oudMardewerk TOEGELICHT AAN DE VERZAMELINGEN IN HET'NEDERLANDSCH MUSEUM VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST TE AMSTERDAM TWEEDE DRUK tfj|lfeÈGE VE.N-, DDÖR HET MUSEUM IN MCMXX KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 1 OUD AARDEWERK TOEGELICHT AAN DE VERZAMELINGEN IN HET NEDERLANDSCH MUSEUM VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST TE AMSTERDAM TWEEDE DRUK UITGEGEVEN DOOR HET MUSEUM IN MCMXX Met machtiging van Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs Kunsten en Wetenschappen verschijnt thans voor de tweede maal als uitgave van het Nederlandsen Museum voor Geschiedenis en Kunst: „Oud-Aardewerk", de gids voor bezoekers van deze verzameling. Met erkentelijkheid zij hier vermeld, dat de schrijfster, die de eerste uitgaaf geheel bezorgde, ook bereid bevonden werd, deze voor een 2è uitgave te herzien en Waar noodig te wijzigen en aan te vullen. De gegevens sedert 1917 door de museumdirectie verzameld, zijn daartoe gaarne te harer beschikking gesteld. De eerste uitgaaf is binnen zeer korten tijd uitverkocht en bleek voor velen in eene behoefte te voorzien. Moge ook deze tweede uitgave aan veler wenschen voldoening geven. De directeur van het Ned. Museum v. Geschiedenis en Kunst M. VAN NOTTEN. Amsterdam, October 1920. VOORREDE TOT DEN 1E" DRUK. De volgende bladzijden zijn geschreven, opdat in ruimer kring dan tot heden de verzameling aardewerk van het Nederlandsen Museum genot moge verschaffen. Immers de echte liefhebber van oude kunst zal gaarne meer weten over de dingen, die hij bewondert, en Wanneer hij belangstelt in de geschiedenis van het aardewerk, zich met de voorwerpen voor oogen een overzicht van die kunst Wenschen eigen te maken. We hebben daarom de producten van de verschillende landen zoo veel mogelijk in hun onderling verband besproken, intusschen overtuigd dat er meer over ieder voorwerp of iedere soort afzonderlijk te vertellen zou zijn dan wij hier geven, maar evenzeer overtuigd, dat er in ons land nog geen handleiding bestond voor belangstellenden in de aardewerkkunst en haar geschiedenis. Nadat bovenstaande regels waren geschreven en deze handleiding daarmede was gereed gekomen, werd het museum met een verzameling Oud-Delftsch aardewerk verrijkt, Welke nog in de gids moest worden opgenomen, wilde deze niet onmiddellijk na haar verschijnen reeds verouderd zijn. De familie Loudon gaf namelijk ten geschenke aan het rijk ter plaatsing in het Nederlandsch Museum het Oud-Delftsch aardewerk, bijeengebracht door wijlen Jhr. John F. Loudon. Door deze schenking is het Delftsch in het museum van een kleine verzameling, die wel een overzicht gaf, maar waarin de mooie stukken toch nog niet in grooten overvloed te vinden waren, geworden tot een der mooiste die er van dit aardewerk bestaan. Ons hoofdstuk over Delftsch moest bijgevolg geheel worden omgewerkt. Daar de verzameling Loudon volgens den wensch der familie bijeen zal blijven en dan ook in afzonderlijke vitrines is opgesteld, zal men om zich een juist overzicht te verschaffen bij de bezichtiging van het Delftsch in het museum rekening moeten houden met de opstelling in twee groepen: de schenking Loudon, in onze gids voorzien van een L achter het nummer, en de verdere verzameling van het Nederlandsen museum. Voor hen die een uitgebreidere studie over aardewerk wenschen te maken, is een litteratuurlijst aan deze handleiding toegevoegd. 1917 ELISABETH NEURDENBURG. INLEIDING. I. Aardewerk. ..Aardewerk" is in de ruimste beteekenis van het woord de naam voor alle voorwerpen die van aarde zijn vervaardigd. Als eenvoudigst aardewerk kan men zich voorstellen voorwerpen, die van een taaie aardsoort, bijv. leem, zijn gemaakt en die men heeft gedroogd, maar het eigenlijke kenmerk van aardewerk is toch dat het in hitte snel gedroogd, d. i. gebakken en daardoor hard geworden is, d. W. z. dat door het blootstellen aan gloeihitte niet alleen het water, waarmede de aarde is aangemengd, maar ook het chemisch gebonden Water is uitgedreven, en de aarddeelen min of meer zijn samengesmolten. Hoe hooger de temperatuur bij dit bakken wordt opgevoerd des te harder en geslotener, dus minder poreus wordt de aarde. Zoo is bijv. de aarde van het vaatwerk, dat men in de 13de tot 15de eeuw in Egypte vindt en die van ons oude Delftsch, zonder glazuur gebruikt, zeer poreus. De aarde van alle hard aardewerk (zooals de Duitsche steenen kannen en het Engelsche steen, als wedgwood e. a.) is daarentegen onder hooge, porselein bij zeer