498 C 85 HET ARBEIDSLEVEN DER Ziekenh uis-Verpleegster in Nederland DOOR ANNA POLAK Directrice van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid. No. 24 der goedkoope uitgaven, bewerkt aan het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid, van Speijkstraat 30, 's-Gravenhage. 1916. INLEIDING. Ieder menschenwerk kan met twee geheel verschillende maatstaven worden gemeten: zijn nut voor de samenleving, en zijn beteekenis voor den „arbeider" zelf. Naarmate eenig werk beter verricht wordt, hetzij door den natuurlijken aanleg, hetzij door zorgvuldige vorming, hetzij door bijzondere karakter-eigenschappen der arbeidskracht, of wel - zeldzaam gelukkige combinatie - door een samentreffen van alle die gunstige factoren, naar die mate zal het de gemeenschap meer ten goede komen. De maatschappij blijkt deze wet van oorzaak en gevolg ten opzichte van sommige arbeidssoorten sinds laar en dag uitnemend goed te hebben begrepen ; getuige eenerzijds de oprichting van universiteiten, vroedvrouwenscholen, kweekscholen voor onderwijzers anderzijds de instelling van een gansche reeks van' staatsexamens; getuige ten slotte de waarborg welken de gemeenschap zich verschaft, dat bepaalde ambten betrekkingen of beroepen uitsluitend door bevoegden zullen worden bekleed. Van later tijd dateeren de openbare en gesubsidieerde inrichtingen van vakonderwijs op de gebieden van landböuw, tuinbouw, nijverheid en handel; en ongetwijfeld kunnen de bemoeiingen van den staat, zoowel ter bevordering van vakbekwaamheid als ter wering van ondeugdelijke werkkrachten, zich vooralsnog uitstrekken tot in eindelooze verten dI^Wf r/rbeLd heeft n°£ een ander en onmiddellijker doel dan het mede-instandhouden en vooruitbrengen der gemeenschap, waarvan ook de arbeider deel uitmaakt. mj moet tevens dien arbeider zélf in stand houden «ut 7ÏÏ'ne"gen' e£ dat wel ^nzeer in ideëelen aJs m stoffelijken zm Het dagelijksche werk behoort welvaart en innerlijke bevrediging te scheppen, en 4 mag zekerlijk de levenskracht van den arbeidenden persoon niet aantasten, laat staan verwoesten of ver- niDegkapitein, die den dood tegemoet ziet op de brug van het zinkende schip; de ontdekkingsreiziger die „immer weerkeert uit de onbetreden ^nwvelden der poolwereld; de zendeling, dia ten offer valt aan den haat der wilden wien hij goeds meende te brengen de arts die heengaat tijdens een epidemie of aan de gevolgen va/een op zichzelf toegepast nieuw experiment.... zij allen leveren ontroerende, bewonderen waardige voorbeelden van hetgeen arbeid_bij een hooge opvatting van plicht van den mensch kan vergen. Maar zij blijven uitzonderingen. Als regel behoort arbeid den bodem waaraan hij ontsproot niet door roofbonw uit te P^-Tegen het lilden van schade door de dagtaak behoort het menscheliik organisme te' worden gevrijwaard. Dathet verleenen van die bescherming zoowel door haar plicht als door haar belang geboden wordt ook deze waarheid heeft de maatschappij sinds lang ^Verbod totof beperking ten opzichte van het verrichten van tal van werkzaamheden voor kinderen, voor vrouwen, hier en daar eveneens voor volwassen mannen; lerst in de nijverheidsbedrijven alleen, weldra daarnevens in den landbouw, en gedeeltelijk 11.den handel bii vervoer en verkeer, ziedaar den zich steeds uit breidenden inhoud van de arbeidswetgevingen de meeste cultuurlanden. . , En ook van déze staatsbemoeiing is het eind nog niet te voorzien. „ Ging die bescherming niet reeds te ver.-In fommige opzichten schoot ze ongetwijfeld haai doel voorbij7 en wordt de wet of verordening als v°iandige in plaats van als bevriende macht beschouwd. CaV druL aan den «enen kant de beschermende hand wel eens te zwaar, aan den anderen kant staan gansche scharen arbeidskrachten alsnog onbeschermd bloot aan den sloopenden invloed harer dagehjkscbe werkzaamheden. . En onder dezen is wellicht geen enkele groep /oo 5 slecht er aan toe als die der beoefenaarsters van het liefdewerk bij uitnemendheid: de ziekenverpleging in hare verschillende vormen; omdat het volgens vveler, somtijds zelfs nog volgens hare eigene opvatting onoorbaar moet worden geacht dat een „zuster" aan zichzelf denkt, daar het immers juist haar levenstaak is, zich voor anderen „op te offeren". Dit o. i. onjuiste roepingsbegrip, bestreden reeds door Florence Nightingale, is gelukkig merkbaar aan 't verdwijnen. Toch erkent de heer J. L. C. Wortman, Directeur van den geneeskundigen dienst te Amsterdam, in het sympathieke opstel dat hij in den „Herdenkingsbundel, bij de voltooiing van zijn 25en jaargang uitgegeven door het Tijdschrift voor Ziekenverpleging", (1) wijdt aan „de sociale positie der verplegenden", dat er, al moge ons land de vergelijking met het buitenland glansrijk doorstaan en al behoeven wij misschien alleen voor Denemarken de vlag te strijken, „aan de verhouding der ziekenhuiszuster tot werkplaats en werkgever wel iets hapert, zoo zelfs dat men spreken kan van „achterlijke sociale toestanden".' Trouwens, dat niet zelden verpleegsters van om en bij de 40 jaar, in de kracht van het leven dus, lichamelijk ongeschikt worden om haar werk voort te zetten; sterker nog: maar al te dikwijls onbekwaam zijn voor eenigen geregelden werkkring, welken ook, is een in de verpleegsterswereld overbekend feit, dat ook in medische kringen geenszins geloochend wordt. Alleen weerklinkt er uit dat kamp nu en dan een waarschuwende stem, dat dit „op1' zijn niet mag worden geweten aan den ziekenhuisarbeid, doch aan tal van andere omstandigheden moet worden toegeschreven: een zwakke gezondheid of het in zich omdragen van de kiem eener kwaal reeds voordat de verpleegstersloopbaan werd begonnen; een onverstandige of onwenschelijke levenswijze tijdens de beroepsuitoefening; zorgen bulten het ziekenhuisleven om; teleurgestelde verwachting, of andere nu eens opwindende, dan weer neerdrukkende gemoedsaandoeningen ... (1) 1 Januari 1916. 6 Wie zou de bestaansmogelijkheid of de noodlottige gevolgen van dergelijke invloeden durven loochenen? Alleen — die invloeden doen zich evenzeer gelden in andere takken van arbeid, zónder aldaar te leiden tot vroegtijdige invaliditeit. Daarom moeten er, naast de oorzaken buiten, ook oorzaken zijn in den werkkring gelegen. Een duidelijke aarwijzing in diezelfde richting is ook de sterke drang, die er onder de gediplomeerden blijkt te heerschen om het ziekenhuisleven vaarwel te zeggen, en naar de particuliere of wijkverpleging over te gaan. Wij meenen toch dat de ziekenhuisdienst voor wie haar vak liefhebben genoeg belangwekkends en aantrekkelijks moest opleveren, om haar ook na het verwerven van het diploma vast te honden. Dat dit in de meeste gevallen niet geschiedt, wijst o. i. op het bestaan van krachtig tegenwerkende factoren. Wij meenden, dat het op den weg lag van ons Bureau, naar het arbeidsleven der ziekenhuiszusters: een groote groep werkende vrouwen, waarvan de door den arbeid gebrokenen maar al te vaak hulp bij ons zoeken, een zoo volledig mogelijk onderzoek in te stellen. Slechts het nauwkeurig kennen van een toestand vormt immers de genoegzaam stevige basis, waarop doelmatige verbetering kan worden voorbereid. Voor zoover wij weten, bestaat een systematisch overzicht van de arbeidsvoorwaarden der ziekenhuiszuster, ten onzent nog niet. Het Rapport, in 1911 aan den Minister van Binnenlandsche Zaken uitgebracht doorden Centralen Gezondheidsraad handelt, krachtens de ministerieele opdracht, nagenoeg uitsluitend over de questiën van „Opleiding en Examens van Verplegenden", en . spreekt slechts hier en daar terloops over den arbeidsduur. In de „Gids voor Verplegenden en Aanstaande Verplegenden", in 1914 in tweeden druk door „Nosokomos" uitgegeven, worden in 't bijzonder omtrent den arbeidsduur tamelijk summiere opgaven verstrekt, die bovendien niet tot overzichten verwerkt werden, zoodat de Gids, zijn bestemming getrouw, wèl den vakgenooten en wie dit hopen te worden den weg wijst, 7 maar,analyse gevend zonder synthese, belanghebbenden noch belangstellenden een beeld biedt van den toestand. Ten einde nu het benoodigde gegevens-materiaal te verkrijgen, werd een circulaire met vragenlijst — als bijlage achter in dit boekje opgenomen — aan de directiën van en de verplegenden in 238 ziekenhuizen, sanatoria, herstellingsoorden en krankzinnigengestichten aangeboden. In 17 gemeenten door middel van persoonlijk bezoek Daartoe riepen wij voor Amersfoort de hulp in van Mw. van Vollenhoven-van Rood; voor Amsterdam van Mw. Vroom-de Kleyn ; voor Bergen op Zoom van Mw van der Meulen-de Leeuw; voor Breda van Mw Tydeman-ver Loren van Themaat; voor Delden van Mw Wybenga-Stork; voor Deventer en Dordrecht van de Vrouwenclnbs; voor Enschedé van Mw. deBruinevan Dorp; voor Gorinchem van Mw. A. J. Heidemavoor Groningen van Mw. H. Dull; voor Harlingen van Mw A. G. van Hulst; voor Hoorn van Mw. KroonHuidekoper; voor Leiden en Oegstgeest vanMw. Hasselbach-Jonker; voor Rotterdam van de dames C 8 Groot, de Veer-Blok Wybrandi en Zijp-van Laak;' voor TW van Mw. Rink-Scheib; voor Zwolle van Mw van Velsen Coster; terwijl te 's-Gravenhage de gegevens door onszelf werden verzameld. Naar de ziekenhuizen in de overige gemeenten moest ons verzoek per post gezonden worden. Een woord van warmen dank worde gericht tot onze medewerksters, die, niet zelden onder moeilijke omstandigheden, hoogst belangrijk materiaal hebben bijeengegaard. Dat wij zoowel van de verpleegsters ais van de directiën invulling der lijst verzochten, droeg er geenszins toe bij, om de op zichzelf reeds zeer tijdroovende m enquetrices te vergemakkelijken. Want, terwijl gelukkig vele directies onze bedoeling begrepen en bilhjkten, en zei ven hun tusschenkomst verleenden om ook de zusters tot antwoorden te bewegen, waren er anderen die in deze handelwijze een bewijs van wantrouwen wilden zien. Van wantrouwen nu kan er, tegenover ons voor t meerendeel onbekenden, geen sprake zijn. Maar het is onze gewoonte, waar i» t belang eener zuivere aUttstiek nimmer van afwijken, om, zoodra bii een onderzoek twee „partijen betrokken zgn, waarvan de eene kan geven en de andere moet afwachten, altiid beide te ondervragen. inmers, zonder dat er gedacht behoeft te worden aan een opzettelijk kleuren der feiten, verschilt vanzelf de wedergave naar den bril waardoor men kitefc Inzonderheid geldt dit voor die vragen, welke geen materieele gegevens, maar meeningen of opvattingen betreffen. , ., . . ''AX '.■'■si Op dat gebied zéker valt verschil in zienswijze te verwachten tusschen de leidende en de ondergeschikte kracht. - Eerst een samenvatting van beider opgave vermag een iuist beeld te bieden, niet alleen van den toestand zooals hij is, maar vooral ook zooals hij in de toekomst newenscht wordt. In het Tijdschrift voor Ziekenverpleging van 1 December 1915 werd - en wij zjjn voor die welwthlende medewerking ten zeerste erkentehjk - behalve onze circulaire met vragenlüst, ook een korte uiteenzetting van onze bedoeling door Mw. Vroom-de Kleyn, onze enquêtrice voor Amsterdam opgenomen,terwijl de redactie een opwekking toevoegde om de lasten in ^Desniettegenstaande is het aantal antwoorden geringer dan wij hadden gehoopt. Van 67 der 238 inrichtingen, waaronder ge ukkig vele grootere, kwamen meer of minder volledige SeDtóe67 inrichtingen zijn over al gemeenten verspreid. Er gaan 23, waaronder 7 krankzinnigengestichten en 1 ooglijdersgesticht, uit van P^^gJ; lichamen; 8 zijn Diaconessenhuizen; 5 K. ü. zieken huizen; 5 Kinderziekenhuizen; 8KrankzMnigengestichten, waaronder 7, uitgaande van publiekrechtelijke lichamen; 4 Ooglijdersgestiehten, waaronder 1 uitgaande van een publiekrechtelijk lichaam. De overige zijn hetzij door vereenigmgen opgerichte, hetzij particuliere ziekenhuizen en sanatoria. Onder degene die géén antwoord zonden : de meeste 9 R. K. gestichten, vele kleinere particuliere klinieken en herstellingsoorden, doch ook grootere, van vereenigingen uitgaande ziekenhuizen en krankzinnigengestichten waren er een tiental die de reden opgaven, waarom aan ons verzoek niet werd voldaan. Zoo vond eene directrice hare inrichting — van 15 bedden — „te klein", om de vragenlijsten in te vullen. Twee Diaconessenhuizen werden juist gereorganiseerd: in den overgangstijd kon men geen gegevens verstrekken. Eéne „besturende zuster" achtte de invulling „niet noodig voor „Diaconessen". In weer een ander Diaconessenhuis betreurde men het, dat de ziekenverpleging op deze manier „te veel een vak werd" en „geen roeping bleef". De adjunct-directrice van een niet-confessioneele inrichting schreef aan onze enquêtrice, dat ze de vragen „onbescheiden", en onze geheele bemoeiing „overbodig" vond. Van een R. K. inrichting berichtte de Moeder-Overste, dat zij zich geheel „buiten die vrouwenbeweging hielden". Zij waren niet verlangend naar verbetering in haar lot, en hadden alles geregeld zooals zij dit wenschten en het in hare congregatie gebruikelijk was. In een ander R. K. ziekenhuis konden de nonnende strekking van het onderzoek maar niet begrijpen. Zij klopten onze onderzoekster op den schouder en beweerden lachend, dat zij 't best hadden en o! zoo tevreden waren Van een derde R. K. inrichting achtte de MoederOverste de vragen alleen op leeken-vérpleegsters, niet op nonnen toepasselijk. De Directie van een Herstellingsoord meldde, dat zij, bij het al te veelvuldig aanbieden van vragenlijsten, besloten had, van elke beantwoording af te zien De onuitgesproken motieven tot niet inwilliging van ons verzoek zullen met de hier medegedeelde vermoedelijk evenwijdig loopen. Intusschen, moge het aantal inrichtingen, van waar bericht ontvangen werd, slechts 27 a 28°/o bedragen, het aantal verpleegsters, omtrent wier arbeidsleven wij ió thans gegevens hebben ingewonnen — tusschen 3300 en 3400 —maakt zeker meer dan de helft uit van het totaal aantal arbeidskrachten waarover het onderzoek zich uitstrekte. Een resultaat, dat, afgescheiden van elk verhoudingscijfer, de moeite eener enquête ongetwijfeld loont. Door wie de lijsten werden ingevuld? 4 maal door den geneesheer-directeur of de geneeskundige-directrice; 23 maal door de adjunct-directrice; 1 maal door den geneesheer-directeur èn de adj.directrice; (dus 28 maal door de directie alleen); , 5 maal door directie en hoofdverpl., ten getale resp. van 1, 2, 2, 3, 5; 2 maal door directie, hoofd- en le verpl.; 6 maal door directie, hoofd-, le verpl. en verpl., ten getale resp. van 1, 1, 1, 2, 5, 6; 1, 1, enkele 2,2, 3; 1, 1, 1, 2, 3, 9; 2 maal door directie, hoofdverpl. en verpl., ten getale resp. van 1, 3; 2, 11; 2 maal door directie en le verpl.; I maal door directie, le verpl. en verpl.; II maal door directie en verpl., ten getale resp. van 1 (8 maal), 2, 3, 6; (dus 29 maal door leidende en ondergeschikte krachten tf 2 "maal 'door hoofdverpl., ten getale resp. van 1 en 5; 1 maal door hoofd- en le verpl.; 3 maal door hoofdverpl. en verpl., ten getaleresp. van 1, 1,4; 2 maal door verpl.; (dus.8 maal door werkneemsters alleen); 1 maal door een arts, niet-directeur; 1 maal door 2 gewezen patiënten, waarvan ééne onze enquêtrice; fdus 2 maal: bij R. K. inrichtingen, waaromtrent langs officieelen weg geen inlichtingen te verkrijgen waren, door buitenstaanders). Bij dezen staat valt op te merken, vooreerst dat tot de ziekenhuizen waar alleen de directie antwoordde, behooren : enkele R. K. inrichtingen, waar uitteraard 11 niemand dan de Moeder-Overste tot het doen van • meded eel ingen gerechtigd is; verschillende inrichtingen, sanatoria vooral, die uitsluitend werken met leerlingverpleegsters onder de adjunct-directrice-hoofdverpleegster , of waar de gediplomeerde verpleegsters te jong en onervaren werden geacht; en eenige inrichtingen, waar de verpleegsters de beteekenis, die een antwoord ook van hare zijde hebben zou, niet konden begrijpen, ofschoon door de directie wel degelijk hare medewerking werd ingeroepen. Voorts houde men in 't oog, dat lang niet overal hoofd- en le verpleegsters zijn aangesteld, zoodat het aantal inrichtingen waar alle groepen der belanghebbenden de lijst invulden, grooter is dan bovenstaande opgave zou doen vermoeden. Ten slotte vergete men niet, dat verscheiden hoofdverpleegsters, eerste verpleegsters en verpleegsters hebben geantwoord uit naam van véle of alle leden liarer groep, zoodat het aantal werkneemsters die gegevens inzonden veel aanzienlijker is dan de 130 die de lijsten onderteekenden. Medewerkenden genoeg dus en in voldoende verscheidenheid, om het te ontwerpen beeld welgelijkend te doen zijn. Slechts déze tegenwerping zou men kunnen maken, dat de toestand te gunstig wordt voorgesteld, omdat de inrichtingen welke niet antwoordden ten deele bezwaarlijk zullen kunnen worden gerekend tot die ziekenhuizen, waar behoorlijke arbeidsvoorwaarden bestaan. In hoeverre die veronderstelling waarheid bevat, moet in 't midden worden gelaten. Maar voorzeker zal ons nooit het verwijt kunnen treffen, daty wij het arbeidsleven der ziekenhniszuster in overdreven sombere tinten hebben geschilderd, terwijl omgekeerd de blootgelegde misstanden te dieper zullen treffen door de bijgedachte, dat er waarschijnlijk nog ergers is. In ieder geval zeggen wij de inrichtingen, welke aan ons verzoek hebben willen voldoen, hartelijk dank. Moge het oude spreekwoord „voorbeelden trekken" ook hier bewaarheid worden, en de gunstige arbeidsvoorwaarden, die in menige inrichting reeds heerschen 12 en in sommige andere worden voorbereid, vele ziekenhuizen waar men aan deze questie tot dusverre weinig aandacht schonk, tot navolging prikkelen! Op deze wijze zouden wij n»der komen tot den door den Heer Wortman in voornoemden Herdenkingsbundel aangeduiden idealen toestand, waarbij > rechten en verplichtingen tusschen het ziekenhuis en net verplegend personeel worden uitgewisseld, zoodanig, dat voor beide partijen de voorwaarden in evenwicht verkeeren." HOOFDSTUK L Duur der dagtaak. Dagverdeeling. Van overgroot gewicht voor het arbeidsleven der ziekenhuisverpleegster moeten voorzeker de duur der dagtaak en de dagverdeeling worden geacht. Maar het spreekt vanzelf, dat niet anders kan worden opgegeven, dan de duur van den dienst, terwijl de intensiteit van den arbeid, met geen mogelijkheid in cijferteekens uit te drukken, ten zeerste verschilt, zoowel wat de inrichtingen onderling, als wat de onderscheiden afdeelingen van eenzelfde verpl egingsgesticht betreft. In hoofdstuk IV zal op den aard dier verschillen eenigszins dieper worden ingegaan. Hier volsta de opmerking, dat de gegevens omtrent den arbeidsduur weliswaar slechts- relatieve, doch niettemin zeer wezenlijke waarde hebben. De duur van den rl a. ir H i B „ c t- Ul,...,„i-. n 1 inrichting 8Vs uur ; , 1 „ 8V2 a 91/4 uur; , 1 „ 8V3 of 10 „ ; i 1 „ pl.m. 9 uur; , 1 „ 91/4 uur; 1 1 „ 9 of lOVg uur (om den dag); , 8 inrichtingen 10 uur; , 1 inrichting IOI/4 „ ; , 2 inrichtingen 10 a 10Vs ; , 1 inrichting 10 a 10% uur of 11 a HVs uur (om de beurt) , 6 inrichtingen 10Vs uur; 1 1 inrichting 10 of 11 uur (om de week); , 8 inrichtingen IO8/4 uur ; , 1 inrichting 10 of Ui/s uur; I 1 „ 10% of 11 „ ; 1 1 „ 10Vs of HVs uur (voor de leerlingen ; 8% of 10 uur voor de le verpl.); . 