498 De Nederlandsche Gemeente -Telefonisten c 86 De Nederlandsche Gemeente -Telefonisten door ANNA POLAK Directrice van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid No 25 der goedkoops uitgaven, bewerkt aan het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid, Van Speykstraat 30, 's-Gravenhage 1916 INLEIDING Het is nu 12 jaar geleden, dat Suze Groshans in hare hoedanigheid van Commissaresse van het „Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid" een opstel schreef in ^Vragen van den Dag" — later overgedrukt als goedkoope Bureau-uitgave no. 8 — over Vrouwenarbeid in den Gemeentelijken Telefoondienst. In verschillende gemeenten had er destijds reorganisatie plaats gegrepen in dien tak van dienst, terwijl te 's-Gravenhage en Enschedé de exploitatie der particuliere (Bell) Maatschappij door de gemeente was overgenomen. Dat oogenblik, waarop er in het arbeidsleven der telefonisten een Iwteinigje meer eenheid en vastheid was gekomen dan er voorheen in had geheerscht, leek de nauwlettende waarneemster terecht het juiste tot het doen eener moment-opname. Ook thans is het zulk een oogenblik van meerdere concentratie in het telefoon-bedrijfi immers met 1 Januari 1916 is de naasting der Bell-Maatschappij door het rijk een feit geworden. De bediensters der telefoon als openbaar verkeersmiddel zullen dus in 't vervolg óf rijks- öf gemeente-ambtenaren zijn. Het dunkt ons daarom thans het tijdstip voor een nieuwe fixeering, welke zich — aangezien de telefoniïteft in rijksdienst een categorie vormen van de ambtenaren bij posterijen en telegrafie, wier beeld wij eenmaal op ééne photografiéche plaat hopen samen te brengen — wederom tot de gemeente-te\z{oms\&\ beperkt. Zoowel op zichzelf, als ter vergelijking met den toestand van 12 jaar geleden, komt kennisneming van de voorwaarden waaronder dit werk wordt verricht ons belangwekkend voor. Hoe duidelijker wij ons toch het leven voorstellen 4 van hen, die door hun arbeid de samengestelde moderne gemeenschap in stand houden, hoe dieper wij dóórdringen in de werkelijkheid, die, nuchter als ze den ziende blinde moge toeschijnen, boeiender is dan de meesleependste roman, des te vruchtbaarder zullen onze pogingen zijn om zoowel arbeidsprestatie als arbeidsvoorwaarden te verbeteren. Gemeentelijke exploitatie der telefoon bestaat thans ten onzent in 16 plaatsen: Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Edam, Enschedé, 's-Gravenhage, Helmond, Katwijk, Maastricht, Meppel, Purmerend, Rotterdam, Sliedrecht, Venlo, Wageningen. In 1904 waren het er 13. Te Eindhoven en Rhenen (met resp. 3 en 1 telefoniste) schijnt de gemeentetelefoondienst te zijn opgeheven; te Assen, Edam, Katwijk, Purmerend en Sliedrecht werd hij daarentegen sinds 1904 ingevoerd. In die 13 gemeenten waren destijds 261 vrouwen werkzaam als telefonisten; leerlingen, aspiranten, ook hulptelefonisten medegerekend; n.1. 114 te Amsterdam, 71 te Rotterdam, 31 te 's-Gravenhage, 21 te Arnhem, 6 te Maastricht, 4 te Wageningen, 3 te Eindhoven, te Enschedé en te Meppel, 2 te Venlo en te Helmond, 1 te Rhenen; Apeldoorn berichtte, geen vrouwen in dienst te hebben. Het aantal (vrouwelijke) telefonisten bedraagt thans te Amsterdam 187, en 19 aspirant-telefonisten; Apeldoorn 6; Arnhem 22; Edam 2, en 1 assistente; 's-Gravenhage 70, en 54 reserve-telefonisten; Helmond 2; Maastricht 8, en 1 reserve-telefoniste; Purmerend 2, en 2 reserve-telefonisten; Rotterdam 122; Sliedrecht 2, en 2 reserve-telefonisten; Venlo 10; Wageningen 5, en 3 hulptelefonisten; dat zijn dus 438 telefonisten, en 82 reserve-telefonisten, hulp-telefonisten of assistenten. Verder zijn er te Amsterdam 19, Arnhem 5, 's-Gravenhage 1, Helmond 1, Rotterdam 12, dat is te zamen 38 leerlingen. s Omtrent Assen, Enschedé, Katwijk en Meppel zijn ons geen cijfers bekend. Ten einde over het arbeidsleven dier 500 a 600 vrouwelijke ambtenaren inlichtingen in te winnen, zonden wij een vragenlijst (achter in dit boekje opgenomen als bijlage I) aan de directiën der genoemde 16 gemeentelijke telefoondiensten. Van 8 directeuren: te Amsterdam, Apeldoorn, 's-Gravenhage, Helmond, Maastricht, Rotterdam, Venlo, Wageningen, mochten wij antwoord ontvangen. Uit Arnhem werden ons de gegevens door den Secretaris der gemeente namens B. en W., uit Sliedrecht door den Burgemeester verschaft: uit Purmerend ontvingen wij ze, gedeeltelijk althans, van andere zijde, terwijl de directeur te Enschedé berichtte, de lijst eerst over eenige maanden te kunnen invullen. Intusschen hebben wij ook daarvan andere zijde de gewenschte inlichtingen gedeeltelijk ontvangen. Uit Assen, Edam, Katwijk en Meppel — kleine gemeenten met vermoedelijk slechts een luttel aantal telefonisten — hoorden wij tot ons leedwezen niets. Ons beginsel om bij een enquête steeds beide „partijen" te vragen getrouw, zonden wij ook aan de telefonisten, tenminste voor zoover wij de adressen dier ambtenaren konden te weten komen (en dat was, behalve te Amsterdam en te 's-Gravenhage, in 6 kleinere gemeenten het geval) een vragenlijstje, dat als bijlage II achter in deze brochure werd opgenomen. Waar de gegevens omtrent arbeidsduur, arbeidstijden en bezoldiging veelal in verordeningen zijn vastgelegd, zoodat de berichten dienaangaande van persoonlijke opvattingen onafhankelijk zijn, bepaalden wij ons ditmaal wat de werkneemsters betreft tot de vraag naar eventueele klachten over de tegenwoordige en wenschen ten opzichte van de toekomstige arbeidsvoorwaarden. Wij zijn voor de mededeeling, zoowel van de 6 feiten als van de desiderata, ten zeerste erkentelijk, en hopen dat de samenvatting van één en ander moge leiden tot verheldering van ons inzicht eenerzijds in het arbeidsleven van deze groep werkende vrouwen, zooals het thans wordt geleefd, anderzijds in de wijze waarop het innerlijk en uiterlijk tot hooger peil kan worden