hooge temperatuur saamgesmolten en niet poreus, wat feitelijk de eisch is voor vaatwerk, waarin verhoudende vloeistoffen bewaard moeten kunnen worden. Natuurlijk moet de grondstof, welke men voor deze laatste soorten van aardewerk gebruikt, in staat zijn om hooge temperaturen te verdragen. In de landen, waar de aarde niet geschikt is voor groote hitte, heeft men zich moeten tevreden stellen met bij lage temperatuur poreus vaatwerk te bakken en men heeft de poreusheid moeten verhelpen door de aarde met een glazuurlaag te bedekken. Daartoe overtrok men de voorwerpen, voordat men ze bakte, door indompeling met een mengsel — Waarover VIII INLEIDING. nader — dat reeds bij niet te hooge temperatuur smolt en dan een glasachtige laag over de poreuse aardkern vormde, zoodat het voorwerp geen vocht meer kon doorlaten. Uit het oude Egypte is ons deze wijze van vaatwerk maken al bekend. Natuurlijk is op den duur het niet poreus maken niet de eenige drijfveer voor het aanwenden van glazuur geweest en het was dit al evenmin in Egypte. Het glazuur op het Chineesche porselein bewijst wel, dat de behoefte om het voorwerp glanzig te maken en met beschildering of op andere wijze te versieren ook steeds een groote rol heeft gespeeld. Hebben We hier de beteekenis van „aardewerk" zoo algemeen mogelijk genomen, we gebruiken het woord gewoonlijk in beperkteren zin en wel in tegenstelling met porselein. Immers, houden we een scherf van porselein naast een van aardewerk, dan zien we bij porselein feitelijk een wit lichaam, en alleen bij scherper toezien zal men een witte steenachtige kern en een glasachtige glazuurlaag kunnen onderscheiden, die meestal zonder scherpe afscheiding in elkaar overloopen, die dus als *t Ware in elkaar versmolten zijn, zoodat een homogeen lichaam is ontstaan. Bij aardewerk zien we meestal een grauwe,' rosse of roomkleurige, soms ook een Witte scherf, die meer of minder bros, met een mes afgekrabd kan worden, en daaroverheen, duidelijk afgescheiden, de glazuurlaag, die glasachtig is en doorzichtig (meestal loodglazuur) of ondoorzichtig (gewoonlijk tinglazuur). Daar de massa niet homogeen is, aangezien het glazuur niet met de aarde is samengesmolten, barst deze glazuurlaag licht en vertoont een net van barstjes, de z.g. craquelure, ja, ze schilfert zelfs af. Van porselein kan men nog de doorschijnendheid, wanneer de Wand niet te dik is, opmerken; aardewerk pleegt, op een zeer enkele uitzondering na, ondoorschijnend te zijn. Maar, al zien we nu verschil, wanneer we een scherf van aardewerk en een van porselein vergelijken, dit neemt niet weg dat We feitelijk geen grens ergens tusschen porselein en aardewerk kunnen trekken. We zien alleen onderscheid, omdat we twee uitersten van hetzelfde product voor ons hebben. De geschiedenis bewijst dit nader. Het oudste aarden vaatwerk, dat men kent, is steeds aardewerk in dien zin, dat het een brosse poreuse scherf vertoont, in voorhistorischen tijd, en ook nog INLEIDING. IX wel later, zonder glazuur. Sinds heeft men er naar gestreefd het materiaal te verbeteren. De aarde, alSstriM is met wat de schriftelijke documenten ons leeren. Maar bovendien vertoonen een paar voorwerpen met merk IW een beschildering die niet denkbaar is in de arerdau£-Ób Wemmersz Hoppesteyn (i6a7—1671) leefde. J 3 ovSLnkor,^^611^ HaVard' ZOnder ^ a om te hommeren, dat hij geheel overeenkomstig aardewerk door ongeveer een eeuw gine scheiden aldus • R.,, ™„ eigenaars van het oude Moriaanshooft heet Kruvswegn ° aé man komtdonder voornaam mr0"E riJnLT 'I59' ï"?^ C?kele aCten Ieest men den naam Anthonie Kruyswegh. Mr van der Burgh noteert echter uit verschillende acten dat Kruyswegh de evenaar van lme7:Tn^aCt'Xhee^ Anth°nie ™>kt een broerTzfnin Wi nkoop™ vertoont-d»„,,,u^f °l f karak*er van het aardewerk, dat de drie verschillende merken lis"werkdainlZh h aardetwerk m?'de merkenRHS, IWen AK moeten beschouwen lumet eenzei dr^f„H°PpeSteyalS^d^J100gstens kort daarna m dezelfde dus snrek^ v»n dP ^ van °rnament beschilderd, is vervaardigd geworden. We kunnen dus spreken van de groep Hoppesteyn of van aardewerk in het genre van Hoooestevn tU l*^ 15}etfiee*™k van begin-, midden- en eindperiode™een fcbrieT welkeTh." mveTt^r? TSdl eender S^oreerd en ook technisch eendér weïk s TS.t^? J, i ui ongehoord is in het Delftsche plateelbakkersbedrijf. Dr' H F ™ru Economisch Historisch Archief heeft deze publicatie ondernomen. 