burgemeester eene kaart uitgereikt, mits hij voldoende van zijne identiteit doe bhjken. Tot dé uitreiking, hier omschreven, is ook het stembureau bevoegd. Ten minste drie dagen vóór den tot stemming bepaalden tijd geschiedt tevens in elke gemeente openbare kennisgeving Van het lichaam, waarin plaatsen moeten worden vervuld, van den tijd der stemming en van den inhoud van artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht, zoomede eene herinnering aan de verphchting, opgelegd bij art. 71, tweede lid. Art. 53. De stemming vangt aan des morgens te acht uren en duurt tot des namiddags te vijf uren. Art. 54. Personen bij wie en bestuurders van bijzondere ondernemingen en nistellingen, waarbij mannen, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt, in dienstbetrekking zijn, zijn, voor zoover niet bij algemeenen maatregel van bestuur vrijstelling is verleend, verplicht te zorgen, dat ieder van dezen, die bevoegd is tot de keuze mede te werken, gedurende ten minste twee achtereenvolgende uren tusschen acht uren des voormiddags en vijf uren des namiddags daartoe gelegenheid vinde. Art. 55. Personen en bestuurders, in het voorgaande artikel bedoeld, zijn, voor zoover arbeid wordt verricht in fabrieken of werkplaatsen, verplicht te zorgen, dat in het arbeidslokaal, en zoo er meerdere arbeidslokalen zijn, in het grootste of wel in meer dan één arbeidslokaal, gedurende twee werkdagen vóór en op den tot stemming bepaalden tijd op eene zichtbare wijze is opgehangen eene door hen of van hunnentwege onderteekende lijst, de uren, in het voorgaand artikel bedoeld, vermeldende, voor elk afzonderlijk of groepsgewijze of voor allen gezamenlijk. Art. 56. De stemming geschiedt ten overstaan van het stembureau in het voor iederen kiezer op de kiezerslijst aangewezen stemdistrict. Art. 57. In elk stemdistrict is een. stembureau. Elk stembureau bestaat uit vier leden, waarvan één voorzitter is. Bovendien worden daarin ten minst* drie plaatsvervangende leden benoemd. Indien bij de beslissingen van het stem- Tekst der wet. 9 bureau de stemmen staken, beslist de stem des voorzitters. Art. 68. De raad der gemeente, waarin het stembureau zitting houdt, benoemt, behoudens het • bepaalde in artikel *59, eerste lid, de leden en de plaatsvervangende leden van het stembureau uit zijn midden. De raad evenwel eener gemeente, welke meer dan één stemdistrict bevat, kan buiten zijn ' midden inwoners dier gemeente, tevens kiezers, telkens voor den tijd van twaalf maanden tot leden en plaatsvervangende leden der stembureaux benoemen. Art. 59. De burgemeester is voorzitter van het stembureau in het eerste of eenige stemdistrict zijner gemeente. Hij kan zich laten vervangen door feen lid van den gemeenteraad daartoe door den raad aan te wijzen. - De voorzitters van alle andere stembureaux worden door den gemeenteraad zooveel mogelijk uit zijn midden benoemd. Is het getal der beschikbare gemeenteraadsleden niet toereikend om daaruit voorzitters voor alle stembureaux in de gemeente aan te wijzen, dan kan de raad daartoe inwoners van de gemeente, tevens kiezers, benoemen. Art. 60. De bij de opening der zitting van het stembureau fungeerende voorzitter, leden of plaatsvervangende leden, kunnen slechts aan dat stembureau aan de stemming deelnemen. Art. 61. Gedurende de zitting zijn steeds de voorzitter en twee leden in het stembureau aanwezig. Bij ziekte of noodzakelijke verhindering van den voorzitter treden die leden, naar volgorde van benoeming, als zoodanig op. De tijdelijke vervanging der leden wordt, zoo daaraan behoefte bestaat, door den voorzitter van het stembureau geregeld. Zijn geene plaatsvervangende leden be-. schikbaar, dan worden door den voorzitter uit de in hét lokaal aanwezige kiezers, een of meerdere leden benoemd, voor den tijd der ontstentenis van de plaatsvervangende leden. Van alle verwisselingen in de samenstelling van het stembureau wordt op het proces-verbaal aanteekening gehouden met opgave van de reden daarvoor en van den tijd der vervanging. Art. 62. Bij plaatselijke verordening, waarvan afkondiging geschiedt, wordt voor elk stemdistrict een geschikt stemlokaal aangewezen. - De burgemeester zorgt voor de inrichting van het lokaal. Art. 63. Op de tafel, voor het stembureau staande, ligt een exemplaar dezer wet en der algemeene maatregelen van. bestuur, die op de verkiezing betrekking hebben, en een afschrift of afdruk van de kiezerslijst. Art. 64. De tafel is zoodanig geplaatst, dat de kiezers de verrichtingen van het bureau kunnen gadeslaan. Art. 66. Nevens of op die tafel staat de stembus, vervaardigd naar het bij algemeenen maatregel van bestuur daarvoor vast te stellen model en gesloten met twee verschillende sleutels, waarvan de eene onder den voorzitter, de andere onder het oudste lid berust. Art. 66. Buiten de ruimte voor het pubhek bestemd, zijn in het stemlokaal een of meer geheel van elkander afgescheidene lessenaars geplaatst, waarvan de toegang zichtbaar is voor het stembureau ep voor het pubhek, en waaraan de mvulling van het stembiljet in het geheim geschiedt. De verdere inrichting van het stemlokaal; het aantal, de plaatsing en de inrichting der lessenaars, worden bij algemeenen maatregel van bestuur geregeld. Art. 67. De burgemeester der gemeente, waar het hoofdstembureau is gevestigd, draagt zorg, dat stembiljetten tot een met twintig ten honderd van het getal der kiesbevoegden vermeerderd-aantal, tijdig worden in gereedheid gebracht en, indien het betreft de verkiezing van de leden der Tweede Kamer of der Provinciale Staten en de kieskring meer dan ééne gemeente omvat, in eene, aan het aantal der kiezers in iedere gemeente evenredige, hoeveelheid aan de burgemeesters der gemeenten van den Meskring worden toegezonden in een verzegeld pak, waarop het aantal der zich daarin bevindende biljetten is vermeld. Geen andere stembiljetten mogen bij de stemming wofrden gebruiM. De kosten van het in gereedheid brengen van de stembiljetten worden naar 10 Tekst der wet. evenredigheid van het aantal verstrekte biljetten over de gemeenten verdeeld. Art. 68. De burgemeester draagt zorg, dat vóór den aanvang der stemming bij elk stembureau in zijne , gemeente aanwezig zijn stembiljetten tot een met twintig ten honderd van het getal der kiesbevoegden in het stemdistrict vermeerderd aantal. Deze biljetten worden aan het bureau toegezonden in een ver(zegeld pak, waarop het aantal der zich daarin bevindende biljetten is vermeld. Art. 69. Op het stembiljet zijn aan de eene zijde gedrukt de lijsten van candidaten, waarover de stemming moet geschieden, met vermelding van haar nummer en gerangschikt in de volgorde der nummers; aan de keerzijde is gestempeld de handteekening van den voorzitter van het hoofdstembureau. De verdere inrichting van het stembiljet wordt geregeld bij algemeenen maatregel van bestuur. Art. 70. Vóór acht uur des morgens alvorens iemand tot deelneming aan de stemming wordt toegelaten opent het stembureau tijdig het pak met stembiljetten, telt de biljetten en sluit de bus na zich overtuigd te hebben, dat zij volkomen ledig is. Art. 71. Tot de stemming wordt 'niemand toegelaten dan die volgens de kiezerslijst bevoegd is tot de keuze mede te werken en in het bezit is van de bij art. 52 vermelde kaart. Ieder die volgens de kiezerslijst bevoegd is tot de keuze mede te werken, is verplicht zich binnen den voor de stemming bepaalden tijd ter uitoefening van zijn kiesrecht aan te melden bij het stembureau in het voor hem op de kiezerslijst aangewezen stemdistrict, behalve in het geval voorzien bij art. 60 of bij het bestaan van eene geldige reden van verhmdexing. Art. 72. De kiezer overhandigt aan het stembureau de kaart vermeld in art. 52. Art. 73. De kiezer ontvangt daarop uit handen van den voorzitter, die daarbij overluid den naam van den kiezer en het nummer waaronder deze op de kiezerslijst voorkomt opleest, het stembiljet, dicht¬ gevouwen naar de zijde waarop de namen, der candidaten zijn gesteld. De biljetten mogen niet vroeger en alleen op deze wijze aan de kiezers worden verstrekt. Twee leden van het stembureau houden aanteekening van het getal der verstrekte biljetten. Art. 7i. De kiezer begeeft zich na ontvangst van het stembiljet onverwijld naar eenen niet in gebruik genomen lessenaar en stemt aldaar door met potlood zwart te maken een wit stipje geplaatst in een stemvak voor den naam van den candidaat zijner keuze. Hij vouwt het biljet dicht naar de zijde, waarop de namen der candidaten zijn gesteld en begeeft zich daarmede onmiddellijk naar het stembureau. De voorzitter van het stembureau, na zich, zonder het stembiljet in handen te nemen, overtuigd te hebben dat het aan de buitenzijde den voorgeschreven stempel draagt, doet den kiezer het stembiljet in de stembus steken. Art. 75. Een der leden van het stembureau houdt, door het stellen zijner paraphe naast den naam van den kiezer op een afschrift of afdruk van de kiezerslijst, aanteekening, dat de kiezer aan de stemming heeft deelgenomen. Tevens wordt aanteekening gehouden van de namen der kiezers die mochten weigeren een stembiljet in ontvangst te nemen. Art. 76. Een kiezer kan, wanneer hij zich bij de mvulling van zijn biljet vergist, eenmaal een nieuw stembiljet aanvragen, mits het eerst overhandigde door hem wordt teruggegeven. Art. 77. Wanneer blijkt dat een kiezer lichamelijk hulpbehoevend is, kan de voorzitter van het stembureau toestaan, dat hij zich doe bijstaan. Art. 78. De kiezer, die na waarschu. wing de bij deze wet of de bij den tot uitvoering daarvan genomen algemeenen maatregel van bestuur, gegeven voorschriften omtrent de stemming niet opvolgt, wordt niet tot de stembus toegelaten en is verplicht het stembiljet, zoo hem dit reeds overhandigd is, terug te geven. De kiezer, die tot de stembus toegelaten, Tekst dee wet. 11 weigert het stemhjljet in de bus te steken, is eveneens verplicht dit terug te geven. De teruggegeven stembiljetten worden I door het stembureau onmiddellijk onI bruikbaar gemaakt, op de wijze bij algeI meenen maatregel van bestuur te bepalen. Art. 79. Gedurende den tijd, dat het I stembureau zitting houdt, zijn de kiezers I bevoegd in het stemlokaal te vertoeven, I voor zoover de orde daardoor niet wordt verstoord en de voortgang der stemming niet wordt belemmerd. De kiezers verschijnen daar ongewapend, tenzij zij behooren tot de gewapende I macht of een wapen bij zich hebben, dat I behoort tot hunne ambtskleeding of bij I de Meeding, door hen met vergunning van het boven hen gesteld openbaar gezag gedragen. vDe in het stemlokaal aanwezige Mezers kunnen, zoo de stemming niet overeenI komstig de wet geschiedt, bezwaren inbrengen. Hiervan wordt door het stembureau in het proces-verbaal der stemming melding gemaakt. Art. 80. De voorzitter van het stemI bureau* is. belast met de handhaving der orde in het stemlokaal. Niet dan op zijne vordering en alleen tot bedwang van wanorde, mag eenige gewapende macht in het stemlokaal of zijne toegangen worden geplaatst. De burgerlijke en militaire autoriteiten zijn gehouden aan eene daartoe door den voor;. zitter van het stembureau gedane vordei ring te voldoen. Art. 81. Bevindt het stembureau, dat wanorde in het stemlokaal of zijne toegangen den behoorlijken voortgang der I stemming onmogelijk maakt, dan wordt I dit door den voorzitter verklaard. De | stemming wordt daarop aanstonds geschorst en tot den volgenden dag des voormiddags te acht uren verdaagd. De stembus wordt onmiddellijk, in tegenwoordigheid der in het stemlokaal aanwezige kiezers, gesloten en verzegeld. Het proces-verbaal der gehoudene zitI ting wordt daarna opgemaakt en evenals I de sleutels, de niet gebruikte stembilI jetten, de teruggegeven stembiljetten, de | ingeleverde kaarten en de kiezerslijst, bedoeld in art. 75 in afzonderlijke verzegelde papieren gesloten. Van al deze verrich- i door net stemDureau onmiaaenijK on- I stembureau zitting houdt, zijn de kiezers tingen wordt door het stembureau in het proces-verbaal melding gemaakt. De voorzitter van het stembureau zendt onmiddellijk op de spoedigste wijze bericht van de schorsing der stemming aan 'Onzen Commissaris in de provincie. Deze bepaling is niet van toepassing op de verkiezing van de leden van den raad in de gemeenten die niet in stemdistricten zijn verdeeld. Art. 82. Onmiddellijk na onderteekening van het in het vorige artikel bedoelde proces-verbaal, wordt dit met de stembus en de verzegelde pakken, door den voorzitter van het stembureau, zoo hij de burgemeester is, in bewaring genomen en anders aan den burgemeester ter bewaring overgebracht. Deze levert alles op den dag, waarop de stemming wordt hervat, vóór den aanvang der stemming, opnieuw aan het stembureau in. Vóór den aanvang der hervatte stemming worden de verzegelde pakken geopend. Bij die stemming wordt eene tweede stembus gebezigd. De hervatte stemming duurt tot des namiddags vijf uren. Art. 83. Zoodra de in art. 53 of 82 voor de stemming bepaalde tijd verstreken is, wordt dit door den voorzitter van het stembureau aangekondigd en worden alleen de op het oogenblik dezer aankondiging in het stemlokaal aanwezige Mezers nog tot de stemming toegelaten. ' Nadat de stemming is afgeloopen wordt het aantal Mezers dat blijkens het aantal ingeleverde kaarten aan de verMezing heeft deelgenomen, en het aantal der niet gebruikte en der teruggegeven stembiljetten opgemaakt en aan de aanwezige Mezers bekend gemaakt. Daarop wordt de Mezerslijst door het stembureau, met opgave van het aantal der daarop gestelde paraphen gewaarmerM en worden deze lijst, de niet gebruikte stembiljetten, de teruggegeven stembiljetten en de ingeleverde kaarten, in afzonderlijke verzegelde papieren gesloten. Art. 84. Onmiddellijk na de in art. 83 voorgeschreven bekendmaMng en verzegeling wordt de stembus geopend. De stembiljetten worden dooreen gemengd, geteld en vergeleken met het getal Mezers, die aan de stemming hebben deelgenomen. 12 Tekst deb wet. Met afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kan het stembureau tusschen de in artikel 83 voorgeschreven verzegeling en de opening der stembus een tijdruimte laten van ten hoogste een uur, mits het stemlokaal niet verlatende en de stembus onder zijn toezicht houdende. Indien van dezè bevoegdheid gebruik is gemaakt, wordt biervan en van het voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden aanteekening gehouden in het proces-verbaal der stemming. Art.'85. De voorzitter opent de stembiljetten. Hij deelt, na opening van elk biljet, den naam mede van den candidaat op wien eene stem is uitgebracht. De oudste der andere leden van het stembureau ziet het stembiljet na. De beide overige leden houden aanteekening van iedere uitgebrachte stem. Art. 86. Van, onwaarde zijn andere stembiljetten dan die, welke volgens deze wet en de tot hare uitvoering gegeven voorschriften mogen worden gebruikt. Van onwaarde zijn voorts de stembiljetten: Waarop in geen stemvak het wit stipje zwart is gemaakt; waarop de namen van andere personen dan de candidaten, of waarop andere bijvoegingen geplaatst zijn; waarop in meer dan één stemvak het wit stipje zwart is gemaakt; waarop de aanwijzing van eenen candidaat is geschied op eene andere wijze dan is voorgeschreven bij artikel 74; en de stembiljetten, die eene aanduiding van den kiezer bevatten; of die niet voorzien zijn van den voorgeschreven stempel. Onder bijvoegingen worden niet begrepen punten, strepen, vlakken, nagelindrukken, vouwen, scheuren, gaten en vakken, tenzij deze blijkbaar opzettelijk zijn aangebracht. Het stembureau beslist over de waarde van het stembiljet, terstond nadat het biljet is geopend. De voorzitter maakt de redenen van ongeldigverklaring en van twijfel en der beslissing onmiddellijk bekend, Indien een der in de zaal aanwezige kiezers dit verlangt, moet het biljet worden vertoond. Van een en ander geschiedt aanteekening in het proces-verbaal der stemming. Art. 87. Terstond nadat alle stembiljetten zijn geopend en de daarop uitgebrachte stemmen opgenomen, maakt de voorzitter van het stembureau ten aanzien van iedere lijst bekend zoowel het aantel der op iederen candidaat uitgebrachte '.stemmen als het gezamenlijk aantal uitgebrachte stemmen. Art. 88. Daarop worden de geopende, zoowel de geldige als de van onwaarde verklaarde stembiljetten, elk soort afzonderlijk in een verzegeld papier gesloten. De verzegeling in de artt. 81, 83 en in dit artikel voorgeschreven, wordt geregeld bij algemeenen maatregel van bestuur. Door de in het lokaal aanwezige kiezers kunnen bezwaren worden ingebracht. Vervblgens wordt aanstonds procesverbaal opgemaakt van de gehouden stemming. Hierin worden ook de ingebrachte bezwaren vermeld. Art. 89. Het proces-verbaal der stemming wordt door alle leden van het stembureau geteekend. Het wordt met de verzegelde pakken, in de artikelen 83 en 88 bedoeld, door het jongste lid van het stembureau onverwijld naar den voorzitter van het hoofdstembureau ovérgebracht. Art. 90. Het stembureau deélt binnen twee dagen na den dag der steniming aan den burgemeester mede de namen van de kiezers binnen zijn ressort die-zich niet hebben aangemeld overeenkomstig art. 71, tweede lid. Art. 91. Het hoofdstembureau houdt den volgenden dag des namiddags te twee uren eene zitting. Is te voorzien, dat de processen-verbaal alsdan nog niet alle naar den zetel van het hoofdstembureau kunnen zijn overgebracht, dan wordt de zitting door Onzen Commissaris in de provincie bij een met redenen omkleed besluit uiterlijk tot den derden op den dag der stemming volgenden dag op door hem te bepalen uur verdaagd. Bij de verkiezing van de leden van den raad wordt in de gemeenten welke slechts één stemdistrict bevatten en in die, door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, na. ingewonnen advies der Gedeputeerde Staten, aangewezen, de zitting gehouden onnnddelhjk na afloop van de werkzaamheid, bedoeld in artikel 89, eerste zinsnede. De artikelen 79, eerste en tweede lid, en 80 zijn van toepassing. Tekst dee wet. 13 Art. 92. Het hoofcUtembureau stelt in I de bij artikel 91 voorgeschreven zitting ten I aanzien van iedere lijst vast: o. het aantal stemmen op ieder der I candidaten uitgebracht; b. de som van de aantallen stemmen I bedoeld onder a. Deze som wordt in deze I wet stemcijfer genoemd. De voorzitter maakt de aldus verkregen uitkomsten bekend. Door de in het lokaal aanwezige kiezers I kunnen bezwaren worden ingebracht. Zij worden in het proces-verbaal der zitting opgenomen. Art. 93. Het hoofdstembureau kan, I hetzij ambtsh lve, hetzij naar aanleiding t van een met opgave van redenen gedaan verzoek van een of meer kiezers eene nieuwe opneming van stembiljetten, zoowel uit alle, als uit een of meer stemdisI tricten, bevelen. Het neemt /laartoe een met redenen omkleed besluit. Het gaat alsdan onmiddellijk tot deze opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en den inhoud te vergelijken met de processen-verbaal der stembureaux. Bij deze opneming worden de voorschriften gevolgd der artt. 83—89 eerste zinsnede. Art. 94. De processen-verbaal der zittingen van het hoofdstenbureau met de processen-verbaal der stembureaux en de overeenkomstig de artikelen 83 en 88 I verzegelde pakken blijven berusten onder I den voorzitter. Hij doet terstond afschrift van de processen-verbaal van de zittingen van het hoofdstembureau aanplakken en ter secreI tarie der gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd voor een ieder ter inzage nederleggen. Na afloop van den tijd waarvoor de verkiezing is geschied, vernietigt hij de processen-verbaal der stembureaux en de verzegelde pakken. Van deze vernietiging wordt procesverbaal opgemaakt. Art. 95. Terstond na den afloop van de zitting in artikel 91 bedoeld brengt de voorzitter van het hoofdstembureau de uitkomsten bedoeld in artikel 92, tweede lid, ter kennis van het centraal stembureau. Art. 96. Terstond na ontvangst van alle uitkomsten houdt het centraal stembureau eene zitting tot het vaststellen van den uitslag der verkiezing. Art. 97. Indien in verschillende kieskringen lijsten zijn ingeleverd waarop dezelfde candidaten, in gelijk getal en in dezelfde volgorde gerangschikt, zijn geplaatst, gelden deze gelijkluidende lijsten voor de vaststelling Van den uitslag der verkiezing als ééne lijst. Het centraal stembureau telt van deze gelijkluidende lijsten te zamen de stemcijfers en de aantallen op iederen candidaat uitgebrachte stemmen. Indien één of meer van deze gelijkluidende lijsten deel uitmaken van eene lijstengroep, die niet uitsluitend uit gelijkluidende lijsten bestaat, zijn de bepalingen van het eerste en tweede lid slechts in zooverre van toepassing, dat als ééne lijst gelden de gehjkluidende lijsten, die deel uitmaken van dezelfde groep, en eveneens als ééne lijst de gehjkluidende lijsten, die niet deel uitmaken van eene groep. Art. 98. Het centraal stembureau deelt, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 97 en 100, eerste lid, de som der stemcijfers van alle lijsten door het aantal te vervullen plaatsen. Het aldus verkregen quotiënt wordt in deze wet kiesdeeler genoemd. Art. 99. Evenzoovele malen als de kiesdeeler is begrepen in het stemcijfer eener hjst, wordt aan die lijst eene der te vervullen plaatsen toegekend. Is de som van de uitkomsten, die zijn verkregen door deeling van den kiesdeeler in het stemcijfer van ieder der lijsten, kleiner dan het aantal der te vervullen plaatsen, dan wordt van de nog te vervullen plaatsen achtereenvolgens ééne toegekend aan die lijsten, wier stemcijfers, bij de deeling door den kiesdeeler, de grootste overschotten hebben gelaten, bij welke toekenning lijsten die geen overschot hebben gelaten, worden geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Voor het toekennen van deze overblijvende plaatsen komen niet in aanmerking lijsten, wier stemcijfer lager is dan 50 pet. van den kiesdeeler. Wanneer alle lijsten, die hiervoor in aanmerking komen, een der overblijvende plaatsen hebben ontvangen en er nog plaatsen toe te kennen 14 Tekst der wet. blijven, wórden deze plaatsen opnieuw toegekend aan de lijsten, die na deeling van het stemcijfer door den kiesdeeler het grootste overschot opleverden, zoodat aan de lijst met het grootste overschot het eerst een plaats wordt toegekend en zoo achtereenvolgens. Indien nog overblijvende plaatsen toe te kennen zijn, worden deze toegekend aan dè lijsten, wier stemcijfer lager is dan 50 pet. van den kiesdeeler, en wel met dien verstande dat het eerst een plaats wordt toegekend aan de lijst wier stemcijfer na deeling door den kiesdeeler het grootste overschot oplevert, en zoo achtereenvolgens; wanneer hierna nog plaatsen toe te kennén zijn moéten deze op nieuw aldus worden toegekend. Indien twee of meer van bovenvermelde overschotten gelijk zijn, beslist, zoo noodig, het lot. Art. 100. Ter bepaling van het aantal plaatsen toe te kennen aan lijsten die tot eene groep zijn verbonden, wordt de groep beschouwd als ééne lijst, met een stemcijfer gelijk aan de som der stemcijfers van de lijsten waaruit z^j bestaat. De verdeeling der aan de groep toegekende plaatsen over de lijsten, waaruit de groep bestaat, geschiedt op de wijze voorgeschreven in de artikelen 98 en 99. Art. 101. Indien door toepassing der voorafgaande bepalingen aan eene lijst ééne of meer plaatsen zouden moeten worden toegekend boven het aantal harer candidaten, en deze lijst met ééne andere lijst tot eene groep is. verbonden, gaan die plaats of plaatsen over op de andere lijst. Is de lijst met meer dan ééne andere lijst verbonden, dan worden de plaats bf de plaatsen toegekend aan ééne of meer der verbonden lijsten, door voortzetting van de toepassing van artikel 100, tweede lid. Indien de lijst niet is verbonden, of aan de verbonden lijsten reeds een aantal plaatsen gelijk aan dat harer candidaten is toegekend, worden de overblijvende plaats of plaatsen aan ééne of meer der andere lijsten of lijstengroepen toegekend, door voortzetting van de toepassing van artikel 99, tweede lid. Art. 102. Ter vervulling van de aan iedere lijst toegekende plaatsen zijn gekozen de candidaten der lijst, die het aantal stemmen hebben verkregen gelijk aan den kiesdeeler, die is gebezigd tot toekenning van de plaatsen aan die lijst. Ter bepaling van het aantal stemmen door ieder van op eene lijst geplaatste candidaten verkregen, worden de stemmen, die boven het aan den' kiesdeeler gelijk aantal op een candidaat der lijst zijn uitgebracht, overgedragen op de candidaten dier lijst op wie een aantal stemmen kleiner dan de kiesdeeler, of geen stem; is uitgebracht, in dier voege dat, voor zoover het aantal over te dragen stemmen dit toelaat, aan ieder van deze candidaten, in de volgorde waarin zij op de üjst voorkomen, zoovele van deze stemmen worden toegekend als het aantal der op hem uitgebrachte stemmen minder bedraagt dan de kiesdeeler. Art. 103. Hebben minder candidaten eener lijst dan plaatsen aan die lijst zijn toegekend het aantal stemmen gelijk aan den kiesdeeler verkregen, dan zijn, ter vervulling van de overblijvende plaatsen, diegenen van de overige candidaten der lijst gekozen die de meeste stemmen hebben verkregen. Heeft geen enkele candidaat eener lijst het aantal stemmen gelijk aan den kiesdeeler verkregen, dan zijn, ter vervulling van de aan die lijst toegekende plaatsen, diegenen van de candidaten der lijst gekozen die de meeste stemmen nebben verkregen. Voor zoover candidaten geene of een gelijk aantal stemmen hebben verkregen, beslist de volgorde der lijst. Indien dezelfde candidaat op meer dan ééne lijst het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn heeft verkregen, geldt hij als gekozen op de lijst die het lot aanwijst, en wordt voor de toepassing van dit artikel en van artikel 102,- eerste lid, zijn naam op de andere lijsten buiten rekening gelaten. De naam van den candidaat die hierdoor op een lijst het aantal stemmen, vereischt om gekozen te zijn, verkrijgt, wordt op die lijst, voor de toepassing van dit artikel en van artikel 102, eerste lid, eveneens buiten rekening gelaten, indien die candidaat op een andere lijst dat aantal stemmen reeds verkregen had. Art. 104. Het centraal stembureau rangschikt ten aanzien van iedere lijst de Tekst deb wet. 15 daarop voorkomende, niet gekozen, candidaten in de volgorde van het door ieder van hen verkregen aantal stemmen of, voorzoover zij geene of een gelijk aantal stemmen hebben verkregen, in de volgorde van de lijst. Bij de toepassing van het eerste lid worden buiten rekening gelateD de namen van candidaten, die op eene andere lijst zijn gekozen. Art. 106. Is bij de vaststelling van den uitslag der verkiezing een candidaat overleden, dan wordt voor de toepassing der artikelen 102, eerste Md, 103 en 104 zijn naam buiten rekening gelaten. Art. 106. De voorzitter van het centraal stembureau maakt, in de bij artikel 96 voorgeschreven zitting, bekend: den uitslag der verkiezing; de volgorde, vermeld in artikel 104; het stemcijfer van iedere lijstengroep en van iedere lijst; het aantal stemmen op ieder van de op iedere lijst geplaatste candidaten uitgebracht, en de getallen, die bij de toepassing van de artikelen 98 en 100, tweede lid, als kiesdeeler zijn gebezigd. De artikelen 79, eerste en tweede lid, 80 en 92, derde en vierde lid, zijn van toepassing. Art. 107. De vorm en de inrichting der, ingevolge de artikelen 81, 88, 92, 106, 129, 135, 136 en 140 op te maken processen-verbaal worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Art. 108. De voorzitter van het centraal stembureau zendt onverwijld een afschrift van het proces-verbaal der zitting aan de voorzitters der hoofdstembureaux in de verschillende kieskringen. Art. 109. Het proces-verbaal der zitting van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer wordt terstond openbaar gemaakt door plaatsing in de Staatscourant. Het blijft berusten onder den voorzitter. TWEEDE AFDEELING. VAN DE BENOEMING VAN AFGEVAARDIGDEN TER EERSTE EN TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL EN VAN HUNNE AFTREDING. § li Van de afgevaardigden ter Eerste Kamer. Art. 110. Leden der Eerste Kamer kunnen alleen zijn Nederlanders, of door de wet als Nederlandsehe onderdanen erkenden, die niet krachtens onherroepelijke rechterhjke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking óf het beheer over hunne goederen hebben verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zijn, en den ouderdom van dertig jaren vervuld hebben. Art. 111. De leden der Eerste Kamer worden op de door de Provinciale Wet bepaalde wijze gekozen door de Provinciale Staten in de volgende verhouding: Noordbrabant 6 Gelderland 6 Zuidholland 10 Noordholland 9 Zeeland 2 Utrecht 2 Friesland 4 Overijssel 3 Groningen 3 Drenthe 2 Limburg 3 50 Art. 112. De gewone tijd te hunner verkiezing is de tweede Dinsdag der maand Juli. Alsdan wordt voorzien in de vervulling van de plaatsen der leden, die met den volgenden derden Dinsdag van September naar den rooster moeten aftreden. Art. 113. De verkiezing ,ter vdrvulling der plaatsen, die door ontslag, overlijden of om eene andere reden openvallen, geschiedt binnen dertig dagen na dat openvallen. In geval van ontbinding 'der Eerste Kamer, geschiedt de verkiezing van de leden der Eerste Kamer binnen veertig dagen na de dagteekening van het besluit tot ontbinding. Art. 114. Gedeputeerde Staten zenden ten spoedigste aan den benoemde een door 16 Tekst dek wet. den voorzitter en den griffier te teekenen uittreksel uit de notulen , der Staten-vergadering, waarin hij is benoemd. Dit uittreksel vermeldt het getal der bij de stemming tegenwoordige leden van^de Staten, dat der op den benoemde uitgebrachte stemmen, en de omstandigheden, die op de geldigheid der stemmen van invloed geweest zijn. Het strekt den benoemde tot geloofsbrief. Art. 116. De benoemde geeft, bij het bekomen van het uittreksel, een bewijs van ontvangst daarvan af en geeft binnen drie weken na de dagteekening van dat bewijs, kennis aan de Gedeputeerde Sta-» ten, of hij de benoeming aanneemt. Hij wordt, Iaat hij dien tijd zonder kennisgeving voorbijgaan, geacht de benoeming niet aan te nemen. Art. 116. Die in meer dan eene provincie is benoemd, verklaart aan de Gedeputeerde Staten dier provinciën, binnen den in het vorig'artikel gestelden termijn, welke benoeming hij aanneemt. Hij wórdt, laat hij dien tijd zonder verklaring voorbijgaan, geacht geene der op hem uitgebrachte benoemingen aan te nemen. Art. 117. Binnen veertien dagen nadat Gedeputeerde Staten kennis hebben bekomen, dat een benoemde de benoeming niet aanneemt, of nadat de in de artt. 115 en 116 bepaalde tijd verstreken is, doen de Provinciale Staten eene nieuwe keuze. Art. 118. De tot lid der Eerste Kamer benoemde legt, nevens zijn geloofsbrief, aan de Kamer over een uittreksel uit de geboorteregisters, bij gemis daarvan, eene akte van bekendheid, waaruit tijd en plaats zijner geboorte blijken, en eene door hem zeiven af te geven verklaring, vermeldende alle openbare betrekkingen die hij bekleedt. Art. 119. De geloofsbrief moet door den benoemde, binnen vier maanden na zijne dagteekening, bij de Kamer worden ingezonden. De griffier der Kamer doet aan den Minister van Binnenlandsche Zaken mededeeling der ingekomen geloofsbrieven. Is de geloofsbrief niet binnen den in de vorige zinsnede bepaalden termijn ingezonden, dan wordt de plaats geacht opnieuw te zijn opengevallen. Art. 120. De leden der Eerste Kamer kunnen ten alle tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan de Kamer, die het ter kennis brengt van den Minister van Binnenlandsche Zaken, of zoo de zitting der Kamer gesloten is, aan dien Minister. Art. 121. Wanneer een lid der Eerste Kamer ophoudt Nederlander te zijn of krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogem, de beschikking of het beheer over zijne goederen heeft verloren of van de verkiesbaarheid ontzet is, houdt hij op lid te zijn. De nieuwe verkiezing geschiedt alsdan binnen dertig dagen na den dag, waarop de Minister van Binnenlandsche Zaken kennis van het feit heeft bekomen. § 2. Van de afgevaardigden ter Tweede Kamer. Art. 122. Leden der Tweede Kamer kunnen alleen zijn Nederlanders, of door de wet als Nederlandsehe onderdanen erkenden, die niet krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zijn en den ouderdom van dertig jaren vervuld hebben. Art. 123. De leden der Tweede Kamer worden gekozen door hen die op de lijst van kiezers voor deze Kamer zijn gebracht. Art. 124. De gewone tijd ter candidaatsteiling voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer is de voorlaatste Dinsdag der maand Mei. Aldsan worden candidaten gesteld ter vervulling van de plaatsen der leden, die met den volgenden derden Dinsdag van September moeten aftreden. Art. 125. In geval van ontbinding der Tweede Kamer geschiedt de candidaatstelling voor de verkiezing van de leden der nieuwe Kamer binnen veertig dagen na de dagteekening van het besluit tot ontbinding. Art. 126. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken - bepaalt vóór elke verkiezing van de leden der Tweede Kamer den dag waarop de stemming zal geschieden. De stemming geschiedt in alle kies- Tekst deH wet". 11 kringen en in alle stemdistricten op denzelfden dag. Art. 127. De benoemde ontvangt onverwijld van den voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring waarin de bjst, waarop hij is gekozen, is ingeleverd, een afschrift van het proces-verbaal der in artikel 91 voorgeschreven zitting van dit bureau en van de processen-verbaal der stemming, en van den voorzitter van het centraal stembureau een afschrift van het proces-verbaal der in artikel 96 voorgeschreven zitting van dit bureau. In de gevallen voorzien in de artikelen 129, 135, 136 en 140, ontvangt de benoemde tevens een afschrift van het proces-verbaal der zitting van het centraal stembureau waaruit zijne benoeming blijkt. De afschriften strekken den benoemde tot geloofsbrief. Art. 128. De benoemde geeft binnen drie dagen na het bekomen van de afschriften bewijs van ontvangst daarvoor af. Binnen vier weken na de dagteekening van het bewijs van ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal der zitting van het centraal stembureau waaruit zijne benoeming blijkt, geeft hij kennis aan den voorzitter van dit bureau, of hij de benoeming aanneemt. Hij wordt, laat hij dien tijd zonder kennisgeving voorbijgaan, geacht de benoeming niet aan te nemen. Art. 129. Wanneer een benoemde zijne benoeming niet aanneemt, wordt door het centraal stembureau, in eene zitting te houden binnen veertien dagen na de- ontvangst door den voorzitter van de in artikel 128, tweede hd, bedoelde kennisgeving of na het verstrijken van den daarin gestelden termijn, in plaats van hem, die de benoeming niet heeft aangenomen, benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst waarop hij, die de benoeming niet heeft aangenomen, is gekozen en die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104, voor benoeming in aanmerking komt. Daarbij wordt buiten rekening gelaten de naam van den candidaat, die is overleden, of die reeds hd der Tweede Kamer is. Dag en uur der zitting worden vooraf in de Staatscourant bekend gemaakt. De artikelen 79, eerste en tweede Hd, 80 en 92, derde en vierde lid, zijn van toepassing. De voorzitter van het centraal stembureau brengt de benoeming ter kennis van den voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring in welken de in het eerste hd genoemde lijst is ingeleverd. Art. 130. De tot hd der Tweede Kamer benoemde legt, nevens zijn geloofsbrief, aan de Kamer over een uittreksel uit de geboorteregisters, hij gemis daarvan, eene akte van bekendheid, waaruit tijd en plaats zijner geboorte blijken, en eene door hem zeiven af te geven verklaring, vermeldende alle openbare betrekkingen die hij bekleedt. Art. 131. De geloofsbrief moet door den benoemde, binnen twee maanden, na ontbinding binnen een maand, na zijne dagteekening, bij de Kamer worden ingezonden. De griffier der Kamer doet aan den Minister van Binnenlandsche Zaken mededeeling van de ingekomen geloofsbrieven. Is de, geloofsbrief niet binnen den in de vorige zinsnede bepaalden termijn ingezonden, dan wordt de plaats geacht op den eersten dag na afloop van dien termijn opnieuw te zijn opengevallen. ' Art, 132. De Tweede Kamer gaat niet over tot het onderzoek van de geloofsbrieven ingezonden door de na periodieke aftreding of ontbinding nieuw inkomende leden, dan nadat zijn ingekomen de geloofsbrieven van alle leden, of verstreken zijn de termijnen gesteld in artikel 131, eerste hd. Zij beslist over de toelating niet dan nadat alle ingezonden geloofsbrieven zijn onderzocht. Art. 133. Het onderzoek der geloofsbrieven strekt zich niet uit tot de geldigheid van de lijsten en van de verbinding van lijsten, zooals zij door het centraal stembureau zijn openbaar gemaakt. Art. 134. Indien de Tweede Kamer besluit tot niet toelating van de leden wegens de ongeldigheid van de stemming in eén of meer stemdistricten, geschiedt binnen veertien dagen, op den door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken te bepalen dag, in die districten eene nieuwe KlEÊW. 18 Tekst der wet. stemming en wordt de uitslag der verkiezing opnieuw vastgesteld. Art. 135. Indien de Tweede Kamer besluit tot niet toelating van één of meer leden wegens de onjuistheid van de vaststelling, door het centraal stembureau, van den uitslag der verkiezing, stelt dit bureau, in eene zitting te houden binnen ■ veertien dagen na de ontvangst door den voorzitter van de kennisgeving in artikel 137 bedoeld, den uitslag, voor zoover noodig, opnieuw vast, met inachtneming van de beslissing der Kamer. Artikel 129, tweede, derde en vierde lid, is van toepassing. Art. 136. Indien de Tweede Kamer besluit tot niet toelating van een benoemde op grond dat hij niet voldoet aan de vereischten voor het lidmaatschap, wordt door het centraal stembureau, in eene zitting te houden binnen veertien dagen na de ontvangst door den voorzitter van de kennisgeving in artikel 137 bedoeld, in de plaats van den niet toegelatene benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst waarop de niet toegelatene is gekozen en die, naar de volgorde vast gesteld overeenkomstig artikel 104, voor benoeming in aanmerking komt. Artikel 129, eerste Md, laatste zin en tweede, derde en vierde Md, is van toepassing. Art. 137. Van de besluiten der Tweede Kamer bedoeld in artikel 134 geeft de griffier der Kamer onverwijld kennis aan Onzen Minister van Binnenlandsche- Zaken, van die bedoeld in de artikelen 135 en 136 aan den voorzitter van het centraal stembureau. Art. 138. De leden der Tweede Kamer kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan de Kamer, die het ter kennis brengt van den Minister van Binnenlandsche Zaken, of, zoo de zitting der Kamer gesloten is, aan dien Minister. Art. 139. Wanneer een Md der Tweede Kamer ophoudt Nederlander te zijn of een der andere in art. 122 vermelde vereischten verhest, houdt hij op Md te zijn. Art. 140. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 129 en 136, doet Onze Minister van Binnenlandsche Zaken, wanneer buiten periodieke aftreding of ont¬ binding eene plaats in de Tweede Kamer openvalt, binnen veertien dagen nadat dit te zijner kennis is gekomen, hiervan mededeeMng aan den voorzitter van het centraal stembureau. Binnen veertien dagen na de ontvangst van deze mededeeMng wordt in eene zitting van het centraal stembureau ter vervulling van de plaats benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst waarop het uitvallend Md is gekozen en die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104, voor benoeming in aanmerking komt. Artikel 129, eerste Md, laatste zin, en tweede en derde lid, is van toepassing. De voorzitter van het centraal stembureau brengt de benoeming ter kennis van den voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring in welken de in het tweede Md genoemde lijst is ingeleverd. Art. 141. Indien, in de gevaMen voorzien in de artikelen 129, 136 en 140, geen candidaat meer voorkomt op de lijst waarop degene gekozen is wiens plaats moet worden vervuld, en deze lijst met ééne andere Mjst tot eene groep is verbonden* wordt de op deze laatste lijst voorkomende candidaat, die, naar de "volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104, voor benoeming in aanmerking komt, benoemd verklaard. Is de Mjst verbonden met meer dan ééne andere lijst, dan wordt, door toepassing van artikel 101, tweede Md, besMst aan welke van de verbonden lijsten de plaats zal worden toegekend. De op deze Mjst voorkomende candidaat, die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104, voor benoeming m aanmerking komt, wordt^ benoemd verklaard. Artikel 129, eerste Md, laatste zin, is van toepassing. Art. 142. Het onderzoek van den geloofsbrief van hem die is benoemd ingevolge de artikelen 129, 135, 136 of 140, strekt zich niet uit tot punten rakende de wettigheid der verkiezing van toegelaten leden. § 3. Van de aftreding der leden van de Eerste en Tweede Kamer. Art. 143. Een derde gedeelte van de leden der Eerste Kamer treedt om de drie jaren af. Tekst der wet. 19 Het eerste aftredende derde .bestaat voor Noordbrabant uit 2 leden, Gelderland 2, Zuidholland 4, Noordholland 3, Utrecht 1, Friesland 1, Overijssel 1, Overijssel i, Groningen 1, Drenthe 1, en Limburg 1, te zamen 17 leden. Het tweede bestaat voor Noordbrabant uit 2 leden, Gelderland 2, Zuidholland 3, Noordholland 3, Zeeland 1, Utrecht 1, Friesland 1, Overijssel 1, Groningen 1, Drenthe 1 en Limburg 1, te zamen 17 leden. Het derde bestaat voor Noordbrabant uit 2 leden, Gelderland 2, Zuidholland 3, Noórdholland 3, Zeeland 1, Friesland 2, Overijssel 1, Groningen 1 en Limburg 1, te zamen 16 leden. Art. 144. Bij ontbinding der Eerste Kamer begint de rooster van aftreding telkens opnieuw te werken, over twee jaren, te beginnen met den eerstvolgenden derden Dinsdag in September. Bij ontbinding der Tweede. Kamer treden de leden af drie jaren na den eerstvolgenden derden Dinsdag in September. Art. 146. Het lot bepaalt den tijd, waarop elk hd der Eerste Kamer naar den rooster aftreedt, zooverre deze dien tijQ niet zelf heeft aangewezen. Art. 146. Die ter vervulling eener buiten den gewonen tijd van aftreding opengevallen plaats tot hd der Eerste of Tweede Kamer is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden. Strafbepalingen. Art. 147. Hij die eene lijst, als bedoeld in artikel 35 inlevert, wetende dat zij voorzien is van handteekeningen van personen, die niet bevoegd zijn tot deelneming aan de verkiezing, waarvoor de inlevering geschiedt, terwijl zonder die handteekeningen geen voldoend aantal voor eene geldige lijst zou overblijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of eene geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden. Met gehjke straf wordt gestraft hij, die wetende dat hij niet bevoegd is tot deelneming aan de verkiezing, eene voor die inlevering bestemde lijst, als bedoeld bij artikel 35, heeft onderteekend. Art. 148. De kiezer die verzuimt de verphchting opgelegd bij art. 71, tweede lid, na te komen, ontvangt binnen veertien dagen na den dag der stemming eene uitnoodiging van den burgemeester zijner woonplaats om zich binnen andermaal veertien dagen, naar verkiezing schriftelijk of mondeling ten overstaan van den burgemeester of een door dezen aangewezen ambtenaar, te verantwoorden ter zake van zijn verzuim. Indien de burgemeester oordeelt, dat voor het niet nakomen van de verphchting opgelegd bij art. 71, tweede hd, eene geldige reden is aangevoerd, wordt aan de zaak geen verder gevolg gegeven. In het omgekeerde geval zendt de burgemeester de stukken door aan den met dè vervolging belasten ambtenaar van het Openbaar Ministerie onder mededeeling dat hem van eene geldige reden van verhindering niet is gebleken. Art. 149. De kiezer, die niet voldoet aan de verphchting opgelegd bij art. 71, tweede hd, wordt tenzij den rechter van eene geldige reden van verhindering blijkt, gestraft met berisping of met geldboete van ten hoogste drie gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, of de deswege opgelegde geldboete vrijwillig is betaald, wordt geldboete van ten hoogste tien gulden opgelegd. De uitspraak is aan hooger beroep noch cassatie onderworpen. Indien de straf van berisping wordt opgelegd aan een afwezig gebleven beklaagde, wordt eene schriftelijke vermaning van den Kantonrechter om aan de verphchting opgelegd bij art. 71, tweede hd, in het vervolg te voldoen, aan den veroordeelde van wege het openbaar ministerie beteekend op de wijze, voorgeschreven bij art. 144 van het Wetboek van Strafvordering. Art. 160. Overtreding van de artt. 54 en 55 dezer wet wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste vijf en zeventig gulden. Art. 151. De voorzitter, de leden en de ter vervanging opgeroepen plaats vervan- 20 Tekst der Wet. gende leden, van het stembureau, die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn, worden gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. Art. 162. De kiezer die niet voldoet aan de bij art. 78 opgelegde verphchting tot teruggave van het stembiljet wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste drie honderd gulden of hechtenis van ten hoogste twaalf dagen. Art. 163. De in artikel 147 bedoelde strafbare feiten worden als misdrijven, die in de artikelen 149, 150, 151 en 152 bedoeld, worden als overtredingen beschouwd. Slot- en Overgangsbepalingen. Art. 154. Wanneer de in deze wet bepaalde verrichtingen op eenen Zondag of algemeen erkenden Christelijken feestdag mochten vallen of de daarin gestelde termijnen op eenen Zondag of algemeen erkenden Christehjken feestdag mochten afloopen, treedt de eerstvolgende dag, geen Zondag of algemeen erkende Christelijke feestdag zijnde, daarvoor in de plaats. Voor zoover de bepaling van den tijd voor die verrichtingen aan het openbaar gezag is opgedragen, worden daarvoor geene Zondagen of algemeen erkende Christelijke feestdagen aangewezen. Art. 155. Deze wet is, voor zoover niet het tegendeel daaruit blijkt of bij de provinciale wet of de gemeentewet bijzondere regelingen zijn gemaakt, toepasselijk op de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de Provinciale Staten en van de gemeenteraden. Art. 166. Deze wet kan worden aangehaald onder den titel van „kieswet". Art. 157. De wet van 4 Juli 1850 (Staatsblad no. 37), gewijzigd bij art. VII van de Additionnele artikelen der Grondwet, door de Wet van 30 December 1887 (Staatsblad no. 257) en door de wet van 11 Januari 1894 (Staatsblad no. 5) vervalt, behalve voor zoover betreft de wijze van stemmen, waaromtrent de bepalingen van de Éérste Afdeeling, § 3, van toepassing blijven, op de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal tot den löden Mei 1897 en op de verkiezingen van leden der Provinciale Staten en der gemeenteraden tot op nadere wettelijke regeling. De kiezerslijsten, op grond van de bepalingen dier wet vastgesteld blijven tot 15 Mei 1897 van kracht. Ten behoeve van de vaststelling der kiezerslijst in 1897 wordt in afwijking van artikel 23 x) vóór den 22sten Februari aan de in dat artikel bedoelde besturen ter vervanging van de lijsten A en B eene lijst gezonden van de persdnen, die voor de plaatsing op de kiezerslijst in aanmerking komen. De volgens genoemd artikel vereischte opgave wordt vóór 8 Maart ingezonden. Art. 158. Tot en met het jaar, waarin de personeele belasting, zooals die geregeld is bij de wet van 16 April 1896 (Staatsblad no. 72) wordt ingevoerd, is art. la ■"•) ook toepasselijk op hen, die over het volle laatstverloopen dienstjaar zijn aangeslagen in de personeele belasting, zooals die is geregeld bij de wet van 29 Maart 1833 (Staatsblad no. 4), laatstelijk geijwzigd bij de wet van 15 April 1891 (Staatsblad no. 88). Art. 159. Wórdt de wet van 16 April 1896 (Staatsblad no.-72) niet met den aanvang van het burgerlijk jaar ingevoerd, dan geldt de. over het jaar van invoering volgens die wet geheven belasting als belasting over een vol dienstjaar, bedoeld doeld bij art. la 1). Art. 160. Deze wet treedt in werking den lsten Januari 1897. Art. 161. De tekst van de Kieswet wordt op Onzen last in het Staatsblad geplaatst in eene doorloopend genummerde reeks van artikelen met wijziging dienovereenkomstig van de aanhalingen daarin van artikelen of gedeelten van artikelen. 1) Deze artikelen der Kieswet zooals die wet is gewijzigd bij de wetten van 31 December 1897( Staatsblad no. 309), 8 December 1900 (Staatsblad no. 208), 27 April 1912 (Staatsblad no. 16S) en 27 Maart 1915 (Staatsblad no. 170), zijn in vorenstaanden tekst vervallen. - - 1 INLEIDING. De Minister van Binnenlandsohe Zaken heeft bij de verdedi- Rechtvaar- • i •'• .... diging der ging van de regeenngs-voorstellen tot -wijziging van de bepa- J^^^ lingen der Grondwet, die de wijze van verkiezing van de leden ™ep eop het der volksvertegenwoordiging beheerschen, gesproken van een Se'wzijn" zwevend rechtsbewustzijn der bevolking, dat de richting, kil«waarin het Staatsbestuur dient te worden geleid, bepalën moet. Indien ooit eenige wet door een dergelijk zwevend rechtsbewustzijn gedragen werd, is dat wel de wijzigingswet der Grondwet zelve, die algemeen mannenkiesrecht, evenredige vertegenwoordiging, stemplicht en passief vrouwenkiesrecht onmiddelhjk heeft gebracht en actief vrouwenkiesrecht mogelijk heeft gemaakt. Immers, in de Tweede Kamer, het lichaam, waar dat rechts* bewustzijn wel in de allereerste plaats tot uiting komen moet, bleek wèl overeenstemming te bestaan omtrent den inhoud der voorstellen, die men ten slotte aanvaardde, maar niet omtrent de gronden, waarop hunne invoering wenschelijk moest worden geacht. Het is uitdrukkelijk vastgelegd: de overwegingen, waarom de Kamer in haar geheel de voorstellen der Regeering aanvaardde, zijn in de toelichting van den Minister niet te vinden; men zoekt haar ook in de redevoeringen der afzonderlijke leden te vergeefs. Vraagt men, waarom deze herziening tot stand kwam, dan is misschien nog het meest juiste antwoord het eenvoudige: „omdat men vrij algemeen oordeelde, dat de tijd er rijp voor was", wat in het wezen der zaak weinig anders is, dan een beroep op het „zwevende rechtsbewustzijn" der bevolking. Bij de eerste behandeling van de regeeringsvoorstellen in de Tweede Kamer is het uitgesproken, dat de leden, stemmende vóór die voorstellen, dientengevolge niet geacht konden worden ook de motiveering van de Regeering te aanvaarden. 22 Inleiding. De Minister In zijn Memorie van Antwoord had de Minister van Binnen- maakt den verstollen61 htndsche Zaken op- twee plaatsen, èen tegen zijne voorstellen todtehttïïT3 aangevoerde grief besprekende, te kennen gegeven, dat de gemaakte opmerking wel hem, doch niet zijne voorstellen trof. (M. v. A. 2de Kamer blz. 3.) De Minister plaatste zich dus op • het standpunt, dat men tegen zijne toelichting bezwaren kon hebben, zonder dat daarmede de vraag, of men zich met zijn voorstellen al dan niet vereenigen kon, werd aangeraakt. De heer Loeff heeft op deze kwestie de aandacht gevestigd in zijne redevoering in de vergadering der Tweede Kamer van 24 October 1916 (Hand. blz. 204). Hij zeide bij die gelegenheid: .. . '.. „Het kan dus niet anders of, willen wij rechts met deze „voorstellen medegaan, dan kunnen wij dit slechts doen na ons „vrij en los gemaakt te hebben van de toelichting. Nu erken ik „dadelijk dat dit niet is een quaestie zonder beteekenis. Men „ziet vaak — ik meen zelfs, dat de geachte afgevaardigde uit „Goes -1) ons verleden week daarvan een voorbeeld aanwees uit „de parlementaire geschiedenis in den persoon van Groen van „Prinsterer — dat met een voorstel, waarmede men het overigens eens is, niet wordt medegegaan om de toehchting. Een „toehchting, motiveering van een voorstel, is uiteraard iets „waaraan zeer veel waarde wordt gehecht. Wanneer de Minister „hier uitdrukkehjk verklaard had in de Memorie van Antwoord, „dat hij zijn voorstellen alleen beschouwd wenschte te zien in „het licht zijner Memorie van Toehchting, dan zou hij daardoor „het waarschijnlijk aan onderscheidene leden rechts onmogelijk „gemaakt hebben om voor deze voorstellen te stemmen. „Maar de zaak staat anders. De Minister maakt het ons „inderdaad bijzonder gemakkehjk om ons Van de Memorie van „Toehchting en van de Memorie van Antwoord, voor zoover „die toehchting weder in de Memorie van Antwoord is vervat, „af te scheiden. „Op bladz. 3 van de Memorie van Antwoord betreffende de „kiesrechtvraag geeft de Minister op twee verschillende plaatsen „te kennen, dat een zoodanige afscheiding van het een van 1) De heer De Savornin Lohman. Inleiding. 23 „het ander niet alleen door hem niet zou worden afgewezen, „maar hij doet zelfs, voor iemand, die eenigszins tusschen de „regels door weet te lezen, een uitnoodiging daartoe. „De Minister zegt o. a. op die bladzijde, waar sprake is van „een grief tegen zijn voorstellen: „„De opmerking is gericht tegen den Minister, niet tegen zijn voorstellen"". „En waar eenige regels verder sprake is van den volkswil „en de theorieën, die de Minister daaromtrent verkondigt, zegt „de Minister opnieuw: „„Ook deze opmerking betreft den Minister, niet de zaak"". „Ik kan daaruit niets anders lezen dan dat de Minister, zijn „eigen voorstellen zelf tot op zekere hoogte losmakende van de „toehchting, ook ons uitnoodigt om maar desgelijks te doen." De Minister van Binnenlandsche Zaken antwoordde hierop (Hand. 2e Kamer blz. 370): „De geachte afgevaardigde uit Waalwijk, de heer Loeff, „heeft, dunkt mij, de verhouding van de Memorie van Toelich„ting tot de ingediende voorstellen juist opgevat. In de Memorie „van Toehchting kan een zeer1 nauw verband bestaan tot een „ingediend voorstel, indien de bedoeling van dat voorstel door „de Memorie van Toehchting wordt verklaard en verduidelijkt. „Maar het algemeen kiesrecht blijft, onafhankelijk van elke „toehchting, precies hetzelfde. De geachte afgevaardigde uit „Waalwijk heeft dus volkomen recht om> de voorstellen tot „herziening van art. 80 geheel los te beschouwen van de toe„hchting". Hiermede zijn dus de beschouwingen van den Minister van De Kamer *• ° heeft dit Binnenlandsche Zaken in de gewisselde stukken en bij de b^b£mt mondelinge beraadslagingen teruggebracht tot uitingen van aanvaardde persoonlijke zienswijze van dien Minister. Zij zijn daaidoor uit den aard der zaak in wetenschappelijk opzicht niet minder gewichtig geworden, maar zij zijn thans niet meer voldoende 24 Inleiding. om hét antwoord te doen kennen op de vraag, waarom deze hervorming van ons staatsrecht heeft plaats gevonden. De verschülende hervormingen, die thans zijn tot stand gebracht, waren reeds door meerdere politieke partijen tot inzet van den pohtieken strijd gemaakt. Standpunt _ „ part«entieke Sociaal-Democratische Arbeiderspartij schreef reeds in haar „Strijdprogram" van 1895 den eisch van invoering van al gemeen diréct enkelvoudig kiesrecht voor mannen en vrouwen met vertegenwoordiging der minderheden. De Vrijzinnig-Democratische Bond verlangt in § 1 van zijn Werkprogram: „invoering van algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen, met toepassing van het beginsel van evenredige vertegenwoordiging". De Liberale Unie bepaalde in haar Heivormingsprogramma van 1910: „Ten aanzien van het kiesrecht wenscht de Liberale Unie eene „regeling, waarbij voor de samenstelling van de Tweede Kamer „der Staten-Generaal, van de Provinciale Staten en van de „Gemeenteraden verkiesbaar zijn en tot de stembus worden toegelaten alle mannelijke Nederlanders, tevens ingezetenen des „Rijks, die den door de wet gestelden leeftijd hebben bereikt en „niet om redenen van praktischen of strafrechtelijken aard „door de wet zijn uitgesloten. „De verkiesbaarheid en kiesbevoegdheid behooren ook toegekend te worden aan vrouwen, naar regelen door de wet te „stellen, terwijl de mogelijkheid van geleidelijke uitbreiding tot „aan de grenzen, die voor mannen gelden, verzekerd behoort „te zijn. Evenredige vertegenwoordiging en stemphcht behooren „te worden ingevoerd." In de „Verklaring", vastgesteld in de vergadering van den .Bond van Vrije Liberalen van 1 Mei 1909 wordt de wensch uitgesproken naar een Grondwetsherziening, die o. m. evenredige vertegenwoordiging en het kiesrecht voor vrouwen zou mogelijk maken en waarbij de mogelijkheid voor uitbreiding van het kiesrecht voor de Tweede Kamer geopend zou kunnen worden. Inleiding. 25 Ook de jongere politieke partijen: Sociaal-Democratische Partij, Bond van Christen-socialisten en de Christelijk Sociale Partij wenschen algemeen kiesrecht, vrouwenkiesrecht en evenredige vertegenwoordiging. Vast staat dus wel, dat de thans tot stand gebrachte hervormingen door een groot deel der bevolking werden verlangd, terwijl bovendien, blijkens de in de Staten-Generaal afgelegde verklaringen, ook de meerderheden van de partijen, door welke zij niet bepaald werden begeerd, tegen haar invoering geen overwegende bezwaren hadden. Indien wij ons thans bepalen bij de invoering van het alge- De Toor- 1# standers van meen kiesrecht, dan blijkt, dat de voorstanders in hoofdzaak f!»>m™ / " 7 kiesrecht tot twee groepen behooren. tweeorentot De eene groep aanvaardt het algemeen kiesrecht als een groepenpositieve verbetering, noodig geworden door het veranderd karakter van, den kiezer zei ven, die niet meer persoonlijk oordeehV over elke regeeringsdaad, maar mee aangeeft de alge- j meene richting, waarin het regeeringsbeleid gevoerd moet / worden, en dat doet door zich aan te sluiten bij een bepaalde politieke partij. De andere groep legt zich bij de invoering van het algemeen kiesrecht neer, omdat zij eenerzijds de onmogelijkheid erkent om in de wet zulke kenteekenen van geschiktheid vast te leggen, dat door hunne toepassing inderdaad een scheiding wordt gemaakt tusschen hen, die wel, en hen, die niet geschikt zijn om aan de samenstelling der volksvertegenwoordiging mede te werken, anderzijds toegeeft, dat de invoering van het al- * gemeen kiesrecht een historische noodzakelijkheid is geworden. Ter kenschetsing van de uiteenloopénde opvattingen geven wij de volgende aanhalingen uit de redevoeringen van den Minister van Binnenlandsche Zaken en den heer Loeff in de Tweede Kamer. De Minister zeide het volgende: De Min. v. TVT" i b. z. als „Mijns inziens beteekent de invoering van het algemeen vertegen- oo woordiger „kiesrecht meer dan de doortrekking eener lijn, door vroegere ^£,p*6 66116 26 Inleiding. „kieswetten aangegeven. De geachte afgevaardigde uit Bode„graven x) heeft dat zeer juist gevoeld toen hij in de Kieswet„van Houten de finale kiesrechtregeling terugvond. Maar, „Mijnheer de Voorzitter, het verlaten van het stelsel Van het „attributieve kiesrecht is inderdaad het prijsgeven van een „theorie. Het is een erkenning van een feitelijken toestand, een „erkenning van veranderde maatschappelijke verhoudingen en „veranderde maatschappehjke inzichten. Welke is de theorie „van het kiesrecht, waaraan men ook nu tracht vast te houden? ,;Men is kiezer, indien men zekere geschiktheid of welstand „bezit. Men bedoelt daarmede zekere bekwaamheid tot oor„deelen, zeker belang bij de instandhouding der maatschappij. „Iedere kiezer, stuk voor stuk, moet die bekwaamheid of dien „welstand bezitten. Dat is een theorie, welke eenmaal paste „bij de werkelijkheid, maar die thans niet meer bij de werkelijkheid past. De kiezers van de theorie zijn geworden conventio„neele menschen, maar zijn niet levende mènschen, zooals wij „hen zien en kennen. Het is niet waar, dat de kiezers de gevolgen zouden kunnen beoordeelen van de meeste wetten, De oude eisen die hier aan de orde zijn. Het is niet waar, dat voor zoover van „be- jgpJP wOTdtnheld" »bij bekwaam was, bij ophoudt bekwaam te zijn, omdat hij verworpen. ^g ^-g^gijjjje kenteekenen verhest. Een sociaal-democraat „blijft sociaal-democraat, ook al kan bij zijn belastingbiljet niet „betalen, een Roomsch-Katholiek blijft Roomsch-Katholiek, „ook al wordt hij bedeeld en een vrijzinnige blijft vrijzinnig, „ook als hij is gezakt voor zijn examen. De eisen van „De geschiktheid? Bii een zeer beperkt kiesrecht kon men de „geschikt- » o J r eveneens „verschillen tusschen de kiezers buiten beschouwing laten, „omdat de verschillen gering waren. Naarmate het kiesrecht „zich heeft uitgebreid, werden die verechülen tusschen de onderscheiden -kiezers hoe langer hoe grooter. Die verschillen vor„men hoe langer hoe meer een tegenstelling tot de gelijkwaar„digheid, die de Kieswet aanneemt, tot de gelijkheid van alle „kiezers, waarvan de Kieswet uitgaat. „Het wezenlijk karakter van het kiesrecht, zooals wij het Inleiding. 27 „waarnemen, het is ons allen bekend: of wij nu aan de oude „theorie vasthouden of niet, wij weten hoe het in de praktijk is. „De kiezers groepeeren zich allereerst naar een gemeenschappe- De groe- ° x A x peering der „lijk geloof of naar zeer algemeene idealen van recht of vrijheid, ^gemeeneor „vervolgens naar zeer algemeene leuzen, naar een cry, waarvan ieuzenn'enz. „slechts een minderheid «in staat is de gevolgen te doorzien. „Men heeft het beeld in herinnering gebracht van de pyramide, „Mijnheer de Voorzitter. Men moet niet alleen bereiken bij de „verkiezingen het bovenste deel van die pyramide, waar wel „bekwaamheid is, maar steeds de onderste laag, en men kan die „onderste laag niet bereiken tenzij door middelen, die men „steeds aanwendt, wanneer men een massa in beweging wil „brengen. Men moet langzamerhand afdalen totdat men vindt „een gemeenschappehjken term, en hoe lager men afdaalt hoe „meer de omhjning vervaagt en hoe meer men komt tot alge„meen gehouden leuzen. „Mijnheer de Voorzitter! Het kiesrecht is geworden en is „thans een massaal kiesrecht, maar een massaal kiesrecht „binnen zekere grenzen. Nu zou ik vragen: bestaat er eenige De rechts- . & 6 grond voor „grond, eenige rechtsgrond voor deze scheiding en deze grens? n**™ „Ik zou meenen: neen. Want dezelfde algemeene overtuiging vervalt?8 „leeft aan deze en gene zijde van de grens, dezelfde zwevende „rechtsovertuiging .... Het is een zwevende rechtsovertuiging, „maar het is de eenige, waar wij op dit oogenblik rekening mede „kunnen houden. Maar men moet toch ook dit in het oog „houden, dat wanneer nu de bekwame kiezers moeten afdalen „naar de onderste lagen, door de voortgaande ontwildseling, „door de politieke opvoeding langzamerhand de onderste lagen Een aige- ... 