Het gebruik van di, da en a. 225 1°,- Na sommige bijvoegl. naamw., waarvan de meest gebruikelijke zijn: assente afwezig scevro ontdaan, beroofd differente \ Terschi,lend yuU verbannen aiverso I immune bevnjd, vrij, onvatbaar discosto i verwi|derd esente bevrijd, vrijgesteld distante f J (esente da dazio vrij van rechten) remqto ver verwijderd independente onafhankelijk libero vrij sicuro zeker. 2°„- Na het werkwoord in den lijdenden vorm: Venne ucciso dal suo neniico. Hij werd door zijn vijand vermoord. 3°.- Na werkwoorden, die eene beweging (andare, venire) naar, of een blijven (restare, essere, stare, rimanere, ecc.) hij een persoon uitdrukken. In deze gevallen staat da voor den persoon, die óf het doel van de beweging is, óf bij wien het blijven plaats vindt: Venite da me. Komt tot mij. Vado dal calzclaio. Ik ga naar den schoenmaker. Abiterq da mio nqnno. Ik zal bij mijn grootvader wonen. De werkwoorden, die een vertrekken uitdrukken (partire, uscire, scendere, ecc.), verlangen in, sommige gevallen bij voorkeur di: Vengo da Roma. Maar: Esco di Roma (dalVinterno di Roma). Esco di casa. Heeft echter het zelfst. naamw. het lidwoord of een voornaamw. vóór zich, dan gebruike men bij voorkeur da: Esco dalla casa di mio padre. Esco da una chiesa. 4°- Na vele werkwoorden, die in het tweede deel les 11, § worden genoemd. 5°. Om aan te geven, doel, gebruik, een karakteristiek kenteeken, eene bijzondere eigenschap, het geschikt zijn voor iets, zoowel na zelfst. als na bijvoegl. naamw.: Buqno da mangiare. Goed om te eten. Acqua da lavare. Waschwater. Tobacco da fiuto, da naso. Snuiftabak. Camera da letto. Slaapkamer. Salqtto da ricevere. Ontvangkamer. Fucile da caccia. Jachtgeweer. La ragazzo dai capelli biondi. Hetmeisjemet de blondeharen. 226 Les 4. Un uamo dabbene (da — bene), dappqco (da — poco).1 Een rechtschapen, een onbeteekenend mensch. Het Nederlandsche: goed voor, geschikt voor, in uitdrukkingen als: dit is een leven goed voor honden (een hondenleven), wordt ook dikwijls door da vertaald: Questa $ una vita da cani. Op het verschil tusschen di en da moet bij de vertaling van samengestelde Nederlandsche zelfst. naamw. goed worden gelet. Ba geeft nooit het materiaal aan, waaruit iets is gemaakt. Men gebruikt dan di. Zoo is una forndce da mattoni een steenoven, una fornace di mattoni een oven, van steenen gemaakt. Men onderscheide verder: Un bicchiere d' acqua en un bicchiere da acqua. Una bottiglia di vino en una bottiglia da vino, enz. Is het voorwerp in gebruik, dan gebruikt men in plaats van da dikwijls het lidwoord in den genitief: Dammi la bottiglia deU'qlio. Geef mij de olieflesch. E-cco il mercato del pesce. Hier is de vischmarkt. Men gebruikt ook da met het lidwoord, als men van personen spreekt, die iets verkoopen: La dqnna dal latte. De melkvrouw. L'uqmo dalle cüliege. De kersenman. Toch is het verkieslijker in deze gevallen den naam van het beroep te gebruiken. De Italiaansche taal is rijk aan die woorden (ze eindigen meestal op aio, aro, sommige op iere of ere, terwijl weer andere geen bijzonderen uitgang hebben.) 7°.- Soms staat da bij eigennamen, om de geboorteplaats aan te duiden: Francesca da Rimini. Leonardo da Vinei. 81- Onafhankelijk wordt da gebruikt: a) In bijwoordehjke uitdrukkingen, als: Da banda, da parte ter zijde da destra van rechts da solo a solo onder vier oogen da lontano van verre da vicino van nabij da senno in ernst | / da burla in scherts. 1 Hiervan worden zelfs weer abstracta gevormd, als: dabbenaggine (goedhartigheid), dappocaggine ondeugdelijkheid. 6) Om ongeveer een aantal aan te geven: Uscirono da dodici soldati. Ongeveer 12 soldaten traden voor. Da trenta persone. Ongeveer 30 personen. Hierbij moet men echter er aan denken, dat nooit minder dan het aangegeven getal wordt bedoeld. c) Om aan te geven wijze en hoedanigheid: Vivere da signore. Als een groot heer leven. Ba agito da pazzo. Hij heeft als een dwaas gehandeld. Vestito da prete, da soïdato. Als priester, als soldaat gekleed. DapQverofigliuolo. (M.) Zoo waar ik een arme jongen ben. Egli ti fara da padre. (M.) Hij zal je als een vader behandelen. Hiertoe behooren ook de volgende Italianismen : da per te, da per sè, da me, da te, da sè (voor jou alleen, enz.), da prima (dapprima) eerst, da pgi (dappgi) vervolgens: L'ltalia fara da sè. Italië zal alleen handelen. Se nessuno m'accompagna, andrg da per me (of dame). Als niemand mij vergezelt, zal ik alleen gaan. Zooals men ziet, beteekent da voor een voornaamw. van dezelfden persoon als het onderwerp niet meer tot of naar. Vado da me beteekent: ik ga alleen, maar niet: ik ga tot mij (naar huis). Ik ga naar huis, is: Vado a casa. Maar men zegt: Vado da te ik ga naar jou (je huis). Opmerking. De zinswendingen met da moeten in het Nederlandsch dikwijls door bijzinnen worden omschreven; b.v.: Non $ra part ito da metter neppure in consulta. (M.) Dat was een uitweg, die zelfs niet in aanmerking kon komen. Un viso da far morire in bocca una preghiera. • Een gezicht, dat iemand het verzoek in den mond deed besterven. Iets dergelijks hebben we in: Son ugmo da andare in persona a far visita. (M.) Ik ben in staat in eigen persoon een bezoek te gaan brengen. Hl. A. Behalve den datief geeft a de richting aan naar eene plaats toe. Tevens beteekent het: het blijven op eene plaats (da beweging naar of het blijven bij een Het gebruik van di, da en a. 227 persoon). Bovendien nog: het geestelijk streven naar een doel. Meer in 't bijzonder wordt a gebruikt: 1°.- Na' de volgende bijvoegl. naainw.: attento opmerkzaam disposto besloten atto geschikt eguale gelijk awezzo gewoon f edele trouw caro lief, dierbaar grato aangenaam conforme overeenstemmend inferiore ondergeschikt contrario vijandig, tegenover- necessario noodzakelijk gesteld nocevole, nocivo schadelijk conveniente passend ngto bekend corrispondente overeenkomstig risoluto besloten odioso gehaat senstbile waarneembaar pericoloso gevaarlijk simile gelijk preparato voorbereid superiore verheven pronto gereed utile nuttig proporzionato evenredig vicino dichtbij. dannoso verderfelijk 21- Na werkwoorden van beweging, als ze gevolgd worden door een infinitief of een zelfst. naamw. als subject: Andai a vederla. Ik ging haar zien. Andate a cercarlo. Ga het halen. Venga a trovarmi qui. Kom mij hier halen. Andare a spasso. Gaan wandelen. Venite a pranzo con me. Kom bij mij middagmalen. NB. Ook bij qssere en stare, om een toestand aan te geven in gevallen als: Mia madre $ a casa. Mijne moeder is thuis. StQ a vedere quello che farq.' Ik zal eens zien, wat ik zal doen. Stare a qcchi bassi. Staan met neergeslagen oogen. Stare a bocca aperta. Staan met open mond. 21- Om aan te duiden het indirecte voorwerp van eene handeling: Hq parlato a sua sorella. Ik heb uwe zuster gesproken. Lo dissi a lui, non a lei. Ik zeide het hem, niet haar. 3°>- Om het oogenblik of den tijd aan te geven, waarop eene handeling begint: A che ora. Hoe laat? Alle due. Om twee uur. All'ora fissata. Op het vastgestelde uur. 228 Les 4. Bijvoeglijke naamwoorden en telwoorden. 241 Zevende les. Bijvoeglijke naamwoorden en telwoorden. A. Eigenaardigheden van sommige bijvoegl. naamw. Sommige bijvoegl. naamw., voorafgegaan door het üdwoord, kunnen zonder zelfst. naamw. (dat er dan bii gedacht wordt) gebruikt worden. 1°. La lunga, la breve, la corta, la diritta, la bugna, ecc. (via, strada): Andar per la breve, per la piü corta. De kortste weg nemen. 2°.- La destra en la sinistra (mano), b. v.: Ero seduto alla sua destra. Ik was aan zijne rechterhand gezeten. 3°„- La retta en la curva (linea): La curva ACB $ piü lunga della retta AB. 4°- La peggia (sgrta): aver la peggia. 5°.- II Manco, il verde, ïl rosso (colore) : 11 verde mi piace piü del rosso. De groene kleur bevalt mij beter dan de roode. 6°.- II müanese, il pisano, ü senese (territorio): Nel müanese si coltiva il riso. In de provincie Milaan wordt rijst verbouwd. Tutto il senese e" bello. De geheele provincie Siena is mooi. 7° II francese, Vitaliano, Vinglese (lingua): Paria il francese e Vinglese. Hij spreekt Fransch en Engelsch. 8°- II bello, il giunto, il vero in plaats van la beUezsa, la giusüzia, la verita, ecc. of le cgse belle, giuste, vere, ecc: II vero difficilmente si trgva. De waarheid is moeilijk te vinden. NB. Het bijvoegl. naamw. bello, bel wordt met eemgszins afwijkende beteekenis, in Italiaansche uitdrukkingen gebruikt, als: II terremoto si sentl nel bel mezzo della ngtte. De aardbeving werd juist midden in den nacht gevoeld. Mi diede un bel ng. Hij antwoordde mij beslist neen. Tu l'hai bella e finita. Jij hebt het gedaan. Ital. Gramm. v. Holl. 242 Les 7. La ha fatto a bella posta. Hij heeft het met opzet gedaan. B. Eigenaardigheden bij sommige vormen van vergelijking. 1. Dl of che mag gebruikt worden na bijvoegl. naamw., als meglio, peggio, peggiore, piü en meno; echter met dien verstande, dat: a) Di meestal wordt gebruikt, indien er sprake is van eene hoedanigheid (bijvoegl. naamw., bijwoord) die twee verschillende begrippen (hoewel in verschillenden graad) gemeen hebben: La mia casa $ piü grande della tua. Mijn huis is grooter dan het jouwe. Io corrg piü presto di lui. Ik liep harder dan hij. 6) Men geeft aan di de voorkeur bij telwoorden: Piü di cento. Meer dan honderd. Meno di sei. Minder dan zes. c) Che wordt gewoorilijk gebruikt, als er sprake is van eene handeling (werkwoord), van welke de twee verschillende deelen van de vergehjking, óf als subjecten, óf als objecten, afhangen: Roma mi piace piü che Firenze. Rome bevalt mij beter dan Florence. Arno piü mia madre che i miei frateUi. Ik houd meer van mijne moeder dan van mijn broers. d) Che wordt altijd gebruikt: 11- Als het tweede deel der vergelijking beheerscht wordt door een voorzetsel. 2°.- Wanneer het betrekking heeft op een zelfst. naamw. in algemeenen zin genomen en niet voorafgegaan door het lidwoord. 3°.- Als de vergelijking plaats heeft tusschen twee bijvoegl. naamw., praedicaten of bijwoorden, die bij een zelfde onderwerp behooren. 41- Na de bijwoorden prima, piuttgsto, ami, enz. om eene voorkeur aan te duiden. Voorbeeld: le. Penso piü ad altrui che a me stesso. Ik denk meer aan anderen dan aan mij zelf. Lo faccio piü per te che per lei. Ik doe het meer voor jou dan voor haar. Bijvoeglijke naamwoorden en telwoorden. 243 2°. II suo cugre è piü duro che pietra (of d'una pietra). Zijn hart js harder dan steen. 3". $ piü bella che bugna. Zij is meer mooi dan goed. Mi e\ piü fratello che amico. Hij is meer een broeder dan een vriend voor mij. Meglio tardi che mai. Beter laat dan nooit. 4". Prima il dovere che la vita. Plicht gaat boven het leven. Piuttgsto essere infelice che fare infelice altrui. Het is beter ongelukkig te zijn, dan anderen ongelukkig te maken. ° 6 2. De ontkenning na den comparatief. Om de tegenstelling bij vergelijkingen nog duidelijker te doen uitkomen, staat in het Italiaansch voor het tweede gedeelte non. In dat geval heeft de vergelijking plaats door middel van che. Het tweede lid ervan is een zin, en het eerste lid moet eene veronderstelling of eene vraag bevatten, die tegenover het tweede lid eigenhjk eene ontkenning is; b. v.: Hij is rijker, dan je denkt (d. w. z.: jij denkt niet, dat hij zoo rijk is, als hij werkelijk is). Jy piü ricco che non credi. Willen echter de Italianen niet zoozeer den nadruk op die tegenstelling leggen, dan laten zij non ook weg: J $ piü ricco che credi. Daarentegen mag de ontkenning niet gebruikt worden, als het eerste lid reeds ontkennend is of wel eene vraag bevat, waarop het antwoord ontkennend zou moeten luiden: Non $ piü rico che credi. Hij is niet rijker dan je denkt, d. w. z.: jij denkt, dat hii zoo rijk is, als hij is. J Siamo noi altri piü contenti che essa (non sia)? Zijn wij tevredener, als zij is? Antwoord: Neen wii zijn het niet. J Soms vindt men in een zin, die uit twee zinnen is saamgetrokken en waarin twee subjecten, die met elkaar moeten vergeleken worden, bij een werkwoord staan net tweede subject met non; b. v.: 16» 244 Les 7. Un paese, dove le dgnne lavorano piü che non (lavorino) gli uomini. Een land waar de vrouwen meer werken dan de mannen. Hier mag non ook weggelaten worden. 3. Che of di voor voornaamwoorden. In het eerste deel, les 18, bid. 75, zeiden wij, dat voor een voornaamw. de vergelijking bijna altijd door di geschiedt. Dit is vooral het geval bij de persoonlijke voornaamw.: Ne sa piü di voi. Hij weet er meer van dan gij. Daar echter na di het persoonlijk voornaamw. den accusatiefvorm heeft (di me, di te, di lei), kan onder bepaalde omstandigheden eene dubbelzinnigheid ontstaan, b. v. in den zin: Egli mi ama piü di te, is het niet duidelijk, of bedoeld wordt: Hij houdt meer van mij, dan jij, of: Hij houdt meer van mij dan van jou. In het laatste geval vertale men het daarom door: Egli ama piü me che te. In het eerste geval: Egli mi ama piü che tu (non mi ami). 4. Weglaten van het lidwoord na den superlatief. De Italianen beschouwen den superlatief eenigszins anders dan wij. Wanneer wij spreken van de mooiste bloem, bedoelen de Italianen een bloem mooier dan andere. Daarom laten ze gewoonlijk het lidwoord weg, als de superlatief op het zelfst. naamw. volgt: L'azione piü generosa. De edelmoedigste daad. NB Door het lidwoord te gebruiken, wordt de constructie eenigszins verouderd. De moderne grammatica's veroordeelen het. Als de superlatief voorafgaat, behoort het lidwoord bij het zelfst. naamw. en moet het geplaatst worden: la piü generosa azione. Maar het lidwoord mag herhaald worden, als eene herhaling van het zelfst. naamw. verondersteld wordt: La piü generosa azione e anche la piü beUa. 5. Eigenaardigheden van sommige superlatiefvormen. m Soms wordt de superlatief gebruikt na zelfst. naamw. met het lidwoord der eenheid of zonder lidwoord: Bijvoeglijke naamwoorden en telwoorden. 245 Un suqlo fra i piü fertili. Een van de meest vruchtbare bodems. O terra delle piü generose. O gij, een der meest edelmoedige landen. 2°.- Zeer zelden wordt de superlativo assóluto (zooals in het latijn) gebruikt met de beteekenis van een superlativo relativo; b. v.: Erano i Pazzi di tutte Valtre famiglie splendidissima (Macchiavelli). (Toen) waren de Pazzi's de meest beroemde familie. 3°' Uitdrukkingen als: het mooiste, grootste, leeüjkste enz. ding, dat men zich kan voorstellen, dat er is enz., worden soms weergegeven door: quanto, quei che of cio che. Het werkwoord na che staat dan gewoonlijk in den subjonctief: Quanto si pQssa trocare di piü bello. Het mooiste, dat men vinden kan. Of ook: Quei che si pgssa trovare di piü bello. We mogen ook wel zeggen: La piü bella cgsa che si pgssa trovare (of che trovarsi pgssa). ,., jjS" In de omgangstaal worden meglio en peggio dikwijls gebruikt in plaats van megliore en peggiore: Certe parole son peggio dei pugni, Sommige woorden zijn erger dan slagen. NB. De onregelmatige comparatieven en superlatieven: migliore, gttimo, peggiore, pessimo, maggiore massimo, minore, minimo, superiore, sommo of supremo en mfertore, wfimo krijgen nooit piü of meno voor zich. Het zou dus verkeerd zijn te zeggen: piü migliore, meno gttimo. 51- Zooals reeds in het eerste deel is opgemerkt kunnen de bijvoeglijke naamw. op dezelfde wijze als de zelfBt. naamw. vergroot en verkleind worden. Men bedient zich hierbij, afgezien van de bekende achtervoegsels ook van het bijvoegl. naamw. grande (gran) en van de bijwoorden sommamente, infinitamente, fortemente, oltremode, oltre ogni dire, of de voorvoegsels stra en ara (ons: aarts —), of wel men herhaalt het bijvoegl. naamw. J 246 Les 7. Voorbeeld: Una gran bella cgsa. Eene wondermooie zaak. Un essere sommamenie bugno. Een buitengewoon goed wezen. Un oggetto infinitamente caro. Een oneindig dierbaar voorwerp. Una persona fortemenie turbata. Een uiterst bedroefd persoon. Un ugmo straricco. Een buitengewoon rijk man. Una lettera arcistupida. Een aartsdomme brief. Bello oltremodo. Buitengewoon mooi. Insolente oltre ogni dire. Alleronbeschaamdst. Canteremo pian piano. Wij zullen heel zachtjes zingen. Due gcchi neri neri. Twee donkerzwarte oogen. 6°- Andere comparativen en superlativen van Latijnsche afkomst zijn: d) Zonder positief: - esteriore estrqmo interiore intimo ulteriore ultimo anteriore. b) Zonder positief en superlatief: citeriore iuniore seniore — c) Zonder de andere trappen: primo prossimo. NB. d) Anteriore, esteriore, interiore, intimo en prossimo verliezen hun karakter als comparatieven. De eerste drie worden vervangen door andere bijvoegl. naamw.: parte davanti (liever dem anteriore), atti esterni (ook esteriort), camere interne (niet interiori). Intimo en prossimo mogen voorafgegaan worden door piü en meno; l'animo piü intimo; la casa meno prQssima.1 b) citeriore en ulteriore worden alleen aangetroffen bij aardrijkskundige namen: Caldbria citeriore, India ulteriore. c) Iuniore en seniore worden alleen in de schrijftaal gebruikt om den jongsten of den oudsten van twee broeders enz. aan te duiden. 7"- Onveranderlijk zijn: fu (wijlen, alleen gebruikt in oorkonden), pari (gelijk), dispari, impari (ongelijk), dabbene (rechtschapen), blü (blauw) en het bijvoeglijk gebruikte bijwoord gia (vroeger): Giovanni, figlio del fu Giuseppe. Johan, zoon van wijlen Jozef. Via Cavour, gia Via larga. Via Cavour, vroeger Via larga. 1 Kanselarijstijl: i prossimigri de naaste bloedverwanten. 252 Les 8. c) In poëzie en in klassiek proza vervangt ne dikwijls ei; b. v.: Ne dicono. Zij zeggen ons. La vgslra Magnificenza ne ha messi. (Bocc. Dec. 9. 1.) Uwe Heerlijkheid heeft ons gezonden. 3. Staat vi of we (of beide) bij een verbonden persoonlijk voornaamw., dan gaan zij meestal daaraan vooraf: Vi ti vedo. Ik zie je daar. Ne la credo capace. Ik reken haar er wel toe in staat. Dit is ook het geval als de beide woorden achter het werkwoord worden gevoegd: Quasi toccasse a me di levarnela. (M.) Als of het mijn plicht was, haar daaruit te halen. Ne wordt ook dikwijls geplaatst voor het hulpwerkwoord in plaats van voor of achter het hoofdwerkwoord; b. v.: non ne pgsso mangiare, voor non pgsso mangiarne. Ci komt na het voornaamw. te staan: Mi ci recai. Ik begaf er mij heen. 4. Nui en vui zijn poëtische vormen voor noi en voi: Nui chiniam la fronte. (M.) Wij bogen het hoofd. 5. De datieven en accusatieven van de verbonden persoonl. voornaamw. en eveneens ci, vi en we, verbinden zich meestal met ecco tot een woord; b. v.: Eccomi hier ben ik. Eccolo hier is het. Eccotene hier heb jij ervan. 6. Lui, le^i, loro, worden gebruikt in plaats van egli, ella, eglino, elleno, essi, esse, als men op die woorden den nadruk wil leggen, om de tegenstelling aan te geven; of na de woorden anche, neanche, nemmeno; of wel als het persoonlijk voornaamw. als onderwerp op het werkwoord volgt (uitgezonderd in den vragenden vorm): Se lui (egli) lo dice, tutti lo credono. Als hij het zegt, gelooven allen het. Anche lei lo sa. Zelfs zij weet het. Loro in plaats van eglino, elleno, essi, esse, wordt gebruikt voor de meervoudsvormen signori, signore, als we verschillende personen aanspreken. Verder ook voor hoofdtelwoorden: Persoonlijke voornaamwoorden. 253 Io dico questo, perchè loro signore m'intendano. Ik zeg dit, opdat gij, dames, mij moogt begrijpen. Dissero che loro tre sarebbero andati a trovarlo. Zij zeiden, dat zij alle drie hem tegemoet zouden gaan. Ook wordt lui, enz. gebruikt, in gevallen als: lui ricco, lui sano, lui amato da tutti, waarbij het werkwoord (e, era) verondersteld wordt. 7. Bij uitroepen staan de nominatieven van de persoonl. voornaamw., als zij met een bijvoegl. naamw. verbonden zijn, daarachter; b. v.: Cara voi. Gij, mijne lieve. In den 3°" persoon geeft men de voorkeur aan het mooier klinkende lui en lei: Benedetto lui! De gelukkige! —Pqvera lei! De arme! In de omgangstaal (vooral in de lagere volksklasse) gebruiken de Italianen wel het aanwijzend voornaamw. bij het roepen of aanspreken van iemand: Ehi! quei signore! He! mijnheer! Quella Signora! Hoor eens, mevrouw! 8. Verder worden in de volgende gevallen me, te, lui, lei, loro nog gebruikt in plaats van io, tu, ecc. a) Na: come, siccome, quanto, salvochè, dove, ecco, b. v.: Non son dqtto come te. Ik ben niet geleerd, zoo als jij. Ma non fu, quanto lui, cortese. Ecco qui loro al tuo cotnandamento. b) Als zij als praedicaat na de werkwoorden essere, parere, esser creduto, ecc, staan: Io son qui con uno che, per aoere il mio nome, vuqle essere me. Ik ben hier met iemand, die, omdat hij mijn naam draagt, mij wil zijn. 9. a) Sommige auteurs gebruikten vroeger het voornaamw. esso (onveranderlijk) voor lui, lei, loro, om aan den zin meer kracht bij te zetten. Maar men vindt dit tegenwoordig alleen nog in officieele stukken: Sono venuto con esso lui, con esso lei, con esso loro. Ik ben met hem, met haar, men hen gekomen. Da esso imperiale reale governo. Van de keizerlijke en koninlijke regeering. 254 Les 8. b) Ook vindt men soms wel: con esso meco, con esso teco of con meco, con teco in plaats van meco, teco. c) Desso (dessa, dessi, desse het zelf) wordt gewoonlijk zonder voornaamw. gebruikt: sono desso ik ben het zelf. Bij oudere schrijvers vindt men het echter ook met een voornaamw.; b. v.: (Boce) Come se tu desso fossi als of jij het zelf was. Als subject wordt het slechts hoogst zelden gebruikt: Questa necessita $ dessa uno stravolgimento del mio cervMo. Deze noodzakelijkheid is zelf eene verwarring mijner gedachten (verwart mijne gedachten). 10. De mannelijke accusatief lo wordt dikwijls vervangen door il voor woorden, die met een medeklinker (uitgezonderd de s impura) beginnen; b. v.: ü vedo ik zie hem, il sq ik weet het. Dit il neemt dan steeds de eerste plaats in: il vi (= ve lo) prometto ik beloof het u. Indien het echter gebruikt wordt bij een der voornaamw. mi, ti, si, gli, ci, vi of non, dan laat men il dikwijls ook volgen. Het verliest daarbij de / en wordt met het voorafgaande woord éen woord: me l, tël, glitfl, cél, ve'l, se'l, no'l of mei, tel, gliel, cel, vél, sei, nol. 11. Indien het directe voorwerp het werkwoord voorafgaat, dan verdient het de voorkeur (evenals in het Fransch), het persoonlijk voornaamw. er aan toe te voegen: Queste sette medaglie le troverg. Deze zeven medailles zal ik vinden (ik zal ze vinden). La vgstra lettera Vabbiamo ricevuta, ma il danaro ng. Uw brief hebben wij ontvangen, maar het geld niet. 12. Om den nadruk te leggen op het onderwerp, maakt men wel gebruik van het correspondeerende voornaamw., voorafgegaan door anche: Affinchè i pgveri prigionieri sorridano anch'essi. (S. P.) Opdat de arme gevangenen ook (eens) mogen glimlachen. Vertaling van het Nederlandsche het. 1. Als het nominatief is, wordt het: a) In het geheel niet vertaald: Het is koud. 1$ (of fa) freddo. Het is lang geleden. ïj} un pezzo. Het is jammer. ij} peccato. Persoonlijke voornaamwoorden. 255 6) Door egli (ei, e of gli = egli) vertaald: Egli $ vero. Het is waar. Soms ook in gevallen als: Egli non erano ancora quattr'ore. Het was nog geen vier uur. c) Door la (waarbij cgsa verondersteld wordt) (zie deel 1, les 21): La $ cosl. Het is zoo. La non va cosl. Het gaat zoo niet. Bijvoegl. naamw. en andere woorden bij la gebruikt, krijgen natuurlijk den vrouwelijken vorm: La $ chiara. Het is duidelijk. d) In enkele gevallen ook door ella: Ella non andra sempre cosl. Het zal niet altijd zoo gaan. 2. Zinnen waarin de nadruk gelegd wordt op het persoonlijk voornaamw.: Gij hebt het gezegd (gij zijt het, die het gezegd heeft) vertale men: Siete voi, che l'avete detto. In dezen zin volgt de nominatief voi op het werkwoord. Gaat hij eraan vooraf, dan gebruikt men het aanwijzend voornaamw. voor che: Voi siete quelli che l'avete detto. 3. Zinnen als: Ik ben het, die het zeggen, betalen, bevelen enz. moet, worden als volgt vertaald: Sta of tocca a me a dire, a pagare. Sta of tocca a me il pagare, il comandare. A me sta pagare, comandare. A me appartiene il comandare. 4. Is het accusatief, dan wordt het bijna altijd door lo vertaald: Ik weet het. Lo sg. Soms ook wel door la: La dica schietta. Ik zeg het ronduit. 5. In vergelijkende zinnen na piü, meno en cosl is het eveneens lo, als n. 1. het tweede deel der vergelijking door che ingeleid Avordt. Na piü en meno staat che met non of di quei che, warbij dan lo gewoonlijk wegblijft: Adesso $ piü diligente che non lo sia mai stato, of: Adesso g piü diligente di quei che sia mai stato. Hij is nu vlijtiger, dan hij het ooit was. (Zie 2e deel, les 7 B). 25( Les 8. 6. In het antwoord op eene vraag vertaalt men het door lo, als het in de plaats komt van een zelfst. of bijvoegl. naamw., waarbij geen lidwoord of bezittelijk voornaamw. staat: Is u ziek? Ja, ik ben het. j£ Ella ammalata? Sl, lo sono. Zijn deze vrouwen getrouwd? Ja, zij zijn het. Sono maritate queste dgnnf? Sl, lo sono. Zijt gij Christenen? Ja, wij zijn het. Siete cristiani? Sl, lo siamo. Komt het in de plaats van een zelfst. öf bijvoegl. naamw., waarbij wel een lidwoord of bezitt. voornaamw. staat, dan wordt het niet vertaald of wel men herhaalt de vraag: jjf Ella la madre di questo fanciullo? Sl, of: Sl, sono la madre di questo fanciullo. 7. De volgende Italianismen worden veel gebruikt: Se io fossi in te, in Lgi, enz. Als ik jouw, in uw plaats was. Non ci reggo piü, Non ne pqsso piü. Ik kan het niet meer uithouden. Me la paghera. Hij zal ervoor boeten (het mij betalen). Darsela a gambe. Er van door gaan. Dargliele sqde. Hem duchtig onderhanden nemen. Me l'(a)'avete fatta. Gij hebt mij >een streek uitgehaald. linitela una vqlta. Houd eindelijk eens op. Egli se Vaspettava. Hij was er op bedacht. L'ha fatta grossa; adesso cerca d'accomodarla. Hij heeft een domme streek uitgehaald, nu probeert hij het weer goed te maken. Non vuql intqnderla? Wilt u het nog niet begrijpen? Beleefdheidsvormen. Bij de beleefdheidsvormen wordt het voornaamw., hoewel vrouwelijk, gewoonlijk beschouwd als van geen geslacht te zijn. Bijgevolg krijgen de bijvoegl. naamw. (of deelwoorden) het geslacht van de personen met wie men spreekt. Loro eischt natuurlijk het meervoud. Als er misvéretand mogelijk zou zijn, laat men het voorwerp (met het lidwoord il, la, i, le) volgen door di Lei (enkelv.), di Loro (meerv.). Persoonlijke voornaamwoorden. 257 Voorbeelden: Puq Lei dirmi (sapreste dirmi)? Kunt u mij zeggen? - La prego (di) dirmi. Ik verzoek u, mij te zeggen. Potrei (Oserei) pregarla di dirmi? Zou ik u mogen verzoeken, mij te zeggen? Abbia la compiacenza di dirmi. Heb de goedheid, mij te zeggen. Si compiaccia di dirmi. Zegt u mij, als 't u belieft. Mi far ebbe il favore di dirmi ? Zou u mij het genoegen willen doen, mij te zeggen? Mi faccia il piacere di dirmi. Doe mij het genoegen, mij te zeggen. Di grazia, non vorrebbe dirmi? Zou u mij, als 't u belieft, niet willen zeggen? Favorisca dirmi ? Wilt u mij s. v. p. zeggen ? l Come sta (Lei)? ) „ , Come sta di salute?) Hoe maakt u het? Non c'g male, come sta Lei? Niet slecht, hoe maakt u het? Bene, (benone, benissimo), e Lei? Goed en u? Grazie (La ringrazio). Ik dank u. L'incomodo? \ „ Le reco incqmodo?) Stoor lk u? S'accQmodi, Ld prego. 1 Wees zoo goed, plaats te Prenda posto, La prego.) nemen. Abbia la bonté di mettersi a sedere. Wees zoo goed te gaan zitten. A rivederla, signore, stia bene. Tot weerziens, mijnheer, het ga u goed. Non saprei dirglielo. | Non glielo saprei dire. > Ik zou het u niet kunnen zeggen. Non glielo pgsso dire. ) E Loro, sono Italiani (Italiane)? Zijt gij Italianen? Mi perdonino se passeggio con Loro ? Zou ik met u mede mogen gaan? Oefening 10. iz ,Wi^ris daar? Ik ben het' mijnheer. Ah, ben jij het Karei? Wat is er? Een heer wenscht u te spreken, hier is zijn visitekaartje. Laat hem binnenkomen. Goeden dag, mijnheer ik heb de eer, u een brief van uw vriend, mijnheer Borghi, te geven. Dank u, neemt u plaats, als 't u belieftsta mij toe, dat ik het schrijven lees (cong.). Het doet mij genoegen (son lieto), dat mijn waarde vriend B. mij de gelegenheid geeft hem en u, mijnheer Rolli, een dienst te bewijzen U is zeer goed. Uw tegenstander, mijnheer Marchietti, ken ik Ital. Gramm. v. Hou. 258 Les 8. heel goed, hij is hoffelijk en gedienstiger, dan hij in dit schrijver wordt (cong.) afgeschilderd (descrivere). Ik zal hem bezoeken, ik zal hem uwe voorstellen opnieuw doen (rinnaverq), ik zal mijn best (possibüe) doen, dit geschil bij te leggen. De zaak is toch zoo, als mijn vriend ze mij heeft uitgelegd? Zij is zoo. Heeft u het contract meegebracht? Hier is het. Het is merkwaardig, dat hij, niettegenstaande (ad onta di) dit contract op dit punt blijft aanhouden (cong.). Hij is het, die .zonder verklaarbare redenen het eerst het contract verbroken (mancato a) heeft. Onder de kooplieden zijn er maar al te veel, die, wat eerlijkheid betreft, een ruim geweten hebben. |Van hem persoonlijk kan men niets ongunstigs zeggen. >)Peze wijze van handelen zou oneerlijk zijn, dat geef ik toe (ne convengo), maar ik reken hem er niet toe in staat. Ik schrijf den oorsprong van dit geschil toe aan eene nalatigheid of aan eene onvoorzichtigheid van zijn vertegenwoordiger. Ik zal dus van middag naar hem toe gaan, en ik hoop de zaak in het reine te brengen (accomodarla). Ik geloof, dat mijnheer Marchetti na eene zoo lange en onvruchtbare (infruttuoso) briefwisseling (carteggio) tevreden zal zijn, de zaak geëindigd te zien. Wilt u mij de eer aandoen, heden avond met mij te eten? Heel gaarne (La ringrazio), met genoegen. Leesoefening. La Igtta. %v& da aspettarsela: Franti, cacciato dal Direttore, volle vendicarsi, e aspett§ Stardi a una cantonata (hoek van eene straat), dopo 1'uscita della scugla, quand' egli passa con sua sorglla, che va a prendere ogni giorno a un Istituto di Via Dgra Grgssa. Mia sorglla Silvia, uscgndo dalla sua lezione, vide tutto e torn§ a casa pigna di spavgnto. Ecco quello che accadde. Franti, col suo berretto di tela cerata schiacciato sur un orecchio, corse in punta di pigdi digtro di Stardi, e per provocarlo, digde una strappata alla treccia di sua sorglla, una strappata cosl fgrte che quasi la gittg in tgrra riygrsa. La ragazzina mise un grido, suo fratello si volt§. Franti, che § molto piü alto e piü fgrte di Stardi, pensava: — O non rifiatera, o gli dar§ le ergste (een pak slaag). — Ma Stardi non stgtte a pensare (dacht niet lang na), e cosl piccolo e tgzzo com'g, si lancig d'un salto su quei grandiglione e cominciö a mescergli fior di pugni (liet een regen van vuistslagen op hem neerdalen). Non ce ne poteva perg, e ne toccava piü di quei che ne desse. Nella strada non c'gran che ragazze, nessufio poteva separarli. Franti lo butt§ in terra: ma quegli su subito, e addgsso daccapo, e Franti picchia (sloeg) come sur un nscio; in un momento gli strapp§ mgzz'orecchia, Persoonlijke voornaamwoorden. 259 gli ammaccg un gcchio, gli fece uscir sangue del naso. Ma Stardi duro, ruggiva: M'ammazzerai, ma te la fo pagare. — E Franti giü, calci e ceffoni (stooten en oorvijgen), e Stardi sotto, a capate e a pedate (stootendmet het hoofd en trappend). Una dgnna gridg dalla finestra: — Bravo, il piccolo! — Altre dicevano: E un ragazzo che difgnde sua sorella! — Goraggio! Dagliele sgde (sla er maar goed op). E gridavano a Franti: Prepotgnte (brutode rekel), vigliaccone (lafaard). Ma Franti pure s'gra inferocito, fece gambetta (lichtte een beentje), Stardi cadde, ed egli addgsso: — Arrgnditi! — Ng. — Arrgnditi. Ng. — e d'un guizzo (snelle beweging) Stardi si rirnise in pigdi, avvinghig Franti alla vita (greep Franti om het middel) e con uno sfgrzo furioso lo stramazz§ sul selciato e gli cascó con un gingcchio sul pgtto. — Ah, 1'infame che ha il coltgllo! — gridg un ugmo accorrgndo per disarmare Franti. Ma gia Stardi, fuori di sè, gli aveva afferrato 'il braccio con due mani e dato al pugno un tal mgrso, che il coltgllo gli gra cascato, e la mano gli sanguinava. Altri ifatanto grano accorsi, li divisero, h nalzarono (opbeuren): Franti se la dgtte a gambe, malconcio,' e Stardi nmase la, graffiato in viso, con 1'gcchio pesto, — ma vincitore — accanto alla sorglla 'che piangeva, mentre alcune ragazze raccogüevano i libri e i quadgrni sparpagliati per la strada. — Bravo il piccolo, — dicevano intorno, — che ha difeso sua sorglla! - Ma Stardi, che si dava piü pensigro del suo zamo (tasch) che della sua vittgria, si mise subito a esamuiare uno per uno i libri e i quadgrni, se non c'gra nulla di mancante o di guasto, li ripull con la manica (mouw) guard$ il penmno, rimise a posto ogni cgsa, e pgi, tranquillo e sgno come sgmpre, disse a sua sorglla: - Andiamo prgsto, che ci hg un problgma di quattro operazioni. Edm. de Amicis. Spreekoefening, Ghe vglle fare Franti? E che fece infatti? Ghi vide tutto e quando? Ghe fece Franti per provocare Stardi? La ragazzina maltrattata se ne stgtte zitta? Ghe si pensava Franti? Ghe fece Stardi il fratello della ragazzina? Non c'gra nessuno per separarli? Ghe riuscl a fare Franti al pgvero, ma coraggioso Stardi? Ghe pargle diceva Stardi? Ghe cgsa dicevano le dgnne che vedevano questa lgtta? Perchè accorse un ugmo? Furono finalmente divisi e da chi? Ghe fece pgi Franti? Ghe fece Stardi? 17» 260 Les 9. Negende les. Vragende en betrekkelijke voornaamwoorden. (1° deel, les 23.) A. Vragende voornaamwoorden. Behalve het in het eerste deel gezegde, volgt hier nog: ti Ons wat, wordt weergegeven, zooals men weet, door che, che cgsa of cgsa. Is het echter een uitroep van verrassing, dan vertaalt men het meestal door come: Come, suo fratello $ mgrto? Wat, uw broer is dood? Quello che is gelijk aan che cgsa of cig che: Tu non sai quello che (che cgsa, cig' che) tu dici. Je weet niet, wat je zegt. 2. De vragende voornaamwoorden worden dikwijls nog versterkt door mai: Qual mai? Het zal mij benieuwèn, welke. Che mai dici? Maar wat zeg jij ervan? Chi mai sarebbe stato? Wie mag het geweest zijn? Quanto mai avra speso? Hoeveel zou bij wel hebben uitgegeven? Cui komt in zeldzame gevallen ook als vragend voornaamwoord voor, maar is dan steeds vergezeld door di, o of da, b.v.: A cui (in plaats van a chi) lo dar ete? Aan wien zult gij het geven? Het wordt echter tegenwoordig zoo goed als niet meer gebruikt. In indirecte vragen vindt men het ook wel in den accusatief, b. v.: Non sapeva cui avesse veduto. Hij wist niet, wien hij had gezien. B. Betrekkelijke voornaamwoorden. II quale. Men moet goed het betrekkelijk van het vragend voornaamwoord onderscheiden. Quale zonder het lidwoord is in 't algemeen vragend, met het lidwoord echter is het betrekkelijk. Dus mogen wij nooit zeggen: II quale vólete? maar Quale volete? L II quale wordt gebruikt in plaats van che (of uno) in de volgende gevallen: '3^1 Vragende en betrekkelijke voornaamwoorden. 261 d) Voor een zelfstandig naamw., als het de beteekenis heeft van een bijvoegl. naamw.: Ce ne sono due o tre, il quale numero $ piccolo. Er zijn er twee of drie, wat een klein aantal is. b) Als het behoort bij een zelfst. naamw., waarvan het door verscheiden woorden is gescheiden: Al morire lascig due figli, un bimbo e una bimba, i quali furono adottati da una famiglia ricca. Bij zijn dood liet hij twee kinderen na, een jongen en een meisje, die door eene rijke familie als kinderen werden aangenomen. c) In zinnen, als: IPerde' una posizione, per ottenere la quale, aveva lavorato tutta la sua vita. Hij verloor eene positie, waarvoor hij, om die te verkrijgen, zijn geheele leven had gewerkt. Hier staat la quale voor una in de plaats. d) Voor een bijzin, die volkomen gescheiden is van den hoofdzin en waarop eenigermate de nadruk valt: ' Fu in quei paesetto un ugmo il cui nome era Giorgio di Saldoni, che faceva il muratore; il quale . . . Er was in dat dorp een man, die G. d. S. heette en metselaar was; deze . . . 2. H quale verbindt dikwijls zinnen, die in het Nederlandsch zelfstandig (hoofdzinnen) zijn. Men treft dit echter alleen bij ondere schrijvers aan; b. v.: Bocc. Dec. 3. 9.: Ferrando se n'and$ alla badia; il quale come l'abbate vide ecc. F. ging naar de abdij. Toen de abt dit zag, enz. 3. Quale zonder vraagteeken wordt ook gebruikt in zinnen, als: Mi narrg qual fosse il suo paese; quale l'origine, quali le guerre vedute. Hij vertelde mij, wat zijn land was, wat zijn afkomst was, welke oorlogen hij had meegemaakt. Cui. t. Het voornaamw. cui (bezit geen nominatief) heeft slechts schijnbaar nu en dan het lidwoord voor zich, omdat het zich dan inschuift tusschen het lidwoord en het zelfst. naamw. (in welk geval di ook wegvallen kan, zooals reeds in deel 1, Jes 24 is gezegd); b. v.: II fanciullo, il (di) cui padre morl l'anno scorso. De jongen, wiens vader het vorige jaar stierf. Vragende en betrekkelijke voornaamwoorden. 263 11 giorno e il luqgo ove io lo vidi per la prima vqlta. De dag en de plaats, waar ik hem voor het eerst zag. g) Onde, kan ook de beteekenis hebben van: opdat, omdat: Onde penetrare in Italia, Annïbale passq per la Spagna. Om Italië binnen te dringen, ging Hannibal over Spanje. Che. In het eerste deel is het voornaamste gezegd, ook met betrekking tot chi. Hier volge nog: 1. Ui che, a clie (waarvan, waarover, waaraan, waaruit) zijn in den regel vragende voornaamw.: Di che ha parlato? Waarover heeft hij gesproken? Zij worden dikwijls ook als betrekkelijke voornaamw. gebruikt in plaats van del quale, al quale enz.; b.v.: Lo scqpo a che io tendo, $ piu sublime. Het doel, waarnaar ik streef, is verhevener. 2. De Nederlandsche woorden hierop, waarop, hieraan, daaraan, hierdoor enz. worden in het Italiaansch vertaald door con che (waarmee), dopo di che (waarna) enz. 3. Che met het accent is voegwoord en beteekent opdat, want: Dïllo schietto, che non lo dirq a nessuno. 4. Men heeft de volgende Italianismen met che: Un certo non sq che. Een zeker iets. Un bel che. Een mooi ding. J$ un gran che. Dat is een erge zaak. Un che di peregrino e di gentile. Iets ongewoons en liefelijks. Oefening 11. Wat is er voor nieuws? Niets bijzonders. Waartoe dient het den gierigaard, zooveel rijkdommen op te hoopen (accumulare)? Waarmee houdt u zich bezig gedurende de lange vacanties? Wat is het menschelijk leven? Een wijsgeer heeft geantwoord: een droom. Wie houdt dezen aardbol in het wereldruim op zijne plaats (sostenere)? Wie heeft er de grondslagen van gelegd? Een beetje meer roem, een beetje minder rijkdom, wat is dat alles? Wien ter eere richtten de Egyptenaren de pyramiden op? Welke is die goddelijke stem, die in deze wereld tot ons spreekt? Jij bent het, geweten. Jij bent de onfeilbare rechter van het goede en het kwade. Ik heb de zuster van mijn vriend, die gisteren uit Weenen is aangekomen, begroet. De dochter van den dokter, over wie ik u 264 1/68 9. gesproken heb, is eenige dagen geleden getrouwd. De bijen, waarbij (tra le quali) wij eene bewonderenswaardige orde vinden, zijn zeer nuttige insecten. Het huis, waaruit ik kom, is van mijn schoonvader. De tulpen, waarvan men de kleuren bewondert, hebben geen geur. De toestand, waarin ik mij bevind, is bijna ondragelijk. Keizer Nero, van wiens wreedheid een Romeinsch geschiedschrijver verhaalt, pleegde zelfmoord (gaf zich zelf den dood) in het jaar 60 na Christus. Er is niets (non c'g cosa) waaraan ik vaker denk (cong.), dan aan het treurige lot van mijn vriend. De deugd en de vrijheid zijn de voorwaarden, zonder welke men niet gelukkig kan zijn. Wat ik het meest (di piü) verlang, is u gelukkig te zien. Het is eigenaardig ($ un gran che), dat men deze beide jongens niet tot studeeren kan (cong.) bewegen (indurre). Hij zeide eenige onvriendelijke woorden tot mij, wat mij zeer beleedigde. Een zeker iets (un certo non sg che), zeide mij, (dat ik niet moest weggaan), niet weg te gaan. Leesoefening. Le mie prigioni. (Silcio Pellico.) II venerdi, 13 Ottobre 1820, fui arrestato a Milano e condotto a Santa Margherita. Erano le tre pomeridiane. Mi si fece un lungo interrogatgrio per tutto quei giorno e per altri ancora. Ma di ci§ non dir§ nulla. Simile ad un amante maltrattato dalla sua bella, e dignitosamente risoluto di tenerle broncio (hoos zijn), lascio la politica ove ella sta, e parlo d'altro. Alle ngve della sera di quei pgvero venerdi 1'attuario mi consegn§ al custgde, e questi, condottomi nella stanza a me destinata, si fece da me rimettere con gentiie invito, per restituirmeli a tempo debito, orolggio, danaro ed ogni altra cgsa, ch'io avessi in tasca, e m'augur§ rispettosamente la buona ngtte. „Fermatevi, caro voi" gli dissi, „gggi non hg pranzato; fatemi portare qualche cgsa!" „Subito; la locanda g qui vicina, e sentira, signore, che bugn vino!" „Vino. — non ne bevo". A questa risposta il signor Angiolino mi guardö spaventato e sperando ch'io scherzassi. I custgdi di carcen che tgngono bettola (tapperij) inorridiscono d'un prigionigro astemio (die geen wijn drinkt). „Non ne bevo, davvero." „M'incresce per Lgi; patira al doppio la solitndine". E vedgndo ch'io non mutava propgsito, usci; ed in meno di mgzz' ora ebbi il pranzo. Mangiai pgchi bocconi, tracannai un bicchier d'acqua, e fui lasciato solo. 268 Les 10. 10. Qualche (een of ander, eenig). Alleen bijvoeglijk. Wordt in het enkelvoud voor beide geslachten gebruikt: Avete qualche libro ? Hebt gij een of ander boek? Als het gevolgd wordt door cgsa, dus qualchecosa, beteekent het: iets: Qualche CQsa di bello. Iets moois. Ha veduto qualche cgsa (of qualcgsa)? Hebt gij iets gezien? In enkele gevallen staat un voor qualche en beteekent dan: een zekere: Un qualche significato. Eene zekere beteekenis. 11. Chiunque, chicchessia, chi si vqglia (wie ook, wie het ook is). Zelfstandig. Zijn onveranderlijk en worden voor beide geslachten in het enkelvoud gebruikt : Chiunque tu sia. Wie je ook bent. Chicchessia che vgglia parlare con me. Wie het ook is, die met mij wil spreken. 12. Qualunque (wat, welke ook, ieder, de een of andere). Bijvoeglijk. Onveranderlijk. Voor beide geslachten, enkel- en meervoud; b. v.: Qualunque libro. Wat voor boek ook. Qualunque siano le vgstre ricchezze. Welke uwe rijkdommen ook zijn mogen. Un libro qualunque. Het een of ander boek. Qualunque kan ook zelfst. voorkomen. Het wordt dan gevolgd door di en beteekent: onverschillig welk: Qualunque di questi libri onverschillig welk van deze boeken. Als overzicht diene het volgende lijstje: [ ogni bijvoegl. ognuno zelfst. Ieder ( ciascuno \ . , •• , I . , , > zelfst. en bnvoegl. ciascheduno f J ° ( (tutto), (zelfst. en bijvoegl.). ( nessuno ) Geen I m > zelfst. en bijvoegl. »r j < veruno | J ° Niemand | J7 nullo | I alcuno (met de ontkenning). Onbepaalde voornaamw. en bijvoegl. gebruikte voornaamw. 269 T-, • I alcuno zelfst. en bijvoegl. Lenig 7 \ Het een W"1™™ zelfst. e , qualcheduno I of ander * , , . -. ( qualche bijvoegl. Wie ook ( chiunque, chicchessia, chi si vqglia (zelfst.). Wat ook l qualunque bijvoegl. en zelfst. Wat voor ( qualsisia, qualsivqglia bijvoegl. Een \uno- \ i l un certo Len zeker 1 /, \ un tale. Verder geven de volgende woorden nog tot bijzondere opmerkingen aanleiding: 1. Tutto, -a (geheel), pl. tutti, -e (alle), heeft het lidwoord van het zelfst. naamw. achter zich en wordt zoowel bijvoegl. als zelfst. gebruikt: Tutta la casa. Het geheele huis. Tutti gli uqmini. Alle menschen. Cos» fan tutte. Zoo doen zij alle. Men vertaalt al wat door tutto ciq che, tutto quello, quei che of quanto: Farty tutto ci§ che, tutto quei of quello che, of quanto potrQ. Ik zal alles doen, wat ik kan. In sommige uitdrukkingen komt na tutto, -a geen lidwoord: a tutta pqssa uit alle macht, con tutta stima met alle achting, in tutta fietta in alle haast, tutta Italia geheel Italië. Als bijwoord is tutto slechts dan veranderlijk, als de welluidendheid het eischt; b. v.: tutta sbalordita geheel verward. 2. Tutto quanto, tutta quanta,pl. tutti quanti, tutte quante (alle met elkaar, alle). Het richt zich in getal en geslacht naar het zelfst. naamw., waarop het betrekking heeft. Het is krachtiger dan het eenvoudige tutto. Het is bijna steeds zelfstandig: Li hq veduti tutti quanti. Ik heb ze allen bij elkaar gezien. Le pqvere signore furono derubate tutte quante. De arme dames werden allen beroofd. Ha venduto tutta quanta la rqba. Hij heeft al zijne zaken verkocht. 3. Tanto (cotantó), altrettanto (veel, evenzooveel, zoo groot, zooveel), quanto (hoeveel, hoe groot). Ze worden bijvoegl. en zelfst. gebruikt: Mi digde tanto danaro. Hij gaf mij zooveel geld. Lhq veduto tante vqlte. Ik heb hem zoo dikwijls gezien. Un tanto re. Een zoo groot koning. Quante lagrime? Hoe vele tranen? Tante lagrime. Zoovele tranen. Egli ritornq con altrettanto danaro. Hij keerde met evenveel geld terug. Quanto hq da pagare. Hoeveel moet ik betalen? Tanto. Zooveel. Tanto en cotanto komen dikwijls overeen met zoo, zoo zeer, des te. Quanto is ook hoe, hoe zeer, wat betreft, in welk geval het den datief na zich krijgt: Egli $ tanto ammalato. Hij is zoo ziek. Quanto mi siete cara. Hoe dierbaar zijt gij mij. (Wat houd ik van u). Deve sqffrire tanto. Hij moet zooveel lijden. Tanto meglio, tanto pgggio. Des te beter, des te erger. Quanto (in quanto) a me, non andrQ. Wat mij betreft, ik zal niet gaan. 4. Tanto — quanto, tanto — che. Deze beide woorden zijn steeds door een ander woord gescheiden, en komen overeen met het Nederlandsche: zoowel . . . als, als ook. In deze bijwoordelijke beteekenis zijn zij onveranderlijk: 1 cibi tanto cqtti quanto crudi. De spijzen, zoowel gekookt als rauw. Tanto gli uni che gli altri. Zoowel de eenen als de anderen. Tanto . .. quanto in de beteekenis van: evenveel (zooveel) als is bijvoeglijk naamw.: Io hq tanti libri quanti ne avete voi. Ik heb evenveel boeken, als gij er hebt. 5. Per quanto (hoe ook, hoe zeer ook, wat ook, voor zooveel, hoeveel, enz.) is altijd onveranderlijk, als het als bijwoord voor een bijvoegl. naamw. of ander bijwoord staat (in dit geval kan men ook zeggen per . . . che (zie les 32, 1" deel.) Per quanto cara mi sia (of per quanto mi sia cara). Hoe dierbaar gij mij ook zijt. Per quanto gli dica. Wat ik hem ook zeg. Per quanto $ in mio poter e. Voor zooveel in mijne macht is. Per quanto als bijvoeglijk naamw. gebruikt, beteekent: welke ook: 270 Les 10. Onbepaalde voornaamw. en bijvoegl. gebruikte voornaamw, Per quanti sfqrzi egli faccia. Welke pogingen bij ook deed. Quantunque, dat altijd onveranderlijk is, verschilt in beteekenis niet van per quanto. 6. Alquanto, -a (een beetje, eenige, verscheidene). Wordt bijvoegl, zoowel als zelfst. gebruikt. Bijvoeglijk: Datemi alquanto pane. Geef mij een beetje brood. Alquanti signori lo vedevano. Verscheiden heeren zagen hem. Zelfst: Alquanti erano venuti. Eenigen waren gekomen. Alquante partirono. Verscheiden (dames) vertrokken. Alquantuno, een zeer zeldzame vorm, is zelfst. en beteekent iemand. Oefening 12. Ieder mensch moet zijn plicht doen. In deze wereld moet een ieder trachten (procurare), zijne plaats waardig in te nemen (occupare). Iedereen weet, dat de koude tegen Allerheiligen begint. Iedereen spreekt over zijn goed hart, maar niemand durft te spreken over zijn verstand. Ik ben in Rome aangekomen, zonder er een vriend, een bekende gezien te hebben. Was er iemand hier? Neen, er was niemand. Al mijne bemoeiingen zijn vergeefsch geweest. Houdt eens op (finitela una vqlta) met uwe verhalen. Gij weet zeer goed, dat niemand een woord gelooft van alles, wat gij zegt. Kent gij iemand van deze heeren? Ik ken er niemand van. Hebt gij eenige bloedverwant in Milaan? Is er iets beters dan de vriendschap van een deugdzaam man? Wie het ook is, die u deze geschiedenis heeft verteld, het is een leugenaar. Gij kunt (er) zeker (van) zijn, dat hij u niet mag (vuql bene). Hoe handig hij ook zij, hij zal toch niet in staat (bekwaam) zijn, dit te doen. Wij waren zeer (affatto) verrast. Hoe streng gij ook zijt, gij zult (er) toch niet (in) slagen, hem van dit leelijke (brutto) gebrek te genezen (corregerlo). Hoe beminnelijk deze jonge dames ook zijn, heeft ieder toch hare gebreken. Elk van deze woorden heeft zijn eigen beteekenis. De wijze vreest de menschen niet, hoe machtig zij ook zijn (cong.). De menschen, hoe groot of klein zij ook zijn, weten, dat zij elkaar noodig hebben. De graaf had bevel gegeven, een ieder (chiunque) goed te ontvangen (accogliere) gedurende zijne afwezigheid. Regulus bleef standvastig, welke de beloften ook waren, die de Karthagers hem deden. Zoowel de vijanden als de vrienden van dien grooten man waren aangedaan, toen zij zijn lot vernamen (sapere). Wat ik hem ook zeg, bij doet toch (nondimeno), wat hij wil. Geef mij een beetje bier. 271 272 Les 10. Leesoefening. Vervolg van Le mie prigioni. La stanza era a pian terreno e metteva (zag uit) sul cortile. Carceri di qua, carceri di la; carceri di sopra, carceri dirimpgtto. M'appoggiai alla fingstra, e stgtti qualche tempo ad ascoltare 1'andare e venire dei carcerieri ed il frengtico canto di parecchi de' rinchiusi. Pensavo: Un secoio fa, questo gra un monastero: avrgbbero mai le santé e penitenti vergini che lo abitavano, immaginato che le loro celle suonerebbero gggi, non piü di femminei ggmiti e d'inni devoti, ma di bestemmie e di canzoni invereconde (schaamteloos) e che conterrebbero uomini d'ogni fatta e per lo piü destinati agli ergastoli (kerker) o alle forche (galgen)? E fra un secoio, chi respirera in queste celle? Oh, fugacita del tempo! oh mobilita perpeüia delle cgse! Pug chi vi considera affligersi, se fortuna cessg di sorridergli, se vign sepolto in prigione, e gli (si) minaccia il patibolo (galg)? Igri io gra uno de' piü felici mortali del mondo, gggi non hg piü alcuna delle dolcezze che confortavono la mia vita; non piü liberta, non piü consgrzio d'amici, non piü speranze. Ng, il lusingarsi (zich met hoop vleien) sarebbe follia. Di qui non uscir§ se non per gssere gettato ne' piü orribili covili (hólen) o consegnato al carnefice (beul). Ebbgne, il giorno dopo la mia mgrte sara come s'io fossi spirato in un palazzo e portato alla sepoltura (begrafenis) co' piü grandi onori. Gosi il riflettere alla fugacita del tgmpo, m'invigoriva (sterkte) 1'animo. Ma mi ricorsero alla mente il padre, la madre, due fratglli, due sorglle, un' altra famiglia ch'io amava quasi fosse la mia; ed i ragionamenti filosgfici nulla piü valsero. M'intenerii, e piansi come un fanciullo.' Dialogo. Dov' gra la stanza di Silvio Pgllico? Ghe cgsa sentl quando s'appoggig alla üngstra? Ghi grano stati gli abitanti della prigione di Santa Margherita un sgcolo prima? Quali erano i sugi pensigri allora? Aveva egli la speranza di uscire da quella prigione? E chi abitava allora le cglle del monastgro? Non aveva Silvio piü genitori, pargnti od amici? Si senü consolato di queste ricordanze? Vervolg van de onbepaalde voornaamwoorden. 273 Elfde les. Vervolg van de onbepaalde voornaamwoorden. 1. Altro (-a) (de [een] ander) heeft zoowel betrekking op personen, als op zaken en wordt bijvoegl. en zelfst. gebruikt. Wordt het gebruikt zonder lidwoord en in het enkelvoud, dan beteekent het altra cgsa (iets anders); b. v.: ]$ tutt? altro. Het is geheel iets anders. Altro $ dire, altro fare. Zeggen en doen zijn twee. Senz' altro = zonder meer, per altro overigens, wat dat betreft, tutS altro, ben' altro, altr altro geheel iets anders. Opmerkingen, o) De Italianen gebruiken in het gesprek zeer dikwijls het woord altro, of altro che, in de beteekenis van: wel ja, natuurlijk, 't spreekt van zelf. V) Altro wordt soms gebruikt als een uitroep, om aan te geven iets, dat ver boven iets anders verheven is of er geheel van verschilt, b. v.: È bella? Altro. Is zij mooi? Zeer mooi. Mi presterai questo libro? Altro (zeer gaarne). Noi en voi gaan soms aan het meervoud altri, -e vooraf, om uit te drukken verschil of gemeenschappelijkheid van geslacht of natie. In het Nederlandsch wordt het niet vertaald; b. v.: Noi altri Italiani. Wij Italianen. Voi altre dgnne. Gij vrouwen. Altra, vrouwelijk enkelvoud, zonder lidwoord, is: eene andere (vrouw). Altra non vugle. Eene andere wil hij niet. Altri (een ander), zelfstandig, zonder lidwoord, mannelijk enkelvoud. Het wordt alleen van personen gebruikt; b. v.: Se altri lo dicesse. Als een ander het zei. Opmerking, a) Altri wordt soms gebruikt in de beteekenis van men, menigeen. Altri non vede. Menigeen ziet niet. b) Altri — altri is: de een — de ander. Altri piange e altri ride. De een klaagt, de ander lacht. Ital. Gramm. v. HoU. 18 2. Altrui (een ander, vreemde menschen). Zelfst., enkelv., zonder lidwoord en nooit in den nominatief (zie le deel, les 25). Di, a en da voor altrui worden dikwijls weggelaten. II male altrui, l'altrui bene voor il male, il bene d'altrui. Het kwade, het goede van anderen. Pazzo $ colui che bada agli altrui fatti of ai fatti altrui. Een dwaas is hij, die zich in een ander 's zaken mengt. n tqr (tor, tgrre, togliere) altrui la vita. (M.) Een ander van 't leven berooven. L'altrui = De bezitting van een ander. 3. I/uno e l'altro (beide, de een [-e] en de ander [-e]) zelfst. en bijvoegl, enkel- en meervoud. L'uno e l'altro lo disse. Beiden zeiden het. Dall'una e dall'altra parte. Van beide zijden. 4. L'un l'altro (elkander). Zelfst. Wordt gebruikt in beide geslachten, enkel- en meervoud. Ci amiamo l'un Vattro (l'una l'altra). Wij houden van elkander. Ci, vi, si mogen niet worden weggelaten. Als l'uno e l'altro als voornaamw. en in collectieve beteekenis, betrekking hebben op zaken of personen van verschillend geslacht, dan komen zij elk voor zich overeen met het woord, waarop zij betrekking hebben. Maar als zij in eene wederkeerige beteekenis worden gebruikt, blijven zij onveranderd: Lo sanno gli uni e le altre allen wisten het. Maar: Si litigavano l'uno l'altro zij twistten met elkaar. 5. Entrambi (entrambo is verouderd) is: allebei, en heeft dezelfde beteekenis als l'uno e l'altro: Un solo trqno non ei pui} tener entrambi. Er is geen plaats voor ons beiden op denzelfden troon. Entrambi ebbero tQrto. Beiden hadden ongelijk. Men gebruike echter liever tutti e due (tidt'e due). Zoo ook voor: 6. Ambo (meerv.) beide, zoowel bij mannel. als vrouw, zelfst. naamw.; b. v.: Ambo i fratelli, ambo le sorelle, ambe le mani. Ambe (poëtisch) is alleen vrouwelijk. Ambo als zelfst. naamw. is een dubbelgetal in het lottospel. Ambi en de samenstellingen ambidue, ambedue, ambedui, ambeduo, amboduo, ambodue, ambiduo, amendue zijn buiten gebruik en worden thans vervangen door tutti e due (tUtPe due). 274 Les 11. Vervolg van de onbepaalde voornaamwoorden. 275 7. Tale (cotale) zulk een, zulke. Zelfst. en bijvoegl. Wordt gebruikt met of zonder het bepalend lid woord en het lidwoord der eenheid: Tal(e) libro. Zulk een boek. Tali (tai) quadri. Zulke schilderijen. Un tale, una tale legt meer den nadruk op de zaak: Un tal abito. Zulk een kleed. Met het bepalend lidwoord, of met questo, quello (ook met un, als daarop geen zelfst naamw. volgt), komt tale overeen met het Nederlandsche: zoo en zoo, een zekere, die en die, een zeker iemand: La signora tale. Mevrouw zoo en zoo. 11 tale mi disse. Die en die zeide mij. Un certo tale, un tale $ qui. Een zeker iemand is hier. Cotale wordt soms bijwoordelijk gebruikt: Un eotal pocolino sorridendo, disse. Zoo'n klein beetje glimlachend, zeide zij. 8. Parecchi (vr. parecchie) (verscheiden, verschillende, velen). Wordt slechts in het meervoud en zonder lidwoord gebruikt. Parecchi dicono. Velen zeggen. Parecchi de' miei scolari. Verscheiden van mijne leerlingen. Opmerkingen. a) De vertaling van het Nederlandsche: menig (met een zelfst. naamw., b. v.: menige boer, menige vrouw), moet in het Itaüaansch door eene omschrijving plaats vinden, omdat in die taal het daarmee overeenkomende woord niet bestaat; b. v.: menige boer is arm, kan vertaald worden: Piü d'un contadino jJ pover o. Molti contadini sono poveri. Parecchi contadini sono pqveri. 6) Wordt menig (-een) zelfst. gebruikt, dan wordt het in het enkelvoud door taluno of door tale en in het meervoud door alcuni, certuni, molti, taluni uitgedrukt; b. v.: Tale ride qggi che non riderd piü domani. Menigeen lacht vandaag, die morgen niet meer zal lachen. 18» 276 Les 11. Taluni credono che ü mondo finira prgsto. Menigeen gelooft, dat de wereld spoedig zal vergaan. Ook de omschrijving door vi sono (vi e) ... che vindt men dikwijls: Vi $ ggnte che $ sgmpre scontgnta. Menigeen is altijd ontevreden. Of: Vi sono degli uomini che sono sgmpre malcontgnti. c) De meesten wordt vertaald door la maggior parte of i piu. Meest of meerendeels door per lo piü: La maggior parte di questi ufficiali sono austriaci. De meesten van deze officieren zijn Oostenrijkers. I piü erano per la pace. De meesten waren voor den vrede. Erano per lo piü ladroni ed assassini. Het waren meerendeels roovers en moordenaars. (Zie verder bid. 280, over piü en meno). d) Hier volgen eenige Italianismen: jj; sgmpre il primo a parlare. Hij spreekt altijd het eerst. Sono ü solo a negare questo. Ik ben de eenige, die het ontkent. Quanto c'$ da Boscoducale a Nimega? Hoe ver is het van 's Hertogenbosch naar Nijmegen? A tal fine, a tal uqpo. Te dien einde. A tal segno che. Zoo, dat. La cgsa $ tale quale ve la dico. De zaak is, zooals ik ze u vertel. Vi hg cercato per ogni dove. Ik heb u overal gezocht. Cg" niente di nugvo? Is er niets nieuws? Tant^ (in somma). In éen woord. Vi darq un tanto al mese. Ik zal u maandelijks zoo en zooveel geven. Non lo credevo da tanto. Ik achtte hem er niet toe in staat. Di tanto in tanto. Van tijd tot tijd. Quanto prima. Spoedig. Non pug gettar la colpa sopra di chicchessia. Hij kan de schuld op niemand gooien. In tal guisa (mgdo). Op die manier. 283 Voor persoonlijke voornaamw. krijgt het di: Contro di me tegen mij. Somtijds (maar zelden) ook a: Contro al destino tegen het noodlot. Da van, bij, enz. (les 4, 2" deel). Dattoma rondom, ongeveer, krijgt di en a: Dattorno al (del) mio paese. Levarsi dattorno qualche cqsa zich van iets los maken. Davanti: voor, in tegenwoordigheid van, in het bijzijn van, kan na zich krijgen di, a en da: Davanti il, del, al, dal, giudice voor den rechter (davante is verouderd). Dentro in, inwendig, binnen in. Zonder voorzetsels of met di of a: Dentro di me binnen in mij. Dentro al (il) mio cugre in mijn hart. 1$ dentro il padrone? is mijnheer binnen? Di van (les 4, 2e deel). Dietro achter, gewoonlijk met a: Dietro alla casa achter het huis. Zelden zonder voorzetsel of met di: Digtro la pgrta, dietro di me achter mij. Dimanxi voor, bij. Gewoonlijk met a: Dinanzi al re voor den koning. Dinanzi a me non fur (voor furono) cgse create. Eer ik er was, was er niets geschapen. 11 giorno dinanzi. De dag te voren. Drukt ook voorkeur uit (bovenal, vooral): Lo ami) dinanzi agli altri sugi figli. Hij beminde hem boven al zijne andere kinderen. Dinanzi a me $ un buffone. Volgens mij is hij een gek. Dopo achter, na. Dopo ü re achter den koning. Soms ook met di: Dopo di Lei. Na U. Entro in, binnen. Gewoonlijk met o: Entro (a) due mesi. Binnen twee maand. fflno (sino verbindt zich met in: infino, insino en 284 Les 13. met per, persmó zelfs.), beteekent: tot, tot aan en krijgt gewoonlijk a: Fino alla citta tot aan de stad. Met da beteekent bet sedert: Fin da quei tempo. Sedert dien tijd. Als bijwoord (gewoonlijkpemwo) beteekent bet: z e 1 f s.: L'hq fino accqlto in casa mia. Ik heb hem zelfs in mijn huis opgenomen. Fin a ora (finora). Tot nu toe, tot op heden. Vi dico fin d'ora che. Ik zeg u van nu af aan, dat. Fra (infra) tusschen, onder, te midden, binnen. Gewoonlijk zonder voorzetsel: Fra la casa ed il giardino. Tusschen het huis en den tuin. Vóór personen krijgt het di: Dissero fra di loro. Zij zeiden onder elkander. Parlare fra se stesso. In zich zelf praten. Tra is een andere vorm voor fra: Tra due mesi. Binnen twee maand. Tra pgchi giorni. Binnen enkele dagen. Fuqri (fam. fugra en populair fgri, fora) behalve, buiten. Gewoonlijk met di: Fugri dell'uso. Buitengebruik. Fugri di tempo. Buitentijds. (Fugri! is een uitroep, die men in den schouwburg dikwijls hoort, om een acteur weer voor het voetlicht te roepen.) Giusta (minder gebruikelijk dan secondo) volgens: Giusta la prescrizione. Volgens het voorschrift. In (les 4, deel 2) in. Komt nu en dan voor met su in de beteekenis van tegen of op: In sulla sera. Tegen den avond. In sulla tavola. Op de tafel. Met da beteekent het: tot: Da trenta in quaranta franchi. Van 30 tot 40 francs. Da tre lire in su. Van af drie lire en meer. Incontro tegen, tegenover. Gewoonlijk met a: Incontro al suo vólere. Tegen zijn wil. ' Incontro al palazzo. Tegenover het paleis. Voorzetsels. 285 Incontro (-a) beteekent ook: tegemoet: Andrfy incontro (-a) lui. Ik zal hem tegemoet gaan. Infra (zie fra). Innanzi voor. Heeft het betrekking op tijd, dan staat het zonder lidwoord: Innanzi quei tempo. Voor dien tijd. Innanzi giorno. Voor 't aanbreken van den dag. D'allora innanzi. Van toen af aan. In elke andere beteekenis krijgt het a: L'amo innanzi ad ogni altro. 1 Ik houd meer van hem, dan van ieder ander. Intra (zie tra). Lungo langs. Lungo (a lungo) la spiaggia. Langs het strand. Oltre aan gene zijde, over, behalve. Met a of zonder voorzetsel: Oltre a due mesi. Over de twee maand. Oltre le sue fqrze. Boven zijne krachten. Zelden met di: Oltre di cii}. Behalve dat. Oltre a ciq wordt meestal geschreven oltraccib,. Per voor (les 4, deel I). Prqsso bij, nabij. Zonder voorzetsel: Presso la chiesa. Bij de kerk. Stammi presso. Blijf dicht bij mij. Dikwijls ook met a: Presso alla citta. Nabij de stad. Of met di: Presso di me. Bij mij. In de beteekenis van ongeveer krijgt het o: Presso a 12 mila. Ongeveer 12 duizend. Appresso beteekent soms ook: na: Appresso la cena. Na het souper. Gli veniva appresso. Hij kwan na hem. A un di presso — ongeveer. Secondo volgens: Secondo la stagkme. Volgens het jaargetijde. 286 .L,es ia. Senza zonder, gewoonlijk zonder lidwoord: Senza danaro. Zonder geld. Ook met di voor een persoonlijk voornaamw.: Senza di te. Zonder jou. Sopra (sovra) op, boven. Meest zonder lidwoord. Zelden met di en hoogst zelden met a: Scagliarsi sopra il nemico. Zich op den vijand werpen. Sopra il (al of dal) lette. Op het dak. Sopra al monte. Boven den berg. Sotto onder. Gewoonlijk zonder voorzetsel: Sotto la tavola. Onder de tafel. Zelden met a. Gevolgd door een persoonlijk voornaamw. krijgt het di: Guardate sotto di voi. Kijk onder u. Su (zelden sur) op. Gewoonlijk zonder voorzetsel: Sulla tavola. Op de tafel. Voor het persoonl. voornaamw. krijgt het di: Lo prgndo su di me. Ik neem het op mij. Tra (zie fra). Verso jegens. Zonder voorzetsel, echter met di voor de persoonl. voornaamw.: Verso di me. Jegens mij. Verder laten wij hier eenige uitdrukkingen volgen, waarin de voorzetsels niet woordelijk zijn vertaald: Aan. Aan de deur staan. Stare sull'uscio. Het ooft hangt aan den boom. I frutti pendono dall'aïbero. Aan de kust. Sulla riva. Aan de oevers van den Rijn. Sulle sponde del Eeno. Frankfort aan de Main. Francafqrte sul Meno. De schoenen aan de voeten Aver le scarpe in piedi. hebben. Hoofd aan hoofd staan. Stare tgsta tgsta. Professor aan de universiteit. Professore della universita. Er is geen goed haar aan hem. Non $ nulla di buqno in lui. Het ligt aan hem. j£ colpa sua. Aan eene ziekte lijden. Soffrire di un male. Gebrek aan water. Mancanza di acqua. Aan God gelooven. Credere in Dio. Zich aan eene spijs de maag Scingersi lo stomaco con un overladen. «fto. Voorzetsels. 287 Op. Op het land. Alla (nella) campagna, in cam¬ pagna. Op de reis. Nel viaggio. Op de straat ' Nella strada. Op een instrument spelen. Suonare un strumento. Op iemands zijde zijn. Essere del partito di. Op mijn risico. A mio rischio. Op bevel des konings, Per ordine del re. Op deze wijze. Di questa maniera, in questo mgdo. Op Fransche manier. Alla francese. Op mijn verzoek. A mia richiesta. Op nieuw. Di nuqvo. °P eens. Ad una vglta. Op crediet. a credüo. Op de proef stellen. Mettere alla prgva. °P jacht. Alla caccia. Hij ligt op den grond. Giace in terra of per terra. Uit. Uit alle macht. A piü non pgssa, a tutto pgssa. Ut volle borst. Con tutte le fgrze. Uit eigen beweging. Di prgprio mgto. Uit een glas drinken. Bere in un bicchiere. Uit hefde. Per amore. Van huis uit Fin dalla nascita. Jaar m, jaar uit. D'anno in anno. Uit de lucht vallen. Scendere dal cielo. Hij is uit Florence. $ di Firenze. Iets uit het hoofd kennen. Sapere qc. a mente, a memoria. Uit ondervinding weten. Sapere per esperienza. Uit vrijen wil. Di bugna vqglia. Uit vergissing^ Per isbaglio. Het is uit de mode gegaan. J$ passato di mgda. Uit gebrek aan geld. Per mancanza di danaro. Bij. Ik ben bij hem geweest. Sono stato da lui. Ik heb het boek bij mij. Hq il libro con me. Bij de zaak blijven. Stare al preposito. Bij de artillerie dienen. Servire nelVartiglieria. Bij zich zelf denken. Pensare fra se. Alles is nog bij het oude. Tutto $ rimasto come era. Bij ïederen stap. Ad ogni passo. De voegwoorden. 295 Quantunque il re Agramante non abbonda di capitani. Hoewel koning A. niet te veel kapiteins had. Quantunque is zelden een adjectief en dan alleen nog in het vrouwelijk meervoud. Het beteekent: hoe dikwijls, hoevele malen: Quantunque vqlte meco pensai. Hoe dikwijls dacht ik bij mij zelf. JKLentre is terwijl; b. v.: Mentre egli era in Ispagna. Terwijl hij in Spanje was. Opmerking. Ook als zelfst. naamw. komt mentre nu en dan voor; b. v.: in questo (quei) mentre in dezen (dien) tusschen tij d. Moet de tegenstelling worden aangegeven, dan wordt in plaats van mentre liefst intanto che of frattanto che gebruikt: lntanlo che egli era in Ispagna, .suo fratello percorreva la Svizzera. Terwijl hij in Spanje was, doorkruiste zijn broer Zwitserland. Intanto che guardavamo attenti sulla scgna, dei borsaiuqli ci frugavano nelle tasche. Terwijl wij oplettend naar het tooneel keken, doorzochten zakkenrollers onze zakken. Dunque (Adunque) dus, dientengevolge: heeft de beteekenis van iets afgeslotens, iets, dat volgt, uit wat voorafgaat; b. v.: Dunque non c'e' da sperar pace? Dus is er op geen vrede te hopen? In deze beteekenis staat het nooit na het werkwoord. In vragen en uitroepen beteekent het toch (het Fransche donc): Lavorate dunque. .Werk toch. Confessate dunque. Bekent toch. PerQ (toch, echter) plaatse men bever achter, dan voor het werkwoord: Mi fece molte promesse; vorrei perq che mi desse una prqva sicura delle sue intenzioni. (Cantü.) ' Hij deed mij vele beloften; toch zou ik willen, dat hij mij een zeker bewijs gaf van zijne voornemens. Opmerking. Perq is in de beteekenis van derli fllvp «nn Ywvrï A xrarvjant. • 296 Les 14. Ogni cgsa perduta si pug ricoverare, ma la vita ng~; per§ (percig) ciascuno deve averne grancura. Men kan alles, wat verloren is, weer terug krijgen, alleen het leven niet; daarom moet men er zeer veel zorg voor dragen. Oefening 16. De dokter heeft je dus aangeraden den winter in Nervi door te brengen. Ik kan je (slechts) verzekeren, dat je naar eene heerlijke plaats gaat, die gedurende de wintermaanden door vreemden van alle naties bezocht wordt, en daar het aan zee ligt en tegen de noordewinden beschut is, zul je je den heelen dag huiten kunnen ophouden. Ik weet niet, of de zoo zeer geroemde (decantato) Riviera di Ponente mooier is dan de Riviera di Levante. In de laatste is de streek boschrijk en zijn de tegenstellingen groot (bruschi): alles is grootsch; terwijl in de andere Riviera de natuur liefelijker, vruchtbaarder en rijker aan plantengroei en bewoners is. Het uitzicht op de blauwe zee en op de schilderachtige dorpen in de Riviera di Levante is zoo betooverend, dat het mij elke keer speet (mHndispettivo), wanneer ik aan de stations het geroep van den conducteur „partenza" hoorde; want ik wist, dat een tunnel het mij spoedig zou hebben onttrokken (rapita) tot aan het volgende station toe. Ik wensch u een goede reis en een prettig verblijf toe, schrijft mij van tijd tot tijd, opdat ik weet, hoe het je gaat en hoe je je dag doorbrengt. Lieve Willem, je vraagt mij om driehonderd gulden; zoo spoedig ik mijne rente zal ontvangen (riscgssa che avrg) hebben, zal ik ze je zenden, op voorwaarde echter, dat je ze mij binnen twee maand terug geeft. Wees niet als je broer, twee maal heb ik hem uit de verlegenheid geholpen (cavato d'impiccio), en toch heeft hij, zoo als mij gezegd werd, de onbeschaamdheid gehad, te zeggen, dat ik hem nooit een dienst heb bewezen. Hij moet maar over mij klagen. Als hij zich weer tot mij wendt, zal ik hem niet eens antwoorden, laat staan hem geld zenden. Leesoefening. Lettera del GanganeUi sopra l'ltalia. Non pu§ far meglio, Signor Abate, per distrarsi dagl'impicci e dalle inquietndini, che viaggiar l'ltalia. Ogni ugmo ben istruito deve un omaggio a questo paese tanto rinomatö e tanto degno di gsserlo, ed io La vedr§ con indicibil piacere. Alla Sua vista si presenteranno prima gli Appennini, que'baluardi (bolwerken) datici dalla natura, e quelle Alpi che ci dividono dai Francesi e ci meritarono il titolo d'Oltramontani. Sono monti maestosi, fatti per servire d'ornamento al quadro ch'essi contornano: i ngstri mari sono prospettive che presgntano i piü Complement]. 291 bei punti di vista e mteressano 1 viaggiatori tutti e piü i pittori. Nulla di piü ammirabile che questo suqIo fertile sotto il clima piü bello, ovunque intersecato di vive acque, popolato di villagi e adorno di superbe citta. Se tanto in onoro vi fosse 1'agricoltura quanto 1'architettura; se il paese non fosse diviso in tanti governi diversi, tutti di varia fórma e quasi tutti deboli e poco estesi, non si vedrebbe la miseria al fianco della magnificgnza e 1'industria sarebbe attiva; ma si § atteso piü all'abbellimento (verfraaiing) delle citta che alla coltura delle campagne, e da per tutto gl'incolti terreni rimproverano agli abitanti la loro infingardaggine. (traagheid) Se Ella entrera in Italia da Venezia, vedra una citta unica al mondo per la sua situazione; $ come un vasto navigglio che si ripgsa tranquillamente sulle acque e a cui non s'arriva che per meizo di navi. Ma non sara questa Tunica cgsa che La sorprendera. Dialogo. Qual doeld wordt: Scommetto, che non verra gggi. Ik wed, dat hij vandaag niet komt. Wijzen en tijden. 327 3. Soms heeft de futuro de beteekenis van een imperatief: Padre e madre onorerei. Eert uw vader en uwe moeder. La, ci darem la mano. Kom, geven wy elkaar de hand. 4. In vele gevallen worden de Nederlandsche hulpwerkwoorden: moeten, mogen door de futuro weergegeven: Mi dirai tutto. Je moet mij alles zeggen. Chi respirerd allora in queste celle? Wie mag toch wel dan in deze cellen ademen? NB. Een soort futuro met de bijbeteekenis van iets noodzakelijks of een verbod, wordt door avere da uitgedrukt (les 16, bid. 305); b. v.: Questo matrimqnio non s'ha da fare. (M.) Dit huwelijk zal niet plaats hebben. 5. De onmiddellijke toekomst, die wij, of door op het punt zijn van of door dadelijk, terstond uitdrukken, geeft het Italiaansch weer door erati vo. De imperaüvo komt, voor zoover in het voorgaande niet anders is aangegeven, met de Nederlandsche ge- Wijzen en tijden. 329 biedende wijs overeen. Men vergete echter niet, dat bij den beleefden vorm steeds de congiuntivo in plaats van den imperativo komt: Mi dia un bicchiere. Geeft u mij een glas. De werkwoorden avere, essere, sapere en volere hebben geen eigen vorm voor den 2en persoon meervoud van den imperatief. Men gebruikt daarvoor in de plaats den 2™ persoon meervoud presente congiuntivo: Abbiate pazienza, siate gentile. Sapiate vincere le vgstre male intenzioni. Indien een bevestigende imperatief wordt gevolgd door een ontkennenden, mag men nè gebruiken in plaats van e non. Aldus: Scappa, galantugmo, ne guardar indietro. Loop weg, goede man, en kijk niet om. Indien het bevel niet onmiddellijk behoeft opgevolgd te worden, gebruikt men meestal den futuro in plaats van den imperativo: Amerai il prgssimo tuo come te stesso. Bemin je naasten, als je zelf. Oefening 24. Dante Alighieri, de dichter van het majestueuze helden^ dicht (epopea): de Hel, het Vagevuur en het Paradijs, is niet alleen de vader van de Italiaansche taal, maar ook een van de grootste dichters, die de wereld ooit heeft gezien. Uit zijn onsterfelijk gedicht (poema) kwamen voort de bewonderenswaardige figuren van Francesca da Rimini, Pia de Tolomei en de vreeselijke Mirra. Dante was tegelijk (ad un tempo) krijgsman en dichter, zooals Gamoens,"de schrijver van de Lusiada en Cervantes. Zijne terzinen waren altijd de roem van Italië, en hoewel zij den dichter de haaf zijner tijdgenooten bezorgden (attirare a), kroonden zij hem echter met onsterfelijke lauweren. Ik was op het punt u te schrijven, toen uw vriend mij uw telegram (telegramma m.) kwam voorlezen. Wij waren op het punt het eiland Malta te verlaten, toen mijn broeder er'aankwam. Hoe maakt het de zieke? Hij is op het punt, op te staan. Ik was op het punt (essere per), hem mijne meening te zeggen toen hij mij »eide, dat hij handelde op bevel van zijn meester. Leen mij honderd franc. Geef mij een glas wijn. Gaat in vrede. Gaat, gaat ik zal hier blijven in uw plaats. Hoor eens (sentire) mijnheer, ik zal u zeggen, hoe ik over uw gedrag denk. Blijft waar gij zijt, gij zijt er goed. 330 Les 19. Leesoefening. Qual(e) fa, tal(e) riceve. Un signorino, appena venuto in eta, spos§ una cittadina ricca di sostanze (rijk aan goederen), ma povera di quello che forma la vera ricchezza, cio§ la bonta dell'anima. 10 non vgglio dirvi nè il nome nè il paese loro, perchè sarebbe maldicenza; ed anche quando sono costretto a rilevarvi i peccati di alcuno, non voglio che voi prendiate mal animo contro (iets krijgen tegen) i peccatori. 11 padre di questo signorino gra ben innanzi cogli anni, (was al op jaren) ed aveva lavorato tutta la vita per lasciare molto agiato (goed bezorgd) questo unico suo fighuglo. Ma diverse infermita lo avevano ridotto a sl cattiva salute, che pareva fino (zelfs) imbecile. II figliuglo e la nuora (schoondochter) avrebbero dovuto avergli compassione alleggerirgli coll'amore il peso degli anni e degli acciacchi (kwalen) e ricambiarlo delle attenzioni altre volte da lui ricevute. Ma credereste? invece non faceano che maltrattarlo? Se il povero vecchio si metteva al focolaio (haard) e trattesi (na uitgetrokken te hebben) le scarpe, scaldava i piedi, gli davano del (behandelden zij hem als) villano, e la cacciavano da banda (op zij). Se non capiva quei che gli gra detto, gli ridevano in faccia, lo chiamavano balordo ed rimbambito. Poi a tavola, se gli cadeva un pgco di brgdo sulla salvietta o se rovesciava il bicchigre sulla tovaglia, facevano un rumore da non dire. E tanto innanzi (zoo ver) arrivg 1'inumanita, di questi due spgsi, che non lo vgllero piü a tavola insigme; ma lo ponevano ad un deschetto in cucina, abbandonato agli scherzi dei servitori e d'un loro ragazzino. Perchè dovevo dirvi che essi avevano un ragazzino fra i quattro e i cinque anni, tutto vispo e gagliardo (opgewekt) ma che dal cattivo esempio dei genitori aveva imparato a trattar male col ngnno e farne disprggio (verachten). Ora una vglta questo bambino corse nella sala, dove stavano lautamente mangiando padre e madre, e conto loro che il vejcchio barbggio aveva lasciato cascare la scodglla e mandatela in pezzi. Questi sdegnati fgridarono in cattiva maniera il povero vgcchio ed ordinarono che, d'allora in pgi, gli fosse dato a mangiare in una cigtola (nap) di legno, come ai cani. Che triste lezioni dovevano essere queste pel bambino! E pur trgppo ne profittg! Pgchi giorni dopo, i sugi genitori lo trovarono in giardino, affaccendato (bezig) a metter insigme i cgcci (scherven) della scodglla rotta dal ngnno, li congegnava (paste ze aan elkaar) e forandoli (doorborende) con un chiodo (spijker) come fa il pentolaio col trapano, li cuciva insigme con un fil di fgrro. Ridgndo e vezzeggiando, s'accostarono a lui i genitori e gli chiesero: Verdere opmerkingen omtrent het gebruik der tijden. 