31 Van VS ?rcb^varls van 'S:G"venhage heeft de bewerking op zich genomen 3) Van het merkenboekje van Justice, dat grootendeels op Havard gebaseerd is is nog onlangs een tweede editie verschenen. Beuaseero. is, is OUD DELFTSCH AARDEWERK. 45 zij trouwens ook ondernomen is, dan wel in het bijzonder voor het aardewerk. We verwachten er wel menige rectificatie van, niet echter een algeheele omwenteling van de tegenwoordige studie van het Delftsch, welke natuurlijk een groote plaats inruimt aan de stijlkritiek. En dit is dan ook wel de reden dat we er geen bezwaar in zien om thans een handleiding voor het Delftsch in het licht te geven, niettegenstaande men mij zou kunnen tegenwerpen dat op het tijdstip, dat men begonnen is de schriftelijke documenten te onderzoeken, het juiste oogenblik om over Delftsch aardewerk te schrijven nog niet is gekomen. Bovendien kunnen we op een zoo tijdroovende bewerking als het publiceeren van alle gegevens over de Delftsche plateelbakkerijen niet wachten. Maar wat den doorslag geeft: deze gids was al bijna gereed toen met de bewerking der publicatie een aanvang werd gemaakt. We hebben het Delftsch, evenals de boven besproken soorten van aardewerk, voor zoover de merken ons geen duidelijke gegevens aan de hand konden doen, ingedeeld naar de kenmerken, die het ons in zijn materiaal en versiering te zien gaf, Waarbij We natuurlijk een dankbaar gebruik maakten van de jaartallen, die we op het aardewerk konden vinden. De merken dienden ons vaak slechts tot traits d'union tusschen de stukken onderling. We hebben niet getracht ze te verklaren. Natuurlijk heten We de verklaringen, Waarover we vrijwel zeker konden zijn, gelden. Uit de nagelaten geschriften van Mr. Van der Burgh, Welke zoo belangrijke aanteekeningen voor de nieuwe documentenpublicatie inhouden, hebben we geput voor enkele punten. Waarvoor We dadelijk verbetering behoefden. Waar, mede door Havard, een zekere traditie bestond en we er niets beters voor konden geven, hebben we het niet noodig geacht verandering aan te brengen, aangezien de namen der fabrikanten ons meestal meer tot benamingen van verschillende soorten van Delftsch dienen, dan Wel dat We er producten van bepaalde fabrieken mee willen aanwijzen. Wanneer we ons met de studie van het oude Delftsch bezighouden, treft het ons dat er iets wonderlijk tegenstrijdigs is, dat zich telkens weer aan ons opdringt als bij geen ander product van goede aardewerkkunst. Immers, wanneer we genieten van het fijne blauw tegen wit en van het mooie OUD DELFTSCH AARDEWERK. 46 palet van het veelkleurige aardewerk, komt op eenmaal de gedachte bij ons op dat hier toch eigenlijk meestal slechts bedoeld Was iets anders, en wel porselein, na te maken. Maar zien wij nader toe. Daar waren onder de plateelschilders zoowel in de 17de als in de 18de eeuw, wien het er om te doen was Chineesch en later ook ander porselein zoo nauwkeurig mogelijk na te bootsen, hetgeen dan ook vaak wonder wel gelukte. Anderen, en ook dezelfden brachten afwisseling door hun keuze van kleuren, hun voorkeur voor een bepaald palet, dat soms fleurig en kras, dan weer zacht of fijn genuanceerd was. Sommigen door de omwerking der motieven. Weer anderen en ook weer dezelfden beschilderden voorwerpen zoowel als tegels met Hollandsche landschappen of andere voorstellingen, die zij meest alle nauwkeurig — en ook wel vrij — naar prenten met hun penseel uitvoerden. En hun keuze hing daarbij misschien vaak van het toeval af. Maar het feit, dat bijv. een Hollandsche prent of een Chineesch voorbeeld werd gekozen, het feit, dat het voorwerp met de Hollandsche prent op Chineesche wijze in blauw tegen wit werd uitgevoerd, was toch niet afhankelijk van het toeval. En zoodra er van een eigen palet sprake is, is de smaak van den plateelschilder reeds van beteekenis. Opmerking verdient daarbij dat van het Chineesche porselein zoowel dat uit eigen als dat uit vroeger tijd als voorbeeld moest dienst doen, en dat ook prenten van soms meer dan 100 jaar oud op het aardewerk Werden geschilderd. Van meer gewicht nog is de smaak van den plateelschilder, Wanneer hij zelf gaat ontwerpen, al zijn die eigen ontwerpen, hoe decoratief soms, vaak Wat grof. Belangrijk zijn dergelijke stukken, omdat de versiering origineel is. Maar — en dit is typeerend voor de Delftsche plateelbakkerskunst — de meest verzorgde stukken zijn met enkele uitzonderingen juist de omwerkingen van Chineesche bloemmotieven, bijv. de schotels en vazen met min of meer Chineesche bloemtakken. Het eigenaardige karakter van het oude Delftsch komt hierbij duidelijk uit. We zien de Delftsche plateelbakkers en schilders, steeds in bewondering voor dat fijne homogene doorschijnende Witte materiaal, dat geheimzinnige porselein, dat eerst uit verre landen kwam en later ook in Europa werd gefabriceerd. Namaken konden ze het niet, omdat hen immers de fijne kaolinaarde ontbrak, welke noodig was om het voorwerpiin den oven OUD DELFTSCH AARDEWERK. 