1 meene „stijgen en langzamerhand een hooger niveau bereiken, waar ^rtulging" „hun rechtsovertuiging meer bepaald en meer omlijnd wordt. ont8taat' • „De geachte afgevaardigde uit Bodegraven zou dien eisch vaa , „rechtvaardigheid in zake het kiesrecht kunnen erkennen, „indien hier sprake was van een recht, maar hij kan ze niet „erkennen, omdat hier sprake is van ,een plicht,, van een te „vervullen functie. Maar ik zou willen vragen: is het niet een „eerste staatsbelang, dat ook waar publieke functiën worden 28 Inleiding. „toegekend de rechtvaardigheid wordt betracht? Ik zou meenen „dat staatsbelang zonder recht licht ontaardt in partijbelang." (Hand. 2de Kamer, blz. 371.) f?Sefleler- Heel anders dan deze eenigszins ideahstisch getinte beschougtfdevroordl" luidt die vaT1 den heer Loeff: tweede groep. ^» j^kben om me(je ^e gaan met dat voorstel twee argumenten. In dë eerste plaats dit argument. Wij erkennen dat „de leer der kenteekenen onvoldoende is. „Niet omdat wij zouden meenen dat geschiktheid niet een „goede, deugdelijke eisch zou zijn voor de uitoefening van, „zooals, meen ik, de Minister het zelf noemt, een functie, — „neen, wij meenen dat geschiktheid voor de uitoefening van „een functie in het belang der gemeenschap een ding is, dat „per slot van rekening moeihjk gemist kan worden. Maar wij ■ „meenen iets anders, wij meenen, dat men daarvoor geen volI „doende kenteekenen kan geven, kentekenen «Wanneer er de kenteekenen maar waren, zouden wij dezen Sur „eisch niet laten vallen, maar waar de kenteekenen, die men doendr^ken- „geeft, zoowel overhuiven ongeschikten als geschikten, daar is teekenenzfln. v , -i •• • „net bewijs geleverd, dat, al stelt men dan als eisch geschiktheid, men, zoodra men komt tot de kenteekenen, waaruit die „geschiktheid moet blijken, een weg opgaat, die nooit tot het „doel kan leiden. „Dat is de eerste reden, die het ons mogelijk maakt om met ,,'s Ministers voorstel mede te gaan. „In de tweede plaats moet ik erkennen met den geachten „afgevaardigde uit Goes, dat er veel pleit voor het argument, „dat de Minister heeft gebezigd, waar hij heeft gezegd, dat het „op het oogenblik toestaan van het kiesrecht aan alle mannelijke „ingezetenen van zekeren leeftijd enz., die het nu nog missen, invoering „is een politieke noodzakelijkheid. Ik voor mij zou hever hebben minden? „gezien, dat hij had gezegd: het is een historische noodzakelijkhistorische „heid. Misschien heeft hij dat, een ander woord, bezigende, toch noodzake- 1 i_ j u tt i mkheid. „wel bedoeld. Het heeft mg gefrappeerd dat de geachte afgevaardigde, de heer Gerhard, zijn redeneering ten opzichte van Inleiding. 29 „het onderwijs heeft gebaseerd op deze stelling: het is een „historische noodzakelijkheid, dat wij komen tot dit eindpunt, „terwijl de Minister hier ten opzichte van het kiesrecht zegt: „het is een politieke noodzakelijkheid. Had de Minister de meer „juiste uitdrukking gebezigd van „historische noodzakelijkheid", • „hij hadde zich gespaard het, ik moet het erkennen, zeer juiste „verwijt van den geachten afgevaardigde uit Bodegraven, dat „het voor hem ook was een noodzakelijke politiek." In gelijken zin spraken ook andere leden, die den Minister Gevoelen ...... van den heer pohtiek nader stonden dan de woordvoerder der Katholieken, de Beaufort, zoo de heer de Beaufort (Hand. 2de Kamer blz. 144): „Wat verder het algemeen kiesrecht betreft, ik geloof, dat „wij hier wel mogen spreken van een staatkundige noodzakelijkheid. Want de lijn, die indertijd door de wet-Van Houten „is afgebakend, is meer en meer geworden een willekeurige „grens. Men moet niet vergeten, dat de maatschappelijke toestanden en verhoudingen, sinds wij de wet-Van Houten „hebben, zeer veranderd zijn. Wanneer wij op het oogenblik bijv. „het oog slaan op het platteland, waar ik natuurlijk meer in „het bijzonder in de gelegenheid ben om waarnemingen te doen, „dan zien wij dat men daar dicht aan de grens van het algemeen „kiesrecht staat en dat er slechts enkelen zijn uitgesloten. „Maar vraagt men, waarom die enkelen uitgesloten zijn, dan „moet men erkennen, dat daarvoor geen reden schijnt te bestaan wat hun mindere geschiktheid betreft. „Daarom geloof ik, dat het een nuchtere politieke noodzake„lijkheid is, die er ons toe dwingt het algemeen kiesrecht aan „te nemen " Evenredige vertegenwoordiging. Evenredige Het doel der evenredige vertegenwoorcüging is een vertegen- woordiging. 00 00 O Haar doel. woordiging te verschaffen aan alle stroomingen en richtingen in het kiezerscorps, welke naar verhouding van haren invloed, op vertegenwoordiging recht hebben, en de vertegenwoordiging van iedere strooming of richting tot stand te brengen in dier voege, dat zij zooveel mogelijk juist geëvenredigd is aan den 30 Inleiding. Staatscommissie1913. Haar voorstellen door de Regeering: in hoofdzaak aanvaard. invloed, waarover elke strooming of richting te beschikken heeft. Er is over het vraagstuk der evenredige vertegenwoordiging veel geschreven en de belangstelling er voor is aan zeer sterke wissehifgen onderhevig geweest. In de laatste jaren evenwel is in ons land de overtuiging vrijwel algemeen geworden, dat voor • de samenstelling der vertegenwoordigende lichamen het stelsel der evenredige vertegenwoordiging boven het meerderheidsstelsel aanbeveling verdient. Zooals hierboven reeds, werd opgemerkt, hebben dan ook achtereenvolgens verschillende politieke partijen den eisch van invoering der evenredige vertegenwoordiging als een punt van haar programma aanvaard. Is het beginsel der evenredige vertegenwoordiging eenvoudig, bij zijne uitwerking rijzen tal van moeilijkheden en de Regeering, die de invoering der evenredige vertegenwoordiging wenschte voor te bereiden, benoemde een Staatscommissie met de opdracht te onderzoeken: „welk stelsel van evenredig kiesrecht voor onze vertegenwoordigende lichamen het verkieslijkst is." Deze Staatscommissie, benoemd bij Koninklijk besluit van 15 November 1913, no. 45, werd op 22 November d.a.v. door den Minister van Binnenlandschè Zaken geïnstalleerd en bracht reeds 25 Mei 1914 haar rapport uit. x) Met uitzondering van de ontworpen bepalingen nopens de verkiezing der Eerste Kamer heeft de Regeering de voorstellen der Staatscommissie aanvankelijk tot de hare gemaakt. Op een enkel belangrijk punt, waarover hieronder nader, is zij later daarvan afgeweken. De invoering van evenredige vertegenwoordiging werd door haar in de Memorie van Toehchting met de volgende woorden verdedigd (blz.. 4—5): 1) Voorzitter was Mr. j. Oppenheim, lid van den Raad van State, leden waren: Mr. j. a. Loeft, I lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; Jhr. Mr. D. J. de Geer, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; Mr. j. a. van Gilse, oud-lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; Mr. D. a. P. N. Kooien, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; Mr. F. a. C. Graaf van Lynden van Sandenburg, lid der Gedeputeerde Staten van Utrecht; Mr. P. Rink, Ud van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; W. H. Vliegen, lid van de Tweede Kamer der StatenGeneraal. Lid en Secretaris was Mr. j. van Gelein Vitringa, Rechter in de arr. rechtbank te 's-Gravenhage, adj.-secretaris Mr. L. a. Nijpels. Inleiding. 31 „Het wordt bij geen van onze staatkundige partijen weersproken, dat de invoering van een stelsel van evenredige „vertegenwoordiging eisch des tijds is. „De ontwikkeling van het parlementaire stelsel is de grond „van dien eisch. In tweeërlei opzicht. Vooreerst is de partij„vorming belangrijk gewijzigd. De partijen en hare fractiën zijn „niet meer groepeeringen van kiezers, die de leiding aanvaarden „van bekende staatslieden: het zjjn geworden groepeeringen van „kiezers die zelve de richting van het staatsbeleid bepalen. Zij „worden niet gevormd van bovenaf maar van onder op. De taak „van den parlementairen leider is minder geworden de volvoering van persoonlijk initiatief doch meer het vorm geven „aan wat leeft in het bewustzijn der natie. Deze veranderde „partijvorming eischt dat de verschillende schakeeringen van „het politieke en rechtsbewustzijn van het volk, welke zich „in de partijen consolideeren, in het parlement in dezelfde „relatieve kracht tot uiting komen, die zij in het volk zelf „kunnen ontwikkelen. „Ten andere zijn de partijen veel meer dan voorheen ge„ worden nationale partijen. De vertegenwoordigers zijn'minder „vertrouwensmannen van districtskiezers dan vertegenwoordi„gers van partijen. De extra-parlementaire organisatie van de „kiezers vervormt de districten tot onderdeden van een het „geheele land omvattend partijverband. Het behoud van het „districtenstelsel geeft derhalve aan de vertegenwoordiging een „karakter met den feitelijken toestand in strijd en ontneemt „haar het gezag dat haar als uiting van de volksovertuiging „onmisbaar is. „Bovendien roept het districtenstelsel de kiezers veelal tot „een functie welke zij meerendeels niet kunnen vervullen. Zij „worden opgeroepen om dienst te doen als hulptroepen voor de „overwinning van eene partij wier beginselen vreemd zijn aan „eigen overtuiging. Deze praktijk demoraliseert en stompt het „eigen politiek gevoel af. Ook de invloed van populaire tegenkandidaten en het op den voorgrond treden van districts„belangen verdraagt zich slecht met een politiek stelsel, waarbij 32 Inleiding. „meer en meer aan het volk de beslissing wordt .gelaten over „de richting van wetgeving en staatsbestel". Het behoeft -na hetgeen wij hierboven opmerkten nauwelijks te worden geconstateerd, dat ook deze theoretische beschouwingen niet werden gedeeld door allen, die zich als voorstanders der invoering van het stelsel der evenredige vertegenwoordiging deden kennen. In het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer — later ook in dat der Eerste Kamer — werden verschillende bedenkingen tegen het stelsel aangevoerd. Bij de mondelinge beraadslagingen in. de Tweede Kamer was het de heer Van Idsinga, door wien deze bedenkingen in den breede werden ontwikkeld. Nu het stelsel eenmaal is aanvaard, meenen wij in deze inleiding die bezwaren met stilzwijgen voorbij te kunnen gaan. Ook voor een uiteenzetting van het door de Regeering aanvaarde stelsel is deze inleiding de plaats niet. Voor zooveel noodig trachten de aanteekeningen op de artikelen der Kieswet het stelsel te verduidelijken. Beknopte en populaire overzichten van de wijze van stemmen onder de nieuwe Kieswet zijn er ook zooveel verschenen, dat het zeker, niet noodig is, dat wij . haar aantal nog met een vermeerderen, op een Intusschen moeten' wij hier wel wijzen op de verandering, hoofdpunt is J J ïf afgeweken. welke de regeling, wat haar hoofdpunt, de verdeeling van de zetels over de partijen naar evenredigheid van het aantal uitgebrachte stemmen, aangaat, na de indiening heeft ondergaan. De Regeering had aanvankelijk, in navolging van de Staatscommissie, voorgesteld, die verdeeling te doen geschieden vol■ gens het, ook in de Belgische Kieswet aanvaarde, stelsel I d'Hondt. In het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer werden tegen dit stelsel enkele bezwaren aangevoerd. De Regeering, in haar Memorie van Antwoord, erkende de gegrondheid er van en verving het stelsel d'Hondt door het z.g. stelsel der grootste overschotten. Ofschoon men mag aannemen, dat de wijziging inderdaad een verbetering is geweest (ook de felle bestrijder der regeerings- Inleiding. 33 ontwerpen, de ingenieur Eilbracht*), erkent dit) blijft de verandering der voordracht op een hoofdpunt in het licht der daarvan gegeven vrij zwakke toehchting min of meer raadselachtig, vooral wanneer men de woorden leest, welke de door de Regeering zoo gewaardeerde Staatscommissie aan het stelsel d' Hondt en aan het stelsel der grootste overschotten heeft gewijd. Ter vergelijking drukken wij hieronder naast elkaar af de redactie van de Staatscommissie (oorspronkehjk regeeringsontwerp) en de lezing welke de Memorie van Antwoord aan het artikel gaf. Weliswaar heeft de tekst later nog eenige aanvulling ondergaan, maar die veiligheidshalve opgenomen voorschriften zijn voor het begrip der hoofdstrekking van het artikel zonder beteekenis. Lezing der Staatscommissie. Art. 986. Het centraal stembureau deelt, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 98a en 98a", eerste lid, het stemcijfer van iedere lijst achtereenvolgens door 1, 2, 3, 4 enz. en rangschikt de quotiënten naar grootte, tot een aantal gelijk aan dat der te vervullen plaatsen. Het laatste aldus verkregen quotiënt wordt in deze wet kiesdeeler genoemd. Art. 98c. Evenzoovele malen als de kiesdeeler is begrepen in het stemcijfer eener hjst, wordt aan die lijst eene der te vervullen plaatsen toegekend/ Is de som van de uitkomsten, die zijn verkregen door deeling van den kiesdeeler in het stemcijfer van ieder der lijsten, grooter dan het 1) Ben onrijpe vrucht van wetgeving, door H. ElESW. Lezing der Memorie van Antwoord. Art. 986. Het centraal stembureau deelt, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 98a en ,98d, eerste hd, de som der stemcijfers van alle hjsten door het aantal te vervullen plaatsen. Het aldus verkregen quotiënt wordt in deze wet kiesdeeler genoemd. Art. 98c. ; Evenzoovele malen als de kiesdeeler is begrepen in het stemcijfer eener lijst, wordt aan die hjst eene der te vervullen plaatsen toegekend. Is de som van de uitkomsten, die zijn verkregen door deeling van den kiesdeeler in het stemcijfer van ieder der lijsten, kleiner dan het J. O. G. Eilbracht, O.I., Arnhem 1916. 34 Inleiding. aantal der te vervullen plaatsen, aantal der te vervullen plaatsen, dan wordt aan de door het lot aan dan wordt van de nog te vervullen te wijzen lijst of lijsten, in wier plaatsen achtereenvolgens ééne toestemcijfer de kiesdeeler zonder gekend aan die lijsten, wier stemoverschot opgaat, eene plaats min- cijfers, bij de deeling door den kiesder toegekend. deeler, de grootste overschotten hebben gelaten. Indien twee of meer dier overschotten gelijk zijn, beslist, zoo noodig, het lot. Vrouwenkiesrecht. Vrouwen- tejji . kiesrecht. Doordat de voorstellen der Regeering, die op dit punt geen paÏÏtef he verandering hebben ondergaan, slechts van het passieve kiesrecht j J voor vrou- vrouwenkiesrecht, het recht om gekozen te worden, de wen direct 7 ° ingevoerd. omniddellijke invoering beoogden en de beslissing der vraag, in welken omvang het actieve vrouwenkiesrecht, het recht om te kiezen, zal worden ingevoerd, aan den gewonen wetgever overlieten, zal bet eigenlijke vrouwen-kiesrecht-debat eerst gevoerd worden, wanneer bedoelde wet aan de orde komt. De bezwaren, aangevoerd tegen toekenning van het actieve kiesrecht aan vrouwen meenen wij daarom te mogen laten rusten. Slechts herinneren wij er aan, dat door dé heeren Van Nispen tot Sevenaer en- Beumer een amendement is ingediend om artikel 80 te lezen: „Het recht om de leden der Tweede Kamer te kiezen, wordt toegekend aan de mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders enz." (Hand. blz. 469.) Volgens deze lezing, was zij aangenomen, zou dus ook in het vervolg de Grondwet vrouwenkiesrecht onmogelijk hebben gemaakt. Het amendement is ingetrokken, zoodat het niet in stemming is gebracht. Voor een juist begrip der voorstellen van de Regeering in dit opzicht nemen wij nog het volgende over uit de groote rede van den Minister van Binnenlandsche Zaken in de vergadering der Tweede Kamer van 3 November 1916. (Hand. blz. 374.) Opvatting „De vrouw zelf bepaalt ten slotte de plaats, die zij in de van den Minister. „maatschappij inneemt. InTjEIDINO. 35 „Nieuwere denkbeelden beheerschen nieuwe geslachten, en " „die beweging, die men weet dikwijls niet waar vandaan komt, „is zóó sterk, dat vele moeders niet in staat zijn de dochters „terug te houden van de beweging, die haar meesleept. Indien „men spreekt van de roeping der vrouw, dan zou ik meenen, „dat men al te licht vergeet dat in den rusteloozen stroom van „den tijd ieder geslacht ook zijn eigen roeping heeft te vervullen. „En wij, ouderen, Mijnheer de Voorzitter, die weldra onze plaats „zullen moeten inruimen, vergeten te licht, dat het licht, dat „wij hebben ontstoken en voortdragen, weldra verbleekt voor „het sterkere licht van den nieuwen tijd. „Wanneer dit nu zoo is, dan blijft de vraag over: volgt daar „nu niet uit, Wanneer gij ef zoo over denkt, dat dit kiesrecht „reeds thans, in de Grondwet moet worden vastgelegd? „Die vraag beantwoord ik beslist ontkennend. „Vooreerst theoretisch. Indien het kiesrecht zou moeten wor„den verleend zou het thans moeten zijn algemeen kiesrecht. „Er is geen stelsel van partieel kiesrecht dat eenigen concreten „vorm heeft aangenomen of eenige meer algemeene onderSteuning heeft ontvangen. Maar het mannenkiesrecht is stap „voor stap uitgebreid; langzamerhand hebben de kiezers een „opvoeding ondergaan, en thans zouden plotseling alle vrouwen „tot het kiesrecht worden geroepen, in eens, ook zij die er niet „toe zijn voorbereid, ook zij die dat kiesrecht niet begeeren, ook „zij die zelfs moreelen tegenzin hebben om het uit te oefenen. „Mij dunkt dat de grond voor dit algemeen kiesrecht nog niet „aanwezig is." Stemplicht. Stemplicht De Eegeering had in haar oorspronkelijk voorstel de invoering ^U^* van stemplicht niet voorgesteld. Wel verklaarde reeds volgens haar ontwerp het laatste hd van artikel 80 der Grondwet den gewonen wetgever „ten allen overvloede" tot invoering van stemplicht bevoegd. In het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer werd er door sommige leden op aangedrongen de invoering van stemplicht 36 Inleiding. imperatief voor te schrijven en in verband daarmede een voorschrift in de additionnele artikelen op te nemen. Na mondeling overleg met de Commissie van Rapporteurs gaf de Regeering aan dien wenk gehoor en wijzigde bij de Memorie van Antwoord haar ontwerp. Wanneer men uitgaat van de, o. i. juiste, opvatting, dat het kiesrecht niet is een „recht" in engeren zin, maar een opgeld dragen functie om te komen tot de beste 'samenstelling der ■ volksvertegenwoordiging, dan is het rationeel, dat het uitoefenen van die functie als verphchting wordt opgelegd, sa evenredig Vooral om een stelsel van evenredig kiesrecht aan zijn bedoenoodzakUk. lingen te doen beantwoorden is stemplicht noodzakelijk, zoolang niet, mede onder den invloed van'den stemplicht, de pohtieke ontwikkeling der bevolking zoodanig peil heeft bereikt, dat de overgroote meerderheid ook zonder dwang aan de verkiezingen deelneemt. Meervoudig Meervoudig stemrecht. De vraag, of de ongewijzigde Grondwet toeliet aan bepaalde groepen van kiezers meer dan één 'stem toe te kennen en of het denkbaar is, dat aan invoering van een dergehjk meervoudig kiesrecht ooit behoefte zou bestaan, is in de Tweede Kamer het onderwerp geweest van, zeker door weinigen verwachte, zeer breedvoerige beschouwingen. Het denk. In het Voorloopig Verslag was aan de kwestie een korte opnet1 eeSÏÏn merkine gewild: „Eenige leden achtten invoering van een stelsel het V V o ö ** _#. _ . . aangeroerd. jVan meervouoÜg stemrecht gewenscht. Zij zagen hierin een correctief tegen de gebreken van hét algemeen kiesrecht en meenden „dat het meervoudig kiesrecht volkomen past in het stelsel van "evenredige vertegenwoordiging. In België heeft dit stelsel zeer ,'goed gewerkt. Enkelen brachten dit punt in verband methetge4 Izinshoofdenkiesrecht en wenschten dat aan gezinshoofden eene ' ",stem meer gegeven zou worden. Enkele anderen bevalen aan ' ,,om aan de gezinshoofden een dubbele stem en aan alle veertigJarige kiezers nog eene stem meer te geven. Gaarne zou men vernemen, hoe de Regeering over het meervoudig kiesrecht denkt. Inleiding. 37 „Anderen meenden, dat het meervoudig kiesrecht geene aanbeveling verdient, omdat er geen goede criteria voor de toe- n „kenning van meer dan ééne stem zijn te vinden. Men zal nooit „kunnen ontkomen aan het verwijt, dat er onder hen, wien men „meer stemmen zou toekennen, velen zijn, die daarop geene „aanspraak kunnen maken en dat er daarbuiten niet weinigen „zijn, wien eene dubbele stem eer zou moeten toekomen." De Regeering, in haar Memorie van Antwoord, maakte zich er met een kort woord af: „Daarentegen kan de Regeering niet medewerken tot invoe- De Redering verwierp het „ring van het meervoudig kiesrecht. Welke criteria men daar- denkbeeld, „voor ook zou kiezen, men zou weer vervallen in een stelsel „van willekeurige bepalingen als thans staan verlaten te worden" I Het was dan ook waarschnnlijk slechts voor alle veiligheid, dat de heer Troelstra bij de mondelinge beraadslagingen op de zaak terugkwam. „De hoofdreden, waarom ik het woord heb gevraagd", zeide hij aan het slot van zijne eerste korte opmerking, „is om er toe mede te werken, dat het artikel x) niet zal worden aangenomen, zonder dat de volkomen zekerheid besta, dat het artikel niet de brug worde voor de invoering van meervoudig kiesrecht". (Hand. 'blz. 469.) De heer de Savornin Lohman kwam er nu op wijzen, dat het Grondwetsartikel de mogelijkheid van meervoudig kiesrecht zeker niet uitsloot, omdat door hemzelven bij de behandeling der Kieswet-van Houten een voorstel in die richting was gedaan, waartegen nooit het bezwaar van ongrondwettigheid was aangevoerd. De Minister van Binnenlandsche Zaken erkende met den heer de Savornin Lohman, dat invoering van meervoudig kiesrecht niet met de Grondwet in strijd zou zijn, maar was overigens van oordeel, dat evenredige vertegenwoordiging en invoering van meervoudig stemrecht elkander uitsloten. De heer Troelstra vond in het gesprokene aanleiding om een amendement voor te stellen, dat de tweede volzin van het I eerste hd van artikel 80 geworden is. (Hand. blz. 491.) 1) Art. 80 der Grondwet in de lezing der regeeringsvoorstellen. 38 Inleiding. De heeren de Geer en de Savornin Lohman hadden een amendement van tegenovergestelde strekking voorgesteld, n.1. om na den eersten volzin van art. 80, hd 1, te lezen: „Geen kiezer brengt, uit hoofde van aan het bezit van maatschappehjken welstand ontleende redenen, meer dan één stem uit". In een uitvoerig betoog (Hand. blz. 508-512) heeft daarop de heer Troelstra het meervoudig stemrecht bestreden; de heeren van Idsinga, Loeff, Marchant> Beumer, de Savornin Lohman en de Minister van Binnenlandsche Zaken hebben er in verschillenden zin over gesproken en ten slotte is het amendement Troelstra met 44 tegen 36 stemmen aangenomen. (Hand. blz. 524.) Uitsluitingen. Op de uitsluitingen van het kiesrecht, welke thans in Gronden Kieswet staan vermeld, komen wij hieronder bij de behandeling van artikel 3 der Kieswet terug. Te dezer plaatse moeten wij echter nog een korte opmerking maken over de vervallen uitsluitingen, die van de bedeelden en die der wanbetalers van belastingen. De Regeering lichtte haar voorstel in dezen met de volgende opmerking toe: „Voor de uitsluiting van bedeelden is bij algemeen kiesrecht, „gelijk trouwens bij ieder zeer uitgebreid kiesrecht, geen genoegzame grond. Bedeeling is geen schande ofschoon er oorzaken „zijn.die tot bedeeling voeren, die wel schande zijn. In den regel „echter is bedeeling correctief van maatschappehjk, niet van „zedelijk defect. Bedeelden missen ook niet de levenservaring „die onmisbaar is voor de uitoefening van het kiesrecht. Een „kiesrecht gebouwd op maatschappehjken welstand vindt in de „bedeeling allicht een grens ofschoon de grens in de praktijk „niet naar recht en billijkheid is af te bakenen. Voor een kiesrecht dat met maatschappehjken welstand breekt, valt deze „grens weg. Men rechtvaardigt de uitsluiting der bedeelden op „grond van hunne onzelfstandigheid. Waarom zouden zij die „ondersteuning genieten minder zelfstandig zijn dan zij wier Uitsluitingen. Bedeelden en wanbetalers van belastingen vervallen. Inleiding. 39 „arbeid, wier inkomen van anderen afhankenjk is? Het ware „juister te oordeelen, dat vrees voor armoede meer afhankelijk „maakt dan armoede zelve. „Ook zij die hun belastingphcht niet voldoen behooren niet „te worden uitgesloten. Immers belastingbetahng is geen criterium meer van kiesrecht. Bij de toehchting op de artikelen kwam de Regeering nog ook voor , , m1 ± •« li •• , . . Salueerden terug op de vraag oi gelailleerden en zij, die wegens verkwisting onder curateele staan, uitgesloten moeten worden: floten «tjn. „Voorts is de vraag of het faillissement den failliet het beheer „en de beschikking over zijne goederen ontneemt, geëcarteerd. „Het faillissement, dat slechts als een algemeen beslag op de tot „den boedel behoorende goederen is te beschouwen, behoort „zelfs geen tijdelijk verhes van kiesrecht ten gevolge te hebben. „Het laatste geldt eveneens van de curateele wegens verkwisting. Omdat men zijne goederen niet beheert als van een goed „huisvader mag worden verwacht, behoeft men daarom toch „niet van de uitoefening van kiesrecht te worden uitgesloten. „Dit laatste is alleen noodwendig, wanneer krankzinnigheid of „zwakheid van vermogen cürateele onvermijdehjk maken." Over de vraag, wie, zooals de Regeering het uitdrukte, „den gemeenen grond waarop de pohtieke strijd wordt gestreden hebben verlaten", is uit den aard der zaak allerlei subjectief inzicht mogelijk. Behoudens dan onder de geestelijk defecten zal men onder iedere groep van uitgeslotenen wel altijd individuen vinden, aan wie het kiesrecht zonder bezwaar kan gegeven worden, terwijl wel nooit een grens kan worden getrokken, waarbij gewaarborgd is, dat geen onwaardigen tot de samenstelling der vertegenwoordigende lichamen medewerken. Op de uitvoerige beraadslagingen over de regeling der uitsluitingen gaan wij dan ook, waar het Regeeringsvoorstel ten slotte ongewijzigd aangenomen is, niet in. Slechts teekenen wij hier nog aan, dat de uitsluiting van hen, die van de ouderlijke macht of de voogdij over een of meer kinderen zijn ontzet, door de Regeering is opgenomen naar aanleiding van een opmerking in het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer. 40 Inleiding. Hiermede zijn wij tot het einde dezer inleiding genaderd. Vele bijzonderheden en vraagpunten moesten daarin onbesproken blijven. De meest belangrijke ervan vinden in de aanteekeningen op de Kieswet een plaats. Ook de vraag naar de staatkundige of poütieke beteekenis dezer kiesrechthervorming werd in bovenstaande regelen niet aangeroerd. Zij valt buiten het kader van een werk, waarvan het bescheiden doel niet verder reikt, dan het geven van eenige voorlichting aan hen, die voor de uitvoering van de nieuwe voorschriften zullen hebben te zorgen. OVERZICHT VAN DEN INHOUD DER KIESWET, volgens de lezingen van 1896/1900 en 1917. Nummering der Artikelen: KORTE INHOUD. 1896-1900. 1917. EERSTE AFDEELING. § 1. Tan de kiezers. 1 i Omschrijving der vereischten voor het kiesrecht. 2 2 Bijzondere voorschriften tot wegname van dubia, die art. 1 open liet; aanslagen na 31 December, onverdeelde boedel enz. In de nieuwe lezing uitsluitend nadere definitie van 25-jarigen. 3 3 Uitsluitingen. 4 * Nadere bepaling van „ondersteuning". 5 4 Kiesrecht van militairen; 6 5 Kiesreoht voor de Provinciale Staten. 7 6 Kiesrecht voor de Gemeenteraden. § 2. Tan de lijsten der kiezers. g—g 7—8 Algemeene bepalingen nopens de kiezerslijst. 10 21 Verzameling van gegevens voor het opmaken der kiezerslijst. 22 9 Opgave van den Minister van Justitie van uit- geslotenen. 23—27 — Verdere voorbereidende werkzaamheden. 28 10 Vaststelling der lijst op 22 Maart. 29—31 11—13 Reclame-recht. 32 Kennisgeving van reclames aan de armbesturen. 33 14 Beslissing op de bezwaarschriften. 34 15 De hjst geldt van 15 Mei tot 15 Mei. 35 Latere aanteekeningen omtrent schorsing. 36—49 . 16—29 Behandeling der reclames in hooger beroep. 50 30 Vrijstelling van rechten en kosten. 42 Nummering der Artikelen: KORTE INHOUD. 1896-1900. 1917. § 3. Van het kiezen. 31 Ihdeeling in kieskringen. — 32 Centraal stembureau. — 33 Hoofdstembureaux. — 34 Centrale stembureaux bij verkiezingen van Staten en Gemeenteraden. 51—54 Regeling der candida&tstelling. — 35—40 Idem. — 41—44 Onderzoek der candidatenlijsten door het Hoofd¬ stembureau; beslissingen daaromtrent. 45—48 Hooger beroep op Gedeputeerde Staten. — 49 Openbaarmaking xler lijsten. — 50 < Verbinding van lijsten. — 51 Stemming binnen 45 dagen na de candidaat- stelling. 55 52 Verzending der oproepingskaarten. 56 53 Duur der stemming. 57—58 | 54—55 Verplichtingen van werkgevers om hun personeel in staat te stellen te stemmen. 59 56 De stemming geschiedt ten overstaan van het stembureau. 60—64 57—61 Samenstelling der Stembureaux. 65—69 62—66 Plaats en inrichting der stemlokalen. 70—71 67—68 Voorschriften ter verzekering, dat het vereischt getal stembiljetten aanwezig is. 72 69 Inrichting der stembiljetten. 73—85 70—82 Regeling der stemming (art. 71, hd 2, stemplicht). 86—92 83—89 Einde der stemming en opmaking van den uitslag. 90 Opgave van kiezers die niet voldeden aan hun stemplicht aan den Burgemeester. 93—95 91—94 Taak Van het Hoofdstembureau. 95 De voorzitter deelt de uitkomsten mede aan het Centraal stembureau. 96 Zitting van het Centraal stembureau. — 97 Gelijkluidende lijsten. — 98 Vaststelling van den kiesdeeler. 43 Nummering der Artikelen: KORTE INHOUD. 1896-1900. 1917. — 99 | Toewijzing der plaatsen aan de lijsten. 100 Bijzondere voorsehriften voor verbonden lijsten. 101 Tekort aan candidaten op een lijst. 102—103 Aanwijzing der gekozen candidaten. — 104 Rangsohikking der niet gekozen candidaten. — 105 Overleden candidaten. 96—98 106—109 Bekendmaking van den uitslag; vorm van bescheiden. TWEEDE AFDEELLNG. Yan de benoeming van afgevaardigden ter Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en van hunne aftreding. § 1. Tan de afgevaardigden ter Eerste Kamer. 99 110 Passief kiesrecht voor de Eerste Kamer. 100—114 De lijsten van hoogst aangeslagenen. 115—125 111—121 Benoeming en ontslag der. leden van de Eerste Kamer. ' § 2. Van de afgevaardigden ter Tweede Kamer. 126 122 Passief kiesrecht voor de Tweede Kamer. 127 De leden gekozen in kiesdistricten. — 123 De leden gekozen door de kiezers. 128 — Regeling der kiesdistricten. 129 124 De gewone tijd der verkiezing. 130 — Tusschentijdsche verkiezingen. — 125 Caiicndaatstelling bij Kamerontbinding. 131 126 De Minister van Binn. Zaken bepaalt de dagen der stemmingen. 132 134 — Aanwijzing wie benoemd is. 135 127 De geloofsbrief. 136 128 Ontvangberichten. 137 — In meer dan een district gekozenen. 138 Als een benoemde zijn benoeming niet aanneemt of als een candi¬ daat voor de einduitslag vaststaat sterft, geschiedt een nieuwe verkiezing. 44 Nummering der Artikelen: KORTE INHOUD. 1896-1900. 1917. — 129 Als een benoemde zijn benoeming niet aanneemt, wordt een ander aangewezen. 139 — Opgaven candidaten aan den Minister. 140 Ala niemand is candidaat gesteld geschiedt een nieuwe verkiezing. 141 130 Nevens-den geloofsbrief over te leggen stukken. 142 131 Inzending van den geloofsbrief. 132 Alle geloofsbrieven worden" tegelijk onderzocht. 133 Het onderzoek raakt niet de geldigheid der lijsten of de verbmding van lijsten. — 134 Niet-toelating wegens ongeldige stemming. — 135 Niet-toelating wegens onjuiste vaststelling van den uitslag. — 136 Niet-toelating wegens gemis der vereischten. — 137 Mededeeling van de beslissingen. 143—144 138—139 Ontslag en verhes der vereischten voor het lidmaatschap. — 140 Voorziening in tusschentijdsche vacatures. 141 Voorziening bij tekort aan candidaten op lijsten of verbonden lijsten. — 142 Onderzoek van den geloofsbrief van hen, die tusschentijds zitting nemen. 145—148 143—146 § 3. Van de aftreding van de leden dér Eerste en der Tweede Kamer. 149—158 147—153 Strafbepalingen. 159—165 154—161 Slot- en overgangsbepalingen. EERSTE AFDEELING. VAN HET KIESRECHT. § 1. Van de kiezers. Artikel 1. De leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden gekozen door de mannelijke ingezetenen des Rijks, tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandsehe onderdanen erkend, die den leeltijd van vy! en twintig jaren hebben bereikt. 1. Aansluitende bij art. 80 der Grondwet vestigt art. 1 het algemeen AI=n stemrecht voor de mannelijke ingezetenen des Rijks, tevens Nederlanders, of door de wet als Nederlandsehe onderdanen erkend. 2. Wie ingezetenen zijn moet beoordeeld worden naar artikel 13 der ingezetenen wet van 12 December 1892 {St.bl. 268). 3. Wie Nederlandera zijn bepaalt dezelfde wet van 12 December 1892 Neder-^ (St.bl. 268). 4. De wet van 10 Februari 1910 (St.bl. 55) regelt het Nederlandsen Neder^ onderdaanschap voor de bevolking van Nederlandsch-Indië. onderdanen. 5. De leeftijdsgrens van 25 jaar is dezelfde als de tot dusver geldende. 6. Aan den toekomstigen wetgever blijft het overgelaten uitvoering Acuetja», te geven aan de bepalingen van art. 80, eerste Hd, der Grondwet, die vronw. de principieele uitsluiting der vrouw van het actieve kiesrecht opheffen. Artikel 2. Onder hen, die den leeltijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt, verstaat deze wet hen, die dien lwsftijd hebben bereikt vóór of op den löden Mei. 1. In het V. V. der 2e Kamer werd gevraagd of uit het artikel niet Kalenderbehoort te blijken, welk kalenderjaar bedoeld is, waar van 15 Mei gesproken wordt. 46 Artikelen 2 en 3 In de M. v. A. werd hieromtrent opgemerkt, dat ook in de gehjkluidende bepaling van de bestaande wet niet vermeld wordt welk kalenderjaar bedoeld is, omdat dit van zelf blijkt. veSten. 2' K*"**»» art&el 7, tweede hd, moeten alle overige vereischten voor kiesbevoegdheid op den lsten Februari aanwezig zijn. Artikel 3. Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten: zij, wien het kiesrecht ontzegd is bij eene onherroepelijke rechterlijke uitspraak; zij, die rechtens van hunne vrijheid zijn beroofd; zij, die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren, óf van de ouderlijke macht of de voogdij over een of meer hunner kinderen ontzet zijn; zij, die bij onherroepelijke rechterhjke uitspraak tot eene gevangenisstraf van meer dan één jaar zijn veroordeeld, gedurende drie jaren nadat hunne straf is volbracht en levenslang wanneer voor de tweede maal eene gelijke straf is opgelegd; zij, die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens bedelarij of landlooperij zijn veroordeeld, gedurende drie jaren nadat hunne straf is volbracht, gedurende zes jaar indien de straf voor de tweede maal, en levenslang, indien de straf voor de derde maal opgelegd is; zij, die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraken binnen een tijdsverloop van drie jaar meer dan tweemaal zijn veroordeeld wegens een strafbaar feit, insluitende openbare dronkenschap, gedurende drie jaren nadat de laatste uitspraak onherroepelijk *is geworden. Met onherroepelijke veroordeeling wordt gelijk gesteld vrijwillige betaling van het maximum van geldboete overeenkomstig artikel 74 Wetboek van Strafrecht en vrijwillige betaling van geldboete krachtens een bij verstek gewezen rechterlijke uitspraak. ïldV der ** Het artikel is voor 6611 deel een herhaling van artikel 80, hd 3, der Grondwet. Grondwet en geeft overigens uitvoering aan hetzelfde voorschrift, voor zooverre dit bepaalt: „Aan onherroepelijke veroordeeling tot eene vrijheidsstraf van meer dan een jaar of wegens bedelarij of landlooperij, zoomede aan meer dan twee, binnen een door de wet te bepalen tijdperk vallende, onherroepelijke rechterhjke uitspraken openbare dronkenschap vaststellende, verbindt de wet tijdehjk of blijvend verhes van kiesrecht". Artikel 3. 47 2. Bij Nota van Wijziging gaf de Regeering aan het artikel zijn tegen- Tesen^ i ■ „„,,—- vorm van het woordigen vorm. artikel. 3. De mtdiukking „zij die rechtens van hunne vrijheid zijn beroofd" a^dk^ zal thans wel allen omvatten, die krachtens wettelijk Voorschrift de jjnnne^vrijvrijheid van beweging missen, noodig om ter stembus te gaan. beroofd. 4. Uitsluiting van hem, die wegens krankzinnigheid of zwakheid van ^autoement vermogens de beschikking enz. over zijne goederen verloren heeft: £^c™ee krachtens het grondwettelijk voorschrift, hier herhaald, staat thans vast, dat het faillissement geen verhes van kiesbevoegdheid meer tengevolge heeft. 5. Het mag redelijk worden geacht dengene, die voor de tweede maal wgetait^ gemis van maatschappehjken zin heeft bewezen door een feit te begaan, iw^w'eeden dat met eene zware straf wordt geboet, voor goed van het kiesrecht uit Grondwet, te sluiten. Bedelarij en landlooperij zullen tot driemaal toe bij rechterhjke uitspraak onherroepelijk geconstateerd moeten worden, zal hetzelfde gevolg intreden. Openbare dronkenschap behoort eerst tot verhes van kiesrecht te leiden na telkens herhaalde recidive, welke den dader als een dronkaard qualificeert. Intusschen blijft bier steeds de mogelijkheid van verbetering, zoodat wanneer in een tijdperk van drie jaar geen nieuwe veroordeeling volgt, het kiesrecht weder kan worden toegekend. (M. v. T.) 6. In het V. V. werd gevraagd of bij de samenstelling van het artikel voorwaardegedacht is aan het instituut der voorwaardelijke veroordeeling. oordeeling. Naar aanleiding van het laatste hd van het artikel werd opgemerkt, dat ingevolge die bepaling personen, die geen alcoholisten zijn, maar slechts nu en dan misbruik van sterken drank maken, het kiesrecht verhezen. Men wees er daarbij op, dat ook bij herhaling van het misdrijf, de wegens openbare dronkenschap aan gelegenheidsdrinkers opgelegde boeten gemeenüjk niet zoo hoog zijn, dat de belanghebbende daarin reden vindt om tegen het verstekyonnis in verzet te komen, zoodat in zulke gevallen van recidive en van onherroepehjke veroordeeling geen sprake is. Men meende, dat geüjkstelling van beteling van bij verstekvonnis opgelegde boete met onherroepelijke veroordeeling aanleiding zou geven tot ontneming van kiesrecht zonder voldoende reden. In de M. v. A. gaf de Regeering te kennen dat bij het artikel wel aan voorwaardehjke veroordeeling gedacht is, hetgeen bUjktuitde omstandigheid, dat het verhes van het kiesrecht eerst volgt, nadat de straf is „volbracht". Alleen ten aanzien van een strafbaar feit, insluitend openbare dronkenschap, is eene andere gedragslijn gevolgd, omdat eerst na her- 48 Artikel 3. haalde veroordeeling het gevolg intreedt en dan van zelf voorwaardelijke veroordeeling buitengesloten is. Verder merkte de Regeering op, dat met onherroepelijke veroordeeling gehjk moet gesteld worden vrijwillige betaling van de maximum-geldboete en voldoening aan een verstekvonnis, omdat daarmede veroordeeling of , nadere veroordeeling wordt ontgaan. Het een zoowel als het andere bewijst datgene, wat men beoogt te achterhalen: den kiezer van wien duidelijk habitueele dronkenschap is geconstateerd, zijn recht tijdelijk te ontnemen. <£n 7. Waar de wet het verhes van kiesbevoegdheid aan het bestaan van dLunSn in 'DePaalde strafrechtelijke uitspraken verbindt, worden daar ook bedoeld aanmerking vonnissen, vóór de invoering van de herziene Kieswet gewezen, of is uitte nemen. 1 . ü © > sluitend rekening te houden met onherroepelijke veroordeelingen na dat tijdstip? Op deze vraag geven de gewisselde stukken geen antwoord. Wel is in de Tweede Kamer bij de mondelinge beraadslagingen over artikel 9 (22) de uitvoering van artikel 3 ter sprake gebracht. De Minister antwoordde: „Ik ben het volkomen met den heer Snoeck Henkemans eens, dat bijzondere maatregelen door het departement van Justitie zullen moeten getroffen worden om het in staat te stellen de in art. 9 (22) bedoelde opgaven te doen, maar ik geloof dat dit niet zoo heel moeilijk zal zijn en ik kan den geachten afgevaardigde dè verzekering geven, dat ik deze aangelegenheid verder in aanmerking zal nemen". De in artikel 9 bedoelde opgave zal wel uitsluitend namen kunnen bevatten van personen, na het in werking treden van de herziene Kieswet veroordeeld. Wilde men anders handelen, dan zou op het Departement van Justitie een onuitvoerbare taak worden gelegd, daar niet zou vast te stellen zijn, over hoeveel jaren de nasporing van vroegere uitspraken zich zou moeten uitstrekken. Intusschen wordt zeer zeker door de wijziging van de wet geen verandering gebracht hierin, dat personen, die ten onrechte niet op de in artikel 9 (22) bedoelde opgave voorkomen, toch niet op de kiezershjst geplaatst mogen worden. Men zou dus de meening kunnen verdedigen, dat, wanneer het bestaan van vroegere uitspraken, als hier bedoeld, op andere wijze werd bewezen, de betrokken personen niet op de kiezershjst geplaatst zouden mogen worden. Ofschoon van terugwerkende kracht in strikten zin geen sprake is, wanneer een latere wet aan een vroegere rechterhjke uitspraak een Artikelen 3 en 4. 49 rechtsgevolg verbindt, dat daaraan oorspronkelijk vreemd was, scheppen de hier bedoelde bepalingen toch in die mate nieuw recht, dat wij geneigd zijn om aan te nemen, dat voor hare toepassing ook slechts aan na haar invoering gewezen vonnissen gedacht kan worden. 8. De in de vorige aanteekening besproken vraag heeft geen belang Beperkte voor de in art. 3 mede genoemde ontzegging van het kiesrecht bij On- van aanherroepehjke rechterhjke uitspraak en voor de uitsluiting van de uit- teekenmg 7" oefening van het kiesrecht van hen, die krachtens onherroepehjke rechterhjke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren. Deze uitsluitingen toch zijn dezelfde, die ook onder het oude art. 3 der Kieswet van kracht waren. Het desbetreffend voorschrift schept mitsdien geen nieuwen toestand, doch continueert het te dezer zake bestaande. 9. Kraukzihnigen, die in een gesticht zijn opgenomen, zijn „rechtens Krankvan hunne vrijheid beroofd" en dus van de uitoefening van het kiesrecht züuügenuitgesloten, ook al is nog geen curator of provisioneel bewindvoerder benoemd. 10. Door de gekozen redactie geldt de uitsluiting zoowel voor veroor- openbare deelden wegens openbare dronkenschap (art. 453 W. v. S.) als voor Mh£p?n" krachtens art. 426 W. v. S. veroordeelden. 11. Men heeft van de wijziging Van het artikel geen gebruik gemaakt Praottjk om daarin de juistheid uitdrukkehjk te bevestigen der geldende praktijk, uitsluitingen volgens welke zij, „die in gevangenschap of hechtenis zijn" — thans „zij, die krachtens wettelijk voorschrift van hunne vrijheid zijn beroofd" — wèl, de overige uitgestotenen niet op de kiezershjst worden gebracht. Intusschen wijst art. 9 er eveneens op, dat deze onderscheiding, al vloeit zij uit de woorden van art. 3 niet onmiddellijk voort, ook in het vervolg gehandhaafd zal moeten worden. Artikel 4. De uitoefening van het kiesrecht van militairen bij de zee- en landmacht in werkelijken dienst kan door Ons voor hetgeheele Rijk of voor een bepaald gedeelte worden geschorst, zoolang de dienstplichtigen krachtens artikel 185 der Grondwet geheel of ten deele buitengewoon onder de wapenen worden gehouden. 1. Het artikel treedt in de plaats van art. 5 der Kieswet van 1896. Hegeerings Het voorstel der Regeering strekte om artikel 5 over te nemen, behalve voorsto1, het laatste hd, en om dit lid te lezen als volgt: De schorsing wordt niet toegepast ten aanzien van de bij lett. a en b KlESW. £ 50 Artikel 4. bedoelde militairen, voor zoover zij als regel buiten den oorlogsbodem of buiten de kazerne nachtverblijf houden. In de M. v. T. merkte de Regeering op, dat de bepaling, gelnk zij in de bestaande Kieswet voorkwam, in hoofdzaak de strekking had om de daarin genoemde militairen, die een afzonderhjke woning in gebruik hadden, voor schorsing van het kiesrecht te behoeden en dat in den destjjds daaraan gegeven vorm de bepaling natuurlijk niet gehandhaafd bhjven kon. De Regeering meende de bedoeling van de bepaling zoo getrouw als onder de nieuwe omstandigheden mogehjk is, tot haar recht te doen komen, door hen, die als regel buiten-den oorlogsbodem of de kazerne nachtverblijf houden, in de uitsluiting van de schorsing te doen deelen. Bij nota van wgzigdng stelde de Regeering een geheel nieuw artikel 5 voor, luidende als volgt: „De uitoefening van het kiesrecht van mihtairen bij de zee- en landmacht in werkelijken dienst wordt geschorst zoolang de dienstplichtigen krachtens artikel 185 der Grondwet geheel of ten deele buitengewoon onder de wapenen worden gehouden." Bij de openbare behandeling in de Tweede Kamer leidde deze redactie tot de volgende beschouwingen. De heer Duymaer van Twist vestigde er de aandacht op, dat krachtens art. 185 der Grondwet in verband met art. 81 der MUitiewet, eene lichting of een deel daarvan, onder de wapenen kan worden gehouden of geroepen o. a. bij het heerschen van mond- en klauwzeer. Ter uitvoering van art. 5 der Kieswet (thans 4) zou dan het kiesrecht voor alle mihtairen geschorst zijn, niet alleen voor de landmacht, doch ook voor de zeemacht. Genoemde afgevaardigde meende, dat dit de bedoeling der Regeering niet kon zijn, hoewel het artikel tot het geschetste gevolg zou leiden. Verder vroeg hetzelfde Kamerlid: „Wanneer is een militair in werkelnken dienst?" Het begrip „in werkeHjken dienst" staat niet vast, zoodat de uitvoering van het artikel licht tot moeilijkheden aanleiding zal geven." Bn deze beschouwingen sloot de heer Hugenholtz zich grootendeels aan. Dit hd meende, dat het artikel belangrijk zou worden verbeterd, indien de schorsing facultatief gemaakt werd en stelde als daartoe strekkend amendement voor om in plaats van de woorden: „wordt geschorst", te lezen: „kan door Ons voor het geheele land of voor een „bepaald gedeelte worden geschorst". Het woord „land" werd nader door den voorsteller veranderd in het woord „Rijk". De Minister van B. Z. gaf in antwoord aan den heer Duymaer van Twist te kennen, dat diens opvatting omtrent art. 5 (thans 4) der Kieswet, in verband met art. 185 der Grondwet, j°. art. 81 der MUitiewet, juist was. Artikel 4. 51 De Minister deelde echter niet in het geopperd bezwaar, omdat voor omstandigheden als het voorkomen van mond- en klauwzeer of ongeregeldheden, geen lichtingen opgeroepen worden, doch de onder de wapenen staande troepen worden gebruikt. Werden voor zeer ernstige gevallen inderdaad troepen onder de wapenen geroepen, dan zou schorsing van het kiesrecht inderdaad noodzakelijk kunnen zijn. Bovendien zal het uiterst zeldzaam zijn, dat een en ander samenvalt met algemeene verkiezingen. Ter beantwoording van de vraag wat werkelijke dienst is, verwees de Minister naar art. 81 der MUitiewet, dat onderscheid maakt tusschen werkelijken dienst en het met groot verlof zijn, zoodat naar zijne meening, degenen, die met groot verlof zijn, niet in werkelijken dienst zjjn, en die „verlof" hebben, in werkelijken dienst blijven. De Minister achtte echter de mogelijkheid niet uitgesloten, dat in de heerschende buitengewone omstandigheden verloven worden gegeven, die de betrokkenen in staat stenen hun kiesrecht uit te oefenen. In dit punt zou kunnen worden voorzien door eene noodwet. De Minister had overigens geen overwegend bezwaar tegen het amendement, behoudens de vraag of het gewenscht is, dat de schorsing zal afhangen van een besluit van de Kroon. Naar aanleiding van dit amendement stelde de heer Duymaer van Twist het volgende dubium: „Stel het geval dat er een öf andere buitengewone omstandigheid in „de provincie Overijssel plaats grijpt, dan zal voor die provincie het „kiesrecht der militairen kunnen geschorst worden; maar wanneer nu „die mihtairen uit Limburg, of uit Zeeland of uit Noordbrabant moeten „komen, voor wie zal dan het kiesrecht geschorst worden". Deze afgevaardigde meende daarom dat voor „het geheele land of voor een bepaald gedeelte" te lezen ware: „voor de geheele land- en „zeemacht of voor een gedeelte daarvan." De heer Hugenholtz beantwoordde dit punt ontkennend en merkte het volgende op: ,dit amendement slaat juist op het kiesrecht „voor de mihtairen en het bepaalt dat dit kiesrecht kan worden ge„schorst in een bepaald gedeelte van het Rijk. Dus indien de mihtairen ijZ^n gedetacheerd in een bepaalde gemeente, kan in dié gemeente voor „de daar aanwezige mihtairen het kiesrecht tijdelijk worden geschorst. „Ik geloof dat mijn amendement geheel voorziet in het bezwaar dat de „heer Duymaer van Twist voelde opkomen". Het amendement werd aangenomen. Opgemerkt zij nog dat het artikel niet in strijd komt met den stemplicht opgelegd in art. 71, omdat, waar de uitoefening van het kiesrecht geschorst is, de verpUchting tot stemmen uiteraard vervalt. 52 Artikelen 4, 5, 6 en 7. Redactie 2. Strikt genomen schijnt ons de redactie van dit artikel minder juist. arttteT* Art. 185 der Grondwet eischt een wet „om het onder de wapenen blijven der dienstphehtigen zooveel noodig te bepalen". Het onder de wapenen houden geschiedt dus krachtens deze wet, niet krachtens art. 185 Grondwet. Artikel 5. Voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden der Provinciale Staten gelden dezelfde regelen, als die welke in de artt. 1—4 voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden der Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn gesteld, met dien verstande, dat men bovendien ingezeten der provincie moet zijn. Artikel 6. Voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden van den gemeenteraad gelden dezelfde regelen, als die, welke in de artt. 1—4 voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn gesteld, met dien verstande, dat men bovendien ingezeten der gemeente moet zijn. . iïy.'il ingezeten 1. Terwijl de artt. 127 en 143 der Grondwet in de kiezers van leden BChap" der provinciale staten en van de gemeenteraden geen ander ingezetenschap eischen dan dat der provincie, resp. der gemeente, wordt door de Kieswet (art. 1) tevens het rijksingezetenschap gevorderd. wie ztjn . 2. Wie ingezetenen van de provincie of de gemeente zijn, moet, bij ingezetenen? gemi8 andere bepalingen daaromtrent, beoordeeld worden naar de artikelen 17 der provinciale en 19 der Gemeentewet. (H.R.2lJunil901, Wkbl. Bond G. A. 6, Gem.st. 2603, Wkbl. Burg. Adm. 2722.) § 2. Van de lijsten der kiezers. Artikel 7. In elke gemeente wordt jaarlijks door het gemeentebestuur eene lijst opgemaakt, de inwoners aanwijzende, die tot het kiezen van leden van de Tweede Kamer, van de Provinciale Staten en van den gemeenteraad bevoegd zijn. De lijst wijst de inwoners aan, die de voor de kiesbevoegdheid gevorderde vereischten bezitten op den lsten Februari, voorzoover niet deze wet met betrekking tot eenig vereischte een anderen dag aangeeft. waarom 1. De aangebrachte wijziging *) vindt hare verklaring in het vervallen gewijzigd! ^er ]rie8districten en m de invoering van kieskringen. . 1) Vervallen is een tweede lid, voor gemeenten, die in kiesdistricten verdeeld waren, in bepaalde gevallen het opmaken van afzonderlijke lijsten voor die distneten toelatend. Artikelen 7 en 8. 53 2. Als inwoners moeten worden beschouwd zij die op den lsten Februari inwoners, volgens de bepalingen van de artt. 74 v.v. van het Burgerlijk Wetboek in de gemeente hun woonplaats hadden. Het niet ingeschreven zijn in het bevolkingsregister is in dezen geen doorslaggevende factor, mits uit de omstandigheden slechts voldoende blijkt, waar de woonplaats is. Gevangenen en verpleegden in een krankzinnigengesticht, op wie betrekking heeft art. lc en d van het Kon. besluit van 27 Juli 1887 (St.bl. 142), blijven niettemin op grond van art. 75 van het Burgerlijk Wetboek hun woonplaats in de gemeente behouden en behooren derhalve, indien zij overigens in de termen vallen, op de kiezershjst te worden geplaatst. De mogelijkheid is niet buitengesloten, dat iemand in meer dan eene gemeente op de kiezerslijst wordt gebracht, omdat in de gemeente van vertrek de verhuizing wellicht niet bekend kan zijn. Volgens de wet komt echter alleen in aanmerking de gemeente waar men wettelijke woonplaats heeft. ^ «*i ^ 3. Aan de vereischten moet worden voldaan op 1 Februari. Het tweede Datum voor hd is aldus te verstaan dat men ook op den lsten Februari inwoner van de moet zijn der gemeente, ten einde op de kiezershjst geplaatst te worden. TeK> 80 n' (Arrest H. R. 30 Juni 1911, Wkbl. Bond G. A. 537, G. S. 3137.) 4. Er kan geen bezwaar tegen bestaan, dat de namen van hen die op Overledenen. 1 Februari inwoner der gemeente waren en de vereischten voor kiesbevoegdheid bezaten, doch die vóór de vaststelling van de hjst overleden zijn, van de kiezerslijst worden geschrapt. 5. In dit en in de volgende artikelen is op grond van art. 126 der GemeenteGemeentewet onder „gemeentebestuur" te verstaan het college van Burgemeester en Wethouders. Artikel 8. De lijst vermeldt het volgnummer, voorts in alphabetische volgorde, de namen der kiezers en verder hunne voornamen, de plaats en dagteekening hunner geboorte en de dagteekening hunner naturalisatie, zoo die heeft plaats gevonden en tot welke verkiezing zij bevoegd zijn. Is eene gemeente in kieskringen of in stemdistricten of zijn de kieskringen in stemdistricten verdeeld, dan wordt daarenboven, zoo mogelijk met aanduiding van straat en nummer, melding gemaakt van de plaats hunner woning op den lsten Februari van het jaar der vaststelling, en van den kieskring en van het stemdistrict, waartoe zij dientengevolge ' behooren. 54 Artikel 8. De kiezers van wie de plaats der woning niet met zekerheid kan worden aangewezen, behooren tot het eerste stemdistrict der gemeente of, is de gemeente in kieskringen verdeeld, tot den eersten kieskring en het eerste stemdistrict daarvan. De vorm en de inrichting der kiezerslijst worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. waziging 1. De aangebrachte wijzigingen vinden 'hare verklaring in het verIrükef* vallen der kiesdistricten en de invoering yan kieskringen. AipnabetiBche 2. Het Konmldijk besluit van 8 December 1917 (St.bl no. 687) ter volgorde. uitvoering van artikel 8, bevat in art. 1 voorschriften betreffende de alphabetische plaatsing van de namen op de kiezershjst. Uit het voorschrift, dat bij gelijkheid van geslachtsnaam de volgorde door den eersten voornaam bepaald wordt, volgt dat een z.g. lexicographische volgorde van de namen moet in acht genomen worden. Omtrent het begrip „lexicographische volgorde" wordt bij Elenbaas, *) derde druk, I, blz. 619 het volgende gezegd: „De namen moeten niet „op de letter van de particulen (van, de enz.), maar op die van het „daaropvolgende woord worden gesteld. Bij gelijkheid van geslachts- «n „voornamen, moeten de namen naar volgorde van ouderdom, te be„ginnen met den oudsten persoon worden genomen. De letter ij is als „de voorlaatste letter van het alphabet aan te merken. Bij samengestelde „namen behoort de naam ongesplitst te worden gelaten, en zal dus met ' „inachtneming van de genoemde regels de beginletter van het eerste „woord, dat geen op zich zelf staand partikel is, de plaats op de hjst „moeten bepalen." 3. In het model van de kiezershjst, bij het voormeld Kon. besluit £ndsch vastgesteld, is opgenomen een kolom, die bestemd is om aan te duiden onderdaan- of ^ z„ne ^bevoegdheid ontleent aan het Nederlandsen onderdaanschap. 4. Evenals ten aanzien van de vroegere Mes- én stemdistricten geldt, Verhuizing, volgens de bewoordingen van het tweede hd, de regel dat de woonplaats op 1 Februari beslissend is voor de aanwijzing van den kieskring in gemeenten, die in kieskringen verdeeld zijn, of te Rotterdam, welke gemeente voor Kamer en Staten ressorteert onder twee kieskringen, en van het stemdistrict, waartoe de kiezer behoort. 5. Art. 15 der wet belet niet, dat in den loop van het tijdvak gedurende Wijziging hetwelk de hjst van kracht is, verandering gebracht wordt in de aanen8SteSTn wijzing van de stemdistricten, of voor zooveel de gemeenten van meer districten. dan 20000 inwoners betreft, in de aanwijzing van de kieskringen. 1) Handboek voor de beoefening van het Nederlandsoh Administratief Recht. Artikelen 8, 9 en 10. 55 Deze opvatting vindt o. m. steun in art. 4 der wet van 30 Dec. 1916 (St.bl. 581) en art. 5 van het K. B. van 3 Feb. 1917 (St.bl. no. 202.) (Noodkieswet 1917 en hare uitvoering.) Artikel 9. Onze Minister van Justitie doet jaarlijks vóór den loden Februari aan de burgemeesters toekomen eene gewaarmerkte opgaaf van de namen in alphabetische volgorde gesteld, en van de voornamen, met vermelding . van plaats en dagteekening van geboorte, van de mannelijke personen, die vóór of op den 15den Mei den leeftijd van vijf en twintig jaren zullen hebben bereikt en op wie toepasselijk is het bepaalde in artikel 3 met uitzondering van hen die rechtens van hunne vrijheid zijn beroofd. 1. De wijziging vloeit voort uit de gewijzigde regeling van de uit- Nieuwe sluitingen. 2. In verband met de opmerking bij art. 3 omtrent de aan dat artikel strekking , . u v « j , van het te geven uitvoering (zie aanteekening 8 en 9 aldaar), zullen de woorden artikel. in art. 9: „op wie toepasselijk is het bepaalde in artikel 3", te verstaan zijn in den zin van: „op wie sedert het tijdstip van in werking treding van de Kieswet, het bepaalde in artikel 3 van toepassing is geworden." Artikel 10. Het gemeentebestuur stelt de kiezerslijst telken jare opnieuw vast op dén 22sten Maart. Het stelt tegelijkertijd alphabetische lijsten vast der namen en voornamen van hen, die met betrekking tot eene of meer der verkiezingen van de kiezerslijst zijn afgevoerd en daarop zijn gebracht. De kiezerslijst wordt, met de in het voorgaande lid bedoelde lijsten, van den 23sten Maart tot en met den 21sten April op de secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage nedergelegd en, tegen betaling der kosten, in afschrift of afdruk verkrijgbaar gesteld. Van dit een en ander geschiedt te gelijker tijd openbare kennisgeving. 1. In 1900 zijn in het 2de lid ineelascht de woorden: „met betrekking tot wijzigingen .... . In 1900. eene of meer der verkiezingen", terwjjl zijn vervallen de woorden: „met vermelding van de verder omtrent hen in de kiezershjst voorkomende opgaven". fe^SM De eerste, verandering werd toenmaals in de M. v. T. (blz. 9) als volgt toegelicht: „Volgens de thans geldende redactie van art. 28 (nu art. 10), tweede hd, der Kieswet is het onzeker of op de lijsten van nieuw op de kiezershjst gebrachte personen en van daarvan afgevoerde personen óók moeten 56 Artikelen 10, 11, 12 en 13, worden vermeld degenen, die, terwijl de kiezerslijst drieërlei verkiezing betreft, met betrekking tot één of tot twee verkiezingen kiesbevoegdheid erlangden of verloren: Het schijnt rationeel de verwerving, respectievelijk het verhes van kiesbevoegdheid, onverschillig of zij geheel dan wel gedeeltelijk plaats vinden, op de bij art. 28 (nu art. 10), tweede hd omschreven wijze onder de bijzondere aandacht van belanghebbenden en van het publiek te brengen." Ten opzichte van de tweede wijziging werd toenmaals in de M. v. A. (blz. 31) gezegd: „Waar thans duidelijk zal uitkomen, dat ook personen, die kiesrecht verwierven of verloren, met betrekking tot één of meer der verkiezingen, op de bjsten, in het tweede hd bedoeld, moeten worden gebracht, kan aan den anderen kant de vermelding der verschillende opgaven wel achterwege blijven". Artikel 11. Tot en met den löden April is een ieder bevoegd bij het gemeentebestuur verbetering van de door dat bestuur vastgestelde kiezerslijst te vragen, op grond dat hij zelf of een ander, in strijd met de wet, daarop voorkomt, niet voorkomt, of niet behoorlijk voorkomt. Wie kunnen 1. In het oorspronkelijk ontwerp der Kieswet van 1896 was het recht v?agen?rms vari reclame ook gegeven aan elk „wettig bestaand hchaam, tot welks bepaalden werkkring het behoort". Bij de behandeling in de Tweede Kamer zijn deze woorden door aanneming van een amendement uit het artikel geschrapt, zoodat thans alleen ^mysieke personen verbetering van de kiezerslijst kunnen vragen. Kosten van 2. Zie art. 30 en aanteekening op dat artikel. het verzoek om ver- betermg- Artikel 12. Indien het verzoek om verbetering van de kiezerslijst niet den verzoeker betreft, wordt den belanghebbende door den burgemeester binnen vier en twintig uren schriftelijk hiervan mededeeling gedaan. Wijze van Ingevolge het 2de üd van art. 30 geschiedt de hierbedoelde medeme e ee ' deeling bij aangeteekenden brief. De aanteekening en-de verzending vinden kosteloos plaats. Artikel 13. De verzoeken om verbetering van de kiezerslijst worden, met de bijge-, voegde bewijsstukken, dadelijk tot en met den 2 lsten April voor een Artikelen 13 en 14. 57 ieder op de secretarie der gemeente ter inzage nedergelegd en in afschrift, tegen betaling der kosten, verkrijgbaar gesteld. Een ieder is tot tegenspraak van het verzoek bevoegd. De tegenspraak wordt schriftelijk en uiterlijk den 23sten April aan het gemeentebestuur ingediend. J 1. De overlegging van bewijsstukken, ter staving van eene ingediende Bewtjsreclame, schrijft de wet niet gebiedend voor, zoodat het achterwege laten daarvan geen grond oplevert tot met-ontvankelijk verklaring. Indien echter het gemeentebestuur, zonder dat dergelijke bewijsstukken worden overgelegd, de gegevens mist om de gegrondheid van de reclame te beoordeelen, zal deze c.q. terecht worden afgewezen. Het uit eigen beweging verzamelen van bewijsmateriaal ter staving van de in een verzoekschrift opgenomen mededeelingen ligt niet op den weg van het gemeentebestuur. Blijkt echter uit de in het verzoekschrift aangevoerde feiten, ook zonder dat bepaalde bewijsstukken worden overgelegd, de gegrondheid der reclame, dan zal deze moeten worden toegewezen. De reclamant blijft, indien zijn verzoek wordt afgewezen, bevoegd de noodige bewijsstukken alsnog bij zijn beroepschrift aan den kantonrechter over te leggen, die alsdan, bij gegrondbevinding van de feiten, - de verbetering van de kiezershjst kan bevelen. 