opgevoerd: In 't voorleden ligt het heden, In het nü, wat worden zal.... HOOFDSTUK I. Vóór de benoeming tot Telefoniste. Leeftijdsgrenzen. — Bekwaamheidseischen. — Wijze van solliciteeren. — Geneeskundige keuring. Leertijd. — Bezoldiging. Omtrent den leeftijd, waarop een meisje in den gemeentelijke telefoondienst kan worden opgenomen, zijn te Maastricht, Sliedrecht en Wageningen geen régelen vastgestekjL v. Ook te Rotterdam bestaan geen vaste leeftijdsgrenzen, ofschoon meestal de leerlingen tusschen 17 en 20 jaar, een enkele maal 22 jaar oud zijn. Arnhem en Helmond vermelden alleen den minimumleeftijd: resp. 16 en 18 jaar; Venlo alleen den maximum-leeftijd: 30 jaar. Te 's-Gravenhage zijn de leeftijdsgrenzen 17 en 22, te Amsterdam en Apeldoorn: 18 en 30 jaar. Omtrent de bekwaamheid die van de candidaten wordt geëischt, wordt ons het volgende medegedeeld: te Maastricht en Sliedrecht zijn geen regelen vastgesteld; te Venlo wordt alleen gelet op „geschiktheid"; te 's-Gravenhage moet „lager onderwijs met vrucht genoten" zijn; te Amsterdam en Apeldoorn wordt bovendien gelet op „onbesproken zedelijk gedrag" en „voldoenden •waarborg voor geschiktheid"; te Amsterdam moet „een bewijsvaneen bevoegd onderwijzer worden overgelegd"; te Rotterdam wordt liefst „meer dan gewoon lager onderwijs" gevraagd, en gelet op eenige „algemeene ontwikkeling" evenals op „beschaving van sollicitanten en hare omgeving": : 8 te Helmond moet de candidate „voldoende algemeene ontwikkeling" bezitten, hetgeen blijken moet, weliswaar niet uit een examen, maar toch uit een „onderj zoek bij ingekomen sollicitaties"; te Arnhem w ordt een „toelatings examen' afgenomen door den Directeur. Het examen-programma bevat het maken van een opstel zonder grove taal- of stelfouten; eenvoudige rekensommen; aardrijkskunde van Nederland in 't b^zonder en Europa in 't algemeen, vooral wat de steden betreft; eenige bekendheid met Fransen en Duitsch. Het examen is niet vergelijkend; te Wageningen wordt een „vergelijkend examen' afgenomen door den door B. en W. aan te wijzen Hoofdonderwijzer. Wat de wijze van solliciteereti betreft, deze is in de verschillende gemeenten zeer verschillend. Te Amsterdam, waar voortdurend vacatures ontstaan, kan een ieder per brief solliciteeren, terwijl bovendien den len Woensdag van elke maand gelegenheid bestaat, de sollicitatie persoonlijk toe te lichten. De Directeur benoemt de leerlingen; te Apeldoorn wordt een lijst van sollicitanten gehouden. De benoeming geschiedt door B. en W. op voordracht van den Gemeente-architect; te Arnhem kan ieder zich te allen tijde opgeven voor plaatsing als telefoniste; telkens als een leerling moet worden aangesteld wordt ééne der personen, die zich hebben opgegeven, opgeroepen; naar de persoon wordt geïnformeerd; te 's-Bravenhago moeten de candidaten zich bij de Arbeidsbeurs laten inschrijven; te Helmond wordt een vacature per advertentie in de plaatselijke bladen bekend gemaakt; een ieder kan dan solliciteeren; te Maastricht wordt eveneens bij een vacature een openbare oproeping gedaan, en uit de sollicitanten gekozen: te Rotterdam ontvangt de Directeur iederen Woens- 9 dagmorgen tusschen 10 en 11 uur persoonlijk de sollicitanten, welke alsdan worden ingeschreven; te Sliedrecht wordt het bestaan van vacatures in de plaatselijke nieuwsbladen bekend gemaakt; te Venlo bestaat geen vaste regeling tot bekendmaking van vacatures; een ieder kau solliciteeren: te Wageningen wordt, indien een vacature ontstaat of uitbreiding van personeel noodig is, een oproeping tot het bovenvermelde toelatings-examen in de courant geplaatst. Deze wijze van handelen is evenwel niet officieel voorgeschreven. Te Amsterdam, Arnhem, 's-Gravenhage, Helmond, Maastricht, Rotterdam en Wageningen moeten de candidaten zich aan een geneeskundige keuring onderwerpen. Te Apeldoorn, Sliedrecht en Venlo heeft geen keuring plaats. Wij veronderstellen, dat er bij de keuring, behalve aan den algemeenen gezondheidstoestand, in 't bijzonder aan spraakorganen en zenuwgestel aandacht zal worden geschonken. De duur van den leertijd of liever van den tijd gedurende welken men leerling blijft, verschilt plaatselijk. Te Amsterdam moet, behoudens uitzonderingen, ieder eerst leerlinge, daarna aspirante zijn, alvorens tot telefoniste te kunnen worden benoemd. Na 180 dagen als „leerlinge" te hebben gewerkt, wordt de candidate bij gebleken geschiktheid door den Directeur tot „aspirante" bevorderd, anders ontslagen. Na 360 dagen als „aspirante" te hebben gewerkt, volgt bij gebleken geschiktheid voordracht door den Directeur voor benoeming tot telefoniste. Die benoeming geschiedt door B. en W. De nietgeschikt-geblekenen worden door den Directeur ontslagen ; te Apeldoorn blijft men 1 jaar leerlinge; dan volgt vaste benoeming; te Arnhem blijft men leerlinge tot er een vacature 10 ontstaat of uitbreiding van personeel noodig wordt; de leerlinge wordt eerst tijdelijk, in den regel na x/a jaar vast aangesteld; te 's-Gravenhage blijft men slechts 2 a 3 weken leerlinge. De benoeming tot telefoniste is een vaste benoeming; die tot „reserve^telefoniste" niet. Voorloopig worden alleen ,,reserve^elefonistetr*-benoemd, met het oog op verandering: half-automatiseering, van het bedrijf; te Helmond is omtrent den leerlingtijd niets geregeld; te Maastricht blijft men leerlinge tot de noodige vaardigheid verkregen is. Men wordt 1 jaar tijdelijk, daarna vast benoemd; te Rotterdam blijft men 6 maanden leerlinge, terwijl de eigenlijke opleiding in den dienst, tot er zelfstandig gewerkt kan worden, 4 weken duurt. De aanstelling tot telefoniste is een vaste benoeming; te Sliedrecht werd omtrent den duur van den leerlingtijd niets gemeld. De aanstellingen tot telefoniste en reserve-telefoniste1' zijn vaste benoemingen; te Venlo blijft men leerlinge tot er een vacature ontstaat; ook te