47 Weerstand te geven om onder groote hitte zonder van vorm te veranderen te versmelten tot een homogeen wit porselein. Zij trachtten slechts het nabij te komen in een materiaal, dat bestond uit een roomkleurige brosse aarden kern, overtrokken met een dekkende laag van wit tinglazuur, dat zich in een wel heeten, maar lang niet zoo heeten oven als porselein behoefde, tot een glasachtige laag op den aarden vorm vastzette, maar er nooit mee versmolt, zoodat afschilferen altijd een kwaal van het Delftsch moest blijven. Met dit materiaal, dat intusschen op het oog vaak al verwonderlijk veel op porselein geleek, en dat de plateelbakkers dan ook porselein noemden, vervaardigden zij door de omwerking van de motieven, door hun smaak voor kleuren en nuances, maar vooral ook door de warmte van het materiaal, een product, dat het voorbeeld zoo niet in wezen dan toch door zijn artistieke waarde kon evenaren en door zijn Warmte van kleur en materie zelfs overtreffen- En dat is Wel het Wonder van den Delftschen plateelbakker! ■Thans zullen we ons het eerst met het Wit met blauwe aardewerk, het „blauwe" Delftsch bezighouden, dat ook inderdaad ouder is, of liever Waarvan de vroegste stukken ouder zijn dan het veelkleurige aardewerk, tenminste het veelkleurige dat men Delftsch noemt. Polychroom Oud-Noord-Nederlandsch' kan er in Delft ook wel gemaakt zijn, al Weten we dit ook niet zeker. Hoe bet zij, We vinden op een vrij vroeg tijdstip van de 17de eeuw veel Delftsch blauw en nog geen polychroom in den zin van Wat we onder Delftsch veelkleurig aardewerk verstaan. Of men in dien tijd uit China voornamelijk blauw porselein medebracht, het vermoeden ligt voor de hand. Overigens zal ook hier wel diezelfde strooming of mode van invloed geweest zijn, die men ook in de schilderkunst en bij het kostuum kan opmerken, waar een reactie op de kleurrijkheid van vóór 1620 naar een monochroom palet deed grijpen. Na het blauw laten we het veelkleurige aardewerk volgen, ingedeeld naar de techniek in drie groepen : ie. alle kleuren met en in het glazuur in het volle vuur gebakken ; dit zijn vooral blauw, roodbruin tot rood, geel, groen, paars en ook zwart. 2e. enkele in het volle vuur gebakken kleuren (meest blauw) voorts andere, die geen groote hitte konden verdragen en in een Nrs I7O—I74 OUD DELFTSCH AARDEWERK. 48 tweede, lichter vuur later zijn gebakken (gemoffeld); hieronder vooral krachtig rood, groen, goud en ook tusschentinten. 3e. louter op het glazuur in licht vuur opgebakken kleuren. Hier Werd tenslotte Wel voor het gemak alle versiering gemoffeld, maar de aanleiding tot deze wijze van Werken Was het zoeken naar fijne kleuren en nuances om Saksische en andere Europeesche, zoowel als Chineesche veelkleurige porseleinen na te maken. (Verg, voor deze indeeling de Inleiding). Blauw Delftsch. Oudste tegels en tegeltableaux. — Onder de tegels zal men wel het oudste, nog overgebleven, blauwe Delftsch moeten vinden, maar deze zijn al heel moeilijk te dateeren en geen merk wijst ons den weg. We kunnen echter wel aannemen dat men onder invloed van den invoer van blauw Chineesch porselein en ten gevolge van de algemeene neiging tot een monochroom palet begonnen is ook blauw op witte tegels te maken. Het ornament is hier meestal niet Chineesch. ij^Kénr IVH 7°» f «\ \7. IS. 19 2Q 8o 21 22. 25. 24 25. 26. §7 2& ' ' iTp -sf H v W 29. SO. 31. 38 f f ass s& se. 3/ 38. 39 /£1>,^ • OH TQKE 8i *ti. m. 42. hh. tT«r*f~ LVD F'lw IDY *** sa 50. 61. 62. 53 _ bh. 55. 66- A R$ A — LITTERATUUR. 