2. Ook de tegenspraak behoeft niet op gezegeld papier te worden gesteld, zegelrecht. • Artikel 14. Na den 23sten April, doch vóór den 15den Mei beslist het gemeentebestuur over de verzoeken om verbetering en worden de daarbij bevolen wijzigingen in de kiezerslijst aangebracht, met waarmerking der wijzigingen door den burgemeester en den secretaris. De beslissing van het gemeentebestuur is met redenen omkleed en wordt in haar geheel door den burgemeester op de secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage nedergelegd en in afschrift, tegen betaling der kosten, verkrijgbaar gesteld. De burgemeester doet hiervan ten spoedigste, uiterlijk op den vijfden dag na dien der beslissing, openbare kennisgeving en deelt tegelijkertijd de beslissing, is daarbij wijziging van de kiezerslijst bevolen, schriftelijk mede aan hem wien de wijziging betreft. Gelijke mededeeling geschiedt, wanneer het verzoek, om verbetering geheel of ten deele niet is toegewezen, aan den verzoeker, zoo de gevraagde verbetering van de kiezerslijst hemzelf betrof. De overgelegde bewijsstukken worden na de beslissing van het gemeentebestuur aan belanghebbenden teruggegeven. 58 Artikel 14. Belang van 1. Hoewel aan burgemeester en wethouders voor het nemen van een uitspraak. beshssing op ingediende verzoeken om verbetering tijd is gelaten tot 15 Mei, verdient het aanbeveling met het doen van uitspraak zoo mogelijk niet tot den laatsten dag te wachten, opdat, wanneer beroep bij den kantonrechter mocht worden ingesteld, of cassatie aan den Hoogen Raad mocht worden gevraagd, de rechterhjke beschikkingen zoo spoedig mogelijk effect kunnen hebben, wat, inzonderheid als niet ingevolge het 2de hd van art. 19 bij provisie wijziging van de lijst wordt bevolen, voor de betrokken personen van belang kan zijn. Mededeeling 2. Daar de woorden van het artikel in dit opzicht niet gewijzigd beslissing. werden, mag ook thans worden aangenomen, dat de door burgemeester en wethouders genomen beshssing aan de betrokken personen niet in afschrift behoeft te worden medegedeeld. Dit blijkt o. m. hieruit, dat wel is voorgeschreven de beslissing „in haar geheel" op de secretarie ter inzage te leggen, doch dat die woorden niet zijn herhaald, waar wordt gesproken van mededeeling aan den belanghebbende. Volstaan kan worden met aan dezen te berichten in welken zin is beslist, welk bericht, ingevolge het 2de hd van art. 30, moet plaats hebben bij aangeteekenden brief, waarvan de aanteekening en verzending kosteloos geschieden. Weliswaar geeft de bepaling van art. 16, dat bij een beroepschrift aan den kantonrechter een afschrift der beshssing moet worden overgelegd, voet aan een tegenovergestelde meening, doch het 2e hd van art. 14, dat de gelegenheid geeft om ter secretarie inzage van een besluit te nemen en daarvan afschrift te doen vervaardigen, komt aan de bezwaren, welke anders zouden kunnen rijzen, volledig te gemoet. Niettemin zal het in de meeste gevallen aanbeveling verdienen, om de mededeeling te doen door toezending van een afschrift van de genomen beshssing. Termijn van 3. Hoe lang de beshssing ter inzage moet liggen bepaalt het artikel legging. niet. In het algemeen zal het zeker voldoende zijn, wanneer dit geschiedt tot de termijn voor het instellen van hooger beroep bij den Kantonrechter verstreken is. Leges. 4. Het is niet in strijd met de wet (zie art. 30) indien voor het ver¬ strekken der hierbedoelde afschriften „leges" worden geheven. Het schijnt zelfs aannemelijk, dat hét artikel met „betaling der kosten", bedoelt legesheffing krachtens Koninklijk goedgekeurde belastingverordening. wanneer 6. Uit de tweede zinsnede volgt, dat iemand, die reclameert over het teeüngT ° kiesrecht van een ander, geen mededeeling behoeft te ontvangen van de beshssing van Burgemeester en Wethouders. Artikel 15. Artikel 15. 59 Yan den 15den Mei tot den 15den Mei van het volgende jaar blijft de door het gemeentebestuur vastgestelde lijst, zooals die door zijne beslissingen al dan niet is gewijzigd, van kracht, behoudens de wijzigingen daarin tengevolge van rechterlijke uitspraken, welke wijziging der lijst bevelen, te brengen. De kiezerslijst blijft voor een ieder op de secretarie der gemeente ter inzage nedergelegd en in afschrift of afdruk, tegen betaling der kosten, verkrijgbaar. \Wy Afschrift of afdruk van de van kracht geworden kiezerslijst wordt onverwijld gezonden aan den voorzitter van het hoofdstembureau in den kieskring. Aan hem geschiedt ook mededeeling van de wijzigingen, welke de lijst tengevolge van rechterlijke uitspraken ondergaat. 1. Met een beroep op art. 154 (oud 159) is de meening verdedigd, dat, Datum indien de 15de Mei op een Zondag of algemeen erkenden christelijken feestdag valt, de kiezerslijst in het jaar, waarin dit plaats heeft, tot den 16den Mei van kracht blijft. Deze meening schijnt minder juist. Waar art. 154 spreekt van termijnen, die op een Zondag of algemeen erkenden christelijken feestdag afloopen, is alleen te denken aan de bepaling van zekeren tijd, binnen welken iets geschieden moet. Van zoodanige tijdsbepaling is in art. 15 geen sprake. De nieuwe hjst treedt op den 15den Mei van elk jaar automatisch voor de oude in de plaats en er bestaat geen aanleiding om dit voorschrift niet toepasselijk te achten, indien deze dag op een Zondag valt, te niinder, omdat verlenging van den geldigheidsduur der oude lijst verkorting van den levenstijd der nieuwe lijst medebrengt en tot dit laatste de wet zeker geen grond oplevert, daar zij in art. 154 — zelfs al kon deze bepaling op de toepassing van art. 15 van invloed zijn — wel van het afloopen, maar niet van het aanvangen van termijnen spreekt. (Zie Gem. Stem 3061.) 2. Gedurende het tijdvak, waarvoor een kiezershjst geldt, beslist uit- De kiessluitend die lijst, wie kiesbevoegd zijn. wijkt uit- ttt' i t * . , • , . sluitend uit Wie op de lijst voorkomt moet tot de stemming worden toegelaten; de kiezerswie daarop niet voorkomt, kan aan de stemming niet deelnemen. Wij onderschrijven dan ook de meening van hen, die van oordeel zijn, dat eene vrouw, wier naam door een vergissing op de kiezerslijst is geplaatst, niet van de stembus geweerd kan worden. (Wk.bl. Bond G.-A. 622. Gem. stem 2969.) Toen dit geval zich in 1913 te Amsterdam voordeed, was de Min. van Binn. Zaken van oordeel, dat een voor ieder waarneembare vergissing in dé kiezerslijst niet tot toelating tot de stembus behoort te leiden. 60 Artikel 15. Meskrëfen -^kjkens aanteekening 5 ad art. 8 vereenigen wij ons met de op- districten vatting, dat uit het feit, dat de op 22 Maart vastgestelde kiezershjst na is Mei. — al dan niet ingevolge de bepalingen der wet gewijzigd — van 15 Mei tot 15 Mei van kracht blijft, niet volgt, dat een wijziging, welke na dien datum in de indeeling in kieskringen of stemdistricten wordt gebracht/, eerst den löden Mei van het volgende jaar van kracht wordt. Onder de wet in haar vroegere redactie werd die vraag voor de in, deeling der gemeenten in kiesdistricten en stemdistricten verschillend beantwoord. De toenmalige Minister van Binn. Zaken was van het bovenaangegeven gevoelen bhjkens zijn circulaire aan de Commissarissen der Koningin van 26 Mei 1897, no. 2555, afd. B. B. fe'kóstenan ^"e* uitreiken van afschrift of afdruk van de kiezershjst is een door het gemeentebestuur verstrekte dienst, waarvoor, naar art. 238 Gemeentewet, slechts mag geheven worden het bedrag, bij plaatselijke belastingverordening vastgesteld. Bevat dus de legesverordening geen bepaling of rubriek, waaronder afschriften of afdrukken van de kiezershjst te brengen zijn, dan moeten deze stukken kosteloos verstrekt worden. Heeft iemand de bevoegdheid ter secretarie zelf een afschrift van de kiezershjst te vervaardigen? De wet zegt het niet met zooveel woorden. De redactie van het Weekbl. voor de Burg. Adm. (2592) beantwoordt de vraag toestemmend op grond van de toehchting, welke indertijd gegeven werd bij art. 72 der Gemeentewet. Daar is weliswaar sprake van besluiten van den raad, terwijl de kiezershjst door burgemeesterën wethouders vastgesteld wordt, doch omtrent de gestelde kwestie maakt dit geen verschil. Die toehchting nu luidt: „in de bepaling van dit artikel (72) ligt geen verbod voor den persoon, die inzage .neemt, om zelf een afschrift te maken, opgesloten. Die persoon zal dan echter, wil hij dit doen, de kosten van papier, pennen en inkt desnoods moeten dragen. Hijzal ook, zoo de verordeningen der secretarie dit meebrengen, het stuk slechts aldaar kunnen afschrijven." onverwijld. 5. Bij de wijziging van 1900 is het woord „onverwijld" in het derde hd ingelascht. Tot toehchting werd gezegd: „De toezending mag niet aan vertraging bloot staan, maar behoort zoodra mogelijk te geschieden". Uit een en ander blijkt dat de toezending onmiddeUijk na 15 Mei moet plaats hebben. Het at- 6. Het aan den voorzitter van een hoofdstembureau te zenden af-^ schrift moet . .-^ _ • volledig zijn. schrift moet een geheel volledig afschrift zfln. Niet kan worden volstaan, zooals blijkbaar een enkele maal is gemeend, met de toezending van een uittreksel, waarop bijv. alleen de namen en woonplaatsen zijn vermeld. Artikelen 16 en 17. Artikel 16. 61 Gedurende vijf dagen, te rekenen van den dag der in art. 14 bedoelde kennisgeving, kan door een ieder, die niet in de door het gemeentebestuur genomene beslissing berust, de zaak bij een met redenen omkleed verzoek, vergezeld van de bewijsstukken en van een afschrift der beslissing van het gemeentebestuur, worden onderworpen aan de uitspraak van den kantonrechter, binnen wiens ressort de lijst is opgemaakt. Met inachtneming der navolgende bepalingen wordt dit verzoek als eene burgerlijke zaak berecht. 1. HerhaaldeHjk is door den Hoogen Raad uitgemaakt, dat, indien Bewtjseen verzoeker heeft nagelaten bij zijn adres van beroep aan den kantonrechter de bewijsstukken over te leggen, welke dezen in staat stellen geheel zelfstandig te beoordeelen of de betrokken persoon al of niet op andere wijze dan heeft plaats gevonden op de kiezerslijst moet worden vermeld, de kantonrechter hem terecht in zijn beroep niet ontvankelijk heeft verklaard. Zie o. a. arrest 18 Juni 1897 (Weekbl. Burg. Adm. 2512). Uit een arrest van 28 Juni 1907 (Weekbl. Burg. Adm. 3042), blijkt, dat naar de meening van den Hoogen Raad, indien de kantonrechter dit vordert, zelfs bewijsstukken moeten worden overgelegd tot staving van feiten, waarover tusschen burgemeester en wethouders en den appellant geen verschil bestond. Aan den kantonrechter is geheel overgelaten te beoordeelen of hij van art. 19 gebruik wil maken. 2. De in art. 16 bedoelde stukken zijn ingevolge art. 30,^eerste Hd, zegel, vrij van zegel-, griffie- en registratiekosten. Zie de aanteekening op dat artikel. Artikel 17. De verzoeker laat zijn verzoekschrift met afschrift' der bewijsstukken en der beshssing van het gemeentebestuur, binnen twee dagen na de indiening beteekenen aan hen, die bij het verzoek aan het gemeentebestuur partijen zijn geweest. Hij doet het exploit van beteekening ter griffie van het kantongerecht nederleggen. 1. De in de artt. 17 en v. bedoelde partijen in het geding bij den Partijen, kantonrechter zijn, volgens het arrest van den Hoogen Raad van 15 Juli 1907 (ih het kort vermeld in gem. stem 2925—11), naar omstandigheden zij, die bij het gemeentebestuur verbetering der kiezershjst hebben gevraagd; zij, die tegen de beshssing van het gemeentebestuur bij den kantonrechter opkomen, en zij, tegen wie het verzoek tot verbetering der kiezerslijst is gericht. 62 Artikelen 17, 18 en 19. Volgens het arrest van 17 Juli 1905 (Weekbl. Burg. Adm. 2938) is mede partij ieder, belanghebbende of niet, die overeenkomstig art. 31 (thans 13) tegenspraak heeft ingediend tegen een bij het gemeentebestuur ingediend verzoek om verbetering der kiezerslijst, zoodat óok aan hem beteekening moet plaats hebben. Aangezien echter in de wet geenerlei verphchting voor het gemeentebestuur is neergelegd om het inkomen van tegenspraak ter openbare kennis te brengen, evenmin als sprake is van ter inzage leggen en in afschrift verkrijgbaar stellen, kan het dikwijls zeer moeilijk zijn om in dit opzicht aan het voorschrift der wet te voldoen. Wel overwoog de Hooge Raad in het aangehaalde arrest, dat ter secretarie naar het inkomen van tegenspraak kan worden geïnformeerd, doch op deze wijze wordt, zooals te recht wordt gezegd in Gem. Stem 2901—7, de ontvankelijkheid van het verzoek aan den kantonrechter afhankelijk van de bereidwilligheid van de secretarie om deze inhchting (waartoe zij niet verplicht is) te verstrekken, terwijl ook tegenover een onjuiste inhchting de verzoeker geheel machteloos is. Het gemeentebestuur is niet als partij aan .te merken. (Zie aanteekening 1 op art. 20.) > verzuim 2. Verauim van de in art. 17 voorgeschreven beteekening heeft niet- van de * _ ,_ ° beteekening ontvankelijkheid van het verzoek ten gevolge. (Arrest van den Hoogen Raad van 24 Juni 1898, Weekbl. Burg. Adm. 2564.) Artikel 18. De wederpartij kan binnen vijf dagen na deze beteekening eene memorie van antwoord aan den kantonrechter indienen, met overlegging van bewijsstukken. Artikel 19. De kantonrechter is bevoegd partijen te hooren en aan elke van haar bewijsvoering door getuigen of een eed op te leggen. Binnen zes dagen doet hij zijne einduitspraak of geeft hij eene beschikking als bedoeld bij het eerste lid van dit artikel. In het laatste geval kan hij bij zijne beschikking tevens bij provisie wijziging der kiezerslijsten bevelen. Bevoegdheid 1. Gelijk meermalen door den Hoogen Raad is uitgemaakt (zie o. a. kanton- de arresten van 30 Juni 1905, Weekbl. Bond Gem. Ambt. 214, reohtor' Weekbl. Burg. Adm. 2934, 28 Juni 1907, Weekbl. Burg. Adm. 3042, 8 Juli 1913, Weekbl. Burg. Adm. 3359), geeft het 1ste hd van art. 39 (thans 19) aan den kantonrechter enkel een bevoegdheid, waarvan gebruik te maken hem geheel vrijstaat. Oordeelt de kantonrechter het Arttkelbn 19, 20 en 21. 63 gebruik maken van deze bevoegdheid niet noodig, dan kan hieraan geen grond tot beklag in cassatie worden ontleend. 2. Al wordt volgens het laatste hd van art. 16 het verzoek aan den Eed. kantonrechter om verbetering van de kiezerslijst als een burgerlijke zaak berecht, dit neemt niet weg, dat de kantonrechter met betrekking tot het opleggen en den inhoud van den in het eerste hd van art. 19 bedoelden eed geheel vrij en derhalve niet aan de bepalingen van het burgerlijk wetboek gebonden is. Zie» in dezen geest een arrest van den Hoogen Raad van 15 Juli 1898 (Weekbl. Burg. Adm. 2569). Artikel 20. Dé vernietiging van de ten gevolge van de artt. 16 tot 19 gedane uitspraak van den kantonrechter kan, doch alleen wegens schending of verkeerde toepassing der wet gevraagd worden aan den Hoogen Raad, door ieder, die bij die uitspraak partij is geweest. 1. De in de artt. 17 en volgende der wet bedoelde „partijen" in het Het geding bij den kantonrechter zijn naar omstandigheden zij, die bij het bestuur is gemeentebestuur verbetering van de kiezerslijst hebben gevraagd, zij, 6611 par * die tegen de beshssing van het gemeentebestuur bij den kantonrechter opkomen en zij, tegen wie het verzoek tot verbetering van de kiezerslijst is gericht, — doch niet het gemeentebestuur, dat de beshssing heeft gegeven en dat volgens de artt. 15 en 29 der wet alleen uitvoering aan de rechterhjke uitspraken heeft te geven. 2. Hij, die niet in eigen naam maar als gemachtigde eener Mesvereeni- Gemaohging bij den kantonrechter is opgetreden, is volgens art. 20 der Kieswet igden' met-ontvankelijk in een verzoek tot vernietiging van des kantonrechters uitspraak, in eigen naam bij den Hoogen Raad ingediend, aldus besliste ,de Hooge Raad bij arrest van 25 Juni 1897, Weekbl. Burg. Adm. 2513, Gem. Stem 2388. Wij vestigen er echter de aandacht op, dat blijkens de geschiedenis van art. 11 (oud 29) alleen physieke personen bevoegd zijn Verzoeken om verbetering der kiezerslijst in te dienen. (Zie op dit art. aant. 1.) Artikel 21. Hij legt daartoe, binnen veertien dagen na den dag, waarop het vonnis van den kantonrechter is uitgesproken, ter griffie van den Hoogen Raad een verzoekschrift neder, waarin zijne gronden en eisch tot cassatie worden ontvouwd, met aanwijzing der wetsbepalingen, welke hij beweert te zijn geschonden of verkeerdelijk toegepast. 64 Artikelen 21, 22 en 23. Hij legt daarbij over een afschrift van het vonnis, waarvan hij de vernietiging verlangt, e,n alleen die bewijsstukken, welke hij voor den kantonrechter heeft gebruikt. Partijen zijn niet gehouden zich van de tusschenkomst van advocaten te bedienen. Aanwijzing 1. Volstaan kan niet worden met bijv. de bewering, dat „de Kieswet" bepalingen, geschonden is of verkeerd toegepast. In het verzoekschrift moeten de wetsbepalingen nauwkeurig worden aangegeven. korasfTaji 2' Volëens het laatste hd van art. 21 zijn partijen niet gehouden zich advocaten, van de tusschenkomst van advocaten te bedienen. Geschiedt dit echter wel dan moet uit kracht van art. 406, eerste hd, Wetb. Burgerl. Rechtsvordering, worden opgetreden door een advocaat, ingeschreven bij den Hoogen Raad, zooals door dit college is uitgemaakt bij de arresten van 24 Juni 1898 (Weekbl. Burg. Adm. 2563) en 14 Juni 1901 (Weekbl. Burg. Adm. 2721). Artikel 22. De verzoeker laat binnen acht dagen na het nederleggen van het voormelde verzoekschrift ter griffie van den Hoogen Raad aan de wederpartij be teekenen: 1°. een afschrift van dat verzoekschrift; 2°. een afschrift van het bewijs, door den griffier van den Hoogen Raad afgegeven, van het nederleggen van dit verzoekschrift ter griffie van dien Raad; en doet het exploit van "beteekening ter zelfde griffie nederleggen. verzuün 1. Verzuim van beteekening heeft met-ontvankelijk verklaring ten- teekening. gevolge. (H. R. 16 Juli 1897; 18 Juli 1913; Gem. Stem 2397, Weekblad Burg. Adm. 2514, Weekblad Bond Gem. Adm. 649.) wedei- 2. „Wederpartij" in den zin van dit artikel is, zoo hij niet zelf ver¬ zoeker is, in ieder geval degene over wiens plaatsing op de kiezershjst moet worden beslist. (H. R. 16 Juli 1897; 30 Juni 1905; Gem. Stem 2397; Weekblad Burg. Adm. 2514; idem 2934.)r Artikel 23. De wederpartij kan, binnen veertien dagen na het ontvangen der beteekening, in het voorgaande artikel vermeld, ter griffie van den Hoogen Raad een verzoekschrift doen nederleggen, waarin hare beantwoording van den ingestelden eisch van cassatie en hare conclusie worden ontvouwd. Zij mag daarbij geen andere bewijsstukken overleggen, dan die zij voor den kantonrechter heeft gebruikt. 65 Artikelen 24, 25, 26, 27, 28 en 29, Artikel 24. Binnen vier en twintig uren na afloop van den in art. 23 bedoelden termijn, stelt de griffier van den Hoogen Raad al de te dier zake ontvangen en te zijner griffie nedergelegde stukken in handen van den procureur-generaal bij den Hoogen Raad. Artikel 25. Deze brengt, binnen veertien dagen daarna, zijne conclusiën ter terechtzitting van den Hoogen Raad uit. De Hooge Raad doet binnen veertien dagen daarna zijne uitspraak. Artikel 26. Wanneer de Hooge Raad grond vindt tot vernietiging van het vonnis van den kantonrechter, beslist hij in hetzelfde arrest de hoofdzaak, zooals de kantonrechter, die het vernietigde vonnis heeft gewezen, had behooren te doen. Indien de beshssing der hoofdzaak afhangt van daadzaken of rechtspunten, welke bij de vroegere behandeling zijn onopgelost gelaten, verwijst de Hooge Raad het geding naar den kantonrechter, ten einde met inachtneming van de uitspraak van den Hoogen Raad, de hoofdzaak verder te behandelen en te beslissen. Artikel 27. De procureur-generaal bij den Hoogen Raad is, wanneer geene der partijen zich tegen het vonnis van den kantonrechter, in hare zaak gewezen, in cassatie heeft voorzien, bevoegd die cassatie, in het belang der wet, te vragen. Het te wijzen arrest kan de rechten, door de partijen verkregen, niet benadeelen. Artikel 28. Indien er geene wederpartij is, of deze niet heeft geantwoord, komen de in art. 30 niet bedoelde kosten, zoo het verzoek wordt toegestaan, ten laste van den Staat. Artikel 29. Van de rechterlijke beshssing, welke wijziging van de kiezerslijst beveelt, wordt uiterlijk den volgenden dag door den griffier aan het bestuur der gemeente, welker kiezerslijst daardoor wijziging behoeft, kennis gegeven. Overeenkomstig deze rechterlijke beshssing wordt onverwijld de kiezerslijst gewijzigd, met aanteekening van de rechterlijke beslissing, waarvan de wijziging een gevolg is en met waarmerking door den burgemeester en den secretaris. KlESW. „ ^ 0 66 Artikelen 30 en 31 Artikel 30. De in de vorige artikelen bedoelde verzoekschriften, stukken, voor de rechtsvordering benoodigd, beslissingen, uitspraken en kennisgevingen zijn vrij van zegel-, griffie- en registratiekosten. De mededeelingen en kennisgevingen in de artt. 12 en 14 bedoeld, < geschieden bij aangeteekenden brief. De aanteekening en de verzending geschieden kosteloos. Slotbepaling. 1. De woorden „De aanteekening en de verzending geschieden kosteloos" zijn van 1901. Zegelwet. 2. Daar de Zegelwet 1917 de hier bedoelde stukken niet uitdrukkelijk zegelphchtig verklaart, zijn zij reeds uit dien hoofde vrij van zegel. Bovendien vallen zij onder de vrijstelling van art. 32, 4°. De uitdrukkelijke vermelding van het zegelrecht in dit artikel had dus kunnen vervallen. § 3. Van het kiezen. Artikel 31. Voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer wordt het Rijk, voor de verkiezing van de leden der Provinciale Staten iedere provincie verdeeld in kieskringen, welke op de bij deze wet gevoegde tabellen A en B zijn aangewezen. Voor de verkiezing van de leden van den gemeenteraad worden de gemeenten van meer dan 20000 zielen verdeeld in drie kieskringen. Gedeputeerde Staten, den raad gehoord, regelen de verdeeling in kieskringen. Zij zorgen daarbij dat iedere kieskring een ongeveer gelijk gedeelte der bevolking omvat. De kieskringen voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer worden door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken na ingewonnen advies der Gedeputeerde Staten, die voor de verkiezing van de leden der Provinciale Staten door de Gedeputeerde Staten verdeeld in stemdistricten, in dier voege, dat een stemdistrict in den regel niet meer dan duizend kiezers bevat en in geen geval samenvoeging van gemeenten of deelen van verschillende gemeenten plaats heeft. Voor de verkiezing van de leden van den raad kan eene gemeente of kunnen de kieskringen waarin eene gemeente is verdeeld in stemdistricten worden verdeeld. Eene plaatselijke verordening, aan de Gedeputeerde Staten mede te deelen, stelt die verdeeling vast. Territoriale 1. „Met het beginsel van evenredigheid in de vertegenwoordiging verindeeiing. zich enkele indeeling in kiesdistricten, dit begrip verstaan als een gebied, waarbinnen één of meer afgevaardigden worden gekozen Artikel 31. 07 uitsluitend door de stemmen uitgebracht binnen dit gebied, zonder dat die stemmen eenigen invloed hebben op de verkiezing daarbuiten" „Maar hieruit volgt niet dat van elke territoriale indeeling zou moeten of mogen worden afgezien. Vóór het behoud van een territoriale indeeling, zjj het met gansch ander karakter dan de districtsindeeling, pleiten argumenten, die bij de meerderheid der Commissie zeer zwaar hebben gewogen." I „De Commissie zelve meent, ter vermijding van de bezwaren aan het districtenstelsel verbonden, een stelsel van territoriale indeeling te kunnen voordragen, dat aan de hiervoor besproken stelsels is verwant, maar niet, althans niet noemenswaard, vervalt in de fouten der andere systemen. Het komt hierop neer. Voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer wordt het Rijk ingedeeld in een aantal deelen, in de, bij het ontwerp tot wijziging der Kieswet gevoegde, tabel A, bepaald op achttien. Deze deelen worden in de wet Heskringen genoemd. Kieskringen, niet als andere naam voor de tegenwoordige kiesdistricten, maar juist, om den nieuwen kieskring daarvan terdege te onderscheiden en goed te doen uitkomen, dat aan het I nieuwe begrip geenszins de gedachte is verknocht van een territoir, ( waarbinnen een bepaald aantal afgevaardigden worden verkozen en de stemmen zijn opgesloten. Evenals in het stelsel der kiesdistricten stemt in dat van de kieskringen de kiezer uitsluitend over de lijsten, die zijn ingeleverd binnen zijn kieskring. Ten opzichte van de cancMaatstelling en de uitoefening van het stemrecht staat de kieskring dus volkomen gelijk met het kiesdistrict. (i Maar zijn deze verrichtingen ten einde, dan houdt elke overeenkomst 1 geheel op. Terwijl in het kiesdistrict een bepaald aantal zetels worden verdeeld alléén over de candidatenhjsten ingeleverd in dat district, worden in het stelsel der kieskringen alle honderd kamerzetels verdeeld over atte lijsten te zamen, die in het land zijósjngeleverd, onverschilhgin welken kieskring. Zoodra het verkiezingswerk is gevorderd tot de verdeding der zetels, naar evenredigheid van het aantal stemmen op elke hjst uitgebracht, vallen de grenzen der kieskringen dus weg en wordt het land één Mesgebied, zonder dat de territoriale indeeling verder eenig gewicht in de schaal legt". (Rapp. Staatse. § 5.) 2. „Gelijk bekend, brengt het gekozen stelsel mede, dat het Rjjkende dringen, provincie worden verdeeld in Meskringen, die, in tegenstelling met de bestaande Mesdistricten, nochtans geen scherp, afgescheiden gebied vormen. Nadat n.1. de stemming is afgeloopen, worden de in de verschillende Meskringen uitgebrachte stemmen te zamen geteld ter verkrijging van den uitslag over het gansche Rgk of de gansche provincie 68 Artikelen 31 en 32. Voor de verkiezing van raadsleden is verdeeling in kieskringen niet noodig, omdat daarbij het locaal element vanzelf tot zijn recht komt en tegen te sterke centralisatie niet gewaakt behoeft te worden." (M. v. T. 2e Kamer, blz. 10.) Amen de- 3. Tengevolge van de amendementen Alberda met sub-amendementen ïïberda Van Beresteijn op art. 27 Gemeentewet, door de Regeering overgenomen, Beresteijn. (zie aanteekening op dat artikel), moest art. 51 worden aangevuld voor zooveel betreft de verdeeling van de gemeenten van meer dan 20000 zielen in kieskringen. De voormelde toehchting slaat op het oorspronkelijk Regeeringsvoorstel, waarin de verdeeling niet was opgenomen. Het artikel kreeg zijn gewijzigde redactie bij tweede lezing, als wijziging voorgesteld door de Regeering in overleg met de Commissie van Rapporteurs. Gedrukt stuk 44, no. 49, zitting Tweede Kamer 1916/1917. Artikel 32. Er is een centraal stembureau, gevestigd te 's-Gravenhage. Het is samengesteld uit vijf leden. De leden en drie plaatsvervangende leden worden door Ons benoemd en ontslagen. De benoeming geschiedt voor vier jaren. Uit de leden worden door Ons de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter aangewezen. Bepalingen ter regeling van de werkzaamheden van het» centraal stembureau worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Deze algemeene maatregel wijst ook het lokaal aan waar het centraal stembureau zijne zittingen houdt. werkzaam- 1. „Het centraal stembureau is in hoofdzaak belast met het vaststellen het centraal Van den einduitslag der verkiezing op grond van de uitkomsten, die de mtreau. hoofdstembureaux in de verschülende kieskringen hebben vastgesteld. Intusschen hebben zoowel centraal stembureau als hoofdstembureau, naar de voorgestelde regeling, ook in een vroeger stadium reeds werkzaamheden te verrichten. Het hoofdstembureau in eiken Meskring onderzoekt de geldigheid der daar ingeleverde lijsten van candidaten en het centraal stembureau maakt deze lijsten openbaar. Voorts heeft het centraal stembureau de geldigheid te beoordeelen van de ingekomen verMaringen tot verbinding van lijsten tot een groep èn het heeft de geldig tot stand gekomen verbindingen openbaar te maken." (M. v. T., blz. 10.) Termtjn van 2. De termijn van' vier jaar in het tweede hd houdt verband met den enoemmg. ^„^ voor welken de leden der Tweede Kamer worden gekozen. 3. De algemeene maatregel, bedoeld in het vierde hd, is onder de „bijlagen" Merachter opgenomen. Artikelen 33 en 34. 69 Artikel 33. Voor de Verkiezing van de leden der Tweede Kamer en der Provinciale Staten wordt in eiken kieskring een hoofdstemburean ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente aangewezen op de tabellen genoemd in artikel 31. Het hoofdstembureau is samengesteld uit een voorzitter en vier andere leden. Voorzitter is de burgemeester der gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. De andere leden en drie plaatsvervangende leden worden benoemd en ontslagen, door Ons voor de hoofdstembureaux ter verkiezing van de leden der Tweede Kamer, door de Gedeputeerde Staten voor die ter verkiezing van de leden der Provinciale Staten. Voor de verkiezing van de leden van den raad van eene gemeente, die in kieskringen is verdeeld, wordt in eiken kieskring een hoofdstembureau ingesteld. In elke niet in kieskringen verdeelde gemeente wordt, behoudens het bepaalde in art. 34, derde hd, een hoofdstembureau ingesteld. Het tweede hd van dit artikel is hierbij van toepassing. In gemeenten, die in kieskringen zijn verdeeld, is de burgemeester voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring waar binnen het gemeentehuis is gelegen; voor de overige hoofdstembureaux wordt de voorzitter door den gemeenteraad benoemd en ontslagen. Hij wordt benoemd uit de leden van den raad. De andere leden en drie plaatsvervangende leden worden door den gemeenteraad benoemd en ontslagen. De benoemingen krachtens dit artikel te doen geschieden voor vier jaren. De hoofdstembureaux houden hunne zittingen in de gemeenten die in kieskringen zijn verdeeld, in de stemlokalen door den gemeenteraad aan te wijzen; in de andere gemeenten in het stemlokaal van het eerste stemdistrict van de gemeente waar het is gevestigd. 1. Zie de aanteekening 1 op artikel 32. Hoofdstem- rt t\ . . bureau. £. De termijn van vier jaar in het zesde hd, houdt verband met den Termijn van tijd voor welken in het voorgedragen stelsel, evenals de leden der Tweede ^ iaar' Kamer, ook de leden der Staten en van den Raad zullen worden gekozen. Zie de gewijzigde artikelen 27 en 24 der Provinciale- en der Gemeentewet. Artikel 34. Voor de verkiezing van de leden der Provinciale Staten treedt het hoofdstembureau van den kieskring, waarin de gemeente is gelegen waar de vergadering der Staten wordt gehouden, tevens als centraal stembureau op. Voor de verkiezing van de leden van den raad van eene gemeente die in kieskringen is verdeeld, treedt het hoofdstembureau, van hetwelk de burgemeester voorzitter is, tevens als centraal stembureau op; in de overige gemeenten treedt het hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op. 70 Artikelen 34 en 35. In de gemeenten, welke voor de verkiezing van de leden van den raad niet zijn verdeeld in stemdistricten, treedt het stembureau tevens als hoofden als centraal stembureau op. Benoemings- Het stembureau bedoeld in het laatste hd, treedt tevens als hoofdstembureau en als centraal stembureau op. Wegens deze laatstgenoemde functies, 8 ' zal dit stembureau ook voor vier jaren moeten benoemd worden. De wet intusschen bevat ten deze geen uitdrukkehjke bepaling, zoodat art. 33, voorlaatste hd, geacht moet worden op dit stembureau bij analogie van toepassing te zijn. Artikel 35. Op den dag der candidaatsteUing kunnen bij den burgemeester, voorzitter van het hoofdstembureau, ter secretarie van de gemeente waar dit is gevestigd, van des voormiddags negen uur tot des namiddags vier uur lijsten van candidaten worden ingeleverd. Ten minste drie dagen vóór den dag der candidaatsteUing geschiedt hiervan in elke gemeente openbare kennisgeving. Iedere lijst wordt onderteekend door ten minste vijf en twintig kiezers, bevoegd tot deelneming aan de verkiezing waarvoor de inlevering geschiedt. Betreft het de verkiezing van de leden der Tweede Kamer of der Provinciale Staten, dan geschiedt de onderteekening door kiezers, voorkomende op de kiezerslijst van eene gemeente gelegen binnen den kieskring waarin de lijst wordt ingeleverd, en wordt, tenzij de kieskring slechts ééne gemeente omvat, tevens achter den naam van ieder der onderteekenaars de gemeente vermeld, op welker kiezerslijst hij voorkomt. Betreft het de verkiezing van de leden van den raad van eene gemeente die in kieskringen is verdeeld, dan kunnen de lijsten van candidaten op den dag der candidaatsteUing op de in het eerste üd vermelde uren worden ingeleverd bij den voorzitter van het hoofdstembureau in eiken kieskring en geschiedt de onderteekening door kiezers, die bevoegd zijn te stemmen binnen den kieskring waarin de Ujst wordt ingeleverd. Dezelfde kiezer mag niet meer dan ééne l^jst onderteekenen. De vorm en de inrichting der lijsten worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Deze wijst tevens aan den tijd en de plaats waarop formulieren kosteloos voor de kiezers verkrijgbaar moeten zijn. HjBten van 1. „Het artikel komt overeen met het tegenwoordige art. 51. De „opoandida n. gayen>> yan can(U(jaten van thans worden „lijsten" van candidaten. „Het aantal handteekeningen van kiezers, vereischt voor het inleveren van een hjst, mag niet zóó hoog worden gesteld, dat het voor de kleine partijen te moeilijk wordt binnen iederen kieskring een hjst in te leveren en zoodoende aUe stemmen van geestverwanten over het geheele land Artikelen 35 en 31 71 te verzamelen. Maar aan dén anderen kant moet toch ook eenige waarborg blijven bestaan tegen candidaturen die niet of nauwelijks als ernstig gemeend kunnen worden beschouwd. Met het oog op deze overwegingen is het cijfer 25 voor het vereischte aantal onderteekeningen aangenomen." „Met het feit dat in denzelfden lrieskring of in dezelfde gemeente ingeleverde lijsten nagenoeg altijd tegenover elkander zullen staan, is het niet te rijmen, dat dezelfde kiezer meer dan eene hjst onderteekent." (M. v. T., blz. 10—11.) 2. Inlevering van lijsten van candidaten vóór den dag der candidaat- Ttjd van stelling is in strijd met het bepaalde in het eerste lid, zooals uitdrukkelijk n,evermfrblijkt uit art. 43. 3. Naar den regel van art. 126 Gemeentewet zal de openbare kennis- De openbare geving, voorgeschreven in het tweede lid, moeten geschieden door Bur- geschiedt gemeester en Wethouders. door b. en w. 4. Voor de lijsten van candidaten in dit artikel bedoeld is bij Kon. Model besluit van 12 December 1917 [St.bl. no. 692) een model vastgesteld uj8t?ldatei1' (hierachter afgedrukt), met aanwijzing van hetgeen bij de candidaatstelhng onderscheidenlijk voor Kamer, Staten en Raad is in acht te nemen. In dit model is rekening gehouden met de wenschelijkheid om meer onderteekeningen onder de hjst te plaatsen dan het minimum door de wet vereischt. Aldus wordt voorkomen dat een enkele niet geldige handteekening de hjst buiten effect zou kunnen stellen. Daartoe moet ruimte gelaten worden voor minstens 15 handteekeningen meer dan het minimum. 5. Uit de wet valt niet af te leiden, dat een opgaaf van candidaten, Invulling waarop eerst na de onderteekening door de kiezers de namen der candi- candidatendaten zijn ingevuld, niet zou voldoen aan de gestelde eischen. Plaatsen raderteekede kiezers hunne handteekening op eene hjst in blanco, dan moeten ams' zij geacht worden te willen medewerken tot candidaatsteUing van degenen, die daarop later zullen worden vermeld. 6. De formulieren voor de candidatenhjsten behoeven alleen VOOr de Formulieren kiezers verkrijgbaar te zijn. Afgifte aan niet-kiezers is echter niet ver- cZdidatenboden; evenmin is de afgifte beperkt tot eenig getal aan denzelfden mU>a' persoon. Andere formulieren dan de verkrijgbaar gestelde zullen gebezigd kunnen worden, mits zij overeenkomen met het voorgeschreven model. Artikel 36. De candidaten worden met vermelding van hunne voorletters en woonplaats op de lijsten geplaatst in de volgorde waarin door de onderteekenaars aan hen de voorkeur wordt gegeven. 72 Artikelen 36, 37 en 38. Volgorde. Het belang van de volgorde, waarin de candidaten voorkomen op de lijst blijkt uit de artt. 102 en 103. Artikel 37. Op dezelfde lijst mogen ten hoogste tien candidaten worden geplaatst. Indien het betreft de verkiezing van de leden der Tweede Kamer, of der Provinciale Staten of van den raad van eene gemeente, die in kieskringen is verdeeld, mag dezelfde candidaat niet voorkomen op meer dan ééne van de lijsten, ingeleverd in denzelfden kieskring. Indien het betreft de verkiezing van de leden van den raad van eene gemeente die niet in kieskringen is verdeeld, mag dezelfde candidaat niet voorkomen op meer dan ééne lijst. Beperking 1. Een beperking van het aantal candidaten, dat op eene hjst mag worden candidaten. geplaatst, is in de eerste plaats noodig om te voorkomen, dat een groote partij binnen eiken kieskring éénzelfde lijst van al haar candidaten inlevert en zoodoende de door de wet gewilde decentralisatie verijdelt. Bovendien is het van belang te waken tegen de indiening van te lange lijsten, die den omvang van een stembiljet onnoodig vergrooten en de vaststelling van den uitslag der stemming bemoeilijken. „Indien voor de verkiezing voor de Tweede Kamer tien candidaten op één hjst mogen voorkomen, zal geen enkele partij binnen eenigen Meskring meer dan één lijst behoeven in te leveren om de plaatsen te kunnen bezetten, die haar toevallen en tevens nog eenige candidaten als plaatsvervangers over te houden. (M. v. T., blz. 11.) Afwijking 2. Voor de verMezing der Provinciale Staten mogen (art. 8 Prov. wet) zing van de op eenzelfde lijst hoogstens 20 candidaten worden geplaatst. Provinciale Staten. Afwtjküig bij 3. Voor de verkiezing van den Raad mogen (art. 10a Gem.wet) op van den raad een hjst ten hoogste vijf candidaten meer worden geplaatst dan het gemeente. aantal te vervullen plaatsen bedraagt. Dezelfde 4. Het tweede en het derde hd verbieden het voorkomen van denop meer dan zelfden candidaat op met elkander concurreerende lijsten, omdat daaf8 door onzuivere toestanden zouden ontstaan. (M. v. T. blz. 11.) Artikel 38. Bij de inlevering van eene lijst kunnen de onderteekenaars schriftelijk een gemachtigde en diens plaatsvervanger aanwijzen, bevoegd tot het verbinden van de hjst overeenkomstig artikel 50. Aanwijzing Zie de aanteekeningen op art. 50. gemachtigde voor de verbinding van lijsten. Artikelen 39 en 40. 73 Artikel 39. Bij de lijst wordt overgelegd de schriftelijke verklaring van iederen daarop voorkomenden candidaat, dat hij bewilligt in de plaats hem op de lijst aangewezen. De onderteekening van de verklaring moet zijn gelegaliseerd door den burgemeester van de woonplaats van den candidaat. „Wanneer een candidaat binnen denzelfden kieskring slechts op verklaring ééne lijst mag voorkomen, spreekt het van zelf, dat het ongewenscht is candidaat hem buiten znn wil op een lijst te plaatsen. Bovendien verhoedt de be- zijne plaatpaling, dat de naam van een populair candidaat wordt gebezigd als uist. °P 6 stuwkracht voor een lijst van candidaten, waaraan hij zijn naam met wenscht verbonden te zien. Ten slotte geeft de verklaring eenigen waarborg, dat de candidaat een benoeming zal aannemen. De redactie van het eerste Md is zoo gekozen, dat daarin uitkomt, dat de candidaat instemming moet betuigen ook met de volgorde waarin hij op de lijst voorkomt; aan de volgorde is de kans op verkiezing nauw verbonden." (M. v. T., blz. 11.) Artikel 40. De inlevering der lijsten geschiedt persoonlijk door één der onderteekenaars. De candidaten kunnen daarbij tegenwoordig zijn. De voorzitter van het hoofdstembureau stelt een bewijs van ontvangst ter hand aan dengene, die de lijst inlevert. De voorzitter van het hoofdstembureau doet de bij hem ingeleverde lijsten onverwijld op de secretarie der gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd voor een ieder ter inzage nederleggen. 1. „De mogelijkheid dat meer dan één onderteekenaar de inlevering inlevering doet, x) is uit het artikel geschrapt, met het oog op de bevoegdheden Saten6 bij de volgende artikelen gegeven aan hem die de lijst heeft ingeleverd. Die bevoegdheden toe te kennen aan meerdere personen gezamenlijk, zou in de praktijk tot bezwaren aanleiding geven." (M. v. T. blz. 11.) 2. Aanplakking der lijsten geschiedt eerst, wanneer omtrent hare Aanplakking, geldigheid definitief is beslist. (Zie art. 49.) 3. De bepaling, dat de inlevering persoonlijk door één der onder- PersoonWk. teekenaars moet geschieden, heeft analoog aan art. 52 (oud) (thans 40), de strekking om den voorzitter van het hoofdstembureau (burgemeester) de gelegenheid te geven bij de aanbieding opmerkingen te maken waardoor eventueel noodige verbetering van de candidaatstelling nog denzelfden dag mogelijk zou zijn. 1) Zie het overeenkomstige art. 32, oud. 74 Artikelen 40 en 41 Tafop^n. 4- de VO(>rzitter van het hoofdstembureau, niettegenstaande daartoe gedaan verzoek, den aanbieder de gelegenheid onthoudt tot verbetering van onwettige opgaven, handelt hij niet in overeenstemming met de bedoeling van den wetgever. Is echter het bewijs van ontvangst afgegeven, dan schijnt de bevoegdheid van den voorzitter om de lijst alsnog ter verbetering af te geven, twijfelachtig. ntogeT^nkde 6* 1)6 wetgeve* gaa* blijkbaar uit van de? veronderstelling, dat candic^afdTten.' daten. ^ behooren tot de onderteekenaars van de lijst. Intusschen is het niet uitdrukkelijk verboden, dat een candidaat zijn eigen candidatuur onderteekent. De woorden van den tweeden volzin van het eerste lid schijnen er echter op te wijzen, dat het niet met de wet is overeen te brengen, dat een candidaat, die tot de onderteekenaars van de lijst behoort, deze zelf inlevert Het artikel sluit niet uit, dat de voorzitter van het hoofdstembureau zelf een opgaaf van candidaten inlevert, indien hij die opgaaf medeonderteekend heeft. De voorzitter kan in dit geval voor zich zelf als kiezer een bewijs van ontvang opmaken en aan de candidaatstelling het wettelijk gevolg geven. kSSni^b« 6" De tegenwoordigheid van de candidaten bij de inlevering van de tegeïwoor^1* M^ten is door de wet toegelaten, ten einde hun gelegenheid te geven dig z«n. zich te verzekeren, dat de voor hem persoonlijk belangrijke handeling naar eisch wordt verricht, of om zoo noodig inlichtingen te verstrekken. Artikel 41. Het hoofdstembureau onderzoekt de lijsten. Voldoet eene lijst niet aan de eischen gesteld in artikel 35, derde lid; is een candidaat niet aangeduid met vermelding van zijne voorletters en woonplaats, of ontbreekt eene verklaring als vermeid in artikel 39, dan geeft het hoofdstembureau niervan, met aanduiding van het verzuim, onverwijld bij aangeteekenden brief of tegen gedagteekend ontvangbewijs kennis aan hem, die de lijst heeft ingeleverd. Voor den aangeteekenden brief wordt vrijstelling verleend van het aanteekenrecht bedoeld in artikel 11 der wet van 15 April 1891 (Staatsblad no. 87), en vervalt de aanspraak op schadevergoeding bedoeld in artikel 12 dier wet. Binnen drie dagen na den dag waarop de kennisgeving is verzonden, kan hij, die de lijst heeft ingeleverd, het verzuim in de kennisgeving aangeduid herstellen ter secretarie der gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. Bij verhindering of ontstentenis van hem, die de lijst heeft ingeleverd, treedt voor de toepassing van dit artikel en van de artikelen 45, 46 en 47 Artikelen 41 en 42. in diens plaats een der andere onderteekenaars van de lijst, in de volgorde waarin zij haar hebben onderteekend. 1. „Het artikel geeft de gelegenheid om bepaalde, in de wet aangeduide, verbetering i E*i i i • t ' -l i- van de UJst verzuimen van ondergeschikten aard nog na de inlevering der lijst te na inlevering, herstellen. Het is limitatief. Voldoet in eenig ander opzicht de lijst in haar geheel of een bepaalde candida&tsteüing niet aan de door de wet gestelde vereischten, dan is ongeldigverklaring van de lijst, of schrapping van den bepaalden candidaat, niet meer te voorkomen. 2. Dat niet naast de vrijstelling van het aanteekenrecht, waarvan dit Portvrijdom, artikel melding maakt, ook de vrijdom van port is opgenomen, moet hieruit worden verklaard, dat het wenschelijk voorkomt dezen vrijdom, die ook bij andere artikelen van het ontwerp in aanmerking komt, te regelen bij een besluit, te nemen krachtens art. 24 der wet van 15 April 1891, St.bl. 87. (M. v. T., blz. 41.) 3. De uitdrukkelijke bepaling, dat de aanspraak op schadevergoeding, scnadeBedoeld in art'. 12 der wet op de brievenposterij, vervalt, is — voor zoover /óns bekend is — een novum in de wetgeving. Het zou consequent geweest zijn haar ook in artikel 30 op te nemen. 4. Zie aant. op artikel 45. Termijnen. Artikel 42. Uiterlijk op den veertienden dag na de inlevering beslist het hoofdstembureau in eene openbare zitting over de geldigheid der lijsten en over de handhaving van de daarop voorkomende candidaten, met inachtneming van hetgeen in de beide volgende artikelen is bepaald. Dag en uur van de zitting worden vooraf aangekondigd in een der nieuwsbladen van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd of, bij gebreke daarvan, van eene naburige gemeente. 1. „De lijsten van candidaten maken den grondslag der verkiezing uit. De lasten Naar evenredigheid van de aantallen stemmen daarop uitgebracht, worden groSag ™ de honderd Kamerzetels over de lijsten verdeeld. Indien dus een lijst verkiezing, ten onrechte als geldig is beschouwd, of ook indien een lijst ten onrechte als ongeldig is terzijde gesteld, kleeft aan den geheelen uitslag der verkiezing een gebrek Maar ook al meende men een oog te mogen toedrukken voor de uiterste consequentiën van het stelsel, dan zou toch, indien achteraf mocht blijken, dat ten onrechte eene lijst als geldig is toegelaten, of als ongeldig is terzijde gesteld, over den geheelen kieskring een nieuwe stemming plaats moeten hebben en in verband met deze stemming de uitslag van de verkiezing over het geheele land opnieuw moeten worden vastgesteld. 75 76 Artikelen 42, 43 en 44. Ook dit is nog bedenkelijk genoeg om te trachten er aan te ontkomen. Daarom wil de Commissie het onderzoek naar de geldigheid der lijsten vooraf doen geschieden, met dien verstande, dat de geldigheid der lijsten, zooals die tengevolge van dit onderzoek is vastgesteld, voor goed vaststaat en een nader onderzoek naar die geldigheid ter gelegenheid van het geloofsbrieven-onderzoek is buitengesloten. Met het onderzoek der lijsten belast het ontwerp het hoofdstembureau van den kieskring binnen welken de lijsten zijn ingeleverd." (Rapp. Staatse., blz. 42/43.f zitSngarvan ^" ke8U88mg omtrent de geldigheid der lijsten wordt genomen in stembureau 6611 °PenDare> van *® voren aangekondigde, zitting van het hoofdstemsïïssringeover bureau, ^ij, die een lijst hebben ingeleverd, zijn dus in de gelegenheid ^geldigheid zich onmiddellijk van de beslissing op de hoogte te stellen. Is hun lijst lijsten. ongeldig verklaard, of zijn candidaten daarvan geschrapt, dan staat hun, ingevolge art. 54a (art. 45) beroep op Gedeputeerde Staten open. (M. v. T., blz. 11/12.) Grondig ^* ^m een reSeUn8> *k m **** en ^e volgende artikelen is neergelegd, mogelijk te maken, is artikel 98 der Grondwet thans aldus geredigeerd: Voor zoover de wet niet anders bepaalt, onderzoekt elke Kamer de geloofsbrieven harer nieuw inkomende leden, èn beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen, volgens regels door de wet te stellen. Artikel 43. Ongeldig zijn de lijsten: a. die niet zijn ingeleverd met inachtneming van artikel 35, eerste lid, en artikel 40, eerste lid; b. die niet door het vereischt getal bevoegde kiezers zijn onderteekend. Bij de vaststelling van dit getal blijven buiten aanmerking de onderteekenaars, achter wier naam ontbreekt de vermelding in artikel 35, derde lid, gevorderd, of die meer dan ééne lijst hebben onderteekend; c. die niet voldoen aan de voorschriften vastgesteld bij den algemeenen maatregel van bestuur in artikel 35, laatste lid, bedoeld; d. waarop, door toepassing van artikel 44, alle candidaten zijn geschrapt. Artikel 44. Het hoofdstembureau schrapt, in de volgorde in dit artikel aangewezen, van de lijsten de candidaten: a. die niet daarop zijn geplaatst op de wijze in artikel 36 bepaald; b. van wie niet is overgelegd de verklaring vermeld in artikel 39; c. die voorkomen, indien het betreft de verkiezing van de leden der Artikelen 44, 45 en 46. 77 Tweede Kamer, der Provinciale Staten of van den Baad van eene gemeente, die in kieskringen is verdeeld, op meer dan ééne in den kieskring ingeleverde lijst, indien het betreft de verkiezing van de leden van den raad van eene gemeente, die niet in kieskringen is verdeeld, op meer dan ééne lijst; d. die op de lijst voorkomen na het ten hoogste toegelaten aantal. Onder letter a is ook begrepen het geval, dat ten aanzien van som- De volgorde mige of van alle candidaten niet blijkt, in welke volgorde zij op de lijst wijken, zijn geplaatst (M. v. T., blz. 12). Vgl. Model I, bedoeld in art. 1 van het Kon. besl. van 12 December 1917 (St.bl. no. 692), hierachter afgedrukt. Artikel 46. Binnen twee dagen na den dag waarop door het hoofdstembureau over de geldigheid der lijsten en over de handhaving der daarop voorkomende candidaten is beslist, kan hij, die eene lijst heeft ingeleverd, van de beslissing waarbij zij ongeldig is verklaard, of een candidaat is geschrapt, in beroep komen bij de Gedeputeerde Staten. De termijnen in dit artikel en in de artt. 41, derde lid., 46, -eerste lid Termijn voor en 47, eerste lid, zgn kort genomen teneinde den duur der verkiezing, van beroep, die langer wordt dan onder het bestaande kiesstelsel, zooveel mogelijk te beperken. Artikel 46. De Gedeputeerde Staten behandelen het beroep in eene openbare vergadering, te houden binnen acht dagen na den dag waarop het is ingekomen. Dag en uur der vergadering worden onverwijld door Onzen Commissaris in de provincie medegedeeld aan hem die het beroep heeft ingesteld en aan het hoofdstembureau. Bij de behandeling kan hij die het beroep heeft ingesteld dit beroep, en de voorzitter of een der andere leden van het hoofdstembureau de beslissing van dit bureau toelichten. 1. Een beroep van de beslissing van het hoofdstembureau op het Hooger centraalstembureau zou in het ontworpen stelsel niet passen, omdat dTbesiissing bij provinciale en gemeentelijke verkiezingen een hoofdstembureau tevens hoofdstemfungeert als centraal stembureau. bureau. Werd het beroep zóó geregeld voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer, dan zou men voor de overige verkiezingen een anderen vorm van beroep moeten aannemen, wat niet gewenscht voorkomt. Indien dus het Centraal stembureau niet als beroepsinstantie in aanmerking kan komen, zgn de colleges van de Gedeputeerde Staten het daarvoor meest geschikte orgaan. (M. v. T., blz. 12.) 78 Artikelen 46, 47, 48 en 49. 2. Uit het feit, dat de gevolgen van vernietiging van de uitspraak der Ged. Staten niet geregeld zijn, volgt, dat deze uitspraak een einduitspraak is, waaraan op geen enkele wijze kan worden getornd, (of. art. 168 Prov. wet.) Artikel 47. De Gedeputeerde Staten beslissen op het beroep bij een met redenen omkleed besluit, uiterlijk op den dag na de behandeling. Zij deelen hun besluit onverwijld mede aan hem die het beroep heeft ingesteld en aan het hoofdstembureau. onjïïste™ — me* waarschijnlijke — geval, dat ondanks de waarborgen beslissing. gelegen in de voorschriften van dit en het vorige artikel, ten aanzien van de geldigheid van een lijst of van een bepaalde candidaatsteUing eene onjuiste beslissing is genomen, is de fout gedekt en kan zij dus nimmer leiden tot niet-toelaten der gekozenen. (Verslag Staatse, blz. 44.) Dit beginsel vindt uitdrukking in art. 133 Kieswet en de overeenkomstige' artikelen van Provinciale! en Gemeentewet. Artikel 48. Nadat de termijn voor beroep is verstreken, of in geval van beroep, nadat het besluit van de Gedeputeerde Staten aan het hoofdstembureau is medegedeeld, doet dit bureau de geldige lijsten, na die te hebben genummerd in de volgorde door het lot aangewezen, onverwijld toekomen aan het centraal stembureau. Nummering Het nummer bepaalt de volgorde, waarin de lijsten op het stemlijsten, biljet worden afgedrukt. Bovendien kan het nummer, met vermelding van den kiesJsring, dienen om de lijst aan te duiden in de verklaring tot verbinding. (M. v. T., blz. 12.) ' . Artikel 49. Het centraal stembureau maakt onverwijld de lijsten openbaar. De openbaarmaking geschiedt: indien het betreft de verkiezing van de leden der Tweede Kamer of der Provinciale Staten, door plaatsing van de lijsten, naar de kieskringen gerangschikt en met vermelding van haar nummers, in de Staatscourant; indien het betreft de verkiezing van de leden van den raad, door nederlegging van de lijsten ter inzage voor een ieder op de secretarie der gemeente, als het geldt eene gemeente die in kieskringen is verdeeld, naar de kieskringen gerangschikt en met vermelding van de nummers der lijsten. Van de ne derlegging geschiedt tegelijk openbare kennisgeving. Bovendien worden de lijsten zoo spoedig mogelijk in afschrift aange- Artikelen 49 en 60. 79 plakt, indien het betreft de verkiezing van de leden der Tweede Kamer of der Provinciale Staten, in alle gemeenten van den kieskring in welken de lijsten zijn ingeleverd, indien het betreft de verkiezing van de leden van den raad in de gemeente waar de verkiezing plaats heeft. Daartoe worden afschriften van de lijsten door het hoofdstembureau toegezonden aan de burgemeesters van de betrokken gemeenten. Bij tweede lezing zijn in het voorgedragen artikel 54e (thans 49) wijziging in het tweede üd aan het slot van de eerste zinsnede, achter „secretarie L^efba der gemeente, met verandering van de punt in een komma, ingevoegd de ïèXg? woorden: „als het geldt eene gemeente, die in kieskringen is verdeeld, „naar de kieskringen gerangschikt en met vemelding van de nummers der lijsten." (Vgl. aanteekening 3 bij art. 31.) Artikel 60. Binnen zeven dagen na den dag waarop de lijsten overeenkomstig het tweede lid van het vorig artikel zijn openbaar gemaakt, kunnen de gemachtigden der onderteekenaars vau lijsten deze tot eene groep verbinden door eene daartoe strekkende gemeenschappelijke verklaring, schriftelijk bij het centraal stembureau in te leveren. Dezelfde lijst kan niet deel uitmaken van meer dan ééne lijstengroep. Heeft een gemachtigde meer dan ééne verklaring, als vermeld in het eerste lid, onderteekend, dan is zijne onderteekening onder iedere van deze verklaringen ongeldig. Onmiddellijk na afloop van den termijn gesteld in het eerste lid wordt, op de wijze voorgeschreven bij artikel 49, tweede lid, openbaar gemaakt, welke lijsten tot eene groep zijn verbonden. 1. De inlevering der lijsten en de stemming geschieden kringsgewijze. Doei yan het Om over het geheele landde stemmen van haar aanhangers te verzamelen voorechrlftzal een partij dus een lijst moeten inleveren in iederen kieskring. Zij neemt dan aan de verdeeling der zetels over de lijsten deel, niet met één lijst, maar met even zoovele lijsten als zij heeft ingeleverd, waarschijnlijk dus met evenveel lijsten als er kieskringen zijn. Indien daarbij alle lijsten op zich zelve staan, gaat op iedere lijst een overschot van stemmen verloren. Dit kan ernstige inbreuk maken op de evenredigheid van de verdeeling der zetels, indien n.1. het toeval wil, dat voor een bepaalde partij bijzonder groote overschotten verloren gaan. • Teneinde daarom het verhes aan overschietende stemmen zooveel mogelijk te beperken, is gelegenheid gegeven om hjsten onderling.te verbinden. Maakt een partij van deze gelegenheid gebruik —en dat zal zij natuurhjk doen — dan gelden bij de verdeeling der zetels al haar lijsten aanvankelijk als ééne lijst. Haar wordt dan een aantal zetels 80 Artikelen 50 en 51. toegekend evenredig aan het geheele aantal stemmen, uitgebracht op al haar lijsten, zoodat zij zich slechts het verhes van één overschot aan stemmen behoeft te getroosten. Het aantal zetels, op deze wijze aan de partij toegekend, wordt vervolgens verdeeld over haar verschillende lijsten, naar evenredigheid van het op iedere lijst uitgebracht aantal stemmen. (Verslag Staatse., blz. 36.) Regelen ba 2. Aanv de Memorie van Toehchting wordt aangaande het verbinden de verbin- ° ding in acht van lijsten nog het volgende ontleend: te nemen. ^ ° Alleen de gemachtigde kan de lijst met andere hjsten verbinden. Art. 38 wijst hem daartoe aan. Om redenen van practischen aard moet aan de onderteekenaars de bevoegdheid onthouden worden zelve de verbinding tot stand te brengen. Beoogen zij een verbinding van hunne lust, dan moeten zij, overeenkomstig art. 38, bij de inlevering een gemachtigde, benevens diens plaatsvervanger aanwijzen. De gemachtigde behoeft niet een der onderteekenaars te zijn. Aldus is mogelijk gemaakt, dat ten aanzien van alle lijsten van eene partij (of c. q. van verwante partijen) eenzelfde gemachtigde wordt aangewezen, die dan de gewilde verbinding op de meest eenvoudige wijze kan tot stand brengen. Aan de bevoegdheid tot verbinden stelt het artikel slechts één grens. Dezelfde lgst mag niet deel uitmaken van meer dan ééne verbinding. Bij de verdeeling van de zetels gelden, ingevolge art. 100, de verbonden lijsten aanvankelijk als één lijst, met een aantal stemmen gelijk aan dat van alle lijsten te zamen,, waaruit zn' bestaat. Dit sluit uit dat eene lijst deel uit kan maken van meer dan eene verbinding. Voor het overige is de bevoegdheid tot verbinden zoo ruim mogelijk. Zoowel hjsten ingediend binnen denzelfden kieskring, als hjsten uit verschillende kieskringen kunnen verbonden worden. Ook kunnen groepen gevormd worden, waarvan deel uitmaken hjsten uit één kieskring en tevens lijsten uit verschillende kieskringen. Artikel 51. 'Binnen vijf en veertig dagen na de candidaatstelling geschiedt eene stemming over de lijsten en de daarop voorkomende candidaten. Indien het betreft de verkiezing van de leden der Tweede Kamer, der Provinciale Staten of van den raad van eene gemeente die in kieskringen is verdeeld, geschiedt in iederen kieskring de stemming uitsluitend over de in dien kieskring ingeleverde lijsten en de daarop voorkomende candidaten. Regelen Met het oog op het onderzoek van de hjsten door het hoofdstem- omtrent de «1 i i t • stemming, bureau, het appel van de beslissingen van dit bureau op Gedeputeerde Artikelen 51 en 52 81 Staten, den tijd toegestaan voor het uitbrengen van de verklaringen tot verbinding van Hjsten, en de verschiUende publicatiën, moet de uiterste termijn tusschen candidaatstelling en stemming eenigszins ruim worden / gesteld. Candidaatstelling en stemming geschieden kringsgewijze, doch bij de vaststelling van den uitslag der verkiezing vallen de grenzen der kringen weg. In verband met de aanvalling, welke art. 31 bij tweede lezing ondergaan heeft (zie aanteekening 3 op dat artikel) zijn bij tweede lezing in het voorgedragen artikel 54g (art. 51 )van het ontwerp de woorden: „of der Provinciale Staten", vervangen door: „der Provinciale Staten of van den raad van eene gemeente die in kieskringen is verdeeld." Artikel 62. • Tenminste drie dagen vóór den tot stemming bepaalden tijd ontvangt elk kiezer, die bevoegd is aan de stemming deel te nemen, van den burgemeester der gemeente, op welker kiezerslijst hij voorkomt, eene kaart, bevattende eene oproeping voor de stemming. Op deze kaart worden vermeld zijn naam en voorletters, het nummer, waaronder hij op de kiezerslijst voorkomt, het lichaam, waarin plaatsen moeten worden vervuld, het stemdistrict, waartoe hij behoort, de plaats der stemming in dat district, de tijd der stemming, de lijsten van candidaten in de volgorde der nummers en de inhoud van art. 128 van het Wetboek van Strafrecht, zoomede eene herinnering aan de verlichting, opgelegd bij art. 71, tweede lid. Indien het betreft de verkiezing van leden van den raad van eene gemeente, die in kieskringen is verdeeld, wordt op de kaart tevens vermeld de kieskring, waartoe de kiezer behoort. De vorm en de inrichting dezer kaart worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Aan den tot deelneming aan de stemming bevoegden kiezer die zijne kaart heeft verloren, of wien geen kaart is toegezonden, wordt op zijne aanvraag door of van wege den burgemeester eene kaart uitgereikt, mits hij voldoende van zijne identiteit doe blijken. Tot de uitreiking, hier omschreven, is ook het stembureau bevoegd. Ten minste drie dagen vóór den tot stemming bepaalden tijd geschiedt tevens in elke gemeente openbare kennisgeving van het lichaam, waarin plaatsen moeten worden vervuld, van den tijd der stemming en van den inhoud van artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht, zoomede eene hennnermg aan de verplichting, opgelegd bij art. 71, tweede lid. 1. Op de kaart moeten voorkomen o. a. alle hjsten van candidaten, Oproepingswaaroverde stemming loopt. Het formaat zal dus eenigszins grooter^ taa*t KlESW. 