1 „ ld/s of liy, uur; , 1 „ 10 of 12 uur; in 1 inrichting 11 uur (3 maal per week 9 uur; de 10-urige werkdag is in voorbereiding); „ 1 „ 11 uur (hoofdverpl. 10 uur); „ 9 inrichtingen 11 uur (in ééne dezer ia volgens den geneesheer-directeur de 10-uren dag in voorbereiding); „ 2 „ 11 a HVs uur; t 2 „ 111/4 uur (in ééne dezer is de 10-urige werkdag in voorbereiding); „ 1 inrichting ruim 11% uur (het volgend jaar wordt de 10-uren dag ingevoerd); „ 2 inrichtingen 11 of HV2 uur; „ 1 inrichting HVs uur (1 of 2 maal per week lOVs uur) .; „ 1 „ 11 a 12 uur; „ 1 „ IIV2 uur (in 1 afdeeling 11 uur); „ 3 inrichtingen 11 Vs uur; „ 4 „ 11 Vs of 12 uur; „ 1 inrichting 12 uur; „ 1 „ 13 „ . In 4 inrichtingen werd de duur van den dagdienst niet opgegeven, terwijl, deze evenmin uit de dagverdeeling te berekenen valt. Zooals men ziet, vermeldt het staatje herhaaldelijk twee cijfers, bijv. 8Vs of 10. 10 of 11 Vs, 10Vs of 11, 10 of 12,, HVs of 12 uur . . . zonder verklarende opmerking als „om de week", „om den dag", „voor de leerlingen, de le verpleegsters, de hoofdverpleegsters". Dit nu moet tweeledig worden opgevat, naarmate het verschil betrekkelijk klein is: een halfuur, of betrekkelijk groot: een uur. lVs uur, 2 uur. In het laatste geval werden als eind-uur van den dagdienst twee tijden opgegeven, bijv. 6 uur of half 8, half 7 of 8 uur, zónder dat er bij bericht werd, wanneer of voor wie het ééne, wanneer of voor wie het andere sluitingsuur geldt. In het eerste geval kan niet precies worden berekend, hoeveel er van den tijd. die verloopt tusschen begin en eind der dagtaak, voor de maaltijden moet worden afgetrokken. 15 Waar wij niet alleen naar het aantal arbeidsuren, maar naar de geheele dag-indeeling informeerden, hadden wij gelegenheid, onze eigen berekening té' maken, waardoor verschillen in opgaven tusschen de lijsten betreffende één en dezelfde inrichting zonder verwarring te stichten konden worden nitgewischt. Ten opzichte van 19 inrichtingen klopte onze berekening — volgens bovenaangeduide methode uitgevoerd: aantal uren tusschen begin en einde van den arbeidsdag verminderd met de uren voor maaltijden en recreatie — niet met de globale opgave omtrent den duur van den dagdienst. In 11 bleek die duur langer, in 8 korter dan was ingevuld. In het staatje' namen wij onze eigen becijfering over, aangezien de gegevens daarvoor toch uit dezelfde bron afkomstig waren, en de kans van vergissing grooter is bij de invulling van één enkel getal, dan van een geheele dag-indeeling. Wat nu die dag-indeeling betreft — het u u r van opstaan is in: 4 inrichtingen om 6 uur (R. K. inrichtingen) • 1 inrichting „ 6Vs „ ; hoofdverpl. 7Vs ; 1 , " » 5V2 „ officieel, in werkelijkheid plm. 6 uur; 33 inrichtingen om 6 uur; 1 inrichting „ 6 „ voor leerlingen, 61/2 kG»U voor le verpl.; 2 inrichtingen om 61/4 uur; i) 6 of 6V2 uur; 15 „ „ 6l/g uur; 1 inrichting „7 , ■ 7 inrichtingen niet opgegeven. Het begin van den dagdienst is in: 1 inrichting om 6I/4 uur; 24 mn5!1'™8611" 6I/s " (in ééne voor hoofdverpl. 2 ' ' „ 61/S of 7 uur; 1 inrichting om 6V2 uur voor leerlingen , 7 voor le verpl.; 2 inrichtingen om 68/4 uur; ié 26 inrichtingen om 7 uur (in ééne voor hoofd- en le verpleegsters Zondags om 8 uur); 2 n 71/é uur; 3 „ „ 7i/s „ ; 3 „ „ 8 „ : 3 „ niet opgegeven. Het o n t b ij t-n u r is in: 1 inrichting tot 6Vs uur; 1 „ om 6 a 6l/s uur; 6 inrichtingen om 6Vs uur; 3 ,, „ 6% „ ; 2 „ „ 7 „ ; 8 „ „ 7V» i, ; 3 „ 7Vs of 8 uur ; 3 ,. „ 7i/s „ 8V3 „ ; 1 inrichting „ 7Vs tot 9 „ ; 1 „ „ 73/4 of 81/4 „ ; 1 „ „ 73/4 „ 8V2 „ ; 11 inrichtingen „ 8 uur; 3 „ „ 81/4 „ ; 6 - „ „ 8 of 8Vs uur; 8 „ „ 8Vs uur; 1 inrichting „ 8 of 9 uur; 1 „ „ 8l/s of 83/4 uur; 7 inrichtingen niet opgegeven. In de inrichtingen die 2 tijden opgeven, wordt in groepen ontbeten. V'u aé. In niet minder dan 44 inrichtingen is het ontbijtuur later, dikwijls lVs of 2 uur later, dan het begin van den dienst. In 6 dezer wordt vooraf op de zaal thee met beschuit gebruikt; in ééne een glas melk; in ééne een voor-ontbijt". Waarschijnlijk wordt in verscheiden andere ziekenhuizen met laat ontbijt-uur eveneens vooraf thee en beschuit verstrekt, zonder dat dit afzonderlijk werd medegedeeld. De tweede maalt ij d wordt gebruikt in: 1 inrichting om 10VS of 11 uur ; 3 inrichtingen „11 „ UV» « i 17 1 inrichting om 11 a 12 uur; 3 inrichtingen „ 11 of 12Vs „ ; 1 inrichting „ lH/2 2 inrichtingen „ liy» M 12 2 „ „ lll/s „ 121/s " '; 1 Inrichting „ 113/4 n ]2Vs „ : 6 inrichtingen „ 12 1 inrichting „ 12 „ 12l/2 " '• 1 » * 12 „ 12s/4 • 2 inrichtingen „ 12 „ 1 1 inrichting „ 121/4 16 inrichtingen „ 12 V3 2 » „ 121/2 „ 1 " ;' 2 „ „ 12Vs „ IV2 „ ; 1 inrichting „ 123/4 n 21/4 , • 10 inrichtingen „ 1 3 „ „1 2 " ' 3 „ „ 1V2 " ;; : - Omtrent 6 inrichtingen werd het uur van den tweeden maaltijd niet opgegeven. De duur wisselt tusschen Vs en H/s uur. Van 12 inrichtingen wordt gemeld, dat dit de hoofdmaaltijd is. De derde maalt ij d wordt gebruikt in : 2 inrichtingen om 2Vs of 31/2 uur; 1 inrichting „3 4 1 » „ 3 „ 5 " ; 1 „ „ 31/2 „ 41/2 „ ; 3 inrichtingen „ 4 4 „ „ 4 „ 5 l \ 1 inrichting „ 41/4 1, , „ 4vs ;; j 3 inrichtingen „ 41/2 „ 51/2 „ ' 1 inrichting „ 43/4 1 „ „ 4% „ 51/2 ," ;' 11 inrichtingen „ 5 1 inrichting „ B „ 53/4 ; 1 „ „5 „ 6 „ ; 1 ») „ 51/4 „ ; ié 6 Inrichtingen om 5Vs uur' 1 inrichting „ BVs of 6 „ ; 4 inrichtingen „ 6 n ■"! 5 „ 6VS 3 I 1 inrichting „ 6Vs « ' " • 1 „ 6Vs,7 of7Vs » ; 2 inrichtingen „7 » i 1 inrichting „ 7 of 7l/s I I 1 „ i 7Vs » i 1 » 8 '[,;!> » 2 inrichtingen „8 „8 /s „ i 1 inrichting „ 8V« " ' 1 „ 9 " • Omtrent 7 inrichtingen werd het uur van den derden maaltijd niet opgegeven. i'.v.iïfS'tt- a,«^«r.^ i thee of melk. Omtrent 10 inrichtingen wordt n^rnkkelyk van noe een vierden m a a 11 ij d gerept, 1 maal om 7 2 maal om 8, 2 maal om 8 of 9, 1 maal om 8%. 2'maaTom 9 en' 2 maal om 9VS uur. Hij bestaat u,t nao of uit brood met koffie, thee enz. P Waarschijnlijk zal vaker dan gemeld werd bij de mmmm nog iets te eten. Tn 15 inrichtingen wordt, naar men ons meldt •s morgens tusschen ontbijt en tweeden maaltgd alleen 's middags thee. ■- 19 Waarschijnlijk bestaat de gewoonte van de ochtendkoffie en de middagthee in nog menig ander ziekenhuis, zonder dat dit opzettelijk werd bericht. Bij de koffie, hier en daar vervangen door melk of chocolade, wordt meermalen brood aangeboden; bij de thee eveneens. In ééne inrichting wordt de koffie 's morgens vervangen door pap. Soms wordt één en ander staande genuttigd tusschen het werk door; maar meestal wordt voor de koffie een kwartier of 20 minuten, in ééne inrichting een half uur gerekend. Voor de thee soms dezelfde tijd, soms ook 1 uur of langer. De recreatie-tijd valt dan met het middag-theeuurtje samen. Het aantal vrije uren tusschen de dagtaak, afgescheiden dus van vrije dagen, middagen of avonden, bedraagt in: 6 inrichtingen Vs uur; in ééne daarvan alleen volgens den geneesheer-directeur; volgens de verpl. is er geen recreatie-tijd; 1 inrichting Vs uur voor de verpl., lVs ,, „ „ hoofdverpl.; 13 inrichtingen 1 „ ; in ééne alleen volgens den geneesheer-directeur, in 2 alleen bij laten dienst: tot 9 uur; 1 inrichting 1 uur , of langer; 1 „ 1 of lVs u , dit laatste bij laten dienst: tot 9 „ ; 2 inrichtingen 1 „ 2 „ ; 1 inrichting 1 a 2 „ ; 1 „ 1% „ ; 5 inrichtingen lVs „ ; in ééne om den dag, in ééne bij laten dienst: tot 8 „ ; 1 inrichting l1/» of 2 „ , als het mogelijk is; 1 „ lVs ii 2Vs „ voor de groepen met dienst resp. tot 7Vs ,, en 9 uur; voor de groep m. d. t. 6 u., geen vrij; 5 inrichtingen 2 „ ; in ééne om den dag, in èène bij laten dienst: tot 9 „ ; 1 inrichting 2Vs „ . Deze vrije "tijd, zooals wij reeds zeiden niet zelden met het thee-uur samenvallend, wordt meestal in den 20 namiddag gegeven; enkele inrichtingen berichten er bij: tusschen l en 3, 's middags in 't bezoekuur, van 4-4V» uur enz. In den regel mag hij niet buiten de inrichting worden doorgebracht. In verscheiden, vooral grootere ziekenhuizen blijft, ofschoon van vrije uren niet afzonderlijk wordt gerept, na het middagmaal dat vlug genuttigd wordt en waarvoor 1, soms ll/s uur wordt uitgetrokken, eenigé tijd over, dien de zuster op eigen kamer, in de conversatiezaal, eventueel in den tuin, naar vrije verkiezing kan besteden. Het einde van den dagdienst is in: 1 inrichting om 6 of 8 uur; 1 „ „ 6, 6Vs of 9 uur ; 1 „ „ 6Vs of 7Vs „ ; 1 » >i 6Vs „ 8 „ (waarn. hoofdverpl. om 8 of 9 uur, om den dag); 8 inrichtingen „ 7 uur; 2 „ „7 of 8V2 uur ; 1 inrichting „ 7 „ 9 „ ; 1 „ „ 7V2 „ , driemaal per week om 6 uur: 7 inrichtingen „ 7Vs uur; 1 inrichting „ 7Vs of 8 uur ; 1 „ „ 71/2 „ 8V2 „ ; 1 „ „ 7V2 „ 9 „ , om de 3 dagen wis¬ selend ; 21 inrichtingen „ 8 uur; 1 inrichting ,. 8 a 8V2 uur ; 5 inrichtingen „ 8 of 8V2 „ j 1 inrichting „ 8 „ 9 „ ; 6 inrichtingen ,, 8V2 ,, ; 1 inrichting „ 8% „ ; 1 „ „ 8V2 of 9Vs uur (dit laatste in de afdeeling der klasse-patiënten); 4 inrichtingen ., 9 uur; 2 ,, „ 9 a 10 uur ; 1 inrichting „ 91/» „ ; 1 „ als de patiënten naar bed gaan (sa¬ natorium) ; 2 Inrichtingen niet opgegeven. 21 In de 15 inrichtingen, waaromtrent ons staatje een dubbel sluitingsuur opgeeft, zonder bijvoeging voor welke afdeeling of om de hoeveel dagen, werd op de lijsten niet vermeld hoe de groepen-wisseling geregeld is. In 40 inrichtingen mogen de zusters buiten diensttijd het ziekenhuis verlaten, hetzij alleen na het eindigen der dagtaak, hetzij eveneens in de vrije middag-pauze. In ééne dezer inrichtingen wordt intusschen uitgaan slechts toegestaan bij opgaaf van redenen; in ééne „bij uitzondering" ; in ééne „zoo noodig"; in 3 „op verzoek." In ééne geldt het verlof alleen bij vroegen dienst: töt 6l/j uur; voor de hoofdverpleegsters evenwel altijd. In eene andere inrichting geldt het alleen voor de gediplomeerden. In weer eene andere is uitgaan na dienst eiken avond geoorloofd na 6 jaren dienst of na 3 jaar dienst bij 30-jarigen leeftijd; 2 maal per week na 1 jaar dienst en vaste aanstelling bij 21 jarigen leeftijd. Uit één ziekenhuis, in een provincieplaats, wordt bericht, dat als er comedie of concert is alle zusters, mits het de patiënten niet schaadt, ook vóór 8 uur: het einde van den dagdienst, daarheen mogen gaan. HOOFDSTUK II De Wacht. De duur van den nachtdienst bedraagt in : 1 inrichting 8 of — in tweeën gesplitst —4 uur; (R. K. inrichting); 1 „ 9 uur; 6 inrichtingen 10 „ ; 1 inrichting 10 of 10Vs uur, om den anderen nacht; 1B inrichtingen 11 uur; 12 ,, UVs „ ; 1 inrichting ruim liVs uur! 1 „ UVs of 12 „ ; 11 inrichtingen 12 „ ; 1 inrichting 12 „ , de hoofdwachtznster 9Vs [uur; 1 „ 12V» 2 inrichtingen 13 « „ ; 6 „ niet opgegeven. In 2 R. K. inrichtingen is de nachtdienst aan den dagdienst verbonden, hetgeen een arbeidsduur vormt, in het eene ziekenhuis van 24, in het andere van 36 uur, met 1 uur te bed liggen. In 6 van de inrichtingen die antwoord zonden komt nachtdienst niet voor. De nachtdienst begint in: 1 inrichting om 7 uur; B inrichtingen „ 7Vs „ ; 18 „ 8 „ ; k m 1 inrichting „8 „ , voor hoofdverpl. om 9 uur ; 13 inrichtingen „ 8Vs n ï _ 1 inrichting „ 8Vs of 9Vs uur, om den anderen [nacht; 10 inrichtingen „ 9 uur;' 1 inrichting „ 9 of 1 uur 's nachts (R. K. in- riohting); 2 inrichtingen „ 10 uur; 1 inrichting „ 10Vs „ ; 23 2 inrichtingen voortzetting van den dagdienst (R. K. inrichtingen); 6 „ niet opgegeven. In 6 der inrichtingen die antwoord zonden, komt geen nachtdienst voor. Waar dag- en nachtdienst niet aaneenslniten, bijv. : waar de nachtdienst om 10 uur of later aanvangt, bestaat veelal een „avondwacht", omtrent welk instituut wij — ten einde het overzicht niet door al te veel details onduidelijk te maken — geen inlichtingen hebben gevraagd. De nachtdienst eindigt in: 1 inrichting om B uur (R. K. ziekenhuis); 6 inrichtingen „ 61/2 „ ; 1 inrichting „ 6Vs of 7 „ ; 9 inrichtingen „7 „ : 7 „ „ 71/2 „ ; 1 inrichting „ 7V8, 8 of 8V2 „ ; 14 inrichtingen „8 „ : 9 „ „ 8V2 „ ; 2 ., „ 8V2 of 9 „ , in ééne dezer om den anderen nacht; 1 inrichting om 9 uur, hoofdwachtzusters om 6V2 uur; 2 inrichtingen „9 „ ; 1 inrichting „ 91/2 „ . Van 8 inlichtingen wordt het uur, waarop de nachtdienst eindigt, niet opgegeven. In 6 inrichtingen komt nachtdienst niet voor. Nachtdien st wordt verricht in: 2 inrichtingen gedurende 1 nacht (R. K. ziekenhuis: diensttijd 24 resp. 36 uur achtereen); 1 inrichting gedurende 1 nacht (R. K. ziekenhuis ; nachtdienst om den anderen nacht); 1 inrichting gedurende 1" nacht, een week of langer, naar gelang van den physieken toestand der verpl.; 11 inrichtingen gedurende 7 nachten ; 2 „ 7 of 8 „ ; 2 „ „ 7 a 14 „ ; 24 1 inrichting gedurende 7, op verzoek 14 nachten; 2 inrichtingen „ 7 of 14 nachten, in ééne dezer 14 in de klasse-afd.; 1 inrichting gedurende 8 nachten ; 1 „ „ 14 „ , hoofdverpl. 