82 Litteratuur. Oostersch Aardewerk. Lauro Baroni, I forni di ceramica scoperti durante gli scavi nell' antica citta di Fostat a Cairo Vecchio, Faënza II blz. 97. Burlington fine Arts Club, Exhibition of the faience of Persia and the nearer east. London 1908, inl. van C. H. Read. A. J. Butler, Egypt and the ceramic art of the nearer east, Burlington Magazine XII 48 en 107. — The origin of lustre ware t.a.p. XVI 18. O. von Falke, Majolika, Handbuch der Kön. Museën zu Berlin, 2. Auflage 1907. D. FougUET, Contribution a 1'étude de la céramique oriëntale, Le Caïre 1900. Roger Fry,.The Munich exhibition of Mohammedan Art. II, Burlington Magazine XVII 327. R. L. Hobson, Notes on an early „Persian" bowl and „rice-grain" wares, Burlington Magazine XI 83. D. K. Kelekian, The Kelekian-collection, Persian and analogous potteries 1885—1910. G. Lebnert e.a., Illustrierte Geschichte des Kunstgewerbes, Berlin. G. Marcais, Les poteries et fayences de la Qal'a des Beni Hammad, Xle siècle, Constantine 1913. F. R. Martin, The Persian lustre vase in the imperial hermitage at St. Petersburg and some fragments of lustre vases found near Cairo at Fostat, Stockholm 1899. Gaston Migeon, Manuel d'Art Musuiman II, Les Arts plastiques 'et industriels 1907. — Exposition des Arts Musulmans, Les Arts, April 1903, blz. 1. E. Neurdenburg, Aanwinsten Nederlandsch museum. Bulletin van den Ned. Oudheidk. Bond 1914 blz. 240. Chatfïeld Pier, Pottery of the hither Oriënt in the Metropolitan museum, Burlington Magazine XIV 120 en 387, XV 263, 388. A. Pit, Aanwinsten Nederlandsch Museum, Bulletin van den Ned. Oudheidk. Bond IV 209, V 178, 1909 blz. 39. — De Apothekerspot of albareUo, Het Huis Oud en Nieuw 1905 blz. 193. De Griffioen t.a.p. blz. 403. Middeneeuwsch aardewerk t.a.p. 1006 blz. 1, 65, 161 en 299. C. H. Read, zie Burlington fine Arts club. Ary Renan, L'Art Arabe dans le Maghreb, Kairouan, Gazette des Beaux arts 1891 I blz. 368 en II blz. 35. H. RivièRE et G. Migeon, La céramique dans 1'art musuiman. Paris 1913. litteratuur. $1 F. Sarre und F. R. Martin, Die Ausstellung von Meistern-erken Muhammedanischer Kunst in München 1910, Band II Die Keramik, München 1912. F. Sarre, Neuerwerbungen nrittelalterlicher Keramik in der Islami- schen Kunstabteilung, Amtliche Berichte aus den Kön. Kunst- sammlungen XXXIII 1. Frühislamische in grafiitotechnik dekorierte Keramik Persi- scherHerkunft, t.a.p. XXXV 45. Charles Vignier, The new excavations at Rhages, Burlington Magazine XXV 211. H. Wallis, the Godman collection, the i3th century lustred vases, London 1891. The Godman collection, the I3th century lustred walltiles, London 1894. — Typical examples of Persian and oriental Ceramic art, London 1893. — Persian Lustre vases. Leipzig 1899. — Byzantine Ceramic art, London 1907. Spaansch-Moorsch Aardewerk. O. von Falke, Majolika, Handbuch der Kön. Museën zu Berlin, 2. Auflage 1907. R. Forrer, Geschichte der Europ. FUesenkeramik vom Mittelalter bis zum Jahre 1000, Strassburg 1901. A. Pit, Aanwinsten Nederlandsch museum. Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond I 200, IV 43. A. van de Put, Hispano-moresque ware of the i5th century, 1904. — Hispano- moresque ware of the i5th century, supplementary studies, 1911. F. Sarre, Spanisch-Maurische Lüsterfayencen, Jahrbuch der Kön. Preuss. Kunstsammlungen XXIV 103. W. Valentiner, Die Spanisch-Maurischen Fayencen der Sammlung Beit in London, Sonderabdruck Zeitschrift für Bildende Kunst. Italiaansck Aardewerk, Federigo Argnani, Ceramiche e Maioliche Arcaiche Faentine, Faënza 1903. Gaetano Ballardini, Di un boccale arcaicp faentino (Note di critica ceramica) Forli 1910. — L'Arte ceramica e Faënza. Estratto d'all Almanacco Italiano 1910 Firenze. — Le ceramiche del campanile di S. Apollinare nuovo in Ravenna. litteratuur. 84 W. v. Bode, Altflorentinische Majoliken, Jahrbuch der Kön. Preuss Kunstsammlungen XIX 206. Die Anfange der Majolikakunst in Florenz unter dem Einfluss der Hispanomoresken Majoliken, Jahrbuch der Kön. Preuss. Kunstsammlungen XXIX 276. — Die Anfange der Majolikakunst in Toskana; Berlin 1911. Carle Delange et C. Borneman, Recueil de fayences italiennes des 15e, 16e et 17e siècles, Paris 1869. Collection Auguste Dutuit, i Majoliques Italiennes, Paris 1899. O. v. Falke, Eine Majolikamalerei des quattrocento, Jahrbuch der Kön. Preuss. Kunstsammlungen XV 40. — Majolika, Handbuch der Kön. Museen zu Berlin, 2. Auflage, 1907. — Die Majohkasammlung Alfred Pringsheim in München. Leiden 1914. R. Forrer, Geschichte der Europ. Fliesenkeramik vom Mittelalter bis zum Jahre 1900, Strassburg 1901. Richard Förster, Die Verleumdung des Apelles in der Renaissance (3de artikel) Preuss. Jahrbuch XV 28. Drury Fortnum, Majolika, Southkensington Art Handbook 1882. Gaetano Guasti, Di Cafaggiolo e altre fabbriche di ceramiche in Toscana, Firenze 1902. Ferrand Hudig, Nederlandsch museum voor Geschiedenis en Kunst, Aanwinsten, Bulletin van den Ned. Oudheidk. Bond 1919 blz. 27 e. v. Aless. Imbert, Ceramiche Orvietane dei secoli XIII e XIV, Roma 1909. G. Lehnert e. a. Illustrirte Geschichte des Kunstgewerbes, Berhn. A. Marquand, Robbia Heraldry, London 