- 7 — 1913 1917 per hoofd voor Java 258.415 ton 406.495 ton 11.9 K.G. voor de Buitenbezittingen 251.631 „ 341.766 „ 26.— „ voor geheel Ned.-Indië. 510.046ton 748.261 ton 16.— K.O. Tegenover deze i n voercijfers staan de volgende overeenkomstige cijfers betreffende den uitvoer (naar het buitenland): Voedingsmiddelen 1913 1917 uit Java 183.753 ton 69.277 ton uit de Buitenbezittingen. . . . 32.338 „ 20.214 „ uit geheel Ned.-Indië 216.091 ton 89.491 ton Alleen r i j s t 1913 1917 uit Java 62.885 ton 4.343 ton uit de Buitenbezittingen. . . . 3.854 „ 2.342 „ uit gëheel Ned.-Indië 66.739 ton 6.685 ton De invoer overtreft dus den uitvoer met: voedingsmiddelen (in het algemeen) in 1913 • in 1917 voor Java 201.449 ton 419.856 ton voor de Buitenbezittingen . . . 254.548 „ 341.321 „ voor heel Ned.-Indië 455.997 ton 761.177 ton alleen rijst in 1913 in 1917 voor Java. 195.530 ton 402 152 ton voor de Buitenbezittingen . . . 247.777 „ 339.424 „ voor heel Ned.-Indië 443,307 ton 741.576 ton — 8 — Hiernevens wijst aan over 1916: bijlage IIc. een uitvoer van maïs zonder daartegenover staan- den invoer van 4.085 ton bijlage llb een meerderen uitvoer van meel van 29.170 „ (boven den invoer) bijlage We. een idem van arachides van .... 9.798 „ daarentegen bijlage lig:, een meerderen invoer (boven den uitvoer) van katjang kedelee van 25.939 „ bijlage II/. een idem van gedroogde en gezouten visch van 37.634 „ (de cijfers van bijlagen lid en< llh kunnen als van ondergeschikt belang wel verwaarloosd worden). Naast deze in- en uitvoercijfers hebben we te stellen productiecijfers. De overige voedingsmiddelen, waarvan, gelijk wij zagen, het surplus aan invoer van de eene groep bovendien wordt overtroffen door het surplus aan uitvoer bij de andere*) laten we daarbij voorloopig buiten beschouwing om ons te bepalen tot hét hoofd voedingsmiddel de rijst. Volgens de publicaties van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel heeft de geschatte padiproductie in 1917 alleen op Java en Madoera bedragen rond 104.000.000 pikols, gevend bij eene verhouding van 2 : 1.1, 57.145.000 pikols of ruim 3.500.000 tons gepelde rijst. De rijstproductie der Buitenbezittingen is eene moeilijker te benaderen grootheid; we overschatten die m. i. echter niet door daarvoor 500 000 tons aan te nemen, gevende een totaal productiecijfer van 4.000.000 ton. Het invoercijfer van 1917 bedraagt na aftrek van de uitgevoerde rijst 741.576 ton (bijlage Ha), dus blijkt dat het tekort aan voortgebrachte rijst 16% van de productie beloopt. Wanneer we dit cijfer nader bezien zal blijken hoe gevaarlijk het is om te werken met gemiddelden, maar ook met dat gevaar voor oogen mag worden geconstateerd, dat dit cijfer op zich *) Hierbij is de suiker als voedingsmiddel nog geheel buiten beschouwing gelaten. — 9 — zelf — dus afgescheiden van verwachte stijging — niet onrustbarend is; integendeel blijkt daaruit bij vernieuwing hoe rijk gezegend deze onze koloniën zijn, want als vaststaande mag worden aangenomen dat, met uitzondering van Rusland, *) Hon garije en Roemenië, geen enkel ander land van Europa ten aanzien van de voorziening in het hoofdvoedsel zijner bevolking voor een betrekkelijk zoo gering percentage van den invoer van buiten afhankelijk is. De tarweproductie in Engeland was vóór den oorlog slechts voldoende om in de behoefte van een gering aantal dagen te voorzien en in Duitschland nijpt de voedselnood zoo, niettegenstaande — naar we veilig mogen aannemen — eene modelorganisatie, omdat dat land vóór de blokkade voor enkele milliarden aan voedingsmiddelen jaarlijks van buiten placht in te voeren. Stemt dit zeer in het algemeen tot eenige gerustheid, voor we ons tekortcijfer nader ontleden dient in beschouwing genomen, de toeneming der rijstinvoeren. De als bijlage III afgedrukte graphische voorstelling doet zien, dat in 10 jaren tijds de rijstinvoer in ronde cijfers toenam van 330.000 ton in 1908 tot 740 000 in 1917. § 2. (Vraag 1, 2e lid). Aan welke oorzaken moet die vermeerderde invoer worden toegeschreven? Tot en met 1889 voerde deze kolonie meer rijst uit dan ingevoerd werd, met het jaar 1890 beginnen de rijstinvoeren de rijstuitvoeren te overtreffen. Op zichzelf is in dit verschijnsel niet alleen niets verkeerds gelegen, tot zekere hoogte is het een noodwendig gevolg van vooruitgang in ontwikkeling, van toeneming van het zielental. In vroeger jaren gold de zorg voor volle rijstschuren door vasthouding van het product als een der eerste onderwerpen van bestuursbeleid. In de eerste jaren dezer eeuw werd b.v. *) En dan nog dit land als geheel genomen; in verschillende deelen van Rusland heerscht periodieic hongersnood; zie voorts de cijfers onder het hoofd „intensiveering". — 10 — de toch zoo ontwikkelde en economisch-strijdvaardige bevolking van Sumatra's Westkust nog geenszins vrijgelaten haar rijstoogst naar believen te vervreemden. Dit werd — zoo al — slechts toegestaan voor het welberekend surplus, dat de consumptie mogelijk laten zou. Ik heb zelfs nog onder een Resident gediend, die ernstig heeft overwogen een gebod tot sluiting van de ingenieuze waterrijstpelmolens (kintjirs) der bevolking, opdat deze, gedwongen om haar padi uit de hand te stampen, die minder gemakkelijk zou kunnen verwerken tot den voor uitvoer gewenschten vorm van gepelde rijst. Deze zorg is geen uitvinding van een al te vaderlijk of gemakzuchtig — een gevulde maag stemt tot tevredenheid en rust—Europeesch bestuur, we vinden haar soms in den verscherpten vorm van algeheel verbod tot rijstverkoop terug in de inlandsche maatschappijen van vóór onze inmenging (Minang- kabau, Korintji) '). En deze beperking van de persoonlijke handelsvrijheid houdt klaarblijkelijk verband met de moeilijkheid, vroeger zelfs het ontbreken van elk verkeer met de buitenwereld, wat autarkie 2) gebood! Een beperking van de handelsvrijheid werkt echter belemmerend op ijver en lust tot productie en wel met toenemende kracht naarmate de noodzakelijkheid voor die beperking vermindert. Zoo was er, sedert de havens van Sumatra's Westkust in het geregeld stoombootverkeer werden opgenomen en vooral sedert de openlegging van de Padangsche Bovenlanden middels den spoorweg (1892\ geen werkelijken grond meer voor de belemmering van den rijsthandel en het uit sleur en gemakzucht vasthouden aan uitgeleefde voorschriften is later gebleken juist 1) Toen onze troepen in 1901 voor het eerst Korintji binnendrongen, vonden zij daar talrijke rijstschuren vol met overjarige rijst, die, hoewel goed opbewaard en geregeld gelucht, geheel oneetbaar was geworden. 2) De leer der autarkie dreigt - gelijk Dr. LoviNK opmerkt m een tot het praeadvies geleid hebbende nota - onder den druk van den ouderlingen haat der natiegroepen in Europa meer in toepassing gebracht te zullen worden. z« het in minder strikten vorm dan in de afgesloten inlandsche gemeenschappen het geval was. M:t deze omstandigheid zal bij de behandeling van het onderwerp, dat ons bezighoudt, mede rekening zijn te houden. — 11 — het omgekeerde te hebben uitgewerkt van wat men er van verwachtte. Toen de Minangkabauer ervoer, dat hij steeds en tot redelijken prijs importrijst kon koopen en niettemin belemmering bleef ondervinden in de vrijheid om over zijn eigen rijstproduct te beschikken op de hem meest voordeelig schijnende wijze, wreekte zich deze onredelijke dwang in verminderende belangstelling voor de rijstcultuur, waarvan weer, vooral relatief verminderende oogsten en toenemende rijstinvoeren het gevolg waren. Eerst onder het bestuur van Gouverneur BALLOT — men zie diens rondschrijven van 12 Juli 1912 No. 6634 *) — werd definitief met alle belemmering van den rijstverkoop gebroken, met het ver-, rassend gevolg, dat van dat oagenblik af de rijstcultuur ter Westkust eene groote uitbreiding onderging en de rijstinvoer sedert 1910 voor een jaarlijks stijgende rijstu i t v o e r plaats maakte. Ongetwijfeld heeft hierop ook de landbouwvoorlichtingsdienst, vooral door een verscherpt toezicht op het inachtnemen van de juiste planttijden, een gunstigen invloed uitgeoefend, maar voorwaarde voor het slagen van cultuur-maatregelen was — gelijk ook de landbouwleeraar M. B. SMITS toegeeft (ter in de noot hieronder aangeduider plaatse bl. 514) — de vrijheid van rijsthandel. Deze terugblik heeft meer dan eene historische beteekenis. Bij ordonnanties van 1917 en 1918 en verschillende recente besluiten van den Directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel werd, onder den druk der tijden, voor Sumatra's Westkust het eerst en ten slotte voor elk gewest op Java en Madoera, een tijdelijk uitvoerverbod van rijst getroffen, een maatregel hier en daar ook voor andere voedingsmiddelen nagevolgd — zie bijlage IX. De zeer abnormale omstandigheden mogen tijdelijk zulke maatregelen noodzakelijk maken — gewetenlooze speculatie op groote schaal zou bij den geheerscht hebbenden schepennood volksrampen hebben kunnen veroorzaken — men houde goed voor oogen, dat naast de verwarring en schade, die elk ingrijpen *) Weergegeven en besproken in deel 45 v/h Tijdschrift v/h B.B. bl. 403 e.v. Zie ook idem dl. 50 bl. 186/187 en dl. 51 bl. 67 t/m 78 en bl. 513 t/m 516. — 12 — van de Overheid in handelsverhoudingen altijd met zich brengt, *) de belemmering van de handelsvrijheid in de eerste plaats de producenten drukt, waarvan de productie zelve zeer spoedig den nadeeligen terugslag ondervindt. Bij meerdere ambtenaren B. B. vindt men nog geneigdheid om dergelijke maatregelen, zij het in minder gestrengen vorm, ook voor normale tijden niet zoo verwerpelijk te achten. Dan worden echter thans noodwendige regelingen tot bekrompen en schadelijke vliegenkastpolitiek. De bevolkingstoename. Op grond van in de tweede helft der vorige eeuw verkregen gegevens is eene gangbare meening: Java's bevolking verdubbelt in 50 jaren, hetgeen overeenkomt met eene jaarlijksche bevolkingstoename van 2 %. We verkeeren echter door herhaald uitstel van de voorgenomen nieuwe zielentelling in het onzekere omtrent de toeneming van het zielental na de telling van 1905. Er zijn echter aanwijzingen, dat die toename in de laatste jaren in een veel minder snel tempo plaats vindt, hetgeen verklaarbaar is uit het feit, dat verschillende streken van Java aan overbevolking lijden, terwijl door domheid, sleur en armoede (gebrek aan middelen tot verplaatsing) onvoldoende afvloeiing van het te veel naar de minder bevolkte streken van Java en naar de Buitenbezittingen plaats vindt. Volgens verkregen opgave van den, ambtenaar voor de Volkstelling — zie voor gedetailleerde opgave bijlage VI — zou het zielental voor Java en Madoera ultimo 1917 te stellen zijn geweest op rond 34.000.000, gevend in vergelijking met het bevolkingscijfer op ultimo 1905 (29.718.403) eene toeneming met 15% in 12 jaren tijds of 1V* % 's iaars- De overeenkomstige cijfers voor de Buitenbezittingen geven bij benadering: 6.500.000 op ultimo 1905 tegen 13.900.000 „ „ 1917, *) Ik ontmoette in Oost-Java een aannemer van rijstleveranties ten behoeve van Gouvernementsinstellingen in zak en asch, omdat hij zijn eigen in een nevengewest opgeslagen rijst niet mocht vervoeren naar de plaats waar hij ze noodig had. — 16 — praktisch niet meer toegestaan, oprichting van nieuwe fabrieken nog minder. Het aantal suikerfabrieken op Java bedraagt 185, waarvan 102 in Oost-Java, met een aanplant van 128.057 bouws (90875 H. A ); 53 in Midden-Java met een aanplant van 65.198 bouws (46.268 H. A.); 30 in West-Java met een aanplant van 36.059 bouws (25.589 H. A.) Van de erfpachtsperceelen op Java bestaat maar een klein gedeelte uit bevloeibare, aan de rijstcultuur dienstbaar te maken gronden. Weliswaar bestaan uit zoodanige gronden geheel de bruto 9 )00 bouws (netto 7200) van het erfpachtsperceel Djatiroto der H. V. A. (afd. Loemadjang, residentie Pasoeroean), maar eerst door de aangelegde waterwerken (v.n. draineeringswerken) van de erfpachtster zijn deze gronden thans voor den natten rijstbouw geschikt, bovendien reeds begrepen in de hoogergenoemde aan de suikerindustrie dienstbaar gemaakte uitgestrektheid gronds. Eenige vlakte perceelen der maatschappij Oud-Djember zijn in deelbouw aan de bevolking uitgegeven, mitsdien slechts voor zoover betreft de aanplant van tabak als tweede gewas (eenmaal in de twee jaren), aan de voortbrenging van voedingsgewassen onttrokken (7000 bouws). Hetzelfde geldt van de 40.000 bouws jaarlijks in de residentie Besoeki van de bevolking ingehuurde tabaksgronden. De suikerindustrie verhindert dus de voortbrenging van rond 230.000 X 25 pk. padi = 5.750.000 pk. padi of ± 180.000 tons rijst. Overigens bevordert de particuliere land- en mijnbouwindustrie alsmede de fabrieksnijverheid den rijstinvoer, doordat de daarbij werkzame arbeiders voor hunne voeding grootendeels op importrijst zijn aangewezen. Maar behoudens een gering aantal Europeanen, hetwelk de industrie in het land trekt, zouden deze arbeiders in de desa ook moeten eten en daar slechts voor een klein gedeelte dienstbaar zijn aan eene meerdere productie van voedingsmiddelen. Wel kan men zeggen, dat de industrie een toevluchtsoord v.n. voor het grondbezitloos inlandsch proletariaat vormt en ook de klein-grondbezitters in staat stelt hun inkomsten te vermeerderen, waardoor gezinsvorming en toeneming van het zielental vooral van dat der nietlandbouwers wordt in de hand gewerkt. - 10 — De rijstlanden bij uitnemendheid der Buitenbezittingen: Bali en Lombok, Sumatra's Westkust ') leveren een overschot, Tapanoeli en enkele anderen voorzien op eene onbeteekenende fractie na in eigen rijstbehoefte — zie hierachter. Het uitgestrekte Gouvernement van Celebes voorziet mede niet alleen geheel in de voedselbehoefte van zijne talrijke bevolking (bijkans 2Vg miljoen zielen); maar voert in goede jaren zelfs belangrijke hoeveelheden maïs uit (in 1917 ± 34.000 ton); Atjeh en Palembang, de Z. & O. afdeeling van Borneo en Menado slaan op het gebied van rijstcultuur geen slecht figuur, maar overigens is de rijstbouw in de buitengewesten öf weinig ontwikkeld öf heeft de bevolking bij de ervaring, dat zij, dank zij de geregelde stoomvaartverbindingen, voor gereed geld steeds importrijst kan koopen, hare belangstelling overgebracht op de teelt van meer winstgevende handelsgewassen: in Atjeh, Lampongs en Banka: peper; in Djambi: hevea; in Palembang: katoen en koffie; in Riouw: gambir; in de Westerafdeeling van Borneo, Celebes en Onderh. en Menado: copra. in het Oostelijk deel van den archipel — min of meer met uitzondering van Menado — is maïs of sago hoofdvoedsel, rijst lekkernij, welke geruild wordt tegen de producten van het land. En bijna overal in de Buitenbezittingen werkt het boschproductenbedrijf nadeelig op den ijver voor den landbouw.2) Al deze factoren zoowel in de grootindustrie als in het inIandsch bedrijf zijn oorzaak van een in absoluten zin bijkans gelijke en naar verhouding tot het zielental veel grooteren rijstinvoer in de Buitenbezittingen dan op Java. ') Ook op het eiland Soembawa is de sawahcultuur goed ontwikkeld; het eiland voert rijst uit. *) Men heeft in Djambi misoogsten geconstateerd en die aangemerkt als reden tot ontevredenheid bij de bevolking. Is daarbij echter genoeg aandacht gewijd aan het feit, dat voor den binnenlandschen Djambiër hoofdzaak is het boschproductenbedrijf, dat hij een minimale zorg besteedt aan zijne aanplanten, daardoor dikwijls zelf oorzaak is van misoogsten, welke hij echter door zijne bijverdiensten kalmer opneemt dan degene voor wien misoogst,honger beteekent? — 20 — Volgens de cijfers toch in bijlage Ha voert Java in (1917): 406.495 tons van 1000 K.O. af uitvoer van Java n. Btbz . . 32.409 „ » » zuivere invoer Java 374.086 „ „ I » Buitenbezittingen invoer uit het Buitenland . . . 341.766 tons van 1C00 K.O „ van Java 32.409 „ » » » 374.176 „ „ „ » Bij eene verhouding tusschen Java en de Buitenbezittingen van het zielental van 34.000.000 : 13.000.000 = 2,6 : 1, verhouden de rijstinvoeren zich van 374.089:374.175 == 1:1. De slotsom van deze paragraaf moge luiden: dat voor den jaarlijkschen invoer van rijst uit het buitenland in Indië en voor de toeneming van dien invoer natuurlijke, op zichzelf volstrekt niet onrustbarende oorzaken zijn aan te wijzen. § 3. (Vraag 2). Is het wenschelijk dat Nederlandsch-lndië, mede met het oog op de richting, waarin zich de handelspolitiek van verschillende landen, tot welke wij in nauwe betrekking staan, in den laatsten tijd beweegt, er naar streve in de eigen behoefte aan voedingsmiddelen te voorzien? Aan de slotsom van de vorige paragraaf, dat voor den jaarlijkschen invoer van rijst uit het buitenland in Indië en voor de gestadige toeneming van dien invoer natuurlijke, op zichzelf volstrekt niet onrustba.ende oorzaken zijn aan te wijzen, zouden wij nog de volgende beschouwing willen vastknoopen. Een der voorn tamste op ervaring berustende beginselen van alle grootbedrijf is, dat v e r d e e 1 i n g vanarbeid hoofdvoorwaarde is voor eene economische productie. — 25 — voedingsmiddelen beplante areaal in dit jaar weder eene zoo groote toeneming daarvan zou zijn verkregen komt geheel onaannemelijk voor, *) — men zie het hooger reeds opgemerkte omtrent de relatieve betrouwbaarheid van de gegeven cijfers. Wel is het mogelijk eene nog belangrijk grootere uitbreiding van het beplante oppervlak van Java te verkrijgen, maar langs den langeren weg van aanleg van wegen en bevloeiingswerken. Voorts werden vrij algemeen maximumrijstprijzen vastgesteld en/of schikkingen getroffen met rijsthandelaren omtrent de distributie van in hun bezit zijnde voorraden. Plaatselijk zien we de overheid zich ook in de distributie van andere voedingsmiddelen mengen: v. n. geconserveerde melk heeft het een tijdlang moeten ontgelden. V.n. om meer eenheid te brengen in de genomen en overwogen maatregelen, werd den 4en April j.1. door den Gouverneur Generaal ten Paleize te Weltevreden eene bespreking van het voedselvraagstuk gehouden, waartoe, naast alle Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera ook de Directeuren van Landbouw, Openbare Werken en Binnenlandsch Bestuur waren opgeroepen. Op deze vergadering werd o. a. besloten tot de volgende maatregelen: Uitbreiding van den aanplant van voedselgewassen door beplanting van erven en woeste gronden. Opvoering van de productiviteit van den bodem. Aankoop van padi van Overheidswege gedurende den oogsttijd. Deze laatste maatregel beoogt een tweeledig doel: in de eerste plaats beperking van het rijstverbruik tijdens en kort na den oogsttijd, in de tweede plaats om eene reserve aan te houden voor de maanden, waarin gewoonlijk schaarschte heerscht en in dien tijd de ingekochte rijst tegen slechts weinig verhoogden prijs weder ter beschikking van de bevolking te stellen. Een mogelijk overschot zou bestemd worden voor uitvoer naar behoeftige gewesten op Java en naar de Buitenbezittingen. Tot de gewesten, die een rijstoverschot leveren worden *) Men zie hierover de beschouwingen bij de behandeling van de intensiveering van den rijstbouw. —27 — voedingsmiddelen, rees aanstonds de gedachte: waar blijven wij met het waarschijnlijk teveel? Dit is voor de oplossing van het voedselvraagstuk in het algemeen een zeer bemoedigend verschijnsel. Een nog zeer belangrijke ter vergadering ten Paleize besproken maatregel is geweest de aan de suikerondernemingen op te leggen inkrimping van hun met suikerriet beplant areaal met 25%) ten einde aldus het aan de rijstcultuur dienstbaar te maken sawahoppervlak met ruim 50.000 bouws te vergrooten. Onder het devies: minder suiker, meer rijst was deze maatregel van verschillende zijden o.a. door den heer T. OTTOLANDER aanbevolen. De ter vergadering aanwezige residenten bleken echter van meening, dat het verlies dat de bevolking door de inkrimping zou lijden in den vorm vooral van minder arbeidsloonen, niet opwoog tegen het voordeel van de te verwachten vermeerdering van de rijstproductie. De Regeering heeft daarop van den maatregel afgezien. Sedert hebben echter meerdere fabrieken uit eigen belang den aanplant voor 1919 ingekrompen, enkelen werden of zullen tijdelijk worden gesloten. De Regeering heeft de vraag overwogen of de betrokken bevolking voor het hieruit voor haar voortvloeiend geldelijk verlies door reliefworks schadeloos moet worden gesteld *). Vastgesteld mag worden, dat de door de Regeering genomen maatregelen in het algemeen het gunstig gevolg hebben gehad dat: de beheersching van de distributie van voedingsmiddelen van overheidswege, hoewel nog niet geheel bereikt, mogelijk gebleken is, dat, hoewel het ophouden van allen rijstinvoer van buiten altijd eene ernstige gebeurtenis zou blijven, ook in dat geval van hongersnood geen sprake zou zijn, dat we alles bijeen genomen aan het eind van dit jaar voor de voedselvoorziening van deze koloniën minder afhankelijk zullen zijn van het buitenland dan een jaar geleden. Om dit resultaat te bereiken is het doorvoeren van de ter *) Noot (na afsluiting van dit opstel). De sedert sterk gestegen suikerprijzen doen deze kwestie natuurlijk vervallen. - 28 — conferentie aangegeven maatregelen in hunnen vollen omvang zelfs niet noodig geweest. In meerdere gewesten o.a. Semarang is met het opkoopen en opschuren van padi, nadat een bepaalde voorraad verkregen was, niet verder doorgegaan. Het bleek onnoodig de daartoe beschikbaar gestelde fondsen geheel te gebruiken. Ook deden zich bij de opschuring in den vorm van in den voorraad optredend bederf (Solo» bezwaren voor, welke het raadzaam deden achten de opgeslagen voorraden niet verder te vergrooten. De door de Hoofden van gewestelijk bestuur al dadelijk geduchte overproductie bij sterke aanmoediging van het aanplanten van zgn. tweede gewassen heeft zich inderdaad voorgedaan. O. a. in de afdeelingen Tasikmalaja en Banjoewangi gooit men elkaar met cassave om de ooren en de herhaalde van het Departement van L. N. en H. uitgegane aansporingen tot het aanplanten van voedingsmiddelen zijn besloten met eene aanschrijving om aan den aanplant van cassave geen meerdere uitbreiding te geven. . . De naar hongersnood neigende voedselschaarschte, die zich in Zuid-Midden-Java heeft voorgedaan, is als een gevolgte beschouwen van plaatselijke misoogsten gepaard aan onvoldoende verkeersmiddelen en wellicht plaatselijk tekortgeschoten bestuurszorg. Aan de hooger gegeven algemeene conclusies doen deze plaatselijke misstanden niet af, en n.h.v. had Dr. LOVINK volkomen recht om bij aankomst in Holland zijn interviewer te verklaren, dat in het algemeen genomen de voedselvoorziening van Indië er goed voorstaat. Valt er dus, ten aanzien van het vraagstuk, dat ons bezig houdt, eigenlijk niet anders te doen dan doorgaan op den ingeslagen weg? Het is kwalijk te verwachten, dat een zoo omvangrijk vraagstuk onderhevig aan nog telkens wisselende invloeden in korten tijd reeds tot eene volkomen oplossing zou zijn gebracht. Het is niet meer dan natuurlijk, dat de in uitvoering zijnde maatregelen plaats laten voor criiiek en dat vooral plaatselijk nog menige aanvullende regeling getroffen dient te worden. Daarover het laatste hoofdstuk! — 20 — HOOFDSTUK III De te volgen gedragslijn Bij de behandeling van de inzake de voedselvoorziening wenschelijk geachte maatregelen is het, wegens uiteenloopend verschil in toestanden, noodig Java en de Buitenbezittingen afzonderlijk te behandelen. Enkele hoofdbeginselen behooren echter m.i. de in beide gebieden te volgen gedragslijn te beheerschen. Als zoodanig zou ik voorop willen stellen, dat de beperking van de handelsvrijheid zoo ten aanzien van het buitenlandsch als ten opzichte van het intergewestelijk verkeer niet langer mag worden opgelegd dan de huidige buitengewone omstandigheden gebiedend noodzakelijk maken. Ten aanzien van het buitenland zijn de meest mogelijke handelsvrijheid naast de meest liberale open-deur-politiek eerste voorwaarden voor ons voortbestaan als koloniale mogendheid. En alle belemmering van het binnenlandsch verkeer is uit z>ch zelve onnatuurlijk en in hooge mate schadelijk. Dat de overheid eene indolente, zorgelooze en fatalistisch aangelegde bevolking dringt — als het moet dwingt—tot productie, is niet alleen volkomen verantwoord, maar in omstandigheden als de huidige dure plicht. Elke niet door de eischen eener ordelijke samenleving van zelf geëischte dwang draagt echter een hatelijk karakter, hetwelk in het onderhavig geval beduidend verscherpt wordt door aan den dwang tot productie te verbinden de beperking van het beschikkingsrecht over het product. Door daaraan bovendien nog vast te knoopen belemmering van de handelsvrijheid van kooplieden in producten worden de prijzen gedrukt, hetgeen den toch al geringen arbeidslust nadeelig moet beïnvloeden. Maatregelen als deze mogen in zeer abnormale omstandigheden tijdelijk geboden zijn, zij dienen onder den invloed van gemakzucht en opzien tegen verantwoordelijkheid geen dag langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk. Men houde steeds voor oogen, dat zij in de inlandsche maatschappij fnuikend werken op den ondernemingsgeest, op zorg — 30 — voor de toekomst, op de zucht naar gewin, en het zijn juist deze en dergelijke eigenschappen, welke de inlandsche maatschappij reeds al te zeer ontbeert en die door ons bestuur juist dienen aangekweekt en bevorderd te worden. Er bestaat te meer gevaar voor eene handhaving van belemmering van beschikkings- en handelsvrijheid boven de noodzaak uit, nu — mede als gevolg van de opheffing van de beperking der bewegingsvrijheid van vreemde Oosterlingen — de rijstpellerijen in handen vooral van Chineezen op Java zeer in aantal toenemen, waarvan weer het gevolg is eene vermeerderde gelegenheid voor inlandsche landbouwers om hun gewas lang voor den oogst te verkoopen, natuurlijk tegen ongelooflijk lage prijzen. Bij de huidige padiprijzen van ƒ 4.