6; 19 inrichtingen „ 14 „ ; 3 „ „ 14 „ , op verzoek langer, in ééne tot 28; l inrichting gednrende 14 „ , „loopwacht" 27, waartusschen 2 vrije dagen en 3 vrije nachten; 1 inrichting gedurende 14 nachten, op verzoek langer; de B eerste verpl. om beurten twee aan twee 4 mud., waartusschen ieder om de 14 dagen 1, om de 4 weken 2 nachten vrij ; 1 inrichting gedurende 20 nachten ; 2 inrichtingen „ 28 „ ; 1 inrichting ., een maand, op verzoek langer: tot 10 weken, of korter: 7 of 14 nachten; 1 inrichting gedurende 28 of 36 nachten; 1 „ gedurende 6 weken, „hoofdwacht" 1 jaar ; 7 inrichtingen niet opgegeven. In 6 inrichtingen komt nachtdienst niet voor. Slechts 10 inrichtingen deelen iets mede omtrent detusschenpoos tusschen de ééne nachtdienstperiode en de andere. Deze bedraagt in : 1 inrichting 2, meestal 3 a 6 weken (duur van den nachtdienst 7 a 14 nachten); 1 .inrichting plm. 4 weken (duur van den nachtdienst 14 nachten) ; 1 inrichting 4 a 6 weken (duur van den nachtdienst 14 nachten); 1 inrichting plm. B weken (duur van den nachtdienst 6 weken); 1 inrichting pl.m. 6 weken (duur van den nachtdienst 14 nachten); 1: inrichting 6 weken (duur van den nachtdienst 14 nachten); 1 inrichting 6 weken a 3 mnd. of langer (duur van den nachtdienst 14 tot 28 nachten ; 1 inrichting 10 weken (duur van den nachtdienst 7 weken); 25 1 inrichting 2 a 3 maanden (duur van den nachtdienst 28 of 35 nachten). In ééne inrichting, waar de duur van den nachtdienst 20 nachten bedraagt, komt de wacht „met lange tusschenpoozen" terug; hoé lang, wordt niet medegedeeld. Van 51 inrichtingen kwam bericht in, wat er gedurende de nachtwake wordt gebruikt, nl. in: 1 inrichting niets (R. K. ziekenhuis); en verder wat spijzen betreft, in: 6 inrichtingen „naar verkiezing"; behalve wat den 3• 01 brood, óf soms, meestal of altijd een warm schoteltje, kliekje, soep, meelspijs; 1 inrichting brood voor verpl. en le verpl., warm eten yoor de hoofdverpl., een onderscheid, waarover door de verpl. wordt geklaagd; 1 inrichting koude maaltijd volgens de verpl., warme volgens den geneesheer-directeur. Tenminste in 16 der 30 inrichtingen is het brood belegd met koud vleesch , rookvleesch , ham , kaas koek , jam, enz. In 9 of 10 ziekenhuizen wordt tevens een ei eebruikt. b In ééne inrichting soms vruchten. De hoeveelheid brood wordt meestal niet opgegeven Éénmaal wordt gesproken van 3 dubbele boterhammen' eens van 3, eens van 4, eens van 7 boterhammen. Jiéne directie bericht: „de nachtzusters smeren aan de avondtafel zooveel ze willen meenemen"; een andere: „de zusters maken zelf haar trommeltje klaar" Omtrent het warme schoteltje wordt herhaaldelijk' gemeld, dat de zuster het zelve opwarmt. Het drinken bestaat nagenoeg overal uit koffie of (en) thee ; soms uit chocolade ; dikwijls tevens uit melk. In 9 inrichtingen wordt melk verstrekt; nl. in 3 V» Li., in ééne s/4 L., in 6 andere 1 L. melk per nacht 26 In verscheiden ziekenhuizen worden thee en koffie door de zuster zelf gezet, en wanneer het haar 't best schikt met het medegenomen brood enz. genuttigd. In B groote inrichtingen daarentegen worden thee en (of) koffie op bepaalde uren rondgebracht en wel: eens om 10 en 1, eens om 11 Vs en 3Vs , 2 maal om 12 en 4, eens om 1 en 4 uur. In sommige inrichtingen worden 's nachts vaste maaltijden gehouden; 8 maal 2: o. a. in één ziekenhuis tusschen 11 en 12, en tusschen 3 en 4, telkenmale een kwartier, waarbij de zusters elkaar aflossen ; 2 maal 3, en wel om 9Vs, 2 en 6 uur, en om 11, 1 en 6 uur; 1 maal 4 , en wel om 12, 1, 3 en 4 uur. Van 2 inrichtingen wordt gemeld dat de hoofdmaaltijd 's nachts om 1 uur plaats heeft. Eenmaal eten de zusters 's nachts in de papkeuken; eenmaal in de zusterseetzaal. Van 34 inrichtingen kwam bericht in omtrent de dagmaaltijden gedurende de wacht-periode. Het o n t b ij t-n u r is in: 2 inrichtingen 6Vs uur; 3 „ 7 „ ; 4 „ 7Vs „ ; 12 „ 8 „ ; 4--im 7 „ 8Vs „ ; 2 „ 9 „ ; 4 „ niet opgegeven. Het middagmaal wordt gebruikt in: 1 inrichting om 9 uur 'smorgens; 2 inrichtingen „ 11 „ ,, 5 4 „ „ 12 „ ; 1 inrichting „1 „ ; 1 „ „ 2Vs of 3Vs uur; 2 inrichtingen „3 » ; 2 „ „ 3Vs „ ; 1 inrichting „4 „ ; 1 „ „ 4 of B „ ; 6 inrichtingen „ B ,, ; 1 inrichting „ 5 of 6 „ ; 27 8 inrichtingen om 5% uur (in ééne daarvan op ver- 0 zoek om 12 uur); ! » 6 „ ; 1 inrichting „ 6VS , 1 „ niet opgegeven. De d e r d e m a a 11 ij d , soms avondeten , soms een maal bestaande uit brood, beschuit of pap met thee of koffie, wordt gebruikt in: 1 inrichting om 6% of 7 uur- 1 » „ 63/4 „ 8 inrichtingen 7 l » » 7% 6 „8 „ • 1 inrichting „ 8 Va 1 . » » 9Vs ü ; 18 inrichtingen niet opgegeven. ' Wanneer de tweede, de hoofdmaaltijd, betrekkelijk laat wordt genuttigd, dan wordt er gewoonlijk tusschen ontbijt en middagmaal geslapen, en na 't middagmaal gewande d. Soms ook wordt 's morgens na 't ontbijt gewandeld en daarna geslapen. Eén en ander hangt uitteraard samen met begin- en eind-uur der wacht. Omtrent de wisseling der wacht, d.w z. de ~\"nvi 7e"50hillende ziekenhuis-organisaties waarschijnlijk sterk verschUlende - regeling van arbeidsen rusttijden op den dag waarop de wacht-periode in&eD °P-dien Waar°P z« eindigt, hebben wij geen inlichtingen ingewonnen. JS HOOFDSTUK III. Rusttijden. Behalve naar de recreatie-uren tusschen de dagtaak, waaromtrent wij op blz. 19 een beknopt staatje gaven, wonnen wij inlichtingen in omtrent de langere rustpoozen, in den vorm van Zondagsrust; vrije dagen, middagen of avonden; en vacantie. "Wat de eerste betreft, in niet minder dan 34 der inrichtingen welke antwoord zonden gaat de dienst des Zondags, resp. des Zaterdags, gewoon door. In één ziekenhuis wordt de zusters weliswaar geen vrij Êregreven, maar Zondags zooveel mogelijk rust gegund. In 2 andere hebben alleen de hoofdverpleegsters, in weer een ander de hoofd- en le verpleegsters om den anderen Zondag vrij ; in één reeds van den vorigen avond af. Gedeeltelijke Zondagsrust, in dezen vorm dat iedere verpleegster eiken Zondag althans iets vrij heeft, heerscht in 21 inrichtingen. In 1 inrichting is gelegenheid tot kerkgang; 1 „ bedraagt de vrije tijd lVs uur> 1 „ „ ii 2 a 3 „ ; " 1 " is afwisselend gelegenheid tot kerkgang en 2Vs uur vrij; 1 wordt vrij gegeven van 9V2-12 of l-4Vs uur; i ,, gedurende 2V2 uur; van 9-12 of 2-5 of " " 5-8 uur; 1 „ >, i' 10'1 oi 2-6 of " na 5 uur; 1 „ '„ » » 9-12 of 1,1-4 of " " 4-10 uur; 1 „ „ 9-1. 2"61/» of " " 6-IOV2 uur; „ 1 „ „ „ „ „ 8V2 of 9-lVs, "lVs-41/4'of 41/4-IOV2 uur; in 1 inrichting is beurtelings gelegenheid tot kerkgang of vrij van 21/ï-6' uur; 29 1 inrichting wordt vrij gegeven van 9-12, 12Vs-» of 5-8 uur; in 1 inrichting wordt vrij gegeven tot 12, 12-5 of na 5 uur; hoofd- en le verpl., operatie-zusters en zusters bij den bad- en opname-dienst zijn om den anderen bondag, van den vorigen avond af vrij ; zoo mogelijk hebben eiken Zondag ook enkele verpl. vrij • in 1 inrichting wordt vrij gegeven V, van den Zondag; " . ", , ;» i » i. een morgen, middag of avond ; de hoofdverpl. hebben om den anderen Aondag vnj; in 1 inrichting wordt vrij gegeven van 9-1 of 4-10 uur ■ " 7 " " " » „ 9-1 „ na 4Vs „ ;' " } " » " .. „ 9-4Vsof4VS-10„ ; " | » » „ 9-3 of 3-8 uur ; " " " » » een deel van den Gedeeltelijke Zondagsrust, in deïn^orm dat elke verpleegster om de 2, 3 of 4 weken den ^ondag geheel of althans grootendeels vrij heeft heerscht in 7 inrichtingen. ' De vrije Zondag komt terug in • 1 inrichting om de maand (de wacht eindigt Zaterdags om 4 uur; de verpl. is dan vrij tot Zondagavond 10 a 11 uur); 1 inrichting om de 3 weken ; 1 . . i* , » 3 weken van 12 uur 's middags tot 11 uur s avonds, terwijl bovendien om de 14 dagen gelegenheid tot kerkgang bestaat; 1 ^richting om de 3 weken voor de leerling-verpl om de 14 dagen voor de le verpl.; men is dan vrij van Zaterdagsmiddags 2, resp. 6 tot Zondagsavonds 10,Vs uur; 2 inrichtingen om de 14 dagen; in ééne dezer van s morgens 7 tot 's avonds 10% uur, terwijl buiten de stad wonenden den vorigen avond weggaan • 1 inrichting om de week. ' Eén ziekenhuis deelde omtrent den vrijen tijd on bondag niets mede. J * Eén ziekenhuis bericht, dat extra Zondagen (feestdagen) onder de zusters worden verdeeld 30 Bovenbedoelde 7 inrichtingen, waar om de 2, 3 of 4 weken een vrije Zondag wordt gegeven (in enkele van den vorigen avond of middag af), ter zijde gelaten, bedraagt het aantal vrije da ge n in: 2 inrichtingen 1 per week ; in ééne van 's morgens 7Vs tot 's avonds 11 uur, vaak gecombineerd met voorafgaanden vrijen avond; in ééne van den vorigen avond na diensttijd af; 7 inrichtingen 1 per 14 dagen; in ééne daarvan hoofdverpl. 1 per 10 dagen ; in 2 van den vorigen avond 7 of 7Vs uur af; 1 inrichting 1 per 14 dagen of 3 weken; 9 inrichtingen 1 „ 3 weken ; in 2 alleen „zoo mogelijk"; in 4 van den vorigen avond 5 of 5Vs, 8,8 uur af; 1 inrichting 4 per 4 weken; als de vrije dag op Zondag valt, dan van den vorigen avond af; 1 inrichting 3 per maand; 17 inrichtingen 2 „ „ ; in 2 van den vorigen avond 7Vs of 8 uur af; 1 inrichting 1 per maand ; hoofdverpl. 1 p. 3 weken; 6 inrichtingen 1 „ „ ; 1 inrichting 1 „ 4 of 6 weken; 1 ■ 1 „ 3 „ 4, soms 6 of 8 weken; 1 „ 3 „ 6 weken; 2 inrichtingen 4 „ 3 maanden, in 1 daarvan hoofdverpl. 1 per 14 dagen; 1 inrichting 3 per 3 „ nl. 3 dagen aaneen (Diaconessenhuis); 1 inrichting 2 of 3 per 3 maanden, nl. 2 of 3 dagen aaneen (Diaconessenhuis). In één Diaconessenhuis wordt vrij gegeven „naar omstandigheden", in één „zooveel mogelijk", in 5 R.K. inichtingen nooit,alleen wordt soms een dag in„retraite" doorgebracht; terwijl de opgaven omtrent 2 ziekenhuizen niet duidelijk zijn. De keuze van den dag wordt, binnen de aangeduide tijdgrenzen, veelal bij onderling overleg bepaald. Eén ziekenhuis bericht, dat op elke afdeeling nit een periode van 14 dagen door de zusters een vrije dag wordt gekozen; de keuze geschiedt naar anciënniteit, in Sier voege dat iedere 14 dagen een jongere naar diensttijd de voorkeur heeft. Zoo krijgt Si Sfn«P hare Umt rrste of vroe&e keuze. Op-af- StfVTuiSL^14 werken'k™ vaf&t Van d?D g«d°rende een deel Tn 91 • udl?' v°orkomende - naar wij zagen I in 21 inrichtingen, en van den Vrijen avond die in 9 mnchtmgen aan den vrijen volgenden dag verbonden rifdr^to44lnr!,Cht^en 6en ^gegochtend middag of avond gegeven, en wel in: 1 inrichting per week 3 middagen of avonden, ge- durende 3 of 2 uur; ƒ » » ii 3 avonden, 7-10 } " " » 2 > , 7ys-ioys" ;' 1 " " » 2 n , resp. 4-10 en 8-10 u.; " " " ^ ii , le verpl. 3 avonden, l 6% of 7-10% uur; 1 " » » ^ i, , na 8 uur; " » i» Vs dag, tot 23/4, of 11/4 of 1 gingen per,, 1 middag en l'toZ^H rende pl.m. 7Vs uur samen; ' ë !^icttiD/en per week 1 middaS of 1 avond; in 1 gedurende resp. 3 en 6 uur; 8 inrichtingen per week 1 avond, gedurende 2% 4 o, 7 uur ; ' 1 Wdting r We?k Vs dae na 2 uur' alleen voor noord- en le verpl.; 1 inrichting per 14 dagen Vs dag, 21/s-lOVs en 2 avonden 8%-10Vs ; hoofd- en le verpl. per week Vs dag en per 14 dagen 4 avonden; P T "inchtmgen per 14 dagen 1 avond, 5 of 6 tot 10% uur • 1 inrichting per 3 weken 2 avonden ; 1 " » 3 „ 1 avond na 6 uur; » » 4 » 8 middagen l%-4, of 8 0 • ■ , avonden 7-10Vs uur* inrichtingen per maand 4 halve dagen, 11% of ' 1 • • 'ü'J. 2-101/4, 10Vs, 11 uur; 1 mrichtmg „ „ 2 halve dagen, 1-10 „ ; SVs'uur; hoofdverpl'. 4 halve dagen • gedurende 32 1 inrichting per maand 2 middagen 1-5 en 2 avonden 6-lOVs uur; i , 2 „ of avonden ge¬ durende 3Vs uur; 1 inrichting per maand 4 avonden 7-10 uur; 1 4 8-10 „ ; 1 " " '„ 3 „ 4Vs-10Vs uur, ' hoofdverpl. p. week een halven dag 3Vs-10 uur; 4 inrichtingen per maand 2 avonden na 6, gedurende 4, 3Vsi 2Vs uur ; 1 inrichting per 6 weken 's avonds na 4 uur. Men houde hierbij wèl in 't oog, dat niet zelden de frequentie der vrije middagen of avonden in omgekeerde reden staat tot het totaal der rusttijden in de verschülende inrichtingen. Zoo heeft bv. de eerste inrichting in bovenaf gedrukt staatje met 3 vrije middagen of avonden — elk trouwens slechts van 2 of 3 uur — per week, maar één vrijen dag in de 3, 4, soms 6 of 8 weken en Vs van den Zondag vrij ; terwijl de laatste inrichting in het staatje met één vrijen avond — na 4 uur — in de 6 weken, in diezelfde 6 weken nog 3 vrije dagen heeft en óók V» van den Zondag vrij. Ook hier geldt het gezegde op-blz. 30: in 2 Diaconéssenhuizen wordt vrij gegeven „naar omstandigheden", of „zooveel mogelijk" ; 5 E. K. inrichtingen kennen niet het instituut der vrije middagen of avonden; terwijl van 2 ziekenhuizen de opgaven omtrent de rusttijden onduidelijk zijn. _ In 14 andere inrichtingen, met resp.1 vrijen dag m de week; 1 in de 14 dagen; 1 met voorafgaanden avond per 14 dagen, benevens den Zondagochtend of -middag; een vrijen Zondag in de 2 weken; 1 dag per 3 weken benevens een halven Zondag; 1 dag per 3 weken benevens 2 of 3 uur eiken Zondag; een halven Zondag om de 3 en een kerkbenrt om de 2 weken ; 1 dag met voorafgaanden vrijen avond per 3 weken, benevens lVs uur eiken Zondag; 2 dagen per maand, benevens •/« van den Zondag; 2 dagen per maand, benevens 3 uur eiken Zondag; 2 dagen per maand ; 1 dag per maand en gelegenheid tot kerkgang eiken Zondag; 2 of 3 dagen per 3 maanden, benevens den Zondag-ochtend of -middag; 3 dagen 33 per 3 maanden...... wordt op door de weeksche dagen geen ochtend, middag of avond vrij gegeven. Eén ziekenhuis meldt, dat de hoofdverpleegsters kunnen uitgaan wanneer zij willen en meenen te kunnen; haar taak wordt dan overgenomen door de assistente, die geen vaste afdeeling heeft; aan den geneesheer-directeur moet kennis worden gegeven. Omtrent 8 inrichtingen kwam bericht in, of de vrije dagen en deelen van dagen, die de znster in de wacht-periode derft, daarvóór of daarna worden ingehaald. In 5 luidde het bericht bevestigend; in 2 ontkennend; in 1 bevestigend in het bericht der directie, ontkennend in dat der verpleegster. Waar de vrije dagen per langere periode, bijv. per maand, worden opgegeven, daar heeft de nachtwake, die immers — zie blz. 23, 24—in 48 inrichtingen gewoonlijk niet langer dan 14 nachten duurt, daarop vermoedelijk geen invloed. De duur der v.a c a n t i e bedraagt in : 6 inrichtingen 14 dagen; 2 ,, 14 „ , hoofdverpl. 3 weken; 3 » 14 „ , le of waarnemend hoofd¬ verpl. 3, hoofdverpl.4weken; 1 inrichting 14 „ , le of waarnemend hoofdverpl. 3, hoofdverpl. 4 weken en 2 reisdagen; 1 inrichting 14 dagen het le jaar, daarna 3 weken; 1 » 14 „ „ „ „ , „ 24, hoofd¬ en oudste verpl. 28 dagen; 1 inrichting 15 dagen, le verpl. 21 of 22 dagen ; 1 li 15 „ , na 3 jaar 22 dagen: 1 10 „ ; 1 » 16 „ , hoofdverpl. 3 weken; * " i7 , „ 23 dagen; 1 li 18 ., , en 2 ochtenden voor de reis; 1 i, 2 tot 5 weken; 18 inrichtingen 3 weken; 2 „ 3 „ en een reisdag; 2 „ 3 of 4 weken; 1 inrichting 3 a 4 „ ; 34 10 inrichtingen 3, oudere of ingezegende zusters, hoofdverpl. of le en hoofdverpl. 4 weken; i inrichting 3 weken, hoofdverpl.4 weken en reisdagen; 1 „ 21, le verpl. 25, hoofdverpl. 28 dagen; 1 „ 23 dagen; 1 „ 24 dagen , hoofdverpl. 30 dagen ; 3 inrichtingen 4 weken of 28 dagen; 1 inrichting een maand; 1 „ een maand en een week. In de R. K. ziekeuhuizen bestaat het instituut der vacantie niet. De nonnen gaan , veelal een week , in retraite. Wat den tijd der vacantie betreft, — deze valt .in één ziekenhuis „in den zomer" ; in 2 „zooveel mogelijk in den zomer"; in één „tusschen Mei en Oetober" ; in één „tusschen Mei en December" ; in één hebben de zusters 14 dagen vacantie in den zomer en 4" in den winter; in één een maand in den zomer en een week in den winter; in één alleen een maand in den winter. In één inrichting wordt het jaar in perioden van 14 dagen verdeeld, waarna de zusters in volgorde van anciënniteit een spanne van 14 dagen uitkiezen. Latere ruiling blijft mogelijk. Omtrent 6 inrichtingen werd ons bericht, dat de verpleegster gedurende de vacantie kostgeld ontvangt; in 4 f 1, in één f 1.02*, hoofdverpleegsters f 1.22» per dag, terwijl door één ziekenhuis het bedrag niet genoemd wordt. HOOFDSTUK IV. De zwaarte der arbeidstaak. Zooals wij reeds in den aanvang van hoofdstuk I deden opmerken, is er geen enkele maatstaf denkbaar, waarmede de zwaarte van de arbeidstaak der verpleegster zou kunnen worden gemeten. Want deze hangt slechts indirect samen met den duur der dagtaak. Het geval heeft zich voorgedaan, dat er over een 10-uren dag werd geklaagd, omdat er den ganschen dag gejacht moest worden, terwijl 'in ander* ziekenhuizen een arbeidsdag van 12 uur niet als bezwaar wordt gevoeld. Het spreekt vanzelf, dat bijv. de dienst in een ooglijdersgesticht, waar de „verpleging" voor een groot deel bestaat in voorlezen en het op andere wijze den patiënten aangenaam maken; of in een sanatorium voor longlijders waar de patiënten ongeveer den geheelen dag "„kuren" en de verpleegsters „met de patiënten medeleven als in een groot gezin"; of in een klein herstellingsoord, waar veel met de genezenden moet worden gewandeld of buiésn gezeten, heel wat minder, .inspannend- is, dan de dienst in een krankzinnigengesticht, de barakken voor besmettelijke zieken, of in 't algemeen de zaatdienst in de grootere ziek en-inrich tingen. Dat de dienst der operatie-zusters, en der zusters bn den bad- en opname-dienst, vooral in groote ziekenhuizen , uitermate vermoeiend is, wordt ook van dte ?ijde der directiën erkend, welke erkenning soms uitdrukking vindt in den vorm van meer vrijen tijd, b.v. op Zondag, voor deze arbeidskrachten. Ook de zwaarte der nachtwake verschilt, bij nagenoeg gelijken duur, aanmerkelijk naar gelang van de soort der patiënten en de eischen die aan de nachtzuster worden gesteld. Daar waar de nachtdienst betrekkelijk vroeg begint 36 en vroeg eindigt, terwijl het verzorgen van het morgentoilet der patiënten tot de taak der dagzuster behoort, wordt dikwijls om verlenging der wacht-periode verzocht, omdat die dienst zoo weinig vermoeiend is. Waar daarentegen 's nachts om 4 of 6 uur de nachtzuster reeds moet beginnen met verbedden en wasschen der. zieken, daar wordt de nacht als zware dienst beschouwd. Evenmin als de arbeidsduur, biedt het aantal patiënten waarvoor de zuster de zorg draagt een criterium voor de zwaarte harer taak. Dat aantal (in gemiddelde te berekenen door deeling van het totaal-aantal patiënten