Wageningen worden de telefonisten gerecruteerd uit de hulp-telefonisten, zoodat opklimming alleen plaats heeft bij voorkomende vacature. Als het wenschelijk wordt geacht, kan vóór de definitieve een tijdelijke benoeming plaats vinden. De bezoldiging bedraagt te: Amsterdam voor leerlingen f 4, voor aspiranten f6 per week; Arnhem f180 tot f280 per jaar (4 halfj.verh. van f25); 's-Gravenhage fl per dag; Helmond f350 tot f500 per jaar (4 2jaarl. verh. van f 37.50); Rotterdam f26 per maand. Omtrent de andere gemeenten werd de bezoldiging der leerlingen niet afzonderlijk bericht, ft HOOFDSTUK II. Da Gemeente-Telefoniste. Arbeidsduur. — Zondagsarbeid. — Nachtarbeid. — Vacantie. — Salarieering. — Pensioenregeling. De duur van den dagdienst bedraagt te: Amsterdam 7 uur, verdeeld in 3 en 4 uur, met een tusschenpoos van 3 uur; Apeldoorn gemiddeld 7 uur, verdeeld in 2 perioden; Arnhem 7 uur, n.1. 's morgens 3 a 3%, 's middags 3^ a 4 uur; Enschedé 7 uur, verdeeld in 3 en 4 uur; 's-Bravenhage 6 (te Seheveningen), 6J/2 en 7 uur, in 2 perioden gedeeld; Helmond om beurten 4 uur, n.1. 9—1; 5 uur, n.1. 4-9; 6V, uur, n.1. 7—107, en 1—4 uur; Maastricht 7 a 8 uur, tusschen 7 uur 's morgens en 10 uur 's avonds, nooit langer dan 4 uur aaneen ; Purmerend 57, uur (de 2etelefoniste) n.1. 12—2 en 5y2—9 uur, of 8—91/, en 1%—5% uur) en uur (de le telefoniste) n.1. 8—12 en 2— 5 72 of 97,—17, en 57ï—9 uur; Rotterdam ongeveer 7 uur, n.1. 2 maal 3 7» uur, met ten minste 2 uur rust er tusschen; Sliedrecht 7 7, uur, n.1. 7 — 107, en 27,-67. of 10»/4—2V, en 67,-10 uur; Venlo gemiddeld 6 uur, in 2 perioden verdeeld; Wageningen, volgens de Directie gemiddeld 67, a 7 uur, terwijl van andere zijde bericht wordt, dat er 7 of 8 uur dienst wordt gedaan, n.1. 7—2 of 2—10 uur. De kortste arbeidsduur heerscht dus in Helmond: gemiddeld ruim S uur per dag; daarna volgen Venlo met gemiddeld 6, 's-Gravenhage en Purmerend met 12 gemiddeld ó'/i uur; terwijl te Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Enschedé en Rotterdam de arbeidsduur ongeveer 7, te Sliedrecht 7%, te Maastricht 7 a8 uur bedraagt en te Wageningen de opgaven verschillen, zoodat er öf 6 '/2 a 7, öf 7 a -8 uur per dag gewerkt wordt. Te 's-Gravenhage (misschien ook elders) wordt in den ochtenddienst een oogenblik pauze gemaakt, doordat aan de telefonisten, in groepjes van 4 tegelijk, in een ander vertrek een kopje koffie wordt verstrekt. De Zondagsdienst is geregeld als volgt: te Amsterdam zijn vaste ploegen voor 4 Zondagen, zóó dat 3 Zondagen vrij zijn en 1 Zondag 7 uur dienst wordt gedaan, n.1. 4 en 3 of 3 en 4 uur resp. 's morgens en 's middags. Degenen, die nog niet vast zijn ingedeeld, hebben van 3 Zondagen 2 vrij en 1 dienst; te Apeldoorn wordt de Zondagsdienst verrichtdoor den (mannelijken) chef en 2 van de 6 telefonisten, waarvan de ééne 5, de andere 8 uur dienst heeft, verdeeld in 2 perioden. De telefonisten hebben dus om de 3 Zondagen dienst; te Arnhem duurt de Zondagsdienst 5 uur, n.1. voor :de eerste ploeg 8—10 en 12—3 uur, voor de tweede ploeg 10—12 en 3—6 uur. Na 6 uur wordt de telefoon door mannelijk personeel bediend. Vrije Zondagen schijnen dus niet voor te komen; te Enschedé hebben de telefonisten om den anderen Zondag dienst, 7 uur, in 3 en 4 uur verdeeld, als op werkdagen; te 's-Gravenhage gaat de dienst des Zondags gewoon door met een beperkt aantal telefonisten; de telefonisten met Zondagsdienst hebben een werkdag vrij; te Helmond hebben de telefonisten van de 3 Zondagen 1 vrij, de andere Zondagen öf 8—2 of 2—8 uur dienst (dus 6 uur); te Maastricht wordt om den anderen Zondag vrij gegeven; degenen die Zondags werken hebben in de week een vrijen dag; 13 te Purmerend hebben de telefonisten om de 14 dagen Zondags 2 uur dienst; r- te Rotterdam is er voor ieder eens in de 4 weken Zondagsdienst; te Sliedrecht heeft iedere telefoniste eiken Zondag 1 uur dienst, van 8—9 's morgens of van 1—2 uur 's middags; te Venlo is eens in de 6 weken Zondagsdienst; te Wageningen is volgens de Directie om de 2 of 3 Zondagen, volgens opgave van andere zijde om de 2 Zondagen, 1 Zondag vrij. De toestand is dus voor de werkneemsters het gunstigst te Venlo met 5 Zondagen van de 6 vrij; dan volgen Amsterdam en Rotterdam met 3 van de 4 Zondagen vrij; Apeldoorn met 2 van de 3 vrij; Enschedé, Maastricht en Purmerend met 1 van de 2 vnj, waarbij Maastricht nog de gunstige bepaling heeft van den vrijen werkdag na Zondagsdienst, waar weer tegenover staat, dat de arbeidsduur aldaar 7 a 8 uur bedraagt tegen slechts 2 uur op den niet-vrijen Zondag te Purmerend; Wageningen volgt met 1 van de 2 of 3, Helmond met 1 van de 3 vrij, terwijl Arnhem, Sliedrecht en 's-Gravenhage geen Zondagsrust kennen, maar 's-Gravenhage wèl het instituut van den vrijen werkdag. Misschien bestaat deze ook te Arnhem, hoewel het niet gemeld wordt. Nachtdienst wordt vermoedelijk alleen te Amsterdam, Enschedé, 's-Gravenhage en Rotterdam regelmatig door de gewone telefonisten verricht; te Purmerend eerst sinds kort en alleen in „abnormale" tijden, terwijl te Wageningen alleen het hulpbureau des nachts door telefonisten wordt bediend, het hoofdbureau door den rijksveldwachter. Te Apeldoorn neemt de mannelijke chef-telefonist den nachtdienst waar; te Arnhem 2 mannelijke telefonisten; te Helmond is een mannelijke nacht-telefonist; te Maastricht geschiedt de nachtdienst door de monteurs, 14 terwijl te Venlo twee aparte nacht-telefonisten, ieder S uur per nacht, den dienst verrichten — naar wij veronderstellen mannen, 'j; Te Sliedrecht komt in gewone tijden geen nachtdienst voor. De nachtdienst keert te Amsterdam eens in de 13 dagen terug; te 's-Brsvenhage eens in de 15 (op de Scheveningsche centrale eens in de 13 dagen); te Rotterdam eens in de 16 dagen. Te Enschedé wordt om de 6 weken 8 nachten achter elkaar nachtdienst verricht, hetgeen met 50 