331 Ghe fai costï, piccino? Ghe cgsa fg? rispose quegli. Stg rimettendo all'ordine questa scodglla, in cui dar da mangiare a voi, quando sarete vecchi. I due si guardarono in faccia ed impallidirono. Intesero benissimo che „ciascuno deve aspettarsi d'^ssere trattato da'sugi figliugli, siccorne egli avra trattato coi genitori* (Cesare Cantü). Dialogo. Ghi aveva sposato un giovine signore? Ghe non vuol fare 1'autore, quando g costretto a rivelare i peccati di alcuno? Ghe cosa aveva fatto il padre del signorino? A quale stato la avevano ridotto le sue inférmita? Qüale sargbbe stato il dovere del figliuglo e della nuora? In che modo adempirono a questo loro dovere? ' Ghe facevano, quando il vgcchio non capiva quei che gli gra detto? Fin a qual punto arriv§ 1'inumanita degli spgsi? Dove gra relegato il veechio padre? Gon chi si trovava in cucina? Ghe raccontö loro una vglta il bambino? Ghe ordinarono allora gli spgsi? Dove ritrovarono pgi il figliuglo? Ghe gli chigsero? Quale fu la risposta del piccino? Ghe compresero gli spgsi da questa risposta? Twintigste les. Verdere opmerkingen omtrent het gebruik der tijden. Het is eenigszins moeilijk te weten, in welken tijd het afhandelijke werkwoord in den bijzin moet geplaatst worden ten opzichte van het werkwoord in den hoofdzin. De volgende regels gelden: I. Staat bet werkwoord van den hoofdzin in den presente of futuro, dan volgt het werkwoord in den daarvan afhankelijken bijzin in den presente of den passato prossimo (van den indicativo of den congiuntivo): Scrive che parte domani da Roma. Hij schrijft, dat hij morgen uit Piome vertrekt. Conoscete qualcheduno che sappia farlo? Kent gij iemand, die het kan doen? 335 Les 20. Gli dirq che tu desideri vederlo. Ik zal hem zeggen, dat je hem graag wilt zien. Non sq ancora che cosa m'abbia mandato mia madre. Ik weet nog niet, wat mijne moeder mij heeft gezonden. II. Staat het werkwoord in den hoofdzin in een der tijden van het verleden of in den condiziondle, dan moet in den bijzin de imperfetto of de pass. remgto dell' indicativo volgen. Staat in den bijzin eene gebeurtenis, die vroeger heeft plaats gevonden, dan volgt de passato del congiuntivo of de trapass. prgssimo of remgto; b. v.: Lo fece, senza ch'io lo sapessi. Hij deed het, zonder dat ik het wist. Vorrgi ch'egli venisse. Ik wilde, dat hij kwam. 10 gli scrissi che lo aspettavo per la fine del mese. Ik schreef hem, dat ik hem tegen het eind der maand verwachtte. 11 avevo avvertito che la casa fra venduta. Ik had hem medegedeeld, dat het huis verkocht was. Non avrei pensato, ch'Etta gli avesse scritto. Ik had niet gedacht, dat u hem geschreven had. lo temevo ch'egli mi vedesse. Ik vreesde, dat hij mij zag. III. Op de passato prgssimo kan zoowel de presente als de imperfetto del congiuntivo of dell' indicativo volgen, al naar dat in den bijzin iets tegenwoordigs of iets uit het verleden staat: Iddio ci ha dato la ragione, affinchè ce ne serviamo. God heeft ons het verstand gegeven, opdat wij het gebruiken. Gli hq scritto che la mamma g' ammalata. Ik heb hem geschreven, dat mama ziek is. Hq sgmpre voluto che tu venissi alle mie nqzze. Ik heb altijd gewild, dat je op mijn bruiloft kwam. NB. Als in den hoofdzin een van de werkwoorden dire, raccontare, rispondere, scrivere, dichiarare enz. voorkomt, staat het werkwoord van den bijzin in den indicativo, als die bijzin iets beslist zekers bevat. Staat echter de handeling in den bijzin niet geheel vast, dan wordt de congiuntivo gebruikt: Carlo dice che g ammalato. Karei zegt, dat hij ziek is. Francesco ha scritto che arriva stasera. Frans heeft geschreven, dat hij vandaag komt. Si dice che gli antichi abbiano gia avuto conoscenza del nugvo mondo. Men zegt, dat de ouden reeds kennis van de nieuwe wereld hebben gehad. Congiuntivo. Voor elke handeling of toestand, die nog geen vaststaand feit is, maar slechts als mogelijk wordt voorgesteld, gebruikt men den congiuntivo. Eveneens voor de gevolgen van eene gedachte of een gevoelen. Meer in 't bijzonder gebruikt men den congiuntivo: 1. Na werkwoorden, die een wenschen, hopen, willen, bevelen, toelaten'uitdrukken, als volere, pretendere, desiderare, bramare, sperare, chiedere, esigere, comandare, proibire. En ook dikwijls na imperatieven; b. v.: Chiedo ch'egli mi ubbidisca. Ik verlang, dat hij mij gehoorzaamt. Egli voleva ch'io gli dicessi la veritè. Hij wilde, dat ik hem de waarheid zeide. Ditegli che venga. Zeg hem, dat hij komt. Mi dica, dov'egli sia. Zeg mij, waar hij is. 2. Na werkwoorden, die eene ontkenning, een twijfel uitdrukken (hierbij wordt of vertaald door che): Dubito che suo fratello venga. Ik twijfel eraan, of uw broeder komt. Nego che mio figlio abbia fatto cig. Ik ontken, dat mijn zoon dit heeft gedaan. Opmerking. In vele gevallen, vooral in poëzie wordt che roor den congiuntivo weggelaten: Temendo no'l mio dir gli fusse (fosse) grave. (Dante.) Daar ik vreesde, dat mijne woorden hem zonden hinderen. Eveneens wordt se (als in het Nederlandsch) dikwijls weggelaten bij uitroepende zinnen: Almeno avesse scritto a sua madre. Als hij ten minste maar aan zijne moeder had geschreven (had bij ten minste ...). 3. Na de werkwoorden, die een gelooven of meen en uitdrukken, waardoor de bijzin iets twijfelichtigs krijgt: Cr ede (Ella) ch' egli abbia scritto questo? Gelooft u, dat hij dit geschreven heeft? Credo che Francesco arrivi domani. Ik geloof, dat Frans morgen komt. Verdere opmerkingen omtrent het gebruik der tijden. 333 Is elke twijfel buitengesloten, dan gebruikt men den indicativo: Credo che c'g un Dio. NB. . Evenals in het Nederlandsch, kan in hét Italiaansch na dergelijke werkwoorden ook wel de futuro staan: Credo che Francesco arrivera domani. 4. Na werkwoorden, die eene vrees, bezorgdheid, klacht, verbazing, verrukking enz. uitdrukken, als temere, aver paura, tremare (sidderen), esser sorpreso, contento, maravigliarsi (zich verwonderen), rallegrarsi (zich verheugen), rincrescere (spijten); b. v.: Temo che piqva. Ik vrees, dat het regent. Mi meraviglia ch' egli non sia ancora giunto. Ik verbaas mij, dat hij er nog niet is. 5. Na onpersoonlijke werkwoorden als bisogna, preme, impgrta, basta, f meglio, non vi en eveneens na f in verbinding met zelfst. of bijvoegl. naamw.: £ peccato, è possibile, f naturale, è giusto; b. v.: Basta che me dica una pargla. Hij behoeft mij slechts éen woord te zeggen. peccato che non sia venuto ieri. Het is jammer, dat u gisteren niet is gekomen. 6. In betrekkelijke bijzinnen, die met il quale, che, chi, dove (ove), donde (onde) beginnen en vani hoofdzinnen afhangen, die eene verwachting enz. in zich bevatten. Prenderg un servo che pgssa accompagnarmi in Francia. Ik zal een knecht nemen, die mij naar Frankrijk kan vergezellen. Scelga un allqggio che abbia la vista sul mare. Kiest u eene woning, die op de zee uitziet. Ook hier wordt echter de indicativo gebruikt als de bijzin een feit bevat; b. v.: Mostratemi la casa, dove sta il conto P. Wijs mij het huis, waar graaf P. woont. 7. Verder staat de congiuntivo na den superlatief (uitgezonderd de superlatieven van bijwoorden): Ci vado ü piü spesso che pgsso. Ik ga er zoo spoedig, als ik kan, heen. Ook na ü primo, Tultimo, Tunica, il solo, nessuno, niente, enz., als in den zin eene onzekerheid verborgen ligt, of wel eene mogelijkheid, dat het anders zou kunnen zijn. 334 Les 20. Verdere opmerkingen omtrent het gebruik der tijden. 335 Wordt echter de zaak voorgesteld, als boven twij fel verheven te zijn, als historisch zeker, dan volgt d< indicativo: Tu sei Vunico amico, di cui pgssa fidarmi. Jij bent de eenige vriend, op wien ik mij kan verlaten Questa $ una delle ultime lettere che abbia scritte San Paolo Dit is een der laatste brieven, die St. Paulus geschrevei heeft (ten minste voor zoover wij weten). Daarentegen: Nerone $ il primo imperatore che ha perseguitato Christiani. Nero is de eerste keizer, die de Christenen heeft vervolgd 8. Eindelijk staat de congiuntivo na alle bij- er voornaamwoorden, die iets onzekers in zich sluiten; b. v. Chiunque sia, non voglio vederlo. Wie hij ook is, ik wil hem niet zien. Qualunque sia la tua sgrte. Wat je lot ook mag zijn 9. Een onafhankelijke congiuntivo wordt gebruikt, waar eene wensch (volesse Iddio [gave God]), eene toestemming (vengapure [laat hij maar komen]) eene uit noodiging (favorisca entrare [kom as je blief binnen]), eene vrees uitdrukkende vraag (fosse mai egli quei tremendc tiranno? [zou hij werkelijk die vreeselijke tyran zijn?]) of onwil ([in dit geval met che] ma che non pqssano mai vivere in pace queste due creature [dat toch deze schepsels nooit in vrede kunnen leven]) uitgesproken wordt. Oefening 25. De verkeersmiddelen zijn tegenwoordig (oggidl) zoo ontwikkeld, dat men overal kan weten, wat er in de wereld gebeurt Napoleon beschikte op zijn sterfbed, dat men zijn gebeente naar Parijs zou terugbrengen. De Christelijke liefde (la carita cristiana) wil, dat men zijn naaste als zich zelf bemint, en dat men kwaad met goed vergeldt (rendere bene per male). Ik heb reeds lang (vertaal: het is reeds lang, dat) je broer medegedeeld, dat de heer, met wien hij in verbinding stond (was), geen goede reputatie geniet, en ik verwonder mij (erover), dat hij zijne betrekkingen met hem nog niet heeft afgebroken. Cesar, wil je dat de anderen achting voor je hebben (portare rispetto), begin (dan) met de anderen te achten; als je de anderen hoont, dan is het natuurlijk, dat de anderen jou hoonen. De Voorzienigheid heeft toegelaten, dat de barbaren het romeiDsche rijk vernietigden. Het is jammer, dat je niet kunt meegaan, ik zou je aan mijn vriend, mijnheer W. van 336 Les 20. Berlijn hebben voorgesteld. Je vader is er zeer op gesteld (importare), dat je (de) kennis maakt met (van) een goed koopman in (di) die stad; want het is noodig, dat je een persoon kent, die je in je zaken met raad kan bijstaan. Ieder vader wenscht, dat zijne kinderen gehoorzaam zijn, op school leeren en (hun) weg (strada) in de wereld maken. Het verheugt mij, dat u het proces heeft gewonnen, ik moet echter bekennen, dat ik in het begin bang was, dat u het zou verhezen. De jeugd is de eenige tijd van het leven, waarin de mensch zich gemakkelijk kan beteren. Ik wilde, dat ik een boek vond, dat mij op mijne tochtern als gids kan dienen. Wijs mij, asjeblief, het huis, waar hij woont, en breng mij dan naar een hotel, dat niet te duur is, waar ik kan overnachten (passar la nqtte). Oefening 26. „Mijn lichaam' zeide maarschalk van Biron tot zijne rechters: „heeft geen ader, die niet voor u heeft gebloed." De Bijbel is het beste boek, dat men kan lezen. Rome bezit de rijkste bibliotheken, die er op de wereld zijn. Het is eene schande, dat onder dit volk nog zooveel bijgeloof heerscht, het ware tijd, het uit te roeien. Het is tijd, dat gij naar huis gaat, want het is reeds 10 uur, en morgen moet gij vroeg opstaan, als gij met den eersten trein wilt vertrekken. Gelooft u, dat hij uwe bevelen uitvoert? Ik geloof niet, dat hij het zal doen. Het is voldoende, dat u hem dit zegt. Het is jammer, dat gij niet met ons mee zijt gegaan, gij zoudt u goed hebben vermaakt. De tijdgenooten van Columbus geloofden niet, dat er nog een vierde werelddeel (continente) was. De Amerikanen waren overtuigd, dat Columbus en zijne metgezellen bliksem en weerlicht konden teweeg brengen. Dat is het meest onderhoudende boek, dat ik ooit heb'gelezen. Men zegt, dat de laatste oorlog reeds lang te voren overlegd was. Geloof mij, dat ik het alleen uit liefde voor jou heb gedaan (Ind.). Verlaat u zich op mij. Ik zal ervoor zorgen, dat uw neef hier een goed pension en eenige goede vrienden vindt; het is voldoende, dat hij mij telegrafeert, wanneer en op welk uur hij hier aankomt: ik zal hem aan het station afhalen. Oefening 27. Wij ontkennen niet, dat gij gelijk hebt, maar wij twijfelen, of (che) gij het proces wint. Ik ben altijd bang, dat hij geen woord houdt, ofschoon ik niet twijfel, dat hij de beste bedoeling heeft. Je vader twijfelt niet, of jij zult je alle moeite geven om aan zijne verwachtingen te beantwoorden (corrispondere). Ik ontken niet, dat u mij heeft geschreven, ik zeg alleen, dat ik door ziekte niet heb kunnen antwoorden. Gave god, dat mijne voorgevoelens niet uitkomen. Deze groote man is op hoogen leeftijd (in eta avanzata) gestorven; moge de aarde hem licht zijn. Hij verborg zich, omdat hij vreesde, dat men hem met geweld zou tegenhouden; dit belette niet, dat hij in de gevangenis werd gezet. De Muzelmannen ontkennen niet, dat Jezus een groot profeet is, maar zij ontkennen, dat hij Gods zoon is. Zend mij bericht, als (in caso che) ie niet kunt komen, opdat ik niet vergeefs op je wacht. Is mijnheer de dokter thuis? Ja, komt u alsjeblief in deze kamer en gaat u zitten. Oefening 28. Telkenmale, als ik na de vacantie op het punt was weer van huis te vertrekken, om tot mijne studiën terug te keeren, nam (menare) mijn grootvader mij mee naar mijne kamer, en daar voorzag hij mijne beurs met het beetje geld, dat voor mijne kleine behoeften noodig was (mi occorreva); vervolgens zeide hij tot mij: „Mijn zoon, je begint het leven, en ik heb het spoedig beëindigd". God weet, of je mij nog in leven (vivo) zult vinden, als je naar huis terugkeert. Wat ook gebeuren mag, laten wij God loven, omdat hij alles voor ons bestwil (per ngstro bene) doet. Als je op het punt bent, iets (u»W one) te doen, denk (dan) aan vier dingen: God ziet mij! Wat zou je zeggen, als je zag, dat een ander dit deed? Wat zou mijn grootvader zeggen, als hij het wist? Hoe zou je het op je sterf*ed beoordeelen? -Dan liet hij mij knielen, nam zijn muts at, hief de oogen ten hemel, spreidde zijne handen boven mijn Uootd uit en gaf mij zijn zegen. De zegen der ouden, hoe kostbaar is die! Hoe wijs zijn hunne raadgevingen. Oefening 29. Anaxemenes redde door eene krijgslist zijn vaderstad uit (da) een zeer groot gevaar. De Lampsacenen (Lansaceni) trokken (favortre) steeds partij (il partito) voor (di) Darius tegen Alexander den Groote. Nadat deze Darius had overwonnen (gerund.) .maakte hij zich vol toorn gereed (andava), om eene verschrikkelijke wraak op (a) hen te nemen. Anaxemenes, die Alexanders leermeester was geweest, ging hem tegemoet, om, als hij kon, de verwoesting van zijne vaderstad te beleften. Alexander die vernomen had (sapere, gerund.), dat hij (colui) kwam, wendde zich tot zijn leger en zwoer Uj alle goden, dat hij juist het tegendeel zou (volere) doen, van dat, wat Anaxemenes hem zou vragen Van dezen eed verwittigd, kwam Anaxemenes tot (presentarsi a) Alexander en werd, als naar gewoonte, hoffelijk ontvangen. (Toen hem daarna) gevraagd (werd), wat hij voor nieuws bracht (recare) ,■ l • am doen' antwoordde hij: „Ik kom, o onoverwinnei'J^ (mvüUssimo) koning, u smeeken, Lampsacus tot den grond toe (tn fino dalle fondamente) te verwoesten en ieder huis te laten plunderen; en geen rekening te houden (aver riguardo) Ral. Gramm. v. Holl. 2« Verdere opmerkingen omtrent het gebruik der tijden. 837 388 Les 21. noch met (a) tempels, noch met mannen, noch met vrouwen, noch toet den leeftijd van wien ook (veruno), en om alles (gerund) te vuur en te zwaard (mettere a ferro e fuQco) te laten verwoesten. Men zegt, dat Alexander, verrast door zulk eene list en gebonden door zijn eed, de Lampsacenen heeft vergeven. Leesoefening. La guerra della zucche (pompoenen). In un pezzo dell' orto dove avvenne il diavolo del quale debbo parlarvi, cominciavano ad arrossire il pomidoro (tomaat) e in certi altri a diventar paonazze (violet) le petronciane (sierplant) Io gra affacciato al balcone: quando incominciai a udire dall' aiuola (tuinbed) dove c' erano le zucche, prima un diverbio fra loro e una piccola quercia, quindi delle grida. Le une domandavano all' altra: che cgsa intendete fare, Madgnna? Crgscere <\ la mia natura. Ma ci fate ombra. E voi elevatevi aha mia altezza. — Non $ posslbile, noi siamo zucche. — Ebbgne. come non § possibile a voi diventar qugrce, non § posslbile a me non Crescere e non elevarmi gigante. — Ma vnoi ci facciamo una cattiva figura. — Me ne dugle; ma non sg che farci; la mia natura § di crescere. — E la ngstra natura g di protestare contro di voi. Ele zucche cominciarono a gridare: Ortolano! Ortolano! — Ghe cgsa volete, zucche iUüsMssiHie? domandg 1'ortolano. — Cresce in mgzzo a noi una quercia, che ci da ombra: abbattetela con fo tlÉure. L'ortelano non vglle quei giorno contentare le zucche^ ma quelle tonde (rond) en scigcche (kinderachtig) Signore gridarono tanto, tanto schiammazzarono che vinsero. L'ortolano abbattè la qugrcia: ma di 11 a pgco le zucche furono bruciate dal sole. Girqlamo Ragusa Moletti. Schrijf de moraal van dit verhaal op. Een en twintigste les. De onbepaalde wijs. De onbepaalde wijs (infinitivo) stelt bet verrichten of ondergaan van de werking zelf voor, zonder aanwijzing van eene bepaalde zelfstandigheid, die de werking verricht of ondergaat, en dus als eene onbepaalde werking, die zelf in zekeren zin zelfstandig is. Ze kan dus, als een substantief, zoowel onderwerp als voorwerp van een zin zijn. De onbepaalde wijs. 339 I. De zelfstandige infinitief. Als wij voor een Nederlandschen infinitief het bepalend lidwoord of het lidwoord der eenheid, of een ander bepalend woord plaatsen, dan wordt die 'infinitief daardoor tot zelfst. naamw.: het (een, dit) arbeiden. Maar ook de alleenstaande infinitief kan zelfstandig zijn: Schrijven is eene kunst. Hetzelfde hebben we in het Italiaansch, maar hier wordt de infinitief veel menigvuldiger aejfstandig gebruikt dan bij ons. Toch verliest hier de infinitivo niet zijn karakter van werkwoord en kan door het complemento diretto of indiretto worden gevolgd: Promettere e dare sono cgse differenti. Beloven en geven zijn twee. 11 leggere buQni libri $ utile alla gioventü. Het lezen van goede boeken is nuttig voor de jeugd. Non mi potei contener dal rider e. Ik kon mij niet houden van 't lachen. Lei ha un bel dire. U heeft goed praten. 11 far del giorno. Het aanbreken van den dag. E pazzia. il voler saper tutto. Het is dwaasheid, alles te willen weten. NélVandare a scugla, perdei il mio libro. Op weg naar school, verloor ik mijn boek. II. De afhankelijke infinitief. Na werkwoorden, die eene meening, geloof, veronderstelling uitdrukken, kan men in het Italiaansch voor den bijzin het voegwoord che weglaten. Het werkwoord van dien bijzin verandert dan in een infinitief en het onderwerp komt in den accusatief te staan (is echter het onderwerp een persoonlijk voornaamw en staat het na den infinitief, dan blijft het in den nominatief): Credendo, lui (ace.) essere golantugmo. Daar ik gelooWfe, dat hij een rechtschapen man is. Supponendo, lei (ace.) essere partito. Daar ik veronderstelde, dat zij vertrokken was. Daarentegen: Credendo, essere egli (nom.) galantugmo. Supponendo essere ella (nom.) partita. 22* 340 Les 21. Hiertoe moet ook worden gerekend de infinitief na ecco (vergel. 2° deel, les 19, § 4). d) Infinitief zonder voorzetsel. 1. Na werkwoorden, die op de vraag wat? als antwoord een infinitief verlangen (b. v.: ik wil . . . wat? schrijven) komt voor dien infinitief geen voorzetsel. Zulke werkwoorden zijn: potere, sapere, volere, dovere, conviene, bisogna, occorre, $ oVuqpo, fa di mestieri (men moet, het is noodig), desiderare, bramare (zie onder 6), solere (plegen), ar dire, osare: Voglio scrivere, devo mangiare, pqsso andarmene, non sq scrivere, bisogna aiutare i pqveri, egli soleva dire ecc. Non occorreva farlo. Het was niet noodig, het te doen. Ar disco seriver le. Ik waag het, u te schrijven. Natuurlijk moet na volere wel che komen als hoofd- en bijzin verschillende onderwerpen hebben. Men vergelijke: Non vugle parlare hij wil niet spreken, en non vugle che io parli hij wil niet, dat ik spreek. 2. Eveneens staat de infinitief zonder voorzetsel na intendere, sentire en udire, vedere, fare en lasciare; b.v.: Lo vidi cadere. Ik zag hem vallen. Lo sentii uscire di casa. Ik hoorde hem uitgaan. Si fa fare una veste. Zij laat zich een japon maken. 3. Na de woorden che, chi, dove (ove), onde (donde), come staat de infinitief dikwijls elliptisch zonder voorzetsel (iets dergelijks hebben wij ook in 't Nederlandsch): Non sq ove rifuggirmi (d. i. ove debba rifugg.). Ik weet niet, waarheen ik moet vluchten. Non sapeva che rispondere. ''Hij wist niet, wat hij moest antwoorden (wat te antwoorden). Non sapevo a chi rivolgermi. Ik wist niet, tot wien ik'mij moest wenden. 4. Na het werkwoord ? verbonden met bijwoorden en bijvoegl. naamw.: $ meglio, è peggio, è piü difficüe, f piü facile, ecc.; b. v.: j£ meglio restar a casa. Het is beter, thuis te blijven. È piü facile criticare che far meglig. Het is gemakkelijker kritiek uit tè oefenen, dan het beter te doen. De deelwoorden en de gerundio. 349 Vedgndoiö, diresti (oï al vederlo, diresti). • Als je hem zag, zou je zeggen. Egli me lo diede, dicgndo (of col dire). Hij gaf het mij, terwijl hij zeide (zeggende). L'hQ perso, ritornando a casa (of nel ritomare). Ik heb het verloren, toen ik naar huis ging. Oefening 34. Wat doet u hier in de voorkamer (anticamera)? Ik bekijk (nauwlettend) deze schilderijen, die de veldslagen in den Fransch-Duitschen oorlog voorstellen; er zijn aandoenlijke tooneelen onder: infanteristen en cavalleristen (soldati di fanteria e di cavalleria), die zich op den vijand werpen, overal gewonden en stervenden op den grond; ach, hoe duur moeten de overwinningen betaald worden. Het verheugt ons, dat wij u kunnen mededéelen, dat onze onderneming een uitslag heelt gehad, die aan onze verwachtingen beantwoordt. Men zegt, dat Apelles de druiven zoo natuurlijk schilderde, dat de vogels, ze ziende, er aan kwamen pikken. Daar mijne moeder zwaar ziek is, zal ik deze stad moeten verlaten. Daar ik morgen wil vertrekken, kom ik u vaarwel zeggen. Toen de misdadiger op het schavot was aangekomen, hief hij zijne sidderende handen ten hemel en zeide: «O, Heer, ik heb berouw over mijne misdaad, erbarm u over (avere piëta di) mij». T^rff1': Oefening 35. JQ. ligt hier in je kamer te rooken en wij wachten al een uur op je aan het station. Heb je geen bericht gekregen, dat wij vandaag een uitstapje maken? Neen, lieve vrienden, ik zou zeker niet rustig hier lezen, als ik het had geweten. Terwijl wij nuttig zijn (giovare) voor (a) ons vaderland, zijn wij tevens nuttig voor ons zelf. Door de ondeugd te haten, bevestigen wij in ons de liefde tot de deügd. Door het oplettend lezen van de werken van goede schrijvers, leeren wij, ons met gemak, duidelijkheid en elegantie uitdrukken. Op verschillende wijzen drukken de menschen hunne vreugde uit, als zij bloedverwanten en vrienden ontmoeten: Beschaafde menschen groeten, terwijl zij den hoed afnemen, en elkander de hand drukken. Er zijn volkeren, die groeten, door hunne pantoffels uit te trekken, anderen door de neuzen tegen elkaar te (stroppicciare) wrijven, en (weer) anderen, door de vingers tegen elkaar te laten kraken (scricchiolare). Er zijèt ér zelfs (ve ne sono persino di quelli), die zich op den grond rollen, terwijl zij daarbij kreten van vreugde uitstooten. Leeseoefening. Dal Pincio. Che sia il Pincio nell'ora che sul ponente color d'arancio si dipinge la gigantesca ombra del San Pietro e del Vaticano, 3ÖU Les 23. non c'è. lingua che pgssa dire. E un incanto un'estasi, un sogno, g un confuso viavai (gedrang) d'immensi pensigri, g un tumulto di memgrie grandiose e di speranze arcane, in cui la mente si perde, come in un mare senza confini. Guardando il Gianicolo e Monte Mario, che stanno in faccia, par di vedere nel fondo dell' augusta vallata passar silenziosi i secoli fra le nebbie della sera, e un brivido corre per le gssa, come se da quei fondo si rizzassero taciturni e cupi gli spettri dei grandi, che resero temuta e sacra alle ggnti questa tgrra fatale. Questo piccolo spazio, che lo sguardo abbraccia senza fatica è_ il punto piü stgrico di tutto il mondo. Tutta la civilta antica s'§ condensata fra questi cglli, e di qui, risalgndo il Tgvere, s'§ dis*teso a conquistare la maggior parte della tgrra conosciuta. Di qui mgssero gli esqrciti invasori, qui ne furono celebrati i trionfi, di qui si propagarono le leggi e la lingua che fecero di gran parte dello sterminato impgro un pgpolo solo. Quando pgi i vinti si ribellarono, la non vinta regione soggiogg colle speranze di un' altra. vita tutti coloro che ricusavano il suo dominio in questa, e in nome di Gristo risollev^ 1'impgro caduto. Poichè le furono strappate di mano le armi, regnö disarmata ricuper§ con un altro vessillo la corona perduta, nè fu meno grande e potgnte di prima. E 1' emblgma di questa stgria, ngdo dei tempi anteriori e dei successivi, e la sotto gli gcchi; un obelisco egiziano, portato in Roma dagl' imperatori romani e sormontato dalla croce, compgndia la stgria di tutta la civilta. Aristide Gabfttï. Drie en twintigste les. JParticipio passato. § 1. Is het participio passato verbonden met essere of met een der in de plaats van essere staande werkwoorden andare, stare, restare, rimanere, venire, dan komt het met het onderwerp in geslacht en getal overeen; b. v.: Mio padre $ partito. Mijn vader is vertrokken. Mia madre $ arrivata. Mijne moeder is aangekomen. Gli scolari vengono puniti. De leerlingen worden bestraft. Ella rimase sbalordita. Zij was heel verlegen. 1 birbanti restarono attoniti. De schurken waren overbluft. In tusschenzinnen wordt het hulpwerkwoord dikwijls weggelaten. In zulk een geval geldt dezelfde Participio passato. 351 regel, onverschillig of de verkorte tusschenzin aan het begin of in het midden staat: I re amati dai loro pqpoli, meritano la stima del mondo intero. De koningen, die door hun volk bemind worden, verdienen de achting van de geheele wereld. Cacciati dalValta Asia, gli Ungheresi si stabilirono nella Pannqnia. Uit Opper-Azië verdreven, vestigden de Hongaren zich in Pannonia. La principessa, adirata di vedersi ingannata, parti subito. De vorstin, boos, zich bedrogen te zien, vertrok terstond. § 2. Is het participio pass. met avere verbonden, dan kan het overeenkomen met het zelfst. naamw. in den accusatief, onverschillig of dit al of niet voorafgaat; b. v.: Non hg mai visto of vista tanta gente. Ik heb nooit zooveel menschen gezien. Ti mostrerg i regali che hg ricevuto of ricevuti. Ik zal u de geschenken laten zien, die ik heb gekregen. Wordt echter het accusatief - voorwerp door een verbonden persoonlijk voornaamw. uitgedrukt, dan richt zich het part. pass. steeds daarnaar; b.v.: Hai veduto gli amici? Si, li hg veduti. Heb je de vrienden gezien? Ja, ik heb ze gezien. La lettera, Vhg ricevuta. Den brief heb ik ontvangen. Opmerking. Gewoonlijk komt het met avere verbonden part. pass. dan met het zelfst. naamw. in den accusatief overeen, als de part. pass. meer de beteekenis van een bijvoegl. naamw., dan van een werkwoord heeft. Zoo zegt men: Ieri hg comprato due cavalli. Maar: Egli ha fatta una bflla sostanza e ora vive felice. De gevolgen blijven nl. in den laatsten sin voortduren. § 3. Heeft het part. pass. betrekking op een voorafgaand wederkeerend voornaamw., dafc Wijft het gewoonlijk onveranderd: Ci siamo scritto due volte. Wij hebben elkaar twee keer geschreven. Staat er echter een zakelijk voorwerp bij, dan richt zich het part. pass. ter wille der welluidendheid daarnaar; b. v.: Ci sono scritte diverse lettere. Wij hebben elkaar verscheiden brieven geschreven. 852 Les 23. Egli si g tagliata la mano. Hij heeft zich in zijn hand gesneden. § 4. Is het met avere verbonden werkwoord onovergankelijk, dan blijft het part. pass. onveranderd, ofschoon che als schijnbaar voorwerp voorafgaat: Le due ore che (d. i. durante le quali) avete dormito. De twee uren, die gij hebt geslapen. § 5. Soms gebeurt het, dat het voorafgaande che (of il, la, ecc. quale) slechts het schijnbare complement van het partic. pass. is, terwijl het eigenlijke complement volgt in den vorm van een bijzin. In dit geval blijft het part. pass. onveranderd: Le parqle che avete voluto che gli dicessi. De woorden, die gij gewild hebt, dat ik hem zou zeggen. Hier is che gli dicessi het complement van voluto. § 6. Eveneens blijft het participio met avere onveranderd, niettegenstaande het voorwerp voorafgaat, wanneer op dat participio een infinitief volgt (of eigenlijk moest volgen); b. v.: Gli hq reso tutti quei servigi che hq potuto (d. w. z. rendergli). Ik heb hem alle diensten bewezen, die ik heb kunnen bewijzen. Ecco i ■libri che hq voluto leggere. Hier zijn de boeken, die ik heb willen lezen. Het participio assoluto. Het participio kan alleen (assoluto) d. i. zonder hulpwerkwoord gebruikt worden. Dit gebeurt vooral in die gevallen, waar in het Nederlandsch de bijzin met de voegwoorden nadat, ternauwernood, toen, enz. begint. In dit geval kan de gerundia voor essere en- avere wegvallen; b.v.: vytifSSf)' Essendo mqrto il re, suo figlio sall al trqno of Mqrto tl re, suo figlio sall al trqno. Nadat de koning was gestorven, besteeg zijn zoon den troon, Dergelijke zinnen zijn: Finita la gugrra, l'armata rttornq alla patria (voor Essendo finita . . . Nadat de oorlog was geëindigd, keerde het leger naar het vaderland terug. Salutati gli amict, egli parü. . Nadat hij de vrienden had begroet, ging hij weg. Aanhangsel. 369 esitare aarzelen prosperare gedijen evacuare ledigen Radicare wortelen Qenerare scheppen recitare opzeggen gmbilare jubelen regolare regelen giudicare een oordeel vellen rieoverare onderdak geven grandinare hagelen ricupemre weer krijgen IUuminare verlichten rimproverare verwijten imitare nabootsen rinwnerare beloonen immaginarsi zich verbeelden risieare wagen incomodare lastig vallen riverberare weerkaatsen interpretare uitleggen roslcare knagen interrogare ondervragen Seminare zaaien Lacerare verscheuren sollecitare aansporen hberare bevrijden solhticare kittelen htigare strijden spasimare smachten logorare verslijten stipulare overeenkomen Mashcare kauwen strepitare lawaai maken meditare nadenken stuzzicare prikkelen nulüare in 't leger dienen. superare overwinnen mitigare verzachten supplicare smeeken moderare matigen suscitare opwekken mormorare mompelen Ttrminare eindigen Navigare varen tollerare dulden nemcare sneeuwen trafficare handel drijven nobihtare adelen Vhdare huilen nominare benoemen Vacuare ledigen numerare tellen valicare doorwaden Occupare innemen variare wisselen operare bewerken vegetare groeien ordmare bevelen vendieare wreken Partecipare deelnemen vigilare waken penetrare doordringen visüare bezoeken pettinare kammen viticperare berispen pizzicare knijpen vociferare schreeuwen praticare uitoefenen vomüare braken preeipitare afstorten Zoppicare hinken. predicare prediken De meest gebruikelijke afkortingen van eigennamen zijn: Baldo Vbaldo, Hubaldus Cecco \ „ Bastiano Sebastiano Checco f Francesco, Frans S Jozef Og* gy* E Cr*zia Lucrezia [do Betta Ehsabetta Dino Bernardino, Bernar- Mee Beatrice Bgro Isidgro, Teodgro Btsta Battista, Baptist Drea Andrea Brogw Ambrqgio Gegia Teresa Catera Caterina Gianni Giov'mmi, Jan ItaL Gramm. v. Holl. 2i 370 Aanhangsel. Gianna Giovanna, Johanna Nanni Giovanni, Jan Gigi Luigi, Lodewijk Nardo Bernardo, Leonardo Gigia Luigia Ngra Eleonora Gino Ambrogim, Gioac- %« \ Guüeppe chmo, lMigino ecc. Peppo f 'eJr Ghita Margherita Pie.ro Pietro Gosto Agostino Pippo Filippo Lina Carolina, Adelina Pgldo Leopgldo t-j f Teodolinda Benzo Lorgnzo m a \ Ermelinda Bina Caterina Lisa Elisa Sandro Alessandro Maso Tommaso Tgnio \ Antonio Mep Bartölommeo Tgni f " Mgmo \ Girglamo Tita Battista Momolo f Hieronymus Vico Lodovico. Nando Ferdinando Alle mannelijke eigennamen op O hebben eene vrouwelijke vorm op o en verkleinwoorden op ino en ina of etto; bv. Beppo, Beppa; Beppino, Beppina; Cecco, Cecea; Cecchino, Cecchina; Gianni Gianna; Giannino, Giannina; Giannetto, Gianetta ecc. Alfabetische lijst van de meest gebruikelijke afkortingen. A. Anno. j es. esempio. Ab. Abate. j E. V. Era volgare, Eeeétr A. C. Avanti Cristo. lenza Vgstra. A. D. Anno Domini. j Ece.m° Eccellentissimo. ant. antimeridiane. i F. A. I. Ferrovie délVAlta Avv. Awocato. Italia. B. Beato. G. C. Gesu Cristo. B. M. Bugna Memgria. Ill.m° Itlustrissimo. B. V. Beata Vergine. \ Ing. Ingegnere. C. o of CM Compagno e Com- I. N. B J. Jesus Nazarenus pagnia. Bex Judaeorum. CjCof CC. Conto corrynte. I. B. Imperiale e Beale. Cfr. of Cf. Confronta. \ Le LL. AA. Le Loro Altezze. c. s. come sopra. \ Le LL. EE. Le Loro Eccellenze. Cav. Cavalier e. j Le LL. MM. Le Loro Maesta. Comm. Commendatore. \ M. of MM. Martire e Martiri. D. Dona, Dedica. M. B. Molto Beverendo. D. C. D. G. Della Compagnia di Ms. of Mss. Manoscritto e Ma- Gesii. noscritti. D. D. D. Da, dona, dedica. M. V. Maria Vergine of D. O. M. Deo Optimo Maxi- Maesta Vgstra. ma(a DioOttimo N. Ngrd. Massimo.)' N. B. Ngta bene. Dev. devotissimo. \ N. O. D. Ngta della Di-\ g> Dott. Dottore. rezione. I-a» E. Est. \ N.D.B. Ngta della Be-i-ë js ecc. eccetera. dazione. ™ Aanhangsel. 371 N. D. Ngbil Donna. \ Sig., Sig.ra Signore, Signora. N. E. Ngrd-Est. Sig.re N. N. NonNominato.(En- Sigg. Signori. [sta. ne Enne.) S. M. Sue Mani,SuaMae- N. O. Nqrd-Ovest. \ S. M. I. Sua Maesta Impe- JV. LI. Ngbil Ugmo. riale. 066. Obbedientissimo. S. O. Sud-Ovest. ObbL Obbligatissimo. S. P. M. Sue prgprie mani. 0. D. C. Offre, dedica, con- S. P. Q. R. Senatus Pgpulusque sacra. Romanus (II Se- „„ %°se- nato e il Pqpolo rr. Posero. Romano.) Pag. Pagina. S. R. Sua Reverenza. P. D. O. Parte delVOratgrio. I S. R. C. Sacra Romana f-<*■ esempio. Chiesa. P. Ct. R. Per grazia ricevuta. SS. Santissimo, Santi, P. M. Pontefice Massimo. Signori. d' ?: \r Pose iuesta lapide. S. S. Santa Sede, Sua P Q. M. Pose questa Memg- Santita. rta- T. Tgmo, termine. pom. pomeridiane. u. s. ultimo scorso. Prof. Professore. \ V. Vedi, verso, volume, P 8. Poscritto. Vergine, Venera- PV.;p.v. Processo Verbale; | bile, ecc. prqssimo venturo. V. E. VgstraEccellenzao Rev. Reverendo. VgstraEminenza. o 7* Ven- FF- VenerabiliFratelli. %-E Sud-Est. V. S. Vgstra Signoria. beg of Segg. seguente, seguenti. V.S.I. Vossignoria lllu- S.Jf.A. I. Societa delle Ferro- strissima. vie dell'Alta Italia. Gedichten. 1. La Farfalla*) e il Cavolo**). Una certa farfalletta mQssa un di dalF appetito, svolazzava in sulla vetta d'un bel cavolo fiorito. E suggendo un breve istante ora questo ed or quei fiore, nauseata, disprezzante, — Ah! — dicea, — che reo sapore! *) De vlinder. **) De kool. 384 Aanhangsel. E tu che se'"0 costi, anima viva, partiti*1 da cotesti che son mgrti! — Ma pgi ch'ei vide ch'io non partiva, disse: — Per altra via, per altri porti" verrai a piaggia", non qui, per passare: piü lieve legno convign che ti porti". — E il Duca'5 a lui: — Caron, non ti crucciare": vuolsi cosl cola", dove si pugte ciö che si vugle", e piü non dimandare". — Quinci fur qugte le lanose ggte100 al nocchigr1 della livida' palude, che intorno* agli gcchi avea di fiamme rgte4. Ma quell'anime, ch'gran lasse e nude, cangiar6 colore e dibattero i dgnti, ratto che* inteser le pargle crude. Bestemmiavano Iddio e' lor pargnti, 1'umana spgzie, il luggo, il tgmpo e il seme di lor semgnza' e di lor nascimenti*. Pgi si ritrasser tutte quante' insigme, fgrte pianggndo, alla riva malvagia10, che attgnde ciascun ugm che Dio non teme. Caron dimgnio11, con gcchi di bragia" loro accennando1', tutte le raccgglie14; batte col rgmo qualunque s'adagia". u t. °° /*' = n WW1 verwijder je. 88 porti diconsi le barche da passar fiumi. »» a piaggia aan den oever. 84 piü lieve legno convien che ti pgrti een lichter vaartuig moet je dragen. Charon voorziet, dat hij den dichter niet behoeft °^fr m Betten- Hy zegt deze woorden in afgunst. »s Duca gids. " non ti crucciare erger je niet. »' vuolsi cosl cola zoo wil men het daar. 88 dove si pugte (puf) cig che si vugle waar men dat kan, wat men wil, d. i. in den hemel. »» e piü non domandare vraag niet verder, verlang niet meer. 100 hierop werden de behaarde wangen rustig, d. i. hij zweeg. » nochigr veerman. 2 livido donker, zwart. » "ntorno = intorno. 4 aveva rgte di fiamme had vurige raderen, d. w. z. hij rolde met zijn vurige oogen. * cangiar = cangiarono. « ratio che = tgsto che zoo spoedig als tl seme di lor semenza = de vaders hunner vaderen. 8 di lor nascimento hun eigen geboorte. 8 tutte quante alle. w malvagia, eigenlijk boos, roekeloos; hier: onzalig. « Caron dimgnio de demonische Charon. » bragia kolenvuur. " loro accennando hun wenkend. Ie raccgglie neemt hen op in zijn boot. " qualunque s'adagta ieder die talmt. Gedichten. 385 Come d'autunno18 si levan1' le fgglie l'una apprgsso dell'altra, infin che il ramo rende alla terra tutte le sue spgglie"; similemente il mal seme d'Adamo": gittansi20 di quei lito ad una ad una, per cenni21, come auggl per suo richiamo22. Cosl sen vanno su23 per 1'onda bruna, ed avanti che sian di la discese24, anche di qua26 nugva schiera s'aduna8*. — Figliugl mio, — disse il Maestro cortese, — quelli che mugion nell' ira di Dio, tutti convgngon qui27 d'ogni paese: e pronti sono a trapassar lo28 rio, chè28 la divina giustizia li sprona80 sl, che la tema si vglge in disio31. \:iiA^k Quinci non passa mai anima bugna; e perg se Caron di te si lagna88, ben pugi saper omai che il suo dir sugna83. — Finitio questo, la buia campagna34 tremg si fgrte, ehe dello spavgnto la mente*5 di sudore ancor88 mi bagna. 16 d'autunno in den herfst. 17 silevan afvallen. 18 le sue spoglie uitgetrokken kleeding (zijne kleederen). 18 il mal seme d'Adamo de slechte kinderen van Adam = de verdoemden. 80 gittansi = si gittansi (meervoud) storten zich, heeft hier bfr trekking op het collectief seme. 21 per cenni op een wenk. 38 com' augel per sua richiamo als de vogel op de lokspijs. ** sen vanno su zij varen voorwaarts. 34 ed avanti che sian' di la discese en eer zij nog daar uitgestapt zijn. 86 deze zijde. 38 nugva• schiera s'aduna verzamelt zich eene nieuwe schare. 37 convgngon qui komen hier samen. 88 lo = il. 38 chè = perchè. *° sprona drijft hen voort, pijnigt hen. 81 si ehe la tema si vglve «ra disio zoo, dat de vrees verandert in verlangen. 33 se Caron di te st lagna als Charon zich over je ergert, omdat hij je ook niet mag overvaren. 88 ben pugi saper omai che'l suo dir sugna dan liUl; je,nl1 wel begrijpen, wat zijne (ironische) woorden beteekenen. la buia campagna sombere velden. 36 che dello spavgnto la mente dat de herinnering (in plaats van memgria) aan het ontzettende. 38 ancor heden nog. Ital. Qramm. v. Holl. gt 386 Aanhangsel. La tgrra lacrimosa8' digde88 vgnto; che balen§3' una luce vermiglia, la qual mi vinse ciascun sentimento40; E caddi41 come 1'uom cui sonno piglia43. 8' la terra lacrimosa de door tranen gedrenkte aarde. Eene andere verklaring is. lacrimosa ■= mgssa a compassione. 88 diede = mandg fugri. 38 che baleng = che feee balenare. 40 la qual mi vinse ciascun sentimento welk (licht) bij mij elke gevoel overwon. = dat mij door zijn schellen glans verdoofde. 41 caddi ik zonk op den grond. 48 come l'uom cui sonno piglia als iemand, die slaap krijgt. Lettere familiari. Caro mio, Hq avuto la fortuna di ottenere un palco aiï'gpera per questa sera. Si rappresentera la «Cenerentola»*) del nostro Rossini. Se vuoi procurare a mia sorglla e a me il piacere della tua compagnia, fammelo sapere subito, perchè possiamo venirti a prendere colla ngstra carrgzza a casa tua vgrso le 191/» (= le 7l/a di sera). La rappresentazione comincia alle 20 (= alle 8 di sera). Aspgtto pronta risposta e sono il tuo affezionatissimo . . . Risposta. Mi dispiace molto di non poter accetare il tuo gentile invito. Questa sera arriva mio zio da Berlino e dgvo andare alla stazione per riceverlo. Se perö mi sara posslbile di lasciarlo per un' ora, verrö in teatro per darvi la buona sera. Presgnta i miei rispgtti alla signorina Erminia e gradisci un cordiale saluto dal tuo aff.mo Amico carissimo, Sono ormai quindici giorni che mi trovo in campagna a Baden. Sai bgne, mio caro, che 1'atmosfgra di quest' amgna citta sparge in abbondanza e zolfo e ngia su coloro che hanno la pgco invidiata fortuna di abitarci. Ricorro a te per liberarmi almeno da uno di questi gspiti pgco graditi. Mi rammento d'aver veduto a casa tua una beha edizione illustrata della Divina Commgdia. Avresti la compiacgnza di mandarmela, per una settimana o due? Pugi gsser sicuro che avrö ogni cura posslbile perchè il libro ti sia restituito in buon essere. Se hai tgmpo, vigni a consolarmi nella mia solitudine. Con sincgri saluti il tuo — *) Asschepoester. Lettere familiari. 387 Risposta. Questa lettera ti arrivera unitamente al libro che mi chiedesti. Esso mi § carissimo, essgndomi stato regalato da un amico che ora non $ piü. Scusami se ti raccomando d'adoperarlo con ogni posslbile riguardo. Se le mie occupazioni me lo permetteranno, verró a trovarti domenica ventura. Sta sano e di buon umore. H tuo Pregiatissima Signorina, La prego di scusarmi se quest'gggi non pgsso venire per la consueta lezione. Un affare d'importanza mi chiama a Neustadt. Vgglia ripassare per la prgssima volta i verbi irregolari della tgrza coniugazione e prepararsi a tradurre il N. 75 della Crestomazia. Giovedl venturo mi procureró senz'altro 1'onore di rivederla. Mi creda intanto, con tutta stima, .. ': . .' Suo dev.mo — Egrggio Signore, La ricorrenza del giorno onomastico della mia cara mamma fa sl che gggi non pgsso prgndere la sglita lezione. La prego invece di voler rallegrare della sua presgnza la piccola ngstra festa domestica, questa sera alle 7. Hg studiato diligentemente il ngstro pgzzo a quattro mani e sargi contentissima di poterlo eseguire con Lgi. Nella speranza ch' Ella non vorra mancare mi protgsto. Suo dovet.ma ed affez.m»... ' Brief van Prins Pius van Savoye aan den abt Metastasins. Moltó Illustre Signor mio Osservandissimo! L'applauso comune che V. S. molto Illustre si recava nelle poesie e negli altri componimenti, da questo Augustissimo Imperatore approvati, sono la cagione, che io, d'ordine della Maesta Sua, Le esibisco il suo servigio nelle circostanze che a Lei parra piü prgpno d'accettarlo. Conviene che Ella mi motivi ci$ che brama annualmente per onorario fisso, poiché pel residuo non vi sara svario alcuno. II Signor Apgstolo Zgno*) non desidera altro compagno, che V. S. molto Illustre, non conoscgndo egli m ogni sogggtto piü adatto di Lgi per servire un Monarca sl intelliggnte, quale g il ngstro. Dalla di Lgi risposta e richiesta dipendera la trasmessa del danaro pel suo viaggio, godgndo io intanto di quest' apertura per attestarle la stima ed affgtto, che mi coshtuiscono Di V. S. molto Illustre Vignna 31 Agosto 1729. Affezionatmo per servirla di cugre I . Principe Pio di Savgia. *) Een dichter aan het hof van keizer Karei VI. 25* 394 Aannangsel. 5. Dopo pranzo. Sig. F. Adesso che abbiamo. finito di desinare, dove andremo? Sig. T. Per me g lo stesso; non conosco tanto bgne i ditorni di Pompgi; mi rimetto quindi intresamente al suo parere. Sig. F. Mi rammento d'aver fatto tempo fa un' amenissima passeggiata attraverso la forgsta fino ad Ercolano. Sig. T. Ê. lontano di qui? Sig. F. Un' ora o un' ora e mgzzo, andando adagio. II cammino § ombreggiato ed offre in alcuni lugghi dei belllssimi punti di vista. Sig. T. Benissimo! Ci fermeremo a Ercolano. Sig. F. Quelle nnvole che cominciano a levarsi all' occidente presagiscono pgco bgne. In caso che il tgmpo si guastasse, sargbbe mgglio di ritornare alla citta. Sig. T. Sicuro! La pigggia g la cgsa piü noigsa del mondo, quando si g in campagna. Ma davvero che questa strada e bellissima! Sig. F. Ggrto! Guardi quelle rovine sulle cime di que' monti; formano 1'orgoglio di questo paese. Sig. T. Ggdo assai di vedere questi monumenti d'un tgmpo pieno di fgrza, di fede e di romanticismo, in confronto del quale noi altri ugmini d'oggidl facciamo una tristissima figura. Non pgsso ammirare una di queste rovine senza ram- • mentar quella sublime poesia di Vittore Hugo „Amaury, comte de Montfort". Sig. F. Non si pu§ negare che 1'aspgtto d'un castgllo in rovina fara sgmpre una grande impressione su chi non sia del tutto privo d'immaginazione; trasportandolo, per cosl dire, in quei tgmpi ormai quasi dimenticati. Sembrami per altro che non abbiamo fatto una gran perdita coll essere nati gggi piuttgsto che nei tempi che videro sorgere quei castglli. Sig. T. Perchè? Sig. F. Perchè, se fossimo passati cinque cgnto anni fa per questi sentigri, come vi passiamo adgsso, sgnza aver una bugna scgrta di cavaligri per protgggerci, avremmo probabilmente cenato alla Gil Bias in un sotterraneo di queste medesime castglle, le cui rovine Ella sta ora pianggndó tanto poeticamente. Sig. T. Mi vorra- dunque negare la poesia del mgdio gvo? Sig. F. Oh, questo ng! Credo tuttavia piü giusto 1'ammirarlo storicamente che desiderarne il ritorno. Sig. T. Che §? Non ha sentito tuonare? Sig. F. Tuönare? Infatti, pare che avremo un temporale. Conversatieoefeningen. 395 Sig. T. Che facciamo? Io proporrej di ritornare alla citta; forse arriyeremo ancora in tempo per andare all'opera. Sig. F. Si rappresenta il Rigoletto, non è vero ? Sig. T. SL Sig. F. In questo caso preferisco restar qui. Andrö a trovare un mio amico che ha una villa a Ercolano. Vuol venire con me? Ci saremo i benvenuti. Sig. T. No, grazie, partiro. col prossimo trgno. Sig. F. Allora le dico addio. Ella conosce la strada fino alla stazione? Sig. T. Stia tranquillol La vedrö domani in citta? ■Sig. F. Spero di esserci per mezzogiorno. Se vuqI venire a trovarmi, mi fara piacere. Sig. T. Dunque addio e buon divertimento! Sig. F. A rivederci domani, a casa mia! C. M. S. Conversatieoefeningen. l. Favorisca! \ Avanti! ( Binnen. Entrate! \ permesso? Mag ik binnenkomen? Felicissima, buQna ngtte! Goeden nacht! Come sta (state)? Hoe maakt u het? Vi (Le) auguro il bugn giorno. Ik wenschu goedendag. Goedendag. S'accgmodi (accomodatevi). Neemt u plaats. Stia bene (state bene). Het ga u goed. Ggdo di vederla (vedervi). Het doet mij genoegen, u te zien. Come va la salute? Hoe gaat het? Servo suo (vgstro)l \ TT m Padrone! ( Uw dienaar. Favorisca. Weest zoo goed. La riverisco. Ik groet u. Addio! Goedendag (bij 't weggaan). A rivederci. Tot weerziens. Bugn giorno. Goedendag (bij 't komen). 2. Sulla mia pargla. Op mijn woord. Dove va (andate)? Waar gaat u heen? Vado in chiesa. Ik ga naar de kerk. Abbia (abbiate) la compiacenza Weest zoo goed mij te zeggen. di dirmi. . . . 396 Aanhangsel. Vi (Le) sono molto óbbligato. Ik ben u zeer verplicht. ChecQsacomanda (comandate)? Wat wenscht u? 4? un pezzo che non l'hq (vi Het is reeds lang geleden, dat hq) piü veduto. ik u heb gezien. Scommetto la mia vita che la Ik verwed er mijn leven onder, (cqsa) $ cosl. dat het zoo is. Che seccatural Welk eene kwelling! Mi lasci (lasciatemi) in pace! Laat mij met vree! Ha Ella (avete) mal di tgsta? Heeft u hoofdpijn? Sl, mi duqle la testa? Ja, mijn hoofd doet pijn. Me ne rincresce. Het spijt mij. Che c'$ da fare? Wat is er aan te doen? Che premura! Non puq (non Heeft u zoo'n haast. Kunt u potete) fermarsi (fermarvi) niet een oogenblik blijven? un momenlo ? Mi vien male. Ik word ongesteld. 3. Paria (pariate) italiano, Si- Spreekt u Italiaansch, mijnheer? gnore? Lo parlo un pqco. Ik spreek het een beetje. Come si chiama il suo maestro? Hoe heet uw meester ? J$ il professore Luigi. Het is professor Luigi. Dove sta (egli) di casa? Waar woont hij? Via San Niccolb, No. 76. Via San Niccolö No. 76. Che di nuqvo? Wat is er voor nieuws? Non hq ancora lgtto il giornale. Ik heb de courant nog niet gelezen. Che cqsa si dice in citta? Wat zegt men in de stad? Corre voce che la regina sia Het praatje gaat, dat de konin- partita per la campagna. gin naar buiten is gegaan. Qual g~ il miglior albgrgo di Wat is het beste hotel van Roma ? Rome? 11 Grand-Hêtel. Het Grand-Hotel. Vuqle Ella far una passeg- Wilt u eene wandeling maken? giata ? Volontieri, son pronto, -a. Graag, ik ben klaar. Dove andiamo? Waar gaan wij heen? Andiamo al giardino pubblico. Wij gaan naar den volkstuin. 4. Che tempo fa gggi ? Wat voor weer is het vandaag? Fa bel tempo. Het is mooi weer. Fa cattivo tempo. Het is slecht weer. Tira vento. Het waait. Ce" chiaro di luna. Het is heldere maan. Fa un caldo eccessivo. Het is buitengewoon koud. eneZrareindringen, doordringen pianto klacht penitente boeteling pianura vlakte penna pen piatto bord, plat pennino schrijfpen piazza plein penngllo penseel picchiare kloppen pensare denken piccolezza kleinigheid pensiero gedachte, kommer piccolo klein pentirsi berouwen piede m. voet pgntola pot pie.no vol pentolaio pottebakker piëta medelijden, vroomheid pera peer pietanza gerecht percorrere doorloopen pietoso medelijdend, vroom percugtere slaan, bekloppen pietra steen perdere verliezen pigliare grijpen perdita verlies pigrizia luiheid perdonare vergeven pigro lui perfezionare volmaken pioggia regen perfido trouweloos piombo lood pericolo gevaar pigppo populier perire te gronde gaan piqvere regenen Italiaansch-Nederlandsch. 441 pilastro peiler precedere voorafgaan piramide pyramide precetto voorschrift pirgscafo stoomboot precipüare storten pittore schilder precipizio afgrond pittwa schilderkunst, schilderij prgda buit piü meer predilezione voorliefde piuttostoAievei predire voorspellen pizza een soort koek preferenza voorkeur plaeare kalmeeren, verzoenen preferire verkiezen plaeido rustig pregare verzoeken platino platina preghiera verzoek, gebed plebgo plebeïsch pregiato geacht pgco weinig premiare beloonen podesta burgemeester, macht premere drukken poema m. gedicht (epos) premio belooning, prijs poesia dichtkunst, gedicht premura zorg, haast poeta dichter premuroso gehaast polio hoen prqndere nemen pólendone log persoon prepotente gewelddadig pdltrone lafaard prerogativa voorrecht poltrona leuningstoel presagire waarzeggen polvere stof, poeder presentarevoorstellen,aanbieden pomeridiano 's namiddags presente tegenwoordig pomodgro tomaat presenza tegenwoordigheid pomposo prachtvol preservare bewaren, beschermen ponente m. westen pressa haast popolare bevolken presso dichtbij popolazione f. bevolking prestare leenen popolo volk presto snel, gereed pgrco varken pretendere aanspraak maken; pgrgere aangeven beweren pgrta deur prevenire voorkomen portafgglio portefeuille prevenzione voorkoming portare brengen, dragen prezioso kostbaar portata f. gang (aan tafel) prezzo prijs portico zuilengang, arcade prigione f. gevangenis pgrto haven prigioniero gevangene portone groote deur prima eerst pgsa rust, houding primacera lente posare plaatsen primaticcio het eerste pqseia vervolgens principale chef possedere bezitten principe vorst, prins possesso bezit principiare beginnen possessore bezitter principio begin P0*10 Plaat8 privilegio voorrecht potenza macht privo beroofd patere kunnen, macht probdbile waarschijnlijk povertd, armoede procacciare verschaffen P°zz0 Pnt . prgde wakker, dapper pranzare middagmalen prodotto voortbrengsel pranzo middagmaal produrre voortbrengen prato weide profondo diep 442 Woordenlijst. progetlo plan Q. progresso vordering Qua hier, hierheen proibire verbieden quaderno schrijfboek promessa belofte quadro schilderij promettere beloven quaggiü hier beneden promuqvere bevorderen qualche eenig pronlo gereed qualora als pronunto welriekend qualsiasi ) pronunziare uitspreken qualsisia 1 wat het ook is propizio gunstig qualsi vqglia ) proporre voorstellen quantitd hoeveelheid propqsito voorstel quantunque ofschoon proprieta eigenschap, eigendom quassil daar boven proprietario eigenaar auasi Djjna proprio eigen, juist quattrino stuiver prorompere uitbreken quercia eik prosperante welvarend questuante bedelaar prosper are gedijen questione f. vraag prosperita welvaart quetarsi zich geruststellen, tot prqspero bloeiend, gunstig rn8t komen prospettiva vergezicht aueto - quieto rustig prospetto aanblik ƒ. prjjB prqssimo naast gM,-?<0 rustig prostrare neerwerpen quinci vanhier proteggere beschermen quindi vandaar protestare verklaren, verzekeren quistione = questione prqva bewijs, poging quivi daar. provare beproeven, bewijzen, proeven provenire voortkomen Babbioso woedend [zameling provocare te voorschijn roepen raccQlta, raccglto oogst, ver- provvedere verzorgen, voorzien raccontare vertellen proverbio spreekwoord rado dun, spaarzaam prudenza voorzichtigheidjiiwijs- radunare bijeenroepen, ver- prugna pruim [heid zamelen pubblicare openbaar maken raffreddore verkoudheid pubblico openbaar ragazza meisje pugnare vechten ragazzo jongen pugno vuist, vuistslag raggio straal pulcino koekje raggiungere inhalen, bereiken pulire reinigen raggiustare herstellen pulpito spreekgestoelte ragionamento bespreking, be- pungere steken schouwing, onderzoek punire straffen ragionare redeneeren punta punt, spits ragione f. reden, gelijk punto oogenblik, steek ragionevole verstandig puntuale stipt raglio gebalk puntura prik, steek rallegrare verheugen purchè als — slechts ralientare verlangzamen pure toch, ook rame koper purezza reinheid, zuiverheid rammarico kommer, klacht puro rein, zuiver. rammentare herinneren Italiaansch-Nederlandsch. 443 ramo tak ricambio rnil rana kikvorsch ricchezza rijkdom rapidita snelheid ricco rijk rapire rooven, wegsleuren ricettare ontvangen rapito geroofd, verrukt ricevere ontvangen rapporto bericht, betrekking riehiamare terugroepen rappresentare voorstellen, op- richiamo oproeping, terugroeping voeren ricinto ringmuur raro zeldzaam ricglto oogst rasserenarsi weer vroolijk wor- ricompensa belooning den riconoscere herkennen rassomigliare gelijken ricordanza herinnering rata portie ricordarsi zich herinneren razza soort, ras ricorrere zich wenden re koning ricuperare weer krijgen reale koninklijk, werkelijk rieusare weigeren realta werkelijkheid ridente lachend recare brengen ridere lachen recarsi zich begeven ridicolo belachelijk recente nieuw ridurre terugvoeren, veranderen reciproco wederkeerig riedificare herbouwen reeluso gesloten riescire zie riuscire reclutare werven riferire berichten regalare schenken riferirsi zich beroepen op reggere regeeren rifiatare niets zeggen rqggia koninklijk verblijf rifiutare weigeren regina koningin rifiuto weigering, afval regione f. streek riflettere herkaatsen, over iets regnare regeeren, heerschen nadenken regno rijk rigido streng, stijf, koud regola regel rigoglioso krachtig regolaritd regelmatigheid rigore m. strengheid, hardheid regolato geregeld riguardare beschouwen rondere teruggeven riguardo betrekking rgndita rente rimanere blijven repente plotseling rimbambito kindsch resistere weerstaan rimbombare weerklinken reso begeven, geworden rimettere oversturen, overgeven, respinto afgeslagen uitstellen restare blijven rimirare beschouwen restauratore hersteller rimproverare verwijten restio wederspannigheid rinchiudere opsluiten restituire teruggeven rincrescere spijten, leed doen resto rest ringraziare bedanken rete f. net rinnovare vernieuwen, inwijretrostanza achterkamer den retto recht rinomato beroemd ribaldo schurk rinunciare \ , > , , ribalta voetlicht rinunziare ƒ afstand doen val» ribasso rabat ripassare doorgaan, herhalen ribelle weerspannig ripiegato gebukt ricambiare wisselen ripicno gevuld 444 Woordenlijst. ripigliare weer grijpen rotondo rond riporre neerleggen rotto gebroken riposare uitrusten rovestiare omgooien ripgso rust rovina ruïne, verval riprendere hernemen, berispen rozzo ruw, grof ripulire zie pulire rubare stelen ripulsa weigering ruggire j , » riputare gelooven rugghiare ƒ riputazione reputatie rumore m. lawaai rischiarare verhelderen rupe f. rots, klip rischio gevaar rustico landelijk. riservare voorbehouden, bewaren s» riso gelach Sabbia zand risqlvere besluiten sacco zak rispetto achting sacerdota priester rispettoso eerbiedig sacrificare opofferen rispondere antwoorden sacro heilig, gewijd risposta antwoord saggio wijs, proef rissa strijd sala zaal ristorare herstellen, verkwikken sale zout ristqro herstelling, verkwikking satire beklimmen ritaglio stuk, coupon salita stijging, hoogte ritornare terugkeeren aalgtto salon ritorno terugkeer salma sterfelijk omhulsel ritrarre aftrekken, schilderen, salpare het anker lichten meenemen saltare springen ritratto portret salto sprong ritrovare weervinden salutare groeten ritto overeind salute f. gezondheid riunire vereenigen saluto groet riuscire slagen salvamento redding riva oever, strand salvare redden rivedere terugzien salvo gered, uitgezonderd rivelarsi bekend maken sangue m. bloed rwgrso ruggelings sanguinare bloeden rivqlgersi zich wenden sanguinoso bloederig rgba zaken, goed sono gezond robusto krachtig santo heilig rqcca burgt, rots sapere weten rgccia rots sapone zeep rodere knagen sapore m. smaak romano romein sarto kleermaker romanzo roman sasso steen romba dof lawaai savio wijs romore m. lawaai sazio verzadigd rompere breken sbagliare zich vergissen rondine zwaluw sbaglio vergissing rondin$lla zwaluw sbarcare ontschepen rosa roos sbeffare spotten rosso rood sbirbare als een schurk leven rossore m. blozen sbiadirsi verbleeken Italiaansch-Nederlandech. 445 sboccare uitmonden sciglto opgelost, flink 'sbocco monding, afzetgebied scioperaggine werkeloosheid sbocconcellare bijten seiqpero werkstaking (borsare uitbetalen scioperato werkeloos sbranare stukscheuren sclamare uitroepen fbrigarsi zich spoeden scoccare slaan (van klokken) scafo zeeschip scodelia schotel scagliare werpen, slingeren scqglio klip, rots scala trap scolorüo kleurloos scaldare verwarmen scomodo ongemakkelijk scalino trap sconcertarsi zich laten storen scambievolmente onderling sconcgrto stoornis scampagnata uitstapje sconosciuto onbekend scampare redden, behoeden sconsolato ontroostbaar scampo heil, redding scqpo doel scansare omloopen, ontwijken scoppiare uitbarsten scapitare verliezen scoprire ontdekken scapito verlies scopritore ontdekker scappare vluchten, ontsnappen scordarsi vergeten scappaccione oorvijg scorgere bemerken scarica geweersalvo, ontlading scorrere doorloopen, stroomei scarpa schoen scorso verleden, afgeloopen scarso schaars scgrta geleide scatola doos scottare verschroeien scavare uithollen, uitgraven scredüare in miskrediet brengt scegliere kiezen scrigno bult scelta keuze scritto schrijven (geschreven) seemare verminderen scrittoio schrijftafel sc^na scène scrittore schrijver scendere afdalen scrivere schrijven > scettro scepter scrqscio bruisen, sissen schermirsi zich verweren, zich scultore beeldhouwer onttrekken scuola school schernire verachten scugtere schudden scherzare schertsen scuro donker scherzo scherts scusa verontschuldiging schiacciato verpletterd, vlak scu?are verontschuldigen schiaffo oorvijg sdegnare versmaden sehiarare verlichten sdegno verachting, toorn schiera rij, schare sdrucciole glijdend schietto oprecht, echt, klaar sebbene ofschoon schioccare knallen seccante lastig schipcco knal secco droog schioppettata geweerschot secoio eeuw sehipppo jachtgeweer secondo volgens schiudersi zich openen sedare kalmeeren schiuso geopend sede f. zitplaats, zetel sciabola sabel sedere zitten sciagura ongeluk • sedizioso oproerig sciagurato ongelukkig sedotto verleid seiocchezza domheid sedurre verleiden scigcco dom seggio zitplaats, troon 448 Woordenlijst. stampa druk (pers) studio studie stampare drukken studioso vlijtig stamperia drukkerij stufa kachel stancare vermoeien stufato gebraad stanchezza moeheid stupefatto verbaasd stanco moe slupgndo wonderlijk stanza kamer stupirsi zich verwonderen stanziarsi zich ophouden, zich stupore m. verbazing vestigen subire lijden, uithouden stare staan, blijven subito terstond stato staat, toestand succedere opvolgen, gebeuren stazione m. station succgsso gunstig gevolg stella ster suddito onderdaan stemma blazoen sufficiënte voldoende stgndere uitstrekken suggere zuigen, uitzuigen stentare moeite hebben suglo bodem, grond stqnto moeite suonare spelen stima achting suonatore speler stimare achten superare overtreffen stimolare aansporen superbia trots, hoogmoed stivale laars supgrbo trotsch, prachtig stizza ergernis, woede supplicare smeeken stolto dwaas supporre vermoeden stomacato overtollig suprgmo hoogst, uiterst stomaco maag susina pruim sforcei'e verdraaien svanire vervliegen stordito verdoofd, ono verlegd svariato zie variato storpio verminkt fvegliare wekken stoviglie aardewerk svegliarsi wakker worden stracciare verscheuren svelare onthullen strada straat, weg sventura ongeluk stramazzare wegslingeren, neer- sventurato ongelukkig smijten sviarsi verdwalen straniero vreemdeling; vreemd svignarsela zich uit de voetei strano zeldzaam, eigenaardig maken strappare uitrukken sviluppo ontwikkeling stravizio uitspatting fvolazzare vliegen, fladderen strega heks svolgere ontwarren. strepitare lawaai maken strepito lawaai " stretta druk Tacere zwijgen strettezza engte tafano rem stretto eng, nauw tagliare snijden stridere gillen talqnto talent strido kreet .talvolta soms strillare schreinen, krijschen tampgco evenmin stringere samentrekken (druk- tana hol, krot ken) tanto zoozeer strozzare worgen tardanza langzaamheid struggersi smelten tardi laat strumento instrument tasca zak studiare studeeren tastiera klaviatanr Italiaansch-Nederlandsch. 449 taverna kroeg torre f. toren tavola tafel torreggiare zich ophoopen tazza kop forrente m. stroom, beek feoesco Dmtsch tqrto ongelijk tela linnen tortorella tortelduif temere vreezen iortooso gekronkeld temperare temperen torvo donker temperino pennemes tQsto spoedig tempesta storm tQZZ0 kort en dik *f mpio tempel tracannare verslinden temporale onweer fo-accio spoor fempra gesteldheid tradire verraden tenace taai traditore verrader tenda gordijn, tent tradurre vertalen tendenza strekking traduzione vertaling tendere spannen, zich uitstrek- traffico handel . en , . tragitto passage tenente luitenant tranne uitgezonderd tenere houden tranquilitd rust teneramente teeder trapano boor tenerezza teederheid trarre trekken Unero teeder trascinare sleepen, drijven tenore verloop, inhoud trascorrere doorloopen tentare beproeven «rowware veronachtzamen tpntte dun, zwak, klein tramnettere overzenden, over termmare eindigen leveren terreno gelijkvloersch trastullo speelgoed terrore m ontzetting, schrik trattare handelen, behandelen terzo derde afsluiten fesoro schat trattenersi zich ophouden testa hoofd ft.oW(, rukj trek a un fraUo testtmonto getuige eens; di tratto in tratto vaï tetrO ontzettend, treurig tijd tot tijd tetto dak trattoria herberg Tevere Tiber «rowplto kommer, zorg Umtdo schuchter traversare doortrekken ttmore m. vrees traverso door <«»fo gekleurd treccia haarvlecht ttrare trekken, waaien tremare sidderen Htolo titel tremendo verschrikkelijk, ont- toceare aanraken zettend tygtfere wegnemen ir^mito siddering tollerare dulden imu) trein \W hebben sast i-ssafc***5 -i?4%»tiCtoDr«es •"•«•'-*»i«>..'..».it..»d.ri,,.rI^J^,j{T(s''£;»js^ Methode Gaspey-Otto-Sauer. uiterste vervallend, hem uitsluitend tot het opzeggen van eenige algem eene phrasen der gesproken taal africhten, zonder hem in den geest der vreemde taal in te wijden. Het zwaartepunt der methode ligt in het streven, den studeerende zoo spoedig mogelijk in staat te stellen samenhangende leestukken te begrijpen, vooral echter hem met de gesproken taal bekend te maken. Dit laatste pnnt is zoo karakteristiek bij de schrijvers, dat zij hunne leerboeken, om ze van andere te onderscheiden, conversatie-grammatica's noemen. De eerste groep omvat de leerboeken voor Duitschers met 86 bandjes voor 26 talen. Onze verbazing over den rijkdom en de konsekwentie dezer collectie, en over de vruchtbaarheid der schrijvers wordt nog grooter, wanneer wij de dubbel zoo sterke andere groep, namelijk die voor Niet-Duitschers beschouwen. Wij moeten den schrijvers dezer leerboeken de verdienste toekennen, dat zij voor dat deel der talen studeerende menigte, dat zich voornamelijk om praktische redenen een vreemd idioom wil eigen maken, de grammatische stof in zeer bevattelijken vorm aanbieden; terwijl wij ook niet kunnen nalaten den uitgevers voor de smaakvolle en schoone uitvoering onze waardeering uit te spreken. Aan zulke omstandigheden is het wel voornamelijk te danken, da deze leerboeken zoo populair geworden zijn en zoo spoedig hun weg gevonden hebben. Wij konstateeren derhalve gaarne, dat de geheele naar samenstelling en middelen afgeronde collectie een flink stuk arbeid en eene zeer goede daad op het gebied van den boekhandel vertegenwoordigt, en in dit opzicht wel als eenig in hare soort is te beschouwen." Paderborn. . . . . t. (Uittreksel uit „Die Literarische Rundschau".) Alle boeken zijn gebonden. (De prijzen zijn in marken en pfennigen; buiten Duitscbland gelden de In de respektieve landen in de plaats daarvan vastgestelde prijzen.) Nederlandsche uitgaven: Ipr^ Kleine engelsche Spraakkunst door Coster 2 — ■ Kleine fransche Spraakkunst door Welbergen 2 — Kleine hoogduitsche Grammatica door Schwippert. 2. Dr. . .12 — Leerboek der italiaansche Taal door van Binsbergen 4 — Sleutel bij de Leerboek der italiaansche Taal van Binsbergen 1 60 Kleine spaansche Spraakkunst door van Haaff 2 — Sleutel bij de kleine spaansche Spraakkunst door van Haaff — 80 Arabische uitgave: Kleine deutsche Sprachlehre fiïr Araber von Hartmann .... 3 — Armenische uitgave: Kleine englische Sprachlehre für Armeniër von Gulian .... 3 — Bulgaarsche uitgaven: Kleine deutsche Sprachlehre für Bulgaren von Gawriysky 2. Aufl. 2 40 Kleine englische Sprachlehre für Bulgaren von Gawriysky ... 2 40 Kleine französische Sprachlehre für Bulgaren von Gawriysky . 2 40 Kleine russische Sprachlehre für Bulgaren von Gawriysky ... 2 40 . _ BB I Methode Gaspey-Otto-Sauer. II m.\ spt Dnitsche uitgaven; JlraXüfdje Konbetfatton8«®raimno.til bon gorter. 2. «ufl 10 — ©tfjlüffet baju bon ©aïber. 2. Ruft 2 80 «rabifdje ë(jreftomatvie bon §arber 10 — Jïletne arabifdje Sbradjleljre bon £arber , 3 — JSuIgcmfcfee Konberjatton§=©rammanï bon ®att>rib§!t) 4 60 ©fljluffei baju bon ©abmbSïri 1 60 «ri?incfifd?e ffonberfation§»@rommalif bon Setbei '. '. 8 — Sdjtüffel baju bon Selbel 1 _ Kleine djtnefifd)e ©bradjleJjre bon ©eibel . . 2 — ©(fjtüffel baju bon ©etbel — 80 X>ifntf<$e KonberfationS-®rammatiï bon 2Bleb. 2. «ufl [ 4 80 Sdjlüffel baju bon SBieb. 2. Ruft 1 60 T>nala ©bradjleljre unb 2Bbrtetbudj bon ©eibel . . . 2 — £ngltfc$e Konber(atton§=®ratnmattï bon ®a§bet)=9hmge. 25. 51 ufl. . . II 3 60 ©dblüffel baju bon SKunge. 5. Kufl . i 60 @ngltfd)e§ KonberfationS-Sefebucb. bon ®a§be$.3tunge. 6. «ufl. 3 — Kleine englifdje ©bradjleljre bon €ito«8hmge. 8. «ufl 1 80 ©djlüffet baju bon 9tuitge — 80 (Snfllifdje Sefbrfidje bon Slunge. 3. «ufl . '. l 80 SRaterialten jum überfefcen in8 (Sngltfdje bon Dtfo»5Runge. 4. «ufl. . . 1 80 Sngrtfdje n8»8efebudj bon ©auer. 5. «ufl. 3 60 3taHentfd)e (%eftomau)ie bon Sattaneo. 3. «ufl 2 40 Kleine italienifdje ©bradjleljre bon ©ouer. 10. «ufl 1 80 ©ajlüffel baju bon Kattaneo. 2. Ruft ... - 80 fWalienifdje ©efprflrfie bon ©auer-TOorri. 5. «ufl.1 80 Ubungsfiaie jum tiberj. a. b. ©eutfdjen i. 3tal. bon SarbeHi. 5. «ufl. . 1 60 «taroïïanifdje ©braojfó&te bon ©eibel 3 — Hcuarie^if^e Konberfatton3«®rammatn' bon SBetrotiS 6 — Sajtüffet baju bon $ettart8 . 2 — Sebrbud) ber neugtteujifdjen SJoliSforadje bon ^ëtrariS 3 — ^if^Fl^Mfö* Wonbetfafion8.®rammot« bon SSaletie. 2. «ufl. . . 4 80 Sdjtüffel baju bon SSalette. 2. Ruft ... . t 60 SïtebeïlanbifdjeS SonberfolionS-Sefebud) bon èaütie. 2. «ufl. . . . . . 2 80 Kleine niebetlonbtfdje ©btod)lel)re bon SSalette. 3. «ufl 2 — SfrïïV'?* ^"""JotionS'Srammattf bon Sffiidjerltenjicj. 3. «ufl. ... 4 60 SdjUtffet baju bon SahtferRttotcj. s. Ruft 2 — j?***1^^^ HonbetfationS'®iatnmottl bon 6b .......'. '. 4 80 fa^tuffeï baju bon Si) , y'J ■ 1 60 Kleine bortugteftfdje Sbrad)leb;re bon Kotbgien-e?. ' 5.' «ufl.' .' .' .' .' .' 2 40 Methode (jaspey-Otto-Sauer. Duitsche uitgaven: ^utnchtifdje JSonberjationë»$ratmnati! bon Sobera 4 60 ©njliiflcl baju bon Bobera 1 60 2Jufftfcr)e Konbetfation§=@rammatif bon gud)§. 5. ««ff 5 — ©Éblüfiet baju bon gudjS. 5. «ufl 2 - SRufftjdjeS Konber(arionS«8efebud) bon SDBerïïjatipt 2 — Kleine ruffifdje ©bradjleljre bon Söïottt. 3. Stuff 2 — SdjtüjTel baju bon Sftottt. 3. Stuft — 80 , Sdjïweöifdje KonberïatumS«®rainmatif bon SSoIter(=Öunb). 2. Stuft. . . 4 80 ©ttjtttfer baju bon 8BaIter(=2unb). 2. Stufr. .' 1 fi0 Kleine fcbroebifdje ©bradjleljre bon gort. 2. Sluff 2 —- Serfctfcfye RorberfatlonS'éranmtattt omi STietrobitdj 4 — ©ajlüffel baju bon $etrobitcb 1 60 Spartifdje Konberfatton§=®ramihatt! bon ©auer=SRubbert. 10. Stuft. . . 4 — ©cfilüffel baju bon «uppert. 4. Sufl 1 60 ©jpanifdjeS Sefebud) bon Strieaga 3 60 Kleine jbanijdje ©bradjleljrê bon ©auer. 7. Stuft 2 — ©djlüftet baju bon SKuuge- 2. Stuft 1 ~ ©bantjdje ®efbrfidje bon ©auer. 4. Stuft 1 80 ©banifdje SfafttonSlifte bon ©auer=Korbgten 1 60 SualjiH Konberfation§«®ïammattI bon ©eibel 5 — ©djlüffet baju bon ©eibel o Jn ©uaïjiiï SBSrterbudj bon ©eibel 2 40 JEfdjecbtfdje Konberfatton§-®ramtnattf bon 9Kafd)ner 5 — Sdilüffel baju bon SDÏafdjner 1 60 Cüriifc^e Konberjaiton§»©ratmnaHf bon Seljlitjdjfa 8 — ©djlttffel baju bon SeSXittijfa 8 - Kleine urujarHdje ©jiradjletjre bon Stagb. 2. Stuft. 2 — . ©djtflffeï baju bon Staal) ~ö en Ungarijdje Êfyrcftomatljte bon Kont 3 uO Engelsche uitgaTen; Arabic Grammar by Thatcher ^ ^ Key to the Arabic Grammar by Thatcher 2 80 Arabic Chrestomathy by Harder 10 — Danish Conversation-Grammar by Thomas 6 — Key to the Danish Conversation-Grammar by Thomas 2 - Dutch Conversation-Grammar by Valette. 3. Ed m Key to the Dutch Convers.-Grammar by Valette 1 ™ Dutch Reader by Valette. 2. Ed. • • • 2 80 French Conversation-Grammar by Otto-Onions. 14. Ed 4 — Key to the French Convers.-Grammar by Otto-Onions. 8. Ed 1 60 Elementary French Grammar by Wright. 4. Ed 2 — French Reader by Onions _ 77 Materials for French Prose Composition by Otto-Onions.. 5. Ed. . 2 40 French Dialogues by Otto-Corkran 1 80 Qerman Conversation-Grammar by Otto. 29. Ed 5 — Key to the German Convers.-Grammar by Otto. 21. Ed 1 60 Elementary German Grammar by Otto. 9. Ed 2 First German Book by Otto. 9. Ed 1 20 German Reader by Otto. L p. 8. Ed., II. p. 5. Ed., III. p. 2. Ed. a 2 40 Materials for transl. Engl. i. Germ. by Otto-Wright. 7. Ed. . . . 2 40 • Key to the Mater, for transl. Engl. i. Germ. by Otto. 8. Ed 1 ™ German Dialogues by Otto. 5. Ed on Accidence of the German language by Otto-Wright. 2. Ed. ... 1 20 Handbook of English and German Idioms by Lange ...... 1 60 German verbs with their appropriate prepositions by Tebbitt . . 1 . I Hindustani Conversation-Grammar by Clair-Tisdall 8 — Key to the Hindustani Conversation-Grammar by Clair-Tisdall 2 — I 1 Italian Conversation-Grammar by Sauer-Arteaga. 9. Ed 4 — Key to the Italian Convers.-Grammar hy Sauer-Arteaga. 8. Ed 1 60 I '—B J T,„;J„11. Methode Graspey-Otto-Sauer. Engelsche uitgaven: Elementary Italian Grammar by Motti. 4. Ed 2 Italian Reader by Cattaneo. 2. Ed 2 40 Italian Dialogues by Motti 1 80 Japanese Conversation-Grammar by Plaut 6 Key to the Japanese Conversation-Grammar by Plaut 2 Elementary Modern Armenian Grammar by Gulian 3 Modern Persian Conversation-Grammar by St. Clair-Tisdall . . 10 — Key to the Modern Persian Convers.-Grammar by St. Clair-Tisdall 2 — Portuguese Conversation-Grammar by Ey 5 _ Key to thé Portuguese Convers.-Grammar by Ey 1 60 Russian Conversation-Grammar by Motti. 3. Ed 6 Key to the Russian Convers.-Grammar by Motti. 3. Ed 1 60 Elementary Russian Grammar by Motti. 3. Ed 2 — Key to the Elementary Russian Grammar by Motti. 3. Ed — 80 Russian Reader by Werkhaupt and Roller 2 — Spanish Conversation-Grammar by Sauer-de Arteaga. 7. Ed. . 4 Key to the Spanish Convers.-Grammar by Sauer-de Arteaga. 5. Ed 1 60 Elementary Spanish Grammar by Pavia. 2. Ed 2 — Spanish Reader by Arteaga 3 60 Spanish Dialogues by Sauer-Corkran 1 80 Elementary Swedish Grammar by Fort. 2. Ed 2 Ottoman Turkish Conversation-Grammar by Hagopian 10 Key to the Ottoman Turkish Convers.-Grammar by Hagopian 4 Fransche uitgayen: Grammaire allemande par Otto-Nicolas. 18. Ëd 3 60 Corrigé des thèmes de la Grammaire allemande par Otto-Nicolas. 7. Éd. . . 1 60 Petite grammaire allemande par Otto-Verrier. 10. Ed 2 — Lect. allemandes par Otto. L p. 8. Éd., II. p. 5. Éd., III. p. 2. Ëd. a 2 — Erstes dentsches Lesebuch von Verrier 2 40 Conversations allemandes par Otto. 5. Ëd 1 80 Grammaire anglaise par Mauron-Verrier. 10. Ëd 3 «0 Corrigé des thèmes de la Grammaire anglaise par Manron-Verrier. 6. Ed. . . 1 60 Petite grammaire anglaise par Mauron. 7. Ëd 2 — Lectures anglaises par Mauron. 3. Ëd . 2 80 Conversations anglaises par Corkran-Bénassy. 2. Éd . . \ g0 Grammaire arabe par Armez 10 — Corrigé des thèmes de la Grammaire arabe par Armez 2 80 Grammaire congolaise par Seidel et Struyf . 4 _ Grammaire espagnole par Sauer. 6. Éd ' 4 — Corrigé des thèmes de la Grammaire espagnole par Sauer. 6. Éd.'.. ' 1 60 Petite grammaire espagnole par Tanty. 3. Ëd 2 Lectures espagnoles par Arteaga ' 3 60 Grammaire grecque par Capos 6 — Corrigé des thèmes de la Grammaire grecque par Capos . 2 — Petite grammaire hongroise par Kont ......... \ 2 — Corrigé des thèmes de la peUte grammaire hongroise par Kont . . ' 'li — Chrestomathie hongroise par Kont . 3 60 Grammaire italienne par Sauer. 11. Ëd. . 3 ar, Corrigé des thèmes de la Grammaire italienne par Sauer. 7. Éd. 1 60 Petite grammaire italienne par Motti. 5. Ëd. ...... 2 — Chrestomathie italienne par Cattaneo. 3. Ëd. . . . ' i ' 2 — Conversations italiennes par Motti. 2. Éd. . . . '. . 1 80 Grammaire japonaise par Plaut 6 — Corrigé des thèmes de la Grammaire japonaise par Plaut . ' ' 2 — Grammaire néerlandaise par Valette. 3. Ëd. . . . ' 4 80 Corrigé des thèmes de la Grammaire néerlandaise par Valette . 1 60 Lectures néerlandaises par Valette. 2. Éd \ 2 S0 LEERBOEK DER ITALIAANSCHE TAAL. METHODE GASPEY- OTTO-SAUER. LEERBOEK DER ITALIAANSCHE TAAL VOOR SCHOOL- EN ZELFONDERRICHT DOOR W. A. A. VAN BINSBERGEN NISTELttODE. AMSTERDAM. J. H. DE BTJSSY - A. DUPONT. — MEÜLENHOFF & CO. GRONINGEN. P. NOORDHOFF. — DEN HAAG. W. P. tak STOCKOM & ZOON. — ROTTERDAM. W. J. van HENGEL. — H. A. KRAMERS * ZOON. — UTRECHT. KEMINK & ZOON'S BOEKHANDEL. — ANTWERPEN. O FORST — BRUSSEL. G. FRINGS. - KIESSLING & CIE. - LEBÈGUE & C1E. - MISCH tc THRON. — SOCTÉTÉ BELGE DE LIBRAIRIE. — LUIK. ED. GNÜSÉ, HEIDELBEBG. JULIUS GROOS. 1913. fj De Methode Gaspey-Otto-Sauer is mijn, door koop van de schrijvers verkregen, uitsluitend eigendom. De naar deze methode bewerkte leerboeken worden gedurig verbeterd. Alle rechten, met name het recht »van bewerking en het recht om te vertalen, voor alle talen, zijn voorbehouden. Nabootsingen en nadruk worden gerechtelijk vervolgd. Voor mededeelingen, die aan het doel van deze werken beantwoorden, ; ben ik dankbaar. Heidelberg. Julius Groos, uitgever. Een woord vooraf. De ondervinding leerde mij, dat voor de studie van vreemde talen de zoogenaamde methode GaspeyOtto-Sauer groote voordeelen heeft. De grammatica wordt den leerling aangeboden in twee gedeelten. Het eerste bevat het geraamte in scherp afgebakende lessen. Enkele hoofdregels, woorden om van buiten te leeren, die in de thema's en leesoefeningen voorkomen en tot slot een dialoog, vormen den inhoud van elk «rvan. In het tweede gedeelte wordt uitvoeriger datgene uitgewerkt, wat in het eerste slechts werd aangeduid. In plaats van de vertaaloefeningen komen grootere prozastukken, die ontleend zijn aan de beste Italiaansche schrijvers. De buitengewoon groote opgang, die de leerboeken, samengesteld volgens deze methode, in Duitschland maakten, deed mij besluiten ook voor de samenstelling van dit Nederlandsch-Italiaansch leerboek er gebruik van te maken. Ik hoop, dat het menigeen bij het aanleeren van „la bella lingua italiana" van nut kan zijn. Nistelrode. W. A. A. van Binsbergen. m Inhoud. Eerste deel. Bid. De uitspraak: Letters, schrijfteekens 1 1" les. Het lidwoord 10 2° , Vorming van het meervoud 13 3" „ De verbuiging der zelfstandige naamwoorden ... 