6 82 Artikel 52. worden dan het thans gebezigde. (M. v. T. blz. 14) Vgl. model IV behoorende bij het Kon. besluit, van 12 December 1917 (St.bl. 692) hier achter afgedrukt. .me bevoegd 2. Uit de woorden „die bevoegd is aan de stemming deel te nemen" :Stommtogde volgt niet, dat de Burgemeester heeft te beoordeelen of personen, die iin^men!" op de Mezershjst voorkomen, ten tijde van het verzenden der kaarten nog kiesgerechtigd zijn. De woorden beteekenen slechts, dat de kaarten moeten worden verzonden, niet aan alle kiezers, maar uitsluitend aan hen, die krachtens de wn'ze, waarop zij op de kiezerèhjst voorkomen, kunnen deelnemen aan de stemming, waarop de kaarten betrekking hebben. (M. v. A. 2e Kamer 1896, blz. 49.) verzending 3. De oproepingskaart moet aan de kiezers gezonden worden aan hun oproepings- werke{yke WOOnplaats, voor zoover deze den burgemeester bekend is; ook al is deze in het buitenland. De verzending in het binnenland kan portvrij geschieden. De vqjstelling van briefport, verleend bij K. B. van 17 Januari 1888, no. 10, voor de oproepingsbrieven voor verkiezingen, gold volgens den Minister van Binnenlandsche Zaken (circ. 22 Mei 1897, no. 2478/1, afd. B. B. aan de Commissarissen der Koningin) ook voor de toezending der oproepingskaarten op grond van artikel 55 (oude nummering) der wet vari 1896. Zjj zal dus ook gelden voor de verzending der kaarten ingevolge het nieuwe artikel 52. Tweeledige 4. De kaart heeft tweeledige beteekenis. Zg strekt als oproeping voor vln^r18 de stemming met mededeeling van of herinnering aan feiten of wetskaart' bepalingen, voor den kiezer van belang, en het overleggen daarvan levert een vermoeden op van identiteit. Zonder kaart wordt niemand tot de'stemming toegelaten. Vandaar dat de gelegenheid moet worden geschonken om bjj verhes of verzuim van toezending alsnog een kaart te bekomen, doch dan slechts op voldoend bewijs van identiteit. (M. v. T. kieswet 1896.) Aanvulling 5. Het laatste gedeelte van de eerste zinsnede (hetgeen volgt na liukef ba „art. 128 van het Wetboek van Strafrecht") is toegevoegd bij tweede tweede lezing, ^ ^ g Qp ^ Andere wijze 6. Toezending der oproepingskaarten is intusschen niet het eenige gevingen£ln middel, waarmee den kiezers kennis wordt gegeven van de te houden de stemming. stenüning; ket eerste middel daartoe is, ook blijkens de geschiedenis der wet, de openbare kennisgeving, bedoeld in art. 55, hd 5 (thans 52, lid 4); mitsdien is volgens de bedoeling van den wetgever vernietiging van een verkiezing wegens niet-inachtneming van het in art. 55, 2e hd Artikelen 52 en 53. 83 (thans 52, eerste hd) vervatte voorschrift buitengesloten. (K. B. 4 Dec. 1911, no. 44, Weekbl. Bond G.-A. 543; Gem. St. 3143; Weekbl. Burg. Adm. 3262). 7. Indien een kiezer door een vergissing tweemaal op de kiezerslijst Eenmaal zou voorkomen, en dus twee kaarten zou hebben ontvangen, mag hij Btemmentoch slechts éénmaal stemmen. 8. De uitreiking van een oproepingskaart door het stembureau mag identiteit met in een nuttelooze formaliteit ontaarden. Het stembureau is, naar kuSe?.611 het uitdrukkehjk voorbehoud, alleen tot m^reiking bevoegd, als de kiezer voldoende van zijne identiteit doet bhjken. (M. v. A. 2e Kamer 1900, blz. 31/32.) 9. Het stembureau behoeft geen machtiging van den burgemeester uitreiking om kaarten te mogen uitreiken. hetltSn*001 bureau. 10. De afgifte van een kaart mag alleen aan den kiezer zelf op zjjn Afgifte van aanv/aag geschieden. Afgifte op een aanvraag namens belanghebbende de ka*rt' mag niet geschieden. , 11. Naar de ivoorden van het artikel mag aan een kiezer, die zijn vergeetoproepingskaart heeft vergeten, geen nieuwe kaart worden uitgereikt, kieze*™. Artikel 53. De stemming vangt aan des morgens te acht uren en duurt tot des namiddags te vijf uren. 1. In dit artikel en in art.' 56 (oud 5,9) wordt onder „stemming" stemming, alleen verstaan: de gelegenheid tot het inleveren van stembiljetten. In art. 88 (oud 91) sluit het woord ook in zich de opening der stembiljetten en verdere verrichtingen, welke de inlevering met zich brengt. 2. Indien het stembureau bevindt, dat wanorde in het stemlokaal wanorde, of zijn toegangen den behoorHjken voortgang der stemming onmogehjk maakt, wordt dit door den voorzitter verklaard. De stemming wordt daarop aanstonds geschorst en tot den volgenden dag, des voormiddags te 8 uur, verdaagd, (art. 81). 3. In de M. v. A. 2de Kamer., 1896, blz. 49, verklaarde de Regeering zittingsduur, dat de leden van het stembureau, behoudens vervanging, zitting bhj'ven nemen tot de wettelijke tijd is verstreken, ook al doet zich het uiterst zeldzame geval voor, dat alle kiezers reeds vóór 5 uur gestemd hebben. 84 Artikelen 54 en 55. Artikel 54. Personen, bij wie en bestuurders van bijzondere ondernemingen en instellingen, waarbij mannen, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt, in dienstbetrekking zijn, zijn, voor zoover niet bij algemeenen maatregel van bestuur vrijsteUing is verleend, verplicht te zorgen, dat ieder van dezen, die bevoegd is tot de keuze mede te werken, gedurende ten minste twee achtereenvolgende uren tusschen acht uren des voormiddags en vijf uren des namiddags daartoe gelegenheid vinde. wtjzteing 1. Het artikel is aldus vastgesteld in 1900. Voor dien was zijn werking beperkt tot personen, die arbeid verrichtten in „fabrieken en werkplaatsen". I „Bijzondere" 2. Uit de geschiedenis van het artikel blijkt niet, waarom slechts van 1 „bijzondere" ondernemingen gesproken wordt. j sohatttad. 3. Onder de „twee achtereenvolgende uren" mag de schafttijd begrepen zjjn. (M. v. A. £de K. 1896, blz. 49.) Vrijstelling. 4. De algemeene maatregel van bestuur, waarbn" vrijstelling wordt verleend van de in dit artikel omschreven verphchting, is vastgesteld bij Kon. besluit van 24 Mei 1901 (St.bl. 109). Artikel 55. Personen en bestuurders, in het voorgaande artikel bedoeld, zijn, voor zoover arbeid wordt verricht in fabrieken of werkplaatsen verplicht te zorgen, dat in het arbeidslokaal, en zoo er meerdere arbeidslokalen zijn, in het grootste of wel in meer dan één arbeidslokaal, gedurende twee werkdagen vóór en op den tot stemming bepaalden tijd op eene zichtbare wijze is opgehangen eene door hen of van hunnentwege onderteekende lijst, do uren, in het voorgaand artikel bedoeld, vermeldende, voor elk afzonderlijk of groepsgewijze of voor allen gezamenlijk. Kieswet L Dit artikel is aldus vastgesteld bij de wetswijziging van 1900. 1900. wijziging 2. Vóór 1900 bevatte de wet het voorschrift: „Op de woorden „,,ar190°' beid"" en „„fabrieken en werkplaatsen"" is § 1 der Arbeidswet toe¬ passelijk". Doordat deze zinsnede is vervallen moet aan de aangehaalde woorden een ruimere beteekenis worden gehecht, dan de Arbeidswet daaraan toekent. In het algemeen zaj men zich dus bij de beoordeeling of een bepaalde inrichting als een „fabriek of werkplaats" beschouwd moet worden, naar het spraakgebruik dienen te richten. Artikelen 56, 67 en 58. 85 Artikel 56. De stemming geschiedt ten overstaan van het stembureau in het voor iederen kiezer op de kiezerslijst aangewezen stemdistrict. Behalve in het geval bedoeld in art. 60, is de kiezer slechts bevoegd Aangewezen te stemmen in het district, dat de kiezerslijst aanwn'st, dus onverschilhg, district, of hij sedert 1 Februari is verhuisd, of wel de vermelding onjuist is. Artikel 57. Li elk stemdistrict is een stembureau. Elk stembureau bestaat uit vier leden", waarvan één voorzitter is. Bovendien worden daarin ten minste drie plaatsvervangende leden benoemd. Indien bij de beslissingen van het stembureau de stemmen staken, beslist de stem des voorzitters. 1. De^tbreiding van het stembureau wordt gerechtvaardigd door den Aantal meerderen arbeid verbonden aan het opnemen der stemmen. (M. v. T. leden' blz. 14.) 2. Ook de plaatsvervangende leden moeten steeds voor een bepaald Piaatsrerstembureau worden aangewezen. Is echter in een gemeente slechts één reden!nde stembureau, dan zal er geen bezwaar tegen bestaan, dat de Baad, na de benoeming van het stembureau, zijne overige leden allen als plaatsvervangers aanwijst. Artikel 58. De raad der gemeente, waarin het stembureau zitting houdt, benoemt, behoudens het bepaalde in artikel 59, eerste lid, de leden en de plaatsvervangende leden van het stembureau uit zijn midden. De raad evenwel eener gemeente, welke meer dan één stemdistrict bevat, kan buiten zijn midden inwoners dier gemeente, tevens kiezers, telkens voor den tijd van twaalf maanden tot leden en plaatsvervangende leden der stembureaus benoemen. 1. Na de vermeerdering van het getal leden der stembureaux zal vereisoht het geval zich meer dan te voren voordoen, dat in kleinere gemeenten pfaatsVerbij onvoltalligheid van den Raad het vereischt getal plaatsvervangende ietenade leden niet benoemd kan worden. De wettigheid der verkiezing wordt daardoor niet in gevaar gebracht, mits slechts het stembureau ten overstaan waarvan de stemming plaats vindt, wettig is samengesteld. (Weekbl. Burg. Adm. 3198, Weekbl. Bond Gem.-Ambt. 521.) 86 Artikel 58. Aanvaarding 2. Geen wettelijk voorschrift verplicht de raadsleden een benoeming benoeming. ^ ^ stembureau te aanvaarden. (M. v. A. 2de Kamer 1896, blz. 50.) Termtin van 3# Waar de wet uitdrukkeHik bepaalt, dat de niet-raadsleden voor den benoeming. ° A tgd van 12 maanden tot leden der stembureaux worden benoemd, kunnen wjj er geen bezwaar in zien, wanneer ook de raadsleden voor een jaar worden aangewezen. (Anders Weekbl. Bond Gem.-Ambt. 412; Elenbaas I, blz. 657. Aldaar wordt de benoeming van raadsleden voor een jaar tot hd van een stembureau in strijd geoordeeld met het tijdelijk karakter der stembureaux.) Belang van 4. Afgescheiden van deze beschouwingen kan men de vraag stellen of, is vervallen, nu de tussóhentijdsche verkiezingen vervallen zijn, de bepaling omtrent de benoeming telkens voor twaalf maanden, haar belang niet heeft verloren. Benoeming 5. Wanneer intusschen ingevolge art. 34 tweede hd, het stembureau jaar". e tevens optreedt als hoofd- en als centraal stembureau, moet de benoeming geschieden voor vier jaar. VgL aanteekening 1 bij art. 34. Benoeming Voor zoover de stemdistrioten voor de verkiezingen voor Kamer, personeZnlfde Staten en Raad dezelfde zijn, is er geen bezwaar tegen, dat dezelfde robuiendé personen bij een raadsbesluit tot leden en plaatsvervangende leden der verkiezingen, 8tembureaux benoemd worden, mits deze personen kiezers zijn voor elk der drie lichamen. Vallen daarentegen de stemdistrioten voor de verschillende colleges niet samen, dan zou afzonderlijke benoeming voor elk daarvan noodzakelijk zijn. vacatiegeld. ^ ^e vraag omtrent het eventueel toekennen van vacatiegeld aan de leden der stembureaux zal thans op eenigszins andere wijze zijn te beschouwen dan onder de oude Kieswet. De beslissing omtrent het al of niet toekennen van vacatiegeld aan de leden en plaatsvervangende leden van het centraal stembureau (art. 32) x) zal vermoedelijk deze vraag voor een deel beheerschen. Ten aanzien van het toekennen van vacatiegeld aan de leden van het stembureau onder de werking van de vorige Kieswet, zij herinnerd aan het besluit van den Raad van 's-Gravenhage, waarbij aan die leden van het stembureau, die niet zijn wethouder, wordt toegekend een vacatiegeld van ƒ 0,50 voor elk vol uur zitting. Meerdere gemeenten hebben dit voorbeeld gevolgd. Benoeming ®* ^9 vereenigen ons met de opvatting, dat het zitting nemen als in een stem- van een stembureau door iemand, die in strijd met de wet als zoodanig bureau in de^wemet benoemd is, de verkiezing nietig maakt. (Kieswet Adviesbureau, blz. 217.) (1) Het Kon. besl. van 12 December 1917 (St.bl. no, 691) tot uitvoering van art. 32, kent geen vacatiegeld toe. Artikelen 59, 60 en 61. 87 Artikel 59. De burgemeester is voorzitter van het stembureau in het eerste of eenige stemdistrict zijner gemeente. Hij kan zich laten vervangen door een lid van den gemeenteraad daartoe door den raad aan te wijzen. De voorzitters van alle andere stembureaux worden door den gemeenteraad zooveel mogelijk uit zijn midden benoemd. Is het getal der beschikbare gemeenteraadsleden niet toereikend om daaruit voorzitters voor alle stembureaux in de gemeente aan te wijzen, dan kan de raad daartoe inwoners van de gemeente, tevens kiezers, benoemen. 1. De bepaling van het tweede hd geldt alleen voor het geval, dat Beteekeni» it. 1.1 • - M ., tweede lid. de Burgemeester, ofschoon overigens zijn ambt zelf waarnemende, zich als voorzitter van het stembureau wil laten vervangen. 2. De vervanging der andere voorzitters geschiedt naar den regel vervanging \ ° ° & ° voorzitters Van art.\61. derde lid. Artikel 60. De bij de opening der zitting van het stembureau fungeerende voorzitter, leden of plaatsvervangende leden, kunnen slechts aan dat stembureau aan de stemming deelnemen. 1. Als gevolg van het vervallen der kiesdistricten zijn ook uit dit stem Tan 00 v den voor ¬ artikel weggelaten de woorden: „die kiezers zjjn in het kiesdistrict, waar- «ttter. binnen het stembureau zitting houdt". Dientengevolge is het o. i. thans wel voor geen twgfel meer vatbaar, dat de Burgemeester, die als Voorzitter van een stembureau optreedt, slechts aan dat bureau mag stemmen, ook al woont hij in een andere gemeente, zoodat zijn naam op de kiezerslijst, welke het stembureau gebruikt, niet voorkomt. (Kieswet Adviesbureau, blz. 220/221.) Deze opvatting vindt steun in art. 71. 2. Tot dusver is met de ongeveer gelijkluidende bepaling van de ^f6^^1* bestaande Kieswet nimmer moeilijkheid ondervonden. Trouwens de stemmen, sanctie op het dubbel stemmen gesteld, is te zoeken in de mogelijkheid, dat de stemming nietig wordt verklaard. (M. v. A. blz. 23.) Artikel 61. Gedurende de zitting zijn steeds de voorzitter en twee leden in het stembureau aanwezig. Bij ziekte of noodzakelijke verhindering van den voorzitter treden die leden, naar volgorde van benoeming, als zoodanig op. 88 Artikel 61. De tijdelijke vervanging der leden wordt, zoo daaraan behoefte bestaat, door den voorzitter van het stembureau geregeld. Zijn geene plaatsvervangende leden beschikbaar, dan worden door den voorzitter uit de in het lokaal aanwezige kiezers, een of meerdere leden benoemd, voor den tijd der ontstentenis van de plaatsvervangende leden. Van alle verwisselingen in de samenstelling van het stembureau wordt op het proces-verbaal aanteekening gehouden met opgave van de reden daarvoor en van den tijd der vervanging. !• Volgens art. 151 der Kieswet, worden de voorzitter, de leden en bedreiging . ' wezlgneid ^e opg6106!?611 plaatsvervangende leden, die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn, gestraft met een geldboete van ten hoogste honderd gulden. Het woord 2. Het is niet duidelijk waarom in het eerste hd het woord „twee" het eerste niet veranderd is in „drie", en aldus het voorschrift in overeenstemming gebracht is met art. 57, tweede hd. Te moeilijker is dit verklaarbaar, omdat art. 85 de tegenwoordigheid van drie leden, behalve den voorzitter vereischt. Vgl. mede art. 73. Ook de bijkomende werkzaamheid van het stembureau ter naleving van art. 90, maakt de aanwezigheid van drie leden noodzakelijk. Men zal aan het eerste hd geen andere strekking kunnen toekennen dan die van een voorgeschreven minimum aantal aanwezige leden, welke strekking echter geen effect kan sorteeren. Het zal mede af te wachten zijn welke waarde aan dit voorschrift c.q. zal worden toegekend in verband met de strafbepaling van art. 151. oproeping. 3. Waar oproeping van voorzitters en leden — hoewel zeer gewenscht — nergens is voorgeschreven, zal de strafbepaling van art. 151 ook toepasselijk zijn, indien zij tengevolge van het niet ontvangen eener oproeping wegblijven. Tijdelijke 4. Indien een of meer der leden zich tijdens de stemming een oogenblik vervanging. verwjj^eren> ZOnder dat in hun vervanging wordt voorzien, is de verkiezing niet nietig, zoo vast staat, dat het verzuim op den uitslag der verkiezing geen invloed kan hebben gehad. (Ged. St. van ZuidHolland, 12 Aug. 1913, Weekbl. Burg. Adm. 3350.) .. 5. Een voorstel om voor „verhindering" in het tweede hd het woord zakelijke . ° „noodzakelijke" te doen vervallen, is in 1900 verworpen, weigering 6. De kiezer, die door den voorzitter aangewezen als plaatsvervangend kiezer om . - . .... . aan opdracht lid, weigert als zoodanig zittmg te nemen, is strafbaar krachtens art. vierde lid te 0 voldoen. 184 W. V. fe. Artikelen 62, 63 en 64. 89 Artikel 62. Bij plaatselijke verordening, waarvan afkondiging geschiedt, wordt voor elk stemdistrict een geschikt stemlokaal aangewezen. De burgemeester zorgt voor de inrichting van het lokaal. L Zooals bekend is, heeft de wetgeving over het algemeen de ruime „Plaatselijke omschrijving van het begrip „plaatselijke verordening" uit art. 150 ntag^6' Gemeentewet niet aanvaard. Men zal dus mogen aannemen dat door de woorden „bij plaatselijke verordening, waarvan afkondiging geschiedt" de Raad wordt geroepen om de hier bedoelde regeling vast te stellen. 2. Wij vereenigen ons met de opvatting dat, — al bepaalt de wet Raat* van dit niet met zooveel woorden — het stemlokaal binnen het stemdistrict ihokaai?m' gelegen moet zijn. Door volgens een andere opvatting te handelen zou [ men wel steeds te kort doen aan het doel, waarmede de indeeling der ' kieskringen fin stemdistricten voorgeschreven is. Bovendien blijkt ook uit de artt. 56 en 57 wel, dat de wetgever zich heeft voorgesteld, dat de stemlokalen in de stemdistricten zullen gelegen zijn. 3. Met betrekking tot de inrichting van het stemlokaal zn'n voor- inrichting schriften gegeven bij het Kon. besluit van 12 December 1917 (St.bl. 692), stemlokaal- ■ onder de bijlagen afgedrukt. Artikel 63. Op de tafel, voor het stembureau staande, ligt een exemplaar dezer wet en der algemeene maatregelen van bestuur, die op de verkiezing betrekking hebben, en een afschrift of afdruk van de kiezerslijst. De algemeene maatregelen hier bedoeld (het artikel is ongewijzigd uitvoeringsgebleven), zijn die welke de uitoefening van het kiesrecht en de daarmede maatregelin verband staande werkzaamheden betreffen. Dit onderwerp is thans geregeld in een enkel koninklijk besluit, dat van 12 December 1917 (St.bl. 692), hierachter als bijlage afgedrukt. Artikel 64. De tafel is zoodanig geplaatst, dat de kiezers de verrichtingen van het bureau kunnen gadeslaan. „Gadeslaan" beteekent niet „controleéren". Uit de bij de behandeling Beteekenis van de Kieswet van 1896 gewisselde stukken blijkt, dat de bedoeling ^ade8laan" is het pubhek slechts toe te laten vóór de tafel, niet daarachter; de kiezers zullen dus tegenover den voorzitter de Verrichtingen van het bureau mogen „gadeslaan". 90 Artikelen 65, 66 en 67. Artikel 65. Nevens of op die tafel staat de stembus, vervaardigd naar het bij algemeenen maatregel van bestuur daarvoor vast te stellen model en gesloten met twee verschillende sleutels, waarvan de eene onder den voorzitter, de andere onder het oudste lid berust. Model 1. Het model der stembus is vastgesteld bij voormeld Koninkhjk BtembUB* besluit van 12 December 1917 {St.bl. 692). Oudste ud. 2. Met „het oudste hd" wordt natuurlijk bedoeld het oudste hd in jaren. Tweede 3. De mogelijkheid bestaat dat een stembus, vóór den afloop der stembus. 8temmmg Vol geraakt. Er blijft dan niets anders over dan een tweede stembus te gaan gebruiken. Verzegeling van de eerste bus is in dit geval niet voorgeschreven. De bus moet gedurende de stemming bhjven op de bij dit artikel aangewezen plaats. Artikel 66. Buiten de ruimte voor het publiek bestemd, zijn in het stemlokaal een of meer geheel van elkander afgescheidene lessenaars geplaatst, waarvan de toegang zichtbaar is voor het stembureau en voor het publiek, en waaraan de mvulling van het stembiljet in het geheim geschiedt. De verdere inrichting van het stemlokaal, het aantal, de plaatsing en de inrichting der lessenaars, worden bij algemeenen maatregel van bestuur geregeld. „Publiek". 1. Uit het eerste hd van art. 79 volgt, dat met „pubhek" in art. 66 uitsluitend kiezers bedoeld kunnen zijn. uitvoering 2. Aan het laatste hd is uitvoering gegeven bij het Koninkhjk besluit laatste lid. ^ 12 December 1917 (St.bl. 692) (zie bijlagen). Artikel 67. De burgemeester der gemeente, waar het hoofdstembureau is gevestigd, draagt zorg, dat stembiljetten tot een met twintig ten honderd van het getal der kiesbevoegden vermeerderd aantal, tijdig worden in gereedheid gebracht en, indien het betreft de verkiezing van de leden der Tweede Kamer of der Provinciale Staten en de kieskring meer dan één gemeente omvat, in eene, aan het aantal der kiezers in iedere gemeente evenredige, * hoeveelheid aan de burgemeesters der gemeenten van den kieskring worden toegezonden in een verzegeld pak, waarop het aantal der zich daarin bevindende biljetten is vermeld. Geen andere stembiljetten mogen bij de stemming worden gebruikt. Artikelen 67 en 68. 91 De kosten van het in gereedheid brengen van de stembiljetten worden naar evenredigheid van het aantal verstrekte biljetten over de gemeenten verdeeld. 1. Het tweede hd van dit artikel, thans in verband met het ver- Tweede ud. vallen van de kiesdistricten gewijzigd, is ingevoegd bij de wetswijziging van 1900. 2. Indien inderdaad mocht blijken, dat het getal stembiljetten on- Getal toereikend is, zal het ook zonder wetswijziging gemakkelijk vermeerderd bujêtten. » kunnen worden. Is dit niet het geval, dan ware het de gemeente met noódelooze kosten bezwaren door een grooter getal voor te schrijven. (M. v. A. 2de Kamer, blz. 23.) Toen de Regeering dit antwoord neerschreef, (in het V. V. was de vrees geuit, dat tengevolge van den grooteren omvang der stembiljetten aanvankelijk meer vergissingen zouden voorkomen, zoodat ook een ruimer gebruik gemaakt zou worden van art. 76) was in art. 71 het voorschrift nopens den stemplicht nog niet opgenomen. In werkelijkheid zal de speling tusschen het aantal der stembiljetten en het getal kiezers, dat aan de stemming deelneemt, dus kleiner zijn, dan de Regeering destijds kon vermoeden. Het zal daarom voorzichtig zijn, wanneer althans de eerste keeren, dat volgens de nieuwe voorschriften gestemd wordt, een grooter getal stembiljetten wordt gereed gemaakt, dan de wet eischt. 3. Hoe de in dit artikel voorgeschreven verzegeling geschieden zal, Verzegeling is aan de Burgemeesters overgelaten. Gebruik van het zegel der ge- Eregeld, meente is zeker voldoende. Artikel 68. De burgemeester draagt zorg, dat vóór den aanvang der stemming bij elk stembureau in zijne gemeente aanwezig zijn stembiljetten tot een met twintig ten honderd van het getal der kiesbevoegden in het stemdistrict vermeerderd aantal. Deze biljetten worden aan het bureau toegezonden in een verzegeld pak, waarop het aantal der zich daarin bevindende biljetten is vermeld. De meening, dat de burgemeester alleen dan verplicht is het in- Het pakket gevolge art. 67 ontvangen pakket te openen, wanneer eene verdeeling openen!? . van de stembiljetten over de verschillende stembureaux in zijne gemeente noodig is, achten wij niet juist. Ook wanneer de gemeente slechts Telling één stemdistrict bevat, behoort de Burgemeester de ontvangen biljetten bujêtten. te tellen en te verzegelen, alvorens ze aan het stembureau te doen toekomen. Zie voor de wyze van verzegeling aant. 3 op art. 67. 92 Artikelen 69, 70 en 71 Artikel 69. Op het stembiljet zijn aan de ééne zijde gedrukt de lijsten Tan candidaten, waarover de stemming moet geschieden, met vermelding van haar nummer en gerangschikt in de volgorde der nummers; aan de keerzijde is gestempeld de handteekening van den voorzitter van het hoofdstembureau. De verdere inrichting van het stembiljet wordt geregeld bij algemeenen maatregel van bestuur. Model 1. Het model van het stembiljet is vastgesteld bij Kon. besluit van stembiljet. . . .., 12 December 1917 (St.bl. 692) (zie de bijlagen). Naam-^ 2. Men heeft eenige quaesties opgeworpen met betrekking tot de vraag, wiens naam in bepaalde gevallen op de biljetten gestempeld moet worden. Het komt ons voor, dat hier voor verschil van inzicht geen ruimte is. De biljetten zullen de handteekening moeten dragen van hem, die op het tijdstip, dat zij worden vervaardigd, voorzitter is van het hoofdstembureau. Is deze de burgemeester, dan is het onverschilhg of hij is de door de Koningin benoemde burgemeester, dan wel de persoon, die hem vervangt. Handstempel 3. Het woord „gestempeld" sluit niet in zich, dat een handstempel vereisont. gebruikt moet worden. Het aanbrengen van den stempelafdruk door middel van de drukpers is niet met de wet in strijd. (Hand. 2e Kamer 1913/1914 blz. 7; Weekbl. Bond Gem.-ambt. 635; Gem. stem 2378, 3222, 3234.) Artikel 70. Vóór acht uur des morgens alvorens iemand tot deelneming aan de stemming wordt toegelaten opent het stembureau tijdig het pak met stembiljetten, telt de biljetten en sluit de bus na zich overtuigd te hebben, ' dat zij volkomen ledig is. Het bij telling aanwezig bevonden aantal biljetten wordt vermeld in het proces-verbaal van de zitting van het stembureau (model VII) vastgesteld bij Kon. besluit van 12 Dec. 1917 (St.bl. 692). Mocht dit getal verschillen van dat vermeld op het pak, dan zou dat verschil in het proces-verbaal vermeld kunnen worden, hoewel het model te dezer zake geen aanwijzing bevat. Artikel 71. Tot de stemming wordt niemand toegelaten dan die volgens de kiezerslijst bevoegd is tot de keuze mede te werken en in het bezit is van de bij art. 52 vermelde kaart. y" Artikel 71. 93 Ieder die volgens de kiezerslijst bevoegd is tot de keuze mede te werken, is verplicht zich binnen den Voor de stemming bepaalden tijd ter uitoefening van zijn kiesrecht aan te melden bij het stembureau in het voor hem op de kiezerslijst aangewezen stemdistrict, behalve in het geval voorzien bij art. 60 of bij het bestaan van eene geldige reden van verhindering. 1. Het stembureau heeft zich aan de kiezerslijst te houden en heeft volgens de zich niet in te laten met de vraag, of iemand daarop ten onrechte wel, Mezera,4lBtniet, of niet behoorlijk voorkomt. 2. Niettemin moet het bureau bevoegd worden geacht iemand tot de Geringe stemming toe te laten, hoewel de kiezerslijst ten aanzien van hem, on^uistneidb.v. in de spelling van een voornaam, de vermelding van den dag der geboorte e. d., een geringe onjuistheid bevat, mits overigens vast staat, dat hij inderdaad de in de lijst bedoelde persoon is. 3. Het tweede hd vestigt den stemplicht. stemplicht. In het oorspronkelijk Regeeringsontwerp werd de invoering van „stemplicht" niet voorgesteld; slechts werd in het laatste hd van artikel 80 der Grondwet de wetgever „ten allen overvloede" bevoegd verklaard stemphcht in te voeren. In het Voorloopig Verslag der 2de Kamer (blz. 20) werd er op aangedrongen, dat de stemphcht aanstonds imperatief in de Grondwet zou worden vastgelegd en dat een daarop betrekking hebbende regeling in het wetsontwerp nopens de additionnele artikelen zou worden opgenomen. Na mondeling overleg met de Commissie van Rapporteurs kwam de Minister aan dien aandrang tegemoet. 4. Bepalingen op den stemphcht betrekking hebbende, vindt men, Artikelen behalve in dit artikel, in artikel 52, 90, 148, 149 en 153. hebbende8 op den 5. Onder stemplicht moet worden verstaan de verphchting om op te stemPUohtkomen ter stembus. Op wifen de kiezer stemt, of hij het stembiljet van 6 ^ oningevuld laat, moet hij zelf weten. Daarop contróle uit te oefenen "S mP zou met het beginsel van geheime stemming niet vereenigbaar znn. (Voorl. Versl. 2de Kamer blz. 21.) 6. Het ligt voor de hand, dat stemphcht in den strikten zin van het ^ den woord niet kan worden gesanctionneerd. Het geheim der stemming f^het1 201 belet immers na te gaan, wat de kiezer met zijn stembiljet in het stem- ^ZnVucht" hokje geheft te doen. Evenmin verdient het aanbeveling den kiezer te uoLfSd10" verplichten een stembiljet in ontvangst te nemen, zich daarmee naar wordeneen lessenaar te begeven en vervolgens het biljet in de bus te werpen. Een onwillige brengt ook dwang in deze richting niet tot stemmen. 94 Artikelen 71, 72 en 73. .Wat wel kan worden opgelegd is de plicht om voor het stembureau te verschenen, behoudens natuurlijk gegronde motieven van verhindering. (M. v. A. 2de Kamer, blz. 25.) on- en min- 7. Het tweede hd heeft hg de behandeling in de Tweede Kamer aanidezers, die leiding gegeven tot de vraag in hoever maatregelen zouden te treffen woonplaats zijn om on- en minvermogende kiezers, die zonder geldelijk nadeel niet ionaper.) binnen den voor de stemming bepaalden tijd in hunne woonplaats aanwezig kunnen zijn, in staat te stellen om het stembureau te bezoeken. De discussie heeft geen beslissend resultaat gehad. Op voorstel van den heer Schaper heeft de Kamer echter de volgende motie aangenomen: „de Kamer, van oordeel, dat nader bg' de wet dient te worden geregeld de wijze waarop kiezers, die op den dag der stemming niet in hunne woonplaats aanwezig kunnen zijn, in staat worden gesteld aan de stemming deel te nemen, gaat over tot de orde van den dag". Artikel 72. Bedoeling De kiezer overhandigt aan het stembureau de kaart vermeld in art 52. van „overhandigen . pe bedoeling van het voorschrjft is, dat de kiezer de kaart aan een der leden van het stembureau — doorgaans den voorzitter — ter hand stelt. Artikel 73. De kiezer ontvangt daarop uit handen van den voorzitter, die daarbij overluid den naam van den kiezer en het nummer waaronder deze op de kiezerslijst voorkomt opleest, het stembiljet, dichtgevouwen naar de zijde waarop de namen der candidaten zijn gesteld. De biljetten mogen niet vroeger en alleen op deze wijze aan de kiezers worden verstrekt. Twee leden van het stembureau houden aanteekening van het getal der verstrekte biljetten. 1. De verohchtine van den voorzitter om naam en nummer van den Naam m " ° den^ezer111 kiezer overluid op te lezen is in 1900 (bij amendement) in de wet gebracht. „Dicht- 2. Het voorschrift, dat het stembiljet dichtgevouwen aan den kiezer gevouwen". mQet worden overhandigd is van 1900. Doel daarvan is het geheim der stemming beter te bewaren, omdat de kiezers vanzelf zien, hoe zij het biljet terug moeten geven. (Kieswet Adv.bureau blz. 245.) Omtrent het „dichtvouwen" bevat de onder de bijlagen afgedrukte circulaire van den Minister van Staat, Minister van Binnenl. Zaken dd. 27 Deo. 1917, no. 10954 afd. BB, aan de Ged. Staten, eene aanwijzing. Niet-naleving 3. Niet-opvolging van het voorschrift onder 2 besproken, behoeft dichtvouwen intusschen niet tot vernietiging der stemming te leiden. Wehswaar kan tot nietigheid er het gevolg van zjjn, dat ook de kiezers de biljetten ongevouwen terugte leiden. Artikelen. 73 en 74. 95 geven, waardoor het geheim der stemming wordt geschonden en de uitslag der verkiezing beinvloed worden kan, maar uit de geschiedenis der wet blijkt, dat naar de bedoeling van den wetgever het niet opvolgen der voorschriften van art. 74 (oud 77) niet tot vernietiging der verkiezing leiden mag. De Kieswet heeft wel het geheim der stemming zooveel mogehjk willen waarborgen, maar in het stelsel der wet is geheimhouding niet verplicht. (Kon. besluit 29 Mei 1908, St.bl. 190; Kon. besluit 22 Februari 1913, Weekbl. Bond Gem.-ambt. 609; Gem. st. 3209; Weekbl. Burg. Adm. 3327.) ?Xf(v! 4. Het voorschrift van het tweede hd geeft den voorzitter het middel Beteekenis jn de hand om den geregelden voortgang der stemming, ook indien de e lld' toeloop van kiezers op een gegeven oogenblikzeergrootis,tebeheerschen. 5. „Twee leden": als gevolg van de voorgeschreven uitbreiding van het wijziging stembureau tot viér leden, den voorzitter inbegrepen, konden de woor- 6 den „De beidel leden" niet gehandhaafd worden. Artikel 74. De kiezer begeeft zich na ontvangst van het stembiljet onverwijld naar eenen niet in gebruik genomen lessenaar en stemt aldaar door met potlood zwart te maken een wit stipje geplaatst in een stemvak voor den naam van den candidaat zijner keuze. Hij vouwt het biljet dicht naar de zijde, waarop de namen der candidaten zijn gesteld en begeeft zich daarmede onmiddellijk naar het stembureau. De voorzitter van het stembureau, na zich, zonder het stembiljet in handen te nemen, overtuigd te hebben dat het aan de buitenzijde den voorgeschreven stempel draagt, doet den kiezer het stembiljet in de stembus steken. 1. Ook in dit artikel is de verplichting om het biljet dicht te vouwen Diontin 1900 opgenomen. (Zie aant. 1 ad art. 73.) Vouwen. 2. De Voorzitter van het stembureau heeft te waken, dat de kiezer onverwijld, niet te lang drale. (M. v. A. 2de Kamer 1896, blz. 50). 3. Krachtens art. 86 moet, behoudens de daar gemaakte uitzondering, Afwijking elke afwijking van het voorschrift van den eersten volzin van dit artikel vounn" er toe leiden, dat het stembiljet van onwaarde wordt verklaard. 4. De voorzitter mag dus niet toelaten, dat anders dan aan een stem- stemming lessenaar wordt gestemd. stenüêsse- naar. 6. Het gebruik van de potlooden, welke zich op de stemlessenaar Potiooden. bevinden, is niet in de wet voorgeschreven; gebruik van een ander, mits zwart, potlood is derhalve geoorloofd. 96 Artikelen 74 en 75. f«rjetmaken *S ^Pi6 zwart gemaakt, dan moet het stembiljet van onwaarde worden verklaard. Deze eisch is intusschen niet zoover door te voeren, dat verlangd moet worden, dat het geheele stipje zwart gemaakt is. De bedoeling van den kiezer om het stipje zwart te maken mag intusschen niet twijfelachtig zn'n. (Zie Kon. besluit 3 Dec. 1901, no. 23, Gem. st. 2621, Weekbl. Burg. Adm. 2740; Kon. besluit 18 Januari 1907, Gem. st. 2890; Kon. besluit 24 November 1910.) aohuge r *S een ^ezer weigerachtig om de voorschriften nopens de wijze kiezers. || van stemming op te volgen, dan is art. 78 van toepassing. Ingevolge _ dat artikel zal de voorzitter den kiezer moeten waarschuwen en zoo noodig teruggaaf van het stembiljet moeten verlangen. Op weigering om het stembiljet terug te geven is de strafbepaling van art. 152 van toepassing. stembiljet"*1 ^" "^e* n*e* diCÜ*vouwen van het biljet door den kiezer is op de wettigheid der stemming niet van invloed. (Zie het Kon. besluit van 29 Mei 1908, vermeld in aant. 3 op art. 73.) deeiingen6 ®" ^"e* ^}e^me^> dat de stemming geheim is, heeft intusschen wel ten nopenBeZhun %6yo^&e> da* met mededeelingen van een kiezer omtrent de wijze, waarop het^te0^* kfl keeft gestemd, bij het bepalen van den uitslag der stemming op gevojg 8een geenerkü wijze rekening kan worden gehouden. toekennen. Zie het Kon. besluit van 29 December 1913, waarbij ongegrond werd verklaard het beroep van J. H. Hansen tegen zijn niet-toelating als hd van den Raad van Voorburg. De appellant was bij gelijk aantal stemmen als door den candidaat van Veen verkregen was, als oudste in jaren verkozen verklaard, doch daar sedert was gebleken dat aan de stemming was deelgenomen door een onbevoegde, besloot de Raad tot niettoelating. De Burgemeester kwam van dit besluit in beroep, aanvoerende dat de niet tot het kiezen gerechtigde zelf erkende zijne stem niet op den candidaat Hansen, doch op den candidaat van Veen te hebben uitgebracht en dat deze bewering door ieder als juist werd aangenomen. Ged. Staten van Zuidholland handhaafden bij besluit van 18 Augustus 1913 het raadsbesluit tot niet-toelating uit overweging dat de stemming geheim is en dus beschouwingen daaromtrent uitgesloten zijn. De Kroon deed uitspraak in gelijken zin. Artikel 75. mfi^ Een der leden van het stembureau houdt, door het stellen zijner paraphe naast den naam van den kiezer op een afschrift of afdruk van de kiezerslijst, aanteekening, dat de kiezer aan de stemming heeft deelgenomen. Artikelen 75, 76 en 77. 97* Tevens wordt aanteekening gehouden van de namen der kiezers, die mochten weigeren een stembiljet in ontvangst te nemen. 1. Ook de voorzitter is lid van het stembureau en kan dus het stellen Ook de der paraphen op zich nemen. ma£^2£. pheeren. 2. Het aischrift of de afdruk van de kiezerslijst moet gewaarmerkt Gewaarmerkt zijn door den secretaris. (H. R. 26 Januari 1916, Weekbl. Burg. Adm. aST °' 2961; 27 April 1906, Gem. St. 2856). 3. De Regeering kan op de naleving van dit voorschrift geen toezicht Belang van houden. De bepaling zal echter, althans in de'toekomst, stellig getrouw schrift, moeten worden nageleefd in verband met de nieuwe bepalingen omtrent den stemphcht. (M. v. A. 2de Kamer, blz. 23.) 4. De in het tweede hd voorgeschreven aanteekening zal het doel- uitvoering matigst geschieden door op een tweede afschrift of afdruk van de kiezers- tweede Ud' lijst de namen Ivan de kiezers, die zich aanmelden, door te strepen. (Zie te dezer zake verder aanteekening 2 op art. 90.) 5. Niet-naleving van het voorschrift van het eerste hd schijnt een Nietverzüim van genoegzaam gewicht bm te kunnen leiden tot vernietiging SteUd van de verkiezing. vestiging Artikel 76. leldenEen kiezer kan, wanneer hij zich bij de invulling van zijn biljet vergist; eenmaal een nieuw stembiljet aanvragen, mits het eerst overhandigde door hem wordt teruggegeven. 1. Waar den kiezer de bevoegdheid wordt gegeven om een nieuw biljet Afgifte aan te vragen, ligt daarin opgesloten de verplichting van het stem- mo™ puJats bureau om aan die aanvrage te voldoen. nebben. 2. Echter uitsluitend in het in de wet genoemde geval, dus slechts Eohter eenmaal en b.v. niet wanneer de kiezer zich niet vergist, maar het hem bifde wete* uitgereikte büjet vernietigt. |evafmde Het eventueel niet-teruggeven van het eerst overhandigde stembiljet valt onder de strafbepaling van art. 152. Artikel 77. Wanneer blijkt dat een kiezer lichamelijk hulpbehoevend is, kan de voorzitter van het stembureau toestaan, dat hij zich doe bijstaan. 1. Er is geen reden om het begrip „bijstaan" eng-op te vatten. Een „Huipkiezer die blind is of die het gebruik zijner handen mist, mag dus een behoevend" ander volgens zijne aanwijzing het stipje van het stembiljet laten zwart maken. KlESW. j 98 Artikelen 77 en 78. Aiieen 2. Intusschen mag de uitzondering op de volstrekte zelfstandigheid huipbehoe- van den kiezer, welke de wet in art. 77 toelaat, niet uitgebreid worden. Bijstand aan kiezers, die niet lichamelijk hulpbehoevend zijn, maar die b.v. door gebrek aan kennis of geestelijke onbekwaamheid niet zelf kunnen stemmen, kan dus leiden tot vernietiging van de verkiezing. Zie het Kon. besluit van 22 Februari 1913, no. 21. Artikel 78. De kiezer, die na waarschuwing de bij deze wet of de bij den tot uitvoering daarvan genomen algemeenen maatregel van bestuur, gegeven voorschriften omtrent de stemming niet opvolgt, wordt niet tot de stembus toegelaten en is verplicht het stembiljet, zoo hem dit reeds overhandigd is, terug te geven. De kiezer, die tot de stembus toegelaten, weigert het stembiljet in de bus te steken, is eveneens verplicht dit terug te geven. De teruggegeven stembiljetten worden door het stembureau onmiddellijk onbruikbaar gemaakt, op de wijze bij algemeenen maatregel van bestuur te bepalen. Doei der 1. Deze woorden zijn bij de behandeling der wet in de Tweede Kamer „na waar- in 1896, op voorstel van den heer Goeman Borgesius, in dit artikel schuwing . ^ggkggj^ 7nlks met de bedoeling om aan minder welwillende stembureaux de gelegenheid te benemen om kiezers, die uit onbekendheid, en dus te goeder trouw, niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften handelen, van de stembus te weren. Wanneer 2. De kiezer is „tot de stembus toegelaten" zöodra hij uit handen stembus van den voorzitter van het stembureau een stembiljet ontvangen heeft. toegelaten"t Verplichting 3. Ingevolge art. 152 wordt de kiezer, die niet voldoet aan de bij geve^rUR art. 78 opgelegde verphchting tot teruggave van het stembiljet, gestraft stembiljet. geldboete van ten hoogste driehonderd gulden of hechtenis van ten hoogste twaalf dagen. Het feit wordt als overtreding beschouwd. Kennis- * 4. Het stembureau is niet belast met het opsporen van overtredingen ovlr^edmg! en zal dus niet anders kunnen doen, dan van het feit kennis geven aan den Burgemeester of den Commissaris van politie. (Art. 12 van het Wetboek van Strafvordering.) vermelding 5. Het zal gewenscht zijn de weigering in het proces-verbaal der sterh- weigering jjj^g ^ vermelden ter verklaring van een dientengevolge bestaand verbaal der verschil tusschen het getal der ontvangen biljetten en de som van de stemming. ^ ^ gevonden, de overgebleven en de niet gebruikte biljetten. Artikelen 78, 79 en 80. 99 6. Krachtens art. 17 van het Kon. besluit van 12 Dec. 1917 (St.bl. w«xe van no. 692), geschiedt, het onbruikbaar maken door op beide zijden van Cken*baAr het biljet het woord „onbruikbaar" te stempelen. Artikel'79. Gedurende den tijd, dat het stembureau zitting houdt, zijn de kiezers bevoegd in het stemlokaal te vertoeven, voor zoover de orde daardoor niet wordt verstoord en de voortgang der stemming niet wordt belemmerd. De kiezers verschijnen daar ongewapend, tenzij zij behooren tot de gewapende macht of een wapen bij zich hebben, dat behoort tot hunne ambtskleeding of bij de kleeding, door hen met vergunning van het boven hen gesteld openbaar gezag gedragen. De in het stemlokaal aanwezige kiezers kunnen, zoo de stemming niet overeenkomstig de wet geschiedt, bezwaren inbrengen. Hiervan wordt door het stembureau in het proces-verbaal der stemming melding gemaakt. 1. Uit het eerste hd volgt, dat de kiezers moeten worden toegelaten, vertoeven zoodra het stembureau, met het openen van het pak stembiljetten, zijn koerein werkzaamheden aanvangt, en aanwezig mogen blijven tot, met het op- Jokaai?m" maken van het proces-verbaal, de taak van het bureau geëindigd is. 2. Er is o.i. geen reden om onder „kiezers" slechts hen te begrijpen, Welke die behooren tot het stemdistrict, waarin het bureau zitting houdt. Mezere? 3. Uit de redactie van het eerste hd volgt ook, dat de Voorzitter Verwijdering bepaalde personen uit het stemlokaal kan doen verwijderen. personeT"6 4. De tegenwoordige redactie van het tweede hd is van 1900; vóór Tweede Hd. dien luidde het voorschrift: „De kiezers, die geen krijgsheden zijn, verschijnen daar ongewapend". 5. Alle bezwaren, die worden „ingebracht", moeten, in het proces- vermelding verbaal worden vermeld. De wet onderscheidt niet en het doet dus iThetzwaren niet ter zake, of de kiezer op zijn aanvankelijke meening terugkomt, vïïïïj. dan wel het stembureau de gegrondheid van het bezwaar erkent. Artikel 80. De voorzitter van het stembureau is belast met de handhaving der orde in het stemlokaal. Niet dan op zijne vordering en alleen tot bedwang van wanorde, mag eenige gewapende macht in het stemlokaal of zijne toegangen worden geplaatst. De burgerlijke en müitaire autoriteiten zijn gehouden aan eene daartoe door den voorzitter van het stembureau gedane vordering te voldoen. 100 Artikelen 80 en 81. „Gewapende . Uit de omstandigheid, dat de laatste volzin ook van burgerlijke autoriteiten spreekt, volgt, dat in dit artikel onder „gewapende macht" ook de pohtie begrepen moet worden. Intusschen belet het niet, dat politiedienaren, die kiezer zijn, krachtens art. 79 in het stemlokaal vertoeven. Zij zijn in dit geval niet in den zin van dit artikel in het stemlokaal „geplaatst". Artikel 81. Bevindt het stembureau, dat wanorde in het stemlokaal of zijne toegangen den behoorlijken voortgang der stemming onmogelijk maakt, dan wordt dit door den voorzitter verklaard. De stemming wordt daarop aanstonds geschorst en tot den volgenden dag des voormiddags ten acht uren verdaagd. De stembus wordt onmiddellijk, in tegenwoordigheid der in het stemlokaal aanwezige kiezers, gesloten en verzegeld. Het proces-verbaal der gehouden zitting wordt daarna opgemaakt en evenals de sleutels, de niet gebruikte stembiljetten, de teruggegeven stembiljetten, de ingeleverde kaarten en de kiezerslijst, bedoeld in art. 75, in afzonderlijke verzegelde papieren gesloten. Tan al deze verrichtingen wordt door het stembureau in het proces-verbaal melding gemaakt. De voorzitter van het stembureau zendt onmiddellijk op de spoedigste wijze bericht van de schorsing der stemming aan Onzen Commissaris in de provincie. Deze bepaling is niet van toepassing op de verkiezing van de leden van den raad in de gemeenten die niet in stemdistricten zijn verdeeld. Wanorde na 1. Ontstaat wanorde na het einde der stemming, dus tijdens het stemmmg.*161 opmaken van den uitslag daarvan, dan kan het stemlokaal ontruimd worden (artt. 79 en 80) maar moet met de werkzaamheden worden voortgegaan. vroegere 2. De geldende redactie van het derde hd is van 1900. Vóór dien derde nd. stond er minder duidelijk: „Het proces-verbaal der gehoudene zitting wordt daarna opgemaakt en evenals de sleutels, de niet-gebruikte en de teruggegeven stembiljetten, elk soort afzonderlijk, de ingeleverde kaarten en de kiezerslijst, bedoeld in art. 78 (thans 75), in een verzegeld papier gesloten. Van alle deze verrichtingen wordt door het stembureau in het proces-verbaal melding gemaakt." voorlaatste 3. Het voorlaatste hd is in 1900 opgenomen met het oog op het voorschrift van art. 91 (oud 93). Laatste lid. 4. Het laatste hd is bij de jongste herziening toegevoegd en houdt Artikelen 81 en 82. 101 verband met de wijziging, die het vroegere vierde hd, door het vervallen van de kiesdistricten moest ondergaan. 5. Het model van het proces-verbaal van de gehouden zitting van het Model stembureau, en dat van het proces-verbaal van de verzegeling bedoeld vSai. in het derde hd, laatsten volzin, zijn vastgesteld bij Kon. besluit van 12 Dec. 1917 (St.bl. 692). (Modellen VII en VIII.) Artikel 82. Onmiddellijk na onderteekening van het in het vorige artikel bedoelde proces-verbaal, wordt dit met de stembus en de verzegelde pakken, door den voorzitter van het stembureau, zoo hij de burgemeester is, in bewaring genomen en anders aan den burgemeester ter bewaring overgebracht. Deze levert alles op den dag, waarop de stemming wordt hervat, vóór den aanvang der stemming, opnieuw aan het stembureau in. Vóór den aanvang der hervatte stemming worden de verzegelde pakken geopend. Bij dilp stemming wordt eene tweede stembus gebezigd. De hervatte stemming duurt tot des namiddags vijf uren. 1. Met den term „proces-verbaal" in het eerste hd wordt bedoeld het welk proces-verbaal voorgeschreven aan het slot van het derde hd van art. 81. verbaaj bedoeld is. 2. Met „burgemeester" is bedoeld de burgemeester der gemeente waar welke burge de stemming geschiedt. meester.. 3. Uit het artikel bhjkt niet, wie verantwoordelijk is voor de over- wie is verbrenging. Naar analogie met art. 89 zou men geneigd zijn aan te nemen, SjkWXrde dat die overbrenging zal moeten geschieden door, en onder verantwoorde- gh£bre°" lijkheid van, het jongste hd van het stembureau.' 4. Het tweede hd dagteekent van 1900. De M. v. T., blz. ll.zegtdien- Tweede lid. aangaande: „De nieuwe bepaling voorziet in eene leemte, waarop in „de Gemeentestem de aandacht is gevestigd. Uiteraard moeten de verzegelde pakken worden geopend wijl hun inhoud bij het werk der „stemming niet kan-worden ontbeerd. Wel kan veihgheidshalve bij de „hervatte stemming een nieuwe stembus worden gebezigd, zoodat die „welke den vorigen dag is gebruikt, ongeschonden wordt geopend bij „den in art. 84 omschreven aanvang van het depouülement." , 5. De wet bevat geen bepalingen over hetgeen geschieden moet indien schending vóór den aanvang van de hervatte stemming de zegels der pakken verzegeling, blijken geschonden te zijn. In model VII (proces-verbaal van de 'zitting van het stembureau bedoeld in de artt. 81 en 88 der Kieswet) vastgesteld bij Kon. besluit van 12 Dec. 1917 (St.bl. 692) komt wel de volgende bepaling voor: 102 Artikelen 82 en 83. „Ingeval de stemming geschorst en hervat is, te vermelden: „De zegels der stembus, welke bij de geschorste stemming gebezigd „en vóór den aanvang van de hervatte stemming aan het" stembureau „is ingeleverd, worden onderzocht en (geschonden of ongeschonden) bevonden." Schending van de verzegeling zal wel steeds tot vernietiging van de stemming moeten leiden. Artikel 83. Zoodra de in art. 53 of 82 voor de stemming bepaalde tijd verstreken is, wordt dit door den voorzitter van het stembureau aangekondigd en worden alleen de op het oogenblik dezer aankondiging in het stemlokaal aanwezige kiezers nog tot de stemming toegelaten. Nadat de stemming is afgeloopen wordt het aantal kiezers dat blijkens het aantal ingeleverde kaarten aan de verkiezing heeft deelgenomen, en het aantal der niet gebruikte en der teruggegeven stembiljetten opgemaakt en aan de aanwezige kiezers bekend gemaakt. Daarop wordt de kiezerslijst door het stembureau, met opgave van het aantal der daarop gestelde paraplu'n gewaarmerkt en worden deze lijst, de niet gebruikte stembiljetten, de teruggegeven stembiljetten en de ingeleverde kaarten, in afzonderlijke verzegelde papieren gesloten. verstrijken 1. De kiezer, die te 5 uur niet in het stemlokaal is, kan niet aan de van stem- d stemming deelnemen. (Kon. besl. 10 Nbv. 1909, Gem. Stem 3040.) mllier' • T TT Telling van 2. Het aantal der ingeleverde kaarten moet worden opgemaakt. Het verde is dus geheel in overeenstemming met de wet, indien de kaarten tijdens kaarten. ^ stemming worden genummerd of tien bij tien vereenigd gehouden, zoodat telling van het geheele aantal na afloop der stemming niet noodig is. Telling 3. Telling van de paraphen zal in de praktijk veilig achterwege kunnen paraphen. blijven, omdat, als het getal van de ingeleverde kaarten der kiezers, die aan de stemming hebben deelgenomen, overeenstemt met het aantal afgegeven stembiljetten, na aftrek van de misbruikte biljetten, en met de aanteekeningen van de beide leden van het stembureau, aangewezen in het derde hd van art. 73, het cijfer van de paraphen ook zonder optelling beschouwd zal kunnen worden aan dat getal gelijk te zijn. De uitkomsten van de tellingen worden vermeld in het proces-verbaal van de zitting van het stembureau, bedoeld in de artt. 81 en 88 der Kieswet, waarvan het model als Model VII is vastgesteld bij Kon. besluit van 12 Dec. 1917 (St.bl. 692). Afzonderlijk 4. De laatste volzin is in 1900 gewijzigd. Hij stemde overeen met het papieren, derde hd van art. 81 (oud 84) in zn'n oorspronkelijke lezing Zie aant. 2 op dat artikel. Artikelen 83 en 85. 103 5. De bekendmakingen voorgeschreven in den eersten volzin van het vermelding tweede hd moeten geconstateerd worden in het even vermelde proces- prooel vprrinnl verbaal der VerDaai. «temming. 6. Ter wille van de richtige naleving van art. 93 zal het aanbeveling Maatregelen verdienen op de verzegelde pakken den naam der gemeente en het num- roneidinT mer van het stembureau, zoo dit er een heeft, te vermelden, verzeilde pakken. Artikel 84. Onmiddellijk na de in art. 83 voorgeschreven bekendmaking en verzegeling wordt de stembus geopend. De stembiljetten worden dooreen gemengd, geteld en vergeleken met het getal kiezers, die aan de stemming hebben deelgenomen. Met afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kan het stembureau tusschen de in artikel 83 voorgeschreven verzegeling en de opening der stembus een tijdruimte laten van ten hoogste een uur, mits het stemlokaal niet verlatende en de stembus onder zijn toezicht houdende. Didien van deze bevoegdheid gebruik is gemaakt, wordt hiervan en van het voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden aanteekening gehouden in het proces-verbaal der stemming. 1. Met het getal kiezers, die aan de stemming hebben deelgenomen, Getal wordt bedoeld het aantal kiezers, dat, blijkens het aantal der op de kiezers- kiezerslijst gestelde paraphen, aan de stemming heeft deelgenomen. (Model VU. Procesverbaal stembureau artt. 81 en 88 Kieswet, vastgesteld bij Kon. besluit van 12 Dec. 1917 (St.bl. 692). 2. Het 3e en 4e hd zijn bij de jongste herziening toegevoegd. De bepa- verpoozing lingen zijn ontleend aan art. %is der Provinciale wet (art. Ubis Gemeente- Itembureau, wet). Het daar onderstelde geval, dat de verkiezing strekt ter benoeming van meer dan één persoon, zoodat eenige verpoozing voor het stembureau gewenscht kan zijn, doet zich thans bij elke verkiezing voor. 3. Niet-naleving van het tweede hd maakt de verkiezing niet onwettig "Nietomdat deze informaliteit op haar uitslag niet van invloed kan zijn. (Be- Eeftwfede11 slissing Ged. St. van Noordholland vermeld in Weekbl. Burg. Adm. 3399.) li(L Artikel 85. De voorzitter opent de stembiljetten. Hij deelt, na opening van elk biljet, den naam medé van den candidaat op wien eene stem is uitgebracht. De oudste der andere leden van het stembureau ziet het stembiljet na. De beide overige leden houden aanteekening van iedere uitgebrachte stem. 104 Artikelen 85 en 86. Beoordeeling 1. Om Vérwarring in de aahteekeningen van de uitgebrachte stemmen stembiljet te voorkomen, is het noodzakelijk, dat de voorzitter in de allereerste voorzitter, plaats nagaat, of het geopende stembiljet van waarde is. (Zie ad art. 86.) Ingeval van twijfel aan de geldigheid moet'de voorzitter, terstond na de opening van het biljet, een beslissing van het stembureau uitlokken. (Art. 86.) Zoodanige beslissing kan ook het gevolg zijn van het nazien van het stembiljet door „den oudste der andere leden" van het stembureau, indien deze controle aanleiding geeft tot twijfel aangaande de waarde van het biljet. Idem door 2. Indien overigens de uitslag der stemming juist is vastgesteld, nd. is geen reden tot nietig-verklaring gelegen in de omstandigheid, dat het oudste hd niet heeft voldaan aan het voorschrift om de biljetten na te zien. (Ged. Staten van Utrecht, Weekbl. Bond Gem. A. 693.) Vermelding 3. Volgens het model proces-verbaal van de zitting van het sternnummer van bureau (vastgesteld bij Kon. besluit van 12 Dec. 1917, (St.bl. 692), deelt waarop' de de voorzitter na opening van elk biljet mede het nummer van de lijst, voorkomt, waarop de candidaat voorkomt, op wien eene stem is uitgebracht en den naam van den candidaat. Artikel 86. Van onwaarde zijn andere stembiljetten dan die, welke volgens deze wet en de tot hare uitvoering gegeven voorschriften mogen worden gebruikt. Van onwaarde zijn voorts de stembiljetten: waarop in geen stemvak het wit stipje zwart is gemaakt; waarop de namen van andere personen dan de candidaten, of waarop andere bijvoegingen geplaatst zijn; waarop in meer dan één stemvak het wit stipje zwart is gemaakt; waarop de aanwijzing van eenen candidaat is geschied op eene andere wijze, dan is voorgeschreven bij art. 74; en de stembiljetten, die eene aanduiding van den kiezer bevatten;' of die niet voorzien zijn van den voorgeschreven stempel. !J*W"t Onder bijvoegingen worden niet begrepen punten, strepen, vlakken, nagelindrukken, vouwen, scheuren, gaten en vlekken, tenzij deze blijkbaar opzettelijk zijn aangebracht. Het stembureau beslist over de waarde van het stembiljet, terstond nadat het biljet is geopend. De voorzitter maakt de redenen van ongeldigverklaring en van twijfel en de beslissing onmiddellijk bekend. Indien een der in de zaal aanwezige kiezers dit verlangt, moét het biljet worden vertoond. Van een en ander geschiedt aanteekening in het proces-verbaal der stemming. Artikel 86. 105 1. In dit artikel zijn als gevolg van het nieuwe kiesstelsel enkele Elke Meïer redactioneele wijzigingen van geheel ondergeschikte beteekenis aanee- één bracht. In dat stelsel zal de kiezer nimmer meer dan één stem mogen * uitbrengen. Vandaar dat thans van onwaarde wordt verklaard het biljet, waarop in meer dan één stemvak het wit stipje zwart gemaakt is. Analoog aan deze uitdrukking is ook van onwaarde het büjet, waarop in geen stemvak het wit stipje zwart is gemaakt. 2. Een stembiljet moet van onwaarde worden verklaard, indien het in Het sfemuiterlyken vorm aïwijkt van de bepalingen van art. 69 of van den daarin vo&lTZL genoemden algemeenen maatregel van bestuur, doordien het bijv. op tSS. gekleurd, papier gedrukt is, een anderen dan rechthoekigen vorm heeft doorschijnend is, enz. Zie ook Weekbl. Burg. Adm. 3031. 3. Op grond van den aanhef van art. 89 (thans 86) moet een stem- Het „tembiljet, met bestemd voor de verkiezing, in welker bus het aangetroffen nfdeXrwordt, van ontaarde verklaard worden. Gem. Stem 3218—15. In ge- bw^d™ lijken zin: Weekbl. Bond Gem.-Ambt. 517. Het zal intusschen wel St" met meer voorkomen, dat voor twee verkiezingen tegelijk wordt gestemd. 4. De bepaling, volgens welke verschalende onschuldige „bijvoegingen" Bijvoegingen het stembiljet met van onwaarde maken, is in 1900 in het artikeLop- Zmmet genomen. In de M. v. T. blz. 11 werd deze aanvulling als volgt toegelicht- „De ondergeteekende meent (intusschen), dat aan de meermalen gerezen bezwaren voor een overgroot gedeelte kan worden tegemoet gekomen door in de wet een aanvulling neer te schrijven, welke de velerlei schier onoplosbare geschillen, door angstvallige interpretatie van het woord „bijvoegingen" in art. 89 (thans 86) veroorzaakt, ter zijde stelt Naar het hem toeschijnt is een opvatting, welke zich niet aan de letter der bepaling vastklampt, doch met haar ratio volkomen strookt met juistheid weergegeven in het nader verslag der commissie voor het onderzoek der geloofsbrieven ter zake van de verkiezing van een hd der Tweede Kamer in het kiesdistrict Sneek op 25 Juni 1897 (gedrukte stukken, zitting 1897-1898, 87, no. 2). De nieuw voorgestelde bepaling sluit zich bij de eindconclusie dier commissie geheel en al aan. Niet elke „bijvoeging" in formeelen objectieven zin is tevens als opzettelijk gewilde „bijvoeging" in materieelen subjectieven zin aan te merken In het nieuwe hd wordt eenerzijds de vooropgestelde bedoeling van het artikel m het oog gehouden, anderzijds met partijtrekken van de keringen der praktijk uitdrukkehjk de twijfel weggenomen, die ter zake van inderdaad onschuldige „bijvoegingen" zoude kunnen worden geopperd." Naar aanleiding van de in het V. V. 2de Kamer, blzz. 21 en 22 gemaakte opmerkingen, het de Regeering bij nota van wijziging vervalkn 106 Artikel 86. de woorden: „door overschrijding van het stemvak of op andere wijze aangebracht", alsmede de woorden: „een en ander voor zoover er geen vermoeden bestaat, dat ze zijn aangebracht tot aanduiding van den kiezer". In de M. v. A. 2de Kamer zeide de Regeering nog op blz. 32: „Met betrekking tot de bezwaren, welke alsnog werden ingebracht tegen het nu voorgedragen stelsel door hen, die zich daarmede in beginsel vereenigden, zij het volgende opgemerkt: „Dat de bepaling, zooals zij thans wordt ingekleed, een limitatief karakter heeft valt niet te ontkennen. Maar al mocht nu ook nog verzuimd zn'n de een of andere onschuldige bijvoeging te vermelden, zoo is het toch reeds een groot voordeel, dat alle onschadelijke soorten van bijvoegingen, welke tot nu toe aan het hcht zijn getreden, voortaan het stembiljet niet langer invalideeren. Door hen, die het bezwaar, in opsomming gelegen, opperden, wordt ook niet aangegeven langs welken anderen weg de gebleken moeilijkheden geheel zouden zijn op te lossen." opzetteujke 5. Door de woorden „tenzij deze blijkbaar opzettelijk zijn aangebtjvoegmgen. ^xaaht", afkomstig uit een door de Regeering overgenomen amendement der commissie van rapporteurs, staat intusschen vast, dat elke bijvoeging, hoe onschuldig zij ook schijnt, die blijkbaar opzettelijk is aangebracht, tot nietigverklaring van het biljet moet leiden. vlakken. 6. „Vlakken kunnen evenals punten en strepen door onhandig omgaan met het potlood ontstaan. Terwijl bij voorbeeld een kruisje bezwaarlijk geacht kan worden onwillekeurig op het papier te zijn geraakt, kan zonder opzet door beweging van het potlood behalve een „punt" of een „streep" ook een figuur worden aangebracht, die als „vlak" is te bestempelen. In het bijzonder bij het heen en weer krassen over het vierkant, waarin zich het witte stipje bevindt, het zoogenaamde stemvak, is het hcht mogelijk dat buiten dit vierkant een of meer kleine zwarte opper- vlakten op het papier ontstaan. Een „vlek" daarentegen ontstaat niet door het gebruik van het potlood, maar doordat het biljet met vuile vingers wordt aangeraakt." (M. v. A. 2de Kamer 1900, blz. 32). vouwen. 7. Ook vouwen, die blijkbaar opzettelijk zijn aangebracht, maken een biljet van onwaarde. Aanduiding 8. Het aanwezig zijn van een onderteekening, een paraphe of een stembiljet ander teeken maakt het biljet ongeldig. Indien een teekén niet geacht kfezeden kan worden een aanduiding van den kiezer te zijn, dan valt het onder het begrip „bijvoegingen", en maakt dus het stembiljet van onwaarde indien van opzet in het aanbrengen blijkt. Artikel 86. 107 9. De Regeering verklaarde in de M. v. A. 2de Kamer' 1896, blz. 51: voorge„Ihvulhng van vooruit gereedgemaakte, nagedrukte biljetten moet on- bwS? mogelijk zijn. Mist een biljet den stempel, zoo kan de kiezer den voorzitter daarop opmerkzaam maken." Indien ten aanzien van den stempel niet wordt nageleefd het desbetreffend voorschrift in het model van het stembiljet, behoorende bij Kon. besluit van 12 Dec. 1917 (St.bl. 692), behoeft dit niet tot gevolg te hebben, dat het biljet van onwaarde verklaard wordt. 10. Uit de bepaling van het éde hd: „Het stembureau beslist over de Beslissing waarde van het stembiljet, terstond nadat het büjet is geopend", volgt wTard? van niet, dat het stembureau in zijn geheel over ieder biljet een formeele biljet!*10" beslissing moet nemen. Slechts in geval van twijfel is een dergehjke beslissing noodzakelijk. Deze opvatting vindt steun in het vijfde lid van het artikel. 11. Terstond nadat het büjet is geopend, beslist het stembureau over De beslissing de waarde van het stembiljet. Het stembureau mag dus zijn beslissing wofien'Lnniet aanhouden tot de laatste stemmen zijn aangeteekend, maar het Behoudenmoet, alvorens verder te gaan met het openen, een beslissing nemen omtrent dat stembiljet, welks geldigheid door den voorzitter betwijfeld wordt. 12. Intusschen is bij Koninkhjk besluit van 21 Juni 1900 no. 56 Terugkomen (Gem. St. 2547; Weekbl. Burg. Adm. 2665) beslist, dat het voorschrift Msing. van het 4de hd, dat het stembureau over de waarde van het stembiljet beslist terstond nadat het is geopend, niet kan meebrengen, dat een stemming per se als ongeldig zou moeten worden beschouwd, wanneer het stembureau, op zijn eerste beshssing omtrent de waarde van sommige biljetten later terugkomend, toch geen ander dan hem, die de meerderheid der aanvankelijk geldig verklaarde biljetten op zich heeft vereenigd, als den gekozene heeft aangewezen. \ 13. Vóór de herziening van 1900 luidde het 5de hd: „De voorzitter wijziging maakt de redenen van twijfel en de beshssing onmiddellijk bekend. T*n 19°0, Van een en ander geschiedt aanteekening in het proces-verbaal". Doel der wijziging was, boven twijfel te stellen, dat, ook indien het stembureau onmiddellijk eenstemmig is ten aanzien van de ongeldigheid van een biljet, dit toch bekend gemaakt moet worden. 