1919, blz. 114, nr. 137. G. Migeon, Michel's Histoire de 1'Art, Tome III libre IX, Les Arts mineurs en Europe a la fin du moyen age et au début de la renaissance, chap. XII La céramique Italienne (III 83). E. Molinier, La céramique Italienne au XVe siècle ; petite biblio- thèque d'art et d'archéologie; Paris 1888. A. Pit, Aanwinsten Nederlandsch Museum, Bulletin van den Ned. Oudheidk. Bond II 186, 235, III 262, IV 43, VI 122, VII 12. — De apothekerspot of albarello, Het Huis Oud en Nieuw 1905 blz. 193. De Griffioen t. a. p. blz. 403. Middeneeuwsch aarde werk t. a. p. 1906 blz. 1, 65, 299. Cipriano Piccolpasso, I tre Libri dell' Arte del Vasajo (in het Fransch vertaald in 1560, uitgegeven in 1861). Bernard Rackham, The sources of design in Italian maiolica, Burlington Magazine XXIII 193. — A new chapter in the history of Italian Majolica, t. a. p. XXVII 28 en 49. LITTERATUUR. 85 M. L. Solon, A history and descriptionof Italian maiolica, London 1907. O. Solon, The ceramic art of Orvieto during the i3th and iijth centuries Burlington Magazine XVI 10. Henry Wallis, The oriental influence on the ceramic art of the Italian renaissance, London 1900. The art of the precursors. A study of early Italian maiolica, London 1901. Italian ceramic art. The maioüca pavement tiles, London 1902. Henry Wallis, Oak leaf jars. A i5th century Italian ware «howmg Moresko influence, London 1903. — Italian ceramic art. The Albarello. A study in early renaissance maiolica, London 1904. — Italian ceramic art. Figure design and other forms of ornamentation in the i5th century Italian majolica, London 1905- — XVII plates by Nicola Fontana da Urbino at the Correr museum Venice, a study in early XVIth century maiolica. Oud Noord-Nederlandsch Aardewerk. K. Beets, Een schotel van Haarlemsch porselein? Oud-Holland XXXVI blz. 170. e. v. Joh. Boehlau, Eine Niederhessische Töpferei des I7en Jahrhunderts, Marburg, 1903. F. Deneken, Die Sammlung niederrheinischer Tonarbeiten, Handbuch des Kaiser Wilhelm-Museums in Crefeld 1914. A. Hoynck van Papendrecht, Oude Noord-Nederlandsche maiolika in het Museum van Oudheden te Rotterdam ; overdruk uit Eigen Haard van 5 Februari 1916 nr. 6. — De Rotterdamsche plateel- en tegelbakkers, Rotterdam 1920. Karel van Mander, Het schilderboeck, 1604. Het leven van Hendrick Cornelissen Vroom. E. Neurdenburg, Oud Noord-Nederlandsche Majolika, Bulletin van den Ned. Oudheidk. Bond 1913 blz. 228. N. Ottema, Bijdrage tot de kennis van het aardewerk in de Noordelijke Nederlanden in gebruik in het laatste kwart van de 16de eeuw, overdruk uit de Vrije Fries XXVI (1918); voorts Oude kunst III (1918) blz. 231 e. v. en 255 e. v. en Verslag Friesch genootschap 1918. A. Pit, Aanwinsten Ned. Museum, Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond IV 19, 43, 124. — Oude Noord-Nederlandsche majolika, Oud Holland XXVII blz. 133. — De apothekerspot of albarello, Het Huis Oud en Nieuw 1905 blz. 193. Middeneeuwsch aardewerk t. a. p. 1906, blz. 6. LITTERATUUR. 86 Dr. A. Willemse, Over Oud-Limburgsch e. a. aardewerk. Oude kunst 1917, 1918, 1919. C. H. Wylde, Old English drug and unguent pots found in excava- tions in London, Burlington magazine VII 76. Delftsch Aardewerk. C. Bluemlein, Delft und seine fayencen. H. P. Bremmer, Delftsch aardewerk in het Rijksmuseum te Amsterdam, 1907. — Delftsch aardewerk, Amsterdam, z. d. — Delftsch aardewerk. Een practisch aesthetische studie, Amsterdam, 1908. J. Brinckmann, Das Hamburgische Museum für Kunst und Gewerbe, Ein Führer durch die Sammlungen, Leipzig 1894. A. H. H. van der Burgh, Delftsche roode theepotten, Oud-Holland XIX 99. — AanteekeningeU betreffende de oudste Delftsche plateelbakkers, Oud-Holland XXI 22. The new Chaffers, Marks and Monograms on pottery and porcelain 1912. L. Schnorr von Carolsfeld, Porzellan der europaischen Fabriken des 18. Jahrhunderts, •Berlin 1912. R. F orrer, Geschichte der europaischen Fliesenkeramik vom Mittel- alter bis zum Jahre 1900. H. Gallois, Over Rotterdamsche tegels, Mededeelingen Dienst K. en W. 's Gravenhage I blz. 18. H. E. van Gelder, Een Haagsche Fabriek van „Delftsch Aardewerk", Brediusbundel, Amsterdam 1915, blz. 37. C. de Geus, Tegels en tegeltableaux, Oude kunst 1919 en 1920. H. Havard, Cataloque chronologique et raisonné des faiences de Delft composant la collection de Mr. John F. Loudon, La Haye 1877. — La céramique hollandaise, Histoire des fayences de Delft, . etc. Amsterdam 1909, 2 deelen. A. Hoynck van Papendrecht, De Rotterdamsche plateel- en tegelbakkers, Rotterdam 1920. PAULKNocHENHAUER.NiederlandischeFliesen-Ornamente, Berlin z.d. W. Pitcairn Knowles, Dutch pottery and porcelain, London (1904). E. Neurdenburg, De plateelbakkersfamilie Hoppesteyn, Bredius- bundel, Amsterdam 1915, blz. 191. — De Verzameling John. F. Loudon, Oude kunst 1916 blz. 339. 