17 4e , Voorzetsels 21 5* „ Het zelfstandig naamwoord in den deelingsgenitief 24 6" „ Het zelfstandig naamw. in den deelingsgen. (Vervolg.) 27 7e „ Uitgangen, die de beteekenis der woorden wijzigen . 30 8" , Eigennamen 34 ^ 9* , Het hulpwerkwoord: Arere 37 ^10* „ Het hulpwerkwoord: j^ssere 42 11" „ Vervolg 46 12" , Aggettivi 49 13" „ Aggettivi. (Vervolg.) 52 14e , Telwoorden 57 15" , Telwoorden (Ranggetallen) 61 16° „ Telwoorden (Aggettivi indefiniti) 66 17° , Het bijvoeglijk naamwoord 69 18* „ Trappen van vergelijking 73 ^19° „ Regelmatige werkwoorden 80 ^.20° „ Eigenaardigheden van eenige overigens regelmatige werkwoorden 90 21" , De voornaamwoorden 94 22" „ De verbonden persoonlijke voornaamwoorden . . . 101 23* „ Aanwijzende voornaamwoorden 107 24" „ De bezittelijke en de betrekkelijke voomaamw. . . 114 25* „ Onbepaalde voornaamwoorden 119 26" „ Lijdende werkwoorden 123 ^"27e „ Wederkeerende werkwoorden 131 ^28* „ Onpersoonlijke werkwoorden 137 29" „ Bijwoorden 141 30* „ Vervolg der bijwoorden • 146 31* „ De voorzetsels 152 32* , De voegwoorden 157 33' „ Tusschenwerpsels 163 X"34* „ Onregelmatige werkwoorden 166 ✓35* , Onregelmatige werkwoorden. Vervolg 170 * 36* „ Onregelmatige werkwoorden. Vervolg 182 ^37» „ Oefeningen 187 VIII Inhoud. Tweede deel. bi 16" , Werkwoorden en de naamvallen, die er in het Italiaansch op moeten volgen 301 ,^17* „ Onovergankelijke werkwoorden . ......... 311 y 18" , Eigenaardigheden van sommige werkwoorden . ' 316 ^19" , Wijzen en tijden \ 322 . ,✓1°" • Verdere opmerkingen omtrent het gebruik 'der tijden 331 ^x»zl" » De onbepaalde wijs 330 ^,22* , De deelwoorden en de gerundio ......... 347 ^,23" „ Participio passato '. 350 „ Verbi diffettivi \ \ ' 355 Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden . . 357 Aanhangsel 366 Woordenlijst. Nederlandsch-Italiaansch .......... 403 Italiaansch-Ned erlandsch ' 420 — Eerste deel. De uitspraak. § 1. De letters. Het Italiaansche alfabet bestaat uit 21 letters n. 1. vijf klinkers (vocali) a, e, i, o, u, en zestien medeklinkers (consonanti). A, a, a j H, h, akka I Q, q, koe B> bi \ I, i, i ] E, r, erre C, c, tsji i, 1, elle | S, s, esse -D, d, di üf, «n, emme j T, t, ti E, e, e \ N, n, enne U, u, oe -F, ƒ, effe O, o, o \ V, v, woe dzji | P, ^, pi ! Z, z, dzèta. De letters K, W, X en Y komen nooit in echte Italiaansche woorden voor. De J wordt slechts hoogst zelden gebruikt en komt overeen met de I. § 2. De schrijfteekens. We noemen hier: 1. Het afkappingsteeken (') V apostrof o geeft aan, dat er een klinker (of in enkele gevallen eene geheele lettergreep) is weggelaten; b. v.: Vqro (het goud) in plaats van lo qro, dell'anima (van de ziel) in plaats van della anima, un pq' (een beetje) in plaats van un pqco. 2. Het klemtoonteeken (') Taccqnto. Gewoonlijk wordt alleen het accqnto grave (') gebruikt. Men plaatst het boven den slotklinker van vele woorden, om aan te toonen: a) dat er eene samentrekking heeft plaats gehad; b. v.: citta (stad) uit cittate; Ital. Gramm. v. Holl. 1 2 De uitspraak. b) dat die slotklinker een verbuigingsuitgang is, die met klem moet worden uitgesproken; b. v.: avra (hij zal hebben), amb (hij beminde). Ook wordt het geplaatst: c) boven è (is), se (zich) en dl (dag) om die woorden te onderscheiden van e (en), se (indien) en di (van). Verder nog boven da (hij geeft), la en U (bijwoorden van plaats) en sï (ja); d) boven eenlettergrepige woorden, die op een tweeklank eindigen, b. v.: db, gia, pub. Qua en qui krijgen echter geen accent. Opmerking. Sommige schrijvers gebruiken wel het acc^nto acuto O om in moeilijke gevallen de letter aan te duiden, waarop bij de uitspraak de klemtoon moet vallen; b. v.: leggio, natio, bugia. Het gebruik ervan is echter evenmin algemeen als het gebruik van het samentrekkingsteeken aee^nto circonflqsso ( ) boven de samentrekking van twee i's, als: ginnasi voor ginnasii. In poëzie gebruikt men soms het deelteeken (") la diqresi om aan te duiden, dat de tweeklank, waarboven het geplaatst is, als twee lettergrepen wordt uitgesproken; b. v. misterïosi. § 8. De klemtoon bij de uitspraak. L'accqnto tqnieo. Opmerking. Om aan te geven, waar de klemtoon moet vallen, is in dit leerboek, telkens, wanneer een woord voor de eerste maal wordt gebruikt, de beklemde klinker met eene vettere letter gedrukt. Als regel valt in het Italiaansch bij de uitspraak de klemtoon op de voorlaatste lettergreep; b. v.: amate, dite, casa, buqno, vende, enz. Zulke woorden noemt men vod piane. Uitzonderingen zijn: 1. De werkwoordvormen en de zelfst. naamw. bij welke de slotklinker den klemtoon heeft; b. v.: amera, credè, bonta, canapé enz. 2. Alle woorden, die den klemtoon op de derde lettergreep van achteren hebben (vod sdrucciole). Door regels kan men niet nauwkeurig aangeven, welke diewoorden zijn. Er behooren o. a. toe de 3e persoon meervoud van alle werkwoorden in alle tijden, uitgezonderd de Futuro; b. v.: crescono, vedono, amavano* crébbero enz. De uitspraak. 3 § 4. De uitspraak der klinkers. A, a, wordt uitgesproken als de Nederlandsche a of aa in baden, raad enz.; b. v.: ama (bemint), cara (lief, duur). NB. In het bijzonder moet in het Italiaansch gelet worden op de uitspraak van de e en de o. Zij worden n. 1. beide deels gesloten (d. w. z. met bijna gesloten mond en weinig geopende tanden) deels open (d. w. z. met verder geopenden mond en tanden) uitgesproken. Hier zij reeds opgemerkt, dat op de open e en o bijna zonder uitzondering de klemtoon valt. In dit leerboek duiden wij de open e en o aan door er het teeken t onder te plaatsen: q. E, e. le. De gesloten e. Deze klinkt als onze e of ee in heden, mee, lees, enz.; b. v.: credo, lembo. In de gesloten lettergrepen is de klank korter dan in de open en nadert eenigszins den korten i-klank in ik. De e op het eind van een woord wordt, indien er niet de klemtoon op valt, steeds kort uitgesproken, echter niet zoo toonloos als in het Nederlandsch. Het meest nog komt zij overeen met den klank van de korte Fransche é. 2". De open e. De klank van deze letter komt in de gesloten lettergrepen het meest overeen met den klank van de korte Nederlandsche e in melk, kerk, het, enz.; b. v.: tqreo, letto. In de open lettergrepen is hij langer (ongeveer als de Fransche è in lèvre); b. v.: flebïle, esito. I, i, wordt uitgesproken als de Nederlandsche i in minuut; b. v. inno. Op het eind van een éénlettergrepig woord is de uitspraak scherp en kort; b. v.: mi, ti, si enz. Voor een klinker is zij zeer kort; b. v.: aria (lucht, arie); miseria (elende), uitgezonderd als zij den hoofdtoon heeft: mio, mia. ï* 4 De uitspraak. O, o. 1". De gesloten o. Deze wordt uitgesproken, als de Nederlandsche o of oo in holen, boor enz. (en als de Fransche o in héros); b. v.: ora (uur), padrone (heer). In de gesloten lettergrepen is ze korter : monte. 2e. De open o. Klinkt in gesloten lettergrepen als onze korte Nederlandsche o in klok, hok, kort enz.; b. v.: fqrte (sterk), qcchio (oog). In open lettergrepen wordt ze veel langer uitgesproken én komt de klank ervan overeen met die, welke de a heeft in verschillende Nederlandsche dialecten (in de schrijftaal door oa weergegeven); b. v.: moan (voor maan), enz. De klank is dus ook als van de Fransche o in robe; b. v.: Iqde, dqte. U, u. Klinkt als de Nederlandsche oe in koe en wordt kort uitgesproken (b. v. tu) of lang (cura). § 5. Tweeklanken. Dittqnghi. Eene klankverbinding van twee klinkers, die in het spreken niet van elkaar losgemaakt mogen worden, heet tweeklank (au, ei, enz.). Dergelijke tweeklanken bezit het Italiaansch niet. Wat men hier een tweeklank noemt, is slechts eene verbinding van twee klinkers, waarvan de eene den hoofdtoon heeft. De andere heeft een zwakkeren bijtoon. Ze smelten echter niet tot éen klank samen. Zulke verbindingen zijn: ai, au, ei, eu, ia, ie, io, oi, ua, ue, ui, uo. Meestal worden ze samen als éen lettergreep beschouwd: mTo. Soms echter (vooral in poëzie) als twee: mi-o. Drie op elkaar volgende klinkers kunnen nooit drie lettergrepen zijn, wel twee of zelfs éen. Zoo kan men miei (in welk woord_de e den hoofdtoon heeft) slechts als miei of als mi-ei, nooit als mi-e-i uitspreken. Jliv De uitspraak. 5 De klankverbindingen ae, ai, au en | oa kunnen iü sommige gevallen niet tot éen lettergreep vereenigd worden. Dus spreke men aereo, aire, paura, soave uit als: aereo, aire, paura, soave. Daar, waar de i voor de a, o of u staat, alléén om de voorafgaande c of g week te houden, zoo als in giaïïo, ciarla enz., is zij eigenlijk slechts een schrijfteeken en wordt niet uitgesproken, hoewel ze nog eenigszins meeklinkt. § 6. De uitspraak der medeklinkers. B, b, wordt uitgesproken als in het Nederlandsch: bello, buoiio, barba. G, c, wordt op twee wijzen uitgesproken: l6. Hard: Als de Nederlandsche k. En wel voor medeklinkers en voor de harde klinkers: a, o, u; b. v.: Carlo, caro, corso, credere. 2!. Week: als tsj in plaatsje. Voor de zachte klinkers e en i; b. v.: cera (uitspr. tsjera). Staat de c tusschen twee zachte klinkers in, dan wordt ze nog weeker uitgesproken, n. 1. als sj; b. v.: fece klinkt als feesjee, cacio als kaasjio. Moet voor de e en de i de e hard uitgesproken worden, dan wordt achter de ceene h geplaatst; b. v.: chiesa uitspr.: kièsa, chè uitspr.: kee. Moet omgekeerd de e voor a, o of u als tsj worden uitgesproken, dan plaatst men achter de c de letter i (die dus hier ook slechts schrijfteeken is); b. v.: cioccolata, uitspr.: tsjokkolata. cc voor e en i klinkt als ttsj; b. v.: eccëllenea uitspr. eettsjellentsa; cc voor a, o en u als kk; b. v.: peccato. B, d, wordt uitgesproken als in het Nederlandsch: duro, dare, dêlla. F, f, als in het Nederlandsch; b. v.: fare, fiero, felice. G, g, wordt even als de c op twee wijzen uitgesproken: le. Hard: Als de Duitsche g in gut of de Fransche g in gare, dus tusschen de Nederlandsche 6 De uitspraak. g en k in. Zoo klinkt de g voor de medeklinkers en de harde klinkers a, o, u; b. v.: gallo, grande. 2e. Week: als dzj. En wel voor de zachte klinkers e en i; b. v.: genero, giro (uitspr.: dzjènero, dzjiro). Ook hier weer, even als bij de c, wordt de anders weeke g door er eene h achter te plaatsen hard; b. v.: streghe, of wel de harde g, door er eene i achter te plaatsen, week: giardino, giorno. gg voor e en i klinkt ongeveer als ddzj; b. y.: legge (uitspr.: leddzje), correggio (uitspr.: correddzjo). H, h. Wordt nooit uitgesproken (zie c en g). De h komt aan het begin van een woord slechts voor in de vier woorden hg, hai, ha] en hanno (ik heb, jij hebt, hij heeft, zij hebben). J, j klinkt als de Nederlandsche j. Ze komt, zooals reeds gezegd is, in het Italiaansch uiterst zelden voor. . Tegenwoordig zet men er eene * voor in de plaats. h 1 \ -™' m \ Als in het Nederlandsch. N, n 1 P, P ' De dubbele medeklinkers U, mm, nn, pp worden zeer scherp uitgesproken, zoodat men ze elk afzonderlijk hoort; b. v.: lello, uitspr.: bel-lo. Q q wordt steeds gevolgd door u. Qu wordt uitgesproken koe. Men lette er op, dat de oe werkelijk wordt uitgesproken, al is het dan ook vluchtig. Questo spreke men dus uit: koe-eesto en niet: kweesto. (Evenzoo wordt b. v. sangue niet uitgesproken als saangwee, maar als saangoe-ee.) E r. Is in het Italiaansch steeds tongletter en wordt rollend uitgesproken. Voor Nederlanders, die gewoon zijn, en die zijn er vele, de r met de keel uit te spreken, levert dus deze letter groote moeilijkheden op. S, s. Wordt aan het begin van woorden voor klinkers en voor de medeklinkers: c, f, p, Q, *> zeer scherp uitgesproken; b. v.: sak, scarpa. Daarentegen is zij meestal week (meer tusschen de De uitspraak. 7 Nederlandsche s en z in) tusschen klinkers in, en steeds week voor de overige medeklinkers; b. v.: rq$a roos, chiesa kerk, sbaglio vergissing.1 Sce en sci klinken als sje, sji; b. v.: scétta (sjelta), scirgcco (sjirokko). T, t. Wordt uitgesproken als in het Nederlandsch: tetto (dak). V, v. Wordt uitgesproken als w: vecchio, uitspr.: wekkio. Z, z. Klinkt nu eens als ts (zoo als de Duitsche z); b. v.: zio — tsio, dan weer week als dz; b. v.: ?elo = dzèlo.1 § 7. De uitspraak van gn, en gl. Deze klanken zijn moeilijk weer te geven. Men moet ze hooren. le. De gn klinkt ongeveer als nj; ongeveer dus als de gn in het Fransche montagne; b. v.: montagna uitspr.: montaanja, gnocco, uitspr.: njokko. 2'. De gl klinkt ongeveer als lj; b. v.: figlio, uitspr.: fieljo, egli, uitspr.: eelji. Eene uitzondering hierop is het woord negligere en de daarvan afgeleide woorden, waarbij de gl als gl wordt uitgesproken (de g natuurlijk als de Italiaansche g). Verder is dit ook nog het geval met: glicerina, geroglifica, Anglia, glifo, ganglio. Opmerking. Een woord, dat op een medeklinker uitgaat, smelt in de uitspraak met net volgende, wanneer dat met een klinker begint, tot éen enkel woord samen; b. v.: per oggi, uitspr.: perqggi, cm amore, uitspr.: conamore. % 8. Ter oefening in de uitspraak.2 1. La madre, il padre, la casa, il carro, il gatto, il fratello, la sorella, la lettera, le pere, la cucina, la cugina, il libro, 1'erba, il cervo, l'inchiQstro, la chiesa, la lampada, il cielo, celeste, ceneri, Cenerentola, Chiasso, Chio/ggia, Giacomo, Girolamo, Gioacchino, 1 De weeke s en z worden in dit boek als volgt aangegeven: s, z. 2 De vette letter geeft den klemtoon aan. 8 De uitspraak. scelta, scherma, occhio, ghirlanda, ghermire, che, foglio, vantaggio, biglietto, sconosciuto, scorrere, b'ellezza, rosa, odo, frode, modo, moda. 2. Aglio, meglio, figlio, giglio, meraviglia, loglio, negligenza, negletto, guadagno, magnanimo, falegname, mignatta, cotogno, ognuno, pugno, chiaro, macchina, chlcchera, finocchio, ghiribizzo, gorgheggiare, paese, preghiera, cima, giornata, gfmma, gingillo, fuliggine, maneggevole, guscio, scimia, coscia, ambascia, tozzo, ozio, orgOglio, formaggio, strapazzare, scherzo, schiena, scuola, virtuoso, reggente. 3. Annetta, Angioletta, Antonietta, Felicetta, Marietta, fretta, vetta, mettere, bettola, abbietto, galletto, libretto, tetto, demonietto, foglietto, taglietto, varia, seria, mem9ria, curia, nero, sera, vera, ghiotto, rotto, sotto, allora, ancora, tuttora, autore, dottore, pittore, amore, fiore, corte, corto, del, dello, quel, quello, dei, quei, nei, nello, nella, capello, stella, bestemmia, marernma, ebbe, crebbe, becco, Cecco, seggio, passeggio, penna, Benno, avesse, volesse, potessero, chiamare, chiedere, chiudere, cencio, Cicerone» pasticcio, pelliccia, gentile, gelo, gesto, gigante, Gigi, ginocchio, quale, quando, quasi, quattro, questo, quello, affettuoso, arnoroso, noioso, polveroso, zaino, zero, mezzo, mezzo, rozzo, frizzante, ruzzare, mente, solamente, altamenté, cemento, lamento, tormento, divertimento, divertimenti, altrimenti. 4. Buon giorno, buona sera, buona notte. Como sta? Conio stanno? Bene discretamente, non troppo bene, meglio, peggio; grazie. Oggi, domani, ieri, ieri mattina, ieri sera, ieri 1'altro, stamani, stasera, domattina, doman 1'altro. Vengo, vieni, venga ; ti prego, La prego. Verrö, verremo. Non posso, non puoi, non possiamo, non potete, non possono venire, andare, tornare, partire. Leesoefening. Presso il Logo di Como. 11 sole non era ancor tutto apparso sidV oriszonte, quando il padre Cristqforo useï dal suo converito di Pescar^nico, per satire alla casetta dov\ra aspettato. 1$ Pescarqnico una ter- De uitspraak. 9 ricciuqla sulla riva dell' Adda, o vogliam dire del Logo, pqco discosto dal ponte: un gruppetto di case, abitate la piüparte da pescatori, e addóbbate qua e la di tramagli e di reti tesi ad asciugare. 11 convento t}ra situato (e la fabbrica ne sussiste tuttavia) al di fuqri, ed in faccia all' entrata della tqrra, con di mezzo la strada che da Lqcco conduce a Bqrgatno. B ciejo era tutto sereno; di mano in mano che il sole si alzava diej.ro il monte, si vedevd la sua luce, dolle sommita dei monti opposti, scendere, come spiengandosi rapidamente, giü per i pendii e per le valli. Dai „Promessi spqsi" di Alessandro Manzoni. 10 Eerste les. Prima Lezione. Het lidwoord. L'articólo. Het Italiaansch heeft twee geslachten: mannelijk (maschile), en vrouwelijk (femmiwtte), en twee lidwoorden: het bepalend lidwoord (de) en het lidwoord der eenheid (een). A. Het bepalend lidwoord (l'articólo definito) is: Voor het mannelijk geslacht: U, lo of V; voor het vrouwelijk geslacht: la of V. I. Mannelijk. LI wordt gebruikt als het woord, dat er op volgt, met een medeklinker (uitgezonderd de onzuivere s en de 'e) begint; b. v.: il padre (de vader), il fratello (de broeder), il cielo (de hemel). Lo wordt gebruikt, als het volgende woord met eene onzuivere s of z begint; b. v.: lo sbaglio (de vergissing), lo zuccliero (de suiker). Opmerking. De Italianen noemen eene s onzuiver (simpura) als zij staat voor een medeklinker; b. v.: sc, se, sd, sf, sg, sm enz. Voor dergelijke samenstellingen laat het Italiaansch slechts noode een anderen medeklinker toe. "Wanneer een woord, beginnende met eene s impura, voorafgegaan wordt door een der voorzetsels: cm (met), in (in), per (bij), dan wordt dikwijls de letter i voor de s geplaatst; b. v.: per isbaglio (bij vergissing). Tegenwoordig neemt men het echter met dezen regel niet zoo heel nauw en laat men, vooral voor eigennamen, die i weg; b. v.: in Spagna (in Spanje). L' wordt gebruikt, als het woord, dat er op volgt, met een klinker begint; b. v.: l'avaro (de gierigaard), in plaats van: lo avaro, Vqro (het goud), in plaats van lo qro. II. Vrouwelijk. La staat voor woorden, die met een medeklinker beginnen: la casa (het huis), la terra (de aarde). Het lidwoord. 11 1/ Staat la voor een woord, dat met een klinker begint, dan laat men de a weg en vervangt haar door het afkappingsteeken ('); b. v.: Vanima (de ziel) voor la anima. B. Het lidwoord der eenheid (l'articólo indefinito) is: Voor het mannelijk geslacht un (uno voor s impura of z); voor het vrouwelijk geslacht una (un' voor een woord, dat met een klinker begint); b. v.': un padre (een vader), uno specchio (een spiegel), una madre (eene moeder), un' anima (eene ziel). Het vrouwelijk lidwoord der eenheid una krijgt dus voor een klinker de apostrofe, het mannelijk lidwoord tin niet. In gedichten mag un ook gebruikt worden voor s impura en z; b. v. un zqïo (een ijver). Woorden. Utfc'fiUsAtol* t7 padre de vader I la ram de roos la madre de moeder I il Ubro het boek ü figlio (ilfig- de zoon j la penna de pen liuqlo) \ la carta het papier la figlia (la de dochter \ il calamaio de inktpot figliugla) ! ü quaderno het schrijfboek il fratello de broeder Vinchiostro de inkt la sorella de zuster ï U cane de hond il ragazzo (il de jongen il gatto de kat fanciullo) ü cavallo het paard la ragazza (la het meisje Vasino de ezel fanciulla) l'uccello de vogel il bambino het kind (man- lo spilt o de speld nelijk) lo speccliio de spiegel la bambina het kind (vrou- si ja welijk) I nq neen 10 zio de oom il mio, la mia1 la zia de tante e en 11 giardino de tuin ed en (voor klinl'eübero de boom kers) la pianta de plant o of il fiore de bloem od of (voor klin- la fqglia het blad kers). 1 Bezittelijk voornaamw. mijn (-e). Voor woorden, die een bloedverwantschap aangeven, laat men het lidwoord ervoor weg; dus: mio, mia. 12 Les 1. Enkelvoud. Enkelvoud. io hg ik heb hg io? heb ik? tu hai jij hebt hai iu? heb jij? e9W\ha hij heeft ha { heeft hij? esso f J I essof fst} ha zij heeft h° { ü heeft z'j? Meervoud. Meervoud, «os abbiamo wij hebben abbiamo noi? hebben wij? voi avete gij hebt avete voi? hebt gij? (eglino)1 \, zij (mann.) . f eglino? \ essi )hann0 hebben hann0 \ essi? hebben zi|? ewito z\v!hrouw-) wojtr/- esse / hebben. \esse? ) Oefening 1. Hai tu il libi'0 o la penna? Io hg il libro, ella ha la penna. II fratello e la sorejla hanno il calamaio e 1'inchiostro. Io hg il giardino. II giardino ha 1'albero, la pianta, il fiore, la fgglia. Tu hai la rgsa. La rosa ha la fgglia. II ragazzo ha un frateUo e (ed) una sor'ella. II padre e la madre hanno un cane e (ed) un gatto. La ragazza ha uno zio e una zia. Mia sore.Ua ha la mia carta e il mio quaderno. Noi abbiamo uno specchio. Mio figlio e mia figlia hanno un cavallo e un asino. Egli ha un uccello. Avete voi uno spillo? II mio bambino e la mia bambina hanno una rgsa. Oefening 2. Ik heb het boek. Ik heb eene roos. Gij hebt een broeder en eene zuster. Heb jij een hond? Heb jij een spiegel? Heeft hij het boek, de pen, het papier? Zij hebben een tuin. Hebben zij rozen? Heeft hij brood? Wij hebbenden inktpot. Hebben zij (vr.) een paard en een ezel? Het kind heeft een boek. Mijne tante heeft een kat en een vogel. Mijn oom heeft een hond. Mijn broeder heeft een vriend. Spreekoefening. Hq io2 la rgsa? Voi avete le rgse. Hai tu il libro? Si, io hg il libro. Avete voi un libro? Si, hg un libro. Ha il frate.Ho un fiore? Si, il fratello ha un fiore. 1 Egli en ella, meerv. eglino, elleno worden slechts van personen gebruikt. Eglino en elleno gebruikt men echter bijna nooit. 2 Het persoonlijk voornaamw. wordt bij het werkwoord meestal weggelaten (zie les 9). Vorming van het meervoud. 13 Ha il fratello un calamaio? Hanno esse una rgsa ? Ha egli il pane? Ha ella una zia? II fancinllo ha uno specchio1? Si, il fratello ha un calamaio. Si, hanno una rgsa. Si, egli ha il pane. Si, ella ha una zia. Si, ha uno specchio. Tweede les. Seconda Lezione. Vorming van het meervoud. Formazione del plurale. Opmerking. In het vervolg geven wij alleen dan den klemtoon door vetteren druk aan, wanneer hij niet op de voorlaatste lettergreep valt. A. Van het lidwoord (Délf articolo). Mannelijk. II wordt in het meervoud i; b. v.: ü padre — i padri, ü libro (het boek) — i Ubri. Zo en V worden beide in 't meervoud git; b. v.: lo spülo (de speld) — gli spitti, lo succhero — gli zuccheri, l'avaro — gli avari. Uitzondering: Gli wordt ook geplaatst voor het meervoud van Dio, aldus: gli dei (de goden). Begint echter het volgende woord met eene *, dan wordt gli, gV, b. v. l'inno (de hymne) — gl'inni.2 Vrouwelijk. La enl' worden beide «e; b. v.: la casa (het huis) — le case, Vanima (de ziel) — le anime. Begint echter het volgende woord met eene e, dan wordt le, V; b. v.: Verba (het gras) — Verbe. 1 In een vragenden zin staat het onderwerp, als het een voornaamw. is, achter het werkwoord of hulpwerkwoord; b v • Heb jij een boek? Hai tu un libro? Is het echter een' zeifst naamw., dan staat het gewoonlijk voor het werkwoord en wordt de vraag door den klemtoon uitgedrukt. In tinnen, die met essere (zijn) zijn gevormd, staat het onderwerp, als het een zelfst. naamw. is, achter het werkwoord; b. v.: Is de vader vertrokken? E partito il padre? * Li wordt gebruikt in plaats van gli voor woorden, waarin gli voorkomt; b. v.: li seggli(de klippen). In gedichten ziet men soms lü en gli (of in den ouden vorm li) ook voor medeklinkersb. v.: lo ralore, li volumi, li vaggi. Eveneens il en i voor woorden, die met eene z beginnen Verder zegt men in poëzie dikwijls: i Dei, i stolti. 14 Les 2. Opmerking. Blijft een met eene e beginnend vrouwelijk zelfst. naamw. in het meervoud onveranderd, dan krijgt le ter wille der duidelijkheid geen apostrofe; b. v.: I' etd (de leeftijd) — le etd. B. Van het zelfstandig naamwoord. (Del sostantivo). L Op * eindigen in het meervoud: a) Alle zelfst. naamw. (mannelijke zoowel als vrouwelijke), die uitgaan op O en e (niet ie); b. v.: il fratello — i fratelli, la mano (de hand) — le mani, il principe (de vorst) — i principi, la madre — le madri. V) De mannelijke zelfst. naamw. op a; b. v.: il poeta (de dichter) — i poeti, V artista — gli artisti. Opmerking. De namen op a die een beroep aangeven, kunnen ook voor vrouwen gebruikt worden. In dat geval zijn zij vrouwelijk en krijgen in het meervoud eene e; b. v.: Vartista — le artiste. II. Op e eindigen in het meervoud: Alle vrouwelijke woorden op a; b. v.: la casa — le case, la strada (de straat) — le strade.1 Opmerkingen. le. De woorden op a, voorafgegaan door eene (harde) e of g, krijgen in het meervoud na die c of g eene h, daar anders de harde g in eene weeke zou veranderen; b. v.: il duca (de hertog) — i duchi, l'gca (de gans) — le gche (uitz. Bélga — Bélgi). Van de woorden op co en go wordt voorloopig het meervoud telkens afzonderlijk aangegeven (zie le deel les 17 en 2e deel les 2). 2e. De vrouwelijke woorden op cia en giay bij welke de i slechts schrijfteeken is (dus om de c of g week te houden) laten in 't meervoud de i voor de e (omdat die overbodig is) weg; b. v.: la marcia (de marsch) — le marce, la caccia (de jacht) — le cacce* 1 Voorloopig zij reeds hier opgemeikt, dat alle woorden op o mannelijk zijn, met uitzondering van la mano. Verder dat alle woorden op o vrouwelijk zijn, met uitzondering van de namen van mannelijke personen en van vele oorspronkelijk Grieksche woorden. De woorden op e zijn of mannelijk of vrouwelijk. 2 Aan dezen regel wordt niet streng vastgehouden. Men vindt dikwijls, b. v.: provincia — provincie, franchiggia — Vorming van het meervoud. 15 Valt echter op de i de klemtoon (en is ze dus niet slechts schrijfteeken), dan blijft zij in 't meervoud staan; b. v.: la bugia (de leugen) — le bugie. Ook behoudt men de i, als men het meervoud anders met een ander woord zon kunnen verwisselen; b. v.: la camicia (het hemd), le camicie; il camice is een priesterlijk kleedingstuk. 3e. De zelfst. naamw. op io, bij welke op de i niet de klemtoon valt, laten in 't meervoud die i weg: il figlio — i£ figli. UI. Onveranderd blijven in 't meervoud: a) De eenlettergrepige zelfst. naamw., benevens die welke den klemtoon op de laatste lettergreep hebben: il re (de koning) — % re, la citta (de stad) — le citta. b) De zelfst. naamw. die op i en ie en s eindigen; b. v.: la crisi (de krisis) — le crisi, la specie (de soort), le speci, il caos — *' caos. IV. Onregelmatig zijn in 't meervoud: Dio (God) gli dei l'uomo (de mensch) gli uqmini la moglie (de echtgenoote) le mogli Vorecchio (het oor) le orecchia Vqsso het bot le qssa '•■ il dito de vinger le dita mille 1000 due mila enz. l'uqvo het ei le uqva il paio het paar le paia il frutto de vrucht le frutta en i frutti enz. Voor verdere bijzonderheden raadplege men het 2e. deel. jlutls: r Woorden. c*y***. il canale het kanaal I il cugino de neef il nqnno de grootvader la cugina de nicht la nqnna degrootmoeder l'qcchio het oog il nipote de neef ^ g l'amico de vriend (de klein- ° » Vamica de vriendin zoon) lg.5 il re de koning la nipote de nicht I "g I ld regina de koningin (de klein- 8 ■§ j tl monarca de monarch dochter) ) g | il papa de paus franchitte, vesiigia — vestigie, salsiccia — salsiccie (woorden waarbij de klemtoon valt op de voorlaatste lettergreep). Bii dé uitspraak klinkt die i niet mee. «c Les 2. il duca de hertog I la finestra het venster il medico de dokter il quadro de schilderij ü pane het brood | il nome de naam la méla de appel j l'ugmo de man, de la pera de peer mensch la ciliegia de kers la dgnna de vrouw il frutto de vrucht l'abito het kleed il paese het land j il cappello de hoed la spada de degen | ecco hieris,hierzijn, il gigco of il \ ziehier giugco, meerv.} het spel non niet i giugchi J f hij, zij is la citta de stad j veduto \ ■ il castello het kasteel visto j * ü palaszo het paleis - sono zij zijn la casa het huis | anche ook la stanza de kamer | ng neen Za camera de slaapkamer i si ja l'uscio de deur, de uno een uitgang | «we twee la pgrta de deur, de j tre drie poort I quattro vier quanto (mann.) quanta (vrouw.) hoeveel? quanti (mann. meerv.) quante (vrouw, meerv.) hoeveel? io avevo of aveva ik had avevo io? of avevo ? had ik £w cf.iwz' jij hadt avevi tu? of aoevi? enz. ■«/Zt aveva hij had aveva egli? of aveva? ella aveva zij had aveva ella? of aveva? noi avevamo wij hadden avevamo «oi? of avevamo? voi avevate gij hadt avevate voi? of avevate? ■essi avevano zij hadden (m.) avevano essi? of avevano? ■esse avevano zij hadden (vr.) avevano esse ? of avevano ? Oefening II paese è grande. Le citta avevano palazzi e case. II •castello aveva i quadri. % grande il castgllo? Si, anche1 i palazzi sono grandi. Le case hanno stanzc. La mia stanza na due usci e tre fingstre. La citta aveva quattro pgrte. II cugino e la cugina avevano un amico e un' amica, noi avevamo tre amiche. II ngnno aveva due nipoti. La ngnna ha le mele ■e le pere. La nipote aveva il pane e le ciliege. Egli aveva visto il Papa, il Re e la Regina. 1 Anche staat voor het woord, waarop het betrekking heeft. Dus: ook de broeder heeft een tuin, is: Anche il fratello ha un giardino en niet II fratello ha anche un giardino. Dit laatste beteekent: de broeder heeft (behalve andere dingen) ook een tuin. 16 De verbuiging der zelfstandige naamwoorden. 17 Oefening 4. 1. Ik heb drie broeders. De hertog heeft een degen. De kinderen hebben de kersen. Wij hebben de steden gezien. Miine vriendin heeft den dokter gezien. Hier zijn de spelen en de schilderijen. Hier zijn ook de huizen, de kasteelen, en de paleizen. Had zij de hoeden? Neen, zij had de kleeden. 2. De landen hebben kanalen. Mijn vader heeft vier schilderijen. Ik heb de vier katten gezien. Hadden zij drie honden en vier katten ? Neen, zij hadden vier honden en drie katten. De vrouwen hadden de eieren en het fruit. Het oog is groot. Ik heb twee oogen. De namen van de mannen. Spreekoefening. Avevamo le mele? - Si, voi avevate le mele. Avevo i quaderni? Sl, tu avevi i quaderni. Hai tu le penne? Si, hg le penne. Gli ugmini hanno visto gli No, gli uomini non hanno visto dei? gli dei. I fanciulli avevano i quadri ? I fanciulli non avevano i quadri. I duchi hanno i paesi? Sl, i duchi hanno i paesi e le' citta. Avevano essi veduto i castelli Sl, essi avevano veduti i castelli e le citta? e le citta. La zia ha le uova? No, essa ha le frutta. Avete voi la carta? Sl, hg la carta e la penna. Mio padre ha i fiori? Sl, egli ha i fiori. Quanti fratelli avevate voi? Io avevo due frateHi e quattro sorelle. Quanti amici aveva egli? Aveva tre amici. Avete voi veduto anche il Sl, abbiamo veduto anche il papa? Papa. Derde Les. Terza Lezione. De verbuiging (la declinastione) der zelfstandige i>" naamwoorden. Zooals in alle Romaansche talen (uitgezonderd het Rumeensch) veranderen bij de verbuiging de zelfstandige naamwoorden zelf niet. In den eigenlijken zin des woords bezit dan ook het Italiaansch geene verbuiging. Gemakshalve behouden we echter de benamingen nominatief voor het onderwerp%ccusatief voor het voorwerpV genitief voor den vorm met diC< datief voor den vorm met a en ablatief voor den vorm met da.($ Ital. Gramm. v. HoU. 18 Les 2. De nominatief van de „ , ,,, } van ae di V = dell' f ai l = dell f a. Enkélvoud. Meervoud. Mannelijk. a il = al | a i = ai 1 a lo — allo > aan den a gli = agli > aan de al' — o,ll' I a gl' = agV ) Vrouwelijk. a la = alla \ de a le = alle \ ^ de a l' = all ) a l = all* \ da. Enkelvoud. Meervoud. Mannelijk. da il = dal \ . A da i — dai ) f„t\ da lo = dallo va° (blJ'tot) da gli = dagli Yan^' t0t) da V = dall' J Qen da gl' = dagl' I 1 In gedichten vindt men wel eens de vormen: di lo, di la, a lo, a la, da lo, da la. De verbuiging der zelfstandige naamwoorden. 19 Vrouwelijk. da la = dalla \ van (bij, tot) da le = dalle \ van (bij, tot) da V = dalV f de da V = dall' f de Opmerking. Degl', agl', dagl' worden slechts gebruikt voor woorden, die met eene i beginnen; de vrouwelijke meervouden dell', all' en dall' alleen voor woorden, die met eene e beginnen. Lidwoord der eenheid. Mannelijk. Vrouwelijk. N. en Ace. un, uno een una eene Gen. d'un, d'uno van een d'una van eene Dat. adun, ad uno aan een ad una aan eene Abl. da un, da uno van- da una van (bij) eene. (bij) een. Voorbeelden, lfc Met het bepalend lidwoord. Mannelijk (maschile). (Voor medeklinkers, uitgezonderd de s impura). Enkelvoud (singolare). Meervoud (plurale). N. en Ace. il padre i padri G. del padre dei padri D. al padre ai padri Abl. dal padre dai padri Vrouwelijk (femminile). Singolare. Plurale. N. en Ace. la madre le madri G. della madre delle madri D. alla madre alle madri Abl. dalla madre dolle madri Mannelijk voor eene s impura. Singoltire. Plurale. N. en Ace. lo scolaro gli scolari G. dello scolaro degli scolari D. allo scolaro agli scolari Abl. dallp scolaro dagli scolari Mannelijk met de apostrofe. Singolare. Plurale. N. en Ace. Vangélo gli angeli G. dell'angelo degli angeli D. all'angelo agli angeli Abl. dalVangelo dagli angeli 20 Les 3. Vrouwelijk met de apostrofe. Singolare. Plurale. N. en Ace. Vanima le anime G. dell'anima delle anime D. air anima alle anime Abl. dall'anima dolle anime 2"- Met het lidwoord der eenheid. Mannelijk. Vrouwelijk. N. en Ace. un padre una madre G. d'un padre d'una madre D. a (ad) un padre a (ad) una madre Abl. da un padre da una madre. Woorden. il creatore de schepper I la nemica de vijand (vr.) il cielo de hemel j Vopera het werk la terra de aarde j il ritratto het portret il sok de zon io vengo da ik kom van la luna de maan io parlo ik spreek la stella de sier chi? wie? ■U mondo de wereld di chi $? van wien is? il giorno de dag di chi sono? van wie zijn? la nqtte ■ ' de nacht il viale de laan il sonno de slaap questo (m.) 1 deze ,enk s la mqrte de dood questa (f.) ƒ -vwipu «7 vicino de buurman questi (ra.) \ , , \ 7 ■• ju _ /* \ <■ deze (meerv.) /b vtctna de buurvrouw queste (t.) ) il nemico de vijand (m.) | io ik geef. Oefening 5. II ciglo, la terra, il sole, la luna, Ie stelle sono gpere del Creatore. Io parlo del mondo, del giorno, della nqtte. Chi ha sonno? II sonno e fratello della mgrte. Io vengo dalla citta. Hg veduto dalla vicina abiti e cappelli: di chi sono? Di chi è il ritratto del vicino? % dell'amico di mio figlio. Di chi sono queste case? Sono del fratello di quest' ugmo. Io dg questi libri agli amici di mio cugino. II cane g nemico del gatto. Questi sono i figli del medico. Oefening 6. 1. De broeder van den neef. De zusters van de nicht. De poorten van de stad. De huizen van de steden. De vensters van de huizen. God is de Schepper van de wereld. De hond is de vijand van de kat. Hij is de vriend van den mensch. Ik geef het boek aan den neef. Ik geef de kleederen aan de broeders en aan de zusters. Voorzetsels. 21 2. De slaap van het kind. De dag van den dood van mijn vriend. De bladeren van de rozen en van de boomen. Hier zijn de kleederen van de kinderen. Ik spreek van den dood van mijne vriendin. Ik geef het papier aan mijn buurman. Spreekoefening. Chi ha il libro del cugino? Io hg il libro -del cugino. Hai tu il ritratto della zia? Nq, hg il ritratto dello zio. Ha egli veduto il giardino del Si, egli ha veduto il giardino re? e il castello del re. Avete visto le figlie del medico? Sl, abbiamo veduto le figlie del medico. Di chi § questo cappeUo? s di mio frate.Ho. Di chi sono le pere? Sono di mio cugino. A chi hai dato (gegeven) i Al mio amico. quaderni? Di chi sono questi giardini? Sono del re e della regina. Avete visto il cane dell'amico? Ecco il cane dell*amica. Mio padre q dal vicino? Si, è dal vicino. Chi § dalla madre? La figlia della sua amica. Vierde les. Qnarta Lezione. Voorzetsels. JPreposizioni. Voorzetsels zijn woorden, welke de betrekkingen aanwijzen, die tusschen twee begrippen bestaan. Verreweg het grootste gedeelte der Italiaansche voorzetsels wordt eenvoudig vóór het zelfstandig naamw. (zonder of met lidwoord) geplaatst. Voorloopig volgen hier eenige van de meest gebruikelijke voorzetsels: « aan avanti voor (tijd) di van dopo na, echter da van, bij, tot, sedert davanti \ in in dinanzi f voor per voor, door dwtro achter con met dürante gedurende senza zonder contro tegen (vijandelijk) su °P verso tegen, naar, naar sopra boven, op, over heen sotto onder presso bij. fra f tusscnen 22 Les 4. upmerKingen. le. De aanwijzende voornaamwoorden questo (m.), questa (f.) deze, dit, en quello (m.), quella (f.) die, dat, worden ook met deze voorzetsels gebruikt, maar natuurlijk zonder het lidwoord: in questo palazzo (in dit paleis). 2e. De voorzetsels in, con, su, smelten met het bepalend lidwoord tot éen woord ineen: in il = nel con il = col su il = sul in lo = netto con lo = collo1 su lo = sullo in la = nella con la = colla1 su la = sulla in i = nei con i = coi1 su i = sui in gli — negli con gli — cogW- su gli — sugli in le = nette con le = colle1 su le — sulle. Veel minder dikwijls ziet men: pel voor per il en pei voor per i. 3e. Men lette op de volgende uitdrukkingen, bij welke het voorzetsel zonder lidwoord wordt gebruikt: in casa in huis in carrgzza in 't rijtuig in istrada op straat in tasca in den zak in camera in de kamer in mano . in de hand in cucina in de keuken a casa in huis in giardino in den tuin a scuqla op school in cortile in den hof a (in) chiesa in de kerk in citta in de stad a teatro in den schouw¬ en campagna op het land . burg. in letto, ac letto in (te) bed enz. In het algemeen is dit het geval, als er sprake is van dikwijls bezochte plaatsen, die niet nader worden aangewezen. Is echter de plaats nader bepaald, dan gebruikt men het lidwoord wel; b. v.: Nel giardino della zia In den tuin van de tante Alla chigsa della Madonna In de kerk van Onze Lieve Vrouw. 4e. Worden de voorzetsels gebrnikt bij bezittelijke voornaamw., dan laat men het lidwoord alléén weg in het enkelvoud, onmiddellijk voor zelfst. naamw., die eene bloedverwantschap uitdrukken: con mio fratello met mijn broeder. Woorden. ., . 1 de onderwij- la serva de meid tl maestro > j ; ., ■ j i n ) zer, de meester tl cameriere de kellner la maestra de onderwij- la cameriera hetkamermeis- zeres ü cuqco de kok [je 10 scolaro de leerling, de I la cuqca de keukenmeid scholier la chiesa de kerk la scolara de leerlinge il cortile de hof 11 servo de knecht | la cucina de keuken 1 Tegenwoordig ook zonder ineensmelting; con lo, con la enz. Voorzetsels. 23 la tavola de tafel | egli, ella va hiüifcij gaat »1 Za carrgzza het rijtuig « casa naar huis' ' Vacqua het water io vado of »o ik ga bene goed(bijwoord) parlo di . ik spreek over buqno, buqn (m.)\ goed (bijvoegl. andato gegaan bugna (f.) / naamw.) venuto gekomen il teatro de schouwburg ma maar [heen il tetto het dak dove waar, waarin campagna buiten come hoe la piqggia de regen come sla ? hoe gaat het ? buqn giorno ) gQeden da8 ^\ Lodèwijk J J goeden morgen grazve dank u ftwowa sem goeden avond vqstro (m.) t^s- uw (-e) bugna ngtte goeden nacht tra (f.) la mattina de morgen «gsZro(m.) «ps- ons, onze (ochtend) tra (f.) e$rZ«', ella abita hij, zij woont | tuo, tua jouw, jouwe D. io sono ik ben sono io? ben ik? *w sei jij bent sp Zw? ben jij? egli # hij is ^ e^Z»? is hij? ^ o 9 P Z'J is \ eMa? is ZÜ? P. noi siamo wij zijn siamo noi? zijn wij? «o» s«fZe gij zijt siete voi? zijt gij? essi sono zij zijn (m.) sono essi? zijn zij (m.)? esse sono zij zijn (vr.) sono esse? . zijn zij (vr.)? Oefening 7. Bugn giorno. II maestro e la maestra sono a scuola e hanno molti scolari. Dov'q la scugla? Dove sono gli scolari? La scugla § in campagna, lo scolaro q venuto a casa, la scolara ng II servo q in cucina col cameriere e col cugco. La cameriera e la cugca sono sul cortile del palazzo. L'acqua è sulla tavola. Dove siete il giorno? Siamo in citta la mattina, in campagna la sera. Bugna ngtte Luigi, come sta? Bene, grazie^ Dove va? Vado a casa. Dove abita? Nel castello di mio zio. Dopo la pigggia, Luigi e il fratello sono andati in carrgzza colla sorella. Bugna sera. Oefening 8. Waarheen is het kind gegaan? De drie kinderen van mijne 'zuster zijn in de stad; de kinderen van mijn broeder zijn in de school. Wie is in den tuin? De vogels zijn op het dak. Wij zijn in het huis, de meisjes zijn in den hpf. Lodèwijk is in den tuin. Waar ben je dezen avond? Ik ga met mijne zuster naar den schouwburg. Ik spreek over den onderwijzer en over de leerlingen. Goeden morgen, Ennst. Met wien 24 Les 5. ben je gekomen? Met den knecht en met den kok. Waar is het water? In de keuken, op de tafel. Goeden avond. Spreekoefening:. Dov' § (= dove ^) Luigi ? 5 m cortile. Dov' § mio figlio? 5 nel giardino dello zio. Dove sono i ragazzi? Giuocano (zij spélen) davanti la casa. Dove sono andate le serve? Sono andate in giardino. Con chi e, venuto il servo? Col mio vicino. Dove siete andati? Siamo andati al castello. Vostra cugina ^ a scugla? Ng, ^ in chiesa. Va a corte vgstro padre? Si, va alla corte del re d'Italia. Chi § andato in citta? Mia sorella § andata in citta. % in casla la sorella? Si, § in casa, ma ^ a letto. % a casa tuo padre? Ng, ^ andato a Roma. Le serve sono nella stanza? Ng, sono in cucina. % venuto il medico? Si, § venuto in carrgzza. Con chi siete andato a teatro ? Siamo andati a teatro con ngs» tro padre. Vijfde les. Quinta Lezione. Het zelfstandig naamwoord in den deelingsgenitief. Artieolo partitivo. Als men een voorwerp wil aanduiden zonder meer, dan laat men in het Nederlandsch het lidwoord weg. Zegt men: brood, wijn, kaas enz. dan geeft men daarbij niet nauwkeurig aan, welke wijn en welk brood bedoeld wordt. Moet een dergelijk woord zeer in 't algemeen worden opgevat, dan wordt het in het Italiaansch eveneens zonder lidwoord gebruikt; b. v.: Hij verkoopt papier, pennen en potlooden, is: Egli vende carta, penne e lapis. Drukt echter het woord een niet nader bepaald gedeelte van iets uit, of wel een onbepaald, maar niet te groot aantal dingen van dezelfde soort, dan plaatst men (even als dat in het Fransch met de het geval is) di voor het lidwoord en zelfst. naamw., waarbij dan weer di il ineensmelt tot del, de la tot della enz. Men noemt di hier: artieolo partitivo. Zoo is dus: il vino1 de wijn, vino wijn (zeer in 't algemeen), del vino (iets) wijn. (Engelsch: some wine). 1 Het artieolo partitivo wordt in het Italiaansch ook voor het bijvoegl. naamw. gebruikt: del bugn vino. Het zelfstandig naamwoord in den deelingsgenitief. 25 Het volgende voorbeeld geeft de bedoeling duidelijk weer: Io veda gli uqmini = ik zie de menschen (bepaalde menscben. io vedo uqmini = ik zie menscben (en b. v. geen boomen). io vedo degli uqmini = ik zie (eenige) menschen. Overigens wordt er echter zeer willekeurig te werk gegaan met de al of niet plaatsing van het artieolo partitivo. Gewoonlijk wordt geen lidwoord gebruikt als de zin ontkennend is: Egli non ha danaro hij heeft geen geld. Non abbiamo fiori wij hebben geen bloemen. Daarentegen zegt men, om de tegenstelling beter te doen uitkomen: Abbiamo dei fiori e non delle fqglie. Wij hebben bloemen en geen bladeren. 'Woorden. il negoziante \ de koopman la minestra de, soep il mercante f de handelaar il brpdo de bouillon il forestiero ldevreemdeli la mme het vleesch 10 straniero I 6 che ? \ 11 denaro of \ , che cqsat /wat- il danaro ƒ ë la matita 1 ., , il metallo het metaal il lapis ƒ Potlood l'qro het goud la zuppa de soep Vargento het zilver il polio het kippen- il ferro het ijzer vleesch il ramê het koper l'arrqsto het gebraad il piombo het lood il fritto gebakken lo stagna het tin (vleesch, visch 10 zinco het zink enz.) 11 negqzio [ f . *ui ^ier J \ de handel qua daar la bottega de winkel il latte de melk la calza de kous tl burro de boter la scarpa de schoen il cacio \ , , 10 stivale de laars il formaggio / s la tasca de zak ü caffè de koffie 11 sale het zout i lo zucchero de suiker il pepe de peper | Vqlio de olie la farina het meel l'aceto de azijn il vino de wijn cómpra hij koopt la birra het bier vende hij verkoopt il sidro de cider j comprato gekocht 26 Les 5. venduto verkocht cè \ . . . ,\ i er is mangiato gegeten v$ / bevuto gedronken ci sono \ B . > er znn i vi sono f J P. io avrg ik zal hebben avrg io? zal ik hebben? tu avrai jij zult hebben avrai tu? zul jij hebben? egli avra hij zal hebben oord egli? zal hij hebben? G. noi avremo wij zullen heb- avremo noi? zullen wij hebben ben? voi avrete gij zult hebben avrete voi? zult gij hebben? essi avranno zij zullen heb- avranno essi? zullen zij hebben ben ? Oefening 9. Che cgsa avrai tu ? Avrq dell'gro. Che metallo hai ? Hq dell'argento e del rame. In quel neggzio ^ venuto anche un forestiero, il negöziante ha venduto allo straniero ferro e piombo. Avrete comprato stivali e scarpe e calze in questa bottega? Non avevo denaro in tasca. Avra mangiato la minestra e il fritto? Si, e anche del polio arrgsto e della carne. Avranno bevuto del vino e della birra. Hanno bevuto vino e sidro. Avremo questa sera un brgdo o una zuppa di latte e burro e formaggio. Chi compra farina e sale? Chi vende oho, farina e pepe? Oefening 10. Wij hadden boter en kaas. Gij hadt boter en eieren. Hier is het brood. Hier is brood. Die koopman verkoopt lood en ijzer. Mijne zuster zal meel en brood hebben. Hier zijn eieren en fruit. Mijn vader heeft koffie en suiker. De koningin heeft goud en zilver. Ik geef aan den knaap bpeken, potlooden, pennen. De koopman verkoopt papier, inkt, boeken. Spreekoefening. Avrai della farina ? Si, avrg del sale e della farina. Avrete del burro e del pane? Ng, ma avrg della frutta. Che cgsa avete qui? j Abbiamo carne e pane. Ha delle matite? Ng, ma ha delle penne. C'§ del vino in casa? Ng, ma c'§ del latte. Avete visto degli amici? Ng, non abbiamo visto amici. Che cgsa c'$ in questo palazzo? Ci sono dei libri e dei quadri. Dove c'^ dell'gro? C'$ dell'gro in California. Tua sorella avra dellozucchero? Mio cugino ha della carta, delle penne e deirinchigstro. Chi vende cacio? II negöziante vende formaggio. Het zelfstandig naamwoord in den deelingsgenitief. 27 Ci sono stranieri in citta? Nq, non abbiamo forestieri in questi giorni. ï) a casa Luigi? No, non c'è. Zesde les. Sesta Lezione. Het zelfstandig naamwoord in den deelingsgenitief. Vervolg. Conti nuazione. De partitief heeft ook een datief en een accusatief. Natuurlijk zijn het evenmin eigenlijke naamvallen, als de ineensmeltingen van di, a en da met de lidwoorden (zie 3e les). In den datief komt o (of ad) voor den nominatief. (Als nominatief geldt de ineensmelting van di met het lidwoord voor het zelfst. naamw., of wel het zelfst. naamw. zonder meer). Voorbeeld: Jij denkt steeds aan geld, aan wijn, aan boeken. Tu pensi sempre a (del) danaro, a (dei) vino, a (dei) libri. Deze naamval wordt echter zelden gebruikt. In den genitief laat men het lidwoord geheel weg en plaatst men alleen di voor het zelfst. naamw.: b. v.: Nomin. (della) carta Gen. di carta » (del) vino » di vino. De genitief wordt gebruikt: a) Wanneer een zelfst. naamw. zonder lidwoord als bijstelling bij een ander zelfst. naamw. staat.: Una bottiglia di vino een flesch wijn Un pezzo di, carne een stuk vleesch. b) Ter vertaling van een samengesteld Nederlandsch zelfst. naamv.; b. v.: De muziekmeester il maestro di musica. (Zie verder 2e deel, les 4.) c) Bij de vertaling van bijvoeglijke naamw., die de stof aangeven, waaruit een voorwerp is gemaakt: Een gouden ring un anello dïqro. Een ijzeren ketting una catena di ferro. 28 Les 6. In rerheven Italiaansche stijl heeft men daarvoor ook wel bijvoegl.. naamw.; b. v. aureo (gouden), argenteo (zilveren), marmQreo (marmeren). d) Na de bijwoorden van hoedanigheid, als: niente (niets), qualche cgsa (iets); b. v.: niente di buqno niets goeds, qualche cqsa di bello iets moois, doch alleen in die gevallen, waar het woord, dat door di beheerscht wordt, een bijvoegl. naamw. is zooals in deze voorbeelden. NB. De meeste bijwoorden van hoeveelheid, waarop in 't Fransch de moet volgen (beaucoup, peu) zijn in 't Italiaansch geen bijwoorden, maar bijvoégl. naamw.; b. v.: motto veel tanto zooveel pqco weinig quant o hoeveel. trqppo te veel Ze komen dus in geslacht en getal met het erbij behoorend zelfst. naamw. overeen. Men mag dus nooit zeggen: ppco di birra. Komt echter voor ppco het lidwoord der eenheid, dus: un ppco, dan wordt het daardoor tot zelfst. naamw. n. 1. een weinig (een beetje). Wij hebben dan het geval in deze les onder a genoemd en dus komt voor het zelfst. naamw. di ie staan: Vn pqco di birra een beetje bier. Staan molto, ppco enz. voor bijvoegl. naamw., dan blijven ze onveranderd (ze worden dan in het Nederlandsch door zeer (heel), weinig, vertaald.); b. v.: Mia madre $ molto bupna mijne moeder is zeer goed. De ablatief van den partitief komt zoo zelden voor, dat we voorloopig daarop niet ingaan. k*AM^s* Cn» A&M Woorden. la persona de persoon I la bottiglia de flesch il cucchiaio de lepel ! un litro een liter la forchetta de vork un chilo \ il coltello het mes j un chilogrammof la tazza de kop il legno het hout la tazzina het kopje la cioccolata de chocolade il bicchiere het glas | un metro een meter Het zelfstandig naamwoord in den deelingsgenitief. 29 un quintale < 100 kilogram nette, qtlo, nqve zeven, acht, una quantitè, eene hoeveel- negen heid dieci tien una dozzina een dozijn mi dia geef mij la scatola de doos io penso ik denk il panno het laken sentito gehoord, ge- il hallo het bal voeld il concerto het concert preso genomen l'orólqgio het horloge ricevuto ontvangen la catena de ketting bello mooi l'anello de ring hrutto leelijk l'ordine de orde sempre altijd WH» Kora een pond mai nooit [lijk cinque, set vijf, zes subito terstond, dade- Oefening 11. Mio padre aveva molti amici. Siamo andati a balli e a concerti. Io avr§ una dozzina di calze. Voi avrete un fqglio di carta. Essi non avevano niente di buqno. Egli ha bevuto pqco vino. Abbiamo ricevuto1 molti ordini. Noi avremo una catena d'argento. Voi avrete un orologio d'qro. II vicino ha comprato dieci chili di cioccolata. Hq preso una tazza di caffè. ïn campagna abbiamo visto una casa di legno. Hq sentito un brutto concgrto. Oefening 12. 1. Ik zal pennen hebben. Jij zult een blad papier hebben. Zij zal potlooden hebben. Wij zullen een glas water hebben. Mijn broeder had niets goeds. Ik zal ook eene flesch wijn hebben. Wij hadden twéé" pond suiker, zes pond koffie, een liter bier en tien liter wijn. Ik heb een dozijn kousen, en 100 kg koffie gekocht.. Gij zult een beetje bier hebben. 2. Er zijn zeven meter laken in die doos. Wij hadden een zilveren horloge en een gouden ring. Hoeveel personen hebt gij gezien? Wij hebben drie, zes, tien personen gezien, Gij hadt eene doos van hout. Wij zullen negen meter laken hebben. Wij hebben een liter wijn gedronken. Mijne zuster heeft twee gouden ringen en zes zilveren lepels gekocht. Gij hebt weinig flesschen en te veel glazen. Spreekoefening. Che cqsa avete bevuto? Abbiamo bevuto della birra. Che cqsa ha preso Maria? Un bicchiere di latte. Che cqsa avete comprato? Abbiamo comprato tre chilogrammi di zncchero. 1 De overeenkomst van het met avere vervoegd verleden deelwoord met zijn object is aan geen zekere regels gebonden. De welluidendheid geeft den doorslag (zie 2e deel, les 24). 30 Les 7. Mi dia una tazza di latte con un pg' di pane! Avete voi anche del caffè? Avete ricevuto qualche cgsa di bello? Quanti libri avete comprati? Avevano ricevuto la scatola di legno? Dove avete veduto il maestro di musica? Siete andati al ballo? Aveva dei fiori? Quanto sale avete ricevuto? Snbito, signore. Si, signore! hg del caffè. Ng, non abbiamo ricevuto niente di beiïo. Abbiamo comprato dieci libri. Non sg (ik weet het niet). L'hg veduto nel giardino. Ng, siamo andati al concerto. Sl, aveva molti fiori. Due quintali di sale. Zevende les. Settima Lezione. Uitgangen, die de beteekenis der woorden wijzigen. Dei nomi alterati. De Italiaansche taal is buitengewoon rijk aan achtervoegsels, die, achter het zelfst. naamw. (of bijvoegl. naamw.) geplaatst, deze verkleinen of vergrooten. Door vele van die achtervoegsels krijgen de woorden tevens nog eene bijzondere beteekenis en wel zoó, dat men in 't Nederlandsch voor de vertaling meer dan éen bijvoegl. naamw. noodig heeft; b. v.: avaro gierigaard, avarone groote gièrigaard, avaraccio vuile gierigaard, giovane jongeling, giovahotto krachtige jonge man. Vooral aan verkleiningsuitgangen is in hét Italiaansch geen gebrek. Men kan zelfs verkleinwoorden nog weer verkleinen, ja, dikwijls meer dan eens, waarbij dan tevens de oorspronkelijke beteekenis telkens eene kleine wijziging ondergaat. Zoo is: libro boek, libretto boekje of operatekst, librettino klein aardig boekje, Itbriccino lief, klein boekje, libercolo klein vies boekje, libruccio klein onbeteekenend boekje. De begrippen uitgedrukt door: librettuccio, libriciattolo, libricciuglo kan men zelfs in het Nederlandsch niet weergeven. Van casa (huis) worden b. v. afgeleid: casaccia, casetta, casettina, casotto, casuccia, casupola, casone, casino. Uitgangen, die de beteekenis der woorden wijzigen. 31 Men zij echter, vooral in het begin, zeer voorzichtig met het gebruik dezer achtervoegsels. Bepaalde zelfst. naamw. nemen slechts bepaalde uitgangen aan en ook wordt dezelfde uitgang dikwijls in tegenovergestelde beteekenis gebruikt. Zoo is b. v. giovinQtto een sterke jónge man, aquilgtto echter niet een sterke, maar een jonge adelaar, die nog niet vliegen kan. Bovendien is het gebruik dezer achtervoegsels beperkt. Als geen bepaalde schakeering moet worden aangegeven, gebruikt men bijvoegl. naamw. evenals in't Nederlandsch. De meest gebruikelijke uitgangen zijn: A. Aumentativi. I. . . . one (waardoor het woord gewoonlijk mannelijk wordt) geeft het begrip van vergrooting in 't algemeen aan: libro boek, librone groot boek, la pqrta deur il portono groote deur, huisdeur, la sala de zaal, il salone de groote zaal, ugmo wordt omone of ominone. Opmerkingen. 1. In plaats van . . . one gebruikt men ona, waar dat ter onderscheiding van het-geslacht noodig is: vecchio ■ véeehione (man.) veeehiona (vrouw.) giovane giovanone giovanona spgso sposone sposona. dottore dottorone dottorona. Wanneer van dieren sprake is, wordt dat onderscheid gewoonlijk niet gemaakt. Men zegt cavallone, volpone, formicone, zoowel van mannelijke als van vrouwelijke exemplaren. 2. Eindigt het woord reeds op . . . one, dan verandert die uitgang in oncione; b. v.: padrone, padroncione. 3. Achter . . . one kan nog weer een achtervoegsel geplaatst worden: cappetto, eappellone, cappellonaecio (leelijke groote hoed). II. ... gtto (m.), gtta (f.) geeft de beteekenis van sterk en dik aan het woord; b. v.: contadina boerin, contadingtta stevige boerin, ragazzo jongen, ragazzgtto stevige jongen. Opmerking. 1. La sala wordt il salgtto, maar dit beteekent kleine zaal, ontvangkamer. 2. Leprgtto, aquilgtto, passergtto en dergelijke geven de nog kleine jongen aan van lepre, aquila, enz. B. JPeggiorativi. ... accio (m.), .... accia (f.); — astro (m.), .... astra (f.); . . azzo (m.), . . . azza (f.) enz. geven eene slechte, verachtelijke beteekenis aan het woord; b. v.: dottore (dokter), dottoraccio slechte dokter, medico arts, 32 Les 7. medicastro kwakzalver, poeta dichter, poetazzo pruldichter, amore liefde, amorazzo liaison, ugmo wordt omaccio. C. Dtminutivi. 1. ... ino (va.), . . . ina (f.); . . . etto (m.), . .. etta (f.); . . . etto (va.), . . . ella (f.); geven aan: verkleining met als bijbeteekenis eene van liefde, medelijden, teederheid enz.; b. v.: povero arm, poyerino, poveretto, poverello, arme man, arme jongen; opera (opera), operetta (operette); vecchio (oude), vecchietto oud mannetje, vecchierello arm oudje; mano hand, manina handje; mamma, mammina hef moedertje. Opmerking. 1. De uitgangen ... ino, ina dienen ook dikwijls, om twee personen te onderscheiden, die denzelfden titel dragen. Zoo is il conté de graaf, il contino de jonge graaf (de zoon), la contessina de jonge gravin (de dochter). 2. Eindigen de woorden op . . . one, ■ . . ona, dan gebruikt men den uitgang . . . cino; b. v. bastone, bastoncino, poltrone, poltroncino. II. ... uglo (m.), . . . ugla (f.); . . . uccio (va.), . . . uccia ({.); . . . uzzo (va.), . . . uzza(ï.); verkleining en tevens geringschatting of medelijden: casa, casuccia krot van een huisje; Maria, Mariuccia arm, klein Marietje. Opmerking. 1. Dikwijls plaatst men ter wille der uitspraak tusschen het woord en den uitgang nog eene letter en verandert men tevens den slotklinker; b. v.: testa hoofd, testolina klein warhoofdje, pazzo nar. pazzerello gekje; cane hond, cagnolino hondje; rete net, reticella (netje). 2. Behalve de hier genoemde uitgangen heeft men nog: . .. iccio, . . . igno, . . . qgnolo voor bijvoegl. naamw.; b. v.: giallggnolo geelachtig, verdiccio (verdaccio) groenachtig. Verder nog: aglia, plébaglia (van plebs), . . . iceiglo, resticciglo klein restje, . . . iccigla, terricigla klein dorpje. Deze laatste worden weinig gebruikt. De bijwoorden kunnen eveneens gewijzigd worden: bene, benone, benino. 3. Men denke eraan, dat niet elk woord, dat een der genoemde uitgangen heeft, daarom een verkleinwoord of een vergrootwoord is. Soms gaat een woord slechts toevallig op . .. one enz. uit b. v.: opinione meening, scodélla schotel enz. Woorden. 7?V ü marchese de markies il contadino de boer il conté de graaf il pescatore de visscher U principe de vorst, de , / het land nrins la { het veld prins Uitgangen, die de beteekenis der woorden wijzigen. 33 il monte l dg . I ü spiriio de geest la montagna f g \ U braccio de arm la bar ca de bark l'elemqsina de aalmoes il giovane de jongeling suo, sua zijn^ haar giovane jong lungo lang ü vecchio de oude corgf egli ha avuto hij heeft) o. essi hanno avuto zij hebbenI P- Trapassato prqssimo. (Voltooid tegenwoordige tijd). io avevo ] ik had \ tu avevi t avuto jij hadt i gehad. egli aveva > hij had J noi avevamo \ wij' hadden i voi avevate l avuto gij hadt > gehad. essi avevano j zij hadden J Trapassato remgto. (2e Voltooid verleden tijd). io ebbi \ ik had | tu avesti f avuto jij hadt t gehad. egli ebbe ' hij had ' noi avemmo \ wij hadden 1 voi aveste } avuto gij hadt \ gehad. essi ebbero I zij hadden ' Futuro passato. (Voltooid toekomende tijd). ip avrg > ik zal ) iu avrai 1 avuto jij zult \ gehad hebben. egli avra J ' hij zal ' noi avremo \ wij zullen ) voi avrete l avuto gij zult ■ gehad hebben. essi avranno j zij zullen J Condizionale. (Voorwaardelijke wijs). io avrei \ ik zou \ tu avresti l avuto jij zoudt l gehad hebben. egli avrebbe J hij zou J noi avremmo \ wij zouden ■> voi avreste l avuto gij zoudt 1 gehad hebben. essi avrebbero J zij zouden J Congiuntivo (Soggiüntivo). (Aanvoegende wijs). I. Enkelvondige tijden. Presente. (Onvoltooid tegenwoordige tijd). cheio(ch'io)dbbia datikhebbe che noi abbiamo dat wij hebben chetuabbia(abbi) datjijhebbet che voi abbiate dat gij hebbet ch1 egli abbia dat hij hebbe ch'essi abbiano dat zij hebben. Het hulpwerkwoord. 39 Imperfetto. (Onvoltooid verleden tijd). ch' io avessi dat ik hadde che tu avessi dat jij haddet ch' egli avesse dat hij hadde che noi avessimo dat wij hadden che voi. aveste dat gij haddet ch' essi avessero dat zij hadden. II. Samengestelde tijden. Passato. (Voltooid tegenwoordige tijd). ch' io abbia \ dat ik gehad hebbe che tu abbia \ avuto dat jij gehad hebbet ch' egli abbia J dat hij gehad hebbe. che noi abbiamo i dat wij gehad hebben che voi abbiate [ avuto dat gij gehad hebbet ch' essi abbiano J dat zij gehad hebben. Trapassato. (Voltooid Terleden tfjajY' '.' ch' io avessi i dat ik gehad hadde che tu avessi l avuto dat jij gehad haddet ch' egli avesse ) dat hij gehad hadde. che noi avessimo \ dat wij gehad hadden che voi aveste l avuto dat gij gehad haddet • ch' essi avessero ) dat zij gehad hadden. Infmitivo. (Onbepaalde wijs). Presente. Passato. avere hebben avere avuto gehad hebben. Imperativo. (Gebiedende wijs). Presente. Passato. abbi heb abbiate hebt abbia hebt (beleefde vorm) abbiano zij zullen hebben, u zult (meerv.) hebben abbiamo hebben wij, laat ons non avere heb(t) niet. hebben Gerundio. (Gerundief). Presente. Passato. avendo terwijl, daar, omdat avendo avuto terwijl, daar men heeft (hebbend) omdat men gehad heeft (gehad hebbend). Participi. (Deelwoorden). Presente, Passato. (avente) zelden gebruikt avuto (m.) avuta (f.) \ , , pl. avuti (m.) avute (f.) /Setlau- 40 Les 9. Opmerkingen, li In het Italiaansch plaatst men alleen dan het persoonlijk voornaamwoord voor het werkwoord, als er de klemtoon op valt, of als het ter wille der duidelijkheid noodig is. Anders wordt de persoon voldoende bepaald door den uitgang van het werkwoord. 2. Avere beteekent ook: krijgen, ontvangen. 3. Het participio passato en de infinito] staan vóór het voorwerp; b. v.: Hq avuto un amico ik heb een vriend gehad Spero d'aver(e)1 tempo ik hoop, tijd te hebben. 4. Niet wordt in het Italiaansch vertaald door non en staat vóór het werkwoord; b. v.: ik heb niet, is non hg. Bij den vragenden vorm is de plaatsing zooals in het Nederlandsch: heb ik? hg io? Bij den vragend ontkennenden vorm wordt non weer vóór het werkwoord geplaatst: hebt gij niet? non avete? Met het voornaamw. Zonder het voomaamw. Io avévo ik had avevo ik had Avevo io had ik? avevo? had ik? io non avevo ik had niet non avevo ik had niet non avevo io had ik niet? non avevo? had ik niet? 5. a) Het gebruik van den 2™ persoon enkelvoud tu komt vrij wel overeen met het gebruik van het Nederlandsche jij; b. v.: hai? heb jij? Avevi tu? had jij ? enz. b) In zakenbrieven en verder in vriendschappelijken toon maakt men gebruik van den 2en persoon meervoud; b. v.: Avete voi? Hebt gij? Volete? Wilt gij ? c) De beleefdheidsvorm: Evenals het Nederlandsche u feitelijk eene afkorting is van U edele of Uwe edelheid en er dus liefst het werkwoord in den 3e° persoon enkelvoud op moet volgen, d6nkt men zich in het Italiaansch bij het aanspreken op beleefde wijze het woord Vossignoria 1 De slot e van de infinitieven valt dikwijls weg voor woorden, die met een medeklinker (uitgezonderd de s impura) beginnen. Het hulpwerkwoord. 41 (uwe heerlijkheid), dat echter tegenwoordig slechts hoogst zeiden wordt gebruikt. Het werkwoord komt dus te staan in den derden persoon vrouwelijk enkelvoud. Valt op het persoonlijk voornaamwoord in meerdere of mindere mate de nadruk, dan plaatst men vóór het werkwoord een der woorden Ella of Lei (die beide steeds met eene hoofdletter worden geschreven). In den laatsten tijd gebruikt men bij voorkeur Lei; b. v.: Che cosa comanda? Wat wenseht u? Ella e forlunata (van een heer mag men fortunata of fortunato zeggen) = U is gelukkig. Lei $ a casa la sera ? Is u *s avonds thuis? i genitori de qüders' félice gelukkig tl dovere de plicht infelice ongelukkig [lijk la fortuna (het geIuk Qe 9«ntile hef, beminne- \kans)hetfortuin diligente vlijtig, nauw- la pazienza het geduld keurig nuQv& nieuw domani morgen la nttQva het nieuws la fame de honger la notizia het bericht la sete de dorst l'affare de zaak mangiato gegeten la sostanza het vermogen I averlagentüez- de goedheid il carro de kar za hebben la carrgzza het rijtuig stg bene ik maak het il dottore de dokter goed la visita het bezoek bugn viaggio goede reis la traduzione da vertaling forse misschien l'opuscolo de brochure | se als, indien. Oefening 17. Io hg pazienza. Tu avevi una bugna notizia. Ebbi il piacere di una visita. Avra Ella fortuna? Non abbiamo notizie del ngstro amico. Questi Signori ebbero una grande sostanza. Egli avra avuto l'opuscolo colle diligenti traduzioni. Avevamo la fortuna di avere dei gentili vicini. Se avessi danaro, avrei anche carrozze e cavalli. Non avér paura. Aveste lettere ieri dai vgstri genitori? Si Signore, abbiamo ricevuto una lettera da ngstra madre. Come sta, Signor dottore? Stg bene, grazie. Bugn viaggio! Grazie. Mi dia notizie di mia cugina. EUa avra notizie fra pgchi giorni. Oefening 18. Hadt gij den vrienden berichten gezonden? Ja, wij hadden veel vrienden. Zult u morgen geld hebben? Wij hebben 42 Les 10. veel genoegen gehad. Gij hebt den brief geschreven. Deze kooplieden hebben veel zaken gehad. Deze kinderen zullen inkt, pennen en schrijfboeken hebben. Dezen avond zal ik (het) bezoek krijgen van mijn onderwijzer. Wat hebt gij gehad? Wij hebben niets gehad. De kinderen hadden honger en dorst. Als zij honger gehad hadden, zouden zij het gebraad gegeten hebben. Mijne nicht zal een inktpot gekregen hebben. Hij had (pass. rem.) het geluk, goede vrienden te (di) hebben. Deze arme man heeft zijn vermógen verloren. De kinderen hadden de soep niet gegeten. Deze vlijtige leerling had vertalingen gemaakt. Jij zult morgen veel boeken hebben. Hij had ongelukkige vrienden gehad. Hij heeft eene brochure over de plichten der menschen geschreven. Spreekoefening. Chi ha avuto danaro? II mercante ha avuto danaro. Avete fame, ragazzi? Ng, abbiamo sete. Avrete domani una visita? Si, domani avremo una visita. Abbia la gentilezza di dirmi Al numero 10. (mij te zeggen) dove abita il medico? Grazie tante (dankuzeer), bug- Di nie,nte (geen dank). Felice na sera? • sera. Come sta, Signor Carlo? Bene, grazie, e Lei? Avete avuto fortuna? Non abbiamo avuto fortuna. Avrebbe forse Lei il mio libro, Sl, hg il Suo libro. Signora? Mi dia la lettera che ha rice- Ecco la. lettera. vuta! Abbi pazienza! Avrö pazienza. Non aver paura? Non hg paura. Tiende les. Decima Lezione. Het hulpwerkwoord Mssere (zijn). Indicatwo. I. Enkelvoudige tijden. Presente. io sono ik ben noi siamo wij zijn tu sei jij bent voi siete gij zijt egli, ella $ hij is essi, esse sono zij zijn. Imperfetto. io era of ero ik was noi eravamo wij waren tu eri jij waart voi eravate gij waart egli era hij was essi erano zij waren. Abbia la gentilezza di dirmi Al numero 10. (mij te zeggen) dove abita il medico? Grazie tante (dankuzeer), bug- Di niente (geen dank). Felice Het hulpwerkwoord Essere (zijn). 43 Passato remgto. io fui ik was noi fummo wij waren tu fosti jij waart voi foste gij waart egli fu hij was essi fv/rono zij waren. Futuro. io sarb ik zal zijn noi saremo wij zullen zijn tu sarai jij zult zijn voi sarete gij zult zijn egli sari hij zal zijn essi saranno zij zullen zijn. Condiziondle. Presente. io sarei ik zou zijn noi saremmo wij zouden zijn tu saresti jij zoudt zijn voi sareste gij zoudt zijn egli sarebbe hij zou zijn essi sarebbero zij zouden zijn. II. Samengestelde tijden. _ Stato -a, -i, -e. Geweest. Passato prQssimo. io sono stato, -a ik ben geweest tu sei stato, -a jij 'bent geweest egli $ stato hij is geweest ella § stata zij is geweest noi siamo stati, -e wij zijn geweest voi siete stati, -e gij zijt geweest essi sono stati zij (m.) zijn geweest esse sono state zij (vr.) zijn geweest. Trapassato prqssimo. io era stato, -a ik was geweest tu eri stato, -a jij waart geweest egli era stato hij was geweest noi eravamo stati, -e wij waren geweest voi eravate stati, -e gij waart geweest essi qrano stati zij waren geweest. Trapassato remgto. io fui stato, -a ik was geweest tu fosti stato, -a, jij waart geweest egli fu stato hij was geweest noi fummo stati, -e wij waren geweest voi foste stati, -e gij waart geweest . essi fwrono stati zij waren geweest. 44 Les 10. Futuro passato. io sari/ stato, -a ik zal > tu sar ai stato, -a jij zult egli sara stato hij zal I ... noi saremo stati, -e wij zullen ) Seweest zlJn- voi sarete stati, -e gij zult essi saranno stati zij zullen | Condizionale. Passato. io sarei stato, -a - ik zou , tu saresti stato, -a jij zoudt I egli sarebbe stato hij zou I . .. noi saremmo stati, -e wij zouden t Seweest z)Jn- voi sareste stati, -e gij zoudt essi sarefibero stati zij zouden J Congiuntivo (Soggiuntivo). I. Enkelvoudige tijden. Presente. ch' io sia dat ik zij che noi siamo dat wij zijn che tu sia (sii) dat jij zijt che voi siate dat gij zijt ch' egli sia dat hij zij ch' essi siano dat zij zijn. Imperfetto. ch' io fossi dat ik ware che noi fossimo dat wij waren che tu fossi dat jij waret che voi foste dat gij waret , ch' egli fosse dat hij ware ch' essi fossero dat zij waren. II. Samengestelde tijden. Passato. ch' io sia j dat ik geweest zij che tu sia > stato, -a dat jij geweest zijt ch' egli sia ) dat hij geweest zij che noi siamo 1 dat wij geweest zijn che voi siate \ stati, -e dat gij geweest zijt ch' essi siano J dat zij geweest zijn. Trapassato. ch' io fossi \ dat ik geweest ware che tu fossi \ stato, -a dat jij geweest waret ch' egli fosse ) dat n ij geweest ware che noi fossimo | dat wij geweest waren che voi foste \ stati, -e dat gij geweest waret ch' essi fossero ) dat zij geweest waren. ik zal Het hulpwerkwoord Essere (zijn). 45 Imperativo. sii (sia) wees sia wees (beleefde vorm) siamo zijn wij, laat ons zijn ' siate weest siano weest (beleefde vorm) non essere wees(t) niet. Infvnito. Presente. Passato. essere qssere stato. Gerundia. Presente. Passato. essendo, terwijl, daar, omdat essendo stato, terwijl, daar, men is (zijnde) omdat men geweest is (ge¬ weest zijnde). Participio. ' Presente. Passato. (ontbreekt) stat0 ^ 'a ^ \ ffewee mnne moeder. La madre mta \ J Figli miei! Mijne kinderen! 56 Les 13. 7°„ Met het lidwoord der eenheid vormen de aggett. possess. zinswendingen, die men in het Nederlandsch niet woordeli jk kan vertalen, maar moet omschrijven: un mio amico of un amico mio is: een vriend van mij of een mijner vrienden. Men kan ook wel zeggen: uno dei miei amici, maar nooit: un amico di me. Woorden. la patria het vaderland il portafogli/ de portefeuille la luce het licht elettrico electrisch Villuminazione de verlichting i partito per vertrokken la candéla de kaars naar il canddiere de kandelaar partito da vertrokken van il difftto de fout, het ge- arrivato a aangekomen te gebrek incontrato ontmoet lo sbaqlio \ , ■ ■ ricevuto ontvangen Verrore )de verë,sslDg | mortale sterfelijk gli occhiali de bril I immortale onsterfelijk l'anima de ziel in casa mia bij mij ü baule de koffer • in casa tua bij jou la borsa de beurs | in casa sua bij hem. Oefening 25. La mia patria ^ Fltalia. Un ngstro nipote § partito per Palermo. II ngstro amico il ventiduesimo de 22" il ventiquattrqsimo de 24e il trentesimo de 30" ü quarantesimo de 40e il cinquantesimo de 50" il sessantes'mio de 60" il gettantesimo de 70e l'ottantesimo de 80e «7 novantesimo de 90° t7 centesimo de 100° t7 ee»JwwefM»o de 101° il duecentesimo \ ^ ^qqb ü dugentqsimo f il mittqsimo op 1000e il duemillesimo de 2000* Vantipenultimo op twee na de laatste ü penultimo de voorlaatste l'ultimo de laatste il mïlionesimo de millioenstê. Opmerkingen. 1. De numeri ordinali zijn alle veranderlijk. Zij vormen het mannel. meerv. op i, het vrouw, enkelv. op a, het vrouw, meerv. op e; b. v.: il primo, la prima, i primi, le prime. 2. Naast de vormen undecimo enz. zijn ook algemeen gebruikelijk de vormen undicesimo enz. Voornamelijk worden deze vormen in de spreektaal gebruikt. Vóór de eigennamen van vorsten en om de eeuwen aan te geven worden ook gebruikt: decimoprimo, de[cimosecondo enz. 3. Ten eerste is primo, primieramente of in primo lupgo (in de eerste plaats); ten tweede is secondo, s'econdariamente of in secondo lupgo. Bij de volgende getallen vormt men geen samenstellingen meer met niente, dus: ten derde, ten vierde is terzo of in terzo lupgo, quarto of in quarto lupgo enz. 4. Na de eigennamen van vorsten enz. staat het ranggetal zonder lidwoord. Karei II Carlo secondo. Lodèwijk XIV Luigi decimoquarto. 5. De breuken worden, even als in het Nederlandsch, met de ranggetallen aangegeven; b. v.: 1/2 un mezzo, una meta Ve un sesto Va un terzo Vio un decimo ljt un quarto Vis un quindicesimo Vs un quinto Vss tre trentottiesimi enz. Telwoorden. 63 P/a uno e mezzo. ■ 2Va due e mezzo.\\&2&^ Bij gemengde breuken komt, indien er een zelfst. naamw. op volgt, eerst het geheele getal, dan het zelfst. naamw. en dan de breuk; b. v.: 2Va kg. due chili e mezzo. 6. Mezzo blijft na het zelfst. naamw. gewoonlijk onveranderd; als het er voorstaat, komt het echter in geslacht er mee overeen: uri1 ora e mezzo P/2 uur. una mgzza libra 1/2 pond. Mezzo wordt ook bijwoordelijk gebruikt en is dan onveranderlijk: mezzo motto halfdood, mezzo vestita halfgekleed. 7. De vraag: Den hoeveelsten hebben wij? wordt vertaald: Quanti ne abbiamo del mese? In het antwoord staat het hoofdgetal: Ne abbiamo cinque, of § il cinque. 8. Om de uren aan te geven, zetten de Italianen steeds het verstreken heele uur het eerst, dan de kwartieren of halve uren. 1 uur un' ora1 3 uur le tre 3A uur le tre e un quarto. half vier le tre e mezzo kwart voor vier le tre e tre quarti (hier echter ook wel: le quattro meno un quarto). 12 uur's middags mezzo giorno of mezzodi 12 uur's nachts mezzanotte. De vraag: Hoe laat is het? is: Che ora $? Om hoe laat? is: A che ora? A che ora f arrivato? arrivato alle cinque. De woorden des voormiddags en 's namiddags worden vertaald door antimeridiane (a. m.) of pomeridiane (p. m.). In de spreektaal zegt men ook: di mattina? dopo pranso, di sera, di ngtte. Sedert 1893 telt men in de ambtenaarstaal de uren tot 24 en wel van middernacht af, dus: Het is éen uur 's namiddags: Sono le 13, 8 uur.'s avonds le 20 enz. 1 In Toscane zegt men hiervoor il toeco, naar de gewoonte om dat uur met éen slag op de klok aan te geven. 64 Les 15. IV. De voornaamste verdubbelgetallen (numeri moltiplicativi) zijn: semplice enkelvoudig doppio i , , , . duplice tweevoudig (duplo) ƒ QUbbel trlplice drievoudig triplo driedubbel quadruplice viervoudig quadruplo vierdubbel quintuplice vijfvoudig quintuplo vijfdubbel sestuplice zesvoudig sqstuplo zesdubbel settemplice zevenvoudig decuplo tiendubbel centuplice honderdvoudig centuplo honderdvoud De vormen op uplo worden alle als zelfst. naamw. gebruikt. Hij heeft het drievoudige betaald : lm pagato il triplo; de driebond la triplice alleanza. Woorden. Gennaio1 Januari j mercoledl Woensdag fébbraio Februari giovedl Donderdag marzo Maart venerdï Vrijdag aprile April nabato Zaterdag maggio Mei | il corso de loop, de giugno Juni omloop luglio Juli legale wettelijk agosto Augustus il secoio de eeuw seitembre September la classe de klas ottóbre October la parte het gedeelte novembre November l'indicazione de aanwijzing dicembre i Decémber l'effigie de beeltenis (decembre) f ü soldo de stuiver domenica Zondag | la fiamma de vlam lunedl Maandag I l'incendio de brand martedi Dinsdag j il posto de plaats. Oefening 29. Siamo nel secoio ventesimo. Romolo fu il primo re di Roma. Romolo Augnstolo, 1'ultimo imperatore. Papa (o il Papa) Gregorio VII era il nemico di Enrico IV. Napoleone I fu un gran generale. Carlo XII era re di Sv^zia. II 27Sett§mbrel729, un incendio a ConstantinO/poli distrusse (verwoestte) 12000 case. ■7000 persone perirono (kwamen om) nelle fiamme. Gennaio ^ il primo mese dell'anno, marzo il terzo; dicembre ^ 1'ultimo. Ieri era il 3 Marzo; Qggi è il quattro. La settimana è la cinquantesima seconda parte dell'anno. Carlo ^ il terzo della sua classe. Luigi è il primo, Enrico 1'ultimo. In Italia cinque 1 De namen van de maanden en van de dagen kunnen zoowel met hoofdletter, als met gewone letter beginnen. Telwoorden. 65 centcjsimi fanno un soldo e venti sgldi fanno una lira. 7 via 7 fanno 49. In Italia hanno corso legale 4 monete di bronzo (Ie pezze da iT 2, 5, 10 centedmi): 4 di argento (le pezze da 50 centesimi 1, 2, 5 lire) 5 di'gro (le pezze da lire 5, 10, 20, .50, 100). Da una parte \ coniata (gestempeld} VwAieazioTie del valore, dall'altra 1'effigie del Re. Sull'essergo (vrije ruimte voor jaartal, enz.) sta scrhta 1'impresa (de druk) FERT.1 Oefening 30. De maand is het twaalfde gedeelte van het jaar. Den hoeveelsten hebben wij vandaag? Het is de 26" Februari 1902. Ik ben de derde van mijne klasse. Mijne zuster Lucie is de 22\ Neemt het 30% het 50°, het 60° en het 100" gedeelte. Keizer Frans Jozef (Francesco Giuseppe) van Oostenrijk is den 18en Augustus 1830 te Weenen geboren. Hoe laat zijn de vreemdelingen vertrokken? Om half elf voormiddags. Hoe laat was het? Het was 6 uur 's namiddags. Napoleon I stierf op St. Jjielena den 5°u Mei 1821. Lodèwijk XVI, koning van Frankrijk, werd te Parijs onthoofd (decapitato) den 21en Januari 1793. Hier is 10V» pond koffie en Vs pond suiker. Mijne grootmoeder is nu in haar 67e jaar. Peter de Groote van Rusland stierf te St. Petersburg den 8en Februari 1725 in zijn 53° jaar. Victor Hugo werd te Besancon geboren in 1802 en stierf te Parijs, in 1885. Gisteren was het de 16° Mei. Mijne zuster is om half negen 's morgens vertrokken. Spreekoefening. Quanti ne abbiamo del mese? I Ne abbiamo venticinque. \ hi il venticinque. Quando sgi arrivato? Sono arrivato la seconda settimana di aprile e partirö (zal vertrekken) alla fine del mese. Hai lavorato molto? Sl, sono mezzo morto (half dood). A che ora si va . . (gaat men) a letto? Se.i il primo nel tuo istituto? Sono il secondo, il mio amico § il terzo e mio fratello il quarto. Hai avuto la tua lezione? Abbiamo avuto la quinta lezione d'inglesa e la decima d'italiano. 