14. Het voorschrift nopens het vertoonen van biljetten aan de kiezers Vertoonen is in 1900 bij amendement in het artikel gebracht. Door het vervallen derblljettender aanvankelijk opgenomen woorden „aan hem" staat vast, dat de voorzitter het biljet niet uit handen geven mag. 108 Artikelen 86, 87 en 88. Aanteeke- 15. Van iedere beslissing omtrent de geldigheid van een stembiljet, dat proce? het reden tot twijfel gaf, moet aanteekening geschieden, onverschillig of het stemmirigan biljet dientengevolge van onwaarde dan wel voor geldig wordt verklaard. Artikel 87. Terstond nadat alle stembiljetten zijn geopend en de daarop uitgebrachte stemmen opgenomen, maakt de voorzitter van het stembureau ten aanzien van iedere lijst bekend zoowel het aantal der op iederen candidaat uitgebrachte stemmen als het gezamenlijk aantal uitgebrachte stemmen. vermelding In het model VII „Proces-verbaal van de zitting van het stembureau, proces- bedoeld in de artt. 81 en 88 der Kieswet", wordt voorgeschreven invulling derstemmTng ten aanzien van iedere lijst in de volgorde van de nummering der lijsten, zoowel het aantal der op iederen candidaat uitgebrachte stemmen als het gezamenlijk aantal uitgebrachte stemmen. Kon. besluit 12 Dec. 1917 (StM. 692) onder de bijlagen opgenomen. Artikel 88. Daarop worden de geopende, zoowel de geldige als de van onwaarde verklaarde stembiljetten, elke soort afzonderlijk in een verzegeld papier gesloten. De verzegeling in de artt. 81, 83 en in dit artikel voorgeschreven, wordt geregeld bij algemeenen maatregel van bestuur. Door de in het lokaal aanwezige kiezers kunnen bezwaren worden ingebracht. Vervolgens wordt aanstonds proces-verbaal opgemaakt van de gehouden stemming. Hierin worden ook de ingebrachte bezwaren vermeld. Eike soort 1. Het voorschrift, dat de geldige en de van onwaarde verklaarde afzonderlijk, g^embiljetten afzonderlijk moeten worden gehouden, heeft de strekking om een eventueele nieuwe opneming der stembiljetten, ingevolge art. 93, te vergemakkelijken. sraiting in 2. Na de wijzigingen van de artt. 84, en 86 (thans 81 en 83) in 1900, papteflm6 (zie de aantekeningen op die artikelen) had het voorschrift van het lste hd, bepalende, dat de geopende, zoowel de geldige als de van onwaarde verklaarde stembiljetten, elke soort afzonderlijk, in een verzegeld papier worden gesloten, ter wille van de eenvormigheid eveneens moeten worden gewijzigd in dien zin, dat de geldige en de van onwaarde verklaarde stembiljetten in afzonderlijke verzegelde papieren worden gesloten. In het model VII, Proces-verbaal bij art. 87 vermeld, is ten aanzien van dit punt de redactie van de artt. 81 en 83 gevolgd. A.RTLKELEN 89 EN 90. 109 Artikel 89. . Het proces-verbaal der stemming wordt door alle leden van het stembureau geteekend. Het wordt met de verzegelde pakken, in de artt. 83 en 88 bedoeld, door het jongste lid van het stembureau onverwijld naar den voorzitter van het hoofdstembureau overgebracht. 1. Het voorschrift van dit artikel brengt mede, dat het proces-verbaal onderteekeder stemming alleen geteekend wordt door degenen, die op het oogenblik, profeI-an het waarop het opgemaakt wordt, als hd van het stembureau fungeeren. verbaaJ- 2. Blijkens het uitdrukkelijk voorschrift van artikel 57 der wet, is Beteekems ook de voorzitter lid van het stembureau. van »leden" De praktijk heeft intusschen, naar wij meenen, wel algemeen de opvatting aanvaard, dat in dit artikel met „jongste hd" niet de voorzitter bedoeld kan zijn. 3. Het jongste \lid mag zijn taak niet aan een ander overdragen. Taak van Overbrenging der stukken door een ander zou intusschen op zichzelf ut3ongste geen grond opleveren tot nietigverklaring van de stemming. 4. De kosten, aan het overbrengen verbonden, komen ten laste van Kosten der de gemeente. overbrenging. 5. De Regeering heeft in 1896 verschil gemaakt tusschen „onverwijld" Beteekenis en „onnnddelhjk". Aan „onverwijld" in dit artikel mag men de be- IZerwijid». teekenis toekennen van „zoo spoedig mogelijk". 6. De woorden, na „stembureau": „zoo dit niet is het hoofdstembureau „0vervan het kiesdistrict" konden niet gehandhaafd blijven. Het is echter fej£fr" niet steeds buitengesloten, dat het hoofdstembureau tevens stembureau bodig zönis. (Zie art. 34.) Men had kunnen volstaan met het doen vervallen van de woorden „van het kiesdistrict". Artikel 90. Het stembureau deelt binnen twee dagen na den dag der stemming aan den burgemeester mede de namen van de kiezers binnen zijn ressort die zich niet hebben aangemeld overeenkomstig art. 71, tweede lid. 1. Zie de aanteekeningen 3—6 ad art. 71. Verband 2. Hoe het stembureau zich zal kwijten van de in dit artikel vermelde wazeTan" taak kan de wet veilig aan dit bureau zelf overlaten. De eenvoudigste ultvoerm«wgze van handelen schgnt wel deze, dat op een tweedé kiezerslijst de 110 Artikelen 90 en 91. namen van de kiezers die zich aanmelden, worden doorgestreept en die hjst dan met een toelichtend schrijven aan den burgemeester worde gezonden. (Nota naar aanleiding van het Verslag der Tweede Kamer, tweede lezing Grondwetsherziening, gedrukte stukken. Zitting 1917, 180.) Artikel 91. Het hoofdstembureau houdt den volgenden dag des namiddags te twee uren eene zitting. Is te voorzien, dat de processen-verbaal alsdan nog niet alle naar den §lpVt' zetel van het hoofdstembureau kunnen zijn overgebracht, dan wordt de zitting door Onzen Commissaris in de provincie bij een met redenen omkleed besluit uiterlijk tot den derden op den dag der stemming volgenden dag op door hem te bepalen uur verdaagd. Bij de verkiezing van de leden van den raad wordt in de gemeenten welke slechts één stemdistrict bevatten en in die, door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, na ingewonnen advies der Gedeputeerde Staten, aangewezen, de zitting gehouden onmiddellijk na afloop van de werkzaamheid, bedoeld in artikel 89, eerste zinsnede. De artikelen 79, eerste en tweede hd, en 80 zijn van toepassing. Termijnen in 1. Dit artikel is bij de jongste herziening aldus vastgesteld. In verband tweede . me^. ^ uftgeg^rektheid van de kieskringen is voor de zitting van het \ hoofdstembureau een later uur aangewezen en de termijn van het tweede hd verlengd met één dag. (Memorie van Toelichting.) oorepronke- .2. De bepaling der zitting van het hoofdstembureau op den dag na zitting op den de stemming geschiedde oorspronkelijk ter voorkoming van moeilijkvolgenden heden; men vreesde, dat het bekend worden van den uitslag op dien dag zeiven een verkeerde of gevaarlijke uitwerking zou hebben op het misschien in opgewonden toestand verkeerend pubhek. Reden van 3. De reden der handhaving van het voorschrift, nu de uitslag der vaS^etT1118 verkiezing eerst later, door het centraal stembureau, wordt vastgesteld, 1 voorschrift. moe^ uitsluitend gezocht worden in de omstandigheid, dat, bij de grootte der kieskringen, het veelal onmogelijk zal zgn, dat alle processen-verbaal nog op den dag der stemming het hoofdstembureau bereiken. uitzondering 4- Het derde lid, in 1900, ter voorkoming van klachten over geheel derde lid. onnoodig hernieuwde bijeenkomst van hoofdstembureaux op den dag na de stemming opgenomen, is thans in zijn werking wel zeer beperkt. Artikelen 91 en 92. 111 6. Is de volgende dag een Zondag of algemeen erkende Christelijke De „volgend feestdag, dan treedt ingevolge art. 154 de eerstvolgende dag, geen Zondag daf'ofaigeof algemeen erkende Christehjke feestdag zijnde, daarvoor in de plaats. cSe™ feestdag. 6. Onder „dag der stemming" in het tweede hd, moet, ookingevalvan Dag der schorsing ingevolge art. 81, de voor de stemming bepaalde dag worden stemmü,a' de zetels vervult waarop haar aantal stemmen haar recht geeft, is reeds een afwnking van de evenredige verdeeling. Deze afwijking wordt nog grooter, indien een andere partij die zetels verwerft boven het aantal waarop haar aantal stemmen haar recht geeft. Maar het open laten van plaatsen bij algemeene verkiezing ware, althans voor de Tweede Kamer, niet in overeenstemming met de Grondwet, die het aantal leden van dat hchaam vaststelt op honderd. Indien de hjst met het tekort aan candidaten is verbonden met slechts één andere lijst, gaan de overblijvende zetels daarop over. Is zij verbonden met meerdere lijsten, of in het geheel niet verbonden, dan moet worden vastgesteld aan welke hjst, of, zijn er meer zetels over, aan welke hjsten de zetel of zetels overgaan. (M. v. T., blz. 18.) Dit geschiedt door de verdeeling der plaatsen over de lijstengroepen en (of) niet-verbonden lijsten voort te zetten tot alle zetels zijn toegewezen Geldt het een verbonden hjst, dan wordt binnen de groep bepaald aan welke hjst de vrijkomende zetel(s) zal (zullen) worden toegewezen. Betreft het een niet-verbonden hjst, dan wordt allereerst bepaald aan welke groep of aan welke afzonderlijke lijst de zetel(s) zal (zullen) worden toebedeeld. Daarna wordt dan c. q. binnen de groep de hjst aangewezen, waarvan een candidaat méér verkozen kan worden verklaard. Artikel 102. Ter vervulling van de aan iedere hjst toegekende plaatsen zijn gekozen de candidaten der hjst, die het aantal stemmen hebben verkregen gelijk aan den kiesdeeler, die is gebezigd tot toekeiining van de plaatsen aan die lijst. 120 Artikel, 102. Ter bepaling van het aantal stemmen door ieder van op eene lijst geplaatste eandidaten verkregen, worden de stemmen, die boven het aan den kiesdeeler gelijk aantal op een candidaat der lijst zijn uitgebracht, overgedragen op de candidaten dier lijst op wie een aantal stemmen kleiner dan de kiesdeeler, of geen stem, is uitgebracht, in dier voege dat, voor zoover het aantal over te dragen stemmen dit toelaat, aan ieder van deze candidaten, in de volgorde waarin zij op de lijst voorkomen, zoovele van deze stemmen worden toegekend als het aantal der op hem uitgebrachte stemmen minder bedraagt dan de kiesdeeler. Aanwijzing 1. Door de Staatscommissie werd er op gewezen, dat de regeling der candidaten. aanwijzing van de op de onderscheidene lijsten gekozen candidaten wellicht het moeilijkste deel is van het vraagstuk der evenredige vertegenwoordiging. Een regeling, waarbij aan den wil van den kiezer, niet slechts wat zijn voorkeur voor een partij, maar ook wat zijn voorkeur voor de afzonderlijke vertegenwoordigers dier partij aangaat, volkomen recht zou worden gedaan, zou praktisch onuitvoerbaar zijn, omdat den kiezer de verphchting zou moeten worden opgelegd om alle candidaten van een hjst in de volgorde van zijn voorkeur te nummeren. Daartegenover zou bij een stelsel, waarbij de kiezer'uitsluitend op een lijst stemde, de aanwijzing der gekozenen hggen in handen van hen, die de candidatenlijsten opmaakten, dat is in handen van de partijbesturen. Tusschen deze beide uitersten moest een keus worden gedaan. De Staatscommissie was eenparig van oordeel, dat een regeling moest worden gekozen, waarbij de kiezer slechts den door hem in de allereerste plaats gekozen candidaat behoeft aan te wn'zen, terwijl de stemmen'die een candidaat meer ontvangt, dan noodig is om verkozen te worden, volgens vaste regelen op andere candidaten overgaan. Dit stelsel is eenvoudig-en sluit zich aan bij de geldende wijze van stemmen. Omtrent de uitwerking van het beginsel bestond in de commissie strijd. De oplossing van de meerderheid, die wet geworden is, laat den. kiezer slechts één stem uitbrengen. Door de keuze van een candidaat wijst hij tevens de partij zijner voorkeur aan. De overdracht van stemmen geschiedt daarna aldus, dat de overtollige stemmen strekken tot verkiezing van de candidaten, die het kiesquotient niet hebben bereikt, naar de rangorde, die zij op de lijst innemen. (Verslag Afd. I, Hoofdst. I, § 4-) volgorde 2. Elke stem, uitgebracht op een candidaat boven het kiesquotient cSdaten. steunt die volgorde (d. i. de volgorde der candidaten op de hjst). Bovendien blijft de partij in de gelegenheid haar wachtwoord uit te geven, waaraan, zooals de ondervmding overal leert, hét gros van de kiezers zich stipt houdt. Zij zal haar geestverwanten raden de volgorde Artikel 102. 121 van de candidaten, zooals zij die opstelde, te aanvaarden door haar eersten candidaat te stemmen. De in volgorde lager geplaatste candidaat, die uit persoonlijke eerzucht propaganda mocht willen maken voor eigen zaak, moet dus . . . . . ingaan tegen den uitdrukkehjk verklaarden wil zijner partij." (Verslag Staatscommissie, § 4 alsvoren, blz. 29, 30.) 3. Gekozen is ieder candidaat, die een aantal stemmen heeft verkregen Overdracht gelijk aan den kiesdeeler, onverscliilhg of hij deze stemmen, doordat 8temmenzij op hem persoonlijk zijn uitgebracht,, rechtstreeks heeft verkregen, dan of zij hem zijn toegewezen door overdracht overeenkomstig het tweede hd. Geen enkel candidaat verkrijgt dus in dit stelsel meer stemmen dan de kiesdeeler. Want de stemmen boven dit aantal op hem uitgebracht tellen niet voor hem, maar worden overgedragen op een anderen can- . didaat. (M. v. T. blz. 18.) ; 4. Uit het eerste hd van dit artikel blijkt, dat voor de "aanwijzing Kiesdeeler. der candidaten, die op een lijst gekozen zijn, in aanmerking komt de kiesdeeler, die is gebezigd tot toekerming van de plaatsen aan de hjst. De wet moet uitdrukkehjk bepalen, welke kiesdeeler hiervoor in aanmerking komt, omdat bij één verkiezing verschillende kiesdeelers worden gebezigd, de een strekkende om alle zetels te verdoelen over de lijstengroepen en de niet-verbonden hjsten, en daarnaast, voor elke lijstengroep, een andere kiesdeeler om te geraken tot de verdeeling van de aan eene groep toegekende zetels over de hjsten, waaruit zij bestaat. Is eene hjst niet verbonden, dan zal, krachtens de bepaling van dit artikel, de eerste kiesdeeler voor de aanwijzing der candidaten, die op de lijst zijn gekozen, in aanmerking komen. Is eene hjst met andere tot eene groep verbonden, dan zal daarentegen gebezigd moeten worden de kiesdeeler, die gediend heeft voor de verdeeling van de aan die groep toegekende zetels over de hjsten, waaruit zij bestaat. (M. v. T. blz. 19.) 5. De Memorie van Toehchting gaf het volgende voorbeeld van over- voorbeeld dracht van stemmen (blz 19) v overdracht \" ^* *v* stemmen. Aan een hjst zijn vier candidaten toegewezen; de kiesdeeler bedraagt 475. ë Uitgebrachte stemmen: J. van der Horst g00 M. Meys ^ 600 G. van Loon 125 * C. de Lange -/g P- Ko°y 250 J. de Vries jgO 122 Artikelen 102 en 103. Op de eerste twee candidaten der lijst is een aantal stemmen uitgebracht boven den kiesdeeler en wel: op van der Horst 800 — 475 = 325 op Meys 600 — 475 = 125 450 De 450 stemmen, die overtollig zijn voor de verkiezing van de candidaten, op wie zij zijn uitgebracht, moeten dus op andere candidaten van de lijst worden overgedragen in de volgorde, waarin deze op de lijst zijn geplaatst. Deze stemmen strekken dus in de eerste plaats om de verkiezing te verzekeren van den op de, hjst het eerst voorkomenden candidaat, die nog niet den kiesdeeler heeft bereikt, dus van den derden candidaat, van Loon. Het aantal stemmen op hem uitgebracht bedraagt 125, dat is 350 minder dan de kiesdeeler. Hem worden daarom, van de voor overdracht beschikbare 450 stemmen, toegekend 350 stemmen, zoodat ook hij den kiesdeeler bereikt. Er blijven nu nog over 100 overdraagbare stemmen. Deze komen alle aan den volgenden candidaat, de Lange, op wien slechts 75 stemmen zijn uitgebracht en die dus, ook met de op hem overgedragen stemmen, den kiesdeeler niet bereikt. Nadat'de overdracht heeft plaats gehad, heeft ieder der candidaten het volgende aantal stemmen verkregen: van der Horst 475 (800 — 325) Meys . . 475 (600 — 125) van Loon 475 (125 + 350) de Lange 175 (75 + 100) Kooy 250 de Vries 150 Gekozen zijn in de eerste plaats de drie candidaten die den kiesdeeler hebben bereikt. Aan de Lijst zijn echter toegekend vier zetels. De vierde zetel komt ingevolge artikel 103, eerste hd, toe aan hem van de candidaten, die na de drie reeds gekozenen de meeste stemmen heeft verkregen. In het gegeven voorbeeld dus de candidaat Kooy, die 250 stemmen heeft verkregen. Beteekenis 6. Zie over de beteekenis der stemmenoverdracht aanteekening 4 stemmen- overdracht. op artikel 103. Artikel 103. Hebben minder candidaten eener lijst dan plaatsen aan die lijst zijn toegekend het aantal stemmen gelijk aan den kiesdeeler verkregen, dan zijn, ter vervulling van de overblijvende plaatsen, diegenen van de overige candidaten der lijst gekozen die de meeste stemmen hebben verkregen. Heeft geen enkele candidaat eener lijst het aantal stemmen gelijk aan den kiesdeeler verkregen, dan zijn, ter veivulling van de aan die lijst Artikel 103. 123 toegekende plaatsen, diegenen van de candidaten der lijst gekozen die de meeste stemmen hebben verkregen. Voor zoover candidaten geene ol een gelijk aantal stemmen hebben verkregen, beslist de volgorde der lijst. Indien dezelfde candidaat op meer dan ééne lijst het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn heeft verkregen, geldt hij als gekozen op de lijst die het lot aanwijst, en wordt voor de toepassing van dit artikel en van artikel 102, eerste Hd, zijn naam op de andere lijsten buiten | rekening gelaten. De naam van den candidaat die hierdoor op een Hjst het aantal stemmen, vereischt om gekozen te zijn, verkrijgt, wordt op die lijst, voor de toepassing van dit artikel en van artikel 102, eerste hd, eveneens buiten rekening gelaten, indien die candidaat op een andere i lijst dat aantal stemmen reeds verkregen had. 1. In het oorspronkelijke Regeeringsvoorstel miste artikel 103 het Redactie, tegenwoordige! tweede hd en den laatsten volzin van het vierde lid, terwijl tusschen het tegenwoordige 3e en 4e hd nog een zinsnede voorkwam, luidende: „Hebben meer candidaten eener hjst dan plaatsen aan die hjst zijn toegekend het aantal stemmen gehjk aan den kiesdeeler verkregen, dan beslist de volgorde der hjst wie van hen gekozen zal zijn." Bij de Memorie van Antwoord werd, ter voorkoming van misverstand, het oorspronkehjk voorgedragen eerste hd in drieën gesphtst, waardoor de tegenwoordige redactie ontstond; het voorgedragen vierde hd werd door de Regeering bij nadere nota van wijziging (ingezonden 29 Nov. 1916) geschrapt; de toevoeging aan het laatste hd is een door de Regeering overgenomen amendement der Commissie van Rapporteurs. I (Hand. 2e K., blz. 760.) 2. Voor een juist begrip van het laatste hd moet in het oog gehouden Beteekenis worden, dat de toepassing daarvan eerst plaats vindt, nadat bepaald laatste lidis, hoeveel candidaten aan elke hjst worden toegekend'en nadat binnen de grenzen van iedere hjst de overdracht van stemmen, bedoeld in artikel 102, heeft plaats gehad. Indien derhalve de toestand is ontstaan, vermeld in het slot van het bij dat artikel opgenomen voorbeeld, d$b, na overdracht, Ivan der Horst heeft 475 stemmen Meys „ 475 van Loon „ 475 de Lange „ 175 Ko°y „ 250 de Vries „150 „ , en alsdan blijkt, dat b.v. Meys ook op een andere lijst het aantal stemmen, vereischt om . gekozen te 124 Artikel 103. worden (den kiesdeeler) heeft bereikt, dan wordt geloot, van welke hjst zijn naam geschrapt wordt. Is dit deze hjst, dan is het gevolg, dat naast de straks genoemde candidaten ook nog de Lange, omdat hij na Kooy de meeste stemmen heeft, als gekozen wordt aangewezen. Had nu echter de Lange reeds op een andere hjst den kiesdeeler bereikt, dan wordt hij op de hierbedoelde hjst buiten beschouwing gelaten en is dus de Vries gekozen. verdere 3. Het amendement om den laatsten volzin toe te voegen werd door ° m8' den Voorzitter der Commissie van Rapporteurs, den heer Rink, als volgt toegelicht: „Tot dusverre het artikel, zooals het door de Regeering is voorgesteld. Maar het geval is daarmede niet uitgeput. Nu beoogt het amendement van de Commissie van Rapporteurs de gevolgen van die loting, waarover ik zoo even sprak, nader onder het oog te zien en te regelen. Immers, men gevoelt dadehjk: door die loting, waardoor de candidaat X aangewezen wordt gekozen te zijn op de hjst A, komt op de hjst B, waaraan te voren reeds een plaats was toegekend, een zetel open en moet dus een andere candidaat, die ook op die hjst voorkwam, nu voor gekozen worden verklaard. Laten wij dien candidaat Y noemen. Maar wat kan zich nu voordoen? Op een derde hjst, hjst C, bhjkt dezelfde candidaat Y ook reeds gekozen te zijn. Quaeritur: wat moet nu geschieden? Volgens het bestaande artikel, laatste hd, x) zal nu weder geloot moeten worden tusschen de hjsten B en C, maar tengevolge van die loting kan er weder een plaats open komen. Op een van de lijsten B en C moet dan een volgende candidaat, candidaat Z, gekozen verklaard worden, die echter bhjkt op een andere hjst reeds gekozen te zijn. Weder een loting! Zoo kan — het is uitgerekend — ten gevolge van die eerste loting een zeer lange serie van voortgezette lotingen noodzakehjk worden, waarvan geen enkele .partij en geen enkele candidaat nut heeft en die toch het depouillement in hooge mate bemoeilijkt en misschien tot verwarring aanleiding kan geven. Nu beoogt het amendement van de Commissie van Rapporteurs die- j zaak op eenvoudige wijze te regelen . . . ." Overdracht 4. Uit de aanteekeningen 2 en 3 volgt, dat — behoudens het zeld- 1 van^ emmen zame gevaj} door ae^ afVallen van candidaten een hjst minder namen uitgttoTcht. bevatten zou, dan er zetels aan waren toegewezen — de toepassing van buiten reke- het laatste hd nooit tengevolge kan hebben, dat' aan een hjst minder 1 geuften!,rdt candidaten worden toegewezen, dan waarop zij anders recht zou hebben, j 1) Dit is dus het artikel vóór dat de tegenwoordige laatste volzin aan het laatste lid was toegevoegd. Artikel 103. 125 De op de lijst geplaatste candidaten komen achtereenvolgens in aanmerking in de eenmaal overeenkomstig artikel 102 vastgestelde volgorde. Een verworpen (Hand. blz. 762) amendement van den heer Bongaerts beoogde hierin verandering te brengen. In zijn laatste redactie (Hand. blz. 761) luidde dit: „Aan den eersten volzin van het laatste hd worden toegevoegd de woorden: „De stemmen, welke de candidaat op deze hjsten heeft verkregen, „worden dan toegekend aan de andere candidaten in de volgorde volgens „de in art. 98/ (102), tweede hd, geregelde overdracht van stemmen". Het amendement werd door den Voorzitter der Commissie van Rapporteurs bestreden, o.a. met de volgende woorden (Hand. 2de Kamer blz. 760): „Bij dit wetsontwerp wordt nu voor het eerst ingevoerd het „instituut van overdracht van stemmen. Wij kenden dat tot dusverre „niet. In verschülende bepalingen wordt dat instituut geregeld en omschreven als^te zijn het overgaan van stemmen, die de gekozene niet „noodig had7 om gekozen te worden, de overtollige stemmen, de stem„men op den candidaat uitgebracht boven den kiesdeeler. Van die stem„men, maar ook daarvan alleen, is overdracht, naar de beginselen van „het wetsontwerp, mogelijk. „Nu gaat de geachte afgevaardigde, met behoud van hetzelfde woord, „daaraan een geheel ander begrip vastknoopen, en wil nu mogelijk „maken het overdragen van stemmen, niet van die, welke boven den „kiesdeeler verkregen zijn, maar van de stemmen, die hem den kiesdeeler hebben doen bereiken en dus medegewerkt hebben om hem „tot aan de loting te brengen, die hem tot gekozene zou kunnen maken. „Dit geeft aan de overdracht van stemmen een beteekenis, die in „strijd is met het systeem van het wetsontwerp. „De stemmen, die op den candidaat zijn uitgebracht tot aan den „kiesdeeler —- want daarover alleen spreekt hij — hebben hun effect „reeds gehad, hebben hun taak reeds vervuld, hebben gemaakt, dat „candidaat A in loting kwam met candidaat B en in aanmerking kwam „om gekozen te worden. Aan diezelfde stemmen kan nu niet een tweede „functie worden toegekend: zij hebben, zooals ik gezegd heb, hun effect I „reeds gehad." 5. „De stem van den kiezer heeft, men gevoelt het, alzoo een drie- Beteekenis dubbele beteekenis onder het voorstel der Regeering. der stemmen. In de eerste plaats zal zijn stem beteekenen een stem voor zijn partij. Die beteekenis heeft zijn stem onder aUe omstandigheden. Al brengt hij zijn stem uit op een candidaat, die misschien niet meer dan 20 stemmen krijgt, voor de partij heeft zijn stem precies dezelfde waardè als elke andere stem. Hij verhoogt het aantal stemmen, dat de partij in het 126 Artikelen 103, 104, 105 en 106. geheel verkrijgt. Daardoor bepaalt hij mede het aantal zetels waarop die partij aanspraak heeft. In de tweede plaats beteekerit zijn stem een stem voor den bepaalden candidaat aan wien hg zijn voorkeur geeft en voor wiens naam hij het stemvakje zwart heeft gemaakt. In de derde plaats beteekent zijn stem een subsidiaire stem voor alle andere candidaten van de hjst en in de volgorde van de lijst, n.1. voor het geval dat zijn stem niet meer noodig is om- den man van zijn voorkeur te doen verkiezen." (Rede van den heer Rink, Hand. 2de Kamer blz. 739.) Artikel 104. Het centraal stembureau rangschikt ten aanzien van iedere lijst de daarop voorkomende, niet gekozen, candidaten in de volgorde van het door ieder van hen verkregen aantal stemmen of, voorzoover zij geene of een gelijk aantal stemmen hebben verkregen, in de volgorde van de lijst. Bij de toepassing van het eerste lid worden buiten rekening gelaten de namen van candidaten, die op eene andere lijst zijn gekozen. Rangschik- Deze volgorde wijst den candidaat aan, die de opengevallen plaats e^idaten0 zal innemen, als een van de gekozen candidaten van de lijst zijn berentriaf noeming niet aanneemt, niet wordt toegelaten op grond dat hij de verstembureau. eigcnten voor neb lidmaatschap mist, of tusschentijds uitvalt. (M. v. T. blz. 20.) Artikel 106. Is bij de vaststelling van den uitslag der verkiezing een candidaat I overleden, dan wordt voor de toepassing der artikelen 102, eerste lid, 103 en 104 zijn naam buiten rekening gelaten. overleden Zonder dit voorschrift zou het centraal stembureau den overoandidaten. le(1ene gekozen moeten verklaren en eerst na het verstrijken van den termijn binnen welken de benoeming moet zijn aanvaard, een ander in diens plaats kunnen stellen. Het tweede hd van art. 98/ (102) is niet van toepassing verklaard omdat de daarin geregelde overdracht van stemmen moet plaats vinden ook als het een overleden candidaat geldt. (M. v. T. blz. 20). Artikel 106. De voorzitter van het centraal stembureau maakt, in de bij artikel 96 voorgeschreven zitting, bekend: den Uitslag der verkiezing; de volgorde vermeld in artikel 104; het stemcijfer van iedere lijstengroep en van iedere lijst; het aantal stemmen op ieder van de op iedere lijst geplaatste Artikelen 105, 106, 107, 108 en 109. 127 candidaten uitgebracht, en de getallen, die bij de toepassing van de artikelen 98 en 100, tweede lid, als kiesdeeler zijn gebezigd, De artikelen 79, eerste en tweede lid, 80 en 92, derde en vierde lid, zijn van toepassing. Met den uitslag der verkiezing worden openbaar gemaakt de gegevens, ^«^J*"' waaraan kan worden getoetst of de uitslag juist is vastgesteld. verwring en gegevens Artikel 107. stembureau. De vorm en de inrichting der, ingevolge de artikelen 81, 88, 92, 106, 129, 135, 136 en 140 op te maken, processen-verbaal worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Zie de modellen VII, VIII, IX, X, X A, XI, XII, XIII en XIV vastgesteld bij het Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (St.bl. 692) onder de^bijlagen afgedrukt. Artikel 108. De voorzitter van het centraal stembureau zendt onverwijld een afschrift van het proces-verbaal der zitting aan de voorzitters der hoofdstembureaux in de verschillende kieskringen. De voorzitters der hoofdstembureaux worden met den uitslag der Mededeeiing l uitslag ver¬ verkiezing in kennis gesteld, opdat zij de verphchting kunnen nakomen jj^Jjw «fn voor hen voortvloeiende uit art. 127, le hd. stembureaux. Artikel 109. Het proces-verbaal der zitting van het centraal stembureau voor de verkiezing van "de leden der Tweede Kamer wordt terstond openbaar gemaakt door plaatsing in de Staatscourant. Het blijft berusten onder den voorzitter. In art. 12 van het Kon. besluit van 12 December 1917 (St.bl. 691) Archief . _ centraal zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van het archief van het centraal stembureau, stembureau, bedoeld in art. 32. 128 Artikelen 110 en 111. TWEEDE AFDEELING. Van de benoeming van afgevaardigden ter Eerste en Tweede Kamer der StatenGeneraal en van hunne aftreding. § 1. Van de afgevaardigden ter Eerste Kamer. Artikel 110. Leden der Eerste Kamer kunnen alleen zijn Nederlanders^ of door de wet als Nederlandsche onderdanen erkenden, die niet krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zijn, en den ouderdom van dertig jaren vervuld hebben. verkiesbaar- Krachtens het gewijzigd art. 90 der Grondwet is het passief kiesEerete18 1 recht voor de Eerste Kamer thans hetzelfde als voor de Tweede Kamer. Kamer. Artikel 111. De leden der Eerste Kamer worden op de door de Provinciale Wet bepaalde wijze gekozen door de Provinciale Staten in de volgende verhouding: vvf» Noordbrabant 6 Gelderland 6 Zuidholland 10 Noordholland 9 Zeeland 2 Utrecht 2 Friesland 4 Overijssel 3 Groningen 3 Drenthe 2 Limburg • 3 / 50 Beperking 1. Het gewijzigd artikel 82 der Grondwet bindt den gewonen wetgever kwenen in de regeling der wijze van verkiezing van leden der Eerste Kamer wetgever. verder, dan dat het verkiezing door de Staten der provinciën voor- i Artikelen lil, 112, 113 en 114. 2. Overeenkomstig de haar verstrekte opdracht had de Staats- Voorstel commissie» ook voor de Eerste Kamer een stelsel van evenredig kiesrecht commissie, ontworpen. (De Provinciale Staten, ofschoon afzonderhjk vergaderend, zouden één kiescollege vormen.) De Regeering nam deze voorstellen niet over; zij was van oordeel, dat de verkiezing van de leden der Eerste Kamer langs den weg van evenredige vertegenwoordiging te veel twistpunten zou oproepen. (M. v. T., blz. 6.) 3. Door den heer Van Groenendael was een amendement voorgesteld, < Amendement dat aanvankelijk beoogde zoowel wn'ziging van de tabel uit dit artikel Groenendael. als de herziening daarvan na elke tienjarige volkstelhng voor te schrijven. Na bestrijding door den Minister van Binnenlandsche Zaken en den Voorzitter der Oommissie van rapporteurs heeft de voorsteller eerst het laatste gedeelte daarvan, vervolgens zijn geheele amendement ingetrokken./(Hand. Tweede Kamer, blz. 764.) Artikel 112. De gewone tijd te hunner verkiezing is de tweede Dinsdag der maand Juli. Alsdan wordt voorzien in de vervulling van de plaatsen der leden, die met den volgenden derden Dinsdag van September naar den rooster moeten aftreden. Artikel 113. De verkiezing ter vervulling der plaatsen, die door ontslag, overlijden of om eene andere reden openvallen, geschiedt binnen dertig dagen na dat openvallen. In geval van ontbinding der Eerste Kamer, geschiedt de verkiezing van de leden der Eerste Kamer binnen veertig dagen na de dagteekening van het besluit tot ontbinding. Het artikel interpreteert het tweede hd van art. 73 der Grondwet in Tweede lid. dien zin, dat de aldaar genoemde termijn van 40 dagen geacht wordt in te gaan met den dag volgende op de dagteekening van het besluit tot ontbm(ling. De termijn hangt aldus niet samen met het tijdstip van de ontbmding zelve. (Vgl. het Kon. besluit van 19 Mei 1917 (8t.bl. no402) waarbij de beide Kamers der Staten-Generaal ontbonden werden ter voldoening aan art. 195 der Grondwet.) Artikel 114. Gedeputeerde Staten zenden ten spoedigste aan den benoemde een door den voorzitter en den griffier te teekenen uittreksel uit de notulen der Staten-vergadering, waarin hij is benoemd. Kiesw. 9 129 130 Artikel 114, 115, 116, 117 en 118. Dit uittreksel vermeldt het getal der bij de stemming tegenwoordige leden van de Staten, dat der op den benoemde uitgebrachte stommen, en de omstandigheden, die op de geldigheid der stemmen van invloed geweest zijn. Het strekt den benoemde tot geloolsbriel. Artikel 115. De benoemde geeft, bij het bekomen van het uittreksel, een bewijs van ontvangst daarvan af en geeft binnen drie weken na de dagteekening van dat bewijs, kennis aan de Gedeputeerde Staten, of hij de benoeming aanneemt. . , Hij wordt, laat hij dien tijd zonder kennisgeving voorbijgaan, geacht de benoeming niet aan te nemen. Artikel 116. Die in meer dan ééne provincie is benoemd, verklaart aan de Gedeputeerde Staten dier provinciën, binnen den in het vorig artikel gestelden termijn, welke benoeming hij aanneemt. Hij wordt, laat hij dien tijd zonder verklaring voorbijgaan, geacht geene der op hem uitgebrachte benoemingen aan te nemen. Artikel 117. Binnen veertien dagen nadat Gedeputeerde Staten kennis hebben bekomen, dat een benoemde de benoeming niet aanneemt, of nadat de m de artt. 116 en 116 bepaalde tijd verstreken is, doen de Provinciale Staten eene nieuwe keuze. Artikel 118. De tot lid der Eerste Kamer benoemde legt, nevens zijn geloofsbrief, aan de Kamer over een uittreksel uit de geboorteregisters, bij gemis daarvan, eene akte van bekendheid, waaruit tijd en plaats zijner geboorte blijken, en eene door hem zeiven af te geven verklaring, vermeldende alle openbare betrekkingen die hij bekleedt. ZeKei 1. De geboorte-akte is vrij van zegel krachtens art. 32, 1ste lid, 4»., der Zegelwet; de verklaring nopens bekleede openbare betrekkingen is f ^ reèdsvrij van zegel, omdat zij niet valt onder de omschrijving van eenige groep van stukken, die aan zegelrecht onderworpen is. machtne- 2. Het tweede hd voorkomt dat een benoemde, door het mzenden SrSin van-den geloofsbrief na te laten, het in zijne macht zou hebben de eerste Ud. vacature naar believen te doen voortduren. Artikelen 119, 120, 121 en 122. 131 Artikel 119. De geloofsbrief moet door den benoemde, binnen vier maanden na zijne dagteekening, bij de Kamer worden ingezonden. De griffier der Kamer doet aan den Minister van Binnenlandsche Zaken mededeeling der ingekomen geloofsbrieven. Is de geloofsbrief niet binnen den in de vorige zinsnede bepaalden termijn ingezonden, dan wordt de plaats geacht opnieuw te zijn opengevallen. Het woord „benoemde" is bij de wijzigingswet van 1900 in de plaats „Benoemde**, gekomen van „gekozene" ter wille van de eenheid van terminologie. Het zou consequent geweest zijn, als men in de artt. 112 en 113 het woord „verkiezing" door „benoeming" had vervangen. Artikel 120. De leden der Eerste Kamer kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan de Kamer, die het ter kennis brengt van den Minister van Binnenlandsche Zaken, of, zoo de zitting der Kanier gesloten is, aan dien Minister. Artikel 121. Wanneer een lid der Eerste Kamer ophoudt Nederlander te zijn of krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over zijne goederen heeft verloren of van de verkiesbaarheid ontzet is, houdt hij op lid te zijn. De nieuwe verkiezing geschiedt alsdan binnen dertig dagen na den dag, waarop de Minister van Binnenlandsche Zaken kennis van het feit heeft bekomen. De wijziging van het artikel houdt verband met die van artikel 110. verfieu Men heeft verzuimd te voorzien in het geval van verhes van het Neder- Sndsch landsch onderdaanschap. 0chapdaan" § 2. Van de afgevaardigden Ier Tweede Kamer. Artikel 122. Leden der Tweede Kamer kunnen alleen zijn Nederlanders, of door de wet als Nederlandsche onderdanen erkenden, die niet krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zijn en den ouderdom van dertig jaren vervuld hebben. De redactie van dit artikel stemt overeen met die van artikel 110. Redactie. 132 Arttkelen 123. 124, 125. 126 en 127. Artikel 123. De leden der Tweede Kamer worden gekozen door hen die op de lijst van kiezers voor deze Kamer zijn gebracht. Artikel 124. De gewone tijd ter candidaatstelling voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer is de voorlaatste Dinsdag der maand Mei. Alsdan worden candidaten gesteld ter vervulling van de plaatsen der leden, die met den volgenden derden Dinsdag van September moeten aftreden. Tijd ter Als gevolg van het voorafgaand onderzoek der hjsten van candidaten ZdnSTta en den termijn voor het uitbrengen van de verklaring tot verbinding vervroegd. der ]i^sben tot groepen, zal de verkiezing langer duren dan onder de ongewijzigde Kieswet het geval was. Om te voorkomen, dat de stemming zou vaUen midden in den zomer en dus op een tijdstip, dat velen afwezig zijn, is de candidaatstelling eènige weken vervroegd. Artikel 125. In geval van ontbinding der Tweede Kamer geschiedt de candidaatstelling voor de verkiezing van de leden der nieuwe Kamer binnen veertig dagen na de dagteekening van het besluit tot ontbinding. candidaat- De gewijzigde Kieswet kent geen tusschentijdsche verkiezingen meer. dtverkieTiSg Het eerste hd van het vroegere art. 130 is daarom vervallen. o^tb1ndUan De voorziening in tusschentijdsche vacatures is geregeld in artikel 140. Tweede Vgl. overigens de aanteekening op art. 113. Kamer. Artikel 126. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken bepaalt vóór elke verkiezing van de leden der Tweede Kamer den dag waarop de stemming, zal geschieden. De stemming geschiedt in alle kieskringen en in alle stemdistricten op denzelfden dag. Bepaling Krachtens artikel 73 der Grondwet zijn bij ontbinding van de Kamer van den dag de dagen voor candidaatsteUing en stemming te bepalen bij Kon. besluit. stemming. Artikel 127. De benoemde ontvangt onverwijld van den voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring waarin de lijst, waarop hij is gekozen, is Artikelen 127, 128 en 129. 133 ingeleverd, een afschrift van het proces-verbaal der in artikel 91 voorgeschreven zitting van dit bureau en van de processen-verbaal der stemming, en van den voorzitter van het centraal stembureau een afschrift van het proces-verbaal der in artikel 96 voorgeschreven zitting van dit bureau. In de gevallen voorzien in de artikelen 129, 135, 136 en 140, ontvangt de benoemde tevens een afschrift van het proces-verbaal der zitting van het centraal stembureau waaruit zijne benoeming blijkt. De afschriften strekken den benoemde tot geloofsbrief. 1. Wie verkozen zijn, vernemen de voorzitters der hoofdstembureaux Afschrift _ uit het procesr ver baal, dat zij ingevolge artikel 108 van den voorzitter ba^rbefo«id van het centraal-stembureau ontvangen. is aan de voorzitters hoofdstembureauxtoegezonden. 2. Het eerste hd brengt mede, dat, indien de benoemde is gekozen Toepassing op gelijkluidende hjsten, die zijn ingeleverd in verschillende kieskringen, artikel indien de voorzitter van het hoofdstembureau in eiken van deze kieskringen gekozen is op hem de in het eerste hd vermelde stukken zal moeten toezenden. (M. v. lijsten, in m 01 \ verschillende X. d1z. ^l.j kieskringen pPPp^y* Ingeleverd. Artikel 128. De benoemde geeft binnen drie dagen na het bekomen van de afschriften bewijs van ontvangst daarvoor af. Binnen vier weken na de dagteekening van het bewijs van ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal der zitting van het centraal stembureau waaruit zijne benoeming blijkt, geeft hij kennis aan den voorzitter van dit bureau, of hij de benoeming aanneemt. Hij wordt, laat hij dien tijd zonder kennisgeving voorbijgaan, geacht de benoeming niet aan te nemen. De benoemde moet krachtens het eerste hd twee —en in het geval, Bewijzen van bedoeld in aanteekening 2 op artikel 127 zelfs meerdere — bewijzen van °n vangst' ontvangst afgeven. Artikel 129. Wanneer een benoemde zijne benoeming niet aanneemt, wordt door het centraal stembureau, in eene zitting te houden binnen veertien dagen na de ontvangst door den voorzitter van de in artikel 128, tweede hd, bedoelde kennisgeving of na het verstrijken van den daarin gestelden termijn, in plaats van hem, die de benoeming niet heeft aangenomen, benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst waarop hij, die de benoeming niet heeft aangenomen, is gekozen en die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104, voor benoeming in aanmerking 134 Artikelen 129, 130 en 131. komt. Daarbij wordt buiten rekening gelaten de naam Tan den candidaat, die is overleden, of die reeds lid der Tweede Kamer is. Dag en uur der zitting worden vooraf in de Staatscourant bekend ge* Jhi#l* maakt. De artikelen 79, eerste en tweede lid, 80 en 92, derde en vierde lid, zijn van toepassing. De voorzitter van het centraal stembureau brengt de benoeming ter kennis van den voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring in welken de in het eerste hd genoemde lijst is ingeleverd. Niet-aan- 1. Het niet aannemen van een benoeming en evenzoo de niet-toebenoeming. iating van een benoemde in het geval, voorzien in artikel 136, staat, voor de vraag wie de open plaats zal innemen, op één lijn met het geval der tusschentijdsche vacature, geregeld in artikel 140. Ingevolge het oude artikel 138 moest het bericht van al of niet aan^ nemen der benoeming, of van het verstrijken van den termijn binnen welken de aanneming moet geschieden, ter kermis worden gebracht van den Minister van Binnenlaridsche Zaken. In het nieuwe stelsel wordt in deze gevallen in de plaats voorzien zonder tusschenkomst van den Minister. Kennisgeving 2. Indien de benoemde is gekozen op gelijkluidendë Lijsten, die ing^UkiTdende geleverd zijn in verschillende kieskringen, zal de benoeming ingevolge gekozen! de laatste zinsnede van het artikel moeten worden ter kennis gebracht van den voorzitter van het hoofdstembureau in elk dier'kieskringen. Toepasselijke 3. Artikel 79, le en 2e hd: bevoegdheid der kiezers om in het zittingsvoS^het1 lokaal aanwezig te zijn; 80: handhaving der orde door den voorzitter; derde lid. g^ ^ en ^ j^. bevoegdheid der kiezers om bezwaren in te brengen. voorziening 4. Als de lijst, waaruit een benoemde zou moeten worden .aangeval de met gewezen, uitgeput is, vindt art. 141 toepassing. uitgeput is. Artikel 130. De tot lid der Tweede Kamer benoemde legt, nevens zijn geloofsbrief, aan de Kamer over een uittreksel uil de geboorteregisters, bij gemis daarvan, eene akte van bekendheid, waaruit tijd en plaats zijner geboorte blijken, en eene door hem zeiven af te geven verklaring, vermeldende alle openbare betrekkingen die hij bekleedt. Zegel. Zie de aanteekening op artikel 118. Artikel 131. , De geloofsbrief moet door den benoemde, binnen twee maanden, na ontbinding binnen een maand, na zijne dagteekening, bij de Kamer worden Artikelen 131 en 132. 135 ingezonden. De griffier der Kamer doet aan den Minister van Binnenlandsche Zaken mededeeling van de ingekomen geloofsbrieven. Is de geloofsbrief niet binnen den in de vprige zinsnede bepaalden termijn ingezonden, dan wordt de plaats geacht op den eersten dag na afloop van dien termijn opnieuw te zijn opengevallen. 1. Ingevolge artikel 132 mag het onderzoek der geloofsbrieven eerst Termijn 6 e. ... e . inzending aanvangen, nadat aüe geloofsbrieven zim ingezonden. In verband hier- geloofe- 6 6 , , - . brieven. mede is de termijn van vier op twee maanden teruggebracht ten einde niet langer dan strikt noodig is het tijdsverloop te doen duren, gedurende hetwelk de nieuw gekozenen reeds zitting nemen en deelnemen aan de werkzaamheden der Tweede Kamer, voordat nog over hunne toelating is beslist. Voor het geval van ontbinding werd zelfs deze termijn te lang geacht; hij is daarom op een maand gesteld. (M. v. T.) 2. Zie yöanteekening 2 op artikel 119. Tweede nd. Artikel 132. De Tweede Kamer gaat niet over tot het onderzoek van de geloofsbrieven ingezonden door de na periodieke aftreding of ontbinding nieuw inkomende leden, dan nadat zijn ingekomen de geloofsbrieven van alle leden, of verstreken zijn de termijnen gesteld in artikel 131, eerste hd, Zij beslist over de toelating niet dan nadat alle ingezonden geloofsbrieven zijn onderzocht. Daar volgens de nieuwe regeling de verkiezing over het geheéle land onderzoek een samenhangend geheel uitmaakt, kan het onderzoek der geloofs- brieven, brieven, voor zoover dit de verkiezing raakt, niet meer voor ieder inkomend hd op zich zelf staan. Alvorens ten aanzien van de toelating van een der leden'wordt beslist, moet het onderzoek van alle geloofsbrieven afgeloopen zijn. Het geval mag zich niet voordoen, dat reeds is besloten tot toelating van sommige leden en dat vervolgens bij het onderzoek van de geloofsbrieven van anderen blijkt, dat de geheele verkiezing onwettig is geweest. Een beperking van het onderzoek van den geloofsbrief van hem, die optreedt ter vervulling van een tusschentijdsche vacature is daarvan het onvermijdelijk gevolg. Hij ontleent zijn recht op de plaats niet aan den uitslag van eene afzonderlijke verkiezing, maar aan de stemmen, die hij bij de algemeene verkiezing verkreeg. En de geldigheid van die verkiezing is reeds door de Tweede Kamer onderzocht en aangenomen. Het onderzoek door de Tweede Kamer van den geloofsbrief van den tusschentijds toegelatene moet dus beperkt blijven tot punten, die niet de wettigheid raken van de verkiezing van reeds toegelaten leden. (M. v. T., blz. 22.) 136 Artikelen 133, 134^ 135 en 136. Aritkel 133. Het onderzoek der geloofsbrieven strekt zich niet uit tot de geldigheid van de lijsten en van de verbinding van lijsten, zooals zij door het centraal stembureau zijn openbaar gemaakt. Beperking. Het centraal stembureau beoordeelt de geldigheid van de verklageioots- ringen tot het verbinden van Lijsten, zonder dat de juistheid der beshssing aan nadere voorziening is onderworpen, VoUedige zekerheid dat ten aanzien van dit punt nimmer een onjuiste beshssing zal worden genomen, bestaat uit den aard der zaak niet. Maar wel is dit zoo onwaarschijnhjk, dat het onnoodig wordt geacht een beroep toe te kennen. Het nut van een beroep zou niet opwegen tegen het onvermijdelijk daaraan verbonden tijdverhes. (M. v. T., blz. 22.) Artikel 134. Indien de Tweede Kamer besluit tot niet toelating van de leden wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stemdistricten, geschiedt binnen veertien dagen, op den door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken te bepalen dag, in die districten eene nieuwe stemming en wordt de uitslag der verkiezing opnieuw vastgesteld. |. i *fity Artikel 135. Indien de Tweede Kamer besluit tot niet toelating van één of meer leden wegens de onjuistheid van de vaststelling, door het centraal stembureau, van den uitslag der verkiezing, stelt dit bureau, in eene zitting te houden binnen veertien dagen na de ontvangst door den voorzitter van de kennisgeving in artikel 137 bedoeld, den uitslag, voor zoover noodig, opnieuw vast,, met inachtneming van de beslissing der Kamer. Artikel 129, tweede, derde en vierde hd, *is van toepassing. Artikel 136. Indien de Tweede Kamer besluit tot niet toelating van een benoemde op grond dat hij niet voldoet aan de vereischten voor het lidmaatschap, wordt door het centraal stembureau, in eene zitting te houden binnen veertien dagen na de ontvangst uoor den voorzitter van de kennisgeving in artikel 137 bedoeld, in de plaats van den niet toegelatene benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst waarop de niet toegelatene ■ is gekozen en die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104, voor benoeming in aanmerking komt. Artikel 129, eerste lid, laatste zin en tweede, derde en vierde lid, is van toepassing. Artikelen 136, 137, 138, 139 en 140. 137 1. Onder niet voldoen aan de vereischten voor het lidmaatschap is vereischten uit den aard der zaak begrepen het verkeeren in een geval van uitsluiting, maatschap. (M. v. T., blz. 22.) 2. Zie de aanteekeningen op artikel 129. Toepassing art. 129. Artikel 137. Yan de besluiten der Tweede Kamer bedoeld in artikel 134 geeft de griffier der Kamer onverwijld kennis aan Onzen Minister van Binnenlandschen Zaken, van die bedoeld in de artikelen 135 .en 136 aan den voorzitter van het centraal stembureau. De beslissingen, genomen ingevolge art. 134 moeten ter kennis van uitvoering den Minister van Binnenlandsche Zaken worden gebracht, opdat deze 13*^-136. een nieuwe stemming uitschrijve in de stemdistricten, voor welke de stemming ofigêldig is verklaard. In de gevallen, voorzien bij de artt. 135 en 136 inoet het centraal stembureau van de beslissing worden verwittigd, opdat het zich kan kwijten van de verplichtingen, bij die artikelen aan dat bureau opgelegd. (M. v. T., blz. 22.) Artikel 138. De leden der Tweede Kamer kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan de Kamer, die het ter kennis brengt van den Minister van Binnenlandsche Zaken, of, zoo de zitting der Kamer gesloten is, aan dien Minister. Artikel 139. i Wanneer een lid der Tweede Kamer ophoudt Nederlander te zijn of een der andere in art. 122 vermelde vereischten verliest, houdt hij op lid te zijn. 1. Evenmin als in artikel 121 is hier voorzien in het geval van verhes verlies i_jatjiji-i-ii Nederlandsch van net JNederlandscn onderdaanschap. onderdaanschap. 2. In de vacature wordt voorzien overeenkomstig artikel 140. Voorziening in de vacature. Artikel 140. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 129 en 136, doet Onze Minister van Binnenlandsche Zaken, wanneer buiten periodieke aftreding of ontbinding eene plaats in de Tweede Kamer openvalt, binnen veertien dagen nadat dit te zijner kennis is gekomen, hiervan mededeeling aan den voorzitter van het centraal stembureau. 138 Artikelen 140 en 141. Binnen veertien dagen na de ontvangst van deze mededeeling wordt in eene zitting van het centraal stembureau ter vervulling van de plaats benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst waarop het uitvallend lid is gekozen en die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104, voor benoeming in aanmerking komt. Artikel 129, eerste lid, laatste zin en tweede en derde lid, is van toepassing. f«-'$.:A De voorzitter van het centraal stembureau brengt de benoeming ter kennis van den voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring in welken de in het tweede lid genoemde lijst is ingeleverd. Vervulling 1. Voor tusschentijdsche en daarmee in art. 129 gelijkgestelde vacattjdeone tures, schijnt het het eenvoudigst om verkozen te verklaren den candidaat, die met het uitvallend hd voorkwam op dezelfde hjst en van de niet verkozen candidaten dier Lijst de meeste stemmen heeft behaald. (M. v. T., blz. 23.) . Toepassing 2. Zie de aanteekeningen op artikel 129. art. 128. Artikel 141. Indien, in de gevallen voorzien in de artikelen 129,136 en 140, geen candidaat meer voorkomt op de lijst waarop degene gekozen is wiens plaats moet worden vervuld, en deze lijst met ééne andere lijst tot eene - groep is verbonden, wordt de op deze lijst voorkomende candidaat, die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104, voor benoeming in aanmerking komt, benoemd verklaard. Is de lijst verbonden met meer dan ééne andere lijst, dan wordt, door toepassing van artikel 101, tweede lid, beslist aan welke van de verbonden lijsten de plaats zal worden toegekend. De op deze lijst voorkomende candidaat, die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104 voor benoeming in aanmerking komt, wordt benoemd verklaard. Artikel 129, eerste lid, laatste zin, is van toepassing. Gevallen Indien de Lijst, waarop het uitvallend lid is gekozen, uitgeput is, ™Sturee behoort, in de lijn van' het bepaalde in artikel 101; de openbïïttT11 gevallen plaats zoo mogelijk te komen aan een candidaat van een verbonden hjst. Daardoor blijft de plaats aan dezelfde, althans aan een verwante partij. Is de hjst niet verbonden met andere lijsten, of zijn ook deze uitgeput, dan moet de plaats open bhjven tot de volgende algemeene verkiezing. Haar te doen vervullen door een candidaat van eene andere partij, zou de inbreuk, die door de vacature wordt gemaakt op de evenredige verdeeling der plaatsen, nog vergrooten. (M. v. T., blz. 23.) Artikelen 142, 143, 144, 145 en' 146. 139 Artikel 142. Het onderzoek van den geloofsbrief Tan hem die is benoemd ingevolge de artikelen 129, 135, 136 of 140, strekt zich niet uit tot punten rakende de wettigheid der verkiezing van toegelaten leden. Zie de aanteekening op artikel 132. Beperking onderzoek / geloofsbrief. § 3. Van de aftreding der leden van de Eerste en Tweede Kamer. Artikel 143. Een derde gedeelte van de leden der Eerste Kamer treedt om de drie jaren af. Het eerste aftredende derde bestaat voor Noordbrabant uit 2 leden, Gelderland 2, Zuidholland 4, Noordholland 3, Utrecht 1, Friesland 1, Overijssel 1, Groningen 1, Drenthe 1 en Limburg 1, te zamen 17 leden. Het tweede bestaat voor Noordbrabant uit 2 leden, Gelderland 2, Zuidholland 3, Noordholland 3, Zeeland % Utrecht 1, Friesland 1, Overijssel 1, Groningen 1, Drenthe 1 en Limburg 1, te zamen 17 leden. Het derde bestaat voor Noordbrabant uit 2 leden, Gelderland 2, Zuidholland 3, Noordholland 3, Zeeland 1, Friesland 2, Overijssel 1, Groningen 1 en Limburg 1, te zamen 16 leden. Dit artikel dient ter uitvoering van het bepaalde bij artikel 91, vierde Afteeding. hd, der Grondwet. Artikel 144. Bij ontbinding der Eerste Kamer begint de rooster van aftreding telkens opnieuw te werken, over twee jaren, te beginnen met den cerstvolgenden derden Dinsdag in September. Bij ontbinding der Tweede Kamer treden de leden af drie jaren na den eerstvolgenden derden Dinsdag in September. Artikel 145. Het lot bepaalt den tijd, waarop elk lid der Eerste Kamer naar den rooster aftreedt, zooverre deze dien tijd niet zelf heeft aangewezen. Artikel 146. Die ter vervulling eener buiten den gewonen tijd van aftreding opengevallen plaats tot lid der Eerste of Tweede Kamer is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden. Evenals in artikel 119 is ook hier in 1900 „benoemd" in de plaats „Benoemd", gekomen van „gekozen". 140 Artikelen 147, 148 en 149. STRAFBEPALINGEN. Artikel 147. Hij die eene lijst, als bedoeld in artikel 35 inlevert, wetende dat zij voorzien is van handteekeningen van personen, die niet bevoegd zijn tot deelneming aan de verkiezing, waarvoor de inlevering geschiedt, terwijl zonder die handteekeningen geen voldoend aantal voor eene geldige lijst zou overblijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of eene geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden. Met gelijke straf wordt gestraft hij, die wetende dat hij niet bevoegd is tot deelneming aan de verkiezing, eene voor die inlevering bestemde lijst, als bedoeld bij artikel 35, heeft onderteekend. Artikel 148. De kiezer die verzuimt de verphchting opgelegd bij artikel 71, tweede hd, na te komen, ontvangt binnen veertien dagen na den dag der stemming eene uitnoodiging van den burgemeester zijner woonplaats om zich binnen andermaal veertien dagen, naar verkiezing schriftelijk of mondeling ten overstaan van den burgemeester of een door dezen aangewezen ambtenaar, te verantwoorden ter zake van zijn verzuim. Indien de burgemeester oordeelt, dat voor het niet nakomen van de verphchting opgelegd bij art. 71, tweede lid, eene geldige reden is aangevoerd, wordt aan de zaak geen verder gevolg gegeven. In het omgekeerde geval zendt de burgemeester de stukken door aan den met de vervolging belasten ambtenaar van het Openbaar Ministerie onder mededeeling dat hem van eene geldige reden van verhindering niet is gebleken. Artikel 149. De kiezer, die niet voldoet aan de verphchting opgelegd bij art. 71, tweede hd, wordt tenzij den rechter van eene geldige reden van verhindering blijkt, gestraft met berisping of met geldboete van ten hoogste drie gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijnverloopen sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden,of de deswege opgelegde geldboete vrijwillig is betaald, wordt geldboete van ten hoogste tien gulden opgelegd. De uitspraak is aan hooger beroep noch cassatie onderworpen. Indien de straf van berisping wordt opgelegd aan een afwezig gebleven beklaagde, wordt eene schriftelijke vermaning van den Kantonrechter om aan de verplichting opgelegd bij art. 71, tweede lid, in het vervolg te Artikelen 149, 150, 151, 152. 153 en 154. 141 voldoen, aan den veroordeelde van wege het openbaar ministerie beteekond op de wijze, voorgeschreven bij artikel 144 van het Wetboek van Strafvordering. De woorden „of de deswege opgelegde geldboete vrijwillig is be- „of de des- , ... .... . wege opge- taald" zien op het geval, dat aan een verstek-vonnis vrnwilhg wordt legde geid- x ° boete vrtj- voldaan. f1Ple:,i8.. betaald. Krachtens artikel 266 Strafv. begint de termijn voor het verzet te loopen vanaf den dag der aanhouding, c. q. voor het ondergaan der subsidiaire hechtenis, als de geldboete niet wordt betaald. Wordt de geldboete wèl betaald, dan is geen aanhouding mogehjk en begint dus de termijn voor het doen van verzet niet te loopen en gaat dientengevolge het vonnis nooit in kracht van gewijsde. Daarom was voor dit geval een afzonderhjk voorschrift noodig. £ Artikel 150. 5? Overtreding van de artt. 54 en 55 dezer wet wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste vijf en zeventig gulden. Artikel 151. De voorzitter, de leden en de ter vervanging opgeroepen plaatsvervangende leden van het stembureau, die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn, worden gestraft met eene geldboete van ten hoogste honderd gulden. Artikel 152. De kiezer die niet voldoet aan de bij artikel 78 opgelegde verplichting tot teruggave van het stembiljet wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste drie honderd gulden of hechtenis van ten hoogste twaalf dagen. Artikel 153. De in art. 147 bedoelde strafbare feiten worden als misdrijven, die in de artt. 149,150,151 en 152 bedoeld, worden als overtredingen beschouwd. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN. Artikel 154. Wanneer de in deze wet bepaalde verrichtingen op eenen Zondag of algemeen erkenden Christelijken feestdag mochten vallen of de daarin gestelde termijnen op eenen Zondag of algemeen erkenden Christelijken feestdag mochten afloopen, treedt de eerstvolgende dag, geen Zondag of algemeen erkende Christelijke feestdag zijnde, daarvoor in de plaats. 142 Artikelen 154, 155 en 156 Voor zoover de bepaling van den tijd voor die verrichtingen aan het openbaar gezag is opgedragen, worden daarvoor geene Zondagen of algemeen erkende Christelijke feestdagen aangewezen. Artikel 155. Deze wet is voor zoover niet het tegendeel daaruit blijkt, of bij de provinciale wet of de gemeentewet bijzondere regelingen zijn gemaakt, toepasselijk op de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de Provinciale Staten en van de gemeenteraden. Artikel 156. Deze wet kan worden aangehaald onder den titel van „Kieswet". De gepubliceerde tekst van de wet bevat nog de artt. 157—160, die als uitsluitend van historische beteekenis, hier onvermeld kunnen blijven. Het laatste artikel (161) bevat de lastgeving tot het bekendmaken van den tekst. De overgang tot de toepassing van de nieuwe Kieswet, zooals die geregeld is in de bepalingen der Wet van 29 November 1917 (St.bl. no. 662), tot verandering in de Additionnele Artikelen der Grondwet. § f. Artikel VI der Additionnele Artikelen der Grondwet wordt gelezen als volgtf Behoudens het recht des Eonings tót ontbinding, blijft de Tweede Kamer der Staten-Generaal, zooals zij op het tijdstip der afkondiging van de wet houdende veranderingen in de Grondwet, is samengesteld, bestaan tot op den dag der in de laatste zinsnede bedoelde opening van de zitting der Staten-Generaal. Zijn vóór dien dag verkiezingen noodig tor vervulling van plaatsen, die door ontslag, overlijden of om eene andere reden openvallen, dan geschieden deze, met inbegrip van het onderzoek van de geloofsbrieven, volgens de op den dag der genoemde afkondiging bestaande kiezerslijsten en geldende bepalingen. De Koning bepaalt het tijdstip der opening van de Kamers, zoo kort mogelijk na de verkiezingen in art. XI bedoeld. 1. Artikel VI zal opnieuw zijn vast te stellen, omdat hetalsovergangs- Nieuwe bepaling in 1887 heeft gedefungeerd en thans eveneens aan eene soort- vaststellmggehjke bepaling behoefte bestaat, waarbij uit den aard der zaak alleen met de Tweede Kamer rekening valt te houden. (M. v. T. blz. 9.) 2. De woorden „met inbegrip van het onderzoek van de geloofsbrieven" Nadere werden bij Nota van Wijzigingen door de Regeering ingevoegd. 3. Het artikel houdt de kiezerslijsten met de bepalingen omtrent de Bestaande uitoefening van het kiesrecht en omtrent het onderzoek van de geloofs- kiezer8liiBtoI1brieven, zooals deze alle bestaan of gelden op het tijdstip van de afkondiging van de Grondwetswijziging, (volgens de interpretatie bij Add. Art. X gegeven, 12 December 1917), in stand voor de verkiezingen, die moeten gehouden worden vóór het tijdstip van de opening van de zitting der Staten-Generaal, welke plaats moét hebben na de verkiezingen bedoeld in Add. Art. XI. 144 Grondwet. 