ets. per nacht extra bezoldigd wordt. De nachtdienst loopt te Amsterdam en te Enschedé van 10—8; te'a-Bravenhage van 10—7, (Scheveningen van 10—8); Rotterdam van 10—7 uur. De nachtdienst wordt in Oen Haag voorafgegaan door een dagdienst van 3 a 3'/2 uur. In de 3 groote gemeentëBtis de dag na den nachtdienst geheel vrij. Te Amsterdam wordt nachtdienst slechts waargenomen door ongeveer de helft der telefonisten: degenen die het langst in dienst zijn. Te Rotterdam mogen in 't holst van den nacht eenige telefonisten op ruststoelen in de seinzaal rusten. Te 's-Gravenhage zijn ih een afzonderlijk vertrek ruststoelen voor 2 der 4 nacht-telefonisten, die alleen gewekt worden bij bijzondere drukte. De duur van den nachtdienst in „abnormale" tijden te Purmerend werd niet duidelijk opgegeven. Ook het bericht omtrent den nachtdienst aan het hulpbureau te Wageningen: ééns in de 3 weken, terwijl er slechts 5 telefonisten en 3 hulptelefonisten zijn, komt ons onbegrijpelijk voor. De duur der vacantie bedraagt te Apeldoorn 7; Maastricht 10 (of eigenlijk 9 dagen en 1 Zon- of feestdag); Amsterdam, Arnhem, Enschedé, 's-Gravenhage, Helmond, Purmerend, Rotterdam, Sliedrecht, Wageningen 14 dagen; terwijl te Venlo geen vaste vacantie bestaat 15 Te Arnhem en Sliedrecht kan de vacantie ineens genomen worden of in 2 deelen; te Amsterdam bestaat zij uit tweemaal een week; te 's-6ravenhage worden 10 dagen achter elkaar gegeven; te Helmond kan ze ten hoogste in vieren worden gedeeld; te Maastricht mag ze ineens of in deelen worden genomen; te Rotterdam is 1 week zomer- en 1 week winter vacantie. Het tijdstip der vacantie wordt bij onderling overleg geregeld. Te Arnhem wordt bij het begin van het jaar een lijst opgemaakt, terwijl, te beginnen bij de oudste in dienstjaren, ieder hare verlofdagen kan uitzoeken. Te 's-Gravenhage wordt hst volgnummer der keuze bij loting bepaald, terwijl ruiling kan worden toegestaan. Te Rotterdam wordt een voorioopig vacantie-rooster opgesteld naar anciënniteit; ruilen, mits op schriftelijk verzoek, wordt steeds toegestaan. Het salaris bedraagt per jaar te Amsterdam f416 tot f 728 (n.1. f 8 tot f 14 per week; bij voldoende ijver en geschiktheid 2-jaarlijksche verhoogingen van f 1.50 per week); Apeldoorn f 350 tot f 400 voor assistenten, f 450 tot f 500 voor telefonisten; Arnhem f 400 tot f 650 (3 3-jaarlijksche verhoogingen, 1 van f 100, 2 van f 75); Enschedé f 500 maximum (salarisverhooging is in behandeling); 's-8ravenhage f 500 tot f 750 voor telefonisten 2e klasse, f 800 tot f 900 voor telefonisten le klasse; Helmond f400 tot f550 (4 2-jaarlijksche verhoogingen van f 37.50); Maastricht f 500 tot f 650 (6 verhoogingen van f 25, na 2, 4, 7, 10, 14, 18 jaar dienat); Purmerend f250 tot f350 voor de 2e, f 400 tot f 550 voor de le telefoniste; 16 Rotterdam f 400: tot f 650 (5 2-jaarlijksche verhoogingen van f 50); Sliedrecht f 350; batJliio f 350 tot f 600; Wageningen f 182 tot f 390 (n.1. per week le halfjaar f 3, 2e halfjaar f 4, daarna f 6 tot f 7.50; bij gebleken geschiktheid 3 2-jaarlijksche verhoogingen van f 0.50 per week). Het kleinste minimum komt dus voor te Wageningen met f 182: daarop volgt Purmerend met f 280 voor de 2e telefoniste; Apeldoorn, Sliedrecht en Venlo met f 350 ; Arnhem, Helmond en Rotterdam met f 400; Amsterdam met f416; 's-Gravenhage en Maastricht met f 500. Het minimum te Enschedé is ons niet bekend. Het hoogste maximum heeft 's-flravenhege met f 750 voor telefonisten 2e klasse (tot telefoniste le klasse werd tot dusver niemand bevorderd; deze titel zoowel als dit salaris: f 800 tot f 900 is slechts bedoeld voor een enkele zeer bijzondere kracht, door den Directeur aan te wijzen; dan volgt Amsterdam met f 7 28 ; daarna Arnhem, Maastricht en Rotterdam met f 650 ; Venlo met f 600 ; Helmond en Purmerend met f 550 ; Enschedé met f500; Apeldoorn met f400; Wageningen met f 390 ; Sliedrecht met f 350. Het maximum kan wörden behaald te Wegeningen na 7, te Amsterdam en Helmond na 8, te Arnhem na 9, te Rotterdam na 10, te Maastricht na 18 jaar. In de andere gemeenten is ons de snelheid der opklimming niet bekend. Te Sliedrecht schijnt geeri opklimming in salaris plaats te hebben. Doorbetaling bij ziekte geschiedt te Apeldoorn, Arnhem, Rotterdam, Sliedrecht en Wegeningen voor onbepaalden tijd. Te Rotterdam is de langste termijn tot dusver 18 maanden geweest. Te Amsterdam wordt voor leerlingen tot 4, voor aspiranten tot 13, voor telefonisten tot 39 weken 17 het volle salaris uitbetaald. De termijn kan verlengd worden. Te 's-Gravenhage wordt gedurende 6 maanden het volle salaris betaald, terwijl ook dadr de termijn voor verlenging vatbaar is. Te Maastricht wordt 6 maanden het volle salaris uitgekeerd, daarna 3/i. Te Helmond en Venlo 6 maanden het volle, 6 maanden het halve salaris. Bij ziekte van langeren duur wordt te Veqlo ieder geval afzonderlijk geregeld. Omtrent al of niet doorbetaling te Enschedé is ons niets bekend. Behalve te 's-Gravenhage worden de gemeente-telefonisten gepensionneerd volgens de „Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren" (in werking getreden 1 October 1913) en ontvangen dus op 65 jarigen leeftijd of na 10 jaren dienst, wanneer zij door ziekte of gebreken ongeschikt zijn geworden, haar taak te vervullen, een pensioen, dat %L0 Van den pensioengrondslag bedraagt voor ieder jaar dienst, met dien verstande dat het pensioen niet hooger wordt dan % van den pensioengrondslag. De storting bedraagt volgens genoemde „Pensioenwet" 3 °/ó van het salaris; te Helmond (de opgave is ons niet duidelijk) 4 °/0 voor de vóór 1 October 1913, 8 °/0 voor de na dien datum in dienst getredenen. Te Sliedrecht wordt de pensioenbijdrage door de gemeente betaald. Te Apeldoorn wordt 1 °/o van bet salaris in een gemeentelijk pensioenfonds gestort, terwijl na tenminste 1 O-jarigen dienst pensionneering van rijkswege geschiedt. Te Wageningen moet l°/0 worden gestort voor weezenpensioen; te Amsterdam % van de voor mannen verschuldigde korting (nl. 6 °/o van .den pensioengrondslag, verminderd met f 300), voor weduwen- en weezenpensioen. Arnhem heeft gunstige overgangsbepalingen voor de vóór October 1913 in dienst getredenen. 