— en ƒ 5._ per pikol hebben o. a. in den Oosthoek van Java verkoopen van padi plaats gehad aan de opkoopers tegen ƒ 1.10 en ƒ 1.20 bij vooruitbetaling. Aangenomen mag worden, dat dit euvel over een groot deel van Java is verspreid. En parenthese wordt hier opgemerkt, dat bij vergelijkende berekeningen b. v. tusschen de voordeden die de rijst- en de suikercultuur de bevolking opleveren, zonder uitzondering wordt uitgegaan van de open marktprijzen voor padi met naïve verwaarloozing van den belangrijken factor, dat de Javaansche boer dezen prijs zelden of nooit in handen krijgt. Er bestaat bij meerderen onzer Bestuursambtenaren eene neiging deze en dergelijke maatschappelijke euvelen te beteren langs reactionnairen weg, men kan er hen echter niet genoeg van doordringen, dat die weg, door bijzondere omstandigheden tijdelijk heropend, op den duur voorgoed zal worden afgesloten. Geen vaderlijke bestuurszorg kan verhinderen, dat de strijd van „the survival of the fittest" in toenemende onmeedoogendheid door de Inlandsche bevolking zal moeten gestreden worden. De Regeering sterke haar daartoe door ontwikkeling van de eigen weerkracht middels onderwijs, bevordering van gemeenteinstellingen, verschaffing van goedkoop echter niet lankmoedig crediet, e.d., niet door eene onnatuurlijke bescherming. Slechts reike Zij de helpende hand aan overtolligen en verslagenen door eene onbelemmerde werving, eene georganiseerde transmigratie (Java) en emigratie naar de Buitenbezittingen. — 31 — Öp laatst bedoelde onderwerpen van bestuurszorg kom ik lager nog terug. Hoewel er nog wel meer maatregelen zijn die voor Java en de Buitenbezittingen beiden in beschouwing zouden zijn te nemen, willen we thans zien welke voorzieningen voor elk der genoemde gebiedsdeelen afzonderlijk wenschelijk voorkomen. Maatregelen ten opzichte van Java. Gelijk hooger berekend bedroeg in 1917 de op Java ingevoerde hoeveelheid rijst, na aftrek van den dat jaar tengevolge van het verbod tot uitvoer zeer geringen export, 374.086 ton, terwijl de Java-productie gesteld mag worden op rond 3.500.000 ton. De zuivere invoer betrof dus ruim 10°/0 van de productie. Op zichzelf is dit echter geenszins onrustbarend. In Europa is gebleken, dat de menschheid het met heel wat minder kan doen dan met eene beperking van 10 °/0 op het hoofdvoedingsmiddel alleen. In het geval dus dat alle rijstinvoer naar Java eens werd verboden — een geval dat zich intusschen gedurende vier oorlogsjaren nog niet blijvend heeft voorgedaan — zou het daardoor gelaten tekort geen ramp behoeven te veroorzaken, maar gemakkelijk zijn aan te vullen door opvoering van de eigen voortbrenging van rijst en andere voedingsmiddelen. Eene zeer-gunstige omstandigheid vormt daarbij het tropisch klimaat, dat in staat stelt op niet al te droge gronden het geheele jaar door te planten en ervan te oogsten. Intusschen eene zoo gemakkelijke oplossing is het voedingsvraagstuk voor Java niet beschoren. Want naast het gemiddelde invoercijfer van ruim 10 °/0 hebben we aan de volgende factoren aandacht te verleenen. fl. Een gemiddeld cijfer van ruim 10 % sluit niet in dat ook per hoofd der bevolking slechts 10 °/0 te kort aan rijst zou ontstaan, wanneer de invoer ophield, integendeel we weten dat de verdeeling van het tekort zeer ongelijk zou zijn: Zuid-Midden-Java was den hongersnood nabij zonder dat er op Java als één geheel genomen, eenig tekort bestond. b. Er is in de laatste jaren eene voortdurende toeneming van — 32 — den zuiveren rijstinvoer voor Java schoon tegen afnemende percentages; bijlage Ila leert dat de invoer in 1915 50 ° 0 meer bedroeg dan die in 1913, de invoer van 1916 27 °/0 meer dan die'in 1915, de invoer van 1917 5V2% meer dan die van 1916. c Java's bevolking neemt nog gestadig toe, maar naar verhouding het aantal niet-landbouwers veel sterker dan dat der landbouwers, zulks èn door toeneming van het zielental in zwaar bevolkte geheel ontgonnen streken èn door de ontwikkeling ook van Java van een zuiveien landbouwstaat tot een landbouw-industrieele. *) Er is dus alle aanleiding het voedingsvraagstuk op Java als zeer ernstig te blijven beschouwen als een vraagstuk, dat voor eerstkomende jaren een der eersten moet zijn der onderwerpen van Regeeringsen bestuurszorg. Een onderwerp van bestuurszorg zal moeten zijn een nauwlettend toezicht op het op tijd en geregeld beplanten van alle voor land- en tuinbouw geschikte gronden van Inlanders Behoudens contröle, dat op sawahs minstens eenmaal 's jaars rijst wordt geteeld, late men de keuze van de te planten gewassen zooveel mogelijk aan de landbouwers zeiven over; zelfs wanneer zij er hun voordeel in zouden zien op droge gronden öf, als tweede gewas op sawahs, handelsgewassen te telen beperke het Bestuur, gedachtig aan wat hooger over het hatelijk karakter en den afstompenden invloed van al e dwang werd gezegd, deze vrijheid niet dan in de uiterste noodzakelijkheid. Hierbij dient nog opgemerkt, dat het tweemaal planten van padi in één jaar tijds op bevloeide velden, vooral op dezulke bevloeid uit groote bevloeiingswerken, die slibarm water leveren, volstrekt niet altijd voordeel brengt. Van de Keningwerken (Rembang) achtte men het een groot voordeel, dat zi] tot tweemaal rijstplanten 's jaars in staat zouden stellen. Naeenige jaren wezen proefsneden uit, dat twee rijstoogsten van na de " •) i„ het algemeen zal dit wel juist zijn, maar positief weten doen wij daaromtrent niets door het ontbreken van een behoorlijke census. — 33 — bevloeiing weinig of niet meer opleverden dan één rijstoogst te voren. In de laagvlakte van West-Banjoemas — grootendeels van den regen afhankelijke, echter vochtige, laaggelegen gronden— pleegt de helft van den Oostmoesson-padioogst te mislukken. De Assistent-Resident van Oaroet schreef het optreden van wortelrot in zijne afdeeling toe aan het te veelvuldig padiplanten in de laatste jaren. Het Bestuur zal dus bij het geven van aanwijzingen rekening moeten houden èn met de, meestal langs empirischen weg verkregen ervaring der inlandsche landbouwers — zonder zich evenwel door dezen met een kluitje in het riet te laten sturen — èn voorlichting zoeken bij den Dienst der Landbouwvoorlichting van het Departement van L. N. en H. *) Overigens dient de Regeering de Bestuursambtenaren in deze te steunen met Haar gezag en hen in staat te stellen de opvolging van gegeven bevelen te vorderen. Eene zorg der Regeering behoort het te zijn door het aanleggen van: a. bevloeiingswerken het irrigeerbare sawahopperviak gestadig uit te breiden, b. wegen en tramwegen de nog onontgonnen gedeelten van Java toegankelijk te maken en de afgelegen schoon reeds ontgonnen streken aansluiting te geven aan het verkeersnet. Als recent voorbeeld van liet feit, hoe bevloeiings- en draineeringswerken, onbewoonde wildernissen in korten tijd kunnen herscheppen in welbebouwde en bewoonde landstreken, moge genoemd worden de nog niet voltooide Tanggoel- en Bedadoengwerken in het Z. W. van de afdeeling Banjoewangi. Naarmate de werken vorderden verrezen hier tal van nieuwe desa's, en nog steeds stroomen tot uit Solo en Kediri de immigranten toe om zich een aandeel in de drooggelegde en/of bevloeide velden te verzekeren. WÊÊ Voor wat nog met wegenaanleg op Java valt te bereiken wijzen we in de eerste plaats op de afzondering van de be- *) Men zie voor de Oostmoessoncultuur. Bijlage I. 3 — 36 — „gedeelten, dan houdt men nog eene "uitgestrektheid over, die in „cultuur gebracht, aan veel handen werk en aan veel monden „brood zou verschaffen, hetzij de grootcultuur ging ontginnen, „hetzij de inlandsche bevolking er toe overging de bebouwde „gronden uit te breiden." „In de lage gedeelten kan zonder veel moeite nog heel wat „grond in sawah herschapen worden, elders zouden bevloeiings„werken moeten worden uitgevoerd. De rivieren in Zuid-Preanger „hebben n.1. over het geheel diepe beddingen uitgeslepen, „zoodat zonder kunstmatige bevloeiing verschillende deelen, „wat watervoorziening betreft, uitsluitend op den neerslag „aangewezen zijn. De hoogere gronden leenen zich het best „voor grootcultuur." „Al zou met den aanleg van eenige zijwegen de toestand „natuurlijk niet plotseling gunstig worden, die aanleg is de „eerste voorwaarde voor ontsluiting en ontwikkeling van ZuidPreanger." „Zoo gauw er wegen zijn, zal de handel zich ontwikkelen, „doordat dan transport mogelijk is. De bevolking, thans voor „een groot deel zeer verspreid wonende, zal zich vereenigen „in kampongs en desa's, waar mogelijk aan de wegen, er zullen „kleinere centra ontstaan, de bevolking zal er toenemen en de „mogelijkheid van afzet der producten zal tot uitgebreide en „wellicht intensiever cultuur leiden. Wegen zijn voor de Djampangs het allereerst noodige om dit zoo stiefmoederlijk bedeelde „stuk van Java in het verkeer te kunnen opnemen en op „landbouw- en handelsgebied tot meerdere ontwikkeling te „brengen." De strekking van het bovenstaande geldt ook voor nog andere streken van Java's Zuidkust, o.a. voor Zuid-Bantam en ZuidOost-Besoeki. We wijzen voorts op het nog steeds ontbreken van den schakel die de wegennetten van de Preanger en Banjoemas moet verbinden, het traject Bandjar-Maos, welke plaatsen alleen door de spoorbaan zijn verbonden. Wel is een weg in aanleg die een Noordelijke boog door het heuvelterrein via Madjenang het Z. O. van de Preanger zal verbinden met Banjoemas, maar — 37 — wil men deze landstreek geheel openleggen voor bebouwing dan zal de aanleg van een tweeden weg langs de spoorbaan noodig zijn. Naar verluidt heeft bij den aanleg van de spoorlijn BandjarMaos, die in 1894 de Westerlijnen met het Midden-Javanet verbond, de Dienst der S. S. aangeboden om tegen vergoeding van kostprijs naast den spoorweg een rijweg aan te leggen. Met het oog op den aard van het terrein: grootendeels oerwoud en moeras, zou het advies van B. B. geluid hebben „onnoodig", en bleef de aanleg van den weg achterwege. De bevolking heeft echter deze kortzichtigheid beschaamd, want sedert hebben duizenden kolonisten zich op de geringgeachte gronden neergezet. De immigratie is en wordt echter nog steeds belemmerd door het ontbreken van een goeden weg naast den spoorweg. Beginnende kolonisten zijn uiteraard lieden met geringe middelen en dien moet, zoo eenigszins mogelijk, een kosteloos te gebruiken verkeersmiddel voor den aanvoer van bouwmaterialen, gereedschap en huisraad, voor den afvoer straks van land- en • tuinbouwproducten, ten dienste staan. Aan den anderen kant dient het verkeer in het oudere cultuurgebied bevorderd te worden door groote uitbreiding van het tramwegnet, welke de uitwisseling van arbeidskrachten en producten over grootere afstanden nog beduidend kan vergemakkelijken. Voorts ware bij den verderen aanleg niet alleen of hoofdzakelijk op rentabiliteit te letten maar mogen naast pionierlijnen ols Parigi-Pameungpeuk) ook streken worden aangesloten wier afzondering in geval van voedselschaarschte een ramp voor de bevolking is of worden kan (Trenggalek, Wonogiri, Patjitan, Winosari). Waar aanleg van rijwegen in dit geval evenzeer tot het doel kan voeren is de bouw van een railbaan natuurlijk overbodig, maar overigens veroorloven de schitterende geldelijke resultaten van den Dienst der S. S. wel, waar noodig, ook enkele niet rendeerende lijntjes-aan te leggen. De aangegeven middelen zullen den landbouw bevorderen in extensie ven zin, ook op intensieve w ij z e zal — 38 — echter naar productie-vermeerdering gestreefd dienen te worden. èTSP^ Oud gasten zullen zich wellicht herinneren hoe omstreeks het jaar 1904 de aandacht werd getrokken door een artikelen-reeks in de J a v a b o d e, waarin een Friesche boer beschrijft hoe hij, in zijn bezit gekomen sawahs in Tapanoeli, aan eene Europeesche grondbewerking had onderworpen (mesten en diepploegen), hoe aanvankelijk de resultaten slecht, maar ten slotte zeer goed waren geworden: 80 pikols droge padi per bouw van volstrekt niet superieuren grond. Deze resultaten schijnen niet overdreven te zijn voorgesteld; er werd van Bestuurswege een onderzoek naar gehouden, maar men heeft den man later uit het oog verloren. Trouwens overeenkomstige oogsten werden en worden behaald in de kratervlakte van Manindjau (1905) en op Bali*) grootendeels doordat Minangkabauers en Balineezen kundiger en zorgvuldiger rijstbouwers zijn dan de Javanen. Dr. LOVINK heeft er zich vooral in het begin van zijn optreden veel van voorgesteld langs den weg van intensieve verbetering van de rijstcultuur op Java, den economischen welstand der bevolking te verhoogen. Hij had de koppige behoudzucht der Hollandsche boeren wel overwonnen en dacht het ook wel te zullen klaar spelen met de onkunde en het conservatisme van de Javaansche landbouwers. O. a. met dit doel werd de Dienst der Landbouw-voorlichting ingesteld en werden landbouwscholen geopend. Als Dr. LOVlNK's verwachtingen ten deze voorshands niet zijn verwezenlijkt, dan ligt dat o.i. vn. hieraan, dat onvoldoende rekening is gehouden met het verschil in karaktereigenschappen tusschen den Hollandschen en den Javaanschen boer. Waren bij gene onkunde en behoudzucht te overwinnen, in gretigheid en gierige winzucht had men krachtige bondgenooten. Is bij den Javaan het inzicht verhelderd, dan weerhouden hem echter gemeenlijk bijgeloof, gemakzucht en fatalistische laksheid van een vrijwillige stap in de goede richting. Wil men een voorbeeld? *) Zie onlangs in couranten verschenen opstellen in 5 deelen over ZuldBali. (Loc. 24, 25, 26, 27 en 30 Sept.) — 39 — Op Banka wordt de pepercultuur gedreven door Bankaneezen en Chineezen (gewezen mijnkoelies). Reeds uit de verte kan men onderkennen aan welk van beide rassen een pepertuin behoort De Chinees plant zijne ranken in dambordachtige regelmaat, zijn tuin is keurig onderhouden, om eiken rank heeft hij van steenpn een lagen wal gebouwd waar binnen de bemesting wordt aangebracht, een compost van alle afval, waarop hij de hand kan leggen, ook menschelijke en dierlijke faecaliën en urine. Dank zij zijn vlijt maakt de Chineesche peperboer een oogst van 16 katti per rank, terwijl de Bankanees van zijn slordig aangelegden en slecht onderhouden, onbemesten tuin niet meer oogst dan 4 katti per rank. Hij weet best, dat en waarom de oogst van Chineesche tuinen viermaal grooter is dan die der zijne en niet pas, al sedert, zeg een halve eeuw, heeft de Bankaneesche peperbouwer de meest sprekende demonstratie voor oogen. Hij denkt er echter niet aan de Chineesche cultuurwijze, welke geheel binnen zijn bereik ligt, na te volgen: hij verkiest een kleine oogst met geringe moeite boven een grooteren, die hem in eigen oogen zou verlagen tot een slaaf van den arbeid en bovenal wil hij die zich niet koopen door weerzinwekkend geknoei met menschelijke uitwerpselen, dat vindt hij vies, en de aanraking ermede besmet met onreinheid naar de godsdienstige wet. Uit een moreel oogpunt valt dit standpunt niet anders dan te eerbiedigen, maar tevens moet erkend, dat hier een van de oorzaken schuilt van de economische minwaardigheid van elke animistische en animistisch-Mohamedaansche maatschappij. *) We nemen gaarne aan, dat de Landbouwvoorlichtingsdienst reeds op positieve resultaten van zijne bemoeienis kan wijzen en zijn van meening, dat onverdroten volharden op den ingeslagen weg de eenig juiste gedragslijn vormt, men houde echter voor oogen, dat de te overwinnen moeilijkheden bij de vorming van den inlandschen boer tot kundig landbouwer hier veel grooter zijn dan in Europa en dat in verband daarmede de verwachting van in de naaste toekomst met landbouwonderwijs en demonstratie voor de productievermeerdering te bereiken resultaten niet te hoog mogen gesteld worden. *) Zie hiervoor nader in de volgende bladzijden. — 40 — Aanvankelijk zullen tastbare uitkomsten v.n. te bereiken zijn door betrouwbare voorlichting van het Bestuur bij de vaststelling van plantregelingen e. d. Toch zal voortgegaan moeten worden met maatregelen en pogingen om den rijstbouw te intensiveeren. De intensiveering van den rijstbouw op Java en Madoera. Uit de vele factoren, welke het vraagstuk beheerschen moeten wij ons tot de voornaamste bepalen. Deze kunnen samengevat worden bij de beantwoording der drie volgende vragen: I. Bestaat voor J iva en Madoera de noodzakelijkheid tot intensiveering van den rijstbouw? II. Hoe kan die intensiveering, bij bevestigend antwoord op I, het beste worden bereikt? III. "*In hoeverre moet rekening gehouden worden met de wet der afnemende bodemopbrengst? Ad. I. Algemeen. Wanneer men de bevolkingstoename over een gegeven periode tot maatstaf nemend, haar over langeren tijd in gelijke mate Iaat doorwerken, dan komt men tot ontstellende cijfers voor de grootte der bevolkingssterkte na een zeker aantal jaren. Men berekende, dat volgens den maatstaf van de toename gedurende de jaren 1870-1880, Duitschland, Groot-Brittanniëen Ierland, Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk, Italië, Zwitserland, Denemarken. België en Nederland inplaats van 220 millioen in 1890,658 millioen monden, in het jaar 2000 te voeden zouden hebben. Ongeveer 3 maal zooveel!!! 1891 — 1895 *) I Ver- I ^ i Ver- Onbruik. | |°0gSibrUik. I België. ..... 181 304 Nederland .... 88 202 Denemarken ... 262 287 Duitsche Rijk ... 193 197 Frankrijk 255 254 Finland 121 180 Zwitserland. ... 99 215 Oostenrijk-Hongarije. 199 173 *) Philippovitch dl. 1 p. 60. Oogst en verbruik per hoofd in K.G. — 41 — \ Ver- VerOogst. , ., Oogst. . .. / bruik. bruik. Rusland 264 172 Noorwegen .... 16 135 Groot-Brittanië. . . 43 167 Italië 115 122 Spanje 157 149 Portugal 75 88 Balkan 237 140 Zweden 140 175 Volgens deze cijfers waren derhalve op dat tijdstip in Europa alleen Rusland, de Kalkanstaten en Oostenrijk-Hongarije in staat een overschot aan broodgraan uit te voeren, maar ook die overschotten konden het tekort in de andere staten niet dekken. Dat tekort werd aangevuld door Amerika, Indië en Australië. *) Wanneer nu echter de bevolking zich in den tijd van 100 jaren zou verdriedubbelen en tengevolge daarvan een drie maal grooter beroep zou doen op de genoemde landen, wier bevolking zelf in dien tijd ook is toegenomen, dan zal die aanvulling niet meer kunnen plaats vinden. Hier ligt de tegenstelling: de theoretische onbegrensdheid, althans het niet aan waardeerbare grenzen gebonden zijn, der bevolkingstoename, en de zoowel in oppervlakte als in productiviteit van den bodem begrensde toename van voedselvoortbrenging. Zij werd hoewel reeds vroeger onderkend, door niemand met zoo groot gevolg uitgewerkt als door MALTHUS in zijn bekend werk: „Essay on the principle of population" (1798). Volgens hem heeft de bevolking de tendenz, wanneer voldoende voedingsmiddelen aanwezig zijn, zich in 25 jaren te verdubbelen, derhalve eene meetkundige progressie, terwijl de bereikbare hoeveelheid voedingsmiddelen veel langzamer toeneemt, vergelijkenderwijs slechts naar eene rekenkundige progressie. *) In de pas ontvangen „Nature" No. 2549 en No. 2550 van dl. 102 resp. bladz. 5 en 24 komen twee artikelen voor, die voor ons vraagstuk van uitnemend belang schijnen. Het eerste behandelt „The fertilizers after the war", het tweede ontleent aan het nieuwe Statesmans Yearbook 1918 enkele cijfers in verband met de door ons genoemde van veel belang: In 1917had Amerika reeds geen overschot meer. Rusland, Canada en Argentinië wel. Engeland had slechts voor de helft genoeg aan eigen productie. - 42 — In landen als ons Indië, dat bezig is zich in de richting van het nijverheidsstadium te ontwikkelen, moet er bovendien nog rekening mede gehouden worden, dat daardoor vele handen aan de voedselproductie worden onttrokken. Dat deze feiten, indien juist, tot onheil moesten leiden, laat geen twijfel. Toch vond MALTHUS in den aanvang slechts weinig bestrijders. Eerst , later is men tot het inzicht gekomen, dat niet alleen de grootte der bevolking, maar ook hare samenstelling, hare innerlijke zedelijk-maatschappelijke verhoudingen, grooten invloed uitoefenen. Daardoor ontstaat eene soort wisselwerking. Zijn er voedselproducten overvloedig aanwezig dan kan men rekenen op bevolkingstoename, is dit niet het geval dan vermindert die toename ; kan zelfs negatief worden. Nagenoeg alle zedelijkmaatschappelijke verhoudingen oefenen hunnen invloed uit op de bevolkingstoename. Maar diezelfde verhoudingen, zoodra zij in verband staan tot de wijze van voortbrenging, van grondbezit, kortom met de landhuishoudkunde van het volk, oefenen mede invloed uit op de toename van de voedselproductie. Zoo is het een ervaringsfeit, dat niet in vruchtbare landen met geringe bevolkingsdichtheid zooals Zuid-Amerika en Siberië de overvloedigste voeding van het individu voorkomt, maar dat in dichtbevolkte gebieden als England en Duitschland het verbruik van voedingsmiddelen per hoofd het grootst is *). Zoo is de bevolkingstoename een maatschappelijk verschijnsel, daarom gaat het niet aan den drang naar vermeerdering, welke in nagenoeg ieder volk woont, zonder meer te stellen tegenover de grenzen, waaraan de productie van voedingsstoffen gebonden k. Men dient daarbij voor ieder volk afzonderlijk de instellingen te beschouwen, die remmend of bevorderlijk werken ten aanzien van den bevolkingsaanwas en van de productie van voedingsmiddelen. Dan zal men zien, dat meestal de bedoelde tegenstelling niet berust op de onmogelijkheid om voldoende voedingsmiddelen •) Philippovitch. p. 62. — 43 — te produceeren, maar op gebreken in de landhuishoudkundige en maatschappelijke toestanden van het volk, welke beletten de mogelijkheid van voedselproductie tot haar volle recht te doen komen *). Zoo beschouwd wordt de stelling van MALTHUS volgens Philippovitch: De ervaring leert ons dat in een volk de tendenz woont, om zich sterker te vermeerderen dan toegelaten kan worden door de hoeveelheid voedingsmiddelen voortgebracht onder de voor dat volk bestaande landhuishoudkundige en maatschappelijke organisatie. Maar als dit alles juist is — en het was daarom dat men meende dit stukje theorie in de algemeene beschouwingen te moeten plaatsen —dan blijkt zonneklaar, dat het plicht is van iedere regeering om door goed overdachte, demographische en landhuishoudkundige statistieken, steeds het verloop van de uitgesproken tendenz waar te nemen. Alleen dan kan tijdig beoordeeld worden welke maatregelen noodig zijn. Immers van het tijdig nemen dier maatregelen hangt alles af. Men verbetert niet op slag een maatschappeiijken of landhuishoudkundigen misstand, welke de genoemde tendenz gevaarlijk doet worden. Dan alleen kan de overheid nagaan of de bevolkingstoename de grens gaat overschrijden, want het is wederom een feit der ervaring, dat volstrekte overbevolking niet noodig is om den ellendigen nasleep van dien te voorschijn te roepen. Reeds de neiging daartoe, wij zien het wel in enkele streken van Java, doet geheel gelijksoortige verschijnselen van armoede, slechte voeding en woningen daarmede gepaard gaande maatschappelijkpolitieke gevolgen geboren worden. Deze eisch geldt met meer klem voor het bestuur eener kolonie. Is het al dikwijls moeilijk den gedachtengang van het eigen volk te ontleden en daarnaar zijne landbouwkundige en maatschappelijke gewoonten te beinvloeden, hoeveel ingewikkelder wordt dit vraagstuk voor eene totaal vreemde bevolking. *; Philippovitch p. 63, — 44 — Dan zijn weldoordachte, goed-geordende en vooral betrouwbare statistieken een onafwijsbare eisch voor een goed bestuur. Toch missen wij in onze koloniën eene goede betrouwbare demographische statistiek. Financieele overwegingen zijn wel de voornaamste geweest, welke tot nu toe het totstandkomen eener moderne census verhinderden. , . Men behoeft echter geen idealist te zijn om te meenen, dat het daarvoor uit te geven geld zijne rente wel zal opbrengen ). Meent men echter in die geldelijke overwegingen eene verontschuldiging te mogen zien, zij kunnen ternauwernood gelden voor het ontbreken van goed overdachte, goed geordende en daardoor duidelijke landhuishoudkundige statistieken. immers èn bij de Landrente èn bij het Kadaster èn bij de Agrarische Inspectie èn bij den Tbpographischen Dienst, in mindere mate misschien bij Landbouw en Bestuur, is goed betrouwbaar materiaal voorhanden. Toch zijn zij niet behoorlijk door eene centrale inrichting samengevat. ,„rAon De eenige verontschuldiging, welke hier aangevoerd kan worden is het ontbreken eener goede demographische statistiek, waardoor veel van de waarde der landhuishoudkundige verloren gaat. Men veroorlove mij hier een citaat uit de n.b.m. voor reffelijke Publicatie No. 5 der vereeniging voor studie van koloniaal maatschappelijke vraagstukken getiteld „Nijverheid in Bntsch Indië" bewerkt door WALDEMAR FREUNDL1CH, waardoor de beteekenis van moderne statistiek in het verband van het voedselvraagstuk zoo duidelijk uitkomt: „De noodlottige gevolgen der hongersnooden gedurende de „laatste helft der iQe eeuw zijn op den eersten blik weliswaar slechts voor onze tijdgenooten te herkennen. Het onontwarbare kluwen van sociale en economische problemen, zooals de •\ Naar welwillend door den Heer Muhlenfeld verstrekte inentingen »?s Sera tewffiaMHStt bepaalde gebieden van Java en Madoera. — 52 de geïsoleerde vrij dun bevolkte gebieden. Gesteld al, dat daar uitbreiding gegeven zal kunnen worden, wat wij betwijfelen gezien het aantal zielen, dan nog draagt die uitbreiding slechts weinig bij tot de oplossing van het voeselvraagstuk, omdat verplaatsing van den oogst niet, althans niet in voldoende mate mogelijk is. In zijn praeadvies voor deze vereeniging betreffende de fabrieksnijverheid in Nederlandsch-lndië, berekent de praeadviseur wel, dat er nog een landoverschot aanwezig is van + 35°/oof rond 5.265.000 bouw, waarvan nog ongeveer 500.000 bouw bevloeibare, benevens 4.765.000 bouw droge gronden beschikbaar zouden komen, maar zelf erkent de schrijver, dat dit theoretische cijfers zijn, welke hij onbruikbaar acht. Bedenkt men nu nog, dat ook het cijfer door hem aangenomen van 7.000.000 bouw reeds aangeslagen bouwgrond, in de cijfers van 1917 door de bovengenoemde oorzaken van meerbevinding reeds is aangegroeid tot bijna 7 >/, millioen (t. r. 7.447.890) bouw, dan kunnen wij n m.m. veilig aannemen, dat van uitbreiding van het areaal geschikte bouwgronden niet veel te verwachten is. Na deze beschouwingen mag het bevreemding wekken hoe van wege het Landbouwdepartement nog maar steeds statistieken worden uitgegeven met een uitbreidingstendenz van het beplante areaal; zij hebben dan ook in breeden kring tot critiek aanleiding gegeven, o m. uitgesproken in het reeds aangehaalde artikel van VAN HEEL in het nummer van April 1918 van Koloniale Studiën. In het Bat. Nieuwsblad, in. de tweede editie van 24 October 1918 staat, dat de totale aanplant met 900.000 bouws zoude zijn uitgebreid. Uit het voorgaande moge afdoende gebleken zijn, dat dit cijfer in het geheel niet met de werkelijkheid overeenstemt. *) Negen honderd duizend bouw, dat is >/8 van den totalen reeds voor bouwgrond geoccupeerden bodem! De groote droogte wordt er bijgehaald om te verklaren, *) In de cijfergroepen, welke door de Regeering aan den Volksraad werden ingediend komt nog grooter misstelling voor, daar toch wordtopgegeven.dat het aantal bouws bouwgronden in het tijdvak 1900-1915 met ruim 50% gestegen is! — 56 — bodem aanwezig was, men door oordeelkundige aanvulling goede resultaten kreeg. Een ander belangrijk resultaat vooral in deze dagen mag het genoemd worden, dat bij de bemestingsproeven in den Proeftuin gebleken is: . dat de werking van kalk stik stof op padi ongeveer gelijk is aan die van Zwavelzuur Ammonia; al schijnt zij iets minder te zijn. Voor de mogelijkheid om hier in Indië uit de overvloedig aanwezige kalken die meststof te vervaardigen, moeten wij verwijzen naar de Mededeeling No. 3 van de commissie tot ontwikkeling van de fabrieksnijverheid in Nederlandsch-lndië, daaruit blijkt, dat veel afhangt van de mogelijkheid van cokesfabricatie, zoomede van het beschikbaar zijn eener goedkoope beweegkracht. , Op vele plaatsen van Java en Madoera werd bovendien reeds vastgesteld, dat naast stikstof-de phoshorzuurbemest.ng goede resultaten afwierp, voor de opvoering van de rijstproduct.e van den bodem. ' . 1mm Een en ander uiteraard in verband met een tekort aan phosphorzuren in den bodem, welke dan aangevuld worden door toepassing van enkel of dubbel superphosphaat. Nu zijn tot nu toe geen ontginbare phosphaatafzett.ngen m Nederlandsch-lndië gevonden (behalve dan in enkele vogelnestgrotten). De aanwezigheid der uitgestrekte kalknffen op Celebes doet ABENDANON echter vermoeden, dat de aanwezigheid dier phosphaatafzettingen zeker tot de mogelijkheden behoort. Een afdoend antwoord op de vraag of intensiveering van den rijstbouw door toepassing van kunstmeststoffen mogelijk en wenschelijk is werd n.m.m. door den uitslag der proeven nog niet gegeven. c ✓ Wel zijn er verschillende aanwijzingen in die richting. Eene van die aanwijzingen wordt mede geleverd door de kaart van Java en Madoera, door de boven reeds genoemde Vere niging uitgegeven, waarop de verschillende groepen zijn ingerekend waarin het land voor den landrenteaanslag is verdeeld. Op die kaart toch blijkt, dat de streken, waar de su.kercul uur geregelde bemesting toepast, inderdaad voor het ^renf^ to de beide hoogste groepen behooren (12 tot 16 °/o en 17 tot 20 %), — 57 — Meer dan eene aanwijzing mag men daarin echter niet zien, omdat er behalve de „productiviteit" nog zoovele andere economische factoren in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van het percentbedrag van den aanslag voor de landrente. Wel schijnt vast te staan, dat doorzetting der bemestingsproeven op armere gronden leiden kan tot vaststelling van het tekort aan een der drie genoemde hoofd-voedingsbestanddeelen van den bodem, waardoor de juiste keuze van kunst-mest bepaald kan worden, met als gevolg belangrijk verhoogde productie. Voor het rijstgewas op Java en Madoera leverde de stikstof -jphosphorzuur-bemesting tot nu toe de beste resultaten op. Het kan hier de plaats niet zijn dieper op de technische zijde van dit veelomvattend vraagstuk in te gaan. Mocht de ijzerindustrie tot stand komen, dan zal zeker ook daarmede door verwerking der phosphorhoudende ertsen van Celebes de mogelijkheid ontstaan van de vervaardiging, hier in Indië, van het z.g. Thomasslakkenmeel, terwijl door centralisatie van het slachtbedrijf de mogelijkheid van het verkrijgen van beenderenmest evenmin tot de onmogelijkheden behoort. *) Is die inheemsche industrie dan in staat de kunstmeststoffen tegen veel lageren prijs te leveren, dan wordt de kans op rentabiliteit voor de toepassing veel grooter. Wel moet nog een enkel woord gewijd worden aan de noodzakelijkheid van het systematisch geologisch onderzoek en daaraan verbonden kaarteering van ons Indië. Dit is noodzakelijk, omdat geologisch onderzoek en kaarteering in zoo nauw verband staan tot de nog te behandelen methoden van opvoering der rijstproductie n. 1. irrigatie en vruchtwisseling. De belangrijke verhandelingen terzake gehouden op het bodemcongres naar aanleiding van het praeadvies van Dr. V. D. ELST over „Irrigatie van het rijstgewas voor zoover verband houdende met den bodem", zoomede de meer dadelijk met deze aangelegenheid verband houdende praedviezen van Dr. E. C. JüL. MOHR, Dr. VAN HARREVELD en Dr. L. G. DEN BERGER zijn door het *) Vgl. Mededeelingen van de commissie tot ontwikkeling van de fabrieksnijverheid in Nederlandsch-lndië No. 3. Fabricage van Kunstmest in Nederlandsch-lndië, — 58 - beknopt verslag van de handelingen van het bodemcongres reeds gemeen goed geworden. Zij werden gevolgd door het bekende verzoekschrift van het Nederlandsch-Indisch Landbouwsyndicaat en van het Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikanten, om te komen tot de stichting van een Oeologischen Dienst voor Nederlandsen Indië, als vrije en zuiver wetenschappelijke instelling, onafhankelijk van een bijzonderen tak van staatsdienst, werkende ten behoeve van allen, die bij het bodemonderzoek belangen hebben. Zoowel in de toelichting op dit verzoekschrift als in de bovengenoemde verhandelingen (praeadviezen) is met tal van voorbeelden aangetoond hoe groote teleurstellingen geboren zijn uit het niet of althans onvoldoende voorafgaand bodemonderzoek, zoowel van het te bevloeien gebied als van het aangevoerde slib in het irrigatiewater, (geologisch onderzoek van het brongebied van het gebezigde water). Deze zaak gaf mede aanleiding tot de discussie tusschen de heeren L. F. VAN GENT, L. PHILIPPI en Dr. O. B. ESCHE", onderscheidenlijk brigadechefs van den Topographischen dienst en geoloog van de Bataafsche, over samenwerking bij de topographische en geologische kaarteering *). Het voornaamste punt in geschil liep hier over de vraag of de leiding van het geheel in handen van den topograaf dan wel van den geoloog behoorde te zijn. De noodzakelijkheid om zoo spoedig mogelijk te geraken tot eene doelmatige geologische kaarteering werd wel door allen erkend. Wij mogen in dit veiband niet nalaten te wijzen op de schitterende resultaten, welke verkregen zijn door „The United States Geological Survey", welker resultaten zijn neergelegd in de bekende folio's van dien dienst, bevattende een beschrijvenden text, een topografisch blad, zoomede geologische bladen voor regionale, economische en tektonische geologie enz., van het betrokken gebied. Vooral de bladen voor de economische geologie munten uit door praktische waarde, omdat daarop met duidelijke kleuren die gedeelten zijn aangegeven, welke bepaalde •) Taak-artikelen van 8 en 22 Sept., 13 Oct. en 10 Nov. 1917. — 60 — dienst der Landrente veel met de Oostmoesson-cultuur in aanraking kwam. Zijne nota is als bijlage bij dit advies gevoegd. Daarin komt de schrijver tot de conclusie, dat bij oordeelkundige toepassing zonder gevaar, naar matige schatting, gedurende den oostmoesson nog 250.000 bouws sawah met rijst beplant zouden kunnen worden. Welke ook de bezwaren mogen zijn door mogelijke tegenstanders van de gadoeh-cultuur aan te voeren, zoo wil het ons voorkomen, dat MÜHLENFELD er in slaagde, althans voor belangrijke oppervlakten, de mogelijkheid zonder nadeel voor den bodem aan te toonen. Tot aanvulling van het thans bestaande tekort schijnt daarom de oostmoesson-cultuur het aangewezen middel. Het werd dan ook door het Landbouwdepartement en het Bestuur ruim (misschien te ruim, althans niet overal wel overwogen (Donomoelio) toegepast). Voor de toekomst is er alle aanleiding de bestaande meening omtrent de nadeelen van deze cultuur te herzien. Het bovenstaande samenvattende zou ik gaarne de volgende conclusies willen opstellen. 