383. 411 en r9i7 blz. 1. De techniek van het Oud Delftsch aardewerk, t.a.p. 1917 blz. 111. Oud Delftsch aardewerk in het Nederlandsch museum te Amsterdam, t. a. p. 1917 blz. 149, 181 en 197. litteratuur. 87 E. Neurdenburg, De Verzameling John. F. Loudon, Onze Kunst 1916 blz. 72. M. van Notten, Aanwinsten Nederlandsch museum, Bulletin van den. Ned. Oudheidk. Bond 1908 blz. 204 en 1911 blz. 20. Fr. D. O. Obreen, Archief voor Nederlandsche Kunstgeschiedenis I, 1. Het Sint Lucas-Gild te Delft, I 128, Merken van Delftsche Plateelbakkers. VI 4, Necrologium van Delftsche Kunstenaars, opgemaakt uit de begrafenisboeken in het Archief van Delft, medegedeeld door Mr. J. Soutendam. VII 281, Inventaris van eene tegel- en plateelbakkerij in 1627, medegedeeld door den Heer P. Haverkorn van Rijsewijk. VII 337, Overeenkomst aangegaan tusschen de Delftsche plateelbakkers op 30 Jan. 1778. Medegedeeld door den Heer A. A. Vorsterman van Oyen. N. Ottema, Friesche Majolika, een vergeten hoofdstuk uit de geschiedenis van het Nederlandsch aardewerk, Vrije Fries XXVII (1920). Voorts Jaarverslag Friesch genootschap 1918. Gerrit Paape, De Plateelbakker of Delftsch aardewerkmaaker Dordrecht 1794. A. Pit, Aanwinsten Nederlandsch Museum, Bulletin Ned. Oudheidk. Bond I 3, II 68, 234, III 262, VI 12. '— De apothekerspot of albarello. Het Huis Oud en Nieuw 1905 blz. 193. Middeneeuwsch aardewerk t. a. p. 1906 blz. 161. B. Rackham, Early Dutch Maiolica and its English Kindred, Bur¬ lington magazine 1918 blz. 116. C. Reinhardt, Tschirnhaus oder Böttger? Görlitz 1912. O. Riesebieter, Frühes Delft, Der Cicerone IX (1917) blz. 341. W. F. K. Baron van Verscruer, Ary de Milde, Mr. Theepotbacker, Amsterdam 1916. F. E. Vliblander Hein, Over wit Delftsch aardewerk. Het Huis, Oud en Nieuw, XI (1913). W. Vogelsang, Versierde borden, Het Huis Oud en Nieuw 1905 blz. 65. INHOUD. Nrs. Blz. Inleiding VII 1 Aardewerk vl1 2 Het plateeibakken X 3 Aarde, glazuur en wijze van versieren XV I. Oostersch aardewerk 1 Mesopotamië en Perzië (Rhages), gde— 12de eeuw I— 4 3 Egypte iode—12de eeuw 5— 9 4 Mesopotamië en Syrië (Rakha) ,13de eeuw 10—14 5 Perzië (Rhages). 13de eeuw IS—20 6 Perzische wandtegels 21—25 7 Mesopotamië (Sultanabad), 14de eeuw .. 26—27 8 Egypte, 13de en 14de eeuw 28—39 9 Arabië, 14de en 15de eeuw 40—44 10 Byzantium, 14de eeuw 45 ïo Perzië, 16de eeuw 46—52 11 Damascus, 15de eeuw 53—54 11 Turkije 15de tot 18de eeuw, o.a. zgn. Rhodos 55—59» 12 Turksche tegels 60—64 13 II. Spaansch-Moorsch aardewerk *4 14de eeuw 65 15 Malaga, 14de eeuw 66—67 *5 Valencia, 15de eeuw 08 15 16de—18de eeuw 69—70 16 Tegels, 14de—16de eeuw 71—74 16 Niculoso, de Italiaan 75 x7 III. Italiaansch aardewerk • J8 Majolica, 14de eeuw 7"—77 I° Sgraffitotechniek, 15de en 16de eeuw 78—84 20 Majolica, 15de eeuw 85 21 Oostersche invloeden 86—87 21 Faënza, 15de eeuw 88—92 23 INHOUD. 89 Nrs. Blz. Atelier Lucca of Andrea della Robbia 93 24 Siena, 16de eeuw 94—95 24 Faënza, 16de eeuw 96—99 25 Urbino, 16de eeuw 101—109 25 Nicolo Pellipario 100 25 Faënza (stijl van Urbino), 16de eeuw .. 110 27 Savona, 17de eeuw III 27 Castelli, 18de eeuw 112—II2a 27 ' Lusteraardewerk, 'Deruta en Gubbio 27 Deruta, 16de eeuw 113—115 28 Gubbio, 16de eeuw 116—117 28 IV. Oud Noord-Nederlandsch aardewerk 3° Vloertegels, 14de en 15de eeuw 118—119 30 Aardewerk versierd met de ringeloor en met graveerwerk in slib 120—128a 30 Oude Noord-Nederlandsche majolica, 16de en 17de eeuw 129—I48f 31 Noord-Nederlandsche tegels 149—169 37 V. Oud Delftsch aardewerk 39 Blauw Delftsch 48 Oudste tegels en tegeltableaux 170—174 48 Aelbrecht de Keizer 175—192 48 Gedateerd aardewerk der 17de eeuw . 193—211 49 Adriaen Pijnacker 212 5° Frederik van Frijtom, plateelschilder .. 213—220 51 C. Boumeester, plateelschilder, e.a. .. 221—235 51 Muurtegels 236—237 51 Samuel van Eenhoorn en Rochus Hoppesteyn 238—250 5* Lambertus van Eenhoorn en Louwijs Fictoor e.a 251—262 53 18de eeuw 53 Gedateerd aardewerk d*r 18de eeuw ... 363—280 54 18de eeuwsche fabrieken 281—317 55 Paars Delftsch 318—318c 58 Veelkleurig Delftsch 58 In het glazuur in het groote vuur gebakken kleuren 59 Lambertus van Eenhoorn en Louwijs Fictoor 319—332 59 Fabriek de Roos 333—337 60 Gijsbert Verhaast, plateelschilder 338 61 Andere 17de eeuwsche fabrieken 339—345 61 Zwart fond 346—350 62 INHOUD. 