door het totaal-aantal verplegenden) bedraagt in: 2 inrichtingen pl. m. I1/, (40, 30; 50, 38); 2 „ IV» (60, 40 ; 76, 50); 1 inrichting 13/4 a ruim 2Vi (180 a 250,106); 2 inrichtingen bijna 2 (15, 8; 40, 22); 6 2 (4, 2 ; 16, 8; 30, 16 ; 80,40 ; 100, 50 ; 100, 50); 4 ruim 2 (11, 5; 16, 7; 690, 329; 1397, 657); 1 inrichting ruim 2 tot bfina 4 (40 a 70, 18); 1 „ bijna 2Vs (140, 60); 4 inrichtingen pl. m. 2Vs (10, 4 ; 15, 6 ; 80, 31; 104,40); 1 inrichting 2Vs a 2»/* (450 a 600, 180); 1 „ ruim 23/4 (680, 240); 3 inrichtingen pl. m. 3 (25, 8; 35, 12; 90, 30); 7 „ ruim 3 (34 of 45, 11 of 14; 40 of 45, 12 of 14; 50, 16; 65, 20; 136, 40 of 42; 160, 47 ; 350 of 400, 110 of 130); 1 inrichting bijna 31/» (48, 14); 1 „ 3 a bijna 4 (85 of 96, 26); 1 I ruim 3 a ruim 4 (30 a 40, 9) ; 2 inrichtingen ruim 3V» (65, 18; 300, 83); 3 „ bijna 4 (15, 4; 15,4; 1374, 354 a 375); 4 4 (12, 3; 12, 3; 25 a 30, 7 ; 255, 64;; 8 „ ruim 4 (60, 14; 400, 96 ; 410, 95); 3 4 a 5 (40 a 60,11; 150,33; 200, 40 a50); 3 bijna 5 (24, 5; 80, 17; 325, 68); 1 inrichting 5j(20, 4); 1 „ ruim 3 a bijna 7 (30 a 60, 9); 87 1 inrichting 5V3 (324, 58); 1 „ ruim 8 (50, 6); 1 » pl m. 9 of 17 (56 of 100, 6). Hjt zijn evenwel zoovele andere factoren, die de zwaarte van den arbeid méde bepalen, dat in inrichtingen met gelijk aantal zieken per zuster de taak zeer ongelijk drukt. Daar is vooreerst de verhouding tusschen het aantal klasse- tot het aantal zaal-patiënten, in verband met de dienstregeling en -wisseling van de beschikbare arbeidskrachten; een aangelegenheid, waaromtrent wn ternauwernood iets te weten kwamen, en die trouwens moeilijk aan buitenstaanden kan worden duidelijk gemaakt. Wij weten alleen, dat in een groot gemeenteziekenhuis met plm. 180 verplegenden 24 zusters de betalende klasse-patiënten verzorgen. Er wordt gekamers' ZUSterS V°°r 3 patiënten OP 3 verschillende "Wat de grootte der zalen betreft, omtrent één ziekenhuis werd ons gemeld, dat alle 23 of 24 zalen U of 13 patiënten herbergen, welke verpleegd worden door £ zusters overdag en ééne 'snachts. In een andere inrichting zijn de meeste zalen bestemd voor 6 één voor 8, éen voor 10 patiënten. Hoevele zusters daar op iedere zaal werken, werd er niet bij bericht Jïiu gLT de zwaarfce der arbeidstaak is ongetwijfeld ook de verhouding van het aantal hoofden eerste verpleegsters tot het totaal-aantal verplegenden. hJ?6 7erh/?ndine « ons slechts in ééne inrichting bekend : aldaar werken op een totaal van 106 zusters ' noofd- en 5 eerste verpleegsters Zooals verder in dit hoofdstuk wordt gemeld, zijn er enkele inrichtingen, waar een tekort aan oudere meer ervaren verpleegsters pijnlijk wordt gevoeld. ' üen derde punt van gewicht is het verschil in bouw der ziekenhuizen Beknoptheid van inrichting, aantel trappen, het al of niet aanwezig zijn een!' lift, zijn belangrijke, schoon ons onbekende factoren "nu*? berekenen der vermoeienis-som. Ook de questie, of er van de verplegenden ruw of 38 zwaar huiswerk wordt geëischt, legt gewicht in de schaal. Omtrent verscheiden inrichtingen wordt medegedeeld, dat er voor het ruwe werk dienstboden of „zaalhelpsters" aanwezig zij», of dat de zusters niets in 't huishouden behoeven te doen ; eenmaal, dat een deel der patiënten aan 't werk wordt gezet; eenmaal, dat er sedert kort verbetering is aangebracht, door dweilen, schoonhouden van papkeukentjes. W.C. enz. door werkvrouwen te laten verrichten; éénmaal, dat al wat voor de zieken noodig is aan de zalen wordt gebracht; en in 't algemeen gelooven wij wel te mogen aannemen,zonder dat het uitdrukkelijk wordt verklaard, dat in de meeste inrichtingen dit soort werk niet meer van de verpleegster wordt gevergd. En ten slotte is er dan nog, zooals wij reeds beknoptelijk aanduidden, het zeer groote onderscheid in den aard van het werk bij de zoo versöhillende soorten van verplegingen. Het stevigst houvast biedt uitteraard het oordeel der betrokkenen zeiven : werkgevers zoowel als werkneemsters, over deze materie. Er blijkt dan dat in 14inrichtingen de dienst door de directie te zwaar wordt geacht. Door 11 wordt deze meening indirect te kennen gegeven, door de verklaring öf dat verbetering kan worden aangebracht door vermeerdering van personeel, of door vroeger eindigen der dagtaak — als het werk niet te vermoeiend was, behoefde er immers geen verbetering te worden aangebracht! — of dat de 10-urendag in bewerking is, of voorbereid wordt, of weldra een verhuizing zal plaats hebben, waarbij een grooter aantal verpleegsters kan worden aangenomen, en de dienst beter geregeld. Slechts van 3 ziekenhuizen geeft de directie een ietwat uitvoeriger oordeel. . In één acht zij over 't algemeen den dienst „niet te lang noch te inspannend", alleen den Zondagsarbeid te lang ; zij zou ook dan slechts 10 uren willen laten werken. Hoe de dienst op Zondag daar nu geregeld is, wordt niet gezegd; op werkdagen bedraagt de arbeidsduur 10' uur. In een andere inrichting hebben volgens de directie 39 de zusters voldoende vrijen tijd, maar „dag-en nacht- ^WkVi^ ZPn" (d6^ Wraken t resp. 1U% en liys uur.) In het nieuwe ziekenhuis waarvan de bouw spoedig begonnen wordt, Soopt men^ een kortere arbeidsduur kunnen worden inge- In een derde inrichting is de arbeidsduur niet te oegziertr"nhnetliMaamSgerCht d6r -^rs Teem Sstefi v^ H zeldzaam> biJ vermoeidheid wordt 2!S?w3r, wens..felfrï ^ « pefmatd^ * 2 **» e" 2 midd^n denïediensMini'iClltillgeï' Waarde werkneemsters den dienst te zwaar achten, bedraagt 12. In 7 dezer wordt de klacht weder i n d i r e c t geuit." door he aangeven van middelen ter verbetering In één dier LTers'Senï ^ ^ ^ ^ voldoende: *£ zusters werken onder gunstige conditiën: meer vriihèid sou haar meer moe maken". De arbeidsduur bid aagt T\T dfagS' "Vs u™ 'snachtsidezusterrhebbS ïn 1^"lafePer ™ 4 dagen Per 3 maanden'vri" in e adjunct-directrice van een groot gemeenteziekenhuis geeft als hare meening te kennen dat mocht ooit het gedurende 11 uur per dag bezig Sta' te zwaar blijken voor een gezonde vrouwfverlichting 42 van taak nooit zon moeten worden gevonden door verkorting van den arbeidsdag: het is onaangenaam voor de patiënten, telkens door een ander te worden geholpen, terwijl de zuster zich minder verantwoordelijk zou voelen, indien zij de zorg voor hare zieken met een ander deelt. Beter ware het dan, het aantal vrije dagen uit te breiden. Ook onder de directiën, die den dienst in eigen inrichting niet te lang of te zwaar achten, zijn er verscheiden van meening, dat er, zooal niet te veel, dan toch veel van de krachten der verpleegster wordt gevergd. Verscheiden middelen worden aangewend, om haar weerstandsvermogen zoo groot mogelijk te maken. Dat in één inrichting de verpleegsters in geval van vermoeidheid van dienst worden vrijgesteld, vermeldden wij reeds. De directies van 4 ziekenhuizen gewagen nadrukkelijk van de goede, krachtige voeding die er wordt verstrekt. Omtrent één inrichting, waar de zusters een bepaalde portie moeten eten, wordt de voeding nader omschreven. Het ontbijt bestaat uit pap en brood (wit, bruin, rogge) met groene kaas, appelstroop of muisjes. Twee boterhammen worden belegd, de andere onbelegd gegeten. Gedronken worden thee en een beker melk. — Om 11 uur: weer een beker melk, met broodhapjes. — Om 12 uur : warm schoteltje, bestaande uit een kliekje groente en aardappelen; 7 belegde boterhammen of beschuiten, melk of karnemelk — Om 3 uur thee. — Om 4l/s middagmaal, bestaande uit vleesch, groente, aardappelen, meelspijs; 's Zondags soep en eenvoudige pudding. — Om 6Vs karnemelksche pap. — Verder 's avonds thee, met brood voor wie wil; en als versnapering een appel of peer. — Volgens de adjunct-directrice is zoo sterke voeding noodig, omdat de werkkring zeer vermoeiend is (de dagdienst duurt aldaar 10l/s, de nachtwake 10 uur). Het aantal ziektedagen is in deze inrichting gering: in 1916 slechts 6, ééne zuster, die van galsteenen moest worden geopereerd, niet medegerekend. Elke maand worden de 43 verpleegsters gewogen, en bij voortdurend afvallen extra gevoed en vroeg naar bed gestuurd. JVog m een ander, ditmaal een R. K ziekenhuis y°rdt de voeding bijzonderlijk gememoreerd, terwijl de Moeder-Overste ook op behoorlijke rust let, en ia t algemeen de gezondheid der nonnen gadeslaat. Deze laat in geen enkel opzicht te wenschen: menstruatiestoornissen komen niet voor. Trouwens, alleen g ezpnde nonnen mogen verpleegster worden. Wanneer zij niet meer den vollen dienst kunnen waarnemen krijgen zij lichter werk, of gaan naar een rusthuis of herstellingsoord. In één kinderziekenhuis wordt te sterke vermoeidheid ondervangen door na den dienst in de barakken die af en toe weerkeert en 14 dagen duurt, een extra vrijen dag te geven. i ? ,™richtingen' door intensieven of zwaren dienst met lichtere werkzaamheden te doen afwisselen, hetzij m den loop van eiken dag, hetzij in langere periode. Mn inrichting, krankzinnigengesticht, deelt mede, dat er eiken dag van 7 tot 12 intensief gewerkt wordt l)aarna wordt er gezeten, zomers in den tuin, of buiten gewerkt. Van 6 tot 8 weer intensieve dienst De arbeid m de bad-afdeeling is zwaar, en wordt nooit langer dan 2 uur achtereen verricht. De ziekteen gewichts-statistiek bewijzen, dat de verpleegarbeid gezonde arbeid is, „mits" ('wij cursiveeren) „de In een ander ziekenhuis, hetzelfde dat degedetail- z?1Rf^gegeTenSOmfcrentde voedin« zond> wisselen de zusters om de 6 weken van zaal, aldus een vermoeienden arbem met een minder vermoeienden afwisselende. Door Het telkens weder nienwe werk blijft haar geest frisch Wij vermoeden dat een soortgelijke wisseling ook m andere mrichtingen bestaat. Het werd ons evSnwel HOOFDSTUK V. Het uitwonen. Van de 19 inrichtingen (zie blz. 40), waar uitbreiding van het aantal verplegenden wordt gewenscht ter verlichting van de arbeidstaak der thans aanwezigen, zijn er 7, waar niet voldoende plaatsruimte is, om eventueel nieuw te benoemen krachten te herbergen. En nu is het merkwaardige, dat men in 5 dier 7 inrichtingen tegen het uitwonen der verpleegsters is gekant, terwijl evenmin wordt gerept van andere plannen: verhuizing, verbouwing, of stichting van een zusterhuis. Hoe men zich aldaar de moeilijkheid uit den weg te ruimen denkt, is ons niet recht duidelijk. Het geheele onderzoek trouwens naar het oordeel omtrent het uitwonen leverde verrassingen voor óns op. A priori meenden wij, dat de directiën sterk de nadeelen van het externaat zouden voelen, terwijl daarentegen de sympathie der werkneemsters goeddeels in die richting zou gaan. En wat bleek ? Dat van de 46 directiën welke haar oordeel over het buiten de inrichting wonen te kennen gaven, weliswaar 38 zich er tegen verklaarden, maar toch niet minder dan 12, de eene met meer, de ander met minder restricties, het externaat voor een deel der zusters niet vijandig gezind zijn. Wat de werkneemsters, de betrokkenen zelf dus, betreft — 62 harer, waaronder 26 hoofdverpleegsters, ééne waarnemend hoofdverpleegster, en 8 eerste verpleegsters spraken zich over deze questie uit; 39 — waaronder 18 hoofdverpleegsters en alle 8 eerste verpleegsters— in afkeurenden, slechts28,waaronder eveneens 13 hoofdverpleegsters , in goedkeurenden zin! Men houde hierbij in 't oog, dat verscheiden dier 62 niet alleen spraken uit haar eigen naam, maar, zooals somtijds uitdrukkelijk verklaard werd, uit naam van vele zooal niet alle leden harer groep. 45 Van de 33 directiën die zich tegen uitwonen verklaren, geven er 15 geen reden voor hun oordeel op. Zij berichten alleen dat zij „tegen" uitwonen zijn; of uitwonen „niet geschikt", „niet aanbevelenswaardig , „niet gewenscht", niet in 't belang der verpleegsters", „niet in 't belang van het gehalte deizusters , „slecht", „absoluut" of „radicaal verkeerd" een „verkeerd principe" achten, öf — ééne — dat zij „zeer zou opzien tegen uitwonen der zusters". Twee zeggen alleen, dat zij i nwonen prefereeren ; ééne met de bijvoeging „of liever op wonen in een zusterhuis, zóo dat men van de zieken niets ziet of hoort, absoluut niets merkt" ; de andere met de opmerking „maar niet in de onmiddellijke nabijheid der patiënten." Bij de aanstaande uitbreiding van het huis, zal — naar de directie hoopt — met dezen wensch' worden rekening gehouden. Voorts geven 11 eene korte motiveering: de zuster zou elders niet rustig kunnen slapen overdag; zij vindt in pensions de noodige voeding niet; zij zouden, jong en verlangend naar uitgaan : comedies en opera's^ als ze zijn, te laat thuiskomen, te weinig nachtrust genieten, en 's morgens niet frisch voor haar werk zijn; er is alsdan geen controle mogelijk op rust en gedrag ; de zusters zijn te jong om zelfstandig te leven; zij vinden nergens zoo goede huisvesting, zoo goede verwarming, zooveel licht en lucht, als in de inrichting; de zusters (diaconessen) leiden een gezinsleven in t huis: de gezinsband zou worden geschaad dooi- afzonderlijk wonen ; alle gezelligheid en huiselijkheid, die in een kleine inrichting (kinderziekenhuis) zoo goed te brengen is, zou worden verbannen; het uitwonen zon op den duur hare toewijding schaden Dezelfde bezwaren: gemis aan de noodige rust overdag, te veel uitgaan 's avonds, met als gevolg te korte nachtrust en 's morgens niet frisch zijn voor haar werk, worden herhaaldelijk opgesomd. Slechts 6 directiën zetten hare beweegreden ietwat uitvoeriger uiteen. Twee geneesheeren-directeur noemen het uitwonen „fataal voor den goeden gang van zaken"; het geeft „een hooger percentage aan zieken en leidt de aan- 46 aandacht af in een onjuiste richting." Een andere geneesheer-directeur vindt eveneens het externaat „in sterke mate te ontraden." Voor goede woning, ook wat betreft voeding, en slapen overdag zijn zulke aanzienlijke bedragen noodig, dat die nooit zouden worden gevoteerd. Wanneer een zusterhuis goed is ingericht, vertrouwen in de verpleegsters wordt gesteld, het dezen aangenaam in huis wordt gemaakt, en de verpleegsters zeiven iets gevoelen voor orde en zelftucht, is z.i. inwonen in het zusterhuis voor werkgever en werkneemsters de beste oplossing Een derde geneesheer-directeur meldt, dat uitwonen met 't oog op huwen voor broeders moet worden toegelaten „mits beperkt." Maar patiënten en algemeene geest lijden er onder. Er is een zucht om weg te komen ; een neiging om te laat te komen; altemaal dingen die den dienst in de war sturen. Daarbij komt nog de kans op infectie, op 't meebrengen van vlooien enz. „Waar voor de geneesheeren meer en meer het in- of opwonen vereischt wordt, is" — schrijft deze directeur — „een uitwonen van personeel absurd. Wèl opwonen en er naast wonen kan bevorderd worden." Een oud-adjunct-directrice schrijft, dat de zusters bij uitwoning na den dienst in 't ziekenhuis soms nog thuis bij hare ouders moeten werken. Haar is een geval bekend, dat een uitwonende verpleegster sliep in de wacht. Verkeerd is voorts het eiken avond op straat loopen en winkels kijken : veel geld wordt op deze wijze aan snuisterijen en snoepgoed uitgegeven, en minder voor den cursus gewerkt. Een andere adjunct-directrice meldt, dat de proef reeds genomen werd, maar de zusters smeekten, weer intern te mogen zijn. Zij misten haar comfort, vonden het heen en weer loopen vermoeiend en het gedwongen weggaan na den dienst onpleizierig. Als de gediplomeerden niet te strak werden gehouden, dan verkiezen zij, volgens hare meening het inwonen. Voor elementen, die 's avonds graag op straat loopen, is het externaat uit den booze. Van de 12 directiën die het externaat niet vijandig 47 gezmd bleken, laten 5 zich toch niterst gereserveerd uit, zoodat meer uit hetgeen verzwegen dan uit hetgeen gezegd wordt moet worden afgeleid, dat zij er kantender bepaalde omstandigheden niet tegen zonden Dezen deden mede, dat zij het uitwonen „niet voor allen geschikt" of „slechts voor enkelen mogelijk'' oordeelen; dat het „voor sommigen" of voor de meesten „nietgewenschtis"; „voorongediplomeerden" of wel „voor Jeerling-verplegenden" „zeker verkeerd" moet worden geacht. Eéne directiévindt het externaat „als regel onerewenscht als uitzondering toe te staan voor gediplomeerden ; een andere oordeelt „voor sommigen, als m^ld/Tf u',bUjten W°nen mogelijk"; el derde meldt, dat in enkele functies (hoofd der mèlkkeukenï uitwonen is toegepast, zonder schadelijke gevolgen voor dienst of verpleegster" ; voor 't overige werk zou uitwonen „niet wenschelijk" zijn De antwoorden van slechts 4 directies bieden een steviger houvast. De geneesheer-directeur van een sanatorium schrijft dat „voor een ziekenhuis" het buiten de inrichting wonen mogelijk moet zijn ; „voor sanatoria natuurlijk En andermaal lezen wij als antwoord op de des- otdlren ï!V°°r leerlin8e» ongeschikt; 1 er te|en" S huisvestin& knnnen vinden niets dnfwZ°U TT6' a"een 81 aPen buitenshuis zijn nog^ol^op! W8re gr°0t' 6n de ZU8ter --st ziintan 't^ïwJ8 % bePaald tegen». Maar er ooTui ?