1. Naast de extensieve maatregelen zijn die tot intensiveering van den rijstbouw op Java en Madoera met de noodige voorzichtigheid toegepast wel wenschelijk. 2. De stand van onze kennis ten aanzien van de bemesting met kunstmeststoffen bij de rijstcultuur laat nog niet toe een beslist oordeel uit te spreken over de noodzakelijkheid om langs dezen weg tot intensiveering te komen. 3. Voortzetting der proeven is noodzakelijk, mede ter vaststelling van de tekorten, aan de hoofdvoedingsbestanddeelen in den bodem. 4. Nauwe samenwerking tusschen den geoiogischen dienst, de irrigatie, en de organen van het Landbouwdepartement is noodzakelijk. 5. De Oostmoesson-cultuur is, bij oordeelkundige toepassing, het middel om hét thans bestaande tekort spoedig aan te vullen. 6. Nadere bestudeering van dit vraagstuk der padi-gadoehcultuur, en dan vooral langs empirischen weg, schijnt geboden. - 61 - Slotbeschouwingen. Met opzet werden in het bovenstaande de buitengewesten niet ter sprake gebracht. Het is toch eene op ervaring berustende meening, dat in die streken, behoudens dan eene hoogst enkele uitzondering, van intensiveering van den rijstbouw geen sprake behoeft te zijn. Al onze aandacht moet daar voorloopig gevestigd zijn op de extensieve maatregelen hierboven aangegeven. Een tweede punt dat door mij voor deze slotbeschouwing werd bewaard, betreft de vraag in hoeverre het volkskarakter op Java en Madoera in de verschillende gebieden zich zal verhouden tot de maatregelen ter intensiveering, in het bijzonder tot die aangaande de bemesting. Ook bij de behandeling van dit vraagpunt schijnt het gewenscht zich bepalen tot theoretische beschouwingen. Men heeft wel eens aan het Encyclopaedisch Bureau verweten, dat het teveel gaf van de animistische volksopvattingen in de' beschreven gebieden. Wat hebben wij aan dien geestenrommel, zoo schreef nog onlangs de Sumatra-Post, terwijl ook v. d. Veer in Teysmannia van oordeel was, dat bij de behandeling van Halmahera daaraan wel wat veel aandacht was geschonken. Een en ander is het gevolg van de innige overtuiging dat slechts eene nauwgezette bestudeering van de denkwijze der inheemsche bevolking leiden kan tot de juiste keuze van den weg waarlangs men een bepaalden maatregel, op welk gebied dan ook, ingang wil doen vinden. Bij al onze primitieven — en daartoe mag men ook nog .het overgroote deel van de bevolking van Java's binnenland rekenen - wordt de geheele maatschappelijke samenleving nog beheerscht door de Godsdienstige opvattingen. Zoo was het vroeger bij ons ook, de vele z. g. conservatieve opvattingen van onze boeren vinden nog daarin hun oorsprong. Bij ons is thans in het algemeen gesproken de Godsdienst voor het economisch leven vrijwel op den achtergrond gedrongen. - 62 - Daardoor missen velen, die aangewezen zijn deze volken te besturen, het besef van de groote beteekenis, die de godsdienstige opvattingen hier nog bezitten. Dit is de oorzaak van vele fouten, welker gevolgen dan worden toegeschreven aan de domheid van den Inlander. Hj, de Inlander van zijn standpunt, zegt: wat is dat voor een onbeschaafd en ruw man, die ons wil dwingen zoo maar dadelijk den eerbied voor de opvattingen onzer vaderen uit het oog te' verliezen. Heeft hij dan geen godsdienst? De achting die de primitieven in algemeenen zin de zendelingen toedragen, vindt zijn grond in de belangstelling, welke zij"t.)onen voor de volksopvattingen, zoomede in de onbewuste verwantschap in denkwijze, welke door de primitieven onmiddellijk wordt gepeild. Men zal geen Toradja uit Midden-Celebes ertoe krijgen gedurende bepaalde tijden van de doodenfeesten zijne rijstvelden te beplanten. Groote tegenzin in de toepassing van menschelijke — en soms ook van dierlijke faecaliën als meststof is algemeen *). Die tegenzin vindt zijne oorzaak nog in de dynamische beginselen° van de door VAN OSSENBRUGGEN zoo meesterlijk behandelde prae-animistische denkwijze der primitieven, o.m. naar aanleiding van de gebruiken bij pokziekte op Java. (Bijdragen 19lu). Ook KRUIJT blijkt in zijn jongste artikel in de Bijdragen van 1918, (Measa) geheel de meening van Mr. VAN OSSENBRUGGEN te deelen. Hij vindt daarin den weg om veel te verklaren, wat tot nu toe onbegrijpelijk leek. Velen onzer echter weten ook wel hoe te handelen, wanneer he*t ei ge ti belang er mee gemoeid is. G;en onderneming van Landbouw zal ongestraft de volksgebruiken verwaarloozen. *) De heer a. J. Koens, landhouwleeraar te Bondowoso, spreekt als zijne meeu ng u t dat stalmest voor padi gevaarlijk kan zijn, evenals humusrijke meststoffen voor de sawahcultuur op Java. • Soer. Handelsblad 29 April 1918 4e blad. - 63 — Volksopvoeding en onderwijs zijn de eenige afdoende middelen om hierin in de toekomst verandering te brengen. Hoe lang die weg is, dat blijkt voldoende uit het z.g. conservatisme onzer Hollandsche boeren. Voor het oogenblik hebben wij rekening te houden met die denkwijze van de door ons te besturen volken. Dat kan alleen geschieden door met belangstelling die denkwijze tot op den bodem e bestudeeren. Daardoor zal de bestuurder in staat zijn de doorvoering zijner maatregelen zoo te bepalen, dat geen moeilijkheden worden ondervonden, want die bestudeering leert ons de tegen middel en kennen om de vermeende slechte invloeden van een bepaald voorschrift te neutraliseeren. Het is n.1. een gelukkig verschijnsel, dat voor nagenoeg alle slechte invloeden ook de tegengiften bekend zijn. Het zal onnoodig zijn voor deze vergadering, waarin zoovelen aanwezig zijn, die in hun dagelijkschen werkkring het hier bedoelde van nabij kennen, ter zake nog in bijzonderheden te treden. Veilig meenen wij thans na deze korte algemeene opmerkingen te mogen besluiten tot het volgende: Verdieping van de kennis der volksopvattingen is noodzakelijk voor allen, die belast zijn met de doorvoering van verbeterde landbouwmethoden bij de inheemsche bevolking. Ad. III. In hoeverre moet rekening gehouden worden met de wet der afnemende bodemopbrengst? Bij de behandeling van de ten tweede gestelde vraag of rt.l. intensiveering van den rijstbouw m.a w. verhooging van de productie per eenheid bouwgrond gewenscht was, werd er reeds op gewezen, dat het hierbij aankomt op aanvulling der voedende bestanddeelen in den bodem, daaraan onttrokken door de voortbrenging voorzooverzulks in onvoldoende mate langs natuurlijken weg geschiedt (verarming van den bodem i, dan wel aanvulling van van meet af aan bestaande tekorten. — 64 — Deze productie-verhooging per eenheid bouwgrond is uiteraard van groot belang voor de voedselvoorziening, in die landen waar uitbreiding van het areaal bouwgronden niet meer mogelijk is en toch een bevolkingsaanwas bestaat, die voortdurende toeneming der consumptie medebrengt. Hieruit blijkt wel, dat de wetten die deze opvoering der bodemopbrengst beheerschen, in de eerste plaats hare beteekenis hebben in de landen waar reeds sedert geruimen tijd intensief bodembedrijf bestaat. Daar immers kan die productieverhooging tot zekere grenzen de oplossing brengen van het voedselvraagstuk. Om die grenzen van het standpunt der volkshuishoudkunde scherp te kunnen stellen, is het noodig den theoretischen opzet van de wet der afnemende bodemopbrengst kort te formuleeren. Wij zeiden van het standpunt der volkshuishoudkunde, want er is aan het vraagstuk ook eene zijde van eenvoudig ondernemersbelang. De ondernemer stelt zich de vraag: tot hoe ver kan ik gaan met de vermeerdering van het in den grond gestoken geld om evenredig grootere winsten te behalen? Deze vraag wordt v. n. 1. beheerscht door den prijs van het voortgebrachte. Zfj kan voor ons doel büiten beschouwing blijven. Van volkshuishoudkundig standpunt dan ligt de questie aldus: *) De noodzakelijkheid om aan de steeds groeiende behoeften aan bodemproducten (i. c. voedingsgewassen) te voldoen bij eene aanwassende bevolking dwingt öf om steeds minder vruchtbare stukken grond in de productie te betrekken öf steeds verder van het consumptie-gebied gelegen gronden te ontginnen, waarbij de transportkosten derhalve een steeds grooter wordend deel van den in het consumptie-gebied behaalden prijs opeischen. Deze alternatieven zouden niet bestaan, wanneer het mogelijk was de productie per eenheid naar believen op te voeren door vermeerdering der productie-middelen. Zoo komt men tot het volgende verschijnsel, dat kortweg aangeduid wordt als, wet der afnemende bodemopbrengst: •) In hoofdzaak ontleend aan: Joseph Esslen. „Das Oezetzdes Abnehmen den Bodenertrages" (Positive Darstellung). Arch. f. Soz. W. u. Soz. Pol. XXXII. 2. zoomede aan Philippovitch. — 65 — Op een grondstuk van bepaalde afmetingen, kan door verhoogde toepassing van landbouwtechnische middelen, de opbrengst slechts tot een zekere grens in dezelfde verhouding verhoogd worden. Wordt die grens bereikt, dan stijgt wel is waar nog eenigen tijd de opbrengst, maar niet in dezelfde verhouding als de verhoogde toepassing der landbouwtechnische middelen m.a.w.: terwijl in de industrieele productie de opbrengst gelijken tred houdt met de vermeerdering van kapitaal en arbeid (productiemiddelen), ja zelfs in meerdere mate kan toenemen, verkrijgt men bij de bodemproductie door aanwending van meer kapitaal en meer arbeid ook wel verhoogde opbrengst, maar niet in dezelfde verhouding. Wanneer b.v. kapitaal, arbeid en bodemproductiviteit ieder voor Vs deel hebben aan de voortbrenging van 100 eenheden, dan zal eene verdubbeling der twee eerstgenoemde productiemiddelen den oogst niet opvoeren tot 166 maar b.v. tot 140 eenheden. Eene verdere verdubbeling zal weder niet den oogst met 40 eenheden, maar slechts met 20 doen toenemen d.w.z. de toename van den oogst neemt met de vermeerdering van kapitaal en arbeidskrachten af. De ervaring leert nu dat deze wet slechts geldt, in de geschetste werking althans, bij gelijkblijvende techniek en gelijkblijvende productiviteit. Vorderingen van de techniek en wijzigingen van landhuis" houdkundigen aard kunnen echter gedurende langen tijd zoowel absolute als relatieve stijging der productie mogelijk maken. Hieraan ontleent deze wet de groote beteekenis die wij haar in het voedselvraagstuk toedachten. Immers uit het bovenstaande volgt onmiddellijk dat eene bepaalde oppervlakte bouwgrond slechts een bepaald aantal menschen zal kunnen voeden. Waar de bevolking voortdurend toeneemt moet derhalve door de voortschrijdende techniek van den landbouw de bodemproductie opgevoerd worden tot bovenbedoelde grens bereikt is. Eerst daarna zal men een beroep moeten doen op andere landen, maar dit heeft diep ingrijpende gevolgen voor de inheemsche bevolking en hare sociale huishouding. Zoover is het gelukkig met Java en Madoera nog niet gekomen. s — 66 — Zonder daarvoor andere dan negatieve bewijzen te kunnen bijbrengen is het onze overtuiging dat die grens nog niet bereikt is. Het komt er dus op aan door vooruitgang en toepassing van de moderne landbouwtechniek die grens zoo ver mogelijk te verschuiven. In Frankrijk bedroeg in 1815 de oogst per H. A. aan tarwe 8, rogge 8, gerst 12 en aan haver 15 H. L., terwijl in 1890 die cijfers resp. gestegen waren tot 18, 15, 18 en 21. Verdere toename eischt krachtens de behandelde wet verhoudingsgewijs veel grootere inspanning. Maar voor den rijstbouw op Java en Madoera staan wij vooral tert aanzien van het bemestingsvraagstuk nog pas in het begin. Het was daarom, dat wij hierboven aandrongen op voortgezet bodemonderzoek, teneinde de eigenschappen daarvan te leeren kennen. Het was daarom, dat wij meenden te moeten aandringen op samenwerking tusschen irrigatie-ingenieur, geoloog en landbouwkundige. Eenerzijds ter juiste keuze van bevloeibare gronden en van het brongebied van het irrigatiewater, anderzijds ter bevordering van de meststoffabricage in het eigen land, waar die stoffen goedkooper kunnen worden. Door al deze middelen zal de grens door de behandelde wet gesteld zeker nog ver verschoven kunnen worden. Transmigratie en Kolonisatie. Gelijk we vermeldden in een kort opstel over „Kolonisatie", opgenomen in de jongste Octoberaflevering van Koloniale Studiën, wijzen meerdere feiten op het heerschen van groote onbekendheid in vele desa's op Java omtrent de mogelijkheden tot verbetering van levensvoorwaarden, welke het eiland zelf oplevert. Ook voor de voedselvoorziening is het van groot belang, dat teveel aan monden in de overbevolkte deelen van Java geregeld wordt afgevoerd naar de slechts gedeeltelijk ontgonnen deelen van het eiland, naar de groote steden en voorname — 6? — publieke werken, wanneer daar vraag heerscht naar werkvolk en ten slotte naar de Buitenbezittingen, hetzij als arbeiders op de ondernemingen aldaar, hetzij als kolonisten. Tot dusverre is het alleen de werving van contractarbeiders voor de Buitenbezittingen, die aanmoedigt tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten aldaar en nog niet eens altijd met oirbare middelen; voorts wordt van Oouvernementswege de laatste jaren eenige reclame gemaakt voor emigratie naar de Javanenkolonie in de Lampongs, maar overigens laat men het van mogelijke actie van particuliere werkgevers op Java en van het toeval afhangen of de Javaan al dan niet bekend zal worden met de mogelijkheden om door transmigratie zijne levensvoorwaarden te verbeteren. Dit behoort voortaan te worden onderwerp van Regeeringszorg. Tegelijkertijd worde ter hand genomen eene stelselmatige bevordering der kolonisatie van daarvoor geschikt geachte streken der Buitenbezittingen met Javaansche landbouwers èn om toeneming van het aantal monden in de overbevolkte deelen van Java eenigszins tegen te gaan, èn om op de Buitenbezittingen nieuwe centra van voedselproductie te vestigen. De Javanenkplonies op de Buitenbezittingen zullen geleidelijk tevens de arbeidersmarkten moeten vormen voor de groot-landbouwondernemingen aldaar. De werving worde zooveel mogelijk van misstanden gezuiverd. Zij beweegt zich door de geleidelijke verdringing van de beroepswerving door de zgn. „Eigen werving" van verschillende ondernemingen en door de „Vrije werving" van de Deliplantersvereeniging reeds in de gewenschte richting. Beperking rijstopkoop van Gouvernementswege. Worden de bovengenoemde maatregelen getroffen dan gelooven we, dat het in de toekomst niet meer noodig zal zijn den hooger besproken rijstopkoop van Gouvernementswege toe te passen althans niet ten behoeve van het binnenlandsch verbruik op Java. Dit zal een voordeel te achten zijn, omdat de maatregel noodwendig zeer kostbaar is en het Bestuur belast met werkzaamheden, waartoe het onvoldoende is uitgerust. Gevolgen — 68 — hiervan moeten zijn: verzwaring van de administratie, verliezen*) door ontechnisch beheer en knoeierijen van lagere ambtenaren en beambten. Geen gedwongen inkrimping van de suikercultuur. Evenmin schijnt het dan noodig of raadzaam de trouwens reeds door de Regeering verworpen gedwongen inkrimping van het voor de Europeesche suikerindustrie met riet beplante areaal in verdere beschouwing te nemen. Niet dan in de uiterste noodzaak mag een terugtred worden gedaan op den natuurlijken ontwikkelingsweg ook van Java van zuiver landbouwenden tot landbouw-industriestaat. Aan den anderen kant .verbiedt de ernst van het voedselvraagstuk om onder de huidige omstandigheden verdere uitbreiding van het met suikerriet beplante oppervlak ten nadeele van de rijstcultuur toe te staan. Voor oogen gehouden dient echter te worden, dat elke gedwongen terughouding van de suikerindustrie, wanneer die industrie zelve naar uitbreiding streeft, dus winstgevend is, een geldelijk verlies medebrengt èn voor de gemeenschap in haar geheel genomen èn voor de inlandsche maatschappij op zich zelve. We spraken daarom hooger van eene premie, die wij hiermede betalen voor de verzekering van de voedselvoorziening. Voorloopig zullen we die premie blijven betalen, maar niet langer dan noodig is. *) Eenigen tijd geleden werd gemeld dat de boeboek veel schade had gedaan in de in het Solosche opgeslagen Oouvernements rifstvoorraden. En we hebben een gelukkig maar tijdelijk waarnemend Hoofdinspecteur van het Boschwezen medegemaakt, die een zeer aannemelijk bod voor een partij Gouvernementsrubber afwees, in de hoop later een hoogeren prijs te bedingen. Door onvoldoende pakhuisverzorging werd de partij „sticky" en is ten slotte voor eenige centen per pond van de hand gedaan. — 69 - Zoodra na de terugkeer van normale tijdsomstandigheden door toepassing der bovengenoemde of andere maatregelen eene blijvende verbetering in de voedselvoorziening zal zijn gebracht is er niets tegen, gebiedt zelfs juist economisch inzicht, desgevraagd, eene uitbreiding van de suikerindustrie op Java toe te staan. Er moet ongetwijfeld onder alle omstandigheden eene nuttigheidsverhouding worden gehandhaafd tusschen het met voedingsmiddelen ') en met handelsgewassen beplante oppervlak. Met beslag te leggen op slechts 7 % van het sawah oppervlak heeft de suikerindustrie o. i. echter de nuttigheidsgrens onder normale omstandigheden nog niet bereikt. Uitbreiding met 50 % dus tot 10V2 % van het sawahoppervlak lijkt ons onder de vaker genoemde voorwaarde, volkomen verantwoord. Wijl de suikercultuur gedreven wordt op bevloeide velden bestaat de mogelijkheid eiken vierkanten meter met riet beplanten grond, desvereischt, op elk gegeven moment om te zetten in rijstland, dat binnen de vier maanden een padioogst levert. Uit bovenstaande moge echter gebleken zijn, dat naar onze meening de praktische uitvoerbaarheid van dezen maatregel aan gerechten twijfel onderhevig is, door de daaruit onmiddellijk voortvloeiende algeheele stilstand van inkomsten voor de duizenden, die bij de suikercultuur betrokken zijn. De Buitenbezittingen. Voor de Buitenbezittingen valt niet als voor Java een algemeene gedragslijn aan te geven, omdat de toestanden er van zeer uiteenloopenden aard zijn. De zuivere invoeren 2) c.q. uitvoeren2) van rijst hebben over 1917 in de verschillende gewesten der Buitenbezittingen bedragen (in tons van 1000 K.O.): ') Men heeft gewezen op de hooge voedingswaarde van suiker, theoretisch moge dit juist zijn, we meenen de suiker in de practijk geen' plaats te mogen toekennen onder de volksvoedingsmiddelen van den Javaan. 2) Invoer na aftrek uitvoer en uitvoer na aftrek invoer. — 70 — i Zuivere in- i Zuivere uit- \{ '1. ■7,..„„,„ voer uit het voer naar het Zu,vere ^mvere GEWESTEN Buitenl. en Buitenl. en '"voe u.tvoer j van Java. | „aar Java. ^n k q In tons In tons Oostk. Sumatra. . 147.117 j 164.5 Atjeh. . l. 1fi j 13.788 ' 19.4 Tapanoeli .. 1.916 2.5 1) Sumatra's W.k. . j 4.300 3.3 Benkoelen . . . 2.213 i 9.6 Lamp. Distr. . . 7.701 44.7 2) Palembang . . . 18.869 24.7 Djambi .... 9.362 45.Riouw .... 8.328 41.6 Banka. . . . 25.264 164.Billiton .... 11.378 192.8 W. Borneo . . . 35.881 62.5 Z. O. Borneo . . 37.628 39.9 3) Celebes . ) De belangrijke rljstuitvoer naar andere gewesten der Buitenbezittingen medegerekend voerde Sumatra's Westkust uit 12.634 ton of per hoofd 9.8 K.G. 2) Rekening houdende met Palembang's rijstvoorziening aan andere gewesten bedraagt de zuivere invoer niet 18.869 — doch 13.059 ton of per hoofd 17.1 K.G. 3) Aangezien van Celebes en O. niet minder dan 12.596 ton naar andere gewesten werd uitgevoerd tegenover welk kwantum een invoer van circa 1.300 ton van Bali kon worden gesteld, beloopt de uitvoer 2071 ton boven den invoer, zoódat per hoofd werd uitgevoerd 0.8 K.G. 4) Rekening houdende met de van Bali en Lombok naar andere gewesten uitgevoerde rijst beloopt de totaal-uitvoer vapdaar 14.702 ton of per hoofd 10.9 K.G. — 74 — De rijstinvoer van, in 1917 27.000 tons, is v.n. veroorzaakt door de groote uitbreiding van de klapperteelt vooral in de onderafdeeling Menado en op de eilanden. Bepaald onontbeerlijk is deze invoer niet, de klapperboeren zouden zich als het moest met maïs en cassave kunnen voeden. Groote uitbreiding kan echter nog aan het met voedingsmiddelen bebouwde oppervlak worden gegeven door verdere openlegging van de onderafdeeling Balaang Mongondau, van de afdeelingen Gorontalo en Midden-Celebes. In laatstbedoeld ressort dienen echter kolonisten te worden gebracht, de dun gezaaide en meest afnemende bevolking is er reeds thans niet in staat de aanwezige bouwvelden of de daarin gemakkelijk om te scheppen vlakten te bebouwen. De nijvere Balineezen in de landbouwkolonie Parigi hebben getoond wat kundige landbouwers hier uit den grond halen kunnen. Lampongs, Benkoelen, Palembang, Atjeh. Deze 4 gewesten verkeeren ten aanzien van de rijstvoorziening in overeenkomstige omstandigheden. Hier zijn het de met ingevoerde arbeiders gedreven land- en mijnbouwindustrieën, die, naast de voorkeur der bevolking voor de teelt van meerwaardige handelsgewassen (peper, rubber, koffie, klapper en katoen) een op zichzelf volstrekt niet onrustbarenden rijstinvoer— voor de 4 gewesten te zamen 36.700 tons in 1917 —hebben doen ontstaan. Bestuurszorg voor de teelt van voedingsmiddelen — in Atjeh blijven dikwijls heele complexen sawah onbebouwd, o.a. omdat de pepercultuur voldoende inkomsten verschaft — en landbouwkolonisatie zijn hier de middelen, die gemakkelijk kunnen leiden tot onafhankelijkheid van den rijstinvoer van buiten. Djambi. In Djambi is nog weinig particuliere industrie, maar de bevolking, hoewel overvloed van grond te harer beschikking hebbend voor de teelt van eigen voedingsmiddelen, heeft in de laatste jaren op groote schaal voor de teelt van voedingsgewassen geschikte gronden aangewend voor heveaplantage, terwijl zij Bijlage \lb, In- en uitvoer van meel ia Ned.-Indië, alsmede cijfers en 1915 t/m 1917 (in Meel (voornl. tarwe-) HANDEL MET HET BUITENLAND GEWESTEN 1913 1915 1916 1917 1913 Ih- I Uit- ln- I Uit- j In- j Uit- I In- [ Uit- ! In- I Uitvoer i voer voer voer voer voer j voer voer voer voer Java I 34.316 53.469 19.428 43.908 22.747 59.806 20.604150.359 Oostk. v. Sum. .1 4.0621 1.180 2.967 394 3.469] 436 3.973 2 Atjeh en O. . . 1.198 539 676| — , 556l 1 Tapanoeli ... 137 54 - 74 — ; 938 - Sum. W.k. . .' J 1.064 259 — 539] i 46 Benkoelen . ... 241 ] 22 — 45' ] 27 Lamp: Distr: . . 14 — ,— ] — j I _ j Palembang . . .j 1.646 ; 1.039 — i 1.031 792 — ' I Djambi . . . . • 83 339 60 - 75 97 • Riouw en O. . . 223 10.521 j 140 11.828 148 14.074 75 8.700 Banka 17li 254 — I . 278 ■ 130 Billiton .... 160 — 148| — I 12S| I4ö| W. Borneo . . .1 684| 2.436 476 4.2271 502 4.701 411 Z.O. Borneo . , 1.717] 44 463 — 7411 837 Celebes .... 1.622j 95 847 1021 1.095 121; 950 15 Menado . . . . 854 410 293 — 204 Ternate en O. . . 78 ■ 51 37 11 — Amboina. . . . 304 42 4] 71 80 Timor en O. . .] 19] — — ! 9 - 13 ._ ! Bali en Lombok .! 129i — 53 — 1 35 17 1 j : j i r j 1 r Totaal N. I. . . 48.708] 68.084 27.266 60.463 31.993 79.138 29.9071 59.077 betreffende het binnenlandsch verkeer in de jaren 1913 tons van 1000 KG). - —- , . —— BINNENLANDSCH HANDELSVERKEER VERKEER MET JAVA Intergewestelijk verkeer j 4 * 1915 1916 1917 1913 | 1915 J 1916 | 1917 Opmerkingen In- | Uit- i In- Uit- In. Uit- Uitvoer naar andere gewes- j voer I voer j voer voer voer voer ten der Buitenbezittingen j — —. j — — | — J De invoer betreft hoofd- 469 414 - 632 2; 30 | 33 j 169 ^lijk tarwe- 125 - 177 j 168 — 22 | 3 meel> terwijl de uitvoer voor- 68 28 23 I 2 | 3 5 j 17 namelijk tapio- 247 — I 215 — 360 . — ■ 47 42 j 86 camee' (va" Java) en sago- 98 — 142 120 - E meel (van I Riouw en W- 514 308 630 Borneo) betreft. 840 — 640 — 900 85 51 42 — — 6 - 13 — - — — 1 107 - 191 — 230 — 345 1 ' — — 57 — 79 — 113 - — 7 7 9 23 — 18 - 189 — - 148 220 I - 172 8 ] — 12 J 8 7. 104 — 124 I 23 104 — 342 323 428 j 82 — 87 95 11 3 4 I 30 — 21 - 19 — 23 — 25 - 22 — - — 77 — 76 — 110 2 — 35 1 1 _ | ' I 3.096 — 2.810 — 3.941 226 — Ü Bijlage ik. In- en uitvoer van mais in Ned.-Indië, alsmede cijferj betreffende het binnenlandsch verkeer in de jaren 1913 en 1915 t/m 1917 (ij tons van 1000 KG.) Ma i s. HANDEL MET HET BUITENLAND BINNENLANDSCH HANDELSVERKEER j ' -• £i_ L__ VERKEER MET JAVA Intergewestelijk verkeer GEWESTEN f 1913 1915 K ■ 1916 ; 1917 1913 1915 1916 1917 1913 I 1915 j 1916 | 1917 Invoer j Uitvoer) Invoer I Uitvoer Invoer I Uitvoer I Invoer luitvoei In" |Uit" In' Uit' In' Uit' ,n" Uit- Uitvoer naar andere gewesvoer voer voer voer voer voer voer voer ten der Buitenbezittingen 1—i—i—1—ï—'—i——i—■—■ —i—i 1 java -J — 49.862 - 1118.944 ; - I 38.446 j j 3.301 - - _ - ' — _ _ | Oostk. van Sum. ... — | — • ■ - _ j _ . _ j _ _ I ^3 o _ Atjeh en O ],' — — ,_r- j _ _ _ Tapanoeli . . . .] '— . | — ï__ _ ' Sum: Wk; . *|%'.- . .J — _______ _ Benkoelen | — — _, I . — — Lamp. Distr: . . . .! — — I _. I _ 15 _ j . Palembang ..... . — I _ j _ _ _ _ _ - _ . Djambi . —f, — J __ ' _ _ Riouw en O. . .* . . — jgo^p^ ï __, | ^— — - — —< — Banka I — — 6#8— •' — — | ■ Billiton j —. _ '! _ :!;■■;_ _ _ _. _ !_'_ _ _ | _ ■ _ _' W. Borneo [ — ' j _ _ _ Z.O. Borneo . . ■ — j _ _ ' i^jgg _ _ _ _ • _ 14 ■ _, _ 3 _ . _. J Celebes j- | 7.630 ] 34.013 j j 9.166 j 75^ 151 1.359 5 769 725 996 419 Menado I. ' — f 55 — t g 5 Ternate en O —, j —. _ _. 1 _ _ !.. 1 Amboina. . . • ' J — .(>{ — S_ ' _ I _ _ £ _ 1 _ _ ■ j 5 i g j Timor en O. .... 26 35' 77 ! 1 24 -,' j _ ! _ 4 _' j — 1 2 I _ j 156 156 I 31 Bali en Lombok . j' — 2 — j 7 j Totaal N.-l. . .1 I 57,573 152.992! j 47.689 I j 4.08E - I -' --T.-I 155 [ I 1.359 124 I 788 I - ■ 1 1 1 ! _ ', ■ I I 1 - I . I 1 . . I I i i I 1 1 ! i ! BIJLAOE lid. Sago. In- en uitvoer van sago in Ned.-Indië, alsmede cijfers en 1915 t/m 1917 (in betreffende het binnenlandsch verkeer in 1913 tons van 1000 KG.) HANDEL MET HET BUITENLAND OEWESTEN 1913 1915 1916 ] ïön Invoer JUitvoer Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer i 1 Java • " • )4 • 20 9 12 - 12 - 5 15 Oostk. v. Sum. . . 65 49 57 - 66 - 65 14 Atjeh en O. . . 19 17 - 16 - ]8 2 Tapanoeli ,,'4< »_ — j Sum: Wk. / . . . _ _ _ _ _ 3 Benkoelen . s..',j' . . — — _ . _ _ Lamp: Distr. . .. — _ _ _ _ _ Palembang .., 7 _. g — 3_ — Djambi — _ _ _ _ _ jy Riouw en O. . .r . I 1.377 - 7 297 1.360 Banka , . . . j 9 6 ,— 5 1 Billiton ... .. . _ _ 2 — W. Borneo .... - 6 13 - 19 1.280 Z. O. Borneo 5 _ 7 _ g Celebes 5 23 Menado _ . j Ternate en O. . . _ _ _ , Amboina. . .' :. . _ 6 — 2 Timor en O. . .; . r „ _J Bali en Lombok . . J 58 123 | 1.383 | 123 | 7 452 2.700 BINNENLANDSCH HANDELSVERKEER ~ VERKEER MET JAVA Intergewestelijk verkeer » 1913 1915 1916 1917 1913 I 1915 I 1916 I 1917 5 ! j ' ' j j • • L ! i> In- Uit- In- Uit- ln- Uit- In- Uit- Uitvoer naar andere gewes- §_ voer voer | voer | voer voer j voer voer voer ten der Buitenbezittingen O j | 19 | 4 189 j 513 - k25 15 — — _ 3 1 33 11 - _ 34 15 20 — — — _ 14 | i i I ' j i r i j : | 223 j |, 561 j 86 j 242 j _ 7 Bijlage Hl. Rijstinvoeren in tons van 1000 KG. in Ned.-Indië gedurende 1907 t/m 1917. (De volle lijn geeft aan het verloop van den totalen invoer zonder-, de stippellijn de invoer na aftrek van het uitgevoerde kwantum). — 116 — aan „gepelde rijst" (=bras) op 70°/,,, dan kan uit het bovenstaande worden berekend dat aan bras gedurende de laatste 5 jaren meer werd in- dan uitgevoerd: in 1913: 11.291.325 K.G. = 182.118 picols a 62 K.G. „ 1914: 4.665.252 „ = 75.246 „ ,. 