18 Te Rotterdam gelden Voor haar, die vóór October 1913 in dienst waren, bovendien de bepalingen der gemeente-verordening, zoö die voordéeliger voor haar zijn. Deze kent reeds pensioen töe na A-jarigen dienst, bij eervol ontslag wegens ziekte of lichamelijke gebreken VtuV blijvenden aard. De grootte van het pensioen is hetzelfde als bij het rijk. 's-Gravenhage heeft een eigen pensioenregeling, waarbij het pensioen reeds ingaat op 60-jarigen leeftijd, en bedraagt '/eo van den pensioengrondslag voor ieder jaar van het aantal, dat men verkrijgt door het aantal dienstjaren met tien te vermeerderen, met dien verstande, dat het pensioen niet minder dan 1/i en niet meer dan % van den pensioengrondslag bedraagt. Hoeveel aldaar gestort moet worden, werd niet gemeld. Wat in dienst blijven na huwelijk betreft, te Amsterdam, Maastricht en Rotterdam bestaat een bepaling, die tot ontslagname bij huwelijk verplicht. Te Apeldoorn, Helmond en Venlo is ontslagname gebruik, hoewel darromtrent geen dwingende bepaling bestaat. Ook te Arnhem en Sliedrecht is dwang in deze aangelegenheid onbekend; te 's-Gravenhage kunnen de telefonisten ook na huwelijk in dienst blijven; te Wageningen heeft zich het geval van een huwende telefoniste nog niet voorgedaan. HOOFDSTUK III. De Reserve- of Hulptelefonisten. Reserve- of hu^teUfonisttn-ix^a. werkzaam te: Edam ten getale van 1; 's-Gravenhage 54; Maastricht 1: Purmerend 2; Sliedrecht 2 ; Wageningen 3, tezamen 63. Ook te Apeldoorn zijn reserve-telefonisten; haar aantal werd evenwel niet opgegeven. Wellicht zijn gelijksoortige arbeidskrachten ook in andere gemeenten werkzaam, ofschoon ons daaromtrent niets werd bericht. Daar de reserve- of hulptelefonisten in den regel alleen invallen bij ziekte, verzuim of verlof der gewone telefonisten, valt omtrent hare arbeidstijden niets te zeggen, dan dat deze onregelmatig zijn. Een deel der Haagsche reserve-telefonisten doen den gewonen dienst. Te Apeldoorn is de arbeidsdag voor de reservetelefonisten 5 uur. Alleen 's-Gravenhage heeft een verlofregeling voor deze ambtenaren: om de 25 werkdagen 1 dag verlof, waarvan gewoonlijk 6 aaneensluitend genomen worden. De bezoldiging geschiedt te Apeldoorn, Purmerend en Sliedrecht per uur, en bedraagt resp. 15, 25 en 12 ets. Te Wageningen bedraagt de bezoldiging fl af 1.50 per dienst; te 's-Gravenhage de eerste 2 jaar f 1.25 per dag, daarna f 1.50. Zij kunnen bij keuze in wedde worden gelijkgesteld met de telefonisten 2e klasse, en dit is op het oogenblik met 16 harer het geval. De bezoldiging bedraagt alsdan het le jaar f 1.55, het 2e jaar f 1.70, het 3e jaar f 1.85, het 4e jaar f 2, het 5e jaar f 2.15. en vervolgens f 2.30 per werkdag, 20 terwijl nacht- en Zondagsdiensten dubbel worden uitbetaald. Volgens den Directeur van den gemeentelijken telefoondienst te 's-Gravenhage hebben de reservetelefonisten zeer weinig kans op vaste aanstelling, in verband met verandering van telefoonsysteem. Er bestaan nl. plannen, om, voorloopig alleen voor het Westen der stad, het bedrijf half te automatiseeren. Amsterdam is tot dusver de eenige plaats in ons land, waar deze verandering tot stand kwam, vooralsnog alleen voor Amsterdam Zuid. De verandering maakt een aantal telefonisten overbodig, daar een grooter aantal nummers dan door ééne kracht kan worden bediend. HOOFDSTUK IV. Opzichteressen, Chefs-telefonisten. In 5 gemeenten bestaat het instituut der chefstelefonisten of opzichteressen. Amsterdam heeft 1 hoofdopzichteres (chef der afdeeling) en 12 opzichteressen; Arnhem 1 chef, 2 onderchefs; 's-Gravenhage, 1 chef, 8 onderchefs; Maastricht 1 „inspectrice"; Rotterdam 8 chefs, 10 „assistenten". Te Apeldoorn is een mannelijke chef, terwijl te Helmond, Purmerend, Sliedrecht, Venlo en Wageningen geen opzichteressen bestaan. Te Amsterdam zijn alle tegenwoordige toezicht-ambtenaren uit het telefonisten-corps voortgekomen; benoeming van anderen is eventueel niet uitgesloten en heeft vroeger reeds plaats gehad: te Arnhem worden de chefs „zoo mogelijk" uit de telefonisten benoemd: te 's-Gravenhage kunnen zij uit het telefonistencorps worden benoemd; enkelen der onderchefs zijn van buiten gekomen, evenals de tegenwoordige en vroegere chef-telefoniste; te Maastricht bestaan betrekkelijk de keuze geen vaste regelen; te Rotterdam zijn de chefs en assistenten allen uit het telefonistencorps voortgekomen. De benoeming geschiedt door B. en W., op voor.dracht van den Directeur; te Rotterdam op voordracht der (Raads)commissie voor den Telefoondienst. 22 De arbeidsduur bedraagt te: Amsterdam gemiddeld 6'/2 uur, gesplitst; Arnhem 6 uur, nl. —1 en 51/,—7 voor de cheftelefoniste, 6'/2 of 6 uur, nl, 8—12 en 3—51/, of 12—3 en 7—10 uur voor de beide onderchefs; 's-Gravenhage 6 a 7 uur voor de onderchefs, terwijl voor de chef geen vaste diensturen bestaan; Maastricht 8 uur, tusschen 7 's morgens en 10 uur 's avonds, niet langer dan 4 uur achter elkaar, met een pauze van tenminste 2 uur; Rotterdam evenals de telefonisten: ongeveer 7 uur, verdeeld in tweemaal 3'/2 uur met een pauze van 2 uur. Wat Zondagsdienst betreft, hebben de opzichteressen: te Amsterdam, evenals de telefonisten, om de 4 Zondagen dienst, om beurten 6 en 7 uur, verdeeld in 3 en 3, en 3 en 4 uur; te Arnhem de chef op ongeregelde tijden dienst, de onderchefs 10—12 uur om de beurt; te 's-Gravenhage gaat Zondags de dienst gewoon door, terwijl alsdan een weekdag vrij wordt gegeven; te Maastricht wordt daaromtrent niets medegedeeld; waarschijnlijk verricht ook de inspectrice Zondagsdienst, terwijl zij recht heeft op één vrijen dag per week, of liever 52 per jaar; te Rotterdam hebben de chefs, evenals de telefonisten, om de 4 Zondagen één Zondag dienst! Nachtdienst wordt door de toezicht-ambtenaren te 's-Gravenhage noch te Rotterdam, ofschoon het niet speciaal gemeld wordt, waarschijnlijk evenmin te Amsterdam verricht Te Arnhem en Maastricht hebben de (vrouwelijke) telefonisten geen nachtdienst. De hoofdopzichteres te Amsterdam en de chef-tele-' foniste te 's-Gravenhage hebben 3 weken vacantie. 