«' °mdat "aa? de asters geleerd moet worden Ven l,TZe Tl'-haar Tjen tiJ'd te beschikkend' - 8iotte wordt éénmaal verklaard, dat buiten het 48 ziekenhuis wonen wel zal moeten worden toegestaan, wanneer het aantal patiënten toeneemt; want de inrichting kan geen grooter aantal verpleegsters herbergen. De gediplomeerden zouden dan uitwonen, hetgeen één groot bezwaar oplevert: zij moeten dan nog vroeger op: de dienst begint om half 7. Leerlingen zouden steeds inwonend moeten blijven, o.a. mét 't oog op haar studie. Wat nu de werkneemsters betreft — van de 39 die tegen uitwonen zijn, geven er 17 geen zweem van motiveering. Zij schrijven eenvoudig dat ze „er tegen" of „niet voor zijn", of het „niet wenschelrjk", „niet in 't belang van patiënten en zusters", „niet geschikt" of wel „zeer ongeschikt" vinden. Eéne noemt het een „verkeerd principe"; ééne meent, dat de voordeelen niet 'opwegen tegen de nadeden ; ééne erkent, dat uitwonen zoowel vóór als tegen heeft, maar voelt er niets voor, omdat zij iederen avond na dienst (7Vg—10 uur) mogen uitgaan; ééne dankt het „op 't oogenblik nog niet wenschelijk" ; ééne heeft geen positief oordeel, maar het lijkt haar „zeer vermoeiend" ; ééne vindt „inwonen beter" ;• een andere is „niet tegen inwonen", maar zou vooral voor gediplomeerden een zekere mate van vrijheid wenschen ; ééne oordeelt het „niet mogelijk en niet noodig" : het is gezellig in de betreffende — kleine — inrichting ; en ééne, ten slotte, verkondigt: „een goede verpleegster woont in het ziekenhuis." Niet meer dan 13 motiveeren haar gevoelen, en daarvan nog 9 uiterst summier: uitwonen is „vermoeiend en ongezellig" ; of „meer dan vervelend", of „voor den goeden gang zeer moeilijk" ; het biedt „te veel gelegenheid tot uitgaan", waardoor te weinig wordt gerust; de „dienst begint daarvoor te vroeg"; of de onderlinge verhouding „zou er onder lijden". Slechts 4 geven een eenigermate uitvoeriger oordeel ten beste. Eene hoofdverpleegster noemt als grootste bezwaren van het wonen buiten de inrichting: de moeilijkheid van het rustig slapen op ongeregelde tijden, het krijgen 49 van warm drinken en voedsel in het vroege morgenuur, en het tndig in 't ziekenhuis komen na het afleggen van meer of minder groote afstanden. Een andere ziet het sterkst het nadeel, dat de onderlinge samenwerking bij uitwonen van een deel der arbeidskrachten lijden zou ; „de een tracht weg te komen en alles over te laten aan de inwonenden." Nog 2 andere betoogen, dat de externe verpleegster zal trachten te bezuinigen door een goedkoop pension te nemen waar zij minder goede voeding vindt Daarenboven zal zij veel uitgaan en laat naar bed gaan, en srelï rnPKeeg1efW^rk' 2at 200 heel andere eiechen stelt dan bijv. dat van onderwijzeres, kan onmogelijk samengaan met genoegens buitenshuis". Zij meenen dat de „inwonende meer voor hare patiënten kan zijn dan hare buiten de inrichting wonende collega". Van de 23 werkneemsters eindelijk, die het externaat met verwerpelijk achten, spreken 3 er toch met we°nig geestdrift over: „voor leerlingen" is het „af te keuren voor oudere zusters zou er over te denken zijn» ■ voor sommigen" lijkt het „niet geschikt"; het „zou alleen voor de oudsten in dienstjaren kunnèn zijn" Koor 6 wordt gewag gemaakt van de salaris-questie Eene schrijft „met voldoende salaris uitstekend" een b«ehpJvnP ?6gSter ^^deziekenhuis antwoordt bijI bestaande regeling" s a 1 a r i s-regeling wordt blijkbaar bedoeld) „beter van niet" ; een derde Zltin „vóór, maar dan met behoorlijke vergoeding voor kost waar iet egl'terTij \verpleegsters uit eenlSng waar het externaat is toegestaan melden, dat het aan de externe zuster toegedachte salaris „niét toereikend is voor pension bij vreemden". Door 11 wordt aangeduid, wélke verpleegsters voor uitwonen wel, welke niet in aanmerking zouden moeten komen. Zoo schrijft een hoofdverpleegster „voor fee7- vt^-S^80!161^5 m kleiuere 'dichtingen ook voor gediplomeerden niet; maar in een groote om feTd1olomeWfigllU,iSelijklield' Wèl" i eenfandere zou de gedmlomeerde verpleegsters willen doen uitwonen de hoofdverpleegsters willen doen i n w o n e n, met vrHe zit-en slaapkamer; - 5 zouden uitwonen wlTen toe- 60 staan „na behaald diploma" of „voor onderen in diensttijd"; — 2, „voor wie bij familie kunnen wonen" ;— ééne, „voor wie het wenschen"; — terwijl ééne schrijft „voor leerlingen is internaat gewenscht; gediplomeerden moeten buiten de inrichting kunnen wonen". Slechts 2 geven ietwat breedere motiveering. Eéne dezer meent, dat er voor gediplomeerden zeer veel vóór zou zijn, want in een inrichting is gewoonlijk niet veel huiselijkheid te vinden, en „dat juist heeft een vrouw zoo noodig". Er tégen is, dat het salaris veelal niet zal toereiken voor een goede verzorging. Een waarnemend hoofd in een zeer groot ziekenhuis deelt mede, dat het uitwonen één der grootste wenschen is van vele verplegenden. „In de inrichting spreekt men niet anders dan de menschen waarmee men ook werkt, en geen brengt iets nieuws van buiten". Alleen de hoofd- en waarnemend hoofdverpleegsters mogen vrouwelijke kennissen op haar kamer ontvangen. Ook zij rept van het te lage salaris dat voor de uitwonenden wordt uitgetrokken. Zij is êr van overtuigd, dat gediplomeerden langer in de inrichting zouden blijven, als ze uitwonend konden zijn. HOOFDSTUK VI. Oe huisvesting in de inrichting. Omtrent de huisvesting in de inrichting wordt ons het volgende gemeld. In 16 inrichtingen heeft iedere verpleegster, ook \Tiraf^een vriJe slaapkamer; in 1 inrichting wordt dit brj de aanstaande verbouwing het geval ln 8 hebben allen,, behalve de leerlingen! of 'de jongere leerlingen, of de „voorproefzusters", een eigen kamer; de anderen zijn 2 aa5 2 gehuisvest. in li beschikken nagenoeg alle of verreweg de meesten over een vrije slaapkamer (bijv. van de 40 bebben enkelen een kamer voor 3; 24 van de 33 hebben een eigen kamer, verder zijn er 1 kamer voor kamers voor 2 personen ; 89 van de 95 hebben een vrije kamer; 78 van 83 hebben een vrije kamer" de 24J0 wki! kamer V00r,3' eéne ^or 2 is; 212 van de 240 hebben een vrije kamer, terwijl er 9 kamers zijn voor 2, 1 voor 4, 1 voor 6 personen). ln 8 beschikken meer dan de helft der verpleegsters over een eigen kamer (bijv. 4 van de 6; Vaf i l 8 Van de 12 5 10 van de 14; 12 van de 16 ; 19 van de 31 ; 22 'van de 40). De overigen zijn 2 aan 2 gehuisvest. In 2 beschikt juist de helft over een eigen kamer; de overigen bewonen een kamer samen. . lnll beschikken minder dan de helft over een eigen kamer (bijv. 1 van de 7; 2 van de 6; 3 van 7 5 van de 16; 19 van de 43; 24 van de 52). In één dezer hebben alleen de hoofdverpleegsters een vrije kamer terwijl de overige verpleegsters, pl.m 25 op kamers slapen van 2, 3 of 4. Ook in een andere' var, 1 "f' mët ^verpleegsters, komen enkele kamers van 4 ééne van 3, ééne van 2 personen voor. Ineen mrwhting met een overigens ideaal ingericht zusterhuis, beschikken 24 over een eigen kamer; 28 zijn gehuisvest op zaaltjes van 3 en £ In een zeer groote inrichting zijn eenige kamers van 6, 4, verder van 3 52 2, verscheiden van 1 persoon. Het eerste jaar krijgt de leerlinge gewoonlijk een kamer voor 4 of 6; later eene voor 2 of 3; daarna eèn klein kamertje alleen, en bij langer verblijf een ruimere kamer. Van 5 inrichtingen wordt alleen gemeld, dat niet allen, of slechts enkelen een eigen kamer hebben, of dat er kamers zijn voor 1, 2, 3, 4, 5 personen, zonder verdere detailleering. In 2 R.K. ziekenhuizen heeft niemand een vrije slaapkamer. In het ééne slapen de 8 nonnen op ééne zaal; in het andere de 17 nonnen op zalen van 2 of 3. Van 4 inrichtingen werd op deze vraag geen antwoord ontvangen. Wat grootte, inrichting, ventilatie, verlichting . . . der kamers betreft — 17 directiën deelen mede, sommige direct, andere indirect: door omschrijving, dat de huisvesting aan billijke eischen voldoet. Éénmaal wordt de huisvesting zelfs „uitstekend", éénmaal „voorbeeldig" genoemd. Viermaal wordt in 't bijzonder gewag gemaakt van de ruimte der kamers; vijfmaal bericht, dat de kamers verwarmd worden. In 3 dezer inrichtingenis centrale verwarming; in ééne centrale verwarming op den corridor voor de slaapzaaltjes in het zeer mooie zusterhuis, terwijl de kamers, voor één persoon, gewoon verwarmd worden. Daarentegen wordt door 4 directiën de huisvesting önvoldoende verklaard. Door den geneesheer-directeur van een zeer groote inrichting indirect. Deze toch schrijft: „Mijn persoonlijk ideaal is: ieder een afzonderlijke kamer met een afzonderlijk deel, waar men slaapt", (zit-slaapkamer dus), „goed gemeubileerd en verwarmbaar. Ons dunkt de conclusie niet te gewaagd, dat er aan de huisvesting in dat ziekenhuis nog al iets ontbreekt. Eene adjunctdirectrice acht het ongewenscht, dat 3 zusters „te dicht bij de patiënten" huizen ; terwijl 2 andere boven de barakken slapen, hoewel met aparten opgang. Ook de adjunct-directrice van een andere, grootere, inrichting meldt dat de huisvesting „nog niet aan be- 53 scheiden eischen voldoet." Niet ieder heeft een eigen kamertje. De jongsten slapen op zolders of op kamertjes op de zolderverdieping. Er zijn daar slechts dakraampjes en de kamertjes zijn niet verwarmd. De geneesheer-directeur van een vierde inrichting meldt „de huisvesting laat voor sommige verpleegsters wel wat te wenschen over, wijl de kamertjes, door 3 of 4 zusters bewoond, wat klein, en de meeste' op zolder, of op slaapzalen van patiënten zijn" (wij cursiveeren). In 11 inrichtingen wordt door werkneemsters de huisvesting geheel of gedeeltelijk voldoende, in ééne dezer „uitstekend" genoemd. Drie dezer geven hare meening ietwat gedetailleerder weer. Eéne bericht, dat ook de kamers voor 2 of 3, voor jongere zusters, goede ramen hebben, en ieders gedeelte door schutjes is afgesloten. Een tweede schrijft: „de kamers voor zusters alleen voldoen aan alle billijke eischen ; enkele kamers voor 3, ruim, zijn in drieën gedeeld door gordijnen; elk deel is afzonderlijk gemeubileerd en licht". En een derde antwoordt „flink aantal kamertjes die van boven open zijn en daardoor absoluut onvrij uitgezonderd, heel aardig, frisch, warm, gezellig" .Er is electrisch licht en centrale verwarming. Door de werkneemsters wordt 15 maal over de huisvesting geklaagd : driemaal, omdat de kamertjes te klem zijn, nl. in ééne inrichting alle, in ééne die voor één, in de derde die voor 2 personen : de afstand tusschen de bedden kan aldaar overreikt worden. Zesmaal wordt als bezwaar gevoeld, dat de kamers met verwarmd worden'; in ééne dezer inrichtingen is dat in sommige kamers wél, in andere niet het geval. Éénmaal beklagen zich de werkneemsters over de ligging der kamertjes: op den zolder, waardoor het er s zomers zeer warm, 's winters zeer koud is. Tweemaal wordt gewag gemaakt van te kleine raampjes op de kamers voor 2 personen, zoodat er een tekort is aan licht en lucht. Van één dier ziekenhuizen schrijft een hoofdverpleegster, dat de verpleegsters samen een kamer bewonen, doch 54 „gediplomeerde zusters behooren een vrije kamer te hebben". En 4 verpleegsters aldaar oordeelen die kamers voor 2 onvoldoende: „de ventilatie laat te wenschen". ln twee inrichtingen wordt gerept over de z.g. „boxen": een aantal kamertjes met gemeenschappelijke zoldering, van boven open dus. In één dezer is ieder kamertje voorzien van een klein klapraam. Bij het luchten ontstaat er tocht, die menige verkoudheid ten gevolge heeft, en er moet juist bijzonder veel gelucht worden, want die gemeenschappelijke zaal loopt boven de interne afdeeling, en is laag van verdieping. Ook in het tweede ziekenhuis, waar zulke kamertjes met niet tot boven toe opgetrokken muren nog voorkomen, wordt over den tocht bij 't luchten geklaagd, en bovendien over de gehoorigheid. Ten slotte doet zich in één inrichting het bezwaar voor, dat de kamertjes buiten het ziekenhuis gelegen zijn, boven het gasthuis, waar de ouden van dagen verbhjf houden, tot groot ongerief van de nachtzuster, die niet slapen kan van 't gebabbel! Over 't algemeen blijken de zusterkamers — wij wijdden er een afzonderlijke vraag aan — van behoorlijk groote ramen te zijn voorzien. In tal van inrichtingen lezen wij van groote openslaande ramen. Slechts 6 maal wordt gerept van kleine raampjes, klapraampjes of dakraampjes: in één ziekenhuis heeft „een gedeelte der kamertjes" kleine ramen; in een ander 3 van de 11; in weer een ander 16 van de pl.m. 75 kamers. De zusterkamers worden gevonden op alle verdiepingen : parterre, le, 2e, zoo ze er zijn soms 3e of 4e verdieping. Slechts éénmaal hoorden wjj, dat de zusters slapen op de slaapzalen der patiënten. Driemaal bevinden zich de vertrekken voor de verpleegsters in een apart gedeelte van het gebouw. Bij 8 inrichtingen is een afzonderlijk zusterhuis gebouwd, soms voor alle, soms voor een gedeelte, meestal ongeveer de helft der verpleegsters. 55 Éénmaal wordt gemeld, dat er plannen voor een zusterhuis in wording zijn. Die zusterhuizen zijn meestal geriefelijk gebouwd en voorzien van alle gemakken. Er is dikwijls electrisch licht en centrale verwarming. Éénmaal wordt gemeld, dat alle kamers afloopende waschtafels hebben, terwijl op iedere verdieping een badkamer is. In een ander bevinden zich zelfs op iedere verdieping 2 badkamers. Nog uit 2 andere inrichtingen wordt van badkamers vlakbij de zusterkamers, en van warm-waterkranen op de kamers zelf gerept. Deelen wij ten slotte mede, dat in één inrichting alle, in een andere enkele hoofdverpleegsters een slaap- èn een zitkamer hebben ; in 2 inrichtingen alle hoofdverpleegsters een zit-slaapkamer, in ééne met nog een klein cabinet; in één inrichting de oudste hoofdverpleegster een slaap- èn zitkamer, verscheiden andere een ruime zit-slaapkamer. HOOFDSTUK VII. De salarieering. Het salaris der gediplomeerde verpleegsters bedraagt per jaar, intern, in : 1 inrichting f 1BO—f 800; 1 „ f 175—f 250; 1 „ f 200; 4 inrichtingen f200—f250; 1 inrichting f200—f300; 1 „ f225; 7 inrichtingen f260— f300; 1 inrichting f 260—f 360 j 1 „ f 250—f 450 ; 2 inrichtingen f 250—f 500; 3 | f300; 2 „ f300—f350; 4 „ f300—f400; 5 „ f300—f600; 1 inrichting f 310; 1 „ f338—f442 (nl. f 14—16 per week, ver¬ minderd met f 7.60 voor kost en inwoning); 1 inrichting f360; 1 „ f 350—f 450 (na 12 jaar te bereiken); 2 inrichtingen f875—f600 (voorstel tot verhooging in bewerking); 1 inrichting f825, met vrij wonen, vuur, licht en bediening, maar zonder kost. In 11 inrichtingen zijn geen gediplomeerden werkzaam, doch alleen leerlingen, hetzij direct onder de adjunct-directrice, hetzij onder hoofd- of (en) eerste verpleegsters. In de 5 R. K. ziekenhuizen wordt aan de nonnen geen salaris uitgekeerd in welken vorm dan ook. In de 7 Ned. Herv. Diaconessenhnizen wordt aan de zusters geen salaris verstrekt; alleen zakgeld en bovenkleeding, of kleedgeld, of, behalve bovenkleeding, een „toelage", die voor voorproefzusters f 60, voor proefzusters f 70, voor ingezegende zusters f 100 bedraagt. 57 Ia 3 inrichtingen werd het salaris niet opgegeven ; ^n 2 is het volgens de adjunct-directrice beslist te laag. Het salaris der eerste verpleegsters bedraagt per jaar, intern, in: 1 inrichting fl75-f225 en f50 voor waarnemend hoofdschap tot plm. f 300 ; 1 inrichting f200—f300 in de vrouwen-, f300—f350 in de mannenafdeeling; 2 inrichtingen f 800^f350; 1 inrichting f 300—ƒ 500, en waschgeld ; 1 .."j f30t>fi500, en f60 voor elk diploma méér dan dat voor algemeene ziekenverpleging • 1 inrichting f338-f494 (nl. f 15-f 17, of - zonder diploma — f14—f 16 per week, verminderd met f 7.50 voor kost en inwoning) ; 6 inrichtingen f350; 3 „ f360—f400; 2 „ f350—f500; 2 „ f375—f600 (voorstel tot verhooging in bewerking); 1 inrichting f400; 1 „ f400-f600; 4 inrichtingen f500—f600. In 27 inrichtingen zijn geen eerste verpleegsters werkzaam; omtrent de 5 R. K. ziekenhuizen, de 7 Ned. Herv. Diaconessenhuizen en de 3 inrichtingen welke geen salaris-opgave verstrekten, vergelijke men het gezegde op blz. 56. Het salaris der hoofdverpleegsters bedraagt per jaar, intern, in : 1 inrichting f300—f450; 2 inrichtingen f300—f500; 1 inrichting f360; 2 inrichtingen f 400 ; 2 „ f400—f600 hoofdverpl. 