1915: 15.322.252 . =247.133 „ „ 1916: 15.716.047 „ =253.484 „ „ 1917: 11.180.424 „ =180.330 „ Totaal in 5 jaren: 58.175.300 K.G. =938.311 picols. Hieruit blijkt dus, dat het rijsttekort in mijn gewest over de laatste 5 jaren gemiddeld 11.635.600 K.G. of 187.662 picols per jaar bedroeg, welk tekort evenwel geheel op rekening komt van de hoofdplaats met zijn rond 75.000 inwoners, aangezien de geheele bevolking hier, op van elders aangevoerde rijst, is aangewezen. Immers, stel het dagelijksch verbruik van rijst op slechts 3/t kt. per persoon (groot en klein) dan zou de uitsluitend van handel en nijverheid bestaande hoofdplaats, per jaar reeds 205.312 picols rijst noodig hebben om'de consumptie-behoeften te kunnen dekken. Als vaststaande mag dan ook worden aangenomen dat de binnenlanden als norm steeds genoegzaam rijst produceeren, ofschoon hier en daar een plaatselijk tekort dan wel een zeker surplus jaarlijks voorkomt, welke eventueele tekorten dan meestal uit andere (t.d.o. gunstiger), streken gemakkelijk worden aangevuld. De dagelijksche consumptie aan rijst, ook in de binnenlanden, stellende op s/4 kati per persoon, — daar behalve rijst overal ook nog enkele andere voedingsmiddelen worden verbruikt — zou dus de jaarlijksche behoefte voor mijn geheele gewest, alzoo bestaan uit 760.130 X 365 X V* kt- 33 2.080.855 picols rijst. Het gemiddeld jaarlijks tekort aan rijst zou dan rond 9 % bedragen van het totale verbruik. In elk geval moge het bovenstaande genoegzaam illustreeren dat het eene noodzakelijkheid is de productie in de binnenlanden met rond 200.000 picols rijst 's jaars op te voeren. En, waar deze productievermeerdering zoo goed als uitsluitend bestemd — 117 — moet zijn voor-de hoofdplaats, daar is het vanzelfsprekend (dit met het oog op een goedkoope en gemakkelijke afvoer) dat deze oogstvermeerdering zooveel mogelijk dient te worden gezocht in de naaste omgeving. De uitgestrekte lebaks in de laaglanden (v. n. I. Ogan Jlir en Komering Ilir) nu, die zich bij uitstek blijken te leenen voor eene rationeele rijstteelt gedurende de Oostmoessonmaanden, bieden een buitengewoon goedegelegenheid het zooevengenoemde doei binnen afzienbaren tijd te bereiken. Om deze reden zal steeds de meestmogelijke aandacht aan deze lebakgebieden blijven worden geschonken om door doeltreffende verbeteringen in den water toe- en afvoer den rijstplanters de noodige bedrijfszekerheid te verschaffen hetgeen thans helaas veel te wenschen overlaat. Met de verbetering van de z.g. polder Ogan- en Komering Ilir is door den Irrigatiedienst in deze maand begonnen, en hoopt men, dat die. dienst het werk in het volgende jaar gereed zal kunnen afleveren. Eene oppervlakte van ± 45.000 bouw lebak-sawahs zal dan verzekerd zijn van een behoorlijke irrigatie. Overigens bieden velerlei andere streken genoegzaam irrigatiemogelijkheden, ofschoon —dit bedenke men wel —de totstandkoming van (groote) irrigatiewerken alleen geen oplossing geeft van het rijstvraagstuk in z'n geheel, daar in de meeste streken aan zeer geschikte ladanggronden nog geenszins gebrek bestaat. Vooral aan de verbetering en vermeerdering van het waterdebiet van bestaande (bevolkings-) irrigatieleidingen in de Bovenlanden (vooral in de Pasemahlanden en Tebing Tinggi) wordt de noodige aandacht besteed. Veel is er echter door den Irrigatiedienst nog niet tot stand gebracht in de 4 laatste jaren. Ten aanzien van het door U gevraagde cijfermateriaal zij hier medegedeeld, dat ik mij sedert enkele jaren alle mogelijke moeite heb getroost om eenigszins betrouwbare cijfers te verzamelen, zonder daarin evenwel genoegzaam te zijn geslaagd. Ik vlei mij daarom geenszins met de hoop, dat onderstaande cijfers nauwkeurig zijn, doch zij bedoelen meer een beeld te geven van den toestand. — 118 — Gedurende het laatste jaar werden circa geoogst: Afdeeling Ladangs Lebaks Sawahs - j ■ Palembangsche Bovenlanden . . ] 36.000 bw. — bw. 13.000 bw. Palembangsche Benedenlanden . j 70.000 „ 52.000 „ 2.000 „ Ogan en Komering Oeloe . . .... 14.000 „ 400 „ 6.000 „ Totaal .... 1123.000 bw. 52.400 bw. 21.000 bw. | | De productie per bouw is uit den aard der zaak zeer verschillend. Aan de hand van hier en daar genomen proefsnitten mag deze voor ladangs worden aangenomen op 10 tot 30 picols gaba (somtijds wat meer) per bouw, voor lebaks op 25 — 50 picols en voor sawahs op 25 — 45 picols droge gaba per bouw. Om evénwel aan de hand van deze cijfers „gemiddelden" op te stellen, zou tot grove fouten aanleiding kunnen geven, weshalve op deze productie's niet nader kan worden ingegaan. Vraag: 4. (Gegevens over andere voedingsgewassen). Behalve rijst worden voor consumptie nog velerlei andere voedingsgewassen door de bevolking aangeplant, zooals cassave, bataten, maïs, en vele andere. Omtrent de uitgebreidheid dezer cultures kunnen echter geen cijfers verstrekt, worden, doch moet worden volstaan met de mededeeling, dat deze en andere voedingsgewassen uitsluitend worden gekweekt voor de consumptie ter plaatse, zoodat uitvoer van geen dier producten tot nu toe plaats had. Vraag: 5. (Eigen geproduceerde voedingsmiddelen). Deze vraag werd n. h. v. hierboven reeds beantwoord. — 119 — Vraag: 6. (Gegevens over uit- en invoer). Hiervoor wordt eveneens naar het bovenstaande verwezen. Vraag: 7. (Genomen maatregelen). De in den laatsten tijd genomen maatregelen om voedselschaarschte te voorkomen, komen in het kort op het volgende neer: a. Beperking van den uitvoer van in dit gewest geteelde rijst, waarvoor thans vergunning noodig is. b. Aanmoediging op groote schaal tot het aanplanten van rijst, zoowel op ladangs als op sawahs en lebaks. Indien de oostmoesson ons dan ook geen parten speelt (een zeer drogen oostmoesson zou een zeer grooten tegenvaller zijn), mag worden verwacht, dat nergens in mijn gewest bepaald gebrek zal voorkomen. c Aanmoediging (eveneens zoonoodig met zachten dwang) tot het maken van grootere aanplantingen van maïs, cassave en bataten. d. Verstrekking op ruime schaal van zaad- en plantgoed. e. Voortdurende besprekingen met de Inlandsche Hoofden en bevolking om hen den ernst der tijden duidelijk te doen gevoelen, welke besprekingen eveneens niet onbelangrijk aan het geheel zijn ten goede gekomen. /. Bevordering van den aanplant van voedingsgewassen op Europeesche landbouwondernemingen. g. Het beschikbaarstellen van eenige door het Boschwezen vroeger reeds gereserveerde complexen bosschen. (z. g. verkennings-reserve) ten behoeve van het ladangen. Dank zij de verschillende genomen maatregelen behoeft men in mijn gewest, de toekomst geenszins donker in te zien. De Resident van Palembang, (w. g.) Brautioam. *» 131 — Stel het dageiijksch verbruik van rijst per persoon op fk katti (zulks in verband met het feit, dat ook andere voedingsmiddelen genuttigd worden) , dan zouden 575.000 mensclien per jaar noodig hebben 1.574.062.50 picol of 98379 ton. Het gemiddeld jaarlijksch tekort aan rijst zou dan ± 3 % bedragen van het totale verbruik. Met betrekking tot de andere in Uwen brief gestelde vragen, beschikken de onder mij dienende bestuursambtenaren niet over eenigszins betrouwbare gegevens, zoodat 't mij niet noodig is voorgekomen hen alsnog die inlichtingen te vragen. De cijfers betreffende in- en uitvoer van andere voedingsmiddelen dan de genoemde, zouden m. i. ten Uwen hyreele te vinden zijn. Het aan den Assistent-Resident van Pontianak toegezonden *Sl??!Üven van den Gouverneur van Makassar dd. 30 Mei 1918 No. 286 E4 gaat volledigheidshalve hierbij. De Resident der Westera/deeling van Borneo, v.-V Op last: De Secretaris, (w.g.) O. A. West/ra. — 132 — VI. CELEBES EN OND. No. 286/E4. MAKASSAR, 30 Mei 1918. Naar aanleiding van Uw schrijven van 17 dezer No. 170 heb ik de eer UEdelOestrenge hiernevens te doen toekomen een staat aangevende de bevolkingssterkte van dit gewest op ultimo 1917. Deze cijfers zijn in hoofdzaak geput uit de registratieregisters, waarvan zooals U bekend zal zijn, de aantallen vrouwen en kinderen niet altijd volledig zijn opgenomen. De bevolkingssterkte kan dan ook veilig iets grooter genomen worden en op 2V2 millioen gesteld worden. De hoofdvoedingsmiddelen zijn, naast rijst, in de eerste plaats maïs voor de bevolking der bergstreken, en in geval van schaarschte knolvruchten: gadoeng (Maleisch), sikapa (Makasaarsch), siapa (Boegineesch), ondo (Boetoneesch); voorts in de kuststreken van Loewoe en Oost-Celebes ook sago. Cassave wordt hier endaar ook gegeten. De cijfers van den in- en uitvoer van rijst (in tonnen van 1000 K.O.) over de laatste vier jaren geven het volgend beeld. Invoer vah het Buiten- 1914 1915 1916 1917 land 16305 16076 12809 ? Java . . . . . . . ;v H45 337 212 ? andere Buitenbezittingen. 1792 3956 2741 ? Totaal: 19242 20369 15762 10828 Uitvoer naar het Buitenland 297 107 76 ? Java — 12 153 ? andere Buitenbezittingen . 6466 9381 7034 10713 Totaal: 6763 9500 7263 10713 zoodat meer in- dan uitgevoerd werd. . . . 12.479 10.869 8.499 115 — 133 — De uitkomsten van den rijstoogst zijn zeer wisselvallig, tengevolge van het feit, dat nagenoeg alle sawahs van den regenval afhankelijk zijn. Worden meer irrigatiewerken aangelegd, dan kan dit gewest zeer stellig een rijstuitvoerend land worden, zie over irrigatie mogelijkheden het rapport van Ingenieur van Buuren (Verslag Burgerlijke Openbare Werken 1913 5de gedeelte Bijlage II). De uitvoer 1917 ging naar Menad 3.528 ton Borneo 2.044 Ternate 472 Ambon 2.262 „ Timor . . tyttoT).fi . . 2.169 elders . . ^\ . . . 232 Totaal: 10.713 ton Laat men 1917, een buitengewoon gunstig rijstjaar, buiten beschouwing, dan blijkt dat dit gewest bij een normalen oogst gemiddeld een jaarlijksch tekort aan rijst heeft van 10.000 ton. Stel het dagelijksch verbruik van rijst per persoon op 3/4 kati (zulks m verband met het feit, dat ook andere voedingsmiddelen genuttigd worden), dan zouden 2'/2 millioen menschen per jaar noodig hebben 6% millioen pikol of 422.000 ton. Het gemiddeld jaarlijksch tekort aan rijst zou dan 2.4"/0 bedragen van het totale verbruik. In verband met de tijdsomstandigheden wordt door mij slechts vergunning tot uitvoer gegeven voor ingevoerde rijst, niet voor Celebesnjst. Ook de uitvoer van maïs (die wegens mislukking van den maïsoogst in Wadjo toch niet veel te beteekenen zou hebben) wordt thans verhinderd. Bovendien zijn overal in het gewest thans op aandrang van het Bestuur, hier en daar gepaard met verminderde heerendienstvordering, meer voedingsmiddelen, zoowel rijst als tweede gewassen, aangeplant. Bij een normalen rijstoogst zuilen naar verwachting deze factoren voldoende blijken om zonder hulp van buiten, in de behoeften aan voedingsmiddelen m het gewest te voorzien. — 136 — uitgevoerd; die uitvoer is thans als gevolg der tijdsomstandigheden verboden. De cijfers van invoer van rijst (in tonnen van 1000 K.G.) zijn: 1914 1915 1916 Invoer van het Buitenland 21536 19823 21923 Java . 2281 1333 766 andere gewesten .... 2337 2568 2365 Totaal: * 26154 23724 25054 Over deze 3 jaren — andere getallen staan niet ten dienste — berekend is dus het jaarlijksch tekort aan rijst voor deze residentie rond 25000 ton. Neemt men aan, dat dagelijks per persoon 3/* kati rijst genuttigd wordt (de bevolking maakt ook van andere voedingsmiddelen gebruik) dan zullen 750.000 menschen jaarlijks noodig hebben 2.053.125 pikol of 126800 ton. Het gemiddeld jaarlijksch tekort aan rijst bedraagt dan 19.7 °/0 van het totale verbruik. Het bovenstaande leide intusschen niet tot de gevolgtrekking dat voor de voedselvoorziening van dit gewest jaarlijks een invoer van 25000 ton rijst noodzakelijk is. Zoolang de klapperboeren, vooral in de Minahassa en op de Sangir-eilanden, een behoorlijken prijs voor hun product maken, zullen zij rijst inkoopen, gedeeltelijk omdat rijst als voedsel gewild is, gedeeltelijk omdat het gebruik van rijst als een teeken van welstand geldt. Wanneer de nood daartoe echter mocht dwingen, zouden die rijstverbruikers zich verder van het nuttigen van rijst onthouden en zou hun hoofdvoedsel weder uit maïs, oebi, sago en cassave bestaan. Welk percentage van het totale verbruik in dat onverhoopte geval het gemiddeld jaarlijksch tekort aan rijst zou bedragen, kan niet worden aangegeven, het zal echter aanzienlijk lager zijn dan dat bovengenoemd. Allerwege is in het gewest, op aandrang van het Bestuur, de aanplant van voedingsmiddelen hoofdzakelijk van maïs, oebisoorten, cassave en katjang-soorten krachtdadig ter band genomen. De Resident van Menado, bij afwezen: De Ass.-Resident ter beschikking, (w. g.) J. E. EDIE. BlJLAOE VI. Brief van den ambtenaar voor de volkstelling c.a. aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur met staten houdende bevolkingscijfers van Java en Madoera en de Buitenbezittingen. BlJLAOE VI. V. No. 122. BANDOENO, den 22sten Augustus 1918. 1. Eerst thans is het me mogelijk UHoogEdelGestrenge een, zij het ook nog niet geheel volledige, opgave te doen toekomen van het zielental van Nederlandsch-lndië op 31 December 1917, samengesteld naar administratieve gegevens der bestuurshoofden. 2. Deze opgave was, wat Java en Madoera betreft, reeds in de maand April van dit jaar gereed, doch zeer lang moest gewacht worden op de gegevens van sommige bestuurshoofden der buitengewesten. 3. Omtrent een tweetal dezer kwamen de opgaven nog in het geheel niet binnen, zoodat volstaan moest worden met daarvoor voorloopig de laatstbekende bevolkingscijfers n.1. die van 31 December 1912 te geven. ■;4t\ Het bevolkingscijfer van Djambi is onvolledig, doordat nog geen gegevens omtrent Moeara Tembesipntvangen werden. Wat de Buitengewesten betreft, heeft deze opgave dus slechts voor 16 van de 19 residenties of gouvernementen, zekere waarde. Zoo spoedig mogelijk/tnro^rvangst der ontbrekende gegevens zal een herziene opgave UHoogEdelGestrenge aangeboden worden. 5 De waarde der verstrekte cijfers is uiteraard slechts zeer betrekkelijk, hoewel zij niet lager behoeft aangeslagen te worden, dan die van de z.g. volkstelling van 1905, welke inzonderheid voor de buitengewesten, heel weinig betrouwbaar materiaal opleverde. 6. Onze veel grootere bestuursbemoeienis met die gewesten en de in verschillende daarvan met min of meer succes ingevoerde primitieve registratie, zijn oorzaak, dat aan de van bestuurswege verzamelde gegevens op ultimo 1917 heel wat meer vertrouwen dient toegekend te worden dan aan die van de laatste volkstelling, nog afgescheiden het groote tijdsverloop sindsdien verstreken. 7. Waar gewesten, als Celebes, Timor en Bali respectievelijk 5V2» ruim 3V2 en ruim 21/i maal zoo hooge bevolkingscijfers Aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur. 1128 .VEREENKjfNG VÓÓR STUDIE VAN KOLON'AAL MAATSCHAPPELIJKE VRAAGSTUKKEN = Goedgekeurd .bij Gouvernementsbesluit dd. 15•Septêmrier 1Q16K'o:,51. I VOEDSBLVGORZIENING m N EU E R1A N D S C H-l N 01Ë PRAE-" JVIÈS. VAN- C LULÖFS MLT MEDEWERKING VAN' Publicatie No. 6. DE VOEDSELVOORZIENING VAN i NEDERLANDSCH-INDIE DOOR C. LULOFS MET MEDEWERKING VAN L. VAN VUUREN. INHOUD. Voorwoord blz. 1 Inleiding . „ 3 Het voedselvraagstuk „ 5 De bevolkingstoename „12 De te volgen gedragslijn «29 Maatregelen ten opzichte van Java . „ 31 De intensiveering van den rijstbouw op Java .... „40 Slotbeschouwingen „61 De Buitenbezittingen „69 Lijst van Bijlagen „82 VOORWOORD Gedurende de laatste kwart-eeuw is het gemiddeld verschil tusschen den invoer en den uitvoer van rijst, m.a.w. het gemiddeld nadeelig verschil tusschen productie en consumptie van rijst in Nederlandsch-lndië, sterk toegenomen. Dit blijkt uit de navolgende tabel: Gemiddeld jaarlijksch excedent v/d. invoer b/d. _.., ,, uitvoer in tons. Tijd vakken . , ^ j , Java en Madoera Buitenbezittingen Totaal 1890 t/m. 1893 43.141 67.893 111 034 1894 t/m. 1897 91.548 74.699 166 247 1898 t/m. 1901 103.767 141.522 245 289 1902 t m. 1905 97.920 128.974 226 894 1906 t/m. 1909 126.524 157.140 283 664 1910 t/m. 1913 292.937 221.478 514 415 1914 t/m. 1916 286.042 268.098 554 140 Daar niet alleen voor het heden, maar voornamelijk met het oog op de toekomst, eene oplossing van het vraagstuk, op welke wijze Nederlandsch-lndië zelf in zijne voedselbehoefte kan voorzien, van vitaal belang is, heeft de Vereeniging voor Studie van Koloniaal Maatschappelijke Vraagstukken gemeend ook harerzijds aan de oplossing van genoemd vraagstuk te moeten medewerken en daartoe aan de Heeren C. LULOFS en M. B. SMITS verzocht een praeadvies te willen uitbrengen naar aanleiding van de volgende door haar gestelde vraagpunten: le. Blijkens de statistieken neemt de invoer van voedingsmiddelen (rijst) voor de Inlandsche bevolking in Nederlandschlndië gestadig toe. Aan welke oorzaken moet die vermeerderde invoer worden toegeschreven? ï — 2 — 2e. Is het wenschelijk dat Nederlandsch-lndië, mede met het oog op de richting, waarin zich de handelspolitiek van verschillende landen, waarmede wij in nauwe betrekking staan, in den laatsten tijd beweegt, er naar streve in de eigen behoefte aan voedingsmiddelen te voorzien? 3e. Welke maatregelen zouden daartoe zijn te treffen en welke gevolgen zouden daarvan te wachten zijn? Namens de Vereeniging voor Studie van Koloniaal Maatschappelijke Vraagstukken: J. GERRITZEN, Voorzitter. A. GAILLARD, Secretaris. HOOFDSTUK I Inleiding Onder de onaangenaamheden, welke de wereldoorlog voor Indië met zich bracht, was wel een van de ergste: de herhaalde bedreiging met onderbreking van den aanvoer van voedingsmiddelen, in de eerste plaats het voornaamste volksvoedsel: de rijst, voorzoover de eigen voortbrenging te kort schiet. Reeds dadelijk bij het uitbreken van den oorlog sloeg het Bestuur en den planters ter Oostkust van Sumatra, waar de tweemaal honderdduizend koelies gevoed worden met ingevoerde rijst — rond 146.600 tons in 1917*)—en geen noemenswaardige voorraden waren opgeslagen, de schrik om het hart. In haast genomen maatregelen tot aanvoer van rijst van Java bleken achteraf overbodig en berokkenden den Lande een verlies van bijna een halve ton gouds. Een ernstiger bedreiging dan van den schrik der eerste verwarring ging uit van de massatorpedeering van handelsstoomers sedert den verscherpten duikbooten-krijg, welke meer en meer vreemde stoomers aan het verkeer in onze havens onttrok en ook, afgescheiden van directe verliezen, het nuttig gebruik van onze eigen schepen beduidend verminderde. En versch ligt nog in het geheugen de pijnlijke herinnering aan de toepassing op onze schepen in de havens der geallieerde mogendheden van het jus angariae — minder wetenschappelijk, maar duidelijker aangeduid als de schepenroof—, die de beschikbare tonnage van onze handelsvloot verminderde met bijkans de helft, rond 750.000 ton 'laadruimte en de rest met grooten spoed naar veilige havens dreef. Maar de gevolgen van dit alles zijn beneden de vrees gebleven en men heeft zich kunnen verbazen over de vitale kracht *) Hiertegenover stond een kleine uitvoer uit de Oostkusthavens naar andere gewesten der Buitenbezittingen van rond 1000 ton. — 4* -= van het wereldverkeer, dat zich in korten tijd van de ergstê slagen herstelde en het hoofd wist te bieden aan de enorme eischert die daaraan thans worden gesteld. Etn telegram van 27 Juni j.1. uit Medan meldt dat „wegens de lage koerswaarde van den Singapore-dollar" - eene bijkomstige omstandigheid dus — reusachtige hoeveelheden rijst van Singapore en Penang ter Oostkust ingevoerd werden; de rijst zelfs met prauwen werd aangevoerd. En zoo kon — mede dank zij andere, nader te bespreken maatregelen — de Directeur van Landbouw in een begin Juni van dit jaar met verscheidene residenten belegde vergadering concludeeren, dat het gevaar voor voedselgebrek voor Java niet meer bestond, zoodat verschillende maatregelen tot voorkoming van dat gebrek niet meer van zoo overwegend belang waren te achten als oorspronkelijk gedacht werd, terwijl in de zitting van den Volksraad op 29 Juni j.1. de Regeeiing bij monde van Mr. TALMA verklaarde, dat het voedselvraagstuk momenteel minder zorgen baart, omdat er groote hoeveelheden rijst worden geïmporteerd -in 1916 werd over de vijf eerste maanden ingevoerd 121.0U0 ton en in 1917 en 1918 in denzelfden tijd 144.000 ton — terwijl ook de daling der verkoopsprijzen blijft aanhouden. De rijstprijzen vertoonen ook een dalenden tendenz. Vandaar dat ói regeeringsprijzen onlangs zijn verlaagd. Sedert pakten zich nieuwe donderkoppen samen in den vorm van herhaling van het rijstuitvoerverbod te Rangoon, Saigon en Bangkok, maar slechts bij tusschenpoozen: de rijstuitvoer uit deze voorraadschuren van het Oosten had over het algemeen op voldoende wijze plaats. De rijstprijzen rezen weer in de tweede helft van dit jaar, het artikel noteerde half September in de rijstcentra Rangoon, Bangkok en Saigon /ll.- c i.f. Het in April van dit jaar door de Regeering genomen besluit om den uitvoer uit deze koloniën van verschillende door het buitenland benoodigde artikelen onder controle te stellen, kan inhouden een bezwering van een rijstuitvoerverbod uit de hooger genoemde havens naar onze koloniën, voor goed of voor langen tijd, maar, wanneer de toepassing tol een botsing leidt, ook evengoed den gevreesden maatregel uitlokken. — 5 — We hebben in ieder geval de mogelijkheid onder de oogen te zien, dat de rijstvoorraden van de Oost-Aziatische havens in toenemende mate zullen opgevorderd worden voor de voedselvoorziening in de geallieerde landen; waarschijnlijk ter voorziening van een rijsttekort in Japan werd in de laatste dagen van September Rangoon weer voor den rijstuitvoer naar neutrale landen gesloten, terwijl zelfs na den oorlog een te verwachten tolverbond het ons veel minder gemakkelijk zal maken in de geallieerde havens aan de markt te komen dan tot dusver het geval was. Zoo, hoewei de Regeering zeker gerechtigd was in de afgeloopen Volksraad-zitting een geruststellende verklaring af te leggen en ook nu geen algemeene voedselschaarschte in het zicht is, blijft het vraagtuk der voedselvoorziening er een van overwegende beteekenis; blijft niet alleen waakzaamheid, maar ook vooruitzien dure plicht en schijnt het een gelukkige gedachte van de Vereeniging voor Studie van Koloniaalmaatschappelijke vraagstukken om te trachten door het uitlokken van studie van en debat over dit vraagstuk de oplossing een stap vooruit te brengen. Het is niet dan na lange aarzeling, dat ik er in toegestemd heb de samenstelling van een praeadvies op mij te nemen; het onderwerp ligt niet juist in de lijn, waarin mijne werkzaamheid zich meest heeft bewogen, m. i. waren meer bevoegden aan te wijzen geweest, maar waar het bestuur bij zijn verzoek bleef volharden, heb ik gemeend te moeten trachten wat ik, met den waardevollen steun van den Chef van het Encyclopaedisch Bureau, ter bevordering van een zaak van zoo groot belang zou kunnen ten beste geven. Deze captatio benevolentiae moge den gebreken van dit opstel een zacht oordeel doen verwerven! HOOFDSTUK II Het Voedselvraagstuk Op de bestuursvergadering der Vereeniging van 9 Maart 1918 werd besloten in het bijzonder de volgende drie vragen in de aandacht der praeadviseurs aan te bevelen; - 6 - le Blijkens de statistieken neemt dé invoer van voedingsmiddelen (rijst) voor de Inlandsche bevolking in Nederlandschlndië gestadig toe. Aan welke oorzaken moet die vermeerderde invoer worden toegeschreven ? 2e Is het wenschelijk dat Nederlandsch-lndië, mede met het oog op de richting, waarin zich de handelspolitiek van verschillende landen, waarmede wij in nauwe betrekking staan, in den laatsten tijd beweegt, er naar streve in de eigen behoefte aan voedingsmiddelen te voorzien? 3e. Welke maatregelen zouden daartoe zijn te treffen en welke gevolgen zouden daarvan te wachten zijn? Mede werd het wenschelijk geacht hen te wijzen op het onderscheid bij de behandeling van het vraagstuk te betrachten tusschen Java en de Buitenbezittingen. § |. (Vraag 1). De toenemende invoer van voedingsmiddelen (rijst). Blijkens de aan dit opstel als bijlagen II en l\a-i toegevoegde statistiek is de invoer van voedingsmiddelen*) uit het buitenland toegenomen: van in 1913 tot in 1917 per hoofd voor java 385.202 ton 489.033 ton 14.3 K.O. voor de Buitenbezittingen 286.886 „ 361.535 „ 27.— „ voor geheel Ned.-Indië . 672.088 ton 850.568 ton 18.— K.O. Het voornaamste voedingsmiddel: rijst is hierin vertegenwoordigd met: •) Hieronder zijn begrepen: rijst,meel, mais, sago,arachides,biscuits,katjang kedelee, ghie en visch. < — 13 — of eene vermeerdering in 12 jaren met ruim 100 % = 81/» % 's jaars. Dit is natuurl:jk niet mogelijk: de cijfers voor 1905 zullen veel te laag zijn gesteld •), maar veilig mag worden aangenomen dat, met uitzondering van enkele, trouwens onbelangrijke, stammen die, wegens boven onze macht staande invloeden, aan het uitsterven zijn (Enganeezen, de Kaja-Kaja's van Zuid-Nieuw-Ouinea), de sedert ons ingrijpen in de laatste twintig jaren overal gevestigde geregelde toestanden en de daarmede verband houdende genomen bestuursmaatregelen de toeneming van de bevolking vooral in de jongst onder ons gezag gebrachte streken der Buitenbezittingen zeer in de hand heeft gewerkt. Onderlinge oorlogjes, epi- en endemiën, hongersnooden hielden het bevolkingscijfer daar op laag peil. Het wegvallen van deze volksrampen manifesteert zich op tastbare wijze. Dit voor de bevolking zoo gunstig resultaat onzer bestuursbemoeienis wordt in den laatsten tijd maar al te dikwijls over het hoofd gezien. De mate, waarin de bevolking op de Buitenbezittingen toeneemt, is met betrekking tot het voedselvraagstuk in zooverre van ondergeschikt belang, dat, voorzoover die toeneming betreft aanwas der inheemsche bevolking — in tegenstelling met vermeerdering door aanvoer van ondernemingskoelies van elders— door overvloed van bebouwbare grond gemakkelijk aan de eischen van een groeiend mondental tegemoet gekomen kanen in de meeste gevallen ook zal worden, door uitbreiding van den aanplant van voedingsmiddelen. Slechts in de dichtbevolkte streken der Padangsche Bovenlanden, van Bali en Lombok is het bebouwde areaal voor weinig of geen uitbreiding meer vatbaar, echter wel op eenigen afstand, nog binnen de gewestelijke grenzen. Voor Java en Madoera echter is het wel van veel belang na te gaan of de uitbreiding van de met voedingsmiddelen beplante oppervlakte gelijken tred houdt en op den duur houden kan met die van het zielental. *) Men zie voor de juiste en jongste cijfers de als bijlage VI opgenomen opgave, zoomede de uitvoerige beschouwingen hierachter bij de intensiveering van den rijstbouw. — 14 — Volgens aan de Mededeelingen van het Statistisch Bureau der afdeeling Nijverheid en Handel van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel ontleende gegevens berekent de heer M G VAN HEEL ') de op Java en Madoera met rijst en andere voedingsgewassen beplante oppervlakten gedurende de jaren 1913/1917 als volgt: Geoogst oppervlakten in bouws. ""^H -lil -"lillii""lil""iï Rijs, (sawah). . 3.675.0001 I 3.62^1-1.4% I 3.638.000;0.3% I 3.679.00o| ln 5 13 De heer MÜHLENFELD echter was zoo vriendelijk de uitkomsten zijner voorloopige berekeningen mede te deelen, naar aanleiding van de langs administratieven weg verkregen cijfers voor het zielental van Java en Madoera op ultimo 1917, welke cijfers vergeleken zijn met de uitkomsten van 1905. Hoezeer ook MÜHLENFELD erop wijst, dat de waarde van deze cijfers nog slechts zeer betrekkelijk is, behoeven zij toch zeker niet lager aangeslagen te worden dan die van de z. g. volkstelling van 1905, welke vooral voor de buitengewesten heel weinig betrouwbaar materiaal opleverde. Inderdaad, een enkele blik in de cijfers dier gewesten voor 1917 opgegeven toont aan, dat vergelijking met die van 1905 niet mag geschieden. Voor eene beoordeeling der bevolkingsaanwas m. a. w. voor de beantwoording der gestelde vraag voor de Buitenbezittingen hebben zij geen waarde »» Voor Java en Madoera ligt deze zaak anders. Uit de beschouwingen van MÜHLENFELD blijkt, dat daar in algemeenen zin eene vergelijking meer reden van bestaan heeft. En wat zien wij nu? In de eerste plaats blijkt ook nog het tevoren berekende cijfer voor den aanwas te hoog Als één geheel beschouwd is de bevolking over het twaalfjarig tijdvak slechts 13'/, % toegenomen, hetgeen neerkomt op ruim 1 °/0 per jaar. . > Deze aanwas zou derhalve voor de voedselvoorziening bij juiste verkeerstoestanden geen zorgen baren. i) Dit cijfer werd door van Heel overgenomen in zijn artikel in het Aprilnummer van Koloniale Studiën 1918. ») Voor de beschouwingen van den heer Mühlfnfeld ter zake wordt verwezen naar Bijlage VI, welke met toestemming van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur hierachter zijn opgenomen, met de voorloopige resultaten» — 47 — Maar geheel anders wordt het beeld, wanneer wij deresidentiecijfers afzonderlijk beschouwen, van welke wij de percentsgewijze toename over twaalf jaren hieronder overnemen. Percentsgewijze Gewest toe- of afname • 1905 1917 Bantam 19 Batavia +15.9 Preanger Regentschappen ) Cheribon \ +14.1') Pekalongan +13.8 Semarang +6.8 Rembang _i_ 9.5 Soerabaja +3.8 Madoera +18.9 Pasoeroean _|_ 1.6. Besoeki ....... _i_ 25. Banjoemas _i_ 9.5 Kedoe + ]6._ Djokjakarta +22.8 Soerakarta +29.4 Madioen + 18 7 Kediri +21.3 Voor Besoeki, Kediri en de Vorstenlanden brengen deze cijfers - MflHLENFELD merkt het reeds op — eene bevestiging van de theorie van BLEEKER (verdubbeling in 35 jaren). Voor die gewesten zal derhalve de hierboven sub I gestelde vraag zeker bevestigend beantwoord moeten worden, wanneer wij althans aannemen, dat uitbreiding van het beplant areaal niet noemenswaardig meer kan plaats hebben. Nog geheel anders zou het beeld er uitzien, wanneer wij eene opgave bezaten van nog kleinere gebieden en daarnaast de padiproductie konden stellen. Waarschijnlijk is dit wel mogelijk, maar de tijd daartoe *) Voor Preanger en Cheribon tezamen wijl in 1916 de afdeeling Tjiamis van Cheribon bij de Preanger" 1s gevoegd. - 48 — óntbreekt mij nu. *). Zonder twijfel zou daardoor de voedselschaarschte in eenige afdeelingen van Zuid-Midden-java wel m het juiste licht worden geplaatst. . . Om de gedachten te bepalen geef ik hieronder de res.dent.en met de inwoners, het aanwaspercent en het aanwezige sawahareaai, volgens de gegevens van de Landrente bijeengebracht voor 1905 en 1917, tevens met aanwasprocenten. | I Uitgestrektheü^in^uwsjawah Zielental Percentsge- 0, Oewest ulto w>jze_toename Q <• 1917 1905-1917 toename —1 070 nnq | 19 | 98.585 138.607 I 40 Bauvl • '. 