5. Artikel IX der Additionnele Artikelen bevat, behalve de wijziging van de Gemeentewet, nog de volgende bepaling: Met afwijking van bovenstaand artikel II worden in de wet van 31 December 1913 (St.bl. no. 469), tot toevoeging van de terreinen langs den Nieuwen Waterweg en het Scheur, thans deel uitmakende van de gemeenten 's-Gravenzande en Naaldwijk, aan de gemeente Rotterdam, tot dat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen gebracht: De artikelen 4, 5, 8, 9, 11 derde hd, en 17 vervallen. vereniging Deze artikelen bevatten de bepalingen, die aan den Hoek van Holland, Holland— bij voormelde wet met Rotterdam vereenigd, eensdeels eene afzonderliike Kotterdam. ,. . , J vertegenwoordiging in den Raad dezer gemeente vèrzekerden, en anderdeels verband hielden met de uitoefening van het kiesrecht volgens de bepalingen der Kieswet van 1896/1900. Zij kunnen bij het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, het algemeen kiesrecht en het vervallen van de districtsindeeling niet gehandhaafd blijven. § 5. Artikel X der Additionnele Artikelen der Grondwet wordt gelezen als volgt: Na afkondiging van de wetten, houdende veranderingen in de Grondwet, heeft eene herziening plaats van de kiezerslijsten overeenkomstig de. Kieswet, gelijk zij bij artikel VH is gewijzigd. Voor de herziening van de kiezerslijsten worden de termijnen, genoemd in artikel 2, 8, derde (thans tweede) lid, 22, en 24 dier wet, gesteld op den 21sten dag na de bedoelde afkondiging. De kiezerslijsten worden vastgesteld uiterlijk op den 49sten en definitief van kracht op den 103den dag na die afkondiging. De termijnen in de artikelen 28, tweede en derde lid, 29, 30, 31 en 33 der Kieswet gesteld, worden berekend alsof de dag der vaststelling was 22 Maart, De eerstvolgende herziening van de kiezerslijsten heeft plaats in 1919. De in artikel 131 der Gemeentewet bedoelde verkiezing blijft geschieden volgens de bepalingen welke gelden op den dag der in den aanhef bedoelde afkondiging, maar volgens de kiezerslijsten zooals deze nieuw worden vastgesteld. oorsprong 1. De bepalingen van Artikel X zijn mutatis mutandis ontleend aan bepalingen, art. VHI van de bestaande Additionnele Artikelen der Grondwet. Alleen zijn voor de verkiezing van de commissie uit de ingezetenen, Gröndwet. 145 bedoeld in art. 131 Gemeentewet, de bestaande bepalingen voorloopig gehandhaafd. (M. v. T.) 2. In het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer werd aanbevolen Termijnen, in het tweede hd het woord „termijnen" door „datums" te vervangen, aangezien in de aangehaalde artikelen wel van datums, maar niet van termijnen sprake is. Op deze opmerking sloeg terug het volgende in de M. v. A. (blz. 25): „Ook art. VIII der tegenwoordige Additionnele Artikelen spreekt van „termijnen", eene uitdrukking, die verklaarbaar is, omdat sommige der genoemde data slechts als limiet bedoeld zijn. In het algemeen verdient bovendien in de wet een Nederlandsche mtdrukking de voorkeur boven eene vreemde". Naar aanleiding van de opmerking in het V. V. der Tweede Kamer, dat voor de vaststelling van de kiezerslijsten mejer tijd ware toe te staan dan de termijn van 28 dagen hggende tusschen den 21 sten en den 49sten dag na de afkondiging van de wetten, houdende verandering in de Grondwet, bracht de Regeering in de M. v. A. (blz. 25) het volgende in het midden: „Volgens art. 28 der Kieswet stelt het gemeentebestuur de lijst vast „op 22 Maart, dat is dus 36 a 37 dagen na de verschülende kennisge„vingen welke de artt. 22 en 24 vorderen. Een termijn van 28 dagen .schijnt wel voldoende, nu de vaststelling van de kiezerslijst zooveel „minder omvangrijken arbeid zal vorderen tengevolge van de groote „vereenvoudiging van de criteria voor kiesbevoegdheid. Ook de over„gangsbepalingen der bestaande Grondwet heten geen ruimeren termijn." 3. Het V. V. der Tweede Kamer achtte ook in het derde hd, het woord Derde »d. „termijnen" niet op zijn plaats. Men oordeelde dat de zin nog onduidelijker werd door het woord „berekend". De vraag werd gesteld of de bedoeling is dat evenveel dagen zullen moeten vérloopen na den 49sten dag na de afkondiging, als de datums vermeld in de (in het derde lid) genoemde artikelen, verwijderd zijn van 22 Maart. Men meende dat deze bedoeling niet wordt uitgedrukt. De Regeering gaf de volgende verklaring (M. v. A. blz. 25): f „De in het derde hd gebezigde uitdrukkingen „termijnen" en „beregend" geven naar de meening van den ondergeteekende, de bedoeling „juist weer. Zij is deze dat de 49ste dag na de afkondiging in de plaats „treedt van 22 Maart, en dat dus het verschil tusschen laatstgenoemden „dag en de in de wet genoemde dagen, telkens na genoemden 49sten „dag den nieuwen termijn vormt. Die bedoeling komt in de gebezigde „woorden tot haar recht". knbw' 10 146 Grondwet. Tijdstip 4. Als tijdstip voor de eerstvolgende herziening van de kiezerslijsten nerz1eningnde was aanvankelijk door de Regeering voorgesteld: 1917. Het V. V. der Uezersl4iBten\ Tweede Kamer sprak de meeriing uit dat die herziening zeker niet zoude kunnen geschieden voor 1919. Blijkens de M. v. A. (blz. 25) beaamde de Regeering deze opmerkingr en verving 1917 door 1919. Als <£■■:.■*■'■» motief voerde zij aan, dat, naar zich liet voorzien, de Grondwetsherziening niet tijdig vóór of in 1917 haar beslag zou hebben verkregen. „Bepalingen" 6. Op de vraag in het V. V. der Tweede Kamer of met „bepalingen" (vijfde ). ^ vijfde hd, bedoeld worden bepalingen van de Gemeentewet of wel van de Kieswet, deelde de Regeering in de M. v. A. (blz. 25) mede: dat het woord „bepalingen" in het vijfde hd, zoowel de voorschriften der Kieswet als die der Gemeentewet omvat. strekking 6. Omtrent de strekking van het Additionneel Artikel X zij nog Add. art. X. , , , het volgende opgemerkt: De eerste volzin van het tweede hd bepaalt dat de termijn, die in acht te nemen is ten aanzien van het constateeren van den voorgeschreven nDnimumleeftijd, (art. 2), de termijn die geldt voor het bezit van de voor kiesbevoegdheid gevorderde vereischten (art. 8, derde (thans tweede) hd, en de termijn voor de mzending van de door het Departement van Justitie te verstrekken opgaven, (art. 22), gesteld worden met betrekking tot de in het eerste hd voorgeschreven herziening van de kiezerslijsten, op den 21sten dag na afkondiging van de wetten, houdende verandering in de Grondwet. fffltSBi De afkondiging heeft plaats gehad in de Staatsbladen van 1 December 1917, nos. 660, 661 en 662, terwijl de „plechtige afkondiging" voorgeschreven bij art. 197 der Grondwet geschiedde op 12 December 1917. De wetgever laat in het midden welke afkondiging bedoeld wordt. Ten einde den gestelden termn'n van 21 dagen te verniimen, in verband met de pubhceering van het model der kiezerslijst in het Staatsblad van 19 December 1917, no. 687, schijnt het zonder 'bezwaar om den 12den December 1917 te nemen als uitgangspunt voor de toepassing van het artikel. In dezen zin zijn de gemeentebesturen op verzoek van het Departement van Binnenlandsche Zaken, door tusschenkomst van de colleges van Gedeputeerde Staten ingelicht. Als gevolg van deze interpretatie vallen dus de termijnen van de artikelen 2, 8, derde (thans tweede hd) en 22 der Kieswet*), op 2 Januari 1918. Zij die vóór of op dezen datum den leeftijd van 25 jaar bereikt hebben en op dezen datum de voor de kiesbevoegdheid voor 1) Deze artikelen komen in den bekendgemaakten tekst der Kieswet (St.il. no. 694 van 1917) voor als artt. 2, 7 en 9. Grondwet. 147 de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraden gevorderde vereischten bezitten, moeten op de kiezershjst gebracht worden. De aanhaling van art. 24 is blijkbaar een niet tijdig opgemerkte vergissing. De kiezershjst wordt vastgesteld uiterlijk op den 49sten dag na de plechtige afkondiging, dus op den 30sten Januari 1918; de hjst wordt definitief van kracht op den 103den dag gerekend van dien der genoemde afkondiging, d. i. op 25 Maart 1918. Ingevolge het derde hd van Additionneel Artikel X worden de termijnen in de artikelen 28, tweede en derde, hd, 29, 30, 31 en 33 der Kieswet *) berekend alsof de dag van de vaststelling van de kiezershjst was 22 Maart. Vol gens deze bepaling geschiedt dus de vaststelling van de alphabetische lijsten bedoeld in art. 28, (art. 10 in den tekst) tweede hd, op 30 Januari 1918 en wordt ter uitvoering van het derde hd van dat artikel de kiezershjst met die alphabetische lijsten, op de secretarie der gemeente ter inzage van een ieder nedergelegd van 31 Januari tot en met 1 Maart. Tot en met 23 Februari 1918 is een ieder bevoegd bij het gemeentebestuur verbetering van de door dat bestuur vastgestelde hjst te vragen, cf. art. 29 (art. 11 van den tekst). De mededeehng voorgeschreven bij art. 30 (art. 12 van den tekst) geschiedt, volgens het aldaar bepaalde, binnen 24 uren. De ter visie ligging en verkrngbaarstelling in afschrift van de verzoeken om verbetering van de lijst, voorgeschreven in art. 31 (art. 13 van den tekst) eerste hd, geschieden tot en met 1 Maart 1918, terwijl eventueele tegenspraak, als in het derde lid bedoeld, uiterlijk den 4den Maart 1918a) schriftehjk aan het gemeentebestuur wordt ingediend. De beshssing van het gemeentebestuur over de verzoeken om verbetering geschiedt ingevolge artikel 33 (art. 14 van den tekst) der Kieswet na 4 Maart 1918, doch vóór den 25sten Maart d.a.v. Het tijdperk voor hetwelk de hjst geldt wordt verder beheerscht door art. 15 (oud 34) der Kieswet. 7. In Wkbl. v. d. Burg. Adm. no. 3574 heeft Mr. G. van den Bergh gewezen op de vele moeilijkheden, welke eventueel van de bepaling van het laatste hd het gevolg kunnen zijn. § 6. Artikel XI der Additionnele artikelen der Grondwet wordt gelezen als volgt: 1) Deze artikelen komen in den bekendgemaakten tekst der Kieswet (StM. no. 694 van 1917) voor als 10, 11, 12, 13 en 14. / £? P.e. voorgeschreven dag, 3 Maart, valt op Zondag. De 4de Maart treedt dus in de plaats (art. 154 Kieswet, tekst, St.bl. 694 van 1917). 148 Grondwet. De verkiezingen voor de nieuwe Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben plaats binnen een jaar na die afkondiging. Termtjn. Naar aanleiding van het oordeel in het V. V. der Tweede Kamer uitgesproken, dat de aanvankelijk in dit artikel gestelde termijn van vier maanden te kort is, werd bij de M. v. A. die termijn bepaald op een jaar. j § 7. Artikel XII der Additionnele Artikelen der Grondwet wordt gelezen als volgt: De Provinciale Staten en de gemeenteraden blijven, zooals zij op het tijdstip der afkondiging van de wetten houdende veranderingen in de Grondwet, zijn samengesteld, bestaan, de Provinciale Staten tot den eersten Dinsdag van Juli 1919, de gemeenteraden tot den eersten Dinsdag van September van datzelfde jaar. Op genoemde dagen worden zij ontbonden. Zijn vóór die dagen verkiezingen noodig ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om eene andere reden openvallen, dan geschieden deze, met inbegrip van het onderzoek van de geloofsbrieven, volgens de op den dag der genoemde afkondiging bestaande kiezerslijsten en geldende bepalingen. Tgdstitf 1. Aanvankelijk wees het artikel het jaar 1917 aan als-het jaar, waarin ont in ^e voorgeschreven ontbinding van de Prov., Staten en de gemeenteraden zoude plaats hebben. Ten slotte werd voor dat jaar aangewezen het jaar 1919. Tevens werden ingelascht de woorden: „met inbegrip van het onderzoek van de geloofsbrieven". (Nadere Nota van wijzigingen, 29 November 1916.) De Memorie van Toehchting bevatte aangaande het artikel o. m. het ' volgende: „Het hier voorgestelde behoeft slechts toehchting in zoover ook van „de gemeenteraden, welker leden niet allen tegelijk periodiek zuilen „aftreden, bij déze gelegenheid x) alle leden hun hdmaatschap tegelijk „zullen verhezen. Een zoodanige algeheele vernieuwing is niet geheel „zonder bedenking met het oog op de zeer groote aantallen plaatsen, „welke in de groote gemeenten alsdan bij één en dezelfde verkiezing „moeten worden vervuld. Intusschen zal in het voorgedragen stelsel, „waarin de kiezer slechts een stem uitbrengt, deze daarvan geen ander „ongerief ondervinden dan dat de keuze zeer ruim is." Tijdstip 2. In het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer werd nog gevraagd of stetènZenen niet bepaald moet worden op welke dagen de nieuwe Prov. Staten en de nieuwe gemeenteraden gekozen "zullen worden. 1) c.f. art. 27 der Gemeentewet en de aant. op dat artikel. Grondwet. 149 De Regeering beantwoordde deze vraag als volgt: „Art. 5 der Provinciale Wet en art. 7 der Gemeentewet wijzen de „dagen aan waarop de candidaatstellingen moeten plaats hebben, terwijl „de stemming zal geschieden ingevolge art. 7 der Provinciale en art. 9 „der Gemeentewet". (M. v. A. Tweede Kamer, blz. 25.) 3. De staat van zaken door het Additionneel Artikel XII in het leven strekking Add. art. XII. geroepen is, het zn" hier nog kortehjk aangestipt, de volgende: De kiezerslijsten, zooals die op den dag der plechtige afkondiging van de Grondweteherziening (12 December 1917) bestaan, blijven van kracht voor de verkiezingen noodig ter vervxilhng van plaatsen, die in de colleges der Provinciale Staten openvallen tot den eersten Dinsdag van Juli 1919 en, voor de verkiezingen noodig ter vervrüling van vacatures in de gemeenteraden, tot den eersten . Dinsdag van September van dat jaar. Met inbegrip van het onderzoek van de geloofsbrieven, geschieden die verkiezr^ngen volgens de op genoemd tijdstip van 12 December 1917 geldende bepalingen. De kiezershjst, die volgens het Kon. besluit van 8 December 1917 (St.bl. no. 687) 1) wordt vastgesteld, overeenkomstig het Additionneel Artikel X der Grondwet, blijft ongebruikt voor de Staten- en raadsverkiezingen, bedoeld in Additionneel Artikel XII en kan, wat de vermelding van de kiezers voor den gemeenteraad betreft, alleen dienst doen bij een verkiezing overeenkomstig art. 131 der Gemeentewet. De nieuwe bepalingen der Kieswet vinden eerst toepassing in 1919 voor de verkiezingen van de Provinciale Staten en de gemeenteraden. Deze colleges blijven in hunne tegenwoordige samenstelling bestaan, onderscheidenlijk tot den eersten Dinsdag van Juli 1919 en tot den eersten Dinsdag van September van datzelfde jaar. 1) Dit E. B. ia onder de bijlagen opgenomen. PROVINCIALE WET. (Artikelen, die verwijzen naar artikelen of gedeelten van artikelen der Kieswet.) 1) EERSTE AFDEELING. Van de samenstelling der Provinciale Staten. EERSTE HOOFDSTUK. ALGEMEENE BEPALINGEN. Artikel 1 (ongewijzigd). De Statenvergadering van elke provincie is samengesteld uit het in artikel 2 bepaald aantal leden; Onzen Commissaris, als voorzitter; een griffier. Artikel 2 (ongewijzigd). Het getal der leden bestaat: in Noordbrabant uit 64. in Friesland uit 50. „ Gelderland „ 62. „ Overijssel „ 47. „ Zuidholland „ 82. ,, Groningen ,, 45. „ Noordholland „ 77. „ Drenthe ,, 35. „ Zeeland „ 42. ,, Limburg „ 45. „ Utrecht „ 41. TWEEDE HOOFDSTUK. VAN DE LEDEN DER STATEN. § 1. Van hunne benoeming. Artikel 3. De leden der Staten worden gekozen door hen, die volgens de in artikel 7 der Kieswet bedoelde lijst daartoe bevoegd zijn. 1. Na „gekozen" zijn vervallen de woorderf: „in de kiesdistricten, Vervallen j .... . . rw • i i T»--i • van de kies- waarm de provinciën worden verdeeld . Zoo mm als voor het Rijk is voor districten, de provinciën en gemeenten de indeeling in kiesdistricten behouden. 1) Duidolijkshalve zijn enkele artikelen, waaróp de jongste herziening geen betrekking had, mede afgedrukt. 152 Provinciale wet. Art. 4 2. Artikel 4 is vervallen. Het bepaalde, dat de indeeling der pro- vervallen. ...... < ° r vinciëh^ in kiesdistricten bij afzonderlijke wet moest worden geregeld. Artikel 5. De gewone tijd ter candidaatstelling voor de verkiezing van de leden der Staten is de laatste Dinsdag der maand Februari. Alsdan worden candidaten gesteld ter vervulling van de plaatsen der leden, die met den volgenden eersten Dinsdag van Juli moeten aftreden. Tijdvak, 1. Als datum voor het periodiek aftreden der Staten is de eerste waarbinnen x de ver- Dinsdag van Juk tart. 24) behouden. Daarom was het noodig den dag kiezing moet ° x ' & e> aüoopen, der candidaatstelling aanmerkelijk vroeger te stellen dan den eersten verruimd. ia Dinsdag van Juni. zitt?r«Jkan 2. De dag van candidaatstelling is zóó gekozen, dat bij het samenterBtond met komen der Staten alle geloofsbrieven zijn ingekomen, of de termijn van ïoofsbrieven inzending, die tot twee maanden is verkort, (art. 15) verstreken is. Het begonnen iVi • i worden. onder zoek der geloofsbrieven kan dus aanstonds plaats hebben. Geen 3. Door het vervallen der tusschentijdsche verkiezingen (zie art. 116 tusschen- " o \ ttjdsohe ver- en de artt. 140 en 141 der Kieswet) kon het daarop betrekking hebbend kiezingen L ° meer. artikel 6 met behouden worden. ;,~.f j i\ Artikel 7. Gedeputeerde Staten bepalen vóór elke verkiezing van de leden der Staten den dag waarop de stemming zal geschieden. De stemming geschiedt in alle kieskringen en in alle stemdistricten op denzelfden dag. -'"Data der 1. Dit artikel sluit zich aan bij, artikel 126 der Kieswet. Herstem- stemmingen. . . mingen komen onder het nieuwe kiesstelsel met meer voor. Artikel 8. In afwijking van het bepaalde in artikel 37 der Kieswet, mogen op dezelfde lijst ten hoogste twintig candidaten worden geplaatst. voor- 1. In het nieuwe kiesstelsel, waarin slechts groote kieskringen passen, naamste ■■' deel van bestaat geen behoefte (zie art. 8 oud) aan een regeling, overeenstemoud art. 8 vervallen. mend met het oude voorschrift nopens onderteekening der opgaven van candidaten in districten met minder dan 2000 kiezers. Evenmin behoeft rekening te worden gehouden met eene mogelijkheid, dat geene ofte weinig candidaten zullen worden gesteld. Provinciale wet. 153 2. „De reden voor de voorgestelde afwijking van art. 51/ (37) der Reden Kieswet, hetwelk het aantal candidaten op de lijsten voor de verkiezing van de Tweede Kamer tot tien beperkt, is hierin gelegen, dat voor Kleswet" eenige provinciën enkele zoo groote kieskringen worden voorgesteld, b.v. in Noord-Holland Amsterdam, in Zuid-Hohand Rotterdam, in Utrecht de gemeente Utrecht, dat het te verwachten is, dat er partijen zullen zijn, die in die kieskringen meer dan tien zetels zullen bezetten. Deze partijen zouden, indien men voor de verkiezing der Provinciale Staten het plaatsen van niet meer dan tien candidaten op ééne hjst toehet, gedwongen worden in denzelfden kieskring meer dan ééne hjst in te dienen. Dit brengt moeilijkheden in de organisatie van de verdeeling der stemmen over de lijsten mede, en zou, ook bij de meest zorgvuldige voorbereiding, tot minder gewenschte verrassingen kunnen leiden. Daarom is het toegelaten aantal hier tot twintig verhoogd, waardoor tevens gelegenheid kal ontstaan voor een voldoend aantal plaatsvervangers te zorgen". (M. v. T. blz. 24.) 3. De artikelen 8bis, 9, 9bis en 9ter, houdende verschillende voor- voorschriften nopens de stemming, zijn vervallen. noïe£?n Bijzondere voorscliriften voor het geval de verkiezing strekken zou ve^S^n. ter benoeming van meer dan een hd der Staten (art. 9bis en 9ter) hadden geen recht van bestaan meer, nu verkiezingen ter benoeming van slechts één hd niet meer zullen voorkomen. Wat vroeger uitzondering was, is thans regel geworden. Vgl. de artt. 57 en 84, 3e en 4e hd der Kieswet. Artikel 10. De benoemde ontvangt onverwijld Van den voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring waarin de lijst, waarop hij is gekozen, is ingeleverd, een afschrift van het proces-verbaal der in artikel 91 der Kieswet voorgeschreven zitting van dit bureau en van de processenverbaal der stemming. Hij ontvangt onverwijld van den voorzitter van het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, eerste lid, der Kieswet, een afschrift van het proces-verbaal der zitting waarin de uitslag der verkiezing is vastgesteld en, in de gevallen bedoeld in de artikelen 11a, 11b, 70c en 70d, tevens een afschrift van het proces-verbaal waaruit zijne benoeming blijkt. De afschriften strekken den benoemde tot geloofsbrief. Het artikel stemt overeen met art. 127 der Kieswet. Terwijl de voor- Artikel schriften nopens de stemming niet in de Provinciale wet herhaald behoe- B<%£Ln ven te worden, (zie art. 155 Kieswet) is zulks ten aanzien van dit artikel l&wet.127 wel noodig, daar het in de Kieswet voorkomt in § 2 der tweede Afdeeling „Van de afgevaardigden ter Tweede Kamer". Zie verder de aanteekeningen op bedoeld artikel. 154 Provinciale wet. Artikel 11. De benoemde geeft binnen drie dagen na het bekomen van de afschriften bewijs van ontvangst daarvoor af. Binnen vier weken na de dagteekening van het bewijs van ontvangst van het afschrift van het in artikel 10, tweede hd, genoemde procesverbaal, waaruit zijne benoeming bhjkt, geeft hij kennis aan den voorl^.'':,. zitter van het daarin bedoeld hoofdstembureau, of hij de benoeming aanneemt. Hij wordt, laat hij dien tijd zonder kennisgeving voorbijgaan, geacht de benoeming niet aan te nemen. Veelal twee 1. De in artikel 10, le hd, bedoelde voorzitter is slechts dan dezelfde van^ont- persoon als die, bedoeld in het 2e hd van dat artikel, wanneer de benoemde is candidaat gesteld in den kieskring, waarin de hoofdplaats der provincie is gelegen (art. 34 Kieswet). De processen-verbaal zuilen' dus in den regel niet tegelijk ontvangen worden. Er moeten dan twee bewijzen van ontvangst worden afgegeven en daarom was het noodig om — in afwijking van art. 11 oud — te bepalen van de dagteekening van. welk ontvangbewijs de termijn, bedoeld in het 2e hd, begint te loopen. Dit is het bewijs van ontvangst van het proces-verbaal der zitting van het centraal stembureau. Kennis- 2. Kennisgeving aan den voorzitter van het als centraal stembureau vooi^ftter j optredend hoofdstembureau is noodig met het oog op het voorschrift stembureau, van artikel 11a. ^pneming ^ jje^. 0pnemen van het derde hd — gehjkluidend aan een in 1897 vervallen alinea van het artikel — houdt verband met het vervallen van artikel 13. Artikel 11a. Wanneer een benoemde zijne benoeming niet aanneemt, wordt door het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, eerste lid, der Kieswet, in eene zitting te houden binnen veertien dagen na de ontvangst door den voorzitter van de in artikel 11, tweede hd, bedoelde kennisgeving of na het verstrijken van den daarin gestelden termijn, in plaats van hem, die de benoeming niet heeft aangenomen, benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst waarop hij, die de benoeming niet heeft aangenomen, is gekozen en die, naar de volgorde, vastgesteld overeenkomstig artikel 104 der Kieswet, voor benoeming in aanmerking komt. Daarbij wordt buiten rekening gelaten de naam van den candidaat, die is overleden, of die reeds lid der Staten is. Artikel 42, tweede hd, en artikel 129, derde en vierde hd, der Kieswet zijn van toepassing. Provinciale wet. 15S 1. Het eerste lid van dit artikel stemt overeen met artikel 129, al. 1, Nadere der Kieswet. Zie de aanteekeningen op dit artikel. benoemden. 2. Het 2e lid van art. 42 der Kieswet luidt: „Dag en uur van de zit- Bekendting worden vooraf aangekondigd in een der nieuwsbladen van de ge- Stang*? der meente waar het hoofdstembureau is gevestigd of, bij gebreke daarvan, van eene naburige gemeente". Eene andere wijze van bekendmaking der zitting is niet voorgeschreven. 3. Het 3e hd van artikel 129 der Kieswet verwijst weer naar de arti- Openbaarkelen 79, le en 2e hd, (bevoegdheid der kiezers om in het lokaal te ver- ritttag?' toeven), 80 (handhaving der orde door den voorzitter) en 92, 3e en 4e hd, (bevoegdheid der kiezers om bezwaren in te brengen) van de Kieswet. 4. Het 4e hd van art. 129 der Kieswet luidt: „De voorzitter van het Kenniscentraal stembureau brengt de benoeming ter kennis van den voorzitter fo^ftter"1 van het hoofdstenibureau van den kieskring in welken de in het eerste bureau!6"1' hd genoemde hjst is ingeleverd". Krachtens art. 34 der Kieswet zal laatstbedoelde voorzitter in vele gevallen dezelfde zijn als de voorzitter, van het centraal stembureau. Artikel 11b. Onvernünderd het bepaalde in het vorige artikel en in artikel 70d, doen de Gedeputeerde Staten, wanneer buiten periodieke aftreding eene plaats in de Staten openvalt, binnen veertien dagen nadat dit te hunner kennis is gekomen, hiervan mededeeling aan den voorzitter van het hoofdstembureau aangewezen in artikel 34, eerste hd, der Kieswet. ' Binnen veertien dagen na de ontvangst van deze mededeeling wordt in eene zitting van het hoofdstembureau ter vervulling van de plaats benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst, waarop het uitvallend hd is gekozen, en die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104 der Kieswet, voor benoeming in aanmerking komt. Artikel 11a, eerste Hd, laatste zin, dezer wet en de artikelen 42, tweede hd, en 129, derde hd, der Kieswet zijn van toepassing. De voorzitter van het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, eerste hd, der Kieswet, brengt de benoeming ter kennis van den voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring in welken de in het tweede hd genoemde lijst is ingeleverd. 1. De regeling voor het vervuilen van tusschentijds openvallende Tusschenplaatsen stemt geheel overeen met die, welke in artikel 140 der Kieswet diende611" voor de Tweede Kamer is neergelegd. Zie de aanteekeningen op dat pIaatsenartikel. Zie voor de verwijzingen naar artt. 42 en 129 der Kieswet fl.a.nt 2 ATI 51 rvrï hat. i^T-irr orW-.'i™! 156 Provinciale wet. Art. 12—14 2. De artikelen 12, 13 en 14 zijn vervallen. Artikel 12, wijl art. 103, laatste lid, der Kieswet uitsluit, dat dezelfde candidaat tegelijkertijd meer dan éénmaal wordt gekozen. Artikel 13, omdat art. 105 der Kieswet voorziet in het geval, dat een candidaat tijdens den duur der verkiezing overlijdt, de artt. 11 en 11a de gevolgen regelen van het niet aannemen der benoeming of het laten verstrijken van den daarvoor gestelden termijn, terwijl de gevallen, waarin werd voorzien door het 2e en 3e hd, zich onder het nieuwe kiesstelsel niet kunnen voordoen. Artikel 14, omdat het daar onderstelde geval zich ook niet meer voordoen zal. Artikel 15. De tot hd der Staten benoemde legt, nevens zijn geloofsbrief, aan de Staten over: een uittreksel uit de geboorteregisters; bij gemis daarvan eene akte van bekendheid, waaruit tijd en plaats zijner geboorte blijken; eene verklaring van den voorzitter van den raad der gemeente, waarin hij woont, getuigende, dat hij op den dag, waarop de uitslag der verkiezing is vastgesteld, ingezetene der provincie was; eene door hem zeiven af te geven vérklaring, vermeldende alle openbare betrekkingen die hij bekleedt. De geloofsbrief moet door den benoemde binnen twee maanden na zijne dagteekening bij de Staten worden ingezonden. Is de geloofsbrief niet binnen dien termijn ingezonden, dan wordt de plaats geacht op den eersten dag na afloop van dien termijn opnieuw te ' zijn opengevallen. zinsnede26 Slechts de cursief gedrukte tweede zinsnede van het artikel is bij de gewijzigd. jongste herziening gewijzigd. De termijn van twee maanden stemt overeen met dien, welken artikel 131 der Kieswet stelt voor het inzenden der geloofsbrieven door leden van de Tweede Kamer. Zie de aant. op dat artikel. Artikel 16 (ongewijzigd). De leden der Staten kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan Gedeputeerde Staten. § 2. Van de vereischten. voor het lidmaatschap "der Staten, en van de hiermede onvereenigbare betrekkingen. Artikel 17. Leden der Staten kunnen alleen zijn ingezetenen der provincie, die Nederlander of door de wet als Nederlandsen onderdaan erkend zijn, Provinciale wet. 157 niet krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zijn en den ouderdom van vijf en twintig jaren vervuld hebben. Onder ingezetenen worden verstaan zij, die gedurende de laatste twaalf maanden hunne woonplaats binnen de provincie hadden. Slechts het eerste hd is bij de jongste herziening gewijzigd. Nieuwe Het stemt overeen met de nieuwe lezing van art. 127 der Grondwet. eerste na. Zie ook de aanteekeningen op art. 110 en art. 122 der Kieswet. Artikel 18 (ongewijzigd). Zij die, ter waarneming der hun door Ons of van Onzentwege opgedragen commissiën, verplicht zijn, tijdelijk buiten de provincie te verblijven, houden daardoor niet op ingezetenen te zijn, zoolang hun hoofdverblijf binnen de provincie gevestigd blijft. Art. 19 (vervallen door de wetswijziging van 1897). Artikel 20. j Bloedverwantschap of zwagerschap in den eersten graad mag niet bestaan tusschen de leden der Staten. Wanneer personen, zich in dien graad bestaande, te gelijker tijd zijn gekozen, wordt de oudste, in jaren voor benoemde gehouden. Die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap geraakt, behoeft vóór den afloop van zijn tijd van zitting niet af te treden. De zwagerschap houdt op door het overlijden der vrouw, die haar veroorzaakte. Slechts de 2e zinsnede is, in verband met het vervallen der kiesdis- Tweede j • , .. . . zinsnede tncten, gewijzigd. gewijzigd. Artikel 21 (ongewijzigd). Het lidmaatschap der Staten is onvereenigbaar met: het lidmaatschap der Eerste Kamer van de Staten-Generaal of van de Staten eener andere provincie; de betrekking van hoofd van een departement van algemeen bestuur; van Commissaris der Koningin in de provincie; van griffier der Staten; van ambtenaar in dienst der provincie werkzaam, of met het ontvangen of uitgeven der gelden van de provincie belast. Artikel 22 (ongewijzigd). De leden der Staten mogen in rechtsgedingen, waarin de provincie betrokken is, niet als advocaat of procureur werkzaam zijn. 158 Provinciale wet. Artikel 23. Een lid der Staten, een der in art. 17 vermelde vereischten verliezende, of eene der in art. 21 uitgesloten betrekkingen aanvaardende, houdt op . hd te zijn. Hij geeft hiervan kennis aan Gedeputeerde Staten, met vermelding der reden. vervallen Het tweede hd, luidende: „De nieuwe keuze geschiedt binnen twee tweede lid. maanden nadat Gedeputeerde Staten van het feit kennis hebben l»ekomen" is vervallen. Artikel 116 regelt thans volledig, hoe in de ver vulling van tusschentijds openvallende plaatsen wordt voorzien. § 3. Van de aftreding van de leden der Staten. . Artikel 24. De leden der Staten treden te gelijk af met den eersten Dinsdag der maand Juli. De aftredenden zijn dadelijk herkiesbaar. Overeen- 1. Dit artikel stemt overeen met het gewijzigde derde hd van artikel stemming met art. 127 127 der Grondwet. Grondwet. Opschrift. 2. In het opschrift der § zgn de woorden „Van den rooster van aftreding" vervangen door „Van de aftreding". Artikel 25 (vervallen). Artikel 26. Die ter vervulling eener tusschentijds opengevallen plaats tot'lid der Staten gekozen is, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is gekozen, moest aftreden. wijziging De verwijzing naar den rooster van aftreding moest uit den aard der artikel. zaak uit dit artikel vervallen.' VIJFDE HOOFDSTUK. VAN DE LEDEN DER GEDEPUTEERDE STATEN. § 3. Van den tijd van aftreding der leden van Gedeputeerde Staten. Artikel 59. De leden der Gedeputeerde Staten worden benoemd voor vier jaren. Zij treden te gelijk af met den eersten Dinsdag der maand Juli. wijziging De wijziging van dit artikel houdt onmiddellijk verband met die vai. van het artikel. art. 24. Provinciale wet. 159 Artikel 60 (vervallen). Artikel 61 (ongewijzigd). Die, ter vervulling eener buiten den gewonen tijd van aftreding opengevallen plaats, tot lid van Gedeputeerde Staten verkozen is, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is verkozen, moest aftreden. ZESDE HOOFDSTUK. VAN DE VERGADERINGEN DER STATEN EN DER GEDEPUTEERDE STATEN. § 1. Van de vergaderingen der Staten. Artikelen 63—69 (ongewijzigd). Artikel 70. De vergadering onderzoekt de geloofsbrieven der nieuw inkomende leden en beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen.' Zij gaat niet over tot het onderzoek van de geloofsbrieven, ingezonden door de na periodieke aftreding nieuw inkomende leden, dan nadat zijn ingekomen - de geloofsbrieven van alle leden, of verstreken is de termijn, gesteld in artikel 15, tweede hd. Zij beslist over de toelating niet dan nadat alle ingezonden geloofsbrieven zijn onderzoekt. In het eerste hd is het beginsel behouden, dat de Staten zeiven be- Overeenshssen omtrent de geloofsbrieven der nieuw benoemde leden. regeling ^ De overige twee leden stemmen overeen met art. 132 der Kieswet. eswetZie aanteekening 1 op dat artikel. Artikel 70a. Het onderzoek der geloofsbrieven strekt zich niet uit tot de geldigheid van de lijsten van candidaten en van de verbinding van lijsten, zooals zij door het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, eerste lid, der Kieswet, zijn openbaar gemaakt. 1. Dit artikel stemt overeen met art. 133 der Kieswet. Zie aanteeke- Overeen* ning 1 op dat artikel. STÏss" Kieswet. 2. „Het voorgedragen stelsel kent niet meer de op zich zelf staande Regeling verkiezingen in velschillende kiesdistricten. De verkiezing over de 2ëioofa°ek gansche provincie maakt één onverbrekehjk geheel uit. Het gevolg brievenhiervan is, dat bn het onderzoek der geloofsbrieven punten ter sprake 160 Provinciale wet. komen en beslist moeten worden, die niet slechts de verkiezing van een of enkele der gekozenen, maar die van alle nieuw inkomende leden raken. Het verbod van het laatste hd van het tegenwoordig art. 70, om deel te nemen aan het onderzoek en de beoordeeling van eigen geloofsbrieven, kan daarom in het nieuwe stelsel niet worden gehandhaafd. Ook moet voor de beshssing over de toelating der nieuw inkomende leden worden beperkt het gebod van art. 73 tot onthouding van medestemmen over zaken, die den leden der Staten zelve of hun nabestaanden persoonlijk aangaan, of waarin zij als zaakgelastigden zijn betrokken. Bij deze beshssing kunnen intusschen ook motieven gelden, die slechts één of meer bepaalde leden betreffen, zooals de benoembaarheid, of een misslag begaan bij de toewijzing van de aan een hjst toegekende plaatsen aan de candidaten van die lijst. Voor deze en dergelijke gevallen zou het gebod van art. 73 en dat van art. 70, laatste hd, kunnen worden gehandhaafd. Maar de wettelijke regeling zou dan, uit hoofde van de verscheidenheid der gevallen en de noodzakehjkheid om het onderzoek der geloofsbrieven te splitsen in verschillende stadia, meer omslachtig worden, dan het belang der zaak rechtvaardigt." (M. v. T. blz. 25.) Artikel 70b. Indien de vergadering besluit tot niet-toelating van de leden wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stemdistricten, geschiedt binnen 14 dagen, op den door de Gedeputeerde Staten te bepalen dag, in die districten eene nieuwe stemming en wordt de uitslag der verkiezing opnieuw vastgesteld. Overeen- 1. Dit artikel stemt overeen met artikel 134 der Kieswet. Zie aant. 1 stemming ., , art. 131 op dat artikel. Kieswet. Gevolgen 2. Indien besloten wordt tot niet-toelating van de leden der Staten, toelating. houdt dan het wettig bestaan der bijeengekomen vergadering terstond op? De vraag is voor de Staten en m.m. voor de gemeenteraden van meer belang dan voor de Tweede Kamer, omdat het ontbreken van een wettige Statenvergadering, c.q. gemeenteraad, ook de Colleges van Gedeputeerde Staten en van Burgemeester en Wethouders hun wettig bestaan ontrooven zou. Uit de omstandigheid, dat de Ged. Staten en Burgemeester en Wethouders de data der nieuwe stemmingen moeten bepalen, volgt reeds, dat de wetgever hun wettig voortbestaan niet in twijfel getrokken heeft. De wetgever laat ook de Staten en gemeenteraden onmiddelhjk na hun samenkomen, dus in bepaalde gevallen vóór de geloofsbrieven zijn Provinciale wet. 161 onderzocht, de Colleges van Ged. Staten en Burgemeester en Wethouders vernieuwen. Ofschoon een uitdrukkelijke regeling zeker wenschelijk was geweest, zijn wij geneigd om aan te nemen, dat de eenmaal bijeengekomen vergaderingen, ondanks het besluit tot niet-toelating, blijven bestaan totdat op grond van de nieuwe stemmingen nieuwe leden aangewezen zijn. Artikel 70e. Indien de vergadering besluit tot niet-toelating van één of meer leden, wegens de onjuistheid van de vaststelling van den uitslag der verkiezing door het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, eerste lid, der Kieswet, stelt dit bureau, in eene zitting te houden binnen veertien dagen na de ontvangst door den voorzitter van de kennisgeving in artikel 70g bedoeld, den uitslag, voor zoover noodig, opnieuw vast, met inachtneming van de beshssing der vergadering. Artikel 42, tweede hd, en artikel 129, derde en vierde lid, der Kieswet zijn van toepassing. Dit artikel stemt overeen met art. 135 der Kieswet. Zie aant. 1 aldaar. Overeen- stemming 1 , .., I art. 136 Artikel 70d. Kieswet. Indien de vergadering besluit tot niet-toelating van een benoemde, op grond dat hij niet voldoet aan de vereischten voor het lidmaatschap, of op grond van artikel 20, wordt door het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, eerste hd, der Kieswet, in eene zitting te houden binnen veertien dagen na de ontvangst door den voorzitter van de kennisgeving in artikel 70g bedoeld, in plaats van den niet-toegelatene benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst waarop de niet-toegelatene is gekozen, en die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104 der Kieswet, voor benoeming in aanmerking komt. Artikel 11a, eerste lid, laatste zin, dezer wet en de artikelen 42, tweede lid, en 129, derde en vierde üd, der Kieswet zijn van toepassing. Dit artikel stemt overeen met artikel 136 der Kieswet. Zie aant. 1 Overeen- aldaar. stemming art. 136 Kieswet. Artikel 70e. Indien, in de gevallen voorzien in de artikelen 11a, 11b en 70d, geen . candidaat meer voorkomt op de lijst waarop degene is gekozen wiens plaats moet worden vervuld, en deze lijst met ééne andere lijst tot eene groep is verbonden, wordt de op deze laatste lijst voorkomende candidaat, die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104 der Kieswet, voor benoeming' in aanmerking komt, benoemd verklaard. ' KlESW. 11 162 Provinciale wet. Is de lijst verbonden met meer dan ééne andere lijst, dan wordt, door toepassing van artikel 101, tweede lid, der Kieswet, beslist aan welke van de verbonden lijsten de plaats zal worden toegekend. De op deze lijst voorkomende candidaat, die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104 der Kieswet, voor benoeming in aanmerking komt, wordt benoemd verklaard. Artikel 11a, eerste lid, laatste zin, is van toepassing. overeenOtS Dit artikel stemt overeen met artikel 141 der Kieswet. Zie aant. 1 stemming art. 141 aldaar. Kieswet.- Artikel 701. De vorm en de inrichting der, ingevolge de artikelen 11a, 11b, 70c en 70d op te maken, processen-verbaal worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Artikel 70g. Van de besluiten der Staten bedoeld in de artikelen 70c en 7Öd geelt de griffier der Staten onverwijld kennis aan den voorzitter van het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, eerste hd, der Kieswet. Artikel 70h. Het onderzoek van den geloofsbrief van hem, die is benoemd ingevolge de artikelen 11a, 11b, 70c, of 70d, strekt zich niet uit tot punten rakende de wettigheid der verkiezing van toegelaten leden. overeen- Dit artikel stemt overeen met artikel 142 der Kieswet. Zie aant. 1 stemming . t art. 142 aldaar. Kieswet: Artikelen 71—72 (ongewijzigd). Artikel 73. Zij onthouden zich van medestemmen over de zaken, die hen, hunne echtgenooten, of hunne bloed- of aanverwanten, tot den derden graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken. Eene benoeming wordt geacht iemand persoonlijk aan te gaan, wanneer hij behoort tot die personen, tot welke de keuze door eene voordracht of bij eene herstemming is beperkt. Het eerste hd is niet van toepassing bij de beshssing over de toelating van de na periodieke aftreding nieuw inkomende leden. Derde nd. Zie voor de toehchting van het nieuwe derde lid, aant. 2 op art. 70a. 163 PROVINCIALE WET. Artikel 183. up Unzen last wordt de tekst van de artikelen der Provinciale wet, die verwijzen naar artikelen of gedeelten van artikelen der Kieswet, in overeenstemming gebracht, voor zooveel die verwijzingen betreft, met den ingevolge art. 161 der Kieswet bekend te maken tekst dier wet, en in het Staatsblad geplaatst. De wet van 5 November 1852, Staatsblad no. 197, gewijzigd bij de wet van 28 April 1897, Staatsblad no. 111, houdende regehng van de verdeeling der provinciën in kiesdistricten, enz., wordt ingetrokken. Aan het eerste hd van,dit artikel is voldaan bij Koninkhjk besluit van 15 December 1917 (St.bl. no. 694). GEMEENTEWET.« EERSTE AFDEELING. Van de zamenstelling en inrigting der Gemeentebesturen. TITEL II. EERSTE HOOFDSTUK. § 2. Van de benoeming der leden van den Raad. Artikel 5. De leden van den/raad worden gekozen door hen, die volgens de in artikel 7 der Kieswet bedoelde hjst tot het kiezen van leden van den raad bevoegd zijn. 1. Na „gekozen" zijn vervallen de woorden „in kiesdistricten". voorschriften Voorts zijn vervallen de volgende, door de wet van 1897 toegevoegde, Me'sdStScten 7 zinsneden, die de verdeeling der gemeenten in kiesdistricten regelden. TervaUen- 2. Het thans vervallen artikel 6 regelde de verdeehng der kiesdis- Artikel 6 tricten in stemdistricten. Deze regeling is thans vervat in het laatste vervaUen' hd van artikel 31 der Kieswet. Artikel 7. De gewone tijd ter candidaatstelling voor de verkiezing van de leden van den raad is de tweede Dinsdag der maand April. Alsdan worden candidaten gesteld ter veivnlhng van de plaatsen der leden, die met den volgenden eersten Dinsdag van September moeten aftreden. 1. De dae voor de candidaatstelling voorgesteld is zóó gekozen, dat Tijd van op het tijdstip, waarop de plaatsen openvallen, de geloofsbrieven der steifmg^* nieuw gekozen leden zijn ingezonden, of de termijn van inzending is verstreken. Geheel overeenkomstig de thans gevolgde praktijk kan ook in het nieuwe stelsel het onderzoek der geloofsbrieven van die leden op dat tijdstip reeds hebben plaats gehad. 2. Het volgende artikel (8) is vervallen. Het regelde de verkiezingen Art. 8 ter vervulling van tusschentijds openvallende plaatsen. De desbetref- vervaUenfende regeling is thans vervat in artikel 18a. 1) De hierna vermelde wijzigingen zijn in de Gemeentewet „totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt , aangebracht bij het additionneel artikel IX der Grondwet. Evenals bij de Provinciale wet drukken wij ook van enkele niet gewijzigde artikelen den tekst af. 166 Gemeentewet. Artikel 9. Burgemeester en Wethouders bepalen vóór elke verkiezing van de leden van den raad den dag waarop zoo noodig de stemming zal geschieden. De stemming geschiedt in alle stemdistricten op denzelfden dag. Overeen- 1. Dit artikel stemt in hoofdzaak overeen met het gewijzigde artikel 7 art. 7 der Provinciale Wet. Zie de aant. op laatstgenoemd artikel. Prov. wet. » Het geval, 2. Anders, dan waar het gold de samenstelling der Tweede Kamer dat een verkiezing en van dé Provinciale Staten heeft de wetgever gemeend voor de ge- bij enkele ... . . . ...... candidaat- meenteraden in het geval te moeten voorzien, dat een verkiezing bij stelling afloopt. enkele,candidaatetelling afloopt. Artikel 106 bevat de regeling voor het geval, dat zonder stemming alle plaatsen kunnen worden vervuld. Artikel 10c bepaalt, wat geschieden moet, als minder candidaten zijn gesteld, dan plaatsen vervuld moeten worden. Kieskringen. Aangezien — zie art. 31 der Kieswet — slechts de gemeenten boven 20.000 zielen in kieskringen worden verdeeld, mocht in het tweede hd niet, als in art. 7 Prov. wet, het woord „kieskringen'' voorkomen. Artikel 10. In afwijking van het bepaalde in artikel 35 der Kieswet, wordt in gemeenten, waarin het aantal kiezers voor den gemeenteraad volgens de kiezerslijst minder dan 1250 bedraagt, de onderteekening vereischt van ten minste 1/50 gedeelte van het aantal dier kiezers. Is het aantal dier kiezers minder dan 150, dan wordt de onderteekening van ten minste drie kiezers vereischt. verlaging 1. De verlaging van de in het eerste hd gestelde grens van 2000 tot eerste lid. 1250 houdt verband met de regeling van artikel 35, hd 3, der Kieswet, volgens welk voorschrift nooit meer dan 25 kiezers voor de onderteekening van een candidatenlijst vereischt worden. verdere 2. De verdere inhoud van het oude artikel 10 is, met de noodige wg- artikei io. zigingen, overgegaan in de nieuwe artikelen 10a, 106 en 10c.' Artikel 10a. In afwijking van het bepaalde in artikel 37 der Kieswet, mogén op ééne lijst ten hoogste vijf candidaten meer worden geplaatst dan het aantal te vervullen plaatsen bedraagt. Indien de gemeente in kieskringen is verdeeld, mogen op elke lijst ten hoogste vijf candidaten meer worden geplaatst dan een derde gedeelte van het aantal te vervullen plaatsen bedraagt. Gemeentewet. 167 Zie voor het doel der beperking van het getal der candidaten, Doei van het dat op ééne hjst mag worden geplaatst,'de aanteekeningen op artikel 37 ° der Kieswet. Artikel 106. Indien op de lijsten evenveel candidaten voorkomen als plaatsen te vervullen zijn, verklaart het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede hd der Kieswet, alle candidaten benoemd, zoodra de termijn van beroep tegen de beslissing van dit bureau over de geldigheid der lijsten en over de handhaving van de daarop voorkomende candidaten is verstreken, of, in geval van beroep, zoodra de beslissing van Gedeputeerde . Staten aan het bureau is medegedeeld. Is slechts ééne hjst ingeleverd, en komen daarop meer candidaten voor dan plaatsen te vervullen zijn, dan verklaart het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, /tweede hd, der Kieswet, zoodra de in het eerste hd • bedoelde termijn is verstreken, of de daar bedoelde beshssing aan dit bureau is medegedeeld, zoovele van de candidaten benoemd, in de volgorde waarin zij op de lijst voorkomen, als plaatsen te vervullen zijn. Het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede lid, der Kieswet, maakt van een en ander onmiddellijk proces-verbaal op, dat ter secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage wordt nedergelegd, in afschrift wordt aangeplakt en tegen betaling der kosten verkrijgbaar gesteld. „Het is geenszins uitgesloten, dat ook bij evenredig kiesrecht in som- Aanwijzing mige gemeenten de verkiezing tot geen strijd zal leiden en dus kan emroiebil geschieden bij enkele candidaatstelling. Met die mogelijkheid behoort stèuin^81" de wet rekening te houden. Indien slechts ééne lijst is ingeleverd, doch daarop meer candidaten voorkomen dan plaatsen te vervullen zjjn, zou een stemming kunnen en, strikt genomen, moeten plaats hebben. Intusschen schijnt het geen te gewaagde onderstelling, dat in zulk een geval niet alleen de lijst zelve, maar ook de volgorde, waarin de candidaten daarop voorkomen, de algemeene instemming heeft. -Moest wel stemming geschieden, dan zouden de bepalingen omtrent verkiezing bij enkele cancha^atstelling vrijwel een doode letter bhjven. Want wanneer er overeenstemming tusschen de kiezers is en dus slechts ééne hjst wordt ingeleverd, zullen, met het oog op eventueele tusschentijdsche vacar tures, op die lijst meer candidaten moeten voorkomen dan plaatsen te vervullen zijn. Het geval dat slechts één lijst wordt ingeleverd en dat op die hjst niet meer candidaten voorkomen, dan plaatsen te vervullen zijn, zal zich in de praktijk niet hcht voordoen". (M. v. T., blz. 26.) • 168 Gemeentewei Artikel 10c. Indien geene lijsten van candidaten zijn ingeleverd, of op de ingeleverde lijsten niet zoovele candidaten voorkomen als plaatsen te vervullen zijn, verklaart de voorzitter van het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede hd, der Kieswet, zoodra de tijd, bepaald in artikel 35, eerste hd, der Kieswet, is verstreken, dat niemand is benoemd. De voorzitter maakt hiervan onmiddellijk proces-verbaal op, dat ter secretarie van de gemeente voor een ieder ter inzage wordt nedergelegd, in afschrift wordt aangeplakt en tegen betaling der kosten verkrijgbaar gesteld. Binnen veertien dagen na de dagteekening van het proces-verbaal heeft, op den door Burgemeester en Wethouders te bepalen, aan Gedeputeerde Staten mede te deelen, dag, opnieuw de candidaatstelling plaats. au te weinig In afwijking van wat tot dusverre regel was, moet voortaan, als zijn gesteld minder candidaten worden gesteld, dan plaatsen te vervallen zijn, een gehleienièn we geheel nieuwe verkiezing plaats hebben. De Regeering lichtte deze regeyer ez ng. ^ ^ Memorie van Toehchting (blz. 26) met de volgende woorden toe: „Indien geen candidaten zijn gesteld, of te weinig om alle 'plaatsen te vervullen, behoort een geheel nieuwe candidaatstelling plaats te hebben. De gelegenheid te geven om naast de reeds gestelde candidaten andere te stellen, zou, met het oog op de procedure bij het onderzoek naar de geldigheid van lijsten en candidaatstellingen, tot een te gecombineerde regeling leiden. Het beginsel der evenredigheid gedoogt niet de gestelde candidaten benoemd te verklaren en een nieuwe verkiezing te doen plaats hebben alléén ter vervulling van de open gebleven plaatsen." Artikel lOd. Indien, tengevolge van het ongeldig verklaren van lijsten, of het daarvan schrappen van candidaten, geen geldige lijst overblijft, of op de geldige lijsten te zamen minder candidaten voorkomen dan plaatsen te vervullen zijn, verklaart het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede lid, der Kieswet, zoodra de termijn vermeld in artikel 106, eerste lid, is verstreken, of de daar bedoelde beshssing van Gedeputeerde Staten aan dit bureau is medegedeeld, dat niemand is benoemd. Artikel 106, derde hd, en artikel 10c, laatste lid, zijn van toepassing. Zelfde rege- art* iaoc wiS- !• Wanneer door het ongeldig verklaren van hjsten of het daarin vaaienTandi- schrappen van candidaten de toestand ontstaat, die in het eerste hd van au^pialtsea het vorig artikel is voorzien, moet uit den aard der zaak op dezelfde Herworden1.* wij2* worden gehandeld. Zie voor het ongeldig verklaren van lijsten Gemeentewet. 169 de artt. 42, 43 en 45—48 der Kieswet en voor het schrappen van be- * paalde candidaten de artt. 42, 44 en 45—48 dier wet. Artt. lubis, 11, llbla en liter (vervallen). Deze artikelen betroffen de wijze van stemming en zijn daarom, nu stemming in het stelsel der wet regel geworden is, uit de Gemeentewet vervaUen. Hun inhoud vond in de Kieswet een plaats. Het geval, voorzien in de artt. llbis en liter (dat n.1. een stemming strekt ter verkiezing van meer dan één candidaat) doet zich thans bij elke verkiezing voor. Zie art. 84, hd 2 en 3 en art. 57 der Kieswet. Artikel 12. Betreft het de verkiezing van leden van den raad van eene gemeente die in kieskringen is verdeeld, dan ontvangt de benoemde onverwijld van den voorzitter van het hoofdstembureau, aangewezen in art. 34, tweede hd, der Kieswet, een afschrift van het proces-verhaal der zitting, waarin de uitslag der verkiezing is vastgesteld en, in de gevallen bedoeld in de artikelen 16a, 18a, 38a en 386, tevens een afschrift van het proces-verbaal waaruit zijne benoeming blijkt. In geval van stemming ontvangt hij tevens onverwijld van den voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring waarin de lijst, waarop hij is gekozen, is ingeleverd, een afschrift van het proces-verbaal der in artikel 91 der Kieswet voorgeschreven zitting van dat bureau en van de processen-verbaal der stemming. Betreft het de verkiezing van leden van den raad van eene gemeente, die niet in kieskringen is verdeeld, dan ontvangt de benoemde onverwijld van den voorzitter van het hoofdstembureau een afschrift van het proces* verbaal der zitting, waarin de uitslag der verkiezing is vastgesteld, en, in geval van stemming, afschriften van de daarvan opgemaakte processenverbaal; in de gevallen bedoeld in de artikelen 16a, 18a, 38a en 386, ontvangt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal der zitting van het hoofdstembureau waaruit zijne benoeming blijkt. De afschriften strekken den benoemde tot geloofsbrief. 1. Het artikel verkreeg zijn tegenwoordige redactie tegelijk met wijziging artikel 31 der Kieswet. Zie aanteekening 3 op dat artikel en de aan- UJk Regeeteekeningen op artikel 27 der Gemeentewet. Het oorspronkehjke Regeeringsvoorstel luidde: „De benoemde ontvangt onverwijld van den voorzitter van het hoofdstembureau een afschrift van het proces-verbaal der zitting waarin de uitslag der verkiezing is vastgesteld, en, in geval van stemming, afschriften van de daarvan opgemaakte processen-verbaal. 170 Gemeentewet. In de gevallen bedoeld in de artikelen 16a, 18a, 38a en 386, ontvangt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal der zitting van het hoofdstembureau, waaruit zijne benoeming bhjkt. De afschriften strekken den benoemde tot geloofsbrief." Door de verdeeling der grootere gemeenten in drie kieskringen, welke wijziging het noodzakelijk gevolg was van het aannemen van het voorstel om den Raad in zijn geheel te doen aftreden, werd de regeling meer ingewikkeld, omdat men nu in die gemeenten niet langer met één hoofdstembureau te doen had, maar óf met de hoofdstembureaux der kieskringen, óf met het als centraal stembureau optredend hoofdstembureau. regeling.48' 2. De redactie van het artikel is niet gelukkig. De regeling komt op het volgende neer. Gemeenten met 20.000 en minder inwoners. Is de gemeente niet in stemdistricten verdeeld, dan is (art. 34, hd 3, Kieswet) het eenige stembureau tevens hoofd- en centraal stembureau. Heeft er geen stemming plaats, dan ontvangen de benoemden van dit stembureau een afschrift van het in art. 106, 3e hd, der Gemeentewet bedoelde proces-verbaal. Heeft er wel stemming plaats, dan ontvangen zij van dit stembureau afschrift van het proces-verbaal van den in artikel 96 der Kieswet bedoelde zitting (uitslag verkiezing), afschrift Van het proces-verbaal der . stemming, bedoeld in artikel 88 der Kieswet en afschrift van het proces,verbaal der in art. 91 der Kieswet bedoelde zitting. In de gevallen, voorzien in art. 16a — niet aannemen benoeming —art. 18a — tusschentijds openvallende plaatsen — en art. 38a — niet toelaten van leden wegens onjuiste vaststelling van den uitslag — of art. 386 — niet toelating wegens disquahficatie candidaat — ontvangen de nader als benoemden aangewezenen bovendien afschriften van het proces-verbaal der zitting van het stembureau, waarin zn' werden aangewezen. Is de gemeente in stemdistricten verdeeld dan treedt krachtens artikel 34, hd 2, der Kieswet het hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op. Dit hoofdstembureau heeft te zorgen voor de toezending van alle hierboven bedoelde processen-verbaal. Voorzitter ervan is in gemeenten, die in kieskringen zijn verdeeld, de Burgemeester; in gemeenten met slechts één stemdistrict krachtens art. 59, jo. art. 34, hd 3 der Kieswet, ook de Burgemeester; in gemeenten, die niet in kieskringen, maar wel in stemdistricten zijn verdeeld, krachtens art. 33, lid 5, der Kieswet een lid van den raad, door dezen te benoemen. Gemeentewet. 171 Gemeenten met meer dan 20.000 inwoners. . In elk der (3) Meskringen is krachtens artikel 33 der Kieswet een hoofdstembureau. De Burgemeester is voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring, binnen welken het gemeentehuis is gelegen. Krachtens art. 34, hd 2, der Kieswet treedt dit hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op. t^£- Dit centraal stembureau stelt den Uitslag der verkiezing vast en wijst ook in de gevallen, bedoeld in de artt. 16a, 18a, 38a en 386 de benoemden aan. i Van de processen-verbaal der desbetreffende zittingen moet dus dé voorzitter van dit stembureau — d. i. de Burgemeester — afschriften aan de benoemden zenden. Bovendien moet ingeval van stemming de voorzitter van het hoofdstembureau van den Meskring, waarbinnen een benoemde is candidaat gesteld, aan dezen onverwijld — d. w. z. zoo spoedig mogelijk, zie aant. 5 op art. 89 der Kieswet — afschriften zenden van het proces-verbaal der zitting, waarin de uitslag der stemming in den kieskring is vastgesteld en van de processen-verbaal der stemming in de tot den kieskring behoorende stemdistricten. Artikel 13 (ongewijzigd). De benoemde geeft binnen drie dagen na het bekomen van het afschrift of de afschriften een bewijs van ontvangst daarover af en geeft binnen vier weken na de dagteekening van dat bewijs kennis aan Burgemeester en Wethouders of hij de benoeming aanneemt. Hij wordt, laat hij dien tijd zonder kennisgeving voorbijgaan, geacht de benoeming niet aan te nemen. Het artikel voorziet niet, als artikel 11 der Provinciale wet in zijn Geen regeling nieuwe lezing, in het geval, dat de ontvangst-bewijzen van het próces- gerai'e?1 verbaal, dat de benoeming vaststelt en van de processen verbaal be- varübewrjzen treffende de stemming niet dezelfde dagteekening dragen. Naar analogie ziin' van bedoeld artikel 11 mag o. i. worden aangenomen, dat ook de termijn van 4 weken in dit artikel bedoeld, loopt vanaf de dagteekening van het - ontvangstbewijs, afgegeven voor het proces verbaal, dat de uitslag der V verkiézing vaststelt. Artt. 13bis, 14 en 15 (vervallen). Artikel 16. Burgemeester en Wethouders zorgen, dat Gedeputeerde Staten van de in artikel 12 bedoelde processen-verbaal, binnen acht dagen na de dagteekening daarvan, afschrift bekomen en geven hun kennis van het al* of niet aannemen der benoeming door een benoemde. , - 172 Gemeentewet. wijziging Aan het slot van het artikel stond in plaats van „benoemde" artikel. '„gekoisene", waarna volgde „en van den dag, waarop, naar aanleiding der artt. 8, 14 en 15 eene verkiezing zal plaats hebben". \ Artikel 16a. Wanneer een benoemde zijne benoeming niet aanneemt, wordt door het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede hd, der Kieswet, in eene zitting, te houden binnen veertien dagen na de ontvangst door Burgemeester en Wethouders van de in artikel 13 bedoelde kennisgeving of na het verstrijken van den in dit artikel gestelden termijn van vier weken, in plaats van hem, die de benoeming niet heeft aangenomen, benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst waarop hij, die de benoeming niet heeft aangenomen, is gekozen, en die voor benoeming in aanmerking komt, hetzij naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104 der Kieswet, hetzij, in het geval voorzien in artikel 10b, tweede hd, naar de volgorde der candidaten op de hjst. Daarbij wordt buiten rekening gelaten de naam van den candidaat, die is overleden, of die reeds lid van den raad is. Dag en uur van de zitting worden vooraf bekend gemaakt. De artikelen 79, eerste en tweede hd, 80 en 92, derde en vierde lid, der Kieswet zijn van toepassing. Art. stemt Behoudens de regeling voor het geval geen stemming heeft plaats art. no gehad, stemt dit artikel overeen met het nieuwe artikel 11a der Pro- Prov wet. vinciale Wet. Zie de aant. op laatstgenoemd artikel. Artikel 17. De tot hd van den Raad benoemde legt, nevens zijn geloofsbrief, aan den Raad over: een uittreksel uit de geboorteregisters, bij gemis daarvan, eene acte van bekendheid, waaruit tijd en plaats zijner geboorte blijken; eene verklaring van den Burgemeester, getuigende, dat hij op den dag, waarop de uitslag der verkiezing werd vastgesteld, ingezetene was; eene door hem zeiven af te geven verklaring, vermeldende alle openbare betrekkingen, die hij bekleedt. De geloofsbrief moet door den benoemde binnen twee maanden na zijne dagteekening bij den Raad worden ingezonden. Is de geloofsbrief niet binnen dien termijn ingezonden, dan wordt de plaats geacht op den eersten dag na afloop van dien termijn opnieuw te zijn opengevallen. wijziging ' In het tweede hd is de termijn van 4 maanden vervangen door artikel. 2 maanden. Overigens is het artikel niet gewijzigd. Zie aant. 1 op art. 15 der Prov. Wet. Gemeentewet. 173 Artikel 18 (ongewijzigd). De leden van den Raad kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan den Raad. Zij, die hun ontslag hebben ingezonden, blijven leden van den Raad, tot dat de geloolsbrieven hunner opvolgers zijn goedgekeurd. Artikel 18a. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 16a en 38b, wordt, wanneer buiten periodieke aftreding eene plaats in den raad openvalt, behoudens het bepaalde in de artikelen 25, laatste hd en 26, vijfde hd, binnen 14 dagen nadat dit ter kennis is gekomen van den voorzitter van het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede hd, der Kieswet, in een zitting van dit bureau ter vervulling van de plaats benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst, waarop het uitvallend hd is gekozen, en die voor benoeming in aanmerking komt, hetzij naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104 der Kieswet, hetzij, in het geval voorzien in artikel 10b, tweede hd, naar de volgorde der candidaten op de hjst. Dag en uur van de 'zitting worden vooraf bekend gemaakt Artikel 16a, eerste hd, laatste zin, dezer wet en de artikelen 79, eerste en tweede hd, 80 en 92, derde en vierde lid, der Kieswet zijn van toepassing. 1. Het artikel stemt overeen met het nieuwe art 116 der Provinciale overeen¬ stemming Wet. Zie aant. op laatstgenoemd artikel. Pr«v1wet 2. De „Voorzitter van het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, voorzitter hoofdtweede hd der Kieswet", is naar gelang van de omstandigheden de Burge- stembureau. meester of een hd van den Raad, door dezen te benoemen. (Zie aant. 2 op art. 12 Gemeentewet.) § 3. Van de vereischten voor het lidmaatschap van den Raad en van de hiermede onvereenigbare betrekkingen. Artikel 19. Leden van den raad kunnen alleen zijn de ingezetenen der gemeente, die Nederlander of door de wet als Nederlandsch onderdaan erkend zijn, niet krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak, wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zijn, en den ouderdom van drie en twintig jaren vervuld hebben. Onder ingezetenen worden verstaan zij, die gedurende de laatste twaalf maanden hunne woonplaats binnen de gemeente hadden. 