1 De ridders van St. Jan van Jeruzalem waren in Rhodes gevestigd in 1309. Door de Turken in 1480 aangevallen, verdreven zij die. Hun grootmeester, een prins uit het huis van Savoie, kreeg van den paus dit devies: 1'ortitudo Ejus Rhodum Tenmt. Ital. Gramm. v. Hou. b 66 Les 16. Quanto CQSta (kost) questo libro? A cbe ora § partita la signora? Qual ^ il quinto mese dell'anno ? Quando è_ 1'ultimo del mese ? In ehe secoio viveva il Boccaccio ? Dove morl Napoleone III? CQSta 18 soldi: quello costa il doppio, e il terzo volume di quest'Qpera costa il dgcuplo. Credo che sia partita alle 14. Maggio, e Giugno § il sesto, Luglio il settimo e Dicembre il dodicesimo. Giovedi § 1'ultimo di questo mese. Venerdi ^ il primo di settembre. Nel s^colo decimoquarto, Michelangeloneldeeimose_sto e GalÜQO nel decimose.ttimo. In InghiltQrra. Zestiende les. Sedicesima Lezione. Telwoorden. (Vervolg.) Aggettivi indefiniti. Als zij bij het zelfstandig naamw. staan, hebben zij het karakter van bijvoegl. naamw. De meeste ervan zijn, indien zij alleen staan, voornaamwoorden. De woorden, die ook als voornaamw. kunnen worden gebruikt, duiden we met een * aan in dit lijstje (zie verder le deel les 26 en 2e deel les 11). ogni m. en f. (slechts in het enkelvoud); ieder (-e), elk (-e): ogni casa elk huis, ogni uqmo ieder mensch, ogn' uno (ogni uno) iedereen. qualche m. en f. (slechts in het enkelvoud) eenig, sommig, de een of ander; b. v.: qualche libro het,een of ander boek, qualche cqsa het een of ander ding, iets (meerv. alcuni (-e)). qualsisia \ welke ook, hoe ook, op welke wijze ook, qualsivoglia f wie hij (zij, het) ook zijn mag. un certo (f. una certd) een zekere: un certo signore een zeker heer. *almtno (f. -a, pl. m. -i, pl. f. -e) eenig, -e; b. v.: alcuna cqsa, eenige, de een of andere zaak, alcuni amici eenige vrienden. *ciascuno (f. -a), (slechts in het enkelvoud), ieder -e, ciascuno scolaro iedere scholier, ciascun erede iedere erfgenaam. Telwoorden. 67 * ,c s , , i nessun(o) onore *nessuno (f. -a) \ ] i„„i i • geen eer, slechts ml 7-1 *niuno (f. -a) geen, -e ^runhbro geen het enkelv. . b°e\ j W (f.-a) tnmniitiiflrfoop geen wijze. *qualunque (m. en f.) elk, ieder, wat voor ook, qualunque paese wat voor land ook. *(un) tale\ . ' j * f°f^ ^ wj^0 *cotaïe / O*1- '•) zulke, zulk eene < «n La diligente scolara de vlijtige leerlinge. 3°- De bijvoegl. naamw. vormen hun meervoud evenals de zelfst. naamw.: o verandert in i; b. v. pqvero pl. pqveri, a „ „ e; b. v. pqvera pl. pqvere, e , . i; b. v. amabile pl. amabili. Opmerkingen. a) Alle bijvoegl. naamw. op ca en ga krijgen in het meervoud, evenals de zelfst. naamw., eene h, om de g hard te doen blijven; b. v.: la casa bianca het witte huis, pl. le case bianche. b) Dit is ook het geval met de bijvoegl. naamw. op go; b. v.: largo, pl. larghi. c) Die op co welke tweelettergrepig zijn (en dus den klemtoon op de voorlaatste [eerste] lettergreep hebben) vormen het meervoud op chi; b. v.: bianco, pl. bianchi; ricco, pl. ricchi. d) Bij die op co, welke uit meer dan twee lettergrepen bestaan, geeft de plaats van den klemtoon, den doorslag. Is die op de voorlaatste lettergreep, dan krijgt het woord op enkele uitzonderingen na (zie 2e deel, les 2) in 't meervoud chi; b. v.: tedesco Duitsch, pl. tedeschi; antico, pl. antichi. Ligt de klemtoon op de derde lettergreep van achteren, dan is ci het meest gebruikelijk; b. v.: barbarico, pl. barbarici; critica, pl. critici. 4°„- Iets dergelijks als bij quello en bello hebben we ook bij grande (groot) en Santo (heilig). Ze worden bij Het bijvoeglijk naamwoord. 71 inann. woorden tot gran en san voor medeklinkers (uitgezonderd de s impura); b. v.: San Carlo. Gran campo. Sant' uqmo. Grand'uqmo. Santo StefanO. Grande spille. Men zegt echter: Santo Padre (Heilige vader). Toch wordt grande ook wel gebruikt bij vele woorden, die niet met eene s impura beginnen; b. v.: un grande re en daarentegen gran ook wel weer bij vrouwelijè» woorden: una gran fortuna. 5°- Behoort een bijvoegl. naamw. (of een deelwoord) bij twee zelfst. naamw. van verschillend geslacht, dan staat het in het mannelijk meervoud: La nipote e lo zio sono partiti. De nicht en de oom zijn vertrokken. B. Wat de plaatsing van het bijvoegl. naamw. betreft, daarbij geeft meestal de welluidendheid d,en doorslag. Tn het algemeen staat het vóór het zelfst. naamw. als het minder lettergrepen heeft dan dat woord; b. v.: Un bugn ragazzo een goede jongen. II bel ritratto het mooie portret. Doch staan gewoonlijk achter het zelfstandig naamw.: a) De bijvoegl. naamw. met eene toevoeging als: assai zeer, pgco weinig, molto zeer, enz. Un ugmo molto grande een zeer groote man. Un giardino trgppo piccolo een le kleine tuin. b) De deelwoorden: Uno sguardo commovgnte een roerende blik. L'anno passato verleden jaar. c) Bijvoegl. naamw. die eene zinlijk waarneembare eigenschap (kleur, smaak, stof, natie, waardigheid, gestalte) aanduiden: La musica italiana de Italiaansche muziek. Una tavola rotonda eene ronde tafel. Bij dingen echter, waarvan de kleur en de smaak altijd hetzelfde zijn, staat het bijvoeglijk naamw. meestal vóór het zelfst. naamw.: La bianca neve de witte sneeuw. II dolce miele de zoete honing. 72 Les 17, Woorden. il pittore de schilder I a??urro blauw 10 scultore de beeldhouwer j i tramvai de tramwegen l'autore de auteur de-ttrici electrisch Varchitetto de architect (meerv.) la ferrovia de spoorweg il conduttore de conducteur 11 treno, il con- de trein il mecanista de machinist vqglio il biglietto het biljet il viaggiatore de reiziger ïl bigliettario de controleur la passeggiata de wandeling la gondola de gondel il servizio de dienst brutto leelijk il tempo het weer distante ver, verwijderd la rondine de zwaluw antico antiek il cigno de zwaan moderno modern la novella de novelle sudicio vuil il romanzo de roman sotterraneo onderaardsch la canzone het lied piacevole aangenaam il canto het gezang graziosa bevallig piace bevalt pesante zwaar preferisco a ik verkies . . . solo alleen boven vivace levendig nero zwart noiosa vervelend rosso rood splendide prachtig giatto geel papsione hartstocht verde groen cantato gezongen. Oefening 33. I colori dèll'Austria sono il giallo e il nero, quelli dell'Italia il bianco, il rosso e il verde; quelli dei Paesi-Bassi il rosso, il bianco, razzürro. Che begli cjcchi azzurri! Non vi sono in Italia ferrovie sotterranee come il Metropolitano a Parigi o quello di Londra. una citta dove non v'ha1 una sola carrgzza: § Venezia. Le gondole vi fanno il servizio delle carrgzze. II mecanista dei tramvai elettrici sta in testa del (aan het hoofd van) convQglio. La corsa CQSta 10 e 15 eentesimi; il bigliettario rimette (geeft) un biglietto al viaggiatore. De Amicis chiama i tramvai le carrozze di tutti. Preferisco il color rosso al verde. Che magnifica passeggiata abbiamo fatto Qggi. Ieri abbiamo avuto tempo brutto e le strade erano sudicie. Quali sono i piü grandi scrittori olandesi? Ti piace piü la musica antica o moderna? 1 Bij erzijnoferis gebruikt men soms avere in plaats van essere. Avere is dan steeds enkelvoud, ook als het zelfst. naamw. in het meervoud staat. bifcfciii Trappen van vergelijking. 78 Oefening 34. De pennen, die wij gekocht hebben, zijn niet goed. Welke prachtige huizen en tuinen! Deze boeken zijn goed. De Italiaansche liederen zijn zeer bevallig. De blauwe oogen van dit kleine meisje zijn zeer mooi. Het ijzer is een heel zwaar metaal. Ziet gij dat groote huis? Ziet gij ook dien hoogen toren ? De St. Pieter te Rome is eene zeer groote kerk. Deze nieuwe romance „Het gezang van den zwaan," bevalt mij zeer. De novellen van dezen auteur zijn zeer levendig. De zwaluw komt in de lente (viene in primavera) uit verre landen. Deze muziek is vervelend; heeft u niets nieuws ? Zij heeft met hartstocht deze prachtige liederen gezongen. Spreekoefening., % contento, Signore? Nq, non sono contento. Chi era Raffaello Sanzio? Era un celebre pittore italiano. Ha letto i sonetti del Petrarca? Sono magnifici. Chi § partito Qggi? Mia madre e mio padre sono partiti. E chi g arrivato? II cugino, la cugina e le mie sorelle sono arrivate. Le piace la mnsica tedesca? Nq, preferisco la mnsica italiana. Conosce Ella quel signore? Si, g un ricco mercante inglese. Le piacciono (bevallen u) i Sono assai buoni. cibi (spijzen) italiani? Dove sta lo scultore? Sta in via Reale in una casa rossa. Hai veduto l'ambasciatore nella Si, e Iiq ammirato i suQi suasplendidacarrQzzanuova? magnifici cavalli. Achttiende les. Diciottesima Lezione. Trappen van vergelijking. Comparativi e ftuperlativi. De vergrootende trap (comparativo) krijgt men door piü (meer), de overtreffende trap (superlativo) door il piü (f. la piü) (het meest) voor het bijvoegl. naamw. te plaatsen: f grosse- ) dJk piü grosso i dikk U piü grosso \ de, het ' grossa ) piü grossa f la piü grQssa f dikst. Minder en minst worden vertaald door meno en il meno (f. la meno): 74 Les 18. f bello] -meno bello \ minder il meno bello 1 het minst mooi bella I m001 meno1 bella f mooi la meno bella 1 de minst mooie, pl. i meno beïli (bei, begli), le meno belle. Komt de superlativo na het zelfstandig naamw., dan mag men het lidwoord weglaten, als men er ten minste niet in 't bijzonder den nadruk op wil leggen: L'azione piü bella e piü generosa. De mooiste en edelmoedigste handeling. Behalve de genoemde is er nog in het Italiaansch een superlativo assoluto (ons: aller —) om den allerhoogsten graad aan te duiden. Zij wordt gevormd door achtervoeging van issimo voor het mannelijk en issima voor het vrouwelijk geslacht: cattivo slecht cattioissimo allerslechts diligente vlijtig dïligentissimo allervlijtigst bianco wit bianchissimo allerwitst pio vroom piissimo allervroomst bugno goed bonissimo allerbest (Men ziet, dat de slotklinker van het bijvoeglijk naamw. wegvalt en dat op de harde e en g, voor de i eene h moet volgen). De volgende bijvoegl. naamw. hebben naast de regelmatige, onregelmatige (latijnsche) vormen voor de trappen van vergelijking. allo (-a) superiore il(la) suprgmo(-a) sommo (-a) hoog hooger, voor- hoogste, voor- zeer hoog, hoogste treffelijker treffebjkste grande maggiore il (la) maggiore massimo (-a) groot grooter, ouder grootste, oudste zeer groot, grootste piccolo (-a) mhiore il (la) minore menomo,minimo(-a) klein kleiner, jonger geringst, jongst, zeerklein, zeer ge- kleinst ring, kleinste bugno (-a) migliór4 ü (la) migliore qttimo (-a) goed beter beste zeer goed, best cattivo (-a) peggiore il (la) peggiore pessimo (-a) slecht, erg slechter, erger slechste, ergste zeer erg, slechtst De superl. assoluto van deze woorden drukt zoowel een zeer hoogen als den allerhoogsten graad uit. 1 Meno blijft als bijwoord natuurlijk onveranderd. Soms, vooral in de poëzie, verliest meno de o, doch nooit voor eene s impura; b. v. men bello. Verder wordt in gedichten eene enkele keer in plaats van meno ook manco gebruikt: manco infelice di me. Trappen van vergelijking. 7fi De onregelmatige vormen van dito, grande en piccolo mogen niet voor stoffelijke dingen gebruikt worden. Men zegt wel la dignith suprema of la piü alta dignith (de hoogste waardigheid), il minimo errore of ïl piü piccolo errore (de geringste dwaling), maar slechts il {mü dito morde (de hoogste berg) il piü piccolo giardino (de kleinste tuin). Benqfico, mumifico, magnifico vormen de superlatief: beneficentissimo, mumificentissimo, magnificentissimo. De volgende aggettivi vormen de superlativo assoluto op qrrimo. acre zuur acqmmo integro ongerept integqrrimo cqlebre beroemd cëlebqrrimo misero elendig misqrrimo salubre heilzaam salubqrrimo cqlere snel celgrrimo (celerisnimo) aspro wrang aspqrrimo (asprissimo). Misqrrimo wordt thans bijna nooit meer gebruikt; de andere slechts in enkele gevallen: nemico (vijand) acqrrimo, ladro (dief) celebqrrimo, magi- strato (rechter) integqrrimo, clima salubqrrimo. Eene andere manier om den superlatief te vormen, bestaat in het voorvoegen van arci- of stro-: arcirieco, arcibello, gtragrande. Verder drukken de Italianen door het herhalen van net bijvoegl. naamw. (en bijwoord) ook wel den superlatief uit, waarbij echter het begrip eenigszina gewijzigd wordt; b. v.: bel bello heel gemoedelijk, pian piano kalmpjes aan. Don Abbondio tornava bel bejlo dalla passeggiato verso casa. (Manzoni I prom^ssi Sposi.) Vertaling van het vergelijkend voegwoord dan. I. Dan wordt door di vertaald: 1°- Wanneer de vergrootende trap praedicatief wordt gebruikt, d. L: wanneer de hoofdzin gevolgd wordt door een vergelijkenden bijzin (zoo deze laatste onbreekt, wordt hij er toch bij verondersteld). In dat geval volgt op dan een zelfstandig naamw, met of zonder lidwoord of een voornaamw., en heeft de vergelijking plaats door een bijvoegl. naamw. (met essere): De zon is grooter dan de maam 11 sote $ piü grande della luna. Jij bent grooter dan ik tu set piü grande di me. Opmerking: Voor eigennamen en voor het woord uno kan men ook che gebruiken: Hij is welsprekender dan Cicero. Egli $ piü éloquente che Cicerone (of: di Cicerone). 76 Les 18. In het algemeen veronderstelt che het weglaten van een werkwoord: il sole g püt grande che (non $) la luna; di het weglaten van een zelfst. naamw.: il sole g piü grande (in confronto) (vergelijking) della luna. Men gebruikt verder che als de herhaling van di hinderlijk zou zijn voor het gehoor. Het is dus beter om te zeggen: * libri della eugine sono migliori che i libri dei cugini, dan dei libri dei cugini. II. Dan wordt door che vertaald: a) Wanneer de vergelijking plaats heeft door piü of meno zonder daaropvolgend bijvoegl. naamw.: Er is meer goud dan zilver v'$piü qro che argento. Soms wordt hier ook di gebruikt; b. v.: De luiheid verslijt meer dan de arbeid. La pigrizia consuma piü del lavoro (C). b) Wanneer men twee verschillende hoedanigheden van éene zelfstandigheid met elkaar vergelijkt en de eene in grooter mate aanwezig oordeelt dan de andere (in welk geval de comparatief ook in het Nederlandsch door meer moet worden gevormd), moet eveneens dan door che vertaald worden: Hij is meer gelukkig dan voorzichtig. Egli e' piü fortunato che prudente. c) Als de vergelijking plaats vindt tusschen twee werkwoorden wordt ook dan door che vertaald. In den bijzin komt echter in dat geval vóór het werkwoord de ontkenning non te staan: Jij spreekt meer dan jij denkt. Ta parli piü che non pensi. d) Heeft de vergelijking plaats tusschen twee of meer zelfst. naamw. of personen, echter niet door middel van een bijvoegl. naamw., maar door een werkwoord, dan is dan eveneens che: De broeder schrijft meer dan de neef. 11 frateilo scrive piü che il cugino. Soms gebruikt men hier ook wel di: Egli lavora piü di me. Hij werkt meer dan ik. c) Worden twee bijwoorden vergeleken, dan is dan altijd che: Ijl meglio gggi che domani. Beter vandaag dan morgen. Trappen van vergelijking. 77 Vertaling van het vergelijkende voegwoord als. Bij vergelijking in gelijken graad gebruikt men in het Nederlandsch als. Hierbij kunnen zich deze gevallen voor doen: 1°. De vergelijking heeft plaats tusschen twee verschillende begrippen of zaken. Men gebruikt dan in het Nederlandsen: even (zoo)... als. Men vertaalt het door cosl (sl) . . . come of tanto . . . quanto: Onze tuin is even mooi als de uwe. H ngstro giardino $ cósi bello come il vostro. Gij zijt even goed als geleerd. Voi siete tanto buqno quanto dqtto. NB. — cosl (sl) en tanto worden dikwijls weggelaten: II nqstro giardino $ bello come il vqstro. Voi sigte buqno quanto dgtto. 2e. De vergelijking heeft plaats tusschen verschillende eigenschappen van het zelfde voorwerp. (Nederlandsch: even [zoo] . . . als.) Dan zegt men (tanto) . . . quanto: Dat meisje is even onschuldig als mooi. Quella giovinetta $ (tanto) ingqnua quanto bella. 3e. Evenveel ... als is tanto (-a) — quanto (-a) (come). Tanto en quanto komen in dit geval in* geslacht en getal met het erbij behoorend zelfst. naamw. overeen: Ik heb evenveel boeken als gij. Hq tanti libri quanti (come) voi. 4e. (Juist) zoo ... als is tale . . . quale (pl. tali . . . quali): Ik geef u de boeken juist zoo terug, als ik ze ontvangen heb. Vi restituisco i libri tali quali li hq ricecuti. Woorden. integro of (eerlijk I infedele ontrouw integro \ ongerept terrestro van het land, laborioso vlijtig, arbeid- aardsch zaam j spesso \ ,.. ... cortese beleefd, hoffe- [ sovente i dlkwlJls lijk | di sqlito \ .... utile nuttig I ordinariamenteiëev,'oollilik largo breed la susina de pruim lungo lang il compositore de componist getrouw I Vaceto de azijn 78 Les 18. il pazzo de dwaas I il baco da seta de zijdeworm il savio de wijze la seta de zijde la natura de natuur la faccetida de zaak il clima_ het klimaat [ la birra het bier l'arte de kunst egli ciarla hij praat l'elefante de olifant (pl. ciarlano) il cammrtlo het kameel egli lavora hij werkt. l'insetto ' het insect (pl. lavorano). l'ape de bij Oefening 35. L'Eurgpa § piü piccola dell'Asia. La Germania ^ piü grande dell'Olanda. L'ape ed il baco da seta sono utilissimi insetti. II savio è piü felice del pazzo. Mia sorella § piü grande di me. Quella scatola è piü grossa di questa. % piü lunga che larga. Queste sale sono piü lunghe che larghe. Quella serva ciarla piü che non lavora. I palazzi dei duchi erano grandissimi e larghissimi. Era un ragazzo piccolo piccolo. L'elefante § il piü grande di tutti gli animali terrestri. II cavallo ^ piü beUo del camniello. Vgstra zia § piü laboriosa di ngstra fïglia. La citta di Venezia è piü beïïa della citta di Trieste. Mio zio era un uomo integro. % una pessima faccenda. Queste mele sono migliori di queste pere. Queste susine sono ottime. I metalli sono utilissimi agli UQmini. I mesi d'agosto e di lnglio sono caldissimi. L'uomo piü ricco non è sgmpre il piü felice. Mio fratello maggiore è partito per 1'Am^rica. Oefening 36. Deze wijn is slechter dan azijn. Die wijn is minder slecht. Mijnheer A. is een uiterst eerlijk man. December en Januari zijn de koudste maanden van het jaar. November is dikwijls zeer koud. De honden zijn het meest trouw van alle dieren. Marie is een zeer arm jong meisje. Je broer is beter dan je neef. Mozart en Rossini zijn zeer beroemde componisten. De natuur is dikwijls bevalliger dan de kunst. Het paleis van mijnheer den graaf is meer hoog dan breed. Dat huis is minder breed. Deze boeken zijn minder mooi dan die boeken. Het ijzer is een zeer nuttig metaal; het is nuttiger, dan het goud en het lood. Er zijn meer dwazen dan wijzen. Onze vriend werkt meer dan onze neef. De nuttigste insecten zijn de bij en de zijdeworm. De kinderen der armen zijn dikwijls gelukkiger dan de kinderen der rijken. Emilia is een heel mooi jong meisje; zij is mooier dan hare zuster Lucia. Mijn jongste broer woont te Parijs in een van de beste hotels. Ik heb evenveel ringen als mijne oudste zuster. Deze berg is zeer hoog, hooger dan alle andere Trappen van vergelijking. 79 bergen van dit land. De 21e Juni is de langste dag, de 21e December is de kortste dag van het jaar. Mijnheer Gostanzi is een zeer beleefd man, hij is beleefder dan zijn broer. De roos is de mooiste van alle bloemen. De wijzen werken meer dan zij praten. Spreekoefening. Signorina Maria, § Le.i mag- Sono maggiore, ma sono molto giore o minore di Suo fra- piü piccola di lui. tello? E ricco il suo vicino? Non è sl ricco come si dice (men zegt). Qual § il metallo piü utile? II ferro. Quali sono i metalli piü pc- II platino, 1'oro ed il piombo ( santi? sono i metalli piü pesanti. Che dite di questa birra? % cattivissima (pessima). Come ti-Qva questo vino? % Qttimo. Qual ^ il mese piü freddo I mesi di gennaio e di febbraio dell'anno? sono di solito i piü freddi. E quali sono i mesi piü caldi? I mesi di Inglio e d'agosto. ■Come trova la lingua italiana? Meno difficile della tedesca: Come paria egli la lingua ita- Paria benone, meglio di suo Jiana? fratello Alfonso. Leesoefening. Gli animali domestici. Sul tetto il gatto miagola, Presso la stalla 1'asino sull'nscio abbaia il cane, raglia, e il caval nitrisce, crocchian nei fossi 1'anatre tafani e mosche ronzano e gracidan le rane. ed il maial grugnisce. Mugghian le vacche, beteno I passerin garriscono sul prato gli agnellini la tortorella geme e le galline chigcciano e le colombe placide chiamando i lor pulcini. tnban dall'alto insieme. B. Malfatti. Tutt.i i bambini italiani sanno a memoria questa poesigla, che li diverte e da loro il desidQrio di conoscere meglio gli animali domestici, i loro usi e i loro eostumi. Cosï imparano che gli animali che mangiano erba si chiamano erbivori, e quelli che mangiano carne carnivori. — Nelle case, oltre il cane fedele che ci difende dai ladri e il gatto che ci libera dai tgpi, abbiamo anche gli uccelli gentili che ci rallegrano coi loro canti. Gli animali che vivono in compagnia dell'uomo si affezionano a lui e gli sono utilissimi: e lo servono e lo aintano nei sugi lavori. 80 Les 19. •gli animali mystici do¬ de huisdieren -gli animali do- de huisdieren erbiooro planteneter mystici camivoro vleescheter sapere weten il tgpo de muis « memqria van buiten difendere verdedigen dwertire vermaken il ladro de dief l'uso het gebruik affezionarsi a zich aan iemand il costume de gewoonte qualcuno wennen. Dialogo. Dite le voci di alcuni animali domestici. Perchè tutti i bambini italiani stndiano a memoria questa poesiola? Quali sono gli animali erblvori, quali i carnivori? Qual è 1'ufficio del cane, quale quello del gatto ? Quali altri animali stanno nelle ngstre case? Sono ntili gli animali domestici? Negentiende les. DiciannovesünaLezione. Regelmatige werkwoorden. Verbi regolari. De vervoeging der werkwoorden is tweeërlei: regelmatig en onregelmatig. Bij de regelmatige werkwoorden blijft de stamklinker steeds onveranderd. Naar den uitgang onderscheiden we bij de vervoeging in het Italiaansch drie klassen (coniugasioni). Er behooren tot de: Ie Conjugatie: de werkwoorden, die uitgaan op are; b. v. trovare vinden. IIe Conjugatie: de werkwoorden met den uitgang ere; a) zonder den klemtoon op ere; b. v. vendere verkoopen; b) met dem klemtoon op ere; b. v. tenere houden. LU6 Conjugatie: de werkwoorden met den uitgang 1/re; b. v. sentire voelen, hooren. I. Coniugazione. II. Coniugazione. III. Coniugazione. Infinito. Infinito. Infinito. A-mare. Vendere. Servire. (Stamklinker a.) (Stamklinker e.) (Stamklinker i.) affezionarsi a zich aan iemand Regelmatige werkwoorden. 81 Regelmatige uitgangen van de 3 conjugaties. Presente. Futuro. Condiz. Indic. Congiunt. e-, -e-, i- e-, e-, i- 0, o, o i, a, a —rg —rei 1, i, i i, a, a —rai —resti a, e, e i, a, a ^—ra —rebbe iamo iamo —remo —remmo ate, ete, ite iate —rete —reste ■ano, ono, ono ino, ano, ano —ranno —rebbero. Imperf. Passat. rem. Imperat. Ind. Cong. a-, e-, i- a-, e-, i- ai, ei, ii — — — —vo of a —ssi asti, esti, isti a, i, j^*^ —vi —ssi d è, l i, a, a —va —sse a- e- i- iamo —vamo —ssimo —mmo ate, ete, ite —vate —ste —ste ino ano, ano. —vano —ssero —rono Inf- Gerund. Part. pres. Part. pass. «V *• «-, e-, e- a-, e-, e- o-, w-, i- -re -ndo -nte -to. t.j Indicativo. /** Presente, io am-o ik bemin vendo ik verkoop tu . —» jij bemint —i jij verkoopt egli —a hij bemint — e hij verkoopt noi —iamo wij beminnen -^amo wij verkoopen voi —ate gij bemint -ete gij verkoopt essi amano zij beminnen. vendono zij verkoopen. serv-o ik dien —* jij dient —e hij dient —'iamo wij dienen —iêe fflj dient sexvono zij dienen. Imperfefto. am-ava (of -o) ik beminde vend-eva (-0) ik verkocht —avi jij beminde — evi jij verkocht —ava hij beminde —eva hij verkocht Ital. Gramm. v. HoU. r 82 Les 19. —avamo wij beminden —evamo wij verkochten —avate gij bemindet —evate gij verkocht — avano zij beminden. —ecano zij verkochten. serviva (of o) ik diende —ivi jij diende —iva hij diende —ivamo wij dienden —ivate gij diendet —ivano zij dienden. Passato remgto. amai ik beminde vendei (etti) ik verkocht —asti jij beminde —esti jij verkocht —f hij beminde —e' ($tte) hij verkocht —ammo wij beminden —emmo wij verkochten —aste gij bemindet —este gij "verkocht —arono zij beminden. —erono zij verkochten. servii ik diende — isfo' jij diende —I hij diende —immo wij dienden —iste gij diendet —irono zij dienden. Futwo (Sempliee). amerg' ik zal , venderg ik zal . —era* jij zult —era» jij zult ,.' , ^ ,. servito i_ j ( gediend. egli aveva } hij had J 8 Irapassato remgto. io ebbi amato, venduto, servito ik had bemind, verkocht, gediend. Futu.ro anteriore. io avrg amato, venduto, servito ik zal bemind, verkocht, gediend hebben. Uondizionale. Passato. io avrgi amato, venduto, servito ik zou bemind, verkocht, gediend hebben. Congiuntivo. Passato. ch' io abbia amato, venduto, servito dat ik bemind, verkocht, gediend hebbe. Trapassato. ch' io avessi amato, venduto, servito dat ik bemind, verkocht, gediend hadde. Opmerkingen. Men -ziet, dat de karakteristieke klinkers der uitgangen, de a, e, i, bewaard blijven in de imperfetto en de passato remgto dell' Indic.: amava, vendevo, servivo; amai, vendei, servii. De a van de 1" conjug. verandert in e in de futuro dell' Indic. en de presente del Condiz.: amerg, amerei. De e van de tweede conjng. verandert in u in het partieip. pass.: venduto. De l6 persoon enkelv. van de presente, imperfetto en futuro dell' Indic. eindigt op o (in de futuro krijgt die o den klemtoon). De 2" persoon enkelv. eindigt steeds op f (uitgezonderd de imperativ. van de 1° conjug. en de congiunt. van de 2" en 3e conjugatie, die op a eindigen). De le persoon meerv. eindigt steeds op -mo de 2" persoon meerv. steeds op -te. Esercizio di lettnra. La maestra di mio fratello. Quanta pazienza debbono (moeten) avere le maestre, con quei ragazzi della prima inferiore, tutti sdentati come vecchietti {van vecchio) che non pronnnziano 1'erre e 1'esse, e uno tosse, 1'altro fila sangue dal naso (bloed uit de neus), chi perde (verliest) gli zoccoli sotto il banco, e chi bek perchè s'§ punto (gestoken) con la penna; e che piange perchè ha comprato un quaderno n° 2, invece di n° 1. Ginquanta in una classe, che non san (in plaats van: sanno zij weten) nulla, con quei manini 86 Les 19. di burro, e dover insegnare a scrivere a tutti! Essi portano in tasca dei pezzi di regolizia, dei bottoni, dei turaccioli di boccetta, del mattone tritato, ogni specie di egse minnscole (nietige dingen), e bisogna che la maestra li frughi (de onderwijzeres moet hen nazoeken) ma nascondon (verbergen) gli oggetti fin nelle scarpe. E non stanno attenti (zij zijn niet oplettend): un moscone che entri per la finestra, mette tutti sottosopra (brengt ze allen overstuur) e 1'estate portano in iscuola dell'erba e dei maggiolini che volano in giro (in kringen rondvliegen) o cascano nei calamai e pol (vervolgens) rigano i quadgrni d'inchiostro. La maestra deve (moet) fare la mamma (moeder spelen) con (over) loro, aiutarli a vestirsi, fasciare le dita punte, raccattare i berretti che cascano, badare che non si scambino (verwisselen) i cappotti, se n fuggire terstond subito vlieden J een geweerschot «Ma schioppetterugkomen ritornare tata vertrekken partire 's namiddags dopo me??ovolgen seguire giorno dienen servire de aanwijzing il precetto uitgaan uscire het gereedschap lo strumento kleeden vestire de meester il padrone vergezellen accompagnare de ijver lo zelo liegen mentire de trouw la fedelta straffen punire de stelling la posizione de dienstbode la fantesca warm (bijw.) caldamente de smaak 1 j{ sa^e 1™e1dte 8ta;™0 I tl gusto slecht cattivo. onaangenaam sgradevole Oefening 39. Kookt het water? Het kookt nog niet, maar het zal terstond koken. (Het) gekookt water heeft eene onaangename smaak. Wie naait dat mooie hemd? Mijne zuster naait het (la voor het werkw.) en ik naai een half dozijn zakdoeken voor Papa. Hoe hebt gij geslapen? Niet te goed. Ik slaap niet goed, wanneer het zoo warm is (fa) als heden. Gij slaapt te veel. Teveel slapen is even ongezond als te veel eten. Ik mijd het gezelschap van dien man, omdat ik voel, dat hij niet van mij houdt. De uren vlieden en komen niet meer terug. Wanneer vertrekt gij? Ik vertrek om tien uur. Mijne zuster 1 Cucire houdt de i van den uitgang voor de a en de o; b. v. pres. ind.: io cueio, tu euci, egli euce, noi cuciamo, eglino cuciono, cong. che io cucia (cucisca). 90 Les 20. en mijne moeder zullen om 4 uur 'smiddags vertrekken. Als gij morgen vertrokt, zou ik met u vertrekken. Ik geloof niet, dat hij vandaag nog vertrekt. Volg mij (mi voor 't werkw.) mijnheer, ik zal de eer hebben u (la) te vergezellen. Luistert, was dat niet een geweerschot? Ik volg de aanwijzingen, die gij mij gegeven hebt. Hoort gij de muziek? De meid dient sedert (da) tien jaar in ons huis. Waartoe (A che cQsa) dienen deze gereedschappen? Indien hij zijn rneèster met ijver en trouw diende, zou hij eene aangenamere positie hebben. Kleedt u zich warmer. U is niet voldoende (abbastanza) gekleed. Hij kleedt ieder jaar de armen. Vandaag ben ik niet uitgegaan; ik was moe van de reis en heb 's middags een beetje geslapen; en het weer is ook te slecht. Terwyl wij ons vaderland dienen (gerund.) dienen wij ons zelf (noi stessi). Slaapwel, mijnheer. Twintigste les. Ventesima Lezione. Eigenaardigheden van e enige overigens regelmatige werkwoorden. Particolaritèt di alcuni vérbi re- 1. De werkwoorden op care, gare en score; b. v.: pagare betalen, mancare (ontbreken) en adescare (lokken), krijgen ter wille van de uitspraak, stéeds, wanneer op de c of g eene e of i volgt, na de twee genoemde medeklinkers eene h: pogo ik betaal manco ik ontbreek paghi jij betaalt manchi jij ontbreekt paga hij betaalt manca hij ontbreekt paghiamo wij betalen manchiamo wij ontbreken Fut. pagherq ik zal betalen mancherq ik zal ontbreken. 2. a) De werkwoorden op ciare, giare en sciare bij welke de i slechts schrijfteeken is, verliezen voor e en i die i; b. v.: mangiare eten dbbracciare omhelzen mangio ik eet abbraccio ik omhels mangi jij eet abbracci jij omhelst fut. mangerè ik zal eten fut. abbraccerq ik zal omhelzen. V) 'Wanneer bij de werkwoorden op chiare en gliare op de % van den stam eene andere i zou moeten volgen, laat men die i weg; b. v.: consigliare raden apparecchiare gereed maken consiglio apparecchio consigli apparecchi. Fut. pagherq ik zal betalen mancherq ik zal ontbreken. 2. a) De werkwoorden op ciare, giare en sciare bij welke de i slechts schrijfteeken is, verliezen voor e en i die i; b. v.: golari. Eigenaardigheden van eenige overigens regelm. werkw. 91 c) Dit is eveneens het geval bij de werkwoorden op iare, voorafgegaan door een anderen klinker; b. v.: annqiare vervelen io annoio tu annoi. De werkwoorden op iare, waarbij in den len persoon pres. dell' Indic. de klemtoon op de i valt, b. v.: spiare spieden, pres. io spio, hebben in den tweeden persoon twee i 's: tu spii. Verder io invio, tu invii. 3. Vele werkwoorden op ire hebben in den 1M, 2en en 3en persoon enkelvoud en in den 3eu persoon meervoud van de pres. dell' Indic. in plaats van de uitgangen o, i, e, ono deze: isco, isci, isce, iscono: finisco finiamo finisci finite finisce finiscono. Iets dergelijks heeft men in de pres. del congiunt. en in den imperativo: ch' io finisca che noi finiamo che tu finisca che voi finiate ch' egli finisca ch' eglino finiscano. Imp. finisci, finisca, finiscano. Sommige, b. v.: nutrire (voeden), hebben beide uitgangen. Men zegt: io nutro en io nutrisco, (zie verder les 34). Opmerkingen. 1. De 1" persoon enkelv. van de imperfetto met de uitgangen avo, evo en ivo wordt vooral in de omgangstaal en door oudere schrijvers gebruikt. 2. Ook valt in den len en meer nog in den 3en persoon enkelv. van de imperfetto dell' Indicat. (eva, iva) en in den 3en persoon meervoud (evano, ivano) de v weg; b. v.: egli, credea, essi nutriano. 3. Bij de werkwoorden van de 1" conjugatie wordt in de participio passato de uitgang ato dikwijls tot o verkort; b. v. privo in plaats van privato (beroofd). Carico in plaats van caricato (beladen). Deze vormen zijn echter thans voor 't grootste gedeelte zuiver bijvoegl. naamw. Voorloopig merke men nu reeds het volgende op omtrent de vertaling van het woordje men. In plaats daarvan gebruikt men nl. het werkwoord in den wederkeerenden vorm (verbo riflessivo): dus met si. Het 92 Les 20. werkwoord staat derhalve in het enkel- of meervoud, naarmate het zelfst. naamw. enkel- of meervoud is: Si vede una casa men ziet een huis. Si vedono delle case men ziet huizen. Come si pronunzia questa parola i Hoe spreekt men dit woord uit? Come si pronunziano queste parqle ? Hoe spreekt men deze woorden uit? Leesoefening. Un saputfllo. Un vescovo visitava la chiesuola del piü nmile villaggio della diocesi. Sopra 1'altarino d'una cappella pendeva un quadro originale dell'esimio pittore Michelangelo Buonascopa, il piü fecondo pennelleggiatore, che mai vivesse (come dimostrano le Qpere di lui sparse (verspreid) pel mondo) tanto che se n'§ fin voluto fare (dat men er ten slotte van heeft willen maken) un personaggio mitico, al quale vengono (worden) attribuite le fatiche di molti, un EJrcole en un Ome.ro della pittura. Monsignore si ferm a guardare il dipinto, che rappresentava il prese.pio. Vi vedeva la Vergine inginocchiata (geknield) innanzi al bambino, entrambo (beide) con le loro brave corone di rame indorate sul capo; e sopra c'gra la scritta: quem genuit adoravit. Monsignore guardava e lgsse (van leggere) la scritta, e ripet$ parecchie volte Ja frase ktina a bassa voce (zachtjes) machinalmente, come suole accadere (zooals gewoonlijk het geval is) pensando forse a tuft'altro. II segretario stimando per avventura (toevallig) che il padrone non avesse inteso quei latinetto e volendo fare (willende uithangen) il saputello, scappö fuori (kwam voor den dag) a (door te) dire con la massima prosopopea (gemaaktheid): gia (wel) Monsignore que' di Genova (die van Genua) 1'indorarono; chè qua, ed in tutta la provincia non si scavizzolerebbe (zou men niet kunnen opdiepen) un operaio capace di far bene di questi lavori. Bisogna ricorrer (men moet zijn toevlucht nemen) sempre a' forestieri, quando si vuqle un indoratura ammodo. II pqvero vescovo fece bocca da ridere (vertrok zijn mond tot een lach) e si astenne (onthield zich) per cristiana carita dal mortificare il prosuntuoso. Ma si persuase d'aver per segretario una gran bestia. Perö i diocesani n'eran gia persuasissimi (overtuigd) da un pezzo. (Vittgrio Imbriani nato a Napoli nel 1840 mgrto nel Pomigliano d'Arco, nel 1886). Woorden van het leesstukje. il vescovo de bisschop [ pendere hangen umile nederig esimio beroemd Eigenaardigheden van eenige overigens regelna. werkw. 93 fecondo vruchtbaar indorare vergulden pennelleggiatore schilder forse misschien dimostrare aantoonen stimare het ervoor müico fabelachtig houden attribuire toeschrijven inteso begrepen la fatica het werk il saputello de wijsneus la pittura de schilder- l'operaio de werkman kunst capace di in staat fermarsi blijven staan Vindoratufa het vergulden guardare beschouven ammqdo voortreffelijk il dipinto het schilder- la carita de liefdadigheid il pre^epio de kribbe [stuk mortificare vernederen la Vergine de Maagd il prosuntuoso de verwaande il Bambino het Kindeke persuadere overtuigen la corona de kroon la bestia beest, ezel rame koper • | da un pezzo sedert lang. Woorden. arrossire(-isco) blozen apparecchiare gereed maken capire (-isco) verstaan pagare betalen cercare zoeken annoiare vervelen favorire (-isco) begunstigen,de consigliare aanraden goedheid heb- spiare bespieden fiorire (-isco) bloeien [ben la coscienza het geweten preferire(-4sco) verkiezen il prQSsimo de naaste pregare verzoeken la voce de stem restituire(-isco) teruggeven ü cuqre het hart riverire (-isco) met hoogach- il sarto de kleermaker ting groeten l'umanita de menschheid ubbidire (-isco) gehoorzamen inutile onnoodig, nutfiniscila una houd eens op teloos volta tl pericolo het gevaar mancare ontbreken frattanto intusschen. abbracciare omhelzen Oefening 40. Verkies je dit potlood boven (a) die pen? Ik verkies de pen boven het potlood. Bespied niet de handelingen van je naaste. Deze leerlingen gehoorzamen niet. Het meisje bloosde. Ieder mensch mijdt het gevaar. Jij raadt je vriend niet goed. Vërkies je thee boven koffie of koffie boven thee? Gehoorzaam de stem van je hart. Hij (quelló), die de stem van zijn geweten gehoorzaamt, zal altijd gélukkig zijn. Wij zoeken de schoenen van Karei en den hoed van Frederik. Zoekt en gij guit vinden. Wij zouden zoeken, als wij eene kaars hadden. Ik begrijp dit boek niet. Begrijp je dit woord? Mijne lessen eindigen om vier uur. Als je niet ophoudt, zal ik uit de kamer gaan. Jij 94 Les 21. verveelt je vriend, houd eens op! Gij zult uwe pennen zoeken en gij zult ze (le) niet vinden. De menschheid bloeit als (come) eene bloem. De aloë bloeit iedere honderd jaar. Gehoorzaam! Ik zal niet gehoorzamen. Ik wensch, dat je gehoorzaamt. Waarom omhels je je moeder niet? Zult gij het middagmaal gereed maken ? Betaal je die boeken ? Ik zal den kleermaker betalen. Betaal den armen man toch (dunque). Ik zal niet nalaten (mancare), mijne plicht te doen (fare). Omhels je vader, mijn kind. Ik wü (vQglio), dat je je vader gehoorzaamt. Men spreekt Duitsch. Men spreekt verscheiden talen. Heb de goedheid (favorisca) dezen brief (te) lezen. Wij verzoeken u (la voor het werkwoord) onzen vader te (di) groeten. Ik zal spoedig de eer hebben, u te -zien (vederla) en intusschen groet ik u (la) met hoogachting. Quale di questi libri preferisci ? Quando fimsse oggi la scuoja? Pare (het schijnt) che tu ti annoi in questa societa? Favorisca dirmi dov'§ Fosteria dell'Aquila? Paghi tu la colazione? Apparecchierai la mensa pel pranzo? Restituisca 1'orolggio al suo amico! Non vugle far colazione (ontbijten) con Voi? Che mi consigli di fare? Quando pagherai il conto (de rekening) del sarto. Perchè non m'invii il mio abito ? Spreekoefening. Preferisco questo a quello. Fi'nira alle quattro. Nignte affatto (volstrekt niet), non mi annoio. Qui vicino dietro questa chiesa. Io pagherq la colazione, tu pagherai la cena. L'apparecchierg snbito. Gliel' (het hem) h> di cui wiens, wier, van wien, van wie, a cui aan wien, aan wie, 114 Les 24. De voornaamwoorden 115 che, cui dien, wien, die, wie, dat, wat, da cui van wien (wie). Opmerkingen. ii Ohei sluit zich nauwer aan dat, wat voorafgaat, aan, dan het hier verder nog te noemen il quale, en wordt ook meer gebruikt. 11 quale verbindt aan de voorafgaande gedachte eene nieuwe van hetzelfde gewicht, terwijl bij che die nieuwe gedachte van minder belang is. Daarom wordt dan ook voor il quale een komma gezet, voor che niet: La lettera che vi hg scritta, non $ arrivata. De brief, dien ik u geschreven heb, is niet aangekomen. Gli uqmini, i quali dubitano di tutto, sono infelici. De menschen, die aan alles twijfelen, zijn ongelukkig. 2. Che blijft, wat getal en geslacht betreft, onveranderd : " L'ugmo che lavora, la dgnna che cuce, i fratelli che studiano, quello che vogliamo. De man die werkt, de vrouw die naait, de broeders die studeeren, dat wat wij willen. Soms wordt na quello het betrekkelijk voornaamw. che weggelaten: Tu sai quello hai a fare je weet, wat je te doen hebt. 3. Heeft wat (hetgeen) of dit betrekking op een voorafgaanden zin (dus niet op éen enkel woord) dan vertaalt men het door il che: Mio padre mi richiama; il che mi qbbliga a partire. Mijn vader roept mij; dit verplicht mij (wat mij verplicht) te vertrekken. Over che als verkorte vorm van perchè, poichè enz. zie men de voegwoorden. 4. Cui wordt gewoonlijk van personen gebruikt, doch heeft geen nominatief. De voorzetsels di en a (maar niet da) blijven voor cui dikwijls weg; b. v.: il cui (in plaats van il di cui) amico wiens vriend. Enkelvoud. Masch. # Femtn. il quale welke la quale welke del quale welks, van welken della quale welker, van welke al quale aan welken alla quale aan welke il quale welken la quale welke dal quale van welken dalla quale van welke. 8* 16 Les 24. Meervond. * quali, le quali welke dei quali, delle quali welker, van welke ai quali, alle quali welken, aan welke i quali, le quali welke dai quali, dolle quali van welke enz. Opmerkingen. £ Quale staat soms in plaats van come: 11 presidente del consiglio, qual ministro dell'lnterno. De president van den raad, als minister van binnenlandsche zaken. 2. Tale quale, pl. tali quali, is: zooals: Tale quale mi vedete zooals gij mij- ziet. 3. Wordt quale herhaald, dan is het: de (het) een (of...) de (het) andere: Quale $ buqno, quale § cattivo. De een is goed, de ander is slecht. 4. In de poëzie vindt men dikwijls onde (van waar, waarvan) in plaats van di cui, del quale, da cui, enz. Que' begli qcchi ond' escono saette. (P.) Welke schoone oogen, waarvan pijlen uitgaan. Woorden. la guarigione de genezing I riportare behalen il pirqscafo de stoomboot guadagnare verdienen il male het kwaad | fertUiezare vruchtbaar il bagno het bad maken il possessore de bezitter j la ferrovia j il fiume de rivier | la strada fer-\ de spoorweg castigare straffen rata > VEgitto Egypte soggetto onderworpen il Nilo de Nijl la vedova de weduwe lontano ver i costumi de gewoonte aspettare verwachten na; 1 l'ammiraglio de admiraal. Oefening 47. II mio giardino § (tanto) grande quanto il tuo. Le Sue rgse sono bellissime, ma sono meno belle delle mie. I nQstri amici sono tanto (cosl) fedeli come i loro. Ecco i miei libri ed i suoj; dove sono i vgstri? $ dovere d'ogui padre di castigare i prgpri (eigen) figli, quando lo meritano. II giovinotto col quale siete arrivato la settimana scorsa, g partito questa notte. ü ragazzo, il cui padre § morto, dimora adesso da noi. I costumi dei popoli antichi erano molto differenli dai nostri. La De voornaamwoorden. 111 citta ha le sue attrattive, ma anche la campagna ha le proprie. II mercante che Ella ha veduto ieri in casa mia, e da cui abita il mio amico B., g partito Qggi per Parigi. Quest' ugmto g tale quale me 1'avete dipinto. L'imperatore d'Austria, qual re d'Ungheria, § possessore della corona di Santo Stefano. Oefening 48. Ik vind uw tuin zeer klein. Pardon (scusate) mijnheer, hij is niet kleiner dan de uwe; hij is even groot als die van mijn neef. Waar is je pen en waar is de mijne? Welke? Die, welke ik je vanmorgen gegeven (data) heb. De Fransche generaal, die deze overwinning heeft behaald, heet Massena. De baden, waarvan (da) hij zijne genezing verwacht, zijn zeer ver van hier. Het diner, waartoe ik was uitgenoodigd, is mij slecht bekomen (mi ha fatto male). Gij hebt alles verloren, wat gij gewonnen hebt. Ik zal doen (faro) wat ik beloofd (promesso) heb. De rivier, waarvan de wateren Egypte vruchtbaar maken, heet de Nijl. Het is een kwaad, waaraan ik onderworpen ben. Welke hoed is dat? Het is de uwe of die van uw vriend. Hij is van uw vriend. Mijne zuster, de uwe en de hare zijn alle drie aangekomen met het spoor. De bezitters (proprietari) van de hotels, waarin wij geweest zijn, waren Duitschers. De dame, bij wie ik woon, is de weduwe van een officier. Mejuffrouw Bianchi, over (di) wie men zooveel in de dagbladen spreekt, zal binnenkort (fra pqco) in onzen schouwburg zingen. Spreekoefening. Trgva il mio giardino piü Al contrario (in tegendeel); lo grande del Suo? trgvo piü piccolo del mio. Quanto ha pagato pei miei libri ? Pei Suoi bo pagato quindici lire. Avete incontrato le vgstre so- Abbiamo incontrato le nostre relle? e le vgstre. Chi \ il proprietario di questa Quei signore, con bui abbiamo casa? parlato pgco tempo fa. Dove si trovano i bagni dei Nella Sei va Nera (Schtcarz- quali parlate? wald). Come si chiama quei frame Arno (1'Arno). sulle cui sponde sorge (zich verheft) Firenze? Ecco due piroscafi; con quale Partiremo col piü grande, che partiremo? § anche il piü comodo. Hai trovato ancora tutte le tue Le hg trovate tutte, e tali carte? quali le avevo lasciate. Llö Leesoefening. Le Rondini se ne vanno (gaan heen). II giardino non aveva piü le sue miriadi di grappoli turchinicci. Non aveva piü la sua delicata selva di fiori nè il suo profumo armonioso come una mnsica, nè il suo riso aperto (open), nè il clamore delle sue rondini. Non altro aveva di lieto che le voci delle mie due bambine. Molte rondine erano partite, altre partivano. Eravamo giunti (aangekomen) in tempo per salutare 1'ultimo stormo. Tutti i nidi erano abbandonati, vacui, esanimi. Qualcuna era infranto, e sugli avanzi della creta tremolava qualche piuma esile. L'ultimo stormo adunato sul tetto, lungo le gronde, e aspèttava ancora qualche compagna dispersa (verspreid). Le migratrici Stavano (van stare) in fila sull'orlo del canale, talune rivolte col becco, altre col dorso, per modo che (zoodat) le piccole code forcute e i piccoli petti candidi si alternavano. E cosl aspettando, gittavano neU'aria calma i richiami. E di tratto in tratto (langzamerhand), a due, a tre, giungevano (kwamen aan) le compagne in ritardo. E s'approssimava 1'ora della dipartita. I richiami cessavano. Un occhiata di sole languida scendeva (viel neer) sulla casa chiusa (gesloten), sui nidi deserti (verlaten). Nulla era piü triste di quelli esili piume mgrte che qua. e la (hier en daar), trattenute (tegengehouden) dalla creta, tremolavano. (Gdbriele d'Annunzio, nato a Peseara provincia di Chieti nel 1863). Woorden. la rondine de zwaluw I la creta de leem il grappolo het trosje I tremolare trillen, heen en turchiniccio donkerblauw weer zweven la selva het bosch la piuma het veertje il profumo de welriekend- ] esüe teer, dun heid adunare verzamelen, ver- ïl riso de lach gaderen il clamore de luidruchtig- la gronda de dakgoot lieto vroolijk [heid le migratici de landver- la voce de stem huizers 10 stormo de vlucht \ Vorlo de rand 11 nido het nest rivolto gedraaid abbandonare verlaten il dorso de rug vacuo ledig i la coda de staart esanime ontzield, leven- | forcuto gevorkt loos I il petto de borst infranto intusschen candido wit l'avanzo de hoop, het gittare werpen overblijfsel (gettare) De voornaamwoorden. 119 il richiamo het lokgeroep | approssimarsi naderen in ritardo te laat I languido kwijnend, mat. Vijf en twintigste les. Venticinqnesima Lezione. Onbepaalde voornaamwoorden. Pronomi indefiniti. Vele vau deze woorden noemden we reeds als onbepaalde bijvoeglijke voornaamw. Zij onderscheiden zich echter daarvan door de afwezigheid van het zelfst. naamw.: —altri (mann. enkelv.) een ander (beter: un altró) — altrui van een ander, van anderen —niente \ ■ . } niets —nutla f l'uno, gli uni, l'una, le une de een (-e), de eenen l'altro, gli altri, l'altra, le altre de ander (-e), de anderen l'un Valtro, gli uni gli altri \ ^& jer l'una l'altra, le une le altre ( l'un e l'altro \ , •. i> 71 7. 1 beide l una e l altra f ciascuno \ • . • , , , > ieder, iedereen ciascheduno f nessuno, niuno \ • _ . ' > niemand veruno I al quanto iets diversi \ . . t verscnülende differentt f parecchi \ y^^^^p meerdere pareccme \ < un tale \ ■ , . , > zoo iemand cotale \ tutto, tutta geheel, pl. tutti, tutte alle altro (mann. enkelv.) iets anders desso, dessa (met essere, parere, sembrare) de (het) zelfde ognuno, ognuna een ieder —chiunque, qualunque — chicchessia | —chicche si voqlia ■ , ,. , . .* } wie ook —chi che si sta —chi si vqglia I qualcuno, -a \ , e . . 1 , , y } de een ot ander, iemand qualcheduno, -a \ ' 120 Les 25. certuno, ra een zekere taluno iemand, menigeen qualcqsa \ jetg qualche cqsa f De woorden voorafgegaan door — zijn onveranderlijk. Opmerkingen. 1. Evenals questi en quegli (zie les 23) staat ook altri als mannelijk enkelvoud in den nominatief zonder zelfst. naamw. Altri . . . Altri is in dit geval: de een ... de ander: Altri $ buqno, altri § cattivo. De een is goed, de andere is slecht. In plaats daarvan gebruikt men ook chi . . . chi, qual . . . qual of questi . . . quegli: Chi $ dqtto, chi $ ignorante. De een is verstandig, de ander is onwetend. 2. Altrui heeft geen nominatief (is dus nooit onderwerp van een zin): Gen. d''altrui. Dat. ad altrui. Abl. da altrui. Dikwijls laat men de voorzetsels di en a weg: Ciq (quei) che chi deoe altrui. Dat, wat men anderen verschuldigd is. 3. Certuno is un certo en krijgt dus nooit het lidwoord der eenheid. 4. Nulla (evenals niente) krijgt soms het lidwoord voor zich en is dan eigenlijk een zelfst. naamw.: Vergogna e dovere sono un nulla per lui. (M.) Schaamte en plicht zijn een niets voor hem (hebben geen waarde voor hem). Woorden. Vincendio de brand I allegro vroolijk il birbante de schurk j aver ragione gelijk hebben la gente de lieden (men- | aver tqrto ongelijk hebben schen, het volk) il difgtto het gebrek il conto de rekening dunque dus la gélosia de ijverzucht fare doen la sqrte het lot (noodlot) castigare straffen la rqba het goed, de prqprio eigen zaken I occupato bezig De voornaam woordei 191 operare werken § peccato het is jammer ballare dansen proteggere beschermen odiare haten accettare aannemen n(u)ocere schaden aiutare helpen biasimare laken | rubare berooven rassomigliare gelijken conoscere kennen guastare bederven conosco ik ken guasto bedorven | conosciuto gekend. Oefening 49. I due fratelli si rassomigliano (1'uno all' altro). Ciascuno ha i sugi difgtti. Non biasimate i lavori degli altri. Nou v'§ che il vero filosofe che accgtti tutto con calma. Non fare ad altri, quei che non vuoi che altri faccia (doe) a te. Non rubare la roba altrui. (Gij zult niet stelen). Ieri fummo invitati in casa della signora Romani; alouni hanno ballato, altri hanno suonato, tutti erano allegri. Ciascuno vugle aver ragione, nessuno vugle aver torto. Taluni credono che il mondo finira presto. Se conoscessi qualcuno in questa citta, ci resterei alcuni giorni, ma non conosco nessuno. Avete mangiato qualche cgsa? Non hg mangiato nignte. Che cgsa desidera? Nulla. Chiunque non ubbidisce, sara castigato. Questi amici si amano di cuore e si aintano gli uni gli altri. y Questa povera ggnte ha perduto tutto in un incendio. Ciascuno epera secondo i sugi principii e le sue prgprie opinioni. Chicchessia vi protggga, non temo di dirvi che sigte un birbante, Chi q stato qui? % stato qui uno per pagare un conto. Chiunque desidera parlare con me, venga a casa mia a me^zogiorno. Oefening 50. Wie mij ook roept (cong.), zegt, dat ik bezig ben. Spreek geen kwaad van anderen. Kent gij deze personen? Ik ken ze niet allen, maar ik ken er verscheiden van. Niemand is zonder gebrek. Leen mij een van uwe pennen, de mijne zijn bedorven. Alle menschen zijn broeders: zij moeten (devono) elkander helpen. Zijn de menschen dan op de aarde om elkaar te haten en elkaar te schaden. Bemint elkander. Op (in) deze wereld is de eene rijk, de andere arm en niemand is tevreden met (di) zijn lot. (De) ware vrienden helpen elkander. Velen laken uit (per) ijverzucht de werken van anderen. Het is jammer, dat gij elkander niet helpt (cong).; gij zult alles verliezen. Ik groet allen van harte. Spreekoefening. Chi ha detto ci§? Tutti lo hanno detto. Quale di queste ragazze vugl Ciascuna la vugle. questa carta? 122 Les 25. Hai veduto qualcheduno in No, non ci hq veduto nessuno. questo giardino? Ghe cosa c'q di nuovo? Non sq nulla. G'q qualcuno che conosce Nq, nessuno la conosce. questa gente? Di che cosa avete parlato in Gi siamo confidate le nostre tutta la sera? pene. Come ha passato la sera? Benone. Gon chi ha parlato? Con nessuno. f£ venuto qualcuno in casa Si q venuto stato) qui uno nostra? che voleva parlar teco. Ha incontrato qualcheduno? Nq, non hq incontrato nessuno. Leesoefening. Venqzia. La fantasia per quanto ferace (vruchtbaar) in un artista, non puq neanche in müiesima parte immaginare 1'impressione che fa Venezia. Io 1'assomiglio (vergelijken) ad un sogno (droom), perchè sogno q trovarcisi senza saper come, giacchè la strada ferrata vi conduce fin dentro, e cosl dalla stazione si passa alle gondole che sono una poesia, e quindi (dan) nel Canal Grande, dove si ossejvano i piü antichi e rinomati (beroemd) palazzi veneziani. II soave movimento della gondola, la laguna, gli effetti sorprendenti di luce sui palazzi incantevoli (tooverachtig) che si riflettono (weerkaatsen) neU'acqua . . ., q tal cgsa da non potersi, non dico descrivere, ma immaginare. Chi vi potra mai dire 1'impressione che si riceve allorchè si vede per la prima volta la Piazza San Marco? L'antica basilica, ricca, ricchissima d'intagli (snijwerk), statue, musaici, colonne, bronzi e vetri (glazen) colorati, il sorprendentlssimo Palazzo Ducale, la Torre deU'Orologie, le antiche e le nuove Procuratie, il Campanile, la Loggetta, il mare; . . . e se a tutto questo aggiungete un'infinita (groote menigte) di ggnte, mnsica continuata, maga??ini, caffè, orefici (goudsmeden), librai, messi con lusso straordinario, se ripgto, tutto questo si osserva a un tratto (in éen oogenblik), in un colpo d'Qechio, io credo che si possa esclamare: rjccomi in Paradiso . . . In generale qui regna il bugn umore, e la sera Venezia intera si riunisce in Piazza San Marco, la quale è illuminata come una galleria, un teatro. Si passe.ggia, si suona, si canta, si fuma, si prejidono gelati (ijs), si osse.rvano i maravigliosi efhjtti di luce che da la luna a quelle magnifiche architetture, l'uomo si s§nte trasportato in un altro mondo. Bernardo Celentano. Lijdende werkwoorden. 123 Dialogo. Puo la fantasia anche piü ferace immaginare Venezia? Perchè Venezia puö essere paragonata (vergelijken) ad un sogno? Che cosa si osserva lungo il Canal Grande? Che effetto fanno il movimento della gondola, la luna sui palazzi della laguna? Quali sono i piü splendidi monumenti? Di che § ricca la basilica di S. Marco ? Che cosa si dgve agginngere alla vista di tali monumenti? Dove si rlunisce tutta Venezia la sera? Che cosa si fa in Piazza S. Marco ? Zes en twintigste les. Ventesima sesta Lezione. Lijdende werkwoorden. Verbi passivi. De Italianen vormen hun lijdend werkwoord, door het hulpwerkwoord essere te plaatsen voor het partictpio passato, b. v.: lodare (prijzen), qssere lodato (geprezen worden). Daarbij wordt het verleden deelwoord steeds als bijvoeglijk naamwoord beschouwd en komt dus in geslacht en getal met het onderwerp overeen. Een man zegt dus: sono lodato, meerv.: siamo lodati. Eene vrouw zegt: sono lodata, meerv.: siamo lodate. In plaats van met essere wordt de lijdende vorm ook wel gemaakt met venire (over de vormen met rimanere, andare, stare, zie men deel 2, les 19). Voorloopig jzij opgemerkt, dat venire slechts voor de vorming van het passief in de enkelvoudige tijden kan gebruikt worden en nooit in de samengestelde: Viene preso hij wordt gevangen, maar niet: j$ venuto preso, doch slechts: ^ stato preso. Het onderscheid tusschen essere en venire is, dat venire het gebeuren op het oogenblik uitdrukt, terwijl qssere meer de voleindiging der handeling te kennen geeft. Venire (eigenlijk divenire) is ons: worden. L'uscio f chiuso de deur is gesloten. L'uscio vien chiuso de deur wordt (juist) gesloten. Mi $ detto mij is gezegd (ik weet het reeds). Mi vien detto mij wordt gezegd (op dit oogenblik). 124 Les 26. Voorbeeld. T empi semplici. Infinito. Essere lodato of venir1 lodato, -a; pl. -i, -e geprezen worden. Indicativo. Presente. lo sono (io vengo) lodato, -a ik word geprezen. Ta sei (tu vieni) lodato, -a jij wordt geprezen. Egli $ (egli viene) lodato hij wordt geprezen. Èlla $ (ella vi$ne) lodata zij wordt geprezen. noi siamo (noi veniamo) lodati, -e wij worden geprezen. Imperfetto. Io ero (venivo) lodato, -a ik werd geprezen. Passaio remgto. lo fui (venni) lodato, -a ik werd geprezen. Futuro. Io sarty (verrg) lodato, -a ik zal geprezen worden. Condieiondle. Presente. lo sarei (verrei) lodato, -a ik zou geprezen worden. Imper ativo. Sii lodato, -a word geprezen. Sia lodato, -a wordt geprezen (beleefde vorm enkelv.). Siamo lodati, -e laat ons geprezen worden. Siate lodati, -e wordt geprezen. Siamo lodati, -e wordt geprezen (bel. vorm, meerv.). Congiuntivo. Presente. Ch' io sia (venga) lodato, -a dat ik geprezen worde. Imperfetto. Ch' io fossi (venissi) lodato, -a dat ik geprezen werde. Participio passato. Stato, -a, -i, -e, lodato, -«, -i, -e geprezen geworden. 1 Zie venire les 36. Lijdende werkwoorden. 125 Gerundio. tio \ Essendo tu daar, omdat ik, jij, hij, zij, o < egh \ lodato, -a u geprezen word. venendo ella I \ Ella ) [ noi \ Essendo voi daar, omdat wij, gij, zij, o l essi \ lodati, -e geprezen worden (u venendo esse geprezen wordt). \ loro i Tempi composti. Infinito passato. • J§ssere stato, -a, -i, -e; lodato, -a, -i, -e geprezen geworden zijn. Indicahvo. Passato prossimo. lo sono stato (-a) lodato (-a) ik ben geprezen geworden. Trapassato prossimo. lo era stato (-a) lodato (-a) ik was geprezen geworden. Trapassato remgto. Io fui stato (-a) lodato (-a) ik was geprezen geworden. Futuro compgsto. Io sarg stato (-a) lodato (-a) ik zal geprezen geworden zijn. Condisionale. Passato. Io sarei stato (-a) lodato ( a) ik zou geprezen geworden zijn. Congiuntivo. Passato. Ch' io sia stato (-a) lodato (-a) dat ik geprezen geworden zij. Trapassato. Ch' io fossi stato (-a) lodato (-a) dat ik geprezen geworden ware. Gerundio. Essendo io (tu, ecc.) stato (-a) lodato (-a) daar, omdat ik (jij enz.) geprezen geworden ben. Essendo noi (voi, ecc.) stati (-e) lodati (-e) daar, omdat wij (gij) geprezen geworden zijn. Het Nederlandsehe men. 1. Een voornaamwoord, dat met ons men overeenkomt, bestaat niet in bet Italiaansch. Om het 126 Les 26. te vertalen, moet men het bedrijvende werkwoord, dat bij men staat, overbrengen in den lijdenden of wederkeerenden vorm: De zin: Men ziet dit huis, worde dus vertaald, alsof er stond: dit huis wordt gezien, of: dit huis ziet zich. Dus: questa casa $ veduta questa casa si vede. Deze laatste vorm wordt het meest gebruikt. Men plaatst echter bij voorkeur ai voorop: Si vede questa casa enz. Het meervoud is: queste case sono vedute, queste case si vedono, of liever: si vedono queste case. Voor deze vertaling is het natuurlijk beslist noodig, dat het werkwoord overgankelijk is en een onmiddellijk voorwerp bij zich heeft, dat onderwerp kan worden. Indien de wederkeerende vorm aanleiding zou kunnen geven tot dubbelzinnigheid, gebruikt men steeds den lij denden vorm: Men houdt van kinderen, vertale men steeds door: i figli sono amati, daar: si amano i figli beteek ent: de kinderen houden van elkaar. 2. De constructie met si kan ook onpersoonlijk zijn (zoowel bij overgankelijke als bij onovergankelijke werkwoorden). Bij de onovergankelijke werkwoorden is er een voorwerp of is er géén voorwerp, zooals in de zinnen: men zingt, men speelt, men zegt. Deze vormen worden daardoor verklaard, dat men het oorspronkelijke het (egli) als onderwerp aanneemt: Het zingt zich, enz. In dit geval staat het werkwoord in het enkelvoud: men zingt: si canta, men speelt: si giugca, men zegt: si dice.1 Volgt er een voorwerp, zooals in: Men zong eenige stukken, men speelde verscheiden partijen, men zeide onaangename waarheden. 1 Toch ziet men soms bij het werkwoord in het enkelvoud het zelfst. of bijvoegl. naamw. in het meervoud staan; b. v.: Quando si $ costretti (Cantü) wanneer men gedwongen is. Si diede nugve pgco consolanti (d'Azeglio). Er waren weinig troostvolle berichten. Lijdende werkwoorden. 127 dan houdt de constructie op onpersoonlijk te zijn, en moet men zeggen: Si canlavano alcuni pgzzi, si giocavano diverse partite, si dicevano verith sgradevoli. De leerling vermijde echter voorloopig dergelijke constructie. Iets dergelijks beeft men ook in het Fransch: II vint des Francais (Ségur) er kwamen Franschen. De Italianen trachten soms men te vervangen door verkeerdelijk lo als nominatief te gebruiken. Zoo boort men soms: lo si dice of se lo dice: men zegt het, wat eigenlijk beteekent: hij of zij zegt het tegen zich zelf. Deze zinnen zijn echter feitelijk dialect, maar worden toch in de meest beschaafde kringen gebruikt. Lo wordt b. v. ook als nominatief gebruikt in dezen Venetiaanschen zin (Ooldmi, Famigli dell' Antiq. Att. 1 Sc. 19): Vgstro mario come ve tratelo - come vgstro marito vi tratta egli. Bovendien wordt het oor misleid door de schijnbare overeenkomst van lo en la (voor ella), dat dikwijls, en terecht, als nominatief wordt gebruikt, b. v.: la (cgsa) g cos\ de zaak is zoo, la s'intende dat spreekt van zelf. 3. Wanneer men staat bij een wederkeerend werkwoord (zie les 27), b. v.: men vergist zich; dan moet een passende nominatief gezocht worden. Dergelijke nominatieven zijn: dlcuno, noi, uno, voi, l'ugmo1 b. v.: uno (l'ugmo) s'inganna, c'inganniamo, v'ingannate, enz. Natuurlijk zou si s'inganna geheel verkeerd zijn, omdat en dan twee accusatieven zouden zijn zonder nominatief. Eveneens zou eene verandering van den bedrijvenden in den lijdenden vorm niet kunnen plaats vinden: Si $ ingannaVo beteekent: Hij heeft zich vergist, en niet: Men vergist zich. Het moderne spraakgebruik heeft den vorm: ci s'inganna. 4. Met het reflexieve si kunnen ook de datieven van de persoonlijke werkwoorden verbonden worden: Mi si dice men zegt mij. Le si crede men gelooft haar. Staat echter het persoonlijk voornaamwoord in den accusatief, dan gebruikt men liever den passieven vorm: Men kent hem egli g conosciuto. Men heeft ons herkend siamo stati riconosciuii. Eene andere wijze van uitdrukken, die echter slechts in bepaalde gevallen kan gebruikt worden, is, 128 Lee zb. dat men het werkwoord plaatst in den derden persoon meervoud, zonder onderwerp (het onderwerp is in die gevallen zoo iets als: gli uqmini, gli amici, i politici, enz.). Men zegt dicono. Men vertelt mij mi raccontano. Men heeft ons herkend ci hanno riconosciuti. Staat ne (daarvan, enz.) bij si, dan komt si gewoonlijk het eerst en verandert in se: Se ne paria men spreekt daarvan. Onovergangelijke werkwoorden. Zij geven eene werking aan, welke niet door eene zelfstandigheid wordt ondergaan, als: andare (gaan), cadere (vallen). Vele ervan vormen de samengestelde tijden met qssere, waardoor zij op passieve werkwoorden gelijken, b. v.; sono andato, $ arrivato. Andere daarentegen vormen de samengestelde tijden met avere, b. v.: voi avete dormito (geslapen) ella avra tremato (gesidderd) hg viaggiato (gereisd). In het algemeen worden de onovergankelijke werkwoorden met qssere vervoegd, als het partidpio passato ervan, als bijvoeglijk naamw. bij een zelfst. naamw. kan staan; b. v:: era mgrto hij was gestorven, g caduto hij is gevallen (l'uomo mgrto, l'angelo caduto). Daarentegen: abbiatno dormito, avete sospi/rato. Verdere bijzonderheden vindt men in het tweede deel. Woorden. il hallo hel bal I al contrario in tegendeel il professore de professor j senza dubbio zonder twijfel Vospedale het hospitaal ümalandrino de struikroover «7 medico de dokter | l'adulatore de vleier la malattia de ziekte ammirare bewonderen la cura de behandeling ferire (-isco) verwonden la consul- I het spreekuur : guarire (-isco) genezen tazione \ het consult disprezzare laken la nebbia de nevel dbbattere neerhalen la legge de wet I ingannare vergissen Varmadio de kast j riedificare herbouwen denso dicht maltrattare mishandelen virtuoso deugdzaam i distrutto verwoest attento oplettend | offeso beleedigd ü mezzo het middel j tglto afgenomen la scienza de wetenschap corretto verbeterd l'istituto het instituut | ucciso gedood Lijdende werkwoorden. 129 disubbidire ongehoorzaam | assalire aanvallen zijn demolire afbreken lodare prijzen rieompensare beloonen avere cura oppassen punire straffen. curare behandelen Oefening 51. Mio flglio q amato e lodato da tutti i sugi maestri, perchè q studioso e attgnto. Gustavo Adglfo, re di Svezia, fu ucciso alla battaglia di Liitzen. Mozart, celebre compositore tedesco, mori molto giovine nella citta di Vignna. Se sarete virtuosi, sarete amati e slimati da tutti. Abbiate cura che le leggi siano osservate puntualmente. Chiunque disubbidisce, verra punito. Di che si q parlato? Della nugva ferrovia. II soldato che è stato ferito, è_ mgrto. La casa che q stata abbattuta, sa ra riedificata. Quei povero cane g maltrattato dal suo padrone. Igri fui assalito da un malandrino; danaro, orolggio, catena, tutto mi fu tglto. Questi signori sono arrivati da Firenze. Si leggono questi libri? Quando i ngstri tgmi saranno finiti, verranno corrgtti dal ngstro professore. Sono stato invitato al ballo; anche mia sorglla sargbbe stata invitata, se non fosse ammalata. 5 chiusa la pgrta? Ng, vign chiusa ma adgsso dal < servitore. S'inganna, chi crede che gli ugmini dicano sgmpre la verita. Dalle mie finestre si vedono due chigse. Non si vede il campanile della chigsa: la nebbia è trgppo dgnsa. Mi dicono che non eravate a casa. Dicono che avremo la gugrra. II medico cura le malattie e cerca di guarirle coi mezzi che la scignza gli da. Andiamo alla consultazione del medico all'ospedale. Oefening 52. Men heeft mij gezegd, dat uw broeder ziek was. Ik word door mijne ouders bemind. Zal men dat slechte huis niet afbreken? In dat instituut staat men om 6 uur op. Wie heeft u mishandeld? Wij zijn mishandeld geworden door onzen kapitein. In het laatste gevecht zijn 25 soldaten gedood en 200 zijn gewond (geworden). Is de kapitein ook gewond (geworden)? Ik geloof van neen (di ng). Men zegt, dat de koning van Italië naar Turijn zal vertrekken. Men heeft vele brieven in die kast gevonden. De soldaten werden door den koning beloond. Men gelooft gemakkelijk, wat men hoopt. Die schilderijen zullen bewonderd worden, maar men zal niemand vinden, die ze koopt (cong.). De vleiers worden niet geacht, zij worden integendeel door iedereen gelaakt. Gelooft men, dat ik zal gehoorzamen? Zijt gij beleedigd geworden? Heeft men u uw geld gegeven? Neen, men heeft het mij nog niet gegeven. De reiziger zou zonder twijfel aangevallen geworden 130 Les 26. zijn, als bij alleen was geweest. De kinderen hebben lang (molto tempo) geslapen. Zijt gij gevallen, mijnheer? Er zijn boeken, die men nooit leest. De „Verloofden" van Manzoni (I promessi sposi del) is een uitstekende roman, die men altijd met genoegen lezen zal. Spreekoefeiiing. Siete amati dai VQstri maestri? Siamo amati da tutti. Siete stati sgridati (beknord) Siamo stati lodati. dai VQstri maestri? Da chi fu distrutta la citta di Da Frederico Barbarossa. Milano? . , Sei invitato a pranzo dal sig- Sl, ma non sq se ci andro. nor Garlo? Cosa si § trovato nell'armadio ? Oggetti di molto valore. Fu sanguinosa la battaglia di Fu sanguinosissima; molü Sedan? soldati ed ufficiali vi furono uccisi e feriti. Ghe cosa si vede cola? Si vedono molti cavalli. Che cosa si dice in citta? Ghe la Regina guarira. Da chi fu assassinato il presi- Fu assassbato da Gaseno. dente Garnot? Quale fu la sorte di Napo- Venne bandito (hij werd verleone III? &awne»,!dallaFrancianell87(). Tutti evitano questi negozianti. Sono conosciuti come gente Sapete perchè? di poca onesta. Leesoefeiiing. Le Alpi. «Le nostre Alpi vincono (gaan te boven) in bellezza e in maesta tutte le altre montagne. Le Cordigliere e lTmalaia passano, § vero, di molte centinaia di metri le nrjstre cime (toppen) piü alte; ma si innalzano (verheffen) sovra pgggi (hoogten) altissimi; restano invislbili alle pianure circostanti (omringend); non apparlscono grandi e sublimi come il Monte Bianco, come il RQsa, come il Gervino, come tanti altri picchi, che nella catena delle Alpi sorgono verso il cielo in vista delle pianure e dei colli. Giustamente fu detto che nei colossi deu'America e dell'India q piü grandioso il piedestallo, nei colQssi d'Italia la statua. Alla maesta della mole (groote omvang) le Alpi aggiungono le varieta (verscheidenheid) fantastiche delle forme; spingono verso le nuvole guglie (zuilen) acute come quelle del Monviso, torrioni (torens) isolati come quello del Gervino, dorsi (bergruggen) che si succedono e s'innalzano come onde (golven) in tempesta, immense piramidi di ghiaccio, rupi (klippen) merlate (getand), creste (toppen) capricciose che le nevi ornano A', corti Slrmna) H'arsmnto. Wederkeerende werkwoorden. 131 Quando si giunge su alcuna delle cime piü alte, il fascino (betoovering) alpino si rivela piü irresistibile. L'impressione § tanto piü bglla quanto la vetta (top) q piü isolata. Dalla punta del Gervino, quando il cielo q sereno, si scorge un mondo di piccbi, di ghiacciai (gletsers), di burroni (afgronden), di creste ... Al mattino, di mano in mano che la luce deÜ'aurgra rischiara le üjnebre, quelle teste nevose s'alzona come fantasmi. Effetti ugualmente maravigliosi produce il vento, quando d'improwiso, dfqua, di la, scaccia le nebbie fosche (donker) dietro alle quali s'appiattano (zich verbergen) picchi invislbili. Che ardenti passioni accesero sempre queste cime negli amici delle grandi scène della natura! Sono il ritrovo (verzamelplaats) dei piü audaci e dei piü nobili cugri del mondo 1 . . . Dialogo. Paoh Upy- Sono belle e maestose le ngstre Alpi in confronto alle altre montagne? Le Cordigliere e lTmalaia le passano in altezza? Dove si innalzano queste? Come appariscono? Che cgsa fu detto giustamente a questo propgsito? Ghe cgsa agginngono le Alpi alla maesta della mgle? Ghe forme spingono verso il ciglo? Che cgsa si prgva al giungere su alcuna delle cime? Dalla punta del C er vino che cgsa si vede? Ghe effgtti produce il vento? Destarono passioni queste cime? Chi vi si rgca? Zeven en twintigste les. Ventisettesima Lezione. Wederkeerende werkwoorden. Verbi riflessivi. Wanneer het voorwerp dezelfde zelfstandigheid is als het onderwerp, noemt men het werkwoord wederkeerend. Het voorwerp is dan een persoonlijk voornaamw. van den eersten of tweeden persoon, enkelof meervoud, of het is voor den derden persoou enkelen meervoud zich, b. v.: io mi raüegro ik verheug mij. In tegenstelling met het Nederlandsch kunnen de samengestelde tijden slechts met essere en niet met avere gevormd worden: lo mi sono rallegrato ik heb mij verheugd. Egli si era ingannato hij had zich vergist. 9* 132 Les 27. Voorbeeld. Mallegrarsi. Zich verheugen. Tempi semplici. Indicativo. Presente. lo mi rallegro ik verheug mij Tu ti rallegri jij verheugt je : Egli si rallegra hij verheugt zich Noi ci rallegriamo wij verheugen ons Voi vi rallegrate gij verheugt u Essi si rallegrano zij verheugen zich. Imperfetto. Mi rallegravo of -va ik verheugde mij. Passato remgto. Mi railegrai ik verheugde mij. Futuro. Mi rallegrerg ik zal mij verheugen. Condigiondle. Presente. Mi rallegrerei ik zou mij verheugen. Imperativo. Rallegrati verheug je iSï rallegri verheugt u (beleefde vorm enkelv.) RaUegriamoci verheugen wij ons Rallegratevi- verheugt u Si raüegrvno verheugt u (beleefde vorm meerv.) Non ti rallegrare verheug je niet. Congiuntivo. Presente. Ch'io mi rallegri dat ik mij verheuge. Imperfetto. Ch'io mi rallegrassi dat ik mij verheugde. Participio. (Rallegrantesi zich verheugend^. Gerundio. RaUegrandomi, -ti, -si, -ci, -vi, -si terwijl, daar enz., zij zich verheugen. Wederkeerende werkwoorden. 133 Tetnpi composti. Infinito. JSssersi rallegrato, -a, -i, -e zich verheugd hebben. Indicativo. Passato prossimo. Mi sono rallegrato -a ik heb mij verheugd lï sei rallegrato, -a jij hebt je verheugd Si $ rallegrato hij heeft zich verheugd Si è raUegrata zij heeft zich verheugd Ci siamo rallegrati, -e wij hebben ons verheugd Vi siete rallegrati, -e gij hebt u verheugd Si sono rallegrati, -e zij hebben zich verheugd. Trapassato prossimo. Mi ero rallegrato, -a ik had mij verheugd. Trapassato remgto. Mi fui rallegrato, -a ik had mij verheugd. Futuro anteriore. Mi sarty rallegrato, -a ik zal mij verheugd hebben. Condiziondle. Passato. Mi sarei rallegrato, -a ik zou mij verheugd hebben. Congiuntivo. Passato. Ch'io mi sia rallegrato, -a dat ik mij verheugd hebbe. Trapassato. Ch'io mi fossi rallegrato, -a dal ik mij verheugd hadde. Gerundio. Essendomi pl. essendoci | sing. rallegrato, -a, pl. -i, -e Essendoti pl. essendovi \ daar, omdat ik (jij enz.) Essendosi pl. essendosi > mij (je enz.) verheugd heb. Opmerkingen. 1. Ter wille der welluidendheid zegt men me, te, se, in plaats van mi, ti, si, als een van die voornaamwoorden gevolgd wordt door lo, la, li of ne: Me lo procttro ik verschaf mij Me ne sono rallegrato ik heb er mij over verheugd. 2. Niet alle werkwoorden, die in het Italiaansch wprWVpprnnrl nïn viin rlaf hoi 'WorIorlanrlcr.il 011 nm- 133 134 Les 27. gekeerd, b. v. addormentarsi inslapen, stupire zich verwonderen (zie verder 2e deel, les 18). Leesoefening. II giudice (rechter) neW imbarazzo (verlegenheid). Un mio amico, di cara e onorata memoria, raccontava una scena curiosa, alla quale era stato presente in casa d'un giudice di pace (vrederechter) a Milano. L'aveva trovato tra due litiganli (twistenden), uno de'quali per ora va caldamente la sua causa: e quando costui gbbe finito, il giudice gli disse (zeide): Avete ragione. — Ma, signor giudice, disse subito l'altro, Lgi me dgve (moet) sentire anche me, prima di decidere (besluiten). E trgppo giusto; rispose (antwoordde) il giudice; dite pur su (zeg maar op) che v'ascolto at tentamen te. Allora quello si mise (begon) con tanto piü impegno (ijver) a far valere la sua causa; e ci riuscl (slaagde) cosl bene, che il giudice gli disse: Avete ragione anche voi. C'era li accanto un suo bambino di sette o gtt'anni, il quale, giocando pian piano con non so qual balgcco (speelgoed), non aveva lasciato di stare anche attento alla discussione e a quei punto, alzando un visino stupefatto (een verbaasd gezicht zettende) non senza un certo che d'autorevole, elscamo: Ma babbo! Non puo essere che abbiano ragione tutt'edue. Hai ragione anche tu; gli disse il giudice. Come poi sia finita, o 1'amico non lo raccontava o m'g uscito di mente (uit het geheugen gegaan); ma g da credere che il giudice avra conciliate tutte quelle sue risposte, facendo vedere tanto a Tizio quanto a Sempronio, che se aveva ragione per una parte, aveva torto per un'altra. Alessandro Manzoni. Dialogo. Cbe cgsa raccontava un amico del Manzoni? In casa di chi era awenuta la scena curiosa? Tra chi si trovava il giudice? Che cosa disse il giudice a uno dei litiganti? Che cgsa disse l'altro litigante? E che cgsa rispose il giudice? Come fece valere la sua causa l'altro litigante? Chi gra presente alla discussione? Che cgsa disse il bambino? Come g finita pgi? Woorden. l'informazione de inlichting | la disgrazia het ongeluk Varsenale het arsenaal I il barcaiuolo de bootsman la selva het woud | il labirinto de doolhof SVederkeerende werkwoorden. 19C è un pezzo het is reeds lang uccidere dooden l'ufficiopostalehel postkantoor i sopportare verdragen la lettera de brief separarsi van elkaar gli stampati het drukwerk scheiden il francobollo de postzegel ringraziare bedanken la cartolina de briefkaart alzarsi \ „M)„.„ postale levarsi t ■ la buca delle de brievenbus annoiarsi zich vervelen lettere avvezzarsi a zich wennen aan sotto fascia onder kruisband | awicinarsi a naderen vicólo straatje j compiacersidi zich—beklagen distinto onderscheiden over vineitore overwinnaar j ingannarsi \ z^ ver„jssen i campioni de monsters sbagliarsi j ilpaccopostale het postpakket salvarsi zich redden la palla de kogel aggrapparsi zich vasthouden galantuQtno eerlijk man comportarsi zich gedragen promesso beloofd I fermarsi zich ophouden raccomandare aanteekenen guardarsi zich wachten, assicurare verzekeren oppassen fuso gegoten rallegrarsi zich verheugen difeso verdedigd annegarsi verdrinken dimenticare vergeten recarsi zich begeven affligere bedroeven ricordarsi zich herinneren ricompensare beloonen smarrirsi verdwalen inviare zenden eoricarsi naar bed gaan, sojfrire lijden gaan slapen. ritrovare terugvinden I Oefening 53. Ella s'inganna, signore! Mi sono ingannato anch'io. Ti comporterai sempre da (als) galantuomo. La settimana ventura mi recher§ a Firenze ed q probabile che mi fermi tre o quattro settimane in Italia. Non dimentichi di salutare mio fratello e gli dica d'inviarmi sotto fascia alcuni giornali italiani. IJ un pezzo che aspetto le cartoline postali, i francobolli ed i campioni che mi ha promessi mio zio, forse non saranno stati raccomandati o assicurati. L'egoista si separa dagli uomini e si smarrisce nel labirinto della vita. Vi ricordate le pargle che Napoleone Primo pronuncio in una battaglia, aggrappandosi ad un cannone? Si, egli esclamo: „La palla che m'uccidera non § ancora fusa". Mi sono smarrito nel labirinto dei vicoli, ed ^ un pezzo che v grandina het hagelt albeggia het schemert (wordt dag) . \ het vriest gnuiccia t ■ \ het dooit digniaccia I anngtta het wordt nacht. Verder de samenstellingen met fare, e.ssere en andere werkwoorden: c'ë polvere het stuift c'$ il sole de zon schijnt tr*^ fango het is modderig fa cattivo igmpo het is slecht c$ brina het rijpt weer fa caldo het is warm fa b§l tempo het is mooi weer fa freddo het is koud fa d'ugpo \ het is noodza- c'f chiaro di luna het is £ necessario > kelijk maneschijn j? meglio het is beter fa\„. , . • ■ j • vale, merita \ het is de '.. \ vento het is winderig , ' v ™.ï t txra ) - "la pena, mette i moeite si fa nqlte het wordt nacht conto ' waard. 21 Persoonlijke werkwoorden, die onpersoonlijk gebruikt worden: conviene het past impgrta I , . . , , basta het is voldoende preme f het 18 van belanS 138 Les 28. pare I , . . piace het doet genoegen. sembra ) het schlJnt * het behaagt. s'intende het spreekt van zelf De volgende werkwoorden worden slechts in den 3en persoon enkel- en meervoud gebruikt: aceadere } geschieden r,Wresc"'e \leed doen] met den succedere J gebeuren increscere ^ datjef. occorrere noodig zijn dovere > r J ' 31 Vele werkwoorden, die in het Nederlandsch onpersoonlijk zijn, worden in het Italiaansch persoonlijk gebruikt, b. v. riuscire gelukken: riesco het gelukt mij riusciamo het gelukt ons riesci het gelukt jou riitscite het gelukt u riesce het gelukt hem riescono het gelukt hun (haar). Riuscire wordt echter ook onpersoonlijk gebruikt; b. v.: mi è riuscito of riescilo het is mij gelukt, in plaats van sono riuscito. Opmerkingen. 1. De onpersoonlijke of onpersoonlijk gebruikte werkwoorden worden in de samengestelde tijden met $ssere vervoegd: ïjl piovuto het heeft geregend. Gli $ rincresciuto het had hem gespeten. Che $ accaduto wat is gebeurd? 11 danaro non sard bastato. Het geld zal niet voldoende geweest zijn. Mi era sembrato che la pqrta fosse aperta. Het had mij toegeschenen, dat de deur open was. Siete riusciti a scoprire ü ladro'f Is het u gelukt, den dief te ontdekken? Doch worden werkwoorden, die de weersgesteldheid aangeven, ook dikwijls met avere vervoegd, vooral als er nog eene nadere bepaling bij komt: Ha piovuto tutta la nqtte het heeft de heele nacht geregend. Ha nevicato tutta la settimana. Het heeft de heele week gesneeuwd. 2. Ons moeten wordt: a) Gewoonlijk door il suddito de onderdaan adagio langzaam Verba het gras | piano zachtjes 144 Les 29. lento langzaam I per tpnpo bij tijds adirato boos insigme samen appassionato hartstochtelijk bocconi op den mond abbastanza voldoende" liggend modesto zedig tastoni tastend generoso edelmoedig trascurare veronachtzamen costante standvastig, pulire reinigen voortdurend confessare bekennen eterno ' eeuwig i udire hooren impassibile kalm adempire vervallen <*■ ammirabile bewonderens- bruciare ^ verbranden waardig costare kosten. puntualmente nauwkeurig Oefening 57. Quest' avvocato ha parlato benlssimo; paria sempre eloquentissimamente. I pigri trascnrano ordinariamente i loro doveri. Trattate bene coi VQstri nemici. Iddio ha saggiamente distribuito i sugi doni. Parlate modestamente dei vgstri meriti. Enrico IV era costantemente occupato della prosperita dei suoi sudditi. II ragazzo entr^ adagio adagio; aveva cgrto paura tFqssere sentito. Sono estremamente adirato con lui. Pulite b§n bene i VQstri abiti. Non andare cosi adagio. Mio padre § ad§sso in Francia. I fanciulli che amano appassionatamente il giugco, trascnrano spesso i loro doveri. Garlo § stato biasimato piü di tutti. I pigri lavorano meno di tutti. Tuo fratello mente, e quello che piü mi dispiace in lui, § che non confessa mai d'aver avuto tQrto. Gli Italiani imparano facilmente il latino; 'essi imparano il francese piü facilmente che il tedesco. II meglio che tu pgssa (kunt) fare q di restare a casa. Oefening 58. Spreekt zachtjes. Spreekt vrij uit. Gij gaat (andate) te langzaam; gaat vlugger. Gij spreekt niet zedig genoeg (abbastanza). Deze twee vrienden zijn even (egualmente) geacht. De koning heeft edelmoedig zijne vijanden vergeven. Niemand is voortdurend gelukkig in deze wereld. De naam van Corneiïle zal eeuwig leven (vivrè). Hij zocht tastend de deur. Bekent vrijmoedig uwe gebreken. De rijke lieden zijn zelden gelukkig. Zij sprak zoo zachtjes, dat wij slechts (non . . . che) zeer moeilijk konden (potevamo) hooren, wat zij zeide (diceva). De wijze wacht kalm de beslissing over (di) zijn lot af. Deze artist speelt bewonderenswaardig. Ik heb zelden brieven van mijn broeder ontvangen. Wij zijn zeer bij tijds aangekomen. Komt vlug. Dadelijk. Hij vraagt meer dan je denkt. Blijft samen. Die man spreekt altijd verstandig. De gewonde lag (giaceva) op het gezicht in het gras. Ongelukkig Bijwoorden. 145 hebben wij ons geheele vermogen verloren. Neemt nauwkeurig de wetten in acht. Vervult trouw uwe plichten. Spreekt luid (ad alta voce). Het huis was half afgebrand. Die boeken {vert.: het zijn die boeken, die) kosten het minst. Spreekoefening. Come paria quest' awocato? Paria eloquentissimamente. Sua cugina suona il piano- Sugna a maravlglia (bewondeforte? renswaardig) e canta ancor meglio. Ha nuove di Suo fratello da Mi scrive raramente. Sg perg Parigi? (echter) da un suo amico, ch'egli sta benone. Capisce (verslaat u) quello Capisco tutto, quando paria che io dico (zeg)? \ adagio. Quando tornera da BerUno? Probabilmente sabato. % vero che tua madre q malata? Fu ammalata gravemente, ma adgsso sta mgglio. Scrivera prgsto a Sua zia? Sicuro; fra gtto giorni al piü tardi. Che ora g? Sono le tre meno un quarto. Conducetemi (brengt mij) ada- Sl, Signora, sara ubbidita. gio adagio fino (tot) al ponte di Rialto? dra fatto bgne il tuo tema? Ottimamente. Leesoefening. Creso e Sólone. Crgso domandg un giorno a Solone, se avesse mai incontrato ne' suO/i viaggi un ugmo perfettamente felice. Ne hg conosciuto uno; rispose (antwoordde) il fügsofo: gra un cittadino (burger) d'Atgne, di nome Tello, galantugmo, che ha passato tutta la sua vita in una dolce agiatezza (welstand) vedendo la sua patria sempre prosperante. Quei felice mortale gbbe figli generalmente stunati, vide (zag) i figli dei sugi figli e morl gloriosamente, combattgndo per la patria. Crgso, sorpreso (venoonderd) di sentir citare come modgllo di felicita un ugmo medigcre, domandg a Solone, se non avesse trovato ugmini piü fehci ancora di Tgllo. Sl, gli rispose Solone, grano due fratglli, Clegbi e Bitone d'Argo, rinomati per la loro amiclzia fratgrna e il loro amore filiale. (Wordt vervolgd). Ital. Gramm. v. HoU. 10 146 Les 30. Dertigste les. Trentesima Lezione. Vervolg der bijwoorden. Continuazióne degli avverbi. Behalve de afgeleide, kent het Italiaansch zeer vele zelfstandige bijwoorden. We onderscheiden: ti Bijwoorden van plaats, 2. 1 „ tijd, 3. ,, „ hoedanigheid, 4. ,, „ hoeveelheid en graad, 5. „ ,, bevestiging en ontkenning. Verder zijn er nog vele bijwoordelijke uitdrukkingen (locuzioni avverbiali). I. Bijwoorden van plaats. ooe waar, waarin, waarheen costï, costa daar (bij den aandove daar waar, vandaar gesproken persoon) onde waarheen, waardoor, lassü daar boven, daar op waarvan quassü hier boven donde van waar, van welke costassü daar boven, daar omplaats hoog (bij den aangesproken altrove \ , persoon) tj j i ergens anders , r ., . ' . . altronde ) ° laggm daar beneden ovunque \ overaj quaggiü hier beneden dovunque ƒ costaggiü daar onder, daar dovecchessia waar ook beneden qui hier, op deze plaats colaggiü daaronder (verwijderd qua hier (dicht bij den spreker) van spreker en aangesproken quinci van hier, van deze persoon) ■ plaats sopra (sovra) boven, op, over quindi van daar, van die plaats sotto onder ivi daar, op die plaats abbasso onder, beneden quivi daar (zelden gebruikt) lontano ver indi van daar af via weg ci, vi daar, daarin (zie opm. dietro, di dietro achter, na les 28) indietro achter, achteraan 11, la, cola daar dentro inwendig qua e la hier en daar (heen fuori buiten en weer) davanti voor, in tegenwoordigsu op, aan (plaats: sul mare) heid van giü onder, beneden, in de avanti voor, voorwaarts, vooruit diepte innanzi voor, eer dappertutto overal. Bijwoorden. 147 Opmerkingen. I'. _ Qui duidt de plaats aan, waar de spreker of schrijver zich bevindt, of eene plaats, die «eer dicht bij is: Io stg bene qui, resta qui ik heb het hier goed, ik blijf hier. 2". Qua duidt de plaats aan, die dichter bij den sprekenden of schrij venden, dan bij den aangesproken persoon is. Ook heeft het eenignzins de beteekenis van eene verwijdering, eene beweging: _/j arrivata qua. Vieni qua. 3e. IA duidt iets aan, dat dichter bij den aangesproken dan bij den sprekenden persoon is, en heeft de beteekenis van rust: J§ li vicino a te. 4. Zju dnidt iets aan, dat van beiden verwijderd is en heeft de beteekenis van beweging: Arrivarono ld, tardissimo. 5. Costi beteekent meer de rust, costa de beweging en ook eene grootere verwijdering: Aspettami cost\. Appena pgsso, verrd costa. II. Bijwoorden van tijd. ora, adesso nu pgco prima kort te voren or ora terstond [weer una vqlta eens, vroeger ora — ora nu eens — dan qualche vq%ta soms oVora innanzi van 'nu af aan sempre altijd oramai, ormai voortaan mai (giammai) nooit allora toen spesso \ ,., ... quando wanneer sovente f tukwl3ls presto snel, vlug talvolta 1 tgsto dadelijk, plotseling talora J soms' memgmaal subito terstond piü volte meermalen appunto juist intanto \ , , appena ternauwernood, frattanto J 0Ddertusscnen nauwelijks gggi heden pgco fa onlangs domani (dimani) morgen prima vroeger dopodomani overmorgen dapprima eerst ieri gisteren ptcia } volgens, dan } eergisteren gia (di gia) eens, eertijds tardi laat. LH. Bijwoorden van hoedanigheid. come hoe almeno ten minste gia reeds, wel, ja si, cosl zoo, aldus bene goed, wel ami veeleer, zelfs, integendeel male slecht fino, sino zelfs pure toch, noch, ook affatto juist zoo, inderdaad forse misschien insieme, assieme samen volentieri, vólontieri gaarne tanto meglio zooveel te beter quasi bijna tanto peggio zooveel te erger. 10* 148 Les 30. IV. Bijwoorden van hoeveelheid. molto, assai veel, zeer circa ongeveer pqco weinig quanto hoezeer, hoeveel piü, di piü meer tanto zoozeer, zooveel meno minder tanto quanto zooveel (evenveel) trqppo te, te veel als abbastanza genoeg, voldoende ancora nog soltanto | dirado zelden solamente \ slechts anche 1 Qok non — che > P"™ ' Opmerkingen. I6. Assai, abbastanza, piü en meno staan zonder voorzetsels voor het zelfst. naamw., dus: abbastanza vino. Piü en meno krijgen alleen di voor telwoorden, b. v.: piü di 100 lire. Men zegt di piü als het woord alleen staat, b. v.: Costui ha Uworato di piü deze man heeft het meest gewerkt. 2°. Anche staat vóór het zelfst. naamw. of voornaamw. pure erachter, b. v.: Anche tuo frateUo ha sbagliato. Tuo fratello pure ha sbagliato. V. Bijwoorden van ontkenning en bevestiging, sl ja eer*0 \ . no neen certamente > zeker non niet sicuramente i non — punto volstrekt niet proprio werkelijk non - mai nooit dawero waarlijk, in alle ernst non — piü niet meer, geen neppure | meer neanche f ook met, met eens. gia jawel, zeker nemmeno > Opmerkingen. 1. Gia heeft in het Italiaansch dikwijls de beteekenis van eene vlugge bevestiging (zoo iets als ons inder daad): Fa freddo qggi, non $ vero? Gia. Het is koud van daag, niet waar? Ja (inderdaad). Is het verbonden met eene ontkenning (non of nè) dan heeft het de beteekenis van juist, wel is waar of eene dergelijke uitdrukking: Non dico gia che abbiate tqrto. Ik zeg juist niet, dat gij ongelijk hebt.1 i Op dezelfde wijze als giü, wordt het meer tot de volkstaal behoorende mica gebruikt, b. v. non ? mica un bel nome. Bijwoorden. 149 Non credeva gia che vólessi ingannarlo. Zij geloofde niet, om de waarheid te zeggen, dat ik hem wilde bedriegen. De zin, die er opvolgt, begint altijd met ma: Non era gia gelosia che lo affligeva, ma bensl il sentimento della prqpria inferioritè. Het was niet zoozeer de ijverzucht, die hem kwelde, dan wel het gevoel van zijn eigen minderwaardigheid. Verbonden met een zelfst. naamw. beteekent gia, vroeger, vorig: II gia granduca di Toscana. De vroegere groothertog van Toscane. Gia gia met een werkwoord duidt aan eene gebeurtenis, die ophanden is: 11 sole inclinato che gia gia toccava la cima della montagna. (M.) De dalende zon, die op het punt was den top van den berg te bereiken. 2. Ook niet, evenmin, niet eens, worden vertaald door neanche (nè . . . anche) of nemmeno (nè . . . meno) of nemmanco (nè ... manco) of ook nog neppure (nè . . .pure). Ze krijgen evenals nessuno, niente, enz. de ontkenning non, als ze achter het werkwoord staan: Non lo conosco neppure ik ken hem niet eens. Bijwoordelijke uitdrukkingen. a mente 1 i_ di cuore van harte • i van buiten . v . „ a memgna J m vano te vergeefs all' improwiso \ in fretta in haast tutto ad un tratto I " *° a malincuQre ongaarne di frequente dikwijls con cqmodo \ , di (per) sqlito \ a Ml' agio I met gemalc j- • . f gewoonliik . v, .. „ ordmartamente f ° J m su e in giu op en af di tanto in tanto van tijd tot di qua e di ld hier en daar tijd a piü non posso uit alle macht appQsta \ su due piedi staandebeens a bglla pqsta l met opzet per disgrazia ongelukkiger wijs a bello studio I a stqnto met moeite a un di prgsso bijna a buqn prqzzo \ pgco apgco \ la zamerhand a bugn mercato i g°ed 00P pgco per vgltai ° ad alta voce luidkeels a (per) caso toevallig a bassa voce zacht II 150 Les 30. d'allora in pgi sedert a voce, a bocca mondelings di buon ora I in iscritto schriftelijk per tempo > B tuttr. al ptu hoogstens a destra, a diritta rechts' iMi- agara om het best, in wedijver a sinistra, a manca links verbigrazia bij voorbeeld fra pqco spoedig, binnenkort affè, per mia fè op mijn woord alla rinfusa door elkaar a vic§nda beurtelings in quei mentre in dien tijd enz. enz. Woorden. Dietro achter j neanche ook niet in capo di na t inoerosimile onwaarschijnlijk a ufo altrui op kosten van innessunluggo nergens anderen dappertutto overal intanto in afwachting, ^ ol d \ ^e P°^en^a' eene ondertusschen 7 * $ . \ soort van meel... la polenta appunto juist soeP in questopunto zoo juist pólendone lafaard abuonmercatogoedkoop il provgrbio het spreekwoord a mente van buiten far villeggia- buiten zijn, naar het sprookje tura buiten gaan una volta eens Voccasione de gelegenheid in fretta in haast la novella het sprookje a stento met moeite il temporale het onweer di sqlito gewoonlijk il testimqnio de getuige improvvisa- onverwacht tentare beproeven mente pregiato geacht apposta met opzet avvertire berichten. neppure zelfs niet Oefening 59. Dove abita? Adesso abito dietro il teatro. Domani e dopo domani avrg probabilmente 1'occasione di parlare con tuo zio. Mio zio mi rispose in capo di tre anni. Menate via quei cane. I signori erano di dietro e le signore erano davanti. Gli piace mangiare a ufo altrui. Aspetto fra breve una tua risposta e intanto ti saluto di cugre. Egli ha abbastanza denaro; essendo abituato a una vita semplice, ha meno bisogni di noi. Una volta in Italia vi erano molti principi, adesso non vi q che un re. Andate a destra, io andr§ a sinistra. Alzatevi subito. Avete invano tentato di salvarlo. Parlavate forse di me. Parlavamo appunto di te. Cacciate fuori questo pólendone. Un proverbio italiano dice: chi tardi arriva, male alloggia (wordt slecht geherbergd). Quando avr§ il piacere di vederla in casa mia? Adesso faccio una breve villeggiatura colla famiglia; ma quando ritorno non mancher§ di venire da Lej. Riceviamo in questo punto la pregiata vgstra lettera e vi manderemo fra pQco quanto (dat, wat) ci avete ordinato. Bijwoorden. 151 Oefening 60. Het onweer kwam (ventte) plotseling. Het is niet lang geleden, dat (pgco fa) ik getuige was van eene edelmoedige handeling. Ik heb hen opzettelijk geschreven. Hij heeft mij zelfs niet geantwoord (risposto). Om de waarheid te zeggen, (a dir il vero) geloof ik niet aan, wat hij mij zegt (dice), maar de zaak opzichzelf (in sè) is niet onwaarschijnlijk. Ik heb nnjn gouden ring verloren, ik vind hen nergens. Zoek hem. Ik heb reeds overal gezocht. Die lieden leven (vive) altijd even (egualmente) gelukkig. Ik hoop, dat gij morgen met ons zult middagmalen. Geloof toch (gia) niet, dat hij u de waarheid zegt (dico). Ik heb het genoegen gehad uwe tante te zien eenige dagen geleden; zij maakt het zeer goed. Hier is brood en kaas. Wilt gij (volete) er nog van? Mijn vriend zal niet hier blijven en ik ook niet. Gij zult mij heden komen bezoeken (verrete a trovarmi), niet waar ? Op (in) de Italiaansche scholen leert men vele gezangen (canti) van de „Bivina Comedia" van buiten. Ook de Italiaansche sprookjes beginnen gewoonlijk met de woorden: „Er was eens een 'koning". Ik schrijf je in haast deze paar regels (due righe), om je te berichten, dat je moeder zoo juist hier is aangekomen. Spreekoefening. Come sta, signor Gobbi? Stg bene, e Lei? Discretamente (matig) e Sua Adgsso che non fa piü freddo, madre? sta un pg'meglio. Vugle del prosciutto? , Sl, me ne dia un pochino (beetje). Ne vugle di piü? Ng, grazie, ne hg abbastanza. Sara a casa domattina (morgen Cgrtamente, sarg a casa tutto vroeg)? il giorno. Vugle aspettarmi finchè sarg Ghe farg nel frattgmpo? di ritorno? Perdoni se La disturbo! Anzi g un piacere che mi fa. Carlo, sei pronto (Maar)? Vado (ik ga) immediatamente. E^ccodeHibri, lej$gili a bell' agio Grazie, li legger^ con piacere. (op je gemak). Dove fara villeggiatura quest'- In GQrsica, andremo via dopo estate? domani. Leesoefening. Vervolg van Creso e Solone. Un giorno di fgsta solgnna, non vedgndo arrivare i bugi che dovevano (moesten) condurre al tqmpio di Giunone la loro madre, i figliugli si attaccarono (spanden zich aan) essi stessi fll giQgo (juk) e tirarono il legno (voertuig) per alcune miglia. 152 Les 31. Quella sacerdotessa (priesteres), compresa di gigia e di riconoscenza (erkentelijkheid), supplicg gli dei d'accordare (toestaan) ai figli sugi quei che gli ugmini potessero desiderare di meglio. La preghigra venne esaudita (verhoord). Dopo il sacrifizio i due figliugli, immgrsi in un dolce sonno (in zoeten slaap verzonken) terminarono placidamente (kalm) la vita. Si eressero (men richtte op) loro delle statue nel tgmpio di Delfo. Dunque non mi conti nel numero dei felici? disse il re. Sire, rispose il filgsofo, noi professiamo nel ngstro paese una filosofia semplice, senza fasto (praal) e pgco comune alla corte dei re. Conosciamo l'incostanza della fortuna, e stimiamo pgco una felicita piü apparente che reale e per lo piü trgppo passeggiera (vergankelijk). La vita d'un ugmo g presso a pgco di trenta mila giorni, Nessuno d'essi rassomlglia all'altro, e siccome non accordiamo (wij verkrijgen) la corona che dopo la lgtta (strijd), cosl non giudichiamo (wij oordeelen) della felicita d'un ugmo che alla fine della sua vita. Een en dertigste les. Trentunesima Lezione. De voorzetsels. Le preposimloni. De Italiaansche voorzetsels zijn enkelvoudig (di, a, da, con, enz.) of gemengd (d.(w. z. samenstellingen van voorzetsels met zelfst. naamw. of bijvoegl. naamw. als appiè, in quanto, enz ). Verder zijn er nog als voorzetsels gebruikte bijvoegl. naamw., deelw. en bijwoorden (als salvo, durante, dopo, enz.). Achter eenige voorzetsels komt de accusatief zonder meer. Bij alle andere wordt een der buigingsvoorzetsels (segnacasi) gebruikt, soms ook twee en in enkele gevallen alle drie (meer hierover in het 2e deel, les 14). 1. Voorzetsels, die gewoonlijk alleen den accusatief regeeren: a) De zes zuivere (proprie); Di van, a aan, da van, sedert, bij, in in, con met, per voor. 0 durante gedurende nonostante \ mette8enstaallde mediante door middel van l niettemin De voorzetsels. 153 . , f niettegenstaande eccetto \ „;tm,„„j„„j malgrado { «*L«ato ƒ u«gez0Dderd lungo langs sofoo } uit^sloten> rasqnte dicht langs escluso I ° 2. Voorzetsels én samenstellingen alleen met cZi: a cagione di \ in forza di door kracht (middel) a causa di \ wegens van U TÜZ *L ft . *•* *' 1 in plaats van, a aupetto di trots mvece di } m t n' a favore di ten gunste van m cambio di > ^ o<2 owore van in faccia a 1 tegenover in seguito a ten gevolge van dirimpetto a > vieino a bij, dichtbij. 4. Voorzetsels en samenstellingen met di of da: al di qua da of di aan deze giü da of di hier zijde van lungi da of di 1 al di la da o( di aan gene lontano da of 1 zijde van discosto da of «2t verwijderd «Z at sopra da óf at boven van al di sotto da of di onder infugri1 behalve, met uital di fugri da of di buiten zondering van. 5. Voorzetsels, die den accusatief regeeren of ook met di gebruikt worden (vooral voor voornaamwoorden): dopo na dopo la lezione na dopo di noi na ons de les , \ tusschen fralecartetusschen tra di loro onder \ onder de papieren hen i binnen tra i fiori onder de bloemen fugri buiten fuqrilapgrta buiten fugri di sè buiten de deur zich zelf 1 Het door infugri beheerschte woord met da komt vooraf: Dalla Francia infugri tutte le potenze. Alle overige machten met uitzondering van Frankrijk. Ïsul ponte \ op de su di me 1 °P in sul ponte I brug insudime) °^ rado ondanks malgrado il caldo malgrado di questo ondanks de hitte des ondanks i tegen verso strada tegen vgrso di Lei tegen de straat u. 6. Voorzetsels die den accusatief regeeren of met jbruikt worden: dinanzi la pgrta dinanzi a me voor nzi \ voor de deur mii . > voor . . J . nzi i tnnanzi tgmpo voor mnanzi a te voor den tijd jou tot fin qui tot hier fino al ponte tot de brug. 7. Voorzetsels die den accusatief regeeren of ook i di en a gebruikt worden: ti voor avanti la lezione avanti di me of a voor de les me voor mij ,nti voor davanti la finestra davanti di me of a voor het venster me voor mij o achter dietro il giardino dietro di lui of a achter den tuin lui achter hem ro in dentro la casa in dentro di noi of o het huis noi in ons ig??o midden in mezzo il prato in mezzo di voi ol midden in de a vOi midden weide onder u 'o tegen contro la corrente contro di loro of a tegen den stroom loro tegen hen over oltre il confine over oltre di questo ol de grens a questo behalve dit so bij, naast presso il fiume bij presso di te of a de rivier te bij jou a boven, op sopra la lavola sopra di lei of a boven de tafel l$i boven haar onder sotto la sqdia onder sotto di quello of a de stoel quello daaronder. Woorden. nto a naast ! dirirnvetto a tegenover 154 Les 81. senza zonder senza pensieri senza di te zonder zonder zorgen jou su \ sul ponte \ op de su di me 1 in su f °P in sul ponte I brug insudime ƒ °^ malgrado ondanks malgrado il caldo malgrado di questo ondanks de hitte des ondanks vgrso tegen verso strada tegen vgrso di Lei tegen de straat u. 6. Voorzetsels die den accusatief regeeren of met a gebruikt worden: dinanzi la pgrta dinanzi a me voor dinanzi I voor de deur mii . > voor . . J . mnanzi I mnanzi tgmpo voor innanzi a te voor den tijd jou fino tot fin qui tot hier fino al ponte tot de brug. 7. Voorzetsels die den accusatief regeeren of ook met di en a gebruikt worden: avanti voor avanti la lezione avanti di me of a voor de les me voor mij davanti voor davanti la finestra davanti di me of a voor het venster me voor mij dietro achter dietro il giardino . dietro di lui of a achter den tuin lui achter hem dentro in dentro la casa in dentro di noi of a het huis noi in ons in mezzo midden in mezzo ü prato in mezzo di voi of midden in de a voi midden weide onder u contro tegen contro la corrente contro di loro of a tegen den stroom loro tegen hen oltre over oltre il confine over oltre di questo of de grens a questo behalve dit prgsso bij, naast presso il fiume bij presso di te of a de rivier te bij jou sopra boven, op sopra la tavola sopra di Igi of a boven de tafel lei boven haar Hfcf.f sotto onder sotto la sedia onder sotto di quello of a de stoel quello daaronder. Woorden. accanto a naast I dirimpetto a tegenover prgsso bij in luggo di in plaats van dinanzi \ prima di voor inanzi i ! durante gedurende 'uQmo dabbenede rechtschapen I Vinfedelta de ontrouw mensch | la sentinglla de schildwac Oefening 61. Durante la gugrra, i Francesi hanno aumentato le 1 grze navali. L'anno venturo andr§ in Italia e non ne r ier£ prima di carnevale. I cantanti dell'gpera italiano sono o ■ariamente assenti da Roma durante la stagione dell'gp rancese. Secondo la nostra opinione gli Ugongtti del maes iiacomo Meyerbeer sono un capolavoro di misica modgr i'arg stasera una passeggiata lungo il fiume. La tavola g acca .1 lgtto. Reisti presso di me. L'uomo dabbgne ha sgmpre linanzi agli gcchi. La chiesa si trgva dirimpgtto al pala lell'Esposizione. Presso a quella pgrta vi g un pozzo profon ia bugia si nasconde sgmpre digtro alla verita. Innanzi igrto si vede la torre. In luggo di dargli del danaro, gli di gaf) uno schiaffo. I pesci hanno delle spine invece di gs rugri della citta non si vede che pglvere. Oefening 62. Er is eene lange laan tusschen den tuin en het bos 'ijt gij aangekomen voor vier uur of er na? De vader ioos op (contro), Karei, omdat hij met zijne vrienden in •osch gegaan (andato) is, in plaats van naar school te ga Vaar zijt gij gedurende den winter geweest? Ondanks mi, levelen zijt gij hier! Gaat gij (andate) met uwe zuster onder haar? Het houten paard was buiten de muren I rroje. Karei Albert deed afstand van den troon ten gunste i De voorzetsels. J55 malgrado ondanks j il pozzo de put senza zonder j la bugia de leugen a favore di ten gunste van nascondersi zich verbergen appiè di aan den voet lo schiaffo de oorvijg van I il pesce de visch in quanto a wat betreft | la spina de graat fino a tot aan j gssa been intorno a rondom i la pqlvere het stof a causa di ter zake van il bqsco het bosch invece di in plaats van le mura de muren (van la collina de heuvel een stad) le fqrze navali de zeemacht abdicare afstand doen van il contante de zanger den troon i het jaar- la libertêt de vrijheid la stagione ! getijde il pioppo de populier l het seizoen I congedare ontslaan il capolavoro het meesterstuk | Vimpiegato de beambte l'uomo dabbrne de rechtschapen I Vinfedeltè de ontrouw mensch | la sentinglla de schildwacht. Oefening 61. Durante la gugrra, i Francesi hanno aumentato le loro fgrze navali. L'anno venturo andr§ in Italia e non ne ritorier£ prima di carnevale. I cantanti dell'gpera italiano sono ordinariamente assgnti da Roma durante la stagione dell'gpera francese. Secondo la nostra opinione gli Ugongtti del maestro Giacomo Meyerbeer sono un capolavoro di mnsica modgrna. Farg stasera una passeggiata lungo il fiume. La tavola g accanto al lgtto. Rgsti prgsso di me. L'ugmo dabbene ha sgmpre Dio dinanzi agli gcchi. La chigsa si trgva dirimpgtto al palazzo deü'Esposizione. Presso a quella pgrta vi g un pozzo profondo. La bugia si nasconde sgmpre digtro alla verita. Innanzi al pgrto si vede la torre. In luggo di dargli del danaro, gli digde fyaf) uno schiaffo. I pesci hanno delle spine invece di gssa. Fugri della citta non si vede che pglvere. Oefening 62. Er is eene lange laan tusschen den tuin en het bosch. Zijt gij aangekomen voor vier uur of er na? De vader is boos op (contro), Karei, omdat hij met zijne vrienden in het bosch gegaan (andato) is, in plaats van naar school te gaan. Waar zijt gij gedurende den winter geweest? Ondanks mijne bevelen zijt gij hier! Gaat gij (andate) met uwe zuster of zonder haar? Het houten paard was buiten de muren van Troje. Karei Albert deed afstand van den troon ten gunste van zijn zoon Victor Emanuel. Is uw huis aan dezen kant (di qua) of aan gindschen kant (di la) van de rivier? Hij wachtte 156 Les 31. (aspettava) mij aan den voet van den heuvel. Hij verkreeg (ottene) zijne vrijheid slechts door (a fqrza di) smeken. Wij kwamen aan (pan. def.) de eerste huizen van het dorp aan. Er zijn drie hooge populieren voor de kerk. Wat mijne reis betreft, is nog niets beslist. Spanje strekt zich uit (si stende) van de Pireneëen (Pirenei) tot aan den Atlantischen oceaan. De aarde draait om de zon. Zijt gy tot aan Parijs gekomen (giunto)? De minister ontsloeg den beambte om fa causa di) zijne ontrouw. De meid heeft appels in plaats van peren gebracht. Hij is mij ongeveer 100 francs schuldig (mi deve). De burgemeester woont tegenover het hertogelijk paleis. Een schildwacht was geplaatst (stava) voor het paleis. Spreekoefening. Per chi q questa scatoletta? per mia cugina Emilia. Per quanto tempo ha (Ella) L'hg presa per due mesi. preso in affitto (gehuurd) questa stanza? Quando andra via, signor Partirg domani per Monaco di dottore? Baviera (München). Dov'eri durante il carnevale? È.ro a Roma prgsso uno zio. Dove sta (woont) il tuo maestro Vicino al Municipio in una casa di canto? nuova. Partira prima di domenica? Secondo (dat hangt er van af). Dove si trgva la Repubblica Tra Bologna e Ancona, non di San Marino? lontano dal mare. 5 vero che sej caduto (gevaUen) % vero, ma non mi sono fatto in mgzzo alla strada? male. Ha viaggiato molto? Sl, per mare e per terra. Leesoefening. Alla trattoria (restaurant). Cameriere (keUner), apparecchiate per due (dek voor twee). A pasto (a prix fixe) o a lista (a la carte)? A quanto il pasto? A tre e a quattro lire a testa. A lista. Dateci la lista. Ecco: antipasto (hors d'oeuvre), presciutto, burro. Una minestra di lasagne (pasteideeg) per me, una minestra di fedelini (vermiceUe) per lui. Due porzioni di lesso (bouilli) con spinaci. Un arrgsto di vitgllo (kalf) con insalata (salade) per due. Panna montata (slagroom) con cialdoni (wafelen). Frutta. Questo vino non mi piace. Ë. vino da pasteggiare (tafelwijn) Vugle Chianti? Sl, ma non di quei grgsso. I migi fedelini sono giusti di sale ma il brgdo (bouillon) g tutti gcchi e scandglle (oogen). Cameriere, questo lesso q alido (droog). Ma ora q tagliato, non potrei riprenderlo. Ecco 1'arrgsto, 1'insalata g condita (aangemaakt). Che ti pare di questo vitgllo? Non q cgtto (gekookt) al punto. % carne tigliosa (taai). Tira che pgrta via ï denti. Camerigre De voegwoorden. 157 due uova da bere (ba??oüe) (zachtgekookte eieren). Dateci della frutta sciloppote (compote van vruchten). Io rovrei delle fragole (aardbeien) al vino bianco. Nq, al rum. Queste pere sono acerbe. PaVtateci il caff§. Dateci dello zucchero in tocchi (stukjes). Gosl, basta. Ora il conto. Lire 7.50. (Gamerini, nato in Ancona 1811. — Mïlano 1875.) Twee en dertigste les. Trentaduesima Lezione. De voegwoorden. Le congiun&ioni. De voegwoorden dienen om den samenhang tusschen volzinnen of deelen van volzinnen te vormen. Zij worden in verschillende soorten verdeeld en zijn aaneenschakelend of tegenstellend. Verder onderscheiden we weer enkelvoudige en samengestelde. De voornaamste voegwoorden volgen hier. Die met een * zijn geteekend, krijgen den conjunctief na zich. Eenige regeeren echter ook den indicatief, als iets, dat werkelijk gebeurd is, moet worden aangegeven. L Aaneenschakelende voegwoorden. *se indien quando wanneer, toen *che dat, opdat allorchè indertijd, toen *acciocchè \ . . come (siccome) als *affinchè f op poichè \ nadat, sedert, dewijl *finchè \ , giacchè I daar, omdat *sinchè f totaat perchè waarom, omdat *fintanto che \ , d P^oeM j evenwel daar *sintanto che J & perciocchè \ *prima che \ A . sicchè I *anzi che \ 00 ' e di mgdo che | zoodat *posto che \ verondersteld di maniera che > *supposto che ) dat, aange- dacchè sedert *dato che > nomen dat dopo che nadat „ . lal zou ook, wan- . , , ternauwernood, *quand'anche ) ^ Qok' ^ appena (che) ) zQo spoedig ^ *in caso che in geval dat tqstocchè zoodra als e en mentre che \ ^ I en . . en mtanto che f 4 e * ' e \ zoowel. . als ook dunque dus anche ook quindi bij gevolg. 158 Les 32. 2. Tegenstellende voegwoorden. lle °L l ~° lof ook lbe%M ofschoon °PpurtL *sebbene fa j pure toch *g,«a«to«g,Me 1 eppure en toch •pw^i I wanneer slechts neppure | ^ ^ *solo che l neanche ) Qok ^ * senza che zonder dat nemmeno' »malgrado che \ ondankg ^ ma 1 maar *a<2 on£a cAe > perg > toch „ . . , t niettegen- tuttdvia > echter *nonostante che } staan|edat perci^ daarom *per quanto hoe zeer ook j>er ottro \ behalye dat . . che hoe ook altrest J *«0« cAe niet dat ^ won &. Mm0 / ^tegen*a meno che indien niet " \ staande dat 0 of , ™^ } niettemin o ... o of ... of ntente at meno i ossia of wel om f nu eens . . . nè . . . nè noch . . . noch l dan weer. Opmerkingen. 1". Bij de woorden, samengesteld met che krijgt che het geschreven accent. Bij de uitspraak blijft de e echter gesloten. Gaat aan dat che een klinker vooraf, dan wordt de c verdubbeld (uitgezonderd bij poichè). Die letterverdubbeling heeft ook plaats bij ovvero, eppure, nemmeno, enz. 2". Perchè beteekent zoowel: waarom? als: omdat; b. v.: Perchè non ventte ? Waarom komt gij niet ? Perchè non pqsso. Omdat ik niet kan. Soms beteekent perchè ook: dan dat, opdat. In dat geval krijgt het den conjunctief na zich: La CQsa e trqppo chiara perchè potessi ingannarmi. De zaak is te duidelijk, dan dat ik mij zou kunnen vergissen. Un ctbito fatto perchè duri a lungo. Een kleed zoo gemaakt, dat het lang duurt. 3e. Poichè is ook omdat, maar het onderscheidt zich. van perchè daardoor, dat het de reden als reeds bekend veronderstelt; b. v.: rriife Poichè non volete, vi dirq . . , Omdat gij niet wilt, zal ik u zeggen . . . 4". Bunque aan het begin van een zin beteekent: dus, aldus, daarom, enz.; b. v.: Dunque non verrq. Dus zal ik niet komen. De voegwoorden. 15» Als het op het werkwoord volgt, dan beteekent het: toch: Ventte dunque, signore kom toch, mijnheer. 5e. Per . . . che moet wel onderscheiden worden van perchè. Het is steeds gescheiden door een bijvoegl. naamw. en komt overeen met ons: hoe . . . ook: Per grande the sia. Hoe groot hij ook zij. Per pgco che dica. Hoe weinig hij ook zegt. Het regeert steeds den conjunctief. 6e. Men moet er op letten of per quanto bijvoegl. naamw. of bijwoord is. Het eerste beteekent: hoe talrijk ook, hoe belangrijk ook, hoe veel ook en komt met het zelfst. naamw. in geslacht en getal overeen* Per quanti siano i vgstri peccati. Hoe talrijk uwe zonden ook zijn. Per quanto bijwoord en voegwoord is onveranderlijk: Per quanto lo ami. Hoe veel ik ook van hem houd. 7e. Se beteekent: als (indien) en: of: Se tu vieni als jij komt. Non sg, se verra.o ng ik weet niet of hij komen zal of niet. 8e. Men gebruikt in plaats van affin che: affine di, in plaats van dopo che: dopo (di), in plaats van prima che: prima di, in plaats van senza che: senza bij een infinitief, als béide werkwoorden het zelfde onderwerp hebben; b. v.: Dopo aver detto queste pargle, andrg via. Nadat hij deze woorden gezegd had, ging hij weg. 9e. De volgende voegwoordelijke uitdrukkingen hebben het werkwoord in den infinitief na zich: a condizione di op voorwaarde con patto di op voorwaarde van van a fine di met het doel om lungi dal verre van a meno di tenzij per paura di uit vrees van. avanti di voor Woorden. finchè totdat mentre terwijl benchè hoewel la prestezza de snelheid tostocchè zoo spoedig la sicurezza de veiligheid come daar il debito de schuld affinchè opdat differire nalaten dacchè sedert la situazione de toestand per . . . che hoe ook il bugiardo de leugenaar poichè daar il comnito de taak tacere zwijgen I il vizio de ondeugd invidiare benijden i tranquillo rustig il vapore de stoomboot sviarsi verdwalen. la virtü de deugd Oefening 63. Se § ricco paghera certo i sugi debili. Se fosse ricco pagherebbe certo i suQi debiti. Si dice che abbia guadagnato molto denaro in America. Perchè non rispondi subito alla lgttera di tua madre? Perchè non hg carta da lettere in casa. Mentre tutti dormivano, § piovuto. Quand'anche non si abbiano piü parenti in patria, vi si ritorna perg volontieri. Cari figli, vi dg questi anelli, uno a ciascuno, affinchè vi ricordiate di vgstra madre. Perchè non q venuto suo nipote con Lgi? Egli non paria nè francese, nè tedesco e perci$ ha preferito non venire. Al bugiardo non si crede, nemmeno quando dice la verita. L'Italia, dacchè § unita sotto un solo re, ha fatto grandi progressi nell'industria e nel commercie Per bella che sia questa casa, io non la comprerei, perchè q trgppo lontana dalla citta. Siccome mio padre q molto ammalato, non pgsso lasciare la citta prima di vederlo in via di guarigione. Appena egli arrivé a casa si mise in lgtto (ging naar bed) e prima che arrivasse il medico si sentiva gia molto male. E pur (eppur) si mugve la tgrra. Oefening 64. Bemint, indien gij tevreden wilt (volete) zijn, de deugd en vliedt de ondeugd. Ik heb hem gezien en zijne zuster. Ik zou niet zoo ongelukkig zijn, als ik getrouwe dienaren had gehad. Daar ik mij niet wel voel (vert. niet ben in goede gezondheid) zal ik vandaag niet uitgaan. Ik zal u vergezellen, opdat gij niet in het woud verdwaalt. Hij wachtte rustig, tot dat zijn vriend teruggekeerd was. Ik zal gereed zijn, u te -vergezellen, zoo spoedig ik mijne taak zal geëindigd hebben. Eet die appels maar (pure), zij zullen u geen kwaad doen (faranno). Daar gij niet spreken kunt (potete), zwijgt. Hoe rijk de menschen ook zijn, blijft hun altijd iets te (da) wenschen (over). Waarom spreekt gij niet? Omdat .het mij verboden is. Ik zal morgen te Parijs zijn, indien het weer mooi zal zijn. Sedert de spoorwegen en de stoomboten de verschillende steden van Europa verbinden (untscono), reist men overal met de grootste veiligheid en de grootste snelheid. Indien je wilde, (volessi) zou je met je zuster kunnen (potresti) gaan. Terwijl gij eene wandeling zult maken (farete), zal ik mijn brief eindigen. Deze brief is te belangrijk, dan dat ik kan (pqssa) nalaten, u te antwoorden. Ik ben ziek, daarom (quindi, dungue) zal ik niet uitgaan. Hoewel hij den geheelen dag werkt, ver- Les 32. 160 De voegwoorden. dient hij niet genoeg om te leven. Wij hebben noch vrienden, noch geld, daarom (ecco perchè) zijn wij niet tevreden met (di) onzen toestand. Of gij zult mij betalen, of ik zal u voor (da) den rechter roepen. Hij zou wel willen (vorrebbe), maar ongelukkig (per male sqrte) kan hij niet. Dit is niet mijne pen, het is de uwe. Ik ben gelukkig, mits (purchè) ik u gelukkig zie (veda). Gij zult gelukkig zijn, als gij uw plicht -doet. Hoe rijk hij ook is, benijd ik hem zijne rijkdommen niet. Nu eens is hij tevreden, dan weer niet (hq). Spreekoefening. Siete felice, amico mio? Lo sarei, se avessi buoni libri. Se non vi occorre altro che Ve ne sarei molto tenuto (versigari, io pgsso darvene. plicht), molto riconoscente Ne volete? (erkentelijk). Verra Ella da me stasera? Verrö, purchè non ha in- coinodi (hinder). Come trgva 1'acqua stamattina? È fredda come ghiaccio (ijs). Ghe cgsa vugle questo fanciullo? Ora vugl questo, ora quello. Come trgva Ella questa sig- Non g n| bglla ne brutta. (leelijk). norina? Perchè lascia cos! pgca liberta Affinchè non vada (gaat) con a Suo 'flglio? cattivi compagni. Quando q partito il signor~A.? Iersera, appena ebbe ricevuto il telegramma. Non conosci neppur tu questo Ng, nemmeno io. pgvero vecchio? Suó nipote Le sara molto rico- Eppure non si ricgrda piü di noscgnte dell'educazione che me, come se non avessi fatto gli ha dato! nulla per lui. Leesoefening. I pasti (maaltijden) in Italia. Forestiero. A girar (doorreizen) 1'Italia si raccglgon (men hoort) tanti nomi pei vari pasti, che veramente ci sargbbe da credere (men zou gaan gelooven) che questo pgpolo se ne stesse (zat) a tavola da mattina a sera. Italiano. Ma avra notato che alcune di quelle pargle son semplici duplicati, altre son fugri d'uso, altre si riferlscono (hebben betrekking op) a costumi locali, o son dette per celia (uit de grap). In fondo non si fanna che due pasti, o la colazione (ontbijt) e il desinare (middageten), o il desinare e la cena (avondeten). F. Ma non si paria d'una prima e d'una seconda colazione? I. Si, ma 1'uso della prima colazione, al primo levarsi dal lgtto, q pgco generale. Ital. Gramm. v. Holl. 11 161 162 Les 32. F. E 1'asciolvere ? 1. % parola toscana per la prima colazione. Fugri di Toscana non g chi la intgnda (verstaat het niemand). F E il pranzo? I. Vugl dire propriamente il desinare dei gran signori, o delle grandi circostenze. Ma oramai, fugri di Toscana, g invalsö 1'uso (is in gebruik gekomen) di dir pranzo per desinare semplice. La pargla convito sta bene ai letterati, come dei pranzi politici si dice banchetto. Fïniscono di sglito con brindisi (toasten) e discorsi. F. E la merenda? I. Si da ai bambini specie nei paesi di campagna, tra le quattro e le cinque pomeridiane, la dove usa di desinare fra le dodici e l'una, e di cenare fra le gtto e le digci di sera. Ma gli adulti (volwassenen) non nsano far mergnda. B. Gosicchè i pasti normali son pgchi e a grandi intervalli? I. Si, 1'uso delle persone civili nelle grandi citta q questo. Si fa colazione fra le undici e l'una, e pgi si desina fra le sgi e le gtto pomeridiane. Se qualcuno che non paq stare ai pasti (niet aan de maaltijden genoeg heeft) mangia fugri d'ora qualche piccola cgsa per mantenersi lo stgmaco (om de maag te versterken) si dice che fa uno spuntino. F. Tutto sommato q questione di pargle, e d'ordinario dunque, non si fanno che due pasti al giorno. 1. E a differgnza dalla colazione e dalla cena, piglia (krijgt) nome di desinare, quello di maggior peso e di maggior durata, in cui, prima delle altre pietanze (gerecht), si mangia la mingstra o la zuppa. Nei pranzi di lusso (weelde) e di gala c q di molte portate (gangen). Ma il desinare ordinario, anche quello della ggnta ricca, che vive bgne, cgnsta di sglito, e al massimo (hoogstens) di antipasto, di mingstra, di due pietanze e delle frutta. F. Z vero che in Italia s'usa piü verdura (groente) che non carni? £ Secondo i lugghi e secondo le classi sociali. Piü verdura nel mgzzogiorno (zuiden), che non nel settentrione (noorden); piü in campagna, che in citta, piü fra la minuta ggnte (de mindere stand) che non fra gli artigiani (handwerkslieden) ed operai propriamente detti. E pgi anche rispgtto alle carni bisogna distinguere. I. Come sarebbe a dire (hoe bij voorbeeld)? I. Che cio^, 1'uso della carne bovina, da farne lesso, arrgsto, o stufato, non g molto esteso fra le classi popolari. Ma non pu§ dirsi lo stesso delle altre. F. Hg inteso. Ma 1'uso del pane q stragrande e ce n'£ d'ogni manigra. Tusschen werpsels. 163 I. Si. Nella valle del Pq si mangia molto pan giallo, ossia di granturco (maïs), e anche i signori consumano molta polenta. Nel m§z?ogiorno invece prevale (overheerscht) 1'uso del pan bianco, ossia di frumento, e oltre che del pane, delle paste e dei maccheroni. Antonio Ldbriqla. Drie en dertigste les. Trentatresima Lezione. Tusschenwerpsels. Interiezioni. Tusschenwerpsels zijn of gevoelsklanken, die bij zekere gewaarwordingen worden uitgebracht, of klanknabootsingen. De meest gebruikelijke zijn: aki, ohi, ah ach damera werkelijk ahi \ peccato jammer oimè > helaas indietro terug ahimè I fuqri er uit oibq bah, foei avanti voorwaarts eh | fermo halt (ehi) ï he aiuto help (old) f su, su langzaam aan fi foei di grazia als ik u bidden mag ebbene welnu oh \ orsü ü | ohe f 0 coraggio > moed deh ach, helaas animo ) guai (met den datief) wee evviva (altijd enkelv.) i anzi integendeel viva ) via welnu, weg zitto stil bene goed possibile is 't mogelijk benone heel goed per Bacco \ , all'erta pas op cqrpo di Bacco ) , . , diamine duivels cospetto di Bacco I bravo bravo capperi o (bewonderend) alto hoog 1 God gaf het, chi va la? wie daar magari ) wat gaarne, affè \ .. I of ik /kfc mia r °p mJD woord poffare (van p«p en fare) volesse il cielo dat gave de poffare il mondo! hoe is het hemel in 's wereldsnaammogelijk! per grazia di Dio om Gods poffare il cielo hoe is het in wil hemelsnaam mogelijk! ben venuto welkom. oh bglla 't is fraai (ironisch) n* 164 Les 83. Opmerkingen. ii Zitto en bravo worden (het eerste soms, het tweede steeds) als bijvoeglijke naamwoorden beschouwd en zijn dus veranderlijk: Oh bram! Zitta la, bugiarda. (Gold). Zwijg ! leugenaarster. Spinsero la pqrta adagino, zitti, zitti. (M.) Zij openden de deur zachtjes, heel zachtjes. 2. Als in uitroepen bij het voornaamw. een bijvoegl, naamw. staat, dan komt het bijvoegl. naamw. meestal het eerst, terwijl het voornaamw. in den accusatief volgt: Oh misero me. Ongelukkige, die ik ben. Oh poverette loro. O, de ongelukkigen. 3. Staat in uitroepen een eigennaam bij een bijvoegl. naamw., dan komt di ervoor. Staat in plaats van een eigennaam een gewoon zelfst. naamw., dan volgt op di het lidwoord der eenheid: Quello zotico di Bernardo. (M.) Die ruwe Bernard. Quello spensierato d'Attilio. (M.) Die lichtzinnige Attilio. Quella bugiarda di Colombina. (Gold). Die leugenaarster van een Colombine. Quell'asino d'un calzólaio. Die ezel van een schoenmaker. Woorden. il pazzo de dwaas I ardire 1 l'avvocato de advocaat | osare f ° la vendetta de wraak I ardito brutaal l'oratore de redenaar I lo scioperato de nietsdoener il cocchiere de koetsier l'impostore de huichelaar annegare j il miracolo het wonder annegarsi \ verdrinken la sventura het ongeluk affogare ' impertinente onbeschaamd ajfrettarsi zich haasten la pace de vrede abbandonare verlaten j lo scellerato de booswicht. Oefening 65. Orsü (moed), amici, giuriamo vendetta! Deh, lasciami in pace! Via di qua, impostore! Zitto! zitto, non parlare. Oh infelice te! Perchè hai creduto a quello scioperato di Andrea? Zitte la, signorine, ora non q tempo di parlare! Evviva 1'imperatore! Ebbene, che cgsa faremo? Per Bacco! non 1'avrej mai creduto! Ola, barcaiuolo, venite qua colla vostra barca! Animo! non sara gia cosl difflcile come pensate. Avanti, avanti, Tusschenwerpsels. non pgsso aspettare! Pi, che brutto maniera! Gran Dio, che sventura. Oh, Signori, affrettatevi! Dgh, sentite! Che bgüa canzonetta! Bravi tutti! fugri, fugri1! Dio sia lodato2! Siamo salvati! Egli ci vugl assassinare! Evviva* Vittgrio Emanuele Tgrzo. Aiuto, un ragazzo affoga! Oefening 66. Moed, mijne vrienden, wij zullen overwinnen (vinceremo). Is het mogelijk, dat een mensch zoo brutaal kan (pQssa) zijn? Die onbeschaamde (di) Willem heeft mij een ieugen verteld (detto). Eruit (fuQri), of ik zal den knecht roepen, om je de deur te wijzen (vert. opdat hij u toone). Wee u (guai a voi), als gij waagt hen een woord te zeggen. Die dwaas van een advocaat heeft mij toch (pure) gezegd, dat gij mij wenschte te spreken. Oh, de ongelukkigen. Zij zullen allen verloren zijn. Zwijg, booswicht. Je weet wel, dat ik je niet geloof. Bravo, kinderen. Gij hebt zeer goed uw werk gedaan. Stilte, jongedames. Ziet gij niet, dat mevrouw ziek is? Voor den duivel, ik zou nooit gedacht hebben, dat gij een zoo groot (tanto) redenaar waart. Om Godswil, verlaat mij niet in dit ongeluk. Voorwaarts! De koetsier kan niet wachten. Leve de vrienden! Leesoefening. II cgrpo umauo. Tutto il cgrpo umano g diviso (verdeeld) in tre parti principali: il capo o la tgsta, il tronco o il tgrso (romp) e le membra (ledematen). La tgsta § giunta (verbonden) al tronco pel cgllo (hals) ed anche le membra sono giunte al tronco. La tgsta consiste nel cranio (schedel) e nel viso (nella faccia, nel vglto). II cranio g copgrto dai capelli e contiene nel suo interiore una cgrta sostanza nervosa, che si chiama cervgllo (hersenen). II viso consiste nel fronte (nella fronte, voorhoofd), nelle guancie (wangen), negli gcchi, nel naso, nella bgcca e nel mento (kin). Nell'occhio si trgva la pupilla. Si dice: essere la pupilla dell'gcchio di qualcheduno. li naso contiene due narici. II mento, le guancie e le labbra (lippen) degli ugmini fatti (adulti) sono copgrte della barba. La barba delle labbra superiori (labbra di sopra) si chiama i baffi. La bgcca è composta delle labbra, dei denti, del palata, delle gengive (tandvleesch) e della lingua (tong). Tra le guancie ed il cranio o le tempie (slapen) si trovano le orecchie. L'gcchio q 1'grgano della vista ed il naso q 1'grgano dell'odorato. L'ornamento della bgcca sono bgi denti. Una dentatura completa consiste in 32 dgnti dall'ugmo. 1 Als de Italianen een acteur na het spel weer op het tooneel willen doen komen, roepen zij: fugri. 2 Of: Sia lodato Iddiol 3 Viva of evviva is steeds enkelvoud en staat aan het begin van den zin. 165 166 Les 34. I denti della prima dgntizione, che devono cadere alcuni anni di pgi, sono i denti da latte (melk). Da basso i denti sono coperti della gengiva. La lingua q molto volnbile e serve ad inghiottire (slikken) e per conseguenza a bere e a mangiare. Una frase molto usata, nell'italiano come nel olandese è_: avere una parola sulla punta della lingua. L'orecchio e 1'organo dell'udito, o 1'organo col mezzo del quale possiamo sentire o udire. Ascoltare §: sentire con intenzione, per esempio: il servo ascolta alla pgrta. I cinque sensi dell'ugmo sono: la vista, 1'udito, 1'odorato, il gusto ed il senso tattivo o il tatto. II cgllo aggiunge la tgsta al tronco. II tronco g diviso in due parti: il pgtto o busto (borst) ed il ventre o la pancia (buik). Addome (onderlijf) g il nome scientifico dato al ventre. II dosso (rug) q la parta di digtro del tronco. Nel pgtto si trgvano i polmoni (longen), che sono 1'grgano della respirazione, il cugre, che § 1'grgano principale della circolazione del sangue (bloed). Un altro grgano \ il fegato (lever). La funzione piü nota del fqgato consiste nella produzione della bile (gal). Nel ventro si trgvano grgani della digestione: lo stgmaco (maag) e le budglla (ingewanden). Le membra sono divise in membra superiori e membra inferiori. Le membra superiori sono le braccia (armen) col gomito (elleboog) e la mano. Si dice un braccio, ma nel plurale si dice le braccia. II braccio consiste in due parti: la parte inferiore o 1'avambraccio, e la parte superiore. Le parti della mano sono il carpo (handwortel), la palma e le dita colle unghie (nagels). E,cco come si chiamano le cinque dita particolari: il pollice (duim), 1'Indice ^ il prgssimo dito. Dopo questo viene il dito di mezzo o il medio, allora il dito anulare, al quale si pgrtano gli anglli e 1'ultimo e il dito piccolo o auricolare. La mano e giunta al avambraccio per la giuntura della mano. Le membra inferiori consistono nella gamba e nel piede. La gamba si divide nella coscia (dij) nel ginocchio (knie), nello stinco (scheenbeen) o tibia e nella polpa (kuit) della gamba. Le parti, delle quali il piede q compgsto, sono il calcagno (hiel), la pianta (zool) del piede e le dita. II complgsso di tutte le ossa (beenderen) del cgrpo si chiama lo schgletro. Vier en dertigste les. Trenta qnattresima Lezione. Onregelmatige werkwoorden. Verbi irregolari. Werkwoorden, die zich in éen of meer opzichten niet houden aan de regels der vervoeging, noemt men Onregelmatige werkwoorden. 167 onregelmatig. Men lette hierbij vooral op de volgende bijzonderheden: 1°- De Imperfetto dell' Indicativo en de Imperfetto del Congiuntivo zijn bij alle werkwoorden (uitgezonderd dare en stare) regelmatig. 21 Is de passato remgto onregelmatig, dan wijken alleen de le en 3° persoon enkelvoud en de 3° persoon meerv. af, terwijl de andere personen (uitgezonderd weer dare en stare) regelmatig zijn, b. v.: van piacere bevallen: io piacqut noi piacemmo tu piacesti voi piaceste egli piacque eglino piaequero. 31 Is de futuro onregelmatig, dan wijkt ook de condizionale af, b. v.: venire komen: Fut. Condiz. io verrg io verrei tu verrai tu verresti. Al Is de presente dell' Indicativo onregelmatig, dan wijken ook de presente del Congiuntivo en de 2e persoon enkel- en meerv. van den imperativo af. We noemen hier nog eenige dubbelvormen, die in de poëzie gebruikelijk zijn: a) In de passato remgto van de 1" conj. vindt men in plaats van den odere, udere, endere, endere, indere, onder e: evadere vluchten, ontkomen evasi evaso radere scheren, uitvlakken rast raso persuadere overtuigen persuasi persuaso. Tegenwoordig liever persuadere. chiedere vragen chiesi chiesto Iedere verwonden lesi leso decidere beslissen deern deciso. Eveneens: incidere insnijden, reeidere afsnijden, preeidere verminken, cireoncidere besnijden, 'uccidere dooden. dividere verdeden otetst diviso elidere weglaten elisi eliso irdridere omroeren, kneden intrisi intriso ridere lachen risi riso. Eveneens: arridere toelachen, deridere uitlachen, irridere uitlachen, sorridere glimlachen. conquidere kwellen, bedroeven conquiso (overwonnen) rodere knagen rost roso. Eveneens: corrodere wegbijten. alludere zinspelen op allusi alluso. Eveneens: üludere bedriegen, eludere ontwijken, deludere ontgoochelen, preludere voorspelen, enz. chittdere sluiten chiusi chiuso. Eveneens: aechiudere, recludere, racchiudere, includere insluiten, conchiudere en concludere besluiten, escludere uitsluiten, schiudere, dischiudere ontsluiten, precludere afsluiten, socchiudere half sluiten. intrudere invoeren intrusi intruso aecendere aansteken accesi acceso appendere aanhangen appesi appeso. Onregelmatige werkwoorden. 173 Eveneens: dipgndere, afhangen, properidere overhellen, sospyndere ophangen, spgndere uitgeven, vüipendere versmaden. difendere verdedigen difesi difeso. Eveneens: offendere beleedigen, fendere splijten is regelmatig in pass. remgto en heeft fesso in den part. pass. prendere nemen presi preso. Eveneens: apprendere leeren, comprqndere begrijpen, sorprendere verrassen en al de andere op prendere. rendere teruggeven rest reso tendere uitstrekken tesi teso. Eveneens: attendere verwachten, intendere begrijpen, contendere tegenspreken, pretpidere beweren en alle andere op tendere. scendere afstijgen scesi sceso. Eveneens: ascendere opstijgen, discendere afstijgen, trascendere overtreffen. scindere verdeelen, splijten scissi scisso f onder e gieten, smelten fusi fuso. Eveneens: effondere uitgieten, diffondere uitbreiden, confondere verwarren. nascondere verbergen nascosi nascosto rispondere antwoorden risposi risposto. 3. 8 werkwoorden op ardere, qrdere, ordere, ttrgere, exgere, Qrrere: ardere branden arsi arso pqrdere verliezen perst perso. Opmerking. Per der e heeft in den passato remgto ook perdetti en perdei en in den portie, pass. perduto. Deze vormen zijn zelfs de meest gebruikelijke. mordere bijten mgrsi mgrso spargere verstrooien sparsi sparso spergere vernietigen spersi sperso mergere doopen mersi merso. Eveneens: immergere indoopen en emqrgere opduiken. tergere afvegen tersi terso correre loopen cgrsi corso. Eveneens: percorrere doorloopen, accorrere toesnellen, concorrere medewerken, discorrere bespreken, ricorrere toevlucht nemen, soccorrere helpen, trascorrere doorloopen, enz. 4. 21 werkwoorden op andere, angere, engere, imere, incere, tngere, inguere, umere, ungere: spandere uitstorten spanto frangere breken fransi franto 174 Les 35. piangere weenen piansi pianto spengere (ook spegnere) spensi spento blusschen redimere verlossen redensi redento deprimere neerdrukken depressi depresso. Eveneens: esprimere uitspreken, imprimere indrukken, opprimere onderdrukken. vincere overwinnen vinsi vinto splngere schuiven spinsi spinto dipingere schilderen dipinsi dipinto cingere omsluiten cinsi tinto fingere dichten, verzinnen finsi finto tingere kleuren tinsi tinto stringere samentrekken strinsi stretto. Eveneens: astringere samentrekken, dwingen, costringere dwingen, noodzaken. estinguere blusschen estinsi estinto distinguere onderscheiden distinsi distinto assumere op zich nemen assunsi assunto consumere (nu consumare) consunsi consunto verteren ungere smeren unsi unto giungere bereiken, aankomen giunsi giunto. Eveneens: aggiungere bijvoegen, congiungere verbinden, raggiungere inhalen, enz. mungere melken munsi munto pungere steken punsi punto. 5. 10 werkwoorden op e,Uere, Qlgere, Qlvere, ulgere, tqrsere, Qrgere, orgere: sveUere uitrukken svelsi sveïto espellere uitdrijven espulsi 'espulso volg ere wenden, keeren vglsi vglto risglvere besluiten risglsi risglto (risoluto vastberaden^ assolvére vrijspreken assglsi assglto (assoluto beslist.) rifulgere flikken rifulsi tqrcere ineendraaien bgrsi tgrto pqrgere toereiken, geven pgrsi pgrto scqrgere gewaar worden scgrsi scgrto. Eveneens: accqrgersi gewaar worden, vermoeden. 6. 7 werkwoorden op ettere, eftere, uQcere, uqtere, uQvere, ut ere: mettere zetten misi messo. Onregelmatige werkwoorden. 175 Eveneens: ammettere toelaten, perméttere toestaan, promettere beloven, rimettere zenden, enz. annettere toevoegen annessi annesso. Eveneens: connettere samenvoegen. riflettere weerkaatsen riflessi riflesso. Eveneens: genuflettere knielen. In de beteekenis van nadenken riflettei, riflettuto. cuQcere koken cQssi cgtto scuQtere (zegtere) schudden scgssi scgtto. Eveneens: riscuqtere opschudden, percugtere slaan. mugvere (mgvere) bewegen mgssi mgsso. Eveneens: commugvere omroeren. discutere bespreken discussi discusso. Eveneens: inewtere (vrees) aanjagen. 7. De werkwoorden op eggere, igere, iggere, ivere: leggere lezen lessi lgtto eleggere verkiezen elessi eletto rqggere regeeren ressi retto. Eveneens: corrqggere verbeteren, sorrqggere ondersteunen. proteggere beschermen protessi protetto eHgere oprichten eressi eretto dirigere richten, besturen diressi diretto negligere veronachtzamen neglessi negletto predillgere voortrekken predilessi predüetto ftggere steken fissi ■ fitto. Eveneens: affiggere hechten, configgerenagelen, crocifiggere kruisigen, sconfiggere op den kop, op de vlucht slaan, trafiggere doorsteken. affligere bedroeven afflissi afflitto friggere bakken frissi fritto scrivere schrijven scrissi scritto vivere leven vissi vissuto. 8. 9 werkwoorden van het latijnsche ducere afgeleid (op durre): addurre aanvoeren addussi addotto condurre begeleiden condussi condotto dedure afleiden dedussi dedotto indurre verleiden, invoeren indussi indotto introdurre inleiden introdussi introdotto produrre voortbrengen produssi prodotto ridurre terugvoeren, veranderen ridussi ridotto 176 Les 35. sedurre verleiden sedussi .sedotto tradurre vertalen tradussi tradotto. V. Onregelmatig in presente en futuro zijn: 1. Dovere moeten. Pres. Ind. debbo (ot beter devo), dgvi (poët. dei), deve dobbiamo, dovete, debbono (oï dqoono). Pres. cong. dgbba, debba, debba, dobbiamo, dobbiate, debbano. Ftduro dovrg, dovrai, ecc. 2. Poter e kunnen. Pres. Ind. pgsso, pugi, pug, possiamo, potete, pqssono. Pres. cong. pgssa, pgssa, pgssa, possiamo, possiate, possano. Futuro potrty, potrai, ecc. VI. Onregelmatig in presente, passato remqto en futuro zijn: 1. Dolere smarten, pijn doen. Pres. Ind. dglgo, dugli, dugle, dogliamo, dolete, dqlgono. Pres. cong. dglga, dglga, dglga, dogliamo, dogliate, dqlgano. Pass. rem. dglsi, dolesti, ecc. Futuro dofrfy, dofrai, ecc. 2. Sapere weten. Pres. Ind. sg, sai, sa, sappiamo, sapete, sanno. Pres. cong. sappia, sappia, sappia, sappiamo, sappiate, sappiano. Pass. rem. seppi, sapesti, ecc. Futuro sapró, saprai, ecc. 3. Tenere houden. Pres. Ind. tengo, tieni, tiene, teniamo, tenete, tengono. Pres. cong. tgnga, tenga, tenga, teniamo, teniate, tengano. Pass. rem. tenni, tenesti, ecc. Futuro terrg, terrai, ecc. Eveneens: contenere bevatten, mantenere onderhouden, handhaven, appartenere toebehooren, ottenere verkrijgen, trattenere tegenhouden, ritenere ophouden, terughouden, sostenere oudersteunen, beweren, astenersi zich onthouden. 4. Volere willen. Pres. Ind. vgglio, vugi, vugle, vogliamo, volete, vogliono. Pres. cong. vqglia, vqglia, vqglia, vogliamo, vogUate, cqgliano. Pass. rem. vglli, vólesti, ecc. Futuro vorrg, vorrai, ecc. Onregelmatige werkwoorden. 177 VII. Onregelmatig in presente, passato remqto, futuro en participio passato zijn: a) De 4 werkwoorden met lange ere: parere, ritnanere, valere en vedere. 1. Parere schijnen. Pres. indr paio, pari, pare, pariamo (paiamo), parete, paiono. Pres. cong. paia, paia, paia, pariamo, pariate, paiano. Pass. rem. parvi. (en parsi), paresti, ecc. futuro parrty, parrai, ecc. Part. pass. parso (met essere). Vele vormen van parere, als pariamo, pariate, pari enz. zijn deels gelijkluidend met vormen van het werkwoord parare versieren, afweren, deels met andere vormen als parete, parente. Waar eene onduidelijkheid zou kunnen onstaan, gebruikt men in plaats van het woord parere: sembrare Parere en sembrare met het daaropvolgend werkw. worden meestal onpersoonlijk gebruikt. Pare che state tristi. Pareva che fosse mgrto. 2. JRimanere blijven. Pres. ind. rimango, rimani, rimane, rimaniamo, rimanete, rimangono. Pres. cong. rimanga, rimanga, rimanga, rimaniamo, rimaniate, rimangano. Pass. rem. rimasi, rimanesti, ecc. Futuro rimarrty, rimarrai, ecc. Part. pass. rimasto. 3. Valere gelden. Pres. ind. valgo, vali, vale, valiamo, valete, valgono. Pres. cong. valga, valga, valga, valiamo, valiate, valgano. Pass. rem. valsi, valesti, ecc. Futuro varrg, varrai, ecc. Part. pass. valso (valuto). 4. Vedere zien. Pres. ind. vedo (veggo), vedi, vede, vediamo, vedete, vedono (veggono). Pres. cong. veda (vegga), ecc. Pass. rem. vidi, vedesti, ecc. Futuro vedrty, vedrai, ecc. Part. pass. visto (veduto). Eveneens: avvedersi waarnemen, antivedere, prevedere voorzien, vooruitzien, provvedere voorzien, rivedere weerzien, enz. Ital. Gramm. r. Holl. 12 178 Les o5. b) De 4 met korte ere: cqgliere, sciqgliere, tqgliere, scegliere. 1. Cqgliere plukken. Pres. ind. cqlgo, cggli, coglie, cogliamo, cogliete, colgono. Pres. cong. colga, ecc. Pass. rem. colsi, cogliesti, ecc. Futuro corrty, corrai, ecc. fmeer gebruikelijk coglierg) Part. pass. cqlto. 2. sciqgliere losmaken j 3. Tqgliere wegnemen > evenals cqgliere. 4. Scegliere kiezen J c) De 4 met saamgetrokken infinitief: dire dicere)r fare (uit facere), porre (uit ponere), trarre (uit traere). 1. Dire zeggen. Pres. ind. dico, dici, dice, diciamo, dite, dicono. Pres. cong. dica, ecc. Pass. rem. dissi, dicesti, ecc. Futuro dirg, dirai, ecc. ' Imperf. cong. dicessi. Imperativo di\ dite, dica. Part. pass. detto. Eveneens: ridire herzeggen, predire voorspellen, contraddire tegenspreken, benedire zegenen, maledire vervloeken. 2. Fare maken, doen. Pres. ind. fq of faccia, fai, fa, facciamo, fate, fanno. Pres. cong. faccia, ecc. Pass. rem. feci, facesti, ecc. Futuro farq, farai, ecc. Imperf. cong. facessi, ecc. Part. pass. fatto. Eveneens: disfare losmaken, rif are weer maken, assuefare gewennen, soddisfare tevredenstellen, voldoen. 3. Porre zetten. Pres. ind. pongo, poni, pone, poniamo, ponete, pongono. Pres. cong. ponga, ecc. Pass. rem. posi, ponesti, ecc. luturo porrq, porrai, ecc. Imperf. cong. ponessi, ecc. Part. pass. posto. Eveneens: comporire samenstellen, componeeren, deporre afleggen, disporre beschikken, opporre tegenoverstellen, supporre veronderstellen, esporre tentoonstellen, imporre Onregelmatige werkwoorden. 179 opleggen, riporre bewaren, weer neerleggen, proporre voorstellen. 4. Travre trekken. Prés. Ind. traggo, trai en traggi, trae, tragghiamo en traiamo (echter beter si trae), traete, traggono. Pres. cong. tragga, êcc. Pass. rem. trassi, traesti, ecc. Futuro trarrö, trarrai. Part. pass. tratto. Eveneens: attrarre aantrekken, estrarre uittrekken, con~ trarre samentrekken, protrarre uitrekken, ritrarre terugtrekken, uitteekenen enz., 'detrarre aftrekken, distrarre verstrooien, sottrarre onttrekken. Woorden. accadere gebeuren I diversamente anders ottenere verkrijgen j il braccialetto de armband dolere pijn doen, la primavera de lente smarten Vestate de zomer dovere moeten l'autunno de herfst potere kunnen Tinverno de winter rimanere blijven j la nuvola de wolk vólere willen | la scala de trap mantenere handhaven, ü prode de dappere onderhouden | la scortesia de onbeleefdheid sedere zitten I a fianco di naast appartenere behoor en la riga de regel valere waard zijn il posto de plaats morire sterven | l'indirizzo het adres sapere weten I l'impertinenzade onbe- chiudere sluiten schaamdheid vedere zien I la piccolezza de kleinheid riuscire slagen I lo scolto de dwaas camminare loopen j il foglio het blad van badare oppassen een boek tollerare dulden la fQglia het blad van valer si di gebruiken een boom. - Oefening 68. Gisteren viel ik (pass. rem.) van de trap en vandaag kan ik niet goed gaan. Je zult vallen, als je niet oppast (cong.). De bladeren vallen van de boomen; de herfst nadert. De dapperen vielen (pass. rem.) voor het vaderland. Ben je gevallen, mijn kind? Op dezen spoorweg zijn reeds verschillende ongelukken gebeurd. Het doet mij pijn, u dit bericht te moeten geven. Ik heb ho'ofdpijn (vert.: mij doet het hoofd pijn). Hij hieeft zich over (di) je onbeleefdheid 12* 180 Les 35. beklaagd (ddere). Beklaagt u niet over elke kleinigheid. U moet doen, wat ik u bevolen heb. De menschen moeten (zich) elkander beminnen. Allen moeten aan de wetten gehoorzamen. Ik weet werkelijk (prqprio, veramente) niet, of ik daarheen moet gaan (cong.) (Al) Moest (cong.) ik sterven, ik kan niet anders spreken. Gij schijnt niet te weten (vert.: het schijnt, dat gij niet weêt (cong.)), wat gij doen moet. Het heeft mij toegeschenen, dat de deur gesloten was. Zwijgt. Spreekt u maar (pure), ik zal zwijgen. Het horloge, dat u hem gaf (pass rem.), beviel hem (pass. rem.) zeer. Als haar deze bloemen bevielen, zou ik ze haar geven. Het boek zou mij bevallen, als de vertelling niet zoo onwaarschijnlijk scheen. Jij kunt met mij komen. Ik kon (pass. rem.) gisteren niet komen; ik moest bij mijne zieke moeder thuisblijven. Al konden wij ook doen, wat wij willen, wij zouden niet tevreden zijn. Mijne reiskameraden blijven in Florence, en ik zal in Rome blijven. Blijf waar u is. Mijn broeder is tot 11 uur gebleven. Kent u (sapere) Italiaansch? Ja, ik ken het een beetje; ik begrijp, wat ik lees. Weet u, wat hij gedaan heeft? Ik weet slechts, dat hij zijn woord niet gehouden (mantenere) heeft. Wij weten, dat hij lang in Venetië zal blijven. Weet (beleefde vorm), dat ik uwe onbeschaamdheden niet langer dulden zal. Waar zit uwe zuster? Zij zit daar (la), waar de andere dames zitten. Ik ga naast mijne moeder zitten (zet mij). Deze brave jongeling onderhield vele jaren (per mólti anni) zijne moeder door (col) zijn (proprio) werk. Als ik deze plaats krijg, blijf ik altijd hier. Weet je, aan wien dit paleis behoort? Neen, ik weet niet, aan wien het nu behoort (cong.) Neemt u plaats, juffrouw, en leest ondertusschen deze brieven. Ik hield (pass. rem.) de belofte, die ik u gedaan had. Ik maak van deze gelegenheid gebruik (mi valgo di questa occasione), om u eenige regels te schrijven. Hoeveel is deze armband waard? Vijfentwintig lire.» Zie je deze wolk? Ik zie haar, zij brengt regen. Gisteren zag ik uw broeder, hij wilde u bezoeken. Deze dwazen zien niet, dat zij zoo nooit zullen slagen. Heb je niet gezien, dat ik hier was? Wilt u met mij reizen? Gaarne. Ik wil met hem spreken, hij moet u uw geld teruggeven. Ik wilde (pass. rem.) niet gelooven, wat hij vertelde. Wist uwe tante, dat u met mij naar buiten wilde gaan (venire). Zeker, zij wist het. Ik zou mijn vriend in Milaan willen schrijven, maar ik weet zijn adres niet. Woorden. bevere drinken I spegnere blusschen dire zeggen ! scegliere kiezen deporre ontzetten \ porre zetten Onregelmatige werkwoorden. 181 trarre trekken ,j Vimpaccio de verlegenheid esporre blootstellen la calca, . hel gedrang benedire zegenen ] il cambiale de wisselbrief il sindaco de burgemeester | la circostanza de omstandig- il vaso di fiori de bloemvaas j il rimprqvero het verwijt [heid la pietra de steen | il fiammifero de lucifer. Oefening 69. Wat drink je? Ik drink een glas Münchener bier. Gisteren dronk ik (pass rem.) ook dit bier, maar het is mij niet goed bekomen (far bene). Zul je een glas wijn met mij drinken? Ik zal graag een glas wijn drinken. Wat zegt u? Ik zeg niets en ik heb niets gezegd. Zegt aan de keukenmeid, dat wij vandaag om 2 uur zullen eten. Hij zeide (pass. rem.) mij, dat zijn broeder was aangekomen. Terwijl nij deze woorden zeide (gerund.), haalde (trarre) hij den brief uit den zak (di tasca) en toonde hem aan ons allen. God ze gene uw werk. Wij doen, wat wij kunnen; wat wilt gij meer? Ik deed (pass. rem.) hem verwijten, maar alles was te vergeefs (in utile). Doet u mij bet genoegen, mij te zeggen, welke stof u gekozen heeft. Heb je je vertaling gemaakt? Ik maak haar op ditoogenblik. Vanmiddag zal ik het overige doen. Geef mij den,brief en zeg mij, wie hem geschreven heeft. Ik kan het je niet zeggen. Men zegt van de Napolitanen, dat zij van het zoete nietsdoen (dolce far niente) houden. Zet u de bloemvaas daar (qua). De burgemeester zal den eersten steen leggen van het nieuwe gemeentehuis (palazzo del municipio). Welke handschoenen kies je? Ik zal de gelen en de zwarten kiezen. Ik heb eenige boeken gekozen, maar ik zou eerst willen weten, hoeveel zij kosten. Ik deed de lamp uit (bluschte), toen het dag werd (fat-si). Wat zouden wij doen^ als onze oom ons niet uit deze ongelegenheid wilde halen (trarre). Uw sigaar is uit (spegnersi), wilt u lucifers? Dank u, ik heb een doosje lucifers in den zak. Hij heeft mij uit (fuori di) het gedrang gehaald (trarre). De koopman trok (pass. rem.) drie wissels op Londen en twee op Berlijn. Wij hebben hem uiteengezet (esporre), hoe de zaak was (stare), nu moet hij ons zegen, wat wij in deze omstandigheden moeten doen. 182 Les 36. Zes en dertigste les. Trentesima sesta Lezione. Onregelmatige werkwoorden van de IIIa Coniugazione. Het aantal werkwoorden van de 3° conjugatie, die in den presente op -isco uitgaan (zie les 20) is belangrijk grooter dan de regelmatige op -o. De volgende (en de later te noemen onregelmatige) gaan op -o uit: avvertire berichten awerto convertire bekeeren converto ,. ^. onderhouden . diverhre vermaken d^rto bóïïire koken botto cucire naaien cucio dormire slapen dormo fuggire vluchten fuggo partire vertrekken parto pentirsi di berouwen mi pento seguire volgen seguo sentire voelen sento servire dienen servo sortire uitgaan sqrto vestire kleeden vesto De samengestelde werkwoorden worden als de enkelvoudige vervoegd. Alleen die, welke met seguire zijn samengesteld, als eseguire uitvoeren, conseguire verkrijgen, hebben bij voorkeur -isco. Naast die op -o, hebben de volgende in den presente ook -isco: abborrire verafschuwen dbborrisco en abbprro apparire verschijnen apparisco en appaio applaudire bijval betuigen applaudisco en applaudo assorbire inzuigen assorbisco en assgrbo compire voleindigen compisco en compio inghiottire inslikken inghiotlisco en inghiotto lambire likken lambisco en lambo mentire liegen tnentisco en mento muggire brullen muggisco en muggo (van koeien) pervertire bederven pervertisco en perverto ruggire brullen ruggisco en ruggo Onregelmatige werkwoorden. 183 sdrucire losscheuren sdrucisco en sdruco sovvertire omstorten sowertisco en sovverto tossire hoesten tossisco en tosso Van de 13 overige onregelmatige werkwoorden, der 3e conjugatie zijn: a) 3 slechts in den presente onregelmatig: 1. Salire stijgen. Pres. ind. sdlgo, sdli of sdlisci, sole of salisce, saliamo, salite, salgono. Pres, cong. salga, salga, salga, saliamo, saliate, salgono. Imperat. sali, salga, saliamo, salite, salgano. 2. Udl/re hooren. Pres. ind. qdo, Qdi, ode, udiamo, udite, odono. Pres. cong. gda, qda, qda, udiamo, udiate, qdano. Imperat. qdi, qda, udiamo, udite, qdano. 3. Uscire uitgaan. Pres. ind. esco, esci, esce, usciamo, uscite, escono. Pres. cong. esca, esca, esca, usciamo, usciate, escano. Imperat. esci, esca, usciamo, uscite, escano. b) 6 slechts in den passato remoto en partircipio passato onregelmatig: aprire openen apersi aperto coprire bedekken copersi coperto. Eveneens: scoprire opendoen. cffrire aanbieden offersi offgrto soffrire lijden soffersi sofferto istruire onderrichten istrussi istrutto \ ook costruire bouwen costrussi costrutto f regelmatig. c) 3 in verschillende tijden onregelmatig: 1. Apparire verschijnen. Pres. ind. apparisco (appaio), apparisci, apparisce (appare), appariamo, apparite, appariscono (appaiono). Pres. cong. apparisca (appaia) enz., appariscono (appaiano). Imperat. apparisci, apparite. Pass. rem. apparii (apparvi), apparisti, appari (apparve) ecc. Part. pass. apparso (apparito). Eveneens: comparire (verschijnen, b. v. voor 't gerecht), disparire, sparire (verdwijnen), transparire (doorschijnen). 2. JHorire sterven. Pres. ind. muqio (mqio), muqri (mqri), muqre (mqre) moriamo, mor ite, muqiono. Pres. cong. muqia (mqra poët.) ecc. moriamo, mor iate, muqiono. 184 Les 36. Futuro morrq (morirq) ecc. Part. pass. mqrto. Imperat. muqri, morite. Part. pres. morente. 3. Venfoe komen (zie bid. 123). Pres. ind. vengo, vieni, viene, veniamo, venite, vengono. Pres. cong. venga, ecc., veniamo, venite, vengano. Imperat. vieni, venite. PasS. rem. venni, venisti, venne, ecc. Futuro verrq, verrai. Part. .pres. vegnente, Part. pass. venuto. Gerundio. venendo. Eveneens: awenire gebeuren, .cónvenire bijvallen, pervenire geraken. d) Éen slechts in part. pass. onregelmatig. ' esaurire uitputten part. pass. esausto. Woorden: la commedia het blijspel : il luqgo de plaats la tragedia het treurspel Vanni- de verjaardag V ospitalitd de gastvrijheid ver sar io la procurxf de volmacht il sepolcro het graf la pigrizia dé luiheid la corona de kroon ü poltrone de luiaard informdre di inlichten over la lapide de steen \ udire hooren. Oefening 70. Wat deed hij (pass. rem.)? Hij kwam bij ons en vroeg geld. Wat zullen wij doen? Wij zullen tot hem moeten gaan. Waar gaan deze dames heen? Zij zouden naar den schouwburg gaan, als het niet zulk slecht weer was (maakte cong.). Daar er in de zaal weinig plaats is, zullen de dames zitten eh zullen de heeren staan. Als u wilt, dat ik iets voor u doe (cong.), moet' u mij eene volmacht zenden. Ik weet niet, of hij hier komt, mocht hij echter komen (vert.: maar als hij kwame) dan zou ik hem (de) gastvrijheid aanbieden in mijn'huis. Gisteren hebben wij de nieuwe opera gezien en zullen binnen kort de beroemde zangeres N. hooren. Wij zeggen, wat wij gehoord hebben. Dat kan niet waar zijn, wie heeft het u gezegd? Een vriend van ons, die- goed ingelicht schijnt te zijn over de zaak. Zegt u hem, dat ik mijne belofte zal houden. Uw broer is een luiaard, de tijd zal echter spoedig komen, dat hij berouw zal hebben over zijne luiheid. Ik blijf in Venetië en jij zult in Milaan blijven. Hij bleef twee maanden in Triest. Het blijspel beviel mij zeer. Bevalt u deze zanger? Hij zingt zeer goed (benissimo). Zwijgt Onregelmatige werkwoorden. 185 (beleefde vorm). Uwe woorden bevallen mij niet. Ik leg deze boeken op de andere. Een steen werd gelegd op de plaats, waar de dappere gestorven was. Op den verjaardag van Michelangelo Buonarotti legden de Duitsche kunstenaars een zilveren krans op zijn graf. ' Woorden. salire opstaan I la poesia het gedicht adempiere vervullen | l'oriente het oosten cqgliere plukken ■ il levar del de zonsopgang predire voorspellen sole scoprire ontdekken ü silenzio de stilte costruire bouwen fertile vruchtbaar v&ncere overwinnen l'qlio de olie estrarre uittrekken ü cattqlico de katholiek uscire uitgaan i il guerriero de krijger il profeta de profeet | la fame de honger la venuta di de komst van j la salute de gezondheid Cristo Christus il saluto de groet l'qrrivo de aankomst . il traditore de verrader ü documento de oorkonde il lume .st het licht Sqcrate Socrates il Medio Eoo demiddeleeuwen Cqsare Cesar | suUo scorcio tegen het eind Goffreddo Gottfried | la cicuta de scheerling. Oefening 71. De profeten voorspelden (pass. rem.) de komst van Christus. Wij zullen op uwe gezondheid drinken. Wij wachten op de aankomst van den trein, twee tantes van ons komen van Berlijn. Een man is in de rivier gevallen, en toen hij eruit werd gehaald, was hij reeds dood. Uit deze oorkonde haalde (estrarre) ik zeer gewichtige berichten. Socrates dronk de scheerling en' stierf. Wat heeft hij voor boeken gewild? Wat heeft u gedronken? Het licht is uitgega&n^Cspegnersi). De regen bluschte (pass. rem.) de vlammen. Hij heeft de gedichten van Leopardi gekozen. De dames hebben in het bosch vele bloemen geplukt. De lamp gaat uit (spegnersi), er zal geen olie meer in zijn. Hij zal een wissel op Parijs trekken. Tegen het einde der middeleeuwen bouwden de katholieken vele mooie kerken. Morgenvroeg bestijg ik (pass. rem.) den berg, om den zonsopgang te zien. Sedert ik geregeld ' (regolarmente) eiken dag uitga, gaat het mi$ (*tare) veel beter. Hem yerscbéèn een engel uit het Oosten. Gottfried verscheen met zijn krijgers voor de muren (le mura) van Jerusalem (Gerusaiemme). Ik kom met mijn heele familie. Cesar kwam, zag en overwon. Het komende jaar zal vruchtbaar zijn. Wie is gekomen? Niemand. Ik sterf van honger. Hij stierf ver van (lungi da) het lieve vaderland. Hij zal den dood 186 Les 36. (genit.) des verraders sterven. Ik heb mijne plicht vervuld. Hij beklom de trap. Ik ga oogenblikkelijk (in dit oogenblik) uit. Wij gaan vandaag niet uit. Hebt gij de deur geopend? Ja, mijnheer. Een Italiaan heeft Amerika ontdekt. Spreekoefening. Che CQsa fa qui alla stazione? Aspetto mio fratello che viene da Milano. Dove andra stasera? Andr$ a teatro con mia zia. Hq sentito che tuo padre g Nq, ma non puQ ancora uscir malato, g a lgtto? di casa. Potr§ venir da Lei domani? Non sq se sarQ a casa. Mi hanno detto che foste al Nq, siama stati trattenuti dal- ballo ieri; q vero? 1'arrivo d'uno zio. % piaciuto il mazzo di fiori a Si, le piacque assai. Sua sorella? A chi sara posta una lapide? Al generoso N. che tanto fece per il bene dei pQveri. % diligente Suo cugino? Z diligentlssimo; va volontieri a scugla e studia con amore. Devo uscire o restare a casa? Faccia quei che vugle; ma credo che sarebbe meglio per Lgi se uscisse un pgco. Favorisca dirmi dove sta il Mi pare che stia nella prima sindaco! casa qui a dgstra. Avete aperto le finestre? Le aprirg subito. Leesoefening. II ngstro maestro. Anche il mio nugvo maestro mi piace, dopo questa mattina. Durante 1'entrata, mentre egli gra gia seduto al suo pgsto, s'affacciava (vertoonde zich) di tanto in tanto alla pgrta della classe qualcuno dei sugi scolari dell'anno scorso, per salutarlo; s'affacciavano, passando e lo salutavano: — Bugn giorno, signor maestro. — Bugn giorno, signor Perboni; alcuni entravano, gli toccavauo (drukten) la mano e scappavano (gingen weg). Si vedeva che gli volean bgne (hem graag mochten) e che avrgbbero voluto tornare con lui. Egli rispondeva: —Bugn y giorno — stringeva (drukte) le mani che gli porgevano (reikten), ma non guardava nessuno: ad ogni saluto rimaneva serio colla sua ruga (rimpel) diritta sulla fronte, voltato verso la finestra, e guardava il tetto della casa di faccia (tegenover); e invece di rallegrarsi di quei saluti, pareva che ne soffrisse. Pgi guardava noi, 1'uno dopo l'altro, attgnto. Dettando (dikteerend), discese (kwam naar heneden) a passeggiare in mgzzo ai banchi, e visto un ragazzo che avevo il viso tutto rosso di Onregelmatige werkwoorden. 187 bolh'cine (blaasjes), smise di dettare, gli prese il viso fra le mani e lo guardg; pgi gli domandg che cgsa aveva e gli pos$ una mano sulla fronte per sentir s'gra calda. In quei mentre, un ragazzo digtro di lui si rizzg (ging staan) sul banco, e si mise a fare la marionetta. Egli si volt$ tutt 'a un tratto, il ragazzo risedette d'un colpo, restg li, col capo basso, ad aspettare il castigo (straf). 11 maestro gli pose una mano sul capo e gli disse: — ' Non lo far piü. — Nignt' altro. Torng al tavolino e fini di dettare. Finito di dettare, ci guardg un momgnto in silgnzio, pgi disse adagio adagio, con la sua voce grgssa, ma bugna: — Sentite. Abbiamo un anno da passare insigme. Vediamo di passarlo bene. Studiate e siate bugni. Io non hg famiglia. La mia famiglia sigte voi. Avevo ancora mia madre l'anno scorso: mig mgrta. Son rimasto solo. Non hg piü che voi al mondo, non hg piü altro affgtto, altro pensigro che voi. Voi dovete b. v. testè (kort geleden), wercè (erbarmen), ohim$, caffq, chê, perchè, poichè, purchè, affinché, fuorchè, Giosuè,, Noè., Mosè.. 31 Eenige woorden op 1, n. 1.: de dagen van de week (uitgezonderd domenica) en mezzodi, giurl, cosi. 4°„- Eenige woorden op a: a) Bijna alle woorden op -ita, -eta, die overeenkomen met de Fransche woorden op -té, -été, b. v. verita, impieta. b) eta, meta, sofa, bonta. bi Bij werkwoorden: a) De 3e persoon enkelv. van de passato definito der regelmatige werkwoorden: portó, credg, fènï. b) De 1" en 3e persoon enkelv. van de futuro van alle werkwoorden: amerQ, venderq, finirq; amera, vendera, finira. Opmerking. Natuurlijk zijn ook die woorden parqle tronche, die door het weglaten van den slotklinker zijn ontstaan uit parqle piane: amor, temer, morir, buqn. VL Parqle piane. Negen tiende van de Italiaansche woorden behooren hier toe en wel: li- Bijna alle woorden, bij welke de eindklinker voorafgegaan wordt door twee medeklinkers: commerciante, compasso, dispotismo, accgrdo, canqtto. 21 De meeste woorden, bij welke de voorlaatste lettergreep op o of uo eindigt: persona, azione, creatore, laborioso, bugno. Ook behooren er toe: a) Alle werkwoorden en bijna alle zelfst. en bijvoegl. naamw. op -are en -ire. b) Bijna alle woorden op -eria en -ia: cavalleria, Maria, simpatia. c) De woorden, die de volgende uitgangen hebben (behoudens enkele uitzonderingen): a) die abituale, universale j&V^iï: ano, -a guardano, settimana aro, -a carbonara, fanfara agno, -a compagno, montagna 194 Opmerkingen vooraf. 195 bj eo, -a amedeo, epopea eno, -a sereno, Maddalena c) ino, -a bambino, farina d) uno, -a importuno, fortuna uto, -a istituto, valuta uro, -a oscuro, legatura. III. Parqle sdrucciole. Regels zijn moeilijk aan te geven. We noemen bier slechts enkele voorbeelden: cavolo, lampada, oceano, dqspota, actdo, ridere (en vele andere onregelmatige werkwoorden van de 2" conjugatie). Bijzondere regels: .drucciók zijn: 1°. De woorden met den uitgang -bile: amabtle, ftébüe, visibile, mqbüe, volubile 2°- De /" persoon meervoud van de werkwoorden in alle tijden (uitgezonderd enkele bisdru^U^).^.^-^ ~ Sommige woorden, die in proza sdrucciole zijn, worden in poözie piane: cerebro, eerebro, funebre,' funebre, stmüe, simile. IV. Parqle bisdrucciole. Hiertoe behooren slechts een klein aantal werkwoorden van de 1° conjugatie in den derden persoon meerv. van den indicat. en congiunt. presente: abttino, nobilitano, nóbilitino (zie verder aan 't eind van dit boek). De bisdrucciole die het meest voorkomen, ontstaan door het samengevoegd worden van persoonlijke voornaamw. en sommige werkwoordvormen: voornameüjk tmperativo, gerund, en particip.: datemene, portategItela, andandosene, adiratosene, salutativisi. Schrijfteekens. I. Het klemtoonteeken Vaccento ('). II. Het samentrekkingsteeken Vaecento drconflesso ("). Beide zijn reeds voldoende in 't eerste deel behandeld. III. Het afkappiugsteeken l'apqstrofo ('). Zooals reeds in het eerste deel gezegd is, geeft dit teeken aan, dat er eene letter (of in enkele gevallen eene 18* 196 Opmerkingen vooraf. lettergreep) is weggelaten. In het algemeen gelden de volgende regels: 11 De lidwoorden lo, la en una kunnen afgekapt worden in het enkelvoud voor alle klinkers, tenminste als het geen aanleiding kan geven tot verwarring, b. v.: Yamore = lo amore, Vora = la ora, un' amica = una amica. Maar men moet zeggen: lo erede de erfgenaam en la erede de erfgename. In het meervoud kapt men gli slechts af voor woorden, die met eene i beginnen, b. v.: gl'inni, gl'Inglesi, enz; le wordt slechts afgekapt voor sommige woorden, die met eene e beginnen, b. v.: l'erbe, als ten minste de meervoudsvorm duidelijk uit den slotklinker blijkt. Le erbe is trouwens ook wel goed. 21 De klinkers van che, se, mi, ti, le, la, lo, ci, vi, gli, (lui) mogen slechts voor dezelfde klinkers afgekapt worden: mHnvita, s'egli, enz. Maar men moet zeggen mi ama, se avessero, enz. 31- De bijvoeglijke naamw. bugno, bugna; santo, santa; grande; questo, questa; quello, quella; moeten in het enkelvoud voor alle klinkers afgekapt worden: bugn' anima, sanf ugmo, sant' Eufemia, grand" ugmo, grand' anima, quell' ugmo, quell' anima. Maar men moet zeggen: bugn amico, bugno spgcchio, bugna tgsta, san Pietro, santa Maria, santo Stefano. santo spirito, grande muro, grande persona, grande spetschio, questo libro, quei muro, quella dpnna. Opmerking. A. Vele woorden, bij welke de slotklinker (a, e, o) voorafgegaan wordt door m, n, r, l, laten dikwijls den klinker vallen, vooral wanneer het volgende woord met een enkelen medeklinker begint (en dat wel zonder afkappingsteeken); b. v.: A man sinistro ter linkerhand. Egli non vuql parlare hij wil niet spreken. Per far questo om dit te doen. Siam tutti presenti wij zijn allen tegenwoordig. De klank en de zin geven echter meest den doorslag. Zoo zegge men niet: la man e U piede, noch la man nera, en vooral niet la man sgraffiata. Daaren- Opmerkingen vooraf. 1»7 tegen vennijde men ook weer te zeggen: fare ridere, un filo mnghtssimo. B. De woorden op -llo, -nno, b. v.: bello, cavaUo, uccello, porteranno, enz. verlieeen dikwijls, vooral in de poëzie, de lettergreep lo of no voor de woorden, die met een medeklinker (uitgezonderd s impura) beginnenmm caval di legno, porteran tutti i Ubri. Het zijn niet alleen de lidwoorden en de pronomi determmaUm, die afgekapt worden, maar soms ook de bijwoorden en Bijvoegl. naamw.: adess' adesso, ne'sugi print'anni. IV. Het verbindingsstreepje La lineetta dient bijna uitsluitend om de lettergrepen op het eind van een regel te scheiden: a) De letters ch, gh, gn, gl, sc(e), sc(i), sci(a), sci(o) worden nooit gescheiden. Men schrijve dus niet: pgc-hi, maar pg-chi, nooit fig-lio, maar fi-glk). b) cch, ggh, cc, gg, cq en alle dubbele medeklinkers tusschen klinkers worden gescheiden: spec-chio bel-lo, prez-zo. c) De beginlettergrepen bis, cis, dis, es, in, mio, per, pos, sub, tras, trans mogen nooit in tWeëen gedeeld worden. Men moet dus schrijven cis-alpino, enz. Hieraan houdt men zich echter niet steeds. Verder maakt men van de lineetta gebruik om twee woorden te vereenigen, doch slechts in gevallen als grammatica olandese-italiana, enz. V. De overige leesteekens geven geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. 198 Eerste les. Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden. § 1. Volgens de beteekenis zijn mannelijk: 1°, De namen van mannelijke wezens; b. v.: Carlo, Elia, Mattia, il cavallo, il Francese, il presidente. Uitzonderingen: la guida de gids, la sentinella de schildwacht, la spia de spion, la recluta de recruut, la guardia de wacht. 2°- De namen: a) Vanlanden,dienietop a of de uitgaan; b.v.: il Belgio, il Brasüe, il Peru. b) Van bergen; b. v.: il Vesuvio, Vljjtna. Uitgezonderd eenige bergketenen als: le Cevenne, le Alpi, le Ande, le Dqfrine, la Siërra Nevada. c) Van meren; b. v.: il Trasimeno, il Garda. d) Van rivieren dieniet op «eindigen; b.v.: il Tanaro, il Pq, il Tevere. E Mella, l'Adda, il Volga, il Niagara zijn mannelijk, aewel ze op a eindigen. e) Van boomen en metalen, die niet op eene nbeklemtoonde a of op de eindigen; b. v.: Voro, il fico. Uitzonderingen: l'elce de roode eik, la quercie (ook la quercia) de eik, la vite de wijnstok. 31- De namen van maanden en dagen: il Gennaio, il lunedi. Uitz.: la domenica. 41- De woorden, die, doordat er het lidwoord voor eplaatst is, tot zelfst. naamw. zijn geworden: il bene, il bere, il dove. § 2. Volgens de beteekenis zijn vrouwelijk: 1°,- De namen van vrouwelijke wezens: Giulia, Saffo, la ragazzo, la cavalla (de merrie). Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden. 199 2? De namen van landen op a of de: VInghüterra, la Colchide, la Francia (uitgez. il Bengala) de namen van steden1: Napoli, Firenze e" bella en de namen van eilanden2: la Sicilia, la Sardegna Sardinië. 31 De namen van vruchten: la pera, la ciliega de kers. Uitgezonderd zijn de volgende, die zoowel de vrucht als den- boom aanduiden : ü porno de appel il cedro de ceder il limone de citroen il dattero de dadel il fico de vijg il ribes de bes il lampone de framboos il pistacehio de pistache noot Vananasso de ananas. Varancio de sinaasappel. 41- De namen van deugden, gebreken, kunsten en wetenschappen: la bonta, la bugia, la geografa, la pittura de schilderkunst. De voornaamste uitzonderingen zijn: Vorgoglio de hoogmoed, il pudore de schaamte, l'amore de Jiefde, lo zelo de ijver, il diritto het recht, il disegno het teekenen. § 3. Naar den uitgang zijn mannelijk: 11 De woorden op o; b. v.: il mondo, lo schiaffo de oorvijg, il libro. Uitz.: la mano en de vrouwelijke eigennamen als: Clio, Saffo, enz. Verder zijn uitgezonderd enkele latijnsche woorden, die door de oudere dichters gebruikt worden, b. v.: imago beeld, van imagine, enz. Eco echo is mannelijk of vrouwelijk in het enkelvond, in het meervond daarentegen slechts mannelijk: gli echi 1 Gaan de namen van steden op i of o uit, dan kunnen ze zoowel mannelijk als vrouwelijk zijn: II bel Parigi of la rica Parigi. Cairo is steeds mannelijk. 2 De namen van sommige eilanden worden niet door het lidwoord voorafgegan: Cipro, Corfü, Creta, Malta, Ischia, Lipari, Egili, Scio, enz. 200 Les 1. 2°.- Alle woorden op -are, -ore, -ire, -ere; b. v.: il fiore, il portiere, il dottere. FolgoVe (bliksem) is mannelijk en vrouwelijk. 31 De meeste woorden op: a) one als: il padrone, il barone, il donnone (de groote vrouw). Uitz.: la canzone, la tenzone de strijd, en de meeste woorden op ione: la colazione, Vopinione, Vattenzione. b) -nte; b. v.: il dente, il ponte. Uitz.: la mente de geest, het geheugen, la corrente de stroom, la sorgente de bron, la genie de menigte, la tangente, la patgnte. Van beiderlei geslacht zijn: il, la fante de knecht, de meid, il, la parente de bloedverwante), il, la fronte het voorhoofd, il, la fonte de bron. c) -a/me, -e.tne, -ume; b. v.: il bestiame, il fiume. Uitz.: la fame de honger, la speme de hoop. d) -ice met den klemtoon op de derde lettergreep van achteren; b. v.: il pqllice de duim, il giudice de rechter. Uitz.: la pomice de puimsteen. e) -ale; b. v.: il boccale de bokaal, ü fanale de lantaarn, de vuurtoren. Uitz.: la cambiale de wisselbrief, la capitale de hoofdstad, la vestale de Vestaalsche maagd, la morale, la decretale. f) -He; b. v.: il campanile. Uitz.: la bile de gal. g) -e\e; b. v.: il miele de honig, il fiele de gal. § 4. Vrouwelijk zijn naar den uitgang: 11 De woorden op a en ü; b. v.: l'anima, l'amica, la maestA, Veminenza, la virtü. Uitzonderingen: a) De namen van mannelijke personen op a: Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden. 201 Andrea, il trombetta de trompetter, il camerata, U duca, ü papa. Hierop maken echter weer eene uitzondering: la guida, la spia, ia sentineUa, la recluta, la guardia. b) II nulla. c) Vele oorspronkelijk Grieksche woorden als: il poeta, il monarca, il clima, il pianeta, il dogma, "enigma, enz. Opmerking: asma asthma, /lemma flegma, plasma zijn gewoonlijk vrouwelijk, tema (m.) is thema, tema (f.) is vrees dramma (m.) is drama, dramma (f.) is drachma. d) Woorden, uit het Fransch afgeleid, als: il fisciü, il caucciü. Ook: il cuccu en il chiü de uil. 2°.- De zelfstandige naamw. op -fee (met den klemtoon op t), -de, -ge, -ie, -te (niet op -nte) en -ve en de abstracta; b. v.: la radice de wortel, la fede het geloof, la legge de wet, la specie, la mgrte, la neve. Uitz.: il piede, il sacerdgte, il prete, il frate, il primate. 3ï- Van de niet talrijke woorden op i zijn vrouwelijk de oorspronkelijk Grieksche als: la crisi, Vestasi, l'analisi, la sintesi, enz. Mannehjk zijn: ü brindisi de toost, 0 Tamigi de Theems, il barbaqianni de ud. ^ Verder: il dl en de samenstellingen als lunedl. De mannennamen op i: Giovanni, enz. Bovendien de samengestelde woorden als: ü guastamestieri (van guastare bederven en mestieri zaken), de zaakverknoeier, de beunhaas, il guarddbqschi (van guardare bewaken en i bqschi de bosschen) de boschwachter, lo stuzzicadenti (van stuzzicare steken en *' denti de tanden) de tandenstoker. Opmerking, 't Is zeer moeilijk met zekerheid hot geslacht naar den uitgang te bepalen. In twijfelachtige gevallen raadplege men dus steeds het woordenboek. § 5. Een dubbel geslacht hebben: ü of la carcere de gevan- la of il gregge de kudde, pl gems, pl. fe carceri \e greggi la of il folgore de bliksem la of il lepre de haas la of ü fronte het voorhoofd la of il serpe (poët.) de slang 202 Les 1. la of il tigre de tijger il rene, le reni de lendenen la of il trave de balk il rene, i reni de nieren. § 6. Eene verschillende beteekenis, al naar mate zij mannelijk of vrouwelijk zijn, hebben: l'asse (m.) de as Vasse (f.) de plank il baleno de bliksem la balena de walvisch ü bqtólo de mops la bgtola het valluik il buco het gat la buca de groeve, de holte il busto de buste la busta het couvert il cqllo de hals la cqlla de lijm il colpo de slag la cólpa de schuld il costo de prijs la cqsta de kust, de rib, de heuvel il fine, i fini het doel la fine, le fini het einde il fqglio het blad (papier) la fqglia het blad (van de plant) il fonle, i fonti baltesimali la fonte, le fonti de bron de doopvont il fqsso de gracht la fqssa de groeve il lgtto de loterij la lotta de strijd il legno het hout, de wagen la legna het brandhout il margine de rand la margine het litteeken il mqdo de wijze la mqda de mode il mgto de beweging la mqta de modder il pozzo de put la pozza de poel il prigione, i prigioni de ge- la prigione, le prigioni de gevangene vangenis il punto de punt la punta de spits il tappo de prop la tappa de halteplaats 10 stecco de stekel, de tanden- la stecca de spaander stoker 11 fante de infanterist la fante de meid l'qste de waard l'qste het leger il tema de thema la tema de vrees. § 7. De vorming van het vrouwelijk geslacht. 1°,- De mannelijke woorden op o vormen gewoonlijk het vrouwelijk op a; b. v.: il ragazzo de jongen la ragazza het meisje ü servo de knecht la serva de meid il lupo de wolf la lupa de wolvin. Uitz.: il capitano — la capitanessa; il medico — la medichessa; il filqsofo — la filosofessa; il diavolo la diavolessa; il dio — la dea (en poët. la diva), il genero de schoonzoon, la nuqra; l'ugmo — al . Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden. 203 donna; il fratello — la sorella; il marito — la moglie; il maschio — la femmina. 2°- De mannelijke woorden op a krijgen essa; b. v.: il profeta la profetessa Varciduca l'arciduchessa il poeta la poetessa. Uitz,: De woorden op -ista en -cida, die in beide geslachten hetzelfde zijn : il of la pianista, il of la suicida de zelfmoordenaar (-ares). 3°.- De mannelijke op e krijgen a; b. v.: il padrone ia padrona il giardiniere de tuinman la giardiniera lo scolare ia SColara (of scólare). Uitz.: De namen, die eene natie aanduiden, op -ese, de part. pres. of -ante en -ente, wanneer ze als zelfst. naamw. worden gebruikt, de woorden op -efice en de woorden, waarbij het verschil in geslacht alleen door het lidwoord wordt aangegeven. Al deze blijven onveranderd : il Francese la Francese il cantante la contante il nipote U nipote Vartefice ia artifice il parente ia parente. NB. Van de mannelijke woorden op e veranderen de volgende de -e in -essa: Abbate abt, barone, conté, gigante reus, mercante, principe, oste waard, sacerdqte priester, elefante, leone leeuw, pavone pauw. Dus: abbadessa, baronessa, ecc. 4°. De woorden op -lore krijgen -triee: l'imperators l'imperatrice il benefattore de weldoener la benefattrice l'autore Vautrice. Uitz.: il dottere — la dotoressa il fattore (de bestuurder), la fatoressa il cantore de kerkzanger, la rantatrice de operazangeres il nutritore de voeder, la nutrice il tintore de verver, la tintora il pastore de herder, la pastora il traditore de verrader, la traditora l'atwentore de klant, Favventora lo stiratore de strijker, la stiratora, enz. 204 Les 1. b°- De woorden op -sore als possessore bezitter, successore opvolger, difensore verdediger, uccisore moordenaar, vormen posseditrice, succeditrice, difenditrice, ucciditrice, ecc. 6°.' Van de namen van dieren hebben de meeste op a, i, w, e en ook op o slechts éen vorm voor mannelijk en vrouwelijk. Men onderscheidt de geslachten door de woorden maschio en femmina; b. v.: il maschio della Une, la femmina del gorilla, una scorpione femmina, enz. 7°- Onregelmatig zijn: il re la regina l'eroe de held Veroina il becco de bok la capra de geit il bue de os ) , ■ i . la vacca, la mucca de koe tl toro de stier 4, f ' il cane de rekel la cagna de teef U gaUo de haan • la gallina de hen il montone de hamel la pecora het schaap. ü gambero de kreeft la gambera. Oefening 1. Met genoegen heb ik in je brief gelezen, dat je door een bloedverwant in Berlijn uitgenoodigd waart, om een gedeelte der vacanties in die hoofdstad door te brengen. Je hebt dus steden en paleizen, vorsten en vorstinnen, hertogen en hertoginnen gezien. Je hebt beroemde zangers en zangeressen, tooneelspelers en tooneelspeelsters gehoord; je hebt eene interessante tentoonstelling vau kunst bezocht, en door de (per mezzo di) tentoongestelde schilderijen heb je geleerd de verdienste van de schilders en schilderessen van onzen tijd op prijs te stellen; je hebt gewandeld in een van de grootste dierentuinen (giardini zoologici) voor (davanti a) leeuwen en leeuwinnen, mannelijke en vrouwelijke olifanten; ja, je hebt werkelijk (proprio) veel gezien van dat, wat de mensch kan doen. Ook ik ben weg geweest, maar ik heb geleefd, niet in het rumoer der steden, maar (sibbene) in de geheimzinnige stilte en in de weldadige eenzaamheid van het woud. Met (de) toestemming van onze ouders, hebben N. en ik, met een gids, met de ransel en het noodige geld, ons in het Schwarzwald (selva nera) begeven. Verscheiden dagen (per piü giorni) wandelden (pass. rem.) wij in de schaduw van de dennen, de pijnboomen, de lariksen en de berken en door groene en frissche dalen. Wij hebben de aardige huisjes, de schilderachtige molens, de rustlooze zaagmolens en de Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden. 205 groote fabrieken van deze woudrijke streek gezien, en de eenvoud der zeden en de eerlijkheid der menschen bewonderd. De bewerking (la ccUura) van den bodem is daar tamelijk (alquanto) beperkt; de wijnstok ontbreekt er, omdat het klimaat een beetje (piuttosto) ruw is; maar de kersen-, appel-, peren-, pruimen- en noteboomen groeien er als bij ons. Die tocht (escursione) in het rijk der natuur heeft mijn geest met schoone beelden en met kostbare kennis (cognizione) verrijkt. Leesoefening. La patria. La casa dove nascemmo, il paese dove fummo allevati (opgevoed), i luoghi dove tripudiammo (rondsprongen) fanciuUi, quell'albero che vedemmo nascere, quei prato, ove prima coghemmo margheritine e vigle, quanto ci rie^cono cari a rivedere! Quanto ci piace il tornarvi dopo rimasti alquanto lontani! Oh la patria! In essa sono le ricordanze (herinneringen) prime tanto soavi (zoet): essa alimenta vivi o copre morb 1 ngstri .genitori, i compagni dei primi trastulli (speelgoed), 1 conoscenti: quivi si 9de la favella (taal) colla quale nostra madre consolg i primi ngstri patimenti (verdriet) e cinsegng a nomiuare ngstro padre e quell'altro Padre 'ch'g nei cigh: la favella in cui snodammo la lingua (begonnen te stamelen) per vezzeggiare (liefkoozen) coloro che ci avevano dato la vita; la favella in cui ricevemmo i primi consigli, i primi insegnamenti (onderricht), le prime amorevoli parote. Quanto g dunque naturale il voler bgne (lief te hebben) alla (het) patria. Anche le rondini (zwaluwen), dalle lontane terre ove passarono Tinverno, tornano fedeli al loro nido. Nè mai si sente 1'amor della patria come quando si è costretti (gedwongen zie bl. 126) ad allontarsene. Non ti § mai toccato di rimanere alcun tgmpo fugri della tua terra natia (geboortegrond)? tanto piü se diviso da' tugi genitori? Al ritorno come ti balzava il cugre, come spingevi innanzi lo sguardo, per vedere la croce sul campanjfe o sulla gnglia (spits) del tuo paese! Or pgnsa chi ne \ diviso da monti e da man, o per anni ed anni! Non vedere mai visi conosciuti, non mcoirtrare mai gli amici, i pargnti, il curato a cui domandammo tante vglte un parere (raad): non occorrere mai, al sugno della ngstra campana, nella chiesa a cantare Iddio ed invocarlo (aanroepen). 206 Les l. Tweede les. Het meervoud van de zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden. In les 2 en les 17 le deel zijn de hoofdregeJs aangegeven voor de meervoudsvorming van de zelfst. en de bijvoegl. naamw. op co en go. Hier voegen wij er de uitzonderingen op de regels aan toe: li- Ofschoon de klemtoon op de voorlaatste lettergreep valt, krijgen de volgende woorden ci (gi) in plaats van chi (ghi): amico, pl. amici; Greco, pl. Grgci; nemico, pl. nemici; pgrco, pl. pQrci; mago (toovenaar), pl. magi maar alleen in de beteekenis van i tre Re Magi (de heilige drie koningen); daarentegen de toovenaars: i maghi. 2°,- Van de woorden op co, die den klemtoon op de derde lettergreep van achteren hebben, krijgen de volgende chi: carico last, pl. carichi; mdnico steel, pl. manichi; rammarico verdriet, kommer, pl.' rammarichi; strascico sleep, pl. strascichi; tqssico vergift, pl. ) tqssichi; traffico handel, pl. traffichi. Deze woorden krijgen ci: mqnaco monnik, pl. mqnaci; sindaco burgemeester, pl. sindaci; eguivoco dubbelzinnig, pl. equivoci; intrinseco inwendig, innerlijk, pl. intrinseci; maniaco dol, pl. maniaci en alle andere op iaco (niet die op taco). De volgende hebben zoowel ci als ghi: parroco pastoor pl. parroci en parrochi; pratico pl. prutici en pratichi. 3°- Wat de woorden op io betreft, hieromtrent valt het volgende op te merken: a) Die, welke den klemtoon op * hebben; b. v.: mormorio gemompel,- leggto lessenaar, zio oom, vormen het meervoud op Ui mormorii, leggii, zii. b) Waar de i schrijfteeken is, wordt in het meervoud slechts éene * gebruikt. Het zijn de woorden, die uitgaan op do, gio, glio; b. v.: arancio, pl. aranci; foqlio, pl. fggli; agio pl. agi. Het meervoud van de zelfst. en bijvoegl. naamw. 207 c) Waar de i niet alleen schrijfteeken is, maar ook meer of minder duidelijk wordt uitgesproken, als in occhio, studio, enz.} is de meervoudsvorming wisselend. De oude schrijvers (tegenwoordig ziet men het ook weer vrij dikwijls) schreven in 't meervoud een j, dus: ochj, studj, enz., en anderen plaatsten een samentrekkingsteeken boven de i; b. v. ginnasi. Tegenwoordig wordt echter meest eenvoudig éene i gezet, dus: studi, ginnasi. In de volgende woorden gebruikt men twee i's om ze te onderscheiden van de meervoudsvormen met éene i: atrii poorten „tri donker (meerv.) beneficii weldaden benefiet weldadig (meerv.) giudieii vonnissen giudici rechters omicidii moorden qmicidi'moordenaars principii principes principi prinsen, vorsten tempii tempels tempi tijden. 4°.- De woorden op aio, b. v. calsólaio schoenmaker, laten de o in het meervoud vallen: ealeolai. Aio hofmeester schrijft men in het meervoud meestal ai ter onderscheiding met het lidwoord ai. ... ,5°.- énkele poëtische onregelmatigheden vindt mon dij de woorden op ale, Mo, uglo. De voornaamste zijn: animai voor animali, augei voor augelli = uccelli, capegli = capelli. 6°- Een aantal mannelijke zelfst. naamw. op o hebben, behalve den regelmatigen uitgang op i, ook nog een vrouwelijk meervoud op a en soms een op e: l'anello de ring; pl. gli anelli - le anella il braccio de arm, de el; pl. i bracci de zeeboezems — le braccia de armen van het lichaam il budello de darm; pl. i budelli - le budella de ingewanden il calcagno de hiel; pl. i calcagni — le calcagna (de beide hielen van éen persoon) il carro de wagen; pl. i carri — le carra (als maat) tl castello het kasteel; pl. i castelli — le castella (poëtisch) tl cervello de hersenen; pl. i cerveUi (zinnen, beschouwingen) — le cervella (de hersenzelfstandigheid) " <*9li*> de wenkbrauw, de rand; pl. i cigli — le ciqlia (de wenkbrauwen) il colteUo het mes • pl. i cólteUi (cóltélli grossi) — le coltella tl cqrno de horen; pl. * cqrni instrumenten — le coma (van dieren) 208 Les 2. il cuqio het leer; pl. i cuqi — le cuqia (de geheele huid van een dier) il dito de vinger; pl. i diti — le dita (de 5 vingers samen van éen hand) il filo de draad; pl. i fili — le fila (de draden, die een geheel vormen)1 il fondamento de grondslag; pl. i fondamenti (fig.) — le fondamenta (de fondamenten van een gebouw) il frutto de vrucht; pl. i frutti de vruchten, ook: de rente — le frutta het ooft. ü fuso de spil, spoel; pl. * fusi — le fusa (figuurlijk) il gesto het gebaar; pl. i gesti — le gesta (groote daden) il ginqcchio de knie; pl. i ginqcchi — le ginocchia (de beide knieën van éen persoon) il gomito de elleboog; pl. i gomiti — le gomita (slechts die van het lichaam) il grido de kreet; pl. i gridi — le grida (meer gebruikelijk) il guscio de schaal; pl. * gusci — le guscia (van eene vrucht in haar geheel)' il labbro de lip; pl. * labbri — le labbra (de beide lippen) il legno het hout, de wagen; pl. i legni wagens — la legna (het brandhout) il lenzuqlo het beddelaken; pl. i lenzuqli — le lenzuqla (een paar) il membro het lid; pl. i mgmbri (medeleden) — le membra (de ledematen) il mulino de molen; pl. i mulini — le mulina (zelden gebr.) il muro de muur; pl. * muri — le mura (stadsmuren) Vqsso het been; pl. gli qssi — le qssa (het gebeente) il pugno de vuist; pl. i pugni — le pugna (de beide gebalde vuisten) il quadrello de bout, de pijl; pl. i guadrelli (bouten) — le quadrella (de pijlen) il riso het lachen, de rjjst; pl. i risi de rijstkorrels, soorten rijst — le risa (het gelach) il sacco de zak; pl. i sacchi — le sacca (als maat) il suqlo de bodem, de zool; pl. i suqli — le suqla (de zolen) il tempo de tijd; pl. i tempi — le quattro tgmpora (de quatertemperdagen) 1 Ook figuurlijk: le fila di una congiura de draden van eene samenzwering. Het meervoud van de zelfst. en bijvoegl. naamw. 209 Vurlo het gehuil; pl. gli urli — le urla (menscheliike kreten) J l'ala de vleugel; pl. le ali — le ale (vleugels van een windmolen, van een leger). 7° De volgende woorden hebben alleen een meervoud op a: Vugvo het ei; pl. le ugva il centinaio 100 stuk; pl. le unpato een paar; pl. le paia centinaia il mqggio het mud; pl. le il migliaio 1000 stuk; pl le moggia migliaia ü miglio de mijl; pl. le miglia lo staio de schepel; pl. le staia. 81- De volgende woorden eindigen in het enkelvoud op a of e (de eerstgenoemde vorm is de meest gebruikeüjke) en in het meervoud gewoonlijk op i: La canzone of la canzona het lied la Igde of la Igda de lof (bij Dante ook il Igdo) la fronda of poëtisch la fronde het loof la veste of la vesta het kleed la dgte of la dgta (vulgair) de bruidschat l'arma pl. le arme het wapen (herald.) Varme pl. le armi het wapen la frgde of la frgda het bedrog (ü frgdo de contrabande) la greggta (poët.) of la gregge de kudde (ook il gregge). 9°.- Verschillende uitgangen in het enkelvoud hebben: a) De woorden op -ere hebben ook -ero; b. v.: il pensiero of beter il pensiere de gedachte, il forestiere beter dan SS forestiero de vreemdeling, enz. Eveneens: lo scolaro en lo scolare, il consolo en Ü console. b) De woorden op -aio hebben ook -aro; b. v.: il lïbraio beter dan il libraro de boekhandelaar. Gennaio meer gebruikelijk dan Gennaro. 10°.- Onveranderlijk zijn: il bgia, i bgia de scherprechter, il vaglia, i vaglia de postwissel. Verder de mannelijke eigennamen op a; b. v.: gli Elia i lobta en de vrouwelijke op o; b.v.: le Saffo, le Ero. 11°.- Slechts in het enkelvoud komen voor: ü Natale Kerstmis la mane, la dimane de vol¬ ta rasgua Paschen gende dag Ital. Gramm. v. Holl. y. 210 Les 2. la PentecQste Pinksteren la rosolia \ , mazeien la prqle de nakomelingschap il morbillo f la progenie de stam, kinderen il vaiuqlo de pokken te stirpe het ras Z'«epo }, het voordeel la rqba de bagage pro J ia carte de caries (beenaan- la tema de vrees doening) la cqpia de overvloed (poët.) la cancrena het gangreen Verder de abstracta als: la sapienza, l'onesta. 12°.- Slechts in het meervoud komen voor: le forbici ] le frattaglie de ingewanden le fqrbice \ de schaar van kleine dieren le ce?oie ' le interiora \ de ingewanden le mqlle (-i) de tang le viscere ) le stoviglie het keukengerei gli annali de jaarboeken le nqzze de bruiloft le calende de eerste dag van , i de vleierij de maand le moine ^ ^ liefkozingen le mutande de onderbroek le redini de teugels * calzoni de broek le busse de slagen i viveri de levensmiddelen le tenebre de duisternis i pqsteri de nakomelingen le sarte het want * vanni (poët.) de vleugels le Indie Indië * dintorni de omstreken Vesqquie de begrafenisplechtig- i baffi \ de gnor heid * mustacchi > le fauci de slokdarm, de keel gli occhiali de bril le spezie de specerijen gli sponsali het huwelijk le rigaglie de kippenloop le fedine de bakkebaarden. 13°.- Zelfstandige naamw., die eene verschillende beteekenis hebben in enkel- en meervoud: il ceppo de stam, het blok i ceppi de boeien, de kluisters ü costume de gewoonte i costumi de zeden il ferro het ijzer * ferri de boeien ü fasio de pronk * fasti de annalen il genitore (poët.) de vader i genitori de ouders la gente de lieden le genti de volkeren la grazia de gunst le grazie de dank, de bekoor■ üjkheden la mqlla de springveer le mqlle de tang (il) Natale de Keratmis i Natali (poët.) de geboorte il rame het koper * rami de kopergravure la vacanza het vacant zijn le vacanze de vacantie (van school). Het meervoud van de zelfst. en bijvoegl. naamw. 211 Oefening 2. 1. In Rome ziet men archeologen, wijsgeeren, geschied- s schrijvers, bouwmeesters, schilders en schilderessen, bee» houwers, dichters en dichteressen uit (di) alle landen. Zij komen naar (tn) de eeuwige stad, om de reusachtige wonderbare bouwwerken der oude Romeinen te zien: het Golosseum, het mausoleum Hadnani (la mgle Adriana), de triumphbogen de tempels, de circussen, als ook (come pure) duizenden en duizenden kunstvoorwerpen en gereedschappen (attrezzi) voor (di) dagehjksch gebruik. Zij bezoeken en bewonderen ook de prachtige en rijk versierde kerken, als St. Peter en St Paul fugri le mura; die gebouwd werden door de afstammelingen (discendenti) van dezelfde, Christenen geworden, Romeinende vorstelijke paleizen, de prachtige tuinen, de verheven werken der scfiHders en beeldhouwers van de renaissance (il Rinascimento), die de kerken versieren of bewaard zijn in de beroemde musea van Rome. Zooveel verheven monumenten van den Italiaanschen geest (genio) van alle tijden (di ogni tempo) bewonderen de buitenlanders vol verrukking (estatici) en bekennen dat van Rome de eerste^tralen uitgingen (partire). die de wereld verlichtten (illuminare). ... 2- ,De »Accademia della Crusca" bestaat uit (si compone di) werkende leden en eereledeii en zij heeft haar zetel in Florence en houdt zich voornamelijk bezig met taalkundige (hnguistiche) vragen. In vele Italiaansche provincies vindt men óf in de taal óf in het bloed óf in de zeden der menschen sporen (vestigia) van vreemde volkeren. De goede dichters zijn zeldzaam. De Academie der wetenschappen heelt 66 leden Dat meisje heeft de wasch (la biancheria) nog niet gewasschen. loen wy het huts binnentraden, hoorden wij vreeselijke kreten De tempels van de oude Grieken waren prachtig. Waarom zegt gij met de waarheid? Gij weet, dat ik de leugen verfoei. De oude Grieken hadden bewonderenswaardige instellingen. Ik verkies de Spaansche wijnen boven de Grieksche. De adelaars zijn roofvogels (uccelli di rapina). Hebt gij de Oostenrijksche stoomboten gezien? De muren van Troje beschermden de stad gedurende tien jaar tegen het Grieksche leger. Kerstmis, Paschen en Pinksteren zijn de drie grootste godsdienstige feesten van het jaar. De daden van Alexander den Groote vervulden de wereld met verbazing en bewondering. Leesoefening. Vervolg van „La patria". Oh come allora si fissa lo sguardo sulle montagne o sul cielo dal lato della patria nostra! Di che prezzo sembra ogni minima cgsa che ci richiami 1'idea della patria! Io hg provato 14* lies 6. queste amerezze; e quando udivo alcuno parlare la lingua del mio paese, mi balzava il cugre come se avessi inteso mio padre. E quando sotto rigidi climi vidi in un giardino crescere un gelso (moerbeiboom), con che tenerezza abbracciai en baciai la piante, i cui lungblssimi filari portano belta en ricchezza alle campagne d'Italia. IufeUce colui che g costretto a fgrza (a) staccarsi dalla patria! Se qualche esule (banneling) tu incontri, non lo insul tare r compatiscilo, soccorrilo, fa che trovi qui un' al tra patria, altri fratelli, per ristgro dei fratglli, della patria che lascio e che tanto amava. E noi amiamo la patria ngstra; amiamo 1'Italia, questo cielo cosl ridgnte, questo clima temperato, questo suglo cosl fecondo, questo linguaggio (taal) cosl armonioso, parlato da tanti cittadini, uniti con noi nell'amore della patria comune. nei patünenti (verdriet), nelle gigie, nelle speranze. (Cesare Cantü). Derde Les. Het lidwoord. Het Nederlandsch en het Italiaansch komen niet geheel met elkaar overeen, wat het gebruik der lidwoorden betreft. A. Afwijkend van het Nederlandsch gebruikt men het bepalend lidwoord in het Italiaansch: 1°- Na het werkwoord avere, als bijzondere eigenschappen van een organisch lichaam worden genoemd; b. v.: Francesca ha i denti bianehi, gli gcchi azzuri, i capelli biondi e le labbra vermiglie. F. heeft witte tanden, blauwe oogen, blonde haren, roode lippen. 2°.- Voor di cui (ook cui), wiens: L'ugmo, la cui (la di cui) riputazione f perduta, $ sfortunato. De man, wiens goede naam weg is, is ongelukkig. 3°. Voor abstracte, en ook voor andere zelfst. naamw., wanneer die in algemeene beteekenis gebruikt worden. Hierbij kan men ook in het Nederlandsch het lidwoord wel plaatsen: L'occupazione $ il miglior rimedio contro la ngia. (De) Bezigheid is het beste middel tegen (de) verveling. Het lidwoord. 213 4°. Voor namen van werelddeelen, landen, provinciën, enz., als er ter nadere bepaling een bijvoegl. naamw. bij staat, of wel, als ze als een geheel moeten worden beschouwd; b.v.: I fiumi della Germania. La bella Firenze. Het mooie Florence. l'AUa Italia. Opper Italië. Staan ze echter in den genitief als equivalent van een bijvoeglijk naamw., afgeleid van den naam van eene natie, dan gebruikt men het lidwoord niet: llparlamento d'Inghüterra. Het Engelsche parlament. L'ambasciatore di Francia. De Fransche gezant. II console d'Italia. De Italiaansche consul. 5°.- Voor de eigennamen van beroemde of zeer bekende personen: l'Ariqsto, il Tasso, il Bossini. Gaat echter aan den familienaam de doopnaam vooraf, dan wordt het lidwoord niet geplaatst: Dante Alighieri, Torquato Tasso, Michelangelo Buqnarqtti. Voor de titels van kunstwerken wordt ook het lidwoord gebruikt: 11 Giulio Cesare di Shakespeare. Julius Caesar van Shakespeare. II Mos$ di Michelangelo. De Mozes van Michelangelo. 6°. Voor de volgende namen van landen, steden, enz.: 11 Messico, il Chili, il Perü, il Bengala, l'Argentina, u Giappone (Japan), la Mecca, il Cairo, la Bastia la Boccella, VAia (den Haag), la Spezia. 7°.- Voor namen van vrouwelijke personen, die ons na zijn, en ook voor namen van vrouwen uit de volksklasse: La Cristina, la Fiammetta, enz. 8°.- In uitdrukkingen, als: Alla turca (op zijn Turksch), enz. 9°. Voor woorden, die een ambt, rang of waardigheid aanduiden en voor de woorden signore, signora en stgnonna (wanneer ze niet bij het aanspreken van personen gebruikt worden): 11 conté PaUavicini. Graaf P. 11 principe Eugenio. Prins E. II signor Travetti. Mijnheer Tr. 214 Les 3. Voor de volgende titels wordt het lidwoord echter weggelaten: don (een titel voor geestelijken), donna, maestro, frate, sere. Ook bij papa en re, wanneer zij voor eigennamen staan, wordt gewoonlijk het bepalend lidwoord weggelaten: Dopo la mgrte di papa lnnocenzo, fu eletto papa Alessandro VI. Na den dood van paus Innocentius, werd paus Alexander VI gekozen. 101 In spreekwijzen, waarin een werkwoord in den infinitief voorkomt, dat als zelfst. naamw. wordt gebruikt : H dormire f necessario quanto il mangiare. Slapen is even noodzakelijk als eten. 111 In vele uitdrukkingen: Studiare e sapere il francese, Vitaliano, ecc. Fransch, Italiaansch leeren of kennen. Suonare il pianofqrte, il flauto. Piano, fluit spelen. Essere il benvenuto. Welkom zijn. Domandare Velemqsina. Aalmoezen vragen. Giuocare al bigliardo, alle carte. Billiard, kaart spelen. Dare del tu, del voi, del Lei. Tegen iemand jij, gij, u zeggen. La settimana scorsa. Verleden wéék. Verso le sei. Tegen zes uur. Prendere il largo. Wegloopen. Augurare il bugn giorno. Goedendag zeggen. Dar la baia. Grappen maken. Fare il sóldato. Soldaat zijn. B. Het bepalend lidwoord wordt weggelaten in het Italiaansch: 11 Evenals in het Nederlandsch voor de namen van de maanden: Gennaio, il mese di Marzo. Januari, de maand Maart. Staat echter bij die namen eene nadere bepaling, dan wordt het lidwoord wel gebruikt: NelVottóbre dell'anno scorso. In October van het vorige jaar. 21 Voor de ranggetallen bij de namen van regeerende personen: Carlo Dqcimo Karei X, Enrico Quarto Hendrik IV. NB. Komt Santo (San) voor eigennamen, dan valt het lid woord weg, b. v.: San Carlo; komt het te staan voor een soortnaam, dan blijft het lidwoord: riet lidwoord. 215 La Santa Cena. Het heilig Avondmaal. 11 Santo Padre. De heilige Vader. 3°, Bij de beide namen Karei de Groote en Alexander de Groote staat voor het (latijnsche) adjectief magno geen lidwoord: Carlo Magno, Alessandro Magno. Eveneens in de uitdrukking: Maria Vergine de maagd Maria. 41< Bij de namen van de dagen der week staat evenmin als in het Nederlandsen in gewone gevallen het lidwoord: Vi andrg' lunedï o martedi. Ik zal er Maandag of Dinsdag heen gaan. Wordt echter een bepaalde dag van iedere week aangegeven, dan gebruikt men het lidwoord wel: 11 vapore per Corfü parte da Trieste il martedi e il uenerdl. De stoomboot van Corfü vertrekt van Triest Dinsdags en Vrijdags. 5°.- Bij zelfst. naamw., die als bijstelling worden gebruikt: Lqndra, capitale dell' Inghilterra. Londen, de hoofdstad van Engeland. 61 Na de werkwoorden: e\ssere, divenire, diventare, fare, uascere, morire, parere, sembrare, essere creduto, riputato (gehouden worden voor iets), ritornare, proclamare, mostrarsi, ecc, indien er een zelfst. naamw! op volgt, dat eene waardigheid, een ambt, eene natie, een stand, enz. aanduidt; b. v.: Luigi Napoleone ventte eletto imperatore. Lodewijk Napoleon werd tot keizer gekozen. Egli nacque principe. Hij werd als vorst geboren. Davide fu proclamato re d'lsraele. David werd tot koning van Israël uitgeroepen. Si e fatto prete. Hij is priester geworden. 71 Bij de namen van veel bezochte plaatsen (zie le deel, les 4); b. v.: Andare in giardino. In den tuin gaan. Andare a scugla. Naar school gaan. Essere in chiesa. In de kerk zijn, enz. 81- In vele uitdrukkingen, b.v.: Sotto pretesto. Onder het voorwendsel. Dopo pranzo. Na den maaltijd. 216 Les 3. Satire in pulpito. Den kansel bestijgen. Perdere di vista. Uit het gezicht verliezen. lnvitare a pranzo, andare a tavola. Ten eten vragen, aan tafel gaan. Mettersi a tavola. Aan tafel gaan zitten. Alzarsi da tavola. Van tafel opstaan. Condannare a-mgrte. Ter dood veroordeelen. Andare in carrQzza. Gaan rijden. Cader in ginqeehio. Op de knieën vallen. Cadere da cavallo. Van 't paard vallen. Gewoonlijk wordt ook santa chiesa de heilige kerk zonder lidwoord gebruikt. 9°- De dichters laten overigens dikwijls het lidwoord weg: E compiè mia giornata innanzi di sera. Piëta mi vinse. C. Het lidwoord der eenheid wordt weggelaten: 1°.- Na essere (zie boven onder B 6). Hierbij kan het ook in het Nederlandsch worden weggelaten; b. v.: Sono Italiano. Ik ben (een) Italiaan. Dante Alighieri fu poeta. Dante Alighieri was (een) dichter. Wordt echter ecco: hier is gebruikt, of volgt op het zelfst. naamw. eene nadere bepaling, dan plaatst men het lidwoord wel: Ecco un Inglese. Hier is een Engelschman. 11 signor N. $ un medico distinto (di merito). Mijnheer N. is een knap dokter. 2°.- Bij de bijstelling: „ L'Avaro" commedia di Molière. „L'avare* een blijspel van Molière. „La cauzione" ballota di Schiller. „Die Bürgschaft" éene ballade van Schiller. Opmerking. De Italiaansche bijstelling staat steeds in den nominatief. Dus: Un' qpera del Verdi, ü piü celébre tra i compositori modemi (en niet: del piü celebre, ecc.) Drukt echter de bijstelling iets algemeen bekends uit, dan wordt het bepalend lidwoord gebruikt; b. v.: 11 leone, il re degli animali. De leeuw, de koning der dieren. Christqforo Colombo, lo scopritore dell'America. Cbristoffel Golumbus, de ontdekker von America. Het lidwoord. 217 3%- Voor het bijvoegl. naamw. mezzo: Mezzo mïlione. Een half milioen. Mezzo dozzina. Een half dozijn. 40.- Na che, quale in uitroepen (waarbij che soms ook wordt weggelaten): Ghe bella dgnna! Wat een mooie vrouw! Oh, giqia! O, welk eene vreugde. 5°,- In vele uitdrukkingen: Dar prQva di coraggio. Een bewijs van moed geven. Dare, attaccare battaglia. Een strijd beginnen, leveren. Far regalo (dono). Een geschenk geven. Far segno. Een teeken geven. Metter e fine. Een eind maken. Prestare servigio. Een dienst bewijzen. D. Zoowel in het Nederlandsch als in het Italiaansch blijft het lidwoord weg: 1°. In eenige spreekwoorden: Vivere insieme come cane e gatto. Als hond en kat samenleven. Pooerta non $ vergogna. Armoede is geen schande. 2°- Bij vlugge optelling van verwante begrippen, vooral wanneer zij ten slotte worden saamgevat in een der woorden tutto, niente, ecc; b. v.: Veechi, uomini, dgnne, fanciulli, tutti furono trucidati. Grijsaards, mannen, vrouwen, kinderen, allen werden neergesabeld. 3°.- Wanneer verschillende zelfst. naamw. van het zelfde geslacht en getal na elkaar komen en een geheel vormen, dan wordt het lidwoord gewoonlijk slechts voor het eerste geplaatst en büjft het voor de volgende weg: Le deliziosi valli, colline ecc. sono molto gradite. Conosco la soUecitudine e diligenza vqstra. 4°.- Bij opschriften in boeken; b. v.: Atto primo. Eerste akte. Libro primo. Eerste boek. 5°.- Na nè ... nè noch ... noch, en na mai nooit; b. v.: Nè preghiere, nè minacce poterono muqverlo. Noch beden noch bedreigingen konden hem bewegen. Mai predizion/ ebbe un compimento sl pronto. Nooit werd eene voorspelling zoo vlug bewaarheid. 218 Les 3. 6°- Na, con, senza, per, di, da, enz., wanneer deze voorzetsels met het bijvoegl. naamw. eene bijwoordelijke uitdrukking vormen: ~- Con piacere. Met genoegen. Per ordine. Op bevel. Sotto pena di mqrte. Op straffe des doods. Da galantuomo. Als rechtschapen mensch. Per conto di. Op rekening van. Di nqtte. 's Nachts. Volgt echter op die zelfst. naamw. eene nadere bepaling, dan plaatst men het lidwoord wel weer: Senza ü danaro che mi avete promesso zonder bet geld, dat gij mij beloofd hebt. 7°, Na vele werkwoorden, die di, a, da of in na zich krijgen, wanneer het erop volgend zelfst. naamw. in algemeenen zin gebruikt wordt: Colmare di benefizi. Met weldaden overladen. Vivere di pane. Van brood leven. Essere a cavallo. Te paard zijn. 81- In alle uitdrukkingen, waarin het werkwoord met het zelfst. naamw. éen begrip vertegenwoordigt: Aver fame, sete, enz. Honger, dorst hebben. Aver bisogno. Noodig hebben. Aver vqglia di. Lust hebben. Aver vergogna. Zich schamen. Aver paifSa. Bang zijn. Far caso. Hoogachten. Far menzione, far cenno. Vermelden. Oefening 3. Napoleon liet zich tot keizer kronen, na tot conshl verkozen te zijn (geworden). Goriolanus werd tot vijand van zijn vaderland verklaard. De koning heeft mijnheer X. tot lid van den raad van state (consigliere di stato) benoemd. De vergadering (assemblea) heeft mij tot voorzitter verkozen. Mijnheer X is een Franschman en zijne vrouw is eene Engelscbe. Wie een goed Christen is, zal ook een goed burger zijn. Hier is een Engelscbman. Mijn oudste broeder is advocaat en mijn jongste broeder is officier. Alexander de Groote, de zoon van Filips van Macedonië, maakte zich van verscheiden hoofdsteden meester. Die man is een beroemd kunstenaar; hij is een Italiaan. Op (in) het eiland Lemno (di Lemno) was er noch handel, noch haven, noch gastvrijheid. Laten wij medelijden met de ongelukkigen hebben. Gij hebt gelijk, mijn vriend. Frederik heeft ongelijk gehad. Ek zal mijne belofte houden, als eerlijk man. Gij zult nooit in Het lidwoord. 219 staat zijn ons van dienst te zijn (di prestarci servigio). De keizer gaf bevel, slag te leveren (attaccarebattaglia). Alexander had blonde haren, regelmatige trekken (lineamenti), eene mooie roode tint (la carnagione), groote oogen vol vuur, een hoog voorhoofd, het hoofd een beetje gebogen naar den linker schouder toe, eene middelmatige gestalte, een goed gebouwd (proporzionata), lichaam, versterkt door eene voortdurende oefening. Zult gij dezen avond naar mevrouw de gravin gaan? Neen, ik reken erop (conto) mijnheer den baron te gaan bezoeken. Ik heb den geheelen nacht geen oog dicht gedaan (vert. niet gesloten (een) oog). Oefening. 4. Wij hebben met leedwezen vernomen, dat de onderneming op welker goeden uitslag gij zeker (fermamente) gerekend hadt, misgegaan ($ fallita) is, maar geduld en volharding leiden eindelijk tot het doel. Hoe heb je den avond doorgebracht? Ik was bij een vriend ten eten gevraagd; vervolgens hebben wij kaart gespeeld, en tegen elf uur zijn wij naar huis gegaan. De vreesachtige (tlmido) mensch is bang voor zijn eigen schaduw. Gedenkteekens, tronen, paleizen, alles vergaat, alles stort ineen (crglla). Ouden, kinderen, mannen, vrouwen, allen werden door de pest weggerukt (rapiti). Ik ben van plan morgen naden maaltijd eene wandeling te maken; zou u lust hebben met mij mee te gaan (venire). Met genoegen^ ik zal tegen twee uur bij u zijn. Ik dank u voor alles wat u voor mij heeft gedaan. De struisvogel (lo struzzo) heeft lange beenen, een lange hals, en heel korte vleugels. Hij doet, alsof (far mostra di) hij slaapt (infin.). Hoe kun je geloof schenken (prestar fede) aan zoo'n man. U loopt gevaar, al uw geld te verliezen. Ik doe u dit voorstel, om aan dezen strijd een einde te maken. In deze stad ziet men gezonde en krachtige (robusto) personen, die zich niet schamen een aalmoes te vragen. Wij hebben „»' Promessi spQsi" gelezeu, een kleinood van de Italiaansche romanliteratuur. Vrees verwekt (genera) bijgeloof. Bescheidenheid is eene mooie deugd. Wie is het eerst in den tuin gegaan, jij, Karei of je zuster. Louise is er het eerst, ik ben er het laatst ingegaan. Wat is van je broers geworden (che ne è). Albert is schilder geworden en heeft zich in den Haag gevestigd. Lodewijk is het land uitgegaan (etnigrato) en heeft drie jaren geleden een handelshuis in Kairo gevestigd; het gaat hen beiden zeer goed. Leesoefening. Orrido. Alle sei della mattina, Sir Edgardo fu svegliato da una corrente d'ana fredda, acuta. Corse alla finestra, vide un 220 Les 3. ci^lo di nuvoloni neri, minacciosi, pregni (zwanger) d'ihtenzioni devastatrici (verwoestend). Eolo aveva scatenato il suo Aquilone che squassando furiosamente le ali, si scagliava (zich wierp) disperato a diritta, a manca, schiaffeggiando (slaande tegen) le colline, tormentando qugrce, abeti, noci e castani, mettendoli in convtilsione, scontorcendoli (verdraaiende) e menando ad intervalli tali colpi (stooten) al lago che questo n'era suscitato a furore. — Triste aurora — mormor^ Sir Edgardo — bell'affare venire in Italia per godere il tempo Scozzese. Ghe sia venuto con me! — E tentava scoprire qualche azzurro pertugio (opening), per cui il sole potesse farsi strada; ma il padre degli astri non era in vena di (was niet gestemd tot) sorprese e lasciava le nubi al loro oscuro officio. — Bugn giorno, caro amico! — Disse Lorenzo entrando con una gajezza straordinaria. II suo temperamento lo portava come quello dei gatti, aH'allegria, quando voleva pigvere. Sir Edgardo ne fu sorpreso, e non potè a meno (kon niet nalaten) di gettargli le braccia al cgllo. Dopo ammirandone 1'abilo rigorosamente a fgggia (wijze) inglese: — Ma sapete che m'avete 1'aria d'un suddito della Regina Vittgria! vogliamo montare a cavallo, mi pare! — Se non vi rincresce, si. — Rincrescermi? .... anzi ne. sono lietissimo. In vgstra compagnia . . . ma, e non temete questo tempo? — Oh 1 Dovete sapere che non sono pgi cosi fragile — Dunque, abiti inglesi e cavalcare! . . . A qualche cgsa v'ha servito il soggioruo da noi. Ma che cgsa § questo? S'udiva un lontano scampanio (aanhoudend gelui van klokken). % la fgsta del Santo, prottetore di Orrido. — Orrido? % un nome che promelte. Dov'g situato? — Sull'altra riva del lago, a gtto miglia di qui: sgi costeggiando (langs den kant gaande) e due attraversando. — Gi andiamo? — Con questo tempo! — M'avete detto che sigte fgrte! Proviamola questa fgrza. Fidatevi di me; sono un rematore di vaglia (goed roeier), ve lo dico, non per supgrbia (niet om te bluffen), ma per rassicurarvi. ... E pgi, il lago g calmo come una pecora . . . . no v'g piü vgnto. In fatti, il vgnto gra cessato. — Sono agli ordini vgstri. — Vorrgi che aggradiste il mio invito, non che mi obbediste Lorgnzo gli strinse la mano . . e mgzz'ora dopo, preso 1'indispensabile caffg, uscirono cavalcando due snglli (vlug) corridori, inglesi per fgrza, d'un lucgnte nero. Het gebruik van dl, da en.o. I cavalli neri eran la passione di Lorenzc-, n'gra stato preso alla vista di quattro incisioni (gravuren) rappresentanti battaglie del Medio E,vo. I contadini si versavano dalle stradicciugle, al lago, come ruscelletti che Ia pigggia improvvisa. Ghe ggnte vispa (vlug), con una scodella di latte e pan d'gro (maïsbrood) in cgrpo, avevano piü altegria che non i ngstri gaudenti (vroolijkheid) a mgzzo d'una cena di veglione (groot gemaskerd bal) con tutto 1'gro che possegono o sanno di potersi fare prestare. (Cesare Tronconi.) Dialogo. Gome fu svegliato Sir Edgardo ? Dove corse? Ghe cgsa vide? Ghi entrg? Gome gra vestito Lorenzo? Dove andarono i due amici? Vierde les. Het gebruik van di, da en a. I. Di wordt gebruikt: 1°.- Na vele zelfst. naamw., die een aantal, duur, gewicht, soort, maat of ontbreken van iets aanduiden, b. v.: Una quantitd di noci. Eene hoeveelheid noten. Un paio di scarpe. Een paar schoenen. Una libbra di burro. Een pond boter. La mancanza di denaro. Het gebrek aan geld. Una pezza di tela. Een stuk linnen. Hebben deze woorden echter eene verklarende bijstelling, dan wordt het lidwoord wel gebruikt; b. v.: Un chilogrammo del caffè, che mi avete mandato. Een kilogram van de koffie, die jij mij gestuurd hebt. 2°.- Als een Nederlandsch bijvoegl. naamw. weergegeven wordt door een Italiaansch zelfst. naamw., waar geen nadere bèpaling op volgt (om aan te duiden de stof, tijd, nationaliteit, enz.): Un uqmo di merito, di talente. Een verdienstelijk, talentvol man. Un orolqgio d'oro. Een gouden horloge. La tela d'Olanda. Hollandsen linnen. 3°, Na soortnamen, als er de eigennaam van eene stad, land, provincie, meer, enz., op volgt: 221 222 Les 4. 11 Regno d'Italia. Het koninkrijk Italië. La prooincia di Torino. De provincie Turijn. La citta di Vienna. De stad Weenen. 11 lago di Garda. Het Gardameer. Uitgez.: De samenstellingen met il monte: il monte Rgsa. 41- Di met het lidwoord wordt ook wel gebruikt Dm bepaalde karakteristieke dingen aan te duiden, b. v.: Quei signore dottore delle cause perse. (M.). Die doktor .voor verloren zaken. Gewoonlijk wordt echter da gebruikt (zie onder ia 5) of con: La donna colla barba. De vrouw met de baard. 11 ragazzo col berretto azzurro. De jongen met de blauwe muts. 51- Samengestelde Nederlandsche zelfst. naamw. worden in het Italiaansch gewoonlijk door twee zelfst. naamw. weergegeven. Het laatste gedeelte van het Nederlandsche woord staat voorop en het eerste deel polgt, voorafgegaan gewoonlijk door di; b.v.: 11 maestro di scugla. De schoolmeester. Male di testa. Hoofdpijn. Toch zijn er ook wel echte samenstellingen als: ferrovia spoorweg, capolavore meesterstuk, cartamoneta bankpapier, banconote bankbiljet, cartapecora perkament, enz.1 Moet het tweede gedeelte van het samengestelde woord in meer beperkten zin worden opgevat, dan plaatst men bij di het lidwoord: De poort van de stad. La pgrta della cittè. Rijnwijn. R vino del Reno. Men onderscheide derhalve gli affari del commercio aangelegenheden van den handel (in een staat) en gli affari di commercio handelszaken in 't algemeen. Als plaatsen worden aangeduid, waar iets verkocht 1 Wat de meervoudsvorming dezer woorden betreft, het volgende: 11 Die samengesteld zijn uit een bijvoegl. en een zelfst naamw., plaatsen deze beide woorden in 't meervoud: bassorüieeo, pl. bassorilievi. 2°- Die samengesteld zijn uit een werkwoord en een • zelfst. naamw., blijven onveranderd, indien dit laatste reeds meervoud is: il guardaboschi, pl. i guardaboschi. Die samengesteld zijn met capo, krijgen alleen dit woord in het meervoud: capopopolo, pl. capipopolo (capoverso en capogiro worden capoversi en capogifi). Het gebruik van di. da en a 223 of iets bewaard wordt, dan gebruikt men ook di met het lidwoord: Mercato del pesce. Vischmarkt. Solaio del gram. Graanzolder. 61 Evenals dat in het Nederlandsch het geval is met van, staat di in zinnen als: Un sentimento di compassione. Een gevoel van medelijden. Una prgva d'amicizia. Een bewijs van vriendschap. 7°.- Als op een telwoord met of zonder zelfst. naamw. een der woorden piü, meno, enz., volgt; b. v.: Datemi tre lire di piü. Geeft mij drie lire meer. Ve n'erano cinque di meno. Er waren er vijf te weinig. 81 Na een aantal bijvoegl. naamw., waarop in 't Nederlandsch aan, over, om, naar, van of geen voorzetsel volgt; b. v.: dbbondante di rijk aan i tevreden ammalato ziek W° \ tevredengesteld avido begeerig persuaso overtuigd bramoso verlangend pieno vol capace geschikt pqvero arm certo zeker fiero ) consapevole bewust, ingewijd orgoglioso \ trotsch curante zorgend superbo ' cupido begeerig ' pralico geoefend, ervaren degno waardig privo beroofd desideroso verlangend ricco rijk fecondo vruchtbaar scarso arm, schaars fornito voorzien soddisfatto voldaan incapace ongeschikt sollecito ijverig, zorgzaam incerto onzeker timoralo (di Dio) Godvruchtig indegno onwaardig vago vurig, verlangend meritevole verdienstelijk vestito bekleed vuqIo ledig. Hiertoe behooren ook zinnen als: Ngbile di nascita. Edel van geboorte. BeUo d'aspetto. Schoon van aanzien, waarin dus ook in het Nederlandsch van wordt gebruikt. 91 Na een aantal werkwoorden die in les 17, § 6, worden genoemd. 22' Les 4. 101 Soms wordt di ook pleonastisch gebruikt, nl. voor bijvoegl. naamw. bij zelfst. naamw. in den partitief (dus als in het Fransch); b. v.: Avrd veduto di bei punti di vista. U zult mooie vergezichten gezien hebben. Di bette eiarle faranno questi mascalzoni. (M.). Een mooie herrie zal dat gepeupel maken. Bij meno, molto, piü en soms ook bij pgco, soverchio (de juiste maat te buiten gaand) komt ook dikwijls pleonastisch di te staan: Mi sorpassi di pQco, di molto. Hij overtrof mij weinig, veel. Chi ha di piü, soffre di meno. Die het meest heeft, lijdt het minst. Di quanto ti sono inferiore. Hoe ver sta ik toch beneden je. 111- In bijwoordelijke en andere uitdrukkingen, als: ƒ di nqtte 's nachts di leggieri zonder nadenken, / di giorno daags gemakkelijk di sera 's avonds vestito di nero in 't zwart di nascosto heimelijk gekleed — di grazia als 't u belieft essere d'uqpo noodig zijn d'estate 's zomers dico di sl, di nq ik zeg ja, d'inverno 's winters neen di rado zelden per di qua, per di la hierheen, di certo zeker daarheen di vista van gezicht a sinistra quando si entra di nome van naam links, als men binnen komt. II. Het gebruik van da. Dit voorzetsel is karakteristiek voor het Italiaansch. Het levert vele moeilijkheden op in het gebruik (vooral tegenover di). Terwijl di in het algemeen de beteekenis heeft van bezit, drukt da het begrip verwijdering, scheiding, afkomst uit. Zoo heeft men in lontano della citta ver van de stad, minder den afstand, dan wel het punt van uitgang op het oog, terwijl lontana dalla citta meer de verwijdering op den voorgrond doet treden. Hierop lettende geeft het gebruik van di of da bij een zelfde werkwoord of bijvoegl. naamw. geen moeite. Thans laten we de afzonderlijke gevallen volgen, waarin da wordt gebruikt: Het gebruik van di, da en a. 229 Al momento. Dadelijk. A sera. 'sAvonds. 4"i- Om aan te geven de middelen, de wijze of het werktuig: Chiudere a chiave. Met een sleutel sluiten. Cucire a macchina. Met de machine naaien. Imparare a mente. Van buiten Ieeren. Scrivere a penna. Met de pen schrijven. Parlar ad alta voce. Luide spreken., Sufonarej a prima vista. Op 't eerste gezicht spelen. Andare a piedi. Wandelen. NS. Alla francese. Op zijn Fransch. Risotto alla milanese. Rijst op zijn Milaneesch toebereid. Alla rinfusa. Door elkaar. Alla bugna. Op eene eenvoudige wijze. Bij deze uitdrukkingen worden de woorden maniera, mpda, fpggia verondersteld. 5°.- Bij de vertaling van samengestelde zelfst. naamw. of zelfst. naamw. met bijvoegl. naamw., waarbij deze laatsten den vorm, den bouw of eene bijzonderheid aangeven: Una bar ca a vela. Een zeilboot. Un cappello a tre punte. Een driepuntige hoed. Una macchina a vapore. Eene stoommachine. Un mulino a vento. Een windmolen. Una pittura a qlio. Eene olieverfschilderij. Una sedia a bracciugli. Een armstoel. Una vettura a due rugte. Een tweewielig rijtuig. 6°. Zonder het lidwoord in vele uitdrukkingen, als: Condannare a mgrto. Ter dood veroordeelen. Dar si a conoscere. Zichzelf bekend maken. Entrare a stento. In moeilijkheid komen. Giugcare a scacchi. Schaak spelen. Morire a migliaia. Bij duizenden sterven. Stilla a stilla. Druppelsgewijs. Andare a cavallo. Paard rijden. Comperare a cantanti. Contant koopen. A uno a uno. Een voor een. A due a due. Twee aan twee. Gridare a squarciagóla. Luidkeels schreeuwen. Tenere a vile. Verachten, geringschatten. A posta, a bella posta. Met opzet. Un franco a testa. Een franc per hoofd. 23C Les 4. Oefening 5. Een glas helder water is meer waard (vale piü) dan een flesch slechte wijn. Zendt u mij een kilo van de koffie, die u zoo zeer prijst. De stad Monza bij Milaan bezit de beroemde ijzeren kroon. De republiek San Marino bestaat sedert meer dan (di) duizend jaar. Weet je zeker, dat de in het zwart gekleede dame eene Engelscbe is? Ik ben er zeker van. De poorten van de vesting (la fortezza) worden om tien uur 's avonds gesloten. De kerk is dicht bij het raadhuis (municipio). Waarom kom je altijd 's avonds? Kun je niet overdag komen? Ik ben den geheelen dag bezet. De Gotthard spoorweg begunstigt de handelsbetrekkingen tusschen Duitschland en Italië. Ik heb gisteren een schoolkameraad ontmoet, die op het punt is eene studiereis naar (in) Italië en naar Griekenland te ondernemen. Je bekommert je weinig om (tu sei pgco sollecito di) je plichten, je bent mijn vertrouwen niet waard. Hij is rijk aan geld, maar niet aan kennis (cognizioni); hij is volstrekt ongeschikt een ernstig werk te volbrengen. Vele waren zijn tolvrij. De paardehandelaar (il negoziante di cavalli) is in Berlijn geweest en heeft daar verschillende rijpaarden (cavalli da sella) en trekpaarden (da tiro) gekocht. Ik heb de breiwol (lana da calze) in de linnenkast (armadio della biancheria) en het schrijfpapier in mijn schrijfmap gelegd. Bij (in) vele handelsartikelen is het machinewerk minder waard dan handwerk. Oefening 6. Lieve vriend! Je wenscht iets te weten omtrent het landhuis (viUa), dat ik nu eenige dagen geleden heb gekocht. Het is gelegen in de gemeente Belmonte aan den oever van hel Gomomeer: het bestaat uit (in) acht vertrekken (locali), n. 1. (cio$): keuken, eetkamer, ontvangkamer en werkkamer gelijkvloers (al pian terreno) en drie slaapkamers en een badkamer (gabinetto da bagno). Het huisje is aan drie kanten door een tuin omgeven. Daarin hebben de kinderen eene plaats voor (riservato per) hunne gymnastiekoefeningen; een gedeelte is met bloemen en groente beplant (cóltivata a) en voor, langs den oever van het meer, strekt zich een platanenboschje uit, in welks schaduw wij ons den geheelen dag kunnen ophouden. Van daar zien wij een groot aantal dorpen aan den oever en op de hellingen van de bergen: in de verte eenige met sneeuw bedekte bergtoppen en vele stoom- en zeilbooten, die over het meer varen (traversare), in 't kort: (in somma) wij zijn met onzen koop zeer tevreden. Kom spoedig bij ons en je zult van de waarheid van mijne beschrijving overtuigd zijn. Vergeet je geweer niet, want spoedig begint de jachttijd. Met hartelijke groeten je vriend N. Eigenaardigheden bij het gebruik van eigennamen. Leesoefening. Orrido (continuazione). In quefla gente v'gra una robusta giovinezza per riscaldarle il sangue. L'aria fina la colmava d' appetito e la gioia la face va saltare. E come si saltava! E come si rideva su quelle cgste! Scgppi di risa (plotseling uitbarsten in lachen) canzonj, burle Davvero, era un chiasso (leven) cosi festevole e rallegrante. da metter al Manzoni il bugn umore di descrivere una sagra (kermis). I ngstri cavalieri che avevano costeggiato il lago a piccolo trgtto e spesso anche a passi, per aver agio (gelegenheid hebben) di scb^jraare coi villani e coÜe villanglle a cui regalavano non mozziconi, ma sigari intieri e spiccioli (geldstukjes) d'arggnto, ricevgndo quanti sorrisi e benedizioni, s'immagini. Arrivati a Bucopiccolo, villaggio di fronte a Orrido vi lasciarorio i cavalli e partlrono senza barcaiuglo in un batgllo, a cui Lorgnzo dopo un minuto esame aveva accordato un certificato di solidita. Non erano a cgnto passi della cgsta che quei burlone di vgnto, il quale, fin 'allora s'gra tenuto cheto, cominci§ di nugvo a soffiare, meltgndo Lorgnzo in una posizione ridicola, perchè, collo spavgnto (angst) che lo faceva. sudare, gra pur forzato a tener stretti i dgnti per mostrar un viso indifferente. Ma gli gcchi non erano tanto padroni di 'se, e smarriti, erravano or davanti, or di digtro, a sinistra, consultando e anche consigliando ad gsser buonine le nubi e le gole dei monti (bergpassen). Sir Edgardo, dal canto suo (zijnerzijds), in quei contrasto di onde (golven) e di ciglo mgzzo burrascosi (door den storm bewogen golven) e delle paura di Lorgnzo, per lui chiarissima, si sentiva una matta (dwaas) disposizione al ridere, e lo fissava crudelmente, scoppiando in scrgsci ('in schaterlachen uitbarstend) quando lo vedeva rabbrividire (rillen) e farsi smgrto (bleek worden) agli spruzzi che di tanto in tanto 1'agitato' lago gli lasciava andare come satlrica carezza sulle spalle. Finahnente il martirio cessg coll'approdare del batgllo a Orrido. E in quei punto, per colmo d'iroma, il sole, cglto tutto ad un tratto da impazignza di vedere il suo lago, scacci$ le nubi e mostr§ il suo giocondo (vroolijk) faccione. La natura lo salutg, facgndosi ligta e riprendgndo i sugi smaglianti (verblindend) colori, e il vgnto, educatamente smise di rompere le scatole. Vijfde les. Eigenaardigheden bij het gebruik van eigennamen. De hoofdregels zijn reeds aangegeven in het 1" deel, les 8, en 2" deel, les 3. 231 Hier voegen wij het volgende er aan toe: § 1. Bij eigennamen staat het bepalend lidwoord en in algemeenen zin het lidwoord der eenheid: 1°.- Als een eigennaam figuurlijk als soortnaam wordt gebruikt: Egli $ il Cicerone del secoio. Hij is de Cicero van zijn eeuw. ij} un Eroole. Hij is een Hercules. 2°.- Als bij den eigennaam eene nadere bepaling komt: 11 magnanimo Alfqnso. De grootmoedige Alfons. 11 celebre Paganini. De beroemde Paganini. 3°- Bij de namen van kerkelijke feestdagen: 11 Cqrpusdqmini. Sacramentsdag. L'Epifania. Driekoningen. L'Ascensione. Hemelvaartsdag. 4°, Zeer dikwijls wordt, vooral wanneer men in wetenschappelijke artikelen den naam van den een of anderen geleerde aanhaalt, daarvoor het lidwoord geplaatst. 5°„- Om familiën en geslachten aan te duiden, staan lidwoord en eigennaam beide in het meervoud : 1 Tarquini. De Tarquiniers. I Medici. De Medici. Is echter de uitgang van een naam niet Italiaansch, dan staat alleen het lidwoord in het meervoud: I due Corneille. De beide Gorneilles. Gli Schiller sono rari. De Schillers zijn zeldzaam. Eeeds is opgemerkt, dat ook de Italiaansche mannelijke eigennamen op a en de vrouwelijke op o in het meervoud onveranderd blijven. § 2. In den genitief staat alleen di voor eigennamen : 1°- Als er van regenten, hoven, gezanten en in 't algemeen van titels sprake is (zie les 3 en 4); b. v.: II re d'ltalia. De koning van Italië. L'imperatore cFAustria. De keizer van Oostenrijk. La corte di Spagna. Het hof van Spanje. Opmerking. Bij eenige landen huiten Europa staat in dit geval wel het lidwoord: l'imperatore della Cina de keizer van China, ... del Margcco . .. van Marocco, . . . del Giappone . >. 232 I Les 5. Eigenaardigheden bij het gebruik van eigennamen. 233 van Japan. Ook zegt men: il principe del Montenegro, Ure delle due Sicilië. 2°- In de in les 8 le deel, bid. 35, genoemde gevallen. 3°- Dikwijls ook na zelfst. naamw. en werkwoorden, die een komen van of een weggaan uitdrukken; b. v.:' Vengo d'Italia. Ik kom van Itaüë. Al mio ritorno di Francia. Bij mijn terugkeer uit Frankrijk. Opmerking. Indien zulke eigennamen van landen enz. gewoonlijk gebruikt worden met het lidwoord, b. v. il Tirolo, il Belgio, i Paesi Bassi, la Cina, ecc, dan wordt het lidwoord gewoonlijk wel na de bovengenoemde gevallen gebruikt: Vengo dal Canada. Io sono ritornato dai Paesi Bassi. 4°.- Op de werkwoorden partire, imbarcarsi (zich inschepen) en proseguire (verder reizen) volgt per: Parto per l'America, per Parigi. M'imbarco per le Indie. 5°- Soms wordt de zin gewijzigd door het gebruiken of het weglaten van het lidwoord; b. v.: L'armata della Spagna, beteekent: het Spaansche leger (het leger der Spanjaarden), terwijl: L'armata di Spagna, beteekent: een vreemd leger, dat naar Spanje is gezonden. Oefening 7. De beide Corneilles zijn in Rouaan geboren. Het Holhindsche linnen, de Spaansche wol, het Zweedsche ijzer en het Engelsche staal zijn beroemd. Waar zul je de Paaschdagen doorbrengen? Waarschijnlijk in Oostenrijk bij mijne familie. Op (tn) welken dag valt (ricorre) dit jaar Hemelvaart? Hemelvaart is op den 30°" April en Pinksteren op den 10en Mei. De koning van Griekenland is met eene grootvorstin van Rusland en de koning van Italië met eene prinses van Montenegro getrouwd (ha sposato). Napoleon behoorde tot het ras (la sttrpe) der Alexanders en Caesars. Vaarwel (sta bene) mijn vriend, ik vertrek naar Amerika en misschien kom ik niet meer terug. Deze redenaar is de Cicero van zijn tijd (pl) Dit portret gelijkt op den beroemden Raphael. De Telemachus van Fenelon is een uitmuntend boek. Het Fransche leger onderscheidde zich in den Krim (Crimea). De keizer van Rusland is met eene vreemde prinses getrouwd. De bedienden en de pakjesdragers (facchini) vallen dikwijls de rijke heden lastig (seccare). Van den onsterfehjken 234 Les 5. Michelangelo zeggen dé Italianen, dat hij vier zielen heeft gehad, omdat hij even groot was in de beeldhouwkunst, de schilderkunst, de bouwkunst en de letterkunde. Napoleon was naar het eiland Elba verbannen, maar hij kwam naar Frankrijk terug en maakte zich meester van Parijs. Karei van Oostenrijk, de zoon van Philips den Schoone, was heer van de koninkrijken van Spanje, van de beide Siciliën, van de nieuwe wereld en van de Nederlanden. Leesoefening. Due vecchietti. Nel aprile del 1868, dopo cinque anni di dimora in Firenze tornavo in Sicilia. A Messina trovavo una novita: la ferrovia. Partendo, cinque anni avanti, avevo dovuto percorrere in dilig§nza lo stradone provinciale di Catania a Messina, facendo sgsta la nptte (overnachtende) a Giarre, a meta di strada; e il ricgrdo delle noie di quei viaggio, che era stato quasi un disastro, mi avrgbbe fatto apprezzare grandemente il beneficio del nuovo mgzzu di trasporto, anche senza il meraviglioso incanto del paesaggio che rende quella linea una delle piü belle del mondo. La gioia del ritorno m'impediva di rifleUere che erano passati cinque anni: quella ferrovia, con lo splendore del Ionio da un lato e la interminabile siepe (heg) di aranceti, di vigneti e di uliveti dall' altro, mi pareva sorta li ïmprovvisamente per Qpera della bacchetta d'una Fata, e non rinvehivo dalla sorpresa. Ma di mano in mano che il trgno procedeva e che alle fitte stazioni dei tanti paesetti sparsi su la linea scendevano e salivano i passeggieri, la strana impressione gia si modificava; ed ero sul punto di persuadermi che doveva essere stato sempre cosl, quando ad Acireale montarono nel mio sconipartimento due veechietti. Entrarono timidi, anzi paurosi, guardandosi attorno, quasi stessero per commettere una grave imprudenza affidandosi (door zich toe te vertrouwen) a quei mostro (monster) sbuffante e fumante che, quantunque fermo, comunicava un ligve fremito a tutte le vertebre della sua gran coda di carri. I due vecchietti parevano meravigliati di non scorgere (bespeuren) in viso agli altri la stessa loro paura, si consultavano con loro sguardo e s'incoraggiavano. — Fra un quarto d'ora saremo a Catania! — Se non accadra mente di male! — Vedrai come si va di corsa, piü del vgnto! — Madonna Santissima! Parlavano con voce bassa e tremante, tenendosi con le mani bgne afferrati al sedile. Alla prima scgssa del treno che si metteva in movimento, Bezittelijke voornaamwoorden. 235 trasaiirono, pallidi, sgranando gh gcchi (groote oogen opzettend). Vedendomi sorridere, il meno pauroso mi domandg: — Non, c'^ perlcolo, § vero? — Ma!; . . risposi ridendo. E l'altro snbito lo rimprover§: — Te lo dicevo ? Sargbbe stato meglio venire in carrgzza! Poveretti! quello gra il primo e fosse 1'nltimo loro viaggio in ferrovia. Tornaronoad Acireale certamente in diliggnza all'antica. E mi sono rimasti nella memgria quasi gli avessi visti ïen, con rattitudine di paura e di stupore che mi faceva sorridere. Luigi Capuana. Spreekoefening. (Antwoorden in 't Italiaansch.) Waar ging Capuana heen? Welk nieuwtje vond hij in Messina? Vertel eens wat van het landschap, waar de spoorweg doorheen gaat. Beschrijf de beide oudjes. Beschrijf haar verlegenheid en angst. Zesde les. Bezittelijke voornaamwoorden. Het voornaamste hierover is reeds in het eerste deel gezegd. Om den leerling niet in de war te brengen werd daar slechts dat genoemd, wat praktisch het meest van gewicht is: ■ Men houde steeds in het oog, dat het Italiaansche bezittelijke voornaamw. niet, zooals m het Hollandsch in de plaats van het lidwoord komt te staan, maar zuiver de beteekenis van een bijvoegl. naamw. heeft en dus op de al of niet plaatsing van het lidwoord geen invloed uitoefent. Regels: 1. Uit het hierboven gezegde volgt, dat het Italiaansche bezittelijke voornaamw. zoowel het bepalend lidwoord, als het lidwoord der eenheid bij zich kan hebben. Verder, dat er een willekeurig ander bepalend woord vóór kan komen te staan (in welk geval wij in het Hollandsch moeten omschrijven): 11 mio cappeüo. Mijn hoed. Un mio cappello. Een hoed van mii. 23fi Les 6. Ogni mio cappeilo. Iedere hoed van mij. Quei mio cappeilo. Die hoed van mij. Tre miei cappelli. Drie van mijne hoeden. I miei ultimi tre appartamenti. Mijn laatste drie kamers. Verder lette men bij het gebruik der bezittelijke voornaamw. nog op het volgende: 2. Zoowel, wanneer het alleen staat, als wanneer het verbonden is met een zelfst. naamw., blijft vóór het bezittelijk voornaamw. in het Italiaansch het lidwoord weg: a) Als het bezittelijk voornaamw. praedicaat is van den zin; b. v.: Se fosse mio amico. Als hij een vriend van mij was. Si disse suo tutore. Hij noemde zich zijn voogd. Non $ cólpa mia. Het is niet mijne schuld. 6) Als een voorzetsel voor een zelfst. naamw. staat zonder lidwoord, dan blijft het lidwoord ook weg, als er nog een bezittehjk voornaamw. bijkomt: A mio piacere. Voor mijn genoegen. A suo favore. Te zijnen gunste. Per nqstro conto. Voor onze rekening. In presenza mia. In mijne tegenwoordigheid. In nome tuo. In jouw naam. In (of a) suo onore. Te zijner eer. Da parte mia. Van mijn kant, enz. c) Als het staat bij een zelfst. naamw., dat als bijstelling wordt gebruikt: Vidi Cecilia, sua amica. Ik zag Gecilia, haar vriendin. 3. Als de woorden, die eene bloedverwantschap aangeven, een uitgang hebben, die de beteekenis ervan eenigszins wijzigt, dan moet voor het bezitt. voornaamw. steeds het lidwoord staan: La sua sorellina g molto amabüe. Zijn zusje is zeer beminnelijk. II suo fratellastro $ parlito. Zijn stiefbroeder is vertrokken. NB. a) Ook wordt het bepalend lidwoord gebruikt voor de woorden: sposo, genitore, fanciullo, ragazzo (en de vrouwelijke termen ervan): 11 mio genitore. La sua ragazza. La tua sposa. I ngstri fanciuüi. Bezittelijke voornaamwoorden. 237 b) Zinnen als: ik ben zijn broeder, bij is niet mijn vriend, enz., mogen in het Italiaansch is sierlijken stijl worden vertaald: Gli sono fratello, Egli non mi § amico. - c) Zinnen als: een broer van mij, een vriend van u, mogen ook vertaald worden: Un fratello mio of uno dei miei fratelli. Un amico vqstro of uno dei VQstri amici. 4. Staan in het Hollandsch twee bezittelijke voornaamw. voor het zelfst. naamw., dan plaatst men in het Italiaansch het tweede liefst er achter; b.v.: Hier is mijn en jouw boek. #cco il mio libro ed il tuo. Eveneens wordt het bezittelijk voornaamw. in het Italiaansch herhaald, als het betrekking heeft op twee zelfst. naamw.: Mijne neven en nichten. i" miei cugini e le mie cugine. In zinnen als: Ik heb jouw boek en het boek van je zuster weergevonden, wordt het tweede boek (evenals men in het Hollandsch dan ook meest dat gebruikt) weergegeven door quello: Hg ritrovato il tuo libro e quello di tua sorella. 5. Men gebruikt dikwijls den datief van het verbonden persoonlijk voornaamw. (behalve in de gevallen onder 3 genoemd), als er sprake is van deelen van het menschelijk lichaam of van kleedingstukken (of deelen ervan), die algemeen gedragen worden: Mi levai il cappeilo. Ik zette mijn hoed af. Le baciai la mano. Ik kuste haar de hand. NB. Op dezelfde wijze vindt men den datief alléén staan, waar wij bij enz. met den datief van het persoonl. voornaamw. gebruiken: Prendevano piacere a toccargli quei tasto. (M.) Zij vonden er genoegen in, deze snaar bij hem aan te raken. 6. In de aanspraak en bij uitroepen wordt gewoonbjk het bezitt. voornaamw. achter het zelfst. naamw. geplaatst. Wordt dit laatste vergezeld van een bijvoegl. naamw., dan kan het voornaamw. zoowel ervóór als er 238 Les 6. achter worden geplaatst. Dikwijls komt het bepalend lidwoord tusschen het voornaamw. en het bijvoegl. naamw. te staan; b.v.: O patria mia! O mijn vaderland! Fratello mio! Mijn broeder! Cara sorella mia! \ Sorella mia cara! > Mijne lieve zuster! Cara mia sorella! j Pgvero il mio padrone! Mijn arme heer! 7. In uitdrukkingen als: mijn hoofd doet pijn, wordt in het Italiaansch het bezitt. voornaamw. niet gebruikt, als er ten minste geen onduidelijkheid het gevolg van is: Mi duole il capo. Mijn hoofd doet pijn (ik heb hoofdpijn). Echter: Vedo che la mia mano $ gonfia. Ik zie, dat mijne hand gezwollen is. 8. Soms staat het bezitt. voornaamw., zoowel in het enkel- als in het meervoud, zonder zelfst. naamw. (dat er dan bij moet gedacht worden): Gli dirg la mia (d. w. z. opinione). Ik zal hem mijne meening zeggen. Hai scritto ai tugi (d. w. z. genitori)? Heb je aan je ouders geschreven? Ne ha fatta una (d. w. z. azione) delle sue. Hij heeft een van zijne streken uitgehaald. Ha mangiato tutto il suo (avere). Hij heeft zijn geheele vermogen er door gebracht. Non hg aggiunto nulla di mio. Ik heb niets toegevoegd, wat van mij was. 9. Dikwijls worden zijn, haar, enz., n. 1. wanneer deze woorden betrekking hebben op een zelfst. naamw. in den voorafgaanden zin, doof ne (ervan, daarvan, enz.) vertaald. Men gebruikt het zelden voor personen: Che pianta $ questa? Wat voor plant is dat? Non ne conosco il nome. Non conosco il suo nome. Ik ken er de naam niet van. Staat echter het zelfst. naamw. in denzelfden zin, dan mag ne niet gebruikt worden: Deze boomen zijn merkwaardig om hun hoogte. n,,„at; „lh„,.; *,nier,nli m»r la. loro fdtezza. Bezittelijke voornaamwoorden. 239 10. Een persoonlijk voornaamw. met een voorzetsel dat op een zelfst. naamw. met een aggett. possess. volgt; /' J°uwt>neyeri aan mij, mag niet woordelijk worden vertaald. De zin moet omschreven worden: Mijn brief aan hem vertale men: La lettera che gli hq scritta. 11. Als het bezittelijk voornaamw. betrekking heeft op men, moet ook dikwijls ter wille der duidehjkheid eene omschrijving gebruikt worden: Men bemint zijne kinderen. Noi amiamo i ngstri figli, of: Ogni padre, ogni madre ama i suqi figli. Ciascuno ama i prgpri figli. roorbJdd^^iJ?^ gT"en (die men zich echter Diet als voorDeeld kieze) staat ook wel suo voor loro - b v : Maledetti, non sanno i dover suqi (in plaats van loro). (Gold. La spgsa saga ia A II, Sc. 7J nli.tJT^ïe7rkin^ vIn 80mmi«e gevallen wordt gli gebruikt in plaats van loro, als het staat bij ne: «ouiuuti in Nessun ugmo di giudizio gliene avrebbe dato il parere (M) deTS T ?aD Z°U haar (d' w- 2- de twe° vrouwen den raad daartoe gegeven hebben. ; De gewone constructie is: ne avrebbe dato loro... hwH3' Het W°°rd ei,gen wordt iQ het Hollandsch na Dezitt. voornaamw. veel meer gebruikt (b. v.: miin eitren uw eigen, enz.) dan in het Italiaansch. J g ' Oefening 8. m ,M?J? ^roer heeft zijn tuin verkocht en de mijne- hii zal 3^W>™ ^r"".™ ZijD •*» hoepen ' D? hjd vteü\(fugge); zijn verhes is onherstelbaar. Men vergeet L makkelijken ogen gebreken. Men moet zijne viiaX vfr- In die hoaed?WHiit dk h^™^ 4 -ine vS nu . r.n me hoed? Hij is van een van m jne vrienden Zee hem ronduit (schiettamente) uwe meening, misschien zal hif naar runnenTer ^>eA ^ hoe S lïu ooi ^rmnnheeTlkTh T ^ V°°r mij? Aan wie sciS gij, nmnheer? Ik schrijf aan mijn zusje Julia. t er?cht gehad van uw zwager? Ik ontvang zelden bericht van hem. Zijn dat uwe paarden? Ja nujnS het zijn de onze. Wie was die jonge man, met wW ik u' gisteren heb gezien? Het was een vriend van^Wila" telreNenenhmrhPmij tr°UWeD- b ^e zuster d uit ffireS terug? Neen mijnheer, zij is er nog; maar mijn broers zijn de vorige week naar Venetië vertrokken. De zeelieden zeiden tegen Golumbus, dat zijn idee dwaasheid was, Is die jonge dame uwe zuster of uwe verloofde? Het is mijn verloofde. Leesoefening. I Colombi di Piazza San Marco a Venezia. Batte il sole di settembre sulla piazza di San Marco; q il pomeriggio silenzioso e chiaro. La piazza § deserta. Sotto le Procuratie passeggia qualche ozioso con le lenti azzurre: intorno ai tavolini del caffg Florian, due o tre veneziani sonnolenti, guardano nel fondo delle loro tazze, con gli gcchi socchiusi. L'ombra del Campanile si allunga, bi?zarra sulla piazza. I colombi dormono sul cornicione del palazzo reale, sulle braccie delle statue. Ogni tanto se ne stacca uno, fa un volo rotondo per aria, senza toccar terra e ritorna al suo posto. Ad un tratto si sente un largo fruscio (geruisch), un batier d'ali sordo e precipitoso e tutto lo stormo dei colombi vigne giü. In mezzo ad essi, una bambina, con una gonnelluccia (japon) corta e uno scialetto che le awolge il busto (om haar borst), si cava di tasca delle manate di grantorco (handenvol mals) e ne lascia cascare i chicchi (korrels) fra 1'apertura delle dita. I colombi formano intorno a lei un circolo fitto fitto, (dicht) pizzicandosi, beccandosi, per arrivare al granturco: lei . sta nel centro, piccola, con una testolina minuta, con una grossa treccia (vlecht) bionda, mgzzo disfatta sul collo. Mentre caddono i chicChi, ella guarda i colombi, fissamente, e quando non trgva piü nulla in tasca, una espressione di malinconia le si diffonde sul viso. I colombi restano ancora un pgco cercando gli ultimi chicchi, beccandole le scarpette; pgi a gruppi di tre, di quattro, volano via, se ne vanno sul campanile. Pgchi Ostinati restano, cercando ancora; e questi se ne vanno ad uno ad uno. Ella li vede partire tutti, fino all' ultimo, seguendoli con 1'gcchio nel largo volo. Matilde Serao. Spreekoefening. Quale fu 1'impressione che fece a Matilde Serao la Piazza di San Marco. Riprodurre a voce o in iscritto il brano „in mg??o ad essi una bambina ..." 240 Les 6. Bijvoeglijke naamwoorden en telwoorden 8°„- Zelfst. naamw. worden soms ook bijwoordeüjk gebruikt en komen dan in geslacht en getal overeen met de zelfst. naamw. waarbij zij behooren: Un Qcchio scrutatore. Een spiedend oog. Rose cglte da vergine mano. Rozen geplukt door eene maagdelijke hand. 9°- Men onthoude de volgende superlatieven: Briaco fradicio. Smoordronken. lnnamorato cgtto. Smoorlijk verliefd. Innamorato pazzo. Dol verliefd. Ricco sfondato. Schatrijk. Stanco mgrto. Doodmoe. Mgrto stecchito. Morsdood. Pieno zeppo. Propvol. 101 Staan bij éen zelfst. naamw. meer dan twee bijvoegl. naamw., dan plaatst men die ter wille der welluidendheid er achter, en voegt tusschen het laatste en het voorlaaste e in: Un ugmo brutto, avaro, negligente e pauroso. Een leelijke, gierige, onachtzame, bange man. 11°.- De beteekenis van sommige bijvoeglijke naamw. wordt gewijzigd, al naar mate zij vóór of achter het zelfst. naamw. staan; b. v.: Un pgver' ugmo. Een arme (ongelukkige) man. Un ugmo pgvero. Een arme (behoeftige) man. Un grand 'ugmo. Een groot man. Un ugmo grande. Een groote man. Un galantugmo. Een eerlijk man. Un ugmo galante. Een galante man. Una certa cgsa. Eene zekere (de een of andere) zaak. Una cgsa certa. Eene zekere (gewisse) zaak. Gran cgsa. Iets bijzonders. Una cgsa grande. Een groot ding. Un ahito nero. Een zwart kleed. Un nero presentimento. Een duister voorgevoelen. Una cara amica. Eene lieve (trouwe) vriendiD. Una casa cara. Een duur huis. II medesimo padrone. De zelfde heer. 11 padrone medesimo. De heer zelf. Un nugvo invito. Eene nieuwe (herhaalde) uitnoodiging. Un cappeilo nugvo. Een nieuwe hoed. Un piccolo dono. Een klein (onbeduidend) geschenk. Un ugmo piccolo. Een kleine man. 247 248 Les 7. La sola mia figlia. Mijn eenige dochter. Mia figlia sola. Mijn dochter alleen. Het telwoord. (Vergelijk le deel, les 14 en 15.) Het meest belangrijke is reeds in het eerste deel aangegeven. Hier nog het volgende: 11 Als de Italianen spreken van hunne kunst of literatuur, gebruiken zij il duecento om de 13°, il trecento om de 14°, il quattrocento om de 15e eeuw aan te geven: Boccaccio viveva nel trecento. B. leefde in de veertiende eeuw. Un trecenüsta, un cmquecentista is: een schrijver uit de 14e, uit de 16° eeuw. 2. Met ons (uw énz.) zoovelen, vertale men door het grondgetal met 1/n: Wij waren met ons zessen. Eravamo in sei. 3. Een tweede, als vergelijking voor eigennamen is un altro; h. v.: Napoleon was een tweede Caesar. Napóleone fu un altro Cesare. 4. Naast primo vindt men ook primiero, dat echter niet voor de vorming van samengestelde getallen mag gebruikt worden, dus: ventesimo primo of ventunesimo, maar niet ventesimo primiero. 5. L'uno, Xwna, cadauno, cadauna, komen dikwijls overeen met ons „stuk": Queste mele CQstano cinque centesimi l'una. Deze appels kosten vijf centimes het stuk. 6. Men lette nog op de volgende uitdrukkingen: Uno a uno. Een voor een. Due a due. Twee aan twee. Ogni due giorni, ogni tre giomi. Om den anderen dag, om den derden dag. Ogni quindici giorni. Alle 14 dagen. Fra gtto, fra quindici giorni. Binnen 8, 14 dagen. Domani a gtto. Morgen over 8 dagen. Oefening 9. Victor Emanuel, koning van Italië, gestorven in het jaar 1878, had den bijnaam (soprannome) van Galantugmo, omdat Bijvoeglijke naamwoorden en telwoorden. 249 hij de belofte hield (mantenere), zijn geheele leven aan het welzijn van het Italiaansche volk te wijden. Vertrek je de volgende week? Ik hoop vandaag over acht dagen te kunnen vertrekken, want ik moet mij een week in Parijs ophouden, en binnen 14 dagen, dus op den 17en van deze maand, té Londen zijn. Gisteren hebben wij het 25 jarig bestaan (il 25° anniversario della fondazione) van onze vereeniging gevierd; wij waren met ons vijftigen aan tafel, het was een prachtig feest; onze voorzitter dronk op de gezondheid van den koning, waarbij hij de geestigste toost uitbracht (fare un brindisi), die ik ooit heb gehoord. Zendt u mij deze dure artikelen niet meer; hier geeft men aan de Fransche artikelen, die men voor (a) een gulden het stuk verkoopt, de voorkeur' en die, wat de kwaliteit betreft ftxr la qualitd), niet bij de onze achterstaan (non sono inferiori). Hoe dikwijls komt de muziekmeester bij u? Om den anderen dag: hij is vriendelijk en minder streng, dan ik gedacht had. Op (in) de Italiaansche scholen beveelt men zeer het lezen (la lettura) van de schrijvers uit de 14e en de 16e eeuw aaD; om(jat hun geest en hun taal echt (veramente) Italiaansch zijn. Hoe waren de beide dames gekleed? Het jonge meisje had eene grijze japon aan (una veste grtgia), haar moeder droeg een zwarten mantel. Hij beweert dat alleen het socialisme de menschen gelukkig kan maken' Dit is het domste, wat men kan zeggen. Spanje is een vruchtbaar, maar slecht bewerkt (coltivato) land. De nonnen (monache) gaan gewoonlijk twee aan twee uit. Daar hij te vergeefs in groote ondernemingen zijn geluk gezocht had keerde hij tot zijne eerste bezigheid terug. Leesoefening. La scugla. Lettera del padre al figliuolo. Venerdi, 28 ottobre. Sl, caro Enrico, lo studio ti è duro, come ti dice tua madre; non ti vedo ancora andare alla scugla con quell'animo nsoluto e con quei viso ridente, ch'io vorrgi. Tu hai ancora il restlo (je hebt er altijd nog een afkeer van). Ma sgnti: pgnsa un pg' che misera, spregevole cosa sargbbe la tua giornata se tu non andassi a scugla! A mani giunte, a capo a una settimana, domanderesti di ritornarci, roso della ngia e della vergogna. Tutti, tutti studiano ora, Enrico mio. Pensa agh operai (handwerkslieden) che vanno a scugla la sera dopo aver faticato tutta la giornata; alle dgnne, alle ragazze del PQpolo che vanno a scugla Ia domenica, dopo aver lavorato tutta la settimana, ai soldati che metton mano ai libri e ai quaderni quando tgrnano spossati (afgemat) dagli esercizi; 250 Les 7. pgnsa ai ragazzi muti e ai eiechi, che pure studiano; e fino ai prigionieri, che anch' essi imparano a leggere e a scrivere. Pensa, la mattina quando esci, che in quello stesso momento nella . tua stessa citta, altri trentamila ragazzi vanno come te a chiudersi per tre ore in una stanza a studiare. Ma che ! Pensa agli innumerevoli ragazzi che prgsso a pgco a quelTora vanno a scuglo in tutti i paesi, vedili con 1'immaginazione, che vanno, •' per i vicoli (wegen) dei villaggi qugti, per le strade delle citta rumorose, lungo le rive dei mari e dei laghi, dove sotto un sole ardente, dove tra le nebbie, in barca nei paesi intersecati (doorsneden) da canali, a cavallo per le grandi pianure, in slitta (slede) sopra le nevi, per valli e per colline, a travgrso i boschi e a tgrrenti, su pei senlieri solitari delle montagne, soli, a coppie (twee aan twee), a gruppi, a lunghe file, tutti coi libri sotto il braccio, vestiti in mille modi, parlandi in mille lingue, dalle nltime scugle della Russia quasi perdute fra i ghiacci, alle nltime scugle dell'Arabia ombreggiate dalle palme, mflioni e milioni, tutti a imparare in cento forme divgrse le medesime cgse; immagina questo vastissimo formicolio di ragazzi di cgnto popoli, questo movimento immgnso di cui fai parte, e pgnsa: Se questo movimento cessasse, 1'umanita ricadrebbe nella barbaria, questo movimento g il progresso, la speranza, la glgria del mondo. — Goraggio dunque, piccolo soldato dell'immgnso esercito! I tugi libri sono le tue armi, la tua classe g la tua squadra, il campo di battaglia g la terra intera, e la vittgria g la civilta (beschaving) uraana. Non essere un soldato codardo (laf), Enrico mio. Ed. De Atnicis. Spreekoefening. Gome vorrebbe il padre vedere il figli o andare a scugla ? Gome sargbbe la giornata del ragazzo se non andasse a scugla ? Potrgbbe stare un pezzo senza ritornare a scugla? Ghe fanno gli operai riguardo alla scugla? Ghe fanno le dgnne e le ragazze del pgpolo? E i soldati? E i prigionigri? E trentamila altri ragazzi della stessa citta? Per dove passano innumerevoli altri ragazzi per andare a scugla? Vanno tutti a piedi? Vanno tutti per strade cgmode? Ghe cgsa imparano tutti? ' Se questo movimento dei ragazzi cessasse, che ne avverrgbbe ? Ghe cgsa sono per lo scolaro i sugi libri, la sua classe e la terra intiera? Persoonlijke voornaamwoorden. 251 Achtste les. Persoonlijke voornaamwoorden. (Zie V deel, les 21). 1. Als een persoonlijk voornaamw. gevolgd wordt door che, dan komt, evenals in het Nederlandsch, het werkwoord in persoon en getal overeen met het voornaamwoord: Tu che hai detto questa bugia. Jij, die deze leugen verte^i hebt. Noi, che siamo stati presenti. Wij, die tegenwoordig zijn geweest. Opmerking, a) Soms wordt hier ook, in plaats van che, het aanwijzend voornaamw. gebruikt; b. v.: Silv. Peil. C. 25. Quell' io che . . . ik, die. 6) Het voornaamw. wordt (ook weer evenals in het Nederlandsch) dikwijls weggelaten als uit den zin duidelijk blijkt, welk voornaamw. er zou moeten staan: Addio! jg tempo perduto per tuWe due. (M.) Vaarwel! Het is voor ons beiden verloren tijd. 2. De woorden ne: ervan en ci en vi: er, eraan, hebben slechts betrekking op zaken, niet op personen: Ha dei libri? Heeft hij boeken? Ne ha molti. Hij heett er vele. Hij spreekt van hemj van haar. Egli paria di lui, di lei. Maar nooit: egli ne paria. Toch heeft in enkele gevallen ne ook wel eens betrekking op personen: Avete veduto dei soldati? Ne abbiamo veduto una moltitudine. Hebt gij soldaten gezien? Wij hebben er eene menigte gezien. Opmerking, a) Ne wordt dikwijls geplaatst in gevallen, waar men het evengoed zou kunnen weglaten: Di questi ve ne sono tanti. Zoo zijn er veel. b) Eveneens worden vi en ci dikwijls pleonastisch gebruikt: Non sapete quei che vi dite. (M.) Gij weet niet, wat gij zegt. 262 Les 9. In dit geval kan di cui ook achter het zelfst. naamw. geplaatst, of door del quale (della quale) vervangen worden: 11 fanciullo, il padre di cui (of del quale) ecc. La madre, la cui (of la di cui) bonté £ cosl grande. De moeder, wier goedheid zoo groot is; of: la madre, la bonté di cui (of della quale) enz. 2. Volgt op cui een voorwerp, dan komt het werkwoord dikwijls er tusschen te staan: 11 signore, di cui conoscete il flglio. De heer, wiens zoon gij kent. 3. Cui (zonder lidwoord) is accusatief en komt, hoewel zelden, in de plaats van ü (la) quale, in 't bijzonder daar, waar il quale of che tot eene dubbelzinnigheid aanleiding zou geven; b. v.: II generale, cui invitq a pranzo il cólonnello. De generaal, dié den kolonel ten eten vroeg. In dezen zin: II generale, il quale (of che) invitq il cólonnello, is het niet duideljk of de generaal of de kolonel ten eten wordt gevraagd. Opmerkingen. a) Cui mag eigenlijk slechts betrekking hebben op personen. Toch wordt het door de beste schrijvers ook wel van zaken gebruikt. b) Cui kan datief zijn zonder a; b. v.: . 11 capitano, cui scrissi (in plaats van a cui scrissï). De kapitein, aan wien ik schreef. c) Bij oudere schrijvers wordt cui ook in den genitief zonder di gebruikt, in zinnen als: In casa cui mgrto era (Bocc). In wiena huis hij was gestorven. d) Natuurlijk kan cui ook met andere voorzetsels dan di gebruikt worden; b. v.: in cui, con cui, ecc. e) Evenals in het Nederlandsch kan in plaats van dal (dalla) quale of da cui en dai (dalle) quali of da cui ook gebruikt worden onde en donde (vanwaar, waaruit); b.v.: Québegli gcchi, ond'escono saette (P.) Die schoone oogen, waaruit pijlen vliegen. ƒ) Eveneens worden soms ove en dove gebruikt in plaats van nel (nella) quale meerv. nei (nelle) quali: Onbepaalde voornaamw. en bijvoegl. gebruikte voornaamw. 265 Spreekoefening; Quando fu arrestato Silvio Pgllico? Dove fu condotto? Dice egli il motivo del suo arresto? Ghe gli chiese il custgde al quale era stato consegnato? Ghe disse egli al custgde? £he gli rispose il custgde? Ebbe Pgllico il pranzo? Mangig molto? Bevve vino? Tiende les. Onbepaalde voornaamw. en bijvoeglijk gebruikte voornaamwoorden. Zooals reeds in deel 1, les 17, is opgemerkt, worden sommige van deze talrijke woorden in bet Italiaansch steeds als bijvoegl. naamw. gebruikt, d. w. z.: ze komen nooit zonder zelfst. naamw. voor. Andere worden slechts zelfstandig gebruikt en weer andere én als bijvoegl. naamw. én als voornaamw. "Wij behandelen hier de eigenaardigheden van eenige dezer woorden: L Uno, una = (de) een, iemand, een zekere. (Somtijds ook een enkele): Uno va, uno viene. De een komt, de andere gaat. Uno ch'io non hg per bugno, non che per santo. (M). Iemand, dien ik niet voor goed houd, nog minder voor heilig. Noi leggevamo un giorno per dïletto (Dante). Wij lazen op een zekeren dag voor genoegen. Non hg avuto un amico in questo mondo. Ik heb geen enkelen vriend in deze wereld gehad. Zelfst. gebruikt, beteekent het: eene zaak of persoon uit verscheidene: Uno di loro lo disse. Een van hen zeide het. Per uno — per ciascuno, b.v.: I soldati romani non portavano che un pgco di farina per uno, con alquanto lardo. Una wordt soms zelfst. gebruikt, waarbij dan een abstract zelfst. naamw. als azione, notizia, stqria, ecc. er bij moet gedacht worden. 2. Certo, certa, un certo, una certa (meerv. certi, certe), een zekere, zekere; is meer onbepaald dan un tale: 266 Les 1U. Una certa signorina. Eene zekere jonge dame. Ci sono certe persone. Daar zijn zekere personen. Cejrto in de beteekenis van zeker (gewis) komt na het zelfst. naamw.: Una cgsa certa eene zekere zaak. 3. Ogni = ieder. Is altijd bijvoeglijk en wordt slechts in het enkelv. gebruikt; b. v.: ogni sugmo ieder mensch, ogni citta iedere stad, ad ogni cgsto tot eiken prijs. Opmerking. Slechts voor telwoorden, als ogni cento anni: en in het woord Ognissanti (Allerheiligen) staat het voor een meervond. Met ora (uur) versmelt het tot ognora (op ieder oogenblik, altijd) en het verbindt zich ook met voegw. en bijwoorden: ogni qual vglta iedere keer, ogni dove overal, ogni tanto (van tijd tot tijd). 4. Ognuno, -a (een ieder, iedereen) wordt slechts in het enkelvoud en zonder lidwoord gebruikt en is steeds zelfstandig: Ognuno lo dice, ognuno lo vugle. Iedereen zegt het, iedereen wil het. Opmerking. Iedereen wordt ook soms weergegeven door het ontkennende: non $ chi . . . non • b. v.: Non g chi al primo vederlo non lo discerna. (M.) Iedereen bemerkt het op het eerste gezicht (er is niemand, die niet, enz.). Het werkwoord, volgende op het tweede non staat in den subjonctief. 5. Ciascuno, -a of ciascheduno, -a (een ieder, iedereen, ieder). Wordt zoowel bijvoeglijk als zelfst. gebruikt. In het laatste geval alleen van personen; in het eerste geval van personen en zaken: Ciascuno (ciascheduno) paria della sua generositd. Iedereen spreekt over zijne edelmoedigheid. Ciascuna vglta che lo vidi. Iedere keer, dat ik hem zag. NB. Het verschil tusschen ogni, ognuno en ciascuno is, dat de eerste twee meer eene collectieve beteekenis hebben, terwijl bij het laatste woord de partitieve beteekenis meer op den voorgrond treedt en het zelden betrekking heeft op zaken: Ciascuno prese uno per sè iedereen nam er een voor zich. 6. Nessuno (nissuno), niuno, veruno en nullo (niemand, geen). Worden bijvoeglijk, zoowel als zelfst. gebruikt. Steeds enkelvoud. Uitgezonderd nullo, dat in het meervoud mag gebruikt worden als het vergeefsch beteekent. Maar dan is het een zuiver bijvoegl. naamw.: Onbepaalde voornaamw. en bijvoegl. gebruikte voornaamw, Le sue speranze sono mille. Zijne verwachtingen zijn vergeefsch. Deze woorden zijn alle ontkennend en wel "drukt veruno dit het krachtigst uit (zooiets als: in'tgeheel geen). Men vergete niet, dat ze, als ze vóór het werkwoord staan, geen ontkenningspartikel noodig hebben: Nessuno (niuno, veruno) vi erede. Niemand gelooft u, maar: Non vi erede nessuno. Na het woord senza en in zinnen, die eene vraag, veronderstelling of twijfel bevatten, verliezen deze woorden hun negatieve beteekenis en beteekenen: eenig, iemand: Senza verun amico. Zonder eenige vriend. C'g stato qui nessuno? Is hier iemand geweest? In plaats van nessuno enz. vindt men soms persona met non; b. v.: Nella quale casa non dimorava persona. (Bocc.) In welk huis niemand woonde. 7. Nulla, niente (niets), alleen zelfstandig gebruikt, worden voor bijvoegl. naamw. door di gevolgd. Achter het werkwoord geplaatst, moet er weer non bijkomen. Non capisco nulla. Ik begrijp niets. Niente di buqno. Niets goeds. ' 8. Alcuno, -a (iemand, deze of gene, de een of ander, aleuni, -e (eenige, ettelijke, menige) wordt bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt in beide geslachten en getallen. Tesamen met non, nè beteekent het: niemand: Alcuni di questi ragazzi. Eenige van die jongens. Alcune ragazze. Eenige meisjes. Non ne conosco alcuno. Ik ken niemand. Alcuno heeft ook soms eene onzijdige beteekenis: Era alcun che nei qcchi suqi. Er was een zeker iets in zijn oogen. 9. Qualcuno, -a of qualcheduno, -a (iemand, de een of ander) wordt zelfstandig en alleen in het enkelvoud gebruikt: 1$ Ella stata da qualcheduno ? Is u bij iemand geweest? Opmerking. Iemand wordt (vooral in poëzie) ook vertaald door v'$ fc'£) chi evenals niemand door non v'$ (c'$) chi: Non c'j chi venga con me? Wil niemand met mij komen? 267 Vervolg van de onbepaalde voornaamwoorden, 877 Oefening 13. Gij zijt altijd de eerste, om te antwoorden. Gij, vrouwen, wilt altijd gelijk hebben. Zegt mij, mijnheer, hoever het is van Venetië naar Verona. Menig boer is arm. Velen gelooven, dat zij niets anders hebben te doen, dan zich te vermaken (divertirsi). Ik houd ervan, van tijd tot tijd mijne geboortestad weer te zien. Wanneer zult gij terugkomen? Spoedig (quanto prima). Ik heb niets met anderen te maken, en bovendien laat mijn tijd niet toe, bezoeken te ontvangen (accetare). Vertel dat aan anderen, mijn vriend! Jezus Christus heeft gezegd: Bemint elkander. Allebei waren zij uitmuntende generaals. De meeste mensehen zouden willen oogsten, zonder gezaaid te hebben. De meeste menschen kunnen zich niet losmaken van hunne illusies. Menigeen ziet en wil toch niet gelooven. Die en die (tale) graaf heeft met die en die markiezin gesproken. Op deze wijze zult gij nooit slagen. Maakt uwe geheimen niet aan een ander bekend. Verlang nooit het goed van een ander. In éen woord (tont' §), mijnheer, ik wil niet. Een zekere heer heeft naar u gevraagd. Hij wil niets anders doen dan eten en drinken. Menigeen (Taluno), die een ander zou willen bedriegen (gabbare), bedriegt zich zelf. Ik zou het niet gelooven, als een ander het mij had gezegd. De treinen, zelfs de bliksemtreinen, gaan (camminano) veel minder snel in Italië dan in Frankrijk. Aan de loketten (sporteUi) van de stations gaat (si fa) het uitgeven (la distribuzione) der kaartjes een beetje langzaam. Men kan ook retourbiljetten (biglietti di ' andata e ritorno) krijgen met eene kleine afslag (diminuzione). Leesoefening. Le mie prigioni. Cap. 57. Arrivammo al luggo della nostra destinazione il 10 d'Aprile. La citta. di Brünn § capitale della Moravia ed ivi risiede il governatore deBe due province di Moravia e Slesia. % situata in una valle ridgnte, ed ha un cgrto aspgtto di ricchezza. Molte manifatture (fabrieken) di panni prosperavano ivi allora, le quali pgscia decaddero; la popolazione gra di circa 30 mila anime. Accgsto alle sue mura, a pongnte s'alza un monticgllo e sovr'esso sigde 1'infausta rgcca (burgt) di Spfelberg, altre vglte rgggia de' Signori di Moravia, gggi il piü sevgro ergastolo (kerker) della monarchia austriaca. Era cittadglla assai fgrte, ma i Francesi Ia bombardarono e presero a' tgmpi della famosa battaglia d'Austerlitz (il villaggio d'Austerlitz § a pgca distanza). Non fu piü ristaurata da poter servir di fgrtezza ma si rifece una parte della cinta (ommuring) ch' ^ra diroccata. 278 uirca trecento conüannati, per lo piü ladn ed assassim, sono ivi custoditi, quali a carcere duro, quali a durissimo. D carcere duro significa e,ssere obbligati al lavoro, portare la catena a^piedi, dormire su nudi tavolacci (planken) e mangiare il piü pgvero cibo. II durissimo significa essere incatenati (geketend) con una cerchia di ferro intorno a'fianchi, e la catena infitta nel muro. II cibo § lo stesso, quantunque la legge dica: pane e acqua. Dialogo. • Gome si chiama la capitale della Moravia? Qual' § la situazione della citta? Vi sono molte manifatture? Quanti abitanti aveva la citta di Brünn a'tempi di Silvio Pellico? Dov' § lo Spielberg? Ghe era altre volte quella fortezza? Da chi fu bombardata questa cittadella? Venne restaurato il castello? Che gente si trovava allo Spielberg, quando vi gra Pellico ? Ghe cgsa vugl dire gssere condannato a carcere duro? Che significa carcere durissimo? Twaalfde les. De bijwoorden. (le deel les 29 en 30). 1. Dikwijls wordt in het Italiaansch het bijvoeglijk naamw. gebruikt, in plaats van het bijwoord. Dit is het geval in vele uitdrukkingen, als: andar presto vlug loopen parlar piano zachtjes spreken costar caro veel kosten scrivere diritto recht schrijven pagar caro duur betalen tenersi diritto zich recht trovar buqno goed vinden houden cantar falso valsch zingen andar zoppo hinken volar basso laag vliegen andar ramingo vluchten. parlar forte luid spreken vivere tranguillo stil leven. 2. Het bijvoeglijk naamw. kan ook staan in plaats van het schijnbare bijwoord, daar, waar het laatste meer betrekking heeft op het zelfst. naamw., dan op het werkwoord: Egli perdonQ generoso ai suqi nemici. Hij vergaf zijne vijanden edelmoedig. Se ne andq tranguillo a casa. Hij ging rustig naar huis. Les 12. 3. Ook in het Italiaansch zijn er vele bijwoordelijke uitdrukkingen. Hier volgen er eenige: fuor di misura (oltre misura) buitenmate a buqn mercato (a bugn prezzo) goedkoop da capo van het begin af. capo att'ingiü het hoofd omlaag capo per capo va bijzonderheden (verklaren) a ufo (dare, mangiare enz..) voor niets. 4. Bijwoorden kunnen (even als de bijvoegl. naamw.) ook in de plaats komen van zelfst. naamw. Ze krijgen in dat geval het lidwoord voor zich: il come il dove il quando il prima il dopo il meno ü pQi il meglio ü piü il peggio enz. Io non sg nè il quando, nè il come. Ik weet noch wanneer, noch hoe. Vi aspetto in quest' gggi. Ik verwacht u vandaag nog. In quei mentre. Ondertuschen. Stare in forse. In twijfel blijven. De ontkenning. 1. Non en ng worden soms verwisseld. Zoo gebruikt men ng in plaats van non, als er geen werkwoord op volgt; b. v.: Ha cavalli, ma cani ng. Hij heeft paarden, maar geen honden. Scrivimi se viene o ng. Schrijf mij, of je komt of niet. O sl o ng che lui lo facesse. Of hij het deed, of niet. Un giorno sl, un giorno ng. Om den anderen dag. Daarentegen versterkt in den volksmond non in plaats van ng de ontkenning: Non, signore. O neen, mijnheer. Van bedienden en boeren hoort men dikwijls ook: Signor ng, signor s\. 2. De ontkenning wordt versterkt door de woorden punto, nulla, niente, neppure, mica. (Het laatste woord komt, hoewel dikwijls in de spreektaal gebruikt (vooral in Noord Italië), zelden in de schrijftaal voor). De woorden De bijwoorden. 279 280 Les 12. staan achter het werkwoord, dat voorafgegaan wordt door non. Non credo punto questa nugva. Ik geloof dat nieuwtje niet. Non $ mica una burla. Dat is zeker geen grap. Non l'hg neppure veduto. Ik heb het zelfs niet gezien. Door gia, wordt de ontkenning.verzwakt: ' Non gli fara gia male. Het zal hem wel geen kwaad doen. 3. De woorden sl en ng worden dikwijls versterkt door de toevoeging van ma (mai): Ma si. Wel ja. Mai ng. Wel neen. 4. De werkwoorden negare (ontkennen), temere (vreezen), dubitare (twijfelen), hebben evenals in het Nederlandsch in den volgzin alleen de ontkenning non, als die zin ontkennend is; b. v.: Non nego che mi abbia avvertito. Ik ontken niet, dat hij mij gewaarschuwd heeft. lemo che venga. Ik vrees, dat hij komt. Temo che non venga. Ik vrees, dat hij niet komt. NB. Non dubitare beteekent: onbezorgd zijn: Non dubiti signore. Wees onbezorgd, mijnheer. 5. De dubbele ontkenning nè . . . nè verlangt non voor het werkwoord: Non vgglio nè vino nè birra. Ik wil noch wijn noch bier. 6. Evenmin = neanche. Neanche mio fratello. Mijn broer evenmin. Piü, meno, assai. Piü, meno en assai kunnen, met de beteekenis van bijvoeglijke naamw., voor zelfst. naamw. staan: Piü ugmini, meno dgnne. Meer mannen, minder vrouwen. Assai cavalli. Veel paarden. Met het lidwoord hebben piü en meno eene superlatieve beteekenis: I piü degli ugmini. De meeste menschen (zie bl. 276 c). Als een zelfst. naamw. nog een bijvoegl. naamw. bij zich heeft, dan wordt het daarvoor, staande assai nog met di verbonden; b. v.: Assai di bugne ragioni. Genoeg goede gronden. De bijwoorden. 281 Zonder di zou de beteekenis eene andere zijn, daar dan assai als bijwoord betrekking zou hebben op het opvolgende bijvoegl. naamw.: Assai buqne ragione zeer goede gronden. Opmerking. Peggio en meglio worden in gemeenzamen stijl ook dikwijls bijvoeglijk gebruikt: Si pü$ aver qui meglio lavoro. Hq cavato altri da peggio inbrogli. (M.) Oefening 14. Loopt niet zoo vlug, mijnheer, ik kan u niet volgen. De zangeres zong valsch, desniettegenstaande (ció nondimeno) werd haar verzocht, het geheele lied te herhalen. Deze bloem ruikt niet lekker favere buqn odore). De knecht sprak zacht, om mij niet wakker te maken. Waarom spreekt gij zacht? Kunt gij niet luider spreken? Ik zie deze geheele zaak niet helder in (vert.: ik zie in deze zaak niet helder). Hij heeft zijn geheele leven hard gewerkt en nu leeft hij stil van de vruchten (frutto sing.) van zijn arbeid. Het is buitengewoon dom, wat gij daar zegt. In ernst (davvero) mijnheer, zult gij uw neef naar Venetië meenemen? Ik geloof van ja, omdat ik hem niet alleen in Weenen kan laten. Ik heb dezen hoed heel goedkoop gekocht. Gelooft gij alles, wat hij u gezegd heeft? Wel neen, ik geloof het volstrekt niet, en ?al het nooit gelooven. Hij was bang, dat ik hem bedroog. Noch Karei, noch zijn broer heeft het gedaan. Gij zijt handiger, dan ik dacht. Wie heeft het gedaan? Ik niet. Ik ook niet. Speel (eseguite) de sonate nog eens van het begin af. Zult gij uw examen schriftelijk of mondeling doen. Gewoonlijk doen wij het schriftelijk.. Leesoefening. Le mie prigioni. Gontinuazione del cap. 57. Salendo per 1'erta (steile helling) di quei monticello, volgevamo gli gcchi addigtro per dire addio al mondo, incerti se ü baratro (afgrond, hier:gevangenis) chevivi nel 1870 contro i Tedeschi in difesa della Francia. Egli aveva la fiamma dell'eroismo e il ggnio della gugrra. Combattè in quaranta combattimenti e ne vinse trentasgtte. Quando non combattè lavor§ per vivere o si chiuse in un'isola solitaria a coltivare la tgrra. Egli fu maestro, marinaio, operaio, negoziante, soldato, generale, dittatore. Era grande, semplice e bugno. Odiava tutti gli oppressori, amava tutti i pgpol.i, proteggava tuttii deboli; non aveva altra aspirazione che il bgne, rifiutava gli onori; disprezzava la mgrte, adorava l'ltalia. Quando gettava 346 De deelwoorden en de gerundio. 347 un grido di gugrra, legioni di valorosi accorrevano a lui da ogni parte; signori lasciavano i palazzi, operai le officine, giovanetti le scugle per andar a combattere al sole della sua gloria. In gugrra portava una camicia rossa. Era fgrte, biondo, bgllo. Sui campi di battaglia gra un fulmine, negli affgtti Étf fanciullo, nei dolori un santo. Mille Italiani son mgrti per la patria, felici, morgndo, di vederlo passar di lontano vittonoso, migliaiaiti sargbbero fatti uccidere per lui; milioni lo benedlssero e lo benediranno. Ed. de Amicis. Dialogo. Quando § morto Garibaldi? Quali atti generosi compi§ da giovane? Combatt^ anche fugri d'Europa e quanto tgmpo? Quando e dove combatt§ in Eurgpa? Quando non combatteva, che cgsa faceva? Quali professioni esercitg nella sua vita? Dite qualche cgsa del suo earattere, e delle sue qualita morali ? Ghe avveniva quando egli gettava un grido di gugrra? Come andavo vestito in gugrra? Che facevano gl'Italiani affascinati della persona di Garibaldi ? Twee en twintigste les. De deelwoorden en de gerundio. Het Italiaansch heeft twee deelwoorden, het participio presente en het participio passato. Het part. pres. wordt meestal als bijvoegl. naamw. gebruikt: Una vatte ridente. Een lachend dal. Het behoudt echter het karakter van een werkwoord en kan dus een complemento bij zich hebben: I deridenti ogni credenza. Degenen, die met ieder geloof ™W 8 spotten. Gewoonlijk vervangt het tegenwoordig deelwoord een bijzin, beginnende met die, welke: II quadro della Sistina rappresentante il giudizio universale (het jongste gericht). De Gerundio. De Gerundio is onveranderlijk. Zij staat in de plaats van een bijzin, die in het Nederlandsch begint 348 1 enz. en ubuil sieeua i p van den zin: Ella mi disse piangendo. Zij zeide mij weenend (ter Essgndo ammalato, non pQ Omdat ik ziek ben, kan ik Non volendo rispondergli, Daar zij hem niet wilde ai Opmerki 1. Bij oudere schrijvers kom treKKing op nei onaer- ijl zij weende). o andare a trovarlo. lem niet gaan bezoeken. la tacque. woorden, zweeg zij. gen. het nu en dan voor, dat de implimento diretto: (d. w. z. een ander, dan dat van den hoofdzin); b. v.: Essendosi,ammalato mio padre, dovei rimpatriare subito. Daar mijn vader ziek werd, moest ik terstond naar het vaderland terugkeeren. Ln dit geval staat het onderwerp van den gerundio gewoon- erstond er achter. Hebben hoofd- en bijzin een verschillend onder, dan gebruike men liever den zinsbouw met den idio niet; b. v.: Mentre io andava a spasso, egli dormiva. Terwijl ik ging wandelen, sliep hij. Men mag echter wel zeggen: Andando io a spasso, egli si Q- Zooals reeds vroeger is gezegd, gebruikt men de woorden andare, stare, venire, mandare met den idio om het begrip van eene voortdurende handevan het langzaam voortgaan, of van herhaling uit rukken: L'uccelletto va cercando la libertd (in plaats van va a cercare). Het vogeltje zoekt de vrijheid. Va dicendo che l'hg calunniato (va a dire). Hij vertelt overal, dat ik hem heb belasterd. lo ti stavo aspettando. Ik wachtte (lang, rustig) op je. Si venne accorgendo. Langzamerhand bemerkte hij. Participio assoluto. 353 Fermatasi, disse loro. Zij bleef staan en zei hem. Udite queste parqle, ella scoppiq dalla risa. Nauwelijks had zij deze woorden gehoord, of zij barstte in lachen uit. Opmerking. Men moet van den partie. assoluto wel onderscheiden den in het 2° deel, les 14, 1 c, aangegeven zinsbouw waar het parttcip., overeenkomende met het object, voorafgaat, en che zich daaraan onmiddellijk aansluit: Detta che gbbe questa parqla. Zoodra hij dit woord had gezegd. Pagati che ebbe i sugi Creditori. Zoodra hij zijne schuldeischers had betaald. Met het parttcip. assol. verbindt zich soms het voorzetsel dopo. Deze zinsbouw wordt gemakkelijk verklaard door een infinitief tusschen te schuiven: Dopo rimasti alquanto lontani. Nadat wij eenigen tijd verre zijn gebleven. (Dopo qssere rimasti alquanto lontani.) Si raceontano molti miracóli che il Santo ha fatto dopo mqrto (dopo essere morto). Er worden vele wonderen verteld, die de heilige, nadat hij gestorven was, had bewerkt. Oefening 36. Wij hebben veel personen ontmoet, die ons hebben gegroet maar wij hebben hen niét herkend. De heeren, die ik ten eten heb gevraagd, hebben (het) niet aangenomen, omdat zij vandaag elders worden verwacht. In alle genoegens van den rijkdom opgevoed, zal zij zich niet in een eenvoudig leven kunnen schikken. De leerlingen, die wij gisteren hebben hooren lezen, hebben bewezen, dat zij zich vele moeite hebben gegeven om eene goede uitspraak te krijgen (acquistare). Uw langdurig stilzwijgen heeft ons doen gelooven, dat gij ons waart vergeten (cong.). Doet niets, wat tegen de principes is, die ik u heb zoeken m te prenten (incuhare). Ik kon hem niet alle diensten bewijzen, die ik had willen bewijzen. Het genootschap, dat ik u zoo dikwijls heb zien bezoeken, is ontbonden. Ik dank u voor de aan mij geleende boeken, en zoodra ik ze zal gelezen hebben, zal ik ze u teruggeven. Hoe heeft u den zomer doorgebracht? Wij hebben een beetje met elkaar in Zwitserland gereisd; vervolgens zijn mijne moeder en mijne zuster naar Geneve gegaan, waar zij zich veertien dagen ophielden, en eergisteren hebben wij elkaar weer hier ontmoet. Wat is je broer van plan te doen? Als de vacantie voorbij is, zal hij eene reis naar Sicilië maken. Ital. Gramm. v. HoU. 23 354 Les 23. Italië wordt door oude en nieuwe dichters verheerlijkt om de helderheid van den hemel, de vruchtbaarheid van den bodem en de natuurschoonheden; maar de dichters zeggen niet, dat dikwijls de noordelijke provinciën geteisterd worden door groote overstroomingen en de zuidelijke provineiën door vulcanische uitbarstingen worden verwoest. Hoevele duizenden menschen hebben bij deze rampen het leven verloren! In Italië is alles leven, betoovering en poëzie, maar juist deze gaven hebben het ongelukken van allerlei aard bezorgd (attirare). Hoeveel vreemde volkeren, aangetrokken door de schoonheid van het land, zijn onder het een of andere voorwendsel daar binnen gedrongen met de wapens in. de hand, hebben zich daar gevestigd en hebben het Italiaansche volk niet alleen van de vrijheid beroofd, maar ook van de vruchten van den bodem en van vele kunstwerken van hare beroemde mannen! De geschiedenis leert ons, dat vele volkeren, nadat zij' op het toppunt van den roem waren gekomen, begonnen te dalen (decïinare), en anderen, die door hunne buren tot slavernij waren bestemd, zich wisten-omhoog te werken (ricalzarsi). Onderdrukt, mishandeld en vernederd door barbaren en beschaafde volken, smachtten de Italianen eeuwenlang, maar eindelijk gelukte het hun door (con) hun moed met de zedelijke en zakelijke hulp van bevriende naties en door gelukkige omstandigheden (col favore delle circoslanze), de gehate ketenen te verbreken, en de lang gewenschte (sospirare) eenheid te verkrijgen en het koninkrijk Italië te vestigen. Leesoefening. II miracólo delle noci. «In quei tempo c'gra un uostro padre, il quale gra un santo e si chiamava il padre Macario. Un giorno d'invgrng, passando per una vigttola (smalle weg), in un campo d'un ngstro benefattore, ugmo dabbgne anche lui, il padre Macario vide questo benefattore vicin o a un suo gran noce; e quattro contadini con le zappe in aria cbe principiavano a scalzar la pianta (uitgraven) per metterle le radici al sole. — Ghe fate voi a quella povera pianta? domando il padre Macario. — Eh! padre, son anni ed anni che la (in plaats van e\)&) non mi vugl far noci; e io ne faccio legna. — Lasciatela stare, disse il padre: sappiate che quest'anno la fara piü noci che fgglie. II benefattore, che sapeva chi gra colui che aveva detta quella pargla, ordin§ snbito ai lavoratori che gettassero di nugvo la tgrra sulle radici; e, chiamato il padre, che continuava la sua strada, — Padre Macario, gli disse, la meta della raccglta sara per il convgnto. Si sparse la voce della predizione; e tutti correvano a guardare il noce. In fatti, a primavgra, fiori a bi??gffe (in overvloed), e a suo tgmpo noci a bizzgffe. II buon benefattore non Verbi difettivi. 355 ebbe Ja consolazione di bacchiarle (kraken); perchè andö, prima della raccolta, a ricevere il prgmio della sua carita. Ma il miracolo fu tanto piü grande, come sentirete. Quei brav'ugmo aveva lasciato un figliuglo di stampa (slag) ben diversa. Or dunque alla raccolta, il cercatore andg per riscugtere la meta eh'gra dovuta al convgnto; ma colui se ne fece nugvo affatto, ed ebbe la temerita di rispondere che non aveva mai sentito dire che i cappuccini sapessero far noci. Sapete ora cgsa avvenne? Un giorno (sentite questa) lo scapestrato aveva invitato alcum sugi amici dello stesso pelo (haar, slag) e, gozzovigliando, raccontava la stgria del noce, e rideva de' frati. Que' giovinastri ebber vgglia d'andar a vedere quello sterminato mucehio di noci; e lui h mena su in granaio. Ma sentite: apre l'uscio, va verso il cantuccio dov'gra stato riposto il gran mucehio, e mentre dice: — Guardate, — guarda egli stesso e vede... che cgsa? Un bel mucehio di fgglie secche di noce. Fu un esgmpio questo? E il convgnto invece di scapitare (in aanzien te vertezen) ci guadagn^; perchè dopo un cos) gran fatto, la cerca delle noci rendeva tanto, tanto, che un benefattore, mgsso a compassione del pgvero cercatore, fece al convgnto la carita d'un asmo che aiutasse a portare Ie noci a casa. E si faceva tant' gho che ogni pgvero veniva a preuderne secondo il suo bisogno; perchè noi siam come il mare che riceve acqua da tutte le parti e la torna a distribuire a tutti i fiumi. Del romanzo storico di A. Manzoni «I Promessi SpQsi*. Vier en twintigste les. Verbi diffettivi. Er zijn enkele werkwoorden, die slechts in enkele tijden of personen voorkomen. Men noemt ze daarom verbi diffettm. Het zijn de volgende (de niet aangegeven vormen ontbreken): % Algere vriezen. Pass. rem. alsi, alse, alsero. Part. pres. algente (deze laatste vorm wordt slechts in de medische wetenschap gebruikt). 2. Angere kwellen. Pre». Ind. 3 pers. ange. 3. Arrqgere toevoegen. Imper. arrogi. 4. Calere aan gelegen zijn. Pres. ml cale, mij is eraan ge¬ legen. Ook in proza, maar zelden. Imper. mi caleva. Pass. rem. mi calse. Fut. mi oarrii (ealera), Cond. mi carebbe (oalerebbe). Pres. cong. che mi caglia. Imperf. cong. che mi calesse (P. p. caluto). Met essere vervoegd, wordt het slechts in poëzie gebruikt. 356 Les 24. 5. Capere grijpen. Pres. cape (verouderd). 6. Colere vereeren, beschaven, heeft slechts cole en P.p. cotto beschaafd. 7. Hstqllere opheffen. Ind. pres. en Imper. estqlli, estqlla. 8. Fervere met ijver beoefend worden. Pres. ferve en fervono. lmpf. fervea en ferveano. Imperf. cong. fervesse. Gerund, fervendo. Part. pres. fervente. 9. Gire gaan, wandelen (slechts poëtisch). Pres. ind. gite gij gaat. Imperf. giva (gia); givamo, givano (giano). . Pass. rem. gii, gisti, gi (gio), gimmo, giste, girono. Fut. gir<), girai, gird; giremo, girete, giranno. Cond. girei ecc. Imperat. gite gaat. Imperf. cong. io gissi, tu gissi, egli gisse; gissimo, giste, gissero. P.p. gito (met essere). 10. Ire gaan. Pres. en Imperat. ite (gaat). Imperf. ivo, ivi, iva, ivano. Fut. iremo, irete, iranno. P. p. ito. In proza worden slechts ire en ito gebruikt. Van de afgeleide woorden worden als ire vervoegd: adire (eene erfenis aanvaarden) circuire (gaan om iets), contraire (tegen iets zijn). Alle andere vormen -isco, b. v.: ambire, perire. Van het dichterlijke redire (teruggaan), wordt alleen de 3e Pl. pass. rem. redirono gebruikt. 11. Lqdere verwonden. Pres. ind. lede. Imperf. ledeva. Imperf. cong. ledesse. Part. pass. leso. 12. Licere toegestaan zijn {infinito wordt niet gebruikt) heeft slechts Mee en leee (het is veroorloofd). P. p. lecito en iUebito zijn bijvoegl. naamw. 13. Mtööere verzachten. Pres. molce. Imperf. molceva. Imperf. cong. molcesse. Gerund, molcendo (poëtisch). 14. Olire geuren (poëtisch). Pres. olissi, olisse. Imperf. oUva, olivano. 15. Iliedere terugkeeren. Pres. riedo, riedi, riede. Pres. cong. rieda en riedano. ■ Imperf. rledeva. 16. Serpere slingeren. Pres. serpe (gewoonlijk gebruikt men serpeggiare). 17. Solere plegen. Pres. sqglio, suqli, suqle, sogliamo, so- lete, sqgUono. Imperf. soleva ecc. Pres. cong. ch'io sqglla ecc., sogliamo, sogliate, sqgliano. Imperf. cong. solessi ecc, P. p. sqUto (bijv. naamw.) Gerund, solendo (dikwijls drukt men plegen uit door esser sqlito). 18. Urgere dringend zijn. Pres. urge. Imperf. urgeva. Imperf. cong. urgesse. Gerund, urgendo. Fut. urgera. 19. Vtgere van kracht zijn, in zwang zijn. Pres. vtge. Imperf. vigeva. Imperf. cong. vigesse, vigessero. Part. pres. vigente. Gerund, vigendo. Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden. Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden. De met * geteekende werkwoorden zijn verouderd. (Men vindt ze bij Dante, Petrarca, Boccaccio enz.) Pres. Pass. rem. Fut. P. p. Aborrire verafschuwen, aborro en aboriseo accadere geschieden, zie cadere (accedere naderbij komen; concedere toestaan, eccedere overtreffe intercedere tusschenbeide komen, precqdere voorafgaan, pr cedere vooruitgaan, succgdere opvolgen, gebeuren, hebben in d« pass. rem. accessi, concessi enz. of wel zij zijn regelmatig: ace dei enz. accendere aansteken accendo accesi aCeenderq acceso acchiudere toevoegen, zie chiudere accludere insluiten — acclusi — accluso accqrger(si) bemerken (m')ac- m'accgrsi m'accor- accqrto(s cqrgo gero aecorrere toesnellen, zie correre aecrescere aangroeien, toenemen, zie crescere addurre aanbrengen adduco addussi addurrq addotto affiggere aanhechten, aanplakken, zie figgere slechts aflisso affliggere bedroeven affliggo afflissi affligerq afflitto aggiungere toevoegen, zie giungere 'algere bevriezen — alsi attudere zinspelen alludo allusi alluderq alluso ammettere aannemen, zie metter e *ancidere dooden, zie uccidere andare gaan vado(vq) andai andrq andato angere kwellen, alleen ange (3« pers. pres.) onnettere aanhechten, zie nettere apparire verschijnen apparisco apparvi apparirq apparso (-ii) (apparite appartenere toebehooren, zie tenere appqndere aanhangen, op- appendo appesi appen- appeso hangen derQ applaudire toejuichen applau- applau- applau- applaudit disco(-o) dit diri} apprendere leeren, vernemen, zie prendere aprire openen apro apri aprirq aperto (■ersi) ardere branden ardo arsi arderq arso arrendere (-si) zich overgeven, zie rondere arrqgere toevoegen (zie verbi diffett.) ascendere bestijgen, opstijgen, zie scendere ascondere verbergen, zie nascondere aspergere besprenkelen, zie spergere assalire aanvallen, zie satire assider (-si) gaan zitten m'assido nïasski m'assiderq assiso 358 Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden. Pres. Pass. rem. Fut. P. p. assistere bijwonen, bijstaan, regelmatig behalve assistito assqlvere vrijspeken — assglsi — assglto assorbire inznigen assorbo assorbii assorbirb] assorbito (•isco) assumere aannemen assumo assunsi assumerg assunto astringere samentrekken, dwingen, zie stringere attendere verwachten attendo attest attenderq] atteso attingere scheppen, zie tingere *avqllere uitrukken — avulsi — avulso avere hebben hg ebbi avr§ avuto. Benedire zegenen, zie dire bevere (bero) drinken bevo (beo) bevvi(be- beverg bevuto vei,-etti) (berrg) (beuto). Cadere vallen cado(cag- caddi cadrg . caduto gio) (caderb) calere aan gelegen liggen (verb. difett.) capere grijpen, bevatten (verb. difett.) capire begrijpen, 3e pers. capisce en cape, pl. capiscono en capono cedere wijken, toegeven cedo cedei,-$tti — ceduto (cessi) (cesso) chiqdere verlangen chiedo chiesi • chiederg chiesto (chi^ggo) (chiedei) chiudere sluiten chiudo chiusi — chiuso cingere omgorden cingo cinsi cingerg cinto (cigno) (dgner^) circoncidere besnijden, zie incidere circonfleüere ombuigen — — — circonflgsso cqgliere (corre) plukken cqlgo col si coglierg cglto (cqglio) (corrg) *cqlere vereeren (verb. diffet.) collider e samentreffen, zie elidere colludere met elkaar eens zijn, zie alludere commettere begaan, zie meltere commuqvere bewegen, zie muqvere comparire verschijnen comparis- comparvi compari- comparito ■ co (comparii) rq (-arso) . compiere 1 ver™uen compisco compii compirg compito compire ƒ (compio) (compiei) compierg compiuto comprendere begrijpen, zie prendere comprimere samendrukken comprimo comprgssi compri- compresso concedere toestaan, zie cedere merg concepire ontvangen, begrijpen, heeft naast den regelmatigen ook nog den ouden vorm: concfpe en conceputo concepono (conctfto) coneemere betreffen, zie scernere conchiudere (concludere) besluiten, zie chiudere concorrere bijdragen, zie correre *concutere schudden, zie discutere condiscendere toegeven, zie scendere condurre voeren, zie addurre configgere aannagelen, zie figgere — — confttto. . Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden. 359 Pres. Pass. rem. Fut. P. p. confondere verwarren, zie fondere eongiungere verbinden, zie giungere connettere samenvoegen, zie nettere conoseere kennen conosco conobbi conoscerq eonosciuto conquidere overweldigen, niet gebruikelijk, uitgezonderd conquiso consistere bestaan, zie assistere *consumere verbruiken — consunsi — consunto (liever consumare) (-se, -sero) contendere tegenspreken, zie tendere contessere tesamen weven als tessere met uitz. van het poët. contesto contraddire tegenspreken, zie dire contrarre samentrekken, zie trarre *convertere veranderen converto conrersi- — convcrso (eonvertire is regelmatig ('pres. -o)) convincere overtuigen, zie vincere eoprire bedekken, zie aprire corrqggere verbeteren, zie reggere correre loopen corro corsi — corso corrodere verteeren, zie rodere corrompere bederven, zie rompere costringere dwingen, zie stri-ngere costruire bouwen costruisco costrussi costrüirq costrutto (costrurre) (costruii) (costruito) crescere groeien cresco crebbi — cresciuto crocifiggere kruisigen, zie figgere cuQcere koken cugco cqssi cuocerq cqtto. Dare geven dg digdi darg dato decadere vervallen, zie cadere. decidere beslissen deado dectsi — deciso decrescere afnemen, zie crescere dedurre afleiden, zie addurre déludere bespotten, ontgoochelen, zie alludere depri/mere neerdrukken, zie comprimere deridere uitlachen, zie ridere desistere afstaan, zie eistere desumere ontnemen, zie assumere detrarre aftrekken, zie trarre detrudere afstooten, zie intrudere difendere verdedigen difendo difesi — difeso diffondere uitgieten, zie fondere dimettere afzetten, zie mettere dipendere afhangen, zie pptdere dipingere afschilderen, zie pingere dire zeggen dico dissi dirq detto dtrigere richten dirigo diressi dirigerq diretto dtrompere afbreken, zie rompere discendere afdalen, zie scendere discqrnere onderscheiden, zie scemere disehiudere openen, zie chiudere discorrere bespreken, zie correre discutere bespreken discuto discussi — discusso 360 Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden. Pres. Pass. rem. Fut. P. p. disgiungere scheiden, zie giungere dispergere verstrooien, zie spergere dissuadere afraden, zie persuadere distinguere onderscheiden disttnguo distinsi distin- distinto distorcere verdraaien, zie toreere guerg distruggere vernietigen, zie struggere *dineïlere uitrukken, zie svettere dividere verdeelen divido divisi dividerg diviso dolere smarten ' dglgo dglsi dorrg doluto (doglio) (doler§) dovere moeten devo dovei dovrg dovuto. (debbo) (-etti) JEccedere overtreffen, zie suceedere effondere uitgieten, zie fondere eleggere verkiezen, zie leggere elidere uitstooten elido elisi eliderg eliso eludere verijdelen, zie alludere emergere opduiken, zie mergere empiere 1 De onregelmatigheid is in de dubbelvormen empire | va'^en- P"98- rem- empï, empiè, part. empito en empiuto ) evenals bij compire. *emulgere week maken emulgo emulsi emulgeri} emulso erigere oprichten erigo eressi erigerg eretto (ergere) (ergo) (ersi) (ergerg) (erto) esaurire uitputten, weinig gebruikelijk met uitzondering van esaurüo. esaurito is ook uitverkocht (van boeken). escludere uitsluiten escludo eslusi escluderq escluso esigere eischen esigo esigei esigerg esatto (-etti) esistere bestaan esisto esistei esisterg esislito . , .. espellere nitdrrjven espello espulsi espellerg espulso espriniere uitdrukken esprimo espressi esprimerg espresso essere zijn sono fui sarg stato estinguere uitblusschen, zie distinguere estorcere afpersen, zie toreere evadere ontsnappen evado evasi evaderg evaso Fare doen fg feci farg fatto fendere splijten fendo fendei fenderg — (fessi) (f&so) fertre wonden, ferisco, ferisce, fere (alleen in het spreekwoord: chi di colt filo ff re, di colt filo pgre): ferisca, ferissi, ferito figgere vasthechten figgo fissi figgerg fitto (fisso en fiso zijn bijv. naamw.) NB. Alle samenstellingen van figgere met uitzondering van sconfiggere vormen het P. p. op isso. flngerevewzen,verdichten fingo finsi fingerg finto *fifttere buigen flgtto flessi fletterg flesso fondere gieten fondo fust fonderg fuso frangere breken frango fransi frangerg franto Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden. 361 Pres. Pass. rem. Fut. P. p. fremere beven, slechts in zooverre onregelmatig, als er eenige poëtische dubbelvormen van bestaan friggere bakken friggo frissi friggerg fritto *fulgere glanzen fulgo fulsi fulgerg ontbreekt gemere zuchten, heeft enkele, poët. onregelm. dubbelvormen *genuflettere knielen, zie flettere giacere liggen giaecio giacqui giacerg giacmto gioire genieten, is slechts in zooverre onregelm., dat de vormen gioiamo (gioimo) en gioiate worden vermeden. Ook vindt men gioendo voor gioigndo. gire gaan, zie verb. diffett. giungere aankomen giungo giunsi giungerg giunte Uludere vergissen, zie alludere (giugnerg) immergere indoopen, zie mergere impgllei-e aansporen, zie espellere imporre opleggen, zie pgrre imprendere ondernemen, zie prgndere imprimere indrukken, zie eomprimere incendere ontsteken, zie aceendere inchiudere (includere) insluiten, zie chiudere incidere insnijden, zie decidere inerescere spijten, zie crescere incutere (vrees) injagen, zie discutere *indicere, indire aanduiden, zie dire indulgere vergeven, zie emulgere indurre verleiden, zie addurre inficere besmetten — (infeci) — infrtto infiggere aanhechten, zie figgere inflettere buigen, regelmatig met uitzondering van infiqsso infliggere opleggen, zie affliggere *influere beinvloeden influo influssi influerq influsso (infiuire (-isco) is de meest gebruikelijke vorm) infrangere overtreden, zie frangere insistere aandringen, zie assistere insorgere i verdenking insurgere ) opwekkenf zle SOrffere ((njstruire onderrichten, zie costruire intercedere tusschenbeide komen, zie cedere intingere indoopen, zie tingere *intridere kneden, zie ridere intrudere indringen intrudo intntsi intruderg intruso invadere invallen, zie evadere ire gaan, zie verb. difett. *Iiedere wonden — Igsi — Igso leggere lezen leggo lessi legger^ lgtto licere geoorloofd zijn, zie verb. difett. *lucere lichten luce lussi lucerg ontbreekt Mdledire-vervloeken, zie dire; vormt ook maledisco en imperf. malediva mergere doopen, wordt slechts gebruikt mersi (De samenstellingen emergere, immergere komen in haar geheel voor.) 362 Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden. - Pres. Pass. rem. Fut. P. p. mescere ingieten, regelmatig behalve part. pass. misto gemengd, daarentegen mesciuto ingegoten metter e plaatsen metto mist metterq messo (mettei) messi mordere bijten mqrdo morst morderq mqrso morire sterven muoio morii morirb mgrto (muoro) (morrq) mungere melken mungo munsi mungerq munto m(u)gvere bewegen m(u)qvo mqssi m(u)overgmgsso Nascere geboren worden nasco nacqui nascerq nato nascondere verbergen nascondo nascosi nascon- nascosto derf *negligere veronachtzamen negligo neglgssi negliger$ neglgtto *nettere aanhechten netto nessi netterg nesso n(u)gcere schaden n(u)gco ngequi nuoeerg nociuto *Ocoidere dooden, zie uccidere. oceorrere noodig zijn, zie correre offendere beleedigen, zie difendere °£Zire \ aanbieden gffro . off rto offrtre f v" offrn,offgrst offrirg "* *oUre rieken, verb. difett. omettere uitlaten, zie mettere opprimere onderdrukken, zie comprimere. JPandere verspreiden pando pansi . pander^ panto parere schijnen paio parvi parrq' — (parsi) (parerg) (parso) partire als sentire in de beteekenis van vertrekken. In de beteekenis van deelen, vormt het de pres. op -isco. paseere weiden, regelm. Part. pass. pasciuto (pasto poëtisch) perc(u)qtere schudden perc(u)gto percgssi percuoterq percgsso perdere verliezen p§rdo perdei perderg perduto (persi) (perso) perire omkomen, regelm. op -isco; heeft echter de poëtische vormen pgro, -i, -e; perso, perano en het adj. perituro permettere toestaan, zie mettere persistere aanhouden, zie assistere persuadere overreden persuado persuasi persua- persuaso (persuadei) derg piacere bevallen piaccio piacqui piacerg piaciuto piangere weenen piango piansi piangerg' pianto ping ere schilderen (weinig gebruikt), zie diping ere piovere regenen piove pigvve pigvera piovuto porre \ , pongo post porrg posto *ponere f m ■ (ponerb) porgere aanbieden pgrgo pgrsi porgerg pgrto possedere bezitten, zie sedere potere kunnen pgsso potei(-etM) potrg potuto precedere voorafgaan, zie succedere (ook regelmatig) precludere afsluiten, zie chiudere predire voorspellen, zie dire prefiggere voornemen, zie figgere Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden. 363 Pres. Pass. rem. Fut. P. p. premere dringen premo premei premer$ premuto (-etti) prendere nemen prgndo prest prenderg preso preseindere van iets afzien, zie scindere presumere vermoeden, zie assumere procedere overgaan tot, zie cedere proferire aanbieden, uitspreken, zie offerire profondere verkwisten, zie fondere promettere beloven, zie mettere propendere neigen tot iets, regelmatig, met uitzondering van het poët. part. pass. propgnso prorompere uitbarsten, zie.rompere proteggere beschermen proteggo protessi proteggerf protetto ptmgere steken pungo punsi pungerg punto Badere scheren rado rasi raderg raso raggiungere bereiken, zie giungere Opmerking. Voor alle met re- of ri- beginnende werkwoorden, voor zoover zij hier niet zijn aangegeven, raadplege men het stamwerkwoord. ravvedersi zich bezinnen, zie vedere recidere afsnijden, zie circoncidere redimere verlossen redimo redensi redimerg redento (redimei) redire \ omkeeren heeft slechts pr. ind. riedo, -i, -e, en riedono, riedere f ' pr. cong. riedo,, a, -a, riedano en impf. rie- deva, -i, -a, riedevano reggere regeeren reggo ressi reggerq~ retto rendere teruggeven rendo rendei renderQ — (-etti), resi reprimere onderdrukken, zie comprimere *rescindere snijden, zie scindere resistere weerstaan, zie assistere ridere lachen rido risi riderQ riso ridurre terugvoeren, afleiden, zie addurre riedere terugkeeren wordt slechts gebruikt in de ind. pres. riedo, -», -e, riedono, Imp. riedeva, riedevano. riflettere nadenken rifletto riflettei, rifletterq riflesso en rifl§ssi riflettuto rifulgere schitteren, zie fulgere, heeft 3 Pass. rem. poët.: rifulgè rilucere glanzen, zie lucere, rilussi (rilucei) rimanere blijven rimango rimasi rimarri) rimastoen rimaso rincrescere betreuren, (mi) rin- rincrebbe — rincres- spijten eresce ciuto risolvere besluiten risglvo risolvei risolverQ risoluto en (•etH),risdlsi * risotto. risorgere opstaan, zie sorgere rispondere antwoorden rispondo risposi risponder^ risposto ritorcere verdraaien, zie toreere riuscire slagen, zie uscire rodere knagen rodo rosi roderQ roso 364 Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden. Pres. Pass. rem. Put. P. p. rompere breken rompo ruppi romper§ rotto. Satire klimmen salgo salii saïirg salito (salisco) (salsi) sapere weten sq (3 poët. seppi saprg saputo sape) scalfire villen scalfisco scalfii scalfirg scalfttto scegliere kiezen seelgo scelsi seegiierq scelto scindere afdalen scendo scesi scenderQ sceso *scqrnere onderscheiden scerno scernei scernerq — (seersi) "scindere scheiden scindo scissi scinderg scisso sciqgliere ontbinden sciolgo sciqlsi scioglierg sciglto (sciqlglio) (sciorrq) scolpire beeldhouwen scolpisco ecolpii scolpirg scolpito scommettere wedden, zie mettere (sculsi) (sculto) sconfondere verwisselen, zie fondere sconnettere uit elkaar nemen, zie nettere seqrgere bemerken, zie accqrgersi scrivere schrijven scirvo scrissi scriverd scritto sc(u)gtere schudden sc(u)gto scossi scuoterq scosso (3 poët. scusse) sedere zitten' sifdo sedei sederq seduto (*m°) (-etti) sedurre verleiden, zié addurre 'jmd seguire volgen seguo1 seguii seguirg seguito seppellire begraven, regelmatig met uitzondering van seppelUto, (part.) sepulto serpere slingeren, verb. difett. sm(u)qvere bewegen, zie m(u)qvere soccorrere steunen, zie correre sodisfare of soddisfare bevredigen, zie fare sotferire \ .... . - . „Mr ■ i hiden, zie offenre soffrire f J " solere plegen, verb. difett. * solver e oplossen sglvo solvet soherg soluto (-etti) sommergere onderduiken, zie mergere sommettere onderwerpen, zie mettere sopprimere onderdrukken, zie oppHmere sorgere opstaan sorgo sorsi sorgerQ sorto sospendere opheffen, zie appendere sottomettere onderwerpen, zie mettere sottrarre onttrekken, zie trarre *spandere verspreiden spando spandei spanderg spanto (-etti) spargere verstrooien spargo sparsi spargerg sparso sparire verdwijnen spar isco sparii sparirg,sparito,sparsparvi so, sparuto (bijv. naamw. onaanzienlijk) 1 Seguisco (verouderd) komt alleen voor in de samenstellingen eseguire en consequire. Alfabetische lijst van de onregelmatige werkwoorden. 365 Pres. Pass. rem. Fut. P. p. spegnere uitblusschen spengo spensi spegnerg spento spendere uitgeven, zie appf.nd.ere sperdere te gronde richten, zie pe,rdere spergere bestrooien spergo spersi spergerg sperso spingere schuiven, zie pingere stare staan stg stftti stari} stato stimgere afverven, zie tingere Stringere knellen stringo strinsi stringerg stretto struggere verwoesten struggo strussi struggerg strufto succedere opvolgen succedo suceeesi succederg succfsso surgere, zie sorgere succeduto sussistere bestaan, zie assistere sveltere ontrukken svelto svelsi svellerg svelto (svelgo) Tacere zwijgen taeeio tacqui taeerg taciuto tgndere uitstrekken, zie attendere tenere houden tengo tenni terrg tenuto tergere afvegen, zie tergere tingere kleuren tingo tinsi tinger§ tinto (Hgnere) (tigno) tqgliere wegnemen tglgo tglsi toglierg" tglto tQrre (tgglio) (torrg~) toreere draaien tgreo tgrsi torcerQ" tgrto tradurre vertalen, zie addurre trafiggere doorboren, zie figgere trarre trekken traggo trassi trarrfy tratto trasfond ere overdragen, overgieten, zie fondere trasparire doorschijnen, zie sparire Ucddere dooden uccido uceisi ucciderg uceiso ■udire hooren gdo udii udirö udito (udrg) ■ungere zalven ungo unsi unger§ unto (ugnere) uguo (ugnerg) ■urgere dringend zijn uscire uitgaan fsco useii uscirg uscito Valere gelden valgo valst varrg (valuto). (valerg) valso vedere zien vedo vidi (ved- vedrq veduto (veggo,veggio) di) (vederty visto(viso) venire komen vengo venni verrg venuto vigere in zwang zijn vüipendere geringschatten als pendere. Pass. rem. slechts vilipesi en part. pass. vilipeso. vineere overwinnen vinco vinsi vincerg* vinto vivere leven vivo vissi vivrg vissuto (viverg) (vivuto) volere willen vqglio vglli vorrg voluto (vo') (vglsi) vqlgere omkeeren vglgo vglsi volgerg vglto. 366 Aanhangsel. Woorden, van welke de beteekenis verschilt, al naarmate de e en de o die er in voorkomen, open of gesloten wordt uitgesproken. E. Gesloten. Open. Aecetta bijl Accetta hij neemt aan affetta hij snijdt in stukken affetta hij verlangt naar allega het maakt de tanden stomp allega hij voert als bewijs aan Bei jij drinkt Bei mooie (pl. van beüó) Calesse (subj. van calere) Cal$sse soort wagen Cesto struik cgsto venusgordel Cetera cither cetera, et cetera che dat cftg (bijwoord) collega hij verbindt collega collega eorresse hij liep corresse hij verbeterde credo ik geloof credo het credo colletto kleine kraag coll$tto verzameld creta krijt Creta het eiland Creta Be' = dei genitief Dg' = deve hij moet, deh (tusschenwerpsel) dessi dezelfden, ook dessi — dat dessi = si deve ik gave dei {gen. van het lidw.) dgi goden detti en dette (part. van oïre^ (üeW en dg«e (poët.; Pass. rem. van dare) E = ei, e^ft, eglino hij is gft helaas egli hij ^grfó = gli g esco lokspijs gsc« (van usciré) . esse (jpi. van essa) esse de letter s essi (pl. van esso,) gssï = si $ Félla (fello, felle, felli) (poët.), Fgllo, feflo, felle, felli verradersamentrekkingen van la, lo, lijk, boosaardig le, li, fece fero = ferono (van ferire) fero (poët. voor fiero) trotscb festi, feste (poët.). Pass. rem. van f$ste feesten facere Legge wet Begge hij leest (van leggere) lessi (pl. van lesso) gekookt, ge- Zgsst (pass. rem. van loggere) kookt vleesch Me mij Me = meglio mele (pl. van meia^) appels »igfe = mtgfe honing messe (pl. van messa) missen mgsse oogst mezzo overrijp m$zzo half Aanhangsel. 367 Pera peer .Pera = perisca hij gaat ten gronde pesca vischvangst pesca perzik pesco ik visch pesco perzikboom peste (pl. van pesta) voetsporen peste de pest Se indien, zich Se' (= sei) jij bent sete (pl. van seiaj zijde en sete sete (poët.) = siete dorst stesso, sfess», stessa, stesse zelf. stesso, sigss», stesse (van stessere = distessere) stemmi stond mij stemmi wapens pl. Te (voornaamw.) jij Te' = tieni, t? = thee telo (voornaamw.) jij het tglo pijl tema vrees igmo thema temi (van temere) jij vreest Temi Themis Veglio ik waak Veglio oud eeni» twintig pgwtf winden vergola (poët.) voor ceroa roede vergola een soort boot O. Gesloten. Open. Accorre hij snelt toe Accgrre (accogliere) opnemen accorsi (pass. rem. van accorrere) accgrsi (pass. rem. van accqrgere> apporti - apponerti appgrti jij brengt Botte vat j5pfte slagen Cogli = co» = hij zijgt door cola (cong. vim cqlere); Cgla = NicoJaas coZfa = con la cglla (van collare folteren), lijm colle = con le cglle heuvel coMo = com lo collo hals coüo beschaafd cglto geplukt (van cggliere) coppa achterhoofd cgppa schaal corrs hij loopt cprre (= cqgliere) plukken ..«rat ik liep cgrsi (cqgliersi) corso geloopen ögrso (uit Corsica) corti (pl. van corto) korte cpr« (= cqglierti) costa het kost cgsta rib Doptto ton, leemen vaas Dqglio (van oofere) -Fo/fo menigte Fqlla (= la fg') foUe (pl. van foüa) fglle gek fora hij boort fpra (poët. voor sarebbe) foro gat, poet. voor /wow) /pro het forum fosse hij was [leggen fgsse slooten Importi - imporre-ti je op- Impgrti (van importare) ineolto onbeschaafd ineglto (van incqgliere) indotto (part. van indurre) indgtto ongeleerd Boto leem £p<0 Lotos Morse inzetijzers Mgrse (van mgrdere) mozzo scheepsjongen mgzza wielschijf Noce noot JVpce = nugce hij schaadt Ora nu, unr ora hij bidt 368 Aannangsei. Poppa achterdeel van het schip Poppa vrouwelijke borst porei = porre-ci pgrci varkens porsi = porre-si pgssi (pass. rem. van pqrgere) pose (pass. rem. van porre) pgse pauses posta (part. pass. van porre) posta post ICicorre = ricorrere ricgrre = ricqgliere riporti = riporre-ti ripqrti jij bericht roeca spinrokken rgcca rots rodano van rodere Bgdano de Rhone rodi van rodere Bgdi eiland rogo braamstruik rggo brandstapel rosa (part. pass. van rodere) rgsa roos rozza ruw rgzza merrie Scola (van scolare) het druipt af segla = scugla scopo (van scopare) hij veegt scgpo doel scorsi (van «correre) scgrsi (van scqrgere) solo, sola alleen sp/e = sugle; sgla = s«p?o sonne = «e sono «pnne = wesp sono ik ben spno = sugno sorta (part. van sorgere) sgrta lot stofto dwaas stglto = distglto (van dislqgliere) stoppa werk stgppa hij verstopt Tocco ik raak aan Tpcco stuk forre toren : — Mia signora a quei cb'io sento, molto il gusto in voi cang'iQ. Vi conobbi in altri arredi, e^in piü misera fortuna. Foste bruco, ed io vi diedi molto tempo e cibo e cuna. Era allora a voi ben grato il sapor delle mie foglie; ma, cangiando il vostro stato voi cangiaste ancor le voglie. — Dalla favola s'intende ciö che segue in uom leggiero: se la sgrte o sale o scende sale o scende il suo pensiero. Ma 1'uom saggio mai non falla, nè in superbia nè in vilta: o sia bruco o sia farfalla, immutabile si sta. 2. La rondinella*). Rondinella pellegrina che ti posi in sul verone ricantando ogni mattina quella flgbile canzone, cbe vugi dirmi in tua favella, pellegrina rondinella? Solitaria nell'oblio, dal tuo spgso abbandonata piangi forse al pianto mio, vedovella sconsolata? ' Piangi, piangi in tua favella, pellegrina rondinella! Pur di me manco infelice**) tu alle penne almen t'affidi, - scorri il lago e la pendice (hoogte), *) Uit Marco Visconti van Tommasso Grgssi. **) Pur meno infelice di me doch minder ongelukkig dan ik. Gedichten. 873 empi 1'aria de' tugi gridi, lui chiamando in tua favella, pellegrina rondinglla! Oh, se anch'io! . . . Ma lo contende questa bassa, angusta vglta, dove il sole non risplgnde, dove 1'aria ancor m'g tglta, donde a te la mia favglla giunge appena, o rondinella. II settembre innanzi vigne, e a lasciarmi ti prepari: tu vedrai lontane argne (kust), nuovi monü e nugvi mari salutando in tua favglla pellegrina rondinella; ed io tutte le mattine riaprendo (weder openend) gli gcchi al pianto, tra le nevi e fra le brine (rijp) crederg d'udir quei canto, onde par che in tua favglla mi compianga, o rondinella !*) Una croce in primavgra troverai su questo suglo; rondinglla, in su la sera sovra lgi raccogU il vglo dille pace in tua favglla pellegrina rondinglla. 8. Grandinata. Strepitando vign giü candida e bella; Batte il sugl, tronca i rami, il ciglo oscura, E nelle grigie vie sonante e dura Plcchia, rimbalza, rgtola, saltglla; Squassa le gronde, i tetti alti flagglla, Sbrlcciola sibilando la verzura; Ricasca dai terrazzi e nelle mura S'infrange, e vasi e vetri urta e sfracglla. E per tutto s'ammonta e tutto imbianca; Ma lentamente 1'ira sua declina, E solca 1'aria diradata e stanca: *) = Onde (col quale) par che tu, o rondinella, mi compiat m tua favglla. 374 Aanhangsel. Pgi, di repente piü maligna stride, Pqi tutto tace, e sulla gran ruina Perfidamente il ciel llmpido ride. (Edmondo de Amicia.) 4. Ad una mia Bambina. Gia di mammole e giacinti Gli Qrti avviva il nugvo aprile, Ed a' marmi de gli estinti Da le mammole e giacinti; Tu dibatti i pig discinti . Nel tepor primaveriie Chè di mammole e giacinti Gli grti awiva il nugvo aprile. Quanta via si allunga innante A' tugi pig mgrbidi e rgsa! Ghe poggiar non san le piante; Quanta via sta loro innante! Da la culla di te infante A la tomba ove si posa; Quanta via si allunga innante A' tugi pig mgrbidi e rgsa! E anche tu per le ferite Tutte sangue ti dorrai; Ti saranno inacerbite, O mia Gina le ferite Da la calca de le vite. Ma un confgrto, o figlia, avrai, Quando tu, per le ferite Tutte sangue ti dorrai Rammentando i ngstri volti Che ti arrisero d'amore: Tra' maligni e tra gli stolti Pace avrai da' ngstri volti. Verrai ligta tra' sepolti Fugr del lungo uman dolore Rammentando i ngstri volti Ghe ti arrisero d'amore. ' (Guido Mazzoni). 6. II Savoiardo. Dal di che ai monti della Savgia Lasciai pianggudo l'nltimo addio, Non g piü gioia, non e piü gigia Dentro al cugr mio! Gedichten. 