1 2 3 8l1 + 15',9 64.284 119.978 82 o V o «g 022 , 328.906 407.513 | Preanger R. . 3-3*8"022 ^ ^ „ 29 Chenbon. - ! \™A^\ 240.928 258.765 7,5 Pek.longan. . + £ 403.30o 3 Semarang . , 2.792.335 + 3 ^ I ^ Rembang . . 1-640.80 + ^ I ^ Soerabaja . 2.529 844 + , ^ ^ I g Madoera. . . 1-778.243 + ^ _ I ^ Pasoeroean . 2.0 4 345 + _ ^ ^ ^ ?2 Besoek. . -215.976 -r ^1 lf) Banjoemas . . l.oi/.twu -r > 7 Kedoe • - 2.713.517 + 16,- 216.526 23.690 < VT? 1 602 242 + 18,7 175.871 184.166 4,7 SST ' 12.S:JS ï 2iy_J59:27£^^ —ïlolK^rr+_n,n 12 918.002 3.474.785 [ 16,5__ =T=ÏÏerS^nnë^s^ op te wij,en, dat de door den dienst van de Landrente voor iedere groep van gronden gegeven product.vite.ts- iSss * ^ v°istrekt niet wi,ien zeggen'd g ^a^S'jSZEe. * den ,„drenteaanslag drukt het produc^ viteSer de resultante uit van alle factoren, welke naar de opvat .ngen Tlr bevolking de waarde van de gronden bepalen, d.,ann ,s derhalve o.m ook LVrepen d'e geschatte opbrengst van eventueel tweede gewas, omgezet '^'oeteftvloed die factor op het aangenomen productiviteitscijfer heeft in aanmerking komen. — 49 — Bij eene oppervlakkige beschouwing der cijfers, welke de percentsgewijze toename van het sawahareaal aangeven, kan men reeds opmerken, dat hier andere dan normale factoren aan het werk zijn. Bantam b. v. vertoont bij teruggang van het zielental eene stijging van het sawahoppervlak van ruim 40%. Batavia vertoont eene uitbreiding van het sawahreaal van 82 % bij een bevolkingsaanwas van bijna 16 °0. Pasoeroean, waar de bevolking met 1.6% toenam, heeft eene sawahareaaluitbreiding van bijna 41 %. De totale uitbreiding van het sawah-oppervlak zou 16' 2 % bedragen volgens deze cijfers. De bovenbedoelde meest invloedrijke abnormale factor, welke hier zijn werk gedaan heeft, is de meerbevinding van het hermeten sawah-oppervlak ten behoeve van de invoering van de nieuwe landrenteregeling van 1907 (Ind. St. No. 277) in verband met Ind. St. 1916 No. 735. Voor de merkwaardige uitkomsten waartoe zij het recht geven m'oet hier een klein stukje landrentehistorie worden ingelascht. In West-Java berustte voor 1889 de opgave van het sawahoppervlak op gegevens van de dessahoofden. Gevolg: opgaven veel te klein. In 1889 begon de meting voor de landrente met het district Pèsèr tLampegan). Door de enorme meerbevinding, welke in vele gevallen den aanslag verdriedubbeld zou hebben, werden overgangsmaatregelen voor den aanslag genomen; m a a r de meerbevinding in oppervlakte bleef. In 1896 was de Preangermeting afgeloopen. Gevolg: De cijfers van 1905 derhalve vrij goed. De meerbevinding van rond 79.000 bouws in 1917 op rond 329.000 bouws in 1905 kan dan ook voor een goed deel (rond 25.000 bouws)*) gesteld worden op rekening van de toevoeging van Tjiamis in 1916. I Nieuw Oud Ten rechte: 1917 1907 Tjiamis 6675 7154 Pendjaloe 5335 5254 Kawali 6448 6435 Rantja 6020 5321 24478 24164. 4 — 50 — Daardoor wordt de reëele uitbreiding voor de Preanger rond 54.000 bouws of 16 °/o, welk cijfer met de werkelijkheid kan overeenstemmen, gezien de belangrijke bevloeiingen in het tijdsverloop totstand gekomen (o. a. Tjihea). Voor Cheribon "beteekent de aanwas van areaal met bijna 50 °/0 ondanks het verlies van Tjiamis derhalve geen uitbreiding van oppervlakte sawah,. maar is voor het grootste deel gevolg van nauwkeuriger meting. Hetzelfde geldt voor Bantam en Batavia. Voor het laatstgenoemde gewest komt de uitbreiding nagenoeg geheel op rekening van de afdeeling Krawang, wiar meerbevinding van 100 °/0 sawahterrein geen uirzondering waren. (vgl. voor de oorzaken Jaarverslag Top. Dienst 1908 bldz. 104 en 105 met het daarbijgevoegde kaartje). Voor Midden-Java en wel voor de gewesten PekalonganSemarang Kedoe en Madioen vinden wij slechts geringe laat ons zeggen normale uitbreidingen met resp. 7]l2, 3,7 en 4 7 °/0. Dit is een gevolg van de vrij juiste oppervlaktebepaling door de zoogenaamde Statistieke opname sedert 1860, in 1879 overgebracht naar het Kadaster. Hieruit volgt, dat deze percentages vrij juist de reëele uitbreiding aangeven en dan zien wij: dat praktisch gesproken in die gewesten de grens van het tot sawah aan te leggen terrein bereikt is. De juistheid van deze gevolgtrekking moge blijken ui* de volgende opgave, betreffende de resultaten verkregen in een achttal residenties waar de nieuwe landrenteregeling werd ingevoerd. == , „ . . . , . Meer of minder d*r oevindinu Uitgestrektheid m bouws. j„ procenten. Gewesten Sawahs Droge gronden Totaal Sa- '°^[f NieuwTj" Oud Nieuw | Oud Nieuw | Oud wahs den. . . 139173| 97435' 171225 3847t| 310398 135906 + 4I| + 345 Batavia . . . 116628 70994 70910' 9050 187538 80044 + 64 + 684 Preanger Reg. . 367906 321831 52:690 421740 896596 743571 +14+25 Semarang . . 404224 386467 398197 112758 802421 499225 + 5 +253 Pasoeroean . . 198668 151758 463198 178947 663866 330705 + 31 + 160 Besoeki . . 171398 114138 290851 112993 462249 227131 + 50 + 157 Banjoemas . .[ 153200 135970 297377 132794 450577 268764 + 13 + 127 Kedoe . . .\ 231692 216995j 392274| 2120V7 623966 429052 +_7 +_8j Totaal . . .17828S91495588|2614722 121881043976112714398; + 191 4- 115 — 51 - Deze cijfers behoeven nauwelijks eeneto elichting. Men ziet dadelijk, dat in de vroeger gemeten gewesten althans voor de sawahs eene normale toename aanwezig is (Preanger, Semarang, Kedoe, Banjoemas gedeeltelijk), terwijl de overige cijfers geheel beinvloed zijn door slechte oude opgaven. Tot nu toe bespraken wij uitsluitend het sawahareaal. Daarvoor mag veilig de conclusie gesteld worden, dat eene uitbreiding welke zou kunnen leiden tot oplossing van het voedsel v oorz ien ingsvraagstuk, niet meer mogelijk is. In verreweg de meeste gevallen dekt zij den bevolkingsaanwas niet. Voor de droge gronden is het cijfermateriaal van vroegere opgaven dermate onbetrouwbaar, dat daarmede niet te werken valt. Meerbevindingen van boven de 100 °0 zijn regel, die van 200 °/o geen uitzondering, er komen zelfs meerbevindingen van boven de 600 % voor1). Deskundigen, die ik daarover hoorde w?ren echter van meening, dat ook het beplantbaar areaal droge gronden niet voor eene uitbreiding vatbaar was welke leiden kon tot dekking van het bestaande tekort. Hunne redeneering is aldus. Volgens de landrentegegevens over 1917 bedraagt het aantal bouws vastaangeslagen tegalvelden rond 4.000.000 bouw (t.r. 3.963.055). Van deze gronden mag men aannemen, dat zij geregeld beplant worden *>, zij het, al naar de gewoonten der streek, met braakligging. In de gevestigde streken kan men verder aannemen, dat vrijwel alle bruikbare tegalvelden in ontginning zijn. Voor belangrijke uitbreiding komen slechts in aanmerking ') Hierbij moet opgemerkt, dat bij de n'euwe landrenteregeling alle gronden die als droge bouwgronden bekend zijn, ongeacht of zij in het jaar van den aans'ag als zoodanig gebezigd worden, toch worden aangeslagen, terwijl vroeger voor zoover het de wisselvallig beplante gronden betreft, te;ken jare slechts de werkelijk beplante gromien in de cohieren werden opgenomen. 2) Met uitzondering dan van die gr ind. n, waarop wel zakelijke rechten worden uitgeoefend maar die niet of althans weinig als bouwgrond worden gebruikt, terwijl bij de droge gronden in normale omstandigheden wel gerekend moet worden op 2 a 3 jaren braakligging. — 53 - dat de praktische gevolgen, n.1. een volkomen oplossing van de moeilijkheden, nog zijn uitgebleven. Bovenstaande beschouwingen geven voor Java en Madoera aanleiding tot de volgende samenvatting: Beantwoording van de ad. I gestelde vraag. 1. Door uitbreiding van het beplantbaar areaal voor den rijstbouw is geen opvoering van productie in zoodanige mate te verwachten, dat daardoor ook voor de toekomst de oplossing van het vraagstuk gebracht wordt. 2. Met eene enkele uitzondering (Bantam, Pasoeroean en Soerabaja) maakt de bevolkingsaanwas in de gewesten Van Java en Madoera noodzakelijk, dat maatregelen getroffen worden om de rijstproductie per eenheid van den beschikbaren bouwgrond (nat en droog) op te voeren. Verder geven de geleverde beschouwingen aanleiding tot het volgende besluit: a. Totale verwaarloozing van de demographische statistiek, zoomede het niet doelmatig, wetenschappelijk bewerken en samenvatten van de zeer goede aanwezige agrarische gegevens hebben ertoe geleid, dat in een land als Java en Madoera het uitblijven van den buitenlandschen invoer eene ernstige crisis in de voedselvoorziening te voorschijn kon roepen. b. Exacte waarneming van het bevolkingsverloop en de voedselproductie, welke uitsluitend leiden kan en moet tot eene logische bestuursvoering met onmisbare continuïteit, heeft tot nu toe ontbroken, met als gevolg kostbaar incidenteel optreden, zonder blijvende uitkomsten. c. De bestaande statistieken betreffende den Inheemschen landbouw, zoomede die aangaande de veeteelt kunnen slechts met groote reserve worden aanvaard. d. Inrichting van een centraal statistiek-kantoor onder deskundige leiding, met als basis een moderne census, is in het bijzonder voor een goed koloniaal beleid een onafwijsbare eisch. ad. II. Hoe kan die intensiveering (van den rijstbouw) bij bevestigend antwoord op vraag I het best worden bereikt? Wanneer hiermede aangetoond is dat uitbreiding van het - 54 — beplantbaar oppervlak voor Java en Madoera, voor de toekomst geen afdoende oplossing van het voedingvraagstuk kan brengen, dan is, met volle erkenning van het nut en de noodzakelijkheid der extensieve middelen als hierboven aangegeven, thans de vraag aan de orde of intensiveering daarnaast gewenscht is. De physieke en chemische eigenschappen van den bodem, bevatten vooral hier, waar het bodemonderzoek eerst kortgeleden krachtig en verdienstelijk begonnen werd, nog zoo vele raadselen, dat de uiterste voorzichtigheid geboden is. Vast staat, dat iedere methode, welke leidt tot grooter opbrengst per eenheid bouwgrond, meer voedende bestanddeelen aan den bodem onttrekt. Wil men overgaan tot intensiveering [en daartoe meen ik ook te mogen rekenen het beplanten der velden in den Oostmoesson (padi-gadoe)] dan zal het noodzakelijk zijn maatregelen te nemen om door bemesting die voedende bestanddeelen aan te vullen.*) J. Z. VAN DlJCK rekent aan de hand van de gegevens van Dr. DE JONG in een artikel in het Soerabaiasch Handelsblad van 18 Sept. j.1. uit, dat een padioogst op Java 142 millioen K. G. gebonden stikstof aan den bodem onttrekt. Terecht wordt er door hem op gewezen, dat eene groote hoeveelheid daarvan weer in den bodem terugkeert, zoodat zeker niet de geheele onttrokken hoeveelheid behoeft te worden aangevuld. Eerst wanneer een tekort gebleken is zal, behoudens de nagenoeg altijd aanbevelenswaardige 'groene bemesting en beplanting met stikstofbrengers, de voorraad kunstmatig moeten worden aangevuld. Daarom is het zoo toe te juichen, dat in de laatste jaren op verschillende plaatsen door het agricultuur-chemisch laboratorium bemestingsproeven zijn aangezet met het dubbele doel de tekorten aan voedingsstoffen in den bodem te constateeren, om daar- *) In de Mededeelingen van het Agricultuur-Chemisch Laboratorium no. XVII van 1917 heeft Dr. A.W.K. DE JONO aan de hand van proefnemingen de hoeveelheden der voornaam te voedingsstoffen berekend, die door één rijstoogst aan den grond worden onttrokken. Hij vond, dat bij een gemiddelde oogst van ee i twaalftal padisoorten per bouw aan den grond onttrokken werd: 35,5 KG. stikstof. 49,9 kalium, 17,8 phosphorverbindingen, benevens nog andere minder belangrijke voedingsstoffen en kiezelzuur,. — 55. - door te weten welke aanvulling noodig is, derhalve welke meststof de voorkeur verdient; en dan daaruit de rentabiliteit van toepassing te kunnen berekenen. Terecht wijst het Agricultuur-Chemisch Laboratorium in zijne Mededeelingen herhaalde malen op de noodzakelijkheid eerst een tekort aan voedingsstoffen te constateeren in een bepaalden bodem, om pas daarna rentabiliteitsproeven aan te zetten. Wanneer men eenmaal weet, welke der voornaamste voedingsstoffen in onvoldoende hoeveelheid in den bodem aanwezig zijn en men kiest in verband daarmede een doelmatige bemestingsstof dan schijnen de resultaten gunstig te zijn. In het Verslag over den Westmoesson 1915/16 der practische bemestingsproeven van meergenoemd laboratorium vindt men eene opgave van den uitslag der stikstof-phosphorzuur bemestingsproeven met rijst met eenvoudigen opzet, in de Afdeeling Bodjonegoro genomen in een lötal dessa's van het onderdistrict Kepoh, welke als volgt geformuleerd is: Enkel superphosphaat: gemiddelde werking 9.94 pikoels natte padi per bouw, gemiddeld geldelijk voordeel / 15.37; Enkel superph. -f Zwavelz. Amm.: gemiddelde werking 10.99 pikoels natte padi per bouw, gemiddeld geldelijk voordeel ƒ 14.73. Eene andere proef genomen in de residentie Cheribon oo de slechte sawahgronden, de z.g. Rantja-minjakgtonden, met enkel superph. in 22 dessa's genomen leidde tot een gemiddelde opbrengstvermeerdering van 12 pikoels natte padi per bouw, behalve nog het voordeel, dat de bemeste velden drie weken en meer vroeger oogstbaar bleken te zijn. De conclusie luidt dan ook: „Dit voordeel en de meerdere, opbrengst bewijzen, dat eene „bemesting van de z.g. Rantja-minjakgronden met phosphaten „vooral op de van regen afhankelijke sawah's in de onderhavige „streek alleszins rendabel is." Niet overal hebben de bemestingsproeven dien gunstigen uitslag gehad, maar over het algemeen bleek toch, dat wanneer eenmaal vastgesteld was voor welke voedingsstof een tekort in den — 59 — economische beteekenis hebben. Bovendien is aan dezen dienst de Hydrografische opname verbonden, met als voornaam onderdeel het onderzoek naar de bevloeibaarheid van woeste gronden (Reclamation service): zoodat de voorstellen tot irrigatie niet worden gedaan dan na overleg en innige samenwerking met de geologen.*) Het valt buiten het kader van dit opstel ter zake eene bepaalde meening uit te spreken; wij moeten ons bepalen tot nogmaals erop aan te dringen, dat maatregelen genomen worden welke de samenwerking tusschen de bij deze.aaiigelegenheid betrokken Regeeringsorganen ten volle verzekeren. Immers eerst dan zal het mogelijk zijn te bepalen of het te bevloeien gebied, wat bodemgesteldheid betreft, goede uilkomsten belooft, terwijl mede eerst dan kan worden uitgemaakt of het irrigatiewater uit het brongebied een voor de te bevloeien gronden geschikt slib aanvoert. Ook voor de opsporing van phosphaatafzettingen en andere grondstoffen, welke den landbouw van dienst kunnen zijn, is die samenwerking inderdaad nood akelijk. Om door vruchtwisseling te komen tot hoogere padioogsten is mede reeds een veelbesproken en overwogen vraagstuk. Het voornaamste punt voor de zaak, die wij thans behandelen, n.l. de mogelijkheid van grootere rijstproductie ter dekking van het thans bestaande tekort, betreft de vraag, of het aanbeveling verdient daartoe meer dan tot voor korten tijd het geval was over te gaan tot de padi-gadoeh-cultuur. Reeds Dr. v. D. Elst wijst er in zijn bovengenoemd praeadvies op, dat in bepaalde gebieden, onder bepaalde voorwaarden, daartegen zeker geen bezwaar bestaat. Van andere zijde schijnt men minder geneigd in die richting eene oplossing te zoeken onder verwijzing naar bepaald slechte uitkomsten in Rembang verkregen. Zelf meenden wij terzake geen oordeel te mogen uitspreken. Daartoe wendden wij ons tot den heer MÜHLENFELD, die zoowel als controleur bij het Binnenlandsch Bestuur als later bij den *) The U. S. Oeological Survey. 1904 Bulletin No. 227, Serie O. Miscellancous, 27. — 71 — Uit de gegeven totaal-cijfers bjijkt dat de Buitenbezittingen bij eene bevolking van weinig meer dan l/3 van die van Java gelijk opdeelen met laatstgenoemd eiland in de ingevoerde hoeveelheid rijst, zoodat in de Buitenbezittingen per hoofd bijna 2VS maal zooveel ingevoerde rijst verbruikt wordt als op Java. Deze totaalcijfers hebben echter slechts eene beteekenis tot bepaling van de gedachte; voor de beoordeeling van het voedselvraagstuk in het algemeen en van de rijstvoorziening in het bijzonder, dient elk gewest — c.q. groepen van gewesten — afzonderlijk in beschouwing te worden genomen. Sumatra's Westkust en Bali en Lombok. Als rijst-uitvoerende gewesten, waar de rijstteelt bovendien op hooger trap staat, vallen deze gewesten al dadelijk af. Men zorge slechts den toestand niet te bederven, men blijve den rijstbouwer de grootst mogelijke vrijheid toestaan en de beschikking over zijn product, de handhaving daarnevens van nuttig en weldadig gebleken cultuurmaatregelen (als de inachtneming van de juiste planttijden) worde natuurlijk behouden ')• Tapanoeli. Ook Tapanoeli voorziet, niettegenstaande eene opkomende met ingevoerd werkvolk arbeidende particuliere industrie, nagenoeg geheel in de eigen rijst-behoefte. Waar in verschillende deelen van het gewest nog ruimschoots gelegenheid tot uitbreiding van de beplante oppervlakte bestaat, geldt ook hier slechts de bevordering van de verdere ontginning van het gewest zoo mogelijk gepaard met versterking van de bevolking (GrootMandailing, Natal, Boven-Baros). In dit verband wordt gewezen op de overwogen mogelijkheid om, door verlaging van den drempel van de Batang Oadis, waar deze het Barisangebergte doorbreekt, de uitgestrekte moerasvlakte nabij Penjaboengan in eene sawahvallei te herscheppen 2). ') Zie Tijdschr. B. B. dl. 51. bl. 53 e.v. *) Met dit doel in erfpacht aangevraagd door den heer A. van Laer, echter geweigerd omdat de Dienst der B- O. W. zelf de uitvoering van dit werk in overweging heeft. — 72 — Behandelen wij de gewesten verder in rangorde naarmate zij de minste voorziening behoeven, dan hebben we ons in de eerste plaats te wenden naar het Oosten van den Archipel, waar maïs en sago het voornaamste volksvoedsel uitmaken en men dus voor de volksvoeding van den rijstinvoer vrijwel onafhankelijk is. Celebes en Onderhoorigheden. Dit Gouvernement kan niet alleen zeer voldoende in de eigen voedselbehoefte, maïs en rijst, voorzien, het heeft in 1915 getoond nog een belangrijk overschot aan maïs te kunnen voortbrengen (de maïsuitvoer bedroeg dat jaar rond 35.000 tons) terwijl het gewest voor de uitbreiding van meerdere cultures, ook die van voedingsgewassen, nog groote mogelijkheden belooft. Voortzetting van Bestuurszorg voor de verzekering van orde, veiligheid en productie is hier dus het voornaamste noodige. Uitbreiding van wegen en waterwerken kan het gewest gemakkelijk een voorraadschuur doen worden voor andere streken o.a voor het naburige Menado *). *) Ten aanzien van deze beschouwingen betreffende Celebes en Onderhoorigheden zij het vergund het volgende aan te teekenen: 1. Voor irrigatiemogelljkheden verwijzen wij naar het rapport van Ir. van Buuren Jaarverslag B.O.W. 1913 5e gedeelte C. Bijlage II. 2. De maïsuitvoer uit Celebes is zeer wisselend blijkens onderstaande cijfers. Dit is een gevolg van den hydrographischen toestand in het voornaamste productiegebied, de streek der meren van Tempé en Sidenreng (vgl. ook rapport Ir. v. Buuren). Uitvoer Maïs: n/h. Buitenl. n. Java en Mad. Totaal e. a. gewesten (in tons van 1000 K.O.) 1914 10.973 226 11.199 1915 34 013 876 34.889 1916 9.166 2.355 11.521 1917 754 1.188 1.942 3. De rijstproduceerende gebieden zijn: a. de vlakte van Maros i/h W.; b. de vlakte van Bone i/h Oosten; c. Sidenreng ten W. v/h meer; d. Sopeng i/h bekken v/d Walana S.; e. De Toradja-Ianden i/h Sadang. gebied; ƒ. de kleinere vlakte van Loewoe (Palopo). — 73 — Ambon, Ternate, Timor. De 12.000 tons rijst die hier in 1917 werden ingevoerd zijn v.n. bestemd voor de voeding van garnizoenen en de nietinheemsche bewoners van voorname plaatsen. In Timor is voor de verbetering en uitbreiding van de rijstteelt — welke zich in deze residentie v.n. beperkt tot Soembawa — nog wel wat te doen, in de beide andere gewesten zondert men Nieuw Guinea uit' weinig of niets. Er dient dus wei op gerekend de genoemde rijsthoeveelheid beschikbaar te houden; in de toekomst kan Soembawa die leveren. Menado. Rijst en maïs zijn de hoofdvoedingsmiddelen der bevolking, daarnevens sago, cassave en oebisoorten. Voor de bewoners der Sangir- en Talaudeilanden is de pisang bovendien meer voedsel dan genotmiddel. In al deze gebieden is een groot percentage door Inlandsche en Europeesche werken (Bantimoeroeng-Ieiding) geïrriteerd (vgl. Bijlage V) 4. Nauwe handelsbetrekkingen met Menado en de Tomini-bocht bestaan reeds lang. Uitwisseling heeft voortdurend plaats. Firma Ledeboer te Makassar, Qorontalo en Menado. 5. Ook zoo met de Molukken. De volgende cijfers toonen dit aan, 1917 was voor Celebes een zeer gunstig rijstjaar. Gedurende dat jaar voerde Celebes uit naar Menado 3528 ton rijst. Borneo 2044 „ „ Ternate 472 „ „ Ambon 2268 „ „ Timor 2169 „ „ elders 232 „ „ totaal 10713 ton, waartegenover een invoer van 10828 ton staat. Bovendien moet de aandacht er op gevestigd worden, dat' vooral uit het productiegebied van Bone en de Toradjalanden veel rijst naar Mal.ïi en het Z. O. schiereiland per prauw wordt uitgevoerd, welk* hoeveelheden uiteraard aan de waarneming ontsnappen. 6. Volgens den tegenwoordigen Gouverneur, mag echter geen rekening gehouden worden met het gunstige rijstjaar 1917 en moet men aannemen dat Celebes per jaar 10.000 ton importrijst noodig heeft. — 75 — reeds van ouds haar toevlucht neemt tot het boschproductenbedrijf, wanneer de slecht verzorgde ladangs tekort schieten haar de noodige voedingsmiddelen te verschaffen. De invoer van rijst is in dit gewest in wezen niet noodzakelijk, organisatie tot meerdere productie van voedingsmiddelen wel. Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. De niet onbelangrijke rijstinvoer (37.000 tons in 1917) wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door den boschproductenhandel, die het verbruik aan import-rijst in de hand werkt. De afdeeling Oeioe Soenggei voert rijst uit naar andere deelen van het gewest en zou gemakkelijk in de geheele rijstbehoefte en meer kunnen voorzien, wanneer hier de noodige inpolderingswerken tot uitvoering kwamen. Deze werken zouden echter zeer kostbaar zijn. Ook elders biedt dit vlakke waterrijke gewest plaats voor nog millioenen landbouwers, een rijk veld voor eene georganiseerde kolonisatie. Westerafdeeling van Borneo. De rijstinvoer is hier absoluut bijna even groot als in de Z. & O. afd. (36.000 tons in 1917) maar naar verhouding van de bevolking bijna dubbel zoo groot. De Dajaks in dit gewest kunnen gemakkelijk door ladangbouw in hun voeding voorzien en doen dit ook. De Maleische en Chineesche bevolking der kuststreken bestaat v. n. uit handelaren en producenten van handelsgewassen, die steeds volop goedkoope importrijst van het nabijgelegen handelsemporium van het Oosten, Singapore, hebben kunnen betrekken, mitsdien zich wijden aan die bezigheden en cultures welke hun het meeste voordeel beloven. Het Bestuur kan natuurlijk ook in dit uitgestrekte land de teelt van voedingsgewassen in de hand werken; maar juist het feit dat vooral de Chineesche bevolking eene economisch hoogstaande is, zal het niet gemakkelijk doen vallen haar te nopen tot, in haar oogen, minder voordeeligen arbeid. Men dringe hier niet — 76 — te sterk, gevaarlijk is de toestand niet; de eigengeërfde Chineesche landbouwer weet zich in tijden van nood wel te redden. Riouw en Onderhoorigheden. Overeenkomende toestanden vindt men in een groot deel van Riouw, waar, vooral door Chineesche immigranten, de gambircultuur gedreven wordt. Men heeft hier bovendien een waardevolle veiligheidsklep in de sagobosschen, van welker product ongeveer 5.000.000 KG. 's jaars naar Singapore wordt uitgevoerd. Bovendien voert de tot dit gewest behoorende afdeeling Indragiri rijst uit naar Singapore. In tijd van nood kan deze residentie dus zeer wel in eigen voeding voorzien. Billiton, Banka, Oostkust van Sutnatra. Thans resten de drie gewesten, waar, door bijzondere toestanden de met talrijke ingevoerde arbeiders werkende mijn- en landbouwindustrie, invoer van rijst tot de huidige hoeveelheid en meer steeds of nog geruimen tijd zal moeten plaats hebben n.1. Billiton (U.000 tons), Banka (25.000 t.) de Oostkust van Sumatra (147.000 tons). Op de eilanden Banka en Billiton zal niet heel veel te doen zijn tot vermeerdering van de voedingsmiddelen-productie. Het zou niet verantwoord zijn hieraan de winstgevende pepercultuur op te offeren, gesteld dat een dergelijk pogen succes zou kunnen hebben. De hoeveelheden rijst jaarlijks op deze eilanden benoodigd zijn ook in absoluten zin niet zoo groot, dat voor de tegemoetkoming daarin bepaaldelijk plaatselijk voorziening noodig zou zijn. Anders staat het ter Oostkust van Sumatra. De ingevoerde arbeidersbevolking van ongeveer 400.000 zielen is voornamelijk gerecruteerd uit het zwervend gedeelte van Java's bevolking, grootendeels staan hun de handen voor de rijstcultuur b. v. verkeerd. Zij zijn gewend bij geregelden arbeid zich ook geregeld hunne maaltijden te kunnen verschaffen en het land — v. z. n. het zgn. cultuurgebied betreft — bijna geheel in beslag genomen voor de teelt van handelsgewassen, kan op geen — 1 f — stukken na in de behoefte aan voedingsmiddelen voorzien. Nu is tot dusver de aanvoer van rijst wel onder alle omstandigheden mogelijk gebleken en zijn de planters in dit opzicht voor de toekomst optimistisch gestemd, maar het schijnt niet verantwoord voor de toekomst onder zoodanige omstandigheden eene zoo groote afhankelijkheid van het buitenland voor den invoer van het dagelijks noodige voedsel te doen voortbestaan, waarbij nog in aanmerking te nemen, dat er ter Oostkust geen grooter rijstvoorraad is dan voor 3 maanden, den tijd gedurende welke gepelde rijst zonder vrees voor bederf, kan opgeschuurd blijven. Wel is overwogen de opschuring van ongepelde rijst en de oprichting van rijstpeilerijen in het gewest, maar de uitvoering is afgestuit op de daaraan verbonden groote kosten en de moeilijkheden aan het rijstpelmolenbedrijf op groote schaal verbonden, o. a. scheen concurrentie met het zeer goed ingerichte bedrijf te Rangoon onmogelijk. Pogingen door enkele cultuurmaatschappijen gedaan, om op een deel van de perceelgronden de rijstcultuur te drijven mislukten geheel, en van de thans genomen proeven met de teelt van maïs en knolgewassen mag evenmin resultaat van eenige beteekenis verwacht worden. Beter is geslaagd de in het Siantarsche ter hand genomen sawah-aanleg . met Toba Bataks *), waardoor eene, hoewel nog niet groote, toch ook niet geheel weg te cijferen bijdrage geleverd wordt voor de gewestelijke rijstbehoefte. Afdoende kan de Oostkust echter alleen geholpen worden door de omzetting m rijstland van de zgn. Assahan reserve en zoo noodig van de nog zuidelijker gelegen vlakte terreinen (Siak). Bedoelde reserve strekt zich uit in de onderafdeeling Laboean Batoe in het stroomgebied van de Koeala, Natal en Marbaurivieren, tot eene uitgestrektheid van meerdere tienduizenden H A. Aan de opmeting in het belang van de bevloeiing van dit terrein werd reeds ƒ 65.000 uitgegeven. Het zal echter zeer moeilijk gaan kolonisten te trekken naar dit eenzaam oord en mocht dit al gelukken, dan zou het te lang duren voor deze klein-landbouwers een voor de behoefte M*LrfC B'B- dL 49 "Een ,and van «roote economische beteekenis" ol. 440 e. v. — 78 — van het cultuurgebied ook maar eenigzins beduidend overschot zouden voortbrengen. Vandaar dat, laatstelijk bij den ondernemenden Majoor der Chineezen te Medan Tjong A. Fie, het plan gerezen is om door een syndicaat van gevestigde cultuurmaatschappijen ter Oostkust hier eene rijstbouwonderneming op groote schaal te openen. Wellicht zou het niet zoo heel gemakkelijk vallen den voortbrengingsprijs der hier geteelde rijst te houden beneden dien van Rangoonrijst, maar een mogelijk klein verlies zou men moeten beschouwen als eene premie op de verzekering van de beschikking over een eigen rijstvoorraad in geval van nood. Bovendien biedt uit een hygiënisch oogpunt. de beschikking over nietafgewerkte rijst groote voordeden. Blijven de rijstprijzen ook na den oorlog verhoogd, dan zal bovendien concurrentie met Rangoon zeer goed mogelijk zijn. Het schijnt van overwegend belang dat ter Oostkust van Sumatra desnoods met drang of steun van de Regeeririg, een plan in dezen geest tot uitvoering kome: het rijstvraagstuk draagt hier werkelijk een gevaarlijk karakter, voorziening daarin mag niet uitblijven. Het vraagstuk der rijstvoorziening voor de Oostkust van Sumatra wordt uitvoerig behandeld in de Gewestelijke beschrijving uit te geven door het En.cyclopaedisch Bureau. Het eerste stuk verschijnt nog in den loop van 1918 Het tweede stuk, waarin de rijstvoorziening behandeld is, verschijn in de eerste helft van 1919. Wij ontleenen daaraan reeds thans de volgende gegevens: |. Het aantal Tobaneesche immigranten in Simeloengoen. bedroeg in 1906 ± 100 tegen in 1916 ± 8000. 