CIRCUS-LEVEN DOOR JEANNE REYNEKE VAN STUWE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 2289 3769 CIRCUS-LEVEN. CIRCUS-LEVEN DOOR JEANNE REYNEKE VAN STUWE. L. J. VEEN — UITGEVER — AMSTERDAM „THE HAPPY FAMILY" Op de groote wagenplaats, achter het circus-gebouw te Scheveningen, stonden de kooien van „the happy family", een verzameling van de ongeljjksoortigste dieren, die eiken avond tezamen optraden, en die, om de volkomen harmonie, waarmede zy met elkander verkeerden, den naam hadden gekregen van „the happy ïataily"; maar die men, zonder toezicht, toch maar liefst niet bij elkander liet. Daar was in de eerste plaats de gnoe, met zijn grooten, gehoornden kop met de lange manen eu den witten sik en den paardestaart. Dan de anoa, een der kleinst bekende buffelsoorten, met een stel dubbele hoorns, die in 6 bijna geen enkelen dierentuin voorkwam, zooals de explicateur verzekerde, omdat dit dwergbufielras, dat uit Celebes stamde, het Europeesche klimaat zoo slecht verdroeg. De kleine buffel, die ternauwernood de halvemanshoogte bereikte, was zeer tam, en wreef zich tegen het been van zijn bewaker aan, zoo speelsch als een jonge hond. Dan vond men er een Russischen vos, die ieder oogenblik, zonder blikbare reden, in hevigen toorn ontstak, en dan zyn ooren plat langs den gladden kop legde, en zijn spitsen bek opende met de witte, scherpe, kwaadaardige tanden. Garlick, de eigenaar, noemde dat lachend: ,he is again in a'temper" en een kleinen vingertip tegen den vochtigen, zwarten neus was voldoende, om hem dadehjk weer te doen bedaren. Een kleine olifant was er ook, die eiken avond weigerde ter voorstelling te komen, totdat „funny Fanny", de 7 aap, hem brj een zijner ooren pakte, en hem netjes geleidde tot in 't midden, waar hij, gewillig en langdurig met zijn slurf het orgel draaide, waarop de andere dieren hun kunsten vertoonden. „Kiang, de wilde ezel van Thibet" was met een zebra in één kooi gesloten, immers toch altfjd gewend „om in kudden te leven" ; maar de „Braziliaansche tijger" zat natuurlijk apart, en de „leeuw van Jamrach" eveneens. En ten slotte waren er de vedo, het „Peruviaansche afgodspaard"; het eenige specimen, dat ooit naar Europa was overgebracht, en een kameel. De eigenaar stond in het circus-café in zijn hemdsmouwen een partij biljart te spelen, met „Sadi Jalma, de woestijnslang," die op de programma's en aanplakbiljetten werd vermeld, als een geboren Perzische prins, maar die in waarheid een 8 Engelschman en Garlick's zwager was. G-arlick stootte zrjn bal onder-midden rechts aan, die licht den tweeden bal raakte, naar den korten band ging, en met fjjn raken den derden bal passeerde, zoodat hö" weder een gemakkelrjken seriestoot kon vormen. Eenige andere artisten stonden naar het spel van het paar te kijken, gaven raad, maakten opmerkingen en gingen weddenschappen aan, wie de party zou winnen. Het was in den morgen, tn'dens de repetitie ; en degenen, die hun beurt reeds hadden vervuld, of die uit belangstelling waren komen kijken, verzamelden zich in het café, waar de walm der sigaretten zich vermengde met den wadem der heete, geurige koffie. Bij de tafeltjes voor de ramen zaten, druk gebarend en nadrukkelijk betoogend, verschillende kunstenaars; de een had zich, ondanks het warme weder, gewikkeld in de plooien 9 van een donkerblauwen cape, en zijn vilten hoed met ongewoon hoogen bol enbreeden rand, diep in de oogen gdrukt; een ander droeg een lange zwarte fluweelen jas, die hem tot aan de hielen reikte, en die, openhangend, het roode vest met de dikke gouden horlogeketting liet zien; een derde had zich gekleed in een wrjnkleurig jasje met zwart' fluweelen opslagen en zwarte brandebourgs. Ofschoon zij geen van allen in costuum waren, vertoonden toch alle artisten, het eigenaardige type, waaraan men de „pro's"1) onmiddellijk herkent. Twee jongelui sloegen uit de verte het spel van Garlick en zijn zwager gade; vol misprijzen mompelde - de een, Barry, de clown, van tijd tot tijd: Aansteller!.... Opsnijder!.... en dergelijke woorden. De andere, de „dare-devil rider", die op 1) Professionals. 10 zijn das een zilveren paardekop droeg en aan zijn pink een grooten Alaska-diamant, had dat eenigen trjd aangehoord, maar vroeg toen: — Wat heb je toch tegen die man ? — 't Is 'n charlatan, 'n boerenbedrieger, hij houdt ze allemaal voor den gek — Nou ja, je moet de lui nu eenmaal wat zacht inzeepen, 't publiek wil „gebarnumd" worden — Maar zooals hvj 't doet, is 't ongehoord; luister: die „vedo" van hem, die noemt hij 'n „paard" nietwaar ? 't is niets anders dan 'n lama of 'n alpaca; z'n „Braziliaansche tijger" is 'n jaguar; z'n „leenw van Jamrach" is niet uit Voor- Indië afkomstig, maar van de dierenhandelaar Jamrach uit New-Tork z'n „Syrische kameel" is 'n drommedaris — De wereld wil bedrogen zijn.... 11 — En al die kunsten van de beesten .... waar komen ze op neer ? Als je goed kijkt, dan doet de heele happy family niets anders dan wat door elkaar loopen, en 't ljjkt alleen maar iets, omdat Garlick er zoo'n kabaal bfj maakt. Er zou iets van te maken zfjn als ik — Jij? — Waarom niet ? Ik zal 't je nou maar zeggen: toen de beesten van Gutenberg zouden worden verkocht, je weet, daarvan zijn ze afkomstig, ben ik naar Weenen gegaan, om er een bod op te doen.... maar Garlick was me voor. En nou kan hij goeie zaken maken met z'n „happy family," terwijl ik nog maar altijd dezelfde blijf met m'n „fricassee-dans" — Daar heb je anders succes mee, „red hot success", man.... ze willen die dans op 't Kurhaus invoeren heb ik gehoord 12 — Spot jrj maar. Maar ik zeg je, 't is niet alles, om 't avond aan avond te moeten aanzien, dat die vent, gediend door 'n stom geluk.... — Dat moet je niet zeggen, hij heeft wel degèlük z'n bekwaamheid. Men zegt, dat 't werkelijk heel moeihjk is, dieren van zoo verschillende aard samen te dresseeren. — 't Hangt van je methode af. — Niet alleen van je methode.... ook of je de „necessary nerve" ervoor hebt.... — Die bezit ik! zei Barry. En ik weet zeker, dat m'n methode de juiste is. Je weet nu eenmaal, dat ieder beest een „dormant devil" in zich heeft, je past eenvoudig op die niet wakker te maken, en je zaak is al meer dan half gewonnen. Vroolijk, lustig moet je met hen omgaan, liefst zonder karwats.... 13 — Ja, dat zou ik er zeker op wagen! —- Enfin, m'n kans is verkeken, want zoo'n gelegenheid als toen met de beesten van Gutenberg komt natuurlijk nooit meer voor. Ik wou om 'n saulty dat 'k met Garlick kon ruilen. Om te beginnen dan j weg met alle kwakzalverij en schijn! — 'n Dwaas principe. In 'n show2) mag je anachronistisch zijn, en allerlei locale fouten maken, als 't effect er maar door wordt verhoogd. In 'n pantomime heb ik 's 'n zebra in 'n kozakken-kamp gezien, en mir nichts dir nichts 'n neger in rn NoordItaliaansch kasteel — Ik krijg m'n succes liever zonder humbug.... — O, wat dat betreft... Je kent m'n prestaties, en 't is niet om me er op te beroemen 1) Penny 2) Circus 14 maar Apropos, vanavond zal ik m'n paard de horden laten nemen, terwijl ik sta op de ongezadelde rug, met m'n broertje op m'n schouder. — Kolossaal 1 — Maar, enfin, dat wou 'k niet zeggen. Je weet, dat ik 'n zekere reputatie heb als „horse-breaker; en toen ik in Brussel was met 't Circo Price ben ik door de G-uides geïnviteerd, om daar eenige onhandelbare paarden tot rede te brengen. Ik heb 'n allerprettigste tijd gehad, en toen ik weg-ging, kreeg ik van de officieren gezamenlijk 'n zilveren theeservies cadeau. — Zoo — Ja, is dat niet aardig? — Zeker, zei Barry verstrooid, veel te veel met zijn eigen gedachten vervuld, om aandacht te kunnen geven aan zijn vriend. Deze keek hem eens aan, zag, hoe terneer- 15 geslagen hy was, en kwam opeens op een schitterenden inval — Ik weet wat! riep hy. En toen Barry verrast opkeek: — Ja, ik kan je natuurlijk geen menagerie bezorgen, maar zou jij 'topje durven nemen, één avond op te treden met de happy family? — Dadelijk en graag! — Zonder voorbereiding? — Zonder voorbereiding. Vanavond ga ik zóó in de kooi, als 't moet. — Dan zullen wij 's 'n formidabel plan maken, jongen, 'n Puff1) zooals de Amerikanen 't noemen.... Ik heb dat gezien in Chicago, met Markoutchy; hij deponeerde 'n bedrag van vy'fhonderd dollar by 'n notaris, voor degene, die zijn kunsten zou nadoen. Nu was 't 'n doorgestoken kaart, 1) voor den gekhouderfl van het publiek. 16 dat Wheeler daarvoor opkomen zou; ze kwamen beiden op 't tooneel, maten elkaar met woedende blikken, en begonnen de kunsten; allemaal kunsten, die Wheeler na Tcon maken. Na afloop keken ze elkaar giftig aan, verdwenen elk aan 'n kant van 't tooneel, om elkaar, achter de coulissen, met' 'n vriendschappelijke handdruk en bij 'n gevulde punchbowl weer te ontmoeten. Zóoiets moeten wij hier ook verzinnen, der Alte *) vindt 't ongetwijfeld goed 't is nog al geen mooie reclame! — Bono 2) riep Barry en sloeg met zijn vuist op de tafel, dat zullen we hebben. Hü scheen er zich niet veel van aan te trekken, dat het hier evenzeer een zandin-de-oogen-strooierij gold, ën werkte enthousiast het plan verder uit. Zün eerzucht 1) De directeur. 2) Goed! 17 en zyn ijdelheid waren beiden gewekt, en hij twnfelde er niet aan, of zijn intuïtie zou binken in staat te zijn de routine van Garlick te vervangen. Het plan werd voorgelegd aan de directie, die het goedkeurde; Garlick had veel bezwaren, die ten slotte allen werden overwonnen, alleen was hy' er niet toe te bewegen den tyger in de kooi te laten; met den leeuw was het een ander geval, die was nog wel raisonnabel, maar de tijger had het oog van den meester noodig. En ofschoon Barry in zijn overmoed protesteerde, de directie gaf natuurly'k Garlick gelijk. In de couranten enopdegroote aanplakbiljetten werd vermeld, dat Garlick de som van duizend gulden had gedeponeerd, voor dengene,die één avond,inplaats van hem met de happy family durfde optreden. En iets later werd aangekondigd, dat Barry zich had aangemeld, om het waagstuk te bestaan. Circus-Leven, O 18 De verbazing was algemeen. Barry, de clown? En men dacht, dat Barry wel in stilte met Garlick zou hebben geoefend. Maar bij hoog en laag werd verzekerd, dat dit het geval niet was; Barry zou even onvoorbereid de kooi binnengaan, als de eerste de beste uit het publiek dit zou hebben gedaan. Den avond, waarop het feit zou plaats hebben, was het circus op alle rangen gevuld. De belangstelling was groot, en vol verwachting verbeidde het publiek het oogenblik, waarop de groote kooi in de arena zou worden opgebouwd. Toen de stalmeesters het ijzeren gevaarte in elkander hadden geschroefd, trad Garlick in het midden daarvan, en deed aan de toeschouwers mededeeling, dat dezen avond, in plaats van hem, Barry met de happy family optreden zou, waarna hij zich met 19 een buiging verwijderde. Znn woorden werden met handgeklap ontvangen, en het publiek fluisterde, dat er zeker een grap te wachten was, omdat juist de clown zich voor de concurrentie had opgegeven .... Het begin was hetzelfde als eiken avond. Hok na hok werd voor de opening van de groote kooi gereden, en, nadat de tralies verwijderd waren, wandelden de leden van de happy family in geregelde orde één voor één naar binnen. De gnoe, met zijn bokkig gebogen kop en zijwaarts uitglurende, boosaardige kleine oogen, stapte, gedecideerd zfln gespleten hoeven in het zaagmeel drukkend, rond; de anoa, met zijn dik-onhandige bewegingen als van een jongen hond, ontliep zijn hok op een stijf huppeldrafje; de kameel volgde, met znn langzamen, wiegelenden telgang; brutaal 20 buitelde Funny Fanny, de aap, tusschen de grootere dieren door, en ging, met een breeden grijns, den olifant, bij een züner ooren tevoorschijn halen. Kiang, de wilde ezel van Thibet, sprong met zijn vriend den zebra de manege binnen, en dartel sloegen zij de achterbeenen in de lucht, als waren zij blijde, zich weder eens te kunnen bewegen. Majestueus deed de leeuw eenige schreden, en bleef dan onbeweeglijk staan; hij was blind; door het voortdurend staren in den schrilwitten schijn van de electrische reflectors had hü het licht uit zijn oogen verloren; een doffe doezeligheid had hem sedert bevangen, en hij bewoog zich alleen nog maar op bevel. Met lange, sluipsche passen gleed de roodgele vos naar binnen, en ten slotte kwam, als tiende, het vreemde dier, de vedo, wiens geheele lichaam met wollig, grijswit krul- lend haar was bedekt, waaruit zonderlingijl de dunne pooten staken, en het gladbehaarde, paardekopachtige hoofd zonder manen. De „happy family" was voltallig; rustig wachtten de dieren op het teekenvanhun temmer, dat de voorstelling zou beginnen. Maar in plaats van Garlick's bekende figuur in het blauwe, met bont afgezette costuum, tuimelde een kleurige gestalte naar binnen, die hen, met een ruisching van schrik, naar de wanden van de kooi deed stuiven. Een gedaante, gekleed in een, met glinsterende pailletten overdekt, wijd clownspak, die schelle geluiden uiistiet, en een verbijsterende reeks van salti mortales op den bodem uitvoerde. Het publiek, geneigd om alles als een grap te beschouwen, barstte in een schaterenden lach uit, die zich golvend voort-plantte door de donkere rnen. 21 De clown had een „extravaganza" van zich gemaakt, met een gezicht aan vooren achterkant, en met zjjn snelle onberekenbare bewegingen, zrjn rond-draaien, en zijn duikelen, was[het werkelijk bijna niet na te gaan, welk van de twee zijn „echte" gezicht voorstelde. Van zijn, met znn clownsstem uitgeschreeuwde bevelen verstonden- de dieren niets; zij gaven er tenminste geen gevolg aan, en bleven zjch aandringen tegen de tralies. Maar de blinde leeuw, onrustig geworden door het ongewone, dat hn om zich heen voelde, stond niet langer roerloos [in het midden van de kooi; instinctmatig op het geluid, dat hn hoorde, afgaande, begon hij zich te bewegen in de richting van Barry, en deze, hoewel hij wist, dat de leeuw hem niet kon zien, begon zich wel eenigszins geïntimideerd te gevoelen, omdat de groote vorm hem overal 22 vojgde, waar hn ging, en pertinent weigerde aan het bevel: down! te gehoorzamen. De andere dieren kwamen nieuwsgierig naderbij ; zij volgden den leeuw, in diens rondte, zooals zij dat gewend waren; en Funny Fanny, ie aap, bracht den olifant naar znn orgel, en deze greep aanstonds den zwengel, en begon geduldig te spelen. Buiten de kooi stonden Garlick, en de directeur, en andere artisten, en de stalmeesters te lachen; en het publiek had zich bn geen enkele clownsvoorstelling nog ooit zóó goed geamuseerd. Wie zich het minste prettig gevoelde, was Barry zelf, hij zag de anders zoo dociele dieren absoluut ongezeggehjk, en hij wist niet, hoe hn er meester over zou moeten worden. Hij had zich verbeeld, gezellig en gemakkelijk met hen te kunnen werken; zij waren immers al gedresseerd; hij wist, dat men goed doet, aan ongeciviliseerde 23 beesten nooit den rug toe te keeren, en daarom was hij op de lumineuse gedachte van de twee gezichten gekomen, masr hij had het troepje meer verschrikt, dan hun ontzag ingeboezemd. Daar had d3 leeuw hem bereikt, een zware klauw werd even uitgestrekt, en hti lag al op den grond, terwy'1 de leeuw, in dof-goedige belangstelling, hem om en om door het zaagmeel begon te rollen, hetgeen een onbeschrijflijk comisch effect maakte, omdat het scheen, alsof de leeuw trachtte te ontdekken, welk van de twee gezichten het eigennjk echte was. Een storm van gelach vlaagde door de toeschouwers heen: de menschen riepen, schaterden, stampten met hun stokken; en de overige dieren, opgewonden rakend door het algemeen rumoer, begonnen zich ook met de zaak te bemoeien; zoodra Barry een poging deed, om op te staan, kwam 24 de gnoe met znn breeden kop, en deed hem met een enkelen duw weer terugtuimelen ; en de kleine anoa, die spelen wilde, duwde zq'n harig lnf tegen hem aan, en de aap plukte aan zijn glinsterende pailletten, en de vedo, en de kameel, en de wilde ezel, en de zebra, en de vos drongen zich in een drom om hem heen; overal zag hn vreemde koppen, en groote oogen, en deinende lichamen, en tüj raakte verbijsterd *terwijl de wns, door den olifant gedraaid, hem in de ooren dreunde, en de leeuw hem om en om bleef rollen in onuitputtelijk geduld. En het publiek, dat de gedragingen van hem en de happy family voor een opzettelijke voorstelling hield, deed de hooge ruimte daveren van het donderend applaus, en de dieren, al wilder geworden, sprongen en draafden door elkaar, totdat Garlick, die medelijden met Barry 25 26 begon te krijgen, in de kooi stapte, en hem weer overeind zette, met een krachtigen greep, en hem, nog steeds hem vasthoudend, naar buiten geleidde. En de arme Barry, overduizeld, verward, kwam eerst weer wat tot zichzelven, toen de directeur hem lachend naderde, en hem toevoegde, met een schertsenden klop op den schouder: — Je weddenschap heb je verloren, maar 't publiek heeft zich schitterend vermaakt; je hebt je zelf „overclowned", en 'n extragratificatie heb je dubbel en dwars verdiend !.... CIRCUS. Max was ziek, en moest dus thuis-bhjven. Daarom vroeg Mama haar, of zrj soms óók liever een boek van Jules Verne had, zooals Max kreeg, of dat zy toch maar méé wilde gaan f ... . — Toch maar mee-gaan, had ze gezegd, dan kan 'k er Max alles van vertellen, Maatje.... Maar toen ze met Papa en de groote zusters in het rntuig zat, vond ze het erg vreemd en ongezellig zonder Max, en kreeg ze een oogenblik spjjt.... Maar het bewustzijn, dat hij het zoo prettig zou vinden, als ze hem alles beschrijven kon, troostte haar, en ook werd ze opgewekt door de gedachte, dat ze dé eerste maal naar een avondvoorstelling ging Max en zij waren tot dusverre altijd 's