2e, f560—f750 hoofdverpl. le klasse; 3 inrichtingen f 400—f 660; 1 inrichting f400—f600 of f550-f750 of f500—f800 of f550—f850, naar gelang der afdeeling1 inrichting f450—f560; 58 1 inrichting f460—f610; 1 „ f500; ïa\ 1 „ f 500, en vrije dienstkleeding; 3 inrichtingen f 500- f 600 (in 2 daarvan is een voorstel tot verhooging in bewerking); 1 inrichting f500-f700; 1 „ f500—f700; volgens de directie tot f800; 1 „ f500—f800; 1 „ f 550; 1 „ f 550—f 650 in de vrouwen-, f600—f700 in de mannehafdeeling; 1 „ f 600; 1 „ f600—f700; 7 inrichtingen f 600—f 800 ; in ééne daarvan waarn. hoofdverpl. f400—f600, en f50 voor elk diploma méér dan dat van algemeene ziekenverpleging; 1 inrichting f700—f900; 1 „ f925, benevens vrije woning, vuur, licht en bediening, doch zonder kost. In 17 inrichtingen • Éjn geen hoofdverpleegsters werkzaam; omtrent de 5 R. K. ziekenhuizen, de 7 Ned. Herv. Diaconessenhuizen en de 3 inrichtingen die geen salaris-opgave verstrekten, vergelijke men het gezegde op blz. 66. Voorts melden 4 ziekenhuizen het salaris der 0 p e r a t i e-z u s t e r s. Dit bedraagt per jaar, intern, in: 1 inrichting f 300-f 400; 1 „ f 350-f 600; 1 „ f 400-f 600 ; 1 „ f 450-f 600. Door 9 inrichtingen wordt iets medegedeeld omtrent een p e n s i o e n-r e g e 1 i n g. In ééne (rijks-inrich-> ting) wordt de premie door de verpleegsters zelf betaald: f 126 per jaar; in ééne, na twee-jarig verblijf, voor */j door de inrichting, voor '/s door de verpleegsters ; in 7 geheel door de inrichting. Eéne dezer 7 heeft, behalve een pensioen-, ook een invaliditeits-verzekering. De uitkeering bedraagt daar f 200 per jaar; op welken leeftijd het ouderdomspensioen ingaat, wordt niet gemeld. 59 In één ziekenhuis wordt pensioen uitgekeerd na 20, in een ander na 25 dienstjaren; in een derde op 55jarigen leeftijd. De uitkeering in laatstgenoemd ziekenhuis bedraagt f 400 p. i. Overigens worden de bedragen niet genoemd. Alleen in de inrichting waar pensioen wordt verleend na 25 dienstjaren, ontvangen de zusters alsdan een uitkeering van f 1000. In één ziekenhuis is een pensioen-regeling in voorbereiding. Behalve bovenbedoelde 9 inrichtingen hebben alle Ned. Herv. Diaconessenhuizen ziekte- en ouderdomsverzekering, in dier voege, dat de zusters nooit iets storten, en bij ziekte en ouderdom ten volle verzorgd worden. Volgens ééne inrichting gaat het ouderdomspensioen in op 60-jarigen leeftijd. Ook door de R. K. ziekenhuizen wordt de non in geval van ziekte, invaliditeit of ouderdom verzorgd. Door één ziekenhuis wordt bericht, dat bij ontslag wegens ziekte gewoonlijk nog een vol jaar salaris wordt uitbetaald. HOOFDSTUK VIII. Opmerkingen van werkgever en werkneemster omtrent het arbeidsleven der ziekenhuiszuster. Juist zooals wij verwacht hadden, werden van werkgevers- zoowel als van werkneemsterszijde tal van „opmerkingen" ten beste gegeven, die een helderder licht werpen op het arbeidsleven der ziekenhuiszusters, in 't bijzonder op het verschijnsel harer sterke mutatie. Dat de wisseling van verpleegpersoneel groot is, en de zusters na behaald diploma meestal de inrichting verlaten, wordt door vele directiën erkend. En wel het treffendst blijkt dit feit uit de opgave van een geneesheer-directeur, bedoeld om aan te toonen, dat het verloop van arbeidskrachten te zijnent slechts matig kan worden genoemd : dat gedurende 2 jaar 59 van de pl. m. 110 verpleegsters vertrokken, 32 wegens 't voltooien harer studie, de overigen gedeeltelijk wegens bevordering in andere ziekenhuizen en wegens huwelijk. In den loop van 2 jaarwas dus meer dan de helft der verpleegsters door anderen vervangen! De oorzaken van het verschijnsel — waarbij de R. K. inrichtingen uit den aard der zaak buiten beschouwing blijven, omdat verplaatsing aldaar van hoogerhand gelast wordt, terwijl in sommige congregaties de nonnen daarop geenerlei, in andere ter nauwernood eenigen invloed kunnen oefenen — die oorzaken zijn in de leekengestichten natuurlijk vele. Soms moeten ze worden gezocht in de gebreken, welke den ziekenhnisdienst in zijn tegenwoordige regeling maar al te dikwijls aankleven; te lange arbeidsduur, te zware arbeid, het moeten verrichten van ruw huiswerk , te weinig vrije tijd , te lage salarieering , onvoldoende huisvesting, gedwongen internaat, gemis aan gezelligheid alle in de voorgaande hoofdstukken reeds genoemd. De „opmerkingen" leeren ons nog enkele nieuwe wenschen en grieven kennen: 61 In één inrichting zon de wacht prettiger geregeld kunnen zijn, nl. van 8 tot 8 (nü van 8-9, met l1/» uur er tusschen vrij : .7-8%). De wachtzuster zou dan om .5 uur kunnen opstaan, om half 6 middagmalen, en daarna tot 8 uur vrij zijn. Nü wordt 's morgens om 9 uur de warme maaltijd gebruikt, en 's avonds om 7 uur ontbeten, terwijl de vrije tijd van den slaaptijd afgaat. boms wordt „het heel gebonden zijn" door de gediplomeerden als drukkend bezwaar gevoeld. Uit weer een andere inrichting weerklinkt de wensch, dat de le verpleegsters alle gediplomeerd moesten zijn — nü wordèn~er soms tweedejaars leerlingen tot eerste of waarnemend eerste verpleegster benoemd, zoodat deze jongeren boven gediplomeerde oudere zusters worden gesteld — ; terwijl de eerste verpleegsters, op wie grooter verantwoordelijkheid rust en van wie op sommige dagen langer dienst wordt gevergd, daarvoor ookzouden worden gesalarieerd,in plaats van zooals nu na't eerste jaar op f 300 te blijven staan. Nog een andere wensch uit dienzelfden verpleegsterskring: gelijke arbeidsbelooning voor zusters en broeders. In een ander ziekenhuis blijkt gebrek te heerschen aan de noodige hulpmiddelen. Ben verpleegster schrijft: „het personeel heeft doorloopend ruzie om gereedschappen die ieder op hetzelfde oogenblik soms gebruiken moet, terwijl er maar 1 of 2 stuks van zijn. En zoo zijn er nog tal van kleinigheden die 't ons hier onaangenaam maken". Bovendien sch$nt er in die inrichting geen reglement te zijn, noch voor de zusters, noch voor de patiënten. „Men weet nooit waar men zich aan vast kan houden. Als men 't zus doet, is 't weer zoo veranderd, en doet men t zóó, dan is 't weer zus veranderd " In een andere inrichting is weliswaar een reglement aanwezig, maar, schrijft een verpleegster: „er wordt bijna altijd in afwijking daarvan gewerkt en gerust" naar gelang der omstandigheden. Uit een klein gemeente-ziekenhuis wordt zoowel door de hoofdverpleegster als door de verpleegster geklaagd over het optreden van een huismeester en huismeesteres, die wel over het g a s thuis gesteld zijn, maar de huishoudelijke dingen ook beheeren van het 62 daaraan verbonden z i ekenhuis. Deze personen schijnen het bestuur naar hun hand te kunnen zetten, in zóó sterke mate, dat dit de voorkomende questies slechts van één kant beschouwt en de zaken niet onderzoekt. De verplegenden voelen zich zeer verongelijkt. Dat ook de directies menigmaal den arbeidsduur te lang, den arbeid te zwaar, het verrichten van ruw werk afkeurenswaardig, den vrijen tijd te gering, de gebondenheid der gediplomeerden te groot, de salarieering te laag, de huisvesting in de inrichting onvoldoende, het gedwongen internaat verwerpelijk en het leven in de inrichting ongezellig achten, daarvan wordt eveneens in de voorgaande hoofdstukken herhaaldelijk getuigenis afgelegd. Ook hier leeren de „opmerkingen" ons nog een nieuw bezwaar kennen. Een adjunct-directrice van een ziekenhuis, waar het gehalte der zusters goed schijnt te zijn, meldt, dat in groote inrichtingen wel „opvoedkunde" mocht worden onderwezen. Aan de verpleegsters moest tevredenheid worden geleerd, en aan de hoofdverpleegsters rechtvaardigheid. Immers, door een goede verstandhouding van de hoofden met de zusters zou veel ontevredenheid onderdrukt kunnen worden. „De zusters begrijpen vele toestanden niet en niemand die haar opvoedt". Hiermede wordt dus de vinger gelegd op één der groote, door geen bepalingen van wet of verordening uit den weg te ruimen euvelen van den ziekenhuisdienst : onrechtvaardigheid van den kant der hoofdverpleegster, onredelijkheid of gemok van de zijde der zusters. En tevenB wordt het, misschien weinig afdoende maar in allen gevalle éénige middel aangeduid, om dat euvel binnen zijn engst mogelijke natuurlijke grenzen te beperken. Andere directies vertellen van de middelen die zij aanwenden, om de gezelligheid in de inrichting te bevorderen. In een R.K. ziekenhuis wordt zooveel de dienst toelaat gehandwerkt: met spreien en kleedjes wordt aan de zalen een vriendelijk aanzien gegeven: de Moeder-O verste 63 stelt daar een eer in, terwijl voor de nonnen deze handenarbeid ongetwijfeld een aangename afleiding vormt In een andere inrichting, waar ook bijzonder goed wordt gezorgd voor de voeding en de afwisseling van vermoeiender door minder vermoeiende bezigheden tracht de directrice de zusters belangstelling in té boezemen voor plantkunde, handenarbeid, maatschappelijk werk, muziek, 's Zondags worden a capella eenvoudige .liederen gezongen. Alle Christelijke feestdagen worden gevierd, ook voor de patiënten De directrice eet met de zusters, drinkt 's avonds met haar thee, en tracht de stemming zoo vroolijk en verdraagzaam mogelijk te houden. Nog in een derdeziekenhuis tracht de directrice door haar aanwezigheid in deeonversatiezaal en haar persoonlijken invloed de huiselijke gezelligheid te bevorderen. Er zijn evenwel velen, die de diepere oorzaken van het mutatie-verschijnsel in de wereld der ziekenhuiszusters elders zoeken dan in minder gewenschte arbeidstoestanden. Herhaaldelijk wordt de veelvuldige wisseling van arbeidskrachten het natuurlijk gevolg geacht van het feit, dat (zooals een hoofdverpleegster het uitdrukt) de inrichtingen leerscholen zijn",die daarom „nooit degèdiplomeerden zullen kunnen vasthouden.behalve 't kader" Anderen wijten die wisseling aan karakter-eigenschappen dor verpleegsters zeiven. Zoo deelen verscheiden directies mede, dathetspoedig na t behalen van het diploma uit het ziekenhuis verdwijnen moet worden toegeschreven aan de zucht naar meerdere vrijheid en zelfstandiger werk, welke in de werkkringen van particuliere en wijkverpleegster eerder te vinden zijn dan in een ziekenhuisverband J™ast, dezen alleszins eerbiedwaardigen drang naar zelfstandigheid wordt evenwel ook op tekortkomingen in karakter gewezen De adjunct-directrice van een groot gemeenteziekenhuis schrijft de mutatie toe aan den drang naamverandering het zoeken, alle meisjes van dien leeftijd eigen gepaard met weinig verantwoordelijkheidsgevoel en gebrek aan werkelijke roeping. 64 In treffende overeenstemming daarmede luidt bet oordeel van een andere adjunct-directrice, eveneens leidster eener groote inrichting: „de lust om werkelijk de zieken in de ziekenhuizen te verplegen is voor het grootste deel verdwenen. De gediplomeerde verpleegster kan niet gemakkelijk onder een hoofd- of een eerste verpleegster staan; ze wil zelfstandig werken en hare vrijheid hebben .... De buitenstaander oordeelt dikwijls al te teer over . . , . het „vak" der ziekenverpleegster. Het zoo noodige gevoel voor huishoudelijkheid, orde, netheid, zuinigheid, is bij het meerendeel niet aanwezig .... Met alle goede eigenschappen van elke persoon afzonderlijk, geloof ik,. dat de eischen de plichten overtreffen. Of zulks de opvatting mag zijn, betwijfel ik. Alle kosten der verzorging van de zieken worden door de gemeenschap gedragen; 't is de bedoeling van ieder, dat het den zieken aan niets zal ontbreken in de eerste plaats. Of daarbij van de zusters te veel wordt geëischt door ziekenhuiscommissies en besturen is volgens mijn ervaring ontkennend te beantwoorden". En iets verder: „het verlangen naar telkens wat anders hoort bij den tijdgeest." Gelijke afkeuring valt indirect te lezen in de laconiek-korte opmerking van een derde adjunct-directrice: dat bij verbetering van toestanden meer plichtsbesef van de zusters te verwachten is. Trouwens, niet uitsluitend van de zijde der directies öök van die van oudere hoofdverpleegsters en diaconessen klinken ons soms gelijksoortige verwijtende tonen in de richting van een deel der ziekenhuiszusters tegemoet. Zoo schrijft een diacones : „volgens mijn meening moet een verpleegster behoorleken vrijen tijd en goede rust hebben. Toch mag dit niet altijd het zwaarste wegen. Hoofdzaak moet zijn, hoe gaven en krachten ontwikkeld kunnen worden ten bate van onze zieken". En een hoofdverpleegster, zich uitdrukkend in minder bedekte termen, deelt mede, dat zij verbetering in het lot der verpleegsters toejuicht, maar dat de reeds veel verbeterde leefwijze weerstandsvermogen en wilskracht der zusters niet zóó gesterkt heeft, als men' zou verwachten. „Ik ben bhj'V schrijft zij, „dat 65 ik een Spartaansche opvoeding heb gehad I Een weinigje meer gehardheid en zichzelve iets meer op den achtergrond plaatsen zouden niet schaden". „Gelukkig", voegt zij er aan toe, „zijn er nog velen die genoemde in de ziekenverpleging niet te versmaden eigenschappen bezitten". Ofschoon wij bij de onderhavige enquête, die zich uitsluitend uitstrekt over de arbeidsvoorwaarden — in den ruimsten zin — waaronder de ziekenhuiszuster werkt, niet naar toelatingseischen voor de aspirantverpleegster hebben gevraagd, werd toch hier en daar een opmerking gemaakt die toont, hoe duidelijk sommige directiën zich het verband bewust zijn tusschen de persoonlijkheid der zuster: physiek, moreel en intellectueel, en hare houding tegenover werkgever en arbeidstaak. Zoo wordt herhaaldelijk de wensch geuit, dat alleen gezonde meisjes zich zullen aanmelden ; of bericht, dat alleen gezonde candidaten worden aangenomen. Een enkele inrichting neemt geen leerlingen onder de 23 jaar, omdat zij vóór dien tijd te sterk onder den indruk zouden komen van de ellende die zij te zien krijgen. Ook op de wenschelijkheid van goed school-onderwijs en meer algemeene ontwikkeling wordt meermalen gewezen. En ten slotte geeft ééne inrichting een beschrijving van de wijze, waarop aldaar op de jonge leerlingverpleegsters contröle geoefend wordt: Om de 3 maanden is er vergadering van den geneesheer-diaecteur met de hoofdverpleegsters. Dan wordt elke leerling „behandeld". Elk oordeel moet worden toegelicht. Het komt in een rapport-boekje van de leerlingverpleegster, en moet door haar geteekend worden. Zoo weet dus iedere leerling zeker, wat van hooger hand van haar gedacht en gezegd wordt. En omgekeerd dwingt deze methode tot bezonkener en voorzichtiger oordeelen. Dit systeem bedoelt ongetwijfeld, opbouwende critiek te geven; dus niet alleen slechte elementen uit het ziekenhuis te weren, maar ook, ja vooral, halve krachten tot goede en goede tot voortreffelijke te maken. HOOFDSTUK IX. Opmerkingen omtrent bet arbeidsleven der ziekenhuiszuster, van wie dien werkkring verlieten. Het gegeveas-materiaal omtrent de redenen, die verpleegsters, welke het ziekenhuisleven vaarwel zegden, tot verandering van werkkring hebben genoopt, is zeer veel schaarscher dan wij oorspronkelijk verwacht hadden. Wij deelen dit weinige hier niettemin mede, ter bevestiging, versterking en aanvulling van hetgeen van de zijde der nog belanghebbenden omtrent het arbeidsleven der ziekenhuiszuster werd bericht. Zuster A. is dadelijk na behaald diploma wijkverpleegster geworden, omdat zij meende, in de wijk zich meer aan de patiënten te kunnen geven , en tevens zelfstandiger te kunnen werken. Zuster B. is nog 4 jaar nadat zij het diploma behaalde in het ziekenhuis waar zij hare opleiding genoot werkzaam gebleven, doch daarna kraamvrouwverpleegster geworden in dienst eener plaatselijke vereeniging tot verzorging van behoeftige kraamvrouwen en pasgeborenen. Zij voelde zich meer aangetrokken tot zelfstandig werken, en wilde tegelijkertijd haar inkomen vergrooten. Zuster C. bleef BVs jaar na verwerving van het diploma in 2 verschillende ziekenhuizen werkzaam, en vestigde zich daarna als particuliere verpleegster, omdat zij de omgeving in een groot ziekenhuis onbeschaafd vond, terwijl er bovendien geen gelegenheid was om promotie te maken. Zuster D. vestigde zich reeds een half jaar na behaald diploma als particulier verpleegster, omdat de arbeid in het ziekenhuis hare krachten te boven ging, ofschoon de werkkring haar wel bevredigde. Zuster E.,eveneens particulier verpleegster, die ten gevolge van huiselijke omstandigheden reeds een week nadat zij haar diploma verwierf het ziekenhuis verliet, deelt mede, dat de meesten nog 3 maanden a een half 67 jaar inde inrichting-een groot gemeente-ziekenhuis — werkzaam blijven, maar dan weggaan, omdat er te hard gewerkt moetworden en erte weinigkans op promotie is luster F., thans wijkverpleegster, verliet de inrichting een kiem jaar nadat zij gediplomeerd werd, hoewel zij 't daar zeer naar haar zin vond. Zij verlangde naar nieuwe indrukken en nieuw werk. Zuster Gr., heeft verscheiden grieven tegen de inrichting waar zij werd opgeleid, en noemt tal van gebreken, die het verpleegskerslevenin groote ziekenhuizen in t algemeen aankleven. In haar eigen inrichting was destijds de slaapgelegenheid der verpleegsters onvoldoende, en de ziekenzaal der zusters somber: de voedingdaarentegen