2. Onder leiding van den E.A.W. ingenieur der B.O.W. werden in het Siantarsche eind 1916 reeds 2100 H. A. bevloeibaar gemaakt, waarvan op dat tijdstip reeds 1000 H. A. in sawaht waren omgezet. 3. In de jaren 1914, 1915 en 1916 werd door verkenningen vastgesteld dat in Siantar en Tanah Djawa resp. nog 10.000 en 12.000 H. A. bevloeibaar zijn. 4. Sedert t916 is daar een Europeesch landbouwkundige geplaatst. — 79 — 5. Om de belangrijkheid geven wij in eene bijlage X een overzicht van den rijstinvoer ter Oostkust 1906 t/m 1911 1903 en 1904. ' 6. Na de bespreking der verdere plannen voor de toekomst komen wij tot de volgende maatregelen: a. De.ontginningen in Simeloengoen met behulp van Bataks uit l oba en Samosir, tot eene oppervlakte van 22 000 H A (vgl. No. 3.) b. De ontginningen in de Koeala en Biiabekkens, tot eene oppervlakte van 33.000 H. A. 7sCnnnDeH bevordering van de irrigatie in Atjeh, waar nog /a.uuu ri. A. bevloeibaar zijn, waardoor daar een productieoverschot zal komen. d. De verbinding per spoor en boot met de rijststreken bezutden het Tobameer, tevens ter bevordering van de emigratie e. Het aanleggen van een spoorlijn uit het cultuurgebied door de Zuidelijke kustvlakten naar de Batang-Hari-districten en van daar naar Sumatra's W. K. /. Voortzetting der proeven ter verhooging van de productie per eenheid bouwgrond. Onze beschouwingen omtrent de in zake het voedingsvraagstuk op de buitengewesten te nemen maatregelen kort samenvattend concludeeren wij: I. Overal Bestuurzorg, zooveel mogelijk ondersteund door hulp van den Landbouwvoorlichtingsdienst, tot vermeerdering van de teelt van voedingsmiddelen, echter niet ten nadeele van cultures van waardevolle handelsgewassen, welke de bevolking met voorliefde drijft. U. Georganiseerde Kolonisatie van daarvoor in aanmerking komende streken der buitengewesten met Javaansche landbouwers gepaard met aanleg van de noodige irrigatiewerken en verkeerswegen èn voor deze kolonies èn voor de eigen bevolking (irrigatie plan Ketahoenvlakte-Benkoelen, Oeloe Soengei-Borneo enz). — 80 — lil. Energieke aanvatting en tenuitvoerlegging van een plan om althans gedeeltelijk in het rijst-tekort ter Oostkust door productie binnen dat gewest te voorzien. Meester-Cornelis, 3—10—'18. Op verzoek van den prae-adviseur verleende het Encyclopaedisch Bureau zijne medewerking door de bewerking der volgende bijlagen. Bij de samenstelling werd een dankbaar gebruik gemaakt van de door de Hoofden van Gewestelijk Bestuur op de Buitenbezittingen verstrekte gegevens. In Bijlage X zijn de belangrijkste antwoorden in extenso opgenomen. Met toestemming van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur konden de door den heer A. MÜHLENFELD, Ambtenaar voor de Volkstelling ca. verstrekte gegevens als bijlage VI worden opgenomen. De cijfers in de staten II en IIÖ t/m / opgenomen, werden voor zoover den handel met het Buitenland betreft ontleend aan de jaarstatistieken van het Hoofdbureau der In- en Uitvoerrechten en Accijnzen en voor zoover de binnenlandsche handelsbeweging aangaat uit de bij het Encyclopaedisch Bureau samengestelde handelsstatistieken en jaarverslagen, waarvan de bewerking sedert begin 1918 geschiedt bij de afd. Handel van het Departement van L N. en H. Zooals bekend mag worden verondersteld zijn deze cijfers eene compilatie van de door tusschenkomst van het Binnenlandsch Bestuur van de tolkantoren ontvangen maandcijfers. Aangezien de cijfers betreffende de binnenlandsche handelsbeweg.ng over 1913 niet op voldoende nauwkeurigheid aanspraak kunnen maken werden deze uit de staten weggelaten Ten aanzien van het intergewestelijk handelsverkeer wordt bij gebreke van cijfermateriaal betreffende den invoer van andere gewesten volstaan met de cijfers van den uitvoer van het eene gewest naar het andere. s Bijlagen: I Nota van den heer A. MÜHLENFELD inzake de padigadoecultuur. II Staat van den algemeenen in- en uitvoer van voedingsstoffen in 1913 en 1915 t/m 1917. II a t/m i Staten houdende cijfers van den in- en uitvoer van rijst, meel, maïs, sago, arachides, biscuits, katjang kedelee, ghie en visch over dezelfde jaren. III Oraphische voorstelling van de rijstinvoeren in Ned.-Indië gedurende de jaren 1907 t/m 1917. IV Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur op de Buitenbezittingen ter beantwoording toegezonden vragenlijsten. V Enkele van de belangrijkste der van de gewestelijke bestuurshoofden binnengekomen beschouwingen. VI Brief van den Ambtenaar voor de volkstelling c. s. met het bevolkingscijfer van Java en Madoera en de Buitenbezittingen. VII Uittreksels uit de Gewestelijke Korte Verslagen der Buitenbezittingen over 1917. VIII Alsvoren over 1918. IX Regeeringsmaatregelen getroffen tot tegengang van voedselgebrek. X Staat aangevende de rijstinvoeren ter Oostkust van Sumatra. BlJLAQE I. Bij nader inzien kwam het de prae-adviseurs beter voor de Nota van den heer MÜHLENFELD niet in het lichaam van dit geschrift op te nemen. Zij blijven met den heer MÜHLENFELD van meening dat het Oost-moesson-cultuur-vraagstuk groote aandacht van bestuurszijde vereischt. Een en ander geschiedt in overleg met den Heer MÜHLENFELD die de Nota publiceerde in het Indische Volk, en daarvan een honderdtal overdrukken beschikbaarstelde, welke ter vergadering aanwezig zullen zijn. Bijlage 11. Staat houdende cijfers van den algemeenen in- en uitvoer van voedingsstoffen in Ned.-Indië gedurende de jaren 1913 en 1915 t/m 1917. *) •j Het jaar vóór het uitbreken van den oorlog 1913 werd ter vergelijking opgenomen. & Bijlage il. Algemeene in- en uitvoer van voedingsstoffen cijfers omtrent het (in tons van 1000 KG.)1) in Ned.-Indië, alsmede binnenlandsch verkeer. B NNENLANDSCH HANDELSVERKEER j S o' I ' - HANDEL MET HET BUITENLAND —,lr.—— ,.„. -7-7- — : f-* ?. Zie(enta| | . _ VERKEER MET JAVA [ Intergewestelijk verkeer fc .5 g> GEWESTEN 1913 ~ 1915 | 1916 1917 -1 1913 1915 1916 1917 j 1913 | 1915 | 1916 | 1917 11 NE ' In- I Uit-. ! In- f Uit- | In- I Uit- In- | Uit- In- I Uit- In- Uit- 1 In- I Uit- I In- I Uit- I Uitvoer naar andere gewes- p 'Z Ü, | voer j voer | voer | voer j voer j voer voer | voer voer j voer | voer voer | voer voer j voer voer ten der Buitenbezittingen | a § | O . 1 j j j ■ i j j —! j j i f j i i i j Java j 34.157.383 1385.202183.753 451.599 208.005 482.683120.796j489.033 69.277 1 — — — — — '— — — — 12,3 Oostk. v Sum. .1 894.140 1160.997] 3.700102.842 7.2421134.738 5.272)155.354 3.673 — ■— 1.233 16.035 1.296 14.892 1.588 14.487j - I 4.697 10.897 10.476 155,2 Atjeh en O. . . 709.841 15.166| 41 8.731 j 37 15.174! 10| 15.178| 24 — k — 567 1 339' 377 2 - 619 605 328 21,8 Tapanoeli . . . 765.238 4.0631 2.028 5 2 536 3J 3.1591 7 68 28 26 2 — 189 219 156 4,1 Sum: Wk. . . .1 1.288.624 j 2.9311 6341 1.232 71 1.861 116! 1.021 172 — 325 786, 305 1.089 437 4.408 — 111.495 11.020 8.5813)- Benkoelen . . .{ ^ 229.845 ' 295! 39j 84 43! — — 2.833 7 2.565 2.346 - 6 10,3 Lamp: Distr. ' 171.572 | 144 | 721 5l — — 6.182 ' 7 6.167 6 9.245 52 — 16 1 53,4 Palembang. . ,Uj 760.548 j 12.2061 714 22.115! 268| 20.386 267 20.379 129 •,, — — 1.163 223 954 327 1.299 629 - 3.426 3.812 6.127<)27,5 Djambi . . . .j 207.265 j 3.005 409 6.483| 131 j 8.155 151 9.630 109 — 24 7 32 44 - 41 1 7| 46,3 Riouw en O . ,1 199.649 12.620 12.665 13.126) .7.7621 12.409 20.691 11.048 13.018 189 47 516 1 332| - 30 7 11») — Banka ) 154.178 16.828 — " 17.836) 7i 20.383| 5 15.841 ,6 — — 15.080 2o'l0.357 311.160 1 — 138 94 151 175;3 Biliton. . . . .! 59.481 4.627 20 5.753! 21! 6.5471 18 7.001 26 — 1.125 11813.149 22 4 913 14 — 303 446 406 201,3 W. Borneo . . 573.637 15.215 3.430 18.649) 4.247) 30.1571 4.717 36.9451 1.299 45 80j 80 136 424 62 - 40 30 2 62,7 Z. O. Borneo ..' .1 940.866 25.456 177 18.073' 125; 25.095 101 38.0461 81 | 1.292 2.336 749 1.380 1.012 1.946 - 694 505 698 39.3 Celebes . . , ".] 2.352.048 | 30.3511 8.340 16.997) 34.787) 14.0771 9.907 10.080 1.348 550 478 400 2.531 518 1.200| — 11.590) 9.319 14.3236) 3,4 Menado . /. . .) 742.026 j 22.238) 61 20.308) ' 22.263 1 26.337j -«- 1.429 913 — 11.253 ■ 395) 687 247 37,2 Ternate en O. . . 200.135 ï 4.551] — 4.220) 7) 3.46o|' 1) 3.695 10 75 14 20 43 9 43 — 192 63 90 18,2 Amboina. . . .] 360.934 i 6.540 2I 5.8871 20 6.987; 7) 6.476! 8 152 34 341 15 445 110, 181 324 19,1 Timor en O. . .j 1.091.349 j 34 35 — 39j löj 94) 14j 29 1.968 5111.500 3 2.184 344) — 1.592 931 635 1,6 Bali en Lombok, .j 1.344.880 j 3.619 2.11ü| 1.394) 1.177 ) 609] 1.028] 1.298) 275 —^ 897 18.039) 1.14s|l3.622) 2.306 15.217j - | 6.56l|l2.427 2.190j — Totaal n.i.. . .j 47.203.639 |672.088|216.091 717.384j273.951 j807.634|l63.185|850.568| 89.491 ; - J35.008 38.425^0.387j34.585J39.587 38.739' - J 16,11 1) Hieronder begrepen rijst, meel, maïs, sago, arachides, biscuits, katjang kedelee, ghie 2) Volgens opgaven van den Ambtenaar voor de Volkstelling ca. op ultimo 1917. 3) De beduidende uitvoer van voedingsstoffen naar ander gewesten medegerekend, voer 4) Na aftrek van de door Palembang aan andere gewesten geleverde voedingsstoffen 5) De uitvoer van Riouw overtreft den invoer met ruim 2000 ton of per hoofd onge 6) De uitvoer van Celebes naar andere gewesten medegerekend werd vandaar ongeveer 60W 7) De zuivere uitvoer van Bali en Lombok beloopt circa 14.000 ton voedingsstoffen ol en visch. de Sumatra's WK. circa 11.000 ton voedingsstoffen uit of per hoofd + 9 KG. bedraagt de invoer aldaar ongeveer 15.000 ton op per hoofd ± 20 KG. veer 11 KG. ton voedingsstof'en uitgevoerd, hetgeen gelijk staat met een uitvoer per hoofd van ongeveer 2,5 KG. 'per hoofd ± 10 KG. Bijlage IIq t/m /. Staten houdende cijfers van den in- en uitvoer van rijst, meel, maïs, sago, arachides, biscuits, katjang kedelee, ghie en visch over dezelfde jaren. Bijlage ilc Rijst. In- en uitvoer van rijst in Ned.-Indië, alsmede cijfers en 1915 t/m 1917 (in 1) Op ulto 1917. Naar opgaven van den Ambtenaar voor de Volkstelling c. a. 2) De belangrijke rijstuitvoer naar andere gewesten der Buitenbezittingen medegerekend 3) Rekening houdende met Palembang's rijstvoorziening aan andere gewesten, bedraagt 4) Aangezien van Celebes en Ond. niet minder dan 12.596 ton naar andere gewesten gesteld, beloopt de uitvoer 2.071 ton boven den invoer, zoodat per hoofd werd Hierbij zij nog opgemerkt dat de in de noot op pag. 77 gegeven cijfers, zooals die door staat voorkomende. Eerstebedoelde moeten n.h. v. als meer nauwkeurig worden beschouwd. 5) Rekening houdende met de van Bali en Lombok naar andere gewesten uitgevoerde betreffende het binnenlandsch verkeer in de jaren 1913 tons van 1000 KG.). .. ' BINNENLANDSCH HANDELSVERKEER ï d HANDEL MET HET BUITENLAND —„„„„„^ -— =a— _ ag g Zielenta, VERKEER MET JAVA ■ Intergewestelijk verkeer § s | GEWESTEN 1913 1915 1916 1917 1913 I 1915 1916 1917 1913 | 1915 | 1916 | 1917 [Is 5 In- ! Uit- In- Uit- ! In- Uit- In- I Uit- '' Uit- | In- I Uit- In- Uit- In- Uit- j Uitvoer naar andere gewes- j t~ | voer voer voer voer : voer voer voer ' voer voer voer voer voer j voer voer voer voer ten der Buitenbezittingen |§ O ' i j I I i j I j | i i ~ j | j j [ — Java I 34.157.383 1258.415 62.885 333.759 33.647 390.762 9.813406.4951 4.343 — T —. — — | 11.71 Oostk v. Sum. . . j / .894.140 97.966 1 95.291 126.619 146.614 139 189 506 3| - 743 1 055 1.803 164.5 Atjeh en O. . . 709.841 13.798 28 6.866 27 13.374 — 13.692 — 389 1 99 98 % - 485 201 27 19.4 Tapanoeli ... I 765.238 3.646 1.755 2.226 | 1.9161 - 39 69 21 2.5 Sum. Wk . . . i 1.288.624 | 823 421 46 - 187 ' 32 59 755] 63 1.089] 7514.407 — 11.305110.867 8.334j3) — Benkoelen. . . J 229.845 j , 40 -, _ 2.721 7(2.400 1 2.213 — ój 9.6 Lamp. Distr: . . • 171.572 'l33[ — 39 — 5.382 5| 5.490 ■ '7.710 9j — 16 lj 44.7 Palembang . 760.548 I 9.894 674 20.468 18.623; f 18.957j — 188 9; 310| 79 275 363 3.003 3.539 5.8103)24.7 Djambi . . IUT. j 207.265 I 2.851 6.365 7.949 ] 9.331 [ .— 24 26| - 31 29 — | 45.2! Riouw en O. . . j 199.649 12.285 1.494 12.847 3.786 12.029 5.742 10.500; 2.172 47 _ 41 .öl Banka 154.178. 15.677 16.653 19.255 14.6741 - 14-791 9.9721 — 10.610 — 39 12 54|l64.l| Billiton . ... 59.481 4.403 — 5.575 6.347 - 6.764! — — 970 80 2.951] 4.614 — 280 427 392 192-81 W. Borneo . . | 573.637 j 14.013 936 17.573 j 28.922j j 35.851 — 22 - 42 30 6 40 30 2 62.5 Z. O. Borneo . 940.866 23.232 17.218 ; 24.041; 36.931 - 909 875 423 319 697 7 100 355 343 39.9 Celebes ... 2.352.048 18.886 615 16.076] 97 12.908] 76] 90731 25 — 337 12] 212 153! 432 255j - 9.381 7.038 12.596*) 3.9! Menado . . .j 742.026 20.236] 19.823} 121.923 26.1211 — — - 1.333 766 ] 1.129 373 672 208 36.7] Ternate en O. . j 200.135 4.437 4.157 3.423 3.680 — 75 - 20 — — - 65 — 26 18.4 Amboina ■ j 360.934 6.198 5.828 6.895 6.383 — n5 — 308] 390 48 54 67j 18.8; Timor en O. . . 1.091.349 3 " 9 - — 1-945 51; 1.473 - ] 2.160 340 - 921 83 66 l.ö] Bali en Lombok . j 1.344.880 | 3.110] 56] 1.207 101 j 504| 72 1.247 145 28617.752] 703 13.158; 1.439 15.172] — j 6.39412.363] 2.07lj')- Totaal N.I. . . j 47.203.639 |510.046 66.739j581.546 37.658|695.987| 15.703j748.26lj 6.685 — — 129.68519.54725.494 14.798|32■ 40920.564j - j — . I ■ 7.8j , voerde Sumatra's Wk. uit 12.634 ton of per hoofd 9.8 K.G. de invoer niet 18.869 —doch 13.059 ton of per hoofd 17.1 K.G. werd uitgevoerd, tegenover welk kwantum een invoer van circa 1.300 ton van Bali kan worden uitgevoerd 0.8 K.G. den Gouverneur van Celebes werden opgegeven, een weinig afwijken van de in bovenstaanden rijst beloopt de totaal-uitvoer vandaar 14.702 ton of per hoold 10.9 K.G. BlJLAOË Ito. In- en uitvoer van arachides in Ned.-Indië, alsmede cijteiletreffende het binnenlandsch verkeer in de jaren I9l3 » u a i xa ,a s en 19,5 V" 19,7 (««lons van 1000 KG.) Arachides (gepelde en ongepelde). f ; HANDEL MET HET BUITENLAND BINNENLANDSCH HANDELSVERKEER GEWESTEN F%i i ïoïï Wt ^ —- , VERKEER MET JAVA Intergew^telijir^^ —^ ,9,i_ 1__ 1Q16 1917 1913 | Ï9Ü j J916 |1qTT Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Uitvoe. lnvoerj Uit- Li Uit- L 'J Uit- I Uit- I Uitvoer naar andere gewes- — ] voer I 1 voer j ; voer voer [ ten der Buitenbezittingen | . ~i I " '—| Java — 17.521 — 11.450 — 8.639 — 9.87! _ Oostk. v. Sum. - 23 62 1 116 45 ■ iM ,„„ — 463 — 693 — f 238 — — 2 2 2 Atjeh en O. . ' . — — — __ _ i 53 60 88 — — l 41 _ Tapanoeli . .. — — 2 — — — — — —— 242 Sum. Wk. . . . 565 61 87 - 3< . „„ - 14 5 22 2 1 - 95 62 99 Benkoelen Lamp. Distr. . '.j. — J _ Palembang . . . .* 23 —• 100 - - - 4 20 Djambi . • ■ , •} 20, — 8 26 33 Riouw en O. . . 7 — 36 — 57 — 39 _ Banka. . . 28 47 53 - 411 - ,fi 76 — 148 — 140 — — _ _ 2 Billiton .; {. . . 9 10 24 - 18! c, 85 - 117 — 136 — - 2 3 3 W. Borneo ... — — — 46 _ 21 — — — — 20 — 203 — — _ _ _ Z. O. Borneo . 40 42 52 47 209 3 84 - 90 - - - _ _ Celebes .... — — _ 5 72 - 38 - 39 2 - 56 45 50 Menado .... -15 — 10 — 9 _ -.. - 2- 13- 13 - _ 38- Ternate en O. . — — 3 _ Amboina. ... —. — 1 1 ~ - ~ 2- 11 - 13-____ Timor en O. . — — — ----- - 1 - - 6 1 - Bali en Lombok . - 2.054 - 1.066 - 952 - 12. [ _ _ , ^ _ 453 J g _ d^, ^ t°taa' n"l • • h 2°h 218[ 12-586 ^831 9'701| 245 '°-043 - -I 977J 283 1.206 453T.07^~~L2" - I _• I _ I _ " Bijl aoe 11/. In- en uitvoer van biscuits in Ned.-Indië, alsmede cijfenjbetreffende het binnenlandsch verkeer in de jaren 1913 en 1915 t/m 1917 (iéons van 1000 KG.) Biscuits. HANDEL MET HET BUITENLAND GEWESTEN 1913 1915 1916 1917 Invoer Uitvoer Invoer | Uitvoer Invoer I Uitvoer Invoer | Uitvoe I lava I 1 882 - 1.430 1.928 562 * Oostk. v. Sum.. . 294 215 199 106 Atjeh en O.. . . 35 31 37 - 24 Tapanoeli ... 20 7 10 — 7 .1 Sum. Wk. ... 89 82 96 22 Benkoelen ... 14 8 — 13 — 7 Lamp. Distr. . . 11 - 10 — 5 Palembang ... 82 67 73 17 Djambi .... 11 13 21 12 Riouw en O. . . 50 45 83 20 Banka .... 52 69 39 Billiton .... — 13 14 6 W. Borneo ... 129 151 143 84 Z. O. Borneo . . 347 — 243 169 130 Celebes . ... 87 60 69 28 Menado .... 126 59 34 Ternate en O. . . 30 9 9 3 Amboma. ... 34 17 20 9 - Timor en O. . . 6 6 — Bali en Lombok .18—23 17 2 : | r Totaal N. I. . . 3.317 2.552 - 2.985 j 1.039 ^ BINNENLANDSCH HANDELSVERKEER VERKEER MET JAVA 1 Intergewestelijk verkeer 1913 1915 I 1916 1917 1913 [ 1915 | 1916 | 1917 Invoer! Uit" I Invoer! Uit" Invoer I Uit" Invoer! Uit" Uitvoer naar andere gewesI voer I I voer | voer voer | ten der Buitenbezittingen Dit artikel is in het binnenlandsch verkeer van zoo geringe beteekenis dat de desbetreffende cijfers werden verwaarloosd. BlJLAOE \\g. in- en uitvoer van katjang kedelee in Ned.-Indië, alsmede cijfers betreffende het binnenlandsch verkeer in de jaren 1913 en 1915 t/m 1917 (in tons van 1000 KG.) Katjang kedelee. HANDEL MET HET BUITENLAND - BINNENLANDSCH HANDEBSVERKEER _ g VERKEER MET JAVA I Intergewestelijk verkeer GEWESTEN 1913 1915 1916 1917 1913 1915 1916 1917 1913 | 1915 J 1916 | 1917 [ •§ , .... , .... . .... . !,... I In- I Uit- In- I Uit- In- I Uit- In- I Uit- I Uitvoer naar andere gewes- _ Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Uitvoert ! ■ .-.- , .*, [ R I voer voer voer voer voer j voer voer voer j ten der Buitenbezittingen | w Java 50.494 — 57.162 37 26.767 I 4.069 24.264 1.364 — I — — — — — — — Oostk. v. Sum. ... 2.103 — 2 129 2.402 — 2.043 3 — — 33 - ' — — 102 — Atjeh en 0 110 — 194 - 215 168 3 — 21 — Tapanoeli — 16— 18 — | — — — — — 3 — Sum. Wk — — — — I — — I — — — In het intergewestelijk verkeer wordt dit artikel Benkoelen — — — 16' — I — 3 nagenoeg niet verhandeld. De desbetreffende cijfers Lamp. D.str: . . 9 125 147 79 23 werde„ daarom wegge. Palembang. . . . . 184 — 153 - 288 281 2 134 4 - 4 • j laten. Djambi 13 — 23 — 34 — 33 — — Riouw en O — — 15 — 32 — 46 — Banka ...... 162 — 246 — 162 — 332 22 4 40 — j Billiton. 7 - 7-2-451 W. Borneo — — - 12 83 — - 2i I Z. O. Borneo .... 24 — 35 — 32 21 -r Celebes. . . . .• . — - - 21 26 171 Menado — i— j — — 1 — — Ternate en O. .... — ■• '- ' — Amboina ..... — — —• — — j —— 5 — 1 — Timor en O — — — — 1 — — — — j "*" - ; Bali en Lombok ... 351 - 105 - 45 19 I - 267 - 294 492 111 I I | I I I I ■ I 1 ._ I I I I Totaal N. I. . . . | 53.441 ! — I 60.071 ! 37 130.028 I 4.069 I 27.308 I 1.369 >• — ' ! - 6I4I — I 483 80ö| 34I • Bijlage \lh. Qhie. In- en uitvoer van Ghie in Ned.-Indië, alsmede cijfers | betreffende het binnenlandsch verkeer in de jaren 1913 en 1915 t/m 1917 (in tons van 1000 K.G.) HANDEL MET HET BUITENLAND BINNENLANDSCH HANDELSVERKEER | _ VERKEER MET JAVA Intergewestelijk verkeer GEWESTEN 1913 1915 1916 1917 1913 1915 1916 1917 1913 [ 1915 | 1916 | 1917 Invoer Uitvoer! Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer i Invoer Ult" Invoer Uit" Invoer Uit" invoer I Uit" Uitvoer naaranderegewesj voer voer J voer j I voer ten der Buitenbezittingen I i [ : H % ————— ________ Java 86 — 100 74j —'. 63 — Oostk. v. Sum . . 47 —' 42 — | . 56l — 61] — Atjeh en O. . . 35j — 28 — 30 — 24 — Tapanoeli ... — j - — I —' ,. Sum. Wk. . . .1 r - — 5 _1 4 4 _ Voor het binnenlandsch verkeer is dit artikel van zoo Benkoelen . . . geringe beteekenis dat de destreffende cijfers Lamp. Distr. .. — — ' _ __ __ _ werden achterwege gelaten. Palembang ... 18 18 — 20 4 — Djambi .... — — 2 — 4 — 3— Riouw en O. . — — — — —' ■ — j Banka. . : . . — — — — —' __ Billiton — _ —. _ _ W. Borneo . . .1 17 14 — 15 - 13| - Z. O. Borneo . . 13 — 12 — 10 — . 9j — Celebes . . . . j 6 —,. 6 — 51 — 5 , - Menado .... 4 2— 2j — 1- — Ternate en O. . . — Amboina. ... — — — _ j Timor en O. . • . — —, — 1 Bali en Lombok 5 — 3—1 4 — ' 3 - , ] 1 ] i i I 231 232| 224| — 191 - Bijlage H/. In- en uitvoer van visch in Ned.-Indië, alsmede cijfers betreffende het binnenlandsch verkeer in de jaren 1913 en 1915 t/m 1917 (in tons van 1000 KG.) Visch (gedroogd en gezouten). BINNENLANDSCH HANDELSVERKEER HANDEL MET HET BUITENLAND .... ~ I VERKEER MET JAVA Intergewestelijk verkeer GEWESTEN 1913 1915 I 1916 1917 1913 1915 1916 1917 1913 | 1915 | 1916 | 1917 Invoer I Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer I Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer I Ult" Invoer I Ult" Invoer) Ult" Invoer! Uit" Uitvoer naar andere gewes- | voer [ voer voer | j voer ten der Buitenbezittingen . . . Java I 39.989 I 7 39.708 19 40.393 23 37.040 10 Oostk. v. Sum: . 2.437 2.471 2.079 6.847 | 1.811 4.836 2.447 3.651 129 16.035 14.892 4 14.482 — 3.922 9.807 8.502 Atjeh en O. . . 971 13 1.056 10 826 10 696 20 1 — — 133 341 298 Tapanoeli ... 260 | — 212 3 210 3 279 5 ______ 145 141 116 Sum: Wk. . . . 955 27 840 j 10 j 1.035 29 I 914 133' 5 26 5 _ — — — 48 49 53 Benkoelen . . .1 — 9 — 10 — 9 — 14 20 — I 13 — — — — — Lamp: Distr: . . — — — — _ 161 2 222 6 801 5 — — — — Palembang ... 375 40 362 268 348 244 | 328 127 1 214 — 248 1 266 • 338 218 251 Djambi .... 27 70 12 131 46 151 94 109 7 — | — — — — 11 1 7 L Riouw en O . . 55 650 43 771 60 868 f 71 786 — — — — 3 30 7 11 Banka. . . .) 738 — 558 7 590 5 j 659 5 20 3 3 2 _ — 99 82 95 Billiton .. . . . 55 20 7 21 27 18 65 2 ) 6 38 — i 22j 2 14 — 14 9 1 W. Borneo . . . 372 58 429 20 504 16 463 19 - 80 — 103 — 45 — — — — Z. O. Borneo . . 83 133 54 125 43 101 63 81 26 1.458 22] 1.0611 10 1.931 579 142 348 Celebes . . , . . 9.750 — 569 — 544 j * , 19 531 16 466 - 1.019 2 70 1.086 917 829 Menado . . . . 3 6 j 4 I — 2 1 10 I 12 47 — * 16 — 4 30 Ternate en O. . . 6 — 7 - ; 1 1 8 14 — 43 — 37 — 126 6_j 64 Amboina. . . .| 4 2 — 10 1 7 3 6 l| 1 — 61 121 235 Timor en O. .. . 6 4 1 ; 17 5 2 3 2 509 691 538 Bali en Lombok 6 3 10 4| 4 4 9 — 266 12 72 11 263 21 — — — 12 j_ ! l 1 ! i i L i I j I I I I I I 1 i ■ I •" I ■ I 56.092 3.497 45.376 | 8.832 45.911 I 6.878 | 43.165 5.531 636 18.372; 394 17.414 1.125 16.873 - - - li 1 i l li LI i ! I l l 1 I Bijlage Hl. Graphifthe voorstelling van de rijstinvoeren in Ned.Bndië gedurende de jaren 1907 t/m 1917. BIJL APE IV. Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur op de Buitenbezittingen ter beantwoording toegezonden vragenlijsten. Bijlage IV. Vragenlijst, ter beantwoording aangeboden aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur buiten Java en Madoera. 1. Hoe groot is het zielental (mannen, vrouwen en kinderen) in Uw gewest volgens de j'ongste gegevens? 2. Hoe groot is het aantal in Uw gewest aanwezige: a. Vreemde Oosterlingen (Chineezen) b. Inlanders van elders afkomstig? 3. Hoe groot is het met rijst beplant areaal? a. natte velden b. droge gronden Kan het productiecijfer worden opgegeven? maximum per bouw minimum „ „ Indien dit niet mogelijk is, kan dan worden opgegeven: verhouding zaadpadi: Oogst en totale hoeveelheid zaadpadi, zaadpadi oogst. Braakliggen van velden. Irrigatie mogelijkheden. 4. Kunnen over andere voedingsmiddelen: mals sago ketella (cassave) oebi enz. gegevens worden verstrekt betreffende beplant areaal, productie, verbruik (eigen consumptie of uitvoer) 5. Wat zijn de eigen geproduceerde hoofdvoedingsmiddelen in Uw gewest? 6. Hoeveel bedroeg eventueele uitvoer en invoer dier hoofdvoedingsmiddelen over de laatste 5 jaren? 7. Welke maatregelen worden in den jongsten tijd ten aanzien van Uw gewest genomen om voedselschaarschte te voorkomen ? BlJLAOE V. Enkele van de belangrijkste der van de gewestelijke bestuurshoofden binnengekomen beschouwingen. BlJLAOE V. Belangrijkste beantwoordingen van de aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur op de Buitenbezittingen toegezonden vragenlijsten.*) I. PALEMBANG. No. 10989/5. Palembang, den 24 Augustus 1918. Naar aanleiding van Uw schrijven dd. 17 Mei jl. No. 170, heb ik de eer UWelEdelGestrenge hieronder een met medewerking van den Landbouwleeraar te Moeara Enim opgemaakt overzicht aan te bieden van de door U verlangde gegevens. Dit overzicht is evenwel niet afdeelingsgewijs opgemaakt, daar dit bij de behandeling van sommige onderwerpen zeer bezwaarlijk was, doch bedoelt dit overzicht meer een inzicht te geven van de toestanden in het geheele gewest. Vraag: 1 en 2. (Bevolkingssterkte op Ultimo 1917). Oorspronkelijke bevolking Euro Vreemde Afdeeling en ooiter- Totaal mannen vrouwen kinderen K Iingen Palembangsche Benedenlanden 115071 115696 140538 951 10649 382905 Palembangsche Bovenlanden 64226 65632 91741 321 1363 223283 Ogan- en Kome- ring Oeloe 41084 42408 69661 128 661 153942 TOTAAL 220381 I 223736 301940 1400 12763 760130 *) Behalve de hieronder afgedrukte brieven gewerden den Chef van het Encyclopaedisch Bureau ook van andere Hoofden van Gewestelijk Bestuur belangrijke beantwoordingen van de toegezonden vragenlijsten. Daar deze antwoorden afdeelingsgewijs zijn ingericht en bezwaarlijk tot een algemeen overzicht zijn samen te vatten moest publicatie ervan ook met het oog op de beperkte ruimte worden achterwege gelaten. — 115 — Vraag: 3. (gegevens over Rijst. Van alle voedingsgewassen is ook in mijn gewest „rijst" het allervoornaamste. Niettegenstaande bij voortduring al het mogelijke in het werk werd (en wordt) gesteld om zooveel mogelijk onafhankelijk te worden van invoer van buiten, moet nog altijd een bepaalde hoeveelheid rijst worden ingevoerd om in de bestaande behoeften te kunnen voorzien. Weliswaar worden vanuit de grensdistricten nu en dan kleine hoeveelheden naar de aangrenzende gewesten uitgevoerd, doch omreden een en ander bezwaarlijk te controleeren is, zullen die betrekkelijk geringe hoeveelheden (te-meer omdat ook hier en daar een geringe invoer daartegenover staat) bij het hierna volgende overzicht van in- en uitvoer geheel worden verwaarloosd. De invoer aan rijst bedroeg in K.G. in: 1913 | 1914 | 1915 | 1916 1917 gepeld; van buitenland. 9.697.368 13.923.92417.943.69618.617.041 16.962.736 ongepeld; van buitenland. — 27.600 — gepeld; van binnenland (N- I ) 4.130.445 412.320 280.417 327.447 ? ongepeld; van binnenland (N. I.). . . . _ 3.060 — 23.064 ? Tegenover dezen invoer stond de volgende uitvoer in K.G. in: 1913 1914 | 1915 1916 1917 gepeld; naar buitenland — — ongepeld ^ naar buitenland 664.49811.964.460 — gepeld; naar- binnenland *) 1.584.525 980.793 2 612.782 2.619.528 4.848.493 ongepeld; naar binnenland *) 695.450 480.770 412.971 892.940 1.334.027 Stelt men de uitleveringsfactor van „ongepelde rijst" (=gaba) *) Voornamelijk naar de Lampongs (Menggala) en Banka. — 120 — II. BEN KOELEN. No. 5980/20. BENKOELEN, den 2en September 1918. Naar aanleiding van Uw schrijven ddo. 17 Mei 1918 No. 170 heb ik de eer UWEdG. mede te deelen, dat de terzake van de bestuursambtenaren ontvangen antwoorden zulk een onvoldoende en onbetrouwbaar cijfermateriaal bevatten, dat het weinig nut had die cijfers voor het geheele gewest samen te trekken. De beschouwing van het voedselvoorzieningsvraagstuk geschiedde dan ook in den geest als voor het gewest Celebes en Onderhoorigheden blijkens Uw schrijven ddo. 19 Juli 1918 No. 239 heeft plaats gevonden. Het hoofdvoedingsmiddel voor dit gewest is rijst, waarnaast eenige bijvoedingsmiddelen als knolgewassen en maïs een plaats bekleeden. Die bijvoedingsmiddelen dienen echter bij gebrek aan betrouwbare cijfers ten deze buiten beschouwing gelaten te worden, en slechts aangemerkt, als te zijn een zeker aequivalent van rijst. De cijfers van invoer van rijst (in tonnen van 1000 K.G.) over de laatste vier jaren vertoonen het volgende beeld: 1914 2366 1915 4355 1916 4174 1917 3802 Alzoo gemiddeld 3674 ton rijst jaarlijks. Die invoer geschiedde geheel van Batavia en Padang; van buiten Nederlandsch-lndië vond geen invoer van rijst plaats. Uitvoer van rijst vond slechts plaats in de jaren 1914 en 1915 tot hoeveelheden van respectievelijk 120 en 196 ton uit Mokko-Mokko. De totale sterkte van de bevolking van het geheele gewest is 232507 zielen*), zoodat rekenende op een rijstverbruik van s/4 katti per persoon per dag, het totale rijstverbruik zou zijn 634.744 picoi of 39.675 ton jaarlijks. *) Volgens laatste opgave Bureau Volkstelling c.a. 229.845, — 121 — Waar het tekort aan rijst, gelijk aangetoond, is te stellen op gemiddeld 3600 ton jaarlijks, is dat tekort derhalve 9°/0 van het totale verbruik. Waarbij in aanmerking dient te worden genomen, dat eenerzijds het verbruik van rijst meer toeneemt dan de productie, wegens de toename van koelies van mijnbouw- en groot-landbouwondernemingen, terwijl verder ook die productie thans grootendeels afhankelijk is van een meer of minder gunstige regenval; anderzijds echter zijn meerdere irrigatiewerken in uitvoering en in voorbereiding, terwijl een groot irrigatieproject voor de Ketahoenvlakte in behandeling is, zoodat ongetwijfeld in komende jaren de rijstproductie aanmerkelijk zal toenemen. Van de snelheid waarmede die werken uitgevoerd worden zal het afhangen wanneer dit gewest het stadium bereikt waarin het in eigen voedsel geheel voorziet. *) Van intensiveering van den verbouw van andere voedingsmiddelen dan rijst, valt, gezien het betrekkelijk lage ontwikkelingspéil van het volk, in de eerste jaren niet veel te verwachten. Ik meen hiermede de door U gestelde vragen tenminste in zooverre beantwoord te hebben, dat het voedselvraagstuk voor dit gewest, zij het ook in zeer algemeene trekken, overzien kan worden. De Resident van Benkoelen, (w. g.) westenenk *) Verwijzing overigens naar mijn tot den Dir. B. O. W. gericht schrijven ddo 30/1-'18 No. 633/14. — 122 — III. BANKA EN OND. No. 3819/39. PANOKALPINANQ, den 3den Augustus 1918. Bij Uw schrijven van 17 Mei jl. No. 170 werden gegevens gevraagd voor de behandeling van het vraagstuk der voedselvoorziening van Nederlandsch-lndië. Bedoelde gegevens, ten deele reeds verzameld zijnde, behoefden aanvulling en wijziging in verband met Uwen daarop gevolgden brief van 19 Juli jl. No. 239. Het is om deze reden, dat deze bijdrage eerst thans kan worden geleverd. Een staat, aangevende de bevolkingssterkte van dit gewest op ultimo 1917, ingericht naar het door den Qouverneur van Celebes en Onderhoorigheden bij zijn schrijven van 30 Mei jl. No. 286/E4 ingediende model, is deze vergezellende. Daarin zijn in de rubriek „Oostersche Vreemdelingen" opgenomen de bij het bedrijf der Bankatinwinning werkzame contractarbeiders, volgens de opgave over de maand Juni jl. ten getale van 17668, benevens 65 gepensionneerde mijnwerkers en hunne gezinnen. In de voeding van de contractanten wordt voorzien door de Bankatinwinning, verstrekt worden rijst, zout en olie. De gepensionneerde mijnwerkers ontvangen maandelijks 40 katti rijst per hoofd. Echter wordt een zeker percentage rijst geconverteerd, dus de waarde van het geconverteerde gedeelte in geld aan rechthebbenden uitgekeerd, die daarvoor het rijsttekort door plaatselijken inkoop aanvullen. Mocht UEdelGestrenge ter zake nadere inlichtingen wenschen, dan wordt in overweging gegeven die spoedshalve te vragen aan het Departement van Oouvernementsbedrijven, dat zeker over uitgebreide gegevens zal beschikken. De Inlandsche bevolking verbouwt hare rijst op droge velden (ladangs); met uitzondering van een klein complex bij kampong Rias, in de nabijheid van de hoofdplaats Toboali, treft men in dit gewest geen sawahs aan. Telkenjare worden nieuwe gronden tot ladangs bewerkt, zoodat van braak liggen in den regel geen sprake is. Het productiecijfer voor sawahs wordt geschat te zijn ± 30 — 123 — picol per bouw en voor ladangs ± 5 picol. De verhouding van zaad- tot oogstpadi bedraagt voor sawahs 1: 50 en voor ladangs 1 : 20. Speciale zaadpadi wordt niet geoogst. Irrigatie op eenigszins groote schaal is niet mogelijk gebleken, j De door de bevolking verbouwde padi is slechts voldoende voor de behoefte van 2.3 maanden en wordt door haar in den regel voor zichzelf in reserve gehouden. Invoer van rijst is het geheele jaar door dus dringend noodzakelijk. Over de laatste 4 jaren bedroeg' de invoer: 1914 1915 1916 1917 Buitenland . 