middags met de juffrouw geweest. Ze vond het deftig en grootemenschachtig, dat ze met Papa en de zusters in een loge zou zitten.... hè, dat Max daar nu ook maar by wezen kon! de arme Max had gehuild, en heelemaal niet begrepen, waarom hij nog langer in bed blijven moest, — hij was niets meer ziek.... maar daar was nu niets aan te doen geweest.... En ze had hem haar mooie doos met pralines gegeven, en hem achtergelaten met zijn boek van Jules Verne, waarover heen-kijkende, hjj haar had na-geroepen: „Alles goed onthouen, hoor 1".... Als ze straks thuis kwam, dan sliep Max natuurlijk al, — toch héérhjkleuk, dat ze zoo laat opblijven mocht 1 — 28 29 morgen-ochtend zou ze hem er dus alles van vertellen.... o, wat ze goed opletten en overal om denken zou.... Het Scheveningsche circus-gebouw was bereikt. Zn liep in de vestibule vóór met Papa, door wiens arm zij den hare gestoken had, de zusters volgden hen, dicht-bij blijvend om het gedrang. De muziek speelde al, en er was veel licht; de verschillende rangen waren reeds bij na geheel vol-geloopen. In de loge trok zij haar mantel uit, en zette haar hoedje af, en Olga streek haar de lange, blonde haren wat glad, die losjes krulden over haar witte jurk. Zij zat tusschen Papa en Olga in, en naast Olga Lizzie. — Begint 't gauw, Papa? vroeg ze,verwachtingsvol. — Ja, dadelük, er is al gebeld Papa wenkte den gegalonneerden suppoost, om programma's te koopen; Amy kreeg er ook een, en begon er zich aanstonds in te verdiepen. — Papa! de driedubbele spring-rrjschool komt vanavond ook.... en Blondin.... en de Batignolles Maar clown Valentijn zie ik nergens staan.... zou die niet komen, Pa? — Misschien wel.... Kijk 1 waarschuwde haar Papa, met een hoofd-wenk wijzend naar den ingang, waar de barrière vlug werd weg-geschoven door eenige gelivreide stalknechts, die zich toen daarnaast posteerden. En het eerste paard draafde het renperk binnen. Een salto-mortale-rjjder in een lichtblauw tricot met een wijde satijnen blouse stapte de arena in, groette, en wipte op den rug van den breed-gezadelden schimmel, waar hn lustig te springen, te voltigeeren en te kunsten-maken begon. Clowns lawaaiden de 30 31 manége door, en in het midden stond de gerokte man, met de lange, knallende zweep. — Mooi, hè, Pa? fluisterde Amy, met glinsterende oogen. Wat jammer toch, dat Max daar niet bij kan znn.... Olga en Lizzie maakten elkaar opmerkzaam op aanwezige kennissen, critiseerden toiletten en hoeden in hun nabijheid, en letten heelemaal niet op het prachtige rijden van Cesar d'Ancona, waarover Amy zich tot verontwaardigens toe verbaasde, — maar ze durfde niets te zeggen, natuurlijk, en keek zelf maar voor twee. O, wat vond ze die Bertha Brose allerliefst en elegant, in haar fladderend rozerood costuumpje, op dat glanzende, zwarte paard. Ze sprong door twee hoepels tegelijk 1 en duikelde over haar hoofd, en stond op één been, — o, ongeloofeljjk-mooi!.... zóó kunstig!... Olga presenteerde haar een bonbon uit een geglaceerd licht-geel zakje, en zij gaf het door aan Papa, die bedankte, en haar vroeg: „Wie heeft er pleizier vanavond?" en ze laohte, met een hooge kleur van opgewondenheid, en keek in het programma, wat er volgen zou. „Nu komt er een acrobaten-troep, Pa 1...." Lizzie zat rustig het publiek te binocleeren. „Daar zitten de van Lange's", vertelde ze aan Olga, „heb je ze al gezien?" De jongleur te paard deed Amy juichen van bewondering; ze spande zich in, om toch alles goed te onthouden, om thuis I de toeren aan Max voor te doen, o, wat zou Max er een scniK in neDDen genaa.... Olga en Lizzie schonken al hun aandacht aan een jonge, bekoorlijke schoolrijderes, en lieten Amy aan Papa vragen, of die ook niet vond, dat ze frappant 82 op Frida van Hoogerheyde leek, maar Papa zei van neen, en Amy kon niet begrijpen, dat ze het toen tóch vol bleven houden.... Een intermezzo van clowns liet haar schateren van het lachen. „O, Pa! ky"k die juffrouw toch! Is dat nou óók 'n clown, Pa? O, wat 'n hoedje! en die rok! en die laarsjes! Wat zou Max dat aardig 'vinden, hè, Pa. Zou-d-ie nou al slapen, wat denkt u? — Kwart over' negen.... zei Papa, die op zijn horloge keek, ja, nou slaapt hij al.... — Was hij maar hier, Pa — Nou, morgen hoort hij d'r toch alles van, bemoedigde Papa vriendelijk. Daarom is 't maar goed, dat jij tenminste meegegaan ben Het laatste nummer vóór de pauze was Circus-Leven Q 38 een koord-danser, maar Amy vond de nummers met paarden véél mooier, ofschoon deze toch wel heel-mooie en ergknappe kunsten deed.... Een pony'tje met op zijn rug een bord met „pauze" er op, draafde over de barrière, het licht verdofte, en de menigte stroomde weg, om zich te gaan verpoozen. — Daar heb je André, zei Lizzie, die een zeeofficier naar hun loge zag toekomen, en een oogenblik later volgde de begroeting. — Is Amy daar ook? vroeg hfl, en schudde haar lachend en joviaal de hand, waarna hij druk en vroolijk met haar zusters praten ging. Amy had wel graag willen vragen of Charles en Mia er ook waren, maar ze was te verlegen, om het gesprek te onderbreken, en was heel blij en dankbaar, toen Papa vroeg: 34 35 — Willen we de stallen ;s gaan bekijken? .... — O, graag, Papa! riep ze, opstaande. André bleef haar zusters gezelschap houden, en zij ging heen met Papa. — Wacht, even mevrouw van Voorst gaan groeten, zei Papa, toen ze een loge voorbij kwamen, waarin alleen een oude dame zat, en Amy volgde hem, hoewel ze niets hield van de heele familie, en een beetje bang was voor mevrouw.... ze had zoo'n streng gezicht.... — En waar is Max? vroeg mevrouw van Voorst. — Thuis, mevrouw.... Max mocht niet mee; hij is ziek.... — En ga jij dan alléén? Dan ben je toch niet zoo'n inséparabeltje, als ik wel dacht, hoor, zei mevrouw, bedoelende grappig te zijn, maar Amy begreep dat niet, en voelde 36 een steek door haar hart. En toen mevrouw voort-ging: Nee, dat valt me van je tegen — dat had 'k niet van je gedacht, Amylief.... toen schoten haar de tranen in de oogen, maar ze antwoordde niet. Een oogenblik later liep ze met Papa de stallen door, en beaamde elk zyner opmerkingen van afkeuring en bewondering, hoewel zy ze nauwelyks verstond, en door het vochtig tranen-floers voor haar oogen bijna niets onderscheiden kon.,... BARNUM EN BAILEY. In de reusachtige tent, waar een zwoelwarme wadem hangt, en dof gegons, als van een werkende, verre fabriek weerklinkt, zit het publiek verlangend bijeen. Schouder aan schouder, hoofd aan hoofd, zitten zij, een massieve massa, met dezelfde beweging, met hetzelfde geluid; een onmetelijke lach door-golft soms de compacte gelederen, uitdeinend, verstillend dan weer, als 't zinken der baren in zee, na 't opgezweept zjjn door den wind. Of een ratelend handengeklap rikketikt op, zwelt aan, versterft, verheft zich nog eens, en versmelt, in de barning der zeer vele klanken. En allen, allen, in onafgewend staren, 38 blikken öp naar de vage, vreemd-hooge vormen van zweefrekken, ringen, en lijnen en touwen, in den nok van de tent, in gespannen aandachtigheid. Of turen de zandige rijbaan langs, aan het einde waarvan opdoemen zullen, in veelvoudige pracht, de wonderen, talrrjk en in voortdurenden gang, evenals het stijgen der sterren, mateloos is en geleidelijk, aan het nachtelijk firmament. Schetterend, schaterend, schalt de muziek, Galmen, dof-krachtig, verruischen in breed zich verwijdende klanken, hoog-tonig klinkt koper op koper, bonst bekken op bekken, en donderend rombomt de trom. Maar duidelijk, nadrukkelijk luidt thans de bel. En daar schrijden zij aan, de zware gevaarten der grijsbruine olifanten, en in de arena's loopen zn lijdzaam, en volvoeren de kunsten, die hun meester verlangt, dat zij doen. De geweldige lijven verheffen zn, of buigen ze neder in deemoedig gekniel, en zwaaien de trompen, en wenden en keeren in gedweeë gehoorzaamheid. Maar op de tooneelen zijn reeds verschenen de lenige athleten, en zij werken als gedreven door veeren. Zij krommen zich tot rondende sprongen, of wentelen snel, in zware salti mortales, en buigen in hoepelende bochten, en draaien en cirkelen en springen en wemelen dooreen, in bont en chaotisch gewoel. Totdat daar naderen fraai-dravende paarden en de arena's dra zijn gevuld met stalknechts en clowns en manege-meesters en de kampioen-rijderessen kleurig, vogelvlug, vlinder-licht, schilderachtige toeren beginnen, koen en bevallig, on het ongezadeld, rond-rennend ros. De zweepen 39 knallen, het zand stuift hoog-op, de paarden stampen en blazen damp, en de tent gaat dreunen van het hand-geklap en den klank van het forsch gejuich, dat opkomt uit de menigte, als een onweer los barst uit samen-gesloten wolken, en zich daverend uitbreidt, in de ruimten van het heelal. Maar op het waarschuwend bel-gelui, staan daar al, klaar voor den aanvang hunner verblindende en verbijsterende toeren oostersche equilibristen. En zij vervullen hun kunsten met meesterlijke kracht en behendigheid; zij balanceeren en gymnasticeeren, op ladders, door hoepels, aan rekken, nooit-missend, nooit-weifelend, en elastisch doen zn de acrobatische toeren alleen, of met allen geluk. En het publiek, opeen-gedrongen tot een donkeren klomp, staart, met groot- 40 41 open oogen, naar de clowns met hun racende varkens, de bonte bajazzi, de grappige narren, en den worstelenden, balletteerenden beer. En dan weer naar de kranige jockeys, wier paarden steigeren met heftig geweld, golvend galoppeeren, en verder vlieden, in onweerhoudbaren ren. Of naar de luchtkunstenaars, die zweven aan de trapezen, aan de vliegende ringen, en slingeren, en zwaaien, en plotseling dalen in een alleronverwachtsten val, en vangen elkander op, met zekere grepen, en glijden staande langs een gespannen koord omlaag en werpen zichzelf door de lucht, of hangen aan voeten en kniebuigingen, en buitelen tenslotte in het net, beëindigend hun sensationeele zware, gevaarhjke toeren met een driedubbelen salto mortale. Maar een ruiter rijdt aan, door een onmetelijke rij van fraai-getuigde, los-loo- *2 pende paarden gevolgd. En zij bestijgen een hoog-gebouwd piëdestal, en als ieder zijn plaats heeft genomen, dan rijden zij, in concentrische kringen, op de piedestalen manegeranden, totdat zij tezamen worden één levend, bewegend, caleidoscoopachtig beeld. En dan volgen weer andere paarden, en plaatsen zich in de circus-vlakten; in de hoogeschool gereden door kranige 'amazones. En in de hippodrome-baan stapt aan het statige, fraaie, aristocratische paard, voor een buggy gespannen; het gaat in den spaanschen tred, of in den korten galop, of in matigen draf, en waar het voorbij-rrjdt, ontlokt het sneeuw-witte, slanke, sierlijke, edele paard, het genietend publiek klinkende bnvals-betuigingen, en luid-rumoerend gejuich. Maar aller blikken, bewonderend en vol aandacht, vestigen zich op den vreemden kogel, waarin een man is gesloten, en die zij langzaam, langzaam, naar boven zien rollen, zich voort-bewegend langs een spiraal. En heel boven-aan, op het kleine platform, daar lost hfi, de in den bol verborgene, drie schoten, zwaait hij een vlag en dan daalt hy weer, gaandeweg sneller, omlaag, en op den veiligen grond, daar rijst hy te voorschijn, rechtop en ongedeerd. Of zij turen, in aanschouwing verloren, naar den rappen cyclist, die onverschrokken en vast in den zadel, langs een scheef staande ladder, bliksem-snel rijdt naar beneden. En dan, met de pet in de hand, fietst hij, luchtig en vlug, voorbij het uitbundigrluidruchtig publiek. Maar thans, voor het slotnummer, gaat sterk, luid, de bel. En de spanning en de 43 verwachting der talloozen wordt nog verhoogd; het zijn de romeinsche rennen, en vele, veelsoortige wedstrijden, waarin om de zege zal worden gekampt, die eindelijk een aanvang nemen. Daar gaan zy' af: zes dames-jockeys, en rennen, rennen, kordaat en woest, langs de breede rond-loopende baan. En aangevuurd door het schril-schreeuwend publiek, jagen zy in een wilde jacht, en drijven hun paarden voort. Dan volgt een wedloop tusschen een man te voet en een ruiter; dan colosseumrennen, waarbij elke ryder op twee paarden staat, — dan pony-races, dan een wedren tusschen een onder-den-man en een ongetuigd paard, dan een ren tusschen een volbloed en een zeker-loopende ponJi — en dan de opwindende romeinsche ritten met de colosseum-wagens, met 44 twee- en vierspannen, in dolle, razende vaart. De lichte mantels wapperen, de karren bolderen, de paarden snuiven, slank-gestrekt zfin de lijven sterk-gerekt zijn de spieren en kop-aah-kop, in mate- loozen ren, snellen, jagen, vliegen zjj, dof-dreunend, voorbij. Nog eens en weer Met felle kracht slaan de hoeven neer in het zand, hartstochtelijk heffen zich de hoofden omhoog, en brieschend, trillend van het inspannend geweld, met fladderende manen, stormen zij elkander na, elkaer de overwinning betwistend.... En de menschen-menigte, nü doodstil, als ademloos, barst dèn weer in luide juichkreten los, en buigt zich, kijkend de spannen na, zooals zij zwenken en zwaaien in de bochten der baan. En wuift, en 45 vuurt aan, en roept luide bravo's — doorgloeid als daar ieder zicb voelt van de warme vlammen der gewekte passie, door de aanschouwing van den spannenden kamp. Nog rennen zij, de wakkere rossen, de volbloeds-rassigen, de ooren liggen in den nek, de adem stoot zich uit, in kort, dampig gehijg, de neusgaten sperren zich op, de oogen staren, star, vast, naar het nog verre maar reeds zichtbare doel.... Daar luidt de bel. De vaan, die de overwinning duidt, zinkt.... En de kamp is beslist. 46 „ENCORE!" In de manege werd het nummer der Sioux-Indianen gerepeteerd; zrj waren in cestuum, want het was de generale repetitie; en vreemd-vaal deden ^ de koperij kleurige gezichten, de hooge veeren kronen, de leeren jachthemden met franje, in het bleeke middag-licht, dat door de ruiten achter de hoogste rangen naar binnen viel. Op een der klapstoelen van de eerste rü stalles zat een jong meisje te wachten, totdat het de beurt van haar en haar partner zou zijn om de oefeningen te maken; zij was gekleed in een ruime grauwe blouse en kort grauw rokje, 48 waarin haar al te tenger figuurtje scheen te verdwjjnen; futloos, als oververmoeid, leunde zij terug in haar stoel; het scheen bijna onmogelijk, dat zij in staat zou zrjn tot eenige groote inspannning, maar tot ieders verwondering wist zy een buitengewone kracht te ontwikkelen in haar prestaties, die haar avond aan avond een levendigen bijval bezorgde. Bij haar stond haar partner, de jonge, knappe parforcerijder Hugo, met zijn lenige, elastische gestalte, en het zwart-gelokte, welgevormde hoofd. Amabella aanbad hem, hij was voor haar het ideaal van mannelijke schoonheid en van karakter, en zy betoonde hem een roerende, nederige aanhankelijkheid, die hij met zijn goedhartig, beschermend medelijden beantwoordde. Zij was zyn toegewijde, deemoedige dienares geworden, sinds het oogenblik, 49 dat hij en zij, toen beiden nog kinderen, elkaar gevonden hadden, uitgeput en snikkende, ergens weg-gekropen achter de koffers en kisten der garderobe; elkander hadden zij toen hun leed en nood geklaagd ; hun afmatting en hun pijn. Zij beiden waren door aijn en haar ouders afgestaan aan den circus-artist Vanderdecken, die er een paar uitmuntende leerlingen aan had, die ijverig en gewillig waren, leerzaam en vlug, maar die toch dagelijks onthaald werden op vloeken en slagen, schimpen en stompen, zoodat zij soms, verblind door hun tranen, sidderend van machtelooze woede, na afloop der oefeningen uit de arena vluchtten. Hugo had Amabella altijd getroost, en het dwepende meisje was tenslotte zelfs de karwats-striemen gaan liefhebben, omdat Hugo later de roode, diepe strepen op haar Circus-Leven 4 armen streelde, en haar vriendelijke woordjes zei. Zy" traden altijd tezamen op, onder den naam van hun leermeester: Hugo en Amabella Vanderdecken, en beiden smachtten naar den afloop van het contract, door hunne ouders geteekend, en dat hen voor hun beste jaren,, overleverde aan de macht en dwang van hun leermeester, die de voordeeligste verbintenissen met circus-directies afsloot, terwijl gij niets ontvingen dan een zakgeld. Herhaaldelijk had Hugo Amabella trachten over te halen om te doen, wat op een gegeven oogenblik, alle élèves deden, namelijk er van door gaan, om persoonlijk ergens een engagement le zoeken. Maar Amabella had het altijd tegen gehouden; zij moesten eerst sparen, zeide zij, dat zy, al was 't maar één paard konden koopen; waren zq' zóó ver, dan zouden zij 't wel kunnen wagen. 50 En nu was het geld zoo goed als bijeen. Maar in den laatsten tijd had Hugo niet meer zooveel over dit dierbare plan gesproken. Was het omdat.... Was het omdat onlangs tot het gezelschap was toe getreden de Athos-troep, luchtkunstenaars met de beeldmooie Emilia Chelli, op wie in minder dan geen tijd byna alle kunstenaars verliefd waren geworden ? Het meisje nam al die hulde aan, lachend en luchthartig, behalve die van.... Hugo.... Hèm behandelde zij altijd met onderscheiding.... of verbeeldde zij, Amabella, zich dat maar in haar romantische, nerveuse phantasie ? Zij wist het niet zy wist alleen, dat zij zou willen sterven als hij maar gelukkig werd maar óók.,.. dat zy zou willen sterven, als hy' gelukkig werd .... zonder haar.... Zy voelde zich moe en bedroefd. Maar 51 52 nauwelijks wendde Hugo zich even tot haar, of een glans kwam er in.haar oogen en een glimlachje om haar mond. En zy sprak met hem, moedig haar smartelijke gedachten onderdrukkend, omdat hij niets merken mocht, o, in 's hemelsnaam nooit iets merken.... — Zijn dit nu „echte" Indianen? vroeg zy, wijzende naar de arena, waar een woeste krijgsdans werd uitgevoerd, terwijl de blinkende tomahawks met verbluffende . zekerheid werden geworpen en opgevangen door de lenige handen. — Er zijn twee „echte" bij, is me verteld, twee Catawba's maar welke 't zijn, zou ik je niet kunnen zeggen de anderen hebben zich wél uitstekend gegrimeerd... — Ja.... De dans eindigde in een wilde mêlée, waar telkens een krijger in 't midden der anderen 53 sprong met den hartstochtelyken oorlogskreet: „Whoop!" Hugo moest er om lachen, en dat frank geluid gaf Amabella opeens een gevoel van verlossing, van bevrijding, rij wist zelf niet waarom, maar het was, alsof zn' ruimer kon ademhalen, en zij lachte óók, zoodat de blanke tandjes tusschen de fijne lippen te voorschijn kwamen, en Hugo keek naar haar, en onwillekeurig en aandachtiger dan hij gewoonlijk deed, en hy zag den diepén, blauwachtigen glans van haar zijdeachtig haar, en het teere ovaal van haar klein gezicht met den zachten blos, en vooral, vooral zag hy de smachtende kwijning harer fluweelzwarte oogen.... en hij dacht verrast; zy wordt mooi.... of is zy' mooi.... en is zij dat altijd geweest?.... Hy' had tot dusverre nooit veel over hun verhouding gepeinsd. Het was nu een- te maal een vast-staande zaak, dat zij bij elkander behoorden, en steeds tezamen zouden blijven. Zoo had hij ook altijd onbestemd gemeend, dat zfj wel zouden trouwen, als eenmaal hun voornemen om weg te loopen werkelijkheid werd. Of zij van elkaar hielden, dat kwam daarbij in zijn gedachten in 't geheel niet in aanmerking; de practische noodzakelijkheid eischte deze verbintenis, en dus zouden zij er natuurlijk toe overgaan. Hy had nooit veel anders voor haar ondervonden dan medelijden, aldoor maar medelijden, zooals de sterkere dat voor den zwakke gevoelt maar in den laatsten tijd had hij zich wel eens in plotselinge verbazing afgevraagd, waarom hy" aan dit kindje, dit weinig opvallende, door geen der andere artisten gezochte kunstenaresje, zoo zielsinnig gehecht kon zijn, als hem bleek, dat 55 hij was? Voor het eerst had hij het gemerkt, toen hij haar bevend, bijna bezwijmd, in zijn armen hield, na een oefening, waarbij de instructeur te veel van haar kracht had gevergd, door haar een saut périlleux tot in het oneindige te laten herhalen, met het bits, onverbiddelijk bevel: „Encore!" Toen had hij de pijn, haar aangedaan gevoeld als een hemzelf overkomen leed, en hem beving een oogenblik een vreemde ontroerende verwarring. In den dagelijkschen loop der dingen, bij den uitputtenden arbeid, die geen afdwalen toelaat der gedachten, bij de inspanning van het avond aan avond optreden, was zijn spontane emotie wel weer verkalmd en allengs vervloeid in den gewonen omgang, maar toch was er iets in hem gebleven, iets van onzekerheid, iets van schroom, dat het hem 56 onmogelijk maakte, om, zooals hij tot dusver gewend was, op rustigen, onbevangen toon te spreken over hun toekomst. Hy had nü ook, onwillekeurig, meer oog' gekregen voor de andere vrouwelijke artisten van het gezelschap, en ondanks hemzelf maakte hy vergelijkingen. Emilia Chelli viel ook hem op door haar buitengewone schoonheid, en hij bewonderde haar daarom, maar hy' dacht: de kleine Amabella met haar zachte charme, haar onnavolgbare bevalligheid, is toch veel aantrekkelijker Want de overmoed, de bruisende levenslust van Emilia boeide hem niet. En juist door het vergely'ken ontdekte hy telkens weer nieuwe mooie en lieve eigenschappen in zyn „kleinen kameraad"^ zooals hy haar, in hun kindertijd, steeds had genoemd. De Indianen moesten nog een gedeelte van hun performance herhalen. De groote 57 schijven werden weer opgericht, en de rij Indianen stelde zich op met pijl en boog. — "Wat duurt 't lang, zei Amabella. — Ja, te lang.... Zoometeen komt Vanderdecken, en jaagt ze de manege uit. Inderdaad naderde de groote, zware man over het opstel-terrein; zijn lange jas hing open over zijn pastelblauw vest, waarbij de dikke gouden horlogeketting slingerde bij eiken tred. Op onbeleefden toon verklaarde hn, dat de manege nu lang genoeg in beslag was genomen, en dat de Indianen konden vertrekken. Onverstoord gingen de Indianen met boogschieten voort. Er ontstond een woordenwisseling, van den kant van Vanderdecken met vloeken en verontwaardigde woede gevoerd, van de zijde der Indianen beantwoord met de bedaardste hoffelijkheid en de beleefdste weigeringen om aan het 58 i,verzoek" tot heen gaan te voldoen. Eindelijk mikte een krijger zijn pijl quasi verkeerd, die rakelings het hoofd van Vanderdecken voorbij siste. De verschrikte man stoof op het opperhoofd toe, dreigde hem beklag te zullen indienen bij de directie, maar de Indiaan, met een glimlachje van onbeschrijflük-fijne ironie, keek op hem neer, en zei: — Ah, sir, u wilt ons denonceeren bij de directie over ons slecht en onbetrouwbaar schieten ? In 't schieten ligt 't gevaar anders niet, — dat ligt in 't treffen. Hugo, die aldoor beproefde zijn vreemde bevangenheid meester te worden, en wiens zenuwen daardoor gespannen waren, had een kort moment van hevige, maar dadelijk gedempte, vroolijke uitbundigheid. — Dat doet me denken, zei hij, nog lachend, tot Amabella, aan Derby, aan 59 wien ze eens vroegen, of 't vallen dat ze in 'n circus toch zoo dikwijls deden, niet gevaarlijk was? Hij zei ,,'t Vallen? SquashI 't Vallen, daar is niets gevaarlijks aan, alleen waar 't vallen ophoudt Amabella lachte ook, maar ontsteld verstrakte haar gezichtje, toen zn zag dat Vanderdecken dreigend naar hen keek, terwijl de Indianen nu werkelijk de arena begonnen te verlaten. — Hn heeft ons gezien — In vrede, antwoordde Hugo, onver-schillig. Hij voelde een weerbarstigheid in zich opwaken, die hem, ondanks Vander- • decken's grommend gevloek, heel langzaam den schimmel deed binnen-halen, die al een geruime poos, opgetuigd, bij den ingang door een stalknecht aan den toom werd gehouden. Vanderdecken deed de chambrière knallen, en hij wendde zich ruw tot Amabella: 60 — En avant! Het meisje maakte zich gereed tot den sprong. Zrj nam een aanloop, boog even door in de knieën, en het volgende oogenblik stond zjj op den ongezadelden rug van het paard, het aanvurende tot grootere snelheid door korte, scherpe, hooge gillen. De bevelen volgden elkaar al sneller op: Changez a droit!.... Changez a gauche! .... volte 1 pirouette! salto mortale! Hugo stond brj den ingang met over de borst gekruiste armen en de ellebogen in de handen. Somber trokken zich znn wenkbrauwen samen, als hy, by het voorbijstormen van den brieschenden schimmel, ook het gejaagde hijgen van het meisje hoorde, en zag, hoe zy, wankelend van zenuwachtigheid en vermoeienis, ternauwernood haar evenwicht vermocht te bewaren. Eindelijk voldeed zy niet aan een bevel; 61 zrj liet zich bijna vallen op den rug van het paard, dat aanstonds overging in bedaarden draf en kalmen stap; het meisjezat, en hield haar hand in zijn manen; haar adem steunde, en haar oogen bleven gesloten, terwijl zij met haar voorarm over haar vochtig voorhoofd streek. Met een driftigen ruk aan den toom trachtte Vanderdecken den schimmel weer in vlugger beweging te brengen, terwijl hn Amabella, die lichtjes meeschokte op den deinenden stap van het paard, toesnauwde : — Geen geluier, gewerkt moet er worden 1 We zijn toch al zoo laat vanmiddag! Ik heb geen zin, om voor jouw pleizier... Maar op hetzelfde moment voelde hn een krachtige hand de zijne wegslaan, en aag hrj Hugo, die Amabella bij een arm bijna van het paard slingerde, en die riep: 62 — Mvjn beurt! Uit den weg, Amabella! Ook Vanderdecken trad terug, onwillekeurig geïmpressionneerd door Hugo's optreden, en hij bleef een paar seconden kijken met eigenaardigen blik naar den jongen, die in roekeloozen trots recht-op stond op den gladden paardenrug, om zich dan achterover te buigen in een gedurfden saut périlleux. Zoo mooi, zoo zelfbewust was hij, donkere silhouet in het bleeke licht, dat Amabella, dankbaar terug-gezonken in haar stoel, met brandende bewondering naar hem staarde, en Vanderdecken niet onmiddellijk zijn bruusk aplomb terug-vinden kon. Hij was een oogenblik bevreesd geweest; waarvoor had hij niet kunnen zeggen, maar er had iets in Hugo's oogen geblonken, wat hem waarschuwde, dat hij voorzichtig moest zijn. De beide jongelui verschaften hem een rijkelijke broodwinning, 63 en zouden dit nog byna twee jaren doen, als zij tenminste niet wat hem in zijn carrière van leermeester al zoo vaak was gebeurd als zij tenminste niet weg-liepen.... Werktuigelijk gaf hij zy'n bevelen, die Hugo al uitvoerde, nog vóór ze geheel waren uitgesproken. Zijn spierige ledematen schenen er vreugde van te genieten, om zich in te spannen tot hun hoogste kracht, en die uit te vieren in der bewegingen wild geweld.. Zoo onstuimig was hn, zoo overmoedig, dat hy' zichzelf in zy'n prestaties overtrof, en onvermoeid, ofschoon de transpiratie hem van de slapen drupte, zy'n toeren verrichtte. Wat hem bezielde, wist hy' nauwelijks zelf; ja, toch, hy' wist het wèl! er was de hartstochtelijke wil in hem Dm Amabella te bevrijden uit de macht van dien man, en hij zou het doen; van- 64 middag nog, na "afloop der repetitie, sprak j hij met haar, en morgen of overmorgen | konden zij al ver weg zijn, veilig samen . alleen, verlost — Nu is 't genoeg, hoorde hy' Vander- decken's stem, nu moet zyj weer zy' moet nog.... _ Zij Stoof Hugo op. Zij zal niets meer vanmiddag, versta je? Je hebt haar al veel te veel afgebeuld. Tegen haar zeg je niet: Nu is 't genoeg! Tegen haar durf je.... Lafaard!.... Amabella, bang voor een twist, stond al op, maar Hugo beval haar kort: Ga jij weer zitten, en riep over naar Vanderdecken: — Waar is de leeren riem? — Hugo! vroeg Amabella verschrikt, dat ! wil je nu toch niet meer probeeren, nadat je al zooveel hebt gedaan? Maar Hugo schoof haar, zonder te antwoorden uit den weg, en liet zich door Vanderdecken de 65 beenen samen-binden met een sterken leeren riem. Voor mfln part, dacht deze, terwijl hrj de gespen bevestigde, breekt de jongen zich een arm of een been; dat zal zijn overmoed wat dempen, en het meisje kan best een poos alleen optreden, dat aal haar ook meer zelfvertrouwen geven.... Maar hrj zei niets. Hij bracht den schimmel in bet midden van de manege, dichtbij waar Hugo stond, die met vast-gebonden beenen den sprong over het paard zou wagen. Een brjgeloovig gevoel had Hugo bevangen ; als deze kunst, die- hrj al zoo lang oefende, hem heden eindelijk gelukte, dan zou hrj znn doel bereiken, en zouden zn hun vrrjheid verkrijgen.... — Ready? vroeg de onbewogen stem van Vanderdecken. Hugo haalde diep adem. Circus-Leven 5 66 — Yes! ' — Go !.... En Hugo sprong. De nerveuse drift gaf hem moed en kracht, en. hrj sprong. En eer Amabella tijd had gehad, om haar angst geheel te doorvoelen, zag zij Hugo reeds weder staan, aan den anderen kant van het paard. Vanderdecken sprak geen woord van gelukwensch of voldoening. Hrj klakte even met de lange zweep, en hard en kort kwam het van zijn lippen : — Encore 1.... Amabella gaf een kreet. Maar Hugo wierp een enkelen blik op Vanderdecken en waagde wederom den sprong. Opnieuw was het gelukt. En Hugo, bevende van opgewondenheid leunde op de schouders van Amabella, die met trillende handen de leeren riem los-rukte. Aldoor 67 nog zwflgend, leidde Vanderdecken het paard brj den teugel uit de arena. Amabella en Hugo waren een oogenblik geheel alleen. Zö zaten naast elkander op de barrière; Hugo had zijn arm om Amabella heengeslagen, en drukte haar vast tegen zich aan. — Geen dag blyven we langer, fluisterde hij. 't Geld is er nu wel. We vluchten naar Engeland, en daar trouwen we vind je dat goed ? — Hugo stamelde zn. Een heete aandrang tot schreien brandde in haar oogen, zij was overstelpt van een bijna pijndoend geluk. Houd je dan van mef houd je dan van me? vroeg zn' zacht. — Ja, zei hrj, haar kussend, ik houd van je, ik heb je lief, ik heb altijd van je gehouden, altijd, altijd 68 — Encore .... vleide zij, het als een onuitsprekelijke weelde voelend dit gevreesde wreede woord nü uit te spreken. En hij herhaalde ztin liefdesbetuigingen, niet ééns, maar wel honderd keer. DE WERKELIJKHEID. Zij zaten met hun beiden alleen in een der loges van het circus-gebouw. — O, fluisterde Christine, als we nu maar alleen blijven, wij met ons beiden, hè ? Gezellig 1.... gezellig I.... — Je kan je dus wel met myn gezelschap vergenoegen? schertste hij. Je vindt'tniet zoo erg, dat Maurits verhinderd was? — Dat weet u wel 1 zei ze, en trok een gezicht. Maurits! nou! Ik ben blij, dat... — Sst, zeg nu niet meer, dan je verantwoorden kan, lachte hij. — Toe, praat u niet meer over Maurits, vleide zij lief. Ik heb u zoo zelden voor mij alleen, dat ik daar 's volkomen van 70 wil genieten. Ik vind 't zoo heerlijk, 't is zoo'n eer.... Zn keek hem met haar prachtige zwarte oogen zoo innig aan, dat hrj een oogenblik aangedaan werd met een vreemde ontroering. God, dat kind 1 Dat onschuldige, vertrouwende kind! Hrj moest voorzichtig met haar zijn, heel voorzichtig, of.... Hrj was haar voogd, bij wien zij, uit ïndië gekomen, haar intrek had genomen. Zij was nog nooit in Holland geweest, maar nu overgekomen, omdat zjj verloofd was met Maurits, en weldra met hem'zou trouwen. Een kinderverliefdheid was het geweest, vóór hrj naar Nederland ging, om daar in de letteren te studeer en, maar Maurits had er emst van gemaakt; hrj was met haar blijven correspondeeren, en toen hrj, na zijn beëindigde studie, een plaats als leeraar aan een H.B.S. had gekregen, 71 wilde hij, dat zij met den handschoen zou trouwen. Zij stemde daarin niet toe. Wel wilde zij naar Holland gaan om te zien, of zy" samen genoeg harmonieerden om te kunnen trouwen, en of het haar in Holland zóó goed beviél, dat zij er wilde wonen. En hij, haar voogd, had haar besluit uitstekend en verstandig geroemd, maar zoodra had hij niet het mooie Indische gezichtje gezien, zoo zuiver-rond van vorm, zoo fluweelig van huid, met de glinsterende oogen en den kersrooden mond, of hij had het zonde gevonden, zonde, sonde, dat ditfrissche, spontane, hartstochtelijke kind zich voor altijd zou moeten verbinden aan den stillen, schuwen, onhandigen, leeltjken Maurits. En Christine... Zij erkende, dat Maurits goedhartig was, en degelijk, en zacht en gevoelig, maar... Er volgde altijd een „maar," dat zfi niet verder durfde verklaren.... 72 Haar voogd, een vriend van haar vader, wel wat jonger, maar nog véél jonger lijkend door zijn volle bruine haar, zijn rechte houding, zy'n ongerimpeld gezicht, en zrjn onverwoestbaren levenslust, zonder kinderen, die zijn leeftijd duidelijk accentueeren konden, had dadely'k een groeten indruk op Christine gemaakt. Hij was zoo vroolrjk, zoo knap, zoo'n echte Lébemann, — en zy' had medelijden met hem, omdat zijn vrouw zoo heel anders was dan hjj, zoo leelijk, zoo suf... niets geen vrouw voor hem! En zn was hem dankbaar, omdat hij haar zooveel wijdde van zy'n tijd, haar de stad liet zien, met haar uitging, met haar praatte... Weliswaar was zy* bijna nooit met hem alleen, daar altijd öf zijn vrouw, öf Maurits hen vergezelde, maar altijd was hy de voornaamste persoon voor haar; zy zag door zyn oogen, zy hoorde door zijn ooren... 73 en hfj begon, vooral vanavond, zeer sterk in te zien, dat hij voorzichtig moest wezen, heel voorzichtig, of... — O, wat 'n harde muziek, klaagde zij. Je kan elkaar niet verstaan! — Echte paardenmuziek Daar moest zij hartelijk om lachen. Paardenmuziek! Ja, hn had geluk! O, hy had altijd zoo iets... typisch leuks... Zoo iets éénigs, dols! En zy' vond het óók dol, om met hem alleen hier samen te zy'n, den heelen avond, den héélen avond, zeg! En dan nog wel in een circus, waar zy' nog nooit was geweest, het was dol, hoor, dol! En z^j kneep hem in kinderlijken overmoed in den arm. — Pas op, hoor, waarschuwde hy. Iedereen kan ons zien. — Ze mogen! ze mogen! riep zy' uitgelaten. Kom, beginnen ze nu? 74 Al meer en meer stroomden de menschen de ruimte binnen. Bij den ingang der manege kwam een leger livreiknechts te staan; de muziek speelde de slot-accoorden van Strauss' Morgeribldtter... het licht vlamde eensklaps hel op... de bel werd geluid... de zware gordijnen werden weg-geslagen ... de stalknechts wierpen de barrière open... en binnen draafde een zware, glanzende schimmel... de chambrière knalde... een vief, bevallig persoontje, als cowboy gekleed, sprong de manege binnen en duikelde vlindervlug op het paard. v Met oogen, glinsterend van verrukking, keek Christine hem aan. — O! zei ze, zóó dacht ik toch niet, dat 't was! Is u er van de zomer al 's geweest meneer George? — Al dikwijls, heel dikwijls, antwoordde hij, cynisch bedenkende, hoe dit aller- 75 minst was voor het onschuldig genot der aanschouwing, maar om een heel andere, veel reëeler reden: om een danseresje van het ballet, dat tijdelnk zy'n zinnen hield geboeid Als een kind schaterde zij het uit om de clowns, die met verdraaide beenen de paarden naliepen, hun kry'twitte gezichten in onnoozelheid verstard. Alles juichte zij toe, hard klappend in haar kleine handjes, en met een gezichtje, zoo snoezig en stralend van opgetogenheid, dat hij zich onrustig voelde worden van verlangen, om het in znn handen te nemen, en het te kussen... Maar hij beheerschte zich: Zij was zoo argeloos, zoo volkomen rein, dat hg" haar gelukkige onschuld nooit zou durven of willen Verstoren. En vaderlijk maakte hn grapjes met haar over haar opwinding, kalmeerde haar door een paar nuchtere woorden, en 76 lachte bedaard, als zij iets zeide, dat hem innerlijk van gejaagdheid deed trillen. Hij had er toch niet goed aan gedaan, om met haar alleen deze voorstelling bij te wonen, en het speet hem, dat zij niet temidden der andere menschen zich bevonden in de stalles, dan zou zij zich wel rustiger hebben gedragen.... De Russische Martoni's, met hun woeste rijden, hun grillige dansen en zonderlinge muziek, schenen haar door hun wilde kreten nog méér op te winden. Haar wangen gloeiden, de opene lippen vertoonden de glanswitte tanden.... En een later volgende Tscherkessen-rit bracht haar buiten haar zelve van geestdrift. En toen de rijder zich, los-hangend van het zadel, in roekeloozen ren, met het hoofd door het zand van de manege liet slepen, greep zij George bij den arm. 77 Prachtig! schitterend ! zóo zou ik 't óók willen kunnen! U weet niet, hoe goed ik rijden kan, meneer George, u hebt 't aooit gezien, maar Maurits weet 't i al als kind was geen paard me te wild, en eens heb ik 'n onhandelbare pony zoo zacht als 'n lam getemd. Ik reed met papa mee op de jacht, in 't oerbosch, ziet u, waar de jongens 'n weg moesten kappen voor papa's grooter paard, maar ik reed overal doorheen, „als 'n woeste boschgeest," zei papa altijd. O, ik zou best in 'n circus kunnen optreden; wil ik me aanbieden, meneer George, wil ik ? wil ik ? Weer dacht hij aan zijn danseresje ... en boos omdat zij deze gedachte in hem opr wekte, zei hn bruusk: — Wat verzin je toch altijd voor malle flingen.... Maar zij, niet uit het veld geslagen, 78 beweerde, dat zij er juist het temperament voor bezat. En zij vroeg hem schalks, of, als zij het deed, hrj dan naar haar kwam kijken ?... En zij begreep niet, waarom hrj zoo plotseling bits: Praat niet zoo'n onzin, zei. Maar een paardje, dat rond-draafde met het pauze-bord op den rug, leidde hen beiden af. — 't Is pauze, zei hrj, maar we hebben maar tien minuten tijd; ga gauw mee naar de foyer. in uen irisscueii, luuuwgeii luuu-ou-wittoii foyer, met het karmozijn behang en tapijt, en de wit-gelakte meubeltjes, zat»zij opeen schommelstoeltje, en genoot haar plombière. — Ook al rood en wit, lachte zij, wijzend op het ijs. Zeg, meneer George, u hebt nooit de Indische luierstoelen gezien, maar die zijn heerlijk, hoor, veel grooter, en met zijleuningen. Ging daar geen bel ? 79 — Ja, 't schijnt al tijd te zijn voor de pantomime. Zij haastte zich, want zy' wilde geen seconde van al dat prachtige verliezen. En hij zat haar zwy'gend te beschouwen, het jonge, soupele figuurtje, in het modieuse japonnetje van crème foulard, met paniers van pastelblauwe zrjde.... Het zwartgelokte kopje leek bekoorlijker dan ooit onder den broeden, met gefronsde pastelblauwe zpe gevoerden rand van haar groote crème ; capeline.... Neen, hy' had verkeerd gedaan, heel verkeerd, om hierheen te gaan met haar-alleen... Zij nam zy'n arm, om haar terug te geleiden naar de loge. En hij sloeg de zware donkerrood fluweelen gordynen voor baar ter zyde, en zy' traden in de schemerige ruimte, die alleen by' het verre, hooge tooneel hel was verlicht, en die nu daar lag, 80 als een reusachtige, duistere, geheimzinnige grot. Dat zeide zö, terwijl zij in de loge haar stoeltje dicht naast het zijne trok, en bijna tegen hem aan leunde in haar vreugdevolle verwachting. Hij wist nu, dat hij van haar terug moest schuiven, en kortaf tegen haar spreken maar hrj vond er de kracht niet toe. Nu, in het halfdonker, beving hem een zwoel gevoel van welbehagen, waaraan hrj geen weerstand kon bieden. Zwijgend, aldoor zwijgend, keek hij 1 naar de afwisselende, bonte tooneelen, niet antwoordend op haar gefluisterde uitdrukkingen van bewondering en vreugde. Hrj dacht hij dacht na hoe vreemd toch alles ging in de wereld en dat zij beiden wier naturen zoo goed overeenstemden, die elkaar in zooveel begrepen; die elkaar zoo gelukkig konden maken, toch nooit tezamen mochten komen Had dit 81 kind hem lief?.... Neen, nóg was zij onbewust van haar eigenlijkste gevoel — maar bij wist, hoe weinig moeite het hem maar zou kosten haar hartstocht te doen ontwaken... Maar hij wist ook, dat, hoe hevig het geluk zou wezen, dat zij elkander gaven, het niet anders dan kortstondig kon zy'n, omdat hij immers zooveel ouder was dan zfl .... Hoe goed hun gepassionneerde temperamenten ook bij elkander pasten, hun levensomstandigheden deden dat niet... en vroeger of later zouden zy beiden hun onberaden stap betreuren.... Hy was oud genoeg, om de zaken helder in te zien. Terwille van een ty'delijk geluk mochten zy het leven van zy'n vrouw en van Maurits niet breken.... hy was dwaas, hy was krankzinnig, dat hy daar nog een oogenblik aan dacht.... Maar terwijl hij zoo peinsde, voelde hy Circus-Leven o 6 82 in zijn arm den tintelenden lust, om dien om haar heen te slaan, en haar te trekken dicht naar zich toe... Hij kon haar snelle ademhaling hooren... en soms, als zij zich boog, om beter te zien, dan scheen de warmte van haar wang op de zijne over te gaan Zij leunde soms even, licht, haar hand op zijn knie, of greep met haar vingers de zijne, om hem op iets opmerkzaam te maken en zijn bloed begon te bonzen met korte, onregelmatige siagen als dit nog lang duurde... nog lang duren moest... dan... Hrj droomde weg in een vreemde onwerkelijkheid. Het hem zoo bekende circus kreeg een zonderling aanzien als van een betooverd oord. De muziek hield zijn aandacht gevangen ... en daar, vlak voor hem, als in het paleis van een Oostersch vorst, dansten, dansten de slanke houri's hun 83 deinend-bevalligen dans... En de kleuren, de wijkende, komende kleuren, van zeegroen en violet, van rose en wit, met plotselinge bloedroode glanzen, hielden zy'n oogen gevangen ... en naast hem, dicht naast hem, heel dicht, zat Christine, die nu haar arm door den zijne stak, en zich tegen hem aandrong, en fluisterde: — Wat is dat mooi... 'n sprookje... 'n feeërie... — Christine, mompelde hy', zy'n zelfbeheersching verliezend... Christie... Haar hoofdje zonk even tegen zy'n schouder, bij dat lief koozend woord. En hy' was gereed haar in zy'n armen te nemen, toen hy' met een schok tot zichzelven kwam. Recht tegenover zijn loge, temidden der andere weelderige figuren, zag hy' haar, in haar los danseressen-gewaad... en zij staarde naar hem met de donkere oogen in 84 het beeldmooi gezicht .... en zij bewoog haar palmblad-waaier, die over haar bleeke wangen een wisselende schaduw deed glijden.... en zij staarde, zij staarde naar hem.... Dit was de werkelijkheid, de brutale werkelijkheid... dat andere met Christine was een sprookje.... een feeërie. En vóór het te laat was, moest hrj Christine doen ontwaken uit haar waan, en haar beschermen voor hem, neen voor zichzelve.... En zonder te begrijpen, hoe wreed hrj was, alleen in de wilde begeerte, om het gevaar te bezweren, en hem voor altijd van hear te scheiden, richtte hij zich op, vatte haar snel bij den arm, en duwde haar terug op haar stoel, terwnl hij haar niet aankeek, maar steeds naar het meisje in de arena, dat met haar wijde, donkere oogen staarde, staarde naar hem.... 85 Christine schrikte... Zij begreep niet. begréép toen opeens.... — O!... zei ze gsmoord. En ofschoon hg haar niet aanzien dorst, vóelde hg", hoe haar gezicht veranderde. En hfi wist het, hoe, in dit moment, al haar gelukkige, onschuldige kinderlijkheid voor altijd was verdwenen.. „C A N DID A." Zóó was het begonnen. Toen Hanni eens op een morgen, inden zijbouw van de stallen, klontjes suiker bracht aan de olifanten van haar broer, vond zij daar een aardigen jongen, die zich bezig hield met de blaffende honden in hun box, een jongen, met glanzende, een beetje golvende zwarte haren, een rooden mond en overmoedige oogen, wiens hoofsche buiging zij met een vriendelijk j knikje -beantwoordde. Zij trok haar rechterhandschoen uit, legde telkens een klontje op haar hand, j en lachte hartelijk om 't samendringen der zwaaiende, snuffelende snuiten, en om 87 den kouden wind, die over haar hand blies, als zoo'n snuit het stukje suiker weg-snapte. Toen hoorde zij opeens de stem van den aardigen jongen: — Bekomme ich auch Zucker? Ich bin auch brav gewesenl . — Ach Sie, antwoordde zij, een heetje blrj-verlegen omdat hij haar aansprak. Sie haben lieber 'ne Schnaps! Maar hij betoogde zoo lachend ernstig, dat hij dolveel van suiker hield, en altijd „brav" was geweest, en altijd „brav" blijven zou, dat zij, in scherts, ook haar linkerhandschoen uittrok, op haar hand een klontje legde, en hem dat voorhield. Hn nam met zijn hand haar vingers vast, terwijl hrj zijn hoofd boog, om de suiker met zijn lippen op te nemen, en héél duidelijk voelde zij een zoen in de palm van haar hand. 88 Zij bloosde, hij vroeg vleiend om nog zoo'n heerlijk stukje, zij weigerde quasiboos, innerlijk geneigd er hem nog een te geven, en door deze speelsche ouverture hunner kennismaking waren zy dadely'k met elkander op goeden voet. Zij vertelden hoe zy' heetten, wie zy' waren, waar zy vandaan kwamen, waarheen zy' gingen, en wat zij verwachtten van hun engagement aan het Scheveningsche Circus. Hanni was de zuster van den beroemden olifanten-koning Carlo Blanco; hij was veel ouder dan zy', maar als kleine meid al had zy' hem geholpen zijn nummer te „maken", zy was nooit bang voor de olifanten geweest; o, Cora nam haar dikwijls, toen zij nog een kindje was, als een veer op, met haar snuit, en zette haar op den rug. En het was aardig, hoor, toen 89 zij als kleine uk boven op den kop der olifanten stond, en een vlag zwaaide, — nu deed zij het ook nog wel, maar het maakte niet meer zooveel effect, wat de aardige jongen krachtig bestreed, — enfin, het ging hun goed, Carlo was tevreden; maar anders.... die olifanten vertegenwoordigden een kapitaal, en ze aten dagelfjks een kapitaal op ook, dat kon hfi gelooven; hn moest eens zien welke hoeveelheden rijst en wortelen zij verslonden en haver kregen zn' ook; en je moest ze wel goed voeden, want als een olifant gebrek leeds, dan werd hij direct ziekehjk-mager, zijn huid ging slap hangen, en 't was hoogst moeihjk hem weer „in vorm" te brengen. Zij waren ook in Amerika geweest, daar hadden zij een contract met Barnum, maar die verlangde dat de olifanten zouden helpen met het opbouwen en afbreken van de tenten, 90 èn dat wilde haar broer niet langer; ze deden het anders prachtig, sleepten balken aan, trokken de zwaarste vrachten, en zetten hun kop tegen de grootste wagens om die voort te duwen, als de paarden er geen beweging in konden krijgen. Maar in Amerika was 't fijn, zoo interessant, zeg, als je dat gezien had, leek Europa je boersch en dorpsch, ze zou er wel weer heen willen; zoo'n tent van Barnum, zeg, waarmee hij reisde, daarin waren niet minder dan drie circussen en twee vierkante tooneelen, en die werden allemaal tegelijk bespeeld: en je zag er de gekste dingen: 'n man, die in 'n kogel langs 'n spiraal naar boven rolde en weer naar beneden; 'n man, die met z'n vélo 'n reusachtig-hooge ladder af-fletste; 'n man, die staande langs 'n gespannen staaldraad naar beneden gleed; en soms liet Barnum 91 in éen nummer alleen vrouwen optreden i in de arena's als rij kunstenaressen, jockey's, kampioen-rij deressen op 't ongezadelde, paard, op de tooneelen als gymnasten en equilibristen, maar ook als stalmeesters en clowns, — zulke dingen zie je hier toch niet.... Enfin, maar ze was nu toch ook tevreden, ze had niet verwacht dat het zoo gezellig op Scheveningen zou zijn, en daarbij keek zij den aardigen jongen, zoo vriendelijk aan, dat zjj er zelve van bloosde, en maar gauw verder sprak: — Deze. drie olifanten zijn „afgestu». deerd", dat wil zeggen, je kan ze telkens nieuwe kunsten leeren: maar deze twee moeten nog worden gedresseerd. Eiken morgen hielp zij daaraan mee.... En de aardige jongen vertelde, dat hij de zoon was van den „beroemden auto*-, mobielkoning", die zich indertijd door een 92 auto liet overrijden en een auto op de schouders nam.... — Maar hij liet zich toch bepaald niet „echt" overrnden? — Ja zeker, zeker wel. Hn had z'n capaciteit hierin eens ontdekt, toen hij werkelijk overreden werd door een cabriolet, hrj kon toen zelf opstaan en naar een dokter loopen, maar de dokter constateerde niets anders dan 'n paar blauwe plekken; wat zeg je me daarvan; hg heeft zich toen natuurlijk geoefend. Ik stuurde de auto, en 't ging prachtig; maar vlan! ineens al onze zaken naar de maan, vader sterft plotseling, — och, d'r is alweer 'n andere „automobiel-koning" — en ik, wat moest ik? Ik kon 'n troepje gedresseerde honden overnemen, dat heb ik gedaan; m'n „Newa" doet 'n hoogtesprong van 93 twee meter! en nou verdienen wij zoo samen ons brood. En terwrjl hij dit zei, dacht de aardige jongen: nu, als ik nóg de zoon van den „automobiel-koning" was, dan wist ik 't wel. Hoe durf ik nu aan te komen bij 't zusje van Carlo Blanco ? Maar deze overweging belette hem niet, het goede van het oogenblik te genieten, en toen Hanni zei, dat de repetitie met de olifanten dadelijk zou beginnen, zeide hij natuurlijk, dat hrj zooiets nog nooit had gezien,, en het dolgraag bijwonen zou. En even natuurlijk antwoordde Hanni: Ga dan maar mee. Haar broer, een magere, pezige ItaliaanT kwam met zijn helper de olifanten halen. En in bedaarden gang stapten achter elkander de kolossen de stalgang door, over het opstelterrein, de arena binnen. Laddy 9i Braun had zijn pink door een pink van het meisje gehaakt, terwijl zij volgden, en hrj fluisterde haar toe: — Maar als jij de zuster ben van 'n „koning" dan ben jij 'n prinses.... — En als jij de zoon ben van 'n „koning" dan ben jrj 'n prins.... fluisterde zij terug, hem zoo vriendelijk-coquet aanziende, dat hij dacht: al ben ik dan ook maar 'n arme drommel, toch zal ik vast dat zoete ronde mondje wel eens mogen kussen.... Hij trok haar naast zich waar hrj zat op de barrière, maar de repetitie was ernst en geen spel, en zij kon niet bij hem blijven. Er stond in de manege en zware withouten stoel, die was bestemd voor Cora; zn moest gefotografeerd worden door Mary, die al dociel bij het wit-houten toestel stond. 95 Log en langzaam wandelde Cora naar den stoel. — Sit down! sit down! beval Carlo en Cora zette zich gehoorzaam in den vorm, waar haar potsierlrjk-dikke lijf precies in paste. Mary fotografeerde haar onophoudelijk; ging achter het toestel staan, en keek er doorheen, nam dan met haar slurf de houten dop er af, wachtte even zooals het behoorde en zette den dop er weer op. Maar Cora moest haar ontevredenheid toonen met den uitslag, zij moest met den kop van neen schudden — Cora!.... Say no! say no!... Cora, say no, Coral Carlo verduidelijkte zijn wensch door zelf hartstochtelijk van neen te schudden, en Cora deed het hem goedig na, zoodat haar ooren wapperden. En nu: 96 — Say yes, Cora, say yes!.... En Cora zei ja, ontelbare malen achter elkaar, en werd beloond met een klontje, en een tevreden: brav! brav! van haar meester, die haar liefkoozend de groote ooren streelde; waarna hy haar met een Auf! auf! toestond om op te staan. Carlo wischte zich het zweet van het voorhoofd; en pauseerde even, terwijl Hanni de kegels opzette voor het kegelspel. Laddy ging naar Carlo toe, stelde zich voor als het nieuwe nummer van de honden-dressuur, en deed eenige aardige, belangstellende vragen en maakte een paar opmerkingen. — O, zei Carlo, zich verbeeldende met iemand te doen te hebben, wien de olifanten-dressuur zeer intereseerde, er bestaat haast geen schranderder dier dan'n olifant. Als je 'm pas begint te dresseeren is 't 97 wonderlijk, hoe gauw hij begrijpt, of hij wordt beknord of geprezen. Hrj begrnpt ook heel gauw teekens en geluiden, en houdt ervan nauwkeurig en goed te doen wat ■er van hem wordt verlangd. Hij is ook goedig van aard en zal nooit iemand kwaad doen, die hèm geen kwaad doet. Z'n gang is veel sneller dan die van 'n paard, als hij draaft, moet 't paard galoppeeren; maar hij struikelt nooit, zelfs niet op de ongebaandste wegen. Hij is ook heel gevoelig voor muziek en de jongen zijn zoo mak, dat ze familjaar met de kinderen spelen. O, 'n olifant is zoo slim en leerzaam, en vooral, hij gehoorzaamt zoo stipt. Daar zal ik u 's wat van vertellen. |Ziet u die kleinere, bruine olifant, dat is een Afrikaansche; sommigen denken, dat ze nog niet volgroeid is, maar dat is ze wel, want ze is al over de twintig Circus-Leven f 98 jaar; maar de Afrikaansche olifanten blijven kleiner dan de Aziatische; de Aziatische wijfjes hebben ook geen slagtanden. Nu Hij brak plotseling af, want hij bemerkte opeens, dat Laddy in 't geheel niet luisterde, maar aldoor keek naar Hanni, en met zoo'n onmiskenbare uitdrukking van gecharmeerd-zijn op zijn gezicht, dat Carlo opeens riep met zijn strengste stem: — "We beginnen weer. Hard en koud hield hij Hanni steeds binnen het bereik van rijn blik; hy liet haar daadwerkelijk deelnemen aan de repetitie; zij moest Black den bal telkens weer aangeven, dien deze naar de kegels moest gooien, en zijn: Prends garde! prends garde! als Gruillot niet spoedig genoeg begreep, dat hij de gevallen kegels weer moest opzetten, klonk nijdig en na- 99 drukkelfjk. En evenzoo bits en bruusk beval hy den olifanten hun achterwaartschen gang door het circus te maken: — Cora back! Mary backl Bubi back! .... back! Instinctmatig gebruikte hy uit alle talen de woorden, die het krachtigst en kortst zy'n bedoeling konden verduidelyken. De repetitie was afgeloopen. Carlo dwong >Hanni by' een arm de manege uit; zij keek nog even lachend-verlegen naar Laddy om, haar schouders ophalend voor Carlo's tirannie, en Laddy staarde haar humoristisch na, zijn wenkbrauwen hoog optrekkend. O, als Carlo er niet was geweest, dan dacht Hanni, zou Laddy vast wel een afspraakje gemaakt hebben voor een wandeling langs het strand, of zoo ... Maar Carlo kon toch niet beletten, dat zy' 100 elkander telkens zagen en spraken in 't circus I dacht zij triomfantelijk. Zonder te durven protesteeren, — Carlo duldde geen tegenspraak, — ging Hanni mee naar hun woning in de Bossche straat, waar Carlo een verdieping had gehuurd. Zij was vreeseiyk uit haar humeur. Carlo behandelde haar volkomen of zy nog maar een klein kind was, waarover hy alles te zeggen had, — zy was al zeventien!.... en geen man kon haar ook maar aankyken, of hy kwam tusschenbeide. Dat begon haar te vervelen. Anders had het haar nooit veel kunnen schelen, maar nu met Laddy was het een ander geval. Die lieve, lieve jongen.... En hy vond haar ook heel aardig, dat had zy duidelijk gemerkt. Zy nam zich dan ook voor het Carlo eens flink te zeggen. Maar toen zy thuis waren gekomen, 101 waagde zij het niet haar mond te openen. Carlo zag er zoo eigenaardig uit, zoo bizonder, alsof hij haar iets wilde vertellen, iets vreemds dat hem zelf ontroerde.... — Hanni, ik moet je wat zeggen. Zn zweeg, en wachtte, angstig-verbaasd. — Je hebt tot dusver altyd gedacht, dat je m'n zuster was, maar dat ben je niet. — Niet! — Je naam „Hanni" is toch Duitsch, en heb je er nooit over nagedacht, dat jij, zoo blond, toch moeihjk 'n Italiaansche kon zijn? . — Neen.... stamelde Hanni, onthutst en verward. — Maar ik heb je nog meer te zeggen; je bent 't kind van 'n kameraad van me, ik heb je by me gehouden, eerst ter wille van hem; toen omdat je zoo bruikbaar 102 ■was in m'n nummer, maar eindelijk omdat ik van plan was op je achttiende jaar met je te trouwen. — Jij ? riep Hanni terug-deinzende. — Ja, verschrikt je dat zoo.... Houd je dan niet van me? — O, ja, jawel, maar niet zóo.... zuchtte de arme Hanni, en in haar ontdaanheid viel zij uit: Maar ik h o e f 't toch niet te doen, ik h o e f je toch niét te trouwen, als ik niet wil ? — O, neen.... als je niet wil.... zei hij langzaam, maar op een toon, dien Hanni nog nooit van hem had gehoord, — zóo smartelijk, dat, spontaan, het meisje zei: — 't Heeft me zoo overvallen, ik weet er nog geen raad mee toe, Carlo, laten we er niet verder over spreken, ik moet nadenken.... 103 — Ja, zei hrj, denk na.... denk na Denk er eens over, wat 't voor me moet zijn, jou te moeten afstaan aan den eersten den besten gelukzoeker, die je maar even lief aankijkt.... Hanni was zóo diep getroffen, dat zrj hem de minder vleiende qualiflcatie van Laddy niet eens kwalijk nam. Vooral vond zy het zoo mooi van Carlo, dat hij haar niet dwingen wou, door haar de weldaden op te sommen, die hy haar heur heele leven bewezen had .... In de volgende dagen liep zrj rond in een onrust, die niet te stillen was. Wanneer zrj Laddy zag, begon haar hart te bonzen van een stormende emotie, als zrj nog nooit had ondervonden. Bovendien bleek Laddy volstrekt niet „de eerste de beste gelukzoeker" te zijn, zooals Carlo hem minachtend had genoemd. Niet alleen 104 was het nummer met zijn honden werkelijk iets merkwaardigs van dressuur, — een zijner honden draaide een spinnewiel, een ander spelde znn eigen naam, een derde vond altijd een zakdoek, waar deze ook in het zaagmeel begraven was, — maar ook maakte hQ zich op allerlei andere wijzen verdienstelijk. Hij trad met heel veel succes op voor clown met de grappigste salto's, en op zijn hoofd staan; hrj was zeer muzikaal, en speelde alle gehoorde wijzen na op zrjn concertino; hrj viel in, toen een der epuilibristen van den Athos-troep ongesteld was geworden, en alle artisten waren het er over eens, dat hij „zijn weg wel vinden zou 1" Alle meisjes en vrouwen mochten hem graag, en ofschoon Hanni zijn voorkeur bleef houden, had hij toch voor ieder een amu- 105 sant of vleiend of schertsend woord. De arme Hanni voelde zich sterk tot hem aangetrokken; maar aan den anderen kant was het, alsof zrj nooit zoo duidelijk had geweten, hoeveel zij in Carlo's leven beteekende. Hij had niets meer gezegd, om haar over te halen; maar zij wist, dat zij binnenkort de keuze moest doen, die niet alleen over haar leven beslissen zou, maar ook over dat van Carlo.... en dat van Laddy. Zij dacht er over, hoe Carlo het zonder haar maken zou, en zij begreep niet, hoe dat moest gaan. Zü hadden altijd samen gewerkt in goede harmonie; zij was met de olifanten vertrouwd, en zij gehoorzaamden haar evenzeer als hem, — maar Carlo had haar eens ruw gezegd, dat zij daarom niet blijven moest, — voor haar zou hij wel een 106 ander weten te vinden. Maar zn waren zoo aan elkander gewend; zy kende al zijn gewoonten ; en hy hield zooveel van haar, — ja, dat begreep zy' nu, omdat eiken dag zy'n gezicht zich meer versomberde, daar hy het voor zeker hield, dat zij Laddy zou kiezen. Iedereen hield dat voor zeker. En... zy'zelve ook. Zou zrj anders kunnen ? Zou zy', nu zy hem had leeren kennen, Laddy wel ooit kunnen missen? Laddy met zynj zonnig gezicht, zyn viefheid, zy'n blye jeugd Laddy.... Laddy.... En op een avond gebéurde het. Zij hadêm hun beurt gehad in de pantomime, waarin zrj beiden medewerkten; allen, die achter de coulissen waren, tuurden door de gordynen naar het spannende tooneel in de arena; zy waren zoo goed als alleen. ! 107 Toen naderde Laddy haar, hrj trok haar zachtjes in zrjn armen, en kuste haar. En dicht aan haar oor vroeg hij innig: of zij nu hun heele verdere leven hij een zouden blijven .... ? Maar toen, op dat moment, zag zij opeens als in een helder visioen, de hulpeloosheid van den sterken man, die Carlo was, zag zij, hoe, als zij hem verliet, zijn leven vernietigd zou wezen... en tegelijkertijd wist zij dat dit geenszins met Laddy het geval zou 'zijn. En uitbarstende in snikken, schudde Izij bedroefd maar beslist van neen. — Waarom niet.... vroeg hij, met zijn arm om haar schouders, is 't... is 't om Carlo?.... En hij moest zijn hoofd naar haar toebuigen, om haar fluisterend antwoord te verstaan.... — Ja... 't is om hèm... hij is de zwak- 108 ste van jullie beiden... hfj heeft me 't meeste noodig... Het slot van deze schets is mij als „historie" verteld; wegens de overeenkomst met Shaw's stuk koos ik den titel: „Candida". JEU DE ROSE. In de dames-kleedkamers van het Scheveningsche circus was het een druk door elkaar geloop, gelach, gepraat en gestoei. De kleedjuffrouwen kwamen handen te kort, want het nummer van de Grieksche quadrille moest worden gereed gemaakt, en de meisjes tooiden zich met haar wapperende sluiers en lichtblauw zijden jakjes en wuivende, lang-hangende witte mouwen, ïterwrjl de losse witte kleederen hun voor de voeten golfden. — Als je denkt, dat dat gemakkelijk rijden is met al die ballast om je voeten! riep Momo, de kleine tengere jongste van de Gutenberg-troep. 110 — Jij ben ook zoo verwend altijd in maillot te werken, hè! zei Georgette,maar 't is goed, dat je er eens aan went, en zoo'n quadrille, m'n hemel, wat is daar nu aan! — Dat vind ik ook! riep Marie Auriol, de baas wil zoo'n nummer hebben, omdat 't „kleedt", maar anders! 't Is altijd 't zelfde; verleden jaar hadden we 'n Senegal nummer, dat was ook wel aardig met die Fransche uniformen; de dames droegen toen roode rokken en hemelsblauwe jacquetten .... Hemel, wat zag die Francois Duval er goed uit in z'n kranige uniform! Lieve jongen 't kan me soms nog zoo spijten, dat hij met die ouwe ManiMina is getrouwd — Die trapeze-artiste ? was die zoo oud, ik zou.... — Oud 7 Vijf en veertig was ze, valsch 111 haar^, 'n valsch gebit; ze komt half de kleedkamer binnen en ze komt er heel weer uit. Enfin, de jongen moest weten, wat hfj deed, hrj is genoeg gewaarschuwd. — 't Zal wel zijn, omdat ze zoo'n goed bestaan had. — Ja, kan jij dat nou begrijpen ? Wat voerde die nou uit aan de trapeze. Niets, Jiiets bizonders. Ze maakte wat hoogstanden en reuzenzwaaien en daar bleef 't brj. Alles wat je ziet op de eerste de beste gymnastiek-uitvoering; 't stond aardig omdat er drie trapeze's naast elkaar waren van haar en haar broers, die drie gelrjkgekleede slanke lijven te zien slingerenen rhythmisch zwaaien, maar anders — Nu, dat moet je niet zeggen; als zij haar armen uitgestrekt hield, en de jongens daaraan werkten als aan 'n rekstok, dat was toch wel kras. 112 — 'n Beetje aangeboren spierkracht.... neen, ik vond er niets aan. Zeg, mejuffrouw, hoe heet je ook weer, heb jij 'n beetje poeier voor me ? Juliane Schmidt, de aangesprokene, schrikte op, en nam uit haar toiletdoosje een tube violet-poeder. — Waar denk je toch aan ? Je ben zoo stil tegenwoordig, zoo in gedachten. — Ik? aan niets. — Welk nummer heb jij vanavond ? — Jeu de rose. — O, dat jullie vanmorgen met je drieën repeteerden ? Jij en Lucie Loisset, en — En Herman Klicka. — O, ja, zeg, hoe is die ? • vroeg het meisje nieuwsgierig, terwijl zij een langparelsnoer door haar loshangende haren vlocht. Hoe staat me dat? — Allerliefst, 't flatteert je bizonder, 113 zei Juliane, hopende, dat door haar aandacht voor Marie Auriol's kapsel, het onderwerp „Herman Klicka" van de baan zou zijn. Maar Marie had nu eenmaal, en waar zrj met de openhartigste naïeveteit voor uitkwam, een „zwak" voor knappe jongens, en zij vroeg opnieuw, zich volstrekt niet geneerende: — Hoe is die? Is hrj aardig? Vertel f wat van 'm? Kan je me niet 'smet 'm in kennis brengen? -Zeker, als je wil, zei Juliane, een beetje koel. — Ja, zeg, doe dat 's ? vroeg Marie. Hij is knap, hè. 'n Echte knappe kerel. Ik wou, dat ik 'n nummer met 'm had. Hoe kom jfj aan 'm ? — Och, heel gewoon, zei Juliane, trachtende haar innerhjke onrust brj Marie's Circus-Leven 8 114 vragen te verbergen. De Geschaftsleiter. heeft hem en mij en Lucie bij elkaar gebracht, omdat we zoo'n goed trio vormden. — Is 't echt, 't jeu de rose? Of is 't afgesproken, wie winnen moet, Lucie of jij? — Neen, haastte zich Juliane te verzekeren, 't is volkomen echt, wie wint, die heeft ook werkelijk gewonnen. — Dan kan 't wel 's heel lang duren, voor 't uit is. — Dat komt er niet op aan. 't Publiek houdt va» zoo'n spanning: 't moet tegenwoordig echt zijn, wil 't nog boeien, zoo'n spel. — Wat ziet die Lucie er verduiveld goed uit, hè? — Ja, moest Juliane bekennen, ondanks zichzelve. 115 Lucie zat voor haar kapspiegel, en snoepte bonbons uit een porceleinen bonbonnière, en zij riep gul: — Jongelui, help me die leegmaken, dan kan ik 'm voor m'n spelden gebruiken. — Hoe kom je daar nu weer aan? — Ja, dat weet ik niet. Daar vraag ik nooit naar. Ze smaken goed, dat is alAls je 't weten wil moet je 't aan juffrouw Vogel vragen, die speelt altijd voor postillon d'amour. De kleedjuffrouw lachte, en zei, dat zb* het ook niet wist, hrj had niet gezegd hoe hij heette, maar 't was zoo'n lange bruine. — O, die, dat is die halve gare baron, hrj moet onder curateele staan, zeggen ze .... o, nou, dan ben ik niet jaloersch. Geef mij nog maar 'n praline. Lucie friseerde haar goudblonde, glan- 116 zende page-lokken. Werkelijk, schattig zag zij er uit met haar onschuldig kindergezicht met de blauwe lichtende oogen en den mooien, bloeiend-rooden mond. O, Lucie was veel.... veel aantrekkelijker dan zij .... dacht Juliane verdrietig, maar.... Lucie's rijkunst beteekende niet veel; o, ja, zij was vlug en handig, en maakte met haar soupel, slank figuurtje een goed effect te paard. Maar zooals zig.... En Herman had er vanmorgen nog om gelachen, hoe Lucie door slimheid en kleine trucs de overwinnig zocht te behalen. Zrj had gevraagd: — Toe, laat me winnen? hen beiden, Herman en haar, aanziende met een onweerstaanbaar, lokkend-coquetten blik. Maar zij hadden geweigerd, Herman lachend, zij ernstig; wat verbeeldde zij zich wel ? 117 Neen, volkomen eerlijk moest het toegaan, en geen kinderachtig spel worden, dat was ook de bedoeling niet geweest van den Geschaftsleiter, toen hrj wenschte, dat zij tezamen in één nummer optreden zouden. Herman.... Zou hij het weten, dat zrj hem liefhad? .... had zij haar gevoel voor hem verraden? of had zfj het weten te verbergen met de haar eigen zelfbeheersching ? O, die jongen.... haar heele leven was van hem vervuld, sinds hij aan het circus verbonden was. Haar van nature koel karakter had hij weten te ontgloeien tot een liefde waartoe zij zichzelve niet in staat had geacht. Zrj had hem lief.... en het scheen haar toe, dat zijn wederliefde haar zou maken tot de gelukkigste, de meest benijdenswaarde onder de vrouwen. 118 Maar hij ? Hrj was wel altijd vriendelijk jegens haar, zeker 1 maar toch niet meer dam tegen een der anderen. Zijn aard was hoffelijk, en tegen vrouwen gedroeg hn zich altijd met ridderlijke galanterie. Zoo ook, nu Lucie en zij met hem in één nummer' optreden zouden, behandelde hij hen-tweeën even attent; met Lucie schertste hij en maakte hn gekheid; maar haar prees hn om haar bevalligen en toch zoo vasten zit te paard en zy voelde hoe zijn blik bewonderend op haar rustte, als zij haar paard liet voltigeeren en dansen op de maat der muziek. Vanavond.... Zij wist niet, hoe het kwam, maar zij had een voorgevoel, dat vanavond haar lot beslist worden zou. En met de aan alle 119 circus-artisten eigen bijgeloovigheid had zy vast-gesteld: als stij zou winnen in het jeu de rose, als hy haar winnen liet want hy wist hoe hartstochtelijk zy wenschte te zegevieren, dan — dan hield hij van haar.... De directie had verlaagd, dat Lucie en zy niet gelyk gekleed zouden zyn. Het publiek moet onderscheid kunnen maken tusschen ubeiden, had de regisseur gezegd. En zoo waren Lucie en zy overeengekomen, dat zy haar donkerblauwe amazone zou dragen en Lucie een lichtbruin fluweelen kleed. Het donkerblauwe costuum stond haar uitmuntend; het deed haar „voor een beeldbouwer gevormd figuur", zooals Stepniak, de Rus, altydzei, die verliefd op haar was, voortreffelyk uitkomen maar Lucie, vreesde zij, zou er charmanter uitzien, in het teer- 120 tintig rij-toilet op haar glanzenden goudvos Kom, zij moest nu maar niet langer tobben, maar hopen op haar goed gesternte. Zy nam het bouquetje witt^ viooltjes, dat in een glas water stond, wikkelde er een zilverpapiertje om, en stak het vast tusschen een paar knoopen van haar nauwsluitend jacquet. — Zeg me eens, vroeg Lucie in het algemeen, wat staat beter by m'n beige japon, 'n groene of blauwe hunting scarf? en zy hield beurtelings de groene en de blauwe zyden das tegen haar hals. — De blauwe. — Neen, zei Lucie guitig, ik weet 't al, ik neem de groene: de kleur der hoop!.... — Daar kan je geen bloem by dragen. — Welzeker, en deze witte gardenia dan ? 121 — O, is dat 'n gardenia? Van wie heb je die? — Uit 'n bouquet van....! vraag maar aan juffrouw Vogel. — Maak voort, jongedames, vermaande deze.... als u niet op tijd beneden is, krijg u boete.... en zij joeg den zwerm meisjes voor het Grieksche nummer de trappen af. Ziezoo, dat ruimt op. Maar er kwamen weer andere meisjes binnen, die gekleed moesten worden. — Houd de deur dicht! gilde Margot, die zich bijna geheel had ontkleed om in haar zijden maillot te stappen. — Zeg, draag je daar niets onder ? — Niet noodig! verklaarde trotsch Margot, wier jongensachtige slankte als gebeeldhouwd uitkwaïn in het straksluitend tricot. Maar stel je toch voor, zeg, daar ben ik gisteravond zoo ongelukkig 122 geweest, om er een winkelhaak in te halen, ik kan je toch zeggen, dat ik de halve nacht heb opgezeten, om 'm te stoppen. — Je kan er niets meer van zien, troostte Amarella, haar rijk-beveerden hoed nonchalant ophangend aan een der kapstokken. Het werd Juliane te warm en te vol in de kleedkamer, met al die kakelende meisjes, die fluisterend elkaar geheimen vertelden, lachten, babbelden, snoepten, elkaar op de handen sloegen met een kijvend woord, en dadelijk weer de beste vriendinnen waren. Zn ging naar beneden; misschien was Herman al gereed voor hun nummer. Op het opstelterrein liepen door elkaar de op« en aftredende nummers; Herman was al te paard gestegen, maar, wachtend, 123 las hij in het vakblad „Der Artist", dat hij naar de feuilleton-zfide had omgevouwen. Zij stoorde hem niet; zrj liet zich door den stalknecht, die haar Aghone brj den toom hield, te paard helpen, en stelde zich op, wat terzijde van den ingang. Uit de manege klonk het kletterend handgeklap na het Gtrieksche nummer, en de schelle Jan Klaassen-kreten der clowns. Een oogenblik later kwamen de deelnemers het opstelterrein opgereden, waar het een oogenblikkelijk bont gewoel was van witte gewaden en roode Grieksche mutsjes; wazige sluiers, fluweelen buizen, zwarte haarlokken en golvende blonde tressen. Nu volgde het nummer der gedresseerde honden, die reeds met hun geleider de manege instoven, jank-blaffend met scherpe, fijne gillen; en een 124 zwaai van muziek klonk even door het geopende ingangs-gordijn heen. Op het laatste oogenblik kwam Lucie de trappen afgestormd, met den sleep van haar rijkleed over den arm, zoodat haar coquette laklaarsjes geheel tevoorschijn kwamen. — Mademoiselle Lucie waarschuwt me altijd als 't tijd van optreden is, zei Herman lachend, borg het blad in den zak van znn rok, en reed, terwijl de vuurroode roset met de linten hel op zijn schouder kleurde, de manege binnen met achter zich Juliane en daarna Lucie, die in alleryl was opgestegen. Na het betrekkelijk halfdonker van het opstelterrein was het komen in het flitsende witte licht der manege altijd even een verrassing, maar dadelijk waren zij in hun prestatie, en dankten vluchtig 125 voor het welwillend handgeklap, dat hen had ontvangen. De muziek speelde een entrainante marsch, de harde koperen tonen schetterden neer in de zandige baan en schenen de paarden te electriseeren. Op het sein van den directeur stormden arj los in een heftigen galop; Juliane en Lucie Herman achtervolgend, die met lossen teugel, lenig en gemakkelijk hen ontweek. Het was een licht en bekoorlijk spel, waarvan de toeschouwers in volle waardeering genoten. De drie jonge menschen, in hun slanke gratie, op de sierlijke pracht der paarden vulden de manege met wisselende beweging en kleur. Het oog had moeite hun snelle verrichtingen te volgen; nu waren zij hier, dan daar, en telkens * ging er een luchtig lach-salvo op, als Herman, zeer bedreigd, door het opdringen 126 der beide meisjes op het laatste oogenblik nog wist te ontsnappen. De amazones hielden in de linkerhand strak, kort de teugels, en grepen met de rechter, zoodra zij in Herman's nabijheid kwamen. Maar Herman was een voortreffelijk ruiter; hij zwenkte met roekelooze behendigheid zijn paard, en deed het soms hoog opsteigeren, zoodat het wild met de voorbeenen sloeg in de lucht. En soupel boog hij zich achterover in den zadel, aldoor, aldoor de tastende handen ontvluchtend; hrj trok zrjn paard achteruit, of deed het een plotsen zijsprong maken; hij stoof het circus rond in een dollen ren, en diagonaalde er doorheen met meesterlijke rijkunst en behendige, niet te evenaren vlugheid van vaart. De toeschouwers volgden in gespannen aandacht het spel. De kenners kwamen in 127 het gangpad voor de barrière staan, en gaven soms openlijk van hun apprecicatie blijk. En de directeur bij den stal-ingang sloeg het tooneel goedkeurend gade; zo« was het, als hij het had gewenscht: een spel, maar toch met de keerzij van ernst. Juliane voelde het niet als een spel. Zij deed niet mee met het lachen van Herman en Lucie na elke mislukte poging. Zij voelde dezen strijd als een duel.... als een duel tusschen Lucie en haar.... een kamp om de overwinning.... en wélk een overwinning 1 Zij zag, dat het ook voor Herman meer beteekende dan een tooneelvertooning, dus als hij ten slotte haar liet zegevieren, dan .... o, dan.... Zij zette haar Aghone aan met korte, harde keelklanken: ook zij wendde en keerde haar paard met bliksemsnelle, 128 onberekenbare bewegingen; ook zfj boog zich voorover en zijwaarts, in overmoedige zekerheid van haar volmaakt evenwicht in den zadel. En het publiek bemerkte haar bewonderenswaardige prestaties, telkens klonk er een spontaan bravo! dat niet Lucie gold, nooit Lucie .... maar haar. De spanning werd grooter. De paarden zelf werden aangestoken door de opgewondenheid hunner meesters ; zrj brieschten schuimbekkend in het rakelings elkaar voorbij schieten; en soms plofte dof een hoef tegen de barrière en hoog stoof bijwijlen het zaagmeel op. De blanke wangen van Lucie hadden een allerliefsten, hoogrooden blos gekregen; haar blauwe oogen straalden fel en haar glanzende blonde page-lokken, zwierden krullend onder den rand van den half- 129 hoogen heerenhoed, die met een smal zwart lint onder de kin werd vastgehouden. Zrj was met hart en ziel in het spel en ook in haar rjdel hartje was de drift ontwaakt om winnares te zijn. Het publiek juichte zijn waardeering telkens, impulsief handklappend, uit. Het spel duurde lang, maar te lang scheen het niet te duren, want de toeschouwers gaven geen enkel teeken van ongeduld en volgden nog steeds in volkomen belangstelling den wedstrijd in de manege. Juliane voelde, hoe met korte, harde schokken haar het bloed door de aderen sloeg; haar hart klopte zóo hevig en hoog haar in de keel, dat zrj haar mond moest openen, om den onregelmatigen adem door te laten. Er was een suggestieve kracht in haar handen, zij voelde het, zij sou winnen. Al haar spieren waren Ctrcvs-Leyen. 9 130 gespannen in energie, al haar zenuwen trilden in opperste inspanning. Al Herman's bewegingen bespiedde zij, met vogelsnelle wendingen naderde zij hem ... hij scheen verward te raken in den hem omdreunenden drang der snuivende paarden .... maar telkens opnieuw veerde hij weer recht en triomfantelijk overeind, en tartte de roode strik hoog op zijn schouder Juliane's en Lucie's oogen. Lucie begon moe te worden; zij jaagde Herman nog wel na, maar niet meer met de blinde wildheid van eerst. En Juliane zag onmiddellijk haar voordeel; nu ging de wedkamp alleen tusschen hem en haar, en in de zelfbewustheid van haar kracht stiet zij een korten roep uit van overmoed. Zij stormde hem na, maar hij ontweek, zij draaide in een kring om hem 181 heen; in dollen ren joeg zij hem na, en strekte de hand naar zrjn schouder.... En daar.... zij tastte, greep de roode strik bleef in de klemming harer krampachtig gesloten vingers. Zrj had gewonnen! hij had haar laten winnen, ja! .... maar niet uit liefde voor haar.... niet uit liefde voor haar...! slechts door een oogenblik van onachtzaamheid had zij zich meester kunnen maken van de roset.... hij had omgekeken, waar Lucie bleef, met een lokkenden, verlangenden blik.... Een ovatie van applaus donderde haar in de ooren; het orkest schetterde een luide fanfare Zij vierde haar paard den toom, en boog het hoofd.... Gewonnen ? neen I verloren, ach, verloren. En in de reactie op haar spanning, 132 haar opgewonden hoop, haar innig verlangen, snikte zrj het uit, terwijl zij dankte voor het luidruchtig handgeklap van het publiek, dat juichte om haar victorie.... CIRCUS-ARTISTEN. % Nog altijd schijnen er omtrent het leven van circus-artisten verkeerde denkbeelden te bestaan. Men houdt dit ,,kermisvolkje", zooals men het meestel noemt, voor zorgeloos levenden, zonder eenigerlei verantwoordelijkheidsgevoel, ja, zelfs voor onzedelijk in de hoogste mate. Luchtig zijn de artisten in hun levensopvatting, dat kan niet worden ontkend, los van geld, en er niet tegen opziende er „van door te gaan", wanneer een contract hun niet bevalt, maar onzedelijk? bij een beetje nadenken, begrijpt men toch zelf, 134 dat dit woord waarlijk niet synoniem met circus-artist kan zijn, en wel om twee redenen; ten eerste omdat deze een zoo zwaar, lichamelijk-vermoeiend leven leidt, dat daarbij vanzelf de brute hartstochten zwijgen.... en ten tweede omdat loszinnigheid tijdens de oefening van hun beroep een voortdurend levensgevaar zou beteekenen. Men kan een circus-artist niet beter vergelijken dan met een sportsman, die steeds voor den een of anderen wedstrijd in training is, en van wien elkeen weet, hoe sober, bijna ascetisch hrj in dezen tijd leven moet. Het spreekt vanzelf, dat er uitzonderingen op dezen regel bestaan. Maar naar deze uitzonderingen mag men niet een geheelen stand beoordeelen .... veroordeelen, mag ik wel zeggen. Bij de artisten van het vie foraine heerschen integendeel 135 nog haast patriarchale zeden, waar streng de hand aan wordt gehouden. De vader wordt absoluut gehandhaafd als het hoofd van het gezin. De jonge artist, gewend aan het zwervend leven verlangt naar de intimiteit van een eigen haard, en trouwt op zeer jeugdigen leeftijd. Te vroeg dikwijls.... zoodat een echtscheiding veelvuldig voorkomt, en de overhaaste eerste echt door een tweede huwelijk moet worden goed-gemaakt, dat bijna altijd uitstekend uitvalt. De jonge artisten brengen hun halve leven door met oefenen. Geen oogenblik mogen zrj veronderstellen, dat „zrj er znn"; is 't na eindelooze inspanning hun gelukt een toer meester te worden, dan kunnen zjj daarbij niet blijven, zij moeten verder, telkens iets nieuws verzinnen, voortdurend sterkere kunsten weten te vertoonen.... en elk 136 van die zoo gemakkelijk uitgevoerde prestaties beduidt dagen, maanden van inspannenden arbeid, die geen oogenblik mag worden onderbroken, op straffe van stijfheid, of een andere oogenblikkelijke indispositie, die onmiddellijk een verminking voor het leven, of zelfs den dood tengevolge kan hebben. Jolig, monter, prachtlievend, gezellig van natuur, praatlustig, pretlustig, — dat zijn de artisten uit hun aard. Maar overigens vindt men bij hen volstrekt niet méér ondeugden dan bij welken anderen stand in de maatschappij, en kan hun alleen verweten worden een zekere lichtzinnigheid op het punt van geld en op het punt van verbintenissen, die zij met een directie hebben aangegaan. Het leven der circus-artisteu is aan den eenen kant bont en vol afwisseling, aan 137 den anderen kant zeer eenzijdig. Zij doorreizen vele landen, spreken veel menschen, maar hun monotone arbeid gaat aldoor voort, alsof zij machines waren, door een onbarmhartigen motor gedreven, — de motor van het heilige moeten. Zij zijn een wonderlijk samenstel van veel talm- kennis, en veel menschenkenms, maar van weinig werkelijke kennis, dat wil zeggen: ontwikkeling. Toch zijn hierop ook wel weer uitzonderingen; er zijn sommigen, die veel en ernstige lectuur hebben, en lust in studie, die een aardige bibliotheek verzamelden op het gebied van costuumkunde, ethnographie en folklore, en ik hoorde van een artist, die, Duitscher van origine, grondig Engelsch was gaan leeren, om Shakespeare in het oorspronkelijke te kunnen genieten. Het circus-leven met zjjn schoonen schijn, 138 zijn sportief en afwisselend voorkomen heeft mij altijd geïnteresseerd. Van kinds-af heeft het schouwspel van een circus voor mij steeds een groote aantrekkelijkheid gehad, en ik heb dan ook zooveel mogelijk geregeld het circus bezocht, zoodra daarvoor gelegenheid was. En mijn drang om verschillende levensmilieu's beter te leeren kennen, heeft er natuurlijk ook toe geleid, dat ik eens een nader onderzoek instelde naar het zoo openlijk geleefde en toeh voor bijna iedereen mysterieuse bestaan der circus-artisten. Mijn roman De groote Voltige is ontstaan na een zeer langdurige studie, en na jaren van voorbereiding, waarin ik de gelegenheid heb gehad, tot „kijkjes achter de coulissen", waarvoor ik in de eerste plaats den Heer Ruys, Directeur Mtsch. Zeebad Scheveningen, die mij in- 139 troducties verschafte, en in de tweede plaats de circus-directies Schumann en Corty-Althoff, die mij steeds welwillend toegang verleenden, dankbaar heb te zyn. Ieder kan begrijpen, hoe interessant het is om repetities bij te wonen, avonden achter de schermen, op het opstelterrein, of in de dames-kleedkamers door te brengen, de stallen ongehinderd te kunnen bezoeken, en hoeveel gelegenheid men daarbij heeft de meest verschillende dingen op te merken, een goed inzicht in de werkelijke toestanden te krijgen, vragen te stellen en die door de betrokkenen zelf te hooren beantwoord, gesprekken te voeren, en toe te luisteren bij verhalen, en het mededeelen van technische bizonderheden. En tegelijk leert men de ijzeren volharding, het onuitputtelijk geduld, de onvermoeide energie, en de taaie door- 140 zettingskracht der artisten bewonderen, voor wie het woord „dat kan niet" niet schijnt te bestaan. Eiken morgen weer opnieuw beginnen zij met diezelfde kalmte, alsof zij zich fanatiek overgeven aan een hen dwingend noodlot, — hun taak. Niet allen oefenen zich in het circus, zeer velen doen dit tehuis, bijvoorbeeld de jongleurs, de equilibristen, de antipodisten, de gymnasten, clowns, enzoovoort; voor de rijders en rij deressen, de dresseurs, de temmers, de trapezekunstenaars, automobiel-nummers en dergelijken, is natuurlijk de ruimte der manege noodig. Het circus, waarvan de voorstellingen vroeger bijna uitsluitend uit nummers, waarin paarden voorkwamen, bestond, is langzamerhand van karakter veranderd, en een beetje gaan lijken op een café- 141 concert. Ik voor mij vind het jammer, daar het optreden van artisten met paarden, in hoogeschool-nummers, als apachen, Indianen, cowboys, het rijden van quadrilles, pirouetten, walsen, het gezamenlijk in de manege verschijnen van 40, 50 der fraaiste exemplaren van het paardenras toch altijd de meeste illusie geeft. Nummers met „fontein" of „vulkaan" menschen „muzikale landloopers", of „handelsreizigers-intermezzo's" hooren mijns inziens meer op het variété-tooneel dan in de arena thuis. Maar daar men dergelijke dingen thans in alle circussen vertoonen en er tevens „pracht-pantomimen" ziet opvoeren, moet ik wel gelooven, dat de directies rekening houden met de wenschen van het publiek in deze. De „kunsten", die men ziet vertoonen, worden elk jaar sterker en zwaarder. Wie 142 durft nog bijna op te treden op een panneau? (Een panneau is een kleine vierkante of ronde matras op den rug van het paard, die met een afhangend kleed is bedekt en een vast en gemakkelijk steunpunt biedt bij het springen.) Men zou zichzelf daarmee een brevet van „onvolleerdheid" geven. Het is thans alles op het ongezadelde paard, balanceeren, voltigeeren, springen.... en men behoeft niet te vragen, welk een verschil dat is: de gladde, ronde, smalle paardenrug of het breede, vlakke panneau! Wie durft zich nog heden ten dage aanbieden als tempospringer? (Tempo-springers zjjn de kunste makers, die staande op het paard springen over linten, door hoepels enz.) Het moet thans alles wezen van de arena op het paard, met een roekeloozen sprong, gedurende het razende voortrennen in 143 het rond soms met twee, drie, vier artisten tegelijk. En toch, hoe moeihjk waren die „eenvoudige" dingen te leeren,hoe lang duurt het, eer men een toer volkomen meester is, hoeveel inspanning en volharding heeft men er aan moeten geven, aan hoeveel gevaar is men blootgesteld! Het staan te paard en dan het springen en vooral het pirouetteeren, vereischen een ondoofbare energie en lenige behendigheid. Wordt de „leerling" in het begin nog beschermd door de longe, de lange lijn, die om het middel wordt vastgemaakt, en die in het uiterst moment nog een gevaarlijken val kan voorkomen, bij het maken van pirouetten (een draai om zichzelf heen) in dit onmogelijk, daar men dan gemakkelijk in de lijn verward raken kan. En het tempo-springen, hoe gemakkelijk het ook lijkt, want de springer 144 heeft niets te doen dan in de hoogte te springen, daar degenen, die de linten vasthouden ze als 't ware onder hem doortrekken, terwijl hij zelf, door de voortgaande beweging van het paard ook een voortgaande beweging heeft, —• welk. een sterk ontwikkelde beenspieren en krachtige enkels moet men hebben, om in korten tijd zooveel sprongen achtereen te kunnen maken! In het begin spatten er dikwijls bloedaartjes, en krijgt men vaak een ondraaglijken kramp in de kuiten, maar die kleinigheden nu ja, die be- hooren eenmaal bij het beroep, evenals het vallen, dat, wanneer het slechts tot resultaat eenige kneuzingen, blauwe plekken, ontvellingen oplevert, niet eens wordt geteld, en waarvan men dan optimistisch zegt: ik heb me niet bezeerd, — omdat er geen arm of been gebroken is, en men 145 geen hersenschudding gekregen heeft. Overigens is het een wonder, hoe betrekkelijk weinig ongelukken er gebeuren; het schijnt, dat de artisten een soort van katachtige souplesse bezitten, die hun intinctief het ergste gevaar doet afwenden, en op de minst erge wijze laat storten. Men beweert zelfs, dat circuspaarden deze zelfde gelukkige eigenschap bezitten.* Het mag de verbazing wekken, dat er over hét circus-leven zoo betrekkelijk weinig boeken geschreven zrjn. Romans natuurlijk in overvloed, maar dan toch meestal romans, die meer een „romantisch" dan een „realistisch" kijkje geven. Ieder herinnert zich nog wel uit zijn kinderjaren, hoe een circus zijn phantasie opwekte, hoe de voorstellingen werden bijgewoond, alsof men wakend droomde... Circus-Leven 10 146 en hoewel een circus in den modernen tijd, nu er zooveel andere aantrekkelijkheden zijn, zooveel meer theaters, bioscopen, cabarets, cafó-chantant's, niet meer zoozeer de universeele attractie is, toch wekt dit roezige, vogelvluchtige leven nog Wel de belangstelling van zeer velen. Romans zijn er, zooals ik al zeide, in overgroot aantal geschreven, maar boeken, waarin men zich volledig over het bestaan der circus-artisten renseigneeren kan, zijn er weinige, en biographieën van „beroemde" circus-artisten in 't geheel niet. Het zou zeker interessant wezen als een circus-directeur zijn ervaringen eens te boek stelde, en zijn terughoudendheid liet varen, om ons de historie en de mysteriën te vertellen, en de keerzijde te laten zien van het leven, waarvan wij tot dusverre alleen de voorzijde kunnen aanschouwen. 147 Charles Dickens, die misschien beter op de hoogte was, dan wie ook, van de physiologie en psychologie van verschillende klassen en standen der maatschappij, heeft ook het circus-leven beschreven in zijn Hard Times. Maar Thomas Frost, de schrijver van The old showmen and theold Londen fairs liet dit verhaal eens aan een circus-artist lezen, en diens kort, maar krachtig oordeel daarover was: Nonsens! Dickens laat zijn personen ook spreken in een soort van slang, dat eenigszins phantasie van hem moet zijn: b.v. hij laat het circus the booth, noemen door een zijner personen, terwijl artisten nooit anders spreken dan van the show. Overigens wordt door de „kunstemakers" niet zoo'n apart taaltje gesproken, als men dikwijls denkt, en bepalen hun typische uitdrukkingen zich meestal tot enkele woorden. Voor 148 „goéd-gedaan", „goed zoo" hoort men haast nooit iets anders als lof dan: brav! brav! Een vrouw noemt men bijna uitsluitend dona, een geldstuk saulty (waarschijnlijk een verbastering van het Italiaansche soldi; geld in het algemeen dertarlies, wat wel in verband zal staan met het Latijnsche denarius. Hoepels worden ballons genoemd; Dickens spreekt van een jeff (een touw) dit is evenwel niet in gebruik, men zegt van een smal lint of touw: garter. „Pro" zegt men in plaats van „professional"; het salaris heet de screw ook wel de touche; en een artist, die geen succes heeft, wordt goosed door het publiek. Men ziet: het slang der artisten is uit alle mogelijke talen samengesteld, en zoo is het 't zelfde geval met hun gesprekken. Met 't grootste gemak vallen zij van de eene taal in de andere, en spreken, zonder 149 het zelf te merken Fransch, Engelsch, Duitsch door elkaar, met nu eens een woord Italiaansch, dan weer Russisch of Spaansch ertusschen. Mevrouw Pierre Althoff, met wie ik dikwijls praatte, sprak Italiaansch met haar kleine nichtje Rossi, het dochtertje van den olifanten-dresseur van dien naam, op hetzelfde oogenblik zeide zfl in het Duitsch tegen haar dochtertje, dat deze den kleinen hond moest weg-halen, die op de barrière lag, en die gevaar liep een trap te krijgen van de in de arena oefenende paarden, en wendde zich tot mij met een: Je suis fatiguée, nous avons répété le numéro des cinquante chevaux. Deze gemakkelijkheid van conversatie met iedereen, van welken landaard hij ook zij, kenmerkt eiken circusartist. 