174 Gemeentewet. stemnün ^e ^fB^g^S van ne* eerste lid was noodzakelijk om het in overeenmet art. 143 stemming te brengen met het herziene art. 143, lid 3, der Grondwet. Grondwet. _ . . V Het tweede lid is niet gewijzigd. JÈat Artt. 20—24 (ongewijzigd). Artikel 25. Een lid van den raad, een der in artikel 19 vermelde vereischten verliezende, ol eene der in artikel 23 uitgesloten betrekkingen aannemende, houdt op lid te zijn. Hij geeft hiervan kennis aan den raad, met vermelding der reden. Indien de in de eerste zinsnede bedoelde kennisgeving niet is gedaan, en Burgemeester en Wethouders évenwei van oordeel zijn dat een der aldaar omschreven gevallen zich voordoet, waarschuwen zij den belanghebbende. Het staat dezen vrij, de zaak binnen acht dagen daarna aan den raad te onderwerpen. Op 'sraads beshssing zijn dan de artikelen 33—37 van toepassing. De voorziening, overeenkomstig artikel 18a, in de opengevallen plaats geschiedt binnen veertien dagen nadat de termijn gesteld in hel vorig lid is verstreken, of, is de zaak aan den raad onderworpen, binnen eene maand nadat de einduitspraak ter kennis is gekomen van den voorzitter van het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede lid, der Kieswet. gefoi^van ""^e voorgeste^e verandering is het gevolg van de voorgestelde tusTóh1™ wijziging in de regeling ter voorziening in tusschentijdsche vacatures, ttjdsphe Indien het hd van den raad, dat de in dit artikel bedoelde waarschu- verkiezingren. wing van Burgemeester en Wethouders ontvangt, berust in de opvatting van dit college, en' dus laat verstrijken den termijn van acht dagen binnen welken hij de zaak aan 's Raads beshssing kan onderwerpen, moet binnen veertien dagen in de opengevallen plaats worden voorzien. Wordt in de opvatting van Burgemeester en Wethouders niet berust, en dus 's raads tusschenkomst ingeroepen, dan staat, na de beshssing van den Raad, nog beroep open op Gedeputeerde Staten en ten slotte op de Kroon, terwijl Gedeputeerde Staten ook ambtshalve kunnen ingrijpen. Of de beshssing van den Raad — en hetzelfde geldt voor die van Gedeputeerde Staten — een einduitspraak zal zijn, is derhalve 1 gedurende den termijn voor beroep of voor ambtshalve tusschenkomst onzeker. Met het oog daarop is de termijn binnen welken de plaats moet worden vervuld in dit geval gesteld op een maand. De termijn voor beroep of ambtshalve tusschenkomst is dan verstreken."" (M. v. T. blz. 27.) Gemeentewet. 175 Artikel 26. Die met art. 24 in strijd handelt, wordt in zijne betrekking geschorst door den Baad. Déze onderwerpt het geval onmiddellijk aan Gedeputeerde Staten, die den geschorste oproepen om zijne verdediging te hooren, en hem, zoo zij hem schuldig bevinden, van zijn lidmaatschap vervaUen verklaren. Gedeputeerde Staten kunnen ambtshalve het raadslid, dat met art. 24, in strijd handell, na het in zijn belang te hebben gehoord, van zijn lidmaatschap vervaUen verklaren. De belanghebbende kan, gedurende veertien dagen, te rekenen van den dag, waarop hem de uitspraak van Gedeputeerde Staten is medegedeeld, hiervan bij Ons in beroep komen. Daarbij geldt de bepaling van art. 37. De voorziening overeenkomstig artikel 18a, in de plaats van hem die van het hdmaatschap is vervallen verklaard, geschiedt binnen eene maand nadat de einduitspraak ter kennis is gekomen van den voorzitter van het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede hd, der Kieswet. De van zijn lidmaatschap vervallen verklaarde is, gedurende twee jaren, te rekenen van den dag der einduitspraak, niet tot Ud van den Raad verkiesbaar. Als gevolg van het vervaUen van artikel 8 moest een termijn gesteld Termijn van worden voor het voorzien in door vervallenverklaring openvaUende i™°vervaiienplaatsen. Vandaar het nieuwe 5e hd. Overigens is het artikel niet gewijzigd. § 4. Van den tijd van zitting der leden van den Baad. Artikel 27. De leden van den raad hebben zitting gedurende vier jaren. Zij treden om de vier jaren met den eersten Dinsdag van September te geUjk af. De aftredenden zijn dadeUjk herkiesbaar. 1. In navolging der Staatscommissie had de Regeering aanvankelijk Oorspronkevoorgesteld slechts in gemeenten van 15000 zielen en daar beneden ringsvoorstel. de Raad in zijn geheel te doen aftreden. De Staatscommissie, na er op gewezen te hebben, dat blijkens de Evenredig ervaring in België invoering van evenredig kiesrecht ook in de kleinere ook in de gemeenten geen bezwaren opleverde, verdedigde dit voorstel met de gemeenten, volgende woorden: „De Commissie vreest dan ook niet dat, bij invoering ten onzent van het door haar aanbevolen stelsel, de ondervmding minder gunstig zal zijn en zij vindt dus geen termen om voor te steUen voor de raadsverkiezingen in kleine gemeenten het meerderheidsstelsel tè behouden. Wel behoeft, naar het oordeel der Commissie, voör deze gemeenten 176 Gemeentewet. de huidige regeling der periodieke aftreding van de leden van den Baad wijziging. De tegenwoordige aftreding der raadsleden bij derde gedeelten zou in de kleinste gemeenten, waar het aantal raadsleden zeven bedraagt, leiden tot verkiezingen ter vervulling van slechts twee plaatsen. Twee plaatsen, té verdeelen over verschillende partijen 'naar evenredigheid van haar sterkte, is niet mogehjk. Maar als het aantal te vervuilen plaatsen drie, vier of zelfs vijf bedraagt, is een volledige werking van het beginsel der evenredige vertegenwoordiging nog niet verzekerd. De Commissie stelt daarom voor in de gemeenten, waar de Baad bestaat uit vijftien of minder leden, alle leden tegehjk te doen aftreden. Op de gronden ter toehchting van haar voorstel om ook voor de Provinciale Staten te breken met de aftreding bij gedeelten, uiteengezet op bladz. 58 en 59 van deze bijlage, bestaat, naar haar oordeel, tegen deze periodieke algeheele vernieuwing van den Raad geen o veldwegend bezwaar. Ook hier bevat het stelsel van evenredig kiesrecht een voldoend correctief tegen te sterke wisseling op éénmaal in de samenstelling der coheges. Wel kan twijfel rijzen of voor die gemeenten, waar de Raad in zijn geheel aftreedt, de zittingsduur van zes jaren niet te lang is. Een tijdperk van zes jaren, gedurende hetwelk de samenstelling van een vertegenwoordigend hchaam wordt gesteld buiten eiken invloed van de kiezers, is wellicht niet zonder bezwaar. Toch weegt, naar het der Commissie voorkomt, deze bedenking niet in die mate, dat zij den omslag van een afwijkende regeling in de wet voor de kleine gemeenten rechtvaardigt. Redactie dei door de Regeering voorgedragen redactie van art. 27 der Ge- Regeering. meentewet was de volgende: „De leden van den raad hebben zitting gedurende zes jaren. In de gemeenten van boven de 20000 zielen treedt een derde van hen om de twee jaren af, met den eersten Dinsdag van September, volgens een daarvan op te maken rooster. In de overige gemeenten treden zij, om de zes jaren, met den genoemden dag te gelijk af. De aftredenden zijn dadelijk weder herkiesbaar". Het additioneel art. XII had na de nadere nota van wijzigingen van 29 Nov. 1916 zijn tegenwoordige redactie, zoodat met den lsten Dinsdag van September 1919 de gemeenteraden in hun geheel zouden zijn afgetreden en door nieuwe, volgens de gewijzigde Kieswet gekozen, raden vervangen zouden zijn. Amende- 2. Door den heer Albarda werd een amendement voorgesteld om de Aibarda. eerste zinsnede van art. 27 te lezen: „De leden van den Raad hebben zitting gedurende vier jaren", en de tweede en derde zinsnede: „Zij treden met den eersten Dinsdag van September te gelijk af. De aftredenden zijn dadehjk herkiesbaar". (Bijl. no. 44, stuk 43.) Gemeentewet. 177 Door den heer van Beresteijn werden twee sub-amendementen voor- snb-amendegesteld op de amendementen Albarda: het eerste strekte om in de Beresteijn. tweede zinsnede van art 27 tweede hd na „treden" in te voegen „om zes . de —;— jaren , al naar gelang alinea 1 zou worden aangenomen; het vier tweede om een 4e zinsnede toe te voegen-van den volgenden inhoud: „De gemeenten boven 20000 zielen worden voor de verkiezing van de leden van den gemeenteraad verdeeld in drie Meskringen. Gedeputeerde Staten, den Raad gehoord, regelen de verdeeling der MesMingen. Zij zorgen daarbij dat iedere Mesfaing een ongeveer evenredig gedeelte der bevolking omvat. De overige gemeenten vormen voor de verMezing van de leden van den gemeenteraad één MesMing". • Bij de schriftelijke en later mondelinge verdediging van zijn amende- J^,^"1* menten (Hand. blz. 760 v.v.), wees de heer Albarda er op, dat wanneer in het stelsel der Regeering de gemeenteraden in 1919 éénmaal door evenredig Mesrecht waren samengesteld, het gevaar bestond, dal in 1921 en in 1923 — en later in andere gemeenten die de 20000 inwoners overschreden — de evenredigheid in de samenstelling der raden werd verstoord. Immers de kansen, dat de partijverhoudingen in het telkens aftredende % gedeelte dezelfde zouden zijn als in den geheelen raad, waren gering. De heer van Beresteijn wees bij de ondersteuning van de amende- Toelichting menten Albarda en de verdediging van zijn eigen sub-amendementen Beresteijn. vooral op de belangen der plattelandsgemeenten, die uit verschülende dorpen bestaan. Wanneer daar telkens slechts een gering getal leden zou aftreden, werd, meende hij, de kans groot, dat dergelijke afzonderlijke dorpen hun vertegenwoordiging in de gemeenteraden zouden verhezen. De verdeeling der grootere gemeenten in stemdistricten werd bij gelijktijdige aftreding der leden — ook door den Minister — noodzakelijk geacht om de stemming te vereenvoudigen. Het amendement om den tijd van zitting der raadsleden te verkorten Aftreden tot 4 jaren werd verdedigd met de opmerking, dat de tijd van 6 jaren dt"ajdaerei0.m te lang was, om de nieuwere stroomingen, welke opkomen, gelegenheid te geven zich te uiten, om de Mezers in de gelegenheid te stellen zich te uiten. Bovendien zouden daarbij, met het oog op tusschentijdsche vacatures, te veel extra candidaten gesteld moeten worden. (Rede van den heer Drion, Hand. blz. 773). Nadat de heer Albarda de sub-amendementen van Beresteijn had Amendeovergenomen, werden zijne amendementen overgenomen door de Re- genomen!™ geering. (Hand. blz. 774.) Kiibw. j2 178 Gemeentewet. Verplaatsing 3. Reeds in de toelichting tot zijn voorstellen had de heer van Beresteijn er op gewezen, dat in het aangenomen stelsel der Kieswet de door hem voorgedragen 5e zinsnede van art. 27 Gemeentewet eigenlijk daar thuis behoorde. Het desbetreffende artikel der Kieswet was echter toen reeds behandeld. Wijzigingen Bij de tweede lezing van het ontwerp Kieswet zijn daarop door de lezing!66 e Regeering in overleg met de Commissie van Rapporteurs nog de volgende wijzigingen voorgesteld. In art. 8 (tegenwoordige nummering), 3e lid, werd een kleine redactioneele wijziging aangebracht; aan net eerste hd van art. 31 werd als tweede en derde volzin toegevoegd het aangenomen 4e hd van art. 27 Gemeentewet; in het derde hd van artikel 31 werden opgenomen de woorden: „of kunnen de kieskringen, waarin eene gemeente is verdeeld" artikel 33; 34; 35; 37; 44, onder c; 49, hd 2; 51, hd 2; 52, hd 1, ontvingen hun tegenwoordige redactie; artikel 12 der Gemeentewet werd gewijzigd, zooals het thans luidt; de nieuwe 4e zinsnede van art. 27 werd geschrapt. Deze wijzigingen zijn aangenomen. Artikelen 28, 29, 29bis (vervaUen). Beden Deze artikelen konden vervaUen: de artt. 28 en 29 omdat zij betroffen vervallen. rooster van aftreden; artikel 29bis omdat het de gevolgen regelde van verdeeling eener gemeente in kiesdistricten. Artikel 30. Die, ter vervnlhng eener, buiten periodieke aftreding opengevallen, plaats, tot hd van den raad verkozen is, treedt af op het tijdstip waarop degeen, in wiens plaats hij is verkozen, moest aftreden. Geen Materieele wijziging is in dit artikel, evenals in artikel 30bis, niet wijziging , , , van stelsel, aangebracht. Artikel 30bis. Indien vermeerdering van het aantal raadsleden noodig is, worden de open plaatsen bij de eerstvolgende, volgens artikel 7 te houden, verkiezing vervuld. Indien Vermindering van het aantal raadsleden noodig is, treedt deze eerst in, wanneer door overlijden of bedanken eene plaats openvalt. oorspronke- Door het verschü in de wijze van aftreding — zie de aant. op art. rtègsvoorstei 27 — dat volgens de voorsteUen der Regeering zou bestaan hebben vereenvou- ^g^j^ gemeenten van meer dan 20000 inwoners en de overige gemeenten, was de oorspronkelijk voorgedragen redactie van artikel 30bis meer ingewikkeld dan die, welke wet geworden is. Gemeentewet . 179 Door de Regeering voorgedragen artikelen 30ter en 30quater, regelende de gevolgen van vermeerdering of vennindering van het zielental boven of beneden de aangenomen grens, konden na de wijziging van artikel 27 vervallen. TWEEDE HOOFDSTUK. VAN DE VERGADERING VAN DEN RAAD. § 1. Van het onderzoek der geloofsbrieven en het zitting nemen der nieuw inkomende leden. Artikel 31. De raad onderzoekt de geloofsbrieven der nieuw inkomende leden en beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven, of de verkiezing zelve oprijzen. Het onderzoek der geloofsbrieven strekt zich niet uit tot de geldigheid van de lijsten van candidaten en van de verbinding van lijsten, zooals zij door het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede hd, der Kieswet, zijn openbaar gemaakt. De raad gaat niet over tot het onderzoek van de geloofsbrieven, ingezonden door de na periodieke aftreding nieuw inkomende leden, dan nadat zijn ingekomen de geloofsbrieven van al deze leden, of verstreken is de termijn gesteld in artikel 17, tweede hd. Hij beslist over de toelating niet dan nadat alle ingezonden geloofsbrieven zijn onderzocht. Van elke genomen beshssing wordt terstond kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten en aan den benoemde. De niet toegelatene wordt met de redenen van 's raads beshssing bekend gemaakt. In het eerste hd is het beginsel behouden, dat de Raad zelf omtrent overeen- stemming de geloofsbrieven zijner leden beslist. regeling Het tweede hd stemt overeen met artikel 133, het derde met artikel 132 der Kieswet. Zie de aanteekeningen op die artikelen. Artikel 32 (vervallen). Bij invoering van gelnktijdige aftreding van alle leden van den Raad Art. 32 . vervallen. kon de bepaling, dat de nieuw inkomende leden geen deel nemen aan het onderzoek hunner eigen geloofsbrieven, niet behouden blijven. Artikel 33 (ongewijzigd). Gedurende acht dagen, te rekenen van den dag, waarop de raad heeft beslist, staat het vrij aan den niet-toegelatene, aan elk hd van den raad, 180 Gemeentewet. en zoo de Burgemeester geen lid is, ook aan dezen, tegen de beslissing van den raad bezwaren bij Gedeputeerde Staten schriftelijk in te dienen. Artikel 34 (ongewijzigd). Gedeputeerde Staten doen binnen veertien dagen na den in het vorig artikel bepaalden tijd uitspraak, die, met redenen omkleed, terstond wordt medegedeeld aan den Baad, tegen wiens beslissing bezwaren zijn ingebracht, en aan den niet-toegelatene. Artikel 35 (ongewijzigd). Gedeputeerde Staten kunnen ook ambtshalve omtrent de beslissing van yffits.- den raad uitspraak doen. Zij geven van het voornemen hiertoe aan den raad berigt binnen acht dagen, nadat hun de beslissing is medegedeeld. Zij brengen binnen veertien dagen, na dat berigt, hunne uitspraak, met redenen omkleed, ter kennis van den raad en van den niet-toegelatene. Artikel 36 (ongewijzigd). De raad, of de niet-toegelatene, die in de uitspraak van Gedeputeerde Staten niet berust, kan, gedurende veertien dagen, te rekenen van de dagteekening dier uitspraak, hiervan bij Ons in beroep komen. Artikel 37 (ongewijzigd). Onze beslissing, zoo spoedig mogelijk, nadat het beroep is gedaan, bij een met redenen omkleed besluit te nemen, wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden, die voor de uitvoering zorgen. Artikel 38. Indien de leden niet worden toegelaten wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stemdistricten, geschiedt, binnen eene maand nadat de einduitspraak ter kennis is gekomen van Burgemeester en Wethouders, op een door hen te bepalen en aan Gedeputeerde Staten mede te deelen dag, in die districten eene nieuwe stemming en wordt de uitslag der verkiezing opnieuw vastgesteld. Overeen- 1. Dit artikel stemt zakelijk overeen met artikel 134 der Kieswet komstig ... artikel en artikel 706 der Provinciale wet. Kieswet. Wat is recht 2. In overeenstemming met hetgeen is opgemerkt ad art. 706 Pro- als alle leden ... . . . , ro, niet worden vinciale wet zal o. i. ook voor de gemeenteraden moeten worden aan- toegelaten , ; ,. . , . en de nieuwe genomen, dat indien tot niet-toelating overeenkomstig artikel 38 wordt gekozen ia» besloten de eenmaal als verkozen aangewezen raadsleden mettemin in functie blijven tot hun opvolgers kunnen zitting nemen. Gemeentewet. 181 Artikel 38a. Indien één of meer leden niet worden toegelaten, wegens de onjuistheid van de vaststelling door het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede lid, der Kieswet, van den uitslag der verkiezing, stelt dit bureau in eene zitting te houden binnen eene maand nadat de einduitspraak ter kennis van den voorzitter is gekomen, den uitslag, voor zoover noodig, opnieuw vast, met inachtneming van die uitspraak. Dag en uur van de zitting worden vooraf bekend gemaakt. De artikelen 79, eerste en tweede lid, 80 en 92, derde en vierde lid, der Kieswet zijn van toepassing. Dit artikel stemt overeen met artikel 70c der Provinciale wet. Zie Overeende aanteekening op laatstgenoemd artikel. aïT^o? I Prov. wet. Artikel 38b. Indien een benoemde niet wordt toegelaten, op grond dat hij niet voldoet aan de vereischten voor het lidmaatschap of op grond van artikel 22, wordt door het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede lid, der Kieswet, in eene zitting, te honden binnen eene maand nadat de einduitspraak ter kennis van den voorzitter is gekomen, in de plaats van den niet-toegelatene benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst, waarop de niet-toegelatene is gekozen en die voor benoeming in aanmerking komt, hetzij naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104 der Kieswet, hetzij, in het geval voorzien in artikel 10b, tweede lid, naar de volgorde der candidaten op de lijst. Dag en uur van de zitting worden vooraf bekend gemaakt. Artikel 16a, eerste lid, laatste zin, dezer wet en de artikelen 79, eerste en tweede hd, 80 en 92, derde en vierde hd, der Kieswet zijn van toepassing. Dit artikel stemt in hoofdzaak overeen met artikel 70d der Provinciale overeenwet. Zie de toehchting op laatstgenoemd artikel. artf^S* Prov. wet • Artikel 38c. Indien, in de gevallen voorzien in de artikelen 16a, 18a en 38b, geen candidaat meer voorkomt op de hjst, waarop degene is gekozen wiens plaats moet worden vervuld, en deze lijst met ééne andere lijst tot eene groep is verbonden, wordt de op deze laatste lijst voorkomende candidaat, die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104 der Kieswet, voor benoeniing in aanmerking komt, benoemd verklaard. Is de lijst vérbonden met meer dan ééne andere hjst, dan wordt, door toepassing van artikel 101, tweede hd, der Kieswet, beslist, aan welke van de verbonden lijsten de plaats zal worden toegekend. De op deze 182 Gemeentewet. lijst voorkomende candidaat, die, naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 104 der Kieswet, voor benoeming in aanmerking komt, wordt benoemd verklaard. Artikel 16a, eerste lid, laatste zin, is van toepassing. overeen- Dit artikel stemt overeen met artikel 70c der Provinciale wet. Zie art""™?8 de toelichting op laatstgenoemd artikel. Prov. wet. Artikel 38d. De vorm en de inrichting der, ingevolge de artikelen 10b, 10c, lOd, 16a, 18a, 38a en 38b op te maken processen-verbaal worden vastgesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Artikel 38e. Het onderzoek' van den geloofsbrief van hem, die is benoemd ingevolge de artikelen 16a, 18a, 38a of 38b, strekt zich niet uit tot punten rakende de wettigheid der verkiezing van toegelaten leden. overeen- Dit artikel stemt overeen met artikel 142 der Kieswet en art. lOh artfi^8 der Prov. wet. Zie de toehchting op eerstgenoemd artikel. Kieswet en art. 70ft Viar- wet- Artt. 39 (ongewijzigd). § 2. Van het houden en de orde der vergadering. Artt. 40—45 (ongewijzigd). Artikel 46. Zij onthouden zich van medestemmen over de zaken, die hen, hunne echtgenooten, oï hunne bloed- of aanverwanten, tot den derden graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken. Eene benoeming wordt geacht iemand persoonlijk aan te gaan, wanneer hij behoort tot die personen, tot welke de keuze door eene voordracht of bij eene herstemming, is beperkt. Het eerste hd is niet van toepassing bij de beslissing over de toelating van de na periodieke aftreding nieuw inkomende leden. Nienw Het derde hd is nieuw toegevoegd. Zie voor de toehchting aant. 1 derde Ud. Qp ^ ^ dgr provmciale wet. Artt. 47—78 (ongewijzigd). Gemeentewet. 183 TITEL IV. VAN DE WETHOUDERS. IArtikel 79 (ongewijzigd). Artikel 80. Zij worden gekozen voor vier jaren. Zij treden te gelijk af met den eersten Dinsdag der maand September. De aftredenden zijn dadelijk weder Terkiesbaar. De wijziging van den zittingstijd der wethouders houdt onmiddellijk wijziging verband met de verandering van den termn'n, voor welken de raads- wethouders leden worden gekozen. Artikel 81 (vervallen). Het voorschrift nopens den rooster van aftreding heeft zijn reden Rooster ... aftreding van bestaan verloren. . vervanen. SLOTBEPALING. Artikel 294. Deze wet verbindt met den dag harer afkondiging. Op Onzen last wordt de tekst van de artikelen der Gemeentewet, die verwijzen naar artikelen of gedeelten van artikelen der Kieswet, in overeenstemming gebracht, voor zooveel dé verwijzingen betreft, met den ingevolge art. 161 der Kieswet bekend te maken tekst dier wet, en in het Staatsblad geplaatst. Aan het nieuwe tweede hd is voldaan bij Koninkhjk besluit van 15 December 1917 (St.bl. no. 694). TABEL A. BEDOELD IN ARTIKEL 31 DER KIESWET. Gemeente Nummer Gebied waarover de kieskring waar het Van en vinh ni+,s+.rfilrr, hoofdstembureai kieskring. 210X1 mtstreJtt- . .. , e is gevestigd. I De gemeenten, behoorende tot de 's Hertogenbosch Meskringen I, II, IV, V en VI van de provincie Noordbrabant, volgens tabel B. II De gemeenten, behoorende tot de Tilburg Meskringen LTI, VH, Vlil en IX van de provincie Noordbrabant, volgens tabel B. • i UI De gemeenten, behoorende tot de Arnhem MesMingen I—V van de provincie Gelderland, volgens tabel B. IV De gemeenten, behoorende tot de Nijmegen Meskringen VI—X van de provincie Gelderland, volgens tabel B. V De gemeente Rotterdam (zonder Rotterdam Hoek van Holland). VI De gemeente 's-Gravenhage. 's Gravenhage VII De gemeenten, behoorende tot de Leiden Meskringen TH en IV van de provincie Zuidhohand, volgens tabel B. VIII De gemeenten, behoorende tot de Dordrecht MesMingen V, VI en VH van de provincie Zuidhohand, volgens tabel B. IX De gemeente Amsterdam. Amsterdam X De gemeenten, behoorende tot de Den Helder Meskringen II, III en TV van de provincie Noordholland, volgens tabel B. XI De gemeenten, behoorende tot de Haarlem MesMingen V, VI en VII van de provincie Noordholland, volgens tabel B. Bijlagen. 185 „ _ Gemeente .Nummer Gebied waarover de kieskring waar het kieskring. ^ uittrekt, hoofdstembureau is gevestigd. XII $ De provincie Zeeland. Middelburg XIII „ „ Utrecht. Utrecht XIV „ „ Friesland. Leeuwarden XV „ „ Overijssel. Zwohe XVI ' „ „ Groningen. Groningen XVII „ | Drenthe. Assen XVIII „ „ | Limburg. | Maastricht TABEL B. BEDOELD IN ARTIKEL 31 DER KIESWET. „ Gemeente JNummer Gebied waarover de kieskring waar het van den , , Meskring. rioh uitstrekt. hoofdstembureau is gevestigd. NOORDBRABANT. I De gemeenten 's Hertogenbosch, Ros- 's Hertogenbosch malen, Den Dungen, St. Michielsgestel, Schijndel, Vught, Heeswijk, Dinther, Geffen, Nuland, Heesch, Nistelrode, Lith, Lithoyen, Berhcnm. II De gemeenten Grave, Escharen, Velp, Grave Reek, Gassel, Linden, Cuyk en St. Agatha, Schayk, Beers, Uden, Mill en St. Hubert, Zeeland, Ravenstein, Dieden, Demen en Langel, Deursen en Dennenburg, Huisseling en Neerloon, Boxmeer, Sambeek, Vierlingsbeek, Maashees en Overloon, Oploo, St. Anthonis en Ledeacker, Wanroy, Beugen en Rijkevoort, Oeffeit, Haps, Oss, Berg- 186 Bijlagen. Gemeente Nummer Gebied waarover de kieskring waar het van den , XJ , . tóesfaine zich ™*Btaekt. hoofdstembure£ °' is gevestigd. hem, Megen, Haren en Macharen, Oijer en Teeffelen, Herpen. III De gemeenten Tilburg, Goirle, Berkel, Tilburg Oisterwijk, Moergestel, Diessen, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Udenhout, Gilze en Reijen, Boxtel, Esch, Helvoirt, Haaren, Cromvoirt, Liempde. IV De gemeenten Heusden, Bokhoven, Heusden Alem, Marem en Kessel, Empel en MeerwijkjEngelen, Drongelen, Dussen, Hedikhuizen, Gen deren, Herpt, Meeuwen, Oudheusden, Wijk en Aalburg, Veen, Woudrichem, Rijswijk, Op- en Neer- Andel, de Werken en Sleeuwijk, Werkendam, Giessen, Almkerk, Waalwijk, Baardwijk, Besoijen, Capelle. Sprang, Vrijhoeve-Capehe, Waspik, Vlijmen, , Nieuwkuyk, Drunen. V De gemeenten Helmond, Aarle-Rix- Helmond tel Beek en Donk, Lieshout, Mierlo, Stiphout, Gemert, Bakel en Milheeze, Nunen, Gerwen en Nederwetten, Heeze, Leende, Asten, Deurne en Liessel, Vherden. Someren, Lierop, Budel, Maarheeze, Soerehdonk, Sterksel en Gasset, Veghel, Erp, Boekei. VI De gemeenten Eindhoven, Aalst, Eindhoven Dommelen, Geldrop, Gestel en Blaarthem, Oerle, Stratum, Strijp, Tongelee, *\ Valkenswaard, Veldhoven en Mereveldhoven, Waalre, Woensel, Zeelst, Zesgehuchten, Borkel en Schaft, Westerhoven, St. Oedenrode, Son en Breugel, Oirschot, Best, Vessem, Wintelre en Knegsel, Oost-, West- en Middelbeers, | Bijlagen. 187 Gemeente Nummer Gebied waarover de Meskring waar het MeTkriT zich mtótrekt- hoofdstembureau Krm8- is gevestigd. Bladel en Netersel, Bergeyk, Reusel, Hooge en Lage Mierde, Hoogeloon, Hapert en Casteren, Eersel, Duizel en Steensel, Riethoven, Luyksgestel. VII De gemeenten Breda, Ginneken en Breda Bavel, Teteringen, Princenhage, Etten en Leur, Rijsbergen, Zundert, Chaam, Alphen en Riel, Baarle-Nassau. VIII De gemeenten Zevenbergen, Klun- Zevenbergen dert, Willemstad, Standdaarbuiten, Hooge en Lage Zwaluwe, Oudenboaoh, Oosterhout, 's Gravenmoer, Raamsdonk, Geertruidenberg, Made en Drimmelen, Terheyden, Dongen, Fynaart en Heiningen. IX De gemeenten Bergen op Zoom, Bergen op Zoom Putte, Ossendrecht, Woensdrecht, Huybergen, Halsteren, Nieuw Vossemeer, Steenbergen en Kruisland, Roosendaal en Nispen, Rucphen en Vorenseinde, Hoeven, Dinteloord en Prinsland, Wouw, Oud- en Nieuw-Gastel. GELDERLAND. I De gemeenten Arnhem, Rozendaal, Arnhem Rheden. V#4* II De gemeenten Renkum, Doorwerth, Ede WageningeD, Ede, Scherpehzeel, Barneveld. 'III De gemeenten Hoevelaken, Nijkerk, Oldebroek Putten, Ermelo, Harderwijk, Elburg, Doornspijk, Oldebroek, Hattem, Epe, Heerde. 188 Bijlagen. „ Gemeente JNummer Gebied waarover de kieskring waar het van den ( ' kieskring zich uitstrekt, hoofdstembureau is gevestigd. , IV De gemeenten Apeldoorn, Voorst, Voorst Brammen. V De gemeenten Zutphen, Gorssel, Zutphen Warnsveld, Laren, Lochem, Neede, Borculo, Ruurlo, Vorden, Eibergen, Groenlo, Lichtenvoorde. VI De gemeenten Winterswijk, Aalten, Aalten Dinxperlo, Wisch, Ambt-Doetinchem, Stad-Doetinchem, Doesburg, Hummelo enKeppel, Steenderen, Hengelo, Zelhem. De gemeenten Gendringen, Bergh, VII Didam, Zevenaar, Herwen en Aerdt, Eist Pannerden, Duiven, Westervoort, Angerlo, Wehl, Gent, Bemmel, Valburg, Eist, Huissen. VIII De gemeenten Nijmegen, Ubbergen, Nijmegen Milhngen, Beuningen. IX De gemeenten Heteren, Hemmen, Do- Tiel dewaard, Kesteren, Echteld, IJzendoorn, Lienden, Maurik, Zoelen, Tiel, Wadenoijen, Ophemert, Varik, Est en Opijnen,, Geldermalsen, Waardenburg, Deil, Haatten, Herwnnen, Vuren, Bu- 'u>0éi~ ren, Beusichem, Culemborg, Beesd, Buurmalsen. X , De gemeenten Héerewaarden, Dreu- Wychen mei, Appeltern, Wamel, Dratenj Horssen, Batenburg, Bergharen, Ewijk, Wyehen, Balgoy, Overasselt, Heumen, Groesbeek, Brakel, Zuihchem, Poederoyen, Nederhemert, Ammerzoden, Hedel, Kerkwijk, Gameren, Zalt-Bommel, Hurwenen, Driel, Rossum. Bijlagen. 189 „ _ Gemeente jNummer « i Gebied waarover de kieskring waar het van den Meskring. ^ uitstrekt. hoofdstembureau is gevestigd. ZUIDHOLLAND. I De gemeente Rotterdam (zonder Rotterdam Hoek van Holland). II De gemeente 's Gravenhage. 's Gravenhage LTI De gemeenten Leiden, Leiderdorp, Leiden Zoeterwoude, Koudekerk, Voorschoten, Oegstgeest, i Rijnsburg, Valkenburg, Warmond, $assenheim, Noordwijk, Noordwijkerhout, Voorhout, Lisse, Hillegom, Katwijk, Wassenaar. IV De gemeenten Alphen, Boskoop, Bo- Gouda degraven, Zwammerdam, Hazerswoude, Oudshoorn, Ter Aar, Nieuwveen, Alkemade, Woubrugge, Rijnsaterwoude, Aarlanderveen, Nieuwkoop, Zevenhoven, Leimmden, Gouda, Haastrecht, Woerden, Rietveld, Waarder, Barwoutswaarder, Oudewater, Hekendorp, Pape- kop, Lange Ruige Weide, Waddinxveen, Reeuwijk, Schoonhoven, Vhst, Stolwijk, Ouderkerk a/d IJssel, Berkenwoude,' Gouderak, Bergambacht, Ammerstol, Lekkerkerk, Krimpen a/d Lek, Krimpen a/d IJssel, Zoetermeer, Veur, Voorburg, Zegw.aart, Stompwijk, Benthuizen, Pijnacker, Nootdorp, Berkel, HiHegersberg Schiebroek, Bergschenhoek, Zevenhuizen, Bleiswijk, Nieuwerkerk a/d IJssel, Capelle a/d IJssel, Moordrecht, Moerkapefle. V De gemeenten Delft, Hof van Delft, Delft Vrijenban, Schipluiden, Vlaardingen, Vlaardinger Ambacht, Maassluis, Maasland, Rozenburg, Naaldwijk, de Lier, 's Gravenzande, Monster, Lrfjosduinen, 190 Bijlagen. Gemeente Nummer Gebied waarover de kieskring waar het van den ) uitstrekt. hoofdstembureau kieskrmS- is gevestigd. Wateringen, Rijswijk, Schiedam, Kethel en Spaland, Overschie, Rotterdam , (Hoek van Holland). VI De gemeenten Dordrecht, Dubbel- Dordrecht dam, Meerkerk, Ameide, Tienhoven, Noordeloos, Hoog Blokland, Hoornaar, Groot-Ammers, Nieuwpoort, Langerak, Goudriaan, Ottoland, Giessendam, Giessen-Nieuwkerk, Peursum, Streefkerk, Brandwijk, Molenaarsgraaf, Bleskens- graaf, Shedrecht, Wijngaarden, Alblasserdam, Nieuw Lekkerland, Oud-Alblas, Papendrecht, Gorinchem, ScheUuinen, Arkel, Hardinxveld, Leerdam, Schoonre woerd, Leerbroek, Nieuwland, As peren, Heukelum, Kedichem, Vianen, Hagestein, Everdingen, Lexmond, Heien Boeikop. VII De gemeenten Ridderkerk, Zwijn- Ridderkerk drecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Heer- jansdam, IJsselmonde, Oost- en West Barendrecht, Poortugaal, Rhoon, Hoogvliet, Pernis, Oud-Beijerland, Numansdorp, Zuid-Beijerland, Klaaswaal, Heinenoord, Nieuw-Beijerland, Piershil, Goudswaard, 's Gravendeel, Puttershoek, Maasdam, Strijen, Mjjnsheerenland, Westmaas, Briehe, Oostvoorne, Zwartewaal, Vierpolders of het Nieuwland, Nieuwenhoorn, Hehevoetsluis, Nieuw-Helvoet, Rockanje, Zuidland, Hekelingen, Oudenhoorn, Spijkenisse, Geervhet, Heenvhet, Abbenbroek, Middelharnis, Sommelsdijk, Dirksland, Mehssant, Goedereede, Stellendam, Ouddorp, Oude Tonge, Nieuwe Tonge, Her- Bijlagen. 191 L Gemeente JNummer Gebied waarover de kieskring waar ^ + van den kieskring. zich uitstrekt. hoofdstembureau is gevestigd. kingen, Ooltgensplaat, den BommeL Stad aan 't Haringvliet. NOORDfiOLLAND. I De gemeente Amsterdam. Amsterdam TI De gemeenten Den Helder, Terschei- Den Helder ling, Texel, Vlieland, Schagen, Sint Maarten, de\Zijpe, Wieringerwaard.'Callantsoog, Petten, Wieringen, BarsingerI horn, Oudkarspel, Zuid-Scharwoude, Noord-Scharwoude, Sint-Pancras,Broek op Langedijk, Harenkarspel, Warmenhuizen, Koedijk, Bergen, Schoorl, HeerHugowaard, Nieuwe-Niedorp, Oude-Niedorp, Winkel, Anna Paulowna. III De gemeenten Hoorn, Berkhout, Hoorn Beets, Oudendijk, Avenhorn, Ursum, Oterleek, Wognum, Nibbixwoud,Zwaag, Blokker, Schellinkhout, Wijdenes, Enkhuizen, Urk, Medemblik, Opperdoes, Twisk, Spanbroek, Opmeer, Hoogwoud, I Hensbroek, Obdam, Zijbekarspel, Abbekerk, Midwoud, Wervershoof, Andijk, Grootebroek, Bovenkarspel, Hoogkarspel, Westwoud, Venhuizen, Purmerend, Kwadijk, Ilpendam, Landsmeer, Beemster, Oosthuizen, Warder, Schermerhorn, de Rijp, Graft, Zuid- en Noord-Schermer, Wormer, Wijdewormer, Jisp, Edam, Middehe, Monnikendam, Katwoude, Marken, Broek in Waterland, Nieuwendam, Buiksloot, Ransdorp. IV - De gemeenten Zaandam, Zaandijk, Zaandam Koog a/d Zaan, Wprmerveer, Oostzaan, I Krommenie, Westzaan, Assendelft, Alk- 192 Bijlagen. Gemeente Nummer Gebied waarover de kieskring waar het van den . t , , vir>h ni+a+TPlrr hoofdstem bureau kieskring. Z10tx mt8trej£t- . e is gevestigd. ' ' ~ '■ ~~*~\ maar, Oudorp, Egmond-binnen, Egmond aan Zee, Heiloo, Lommen, Castricum, Heemskerk, Uitgeest, Akersloot. V De gemeenten Haarlem, Zandvoort, Haarlem Bloemendaal, Schoten. i VI De gemeenten Velsen, Beverwijk, Velsen Wijk aan Zee, Spaarndam, Haarlemmermeer, Haarlemmerhede en Spaarnwoude Heemstede, Bennebroek, Nieuwer-Amstel, Ouder-Amstel, Uithoorn, Aalsmeer, Sloten. VII De gemeenten Weesp, Weespercar- Weesp spel, Diemen. Watergraafsmeer, Muiden, Naarden, Huizen, Nederhorst den Berg, 's Graveland, Korten hoef, Ankeveen, Laren, Bussum, Blaricum, Hilversum. ZEELAND. I De gemeenten Middelburg, Aagte- Middelburg kerke, Arnemuiden, Domburg, Grijpskerke, Nieuw en St. Joosland, Oostka-, pelle, Serooskerke, St. Laurens, Veere, Vrouwenpolder. II De gemeenten Vhssingen, Biggekerke, Vhssingen Koudekerke, Mehskerke, Oost- en WestSouburg, Bitthem, WestkapeUe, Zoutelande. III De gemeenten Zierikzee, Brouwers- Zierikzee haven, Bruinisse, Burgh, Dreischor, Duivendijke, Eikerzee, Ellemeet, Haamstede, Kerkwerve, Nieuwerkerk, Noordgouwe, Noordwelle, Oosterland, Ouwer- * kerk, Renesse, Serooskerke, Zonnemaire. Bijlagen. 193 Ï Gemeente ïxummer Gebied waarover de kieskring waar het van den kieskring. uitstrekt. hoofdstembureau • is gevestigd. ilV De gemeenten Tholen, Oud-Vosse- Tholen meer, Poortvliet, Scherpenisse, St. Annaland, St. Maartensdijk, St. Philipsland, Stavenisse, Wissekerke, Colijnsplaat, Kortgene, Cats. V De gemeenten Goes, Baarland, Bors- Goes selen, Driewegen, Ellewoutsdijk, 's Gravenpolder, VHeer-Abtskerke 'sHeerArendskerke 's Heerenhoek, Heinkenszand, Hoedekenskerke, KapeUe, Kattendijke, Kloetinge, Krabbendijke, Kruiningen, Nisse, Oudelande, Ovezande, Rilland, Schore en Vlake, Waarde en Valkenisse, Wemeldinge, Wolphaartsdijk, Yerseke. VT De gemeenten Sluis, Aardenburg, Sluis Biervliet, Breskens, Cadzand, Eede, Groede, Hoofdplaat, Nieuwvliet, Oostburg, Retranchement, Schoondijke, St. Kruis, Waterlandkerkje, Uzendijke, Zuidzande. VII De gemeenten Hulst, Axel, Bosch- Hulst kapelle, Chnge, Graauw en Langendam, Hengstdijk, Hoek, Hontenisse, Koewacht, Neuzen, Ossenisse, Overslag, Phihppine, Sas van Gent, Stoppeldijk, St. Jansteen, Westdorpe, Zaamslag, Zuiddorpe. UTRECHT. I De gemeente Utrecht. Utrecht II Het overig deel der provincie. Amersfoort Kiesw. 13 194 Bijlagen. Gemeente Nummer Gebied waarover de Meskring waar het van den , ,. , . kieskring ^ uitstrekt. hoofdstembureau is gevestigd. — FRIESLAND. I De gemeenten Leeuwarden Leeuwar- Leeuwarden dëradeel, Idaarderadeel, Menaldumadeel, Tietjerksteradeel. II De gemeenten Dokkum, Ferwerdera- Dokkum deel, Westdongeradeel, Oosdongeradeel, Dantumadeel, Kohumerland en NieuwKruisland, Achtkarspelen, Ameland, Schiermonnikoog. UI De gemeenten Smalhngerland, Op- Schoterland sterland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Schoterland, Aengwirden, Utingeradeel. IV De gemeenten Sneek, Ijlst, Sloten, Sneek Workum, Hindeloopen, Stavoren, Wjjmbritseradeel, Hemehimer-Oldephaert en Noordwolde, Gaasterland, Lemsterland, Doniawerstal, Haskerland, Rauwerderhem, Hennaarderadeel. V De gemeenten Franeker, Harlingen, Franeker Bolsward, Wonseradeel, Franekeradeel, Barradeel, 't Bildt, Baarderadeel. OVERIJSSEL. I De gemeenten Zwolle, Dalfsen, Zwol- Zwolle lerkerspel, Staphorst, Heino, Nieuwleusen. II De gemeenten Kampen, Kamperveen, Kampen Zalk, Wilsum, IJsselmuiden, Grafhorst, Steenwijk, Steenwijkerwold, Oldemarkt, Giethoorn, Kuinre, Blankenham, Blokzijl, Stad-Vohenhove, Ambt-Vohenhove, Zwartsluis, Hasselt, Genemuiden, Wanneperveen. Bijlagen. 195 „ Gemeente JNummer Gebied waarover de kieskring waar het kieskring ^ ritstaelrt. hoofdstembureau is gevestigd. 1 ; Hl De gemeenten Deventer, Diepenveen, Deventer Wijhe, Olst, Raalte, Holten, Bathmen. IV De gemeenten Stad-Ommen, Ambt- Stad-Ommen Ommen, Avereest, Stad-Hardenberg, Ambt-Hardenberg, Gramsbergen, Den Ham, Vriezenveen, Hellendoorn, Wierden. V De gemeenten Hengelo, Borne, Mar- Hengelo kelo, Goor/Rijssen, Diepënheim, StadDelden, Ambt-Delden, Haaksbergen. ' VI De gemeenten Almelo, Tubbergen, 01- Almelo denzaal, Losser, Ootmarsum, Denekamp, Weerselo. VII De gemeenten Enschedé, Lonneker. Enschedé GRONINGEN. I De gemeente Groningen. Groningen II v De gemeenten Zuidhorn, Grijpskerk, Bedum Oldehove, Ezinge, Aduard, de Leek, Marum, Grootegast, Oldekerk, Bedum, Winsum, Leens, Ulrum, Kloosterburen, Eenrum, Baflo, Warffum, Adorp, Middelstum, Kantens, Usquert, Uithuizen, Hoogkerk. d ni De gemeenten Appingedam, Delfznl, Appingedam Bierum, 't Zandt, Loppersum, Ten Boer, Slochteren, Stedum, Uithuizermeeden Termunten, Noorddijk. Haren. IV De gemeenten Winschoten, Midwolda Winschoten Nieuwwolda, Finsterwolde, Beerta, Nieuweschans, Zuidbroek, Noordbroek, Scheemda, Muntendam, Meeden, Bellingwolde, Hoogezand, Sappemeer. 196 Bijlagen. Gemeente Nummer Gebied waarover de Meskring waar het • van. en zich uitstrekt. hoofdstembureau kieskrm8- is gevestigd. V De gemeenten Wedde, Onstwedde, Oude Pekela Vlagtwedde, Oude Pekela, Nieuwe Pekela, Veendam, Wildervank. DRENTHE. I De gemeenten Assen, Anlo, Norg, Ro- Assen den, Peize, Eelde, Zuidlaren, Vries, Smilde, Rolde. II De gemeenten Meppel, Havelte, Nije- Meppel veen, Ruinen, Ruinerwold, de Wijk, Zuidwolde, Diever, Dwïngelo, Vledder. Hl De gemeenten Hoogeveen, Beilen, Hoogeveen Westerbork, Zweeloo, Oosterhesselen, Coevorden, Dalen, Schoonebeek, Sleen. IV De gemeenten Emmen, Odoorn, Bor- Emmen ger, Gieten, Gasselte. LIMBURG. I De gemeente Maastricht. Maastricht II De gemeenten Bocholtz, Gulpen, Mar- Gulpen graten, Mheer, Noorbeek, Oud-Valkenburg, Schin op Geulle, Simpelveld, Slenaken, Vaals, Valkenburg, Wittem, Wijlre, Mesch, Eijsden, St. Geertruid, Rijckholt, Gronsvekl, Cadier en Keer, Heer, St. Pieter, Oud-Vroenhoven, Ambij, Bemelen, Berg en Terbhjt, Houthem. ni De gemeenten Amstenrade, Bingel- Sittard rade, Brunssum, Jabeek, Merkelbeek, Nuth, Oirsbeek, Schinnen, Schinveld, Born, Broeksittard, Geleen, Grevenbicht, Limbricht, Munstergeleen, Bijlagen. 197 « Gemeente .nummer Gebied waarover de kieskring waar het kieskring. zica uitstrekt. hoofdstembureau is gevestigd. Nieuwstadt, Obbicht, Sittard, Urmond, Stein, Elsloo, Beek, Spaubeek, Geulle, Bunde, Ulestraten, Itteren, Borgharen, Meerssen. IV De gemeenten Eygelshoven, Heerlen, Heerlen Hoensbroek, Hulsberg, Kerkrade, Klimmen, Nieuwenhagen, Schaesberg, Sclnmmert, LJbach over Worms Voe- rendaal Wijnandsrade. v V De gemeenten Roermond, Echt, Her- Roermond ten, Horn, Linne, Maasbracht, Mehck en Herkenbosch,, Maasniel, Montfort, St. Odihënberg, Ohé en Laak, Poster- I holt, Roosteren, Stevensweert, Susteren, Swalmen, Vlodrop. VI De gemeenten Baexem, Beegden, Weert Buggenum, Grathem, Haelen, Heel, Heijthuizen, Hunzel, Ittervoort, Meijel, Nederweert, Neer, Neeritter, Nunhem. Roggel, Stamproy, Thorn, Weert, Wessem. VII De gemeenten Beesel, Belfeld, Hel- Venlo den, Kessel, Maasbree, Tegelen, Venlo. Vni De gemeenten Horst, Meerlo, Seve-' Horst num, Venray, Wanssum, Bergen, Gennep, Mook, Ottersum, Grubbenvorst, Arcen en Velden, Broekhuizen. Tabel A dankt haar tegenwoordigen vorm aan het door de Regeering overgenomen amendement-Snoeck Henkemans. Dat amendement ging uit van het denkbeeld dat het gewenscht is de gemeenten, die ingedeeld zijn bij denzelfden provincialen kieskring, ook te doen behooren tot een en denzelfden Kamerkieskring. Bij het Regeeringsvoorstel was dit punt niet in aanmerking genomen en was in hoofdzaak aansluiting gezocht aan de bestaande indeeling 198 Bijlagen. in Mesdistricten. De voorsteller voerde ter verdediging van zijn amendement o.m. aan, dat het er bij de evenredige vertegenwoordiging vóór alles op aankomt, dat de candidatenhjsten vertrouwen genieten bij de kiezers, zoodat dezen niet zich opgewekt gevoelen om allerlei andere lijsten in te leveren, maar vertrouwen hebben in de lijst door de groote partijorganisaties samengesteld. Zal dit vertrouwen er zijn, dan is het noodzakelijk, dat men het den Mezer zoo gemakkelijk mogehjk maakt in de partijen aan de vorming van de candidatenhjsten mede te werken, en dit zal zeer worden bemoeilijkt als de organisaties voor de provinciale MesMingen uitgerafeld worden bij de verMezingenvoor de Tweede Kamer. „Bij aanneming van het amendement zullen er in Nederland geen twee gemeenten zijn, die tot één provincialen Meskring behooren, of zij zullen ook behooren- tot één KamerMeskring." (Handelingen Tweede Kamer 1916/17, blz. 776, 777.) Bij de M. v. T. deelt de Regeering mede, dat met betrekking tot het ontwerpen van de Meskringen voor de verMezing van de leden der Tweede Kamer het denkbeeld heeft voorgezeten de MesMingen zooveel mogelijk te doen samenvallen met de bestaande provinciën. Daarom vormen in de ontwerp-tabel de provinciën Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen, Drenthe en Limburg ieder één MesMing. De wenschelijkheid dat het aantal inwoners in elk der verschülende MesMingen niet meer dan onvermijdelijk is uiteenloopt, heeft er toe geleid de provinciën Noordbrabant, Gelderland, Zuidhohand en Noordholland te verdeelen in 2, 2, 4 en 3 MesMingen. In de provinciën, die slechts één Meskring vormen, is de hoofdstad der provincie als zetel van het hoofdstembureau van den MesMing aangewezen. In de overige provinciën is daartoe de gemeente van den Meskring uitgekozen, die het grootst aantal inwoners telt. Deze toehchting blijft ten volle van toepassing op de tabel A, zooals zij in de wet is opgenomen. Ten aanzien van de tabel B deelde de Regeering bij de Memorie van Toehchting het volgende mede: „Bij de verdeeling van de onderscheidene provinciën in Meskringen dient in de eerste plaats hiervoor gewaakt te wprden dat de kringen niet te Mein worden genomen. Het is na de invoering van een stelsel van evenredige vertegenwoordiging te verwachten dat ook voor de verMezing van de Provinciale Staten door elk der politieke partijen, die in de betrokken provinciën op een aanhang van eenige beteekenis kunnen rekenen, afzonderlijke lijsten zullen worden ingeleverd. Ging men nu de vele thans bestaan- Bijlagen. 199 de kiesdistricten mot gering getal inwoners naast andere van veel grooteren omvang, als kieskringen behouden, dan zou in hooge mate het gevaar ontstaan, dat de stemmen in een kleinen kieskring zoozeer verdeeld warden over de verschillende partijen, dat aan geene der in dien kieskring ingeleverde hjsten een zetel zou ten deel vallen. Hoewel de in dien kieskring uitgebrachte stemmen voor de verschillende partijen dan niet verloren zouden zijn, zou in dat geval geen enkel afgevaardigde voor dien kieskring zitting nemen, tengevolge waarvan het voor de provincie zoozeer gewenschte locale verband tusschen kiezers en gekozenen voor een deel niet zou worden bereikt. Om deze mogehjkheid af te snijden, moet het getal inwoners van een kieskring, zoodanig worden bepaald, dat de kring naar evenredigheid van het getal inwoners van de geheele provincie, op ten minste 5 of 6 der te verrollen plaatsen ianspraak zal mogen maken. In dat geval bestaat de zekerheid dat althans aan een drie- of viertal van de in dien kring ingediende hjsten, die de meeste stemmen hebben behaald, een Statenlid zal ten deel vallen. Het gevolg van het vooropgestelde moet zijn, dat de vele bestaande kleine districten, die thans slechts enkele Statenleden afvaardigen, met andere tot één kieskring samengevoegd worden. Zooveel mogelijk behoort, om de bestaande banden niet te verbreken, de samenvoeging tot stand te worden gebracht zonder verknipping van de tegenwoordige districten. Niet altijd evenwel is dit mogelijk; immers er dient ook hierop gelet te worden dat de onderscheidene kieskringen niet al te veel in getal inwoners van elkander afwijken, opdat niet aan de meest volkrijke een voorsprong op de andere worde gegeven." De laatste overweging in de M. v. T. heeft haar belang grootendeels verloren nu het systeem d' Hondt in de wet vervangen is door dat der grootste overschotten. Zij had er, zooals in de M. v. T. werd opgemerkt, toe moeten leiden dat ook de gemeenten Amsterdam, Botterdam, den Haag en Utrecht in meerdere kieskringen voor de Statenverkiezingen wierden verdeeld. Tegen zoodanige verdeeling bestaat echter het bezwaar, dat van elkander gescheiden wordt, wat uit zijn aard bij elkander behoort. Na loslating van het systeem d' Hondt was er voor die verdeeling te minder aanleiding. BESLUIT van den Ssten December 1917 (St.bl. no. 687), tot uitvoering van artikel 8 der Kieswet. Wij WILHELMLNA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken van 27 September 1917, no. 8069, afdeeling Binnenlandsch Bestuur; Den Raad van State gehoord (advies van 16 October 1917, no. 29); Gelet op het nader rapport van Onzen Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken van 6 December 1917, no. 8739, afdeeling Binnenlandsch Bestuur; Gelet op artt. 7 en 8 der Kieswet; Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel 1. De kiezerslijst wordt opgemaakt overeenkomstig het bij dit besluit gevoegd model. In de tweede kolom van de lijst worden de namen, in de derde kolom de voornamen der kiezers vermeld. De volgorde der namen is alphabetisch en wordt bij gelijkheid van geslachtsnamen door den eersten voornaam bepaald. In deze volgorde worden zij in de eerste kolom genummerd. Naar gelang de kiezer bevoegd is deel te nemen, hetzij aan de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de Provinciale Staten en van den gemeenteraad, of alleen aan de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Provinciale Staten, of alleen aan de verkiezingen van leden van de Tweede Kamer der StatenGeneraal, worden achter zijn naam in de daarvoor bestemde onderdeelen van de vierde kolom de letters K. S. G., K. S. of K. geplaatst. In de vijfde kolom wordt ingeval van schorsing van de uitoefening van het kiesrecht de letter S. geplaatst. In de zesde kolom wordt de woonplaats in de gemeente van den kiezer, op 1 Februari des jaars, op de aldaar gebruikelijke wijze aangeduid (wijk, straat, huisnummer, dorp, gehucht, enz.). Daarbij kunnen verkortingen worden gebezigd als s voor „straat", p voor „plein" en dergelijke, mits zij niet schaden aan de duidelijkheid der aanwijzing. Is de plaats der woning niet met zekerheid bekend, dan wordt in deze kolom de letter o geplaatst. In gemeenten, die uit één stemdistrict bestaan, wordt invulhng van deze kolom niet vereiseht. Bijlagen. 201 In de zevende kolom wordt het stemdistrict en ingeval de hjst geldt voor eene gemeente wier gebied tot meer dan één kieskring behoort of die in kieskringen verdeeld is, tevens de MesMing vermeld. In laatstbedoeld geval wordt de kolom in tweeën onderverdeeld en het cijfer van den Meskring in Romeinsche cijfers in het eerste, dat van het stemdistrict in gewone cijfers in het tweede onderdeel der-kolom geplaatst. In de kolommen ,J)agteekening der geboorte" en „Dagteekening der naturalisatie" kunnen de maanden Januari, Februari, Augustus, Sepsember, October, November en December worden aangeduid respectievelijk door Jan., Febr., Aug., Oct., Nov. en Dec. Indien de Mezer op de lijst geplaatst is wegens zijne erkenning door de wet als Nederlandsch onderdaan, worden in kolom 11 achter zijn v naam, de letters N. O. geplaatst*. Wanneer eene aanwijzing in eenige kolom" op meerdere achtereen- i volgende regels van dezelfde bladzijde geheel gehjkluidend is, behoeft alleen de eerste overeenkomstig de bovenstaande bepalingen te geschieden en kan in de volgende regels daarnaar door aanhahngsteekens worden verwezen. Artikel 2. De volgnummers, namen en verdere aanteekeningen omtrent hen, die tengevolge van verbetering der Mezerslijst door het gemeentebestuur of door rechterlijke uitspraak, na den 22sten Maart van de Mezerslijst worden afgevoerd, worden doorgehaald met waarmerking door den burgemeester en den secretaris, die in de kolom „Waarmerking der wijzigingen" hunne paraphe stellen. Artikel 3. De volgnummers, namen en verdere aanteekeningen omtrent hen, die ten gevolge van verbetering der kiezerslijst door het gemeentebestuur of door rechterlijke uitspraak, na den 22sten Maart op de Mezerslijst worden gebracht, worden gesteld aan den voet van de bladzijde der Mezershjst, waarop zij naar alphabetische volgorde behooren voor te komen. Aan den voet van elke bladzijde wordt daartoe eene voldoende ruimte opengelaten. De volgnummers van hen, die aldus op de Mezerslijst zn"n gebracht, worden aangeduid door het nummer, geplaatst voor den naar alphabetische volgorde onmiddellijk voorafgaanden naam, met toevoeging van de letters a, b, c, enz. Bij de vaststelling van de Mezershjsten ingevolge artikel X der Additionnele Artikelen der Grondwet, wordt de dag van den 22sten Maart in dit en in het vorig artikel genoemd, vervangen door den dag van de vaststelling van de Mezershjsten ingevolge de tweede zinsnede van het tweede hd van voormeld artikel X. 202 Bijlagen. Artikel 4. In het afschrift of den afdruk der kiezerslijst bedoeld bij art. 63 der Kieswet wordt in de eerste kolom vóór elk volgnummer eene voldoende ruimte opengelaten voor het stellen der paraphen overeenkomstig art. 75 dier wet. Artikel 5. Op afschriften of afdrukken wordt de dag vermeld, tot welken de veranderingen daarin zn'n opgenomen. Zij behoeven den oorspronkehjken inhoud, waar deze is verbeterd, niet te behelzen. Latere veranderingen kunnen daarin worden bijgeschreven met opgave van den dag, tot welken de bijschrijving is geschied. Artikel 6. De besluiten van 28 November 1896 (Staatsblad no. 176) en 9 Januari 1901 (Staatsblad no. 24) worden ingetrokken. Artikel 7. Dit besluit treedt in werking met ingang van den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad en van de Staatscourant, waarin het is geplaatst. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk gelijktijdig in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 8 December 1917. (get.) WILHELMINA. J De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, {get.) oobt v. d. linden. Uitgegeven 19 December 1917. bd H | !>■ o 1 O co MODEL. KIEZERSLIJST. 1- 8. 3. 4. 6. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 13. 18. Kiesgerechtigd _ Nummer van het ,j S S •9'S Ö g voor de 8 . stemdistrict. f "8 * «J J g 13 j i n t 3i ~ 1— I ii ii jt tl NAAM. VOORNAMEN. fj d | . 1 II g a |j 5 1§ %a 'ff ^oniiMrttiwefl ■§ § I 11 I fS I I II 8 I'S 1B II §1 g * ° ° I I jl I 7; 7; Deze lijst aldus vastgesteld den 22 Maart Nummer van den Nummer van het Burgemeester en Wethouders van kieskring. stemdistrict. — , Burgemeester. N.B. Op de eerste bladzijde moet worden & & ««mrf««f« aangeduid voor welke gemeente de lijst geldt. ö a o • 8S * • necraans. Wordt de lijst opgemaakt voor eene gemeente. g -2 Het ten minste vereischt aantal onderteekeningen bedraagt Bij de hjst wordt overgelegd de sclnnftehjke, door den Burgemeester van de woonplaats van den candidaat gelegaliseerde, verklaring van iederen op de hjst voorkomenden candidaat, dat hij bewilligt in de plaats hem op de hjst aangewezen (artikel 39 der Kieswet). Behoort bjj Koninkhjk besluit van 12 December 1917 {8t.bl. no. 692.) Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get) cokt v. d. linden. Bijlagen. 215 Model II (Artikel 39 der Kieswet). De ondergeteekende , wonende te verklaart dat het hem bekend is, dat hij voorkomt op de volgende lijst- van candidaten in den kieskring *) *) voor de op plaats hebbende stemming ter verkiezing van de leden van Naam. Voorletters. Woonplaats. en verklaart dat hij bewilligt in de plaats hem op die hjst aangewezen. (Handteekening) Gezien voor legalisatie der handteekening van De Burgemeester van Behoort bij Koninklijk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get') cort v. d. linden. 1) Zie aanteekening 1 op model I. 3) Zie aanteekening 2 op model I. 216 Bijlagen. Model ffl (Artikel 48 der Kieswet). Het hoofdstembureau in den kieskring 1) doet ter voldoening aan artikel 48 der Kieswet aan het centraal stembureau toekomen de volgende, met inachtneming van de artikelen 43, 44 en 47 der Kieswet vastgestelde, geldige hjsten van candidaten: (Voor elke hjst, in de volgorde der nummering door het lot aangewezen, te vermelden de daarop geplaatste candidaten in de volgorde waarin zij op de hjst voorkomen met het nummer der hjst; aan het slot van elke hjst te vermelden wie overeenkomstig artikel 38 der Kieswet is aangewezen tot gemachtigde, bevoegd tot het verbinden der hjst overeenkomstig artikel 50, en tot diens plaatsvervanger, of wel dat zoodanige aanwijzing niet is gedaan). Namens het Hoofdstembureau voornoemd, Voorzitter. N.B. Dit model is niet van toepassing indien het betreft de verkiezing van de leden van den raad eener gemeente die niet in kieskringen is verdeeld ' ■ • Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken. (get.) cobt v. d. linden. I 1) Zie aanteekening 1 op model i. Bijlagen. 217 Model P7 (Artikel 52 der Kieswet). Voorzijde. Kieskring 1)2) Stemdistrict Aan (voorletters) (naam) no van de kiezerslijst der gemeente (woonplaats) Zie ommezijde. 1) Zie aanteekening 1 op model I. Z) Zie aanteekening 2 op model I. 218 Bijlagen. Achterzijde. Oproeping voor de stemming op (datum, maand, jaar) ter verkiezing van de leden van De lijsten van candidaten, zooals zij door het hoofdstembureau zijn genummerd in de volgorde door het lot aangewezen, zijn: li 2. 3. 4. (Naam en voorletters.) (Woonplaats). *) enz. (in de volgorde der nummers). Het stembureau houdt zitting in van des voorrniddags acht tot des namiddags vijf uur. Deze kaart mede te brengen. Art. 128 van het Wetboek van Strafrecht: Hij die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan eene krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar. Herinnering: Krachtens artikel 71, tweede hd, der Kieswet is^ieder, ■ die volgens de kiezershjst bevoegd is tot de keuze mede te werken, verplicht zich binnen den voor dé stemming bepaalden tijd ter uitoefening van zijn kiesrecht bij het stembureau aan te melden, tenzij voor hem eene geldige reden van verhindering bestaat. Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (StM. no. 692).- | Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, ï (get.) COBT V. D. LINDEN. 1) Indien het betreft de verkiezing van de leden van den gemeenteraad vervalt de vermelding der woonplaats. Bijlagen. 219 Model Y (Artikel 14 van het Koninklijk besluit van 12 December 1917 (3t.bl. no. 692). INLICHTINGEN VOOR DEN KIEZER. De kiezer teekent zijne stem op het biljet aan door met potlood op één der candidatenhjsten zwart te maken één (en niet meer dan één wit stipje, geplaatst in een stemvak vóór den naam van den candidaat zijner keuze. De kiezer kan, wanneer hij zich bij de invulling van zijn biljet vergist, eenmaal een nieuw stembiljet aanvragen, mits het eerst overhandigde door hem wordt teruggegeven. De kiezer mag aan den lessenaar niet langer vertoeven dan noodig is om zijn stembiljet in te vullen. De kiezer vouwt het büjet dicht naar de zijde waarop de lijsten van candidaten zijn gesteld-^ëh begeeft zich daarmede onmiddellijk naar het stembureau. t, De kiezer toont, alvorens het biljet in de bus te steken, de buitenzijde met den voorgeschreven stempel aan den voorzitter van het stembureau. Van onwaarde zijn de stembiljetten: waarop in geen enkel stemvak het wit stipje is zwart gemaakt; waarop de namen van andere personen dan de candidaten of waarop andere bijvoegingen zijn geplaatst; waarop in meer dan één stemvak het wit stipje zwart is gemaakt; waarop de aanwijzing van den candidaat op andere wijze is geschied dan hierboven is medegedeeld; en die eene aanduiding van den kiezer bevatten. Onder bijvoegingen worden niet begrepen punten, strepen, vlakken, nagelindrukken, vouwen, scheuren, gaten en vlekken, tenzij deze blijkbaar opzettelijk zijn aangebracht. Behoort bij Koninklijk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) OORT V. D. LINDEN. 220 221 STEMBILJET voor de stemming ter verkiezing van de leden van op . . . . , (datum, maand, jaar.) KIESKRING $ MODEL VI (Artikel 69 der Kieswet). LIJSTEN VAN CANDIDATEN door het hoofdstembureau genummerd in de Voorzijde. volgorde door het het lot aangewezen. (en zoo vervolgens in de verdere volgorde der nummers.) De kiezer stemt door met potlood op één der candidatenlijsten zwart te maken één (en niet meer dan één) wit stipje, geplaatst in het stemvak voor den naam van den candidaatTzijner keuze. 1) Zie aanteekening 1 op model I. 2) Zie aanteekening 2 op model IV. 222 Bijlagen. Achterzijde. Aan deze zijdé te stempelen de handteekening van den voorzitter van het hoofdstembureau. Het stembiljet wordt zoo dichtgevouwen, dat deze handteekening zichtbaar blijft. Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, U^fif,'. / De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, '. * j V (yet ) cobt v. d. linden. Bijlagen. 223 Model VII (Artikelen 81 en 88 der Kieswet). PROCES-VERBAAL VAN DE ZITTING VAN HET STEMBUREAU BEDOELD L\ DE ARTIKELEN 81 EN 88 DER KIESWET. Proces-verbaal van de zitting van het stembureau ten behoeve van de verkiezing van de • den in de gemeente (stemdistrict )• Het stembureau neemt in het stemlokaal plaats des voormiddags ten ure. Een afschrift (afdruk) der kiezershjst mitsgaders een exemplaar der Kieswet en van de Koninklijke besluiten van wordt op de tafel, voor het stembureau staande, nedergelegd. Het stembureau opent het verzegeld pak met stembiljetten, en bevindt dat hun aantal bedraagt De stembus, na onderzocht en volkomen ledig bevonden te zijn, wordt met twee sleutels gesloten, waarvan de eene door den voorzitter van het stembureau en de andere door als oudste hd in bewaring wordt genomen. In de stembus zijn stembiljetten geworpen door de op nevensgevoegde lijst door parapheering aangeduide kiezers. (Ingeval kiezers hebben geweigerd een stembiljet in ontvangst te nemen, hunne namen hier op te geven en, ingeval bezwaren als zijn bedoeld bij art. 79 der Kieswet zijn ingebracht, die bezwaren hier te vermelden). -gÊfe' [Heeft zich het geval, bedoeld in artikel 81 der Kieswet voorgedaan, bij te voegen: De voorzitter van het stembureau verklaart ten ure, dat naar de bevmding van het stembureau wanorde den behoorlijken voortgang der stemming onmogelijk maakt. ,De stemming wordt daarop geschorst en tot dag, den des voor- middags ten acht ure verdaagd. Onmiddellijk daarop is de stembus met het zegel der gemeente en met de zegels van ons ondergeteekenden in tegenwoordigheid der in het stemlokaal aanwezige kiezers behoorlijk verzegeld, nadat die vooraf op de daartoe voorgeschreven, wijze was gesloten. En is hiervan terstond proces-verbaal opgemaakt. Gedaan te , den , Voorzitter. I Leden.] 224 Bijlagen. Ten vijf ure kondigt de voorzitter van het stembureau aan dat de voor stemming bepaalde tijd verstreken is. De op dat tijdstip in het stemlokaal aanwezige kiezers worden tot de stemming toegelaten. Aan de aanwezige kiezers wordt bekend gemaakt, dat blijkens het aantal ingeleverde oproepingskaarten kiezers aan de stemming hebben deelgenomen; dat het aantal niet gebruikte stembiljetten bedraagt en het aantal teruggegeven stembiljetten . Het (De) ter parapheering bestemde afschrift (afdruk) der kiezerslijst wordt door het stembureau gewaarmerkt, met opgave dat daarop zijn gesteld paraphen. Zoowel dit afschrift (deze afdruk) als de niet gebruikte stembiljetten de teruggegeven stembiljetten en de ingeleverde kaarten worden in afzonderlijke verzegelde papieren gesloten. [In geval de stemming geschorst en hervat is, te vermelden: De zegels der stembus, welke bij de geschorste stemming gebezigd en voor den aanvang der hervatte stemming aan het stembureau is ingeleverd, worden onderzocht en (geschonden of ongeschonden) bevonden]. . Onmiddellijk daarna (na een tijdruimte van j in welke het stembureau het stemlokaal niet heeft verlaten en de stembus onder zijn toezicht heeft gehouden) worden de stembussen geopend. De stembiljetten worden dooreengemengd en geteld. Hun aantal bedraagt Dit getal, met de opgave van het aantal der op het afschrift (den afdruk) van de kiezershjst gestelde paraphen vergeleken zijnde, is gebleken te 'zijn even groot als (grooter, kleiner dan) het getal dier kiezers. De voorzitter opent de stembiljetten en deelt na opening van elk biljet mede het nummer van de hjst waarop de candidaat voorkomt op wien eene stem is uitgebracht en den naam van dien candidaat. Het stembureau heeft van waarde verklaard van onwaarde stembiljetten. (In te vullen de redenen van ongeldigverklaring en van twijfel en de beslissing en dat deze door den voorzitter onmiddellijk bekend gemaakt zijn. Indien een der aanwezige kiezers verlangt dat een biljet wordt vertoond, hiervan en van het vertoonen melding te maken). Bijlagen. 225 De voorzitter maakt bekend, dat zijn uitgebracht op: Lijst no. 1. .... (naam en voorletters) .... (getal stem- • • • • men) enz. ... (som van Gezamenlijk aantal op de lijst bovenstaande uitgebrachte stemmen: getallen) Lijst no. 2. enz. (In te vullen ten aanzien van iedere hjst in de volgorde van de nummering der hjsten zoowel het aantal der op iederen candidaat uitgebrachte stemmen als het gezamenlijk aantal uitgebrachte stemmen.) Daarop worden de geopende, zoowel de geldige als de van onwaarde verklaarde, stembiljetten in afzonderhjke verzegelde papieren gesloten. . Er zijn door de in het lokaal aanwezige kiezers geen bezwaren ingebracht. (Ingeval bezwaren zijn ingebracht, die hier te vermelden). ' En is hiervan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. Het stembureau is gedurende al deze werkzaamheden onveranderd gebleven. (In de samenstelling van het ^stembureau de volgende veranderingen) voorgekomen ). Gedaan te f den . . , Voorzitter. > i Leden. Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) oobt v. d. linden. KlESW. 