uitstekend. Volgens hare ervaring is in die groote ziekenhuizen de geest onder de verpleegsters gewoonlijk onaangenaam. Men denkt - zegt zij - als buitenstaander, dat er met toewijding en lief de wordt gewerkt zoowel voor zieken als gezonden. Het tegendeel is meestal waar Een enkele gaat uit roeping aan dit werk, en zal daardoor een goede maat voor hare collega's zijn. Het gros staat echter op een laag peil. Er wordt zooveel gelasterd Er heerschtzooveel jaloezie. De hoofd- en eerste verpleegsters dwingen vaak weinig eerbied af, door haar voortrekken, of haarcoquetteeren met mannelijke patiënten Zuster H., die veel aantrekkelijks vindt in den werkkring van ziekenhuiszuster, doch dien om persoonlijke redenen verliet, heeft in de inrichtingen waar zij werkte vele misstanden opgemerkt, welke ten deele met de boven medegedeelde overeenstemmen. ^Zrj had daarenboven ervaren, dat in één ziekenhuis de vrije dagen maar al te dikwijls niet gegeven werden:—dat in diezelfde inrichting zóó slecht op de gezondheid der zusters werd acht geslagen, dat zij vaak dienst deed met een temperatuur boven de 38°, hetgeen de adjunct-directrice wist en toeliet; - dat zij aldaar eens — en zoo iets was géén uitzondering — 3 dagen en 3 nachten achtereen bij een diphterie-patiëntje in de barak alléén was werkzaam geweest: Vrijdags den geheelen dag, 's nachts £V maal op ; Zaterdags den geheelen dag, 's nachts 23 maal op ; Zondags den geheelen dag, 's nachts 19 maal op, waarna zij 's Maandagsmorgeus met een tempera- 68 tuur van 39.5» in elkaar was gezakt; — ten slotte, dat steeds in diezelfde inrichting (die ons géén antwoord zond) de znsters niet mochten beschikken over_ haar vrijen tijd, in dier voege, dat zij, als de dienst om half 9 eindigde, gedwongen waren tot half 10 m de huiskamer tè zitten vanwege „de gezelligheid" ; naar bed gaan was verboden! '21 ■ . • , i. •„ Nög een grief van zuster H. tegen het ziekenhuisleven in 't algemeen : het werkt noodlottig op het karakter ; een ieder werd er „kattig", en „baasde zooveel mogelijk over wie onder haar stond. Zuster I. ten slotte, thans getrouwd, schrnft over het ziekenhuis waar zfl hare opleiding genoot: „zeker door het kleiner aantal zusters, door de meer beschaafde afkomst der meesten, werkte het er bezielend en prettig, hoelang de werkuren ook waren, hoe ongeregeld de VtetdTgrfoetSsete «n denk ik steeds aan die 31/0 iaar terug. ,, „ • u. Toch bleef ik er niet na mijn examen. Men voelt zich wat eenzijdig worden in zulk een van de buitenwereld afgesloten maatschappij in 't klein hoe belangwekkend de verschillende ziekte-gevallen en hunne behandelingen ook zijn. Najaren in het gareel te hebben creloopen, al had men er volkomen vrede mee, verlangt men naar een zelfstandiger bestaan Als wijkverpleegster kan men zooveel me^ voor patiënten en hun omgeving zijn, hun op hygiënisch gthf p^ciiiS^rpleegster is men meer in het volle leven getreden, heeft oneindig meer variatie en loet heel wat menschenkennis op, terwijl een veel grooter verantwoordelijkheid gevraagd wordt van de luster die zich onverdeeld aan één patiënt met alle teewijdin^ en tact, die ze beschikbaar heeft, geven kan .... BESLUIT. In de voorgaande hoofdstukken hebben wij ons bepaald tot het objectief weergeven van feiten en meeningen, door werkgevers en werkneemsters in dezen tak van arbeid te onzer kennis gebracht. Van het uiten van eigen oordeel onthielden wij ons tot dusver. Dat de arbeidsvoorwaarden der ziekenhuis-euster te wenschen overlaten, daarvan leveren twee door géén der zake kundige geloochende verschijnselen : vroegtijdige invaliditeit en sterke mutatie, het bewijs. Het ligt allerminst in onze bedoeling, die beide betreurenswaardige verschijnselen uitsluitend aan ongunstige arbeidstoestanden te wijten. Ongetwijfeld is de opvatting juist, dat veler verlangen om uit het ziekenhuisverband te treden en naar de wijk- of particuliere verpleging over te gaan, onafhankelijk van de arbeidstoestanden, uit karaktereigenschappen der verpleegsters geboren wordt. Dat de arbeid ,,in de wijk" op sociaal voelende vrouwen onzer dagen groote aantrekkingskracht uitoefent, kunnen wij alleszins begrijpen en billijken. Maar ten opzichte van de bevrediging welke de particuliere verpleging pleegt te schenken, zij het ons vergund, met zuster I. (zieblz. 68) van meening te verschillen. Het komt ons voor, dat men in dien werkkring met menige moeilijkheid te kampen krijgt, die de ziekenhuiszuster bespaard blijft; in hoofdzaak déze: het ontbreken van voor den patiënt noodig of gewenscht geachte hulpmiddelen; en, niet zelden noodlottige, bemoeizucht van de omgeving van den zieke, waartegen de zuster met geenerlei gezag, laat staan met eenige macht kan optreden. Maar bovenal dit lijkt ons een nadeel, dat er, in tegenstelling met het door zuster I. beweerde zooveel 70 minder te geven valt. Immers de zieke die in huis wordt verpleegd, heeft in den regel personen die hem na staan om zich heen. Van de zuster worden deskundige hulp en toewijdende zachtheid, maar in de meeste gevallen géén warmte verlangd. Integendeel, de eigenschappen die haar in hare kiesche positie het best' te stade zullen komen, zijn : bescheidenheid,-tact, onopzettelijk lijkende teruggetrokkenheid. Hoe oneindig méér kan zij haar hart laten spreken tegenover een zieke die in 't hospitaal ligt, de klasse-, maar vooral de zaal-patiënten, die dikwijls zoo grooten tegenzin hebben moeten overwinnen eer zij zich in 't ziekenhuis lieten opnemen, en die nagenoeg geheel op hakr troost, haar opbeurend woord, haar begrijpend medevoelen zijn aangewezen! Neen waarlijk — zonder het aantrekkelijke te willen verkleinen, dat in den werkkring van particuliere verpleegster, evenals in welhaast iedere arbeidstaak , zeer zeker te vinden is voor wie het er met ijver in zoekt, meen en Wjj toch , dat de ziekenhuisdienst oneindig diepere en inniger gemoedsbevrediging vermag te schenken. En het feit, dat desniettegenstaande de overgroote meerderheid der gediplomeerden niet door de inrichting wordt vastgehouden , duidt o. i. op groote gebreken , welke de arbeidsvoorwaarden — niet den arbeid zelf — aankleven. Ook veler vroegtijdige invaliditeit wijst in dezelfde richting, al zijn w\j niet onkundig van de omstandigheid, dat tal van oorzaken buiten den ziekenhuisdienst gelegen (zie Inleiding blz. B), méde schuld zijn aan het droevig resultaat. Onder de misstanden nu, die er het sterkst toe bedragen om het verpleegwerk in het ziekenhuis voor velen zoowel ongezond als onbegeerlijk te maken, behoort in de eerste plaats de te zware arbeidstaak. De arbeidsduur bedraagt in 49 van de 63 inrichtingen, die daaromtrent opgave verstrekken, langer dan 10, in 19 zelfs langer dan 11 uur per dag. En nu moge het moeilijk of zelfs onmogelijk zijn te zeggen, waar hier het te veel begint; of inderdaad, zooals velen meenen, een arbeidsdag van 10 uur het ideaal zou wezen; of 71 zij het bij 't rechte eind hebben , die verlangen naar het 3-ploegenstelsel, d. i. een 8-arendag; of wel, het gelijk is aan de zijde van hen die een' korteren arbeidsduur dan 10 uur uit den booze achten — zooveel is zeker, dat dag aan dag en jaar na jaar langer dan 11 uur in touw zijn te veel vergt van het menschelijk organisme. Ook een 10-urendag, waarin langer dan 6 of 7 uur intensief gewerkt wordt en waar voortdurend gehaast moet worden om door de dagtaak heen te jakkeren (vergelijk blz. 39) , kan niet nalaten op den duur een verderflijken invloed te oefenen. Ruw en zwaar huiswerk, gelukkiglijk in een steeds grooter aantal inrichtingen aan dienstboden of werkvrouwen opgedragen, maar hier en daar toch nog door de zusters verricht, behoort o. i. niet tot de verpl eegsterstaak. Geen zieke zal er beter door worden verzorgd , indien de zuster uitmunt in schrobben en schuren, dweilen en parketvloeren boenen ! En menigeen komt de uitputting, die van deze, voor haar ongewone werkzaamheden het gevolg is, eerst na jaren te boven. Alleen diegenen die zich in 't bijzonder voor de wijkverpleging willen bekwamen, zouden zich een korte oefening moeten getroosten in huiswerk , dat bij hare toekomstige beroepsvervulling behoort. Over de dag-indeeling durven wij buitenstaanden ons geen oordeel aanmatigen. Doch, waar verscheiden directiën den dagdienst gaarne later zagen beginnen en vroeger eindigen, daar is zeker de conclusie'niet te gewaagd, dat menige dagverdeeling voor verbetering vatbaar is. Zélfs in de inrichtingen die onze vragenlijst hebben ingevuld. En men verlieze nooit uit het oog, dat in de ziekenhuizen die géén antwoord zonden de toestanden over 't algemeen bezwaarlijk gunstiger kunnen worden geacht. Reeds vroeger meldden wij, dat verscheiden directies bijzondere aandacht schenken aan de voeding der zusters, en ongetwijfeld valt er op dit gebied vooruit- 72 gang waar te nemen bij ongeveer een 25 jaar geleden, toen aspirant-verpleegsters zich bepaaldelijk in ziekenhuis X of Y wilden doen opleiden, omdat men „daar ten minste geen honger leed" 1 Toch zal de voeding hier en daar nog wel te • wenschen overlaten, qualitatief zoowel als quantitatief, Althans wat de wacht betreft, meenen wij, dat uitsluitend broodvoeding met thee en koffie onvoldoende moet worden genoemd. Men bedenke, dat de nachtwake voor de beroepsverpleegster — geheel anders dan voor de dilettantverplegende die bij uitzondering een zwaar zieke in hare omgeving heeft — met regelmatige tusschenpoozen wederkeert, en o.a. door goede voeding voor haar gestel onschadelijk moet worden gemaakt. Het komt ons gansch niet onverklaarbaar voor dat sommige zusters het enkele brood 'snachts tegenstaat; te meer nog, wanneer in diezelfde inrichting de hoofdverpleegsters een warme maaltijd wordt voorgezet. De nachtwake schijnt overigens door velen als betrekkelijk gemakkelijke dienst te worden beschouwd, getuige hetherhaaldelijk gedane verzoek om verlenging der wachtperiode. Dat in menige inrichting vóór en na de nachtwake de in dien tijd vallende vrije dagen of dag-gedeelten niet worden vergoed — hetgeen veelal niet moet worden geweten aan onwil der directiën, maar eenvoudig aan een tekort aan verpleegpersoneel — is een grief, die voorzeker door een ieder zal worden nagevoeld. Eveneens dat in slechts 3 inrichtingen een wekelijksche rustdag is ingevoerd, terwnl in de meeste Ziekenhuizen maar om de 2 of 3 weken, zelfs wel met langere tusschenpoozen, tot 6 en 8 weken toe, een vrije dag gegeven wordt. Ook dat in 34 inrichtingen de dienst des Zondags gewoon doorgaat, en slechts in 28 gedeeltelijke Zondagsrust bestaat, in den vorm hetzij van een deel van den Zondag vrij voor allen, hetzij van een geheelen Zondag vrij beurtelings om de 2, 3 of 4 weken — ook 73 deze toestand, moeilijk te veranderen als Lij moge zijn, zal wel door weinigen worden goedgekeurd. Een vacantie van minder dan 3 weken, zooals tal van ziekenhuizen : in onze statistiek 16 van de 67, beLalve soms voor de hoofd-, soms ook vóór de eerste verpleegsters, ze "kennen, moet ongetwijfeld als te kort; en een vergoeding voor pension, nog slechts zelden toegekend, bij salarissen als in Loofdstuk 7 worden medegedeeld, allerminst als weelde worden bescLouwd. Het peil der salarissen is iu de laatste jaren merkbaar stijgende. Toch dunkt ons een arbeidsbelooning van f300.— en minder: overeenkomende met Let loon van een keukenmeisje in de groote gemeenten ten onzent, — zooals ze „genoten" wordt in 19 van de 41 daarvoor in aanmerking komende inricLtingen — in géén verLouding te staan tot hetgeen, en met recLt, van de gediplomeerde verpleegster wordt geëiscLt, terwijl ook de bezoldiging der Loofdverpleegsters, gerekend de zware verantwoording die er op Laar rust, ons veelal onvoldoende lijkt. Alle salarissen, met uitzondering van die der leerlingen, zouden o.i. zoo moeten geregeld zijn, dat er een vrijwillige verzekering van kan worden gesloten. Het is een bij uitstek moeilijk vraagstuk, dat van de verzorging der verpleegster in geval van ouderdom en invaliditeit. Niet, dit spreekt vanzelf, voor de B..K. inrichtingen en de Diaconessenhuizen. Waar de non altijd in de eenmaal gekozen kloosterorde, de ingezegende zuster veelal in Let diaconaal verband blijft, daar is, wanneer zij niet meer, of niet meer ten volle over Lare arbeidskracht beschikt, bare verzorging door Congregatie of MoederLuis vanzelf aangewezen. Zij Leeft gewerkt zoolang Let dag was ten bate eener bepaalde gemeenschap, en deze toont, wanneer de avond valt, haar dank op de eenige doeltreffende manier. Geheel anders staat de zaak in de leekengestichten 74 met hun voortdurend vlottende, van een gemeenteziekenhuis naar een particulier herstellingsoord, van een vereenigings-sanatorium naar een rijks- of gemeentelijke inrichting trekkende verpleegsters-bevolking. Daar lijkt verplichte verzekering, waarbij de zuster . geheel of gedeeltelijk de premie zelf betaalt, dus een fonds helpt stijven, waaruit zij vermoedelijk nooit baten trekken zal, ons een nadeel in plaats van een voordeel. Zélfs bij volledige terugbetaling der gestorte premiën in geval van vertrek — een gunstige bepaling, die wel in sommige indnstrieele ondernemingen, maar waarvan wij niet weten of ze in eenig ziekenhuis bestaat. Want ze dwingt ook haar, die nooit pensioen behoeven zal, omdat zij eigen vermogen bezit of vermogen wachtende is, tot nog nijpender bekrimping dan de kleine arbeidsbelooning op zichzelf reeds noodzakelijk maakt. De eenige vorm van pensioen regeling die geenerlei bezwaar oplevert is deze, dat de inrichting de premie geheel voor haar rekening neemt. Maar is 't dan niet eenvoudiger en verkieslijker, de bezoldiging op een zoodanig peil te brengen dat de verpleegster die dit wenscht en behoeft (totdat de Staat misschien allen dwingt!) jaarlijks bijv. een f 100 of f 126 kan betalen als premie aan een door haarzelf uitgekozen verzekerings-maatschappij — zónder daarom in de jaren harer jeugd van ieder bescheiden genoegen, van elke levensvreugde of levensverrijking: door reizen, door lezen, door mnziek-genieten, afstand te moeten doen ? Dat bij toelating van externaat een zóó geringe salaris-verhooging, dat ze voor huisvesting bij vreemden ontoereikend is, afkeuring verdient, zal in theorie door een ieder worden beaamd, al kunnen de meeningen omtrent het benoodigde bedrag verschillen. Wat het buiten de inrichting wonen zélf betreft, ofschoon wij alle in hoofdstuk V te berde gebrachte bezwaren daartegen onderschrijven, gaat onze sympathie nóg sterker uit naar het op blz. 50 geleverde pleidooi voor de mogelijkheid van uitwonen. Yele directies voelen het nadeelige van het altijd 75 toeven in de nabijheid der zieken. Vandaar dat zij telkens spreken van opwonen, of wonen in een zusterhuis ; in allen gevalle zóó dat men van de patiënten absoluut niets merkt. Ongetwijfeld brengt dat eenige verbetering teweeg. Maar het hoofdbezwaar van het internaat: het leven in een betrekkelijk kleine afgesloten maatschappij, wordt daardoor niet opgeheven. En juist dat wordt voor sommige naturen op den duur onverdragelijk. Het kan hen zelfs ten verderve voeren. Welk een verfrissching voor den geest biedt de dagelijksche aanraking met het volle bonte leven van de wereld buiten de muren van het ziekenhuis! Hoe zouden vaak kleine grieven, of in den beginne geringe gevoels-afwijkingen, in de broeikas-atmosfeer van het internaat tot reusachtige afmetingen uitgroeiend, gedurende de dagelijksche wandeling van en naar huis, door het telkens hooren van geheel andere belangen, wenschen en nooden: van school en huishouding, handel en verkeer ... tot hun natuurlijke verhoudingen worden teruggebracht! Het behoeft wel geen speciaal betoog, dat leerlingen inwonend moeten zijn, en dat in verband met de dienstregeling voor menigeen: voor vele hoofdverpleegsters bijv., het afwezig zijn op gezette tijden te eenenmale uitgesloten is. Maar waar de dienst dit niet volstrekt vereischt, daar dunkt ons een gedwongen internaat voor de gediplomeerde verpleegster in hooge mate onwenschelijk. Zélfs, indien de huisvesting in het ziekenhuis steeds voortreffelijk ware. Wij zagen evenwel, dat in 16 inrichtingen door de werkneemsters, in 4 door de directiën de huisvesting onvoldoende wordt genoemd; nl. van de 67 die onze vragenlijst invulden, en waar dus in 't algemeen zeker niet de ongunstigste toestanden zullen heerschen. Ons grootste bezwaar in zake huisvesting is wel, dat geheele scharen zusters niet eens de beschikking over een eigèn slaapkamertje hebben. Slechts in 16 van de 67 hebben allen een vrije kamer, in 8 alleen de jongeren niet; dus in niet 76 minder dan 43 ziekenhuizen zijn er gediplomeerde verpleegsters : in 18 zelfs meer dan de helft, die haar slaapkamer met een of meer anderen moeten