150 II. Over de opleiding van circus-kinderen bestaan de overdrevenste voorstellingen, waarbij men waant, dat leden-uitrekken, zelfs leden-breken, zoowat tot de gewone bijkomstigheden behoort. Wanneer men nu weet, dat kinderen van een jaar of vijf al beginnen geoefend te worden, en spelenderwijze hun kunsten leeren, buitelingen maken, springen, lichte gymnastiek, tonloopen, en dergelijke, — dan begrijpt men tevens, dat de lenige lichaampjes, zoo sojjpel nog, dat ze gemakkelijk tot een hoepel kunnen worden gebogen, geen geweld behoeft te worden aangedaan, om bijvoorbeeld spoedig en gemakkelijk den grand écart (zittend met het eene been geheel rechts, het andere geheel links) te kunnen uitvoeren. Circus-kinderen 151 hebben, waarschijnlijk door atavisme, een natuurlijken aanleg om „kunsten te maken"; zonder dat het hun wordt bevolen doen zrj na, wat zij de volwassenen zien doen; zrj loopen voor hun pleizier op hun handen langs de barrière, voltigeeren met alles wat zij in handen krijgen; zrj zijn ook zeer met paarden vertrouwd, en bewegen zich met aapachtige vlugheid tusschen deze door, zonder ooit gekwetst te worden. Wanneer hun opleiding in ernst begint, is hun leven echter niet zeer rooskleurig; zrj staan onder streng régime, leven dikwijls op een diëet,' en moeten stipt de bevelen van hun leermeester opvolgen, op straffe van een pak slaag.... met de zweep. Maar zrj nemen dit nogal luchtig op, en maken grappen onder elkaar, en leven zoo lustig mogelijk. Gewoonlijk worden de kinderen voor een jaar of tien 152 per contract aan een leermeester toevertrouwd, deze heeft in dien tijd alles over hen te zeggen, geeft hun zakgeld en zorgt voor hun uitrusting, maar int alles wat zij verdienen; hij laat hen onder zijn naam optreden (beneden de 13 jaar is dit in de meeste landen niet veroorloofd) enz. maar het gevolg van - dien dwang is dikwijls, dat jonge menschen, snakkend naar een vrijer leven, er „van door gaan", en bij een ander circus een goed heenkomen zoeken. Dat kinderen van circus-artisten, die niet tot de „hoogere" artisten behooren, niet heel veel leeren, spreekt van zelf. Hier en daar, waar het circus wat langer blijft, gaan zij eens een paar maanden achtereen op school, verder leeren zij van een onderwijzer, die soms aan een circus-gezelschap verbonden is; talen leeren zrj vanzelf, en zoo worden zij een eigen- 153 aardige mengeling van niets weten op het gebied der eenvoudigste wetenschap, weinig weten van litteratuur en kunst, en veel weten wat talenkennis aangaat, terwijl zrj vogral veel menschenkennis bezitten. De dochters van circus-directeuren en veel geld verdienende artisten, zijn evenwel in een veel gunstiger positie. Ze worden gewoonlijk tot haar veertiende, vijftiende iaar op een kostschool gelaten, om daarna hun opleiding te krijgen, die op de zorgvuldigste wijze wordt vervolmaakt, door allerlei lessen; zn krijgen onderricht in muziek, en vooral ook in plastiek en dans. De geest van kameraadschap heerscht over het algemeen sterk in het circus. Er bestaat wel natuurlijk een beetje esprit de concurrence, maar laten wij dit nog liever een soort van eerzucht noemen, dan een werkelijke jaloerschheid. (Uitzonderingen 154 zijn natuurlijk ook hierbij aan te nemen.) Het voortdurend levensgevaar, waaraan zoo goed als alle artisten bloot staan, brengt een verbroedering teweeg, die afgunst buitensluit. Een gezonde wedijver noopt hen, om elkander steeds te evenaren, zoo niet te overtreffen, en daaruit is het te verklaren, hoe de toeren, die men in het circus verrichten ziet, aldoor zwaarder en moeilijker worden; de artist, die het eerst een salto mortale te paard uitvoerde, werd als een genie beschouwd; vóór zrjn nummer trad de directeur in de arena, om het publiek er goed op attent te maken, welk een zeldzaam schouwspel hun wachtte; en nu? een artist, die dezen sprong te paard niet zou kunnen maken, zou als een beslist minderwaardige worden beschouwd. 155 III. Schoolrijderessen. Dikwijls is een hoogeschoolrfjderes de vrouw of de dochter van den directeur, die op een voor haar geheel gedresseerd paard deze deftigste en meest furore makende prestatie in het circus verricht. Nog vaker zijn schoolrijderessen knappe, ambitieuse meisjes, die om een soort van IJdelheid te bevredigen in een circus wenschen op te treden, en die daarvoor, laten wij het maar noemen een complice de leur vanité behoeven. Deze medeplichtige moet rijk zijn, heel rijk. — want een goed-geëquipeerde schoolrrjderes reist gewoonlijk met niet minder dan driepaarden. Deze paarden, die zoo „regelmatig gaan als een pendule", zooals ik het eens teekenend hoorde uitdrukken, — een ander noemde ze niet minder karateristiek: mekanieke paar- 156 den, — zrjn voor een goeden prijs bij elk circus te krijgen; bun waarde beloopteen zes- a achtduizend gulden; is het een paard, dat „nog niet zijn doopceêl verloren heeft", (nog jonger is dan twaalf jaar,) en er goed uitziet, soms tienduizend gulden. De would-be amazone neemt dan eenige lessen, het paard bemerkt wel aanstonds wie hij op zrjn rug heeft, en voert tienmaal minder uit, dan waartoe hrj in staat is, maar het publiek bemerkt dit niet, en ieder gelooft het jonge, mooie meisje graag, als zij met bescheiden ophef verklaart, dat zrj haar paard „zelve heeft afgericht." De derde soort schoolrijderessen zijn zrj, die eerst „écuyères debout", „stenend Reiterinnen" zijn geweest, en om de een of andere reden dit niet konden of wilden blijven; b.v. dat zrj er te oud voor zrjn 157 geworden, (in het circus wordt men heel spoedig te „oud" voor iets, soms zelfs als men pas on the wrong side of twenty is, en aan den anderen kant blijft men er eeuwig jong, want al is de bloeitijd van den artist maar kort, hrj kan toch tot op hoogen leeftijd nog dienst doen op alle mogelijke manieren. Ér zijn clowns van zestig jaren; en ik herinner mij het eigenlijk evenzeer tragische als comische feit, dat een „nummer", (zoo worden de artisten in hun performances genoemd) dat zich aan de tanden in het circus liet optrekken, een bloeiend jong meisje leek, maar mij later bleek te zijn een vijftigjarige vrouw en reeds grootmoeder. Bovendien kan een oudere vrouw nog zeer goed dienst doen bij een equilibristentroep als femme du dessous; (zooals zij genoemd wordt, die jongere acrobaten om 158 haar duikelen, of over zich heen springen, of op haar schouders staan laat) en in elk geval is zij nog van nut bij het Objekt halten; (zooals het heet, wanneer zrj de voorwerpen vasthoudt en aangeeft, die andere artisten bn" hun nummer noodig hebben) goed gekleed, fraai gekapt is zij dan nog steeds een decoratieve figuur, die circus-directeuren gaarne ter aanvulling in de manege zien. Ook als dierentemster kunnen zrj natuurlijk tot op betrekkelijk hoogen leeftijd werkzaam blijven; en zoo noodig kunnen zij ten slotte als kleedjuffrouw bij het circus in betrekking gaan. Het is eigenaardig, hoe de ,*,hang naar het circus"altijd in de ex-artisten aanwezig bluft; en de volledig Seruntergekommenen liever nog als werkvrouw met het circus medereizen, dan er. verre van te moeten toeven. Een andere reden, waarom een „staande 159 rijderes" van métier moest veranderen, is bijv. dat zrj een val heeft gedaan, waardoor een been een beetje stijf is gebleven; zrj kan dan nog als schoolrijdster uitstekend veel presteeren. De staande rijderes is zóo volkomen zeker van haar evenwicht, dat zij zich, bijna zonder veel onderricht noodig te hebben, als schoolrijderes kan vertoonen; enkele repetities zrjn gewoonlijk voor haar voldoende. De arbeid (zoo wordt het „kunstenmaken" door de artisten zelf genoemd,) der écuyères debout is de moeilijkste van alle, moeilijker dan het werken op het „tapijt" (gymnastiek, equilibristen-toeren enz.) dan „koorddansen" of zelfs het werken aan de trapeze. Het paard moet een vlotten, zekeren gang hebben, en geheel rustig en betrouwbaar zijn. Ik herinner mij een voorval met Adèle Rossi, 160 die „de jockey van Epsom" reed; zij moest uit de arena springen op den rug van het in het rond galoppeerende paard. Eensop een avond was het bijna ondoenlijk voor haar; telkens als zij haar aanloop nam, schrikte het paard, en verwisselde van been ; (men weet, dat er eenlinksche en een rechtsche galop bestaat; het paard in de manege' galoppeerde links, maar sprong dan eensklaps over in den rechtschen galop.) Tot zevenmaal toe herhaalde zrj den sprong, die haar eindelijk gelukte, en werd natuurlijk stormachtig toegejuicht door de kenners, maar het gewone publiek \za\ wel gedacht hebben, dat het aan haar lag, als de sprong weer niet lukte. Een écuyère debout leert dansen als een balletteuse uit de opera; door den dans meester te zijn leert zn haar voeten-buitenwaarts uitslaan, gracieus de knieën buigen, 161 bevallig de armen bewegen, en het hoofd op de juiste wijze dragen. Bij het oefenen te paard wordt zij in het begin vastgehouden door de „hooge longe"; (dat is een riem om het middel, die door een ring loopt, welke boven in het circus bevestigd is) men laat haar eerst zitten, totdat zij goed gewend is aan den galop van het paard; dan moet zij zich zetten op de eene knie, dan op de andere; en zoo leeren zij langzamerhand staan, en dan dansen te paard. De écuyère debout is vaak de vrouw van een circus-rfjder, (zij is dan behalve artiste ook een goede echtgenoote en voorbeeldige moeder, daar kan men zeker van zijn) en deelt al zrjn arbeid met hem; de man is gewoonlijk, behalve in den dans, ook volleerd in de acrobatie, en samen vormen zij het nummer van den pas de deux, met voltige-toeren, dat zoozeer door Circus-Leven 11 162 het publiek wordt geapprecieerd, als een levend beeld van kracht en bevalligheid. De ras-artisten, van het ecuyère deboutgenre beschouwen den dans als haar voornaamste verrichting, en vinden het springen door hoepels etc. eigenlijk iets beneden haar waardigheid. ■ Dierentemsters. Uit den aard der zaak zijn er veel meer dierentemmers dan temsters; maar zrj zijn er toch wel, en " dezen zijn ook weer te verdoelen in twee categorieën; die, welke het zjjn uit vocatie, en die, welke het vanzelf zijn geworden, omdat zij de zuster of de vrouw of de dochter van een dierentemmer waren. De meeste wilde dieren komen voort uit het Hagenbecksche dierenpark bij Hamburg; en hun dressage eischt een eindelooze voorzichtigheid en een niet minder eindeloos geduld. Het toonen van angst moet 163 volkomen uitgesloten blijven; een aan bet roekelooze grenzende onverschillige gelijkmatigheid imponeert de dieren het meeste. Een typisch staaltje daarvan is het volgende, dat ik eens hoorde; een dierentemster engageerde een oppasser om de kooi van den leeuw schoon te maken; maar wie schetst haar verbaasde ontsteltenis, toen zij den volgenden morgen in den stal komende, zag, hoe haar nieuwe oppasser doodgewoon met zijn bezem in de kooi was gegaan, en de leeuw in een hoek had gejaagd, terwijl hij de kooi veegde, en het vuil tot tusschen de pooten van het dier weghaalde. Een voornaam ding is het, de wilde dieren nooit den rug te toonen, geen oogenblik znn tegenwoordigheid van geest, en zijn evenwicht te verliezen. Zij zijn heel vatbaar voor een goed woord, maar dienen ook geducht 164 de zweep te voelen, om de temster als meesteres te leeren erkennen, (geen gewone leeren zweep, maar een stalen dierentemmerskarwats-) Eet geheim van het succes der dierentemsters ligt veelal hierin, dat zrj hun dieren de kunsten laten doen, die hun van nature het meest eigen zijn, en waartegen zij dus het minste bezwaar hebben, bijv. sprongen, die zij ook maken in hun natuurlijken staat. Overigens worden de wilde dieren bijna doorloopend gehouden in een bijna lethargischen staat van verdooving en worden zij letterlijk getemd, doordat zij een tijdlang in hokjes bewaard worden, zóo klein, dat zij er zich niet in kuhnnen bewegen, ja, dat zij er hoogstens in kunnen zitten. Tan alle wilde dieren leeuwen, tijgers, beren, wolven enz. is de jaguar het moeilijkst te temmen, geen dier is zoo compleet valsch als dit, en 165 geen is ook zóo oplettend, om aan de waakzaamheid van den mensch te ontsnappen. Een dierentemster waagt zich zelden in de kooi, zonder haar karwats en een revolver, en huiten de kooi staan dan gewoonlijk eenige mannen met ijzeren staven en haar echtgenoot, of een harer nabestaanden met een revolver, want de weerspannigheid van één leeuw of tijger slaat heel gemakkelijk op de anderen over. Dikwqls heeft de beet van een wild dier volstrekt geen woede tot oorzaak, maar een onverwachte schrik". Zoo was het 't geval met Miss Senyah (die eigenlijk Haynes heette, maar haar naam had omgekeerd voor nom de piste, — piste is het Fransche wóórd voor manege); zrj stak eiken avond haar hoofd in den muil van een der leeuwen, maar eens op een avond viel een felle lichtstraal uit een der electrische bollen 166 juist in het oog van den leeuw, die daardoor met een onwillekeurige beweging zijn kaken dichtsloeg. Dresseuses zijn er van alle mogelijke dieren; paarden, in zoogenaamde vrije dressuur, worden meest aan mannen overgelaten ; toch zijn er wel, die het onbeschroomd wagen te midden van een kring „steigers" te staan, zoo bijv. de vrouw van den directeur van het circus Corty Althoff en mevrouw Albert Carré. Maar apen, honden, papegaaien enz. zijn speciaal geschikt »voor de vrouw, en zij munt dan ook in de dressuur van deze dieren dikwijls boven haar mannelijke collega's uit, vooral dn wat men noemt dréssage artistique. Katten zijn veel moeilijker te dresseeren dan honden, omdat alle gewelddadigheid bij hen absoluut nooit het gewenschte resultaat heeft; onuitputtelijk 167 geduld en een nooit uitblijvende belooning zijn de zekerste middelen. Een charmeuse van duiven lokt de duiven op de volgende wijze; een week lang strooit zy zaadjes tusschen haar kleederen; de achtste dag laat zij het na, maar de vogels blijven „betooverd", en leveren met de dreeseuse een der bekoorlijkste schouwspelen, die er bestaan; de witte, fladderende vlucht om het meisjesfiguurtje heen. De equilibristen. Het is bij dit genre van artisten, dat de vrouw het schitterendst op den voorgrond treedt. Hun runst'heeft zooveel fijne nuancen, zij is zoo delicaat, er wordt zooveel lenige souplesse, bevallige gratie en charme voor vereischt, dat de mannelijke collega's het in deze altijd bij hun vrouwelijke kameraden moeten afleggen. Tot de equilibristen rekent men allerlei soorten van artisten, jongleurs, velocipe- 168 disten, acrobaten, antipoden-spelers (die met de voeten allerlei dingen in evenwicht houden en in beweging brengen) koord- * dansers, trapeze-kunstenaars enz. Het eenvoudigste stadium is het loopen op een pai, dat eigenlijk zoo minderwaardig wordt beschouwd, dat men er op heeft verzonnen, zooals de bekende Lady Alphonsine doet, staande op een bal een spiraalvormige baan op te klimmen èn af te dalen, wat nog oneindig veel moeilijker is! Na den bal komt het koord, of liever het ijzerdraad, dat een beetje uit de mode is geweest, maar nu weer hier en daar verschijnt, en daarna de trapeze, dit is zoo de gewone gang van zaken» Bij het koorddansen leert men telkens moeilijker passen; men begint met een balanceerstok, dan waagt men het zonder, en maakt achtereenvolgens la marche en avant, la marche en 169 arrtère, den saut périlleux, den salto mortale (een duikeling over het hoofd naar voren, een duikeling over het hoofd naar achteren) en het verspringen van voet op voet. Een der eerste dingen, die aan de koorddanseressen wordt geleerd, is het „grijpen"; als zij hun evenwicht dreigen te verliezen, dadelijk het koord grijpen, en dan er zich weder behendig op slingeren, zoodat het voor de toeschouwers lijkt, of zrj zoo een bedoelden toer volbrengen. Dit is een der redenen, waarom de hand van de kunstenaressen van buiten zacht en wit is, maar van binnen zoo hard als leer. Een artiste, die eenmaal aan de trapeze heeft gewerkt, wil daar niet meer van af. Het is verwonderlijk welk een kunstvaardigheid daarbij wordt bereikt: zich in evenwicht houden op een laddertje dat los met de punten op de trapeze staat. 170 is geen zeldzaamheid. Men verbeeldt zich, dat de artisten boven een net oefenen, dit gebeurt evenwel bijna nooit; het net is een politie-voorschrift, en dat dit niet onnoodig is, bleek mij eens in den Póle Nord te Brussel, toen eenige artisten een nummer uitvoerden boven de toeschouwers; een artist viel toen van boven neer in het net, waarvan iets scheen te breken, zoodat het niet geheel kon worden opgetrokken en den heelen verderen avond zeer hinderlijk het gezicht op het tooneel belette. Het net wordt door de artisten alleen gebruikt om er nog een kunstje mee uit te halen, en hun nummer te besluiten met den zoogenaamden „duikerssprong" van boven neer in het net, dat dan hoog opveert onder hun zwaar neerkomend gewicht. Het werken hoog in de lucht vergt van 171 de vrouwelijke artisten een volkomen j zedelijk leven. Elke onregelmatigheid in I gedrag zou zich op haar wreken op de ' vreeselijkste wijze. In het circus geldt deze spreekwijze onder de kunstenaressen : „de liefde doet je je evenwicht verliezen". Het spreekt toch vanzelf, zei er een, als je verliefd hen, dan wordt je verstrooid, en een ongelukkige liefde.... hoe licht brengt die niet een waas van tranen voor je oogen. Neen, voor ons beroep is de intacte virginiteit een absoluut vereischte. L'amour en la mort staan by ons te dicht bij elkaar " Het is gemakkelijk te begrijpen, hoe waar deze woorden zijn. Herman Bang, de voortreffelijke realistische auteur, geeft er een voorbeeld van in zijn „Die vier Teufel," dat op de film is gebracht. (Het eenige, dat mij onwaarschijnlijk lijkt in 172 zijn verhaal is het feit, dat hij twee der „duivels" in het zwart laat werken aan de stalen rekken boven in het circus; artisten, die zóo hoog hun kunsten uitvoeren moeten steeds in het wit zrjn, of een andere zéér lichte kleur, omdat zfj anders te midden der felle lichten niet veel meer dan schaduwen zouden lijken.) Trapezekunstenaressen kunnen in korten tijd een aanzienlijken bruidschat besparen; zrj verdienen soms per maand van 1000.