90 Nrs. Blz. Gekleurd fond 3S1—357 62 Nabootsing van buitenlandsch aardewerk 358—30b 63 18de eeuw 361—475 63 Piet Vizeer 439 en 440 66 Tegeltableaux 476—477 68 Ten deele gemoffelde kleuren 68 Rochus Hoppesteyn 478—482 68 Adriaen Pijnacker en A.R 483—521 68 Alle kleuren in een tweede lichter vuur opbakken 522—580 72 Goudluster 581 75 Roode theepotten 582en583 76 Verval 584—586 76 Ander aardewerk 587—662 noot 77 Merken 78 Litteratuur 82 Afbeeldingen. Afb. I, nr. 2. Br. 1S.5 cM. Afb. II. nr. 1. Br. 14 cM. Afb. III, nr. 4. Br. 16 cM. Afb. IV, nr. 14. Br. 19 cM. Mb. V, nr. 10. Br. 17 cM. \fb. VI, nr. 27. H. 22 cM. Afb. VII, nr. 18. Br. 18.5 cM. Afb. VIII, nr. 19. Br. 19 cM. Afb. IX, nr. 26. Br. 33.5 cM. Afb. X, nr. Zt. Gr. br. 30.5 en 31 cM. p Afb. XI, nr. 42. Br. 20 cM. Afb. XII, nr. 49. Br. 25.5 -cM. Afb. XIII, nr. 46. Br. 18.5 cM. Afb. XIV, nr. 47. Br. 18 cM. Afb. XV, nr. 53. Br. 36.5 cM. Afb. XVI, nr. 57. Br. 29 cM. \fb. XVII, nr. 65. Br. 17.5 cM. \ib. XVIII, nr. 68. Br. 38 cM. Afb. XIX, nr. 75. H. 52, br. 39 cM. Afb. XX, nr. 77. H. 1S.5 cM. Afb. XXI, nr. 76. H. 23.5 cM. Afb. XXII, nr. 79, Br. 12.5 cM. Afb. XXIII, nr. 86. H. 19 cM. Afb. XXIV, nr. 87. H. 16 cM. Afb. XXV, nr. 85. Br. 50.5 cM. Afb. XXVI, nr. 88. H. 29.5 cM. Afb. XXVII, nr. 92. II. 21 cM. Afb. XXVIII, nr. 89. Br. 34.5 cM. \fb. XXIX, nr. 94. H. 31 cM. Afb. XXX, nr. 90. Gr. br. 37 cM. Afb. XXXI, nr. 93. H. 128, br. 78 cM. Afb. XXXII, nr. 100. Br. 53 cM. Afb. XXXIII, nr. 95. Br. 23.5 cM. Afb. XXXIV, nr. 117. Br. 21 cM, Afb. XXXV, nr. 113. Br. 40 cM. Afb. XXXVI, nr. 114. H. 30 cM, Afb. XXXVII, nr. 129. H. 5, 7.5 en 8.5 cM. Afb. XXXVIII, nr. 135. II. 13 cM. \fb. XXXIX, nr. 144. Br. 31.5 cM. ifb. XI., nr. 130. Br. 33 cM. Afb. XLI, nr. 146. Br. 26 cM. Afb. XLTI, nr. 149. H. 40 cM. Afb. XLIII, nrs. 154, 153, 156. Tegeltableau in blauw (van 1737), voorstellende een' tegel- en plateelbakkerij in Bolsw:ml. In het midden de oven, rechts molens voor het malen der verschillende ingrediënten. Op de eerste verdieping links en rechts draaiers aan hun draaibank. Boven worden tegels gemaakt. Op de droogrekken staat aardewerk. Voorts bij den oven stapels tegels. Zie de Inleiding. (Aan de rechterzijde van het tableau zijn eenige tegels verkeerd geplaatst). Afb. XLTV. Afb. XLV, nr. 170. H. 91, br. 65 cM. Afb. XLVI, nr. 175. H. 31.5 cM. Afb. XLVII, nr. 186. H. 23.5 cM. Afb. XLVIII, nr. 210 L. H. 15, br. 21.5 cM. Afb. XLIX, nr. 184. Br. 26 cM. Afb. L, nr. 195 L. H. 26 cM. Afb. LI, nr. 200. H. 18.5 cM. Afb. Lil, nr. 2.13. H. 62, br. 103 cM. Afb. LUI, nr. 241. H. 20.5 cM. Afb. LIV, nr. 243. H. 20.5 cM. Afb. LAT, nr. 270 L. Br. 40.5 cM. Afb. LV, nr. 239. H 23.5 cM. Afb. LVIII, nr. 317. H. 30.5 cM. Afb. LVÏI, nr. 275. H. 29 cM. Afb. LIX, nr. 298 L. H. 54.5 cM. Afb. LX, nr. 299 L. H. 63 cM. Afb. LXI, nr. 305 L. II. 29 cM. Afb. LXII, nr. 325 L. H. 12 cM. Afb. LXIH, nr. 346 L. TI. 13 cM. Afb. LXIV, nr. 326. H. 58.5, 58 en 78 cM. Afb. LXV, nr. 328 L, H. 37.5 cM, Afb. LXVf, nr. 327 L. H. 25.5 cM. Afb. LXVII, nr. 335. H. 22.5 cM. Afb. LXVIII, nr. 336. Br. 38.5 cM. Afb. LXIX, nr. 333. H. 41 cM. Afb. LXX, nr. 341. H. 25 cM. Afb. LXXI, nr. 338 L. H. 22, br. 26.5 cM. Afb. LXXII, nr. 339. H. 33, br. 25 cM. Afb. LXXIII, nr. 350. Gr. br. 14.5 cM. Afb. LXXIV, nr. 354 L. H. 25.5 cM. iib. LXXV, nr. 454. ,H. 17 cM. Afb. LXXVI, nr. 462. H. 15 cM. Ub LHE - LS2 E 22 "* Afb. LXXVIII, nr. 384 L. Br. 34.5 cM. Afb. LXXIX, nr. 388 L. Br. 34-5 cM. ifb. LXXX, nr. 397. Br. 35 cM. Afb. LXXXI, nr. 418 L. Br. 31 cM. Afb. LXXXWJ, nr. 440 L. H. 13.5 cM. Afb. LXXXII, nr. 427 L. H. 22 cM. Afb. LXXXIV. nr. 387. Br. 26 cM. Afb LXXXV, nr. 429. H. 27 cM. Afb. LXXXVI, nr. 444. H. 16 cM. Afb. LXXXVI I, nr. 443 L. H. 22 cM. Afb. I.XXXVIII, nr. 446 I.. H. 30 cM. Afb. LXXXIX, nr. 478. H. 20.5 cM. Afb. XC, nr. 481a. II. 26.1 cM, Afb. XCI. nr. 479 L. H. 25 cM. Afb. XCII, nr. 481. H. 26.5 cM. Afb. XCIII,' nr. 485 L. Kom br. 40.5; kan h. 26.5 cM. Afb. XCIV, nr. 511 L. H. 15 cM. Afb. XCV, nr. 495 L. H. 17 cM, Afb. XCVI, nr. 501 L. Br. 40 cM. Afb. XCVII, nr. 502 L. Br. 39 cM. Afb. XCVIII, nr. 517 L. H. 24 en 20.5 cM. Afb. XCIX, nr. 522 L. Br. 30 cM. Afb. C, nr. 526 L. Br. 35 cM. Afb. Cl, nr. 523 L. H. 26, br. 41 cM. \fb. CII, nr. 530 L. H. 24, br. 18.5 cM. Afb. CIII, nr. 527 L- H- 20 cM' Afb. CIV, nr. 543 J- Fontèm h. 43.5, bak br. 39.5 cM. Afb. CV, nr. 544 L. H. 29.5. br. 44 cM. Afb. CVI, nr. 5S2. H. 11.5 cM.