deelen. Nu lijkt ons om tal van redenen een vrije slaapkamer een onafwijsbare eisch. Wat ook de dagtaak moge vergen aan inspanning en zelfbeheersching, 's nachts moet de volwassen vrouw met haar gedachten, haar leed en vreugde, haar angst en hoop, haar moeilijkheden en teleurstellingen alleen kunnen zijn. Die gelegenheid tot een ongestoord „uitvechten" met zichzelf vormt de veiligheidsklep, welke het overvol gemoed voor breken behoedt. Ze schept de sfeer waarin het geschokte evenwicht kan worden hersteld. Ook kamertjes met te weinig ruimte, met klap- of dakraampjes, of met niet tot boven toe opgetrokken muren, die tocht bij luchten en sterke gehoorigheid doen ontstaan — om van slaapplaatsen vlak bij de patiënten of op de ziekenzalen niet eens te spreken — dat alles moet voor een gediplomeerde verpleegster een onwaardige huisvesting worden geacht. Feitelijk geldt dit voor iedere kamer, die niet voldoet aan de eischen, op blz. 52 door den geneesheer-directeur eener zeer groote inrichting kortelijk geformuleerd: een ruime, goed ventileerbare, verwarmbare, behoorlijk gemeubileerde zit-slaapkamer voor ieder afzonderlijk. Dat de overige, door de werkneemsters aangeduide nadeelen van het ziekenhuisleven : het heel gebonden zijn, onrechtvaardigheid van hoofd- of eerste verpleegsters, ongezelligheid en onhuiseliikheid, eveneens sterke machten vormen die menige verpleegster uit de inrichting drijven, zal ongetwijfeld algemeen worden erkend. Maar dergelijke bezwaren zijn slechts gedeeltelijk te ondervangen. Voorzeker zal een directrice, voelend dat een verpleegster evenals ieder ander volwassene in haar vrijen tijd ook waarlijk vrij wil zijn, de teugels waar het gediplomeerden geldt zooveel mogelijk vieren. Tegen onrechtvaardige bevoorrechting of achteruitzetting van de zijde van sommige hoofd- of eerste verpleegsters, tegen speldeprikjes van iedereu dag, zou 77 tot op zekere hoogte baat kannen worden gevonden me* naar wij meenen - gelijk in sommige kringen wordt gewenscht - door een scheidsgerecht, of raad van beroep, waardoor alleen betrekkelijk belangrijke questien zouden kunnen worden beslecht, maar door een veranderde houding van directiën en besturen welke zou te kennen geven dat in hun oog het gelijk niet altijd is aan den kant der superieure - een gezindheid, welke bij de strenge hiërarchie die er in de meeste ziekenhuizen heerscht vermoedelijk geen schadelijke gevolgen zou hebben ten opzichte der onontbeerlijke tucht, en de zusters een gevoel van grootere veiligheid zou geven. Wat het gebrek aan gezelligheid betreft - pogingen om daaraan tegemoet te komen zijn in sommige inrichtingen geslaagd, doch hebben elders gefaald Dat gedwongen „gezelligheid", als waarvan zuster H. (zie blz. 68) vertelt, voorbestemd is het tegenovergestelde effect teweeg te brengen, ligt voor ieder normaal voelende voor de hand. Doch ook overigens hangt op dit netelig terrein a les af van de persoonlijkheid zoowel van directie als verplegenden. Wij kunnen ons levendig voorstellen, dat een adjunctdirectrice, met de beste bedoelingen bezield om 't haar zusters recht huiselijk te maken, als een moeder voor haar te zorgen, en in eetzaal en conversatie-kamer een verdraagzamen en opgewekten toon te doen heerschen, zich pijnlijk teruggestooten voelt door de weinige waardeering die haar poging bij sommige verpleegsters ondervindt. Terwijl wij aan den anderen kant ook weder de verpleegsters-natuur begrijpen, die haar teruggetrokkenheid geëerbiedigd wenscht te zien, en zich schuwt voor opgedrongen intimiteit Groote tact en waarachtige menschenliefde worden er bij de directrice, veel welwillende redelijkheid bij de verpleegsters vereischt, om zelve zelden te wonden f.n,0,n&ekeerd onwillekeurig toegebrachte kwetsuren liefderijk over 't hoofd te zien. Naast deze bezwaren van persoonlijken aard en daarom ontsnappend aan iedere reglementeering, staan er 78 andere, weliswaar materieele, maar die zóó nauw samenhangen met de in ieder ziekenhuis verschillende inwendige organisatie, dat ze al evenmin in reglementen of verordeningen zouden zijn vast te leggen. Hiertoe behooren o.a. de dag-indeeling; regelingen wisseling der wacht; aantal en toestand der benoodigde hulpmiddelen en gereedschappen e.d.m. Resten ten slotte die euvelen, waarin wèl bij reglement verbetering te brengen zou zijn. Van deze formuleeren wij hier onze minimumwenschen : 1. De arbeidsduur bedrage in grootere inrichtingen, waar dagelijks langer dan enkele uren intensieve arbeid wordt verricht, niet meer dan 10 uur per dag. Ter contróie of de arbeid te zwaar wordt, verdient weging der verpleegsters op gezette tijden aanbeveling. Het is in géén geval de bedoeling, dat dezelfde hoeveelheid arbeid eenvoudig in een kortere spanne tijds worde samengeperst, maar dat het aantal verpleegkrachten worde uitgebreid. De noodige ruimte zou daarbij kunnen worden gevonden door invoering, voor een deel harer, van het externaat; nieuwe bekwame krachten, door tijdelijke aanstelling van reeds vroeger elders gediplomeerden, die op deze wijze (en daardoor zou tevens aan een verlangen van velen worden voldaan) gedurende een bepaalden tijd herhalings-onderwijs kunnen genieten. Dat de arbeidsregeling, de samenstelling van den „rooster" — om een term aan het schoolleven te ontkenen — moeilijkheden zal opleveren, wij zijn er wel zeer van overtuigd. Maar als de „wil" er is, zal er ook hier een „weg" worden gevonden! -En 't resultaat is heel wat moeite waard! 2. Ruw of zwaar huiswerk, als dweilen, schrobben schuren worde niet van de verpleegster geëischt;, ook niet van de leerlingen, behalve voor zoover dergelijke werkzaamheden een noodzakelijk bestanddeel uitmaken van de opleiding dergenen die zich meer in 't bijzonder voor het beroep van wijkverpleegster willen bekwamen. 79 3 De voeding gedurende de wacht besta niet uitsluitend uit brood. Ei, vleesch of warm schoteltje moge de onvermijdelijke portie brood verorberbaar maken. Voor iedere wachtzuster worde tenminste 72 "«r melk. per nac]lfc beschikbaar gesteld. Verschil in nachtvoeding tusschen hoofdverpleegster en verpleegster worde vermeden. 4. Elke inrichting voere Zondagsrust in, hetzij in den vorrn dat elke zuster een deel van den Zonoag, hetzij in dien dat ieder om de 2 of 3 weken een geheelen Zondag vrij heeft. 8 5. Iedere verpleegster hebbe eenmaal per week een geheelen dag vrij. r vergoeddageD' dö waoht valIend, worden later 6. De vacantie bedrage tenminste 3 weken ür worde een vacantie-geld van tenminste f 1 per dag verstrekt. v f2' ■ Hf T!fnn5'S"Salari? voor ^diplomeerdenbedrage f 6(» intern ' V°°r hoofdverpleegsters tenminste De financieele schade, welke de inrichtingeu daardoor te lijden krijgen, worde niet ingehaald door aanstelling vaneen grooter percentage leerlingen. Daarvan toch zouden de patiënten den terugslag ondervinden bestemd! ^ d6 eer6te Plaat8 Zijn de ziekenhuizeu Waar broeders en zusters naast elkander werken worden beide categorieën gelgkelijk gesalarieerd. 8. Voor zoover de dienst het toelaat, worde voor gediplomeerden uitwonen mogelijk gemaakt I>e omstandigheden mogen dan in ieder bijzonder geval beslissen, c f er alleen buiten de inrichting geslapen, of ook gegeten zal worden. Voor vergoeding van volledig pension worde een som berekend, in de groote gemeenten tenminste f50 bedragend prÖvincie-Plaatsen ongeveer f 40 per maand 9. Iedere gediplomeerde inwonende verpleegster 80 hebbe de vrije beschikking over een niet te kleine, behoorlijk gemeubileerde, verwarmbare zit-slaapkamer met volslagen raam. Eén en ander worde niet alleen vastgelegd in reglementen, maar nauwgezet nageleefd 1 Wanneer eenmaal aan dat alles voldaan zal zijn, ook dan zullen er — wij zijn er zeker van — nog onvervulde wenschen, nog niet uit den weg geruimde grieven overblijven. Maar het ziekenhuis zal dan ongetwijfeld, ten profjjte der patiënten, de beschaafde gediplomeerde verpleegster langer vermogen vast te houden dan thans het geval is, terwijl vroegtijdige Invaliditeit onder deze groep werkkrachten zal terugzinken tot het gemiddelde percentage van alle vakken te zamen. De hierboven geuite wenschen gelden in hun vollen omvang uitteraard alleen voor de niet-confessioneele inrichtingen. De noodzakelijk geachte veranderingen betreffende salarieering en uitwoning zijn niet van toepassing op de Diaconessenhuizen noch op de van kloosterorden uitgaande R. K. gestichten. Voor deze laatste zijn evenmin onze wenschen omtrent Zondagsrust, vrije dagen en vacantie bestemd. Wel hopen wij, dat ook daar aan voldoende rust, voeding en huisvesting de noodige aandacht zal worden geschonken, en dat te lang voortgezette onafgebroken dienst zal worden vermeden ; doch het past ons, in verband met de godsdienstige plichten welke de non te vervullen heeft en die een belangrijk deel harer arbeidstaak vormen, niet om een voorstel omtrent den duur van den dagdienst te doen. Met eerbied en voldoening hebben wij kennis genomen van de in sommige orden heerschende liberale gezindheid, die de non, wanneer zij zich in een bepaalde omgeving niet thuis kan voelen gelegenheid biedt, elders werkzaam te zijn, en haar die de verpleegtaak wenscht op te geven van dien arbeid ontheft. 81 Bestaat er, zooals sommige directiën en hoofdverpleegsters min of meer vagelijk te kennen gaven — althans voor zoover de leek en gestichten betreft, waaide zusters voor't meerendeel door geen godsdienstige overtuiging gedragen, en niet door die machtigste aller drijfveeren tot zelfbeheersching en zelfverloochening worden gevoerd — reden te vreezen, dat met de verbetering harer positie de waarde der'verpleegster als arbeidskracht geen gelijken tred zal houden, zelfs achteruit zal gaan ? Misschien wel, inderdaad. In de geheele maatschappij, dus ook in de verpleegsterswereld, wordt heden ten dage eerder geïnformeerd naar vrijen tijd dan naar arbeidsuren meer aandacht gewijd aan de vraag of men eenige taak aangenaam vindt dan of men er zich naar behoo ren van kwijt. En het ziet er niet naar uit, of het einde van dien dwaalweg weldra bereikt zal zijn. Doch de geenszins te loochenen mogelijkheid van verminderende plichtsbetrachting mag o.i. toch niet leiden tot bestendiging van hetgeen eenmaal als volstrekt afkeurenswaardig werd erkend. Bovendien, de opvatting onzer meest optimistische oogenblikken, dat het euvel van heden: een eenzijdig streven naar rechten waarbij de plichten in 't gedrang geraken, de natuurlijke reactie is op het euvel van gisteren : een arbeidsleven van enkel plichten nagenoeg zonder èènig recht; de verwachting, dat de gemeenschap van morgen het verkwikkend schouwspel te genieten zal geven van een samenleving, waarin plichten en rechten der „arbeiders" in den ruimsten zin des woords in evenwicht verkeeren — die opvatting en die verwachting, wellicht zullen ze eenmaal blijken, niet ongegrond te zijn geweest. In de ontroerende toespraak, door Schwester Agnes Karll, de even sympathieke als bekwame leidster der verpleegstersvakvereeniging in Dnitschland, bij den aanvang van dit jaar tot de Duitsche verpleegsters gehouden, spreekt zij in woorden vol wijsheid en wijding over het verheven verpleegstersberoep. De toekomst van dat vak zoowel als van elke zijner beoefenaarsters hangt, meent zij, af van de vraag of 82 de zusters ieder voor zich slechts „hulpkrachten", of „dilettanten", of wel „kunstenaressen" op haar gebied willen zijn. Moge door tegemoetkoming aan redelijke wenschen voor vele verplegenden die atmosfeer van gemoedsrust worden geschapen, waarin in kiem aanwezige „kunstenaar-eigenschappen tot volle rijpheid kunnen groeien! INHOUD. Blz. Inleiding . _ o L Dnnr der dagtaak. Dagverdeeling . 13 EL De wacht .... 22 m. Rusttijden .... 28 IV. De zwaarte der arbeidstaak ... 35 V. Het uitwonen .... 44 VI. De huisvesting in de inrichting . . 51 VII. De salarieering . gg VIJJ. Opmerkingen van werkgever en werkneemster ... gQ IX. Opmerkingen omtrent het arbeidsleven der ziekenhuiszuster, van wie dien werkkring verlieten . . 66 Be8lalt . 69 I BIJLAGE. Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid. 's-GRAVENHAGE, November 1915. van Speljkstraat 30. Aan Directiën van, en Verpleegsters in ziekenhuizen, sanatoria, herstellingsoorden en krankzinnigengestichten in Nederland. Geachte ^r' Mie., U zult ongetwijfeld mèt ons van meening zijn, dat in verschillende inrichtingen ten onzent de arbeidsregeling zoowel als de arbeidsb e 1 o o n ing der • verpleegsters verbetering behoeft: in de eerste plaats ter wille der verpleegsters zeiven, maar niet minder ook ter wille van de directiën, die tegenwoordig maar al te dikwijls met voortdurend wisselend personeel hebben te werken, omdat zoo menige inrichting de gediplomeerde zuster niet vermag vast te houden. Klachten en wenschen, nu hier, dan daar geuit, werden zeker ook door TJ vernomen. Maar een systematisch overzicht van den toestand: eerste voorwaarde tot het voorbereiden van doelmatige verbetering, ontbreekt tot dusver. Zulk een overzicht nu wenschen wij samen te stellen, en, in den vorm eener brochure, inhet licht te geven.' Het spreekt vanzelf, dat daarin geen namen zullen worden genoemd, noch van personen, noch van inriohtingen. Wij vertrouwen dus, dat niet alleen de directiSn, maar ook vele verplegenden, ommestaande vragenlijst zullen willen invullen. Wij stellen ons voor, dat één der gezonden lijsten wordt beantwoord door de directie alleen ; de andere door de verpleegsters, in groote inrichtingen liefst in groepen te verdeelen (hoofdverpleegsters; eerste verpleegsters; gediplomeerde verpleegsters). Voor opmerkingen, welke ons inzicht kunnen verhelderen, houden wjj 'ons ten zeerste aanbevolen. De ingevulde en onderteekende lijsten gaarne zoo spoedig mogeljjk, doch in ieder geval vóór 16 December e. k. tegemoet ziende, en bij voorbaat dankende voor uwe welwillende medewerking, Hoogachtend, Voor het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid, ANNA POLAK, Directrice. VRAGENLIJST. 1. Vraag: wat is ongeveer het gemiddeld aantal patiënten in uwe inrichting ? Antwoord: - patiënten. 2. Vraag: hoe groot is ten uwent het totaal¬ aantal verplegenden ? Antwoord: verplegenden. 3. Vraag: hoeveel uren bedraagt: a. de dagdienst ) voor maaltijden ° V en vrije uren dus b. de nachtdienst J afgetrokken. Antwoord: a. de dagdienst uren. b. de nachtdienst - uren. 4. Vraag: hoe is de dag-indeeling: a. uur van opstaan; b. onbijt; c. begin van den dienst; d. tweede maaltijd ; e. derde maaltijd ; f. eventueel e vrije nren; g. einde van den dagdienst? mogen de vrije uren buiten de inrichting worden doorgebracht ? Antwoord: a. 'uur van opstaan: - b. ontbijt: o. begin van den dienst: d. tweede maaltijd: e. derde maaltijd: f. vrije uren: •• g. einde van den dagdienst: de vrije uren mogen j^-r buiten de inrichting worden doorgebracht. B. Vraag: hoelaatbeginteneindigtdenachtdienst? Antwoord: de nachtdienst begint om uur en eindigt om ■ uur. 6. Vraag: hoeveel nachten achtereen wordt nachdienst verricht ? Antwoord: nachten achtereen. 7. Vraag: hoe is gedurende de etmalen van den nachtdienst de voeding geregeld ? hoeveel maaltijden ? wanneer genuttigd ? wat wordt er 's nachts gebruikt ? Antwoord: aantal maaltijden per etmaal: uren waarop deze worden genuttigd: 's nachts wordt er gebruikt: 8. Vraag: heeft uwe inrichting Zondagsrust? zoo ja, sinds wanneer ? hoe laat begint en eindigt de vrije Zondag ? Antwoord : er is ten onzent ^^Zondagsrust; sinds het jaar De vrije Zondag begint om uur en eindigt om uur. 9. Vraag: indien niet iederen Zondag, hoeveel dagen of deelen van dagen heeft de zuster dan per maand vrjj ? Antwoord: dagen, en (of) ^iafsT gedurende ----- uur. 10. Vraag: hoe is de vacantie-regeling ? Antwoord: vacantie wordt jaarlijks gegeven gedurende — 11. Vraag: indien de arbeidstijd der verpleegster U te lang voorkomt, hoe zon daarin volgens uwe meening verbetering kunnen worden aangebracht? kan Uwe inrichting meer verpleegsters herbergen ? Antwoord: verbetering zou kunnen worden aangebracht door de inrichting kan geen grooter aantal verpleegsters herbergen: of kan nog verpleegsters herbergen. 12. V raag: hoe denkt U, afgescheiden van de questie van het aantal verpleegsters en de beschikbare ruimte, over het buiten de inrichting wonen der verpleegsters ? Antwoord : S. Vraag: hoe is de huisvesting in de inrichting ? heeft iedere verpleegster een eigen kamer? voldoende ruim? met een volslagen raam ? op welke verdieping ? Antwoord: 14. Traag: hoe is de salaris-regeling voor gediplomeerde verpleegsters ; eerste verpleegsters ; hoofdverpleegsters ? Antwoord: salaris gedipl. verpleegsters „ eerste verpleegsters „ hoofdverpleegsters 15. Opmerkingen: Naam der inrichting: Onderteekening : Datum: