1031 IN DEN HANDEL- Ij VOLKSCREDIETWEZEN OVER SPAARZIN, CREDIETWEZEN EN ONDERLINGE SAMENWERKING H. CARPENTIER ALTING. FILIAAL ALBRECHT & Co. 1916. VOLKSCREDIETWEZEN OVER SPAARZIN, CREDIETWEZEN EN ONDERLINGE SAMENWERKING DOOR H. CARPENTIER ALTING. WELTEVREDEN FILIAAL ALBRECHT & Co. 1916. VOORBERICHT Dit geschrift is in 1911 op verzoek van den directeur van Landbouw, nijverheid en handel samengesteld door den heer H. Carpentier Alting, adviseur voor het volkscredietwezen en voor rekening en op naam van dat departement uitgegeven. In 1912 verscheen een maleische vertaling in de serie boekjes door bemiddeling der commissie voor de volkslectuur uitgegeven; als no. 124, onder den titel „Dari hal katjermatan, perhoetangan (credietwezen) dan persekoetoean". De vele navragen naar dit werkje maken een herdruk noodzakelijk. Met instemming van het departement van Landbouw, wordt het daarom opnieuw en ongewijzigd in het licht gegeven, thans door den dienst van het volkscredietwezen. Deze 2de druk, zoowel als de maleische vertaling (waarvan echter nog slechts een beperkt aantal exemplaren beschikbaar zijn bij dit bureau) worden op aanvraag gratis verstrekt. Meerdere exemplaren der maleische uitgave zullen echter ongetwijfeld door de commissie voor de volkslectuur kunnen worden toegezonden. HET VOLKSCREDIETWEZEN. OVER SPAARZIN, CREDIETWEZEN EN ONDERLINGE SAMENWERKING. Hieronder zal in hoofdzaak worden besproken; op welke wijze goedkoop te allen tijde de beschikking kan worden verkregen over de voor de uitoefening van het land- en tuinbouwbedrijf benoodigde middelen, zoomede hoedanig te werk moet worden gegaan om den verkregen oogst op de voordeeligste wijze te verkoopen en meer welvaart dan voorheen te genieten. De men- Hij; die iets tot stand wil brengen, behoeft naast schen heb- kennis en geschiktheid ook de macht daartoe. Men ben elkan-is niet altijd in staat zich zelf alleen te helpen; der noodig. de menschen hebben elkander noodig en toonen dit iederen dag, ja elk uur. Wanneer men om zich henen ziet, dan treft men daarvan honderden voorbeelden aan; de leden van hetzelfde gezin nemen ieder een deel van de taak op zich, welke dagelijks te verrichten valt; de man verricht den veldarbeid, de vrouw voert het huishouden, de grootere meisjes helpen de moeder, de jongens den vader. Buren helpen elkander bij het bouwen van huizen, leenen elkander uit hun voorraad, staan elkander bij in het werk. De ingezetenen van het dorp helpen elkander door gemeenschappelijken aanleg en onderhoud van wegen, bruggen, waterleidingen, zoomede door beurtelings wachtdiensten te verrichten. De dorpen onderling helpen elkander in die aangelegenheden, waarbij beide belang hebben (waterleidingen, politie, enz.) en ook de Staat vraagt bijdragen in arbeid en in belastingen van alle onderdanen, ten einde die in hun belang aan te wenden. - 2 — Het onder- Slechts door dat onderling hulpbetoon ordelijk te ïmghuipbe- regeien en uit te oefenen kan het heilzaam werken; ,, . iedereen dient de zekerheid te bezitten, dat elk lid geregeld te ' worden. van de maatschappij stipt datgene zal doen, wat de gemeenschap noodig heeft en van hem verwacht. Het bewustzijn, dat de menschen elkander noodig hebben, heeft hen dan ook gedwongen samen te gaan wonen en samen te werken; zjj hebben al vroeg leeren inzien, dat waar de krachten van één man te kort zouden schieten, twee of meer het werk licht kunnen doen. Onderling Vooral bij de uitoefening van den landbouw, waarbij hulpbetoon dikwijls zwaar werk moet worden verricht, treedt btj landbou- gereedschappen, enz., verkoopen, zooals men wel koopen de zgj wrijpen, liever veel tegelijk dan kleine hoeveelwelke zij' heden en willen dan wel goedkooper leveren, behoeven. Tusschen- Bovendien kunnen de landbouwers het, door sapersonen menwerking, mogelijk maken, dat zij de tusschentusschende personen tusschen hen en den groothandel kunnen landbou- voorbijgaan. Onder den groothandel wordt, zooals men wersenden verstaan: het bedrijf van de voornamehandelagroothandel. ' J , ,.. - - ren, gevestigd op de kustplaatsen, die producten uit Europa, Azië en Australië invoeren en producten van Java derwaarts uitvoeren. Zij handelen in het groot, koopen en verkoopen groote voorraden tegelijk. Hun bedrijf laat niet om aan eiken inlander afzonderlijk te verkoopen, wat deze noodig heeft, noch van ieder afzonderlijk de producten van Java in het klein op te koopen. Het is tot dusver de taak geweest van den kleinhandelaar om de producten van den inlandschen landbouw en de nijverheid bij kleine hoeveelheden op te koopen, totdat hij een groote partij heeft, waarna hij die aan den groothandel verkoopt. Dikwijls verstrekt hij voorschotten aan de landbouwers, opdat hij zeker zij van de producten, die hij noodig heeft; soms neemt hij boomen en gronden in pand, geeft voorschot op het groene product en bereikt dusdoende tevens, dat hij de goederen goedkoop koopt. - 13 - Ook is het de kleinhandelaar, die goederen van vreemden oorsprong in het groot opkoopt van den groothandel, ten einde die met groote prijsverhooging in het klein te verkoopen. Inderdaad is die kleinhandelaar, die meestal een Chinees is, zeer nuttig. Indien hij er niet was, dan zou menig landbouwer niet het noodige kunnen koopen en evenmin zijne producten verkoopen, vooral indien hij in afgelegen streken ver van de groote plaatsen en van spoorwegen woont. Dikwijls ziet men daar, dat wegens afwezigheid van kleinhandelaren, de landbouwer in verlegenheid zit, de klappers aan de boomen laat, de padi en tweede gewassen laat bederven. Waar de kleinhandelaar komt, daar is handel en vertier, daar kunnen met voordeel tweede gewassen worden geplant, daar komt geld onder de bevolking. Evenwel maken ook kleinhandelaren, zooals is gezegd, van de omstandigheden gebruik om de goederen, die zij noodig hebben, tegen lagen prijs te koopen, doch omgekeerd die goederen, die de landbouwer noodig heeft, hem duur en in slechte hoedanigheid te verkoopen. Ten einde dat kwaad tegen te gaan, zouden de landbouwers zich kunnen vereenigen, niet alleen om hunne producten voor gezamenlijke rekening te verkoopen, doch evenzeer de goederen, die zij noodig hebben, voor gezamenlijke rekening te koopen. Het is niet de bedoeling de kleinhandelaren overbodig te maken, alleen dient te worden getracht den landbouwer minder afhankelijk van hen te maken. Drie zaken, Er zijn dus drie zaken, die de landbouwer noodig welke voor heeft om tot meer voorspoed en geluk te komen, den land- namelijk: bouwer van ., , , .. Ie spaarzin, belang zijn. r ' 2e onderlinge samenwerking en 3e goedkoop geld. Voor alles echter behooren de landbouwers te be- -14 — denken, dat de laatstgenoemde twee zaken niet kunnen worden verkregen, indien zij elkander niet vertrouwen en zeiven niet vertrouwd kunnen worden. Het is van het hoogste belang in te zien, dat iedereen op zijn woord moet kunnen worden geloofd en niet mag trachten zich aan een belofte of overeenkomst te onttrekken, zelfs al zou hij daardoor worden benadeeld. Indien, om een voorbeeld te noemen, A voor gemeenschappelijke rekening met B en C klappers verkoopt, dan behooren B en C te kunnen gelooven, dat A met hen het geheele bedrag zal verrekenen, hetwelk hij er voor heeft ontvangen. Een tweede voorbeeld: indien A door B een pikol rijst laat koopen bij C, dan moet A er op kunnen vertrouwen, dat C zuiver en eerlijk zal wegen en dat B de ryst zonder afkorting zal overbrengen. Een derde voorbeeld: als A aan B vraagt hem morgen te helpen bij het beploegen van den grond, en B belooft zulks, dan moet B zijne belofte houden, opdat A niet tevergeefs wacht en zoodoende tijd verliest. En zoo is het gesteld in alle gevallen, waarin lieden overeenkomen om gezamenlijk te arbeiden, voor gezamenlijke rekening te koopen en te verkoopen. Die samenwerking wordt met een vreemd woord „coöperatie" genoemd, een woord dat ook aan ontwikkelde inlanders niet onbekend is. Straks zal over dat onderwerp nader worden gesproken. Over de Vooraf ga eene bespreking over de wijze, waarop de wjjze om inlandsche landbouwer goedkoop aan geld kan komen. zie goe - Zooals is gezegd, is geld een middel om betalingen koop geld ° te verschaf- ^ doen? zulks is gemakkelijk, omdat iedereen geld fen. kan gebruiken en het gemakkelijk bij zich kan dragen. Iedereen heeft geld noodig, ook de rijksten en dezen zelfs het meest. Wat baat het aan een rijken boer, die huizen, grond en vee bezit, als hij geen geld heeft om arbeiders te -15 — betalen, gereedschappen te koopen. "Wat baat het of men veel padi bezit, doch geen geld. Men kan toch niet met padi in de toko's koopen, schulden betalen en uitgaven doen; immers niet iedereen heeft padi noodig. Nu hebben wij reeds hooger gezien, dat er wel geld is te leenen bij heden, die geld bezitten, doch dat daarvoor dikwijls een zeer hooge rente moet worden betaald en dat de schuld soms hoe langer hoe grooter wordt. Er zijn zelfs geldschieters, die geen afbetaling van het geleende geld verlangen, mits de leener geregeld rente betaalt of zijne producten goedkoop aan hen verkoopt. De domme boer vindt die hulp goed en vergeet, dat de leener zoodoende steeds werkt voor den geldschieter zonder vooruit komen. Is het nu niet mogelijk, dat het geld goedkooper kan worden bekomen, dat men geld huurt? Dit is zeker mogelijk en het is ook onder de inlanders niet onbekend, hoe men aan geld moet komen. Zoo is het wel de gewoonte in Oost-Java, dat lieden, die hetzelfde beroep uitoefenen, zich verbinden geregeld geld te storten in eene algemeene kas, welk geld beurtelings door die heden mag worden gebruikt, hetzij om gereedschappen te koopen, hetzij om de kosten van feesten te bestrijden. Ook is het veelal een gewoonte, dat de genoodigden op een feest een bijdrage in geld geven en daarop wordt dan ook door den gastheer gerekend. Dikwijls verdient hij daarop. Verder zal het wel niet onbekend zijn, dat handelaren, die ieder afzonderlijk te weinig geld hebben om handel te drijven, hunne gelden bij eendoen en dusdoende in staat zijn om met voordeel te handelen. Laatstbedoelde vereenigingen heeten kongsi's en in het Hollandsch noemt men die firma's ot vennootschappen. Over ban- Hoe moet echter worden gehandeld, als niemand en- geld heeft, zoodat ook geen geld kan worden bijeen- - 16 - gebracht? In dat geval kan de handelaar in de steden, indien hij wordt vertrouwd, geld leenen bij een bankier. Een bankier is een tusschenpersoon tusschen heden, die geld willen uitleenen, en lieden, die geld noodig hebben. Indien, om een voorbeeld te noemen, A geld bezit, hetwelk hij wil uitzetten, doch zelf niet iemand kent, die geld noodig heeft en tevens door hem kan worden vertrouwd, dan gaat hij naar een bankier, omdat deze door zijn beroep wel betrouwbare heden kan vinden, die geld noodig hebben. Omgekeerd, als B geld noodig heeft, dan kan hij bij een bankier geld vragen, hetwelk deze aan B zal willen geven, indien B aantoont, dat hij het geld eerlijk zal en kan terugbetalen. Nu zal men wel begrijpen, dat indien B niet goed bij den bankier bekend is en niet duidelijk kan aantoonen, dat hij op genoeg inkomsten kan rekenen om het geleende later terug te betalen, de bankier hem niet zal vertrouwen en geen geld geven. Misschien zal hij wel geld willen geven als een ander voor B borg wil zijn, echter zal hij alsdan, uit vrees dat B niet zal kunnen betalen, een hooge interest vorderen. Over ere- In het algemeen kan men zeggen, dat, hoe meer B dietwaar- kan worden vertrouwd, des te gemakkelijker en goeddigheid. kooper kan hij geld bekomen. Men duidt dit aan met het woord „credietwaardigheid", d. w. z. waard om „crediet" te bekomen. „Crediet" komt van een Latijnsch woord, hetwelk beteekent „gelooven" of „vertrouwen. Indien iemand crediet heeft, dan wil dit dus zeggen, dat hij vertrouwd wordt iemand te zijn, die zijn schuld ml en kan betalen. Daartoe is het noodig, dat die persoon bekend staat als eerlijk, doch tevens kan aantoonen, dat hij op het oogenbhk, waarop de schuld met de rente moet worden betaald, het daarvoor noodige geld zal bezitten. De bankier zal dus steeds, alvorens hij crediet geeft, willen onderzoeken of de — 17- leener kan worden vertrouwd, zoomede, welke zijne vermoedelijke verdiensten of inkomsten zijn. Gesteld echter, dat die bankier ver woont van de plaats, waar de leener is gevestigd, dan wordt dat onderzoek voor hem lastig en is hij bovendien niet in staat toezicht op den leener te houden. De bankier zal dus niet gaarne geld willen verstrekken, indien hij geen hooge rente bekomt. Bovendien leent een bankier niet gaarne aan landbouwers, aangezien hij lang op betaling moet wachten. Dit is dan ook de reden, waarom handelaren, die in de steden wonen, gemakkelijker en goedkooper geld kunnen leenen, dan landbouwers, die in afgelegen desa's wonen; immers de geldschieter kan wel een zeker toezicht uitoefenen op den handelaar dicht bij zijn huis. Bovendien behoeft een handelaar niet lang te wachten, alvorens het door hem uitgegeven geld terugkomt; hij kan dus reeds na korten tijd zijne schuld geheel of gedeeltelijk betalen. Menschen, die belang stellen in het lot van de landbouwers, hebben reeds lang over de vraag nagedacht, hoe een middel te vinden om hun goedkoop het noodige geld te verschaffen. Voiksban- Dat middel vonden zij in de oprichting van banken, ken. vooral ten behoeve van de landbouwers en anderen. Bedoelde banken zijn, evenals de particuliere bankiers, tusschenpersonen tusschen heden, die geld willen beleggen en heden, die geld noodig hebben. Echter is er dit verschil, dat zoodanige banken voor zich zelve geen winst of voordeel zoeken. Haar eenig doel is zoo goedkoop mogelijk te werken en de landbouwers te helpen. Echter is het noodig, dat degenen, die hun geld aan de bank toevertrouwen, rente bekomen; voorts heeft de bank onkosten te maken voor de betaling van personeel, boeken, een gebouw en verder is het noodig, dat de bank elk jaar een klein bedrag overhoudt voor het geval heden, die bij haar hebben - 18 - geleend, hun schuld niet kunnen of willen afdoen. Immers, gesteld dat de bank niet wat op zij legde, dan zoude zij ook niet de gelden kunnen teruggeven, welke bij haar zijn ingelegd. Om die redenen moeten degenen, die bij de bank leenen, hoogere rente betalen, dan de bank zelve aan de geldinleggers uitkeert; echter behoeft die rente niet zoo hoog te zijn als de particuliere bankier zoude vragen. Hoe beter de bank wordt bestuurd en hoe stipter de leeners hun schuld afbetalen, destegrooter is het vertrouwen van de inleggers en ook des te lager zal de rente zijn, welke zy vragen; des te lager ook zijn de onkosten der bank. Het spreekt van zelf, dat dergelijke banken niet kunnen bestaan als de leeners hunne verphchtingen niet nakomen. De leeners hebben het dus zeiven voor een goed deel in hunne macht om het geld zoo goedkoop mogeUjk te leenen, mits zij eerüjk en stipt hunne schulden betalen. Het beste bewijs, hetwelk de leeners kunnen geven van hunne credietwaardigheid, is dit, dat zij onderling voor elkander borg zijn, d. w. z. dat als een hunner niet betaalt, de anderen zulks voor hem doen. De leeners weten zeiven het best, wie van hunne kennissen of buren kunnen worden vertrouwd en zullen mitsdien niet borg willen z\jn voor onbetrouwbare personen. Een ander bewijs van hunne credietwaardigheid kunnen zij geven, door zeiven geregeld geld in de bank te leggen. Daar zijn thans vele rijke inlanders, die hun geld in den grond begraven of er nuttelooze «ieraden voor koopen. Veel beter is het, hun geld aan de bank toe te vertrouwen; op die wijze helpen zjj hunne armere medeburgers, bekomen voorts rente en loopen geen gevaar, dat hun geld door diefstal of brand verloren gaat. Echter kunnen ook degenen, die niet rijk zijn, geld inleggen, al is dit weinig. Wel beschouwd behoort iedereen, die een beroep of bedrijf uitoefent, het geld, hetwelk hij noodig heeft — 19- tot bedrijfsmiddel, op zij te leggen. Thans is het de gewoonte, dat velen hunne bedrijfsmiddelen niet op zij leggen, doch verbruiken en verteren en jaar in jaar uit weder moeten leenen. Men probeere nu eens elk jaar een klein bedrag bij den oogst op zij te leggen; na eenige jaren is dat bedrag voldoende voor bedrijfsmiddel. Echter late men dat geld in de bank liggen; heeft men geld noodig, dan leene men liever. Weliswaar betaalt men meer rente dan men uitgekeerd bekomt, aangezien het verschil dient om de beheerkosten, die de bank maakt, te betalen; echter zoodoende helpt men elkander en zich zelf. Men helpt anderen, omdat dezen het geld kunnen gebruiken, dat wy zeiven niet noodig hebben en wij helpen tevens ons zeiven door te zorgen, dat er by sterven of ongeval en onbekwaamheid tot werken kapitaal is. De banken, waarover hier wordt gesproken, behooten dicht bij de landbouwende bevolking gevestigd te zijn, opdat men gemakkelijk kunne leenen en opdat tevens de bestuurders der bank acht kunnen geven op het gedrag en den yver der leeners. ». Afdee- Zooals bekend is, hebben op vele hoofdplaatsen lingsban- ambtenaren en anderen, die belang stellen in de ken. inlandsche bevolking, gesteund door de regeering, zoodanige banken opgericht, en het is hun mogelijk om door tusschenkomst van de desahoofden en eigen agenten toezicht op de leeners uit te oefenen. In de toekomst behooren dergelijke banken te worden beheerd door personen, welke de bevolking zelve uit haar midden kiest, doch dat zal nog wel lang duren en niet eerder gebeuren, dan wanneer de landbouwers allen kunnen lezen, schrijven en rekenen en bovendien hebben bewezen, te kunnen worden vertrouwd. Thans worden dergelijke banken vertrouwd, omdat zij worden bestuurd door ambtenaren en door ontwikkelde particulieren. — 20 - b. Kleine Evenwel is het mogelijk en ook noodig, dat de coöperatie- landbouwers kleinere banken beheeren. De grootere ve banken banken liggen te ver van de desa, dikwijls zoo ver, dat in de desa. ^ ^ den Meinen b0er de moeite niet loont om voor de kleine bedragen, welke hij telkens noodig heeft, zoo ver te loopen. Daarom behooren zooveel mogelijk alle landbouwers in eenzelfde desa of eenzelfde gehucht, voor zooveel zij elkander vertrouwen, zich aaneen te sluiten, ten einde een dorpsbank op te richten, welke voorloopig kleine bedragen uitleent. Het is den lezer voorzeker wel bekend, dat dergelijke banken en bankjes op Java in het leven zijn geroepen door belangstellenden, gesteund en geleid door de regeering. Tot die banken behooren ook de desaloemboengs, met dit verschil, dat zij padi uitleenen. Het ligt niet in de bedoeling om hier eene beschrijving te geven van de inrichting en van de werkwijze van al die soorten van banken; die zijn reeds beschreven in afzonderlijke boeken en trouwens is iedereen, die wil, in de gelegenheid dergelijke insteüingen te zien werken. Hetgeen hier nog moet worden vermeld is de noodzakelijkheid, dat alle leeners, ieder voor zich, zich ernstig voornemen om hunne schulden aan de bank stipt te betalen. Volgen zij dat voorschrift niet, dan zijn zij nog niet waard te worden geholpen en dan benadeelen zij hunne meer eerlijke en nauwgezette desagenooten. Indien de desabanken eerlijk en nauwgezet worden beheerd en de leeners toonen stipt te betalen, dan kunnen die banken gemakkelijk geld leenen bij de grootere banken. Er ontbreekt echter nog veel aan de landbouwers. r!o?meeGr Het is, zooals reeds is gezegd, noodig, dat allen leenoodig? ren lezen, schrijven en rekenen, opdat zij zeiven kunnen nagaan of de leeningsboekjes goed worden ingevuld. -21- Daarom behooren zij hunne kinderen naar de school te zenden. Bovendien moeten de landbouwers weliswaar samenwerken, doch moeten ook onbevreesd voor elkander te zijn en hunne desagenooten, die niet betalen, durven aanmanen en desnoods dwingen tot betaling. Verder moeten de desalieden niet schromen, om degenen, die hunne bankjes en loemboengs beheeren, te controleeren. In één woord, zij moeten leeren zich zeiven te helpen en mogen niet verwachten, dat de ambtenaren hetgeen verkeerd is in orde zullen brengen. Op genoemde wijze kan door samenwerking van belanghebbenden zeiven, derhalve door coöperatie, de gelegenheid worden geschapen om al sparende in de geldbehoefte te voorzien. Ieder landbouwer trachte nuttig te zijn voor zijne medelandbouwers, dan zal het allen goed gaan. Indien echter een niet te vertrouwen is, dan is hij een hinder en een ergenis voor de anderen. Over het Het is duidelijk, dat niemand geld mag leenen, die leenen van er geen gehoefte aan heeft. Geeft men noodeloos geld. Ujt? dan maakt men een schuld, waarvan de betaling alleen kan geschieden ten koste van andere dringende behoeften. Leent men bijv. f 100— om sieraden te koopen of een feest te geven, dan kan het gevolg later zijn, dat ingeval een noodzakelijke uitgaaf moet geschieden, daarvoor geen geld aanwezig is. Evenzoo behooren de leeners nimmer uit het oog te verhezen, dat het geleende bedrag moet worden terugbetaald uit hunne inkomsten en niet door verkoop van hunne bezittingen. Men spreekt wel eens van bankgeld, als „rood geld" en zegt dan, dat het ongeluk aanbrengt. Echter, niet het geld is daarvan de reden, doch wel de zorgeloosheid van den leener, die niet nadenkt alvorens te leenen en niet vooraf bij zich zelf overlegt, op welke _ 22 - wijze hij zal kunnen terugbetalen. Integendeel is het gewenscht, dat de leener bij het terugbetalen van zijne schuld met rente nog wat meer geld afdraagt: het meerdere dient dan tot besparing. Wij hebben dus gezien, dat de beste landbouwers in iedere desa of gehucht door samenwerking eene desabank of een coöperatieve bank kunnen oprichten met behulp van een geldsom, die van een grootere bank wordt geleend. Echter kunnen die landbouwers ook zonder een desabank op te richten door samenwerking gemakkelijker het voor hun bedrijf benoodigde geld leenen, dan voor ieder hunner op zich zelf het geval is. Daartoe kunnen landbouwers, die elkander kennen, onderling afspreken om steeds wederzijds borg te zijn vooralle schulden, die door ieder hunner bij de bank zullen worden aangegaan. Zij vormen dus eene vereeniging, doch dienen er goed op te letten, of hunne medeleden vertrouwen verdienen, niet verkwistend, doch ijverig en arbeidzaam zijn. Coöperatie- Eene dergelijke vereeniging van personen kan voorts ve vereeni- zjcn voornemen de goederen, welke hare leden noodig gingen voor heDbeQ) Voor gemeenschappelijke rekening in te koopen aoede°enVan en tevens om de producten van hun oogst te verkoopen. loedkoope Indien een dergelijke vereeniging het vertrouwen goederen, bezit van een bank, dan kan zij bij deze tegen lage rente een geldsom leenen en met behulp daarvan koopen: zaad, landbouwgereedschappen, mest, zoomede ook huishoudelijke artikelen, zooals petroleum, lijnwaden e. d. Die stoffen worden alle contant bij de groothandelaren ingekocht en kunnen mitsdien beter en goedkooper zijn, dan die, welke de kleinhandelaar verkoopt. Het is daartoe noodig, dat de vereeniging een schuur opricht of huurt en daarin de goederen opstapelt. Alvorens die goederen in het klein aan de leden te — 23 - verkoopen, moet worden nagegaan, hoeveel die met inbegrip van alle onkosten aan de vereeniging hebben gekost; vervolgens wordt uitgerekend tegen welken prijs de verkoop in het klein moet geschieden en wel zoodanig, dat ongeveer 5 a 10 procent meer wordt gevraagd dan betaald werd. Met behulp van die verhooging kunnen de beheerkosten, zooals goedanghuur, schrijfloonen e. a. worden betaald en bovendien kan dan nog een overwinst worden gemaakt, met behulp waarvan verliezen kunnen worden bestreden, welke een gevolg zijn van wanbetaling of van bederf. Indien de leden de noodige goederen niet contant aan de vereeniging kunnen betalen, dan kan hun uitstel worden verleend, doch nooit langer dan strikt noodig is. Tevens is het alsdan billijk, dat zij een hoogeren prijs betalen, bijv. 1 procent meer voor elke maand, waarvoor hun crediet is gegeven. Zulks is billijk omdat de vereeniging ook zelve het geld zooveel langer moet leenen. Verder wordt aangeraden om gaandeweg zooveel winst te maken, dat langzamerhand het van de bank geleende geld kan worden teruggegeven. Is dit eenmaal zoover, dan kunnen de goederen ook goedkooper worden verkocht, aangezien geen rente meer behoeft te worden betaald. Van groot belang is het, dat de vereeniging nauwgezet worde beheerd en dat alle leden getrouw hunne schulden betalen. Zoolang zij geen vertrouwen bezit, zal de groothandelaar, zelfs niet contant, aan haar goederen willen leveren, uit vrees, dat de kleinhandelaar ontstemd zal worden, en zooals reeds is aangetoond, heeft de groothandelaar den kleinhandelaar noodig. Nu zijn er onder de inlanders personen, die dadelijk vereenigingen met vele leden willen oprichten lange reglementen met vele artikelen maken. Vooral is dit het geval met jonge, meer ontwikkelde inlanders, die dadelijk alles wat zij gehoord en gelezen hebben, willen — 24 — toepassen, zonder eerst eens nauwkeurig te onderzoeken, met welke bezwaren zij hebben te maken. In het bijzonder begaan zij dikwijls de fout van te gelooven, dat, als de vereeniging is opgericht, het werk is volbracht, niettegenstaande eerst dan de moeilijkheden beginnen. Ook trachten zij van hun invloed gebruik te maken, door de heden min of meer té dwingen lid te worden. Zij vergeten dan, dat zoodoende de vereeniging niet zal blijven bestaan, juist omdat de leden elkander niet kennen en elkander niet hebben uitgezocht. Zal eene vereeniging goed worden, dan moet het aantal leden in den aanvang zeer gering zijn, niet meer dan 3 tot 6 leden. Werkt zij goed, dan komen allicht anderen vragen om lid te worden en dan kan ook gestreng worden uitgezocht. Coöperatie- Een andere vorm van vereeniging is die, welke ve vereeni- ten doel heeft de landbouwproducten van hare leden gingen, voor te ver]£00pen. Ook voor deze vereenigingen geldt wat van iand°OPzooeven is gezegd. Aanvankelijk kan een zoodanige bouwproduc- vereeniging van personen besluiten dat telkens als ten. er producten voor verkoop gereed liggen, een hunner, die het meest begrip heeft van verkoop, die producten vervoert naar de markt of naar opkoopers of wel aan dezen kennis geeft, dat een voorraad gereed ligt. De opbrengst kan dadehjk worden verdeeld. Eerst als de vereeniging op die wijze eenigen tijd heeft gewerkt, kan zij er toe overgaan een schuur op te richten, waarin de leden hunne producten inleveren. De vereeniging begint met een geldsom te leenen bij de bank, zoodat zij in staat is de producten contant te koopen van de leden of daarop gedeeltelijke vooruitbetaling te geven. Bij het verkoopen moet zij alsdan trachten een goeden prijs te bedingen, opdat zij hare onkosten kunne betalen en bovendien eenmaal 's jaars nog een gedeelte van de winst aan de leden kan uitkeeren. Echter is het noodig, dat -25- niet de geheele winst wordt uitgekeerd, doch dat een gedeelte daarvan wordt op zij gelegd om de van de bank geleende gelden terug te betalen. Misschien ook willen de leden zeiven het geld geven, door het nemen van aandeelen in het kapitaal. Men kan dan voorts afspreken, dat de leden, die aandeelen hebben genomen, daarvoor interest bekomen. Verklaring Echter is het noodig, dat men goed de beteekenis van de be- van aandeelen" begrijpt. Meermalen spreken inlanders teekenis " *• . • „ , „ van „coöperatieve vereenigmgen, van „aandeelen van eenige , „ , ooi » Hollandsche en van andere Hollandsche woorden, zonder de beuitdrukkin- teekenis daarvan te beseffen. Als iemand een „aandeel" gen. heeft in een zaak, dan heeft hij daarmede recht op een deel van de winst, hij is immers medeeigenaar. Echter is het dan ook duidelijk, dat, indien de vereeniging verhes lijdt, zijn aandeel geheel of gedeeltelijk verloren is. Daarentegen behouden heden, die aan de vereeniging geld hebben geleend of bij haar geld hebben belegd, het recht op hun geld. Onderscheid Er is ook een onderscheid tusschen coöperatieve tusschen: vereenigingen en handelsvennootschappen. De eerste a. gewone bedoelen meer het welzijn en het geluk van hare vereemgm- je(jen ^e bevorderen op een der wijzen als hierboven gen, b. coö- . , , , , peratieve 18 aangegeven, derhalve hen te steunen bij het leenen vereenigin- van geld of bij inkoop en verkoop van goederen, gen, c. ven- Daarentegen dienen de vennootschappen in hoofdzaak nootschap- 0m winst voor de aandeelhouders te maken. De venkoophandel nootecliaP tracht een kapitaal te bekomen door aan' deelen uit te geven en met behulp van dat kapitaal wordt handel gedreven, een fabriek of eene andere onderneming geopend, terwijl de winst onder de aandeelhouders wordt verdeeld. Doorgaans kan iedereen, die geld heeft, een of meer aandeelen koopen, doch heeft verder met de handelingen der vennootschap niets te maken; hij kan ook niet door middel van de vennootschap met meer voordeel koopen en verkoopen, dan heden, die geen aandeelhouders zijn. - 26 - Er zijn nog andere vormen van coöperatieve vereenigingen, zooals die, welke ten doel hebben de leden te steunen bij de onkosten van begrafenissen. Bovendien zijn er vereenigingen, die alleen ten doel hebben aan de leden ontspanning en genoegen te bezorgen, zooals leesgezelschappen, sociëteiten, muziekvereenigingen. Dergelijke vereenigingen bestaan ook door samenwerking van de leden; echter worden zij in den regel geen coöperatieve vereenigingen genoemd. Zooals men dus ziet, zijn er drie soorten van vereenigingen en men houde het onderscheid daartusschen wel in het oog. Doel en nut Het is duidelijk, dat de landbouwers niet in staat van het zullen zijn eene vereeniging te besturen, indien zij boekhou- njet een goed begrip hebben van boekhouden en van ■ rekenen. Daarvan zijn zij nog ver af; verreweg de meesten kunnen nog niet lezen, schrijven en rekenen, en zooals wij hebben gezien, komen bij het beheer van de vereeniging nog andere moeilijkheden voor, zooals het berekenen van rente, het vaststellen van de verkoopprijzen, het opteekenen van degenen, die schuld aan de vereeniging hebben, en ten slotte het uitrekenen van de gemaakte winst of het geleden verhes. Het komt er op aan, de boeken zoodanig in te richten en bij te houden, dat eiken dag bekend is hoe groot te bezittingen, vorderingen en schulden der vereeniging zijn. Indien men de bezittingen en vorderingen optelt, en daarvan de schulden aftrekt, dan geeft het verschil aan het zuiver vermogen. Tot de schulden behooren ook de aandeelen. Vergelijkt men het zuiver vermogen op het einde van het jaar met dat op het einde van het vorig jaar, dan wijst het verschil aan, of in het afgeloopen jaar winst is gemaakt of verhes is geleden. Tevens weet men dan of een winstuitkeering kan plaats hebben. De staat van de bezittingen en vorderingen, zoo- -27 — mede de schulden, noemt men de balans, d.w.z. de weegschaal, omdat daarmede gewogen wordt wat het zwaarste is, nl. de bezittingen te zamen met de vorderingen dan wel de schulden. Alvorens de balans op te maken, moeten de bezittingen worden getaxeerd, omdat zij misschien in waarde zijn achteruitgegaan. Eene vereeniging moet derhalve in haren dienst hebben iemand, die begrip heeft van boekhouden en dat heeft geleerd. Het is hier de plaats niet om aan te geven, op welke wijze men moet boekhouden; zulks vindt men, beschreven in afzonderhjke leerboeken. Wel zoude het gewenscht zijn, indien ontwikkelde inlanders en vooral de onderwijzers van de desascholen het boekhouden leerden. Ook de gecommitteerden bij de desabankjes en desaloemboengs zijn daarmede eenigszins bekend. Evenwel behoort iedere landbouwer, handelaar en handwerksman, die kan schrijven, of wiens kind kan schrijven, zich te oefenen al zijne uitgaven en ontvangsten op te teekenen in een eenvoudig kasboek. Zoodoende wordt hij voorzichtig bij het uitgeven van geld en weet tevens, wat hij er mede heeft gedaan. Men oefene zich om, als men geld leent of het ontvangt, het bedrag op te schrijven op de linkerbladzijde van een boek; op de rechterbladzijde teekene men aan, waarvoor het geld is uitgegeven. Eiken dag rekene men uit hoeveel geld in kas moet zijn en hoeveel er is. Voorts schrijve men telkens op de namen der personen, die geld van ons te vorderen hebben en die geld aan ons schuldig zijn, en teekene aan, wanneer die personen betaald worden of betalen. Met behulp van die aanteekeningen kan men steeds weten of men meer bezit of meer schuld heeft dan in een vorige maand of een vorig jaar. Zoodoende oefent men zich gaandeweg in het boekhouden. Ten slotte is het zeker, dat, indien men dergelijke aan- — 28 — teekeningen nauwkeurig maakt, men voorzichtiger wordt bij het maken van schulden en bij het uitgeven van geld. Slot. Wie het vorenstaande in acht neemt en zich ernstig inspant het op te volgen, zal, gaandeweg bevrijd van schuld, zieh opgewekter gevoelen en tot de erkenning komen, dat alle menschen elkander noodig hebben en elkander het leven aangenaam kunnen maken. H. CARPENTIER ALTDNG. I