375 Fedel compagno del mio cammino Per valli e monti fra genti strane M'§ solamente questo organino Ghe mi da il pane. Nel cavo seno del mio struinen to Ghiuse in segreto son tre canzoni: L'una g selvaggia siccome il vgnto De' migi burroni; E fg sentirla se alcun mi cresce, Questo penoso fardgl che io pgrto, E il disperato grido che n'gsce Mi da confgrto! L'altra canzone mormora pigna D'occulte gigie, d'occulti affanni; Somiglia il canto della mia Lgna Mgrta a vent' anni! E fg sentirla s'io miro un bello E afflitto volto di giovinetta, Ghe a' rai di luna sul veroncello Canta ed aspgtta! L'ultimo sugno, sugn di speranza, Talor pel ligto aere s'intese. Quando incontravo qualche sembianza Del mio paese! E ancor 1'udreste s'io pur pensassi Rigdere ai dolci natfi casali; Ma quelle piante, quei flor, quei sassi Non son piü eguali. Come alla patria tornar si pugte, Quando si g pgrso madre ed amore? . . . Ahi con due sole dolgnti ngtc Piange il mio cugre! Cosi segugndo nel mio cammino, Per valli e monti fra ggnti strane M'§ sol compagno quest' organino Che mi da il pane. E spesso in cruccio chino la tgsta, E sin del pane vg dubitando . . . Ma gli uccelletti della forgsta Mi van cantando: Fratello, i paschi trovammo asciutti ; Sappiam, fratgllo, gli affanni tugi; Ma dio che vede, Dio c'^ per tutti, Anche per noi! (Giovanni Prati.) 376 Aanhangsel. 6. Sonetto all'Italia*). Italia, o Italia, tu cui feo la sorte dono infelice di bellezza, onde hai fungsta dote d'infiniti guai che in fronte scritti per gran dgglia porte: o fossi tu men bella, o almen piü forte, onde assai piü ti paventasse, o assai ti amasse men, chi del tuo bello ai rai par che si strugga e pur ti sfida a mgrte**): che or giü dall'Alpi non vedrgi torrgnti scender d'armati, nè di sangue tinta bever 1'onda del Pg gallici armenti. Nè te vedrgi, del non tuo ferro cinta, pugnar col braccio di straniere genti per servir sgmpre, o vincitrice, o vinta. 7. Birichino***) di strada. Quando lo vedo per la via fangosa Passar sucido e bgllo, Colla giacchetta tutta in un brandello, Le scarpe rotte e 1'aria capricciosa; Quando il vedo fra i carri o sul selciato Coi calzoncini a brani, Gettare i sassi nelle gambe ai cani, Gia ladro, gia corrotto a gia sfrontato; Quando lo vedo ridere e saltare, Pgvero fior di spina, E penso che sua madre g ah" officina, Vuoto il tugurio e il padre al cellulare. Un angoscia per lui, dentro mi serra; E dico: „che farai, Tu che stracciato ed ignorante vai Sgnza appgggio nè guida sulla tgrra? De la capanna garrulo usignglo. Che sarai fra vent' anni? Vile e pervgrso spacciator d' inganni, Operaio solgrte o borsaiuglo? *) Vincenzo da Filicaja 1642—1707. **) De constructie is: Onde (opdat) chi (— colui che) pare che si strugga ai rai del tuo hgllo e che pure ti sfida a mgrte, ti paventasse assai piü o ti ammasse assai meno. ***) Birichino verkleinwoord van het oude woord hricco, brichello, asino, asingllo straatjongen. toedichten. 877 L' onesta blusa avrai del manovale, O quella del forzato? Ti rivedrg bracciante o condannato, Sul lavoro' in prigione, o all' ospedale?" Ed ecco, vorrei scgnder nella via E stringerlo sul core, In un supremo abbraccio di dolore, Di piëta, di tristezza e d' agonia; Tutti i miei baci dargli in un istante Sulla bocca e sul petto, E singhiozzargli con fraterno affgtto. Queste pargle soffocate e santé: «Anch'io vissi nel lutto e nelle pene. Anch'io son flor di spina; E 1'ebbi anch'io la madre all' ofncina, E anch'io seppi il dolor . . . ti vgglio bene!" (Ada Negri.) 8. La Casa del Sonno. Giace in Arabia una valletta amgna Lontana da cittadi e da villaggi Ch' all' ombra di due monti g tutta piena D'antiqui abeti e di robusti faggi. II sole indarno il chiaro di vi mena; Ché non vi pug mai penetrar coi raggi Sl gli g la via da folti rami tronca: E quivi entra sottgrra una spelonca. Sotto la negra selva una capace E spaziosa grgtta entra nel sasso, Di cui la fronte 1'edera seguace Tutta aggirando va con stgrto passo, In questo albgrgo il grave Sonno giace; L'Ozio da un canto corpulento e grasso, Da l'altro la Pigrizia in terra siede, Che non pu^ andare, e mal reggesi in piede. Lo smemorato Oblio sta su la pgrta: Non lascia entrar, nè riconosce alcuno; Non ascolta imbasciata, nè ripgrta, E parimente tien cacciato ognuno. II Silenzio va intorno, e fa la scgrta: Ha le scarpe di feltro, e '1 mantel bruno; Ed a quanti n' incontra di lontano, Che non debban venir, cenna con mano. (L. Ariosto, 1474—1533. Orl. Fur. XIV. st. 92.) 37S Aanhangsel. I Crociati a Gerusalemme. ... Ali ha ciascun al cgre ed ali al piede Nè del ratto andar perg s'accgrge Ma quando il Sol gli aridi campi fiede Con raggi assai fervgnti, e in alto sorge, Ecco apparir Gerusalgm si vede, Ecco additar Gerusalgm si scgrge; Ecco da mille voci umtamente Gerusalgmme salutar si sente. Cosl di naviganti audace stuolo, Che mgva a ricerca estranio lido E in mar dubbioso e sotto ignoto polo Prgvi 1'onde fallaci e '1 vgnto infido, S'alfin discgpre il desiato suglo, II saluta da lunge in lieto grido; E l'uno all' altro il mostra, e intanto oblia La ngia e '1 mal della passata via. Al gran piacer che quella prima vista Dolcemente spirg nell' altrui pgtto Alta contrizion successe, mista Di timoroso e revergnte affgtto; Osano appena d'innalzar la vista Vgr la cittè, di Cristo albgrgo elgtto, Dove morl, dove sepolto fue, Dove pgi rivesti le mgmbra sue. Sommessi accgnti e tacite pargle Rotti sin gul ti e flebili sospiri Della ggnte che in un s'allegra e dugle, Fan che per 1' aria un mormorio s'aggiri, Qual nelle folte selve udir si sugle, S'avvign che tra le frondi il vgnto spiri; O quale infra gli scggli o prgsso ai lidi Slbila il mar percgsso in rauchi stridi. (T. Tasso, 1544—1595. Gerusale_mme liberata. III. st. 3—6.) Het derde gezang uit Dantes „Inferno*. Dantes onsterfelijk gedicht „La Divina Commgdia" waarvan wij hier het derde gezang weergeven, is geschreven in Terza rima d. w. z. drieregelige coupletten van elf lettergrepen in eiken regel. Hierbij rijmen de eerste en de derde regel van de eerste terzine op elkaar. De tweede regel rijmt op den eersten van de tweede terzine, en die weer op den derden, terwijl de tweede regel van de tweede terzine weer op den eersten van de derde terzine rijmt, en zoo voort tot aan het slot, waar een enkele vierde regel (Ritornello) op den tweeden van de laatste terzine rijmt en het gedicht afsluit. Het schema is: 1* terzine 2" terzine 3" terzine laatste terzine Ritornello abc y z. bed z abc y De inhoud van het derde gezang is de volgende: Dante nadert aan de hand van zijn geleider, de schaduw van Virgilius, de poorten van de onderwereld; boven deze poort leest hij het vreesinboezemend opschrift, waarmede het gezang begint. Om den zanger aan te moedigen, treedt Virgilius het eerst binnen. Dante volgt hem. In den voorhof der hel ziet hij de laffen (gl'ignavi), die in de wereld noch goed noch kwaad hebben gedaan. Van hier uit komen zij aan den oever van de rivier Acheron, waar Gharon de zielen van de verdoemden overbrengt. Een schel licht verblindt den zanger zoozeer, dat hij in een doffen slaap vervalt. Canto Terzo. „Per me si va nella citta dolente1, per me si va nell' etgrno dolore, per me si va tra la perduta gente2. Giustizia mosse il mio alto Fattore': fecemi la divina potestate1, la somma sapignza, e il primo amore5. Dinanzi a me' non f'ur' cose create* se non eterne", ed io etgrno10 duro: lasciate ogni speranza, voi ch'entrate." 1 De lijdende stad = de stad van het lijden. * La perduta gente de verlorenen. 3 Giustizia mgsse il mio alto Fattore Gerechtigheid bewoog mijn verheven schepper (d. w. z. mij te scheppen). * la divina potestate (potestd) de Goddelijke almacht. 5 il primo amore. Volgens P. Costa en Brnnone Bianchi, moet men hieronder de Heilige Geest verstaan, die de hel hielp scheppen als strafplaats voor hen, die tegen de christelijke liefde hebben gezondigd. • Dinanzi a me voor mij. 7 fur (poet.) voor furono. 8 cgse create dat geschapen is. * se non eterne (d. w. z. cgse) niets dan eeuwige dingen. Cu) 'e detto secondo i principii di Aristotele che insegnava che nelle cgse create, alcune erano eterne, altre manchevoli e mutabili. Del primo genere grano quelle che Dio aveva creato direttamente e senza mgzzo, come in prindpio la materia prima; i cieli, gli angeli, e piü iardi l'anima umana; dell'altro, quelle che erano prodotte per l'operazione o influenza dei cieli medesimi, o delle Gedichten. 879 380 Aanhangsel. Queste pargle di colore oscuro" vid'io scritte al sommo" d'una pgrta; perch'io1*: — Maestro, il senso lor m'g duro1*. — Ed egli a me1*, come persona accorta1': — Qui si convign lasciare ogni sospetto17; ogni vilta convign che qui sia mgrta. Noi sem1* venuti al Igco19, ov'io t'hg detto che tu vedrai le genti dolorose c'hanno" perduto il bgn dello intellgtto". E pgi che" la sua mano alla mia pQse, con ligto volto, ond'io" mi confortai, mi mise dentro alle segrete cgse". Quivi sospiri, pianti ed alti guai" risonavan per 1'aer senza stelle", perch'io" al cominciar ne lagrimai. Divgrse lingue, orribili favglle, pargle di dolore, accgnti d'ira", voci alte e figche", e sugn di man" con elle." cause seconde (ved. Parad. VIL v. 67 e seg.J. Vugl dire dunque il pogta che l'Inferno $ anch'esso di creazione, immediata; E questo ngta per farci intendere che l'inferno non fu' creato per l'uqmo, che ancora non esisteva, ma s\ per gli angeli ribeili. 10 etgrno in plaats van eternamente. 11 di colore oscuro in donkere kleur geschreven. " al sommo boven. 18 perch'io d. w. z. dissi daarom zeide ik. 14 U senso lor m'g duro, woordelijk: de zin is mij hard, d. w. z.: mi g duro = mi g aspró, mi spavgnta boezemt mij vrees in. 15 Ed egli a me (disse). 18 come persona accorta — come colui che aveva bgne penetrato la cagione del suo sbiggotimento als iemand, die de oorzaak van zijne vrees goed kent. " Qui si convign lasciare ogni sospgtto, ogni vilta convign che qui sia mgrta hier moet gij elke angstige achterdocht laten varen, elke onmannelijke vrees (vilta) moet hier verdwijnen (sia mgrta); want dit verschrikkelijke opschrift heeft geen betrekking op n. 18 sem = siamo. " Igco = luggo. 80 c'hanno = che hanno. 11 il bgn dgllo intellgtto. Deze plaats laat eene tweevoudige verklaring toe: het goede van het verstand, zoodat de verdoemden dwazen zijn, omdat zij van God zijn afgevallen. En ook: il bgn dgllo intellgtto = God de hoogste, de eenige waarheid, waarin de menschelijke geest rust kan vinden. 18 poi chè = dopo chè. ** ond'io = onde io waarop ik. " mi mise dentro; m'introdusse nel segreto recgsso, impenetrabile ad ogni vivente. n guai weeklagen, gehuil; guaio, e guaito, la voce del cane che si lamenta quando g percgsso. *• de hemel zonder sterren. De dichter denkt zich den voorhof van de hel als eene onmetelijke ruimte, gelijk aan het firmament (l'aere, Varia), maar zonder sterren. perchè zoodat. 88 accgnti d'ira enkele in woede uitgestooten woorden. 89 voci dite e figche schelle en krijschende stemmen. 80 sugn di mano handenklappen. De verdoemden slaan in wanhoop de handen boven het hoofd tegen elkaar. 81 con elle = colle Gedichten. 381 Facevano un tumulto, il qual s'aggira" sgmpre in quell' aria senza tempo" tinta, come la rena84, quando il turbo*5 spira. Ed io, ch'avea d'orror" la tgsta cinta, dissi: Maestro, che ^ quei ch' i' gdo? e che ggnt' §', che par nel dugl si vinta?*7 Ed egli a me: Questo misero mgdo tgngon" 1'anime triste" di coloro che visser senza infamia e senza lgdo40. Mischiato sono a quei cattivo cgro" degü angeli che non furon ribglli, nè fur*1 fedeli a Dio, ma per sè foro." Cacciarli" i cigl per non gsser men bglli", nè lo profondo infgrno li riceve, chè alcuna glgria i rgi avrgbber d'elli*6. voci. Het verouderde elle met con, wat eene dichterlijke vrijheid is, in plaats van con loro. 88 s'aggira, ronddraait; hier: nooit rust, nooit ophoudt. ** sgmpre in quell' aria senza tempo tinta, dog: il quale s'aggira continuo per quell' aria tinta senza tempo, dog senza temporale, ma naturalmente ed eternamente torbida e fosca, non soggtta ad alternativa, come la nostra. 81 la rena m Varena, het zand. Come l'arena, dog: come fa l'arena, o qual g il fremito, il tumulto fa l'arena quando il turbo, un vgnto impetuoso spira, e la sollgva e la porta in vglta. 85 turbo = turbine wervelwind. *• ch'avea d'orror la tgsta cinta wiens hoofd met afschuw omgord was = wiens geest door verwardheid was bevangen. Andere lezing: d'error cinta. " che par nel dugl s% vinta die zoo door smart overweldigt schijnen te zijn. 38 Questo misera modo tengon in dezen beklagenswaardigen toestand bevinden zich. *' ellendig. 40 lgdo in plaats van Igde lof. Die zonder smaad en zonder lof leefden. Dante maakt hier eene toespeling op hen, die in den strijd tusschen de Guelfen en de Ghibelijnen geen partij kozen. Hij plaatst hen tusschen engelen, die zich in den strijd tusschen God en Satan onzijdig hielden. De hemel heeft hen uitgestooten, omdat zij aan de schoonheid daarvan afbreuk zouden doen (per non esser men belli). De hel neemt ze niet op, opdat de verdoemden zich niet verheugen (che alcuna glgria i rgi avrebbero d'elli), dat die engelen even zeer lijden als zij zeiven. 41 cgro koor. Dante gebruikt dikwijls dit woord, om een zeker aantal lieden aan te duiden die hetzelfde doel hebben. 48 nè fur = nè furono. 43 foro = furono. 44 cacciarli = li cacciarono. 46 zie noot 40. 44 chè alcuna glgria i rgi avrebber d'elli (di loro) want de verdoemden zouden over hen triompheeren (alcuna glgria), waardoor zij voor een oogenblik hunne straffen zonden kunnen vergeten. 382 Aanhangsel. Ed io: — Maestro, che g tanto greve a lor47, che lamentar li fa sl fgrte? — Rispose: — Dicerglti48 molto brgve. Questi4* non hanno speranza di mgrte, e la lor cigca50 vita g tanto bassa, che invidïosi son d'ogni altra sgrte51. Fama di loro il mondo gsser non lassa58, Misericgrdia e Giustizia li sdegna: non ragioniam di lor53, ma guarda e passa. — Ed io, che riguardai, vidi una insegna54 che girando correva tanto ratta65, che d'ogni pgsa5* mi pareva indegna57; e digtro le58 venia59 sl lunga tratta60 di ggnte, ch'i' non avergi creduto, che mgrte tanta n'avesse disfatta". Pgscia ch'io v'ebbi alcun riconosciuto, guardai e vidi 1'ombra di colui68 che fece per viltade il gran rifiuto. Incontangnte intesi68, e cgrto fui che quest' gra la sgtta64 de' cattivi a Dio spiacgnti ed ai nemici sui*5. 47 che g tanto greve (= grave) a lor wat voor ernstigs geschiedt hen, = welke diepe smart pijnigt hen zoo. 48 dicerolti = te lo dirq. 49 Questi, d. i. deze engelen. 50 cigca = abbietta elendig, armzalig. 51 dat zij ieder ander lot benijden, zelfs dat van de verdoemden. 53 Fama di loro il mondo gsser non lassa = 71 mondo non permette che di loro sopravviva la fama. 68 spreken wij niet over hen. 64 un'insegna een banier, een vaandel. 68 che girando correva tanto ratta die zoo snel rondgedraaid werd. 58 pgsa = ripqso. 57 indegna; hier niet: onwaardig, maar sdegnosa verachtend, dus: dat de banier elke rust scheen te verachten. 88 dietro le = achter haar. 69 venia = veniva. 80 tratta = seguito gevolg; s\ lunga tratta een zoo groot gevolg. 61 disfatta weggemaaid. 88 1'ombra di colui che fece per viltade il gran rifiuto de schaduw van hem, die uit lafheid het groote (d. i. de Heilige Stoel), afsloeg, dat hem werd aangeboden. Dante zinspeelde hier op den^ heremiet Peter Morone, die onder den naam van Coelestinus V. tot paus gekozen, dit niet aannam. In zijne plaats werd Bonifacius Vni. gekozen. Dante, die van de partij der Guelfen overgegaan was tot de Ghibellijnen, haatte dezen paus en plaatst dus Peter Morone onder de laffen, die in gezelschap van de gevallen engelen in den voorhof der hel ronddwalen. 83 Incontangnte intesi ik begreep dadelijk. 84 sgtta sekte, menigte van elendigen (cattivi). 85 a Dio spiacgnti ed a' nemici sui mishagende God en Gods vijanden. La fglla dei cattivi, villi e nulli che spiacoiono a Dio e ai diavoli, come sulla tgrra spiacquero ad ogni partito. Questi sciaurati66, che mai non fur vivi67 erano ignudi68, e stimolati molto69 da mosconi e da vespe ch' gran ivi. Elle rigavan70 lor di sangue il volto, che mischiato di lagrime, a' lor pigdi da fastidiosi'1 vgrmi gra ricglto72. E pgi che a riguardare oltre mi digdi", vidi ggnte alla riva d'un gran fiume; perch' io dissi: Maestro, or mi concgdi'4 Ch' io sappia quali sono, e qual costume78 le fa parer di trapassar sl pronte76, - com' io discerno'7 per lo figco lume78. Ed egli a me: Le cgse ti fien79 conté80, quando noi fermeren li81 ngstri passi sulla trista rivigra d'Acheronte88. Allor con gli gcchi vergognosi e bassi, temgndo no'1 mio dir gli fusse grave88, infino al fiume di parlar mi trassi8*. Ed gcco vgrso noi venir86 per nave un vgcchio bianco per antico pelo86, gridando: — Guai a voi, anime prave87! Non isperate mai veder lo88 ciglo! I' vggno per menarvi all'altra riva, nelle tenebre etgrne, in caldo e in gglo89. 68 seiawati = sciagurati ongelukkigen. 67 che mai non furo vivi (che vissero al mondo senza mai dar segno di sè colle qpere). 88 ignudi naakte. 69 stimolati molti erg gekweld. 70 rigavano van rigare bevochtigen; ook met streepen maken. 71 fastidiosi weerzin wekkende. 72 ricglto = raccglto verzameld, hier: opgezogen. '3 mi digdi ik begon. 71 mi concgdi ch'io sappia vergun mij, dat ik weet = verklaar mij. 75 costume = legge wet. 76 le fa parer di trapassar si pronte welke wet zij laat verschijnen = waarom zij zoo bereid schijnen (pronte). 77 com'io discgmo = zoo als ik het onderscheid = waarneem. 78 figco mat. 79 fien = saranno. 80 conté = conosciute. 81 li verouderd voor i. 88 Acheronte de Acheron. In de Grieksche mythologie de rivier, waarover Charon de zielen van de gestorvenen brengt. Dante verbindt veelvuldig het heidensche element met het christelijke. Virgilius, zijn gids door de onderwereld, stel de oude, Beatrice, die hem door het vagevuur naar het paradijs brengt, de christelijke wereldbeschouwing voor. 88 no'l mio dir gli fusse (fosse) grave dat mijn spreken hem mocht hinderen. 84 di parlar mi trassi (■'= m'astenni) ik onthield mij van te spreken. 86 venir historische infinitief (zie 2. deel les 20, § 4). 86 per antico pelo met witten baard. 87 prave verdorven. 88 lo = il. 88 in caldo e in gglo in hitte en in vnrat » in r)e hol Gedichten. 383 388 Aanhangsel. Antwoord van Metastasins. Eccellgnza! Non prima di igri mi giunse il Veneratlssimo fgglio di ' Vostra Eccellgnza tuttochè scritto in data del 31 agosto, ed il pgco tempo, nel quale sono obbligato a rispondere, non g sufficiënte per rimettermi dalla sorpresa, cbe deve necessariamente produrre 1'onore dei comandi, ai quali non ardlvano di salire i miei voti, non che le mie speranze. 11 dubbio della mia tgnue abilita mi fargbbe ricercare con estremo timore la glgria dell'imperiale servigio, se 1'approvazione augustissima non mi togliesse anche la liberta di dubitar di me stesso: onde non resta a me, che di attendere i cenni di Vgstra Eccellenza per eseguirli. Mi prescrive 1'Eccellgnza Vgstra replicatamente nella sua lgttera, che io spigghi i miei desideri intorno all' annuc onorario. Questa legge me ne tgglie la repugnanza, e giustlfica il mio ardire. Mi si dice, che ï'onorario sglito dei pogti, che hanno 1'onore di servire in cotesta Gorte, e che quello che come pogta riceve il Signor Apgstolo Zgno, sia di 4000 annui fiorini; ond' io regolandomi suil' esempio del medesimo, restringo umilmente le mie richigste fra i termini della sopraccennata notizia, con le reflessioni, che, abbandonando io la mia patria, sono obbligato a lasciare sufficignte assegnamento a mio padre cadente ed alla mia numerosa famiglia, la quale non ha altro sostegno che il frutto che fortunatamènte ricevono in Italia le mie deboli fatiche; che diviso da' migi dovr§ vivere nella piü illustre Gorte d'Eurgpa con quei decgra, che convigne al Monarca, a cui avrg 1'onore di servire; finalmente con la certezza, che potrgi male applicarmi all' impegno del mio esercizio, distratto dal continuo doloroso pensigro degl' incgmodi e bisogni patgrni. Ecco ubbidita la legge di chi richigde, ma in questa richigsta, spgro, 1'Eccellgnza Vgstra non considerera che la mia ubbidignza: potgndo per altro Ella essere persuasa, che in qualunque condizione io dgbbo essere prontissimo ad eseguire quanto piacera all' Augustissimo Padrone d'impórmi. Conosco quanto dgbbo all' incomparabile signor Apgstolo Zgno, il quale, non contgnto di aver protette finora le mie gpere, vugle col peso del suo voto essermi cosi generosamente benefico. Io gfiene sgrbo per fin che vivo il dovuto sgnso di gratitudine, ed umilmente raccomandandomi al valido patrocinio dell' Eccellgnza Vgstra, Le faccio profondo inchino. Roma 28 Ottobre 1729. Umilmo Devotmo Obblmo Servitore Pigtro Metastasio.' Una Giornata in Citta ed in Campagna. 389 Una Giornata in Citta ed in Campagna. 1. A casa. (Si sente bussare.) Signor Teschini. Entrate! Signor Ferrer. % permesso? Sig. T. Che vedo! Lgi carissimo Signore! Che bella sorpresa, che fu di Lgi, dacché non hg piü avuto il piacere di vederla? S'accgmodi, La prggo. Sig. F. Grazie mille, Signore! E Lgi, come sta? Sig. T. Cosl, cosl! Ora mi dica, perché non § venuto a tarvarmi? Sig. F. Mi scusera, caro amico; fui assgnte da Napoli. Sig. T. Si rec§ forse a Vengzia? Sig. F. Appunto. Vi sono andato due mesi fa e sono ntornato solamente che igri l'altro. Sig. T. Vi and$ per affari? Sig. F. Ng, grazie a Dio, non sono ugmo d'affari. Ella conosce la vecchia mia predilezione per la regina dell'Adriatico. Alquanto stanco della vita napolitana, mi recai cola per godervi un pg' di calma e di tranquillita. E Lgi, come ha passato il Suo tgmpo? Sig. T. Sgmpre alla stessa manigra. Mentre Ella prendeva il gelato al caffè Florian, in piazza San Marco, io me ne stavo quigto a casa, legggndo, scrivgndo, sacrificando le mie ore ad un affaccendato far niente. Sig. F. E il ngstro amico Giacomo, che cgsa fa? Sig. T. La settimana scorsa ricevgtti una sua lgttera da Parigi. Mi dipinge con colori vivlssimi la capitale della *beüe France» ed i piaceri del soggiorno parigino. Ma, mi dica: Ha gia fatto colazione? Sig. F. Ng, non ancora. Sig. T. In questo caso Le propongo di venire con me al giardino pubblico. Con questo bel tgmpo sargbbe peccato chiudersi in una stanza, invece di prgndere il caffè all'aria apgrta. Sig. F. Va bgne! Andiamo! Sig. T. Andiamo! 2. Nel giardino. Sig. T. Che bglla mattina! Non si vede la menoma nuvola nel cielo. Oggi fara caldo. Sig. F. A quanto pare. Che cgsa dobbiamo prendere? Sig. T. Io prender§ una tazza di cioccolata. 390 Aanhangsel. Sig. F. E io del caffè. Cameriere! Cam. Signori! Che cosa comandano? Sig. T. Dateci una tazza di cioccolata e una di caffè. Sig. F. M'accgrgo che non hg sigari con me; datemi anche un Virginia. Sig. T. Non occorrono sigari; io ne sono provvisto, ecco dei sigari, amico caro, si serva? Spero che saranno di suo gusto. Big. F. Grazie! La prego di darmi anche del moco. I Sugi sigari sono eccellenti. Dove li prende? Sig. T. Ne hg fatto venire due mila da Amburgo. Se li trgva bugni, gliene potrgi cgdere un centinaio. Sig. F. Gliene sarg obbligato. Non sono grande fumatore, ma uno al giorno mi piace fumarlo. Oh! gcco che comincia la mnsica! Sig. T. Sl, per ngstra disgrazia! Non si puö andar in nessun luggo senza essere molestati dai signori musicanti. Sig. F. Ha ragione. Io sono amantissimo di musica ; ma quegli etgrni valzer mi danno ngia. Sig. T. Credo che non vi sia citta al mondo dove un pgvero mortale abbia tanto a soffrire per la musica quanto a Napoli. La mattina vign destato da un organo ambulante; aprgndo la finestra, una «Medgri> in grba grida il suo «come rugiada al cespite»; passanda per le strade, una pigggia di ngte piü o meno false cade sulla tgsta del pgvero viaggiatore. Colla mingstra vi vign servita la sinfonia del Gugliglmo Teil; alle frutta: «la dgnna g mgbile». Di sera andate a trovare una famiglia di vgstra conoscgnza: gcco la signorina che si mette al pianoforte e vi canta 1'Adelaide. Vgrso mezzangtte in fine tornate a casa, e mettgndo la chiave nella serratura della vgstra pgrta, sentite dal quarto piano un infausto preludio di chitarra ed un dilettante che urla la barcargla dei «due Fgscari!» Sig. F. Per Bacco! Ha ragione! Per guarire il melgmane piü furioso non occorre altro che rinchiuderlo per due anni in Napoli. Passato questo tgmpo, egli sara corrgtto o mgrto. Sig. T. Ecc0 ii fine la ngstra colazione! Come trgva il caffg? Sig. F. Cosl, cosi; e Lgi, come trgva la cioccolata? Sig. T. Buonissima, davvero. Mi piace tanto far colazione all' aria apgrta. Sig. F. Anch'io non conosco nulla di piü aggradevole. Sa Lgi, Signore che mi q venuta un'idga? Sig. T. Dica pure. » Sig. F. Ha da far qualche cgsa quest' gggi in citta? Sig. T. Nulla d'importante. Ho sgmpre il mio tgmpo a disposizione degli amici. Una Giornata in Citta ed in Campagna. 391 Sig. F. In questo caso Le proporrgi di passar insigme la giornata in campagna. II giorno g trgppo bello per restar rinchiusi in citta. Sig. T. Benlssimo! E dove andremo? Sig. F. Dove vuole Lgi. Sig. T. Alloro proporrgi d'andar colla strada ferrata a Pompei. Cola troveremo una buonlssima trattoria, un bellissimo paesaggio e le cerulee onde d'un bagno in mgzzo ad un giardino. Sig. F. Va bgnel E quando partiremo? Sig. T. Vediamo. Da qui alla stazione abbiamo mezï'ora di cammino. Adesso sono le 9Va. Se ci sbrighiamo presto, potremo partire col treno delle 10. Sig. F. Dunque paghiamo. Cameriere 1 Cam. Signori ? Sig. F. Una tazza di caffè, una tazza di cioccolata e pani . . . quanti ne ha Lgi? Sig. T. Due. Sig. F. Anch'io due, dunque quattro. Cam. 30 e 16 — 46 e quattro pani fanno 54 soldi. Sig. F. Eccoli. II resto è per voi. Cam. Mille grazie, Signori! Sig. T. Dunque andiamo! Cam. Buon divertimento, Signori! 3. Alla stazione e nel treno. Sig. T. Eccoci giunti. Gome siamo corsi! Mancano ancora dieci minuti alle dieci. Sig. F. Prendiamo i biglietti! Quanto si paga in seconda classe per andare a Pompgi. Sig. T. Una lira, mi pare. Aspetti, andrö io a prendere i biglietti. Sig. F. Ghe folla! Non c'è mgzzo di arrivare allo sportello. Sig. T. Bisogna aspettar un momento! Ghi va piano va sano (tornando dallo sportello). Presto, presto! II trgno sta per partire; montiamo! Sig. F. Siamo degli ultimi! Tutto il marciapigde (perron) è pigno di gente. Ecco un vagone dove c'§ ancora posto: entriamo! Sig. T. Troviamo ancora buoni posti. Mettiamoci dirimpetto. Sig. F. Nq, mi metteró accanto a Lgi; il sedere dalla parte opposta qualche vglta mi fa male. Sig. T. Allora prenderö io il suo posto; per me § tutt'uno. Ora il trgno si mugve. Che quantita di vagoni! 392 Aannangsei. Sig. F. Quanto tgmpo ci vorra per andare a Pompgi? Sig. T. Un'ora o un'ora e mgzzo. Non vugl aprire un pgco la fingstra? Sig. F. Mi scusi! Temo un raffreddore dalla corrgnte d'aria. Sig. T. Allora g altra cgsa, lasciamola chiusa. Ecco la prima stazione. Sig. F. Quante ce ne sono prima di arrivare a Pompgi? Sig. 1. Credo due, ma il trgno non si ferma che per un minuto o due in ciascuna. Vicino al Vesnvio passeremo sotto una gallerla. Sig. F. Lo sq. Non c'§ che dire, le strade ferrate sono una bellissima invenzione; non mancano perg d'incgmodi. Sig. T. Per esgmpio? Sig. F. Per esgmpio, § quasi impossibile di parlar in un vagone, stante il fracassö delle 'rugte. Sig. T. L vero che un discorso qualunque § quasi impossihile. II viaggiar in ferrovia rgnde i passeggigri fiSaturn'i, e paragonando i viaggi d'gggidl con quelli de' tgmpi addigtro non possiamo non deplorare la pgrdita della poesia del viaggiare. Sig. F. Almeno se si trovassero alle ngstre stazioni dei libri a bugn mercato, come ce ne sono tanti gggi. II viaggiatore allora unirgbbe ad un aggradèvole passatgmpo la possibilita d'imparare qualchecQsa d'ntile e d'istruttivo. II libraio, il viaggiatore ed anche i Ietterati vi trovergbbero il loro conto. Sig. T. Speriamo che i ngstri librai si metteranno ad imitare 1'esgmpio di cgrti loro collgghi stranigri, ma intanto aspettiamo ed annoiamoci. Sig. F. Eccoci finalmente arrivati. II trgno si ferma. E questa la mgta del nostro viaggio? Sig. T. Precisamente! Sig. F. Allora scendiamo! Non ha dimenticato nignte nel vagone? Sig. T. Ng; hg il mio soprabito e il mio baston e. Sig. F. Anche a me non manca nulla. Andiamo! 4. In campagna. Sig. T. L'abbiamo prgprio indovinata gggi! Guardi che bel tgmpo! E che aria fresca in questi luQgjai! Sig. F. II tgmpo par fatto appgsta per un' escursione. Ma che cgsa faremo adgsso? Sig. T. Cominciamo coll' andar al bagno; indi faremo un pranzo campgstre. Nel frattgmpo possiamo riflgttere a quei che faremo dopo pranzo. Una Giornata in Citta ed in Campagna. 393 Sig. F. Benissimo! Sa Ella dov'g la scugla di nugto? Sig. T. Snbito qua, a due passi! 5. Nella scugla di nugto. Sig. F. (Al cassiere.) Quanto cgsta il biglietto d'entrata? E cassiere. 30 sgldi, Signori; colla bianchen'a 40. Sig. T. C'g molta ggnte? Cass. Non trgppa. L'ora consugta dei nostri avventori quotidiani è gia passata. Sig. F. Sa (Ella) nuotare? Sig. T. Non trgppo bgne. Sig. F. Allora La prender§ sotto la mia protezione in caso che Le saltasse il ticchio di annegarsi. Sig. T. Stia tranquillo! Benchè io non sia un Leandro come Lgi, non temo perö d'affogare in un bicchigr d' acqua. Ma dov' è 1'inservignte per aprire le ngstre cabine? Sig. F. Ehi, bagnaiglo! Corner. Che cgsa comandano, Signori? Sig. T. Apriteci due cabine! Camer. Eccoli serviti. , Sig. F. Come trgva 1'acqua? Sig. T. È freschetta, ma perö molto aggradevole. Sig. F. Le piacergbbe forse far un salto dal trampolino? Sig. T. No, Le hg gia detto che sono un meschino nuotatore. Se Ella vuol saltare, io rimnrrö su per ammirare la Sua destrezza. Sig. F. Dunque stia attente! Ecco un pgzzo da venti centesimi che ggtto nell' acqua. Ella non avra ancor ftjiito di contare fino a' venti che io sarö gia ritornato a galla. Sig. T. Vada con Dio, e non dünentichi di ricomparire a fior d'acqua! Sig. F. Non dubiti! Uno, due, tre! Sig. T. Bravo! — Ella sa star sött' acqua (duiken) come il Polambaro dello Schiller, ed anzi con miglior effgtto. Sig. F. Eh per Bacco! C'è anche una piccola differgnza tra questo bagno Pompgi e lo Stretto di Messina! Sig. T. A dire il vero, comincio a sentir un pg' di fame. Se le piace possiamo vestirci e andar in cerca d'un tetto ospitaligro! Sig. F. Sono pignamente del Suo parere, e prometto che faro onore all'gste che ci dara da mangiare. Sig. T. Ebbgne, usciamo. Sig. F. Vgngo anch'io subito. Woordenlijst. Nederlandsch-ltaliaansch. A. afgunstig invidioso Aalmoes elemqsina afhalen andare, venire aprend aanbevelen raccomandare afhangen dipendere aanbieden offrire afhouden trattenere aandoenlijk commovgnte afleggen deporre aangedaan commgsso afleiden derivare, rilevare aangenaam (v. plaatsen) ameno, afnemen cavarsi (v. personen) simpatico, (v. afraden dissuadere zaken) gradito, grato afstammeling discendente aanhankelijk affezionato afstand doen abdicare aanhouden insistere aftrekken detrarre aankleeden (zich) vestirsi afwachten aspettare aankomen arrivare, giungere afwezig assente aankomst arrivo afwezigheid assenza aankondigen annunziare, annun- afzien van rinunciare a dare Albert Alberto aankijken guardare alcoholisch alcoqlico aannemen accettare Alexander de Groote Alessand aanraden consigliare Magno aansteken accendere alleen solo aantal numero Allerheiligen Ognissanti aantrekken attirare alles tutto aanvoerder capo, condotüeréiwt Alpen (de) le Alpi aanvoeren addurre altijd sempre aarde terra ambt impiego aardig gentile ambtgenoot collega aardsch terrestro anders altro achten stimare, rispettare anjelier garqfano achter dietro antwoord risposta acht geven op badare antwoorden rispondere achting stima appel mela adelaar aquila April aprile ader vena arm (zelfst. naamw.) braccio adres indirizzo arm (bijv. nw.) pqvero advocaat avvocato armoede povertd afbreken troncare artikel articolo afdalen discendere avond sera afdanken congedare avondeten cena afgunst invidia azijn aceto. cato armoede povertd care artikel articolo 403 404 Woordenlijst. B. beletten impedire Bad bagno belofte promessa bakker fornaio beloonen ricompensare bal ballo beloven promettere bang zijn temere bemerken accorgersi di barbaar barbaro beminnelijk affabile, ammabile barmhartig misericordioso, cari- beminnen amare tatevole bemoeiing fatica baron barone benoemen nominare beambte impiegato benijden invidiare beantwoorden aan corrispondere beoordeelen giudicare a beperken Umitare bebouwen (v. d. grond) coltwave bereiken raggiungere bed lgtto berekenen contare, calcolare bedacht zijn op pensare a berg montagne, monte bedanken ringraziare bericht notizia bedekken coprire berichten annunziare,annunciare bederven guastare, corrompere berispen biasimare bediende domestico berk betula, betulla bedoeling intenzione f. Berlijn Berlino bedriegen ingannare, deludere beroemd celébre, illustre bedrieger truffatore beroep professione f. bedroeven affliggo-e berouwen pentirsi beek ruscgllo berooven derubare beeld immagine f. beschaafd colto, civile beeldhouwer scultore beschadigen danneggiare beeldhouwkunst scultura bescheidenheid modestia beeltenis effigi f. beschermen protgggere heen gamba beschikken stabüire, ordinare begaafd dotato beschikken (over) disporre di begeven recare beschrijving descrizione f. begin princtpü) beslissing decisione f. beginnen cominciare besluiten concludere begroeten salutare besparen risparmiare begrijpen capire, intgndere bespieden spiare begunstigen favorire bespotten beffarsi behandelen trattare bespreken discorrere di beheerschen dominare bestaan (subst.) esistgnza behoefte bisogno bestaan esistere behooren appartenere bestaan uit consistere in bekende conoscgnte bestemmen destinare bekend zijn gsser ngto beteekenis significato bekennen confessare betooverend incantevole beklagen compiangere betoovering incanto bekommeren (zich) over curarsi betrekking relazione f., rapporto di beuk faggio bekwaam capace beurs borsa, borsellino bekijken contemplare bevallen piacere belangrijk importante, considere- bevel ordine m. vole bevelen comandare belasten incaricare bevestigen confermare beleedigen offqndere bevinden (zich) stare, ritrovarsi ^ederlandseh-Italiaanscb, 405 bevrijden lïberare bouwmeester architgtto bewaren conservare, preservare bouwwerk costruzione f., fabrica beweegreden mot ino edifizio bewegen m(u)gvere, indurre bovendien oltre a cig, ottraccig beweren sostenere breken rompere bewering asserzione f. brengen portare, recare bewonderen ammirare brief lettera bewonderenswaardig ammirabile briefcouvert busta bewondering ammirazione f. bril ocehiali bewoner abüante broeder fratello bewijzen provare brood pane m. bezet occupato, impiegato buiten fugri, all'apgrto bezigheid occupazione f. burgemeester sindaco bezighouden (zich) occuparsi burger cittadino bezitten possedere buurman vicino. bezoek visita bij ape f. bezoeken visitare, frequentare Bijbel Bibbia bibliotheek bibliotgea bijdragen eontribuire bier birra bijgeloof superstizione f. binden legare bijleggen aggiungere binnentreden entrare bijna quasi bitter amaro bijstaan soccorrere, assistere blaker candeliere m. bijten mordere blauw azzurro bijwonen assistere Woed sangue m. bijzonder speciale, particolare bloeden sanguinare bloedverwant pargnte C. bloeien fiorire Cesar Cesare bloem fiore m. christelijk cristiano blond biondo christelijke liefde carita blozen arrossire christen cristiano blik sguardo, vista Christus Cristo bliksemtrein trgno lampo circus circo bliksem lampo componist compositore blijspel comgdia concert concerte blind cigco concurrentie concorrgnza blijven restare conducteur conduttore bodem suglo, terreno consul console. boek libro boer contadino D. bol glglo Daar ld boom albero dadelijk subito booswicht scéllerato daden (de) le geste boot battgUo, barca dag giorno bootsman barcaiuglo dagelijkseh quotidiano borstrok maglia dak lgtto bosch bgsco, selva, forgsta dal vatte f. boschje boschetto dankbaar grato, obbligato boschrijk boscoso danken ringraziare bouillon brgdo dank u grazie bouwen costrurre, fdbbricare dansen ballare bouwkunst architeUura dapper bravo, valoroso 406 Woordenlijst. den abete m. duur (adj.) caro deugd virtü f. duur (subst.) durata deugdzaam virtuoso dwaas stolto deur pgrta dwaasheid pazzia dichtbij vicino a dwaling errore m. dicht folto, fitto dichter pogta E. dichteres poetessa Echt genuino, vero dief ladro echtgenoote mqglie dienaar servitore edel nqbile dienen servire eed giuramento dienst servigio, servizio eenheid unita diep profondo eenig solo, unico dierbaar caro eenszijn convenire dik grgsso eenvoud semplicita f. dikwijls sovgnte, spgsso eenvoudig semplice doel mgta, scgpo eenzaamheid solitudine f. doen fare eer onore m. dokter medico, dottore eer (liever) piuttgsto Dom dugmo eerlijk ongsto, prgbo don stolto, scigcco, insipido eerlijkheid onesta, probita donder tugno eerst primo donker buio, bumo, scu.ro eerste primgro dood mgrte f. eetkamer s>da da pranzo dooden uccidere, ammazzare eeuwig etgrno doodschieten fucilare Egyptenaar Egiziano doorn spina ei ugvo doof sordo eigen prqprio doorbrengen passare eigenschap qualita doorkruisen traversare _ eigenzinnig testardo, ostina doos scatola ~ eik quercia dorp villaggio eiland isola dorst sete f. einde fine m., capo dozijn dozzina eindelijk alfine dragen portare eindigen finire dralen tardare elegantie eleganza drank bibita elendig misero drinken bevere, bere elk ogni droevig triste Engeland Inghiltgrra droom sogno Engelschman Inglese droomen sognare erfenis ereditd dniiven (de) le uva ernstig serio, sevgro, grave drukken stringere eten mangiare duidelijk chiaro, distinto even egualmente duidelijkheid chiarezza examen esame m. Duitsch tedesco ezel asino. Duitschland Germania duizelingwekkend vertiginoso F' dulden tollerare Fabel favola duren durare fabriek fabbrica durven osare, ardire familie famiglia, parentado dus dunque Februari febbraio Nederlandsch-Italiaansch. 401 fier orgoglioso gelegen situato figuur figura gelegenheid occasione f. flesch bottiglia geloof, fede f. Florence Firenze gelooven credere Florentijner Fiorentino geluk fortuna fontein fontana gelukkig felice fooi mancia gelukwenschen congratularsi Frankrijk Francia gelijk ragione f. Franschman Francese gelijken op rassomigliare, somi- frisch fresco. gliare gemak disimoltura, facilita gemakkelijk facile Gaan andare gemeente comune m. gaan zitten accomodarsi, sedersi genegen disposto gans gca generaal generale gast qspite Geneve Ginevra gastvrijheid ospitalitè genezing guarigione f. gave prego, dono genie ggnio, ingegno geacht pregiato genoegen piacere gebaar gesto genoegens godimenti , gebed preghigra genootschap societa gebeente (het) le gssa genot godimento gebeuren succedere gerecht giudizio gebied territqrio gereed pronto gebogen chinato gereedmaken preparare, appageboren nato recchiare gebouw fabbrica, edifizio geroep grido gebraad arrgsto geschenk regalo gebrek fatto, difetto geschiedschrijver stqrieo gebruik uso geschiedenis stgria gedachte pensiero, idga geschil differenza gedeelte parte f. geschreeuw grido gedenkteeken mohumento geschriftje opusculo gedrag condotta, contegno gesprek dialogo gedrang calca gestalte statura geduld pazienza gestreng severo geduldig pazipite getuige testimqnio gedurende durante geur odore geel giallo gevaar pericolo geest spirito, mente, genio gevaar loopen correre rischio geestig spirituoso geval caso gehaat odioso gevangene prigioniero geheel intiero gevangenis prigione f. geheiligd sacro geven dare geheim seereto geweer fucile m. geheimzinnig misterioso geweerschot schiopettata gehoor udito geweld fgrza gehoorzaam ubbidiente gewennen awezzare gehoorzamen ubbidire geweten coscienza geit capra gewicht peso geld denaro, danaro gewonde ferito geleerd dgtto gewoon ordinario, sqlito 408 Woordenlijst. , gewoonlijk di sglito, ordinaria- H. Haag (den) l'Aja gewoonte dbitudine f., uso haan gallo gezant ambasciatore haar capello gezegde sentenza, proverbio haas lepre gezicht volto, faccia haasten (zich) affrettarsi gezin famiglia haat qdio gezond sano hachelijk critica gezondheid solide f. hagelen grandinare gids guida f. half mezzo gierig ocaro hals cpWÖ, gola gisteren ien hand mano f. glad fóscto handel commercio glas bicchiere m. handelen a^ire, procedere God Dio, Jayio handeling azione f. goddelijk divino handels- commercial e godsdienstig religioso handig abile goed (subst.) rgba handkoffer valigia goed (adj.) bugno handschoen guanto goedig benigno, gentile hard rf«ro goedkoop a bugn prezzo (mer- hardnekkig ostinato cato) hart cugre m. gondel gondola hartelijk cordiale goud gro hartstocht passione graaf conté haten orfiare graf sepolcro heden oflpi, o^irfi gras eroos hedenavond stasera gravin contessa heengaan andarsene grens cora/me m. heer signore, padrone Griekenland Grecia heerlijk delizioso, splendido Grieksch greco heerschen regnare, dominare groeien crescere heeten chiamarsi groen verde heilig santo, sacro groente legumi hel inferno groet satóo helder cnioro groeten salutare helderheid limpidezza grond «erreno helft meta grondslagen le fondamenta helling pendio groot grande helpen soccorrere, aiutare grootheid grandezza hemd camicia grootmoeder ngnna hemel cifio grootsch grandioso Hemelvaart Ascensione grootvader ngnno Hendrik Enrico grootvorst granduca herberg osteria grijpen pigliare herfst autunno grijs grigio, bigio herhalen ripetere gulden fiorino < herinneren (zich) ricordarsi gunst jfaiwe m., grazia, bene- herkennen rieonoscere volenza hertog duca gnnsüg favorevole hertogin duchessa gymnastiek ginnastica. hier out hitte caldo Nederlandsch-Italiaansch. 409 hoed cappeilo jager cacciatore hoeden voor (zich) guardarsi da jalouzie gelosia hoesten tossire jammer peccato hof coriile Jan Giovanni hoffelijk cortese Januari gennaio Holland OZanoa Japan Giappone m. Hollandsch olandcse jegens verso hond cane m. Jeruzalem Gerusalemme honger fante f jeugd gioventu f. hoofd testa, capo Jezus Gesie hoofdstad capitale f. jong giovine hoog afóo jongedame signorina hoogstens aZ ptü jongeling yioWwe hoop speranza jongen ragazza hoonen schernire, beffarsi di Jozef Giuseppe hooren «aiVe, senta-e jubileum giubileo hopen sperare juist appunto, giusto horizon orizzonte m. juistheid giustezza hotel a/ieryo jpji £w^,0 houden tewere Julia ffiaWa houden voor reputare Juni Giwono. hout te^no huis casa K. huisje caseZto Kaars canrfeta hulp «wwto. kaart carta j kaartje biglietto T, ., kaas cacto, formaggio Idee «rfea kameel cammello iets OKaZc7je epsa kamer stanza Ülusie «««fone ƒ. kameraad camera, compagno indringen penetrare kanaal cawate m. indruk impressione f. kant Zate industrie' industria kapitaal capttete «i. ineenstorten croZtare kapitein capitano inhalen raggiungere kar carro inkt inchigstro Karei CarZo inktkoker calamaio kasteel costeZZo insekt «nsetóo kat ^a«o instappen montare, satire kazerne caserma instelling istituzione keizer imperatore instrument strumento keizerrijk impero intusschen intanto, frattanto kelder cantina invallen invadere kellner cameriere invloed influenza kennen conoscere inwendig »ntemo kennis conoscej^a, cognizione inwilligen consenZire. kenteeken tndfeio, seyno T kerk chiesa ' kers ciliegia Jaar anno kerseboom ciliegio jaargetijde sto^onc ƒ. Kerstmis JVafate m. jacht caccZa keten catena jagen cacciare keuken cwcina 410 Woordenliist. keukenmeid cugca kronen incoronare kiezen éleggere, scegliere kroon corona kilo chilo krijgslist strataggmma m. kind bambino, fanciullo krijgsman guerrigro kindsheid infanzia kunnen potere kist cassa kunst arte f. klagen lagnarsi kunstenaar artista klant cliënte kus bacio kleed abito, vestita, veste f. kussen baciare kleeden vestire kwaad male. kleermaker sarto klein piccolo L. kleinigheid piccolezza Laars stivale m. kleinood gioiello laatste ultimo kleur colore m. labyrinth labirinto klimaat clima m. lachen (het) le risa klokketoren campanile lachen (w. w.) ridere knaap ragazzo lafaard poltrone knecht servo laken panno knie ginqcchio lamp lampada knielen inginocchiare land campagna, paese m. koe vacca landbouw agricoltura koepel cupoio lang lungo koerier corrigre langs lungo koetsier cocchiere langzaam lento, piano, adagio koffer baule m. lariks larice m. koffie caffè m. last carico koffiehuis caffè m. laster calunnia kok cuqco laten lasciare koken cuqcere, bollire latijn latino komen venire lauweren allgri pl. m. koning re lawaai rumore, strgpito koningin regina leedwezen rincrescimento kontrakt contratto leeftijd eta koop acquisto leeg vugto koopen comprare leelijk brutto koopman negoziante, mercante leenen (aan) imprestare koopwaar merce, mercanzia leeren (aan) insegnare koorts fgbbre m. leeren (van) imparare kop tazza leerling scolaro, allievo koper rame leeuw leone koren grano leeuwin leonessa kort corto, breve leger esercito kostbaar prezioso leggen porre, mettere, posare kosten costare leider condurre koud freddo lengte lunghezza koude freddo lente primavera kous calza lepel cucchiaio krachtig róbusto leugen bugia krant giornale m. leugenaar bugiardo kreet grido leven vita krom stgrto leven (w. w.) vivere Nederlandsch-Italiaansch. 411 levensmiddelen viveri man (eerlijk) galantugmo leveren fomire mantel mantgllo lezen leggere markies marchese lichaam cgrpo markiezin marchesa licht (kaars. lamp) lume m. markt mercato licht luce f. marmer marmo licht (adj.) leggero matroos marinaio lid membro mazelen morbülo lied canzone f. mêdedeelen awertire,participart lief gentile medelijden compassione f. ' lief (dierbaar) caro medebrengen portare liefde amore m., carita meening opinione f.,awiso,pareri liggen giacere, essere situato m. linksen sinistro meer lago linnen tela meester magstro, maestro lint nastro meester (heer) padrone lip labbro meester maken (zich) impadro- Lodewijk Luigi narsi Londen Londra Mei Maggio lood piombo meid sgrva loop corso meisje ragazza losmaken staccare melk latte f. losmaken (zich) sbrigarsi, mensch ugmo sbarazzarsi menschelijk umano lot sgrte f. merkwaardig curioso loterij lgtto mes coltgllo Louise Luigia metaal metallo loven benedire meten misurare lucht aria metgezel compagno lucifer fiammifero mevrouw signora lui pigro, indolente middagmaal pranzo luid fgrte : middagmalen pranzare, desinare luiheid pigrizia middel mgzzo luisteren ascoltare middeleeuwen medio gvo luitenant tengnte middelmatig medio lust vaglia. mier formica lijden soffrire mikken mirare Milaan Milano minister ministro Maan luna minuut minuto maand mese m. misbruik maken abusare maat misura misdaad delitto maarschalk maresciallo misdadiger malfattore machine macchina mishagen spiacere machtig possgnte mishandelen maltrattare machtigen autorizzare misschien fgrse Mainz Magonza moed coraggio majestueus maestoso moede stanco maken fare, rondere moeder madre maken (vervaardigen) fabbricare moedig coraggioso man ugmo moeheid stanchezza man (echtgenoot) marito moeilijkheid difficoUA 412 Woordenlijst. moeite premura, pena noodig hebben aver bisogno di moeite hebben stentare nooit mai moeten dovere, bisognare noordelijk settentrionale mogelijk possibile Noorden Ngrd, settentrione molen mulino noot noce f. mond bocca nu sr. adesso mondeling a voce nutteloos inutile mondvol boccone m. nuttig utile. monster (proef) campione m. mooi bello 0. morgen domani, mattina Ochtend mattina muren (de) le mura oefening esercizio museum museo oever riva, spondee muts berretto officier ufficiale muur muro olie qlio Muzelman Musulmano olifant elefante m. muziek musica. omgangstaal lingua parlata „ omgeven circondare omgeving (de) i dintorni Na dopo omhelzen abbracciare naaien cucire omzichtig circospetto naald ago onbedrieglijk infallibüe naam nome onbeleefdheid incMltd, scortesia naast accanto a onbeschaamd impudente naaste prossimo onbeschaamdheid impudenza nacht ngtte f. insolenza nadenken riflettere ondanks malgrado naderen avvicinarsi ondankbaarheid ingratitudine f nalatig negliggnte onderaardsch sotterraneo nalatigheid negligenza, svista onderdaan soggetto namiddag pomeriggio onderdrukken soggiogare Napels Napoli onderhouden divertire natie nazione f. onderhoudend divertente natuur natura ondernemen intraprendere, natuurlijk naturale assumere nauwkeurig puntuale ondernemer impresario, ■ Nederland Paesi Bassi intraprenditore neef nipote, cugino onderneming impresa, intrapresa Nero Nerone onderscheiden distinguere nest nido ondersteunen soccorrere net rete ondersteuning appqggio neus naso onderteekening firma nicht nipote, cugina onderweg strada facenda met eens neppure oneerlijk sleale niets niqnte onervarenheid inesperienza niettegenstaande nondimeno onfeilbaar infallibüe nieuw nugvo, moderne ongehoorzaam düubbidiente meuwgierig curioso ongelegenheid disturbo, incomodo noemen chiamare, nominare ongeluk disgrazia, soentura non monaca ongelukkig infelice nood disdetta ongelijk tgrto noodig necessario ongerept integro Neder] a ndsch-Italiaan sch. 413 ongeschikt incapace os bue ongeveer circa oud vecchio, antico ongezond malsano ouderdom vecchiaia ongunstig sfavorevole ouders genitori onheil malsano, disgrazia overal dappertutto onherstelbaar irreparabile overdenken riflettere onmetelijk immenso overigens del resto onoverwinnelijk invitissimo overleggen progettare onrechtvaardig ingiusto overleven sopravvivere onschuldig innocente overleveren denunciare onsterfelijk immortale overmoedig baldanzoso ontaarden degenerare overmorgen dopo domani ontbinden sciqgliere overnachten pernottare ontbreken mancare overste cólonnello ontdekken scoprire overstrooming inondazione f. ontheffen dispensare overtreffen superare onthouden (zich) astenersi overtuigen persuadere, convincere ontkennen negare overtuiging convinzione ontmoeten incontrare overvloed hebben abbondare ontrouw infedelta overwinnen vincere ontvangen accqgliere, ricevere overwinning vittqria. ontvanger destinatorio ontwikkelen svilupare P. onverdraaglijk insopportabïle Paar paia onvoorzichtigheid imprudenza paard cavallo onvriendelijk brusco, scortese paleis palazzo onweer temporale m. pantoffel pantqfola ooft frutta f. pl. papier carta oog qcchio paraplnle ombréllo oogenblik momento parel perla oogsten mietere partij partito ook anche Parijs Parigi oom zio Paschen Pasqua oorlog gup-ra passen convenire, accordarsi oorsprong origine f. Paul Paoi0 oorvijg schiaffo paus papa Oostenrijk Austria peer pera Oostenrijksch austriaco pen penna opdracht incombenza pension pensions f. opdragen incaricare persoon persona openbaren svelare persoonlijk personalmente, in openlijk pubblico persona ophouden (zich) tratenersi, fer- perzik pesca, —boom pesco marsi pianist pianista opmerking osservazione f. piano pianofgrte oppassen badere Piet Pietro oppervlakte superficie f. pikken beccare oprichten erigere Pinksteren Pentecgsta opstaan alzarsi plaats posta, luggo, posto opvoeden educare (in) plaats van invece di opzet (met) apposto plan intenzione f. orde qrdine m. van plan zijn intendere 414 Woordenlijst. plant pianta redenaar oratore plantengroei vegetazione f. regeering governo plataan platano regel regola plegen jsolere regelmatig regolare plein piazza regen piqggia plicht dovere m. regenen piqvere plotseling a un tratto Regulus Regolo plukken cqgliere reinigen pulire plunderen saccheggiare reis viaggio pond libbra reiziger viaggiatore poort pgrta rekenen contare, calcolare populier pigppo rekening conto, fattura portefeuille pmiafqglio rente rendita portret ritratto republiek repubblica post pgsta reputatie repuiazione f. poste restante fermo in pgsta rest rimanente postzegel francobollo restaurant trattoria potlood lapis, matita reuk sapore m. pracht magnificgnza reusachtig gigantesco prachtig magnifico, splqndide ring aniigüo praten chiacchierare rivier fiume in. prettig ligto roem glqria priester prete, sacerdote roepen chiamare, gridare proces procgsso, Hte f. rok abito profeet profeta rollen vqltare provincie provincia roman romanzo pruim susina romantisch romanzesco prijs prgzzo, cgsto romeinsch romano op prijs stellen apprezzare rond rotondo prijzen lodare, decantare rondom intorno op het punt zijn stare per, rood rosso, vermiglio essere in procinto (sul punto) roodvonk scarlattina put pozzo rooken fumare pijnboom pino ruim largo pyramide piramide f. ruimte spazio rumoer rumore m. Rusland Russia Raad consiglio, parere m. . rust quiete f., ripgso raadzaam opportuno, prudente rusteloos irrequieto raden consigliare ruw rigido, crudo. Rafael Raffaello rijk (subst.) regno ramp calamitd rijk (adj.) ricco " ransel zaino rijkaard riccone rechter giudice rijkdom ricchezza rechts a dgstro Rijn Reno rechtschapen onesto rijtuig carrgzza rechtvaardig giusto rechtvaardigheid probitcï, giusti- zia Salade insalata redden salvare salon salgtto rede discorso samen insigme reden cagione, ragione f., motivo schaak scacchi m. pl. schaap pecora slagen riuscire schaar fortriet slank svelto schade danno slapen dormire schaden nuocere, far male slavernij schiavitü f. danneggiare slecht cattivo schaduw ombra slechts soltanto schamen (zich) vergognarsi, aver sleutel chiave f. vergogna sluier veto schande vergogna, disonore sluiten chiudere schat tesgro sluw accgrto schavot palco smaak gusto scheiden divtdere smachten languire schelden sgridare smaken naar sapere di schenken regalare smal stretto schepper creatore smart dólore schieten sparare sneeuw neve f. schikken (zich) adattarsi sneeuwen nevieare schilder pittore snel presto schilderachtig pittoresco snelheid prestezza, rapiditètschilderen dipingere, descHvere sneltrein trgno diretto schilderes pittrice snijden tagliare schilderkunst pittura soep zuppa, minestra schilderij quadro som somma schildwacht sentinglla f. Spaansch Spagnuglo schip bastimento, barca Spanje Spagna schoen scarpa spel giugco schoenmaker calzolaio speld spillo school scugla speler sonare, gigcare schoonheid bellgzza spiegel specchio schoonvader suqcero spion spia f. schouder spalla spoedig presto schouwburg teatro spoor traccia schreeuwen gridare spoorweg ferrovia schriftelijk in iscritto spotten burlarsi schrijfboek quademo spreekwoord proverbio schrijfmap cartglla spreken discorrere, parlare schrijfpapier carta da Iqttere spreuk detto schrijnwerker falegname ■ spijs cibo schrijven scrivere staal acciaio schrijver scrittore staan stare schuld colpo, debito staat stato schuldig colpevole stad citta schurk birbante stam tronco schijnen parere, sembrare standvastig fermo, costante secretaris segretario standvastigheid perseveranza September settqmbre statig sontuoso adderend tremante station stazione slaan (v. d. klok) suonare steeg vicolo slaan bottere, percuqtere steen piglra slaap sonno stelen rubare slaapkamer camera (da lgtto) stelling posizione f. slag colpo, battaglia stem voce f. Nederlandsch-Italiaanscb 415 416 Woordenlijst. ster stella toestand stoto sterfelijk mortale toeschrijven attrïbuire sterven morire toestemming permesso stervende morente toewenschen augurare stal tranquillo tooneelspeelster attrice stilte stlenzio tooneelspeler attore stoel sedia, seggiola toonen mostrare stof stgffa, rgba, polvere toorn sdegno stok bastone m., mazza toppunt apice m stoom vapore m. toren torre f. stoomboot pirqscafo traan lacrima straal raggio ■ trap scala straffen punire, castigare treffen coZpth?, cqgliere streek re^ione ƒ. trein aankomen gatto kat giullare minnezanger gelosia jaloerschheid giunto aangekomen, gevouwen geloso jaloersch giuocare spelen gelsa moerbei giugco spel gelso moerbeiboom giurare zweren gemere zuchten giunto volgens gemito gezucht, zncbt giustificare rechtvaardigen gemma edelsteen giUsto rechtvaardig, juist generale algemeen, generaal glgria roem genere m. geslacht, soort glonoso roemrijk generoso edelmoedig godere genieten, zich verheugen gente f. menschen gola keel gentile lief, aardig gqmito eUeboog gentilezza lieflijkheid gondola gondel germe m. kiem gondoliere gondelier gesto gebaar gonfio gezwollen gettare gooien, werpen gotta druppel ghiaccio ijs governare regeeren, beheerschen ghirlanda krans goeerno regeering gia reeds gozeo kj.op gtacchè daar gozzuto met een krop gtacere liggen gradevole aangenaam giatto geel gradire graag hebben, gaarne gtammai nooit aannemen giardiniere tuinman grado graad, stand, rang giardino tuin graffiare stukkrabben gigante reus grande groot ginqcchio knie grandezza grootte giocondo vroolijk grandiglione groote man ^°9° ink grandioso grootsch gyta vreugde gram koorn, korreltje gtornale m. krant granturco maïs giorno dag grasso vet giornata dag grato dankbaar, aangenaam giovane jong grazia lieftalligheid, gratie giovare helpen, nuttig zijn grazie dank u gioventü f. jeugd grazioso bevallig gtovinetto jongeling gridare schreeuwen gtovinezza jongelingsleeftijd grido schreeuw, kreet Ital. Gramm. v. Holl. 28 434 Woordenlijst. groppone kruis v. d. rug impiccio verlegenheid grossolano grof impiegare gebruiken grotta grot impiegato bezet, bezig guadagnare verdienen, winnen impiggo ambt guai wee «mptéirareversteenen, verharden guaio ongeluk, weeklacht importare van belang zijn guanto handschoen importanza gewicht, belang guardare kijken, bekijken impotenza onmacht guarigione f. genezing impresa onderneming guarire genezen impresario ondernemer guastare bederven imprgsso gedrukt guasto bedorven imprestare leenen gugrra oorlog imprigionare in de gevangenis guerrigro krijgsman zetten guglia spits improvviso onverwacht guidare geleiden inalzare zie innalzare guisa wijze inanzi voor guizzare trillen, snellen inaudito ongehoord gusto smaak. incantare betooveren, verrukken incantevole betooverend " incanto betoovering idea idee incapaee onbekwaam,ongeschikt igna hyena incaricare belasten igri gisteren ineatenaio ontketend ignorare niet weten ineendere aansteken ignorante onwetend. incendio brand igngto onbekend inchinare blikken, buigen illuminazione f. verlichting inch ino buiging illustrare beroemd maken inchiostro inkt illustre beroemd incisione gravure, insnijding imaginare denken inclinato geneigd imaginarsi zich verbeelden incqgnito onbekend imagine f. beeld incolto onbebouwd imbarazzo verlegenheid incominciare zie cominciare imbattersi ontmoeten incqmodo ongemak, nadeel, immaginare zie imaginare moeite immediatamente onmiddellijk incqmodo ongemakkelijk immqrgere indoopen incontrare ontmoeten immgrso p. p. v. immqrgere incontro tegemoet immortale onsterfelijk incostante onbestendig impaccio hindernis increscere leed doen, spijten impacciucarsi zich vuil maken indamo vergeefs impallidire verbleeken indi vervolgens imparare leeren indicazione f. aanwijzing impartire verdeelen indicibile ongezeggelijk impegno verplichting, ijver indigtro terug impensato onverwacht indifferente onverschillig impgro keizerrijk indiggnte arm imperatore keizer . indirizzo adres imperioso gebiedend indisposto niet gestemd impertinente aanmatigend indovinare raden impertingnza aanmatiging indurre bewegen (tot) tnaustrta industrie, vlijt intascare in de zak steken tneffabile onuitsprekelijk integro ongerept inesperto onervaren intendere verstaan inessia bagatel intenerire verteederen infame eerloos, schandelijk interessare belang, inboezemen mfaticabile onvermoeibaar inferno inwendig infausto ongunstig intero geheel infedele ontrouw, ongeloovig interrogare ondervragen mfedelta ontrouw, ongeloof interrogatgrio ondervraging mfermita gebrekkigheid intersecato doorgesneden infermo gebrekkig, ziek inteso begrepen inferno hel intorno om inferocirsi woedend worden intraprendere ondernemen tnfiacchire verzwakken, afmatten intraprenditore ondernemen infido trouweloos introdurre invoeren mfiggere inslaan invano vergeefs infine eindelijk invadere invallen tnfingardaggine f. traagheid invece in plaats van . infinito oneindig inventare uitvinden informazione f. bericht inverecondo schaamteloos mfraztone f. breking, over- inverno winter treding inverosimile onwaarschijnlijk mfruttuoso onvruchtbaar inviare zenden ingannare bedriegen invidiare benijden tnganno bedrog invidioso afgunstig mgannarrt zich vergissen invigorire versterken tngegnarsi zich inspannen invio zending ingegno geest, genie invitare uitnoodigen tnghtottire verslikken, inslikken imito uitaoodiging wenk tnguria beleediging invocare aanroepen tngiusto onrechtvaardig ira toorn ingoiare verslinden iracondo toornig tngresso ingang ,ye gaan iniquo boosaardig iscrizione f. inschrift »nno hymne iioia mnalzare verheffen, oprichten ispirare zie inspirare moltre bovendien istante m. oogenblik tnorridire verschrikken istituto instelling mquieto ongerust istruire onderrichten tnquietudine ongerustheid insalata salade L. insegnamente onderricht labbro lip insegnare leeren laborioso vlijtig tnsensato zinneloos ladro dief insetto insekt laghetto poel, meertje msxeme samen lago zee insigne uitblinkend iagg& daar beneden mststere aandringen lagrima en lacrima traan msolenza onbeschaamdheid lagHmare en locrimare weenen insomma in 't kort lampada lamp tnsultare beleedigen lampeggiare lichten tntanto ondertusschen lana wol 28* Italiaansch-Nederlandsch. 435 lanciarsi zich storten locanda herberg languido krachteloos, zwak Igde f. lof languire smachten lodevole loffelijk languore m. krachteloos worden loggia balcon, loggia lanoso wollig lontano ver, verwijderd lasciare laten, verlaten Iqtta strijd lassü — la su daar boven lgtto loterij lato zijde, kant lucarino sijsje latore overbrenger luce f. lucht latte m. melk luccicante schitterend lauro laurier lume m. licht, 'lichtende masi lautamente prachtig lunghezza lengte lava lava lungi ver lavare wasschen luggo plaats lavorare werken lupo wolf lavoro werk, arbeid lusingare vleien. legge f. wet Igggere lezen [heid leggerezza lichtheid, lichtzinnig- macchia vlek leggero licht, lichtzinnig madgnna madonna legno hout maestoso majestueus lento langzaam maestria meesterschap leone leeuw maestro meester lepre haas maglia borstrok lesso soepvleesch magnifico prachtig lettera brief magro mager letterato geletterd mai nooit letto bed, gelezen maiale m. varken levare opheffen, weg-, uitnemen malandrino roover levarsi opstaan malanno ongeluk libbra pond malato ziek liberare bevrijden malavqglia kwaadwilligheid libero vrij malconcio mishandeld Uberta vrijheid maldicgnza kwaadsprekerij libraio boekhandelaar male slecht libreria bibliotheek, boekwinkel malfattore misdadiger libro boek malgrado ondanks licenziare ontslaan, vrijgeven maligno boosaardig lido oever, kust malizia boosaardigheid lieto vroolijk, verheugd malsano ongezond lieve licht maltrattare mishandelen limbo voorgeborchte mancanza gebrek limqsina aalmoes mancare ontbreken limpido helder, klaar mancia fooi linea lijn mandare zenden lineamente recht mane = mattina morgen lingua taal, tong maneggiare handhaven lira lire manetta handboei liscio glad mangiare eten lite strijd, twist mania manie litigante twister manigra wijze litigare twisten manifattura bewerking Woordenlijst. 436 Italiaansch-Nederlandsch. 437 manifestere openbaar maken mesto treurig mano f. hand meta doel mantenere handhaven metd helft manto mantel metallo metaal Imanzo os mezzo middel, half maraviglia wonder mezsodï middag, zuiden marchese markies miagolare miauwen mare m. zee mietere oogsten marinaio en marinaro zeeman miglio mijl marmo marmer migliorare verbeteren maschera masker milüare dienen (als soldaat) mascherato gemaskerd minaceia bedreiging massaia huishoudster, huis- minaceiare bedreigen vrouw minaccioso dreigend masserizie meubels minestra soep massima allergrootst minimo allerkleinst materia stof ministro minister matita potlood minore kleiner matrimqnio huwelijk minuto minnut, klein, uitvoerig mattina ochtend miracolo wonder matto nar mischia mengsel mattone baksteen mischiare mengen maturo rijp miseria elende mausoleo mausoleum misto gemengd mazzo strik misura maat . medesimo zelfde misurare meten mediante door middel van mite zacht medico dokter mqccolo kaarsstompje medicina medicijn modello model medioevo middeleeuwen modesto zedig, bescheiden meglio beter mqdo wijze mela appel moglie vrouw, (echtgenoote) memqria aandenken, geheugen, mqle f. grootte, massa herinnering mqUa veer menarsi met zich mee brengen molestia kwellerij mendico bedelaar moltitudine f. menigte meno minder molto veel mensa tafel monarca monarch mente f. geest, geheugen monastero klooster mentire liegen mondo wereld mento kin monello straatjongen mentre terwijl montagna berg meraviglia wonder montanaro bergbewoner mercante koopman montare stijgen, beklimmen mercanzia koopwaar monte m. berg mercato markt monticello bergje mercef. waren morbido week, malsch mercede f. loon mordare bijtend «i^rite- verdienste mordere bijten meschino ongelukkig, armzalig morire sterven mese m. maand mormorare mompelen TOesso bode mormorio gemompel mesttero beroep mprso beet, gebeten 446 Woordenlijst. seggiolone leunstoel sgriadere huilen, beknorren segno teeken, doel sguardo blik segreto geheim sibbene maar, echter seguire volgen siechè zoodat seguito gevolg siccome zoodat selciato bestrating sielo sikkel selva woud sicurezza zekerheid selvaggio wild sicuro zeker selvatico wildgroeiend sicurtd zekerheid sembianza schijn, aanschijn siffatto zoodanig sembrare schijnen signifieare beteekenen seme m. zaad signore mijnheer seminare zaaien silenzio stilte semplice eenvoudig silenzioso stil sempre altijd simile gelijk senno gezond verstand sineeritd oprechtheid seno boezem, bocht, schoot sincero oprecht sensatezza voorzichtigheid sindaco burgemeester sgnso zin, verstand singhiozzare snikken sentenza oordeel, vonnis singolare eigenaardig sentigro weg, pad singulto snik sentinglla schildwacht sinistro linksen, ongunstig sentire hooren, voelen sino tot aan sera avond sito plaats serbare bewaren situato gelegen sereno vroolijk situdzione ligging serio ernstig slanciare werpen, slingeren sgrpe slang slitta slede serpere klauteren slogare verstuiken serrare sluiten smania hartstocht, drang serratura slot smarrire verdwalen sgrva meid smettere ophouden servitore dienaar smisurato onmetelijk servigio \ ^jensj. snodare losmaken servizio ƒ soave zacht, zoet, aangenaam servire dienen soccOrrere helpen, ondersteunen sgsso geslacht soccorso hulp seta zijde soddisfare voldoen sete f. dorst soffermarsi blijven staan sezione f. afdeeling soffio windstoot, ademtocht settimana week soffita vliering sfidare wantrouwen soffrire lijden sfüata rij soggetto onderwerp sfinito krachteloos, mat soggetto onderworpen sfogliare ontbladeren soggiorno verblijf sfortuna ongeluk soggiungere toevoegen sfortunato ongelukkig sqglia drempel sforzare dwingen sognare droomen sfgrzo inspanning sogno droom sfuggire ontvluchten, vermijden solaio houten vloer sgarbato lomp soldato soldaat sgradevole onaangenaam sgldo stuiver Italiaanach-NederlanHanh 447 sole m. zon sparso p. p. van spargere solemie plechtig spasso tijdverdrijf, wandeling solere plegen spaventevole verschrikkelijk soletto heelemaal alleen spavqnto schrik solitario eenzaam spaventato verschrikt sqlito gewoon spazio ruimte, tijd solitudine f. eenzaamheid spazioso ruim sóllevare ophitsen specchiarsi zich spiegelen sollievo verlichting specchio spiegel somma som specie f. soort sommesso onderworpen spedire zenden sommita top spegnere blusschen sommo hoogst, top spendere uitgeven sonare klinken, slaan, spelen spento gebluscht sonetto sonnet speranza hoop sonno slaap sperare hopen sontuoso prachtig spesa uitgave, kosten soppiatto verborgen spesso dikwijls sopportare verdragen spettatore toeschouwer sopravanzare overschrijden spiacere mishagen sopravvivere overleven spiaggia strand [maken sorbetto sorbet spiccare schitteren, zich los- sorbire verslinden spiegare verklaren sorella zuster spina doorn, graat sorgente bron spinetta spinet sorgere opstaan, ontstaan spingere drijven, stooten sorpreso verrast spinto van spingere sorridere glimlachen spirare zuchten, waaien, sterven sorriso glimlach spirito geest sgrta noodlot, soort spirituoso geestig sorvólare over iets heen vliegen splendidezza glans (zeilen) spogliare uitplunderen sospetto verdenking, argwaan sponda rand, oever sospirare zuchten sporcare vuil maken sospiro zucht spgrco vuil sostanza fortuin, vermogen spqrgere uitblinken sostenere uithouden, steunen, sportello poortje, loket (een rol) spelen, beweren sposalizio bruiloftsplechtigheid sotterraneo onderaardsch spgsare trouwen sottile dun spqso echtgenoot sotto onder spo'ssare afmatten sottrarsi zich onttrekken spregevole verachtelijk soverchio bovenmatig, te veel spuntare aanbreken, uitbreken sovrano souverein spuntino aambeeld sovrapposto bovenliggend . squadra eskader sovvenirsi zich herinneren squarcio scheur spada degen squassare schokken spago snoer, bindtouw squisito uitnemend spalla schouder staccare losmaken, verwijderen spandere verspreiden stagione f. jaargetijde spargere verbreiden, strooien stamani \ . . sparire verdwijnen stamattina f hedenochtend , - ■■,-.-.„, —„..„■„,,, r - , ,, Methode G-aspey-Otto-Sauer. Fransche uitgaven: ü^Lïl Grammaire portugaise par Armez . . 4 60 Corrigé de la Grammaire portugaise par Armez . 1 60 Grammaire roumaine par Lovera 4 60 Corrigé des thèmes de la Grammaire roumaine par Lovra 1 60 Grammaire russe par Fuchs-Mcolas. 4. Ed. 5 — Corrigé des thèmes de la Grammaire russe par Fuchs-Nicolas. 4. Éd 2 — Petite grammaire russe par Motti. 2. Ed 2 — Corrigé des thèmes de la petite grammaire russe par Motti. 2. Éd — 80 Lectures russes par Werkhaupt et Roller 2 — Petite grammaire suédoise par Port 2 — Grieksche uitgayen- Kleine deutsche Sprachlehre für Griechen von Maltos .... 2 40 Deutsche Gespr&che für Griechen von Maltos 2 — Kleine englische Sprachlehre für Griechen von Deffher .... 3 — Kleine russische Sprachlehre für Griechen von Maltos .... 3 — Italiaansche uitgayen: Grammatica araba di Parina 8 — Chiave della Grammatica araba di Farina o en Grammatica francese di Motti. 4. Ed 3 60 Chiave della Grammatica francese di Motti. 3. Ed. 1 60 Grammatica elementare francese di Sauer-Motti. 4. Ed 2 — Letture francese di Le Boucher 3 Conversazioni francesi di Motti 1 80 Grammatica del greco volgare di Palumbo 3 20 Grammatica inglese di Pavia. 6. Ed 3 60 Chiave della Grammatica inglese di Pavia. 8. Ed 1 60 Grammatica elementare inglese di Pavia. 3. Ed 2 Letture inglesi di le Boucher 3 Grammatica elementary portoghese de Palumbo 2 40 Grammatica russa di Motti 5 — Chiave della Grammatica russa di Motti i ca Grammatica spagnuola di Pavia. 4. Ed • • • 4 60 Chiave della Grammatica spagnuola di Pavia. 3. Ed 1 60 Grammatica elementare spagnuola di Pavia. 3. Ed 2 — Grammatica elementare svedese di Pereira 2 — Grammatica tedesca di Sauer-Ferrari. 8. Ed 3 60 Chiave della Grammatica tedesca di Sauer-Ferrari. 4. Ed 1 60 Grammatica elementare tedesca di Otto. 6. Ed 2 — Letture tedesche di Otto. 5. Ed • • ■ 2 — Antologia tedesca di Verdaro 3 — Conversazioni tedesche di Motti. 2. Ed 1 80 Avviamento al trad. dal ted. in ital. di Lardelli. 5. Ed 1 60 Poolsche uitgave: Kleine deutsche Sprachlehre für Polen von Paulus 2 — Portngeesche uitgayen: Grammatica allema por Prévöt. 4. Ed 4 — Chave da Grammatica allema por Prévöt. 2. Ed. . 1 60 Grammatica elementar allema por Prevöt-Pereira. 4. Ed. ... 2 — Grammatica francesa por Tanty-Vasconcellos. 2. Ed 4 — Chave da Grammatica francesa por Tanty-YascoDcellos. 2. Ed 1 60 Livro de leitura franceza por Le Boucher 3 — Livro de leitura inglesa por Le Boucher . 3 — Grammatica elementar sueca por Pereira 2 — ■ ■ : . , . Rumeensche uitgaven: — -p- Gramatica francesa de Leist . . ,\ Cheea gramaticil francese de Leist f Blemente de gramaticS, francesa' dè Leist. ' 2' Ed9 _ Gonversafounï francese de Leist. 3. Ed. f 80 Gramatica germana de Leist Cheea gramaticiï gennane de Leist . , ~~' Conversajiunï germane de Leist. 2. Éd.'' ' o _ Elemente de gramatica germana de Leist.' 2. Ëd.' .' .' .' .' \ \\ \ { 80 Russische uitgaven: ?c^él^Ti^T:^mm&tik für Eussen von Hauff- 2-Aufl- | «o s^ntllfdaz*^ Ton'Hanff.2.AnfL 8 60 SFc™\^ ! 3 60 Se?d^ i ' U Kleme schwedische Sprachlehre für Russen von Fort-Issacovitch II 3 - Serhische uitgaven: Kleine deutsche Sprachlehre für Serben von Petrovitch o ,n Kleine englische Sprachlehre für Serben von Petrovitch ' ' ' ' o fn Kleine franzosische Sprachlehre für Serben vonPeÏÏrfich '. g 40 Spaansche uitgaven: Gramatica alemana por Ruppert. 3. Ed ame de Ia Gramatica alemana por Ruppert. 3 Ed4 I ~ öram&tica elemental alemana por Otto-Ruppert ' 7 Édo 60 Gramatica francesa por Tanty. 2 Ed . aave de la Gramatica francesa por Tanty. 2 Ed4 ~ nbro rln°VT"**, de ^ kngUa fraDCe8a P°r ' 5.' Ëd " ' ■ ' 2 *° Libro de lectura francesa por Le Boucher ' ' ' o Gramética inglesa por Pavia. 3. Ed \ , Clave de la Gramitica inglesa por Pavia. 8. Ed4 — Gramatica sucinta de la lengua inglesa por Pavia ' 5 Éd ' ' ' " o 60 Libro de lectura inglesa por le Boucher ' ' ' \ l ~ Tschechische uitgaven: R^iteSïe]Sr1,1Tï,M ^ T8Chechen ™ Ma-ohner • • • 2 ton inertl0nS"6rammatik f" Tschechen v. Maschner 5 - _ 1 60 furksche uitgaven: Zwedische uitgave: viten tysk Spraklara af Walter 2 _ ■ ■lil Methode Gaspey-Otto-Sauer. Conversatieboeken door Con nor j^MJsyï en twee spraaken: Deutseh-Niederlandisch . . II 2 — Englisch-Französisch. 2. Aufl. 2 — ff Deutsch-Danisch 2 — Engliseh-Italienisch. 2. Aufl. 2 —11 Deutsch-Engliscb. 2. Aufl. . 2 — Englisch-Russisch .... 3 —- j w| Deutsch-Französiscli. 2. Aufl. 2 — Englisch-Schwedisch . . . 2 — j 1 Deutsoh-Italienisch. 2. Aufl. 2 — Englisch-Spanisch. . . . . 2 — j Deutsch-Portugiesisck ... 2 — Französisch-Ital ienisch. . . 2 - || Deutsck-Rumaïnisch.... 2 — Französisch-Portugiesisch. . 2 — J Deutseh-Russisch .... 3 — Französisch-Russisch ... 3 — !, Deutsch-Schwedisch ... 2 — Französisch-Spanisch ... 2 — j Deutsch-Spanisch. 2. Aufl. . 2 Italienisch-Spanisch ... 2 —- I Deutsch-Türkisck. .... 4 j — en drie spraaken: Französisch-Deutsch-Englisch. 14. Aufl 2 40 : Il en vier spraaken: Französisch-Deutsch-Engliseh-Italienisch. 2. Aufl 3 60 |jj De Nieuwe Reisgezel door Motti; 91r. , Dit. I 1. voor Duitschers: (Sugtijd) . 80 Spf. 42.voor Fransohen: Anglais . . I— 80 !■ 2. „ „ | Sranjofifdj 80 „ 43. , „ Italien . . — 80 1 3. „ * '••»:.•» 3toIteni|dj 80 , 44. „ „ Russe . . — 80 I I 4. „ „ Muffifa) . 80 „ 45. M „ Néerlandais — 80 || 5. „ • „ DHcberl. .80, 61. voor Italianen: Tedesco. . — 80 | r 21. voor Engclschen: German. 80 . 62. „ „ Inglese . . — 80 j II 22. „ „ French . 80 „ 63. „ „ Francese . — 80 il 23. „ „ Italian . 80 „ 81. voor Russen: Deutsch . — 80 * 24. „ „ Russian. 80 , 82. „ „ Englisch . — 80" I 25. „ „ Dutch . 80 , 83. „ „ Französisch — 80 1 41. „ „ Allemand 80 „ 94. „ „ Italienisch . — 80 I Verder zijn verschenen: Sattifcbcc ©bradjfülvrer ton gordjbnntmer 2 — M ■ Tik ridbnge 2lttsfprod)e 6e« ainfterieutfcben öon Dr. ®. ®onnf)etffer. brofd). — 50 j <£na;lif<$e '&im&elsfowef»onoeir3 t»on §. Strenbt. 2. Stuff 2—1 iSranjjöfiftpe &$vaó}ie$ve für 'Banoetefdmien bon Dr. (&. Jtannljeiffer, Dr. @. Rfiffner unb 5pfi. ©ffenmüuer 2 4" j ij Tmr3e fran38pfd>e ©ratnmatif bon §. SRünge 1 Cu j (|| Jtalientfcbe faitfntótra. %ovvtfv.'(Bvamm. b. ©amujetffer u. ©ouer. 2. Stuff. 4 — J >,J ©djliiffet baju bon Samtöetffcv 1 60 | fl II correttore italiano von Mayo-Gelati 2 — ij Vfnleitung ju beutfcben, fraiijöfifcbcn, cttglifcbcn unb italicnifcbcn ©efdjSftS- , briefen bon Dberljoljer unb DSntonb. brofd) — 8" UH Spanifdje feanbete»Korïefbc>n6en3 bon SWeaga-spereira 3 ~ Mi Hleine§ jban. Cefeb. f. ©anbel§fd)ulen b. 6. SenabeS u. ©. E. gr. Sangebeïbt 2 — J j German Language by Becker 2 - Spanish commercial correspondence by Arteaga 3 |§ Langue allemande par Becker 2 - Le Danois parlé par Forchhammer 2 — -11 Correspondance commerciale espagnole par Arteaga y Pereira . . -3 — IS Lengua alemana de Becker 21 ffl De uitgever is voortdurend bezig den kring van deze leerboeken in alle J opzichten te volmaken; een aantal nieuwe werken zijn ih voorbereiding. j: De nieuwe oplagen worden steeds verbeterd en houden gelijken tred Ij met den vooruitgang van het taalonderwijs. li , — il