15634 16460 19255 22299 Java 14055 14686 9971 10550 Buitenbezittingen 185 354 1052 2153 Totaal. . . 29874 31500 30278 35002 ton van 1000 KO. Het met rijst beplante areaal is: Pangkalpinang 4000 bouw Muntok 1341 Noord-Banka . 2634 Soengeiiiat 4268 „ Zuid-Banka 2706 Totaal . . . 14949 bouw D e uitkomsten van den inheemschen rijstbouw zijn uit den aard der zaak wisselvallig, afhankelijk als deze cultuur is van weersinvloeden en van den aard der reeds zoo schrale kalken humusarme ladanggronden. Van rijstuitvoer uit dit gewest zal derhalve wel nimmer sprake kunnen zijn. Maïs wil op Banka slecht tieren; het wordt in kleine hoeveelheden aangeplant en dient slechts tot versnapering. Overal in de moerassen worden meer of minder uitgestrekte sagobosschen aangetroffen. De bevolking gaat er slechts zelden toe over sago te bereiden, daar de winsten uit de atap-industrie eventueele winsten op sago verre overtreffen. De oude boomen — 124 — worden in den regel als varkensvoeder verkocht. Bij rijstschaarschte zal de bevolking echter noodgedwongen er toe overgaan ook deze bosschen productief te maken. Ketella en oebi worden in zeer groote hoeveelheden aangeplant. De bevolking wil er echter nauwelijks gaplek of meel uit bereiden, of een ander product, dat kan worden opbewaard. Groote hoeveelheden laat men te lang in den grond, zoodat deze onbruikbaar worden. In tijden van nood zal er meer profijt worden getrokken van deze veldvruchten. Uit het bovenstaande blijkt reeds, dat rijst het hoofdvoedingsmiddel in dit gewest is. Andere veldvruchten dan de reeds genoemde en die ook meer als versnapering worden geconsumeerd zijn: keladi, kembiii, pisang, ananas en suikerriet. De Resident van Banka en Onderhoorigheden, Op last: De Wd. Secretaris, (w. g.) H. POLAK. — 125 — (V. Z. 0. BORNEO. No. 5534/23. BANDJERMASIN, den 22 Augustus 1918. Hoewel nog niet van alle afdeelingen de gegevens zijn ontvangen gevraagd bij Uw schrijven van 17 Mei jl. No. 170 deel ik UEdG. met het oog op den geringen tijd, die nog voor de bewerking overblijft, het volgende mede. feo . De bevolkingscijfers bedragen, voor zoover blijkt uit de niet zeer betrouwbare registratie-registers, en waar deze ge heel ontbreken volgens schatting in de afdeeling Bandjarmasin 130.400 zielen „ Oeloe Soengei 375.950 „ Zuid-Oostkust van Borneo . . 90.350 „ Doesoenlanden 95.600 „ Koeala Kapoeas 44.000 „ Samarinda ........ 114.000 Totaal. . . 814.300 „ ') Daar deze opgave voor zooveel betreft de beide laatste afdeelingen uit oude gegevens is geput, terwijl de bevolking door natuurlijke toename en immigratie vooral in de afdeeling Samarinda is toegenomen, terwijl bovendien de sterkte van de Dajaksche bevolking in boven-Boeloengan en Apo Kajan daarin niet is begrepen, kan men veilig de totale bevolkingssterkte op 850.000 zielen stellen. 2. . Het aantal Vreemde Oosterlingen bedraagt: afdeeling Bandjermasin 477g „ Oeloe Soengei. 228 „ Zuid-Oostkust van Borneo . . . 1668 „ Doesoenlanden 353' „ Koeala Kapoeas 1034 „ Samarinda . . . 8299 Totaal. . . 16361 *) ') Volgens laatste opgave Bureau Volksstelling 922.287 2) Alsvoren 16.616 — 126 — Omtrent het aantal Inlanders van buiten het gewest afkomstig staan geen gegevens ten dienste, v. n. I. betreft dit contractkoelies en personen, die als zoodanig gekomen als vrije koelies in het gewest zijn gebleven, terwijl op de Oostkust een belangrijk aantal Boegineezen zich heeft gevestigd, deels als handelaars, meestal echter als landbouwers. 3. Omtrent het met rijst beplante areaal zijn geen zeer betrouwbare gegevens bekend. Een scherp onderscheid dient te worden gemaakt tusschen den sawah- en den ladangbouw. Terwijl de laatste sterk in uitgebreidheid wisselt in verband met het al of niet zich voordoen van een droge periode in den oostmoeson, waarin men gelegenheid heeft, het noodige bosch te verbranden, beschikt de sawahbouw v. n. 1. in de afdeelingen Oeloe Soengei en Bandjermasin over een vast areaal, dat evenwel in droge jaren een zeer belangrijke uitbreiding kan ondergaan door het beplanten van moerasgronden met vlugrijpende rijst (padi salah tahoen). Het vaste sawah-areaal bedraagt in de afdeeling Bandjermasin ± 2300 bouw Oeloe Soengei ± 49500 „ De gemiddelde oppervlakte der ladangs is zelfs bij benadering niet op te geven. Als maximumproductie wordt opgegeven voor de sawah's 50 pikol, voor de ladangs 18 pikol, als minimun respectievelijk 30 en 10 pikol nog niet gedroogde padi. Uitbreiding van de rijstcultuur is vooral in de afdeeling Oeloe Soengei en Bandjermasin zeer goed mogelijk, in de andere afdeelingen is die mogelijkheid vooral in verband met de dunne en zeer verspreid wonende bevolking beperkt. Terwijl in sommige deelen irrigatie mogelijk is, kan vooral veel verwacht worden van draineering of inpoldering van de uitgestrekte moerasvlakten in genoemde afdeelingen. Sedert kort is ter bestudeering dezer vraagstukken een ingenieur te Kendangan geplaatst, terwijl voor algemeene — 127 — voorlichting van den Inl. landbouw daar een landbouwkundige gevestigd is. 4. Betreffende andere voedingsmiddelen (v. n. 1. oebi, djagoeng, ketella en kladi), die bijna uitsluitend voor eigen gebruik geteeld worden (een uitzondering maakt hierop de streek om Negara en Amoentai, die ketella uitvoert) zijn geen cijfers beschikbaar. 5. Naast rijst zijn dit de voornaamste voedingsmiddelen, terwijl voorts in tijden van schaarschte gadoeng wordt gegeten in de hoogere streken en hier en daar in de laagvlakte sago, terwijl ook diep in het binnenland door sommige Dajaksche stammen uit een palmsoort sago wordt bereid. 6. Ten aanzien van in- en uitvoer van rijst moet worden onderscheiden tusschen de afdeeling Oeloe Soengei en de rest van het gewest. Genoemde afdeeling heeft met uitzondering van de onderafdeeling Amoentai ieder jaar een overschot, dat wordt uitgevoerd v.n.1. naar de afdeelingen Bandjermasin . en Doesoenlanden. Uitvoer naar andere gewesten heeft niet plaats. De rest van het gewest heeft behoudens streken die zichzelf in normale jaren kunnen bedruipen, een tekort aan rijst waarom geregeld groote hoeveelheden moeten worden ingevoerd. De uitvoer van Oeloe Soengei naar andere deelen van het gewest bedroeg ongeveer in tons 1913 J 1914 1915 1916 1917 2780 j 2000 2375 3160 4610 terwijl in verband met den zeer goeden oogst in 1918 ook voor dit jaar een belangrijk overschot mag worden verwacht. — 128 — De invoer van buitenlandsche en Javaansche rijst bedroeg in tonnen: Haven 1913 1914 1915 1916 1917 Bandjarmasin 12398 10189 5985 7546 18501 Kotabaroe 1422 546 340 2279 4214 Pegatan 44 51 12 101 401 Tanahgrogot 443 353 130 515 1246 Andere havens niet bekend Totaal heele gewest. . . onbekend 18528 24458 39383 Het gemiddelde jaarlijksche tekort bedroeg dus voor het geheele gewest over de laatste drie jaren rond 27500 ton, terwijl het totaal verbruik, berekend tegen 3/4 kati per persoon per dag, kan worden gesteld op 143.000 ton, zoodat bijna een vijfde deel van de benoodigde rijst door invoer moet worden verkregen. 7. Om het tekort aan voedingsmiddelen in deze tijden zooveel mogelijk te beperken, wordt door het bestuur allerwege voortdurend aangedrongen op uitbreiding van den rijstaanplant waar zulks mogelijk is, terwijl de aanplant van tweede gewassen overal sterk wordt uitgebreid. Wanneer de irrigatie- en droogmakingsplannen in de afdeeling Oeloe Soengei verwezenlijkt zullen zijn, zal een belangrijke toename van de beplantbare oppervlakte en daarmee van de rijstopbrengt zijn verkregen, waardoor althans het zuidelijk deel van het gewest minder afhankelijk van het buitenland zal worden. De Resident der Zuider- en Oosteraf deeling van Borneo, (w.g.) A. m. Hens, - 12. - V. W. afd. BORNEO. No. 3783/a PONTIANAK, den 12 October 1918. Met verwijzing naar Uw schrijven van 17 Mei jl. No. 170 heb ik de eer UEdQ. hiernevens aan te bieden een opgave' van het zielental in de residentie Westerafdeeling van Borneo. De opgegeven hoeveelheden werden verkregen uit de bevolkingsstatistiek over het afgeloopen jaar doch kan de staat niet op absolute nauwkeurigheid bogen, waar verschillende bevolkingsgroepen nog niet voldoende konden worden gecontroleerd. Het zielental is vermoedellijk ietwat grooter en kan rond op 575.000 >) worden gesteld. De hoofdvoedingsmiddelen zijn naast rijst, in de eerste plaats oebi, ketela, djagong en sago. Ook wordt casave hier en daar gegeten. De cijfers van den in- en uitvoer van rijst (in tonnen van 1000 K. O.) over de laatste 4 jaren geven het volgend beeld. Invoer van het 1914 1915 1916 1917 buitenland .14.291.790 17.571.045 28.903.391 36 094 165 Java 1217.888 23.664 42.344 1&640 Andere Buitenbezittingen - - - U300 Totaal: 15.509.678 17.594.709 28.945.735 36.114.614 Uitvoer naar het 1914 1915 1916 1917 Buitenland . 80.052 — 4.500 _ Java 1 240 3.600 L060 1400 Andere Buitenbezittingen . ff 20.100 40.164 — _ Totaal: 101.392 43.764 5.560 1.400 Zoodat meer indan uitge- voerd werd . 15.408.286 17.550.945 28.940.175 36.113.214 ') Volgens opgave Bureau Volkstelling 573.637. 9 De uitkomsten van den rijstoogst vielen°over het algemeen genomen tegen en was deze nauwelijks voldoende voor de behoefte' van eetïige maanden. En dan nog alléén voor de Inlandsche b.volking, zoodat het meerdere noodige aan rijst voor Europeanen, Chineezen en andere. Vreemde Oosterlingen §vcL. moest worden ingevoerd- Een uitzonderingstoestand is zulks niet. Zelfs in de meest gunstige jaren waren de oogsten niet toereikend voor de behoefte en bleef een geregelde invoer van rijst, noodzakelijk. Nog ongelukkiger werd de toestand in de jaren 1915 en 1916 toen tengevolge van herhaalde overstroomingen de in de afdeeling Sintang gelegen tuinen en sawahs der bevolking voor het grootste gedeelte werden vernield, zoodat van Regeeringswêge tot,, leniging van den nood eene tegemoetkoming in rijst en in geld (reliefworks) moest worden verstrekt. Thans zijn op aandrang van het bestuur overal meerdere tweede gewassen en vooral rijst uitgeplant, waarbij de in het gewest geplaatste landbouwadviseur de noodige aanwijzingen gaf. Wijders werden de bestaande heerendiensten zooveel mogelijk veflieht, teneinde de bevolking in de gelegenheid te stellen de productie va*. ïvjöe__ng.gewassen zöö iboog mogelijkjiöp te voeren. Aan de Landschapshoofden werd van Bestuijflswege waar een rtekort aan zaadpadi bestond, hierin...voorzien. ~tA}s vgevolg van^een-enander, wordt gehoopt, dat — tenzij er wederom misoogst "(door te groote droogte óf te vèel regenval) plaats vindt 375de intensievere arbeid een grooter^pjantareaal zal doen_ ontstaat waarvan de oogsten^ jM» zooal njet voldoende zullen blijke-ibAe zijn voorde consumptie der geheele bevolking, althans de invoer van rijst in zulke groote hoeyeejhèjde^n als thans plaats vindt, zullen doen verminderen en zicK.welliclh.ttot een minimum zullen bepalen,— - 00 _roor hef?ögTöote telco¥t ^.ad vc^Pontianatë'm 1917 geen uitvoer plaats. tsént t_boo_ In het kortfesumeerende etbajlegn den tegegwooigljgjjnJo^tnd beschouwende, blijkt, dat dit gewest ^bij een normalen oogst een gemiddeld jaarlijtëéM tekort aan rijsfheeft-Van 2.9Q&3.5 K.O. — 134 — In de afdeelingen Makasser en Soengoeminasa belooft echter de oogst 1918 nog beter te worden dan die van 1917. Blijkt over een paar maanden de oogst in de afdeelingen Pare-Pare en Boni niet tegen te vallen, dan verwacht ik zelfs, dit jaar wat voedingsmiddelen aan omliggende gewesten te kunnen afstaan. Met betrekking tot de andere in Uw brief gestelde vragen beschikken de ambtenaren niet over eenigszins betrouwKfrë gegevens, zoodat het mij uiet noodig is voorgekomen hun die vragen ter beantwoording toe te zenden. Voor de cijfers betreffende in- en uitvoer van andere voedingsmiddelen dan de genoemde meen ik het best naar de publicaties van Uw bureau te kunnen verwijzen. De Gouverneur van Celebes en Onderhoorigheden, (w. g.) W. FRIJLINO. — 135 — VII. MENADO. -- iJtfQ. 3570. MENApp, 23 Augustus 1918. Naar aanleiding van Uw schrijven van 19 Juli'ƒ. I. No. 239,l! heb ik de eer U WelEdelGestrenge hiernevens te doen toekomen een staat aangevende de bevolkingssterkte van dit gewés^lóp* ultimo 1917 (Bijlage I). Mogen de daarin voorkomende cijfers al niet als on*mstootelijk juist kunnen worden aangenomenyöel kan worden getujgd, dat de bevolkingssterkte niet kleiné^isl dan die cijfers aangeven, ze kan veilig op rond 750,000 zielen worden gesteld. De hoofdvoedingsmiddelen der bevolking zijn rijst en maïs, terwijl daarnaast ook sago, cassave en verschillende oebiesoorten worden genuttigd; voor de bewoners der Sangir- en Talaudeilanden is de pisang in zijne verschillende soorten meer voedings.dan genotmiddel. ■•Wet met 'rijst beplant areaal: is ongeveer 97,266 bouws groot; voor de<. cijfers betreffende de natte en drffgg rveWeno*ij;ikortheidshalve verwezen, naar defciaede;hierbij overgekgdenc^Mltl (Bijlage II). Het productiecijfer per bouwokao^iiiet^Wördejt) opgegeven, evenmin deareKhoud|ng;ttisschetii zaadpadi en oogst. Oofc?ixekeffendeüd£._raakIigging van veldtrnrkunaen geen cijfers worden medegedeeld.iT! istrbs oolieeb t 'Omtrent irrig^tie-fmogelijkhedeno .wordt verwezen ranaar- het rapport van den Ingenieur van Buuren ;(yerslag Burgerlijke Qperibare^ Werken. M_3, 5&«ede^e>:G^ijl3gef>ü^iSedert,'»rerd) een beiangrijkvkunstweBk,b;dfi^ (onderafdeeling» • en 2af dading Menado); Aoi,nstané.gebracht ,dft kunstmatige J»vtodjmg\dar ^rontal^v.Iafeter.irnJi^^dOTtiJÖ^ bet onderwerp van/ studie; ■■ 143 3.133 321.920j 325?i§b, Lampongan. . 156 1.281 ( 487.0221 488.459 [ | 20.998 ' 39.700 [2.469.146[2.529.844 Madoera. . . . Pamekasan . . 186 1.438 I 308.1161 309.740 j Soemenep . . 343 3.666 634.094 638=W3 Bangkalan . . 190 utfó 448.360 450.152 Sampang. . 86 467 j 379.695 380.248 805 | 7.173 |l.770.265|l.778 243 Pasoeroean . . . Pasoeroean . J 897 3.723Ï" 308.285 312.905 Bangil . £{£.!? 919 2.666 259.282 262.867 Malang - • - 2.445 7.852 763.800 774.097 Probolinggo. . 406 2.850 230.581 233.837 Kraksaan. . 357 go7 224.592 225.756 Loemadjang. ,| 755 1.392 | 242.736 244.883 1 5.779 | 19.290 |2To29.2762.054.345 i» 144 - Zielental op ultimo 1917. GEWEST Afdeeling Vreemde uro* Ooster- Inlanders Totaal Peanen lingen Besoeki .... Bondowoso. . 507 j 2.543 312.785 315.835 Djember. . . 1.193 2.876 486.365 490.434 Panaroekan . . 419 1.641 207.714 209.774 Banjoewangi . 618 2.123 197.192 199.933 2.737 | 9.183 1.204.056|l.215.976 Banjoemas . . . Banjoemas . . 495 2.043 342.226 344.764 Poerwokerto . 560 2.206 294.023 296.789 Poerbalingga . 136 1.242 343.865 345.245 Bandjarnegara . 102 1.638 241.654 243.394 Tjilatjap. . . 843 2.153 394.502 397.498 ^_ I. 2.138 | 9.282 11.616.270| 1.627.690 Kedoe .... Magelang . . 1 558 I 6.275 571.280 579.113 Temanggoeng . 313 4.144 311.577 316.034 Poerworedjo . 802 2 694 560 713 564 209 Keboemen . . 449 2 555 898.874 901.878 Wonosobo . .] 213 1.375 350.695 352.283 _______ | 3.335 17.043 2.693.139[2.713.517 Djokjakarta . . . Djokjakarta . . 4.101 10.946 799.278 814.325 Koeion Progo . 87 332 380.305 280 724 GoenoengkidoelI 10 | 94 | 279.015 279.119 4.198 I 11.372 |l.358.598 1.374.168 SoeraVarta . . . Soerakarta . . 2.000 10.104 898.328 910.432 Klaten . . . 1.145 2.295 483.860 487.300 Bojolali ..• 408 474 291.842 292.724 Sragen . . . 366 1.124 368.924 370.414 3.919 13.997 2.042.954 2.060.870 Madioen. . . . Madioen. . Tl 2.312 | 3.297 328.9891 334.598 Ngawi .... 513 1.055 289.546 291.114 Magetan. . . 155 880 292.224 293.259 Ponorogo . . 164 983 427.967 429.114 Patjitan ... 29 280 253.848 254.157 3.173 6.495 1.592,574|1.602.242 - 145 — Zielental op ultimo 1917. GEWEST Afdeeling ~~ Vreemde" Ooster- Inlanders Totaal peanen ,. ungen Kediri .... Kediri 'v . . 1.702 5.337 557.605 564.644 Toeloengagoeng 474 3.418 673.839 677.731 Berbek ... 502 3.286| 420.094 423.882 BIitar - • • • 1 218 3.406 480.779] 485.403 3.896 15.4472.132.3172.151.660 RECAPITULATIE. Bantam. ... _ 502, 4 m< 873.443 878.009 Batavia • ■ • • 29.226 107.596 2.307.818 2.444.642 Preanger Regentschappen. . . 10.840 20.107 3.327.075 3.358.022 Cheribon . . . 1.794 28.517 1.640.800 1.671.111 Pekalongan . . _ 3.345 23.322 2.237.340 2.264.007 Semarang . . . 12 763 4fJ 53o 273g036 2.792.335 Rembang ... ,.980 2fJ 5go , 0]8,23 J640 702 Soerabaja . . , 20 998 3g 1Q0 2 m ut 252g844 MadOCra • • • 805 7.173 1.770.265 1.778.243 Pasoeroean. . . 5>7Vg ,0 2gQ 2mm BeS°eki- • * • 2.737 9.183 1.204.056 1.215.976 Ban,"°emaS- • / 2.138 9.282 1.616.270 1 627.690 Ked0C • ' ■ • 3.335 17.043| 2.693.139 2.713.517 Djokjakarta. . . 4.198 „ 3?2 } ^ ^ Soerakarta . . . 3 9ig ,3 M7 2042g54 2i060870 Madioen • ' •. 3.173 6.495 1.592.574 1.602.242 Kedifi • • • • ~ 3.896 15.447 2.132.317 2.151.660 | 111.430 393.723 33.652.23034.157.383 10 -n 146 - — 147 - Zielental op ultimo 1905 Zielental op ultimo 19J7 Percentsgewijze toe- of afname GEWEST i f \~, —~i i Vreemde Furo. Vreemde F Vreemde Europeanen Inlanders Totaal I " ooster- Inlanders Totaal °* Ooster- Inlanders Totaal gC | [Peanen [ iingen j Peanen lingen Bantam. . . . . . 537 3.314 891.541 895.392 j 502 4.O64I 873.443| 878.0091- 6.5 + 22.6 - 2.0 - 1.9 Batavia13-m 95-569 1.999.978 2.109.352 29.228 107.596 2.307.818 2.444.642 + 111.7 + 12.6 + 15.4 + 15.9 Preanger Regentschappen. .:. , 5.231 9.574 2.681.962 2.696.767 , 0.840 20.107 3.327.075 3.358.022 + 96.9 + 38.5 + 13.8 + 14.1 Cheribon. . ^♦ Jjj» . 1.187 25.545 1.682.273 1.709.005 Ulg4 28.517 1.640.800 1.671.111 - _ *) Pekalongan. 1.915 18.921 1.969.450 1.990.286 3.345 23.322 2.237.340 2.264.007 + 74.7 + 23.3 + 13.6 + 13.8 Semarang . .Jj,. . . ,\ . 8.834 34.597 2.571.492 2.614.923 | 12.763 40.536 2.739.036 2.792.335 + 44.5 + 17.2 ^ 6.5+ 6.8 Rembang. . . . . 1.130 18.471 1.477.197 1.496.798 uqso 30.599 i.6i8.123 1.640.702 + 75.2 + 11.5 4 9.5 + 9.6 Soerabaja . . 10.600 30.745 2.395.618 2.436.963 20.998 39.70o| 2.469.146 2.529.844 + 98.1 + 29.1 + 3.1 + 3.8 Madoera. ... 664 4.775 1.490.420 1.495.859 805 7.173 1.770.265 1.778.243 + 21.2 + 50.2 + 18.8 + 18.9 Pasoeroean. . 5.407 15.209 2.001.554 2.022.170 5.779 19.29o| 2.029.276 2.054.345 + 6.9 + 26.8 + 1.4 + 1.6 Bcsoeki J-789 5-050 965.636 972.475 2.737 9.183 ,.204.056 1.215.976 + 53.0 + 81.8 + 24.7 +25.- Banjoemas . • ! 1.081 6.938 1.478.110 1.486.129 2.138 9.282 i.6i6.27J 1.627.690 + 97.6 + 33.8 + 9.3 + 9.5 Kedoe . . |^;.r m^fy ■ 2.287 13.409 j 2.322.987 2.338.6Ö3 3.335 17 043 2.693.139 2.713-517| + 45.8 + 27.1 + 15.9 + 16.- Djokjakarta \>. 2.342 5.549 I 1.110.814 1.118.705 4.198! H.372| 1.358.598 1.374.168 + 79.2 + 104.9 + 22.3 + 22.8 Soerakarta 3.335 11.725 1.577.996 1.593.056 3.919 13 997| 2.042.954| 2.060.870 + 17.5 + 19.4 + 29.5 + 29.4 Madioen. . . . j». . . 1.830 4.846 1.342.796 1.349.472 3.l73 6.495 1.592.574 1.602.242 + 73.4 + 34.0 + 18.6 + 18.7 Kediri 2.995 12.971 | 1.758.579 1.774.545 3.896| 15.447| 2.132.3n| 2.151.660 + 30.1 + 19.1 + 21.3 + 21.3 64.969 317.208 29.718.403 30.100.580 111 430| 393.723^ 33.652.230] 34.157.383I + 71.s|+ 24.1+ 13.2+13.5 •) De percentages omtrent de Preanger en Cheribon worden niet afzonderlijk gegeven wijjL afdeeling Tjiamis in 1905 bij Cheribon behoorde en sinds 1916 bij de Preangerge voegd werd. — 148 — -jjjjjg» Zielental op ultimo 1917. GEWEST Afdeeling Vreemde Eur0' Ooster- Inlanders Totaal Peanen Hngen Sumatra's Westkust! Padang . . . 2.279 7.660 110.310 120.249 Painan ... 69 843 105.769 106.681 Batipoeh en Pariaman. . 100 1.009 215.789 216.898 Agam. ... 325 715 226.365 227.405 Loeboek Sikaping . . 64 105 90.491 90.660 L. Koto ... 92 901 184.269 185.262 Tanah Datar. . 468 638 199.798 200.904 Solok. ... 135 51 140.379 140.565 1.532 11.922 1.273.170 1.288.624 Tapanoeli . . . Beneden Tapanoeli. . 304 1.578 184.520 186.402 Padang Sidimpoean . 169 447 166.118 166.734 Bataklanden. . 250 646 411.206 412.102 723 2.671 761.844 765.238 Benkoelen . . . Benkoelen . . 204 698 17.179 18.081 Lebong ... 249 1.898 j 93.570 95.717 Seloema... 6 2 30.542 30.550 Manna ... 19 91 34.878 34.988 Kauer. ... 1 132 17.901 18.034 Kroë .... 5 478 31.992 32.475 i 484 3.299 226.062 229.845 Lampongsche _ DiWicten. J . Telokbetong. . 402 2.543 75.710 78.655 Sepoetih-Toe- langbawang . 56 315 92.546 92.917 458 2.858 168.256 171.572 — 149 — Zielental op ultimo 1917. GEWEST Afdeeling Vreemde Euro' Ooster- Inlanders Totaal peanen ■■ „„ r iingen Palembang . . . Palembangsche Benedenlanden 951 10.649 373.372 384.972 Palembangsche Bovenlanden 321 1.363 218.928 220.612 Ogan en Komering Oeloe. . 128 I 661 | 154.175 154.964 1.400 | 12.673 | 746.475 | 760.548 Djambi . . . . Djambi ... 143 3.618 37.106 40.867 Moearotembesi j 18 67 16.399 16.484 Moearotebo. . 16 72 17.252 17.340 Bangko ... 2 4 29.705 29.711 Koerintji. . . 4 109 57.394 57.507 Moearoboengo. 2 49 25.483 25.534 Sarolangoen. . 5 40 19.777 19.822 | 190 | 3.959 | 203.116 207.265 Oostkust van Sumatra Deli en Serdang 4.241 74.466 232.024 310.731 Langkat . 791 26.370 111.830 138.991 Asahan ... 659 9.699 118.273 128.631 Simeloengoeng en de Karo- landen. . . 485 6.563 177.466 184.514 Bengkalis. . . 94 28.557 102.622 131.273 | 6.270 I 145.655 [ 742.215 | 894.140 Atjeh en Onder- hoorigheden . . Groot-Atjeh. . 771 | 3.777 96.487 | 101.035 Noordkust van Atjeh . . . 365 2.955 330.343 333.663 Oostkust van Atjeh ••. 441 5.166 85.402 91.009 Westkust van Atjeh . . .1 149 1.003 166.893 168.045 Alaslanden . .| 8 81 16.000 16.089 | 1.734 | 12.982 | 695.125 j 709.841 — 150 — Zielental op ultimo 1917. GEWEST Afdeeling q_ Vreemde Ooster- Inlanders Totaal peanen lingen Riouw en Onder- Tandjoeng Pi- hoorigheden . . nang ... 290 8.113 24.191 32.594 Lingga ... 26 4.215 22.676 26.917 Indragiri. . . 77 1.546 93.554 95.177 Karimoen . . 16 5.997 17.683 23.696 PoelauToedjoeh 10 1.757 19.498 31.265 419 21.628 177.602| 199.649 Banka en Onder- Pangkalpinang . 160 12.491 24.792 37.443 hoorigheden . . Noord-Banka . 107 13.805 8.249 22.161 Soengeiliat . . 109 16.375 13.194 29.678 Muntok ... 135 2.267 15.130 17.532 Zuid-Banka . . 30 6.847 20.558 27.435 Contractanten der Bmkatinwinning 19.929 | 19.929 541 71.714 81■923| 154.178 Billiton . . . .(~~ 368 20.762')| 38.35l| 59^481 Westerafdeeling van' S!ngkawang. . ÏÖ6~ 41.507 I 129.580 171.193 Borneo. . . JPontianak . . 330 21.367 200.709 222.406 Ketapang. . . 13 J 913 56.480 57.406 Sinteng ... 36 I 3.231 I 119.365| 122.632 485 I 67.018 | 536.134] 573.637 Zuider- en Ooster- Bandjermasin . 568 4.786 137.1631 142.517 afdeeling van Borneo Oeloe Soengei . 89 ' 469 378.318 378.876 Doesoenlanden 67 360 60.655 61.082 Koeala Kapoeas 51 1.034 99.635 100.720 Zuid-Oostkust van Borneo . 161 1.668 90.456 92.285 Samarinda . . 1.027 8 299 156.0601 165.386 1.963 16.616 922.287|940.866 Menado . ~ Menado . ] . 1.446 I 7.707 416.4071 425.560 Oorontalo . . 231 1.859 139.785 141.875 Midden-Celebes. 110 1.160 173.32l| 174.591 1,787 10.726 729.513| 742.026 *) Hieronder 15.750 contractkoelies Billiton Mij. — 151 — Zielental op ultimo 1917. GEWEST Afdeeling Vreemde Euro" Ooster- Inlanders Totaal peanen r lingen Celebes- en Onder- hoorigheden. . Makasser . 1.710 12.803 151.431 165.944 Soenggoe Mi- nasa . . . ! 55 301 241.281 241.637 Bonthain . . 163 690 235.2111 236.064 Bone ... 68 687 475.708 476.463 Paré-Paré . . 72 902 253.973 251.947 Mandar. . . 88 280 193.066 193.434 Loewoe. . . 106 451 328.200 328 757 Oost-Celebes . 174 1.253 453.375 454.802 2.436 17.367 2.332.245 2.352.048 Amboina1). . . Amboina . . — — — — Ceram ... — .— — — West-Nieuw- Guinea . . — — — — Aroe-eilanden . — — — — Kei-eilanden . — — — — Tanimbar- en Babar-eilanden — — — Zuid-Nieuw- Guinea . . — — — — 3.181 2.999 354.754 360.934 Ternate- en Onder- hoorigheden') . Ternate. . — — — — Halmahera. . — — — — Batjan ... — — — — • Noord-Nieuw- Guinea . . — — — — 477 1.193 198.465| 200.135 Timor- en Onderhoorigheden. . Zuid-Timor en Eilanden. 289 1.172 189.043 — Noord- en Midden Timor . 66 955 144.479 — Soemba. . . 59 373 108.957 — Flores ... 166 484 406.078 — Soembawa. . j 73 1.837| 237.3181 — | 653| 4.821 |l .085.875|l .091.349 1) Zielental ultimo 1912. — 152 — Zielental op ultimo 1917. GEWEST Afdeeling Vreemde Eur0" Ooster- Inlanders Totaal Peanen ,jngen Bali en Lombok . Boeleleng . . 121 I 1.834 132.597 134.552 Djembrana . . 22 318 30.730 31.070 Zuid-Bali. . . 113 4.131 739.225 743.469 Lombok. . 58 1.798 433.933 435.789 314 8.081 1.336.485 1.344.880 J I I • I RECAPITULATIE. Sumatra's Westkust. 3.532 11.922 11.273.170 1.288.624 Tapanoeli ... — 723 2.671 761.844 765.238 Benkoelen ... 484 3.299 226.062 229.845 Lampongsche Districten. . . — 458 2.858 168.256 171.572 Palembang ... — 1.400 12.673 | 746.475 760.548 Djambi 3). ... 1 172 3.892 186.717 190.781 Oostkust van Sumatra . . . 6.270 145.655 742.215 894.140 Atjeh en Onder- hoorigheden . . 1.734 12.982 695.125 709.841 Riouw en Onder- hoorigheden . . 419 21.628 177.602 199.649 Banka en Onder- hoorigheden . . — 541 71.714 81.923 154.178 Billiton ... 368 20.762') 38.351 59.481 Westerafdeeling van Borneo . . — 485 67.018 506.134 573.637 Zuider- en Oosterafdeel ng van Borneo. ... - 1.963 16.616 922.287 940.866 Menado .... — 1.787 10.726 729.513 742.026 Celebes en Onder- hoorigheden *) . — 2 436 17.367 2.332245 2.352.048 Amboina*) . . . 3.181 2.999 319.754 325.934 Ternate en Onder- hocrigheden . . 477 1.193 158.465 160.135 Timor en Onder- hoorigheden . . - 653 4.821 1.085.875 1.091.349 Bali en Lombok - I 314 8.081 1.336.485 1.344.880 27.451 438.944 12.579.89713.046.256 ') Hieronder 15.750 contractkoelies Billiton Mij. *) Zielental ultimo 1912. 3) Van de afdeeling Moeara Tembesi werden geen gegevens ontvangen. — 154 — — 155 — Zielental op ultimo 1905 Zielental op ultimo 1917 Percentsgewijze toe- of afname °EWEST Euro- I Vreemde Euro- Vreemde I Euro- IVreerade I Ooster- Inlanders Totaal Ooster- Inlanders Totaal Ooster- I Inlanders Totaal peanen I lingen | j|| peanen lingen j Peane" | lingen j Sumatra's Westkust 2.923 14 9.967 1.295.581 1.308.471 3.532 11.922 1.273.170 1.288.6241+ 20.8 + 19.6 - 1.7 - 1.5 Tapanoeli . . . . . .... 436 5 1.926 410.939 413.301 723 2.671 761.8441 765.238 + 65.8 + 38.7 + '85.4 + 85.2 Benkoelen ......... 358 2.396 201.515 204.269 ) 484| 3.299 226.o62i 229.845 + 35.2 + 37.7 + 12.2 + 12.5 Lampongsche Districten . M. . . 