23 Van de overige toezicht-ambtenaren is het verlof gelijk aan dat der telefonisten. Het salaris bedraagt: Amsterdam f 900 tot f 1400 (5 2-jaarlijksche verhoogingen van f 100); Arnhem f 800 tot f 1025 (3 3-jaarl. verh.van f75) voor de onderchefs; f 1100 tot f 1400 (3 3-jaarl. verh. van f 100) voor de chef:telefoniste; 's-Gravenhage f 1000 tot f 1300 voor de onderchefs, f 1450 tot f 1900 voor de chef-telefoniste; Maastricht f 750; Rotterdam het gewone telefonisten-salaris plus f 100 toelage voor de assistenten (maximum dus f 750), f 725 tot f 1000 voor de chefs. Maastricht en Rotterdam hebben bier dus de ongunstigste, 's-Gravenhage heeft verreweg de gunstigste regeling. De salarissen loopen, zooals men ziet, ver uiteen. HOOFDSTUK V. Het Oordeel der Directies. Het oordeel der Directeuren — te Arnhem en Sliedrecht resp. van B. en W. en van den Burgemeester — omtrent de zwaarte en het al of niet ongezonde van den arbeid der telefonisten, luidt als volgt': te Amsterdam wordt de arbeid „niet te zwaar of niet ongezönd" geacht, „behalve voor vrouwen, die veel last van zenuwen hebben": uit Apeldoorn wordt bericht, „de werkzaamheden zijn licht, de lokalen frisch en ruim*; " te Arnhem acht men „den arbeid over 't algemeen niet zwaar, en den werkkring voor normaal ontwikkelde meisjes niet ongezond"; uit 's-Gravenhage wordt gemeld: „zooveel mogelijk wordt aan eventueele bezwaren in dit opzicht tegemoet gekomen"; uit Helmond : „onze dienstverdeeling lijkt me tamelijk gunstig; het werk zelf lijkt me nadeelig voor het zenuwgestel"; te Rotterdam wordt „de werkkring wel zwaar, maar niet ongezond" geacht; ,.de wisselende dienst maakt evenwel het inrichten van het huiselijk leven naar den dienst noodig, en maakt hulp in het huishouden onmogelijk", voegt de Directeur er bij; uit Sliedrecht wordt gemeld: „den arbeid der telefonisten alhier acht ik niet te zwaar of ongezond"; te Venlo werd ingevuld: „een zenuwachtige dienst". Uit Maastricht en Wageningen mochten we op onze vraag omtrent deze aangelegenheid geen antwoord ontvangen. Omtrent de bekwaamheid der telefonisten voor 25 hare arbeidstaak werden geen klachten geuit. De bekwaamheid werd „in het algemeen goed," „goed", „normaal," „voldoende" geacht; „laat niets te wenschen over"; „geeft geen reden tot opmerkingen in ongunstigen zin"; „de eene is vlugger en accurater dan de ander". Te Maastricht en Wageningen werd de desbetreffende vraag niet beantwoord: uit Amsterdam wordt gemeld, ■dat daarover geen oordeel kan worden gepubliceerd. De vraag' naar de pliihtveriiulling werd in gelijken geest, meestal zelfs met dezelfde woorden beantwoord. Alleen Arnhem en Rotterdam zijn iets uitvoeriger. Arnhem schrijft: „over 't algemeen niet te klagen, hoewel sommigen wel eens op haar plicht gewezen moeten worden": en Rotterdam: „geeft niet de minste aanleiding tot klachten, integendeel: wil en geest zijn gelukkig best"', Op onze vraag, of verbetering noodig wordt geacht, zoo ja, op welke wijze die zou zijn aan te brengen, hebben 6 plaatsen niet geantwoord, 2 met de opwerking, dat dit „behoort tot de interne aangelegenheden", of dat „daarover geen oordeel kan worden gepubliceerd". In 2 gemeenten : Arnhem en Sliedrecht wordt verbetering „niet noodig geacht". Uit Helmond hoorden we : „verbetering van arbeidsvoorwaarden buiten de gestelde dienstregeling om lijkt me een kwestie van verbetering in techniek". Uit Rotterdam meldde de Directeur: „op den duur zal men m.i. moeten komen tot den 6-urigen arbeidsdag en verhooging van het maximum voor telefonisten". HOOFDSTUK VI. Wenschen der Werkneemsters. Behalve in Amsterdam, waar onze vragenlijst beantwoord werd, niet door telefonisten individueel, maar door de uit pl.m. 100 leden bestaande vakvereeniging, ontvingen wij gegevens van 40 telefonisten, werkzaam te 's-Gravenhage en in 5 kleinere gemeenten. De klachten en wenschen, uit de kleinere gemeenten tot ons gekomen, zijn niet vele: Éénmaal wordt de nachtdienst te lang geacht, nl. 10 uur per nacht. Tweemaal wordt geklaagd over den arbeidsduur: ééns wordt de geheele arbeidsdag: 7 of 8 uur, eens een deel er van: 4 uur achter elkaar, te lang geoordeeld. Eéne telefoniste wenscht een langere vacantie dan 14 dagen; een andere verlangt eiken Zondag, inplaats van- zooals nu, om den anderen Zondag, vrij te zijn. Eén (hulp) telefoniste klaagt over den zwaren Zondagsdienst: 7 of 8 uur, geheel alleen in een ongezellig lokaal. Verder brachten 6 telefonisten uitsluitend feiten, geen klachten of wenschen te onzer kennis, terwijl 2 anderen verklaarden, zeer tevreden te zijn, daar dienst- en tijdregelingen steeds in onderling overleg tusschen directie en werkneemsters werden vastgesteld. De „Vereeniging van Gemeente-Teletonisten te Amsterdam" berichtte ons, dat zij op 't oogenblik een actie voerde voor de invoering van den 6-urigen arbeidsdag, gesplitst in 2 werktijden, elk van 3 uur, en tot verkrijging van een vrijen dag na den Zondagsdienst — een gunstige bepaling, welke te 's-Gravenhage reeds bestaat. 