— tot 1500.— gulden! Gymnasten. Dit zijn de artisten, die op het tapijt in de arena werken, de voltigeurs, die plastische groepen samenstellen, ook de femmes contorsionnistes, de caoutchouc vrouwen behooren hiertoe. De gymnasten vormen meestal een familie, waar nog de meest ouderwetsche wetten van strikte gehoorzaamheid, en respect 173 aan de ouderen heerschen. Men zegt, dat de liefde der gymnasten bijna altijd kuisen is en zelfs een beetje sentimenteel; de ingespannen arbeid dooft de brute hartstochten in hen, en bovendien is er in hun genegenheid meestal het element van beschermen willen van den sterkere voor de zwakke. Het werk der gymnasten omsluit de meest verschillende sprongen; de leerling, om deze machtig te worden, krijgt om het middel een; ring met twee touwen er aan, die door een paar kameraden worden vastgehouden. In het begin gebruikt hij ook een springplank, een tremplin, dat bij de trampolin-springers (het Italiaansche trampolin klinkt een beetje mooier dan tremplin!) jnog wordt gebezigd, als zij over zes tot tien paarden springen.) Ook den grand écart behooren zij te kennen, en verder allerlei typische 174 sprongen, die allerlei grappige namen dragen, de „apensprong", de „leeuwensprong", de „slangensprong", de „lafaardsprong", de „souplesse" enz. enz. enz. In mijn roman De groote Voltige heb ik bij de schildering van den Adlersfeldtroep vele dezer sprongen beschreven, ik zal het dus thans hierbij laten, maar genoeg om te doen zien, hoe de arbeid der gymnasten niet zoo eenvoudig en gemakkelijk is, als hij wel lijkt. Het verste waartoe de artisten in dit genre het kunnen brengen is de tripte saut pérüleux, de eerzucht van alle beginnelingen, waartoe maar een heel enkele in staat is. De gymnasten vormen menschelijke pyramiden, die in een paar seconden door de kracht van den biceps worden opgebouwd, en die dan weer als een vuurwerk uit eikaarspatten in een serie van salti mortales, — een 175 aantrekkelijk schouwspel van vlugheid en sierlijke kracht! De gavaren, verhonden aan het spel der gymnasten, worden veelal te hoog geschat; sommigen meenen zelfs, dat de executie van een driedubbelen salto mortale bijna altijd met den dood moet worden bekocht. Dit is natuurlijk zeer overdreven; gymnasten loopen niet meer gevaar, dan dagelijks mijnwerkers, zeelieden en dergelijken, of sportsmen, roeiers, jagers en zelfs voetballers en cricketers! Het percentage van ongevallen is bij circus-artisten niet grooter dan bij de genoemde klassen der maatschappij. 176 Het is bijna een vaste regel, dat kinderen van circus-artisten ook latw circusartisten worden. Als een wet, waaraan eenvoudig geen ontkomen is, volgen de jongeren den weg, die hun door de ouderen aangewezen werd. De lange erfelijkheid van geslacht op geslacht heeft van den circus-artist een typisch wezen gemaakt, dat met geen ander ter wereld kan worden vergeleken. Verre ervan om zich op één bepaalde plaats te vestigen, en daar een blijvend domicilie te vestigen, doet hij niets liever dan zwerven, avonturen najagen, en voelt hij zioh zoo vrfi als een vogel in de lucht. Zij passen zich op de gemakkelijkste wijze aan eiken landaard aan, en schijnen van alle oorden een eigenschap te hebben meegekregen; de Fransche gratie, de Engelsche vasthoudendheid, de Italiaansche souplesse, de 177 Duitsche disciplinaire regelmatigheid, het Amerikaanscbe sangfroid, het Russische fanatisme. Circus-artisten zijn het internationale volk bij uitnemendheid. En de eenige zorg, die zij kennen is het verkrijgen van een goed engagement. Zooals vanzelf spreekt, bezitten de artisten hun vakbladen, waarin zij annonceeren; The Era, Der Artist, La Revue zijn onder de vele bestaande wel de voornaamste. Men treft daar de curieuste advertenties in aan, bijvoorbeeld: Een jonge man, werkende als caoutchouc-man of slangenmensch, wenscht nieuw engagement, is bereid om de rol van aap te vervullen bij een reizenden troep. Elisa Rovelli, luchtkoningin, de grootste equilibriste dér wereld. Nee plus ultra. Zonder wedergade. Vrij den len Januari e.k. Adres Circus Renz. Circus-Leven. 12 178 De intermediair tusschen de circusdirecties en circus-artisten is de agent, die in connectie staat met alle mogelijke kunstenaars, en die daardoor in staat is aan alle aanvragen te voldoen. Hij „levert" het ontbrekende „sujet" voor een acrobaten- of amazonen-gezelschap, hij weet nieuwe nummers te scheppen door zijn groote vindingrijkheid, helpt de directies aan nieuwe ideeën, brengt artisten tezamen, is in éen woord de onmisbare schakel tusschen aanbod en vraag. Voor zijn bemoeiingen toucheert hij 10% van de gage der geplaatste artisten, terwijl ook de directies, die zijn bijstand hebben ingeroepen een grootere of kleinere som hebben te betalen. De meeste groote circussen bezitten een „reiziger," dien zij uitzenden naar alle groote steden van Europa om daar de 179 circus-uitvoeringen bij te wonen, en rapport uit te brengen van elke nieuwe „akt," die zij daar zien. (Akt noemt men de prestatie in circus-taal, bijv. ruiter-akt, jongleur-akt enz. enz.) En biermede eindig ik dit kijkje in de circus-wereld, waarmede ik hoop wat betere denkbeelden te hebben kunnen geven over het luchthartig volkje, dat zwierig en sierlijk, altijd lachend en vriendelijk de arena komt binnen huppelen, en deze ook weer met een glimlach en een kushand, in de vroolijkste stemming, dankend en groetend verlaat. In VEEN's GELE BIBLIOTHEEK zijn thans verschenen: Stijn Streuvels De OogsC^ Anna de Savornin Lohman Mara-Liefde. Melati van Java In Extremis. Louis Couperus Fidessa?^ Stijn Streuvels De Werkman. Elise Soer Tot hoogen prijs. Jeanne Reyneke van Stuwe Het vroolijke leven. Johanna van Woude Een verlaten post. Stijn Streuvels Een beroerde Maandag. Jeanne Reyneke van Stuwe Vóór zestig jaren. E. Overduijn Heyligers Balmoedertje. Felix Rutten Onder den rook der MSfatT Stijn Streuvels Mijn rijwiel Anna van Gogh-Kaulbach De Schuld. Jeanne Reyneke van Stuwe Met den handschoen. Joh. W. Broedelet Artlstenleven. Marie Metz-Konino Het wonder. Stijn Streuvels De Aanslag. Jeanne Reyneke van Stuwe ClrcusleverïT^' Eline Stuwe De Kleine Mensen. Prijs fl. 0 60 gebonden per deeltje. Van Louis Couperus verscheen: Van en over mijzelf en iedereen, 10 dln. ing. ƒ 5—, 5 dln. linnen ƒ 7.50. 5 „ leer „ 10.—. Uit Blanke Steden onder Blauwe Lacht, . Ie bundel ƒ 4.25 ing. ƒ 4.90 geb. Idem 2e bundel ƒ 4.25 ing. f 4.90 geb. Herakles ƒ 4.90 ing. ƒ 5.50 geb. Fidessa (Veen's Gele Bibl.) ƒ 0.60 geb. Antieke Verhalen, van Goden en Keizers, van Dichters en Hetaeren. ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Van en over mijzelf en anderen. Ie bundel ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Idem, 2e bundel ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Idem, 3e bundel ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Idem, 4e bundel f 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Aan den Weg der Vreugde. ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Van Oude Menschen, de dingen die voorbijgaan, 2 dln. ƒ 4.90 ing. ƒ 5.50 geb. De Berg van Licht, 3 deelen k ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Dlonyzos, Bandteekening van B. W. Wierink. ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Ood en Goden, Bandteekening van J. Toorop. f 0.90 ing. ƒ 1.50 geb. Over Lichtende drempels, ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Majesteit, 5° uitgave. Bandteekening van B. W. Wierint. ƒ 2.50 ing. f 2.90 geb. Idem, ioedkoope uitgave in 2 dln. a ƒ 0.95 geb.' Louis Couperus (vervolg). Wereldvrede, 2» uitg. ƒ 2.50 ing. f 2.90 geb, Hooge Troeven, Tweede druk. Bandteekening van H. P. Berlage Nzn. ƒ 1.50 ing. ƒ 1.90 geb. De Boeken der kleine Zielen. Boek I. De kleine Zielen. ƒ 4.90 ing. ƒ 5.50 geb. „ II. Het late Leven. ƒ 4.25 ing. f 4.90 geb. » III. Zieleschemering. ƒ 4.25 ing. ƒ 4.90 geb. „ IV. Het Heilige Weten. ƒ 4.90 ing. ƒ 530 geb. In pergament gebonden, per deel ƒ 15.— Bandteekening van Theo Neuhuijs. Stille Kracht, 2e druk. Bandteekening van B. W. Wierink. . < „ , ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Langs Lijnen van Geleidelijkheid, 2 deelen. Bandteekening van J. G. van Caspel. ƒ 4.90 ing. ƒ 5.50 geb. Eene IUuzie, Tweede druk. Bandteekening van K. Sluijterman. f 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Babel, Bandteekening van Jan Toorop. f 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Pidessa, Tweede druk, Pracht-Editie. Met teekening van Jan Toorop. ƒ 2.90 ing. ƒ 3.90 geb. Louis Couperus (vervolg), Psyche, Tweede druk, Pracht-Editie. Met teekening van Jan Toorop ƒ 3.50 ing. ƒ 4.50 geb. Psyche, 48 uitgave (in het gewone formaat) geïllustreerd. Psyche (U. V. O. Serie No. 4). ƒ 0.95 Bandteekening van H. P. Berlage Nzn. ƒ 1.90 ing. ƒ 2.50 geb. Metamorf oze, Met portret van H. J. Haverman. ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Bandteekening van H. P. Berlage Nzn. Extaze, Derde druk ƒ 1.50 ing. ƒ 1.90 geb. Bandteekening van H. P. Berlage Nzn. Noodlot, Derde druk ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Bandteekening van H. P. Berlage Nzn. Reis-Impressies, Tweede druk. ƒ 1.90 ing. ƒ 2.50 geb. Orchideeën, Tweede druk. ƒ 1.90 ing. ƒ 2.50 geb. Bandteekening van L. W. R. Wenckebach. De Verzoeking van den H. Antonius, ƒ 1.90 ing. ƒ 250 geb. Een Lent van Vaerzen, Tweede druk. (Gedichten) ƒ 1.40 ing. ƒ geb. Bandteekening van K. Sluflterman. WUliswinde (Gedichten). ƒ 1.40 ing. ƒ 1.90 geb. Bandteekening van L. W. R. Wenckebach. André de Ridder bq Louis Couperus / 0.50 geb. Van Sh'jn Streuvels verscheen: In Oorlogstijd, Dagboek Augustus—December 1914. 6 deeltjes a ƒ 0.60 per deel. Dorpslucht, Boek I/II ƒ 9 — ing. ƒ 9.80 geb. De landsche woning in Vlaanderen, ƒ 1.— ing. ƒ 1.50 geb. Morgenstond, ƒ5.— geb. Het glorierijke licht ƒ 5.— geb. Oogst (Veen's Gele Bibl.) ƒ 0.60 geb. De Werkman „ „ „ ƒ 0.60 geb. Een beroerde Maandag „ „ ƒ 0.60 geb. Mijn rijwiel „ „ ƒ 0.60 geb. De Aanslag „ „ ƒ 0.60 geb. Gevoel en Leven I/III a ƒ 1.25 ing. ƒ 175 geb. De Mourlons, naar het Fransch van Bouché. ƒ 3.25 ing. ƒ 3.90 geb. Kleine Verhalen, naar het Noorsch van Björnson. ƒ 1.90 geb. Relnaert de Vos, Velijn papier ƒ32.—; Holl. ƒ 60.—; Japansch ƒ 100.— Najaar, 2 bundels a ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Open Lucht. ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Idem op Holl. papier ƒ 7.50 geb. Stille Avonden, Tweede druk, ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. /De Vlaschaard, Zesde Druk, ƒ 3.50 Ing. ƒ 4.25 geb. Pracht-Editie ƒ 10.- Het Uitzicht der Dingen. ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Stijn Streuvels (vervolg), Bloemlezing, (door Mej. Dr. J. Aleida Nijland) ƒ 150 ing. ƒ 1.90 geb. Dorpsgeheimen, 2 Bundels a ƒ 230 ing. ƒ 2.90 geb. Minnehandel, Twee deelen ƒ 4.90 ing. ƒ 5.50 geb. Doodendans, ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Dagen, Tweede druk ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Lenteleven, Zevende druk ƒ 2.50 ing. / 2.90 geb. Op Holl. papier ƒ 7.50 geb. Luxe-Editie ƒ 25.— Langs de wegen, Derde druk ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Zonnetij, Derde druk ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Zomerland, Derde druk ƒ 2.50 ing. ƒ 2.90 geb. Qokkel en Hinkel, met platen ƒ 1.25 ing. ƒ 1.75 geb. De Witte Zandweg. ƒ 025 ing. -Het Kerstekind. ƒ 1.25 ing. ƒ 1.75 geb. Reinaert de Vos, voor kinderen ƒ 1.50 ing. ƒ 1.90 geb. André de Ridder, Stijn Streuvels, met tal van platen. f 1.50 ing. ƒ 1.90 geb. Werk- ƒ 2.90 ing. Nederlandsche Schrijvers. Anna de Savornln Lohman, Zedelijkheidsapostelen . . . ing. ƒ3.25 geb. ƒ3.90 Ik zeg de waarheid .... „ ƒ3.25 „ ƒ3.90 Wat nooit sterft „ ƒ2.50 , ƒ2.90 Uit Christelijke Kringen. . . „ ƒ3.25 „ ƒ3.90 Uit de sfeer gerukt «ƒ2.50 „ ƒ2.90 Om de Eere Gods „ ƒ3.25 „ ƒ3.90 Jonge Roeping „ ƒ2 50 „ ƒ2.90 Liefde, 28 druk „ „ƒ1.90 Kleine levensdingen .... „ ƒ2.30 „ ƒ2.90 Henri Borel, Levenshonger » ƒ250 „ ƒ2.90 Het daghet in den Oosten . „ ƒ4.25 „ ƒ4.90 Van de Engelen «ƒ2 50 , ƒ2.90 De Chineezen in N.-Indië . . „ƒ1.25 „ ƒ1.60 Opstellen „ ƒ2.25 „ ƒ2.90 Studiën „ƒ2.25 „ ƒ2.90 De Stille Stad „ ƒ2.90 Chineesche kunst „ ƒ1.75 Anna van Gogh-Kaulbach, De Sterkste „ ƒ2.90 „ ƒ3.50 Otto van Lansvelt „ƒ1.40 „ ƒ1.90 Voor twee levens » /"2.90 „ ƒ3.50 Op de kentering » ƒ4.90 „ ƒ5.50 Nederlandsche Schrijvers (vervólg), Johanna van Woude, Van hart tot hart, 2» uitgave ing. ƒ0.90 geb. ƒ 1.25 Van de muziek des levens, 2» druk „ ƒ0.90 „ ƒ1.25 Een verlaten Post, 4e druk „ ƒ0.90 „ ƒ1.25 Henri van Wermeskerken, Leo Smeder, 3e druk. . . . „ ƒ0.90 „ ƒ1.25 Vervolg op „Hollandsen Binnenhuisje." Is. Quérido, Levensgang/'. 2e druk. ing. ƒ230 geb. ƒ2.90 Melvina ing. ƒ2.90 geb. ƒ3.50 Geschreven Portretten. . . „ ƒ2.25 „ ƒ2.75 Frans Coenen Jr., Vluchtige Verschijningen. . ing. ƒ2.25 geb. ƒ2.90 Zondagsrust „ • ƒ2.90 In Duisternis „ ƒ2.25 „ ƒ2.90 Mr. M. Q. L. van Loghem, Fokel, 2« dnïk ing. ƒ 1.— geb. ƒ1.30 P. A. M. Boele van Hensbroek, Liefde en Leed ing. ƒ1.50 geb. ƒ1.90 Max van Ravestein, Bij ons ing. ƒ1.50 geb. ƒ1.90 Aan d'Overkant ing. ƒ1.50 geb. ƒ1.90 Drijfzand ing. ƒ2.90 geb. ƒ3.50 Stofgoud ing. ƒ2.90 geb. ƒ3.50 Nederlandsche Schrijvers (vervolg). Overduyn-Heiligers, Als de Sennah's bloeien . . ing. ƒ1.90 geb. ƒ2.50 Zondigen „ ƒ3.90 „ ƒ4.50 Warm bloed „ƒ3.50 Om zijn eer , ƒ4.90 „ ƒ5.50 Vrouw „ ƒ1.90 „ ƒ2.40 Wat de tijden rijpen ... , ƒ2.90 , ƒ3.50 Prof. J. V. de Groot, Denkers over ziel en leven „ ƒ3.75 „ ƒ4.50 Georg Grünewald Kz., Spaanders „ ƒ1.50 „ ƒ1.90 Van het Wondere Ambt . . „ƒ1.50 „ ƒ1.90 H. J. Sehuurmans, Van de oude garde en een jong Predikant, ing. ƒ1.50 geb. ƒ1.90 Boeka, Pahkasinum, Indische Roman, ing. ƒ2.50 geb. ƒ2.90 A. L. Terégo, Res non verba. Leo Verberne „ ƒ1.50 „ ƒ1.90 Virginle Lovellng, Het Lot der Kinderen . . . ing. ƒ1.50 geb. ƒ1.90 Vondels Lyriek, Bloemlezing. ing. ƒ2.50 geb. ƒ2.90 Joh. A. Wolters, In den Storm ing. ƒ2.40 geb. ƒ 2.90 Van Oos'ten & Zoon. . . . „ ƒ2.40 „ ƒ2.90 Blise Soer, Oerda . . . . „ ƒ2.40 „ ƒ2.90 DURE TIJDEN, GOEDKOOPE BOEKEN :- VEEN's GELE BIBLIOTHEEK -: Prijs gebonden ƒ 0.60 1. Stijn Streuvels, De Oogst, *« 2. Anna de Savornin Lohman, Mara-Liefde. 4. Louis Couperus, Fidessa»_ 5. Stijn Streuvels, De Werkman, 2e druk. 6. Elise Soer, Tot Hoogen Prijs. 8. Johanna van Woude, Een verlaten Post. 9. Stijn Streuvels, Een beroerde Maandag. 10. J. Reijneke van Stuwe, Vóór zestig jaren. 11. Overduijn—Heijligers, Balmoedertje. 13. Stijn Streuvels, Mijn Rijwiel. 14. Anna van Gogh Kaulbach, De Schuld. 15. J. Reijneke, van Stuwe, Met den Handschoen. 16. Joh. W. Broedelet, Artlstenleven. 17. Marie Metz—Koning, Het Wonder. 18. Stijn Streuvels, De Aanslag. 19. J. Reijneke van Stuwe, Circusleven. 20. Eline Stuwe, De kleine Mensen. MELATI VAN JAVA Prijs per deel ƒ 1.—, geb. in fraaien band ƒ 1.35 1. De Freule. — 2. Haar Held. — 3. Twee. — 4. Bonte Wimpels. — 5. In Extremis. — 6. Orchidee. — 7. Een Eenige Dochter. — 8. In Eigen Huishouding. — 9. Het Viooltje v. St. Qermain. Serie: VRIENDEN IN HUIS Prijs ingenaaid ƒ 0.90, gebonden ƒ 1.50 1. C. N. & A. M. Williamson, De Opvoeding van Lord Loveland. 2. Hall Caine, De Schaduw eener Misdaad. 3. P. Rosegger, De twee Hansen. 4. Louis Couperus, God en Goden. 5. E. Overduijn—Heijligers, Wat de tijden rijpen. 6. Jan Wz. Andenne, Frans Remaer. 7. Jan Wz. Andenne, Pieter Goeree. Serie: GEWENSCHTE GASTEN Prijs ingenaaid ƒ 1.50, gebonden ƒ 1.90 1. Marie Corelli, Wereldlijke Macht 14e tot 20e duizend 2. Hall Caine, De Verloren Zoon 11e tot 15e duizend 3. Hall Caine, De Witte Profeet 7e tot 12e duizend 4. Marie Corelli, Alsem Vierde druk 5. Marie Corelli, De Ware Christen 27e tot 32e duizend 6. Marie Corelli, Het Eeuwige Leven 7e tot 12e duizend 7. Marie Corelli, De Strijder 8e tot 12e duizend 8. Hall Caine, De Dweper 9e tot 13e duizend 9. Marie Corelli, Delicia 2e druk 10. Humphrey Ward, Lydia's Huwelijk 2e druk 11. A. L. Terégo, Leo Verberne 2e druk 12. Hall Caine, De Vrederechter. 2e druk 13. Hall Caine, De Gijzelaar 2e druk VEEN's STANDAARD BIBLIOTHEEK. Prijs f 2.50 ingenaaid — f 2.90 gebonden 1. Louis Couperus, Stille Kracht 2. Louis Couperus, Majesteit»»^ 3. Louis Couperus, Dionyzos 4. Louis Couperus, Wereldvrede. 5. Is. Quérido, Levengang 6. Louis Couperus, Metamorfoze 7. Louis Couperus, Eene Illusie 9. Anna de Savornin Lohman, Wat nooit sterft Serie: UREN VAN ONTSPANNING Prijs ƒ 0.95 per deel, gebonden. 1. Bertha von Suttner, Martha's Kinderen, Verv. op „De Wapens neer", 2 dln. 2?*Louis Couperus, Majesteit, geïll. 2 dln. 3. Edward Stilgebauer, Inferno, 4e tot 10e duizend, in 2 dln. 4. Louis Couperus, Psyche, 1 deel. 5. J. Reijneke van Stuwe, De Heer van de State, 2 dln., derde druk. UB&Z-Aj