146 .1.292 155.080 156.518 4581 2.858 168.256 171.572 + 213.7 + 121.2 + 8.5 + 9.6 Palembang 678 12.417 783.259 796.354 ') 1.590U 16.6323) 949.591 3) 967.813 — — - — Djambi .» . . . _ _" Oostkust van Sumatra 2.667 114.809 450.941 568.417 6 270 145.655 742.215 894.140 + 135.1 + 26.9 + 64.4 1+ 57.3 Atjeh en Onderhoorigheden. ... 761 9.937 571.477 582.175 1.734 12.982 695.125 709.8411 + 127.9 + 30.6 + 21.6 1+ 21.9 Riouw en Onderhoorigheden ... 221 18.680 93.315 112.216 419 21.628 177.602 199.649 + 89.6 I + 15.8 + 90.3 + 77.9 Banka en Onderhoorigheden ... 317 44.019 70.853 115.189 541 71.7h| 81.923 154.178 + 70.7 + 62.9 + 15.6 + 33.8 Billiton 281 22.690 39.483 62.454 368 ») 20.762| 38.351 59.48l|+ 31. — 8.5 — 2.9 - 4.8 Westerafdeeling van Borneo. ... 374 50.223 400.332 450.929 485 67.018| 506 134 573.6371 + 29.7 + 33.4 + 26.4 + 27.2 Zuider-en Oosterafdeel ing van Borneo 1.008 9.186 772.532 782.726 1.963i lö.ölöj 920.887 940.866 + 94.7 + 80.9 + 19.4 + 20.2 Menado Ju 1.264 7.079 428.063 436.406 l; 1.787 10.726 729.513 742.026 + 41.4 + 51.5 + 70.4 + 70.— Celebes en Onderhoorigheden ... - 1.572 6.165 407.762 415.499 2.436 17.367 2.352.245 2.352.048 55.— + 181.7 + 472.— + 466.1 Amboina. . *) 2.267 4) 2.365 4) 294.859 <) 299.491 2) 3.181 *) 2.999,») 351.7542) 360.934 — — — - Ternate en Onderhoorigheden ... 497 1.286 106.632 108.415 *) 477 *) 1.193,2) 198.465 2) 200.135 — • — — — Timor en Onderhoorigheden . . . 249, 1.882 306.469 308.600 653 4.821 1.0:5.875 1.091.349 + 162.2 + 156.2 + 254.3 + 253.6 Bali en Lombok 119! 2.654 520.7621 523.535 314 8.0811 1.336.4851 1.344.880 + 163.9 | + 204.5 | + 156.6 + 156.9 16.138 318.973 7.309 854 7.644.965 3) 27.45lJ3) 43S.944j3) 12.579.897j3) 13.046.25ö| +- 69.9 + 37.6 + 72.1 + '70.4 1) Hieronder 15.760 contractkoelies Billiton Maatschappij. 2) Zielental ultimo 1912. 3) Specificatie voor Palembang en Djambi zie ommezijde. 4) Inclusief Zuid-Nieuw-Guinea. Zielental op ultimo 1917 GEWEST ï7 -j Euro- Vreemde Ooster- Inlanders Totaal peanen |ingen ^ Palembang 1400 12.673 746.475 760.548 Djambi 190 3.959 203.1161 20". 265 BlJLAOE VII. Uittreksels uit de Gewestelijke Korte Verslagen der Buitenbezittingen over 1917. fiijLAÓE Vil. Uittreksel uit de Korte Verslagên óver het jaar 1917. Riouw en Onderhoorigheden. Juli. De uitvoer van padi naar Singapore zal dit jaar belangrijk minder zijn dan in 1916. Door het bestuur wordt er op toegezien, dat er voldoende voorraad aanwezig blijft voor voedsel der bevolking. Aug. Door later onjuist gebleken berichten, als zoude de uitvoer van rijst uit Siam en Br. Indië verboden worden, ontstond een tijdelijke abnormale prijsverhooging. Ook de inheemsche rijst in de Indragirische Benedenlanden steeg belangrijk in prijs. Sept. De eerste levensbehoeften waren nog in voldoende hoeveelheid te krijgen. Stappen zijn gedaan om aan te dringen op eene opheffing van het uitvoerverbod van rijst uit Sumatra's Westkust voor zoover betreft de uitvoer naar de Kwantandistricten, aangezien dit deel van Indragiri en Sumatra's Westkust afhankelijk is. Oct. Niettegenstaande aansporing van bestuurszijde wordt over het algemeen geen voldoende voorraad rijst, genoeg voor eenige maanden, opgeslagen. Kan elders de toekomst met vertrouwen worden tegemoet gezien, in Boven Indragiri is het anders. De handelaren te Rengat zijn niet in staat voldoende voorraden op te slaan, omdat ze niet over voldoende kapitaal beschikken. De meesten zijn zetbazen van thauke's te Singapore, die in verband met de tijdsomstandigheden, niet genegen zijn aan de waroenghouders daar grootere credieten te verstrekken. In gelijke mate geldt dit bezwaar voor de Poelau Toedjoeh en andere afdeelingen, waar men van Singaporehandelaren afhankelijk is. - y Van gebrek is evenwel door de geregelde aanvoeren geen sprake. Een tijdelijk uitvoerverbod te Singapore zou ook niet terstond een hongersnood veroorzaken, daar de productie van sago, vooral in Lingga, zeer groot is. Nóv. De invoeren van rijst hadden geregeld plaats, vcor de afd. Indragiri was de voorraad ingevoerde i ijst juist voldoende voor de dadelijke behoefte. Groote partijen werden niet aangevoerd vanwege het beperkte crediet. Op de particuliere Landbouwondernemingen was vrijwel algemeen voor 3 maanden voedsel aanwezig. In de Kwantandistricten werd weder geregeld uit Sumatra's Westkust ingevoerd, terwijl in de Indragirische Benedenlanden in de padiverbouwende streken voldoende voorraad was, elders was men op Singapore aangewezen. In de Z. Natoenagroep werd elke vaarbeurt slechts voor 10 dagen voorraad aangebracht. Hierdoor bleven de prijzen hoog, zoodat de bevolking haar toevlucht moest nemen tot sago, welke overvloedig aanwezig was. Billiton. Nov. Het geheele jaar door waren voldoende voedingsmiddelen verkrijgbaar. In verband met mogelijk te verwachten moeilijkheden met den aanvoer van rijst uit het buitenland werd de bevolking gelast niet alleen de reeds gebrande ladangs geheel te beplanten, doch ook de oude ladangs weder voor het planten van padi en menggala in orde te maken. Palembang. Maart. In de onderafdeelingen Lematang Oeloe en Moesi Oeloe waren de prijzen van levensmiddelen iets hooger dan gewoonlijk. Dec. In O. en K. Oeloe worden op de ladangs overal maïs en oebisoorten bijgeplant, uitsluitend voor eigen gebruik der bevolking. Tapanoeli. Sept. De handel te Natal en Nias staat zoo goed als stil, ook de rijstinvoer van uit Mandailing is minder dan in de vorige verslagmaand. — 160 -* Nov. (Nias) De voorraad rijst is nog ruim voldoende. Door de bevolking wordt bovendien veel aan rijstbouw gedaan. De rijstaanvoer, zoowel van buiten- als van binnen het tolgebied is in verslagmaand toegenomen. Menado. D e c. Nergens vrees voor voedselschaarschte. Invoer van rijst moet echter in de behoefte voorzien. Celebes en Onderhoorigheden. Sept. In de onderafd. Bonthain heerschte gebrek aan voedingstoffen, waarin werd voorzien door invoer vooral uit de onderafd. Djeneponto. Door hooge prijzen van djagoeng en padi waren velen niet in staat voldoende levensmiddelen te koopen. Vooral in de bergstreken waar de laatste djagoengoogst mislukte steeg de nood vrij hoog. Kleine bedragen werden uitgeleend ten einde de bevolking door deze moeilijke tijden heen te helpen. Verder werden veel knolvruchten en bladeren geconsumeerd. W. afd. Borneo. Aug. In de onderafd. Melawi (afd. Sintang) moest met de verstrekking van rijst en sago aan de noodlijdende bevolking worden voortgegaan. Bali en Lombok. Sept. Door het geheel of gedeeltelijk mislukken van den padioogst in enkele districten van Zuid-Bali steeg de padiprijs. Oorzaak der mislukking was de door de aardbeving aangerichte schade, waardoor gebrek aan irrigatiewater ontstond. Hier en daar kan gesproken worden van rijstschaarschte. Door ruilhandel rijst tegen casave en maïs weet men zich echter door de moeilijkheden heen te helpen. - 161 Z. O. Borneo. Mei. Voedingsmiddelen zijn voldoende aanwezig door geregelden aanvoer. Wel zal in verschillende streken vrij spoedig rijstschaarschte ontstaan. Tot aanplant van tweede gewassen wordt de bevolking gedurig aangespoord. Oct. In de doesoenlanden heerscht reeds voedselschaarschte, doch de bevolking kan door houtaankap en steenkoolwinning vrij goed in haar onderhoud voorzien, terwijl import-rijst voldoende beschikbaar is. Het slechtst zijn Beneden-Kapoeas, Beneden-Kahajan en Pasir er aan toe. In beide eerstgenoemde streken moest het bestuur reeds bijspringen met rijstverstrekking, terwijl in Pasir reeds ten tweede male ƒ 5000 werd toegestaan om de bevolking door de eerste maanden heen te heipen. D e c. In Pasir zal de bevolking tot de oogst binnen is nog een kommervollen tijd moeten meemaken. BlJLAOE VIII. Uittreksel uit de Gewestelijke Korte Verslagen der Buitenbezittingen over 1918. BIJLAGE V1H. Uittreksel uit de Korte Verslagen over 1918. Riouw en Onderhoorigheden. Dec. '17. Rijstaanvoer uit het Buitenland had gedurig plaats. Aan dit voedingsmiddel dan ook geen gebrek. Terwijl in Boven Indragiri de ingevoerde rijst even voldoende is voor de dadelijke behoefte heeft men in Beneden Indragiri voldoende voorraad voor den volgenden oogst. In Kwantan had weinig invoer meer plaats in verband met den afloop van den eigen oogst. De invoer van rijst in de Poelau Toedjoeh bleef beneden het door den handel benoodigde. Een gevolg van gemis aan samenwerking met de Singapore-handelaren bij wie de P. T. kooplieden in het krijt staan. Jan.'18. Aanvoeren van rijst namen af. Eendeels door mindere koopkracht van handelaren (bv. in P. Toedjoeh), ander deels tengevolge van binnengahaalden voldoenden oogst. Op de ondernemingen van landbouw was over het algemeen voor eeni'ge maanden voedsel voorradig. Aanvoer van Sum. Wk. had niet plaats wegens het uitvoerverbod aldaar. F e b r. Aanvoeren bleven in Februari verzekerd. De padioogst in Indragiri beloofde een goed beschot. De opbrengst in Kwantan was bevredigend. Voor voedselschaarschte voorloopig geen gevaar, ook in verband . met den aanplant van groote kwanta tweede gewassen als maïs, cassave, enz. Maart. Niettegenstaande moeilijkheden op scheepvaartgebied bleven rijstaanvoeren gewaarborgd middels de z. g. „muskietenvloot." De tengevolge van het stopzetten van den uitvoer van rijst uit Singapore dreigende schaarschte in de P. Toedjoeh kon worden bezworen door het zenden van S.S. „Kalmoa" met rijst. De ruilhandel rijst-copra had een goed verloop. In Mandah en Igal (Indragiri), waar geen rijstbouw 165 plaats heeft moest uit rijststreken der afd. worden aangevoerd. Het Gouvernement verstrekte ƒ 7000.— credret. Gewanhoopt behoeft hier evenwel niet te worden daar sago in voldoenden voorraad beschikbaar is. De uitvoer van sago bleef bovendien door de lage prijzen onbeduidend. Van bestuurswege werden maximumprijzen vastgesteld. De uitbreiding van bevolkingsaanpfantingen van landbouwgewassen hield de aandacht van het bestuur. .April. Geene bijzonderheden. P. Toedjoeh voerde rijst aan van Java. Mei. Rijstaanvoeren bleven voldoen aan behoefte. De oogst in Indragiri hoewel tegengevallen was voldoende. Juni. Voor voedselgebrek behoeft niet te worden gevreesd, aangezien een voldoende sago-voorraad gedurende jaren beschikbaar is. Juli. De invoer van uitheemsche rijst vond geregeld plaats tot hoeveelheden voor direct verbruik, terwijl op de koelieondernemingen over het algemeen een rijstvoorraad voor eenige maanden was. Billiton. April. Ladang-padisnit afgeloopen. De oogst is niet voldoende voor eigen consumptie der planters. Tweede gewassen worden aangeplant. S. S. „van Hoorn" bracht 10.000 picol Gouvernements rijst aan. Voedingsmiddelen voldoende verkrijgbaar. Juni. Het ontgonnen terrein voor ladangs beslaat het dubbele oppervlak van andere jaren. Palembang. Jan. In de Bovenlanden werden voldoende tweede gewassen aangeplant, vooral mats. In Semendo plantte men ook aardappelen en boonen. Ook in O. en K. Oeloe wordt maïs en oebi aangeplant. Maart. Na het stopzetten der vaart op Singapore door de — 166 — K. P. M. begon een Japansche stoomer te varen, alsook kwamen een paar Chineesche scheepjes in de vaart, waardoor voldoende rijstuitvoer werd verzekerd. Rijst wordt vastgehouden, met het oog op verwachte prijsstijging. De prijzen van uit Singapore aangevoerde rijst zijn niet abnormaal. In Ogan en Komering Oeloe wordt zooveel mogelijk maïs en cassave geplant. April. Oaf de hervatting van de vaart op Singapore herademing, rijstimporteurs klagen over het ingevoerde licentiestelsel. De rijsthandel wordt daardoor eenigermate gedrukt zonder evenwel zorg te baren. In de Bovenlanden werd ter voorkoming van voedselschaarschte aangedrongen op aanplant tweede gewassen. Velden werden hiervoor gereed gemaakt, (oebi, maïs, aardappelen enz.); eveneens in Ogan en Komering Oeloe, waar de ladangoogst in verschillende marga's was tegengevallen. Tapanoeli. Jan. Stand van de padi door overvloedige regens goed. Maart. Waar met den rijstoogst een begin werd gemaakt is men over de opbrengst in vergelijking met vorige jaren zeer tevreden. Maïs, oebi en katjang tanah worden voldoende aangeplant, zoodat voor gebrek geen vrees behoeft te bestaan. Een gunstigen invloed hadden de in 1945 en 1916 genomen maatregelen tot uitbreiding van het sawahcomplex. In KI. Mandailing zijn de hellingen der met alangalang bedekte heuvels sedert vele jaren voor het eerst weder bebouwd. Mei. Tengevolge van malaise in den benzoë-handel verkocht de bevolking van Siem Siem rijst tegen geringe prijzen aan Chineesche opkoopers, ten einde opium te kunnen koopen. Prijzen werden door het bestuur geregeld. — 167 — Celebes en Onderhoorigheden Jan. Rijst van Siam, Ranggoon en Saigon 6.603 picol. Febr. idem 15.792 „ Maart. idem 33.196 „ April. idem 25.000 „ Mei. idem 26.325 „ Juni. idem 49.963 „ Voorraad levensmiddelen voldoende. Op Boeton, Zuid-Moena en op de Kleinere eilanden wordt veel werk gemaakt van ketella en oebiaanplantingen, waardoor in een eventueel rijsttekort afdoende zal kunnen worden voorzien. Juli. Rijstinvoer van Siam, Rangoon en Saigon 48.724 picol. Oostkust Sumatra. Jan. Rijstinvoer ondervond geen belemmering. Eene aanzienlijke hoeveelheid werd ingevoerd. Mrt. De vrees voor stilstand in den rijstinvoer — ontstaan door het mijden van Britsche havens door K.P.M. stoomers — bleek ongegrond. Japansche en Engelsche stoomers brachten voldoende aan. Maximumprijzen werden om de 14 dagen vastgesteld. Daar gevreesd wordt, dat geen of althans onvoldoende buitenlandsche rijst uit het Buitenland zou kunnen worden aangevoerd is, waar mogelijk, voor de 2e maal planten van rijst aangemoedigd. Ook wordt getracht de productie van tweede gewassen en voornamelijk van maïs krachtig op te voeren. April. Alhoewel middels kleine schepen en tongkangs minder rijst werd ingevoerd dan gewoonlijk, bleef de voorraad voldoende. Mei. In deze maand werd de voedselvoorziening bedreigd daar de gecharterde vreemde schepen voor den aanvoer van rijst de zekerheid van retourlading als voorwaarde stelden, welke niet kon worden gegeven, tengevolge van het geldend uitvoerverbod. — 166 — Na de Regeeringsmachtiging aan het Hoofd van O. B. om uitvoervergunning naar de Straits te verleenen werd de gang van zaken echter weder vlotter, terwijl ultimo Mei de K.P.M. haar dienst weder opende. Juli. De toevoer van rijst was zóó groot, dat de ondernemingen er geen bergplaats voor hadden. Door overbelasting zakte één der steigers te Belawan in den bodem weg, tengevolge waarvan eenige duizenden zakken rijst verloren gingen. Lamp. Districten. Mrt. Maximum-rijstprijzen werden vastgesteld, terwijl uit vrees voor tekort op een gedeelte van den oogst van het Kolonisatieterrein, welke overvloedig belooft te zijn, beslag gelegd, waardoor circa 30.000 p. padi beschikbaar komt ten behoeve der koelies bij den lijn-aanleg en op de ondernemingen. De opkoop geschiedt tegen ƒ 4.— per picol padi. J.j £ £ Aangedrongen wordt voorts op aanplanten van tweede gewassen, waafflöe op verschflTende landerifltfe ondernemingen ook wordt overgegaan. April. Voedselgebrek is nergens te vreezett daar overal de oogst binnenkomt. Volgens taxatie is de oogst V4 meer dan ten vorigen jare. Verwacht wordt dat in de Afd. Sepoetih Toelang Bawang de oogst tot September in de behoefte zal kunnen voorzien. Mei. Ook op landelijke ondernemingen wordt veel maïs en cassave aangeplant. Zoo plantte „RerJfosari" + 160 bouws cassave. Aug. De padr-oogst is overal geheel binnen en heeft bedragen circa 460.000 picol. Oct. Dit jaar wordt weder uitbreiding gegeven aan den fadangbouw. Banka en Onderhoorigheden. Jan. Zoowel uit andere deelen van den Archipel als uit het Buitenland vond aanzienlijke invoer van rijst plaats. Tweede — 169 — gewassen oebi, pisang en groenten worden in ruime mate aangeplant. Mrt. De Scheepvaart ondervond eenige moeilijkheden door stopzetten van de vaart op Singapore. De prijzen van levensmiddelen stegen hierdoor. April. Daar geen rijst kon worden ingevoerd zonder tusschenkomst van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel werd de handel zeer belemmerd. De handel in rijst houdt nauw verband met den export v. n. I. van peper. Er wordt a. h. w. een ruilhandel gedreven. Peper wordt naar Singapore verscheept tegen wederinvoer van rijst. Op een verzoek om licenties voor rijstinvoer werd gunstig beschikt, waarvan de handelaren telegrafisch kennis gaven aan den handel te Singapore. Bericht uit Singapore werd echter ontvangen, dat de invoer in Banka zonder Gouvern. beschikking onmogelijk was. Dequanta waarvoor licenties werden verleend werden daarna echter met Chineesche stoomers onder Engelsche vlag aangebracht. Deze quanta waren voldoende voor de behoefte. De binnengehaalde padioogst is op verre na niet voldoende voor het eigen gebruik. Op aanleg van ladangs ter bespoediging van den aanplant werd aangedrongen- Juni. Door den grooten invoer van rijst uit Singapore zijn de prijzen van dit artikel een weinig gedaald. W. Borneo. Jan. Door de ongeregelde aanvoeren van Singapore stegen de rijstprijzen van ƒ 0.33 tot / 0.50 de gantang van 4 katties. Mrt. De reeds hooge rijstprijzen stegen nog door het aanhouden der schepen te Singapore. In de Afd. Pontianak bedroeg de dagelijksche rijst* voorraad ruim 90 picol. Prijzen werden door het bestuur vastgesteld te Pontianak en Singkawang. ' Cassave en andere tweede gewassen werden in groote hoeveelheid aangeplant. Apr. De gemiddelde dagelijksche voorraden rijst op-de passers in de afd. Pontianak waren niet onbelangrijk. — 170 — Besprekingen werden gehouden om de rijstproductie zoo hoog mogelijk op te voeren. Mei. Door de vlotte wijze waarop licenties werden bekomen kon de handel op Singapore zich handhaven. Nu reeds was in de afd. Pontianak alle rijst van den laatsten oogst geconsumeerd. Men voedt zich thans met sago. Elders waren nog voldoende voorraden op de passers. Hier en daar werden sedert lang braakliggende sawahgronden in bruikleen afgestaan voor den tweeden padibouw. Benkoelen. Maart. Aan de cultuur van tweede gewassen wordt veel zorg besteed. Juli. Door de bevloeiing uit de Aer Doekoe bij Tjawang (onderafd. Redjang), waarvan de opname gereed kwam, zullen ± 200 bouws kunnen worden bevloeid. Amboina. Maart. Door het aanhouden van met rijst beladen schepen te Singapore zijn de rijstprijzen zeer gestegen. De voorraad ter hoofdplaats bleek gering. Een maximumprijs werd vastgesteld voor de Afd. Amboina (op 14 ct. per kattie). Door tusschenkomst van den Dir. van L. N. en H. werd eene bestelling gedaan ter distributie onder de handelaren. Djambi. Jan. Koopkracht der bevolking gedaald door niet exploitatie van menige rubberaanplant als gevolg van lage prijzen, waardoor in de doesoens met geringe padi-voorraad vrij snel rijstgebrek werd geleden. Maatregelen ter voorkoming van hongersnood werden genomen. Maart. Door onderbreken van de vaart der K. P. M. op Singapore werd de handel ontwricht. Voor geregelde — 171 — aanvoer aan rijst werd zorggedragen, doch tekort aan andere van Singapore afkomstige levensmiddelen liet zich spoedig voelen. Opdrijving van prijzen vond niet plaats. De hulp van bestuurswege in Afd. M Tembesi en gedeelten van Sarolangoen, Bangko, M. Tebo en Djambi bestond in verstrekking van rijst en zaadpadi. April. Invoer van rijst had plaats met Chineesche booten onder Engelsche vlag. Ook thans werd aan de noodlijdende bevolking in hoogergenoemde afdeelingen rijst verstrekt. Bali en Lombok. Jan. Rijstprijzen eenigszins gestegèn, waardoor uitvoer uit Lombok en Djembrana sterk toenam, hetgeen weder aanleiding was om der Regeering voor te stellen den uitvoer tijdelijk te verbieden, ten einde- de voorraden voor de bevolking te behouden. Ter voorziening eventueel in de behoefte aan rijst in Zuid-Bali werden de voorraden aldaar opgenomen. Vrees voor tekort zal naar alle waarschijnlijkheid zijn uitgesloten, daar van uit Lombok zal kunnen worden aangevoerd nu het uitvoerverbod in werking is getreden. Febr. In verband met het oploopen der rijstprijzen werden maximumprijzen vastgesteld. Deze werden voor Lombok lager gesteld dan voor Bali, aangezien op eerstgenoemd eiland eene groote overproductie is en op Bali steeds rijst van elders moet worden ingevoerd. Mrt. Eene verhooging van de vastgestelde maximumrijstprijzen bleek noodzakelijk. April. Sedert uitvoerverbod is met d.z. toestemming en in overleg met het distributiekantoor te Buitenzorg 21.420 p. rijst van Lombok uitgevoerd naar het Oostelijk deel van onzen Archipel, waarvoor de voor uitvoer beschikbare hoeveelheden in de eerste plaats bestemd blijven: Aan hen die geen bouwgronden hebben worden kleine i> .; stukken grond ter bebouwing afgestaan, ten einde den voorraad voedsel zoo hoog mogelijk op te voeren. — 117® — Mei. Tot dusver werden 63.280 p. rijst van Lombok naar Het oostelijk deel van den Archipel afgevoerd. Juni. De rijstprijzen daalden eenigszins door den overvloedigen oogst in de Afd. Lombok en doordat in Z.-Bali belangrijke hoeveelheden werden afgeoogst. Aug. Voor uitvoer van rijst naar andere gewesten werden tot en met heden vergunningen verleend tot een totaal :>k>« van 192.270 pikol. Borneo. Jan. De rijsthandel nam af door het sluiten der markt in Br. Indië en de Straits. Als gevolg van de genomen maatregelen is de verwachting van den rijstoogst beter dan in 1917. Febr. Sluiting van de Singapore-markt. Door tusschenkomst van het Landbouwdepartement werd 500.000 K.O. Siam rijst ingevoerd, waarvan het gevolg was, dat detailprijzen weder terugliepen. Mrt. Door verbreking van de gemeenschap met Singapore verergerde de toestand weder. De rijsthandel stond vrijwel stil door gebrek aan voorraad. Vanwege het Gouvernement werden 6.500 zakken rijst ingevoerd. In Kotta Waringin waar men ook van den rijstoogst goede verwachtingen heeft, is cassave in overvloed aangeplant. Aan voedsel zal hier zeker geen gebrek zijn. April. De hervatte vaart op Singapore bracht verbetering vooral ten aanzien van de rijstvoorziening. In Koetei zal de eigen rijst wel voldoende zijn voor een jaar. J Mei. In Bandjermasin wordt een bevredigende opbrengst verwacht. Gezien het geringe beplante oppervlak zal de oogst echter voor niet meer dan 3 maanden in de eigen ■jHri behoefte kunnen voorzien. Juni. Voor 1919 mag op een ruimere opbrengst van ladang.->ui-. rijst worden gerekend, daar men, gebruikmakend van de droogte, overal in het gewest begon bosch te kappen en te branden voor den ladangaanleg. 173 - Juli. In enkele afdeelingen is de stand der voedingsgewassen goed, in andere zelfs gunstig. In de onderafd. Pasir (Apar- en Samoegebied) dreigt echter wederom rijstnood. Aug. Over het algemeen is voldoende rijst aanwezig. Waar dit niet het geval is kan de bevolking door arbeid voldoende verdienen om geimporteerde rijst te koopen. Een uitzondering maakt evenwel een deel der onderafd. Pasir, waar nu reeds in enkele kampongs rijstgebrek is. BlJLAOE IX. Regeeringsmaatregelen getroffen tot tegengang van voedselgebrek. Bijlage IX. Regeeringsmaatregelen getroffen tot tegengang van voedselgebrek. Ordonn. 4 Aug. 1914 No. IX (Stbl. 536). Tijdelijk verbod tot uitvoer van rijst uit Ned. Indië. idem 31 Dec. 1917 (Stbl. 759). Tijdelijk verbod tot uitvoer van inheemsche rijst uit Palembang en Sumatra's Westkust naar andere gewesten in N. I. idem 28 Janr. 1918 (Stbl. 50). Tijd. verbod tot rijstuitvoer uit Z. O. Borneo naar andere gewesten in N. I. idem 30 Janr. 1918 (Stbl. 52). idem Celebes en Ond. naar Java. idem 5 Maart 1918 (Stbl. 113). Verbod tot uitvoer van rijst uit Bali en Lombok naar andere gewesten in N. I. idem 5 Maart 1918 (Stbl. 114). De uitvoer van maïs uit N. I. tijdelijk verboden. idem 30 Maart 1918 (Stbl. 166). Verbod tot rijstuitvoer van Java naar overige deelen van N. I. idem 30 Maart 1918 (Stbl. 165). Uitvoer van cassaveproducten uit N. I. tijdelijk verboden. Bt. Dir: L. N. en H. 25 Maart 1918 No. 3046/B. Uitvoer van sago uit W. Borneo tijdelijk verboden. idem 26 Maart 1918 No. 3102/B. Uitvoer maïs en rijst uit Celebes en Ond. naar andere gewesten verboden. idem 26 Maart 1918 No. 3104/B. lo Rijstuitvoer Lamp. Distr. naar andere gewesten verboden, 2o machtiging tot aankoop 30.000 picol padi ten behoeve van de landelijke ondernemingen. idem 3 April 1918 No. 3345/B. Uitvoer van rijst van het Kolonisatie-terrein in de Lamp. Districten verboden. idem 9 April 1918 No. 3629/B. a Verbod tot uitvoer van maïs uit Gorontalo; b rijstuitvoer uit Benkoelen -verboden. idem 11 April 1918 No. 3721/B. Uitvoer van rijst uit elk der gewesten van Java en Madoera verboden. idem 11 April 1918 No. 3738/B. De uitvoer van rijst uit de afd. Patjitan (Madioen) verboden. idem 18 April 1918 No. 3975/B. Verbod tot uitvoer van maïs uit de Res. Besoeki. Ordonn. 23 April 1918 (Stbl. 210) Toezicht Regeering op - 177 — rijstdistributie. Invoer onder controle gesteld (Vergunning Dir. L. N. en H.) behalve Ok. Sumatra, Riouw en Djambi. Bt. Dir. L. N. en H. 30 April 1918 No. 4448/B a uitvoer verboden van maïs en cassavewortels uit de res. Rembang; b. idem maïs uit de res. Pasoeroean. idem 1 Mei 1918 No. 4498/B. Verbod tot uitvoer van rijst uit het Gouvernement Oostk. v. Sumatra, Djambi en Riouw. idem 3 Mei 1918 No. 4609/B. Uitvoer van rijst uit de onderafd. Gorontalo (Menado) verboden. idem 6 Mei 1918 No. 4705/B. Verbod tot uitvoer van rijst uit Tapanoeli. idem 15 Mei 1918 No. 5062/B. Uitvoerverbod rijst en padi uit de onderafd. Alahan Pandjang, F. v. d. Capellen en Priaman (Sum. Wk ). idem 19 Mei 1918 No. 5187/B alsvoren uit Indramajoe (res. Cheribon). idem 1 Juni 1918 No. 5696/B. Buitenwerking gesteld Bt. 3/4— 1918 No. 3345/B. idem 1 Juni 1918 No. 5696/B. Verbod maïsuitvoer uit Kediri. idem 7 Juni 1918 No. 5944/N. H. Uitvoerverbod van rijst uit W. Borneo. idem 13 Juli 1918 No. 7179/N. H. Besluit van 18 April 1918 No. 3975/B buitenwerking gesteld. idem 12 Oct. 1918 No. 10315/B. Uitvoer van cassave-producten uit de res. Preanger Regentschappen verboden; idem 22 Oct. 1918 No. 10606/B. Alsvoren uit de res. Kediri. idem 1 Nov. 1918 No. 10923/B. Verbod tot uitvoer van maïs uit de res. Besoeki. idem 4 Nov. 1918 No. 10997/B. Verbod tot uitvoer van rijst uit Atjeh zonder vergunning van het Hoofd van het gewest. idem 5 Nov. 1918 No. 11044-46/B. Uitvoer van cassaveproducten uit de res. Soerakarta verboden. Gouv. Besluit 24 November 1918. Uitvoer van maïs en cassave-producten uit de afd. Patjitan (Madioen), Semarang en Djokja verboden. idem 27 Nov. 1918 No. 11941 B. De uitvoer van maïs en cassave-producten en bataten uit de res. Soerabaia verboden. BlJLAOE X. Staat aangevende de rijstinvoeren ter Oostkust van Sumatra. BijLAöË X~ Overzicht betreffende den rijstinvoer ter Oostkust van Sumatra') (in KG.). Havenplaatsen I Siamrljst Br.-Indië2) | Saigon Java Andere Ongepelde i Totalen Bagan Api Api 2.309.000 [ 1.183.650 78.100 82.127 3.652.877 Bandar Chalippa .... 12.365 334 472 | - 346.837 Belawan 12.467.700 71.910.180 j 189.829 49.200 340.506 84.957.415 Koealoe 100.400 572.700 109.300 - 782 400 Laboean Bilik | 388.900 2.343.800 | 415.900 — — 2.340 | 3.150.940 Pakan Baroe 98 990 1.553.236 212.284 184.673 I 2.049.183 Pk. Brandan 1.216.000 3.309.400 400 83.602 4.609.402 P. Moeda . . . .' . . 7.260 j 339.752! 100 347.112 Siak sri Indr. . . . ; . 55.410 410.495 E 17.545 I 4.330 17.660 505.437 Tandjong Balei I 1.635.800 14.752.392 ' 47.000 51.932 16.487.124 Tandjong Bringin . . . .1 20.900 454.318 — 475.218 Tandjong Poera . . . ". 252.700 4.937.970 — 97.400 5.288.070 Tandjong Tiram .... 129.200 3.948.300 34.660 4.112.160 Totaal 1916. '. : '. | 18.694.625 j 106.050.665 | '«02.026 | 189.829 j 132.030 | 895.000 | 126.764.175 Totaal 1915. '. '. . | 21.868.682 | 68.350.357 j 5Ü55.222 |" 99.226 | 2.486.920 j 681.929 j 98.642.336 Totaal 1914. . . . I 17.913.646 | 87.340.289 j 3=370.054 | 6.160.191 j 1.715.066 | 545.436 j 117.044.682 Totaal 1913. >, . . . | 10.661.647 | 80.485.405 | é.143360-1 215.044 | 746.169 | 318.058 | 98.569.643 Totaal 1912. ! . . . | 6.766.470 ) 68.232.015 | 8.225.800 | | 5.373.310 j 39.809 | 88.637.404 ~~ Totaal 1911. ,. . . j 8.599.550 | 57.453.649 j 3^065.495 | ] 5.452.504 | 55.770 | 74.626.968 Totaal 1908. . . . I | 66.619.000 [ j 218.000 | , 66.837.000 Totaal 1904. . . I ^~ | 57.207.000 j - j 181.000 j 57.388.000 1) Cijfers over 1912 t/m 1916 overgenomen uit de Verslagen der Handelsvereeniging te Medan, die over 1904, 1908 en 1911 uit de Jaarstatistiek van den Handel en der In- en Uitvoerrechten en Accijnzen. 2) Voornamelijk uit Rangoon (Burma). ERRATA. Op blz. 37 leze men „Wonosari" in stede van „Winosari" „ „ 58 „ „ in plaats van L. Philippi, H. Philippi. „ „ 59 „ „ Miscellaneous in stede van Miscellancous„ „ 78 staat „verschijn", dit moet zijn „verschijnt". „ „ 81 in den 5den regel van boven leze men „bijlage V" in plaats van „bijlage X". „ „ 129 werden de in- en uitvoercijfers van rijst der W. afd. van Borneo gegeven in K. O. en niet in tonnen van 1000 K. G. zooals absievelijk in den tekst wordt vermeld. Het gemiddeld jaarlijksch tekort wordt onderaan op blz. 130 gegeven als te beloopen 2.900.315 K. O., hetgeen moet zijn 24.503.155 K. O. en bedraagt dus niet + 3°/0 van het totale verbruik, zooals op blz. 131 in het schrijven van den Res. der W. afd. van Borneo wordt gezegd, döch +j 25 °/o. „ „ 141 leze men in den eersten regel „anderzijds" voor „anderzijs". „ „ 172 staat „Borneo", men leze „Z. en O. afd. van Borneo".