27 Uit den Haag, waar de gemeente-telefonisten geen vakvereeniging hebben gevormd, doch voor een deel: ten getale van 38, lid zijn van de „Vereeniging van Ambtenaren in dienst der gemeerlte 's-Gravenhage", werd door 23 van de 29 die antwoord inzonden bezwaar gemaakt tegen het klasse-stelsel. Zij allen wenschten automatische opklimming in salaris. De meestien wilden de bestaande grenzen: f500 en f900 behouden,; doch 4 verlangden naar een maximum van f1200, ééne naar een minimum van f 800, gelijk aan dat der klerken. Bovendien achten 19 den arbeidsduur te lang, en wenschen die op 6 uur gebracht te zien, verdeeld in 2 perioden van 3 uur; door 9 wordt eenzelfde wensch omtrent den Zondagsdienst geuit. Eéne telefoniste zou den nachtdienst willen laten be ginnen om 11 inplaats van om 10 uur. Door 8 telefonisten wordt verlenging van vacantie gewenscht, zóó dat er een verlof komt van 2 weken 's zomers en ééne week 's winters. Enkele oudere telefonisten hebben bezwaar tegen den iederen dag verspringenden rooster, waardoor groote onregelmatigheid in de dagverdeeling, o.a. ten opzichte van het etensuur ontstaat. Zij zouden wenschen een weekrooster, waarbij toch de nachtdienst niet langer dan telkens gedurende één nacht wordt verricht. Ook wordt geklaagd, dat diegenen die geen tehuis meer hebben niet zelfstandig van haar salaris kunnen leven. Zij moeten dan óf wonen in buurten, waar zij zich niet thuis voelen, öf bij kennissen tegen eén feitelijk te lagen pensionsprijs! BESLUIT. Wanneer wij de arbeidsvoorwaarden der gemeentetelefonisten van thans vergelijken met die van een twaalf jaar geleden, dan valt er in verschillende opzichten verbetering te bespeuren. De arbeidsduur, destijds veelal schommelend tusschen 7 en 8 uur daags — Rotterdam had den 8-urigen werkdag, evenals Wageningen, terwijl te 's-Gravenhage nog ploegen van 8 uur voorkwamen — beweegt zich nu tusschen de 6 en 7 uur, en heeft neiging naar de 6 uur over te hellen. De vrije dagen waren toen veel schaarscher en ongeregelder: Rotterdam had slechts om de 6 weken een vrijen voormiddag (nu 3 van 4 Zondagen vrij); den Haag slechts één vrijen dag (den Zondag) om de 14 dagen, (nu één vrijen dag, Zondag of weekdag per week); Maastricht niet meer dan 2 Zondagen vrij op de 5 (nu een vrijen dag per week); Wageningen alleen den Zondagmiddag vrij (nu den geheelen Zondag om de 2 of 3 weken); Venlo eiken Zondag 2 !/2 uur dienst, (nu 1 Zondag dienst van de 6). De vacantie bedroeg toen in de 3 groote steden slechts een week, te Enschedé 10 dagen; nu in al die gemeenten 14 dagen. Ook de sa/aris-regeWng is gunstiger geworden: te Amsterdam stegen weekloonen van f6 — f 12 tot f 8 — f 14: te Arnhem steeg het jaar-salaris van f 350 — f 600 tot f 400 — f 650 ; te Enschedé werd het maximum, toenmaals f 400, 29 tot f 500 vehoogd, terwijl een nieuwe verhooging in bewerking is: te 's-Gravenhage steeg het jaar-salaris van f 360 — f 600 tot f 500 — f 750; te Helmond werd de bezoldiging van f 325 toén, f 400 — f 550 nü; te Mzastricht steeg het salaris van f 28 in de vier weken, dat is f 365 per jaar, tot f 500 — f 650; te Rotterdam van f7 — f 11 per week, dat is f 364 — f 572 per jaar, tot f 400 — f 650; te Venlo van f 330 tot f 350 — f 600 : te Wegeningen van f 3, f 4, f 6, tot f 3, f 4, f 6, f 6.50, f 7, f 7.50 per week. Niettegenstaande deze verbeteringen, die vooral in zake salaris vrij aanzienlijk konden zijn, doordat de bezoldiging van 12 jaar geleden nauwelijks op den naam van salaris mocht aanspraak maken, leven er toch in 't gemoed van vele gemeente-telefonisten grieven en wenschen — waarschijnlijk heel wat meer dan er te onzer kennis werden gebracht. In de eerste plaats wordt door velen de arbeidsduur te lang geacht, en ofschoon wij, leeken op medisch gebied, ons over de ninvloed, dien deze soort van arbeid op het zenuwgestel uitoefent, geen oordeel durven aanmatigen, meenen wij toch dat een opmerking als van den Directeur te Rotterdam: dat men z. i. op den duur zal moeten komen tot den 6-urigen werkdag, niet in den wind behoort te worden geslagen. Voorts is het onze vaste overtuiging, dat in iederen tak van beroepsarbeid 6 dagen van werken dooréén dag van rusten behooren te worden gevolgd, wil het lichaam gezond, de geest frisch en veerkrachtig blijven,' en de arbeid óók op den duur met opgewektheid worden verricht Voor zoover wij uit de berichten konden opmaken, bestaat alleen te 's-Gravenhage en te Maastricht het instituut van den wekelijkschen rustdag. De actie, 30 door de Amsterdamsche vakvereeniging voor invoering er van gevoerd, komt ons alleszins gerechtvaardigd voor. Mochten ook de overige gemeenteraden tot dien billijken maatregel overgaan, zonder anderen drang dan, van hun eigen humaniteits- en rechtvaardigheidsgevoel ! Tenminste even noodzakelijk komt ons verhooging van salaris voor. En dat wel in alle gemeenten. Het dunkt ons zonder voorbehoud af te keuren, dat het vak van gemeente-telefoniste geen bestaansminimum waarborgt. Zelfs in den Haag, waar het hoogste maximum wordt uitbetaald, kunnen oudere telefonisten, die geen tehuis meer hebben, niet zelfstandig van haar salaris leven. En diegenen, die wèl nog een „tehuis" hebben, betalen hare kost en inwoning niet ten volle, zoodat de ouders feitelijk bijpassen, wat de gemeente te weinig salarieert. Deze toestand kan door géén objectief oordeelende worden verdedigd. Het beroep van telefoniste, met ongeveer 7-urigen arbeidsdag, nu en dan Zondagsarbeid, hier en daar nachtarbeid, is een vak, dat de geheele mensch eischt -— in zooverre dat in den regel geen bezoldigde arbeid daarnaast kan worden verricht; volgens den Directeur te Rotterdam niet eens (onbezoldigde) huiselijke bezigheden. De gemeente-werkgeefster behoort derhalve o. i. aan deze arbeidskrachten een bezoldiging uit te keeren, die tenminste een bestaansminimum vertegenwoordigt in den kring waaruit de telefonisten voortkomen. Het zijn, behalve te Apeldoorn, Purmerend, Sliedrecht, Venlo en Wageningen, niet zoozeer de minima die wij verhoogd zouden willen zien: voor jonge meisjes vao 18 a 20 jaar dunkt ons een belooning van f 400 a f 500 voor deze soort van arbeid niet te gering. Maar