15 226 Bijlagen. Model TUI (Artikel 81, derde lid, der Kieswet). PROCES-VERBAAL VAN DE VERZEGELING, BEDOELD IN HET DERDE LH) VAN ARTIKEL 81 DER KIESWET. Het proces-verbaal der zitting van het stembureau, gehouden in de gemeente (stemdistrict ) den I en de sleutels der stembus, de niet gebruikte stembiljetten, de teruggegeven stembiljetten, de ingeleverde kaarten en kiezershjsten zn'n in afzonderlijke verzegelde papieren gesloten. En is hiervan terstond proces-verbaal opgemaakt. Gedaan te den , Voorzitter. • Leden. Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, llP&i (get.) COET V. D. LINDEN. ÏTJLAGEN. 227 Model LX (Artikel 91 der Kieswet). PROCES-TERBAAL VAN DE ZITTING VAN HET HOOFDSTEMBUREAU, BEDOELD IN ARTIKEL 91 DER KIESWET. Proces-verbaal van de zitting van het hoofdstembureau tot het vaststellen van de uitkomst der stemming in den kieskring x) 8), gehouden op ter verkiezing van de leden van Het hoofdstembureau neemt zitting in het stemlokaal des namiddags te ure. Het hoofdstembureau stelt ten aanzien van iedere hjst, in de volgorde van hare nummering, vast het aantal stemmen op ieder der candidaten uitgebracht en het stemcijfer van de hjst. De voorzitter maakt bekend, dat de aldus verkregen uitkomsten zijn de volgende: Lijst no. 1. Aantal Naam en voorletters. uitgebrachte stemmen. Stemcijfer . . . . Lijst no. 2. enz. Er zijn door de in het lokaal aanwezige kiezers geene bezwaren ingebracht. (Ingeval bezwaren zijn ingebracht, die alhier te vermelden). En is na afloop van dit een en ander proces-verbaal opgemaakt in tegenwoordigheid van aUen die zich in het lokaal bevonden. Gedaan te den , Voorzitter. . Leden. 1) Zie aanteekening 1 op model I. 2) Zie aanteekening 2 op model I. 228 Bijlagen. N.B. (Ingeval bij het opmaken van de uitkomst der stemming bezwaren rijzen, welke aanleiding geven tot een nieuwe opneming der stembiljetten, hetzij uit alle, hetzij uit één of meer stemdistricten, te vermelden het daartoe strekkend besluit en de redenen, waarmede het is omkleed. Voorts vermelden dat de verzegelde pakken, bedoeld in de artikelen 83 en 88 der Kieswet, geschonden of ongeschonden zijn bevonden en zijn geopend; dat de inhoud is vergeleken met de processen-verbaal der stembureaux. Bij de opneming te volgen model VTI. Eindelijk het resultaat der vergelijking mede te deelen en de uitkomst der stemming bekend te maken als boven is aangegeven). Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) ooet v. d. linden. Bijlagen. 229 Model X *j (Artikel 96 der Kieswet). PROCES-VERBAAL VAN DE ZITTING VAN HET CENTRAAL STEMBUREAU BEDOELD IN ARTIKEL 96 DER KIESWET. Proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau tot het vaststellen van den uitslag der verkiezing van de leden van ingevolge de stemming gehouden op Het centraal stembureau neemt zitting in het daartoe aangewezen lokaal des middags ten ure. Verdeehng der plaatsen over de lijstengroepen, stellen gelijkluidende lijsten en op zich zelve staande lijsten. De voorzitter deelt mede dat de voorzitters van de hoofdstembureaux ter kennis van het centraal stembureau hebben gebracht dat in de verschülende Meskringen op de verschülende hjsten en de daarop geplaatste candidaten zijn uitgebracht de volgende aantahen stemmen: Naam en voorletters der Aantal Nummer .,. ^ I stemmen ötemcyrer Kieskring. candidaten In de volgorde 0p iederen der lijst. waarin zij op de lijst candidaat Tan ieaere zijn geplaatst. . lijst. gebracht. I 2) 1 (Stem- cijfer) 2 [ enz. II I l | enz. De voorzitter deelt mede dat blijkens openbaarmaking door het centraal stembureau, gedaan ingevolge artikel 50, laatste hd, der Kieswet, door verbmding van hjsten overeenkomstig artikel 50 dier wet de volgende lijstengroepen zijn gevormd: ~ jEgs?iyjaetxs r - aJl„.£ • model den kieskring steeds aan te duiden met zijne nummr en indien het hetreft 230 Bijlagen. Letter der Kieskring waarin de Nummer Stemcijfer Stemcijfer der lijstengroep. lijst is ingeleverd. der lijst. der lijst. lijstengroep. a. (stemcijfer) b. enz. De voorzitter deelt mede, dat de volgende stellen van gelijkluidende, niet van eene groep uitmakende, lijsten zijn ingeleverd: ^et^stir Klerkring waarin de Nummer Stemcijfer ^hc^stel gelijkluidende lijst is ingeleverd. der lijst. der lijst. gelijkluidende lijsten. lijsten. a. (Stemcijfer) b. enz. De voorzitter deelt mede dat noch tot een groep verbonden, noch gelijkluidend aan eenige andere lijst, derhalve op zichzelve staande, zijn de volgende lijsten: Kieskring waarin de lijst is ... , ... . Nummer der lijst. Stemcnfer der lijst. ingeleverd.' Het centraal stembureau stelt vast dat, bhjkens de bovenstaande gegevens, de som der stemcijfers van de lijstengroepen, de stellen gelijk- Bijlagen. 231 luidende lijsten en de op zich zelve staande lijsten bedraagt , zoodat de kiesdeeler bedoeld in artikel 98 der Kieswet is: De voorzitter doet hiervan mededeeling. Bij deeling van den kiesdeeler op de stemcijfers der lijstengroepen, • stellen gelijkluidende lijsten en op zich zelve staande lijsten worden verkregen de volgende quotiënten en overschotten: Lijstengroep. stel gelijkluidende lijsten, Stemcijfer. Quotiënt. Overschot, op zich zelve staande lijst. : i : (De lijstengroep en het stel gelijkluidende lijsten aan te duiden met zijn letter, de op zich zelve staande lijst met haar nummer en den "kieskring waarin zij is ingeleverd.) Overeenkomstig artikel 99, eerste hd, der Kieswet wordt aan elke groep van verbonden lijsten, elk stel van gelijkluidende lijsten en elke op zich zelve staande lijst toegekend het aantal plaatsen, aangewezen door het boven verkregen quotiënt. Derhalve zijn toegekend plaatsen, terwijl te vervullen zqn plaatsen, zoodat nog te vervullen blijven plaatsen. Overeenkomstig artikel 99, tweede hd, der Kieswet wordt van die plaatsen achtereenvolgens ééne toegekend aan: Lijstengroep, stel gelijkluidende lijsten, Overschot, op zich zelve staande lijst. (Indien de tweede en volgende zinsneden van artikel 99, tweede hd, der Kieswet toepassing vinden, wordt dit hier vermeld). (Indien aan een lijstengroep, aan een stel gelijkluidende, niet van eene groep deel uitmakende, hjsten, of aan eene op zich zelve staande lijst één of meer plaatsen zouden moeten worden toegekend boven het aantal der candidaten, vindt toepassing plaats van artikel 101, derde hd, der Kieswet, en wordt dit hier vermeld.) 232 Bijlagen. Verdeeling van de aan de lijstengroepen toegekende plaatsen over de lijsten waaruit zij bestaan en aanwijzing van de op die lijsten gekozen candidaten. De voorzitter stelt vast dat zijn toegekend aan: Lijstengroep a....... . plaatsen. De voorzitter deelt mede dat, behalve de andere tot deze groep be- , li-, i ti uitmaken de volgende stellen ..... . noorende lusten, van naar deel —tt——. , . ,— -5—t-t- geuiklui- J uitmaakt net volgende stel 0 J dende hjsten: Nummer van Stemcijfer het stel gelijk- \ Kieskring waarin de Nummer Stemcijfer Tan net atel luidende y ^ is ingeleverd. der lijst. der UjBt. gelijkluidende lijsten. lijsten. 1 (Stemcijfer) 2' enz. Het stemcijfer van deze lijstengroep bedraagt. : , zoodat de kiesdeeler ter toekenning van plaatsen aan de lijsten waaruit zij béstaat is: De voorzitter doet hiervan mededeeling. Bij deeling van dezen kiesdeeler op de stemcijfers van de hjsten der groep worden verkregen de volgende quotiënten en overschotten: Stel gelijkluidende ... _ .. . _• . . Stemcijfer. . Quotiënt. Overschot. lijsten of lijst. (Het stel gelijkluidende lijsten aan te duiden metzgn nummer, de lijst met haar nummer en den kieskring waarin zij is ingeleverd.) Overeenkomstig de artikelen 100, tweede hd, en 99, eerste hd, der Kieswet, wordt aan elke hjst of elk stel gelijkluidende lijsten toegekend het aantal plaatsen aangewezen door het boven verkregen quotiënt. Derhalve zijn toegekend plaatsen, zoodat nog te vervullen blijven — = . plaatsen. Bijlagen. 233 Overeenkomstig de artikelen 100, tweede lid, en 99, tweede lid, der Kieswet wordt van die plaatsen achtereenvolgens één toegekend aan de na te melden hjst (stel gehjkluidende hjsten): Stel gelijkluidende hjsten of lijst. Overschot. (Het stel gehjkluidende lijsten aan te duiden met zijn nummer, de lijst met haar nummer en den kieskring waarin zij is ingeleverd.) (Indien de tweede en volgende zinsneden van artikel J}9, tweede hd, der Kieswet toepassing vinden, wordt dit hier vermeld). (Indien bhjkt, dat aan een hjst of aan een stel gehjkluidende hjsten der lijstengroep een of meer plaatsen zouden moeten worden toegekend boven het aantal der candidaten, vindt toepassing plaats van artikel 101, eerste en tweede hd, der Kieswet en wordt dit hier vermeld). De voorzitter stelt vast dat blijkens de vorenstaande gegevens zijn toegekend aan de lijsten dezer groep: Stel gelijkluidende hjsten no. 1. plaatsen. Op de candidaten dezer hjsten zijn uitgebracht de volgende aantallen stemmen: 1 ~ ~ i i Naam en voorletters Aantallen stemmen Tofcial der candidaten In de verschillende oandidaat , _ . Kieskring.] kieskringen aen candidaat in de volgorde waarm zij op op deQ candidaat uitgebrachte de lijsten zijn geplaatst. uitgebracht. stemmen. J enz. 234 Bijlagen. De aantallen stemmen verkregen door de candidaten van dit stel gelijkluidende lijsten bedragen, na overdracht der stemmen overeenkomstig artikel 102, tweede hd, der Kieswet: Naam en voorletters' der. candidaten in de volgorde, Aamtal stemmen door iederen waarin zij op de lijst geplaatst zijn. candidaat verkregen. (Indien een candidaat overleden is wordt dit hier vermeld). Diensvolgens verklaart het centraal stembureau dat op deze lijst het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn hebben verkregen: Naam en voorletters der gekozenen. Woonplaats. 3) Stel gehjkluidende lijsten no. 2, enz. (De verdere stellen gelijkluidende hjsten van lijstengroep a worden . achtereenvolgens behandeld op gehjke wijze als stel no. 1.) Lijst no kieskring - plaatsen. De aantaüen stemmen verkregen door de candidaten dezer hjst bedragen, na overdracht der stemmen overeenkomstig artikel 102, tweede hd, der Kieswet: Naam en voorletters der candidaten in de volgorde Aantal stemmen door elkeI1 waarin zij op de lijst geplaatst zijn. candidaat verkregen. (Indien een candidaat overleden is wordt dit hier vermeld). 3) Deze kolom vervalt indien het betreft de verkiezing van de leden van den gemeenteraad. Bijlagen. 235 Diensvolgens verklaart het centraal stembureau dat op deze hjst het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn hebben verkregen; Naam en voorletters der gekozenen. Woonplaats. 3) Lijst no , kieskring , enz. (De verdere hjsten van lijstengroep a worden achtereenvolgens op gelijke wijze behandeld). Lijstengroep b, enz. (De verdere lijstengroepen worden achtereenvolgens op gelijke wijze als groep a behandeld.) Aanwijzing van de candidaten, gekozen op de niet van een groep . deel uitmakende stellen gelijkluidende lijsten. De voorzitter stelt vast dat zijn toegekend aan: Stel gehjkluidende lijsten a plaatsen. Op de candidaten dezer lijsten zijn uitgebracht de volgende aantaüen stemmen: t.t — , it Aantallen stemmen . . Naam en voorletters •■_ . .,, , Totaal der op in de verschillende I der candidaten Kieskring. kieskringen I den candidaat in de volgorde, waarin ztj op op den candidaat uitgebrachte de lijsten, zijn geplaatst. uitgebracht. stemmen. enz. I 3) Deze kolom vervalt, indien het betreft de verkiezing van de leden van den gemeenteraad. 236 Bijlagen. De aantallen stemmen verkregen door de candidaten van dit stel gelijkluidende lijsten bedragen, na overdracht der stemmen overeenkomstig artikel 102, tweede hd, der Kieswet: Naam en voorletters der candidaten in de volgorde, waarin Aantal stemmen door iederen zij op de lijst geplaatst zijn. candidaat verkregen. (Indien een candidaat overleden is wordt dit hier vermeld). Diensvolgens verklaart het centraal stembureau dat op deze lijst net aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn hebben verkregen; Naam en voorletters der gekozenen. Woonplaats. 3) Stel gelijkluidende lijsten b, enz. (De verdere stellen gehjkluidende hjsten worden op gehjke wijze als stel a behandeld). Aanwijzing van de candidaten, gekozen op de op zich zelve staande hjsten. Kieskring , lijst , plaatsen De aantallen stemmen verkregen door de candidaten van deze lijst bedragen, na overdracht der stemmen overeenkomstig artikel 102, tweede hd, der Kieswet: Naam en voorletters der candidaten in de volgorde, Aantal stemmen door iederen waarin zij op de lijst zijn geplaatst. candidaat verkregen. (Indien een candidaat overleden is wordt dit hier vermeld). 3) Deze kolom vervalt indien het betreft de verkiezing van de leden van den gemeenteraad Bijlagen. 237 Diensvolgens verklaart het centraal stembureau dat op deze hjst het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn hebben verkregen: Naam en voorletters der gekozenen. Woonplaats. 3) (De verdere op zichzelve staande hjsten worden achtereenvolgens op gelijke wijze behandeld). [Indien na behandeling van alle hjsten zich het geval bhjkt voor te doen, dat dezelfde candidaat op meer dan ééne lijst het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn heeft verkregen, bij te voegen: De candidaat te heeft het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn verkregen op de hjsten (stellen gehjkluidende lijsten): , en Het lot wijst de hjst (het stel gehjkluidende hjsten) aan als degene waarop de candidaat is gekozen. Zijn naam blijft derhalve voor de toepassing van artikel 102, eerste hd, en artikel 103 der Kieswet buiten rekening op de lijst (het stel gehjkluidende hjsten) Hierdoor heeft op deze hjst (dit stel gehjkluidende hjsten) alsnog het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn verkregen: te Wanneer het geval van artikel 103, vierde hd, laatste zinsnede, 'der Kieswet zich voordoet, alsnog bij te voegen: Daar deze candidaat reeds op de hjst (het stel gehjkluidende lijsten) het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn heeft verkregen, blijft ook zijn naam buiten rekening en heeft alsnog het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn verkregen: te ] 3) Deze kolom vervalt indien het betreft de verkiezing van de leden van den gemeenteraad. 238 Bijlagen. Vaststelling van den uitslag. Het centraal stembureau verklaart alsnu benoemd tot leden van Naam en voorletters der gekozenen S in alphabetische volgorde. Woonplaats. 3) - — ï ! , De voorzitter doet hiervan mededeeling. Ter voldoening aan artikel 104 der Kieswet rangschikt het centraal stembureau ten aanzien van iedere lijst de daarop voorkomende, niet gekozen, candidaten als volgt: Gelijkluidende lijsten. Aantal door iederen Stel gelijkluidende lijsten. Naam en voorletters der candidaten. candidaat I ' • verkregen I stemmen. (Het stel aan te duiden met zijn letter, indien het stel niet deel uitmaakt van een groep, of, indien het stel wel deel uitmaakt van eene groep, met den letter der groep en het ] nummer van het stel). (Hierbij niet vermelden den naam van een overleden candidaat.) Overige lijsten. Nummer der lijst Aantal door en kieskring, waarin Naam en voorletters der candidaten. iederen candidaat zij is ingeleverd. verkregen stemmen. (Hierbij niet verhielden den naam van een overleden candidaat). De voorzitter doet hiervan mededeeling. I 3) Deze kolom vervalt indien het betreft de verkiezing van de leden van den gemeenteraad. Bijlagen. 239 Er zijn door de in het lokaal aanwezige kiezers geene bezwaren ingebracht. (Ingeval bezwaren zijn ingebracht worden die hier vermeld). In tegenwoordigheid van allen, die zich in het lokaal bevonden, is van een en ander opgemaakt dit proces-verbaal. Gedaan te den Voorzitter. Leden. Behoort bij Koninklijk besluit van 12 December 1917 (8t.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) cobt v. d. linden. 240 Bijlagen. Model X A (Artikel 96 der Kieswet). x) PROCES-VERBAAL VAN DE ZITTING VAN HET CENTRAAL STEMBUREAU BEDOELD IN ARTIKEL 96 DER KIESWET. Proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau tot het vaststellen van den uitslag der verkiezing van de leden van den raad der gemeente , ingevolge de stemming gehouden op Het centraal stembureau neemt zitting in het daartoe aangewezen lokaal des middags ten ure. Verdeeling der plaatsen over de lijstengroepen en de op ziek zelve staande lijsten. De voorzitter deelt mede:, dat op de verschillende lijsten en de daarop geplaatste candidaten zijn uitgebracht de volgende aantallen stemmen: Nummer Naam en voorletters der candidaten stemmen11 op Stemcijfer in de volgorde iederen van der W8t- waarin zij op de lijst zijn geplaatst. uifeetoSit. iedere (Stemoyfer) 2 enz. dat blijkens openbaarmaking door het centraal stembureau, gèdaan ingevolge artikel 50, laatste lid, der Kieswet, door verbmding van lijsten overeenkomstig artikel 50 dier wet de volgende lijstengroepen zijn gevormd: Letter der Nummer Stemcijfer Stemcijfer der lijstengroep. der lijst. der lijst. lijstengroep. a. (Stemcijfer) b. enz. 1) Dit model ie uitsluitend van toepassing voor de verkiezing van de leden van den raad eener gemeente die niet in kieskringen is verdeeld. Bijlagen. 241 dat niet tot een groep verbonden, derhalve op zichzelve staande, zijn de volgende hjsten: Nummer der lijst. Stemcijfer der lijst. I > Het centraal stembureau stelt vast dat, bhjkens de bovenstaande gegevens, de som der stemcijfers van de lijstengroepen en de op zich zelve staande hjsten bedraagt , zoodat de kiesdeeler bedoeld in artikel 98 der Kieswet is: De voorzitter doet hiervan mededeeling. Bij deeling van den kiesdeeler op de stemcijfers der hjstehgroepen en op zichzelve staande hjsten worden verkregen de volgende quotiënten en overschotten: Lijstengroep, op «ion zelve staande lijst. Stemoijfer. Quotiënt. Overschot. (De lijstengroep aan te duiden met haar letter, de op zichzelve staande lijst met haar nummer.) Overeenkomstig artikel 99, eerste hd, der Kieswet wordt aan elke groep van verbonden hjsten en elke op zichzelve staande hjst toegekend het aantal plaatsen, aangewezen door het boven verkregen quotiënt. Derhalve zijn toegekend plaatsen, terwijl te vervullen zÜn plaatsen, zoodat nog te vervuilen bhjven plaatsen. Overeenkomstig artikel 99, tweede hd, der Kieswet wordt van die plaatsen achtereenvolgens ééne toegekend aan: Lijstengroep, op zichzelve staande lijst. Overschot. I (Indien de tweede en volgende zinsneden van artikel 99 tweede hd, der Kieswet toepassing vinden, wordt dit hier vermeld). KlKBW. jfi 242 Bijlagen. (Indien aan een lijstengroep of aan eene op zich zelve staande hjst één of meer plaatsen zouden moeten worden toegekend boven het aantal der candidaten, vindt toepassing plaats van artikel 101, derde hd, der Kieswet, en wordt dit hier vermeld.) Verdeeling van de aan de lijstengroepen toegekende plaatsen over de lijsten waaruit zij bestaan en aanwijzing van de op die hjsten gekozen candidaten. De voorzitter stelt vast dat zijn toegekend aan: Lijstengroep a plaatsen. Het stemcijfer van deze lijstengroep bedraagt , zoodat de kiesdeeler ter toekenning van plaatsen aan de hjsten waaruit zij bestaat is: De voorzitter doet hiervan mededeeling. Bij deeling van dezen kiesdeeler op de stemcijfers van de hjsten der groep worden verkregen de volgende quotiënten en overschotten: Nummer der lijst. Stemcijfer. Quotiënt. Overschot. Overeenkomstig de artikelen 100, tweede hd, en 99, eerste hd, der Kieswet, wordt aan elke hjst toegekend het aantal plaatsen aangewezen door het boven verkregen quotiënt. Derhalve zijn toegekend plaatsen, zoodat nog te vervullen blijven ...... — *= plaatsen. Overeenkomstig de artikelen 100, tweede hd, en 99, tweede hd, der Kieswet wordt van die plaatsen achtereenvolgens één toegekend aan de na te melden hjst: Nummer der lijst. Oversohot. (Indien de tweede en volgende zinsneden van artikel 99, tweede hd, der Kieswet toepassing vinden, wordt dit hier vermeld.) Bijlagen. 243 (Indien blijkt, dat aan een lijst der lijstengroep een of meer plaatsen zouden moeten worden toegekend boven het aantal der candidaten, vindt toepassing plaats van artikel 101, eerste en tweede hd, der Kieswet en wordt dit hier vermeld.) De voorzitter stelt vast dat bhjkens de vorenstaande gegevens zijn toegekend aan de hjsten dezer groep: Lijst no plaatsen. De aantaUen stemmen verkregen door de candidaten dezer hjst bedragen, na overdracht der stemmen overeenkomstig artikel 102, tweede hd, der Kieswet: Naam en voorletters der candidaten , Aantal stemmen door eiken in de volgorde, waarin zij op de lijst geplaatst zijn. candidaat verkregen. (Indien een candidaat overleden is wordt dit hier vermeld.) Diensyolgens verklaart het centraal stembureau dat op deze hjst het aantal-stemmen vereischt om gekozen te zijn hebben verkregen: Naam en voorletters der gekozenen. Lijst no enz. (De verdere hjsten van lijstengroep a worden achtereenvolgens op gehjke wijze behandeld.) Lijstengroep b, enz. (De verdere lijstengroepen worden achtereenvolgens op gelijke wijze als groep a behandeld.) 244 Bijlagen. Aanwijzing van de candidaten, gekozen op de op zich zelve ^mM staande lijsten. Lijst no plaatsen .... De aantallen stemmen verkregen door de candidaten van deze lijst bedragen, na overdracht der stemmen overeenkomstig artikel 102, tweede hd, der Kieswet: Naam en voorletters der candidaten Aantal stemmen door iederen in de volgorde, * , candidaat verkregen, waarin zij op de lust znn geplaatst. (Indien een candidaat overleden is wordt dit hier vermeld). Diensvolgens verklaart het centraal stembureau dat op deze lijst het aantal stemmen vereischt om gekozen te zijn hebben verkregen: Namen en voorletters der gekozenen. (De verdere op zichzelve staande hjsten worden achtereenvolgens op gehjke wijze behandeld). Vaststelhng van den uitslag. Het centraal stembureau verklaart alsnu benoemd tot leden van den raad der gemeente : Namen en voorletters der gekozenen in alphabetische volgorde. De voorzitter doet hiervan mededeeling. Bijlagen. 245 Ter voldoening aan artikel -104 der Kieswet rangschikt het centraal stembureau ten aanzien van iedere lijst de daarop voorkomende, niet gekozen, candidaten als volgt: Lijst no. 1. Naam en voorletters der candidaten. A*ntal doOT iederen OMiaidaat verkregen stemmen. (Hierbij niet vermelden den naam van een overleden candidaat). Lijst no. 2. enz. De voorzitter doet hiervan mededeehng. Er zjjn door de in het lokaal aanwezige kiezers geene bezwaren ingebracht. (Ingeval bezwaren zijn ingebracht worden die hier vermeld). In tegenwoordigheid van allen, die zich in het lokaal bevonden, is van een en ander opgemaakt dit proces-verbaal. Gedaan te den Voorzitter. Leden. Behoort bij Koninklijk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) cobt v. d. linden. 246 Bijlagen. Model XI (Artikelen 129 der Kieswet, 11a der Provinciale wet, 16a der Gemeentewet). PROCES-VERBAAL VAN DE ZITTING BEDOELD L\ ARTIKEL 129 DER KIESWET (ARTIKEL 11a DER PROVINCIALE WET, 16a DER GEMEENTEWET.) Proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau x) ter benoeming van een hd van noodzakehjk geworden door het niet aannemen van zijne (hare) benoeming door (naam en voorletters) (woonplaats). Het centraal stembureau neemt zitting in het daarvoor aangewezen lokaal des te ure. De voorzitter doet voorlezing van een bij hem 2) ingekomen schrijven- van , waarin deze kennis geeft de benoeming tot hd van niet aan te nemen. (Ingeval binnen den daarvoor bepaalden termijn geen kennisgeving van een benoemde is ingekomen, tengevolge waarvan hij (zij) geacht wordt zijn (hare) benoeming niet aan te nemen, dit feit vermelden). De voorzitter maakt bekend: dat , blijkens het proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau van , was gekozen op hjst no in kieskring 8) (op het stel gehjkluidende hjsten ), en dat bhjkens ditzelfde proces-verbaal, ingevolge de rangschikking van de op die lijst (gelijkluidende hjsten) niet gekozen candidaten, voor benoeming in aanmerking komt: , (naam en voorletters) (woonplaats). (Zoo de naam van een candidaat, omdat hij (zij) overleden of reeds hd is van het coüege waarin de plaats te vervullen is, buiten rekening wordt gelaten, hiervan melding te maken en te constateeren dat de voor benoeming in aanmerking komende uit dien hoofde volgens de vastgestelde volgorde moet worden benoemd.) (Indien het geval zich voordoet, bedoeld in artikel 141 der Kieswet, 10b der Provinciale wet of 38c der Gemeentewet, hiervan melding te maken en de daardoor noodige wijziging in het proces-verbaal aan te brengen.) 1) Zie artikel 8, tweede lid, van het Koninklijk besluit. 2) Indien het betreft de verkiezing van de leden van den gemeenteraad: bij burgemeester en wethouders. 3) Zie aanteekening 1 op model I. Bijlagen. 247 Het centraal stembureau verklaart mitsdien benoemd tot lid van Er zijn door de in het lokaal aanwezige kiezers geene bezwaren ingebracht. (Ingeval bezwaren zijn ingebracht die alhier te vermelden.) En is_na afloop van dit een en ander proces-verbaal opgemaakt in tegenwoordigheid van allen, die zich in het lokaal bevonden. Gedaan te . . . den Voorzitter. Leden. Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692) Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) coet"v. d. linden. 248 Bijlagen. Model XII (Artikelen 135 der Kieswet, 70e der Provinciale wet en 38a der Gemeentewet). s PROCES-VERBAAL VAN DE ZITTING BEDOELD L\ ARTIKEL 135 DER KIESWET (ARTIKEL 70c DER PROVINCIALE WET, 38a DER GEMEENTEWET). Proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau x) ter benoeming van hd (leden) van noodig ge- ; worden tot niet toelating als hd van (naam en voorletters) (woonplaats), op grond dat het bureau den uitslag der verkiezing onjuist heeft vastgesteld. Het centraal stembureau neemt zitting in het daarvoor aangewezen lokaal des te .... ure. De voorzitter doet voorlezing van het bij hem ingekomen schrijven van den griffier van waarin deze kennis geeft dat de in vergadering van besloten heeft (hebben) niet toe te laten als hd, op grond dat het centraal stembureau den uitslag der verkiezing onjuist heeft vastgesteld. , . (Indien het betreft de verkiezing van de leden van den gemeenteraad, treedt voor de voorlezing in de plaats de mededeeling van de einduitspraak). Het centraal stembureau gaat voorzooveel noodig over tot hernieuwde vaststelling van den uitslag der verkiezing en hernieuwde rangschikking van de niet-gekozen candidaten, een en ander met inachtneming van de beshssing van De voorzitter maakt bekend: (Volgen de uitkomsten). Er zijn door de in het lokaal aanwezige kiezers geene bezwaren ingebracht. (Ingeval bezwaren zijn' ingebracht die alhier te vermelden). En is na afloop van dit een en ander proces-verbaal opgemaakt in tegenwoordigheid van aüeh, die zich in het lokaal bevonden. Gedaan te den Voorzitter. Leden. Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (8t.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van -Binnenlandsche Zaken, (get.) oobt v. d. linden. 1) Zie artikel 8, tweede lid, van het Koninklijk besluit. Bijlagen. 249 Model XIII (Artikelen 136 der Kieswet, 70d der Provinciale wet en 38b der Gemeentewet). PROCES-VERBAAL VAN DE ZITTING, BEDOELD IN ARTIKEL 136 DER KIESWET (ARTIKEL 70d DER PROVINCIALE WET, 38b DER GEMEENTEWET). Proces-verbaal van de zitting van bet centraal stembureau x) ter benoeming van een lid van noodig geworden door tot niet-toelating als lid van (naam en voorletters) (woonplaats), op grond dat hij (zij) niet voldoet aan de vereischten voor het lidmaatschap gesteld. Het centraal stembureau neemt zitting in het daarvoor aangewezen lokaal des te ure. De voorzitter doet voorlezing van een bij hem ingekomen schrijven van den griffier-van waarin deze kennis geeft dat de in vergadering van besloten heeft (hebben) niet toe te laten als lid, op grond dat hij (zij) niet voldoet aan de vereischten voor het lidmaatschap. (Indien het betreft de verkiezing van de leden van den gemeenteraad, treedt voor de voorlezing in de plaats de mededeeling van de einduitspraak). De voorzitter maakt bekend: (voorts gehjk aan model XI). Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (8t.bl. no. 692). \ Mij bekend, ' De Minister van sStaat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) OORT V. D. LINDEN. 1) Zie artikel 8, tweede lid, van het Koninklijk besluit. 250 Bijlagen. Model XIV (Artikelen 140 der Kieswet, 11b der Provinciale wet, 18a dei Gemeentewet). PROCES-VERBAAL VAN DE ZITTING, BEDOELD IJS ARTIKEL 140 DER KIESWET (ARTIKEL 11b DER PROVINCIALE WET, 18a DER GEMEENTEWET). Proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau *) ter benoeming van een hd van noodig geworden door het openvallen van een plaats in Het centraal stembureau neemt zitting in het daarvoor aangewezen lokaal des te ure. De voorzitter doet vodrlezing van een aan hem gericht schrijven van waarin deze mededeelt (mededeelen) dat door opengevaüen is een plaats in (Indien het betreft de verkiezing van een hd van den gemeenteraad treedt voor de voorlezing in de plaats de mededeeling van den voorzitter, dat te zijner kennis is gekomen dat de plaats van is opengevallen). De voorzitter maakt bekend: (voorts gelijk aan model XI). Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (St.bl. iio. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, {get.) CORT V. D. LINDEN. 1) Zie artikel 8, tweede lid, van het Koninklijk besluit. Bijlagen. 251 Model XV. (Artikel 10b der Gemeentewet). PROCES-VERBAAL VAN BENOEMDVERKLARLNG VAN LEDEN VAN DEN GEMEENTERAAD INGEVOLGE ARTIKEL 10b DER GEMEENTEWET. Het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede lid, der Kieswet, stelt vast, dat voor de verkiezing van de leden van den raad der gemeente *) zijn ingeleverd de navolgende geldige lijsten van candidaten: (hier doen volgen de verschülende lijsten van candidaten). Aangezien op deze hjsten te zamen voorkomen candidaten, terwijl evenzoovele plaatsen zijn te vervullen, verklaart het hoofdstembureau aüe candidaten benoemd tot hd van den raad der gemeente , te weten: (volgen namen en voorletters der benoemd- verklaarden). En is hiervan opgemaakt dit proces-verbaal. Gedaan te den Voorzitter. Leden. Behoort bij Koninklijk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, 3 ~ Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) cokt v. d. linden. RtilU^ISoS^^r^"^406*' I°°rzi,en 111 ac*ike'1 10°. tweede lid der Gemeentewet, te ™™!ïï' 8 ^lrd ^ !?st w,aaroD de volgende candidaten voorkomen; (hier doen volgen de namen der candidaten in de volgorde waarin zij op de lijst voorkomen). ïiA^f^'^Lvy.;::: plaatsen te vervullen zijn, verklaart het hoofdstemhureau benoemd tot na van den raad der gemeente (volgen namen en voorletters der benoemdverklaarden). 252 Bijlagen. Model XVI. (Artikel 10c der Gemeentewet.) PROCES-VERBAAL VAN DE LN ARTIKEL 10c DER GEMEENTEWET BEDOELDE VERKLARING VAN DEN VOORZITTER VAN HET HOOFDSTEMBUREAU, AANGEWEZEN LN ARTIKEL 34, TWEEDE LH), DER KIESWET. De voorzitter van het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, 1 tweede hd, der Kieswet, stelt vast, dat voor de verkiezing van de leden van den raad der gemeente op heden, binnen den in artikel 35, eerste lid, der Kieswet bepaalden tijd, x) zijn ingeleverd de volgende lijsten: (hier doen volgen de verschülende hjsten van candidaten). Aangezien op deze hjsten slechts candidaten voorkomen, terwijl plaatsen te vervuüen zijn, verklaart de voorzitter dat niemand is benoemd. En is hiervan opgemaakt dit proces-verbaal. Gedaan te den Voorzitter. Behoort bij Koiiinkhjk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) oobt v. d. linden. 1) Indien geene lijsten zijn ingeleverd te lezen: „geene lijsten zijn ingeleverd en verklaart mitsdien dat niemand is benoemd." Bijlagen. 253 Model XVII. (Artikel lOd der Gemeentewet). PROCES-VERBAAL VAN DE LN ARTIKEL lOd DER GEMEENTEWET BEDOELDE VERKLARING VAN HET HOOFDSTEMBUREAU, AANGEWEZEN IN ARTIKEL 34, TWEEDE LH), DER KIESWET. Het hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede hd, der Kieswet, stelt vast dat voor de verkiezing van de leden van den raad der gemeente tengevolge van . . . *) •) op de geldige hjsten te zamen nog slechts voorkomen de volgende candidaten: (hier doen volgen de geldige lijsten van candidaten). Aangezien op deze hjsten te zamen slechts ..... candidaten voorkomen, terwijl plaatsen te vervullen zijn, verklaart het hoofdstembureau dat niemand is benoemd. En is hiervan opgemaakt dit proces-verbaal. Gedaan te den Voorzitter. . . Leden. Behoort bij Koninkhjk besluit van 12 December 1917 (St.bl. no. 692). Mij bekend, •»'*"éy V De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) cort v. r>. linden. 1) Hier vermelden of en welke lijsten ongeldig zijn verklaard en of en welke candidaten van lijsten zijn geschrapt. 2) Indien geen enkele geldige lijst is overgebleven te lezen: .geen geldige lijst is overgebleven en verklaart mitsdien dat niemand is benoemd." BESLUIT van den 2ésten Mei 1901, St.bl. 109, tot aanwijzing der vrijstellingen, bedoeld in art. 67 der Kieswet. Wij WIDHELMTNA, enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken van 2 April 1901, no. 1581, afdeeling Binnenlandsch Bestuur; Den Raad van State gehoord (advies van den 30sten April 1901, no. 16); Gelet op het nader rapport van onzen Minister van Binnenlandsche Zaken van 20 Mei 1901, no. 2316, afdeeling Binnenlandsche Bestuur; Gelet op artikel 57 der Kieswet; Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel 1. Vrnstelling wordt verleend aan de in artikel 57 der Kieswet bedoelde personen en bestuurders van bijzondere mstellingen en ondemenungen ten aanzien van bij hen in dienstbetrekking zijnde personen, welke uit hoofde van die dienstbetrekking op den dag der stemming tusschen de in vermeld artikel genoemde tijdstippen niet gedurende twee achtereenvolgende uren vertoeven in de gemeente, op welker kiezerslijst zij voorkomen. Artikel 2. Vrijstelling als omschreven in het voorgaand artikel wordt voorts verleend aan geneeskundigen en apothekers ten aanzien van bij hen in bedienstbetiekking zijnde personen, alsmede aan personen en bestuurders van bijzondere mstelhngen en ondernemingen ten aanzien van bij hen in 5 dienstbetrekking zijnde ziekenverplegers! Artikel 3. , Dit besluit treedt in werking op den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad en van de Staatscourant, waarin het geplaatst is. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad en gehjktijdig in de Staats- Bijlagen. 255 courant geplaatst en in afschrift aan den Raad van State zal gezonden worden. Raben-Steinfeld, den 24sten Mei 1901. (get.) WILHELMLNA. De Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) H. Goeman BoRGESnrs. (Uitgeg. 29 Mei 1901;) Dit besluit is ongewijzigd gehandhaafd. Voor het aangehaald artikel 57 aal intusschen thans te lezen zijn, in verband met den tekst' van de gewijzigde Kieswet, artikel 54. ( MISSIVE van den Minister van Binnenlandsche Zaken aan Gedeputeerde Staten van 27 December 1917, no. 10954, afd. B.B., betreffende de Kieswet. Ik heb de eer voor zoover noodig de aandacht van uw College te vestigen op de volgende punten met betrekking tot de uitvoering van de gewijzigde Kieswet (Staatsblad no. 662 van 1917), den 21 December 1.1. in werking getreden, en waarvan de tekst is gepubhceerd in het Staatsblad no. 694 van 1917. Artikel 51 (artikel 31 van den tekst) schrijft Voor de verdeeling door uw College, den Raad gehoord, van de gemeenten van meer dan 20.000 zielen in drie kieskringen voor de verkiezing van de leden van den gemeenteraad. Elke kieskring behoort een ongeveer gelijk gedeelte van de bevolking te omvatten. Voor de bepaling van de bevolking van eene gemeente zal naar mijne . meening het voorschrift zijn toe te passen van artikel 3, 2e hd, der Gemeentewet. De gemeentebesturen zijn er op te wijzen dat elke gemeente of de kieskringen, waarin eene gemeente verdeeld is, door den Raad in stemdistricten kan worden verdeeld bij plaatsehjke verordening, die aan uw college is mede te deelen. De kieskringen voor de verkiezing van de leden der Provinciale Staten worden door uw College verdeeld in stemdistricten in dier voege dat een stemdistrict in den regel niet meer dan duizend kiezers bevat en in geen geval samenvoeging van gemeenten of van deelen van verschülende gemeenten plaats heeft. Het hoofdstembureaü voor de verkiezing van de Provinciale Staten in te stehen in eiken Meskring, aangewezen in tabel B, bedoeld in artikel 51 (artikel 31 van den tekst), wordt voor zooveel betreft de vier andere leden, waaruit het buiten den in de wet aangewezen voorzitter bestaat, en hunne drie plaatsvervangers, benoemd door de desbetreffende colleges van Gedeputeerde Staten. Deze benoemingen geschieden voor vier jaar. Onder de aandacht van de gemeentebesturen in uwe provincie ware te brengen dat voor de verMezing van de leden van den Raad een hoofdstembureau moet worden ingesteld, voor zooveel betreft de gemeenten, die in MesMingen verdeeld zijn, in velken MesMing, en voor zooveel betreft de niet in MesMingen verdeelde gemeenten, in elke gemeente, uitgezonderd in die gemeenten, welke voor de verMezing van de leden van den Raad niet in stemdistricten zijn verdeeld. In deze laatsten treedt het stembureau tevens op als hoofdstembureau Machtens artikel 51c, derde hd (artikel 34 van den tekst). " Bijlagen. 257 De voorzitter van elk voor de verkiezing van de leden van den Raad ingesteld hoofdstembureau wordt door den gemeenteraad benoemd uit zijn midden, behalve in de gemeenten, die in kieskringen verdeeld zijn. Voor deze gemeenten wijst de wet den burgemeester aan als voorzitter van het hoofdstembureau van den kieskring, waarbinnen het gemeentehuis gelegen is. De vier andere leden van aüe hoofdstembureaux en de drie plaatsvervangers worden door den gemeenteraad benoemd. Ook deze benoemingen geschieden voor vier jaren. v*» ' Voor de verkiezing van de leden van de Provincialev Staten treedt op als centraal stembureau, het hoofdstembureau van den kieskring, waarin de gemeente is gelegen, waar de vergadering der Staten wordt gehouden. Voor de verkiezing van de leden van den Raad fungeert als centraal stembureau, in gemeenten, die in kieskringen verdeeld zijn, het hoofdstembureau van hetwelk de Burgemeester voorzitter is; in de overige gemeenten het hoofdstembureau. 1 Het stembureau, bedoeld in artikel 51c, derde hd, (artikel 34 van den tekst), dat in de gemeenten, die voor de verkiezing van de leden van den Raad niet zijn verdeeld in stemdistricten, als hoofd- en als centraalstembureau fungeert, is in analogie met artikel 516 (artikel 33 van den tekst), mede voor vier jaren te benoemen. De algemeene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 51a der Kieswet, (artikel 32 van den tekst), (Staatsblad no. 691 van 1917) regelt in artikel 13 mede de werkzaamheden van de hoofdstembureaux voor zoover die voor de Statenverkiezingen c.q. voor de Raadsverkiezingen, tevens als centraal stembureau optreden. Artikelen 76 en 77 der Kieswet (artikelen 73 en 74 van den tekst), schrijven voor het dichtvouwen van het stembiljet naar de zijde waarop de namen van de candidaten gesteld zijn. De vorm van het stembiljet is vastgesteld bij het model genoemd in artikel 16 van het Koninklijk besluit van 12 December 1917 (Staatsblad no. 692). Mocht de afmeting van het stembiljet het noodzakehjk maken, dan zoude het naar mijne meening, aldus kunnen ingericht worden dat het langs meer dan één vouw kan dicht geslagen worden, waarbij iedere hjst van candidaten eene bladzijde vormt. In dat geval zoude als keerzijde bedoeld in artikel 72 (artikel 69 van den tekst) der kieswet, zijn aan te merken de voorkant van het biljet. Aangaande artikel 92a {artikel 90 van den tekst), merk ik op dat de eenvoudigste wijze voor het stembureau om aan de bij dat artikel opgelegde verplichting, uitvoering te geven, deze schijnt dat op een tweede kiezershjst de namen van de kiezers, die zich aanmelden, worden doorgestreept en de hjst dan met een toelichtend schrijven aan den Burgemeester wordt gezonden. Zooals bereids aan de Commissarissen der Kiesw. ^ 258 Bijlagen. Koningin in de provinciën dd. 18 December 1.1. telegraphisch is medegedeeld, ontmoet het geen bezwaar dat ten einde den termijn voor de herziening van de Mezershjsten in artikel X van de additionnele artikelen der Grondwet te venruimen, in verband met die herziening, voor het tijdstip van afkondiging in dat additionneel artikel genoemd, genomen wordt 12 December, het tijdstip van de plechtige afkondiging van de Grondwet. De termijnen bedoeld in artikel 2 (voor het bereiken van den 25-jarigen leeftijd), artikel 8 (voor het bezit van de vereischten voor Mesbevoegdheid), en artikel 22 (opgaven van den Minister van . Justitie) vaüen dan op 2 Januari 1918. De uiterste termijn voor de vaststelling van de Mezerslijst is 30 Januari 1918, en de dag van de definitieve Maehtverkrijging 25 Maart 1918. Aangaande het additionneel artikel XII merk ik voor zooveel noodig op, dat volgens dat artikel, de Mezershjsten, zooals die op den 12den December 1917 bestaan, van Macht bhjven, voor de verMezingen noodig ter vervulling van plaatsen die in de coüeges der Provinciale Staten openvallen, tot den eersten Dinsdag van Juli 1919 en voor de verMezingen noodig ter vervulling van vacatures in de gemeenteraden tot den eersten Dinsdag van September van datzelfde jaar. Met inbegrip van het onderzoek van de geloofsbrieven, gescMeden die verMezingen volgens de op genoemd tijdstip van 12 December 1917 geldende bepalingen. .De Mezerslijst, die volgens het Koninkhjk besluit van 8 December 1917 (Staatsblad no. 687) wordt vastgesteld, overeenkomstig het additionneel artikel X der Grondwet, blijft voor de in additionneel artikel XII bedoelde Staten- en RaadsverMezingen, ongebruikt en kan, alleen wat de vermelding van de Mezers voor den gemeenteraad betreft, dienst doen bij eene verMezing overeenkomstig artikel 131 der Gemeentewet. De nieuwe bepalingen der Kieswet voor de verMezingen van Provinciale Staten en Gemeenteraden vinden eerst toepassing in 1919. Deze coüeges bhjven in hunne tegenwoordige samenstelling bestaan, onderscheidenhjk tot den eersten Dinsdag van Juli 1919 en tot den eersten Dinsdag van September van datzelfde jaar. Uw College geheve voor zoover noodig, het vorenstaande ter kennis te brengen van de gemeentebesturen in uwe provincie. De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, Voor den Minister, De Secretaris-Oeneraal, (get.) J. B. KAN. ALPHABETISCH REGISTER op de artikelen der Kieswet, en op de artikelen der Provinciale Wet en der Gemeentewet, die verwijzen naar artikelen of gedeelten van artikelen der Kieswet, of uit anderen hoofde mede vermeld zijn. Aanneming van met het üdmaatschap der Provin- Artikel Bladz. ciale Staten of van den Raad onvereenigbare betrekkingen 23 Prov.wet 158 25 Gem.wet 174 Advocaat of procureur ih rechtsgedingen, waarin dé provincie betrokken is 22 Prov.wet 157 Aftreding van de leden van de Eerste en Tweede Kamer 143—146 Kiesw. 139 — van de leden der Provinciale Staten .... 24, 26 Prov.wet 158 — van de leden van den raad 27 Gem.wet 175—178 Beroep van beslissingen omtrent wijziging van de lijst der kiezers 16—27, 29 Kiesw. 61—65 — van beslissingen omtrent geldigheid van lijsten van candidaten en omtrent schrapping van candidaten 45_47 ft 78 — tegen vervaüen-verklaring en niet-toelating als hd van den raad 26, 33—37 175, 179, _ . ' Gem.wet 180 •Bestuurders van bijzondere ondernemingen enz. Verplichting van — om hun personeel gelegen- • heid te geven tot deelneming aan eene stem- """B 54, 55 Kiesw. 84 Bloedverwantschap of zwagerschap tusschen de leden der Provinciale Staten 20 Prov.wet 157 Burgemeester. Voorzitter van het hoofdstembureau voor de verkiezing van Kamer en Staten is de — der gemeente, waar het hoofdstembureau gevestigd is 33 Kiegw_ 69 — De — is voorzitter van het stembureau in het eerste of eenige stemdistrict zijner gemeente. 59 Kiesw. 87 — De — zorgt voor de inrichting van het stem- lokaal 62 Kiesw. 89 — De — der gemeente, waar het hoofdstembureau gevestigd is, zorgt voor het in gereedheid brengen enz. van de stembiljetten 67 Kiesw. 90 91 260 Alphabetisgh register. Artikel Bladz. Burgemeester. De — draagt zorg voor de aanwezigheid van stembiljetten in elk stembureau zijner gemeente . . 68 Ee8W- 91 Candidaten. Opgaaf van — aan den burgemeester, voorzitter van het hoofdstembureau, ter secretarie van de gemeente, waar dit is gevestigd 35 Kiesw. 70, 71 — De vorm en iririchting van de hjst van — wordt bij algemeenen maatregel van bestuur vastgesteld 35 Kiesw. 70, 71 — Volgorde der — op de lijst . . ■ 36 Kiesw. 71, 72 — Hoogste aantal — op dezelfde hjst te plaatsen 37 Kiesw. 72 8 Prov.wet 152* 153 10a Gem.wet 166, 167 ( — Plaatsing van — op meer dan ééne hjst . . 37 Kiesw. 72 — Schriftelijke verklaring van — dat zij bewilligen in de plaats hun op de hjst aangewezen 39 Kiesw. 73 — Vermeldingvandelijstenvan—op het stembiljet 69 Kiesw. 92 — Gelijkluidende hjsten'van — 97 Kiesw. 113 — Aanwijzing van* de — die gekozen zijn . . . 102, 103 Kiesw. 119—126 — De niet gekozen — worden gerangschikt naar hun verkregen aantal stemmen, of voor zoover zij geen of een gehjk aantal stemmen hebben verkregen, in de volgorde van de lijst . . . 104 Kiesw. 126 — Overleden — 105 Kiesw. 126 — Stellen van —. (Zie Candidaatstelhng.) Candidaatstelhng. Gewone tijd voor de — voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer 124 Kiesw. 132 — Idem van de leden der Prov. Staten .... 5 Prov.wet 152 —- Idem van de leden der gemeenteraden ... 7 Gem.wet 165 — Aanwijzing van de leden van den raad bij enkele candidaatstelling 106 Gem.wet 167 Centraal stembureau voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer. Samenstelling 32 Kiesw. 68 — Regeling van werkzaamheden biï' algemeenen maatregel van bestuur 32 Kiesw. 68 — Hoofdstembureau, optredende als — voor Staten- en Raadsverkiezingen . 34 Kiesw. 69, 7Q — Stembureau, optredende als —-voor Raadsverkiezingen 34 Kiesw. 69, 70 — Zitting van het — tot het vaststellen van den uitslag der verkiezing 96 Kiesw. 113 Alphabetisch register. 261 Artikel Bladz. Centraal stembureau. Voorschriften voor het vast- stellen van den uitslag der verkiezing door het— 97—109 Kiesw. 113—127 Eerste Kamer der Staten-Generaal. Vereischten^ voor het lidmaatschap van de — 110 Kiesw. 128 — Wijze en tijd van verkiezing van de leden van de — 111—113, 116, 128—130 117 Kiesw. — Kennisgeving van de benoeming tot hd van de — . 114, 115 Kiesw. 129—130 — Aanneming van de benoeming tot üd van de— 115 Kiesw. 130 — Geloof sbrief van den tot hd van de — benoemde 114, 119 Kiesw. 129—131 ■— Stukken door den tot hd van de — benoemde, nevens zijn geloofsbrief over te leggen ... 118 Kiesw. 130 — Ontslagneming als lid van de — 120 Kiesw. 131 — Verlies van de vereischten voor het lidmaatschap van de — 121 Kiesw. 131 — Tijd en rooster van aftreding van de leden van de — 112, 143—146 129, 139 Kiesw. Gedeputeerde Staten. Benoemingstermijn van de leden der — 59 Prov.wet 158 — Aftreding van de leden der — 59, 61 PrOv.wet 158, 159 — Toezending afschriften processen-verbaal stemming en zittingen hoofdstembureau betreffende verkiezing raadsleden aan — 16 Gem.wet 171, 172 — Kennisgeving omtrent al of niet aanneming benoeming door tot lid van den raad benoemden aan — 16 Gem.wet 171, 172 Geloofsbrief van de leden der Eerste Kamer ... 114 Kiesw. 129, 130 — van de leden der Tweede Kamer 127, 142 Kiesw. 132,133,139 van de leden der Provinciale Staten .... 10 Prov.wet 153 — van de leden van den raad 12 Gem.wet 169—171 — Onderzoek. — (Zie onderzoek geloofsbrieven.) Gemachtigde. Aanwijzing van een — bevoegd tot het verbinden van de lijst van candidaten . 38 Kiesw. 72 Gemeenteraad. (Zie Leden van den Raad.) Hoofdstembureau voor de verkiezingen van de leden der Tweede Kamer, der Staten en der gemeenteraden 33 Kiesw. 69 262 AlPHABETISCH REGISTER. Artikel Bladz. Hoofdstembureau. Samenstelling — 33 Kiesw. 69 — Optreden van — als centraal stembureau voor Staten- en raadsverkiezingen 34 Kiesw. 69, 70 -— Het — onderzoekt de lijsten van candidaten 41 Kiesw. 74, 75 — Het — beslist over de geldigheid van de lijsten van candidaten en over de handhaving van de op de lijsten voorkomende candidaten ... 42 Kiesw. 75, 76 — Zitting van het —■ tot het vaststellen voor iedere lijst van de aantallen stemmen op ieder der candidaten uitgebracht en van het stemcijfer 92 Kiesw. 111, 112 — Bevoegdheden en verdere werkzaamheden van het — '. 93, 94, 95 Kiesw. 112, 113 Ingezetenen 1, 5, 6 Kiesw. 45, 52 18 Prov.wet 157 Kaart. Toezending door den burgemeester aan de kiezers van eene — bevattende eene oproeping voor de stemming 52 Kiesw. - 81—83 — Vorm en inrichting van de — vorenbedoeld . 52 Kiesw. 81 83 — Uitreiking van eene — door of vanwege den burgemeester aan den kiezer, die ze heeftver- loren. 'ij 52 Kiesw. 81—83 Kennisgeving .Openbare — van het lichaam, waarin plaatsen moeten worden vervuld 52 Kiesw. 81 83 — Openbare — van den tijd der stemming . 52 Kiesw. 81 83 Kiesdeeler 98 Kiesw. 115 Kieskringen. Verdeeling van, het Bijk, de provincie en gemeenten in — 31 KieBw. 66—68 Kiesrecht. Uitsluitingen van de uitoefening van het — ... . . 3 Kiesw. 46-^9 — Schorsing van de uitoefening van het — . . * Kiesw. 49 52 — Opgaaf door den Minister van Justitie van hen die vallen onder de uitsluitingen van art, 3 . 9 Kiesw. Kiezers 1—6 4Ö—52 3 Prov.wet 151, 152 5 Gem.wet 165 Kiezerslijst. (Zie Lijsten der kiezers.) Kosten. Rechterlijke uitspraak in zake verbetering 2g Kiesw 65 van de — ALPHABETISCH REGISTER. 263 , Artikel Bladz. Leden van den Raad. Verkiezing van de — ... 5, 7, 9, 10, 10a, 106, 10c, lOrf Gem.wet 165—169 — Aanwijzing van de — bij enkele candidaatstelling 106 Gem.wet 167 — Geheel nieuwe verkiezing van de — als geen lijsten van candidaten zijn ingeleverd, te weinig candidaten gesteld zijn, of niet alle plaatsen kunnen worden vervuld wegens het afvallen van candidaten 10c, 10d Gem.wet 168, 169 — Toezending afschrift van het proces-verbaal der zitting van het hbofdstembureau (art. 91 Kieswet) van de processen-verbaal der stemming en van het proces-verbaal van het hoofdstembureau, fungeerend als centraal stembureau (art. 34 Kieswet) aan den tot hd van den raad 12 Gem.wet 169 171 v benoemde — Toezending afschrift van het proces-verbaal waaruit de benoeming tot hd van den raad blijkt, aan den benoemde in de gevallen, voorzien in de artikelen 16a, 18a, 38a en 386 Gemeentewet 12 Gem.wet 169 171 — De afschriften processen-verbaal strekken den benoemde tot geloofsbrief 12 Gem.wet 169—171 — Bewijs van ontvangst afschriften processenverbaal 13 Gem.wet 171 v — Toezending van de afschriften processen-verbaal aan Ged. Staten 16 Gem.wet 171, 172 — Niet-aanneming benoeming tot hd van den raad en voorziening in de daardoor ontstane vacature 13, 16a Gem.wet 171, 172 — Kennisgeving door B. en W. van het al of niet aannemen door den benoemde van de benoeming tot hd van den raad aan Ged. Staten 16 Gem.wet 171, 172 ' — Stukken door den tot hd van den raad benoemde aan den raad over te leggen nevens den geloofsbrief 17 Gem.wet 172 — Termijn van inzending door den tot hd van den raad benoemde van zijn geloofsbrief . . 17 Gem.wet 172 — Ontslagneming als hd van den raad .... 18 Gem.wet 173 — Voorziening in openvallende plaatsen in den raad buiten periodieke aftreding 18a Gem.wet 173 — Vereischten voor het lidmaatschap van den raad 19 Gem.wet 173, 174 — Ophouden lidmaatschap van den raad wegens verhes van de vereischten voor het lidmaatschap of aanvaarding- van eene uitgesloten betrekking | 25 Gem.wet 174 264 Alphabetisch register. Artikel Bladz. I Leden van den Raad. Schorsing — 26 Gem.wet 175 — Aftreding raad 27, 30 Gem.wet 175—178 1 — Vermeerdering of vermindering aantal leden van den raad ' SObis Gem.wet 178, 179 — Niet-toelating van tot lid van den raad benoemden 33—37 Gem.wet 179, 180 ' — Voorziening in de gevolgen van niet-toelating van tot lid van den raad benoemden .... 38, 38a, 386, 38c 180—182 ; Gem.wet Leeftijd 1, 2 Kiesw. 45, 46 Lijsten van candidaten. Inlevering — 35, 40 Kiesw. 70,71,73,74 — Volgorde van de op de — voorkomendenamen 36 Kiesw. 71, 72 j -— Aantal candidaten op dezelfde lijst 37 Kiesw. 72 8 Prov.wet 152, 153 ] _T , 10a Gem.wet 166, 167 ; — Vermelding van denzelfden candidaat op meer dan ééne lijst 37 Kiesw. 72 — Verbinding van — tot eene groep 38, 50 Kiesw. 72, 79, 8Ó1 — Inlevering van de — ...... 40 Kiesw. 73, 74 J — Onderzoek van de — 41 Kiesw. 74, 75 I — Geldigheid van de — 42 Kiesw. 75, 76 I — Handhaving van de candidaten, op de lijsten voorkomende . . . . : 42 Kiesw. 75, 76 | ■— Ongeldige — 43 Kiesw. 76 . 1 — Schrapping van candidaten van de— 44 Kiesw. 76, 77 I — Beroep tegen ongeldig-verklaring van lijsten en schrapping van candidaten (zie Beroep) . ■— Nummering van de geldige — I 48 Kiesw. 78 — Openbaarmaking van de geldige — ...... 49 Kiesw. 78, 79 1 — Stemming over de — 51 Kiesw. 80, 81 \ — Som aantallen stemmën op ieder der candidaten van eene — uitgebracht (stemcijfer) 92 Kiesw. 111, 112 | — Gelijkluidende — in verschillende kieskringen ingeleverd 97 Kiesw. 113—1151 — Toekenning van de te vervullen plaatsen aan de — . 99, 100, 101 115—119 Kiesw. — Aanwijzing van de gekozen candidaten der— 102, 103 Kiesw. 119—'1261 — Onderteekening van de — voor den gemeenteraad . . . . 1 10 Gem.wet 166 Lijsten der kiezers. Opmaking van de— 7 Kiesw. 52, 53 1 — Vorm en inrichting van de — 7, 8 Kiesw. 52—55 m Alphabetisch register. 265 Artikel Bladz. Lijsten der kiezers. Tijdstip der vaststelling van de 10 Kiesw. 55, 56 — Ter inzage legging en verkrijgbaarstelling in afschrift of afdruk van de — 10, 15 Kiesw. 55, 56, rr, , 59,' 60 — lermijn voor verzoeken om verbetering van de 11 Kiesw. 56 — Mededeeling van verzoeken om verbetering van de 12 Kiesw. 56 — Termijn van ter visie legging en verkrijgbaarstelling van verzoeken om verbetering van ' ■ • 13 Kiesw. . 56 57 — Termijn tegenspraak van het verzoek om verbetering van de - 13 j^esw. 56, 57 r- Wijziging door het gemeentebestuur na beslissing op verzoeken tot verbetering van de — 14 Kiesw. 57 50 — Termijn gedurende welken de — van kracht ■lven 15 Kiesw. 59 60 — Toezending van afschrift of afdruk van de van kracht geworden — aan den voorzitter van het hoofdstembureau in den kieskring 15 Kiesw. 59 60 — Beroep tegen de beslissingen omtrent wijziging van de ~ 16—27, 29 Kiesw. 61—65 Medestemmen door de leden der Prov. Staten. Zich te onthouden van —..... . 73 Prov wet m — door de leden van den raad. Zich te onthouden van — ,• . 46 Gem.wet 182 Onderdanen (als Nederlandsche — erkenden). ... 1 Kiesw. 45 Onderzoek van geloofsbrieven van de leden der Tweede Kamer 132> 133 M2 13g 1M Kiesw. — van de leden der Provinciale Staten 70, 70a Prov.wet 159,160 - van de leden van den raad 31> 38c Gem.wet 179, 181, 182 Oproepingskaart (zie Kaart). Overdracht van stemmen (zie Stemmen). Overschotten. Toekenning van plaatsen aan hjsten van candidaten, die bij de deeling door den kiesdeeler, de grootste — hebben gelaten . . 99 Kiesw. 115-118 266 Alphabetisoh register. Artikel Bladz. Provinciale Staten. Verkiezing van de — 3, 5—8,11a, 116 151—153,! Prov.wet 154—156 — Toezending af schrift van het proces-verbaal van de zitting van het hoofdstembureau (art. 91 Kieswet), van de processen-verbaal der stemming en van het proces-verbaal van het hoofdstembureau, fungeerend als centraal-stembureau (art. 34 Kieswet), aan den tot hd van de — benoemde S> 10 Prov.wet 153, 154 — Toezending afschrift van het proces-verbaal, waaruit de benoeming tot hd van de — blijkt, ' aan den benoemde in de gevallen voorzien in de artikelen 11a, 116, 70c en 70a" Prov. Wet 10 Prov.wet 153 — Bewijs van ontvangst afschriften processenverbaal 11 Prov.wet 154 — De afschriften processen-verbaal strekken den tot hd der — benoemde tot geloofsbrief . . 10 Prov wet 153 — Niet-aanneming benoeming tot hd van de — en voorziening in de daardoor ontstane vacature ► 11* Prov.wet 154, 155 • — Voorziening in openvallende plaatsen in de — 116 Prov.wet 155, 156 — Termijn van inzending van den geloofsbrief door den tot hd der — benoemde en bij den geloofsbrief over te leggen stukken 15 Prov.wet 156 — Ontslagneming door de leden der — .... 16 Prov.wet 156 — Vereischten voor het lidmaatschap van de — 17 Prov.wet 156, 157 — Bloedverwantschap of zwagerschap tusschen de leden der —- . 20 Prov.wet 157 — Onvereenigbare betrekkingen met het lidmaatschap der — 21 Prov.wet 157 — Uitsluiting van de leden der — van werkzaamheid als advocaat of procureur in rechtsgedingen, waarin de provincie betrokken is . . 22 Prov.wet 157 — Ophouden lidmaatschap der — wegens verhes van de vereischten voor het lidmaatschap of aanvaarding van een uitgesloten betrekking 23 Prov.wet 158 — Aftreding van de — 24, 26 Prov.wet 158 — Niet-toelating van tot lid der — benoemden 706, 70c, 70d 160, 161 Prov.wet — Voorziening in de gevolgen van niet-aanneming benoeming en niet-toelating van leden der— . 706, 70c, 70rt", 70e 160—162 Prov.wet Schorsing raadsleden 26 Gem.wet 175 AUPHABETISOH REGISTER. 267 Artikel Bladz. Mot- en overgangsbepalingen 154, 155 Kiesw. 141, 142 Staten-Generaal. (zie Eerste Kamer.) (zie Tweede Kamer.) Stembiljetten. Zorg van den burgemeester der gemeente, waar het hoofdstembureau gevestigd is, voor het tijdig in gereedheid brengen van de ~~ 67 Kiesw 90, 91 — Toezending van de — aan de burgemeesters der gemeenten van den kieskring 67 Kiesw. 90, 91 — Kosten van het in gereedheid brengen van de— , 67 Kiesw. 90 91 — Zorg van den burgemeester voor de aanwezigheid van het vereischt aantal — in elk stembureau znner gemeente 68 Kiesw. 91 — Inrichting van de — 69 Kiesw. 92 — Opening van de - . , 85 Kiesw. 103> 104 — Onwaarde van - 86 Kiesw. 104-108 — Het stembureau beslist over de waarde der — 86 Kiesw. 104, 107 Stembureau, (zie ook Centraal stembureau.) — De stemming geschiedt ten overstaan van het— 56 Kiesw. 85 — In elk stemdistrict is een — 57 Kiesw. 85 — Samenstelling van het - 57 Kiesw. 85 — Benoeming leden en plaatsvervangende leden Van het - 58 Kiesw. 85, 86 — Benoeming voorzitter van het — 59 Kiesw. 87 — Gedurende de zitting zijn steeds de voorzitter en twee leden ih het — aanwezig 61 Kiesw. 87, 88 — Vervanging van den voorzitter en van de leden vanhet- 'i 61 Kiesw. 87, 88 — Voorschriften betreffende werkzaamheden en de bevoegdheid van het — en van zijn voor- zatt?r ' 71—90 Kiesw. 92—110 — Optreden van het — als centraal stembureau bij raadsverkiezingen 34 Kiesw. ' 69 70 Stemcijfer 92, 100 Kiesw. 111,112,118 Stemdistricten. Verdeeling van de kieskringen voor de verkiezing van de Tweede Kamer, StatenGeneraal en gemeenteraden in — 31 Kiesw. 66—68 Stemlokaal. Aanwijzing — voor elk stemdistrict . 62 Kiesw. 89 ^- Inrichting van het - 62, 63, 64, 65,66, 89, 90 Stemmen. Overdracht van — bij de aanwijzing van ' Kiesw. de op iedere hjst van candidaten gekozen can- didaten 102 Kiesw. 119-122 268 AUPHABETISCH REGISTER. Artikel Bladz. - Stemming. Termijn voor de — over de lijsten van candidaten en over de daarop voorkomende candidaten ., : 51 Kiesw. 80, 81 — Oproeping voor de — 52 Kiesw. 81—83 — Tijdsduur en aanvang van de — 53 Kiesw. 83 — Deelneming aan de — door voorzitter enz. van het stembureau 60 Kiesw. 87 — Regelen in acht te nemen bij de — .... 71—82 Kiesw, 92—102 — Bezwaren tegen de — 79 Kiesw. 99 — Schorsing van de — 81 Kiesw. 100, 101 — Hervatting van de — . . . 82 Kiesw. 101, 102 — Afloop van de — 83 Kiesw. 102, 103 — Proces-verbaal van de — ' . 88, 89 Kiesw. 108, 109 — Bepaling van den dag der — voor de Statenverkiezingen . , 7 Prov.wet 152 — Bepaling van den dag der — voor de Raadsverkiezingen 9 Gem.wet 166 — Aanwijzing leden van den raad zonder dat — plaats heeft 106 Gem.wet 167 Stemphcht. Oplegging van — 71, 90 Kiesw. 92—94, 109, 110 strafbepalingen 147—153 Kiesw. 140, 141 Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vereischten voor het lidmaatschap van de — 122 Kiesw. 131 — Verkiezing van de — 123—126 Kiesw. 132 — Tóezending van afschrift van het proces-verbaal van de zitting van het hoofdstembureau, van de processen-verbaal der stemming en van het proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau tot vaststehing van den uitslag der verkiezing, aan den tot hd van de — benoemde 127 Kiesw. 132, 133 — Toezending van afschrift van het proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau in de gevallen, voorzien in de artikelen 129, 135, 136 en 140, aan den tot hd van de — benoemde 127 Kiesw. 132, 133 — Bewijs van ontvang afschriften proces-verbaal af te geven door den tot hd van de — benoemde 128 Kiesw. 133 — De afschriften proces-verbaal strekken den tot lid van de — benoemde tot geloofsbrief . . . 127 Kiesw. 132, 133 — Niet-aanneming benoeming tot hd van de — 129 Kiesw. 133, 134 Alphabetisoh register. 260 Artikel Bladz. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Stukken door den tot lid van de — benoemde, aan de Kamer over Ije leggen nevens den geloofsbrief . 130 Kiesw. 134 — Termijn voor inzending door den tot lid van de — benoemde, van zijn geloofsbrief 131 Kiesw. 134, 135 — Onderzoek van de geloofsbrieven der tot lid van de — benoemden 132, 133, 142 135, 136, Kiesw. 139 — Niet-toelating van tot lid van de — benoemden 134—136 Kiesw. 136, 137 — Voorziening in de gevolgen van niet-aanneming benoeming en niet-toelating van tot lid van de — benoemden 129, 134—137 133, 134, Kiesw. 136, 137 — Ontslagneming en verlies van vereischten voor het lidmaatschap door een hd van de —, en voorziening in de hierdoor of wegens overlijden ontstane vacatures 138—140 Kiesw. 137, 138 — Aftreding van de leden van de — 124, 144 Kiesw. 132, 139 Vaststelling uitslag verkiezing, (zie Centraal Stembureau.) Verhes lidmaatschap Eerste Kamer . , 121 Kiesw. 131 — Tweede Kamer . . . 139 Kiesw. 136 - — Prov. Staten 23 Prov. wet 158 — Gemeenteraad 25 Gem.wetj 174 Wethouders. Termijn benoeming — 80 Gem.wet 183 Zegelkosten enz. Vrijstelling — 30 Kiesw. 66 Zondagen en daarmede gelijkgestelde dagen . . . 154 Kiesw. 141, 142