dat vrouwen, die niet behooren tot den z.g. „arbeidersstand" op haar 30e, 35e, 40e jaar altijd nog van een f600 of f700 moeten rondkomen, dat 31 lijkt ons inderdaad een bedroevend feit. De maxima zouden in kleinere gemeenten stellig tot f 10Q0, in de grootere steden tot f 1200 moeten oploopen. Dat zulk een maximum dan eerst na 12 of 15-jarigen dienst zou worden bereikt, komt ons geenszins onbillijk voor. Bovendien zouden wij in overweging willen geven, om de telefonisten die, behalve voor het tot stand brengen en verbreken der verbindingen (in- en uitnemen van stoppen), tevens voor administratieve werkzaamheden of voor het verstrekken van inlichtingen aan het publiek worden gebruikt (te's-8ravenhage zijn 12 telefonisten om beurten werkzaam bij den inlichtingendienst) daarvoor een extra toelage toe te kennen. Op deze wijze zou er een weinigje meer perspectief worden gebracht in de telefonisten-loopbaan. Voor de uitstekendste krachten ligt er een betrekking van chef of onderchef in 't verschiet j anderen die zich eveneens door intelligentie en plichtbetrachting onderscheiden zouden, zonder chef te worden, althans een stapje hooger kunnen klimmen dan de gewone telefonisten, terwijl ook aan dezen een bezoldiging verzekerd is, welke gelijken tred houdt met de met de jaren stijgende behoeften. Want ook bij zéér eenvoudig levende vrouwen plegen bij 't ouder worden huisvesting, kleeding, instandhouding der gezondheid... méér te kosten dan in de jaren der jeugd! De meisjes die het telefonistenvak tot levensberoep kiezen, zullen dan weten, dat haar een toekomst wacht, vrij niet alleen van materieele zorg, maar vooral van den angst, om bij familie of vrienden te moeten aankloppen om bijpassing, hetzij in natura, hetzij in specie, waar eigen middelen te kort schieten. Van aldus bezoldigde ambtenaren mogen ijver, toewijding, trouw in het kleine; mag in één woord volledige plichtvervulling worden verwacht, ook zónder bepalingen omtrent straffen en boeten, als waarvan sommige telefonisten-instructies thans nog wemelen. 32 Een beter ambt pleegt — al komen er ongetwijfeld aan beide zijden uitzonderingen voor — betere ambtenaren tot zich te te trekken. En zoo drijven zoowel gezond eigenbelang als rechtvaardigheidsgevoel de gemeenten in de richting van verbetering van de arbeidsvoorwaarden der telefonisten, zooals wij die in de voorgaande bladzijden hebben geschetst. Moge de gevende hand spoedig schenken ... en onbekrompen! INHOUD. Blz. Inleiding 3 I. Vóór de benoeming tot Telefoniste ... 7 II. De Gemeente-Telefoniste 11 III. De Reserve- of Hulp-Telefonisten ... 19 IV. Opzichteressen, Chefs-telefonisten. ... 21 V. Het oordeel der Directies 24 VI. Wenschen der Werkneemsters 26 Besluit. 28 BIJLAGE I. Aan de Directién der Gemeentelijke Telefoondiensten in Nederland. VRAGENLIJST. 1. Hoeveel leerling-telefonisten, aspirant-telefonisten, telefonisten zijn er te uwent? Zijn zij allen vrouwen, of werken ook mannen bij de bediening der telefoon? 2. Welke zijn de leeftijdsgrenzen voor benoembaarheid? Welke zijn de eischen wat voor-opleiding en ontwikkeling betreft? 3. Wordt een toelatings-examen afgenomen?' Zoo ja, door wie(n)? Welke zijn de examen-eischen ? Is het examen vergelijkend? of is daarvoor het aantal candidaten te gering? Wordt het examen op gezette tijden, bijv. eenmaal per jaar, afgenomen? Hoe weet men, wanneer een volgend examen zal plaats hebben? 4. Hoe wordt, indien niet op gezette tijden een toelatings-examen plaats heeft, het bestaan van vacatures kenbaar gemaakt? Kan elkeen, die aan de gestelde eischen van leeftijd en ontwikkeling voldoet, te allen tijde solliciteeren, en wordt van de candidaten dan een lijst aangelegd ? 5. Bestaat er voor aanstelling verplichte geneeskundige keuring? 6. Hoelang duurt na aanstelling de opleiding in den dienst? d. w. z. hoelang blijft men leerling-telefoniste en aspirant-telefoniste? 35 7. Is eerst de aanstelling tot telefoniste een vaste benoeming? 8. Hoelang is de werktijd der telefonisten en hoe zijn de werkuren over den dag verdeeld? 9. Hoe is de Zondagsarbeid geregeld? 10. Hóe is de nachtarbeid geregeld? d.w.z. hoeveel uur duurt de nachtarbeid f welke uren; hoeveel nachten achtereen wordt nachtarbeid verricht; om de hoeveel tijd keert nachtarbeid terug; is de dag na den nachtdienst steeds geheel vrij? 11. Hoeveel vacantie wordt er per jaar gegeven? achter elkaar of in tweeën gedeeld? Geschiedt de keuze van het tijdstip der vacantie(s) naar anciënniteit, of bij onderling overleg? 12. Hoe is de salarisregeling? 13. Gaat het salaris bij ziekte door? geheel of gedeeltelijk? hoelang? 14. Hoe is de pensioenregeling? 15. Hoeveel opzichteressen, onderchefs of chefstelefonisten zijn er te uwent? Worden dezen uit het telefonistencorps benoemd ? Door u? Of door den gemeenteraad op uwe voordracht? 16. Hoe is voor dezen de dienstregeling (op gewone dagen, Zondagen, 's nachts); de vacantieregeling; de salarisregeling? 17. Komt het voor, dat telefonisten na huwelijk in dienst blijven, of bestaat er eenige bepaling, dwingende tot ontslag bij huwelijk? 36 18. Wat dunkt u in 't algemeen over het arbeidsleven der tefonisten? Komt de arbeid u te zwaar voor, of in bepaalde opzichten ongezond? 19. Wat dunkt u in 't algemeen over de bekwaamheid der telefonisten voor bare arbeidstaak? 20. Wat dunkt u in 't algemeen over de plichtvervulling der telefonisten? 21. Indien u in eenig opzicht verbetering gewenscht acht, op welke wijze zou die dan u. L zijn aan te brengen? Woonplaats: Onderteekening: Datum: BIJLAGE II. Aan de Gemeente-Telefonisten in Nederland. Vraag; Hebt u ook bezwaren en wenschen ten opzichte van arbeidsduur; verdeeling van werkuren; Zon dagsarbeid; nachtarbeid; vacantie; salaris-regeling; andere punten? Antwoord: (liefst vóór 1 Mei in te zenden). Gemeente: Onderteekeningfen): Datum: m r;i;; JïMMtaf